DU8
VOOR INGEBRUIKNAME
CARTER MET OLIE VULLEN
Het carter vullen met SAE 30 op 10W30 olie totdat
het oliepeil op de peilstok de markering FULL (vol)
bereikt (fig. 6). De maximumcapaciteit van het carter
is 0,75 liter olie. U kunt elke detergente olie van
goede kwaliteit gebruiken die van het American
Petroleum Institute (API) de service classification"
SF, SG of SH heeft gekregen.
Controleer steeds voor gebruik of het oliepeil tussen
de markeringen FULL (vol) en ADD (bijvullen) op de
peilstok (fig. 6) staat. Vul olie bij als het peil te laag
is.
1. Plaats de maaier op een horizontale ondergrond
en maak de omgeving van de peilstok schoon.
2. Verwijder de peilstok door de dop 1/4 slag naar
links te draaien.
3. Veeg de peilstok af en plaats hem in de
vulopening. Draai de dop 1/4 slag rechtsom.
Verwijder de peilstok dan en controleer het oliepeil
(fig. 6). Als het peil te laag is, vult u juist zoveel olie
bij dat het peil tot aan de FULLmarkering op de
peilstok komt. VUL NIET MEER OLIE BIJ DAN TOT
DE FULLMARKERING OMDAT DE MOTOR
HIERDOOR KAN BESCHADIGEN BIJ HET
AANZETTEN. GIET DE OLIE LANGZAAM BIJ.
4. Plaats de peilstok in de vulopening en draai de
dop 1/4 slag naar links om hem te vergrendelen.
Figuur 6
1. Vulopening 2. Peilstok
1
2
284
N.B.: Controleer het oliepeil elke keer wanneer u de
maaier gaat gebruiken en telkens na 5 bedrijfsuren.
Bij eerste gebruik vervangt u de olie na 2
bedrijfsuren; daarna vervangt u de olie telkens na 25
bedrijfsuren. Wanneer er veel stof of vuil aanwezig is,
moet de olie vaker worden vervangen.
GEVAAR: Benzine is onder bepaalde omstandigheden uitermate brandbaar en explosief. Rook
niet wanneer u met benzine bezig bent en houd de brandstof weg van open vlammen of vonken.
Koop nooit meer benzine dan u in 30 dagen kunt gebruiken. Bewaar het in een goedgekeurde
tank. Houd benzine buiten bereik van kinderen.
Vul brandstof alleen in de open lucht bij en altijd bij koude motor. Vul de tank niet helemaal, maar
slechts tot 613 mm vanaf de bovenrand van de tank. De vulopening mag zelf niet volstaan,
omdat deze ruimte nodig is voor het uitzetten van de brandstof. Gebruik een trechter of tuit om
morsen te voorkomen. Veeg gemorste benzine meteen op.
WAARSCHUWING
VULLEN VAN DE BRANDSTOFTANK MET
BENZINE
N.B.: Toro raadt u ten sterkste aan om in haar met
benzine aangedreven machines verse, schone
LOODVRIJE benzine met normaal octaangehalte te
gebruiken. Loodvrije benzine brandt schoner,
verlengt de levensduur van uw machine en zorgt
voor goed starten doordat er minder afzetting in de
verbrandingskamer plaatsvindt. Als er geen loodvrije
benzine verkrijgbaar is, kunt u ook gelode benzine
gebruiken.
BELANGRIJK: MENG NOOIT OLIE DOOR DE
BENZINE. GEBRUIK NOOIT METHANOL, BENZINE
DIE METHANOL BEVAT, GASOHOL DIE MEER DAN
10% ETHANOL BEVAT, OF WITTE BENZINE OMDAT
HET BRANDSTOFSYSTEEM VAN DE MOTOR
HIERDOOR BESCHADIGD KAN RAKEN.
Toro raadt u aan in haar met benzine aangedreven
machines regelmatig een brandstofstabilisator te
gebruiken tijdens gebruik en opslag. Een stabilisator
houdt tijdens het gebruik de motor schoon en zorgt
ervoor dat er tijdens de opslag geen rubberachtige
harsresten in de motor worden afgezet.
Gebruik tijdens de opslag geen andere
brandstoftoevoegingen dan produkten die
speciaal voor brandstofstabilisering tijdens de
opslag zijn vervaardigd. Toro adviseert u geen
stabilisatoren op alcoholbasis, zoals ethanol,
methanol of isopropyl, te gebruiken.
Stabilisatoren mogen niet worden gebruikt om het
vermogen of de prestatie van de motor te
verbeteren.
1. Maak de omgeving van de brandstoftankdop
schoon en verwijder de dop van de tank (fig. 7).
Wanneer u loodvrije benzine gebruikt, dient u de
tank te vullen tot op 6 13 mm vanaf de bovenrand
van de tank, en niet tot in de vulopening. Vul de tank
niet helemaal.
2. Open de ontluchtingsschroef bovenaan de dop
van de brandstoftank (fig. 7) door de schroef naar
links te draaien.
N.B.: De ontluchtingsschroef dient alleen gesloten te
worden als de maaimachine gekanteld wordt voor
onderhoudswerkzaamheden aan het mes en de kast
of om de olie af te tappen.
3. Plaats de dop weer op de brandstoftank en veeg
eventueel gemorste benzine weg.
4. Open de brandstofafsluitklep op de motor
(fig. 8).