KTM RC 125 de handleiding

Type
de handleiding
BEDIENINGSHANDLEIDING 2022
RC 125
Artikelnr. 3214554nl
BESTE KTM KLANT,
*3214554nl*
3214554nl
04/2022
BESTE KTM KLANT,
Hartelijk gefeliciteerd met de aankoop van uw KTM-motorfiets. U bent nu in het bezit van een modern en sportief
voertuig dat, mits goed onderhouden, u lang plezier zal schenken.
We wensen u te allen tijde een goede en veilige reis toe!
Vul hieronder het serienummers van uw voertuig in.
Voertuigidentificatiennummer ( pag. 13) Stempel dealer
Motornummer ( pag. 13)
Sleutelnummer ( pag. 13)
De bedieningshandleiding komt op het tijdstip van publicatie gaat overeen met de nieuwste stand van deze
modelserie. Kleine afwijkingen die het resultaat zijn van een constructieve ontwikkeling kunnen echter niet
worden uitgesloten.
Alle hier genoemde gegevens zijn vrijblijvend. KTM Sportmotorcycle GmbH houdt zich het recht voor technische
gegevens, prijzen, kleuren, vormen, materialen, dienst- en serviceverlening, constructies, uitrustingen en der-
gelijke zonder voorafgaande aankondiging en zonder opgave van redenen te wijzigen resp. zonder vergoeding te
annuleren, deze aan te passen aan de plaatselijke situatie of de productie van een bepaald model zonder voor-
afgaande aankondiging te beëindigen. KTM is niet aansprakelijk voor leveringsmogelijkheden, afwijkingen van
afbeeldingen en beschrijvingen, drukfouten en vergissingen. De afgebeelde modellen zijn voor een deel voorzien
van speciale uitrustingen die niet standaard bij de leveromvang horen.
© 2022 KTM Sportmotorcycle GmbH, Mattighofen Oostenrijk
Alle rechten voorbehouden
Nadruk, ook gedeeltelijk, en vermenigvuldigingen van welke aard dan ook zijn uitsluitend toegestaan met schrifte-
lijke toestemming van de auteur.
ISO 9001(12 100 6061)
KTM past kwaliteitsborgingsprocessen toe in de zin van de internationale kwaliteitsmanagement-
norm ISO 9001 om een zo hoog mogelijke productkwaliteit te bereiken.
Afgegeven door: TÜV Management Service
KTM Sportmotorcycle GmbH
Stallhofnerstraße 3
5230 Mattighofen, Oostenrijk
Dit document is geldig voor de volgende modellen:
RC 125 EU (F5003V1, F5003V2)
RC 125 JP (F5086V3, F5086V4)
RC 125 UK (F5022V1, F5022V2)
INHOUDSOPGAVE
2
INHOUDSOPGAVE
1 SYMBOLEN EN FORMATERINGEN................. 5
1.1 Gebruikte pictogrammen..................... 5
1.2 Gebruikte formatering......................... 5
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN ........................ 6
2.1 Gebruiksdefinitie - beoogd gebruik....... 6
2.2 Onjuist gebruik .................................. 6
2.3 Veiligheidsaanwijzingen ...................... 6
2.4 Gevarenniveau en pictogrammen ......... 6
2.5 Waarschuwing voor manipulaties ......... 7
2.6 Veilig gebruik .................................... 7
2.7 Beschermende kleding ....................... 8
2.8 Werkinstructies.................................. 8
2.9 Milieu............................................... 8
2.10 Bedieningshandleiding ....................... 9
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN ................... 10
3.1 Fabrieksgarantie, garantie................. 10
3.2 Bedrijfsmiddelen, hulpstoffen ........... 10
3.3 Reserveonderdelen, technisch
toebehoren ...................................... 10
3.4 Service ........................................... 10
3.5 Afbeeldingen ................................... 10
3.6 Klantenservice................................. 10
4 AFBEELDING VOERTUIG............................. 11
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor
(symbolische weergave) .................... 11
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter
(symbolische weergave) .................... 12
5 SERIENUMMERS........................................ 13
5.1 Voertuigidentificatiennummer ........... 13
5.2 Typeplaatje ..................................... 13
5.3 Motornummer.................................. 13
5.4 Sleutelnummer ................................ 13
6 BEDIENINGSELEMENTEN........................... 14
6.1 Koppelingshendel ............................ 14
6.2 Remhendel...................................... 14
6.3 Gashendel....................................... 14
6.4 Schakelaars links aan stuur............... 14
6.4.1 Combinatieschakelaar .................. 14
6.4.2 Lichtschakelaar ........................... 15
6.4.3 Menutoetsen ............................... 15
6.4.4 Richtingaanwijzerschakelaar ......... 15
6.4.5 Claxonknop ................................. 15
6.5 Schakelaars rechts aan stuur............. 16
6.5.1 Noodstopschakelaar ..................... 16
6.5.2 Startknop.................................... 16
6.6 Contact- en stuurslot ........................ 16
6.7 Stuur vergrendelen........................... 16
6.8 Stuur ontgrendelen .......................... 17
6.9 Tankdop openen .............................. 17
6.10 Tankdop sluiten ............................... 18
6.11 Zadelslot......................................... 18
6.12 Boordgereedschap............................ 19
6.13 Riem .............................................. 19
6.14 Voetsteun passagier.......................... 19
6.15 Versnellingshendel ........................... 19
6.16 Rempedaal...................................... 20
6.17 Zijstandaard .................................... 20
7 ERGONOMIE .............................................. 21
7.1 Uitgangspositie van de remhendel
instellen.......................................... 21
7.2 Uitgangspositie koppelingshendel
instellen.......................................... 21
7.3 Versnellingshendel instellen.............. 21
8 GECOMBINEERD INSTRUMENT .................. 23
8.1 Gecombineerd instrument................. 23
8.2 Activering en test............................. 23
8.3 Dag-nacht-modus............................. 23
8.4 Waarschuwingen .............................. 24
8.5 Controlelampjes............................... 24
8.6 Display ........................................... 25
8.7 ABSweergave.................................. 26
8.8 Toerental......................................... 26
8.9 Schakelindicator .............................. 26
8.10 Snelheid ......................................... 27
8.11 ODOweergave ................................. 27
8.12 Weergave van de
koelmiddeltemperatuur..................... 27
8.13 Brandstofpeilweergave...................... 28
8.14 Tijd ................................................ 28
8.15 Favouritesweergave ......................... 29
8.16 Quick Selector 1weergave ................ 29
8.17 Quick Selector 2weergave ................ 29
8.18 Menu.............................................. 29
8.18.1 KTM MY RIDE (optioneel)............. 30
8.18.2 Trips/Data ................................... 30
8.18.3 Motorcycle .................................. 30
8.18.4 Settings ...................................... 31
8.18.5 Pairing (optioneel) ....................... 31
8.18.6 Phone (optioneel) ........................ 31
8.18.7 Headset (optioneel)...................... 33
8.18.8 Audio (optioneel) ......................... 34
8.18.9 Telefonie (optioneel) .................... 35
8.18.10 General Info ................................ 35
8.18.11 Trip 1 ......................................... 35
8.18.12 Trip 2 ......................................... 36
8.18.13 Warning ...................................... 36
8.18.14 ABS............................................ 37
8.18.15 Favourites ................................... 37
8.18.16 Quick Selector 1.......................... 38
8.18.17 Quick Selector 2.......................... 38
8.18.18 Bluetooth (optioneel).................... 38
INHOUDSOPGAVE
3
8.18.19 Display Theme............................. 39
8.18.20 Shift Light .................................. 39
8.18.21 Tijd en datum instellen ................ 39
8.18.22 Distance ..................................... 40
8.18.23 Fuel Cons.................................... 41
8.18.24 Language .................................... 41
8.18.25 Service ....................................... 41
8.18.26 Extra Functions ........................... 41
9 INBEDRIJFSTELLING.................................. 43
9.1 Aanwijzingen voor eerste
inbedrijfstelling ............................... 43
9.2 Motor inrijden.................................. 44
9.3 Voertuig beladen.............................. 44
10 RIJ-INSTRUCTIES....................................... 46
10.1 Controle en onderhoud voor iedere
inbedrijfstelling ............................... 46
10.2 Starten ........................................... 46
10.3 Beginnen met rijden......................... 47
10.4 Schakelen, rijden............................. 48
10.5 Afremmen ....................................... 50
10.6 Stoppen, parkeren............................ 51
10.7 Transport ........................................ 52
10.8 Wegslepen bij pech .......................... 52
10.9 Brandstof tanken ............................. 53
11 SERVICESCHEMA ....................................... 55
11.1 Extra informatie ............................... 55
11.2 Verplichte werkzaamheden................ 55
11.3 Aanbevolen werkzaamheden.............. 56
12 CHASSIS AFSTELLEN ................................. 57
12.1 Veervoorspanning schokdemper
instellen ...................................... 57
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS ......... 58
13.1 Motorfiets met hefbok achter
opkrikken ........................................ 58
13.2 Motorfiets van hefbok achter
nemen ............................................ 58
13.3 Motorfiets met hefbok voor
opkrikken ........................................ 58
13.4 Motorfiets van hefbok voor nemen ..... 59
13.5 Vuilschrapers vorkpoten reinigen ....... 59
13.6 Bestuurderszadel verwijderen ............ 60
13.7 Bestuurderszadel monteren............... 60
13.8 Kettingvervuiling controleren............. 61
13.9 Ketting reinigen ............................... 61
13.10 Kettingspanning controleren ............. 62
13.11 Kettingspanning instellen ................. 62
13.12 Ketting, kettingwiel en
ketting-aandrijfwiel controleren ......... 63
13.13 Brandstoftankbekleding
demonteren ................................. 64
13.14 Brandstoftankbekleding monteren ..... 65
13.15 Zijbekleding links demonteren ....... 66
13.16 Zijbekleding links monteren ........... 66
13.17 Zijbekleding rechts demonteren ..... 67
13.18 Zijbekleding rechts monteren ......... 67
13.19 Spatbord voor demonteren ................ 68
13.20 Spatbord voor monteren.................... 68
14 REMSYSTEEM............................................ 69
14.1 Antiblokkeersysteem (ABS) ............... 69
14.2 Remschijven controleren................... 70
14.3 Remvloeistofpeil voorwielrem
controleren...................................... 71
14.4 Remvloeistof van de voorwielrem
bijvullen ...................................... 71
14.5 Remplaketten voorwielrem
controleren...................................... 72
14.6 Remvloeistofpeil achterwielrem
controleren...................................... 73
14.7 Remvloeistof achterwielrem
bijvullen ...................................... 73
14.8 Remplaketten achterwielrem
controleren...................................... 75
14.9 Vrije slag rempedaal controleren........ 75
14.10 Vrije slag van het rempedaal
instellen ...................................... 76
15 WIELEN, BANDEN ...................................... 77
15.1 Voorwiel demonteren .................... 77
15.2 Voorwiel monteren ........................ 77
15.3 Achterwiel demonteren ................. 78
15.4 Achterwiel monteren ..................... 79
15.5 Demperpakkingen van de
achterwielnaaf controleren ............ 80
15.6 Bandentoestand controleren.............. 81
15.7 Bandenspanning controleren ............. 82
16 ELEKTRONICA............................................ 83
16.1 12V-accu demonteren ................... 83
16.2 12V-accu monteren ...................... 83
16.3 12V-accu laden ............................ 84
16.4 ABSzekeringen vervangen ................ 86
16.5 Hoofdzekering vervangen .................. 87
16.6 Zekeringen van de afzonderlijke
elektrische verbruikers vervangen ...... 88
16.7 Koplampinstelling controleren ........... 89
16.8 Lichtbundelbreedte van de koplamp
instellen.......................................... 89
16.9 Diagnosestekker............................... 90
16.10 ACC1 voor ....................................... 90
16.11 ACC1 en ACC2 achterzijde................ 90
17 KOELSYSTEEM........................................... 92
17.1 Koelsysteem .................................... 92
INHOUDSOPGAVE
4
17.2 Koelmiddelpeil vast reservoir
controleren...................................... 92
17.3 Antivries en koelmiddelpeil
controleren...................................... 93
17.4 Koelmiddel aftappen .................... 94
17.5 Koelsysteem vullen/ontluchten ....... 95
17.6 Koelmiddel verversen .................... 96
18 MOTOR AFSTELLEN ................................... 99
18.1 Speling gaskabel controleren............. 99
18.2 Speling gaskabel instellen ............. 99
18.3 Koppelingshendelspeling
controleren...................................... 99
18.4 Koppelingshendelspeling
instellen .................................... 100
19 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR ......... 101
19.1 Motoroliepeil controleren ................ 101
19.2 Motorolie verversen, oliefilter
vervangen en oliezeef reinigen ..... 101
19.3 Motorolie bijvullen ......................... 103
20 REINIGING, ONDERHOUD......................... 104
20.1 Motorfiets reinigen ......................... 104
20.2 Controle en onderhoud voor rijden
in de winter................................... 105
21 STALLING ................................................ 107
21.1 Stalling......................................... 107
21.2 Inbedrijfname na stalling................ 108
22 OPSPOREN VAN FOUTEN.......................... 109
23 TECHNISCHE GEGEVENS.......................... 111
23.1 Motor............................................ 111
23.2 Aanhaalmomenten motor ................ 112
23.3 Vulhoeveelheden............................ 113
23.3.1 motorolie .................................. 113
23.3.2 Koelmiddel ............................... 113
23.3.3 Brandstof.................................. 114
23.4 Chassis ......................................... 114
23.5 Elektronica.................................... 115
23.6 Banden......................................... 115
23.7 Voorvork........................................ 115
23.8 Schokdemper ................................ 115
23.9 Aanhaalmomenten chassis.............. 116
24 GEBRUIKSSTOFFEN ................................. 118
25 HULPSTOFFEN......................................... 120
26 NORMEN ................................................. 121
27 LIJST MET VAKBEGRIPPEN ...................... 122
28 LIJST MET AFKORTINGEN ........................ 123
29 LIJST MET SYMBOLEN ............................. 124
29.1 Rode pictogrammen ....................... 124
29.2 Gele of oranje pictogrammen........... 124
29.3 Groene en blauwe pictogrammen..... 124
INDEX ............................................................. 125
SYMBOLEN EN FORMATERINGEN 1
5
1.1 Gebruikte pictogrammen
Hieronder wordt het gebruik van bepaalde pictogrammen toegelicht.
Kenmerkt een verwachte reactie (bijv. van een werkstap handeling of functie).
Kenmerkt een onverwachte reactie (bijv. van een werkstap handeling of functie).
Kenmerkt werkzaamheden die specialistische kennis en technisch inzicht vereisen. Laat deze
werkzaamheden voor uw eigen veiligheid uitvoeren in een geautoriseerde KTM-garage. Daar
wordt uw motorfiets door speciaal geschoolde vakkundige medewerkers met het benodigde spe-
ciale gereedschap optimaal onderhouden.
Kenmerkt de verwijzing naar een pagina (op de aangegeven pagina vindt u meer informatie).
Kenmerkt een aanwijzing met verdere informatie of tips.
Kenmerkt het resultaat uit een test-/controlestap.
Kenmerkt een spanningsmeting.
Kenmerkt een stroommeting.
Kenmerkt het einde van een werkzaamheid, inclusief eventuele nabewerkingen.
1.2 Gebruikte formatering
Hieronder worden de gebruikte letterformaten verklaard.
Eigennaam Kenmerkt een eigennaam.
Naam®Kenmerkt een beschermde naam.
Merk™ Kenmerkt een merk in het handelsverkeer.
Onderstreepte woorden Verwijzen naar technische details van het voertuig of kenmerken vaktermen
die in de begrippenlijst worden uitgelegd.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN
6
2.1 Gebruiksdefinitie - beoogd gebruik
Dit voertuig is zodanig ontworpen en gebouwd dat het gangbare belastingen bij normaal gebruik in het verkeer
kan weerstaan. Dit voertuig is niet geschikt voor gebruik op racecircuits en niet-geasfalteerde wegen.
Info
Dit voertuig is alleen in de gehomologeerde uitvoering toegelaten voor het rijden op de openbare weg.
2.2 Onjuist gebruik
Gebruik het voertuig uitsluitend op de beoogde wijze.
Het niet op de beoogde wijze gebruiken van het voertuig kan leiden tot gevaren voor personen, materiaal en
milieu.
Elk gebruik van het voertuig anders dan op de beoogde wijze geldt als onjuist gebruik.
Als onjuist gebruik geldt ook het gebruik van bedrijfsen hulpmiddelen die niet voldoen aan de vereiste specifica-
ties voor het toepassingsgebied.
2.3 Veiligheidsaanwijzingen
Voor een veilige omgang met het beschreven product dienen enkele veiligheidsaanwijzingen in acht te worden
genomen. Lees daarom deze handleiding en alle andere handleidingen in de omvang van de levering zorgvul-
dig door. De veiligheidsaanwijzingen zijn geaccentueerd en met links gekoppeld aan de relevante plaatsen in de
tekst.
Info
Op goed zichtbare plaatsen op het beschreven product zijn verschillende aanwijzings- en waarschuwings-
stickers aangebracht. Geen stickers met aanwijzingen en waarschuwingen verwijderen. Als deze ontbreken
kunt u of andere personen de gevaren niet herkennen en daardoor letsel oplopen.
2.4 Gevarenniveau en pictogrammen
Gevaar
Waarschuwing voor een gevaar dat direct en met zekerheid overlijden of zwaar blijvend letsel tot gevolg
heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Waarschuwing
Waarschuwing voor een gevaar dat waarschijnlijk overlijden of zwaar letsel tot gevolg heeft als u niet de
juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Voorzichtig
Waarschuwing voor een gevaar dat mogelijk licht letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaat-
regelen neemt.
Aanwijzing
Waarschuwing voor een gevaar dat aanmerkelijke schade aan machine of materiaal tot gevolg heeft als u niet de
juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Aanwijzing
Waarschuwing voor een gevaar dat schade aan het milieu tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgs-
maatregelen neemt.
VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 2
7
2.5 Waarschuwing voor manipulaties
Het is niet toegestaan wijzigingen aan te brengen aan de componenten van de geluidsdemping. De volgende
maatregelen of de realisatie van de betreffende toestanden zijn wettelijk verboden:
1 Verwijderen of buiten werking stellen van systemen of componenten van een nieuw voertuig die de geluids-
demping dienen voordat het wordt verkocht of geleverd aan de eindklant of tijdens de gebruiksduur van het
voertuig voor andere doeleinden dan voor service, reparatie of vervanging, evenals
2 Gebruik van het voertuig nadat een dergelijk systeem of een dergelijke component verwijderd of buiten wer-
king is gesteld.
Voorbeelden van wettelijk verboden manipulaties:
1 Verwijderen of doorboren van einddempers, geluidsdempers, bochtstukken of andere componenten die uitlaat-
gassen geleiden.
2 Verwijderen of doorboren van delen van het inlaatsysteem.
3 Gebruik in niet-correcte onderhoudstoestand.
4 Vervangen van bewegende onderdelen van het voertuig, onderdelen van het uitlaatsysteem of onderdelen van
het inlaatsysteem door onderdelen die niet door de fabrikant zijn toegelaten.
2.6 Veilig gebruik
Gevaar
Gevaar voor ongevallenBestuurders die niet geschikt zijn voor het verkeer vormen een gevaar voor zich-
zelf en voor anderen.
Rijd niet met het voertuig, als u door alcohol, drugs of medicijnen ongeschikt voor het verkeer bent.
Rijd niet met het voertuig, als u hiertoe fysiek of psychisch niet in staat bent.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg
hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingSommige onderdelen van het voertuig worden bij gebruik van het voertuig zeer
heet.
Raak onderdelen zoals uitlaatsysteem, koeler, motor, stootdemper en remsysteem pas aan, als deze
voertuigcomponenten zijn afgekoeld.
Laat de voertuigcomponenten afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
Het voertuig uitsluitend in technisch goede staat, op de boogde wijze, en veiligheids- en milieubewust gebruiken.
Voor het wegverkeer is het juiste rijbewijs vereist.
Storingen, die de veiligheid beperken, onmiddellijk in een geautoriseerde KTM-garage laten verhelpen.
De op het voertuig aangebrachte stickers met aanwijzingen en waarschuwingen in acht nemen.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN
8
2.7 Beschermende kleding
Waarschuwing
Gevaar voor letselGeen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
Draag bij alle ritten geschikte, beschermende bekleding zoals helm, laarzen, handschoenen alsmede
broek en jas met bescherming.
Draag altijd beschermende kleding die zich in een goede staat bevindt en voldoet aan de wettelijke
voorschriften.
Voor uw eigen veiligheid adviseert KTM om het voertuig uitsluitend te gebruiken met geschikte, beschermende
kleding.
2.8 Werkinstructies
Voor zover niet anders aangegeven moet bij alle werkzaamheden het contact zijn uitgeschakeld (modellen met
contactslot, modellen met transpondersleutel) resp. de motor stilstaan (modellen zonder contactslot of transpon-
dersleutel).
Voor enkele werkzaamheden zijn hulpgereedschappen vereist. Deze maken geen deel uit van het voertuig, maar
kunnen worden besteld onder vermelding van de aangegeven nummers tussen haakjes. Voorbeeld: lagertrekker
(15112017000)
Tenzij anders vermeld gelden de normale voorwaarden voor alle werkzaamheden en beschrijvingen.
Omgevingstemperatuur 20 °C
Omgevingsluchtdruk 1.013 mbar
Relatieve luchtvochtigheid 60 ± 5 %
Onderdelen die niet kunnen worden hergebruikt (bijvoorbeeld zelfborgende schroeven en moeren, expansieschroe-
ven, afdichtingen, dichtringen, keerringen, splitpennen, borgplaten) tijdens de montage door nieuwe onderdelen
vervangen.
Voor enkele schroefverbindingen is schroefborging (bijvoorbeeld Loctite®) vereist. Specifieke aanwijzingen van de
fabrikant bij het gebruik in acht nemen.
Als op een nieuw onderdeel reeds schroefborgmiddel (bijv. Precote®) is aangebracht, geen extra borgmiddel aan-
brengen.
Onderdelen die na de demontage worden hergebruikt, reinigen en controleren op beschadiging en slijtage.
Beschadigde of versleten onderdelen vervangen.
Na een reparatie of servicebeurt controleren of het voertuig verkeersveilig is.
2.9 Milieu
Door op een verantwoorde manier met uw motorfiets om te gaan kunt u ervoor zorgen dat er geen problemen en
conflicten ontstaan. Om de toekomst van de motorsport veilig te stellen mag u de motorfiets alleen legaal gebrui-
ken, dient u milieubewust te handelen en de rechten van anderen te respecteren.
Houdt u zich bij het afvoeren van oude olie, andere verbruiks- en hulpstoffen en oude onderdelen aan de gel-
dende wet- en regelgeving in het betreffende land.
Omdat motorfietsen niet onder de EU-richtlijn voor de afdanking van oude voertuigen vallen bestaat er geen wet-
telijke regeling voor het afdanken van een oude motorfiets. Uw geautoriseerde KTM-dealer is u graag van dienst.
VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 2
9
2.10 Bedieningshandleiding
Lees deze bedieningshandleiding zorgvuldig en volledig door, voordat u voor het eerst met de motorfiets gaat rij-
den. In de bedieningshandleiding vindt u veel informatie en tips die bediening, gebruik en service eenvoudiger
maken. Alleen zo komt u te weten hoe u het voertuig het beste afstelt op uw situatie en hoe u zich tegen letsel
kunt beschermen.
Tip
Bewaar deze bedieningshandleiding op uw eindapparaat, zodat deze altijd kan worden nagelezen.
Neem contact op met een geautoriseerde KTM-dealer wanneer u meer over het voertuig wilt weten of wanneer
tijdens het lezen iets niet duidelijk is.
De bedieningshandleiding is een belangrijk deel van het voertuig. Bij verkoop moet de bedieningshandleiding
door de nieuwe eigenaar opnieuw worden gedownload.
De bedieningshandleiding kan via de QR-code of de link op het leveringscertificaat meerdere keren worden
gedownload.
De bedieningshandleiding is bovendien als download op uw geautoriseerde KTM Motorcycles-dealer en op de
KTM Motorcycles-website beschikbaar. Via uw gecertificeerde KTMdealer kan ook een afgedrukt exemplaar wor-
den besteld.
Internationale KTMwebsite: KTM.COM
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN
10
3.1 Fabrieksgarantie, garantie
De in het serviceschema voorgeschreven werkzaamheden mogen uitsluitend door een geautoriseerde KTM-garage
worden uitgevoerd en moeten in het KTM Dealer.net worden bevestigd, omdat anders de garantie volledig vervalt.
Bij schade of gevolgschade die door manipulaties en/of wijzigingen aan het voertuig is veroorzaakt, bestaat er
geen aanspraak op fabrieksgarantie.
3.2 Bedrijfsmiddelen, hulpstoffen
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
Bedrijfsmiddelen en hulpstoffen volgens de bedieningshandleiding en specificaties gebruiken.
3.3 Reserveonderdelen, technisch toebehoren
Gebruik voor uw eigen veiligheid alleen reserveonderdelen en toebehoren die door KTM zijn vrijgegeven en/of aan-
bevolen en laat deze alleen in een geautoriseerde KTM-garage monteren. Voor andere producten en daardoor ver-
oorzaakte schade is KTM niet aansprakelijk.
Enkele reserveonderdelen en toebehoren zijn bij de betreffende beschrijvingen tussen haakjes aangegeven. Uw
geautoriseerde KTM-dealer adviseert u graag.
De actuele KTM PowerParts voor uw voertuig vindt u op de KTM-website.
Internationale KTMwebsite: KTM.COM
3.4 Service
Voorwaarde voor een storingsvrij gebruik en het voorkomen van voortijdige slijtage is dat u zich houdt aan de in de
bedieningshandleiding genoemde service, onderhouds- en afstelwerkzaamheden aan de motor en het chassis.
Door een onjuist afgesteld chassis kunnen chassiscomponenten beschadigen of afbreken.
Wanneer het voertuig onder zwaardere omstandigheden wordt gebruikt, zoals bij stoffige omgeving, sterke regen,
hoge temperaturen of met zware bagage, kunnen componenten zoals luchtfilter, aandrijving, remsystemen of
veringscomponenten duidelijk sneller verslijten. Daarom kan het nodig zijn onderdelen reeds voor het bereiken
van het volgende service-interval te controleren of te vervangen.
Het is belangrijk dat u zich strikt houdt aan de voorgeschreven inrijtijden en service-intervallen. De inachtneming
daarvan draagt in belangrijke mate bij aan de verhoging van de levensduur van de motorfiets.
Bij de intervallen gebaseerd op tijd of kilometerstand is het interval dat als eerste komt doorslaggevend.
3.5 Afbeeldingen
De in de handleiding weergegeven afbeeldingen tonen deels speciale uitrustingen.
Voor een betere weergave en toelichting kunnen enkele onderdelen gedemonteerd of niet afgebeeld zijn. Voor de
betreffende beschrijving is het echter niet altijd noodzakelijk dat deze onderdelen worden gedemonteerd. Houdt u
zich aan de aanwijzingen in de tekst.
3.6 Klantenservice
De geautoriseerde KTM-dealer beantwoordt graag uw vragen over uw voertuig of over KTM.
De lijst met geautoriseerde KTM-dealers vindt u op de KTM-website.
Internationale KTMwebsite: KTM.COM
AFBEELDING VOERTUIG 4
11
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor (symbolische weergave)
V02291-10
1Claxonknop ( pag. 15)
1Lichtschakelaar ( pag. 15)
1Richtingaanwijzerschakelaar ( pag. 15)
2Tankdop
3Koppelingshendel ( pag. 14)
4Zadelslot ( pag. 18)
5Zijstandaard ( pag. 20)
6Versnellingshendel ( pag. 19)
4 AFBEELDING VOERTUIG
12
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter (symbolische weergave)
V02292-10
1Boordgereedschap ( pag. 19)
2Contact- en stuurslot ( pag. 16)
3Noodstopschakelaar ( pag. 16)
3Startknop ( pag. 16)
4Gashendel ( pag. 14)
5Remhendel ( pag. 14)
6Kijkglas voor motorolie
7Rempedaal ( pag. 20)
8Voetsteun passagier ( pag. 19)
SERIENUMMERS 5
13
5.1 Voertuigidentificatiennummer
402174-10
Het voertuigidentificatienummer 1is in het frame rechts achter
de bedieningskop gegraveerd.
5.2 Typeplaatje
H01135-10
Het typeplaatje 1bevindt zich rechts aan het frame.
5.3 Motornummer
402486-10
Het motornummer 1is aan de linker kant van de motor onder
het ketting-aandrijfwiel gegraveerd.
5.4 Sleutelnummer
402245-10
Sleutelnummer 1staat op de KEYCODECARD.
Info
Voor de bestelling van een reservesleutel is het sleutelnum-
mer nodig. KEYCODECARD op een veilige plaats bewaren.
Als nog minstens een contactsleutel aanwezig is, kan een
reservesleutel worden gemaakt. Als er geen contactsleutel
meer aanwezig is, moet het complete slotsysteem worden
vervangen.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
14
6.1 Koppelingshendel
V02653-10
De koppelingshendel 1is aan de linkerkant van het stuur aange-
bracht.
6.2 Remhendel
V02654-10
De remhendel 1is aan de rechterkant van het stuur
aangebracht.
De voorwielrem wordt geschakeld met de remhendel.
6.3 Gashendel
V02654-11
De gashendel 1is aan de rechterkant van het stuur aangebracht.
6.4 Schakelaars links aan stuur
6.4.1 Combinatieschakelaar
De combinatieschakelaar is links op het stuur aangebracht.
V02655-10
Overzicht combinatieschakelaar links
1Lichtschakelaar ( pag. 15)
2Menutoetsen ( pag. 15)
3Richtingaanwijzerschakelaar ( pag. 15)
4Claxonknop ( pag. 15)
BEDIENINGSELEMENTEN 6
15
6.4.2 Lichtschakelaar
V02656-10
De lichtschakelaar 1is links op het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Dimlicht aan Lichtschakelaar in stand A. In deze
stand zijn het dimlicht en het achterlicht ingescha-
keld.
Groot licht aan Lichtschakelaar in stand B
geduwd. In deze stand zijn het groot licht en het
achterlicht ingeschakeld.
Seinlicht Lichtschakelaar in stand Ctrekken.
6.4.3 Menutoetsen
V02657-10
De menutoetsen zijn centraal op de gecombineerde schakelaar
links aangebracht.
Met de menutoetsen wordt het display van het gecombineerde
instrument bestuurd.
Toets 1is de UPtoets.
Toets 2is de DOWNtoets.
Toets 3is de SETtoets.
Toets 4is de BACKtoets.
6.4.4 Richtingaanwijzerschakelaar
V02658-10
De richtingaanwijzerschakelaar 1is links aan het stuur aange-
bracht.
Mogelijke toestanden
Richtingaanwijzer uit Richtingaanwijzerschakelaar
naar het schakelaarhuis geduwd.
Richtingaanwijzer links aan Richtingaanwijzerscha-
kelaar naar links geschakeld. De richtingaanwijzer-
schakelaar springt na het schakelen terug in de mid-
delste stand.
Richtingaanwijzer rechts aan Richtingaanwijzerscha-
kelaar naar rechts geschakeld. De richtingaanwijzer-
schakelaar springt na het schakelen terug in de mid-
delste stand.
6.4.5 Claxonknop
V02658-11
De claxonknop 1is links aan het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Claxonknop in de uitgangspositie
Claxonknop ingedrukt In deze stand wordt de claxon
bediend.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
16
6.5 Schakelaars rechts aan stuur
6.5.1 Noodstopschakelaar
V02659-10
De noodstopschakelaar 1is aan de rechterkant van het stuur
aangebracht.
Mogelijke toestanden
Noodstopschakelaar uit In deze stand is het ontste-
kingscircuit onderbroken. Een draaiende motor scha-
kelt uit en een stilstaande motor schakelt niet worden
gestart.
Noodstopschakelaar aan Deze stand is nodig voor
het rijden. Het ontstekingscircuit is gesloten.
6.5.2 Startknop
V02659-11
De startknop 1is aan de rechterkant van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Startknop in de uitgangspositie
Startknop ingedrukt In deze stand wordt de startmotor
geactiveerd.
6.6 Contact- en stuurslot
V02508-01
Het contact- en stuurslot bevindt zich op de bovenste kroonplaat.
Mogelijke toestanden
Contact uitgeschakeld OFF In deze stand is het ont-
stekingscircuit onderbroken. Een draaiende motor
schakelt uit en een stilstaande motor schakelt niet
in. De contactsleutel kan eruit worden getrokken.
Contact ingeschakeld ON In deze stand is het
ontstekingscircuit gesloten en kan de motor worden
gestart.
Stuur geblokkeerd In deze stand is het ontstekings-
circuit onderbroken en het stuur geblokkeerd. De con-
tactsleutel kan eruit worden getrokken.
6.7 Stuur vergrendelen
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
17
400732-01
Voertuig parkeren.
Het stuur helemaal naar links draaien.
Contactsleutel in het contact- en stuurslot steken, indrukken
en naar links draaien. Contactsleutel eruit trekken.
Het stuur kan niet meer worden bewogen.
6.8 Stuur ontgrendelen
400731-01
Contactsleutel in het contact- en stuurslot steken, indrukken
en naar rechts draaien. Contactsleutel eruit trekken.
Het stuur kan weer worden bewogen.
6.9 Tankdop openen
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als
brandstof in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Bewaar brandstof correct in een geschikt reservoir en buiten het bereik van kinderen.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
18
V02509-10
Afdekking 1op de brandstoftankdop omhoogklappen en con-
tactsleutel in het slot steken.
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingDe contactsleutel kan bij overbelas-
ting afbreken.
Beschadigde contactsleutels moeten worden vervangen.
Op de brandstoftankdop drukken om de contactsleutel te
ontlasten.
Contactsleutel 90° met de klok mee draaien.
Brandstoftankdop omhoogklappen.
6.10 Tankdop sluiten
V02510-01
Waarschuwing
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar, gif-
tig en schadelijk voor de gezondheid.
De brandstoftankdop na het sluiten op correcte
vergrendeling controleren.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Bij contact met de huid desbetreffende plek
onmiddellijk met veel water afspoelen.
Tankdop dichtklappen.
Contactsleutel 90° met de klok mee draaien.
Brandstoftankdop indrukken en contactsleutel tegen de klok in
draaien tot het tankdop-slot sluit.
Contactsleutel eruit trekken en afdekking neerklappen.
6.11 Zadelslot
V02660-10
Het zadelslot 1bevindt zich achter het bestuurderszadel.
Het zadelslot kan met de contactsleutel ontgrendeld worden.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
19
6.12 Boordgereedschap
V02511-10
Het boordgereedschap 1bevindt zich in het opbergvak onder het
zadel.
6.13 Riem
V02551-10
De bijrijder kan zich tijdens het rijden aan de riem 1vasthou-
den.
6.14 Voetsteun passagier
V02512-01
De voetsteunen voor de passagier kunnen worden ingeklapt.
Mogelijke toestanden
Voetsteun passagier ingeklapt Voor het rijden zonder passa-
gier.
Voetsteun passagier uitgeklapt Voor het rijden met passa-
gier.
6.15 Versnellingshendel
401950-10
De versnellingshendel 1is aan de linkerkant van de motor
gemonteerd.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
20
401950-11
De positie van de versnellingen kan worden afgelezen op de
afbeelding.
De neutrale of vrije stand bevindt zich tussen de 1e en 2e versnel-
ling.
6.16 Rempedaal
402177-10
Het rempedaal 1bevindt zich voor de rechter voetsteun.
De achterwielrem wordt geschakeld met het rempedaal.
6.17 Zijstandaard
402029-10
De zijstandaard 1bevindt zich aan de linker voertuigzijde.
De zijstandaard wordt gebruikt voor het parkeren van de motor-
fiets.
Info
Tijdens het rijden moet de zijstandaard opgeklapt zijn.
De zijstandaard is gekoppeld aan het veiligheidsstartsys-
teem. Lees de rij-instructies.
Mogelijke toestanden
Zijstandaard uitgeklapt Het voertuig kan op de zijstandaard
worden neergezet. Het veiligheidsstartsysteem is actief.
Zijstandaard ingeklapt Deze stand is altijd nodig als u gaat
rijden. Het veiligheidsstartsysteem is niet actief.
ERGONOMIE 7
21
7.1 Uitgangspositie van de remhendel instellen
V02654-12
Uitgangspositie van de remhendel met het stelwiel 1aan de
grootte van de hand aanpassen.
Info
Remhendel naar voren duwen en stelwiel draaien.
Niet instellen tijdens het rijden.
7.2 Uitgangspositie koppelingshendel instellen
V02653-11
Uitgangspositie van de koppelingshendel met het stelwiel 1
aanpassen aan de grootte van de hand.
Info
Koppelingshendel naar voor drukken en aan het stelwiel
draaien.
Niet instellen tijdens het rijden.
7.3 Versnellingshendel instellen
Info
Het instelbereik van de versnellingshendel is beperkt.
V02514-10
Moer 1losdraaien en daarbij aan draadstang 2tegenhou-
den.
Info
Moer 1heeft linkse schroefdraad.
Moer 3losdraaien en daarbij aan draadstang 2tegenhou-
den.
Versnellingshendel door het draaien van de schakelstang 2
instellen.
Voorgeschreven waarde
Instelbereik Aschakel-
stang
197 … 204 mm
Info
De instelling gelijkmatig aan beide zijden uitvoeren.
Ten minste 5 schroefgangen moeten in de lagers zijn
geschroefd.
Instelhoek Bcontroleren.
Voorgeschreven waarde
Instelhoek Bschakelstang
omkering versnellingshendel
78°
7 ERGONOMIE
22
Moer 3vastdraaien en daarbij aan draadstang 2tegenhou-
den.
Voorgeschreven waarde
Moer schakelstang M6 10 Nm
Moer 1vastdraaien en daarbij aan draadstang 2tegenhou-
den.
Voorgeschreven waarde
Moer schakelstang M6LH 10 Nm
Controleren of de versnellingshendel werkt en soepel kan scha-
kelen.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 8
23
8.1 Gecombineerd instrument
V02775-10
Het gecombineerde instrument is voor het stuur aangebracht.
Het gecombineerde instrument is ingedeeld in twee functieseg-
menten.
1Controlelampjes ( pag. 24)
2Display
8.2 Activering en test
V02776-10
Activering
Het gecombineerde instrument wordt ingeschakeld met het con-
tact.
Info
De helderheid van de indicaties wordt geregeld door een
omgevingslichtsensor in het gecombineerde instrument.
Test
Op het display verschijnt de begroetingstekst en de controlelamp-
jes branden kort in het kader van een functiecontrole.
8.3 Dag-nacht-modus
M01578-01
De dagmodus wordt in lichte kleuren weergegeven.
M01579-01
De nachtmodus wordt in donkere kleuren weergegeven.
Info
De omgevingslichtsensor in het gecombineerde instrument
meet de lichtsterkte van de omgeving. Afhankelijk van de
lichtsterkte die de omgevingslichtsensor meet, wordt het
display lichter of donkerder en wordt afhankelijk van de
instelling in de andere modus geschakeld.
De weergavemodus kan in het menu Display Theme wor-
den geconfigureerd. Hier kan de automatische dag-nacht-
modus of permanente nachtmodus worden geselecteerd.
8 GECOMBINEERD INSTRUMENT
24
8.4 Waarschuwingen
F00904-10
Waarschuwingen verschijnen aan de bovenste en/of onderste dis-
playrand, afhankelijk van de relevantie hebben ze een gele of rode
achtergrond.
Gele waarschuwingen 1tonen fouten of informatie die een snelle
interventie of aanpassing van de rijstijl vereisen.
Rode waarschuwingen 2tonen fouten of informatie die een
onmiddellijke interventie vereisen.
Info
Waarschuwingen worden verborgen door op een willekeu-
rige knop te drukken.
Alle actuele waarschuwingen worden in het menu Warning
weergegeven tot ze niet meer actief zijn.
8.5 Controlelampjes
V02779-10
De controlelampjes geven extra informatie over de toestand van de motorfiets.
Bij het inschakelen van het contact lichten alle controlelampjes kort op.
Info
Het controlelampje storing brandt altijd, zolang de motor niet draait. Als de motor loopt en het contro-
lelampje storing brandt, volgens de verkeersregels stoppen en contact opnemen met een geautoriseerde
KTM-garage.
Het waarschuwingslampje oliedruk brandt altijd, zolang de motor niet loopt. Wanneer de motor loopt en
het waarschuwingslampje oliedruk brandt, onmiddellijk volgens de geldende verkeersregels stoppen en de
motor afzetten.
Het ABS-waarschuwingslampje brandt tot een snelheid van ca. 6 km/h (ca. 4 mph) of meer is bereikt.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 8
25
Mogelijke toestanden
Controlelampje voor richtingaanwijzer knippert groen in knipperritme Richtingaanwijzer is
ingeschakeld.
Controlelampje storing brandt geel De OBD heeft een fout in de voertuigelektronica
geconstateerd. Volgens de verkeersregels stoppen en contact opnemen met een geautoriseerde
KTM-garage.
ABS-waarschuwingslampje brandt geel Status- of foutmelding bij het ABS.
Controlelampje stationair brandt groen Versnelling is in positie vrij geschakeld.
Waarschuwingslampje oliedruk brandt rood Oliedruk is te laag. Onmiddellijk veilig stoppen
en de motor afzetten.
Controlelampje alarminstallatie knippert rood Statusmelding bij de alarminstallatie (optio-
neel).
Controlelampje groot licht brandt blauw Groot licht is ingeschakeld.
Algemeen waarschuwingslampje brandt geel Een aanwijzing/waarschuwing voor de veiligheid
is gedetecteerd. Deze wordt aanvullend weergegeven.
8.6 Display
V02777-10
1Toerental ( pag. 26)
1Schakelindicator ( pag. 26)
De schakelindicator is in de weergave van de toerenteller geïntegreerd.
2Versnellingsindicatie
3Eenheid voor de toerentalindicatie
4Snelheid ( pag. 27)
8 GECOMBINEERD INSTRUMENT
26
5Eenheid voor de snelheidsindicatie
6ODOweergave ( pag. 27)
7ABSmodus
8Weergave van de koelmiddeltemperatuur ( pag. 27)
9Brandstofpeilweergave ( pag. 28)
bk Tijd ( pag. 28)
bl SET
Wordt alleen bij gesloten menuoverzicht weergegeven.
bm Favouritesweergave ( pag. 29)
8.7 ABSweergave
V02778-10
De ingestelde ABS-modus wordt in het bereik 1van het display
weergegeven.
In het submenu ABS kan het ABS worden geconfigureerd.
8.8 Toerental
V02778-11
Het toerental 1wordt in omwentelingen per minuut weergege-
ven.
8.9 Schakelindicator
A00942-10
De schakelindicator is in de weergave van de toerenteller geïnte-
greerd.
In het menu Shift Light kan het toerental voor de schakelindicator
worden ingesteld. Tijdens de inrijfase (tot 1000 km/621 mi) is de
schakelindicator altijd actief. Pas daarna kan de schakelindicator
worden gedeactiveerd en kunnen de waarden voor RPM1 en RPM2
worden ingesteld. Bij RPM1 knippert de schakelindicator en bij
RPM2 knippert deze en de kleur verandert.
Info
In de 6e versnelling is de schakelindicator bij warme motor
na de eerste service gedeactiveerd.
Koelmiddeltempera-
tuur
35 °C
ODO < 1.000 km
GECOMBINEERD INSTRUMENT 8
27
Schakelindicator
knippert altijd bij
6.500 1/min
Koelmiddeltempera-
tuur
> 35 °C
ODO > 1.000 km
RPM1-
schakelindicator
knippert
RPM2-
schakelindicator
knippert en verandert van kleur
8.10 Snelheid
M01581-11
De snelheid 1wordt aangegeven in kilometer per uur km/h of in
mijl per uur mph.
8.11 ODOweergave
M01581-12
De afgelegde totale afstand ODO wordt weergegeven in het
bereik 1van het display.
Info
Deze waarde blijft ook opgeslagen als de 12V-accu van het
voertuig losgekoppeld wordt en/of de zekering is gesmolten.
8.12 Weergave van de koelmiddeltemperatuur
402808-01
De weergave van de koelmiddeltemperatuur bestaat uit balkjes.
Hoe meer balkjes er branden, hoe warmer het koelmiddel.
Aanwijzing
MotorschadeBij oververhitting raakt de motor beschadigd.
Stop onmiddellijk volgens de verkeersregels en schakel de
motor uit wanneer de waarschuwing voor de koelmiddeltem-
peratuur verschijnt.
Laat de motor en het koelsysteem afkoelen.
Controleer resp. corrigeer het koelmiddelpeil bij afgekoeld
koelsysteem.
8 GECOMBINEERD INSTRUMENT
28
Info
Als alle balkjes branden, verschijnt bovendien de waarschu-
wing ENGINE TEMP HIGH.
Als het koelsysteem oververhit raakt, wordt het maximale
motortoerental begrensd.
Mogelijke toestanden
Motor koud Tot drie balkjes branden.
Motor warm Vier tot vijf balkjes branden.
Motor heet Zes tot acht balkjes branden.
Motor zeer heet Alle acht balkjes branden rood.
8.13 Brandstofpeilweergave
402807-10
De inhoud van de brandstoftank wordt in het bereik 1van het
display weergegeven.
De weergave van het brandstofpeil bestaat uit balkjes. Hoe meer
balkjes er branden, hoe meer brandstof zich in de brandstoftank
bevindt.
Info
Als de brandstofvoorraad bijna is verbruikt, knippert het
laatste segment rood en verschijnt bovendien de waarschu-
wing LOW FUEL.
Om voortdurend schommelen van de weergave tijdens het
rijden te vermijden, wordt het brandstofpeil iets vertraagd
weergegeven.
Als de zijstandaard is uitgeklapt of als de noodstopschake-
laar is uitgeschakeld, wordt de brandstofpeilweergave niet
geactualiseerd.
Als de zijstandaard wordt ingeklapt en de noodstopschake-
laar ingeschakeld, wordt de volgende actualisering pas na
2 minuten uitgevoerd.
Als het gecombineerde instrument geen signaal van de
brandstofpeilsensor ontvangt, knippert de brandstofpeil-
weergave.
8.14 Tijd
M01581-13
De tijd wordt in het gedeelte 1van het display weergegeven.
In alle talen behalve EN-US wordt de tijd in de 24uursnotatie
weergegeven. Als de taal EN-US ingesteld is, wordt de tijd weer-
gegeven in de 12-uursnotatie.
In het menu Clock/Date kan de tijd worden geconfigureerd.
Info
De tijd moet worden ingesteld als de 12V-accu losgekop-
peld is geweest van het voertuig of als de zekering eruit is
gehaald.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 8
29
8.15 Favouritesweergave
V01182-01
In de Favouritesweergave worden tot acht informatieteksten weer-
gegeven.
In het menu Favourites kan de Favouritesweergave vrij worden
geconfigureerd.
Info
Eén tot vier geselecteerde informatieteksten worden op
twee regels weergegeven. Vijf tot acht geselecteerde infor-
matieteksten worden op één regel weergegeven.
8.16 Quick Selector 1weergave
E01065-01
Door op de UP-knop te drukken, wordt bij gesloten
menu Quick Selector 1 opgeroepen.
Door op de BACKknop te drukken, wordt Quick Selector 1 gesloten.
Info
In het menu Quick Selector 1 kan Quick Selector 1 worden
geconfigureerd. Er kan een willekeurige informatietekst
worden geselecteerd.
8.17 Quick Selector 2weergave
E01066-01
Door op de DOWN-knop te drukken, wordt bij gesloten
menu Quick Selector 2 opgeroepen.
Door op de BACKknop te drukken, wordt Quick Selector 2 gesloten.
Info
In het menu Quick Selector 2 kan Quick Selector 2 worden
geconfigureerd. Er kan een willekeurige informatietekst
worden geselecteerd.
8.18 Menu
V02657-11
Info
Om het menu te openen op het startscherm op de
SETknop 1drukken.
Met de UP-knop 2of de DOWN-knop 3in het menu
navigeren.
Door de BACK-knop 4in te drukken, wordt het actuele
menu resp. het menuoverzicht gesloten.
8 GECOMBINEERD INSTRUMENT
30
8.18.1 KTM MY RIDE (optioneel)
A00943-10
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Functie KTM MY RIDE (optioneel) geactiveerd.
Functie Bluetooth®(optioneel) geactiveerd.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot KTM MY RIDE is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
Info
Deze functie is alleen beschikbaar, als het voertuig over
Bluetooth®hardware beschikt.
In het menu KTM MY RIDE kan een geschikte mobiele telefoon
of een geschikte headset via Bluetooth®met het gecombineerde
instrument worden verbonden.
Info
Niet elke mobiele telefoon en niet elke headset is geschikt
om met het gecombineerde instrument te verbinden.
De standaard Bluetooth®2.1 moet ondersteund worden.
8.18.2 Trips/Data
S04180-01
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Trips/Data is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
In Trips/Data kan algemene informatie worden opgeroepen.
8.18.3 Motorcycle
V01162-01
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Motorcycle is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
In Motorcycle kan de rijmodus van het voertuig worden geconfigu-
reerd.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 8
31
8.18.4 Settings
V01163-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
In Settings kan de weergave van het gecombineerde instrument
worden geconfigureerd. Er kunnen instellingen voor eenheden of
verschillende waarden worden uitgevoerd. Enkele functies kunnen
worden geactiveerd of gedeactiveerd. Favorieten en snelselecties
kunnen worden geconfigureerd.
8.18.5 Pairing (optioneel)
F01958-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Functie KTM MY RIDE (optioneel) geactiveerd.
Functie Bluetooth®(optioneel) geactiveerd.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot KTM MY RIDE is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Pairing is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
Info
Deze functie is alleen beschikbaar, als het voertuig over
Bluetooth®hardware beschikt.
In het menu Pairing kan een geschikte mobiele telefoon of headset
via Bluetooth®met het gecombineerde instrument worden verbon-
den.
Info
De functie Bluetooth®kan alleen in combinatie met
KTM MY RIDE (optioneel) worden gebruikt.
Bij ingeschakelde Bluetooth®-functie en verbonden apparaat
verschijnt het Bluetooth®-symbool op het display van het
gecombineerde instrument.
Niet elke mobiele telefoon en niet elke headset is geschikt
om met het gecombineerde instrument te verbinden.
8.18.6 Phone (optioneel)
F01959-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Functie KTM MY RIDE (optioneel) geactiveerd.
Functie Bluetooth (optioneel) geactiveerd.
Functie Bluetooth®op het apparaat dat moet worden gekoppeld
eveneens geactiveerd.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot KTM MY RIDE is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Pairing is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
8 GECOMBINEERD INSTRUMENT
32
UP- of DOWNknop indrukken tot Phone is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
Info
Deze functie is alleen beschikbaar, als het voertuig over
Bluetooth®hardware beschikt.
In het menu Phone kan een geschikte mobiele telefoon
met het gecombineerde instrument worden verbonden.
Er kunnen nooit twee mobiele telefoons tegelijkertijd
met het gecombineerde instrument worden verbonden.
UP- of DOWNknop indrukken tot Pairing is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
Het gecombineerde instrument start het zoeken naar een
geschikte mobiele telefoon. Als het zoeken succesvol is,
wordt de naam van de mobiele telefoon in het menu Pairing
weergegeven. Door de SETknop in te drukken, wordt de
verbinding gestart.
Info
De mobiele telefoon moet via Bluetooth®zichtbaar zijn,
zodat deze door het gecombineerde instrument kan
worden gevonden.
Op het gecombineerde instrument verschijnt een melding dat
dit gereed is voor de verbinding. Door bevestiging van Passkey
op de mobiele telefoon en op het gecombineerde instrument
wordt de verbinding succesvol afgesloten.
Info
Bij succesvolle verbinding wordt de naam van de ver-
bonden mobiele telefoon in het menu Phone weergege-
ven.
UP- of DOWN-knop indrukken tot het gekoppelde appa-
raat is geselecteerd. Door de SET-knop in te drukken,
kan het gekoppelde apparaat worden gewist.
Niet elke mobiele telefoon is geschikt om met het
gecombineerde instrument te verbinden.
Het reeds eerder verbonden apparaat bij geactiveerde
Bluetooth®-functie binnen het bereik van het gecombineerde
instrument brengen.
Het apparaat wordt automatisch met het gecombineerde
instrument verbonden.
Als het apparaat niet automatisch na ca. 30 seconden met
het gecombineerde instrument wordt verbonden:
gecombineerd instrument opnieuw opstarten of
Pairing-procedure herhalen.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 8
33
8.18.7 Headset (optioneel)
F01960-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Functie KTM MY RIDE (optioneel) geactiveerd.
Functie Bluetooth (optioneel) geactiveerd.
Functie Bluetooth®op het apparaat dat moet worden gekoppeld
eveneens geactiveerd.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot KTM MY RIDE is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Pairing is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Headset is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Pairing is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
Info
Deze functie is alleen beschikbaar, als het voertuig over
Bluetooth®hardware beschikt.
Het gecombineerde instrument start het zoeken naar een
geschikte headset. Als het zoeken succesvol is, wordt de
naam van de headset in het menu Pairing weergegeven.
Door de SETknop in te drukken het apparaat selecteren.
Als een PIN-code voor de headset vereist is, moet deze nu
worden ingevoerd. De verbinding van een headset met het
gecombineerde instrument wordt hier succesvol afgesloten.
Info
De headset moet zich in de pairing-modus bevinden,
zodat de headset door het gecombineerde instrument
kan worden gevonden. Bedieningshandleiding van de
headset in acht nemen.
Bij succesvolle verbinding wordt de naam van de ver-
bonden headset in het menu Headset weergegeven.
UP- of DOWN-knop indrukken tot het gekoppelde appa-
raat is geselecteerd. Door de SET-knop in te drukken,
kan het gekoppelde apparaat worden gewist.
Niet elke headset is geschikt om met het gecombi-
neerde instrument te verbinden.
Het reeds eerder verbonden apparaat bij geactiveerde
Bluetooth®-functie binnen het bereik van het gecombineerde
instrument brengen.
Het apparaat wordt automatisch met het gecombineerde
instrument verbonden.
Als het apparaat niet automatisch na ca. 30 seconden met
het gecombineerde instrument wordt verbonden:
gecombineerd instrument opnieuw opstarten of
Pairing-procedure herhalen.
8 GECOMBINEERD INSTRUMENT
34
8.18.8 Audio (optioneel)
V01165-01
Voorwaarden
Functie KTM MY RIDE (optioneel) geactiveerd.
Functie Bluetooth®(optioneel) geactiveerd.
Functie Bluetooth®op het apparaat dat moet worden gekoppeld
eveneens geactiveerd.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot KTM MY RIDE is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe hoog volume van uw kopte-
lefoon kan van het verkeer afleiden.
Stel het volume van uw koptelefoon zodanig in dat
u het overige verkeer nog kunt horen.
UP- of DOWNknop indrukken tot Audio is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
Info
Deze functie is alleen beschikbaar, als het voertuig over
Bluetooth®hardware beschikt.
Ingedrukt houden van de UPknop verhoogt het audiovolume.
Ingedrukt houden van de DOWNknop verlaagt het audiovo-
lume.
Kort indrukken van de UPknop wisselt naar de volgende audio-
titel.
Kort indrukken van de DOWNknop wisselt naar de vorige
audiotitel.
Drukken op de SETknop speelt de audiotitel af of pauzeert de
audiotitel.
Info
Voor een eenvoudigere bediening kan de audiofunctie
aan Quick Selector 1 of aan Quick Selector 2 worden toe-
gevoegd.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 8
35
8.18.9 Telefonie (optioneel)
V01183-01
Voorwaarden
Functie KTM MY RIDE geactiveerd (optioneel).
Functie Bluetooth®geactiveerd.
Functie Bluetooth®op het apparaat dat moet worden gekoppeld
eveneens geactiveerd.
Headset met geschikte mobiele telefoon verbonden.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe hoog volume van uw kopte-
lefoon kan van het verkeer afleiden.
Stel het volume van uw koptelefoon zodanig in dat
u het overige verkeer nog kunt horen.
Door de SETknop in te drukken, wordt een binnenkomende
oproep aangenomen.
Info
Deze functie is alleen beschikbaar, als het voertuig over
Bluetooth®hardware beschikt.
Door de BACKknop in te drukken, wordt een binnenkomende
oproep afgewezen.
Info
Belduur en contactpersoon worden weergegeven.
Afhankelijk van de instelling van de mobiele telefoon
wordt de contactpersoon met naam weergegeven.
8.18.10 General Info
V01166-01
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Trips/Data is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot General Info is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
Date geeft de datum aan.
ODO geeft de totale afstand aan.
Battery geeft de accuspanning aan.
8.18.11 Trip 1
E01062-01
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Trips/Data is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Trip 1 is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
Trip geeft de gereden afstand aan sinds de laatste reset, bijvoor-
beeld tussen twee tankstops. Trip loopt mee en telt tot 9999.
ØCons toont het gemiddelde verbruik op basis van Trip.
ØSpeed toont de gemiddelde snelheid op basis van Trip
en Trip Time.
8 GECOMBINEERD INSTRUMENT
36
Trip Time toont de rijtijd op basis van Trip en loopt zodra een snel-
heidssignaal wordt ontvangen.
Fuel Range toont de mogelijk af te leggen afstand met de brand-
stofreserve.
SETknop
minstens
3 seconden
ingedrukt
houden.
Alle items in het menu Trip 1 worden gereset.
8.18.12 Trip 2
E01063-01
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Trips/Data is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Trip 2 is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
Trip geeft de gereden afstand aan sinds de laatste reset, bijvoor-
beeld tussen twee tankstops. Trip loopt mee en telt tot 9999.
ØCons toont het gemiddelde verbruik op basis van Trip.
ØSpeed toont de gemiddelde snelheid op basis van Trip
en Trip Time.
Trip Time toont de rijtijd op basis van Trip en loopt zodra een snel-
heidssignaal wordt ontvangen.
Fuel Range toont de mogelijk af te leggen afstand met de brand-
stofreserve.
SETknop
minstens
3 seconden
ingedrukt
houden.
Alle items in het menu Trip 2 worden gereset.
8.18.13 Warning
V01167-01
Voorwaarden
Melding of waarschuwing aanwezig.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Trips/Data is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Warning is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
Met de UP- of DOWNknop door de waarschuwingen navigeren.
In het menu Warning worden alle opgetreden waarschuwingen
weergegeven en opgeslagen.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 8
37
8.18.14 ABS
V02666-01
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Motorcycle is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot ABS is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het submenu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen verkeerd gekozen ABS-
modus bemoeilijkt de controle over het voertuig aan-
zienlijk.
De ABS-modi zijn telkens slechts voor bepaalde
omstandigheden geschikt.
Kies altijd een ABS-modus die bij de ondergrond
past.
Door de SET-knop in te drukken de gewenste ABS-modus
selecteren.
Info
De ABSmodus kan tijdens het rijden worden gewisseld.
Tijdens de selectie geen gas geven.
Als de ABSmodus Road actief is, regelt het ABS aan
beide wielen.
Als de ABSmodus Supermoto actief is, regelt het ABS
alleen aan het voorwiel. Het achterwiel wordt niet meer
via het ABS geregeld; het kan bij het remmen blokke-
ren.
8.18.15 Favourites
V01168-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Favourites is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren en
met de SETknop selecteren.
In het menu Favourites kunnen tot acht informatieteksten worden
geselecteerd.
8 GECOMBINEERD INSTRUMENT
38
8.18.16 Quick Selector 1
V01169-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Quick Selector 1 is geselec-
teerd. Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren en
met de SETknop selecteren.
In het menu Quick Selector 1 kan informatie worden geselecteerd.
Door op de UP-knop te drukken, wordt bij gesloten
menu Quick Selector 1 opgeroepen.
8.18.17 Quick Selector 2
V01170-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Quick Selector 2 is geselec-
teerd. Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren en
met de SETknop selecteren.
In het menu Quick Selector 2 kan informatie worden geselecteerd.
Door op de DOWN-knop te drukken, wordt bij gesloten
menu Quick Selector 2 opgeroepen.
8.18.18 Bluetooth (optioneel)
V01171-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Bluetooth is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Met de SET-knop de Bluetooth®-functie in- of uitschakelen.
Info
Deze functie is alleen beschikbaar, als het voertuig over
Bluetooth®hardware beschikt.
De functie Bluetooth®kan alleen in combinatie
met KTM MY RIDE (optioneel) worden gebruikt.
Bij ingeschakelde Bluetooth®-functie en verbonden apparaat
verschijnt het Bluetooth®-symbool op het display van het
gecombineerde instrument.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 8
39
8.18.19 Display Theme
F01957-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Display Theme is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door op de SET-knop te drukken de automatische dag-nacht-
modus of permanente nachtmodus instellen.
Info
De achtergrondverlichting wordt in beide modi, afhankelijk
van de lichtsterkte die de omgevingslichtsensor meet, lich-
ter of donkerder.
8.18.20 Shift Light
V01186-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
ODO > 1000 km (621 mi).
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Shift Light is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door de SET-knop in te drukken schakelindicator in- of uitscha-
kelen of het toerental voor het schakeladvies instellen.
Info
Als het motortoerental RPM 1 bereikt, knippert de toe-
rentalindicatie.
Als het motortoerental RPM 2 bereikt, knippert de toe-
rentalindicator en verandert de kleur.
8.18.21 Tijd en datum instellen
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
V01172-01
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings verschijnt. Door de
SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Time/Date is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
8 GECOMBINEERD INSTRUMENT
40
V01173-01
Tijd instellen
UP- of DOWNknop indrukken tot de gewenste tijd is gemar-
keerd.
SET-knop indrukken.
Het uur wordt met een liggend streepje knipperend
gemarkeerd.
UP- of DOWNknop indrukken totdat het actuele uur inge-
steld is.
SET-knop indrukken.
De minuut wordt met een liggend streepje knipperend
gemarkeerd.
UP- of DOWNknop indrukken totdat de actuele minuut
ingesteld is.
SET-knop indrukken.
Tijd wordt opgeslagen.
V01174-01
Datum instellen
UP- of DOWNknop indrukken tot de datum is gemarkeerd.
SET-knop indrukken.
De dag wordt met een liggend streepje knipperend
gemarkeerd.
UP- of DOWNknop indrukken totdat de actuele dag inge-
steld is.
SET-knop indrukken.
De maand wordt met een liggend streepje knipperend
gemarkeerd.
UP- of DOWNknop indrukken totdat de actuele maand
ingesteld is.
SET-knop indrukken.
Het jaar wordt met een liggend streepje knipperend
gemarkeerd.
UP- of DOWNknop indrukken totdat het actuele jaar inge-
steld is.
SET-knop indrukken.
Datum wordt opgeslagen.
8.18.22 Distance
V01176-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Units is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Distance is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door de SETknop in te drukken, wordt de gewenste eenheid
bevestigd.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 8
41
8.18.23 Fuel Cons
V01177-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Units is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Fuel Cons is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door de SETknop in te drukken, wordt de gewenste eenheid
bevestigd.
8.18.24 Language
A00939-10
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Language is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren en
met de SETknop selecteren.
De menutalen zijn Engels US, Engels UK, Duits, Italiaans, Frans
en Spaans.
8.18.25 Service
A00938-10
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Service is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
In het menu Service wordt de volgende vereiste service weergege-
ven.
8.18.26 Extra Functions
A00937-10
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Motorfiets met optionele extra functie.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Extra Functions is geselec-
teerd. Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
Met de UP- of DOWNknop door de extra functies navigeren.
In Extra Functions worden de optionele extra functies opgesomd.
8 GECOMBINEERD INSTRUMENT
42
Info
De actuele KTM PowerParts en de beschikbare software voor
uw voertuig vindt u op de KTM-website.
INBEDRIJFSTELLING 9
43
9.1 Aanwijzingen voor eerste inbedrijfstelling
Gevaar
Gevaar voor ongevallenBestuurders die niet geschikt zijn voor het verkeer vormen een gevaar voor zich-
zelf en voor anderen.
Rijd niet met het voertuig, als u door alcohol, drugs of medicijnen ongeschikt voor het verkeer bent.
Rijd niet met het voertuig, als u hiertoe fysiek of psychisch niet in staat bent.
Waarschuwing
Gevaar voor letselGeen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
Draag bij alle ritten geschikte, beschermende bekleding zoals helm, laarzen, handschoenen alsmede
broek en jas met bescherming.
Draag altijd beschermende kleding die zich in een goede staat bevindt en voldoet aan de wettelijke
voorschriften.
Waarschuwing
Gevaar voor vallenVerschillende profielen van voor- en achterwiel beïnvloeden het rijgedrag.
Verschillende profielen kunnen de controle over het voertuig aanzienlijk moeilijker maken.
Zorg ervoor dat voor- en achterwiel steeds van banden met hetzelfde profiel zijn voorzien.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNiet-vrijgegeven of aanbevolen banden en wielen bemoeilijken het rijgedrag.
Gebruik alleen door KTM vrijgegeven en aanbevolen banden en wielen met de juiste snelheidsindex.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNieuwe banden hebben minder grip.
Bij nieuwe banden is het loopvlak nog niet opgeruwd.
De nieuwe banden met een gematigde rijstijl en afwisselende schuine stand inrijden.
Inrijfase 200 km
Info
Houd er bij het gebruik van het voertuig rekening mee dat andere mensen last kunnen hebben van over-
matig lawaai.
Controleren of de werkzaamheden van de controle voor de verkoop zijn uitgevoerd door een geautoriseerde
KTM-garage.
Het leveringsdocument wordt bij de overdracht van het voertuig overhandigd.
Voor de eerste rit de gehele bedieningshandleiding doorlezen.
Met de bedieningselementen vertrouwd maken.
Eerst op een hiervoor geschikt terrein wennen aan het rijgedrag van de motorfiets voordat u een veeleisende
tocht onderneemt. Ook eens zo langzaam mogelijk proberen te rijden zodat u meer gevoel voor de motorfiets
krijgt.
Het stuur tijdens het rijden met beide handen vasthouden en de voeten op de voetsteunen laten rusten.
Motor inrijden. ( pag. 44)
9 INBEDRIJFSTELLING
44
9.2 Motor inrijden
Tijdens de inrijperiode het aangegeven motortoerental niet overschrijden.
Voorgeschreven waarde
Maximaal motortoerental
Tijdens de eerste: 1.000 km 7.500 1/min
Info
Tijdens de inrijperiode is de schakelindicator op een vaste waarde ingesteld en kan niet worden gewij-
zigd.
Vol gas geven vermijden!
9.3 Voertuig beladen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTotaal gewicht en aslasten beïnvloeden het rijgedrag.
Het totaalgewicht is samengesteld uit het gewicht van de gebruiksklare en volgetankte motorfiets, de
bestuurder en evt. passagier met beschermende kleding en helm, evt. aangebrachte bagage.
Overschrijd het hoogst toegestane totaalgewicht en de aslasten niet.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerkeerde montage van koffers, tanktassen of andere bagage heeft invloed op het
rijgedrag.
Onjuist gemonteerde bagage kan tijdens de rit wegglijden.
De gehele bagage volgens de gegevens van de fabrikant monteren en vastmaken.
Controleer regelmatig of de bagage op uw motorfiets goed vastzit.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDoor overbelasting raakt het koffersysteeem beschadigd.
Bij het monteren van een koffer altijd de fabrikantgegevens betreffende de maximale last in acht
nemen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerschoven bagage beperkt de zichtbaarheid.
Als het achterlicht is afgedekt bent u, vooral als het donker is, slechter zichtbaar voor andere verkeer-
deelnemers.
Controleer regelmatig of de bagage op uw motorfiets goed vastzit.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHoge belading verandert het rijgedrag en verlengt de remweg.
De snelheid aan eventuele extra belading aanpassen.
Wanneer bagage wordt meegenomen, moet deze zo veel mogelijk in het midden van het voertuig veilig worden
vastgezet en het gewicht moet gelijkmatig zijn verdeeld over het voor- en achterwiel.
Het maximaal toegestane totaalgewicht en de maximaal toegestane aslasten aanhouden.
INBEDRIJFSTELLING 9
45
Voorgeschreven waarde
Maximaal toegestaan totaalgewicht 335 kg
Hoogst toegestane asbelasting voor 125 kg
Maximaal toegestane asbelasting achter 210 kg
10 RIJ-INSTRUCTIES
46
10.1 Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfstelling
Info
Voordat u gaat rijden, controleren of het voertuig in een goede staat is en of er veilig mee kan worden gere-
den.
Bij het rijden moet het voertuig technisch in een onberispelijke staat zijn.
H02217-01
Motoroliepeil controleren. ( pag. 101)
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 71)
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren.
( pag. 73)
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 72)
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 75)
Controleren of het remsysteem goed werkt.
Koelmiddelpeil in het vaste reservoir controleren. ( pag. 92)
Vervuiling van de ketting controleren. ( pag. 61)
Kettingspanning controleren. ( pag. 62)
Bandentoestand controleren. ( pag. 81)
Bandenspanning controleren. ( pag. 82)
Controleren of alle bedieningselementen goed zijn ingesteld en
soepel bewegen.
Werking van de elektrische installatie controleren.
Controleren of de bagage correct is bevestigd.
Op de motorfiets gaan zitten en de stand van de achteruitkijk-
spiegel controleren.
Brandstofvoorraad controleren.
10.2 Starten
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg
hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallenElektrische componenten en veiligheidsvoorzieningen raken bij lege of ontbre-
kende 12V-accu beschadigd.
Bij ontladen of defecte 12V-accu kunnen vooral bij het starten storingen in de voertuigelektronica optre-
den.
Motorfiets nooit met een lege 12V-accu of zonder 12V-accu gebruiken.
Aanwijzing
MotorschadeOngefilterde aanzuiglucht heeft een negatief effect op de levensduur van de motor.
Zonder luchtfilter dringen stof en vuil in de motor.
Gebruik het voertuig altijd met luchtfilter.
RIJ-INSTRUCTIES 10
47
Aanwijzing
MotorschadeHoge toerentallen bij koude motor hebben een negatief effect op de levensduur van de motor.
Rij de motor altijd met een laag toerental warm.
B00782-10
Stuur ontgrendelen. ( pag. 17)
Op het voertuig gaan zitten, zijstandaard ontlasten en met de
voet helemaal naar boven zwenken.
Noodstopschakelaar in de stand drukken.
Ontsteking inschakelen, daarvoor de contactsleutel in de
stand te draaien.
Voorgeschreven waarde
Om storingen in de besturingsunit-communicatie te vermij-
den, het contact niet snel achtereenvolgens uit- en weer
inschakelen.
Na het inschakelen van het contact is gedurende ongeveer
2 seconden het geluid van de werkende brandstofpomp
te horen. Tegelijkertijd wordt de functiecontrole van het
gecombineerde instrument uitgevoerd.
Versnelling in stationair schakelen.
Het groene controlelampje stationair Nbrandt.
Het ABS-waarschuwingslampje gaat branden en gaat weer
uit wanneer het voertuig begint te rijden.
Startknop kort indrukken.
Info
Startknop pas indrukken, nadat de functiecontrole van
het gecombineerde instrument is afgesloten.
Bij het starten geen gas geven.
Bij een mislukte startpoging 15 seconden wachten tot
de volgende startpoging.
Na 6 mislukte startpogingen niet meer verder starten,
maar het voertuig op andere defecten controleren.
Deze motorfiets is uitgerust met een veiligheidsstart-
systeem. De motor kan alleen worden gestart als de
versnelling in vrij is geschakeld of als bij geschakelde
versnelling de koppelingshendel is getrokken. Als met
uitgeklapte zijstandaard een versnelling wordt gekozen
en de koppelingshendel wordt losgelaten, dan blijft de
motor stilstaan.
10.3 Beginnen met rijden
Aan de koppelingshendel trekken, in de 1e versnelling zetten, koppelingshendel langzaam op laten komen en
gelijktijdig voorzichtig gas geven.
Tip
Als de motor afslaat tijdens het beginnen met rijden, alleen de koppelingshendel inknijpen en start-
knop indrukken. De versnelling hoeft niet in stationair te worden geschakeld.
10 RIJ-INSTRUCTIES
48
10.4 Schakelen, rijden
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBij een abrupte verandering van de belasting kunt u de controle over de motor-
fiets verliezen.
Abrupte lastverplaatsing en hard remmen vermijden.
De snelheid aan de gewijzigde rijwegsituatie aanpassen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTerugschakelen bij een hoog motortoerental blokkeert het achterwiel en overbe-
last de motor.
Schakel bij een hoog toerental niet terug naar een lagere versnelling.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen verkeerde contactsleutelstand zorgt voor storingen.
De contactsleutelstand tijdens het rijden niet veranderen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet uitvoeren van instellingen aan het voertuig leidt af van het verkeer.
Instelwerkzaamheden aan een stilstaand voertuig uitvoeren.
Waarschuwing
Gevaar voor letselDoor verkeerd gedrag kan de passagier van de motorfiets vallen.
Zorg ervoor dat de passagier correct op de buddyseat zit, de voeten op de buddyseatvoetsteunen van
de passagier zet en zich aan de bestuurder of grepen vasthoudt.
Neem hierbij ook de in uw land geldende voorschriften over de minimumleeftijd voor passagiers in
acht.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenRiskant rijgedrag vormt een groot risico.
Volg de verkeersregels en rijd defensief en anticiperend, om gevaren zo vroeg mogelijk te herkennen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenKoude banden hebben minder grip.
De eerste kilometers rustig en voorzichtig rijden, tot de banden op temperatuur zijn.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNieuwe banden hebben minder grip.
Bij nieuwe banden is het loopvlak nog niet opgeruwd.
De nieuwe banden met een gematigde rijstijl en afwisselende schuine stand inrijden.
Inrijfase 200 km
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerkeerde montage van koffers, tanktassen of andere bagage heeft invloed op het
rijgedrag.
Onjuist gemonteerde bagage kan tijdens de rit wegglijden.
De gehele bagage volgens de gegevens van de fabrikant monteren en vastmaken.
Controleer regelmatig of de bagage op uw motorfiets goed vastzit.
RIJ-INSTRUCTIES 10
49
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDoor een val kan het voertuig sterker beschadigd raken dan eerst het geval lijkt.
Het voertuig na een val op dezelfde wijze als voor ingebruikname controleren.
Aanwijzing
MotorschadeBij oververhitting raakt de motor beschadigd.
Stop onmiddellijk volgens de verkeersregels en schakel de motor uit wanneer de waarschuwing voor de koel-
middeltemperatuur verschijnt.
Laat de motor en het koelsysteem afkoelen.
Controleer resp. corrigeer het koelmiddelpeil bij afgekoeld koelsysteem.
Info
Als er tijdens het rijden ongewone geluiden optreden, meteen op veilige wijze stoppen, de motor uitzetten
en contact opnemen met een geautoriseerde KTM-garage.
401950-11
Als de omstandigheden het toestaan (helling, rijsituatie etc.)
kan naar een hogere versnelling worden geschakeld.
Gas terugnemen, gelijktijdig koppelingshendel trekken, naar
volgende versnelling schakelen, koppelingshendel vrijgeven en
gas geven.
Info
De positie van de versnellingen kan afgelezen worden
van de afbeelding. De neutrale of stationaire stand
bevindt zich tussen de 1e en 2e versnelling. De 1e ver-
snelling is de start- of bergversnelling.
Slechts zoveel gas geven als de motor op dat moment aankan
- het abrupt opentrekken van de gashendel verhoogt het ver-
bruik. Slechts zo veel gas geven als de rijbaan en de weers-
omstandigheden toestaan. Vooral in bochten mag niet worden
geschakeld en slechts voorzichtig gas worden gegeven.
Voor het terugschakelen van de motorfiets indien nodig afrem-
men en tegelijkertijd gas terugnemen.
Koppelingshendel trekken en in een lagere versnelling schake-
len, koppelingshendel langzaam vrijgeven en gas geven of nog
een keer schakelen.
Motor uitschakelen bij langdurig stationair toerental of bij stil-
stand.
Als de motor bijvoorbeeld afslaat bij een kruising, alleen de
koppelingshendel intrekken en de startknop indrukken. De ver-
snelling hoeft niet in stationair te worden geschakeld.
Als tijdens het rijden het waarschuwingslampje oliedruk
begint te branden, moet u rekening houdende met het ver-
keer stoppen en de motor uitschakelen. Contact opnemen met
geautoriseerde KTM-garage.
Als tijdens het rijden het storinglampje gaat branden, moet
u meteen stoppen, de motor uitzetten en contact opnemen
met een geautoriseerde KTM-garage.
Begint tijdens het rijden het algemene waarschuwings-
lampje te branden, dan werd een aanwijzing/waarschuwing
m.b.t. de veiligheid herkend.
10 RIJ-INSTRUCTIES
50
Info
Waarschuwingen worden in het menu Warning weerge-
geven en opgeslagen tot ze niet meer actief zijn.
10.5 Afremmen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVocht en vuil beïnvloeden het remsysteem nadelig.
Rem meerdere keren voorzichtig om de remplaketten en remschijven te drogen en vuil te verwijderen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen poreus drukpunt van voor- en/of achterwielrem vermindert de remwerking.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als het rempedaal niet wordt vrijgegeven slijten de remplaketten ononderbroken.
De voet van het rempedaal nemen, als u niet wilt afremmen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHoger totaal gewicht verlengt de remweg.
Hou rekening met een langere remweg, als u met een passagier of met bagage rijdt.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenStrooizout op de straat belemmert het remsysteem.
Meerdere keren voorzichtig remmen om strooizout van de remplaketten en remschijven te verwijderen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenABS kan de remweg in bepaalde situaties verlengen.
Pas de remwijze aan de rijsituatie en rijwegsituatie aan.
Voor het remmen gas terugnemen en tegelijkertijd remmen met de voorwiel- en achterwielrem.
Info
Met ABS kunt u zowel bij een volledige afremming als bij een slecht contact met de ondergrond op
zandige, natte of gladde ondergrond de volledige remkracht gebruiken, zonder het risico te lopen dat
de wielen blokkeren.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet achterwiel kan door de motorremwerking blokkeren.
Trek aan de koppelingshendel wanneer u vol remt, een noodstop maakt of wanneer u op gladde
ondergrond afremt.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenSchuine stand of zijdelings afhellende ondergrond vermindert de maximaal
mogelijke vertraging.
Beëindig het remmen indien mogelijk voordat u een bocht inrijdt.
RIJ-INSTRUCTIES 10
51
Het remmen moet altijd voor het begin van de bocht zijn afgerond. Afhankelijk van de snelheid naar een
lagere versnelling schakelen.
Tijdens langdurig bergaf rijden de remwerking van de motor gebruiken. Hiervoor een of twee versnellingen
terugschakelen, maar de motor niet overbelasten. Zo moet aanzienlijk minder worden geremd en raakt het
remsysteem niet oververhit.
10.6 Stoppen, parkeren
Waarschuwing
Gevaar voor letselOnbevoegd handelende personen vormen een gevaar voor zichzelf en voor anderen.
Laat het voertuig nooit zonder opzicht achter, als de motor loopt.
Beveilig het voertuig tegen gebruik door onbevoegden.
Blokkeer het stuur en verwijder de contactsleutel als u het voertuig onbeheerd achterlaat.
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingSommige onderdelen van het voertuig worden bij gebruik van het voertuig zeer
heet.
Raak onderdelen zoals uitlaatsysteem, koeler, motor, stootdemper en remsysteem pas aan, als deze
voertuigcomponenten zijn afgekoeld.
Laat de voertuigcomponenten afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
Aanwijzing
MateriaalschadeEen onjuiste handelwijze bij parkeren beschadigt het voertuig.
Als het voertuig wegrolt of omvalt, kan aanzienlijke schade ontstaan.
De onderdelen voor parkeren van het voertuig zijn alleen berekend op het voertuiggewicht.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Zorg ervoor dat niemand op het voertuig gaat zitten wanneer het voertuig op de standaard staat.
Aanwijzing
Gevaar voor brandHete voertuigdelen vormen een brand- en explosiegevaar.
Plaats het voertuig niet in de buurt van licht ontvlambare of explosiegevaarlijke materialen.
Laat het voertuig afkoelen alvorens het te bedekken.
Motorfiets afremmen.
Versnelling in stationair schakelen.
Ontsteking uitschakelen, daarvoor de contactsleutel in de stand draaien.
Info
Als de motor met de noodstopschakelaar wordt afgezet en het contact in het contactslot ingeschakeld
blijft, wordt de stroomvoorziening van de meeste elektrische verbruikers niet onderbroken en ontlaadt
de 12V-accu. De motor dus altijd met het contactslot uitzetten, de noodstopschakelaar is uitsluitend
bestemd voor noodsituaties.
Motorfiets parkeren op stevige ondergrond.
Zijstandaard met de voet helemaal naar voren zwenken en met het voertuig belasten.
Stuur vergrendelen. ( pag. 16)
10 RIJ-INSTRUCTIES
52
10.7 Transport
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Aanwijzing
Gevaar voor brandHete voertuigdelen vormen een brand- en explosiegevaar.
Plaats het voertuig niet in de buurt van licht ontvlambare of explosiegevaarlijke materialen.
Laat het voertuig afkoelen alvorens het te bedekken.
401475-01
Motor uitzetten en contactsleutel eruit trekken.
Motorfiets met spanriemen of andere geschikte bevestigings-
middelen beveiligen tegen omvallen en wegrollen.
10.8 Wegslepen bij pech
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingWegslepen met een takelwagen is geen geschikte bergingsmaatregel.
Tijdens het wegslepen kan schade aan de aandrijflijn of aan de transmissie ontstaan.
Gebruik geen wegsleepinrichtingen waarbij de wielen van het defecte voertuig op het wegdek blijven en mee-
draaien.
Transporteer een defect voertuig altijd op een aanhanger of op het laadvlak van een transportvoertuig.
H04927-01
Ervoor zorgen dat het defecte voertuig op de aanhanger of op
het transportvoertuig correct geborgd is.
Lokaal geldende voorschriften voor het afvoeren van defecte
voertuigen in acht nemen.
RIJ-INSTRUCTIES 10
53
10.9 Brandstof tanken
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als
brandstof in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Aanwijzing
MateriaalschadeDoor een slechte brandstofkwaliteit vervuilt het brandstoffilter.
In sommige landen en regio's is de beschikbare brandstofkwaliteit en -reinheid eventueel onvoldoende. Dit leidt
tot problemen in het brandstofsysteem.
Tank uitsluitend schone brandstof die aan de aangegeven norm voldoet. (De geautoriseerde KTM-garage is u
graag van dienst.)
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
10 RIJ-INSTRUCTIES
54
V02513-10
Motor uitzetten.
Tankdop openen. ( pag. 17)
Brandstoftank tot maximaal aan de onderkant 1van de vul-
opening met brandstof bijvullen.
Brandstoftankvolume
totaal ca.
13,7 l Brandstof super
loodvrij (ROZ 95)
( pag. 118)
Tankdop sluiten. ( pag. 18)
SERVICESCHEMA 11
55
11.1 Extra informatie
Voor alle verdergaande werkzaamheden, die resulteren uit de verplichte werkzaamheden resp. de aanbevolen
werkzaamheden, moet een extra opdracht worden verstrekt, die ook apart in rekening wordt gebracht.
Afhankelijk van de lokale gebruiksomstandigheden kunnen in uw land afwijkende service-intervallen gelden.
In het kader van technische ontwikkelingen kunnen intervallen en omvang van afzonderlijke servicebeurten ver-
anderen. Het meest recente serviceschema vindt u altijd op KTM Dealer.net. Uw geautoriseerde KTM-dealer advi-
seert u graag.
11.2 Verplichte werkzaamheden
om de 24 maanden
om de 12 maanden
alle 15.000 km
alle 7.500 km
na 1.000 km
Foutengeheugen met KTM-diagnosetool uitlezen. ○●●●●
Werking van de elektrische installatie controleren. ○●●●●
Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeef reinigen. ( pag. 101) ○●●●●
Remschijven controleren. ( pag. 70) ○●●●●
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 72) ○●●●●
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 75) ○●●●●
Bandentoestand controleren. ( pag. 81) ○●●●●
Bandenspanning controleren. ( pag. 82) ○●●●●
Remkabels controleren op beschadiging en lekkage. ○●●●●
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 71) ○●●●
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren. ( pag. 73) ○●●●
Schokdemper en voorvork controleren op lekkages. ○●●●●
Vuilschrapers van de vorkpoten reinigen. ( pag. 59) ● ●
Ketting, kettingwiel en ketting-aandrijfwiel controleren. ( pag. 63) ●●●●
Kettingspanning controleren. ( pag. 62) ○●●●●
Koelmiddelpeil in het vaste reservoir controleren. ( pag. 92) ○●●●●
Controleren of de radiateurventilator werkt. ○●●●●
Luchtfilter vervangen, luchtfilterbak reinigen. ● ●
Bowdenkabels controleren op beschadiging, knikken en instelling. ○●●●●
Kabels controleren op beschadiging en knikken. ○●●●●
Klepspeling controleren, bougie vervangen.
Remvloeistof van de voorwielrem verversen.
Remvloeistof van de achterwielrem verversen.
Speling balhoofdlager controleren. ○●●●●
Koplampinstelling controleren. ( pag. 89) ○●●
Eindcontrole: controleren of het voertuig verkeersveilig is en een proefrit maken. ○●●●●
Na proefrit foutgeheugen uitlezen met KTM-diagnosetool. ○●●●●
Service-intervalindicatie resetten. ○●●●●
Service in het KTM Dealer.net noteren. ○●●●●
Eenmalig interval
Periodiek interval
11 SERVICESCHEMA
56
11.3 Aanbevolen werkzaamheden
om de 48 maanden
om de 12 maanden
alle 30.000 km
alle 7.500 km
na 1.000 km
Frame controleren.
Achterbrug controleren.
Achterbruglager op speling controleren. ● ●
Wiellager op speling controleren. ● ●
Alle bewegende onderdelen (bijv. zijstandaard, hendels, kettingen, ...) smeren en contro-
leren of ze soepel bewegen.
○●●●●
Aftapslangen legen. ○●●●●
Alle slangen (bijv. brandstof, radiateur, ontluchtings, aftapslangen, ...) en manchet-
ten controleren op scheuren, lekkages en controleren of ze goed zijn gelegd.
○●●●●
Antivries controleren. ○●●●
Koelmiddel verversen. ( pag. 96)
Controleren of makkelijk toegankelijke, veiligheidsrelevante schroeven en moeren goed
vastzitten.
○●●●●
Eenmalig interval
Periodiek interval
CHASSIS AFSTELLEN 12
57
12.1 Veervoorspanning schokdemper instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenWijzigingen aan de instelling van het chassis kunnen het rijgedag sterk beïnvloe-
den.
Rij na wijzigingen eerst langzaam, om het rijgedrag te kunnen inschatten.
Info
De veervoorspanning bepaalt de uitgangspositie voor de vering op de schokdemper.
Een optimaal ingestelde veervoorspanning is aangepast aan het gewicht van de bestuurder eventueel met
bagage en passagier en zorgt zo voor een compromis tussen hanteerbaarheid en stabiliteit.
V02537-10
Door het draaien van de stelring 1met de haaksleutel uit het
boordgereedschap de veervoorspanning instellen.
Voorgeschreven waarde
Veervoorspanning
Standaard 3 klikken
Haaksleutel schokdemper (90529077000)
Info
De veervoorspanning kan in 10 verschillende standen
worden ingesteld.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
58
13.1 Motorfiets met hefbok achter opkrikken
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
402346-01
Bevestigingen van de hefbok monteren.
Bevestiging achter in de hefbok plaatsen.
Montageadapter (61029955244)
Achterwielmontagebok (69329955000)
Motorfiets rechtop zetten, hefbok uitlijnen aan de achterbrug
en de adapters. Motorfiets opkrikken.
13.2 Motorfiets van hefbok achter nemen
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
402029-10
Motorfiets beveiligen tegen omvallen.
Hefbok achter verwijderen en voertuig op de zijstandaard 1
plaatsen.
Bussenkit verwijderen.
13.3 Motorfiets met hefbok voor opkrikken
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 58)
V02494-10
Voorwaarde
Beschermkap 1verwijderen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
59
402345-01
Stuur in de rechtuitstand zetten. Hefbok positioneren.
Opnamebout (69329965030)
Voorwielmontagebok groot (69329965100)
Info
Motorfiets altijd eerst achter opkrikken.
Motorfiets voor opkrikken.
13.4 Motorfiets van hefbok voor nemen
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
402777-01
Hoofdwerk
Motorfiets beveiligen tegen omvallen.
Hefbok voor verwijderen.
V02494-10
Beschermkap 1monteren.
Nawerk
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 58)
13.5 Vuilschrapers vorkpoten reinigen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 58)
Motorfiets met hefbok voor opkrikken. ( pag. 58)
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
60
S05261-10
Hoofdwerk
Vuilschrapers 1van beide vorkpoten naar beneden schuiven.
Info
De vuilschrapers schrapen stof en grof vuil van de bin-
nenpoot af. In de loop van de tijd kan er vuil achter te
vuilschrapers terechtkomen. Als deze vervuiling niet
wordt verwijderd, kunnen de daarachter liggende olie-
keerringen gaan lekken.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven
vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreini-
gingsmiddel.
Vuilschrapers en de binnenpoten aan beide vorkpoten reinigen
en smeren met olie.
Universele oliespray ( pag. 120)
Vuilschrapers terugduwen in de inbouwpositie.
Overtollige olie verwijderen.
Nawerk
Motorfiets van hefbok voor nemen. ( pag. 59)
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 58)
13.6 Bestuurderszadel verwijderen
V02660-10
Contactsleutel in zadelslot 1steken en met de klok mee
draaien.
Bestuurderszadel achter optillen, naar de achteren trekken en
naar boven toe verwijderen.
Contactsleutel uit zadelslot trekken.
13.7 Bestuurderszadel monteren
H04979-10
Uitsparingen 1van bestuurderszadel aan brandstoftank vast-
haken, bestuurderszadel naar voren schuiven en achter neerla-
ten.
De bout 2klikt hoorbaar vast.
Controleren of het bestuurderszadel correct is gemonteerd.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
61
13.8 Kettingvervuiling controleren
400678-01
Ketting controleren op grove vervuiling.
» Als de ketting erg vuil is:
Ketting reinigen. ( pag. 61)
13.9 Ketting reinigen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenSmeermiddel op de banden vermindert de grip van de banden.
Verwijder smeermiddel met een geschikt reinigingsmiddel van de banden.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
De levensduur van de ketting is voor een groot deel afhankelijk van het onderhoud.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 58)
400725-01
Hoofdwerk
Ketting regelmatig reinigen.
Grove vervuiling afspoelen met een zachte waterstraal.
Smeerresten met kettingreiniger verwijderen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 120)
Na het drogen kettingspray aanbrengen.
Kettingspray Street ( pag. 120)
Nawerk
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 58)
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
62
13.10 Kettingspanning controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen verkeerde kettingspanning beschadigt componenten en leidt tot ongevallen.
Als de ketting te strak gespannen is, sluiten de ketting, het ketting-aandrijfwiel, het kettingwiel alsmede
transmissie- en achterwiellagers sneller. Sommige componenten kunnen bij overbelasting scheuren of
breken.
Als de ketting te los is, kan de ketting van het ketting-aandrijfwiel of van het kettingwiel vallen. Hierdoor
blokkeert het achterwiel of wordt de motor beschadigd.
Controleer de kettingspanning regelmatig.
Stel de kettingspanning in zoals voorgeschreven.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 58)
S05275-10
Hoofdwerk
Versnelling in stationair schakelen.
In het bereik na het glijblok de ketting naar boven richting
achterbrug duwen en kettingspanning Abepalen.
Info
Het bovenste deel van de ketting Bmoet daarbij
gespannen zijn.
Kettingen slijten niet altijd gelijkmatig, daarom moet
de meting op verschillende plekken van de ketting wor-
den herhaald.
Kettingspanning 5 … 7 mm
» Als de kettingspanning niet overeenkomt met de voorge-
schreven waarde:
Kettingspanning instellen. ( pag. 62)
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 58)
13.11 Kettingspanning instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen verkeerde kettingspanning beschadigt componenten en leidt tot ongevallen.
Als de ketting te strak gespannen is, sluiten de ketting, het ketting-aandrijfwiel, het kettingwiel alsmede
transmissie- en achterwiellagers sneller. Sommige componenten kunnen bij overbelasting scheuren of
breken.
Als de ketting te los is, kan de ketting van het ketting-aandrijfwiel of van het kettingwiel vallen. Hierdoor
blokkeert het achterwiel of wordt de motor beschadigd.
Controleer de kettingspanning regelmatig.
Stel de kettingspanning in zoals voorgeschreven.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 58)
Kettingspanning controleren. ( pag. 62)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
63
V02538-10
Hoofdwerk
Moer 1losdraaien.
Moeren 2losdraaien.
Kettingspanning door het draaien van de stelschroeven 3
links en rechts instellen.
Voorgeschreven waarde
Kettingspanning 5 … 7 mm
Stelschroeven 3links en rechts zo draaien, dat de mar-
keringen aan de linker en rechter kettingspanner 4in
dezelfde positie staan t.o.v. referentiemarkeringen A. Zo
is het achterwiel correct uitgelijnd.
Info
Het bovenste deel van de ketting moet daarbij gespan-
nen zijn.
Kettingen slijten niet altijd gelijkmatig, daarom moet
de instelling op verschillende plekken van de ketting
worden gecontroleerd.
Moeren 2vastdraaien.
Controleren of de kettingspanners 4tegen de stelschroe-
ven 3liggen.
Moer 1vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer steekas achter M14x1,5 100 Nm
Nawerk
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 58)
13.12 Ketting, kettingwiel en ketting-aandrijfwiel controleren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 58)
100132-10
Hoofdwerk
Versnelling in stationair schakelen.
Kettingwiel en ketting-aandrijfwiel op slijtage controleren.
» Als kettingwiel resp. ketting-aandrijfwiel zijn ingereden:
Aandrijfset vervangen.
Info
Ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en ketting moe-
ten altijd samen worden vervangen.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
64
401288-10
Aan het onderste deel van de ketting met het aangegeven
gewicht Atrekken.
Voorgeschreven waarde
Gewicht voor meting ketting-
slijtage
15 kg
De afstand Bvan 20 kettingschakels aan het onderste deel
van de ketting meten.
Info
Kettingen slijten niet altijd gelijkmatig, daarom moet
de meting op verschillende plekken van de ketting wor-
den herhaald.
Maximale afstand Bvan
20 kettingschakels op het
langste stuk van de ketting
301,6 mm
»Als de afstand Bgroter is dan de aangegeven maat:
Aandrijfset vervangen.
Info
Als een nieuwe ketting wordt gemonteerd,
moeten ook het kettingwiel en het
ketting-aandrijfwiel worden vervangen.
Nieuwe kettingen slijten op een oud, versleten
kettingwiel resp. ketting-aandrijfwiel sneller.
V02552-10
In het bereik na het glijblok de ketting omhoog duwen.
Glijblok op slijtage controleren.
» Als het glijblok door slijtage zo veel materiaal heeft verlo-
ren, dat in het bereik Cde boring van de schroef 1van
boven zichtbaar is:
Glijblok vervangen.
Controleren of het glijblok goed vastzit.
» Als het glijblok loszit:
Schroeven van het glijblok vastdraaien.
Nawerk
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 58)
13.13 Brandstoftankbekleding demonteren
Voorwerk
Bestuurderszadel verwijderen. ( pag. 60)
V02492-10
Hoofdwerk
Schroeven 1verwijderen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
65
V02493-10
Brandstoftankbekleding van de uitsteeksels 2trekken.
Uitsteeksels 3uit de houders trekken.
Brandstoftankbekleding er naar achter aftrekken en naar boven
verwijderen.
13.14 Brandstoftankbekleding monteren
V02501-10
Hoofdwerk
Brandstoftankbekleding positioneren en naar voren schuiven.
Uitsteeksels 1grijpen in de houders.
Houders met rubberbussen 2op uitsteeksels positioneren en
naar beneden schuiven.
V02502-10
Schroeven 3monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven bekleding
M6 6 Nm
Controleer of de brandstoftankbekleding correct gemonteerd is.
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
66
Nawerk
Bestuurderszadel monteren. ( pag. 60)
13.15 Zijbekleding links demonteren
V02516-10
Schroeven 1verwijderen.
Schroeven 2met bussen verwijderen.
V02515-10
Schroeven 3met bussen verwijderen.
Uitsteeksels in het bereik Aen in het bereik Blostrekken.
Zijbekleding verwijderen.
13.16 Zijbekleding links monteren
V02515-11
Zijbekleding plaatsen.
In het bereik Aen bereik Bop de zijbekleding drukken.
Controleer of de uitsteeksels in de houders vastklikken.
Schroeven 1met bussen monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven bekleding
M6 6 Nm
V02516-11
Schroeven 2monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven bekleding
M6 6 Nm
Schroeven 3met bussen monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven bekleding
M6 6 Nm
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 13
67
13.17 Zijbekleding rechts demonteren
V02504-10
Schroeven 1verwijderen.
Schroeven 2met bussen verwijderen.
V02503-10
Schroeven 3met bussen verwijderen.
Uitsteeksels in het bereik Aen in het bereik Blostrekken.
Zijbekleding verwijderen.
13.18 Zijbekleding rechts monteren
V02503-11
Zijbekleding plaatsen.
In het bereik Aen bereik Bop de zijbekleding drukken.
Controleer of de uitsteeksels in de houders vastklikken.
Schroeven 1met bussen monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven bekleding
M6 6 Nm
V02504-11
Schroeven 2monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven bekleding
M6 6 Nm
Schroeven 3met bussen monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven bekleding
M6 6 Nm
13 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
68
13.19 Spatbord voor demonteren
V02652-10
Schroeven 1verwijderen.
Spatbord voor verwijderen.
13.20 Spatbord voor monteren
V02652-10
Spatbord voor positioneren.
Schroeven 1monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven bekleding
M6 6 Nm
REMSYSTEEM 14
69
14.1 Antiblokkeersysteem (ABS)
H04980-10
De ABS-module 1bestaat uit een hydraulische unit,
ABSbesturingsunit en retourpomp en is onder de brandstoftank
gemonteerd. Er bevindt zich een wieltoerentalsensor 2aan het
voor- en achterwiel.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVeranderingen aan het voertuig
beperken de functie van het ABS.
Breng geen wijzigingen aan de veerweg aan.
Gebruik bij het remsysteem uitsluitend door KTM vrij-
gegeven en aanbevolen reserveonderdelen.
Gebruik alleen door KTM vrijgegeven en aanbevolen
banden en wielen met de juiste snelheidsindex.
Neem de aangegeven bandenspanning in acht.
Zorg ervoor dat servicewerkzaamheden en reparaties
vakkundig worden uitgevoerd. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Het ABS is een veiligheidssysteem dat het blokkeren van de wie-
len bij het rechtuitrijden zonder inwerking van zijwaartse krachten
voorkomt.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenRijhulpmiddelen kunnen de waar-
schijnlijkheid van een val alleen binnen de fysische moge-
lijkheden verminderen.
Extreme rijsituaties zoals bagage met hoog zwaartepunt,
wisselende straatoppervlakken, steile hellingen of hard
remmen zonder ontkoppelen kunnen niet altijd worden
gecompenseerd.
Pas het rijgedrag aan de toestand van de rijweg en uw
rijvaardigheden aan.
Het ABS heeft twee modi: de ABSmodus Road en de ABSmodus
Supermoto.
In de ABS-modus Road regelt het ABS beide wielen.
In de ABS-modus Supermoto regelt het ABS alleen het voorwiel. In
het gecombineerde instrument verschijnt een desbetreffende tekst
om aan de actieve ABSmodus Supermoto te herinneren.
Info
In de ABS-modus Supermoto kan het achterwiel blokkeren
gevaar voor vallen.
De bochtafhankelijke regeling is alleen in de ABS-modus
Road actief.
Het ABS werkt met twee onafhankelijk van elkaar werkende rem-
circuits (voorwiel- en achterwielrem). Bij normaal rijden werkt het
remsysteem als een conventioneel remsysteem zonder ABS. Pas
wanneer de ABS-besturingsunit de blokkeerneiging van een wiel
herkent, begint het ABS door het regelen van de remdruk te wer-
ken. De regeling is merkbaar aan een licht pulserende remhendel
resp. licht pulserend rempedaal.
14 REMSYSTEEM
70
Het ABSwaarschuwingslampje 3moet na het inschakelen van
het contact gaan branden en uitgaan wanneer het voertuig begint
te rijden. Als het lampje na het beginnen met rijden niet uitgaat
of tijdens het rijden gaat branden, duidt dit op een fout in het
antiblokkeersysteem. Het ABS is dan niet meer actief en de wie-
len kunnen bij het remmen blokkeren. Het remsysteem zelf blijft
gewoon werken, alleen de ABS-regeling valt uit.
Het ABSwaarschuwingslampje kan ook gaan branden als in
extreme rijsituaties het toerental van het voor- en achterwiel
sterk van elkaar afwijken, bijvoorbeeld bij een wheelie of als het
achterwiel doordraait. Daardoor wordt het ABS uitgeschakeld.
Om het ABS weer te activeren, moet het voertuig worden
gestopt en de ontsteking uitgeschakeld. Als u weer met het
voertuig gaat rijden, wordt ook het ABS weer geactiveerd. Het
ABSwaarschuwingslampje gaat dan uit, als het voertuig begint te
rijden.
14.2 Remschijven controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remschijven verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remschijven onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage
is u graag van dienst.)
400480-10
Dikte van de remschijven voor en achter op meerdere plekken
van de remschijf op de maat Acontroleren.
Info
Door slijtage vermindert de dikte van de remschijf in
het bereik van het raakvlak 1van de remplaketten.
Remschijven - slijtagegrens
voor 4,5 mm
achter 3,6 mm
» Als de dikte van de remschijven onder de voorgeschreven
waarde ligt.
Remschijf van voorwielrem vervangen.
Remschijf van achterwielrem vervangen.
Remschijven voor en achter op beschadiging, scheuren en ver-
vorming controleren.
» Als de remschijf beschadigd, gescheurd of vervormd is:
Remschijf van voorwielrem vervangen.
Remschijf van achterwielrem vervangen.
REMSYSTEEM 14
71
14.3 Remvloeistofpeil voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de MIN-markering daalt, is het remsysteem ondicht of zijn de remplaket-
ten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
V02505-10
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizon-
taal zetten.
Remvloeistofpeil controleren op het kijkglas 1.
» Wanneer het remvloeistofpeil onder de MINmarkering is
gedaald:
Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen.
( pag. 71)
14.4 Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de MIN-markering daalt, is het remsysteem ondicht of zijn de remplaket-
ten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de
ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
14 REMSYSTEEM
72
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtin-
gen en remkabels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Ervoor zorgen dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak
aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
Voorwerk
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 72)
V02506-10
Hoofdwerk
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizon-
taal zetten.
Schroeven 1verwijderen.
Deksel 2met membraan 3verwijderen.
Remvloeistof tot de markering Avullen.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 119)
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en
vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
14.5 Remplaketten voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remvoeringen verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remvoeringen onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBeschadigde remschijven verminderen de remwerking.
Als de remplaketten te laat worden vervangen, slepen de stalen plakethouders tegen de remschijf. Hier-
door vermindert de remwerking aanmerkelijk en worden de remschijven onherstelbaar beschadigd.
Controleer de remplaketten regelmatig.
REMSYSTEEM 14
73
V02665-10
Remplaketten op minimale plaketdikte Acontroleren.
Minimale plaketdikte A1 mm
» Als de plaket dunner is dan de minimale plaketdikte:
Remplaketten van de voorwielrem vervangen.
Remplaketten controleren op beschadiging en scheuren.
» Als er beschadigingen of scheuren zijn:
Remplaketten van de voorwielrem vervangen.
14.6 Remvloeistofpeil achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de MIN-markering daalt, is het remsysteem ondicht of zijn de remplaket-
ten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
V02518-10
Voertuig rechtop zetten.
Remvloeistofpeil van het remvloeistofreservoir controleren.
»Als het vloeistofpeil de MIN-markering 1heeft bereikt:
Remvloeistof van de achterwielrem bijvullen.
( pag. 73)
14.7 Remvloeistof achterwielrem bijvullen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij onvoldoende onderhoud.
Als het remvloeistofpeil onder de MIN-markering daalt, is het remsysteem ondicht of zijn de remplaket-
ten versleten.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
14 REMSYSTEEM
74
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof veroorzaakt huidirritaties.
Bewaar remvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Voorkom contact van remvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als remvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en een arts opzoeken, als accugassen in de
ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er remvloeistof op is gekomen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe oude remvloeistof vermindert de remwerking.
Controleer of de remvloeistof van de voor- en achterrem overeenkomstig het serviceschema wordt ver-
verst. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Nooit remvloeistof DOT 5 gebruiken. Deze is gebaseerd op siliconenolie en is purper gekleurd. Afdichtin-
gen en remkabels zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.
Ervoor zorgen dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen, omdat remvloeistof lak
aantast.
Uitsluitend schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken.
Voorwerk
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 75)
H01142-10
Hoofdwerk
Voorwaarde
Schroefdop geborgd.
Schroef 1verwijderen en schroefdopborging verwijderen.
V02519-10
Voertuig rechtop zetten.
Schroefdop 2met membraan 3verwijderen.
Remvloeistof tot de markering Avullen.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 119)
Schroefdop met membraan monteren.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met
water afspoelen.
REMSYSTEEM 14
75
H01142-10
Voorwaarde
Schroefdop geborgd.
Schroefdopborging positioneren, schroef 1monteren en
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M5 5 Nm
14.8 Remplaketten achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVersleten remvoeringen verminderen de remwerking.
Zorg ervoor dat versleten remvoeringen onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBeschadigde remschijven verminderen de remwerking.
Als de remplaketten te laat worden vervangen, slepen de stalen plakethouders tegen de remschijf. Hier-
door vermindert de remwerking aanmerkelijk en worden de remschijven onherstelbaar beschadigd.
Controleer de remplaketten regelmatig.
V02520-10
Remplaketten op minimale plaketdikte Acontroleren.
Minimale plaketdikte A1 mm
» Als de plaket dunner is dan de minimale plaketdikte:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen.
Remplaketten controleren op beschadiging en scheuren.
» Als er beschadigingen of scheuren zijn:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen.
14.9 Vrije slag rempedaal controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als er aan het rempedaal voor de achterwielrem geen vrije slag aanwezig is, bouwt zich in het remsys-
teem druk op de achterwielrem op.
Stel de vrije slag aan de hendel voor het rempedaal op de voorgeschreven wijze in.
14 REMSYSTEEM
76
V02541-10
Veer 1losmaken.
Rempedaal tussen eindaanslag en rempedaalcilinderzuiger
heen en weer bewegen en vrije slag Acontroleren.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3 … 5 mm
» Als de vrije slag niet overeenkomt met de voorgeschreven
waarde:
Vrije slag van het rempedaal instellen. ( pag. 76)
Veer 1vasthaken.
14.10 Vrije slag van het rempedaal instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als er aan het rempedaal voor de achterwielrem geen vrije slag aanwezig is, bouwt zich in het remsys-
teem druk op de achterwielrem op.
Stel de vrije slag aan de hendel voor het rempedaal op de voorgeschreven wijze in.
V02541-11
Veer 1losmaken.
Moer 2losdraaien en met de schroef 3de aangegeven vrije
slag Ainstellen.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3 … 5 mm
Info
Het instelbereik is beperkt.
Schroef 3tegenhouden en moer 2vastdraaien.
Veer 1vasthaken.
WIELEN, BANDEN 15
77
15.1 Voorwiel demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 58)
Motorfiets met hefbok voor opkrikken. ( pag. 58)
V02661-10
Hoofdwerk
Schroef 1verwijderen en wieltoerentalsensor 2uit de
boring trekken.
Schroeven 3verwijderen en remzadels verwijderen.
Schroef 4enkele slagen losdraaien.
Schroeven 5losdraaien.
Op de schroef 4drukken om de steekas uit de asopname te
schuiven.
Schroef 4verwijderen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBeschadigde remschijven ver-
minderen de remwerking.
Leg het wiel altijd zodanig neer dat de remschijf
niet wordt beschadigd.
Voorwiel vasthouden en steekas verwijderen. Voorwiel uit de
voorvork nemen.
Info
Remhendel niet bedienen als het voorwiel is gedemon-
teerd.
15.2 Voorwiel monteren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
V02526-10
Afstandsbussen 1verwijderen.
Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Als het wiellager beschadigd of versleten is:
Wiellager voor vervangen.
Radiale keerringen 2en loopvlakken Avan de afstandsbus-
sen reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 120)
Afstandsbussen erin zetten.
15 WIELEN, BANDEN
78
V02662-10
Schroefdraad van de steekas en schroef 3reinigen.
Steekas reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 120)
Voorwiel positioneren en steekas erin zetten.
Schroef 3monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef steekas voor M24x1,5 45 Nm
Remzadel positioneren.
Remplaketten zijn correct gepositioneerd.
Schroeven 4monteren, maar nog niet vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remza-
del voor
M8x1 32 Nm
Loctite®243™
Remhendel meerdere keren bedienen tot de remplaketten
tegen de remschijf liggen en er een drukpunt aanwezig is.
Remhendel ingedrukt vastzetten.
Het remzadel richt zich.
Schroeven 4vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remza-
del voor
M8x1 32 Nm
Loctite®243™
Wieltoerentalsensor 5in de boring positioneren.
Schroef 6monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef houder wiel-
toerentalsensor
M6 8 Nm
Vastzetting van de remhendel verwijderen.
Motorfiets van hefbok voor nemen. ( pag. 59)
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 58)
Voorwielrem bedienen en voorvork enkele keren krachtig inve-
ren.
Vorkpoten worden uitgelijnd.
Schroeven 7vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef asopname M8 15 Nm
15.3 Achterwiel demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 58)
WIELEN, BANDEN 15
79
V02535-10
Hoofdwerk
Schroef 1verwijderen en wieltoerentalsensor 2uit de
boring trekken.
Moer 3en ring verwijderen.
Kettingspanner 4verwijderen.
Achterwiel vasthouden en steekas 5met ring en kettingspan-
ner 4eruit trekken.
Achterwiel zo ver mogelijk naar voren schuiven en ketting van
het kettingwiel verwijderen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBeschadigde remschijven ver-
minderen de remwerking.
Leg het wiel altijd zodanig neer dat de remschijf
niet wordt beschadigd.
Achterwiel naar achteren trekken en uit de achterbrug nemen.
Info
Rempedaal niet indrukken als het achterwiel is gede-
monteerd.
15.4 Achterwiel monteren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNa montage van het achterwiel remt de achterwielrem eerst niet.
Bedien de voetrem meerdere keren voor begin van de rit tot een vast drukpunt voelbaar is.
Hoofdwerk
Demperpakkingen van de achterwielnaaf controleren.
( pag. 80)
V02527-10
Afstandsbussen verwijderen.
Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Als het wiellager beschadigd of versleten is:
Wiellager achter vervangen.
Radiale keerringen 1en loopvlakken Avan de afstandsbus-
sen reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 120)
Afstandsbussen erin zetten.
Schroefdraad van de steekas en moer 2reinigen.
Steekas reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 120)
Aangrijppunten van remzadelhouder en achterbrug reinigen.
15 WIELEN, BANDEN
80
Achterwiel positioneren.
Remplaketten zijn correct gepositioneerd.
Achterwiel zo ver mogelijk naar voren schuiven en ketting op
het kettingwiel leggen.
V02535-11
Achterwiel naar achteren trekken en steekas 3met ringen en
kettingspanners 4monteren.
Info
Kettingspanners 4links en rechts in dezelfde positie
monteren.
Moer 2monteren, maar nog niet vastdraaien.
Ervoor zorgen dat de kettingspanners tegen de schroeven lig-
gen en moer 2vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
De markeringen op de kettingspanners moeten links en
rechts in dezelfde positie ten opzichte van de referentiemar-
keringen Bstaan. Zo is het achterwiel correct uitgelijnd.
Moer steekas achter M14x1,5 100 Nm
Wieltoerentalsensor 5in de boring positioneren. Schroef 6
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroe-
ven chassis
M6 9 Nm
Nawerk
Kettingspanning controleren. ( pag. 62)
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 58)
15.5 Demperpakkingen van de achterwielnaaf controleren
Info
De kracht van de motor wordt door het kettingwiel via 6 demperpakkingen overgebracht op het achterwiel.
Deze slijten tijdens het rijden. Als de demperpakkingen niet op tijd worden vervangen, worden de ketting-
wielhouder en de achterwielnaaf beschadigd.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 58)
Achterwiel demonteren. ( pag. 78)
V02528-10
Hoofdwerk
Lager 1controleren.
» Als het lager beschadigd of versleten is:
Wiellager achter vervangen.
Demperpakkingen 2van de achterwielnaaf controleren op
beschadiging en slijtage.
» Als de demperpakkingen van de achterwielnaaf beschadigd
of versleten zijn:
Alle demperpakkingen van de achterwielnaaf vervan-
gen.
WIELEN, BANDEN 15
81
V02529-10
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBeschadigde remschijven ver-
minderen de remwerking.
Leg het wiel altijd zodanig neer dat de remschijf
niet wordt beschadigd.
Achterwiel met het kettingwiel naar boven toe op een werkbank
leggen en de steekas in de naaf steken.
Om de speling Ate controleren, achterwiel vasthouden en
proberen het kettingwiel te draaien.
Info
De speling wordt gemeten aan de buitenkant van het
kettingwiel.
Speling demperpakkingen
achterwiel
5 mm
»Als de speling Agroter is dan de voorgeschreven waarde:
Alle demperpakkingen van de achterwielnaaf vervan-
gen.
Nawerk
Achterwiel monteren. ( pag. 79)
Kettingspanning controleren. ( pag. 62)
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 58)
15.6 Bandentoestand controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenAls een band tijdens de rit lek raakt, wordt het voertuig oncontroleerbaar.
Zorg ervoor dat beschadigde of versleten banden onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor vallenVerschillende profielen van voor- en achterwiel beïnvloeden het rijgedrag.
Verschillende profielen kunnen de controle over het voertuig aanzienlijk moeilijker maken.
Zorg ervoor dat voor- en achterwiel steeds van banden met hetzelfde profiel zijn voorzien.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNiet-vrijgegeven of aanbevolen banden en wielen bemoeilijken het rijgedrag.
Gebruik alleen door KTM vrijgegeven en aanbevolen banden en wielen met de juiste snelheidsindex.
Info
Het type, de toestand en de spanning van de banden zijn van invloed op het rijgedrag van de motorfiets.
Versleten banden hebben vooral bij natte ondergrond een slechte invloed op het rijgedrag.
15 WIELEN, BANDEN
82
400602-10
Voor- en achterbanden controleren op insnijdingen, voorwerpen
die tijdens het rijden in de band zijn gaan zitten en beschadi-
gingen.
» Als er insnijdingen of beschadigingen zijn of als er voorwer-
pen tijdens het rijden in de band zijn gaan zitten:
Banden vervangen.
Profieldiepte controleren.
Info
Wettelijke landspecifieke minimale profieldiepte in acht
nemen.
Minimale profieldiepte 2 mm
» Als de profieldiepte lager is dan de minimale waarde:
Banden vervangen.
H01144-10
Leeftijd van de banden controleren.
Info
De productiedatum van de banden staat meestal op het
opschrift van de banden en wordt met de laatste vier
cijfers van de DOT aanduiding gekenmerkt. De eerste
twee cijfers wijzen op de week van de productie en de
laatste twee cijfers op het productiejaar.
KTM adviseert uiterlijk na vijf jaar de banden te vervan-
gen, onafhankelijk van de daadwerkelijke slijtage.
» Als de band ouder is dan vijf jaar:
Banden vervangen.
15.7 Bandenspanning controleren
Info
Te lage bandenspanning leidt tot buitengewone slijtage en oververhitting van de band.
Een goede bandenspanning garandeert een optimaal rijcomfort en een maximale levensduur van de band.
400695-01
Beschermkap verwijderen.
Bandenspanning controleren als de banden koud zijn.
Bandenspanning solo
voor 2,0 bar
achter 2,0 bar
Bandenspanning met passagier/volledige nuttige belasting
voor 2,0 bar
achter 2,2 bar
» Als de bandenspanning niet met de voorgeschreven waarde
overeenkomt:
Bandenspanning corrigeren.
Beschermkap monteren.
ELEKTRONICA 16
83
16.1 12V-accu demonteren
Waarschuwing
Gevaar voor letselAccuzuur en accugassen kunnen ernstige brandwonden veroorzaken.
Bewaar 12V-accu’s buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Vermijd contact met accuzuur en accugassen.
Vonken of open vuur uit de buurt van de 12V-accu houden.
Laad 12V-accu’s uitsluitend op in goed geventileerde ruimtes.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens 15 minuten met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als accuzuur of
accugas in de ogen is gekomen.
Voorwerk
Bestuurderszadel verwijderen. ( pag. 60)
Brandstoftankbekleding demonteren. ( pag. 64)
V02521-10
Hoofdwerk
Minkabel 1van de 12V-accu loskoppelen.
V02522-11
Pluspoolafdekking 2naar achteren trekken.
Pluskabel 3van de 12V-accu loskoppelen.
Rubberband 4loshaken.
12V-accu naar boven toe uit het accuvak verwijderen.
Info
Motorfiets nooit met een lege 12V-accu of zonder 12V-
accu gebruiken. In beide gevallen kunnen elektrische
componenten en veiligheidsvoorzieningen beschadigd
raken. Het voertuig is in dit geval niet meer verkeersvei-
lig.
16.2 12V-accu monteren
V02522-10
Hoofdwerk
12Vaccu in het accuvak plaatsen.
Voorgeschreven waarde
De accupolen moeten naar boven wijzen.
12V-accu (ETZ-9-BS) ( pag. 115)
Rubberband 1inhaken.
Pluskabel 2positioneren, schroef monteren en vastdraaien.
Pluspoolafdekking 3positioneren.
16 ELEKTRONICA
84
V02521-11
Minkabel 4positioneren, schroef monteren en vastdraaien.
Nawerk
Brandstoftankbekleding monteren. ( pag. 65)
Bestuurderszadel monteren. ( pag. 60)
Tijd en datum instellen. ( pag. 39)
16.3 12V-accu laden
Waarschuwing
Gevaar voor letselAccuzuur en accugassen kunnen ernstige brandwonden veroorzaken.
Bewaar 12V-accu’s buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Vermijd contact met accuzuur en accugassen.
Vonken of open vuur uit de buurt van de 12V-accu houden.
Laad 12V-accu’s uitsluitend op in goed geventileerde ruimtes.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens 15 minuten met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als accuzuur of
accugas in de ogen is gekomen.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieu12V-accu’s bevatten voor het milieu schadelijke stoffen.
Gooi 12V-accu’s niet bij het huishoudelijk afval.
Geef 12V-accu’s af bij een verzamelpunt voor oude accu’s.
Info
Ook als de 12V-accu niet wordt belast verliest hij dagelijks aan lading.
De laadtoestand en de wijze van laden zijn erg belangrijk voor de levensduur van de 12V-accu.
Snel laden met een hogere laadstroom heeft een negatief effect op de levensduur.
Als de laadstroom, laadspanning en laadtijd worden overschreden, ontsnapt er elektrolyt via de veiligheids-
kleppen. Daardoor verliest de 12V-accu aan capaciteit.
Als de 12V-accu leeg is gestart, de 12V-accu meteen opladen.
Bij langere stilstand in lege toestand treden er diepteontlading en sulfatie op, waardoor de 12V-accu wordt
vernield.
De 12V-accu is onderhoudsvrij. Het zuurniveau hoeft niet te worden gecontroleerd.
Voorwerk
Bestuurderszadel verwijderen. ( pag. 60)
Brandstoftankbekleding demonteren. ( pag. 64)
ELEKTRONICA 16
85
V02565-10
Hoofdwerk
Minkabel 1van de 12V-accu loskoppelen om schade aan de
boordelektronica te voorkomen.
Pluspoolafdekking 2verwijderen.
V02564-10
Acculader met 12V-accu verbinden. Acculader inschakelen.
Acculader (58429074200)
Met deze acculader is het overladen van de 12V-accu onmoge-
lijk.
Deze acculader is niet geschikt voor lithium-ionen-accu’s.
Info
12V-accu laden met maximaal 10% van de capaciteit
die op het accuhuis is aangegeven.
Acculader na het laden uitschakelen en van de 12V-accu los-
koppelen.
Voorgeschreven waarde
Laadstroom, laadspanning en laadtijd mogen niet worden
overschreden.
12V-accu regelmatig bijla-
den als de motorfiets niet
wordt gebruikt
3 maanden
V02565-10
Pluspoolafdekking 2monteren.
Minkabel 1positioneren, schroef monteren en vastdraaien.
Nawerk
Brandstoftankbekleding monteren. ( pag. 65)
Bestuurderszadel monteren. ( pag. 60)
Tijd en datum instellen. ( pag. 39)
16 ELEKTRONICA
86
16.4 ABSzekeringen vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor brandVerkeerde zekeringen overbelasten de elektrische installatie.
Gebruik alleen zekeringen met de voorgeschreven ampère-waarde.
Overbrug of repareer geen zekeringen.
Info
Twee zekeringen voor het ABS bevinden zich onder de beschermkap naast de minpool van de 12V-accu.
Met deze twee zekeringen zijn de retourpomp en de hydraulische unit van het ABS afgezekerd. De derde
zekering, waarmee de ABS-besturingsunit is afgezekerd bevindt zich in het zekeringenblok.
Voorwerk
Bestuurderszadel verwijderen. ( pag. 60)
Brandstoftankbekleding demonteren. ( pag. 64)
V02562-10
Zekering hydraulische ABS-unit vervangen:
Beschermkapje verwijderen en zekering 1verwijderen.
Info
Een defecte zekering heeft een gebroken smelt-
draad A.
Waarschuwing
Gevaar voor brandVerkeerde zekeringen overbelas-
ten de elektrische installatie.
Gebruik alleen zekeringen met de voorgeschre-
ven ampère-waarde.
Overbrug of repareer geen zekeringen.
Voldoende sterke reservezekering plaatsen.
Zekering (75011088010) ( pag. 115)
Tip
Nieuwe reservezekering Bin het zekeringenblok
plaatsen, zodat u er een bij u heeft als het nodig is.
Beschermkap monteren.
V02562-11
Zekering ABS-retourpomp vervangen:
Beschermkapje verwijderen en zekering 2verwijderen.
Info
Een defecte zekering heeft een gebroken smelt-
draad A.
ELEKTRONICA 16
87
Waarschuwing
Gevaar voor brandVerkeerde zekeringen overbelas-
ten de elektrische installatie.
Gebruik alleen zekeringen met de voorgeschre-
ven ampère-waarde.
Overbrug of repareer geen zekeringen.
Voldoende sterke reservezekering plaatsen.
Zekering (75011088015) ( pag. 115)
Tip
Nieuwe reservezekering Cin het zekeringenblok
plaatsen, zodat u er een bij u heeft als het nodig is.
Beschermkap monteren.
Nawerk
Brandstoftankbekleding monteren. ( pag. 65)
Bestuurderszadel monteren. ( pag. 60)
16.5 Hoofdzekering vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor brandVerkeerde zekeringen overbelasten de elektrische installatie.
Gebruik alleen zekeringen met de voorgeschreven ampère-waarde.
Overbrug of repareer geen zekeringen.
Info
Met de hoofdzekering worden alle elektrische verbruikers van het voertuig gezekerd. De hoofdzekering
bevindt zich naast de 12V-accu.
Voorwerk
Bestuurderszadel verwijderen. ( pag. 60)
Brandstoftankbekleding demonteren. ( pag. 64)
V02563-10
Hoofdwerk
Defecte hoofdzekering 1verwijderen.
Info
Een defecte zekering heeft een gebroken
smeltdraad A.
Info
In het zekeringenblok bevindt zich een reservezekering.
Nieuwe hoofdzekering plaatsen.
Zekering (75011088030) ( pag. 115)
Tip
Nieuwe reservezekering in het zekeringenblok plaatsen,
zodat u er een bij u hebt als het nodig is.
16 ELEKTRONICA
88
Nawerk
Brandstoftankbekleding monteren. ( pag. 65)
Bestuurderszadel monteren. ( pag. 60)
Tijd en datum instellen.
16.6 Zekeringen van de afzonderlijke elektrische verbruikers vervangen
Info
Het zekeringenblok met de hoofdzekering en de zekeringen voor de afzonderlijke elektrische stroomver-
bruikers bevindt zich onder de brandstoftankbekleding.
Voorwerk
Bestuurderszadel verwijderen. ( pag. 60)
Brandstoftankbekleding demonteren. ( pag. 64)
V02523-10
Hoofdwerk
Zekeringenblokdeksel openen.
Defecte zekering verwijderen.
Voorgeschreven waarde
Zekering 1- geen functie
Zekering 2- 10 A - gecombineerd instrument, brandstof-
pomp
Zekering 3- 10 A - hoofdrelais
Zekering 4- 15 A - bobine, claxon, startrelais
Zekering 5- 10 A - radiateurventilator
Zekering 6- 10 A - remlicht, richtingaanwijzer, koplamp,
positielicht, achterlicht, nummerplaatverlichting
Zekering 7- 10 A - ABS-besturingsunit, gecombineerd
instrument, diagnosestekker
Zekering 8- 10 A - noodstopschakelaar
Zekering 9- 10 A - constant plus voor extra apparatuur (AC-
C1)
Zekering 10 - 10 A - ontstekingsplus voor extra apparaten
(ACC2)
Zekering SPARE - 10 A/15 A/30 A - reservezekeringen
Info
Een defecte zekering heeft een gebroken
smeltdraad A.
Waarschuwing
Gevaar voor brandVerkeerde zekeringen overbelasten
de elektrische installatie.
Gebruik alleen zekeringen met de voorgeschreven
ampère-waarde.
Overbrug of repareer geen zekeringen.
Voldoende sterke reservezekering plaatsen.
Zekering (75011088010) ( pag. 115)
ELEKTRONICA 16
89
Zekering (75011088015) ( pag. 115)
Zekering (75011088030) ( pag. 115)
Tip
Nieuwe reservezekering in het zekeringenblok plaatsen,
zodat u er een bij u hebt als het nodig is.
Werking van de elektrische verbruikers controleren.
Zekeringenblokdeksel sluiten.
Nawerk
Brandstoftankbekleding monteren. ( pag. 65)
Bestuurderszadel monteren. ( pag. 60)
16.7 Koplampinstelling controleren
400726-10
Voertuig op een horizontale ondergrond voor een lichte muur
zetten en in de hoogte van het midden van de koplamp een
markering aanbrengen.
Nog een markering aanbrengen op een afstand Bonder de
eerste markering.
Voorgeschreven waarde
Afstand B5 cm
Voertuig op een afstand Aloodrecht voor de muur zetten en
het dimlicht inschakelen.
Voorgeschreven waarde
Afstand A5 m
Nu gaat de bestuurder, eventueel met bagage en passagier op
de motorfiets zitten.
Koplampinstelling controleren.
De grens tussen licht en donker moet bij een gebruiksklare
motorfiets met bestuurder, eventueel met bagage en passa-
gier, precies op de onderste markering liggen.
» Als deze grens tussen licht en donker niet overeenkomt
met de voorgeschreven waarde:
Lichtbundelbreedte van de koplamp instellen.
( pag. 89)
16.8 Lichtbundelbreedte van de koplamp instellen
S05263-10
Hoofdwerk
Door draaien van de schroef 1aan de onderzijde van de kop-
lamp de lichtbundelbreedte van de koplamp instellen.
Voorgeschreven waarde
De grens tussen licht en donker moet bij de rijklare motor-
fiets met bestuurder, eventueel met bagage en bijrijder,
precies op de onderste markering liggen (aangebracht bij:
koplampinstelling controleren).
16 ELEKTRONICA
90
Info
Draaien met de klok mee verbreedt de lichtbundel-
breedte en draaien tegen de klok in versmalt de licht-
bundelbreedte.
Nawerk
Koplampinstelling controleren. ( pag. 89)
16.9 Diagnosestekker
S05281-10
De diagnosestekker 1bevindt zicht onder het bestuurderszadel.
16.10 ACC1 voor
V02545-10
Inbouwlocatie
De voedingsspanningen ACC1 1voor bevinden zich onder
het compensatiereservoir van het koelmiddel.
Info
De voedingsspanningen zijn met een zekering beveiligd.
Deze zekering beveiligt echter ook nog andere elektrische
verbruikers.
De maximale continue belasting is daarom duidelijk gerin-
ger dan de waarde van de zekering.
In geen geval een sterkere zekering gebruiken.
De voedingsspanning ACC1 is op constant plus geschakeld,
aangesloten elektrische verbruikers worden onafhankelijk
van de ontsteking permanent van stroom voorzien.
De voedingsspanning ACC2 is op ontstekingsplus gescha-
keld, de aangesloten elektrische verbruikers worden alleen
bij ingeschakelde ontsteking van stroom voorzien.
16.11 ACC1 en ACC2 achterzijde
V02546-10
Inbouwlocatie
De voedingsspanningen ACC1 1en ACC2 2achter bevin-
den zich onder het zadel.
Info
Aan de hand van de beschreven kabelisolatie is zichtbaar
om welke voedingsspanning het gaat.
ELEKTRONICA 16
91
Info
De voedingsspanningen zijn met een zekering beveiligd.
Deze zekering beveiligt echter ook nog andere elektrische
verbruikers.
De maximale continue belasting is daarom duidelijk gerin-
ger dan de waarde van de zekering.
In geen geval een sterkere zekering gebruiken.
De voedingsspanning ACC1 is op constant plus geschakeld,
aangesloten elektrische verbruikers worden onafhankelijk
van de ontsteking permanent van stroom voorzien.
De voedingsspanning ACC2 is op ontstekingsplus gescha-
keld, de aangesloten elektrische verbruikers worden alleen
bij ingeschakelde ontsteking van stroom voorzien.
17 KOELSYSTEEM
92
17.1 Koelsysteem
V02667-10
Door de waterpomp 1in de motor vindt er een gedwongen circu-
latie van het koelmiddel plaats.
De druk die bij verwarming in het koelsysteem ontstaat wordt gere-
geld door een klep in de radiateurdop 2. Door de uitzetting door
warmte stroomt het overtollige koelmiddel naar het compensatie-
reservoir 3. Als de temperatuur daalt wordt dit koelmiddel weer
teruggezogen in het koelsysteem. Daardoor is de aangegeven koel-
middeltemperatuur toegestaan zonder dat er met functiestoringen
rekening moet worden gehouden.
110 °C
402242-10
Koeling vindt plaats door de rijwind en een radiateurventilator 4
die bij hoge temperatuur wordt ingeschakeld.
Hoe lager de snelheid, hoe lager de koelwerking. Ook vervuilde
koelribben verlagen de koelwerking.
Info
Als het koelsysteem oververhit raakt, wordt het maximale
motortoerental begrensd.
17.2 Koelmiddelpeil vast reservoir controleren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Open noch de koeler, de koelerslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als de motor
of het koelsysteem bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componen-
ten van het koelsysteem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is gevaarlijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koel-
vloeistof in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
KOELSYSTEEM 17
93
Voorwaarden
Motor is koud.
Radiateur is volledig gevuld.
V02547-10
Motorfiets rechtop zetten op een horizontale ondergrond.
Koelmiddelpeil in het vaste reservoir 1controleren.
Het koelmiddelpeil moet tussen MIN en MAX liggen.
» Als er zich geen koelmiddel in het vaste reservoir bevindt:
Koelsysteem controleren op lekkage.
Info
Niet met de motorfiets rijden!
Koelsysteem vullen/ontluchten. ( pag. 95)
» Als het koelmiddelpeil in het vaste reservoir niet met de
voorgeschreven waarde overeenkomt, maar nog niet leeg is:
Koelmiddelpeil in compensatiereservoir corrigeren.
17.3 Antivries en koelmiddelpeil controleren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Open noch de koeler, de koelerslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als de motor
of het koelsysteem bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componen-
ten van het koelsysteem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is gevaarlijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koel-
vloeistof in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
Voorwaarden
Motor is koud.
Voorwerk
Zijbekleding rechts demonteren. ( pag. 67)
17 KOELSYSTEEM
94
V02547-11
Hoofdwerk
Motorfiets rechtop zetten op een horizontaal oppervlak.
Dop 1van het compensatiereservoir verwijderen.
Antivries van het koelmiddel controleren.
25 … 45 °C
» Als de antivries van het koelmiddel niet overeenkomt met
de voorgeschreven waarde:
Antivries van het koelmiddel corrigeren.
Koelmiddelpeil in het compensatiereservoir controleren.
Het koelmiddelpeil moet tussen MIN en MAX liggen.
» Als het koelmiddelpeil niet overeenkomt met de voorge-
schreven waarde:
Koelmiddelpeil corrigeren.
Koelmiddel ( pag. 118)
Dop van het compensatiereservoir monteren.
V02561-10
Radiateurdop 2verwijderen.
Antivries van het koelmiddel controleren.
25 … 45 °C
» Als de antivries van het koelmiddel niet overeenkomt met
de voorgeschreven waarde:
Antivries van het koelmiddel corrigeren.
Koelmiddelpeil in de radiateur controleren.
De radiateur moet volledig gevuld zijn.
» Als het koelmiddelpeil niet overeenkomt met de voorge-
schreven waarde:
Koelmiddelpeil corrigeren en oorzaak van het verlies
vaststellen.
Koelmiddel ( pag. 118)
» Als er meer koelmiddel bijgevuld moest worden dan de
voorgeschreven waarde:
> 0,20 l
Koelsysteem vullen/ontluchten. ( pag. 95)
Radiateurdop monteren.
Nawerk
Zijbekleding rechts monteren. ( pag. 67)
17.4 Koelmiddel aftappen
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Open noch de koeler, de koelerslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als de motor
of het koelsysteem bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componen-
ten van het koelsysteem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
KOELSYSTEEM 17
95
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is gevaarlijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koel-
vloeistof in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
Voorwaarden
Motor is koud.
Voorwerk
Zijbekleding links demonteren. ( pag. 66)
Zijbekleding rechts demonteren. ( pag. 67)
V02553-10
Hoofdwerk
Motorfiets rechtop zetten.
Geschikt reservoir onder de motor plaatsen.
Schroef 1verwijderen.
Radiateurdop verwijderen.
Koelmiddel volledig laten uitlopen.
Schroef 1met nieuwe pakkingring monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Sluitschroef aftapbo-
ring waterpomp
M6 10 Nm
17.5 Koelsysteem vullen/ontluchten
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is gevaarlijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koel-
vloeistof in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
V02561-11
Hoofdwerk
Radiateurdop 1verwijderen.
17 KOELSYSTEEM
96
V02560-11
Ontluchtingsschroef 2losdraaien.
Voorgeschreven waarde
3 omw
Voertuig licht naar rechts kantelen.
Koelmiddel bijvullen tot dit zonder luchtbellen uit de ontluch-
tingsschroef stroomt en de ontluchtingsschroef dan meteen
vastdraaien.
Koelmiddel ( pag. 118)
Radiateur compleet met koelmiddel vullen. Radiateurdop mon-
teren.
Voertuig op zijstandaard zetten.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en
kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg heb-
ben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor
voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motor starten en warm laten draaien.
V02547-12
Motor uitzetten en laten afkoelen.
Na het afkoelen nog een keer het koelmiddelpeil in de radia-
teur controleren en indien nodig koelmiddel bijvullen.
Dop 3van het compensatiereservoir verwijderen en koelmid-
delpeil tot de MAX-markering vullen.
Dop van het compensatiereservoir monteren.
Nawerk
Zijbekleding links monteren. ( pag. 66)
Zijbekleding rechts monteren. ( pag. 67)
17.6 Koelmiddel verversen
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Open noch de koeler, de koelerslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als de motor
of het koelsysteem bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componen-
ten van het koelsysteem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
KOELSYSTEEM 17
97
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is gevaarlijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koel-
vloeistof in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
Voorwaarden
Motor is koud.
Voorwerk
Zijbekleding rechts demonteren. ( pag. 67)
Zijbekleding links demonteren. ( pag. 66)
V02553-10
Hoofdwerk
Motorfiets rechtop zetten.
Geschikt reservoir onder de motor plaatsen.
Schroef 1verwijderen.
V02561-10
Radiateurdop 2verwijderen.
Koelmiddel volledig laten uitlopen.
Schroef 1met nieuwe pakkingring monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Sluitschroef aftapbo-
ring waterpomp
M6 10 Nm
V02560-10
Ontluchtingsschroef 3losdraaien.
Voorgeschreven waarde
3 omw
Voertuig licht naar rechts kantelen.
Koelmiddel bijvullen tot dit zonder luchtbellen uit de ontluch-
tingsschroef stroomt en de ontluchtingsschroef dan meteen
vastdraaien.
Koelmiddel ( pag. 118)
Radiateur compleet met koelmiddel vullen. Radiateurdop mon-
teren.
Voertuig op zijstandaard zetten.
17 KOELSYSTEEM
98
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en
kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg heb-
ben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor
voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motor starten en warm laten draaien.
V02547-13
Motor uitzetten en laten afkoelen.
Na het afkoelen nog een keer het koelmiddelpeil in de radia-
teur controleren en indien nodig koelmiddel bijvullen.
Dop 4van het compensatiereservoir verwijderen en koelmid-
delpeil tot de MAX-markering vullen.
Dop van het compensatiereservoir monteren.
Nawerk
Zijbekleding links monteren. ( pag. 66)
Zijbekleding rechts monteren. ( pag. 67)
MOTOR AFSTELLEN 18
99
18.1 Speling gaskabel controleren
400192-11
Controleren of de gashendel soepel beweegt.
Stuur in de rechtuitstand zetten. Gashendel licht heen en weer
bewegen en de speling gaskabel Abepalen.
Gaskabelspeling A3 … 5 mm
» Als de speling gaskabel niet overeenkomt met de voorge-
schreven waarde:
Speling gaskabel instellen. ( pag. 99)
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en
kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg heb-
ben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor
voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motor starten en met stationair toerental laten draaien. Stuur
over het gehele stuurbereik heen en weer bewegen.
Het stationair toerental mag niet veranderen.
» Wanneer het stationaire toerental verandert:
Controleren of gaskabel correct is gelegd.
18.2 Speling gaskabel instellen
V02544-10
Stuur in de rechtuitstand zetten.
Manchet 1terugschuiven.
Contramoer 2losdraaien.
Gaskabelspeling met de stelschroef 3instellen.
Voorgeschreven waarde
Speling gaskabel 3 … 5 mm
Contramoer 2vastdraaien.
Manchet 1erop schuiven.
18.3 Koppelingshendelspeling controleren
Aanwijzing
Beschadiging koppelingAls de koppelingshendel geen vrije slag heeft, begint de koppeling te verschuiven.
Controleer vóór elk gebruik van de motorfiets de vrije slag van de koppelingshendel.
Stel de vrije slag van de koppelingshendel indien nodig volgens de voorschriften in.
18 MOTOR AFSTELLEN
100
V02680-01
Controleren of de koppelingshendel soepel beweegt.
Stuur in de rechtuitstand zetten.
Koppelingshendel tot voelbare weerstand trekken en de koppe-
lingshendelspeling Abepalen.
Koppelingshendelspeling A1 … 3 mm
» Als de koppelingshendelspeling niet overeenkomt met de
voorgeschreven waarde:
Koppelingshendelspeling instellen. ( pag. 100)
Stuur over het gehele stuurbereik heen en weer bewegen.
De koppelingshendelspeling mag niet veranderen.
» Als de koppelingshendelspeling verandert:
Traject van de koppelingskabel controleren.
18.4 Koppelingshendelspeling instellen
V02681-10
Stuur in de rechtuitstand zetten.
Manchet 1terugschuiven.
Contramoer 2losdraaien.
Koppelingshendelspeling Amet de stelschroef 3instellen.
Voorgeschreven waarde
Koppelingshendelspeling A1 … 3 mm
Contramoer 2vastdraaien.
Manchet 1positioneren.
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 19
101
19.1 Motoroliepeil controleren
Voorwaarden
Motor is warm.
Voorwerk
Motorfiets rechtop zetten op een horizontale ondergrond.
V02668-10
Hoofdwerk
Motoroliepeil controleren.
Info
Na het uitzetten van de motor een minuut wachten en
dan pas controleren.
De motorolie moet tussen de markeringen Aen Bliggen.
»Als de motorolie onder de markering Aligt:
Motorolie bijvullen. ( pag. 103)
»Als de motorolie boven de markering Bligt:
Motoroliepeil corrigeren.
19.2 Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeef reinigen
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenMotor- en cardanolie wordt tijdens bedrijf van de motorfiets zeer heet.
Draag geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
De motorolie bij een warme motor aftappen.
Voorwerk
Motorfiets op een horizontale ondergrond op de zijstandaard
zetten.
V02555-10
Hoofdwerk
Geschikt reservoir onder de motor plaatsen.
Olieaftapschroef 1met keerring verwijderen.
Oliezeef 2met keerring verwijderen.
Motorolie volledig laten uitlopen.
Olieaftapschroef en oliezeef grondig reinigen.
Oliezeef 2positioneren en olieaftapschroef 1met keerring
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Olieaftapschroef M24x1,5 15 Nm
19 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR
102
V00675-10
Schroeven 3verwijderen. Oliefilterdeksel 4met keerring
verwijderen.
Oliefilter 5uit het oliefilterhuis trekken.
Motorolie volledig laten uitlopen.
Onderdelen en afdichtvlak grondig reinigen.
V00676-10
Nieuw oliefilter 5plaatsen.
Keerring van het oliefilterdeksel insmeren met olie. Oliefilter-
deksel 4monteren.
Schroeven 3monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef oliefilterdop M6 10 Nm
Info
Te weinig motorolie of olie van onvoldoende kwaliteit
leidt tot voortijdige slijtage van de motor.
L02203-10
Olievulschroef 6met keerring van het koppelingsdeksel ver-
wijderen en motorolie vullen.
Motorolie
Omgevingstempera-
tuur: 0 … 50 °C
1,5 l Motorolie
(SAE 15W/50)
( pag. 118)
Motorolie
Omgevingstempera-
tuur: 10 … 40 °C
Motorolie
(SAE 10W/40)
( pag. 118)
Olievulschroef met keerring monteren en vastdraaien.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en
kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg heb-
ben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor
voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motor starten en controleren op lekkage.
Nawerk
Motoroliepeil controleren. ( pag. 101)
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 19
103
19.3 Motorolie bijvullen
Info
Te weinig motorolie of olie van onvoldoende kwaliteit leidt tot voortijdige slijtage van de motor.
401955-10
Hoofdwerk
Olievulschroef 1met keerring verwijderen en motorolie bij-
vullen.
Motorolie (SAE 15W/50) ( pag. 118)
Motorolie (SAE 10W/40) ( pag. 118)
Info
Voor een optimale prestatie van de motorolie wordt aan-
geraden geen verschillende motoroliesoorten te men-
gen.
Wij adviseren de motorolie te verversen, als dat nodig
is.
Olievulschroef met keerring monteren en vastdraaien.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en
kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg heb-
ben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor
voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motor starten en controleren op lekkage.
Nawerk
Motoroliepeil controleren. ( pag. 101)
20 REINIGING, ONDERHOUD
104
20.1 Motorfiets reinigen
Aanwijzing
MateriaalschadeDoor verkeerd gebruik van een hogedrukreiniger worden componenten beschadigd of onbruik-
baar.
Het water dringt door de hoge druk in de elektrische componenten, stekkers, bowdenkabels, lagers etc.
Te hoge druk veroorzaakt storingen en maakt componenten onbruikbaar.
Richt de waterstraal niet direct op elektrische componenten, stekkers, bowenkabels of lagers.
Een minimale afstand tussen de sproeier van de hogedrukreiniger en de component aanhouden.
Minimale afstand 60 cm
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Reinig de motorfiets regelmatig om zijn waarde en uitzicht gedurende lange tijd te behouden.
Directe zonnestralen op de motorfiets tijdens het reinigen vermijden.
401061-01
Uitlaatsysteem afsluiten om het indringen van water te voorko-
men.
Grove vervuiling eerst met een zachte waterstraal verwijderen.
Sterk vervuilde plekken met een normale, in de handel
verkrijgbare motorfietsreiniger inspuiten en met een penseel
bewerken.
Motorfietsreiniger ( pag. 120)
Info
Warm water met een in de handel verkrijgbare motor-
fietsreiniger en een zachte spons gebruiken.
Motorfietsreiniger nooit op de droge motorfiets aanbren-
gen, altijd eerst met water afspoelen.
Reinig de motorfiets met koud water als de motorfiets
in strooizout is gebruikt. Warm water versterkt de zout-
werking.
Nadat de motorfiets grondig met een zachte waterstraal is
afgespoeld moet hij goed worden gedroogd.
Afsluiting van het uitlaatsysteem verwijderen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVocht en vuil beïnvloeden het
remsysteem nadelig.
Rem meerdere keren voorzichtig om de remplaket-
ten en remschijven te drogen en vuil te verwijde-
ren.
Na de reiniging een kort stuk rijden, totdat de motor de rijtem-
peratuur heeft bereikt.
REINIGING, ONDERHOUD 20
105
Info
Door de warmte verdampt het water ook op de niet toe-
gankelijke plaatsen van de motor en het remsysteem.
Manchetten van de stuurarmaturen terugschuiven, zodat het
ingedrongen water kan verdampen.
Na het afkoelen van de motorfiets alle glij- en lagerpunten
smeren.
Ketting reinigen. ( pag. 61)
Blank metalen onderdelen (met uitzondering van de remschij-
ven en het uitlaatsysteem) met antiroestmiddel behandelen.
Conserveringsmiddel voor lakken, metaal en rubber
( pag. 120)
Alle gelakte onderdelen behandelen met een onderhoudsmid-
del voor lakken.
Perfect Finish en hoogglanspolitoer voor lakken
( pag. 120)
Info
In de leveringstoestand matte kunststofonderdelen
niet polijsten, omdat de materiaalkwaliteit anders sterk
beperkt wordt.
Alle kunststof onderdelen en geëloxeerde onderdelen behande-
len met een mild reinigings- en verzorgingsmiddel.
Speciale reiniger voor glanzende en matte lakken, metaal-
en kunststofvlakken ( pag. 120)
Contact- en stuurslot smeren.
Universele oliespray ( pag. 120)
20.2 Controle en onderhoud voor rijden in de winter
Info
Als de motorfiets ook in de winter wordt gebruikt, moet rekening worden gehouden met strooizout op de
wegen. Daarom moeten er voorzorgsmaatregelen worden genomen tegen het agressieve strooizout.
Reinig de motorfiets met koud water als de motorfiets in strooizout is gebruikt. Warm water versterkt de
zoutwerking.
401060-01
Motorfiets reinigen. ( pag. 104)
Remmen reinigen.
Info
Na IEDERE rit op wegen met strooizout de motorfiets en
vooral de remzadels en remplaketten in afgekoelde en
gemonteerde toestand, grondig met koud water reinigen
en goed drogen.
Motor, achterbrug en alle overige blanke of verzinkte onderde-
len (m.u.v. de remschijven) worden behandeld met een anti-
roestmiddel op wasbasis.
20 REINIGING, ONDERHOUD
106
Info
Er mag geen antiroestmiddel op de remschijven
terechtkomen omdat daardoor de remwerking sterk
wordt verminderd.
Ketting reinigen. ( pag. 61)
STALLING 21
107
21.1 Stalling
Info
Als u de motorfiets voor langere tijd niet wilt gebruiken, moet u volgende maatregelen nemen of laten
nemen.
Controleer voordat u de motorfiets gaat stallen eerst of alle onderdelen goed werken en niet zijn versleten.
Als er servicewerkzaamheden, reparaties of wijzigingen nodig zijn, kunt u dat het beste doen tijdens de
overwintering (minder drukte bij de werkplaatsen). Zo voorkomt u lange wachttijden bij aanvang van het
seizoen.
401058-01
Bij het laatste tanken voor het stallen van de motorfiets,
brandstofadditief bijmengen.
Brandstofadditief ( pag. 120)
Brandstof tanken. ( pag. 53)
Motorfiets reinigen. ( pag. 104)
Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeef reinigen.
( pag. 101)
Antivries en koelmiddelpeil controleren. ( pag. 93)
Bandenspanning controleren. ( pag. 82)
12V-accu demonteren. ( pag. 83)
12V-accu laden. ( pag. 84)
Voorgeschreven waarde
Opslagtemperatuur van de
12V-accu zonder blootstel-
ling aan directe zonnestralen
0 … 35 °C
Voertuig stallen op een droge plaats en niet blootstellen aan
grote temperatuurschommelingen.
Info
KTM adviseert de motorfiets op te krikken.
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 58)
Motorfiets met hefbok voor opkrikken. ( pag. 58)
De motorfiets afdekken met een luchtdoorlatend dekzeil of een
deken.
Info
In geen geval mogen hiervoor luchtdichte materialen
worden gebruikt, omdat er dan geen vocht kan ontsnap-
pen en er roest ontstaat.
Het is zeer slecht de motor van een gestalde motorfiets
voor korte tijd te laten draaien. Aangezien de motor
daarbij niet voldoende warm wordt, condenseert de
waterdamp die bij de verbranding ontstaat en dit leidt
ertoe dat de ventielen en uitlaatsysteem gaan roesten.
21 STALLING
108
21.2 Inbedrijfname na stalling
401059-01
Motorfiets van hefbok voor nemen. ( pag. 59)
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 58)
12V-accu monteren. ( pag. 83)
Tijd en datum instellen. ( pag. 39)
Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfstelling uitvoeren.
( pag. 46)
Een proefrit maken.
OPSPOREN VAN FOUTEN 22
109
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Motor draait bij het indrukken
van de startknop niet door
Bedieningsfouten Werkstappen voor het starten uitvoe-
ren. ( pag. 46)
12V-accu ontladen 12V-accu laden. ( pag. 84)
Zekering 3,4of 8doorgesmol-
ten
Zekeringen van de afzonderlijke
elektrische verbruikers vervangen.
( pag. 88)
Geen massaverbinding aanwe-
zig
Massaverbinding controleren.
Motor draait alleen door bij
getrokken koppelingshendel
Er is een versnelling gescha-
keld
Versnelling in stationair schakelen.
Er is een versnelling gescha-
keld en de zijstandaard is uit-
geklapt
Versnelling in stationair schakelen.
Motor draait door, maar springt
niet aan
Bedieningsfouten Werkstappen voor het starten uitvoe-
ren. ( pag. 46)
Fout in elektronische brand-
stofinspuiting
Foutengeheugen met
KTM-diagnosetool uitlezen.
Motor heeft te weinig vermogen Luchtfilter sterk vervuild Luchtfilter vervangen.
Brandstoffilter sterk vervuild Brandstofdruk controleren.
Fout in elektronische brand-
stofinspuiting
Foutengeheugen met
KTM-diagnosetool uitlezen.
Motor wordt overmatig heet Te weinig koelmiddel in koel-
systeem
Koelsysteem controleren op lekkage.
Koelmiddelpeil in het vaste reservoir
controleren. ( pag. 92)
Radiateurlamellen sterk ver-
vuild
Radiateurlamellen reinigen.
Schuimvorming in het koelsys-
teem
Koelmiddel aftappen. ( pag. 94)
Koelsysteem vullen/ontluchten.
( pag. 95)
Thermostaat defect Thermostaat controleren.
Zekering 5doorgesmolten Zekeringen van de afzonderlijke
elektrische verbruikers vervangen.
( pag. 88)
Defect aan het ventilatiesys-
teem van de radiateur
Radiateursysteem controleren.
Controlelampje storing brandt
geel
Fout in elektronische brand-
stofinspuiting
Foutengeheugen met
KTM-diagnosetool uitlezen.
Motor slaat tijdens het rijden af Te weinig brandstof Brandstof tanken. ( pag. 53)
Zekering 2,4of 8doorgesmol-
ten
Zekeringen van de afzonderlijke
elektrische verbruikers vervangen.
( pag. 88)
Hoofdzekering gesmolten Hoofdzekering vervangen. ( pag. 87)
ABS-waarschuwingslampje
brandt
ABS-zekering doorgesmolten ABSzekeringen vervangen.
( pag. 86)
Wieltoerental van voor- en ach-
terwiel wijkt sterk af
Stoppen, ontsteking uitschakelen,
opnieuw starten.
Fout in ABS Foutgeheugen uitlezen met
KTM-diagnosetool.
Hoog olieverbruik Slang van de motorontluchting
geknikt
Ontluchtingsslang knikvrij leggen en
indien nodig vervangen.
22 OPSPOREN VAN FOUTEN
110
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Hoog olieverbruik Motoroliepeil te hoog Motoroliepeil controleren.
( pag. 101)
Vloeibaarheid motorolie te dun
(viscositeit)
Motorolie verversen, oliefilter
vervangen en oliezeef reinigen.
( pag. 101)
Koplamp, positielicht, richting-
aanwijzer, remlicht en claxon
werken niet
Zekering 6gesmolten Zekeringen van de afzonderlijke
elektrische verbruikers vervangen.
( pag. 88)
Tijd wordt niet meer of niet cor-
rect weergegeven
Zekering 7gesmolten Zekeringen van de afzonderlijke
elektrische verbruikers vervangen.
( pag. 88)
Tijd en datum instellen. ( pag. 39)
12V-accu ontladen Contact bij het parkeren van
het voertuig niet uitgeschakeld
12V-accu laden. ( pag. 84)
12V-accu wordt niet opgeladen
door de dynamo
Laadspanning controleren.
Een stroomverbruiker is aange-
sloten op stopcontact/ACC1.
Stroomverbruiker van
stopcontact/ACC1 loskoppelen.
12V-accu laden. ( pag. 84)
Er wordt niets weergegeven op
het display van het gecombi-
neerde instrument
Zekering 7gesmolten Zekeringen van de afzonderlijke
elektrische verbruikers vervangen.
( pag. 88)
Tijd en datum instellen. ( pag. 39)
Hoofdzekering gesmolten Hoofdzekering vervangen. ( pag. 87)
TECHNISCHE GEGEVENS 23
111
23.1 Motor
Constructie 1-cilinder 4-takt bezinemotor, gekoeld met vloeistof
Cilinderinhoud 125 cm³
Slag 47,2 mm
Boring 58 mm
Compressieverhouding 12,8:1
Distributie DOHC, vier kleppen aangestuurd door nokvolger, aan-
drijving door ketting
Klepdiameter inlaat 22,5 mm
Klepdiameter uitlaat 19 mm
Klepspeling inlaat koud 0,10 … 0,15 mm
Klepspeling uitlaat koud 0,15 … 0,20 mm
Krukaslagers Twee kogellagers
Drijfstanglager Glijlager
Zuigers Lichtmetaal gesmeed
Zuigerveren Een compressieveer, zuigerring, een olieschraapveer
Motorsmering Drukcirculatiesmering met een trochoïde pomp
Primaire overbrenging 22:72
Koppeling Koppeling oliebad / mechanisch bediend
Versnelling 6 versnellingen met klauwschakeling
Overbrengingsverhouding
1e versnelling 12:34
2e versnelling 15:31
3e versnelling 18:28
4e versnelling 21:26
5e versnelling 22:23
6e versnelling 24:22
Mengselbewerking Elektronische brandstofinspuiting
Ontstekingssysteem Contactvrij aangestuurd volledig elektronisch ontste-
kingssysteem met digitale ontstekingsvertraging
Dynamo 12 V, 230 W
Bougie BOSCH VR6NEU
Elektrodenafstand bougie 1 mm
Radiateur Vloeistofkoeling, permanente circulatie van het koel-
middel door waterpomp
Stationair toerental 1.450 … 1.550 1/min
Starthulp Startmotor
23 TECHNISCHE GEGEVENS
112
23.2 Aanhaalmomenten motor
Olievernevelaar M5 6 Nm
Loctite®243™
Schroef motorontluchtingsplaat M5 7 Nm
Loctite®243™
Schroef stator M5 8 Nm
Loctite®243™
Schroef steunplaat M5 6 Nm
Loctite®243™
Schroef steunplaat statorkabel M5 8 Nm
Loctite®243™
Moer waterpompwiel M6 10 Nm
Loctite®243™
Schroef cilinderkop M6 12 Nm
Schroef distributieketting - span-
rail
M6 12 Nm
Loctite®243™
Schroef distributiekettingspanner M6 12 Nm
Schroef dynamodeksel M6 12 Nm
Schroef houderplaat koppelingska-
bel
M6 10 Nm
Loctite®243™
Schroef houderplaat radiale keer-
ring koppelingsdeksel
M6 12 Nm
Loctite®243™
Schroef ketting-aandrijfwiel M6 12 Nm
Schroef kettinguitvalbescherming M6 10 Nm
Loctite®243™
Schroef klepdeksel M6 12 Nm
Schroef koppelingsdeksel M6 12 Nm
Schroef lagerborging M6 12 Nm
Loctite®243™
Schroef motorhuis M6x40 12 Nm
Schroef motorhuis M6x60 12 Nm
Loctite®243™
Schroef nokkenas-lagerbrug M6 10 Nm
Schroef oliefilterdop M6 10 Nm
Schroef oliepomp M6 12 Nm
Loctite®243™
Schroef startmotor M6 12 Nm
Schroef steunplaat M6 12 Nm
Loctite®243™
Schroef steunplaat vrijloopwiel M6 12 Nm
Loctite®243™
Schroef vastzethendel M6 12 Nm
Loctite®243™
Schroef versnellingsvastzetting M6 12 Nm
Loctite®243™
Schroef waterpompdeksel M6 12 Nm
Sluitschroef aftapboring water-
pomp
M6 10 Nm
TECHNISCHE GEGEVENS 23
113
Moer drijfstanglager M7 24 Nm
Moer uitlaatflens M8 20 Nm
Schroef balansassen-Tandwiel M8 40 Nm
Loctite®243™
Schroef nokkenas-tandwiel M8 32 Nm
Loctite®243™
Schroef retourveer schakeling M8 20 Nm
Loctite®243™
Tapeind uitlaatflens M8 22 Nm
Koelmiddeltemperatuursensor M10 14 Nm
Oliedrukschakelaar M10 14 Nm
Schroef cilinderkop M10 1e trap
25 Nm
2e trap
50 Nm
Schroefdraad gesmeerd met olie,
hoofdsteun ingevet
Schroef rotor M10 70 Nm
Loctite®243™
Sluitschroef nokvolgeras M10x1 10 Nm
Bougie M12 15 Nm
Moer hulpcilinder M14LH 60 Nm
Loctite®243™
Moer primair
tandwiel/distributiekettingrondsel
M14 55 Nm
Loctite®243™
Olieaftapschroef M24x1,5 15 Nm
23.3 Vulhoeveelheden
23.3.1 motorolie
Motorolie
Omgevingstemperatuur: 0 …
50 °C
1,5 l Motorolie (SAE 15W/50)
( pag. 118)
Motorolie
Omgevingstemperatuur: 10 …
40 °C
Motorolie (SAE 10W/40)
( pag. 118)
23.3.2 Koelmiddel
Koelmiddel 1 l Koelmiddel ( pag. 118)
23 TECHNISCHE GEGEVENS
114
23.3.3 Brandstof
A00420-10
Op markering op EU-brandstofpompen letten.
Brandstoftankvolume totaal ca. 13,7 l Brandstof super loodvrij (ROZ 95)
( pag. 118)
Brandstofreserve ca. 1,5 l
23.4 Chassis
Frame Buisframe van staalbuis, geëloxeerd
Voorvork WP Suspension
Schokdemper WP Suspension
Remsysteem
voor Schijfrem met remzadel met 4 zuigers
achter Schijfrem met remzadel met enkele zuiger, vlottend
gelagerd
Veerweg
voor 120 mm
achter 150 mm
Remschijven - diameter
voor 320 mm
achter 230 mm
Remschijven - slijtagegrens
voor 4,5 mm
achter 3,6 mm
Bandenspanning solo
voor 2,0 bar
achter 2,0 bar
Bandenspanning met passagier/volledige nuttige belasting
voor 2,0 bar
achter 2,2 bar
Secundaire overbrenging
Ketting 5/8 x 1/4” (520) keerring
Balhoofdhoek 66,5°
Wielstand 1.343 ± 15 mm
Zadelhoogte onbelast 824 mm
Bodemvrijheid onbelast 158 mm
Droog gewicht 147 kg
Hoogst toegestane asbelasting voor 125 kg
TECHNISCHE GEGEVENS 23
115
Maximaal toegestane asbelasting achter 210 kg
Maximaal toegestaan totaalgewicht 335 kg
23.5 Elektronica
12V-accu ETZ-9-BS Accuspanning: 12 V
Nominale capaciteit: 8 Ah
onderhoudsvrij
Zekering 75011088010 10 A
Zekering 75011088015 15 A
Zekering 90111088025 25 A
Zekering 75011088030 30 A
Dimlicht/groot licht Led
Dagrijlicht/zijlicht Led
Verlichting gecombineerd instrument en controlelamp-
jes
Led
Richtingaanwijzer LED
Remlicht Led
Achterlicht Led
Nummerplaatverlichting LED
23.6 Banden
Band voor Band achter
110/70 ZR 17 M/C 54W TL
Michelin Road 5
150/60 ZR 17 M/C 66W TL
Michelin Road 5
De aangegeven banden zijn één van de mogelijke standaardbanden. Contacteer over mogelijke alternatieve
fabrikanten een erkende dealer of een gekwalificeerde bandenhandelaar. De van toepassing zijnde plaatselijke
goedkeuringsvoorschriften en de respectieve technische specificaties moeten in acht worden genomen. Meer
informatie vindt u in het servicegedeelte onder:
KTM.COM
23.7 Voorvork
Artikelnummer voorvork 0945C108U201102
Voorvork WP Suspension
Voorvorklengte 747,5 mm
Voorvorkolie 460 ± 5 ml Voorvorkolie (SAE 5) ( pag. 119)
23.8 Schokdemper
Artikelnummer schokdemper 0946C408U313102
Schokdemper WP Suspension
Veervoorspanning
Standaard 3 klikken
Statische veerweg 13 mm
Dynamische veerweg 40 mm
Inbouwlengte 307 mm
23 TECHNISCHE GEGEVENS
116
23.9 Aanhaalmomenten chassis
Resterende schroeven chassis M4 4 Nm
Resterende schroeven bekleding M5 4 Nm
Resterende schroeven chassis M5 5 Nm
Schroef verdraaiborging stuureinde M5 4 Nm
Schroef wieltoerentalsensor-wiel M5 7 Nm
Loctite®243™
Schroef zijstandaardsensor M5 5 Nm
Loctite®243™
Moer achterlicht M6 7 Nm
Resterende moeren chassis M6 15 Nm
Resterende schroeven bekleding M6 6 Nm
Resterende schroeven chassis M6 9 Nm
Schroef brandstofpomp M6 10 Nm
Schroef brandstoftankbevestiging
zijdelings aan frame
M6 11 Nm
Schroef dwarsverbinding zadelaf-
dekking
M6 5 Nm
Schroef kettingbescherming M6 3 Nm
Schroef magneethouder zijstan-
daard
M6 5 Nm
Loctite®243™
Schroef remschijf voor M6 14 Nm
Loctite®243™
Schroef stuureinden M6 8 Nm
Loctite®243™
Schroef voetremcilinder M6 8 Nm
Loctite®243™
Moer kettingwielschroef M8 38 Nm
Resterende moeren chassis M8 25 Nm
Resterende schroeven chassis M8 30 Nm
Schroef asopname M8 15 Nm
Schroef brandstoftankbevestiging
voor aan frame
M8 20 Nm
Schroef console onder M8 25 Nm
Loctite®243™
Schroef kroonplaat boven M8 15 Nm
Schroef onderste kroonplaat M8 15 Nm
Schroef rempedaal M8 16 Nm
Loctite®243™
Schroef remschijf achter M8 29 Nm
Loctite®243™
Schroef spiegelhouder M8 19 Nm
Schroef stuurklem M8 15 Nm
Schroef verbindingsplaat frame
console
M8 19 Nm
Schroef versnellingshendel M8 17 Nm
Loctite®243™
TECHNISCHE GEGEVENS 23
117
Schroef voetsteundrager bijrijder M8 20 Nm
Loctite®243™
Schroef remzadel voor M8x1 32 Nm
Loctite®243™
Holle schroef remkabel M10 24 Nm
Moer motorhouder voor M10 48 Nm
Loctite®243™
Resterende moeren chassis M10 50 Nm
Resterende schroeven chassis M10 46 Nm
Schroef zijstandaard M10 35 Nm
Loctite®243™
Moer zijstandaardconsole M10x1,25 36 Nm
Loctite®243™
Schroef schokdemper boven M10x1,25 50 Nm
Loctite®243™
Schroef schokdemper onder M10x1,25 50 Nm
Loctite®243™
Schroef voetsteunhouder voor M10x1,25 45 Nm
Loctite®243™
Achterbrugbout M14 100 Nm
Moer steekas achter M14x1,5 100 Nm
Schroef balhoofd boven M16x1,5 47 Nm
Loctite®243™
Lambdasonde M18x1,5 19 Nm
Schroef console boven M22 120 Nm
Schroef steekas voor M24x1,5 45 Nm
Moer balhoofd M30x1 5 Nm
Moer balhoofd M30x1 1e trap
55 Nm
2e trap (losdraaien, tegen de klok
in)
2 omw
3e trap
5 Nm
24 GEBRUIKSSTOFFEN
118
Brandstof super loodvrij (ROZ 95)
Norm / classificatie
DIN EN 228 (ROZ 95)
Voorgeschreven waarde
Alleen Super ongelood gebruiken die voldoet aan de aangegeven norm of gelijkwaardig is.
Een aandeel van maximaal 10 % ethanol (E10 brandstof) kan daarbij zonder bezwaar worden gebruikt.
Info
Geen brandstof van methanol (bijv. M15, M85, M100) of met een aandeel van meer dan 10 % ethanol
(bijv. E15, E25, E85, E100) gebruiken.
Koelmiddel
Voorgeschreven waarde
Alleen hoogwaardig, silicaatvrij koelmiddel met antiroestadditief voor aluminiummotoren gebruiken. Minder-
waardige en ongeschikte antivriesmiddelen veroorzaken corrosie, afzettingen en schuimvorming.
Geen zuiver water gebruiken omdat de eisen met betrekking tot corrosiebescherming en smeereigenschappen
alleen door koelmiddel vervuld kunnen worden.
Uitsluitend koelmiddel gebruiken dat voldoet aan de aangegeven voorwaarden (zie informatie op de verpak-
king) en de juiste eigenschappen heeft.
Vorstbescherming minstens tot 25 °C
De mengverhouding moet aan de vereiste vorstbescherming aangepast worden. Gedistilleerd water gebruiken, als
het koelmiddel verdund moet worden.
Het gebruik van voorgemengd koelmiddel wordt aanbevolen.
Gegevens van de koelmiddelfabrikant met betrekking tot vorstbescherming, verdunning en mengbaarheid (ver-
draagbaarheid) met andere koelmiddelen in acht nemen.
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
COOLANT M3.0
Motorolie (SAE 15W/50)
Norm / classificatie
JASO T903 MA2 ( pag. 121)
SAE ( pag. 121) (SAE 15W/50)
Voorgeschreven waarde
Alleen motorolie gebruiken die voldoet aan de aangegeven normen (zie informatie op de verpakking) en de
juiste eigenschappen heeft.
Gedeeltelijk synthetische motorolie
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Formula 4T
Motorolie (SAE 10W/40)
Norm / classificatie
JASO T903 MA2 ( pag. 121)
SAE ( pag. 121) (SAE 10W/40)
Voorgeschreven waarde
Alleen motorolie gebruiken die voldoet aan de aangegeven normen (zie informatie op de verpakking) en de
juiste eigenschappen heeft.
GEBRUIKSSTOFFEN 24
119
Gedeeltelijk synthetische motorolie
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Formula 4T
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1
Norm / classificatie
DOT
Voorgeschreven waarde
Alleen remvloeistof gebruiken die voldoet aan de aangegeven norm (zie informatie op de verpakking) en die de
juiste eigenschappen heeft.
Aanbevolen leverancier
Castrol
REACT PERFORMANCE DOT 4
MOTOREX®
Brake Fluid DOT 5.1
Voorvorkolie (SAE 5)
Norm / classificatie
SAE ( pag. 121) (SAE 5)
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend olie die voldoet aan de aangegeven normen (zie informatie op de verpakking) en de juiste
eigenschappen heeft.
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Racing Fork Oil
25 HULPSTOFFEN
120
Brandstofadditief
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Fuel Stabilizer
Conserveringsmiddel voor lakken, metaal en rubber
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Moto Protect
Duurzaam vet
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Bike Grease 2000
Kettingreinigingsmiddel
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Chain Clean
Kettingspray Street
Voorgeschreven waarde
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Chainlube Road Strong
Motorfietsreiniger
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Moto Clean
Perfect Finish en hoogglanspolitoer voor lakken
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Moto Shine
Speciale reiniger voor glanzende en matte lakken, metaal- en kunststofvlakken
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Quick Cleaner
Universele oliespray
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Joker 440 Synthetic
NORMEN 26
121
JASO T903 MA2
Meerdere technische ontwikkelingsrichtingen vereisten een eigen specificatie voor motorfietsen - de norm
JASO T903 MA2.
Vroeger werd voor motorfietsen motorolie voor auto's gebruikt omdat er geen eigen motorfietsspecificatie bestond.
Voor motoren van auto's zijn lange service-intervallen vereist, bij motoren van motorfietsen staat een hoog vermo-
gensrendement bij hoge toerentallen op de voorgrond.
Bij de meeste motoren voor motorfietsen worden versnelling en koppeling met dezelfde olie gesmeerd.
De norm JASO T903 MA2 voldoet aan deze speciale vereisten.
SAE
De SAE-viscositeitsklassen zijn vastgelegd door de Society of Automotive Engineers voor de indeling van oliën op
basis van hun viscositeit. De viscositeit beschrijft slechts een van de eigenschappen van olie en zegt niets over de
kwaliteit.
27 LIJST MET VAKBEGRIPPEN
122
ABS Antiblokkeersysteem Veiligheidssysteem, dat het blokkeren van de wielen
bij het rechtuit rijden zonder inwerking van zijwaartse
krachten voorkomt
OBD Boorddiagnose Voertuigsysteem dat ingestelde parameters van de
voertuigelektronica bewaakt
- KTM MY RIDE Systeem voor draadloze communicatie met geschikte
mobiele telefoons en headsets voor telefonie en audio
LIJST MET AFKORTINGEN 28
123
Artikelnr. Artikelnummer
bijv. bijvoorbeeld
ca. circa
e.d. en dergelijke
enz. enzovoort
etc. et cetera
evt. eventueel
evt. eventueel
Nr. Nummer
o.a. onder andere
resp. respectievelijk
vgl. vergelijk
29 LIJST MET SYMBOLEN
124
29.1 Rode pictogrammen
Rode pictogrammen geven een storingstoestand aan, waarbij meteen moet worden ingegrepen.
Waarschuwingslampje oliedruk brandt rood Oliedruk is te laag. Onmiddellijk veilig stoppen
en de motor afzetten.
29.2 Gele of oranje pictogrammen
Gele of oranje pictogrammen geven een storingstoestand aan, waarbij binnen korte tijd moet worden ingegrepen.
Actieve rijhulpen worden eveneens met gele of oranje pictogrammen aangegeven.
Controlelampje storing brandt geel De OBD heeft een fout in de voertuigelektronica
geconstateerd. Volgens de verkeersregels stoppen en contact opnemen met een geautoriseerde
KTM-garage.
ABS-waarschuwingslampje brandt geel Status- of foutmelding bij het ABS.
Algemeen waarschuwingslampje brandt geel Een aanwijzing/waarschuwing voor de veiligheid
is gedetecteerd. Deze wordt aanvullend weergegeven.
29.3 Groene en blauwe pictogrammen
Groene en blauwe pictogrammen geven informatie weer.
Controlelampje voor richtingaanwijzer knippert groen in knipperritme Richtingaanwijzer is
ingeschakeld.
Controlelampje stationair brandt groen Versnelling is in positie vrij geschakeld.
Controlelampje groot licht brandt blauw Groot licht is ingeschakeld.
INDEX
125
INDEX
1
12V-accu
demonteren ........................ 83
laden ............................ 84
monteren ......................... 83
A
ABS ................................ 69
ABSzekeringen
vervangen ......................... 86
ACC1
achter ............................ 90
voor ............................. 90
ACC2
achter ............................ 90
Achterwiel
demonteren ........................ 78
monteren ......................... 79
Afbeelding voertuig
linksvoor .......................... 11
rechtsachter ....................... 12
Afbeeldingen .......................... 10
Afremmen. ............................ 50
Antiblokkeersysteem ..................... 69
Antivries
controleren ........................ 93
B
Bagage .............................. 44
Bandenspanning
controleren ........................ 82
Bedieningshandleiding ..................... 9
Bedrijfsmiddelen ........................ 10
Beoogd gebruik ......................... 6
Beschermende kleding ..................... 8
Bestuurderszadel
monteren ......................... 60
verwijderen ........................ 60
Boordgereedschap ...................... 19
Brandstoftankbekleding
demonteren ........................ 64
monteren ......................... 65
C
Claxonknop ........................... 15
Combinatieschakelaar .................... 14
overzicht .......................... 14
Contactslot ........................... 16
Controlelampjes ........................ 24
D
Datum
instellen .......................... 39
Demperpakkingen achterwielnaaf
controleren ........................ 80
Diagnosestekker ........................ 90
F
Fabrieksgarantie ........................ 10
G
Garantie ............................. 10
Gashendel ............................ 14
Gebruiksdefinitie ........................ 6
Gecombineerd instrument
ABS ............................. 37
ABSweergave ....................... 26
Activering en test . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23
Audio ............................ 34
Bluetooth (optioneel) .................. 38
brandstofpeilweergave . . . . . . . . . . . . . . . . . 28
controlelampjes ..................... 24
dag-nacht-modus .................... 23
display ........................... 25
Display Theme ....................... 39
Distance .......................... 40
Extra Functions ...................... 41
Favourites ......................... 37
Favouritesweergave ................... 29
Fuel Cons .......................... 41
General Info ........................ 35
Headset ........................... 33
KTM MY RIDE ....................... 30
Language .......................... 41
menu ............................ 29
Motorcycle ......................... 30
ODOweergave ....................... 27
Overzicht .......................... 23
Pairing ........................... 31
Phone ............................ 31
Quick Selector 1 ..................... 38
Quick Selector 1weergave .............. 29
Quick Selector 2 ..................... 38
Quick Selector 2weergave .............. 29
schakelindicator ..................... 26
Service ........................... 41
Settings ........................... 31
snelheid .......................... 27
telefonie .......................... 35
tijd .............................. 28
toerental .......................... 26
Trip 1 ............................ 35
Trip 2 ............................ 36
INDEX
126
Trips/Data ......................... 30
waarschuwingen ..................... 24
Warning ........................... 36
weergave van de koelmiddeltemperatuur . . . . 27
H
Hoofdzekering
vervangen ......................... 87
Hulpstoffen ........................... 10
I
Inbedrijfname
controle en onderhoud voor iedere inbedrijfstel-
ling ............................. 46
nastalling ........................ 108
Inbedrijfstelling
aanwijzingen voor eerste inbedrijfstelling . . . . 43
K
Ketting
controleren ........................ 63
reinigen .......................... 61
vervuiling controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . 61
Ketting-aandrijfwiel
controleren ........................ 63
Kettingspanning
controleren ........................ 62
instellen .......................... 62
Kettingwiel
controleren ........................ 63
Klantenservice ......................... 10
Koelmiddel
aftappen .......................... 94
verversen .......................... 96
Koelmiddelpeil
controleren ........................ 93
in vast reservoir controleren . . . . . . . . . . . . . 92
Koelsysteem .......................... 92
vullen/ontluchten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 95
Koplamp
lichtbundelbreedte instellen . . . . . . . . . . . . . 89
Koplampinstelling
controleren ........................ 89
Koppelingshendel ....................... 14
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . 21
Koppelingshendelspeling
controleren ........................ 99
instellen ......................... 100
L
Lichtbundelbreedte van de koplamp
instellen .......................... 89
Lichtschakelaar ........................ 15
M
Milieu ............................... 8
Motor
inrijden ........................... 44
Motorfiets
met hefbok achter opkrikken . . . . . . . . . . . . 58
met hefbok voor opkrikken . . . . . . . . . . . . . . 58
reinigen ......................... 104
van hefbok achter nemen . . . . . . . . . . . . . . . 58
van hefbok voor nemen . . . . . . . . . . . . . . . . 59
Motornummer .......................... 13
Motorolie
bijvullen ......................... 103
verversen ......................... 101
Motoroliepeil
controleren ....................... 101
N
Noodstopschakelaar ..................... 16
O
Oliefilter
verversen ......................... 101
Oliezeef
reinigen ......................... 101
Onjuist gebruik .......................... 6
Opsporen van fouten .................109-110
P
Parkeren ............................. 51
Pech
wegslepen ......................... 52
R
Remhendel ........................... 14
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . 21
Remmen ............................. 50
Rempedaal ........................... 20
vrije slag controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . 75
vrije slag instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 76
Remplaketten
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . . 75
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . 72
Remschijven
controleren ........................ 70
Remvloeistof
van achterwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . . . 73
INDEX
127
van de voorwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . . 71
Remvloeistofpeil
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . . 73
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . 71
Reserveonderdelen ...................... 10
Richtingaanwijzerschakelaar ................ 15
Riem ............................... 19
Rijden .............................. 48
beginnen met rijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47
Rijden in de winter
controle en onderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . 105
S
Schakelaars
linksaanstuur ...................... 14
rechtsaanstuur ..................... 16
Schakelen ............................ 48
Schokdemper
veervoorspanning instellen . . . . . . . . . . . . . . 57
Service .............................. 10
Serviceschema .......................55-56
Sleutelnummer ......................... 13
Spatbord voor
demonteren ........................ 68
monteren ......................... 68
Speling gaskabel
controleren ........................ 99
instellen .......................... 99
Stalling ............................ 107
Starten .............................. 46
Startknop ............................ 16
Stoppen ............................. 51
Stuur
ontgrendelen ....................... 17
vergrendelen ....................... 16
Stuurslot ............................. 16
T
Tankdop
openen ........................... 17
sluiten ........................... 18
Tanken
brandstof ......................... 53
Technisch toebehoren .................... 10
Technische gegevens
aanhaalmomenten chassis . . . . . . . . . . . . . 116
aanhaalmomenten motor . . . . . . . . . . . . . . 112
banden .......................... 115
chassis .......................... 114
elektronica ....................... 115
motor ........................... 111
schokdemper ...................... 115
voorvork ......................... 115
vulhoeveelheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 113
Tijd
instellen .......................... 39
Toestand van de banden
controleren ........................ 81
Transport ............................ 52
Typeplaatje ........................... 13
V
Veilig gebruik .......................... 7
Versnellingshendel ...................... 19
instellen .......................... 21
Voertuig beladen ....................... 44
Voertuigidentificatiennummer ............... 13
Voetsteun passagier ..................... 19
Voorwiel
demonteren ........................ 77
monteren ......................... 77
Vorkpoten
vuilschrapers reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . 59
Vulhoeveelheid
brandstof ..................... 54,114
koelmiddel ....................... 113
motorolie ..................... 102,113
W
Wegslepen ........................... 52
Werkinstructies ......................... 8
Z
Zadelslot ............................. 18
Zekering
van de afzonderlijke elektrische verbruikers
vervangen ......................... 88
Zijbekleding links
demonteren ........................ 66
monteren ......................... 66
Zijbekleding rechts
demonteren ........................ 67
monteren ......................... 67
Zijstandaard .......................... 20
*3214554nl*
3214554nl
04/2022
KTM Sportmotorcycle GmbH
5230 Mattighofen/Oostenrijk
KTM.COM
Foto: Mitterbauer/KISKA/KTM
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130

KTM RC 125 de handleiding

Type
de handleiding