C-39
Voor korte tijd (minder dan 30 dagen)
Denk eraan dat in de brandstoftank wellicht nog een restant
brandstof zit. Berg de machine dus niet binnenshuis op of in
een ruimte waar de verdampte gassen van de brandstof in
contact zouden kunnen komen met een vonk of vuur.
Brandstofdampen zijn ook giftig bij inademing. Berg de
machine dus ook niet op in een ruimte die bewoond wordt
door mens of dier.
Wat volgt is een controlelijst van waar u op moet letten als u de
machine voor korte tijd of tussen twee beurten opbergt:
• Berg de machine op in een ruimte waartoe kinderen geen
toegang hebben.
• Als er een risico op ongeoorloofd gebruik bestaat, verwijder
dan de ontstekingsbougies en berg ze op een veilige plaats
op. Vergeet ook niet beide openingen van de verwijderde
bougies op gepaste wijze af te dekken.
• Als de machine niet kan worden opgeborgen op een effen
ondergrond, blokkeer dan de wielen.
• Verwijder alle gras en vuilnis uit het maaidek.
Voor lange tijd (langer dan 30 dagen)
Vooraleer u de machine op het einde van het seizoen voor
langere tijd opbergt, leest u best eerst de richtlijnen i.v.m.
veiligheid en berging in het deel “Veiligheidsvoorschriften”.
Vervolgens voert u volgende stappen uit:
1. Vervang de gebruikte olie in het oliecarter en vul aan met
net zoveel nieuwe olie als nodig is om de machine opnieuw
in gebruik te kunnen nemen.
2. Maak het maaidek klaar om het te kunnen opbergen:
a. Verwijder het maaidek van de machine.
b. Maak de onderzijde van het maaidek schoon.
c. Bedek alle zichtbare metalen oppervlakken met een
laagje verf of olie om te beletten dat ze zouden roesten.
3. Maak de buitenzijde van de machine en de motor schoon.
4. Tref de voorbereidingen die nodig zijn om de motor op te
bergen. Meer uitleg hierover is te vinden in de handleiding
van de motorleverancier.
5. Verwijder alle gras of vuilnis uit de koelvinnen van de
cylinderkoppen, uit het motorhuis en uit de luchtinlaat.
6. Dek de luchtinlaat en de uitlaat goed af met plastic of een
ander waterbestendig materiaal om te verhinderen dat vocht,
vuilnis of insecten zouden binnendringen.
7. Smeer de verschillende onderdelen van de machine volledig
in zoals beschreven is in het deel “Smering” van uw
machine.
8. Poets de machine op en breng een laagje verf of een anti-
roestmiddel aan op de plaatsen waar de verflaag weg of
aangetast is.
9. Controleer of de batterij tot op het juiste niveau gevuld is
met water en controleer of ze nog over haar volle lading
beschikt. Een batterij gaat veel langer mee als ze uit de
machine gehaald wordt, daarna opgeslagen wordt in een
koele en droge plaats en als ze ongeveer één keer per maand
volledig opgeladen wordt. Als u de batterij toch in de
machine laat, koppel dan de negatieve kabel los.
10. Maak het brandstofcircuit van de machine volledig leeg
of voeg aan de brandstof een stabilisator toe. Als u voor
die laatste oplossing kiest, volg dan heel nauwgezet
al de veiligheidsvoorschriften en neem de nodige
voorzorgsmaatregelen die met betrekking tot de berging van
de machine in deze handleiding beschreven staan ;
dit om te beletten dat de brandstofdampen zouden
ontvlammen. Hou er rekening mee dat brandstofdampen
zich kunnen verspreiden en dat het risico op brand of
ontploffing altijd reëel blijft als er zich ergens in de buurt
een vlam of een ontstekingsmechanisme bevindt.
De machine starten na een lange periode van inactiviteit
Als u de machine opnieuw start na een lange periode van
inactiviteit, moet u volgende stappen uitvoeren:
1. Verwijder de stuts waarmee u eventueel de wielen van de
machine geblokkeerd hebt.
2. Plaats de batterij terug als u ze destijds verwijderd had.
3. Neem de bedekking weg die u over de uitlaatpijp en de
luchtinlaat had aangebracht.
4. Vul de brandstoftank met nieuwe brandstof. Zie voor meer
uitleg en aanbevelingen de handleiding van de
motorleverancier.
5. Kijk na welke specifieke richtlijnen en voorschriften er in
de handleiding van de motorleverancier zijn opgenomen met
betrekking tot het opnieuw in dienst stellen van een motor
waarmee lange tijd niet gewerkt is.
6. Controleer het oliepeil in het oliecarter en voeg desnoods de
gepaste hoeveelheid toe. Als er sporen van condensatievocht
merkbaar zijn, maak dan het oliecarter helemaal leeg
alvorens het opnieuw te vullen.
7. Controleer de bandenspanning en verhoog deze desnoods.
Controleer het vloeistofpeil van de andere reservoirs.
8. Start de motor en laat hem zachtjes draaien. Ga zeker NIET
hoog in de toeren als de motor nog niet op temperatuur is.
Let erop dat u de motor enkel buitenshuis of in goed
verluchte ruimten laat draaien.