74
Klimaatregeling
Elektronische klimaatregeling, ECC
Kies uit drie verschillende functies door
verschillende malen op de knop te
drukken.
• De LED MAN brandt om aan te geven dat
de recirculatiefunctie opnieuw
ingeschakeld is.
• Geen van de LED’s brandt om aan te
geven dat de recirculatiefunctie niet is
ingeschakeld (voor zover dat niet nodig is
om voor verkoeling te zorgen bij warm
weer).
• De LED AUT brandt om aan te geven dat
de “Air Quality Sensor” actief is.
Let erop dat:
• U de “Air Quality Sensor” altijd hebt
ingeschakeld.
• Er bij koud weer beperkingen voor de
recirculatiefunctie gelden om te
voorkomen dat de ruiten beslaan.
• U de “Air Quality Sensor” uitschakelt,
wanneer de ruiten beslaan.
• Wanneer de ruiten beslaan, u beter ook
de ontdooiers van de voorruit, de zijruiten
en de achterruit kunt inschakelen.
• Raadpleeg het serviceprogramma van
Volvo voor het aanbevolen vervangingsin-
terval voor het combifilter. In zeer sterk
verontreinigde gebieden kan het zijn dat u
het combifilter vaker moet vervangen.
3. Recirculatie
De recirculatie kan handmatig worden
ingeschakeld, als u vieze lucht, uitlaatgassen
en dergelijke buiten wilt houden. De lucht in
het passagierscompartiment wordt dan
gerecirculeerd, d.w.z. er wordt geen lucht van
buiten de auto aangezogen, wanneer de
functie actief is.
Als u de recirculatie lang laat aanstaan, kan er
met name in de winter wasem en ijs op de
binnenkant van de ruiten ontstaan.
Met de timerfunctie (op modellen met een
combifilter en “Air Quality Sensor” ontbreekt
de timerfunctie) beperkt u de kans op ijs,
wasem en een slechte lucht.
Ga als volgt te werk om deze te activeren:
– Druk de knop langer dan
3 seconden in. De LED knippert
5 seconden. De lucht in de auto wordt
afhankelijk van de buitentemperatuur 3 tot
12 minuten lang gerecirculeerd.
– Telkens wanneer u op drukt, wordt
de timerfunctie geactiveerd.
Doe het volgende om de timerfunctie uit te
schakelen:
– Druk de knop nogmaals maar dan
langer dan 3 seconden in. De LED gaat
5 seconden branden ter bevestiging van
uw keuze.
4. AUTO
Bij activering van de functie AUTO wordt de
klimaatregeling automatisch dusdanig
ingesteld dat de gekozen temperatuur wordt
bereikt. De automatische functie regelt de
verwarming, het A/C-systeem, de “Air Quality
Sensor”, de ventilatorsnelheid, de recirculatie
en de luchtverdeling. Ook als u één of meer
van de genoemde functies handmatig instelt,
worden de resterende functies nog automa-
tisch geregeld. Alle handmatige instellingen
worden uitgeschakeld, wanneer u de functie
AUTO activeert.
5. Luchtverdeling
• Wanneer u de bovenste knop hebt
ingedrukt, stroomt er lucht uit de
openingen bij de ruiten.
• Wanneer u de middelste knop hebt
ingedrukt, stroomt er lucht uit de
openingen ter hoogte van bovenlichaam
en hoofd.
• Wanneer u de onderste knop hebt
ingedrukt, stroomt er lucht uit de
openingen ter hoogte van benen en
voeten.
Druk op AUTO, wanneer u de automatische
luchtverdeling weer wilt activeren.
6. Interieurtemperatuursensor
De interieurtemperatuursensor registreert de
temperatuur in het interieur.
7. Ontdooien voorruit en zijruiten
Met deze knop kunt u de voorruit en de
zijruiten snel ontwasemen en ontdooien. De
ventilator draait dan op hoge snelheid en
stuurt lucht naar de ruiten. De LED in de
ontwasemingsknop brandt, wanneer de
functie is ingeschakeld.
Bij activering van deze functie gebeurt
bovendien het volgende om de lucht in het
interieur zoveel mogelijk van vocht te
ontdoen:
• de airconditioning (A/C) wordt automa-
tisch ingeschakeld (tenzij de ventila-
torknop helemaal naar links is gedraaid);