Toro 44in Side Discharge Mower, XL Series Lawn Tractors Handleiding

Type
Handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

Gebruikershandleiding
Nederlands (NL)
Form No. 3327-216 Rev A
44Maaimachine met zijafvoer
Werktuig voor Wheel Horse
XL Series Tractor
Modelnr. 79107—Serienr. 7900600 en hoger
Modelnr. 79109—Serienr. 220010001 en hoger
2
Alle rechten voorbehouden
Gedrukt in de VS
2002 door The Toro Company
8111 Lyndale Avenue South
Bloomington, MN 55420-1196
Inhoud
Blz.
Inhoud 2. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Inleiding 2. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Veiligheid 3. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Veiligheids- en instructiestickers 3. . . . . . . . . . . . .
Montage 4. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Losse onderdelen 4. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Het maaidek gebruiksklaar maken 5. . . . . . . . . . . .
Maaidek monteren 6. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Maaidek horizontaal stellen 8. . . . . . . . . . . . . . . . .
Schuinstand van het maaidek (lengterichting) 9. . .
Maaidek verwijderen 10. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Gebruiksaanwijzing 11. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Zijafvoer of fijnmaken van gras 11. . . . . . . . . . . . . .
Bediening van de aftakas 12. . . . . . . . . . . . . . . . . . .
De maaihoogte instellen 12. . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Maatwielen afstellen 12. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Maaitips 13. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Onderhoud 14. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Aanbevolen onderhoudsschema 14. . . . . . . . . . . . . .
Onderhoud van het maaimes 14. . . . . . . . . . . . . . . .
Onderhoud van de drijfriem van het maaimes 16. . .
Mesremmen afstellen 16. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Onderkant van het maaidek wassen 17. . . . . . . . . . .
Stalling 17. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Storingen, oorzaak en remedie 18. . . . . . . . . . . . . . . . . .
Inleiding
Lees deze handleiding zorgvuldig, zodat u weet hoe u de
machine op de juiste wijze kunt gebruiken en onderhouden.
De informatie in deze handleiding kan u en anderen helpen
letsel en schade te voorkomen. Hoewel Toro veilige
producten ontwerpt en fabriceert, blijft u verantwoordelijk
voor het juiste en veilige gebruik van de machine.
Als u service, originele Toro-onderdelen of aanvullende
informatie nodig hebt, kunt u contact opnemen met een
erkende Service Dealer of met de klantenservice van Toro.
U dient hierbij altijd het modelnummer en het serienummer
van het product te vermelden. De locatie van het plaatje
met het modelnummer en het serienummer van het product
is aangegeven op Figuur 1.
m–1786
1
Figuur 1
1. Locatie van het modelnummer en het serienummer.
U kunt het modelnummer en het serienummer noteren in de
ruimte hieronder:
Modelnr.:
Serienr.:
In deze handleiding is een systeem gebruikt om mogelijke
gevaren aan te duiden en u te attenderen op bijzondere
aanwijzingen om lichamelijk (mogelijk dodelijk) letsel van
u en anderen te voorkomen. De termen Gevaar,
Waarschuwing en Voorzichtig duiden de mate van het
risico aan. Ga als regel altijd voorzichtig te werk.
Gevaar duidt op een zeer gevaarlijke situatie die ernstig
lichamelijk letsel of de dood tot gevolg zal hebben wanneer
de veiligheidsvoorschriften niet in acht worden genomen.
Waarschuwing duidt op een gevaarlijke situatie die ernstig
lichamelijk letsel of de dood tot gevolg kan hebben
wanneer de veiligheidsvoorschriften niet in acht worden
genomen.
Voorzichtig duidt op een gevaarlijke situatie die licht letsel
tot gevolg kan hebben wanneer de veiligheidsvoorschriften
niet in acht worden genomen.
Er worden in deze handleiding nog twee woorden gebruikt
om u op belangrijke informatie te wijzen. Belangrijk
attendeert u op bijzondere technische informatie en
Opmerking: duidt algemene informatie aan die uw
bijzondere aandacht verdient.
3
Veiligheid
Veiligheids- en instructiestickers
Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden
zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers.
93–7009
1. Machine kan voorwerpen uitwerpen—Zorg ervoor dat de
grasgeleider op zijn plaats zit.
2. Handen en voeten kunnen worden
gesneden/geamputeerd—Blijf uit de buurt van draaiende
messen en bewegende onderdelen.
93–7282
1. Zet de motor af en
verwijder het
contactsleuteltje voordat u
de machine achterlaat
2. Lees de
Gebruikershandleiding
3. Wielhoogte
93–6674
1. Handen kunnen gekneld raken—Lees de instructies alvorens
service- of onderhoudswerkzaamheden uit te voeren.
93–6677
1. Waarschuwing—Machine kan voorwerpen uitwerpen. Zorg
ervoor dat de grasgeleider altijd is aangebracht.
2. Handen en voeten kunnen worden
gesneden/geamputeerd—Blijf uit de buurt van draaiende
messen en bewegende onderdelen.
93–7010
1. De machine kan voorwerpen uitwerpen—Blijf op veilige
afstand.
2. Machine kan voorwerpen uitwerpen—Zorg ervoor dat de
grasgeleider op zijn plaats zit.
3. Handen of voeten kunnen worden
gesneden/geamputeerd—Blijf uit de buurt van bewegende
onderdelen.
93–3777
1. Motor
4
Montage
Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine.
Losse onderdelen
Opmerking: Gebruik onderstaande lijst om te bepalen welke onderdelen worden gebruikt bij de montage.
Omschrijving Hoeveelheid Gebruik
Grasgeleider
Veer
Bout, 3/8 x 3–1/2 inch
Borgmoer, 3/8 inch
1
2
2
2
Grasgeleider monteren
Maatwiel
Pen
R-pen
2
2
2
Maatwielen monteren
Bevestigingsplaat van maaidek
Borstbout
Borgmoer, 1/2 inch
1
2
2
Voorste montageplaat op maaidek
monteren
Bout, 5/16 x 2–1/2 inch
Borgmoer, 5/16 inch
R-pen
Dunne ring
Dikke ring
2
2
4
2
2
Maaidek aan tractor monteren
Gebruikershandleiding 1
Lezen voordat de machine in gebruik wordt
genomen.
5
Het maaidek gebruiksklaar
maken
1. Plaats de veren in de beugels op het maaidek met de
haakeinden over de opstaande achterkant (Fig. 2).
2. Houd de grasgeleider recht voor de gaten in de beugels
en de rechte uiteinden van de veren onder het scharnier
en boven de grasgeleider (Fig. 2).
3. Bevestig de geleider aan de beugel met de bouten door
de grasgeleider, veren en beugels. Zet ze vast met de
borgmoeren (Fig. 2).
4. Til de grasgeleider omhoog en controleer of deze
veerbelast is en onbelemmerd volledig omlaag kan
worden geklapt.
Belangrijk De grasgeleider moet onder veerspanning
omlaag worden gehouden. Til de grasgeleider omhoog om
te controleren of deze volledig omlaag klapt.
1
5
3
6
1783
4
2
Figuur 2
1. Beugel
2. Haakeind van veer
3. Ruimte voor veer
4. Grasgeleider
5. Bout
6. Borgmoer
5. Buig de demperveer zijwaarts, schuif de verstelplaat
van het maatwiel in de beugel van het maatwiel van het
maaidek en zet deze vast met de pen en de R-pen
(Fig. 3).
Opmerking: Nadat het maaidek aan de tractor is
gemonteerd en de maaihoogte is afgesteld, moet u de
maatwielen afstellen; zie Maatwielen afstellen, blz. 12.
6. Stel vervolgens ook de andere maatwielen af.
2424
2
5
4
3
1
Figuur 3
1. Demperveer
2. Plaat
3. Beugel
4. Pen
5. R-pen
7. Plaats de bevestigingsplaat met de lipjes naar boven
tussen de beugels aan de voorzijde van het maaidek
(Fig. 4).
8. Steek de borstbouten door de bevestigingsplaat in de
beugels van het maaidek. Zet ze vast met de
borgmoeren (Fig. 4).
1784
1
2
4
3
1
4
Figuur 4
1. Lipje omhoog
2. Beugel van maaidek
3. Borstbout
4. Borgmoer
6
Maaidek monteren
Gevaar
Zonder aangebrachte grasgeleider, afvoerafsluiter
of complete grasvanger kunnen u of anderen in
aanraking met het maaimes of uitgeworpen
voorwerpen komen. Contact met draaiende
maaimes(sen) en uitgeworpen voorwerpen kan
lichamelijk letsel of de dood veroorzaken.
Verwijder de grasgeleider nooit van het maaidek
omdat hiermee het maaisel wordt afgevoerd
naar het gazon. Als de grasgeleider is
beschadigd, moet u deze onmiddellijk
vervangen.
Kom nooit met uw handen of voeten onder het
maaidek.
Probeer nooit het afvoersysteem of de
maaimessen te reinigen zonder eerst de aftakas
uit te schakelen en het contactsleuteltje op Uit te
draaien. Verwijder verder het contactsleuteltje
en trek de bougiekabel van de bougie(s).
1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak,
schakel de aftakas uit, stel de parkeerrem in werking en
draai het contactsleuteltje op Uit om de motor af te
zetten. Verwijder het contactsleuteltje.
2. Draai de voorwielen helemaal naar links. Schuif het
maaidek vanaf de rechterkant onder het chassis.
3. Monteer de drijfriem van het maaidek op de
motorpoelie (Fig. 5). Als u voorzichtig te werk gaat,
kunt u de riemgeleider(s) net genoeg van de poelie af
drukken, zodat u de drijfriem kunt aanbrengen. Als u de
riem niet op deze manier kunt aanbrengen, draait u de
bevestigingsbouten en -moeren van de riemgeleiders
los.
Belangrijk De riemgeleiders niet van de poelie af
buigen. De ruimte tussen de riemgeleider en de rand van de
poelie mag maximaal 3 mm bedragen, zodat de riem tijdens
het gebruik om de poelie blijft zitten. Als de ruimte meer
dan 3 mm is, moet u de riemgeleider(s) bijstellen en goed
vastzetten. De riemgeleider mag geen contact maken met
de poelie.
2
1
3
3
1850
Figuur 5
Bovenaanzicht
1. Drijfriem van maaidek
2. Motorpoelie
3. Riemgeleider
4. Monteer de bevestigingsbeugels van het maaidek op de
vooras met behulp van de bouten en borgmoeren
(Fig. 6). Draai de bevestigingen vast.
1785
1
2
3
Figuur 6
1. Bevestigingsbeugel
2. Bout, 5/16 x 2–1/2 inch
3. Borgmoer
5. Zet de maaihoogtehendel in inkeping “D”.
6. Verwijder de veer van de maaihoogte-instelling tussen
de rechtse hefbeugel van het maaidek en de
bevestigingsbout (Fig. 7). Gebruik hiervoor de
veertrekker die bij de machine is geleverd.
7. Zet de maaihoogtehendel in inkeping “A”.
7
1
2
3
1851
Figuur 7
1. Veer
2. Bout
3. Veertrekker
8. Controleer of beide stangen 16 mm buiten het stelblok
steken (Fig. 8).
9. Schuif het uiteinde van de lange stang door het gat in de
bevestigingsplaat (Fig. 8). Monteer de dunne ring en de
R–pen om de stang vast te zetten op zijn plaats. Herhaal
dit aan de andere kant van het maaidek.
10.Monteer de stelbeugel (met gleuf) op de pen aan de
bevestigingsplaat van het maaidek (Fig. 8). Monteer de
dikke ring en de R-pen om het maaidek vast te zetten.
Herhaal dit aan de andere kant van het maaidek.
6
1
4
5
3
1805
16 mm
2
Figuur 8
1. Stang
2. Stelblok
3. R-pen en dikke ring
4. Stelbeugel
5. Bevestigingsplaat van
maaidek
6. R-pen en dunne ring
11. Kijk onder de tractor en haal de maaikoppelingskabel
uit de framerail.
12.Draai de contramoer bij het kabeleind los. Leid de kabel
door de sleuf in de bevestigingsbeugel van het maaidek
(Fig. 9).
13.Bevestig het Z-vormige uiteinde van de
maaikoppelingskabel aan de belarm (Fig. 9).
14.Schakel de maaikoppelingshendel op het dashboard in.
Meet de afstand tussen het Z-vormige kabeleind en de
bevestigingsbeugel (Fig. 9). Stel de contramoeren in
totdat de afstand 89 mm bedraagt (Fig. 9).
15.Draai de contramoeren stevig vast en schakel de aftakas
uit.
16.Controleer of de remblokken van de messen contact
maken met de poelies, de bedieningsstangen los zijn als
de aftakas is uitgeschakeld en de remblokken geen
contact maken met de poelies als de aftakas is
ingeschakeld.
1801
1
5
2
5
4
6
3
Figuur 9
1. Maaikoppelingskabel
2. Sleuf in
bevestigingsbeugel
3. Z-vormig kabeleind
4. Hulp-pitmanarm
5. Contramoer
6. 89 mm ingeschakeld
17.Zet de maaihoogtehendel in inkeping “D” om de
montage van de veer van de maaihoogte-instelling te
vergemakkelijken.
8
18.Bevestig de veer van de maaihoogte-instelling tussen de
rechtse hefbeugel van het maaidek en de
bevestigingsbout (Fig. 10). Gebruik hiervoor de
veertrekker die bij de machine is geleverd.
1
2
3
1851
Figuur 10
1. Veer
2. Bout
3. Veertrekker
19.Controleer of het maaidek horizontaal staat; zie
Maaidek horizontaal stellen, blz. 8, en Schuinstand
van het maaidek (lengterichting), blz. 9.
Maaidek horizontaal stellen
De maaimessen moeten in dwarsrichting horizontaal staan.
Controleer de horizontale stand van het maaidek telkens
wanneer u het maaidek monteert of wanneer het
maairesultaat onregelmatig is. Alvorens het maaidek
horizontaal te stellen, moet u ervoor zorgen dat de voor-
en achterbanden de aanbevolen spanning hebben; raadpleeg
de Gebruikershandleiding van de tractor voor de correcte
bandenspanning.
1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak,
schakel de aftakas uit, stel de parkeerrem in werking,
zet de motor af en verwijder het sleuteltje uit het
contact.
2. Zet de maaihoogtehendel in inkeping “C”.
3. Draai het maaimes (de maaimessen) voorzichtig
evenwijdig (Fig. 11). Meet de afstand tussen de
buitenste snijranden en de vlakke ondergrond (Fig. 11).
Als beide afstanden meer dan 5 mm bedragen, is
afstelling nodig; zie stappen 4 en 5.
1
2
3
3
2
1078
Voorkant
Figuur 11
1. Maaimessen evenwijdig
2. Buitenste snijranden
3. Hier meten
4. Verwijder de R–pen en de ring uit de stelbeugel
(Fig. 12). Om de mes(en) te stellen, moet u de
stelbeugel in een ander gat plaatsen en de ring en de
R–pen monteren. (Fig. 12). Met een gat aan de voorkant
zet u het mes lager en met een gat aan de achterkant zet
u het mes hoger. Indien nodig aan beide kanten
afstellen.
1
4
3
2
1805
Figuur 12
1. R-pen en ring
2. Stelbeugel
3. Gat aan voorkant
4. Gat aan achterkant
5. Schuinstand van het maaidek controleren; zie
Schuinstand van het maaidek (lengterichting), blz. 9.
9
Schuinstand van het maaidek
(lengterichting)
Controleer de schuinstand van het maaidek telkens wanneer u
deze monteert. Alvorens de schuinstand te controleren, moet u
ervoor zorgen dat de voor- en achterbanden de aanbevolen
spanning hebben; raadpleeg de Gebruikershandleiding van de
tractor voor de correcte bandenspanning. Als de voorkant van
het maaidek meer dan 5 mm lager staat dan de achterkant,
stelt u de schuinstand als volgt in:
1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak,
schakel de aftakas uit, stel de parkeerrem in werking,
zet de motor af en verwijder het sleuteltje uit het
contact.
2. Controleer of de maaimessen horizontaal staan en stel
deze bij als u de instelling niet hebt gecontroleerd; zie
Maaidek horizontaal stellen, blz. 8.
3. Meet de lengte van de stang die uitsteekt uit de
voorzijde van het stelblok op de zijkanten van het
chassis (Fig. 13). Als de stang korter is dan is 16 mm,
verwijdert u de R-pen en de ring aan het uiteinde van de
stang (Fig. 13) en draait u de stang totdat deze een
lengte van 16 mm heeft. Plaats vervolgens het uiteinde
van de stang in het gat in de bevestigingsbeugel van het
maaidek en zet deze vast met behulp van de ring en de
R–pen. Herhaal dit aan de andere kant van het maaidek.
16 mm
2
3
4
1805
1
Figuur 13
1. Stelblok
2. Stang
3. R-pen en ring
4. Bevestigingsplaat van
maaidek
4. Zet de maaihoogtehendel in inkeping “C” en draai de
messen voorzichtig rond, totdat zij in de lengterichting
wijzen (Fig. 14).
5. Meet de afstanden tussen de rand van het voorste mes
(Fig. 14) en de rand van het achterste mes tot het
horizontale oppervlak. Als de rand van het voorste
maaimes niet 0–8 mm lager staat dan de rand van het
achterste maaimes, moet u de voorste bevestigingsplaat
van het maaidek bij de as afstellen (Fig. 15).
1
2
3
4
4
1078
Voorkant
Figuur 14
1. Mes in lengterichting
2. Afstand rand van voorste
mes
3. Afstand rand van
achterste mes
4. Hier meten
6. Om de schuinstand van het maaidek bij te stellen, moet
u de bevestigingsbouten aan de voorkant een beetje
losdraaien (Fig. 15).
7. Draai de moeren van de oogbouten om de afstelling te
veranderen (Fig. 15). Om de voorkant van het maaidek
hoger te zetten, draait u de moeren van de oogbouten
vaster. Om de voorkant lager te zetten, draait u de
moeren van de oogbouten losser.
8. Nadat u de borgmoeren op de oogbouten gelijk hebt
afgesteld, controleert u nogmaals de schuinstand. Stel
de oogbouten net zolang bij totdat de voorste punt van
het maaimes 0–8 mm lager staat dan de achterste punt
van het maaimes (Fig. 15).
9. Als de schuinstand correct is, draait u de
bevestigingsbouten vast (Fig. 15).
10.Als de schuinstand correct is, moet u nogmaals
controleren of het maaidek horizontaal staat; zie
Maaidek horizontaal stellen, blz. 8.
2
1
1792
2
1
Figuur 15
1. Bevestigingsbout 2. Moer van oogbout
11. Controleer de hoogte van de maatwielen; zie
Maatwielen afstellen, blz. 12.
10
Maaidek verwijderen
1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak,
schakel de aftakas uit, stel de parkeerrem in werking,
zet de motor af en verwijder het sleuteltje uit het
contact.
2. Zet de maaihoogtehendel in inkeping “D”.
3. Verwijder de veer van de maaihoogte-instelling van de
bout (Fig. 16) met behulp van de bij de tractor
geleverde veertrekker. De veer bevindt zich tussen het
frame en het rechter achterwiel.
1
2
3
1851
Figuur 16
1. Veer
2. Bout
3. Veertrekker
4. Zet de maaihoogtehendel in inkeping “A”.
5. Maak het Z-vormige uiteinde van de
maaikoppelingskabel los van de hulp–
pitmanarm op het maaidek (Fig. 17).
6. Verwijder de contramoer van de aftakas op de
bevestigingsbeugel. Schuif de kabel van de beugel en
monteer de contramoer voor de veiligheid (Fig. 17).
7. Haal de kabel uit de weg en leg deze in de framerail
zodat de kabel niet kan blijven vastzitten in de
drijfriemen of de poelies.
1
3
4
4
1801
5
2
Figuur 17
1. Maaikoppelingskabel
2. Z-vormig uiteind
3. Hulp-pitmanarm
4. Contramoer
5. Bevestigingsbeugel
8. Verwijder de bouten en moeren en trek de twee
bevestigingsbeugels van het maaidek omlaag van de
vooras af (Fig. 18).
1785
1
2
3
Figuur 18
1. Bevestigingsbeugel
2. Bout, 5/16 x 2–1/2 inch
3. Borgmoer
9. Verwijder de R–pen en de ring van het uiteinde van de
lange stang (Fig. 19). Schuif de stang uit de
bevestigingsbeugel van het maaidek.
10.Verwijder de R–pen en de ring op de
bevestigingsbeugel van het maaidek (Fig. 19). Schuif de
beugel van de bevestigingspen. Monteer de ring en de
R–pen voor opslag.
11. Draai de stelbeugel omhoog naar het frame toe en haak
de stang zolang in één van de gaten. Zet de lange stang
vast met de ring en de R–pen.
12.Herhaal deze stappen 9–11 aan de andere kant van het
maaidek.
11
13.Zet de maaihoogtehendel in inkeping “D”. Bevestig de
veer van de maaihoogte-instelling aan de bout voor
opslag (Fig. 16).
Opmerking: U mag de veer van de maaihoogte-instelling
niet monteren als de kettingen van het achterwiel moeten
worden geïnstalleerd.
1
3
2
1
4
1805
Figuur 19
1. R-pen en ring
2. Lange stang
3. Stelbeugel
4. Bevestigingsplaat van
maaidek
14.Verwijder de drijfriem van het maaidek van de
motorpoelie (Fig. 20). Als u voorzichtig te werk gaat,
kunt u de riemgeleider(s) net genoeg van de poelie af
drukken, zodat u de aandrijfriem kunt verwijderen. Als
u de riem niet op deze manier kunt verwijderen, draait u
de bevestigingsbouten en -moeren van de riemgeleiders
los. Draai de bouten vast.
Belangrijk De riemgeleider(s) niet van de poelie af
buigen, omdat de aandrijfriem dan niet goed werkt als u het
maaidek later weer monteert.
2
1
3
3
1850
Figuur 20
Bovenaanzicht
1. Drijfriem van maaidek
2. Motorpoelie
3. Riemgeleiders
15.Draai de voorwielen helemaal naar links. Schuif het
maaidek naar rechts uit om deze te verwijderen.
Gebruiksaanwijzing
Zijafvoer of fijnmaken van gras
Gevaar
Zonder aangebrachte grasgeleider, afvoerafsluiter
of complete grasvanger kunnen u of anderen in
aanraking met het maaimes of uitgeworpen
voorwerpen komen. Contact met draaiende
maaimes(sen) en uitgeworpen voorwerpen kan
lichamelijk letsel of de dood veroorzaken.
Verwijder de grasgeleider nooit van het maaidek
omdat hiermee het maaisel wordt afgevoerd
naar het gazon. Als de grasgeleider is
beschadigd, moet u deze onmiddellijk
vervangen.
Kom nooit met uw handen of voeten onder het
maaidek.
Probeer nooit het afvoersysteem of de
maaimessen te reinigen zonder eerst de aftakas
uit te schakelen en het contactsleuteltje op Uit te
draaien. Verwijder verder het contactsleuteltje
en trek de bougiekabel van de bougie(s).
Het maaidek is uitgerust met een scharnierende
grasgeleider, die het maaisel zijwaarts en omlaag naar het
gazon afvoert.
Om gemaaid gras fijn te maken, moet u de Recycler
kit
(optioneel bij een aantal modellen) monteren.
12
Bediening van de aftakas
Met de maaikoppelingshendel (aftakas) schakelt u de
aandrijving naar het maaimes (de maaimessen) in of uit.
Maaimes(sen) inschakelen
1. Trap het rempedaal in om de machine te stoppen.
2. Zet aftakas in de stand Ingeschakeld (Fig. 21).
1
3
2
1852
Figuur 21
1. Uitgeschakeld
2. Ingeschakeld
3. Maaikoppelingshendel
(aftakas)
Maaimes(sen) uitschakelen
1. Trap het rempedaal in om de machine te stoppen.
2. Schakel de aftakas uit (Fig. 21).
De maaihoogte instellen
Met de maaihoogtehendel stelt u het maaidek in op de
gewenste maaihoogte.
1. De maaihoogte kan in zeven standen worden gezet, van
ongeveer 38 tot 116 mm.
2. Trek aan de maaihoogtehendel en zet deze in de
gewenste stand (Fig. 22).
m–1853
1
116 mm
38 mm
51 mm
64 mm
76 mm
89 mm
102 mm
Ongeveer
Figuur 22
1. Maaihoogtehendel
3. Nadat u de maaihoogte hebt ingesteld, moet u de
maatwielen afstellen; zie Maatwielen afstellen, blz. 12.
Maatwielen afstellen
De maatwielen moeten worden afgesteld in het juiste gat
voor elke maaihoogte.
1. Nadat de maaihoogte is afgesteld, zet u de
maaihoogtehendel omhoog; zie Maaihoogte afstellen,
blz. 12.
2. Verwijder de R-pen en de pen om de maatwielen in een
ander gat te plaatsen (Fig. 23).
3. Kies een gat en let er hierbij op dat het maatwiel zich
10 mm boven de grond bevindt voor de gewenste
maaihoogte (Fig. 23).
4. Plaats de pen en zet deze vast met de R-pen.
5. Stel vervolgens ook de andere maatwielen af.
1233
1
2
3
Figuur 23
1. Wiel
2. Pen
3. R-pen
13
Maaitips
Snel-stand gashendel
Voor een optimaal maairesultaat en een maximale
luchtcirculatie moet u de gashendel op Snel zetten. Lucht is
vereist om het gemaaide gras goed fijn te maken. Daarom is
het belangrijk dat u de maaihoogte niet te laag instelt en
ervoor zorgt dat de machine niet geheel is omgeven door
ongemaaid gras. Probeer altijd één zijkant van de machine
vrij van ongemaaid gras te houden, zodat lucht kan worden
aangezogen.
Wanneer u een gazon voor de eerste keer
maait
Laat het gras iets langer dan normaal, om te voorkomen dat
oneffenheden in het gras volledig worden weggemaaid. In
het algemeen is het best de voorheen gebruikte maaihoogte
te kiezen. Als u gras van meer dan 15 cm lang gaat maaien,
kunt u het best in twee keer maaien om een goed
maairesultaat te verkrijgen.
1/3 van de lengte van het gras afmaaien
Aanbevolen wordt niet meer dan ongeveer 1/3 van de
lengte van het gras af te maaien. Meer afmaaien wordt
afgeraden, tenzij het gras dun is of in de late herfst,
wanneer het gras langzamer groeit.
Maairichting
Maai afwisselend in verschillende richtingen, zodat het gras
rechtop blijft staan. Dit zorgt ook voor een betere
verspreiding van het maaisel, wat de vertering en bemesting
ten goede komt.
Maai met de juiste regelmaat
Normaal gesproken om de 4 dagen. Houd er echter
rekening mee dat gras niet het hele jaar door even snel
groeit. Om dezelfde maaihoogte te behouden, wat een
goede gewoonte is, moet u in het vroege voorjaar vaker
maaien. Als de groeisnelheid in de zomer afneemt, maait u
minder vaak. Als u langere tijd niet hebt kunnen maaien,
maait u eerst op een hoge maaihoogte. Maai 2 dagen later
op een lagere maaihoogte.
Gras niet te kort afmaaien
Als de maaibreedte van het maaidek groter is dan die van
het maaidek dat u voorheen gebruikte, zet u de maaihoogte
één stand hoger. Hierdoor voorkomt u dat oneffenheden te
kort worden afgemaaid.
Lang gras
Als u het gras iets langer dan normaal hebt laten groeien of
als het een hoog vochtgehalte heeft, moet u de maaihoogte
hoger dan normaal instellen en het gras op deze hoogte
maaien. Daarna het gras op de lagere, normale hoogte
maaien.
Stoppen tijdens het maaien
Als u de machine moet stoppen tijdens het maaien, kan er
een kluit maaisel op het gazon terechtkomen. Dit kunt u als
volgt voorkomen:
1. Schakel het maaimes (de maaimessen) in en rij naar een
deel van het gazon dat al is gemaaid.
2. Om het maaisel gelijkmatig te verspreiden, zet u de
maaihoogte één of twee standen hoger en rijdt u vooruit
met het mes (de messen) in de stand Ingeschakeld.
Onderkant van het maaidek
schoonhouden
Verwijder na elk gebruik maaisel en vuil van de onderkant
van het maaidek. Als zich gras en vuil in het maaidek
verzamelt, leidt dat uiteindelijk tot een onbevredigend
maairesultaat.
Onderhoud van maaimessen
Zorg gedurende het hele maaiseizoen voor een scherp
maaimes. Een scherp mes snijdt het gras goed af zonder het
te scheuren of te kwetsen. Door scheuren en kwetsen wordt
het gras bruin aan de randen, waardoor het langzamer
groeit en gevoeliger is voor ziekten. Controleer om de 30
dagen of het maaimes (de maaimessen) goed scherp is
(zijn) en verwijder bramen met een vijl.
14
Onderhoud
Aanbevolen onderhoudsschema
Onderhoudsinterval Onderhoudsprocedure
Voor elk gebruik Onderkant van het maaidek schoonmaken.
Om de 5 bedrijfsuren Maaimes controleren.
Voor de stalling
Alle bovenstaande onderhoudsprocedures uitvoeren.
De riemen op slijtage/scheurtjes controleren.
Beschadigde oppervlakken bijwerken.
Onderhoud van het maaimes
Om een goed maairesultaat te verkrijgen, moet u het
maaimes (of de maaimessen) scherp houden. Een of meer
extra maaimessen vergemakkelijken het slijpen en
vervangen.
Gevaar
Een versleten of beschadigd mes kan breken en een
stuk van het mes kan worden uitgeworpen in de
richting van de bestuurder of omstanders en
ernstig lichamelijk of dodelijk letsel toebrengen.
Controleer op gezette tijden het maaimes op
slijtage of beschadigingen.
Vervang een versleten of beschadigd mes.
Maaimes(sen) controleren
1. Verwijder het maaidek, zie Maaidek verwijderen,
blz. 10.
2. Controleer de snijranden (Fig. 24). Als de randen niet
scherp zijn of bramen vertonen, maaimes(sen)
verwijderen en slijpen; zie Maaimes(sen) slijpen,
blz. 15.
3. Controleer het mes (de messen), met name het gebogen
deel (Fig. 24). Als u beschadiging, slijtage of
groefvorming in dit deel constateert (Fig. 24), moet u
het mes direct vervangen.
151
1
2
3
Figuur 24
1. Snijrand
2. Gebogen deel
3. Slijtage/groefvorming
15
Maaimessen verwijderen
1. Verwijder het maaidek, zie Maaidek verwijderen,
blz. 10.
2. Kantel voorzichtig het maaidek.
3. Verwijder de bout, de klemring en het mes (Fig. 25).
Plaats indien nodig een houten blok tussen het maaimes
en het maaidek om het mes vast te zetten, zodat u de
bout kunt losdraaien.
4. Controleer alle onderdelen. Bij gebreken of
beschadiging delen vervangen.
1796
1
2
3
4
Figuur 25
1. Moer
2. Klemring
3. Mes
4. As
Maaimes(sen) slijpen
1. Gebruik een vijl om de snijranden aan beide uiteinden
van het mes te slijpen (Fig. 26). Houd daarbij de
oorspronkelijke hoek in stand. Het mes blijft in balans
als u van beide snijranden dezelfde hoeveelheid
materiaal verwijdert.
m–1854
1
Figuur 26
1. Onder oorspronkelijke hoek slijpen
2. Controleer de balans van het mes met een mesbalans
(Fig. 27). Als het mes horizontaal blijft, is het in balans
en geschikt voor gebruik. Als het mes niet in balans is,
moet u wat metaal afvijlen van de achterkant van het
mes. Herhaal dit indien nodig totdat het mes in balans
is.
1
2
1855
Figuur 27
1. Mes 2. Mesbalans
Maaimes(sen) monteren
1. Monteer het mes, de klemring en de mesbout (Fig. 28).
Belangrijk Het gebogen deel van het mes moet naar de
binnenzijde van de maaikast wijzen om een goede
maaikwaliteit te garanderen.
2. Draai de mesmoer vast met een torsie van 54–81 Nm.
1796
1
2
3
4
Figuur 28
1. Moer
2. Klemring
3. Mes
4. As
16
Onderhoud van de drijfriem
van het maaimes
Drijfriem van maaimes verwijderen
1. Verwijder het maaidek, zie Maaidek verwijderen,
blz. 10.
2. Draai de bevestigingsschroeven van de poeliekappen
los en verwijder de kappen van de mespoelies (Fig. 29).
3. Draai de bevestigingsbouten van de spanpoelie los
zodat u de riemgeleiders kunt bewegen (Fig. 29).
4. Verwijder de riem van de poelies (Fig. 29).
Drijfriem van het maaimes monteren
1. Leg de nieuwe riem rond de mespoelies en de
spanpoelies.
2. Stel de riemgeleider op de spanpoelie af zoals wordt
getoond en draai de bevestigingsbout vast (Fig. 29).
3. Monteer de kappen op de linker- en rechterpoelie met
behulp van de bevestigingschroeven (Fig. 29).
4. Monteer het maaidek, zie Maaidek monteren, blz. 6.
2
3
1
1803
2
4
Figuur 29
Bovenaanzicht
1. Schroef van poeliekap
2. Poeliekap
3. Riemgeleiders
4. Drijfriem van maaidek
Mesremmen afstellen
1. Zet de aftakashendel op Ingeschakeld.
2. Zorg ervoor dat de maaikoppelingskabel de juiste lengte
heeft om de aftakas in te schakelen; zie Maaidek
monteren, blz. 6.
3. Meet met een voelermaat de afstand tussen de onderste
flens van de (3) mespoelie en het remblok (Fig. 30).
Draai aan de borgmoer op de remstangen totdat u de
juiste afstand, 0,5–1,5 mm, hebt verkregen (Fig. 30).
4. Schakel de aftakas uit. Controleer of de remblokken van
de messen contact maken met de poelies, de
bedieningsstangen los zijn als de aftakas is
uitgeschakeld en de remblokken geen contact maken
met de poelies als de aftakas is ingeschakeld.
1
2270
2
3
4
Figuur 30
1. Onderste flens
2. Remblok
3. Borgmoer
4. Afstand van 0,5–1,5 mm
17
Onderkant van het maaidek
wassen
Telkens nadat u het maaidek heeft gebruikt, moet u de
onderkant van de machine wassen om te voorkomen dat er
zich gras verzamelt. Hierdoor wordt gras beter fijn gemaakt
en het maaisel beter verstrooid.
1. Parkeer de machine op een stevig, horizontaal
oppervlak, schakel de aftakas uit, zet de motor af en
haal het sleuteltje uit het contact.
2. Bevestig de slangkoppeling aan de wasaansluiting van
de machine en draai de waterkraan helemaal open
(Fig. 31).
Opmerking: Smeer petrolatum op de O-ring van de
wasaansluiting om de koppeling gemakkelijker te
bevestigen en de O-ring te beschermen.
3. Zet het maaidek in de laagste maaistand.
4. Neem plaats op de bestuurdersstoel en start de motor.
Schakel de aftakas in en laat de motor van de machine
één tot drie minuten lopen.
5. Schakel de aftakas uit, zet de motor af en haal het
sleuteltje uit het contact. Wacht tot alle bewegende
delen tot stilstand gekomen zijn.
6. Draai de kraan dicht en maak de slangkoppeling los van
de wasaansluiting.
Opmerking: Als de machine na één wasbeurt niet schoon
is, moet u deze 30 minuten laten inweken. Herhaal daarna
deze procedure.
7. Laat de motor opnieuw één à drie minuten lopen om het
overtollig water te verwijderen.
1
m–3119
2
3
Figuur 31
1. Wasaansluiting
2. Snelkoppeling (niet
meegeleverd)
3. Slang
Een gebroken of ontbrekende wasaansluiting kan
uitgeworpen voorwerpen of contact met het
maaimes veroorzaken. Contact met het maaimes of
uitgeworpen voorwerpen kan ernstig lichamelijk
of dodelijk letsel veroorzaken.
Een gebroken of ontbrekende wasaansluiting
moet direct worden vervangen, voordat u de
machine opnieuw gebruikt.
Gaten in de machine dichtmaken met bouten en
moeren.
Steek nooit handen of voeten onder de machine
of door openingen in de machine.
Waarschuwing
Stalling
1. Verwijder vuil en maaisel van de bovenkant van het
maaidek.
2. Schraap dik aangekoekt gras en vuil van de onderkant
van de machine. Spoel vervolgens de machine schoon
met een tuinslang.
3. Controleer de conditie van de maaimessen, zie
Onderhoud van de maaimessen, blz. 14.
4. Controleer de conditie van de drijfriem van het
maaimes.
5. Alle bouten, schroeven en moeren controleren en indien
nodig aandraaien. Beschadigde delen repareren of
vervangen.
6. Krassen en beschadigingen van de lak bijwerken.
Bijwerklak is verkrijgbaar bij een erkende Service
Dealer.
7. Machine in een schone, droge garage of opslagruimte
stallen. Machine afdekken om hem te beschermen en
schoon te houden.
18
Storingen, oorzaak en remedie
Probleem Mogelijke oorzaken Remedie
De machine trilt abnormaal.
1. Het maaimes (de maaimessen)
is (zijn) verbogen of niet in
balans.
1. Nieuw(e) maaimes(sen)
monteren.
2. De bevestigingsbout van het
maaimes zit los.
2. De bevestigingsbout van het
maaimes vastdraaien.
3. De bevestigingsbouten van de
motor zitten los.
3. De bevestigingsbouten van de
motor vastdraaien.
4. Een motorpoelie, spanpoelie of
mespoelie zit los.
4. Desbetreffende poelie
vastzetten.
5. De motorpoelie is beschadigd. 5. Neem contact op met een
erkende Service Dealer.
Het mes (de messen) draait
(draaien) niet
1. De drijfriem van het maaimes is
versleten, los of stuk.
1. Monteer een nieuwe drijfriem
voor het maaimes.
()
2. De drijfriem van het maaimes
zit niet op de poelie.
2. Monteer de drijfriem van het
maaimes en controleer of de
spanpoelie en de riemgeleiders
de juiste positie hebben.
De machine maait ongelijkmatig.
1. De maatwielen zijn verkeerd
afgesteld.
1. Stel de maatwielen af.
2. De bandenspanning is niet
correct.
2. Zorg dat de banden de correcte
spanning hebben.
3. Het maaidek staat niet
horizontaal.
3. Het maaidek horizontaal en in
de correcte schuinstand stellen.
4. De onderkant van het maaidek
is vuil.
4. Onderkant van het maaidek
schoonmaken.

Documenttranscriptie

Form No. 3327-216 Rev A 44Maaimachine met zijafvoer Werktuig voor Wheel Horse XL Series Tractor Modelnr. 79107—Serienr. 7900600 en hoger Modelnr. 79109—Serienr. 220010001 en hoger Gebruikershandleiding Nederlands (NL) Inhoud Inhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Inleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Veiligheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Veiligheids- en instructiestickers . . . . . . . . . . . . . Montage . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Losse onderdelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Het maaidek gebruiksklaar maken . . . . . . . . . . . . Maaidek monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Maaidek horizontaal stellen . . . . . . . . . . . . . . . . . Schuinstand van het maaidek (lengterichting) . . . Maaidek verwijderen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Gebruiksaanwijzing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Zijafvoer of fijnmaken van gras . . . . . . . . . . . . . . Bediening van de aftakas . . . . . . . . . . . . . . . . . . . De maaihoogte instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Maatwielen afstellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Maaitips . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Onderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Aanbevolen onderhoudsschema . . . . . . . . . . . . . . Onderhoud van het maaimes . . . . . . . . . . . . . . . . Onderhoud van de drijfriem van het maaimes . . . Mesremmen afstellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Onderkant van het maaidek wassen . . . . . . . . . . . Stalling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Storingen, oorzaak en remedie . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 2 2 3 3 4 4 5 6 8 9 10 11 11 12 12 12 13 14 14 14 16 16 17 17 18 1 m–1786 Figuur 1 1. Locatie van het modelnummer en het serienummer. U kunt het modelnummer en het serienummer noteren in de ruimte hieronder: Modelnr.: Serienr.: In deze handleiding is een systeem gebruikt om mogelijke gevaren aan te duiden en u te attenderen op bijzondere aanwijzingen om lichamelijk (mogelijk dodelijk) letsel van u en anderen te voorkomen. De termen Gevaar, Waarschuwing en Voorzichtig duiden de mate van het risico aan. Ga als regel altijd voorzichtig te werk. Gevaar duidt op een zeer gevaarlijke situatie die ernstig lichamelijk letsel of de dood tot gevolg zal hebben wanneer de veiligheidsvoorschriften niet in acht worden genomen. Inleiding Lees deze handleiding zorgvuldig, zodat u weet hoe u de machine op de juiste wijze kunt gebruiken en onderhouden. De informatie in deze handleiding kan u en anderen helpen letsel en schade te voorkomen. Hoewel Toro veilige producten ontwerpt en fabriceert, blijft u verantwoordelijk voor het juiste en veilige gebruik van de machine. Waarschuwing duidt op een gevaarlijke situatie die ernstig lichamelijk letsel of de dood tot gevolg kan hebben wanneer de veiligheidsvoorschriften niet in acht worden genomen. Voorzichtig duidt op een gevaarlijke situatie die licht letsel tot gevolg kan hebben wanneer de veiligheidsvoorschriften niet in acht worden genomen. Als u service, originele Toro-onderdelen of aanvullende informatie nodig hebt, kunt u contact opnemen met een erkende Service Dealer of met de klantenservice van Toro. U dient hierbij altijd het modelnummer en het serienummer van het product te vermelden. De locatie van het plaatje met het modelnummer en het serienummer van het product is aangegeven op Figuur 1.  2002 door The Toro Company 8111 Lyndale Avenue South Bloomington, MN 55420-1196 Er worden in deze handleiding nog twee woorden gebruikt om u op belangrijke informatie te wijzen. Belangrijk attendeert u op bijzondere technische informatie en Opmerking: duidt algemene informatie aan die uw bijzondere aandacht verdient. Alle rechten voorbehouden Gedrukt in de VS 2 Veiligheid Veiligheids- en instructiestickers Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers. 93–7009 1. Machine kan voorwerpen uitwerpen—Zorg ervoor dat de grasgeleider op zijn plaats zit. 2. Handen en voeten kunnen worden gesneden/geamputeerd—Blijf uit de buurt van draaiende messen en bewegende onderdelen. 93–7010 1. De machine kan voorwerpen uitwerpen—Blijf op veilige afstand. 2. Machine kan voorwerpen uitwerpen—Zorg ervoor dat de grasgeleider op zijn plaats zit. 3. Handen of voeten kunnen worden gesneden/geamputeerd—Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen. 93–7282 1. Zet de motor af en verwijder het contactsleuteltje voordat u de machine achterlaat 2. Lees de Gebruikershandleiding 3. Wielhoogte 93–6674 1. Handen kunnen gekneld raken—Lees de instructies alvorens service- of onderhoudswerkzaamheden uit te voeren. 93–3777 1. Motor 93–6677 1. Waarschuwing—Machine kan voorwerpen uitwerpen. Zorg ervoor dat de grasgeleider altijd is aangebracht. 2. Handen en voeten kunnen worden gesneden/geamputeerd—Blijf uit de buurt van draaiende messen en bewegende onderdelen. 3 Montage Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Losse onderdelen Opmerking: Gebruik onderstaande lijst om te bepalen welke onderdelen worden gebruikt bij de montage. Omschrijving Hoeveelheid Grasgeleider 1 Veer 2 Bout, 3/8 x 3–1/2 inch 2 Borgmoer, 3/8 inch 2 Maatwiel 2 Pen 2 R-pen 2 Bevestigingsplaat van maaidek 1 Borstbout 2 Borgmoer, 1/2 inch 2 Bout, 5/16 x 2–1/2 inch 2 Borgmoer, 5/16 inch 2 R-pen 4 Dunne ring 2 Dikke ring 2 Gebruikershandleiding 1 4 Gebruik Grasgeleider monteren Maatwielen monteren Voorste montageplaat op maaidek monteren Maaidek aan tractor monteren Lezen voordat de machine in gebruik wordt genomen. Het maaidek gebruiksklaar maken 6. Stel vervolgens ook de andere maatwielen af. 2 1. Plaats de veren in de beugels op het maaidek met de haakeinden over de opstaande achterkant (Fig. 2). 5 4 2. Houd de grasgeleider recht voor de gaten in de beugels en de rechte uiteinden van de veren onder het scharnier en boven de grasgeleider (Fig. 2). 3 3. Bevestig de geleider aan de beugel met de bouten door de grasgeleider, veren en beugels. Zet ze vast met de borgmoeren (Fig. 2). 1 2424 Figuur 3 4. Til de grasgeleider omhoog en controleer of deze veerbelast is en onbelemmerd volledig omlaag kan worden geklapt. 1. Demperveer 2. Plaat 3. Beugel Belangrijk De grasgeleider moet onder veerspanning omlaag worden gehouden. Til de grasgeleider omhoog om te controleren of deze volledig omlaag klapt. 4. Pen 5. R-pen 7. Plaats de bevestigingsplaat met de lipjes naar boven tussen de beugels aan de voorzijde van het maaidek (Fig. 4). 6 8. Steek de borstbouten door de bevestigingsplaat in de beugels van het maaidek. Zet ze vast met de borgmoeren (Fig. 4). 3 2 4 2 5 4 1 1 4 1783 Figuur 2 1. Beugel 2. Haakeind van veer 3. Ruimte voor veer 3 4. Grasgeleider 5. Bout 6. Borgmoer 1 1784 Figuur 4 1. Lipje omhoog 2. Beugel van maaidek 5. Buig de demperveer zijwaarts, schuif de verstelplaat van het maatwiel in de beugel van het maatwiel van het maaidek en zet deze vast met de pen en de R-pen (Fig. 3). Opmerking: Nadat het maaidek aan de tractor is gemonteerd en de maaihoogte is afgesteld, moet u de maatwielen afstellen; zie Maatwielen afstellen, blz. 12. 5 3. Borstbout 4. Borgmoer 2 Maaidek monteren 3 Gevaar 1 3 Zonder aangebrachte grasgeleider, afvoerafsluiter of complete grasvanger kunnen u of anderen in aanraking met het maaimes of uitgeworpen voorwerpen komen. Contact met draaiende maaimes(sen) en uitgeworpen voorwerpen kan lichamelijk letsel of de dood veroorzaken. 1850 • Verwijder de grasgeleider nooit van het maaidek Figuur 5 omdat hiermee het maaisel wordt afgevoerd naar het gazon. Als de grasgeleider is beschadigd, moet u deze onmiddellijk vervangen. • Kom nooit met uw handen of voeten onder het maaidek. • Probeer nooit het afvoersysteem of de maaimessen te reinigen zonder eerst de aftakas uit te schakelen en het contactsleuteltje op Uit te draaien. Verwijder verder het contactsleuteltje en trek de bougiekabel van de bougie(s). Bovenaanzicht 1. Drijfriem van maaidek 2. Motorpoelie 3. Riemgeleider 4. Monteer de bevestigingsbeugels van het maaidek op de vooras met behulp van de bouten en borgmoeren (Fig. 6). Draai de bevestigingen vast. 2 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit, stel de parkeerrem in werking en draai het contactsleuteltje op Uit om de motor af te zetten. Verwijder het contactsleuteltje. 1 2. Draai de voorwielen helemaal naar links. Schuif het maaidek vanaf de rechterkant onder het chassis. 3 3. Monteer de drijfriem van het maaidek op de motorpoelie (Fig. 5). Als u voorzichtig te werk gaat, kunt u de riemgeleider(s) net genoeg van de poelie af drukken, zodat u de drijfriem kunt aanbrengen. Als u de riem niet op deze manier kunt aanbrengen, draait u de bevestigingsbouten en -moeren van de riemgeleiders los. 1785 Figuur 6 1. Bevestigingsbeugel 2. Bout, 5/16 x 2–1/2 inch 3. Borgmoer 5. Zet de maaihoogtehendel in inkeping “D”. Belangrijk De riemgeleiders niet van de poelie af buigen. De ruimte tussen de riemgeleider en de rand van de poelie mag maximaal 3 mm bedragen, zodat de riem tijdens het gebruik om de poelie blijft zitten. Als de ruimte meer dan 3 mm is, moet u de riemgeleider(s) bijstellen en goed vastzetten. De riemgeleider mag geen contact maken met de poelie. 6. Verwijder de veer van de maaihoogte-instelling tussen de rechtse hefbeugel van het maaidek en de bevestigingsbout (Fig. 7). Gebruik hiervoor de veertrekker die bij de machine is geleverd. 7. Zet de maaihoogtehendel in inkeping “A”. 6 11. Kijk onder de tractor en haal de maaikoppelingskabel uit de framerail. 12. Draai de contramoer bij het kabeleind los. Leid de kabel door de sleuf in de bevestigingsbeugel van het maaidek (Fig. 9). 1 13. Bevestig het Z-vormige uiteinde van de maaikoppelingskabel aan de belarm (Fig. 9). 2 14. Schakel de maaikoppelingshendel op het dashboard in. Meet de afstand tussen het Z-vormige kabeleind en de bevestigingsbeugel (Fig. 9). Stel de contramoeren in totdat de afstand 89 mm bedraagt (Fig. 9). 3 15. Draai de contramoeren stevig vast en schakel de aftakas uit. 16. Controleer of de remblokken van de messen contact maken met de poelies, de bedieningsstangen los zijn als de aftakas is uitgeschakeld en de remblokken geen contact maken met de poelies als de aftakas is ingeschakeld. 1851 Figuur 7 1. Veer 2. Bout 3. Veertrekker 1 5 8. Controleer of beide stangen 16 mm buiten het stelblok steken (Fig. 8). 2 5 9. Schuif het uiteinde van de lange stang door het gat in de bevestigingsplaat (Fig. 8). Monteer de dunne ring en de R–pen om de stang vast te zetten op zijn plaats. Herhaal dit aan de andere kant van het maaidek. 4 10. Monteer de stelbeugel (met gleuf) op de pen aan de bevestigingsplaat van het maaidek (Fig. 8). Monteer de dikke ring en de R-pen om het maaidek vast te zetten. Herhaal dit aan de andere kant van het maaidek. Figuur 9 2 16 mm 1 1. Maaikoppelingskabel 2. Sleuf in bevestigingsbeugel 3. Z-vormig kabeleind 6 3 4 1805 Figuur 8 Stang Stelblok R-pen en dikke ring Stelbeugel 4. Hulp-pitmanarm 5. Contramoer 6. 89 mm ingeschakeld 17. Zet de maaihoogtehendel in inkeping “D” om de montage van de veer van de maaihoogte-instelling te vergemakkelijken. 5 1. 2. 3. 4. 6 3 1801 5. Bevestigingsplaat van maaidek 6. R-pen en dunne ring 7 18. Bevestig de veer van de maaihoogte-instelling tussen de rechtse hefbeugel van het maaidek en de bevestigingsbout (Fig. 10). Gebruik hiervoor de veertrekker die bij de machine is geleverd. 3. Draai het maaimes (de maaimessen) voorzichtig evenwijdig (Fig. 11). Meet de afstand tussen de buitenste snijranden en de vlakke ondergrond (Fig. 11). Als beide afstanden meer dan 5 mm bedragen, is afstelling nodig; zie stappen 4 en 5. Voorkant 2 2 1 2 3 1 3 3 1078 Figuur 11 1851 1. Maaimessen evenwijdig 2. Buitenste snijranden Figuur 10 1. Veer 2. Bout 3. Hier meten 3. Veertrekker 4. Verwijder de R–pen en de ring uit de stelbeugel (Fig. 12). Om de mes(en) te stellen, moet u de stelbeugel in een ander gat plaatsen en de ring en de R–pen monteren. (Fig. 12). Met een gat aan de voorkant zet u het mes lager en met een gat aan de achterkant zet u het mes hoger. Indien nodig aan beide kanten afstellen. 19. Controleer of het maaidek horizontaal staat; zie Maaidek horizontaal stellen, blz. 8, en Schuinstand van het maaidek (lengterichting), blz. 9. Maaidek horizontaal stellen De maaimessen moeten in dwarsrichting horizontaal staan. Controleer de horizontale stand van het maaidek telkens wanneer u het maaidek monteert of wanneer het maairesultaat onregelmatig is. Alvorens het maaidek horizontaal te stellen, moet u ervoor zorgen dat de vooren achterbanden de aanbevolen spanning hebben; raadpleeg de Gebruikershandleiding van de tractor voor de correcte bandenspanning. 2 3 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit, stel de parkeerrem in werking, zet de motor af en verwijder het sleuteltje uit het contact. 1 4 1805 Figuur 12 2. Zet de maaihoogtehendel in inkeping “C”. 1. R-pen en ring 2. Stelbeugel 3. Gat aan voorkant 4. Gat aan achterkant 5. Schuinstand van het maaidek controleren; zie Schuinstand van het maaidek (lengterichting), blz. 9. 8 Schuinstand van het maaidek (lengterichting) Voorkant 2 Controleer de schuinstand van het maaidek telkens wanneer u deze monteert. Alvorens de schuinstand te controleren, moet u ervoor zorgen dat de voor- en achterbanden de aanbevolen spanning hebben; raadpleeg de Gebruikershandleiding van de tractor voor de correcte bandenspanning. Als de voorkant van het maaidek meer dan 5 mm lager staat dan de achterkant, stelt u de schuinstand als volgt in: 3 1 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit, stel de parkeerrem in werking, zet de motor af en verwijder het sleuteltje uit het contact. 4 4 Figuur 14 1. Mes in lengterichting 2. Afstand rand van voorste mes 2. Controleer of de maaimessen horizontaal staan en stel deze bij als u de instelling niet hebt gecontroleerd; zie Maaidek horizontaal stellen, blz. 8. 3. Meet de lengte van de stang die uitsteekt uit de voorzijde van het stelblok op de zijkanten van het chassis (Fig. 13). Als de stang korter is dan is 16 mm, verwijdert u de R-pen en de ring aan het uiteinde van de stang (Fig. 13) en draait u de stang totdat deze een lengte van 16 mm heeft. Plaats vervolgens het uiteinde van de stang in het gat in de bevestigingsbeugel van het maaidek en zet deze vast met behulp van de ring en de R–pen. Herhaal dit aan de andere kant van het maaidek. 3. Afstand rand van achterste mes 4. Hier meten 6. Om de schuinstand van het maaidek bij te stellen, moet u de bevestigingsbouten aan de voorkant een beetje losdraaien (Fig. 15). 7. Draai de moeren van de oogbouten om de afstelling te veranderen (Fig. 15). Om de voorkant van het maaidek hoger te zetten, draait u de moeren van de oogbouten vaster. Om de voorkant lager te zetten, draait u de moeren van de oogbouten losser. 8. Nadat u de borgmoeren op de oogbouten gelijk hebt afgesteld, controleert u nogmaals de schuinstand. Stel de oogbouten net zolang bij totdat de voorste punt van het maaimes 0–8 mm lager staat dan de achterste punt van het maaimes (Fig. 15). 16 mm 1 1078 2 9. Als de schuinstand correct is, draait u de bevestigingsbouten vast (Fig. 15). 10. Als de schuinstand correct is, moet u nogmaals controleren of het maaidek horizontaal staat; zie Maaidek horizontaal stellen, blz. 8. 3 4 1805 Figuur 13 1. Stelblok 2. Stang 3. R-pen en ring 4. Bevestigingsplaat van maaidek 4. Zet de maaihoogtehendel in inkeping “C” en draai de messen voorzichtig rond, totdat zij in de lengterichting wijzen (Fig. 14). 2 1792 5. Meet de afstanden tussen de rand van het voorste mes (Fig. 14) en de rand van het achterste mes tot het horizontale oppervlak. Als de rand van het voorste maaimes niet 0–8 mm lager staat dan de rand van het achterste maaimes, moet u de voorste bevestigingsplaat van het maaidek bij de as afstellen (Fig. 15). 1 1 2 Figuur 15 1. Bevestigingsbout 2. Moer van oogbout 11. Controleer de hoogte van de maatwielen; zie Maatwielen afstellen, blz. 12. 9 1 Maaidek verwijderen 4 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit, stel de parkeerrem in werking, zet de motor af en verwijder het sleuteltje uit het contact. 5 4 2. Zet de maaihoogtehendel in inkeping “D”. 3. Verwijder de veer van de maaihoogte-instelling van de bout (Fig. 16) met behulp van de bij de tractor geleverde veertrekker. De veer bevindt zich tussen het frame en het rechter achterwiel. 2 1801 3 Figuur 17 1. Maaikoppelingskabel 2. Z-vormig uiteind 3. Hulp-pitmanarm 1 4. Contramoer 5. Bevestigingsbeugel 8. Verwijder de bouten en moeren en trek de twee bevestigingsbeugels van het maaidek omlaag van de vooras af (Fig. 18). 2 3 2 1 1851 Figuur 16 1. Veer 2. Bout 3. Veertrekker 3 1785 Figuur 18 4. Zet de maaihoogtehendel in inkeping “A”. 1. Bevestigingsbeugel 2. Bout, 5/16 x 2–1/2 inch 5. Maak het Z-vormige uiteinde van de maaikoppelingskabel los van de hulp– pitmanarm op het maaidek (Fig. 17). 3. Borgmoer 9. Verwijder de R–pen en de ring van het uiteinde van de lange stang (Fig. 19). Schuif de stang uit de bevestigingsbeugel van het maaidek. 6. Verwijder de contramoer van de aftakas op de bevestigingsbeugel. Schuif de kabel van de beugel en monteer de contramoer voor de veiligheid (Fig. 17). 10. Verwijder de R–pen en de ring op de bevestigingsbeugel van het maaidek (Fig. 19). Schuif de beugel van de bevestigingspen. Monteer de ring en de R–pen voor opslag. 7. Haal de kabel uit de weg en leg deze in de framerail zodat de kabel niet kan blijven vastzitten in de drijfriemen of de poelies. 11. Draai de stelbeugel omhoog naar het frame toe en haak de stang zolang in één van de gaten. Zet de lange stang vast met de ring en de R–pen. 12. Herhaal deze stappen 9–11 aan de andere kant van het maaidek. 10 13. Zet de maaihoogtehendel in inkeping “D”. Bevestig de veer van de maaihoogte-instelling aan de bout voor opslag (Fig. 16). Gebruiksaanwijzing Zijafvoer of fijnmaken van gras Opmerking: U mag de veer van de maaihoogte-instelling niet monteren als de kettingen van het achterwiel moeten worden geïnstalleerd. 2 Gevaar 1 Zonder aangebrachte grasgeleider, afvoerafsluiter of complete grasvanger kunnen u of anderen in aanraking met het maaimes of uitgeworpen voorwerpen komen. Contact met draaiende maaimes(sen) en uitgeworpen voorwerpen kan lichamelijk letsel of de dood veroorzaken. • Verwijder de grasgeleider nooit van het maaidek 4 1 omdat hiermee het maaisel wordt afgevoerd naar het gazon. Als de grasgeleider is beschadigd, moet u deze onmiddellijk vervangen. • Kom nooit met uw handen of voeten onder het maaidek. • Probeer nooit het afvoersysteem of de maaimessen te reinigen zonder eerst de aftakas uit te schakelen en het contactsleuteltje op Uit te draaien. Verwijder verder het contactsleuteltje en trek de bougiekabel van de bougie(s). 3 1805 Figuur 19 1. R-pen en ring 2. Lange stang 3. Stelbeugel 4. Bevestigingsplaat van maaidek 14. Verwijder de drijfriem van het maaidek van de motorpoelie (Fig. 20). Als u voorzichtig te werk gaat, kunt u de riemgeleider(s) net genoeg van de poelie af drukken, zodat u de aandrijfriem kunt verwijderen. Als u de riem niet op deze manier kunt verwijderen, draait u de bevestigingsbouten en -moeren van de riemgeleiders los. Draai de bouten vast. Het maaidek is uitgerust met een scharnierende grasgeleider, die het maaisel zijwaarts en omlaag naar het gazon afvoert. Om gemaaid gras fijn te maken, moet u de Recycler kit (optioneel bij een aantal modellen) monteren. Belangrijk De riemgeleider(s) niet van de poelie af buigen, omdat de aandrijfriem dan niet goed werkt als u het maaidek later weer monteert. 2 3 1 3 1850 Figuur 20 Bovenaanzicht 1. Drijfriem van maaidek 2. Motorpoelie 3. Riemgeleiders 15. Draai de voorwielen helemaal naar links. Schuif het maaidek naar rechts uit om deze te verwijderen. 11 Bediening van de aftakas Met de maaikoppelingshendel (aftakas) schakelt u de aandrijving naar het maaimes (de maaimessen) in of uit. Ongeveer 38 mm 1 51 mm Maaimes(sen) inschakelen 64 mm 1. Trap het rempedaal in om de machine te stoppen. 76 mm 2. Zet aftakas in de stand Ingeschakeld (Fig. 21). 102 mm 89 mm 2 116 mm m–1853 Figuur 22 1. Maaihoogtehendel 3. Nadat u de maaihoogte hebt ingesteld, moet u de maatwielen afstellen; zie Maatwielen afstellen, blz. 12. 1 Maatwielen afstellen De maatwielen moeten worden afgesteld in het juiste gat voor elke maaihoogte. 3 1852 1. Nadat de maaihoogte is afgesteld, zet u de maaihoogtehendel omhoog; zie Maaihoogte afstellen, blz. 12. Figuur 21 1. Uitgeschakeld 2. Ingeschakeld 3. Maaikoppelingshendel (aftakas) 2. Verwijder de R-pen en de pen om de maatwielen in een ander gat te plaatsen (Fig. 23). 3. Kies een gat en let er hierbij op dat het maatwiel zich 10 mm boven de grond bevindt voor de gewenste maaihoogte (Fig. 23). Maaimes(sen) uitschakelen 1. Trap het rempedaal in om de machine te stoppen. 4. Plaats de pen en zet deze vast met de R-pen. 2. Schakel de aftakas uit (Fig. 21). 5. Stel vervolgens ook de andere maatwielen af. De maaihoogte instellen Met de maaihoogtehendel stelt u het maaidek in op de gewenste maaihoogte. 2 1. De maaihoogte kan in zeven standen worden gezet, van ongeveer 38 tot 116 mm. 3 2. Trek aan de maaihoogtehendel en zet deze in de gewenste stand (Fig. 22). 1 1233 Figuur 23 1. Wiel 2. Pen 12 3. R-pen Maaitips Gras niet te kort afmaaien Snel-stand gashendel Als de maaibreedte van het maaidek groter is dan die van het maaidek dat u voorheen gebruikte, zet u de maaihoogte één stand hoger. Hierdoor voorkomt u dat oneffenheden te kort worden afgemaaid. Voor een optimaal maairesultaat en een maximale luchtcirculatie moet u de gashendel op Snel zetten. Lucht is vereist om het gemaaide gras goed fijn te maken. Daarom is het belangrijk dat u de maaihoogte niet te laag instelt en ervoor zorgt dat de machine niet geheel is omgeven door ongemaaid gras. Probeer altijd één zijkant van de machine vrij van ongemaaid gras te houden, zodat lucht kan worden aangezogen. Lang gras Als u het gras iets langer dan normaal hebt laten groeien of als het een hoog vochtgehalte heeft, moet u de maaihoogte hoger dan normaal instellen en het gras op deze hoogte maaien. Daarna het gras op de lagere, normale hoogte maaien. Wanneer u een gazon voor de eerste keer maait Stoppen tijdens het maaien Laat het gras iets langer dan normaal, om te voorkomen dat oneffenheden in het gras volledig worden weggemaaid. In het algemeen is het best de voorheen gebruikte maaihoogte te kiezen. Als u gras van meer dan 15 cm lang gaat maaien, kunt u het best in twee keer maaien om een goed maairesultaat te verkrijgen. Als u de machine moet stoppen tijdens het maaien, kan er een kluit maaisel op het gazon terechtkomen. Dit kunt u als volgt voorkomen: 1. Schakel het maaimes (de maaimessen) in en rij naar een deel van het gazon dat al is gemaaid. 2. Om het maaisel gelijkmatig te verspreiden, zet u de maaihoogte één of twee standen hoger en rijdt u vooruit met het mes (de messen) in de stand Ingeschakeld. 1/3 van de lengte van het gras afmaaien Aanbevolen wordt niet meer dan ongeveer 1/3 van de lengte van het gras af te maaien. Meer afmaaien wordt afgeraden, tenzij het gras dun is of in de late herfst, wanneer het gras langzamer groeit. Onderkant van het maaidek schoonhouden Verwijder na elk gebruik maaisel en vuil van de onderkant van het maaidek. Als zich gras en vuil in het maaidek verzamelt, leidt dat uiteindelijk tot een onbevredigend maairesultaat. Maairichting Maai afwisselend in verschillende richtingen, zodat het gras rechtop blijft staan. Dit zorgt ook voor een betere verspreiding van het maaisel, wat de vertering en bemesting ten goede komt. Onderhoud van maaimessen Zorg gedurende het hele maaiseizoen voor een scherp maaimes. Een scherp mes snijdt het gras goed af zonder het te scheuren of te kwetsen. Door scheuren en kwetsen wordt het gras bruin aan de randen, waardoor het langzamer groeit en gevoeliger is voor ziekten. Controleer om de 30 dagen of het maaimes (de maaimessen) goed scherp is (zijn) en verwijder bramen met een vijl. Maai met de juiste regelmaat Normaal gesproken om de 4 dagen. Houd er echter rekening mee dat gras niet het hele jaar door even snel groeit. Om dezelfde maaihoogte te behouden, wat een goede gewoonte is, moet u in het vroege voorjaar vaker maaien. Als de groeisnelheid in de zomer afneemt, maait u minder vaak. Als u langere tijd niet hebt kunnen maaien, maait u eerst op een hoge maaihoogte. Maai 2 dagen later op een lagere maaihoogte. 13 Onderhoud Aanbevolen onderhoudsschema Onderhoudsinterval • Onderkant van het maaidek schoonmaken. Voor elk gebruik Om de 5 bedrijfsuren Voor de stalling Onderhoudsprocedure • Maaimes controleren. • Alle bovenstaande onderhoudsprocedures uitvoeren. • De riemen op slijtage/scheurtjes controleren. • Beschadigde oppervlakken bijwerken. Onderhoud van het maaimes Maaimes(sen) controleren Om een goed maairesultaat te verkrijgen, moet u het maaimes (of de maaimessen) scherp houden. Een of meer extra maaimessen vergemakkelijken het slijpen en vervangen. 1. Verwijder het maaidek, zie Maaidek verwijderen, blz. 10. 2. Controleer de snijranden (Fig. 24). Als de randen niet scherp zijn of bramen vertonen, maaimes(sen) verwijderen en slijpen; zie Maaimes(sen) slijpen, blz. 15. Gevaar 3. Controleer het mes (de messen), met name het gebogen deel (Fig. 24). Als u beschadiging, slijtage of groefvorming in dit deel constateert (Fig. 24), moet u het mes direct vervangen. Een versleten of beschadigd mes kan breken en een stuk van het mes kan worden uitgeworpen in de richting van de bestuurder of omstanders en ernstig lichamelijk of dodelijk letsel toebrengen. • Controleer op gezette tijden het maaimes op slijtage of beschadigingen. • Vervang een versleten of beschadigd mes. 2 1 3 151 Figuur 24 1. Snijrand 2. Gebogen deel 14 3. Slijtage/groefvorming Maaimessen verwijderen 2. Controleer de balans van het mes met een mesbalans (Fig. 27). Als het mes horizontaal blijft, is het in balans en geschikt voor gebruik. Als het mes niet in balans is, moet u wat metaal afvijlen van de achterkant van het mes. Herhaal dit indien nodig totdat het mes in balans is. 1. Verwijder het maaidek, zie Maaidek verwijderen, blz. 10. 2. Kantel voorzichtig het maaidek. 3. Verwijder de bout, de klemring en het mes (Fig. 25). Plaats indien nodig een houten blok tussen het maaimes en het maaidek om het mes vast te zetten, zodat u de bout kunt losdraaien. 2 1855 1 4. Controleer alle onderdelen. Bij gebreken of beschadiging delen vervangen. Figuur 27 1. Mes 2. Mesbalans 4 Maaimes(sen) monteren 3 1. Monteer het mes, de klemring en de mesbout (Fig. 28). Belangrijk Het gebogen deel van het mes moet naar de binnenzijde van de maaikast wijzen om een goede maaikwaliteit te garanderen. 2 1 1796 2. Draai de mesmoer vast met een torsie van 54–81 Nm. Figuur 25 1. Moer 2. Klemring 4 3. Mes 4. As 3 Maaimes(sen) slijpen 2 1. Gebruik een vijl om de snijranden aan beide uiteinden van het mes te slijpen (Fig. 26). Houd daarbij de oorspronkelijke hoek in stand. Het mes blijft in balans als u van beide snijranden dezelfde hoeveelheid materiaal verwijdert. 1 1796 Figuur 28 1. Moer 2. Klemring 1 m–1854 Figuur 26 1. Onder oorspronkelijke hoek slijpen 15 3. Mes 4. As Onderhoud van de drijfriem van het maaimes Mesremmen afstellen Drijfriem van maaimes verwijderen 2. Zorg ervoor dat de maaikoppelingskabel de juiste lengte heeft om de aftakas in te schakelen; zie Maaidek monteren, blz. 6. 1. Zet de aftakashendel op Ingeschakeld. 1. Verwijder het maaidek, zie Maaidek verwijderen, blz. 10. 3. Meet met een voelermaat de afstand tussen de onderste flens van de (3) mespoelie en het remblok (Fig. 30). Draai aan de borgmoer op de remstangen totdat u de juiste afstand, 0,5–1,5 mm, hebt verkregen (Fig. 30). 2. Draai de bevestigingsschroeven van de poeliekappen los en verwijder de kappen van de mespoelies (Fig. 29). 3. Draai de bevestigingsbouten van de spanpoelie los zodat u de riemgeleiders kunt bewegen (Fig. 29). 4. Schakel de aftakas uit. Controleer of de remblokken van de messen contact maken met de poelies, de bedieningsstangen los zijn als de aftakas is uitgeschakeld en de remblokken geen contact maken met de poelies als de aftakas is ingeschakeld. 4. Verwijder de riem van de poelies (Fig. 29). Drijfriem van het maaimes monteren 1. Leg de nieuwe riem rond de mespoelies en de spanpoelies. 3 2. Stel de riemgeleider op de spanpoelie af zoals wordt getoond en draai de bevestigingsbout vast (Fig. 29). 2 3. Monteer de kappen op de linker- en rechterpoelie met behulp van de bevestigingschroeven (Fig. 29). 4 1 4. Monteer het maaidek, zie Maaidek monteren, blz. 6. 2270 4 Figuur 30 1 1. Onderste flens 2. Remblok 2 3 2 1803 Figuur 29 Bovenaanzicht 1. Schroef van poeliekap 2. Poeliekap 3. Riemgeleiders 4. Drijfriem van maaidek 16 3. Borgmoer 4. Afstand van 0,5–1,5 mm Onderkant van het maaidek wassen Waarschuwing Een gebroken of ontbrekende wasaansluiting kan uitgeworpen voorwerpen of contact met het maaimes veroorzaken. Contact met het maaimes of uitgeworpen voorwerpen kan ernstig lichamelijk of dodelijk letsel veroorzaken. Telkens nadat u het maaidek heeft gebruikt, moet u de onderkant van de machine wassen om te voorkomen dat er zich gras verzamelt. Hierdoor wordt gras beter fijn gemaakt en het maaisel beter verstrooid. 1. Parkeer de machine op een stevig, horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit, zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact. • Een gebroken of ontbrekende wasaansluiting moet direct worden vervangen, voordat u de machine opnieuw gebruikt. • Gaten in de machine dichtmaken met bouten en moeren. • Steek nooit handen of voeten onder de machine of door openingen in de machine. 2. Bevestig de slangkoppeling aan de wasaansluiting van de machine en draai de waterkraan helemaal open (Fig. 31). Opmerking: Smeer petrolatum op de O-ring van de wasaansluiting om de koppeling gemakkelijker te bevestigen en de O-ring te beschermen. 3. Zet het maaidek in de laagste maaistand. Stalling 4. Neem plaats op de bestuurdersstoel en start de motor. Schakel de aftakas in en laat de motor van de machine één tot drie minuten lopen. 1. Verwijder vuil en maaisel van de bovenkant van het maaidek. 5. Schakel de aftakas uit, zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact. Wacht tot alle bewegende delen tot stilstand gekomen zijn. 2. Schraap dik aangekoekt gras en vuil van de onderkant van de machine. Spoel vervolgens de machine schoon met een tuinslang. 6. Draai de kraan dicht en maak de slangkoppeling los van de wasaansluiting. 3. Controleer de conditie van de maaimessen, zie Onderhoud van de maaimessen, blz. 14. Opmerking: Als de machine na één wasbeurt niet schoon is, moet u deze 30 minuten laten inweken. Herhaal daarna deze procedure. 4. Controleer de conditie van de drijfriem van het maaimes. 7. Laat de motor opnieuw één à drie minuten lopen om het overtollig water te verwijderen. 5. Alle bouten, schroeven en moeren controleren en indien nodig aandraaien. Beschadigde delen repareren of vervangen. 1 6. Krassen en beschadigingen van de lak bijwerken. Bijwerklak is verkrijgbaar bij een erkende Service Dealer. 2 7. Machine in een schone, droge garage of opslagruimte stallen. Machine afdekken om hem te beschermen en schoon te houden. 3 m–3119 Figuur 31 1. Wasaansluiting 2. Snelkoppeling (niet meegeleverd) 3. Slang 17 Storingen, oorzaak en remedie Probleem De machine trilt abnormaal. Het mes (de messen) draait ((draaien)) niet De machine maait ongelijkmatig. Mogelijke oorzaken Remedie 1. Het maaimes (de maaimessen) is (zijn) verbogen of niet in balans. 1. Nieuw(e) maaimes(sen) monteren. 2. De bevestigingsbout van het maaimes zit los. 2. De bevestigingsbout van het maaimes vastdraaien. 3. De bevestigingsbouten van de motor zitten los. 3. De bevestigingsbouten van de motor vastdraaien. 4. Een motorpoelie, spanpoelie of mespoelie zit los. 4. Desbetreffende poelie vastzetten. 5. De motorpoelie is beschadigd. 5. Neem contact op met een erkende Service Dealer. 1. De drijfriem van het maaimes is versleten, los of stuk. 1. Monteer een nieuwe drijfriem voor het maaimes. 2. De drijfriem van het maaimes zit niet op de poelie. 2. Monteer de drijfriem van het maaimes en controleer of de spanpoelie en de riemgeleiders de juiste positie hebben. 1. De maatwielen zijn verkeerd afgesteld. 1. Stel de maatwielen af. 2. De bandenspanning is niet correct. 2. Zorg dat de banden de correcte spanning hebben. 3. Het maaidek staat niet horizontaal. 3. Het maaidek horizontaal en in de correcte schuinstand stellen. 4. De onderkant van het maaidek is vuil. 4. Onderkant van het maaidek schoonmaken. 18
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20

Toro 44in Side Discharge Mower, XL Series Lawn Tractors Handleiding

Type
Handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor