Documenttranscriptie
Nederlands
WAARSCHUWING
Om het gevaar van brand of
elektrische schokken te verkleinen,
mag het apparaat niet worden
blootgesteld aan regen of vocht.
Stel de batterijen niet bloot aan
overmatige hitte zoals zonlicht, vuur
en dergelijke.
LET OP
U moet de batterij alleen vervangen door
een batterij van het opgegeven type. Als u
dit niet doet, kan dit brand of letsel tot
gevolg hebben.
.
Voor klanten in Europa
Verwijdering van oude elektrische en
elektronische apparaten (Toepasbaar
in de Europese Unie en andere
Europese landen met gescheiden
ophaalsystemen)
Het symbool op het product of op de verpakking
wijst erop dat dit product niet als huishoudelijk
afval mag worden behandeld. Het moet echter
naar een plaats worden gebracht waar elektrische
en elektronische apparatuur wordt gerecycled. Als
u ervoor zorgt dat dit product op de correcte
manier wordt verwijderd, voorkomt u voor mens
en milieu negatieve gevolgen die zich zouden
kunnen voordoen in geval van verkeerde
afvalbehandeling. De recycling van materialen
draagt bij tot het vrijwaren van natuurlijke
bronnen. Voor meer details in verband met het
recyclen van dit product, neemt u contact op met
de gemeentelijke instanties, het bedrijf of de
dienst belast met de verwijdering van
huishoudafval of de winkel waar u het product
hebt gekocht.
Geldt ook voor deze accessoires:
Afstandsbediening
NL
2
Verwijdering van oude batterijen (in
de Europese Unie en andere Europese
landen met afzonderlijke
inzamelingssystemen)
Dit symbool op de batterij of verpakking wijst
erop dat de meegeleverde batterij van dit product
niet als huishoudelijk afval behandeld mag
worden.
Door deze batterijen op juiste wijze af te voeren,
voorkomt u voor mens en milieu negatieve
gevolgen die zich zouden kunnen voordoen in
geval van verkeerde afvalbehandeling. Het
recycleren van materialen draagt bij tot het
vrijwaren van natuurlijke bronnen.
In het geval dat de producten om redenen van
veiligheid, prestaties dan wel in verband met dataintegriteit een permanente verbinding met batterij
vereisen, dient deze batterij enkel door
gekwalificeerd servicepersoneel vervangen te
worden. Om ervoor te zorgen dat de batterij op
een juiste wijze zal worden behandeld, dient het
product aan het eind van zijn levenscyclus
overhandigd te worden aan het desbetreffende
inzamelingspunt voor de recyclage van elektro-,
en elektronisch-materiaal.
Voor alle andere batterijen verwijzen we u naar
het gedeelte hoe de batterij veilig uit het product
te verwijderen. Overhandig de batterij bij het
desbetreffende inzamelingspunt voor de recyclage
van batterijen.
Voor meer details in verband met het recyclen van
dit product of batterij, neemt u contact op met de
gemeentelijke instanties, het bedrijf of de dienst
belast met de verwijdering van huishoudafval of
de winkel waar u het product hebt gekocht.
Dit product is getest en voldoet aan de
beperkingen die zijn uiteengezet in de EMCrichtlijn voor het gebruik van een
verbindingskabel van minder dan 3 meter.
Let op
De elektromagnetische velden bij de specifieke
frequenties kunnen het beeld en het geluid van dit
apparaat beïnvloeden.
Kenninsgeving
Als de gegevensoverdracht halverwege wordt
onderbroken (mislukt) door statische elektriciteit
of elektromagnetische storing, moet u de
toepassing opnieuw starten of de
verbindingskabel (USB, enzovoort) loskoppelen
en opnieuw aansluiten.
Kennisgeving voor klanten in de
landen waar EU-richtlijnen van
toepassing zijn
De fabrikant van dit product is Sony Corporation,
1-7-1 Konan Minato-ku Tokyo, 108-0075 Japan.
De geautoriseerde vertegenwoordiger voor EMC
en productveiligheid is Sony Deutschland GmbH,
Hedelfi nger Strasse 61, 70327 Stuttgart,
Duitsland. Voor kwesties met betrekking tot
service of garantie kunt u het adres in de
afzonderlijke service- en garantiedocumenten
gebruiken.
NL
NL
3
Opmerkingen over het gebruik van de camera
Opmerkingen over typen "Memory
Stick" die kunnen worden gebruikt
(niet bijgeleverd)
Met deze camera kunt u een "Memory Stick
Duo" gebruiken. U kunt geen "Memory
Stick" met deze camera gebruiken.
"Memory Stick Duo"
"Memory Stick"
• Voor verdere informatie over de "Memory Stick
Duo", zie blz. 164.
Opmerkingen over de accu
"InfoLITHIUM"
• Laad de accu NP-FM500H (bijgeleverd) op
voordat u de camera voor het eerst gebruikt.
(t stap 1 in "Lees dit eerst")
• De accu kan zelfs worden opgeladen als deze
nog niet volledig leeg is. Bovendien kunt u,
zelfs als de accu niet volledig opgeladen is, de
gedeeltelijke lading van de accu gewoon
gebruiken.
• Als u van plan bent de accu gedurende een lange
tijd niet te gebruiken, verbruikt u eerst de
resterende lading, verwijdert u daarna de accu
uit de camera en bewaart u deze op een droge,
koele plaats. Dit dient om de functies van de
accu te behouden (blz. 166).
• Voor verdere informatie over de accu, zie
blz. 166.
Geen compensatie voor de inhoud van
de opnamen
Voor mislukte opnamen door een gebrekkige
werking van uw camera, een geheugenkaart, enz.
kan geen schadevergoeding worden geëist.
Aanbeveling reservekopie
Om mogelijk verlies van beeldgegevens te
voorkomen, dient u altijd een (reserve) kopie van
de gegevens op een ander medium te maken.
NL
4
Opmerkingen over opnemen/
weergeven
• Maak een proefopname om te controleren of de
camera juist werkt voordat u eenmalige
gebeurtenissen opneemt.
• Deze camera is ontworpen om stof- en
vochtbestendig te zijn, maar is niet water- en
spatwaterdicht. Wanneer u de camera in de
regen gebruikt, moet u ervoor zorgen dat de
camera en de lens niet nat worden. Maak de
camera schoon na het gebruik als deze vuil is.
Als er water, zand, stof, zout, enz. op de camera
achterblijft, kan de camera beschadigd worden.
Lees ook "Voorzorgsmaatregelen" (blz. 171).
• Kijk niet in de zon of een sterke lichtbron door
een verwijderde lens of de zoeker. Dit kan
leiden tot onherstelbare beschadiging van uw
ogen. Of het kan een storing van de camera
veroorzaken.
• Gebruik de camera niet in de buurt van een
plaats waar sterke radiogolven worden
gegenereerd of straling wordt uitgestraald. Het
is mogelijk dat de camera dan niet goed kan
opnemen of weergeven.
• Als u de camera in zanderige of stoffige
plaatsen gebruikt, kunnen storingen optreden.
• Als er condens op de camera is gevormd, moet u
deze verwijderen voordat u de camera gebruikt
(blz. 171).
• Niet met de camera schudden of er tegenaan
stoten. Dit kan niet alleen leiden tot storingen en
de onmogelijkheid om beelden op te nemen,
maar kan ook de geheugenkaart onbruikbaar
maken en beeldgegevens vervormen,
beschadigen of verloren doen gaan.
• Maak het venster van de flitser schoon voordat u
deze gebruikt. De hitte die vrijkomt bij het
afgaan van de flitser kan eventueel vuil op het
venster van de flitser doen verbranden of
vastbakken waardoor onvoldoende licht het
onderwerp bereikt.
• Houd de camera, bijgeleverde accessoires, enz.
buiten het bereik van kinderen. De accu, het
accessoireschoenkapje, enz. kunnen worden
ingeslikt. Als dit probleem zich voordoet, moet
u onmiddellijk een arts raadplegen.
Opmerkingen over de LCD-monitor en
lens
Opmerkingen over de compatibiliteit
van beeldgegevens
• De LCD-monitor is vervaardigd met
gebruikmaking van uiterst nauwkeurige
precisietechnologie zodat meer dan 99,99% van
de pixels effectief kan worden gebruikt. Het is
echter mogelijk dat enkele kleine zwarte punten
en/of oplichtende punten (wit, rood, blauw of
groen) permanent op de LCD-monitor zichtbaar
zijn. Dit is een normaal gevolg van het
productieproces en heeft geen enkele invloed op
de beelden.
• Deze camera voldoet aan de universele DCF
(Design rule for Camera File system)-norm
zoals vastgesteld door JEITA (Japan Electronics
and Information Technology Industries
Association).
• Er worden geen garanties gegeven dat beelden,
welke met deze camera zijn opgenomen, kunnen
worden weergegeven op andere apparatuur, of
dat beelden die met andere apparatuur zijn
opgenomen of bewerkt, kunnen worden
weergegeven op deze camera.
Waarschuwing over copyright
Zwarte, witte, rode,
blauwe en groene
punten
• Stel de camera niet bloot aan direct zonlicht. Als
het zonlicht wordt weerkaatst op een voorwerp
in de buurt, kan brand ontstaan. Als u de camera
toch in direct zonlicht moet plaatsen, bevestigt u
de lensdop.
• Op een koude plaats kunnen beelden een
schaduw vormen op de LCD-monitor. Dit is
normaal. Als u de camera op een koude plaats
inschakelt, kan de LCD-monitor tijdelijk donker
zijn. Als de camera is opgewarmd, zal de LCDmonitor normaal werken.
• Duw niet op de LCD-monitor. De kleuren op de
LCD-monitor kunnen veranderen waardoor zich
een storing kan voordoen.
Televisieprogramma's, films, videobanden en
ander materiaal kunnen beschermd zijn door
auteursrechten. Het zonder toestemming opnemen
van dergelijk materiaal, kan in strijd zijn met de
wetten op de auteursrechten.
De afbeeldingen die in deze
gebruiksaanwijzing worden gebruikt
De foto's die in deze gebruiksaanwijzing als
voorbeelden worden gebruikt, zijn
gereproduceerde beelden die niet daadwerkelijk
met deze camera zijn opgenomen.
Over de brandpuntsafstand
De beeldhoek van deze camera is kleiner dan die
van een camera voor 35mm-film. U krijgt (bij
benadering) een vergelijkbare brandpuntsafstand
van een camera met 35mm-film, en neemt onder
dezelfde beeldhoek op, door de brandpuntsafstand
van uw lens met de helft te verhogen.
Wanneer u bijvoorbeeld een 50mm-lens gebruikt,
krijgt u bij benadering hetzelfde resultaat als met
een 75mm-lens op een camera met 35mm-film.
NL
5
Inhoud
Opmerkingen over het gebruik van de camera......................................... 4
Alvorens te bedienen
Plaats van de onderdelen ....................................................................... 11
Indicators op de LCD-monitor ................................................................. 16
De opname-informatie wisselen.............................................................. 20
Aantal beelden ........................................................................................ 21
Het aantal beelden dat kan worden opgenomen bij gebruik van de accu
................................................................................................................ 25
Basisbediening........................................................................................ 26
Het gebruik van de multi-selectieschakelaar .................................................. 26
De Fn-knop (Functie) gebruiken...................................................................... 27
Het menu gebruiken ........................................................................................ 29
De opnamefuncties gebruiken
De functiekeuzeknop gebruiken.............................................................. 31
Scènekeuzefunctie .......................................................................................... 32
De geprogrammeerde automatische opnamefunctie gebruiken – P .............. 33
Fotograferen met de opnamefunctie met diafragmavoorkeur – A .................. 34
Opnemen met gebruik van de functie voor sluitertijdvoorkeur – S ................. 36
Opnamen maken met handmatige belichting – M .......................................... 38
Belichting ................................................................................................ 42
De belichting aanpassen................................................................................. 42
De belichting vergrendelen (AE-vergrendeling) ............................................. 43
De lichtmeetfunctie selecteren ........................................................................ 46
Scherpstellen .......................................................................................... 48
Het AF-veld instellen........................................................................................ 48
De scherpstelfunctie selecteren...................................................................... 51
AF/MF gemakkelijk schakelen ......................................................................... 52
AF-verlichting gebruiken ................................................................................. 53
Transportfunctie ...................................................................................... 54
Continu opnemen ............................................................................................ 55
De zelfontspanner gebruiken .......................................................................... 56
Beelden opnemen met verschoven belichting – Bracket: continu/Bracket: enkel
......................................................................................................................... 56
Opnemen met de witbalansbracket ................................................................ 58
Opnemen met de geavanceerde DRO-bracket .............................................. 58
Opnemen met de afstandsbediening.............................................................. 59
NL
6
Beeldverwerking en -kleur.......................................................................60
De witbalans instellen...................................................................................... 60
Instelling ISO ................................................................................................... 63
De dynamisch-bereikoptimalisatie gebruiken................................................. 65
Een instelling gebruiken .................................................................................. 66
Flitser.......................................................................................................72
De flitsfunctie selecteren ................................................................................. 72
De flitscompensatie gebruiken........................................................................ 75
Opnemen met langzame synchronisatie (de donkere achtergrond opnemen
met de flitser)................................................................................................... 76
De flitssynchronisatie-aansluiting gebruiken................................................... 77
Andere bedieningen ................................................................................78
Uw persoonlijke instellingen opslaan .............................................................. 78
De C-knop (Custom) gebruiken ...................................................................... 80
De weergavefuncties gebruiken
Beelden weergeven.................................................................................82
Het weergavescherm wisselen ....................................................................... 82
Schakelen naar het indexweergavescherm .................................................... 83
Het histogram afbeelden................................................................................. 84
Beelden vergroten........................................................................................... 85
Een beeld roteren............................................................................................ 87
Beelden bekijken op een tv-scherm ........................................................88
Bedienen met de afstandsbediening .............................................................. 90
Het menu gebruiken
Menulijst ..................................................................................................91
Menu Opname 1 ...............................................................................93
Beeldgrootte
Beeldverhoud.
Kwaliteit
Dyn.-bereikoptim
Instellingen
Customtoets
Belichtingsstap
NL
7
Menu Opname 2............................................................................... 98
Flitsfunctie
Flitsregeling
Lichtniveau
Flitscompens.
ISO Autom.max.
ISO Autom.min.
Menu Opname 3............................................................................. 100
AF-A-instelling
AF-gebied
Sluiterontspan.
AF-hulplicht
AF met sluiter
NR lang-belicht
NR bij hoge-ISO
Menu Opname 4............................................................................. 103
Geheugen
Opn.f.terugst.
Menu Custom 1 ............................................................................... 104
Eye-Start AF
AF/MF-knop
AF/MF-regeling
AF-snelheid
AF-gebiedweerg.
Scherp.vergr.
Menu Custom 2 ............................................................................... 106
AEL-knop
Instelwiel inst
Bel.comp.wiel
Instelwielvergr
Toetsbediening
Opn.zonder krt.
Opn.zonder lens
Menu Custom 3 ............................................................................... 110
Rode-ogen-verm.
Bel.comp.inst.
Bracketvolgorde
Autom.weergave
Autom.uitsch.
Opn.info weerg.
Beeldrichting
NL
8
Menu Custom 4................................................................................113
Custom terugst.
Menu Weergave 1 ..........................................................................114
Wissen
Formatteren
Beveiligen
DPOF instellen
Datum afdruk.
Indexafdruk
Beeldrotatie
Menu Weergave 2 ..........................................................................119
Diavoorstelling
Interval
Menu Setup 1 ..................................................................................120
LCD-helderheid
Info.weerg.tijd
Stroombesparing
Videoformaat
HDMI-uitvoer
Taal
Datum/tijd inst
Menu Setup 2 ..................................................................................123
Geheugenkaart
Bestandsnummer
Mapnaam
Map kiezen
Nieuwe map
USB-verbinding
Massaopslagkrt
Menu Setup 3 ..................................................................................126
Menustartpositie
Wisbevestiging
Audiosignalen
Reinigen
Terugstellen
NL
9
De camera met uw computer gebruiken
Genieten met uw computer................................................................... 129
De camera en de computer op elkaar aansluiten ................................. 131
Beelden kopiëren naar uw computer .................................................... 132
Opslagbestemmingen beeldbestanden en bestandsnamen................. 135
Beelden die op een computer zijn opgeslagen, kopiëren naar een
geheugenkaart en de beelden weergeven............................................ 136
Het softwareprogramma (bijgeleverd) gebruiken.................................. 137
De software installeren ......................................................................... 138
Werken met "Picture Motion Browser".................................................. 140
Werken met "Image Data Converter SR".............................................. 142
Werken met "Image Data Lightbox SR"................................................ 143
Werken met "Remote Camera Control" ................................................ 145
Beelden afdrukken
Beelden afdrukken ................................................................................ 148
Rechtstreeks beelden afdrukken op een PictBridge-compatibele printer
.............................................................................................................. 149
Problemen oplossen
Problemen oplossen ............................................................................. 152
Waarschuwingsmededelingen .............................................................. 161
Overige
Op de geheugenkaart (niet bijgeleverd)................................................ 164
Over de "InfoLITHIUM" accu................................................................. 166
De acculader......................................................................................... 167
Optionele accessoires........................................................................... 168
Voorzorgsmaatregelen.......................................................................... 171
Technische gegevens ........................................................................... 173
Terugstellen op standaardinstellingen .................................................. 175
Index
NL
10
179
Alvorens te bedienen
Plaats van de onderdelen
N WB-knop (Witbalans) (60)
* Raak deze onderdelen niet rechtstreeks
O Ingebouwde flitser* (t stap 5 in "Lees
dit eerst")
aan.
Nadere bijzonderheden over de bediening
vindt u op de tussen haakjes vermelde
bladzijden.
Alvorens te bedienen
Camera
P DRIVE-knop (54)
Q Functiekeuzeknop (31)
R HDMI-aansluiting (89, 121, 151)
S VIDEO OUT/
(88, 131)
T
(USB)-aansluiting
Aansluiting flitssynchronisatie (77)
U REMOTE-aansluiting (169)
V DC IN-aansluiting (168)
A ISO-knop (63)
B
-knop (belichting) (42)
C Bevestigingsogen voor de schouderriem
(14)
D Ontspanknop (t stap 5 in "Lees dit
eerst")
E Instelwiel voor (27, 107)
F Sensor afstandsbediening (59)
G AF-hulplicht (53, 101)/
Zelfontspannerlamp (56)
H Visuele-scherptedieptecontroleknop
(36)
I Lenscontactpunten*
J Spiegel*
K Lensvatting
L Lens-ontgrendelknop (t stap 2 in "Lees
dit eerst")
M Hendel scherpstellingsfunctie (51, 100)
NL
11
O Voor opname: AEL-knop (AEvergrendeling) (40, 43)/SLOW SYNCknop (76)
Voor weergave:
-knop (Index) (83)
P
Positiemarkering beeldsensor (49)
Q Voor opname: AF/MF-knop
(Automatisch/handmatig scherpstellen)
(52)
Voor weergave: -knop (Vergroten)
(85)
R Instelwiel achter (27, 107)
S Toegangslampje (t stap 3 in "Lees dit
eerst")
T
(Super SteadyShot)-schakelaar (t
stap 5 in "Lees dit eerst")
U Deksel geheugenkaart (t stap 3 in
"Lees dit eerst")
A Zoeker (t stap 5 in "Lees dit eerst")
B Zoekersensors (112)
W Insteeksleuf CF-kaart (t stap 3 in
"Lees dit eerst")
C POWER-schakelaar (t stap 4 in "Lees
dit eerst")
X Uitwerphendel voor de CF-kaart (t
stap 3 in "Lees dit eerst")
D MENU-knop (29)
E DISP-knop (Beeld) (20, 82)
F
-knop (Wissen) (t stap 6 in "Lees dit
eerst")
G
-knop (Weergave) (t stap 6 in
"Lees dit eerst")
H LCD-monitor (17, 20)
I Multi-selectieschakelaar (26)
J Voor opname: C-knop (Aangepast) (80,
97)
Voor weergave:
-knop (Histogram)
(84)
K Voor opname: Fn-knop (Functie) (27)
Voor weergave:
-knop (Rotatie) (87)
L Accessoireschoen (169)
M Diopter-instelwiel (t stap 5 in "Lees dit
eerst")
N Hendel lichtmeetfunctie (46)
NL
12
V "Memory Stick Duo "-insteeksleuf (t
stap 3 in "Lees dit eerst")
Afstandsbediening
Alvorens te bedienen
A Schroefgat voor statief
• Gebruik een statief met een schroeflengte
van minder dan 5,5 mm. U kunt de camera
niet stevig bevestigen op een statief waarvan
de schroef langer is dan 5,5 mm. Bovendien
kan de camera hierdoor beschadigd worden.
B Hendel voor het openen van het
accudeksel (t stap 1 in "Lees dit
eerst")
C Vergrendelingshendel (t stap 1 in
"Lees dit eerst")
• Alle knoppen, behalve de knoppen 2 SEC en
SHUTTER, zullen alleen werken wanneer de
camera is aangesloten op een tv (bladzijden 59,
90, 151).
A 2 SEC-knop (ontspanning van sluiter na
2 seconden)
B SHUTTER-knop
D Accu-insteeksleuf (t stap 1 in "Lees dit
eerst")
C
E Deksel voor de accu (t stap 1 in "Lees
dit eerst")
E
-knop (Index) (83)
F
-knop (Rotatie) (87)
G
-knop (Weergave) (82)
-knop (Histogram) (84)
D DISP-knop (Beeld) (82)
H MENU-knop (29)
I PRINT-knop (151)
J Zender
K
L
M
-knop (Diavoorstelling) (119)
/
-knoppen (in- en uitzoomen) (85)
-knop (Wissen) (t stap 6 in "Lees dit
eerst")
N v/V/b/B/
(26)
NL
13
• Verwijde het isolatievel voordat u de
afstandsbediening gebruikt.
Isolatievel
• Richt de afstandsbediening naar de sensor
afstandsbediening op de voorkant van de camera
om de camera te bedienen (blz. 11).
De schouderriem bevestigen
Deze camera heeft twee ogen om de
schouderriem aan vast te maken. Bevestig
het uiteinde van de schouderriem zonder de
afstandsbedieningsclip aan het oog aan de
handgreepzijde van de camera. Bevestig het
andere uiteinde van de schouderriem aan
het andere oog van de camera.
Afstandsbedieningsclip
De batterij van de afstandsbediening
vervangen
1 Stop uw vingernagel in de sleuf terwijl u
het lipje indrukt om de batterijhouder uit te
trekken.
2 Plaats een nieuwe batterij met de zijde +
omhoog gericht.
3 Plaats de batterijhouder terug in de
afstandsbediening tot deze op zijn plaats
klikt.
Klemring
Lipje
WAARSCHUWING
Als u de batterij verkeerd hanteert, kan
deze ontploffen. U mag de batterij niet
opladen, demonteren of in het vuur
gooien.
• Wanneer het vermogen van de lithiumbatterij
zwak wordt, kan het bereik van de
afstandsbediening korter worden of zal de
afstandsbediening mogelijk niet werken.
Vervang de batterij in dit geval door een Sony
CR2025 lithiumbatterij.
Het gebruik van andere batterijen kan brand of
ontploffing veroorzaken.
NL
14
Alvorens te bedienen
Als u de riem door de klemring rijgt, houdt
u de punt van de riem vast met uw vingers
en verschuift u de klemring in plaats van
aan het uiteinde van de riem te trekken om
deze vast te maken.
Als de klemring loskomt van de
schouderriem, plaatst u de ring terug op de
riem met de ingekeepte kant.
Ingekeepte kant
NL
15
Indicators op de LCD-monitor
Nadere bijzonderheden over de bediening
vindt u op de tussen haakjes vermelde
bladzijden.
Scherm
Indicatie
9
Teller resterend aantal
opnamen (55)
Camerabeweging-indicator
(t stap 5 in "Lees dit
eerst")
Zoeker
Super SteadyShotschaalverdeling (t stap 5
in "Lees dit eerst")
Beeldverhouding 16:9 (94)
A
Scherm
Indicatie
Lokaal AF-veld (48)
Spot-AF-veld (48)
Spot-lichtmeetveld (46)
Opnameveld voor
beeldverhouding 16:9 (94)
B
Scherm
Indicatie
Flitscompensatie (75)
Knipperend: de flitser
wordt opgeladen
Opgelicht: de flitser is
opgeladen (t stap 5 in
"Lees dit eerst")
WL
Draadloze flitser (72)
Synchronisatie met hoge
snelheid (170)
Handmatige scherpstelling
(52)
z
Scherpstellen (t stap 5 in
"Lees dit eerst")
125
Sluitertijd (36)
5.6
Diafragma (34)
EV-schaalverdeling (39,
44, 57)
AE-vergrendeling (43)
NL
16
LCD-monitor (opname-informatie)
C
Scherm
Indicatie
Alvorens te bedienen
Transportfunctie (54)
Scherpstellingsfunctie (51)
AF-veld (48)
• De bovenstaande afbeelding toont de volledige
opname-informatie met de camera in
horizontale stand (blz. 20).
Lichtmeting (46)
A
Instellingen (66)
Scherm
Dynamischbereikoptimalisatie (65)
Indicatie
Geheugennummer (78)
PASM
Functiekeuzeknop (31)
1/125
Sluitertijd (36)
F5.6
Diafragma (34)
+2.0
Belichting (42)
AE-vergrendeling (43)
B
Scherm
+1
+1
+1
+1
+1
AWB
+1
5500K M1
Indicatie
Flitserfunctie (72)/Rodeogeneffectvermindering
(110)
Contrast, Verzadiging,
Scherpte, Helderheid,
Zoneaanpassing(67)
Witbalans (Automatisch,
Vooringesteld,
Kleurtemperatuur,
Kleurenfilter, Eigen) (60)
D
Scherm
90%
Belichtingscompensatie
(42)/Gemeten-handmatig
(39)
Indicatie
Resterende acculading (t
stap 1 in "Lees dit eerst")
Beeldkwaliteit (95)
Flitscompensatie (75)
EV-schaalverdeling (39,
44, 57)
ISO AUTO
Beeldformaat (93)
ISO -gevoeligheid (63)
Geheugenkaart (123)
100
Resterend aantal
opneembare beelden (21)
NL
17
E
LCD-monitor (enkelbeeldweergave)
Bedieningsgids
De volgende bediening kan worden
afgebeeld in het onderste deel van de LCDmonitor. De pictogrammen hebben de
volgende betekenis.
Scherm
Indicatie
Multi-selectieschakelaar
bB
Multi-selectieschakelaar
vV
z
Multi-selectieschakelaar
vVbB
Scherm
Midden van multiselectieschakelaar
100-0003
Map-bestandsnummer
(135)
Keer terug met MENU
-
Beveiligen (115)
Wissen-knop
DPOF3
DPOF ingesteld (116)
Indicatie
Geheugenkaart (123)
MENU-knop
Beeldkwaliteit (95)
Vergroten-knop
C-knop
Fn-knop
-knop
Beeldformaat (93)
Instelwiel voor of achter
Instelwiel voor
Resterende acculading (t
stap 1 in "Lees dit eerst")
Instelwiel achter
NL
18
1/30
Sluitertijd (36)
F4.0
Diafragma (34)
ISO 400
ISO -gevoeligheid (63)
2007 1 1
10:37PM
Opnamedatum
3/7
Bestandsnummer/totaal
aantal beelden
LCD-monitor (histogramweergave)
Scherm
Indicatie
Instellingen (66)
A
Scherm
Geheugenkaart (123)
Map-bestandsnummer
(135)
-
Beveiligen (115)
DPOF3
DPOF ingesteld (116)
Witbalans (Automatisch,
Vooringesteld,
Kleurtemperatuur,
Kleurenfilter, Eigen) (60)
Dynamischbereikoptimalisatie (65)
Indicatie
100-0003
Alvorens te bedienen
AWB
+1
5500K M1
2007 1 1
10:37PM
Opnamedatum
3/7
Bestandsnummer/totaal
aantal beelden
Beeldkwaliteit (95)
Beeldformaat (93)
Resterende acculading (t
stap 1 in "Lees dit eerst")
Weergavebeeld (84)
B
Scherm
Indicatie
Histogram (84)
PASM
Functiekeuzeknop (31)
1/125
Sluitertijd (36)
F3.5
Diafragma (34)
ISO100
ISO-gevoeligheid (63)
–0.3
EV-schaalverdeling (42)
–0.3
Flitscompensatie (75)
Lichtmeetfunctie (46)
35mm
Brandpuntsafstand (5)
NL
19
De opname-informatie wisselen
Tijdens de opname toont de LCD-monitor verschillende opnamegegevens.
Druk op de DISP-knop (Beeld) om te schakelen tussen de gedetailleerde en de vergrote
weergave. U kunt ervoor kiezen de opname-informatie uit te schakelen om acculading te
besparen.
Als u de camera naar de verticale positie draait, wordt de opname-informatie automatisch
geroteerd overeenkomstig de positie van de camera.
Horizontale positie
Gedetailleerde
opname-informatie
Vergrote opnameinformatie
Geen
opnameinformatie
DISP-knop (Beeld)
Verticale positie
Gedetailleerde
opname-informatie
Vergrote opnameinformatie
Geen
opnameinformatie
DISP-knop (Beeld)
• De instructies in deze gebruiksaanwijzing zijn gebaseerd op de weergave van de opname-informatie met
de camera in de horizontale positie. (Afbeelding linksboven.)
• U kunt ervoor kiezen om te verhinderen dat de opname-informatie wordt geroteerd met [Opn.info weerg.]
in het menu Custom (blz. 112)
• U kunt de helderheid van de LCD-monitor aanpassen door iets langer op de DISP-knop (Beeld) te
drukken (blz. 120).
• Voor een beschrijving van het afgebeelde scherm in de weergavefunctie, zie blz. 82.
NL
20
Aantal beelden
De onderstaande tabel laat zien hoeveel beelden bij benadering kunnen worden opgenomen op
een geheugenkaart die met deze camera is geformatteerd. De waarden kunnen variëren
afhankelijk van de opnameomstandigheden.
Alvorens te bedienen
Het aantal beelden
"Memory Stick Duo"
Beeldformaat: L 12M (Beeldverhouding: 3:2)
Capaciteit
Formaat
128MB
256MB
512MB
(Eenheden: beelden)
1GB
2GB
4GB
8GB
Standaard
31
57
120
245
496
982
1973
Fijn
21
38
81
167
338
669
1344
Extra fijn
11
20
43
89
180
358
720
cRAW & JPEG
6
11
24
51
103
204
410
RAW & JPEG
4
8
18
38
77
153
309
cRAW
9
17
35
73
148
293
590
RAW
6
11
24
50
100
199
401
Beeldformaat: L 10M (Beeldverhouding: 16:9)
Capaciteit
Formaat
128MB
256MB
512MB
(Eenheden: beelden)
1GB
2GB
4GB
8GB
Standaard
36
65
136
280
565
1120
2250
Fijn
24
44
94
193
390
773
1553
Extra fijn
13
24
51
105
212
420
844
cRAW & JPEG
6
12
25
53
107
212
427
RAW & JPEG
5
9
19
39
80
158
318
cRAW
9
17
35
73
148
293
590
RAW
6
11
24
50
100
199
401
Beeldformaat: M 6,4M (Beeldverhouding: 3:2)
Capaciteit
Formaat
128MB
256MB
512MB
(Eenheden: beelden)
1GB
2GB
4GB
8GB
Standaard
50
89
188
385
776
1536
Fijn
35
63
134
275
555
1099
3087
2208
Extra fijn
19
35
75
154
311
617
1240
cRAW & JPEG
7
13
28
57
117
231
465
RAW & JPEG
5
9
20
42
85
169
339
NL
21
Beeldformaat: M 5,4M (Beeldverhouding: 16:9)
Capaciteit
Formaat
128MB
256MB
512MB
(Eenheden: beelden)
1GB
2GB
4GB
Standaard
56
99
209
429
865
1712
Fijn
40
72
152
312
630
1248
2508
Extra fijn
22
41
87
178
360
713
1433
cRAW & JPEG
7
13
29
59
120
237
477
RAW & JPEG
5
9
21
43
86
172
345
Beeldformaat: S 3.0M (Beeldverhouding: 3:2)
Capaciteit
Formaat
128MB
256MB
512MB
1GB
2GB
4GB
8GB
Standaard
74
132
276
566
1142
2262
Fijn
56
101
212
435
877
1737
3489
Extra fijn
33
59
125
256
517
1024
2057
cRAW & JPEG
8
14
30
62
126
251
504
RAW & JPEG
5
10
21
44
90
179
359
Capaciteit
Formaat
NL
3439
(Eenheden: beelden)
Beeldformaat: S 2,6M (Beeldverhouding: 16:9)
22
8GB
128MB
256MB
512MB
4543
(Eenheden: beelden)
1GB
2GB
4GB
8GB
Standaard
81
145
305
625
1262
2497
Fijn
62
112
236
484
977
1933
5016
3883
Extra fijn
38
68
143
294
593
1175
2360
cRAW & JPEG
8
14
31
63
128
255
512
RAW & JPEG
5
10
22
45
91
181
363
CF-kaart
Beeldformaat: L 12M (Beeldverhouding: 3:2)
256MB
512MB
(Eenheden: beelden)
1GB
2GB
4GB
8GB
Standaard
64
129
255
500
1001
2000
Fijn
43
87
174
341
682
1363
Extra fijn
23
46
93
182
365
730
cRAW & JPEG
13
26
53
103
208
415
RAW & JPEG
10
20
40
78
156
313
cRAW
19
38
76
149
299
598
RAW
13
26
52
101
203
406
Beeldformaat: L 10M (Beeldverhouding: 16:9)
Capaciteit
Formaat
256MB
512MB
1GB
(Eenheden: beelden)
2GB
4GB
8GB
Standaard
73
147
291
570
1142
2281
Fijn
50
101
201
393
788
1574
Extra fijn
27
55
109
214
428
856
cRAW & JPEG
13
27
55
108
217
433
RAW & JPEG
10
20
41
80
161
323
cRAW
19
38
76
149
299
598
RAW
13
26
52
101
203
406
Beeldformaat: M 6,4M (Beeldverhouding: 3:2)
Capaciteit
Formaat
Standaard
256MB
512MB
1GB
Alvorens te bedienen
Capaciteit
Formaat
(Eenheden: beelden)
2GB
4GB
8GB
100
202
400
783
1567
Fijn
71
144
286
560
1121
3129
2239
Extra fijn
40
81
160
314
629
1257
cRAW & JPEG
15
30
60
118
236
472
RAW & JPEG
11
22
44
86
172
344
NL
23
Beeldformaat: M 5,4M (Beeldverhouding: 16:9)
Capaciteit
Formaat
Standaard
256MB
512MB
1GB
(Eenheden: beelden)
2GB
4GB
112
225
446
872
1746
Fijn
81
164
325
636
1273
2542
Extra fijn
46
93
185
363
727
1452
cRAW & JPEG
15
31
61
121
242
484
RAW & JPEG
11
22
44
87
175
350
Beeldformaat: S 3,0M (Beeldverhouding: 3:2)
Capaciteit
Formaat
256MB
512MB
1GB
2GB
4GB
8GB
Standaard
148
298
589
1152
2307
Fijn
113
228
452
885
1772
3537
Extra fijn
66
134
266
522
1044
2086
cRAW & JPEG
16
33
65
128
256
511
RAW & JPEG
11
23
46
91
182
364
Capaciteit
Formaat
NL
3487
(Eenheden: beelden)
Beeldformaat: S 2,6M (Beeldverhouding: 16:9)
24
8GB
256MB
512MB
1GB
4605
(Eenheden: beelden)
2GB
4GB
8GB
Standaard
163
329
650
1273
2547
Fijn
126
254
503
985
1972
5085
3937
Extra fijn
76
154
306
598
1198
2392
cRAW & JPEG
16
33
66
130
260
519
RAW & JPEG
11
23
47
92
184
368
Het aantal beelden dat kan worden opgenomen
bij gebruik van de accu
Geheugenkaart
Alvorens te bedienen
De tabel laat het aantal beelden zien dat bij
benadering kan worden opgenomen door de
camera bij gebruik van een volle accu
(bijgeleverd) en bij een
omgevingstemperatuur van 25 °C. Het
aantal beelden dat kan worden opgenomen
is inclusief het wisselen van de
geheugenkaart, zoals nodig.
Afhankelijk van de
gebruiksomstandigheden kunnen de
werkelijke aantallen lager uitvallen dan hier
aangegeven.
Aantal beelden
"Memory Stick Duo"
Ong. 650
CF-kaart
Ong. 650
• Opnemen in de volgende situaties:
– [Kwaliteit] is ingesteld op [Fijn].
– De scherpstellingsfunctie is ingesteld op AFA (Automatische AF).
– Als u iedere 30 seconden eenmaal opneemt.
– Als de flitser iedere twee keer eenmaal afgaat.
– Als de camera na elke tien opnamen eenmaal
wordt uit- en ingeschakeld.
• De meetmethode is gebaseerd op de CIPAnorm.
(CIPA: Camera & Imaging Products
Association)
• Het aantal beelden dat kan worden opgenomen
is niet afhankelijk van de beeldgrootte.
• De acculading neemt af naarmate deze langer
wordt gebruikt en tevens met het verstrijken van
de tijd (blz. 166).
• Het aantal beelden dat kan worden opgenomen
is lager in de volgende omstandigheden:
– Wanneer de omgevingstemperatuur laag is.
– Wanneer de flitser veelvuldig wordt gebruikt.
– Wanneer de camera veelvuldig wordt in- en
uitgeschakeld.
– Wanneer de scherpstellingsfunctie is ingesteld
op AF-A (Continue AF).
– Wanneer de accu zwak is.
• Bij gebruik van een Microdrive kan het aantal
beelden dat kan worden opgenomen anders zijn.
NL
25
Basisbediening
Het gebruik van de multi-selectieschakelaar
Met de multi-selectieschakelaar kunt u verschillende functies selecteren en uitvoeren. Tijdens
het bekijken van beelden kunt u weergavebeelden selecteren met de multi-selectieschakelaar.
MENU-knop
De richtingen waarin de multiselectieschakelaar wordt verplaatst, worden
als volgt voorgesteld in deze
gebruiksaanwijzing.
Multiselectieschakelaar
-knop
(Weergave)
Omhoog:
Omlaag:
Naar rechts:
Naar links:
v
V
B
b
Voorbeelden:
Menuonderdelen selecteren
Wanneer u de multi-selectieschakelaar naar v/V/b/B
verplaatst, gaat de cursor in de overeenkomende richting.
Wanneer u op het midden van de multi-selectieschakelaar
drukt, wordt het geselecteerde onderdeel geopend.
Weergavebeelden selecteren
Op het scherm met één beeld
Selecteer een vorig of volgend beeld door de multiselectieschakelaar naar b/B te verplaatsen.
Op het indexscherm
Selecteer het gewenste beeld door de multiselectieschakelaar naar v/V/b/B te verplaatsen.
NL
26
De Fn-knop (Functie) gebruiken
Het scherm Functies
Alvorens te bedienen
Wanneer u de Fn-knop (Functie) gebruikt, kunt u van het scherm met de opname-informatie
(blz. 20) schakelen naar het scherm Functies. Via het scherm Functies kunt u de instellingen
rechtstreeks wijzigen. Naast het scherm Functies dat kan worden bediend vanaf het scherm
met de opname-informatie, wordt het scherm Exclusief disp dat de weergave schakelt naar elk
exclusief scherm, beschikbaar.
In deze handleiding wordt het scherm Functies voor uitleg bij de voorbeelden.
Het scherm Exclusief disp
Instelwiel voor
Instelwiel achter
Multi-selectieschakelaar
Fn-knop (Functie)
Werken met het scherm Functies
1 Druk op de Fn-knop (Functie) om het scherm Functies weer te geven.
NL
27
2 Selecteer het gewenste onderdeel met de multiselectieschakelaar.
3 Stel het onderdeel in met het instelwiel voor of achter.
Raadpleeg de overeenkomende pagina voor details over het instellen van elk onderdeel.
• Wanneer u Instellingen (blz. 66) gebruikt, kunnen sommige van de instellingstaken alleen worden
uitgevoerd op het scherm Exclusief disp.
Werken met het scherm Exclusief disp
1 Volg stappen 1 en 2 van de procedure die is beschreven onder "Werken met
het scherm Functies".
2 Druk op het midden van de multiselectieschakelaar zodat het scherm Exclusief
disp verschijnt.
3 Instellen met de multi-selectieschakelaar.
Raadpleeg de overeenkomende pagina voor details over het instellen van elk onderdeel.
• U kunt de instelwielen voor en achter ook vervangen door de multi-selectieschakelaar.
NL
28
De bewerkingen die beschikbaar zijn via het scherm Functies zijn:
blz. 42
blz. 48
blz. 54
blz. 60
blz. 63
blz. 65
blz. 66
blz. 72
blz. 75
blz. 93
blz. 95
Alvorens te bedienen
Belichting
AF-veld
Transportfunctie
Witbalans
ISO
Dynamisch-bereikoptimalisatie
Instellingen*
Flitsfunctie*
Flitscompensatie
Beeldgrootte
Beeldkwaliteit
Grijze onderdelen zijn niet beschikbaar.
* Niet beschikbaar op het scherm met de vergrote weergave (blz. 20). Werken vanaf het
opname.
Menu
Het menu gebruiken
MENU-knop
Multi-selectieschakelaar
1 Druk op de MENU-knop om het menu weer te geven.
2 Verplaats de multi-selectieschakelaar naar
b/B om de gewenste menupagina te
selecteren.
Nu
Niet
geselecteerd geselecteerde
menu
menu's
Menu opname [1, 2, 3, 4]
Menu Custom [1, 2, 3, 4]
Menu Weergave [1, 2]
Menu Setup [1, 2, 3]
NL
29
3 Verplaats de multi-selectieschakelaar naar v/V
om het gewenste item te selecteren en druk
vervolgens op het midden.
4 Verplaats de multi-selectieschakelaar naar v/V
om de gewenste instelling te selecteren en
druk vervolgens op het midden.
5 Druk op de MENU-knop om het menu af te sluiten.
Het menu kan ook worden uitgeschakeld door de ontspanknop tot halverwege in te drukken.
• Wanneer u het menu instelt, kunt u het instelwiel voor of achter vervangen door de multiselectieschakelaar. Wanneer u het instelwiel voor draait, gaat de cursor naar v/V en wanneer u het
instelwiel achter draait, gaat de cursor naar b/B.
• Als u tijdens de bewerking op de MENU-knop drukt, wordt de instelling geannuleerd.
• Wanneer u een menu weergeeft, kunt u eerst het eerder geselecteerde menu weergeven met
[Menustartpositie] in het menu Setup (blz. 126).
NL
30
De opnamefuncties gebruiken
De functiekeuzeknop gebruiken
Draai de functiekeuzeknop naar de gewenste functie.
Functiekeuzeknop
De opnamefuncties gebruiken
Opnamefuncties
:
Automatische instelfunctie
Hiermee kunt u eenvoudig opnemen waarbij de instellingen automatisch worden
gemaakt en u afhankelijk bent van de camera. t stap 5 in "Lees dit eerst"
: Scènekeuzefunctie
Hiermee kunt u opnamen maken met vooraf ingestelde instellingen voor de
betreffende scène (blz. 32).
P:
Automatische programmafunctie
Hiermee kunt u opnemen met automatisch ingestelde belichting (zowel de
sluitertijd als de diafragmawaarde). De andere instellingen kunnen worden
veranderd en de ingestelde waarden kunnen worden opgeslagen (blz. 33).
A:
Diafragmaprioriteitsfunctie
Hiermee kunt u opnemen nadat u de diafragmawaarde handmatig hebt ingesteld
(blz. 34).
S:
Sluitertijdprioriteitsfunctie
Hiermee kunt u opnemen nadat u de sluitertijd handmatig hebt ingesteld
(blz. 36).
M:
Handmatige belichtingsfunctie
Hiermee kunt u opnamen maken nadat u de belichting handmatig hebt ingesteld
(zowel de sluitertijd als de diafragmawaarde) (blz. 38).
MR:
Geheugennummer oproepen
Hiermee kunt u een instelling oproepen die is geregistreerd in [Geheugen] in het
Menu opname (blz. 78).
NL
31
Scènekeuzefunctie
U kunt opnemen met de volgende vooraf gemaakte instellingen, afhankelijk van de scène.
• U kunt al deze instellingen, behalve Instellingen (blz. 66) wijzigen, maar de instellingen worden opnieuw
naar de standaardwaarden ingesteld wanneer een andere functie wordt geselecteerd of de voeding wordt
uitgeschakeld.
Portret
Neemt het onderwerp scherp op tegen een achtergrond die onscherp is.
• Om de achtergrond nog waziger te maken, is het gebruik van de tele-stand van
de lens effectiever.
• Wij adviseren u de flitser te gebruiken als het onderwerp van achteren wordt
belicht. Als u de flitser niet gebruikt, adviseren wij u daarnaast de lenskap te
gebruiken om te voorkomen dat onnodig licht door de lens valt.
Landschap
Hiermee worden landschappen opgenomen met levendige en scherpe
kleuren.
• Wij adviseren u de flitser te sluiten en deze niet te gebruiken.
• De sluitertijd wordt langer als het onderwerp donker is. Als
in de zoeker
wordt afgebeeld, moet u ervoor zorgen dat de camera niet beweegt of moet u een
statief gebruiken. De Super SteadyShot-functie werkt ook effectief.
Macro
Hiermee worden onderwerpen van dichtbij opgenomen, zoals bloemen
of insecten.
U kunt hiermee zuiverder en beter scherpstellen.
• Als u opneemt met de ingebouwde flitser binnen het bereik van 1 meter, kunnen
schaduwen verschijnen op het onderste deel van het beeld. Gebruik de
ingebouwde flitser niet.
• De minimale opnameafstand verandert nooit, zelfs niet als u Macro selecteert.
Om een groter beeld op te nemen adviseren wij u een macrolens te gebruiken.
Sportactie
Hiermee worden bewegende onderwerpen buitenshuis of op heldere
plaatsen opgenomen.
• De camera blijft scherpstellen zolang u de ontspanknop tot halverwege
ingedrukt houdt (Continu AF, blz. 51).
• De camera neemt het beeld continu op zolang u de ontspanknop helemaal
ingedrukt houdt. (Continuopname, blz. 55).
• Gebruik de flitser niet als het onderwerp zich buiten het flitserbereik bevindt
(duw de ingebouwde flitser omlaag). Flitserbereik t blz. 64
NL
32
Zonsondergang
Hiermee wordt het rode licht van de zonsondergang prachtig
opgenomen.
De opnamefuncties gebruiken
Nachtopname/nachtportret
• De sluitertijd is langer, dus is het raadzaam een statief te gebruiken. De Super SteadyShot-functie werkt
ook effectief.
Nachtportret
Maakt portretten in nachtscènes.
Trek de flitser omhoog om deze te gebruiken.
• Let erop dat het onderwerp niet beweegt om te voorkomen dat het beeld wazig
wordt.
Nachtopname
Neemt nachtscènes op afstand op met behoud van de donkere atmosfeer
van de omgeving.
Gebruik de flitser niet (duw de flitser omlaag).
• Het is mogelijk dat het beeld niet goed wordt opgenomen als u een volledig
donkere nachtscène opneemt.
De geprogrammeerde automatische opnamefunctie gebruiken – P
Aan de hand van de lichtomstandigheden van het onderwerp, past de camera automatisch de
sluitertijd en het diafragma aan, net zoals in de automatische instelfunctie (functiekeuzeknop:
AUTO).
z Het verschil tussen de automatische instelfunctie en de geprogrammeerde automatische
opnamefunctie
Zowel in de automatische instelfunctie als in de geprogrammeerde automatische opnamefunctie, worden
de sluitertijd en het diafragma automatisch aangepast.
U kunt ook andere instellingen wijzigen. In de automatische instelfunctie, worden de nieuwe instellingen
teruggezet naar de standaardwaarden wanneer u een andere functie selecteert of de voeding uitschakelt.
In de geprogrammeerde automatische opnamefunctie, worden de nieuwe instellingen behouden wanneer
u een andere functie selecteert of de voeding uitschakelt.
Wanneer de camera in de automatische instelfunctie is en de flitser is ingeschakeld, zal de flitser van de
camera automatisch afgaan wanneer dat nodig is. Wanneer de camera in de geprogrammeerde
automatische opnamefunctie is en de flitser is ingeschakeld, zal de flitser van de camera altijd afgaan bij
een opname.
Programmaverschuiving
U kunt de combinatie van de diafragmawaarde en de sluitertijd die door de camera werden
ingesteld tijdelijk veranderen.
NL
33
De programmaverschuivingsfunctie kan op twee manieren worden gebruikt.
PS-verschuiving:u kunt zelf de gewenste sluitertijd instellen. De diafragmawaarde wordt
automatisch ingesteld.
PA-verschuiving: U kunt zelf de gewenste diafragmawaarde instellen. De sluitertijd wordt
automatisch ingesteld.
Instelwiel voor
Functiekeuzeknop
Ontspanknop
Instelwiel achter
1 Zet de functiekeuzeknop in de stand P.
2 Houd de handgreep vast en kijk in de zoeker of druk de ontspanknop tot halverwege in totdat de
sluitertijd en de diafragmawaarde worden weergegeven in de zoeker.
3 Terwijl de sluitertijd en diafragmawaarde worden weergegeven, selecteert u de sluitertijd met
het instelwiel voor of selecteert u de diafragmawaarde met het instelwiel achter.
PS-verschuiving
PA-verschuiving
Instelwiel
voor
Instelwiel
achter
• U kunt schakelen tussen de PS-verschuiving en de PA-verschuiving met [Instelwiel inst] in het
menu Custom (blz. 107).
• Wanneer de sluitertijd en de diafragmawaarde worden afgebeeld, hoeft u de ontspanknop niet langer
ingedrukt te houden.
• Wanneer de sluitertijd en de diafragmawaarde enkele seconden later uitgaan, verdwijnen tevens de
aangepaste waarden.
• Wanneer de flitser omhoog wordt getrokken, kunt u de programmaverschuiving niet selecteren. Als de
programmaverschuiving is ingeschakeld en u de flitser omhoog trekt, wordt de programmaverschuiving
geannuleerd.
Fotograferen met de opnamefunctie met diafragmavoorkeur – A
NL
34
U kunt het diafragma handmatig aanpassen. Als u het diafragma opent (een lagere F-waarde),
wordt het scherpstellingsbereik kleiner. Alleen het hoofdonderwerp is nog scherp. Als u het
diafragma kleiner maakt (een hogere F-waarde), wordt het scherpstellingsbereik groter. Het
hele beeld is scherp.
De sluitertijd wordt automatisch ingesteld.
Het diafragma
verkleinen
Functiekeuzeknop
De opnamefuncties gebruiken
Het diafragma
vergroten
Instelwiel voor
Instelwiel achter
1 Zet de functiekeuzeknop in de stand A.
2 Selecteer een diafragmawaarde met het instelwiel voor of achter.
• Het bereik van de diafragmawaarde is afhankelijk van de lens.
• De diafragmawaarde kan worden ingesteld in stappen van 1/3 EV. U kunt deze belichting instellen in
stappen van 1/2 EV met [Belichtingsstap] in het
Menu opname (blz. 97).
• Als na het maken van de instellingen de juiste belichting niet wordt bereikt, knippert de sluitertijd op de
LCD-monitor en in de zoeker als u de ontspanknop tot halverwege ingedrukt houdt. U kunt op dat
moment wel opnemen, maar wij adviseren u de instellingen opnieuw te maken.
• Als de flitser omhoog is getrokken, gaat de flitser altijd af, ongeacht de hoeveelheid
omgevingsverlichting(blz. 72).
• Als u de flitser gebruikt en het diafragma sluit (een hoger F-getal instelt), zal het flitslicht een onderwerp
op grote afstand niet bereiken. Wij adviseren u het diafragma te openen (een lager F-getal in te stellen).
• Als u het diafragma sluit (een hoger F-getal instelt), neemt de hoeveelheid licht die door de lens valt af en
wordt de sluitertijd langer. Wij adviseren u een statief te gebruiken.
NL
35
z Opnametechnieken
De diepte van een veld is het bereik waarop kan worden scherpgesteld. Diafragmavergroting maakt de
velddiepte kleiner (het bereik waarin kan worden scherpgesteld, wordt kleiner) en diafragmaverkleining
maakt de velddiepte groter (het bereik waarin kan worden scherpgesteld, wordt groter).
Het diafragma vergroten
Het onderwerp is
scherpgesteld terwijl de
achtergrond wazig is.
Het diafragma verkleinen
Onderwerpen, zowel dichtbij
als ver weg, worden over een
breed bereik scherpgesteld.
Pas het diafragma aan zoals u dat wenst, om een bepaald gedeelte van het beeld scherp te krijgen of om
het gehele beeld scherp te stellen.
z Voorbeeld velddiepte
De zoeker geeft een beeld weer dat is opgenomen met het grootste diafragma. De verandering van het
diafragma beïnvloedt de scherpte van het onderwerp in het beeld, waardoor een verschil ontstaat tussen
de scherpte in de zoeker en de scherpte in de daadwerkelijke foto. De voorbeeldfunctie stelt u in staat het
beeld te zien met het diafragma dat wordt gebruikt in de daadwerkelijke opname, zodat u de scherpte van
het onderwerp in het beeld bij benadering kunt controleren voordat u het beeld daadwerkelijk opneemt.
Visuelescherptedieptecontroleknop
Druk op de Visuele-scherptedieptecontroleknop nadat het onderwerp is scherpgesteld.
Terwijl de knop ingedrukt wordt gehouden, wordt het diafragma kleiner overeenkomstig de
diafragmawaarde afgebeeld in de zoeker.
• Het beeld in de zoeker zal donkerder zijn.
• Als de scherpstelling niet is vastgezet en op de Visuele-scherptedieptecontroleknop wordt gedrukt,
kunt u geen opname maken. Om het beeld op te nemen, drukt u op de Visuelescherptedieptecontroleknop terwijl z oplicht in de zoeker.
• Als de lens is uitgerust met een scherpstelling-vasthoudknop, kunt u de camera instellen om de
voorbeeldfunctie uit te voeren door middel van de scherpstelling-vasthoudknop met [Scherp.vergr.] in
het menu Custom (blz. 105).
Opnemen met gebruik van de functie voor sluitertijdvoorkeur – S
U kunt de sluitertijd handmatig aanpassen. Als u met een korte sluitertijd een opname maakt
van een bewegend onderwerp, dan lijkt het of dat onderwerp op het beeld stilstaat. Bij een
langere sluitertijd lijkt het of het onderwerpt beweegt of vloeit.
De diafragmawaarde wordt automatisch aangepast.
NL
36
Langere sluitertijd
Functiekeuzeknop
De opnamefuncties gebruiken
Kortere sluitertijd
Instelwiel voor
Instelwiel achter
1 Zet de functiekeuzeknop in de stand S.
2 Selecteer een sluitertijd met het instelwiel voor of achter.
• U kunt de sluitertijd instellen tussen 30 seconden en 1/8000 seconde. Bij gebruik van de flitser kunt u
de sluitertijd instellen tussen 30 seconden en 1/200 seconde (als de Super SteadyShot-functie is
ingeschakeld) of 30 seconden en 1/250 seconde (als de Super SteadyShot-functie is uitgeschakeld).
• De sluitertijd kan worden ingesteld in stappen van 1/3 EV. U kunt deze belichting instellen in stappen
van 1/2 EV met [Belichtingsstap] in het
Menu opname (blz. 97).
• Als na het maken van de instellingen de juiste belichting niet wordt bereikt, knippert de diafragmawaarde
op de LCD-monitor en in de zoeker als u de ontspanknop tot halverwege ingedrukt houdt. U kunt op dat
moment wel opnemen, maar wij adviseren u de instellingen opnieuw te maken.
• Als de flitser omhoog is getrokken, gaat de flitser altijd af, ongeacht de hoeveelheid
omgevingsverlichting(blz. 72).
• Als u de flitser gebruikt en het diafragma sluit (een hoger F-getal instelt) door de sluitertijd langer te
maken, zal het flitslicht een onderwerp op grote afstand niet bereiken.
• Als de sluitertijd 1 seconde of langer is, zal de ruisvermindering (NR lang-belicht) na het opnemen
worden uitgevoerd (blz. 102).
• De
-indicator (camerabewegingswaarschuwing) wordt niet weergegeven in de functie
sluitertijdvoorkeur.
NL
37
z Opnametechnieken
Bij opnamen van een bewegende persoon, auto, nevel van opspattend zeewater, enz.,
moet u een kortere sluitertijd gebruiken om het moment vast te leggen waartoe het
blote oog niet in staat is.
Bij opnamen van een onderwerp, zoals een stromende rivier, moet u een langere
sluitertijd gebruiken, zodat u de beweging van het onderwerp kunt vastleggen. In
zulke gevallen wordt het gebruik van een statief aangeraden om de camera stabiel te
houden.
Opnamen maken met handmatige belichting – M
Handmatige belichting
U kunt handmatig de sluitertijd en diafragmawaarde instellen.
Deze functie is handig als u de instelling van de sluitertijd en de diafragmawaarde handhaaft
of als u een belichtingsmeter gebruikt.
Functiekeuzeknop
Instelwiel voor
Instelwiel achter
1 Zet de functiekeuzeknop in de stand M.
2 Selecteer een sluitertijd met het instelwiel voor en een diafragmawaarde met het instelwiel
achter.
Instelwiel voor
Instelwiel
achter
• "BULB" (B-sluiter) wordt aangegeven naast "30" (blz. 40).
NL
38
• In de handmatige belichtingsfunctie is [ISO-gevoeligheid] (blz. 63) altijd ISO 200, zelfs als deze is
ingesteld op [AUTO].
• U kunt de functies van het instelwiel voor en achter uitwisselen via [Instelwiel inst] in het menu
Custom (blz. 107).
• Als de flitser omhoog is getrokken, gaat de flitser altijd af, ongeacht de hoeveelheid
omgevingsverlichting(blz. 72).
• De
-indicator (waarschuwing voor camerabeweging) wordt niet weergegeven in de handmatige
belichtingsfunctie.
z EV-schaalverdeling
De EV-schaalverdeling op de LCD-monitor en in de zoeker geeft het verschil aan tussen de
standaardbelichting (0,0EV) die is bepaald door de belichtingsmeter van de camera en de ingestelde
belichting die is bepaald door de sluitertijd en het diafragma dat is ingesteld door de gebruiker (handmatig
gemeten).
De belichting die is
ingesteld door de
gebruiker is 1,0EV hoger
(+) dan de
standaardbelichting die is
bepaald door de
belichtingsmeter van de
camera.
De pijl b B verschijnt als
de ingestelde belichting
buiten het bereik ligt van
de EV-schaalverdeling.
De pijl begint te
knipperen als het verschil
toeneemt.
De opnamefuncties gebruiken
De belichting die is
ingesteld door de
gebruiker is dezelfde als
de belichting die is
bepaald door de
belichtingsmeter van de
camera.
LCDmonitor
Zoeker
: Handmatig gemeten
• Als de belichting wordt aangepast, wordt de standaard belichting (0,0EV) verschoven met de
overeenkomende hoeveelheid van de aanpassing.
z Het gebruik van de AEL-knop in de handmatige functie
Terwijl u de AEL-knop (AE-vergrendeling) ingedrukt houdt, wordt de belichting die is bepaald door de
belichtingsmeter van de camera, vergrendeld als de standaardbelichting (0,0EV). Wanneer u de opname
opnieuw samenstelt terwijl de AEL-knop (AE-vergrendeling) wordt ingedrukt, verschijnt een
belichtingswaarde binnen de spot-lichtmeetcirkel als de tweede standaardindex.
De onderstaande afbeeldingen laten een situatie zien waarin de belichting die is ingesteld door de gebruiker
1,0EV hoger is dan de vergrendelde standaardbelichting die is bepaald door de belichtingsmeter van de
camera. Als de samenstelling van het beeld in de zoeker wordt veranderd, zal de belichting binnen de spotlichtmeetcirkel 0,7EV hoger zijn dan de ingestelde belichting, waardoor deze 1,7EV hoger zal zijn dan de
standaardbelichting die is bepaald door de belichtingsmeter van de camera.
De belichting ingesteld
door de gebruiker
Spot-lichtmeetcirkel
De belichting binnen de
spot-lichtmeetcirkel
wanneer u het beeld
samenstelt.
NL
39
Handmatige verschuiving
U kunt in de handmatige functie de combinatie van de sluitertijd en diafragmawaarde
veranderen zonder de belichting te veranderen.
Functiekeuzeknop
Instelwiel voor
AEL-knop
(AE-vergrendeling)
1 Zet de functiekeuzeknop in de stand M.
2 Selecteer een sluitertijd en diafragmawaarde (blz. 38).
3 Houd de AEL-knop (AE-vergrendeling) ingedrukt en draai het instelwiel voor om de gewenste
combinatie van sluitertijd en diafragmawaarde te selecteren.
BULB-opname (lange belichting)
Zolang u de ontspankop ingedrukt houdt, blijft de sluiter geopend. U kunt de lichtstaart van
bijvoorbeeld vuurwerk opnemen. Als u een opname maakt met de B-sluiter, moet u de camera
op een statief bevestigen.
Functiekeuzeknop
Instelwiel voor
Ontspanknop
Instelwiel achter
NL
40
1 Zet de functiekeuzeknop in de stand M.
2 Draai het instelwiel voor naar links tot [BULB] wordt afgebeeld.
De opnamefuncties gebruiken
3 Draai het instelwiel achter om het diafragma te selecteren.
4 Bevestig het zoekerkapje (zie hieronder).
5 Houd de ontspanknop ingedrukt gedurende de gehele opname.
• U kunt een tijdopname maken gedurende ongeveer vier en een half uur met een volledig opgeladen accu.
• Na het opnemen wordt de ruisonderdrukking uitgevoerd gedurende dezelfde tijdsduur dat de sluiter
geopend was. Wanneer de mededeling "Bezig..." wordt afgebeeld, kunt u niet meer opnemen. U kunt deze
functie annuleren met [NR lang-belicht] in het
Menu opname (blz. 102).
• De Super SteadyShot-functie wordt automatisch uitgeschakeld.
• Hoe hoger de ISO-gevoeligheid of hoe langer de belichtingstijd, hoe opvallender de ruis op de LCDmonitor.
• Om de camerabewegingen te verminderen, adviseren wij u de afstandsbediening aan te sluiten (bladzijden
59, 169).
Het zoekerkapje bevestigen
Als de sluiter wordt ontspannen zonder gebruikmaking van de zoeker, zoals in een tijdopname of
zelfontspanneropname, bevestigt u het zoekerkapje op de zoeker om te voorkomen dat licht binnenvalt
door de zoeker en de belichting verstoort.
1 Schuif voorzichtig de oogschelp van de camera af door de beide onderuiteinden omhoog te
duwen.
2 Schuif het zoekerkapje over de zoeker. Normaal gesproken is het zoekerkapje aan de
schouderriem bevestigd.
NL
41
Belichting
De belichting is de hoeveelheid licht die door de lens in de camera valt wanneer u de
ontspanknop indrukt. In de automatische instelfunctie wordt de belichting automatisch
ingesteld op de juiste waarde. In de volgende instelling kunt u de belichting echter instellen
naar de gewenste instelling.
De belichting aanpassen
U kunt handmatig de belichtingswaarde, zoals vastgesteld door de camera, veranderen.
Gebruik deze functie wanneer u het volledige scherm wilt helderder of donkerder maken.
-knop (Belichting)
Multi-selectieschakelaar
1 Druk op de
-knop (Belichting) om het scherm Belichtingscomp. weer te geven.
Het compensatieniveau wordt ook gecontroleerd op de EVschaalverdeling in de zoeker.
2 Pas de belichting aan met b/B op de multi-selectieschakelaar.
Naar –
Naar +
Naar +: maakt een beeld helderder.
0: De belichting wordt automatisch ingesteld
door de camera.
Naar –: maakt een beeld donkerder.
• U kunt de Fn-knop (Functie) vervangen door de -knop (Belichting) (blz. 27).
• De belichting wordt gecorrigeerd in stappen van 1/3 tussen ±3,0EV. U kunt deze belichting instellen in
stappen van 1/2 EV met [Belichtingsstap] in het
Menu opname (blz. 97).
NL
42
z Opnametechnieken
Bij opname van een bijna geheel wit beeld, zoals een onderwerp met tegenlicht of een achtergrond van
sneeuw, constateert de camera dat het onderwerp te licht is en kan een lagere belichting (donkerder)
worden ingesteld. In zulke gevallen is het zinvol om een correctie van de belichting in De + richting toe
te passen.
Correctie in de + richting
De opnamefuncties gebruiken
Bij opname van een geheel donker beeld, constateert de camera dat het onderwerp te donker is en kan
een hogere belichting (lichter) worden ingesteld. In zulke gevallen is het zinvol om een correctie van de
belichting in De – richting toe te passen.
Correctie in de – richting
De belichting vergrendelen (AE-vergrendeling)
U kunt bij het opnemen van een beeld de belichting vastleggen alvorens de samenstelling van
het beeld te bepalen. Dit is effectief wanneer het onderwerp voor de lichtmeting en het
onderwerp voor het scherpstellen verschillend zijn, of als u continu wilt opnemen met steeds
dezelfde belichtingswaarde.
Ontspanknop
AEL-knop (AE-vergrendeling)
1 Richt de camera op het onderwerp waarvan u de belichting wilt meten.
• Pas de scherpstelling aan (u hoeft de scherpstelling niet te vergrendelen).
2 Druk op de AEL-knop (AE-vergrendeling).
•
licht op in de zoeker en op de LCD-monitor om aan te geven dat de belichting vergrendeld is.
3 Houd de AEL-knop (AE-vergrendeling) ingedrukt, stel zonodig het beeld opnieuw samen en
druk op de ontspanknop om het beeld op te nemen.
• Als na het maken van een opname de AEL-knop (AE-vergrendeling) ingedrukt wordt gehouden, kunt u
blijven opnemen met dezelfde belichtingswaarde. De instelling wordt geannuleerd wanneer u de knop
loslaat.
NL
43
• Als de flitser wordt gebruikt in een andere functie dan de functie voor de sluitertijdvoorkeur of de
handmatige functie, wordt de opname met langzame synchronisatie ingeschakeld (blz. 76).
• U kunt de camera instellen om de belichtingswaarde te behouden nadat u de AEL-knop (AEvergrendeling) hebt losgelaten of om tijdelijk de spot-lichtmeting uit te voeren met [AEL-knop] in het
menu Custom (blz. 106).
Over de EV-schaalverdeling wanneer op de AEL-knop (AE-vergrendeling) is
gedrukt
Terwijl u op de AEL-knop (AE-vergrendeling) drukt, wordt een belichtingswaarde die door
de camera is vastgesteld, vergrendeld als de standaardwaarde (0). Op hetzelfde ogenblik
verschijnt een belichtingswaarde binnen de spot-lichtmeetcirkel als de tweede standaardindex.
• Als de belichting buiten het bereik van de EV-schaalverdeling ligt, verschijnt bB aan het einde van de
EV-schaalverdeling. bB begint te knipperen als het verschil groter wordt.
Voorbeeld: als het beeld is samengesteld in de onderstaande scène en op de AEL-knop
(AE-vergrendeling) is gedrukt
2 Helder deel
Spot-lichtmeetcirkel
1 Iets donkerder deel
NL
44
De volgende indicators worden afgebeeld als op de AEL-knop (AE-vergrendeling) wordt
gedrukt.
Stel het beeld opnieuw
samen op 1 terwijl u de
AEL-knop (AEvergrendeling) ingedrukt
houdt
De vergrendelde belichting
De vergrendelde belichting
Het lichtniveau binnen de
spot-lichtmeetcirkel is 0,3EV
lager dan de vergrendelde
belichting (verschilt
afhankelijk van het opnieuw
samenstellen van het beeld).
Het lichtniveau van 1 is
1,3EV lager dan de
vergrendelde belichting
(verschilt afhankelijk van
het opnieuw samenstellen
van het beeld).
Spot-lichtmeting
De vergrendelde belichting
De vergrendelde belichting
is gelijk aan het lichtniveau
binnen de spotlichtmeetcirkel.
Stel het beeld opnieuw
samen op 2 terwijl u de
AEL-knop (AEvergrendeling) ingedrukt
houdt
De opnamefuncties gebruiken
Meervelds/
Centrumgerichte lichtmeting
Er is op de AEL-knop (AEvergrendeling) gedrukt
Schakel de camera in 2 en
het lichtniveau van 2 wordt
weergegeven. De pijl geeft
aan dat bij 2 de lichte delen
ineen zullen vloeien.
Het lichtniveau van 1 is
1,0EV lager dan de
vergrendelde belichting
(verschilt afhankelijk van
het opnieuw samenstellen
van het beeld).
NL
45
De lichtmeetfunctie selecteren
U kunt een lichtmeetfunctie (een methode waarbij de camera de helderheid van een
onderwerp meet) selecteren.
Hendel lichtmeetfunctie
Stel de hendel lichtmeetfunctie in op de gewenste functie.
(Meervelds)
Hiermee wordt het hele scherm onderverdeeld in 40 velden om het licht te meten (lichtmeting
met 40 velden in honingraatmotief). Dit is geschikt voor algemene opnamen, inclusief
opnamen in direct zonlicht.
(Centrumgericht)
Deze functie legt de nadruk op het middelste deel van het scherm, maar meet de gemiddelde
helderheid van het gehele scherm. Als u recht tegen het zonlicht in opneemt of het onderwerp
zich niet in het midden van het beeld bevindt, moet u de belichtingscompensatie gebruiken
(blz. 42).
(Spot)
Hiermee wordt het licht uitsluitend binnen de spot-lichtmeetcirkel in het midden van het
scherpstelkader gemeten. Dit is toepasselijk wanneer u een onderwerp met een sterk contrast
wilt opnemen of als u het licht van een bepaald deel van het scherm wilt meten. Als het deel
waarvan u het licht wilt meten niet in het midden van het scherm ligt, gebruikt u de AEvergrendeling om het beeld op te nemen (blz. 43).
Spot-lichtmeetveld
Positie van het onderwerp
NL
46
De opnamefuncties gebruiken
z Meervelds lichtmeting
Het scherm van deze camera is uitgerust met meetelementen met 39
verscherpte honingraatmotieven en één meetelement dat het omgevende gebied
dekt. De elementen werken synchroon met het automatisch scherpstellen,
zodat de camera de positie en helderheid van het onderwerp nauwkeurig kan
meten om de belichting te kunnen vaststellen.
• Als de scherpstelling is vergrendeld bij meervelds meting, wordt de
belichting (de sluitertijd en het diafragma) simultaan vergrendeld (alleen
wanneer
(enkelvoudige AF) of
(automatische AF)).
NL
47
Scherpstellen
Wanneer u de handgreep vasthoudt en in de zoeker kijkt of de ontspanknop tot halverwege
indrukt, stelt de camera automatisch scherp (Automatische scherpstelling). Maak er een
gewoonte van om de ontspanknop slechts tot halverwege in te drukken om te bevestigen dat
het onderwerp visueel is scherpgesteld.
Het AF-veld instellen
Met deze instelling kunt u de scherpstellingsmethode veranderen. Selecteer een andere
scherpstellingsfunctie als het moeilijk is goed scherp te stellen.
Instelwiel voor
Multi-selectieschakelaar
Instelwiel achter
Fn-knop (Functie)
1 Druk op de Fn-knop (Functie) om het scherm Functies weer te geven (blz. 27).
2 Selecteer het onderdeel AF-veld met de multi-selectieschakelaar.
3 Selecteer de gewenste functie met het instelwiel voor of achter.
• Nadat u het AF-veld hebt geselecteerd in stap 2 en op het midden van de multi-selectieschakelaar hebt
gedrukt, schakelt het scherm naar het scherm Exclusief disp. Selecteer op dit scherm de gewenste functie
met v/V op de multi-selectieschakelaar en druk vervolgens op het midden.
• U kunt het AF-veld ook selecteren via het
Menu opname (blz. 100).
(
(Breed)
De camera bepaalt welk deel van de 11 AF-velden wordt gebruikt
wanneer wordt scherpgesteld binnen het brede AF-veld.
AF-veld
NL
48
: de standaardinstelling)
(Punt)
De camera maakt uitsluitend gebruik van het spot-AF-veld.
Spot-AF-veld
De opnamefuncties gebruiken
(Lokaal)
Kies een lokaal AF-veld uit de 11 velden. Selecteer een lokaal
AF-veld waarvoor u de scherpstelling wilt activeren met de multiselectieschakelaar. Druk op het midden van de multiselectieschakelaar om het spot-AF-veld scherp te stellen.
Lokaal AF-veld
Spot-AF-veld
• Na het opnemen is het nog steeds mogelijk een veld te
selecteren. Zorg ervoor dat u de multi-selectieschakelaar niet
verplaatst, tenzij dit noodzakelijk is.
• Het lokale AF-veld dat werd gebruikt om scherp te stellen, wordt even opgelicht.
• Het is mogelijk dat het lokale AF-veld niet oplicht bij continu opnemen of wanneer de ontspanknop
helemaal wordt ingedrukt zonder halverwege te stoppen.
Onderwerpen waarvoor speciale scherpstelling nodig kan zijn:
Bij gebruik van de automatische scherpstelling is het moeilijk scherp te stellen op de volgende
onderwerpen. In dergelijke gevallen gebruikt u de scherpstelvergrendelingsfunctie (blz. 50) of de
handmatige scherpstelling (blz. 52).
– Een onderwerp met weinig contrast, zoals een blauwe lucht of een witte muur.
– Twee onderwerpen op verschillende afstanden die elkaar overlappen binnen het AF-veld.
– Een onderwerp dat bestaat uit zich herhalende patronen, zoals de gevel van een kantoorgebouw.
– Een onderwerp dat zeer helder is of schittert, zoals de zon, de carrosserie van een auto of een
wateroppervlak.
De juiste afstand tot een onderwerp nauwkeurig meten
De
-markering op de bovenkant van de camera toont de locatie van de
beeldsensor*. Wanneer u de exacte afstand meet tussen de camera en het
onderwerp, raadpleeg dan de positie van de horizontale lijn.
* De beeldsensor is het onderdeel van de camera dat fungeert als de film.
NL
49
z Opnametechnieken
Als het onderwerp zich buiten het AF-veld bevindt (Scherpstelvergrendeling)
Als het onderwerp zich van het midden weg en buiten het
AF-veld bevindt, zal de achtergrond binnen het AF-veld zijn
scherpgesteld en zal het onderwerp zelf niet zijn
scherpgesteld. Om dit te voorkomen, volgt u de
onderstaande stappen om de scherpstelling te vergrendelen.
1 Plaats het onderwerp binnen het AF-veld en druk de ontspanknop tot halverwege in.
2 Houd de ontspanknop tot halverwege ingedrukt en plaats het onderwerp terug op de
oorspronkelijke plaats om het beeld opnieuw samen te stellen.
1
2
3 Druk de ontspanknop helemaal in om het beeld op te nemen.
Als alles behalve het onderwerp binnen het AF-veld ligt
Wanneer
(Breed) is geselecteerd (de standaardinstelling), kan een ongewenst object dat zich in een
ander veld bevindt, worden scherpgesteld. Als u in dergelijke gevallen op het midden van de multiselectieschakelaar drukt, wordt scherpgesteld op het middelste veld, zelfs als
(Punt) niet is
geselecteerd.
Houd het midden van de multi-selectieschakelaar ingedrukt en maak vervolgens de opname van
het onderwerp.
NL
50
De scherpstelfunctie selecteren
U kunt de functie voor de scherpstelling instellen.
De opnamefuncties gebruiken
Scherpstelring
Hendel
scherpstellingsfunctie
Stel de hendel scherpstellingsfunctie in op de gewenste functie.
Automatische scherpstelling
S(
Enkelvoudige AF)
De camera voert de scherpstelling uit en de scherpstelling wordt vergrendeld wanneer de
ontspanknop tot halverwege wordt ingedrukt. Deze functie wordt gebruikt bij opname van een
bewegingsloos onderwerp.
A(
Automatische AF)
Deze AF-functie schakelt automatisch tussen Enkelvoudige AF en Continu AF. Wanneer u de
ontspanknop ingedrukt houdt als het onderwerp bewegingsloos is, wordt de scherpstelling
vergrendeld. Als het onderwerp beweegt, gaat de camera verder met het scherpstellen. Deze
functie wordt gebruikt in verschillende situaties.
• U kunt DMF (Directe handmatige scherpstelling) vervangen door AF-A via [AF-A-instelling] in het
Menu opname (blz. 100).
C(
Continu AF)
In deze functie blijft de camera scherpstellen zolang de ontspanknop tot halverwege ingedrukt
wordt gehouden. Deze functie wordt gebruikt voor bewegende onderwerpen.
• Als de instelling Breed AF-veld is geselecteerd, verandert het AF-veld overeenkomstig de positie van het
onderwerp.
• Het audiosignaal wordt niet weergegeven wanneer op het onderwerp is scherpgesteld.
NL
51
Handmatige scherpstelling
MF (
Handmatige scherpstelling)
U kunt de afstand van een onderwerp instellen.
Draai de scherpstelring van de lens om goed scherp te stellen.
• Wanneer het gaat om een onderwerp dat kan worden scherpgesteld in de automatische
scherpstellingsfunctie, licht de z-indicator op in de zoeker nadat de scherpstelling is bevestigd. Als het
brede AF-veld wordt gebruikt, wordt het centrale veld gebruikt. Wanneer het lokale AF-veld wordt
gebruikt, wordt het veld gebruikt dat met de multi-selectieschakelaar is geselecteerd.
• Om in de handmatige scherpstellingsfunctie een stabiele belichting te krijgen, maakt de camera bij het
vaststellen van de belichting gebruik van de afstandsinformatie. Om de nauwkeurigheid van de
afstandsinformatie te verbeteren, stelt de camera de brandpuntsafstand opnieuw in op
(oneindig)
wanneer de POWER-schakelaar is ingesteld op ON.
• Wanneer u een teleconvertor, enz. gebruikt, zal het draaien van de scherpstelring mogelijk niet vloeiend
gaan.
AF/MF gemakkelijk schakelen
De scherpstellingsfunctie kan niet alleen worden geschakeld met de hendel
scherpstellingsfunctie op de voorkant van de camera, maar ook met de AF/MF-knop op de
achterkant. U kunt schakelen tussen automatisch en handmatig scherpstellen, zonder de
positie vrij te geven (AF/MF-besturing).
Scherpstelring
AF/MF-knop
In de automatische scherpstellingsfunctie
Wanneer u op de AF/MF-knop drukt, wordt de scherpstellingsfunctie tijdelijk geschakeld naar
de handmatige scherpstelling. Houd de AF/MF-knop ingedrukt en pas de scherpstelling aan
door de scherpstelring te draaien.
In de handmatige scherpstellingsfunctie
Wanneer u op de AF/MF-knop drukt, wordt de scherpstellingsfunctie tijdelijk geschakeld naar
de automatisch scherpstelling en wordt de scherpstelling vergrendeld. In het geval
hoofdzakelijk gebruik wordt gemaakt van de handmatige scherpstelling, is dit handig om de
automatische scherpstelling alleen te activeren wanneer u deze moet gebruiken.
NL
52
• U kunt de AF/MF-knop instellen om te werken als de knop voor de AF-vergrendeling via [AF/MF-knop]
in het menu Custom (blz. 104).
• U kunt de geselecteerde functie behouden zonder dat u de AF/MF-knop hoeft ingedrukt te houden. Dit
kan via [AF/MF-regeling] in het menu Custom (blz. 105).
AF-verlichting gebruiken
De opnamefuncties gebruiken
In de automatische scherpstellingsfunctie, biedt de AF-belichting de camera de mogelijkheid
gemakkelijker scherp te stellen op een onderwerp, zelfs wanneer u een opname maakt van een
onderwerp in donkere omstandigheden of van een onderwerp met een laag contrast.
Druk de ontspanknop halverwege in. Er wordt automatisch een rood licht uitgestraald tot de
scherpstelling is vergrendeld. Hierdoor kunt u gemakkelijker scherpstellen op een onderwerp.
AF-verlichting
• Het bereik van de AF-verlichting bedraagt bij benadering 1 tot 7 m.
• AF-belichting werkt niet wanneer de scherpstellingsfunctie is ingesteld op Continu AF of wanneer het
onderwerp beweegt. (De indicator
of
licht op in de zoeker)
• De AF-belichting zal mogelijk niet werken met een brandpuntsafstand van 300 mm of meer.
• Wanneer een externe flits wordt bevestigd, wordt de AF-belichting van de externe flits gebruikt.
• U kunt deze AF-belichting uitschakelen met [AF-hulplicht] in het
Menu opname (blz. 101).
• De AF-belichting werkt niet wanneer het middelste veld niet is geselecteerd met een AF-veld dat is
ingesteld als een lokaal AF-veld.
NL
53
Transportfunctie
U kunt gebruik maken van continu opnemen, zelfontspanner, bracket en opnemen met de
afstandsbediening met de DRIVE-knop.
DRIVE-knop
Multi-selectieschakelaar
1 Druk op DRIVE om het scherm van de transportfunctie weer te geven.
2 Selecteer de gewenste functie met v/V op de multi-selectieschakelaar en
selecteer vervolgens de gewenste instelling met b/B op de multiselectieschakelaar.
De functie selecteren
De instelling selecteren
3 Druk op het midden van de multi-selectieschakelaar om het scherm uit te
schakelen.
(
: de standaardinstelling)
Enkelbeeldopname
• Wordt ook gebruikt voor het annuleren van andere transportfuncties.
Continuopname (blz. 55)
Zelfontspanner (blz. 56)
Bracket: continu (blz. 56)
Bracket: enkel (blz. 57)
Witbalansbracket (blz. 58)
DRO-bracketopn. (blz. 58)
Afstandsbediening (blz. 59)
NL
54
• U kunt de Fn-knop (Functie) vervangen door de DRIVE-knop (blz. 27).
Voor informatie over de bediening 1 blz. 54
Continu opnemen
Wanneer u de ontspanknop ingedrukt houdt, neemt de camera continu beelden op.
Maakt opnamen met een maximum van 5 beelden per seconde*
Maakt opnamen met een maximum van 3 beelden per seconde*
De opnamefuncties gebruiken
* Onze meetomstandigheden: [Beeldgrootte] is ingesteld op [L:12M], [Kwaliteit] is ingesteld op [Fijn], de
scherpstellingsfunctie is ingesteld op
(Enkelvoudige AF) of
(Handmatige scherpstelling) en de
sluitertijd is 1/250 seconde of korter.
De snelheid van continu opnemen is echter lager wanneer u een opname maakt in donkere
omstandigheden of als Dynamisch-bereikoptimalisatie is ingesteld op
(Geavancrd Auto) of
(Geavanc.: Niveau).
• Het aantal beelden dat continu kan worden opgenomen, wordt in de zoeker aangegeven en tijdens het
continu opnemen neemt dit aantal af.
Nadat de beelden zijn opgenomen op de geheugenkaart, keert het aantal terug naar het oorspronkelijke
aantal, afhankelijk van de geheugenbuffer van de camera.
• Als de ingebouwde flitser wordt gebruikt, worden de beelden opgenomen nadat de flitser is opgeladen.
• Wanneer de scherpstellingsfunctie is ingesteld op Continu AF of Automatisch AF, wordt de
scherpstelling afzonderlijk ingesteld op elk beeld. Wanneer de functie is ingesteld op Enkelvoudige AF,
wordt de scherpstelling vastgelegd op het eerste beeld.
• Alleen het laatste beeld wordt weergegeven in de automatische weergave.
• Het aantal beelden dat continu opgenomen kan worden, is beperkt.
Het maximale aantal opeenvolgende opnamen
RAW
18 beelden
cRAW
25 beelden
RAW & JPEG
12 beelden
cRAW & JPEG
12 beelden
Extra fijn
16 beelden
Fijn/Standaard
Geen limiet (tot de geheugenkaart vol is)
• Deze waarden zijn afhankelijk van de schrijfsnelheid van de geheugenkaart, de
opnameomstandigheden, enz. Gebruik deze tabel dus slechts als richtlijn.
NL
55
Voor informatie over de bediening 1 blz. 54
De zelfontspanner gebruiken
Nadat u de ontspanknop hebt ingedrukt, wordt de sluiter ontspannen na tien seconden of na
twee seconden. De Zelfontsp.10 sec is handig wanneer de fotograaf zelf op de foto moet staan
en de 2-seconden zelfontspanner is handig om camerabewegingen te verminderen omdat de
spiegel van tevoren omhoog wordt getrokken.
Controleer of de scherpstelling is vergrendeld op het onderwerp en druk daarna de
ontspanknop in.
Zelfontsp.10 sec
Zelfontsp.2 sec
• Bij gebruik van de Zelfontsp.10 sec, knippert de zelfontspannerlamp op de voorkant van de camera
voordat de sluiter wordt ontspannen. Tevens begint het aftelgeluid.
• Om de geactiveerde Zelfontsp.10 sec te annuleren, drukt u op de DRIVE-knop. De 2-seconden
zelfontspanner kan niet tussentijds worden geannuleerd.
• In geval van felle belichting, een reflector of iets soortgelijks achter de camera, en u de ontspannerknop
indrukt zonder in de zoeker te kijken, bevestigt u het zoekerkapje dat aan de schouderriem zit om te
voorkomen dat overbodig licht door de zoeker binnendringt en de belichting beïnvloedt (blz. 41).
Beelden opnemen met verschoven belichting – Bracket: continu/Bracket: enkel
Voor bepaalde opnamen is een nauwkeurige belichtingsinstelling vereist. In dergelijke
gevallen neemt de fotograaf, naast de opname met de juiste belichting, tevens continu enkele
beelden op met een verschoven belichting.
Juiste
belichting
– richting
+ richting
Bracket: continu
Houd de ontspanknop ingedrukt totdat het opnemen stopt.
Neemt drie beelden opeenvolgend op met een verschoven belichting in stappen van 0,3.
Neemt vijf beelden opeenvolgend op met een verschoven belichting in stappen van 0,3.
Neemt drie beelden opeenvolgend op met een verschoven belichting in stappen van 0,5.
Neemt vijf beelden opeenvolgend op met een verschoven belichting in stappen van 0,5.
Neemt drie beelden opeenvolgend op met een verschoven belichting in stappen van 0,7.
Neemt vijf beelden opeenvolgend op met een verschoven belichting in stappen van 0,7.
NL
56
Voor informatie over de bediening 1 blz. 54
Bracket: enkel
Druk de ontspanknop in voor elke opname.
De opnamefuncties gebruiken
Neemt drie beelden één voor één op met een verschoven belichting in stappen van 0,3.
Neemt vijf beelden één voor één op met een verschoven belichting in stappen van 0,3.
Neemt drie beelden één voor één op met een verschoven belichting in stappen van 0,5.
Neemt vijf beelden één voor één op met een verschoven belichting in stappen van 0,5.
Neemt drie beelden één voor één op met een verschoven belichting in stappen van 0,7.
Neemt vijf beelden één voor één op met een verschoven belichting in stappen van 0,7.
• Als u de flitser gebruikt, drukt u voor elke opname opnieuw de ontspanknop in, ongeacht de instelling.
• Hieronder vindt u een voorbeeld van de opnamevolgorde. U kunt de volgorde wijzigen met
[Bracketvolgorde] in het menu Custom (blz. 111).
Drie opnamen: 0 t –0,3 t +0,3
Vijf opnamen: 0 t –0,5 t +0,5 t –1,0 t +1,0
• De basisbelichting wordt ingesteld bij het eerste beeld van de bracketopname. De basisbelichting
verandert als belichtingscompensatie wordt gebruikt.
• Normaal verandert het scherpstelpunt in ieder beeld dat wordt opgenomen. Het scherpstelpunt ligt alleen
vast bij een continu-bracketopname als de scherpstellingsfunctie is ingesteld op Enkele AF of
Automatische AF met een stilstaand onderwerp.
• Als de flitser niet wordt gebruikt, wordt een omgeving-bracketopname* uitgevoerd waarbij de sluitertijd
en het diafragma worden veranderd om de bracketopname mogelijk te maken. Als de flitser wordt
gebruikt, wordt een flits-bracketopname uitgevoerd waarbij het flitslicht wordt veranderd.
• Bij een omgeving-bracketopname, veranderen zowel de sluitertijd als het diafragma in de automatische
programmafunctie. In de diafragmaprioriteitsfunctie verandert alleen de sluitertijd en in de
sluitertijdproriteitsfunctie alleen het diafragma. In handmatige functie verandert normaal alleen de
sluitertijd. U kunt het diafragma veranderen door de AEL-knop (AE-vergrendeling) ingedrukt te houden
tijdens het nemen van een foto.
* Omgevingslicht: elk licht, behalve het flitslicht, dat de scène belicht gedurende een lange tijd, zoals
natuurlijk licht, een gloeilamp of een tl-buis.
EV-schaalverdeling bij bracketopname
Als bracketopname is geselecteerd, wordt de EV-schaalverdeling veranderd.
Omgeving-bracketopname
stappen van 0,3, drie
opnamen
Belichtingscompensatie 0
Omgeving-bracketopname
stappen van 0,5, vijf
opnamen
Belichtingscompensatie 1,0
Flits-bracketopname
stappen van 0,7, drie
opnamen
Flitscompensatie –1,0
Aangegeven in de
bovenste regel.
Aangegeven in de bovenste
regel.
Aangegeven onder de
schaalverdeling.
LCDmonitor
Zoeker
NL
57
Voor informatie over de bediening 1 blz. 54
• Bij een omgeving-bracketopname, wordt de EV-schaalverdeling ook in de zoeker afgebeeld, maar niet bij
een flits-bracketopname.
• Nadat de bracketopname is begonnen, gaan de aanduidingen van de reeds gemaakte opnamen één voor
één uit.
• Wanneer Enkel-bracket is geselecteerd en de ontspanknop tot halverwege wordt ingedrukt en losgelaten,
wordt in geval van een omgeving-bracketopname "br 1" afgebeeld in de zoeker, en in geval van een flitsbracketopname "Fbr 1". Nadat de bracketopname is begonnen, wordt afgebeeld wat het nummer van het
volgende beeld is, bijv. "br 2", "br 3".
Opnemen met de witbalansbracket
Op basis van de geselecteerde witbalans, worden drie foto's gemaakt terwijl de
kleurtemperatuur automatisch wordt verschoven. Één opname bestaat uit drie beelden van het
onderwerp in de volgorde "een beeld met normale witbalans", "–-zijde (een beeld met fletsere
kleuren)" en "+ zijde (een beeld met roodachtige kleuren)".
Hiermee wordt de witbalans tijdens de opname met 10 mired* verschoven.
Hiermee wordt de witbalans tijdens de opname met 20 mired* verschoven.
* Mired: een eenheid die de kleuromzettingskwaliteit aangeeft voor kleurtemperatuurfilters.
• Alleen het laatst opgenomen beeld wordt weergegeven in de automatische weergave (blz. 111).
Opnemen met de geavanceerde DRO-bracket
De geavanceerde DRO-bracketopname maakt drie foto's terwijl de gradatie en kleuren in elk
beeldgebied afzonderlijk worden geoptimaliseerd. Eén opname maakt drie beelden in de
volgende volgorde: "laag" t "mid" t "hoog".
(DRO: Dynamisch-bereikoptimalisatie)
Verlaagt de DRO-bracket bij het maken van een opname.
Versterkt de DRO-bracket bij het maken van een opname.
• Wanneer de geavanceerde DRO-bracketopname is geselecteerd, wordt de instelling Dyn.-bereikoptim
(blz. 65) tijdelijk gedeactiveerd.
• Correctie met geavanceerde DRO-bracket heeft geen invloed op de RAW-bestanden.
NL
58
Voor informatie over de bediening 1 blz. 54
Opnemen met de afstandsbediening
Om op te nemen met de afstandsbediening, stelt u de transportfunctie in op
(Afstandsbediening).
Zender
De opnamefuncties gebruiken
SHUTTER-knop
Wanneer op de knop wordt gedrukt, wordt de ontspanknop
onmiddellijk vrijgegeven.
2 SEC-knop
Nadat u de ontspanknop hebt ingedrukt, wordt de sluiter ongeveer
twee seconden later ontspannen.
Controleer of het onderwerp visueel is scherpgesteld en richt de zender van de
afstandsbediening op de voorkant van de camera. Druk vervolgens op de SHUTTER of de 2
SEC-knop.
• U kunt de andere transportfuncties niet gebruiken (Continu-transport, enz.).
• Om de scherpstelling te vergrendelen (opnemen met scherpstellingsvergrendeling, blz. 50), drukt u de
ontspanknop op de camera halverwege in, laat u de knop los en maakt u de opname met de
afstandsbediening. Na de opname blijft de scherpstelling vergrendeld. Elke bewerking op de camera zal
de focusvergrendeling vrijgeven.
• Bij BULB-opname (blz. 40), start de camera onmiddellijk met de belichting wanneer u op de SHUTTERknop drukt. Wanneer u op de 2 SEC-knop drukt, start de camera twee seconden later met de belichting.
Door opnieuw op de SHUTTER- of 2 SEC-knop te drukken, wordt de belichting onmiddellijk uitgevoerd.
• De andere knoppen worden gebruikt wanneer de camera wordt aangesloten op een tv (pagina's 90, 151).
NL
59
Beeldverwerking en -kleur
In dit gedeelte worden de instellingen uitgelegd voor de ISO-gevoeligheid van de beeldsensor,
de kleurverwerking die een unieke functie van digitale camera's is en voor verschillende
scènes, enz.
De witbalans instellen
De kleur van het onderwerp wordt beïnvloed door de belichtingsomstandigheden.
Voorbeeld: de kleur van een beeld wordt beïnvloed door de lichtbronnen
Weer/lichtbron
Eigenschappen van
het licht
Daglicht
Bewolkt
Fluorescerend
Lamplicht
Wit (standaard)
Blauwachtig
Groengetint
Roodachtig
De kleurtinten worden automatisch ingesteld in de automatische witbalansfunctie.
U kunt de kleurtinten echter ook handmatig instellen met behulp van een witbalansfunctie.
Instelwiel voor
WB-knop (Witbalans)
Multi-selectieschakelaar
Instelwiel achter
1 Druk op de WB-knop (Witbalans) om het scherm van de witbalansfunctie weer te geven.
NL
60
2 Selecteer de gewenste functie met v/V op de multi-selectieschakelaar en maak vervolgens,
indien nodig, fijne aanpassingen met v/V.
• Instellen in de richting +, verhoogt de kleurtemperatuur waardoor het beeld roodachtig wordt.
Instellen in de richting –, verlaagt de kleurtemperatuur waardoor het beeld fletser wordt.
De gewenste functie selecteren
De kleurtemperatuur aanpassen
: de standaardinstelling)
Past de witbalans automatisch aan.
(Daglicht)
Hiermee wordt ingesteld voor onderwerpen buitenshuis, in
zonlicht (+3 tot –3).
(Schaduw)
Hiermee wordt ingesteld op een schaduwrijke situatie op een
heldere dag (+3 tot –3)
(Bewolkt)
Hiermee wordt ingesteld voor een bewolkte hemel (+3 tot –3).
(Kunstlicht)
Hiermee wordt ingesteld voor kunstlicht of videobelichting zoals
in fotostudio's (+3 tot –3).
(TL-licht)
Hiermee wordt ingesteld voor fluorescerend licht (+4 tot –2).
(Flitslicht)
De opnamefuncties gebruiken
(
AWB (Autom.witbalans)
Hiermee wordt ingesteld voor flitserbelichting (+3 tot –3).
Kleurtemperatuur/
Kleurfilter
Zie de volgende bladzijde.
(Eigen instel.1 – 3/
Eigen instelling)
Gebruikt de aangepaste witbalans. Zie bladzijde 62.
• U kunt de Fn-knop (Functie) vervangen door de WB-knop (Witbalans) (blz. 27).
Kleurtemperatuur/Kleurfilter
U kunt de witbalans instellen met behulp van de kleurtemperatuur.
Uitgaande van het gebruik van de ingestelde kleurtemperatuur als standaard, kan de kleur
worden gecorrigeerd van G (Green) tot M (Magenta) net als bij een CC-filter (Color
Compensation) in de fotografie.
• Bij het instellen van de kleurtemperatuur die is gemeten door de kleurmeter, adviseren wij u een
proefopname te maken voordat u de uiteindelijke foto neemt.
NL
61
1 Selecteer een onderdeel "Kleurtemperatuur" of "Kleurfilter" met v/V op de multiselectieschakelaar.
2 Aanpassen met b/B.
• De kleurtemperatuur kan worden geselecteerd tussen 2500K en 9900K.
• De waarde voor de kleurfilter kan worden geselecteerd tussen G9 en M9. De stap is gelijk aan CCfilternummer 5.
3 Druk op het midden van de multi-selectieschakelaar nadat de instelling is voltooid
Eigen witbalans
In een scène waarin het omgevingslicht bestaat uit meerdere soorten lichtbronnen, adviseren
wij u een eigen witbalans te gebruiken om de witte kleuren nauwkeurig te reproduceren. Er
kunnen maximaal drie instellingen worden geregistreerd.
1 Selecteer een eigen witbalansonderdeel met v/V op de multi-selectieschakelaar.
2 Schakel tussen de onderdelen met b/B.
Een instelling opslaan
1 Selecteer [
SET] en druk vervolgens op het midden van de multi-selectieschakelaar om het
registratiescherm weer te geven.
NL
62
2 Houd de camera zodanig vast dat het witte deel de spot-lichtmeetcirkel geheel bedekt en druk op
de ontspanknop.
Het registerselectiescherm verschijnt.
De opnamefuncties gebruiken
3 Selecteer een geheugennummer met b/B en druk daarna op het midden.
De eigen witbalansinstelling oproepen
Selecteer het gewenste nummer.
• De eigen witbalansinstelling die met deze bediening werd opgeslagen, blijft beschikbaar totdat een
nieuwe eigen instelling wordt opgeslagen. (De eigen witbalansinstelling blijft ook opgeslagen nadat de
camera is uitgeschakeld.)
• Als de flitser afgaat wanneer op de ontspanknop wordt gedrukt, wordt een eigen witbalansinstelling
opgeslagen waarbij rekening wordt gehouden met het flitslicht. Gebruik bij latere opnamen ook de flitser.
• De mededeling "Fout eigen witbalans" geeft aan dat de waarde buiten het verwachte bereik ligt. (Als de
flitser wordt gebruikt op een onderwerp dat erg dichtbij is, of als zich een onderwerp met een felle kleur in
het scherpstelkader bevindt.) Als u deze waarde opslaat, wordt de
-indicator geel in de opnameinformatie op de LCD-monitor. U kunt op dit moment wel opnemen, maar wij adviseren u de witbalans
nogmaals in te stellen om een nauwkeurigere witbalanswaarde te verkrijgen.
Instelling ISO
De lichtgevoeligheid wordt uitgedrukt door de ISO-waarde (aanbevolen belichtingsindex).
Hoe hoger de waarde van de standaard (ISO 200), hoe hoger de gevoeligheid.
ISO-knop
Multi-selectieschakelaar
NL
63
1 Druk op de ISO-knop om het ISO-scherm weer te geven.
2 Selecteer de gewenste waarde met v/V op de multi-selectieschakelaar.
• ISO kan worden ingesteld via [AUTO] tussen 100 en 6400.
• ISO-waarden die hoger zijn dan ISO 3200, verhogen de ruis.
• U kunt in de plaats daarvan het instelwiel voor of achter gebruiken. De waarde wordt verhoogd met 1
stap via het instelwiel voor en wordt verhoogd met 1/3 stap met het instelwiel achter.
• U kunt de Fn-knop (Functie) vervangen door de ISO-knop (blz. 27). Zoals in het bovenstaande geval,
wordt de waarde verhoogd met 1 stap via het instelwiel voor en met 1/3 stap met het instelwiel achter.
• Wanneer ISO is ingesteld op [AUTO] en de functiekeuzeknop is ingesteld op P, A of S, wordt de ISOgevoeligheid automatisch aangepast tussen ISO 200 en ISO 800. U kunt de maximale en minimale
waarden wijzigen met [ISO Autom.max.] en [ISO Autom.min.] in het
Menu opname (blz. 99). Als de
functiekeuzeknop is ingesteld op M, wordt de instelling vastgesteld op ISO 200.
• Het bereik van de ingebouwde flitser (de afstand waarover de juiste belichting wordt verkregen) is
afhankelijk van de diafragmawaarde en ISO-gevoeligheid. Raadpleeg de onderstaande tabel om het
flitserbereik te bepalen.
Diafragma
ISOinstelling
NL
64
F2,8
F4,0
F5,6
AUTO
2 – 12 m
1,4 – 8,6 m
1–6m
100
1 – 4,3 m
1–3m
1 – 2,1 m
200
1–6m
1 – 4,3 m
1–3m
400
1,4 – 8,6 m
1–6m
1 – 4,3 m
800
2 – 12 m
1,4 – 8,6 m
1–6m
1600
2,8 – 17 m
2 – 12 m
1,4 – 8,6 m
3200
4 – 24 m
2,8 – 17 m
2 – 12 m
6400
5,6 – 34 m
4 – 24 m
2,8 – 17 m
De dynamisch-bereikoptimalisatie gebruiken
De camera analyseert de opnameomstandigheden en corrigeert het beeld automatisch om de
beeldkwaliteit te verhogen.
De opnamefuncties gebruiken
Instelwiel voor
Instelwiel achter
Multi-selectieschakelaar
Fn-knop (Functie)
1 Druk op de Fn-knop (Functie) om het scherm Functies weer te geven (blz. 27).
2 Selecteer het onderdeel Dynamisch-bereikoptimalisatie met de multi-selectieschakelaar.
3 Selecteer de gewenste functie met het instelwiel voor.
• Wanneer u Geavanc.: Niveau selecteert, past u het niveau aan met het instelwiel achter.
• Nadat u Dynamisch-bereikoptimalisatie hebt geselecteerd in stap 2 en op het midden van de multiselectieschakelaar hebt gedrukt, schakelt het scherm naar het scherm Exclusief disp. Selecteer op dit
scherm de gewenste functie met v/V op de multi-selectieschakelaar en druk vervolgens op het midden.
Wanneer u in Geavanc.: Niveau bent, past u het niveau aan met b/B.
• U kunt het scherm ook schakelen naar het scherm Exclusief disp vanaf het
Menu opname (blz. 96).
(Uit)
Hiermee wordt de helderheid of het contrast niet aangepast.
(Standaard)
Hiermee worden de helderheid en het contrast van het hele
scherm aangepast.
(Geavancrd Auto)
Hiermee worden het contrast en de kleurreproductie van het
opgenomen beeld automatisch geoptimaliseerd per veld.
(Geavanc.: Niveau)
–
Hiermee worden het contrast en de kleurreproductie van het
opgenomen beeld per veld geoptimaliseerd. Het
optimalisatieniveau wordt in vijf niveaus geselecteerd van
(zwak) tot
(sterk).
NL
65
• Standaard is effectief wanneer het scherm volledig donker is, zoals bij een onderwerp met tegenlicht en
Geavanceerd is effectief wanneer het verschil tussen de heldere en donkere delen van het scherm zeer
groot is.
• De standaardinstelling is de volgende:
– In de automatische aanpassingsfunctie: Geavancrd Auto
– In de automatische programmafunctie, de diafragmaprioriteitsfunctie of de handmatige
belichtingsfunctie: Standaard
– In de scènekeuzefunctie: niet vastgelegd, afhankelijk van de geselecteerde functie
• Als de AE-vergrendeling wordt gebruikt, corrigeert de camera automatisch het vergrendelde beeld.
• In de continu-transportfunctie wordt de correctie die op het eerste beeld wordt toegepast, tevens gebruikt
voor het tweede beeld en de volgende beelden.
• Een andere Dynamisch-bereikoptimalisatie dan
(Standaard) heeft geen invloed op RAW-bestanden.
Corrigeer beelden met de functie Dynamisch-bereikoptimalisatie van "Image Data Converter SR".
• Wanneer de geavanceerde DRO-bracketopname is geselecteerd, wordt de instelling hier tijdelijk
gedeactiveerd.
Een instelling gebruiken
De camera is vooraf geprogrammeerd met beeldstijlen die optimaal zijn voor verschillende
scènes en doeleinden. U kunt een opname maken met een geschikte kleurbalans en kleurtint.
De camera is voorzien van vier niet-schakelbare stijlen ("Standaard", "Levendig", "Neutraal"
en "AdobeRGB") en drie stijlvensters waaraan u beeldstijlen van uw keuze kunt toewijzen.
"Portret", "Landschap" en "Zwart-wit" worden als standaardinstellingen toegewezen aan de
stijlvenster.
Om opnamen te maken met de stijlvensters zoals ze zijn. t Zie "Basisbediening" (blz. 68).
Foto's maken met een beeldstijl (zie "Beeldstijlen", (blz. 67)) die aan het stijlvenster is
toegewezen. t Zie "Geavanceerde bediening" (blz. 69).
• Als de Scèneselectie wordt gebruikt, kunt u de instellingen niet wijzigen.
U kunt het contrast voor elke beeldstijl afzonderlijk aanpassen. De schakelbare en nietschakelbare beeldstijlen hebben verschillende onderdelen die kunnen worden aangepast.
NL
66
Niet-schakelbare beeldstijlen:
"Standaard", "Levendig",
"Neutraal" en "AdobeRGB"
De opnamefuncties gebruiken
Schakelbare beeldstijlen:
Stijlvenster a – c
Aanpasbare onderdelen
Onderdeel
Contrast
Verzadiging
Scherpte
Helderheid
Zoneaanpassing
Niet-schakelbare
beeldstijlen
–3 tot +3
–3 tot +3
–3 tot +3
niet
aanpasbaar
niet aanpasbaar
Schakelbare
beeldstijlen
–3 tot +3
–3 tot +3*
–3 tot +3
–3 tot +3
–1 tot +2
* Wanneer "Zwart-wit" of "Sepia" is geselecteerd, kunt u de verzadiging niet aanpassen.
• Deze aanpassingen zijn niet altijd nodig. U kunt een aanpassing voor elke beeldstijl uitvoeren. (Als
één stijl in meerdere stijlvensters voorkomt, kunnen aanpassingen aan elke stijl afzonderlijk
worden aangebracht.)
• Wanneer u het contrast, de verzadiging en de scherpte moet instellen vóór de andere onderdelen,
selecteert u de beeldstijl "Standaard" om aanpassingen aan te brengen.
Beeldstijlen
(
: de standaardinstelling)
(Standaard)
Hiermee worden diverse scènes met een rijke gradatie en
prachtige kleuren vastgelegd.
(Levendig)
De verzadiging en het contrast worden verhoogd voor het
opnemen van opvallende beelden van kleurrijke scènes en
onderwerpen, zoals bloemen, lentegroen, een blauwe hemel
of vergezichten over zee.
(Neutraal)
De verzadiging en scherpte worden verlaagd om beelden in
een zachte tint op te nemen. Dit is ook geschikt voor het
vastleggen van beeldmateriaal dat met een computer moet
worden gewijzigd.
(AdobeRGB)
Voor het opnemen van beelden in de Adobe RGBkleurenruimte.
(Doorzichtig)
Voor het opnemen van beelden in een zuivere tint met
kristalheldere kleuren in een belicht gebied, geschikt voor het
opnemen van schitterend licht.
NL
67
(Diep)
Voor het opnemen van beelden met diepe en dichte
kleuruitdrukkingen, geschikt voor het vastleggen van de
solide aanwezigheid van het onderwerp.
(Licht)
Voor het vastleggen van beelden met heldere en
ongecompliceerde kleuruitdrukkingen, geschikt voor het
vastleggen van een verfrissend heldere omgeving.
(Portret)
Voor het vastleggen van huidkleur met een zacht tint, ideaal
geschikt voor het maken van portretten.
(Landschap)
De verzadiging, het contrast en de scherpte worden verhoogd
voor het vastleggen van levendige, heldere landschappen.
Ook landschappen in de verte komen meer tot uiting.
(Zonsondergang)
Voor het vastleggen van de prachtige mooie kleur van de
ondergaande zon.
(Nachtopname)
Het contrast wordt veracht voor het vastleggen van een
nachtelijk landschap dat getrouwer is aan de werkelijke
weergave.
(Herfstbladeren)
Voor het vastleggen van herfstscènes, waarbij de rode en gele
bladeren levendiger worden weergegeven.
(Zwart-wit)
Voor het vastleggen van zwart-witbeelden.
(Sepia)
Voor het vastleggen van beelden in sepia.
Basisbediening
Instelwiel voor
Multi-selectieschakelaar
Instelwiel achter
Fn-knop (Functie)
1 Druk op de Fn-knop (Functie) om het scherm Functies weer te geven (blz. 27).
• Wanneer het scherm met de vergrote weergave wordt gebruikt (blz. 20), kunt u het scherm Functies
niet weergeven. In dit geval moet u de instellingen via het menu definiëren.
2 Selecteer een onderdeel van Instellingen met de multi-selectieschakelaar.
NL
68
De opnamefuncties gebruiken
• Als u geen wijzigingen aanbrengt aan het contrast, enz., kunt u andere instellingen via dit menu
definiëren met het instelwiel voor of achter.
3 Druk op het midden om het scherm Instellingen weer te geven.
• U kunt dit scherm selecteren vanaf het
Menu opname (blz. 96).
4 Selecteer de gewenste beeldstijl met v/V op de multi-selectieschakelaar.
• U kunt "Standaard", "Levendig", "Neutraal", "AdobeRGB", "Portret", "Landschap" en "Zwart-wit"
selecteren met de standaardinstelling. Zie "Geavanceerde bediening" (onder) om andere beeldstijlen
te selecteren.
5 Om (Contrast),
(Verzadiging) en
(Scherpte) aan te passen, selecteert u het onderdeel
met b/B en voert u de aanpassingen uit met v/V.
6 Druk op het midden van de multi-selectieschakelaar nadat de instelling is voltooid
Geavanceerde bediening
Van de zeven beeldstijlen die zijn uitgelegd in "Basisbediening", zijn de laatste drie stijlen de
Stijlvensters 1 – 3 die kunnen worden geschakeld.
NL
69
Voorbeeld: Wanneer u "Standaard" hebt toegewezen aan één stijlvenster en "Landschap" aan
twee stijlvensters.
Standaard
Niet-schakelbaar
Levendig
Verzadiging, contrast en scherpte kunnen worden
aangepast.
Neutraal
AdobeRGB
Standaard
Schakelbaar
Landschap
Landschap
Helderheid en Zoneaanpassing kunnen worden aangepast,
naast de verzadiging, het contrast en de helderheid.
Voor elk "Landschap" kunnen verschillende aanpassingen
worden ingesteld.
Beeldstijlen schakelen voor het stijlvenster
1 Geef het scherm Instellingen weer (stappen 1 tot 3 op blz. 68).
2 Selecteer een schakelbaar stijlvenster met v/V op de multi-selectieschakelaar.
3 Verplaats de cursor naar rechts met B en selecteer een beeldstijl met v/V.
4 Om
(Contrast),
(Verzadiging),
(Scherpte),
(Helderheid) en
(Zoneaanpassing)
aan te passen, selecteert u het onderdeel met b/B en voert u de aanpassingen uit met v/V.
5 Druk op het midden van de multi-selectieschakelaar nadat de instelling is voltooid
Zoneaanpassing
Beeldstijlen in de schakelbare stijlvensters kunnen de Zoneaanpassing wijzigen.
U kunt verhinderen dat het beeld overbelicht of onderbelicht wordt.
Deze functie is ook beschikbaar voor een RAW-bestand.
NL
70
Hiermee wordt verhinderd dat het beeld onderbelicht wordt
wanneer een sterk belicht onderwerp wordt opgenomen. Wij
adviseren u dit te gebruiken voor zwak belichte
(hoofdzakelijk donkere) scènes, omdat het beeld witachtig
dreigt te worden.
0
Zoneaanpassing wordt niet uitgevoerd.
+1 tot +2
Hiermee wordt verhinderd dat het beeld overbelicht wordt
wanneer een zwak belicht onderwerp wordt opgenomen. Wij
adviseren u dit te gebruiken voor sterk belichte
(hoofdzakelijk lichte) scènes, omdat het beeld een verhoogd
ruisniveau dreigt te krijgen.
De opnamefuncties gebruiken
–1
• Wanneer Zoneaanpassing niet is ingesteld op 0, kan het contrast niet worden aangepast.
• Raadpleeg de onderstaande tabel om het flitserbereik te bepalen.
(Bij ISO 100)
Diafragma
Zoneaanpassing
F2,8
F4,0
F5,6
–1
1,7 – 10 m
1,2 – 7 m
1–5m
+1
2,4 – 14 m
1,7 – 10 m
1,2 – 7 m
+2
2,8 – 17 m
2 – 12 m
1,4 – 8,6 m
Over Adobe RGB-kleurruimte
Adobe RGB-kleurruimte heeft een uitgebreid assortiment kleurreproducties in vergelijking met sRGB die
de standaard kleurruimte van de digitale camera is. Als de hoofddoelstelling is om het beeld af te drukken,
met name wanneer een groot deel van het onderwerp levendig groen of rood is, is Adobe RGB effectiever
dan andere sRGB-kleurruimtes.
• De bestandsnaam van het beeld begint "_DSC".
Over kleuraanpassing in Adobe RGB
Wanneer beelden die met Adobe RGB werden opgenomen, worden weergegeven op apparaten die niet
compatibel zijn met Adobe RGB of op de LCD-monitor op de achterkant van de monitor, worden de
beelden met een lage verzadiging weergegeven. Om beelden die met Adobe RGB werden opgenomen, te
bewerken of af te drukken, moet u toepassingen of printers gebruiken die kleurbeheer en de DCF 2.0
kleurruimte-optie ondersteunen. Wanneer u toepassingen en printers gebruikt die het kleurbeheer niet
ondersteunen, zal dat mogelijk beelden opleveren waarin kleuren niet kleurgetrouw worden weergegeven of
afgedrukt.
NL
71
Flitser
Dit gedeelte biedt uitleg over de verschillende opnamefuncties met de flitser.
De flitsfunctie selecteren
Als de ingebouwde flitser omhoog getrokken is, gaat de flitser in de automatische
aanpassingsfunctie of de scèneselectiefunctie automatisch af wanneer de omgeving donker is.
U kunt desgewenst de flitsfunctie wijzigen.
Instelwiel voor
Instelwiel achter
Multi-selectieschakelaar
Fn-knop (Functie)
1 Druk op de Fn-knop (Functie) om het scherm Functies weer te geven (blz. 27).
• Wanneer het scherm met de vergrote weergave wordt gebruikt (blz. 20), kunt u het scherm Functies
niet weergeven. In dit geval moet u de instellingen via het menu definiëren.
2 Selecteer een onderdeel van Flitser met de multi-selectieschakelaar.
3 Selecteer de gewenste functie met het instelwiel voor of achter.
• De flitserindicator wordt alleen afgebeeld als de flitser omhoog getrokken is.
• Nadat u het flitseronderdeel hebt geselecteerd in stap 2 en op het midden van de multi-selectieschakelaar
hebt gedrukt, schakelt het scherm naar het scherm Exclusief disp. Selecteer op dit scherm de gewenste
functie met v/V op de multi-selectieschakelaar en druk vervolgens op het midden.
• U kunt de flitserfunctie ook selecteren via het
Menu opname (blz. 98).
(
(Autom.flitsen)
: de standaardinstelling)
De flitser gaat af wanneer het donker is of wanneer de
opname tegen licht wordt gemaakt.
• Dit kan niet worden geselecteerd als de functiekeuzeknop is
ingesteld op P, A, S of M.
(Invulflits)
NL
72
De flitser gaat bij iedere opname af als de ingebouwde flitser
omhoog getrokken is.
Normaal gesproken gaat de flitser af onmiddellijk nadat de
ontspanknop is losgelaten, waarna vervolgens onderwerpen
worden opgenomen die door andere lichtbronnen worden
belicht. Hierdoor worden bij gebruik van een lange sluitertijd
bepaalde onderwerpen, zoals naijlende lichtstrepen,
onnatuurlijk afgebeeld.
In de instelling Eindflitssynchronisatie worden de
onderwerpen die door andere lichtbronnen worden belicht het
eerst opgenomen, waarna vervolgens de flitser afgaat. U kunt
een bewegend licht of het naijlen van een bewegend
onderwerp op een realistischere manier opnemen wanneer u
een bewegend onderwerp opneemt met een langere sluitertijd
met gebruikmaking van de flitser.
(Draadloos)
Als u een extern flitsapparaat (niet bijgeleverd) dat op de
camera is bevestigd gebruikt, kunnen bepaalde beelden er plat
uitzien. In dergelijke gevallen kan een los flitsapparaat,
opgesteld in de juiste positie, meer contrast creëren waardoor
een meer driedimensionaal beeld ontstaat.
Deze camera kan deze opname draadloos maken door middel
van de flitserlamp die het signaal tussen de camera en de
flitser verzendt (draadloze flitsopname).
De opnamefuncties gebruiken
(Eindsynchron.)
• Draadloze flitsopname vereist de flitser HVL-F56AM of HVLF36AM (niet bijgeleverd).
Een draadloze-flitsopname maken
1 Bevestig het externe flitsapparaat op de camera (blz. 169) en schakel de camera en het externe
flitsapparaat in.
2 Selecteer
(Draadloos).
3 Haal het externe flitsapparaat van de camera af en trek de ingebouwde flitser van de camera
omhoog.
"WL" wordt afgebeeld in de zoeker en op de LCD-monitor.
4 Bepaal de positie van de camera en het externe flitsapparaat.
5 Zorg ervoor dat de ingebouwde flitser en het externe flitsapparaat volledig opgeladen zijn.
• De ingebouwde flitser is volledig opgeladen als wordt afgebeeld in de zoeker.
• Het externe flitsapparaat is volledig opgeladen als op de achterkant ervan wordt afgebeeld en op de
voorkant ervan het rode lampje knippert.
6 Druk op de AEL-knop (AE-vergrendeling) op de camera om de flitser te testen.
• Als de flitser niet afgaat, verandert u de positie van de camera, het externe flitsapparaat of het
onderwerp.
NL
73
7 Controleer de flitser en het flitsapparaat nogmaals om er zeker van te zijn dat ze volledig
opgeladen zijn. Druk op de ontspanknop om een beeld op te nemen.
• Schakel de draadloze-flitserfunctie uit nadat u klaar bent met het maken van draadloze-flitsopnamen. (U
kunt de flitserfunctie op camera en het externe flitsapparaat afzonderlijk uitschakelen, of u kunt het
externe flitsapparaat op de camera bevestigen en een andere flitserfunctie selecteren, zoals aangegeven op
bladzijde 72). Als de ingebouwde flitser wordt gebruikt terwijl de draadloze-flitserfunctie nog
ingeschakeld is, worden de opnamen onnauwkeurig door de flitser belicht.
• U kunt de instelling van de draadloze-flitserfunctie op de camera en het externe flitsapparaat afzonderlijk
maken. Zie bladzijde 72 om de camera in te stellen. Om de instelling op het externe flitsapparaat te
veranderen, raadpleegt u de gebruiksaanwijzing die erbij werd geleverd.
Als de bediening en de functie van de AEL-knop (AE-vergrendeling) is veranderd
Bij gebruik van de draadloze-flitsopname adviseren wij u [AEL-knop] (blz. 106) in te stellen op [AELvergrendel] of [ AEL-vergrend.] in het
menu Custom.
Als u een instelling selecteert die wordt onthouden nadat de knop is losgelaten ([AEL-wisselen]/[ AELwisselen]), staat de camera in de langzame synchronisatiefunctie en wordt "AEL" afgebeeld in de zoeker en
op de LCD-monitor. Met iedere test van het flitsapparaat wordt de langzame-synchronisatiefunctie
beurtelings in- en uitgeschakeld.
Over de posities van de camera en het externe flitsapparaat
Deze camera gebruikt het flitslicht van zijn eigen ingebouwde flitser om een signaal te zenden waardoor het
losse externe flitsapparaat afgaat. Let op de volgende punten om ervoor te zorgen dat dit signaal goed wordt
gezonden.
• Een draadloze-flitseropname moet worden uitgevoerd in een donkere omgeving, zoals binnenshuis.
• Wij raden u aan de camera en het externe flitsapparaat in het grijze gebied te plaatsen binnen een straal
van 5 m, zoals hieronder weergegeven. Raadpleeg ook de gebruiksaanwijzingen die bij uw flitser zijn
geleverd voor meer informatie over het flitserbereik.
• Plaats het externe flitsapparaat niet rechtstreeks achter het onderwerp.
z Over de draadloze flitserkanalen
Als een andere fotograaf in de buurt een draadloos flitsapparaat gebruikt en het flitslicht van zijn/haar
ingebouwde flitser uw flitsapparaat doet afgaan, verandert u het kanaal van uw externe flitsapparaat.
Als u het kanaal van het externe flitsapparaat wilt veranderen, raadpleegt u de gebruiksaanwijzing die
erbij werd geleverd.
NL
74
De flitscompensatie gebruiken
Als u opneemt met de flitser, kunt u alleen de hoeveelheid flitslicht veranderen, zonder de
belichtingscompensatie te veranderen. U kunt de belichting van een onderwerp binnen het
flitserbereik veranderen en tegelijkertijd de belichting van de achtergrond buiten het
flitserbereik onveranderd laten.
De opnamefuncties gebruiken
Instelwiel voor
Instelwiel achter
Multi-selectieschakelaar
Fn-knop (Functie)
1 Druk op de Fn-knop (Functie) om het scherm Functies weer te geven (blz. 27).
2 Selecteer het flitscompensatie-onderdeel met de multi-selectieschakelaar.
Onderdeel flitscompensatie
3 Selecteer de gewenste waarde met het instelwiel voor of achter.
• Wanneer het scherm Exclusief disp wordt weergegeven in stap 2, selecteert u de gewenste waarde met
b/B op de multi-selectieschakelaar.
• U kunt het scherm Exclusief disp ook selecteren vanaf het
Menu opname (blz. 99).
• U kunt de graad van de compensatie instellen in stappen van 1/3 tussen ±3,0. U kunt deze belichting
instellen in stappen van 1/2 EV met [Belichtingsstap] in het
Menu opname (blz. 97).
• Als de ingebouwde flitser omhoog is getrokken, wordt de ingestelde waarde van de flitscompensatie
weergegeven op de LCD-monitor.
• Als u de ontspanknop tot halverwege indrukt, wordt
afgebeeld in de zoeker.
• Als u flitscorrectie toepast met de ingebouwde flitser, is het mogelijk dat het positieve effect niet zichtbaar
is als gevolg van de beperkte hoeveelheid flitslicht wanneer het onderwerp zich op of rond het maximale
bereik voor de flitser bevindt. Als het onderwerp zich erg dichtbij bevindt, is het mogelijk dat het
negatieve effect niet zichtbaar is.
NL
75
z Belichtingscompensatie en flitscompensatie
De belichtingscompensatie verandert de sluitertijd, het diafragma en de ISO-gevoeligheid (als [AUTO]
is geselecteerd) om de compensatie uit te voeren. Als de flitser wordt gebruikt, wordt tevens de
hoeveelheid flitslicht veranderd*.
Anderzijds verandert de flitscompensatie alleen de hoeveelheid flitslicht en regelt zodoende het relatieve
effect van het flitslicht op het gehele beeld. Als u bijvoorbeeld de hoeveelheid flitslicht wilt verminderen,
kunt u de flitscompensatie een weinig negatief instellen en tegelijkertijd de belichtingscompensatie
positief instellen om de helderheid van het gehele beeld te verbeteren.
* U kunt voorkomen dat de hoeveelheid flitslicht verandert door de belichtingscompensatie met
[Bel.comp.inst.] in the menu Custom (blz. 110).
Opnemen met langzame synchronisatie (de donkere achtergrond opnemen met de
flitser)
Wanneer u 's nachts een portretopname maakt met een donkere achtergrond, zal bij normaal
gebruik van de flitser het onderwerp helder in het beeld verschijnen, maar zal de achtergrond
buiten het bereik van de flitser vallen en te donker zijn. In zo'n geval, kunt u met de langzamesynchronisatieopname (opnemen met de flitser en een lange sluitertijd) zowel het onderwerp
als de achtergrond helder opnemen.
Flitser
SLOW SYNC-knop
1 Trek de ingebouwde flitser omhoog.
2 Opnemen terwijl de SLOW SYNC-knop wordt ingedrukt.
licht op in de zoeker en op de LCD-monitor om aan te geven dat de belichting vergrendeld is.
• Wij adviseren u een statief te gebruiken vanwege de langere sluitertijd.
• In de sluitertijdprioriteitsfunctie of de handmatige functie is de langzame-synchronisatieopname niet
beschikbaar met de AEL-knop (AE-vergrendeling).
• U kunt de camera instellen om de langzame synchronisatiefunctie te behouden nadat u de SLOW SYNCknop hebt losgelaten met [AEL-knop] in het menu Custom (blz. 106).
NL
76
De flitssynchronisatie-aansluiting gebruiken
U kunt een flitser gebruiken die is uitgerust met een flitssynchronisatiekabel.
De opnamefuncties gebruiken
Aansluiting
flitssynchronisatie
Open de klep van de flitssynchronisatie-aansluiting en sluit de kabel aan.
• Selecteer de handmatige belichtingsfunctie en stel de sluitertijd in op 1/200 seconde met Super
SteadyShot ingeschakeld of op 1/250 seconde met de Super SteadyShot uitgeschakeld. Als de aanbevolen
sluitertijd op de flitser langzamer is, gebruik dan de aanbevolen of zelfs een lagere snelheid.
• Gebruik een flitser met een flitsersynchronisatiespanning van 400V of minder.
• Voordat u de flitssynchronisatiekabel aansluit op de flitssynchronisatie-aansluiting, moet u de voeding
van de aangesloten flitser uitschakelen. Als de voeding is ingeschakeld, kan de flitser afgaan wanneer u de
kabel aansluit.
• De flitser zal altijd afgaan. De flitscompensatie (blz. 75) kan niet worden gebruikt. U kunt een bracketopname maken terwijl u de AEL-knop (AE-vergrendeling) ingedrukt houdt (het diafragma wordt
aangepast, blz. 43).
• Het gebruik van de automatische witbalans is niet aanbevolen. Gebruik een eigen witbalans om een
nauwkeurigere witbalans te krijgen.
• U kunt een flitser gebruiken die is uitgerust met een flitssynchronisatie-aansluiting met een omgekeerde
polariteit.
NL
77
Andere bedieningen
Uw persoonlijke instellingen opslaan
U kunt een combinatie van vaak gebruikte functies en instellingen in het geheugen opslaan. U
kunt de opgeslagen instellingen oproepen door "MR" te selecteren op de functiekeuzeknop.
Functiekeuzeknop
MENU-knop
Multi-selectieschakelaar
Een instelling opslaan
1 Stel de camera in op de instelling die u wilt opslaan. Raadpleeg de volgende bladzijden voor de
onderdelen die kunnen worden opgeslagen.
• De onderdelen die moeten worden opgeslagen omvatten alle functies en Menu opname's met
exclusieve knoppen en hendels. U kunt niet slechts enkele van de onderdelen opslaan.
2 Druk op de MENU-knop om het menuscherm weer te geven.
3 Selecteer het
Menu opname t [4] t [Geheugen] met de multi-selectieschakelaar (blz. 29).
4 Druk op het midden van de multi-selectieschakelaar om het scherm Geheugennummer kiezen
weer te geven.
De geheugeninformatie die in stap 1 (de huidige instelling op de camera) is ingesteld, wordt
weergegeven.
5 Selecteer het nummer dat u wilt opslaan met b/B en druk daarna in het midden.
• U kunt maximaal drie instellingen opslaan.
• U kunt de instellingen zo vaak als u dat wilt herschrijven.
NL
78
Onderdelen die kunnen worden opgeslagen
Bladzijdenummer tussen haakjes
Transportfunctie (54)
ISO -gevoeligheid (63)
2)
Witbalans (60)
Belichtingscomp. (42)
Lichtmeetfunctie (46)
Scherpstellingsfunctie (51)
Beeldgrootte (93)
Beeldverhoud. (94)
Beeldkwaliteit (95)
Dynamischbereikoptimalisatie(65)
Instellingen3) (66)
Knop Custom (80)
Belichtingsstap (97)
Flitsfunctie (72)
Flitsregeling (98)
Lichtniveau (99)
Flitscompens. (75)
ISO Autom.max. (99)
ISO Autom.min. (99)
AF-A-instelling (100)
AF-veld (48)
AF-veldpositie (48)
Sluiterontspan. (101)
AF-hulplicht (53)
AF met sluiter (101)
NR lang-belicht (102)
De opnamefuncties gebruiken
Opnamefunctie1) (31)
NR bij hoge-ISO (102)
1)
Wanneer de functiekeuzeknop is ingesteld op A, wordt ook de diafragmawaarde opgeslagen, wanneer de
knop is ingesteld op S, wordt ook de waarde van de sluitertijd opgeslagen en wanneer de knop is ingesteld
op M, worden ook de waarden voor het diafragma en de sluitertijd opgeslagen. Programmaverschuiving
en Handmatige verschuiving kunnen niet worden geregistreerd.
2)
Het nummer en de instellingen worden opgeslagen met de eigen witbalans.
3)
Contrast, verzadiging, scherpte, helderheid en zoneaanpassing zullen tegelijkertijd worden opgeslagen.
De opgeslagen instellingen oproepen
1 Stel de functiekeuzeknop in op MR om het scherm Geheugennummer oproepen weer te geven.
2 Selecteer het nummer dat moet worden opgeroepen met b/B op de multi-selectieschakelaar en
druk op het midden.
• Nadat u een instelling hebt opgeroepen, zal de werkelijke instelling niet overeenkomen met de posities
van de keuzeknoppen en hendels op de camera. Raadpleeg de informatie die op de LCD-monitor wordt
weergegeven wanneer u foto's maakt.
• U kunt de instellingen wijzigen nadat u een opgeslagen instelling hebt opgeroepen. Een nieuwe instelling
kan worden opgeslagen door de stappen in "Een instelling opslaan" te volgen.
NL
79
De C-knop (Custom) gebruiken
U kunt een functie van uw keuze toewijzen aan de C-knop (Custom). Druk op de knop en het
instellingsscherm van de geselecteerde functie wordt weergegeven.
Instellingen (blz. 66) is standaard toegewezen aan de C-knop.
Multi-selectieschakelaar
MENU-knop
C-knop (Custom)
Een functie toewijzen
1 Druk op de MENU-knop om het menuscherm weer te geven.
2 Selecteer het
(blz. 29).
Menu opname t [1] t [Customtoets] met de multi-selectieschakelaar
3 Druk op het midden van multi-selectieschakelaar.
4 Selecteer het onderdeel dat moet worden toegewezen met v/V en druk op het midden.
(
NL
80
: de standaardinstelling)
AF-vergrendel.
Werkt zoals de knop AF-vergrendeling (blz. 104).
AF/MF-regeling
Werkt als de AF/MF-knop (blz. 52).
DOF-voorbeeld
Werkt als de Visuele-scherptedieptecontroleknop (blz. 36).
ISO
Werkt als de ISO-knop (blz. 63).
Witbalans
Werkt als de knop voor de witbalans (blz. 60).
Werkt als de belichtingsknop (blz. 42).
Flitscompens.
Toont het instellingsscherm voor de flitscompensatie
(blz. 75).
Transportfunc.
Werkt als de DRIVE-knop (blz. 54).
AF-gebied
Toont het instellingsscherm voor het AF-veld (blz. 48).
Beeldgrootte
Toont het instellingsscherm voor het beeldformaat (blz. 93).
Kwaliteit
Toont het instellingsscherm voor de beeldkwaliteit (blz. 95).
Instellingen
Toont het instellingsscherm voor Instellingen (blz. 66).
Dyn.-bereikoptim
Toont het instellingsscherm voor de Dynamischbereikoptimalisatie (blz. 65).
Flitsfunctie
Toont het scherm van de flitsfunctie (blz. 72).
Geheugen
Toont het instellingsscherm voor het opslaan (blz. 78).
De opnamefuncties gebruiken
Belicht.comp.
De toegewezen functie gebruiken
Druk op de C-knop (Custom).
De toegewezen functie wordt geactiveerd of het menuscherm van de functie wordt
weergegeven.
NL
81
De weergavefuncties gebruiken
Beelden weergeven
Wanneer u op de
-knop (Weergave) drukt, wordt de camera in de weergavemodus
ingeschakeld en wordt een beeld weergegeven op de LCD-monitor.
Multi-selectieschakelaar
-knop (Weergave)
Selecteer een beeld met b/B.
Het weergavescherm wisselen
Telkens wanneer u tijdens de weergave op de DISP-knop (Weergave) drukt, verandert het
scherm als volgt.
DISP-knop (Beeld)
De nieuwste geschiedenis,
tot vijf beelden.
Met opname-informatie
Met opname-informatie
Zonder opnameinformatie
• De DISP-knop (Beeld) schakelt de weergave van de opname-gegevens in en uit andere weergavefuncties,
zoals op een vergroot scherm.
NL
82
Schakelen naar het indexweergavescherm
Wanneer u op de
-knop (Index) drukt, schakelt u naar het indexweergavescherm. Telkens
wanneer u op de DISP-knop (Beeld) drukt, verandert het scherm als volgt.
Multi-selectieschakelaar
-knop (Index)
-knop (Wissen)
Selecteer een beeld met
v/V/b/B
-knop (Index)
Indexweergave 9
beelden
De weergavefuncties gebruiken
DISP-knop (Beeld)
-knop (Index) of het midden van
multi-selectieschakelaar
Indexweergave
25 beelden
Indexweergave 4
beelden
Wanneer u het instelwiel achter draait, schakelen de indexbeelden scherm voor scherm. Dit is
handig wanneer u snel naar het volgende scherm wilt schakelen.
De map selecteren
1 Selecteer de mappenbalk met b/B op de multi-selectieschakelaar en druk vervolgens in het
midden.
De momenteel geselecteerde map / Totaal aantal mappen
Het huidige aantal beelden in de map
Mappenbalk
NL
83
2 Selecteer de gewenste map met v/V en druk vervolgens in het midden.
Alle beelden in de map wissen
1 Selecteer de map die u wilt wissen met v/V op de multi-selectieschakelaar.
2 Druk op de
-knop (Wissen).
3 Selecteer "Wissen" met v en druk daarna in het midden.
• U kunt het bevestigingsscherm instellen op [Wissen] zoals eerder geselecteerd met [Wisbevestiging]
in het menu Setup (blz. 126).
• Als u de geselecteerde beelden wilt wissen, leest u bladzijde 114.
• Als u eenmaal een beeld hebt gewist, kunt u dit niet herstellen.
• Beveiligde beelden kunnen niet worden gewist.
Het histogram afbeelden
Wanneer u op de
-knop (Histogram) drukt, worden het histogram en de opnamegegevens
van het weergegeven beeld getoond. Als u op deze knop drukt, keert u terug naar een vorig
scherm.
-knop (Histogram)
Als het beeld een sterk belicht of
zwak belicht deel bevat, licht dat deel
van het beeld in de
histogramweergave op.
(luminantielimietwaarschuwing)
Luminantie
R (rood)
G (groen)
B (blauw)
NL
84
z Over het histogram
Aantal pixels
Donker
Licht
Een histogram is de luminantieverdeling die aangeeft hoeveel
pixels van een bepaalde helderheid voorkomen in het beeld.
Deze camera heeft vier histogramweergave, die afzonderlijk
zijn voor luminantie en RGB. Elk van deze histogrammen toont
de helderheid op de horizontale as (linkerkant is zwart,
rechterkant is wit) en het aantal pixels op de verticale as. Door
de belichtingscompensatie wordt het histogram
dienovereenkomstig veranderd. Hieronder ziet u een voorbeeld.
De weergavefuncties gebruiken
Deze compensatie
verheldert het volledige
beeld, zodat het
volledige histogram
naar de heldere zijde
(rechterzijde)
verschuift. Als u
opneemt met de
belichtingscompensatie
toegepast aan de
negatieve kant, zal het
histogram naar de
andere kant
verschuiven.
Gebruik de
belichtingscompen
satie aan de
positieve kant.
Beide uiteinden van het histogram bestaan uitsluitend uit gegevens die 100% zwart of wit* zijn. Door het
histogram te controleren, krijgt u van tevoren een indruk van de belichtingstoestand van het beeld.
* Om precies te zijn, een kleurenbeeld wordt uitgedrukt in RGB. Daarom is het wit gelijk aan R255,
G255, B255, en het zwart aan R0, G0, B0.
Beelden vergroten
Een beeld kan worden vergroot om het beter te kunnen bekijken.
-knop (Vergroten)
Instelwiel voor
Multi-selectieschakelaar
Instelwiel achter
-knop (Weergave)
NL
85
1 Geef het beeld weer dat u wilt vergroten en druk vervolgens op de
Het midden van het beeld wordt vergroot.
-knop (Vergroten).
2 Zoom in of uit op het beeld met het instelwiel achter.
3 Selecteer het gedeelte dat u wilt vergroten met v/V/b/B op de multi-selectieschakelaar.
• Telkens wanneer u op het midden van de multi-selectieschakelaar drukt, wisselt het scherm tussen de
vergrote weergave en de normale weergave van het beeld.
Het deel dat
vergroot wordt als
op het midden
wordt gedrukt
Positieoverzicht van het vergrote deel
• U kunt een beeld selecteren met het instelwiel voor.
4 Druk op de knop
(Vergroten) of
(Weergave) zodat de vergrote weergave wordt
geannuleerd en het scherm terugkeert naar het scherm dat werd weergegeven voordat de
vergroting werd uitgevoerd.
Het weergavezoombereik is als volgt.
NL
86
Beeldformaat
Zoombereik
L
Ong. ×1,1 – ×13
M
Ong. ×1,1 – ×10
S
Ong. ×1,1 – ×6,7
Een beeld roteren
In de standaardinstelling worden beelden die in de portretstand zijn opgenomen, ook
weergegeven in de portretstand. Indien nodig, kunt u de beelden op de volgende manier
roteren.
De weergavefuncties gebruiken
-knop (Weergave)
-knop (Rotatie)
1 Geef het beeld weer dat u wilt roteren en druk vervolgens op de
-knop (Roteren).
Het scherm dat wordt gebruikt voor het roteren van beelden, wordt weergegeven.
2 Druk op het midden van de multi-selectieschakelaar om het beeld naar de gewenste stand te
roteren.
3 Druk op de knop
(Weergave) of
(Rotatie) om terug te keren naar het normale scherm.
• Nadat u het beeld hebt geroteerd, wordt het weergegeven in de geroteerde positie, zelfs wanneer u de
voeding uitschakelt.
• Als u geroteerde beelden naar een computer kopieert, kunnen de geroteerde beelden met het
softwareprogramma "Picture Motion Browser" (bijgeleverd) correct worden weergegeven. Het is echter
mogelijk dat de beelden niet worden geroteerd, afhankelijk van het softwareprogramma.
NL
87
Beelden bekijken op een tv-scherm
U kunt de beelden weergeven op een tv-scherm door de camera aan te sluiten op een tv.
Schakel zowel de camera als de tv uit alvorens de camera en de tv op elkaar aan te sluiten.
1 Sluit de camera aan op de televisie.
1 Naar de videoingangsaansluiting
2 Naar de
VIDEO OUTaansluiting
Videokabel
2 Schakel de tv in en wijzig de ingang.
• Raadpleeg de gebruiksaanwijzing bijgeleverol bij tv voor meer informatie.
3 Schakel de camera in en druk op de
-knop (Weergave).
De beelden die met de camera zijn opgenomen, worden op het tv-scherm afgebeeld.
Selecteer het gewenste beeld met b/B op de multi-selectieschakelaar.
Multi-selectieschakelaar
-knop (Weergave)
• Als u de camera in het buitenland gebruikt, kan het noodzakelijk zijn de videosignaaluitgang in te
stellen overeenkomstig het signaal van het plaatselijke tv-systeem (blz. 121).
• De LCD-monitor op de achterkant van de camera wordt niet ingeschakeld.
• De kwaliteit van de beelden die op een tv worden weergegeven die is aangesloten via een videokabel, is
lager voor verschillende systemen in vergelijking met beelden die worden weergegeven op een HDTV die
is aangesloten met een HDMI-kabel of op een pc-monitor.
NL
88
Wanneer u een HDTV gebruikt die is uitgerust met een HDMI-aansluiting
Als u een HDTV gebruikt die met een HDMI-aansluiting is uitgerust, kunt u beelden met een
hogere beeldkwaliteit bekijken door een HDMI-kabel (niet bijgeleverd) te gebruiken.
1 Naar de HDMIaansluiting
De weergavefuncties gebruiken
2 Naar de
HDMI-kabel
HDMI(niet bijgeleverd)
aansluiting
1 Sluit de camera aan op de tv met de HDMI-kabel.
2 Schakel de tv in en wijzig de ingang.
3 Schakel de camera in.
De camera gaat automatisch naar de weergavefunctie.
• Gebruik een HDMI-kabel met het HDMI-logo.
• Gebruik een HDMI-mini-aansluiting aan het ene uiteinde (voor de camera) en een aansluiting die geschikt
is voor de aansluiting op uw tv aan het andere uiteinde.
• Als u uw camera met een HDMI-kabel aansluit op Sony's tv die compatibel is met VIDEO-A, stelt de tv
automatisch de juiste beeldkwaliteit in voor het weergeven van stilstaande beelden. Raadpleeg de
bedieningsinstructies van Sony's tv die compatibel is met VIDEO-A voor meer informatie.
• Sommige apparaten zullen mogelijk niet correct werken.
• Sluit de uitgang van het apparaat niet aan op de HDMI-terminal op de camera. Dit kan een storing
veroorzaken.
• U kunt het type uitgangssignaal wijzigen met [HDMI-uitvoer] in het menu Setup (blz. 121).
Over "PhotoTV HD"
Deze camera is compatibel met de norm "PhotoTV HD".
Door apparaten die compatibel zijn met PhotoTV HD van Sony aan te sluiten met een HDMIkabel, kunt u genieten van een compleet nieuwe wereld van foto's in adembenemende Full
HD-kwaliteit.
PhotoTV HD biedt een zeer gedetailleerde, fotogetrouwe uitdrukking van subtiele patronen en
kleuren.
Over tv-kleursystemen
Als u beelden wilt bekijken op een televisiescherm, hebt u een televisie met een videoingangsaansluiting en een videokabel nodig. Het kleursysteem van de tv moet
overeenstemmen met dat van uw digitale fotocamera. Raadpleeg de onderstaande lijsten voor
het tv-kleursysteem van het land of gebied waarin u de camera gebruikt.
NTSC-systeem
Bahama-eilanden, Bolivia, Canada, Chili, Colombia, Ecuador, Filippijnen, Jamaica, Japan,
Korea, Mexico, Midden-Amerika, Peru, Suriname, Taiwan, Venezuela, Verenigde Staten,
enz.
NL
89
PAL-systeem
Australië, België, China, Denemarken, Duitsland, Finland, Hongarije, Hongkong, Italië,
Koeweit, Maleisië, Nederland, Nieuw-Zeeland, Noorwegen, Oostenrijk, Polen, Portugal,
Singapore, Slowakije, Spanje, Thailand, Tsjechië, Verenigd Koninkrijk, Zweden,
Zwitserland, enz.
PAL-M-systeem
Brazilië
PAL-N-systeem
Argentinië, Paraguay, Uruguay
SECAM-systeem
Bulgarije, Frankrijk, Guyana, Irak, Iran, Monaco, Oekraïne, Rusland, enz.
Bedienen met de afstandsbediening
Wanneer u de camera aansluit op een tv en naar de weergavefunctie gaat, kunt u beelden
afspelen met de afstandsbediening. De meeste knoppen op de afstandsbediening hebben
dezelfde functie als de knoppen op de camera.
Knoppen op de afstandsbediening
blz.
A
84
(Histogram)
B DISP (Scherm)
82
C
(Index)
83
D
(Rotatie)
87
E
(Weergave)
82
F MENU
29
G
119
H
I
(Diavoorstelling)
/
(In- en uitzoomen)
(Wissen)
85
t stap 6 in "Lees dit
eerst"
J v/V/b/B/
26
• De andere knoppen worden gebruikt wanneer de camera in de opnamefunctie staat of is aangesloten op
een PictBridge-printer (bladzijden 59, 151).
Diavoorstelling
Met de -knop (Diavoorstelling) op de afstandsbediening kunt u een diavoorstelling
gemakkelijk starten/stoppen (blz. 119). Tijdens een diavoorstelling zijn de volgende
bewerkingen beschikbaar vanaf de afstandsbediening.
• Het vorige/volgende beeld weergeven met b/B.
• De diavoorstelling pauzeren/afspelen met .
NL
90
Het menu gebruiken
Menulijst
Voor details over het bedienen van het menu, zie blz. 29.
Menu Opname (pagina's 93 tot 103)
1
Beeldgrootte
Beeldverhoud.
Kwaliteit
Dyn.-bereikoptim
Instellingen
Customtoets
Belichtingsstap
2
Flitsfunctie
Flitsregeling
• Lichtniveau
Flitscompens.
ISO Autom.max.
ISO Autom.min.
3
4
Het menu gebruiken
AF-A-instelling
AF-gebied
Sluiterontspan.
AF-hulplicht
AF met sluiter
NR lang-belicht
NR bij hoge-ISO
Geheugen
Opn.f.terugst.
Menu Custom (blz. 104 tot 113)
1
Eye-Start AF
AF/MF-knop
AF/MF-regeling
AF-snelheid
AF-gebiedweerg.
Scherp.vergr.
2
AEL-knop
Instelwiel inst
Bel.comp.wiel
Instelwielvergr
Toetsbediening
Opn.zonder krt.
Opn.zonder lens
3
Rode-ogen-verm.
Bel.comp.inst.
Bracketvolgorde
Autom.weergave
Autom.uitsch.
Opn.info weerg.
Beeldrichting
4
Custom terugst.
NL
91
Voor informatie over de bediening 1 blz. 29
Menu Weergave (blz. 114 tot 119)
1
2
Diavoorstelling
• Interval
Wissen
Formatteren
Beveiligen
DPOF instellen
• Datum afdruk.
• Indexafdruk
Beeldrotatie
Menu Setup (blz. 120 tot 128)
1
LCD-helderheid
Info.weerg.tijd
Stroombesparing
Videoformaat
HDMI-uitvoer
Taal
Datum/tijd inst
NL
92
2
Geheugenkaart
Bestandsnummer
Mapnaam
Map kiezen
• Nieuwe map
USB-verbinding
• Massaopslagkrt
3
Menustartpositie
Wisbevestiging
Audiosignalen
Reinigen
Terugstellen
Menu Opname 1
Voor informatie over de bediening 1 blz. 29
Menu Opname
De standaardinstellingen worden aangegeven met
.
Beeldgrootte
Een digitaal beeld is samengesteld uit een groot aantal kleine puntjes, genaamd pixels.
Het "Beeldformaat" wordt aangegeven met het aantal pixels. Ondanks dat u op het scherm van
de camera het verschil niet kunt zien, verschillen de kleine details en de verwerkingstijd
wanneer het beeld wordt afgedrukt of weergegeven op een computerscherm.
Pixel
Pixels
Menu Opname
Veel pixels
(Hoge
beeldkwaliteit en
groot bestand)
Weinig pixels
(Lage
beeldkwaliteit en
klein bestand)
1 Beeldformaat: L
2 Beeldformaat: S
[Beeldverhoud.]: [3:2]
L:12M
4272 × 2848 pixels
M:6,4M
3104 × 2064 pixels
S:3,0M
2128 × 1424 pixels
[Beeldverhoud.]: [16:9]
L:10M
4272 × 2400 pixels
M:5,4M
3104 × 1744 pixels
S:2,6M
2128 × 1200 pixels
• Wanneer u een RAW-bestand kiest met [Kwaliteit], stemt het beeldformaat van het RAW-bestand
overeen met L. Dit formaat wordt niet weergegeven op de LCD-monitor.
• U kunt ook de Fn-knop (Functie) gebruiken voor bedieningen (blz. 27).
NL
93
Voor informatie over de bediening 1 blz. 29
z Het te gebruiken beeldformaat selecteren
Raadpleeg de volgende tabel wanneer u het beeldformaat selecteert.
Beeldformaat
Aanwijzingen voor gebruik
Aantal
beelden
L
Voor het opslaan van belangrijk beeldmateriaal of
afdrukken van foto's op A3/A3+*-formaat of A4formaat foto's met hoge resolutie
Minder
Fijn
Meer
Grof
Groter
M
Afdrukke
n
Voor afdrukken op A4-formaat of beelden met
een hoge resolutie op A5-formaat
S
Kleiner
Voor het opnemen van een groot aantal beelden
Om webpagina's te maken
* Dit formaat is groter dan A3. U kunt foto's op A3-formaat afdrukken met een rand rondom.
Beeldverhoud.
U kunt de beeldverhouding kiezen op basis van uw behoeften.
3:2
Een normale beeldverhouding.
16:9
Een HDTV-verhouding. [16:9] is aanbevolen wanneer u kijkt
op een HDTV.
Maak uw compositie in dit gebied wanneer [16:9] is
geselecteerd.
• RAW-bestanden die met de verhouding 16:9 zijn opgenomen worden weergegeven in de verhouding 16:9
door middel van compatibele software, zoals "Image Data Converter SR", maar worden niet weergegeven
met de verhouding 3:2 als de software niet compatibel is met deze verhouding.
NL
94
Voor informatie over de bediening 1 blz. 29
Kwaliteit
De mate van beeldcompressie bepaalt de beeldkwaliteit. Aangezien de bestandsgrootte van
een niet-gecomprimeerd beeld groter is, is het gebruikelijk dat een digitale camera het
opgenomen beeld comprimeert.
RAW (
)
cRAW* (
Bestandsformaat: RAW (ruwe gegevens)
Een RAW-bestand is het ruwe materiaal dat op een computer
kan worden bewerkt voor professionele doeleinden. Het
bestand kan worden geopend met het programma "Image
Data Converter SR" dat op de cd-rom (bijgeleverd) staat
(blz. 142). "c" van "cRAW" staat voor "gecomprimeerd".
)
• Het beeldformaat ligt vast op het maximale formaat. Het
beeldformaat wordt niet weergegeven op de LCD-monitor.
)
cRAW & JPEG* (
)
Extra fijn (
Fijn (
)
)
Standaard (
)
Menu Opname
RAW & JPEG (
Bestandsformaat: RAW (ruwe gegevens) + JPEG
Het RAW-beeld en het JPEG-beeld worden tegelijkertijd
gemaakt. Dit is handig wanneer u twee beeldbestanden nodig
hebt: een JPEG-bestand om weer te geven en een RAWbestand om te bewerken. De beeldkwaliteit ligt vast op [Fijn].
Bestandsformaat: JPEG
Het beeld wordt bij de opname
gecomprimeerd in het JPEGbestandsformaat. Hoe hoger de
compressieverhouding, hoe kleiner de
bestandsgrootte. Hierdoor kunnen meer
bestanden worden opgenomen op één
geheugenkaart, maar de beeldkwaliteit zal
lager zijn.
Nadat de beeldkwaliteit eenmaal lager is
geworden, kan deze later niet meer opnieuw
worden verhoogd. Als u van plan bent om het
beeldbestand later te verwerken of bewerken,
moet u nauwkeurig overwegen welke
beeldkwaliteit u kiest.
Compressieverhouding
Laag
Hoog
* De gegevens worden gecomprimeerd tot ongeveer 60 tot 70% in vergelijking met een nietgecomprimeerd beeld. Gebruik deze instelling wanneer u het aantal beelden dat kan worden opgenomen,
wilt verhogen.
• U kunt ook de Fn-knop (Functie) gebruiken voor de bediening (blz. 27).
• Voor meer informatie over het aantal beelden dat kan worden opgenomen wanneer de beeldkwaliteit
wordt veranderd, zie blz. 21
z Over RAW-bestanden
Het RAW-bestand bevat de ruwe beeldgegevens die nog digitaal moeten worden bewerkt. Een RAWbestand verschilt van een meer gebruikelijk bestandsformaat, zoals JPEG, in de zin dat dit het ruwe
materiaal bevat dat op een computer kan worden bewerkt voor professionele doeleinden. U hebt het
softwareprogramma "Image Data Converter SR" nodig dat op de cd-rom (bijgeleverd) staat om een RAWbestand te kunnen openen dat op deze camera is opgenomen. Met behulp van dit softwareprogramma kan
NL
95
Voor informatie over de bediening 1 blz. 29
een RAW-bestand worden geopend en geconverteerd naar een veelgebruikt bestandsformaat, zoals JPEG of
TIFF, en kunnen de witbalans, de kleurverzadiging, het contrast, enz., worden veranderd.
• Als u een beeld opneemt als een RAW-bestand, hebt u te maken met de volgende beperkingen.
– Het RAW-bestand kan niet worden afgedrukt op een DPOF-aangewezen printer of een PictBridgecompatibele printer.
– In tegenstelling tot een JPEG-bestand, wordt een RAW-beeld niet onderworpen aan enige
basisbeeldbewerkingen, waardoor de kleuren niet nauwkeurig kunnen worden gereproduceerd in de
weergavefunctie of op het scherm met het automatische voorbeeld. Als de gegevens op de juiste wijze
zijn opgenomen, kunnen de kleuren nauwkeurig worden gereproduceerd op een computer.
• U kunt geen effecten van andere instellingen voor Dynamisch-bereikoptimalisatie dan
(Standaard)
controleren als u een beeld dat in RAW- of cRAW-indeling is opgenomen, afspeelt en vergroot.
Dyn.-bereikoptim
U kunt de opgenomen scène analyseren en automatische aanpassingen maken om de
beeldkwaliteit te optimaliseren.
Uit (
)
Standaard (
Voor verdere informatie, zie blz. 65.
)
Geavancrd Auto (
)
Geavanc.: Niveau (
–
)
Instellingen
U kunt beeldstijlen selecteren die het best geschikt zijn voor de opgenomen scènes en
doelstellingen.
Standaard (
Levendig (
)
Neutraal (
)
AdobeRGB (
1
2
3
NL
96
)
)
Voor verdere informatie, zie blz. 66.
Voor informatie over de bediening 1 blz. 29
Customtoets
U kunt een functie toewijzen aan de C-knop (Custom).
AF-vergrendel.
Voor verdere informatie, zie blz. 80.
AF/MF-regeling
DOF-voorbeeld
ISO
Witbalans
Belicht.comp.
Menu Opname
Flitscompens.
Transportfunc.
AF-gebied
Beeldgrootte
Kwaliteit
Instellingen
Dyn.-bereikoptim
Flitsfunctie
Geheugen
Belichtingsstap
U kunt stappen van 0,5 of 0,3 selecteren voor de compensatie voor de sluitersnelheid, het
diafragma en de belichting.
0,5 EV
Wijzigen in stappen van 1/2 EV
0,3 EV
Wijzigen in stappen van 1/3 EV
NL
97
Menu Opname 2
Voor informatie over de bediening 1 blz. 29
De standaardinstellingen worden aangegeven met
.
Flitsfunctie
U kunt de flitsfunctie selecteren.
Autom.flitsen (
)
Voor verdere informatie, zie blz. 72.
Invulflits ( )
Eindsynchron. (
Draadloos (
)
)
Flitsregeling
U kunt de flitsregeling selecteren om de hoeveelheid flitslicht in te stellen.
ADI-flits
De flitser gaat af vlak voordat de opname wordt gemaakt
(voorflits) waarna de camera de hoeveelheid flitslicht instelt
aan de hand van de hoeveelheid gereflecteerd licht van de
voorflits en de bijbehorende afstandsinformatie.
Voorflits DDL
De flitser gaat af vlak voordat de opname wordt gemaakt
(voorflits) waarna de camera de hoeveelheid flitslicht instelt
aan de hand van alleen de hoeveelheid gereflecteerd licht van
de voorflits. De afstandsinformatie wordt niet gebruikt in de
berekening.
Handm.flits
De ingebouwde flits gaat af met een bepaalde hoeveelheid
flitslicht, ongeacht de helderheid van een onderwerp. Deze
optie is uitgeschakeld wanneer [Autom.flitsen] is
geselecteerd.
ADI: Advanced Distance Integration
TTL: Through the lens
• Wanneer de afstand tussen het onderwerp en het externe flitsapparaat (niet bijgeleverd) niet kan worden
vastgesteld (opnemen met een draadloos, extern flitsapparaat (niet bijgeleverd), opnemen met een los
flitsapparaat dat met een kabel is verbonden met de camera, opnemen met een dubbelflitsapparaat of
ringflitser voor macro-opnamen, enz.), selecteert de camera automatisch de instelling Voorflits DDL.
• Selecteer [Voorflits DDL] in de volgende situaties omdat de camera geen nauwkeurige afstandsinformatie
kan verkrijgen met ADI-flits.
– Aan het flitsapparaat HVL-F36AM is een breed paneel is bevestigd.
– Voor flitsopnamen wordt een diffuser gebruikt.
– Er wordt een filter met een belichtingsfactor, zoals een ND-filter, gebruikt.
– Er wordt een close-uplens gebruikt.
• ADI-flits is alleen beschikbaar in combinatie met de lens die is uitgerust met een afstandscodeerder. Om
te bepalen of uw lens is uitgerust met een afstandscodeerder, raadpleegt u de gebruiksaanwijzing die bij
de lens werd geleverd.
NL
98
Voor informatie over de bediening 1 blz. 29
Lichtniveau
U kunt de hoeveelheid licht selecteren wanneer [Flitsregeling] is ingesteld op [Handm.flits].
1/1
Richtwaarde ong. 12
1/2
Richtwaarde ong. 8,4
1/4
Richtwaarde ong. 6
1/8
Richtwaarde ong. 4,2
1/16
Richtwaarde ong. 3
• Wanneer de meter is ingesteld op ISO 100
Menu Opname
Flitscompens.
Voor verdere informatie, zie blz. 75.
ISO Autom.max.
U kunt de hoogste limiet van een ISO AUTO-waarde selecteren wanneer de functiekeuzeknop
is ingesteld op P, A of S en wanneer ISO is ingesteld op [AUTO].
1600
800
Past automatisch ISO aan wanneer de geselecteerde waarde is
ingesteld op de hoogste limiet.
400
ISO Autom.min.
U kunt de laagste limiet van een ISO AUTO-waarde selecteren wanneer de functiekeuzeknop
is ingesteld op P, A of S en wanneer ISO is ingesteld op [AUTO].
400
200
Past automatisch ISO aan wanneer de geselecteerde waarde is
ingesteld op de laagste limiet.
NL
99
Menu Opname 3
Voor informatie over de bediening 1 blz. 29
De standaardinstellingen worden aangegeven met
.
AF-A-instelling
De positie "A" van de hendel scherpstellingsfunctie is ingesteld AF-A (Automatische AF)
(blz. 51) als standaardinstelling. U kunt de functie wijzigen naar DMF (Directe handmatige
scherpstelling).
AF-A (
)
Wijst de Automatische AF-functie toe.
DMF (
)
Wijst de directe handmatige scherpstellingsfunctie toe. U
kunt een verfijnde aanpassing uitvoeren nadat u de
scherpstelling hebt aangepast in de automatische
scherpstelling.
Fijne aanpassingen uitvoeren in de directe handmatige scherpstelling
1 Stel dit in op [DMF].
2 Stel de hendel scherpstellingsfunctie in op "A".
3 Druk de ontspanknop tot halverwege in om de scherpstelling te vergrendelen.
4 Draai de scherpstelring om de scherpstelling fijn te regelen terwijl u de ontspanknop tot
halverwege ingedrukt houdt.
Ontspanknop
Scherpstelring
Hendel
scherpstellingsfunctie
5 Druk de ontspanknop helemaal in.
• Nadat u uw vinger van de ontspanknop hebt gehaald, begint de scherpstelvergrendelingsprocedure weer
van voren af aan wanneer u de ontspanknop tot halverwege ingedrukt houdt.
AF-gebied
U kunt het AF-gebied selecteren.
Breed (
Punt (
Lokaal (
NL
100
)
)
)
Voor verdere informatie, zie blz. 48.
Voor informatie over de bediening 1 blz. 29
Sluiterontspan.
U kunt een instelling selecteren voor het ontspannen van de sluiter.
Na scherpst.
De sluiter kan niet worden ontspannen als de scherpstelling
niet is bevestigd.
Geen scherpst.
De sluiter kan worden ontspannen, zelfs als de scherpstelling
niet is bevestigd. Selecteer deze instelling als de opnamekans
voorrang heeft.
AF-hulplicht
Automatisch
Vult automatisch de AF-belichting indien nodig.
Uit
Schakelt de AF-belichting niet in.
Menu Opname
U kunt de AF-belichting in- of uitschakelen. Voor verdere informatie over de AF-belichting,
zie blz. 53.
• Als [AF-hulplicht] is ingesteld op [Uit], gaat de AF-belichting van een extern flitsapparaat (niet
bijgeleverd) niet af.
AF met sluiter
In de standaardinstelling wordt het aanpassen van de scherpstelling uitgevoerd door de
ontspanknop halverwege in te drukken. U kunt deze actie uitschakelen.
Aan
Past de scherpstelling aan door de ontspanknop halverwege in
te drukken.
Uit
Past de scherpstelling niet aan door de ontspanknop
halverwege in te drukken.
• Wanneer dit is ingesteld op [Uit], wordt de scherpstelling aangepast door op het midden van de multiselectieschakelaar te drukken. De sluiter kan worden ontspannen, zelfs als de scherpstelling niet is
bevestigd. Dit is handig wanneer u voortdurende opneemt met dezelfde scherpstellingspositie. U kunt de
scherpstelling ook aanpassen door [AF/MF-knop] in te stellen op [AF-vergrendel.] of de AFvergrendeling toe te wijzen aan de C-knop (Custom).
NL
101
Voor informatie over de bediening 1 blz. 29
NR lang-belicht
Bij een lange belichting valt de ruis meer op. Als de sluitertijd 1 seconde of langer is, wordt de
ruisonderdrukking ingeschakeld om de korrelige ruis te verminderen die optreedt bij lange
sluitertijden.
Aan
Als een sluitertijd van 1 seconde of langer wordt gebruikt,
wordt het ruisonderdrukkingsproces uitgevoerd gedurende de
tijd waarin de sluiter geopend is. Terwijl de
ruisonderdrukking wordt uitgevoerd, wordt de mededeling
"Bezig..." afgebeeld op de LCD-monitor. U kunt geen
volgend beeld opnemen totdat het proces voltooid is.
Uit
In deze functie wordt geen ruisonderdrukking uitgevoerd. Dit
is van toepassing wanneer de timing van de opname voorrang
heeft. Hierdoor zal de ruis echter meer opvallen. Wij
adviseren u de ruisonderdrukking in te schakelen als u een
lange sluitertijd gaat gebruiken.
• De ruisonderdrukking wordt niet uitgevoerd bij continue opname of continu bracket-opnamen, zelfs
wanneer deze functie is ingesteld op [Aan].
NR bij hoge-ISO
Wanneer de cameragevoeligheid hoog is ingesteld, heeft de ruis in het beeld de neiging
opvallender te worden. Wanneer ISO is ingesteld op 1600 of hoger, wordt automatisch een
hoge ISO-ruisonderdrukken geactiveerd om de ruis te verminderen.
Hoog
Hoog ISO-ruisonderdrukking is laag.
Normaal
Normaal ISO-ruisonderdrukking is normaal.
Laag
Normaal ISO-ruisonderdrukking is normaal.
• Wanneer [Hoog] is geselecteerd, wordt de snelheid van de continu opname ongeveer 3,5 beelden/sec.
NL
102
Menu Opname 4
Voor informatie over de bediening 1 blz. 29
Geheugen
Voor verdere informatie, zie blz. 78.
Opn.f.terugst.
U kunt de hoofdfuncties van de opnamefunctie opnieuw instellen wanneer de
functiekeuzeknop is ingesteld op P, A, S of M.
1 Selecteer [Opn.f.terugst.] en druk vervolgens op het midden van multi-selectieschakelaar.
De mededeling "Opnamefunct.terugstellen?" wordt afgebeeld op de LCD-monitor.
Menu Opname
2 Selecteer [OK] met v op de multi-selectieschakelaar en druk vervolgens op het midden van de
multi-selectieschakelaar.
De belangrijkste instellingen van de opnamefunctie worden teruggesteld.
• De items die opnieuw moeten worden ingesteld, zijn de functies die worden bediend met de exclusieve
knoppen en alle items in het
Menu opname. Voor meer informatie over de items die worden
teruggesteld, zie "Terugstellen op standaardinstellingen" (blz. 175).
NL
103
Menu Custom 1
Voor informatie over de bediening 1 blz. 29
Menu Custom
De standaardinstellingen worden aangegeven met
.
Eye-Start AF
Wanneer u in de zoeker kijkt, wordt de scherpstelling bevestigd en worden de sluitertijd en het
diafragma automatisch ingesteld.
Aan
Hiermee wordt automatisch scherpgesteld.
• Deze instelling verbruikt meer acculading dan de instelling
[Uit].
Uit
Hiermee wordt niet scherpgesteld.
AF/MF-knop
De AF/MF-knop schakelt tussen AF (automatisch scherpstellen) en MF (handmatig
scherpstellen) in de standaardinstelling (blz. 52). Deze knop kan worden gebruikt als de AFvergrendelingsknop.
NL
104
AF/MF-regeling
Zie bladzijde 52.
AF-vergrendel.
Deze knop wordt gebruikt als AF-vergrendelingsknop.
Wanneer u op de knop drukt, wordt de scherpstelling hier
vergrendeld wanneer het automatisch scherpstellen is
geactiveerd. Als de automatisch scherpstelling niet is
geactiveerd, doet deze knop dat en wordt de scherpstelling
bevestigd en vergrendeld.
Druk op de ontspanknop om foto's te maken terwijl u de AF/
MF-knop ingedrukt houdt.
Voor informatie over de bediening 1 blz. 29
AF/MF-regeling
Wanneer [AF/MF-knop] is ingesteld op [AF/MF-regeling] (blz. 104), kunt u de manier
waarop u de AF/MF-knop gebruikt, wijzigen.
AF vastzetten
AF en MF worden alleen geschakeld terwijl de knop wordt
ingedrukt.
AF/MF wisselen
Druk op de knop en laat deze los om te schakelen tussen AF
en MF. Druk de knop opnieuw in en laat deze los om terug te
keren naar de vorige instelling.
AF-snelheid
Menu Custom
Wanneer de automatische scherpstelling is geactiveerd, kunt u de snelheid van het
scherpstellen selecteren.
Snel
De scherpstelling snel bevestigen.
Langzaam
De scherpstelling langzaam bevestigen.
• Gebruik deze instelling wanneer er nogal moeilijk kan worden
scherpgesteld op een onderwerp, zoals in een macro-opname.
AF-gebiedweerg.
Als de ontspanknop tot halverwege wordt ingedrukt, zal het lokale AF-gebied dat voor het
scherpstellen wordt gebruikt, kortstondig rood oplichten. U kunt de duur van het oplichten
veranderen of het oplichten uitschakelen.
0,6 sec.
Het lokale AF-gebied licht op gedurende 0,6 seconde.
0,3 sec.
Het lokale AF-gebied licht op gedurende 0,3 seconde.
Uit
Het lokale AF-gebied licht alleen op wanneer de multiselectieschakelaar wordt ingedrukt.
Scherp.vergr.
Als u een lens gebruikt die is uitgerust met een scherpstelling-vasthoudknop, kunt u de
werking van de knop veranderen om een voorbeeld van de opname te bekijken.
Scherp.vergr.
Hiermee wordt de knop gebruikt als de scherpstellingvasthoudknop.
DOF-voorbeeld
Hiermee wordt de scherpstelling-vasthoudknop gebruikt als
de visuele-scherptedieptecontroleknop.
NL
105
Menu Custom 2
Voor informatie over de bediening 1 blz. 29
De standaardinstellingen worden aangegeven met
.
AEL-knop
De functie en de werkingswijze van de AEL-knop (AE-vergrendeling) kan worden veranderd.
De AEL-knop (AE-vergrendeling) heeft twee functies: een "AEL"-functie die de
belichtingswaarde (sluitertijd en diafragma) vergrendelt in iedere lichtmeetfunctie en een "
(Spot) AEL"-functie die tijdelijk spot-lichtmeting uitvoert en de verkregen belichtingswaarde
vergrendelt. De AEL-knop heeft twee werkingswijzen: "vergrendel" die alleen werkt zolang
de knop ingedrukt wordt gehouden en "wisselen" die telkens wanneer op de knop wordt
gedrukt, schakelt tussen inschakelen en uitschakelen. Hiervan zijn de volgende combinaties
beschikbaar.
AEL-vergrendel
Terwijl de knop ingedrukt wordt gehouden, is de
belichtingswaarde in de geselecteerde lichtmeetfunctie
vergrendeld.
AEL-wisselen
Druk eenmaal op de knop en laat hem los, waarna de
belichtingswaarde in de geselecteerde lichtmeetfunctie
vergrendeld blijft. Druk nogmaals op de knop om de
vergrendeling op te heffen.
AEL-vergrend.
Zolang de knop ingedrukt wordt gehouden, voert de camera
tijdelijk spot-lichtmeting uit, ongeacht de lichtmeetfunctie die
eerder werd ingesteld en vergrendelt de verkregen
belichtingswaarde.
AEL-wisselen
Druk eenmaal op de knop en laat hem los, zodat de camera
tijdelijk spot-lichtmeting uitvoert, ongeacht de
lichtmeetfunctie die eerder werd ingesteld, en de verkregen
belichtingswaarde vergrendelt. Druk nogmaals op de knop
om de vergrendeling op te heffen.
• "AEL" is nuttig wanneer u regelmatige belichtingen wilt behouden op meerdere beelden en "vergrendel"
is nuttig wanneer u tijdelijk de spot-lichtmeting wilt gebruiken.
• Terwijl de belichtingswaarde vergrendelt is, wordt
afgebeeld op de LCD-monitor en in de zoeker.
Vergeet niet de vergrendeling op te heffen wanneer "AEL-wisselen" wordt geselecteerd.
• Behalve wanneer de sluitertijdprioriteitsfunctie of de handmatige functie is geselecteerd, wordt de
langzame synchronisatie altijd automatisch geselecteerd wanneer de flitser wordt gebruikt. In dit geval
wordt de spot-lichtmeting uitgeschakeld en zijn "vergrendel" en "wisselen" de enige schakelbare
alternatieven (blz. 76).
• De instellingen "vergrendel" en "wisselen" beïnvloeden de handmatige verschuiving (blz. 40) in de
handmatige functie.
NL
106
Voor informatie over de bediening 1 blz. 29
Instelwiel inst
Wanneer de functiekeuzeknop is ingesteld op P of M, wordt de sluitertijd standaard aangepast
met het instelwiel voor en wordt het diafragma uitgevoerd met het instelwiel achter. U kunt
deze toewijzing omkeren.
Sltd
F-getal
Past de sluitertijd aan met het instelwiel voor en het
diafragma met het instelwiel achter.
Sltd
Past het diafragma aan met het instelwiel voor en de
sluitertijd met het instelwiel achter.
F-getal
• Wanneer de functiekeuzeknop is ingesteld op A of S, is deze toewijzing niet beschikbaar.
Menu Custom
Bel.comp.wiel
U kunt de belichting (blz. 42) aanpassen met het instelwiel voor of achter.
Uit
Past de belichting niet aan met de instelwielen.
Wiel voor
Past de belichting aan met het instelwiel voor.
Wiel achter
Past de belichting aan met het instelwiel achter.
Wanneer [Instelwiel inst] is ingesteld op [
instelwiel voor en achter als volgt.
Functie
P
A
S
M
Uit
Sltd
F-getal], zijn de functies van het
Wiel voor
Wiel achter
Instelwiel voor
PS-verschuiving
Belichting
PS -verschuiving
Instelwiel achter
PA-verschuiving
PA-verschuiving
Belichting
Instelwiel voor
Diafragma
Belichting
Diafragma
Instelwiel achter
Diafragma
Diafragma
Belichting
Instelwiel voor
Sluitertijd
Belichting
Sluitertijd
Instelwiel achter
Sluitertijd
Sluitertijd
Belichting
Instelwiel voor
Sluitertijd
Sluitertijd
Sluitertijd
Instelwiel achter
Diafragma
Diafragma
Diafragma
NL
107
Voor informatie over de bediening 1 blz. 29
Wanneer [Instelwiel inst] is ingesteld op [
instelwiel voor en achter als volgt.
Functie
P
A
S
M
Uit
F-getal
Sltd], zijn de functies van het
Wiel voor
Wiel achter
Instelwiel voor
PA-verschuiving
Belichting
PA-verschuiving
Instelwiel achter
PS-verschuiving
PS-verschuiving
Belichting
Instelwiel voor
Diafragma
Belichting
Diafragma
Instelwiel achter
Diafragma
Diafragma
Belichting
Instelwiel voor
Sluitertijd
Belichting
Sluitertijd
Instelwiel achter
Sluitertijd
Sluitertijd
Belichting
Instelwiel voor
Diafragma
Diafragma
Diafragma
Instelwiel achter
Sluitertijd
Sluitertijd
Sluitertijd
Instelwielvergr
U kunt de instelwielen voor en achter vergrendelen om te verhinderen dat ze per ongeluk
draaien en de instellingen wijzigen wanneer u de camera draagt.
Aan
De instelwielen voor en achter werken alleen wanneer de
sluitertijd en het diafragma worden weergegeven.
Uit
De instelwielen voor en achter werken altijd.
Toetsbediening
Wanneer u in de standaardinstelling op de knop ISO, WB (Witbalans), DRIVE,
(Belichting) of C (Custom) drukt, wordt het exclusieve scherm op het beeldscherm
weergegeven. U kunt er ook voor kiezen het Functies-scherm (blz. 27) weer te geven.
Exclusief disp
Toont een exclusief scherm voor elke functie.
Functies
Toont het Functies-scherm van de functie die op dat ogenblik
is geselecteerd.
• Zelfs wanneer [Functies] is geselecteerd, wordt het exclusieve scherm weergegeven wanneer er geen item
van toepassing is op het vergrote weergavescherm.
NL
108
Voor informatie over de bediening 1 blz. 29
Opn.zonder krt.
U kunt de sluitervergrendeling instellen om te voorkomen dat de sluiter wordt ontspannen
wanneer er geen geheugenkaart in de camera is geplaatst.
Inschakelen
De sluiter kan worden ontspannen wanneer er geen
geheugenkaart in de camera is geplaatst.
Uitschakelen
De sluiter kan niet worden ontspannen wanneer er geen
geheugenkaart in de camera is geplaatst.
Opn.zonder lens
Inschakelen
De sluiter kan worden ontspannen wanneer geen lens op de
camera is bevestigd.
Uitschakelen
De sluiter kan niet worden ontspannen wanneer geen lens op
de camera is bevestigd.
Menu Custom
U kunt de sluitervergrendeling instellen om te voorkomen dat de sluiter wordt ontspannen
wanneer er geen lens op de camera is bevestigd. Als de camera bijvoorbeeld op een
sterrentelescoop is bevestigd, selecteert u [Inschakelen] zodat de sluiter kan worden
ontspannen.
NL
109
Menu Custom 3
Voor informatie over de bediening 1 blz. 29
De standaardinstellingen worden aangegeven met
.
Rode-ogen-verm.
Met deze instelling kunt u het rode-ogeneffect verminderen door enkele keren een zwak
flitslicht te laten afgaan alvorens de opname met de flitser te maken.
Aan
Hiermee vermindert u het rode-ogeneffect.
Uit
Hiermee wordt de rode-ogen-vermindering niet gebruikt.
• Rode-ogen-vermindering is alleen beschikbaar met de ingebouwde flitser. (Wanneer u een externe flitser
(niet bijgeleverd) gebruikt, treed het rode-ogen-effect zelden op.)
Bel.comp.inst.
Als in de standaardinstelling de belichtingscorrectie is geselecteerd terwijl de flitser wordt
gebruikt, zullen de sluitertijd, het diafragma, de ISO-gevoeligheid (alleen in de stand AUTO)
en de hoeveelheid flitslicht allemaal veranderen om de belichtingscompensatie tot stand te
brengen (blz. 42). Door de hoeveelheid flitslicht vast te leggen, kunt u het effect beperken van
de belichtingscompensatie voor de achtergrond die alleen wordt belicht door het
omgevingslicht (ieder licht behalve het flitslicht).
Omgeving+flits
De belichtingscorrectie wordt uitgevoerd in het
omgevingslichtbereik (de achtergrond die niet bereikt wordt
door het flitslicht) en het flitslichtbereik.
• Waarden die veranderen: sluitertijd, diafragma, ISO (alleen in
de stand AUTO), hoeveelheid flitslicht
• Waarden die niet veranderen: geen
Alleen omgeving
De belichtingscompensatie wordt alleen uitgevoerd in het
omgevingslichtbereik (de achtergrond), terwijl de belichting
in het flitslichtbereik vast ligt.
• Waarden die veranderen: sluitertijd, diafragma, ISO (alleen in
de stand AUTO)
• Waarden die niet veranderen: hoeveelheid flitslicht
• Met de flitscorrectie kunt u de correctie van het flitslichtbereik beperken door de belichting van het
omgevingslichtbereik, die niet bereikt wordt door het flitslicht, vast te leggen (blz. 75).
Waarden die veranderen: hoeveelheid flitslicht
Waarden die niet veranderen: sluitertijd, diafragma, ISO
NL
110
Voor informatie over de bediening 1 blz. 29
Bracketvolgorde
U kunt de volgorde van een bracket-opname (blz. 56) selecteren. Dit is niet van toepassing op
een geavanceerde DRO-bracketopname.
0t–t+
Het gebruik van 0 EV is voor het opnemen van het eerste beeld
dat de beste opnamemogelijkheid biedt.
Voorbeeld: ±0EV t –0,3EV t +0,3EV t –0,7EV t +0,7EV
–t0t+
De volgorde loopt van een lage naar een hoge belichting.
Voorbeeld: –0,7EV t –0,3EV t ±0EV t +0,3EV t +0,7EV
Autom.weergave
Menu Custom
Nadat een beeld is opgenomen, kunt u het weergeven op de LCD-monitor gedurende twee,
vijf of tien seconden. U kunt het beeld ook wissen tijdens de onmiddellijke weergave.
10 sec.
Hiermee wordt het beeld gedurende 10 seconden weergegeven op
de LCD-monitor.
5 sec.
Hiermee wordt het beeld gedurende vijf seconden weergegeven
op de LCD-monitor.
2 sec.
Hiermee wordt het beeld gedurende twee seconden weergegeven
op de LCD-monitor.
Uit
Deactiveert de automatische weergave.
Het beeld wissen tijdens onmiddellijke weergave
Druk op de
-knop (Wissen), selecteer daarna [Wissen] op het bevestigingsscherm met v op de multiselectieschakelaar en druk vervolgens op het midden van de multi-selectieschakelaar.
• Wanneer een beeld dat in het Lokale AF-gebied is opgenomen, wordt vergroot op het Automatisch
weergavescherm, wordt het beeld vergroot rond het geselecteerde gebied dat is geselecteerd voor de
scherpstellingsaanpassing.
• De automatische weergave van continu opname en bracket-opname toont alleen het laatst opgenomen
beeld. Als u het beeld wist volgens de bovenstaande procedure, wordt alleen het weergegeven beeld
gewist.
• In de automatische weergave wordt het beeld niet weergegeven in de verticale positie, zelfs als u de
opname in een verticale positie hebt gemaakt (blz. 112).
NL
111
Voor informatie over de bediening 1 blz. 29
Autom.uitsch.
De Zoekersensors die zich vlak onder de zoeker bevindt, stelt vast of de gebruiker in de zoeker
kijkt of niet. De LCD-monitor kan worden ingesteld op automatisch uitschakelen zodra in de
zoeker wordt gekeken.
Aan
De LCD-monitor wordt automatisch uitgeschakeld als u in de
zoeker kijkt.
Uit
De LCD-monitor blijft ingeschakeld als u in de zoeker kijkt.
• Ongeacht de instelling van dit item, wordt de opname-informatie automatisch uitgeschakeld na een
bepaalde tijdsduur (de standaardinstelling is vijf seconden (blz. 120)).
Opn.info weerg.
U kunt de opname-informatie automatisch laten roteren wanneer de camera verticaal wordt
gehouden.
Autom.roteren
De opname-informatie roteert automatisch naar de verticale
positie als de camera verticaal wordt gehouden.
Horizontaal
De opname-informatie roteert niet als de camera verticaal
wordt gehouden.
Beeldrichting
U kunt selecteren of de informatie van de beeldrichting als dan niet samen met het beeld wordt
opgenomen.
Opnemen
De beeldrichting wordt vastgelegd wanneer het beeld wordt
opgenomen.
• Wanneer [Beeldrotatie] is ingesteld op [Autom.roteren] in het
menu Weergave, wordt het beeld weergegeven in een
verticale positie (blz. 118).
Niet opnemen
De beeldrichting wordt niet vastgelegd wanneer het beeld
wordt opgenomen.
• Als [Opnemen] is geselecteerd, zal een beeld dat naar een computer wordt overgebracht, in de verticale
richting worden afgebeeld met "Picture Motion Browser"/"Image Data Converter SR" (bijgeleverd). Het
is mogelijk dat het beeld niet in een verticale richting wordt afgebeeld, afhankelijk van het gebruikte
softwareprogramma.
• Voor het handmatig roteren van het weergegeven beeld, zie blz. 87.
NL
112
Menu Custom 4
Voor informatie over de bediening 1 blz. 29
Custom terugst.
De instellingen in het
standaardinstellingen.
menu Custom worden opnieuw ingesteld naar de
1 Selecteer [Custom terugst.] en druk vervolgens op het midden van multi-selectieschakelaar.
De mededeling "Eigen instel.terugstellen?" wordt afgebeeld op de LCD-monitor.
2 Selecteer [OK] met v op de multi-selectieschakelaar en druk vervolgens op het midden.
De instelling in het menu Custom wordt opnieuw ingesteld.
Menu Custom
NL
113
Menu Weergave 1
Voor informatie over de bediening 1 blz. 29
Menu Weergave
De standaardinstellingen worden aangegeven met
.
Wissen
U kunt overbodige beelden wissen. Volg de onderstaande procedure.
Gemark.beelden
Hiermee worden alleen de geselecteerde beelden gewist.
Alle beelden
Hiermee worden alle beelden op de geheugenkaart gewist.
• Als u eenmaal een beeld hebt gewist, kunt u dit niet herstellen.
• Beveiligde beelden kunnen niet worden gewist.
• Druk op de -knop (Wissen) om de beelden snel één voor één te wissen (t stap 6 van "Lees dit eerst").
De geselecteerde beelden wissen
1 Selecteer [Gemark.beelden] in [Wissen].
2 Selecteer het beeld dat u wilt wissen met [b/B] op de multi-selectieschakelaar en druk
vervolgens op het midden van de multi-selectieschakelaar.
De markering
wordt op het geselecteerde beeld afgebeeld.
Totaal aantal
• Om de selectie ongedaan te maken, drukt u opnieuw op het midden.
3 Als u nog andere beelden wilt wissen, herhaalt u stap 2.
• Druk op
(Weergave) om te annuleren.
4 Druk op MENU.
Het bericht "Beelden wissen?" verschijnt.
5 Selecteer [Wissen] met v op de multi-selectieschakelaar en druk vervolgens op het midden van
de multi-selectieschakelaar.
De geselecteerde beelden worden gewist en het weergavescherm wordt weer afgebeeld.
Alle beelden wissen
1 Selecteer [Alle beelden] in [Wissen].
Het bericht "Alle beelden op de kaart wissen?" verschijnt.
2 Selecteer [Wissen] met v op de multi-selectieschakelaar en druk vervolgens op het midden van
de multi-selectieschakelaar.
Alle beelden worden gewist en het weergavescherm wordt weer afgebeeld.
NL
114
Voor informatie over de bediening 1 blz. 29
Formatteren
Formatteert de geheugenkaart.
• Vergeet niet dat het formatteren alle gegevens op het opnamemedium onherstelbaar zal wissen, inclusief
de beveiligde beelden.
1 Selecteer [Formatteren].
Het bericht "Alle data worden gewist. Formatteren?" verschijnt.
2 Selecteer [OK] met v op de multi-selectieschakelaar en druk vervolgens op het midden van de
multi-selectieschakelaar.
Het formatteren is klaar.
Menu Weergave
• Tijdens het formatteren brandt het toegangslampje. Terwijl het bedrijfslampje brandt, mag u de
geheugenkaart niet verwijderen.
• Formatteer de geheugenkaart in de camera. Als u de geheugenkaart op een computer formatteert, is het
mogelijk dat het niet in deze camera gebruikt kan worden, afhankelijk van het type formattering dat is
uitgevoerd.
• U kunt geen "Memory Stick Duo" die in de Insteeksleuf CF-kaart is geplaatst, formatteren met een
adapter. Om de geheugenstick te formatteren, moet u de stick rechtstreeks in de "Memory Stick Duo"insteeksleuf plaatsen.
Beveiligen
Om beelden tegen onbedoeld wissen te beschermen, volg de onderstaande procedure.
Gemark.beelden
Hiermee worden alleen de geselecteerde beelden beveiligd.
Alle beelden
Hiermee worden alle beelden op de geheugenkaart beveiligd.
Alle annuleren
Hiermee wordt de beveiliging van alle beelden op de
geheugenkaart opgeheven.
De geselecteerde beelden beveiligen
1 Selecteer [Gemark.beelden] in [Beveiligen].
2 Selecteer het beeld dat u wilt beveiligen met [b/B] op de multi-selectieschakelaar en druk
vervolgens op het midden van de multi-selectieschakelaar.
De markering - wordt op het geselecteerde beeld afgebeeld.
-
• Om de selectie ongedaan te maken, drukt u opnieuw op het midden.
3 Als u nog andere beelden wilt beveiligen, herhaalt u stap 2.
• Druk op
(Weergave) om te annuleren.
NL
115
Voor informatie over de bediening 1 blz. 29
4 Druk op MENU.
Het bericht "Beelden beveiligen?" verschijnt.
5 Selecteer [OK] met v op de multi-selectieschakelaar en druk vervolgens op het midden van de
multi-selectieschakelaar.
Het beeld wordt beveiligd en het weergavescherm wordt weer afgebeeld.
Alle beelden beveiligen
1 Selecteer [Alle beelden] in [Beveiligen].
Het bericht "Beelden beveiligen?" verschijnt.
2 Selecteer [OK] met v op de multi-selectieschakelaar en druk vervolgens op het midden van de
multi-selectieschakelaar.
Het beeld wordt beveiligd en het weergavescherm wordt weer afgebeeld.
De beveiliging opheffen
1 Selecteer [Alle annuleren] in [Beveiligen].
Het bericht "Alles annuleren?" verschijnt.
2 Selecteer [OK] met v op de multi-selectieschakelaar en druk vervolgens op het midden van de
multi-selectieschakelaar.
De beeldbeveiliging wordt opgeheven en het weergavescherm wordt weer afgebeeld.
DPOF instellen
Met behulp van de camera kunt u aangeven welke beelden en de gewenste aantallen die u wilt
afdrukken, voordat u de beelden afdrukt in een winkel of op uw printer. Volg de onderstaande
procedure.
Gemark.beelden
Definieert DPOF alleen voor de geselecteerde beelden.
Alle beelden
Definieert DPOF op alle beelden op de geheugenkaart.
Alle annuleren
Heft de definitie van DPOF op alle beelden op de geheugenkaart op.
• RAW-gegevensbestanden kunnen niet worden voorzien van een markering.
• U kunt ieder aantal tot maximaal 9 opgeven.
DPOF opgeven op geselecteerde beelden
1 Selecteer [Gemark.beelden] in [DPOF instellen].
2 Selecteer het beeld dat u wilt markeren met [b/B] op de multi-selectieschakelaar en selecteer
vervolgens het aantal kopieën met het instelwiel achter.
Een DPOF-markering wordt op het geselecteerde beeld afgebeeld en het aantal kopieën wordt
geselecteerd.
DPOF
Totaal aantal
NL
116
Voor informatie over de bediening 1 blz. 29
• Om een selectie op te heffen, draait u het instelwiel achter om de DPOF-markering te verwijderen.
3 Om DPOF op andere beelden op te geven, herhaalt u stap 2.
• Druk op
(Weergave) om te annuleren.
4 Druk op MENU.
Het bericht "DPOF instellen?" verschijnt.
5 Selecteer [OK] met v en druk vervolgens op het midden van multi-selectieschakelaar.
DPOF wordt opgegeven op de geselecteerde beelden en het weergavescherm wordt weer
afgebeeld.
DPOF opgeven op alle beelden
1 Selecteer [Alle beelden] in [DPOF instellen].
Het bericht "Aantal kopieën" verschijnt.
Menu Weergave
2 Selecteer een aantal kopieën met [v/V] op de multi-selectieschakelaar en druk vervolgens op het
midden van de multi-selectieschakelaar.
Het bericht "DPOF instellen?" verschijnt.
3 Selecteer [OK] met v en druk vervolgens op het midden van multi-selectieschakelaar.
DPOF wordt opgegeven op alle beelden en het weergavescherm wordt weer afgebeeld.
• Als u een geheugenkaart in deze camera plaatst waarop beelden staan die op een andere camera als
DPOF-beeld zijn gemarkeerd, en daarna zelf beelden als DPOF-beeld markeert, zullen de DPOFmarkeringen die met een andere camera zijn aangebracht worden geannuleerd.
De definitie van DPOF opheffen voor alle beelden
Als u dat doet, wordt tevens de indexprint geannuleerd. Aangezien de DPOF-markeringen
gehandhaafd blijven na het afdrukken, adviseren wij u deze markeringen te verwijderen.
1 Selecteer [Alle annuleren] in [DPOF instellen].
Het bericht "Alles annuleren?" verschijnt.
2 Selecteer [OK] met v op de multi-selectieschakelaar en druk vervolgens op het midden van de
multi-selectieschakelaar.
De DPOF-definities worden opgeheven voor alle beelden en het weergavescherm wordt weer
afgebeeld.
Datum afdruk.
U kunt de datum op de beelden projecteren wanneer u de beelden afdrukt. De positie van de
datum (binnen of buiten het beeld, tekengrootte, enz.) is afhankelijk van uw printer.
Aan
Hiermee wordt de datum op het beeld geprojecteerd.
Uit
Hiermee wordt de datum niet op het beeld geprojecteerd.
• Normaal gesproken wordt alleen de datum ingevoegd, maar de geprojecteerde informatie kan verschillen,
afhankelijk van de printer. Het is mogelijk dat deze functie niet beschikbaar is, afhankelijk van de printer.
NL
117
Voor informatie over de bediening 1 blz. 29
Indexafdruk
U kunt een indexafdruk maken van alle beelden op de geheugenkaart.
Index maken
Hiermee stelt u een indexafdruk in.
Index wissen
Hiermee stelt u geen indexafdruk in.
• Het aantal beelden dat op een indexprint wordt afgedrukt en de indeling ervan zijn afhankelijk van de
printer. RAW-beelden worden niet afgedrukt op een indexprint.
• De beelden die zijn opgenomen na het instellen van de indexprint, worden niet afgedrukt op de indexprint.
Wij adviseren u de indexprint in te stellen vlak voordat u deze gaat afdrukken.
Beeldrotatie
Wanneer u een beeld dat in de portretpositie is opgenomen afspeelt, detecteert de camera de
beeldrichting en wordt het beeld automatisch weergegeven in de correcte positie.
Autom.roteren
Toont, indien nodig, het beeld in de portretpositie.
Handm.roteren
Toont alle beelden in de landschapspositie.
• Wanneer u het beeld weergeeft op een tv of computer, wordt het weergegeven in de portretpositie, zelfs
als [Handm.roteren] is geselecteerd.
• Als [Niet opnemen] is geselecteerd met [Beeldrichting] in het menu Custom, wordt het beeld niet
weergegeven in de portretpositie (blz. 112).
NL
118
Menu Weergave 2
Voor informatie over de bediening 1 blz. 29
De standaardinstellingen worden aangegeven met
.
Diavoorstelling
De opgenomen beelden worden op volgorde weergegeven (diavoorstelling).
Selecteer [Diavoorstelling] en druk vervolgens op het midden van multi-selectieschakelaar.
De diavoorstelling start en eindigt automatisch nadat alle beelden zijn weergegeven.
Om de diavoorstelling te pauzeren, drukt u op het midden van de multi-selectieschakelaar. Wanneer
u opnieuw drukt, wordt de diavoorstelling hervat.
Druk op de MENU-knop om de diavoorstelling tijdens de weergave te beëindigen.
• Tijdens een diavoorstelling kunt u het vorige/volgende beeld weergeven met b/B.
Menu Weergave
Interval
U kunt het interval tussen de beelden in de diavoorstellingsfunctie kiezen.
30 sec.
Het beeld schakelt elke 30 seconden.
10 sec.
Het beeld schakelt elke 10 seconden.
5 sec.
Het beeld schakelt elke vijf seconden.
3 sec.
Het beeld schakelt elke drie seconden.
1 sec.
Het beeld schakelt elke seconde.
NL
119
Menu Setup 1
Voor informatie over de bediening 1 blz. 29
Menu Setup
De standaardinstellingen worden aangegeven met
.
LCD-helderheid
U kunt de helderheid van de LCD-monitor instellen.
1 Selecteer [LCD-helderheid] en druk vervolgens op het midden van multi-selectieschakelaar.
2 Pas de helderheid aan met b/B op de multi-selectieschakelaar en druk vervolgens op het midden
van de multi-selectieschakelaar.
• Op het scherm met de opname-informatie of het weergavescherm kunt u de helderheid aanpassen door de
DISP-knop (Weergave) iets langer ingedrukt te houden.
Info.weerg.tijd
Tijdens het opnemen wordt de opname-informatie afgebeeld op de LCD-monitor. U kunt de
weergaveduur van de monitor wijzigen.
1 min.
Hiermee wordt de opname-informatie gedurende één minuut
afgebeeld.
30 sec.
Hiermee wordt de opname-informatie gedurende 30 seconden
afgebeeld.
10 sec.
Hiermee wordt de opname-informatie gedurende 10 seconden
afgebeeld.
5 sec.
Hiermee wordt de opname-informatie gedurende vijf
seconden afgebeeld.
• De opname-informatie wordt weer afgebeeld als de ontspanknop tot halverwege wordt ingedrukt of een
andere bediening wordt uitgevoerd.
Stroombesparing
Als de camera gedurende een bepaalde tijdsduur niet wordt bediend, wordt de camera in de
spaarstand gezet en bijna geheel uitgeschakeld (Stroombesparing). t stap 4 in "Lees dit eerst"
U kunt de tijdsduur instellen waarna de camera in de spaarstand moet worden gezet.
30 min.
NL
120
De camera wordt na 30 minuten naar de energiebesparende
stand geschakeld.
Voor informatie over de bediening 1 blz. 29
10 min.
De camera wordt na 10 minuten naar de energiebesparende
stand geschakeld.
5 min.
De camera wordt na vijf minuten naar de energiebesparende
stand geschakeld.
3 min.
De camera wordt na drie minuten naar de energiebesparende
stand geschakeld.
1 min.
De camera wordt na een minuut in de energiebesparende
stand geschakeld.
Menu Setup
• Door de ontspanknop halverwege in te drukken, keert de camera terug naar de opnamefunctie.
• Ongeacht de instelling die u hier hebt geselecteerd, gaat de camera na 30 minuten naar de spaarstand
wanneer de camera op een tv is aangesloten. Wanneer de camera echter op een tv is aangesloten met een
HDMI-kabel (niet bijgeleverd) en u een netspanningsadapter/acculader (niet bijgeleverd) gebruikt, werkt
de spaarstandfunctie niet.
Videoformaat
Met deze instelling kunt u de videosignaaluitgang instellen overeenkomstig het tvkleursysteem of het aangesloten videoapparaat. Verschillende landen en gebieden gebruiken
verschillende tv-kleursystemen. Als u beelden op een televisiescherm wilt weergeven, leest u
bladzijde 89 voor het tv-kleursysteem van het land of gebied waarin de camera wordt
gebruikt.
NTSC
Hiermee wordt het video-uitgangssignaal ingesteld op de NTSCfunctie (bijv. voor de VS en Japan).
PAL
Hiermee wordt het video-uitgangssignaal ingesteld op de PALfunctie (bijv. voor Europa).
HDMI-uitvoer
Wanneer u de camera aansluit op een HDTV met een HDMI-uitgang (blz. 89), wordt het
uitgangssignaal van deze camera automatisch bepaald. Wanneer u beelden weergeeft die met
een camera zijn opgenomen, kunnen andere signalen, afhankelijk van het onderwerp, het
beeld zuiverder maken. U kunt de volgende wijzigingen aanbrengen.
HD(1080i)prior
Geeft de prioriteit aan de HD-signaaluitgang (1080i).
HD(720p)prior
Geeft de prioriteit aan de HD-signaaluitgang (720p).
SD-prioriteit
Geeft de prioriteit aan de SD-signaaluitgang (standaard).
• De bovenstaande instellingen zijn niet van toepassing als de tv het geselecteerde signaal niet ondersteunt.
In dit geval voert de camera het signaal uit dat door de tv wordt ondersteund.
NL
121
Voor informatie over de bediening 1 blz. 29
Taal
Selecteer de taal waarin de menu-items, waarschuwingen en mededelingen moeten worden
afgebeeld.
1 Selecteer [
Taal] en druk vervolgens op het midden van multi-selectieschakelaar.
2 Selecteer de gewenste taal met v/V op de multi-selectieschakelaar en druk vervolgens op het
midden van de multi-selectieschakelaar.
Datum/tijd inst
Met deze instelling kunt u de datum en tijd instellen.
Selecteer [Datum/tijd inst] en druk vervolgens op het midden van multi-selectieschakelaar.
Stel de datum en tijd opnieuw in op het scherm Datum/tijd.
• Raadpleeg stap 4 in "Lees dit eerst" voor de procedure voor het instellen van de datum en tijd.
NL
122
Menu Setup 2
Voor informatie over de bediening 1 blz. 29
De standaardinstellingen worden aangegeven met
.
Geheugenkaart
U kunt de typen geheugenkaarten selecteren die u voor het opnemen of weergeven wilt
gebruiken.
Memory Stick
Gebruikt de "Memory Stick Duo" voor het opnemen of
weergeven.
CompactFlash
Gebruikt de CF-kaart/Microdrive voor het opnemen of
weergeven.
Menu Setup
Bestandsnummer
Met deze instelling kunt u de methode kiezen waarmee bestandsnummers worden toegekend
aan beelden.
Serie
Wijst opeenvolgende nummers toe aan bestanden, zelfs als de
opnamemap of de geheugenkaart wordt gewijzigd of wanneer
alle beelden worden gewist.
Terugstellen
Start telkens vanaf 0001 wanneer de map wordt gewijzigd of
telkens wanneer een opnamedatum wordt gewijzigd wanneer
u een datumnotatiemap gebruikt. Als de opnamemap een
bestand bevat, wordt een nummer hoger dan het hoogste
reeds toegekende nummer toegewezen.
Mapnaam
De standaardinstelling van de standaardnotatie voor de mapnaam (100MSDCF, enz.) kan
worden veranderd naar de datumnotatie voor de mapnaam om de mappen op datum in te delen
voor opslag en weergave.
Standaardform.
Hiermee wordt de standaardnotatie voor de mapnaam
geselecteerd.
Datumformaat
Hiermee wordt de datumnotatie voor de mapnaam
geselecteerd. Telkens wanneer de opnamedatum verandert,
wordt automatisch een nieuwe map aangemaakt.
• De mappen en beelden die in een map met een naam in de standaardnotatie zijn opgeslagen, behouden
hun naam.
NL
123
Voor informatie over de bediening 1 blz. 29
• Als [Datumformaat] is geselecteerd, wordt de mapnaam als volgt afgebeeld.
Voorbeeld:
A
B
A: Mapnummer
B: J (laatste cijfer) / MM / DD
Map kiezen
Als de standaardnotatie voor de mapnaam is geselecteerd en er twee of meer mappen bestaan,
kunt u de opnamemap selecteren die moet worden gebruikt om opgenomen beelden in op te
slaan.
1 Selecteer [Map kiezen] en druk vervolgens op het midden van multi-selectieschakelaar.
2 Selecteer de gewenste map met v/V op de multi-selectieschakelaar en druk vervolgens op het
midden van de multi-selectieschakelaar.
• U kunt de map niet selecteren wanneer [Datumformaat] is ingesteld.
Nieuwe map
Maakt een map op de geheugenkaart voor het opnemen van beelden.
Een nieuwe map wordt aangemaakt met een nummer dat één hoger is dan het hoogste nummer
dat reeds in gebruik is, en de map wordt de huidige opnamemap.
USB-verbinding
U kunt de USB-functie selecteren die moet worden gebruikt voor het aansluiten van de
camera op een computer, enz., met behulp van een USB-kabel.
Massaopslag
Dit wordt gebruikt voor het kopiëren van beelden naar een
computer. De camera wordt herkend als een USBmassaopslagapparaat.
PTP
Drukt de beelden af met een PictBridge-compatibele printer
of kopieert beelden naar PTP (Picture Transfer Protocol)compatibele apparaten.
• Voor meer informatie over het afdrukken op een PictBridgecompatibele printer, zie blz. 149.
PC-op-afstand
NL
124
Wanneer u "Remote Camera Control" op de cd-rom
(bijgeleverd) gebruikt, kunt u sommige functies van de
camera (zoals het opnemen) bedienen vanaf een computer, de
opgenomen beelden opslaan op een computer, enz.
Voor informatie over de bediening 1 blz. 29
Massaopslagkrt
Wanneer de aansluiting voor massaopslag wordt gebruikt en vervolgens zowel een "Memory
Stick Duo" als een CF-kaart/Microdrive in de camera worden geplaatst, kunnen beiden
worden weergegeven, afhankelijk van de pc die u gebruikt.
Beide kaarten
Toont zowel de "Memory Stick Duo" als de CF-kaart/
Microdrive. Dit wordt ondersteund door een pc die werkt met
Windows 2000 SP3 of een latere versie van het
besturingssysteem.
Gekozen kaart
Toont alleen de kaart die is geselecteerd met
[Geheugenkaart].
Menu Setup
NL
125
Menu Setup 3
Voor informatie over de bediening 1 blz. 29
De standaardinstellingen worden aangegeven met
.
Menustartpositie
Als u in de standaardinstelling op de MENU-knop drukt, wordt eerst het menuscherm
1 afgebeeld. U kunt deze instelling veranderen zodat het laatste geselecteerde
menuscherm eerst wordt afgebeeld.
Hoofdmenu
Hiermee wordt eerst het menuscherm
afgebeeld.
Vorige menu
Hiermee wordt het laatste geselecteerde menu eerst
afgebeeld.
1 of
1 of
1
Wisbevestiging
Alvorens beelden of mappen te wissen, wordt een bevestigingsmededeling, zoals "Beelden
wissen?", afgebeeld. Normaal gesproken is in de standaardinstelling [Annuleren]
geselecteerd, maar u kunt deze standaardinstelling veranderen zodat [Wissen] is geselecteerd.
Stand.Wissen
[Wissen] is standaard geselecteerd.
Stand.Annuleren
[Annuleren] is standaard geselecteerd.
Audiosignalen
U kunt het geluid selecteren dat wordt voortgebracht wanneer de sluiter wordt vergrendeld,
tijdens het aftellen van de zelfontspanner, enz.
Aan
Hiermee wordt het geluid ingeschakeld.
Uit
Hiermee wordt het geluid uitgeschakeld.
Reinigen
Als stof of vuil in de camera binnendringt en op de beeldsensor (het onderdeel dat werkt als de
film) terechtkomt, kan dit afhankelijk van de opname-omstandigheden zichtbaar zijn in het
beeld. Als er stof op de beeldsensor zit, gebruikt u een in de handel verkrijgbare blazer en
reinigt u de beeldsensor aan de hand van de onderstaande stappen. U kunt de beeldsensor
gemakkelijk reinigen met alleen een blazer en de stofpreventiefunctie.
• Het reinigen kan alleen worden uitgevoerd wanneer het batterijniveau
(drie
resterende batterijpictogrammen) of meer is. Als de acculading te laag wordt
tijdens het reinigen, kan de sluiter beschadigd raken. Het reinigen moet snel
worden voltooid.
NL
126
Voor informatie over de bediening 1 blz. 29
1 Controleer of de accu volledig is opgeladen.
• Wij adviseren u een netspanningsadapter/acculader te gebruiken (niet bijgeleverd).
2 Selecteer [Reinigen] en druk vervolgens op het midden van multi-selectieschakelaar.
Het bericht "Na het reinigen, camera uitschakelen. Doorgaan?" verschijnt.
3 Selecteer [OK] met v op de multi-selectieschakelaar en druk op het midden van de multiselectieschakelaar.
• Nadat de beeldsensor gedurende een korte tijd heeft getrild, wordt de spiegel die ervoor zit, opgetild.
4 Haal de lens van de camera af.
5 Gebruik de blazer om het oppervlak van de beeldsensor en het omliggende gebied te reinigen.
Menu Setup
• Raak de beeldsensor niet aan met de punt van de blazer. Voer het reinigen snel uit.
• Houd de camera met de lensvatting omlaag gericht om te voorkomen dat stof weer neerdwarrelt
binnenin het camerahuis.
• Gebruik geen spuitbusluchtblazer omdat deze damp in het camerahuis kan verspreiden.
• Bij het reinigen van de beeldsensor, mag u de punt van de blazer niet in de
ruimte achter de lensvattingopening steken. U hoeft de blazer niet dicht bij de
beeldsensor te houden.
6 Bevestig de lens en zet de POWER-schakelaar in de stand OFF.
• De camera begint te piepen als de acculading laag wordt tijdens het reinigen. Stop onmiddellijk met het
reinigen en zet de POWER-schakelaar in de stand OFF.
z Voorkomen dat stof in de camera binnendringt
• Kies een locatie waar weinig stof is om de lens te verwisselen en voer deze handeling snel uit.
• Laat de camera niet leggen zonder een lens of de lensvattingdop erop bevestigd.
• Voordat u de lensvattingdop bevestigt, verwijdert u al het stof van de dop voordat u deze op de camera
bevestigt.
NL
127
Voor informatie over de bediening 1 blz. 29
Terugstellen
U kunt de belangrijkste instellingen van de camera terugstellen.
1 Selecteer [Terugstellen] en druk vervolgens op het midden van multi-selectieschakelaar.
Het bericht "Terugstellen op standaard?" verschijnt.
2 Selecteer [OK] met v op de multi-selectieschakelaar en druk vervolgens op het midden van de
multi-selectieschakelaar.
De belangrijkste functies worden teruggesteld.
• Voor meer informatie over de items die worden teruggesteld, zie "Terugstellen op standaardinstellingen"
(blz. 175).
NL
128
De camera met uw computer gebruiken
Genieten met uw computer
De camera aansluiten op de computer (blz. 131)
De camera en de computer voorbereiden en de camera
aansluiten op de computer
De camera met uw computer gebruiken
Beelden kopiëren naar uw computer (blz. 132)
Beelden bekijken op uw computer
De toepassingssoftware installeren en beelden gebruiken (blz. 137)
De volgende software wordt geïnstalleerd.
"Picture Motion Browser"
"Image Data Converter SR"
"Image Data Lightbox SR"
"Remote Camera Control"
•
•
•
•
NL
129
Aanbevolen computeromgeving
Een computer die op de camera wordt
aangesloten dient aan de volgende vereisten
te voldoen om beelden te importeren.
x Windows
Besturingssysteem
(voorgeïnstalleerd): Microsoft
Windows 2000 Professional SP4/
Windows XP* SP2/Windows Vista*
• De juiste werking kan niet worden
gegarandeerd in een computeromgeving die
is opgewaardeerd tot een van de
bovenstaande besturingssystemen of in een
computeromgeving met meerdere
besturingssystemen (multi-boot).
* 64-bits edities en startersedities worden niet
ondersteund.
USB-aansluiting: Standaard geleverd
x Macintosh
Besturingssysteem
(voorgeïnstalleerd): Mac OS X
(v10.1.3 of hoger)
USB-aansluiting: Standaard geleverd
Opmerkingen over het aansluiten van
uw camera op een computer
• Voor alle bovenstaande aanbevolen
computeromgevingen kan een behoorlijke
werking niet worden gegarandeerd.
• Als u twee of meer USB-apparaten tegelijkertijd
op een computer aansluit, is het mogelijk dat
sommige apparaten, waaronder ook uw camera,
niet zullen werken afhankelijk van het type
USB-station dat is aangesloten.
• Bij gebruik van een USB-hub of een
verlengkabel kan er geen juiste werking worden
gegarandeerd.
• Deze camera is compatibel met Hi-Speed USB
(USB 2.0), zodat wanneer u uw camera aansluit
op een computer via een USB-interface die ook
compatibel is met Hi-Speed USB (USB 2.0), u
gebruik kunt maken van geavanceerde
gegevensoverdracht (snelle overdracht).
• Controleer of [USB-verbinding] in het menu
Setup is ingesteld op [Massaopslag].
NL
130
• Wanneer de computer ontwaakt uit de waak- of
slaapstand, is het mogelijk dat de communicatie
tussen uw camera en uw computer zich niet op
hetzelfde moment herstelt.
De camera en de computer op elkaar aansluiten
U kunt de beelden vanaf de camera als
volgt naar de computer kopiëren.
Voor het rechtstreeks kopiëren vanaf
een geheugenkaart naar de computer
4 Sluit de camera en de computer
op elkaar aan.
Verwijder de geheugenkaart uit de camera,
plaats deze in de kaartlezer van de
computer en kopieer vervolgens de beelden.
1 Naar de USBaansluiting
Voor het aansluiten van de camera
met geheugenkaart op een computer
met behulp van een USB-verbinding
Volg de procedure op bladzijden 132 tot
134 om beelden te kopiëren.
USB-kabel
• Controleer of [USB-verbinding] in het menu
Setup is ingesteld op [Massaopslag] (blz. 124).
De camera met uw computer gebruiken
1 Plaats een geheugenkaart met de
opgenomen beelden in de
camera.
2 Plaats een voldoende opgeladen
2 Naar de
USBaansluiting
accu in de camera of sluit de
camera aan op een stopcontact
met behulp van de
netspanningsadapter/acculader
(niet bijgeleverd).
• Als u beelden naar de computer kopieert
terwijl er onvoldoende lading in de accu zit,
kan het kopiëren mislukken of kunnen de
beeldgegevens vervormd worden wanneer
de accu voortijdig leeg raakt.
3 Schakel de camera en de
computer in.
NL
131
Beelden kopiëren naar uw computer
Beelden kopiëren naar een
computer
– Windows XP/Vista
Dit gedeelte beschrijft een voorbeeld van
het kopiëren van beelden naar de map "My
Documents" (voor Windows Vista:
"Documents").
beeldbestand om het menu weer
te geven en klik op [Copy].
1
2
1 Nadat de USB-aansluiting is
uitgevoerd, klikt u op [Copy
pictures to a folder on my
computer using Microsoft
Scanner and Camera Wizard] t
[OK] wanneer het scherm van de
wizard automatisch op het
bureaublad verschijnt.
1
• Voor verdere informatie over de
opslagbestemming van de beeldbestanden,
zie blz. 135.
4 Dubbelklik op de map [My
Documents] (voor Windows
Vista: [Documents]). Klik daarna
met de rechtermuisknop op het
venster "My Documents" om het
menu weer te geven en klik op
[Paste].
2
• Wanneer het wizardscherm niet verschijnt,
t "Beelden naar een computer kopiëren –
Windows 2000" (blz. 133).
1
2
2 Dubbelklik op [DCIM].
• In dat geval kunt u ook beelden importeren
met "Picture Motion Browser".
3 Dubbelklik op de map waarin de
beeldbestanden die u wilt
kopiëren, zijn opgeslagen.
Klik daarna met de
rechtermuisknop op een
NL
132
De beeldbestanden worden naar de map
"My Documents" (Voor Windows
Vista: "Documents").
• Als in de bestemmingsmap al een beeld met
dezelfde bestandsnaam zit, wordt een
bevestigingsmelding voor overschrijven
afgebeeld. Wanneer u het bestaande beeld
overschrijft met een nieuw beeld, wordt het
oorspronkelijke bestand gewist. Als u het
beeldbestand naar de computer wilt
kopiëren zonder een bestaand, gelijknamig
beeldbestand te overschrijven, verandert u
eerst de bestandsnaam in een andere naam
en kopieert u daarna het beeldbestand. Als u
de bestandsnaam echter verandert, zal dat
beeld mogelijk niet meer kunnen worden
weergeven met de camera (blz. 136).
Dit deel beschrijft een voorbeeld van het
kopiëren van beelden naar de map "My
Documents".
pictogram van de vaste schijf.
De beeldbestanden worden naar de
vaste schijf gekopieerd.
Beelden bekijken op uw
computer
x Windows
Dit gedeelte beschrijft de procedure voor
het bekijken van gekopieerde beelden in de
map "My Documents" (voor Windows
Vista: "Documents").
De camera met uw computer gebruiken
Beelden naar een computer
kopiëren
– Windows 2000
2 Sleep de beeldbestanden naar het
1 Klik op [Start] t [My Documents]
(voor Windows Vista:
[Documents]).
1 Dubbelklik op [My Computer] t
2
[Removable Disk].
2 Volg stap 2 en verder "Beelden
kopiëren naar een computer –
Windows XP/Vista".
1
Beelden naar een computer
kopiëren
– Macintosh
1 Dubbelklik op het nieuw herkende
De inhoud van de map "My
Documents" (voor Windows Vista:
"Documents") wordt weergegeven.
• Als u Windows 2000 gebruikt, dubbelklik
dan op het bureaublad op [My Documents].
pictogram t [DCIM] t de map
waarin de beelden die u wilt
kopiëren, zijn opgeslagen.
NL
133
2 Dubbelklik op het gewenste
beeldbestand.
4 Klik op [OK].
Het apparaat wordt ontkoppeld.
• Stap 4 is niet nodig voor Windows XP/
Vista.
x Macintosh
Sleep het pictogram van de schijf of van de
geheugenkaart naar het pictogram
"Prullenbak".
De camera is losgekoppeld van de
computer.
Het beeld wordt weergegeven.
x Macintosh
Dubbelklik op het pictogram van de vaste
schijf t het gewenste beeldbestand om het
te openen.
De USB-verbinding verwijderen
Volg de hieronder vermelde procedure eerst
voordat u:
• De USB-kabel loskoppelt
• De geheugenkaart verwijdert
• De camera uitschakelt
x Windows
1 Dubbelklik op
op de taakbalk.
Dubbelklik hier
2 Klik op
(USB-massaopslagapparaat)
t [Stop].
3 Controleer of het juiste apparaat wordt
aangegeven in het bevestigingsvenster en
klik op [OK].
NL
134
Opslagbestemmingen beeldbestanden en
bestandsnamen
De beeldbestanden die met de camera zijn
opgenomen, worden gegroepeerd in
mappen op de geheugenkaart.
• Voor meer informatie over mappen, zie blz.
123, 124.
Voorbeeld: mappen weergeven in
Windows XP
De camera met uw computer gebruiken
A Mappen met beeldgegevens die met deze
camera zijn opgenomen. (De eerste drie
cijfers staan voor het mapnummer.)
B U kunt een map maken via de
datumnotatie (blz. 123).
• U kunt geen beelden opnemen/weergeven in de
map "MISC".
• De naamgeving van beeldbestanden verloopt als
volgt. ssss (bestandsnummer) staat voor
ieder getal binnen het bereik van 0001 t/m 9999.
De numerieke delen van de naam van een
RAW-gegevensbestand en het bijbehorende
JPEG-beeldbestand zijn dezelfde.
– JPEG-bestanden: DSC0ssss.JPG
– JPEG-bestanden (Adobe RGB):
_DSCssss.JPG
– RAW-gegevensbestanden (anders dan Adobe
RGB): DSC0ssss.ARW
– RAW-gegevensbestanden (Adobe RGB):
_DSCssss.ARW
• Het is mogelijk dat de extensie niet wordt
afgebeeld, afhankelijk van de computer.
NL
135
Beelden die op een computer zijn opgeslagen,
kopiëren naar een geheugenkaart en de
beelden weergeven
Dit gedeelte beschrijft de bediening op een
Windows-computer als voorbeeld.
Wanneer een beeldbestand dat naar de
computer is gekopieerd, niet meer op een
geheugenkaart staat, kunt u dat beeld
opnieuw op de camera weergeven door het
beeldbestand van de computer te kopiëren
naar een geheugenkaart.
• Als de bestandsnaam die door de camera werd
gegeven niet is veranderd op de computer, kunt
u stap 1 overslaan.
• Afhankelijk van het beeldformaat kan het
onmogelijk zijn bepaalde beelden weer te
geven.
• Wanneer een beeldbestand is bewerkt door een
computer of wanneer het beeldbestand werd
opgenomen op een ander model dan dat van uw
camera, kan het weergeven van het
beeldbestand op uw camera niet gegarandeerd
worden.
• Als er geen map is, maakt u eerst een nieuwe
map aan met uw camera (blz. 124) en kopieert u
daarna het beeldbestand.
1 Klik met de rechtermuisknop op
het beeldbestand en klik daarna
op [Rename]. Verander de
bestandsnaam in "DSC0ssss".
Voer een nummer in van 0001 t/m 9999
voor ssss.
1
2
NL
136
• Als de bevestigingsmelding voor
overschrijven wordt afgebeeld, moet u een
ander nummer invoeren.
• De bestandsextensie kan worden afgebeeld,
afhankelijk van de instelling van de
computer. De extensie van beelden is JPG.
U mag de bestandsextensie niet veranderen.
2 Kopieer het beeldbestand naar de
map op de geheugenkaart
volgens de onderstaande
procedure.
1Klik met de rechtermuisknop op het
beeldbestand en klik daarna op [Copy].
2Dubbelklik op [Removable Disk] of
[Sony MemoryStick] in [My
Computer].
3Klik met de rechtermuisknop op de map
[sssMSDCF] in de map [DCIM] en
klik vervolgens op [Paste].
• sss staat voor elk willekeurig
nummer van 100 t/m 999.
Het softwareprogramma (bijgeleverd) gebruiken
Om beelden te gebruiken die met de camera
zijn opgenomen, is de volgende software
voorzien: "Picture Motion Browser",
"Image Data Converter SR", "Image Data
Lightbox SR", "Remote Camera Control",
enz.
• "Picture Motion Browser" is niet compatibel
met Macintosh-computers.
Aanbevolen computeromgeving
x Windows
Aanbevolen omgeving voor het
gebruik van "Picture Motion Browser"
CPU/geheugen: Pentium III 500 MHz of
sneller, 256 MB RAM of meer
(aanbevolen: Pentium III 800 MHz of
sneller en 512 MB RAM of meer)
* 64-bits edities en startersedities worden niet
ondersteund.
x Macintosh
Aanbevolen omgeving voor het
gebruik van "Image Data Converter SR
Ver.2"/"Image Data Lightbox SR"/
"Remote Camera Control"
Besturingssysteem
(voorgeïnstalleerd): Mac OS X (v10.4
of hoger)
CPU: Power Mac G4/G5-seriee (1.0 GHz of
sneller aanbevolen)/ Intel Core Solo/Core
Duo/Core 2 Duo of sneller
De camera met uw computer gebruiken
Besturingssysteem
(voorgeïnstalleerd): Microsoft
Windows 2000 Professional SP4/
Windows XP* SP2/Windows Vista*
Computerscherm: 1024 × 768 pixels of
meer, High Color (16-bits kleuren) of beter
Geheugen: 512 MB of meer (1 GB of meer
wordt aanbevolen.)
Computerscherm: 1024 × 768 pixels of
meer, 32.000 kleuren of meer
Vaste schijf: vrije schijfruimte benodigd
voor installatie: 200 MB of meer
Computerscherm: 1024 × 768 pixels of
meer, High Color (16-bits kleuren) of beter
Aanbevolen omgeving voor het
gebruik van "Image Data Converter SR
Ver.2"/"Image Data Lightbox SR"/
"Remote Camera Control"
Besturingssysteem
(voorgeïnstalleerd): Microsoft
Windows 2000 Professional SP4/
Windows XP* SP2/Windows Vista*
("Remote Camera Control" is alleen voor
Windows XP* SP2/Windows Vista*)
CPU/geheugen: MMX Pentium III 1 GHz
of sneller is aanbevolen, 512 MB RAM of
meer (1 GB RAM of meer is aanbevolen.)
Virtueel geheugen: 700 MB of meer
NL
137
De software installeren
U kunt het softwareprogramma
(bijgeleverd) installeren door de
onderstaande procedure te volgen.
Wanneer de [Welcome to the
InstallShield Wizard for SonyPicture
Utility] verschijnt, klikt u op [Next].
x Windows
Het scherm "License Agreement" wordt
weergegeven. Lees de overeenkomst
aandachtig door. Als u de voorwaarden
van de overeenkomst accepteert, klikt u
op het keuzerondje naast [I accept the
terms of the license agreement] en
vervolgens op [Next].
• Meld aan als beheerder.
1 Schakel de computer in en plaats
de cd-rom (bijgeleverd) in het cdrom-station.
Het scherm met het installatiemenu
wordt weergegeven.
5 Volg de aanwijzingen op het
scherm om het installeren te
voltooien.
• Wanneer de bevestigingsmelding voor
opnieuw opstarten wordt afgebeeld, start u
de computer opnieuw op aan de hand van de
aanwijzingen op het scherm.
• Als het scherm niet verschijnt, dubbelklik
dan op
(My Computer) t
(SONYPICTUTIL).
• Onder Windows Vista is het mogelijk dat
het AutoPlay-scherm verschijnt. Selecteer
"Run Install.exe" en volg de instructies die
op het scherm verschijnen om door te gaan
met de installatie.
2 Klik op [Install].
Het scherm "Choose Setup Language"
wordt weergegeven.
3 Kies de gewenste taal en klik
daarna op [Next].
Het scherm [Location Settings] wordt
weergegeven.
4 Selecteer [Region] en [Country/
Area] en klik daarna op [Next].
NL
138
6 Verwijder de cd-rom nadat de
installatie is voltooid.
De volgende software wordt
geïnstalleerd.
• Sony Picture Utility
"Picture Motion Browser"
• Sony Image Data Suite
"Image Data Converter SR"
"Image Data Lightbox SR"
"Remote Camera Control"
Nadat u de software hebt geïnstalleerd,
wordt een snelkoppelingspictogram naar de
klantenregistratiewebsite op uw bureaublad
gemaakt.
Nadat u zich op de website hebt
geregistreerd, hebt u toegang tot beveiligde
en nuttige klantenondersteuning:
http://www.sony.net/registration/di/
x Macintosh
• Meld aan als beheerder om te kunnen
installeren.
1 Schakel de Macintosh-computer in en
plaats de cd-rom (bijgeleverd) in het cdrom-station.
2 Dubbelklik op het pictogram van de cdrom.
3 Kopieer het bestand [SIDS_INST.pkg] in
de map [MAC] naar het pictogram van de
vaste schijf.
4 Dubbelklik op het bestand
[SIDS_INST.pkg] in de
kopieerbestemmingsmap.
Volg de aanwijzingen op het scherm om
het installeren te voltooien.
De camera met uw computer gebruiken
• Wanneer de bevestigingsmelding voor opnieuw
opstarten wordt afgebeeld, start u de computer
opnieuw op aan de hand van de aanwijzingen op
het scherm.
NL
139
Werken met "Picture Motion Browser"
U kunt de beelden van de camera beter dan
ooit gebruiken door de voordelen van het
softwareprogramma te benutten.
Dit deel geeft een overzicht van "Picture
Motion Browser" en biedt basisrichtlijnen.
• "Picture Motion Browser" is niet compatibel
met Macintosh-computers.
Overzicht "Picture Motion
Browser"
bericht wanneer u "Picture Motion Browser"
voor de eerste keer opstart. Selecteer [Start].
Deze functie brengt u op de hoogte van de
laatste nieuwtjes, zoals software-updates. U
kunt de instelling op een later tijdstip wijzigen.
"Picture Motion Browser" afsluiten
Klik op de knop
van het scherm.
in de rechterbovenhoek
Beelden importeren
Met "Picture Motion Browser" kunt u:
• Beelden importeren die met de camera zijn
opgenomen en ze op de computer weergeven.
• De beelden op de computer op een kalender
ordenen op opnamedatum voor weergave.
• Beelden bewerken (rode-ogen-correctie, enz.),
afdrukken en als e-mailbijlage versturen, de
opnamedatum veranderen en nog veel meer.
• Stilstaande beelden kunnen samen met de datum
worden afgedrukt of opgeslagen.
• U kunt een gegevensschijf maken met een cd- of
dvd-brander.
• Meer informatie over "Picture Motion Browser"
vindt u in de "Picture Motion Browser Guide".
1 Sluit de camera aan op uw
computer volgens de richtlijnen
onder "De camera en de
computer op elkaar aansluiten".
Na automatische herkenning van de
camera wordt het scherm [Import Media
Files] weergegeven.
Om "Picture Motion Browser Guide" te
starten vanaf het menu Start, klikt u op
[Start] t [All Programs] (in Windows
2000, [Programs]) t [Sony Picture Utility]
t [Help] t [Picture Motion Browser
Guide].
"Picture Motion Browser" starten
en afsluiten
"Picture Motion Browser" starten
Dubbelklik op het pictogram van
(Picture Motion Browser) op het
bureaublad.
Of via het Start-menu: Klik op [Start] t
[All Programs] (in Windows 2000,
[Programs]) t [Sony Picture Utility] t
[Picture Motion Browser].
• Het bevestigingsbericht van het
informatiehulpprogramma verschijnt op het
NL
140
• Als de AutoPlay Wizard verschijnt in
Windows XP/Vista, moet u deze afsluiten.
2 Beelden importeren.
Klik op de knop [Import] om het
importeren van beelden te starten.
De beelden worden standaard
geïmporteerd naar een map in "My
Pictures", waarvan de naam is
samengesteld uit de datum waarop is
geïmporteerd.
U kunt beelden bekijken op een kalender
volgens opnamedatum. Meer informatie
over de bediening vindt u in de "Picture
Motion Browser Guide".
Voorbeeld: Maandweergavescherm
De camera met uw computer gebruiken
• Meer informatie over de bediening vindt u in de
"Picture Motion Browser Guide".
Beelden weergeven
Nadat het importeren is voltooid, wordt
"Picture Motion Browser" gestart.
Miniaturen van de geïmporteerde beelden
worden weergegeven.
• De map "My Pictures" wordt ingesteld als de
standaardmap in "Viewed folders".
NL
141
Werken met "Image Data Converter SR"
Overzicht van "Image Data
Converter SR Ver.2.0"
Met "Image Data Converter SR Ver.2.0"
kunt u de beelden, opgenomen in het RAWformaat, bewerken door verschillende
correcties toe te passen, zoals tooncurve en
beeldscherpte. U kunt het beeldmateriaal
ook opslaan in een gangbaar
bestandsformaat.
Afsluiten
Klik op [Quit Image Data Converter SR]
(Stop Image Data Converter SR) in het
menu [IDC SR].
Het beeld aanpassen
U kunt de witbalans, de belichting en de
instellingen van het beeld wijzigen met de
knoppen op de werkbalk.
• Als u een beeld opslaat als RAW-gegevens,
wordt het beeld opgeslagen in het ARW2.0formaat.
• Voor meer informatie raadpleegt u de Helpfunctie.
Om Help te starten vanaf het menu Start,
klikt u op [Start] t [All Programs] (in
Windows 2000, [Programs]) t [Sony
Image Data Suite] t [Help] t [Image Data
Converter SR Ver.2].
"Image Data Converter SR
Ver.2.0" opstarten of afsluiten
x Windows
Opstarten
Klik op het bureaublad op de snelkoppeling
van "Image Data Converter SR Ver.2.0".
Wanneer u opstart vanaf het menu Start,
klikt u op [Start] t [All Programs] (voor
Windows 2000: [Programs]) t [Sony
Image Data Suite] t [Image Data
Converter SR Ver.2.0].
Afsluiten
Klik op de knop
scherm.
rechtsboven in het
x Macintosh
Opstarten
Dubbelklik op [Image Data Converter SR
Ver.2] in de map [Sony Image Data Suite]
van de map [Application].
NL
142
Het beeld opslaan
U kunt de stilstaande beelden die op een pc
worden weergegeven en bewerkt, opslaan.
U kunt het beeld opslaan als RAW-bestand
of in de algemene bestandsindeling.
• Voor meer informatie raadpleegt u de Helpfunctie van "Image Data Converter SR".
Technische ondersteuning
Extra informatie over dit product en
antwoorden op veelgestelde vragen
vindt u op de Sony Customer
Support-website voor
klantenondersteuning:
http://www.sony.net/
Werken met "Image Data Lightbox SR"
Overzicht van "Image Data
Lightbox SR"
Met "Image Data Lightbox SR" kunt u het
volgende doen:
• RAW/JPEG-beelden die met deze camera zijn
opgenomen, weergeven en vergelijken.
• De beelden een beoordeling geven op een schaal
van 5.
• Een beeld weergeven in "Image Data Converter
SR" en aanpassingen aan het beeld uitvoeren.
• Voor meer informatie raadpleegt u de Helpfunctie.
Klik op [Quit Image Data Lightbox SR]
(Stop Image Data Lightbox SR) in het
menu [Image Data Lightbox SR].
Een beeld weergeven
Wanneer u opstart, wordt het
bedieningsmenu weergegeven.
Klik op [Open an Image File] (Een
afbeeldingsbestand openen) of [Open a
Folder of Images] (Een map met
afbeeldingen openen) om het beeld weer te
geven.
De camera met uw computer gebruiken
Om Help te starten vanaf het menu Start,
klikt u op [Start] t [All Programs] (in
Windows 2000, [Programs]) t [Sony
Image Data Suite] t [Help] t [Image Data
Lightbox SR].
Afsluiten
"Image Data Lightbox SR"
opstarten of afsluiten
x Windows
Opstarten
Dubbelklik op [Image Data Lightbox SR]
op het bureaublad.
Wanneer u opstart vanaf het menu Start,
klikt u op [Start] t [All Programs] (voor
Windows 2000: [Programs]) t [Sony
Image Data Suite] t [Image Data Lightbox
SR].
Afsluiten
Klik op de knop
rechtsboven in het
scherm.
Het dialoogvenster voor het opslaan van
een collectie wordt weergegeven. Voor
verdere informatie over een "Collectie", zie
blz. 144.
x Macintosh
Opstarten
U kunt doorgaan met het toevoegen van
beelden door [Open a Folder of Images]
(Een map met afbeeldingen openen) of
[Open an Image File] (Een
afbeeldingsbestand openen) te selecteren in
het bestandsmenu.
Beelden weergeven en hun
prioriteit instellen
U kunt de beelden op het scherm
beoordelen en de belangrijkste beelden
identificeren.
1 Beelden vergelijken.
U kunt maximaal vier beelden per keer
weergeven om vergelijkingen te maken.
Dubbelklik op [Image Data Lightbox SR]
in de map [Sony Image Data Suite] van de
map [Application].
NL
143
mappen zijn geselecteerd op basis van de
beoordelingsinformatie.
U kunt de bewerking hervatten door een
[Collectie]-bestand te openen.
Om een bewerking te hervatten, start u
"Image Data Lightbox SR", klikt u op [Een
vorige collectie openen] en selecteert u het
gewenste collectiebestand.
• Voor meer informatie raadpleegt u de Helpfunctie van "Image Data Lightbox SR".
2 Beelden beoordelen.
U kunt
markeringen toevoegen op
een schaal van 5 op basis van uw
beoordeling van het beeld.
markering(en)
3 De prioriteit voor beelden
instellen volgens de beoordeling.
U kunt de beelden rangschikken volgens
hun mate van belangrijkheid en ze
opslaan of verwijderen.
[Collectie] gebruiken
[Collection] (Collectie) is een database die
de gebruiksstatus van beelden beheert in
"Image Data Lightbox SR".
U kunt een gebruiksstatus opslaan zoals
deze is, zoals voor beelden die in meerdere
NL
144
Werken met "Remote Camera Control"
Overzicht van "Remote Camera
Control"
Wanneer de camera is aangesloten op een
pc, kunt u de "Remote Camera Control"
gebruiken om vanaf de pc foto's te maken
met de camera of instellingen op de camera
te wijzigen.
U kunt opgenomen beelden ook
rechtstreeks op de pc opslaan.
• Voor meer informatie raadpleegt u de Helpfunctie.
Om Help te starten vanaf het menu Start,
klikt u op [Start] t [All Programs] t
[Sony Image Data Suite] t [Help] t
[Remote Camera Control].
x Windows
Opstarten
Klik op [Start] t [All Programs] t [Sony
Image Data Suite] t [Remote Camera
Control].
Afsluiten
Klik op de knop
scherm.
rechtsboven in het
x Macintosh
Opstarten
MENU-knop
Multiselectieschakelaar
1 Druk op de MENU-knop om het
menu af te beelden.
2
De camera met uw computer gebruiken
"Remote Camera Control"
opstarten of afsluiten
De camera instellen
Selecteer
(Setup) t [2] t
[USB-verbinding] met de multiselectieschakelaar (blz. 29).
3 Selecteer [PC-op-afstand] met v/
V en druk vervolgens op het
midden van multiselectieschakelaar.
De USB-functie is ingesteld op [PC-opafstand].
4 Schakel de camera uit.
Dubbelklik op [Remote Camera Control] in
de map [Sony Image Data Suite] van de
map [Application].
Afsluiten
Klik op [Quit Remote Camera Control]
(Stop Remote Camera Control) in het menu
[Remote Camera Control].
NL
145
De camera bedienen vanaf een
computer
1 Sluit de camera op de computer
2 Schakel de camera en de
computer in en start vervolgens
de "Remote Camera Control".
aan met de USB-kabel.
1 Naar de USBaansluiting
USB-kabel
3 Voer de instellingen, zoals de
transportfunctie, de witbalans,
enz. in via het bedieningspaneel.
2 Naar de
USBaansluiting
• Gebruik een volledig opgeladen accu of de
netspanningsadapter/acculader (niet
bijgeleverd).
4 Pas de scherpstelling aan en klik
op de
-knop (Ontspanknop).
De camera maakt een opname van een
onderwerp en het beeld wordt
opgeslagen op de computer.
• Meer informatie over de bediening vindt u in de
Help-functie van "Remote Camera Control".
NL
146
Beelden die met de camera zijn
opgenomen, opslaan op een
computer
1 Voer stappen 1 en 2 in "De
camera bedienen vanaf een
computer" uit.
2 Stel de camera of de computer in
en maak een foto met de camera.
De opname wordt gemaakt en het beeld
wordt opgeslagen op de computer.
De camera met uw computer gebruiken
NL
147
Beelden afdrukken
Beelden afdrukken
Rechtstreeks beelden afdrukken op een PictBridge-compatibele printer (blz. 149)
U kunt beelden afdrukken door de camera rechtstreeks aan te
sluiten op een PictBridge-compatibele printer.
Rechtstreeks afdrukken op een printer die compatibel is met "Memory Stick
Duo", CF-kaart of Microdrive
U kunt beelden afdrukken op een printer die compatibel is met
"Memory Stick Duo", CF-kaart of Microdrive.
Voor verdere informatie leest u de gebruiksaanwijzing bijgeleverol
bij printer.
Beelden afdrukken met behulp van een computer
U kunt de beelden van de camera naar een computer kopiëren met
behulp van de bijgeleverde software "Picture Motion Browser" en
deze vervolgens vanaf de computer afdrukken. Voor verdere
gegevens, zie "Picture Motion Browser Guide".
Beelden afdrukken in een winkel
U kunt een geheugenkaart die de beelden bevat die u met uw
camera hebt opgenomen, meenemen naar een fotoafdrukservice. U
kunt vooraf een DPOF-markering aanbrengen op de beelden die u
wilt afdrukken.
NL
148
Rechtstreeks beelden afdrukken op een
PictBridge-compatibele printer
Zelfs als u geen computer hebt, kunt u de
beelden die u hebt opgenomen met uw
camera afdrukken door de camera
rechtstreeks aan te sluiten op een
PictBridge-compatibele printer.
• "PictBridge" is gebaseerd op de CIPA: Camera
& Imaging Products Association-standaard.
(CIPA: Camera & Imaging Products
Association)
• U kunt geen RAW-gegevensbestanden
afdrukken.
4 Schakel de camera uit en plaats
de geheugenkaart waarop de
opgenomen beelden staan.
Fase 2: de camera aansluiten op
de printer
1 Sluit de camera aan op de printer.
Fase 1: de camera instellen
2 Naar de USBaansluiting
MENU-knop
USB-kabel
Beelden afdrukken
Multiselectieschakelaar
• Wij adviseren u de netspanningsadapter/
acculader (niet bijgeleverd) te gebruiken om te
voorkomen dat tijdens het afdrukken de accu
leeg raakt.
1 Druk op de MENU-knop om het
1 Naar de
USBaansluiting
menu af te beelden.
2 Schakel de camera en de printer
2
Selecteer
(Setup) t [2] t
[USB-verbinding] met de multiselectieschakelaar (blz. 29).
in.
Het volgende scherm wordt afgebeeld.
3 Selecteer [PTP] met v/V en druk
vervolgens op het midden van
multi-selectieschakelaar.
De USB-functie is ingesteld op [PTP].
Totaal
aantal
NL
149
Fase 3: afdrukken
1 Selecteer het beeld dat u wilt
afdrukken met b/B op de multiselectieschakelaar en druk
vervolgens op het midden.
• Om te annuleren, drukt u opnieuw op het
midden.
2 Herhaal stap 1 als u andere
beelden wilt afdrukken.
3 Druk op de MENU-knop en stel elk
PictBridge-menu
Bladzijde 1
Zie "PictBridge-menu" voor meer
informatie over het instellen van de
items.
Afdrukken
Hiermee worden de geselecteerde beelden
afgedrukt. Zie "Fase 3: afdrukken" voor
verdere informatie.
Aantal instellen
vervolgens op het midden van
multi-selectieschakelaar.
U kunt een maximum aantal van 20
afdrukken opgeven. Hetzelfde aantal
afdrukken wordt opgegeven op alle
geselecteerde beelden.
De melding "Beelden afdrukken?"
verschijnt.
Papierformaat
5 Selecteer [OK] met v op de multiselectieschakelaar en druk
vervolgens op het midden.
Het beeld wordt afgedrukt.
6 Nadat de mededeling "Klaar met
afdrukken." wordt afgebeeld,
drukt u op het midden van de
multi-selectieschakelaar.
NL
Als u tijdens het afdrukken op het midden
van de multi-selectieschakelaar drukt,
wordt het afdrukken geannuleerd. Koppel
de USB-kabel los of schakel de camera uit.
Als u weer wilt afdrukken, volgt u
bovenstaande procedure (Fasen 1 tot 3).
item in.
4 Selecteer "Afdrukken" en druk
150
Het afdrukken annuleren
Automatisch
Printerinstelling
9×13cm
89×127mm
Hagaki
100×147mm
10×15cm
10×15cm
4"×6"
101,6×152,4mm
A6
105×148,5mm
13×18cm
127×178mm
Letter
216×279,4mm
A4
210×297mm
A3
297×420mm
Layout
Automatisch
Printerinstelling
1/vel zdr.rand
Zonder rand, 1
beeld/pagina
1 foto/vel
1 beeld/pagina
2 foto/vel
2 beelden/pagina
3 foto/vel
3 beelden/pagina
4 foto/vel
4 beelden/pagina
8 foto/vel
8 beelden/pagina
Indexvel
Drukt alle
geselecteerde
beelden af als een
indexafdruk. De
afdruklay-out volgt
de instelling van de
printer.
Afdrukken met de
afstandsbediening (bijgeleverd)
Nadat u de camera op een HDTV hebt
aangesloten met een HDMI-kabel (niet
bijgeleverd), kunt u de beelden gemakkelijk
afdrukken terwijl u ze op de tv bekijkt.
1 Sluit de camera aan op een
televisie (blz. 89).
2 Sluit de camera aan op een
printer (blz. 149).
3 Geef het beeld weer dat u wilt
afdrukken.
Datum afdrukken
Voegt de datum en
tijd toe.
Datum
Voegt de datum
toe.
Uit
Voegt de datum niet
toe.
Bladzijde 2
Alle mark.oph.
De melding "Alles annuleren?" verschijnt.
Selecteer [OK] en druk vervolgens op het
midden van multi-selectieschakelaar. De
DPOF-markering op elk beeld wordt
gewist. Selecteer dit item wanneer u de
specificatie annuleert zonder beelden af te
drukken.
Beelden afdrukken
Dag en tijd
4 Druk op de PRINT-knop op de
afstandsbediening.
• Afhankelijk van de menu-instelling van de
camera, wordt de instelling voor het afdrukken
als volgt vastgelegd:
– Het aantal pagina's: 1 pagina
– Papierformaat: Automatisch
– Layout: Automatisch
– Datum afdrukken: Uit
• Wanneer de camera op een tv is aangesloten met
de videokabel (bijgeleverd), wordt de PRINTknop uitgeschakeld.
Map afdrukken
Drukt alle beelden in de map af. Selecteer
de map met v/V op de multiselectieschakelaar en druk vervolgens op
het midden van de multi-selectieschakelaar.
De melding "Beelden afdrukken?"
verschijnt. Selecteer [OK] en druk
vervolgens op het midden van multiselectieschakelaar.
NL
151
Problemen oplossen
Problemen oplossen
Indien u problemen ondervindt met de camera, probeer dan de volgende oplossingen.
Controleer de punten op blz. 152 t/m 160. Neem contact op met uw Sony-dealer of de
plaatselijke technische dienst van Sony.
Accu en spanning
De accu kan niet worden geplaatst.
• Gebruik bij het plaatsen van de accu de punt van de accu om de vergrendelingshendel te
verschuiven (t stap 1 in "Lees dit eerst").
De camera kan niet worden ingeschakeld.
• Plaats de accu op de juiste wijze (t stap 1 in "Lees dit eerst").
• De accu is leeg. Plaats een opgeladen accu (t stap 1 in "Lees dit eerst").
• De accu is niet meer bruikbaar (blz. 166). Vervang de accu door een nieuwe.
De camera schakelt plotseling uit.
• Als de camera gedurende een bepaalde tijdsduur niet wordt bediend, wordt de camera in de
spaarstand gezet en nagenoeg uitgeschakeld. Om de spaarstand te annuleren, bedient u de
camera, bijvoorbeeld door de ontspanknop tot halverwege in te drukken (t stap 4 in "Lees
dit eerst").
• De accu is leeg (blz. 166). Plaats een opgeladen accu (t stap 1 in "Lees dit eerst").
De accu-restladingsindicator is onjuist, of voldoende resterende acculading
wordt aangegeven, maar de lading wordt te snel verbruikt.
• Dit doet zich voor wanneer u de camera op een zeer warme of koude plaats gebruikt
(blz. 166).
• Het resterende accuvermogen verschilt van het huidige vermogen. Laat de accu volledig
ontladen en laad deze vervolgens opnieuw op om de weergave te corrigeren.
• De accu is niet meer bruikbaar (blz. 166). Vervang de accu door een nieuwe.
Beelden opnemen
Nadat de camera is ingeschakeld, wordt niets afgebeeld op de LCD-monitor.
• In de standaardinstelling wordt de LCD-monitor uitgeschakeld om acculading te besparen als
gedurende vijf seconden of langer geen bediening wordt uitgevoerd. U kunt de tijdinstelling
veranderen (blz. 120).
• De LCD-monitor is ingesteld op uit. Druk op de DISP-knop (Beeld) om de LCD-monitor in
te schakelen (blz. 20).
Het beeld is niet scherp in de zoeker.
• Stel het diopter goed in met behulp van het diopter-instelwiel (t stap 5 in "Lees dit eerst").
NL
152
Het beeld is niet opgenomen.
• Er is geen geheugenkaart geplaatst.
De sluiter wordt niet ontspannen.
• Controleer de resterende opslagcapaciteit van de geheugenkaart (blz. 21). Als deze vol is,
doet u een van de volgende dingen:
– Wis overbodige beelden (t stap 6 in "Lees dit eerst").
– Vervang de geheugenkaart.
• U kunt tijdens het opladen van de ingebouwde flitser geen beelden opnemen (t stap 5 in
"Lees dit eerst").
• De sluiter kan niet worden ontspannen als het onderwerp niet is scherpgesteld. (De
sluitergrendel kan worden uitgeschakeld (blz. 101).)
• De sluiter kan niet worden ontspannen wanneer de camera is aangesloten op een ander
apparaat, zoals een sterrentelescoop, enz. (De sluitergrendel kan worden uitgeschakeld in
deze situatie (blz. 109).)
• De sluiter kan niet worden ontspannen wanneer "----" knippert in de hoek rechtsonder van de
LCD-monitor en "0" knippert in de zoeker. Deze indicatie betekent dat er geen geheugenkaart
in de camera is geplaatst of dat een verkeerd type geheugenkaart is geselecteerd. Selecteer het
type van uw geheugenkaart met [Geheugenkaart] in het menu Setup en plaats vervolgens
uw geheugenkaart in de camera (t stap 3 in "Lees dit eerst", blz. 123).
• De sluiter kan niet worden ontspannen terwijl "--" brandt in de rechterbovenhoek van de
LCD-monitor. Deze indicator betekent dat de lens niet goed op de lensvatting is bevestigd.
Bevestig de lens goed (t stap 2 in "Lees dit eerst").
Problemen oplossen
Het opnemen duurt erg lang.
• De ruisonderdrukkingsfunctie wordt ingeschakeld (blz. 102). Dit is normaal.
• De opnamestand is ingesteld op het RAW-formaat (blz. 95). Omdat een RAW-
gegevensbestand groot is, kost opnemen in de RAW-modus meer tijd.
Het beeld is onscherp.
• Het onderwerp bevindt zich te dichtbij. Controleer de minimale brandpuntsafstand van de
lens.
• U neemt op in de handmatige scherpstellingsfunctie. Stel de automatische
scherpstellingsfunctie in met de hendel bijgeleverol bij scherpstellingsfunctie (blz. 51).
• U probeert een onderwerp op te nemen dat wellicht speciale scherpstelling behoeft (blz. 49).
Gebruik de scherpstelvergrendeling of de handmatige scherpstellingsfunctie (blz. 50, 52).
De flitser werkt niet.
• De ingebouwde flitser zit dicht. Trek hem omhoog.
• De flitserfunctie is ingesteld op [Autom.flitsen]. Als u er zeker van wilt zijn dat de flitser
altijd afgaat, stelt u de flitserfunctie in op [Invulflits] (blz. 72).
NL
153
Wazige vlekken verschijnen in beelden opgenomen met de flitser.
• Het flitslicht is weerkaatst door stof in de lucht dat daardoor in het beeld werd opgenomen.
Dit is normaal.
Een foto die met de flitser is gemaakt, is te donker.
• Als het onderwerp zich buiten het flitserbereik (de afstand die door het flitslicht kan worden
bereikt) bevindt, zullen de beelden donker zijn omdat het flitslicht het onderwerp niet bereikt.
Als de ISO-gevoeligheid wordt veranderd, verandert tevens het flitserbereik (blz. 63).
Het onderste deel van een foto die met de flitser is gemaakt, is te donker.
• De foto werd gemaakt met de lenskap op de lens bevestigd. Haal de lenskap van de lens af bij
gebruik van de ingebouwde flitser. Bij bepaalde lenzen kan het onderste deel van de foto
donker zijn, zelfs zonder een lenskap op de lens bevestigd (t stap 5 in "Lees dit eerst").
Het duurt te lang voordat de flitser opnieuw is opgeladen.
• De flitser is binnen een korte tijd meerdere keren afgegaan. Als de flitser meerdere keren
achter elkaar is afgegaan, kan het opladen langer duren dan gebruikelijk om oververhitting
van de camera te voorkomen.
De datum en tijd worden onjuist opgenomen.
• Stel de juiste datum en tijd in (blz. 122, t stap 4 in "Lees dit eerst").
De diafragmawaarde en/of de sluitertijd knipperen wanneer u de ontspanknop
tot halverwege indrukt.
• Aangezien het onderwerp te helder of te donker is, liggen deze waarden buiten het
beschikbare instelbereik. Maak de instellingen opnieuw.
Buitensporig veel licht verschijnt in het beeld.
• De foto werd genomen onder een sterke lichtbron waarbij buitensporig veel licht op de lens is
gevallen. Bevestig de lenskap.
De hoeken van de foto zijn te donker.
• Als een filter of lenskap wordt gebruikt, haalt u deze eraf en maakt u de opname opnieuw.
Afhankelijk van de dikte van het filter en een onjuiste bevestiging van de lenskap, kan het
filter of de lenskap gedeeltelijk zichtbaar zijn in het beeld. De optische eigenschappen van
bepaalde lenzen kunnen ertoe leiden dat de rand van het beeld te donker lijkt (onvoldoende
licht).
De ogen van het onderwerp zijn rood.
• Schakel de functie rode-ogeneffect vermindering in (blz. 110).
• Ga dicht bij het onderwerp staan en neem het binnen het flitserbereik op met de
NL
154
flitser(blz. 64).
Punten verschijnen en blijven op het scherm.
• Dit is normaal. Deze punten worden niet opgenomen (blz. 5).
Het beeld is wazig.
• De foto werd opgenomen op een donkere locatie zonder gebruik te maken van de flitser,
waardoor camerabewegingen werden gemaakt. Wij adviseren u de Super SteadyShot-functie
of een statief te gebruiken. In deze situatie kan de flitser worden gebruikt (t step 5 in "Lees
dit eerst").
• De foto van het onderwerp werd vanaf een zeer korte afstand gemaakt, zoals bij een macroopname. Het is mogelijk dat de Super SteadyShot-functie niet volledig effectief is als het
onderwerp zich zeer dichtbij bevindt. Schakel in dat geval de Super SteadyShot-functie uit en
overweeg een statief te gebruiken (t stap 5 in "Lees dit eerst").
• Het onderwerp bewoog snel. Selecteer een kortere sluitertijd of een hogere ISO-gevoeligheid
(hoe hoger de ISO-gevoeligheid, hoe meer ruis in het beeld).
De EV-schaalverdeling b B knippert in de zoeker.
• Het onderwerp is te helder of te donker voor het lichtmeetbereik van de camera.
Beelden weergeven
Raadpleeg "Computers" (blz. 156) met betrekking tot de onderstaande punten.
Problemen oplossen
De camera kan geen beelden weergeven.
• De map-/bestandsnaam is veranderd op de computer (blz. 136).
• Wanneer een beeldbestand is bewerkt door een computer of wanneer het beeldbestand werd
opgenomen op een ander model dan dat van uw camera, kan het weergeven van het
beeldbestand op uw camera niet gegarandeerd worden.
• De camera staat in de USB-functie. Wis de USB-verbinding (blz. 134).
Het beeld verschijnt niet op het tv-scherm.
• Controleer [Videoformaat] om te zien of het video-uitgangssignaal van de camera is ingesteld
overeenkomstig het kleursysteem van de tv (blz. 121).
• Controleer of de aansluiting juist is (blz. 88).
• Als een USB-kabel is aangesloten op de camera, koppelt u de USB-kabel los (blz. 134).
Beelden wissen/bewerken
De camera kan geen beeld wissen.
• Annuleer de beveiliging (blz. 115).
NL
155
U hebt per ongeluk een beeld gewist.
• Als u eenmaal een beeld hebt gewist, kunt u dit niet herstellen. Wij raden u aan uw beelden te
beveiligen (blz. 115).
U kunt geen DPOF-markering instellen.
• U kunt geen DPOF-markering instellen op RAW-gegevensbestanden.
Computers
U weet niet of het besturingssysteem van uw computer compatibel is met de
camera.
• Zie "Aanbevolen computeromgeving" (blz. 130, 137).
Uw computer herkent uw camera niet.
• Schakel de camera in.
• Als de acculading bijna op is, plaatst u een opgeladen accu (t stap 1 in "Lees dit eerst") of
sluit u de netspanningsadapter/acculader (niet bijgeleverd) aan (blz. 168).
• Gebruik de USB-kabel (bijgeleverd) (blz. 131).
• Koppel de USB-kabel los en sluit deze daarna weer stevig aan.
• Stel [USB-verbinding] in op [Massaopslag] (blz. 124).
• Koppel alle apparatuur los van de USB-aansluitingen van uw computer, behalve de camera,
het toetsenbord en de muis.
• Sluit de camera rechtstreeks aan op de computer en niet via een USB-hub of ander apparaat
(blz. 131).
U kunt geen beelden kopiëren.
• Wanneer u beelden kopieert van de camera naar uw computer en de Deksel geheugenkaart
opent, wordt het kopiëren geannuleerd. Open de Deksel geheugenkaart niet tijdens het
kopiëren.
• Breng de USB-verbinding tot stand door de camera op de juiste wijze aan te sluiten op de
computer (blz. 131).
• Volg de betreffende kopieerprocedure voor uw besturingssysteem (blz. 132 en 133).
• Het kan voorkomen dat u de beeldbestanden van een geheugenkaart die op een computer is
geformatteerd, niet naar een computer kunt kopiëren. Maak een opname met een
geheugenkaart die op uw camera is geformatteerd (blz. 115).
Het beeld kan niet worden weergegeven op een computer.
• Als u "Picture Motion Browser" gebruikt, raadpleeg dan de "Picture Motion Browser Guide".
• Raadpleeg de fabrikant van de computer of de software.
Nadat u een USB-verbinding hebt gemaakt, wordt "Picture Motion Browser"
niet automatisch gestart.
NL
156
• Breng de USB-verbinding tot stand nadat de computer is opgestart (blz. 131).
U weet niet hoe u de software (bijgeleverd) moet gebruiken.
• Raadpleeg het helpbestand of de handleiding van elke software.
Geheugenkaart
Kan geen geheugenkaart plaatsen.
• De richting waarin de geheugenkaart is geplaatst, is verkeerd. Plaats de kaart in de juiste
richting (t stap 3 in "Lees dit eerst").
Kan niet opnemen op een geheugenkaart.
• De geheugenkaart is vol. Wis overbodige beelden (blz. 114 t stap 6 in "Lees dit eerst").
• Er is een onbruikbare geheugenkaart is geplaatst (t stap 3 in "Lees dit eerst").
• U gebruikt een geheugenkaart met een schrijfbeveiligingsschakelaar die is ingesteld op
LOCK. Zet de schrijfbeveiligingsschakelaar in de stand voor opnemen.
De Microdrive is warm.
• De Microdrive is een lange tijd in gebruik. Dit is normaal.
U hebt per ongeluk een geheugenkaart geformatteerd.
• Alle gegevens op de geheugenkaart zijn gewist door het formatteren. U kunt deze niet meer
herstellen.
Problemen oplossen
"De Memory Stick PRO Duo" wordt niet herkend door een computer met een
"Memory Stick"-sleuf.
• Als de "Memory Stick PRO Duo niet wordt ondersteund, sluit u de camera en de computer op
elkaar aan (blz. 131). De computer herkent de "Memory Stick PRO Duo".
Afstandsbediening
De bijgeleverde afstandsbediening werkt niet.
[Afstandsbediening]. Om af te spelen,
sluit u de camera aan op een tv.
• Plaats een accu in de accuhouder waarbij de polen +/– correct overeenkomen met de
markeringen +/–.
• Verwijder alle hindernissen tussen de afstandsbediening en de sensor afstandsbediening.
• Richt de sensor afstandsbediening weg van krachtige lichtbronnen, zoals direct zonlicht of
sterke belichting van bovenaf. Anders zal de afstandsbediening mogelijk niet correct werken.
• De sensor afstandsbediening kan worden afgedekt met een lens of een kap om deze te
beschermen tegen licht. Gebruik de afstandsbediening vanaf posities waar het licht van de
afstandsbediening niet wordt verduisterd.
• Om op te nemen, stelt u de transportfunctie in op
NL
157
Een ander dvd-apparaat werkt niet goed wanneer u de bijgeleverde
afstandsbediening gebruikt.
• Selecteer een andere afstandsbedieningsmodus dan DVD 2 voor uw dvd-apparaat of dek de
sensor van uw dvd-apparaat af met zwart papier.
Afdrukken
Zie ook "PictBridge-compatibele printer" (direct hieronder) samen met het volgende punt.
De kleuren van het beeld zijn vreemd.
• Bij het afdrukken van beelden die opgenomen zijn in de Adobe RGB-modus op een printer
met sRGB-ondersteuning, die niet compatibel is met Adobe RGB (DCF2.0/Exif2.21), worden
de beelden op een lager intensiteitsniveau afgedrukt (blz. 71).
Bij de afdruk van de beelden worden beide randen afgesneden.
• Afhankelijk van uw printer, kunnen de randen links, rechts, boven of onder van het beeld
worden afgesneden. Vooral wanneer u een beeld afdrukt dat werd opgenomen met de
beeldverhouding [16:9], kan het zijdelingse uiteinde van het beeld worden afgesneden.
• Wanneer u beelden afdrukt met uw eigen printer, moet u de instellingen voor bijsnijden of
randloos annuleren. Vraag de fabrikant van de printer of de printer deze functies heeft.
• Wanneer u beelden laat afdrukken bij een digitale afdrukservice, vraag hen dan of ze de
beelden kunnen afdrukken zonder beide randen af te snijden.
Kan de beelden niet afdrukken met de datum.
• Met "Picture Motion Browser" kunt u beelden afdrukken met een datum (blz. 140).
• Deze camera heeft geen functie voor het plaatsen van datums op beelden. Omdat de beelden
die met de camera zijn opgenomen, informatie over de opnamedatum bevatten, kunt u
beelden afdrukken met de datum op het beeld als de printer of de software Exif-informatie
kan herkennen. Raadpleeg de fabrikant van de printer of de software voor meer informatie
over de compatibiliteit met Exif-informatie.
• Wanneer u beelden laat afdrukken in een winkel, kunnen de beelden op aanvraag ook worden
afgedrukt met de datum.
PictBridge-compatibele printer
Het is niet mogelijk een verbinding tot stand te brengen.
• De camera kan niet rechtstreeks op een printer worden aangesloten die niet compatibel is met
de PictBridge-standaard. Vraag de fabrikant van de printer of uw printer compatibel is met
PictBridge.
• Controleer of de printer is ingeschakeld en op de camera kan worden aangesloten.
• Stel [USB-verbinding] in op [PTP] (blz. 124).
• Koppel de USB-kabel los en sluit deze weer aan. Bij het verschijnen van een foutmelding op
de printer, moet u de gebruikshandleiding bijgeleverol bij printer raadplegen.
NL
158
Kan geen beelden afdrukken.
• Controleer of de camera en de printer op de juiste wijze met behulp van de USB-kabel zijn
aangesloten.
• Het afdrukken van RAW-gegevensbestanden is niet mogelijk.
• Het is mogelijk dat beelden die zijn opgenomen met een andere camera dan deze, of beelden
die op een computer zijn bewerkt, niet kunnen worden afgedrukt.
In de indexfunctie kan de datum niet worden geprojecteerd en kunnen de
beelden niet worden afgedrukt.
• De printer heeft deze functies niet. Vraag de fabrikant van de printer of de printer deze
functies heeft.
• Afhankelijk van de printer kan de datum niet op de beelden worden geplaatst in de
indexfunctie. Vraag het de fabrikant van de printer.
"---- -- --" wordt afgedrukt op het gedeelte van het beeld waar de datum wordt
ingevoegd.
• Beelden zonder de opgenomen datumgegevens, kunnen niet worden afgedrukt met de datum.
Stel [Datum afdrukken] in op [Uit] en druk het beeld opnieuw af (blz. 151).
Het afdrukformaat kan niet worden ingesteld.
• Vraag de fabrikant van de printer of het gewenste afdrukformaat beschikbaar is op de printer.
Problemen oplossen
Het beeld kan niet op het ingestelde formaat worden afgedrukt.
• Koppel de USB-kabel los en sluit deze telkens opnieuw aan wanneer het papierformaat is
veranderd nadat de printer op de camera is aangesloten.
• De afdrukinstelling van de camera is anders dan die van de printer. Verander de instelling van
de camera (blz. 150) of de printer.
De camera kan niet worden bediend nadat het afdrukken is geannuleerd.
• Wacht enige tijd terwijl de printer het annuleren uitvoert. Dit kan, afhankelijk van de printer,
enige tijd duren.
Overige
De lens raakt beslagen.
• Er is condensvorming opgetreden. Schakel de camera uit en laat deze gedurende ongeveer een
uur liggen voordat u deze weer gebruikt (blz. 171).
NL
159
De mededeling "Datum en tijd instellen?" wordt afgebeeld wanneer u de
camera inschakelt.
• Laad de accu op en stel de datum opnieuw in (t stap 4 in "Lees dit eerst"). Als de
datuminstelling telkens wordt teruggesteld wanneer de accu wordt opgeladen, moet u contact
opnemen met uw Sony-handelaar of plaatselijk, erkend Sony-servicecentrum.
Het aantal opgenomen beelden neemt niet af of neemt met twee tegelijk af.
• Dit komt doordat de compressieverhouding en de beeldgrootte na compressie veranderen
afhankelijk van het beeld als u een JPEG-beeld opneemt (blz. 95).
De instelling wordt teruggesteld zonder dat de terugstelbediening wordt
uitgevoerd.
• De accu werd verwijderd terwijl de POWER-schakelaar was ingesteld op ON. Voordat u de
accu eruit haalt, zorgt u ervoor dat de POWER-schakelaar in de stand OFF staat en controleert
u of het toegangslampje niet is opgelicht (t step 1 in "Lees dit eerst").
De camera werk niet goed.
• Schakel de camera uit. Haal de accu uit de camera en plaats hem weer terug. Als een
netspanningsadapter/acculader (niet bijgeleverd) wordt gebruikt, koppelt u het netsnoer los.
Als de camera heet is, laat u deze afkoelen voordat u deze corrigerende handeling uitvoert.
De vijf balkjes van de Super SteadyShot-schaalverdeling knipperen.
• De Super SteadyShot-functie werkt niet. U kunt doorgaan met opnemen, maar de Super
SteadyShot-functie zal niet werken. Schakel de camera uit en weer in. Als de Super
SteadyShot-schaalverdeling blijft knipperen, neemt u contact op met uw Sony-handelaar of
plaatselijk, erkend Sony-servicecentrum.
"--E-" wordt in de hoek rechtsonder van de LCD-monitor weergegeven.
• Verwijder de geheugenkaart en plaats deze terug. Als de indicatie niet verdwijnt na deze
procedure, moet u de geheugenkaart formatteren.
NL
160
Waarschuwingsmededelingen
Als een van de onderstaande meldingen
wordt afgebeeld, voert u de vermelde
instructies uit.
Alleen voor "InfoLITHIUM" accu
• U gebruikt een incompatibele accu.
Accu leeg
gewist. Het kan enige tijd duren voordat
het formatteren klaar is.
Als de mededeling nog steeds wordt
afgebeeld, moet u de geheugenkaart
vervangen.
Kaartfout
• Er is een incompatibele geheugenkaart
geplaatst of het formatteren is mislukt.
• De accu is leeg. Laad de accu op.
Geheugen voor alleen-lezen
Datum en tijd instellen?
• Stel de datum en tijd in. Als deze
mededeling vaak verschijnt, is de
interne reservebatterij opgebruikt.
Vervang de batterij (blz. 160 en 172).
Onvoldoende acculading.
• U hebt geprobeerd [Reinigen] uit te
voeren terwijl er onvoldoende lading in
de accu zat. Laad de accu op of gebruik
de netspanningsadapter/acculader (niet
bijgeleverd).
• Het type geheugenkaart dat in de
camera is geplaatst, verschilt van het
type dat is geselecteerd met
[Geheugenkaart] in het
menu Setup.
Stel het type correct in.
Kan Memory Stick niet gebruiken.
Formatteren?
Kan CF-kaart niet gebruiken.
Formatteren?
• De geheugenkaart werd op een
computer geformatteerd en het
bestandsformaat werd gewijzigd, of de
geheugenkaart werd op een ander
apparaat geformatteerd.
Selecteer [OK] en formatteer de
geheugenkaart. U kunt de
geheugenkaart daarna opnieuw
gebruiken, maar alle eerder opgenomen
gegevens op de geheugenkaart worden
opnemen op of verwijderen van deze
"Memory Stick Duo".
Plaats de Memory Stick opnieuw
Plaats CF-kaart opnieuw
• De geplaatste geheugenkaart kan niet
worden gebruikt in uw camera.
• De geheugenkaart is beschadigd.
• Het contactgedeelte van de
geheugenkaart is vuil.
Problemen oplossen
Geen Memory Stick
Geen CF-kaart
• Uw camera kan de beelden niet
Gebruik Memory Stick-gleuf voor
formatteren.
• U probeert de "Memory Stick Duo" die
in de Insteeksleuf CF-kaart is geplaatst,
te formatteren met een adapter. Plaats
de "Memory Stick Duo" in de "Memory
Stick Duo"-insteeksleuf en formatteer
de stick.
Bezig...
• Wanneer ruisonderdrukking van lange
belichting wordt uitgevoerd gedurende
dezelfde tijdsduur dat de sluiter
geopend was. Tijdens de
ruisonderdrukking kunt u niet
verdergaan met opnemen.
NL
161
Geen Memory Stick geplaatst. De
sluiter is vergrendeld.
Geen CF-kaart geplaatst. De sluiter
is vergrendeld.
• [Opn.zonder krt.] is ingesteld op
[Uitschakelen]. Stel dit in op
[Inschakelen] of plaats een
geheugenkaart.
Er is geen lens bevestigd. De sluiter
is vergrendeld.
• [Opn.zonder lens] is ingesteld op
[Uitschakelen]. Bevestig een lens. Als u
de camera op een sterrentelescoop of
iets dergelijks bevestigt, stelt u dit in op
[Inschakelen] in het menu Custom.
Beeldweergave onmogelijk.
• Het is mogelijk dat beelden die zijn
opgenomen met een andere camera of
beelden die zijn gewijzigd op een
computer, niet kunnen worden
weergegeven.
Controleer het aangesloten
apparaat.
• Er kan geen PictBridge-verbinding
worden gemaakt. Koppel de USB-kabel
los en sluit deze daarna weer aan.
Camera te warm. Laat camera
afkoelen.
• De camera is heet geworden omdat u
continu aan het opnemen bent geweest.
Schakel de camera uit. Laat de camera
afkoelen en wacht totdat de camera
weer klaar is om op te nemen.
Camerafout
Systeemfout.
• Schakel de camera uit, haal de accu
eruit en plaats de accu weer terug in de
camera. Als deze mededeling vaak
verschijnt, neemt u contact op met uw
Sony-handelaar of een plaatselijk,
erkend Sony-servicecentrum.
Het deksel is open
Geen beelden
• Er staat geen beeld op de
geheugenkaart.
Beeld is beveiligd
• Sluit de Deksel geheugenkaart om de
opname te starten.
• Controleer of het toegangslampje niet is
opgelicht en open vervolgens de klep
wanneer u de geheugenkaart wilt
vervangen.
• U hebt geprobeerd beveiligde beelden te
wissen. Schakel de beveiliging uit.
Afdrukken onmogelijk.
• U hebt geprobeerd RAW-beelden te
markeren met een DPOF-markering.
Bezig initialiseren USB-verbinding
• Een USB-verbinding is tot stand
gebracht. Koppel de USB-kabel niet los.
NL
162
Beeldvergroting onmogelijk.
Beeldrotatie onmogelijk.
• Beelden die met andere camera's zijn
opgenomen, zullen mogelijk niet
kunnen worden vergroot of geroteerd.
Geen beelden veranderd
• U hebt geprobeerd beelden te beveiligen
of DPOF op te geven zonder de
specificatie van die beelden te wijzigen.
Kan geen mappen meer maken
• De map met een naam dit begint met
"999" bestaat op de geheugenkaart. Als
dat het geval is, kunt u geen mappen
maken.
Afdrukken geannulleerd.
• De afdrukopdracht werd geannuleerd.
Koppel de USB-kabel los of schakel de
camera uit.
Markeren onmogelijk.
• U hebt geprobeerd RAW-beelden te
markeren op het PictBridge-scherm.
Geen beeld gevonden dat kan
worden afgedrukt.
• U hebt geprobeerd beelden af te
drukken vanaf een map die geen
beelden bevat wanneer [Map
afdrukken] werd geselecteerd.
Problemen oplossen
Printerfout
• Controleer de printer.
• Controleer of het beeld dat u wilt
afdrukken beschadigd is.
Printer bezet
• Controleer de printer.
NL
163
Overige
Op de geheugenkaart (niet bijgeleverd)
Op de "Memory Stick Duo"
Een "Memory Stick Duo" is een compact,
draagbaar IC-opnamemedium. De typen
"Memory Stick Duo" die kunnen worden
gebruikt met deze camera, staan vermeld in
de onderstaande tabel. Een goede werking
kan echter niet worden gegarandeerd voor
alle functies van de "Memory Stick Duo".
"Memory Stick"-type
Opnemen/
weergeven
Memory Stick Duo
(zonder MagicGate)
a
Memory Stick Duo
(met MagicGate)
a*1*2
MagicGate Memory Stick
Duo
a*1
Memory Stick PRO Duo
a*1*2
Memory Stick PRO-HG Duo
a*1*2
*1
Dit is uitgerust met de MagicGate-functie.
MagicGate is een beveiligingstechnologie voor
auteursrechten die gebruik maakt van
coderingstechnologie. Opnemen/weergeven
van gegevens waarbij MagicGate-functies zijn
vereist, kan niet met deze camera worden
uitgevoerd.
*2 Ondersteunt een hoge
gegevensoverdrachtsnelheid via een parallelle
interface.
• Wij kunnen de juiste werking van een "Memory
Stick Duo" die op een computer is
geformatteerd, niet garanderen in deze camera.
• De lees-/schrijfsnelheid van de gegevens
verschilt afhankelijk van de combinatie van de
"Memory Stick Duo" en de gebruikte
apparatuur.
NL
164
Opmerkingen over het gebruik van
"Memory Stick Duo"
• De "Memory Stick Duo" mag niet worden
verwijderd terwijl deze bezig is met het lezen of
schrijven van gegevens.
• De gegevens kunnen in de volgende gevallen
beschadigd zijn:
– wanneer de "Memory Stick Duo" uit de
camera wordt verwijderd of de camera wordt
uitgeschakeld tijdens het lezen of schrijven
van gegevens
– wanneer de "Memory Stick Duo" wordt
gebruikt op plaatsen met statische elektriciteit
of elektrische ruis
• We raden u aan een reservekopie te maken van
belangrijke gegevens.
• Druk niet hard wanneer u in het
aantekeningenvak schrijft.
• Bevestig geen etiket aan de "Memory Stick
Duo".
• Wanneer u de "Memory Stick Duo" draagt of
bewaart, plaatst u deze terug in het doosje dat
erbij is geleverd.
• Raak de aansluitingen van de "Memory Stick
Duo" niet aan met uw hand of een metalen
voorwerp.
• Sla, buig of laat de "Memory Stick Duo" niet
vallen.
• Demonteer of wijzig de "Memory Stick Duo"
niet.
• Stel de "Memory Stick Duo" niet bloot aan
water.
• Laat de "Memory Stick Duo" niet liggen binnen
het bereik van kleine kinderen. Zij kunnen deze
per ongeluk inslikken.
• Stop geen ander object dan een "Memory Stick
Duo" in de "Memory Stick Duo"-sleuf. Dit kan
een storing veroorzaken.
• Gebruik of bewaar de "Memory Stick Duo" niet
in de volgende omstandigheden:
– plaatsen met een hoge temperatuur, zoals in
een hete auto die in de zon is geparkeerd
– plaatsen die zijn blootgesteld aan direct
zonlicht
– op vochtige plaatsen of plaatsen waar zich
corrosieve stoffen bevinden
Opmerking over het gebruik van
"Memory Stick PRO Duo"
"Memory Stick PRO Duo" of "Memory Stick
PRO-HG Duo"met een opslagcapaciteit tot 8 GB
zijn goedgekeurd voor gebruik in deze camera.
Opmerkingen over het gebruik van
"Memory Stick Micro"
• Om een "Memory Stick Micro" met deze
camera te gebruiken, moet u de "Memory Stick
Micro" in een "M2"-adapter plaatsen die een
duoformaat heeft. Als u een "Memory Stick
Micro" in de camera plaatst zonder een "M2"adapter met duoformaat, zult u de stick mogelijk
niet uit de camera kunnen verwijderen.
• Laat de "Memory Stick Micro" niet liggen
binnen het bereik van kleine kinderen. Zij
kunnen deze per ongeluk inslikken.
Over de CF-kaart/Microdrive
• Zorg ervoor dat u het opnamemedium in deze
camera formatteert wanneer u het voor het eerst
gaat gebruiken.
• Gegevens kunnen als volgt beschadigd raken:
– De geheugenkaart verwijderen tijdens het
lezen of schrijven van gegevens.
– Als u de geheugenkaart bewaart in de buurt
van sterk magnetisch materiaal.
• De geheugenkaart kan kort na gebruik heet zijn.
Wees voorzichtig als u omgaat met de kaart.
• Verwijder het etiket niet of plak er geen nieuw
etiket over.
• Wanneer u de geheugenkaart draagt of bewaart,
plaatst u deze terug in het doosje dat erbij
geleverd werd.
• Stel de geheugenkaart niet bloot aan water.
• Druk niet te hard op het etiket.
• Raak de aansluitingen van de geheugenkaart
niet aan met uw hand of een metalen voorwerp.
Opmerkingen over het gebruik van de
Microdrive
Overige
Een Microdrive is een compacte en lichtgewicht
vaste schijf die voldoet aan de CompactFlash
Type II-normen.
• De Microdrive is een compacte en lichtgewicht
vaste schijf. Omdat de Microdrive bewegende
onderdelen bevat is het, in vergelijking met een
"Memory Stick" dat gebruik maakt van een
flashgeheugen, minder bestand tegen trillingen
en schokken.
Zorg er voor dat de Microdrive, tijdens opname
en weergave, niet onderhevig is aan trillingen en
schokken.
• Merk op dat bij gebruik bij temperaturen lager
dan 5°C de Microdrive minder presteert.
Temperatuurbereik voor gebruik van de
Microdrive: 5 tot 40°C
• De Microdrive kan niet worden gebruikt bij een
lage luchtdruk (hoger dan 3.000 meter boven
zeeniveau).
• Schrijf niet op het etiket.
NL
165
Over de "InfoLITHIUM" accu
Gebruik alleen een NP-FM500H accu.
Wat is een "InfoLITHIUM" accu?
Een "InfoLITHIUM" accu is een lithiumionbatterij die functies bevat voor het uitwisselen
van informatie met betrekking tot de
gebruiksomstandigheden van uw camera.
Wanneer u de "InfoLITHIUM" accu gebruikt,
wordt de resterende accuduur weergegeven in
percentages op basis van de
gebruiksomstandigheden van uw camera.
Opladen van de accu
Aanbevolen wordt om de accu op te laden bij een
omgevingstemperatuur van 10 tot 30°C. Indien u
de accu buiten dit temperatuurbereik oplaadt,
bestaat de kans dat u de accu niet doeltreffend
kunt opladen.
Doeltreffend gebruik van de accu
• Bij lage temperaturen verminderen de prestaties
van de accu. Op koude plaatsen kan de accu
daarom minder lang worden gebruikt. Wij
bevelen het volgende aan om de accu langer
mee te laten gaan:
– Doe de accu in een zak tegen uw lichaam aan
om de accu op te warmen, en plaats deze in de
camera vlak voordat u begint met opnemen.
• De accu zal snel leeg raken als u de flitser vaak
gebruikt.
• Wij adviseren u reserveaccu's bij de hand te
houden en proefopnamen te maken alvorens de
werkelijke opnamen te maken.
• Laat de accu niet nat worden. De accu is niet
waterdicht.
• Laat de accu niet liggen op zeer warme plaatsen,
zoals in een voertuig of in direct zonlicht.
Over de indicator voor de resterende
acculading
De voeding kan worden uitgeschakeld, hoewel de
indicator voor de resterende acculading aangeeft
dat er voldoende vermogen is voor de werking.
Gebruik de accu en laat deze volledig opnieuw
opladen zodat de indicatie van de resterende
acculading juist is. Houd er echter rekening mee
dat de correcte accu-aanduiding in sommige
gevallen niet zullen worden hersteld als de accu
gedurende lange tijd aan een hoge temperatuur is
blootgesteld, in een volledig opgeladen status is
gelaten of vaak wordt gebruikt.
NL
166
Hoe u de accu moet bewaren
Als de accu gedurende een lange tijd niet gebruikt
wordt, laadt u deze eenmaal per jaar volledig op
en verbruikt u de lading volledig met uw camera,
voordat u de accu weer bewaart op een droge,
koele plaats. Herhaal deze oplaad- en
verbruikprocedure eenmaal per jaar om een goede
werking van de accu te behouden.
Levensduur van de accu
• De levensduur van de accu is beperkt. De
capaciteit van de accu neemt geleidelijk af
naarmate u deze meer gebruikt en de tijd
verstrijkt. Als de gebruiksduur van de accu
aanzienlijk korter lijkt te worden, is de meest
waarschijnlijke oorzaak dat het einde van de
levensduur van de accu is bereikt. Koop een
nieuwe accu.
• De levensduur van de accu wordt bepaald door
de manier waarop deze wordt bewaard en door
de omstandigheden en omgeving waarin de accu
wordt gebruikt.
De acculader
De acculader
• Laat geen andere accu dan de accu van de
"InfoLITHIUM" M reeks op in de batterijlader
(bijgeleverd) met uw camera. Als u andere
accu's dan de bijgeleverde accu probeert op te
laden, kunnen deze gaan lekken, oververhit
raken of exploderen, waardoor gevaar van letsel
als gevolg van elektrocutie en brandwonden
ontstaat.
• Haal de opgeladen accu uit de acculader. De
levensduur van de accu kan korter worden als u
deze opgeladen in de acculader laat zitten.
• Als het CHARGE-lampje knippert, kan dit een
accufout aangeven of het feit dat een andere
accu dan het opgegeven type is geplaatst.
Controleer of de geplaatste accu van het
opgegeven type is. Als de accu van het
opgegeven type is, verwijdert u de accu,
vervangt u deze door een nieuwe of een andere,
en controleert u of de acculader nu wel goed
werkt. Als de acculader nu wel goed werkt, kan
een accufout zijn opgetreden.
• Als de acculader vuil is, is het mogelijk dat de
accu niet goed wordt opgeladen. Maak de
acculader schoon met een droge doek, enz.
Overige
NL
167
Optionele accessoires
Dit hoofdstuk beschrijft hoe u veelgebruikte accessoires voor deze camera moet aansluiten en
bedienen.
Voor meer informatie raadpleegt u de gebruiksaanwijzing van ieder accessoire.
AC-VQ900AM Netspanningsadapter/acculader
Als een stopcontact (met netspanning) beschikbaar is, kunt u een netspanningsadapter/
acculader gebruiken om te voorkomen dat de acculading tussentijds opraakt.
Naar een
stopcontact
Om de adapter aan te sluiten, zet u de POWER-schakelaar in de stand OFF, opent u het deksel,
en steekt u de stekker van de netspanningsadapter/acculader in de DC IN-aansluiting.
• Schakel eerst de camera uit voordat u de netspanningsadapter/acculader loskoppelt.
• U kunt geen andere netspanningsadapter/acculader gebruiken dan de AC-VQ900AM.
VG-C70AM Verticale handgreep
Verticale handgreep
De verticale handgreep is uitgerust met een ontspanknop voor het opnemen van portretten, een
voedingsknop, afstelwielen voor en achter en een AEL-knop (AE-vergrendeling) waarmee u
de camera op dezelfde manier kunt gebruiken als in de landschapsstand. De verticale
handgreeps kan een of twee NP-FM500H accu's bevatten die met deze camera worden
gebruikt.
NL
168
RM-S1AM Afstandsbediening
Met deze afstandsbediening kunt u de sluiter ontspannen zonder de camera aan te raken. Zo
voorkomt u camerabewegingen. Bovendien kunt u op deze manier de ontspanknop ingedrukt
houden tijdens een tijdopname (blz. 40).
Om de afstandsbediening aan te sluiten, opent u het deksel van de REMOTE-aansluiting
(afstandsbediening) en sluit u de stekker van de afstandsbediening aan.
Als de afstandsbedieningsclip aan de schouderriem is bevestigd, kunt u het snoer van de
afstandsbediening erin vastklemmen.
Overige
HVL-F56AM/HVL-F36AM Flitser
Een krachtig flitsapparaat kan een grotere afstand overbruggen dan de ingebouwde flitser,
waardoor flitsopnamen mogelijk worden die prachtige beelden opleveren.
Flitser HVL-F56AM
NL
169
Om een flitsapparaat (niet bijgeleverd) te gebruiken, haalt u het accessoireschoenafdekking
weg en schuift u het flitsapparaat op de camera. Het verwijderde accessoireschoenafdekking
kan op de oogkap worden bevestigd.
Accessoireschoenafdekking
Opnemen met hoge snelheidssynchronisatie opname (HSS)
Hoewel een hoge sluitertijd niet kan worden gebruikt bij normale flitsopnamen, biedt de flitser
HVL-F56AM of HVL-F36AM u de mogelijkheid opnamen te maken met elke sluitertijd,
inclusief hoge snelheid. U kunt hiermee ook opnamen maken met de flitser in heldere
omstandigheden terwijl de iris open is.
• In de hoge snelheidssynchronisatiestand, verschijnt "H" of "HSS" in de zoeker en op de LCD-monitor.
• De hoge snelheidssynchronisatiestand is niet beschikbaar wanneer de 2-seconden zelfontspanner of
[Eindsynchron.] is geselecteerd.
FDA-A1AM Hoekzoeker/FDA-M1AM Zoekerloupe
Bij gebruik van de Hoekzoeker of het Zoekerloupe, moet u de oogschelp van de camera halen.
NL
170
Voorzorgsmaatregelen
x Bewaar/gebruik de camera niet op
de volgende plaatsen
• Op een buitengewone hete, droge of vochtige
plaats
Op plaatsen zoals een in de zon geparkeerde
auto, kan de camerabehuizing door de hitte
vervormen, waardoor een storing kan optreden.
• In direct zonlicht of nabij een verwarmingsbron
De camerabehuizing kan verkleuren of
vervormen, waardoor een storing kan optreden.
• Op plaatsen onderhevig aan trillingen
• In de buurt van een sterk magnetisch veld
• Op zanderige of stoffige plaatsen
Wees voorzichtig dat geen zand of stof in de
camera kan binnendringen. Hierdoor kan in de
camera een storing optreden en in bepaalde
gevallen kan deze storing niet worden
verholpen.
x Vervoeren
Zorg ervoor dat de lensdop of lensvattingdop
bevestigd is als u de camera niet gebruikt.
Voordat u de lensvattingdop bevestigt, verwijdert
u al het stof van de dop voordat u deze op de
camera bevestigt.
x Reiniging
Reiniging van de lens
• Gebruik een blazer bij het reinigen van het
lensoppervlak. Als het vuil vast zit op het
oppervlak, veegt u dit eraf met een zachte doek
of tissue dat licht bevochtigd is met
lensreinigingsvloeistof. Veeg met
spiraalbewegingen vanuit het midden naar de
rand. Spuit de lensreinigingsvloeistof niet
rechtstreeks op het lensoppervlak.
• Raak de binnenkant van de camera, zoals de
lenscontactpunten of de spiegel, niet aan.
Aangezien stof op de spiegel of in de buurt van
de spiegel het automatischescherpstellingssysteem kan hinderen, blaast u
het stof weg met behulp van een blaasborsteltje.
Als stof op de beeldsensor belandt, kan dit
zichtbaar zijn in het beeld. Zet de camera in de
reinigingsfunctie (blz. 126) en reinig vervolgens
de camera met een blaasborsteltje. Gebruik geen
De buitenkant van de camera reinigen
Maak de buitenkant van de camera schoon met
een zachte doek bevochtigd met water en veeg het
oppervlak daarna droog met een droge doek.
Gebruik de onderstaande middelen niet, omdat
deze de afwerking of het camerabehuizing kunnen
beschadigen.
• Chemische stoffen, zoals thinner, wasbenzine,
alcohol, wegwerpreinigingsdoeken,
insectenspray, zonnebrandcrème, insecticiden,
enz.
• Raak de camera niet aan als bovenstaande
middelen op uw handen zit.
• Laat de camera niet langdurig in contact met
rubber of vinyl.
x Bedrijfstemperatuur
Deze camera is ontworpen voor gebruik bij een
temperatuur van 0 tot 40°C (Bij gebruik van een
Microdrive: 5 tot 40°C). Het maken van opnamen
op extreem koude of warme plaatsen met
temperaturen die buiten het bovenstaande bereik
vallen, is niet aan te bevelen.
x Condensvorming
Overige
De LCD-monitor reinigen
Veeg het schermoppervlak schoon met een LCDreinigingsset (niet bijgeleverd) om
vingerafdrukken, stof, enz., te verwijderen.
spuitbusluchtblazer om de binnenkant van de
camera te reinigen. Hierdoor kan een storing
optreden.
• Gebruik geen reinigingsvloeistof die organische
oplosmiddelen bevat, zoals thinner of benzine.
Als de camera rechtstreeks vanuit een koude naar
een warme omgeving wordt overgebracht, kan
vocht condenseren binnenin of op de buitenkant
van de camera. Deze vochtcondensatie kan een
storing in de camera veroorzaken.
Hoe condensvorming te voorkomen
Wanneer u de camera vanuit een koude naar een
warme omgeving overbrengt, verpakt u de camera
in een goed gesloten plastic zak en laat u deze
gedurende ongeveer een uur wennen aan de
nieuwe omgevingsomstandigheden.
Wanneer er condensvorming optreedt
Schakel de camera uit en wacht ongeveer een uur
om het vocht te laten verdampen. Als u probeert
om opnamen te maken terwijl er nog vocht in de
lens aanwezig is, zullen de opgenomen beelden
niet helder zijn.
NL
171
x Interne oplaadbare batterij
Deze camera is uitgerust met een interne,
oplaadbare batterij om de datum en tijd alsmede
andere instellingen bij te houden, ongeacht of de
camera is ingeschakeld of niet.
Deze interne batterij wordt tijdens het gebruik van
de camera voortdurend opgeladen. Als u de
camera echter alleen gedurende korte perioden
gebruikt, loopt de accu geleidelijk leeg, en als u de
camera gedurende ongeveer 8 maanden in het
geheel niet gebruikt, loopt de accu helemaal leeg.
In dat geval moet u de oplaadbare batterij opladen
voordat u de camera gaat gebruiken.
Zelfs als u de oplaadbare batterij niet oplaadt,
kunt u de camera toch gebruiken zolang u de
datum en tijd niet opneemt.
Oplaadprocedure voor de interne,
oplaadbare batterij
Plaats een opgeladen accu in de camera of sluit de
camera aan op een stopcontact met behulp van de
netspanningsadapter/acculader (niet bijgeleverd),
en laat de camera gedurende 24 uur of langer
uitgeschakeld liggen.
Methode voor opladen van de accu
NP-FM500H
t
NL
172
stap 1 in "Lees dit eerst"
Technische gegevens
Camera
[Automatische-scherpstellingssysteem]
Systeem
[Systeem]
Type camera
Digitale spiegelreflexcamera
met ingebouwde flitser en
uitwisselbare lenzen
Beeldformaat
23,5×15,6 mm (APS-Cformaat)
Lens
Gehele lens van Sony
Gevoeligheidsbereik
0 EV tot +18 EV (bij equivalent
van ISO 100)
[Belichting]
Lichtmeetcel
[Beeldsensor]
Totaal aantal pixels van de camera
Ong. 13 053 000 pixels
TTL-fasedetectiesysteem,
CCD-lijnsensoren (meetveld 11
punten)
SPC met 40 velden in
honingraatmotief
Effectief aantal pixels van de camera
Ong. 12 246 000 pixels
Lichtmeetbereik 0 EV tot 20 EV (met spotlichtmeting +2 EV t/m tot +20
EV), (bij ISO 100 met lens
F1,4)
[Super SteadyShot]
[Sluiter]
Systeem
Type
Mechanisme
beeldsensorverschuiving
Super SteadyShot-compensatiecapaciteit
Ongeveer 2,5 EV tot 4 EV of
meer vermindering van
sluitertijd (varieert afhankelijk
van de opnameomstandigheden
en gebruikte lens)
[Stofpreventie]
Systeem
Antistatische laag op
laagdoorlaatfilter en
beeldsensorverschuivingsmech
anisme
Sluitertijdbereik 1/8000 seconde t/m 30
seconden en B-sluiter
Flitssynchronisatiesnelheid
1/250 seconde (met Super
SteadyShot uitgeschakeld),
1/200 seconde (met Super
SteadyShot ingeschakeld)
[Ingebouwde flitser]
Flitser G.nr.
GN 12 (in meters bij ISO 100)
Heroplaadtijd
Ong. 3 seconden
Type
Type Reflexzoeker met optisch
glas-type pentaprisma
Instelglas
Spherical Acute Matte
Beeldbegrenzing 0,95
Vergroting
0,9 × met 50 mm lens op
oneindig, –1 m–1
Oogafstand
Ongeveer 25 mm vanaf de
oogschelp, 21 mm vanaf het
oogschelpframe bij
dioptriewaarde –1
(–1m–1)
Overige
[Opnamemedium]
[Zoeker]
Diopterinstelling
Elektronisch gestuurd, verticale
beweging, spleet-type
CompactFlash-kaart (TypeI,II),
Microdrive, "Memory Stick
Duo"
[LCD-monitor]
LCD-scherm
7,5 cm (3,0 type) TFTaansturing
Totaal aantal pixels
921 600 (640 ×3 (RGB) × 480)
pixels
–3,0 tot +1,0 m–1
NL
173
[Ingangen/uitgangen]
Oplaadbare accu NP-FM500H
VIDEO OUT-aansluiting
Speciale multi-aansluiting
Gebruikte accu
USB-aansluiting Speciale multi-aansluiting, Hispeed USB (USB 2.0compatibel)
HDMI OUT-aansluiting
HDMI type C mini-stekker
Sync-aansluiting
Maximale laadstroom
2,0 A
Maximale laadspanning
8,4 V gelijkstroom
[Stroomvoorziening, algemeen]
Capaciteit
Lege accu
Maximale afmetingen
Ong. 38,2 × 20,5 × 55,6 mm
(B/H/D)
Gewicht
[Overige]
PictBridge
-compatibel
Exif Print
-compatibel
PRINT Image Matching III
-compatibel
Exif
Exif Ver.2.21
RAW
ARW2.0-formaat
Afmetingen
ca.141,7 × 104,8 × 79,7 mm
(B/H/D, exclusief uitstekende
delen)
Gewicht
ca.690 g (zonder batterijen,
geheugenkaart en extra
accessoires)
Bedrijfstemperatuur
0 tot 40°C
(Bij gebruik van de Microdrive:
5 tot 40°C)
BC-VM10 Acculader
Voeding
100 V tot 240 V wisselstroom
van 50/60 Hz
Uitgangsspanning 8,4 V gelijkstroom, 750 mA
Bedrijfstemperatuur
0 tot 40°C
Opslagtemperatuur
–20 tot +60°C
Maximale afmetingen
Ong. 70 × 25 × 95 mm
(B/H/D)
Gewicht
NL
Nominale spanning
7,2 V gelijkstroom
REMOTE-aansluiting
Oplaadbare accu
NP-FM500H
174
Lithium-ion-accu
Maximale spanning
8,4 V gelijkstroom
Ong. 90 g
11,8 Wh (1 650 mAh)
Ong. 78 g
Wijzigingen in ontwerp en technische gegevens
zijn voorbehouden zonder voorafgaande
kennisgeving.
Terugstellen op standaardinstellingen
z: terugstellen
a: niet terugstellen
* t Bladzijden in "Lees dit eerst"
A: AUTO-opname (blz. 31)
B: Scènekeuzefunctie (blz. 32)
C: Terugstellen van opnamefuncties (blz. 103)
D: Terugstellen op standaardinstellingen (blz. 128)
Instelwiel of knop gebruiken
Onderdelen
Terugstellen op
A
B
C
D
blz.
Super SteadyShot
—
a
a
a
a
14*
Het diopter aanpassen
—
a
a
a
a
17*
Opname-informatie
Gedetailleerde opnameinformatie
a
a
a
z
20
Belichtingsfunctie
—
—
—
a
a
31
±0
z
z
z
z
42
Meervelds
z
z
a
a
46
AF-A
z
z1)
a
a
51
Enkelbeeldweergave
z
z2)
z
z
54
Witbalans
AWB (automatische
witbalans)
z
z
z
z
60
Kleurtemperatuur/kleurfilter
Belichtingscorrectie
Lichtmeetfunctie
Scherpstelfunctie
(AF-S/AF-A/AF-C/MF)
Transportfunctie
—
—
z
z
61
5500K
a
a
z
z
62
ISO
AUTO
z
z
z
z
63
C-knop (Custom)
Instellingen
a
a
z
z
80
Weergavescherm
Enkelbeeldweergavescherm
(met opname-informatie)
a
a
a
z
82
1)
2)
Overige
5500K, kleurfilter 0
Eigen witbalans
"AF-C" in de sportactiefunctie, "AF-S" in de macrofunctie.
"Continu Hi" in de Sportactiefunctie.
NL
175
Menu Opname
Onderdelen
Beeldgrootte
Beeldverhoud.
B
C
D
blz.
a
a
z
z
93
3:2
a
a
z
z
94
Fijn
a
a
z
z
95
Standaard
z3)
z3)
z
z
65
Instellingen
Standaard
z
—
z
z
66
Customtoets
Instellingen
a
a
z
z
80
0,3 EV
a
a
z
z
97
Flitsfunctie
Autom.flitsen
z
z
z4)
z5)
72
Flitsregeling
ADI-flits
z
z
z
z
98
Lichtniveau
1/1
a
a
z
z
99
Flitscompens.
±0,0
z
z
z
z
75
ISO Autom.max.
800
—
—
z
z
99
ISO Autom.min.
200
—
—
z
z
99
AF-A-instelling
AF-A
z
z
z
z
100
AF-gebied
Breed
z
z
z
z
48
Sluiterontspan.
Na scherpst.
z
z
z
z
101
AF-hulplicht
Belichtingsstap
Automatisch
z
z
z
z
53
AF met sluiter
Aan
z
z
z
z
101
NR lang-belicht
Aan
z
z
z
z
102
Normaal
z
z
z
z
102
NR bij hoge-ISO
3)
4)
5)
NL
A
L:12M
Dyn.-bereikoptim
Kwaliteit
176
Terugstellen op
Wordt teruggesteld naar "Geavancrd Auto" in AUTO. Voor de scènekeuzefunctie verschilt de
terugstellingsfunctie afhankelijk van de stand.
"Invulflits"
"Autom.flitsen" of "Invulflits" ("Eindsynchron." of "Draadloos" wordt geannuleerd.)
Menu Custom
Terugstellen op
A
B
C
D
blz.
Eye-Start AF
Onderdelen
Aan
a
a
a
z
104
AF/MF-knop
AF/MF-regeling
a
a
a
z
104
AF vastzetten
a
a
a
z
105
Snel
a
a
a
z
105
0,3 sec.
a
a
a
z
105
Scherp.vergr.
a
a
a
z
105
AEL-vergrendel
a
a
a
z
106
a
a
a
z
107
AF/MF-regeling
AF-snelheid
AF-gebiedweerg.
Scherp.vergr.
AEL-knop
Instelwiel inst
Sltd
F-getal
Uit
a
a
a
z
107
Instelwielvergr
Uit
a
a
a
z
108
Toetsbediening
Exclusief disp
a
a
a
z
108
Opn.zonder krt.
Inschakelen
a
a
a
z
109
Opn.zonder lens
Uitschakelen
a
a
a
z
109
Uit
a
a
a
z
110
Omgeving+flits
a
a
a
z
110
Bracketvolgorde
0t–t+
a
a
a
z
111
Autom.weergave
2 sec.
a
a
a
z
111
Aan
a
a
a
z
112
Autom.roteren
a
a
a
z
112
Opnemen
a
a
a
z
112
Rode-ogen-verm.
Bel.comp.inst.
Autom.uitsch.
Opn.info weerg.
Beeldrichting
Overige
Bel.comp.wiel
Menu Weergave
Terugstellen op
A
B
C
D
blz.
Datum afdruk.
Onderdelen
Uit
a
a
a
z
117
Indexafdruk
—
a
a
a
a
118
Beeldrotatie
Autom.roteren
a
a
a
z
118
3 sec.
a
a
a
z
119
Diavoorstelling
NL
177
Menu Setup
Onderdelen
Terugstellen op
A
B
C
D
blz.
±0
a
a
a
z
120
Info.weerg.tijd
5 sec.
a
a
a
z
120
Stroombesparing
LCD-helderheid
3 min.
a
a
a
z
120
Videoformaat
—
a
a
a
a
121
HDMI-uitvoer
HD(1080i)prior
a
a
a
z
121
Datum/tijd inst
—
a
a
a
a
122
Geheugenkaart
CompactFlash
a
a
a
a
123
Serie
a
a
a
z
123
Standaardform.
a
a
a
z
123
—
a
a
a
a
124
USB-verbinding
Massaopslag
a
a
a
z
124
Massaopslagkrt
Gekozen kaart
a
a
a
z
125
Menustartpositie
Hoofdmenu
a
a
a
z
126
Wisbevestiging
Stand.Annuleren
a
a
a
z
126
Audiosignalen
Aan
a
a
a
z
126
Bestandsnummer
Mapnaam
Map kiezen
NL
178
Index
Index
A
Aansluiten
Automatische instelfunctie
t stap 5 in "Lees dit
eerst"
Computer .....................131
Software ......................137
Condensvorming.................171
Continu AF ...........................51
Printer ..........................149
B
Tv...................................88
Beelden kopiëren naar uw
computer ..................... 132
Aansluiting flitssynchronisatie
.......................................77
Beelden kopiëren.........132
Continu opnemen..................55
Continu-bracket ....................56
Beeldgrotte ........................... 93
Contrast.................................66
Aantal beelden ......................21
Beeldkwaliteit ...................... 95
Custom terugst....................113
Accessoireschoenafdekking
.....................................170
Beeldrichting ...................... 112
Customtoets ....................80, 97
Accu....................................166
t stap 1 in "Lees dit
eerst"
Accu opladen
t stap 1 in "Lees dit
eerst"
Beeldrotatie ........................ 118
Beeldverhouding .................. 94
D
Bel.comp.inst. .................... 110
Daglicht (WB) ......................61
Bel.comp.wiel .................... 107
Datum afdrukken ................117
Belichting vergrendelen ....... 43
Datum/tijd inst ....................122
Belichting-bracket ................ 56
t stap 4 in "Lees dit
eerst"
Acculader............................167
Belichtingsstap ..................... 97
t stap 1 in "Lees dit
eerst"
Bestandsnaam..................... 135
ADI-flits................................98
Adobe RGB ..........................71
AEL-knop ...........................106
AE-vergrendeling .................43
AF met sluiter .....................101
AF/MF-knop .................52, 104
Bestandsnummer ................ 123
Besturingssysteem...... 130, 137
Beveiligen .......................... 115
Bewolkt (WB) ...................... 61
Bracket ................................. 56
Bracketvolgorde ................. 111
Breed AF-veld...................... 48
DC IN-aansluiting ..............168
De belichting aanpassen .......42
De camera in het buitenland
gebruiken
t stap 1 in "Lees dit
eerst"
De camera vasthouden
tstap 5 in "Lees dit
eerst"
De lens bevestigen
t stap 2 in "Lees dit
eerst"
C
Diafragmavoorkeur...............34
Diavoorstelling ...................119
AF-hulplicht........................101
Camerabeweging-indicator
t stap 5 in "Lees dit
eerst"
AF-snelheid ........................105
Cd-rom ............................... 138
DPOF-instelling..................116
Afstand tot het onderwerp ....49
Centrumgericht..................... 46
Draadloos flitsapparaat .........73
Afstandsbediening ..13, 59, 169
Compressieverhouding......... 95
Dyn.-bereikoptim............65, 96
AF-vergrendeling................104
Computer............................ 129
Audiosignalen .....................126
Aanbevolen omgeving
............................ 130, 137
AF-A-instelling...................100
Afdrukken ...........................148
AF-gebied .....................48, 100
AF-gebiedweerg. ................105
Autom. uitsch......................112
Autom. weergave................111
Automatisch flitsen...............72
Automatische AF ..................51
Beeldbestanden die op de
computer zijn opgeslagen,
weergeven met de camera
.................................... 136
Index
BULB-opname ..................... 40
AF/MF-regeling..................105
Directe handmatige
scherpstelling...............100
E
Een beeld weergeven ............82
t stap 6 in "Lees dit
eerst"
Effectief aantal pixels .........173
Eigen witbalans ....................62
Eindflitssynchronisatie .........73
NL
179
Enkel-bracket........................57
I
M
Enkelvoudige AF..................51
Image Data Converter SR .. 142
Macro ................................... 32
EV-schaalverdeling ..39, 44, 57
Image Data Lightbox SR ... 143
Map kiezen .........................124
Extensie ..............................136
Indexafdruk........................ 118
Mapnaam ............................ 123
Extern flitsapparaat.......42, 169
Indexweergavescherm ......... 83
Massaopslag .......................124
Eye-Start AF.......................104
Indicator ............................... 16
Meervelds .............................46
F
Info.weerg.tijd.................... 120
"Memory Stick Duo".......... 164
Installeren........................... 138
Menu..................................... 29
Instellingen..................... 66, 96
Menu Custom 1...........104
Instelwiel inst ..................... 107
Menu Custom 2...........106
Instelwielvergr ................... 108
Menu Custom 3...........110
Interne oplaadbare batterij . 172
Menu Custom 4...........113
Invulflits............................... 72
Menu Opname 1............ 93
ISO ....................................... 63
Menu Opname 2............ 98
ISO Autom.max. .................. 99
Menu Opname 3.......... 100
ISO Autom.min.................... 99
Menu Opname 4.......... 103
Flits-bracketopname .............57
Flitscompensatie...................75
Flitser (WB)..........................61
Flitserbereik..........................64
Flitsfunctie......................72, 98
t stap 5 in "Lees dit
eerst"
Flitsregeling..........................98
Formatteren ........................115
Menu Setup 1 .............. 120
F-waarde ...............................34
J
Menu Setup 2 .............. 123
G
JPEG .................................... 95
Menu Setup 3 .............. 126
Geheugen......................78, 103
K
Geheugenkaart............123, 164
Aantal beelden...............21
Plaatsen/Verwijderen
t stap 3 in "Lees dit
eerst"
Geprogrammeerd automatisch
opnemen ........................31
H
180
Menu Weergave 2 .......119
Kleur .................................... 60
Menu Custom 1 ..................104
Kleurfilter............................. 61
Menu Custom 2 ..................106
Kleurtemperatuur ................. 61
Menu Custom 3 ..................110
Klok instellen
tstap 4 in "Lees dit
eerst"
Menu Custom 4 ..................113
Kunstlicht (WB)................... 61
Menu Opname 2 ................... 98
Menu Opname 1 ................... 93
Menu Opname 3 ................. 100
Handmatige belichting .........38
L
Menu Opname 4 ................. 103
Handmatige flitser ................98
Landschap (Scènekeuze)...... 32
Menu Setup 1 ..................... 120
Handmatige scherpstelling ...52
Langzame synchronisatie..... 76
Menu Setup 2 ..................... 123
Handmatige verschuiving.....40
LCD-helderheid ................. 120
Menu Setup 3 ..................... 126
HDMI-uitvoer...............89, 121
LCD-monitor ....................... 17
Menu Weergave 1 .............. 114
Helderheid ............................67
Lichtmeetfunctie .................. 46
Menu Weergave 2 .............. 119
Het diopter instellen
tstap 5 in "Lees dit
eerst"
Lichtmeting met 40 velden in
honingraatmotief........... 47
Menustartpositie ................. 126
Histogram weergave.............84
Lokaal AF-veld .................... 49
Lichtniveau .......................... 99
Luminantielimietwaarschuwing ............... 84
NL
Menu Weergave 1 .......114
N
Nachtopname (Scènekeuze)
....................................... 33
Nachtportret.......................... 33
Netsnoer
t stap 1 in "Lees dit
eerst"
Netspanningsadapter/-lader
.....................................168
Remote Camera Control..... 145
Rode-ogen-verm................. 110
Roteren ................................. 87
Tot halverwege indrukken
t stap 5 in "Lees dit
eerst"
Transportfunctie ...................54
Tv..........................................88
Nieuwe map ........................124
S
NR bij hoge-ISO .................102
Scènekeuzefunctie................ 32
Schaduw (WB) ..................... 61
U
NR lang-belicht...................102
Scherm
O
Het weergavescherm
veranderen..................... 20
Omgeving-bracketopname....57
Oogschelp .............................41
Opn. zonder krt. ..................109
Opn. zonder lens .................109
Opn.f.terugst. ......................103
Opn.info weerg. ..................112
Opname met lange belichting
.......................................40
Indicator ........................ 16
Scherp.vergr. ...................... 105
Scherpstelfunctie .................. 51
Scherpstellen ........................ 48
Scherpstelvergrendeling....... 50
Scherpte................................ 66
Schouderriem ....................... 14
Opname-informatie
.........................17, 20, 112
Sluiterontspan..................... 101
Opnemen met hoge
snelheidssynchronisatie
.....................................170
Software ............................. 138
Opslagbestemming bestand
.....................................135
Sluitertijdvoorkeur ............... 36
USB-kabel ..................131, 149
USB-verbinding..................124
V
Vergroten ..............................85
Verticale handgreep............168
Verzadiging ..........................66
Videoformaat ......................121
Voorbeeld velddiepte............36
Voorflits DDL ......................98
Voorzorgsmaatregelen........171
W
Sportactie ............................. 32
Waarschuwingsmededelingen
.....................................161
Spot ...................................... 46
Windows-computer
Spot-AF-veld........................ 49
Aanbevolen omgeving
.....................................130
Opslagbestemmingen
beeldbestanden en
bestandsnamen.............135
Stroombesparing
t stap 4 in "Lees dit
eerst"
Wisbevestiging ...................126
P
Super SteadyShotschaalverdeling
t stap 5 in "Lees dit
eerst"
t stap 6 in "Lees dit
eerst"
Picture Motion Browser......140
Witbalans ..............................60
Witbalans-bracket.................58
Pixel ......................................93
T
Plaats van de onderdelen ......11
Taal..................................... 122
Portret (Scènekeuze).............32
Problemen oplossen ............152
t stap 4 in "Lees dit
eerst"
Programmaverschuiving .......33
Technische gegevens.......... 173
Terugstellen........................ 128
Z
Zelfontspanner ......................56
Zoekerkapje ..........................41
Zoneaanpassing ..............67, 70
R
TL-licht (WB) ...................... 61
Zonsondergang (Scènekeuze)
.......................................33
RAW .....................................95
Toegangslampje
t stap 3 in "Lees dit
eerst"
Zoom
t stap 5 in "Lees dit
eerst"
Rechtstreeks afdrukken.......149
Reinigen..............................126
Reiniging ............................171
Index
PictBridge ...........................149
Wissen ................................114
Toetsbediening ................... 108
NL
181
Handelsmerken
•
is een handelsmerk van Sony Corporation.
• "Memory Stick",
, "Memory Stick PRO",
, "Memory Stick Duo",
, "Memory Stick PRO Duo",
, "Memory Stick PROHG Duo", "
", "Memory
Stick Micro", "MagicGate" en
zijn handelsmerken van Sony Corporation.
• "InfoLITHIUM" is een handelsmerk van Sony
Corporation.
• "PhotoTV HD" is een handelsmerk van Sony
Corporation.
• Microsoft, Windows en Windows Vista zijn
gedeponeerde handelsmerken of handelsmerken
van Microsoft Corporation in de Verenigde
Staten en/of andere landen.
• Macintosh, Mac OS, iMac, iBook, PowerBook,
Power Mac en eMac zijn handelsmerken of
wettig gedeponeerde handelsmerken van Apple
Inc.
• HDMI, het HDMI-logo en High-Definition
Multimedia Interface zijn handelsmerken of
gedeponeerde handelsmerken van HDMI
Licensing LLC.
• Intel, Intel Core, MMX en Pentium zijn
handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken
van Intel Corporation.
• CompactFlash is een handelsmerk van SanDisk
Corporation.
• Microdrive is een gedeponeerd handelsmerk van
Hitachi Global Storage Technologies in de
Verenigde Staten en/of andere landen.
• Adobe is een gedeponeerd handelsmerk of een
handelsmerk van Adobe Systems Incorporated
in de Verenigde Staten en/of andere landen.
• D-Range Optimizer Advanced maakt gebruik
van technologie geleverd door
Apical
Limited.
• Alle andere in deze gebruiksaanwijzing
vermelde systeem- en productnamen zijn
doorgaans handelsmerken of wettig
gedeponeerde handelsmerken van de
betreffende ontwikkelaars of fabrikanten. In
deze gebruiksaanwijzing zijn de aanduidingen
™ en ® echter in alle voorkomende gevallen
weggelaten.
NL
182