Documenttranscriptie
WAARSCHUWINGEN
1. Het apparaat bevat het gas R290 (classificatie ontvlambaarheid A3)
NL
2. Het apparaat moet opgeslagen worden in een goed geventileerd vertrek, waarvan de afmetingen overeenkomen
met de maten die gespecificeerd zijn voor het gebruik van het apparaat. Het apparaat moet geïnstalleerd, gebruikt
en bewaard worden in een vertrek waarvan het oppervlak de minimum afmetingen heeft die aangeduid worden in
de tabel van pagina 10.
Dit apparaat bevat een hoeveelheid koelgas R290 die gelijk is aan de hoeveelheid die vermeld wordt op het etiket
met gegevens dat op het apparaat aangebracht is.
3. Het apparaat mag gebruikt worden door kinderen van 8 jaar of ouder en door personen met verminderde lichamelijke,
zintuiglijke of geestelijke bekwaamheden, of zonder ervaring of de benodigde kennis, op voorwaarde dat ze onder
toezicht staan, of nadat ze instructies over het veilige gebruik van het apparaat ontvangen hebben en de gevaren
die daaraan inherent zijn begrepen hebben. Kinderen mogen niet met het apparaat spelen. De reiniging en het
onderhoud die door de gebruiker uitgevoerd moeten worden mogen niet uitgevoerd worden door kinderen zonder
toezicht (van toepassing voor de landen van de Europese Unie).
4. Het apparaat mag gebruikt worden door personen (met inbegrip van kinderen) met verminderde lichamelijke,
zintuiglijke of geestelijke bekwaamheden, of zonder ervaring of de benodigde kennis, op voorwaarde dat ze onder
toezicht staan, of nadat ze instructies over het veilige gebruik van het apparaat ontvangen hebben, van iemand
die verantwoordelijk voor hun veiligheid is (alleen van toepassing voor de landen buiten de Europese Unie).
5. Als het netsnoer beschadigd is, moet dit vervangen worden door de fabrikant of diens technische assistentiedienst
of hoe dan ook door iemand met een gelijkaardige kwalificatie, zodat ieder risico voorkomen wordt.
6. Om ieder risico van elektrische schokken te voorkomen, is het absoluut noodzakelijk de stekker uit het stopcontact
te trekken alvorens ongeacht welke onderhoudsingreep op het apparaat uit te voeren.
7. Voor de correcte werking van het apparaat moeten de minimum afstanden en de aanwijzingen in acht genomen
worden die in deze handleiding staan (zie afbeelding 1)
8. Voor de correcte elektrische aansluiting van het apparaat moeten de aanwijzingen gevolgd worden die in paragraaf
2.5 staan.
ΠΡΟΕΙΔΟΠΟΙΗΣΕΙΣ
1. Η συσκευή περιέχει αέριο R290 (ταξινόμηση ευφλεκτικότητας A3)
GR
2. Το μηχάνημα πρέπει να φυλάσσεται σε καλά αεριζόμενο χώρο, όπου το μέγεθος του χώρου αντιστοιχεί στις
μετρήσεις που καθορίζονται για τη χρήση της συσκευής. Η συσκευή πρέπει να τοποθετείται, να χρησιμοποιείται
και να αποθηκεύεται σε δωμάτιο του οποίου η επιφάνεια συμμορφώνεται με τις ελάχιστες διαστάσεις που
αναφέρονται στον πίνακα στη σελίδα 10.
Αυτό το μηχάνημα περιέχει μια ποσότητα ψυκτικού αερίου R290 ίση με εκείνη που αναφέρεται στην ετικέτα
δεδομένων επί της συσκευής.
3. Η συσκευή μπορεί να χρησιμοποιηθεί από παιδιά ηλικίας άνω των 8 ετών και από άτομα με μειωμένες φυσικές
και νοητικές ικανότητες ή χωρίς εμπειρία ή απαραίτητη γνώση, εφόσον βρίσκονται υπό επιτήρηση ή έχουν
λάβει οδηγίες σχετικά με την ασφαλή χρήση της συσκευής και έχουν κατανοήσει τους κινδύνους που ενέχει
η χρήση της. Τα παιδιά δεν θα πρέπει να παίζουν με τη μηχανή. Ο καθαρισμός και η συντήρηση που πρέπει
να γίνονται από τον χρήστη δεν θα πρέπει να πραγματοποιούνται από παιδιά χωρίς επιτήρηση (ισχύει για
τις Χώρες της Ευρωπαϊκής Ένωσης).
4. Το μηχάνημα μπορεί να χρησιμοποιηθεί από άτομα (συμπεριλαμβανομένων των παιδιών) με μειωμένη
φυσική, αισθητηριακή ή διανοητική ικανότητα, ή με έλλειψη εμπειρίας ή γνώσεων, υπό την προϋπόθεση ότι
εποπτεύονται, ή αφού έχουν λάβει οδηγίες σχετικά με την ασφαλή χρήση της συσκευής από άτομο υπεύθυνο
για την ασφάλειά τους (ισχύει μόνο για χώρες εκτός της Ευρωπαϊκής Ένωσης).
5. Εάν το καλώδιο τροφοδοσίας έχει φθαρεί, πρέπει να αντικατασταθεί από τον κατασκευαστή ή από την υπηρεσία τεχνικής
υποστήριξής του ή σε κάθε περίπτωση από ένα άτομο με παρόμοια ιδιότητα, έτσι ώστε να προληφθεί κάθε κίνδυνος.
6. Για να αποφύγετε τυχόν κίνδυνο ηλεκτροπληξίας, είναι απαραίτητο να αποσυνδέετε το φις από την πρίζα
πριν από την εκτέλεση των εργασιών συντήρησης στη συσκευή.
7. Για τη σωστή λειτουργία της συσκευής, τηρείτε τις ελάχιστες αποστάσεις και τις ενδείξεις που δίνονται στο
παρόν εγχειρίδιο (δείτε εικόνα 1)
8. Για τη σωστή ηλεκτρική σύνδεση της μονάδας, ακολουθήστε τις υποδείξεις που αναφέρονται στην παράγραφο
2.5.
INHOUDSOPGAVE
0-
WAARSCHUWINGEN....................................................................................................... 3
0.1 ALGEMENE INFORMATIE..............................................................................................................3
0.2 SYMBOLEN.....................................................................................................................................3
0.2.1 - Redactionele pictogrammen............................................................................................................3
0.3 ALGEMEEN ADVIES.......................................................................................................................5
0.4 Beoogd gebruik........................................................................................................................9
0.5 Risicozones.................................................................................................................................9
0.6 WAARSCHUWINGEN VOOR HET KOELGAS R290....................................................................10
1 - OMSCHRIJVING VAN HET APPARAAT.................................................................................. 17
1.1 1.2 -
LIJST VAN DE MEEGELEVERDE ONDERDELEN.......................................................................17
IDENTIFICATIE VAN DE VOORNAAMSTE ONDERDELEN (Afb.A)...........................................17
INFORMATIE VOORBEHOUDEN VOOR DE “INSTALLATIETECHNICUS”
2 - INSTALLATIE........................................................................................................................... 18
2.1 TRANSPORT VAN DE AIRCONDITIONER...................................................................................18
2.2 WAARSCHUWINGEN....................................................................................................................18
2.3 MOBIELE INSTALLATIE................................................................................................................19
2.4 VASTE INSTALLATIE.....................................................................................................................19
2.5 ELEKTRISCHE AANSLUITING.....................................................................................................19
2.6 DRAINAGE.....................................................................................................................................20
2.6.a - Gebruik als ontvochtiger................................................................................................................20
RUBRIEK VOOR DE TECHNICUS EN DE GEBRUIKER
3.1 SYMBOLEN EN TOETSEN BEDIENINGSPANEEL (Afb.B).........................................................21
3.2 TOETSEN AFSTANDSBEDIENING (Afb.C).................................................................................22
3.3 GEBRUIK VAN DE AFSTANDSBEDIENING.................................................................................23
3.3.a - Plaatsing van de batterijen.............................................................................................................23
3.3.b - Vervanging van de batterijen..........................................................................................................23
3.3.c - Positie van de afstandsbediening..................................................................................................24
3.4 GEBRUIK VAN HET APPARAAT...................................................................................................24
3.4.a - Voorafgaande handelingen............................................................................................................24
3.4.b - Inschakeling/uitschakeling apparaat..............................................................................................25
3.5 VENTILATIEWERKWIJZE (FAN)..................................................................................................25
3.6 WERKWIJZE KOELING (COOL)...................................................................................................25
3.7 WERKWIJZE ONTVOCHTIGING (DRY).......................................................................................26
3.8 ECO WERKING ............................................................................................................................26
3.9 NACHTWERKING..........................................................................................................................26
3.10 - WERKING MET VERWARMING (ALLEEN VERSIE HP).............................................................27
3.11 - TURBOWERKING .........................................................................................................................27
3.11.a - Silent werking (alleen geen hp-versies)........................................................................................28
3.12 - WERKING MET TIMER.................................................................................................................28
3.12.a - Instelling van timer voor inschakeling, door de afstandsbediening .............................................28
3.12.b - Instelling timer voor uitschakeling, door de afstandsbediening....................................................28
3.12.c - Instelling timer voor inschakeling, door het bedieningspaneel.....................................................28
3.12.d - Instelling timer van uitschakeling, door het bedieningspaneel ....................................................29
NL - 1
DOLCECLIMA
NEDERLANDS
3 - GEBRUIK VAN HET APPARAAT............................................................................................. 20
3.13
3.14
3.15 3.16 3.17 -
RESETTEN VAN ALLE FUNCTIES VAN DE AFSTANDSBEDIENING .......................................29
(indien aanwezig) ....................................................................................................................29
SELECTIE MEETEENHEID VAN DE TEMPERATUUR ................................................................29
(indien aanwezig) ....................................................................................................................29
REGELING VAN DE RICHTING VAN DE LUCHTSTROOM.........................................................29
TRANSPORT VAN DE AIRCONDITIONER...................................................................................30
AUTORESTART.............................................................................................................................30
4 - ONDERHOUD EN REINIGING................................................................................................. 30
4.1 REINIGING.....................................................................................................................................31
4.1.a - Reiniging van het apparaat en van de afstandsbediening.............................................................31
4.1.b - Reiniging van het aanzuigfilter.......................................................................................................31
4.1.c - Wenken voor de energiebesparing................................................................................................31
4.2 Onderhoud................................................................................................................................32
4.2.a - Afvoer condenswater.....................................................................................................................32
4.2.b - Foutcodes......................................................................................................................................33
5 - TECHNISCHE GEGEVENS...................................................................................................... 33
NEDERLANDS
6 - Ongemakken en mogelijke oplosingen.................................................................. 34
VUILVERWERKING
Het symbool op het product of op de verpakking geeft aan dat het product niet als
normaal huishoudafval beschouwd moet worden maar naar een verzamelcentrum
gebracht moet worden voor het recyclen van elektrische en elektronische apparatuur.
Door dit product op correcte wijze als vuil te verwerken, worden potentieel negatieve
gevolgen voor het milieu en de gezondheid vermeden. Deze gevolgen zouden kunnen
voortkomen uit een verkeerde vuilverwerking van het product.
Voor meer gedetailleerde informatie over de recycling van dit product dient contact
opgenomen te worden met het gemeentekantoor, de plaatselijke vuilophaaldienst of
de winkel waarin het product gekocht is.
Dit voorschrift geldt alleen in de Lidstaten van de EU.
NL - 2
ILLUSTRATIES
De illustraties zijn gegroepeerd op de eerste pagina’s van de handleiding
INHOUDSOPGAVE
Inhoudsopgav
e
De algemene inhoudsopgave van deze handleiding
bevindt zich op pagina “NL-1”
0 - WAARSCHUWINGEN
0.1 - ALGEMENE INFORMATIE
Wij wensen u eerst en vooral te bedanken omdat u de voorkeur hebt gegeven aan een door
ons geproduceerd apparaat.
0.2 - SYMBOLEN
De pictogrammen die in het volgende hoofdstuk staan, maken het mogelijk de benodigde
informatie voor het correcte gebruik van de machine onder veilige omstandigheden
snel en op eenduidige wijze te verstrekken.
0.2.1 - Redactionele pictogrammen
Inhoudsopgave
De paragrafen die voorafgegaan worden door dit symbool bevatten zeer belangrijke
informatie en voorschriften, met name over de veiligheid.
De veronachtzaming ervan kan de volgende gevolgen hebben:
- gevaar voor de persoonlijke veiligheid van de operators
- verlies van de contractuele garantie
- afwijzing van aansprakelijkheid door de fabrikant.
Opgeheven hand
Duidt op acties die absoluut niet uitgevoerd mogen worden.
GEVAAR
Signaleert dat het apparaat ontvlambaar koelmiddel gebruikt. Als de koelvloeistof uitloopt
en wordt blootgesteld aan een externe ontstekingsbron bestaat risico op brand.
NL - 3
DOLCECLIMA
NEDERLANDS
Service
Duidt op situaties waarin contact opgenomen moet worden met de interne SERVICE van het bedrijf:
TECHNISCHE ASSISTENTIEDIENST KLANTEN.
Gevaarlijke elektrische spanning
Wijst het betrokken personeel op het feit dat indien de beschreven handeling niet uitgevoerd wordt
met inachtneming van de veiligheidsvoorschriften, het risico bestaat een elektrische schok te krijgen.
Algemeen gevaar
Signaleert aan het betrokken personeel dat de beschreven handeling risico’s inhoudt voor
lichamelijke schade indien de veiligheidsnormen niet in acht worden genomen.
Gevaar van grote hitte
Signaleert aan het betrokken personeel, dat de beschreven handeling risico’s inhoudt voor
brandwonden door contact met zeer hete componenten, indien de veiligheidsnormen niet
in acht worden genomen.
Niet afdekken
Signaleert aan het betrokken personeel dat het verboden is om het apparaat af te dekken
om oververhitting te voorkomen.
Opgelet
• Signaleert dat dit document aandachtig moet worden gelezen alvorens het apparaat te
installeren en/of te gebruiken.
• Signaleert dat het servicepersoneel met het apparaat moet omgaan, in overeenstemming
met de installatiehandleiding.
Opgelet
• Signaleert dat er extra informatie in de meegeleverde handleidingen kan aanwezig zijn.
• Duidt aan dat er informatie in de gebruiksaanwijzing of installatiehandleiding beschikbaar
is.
NEDERLANDS
Opgelet
Duidt aan dat het servicepersoneel met het apparaat moet omgaan, in overeenstemming
met de installatiehandleiding.
NL - 4
0.3 - ALGEMEEN ADVIES
ALS ELEKTRISCHE APPARATUUR WORDT GEBRUIKT,MOETEN DE
BASISVEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN STEEDS WORDEN GEVOLGD OM
HET RISICO OP BRAND, ELEKTRISCHE SCHOKKENEN ONGEVALLEN TE
BEPERKEN, INCLUSIEF HET VOLGENDE:
Om eventuele beschadiging van de compressor te voorkomen, wordt iedere
start met 3 minuten vertraagd ten opzichte van de laatste uitschakeling.
1. Document van vertrouwelijke aard, volgens de wettelijke bepalingen, met
verbod op reproductie of versturing aan derden zonder de uitdrukkelijke
autorisatie van de firma OLIMPIA SPLENDID.
De machines kunnen bijwerkingen ondergaan en dus andere onderdelen
vertonen dan die afgebeeld worden zonder om deze reden de teksten van
deze handleiding te compromitteren.
2. Lees deze handleiding met aandacht alvorens verder te gaan met om het
even welke handeling (installatie, onderhoud, gebruik) en houd u strikt aan
hetgeen in de afzonderlijke hoofdstukken beschreven wordt.
3. Bewaar de handleiding goed zodat u hem altijd bij de hand heeft en indien
nodig kunt raadplegen.
4. Controleer nadat u het apparaat uit de verpakking gehaald heeft of het
apparaat intact is; het verpakkingsmateriaal mag niet binnen het bereik van
kinderen gehouden worden omdat dit een bron van gevaar kan zijn.
5. DE FABRIKANT STELT ZICH OP GENERLEI WIJZE AANSPRAKELIJK
VOOR PERSOONLIJK LETSEL OF MATERIËLE SCHADE DIE HET GEVOLG
IS VAN DE VERONACHTZAMING VAN DE VOORSCHRIFTEN DIE IN DEZE
HANDLEIDING STAAN.
7. Het onderhoud van apparatuur voor de klimaatregeling, zoals dit apparaat,
kan gevaarlijk blijken te zijn omdat koelgas onder druk en elektrische
onderdelen onder spanning in dit apparaat aanwezig zijn.
De eventuele onderhoudsingrepen (met uitzondering van de reiniging van
de filters) moeten dus uitsluitend uitgevoerd worden door geautoriseerd en
gekwalificeerd personeel.
8. IInstallaties die uitgevoerd worden zonder inachtneming van de aanwijzingen
die in deze handleiding staan en het gebruik buiten de voorgeschreven
temperatuurlimieten doen de garantie komen te vervallen.
9. Het gewone onderhoud van de filters en de algemene externe reiniging
kunnen ook door de gebruiker uitgevoerd worden omdat hierbij geen
moeilijke of gevaarlijke handelingen betrokken zijn.
NL - 5
DOLCECLIMA
NEDERLANDS
6. De fabrikant behoudt zich het recht voor om ieder gewenst moment
wijzigingen aan de eigen modellen aan te brengen terwijl de essentiële
kenmerken die in deze handleiding beschreven worden onveranderd blijven.
10. Tijdens de montage, en bij iedere onderhoudsingreep, is het nodig de
voorzorgsmaatregelen in acht te nemen die vermeld worden in deze
handleiding en die op de etiketten in of op het apparaat staan en moeten ook
alle voorzorgsmaatregelen getroffen worden die door het gezonde verstand
ingegeven worden en opgelegd worden door de Veiligheidsvoorschriften
die van kracht zijn in het land van installatie.
11. In geval van vervanging van de componenten mogen uitsluitend originele
reserveonderdelen van OLIMPIA SPLENDID gebruikt worden.
12. Als het apparaat een lange tijd niet wordt gebruikt of niemand de
geklimatiseerde kamer gebruikt, is het raadzaam de elektrische
stroomtoevoer af te sluiten om ongevallen te vermijden.
13. Gebruik geen vloeibare of corrosieve reinigingsmiddelen om het apparaat
te reinigen, verstuif geen water of andere vloeistoffen op het apparaat daar
ze de onderdelen in pvc kunnen beschadigen of zelfs elektrische schokken
kunnen veroorzaken.
14. De binnenkant van het apparaat en de afstandsbediening niet nat maken.
Kortsluitingen of brand zou kunnen optreden.
15. Bij storingen van de werking (bijvoorbeeld: abnormale geluiden, een slechte
geur, rook, een abnormale temperatuurstijging, elektrische dispersie, enz.)
moet het apparaat onmiddellijk worden uitgeschakeld en de stekker uit het
stopcontact getrokken worden.
Voor eventuele reparaties mag u zich uitsluitend tot de bevoegde technische
ser-vicecentra van de fabrikant wenden en om het gebruik van originele
reserveonder-delen vragen. Wordt het bovenstaande niet in acht genomen
dan kan de veili-gheid van het apparaat hierdoor in gevaar gebracht worden.
16. Laat de klimaatregelaar niet gedurende lange tijd in werking indien het vochtgehalte
hoog is en deuren of ramen open zijn. De vochtigheid zou condensvorming
kunnen veroorzaken waardoor het interieur nat of beschadigd wordt.
17. Sluit de voedingsstekker niet af tijdens de werking. Risico op brand of
elektrische schokken.
18. Leg geen zware of hete voorwerpen bovenop het apparaat.
NEDERLANDS
19. Voordat het apparaat elektrisch aangesloten wordt, moet gecontroleerd worden
of de gegevens die op het plaatje staan overeenkomen met die van het elektrische
distributienet. Het stopcontact moet met een aarding uitgerust zijn. Het plaatje
(20) bevindt zich op de zijkanten van het apparaat (Afb.2).
20. Installeer het apparaat volgens de instructies van de fabrikant. Een verkeerde
installatie kan persoonlijk letsel, dierenleed of materiële schade veroorzaken
waarvoor de fabrikant niet aansprakelijk gesteld kan worden.
21. Bij incompatibiliteit tussen het stopcontact en de stekker van het apparaat moet het
stopcontact door professioneel gekwalificeerd personeel vervangen worden door
een van een ander type, dat geschikt is, en moet dit personeel controleren of de
doorsnede van de kabels van het stopcontact geschikt is voor het vermogen dat
door het apparaat geabsorbeerd wordt. Doorgaans wordt afgeraden om adapters en/
of verlengsnoeren te gebruiken. Mocht het gebruik daarvan toch noodzakelijk zijn,
dan moeten ze conform de van kracht zijnde veiligheidsvoorschriften zijn en mag het
stroomdebiet (A) ervan niet lager zijn dan het maximum debiet van het apparaat.
NL - 6
22. Dit apparaat is niet bestemd om te werken door middel van een externe timer of
met een apart systeem voor afstandsbediening.
23. Gebruik het apparaat altijd alleen in de verticale stand.
24. Sluit op geen enkele wijze de roosters voor de luchtinlaat en de luchtuitlaat af.
25. Steek geen onbekende voorwerpen in de roosters voor luchtinlaat en luchtuitlaat
aangezien het risico op elektrische schokken, brand of beschadigingen van het
apparaat bestaat.
26. Gebruik het apparaat niet:
- met natte of vochtige handen;
- op blote voeten.
27. Trek niet aan de voedingskabel of aan het apparaat zelf om de stekker uit het
stopcontact te trekken.
28. Gebruik het apparaat niet onder rechtstreeks zonlicht of vlakbij warmtebronnen
als een kachel, een verwarmingsapparaat of een radiator (Afb.3)
29. Gebruik het apparaat niet vlakbij gastoestellen (Afb.3)
30. Plaats het apparaat altijd op een stabiel, vlak en genivelleerd oppervlak.
31. Laat minstens 30 cm ruimte vrij aan de zijkanten en 20cm aan de achterkant van
het apparaat en laat minstens 30 cm ruimte vrij boven het apparaat (Afb.1).
32. Plaats het apparaat niet vlakbij een elektrisch stopcontact (Afb.4).
33. Het stopcontact moet gemakkelijk toegankelijk zijn zodat de stekker in geval van
nood gemakkelijk losgetrokken kan worden.
34. Hanteer de stekker niet met natte handen.
36. De elektrische voedingskabel niet afwikkelen onder tapijten, dekens of in
kabelgoten. Leg de kabel uit in zones die geen doorgangszones zijn, zodat
struikelen voorkomen wordt.
37. Sluit de kabel af als de unit gedurende lange tijd niet gebruikt wordt en/of wanneer
niemand thuis is.
38. Gebruik het apparaat niet in bijzonder vochtige ruimtes (badkamer, keuken, enz.).
39. Gebruik het apparaat niet buiten of op natte oppervlakken. Vermijd dat vloeistoffen
op het apparaat gegoten worden. Gebruik het apparaat niet vlakbij gootstenen of
kranen.
40. Dompel het apparaat niet in water of andere vloeistoffen.
NL - 7
DOLCECLIMA
NEDERLANDS
35. De voedingskabel niet sterk doorbuigen, verdraaien, eraan trekken of beschadigen.
41. Reinig het apparaat met een vochtige doek, gebruik geen schuurproducten of
schurende materialen. Zie de betreffende paragraaf voor de reiniging van de
filters.
42. De meest voorkomende oorzaak van oververhitting is de opeenhoping van stof
of pluizen in het apparaat. Verwijder deze opeenhopingen regelmatig terwijl het
apparaat afgesloten is van het stopcontact en zuig de roosters schoon.
43. Gebruik het apparaat niet in ruimtes met aanzienlijke temperatuurschommelingen
omdat dan condens in het apparaat kan ontstaan.
44. Installeer het apparaat op minstens 2 meter van andere elektronische apparaten
(TV, radio, computer, DVD-lezer, enz.) om interferentie te voorkomen (Afb.6).
45. Gebruik het apparaat niet als de ruimte kort geleden behandeld is met een
insecticide in de vorm van gas, bij brandende wierook, chemische dampen of
olieresidu.
46. Gebruik de machine niet zonder dat de filters correct in positie gebracht zijn.
47. De demontage, reparaties of omschakeling die uitgevoerd wordt door iemand die
niet daartoe geautoriseerd is, kan ernstige schade veroorzaken en de garantie
van de fabrikant annuleren.
48. Gebruik het apparaat niet bij defecten of een slechte werking, als de kabel of de
stekker beschadigd zijn of als het apparaat gevallen is of op enige andere wijze
beschadigd is. Schakel het apparaat uit, trek de stekker uit het stopcontact en
laat het nakijken door professioneel gekwalificeerd personeel.
49. Het apparaat niet demonteren of wijzigingen erop aanbrengen.
50. Het is extreem gevaarlijk het apparaat zelf te repareren.
51. Als u besluit om het apparaat af te danken wordt geadviseerd om het apparaat
onwerkzaam te maken door, nadat u de stekker uit het stopcontact gehaald
heeft, het elektrische snoer door te knippen. Er wordt bovendien geadviseerd
om de onderdelen van het apparaat die een gevaar kunnen ople-veren, vooral
voor kinderen die ermee kunnen gaan spelen, onschadelijk te maken.
NEDERLANDS
52. Voor het ontdooiingsproces en voor de reiniging van het apparaat mogen geen
andere instrumenten gebruikt worden dan die door de fabrikant aanbevolen
worden.
53. Het apparaat is voorzien van een thermische beveiliging die de elektronische
kaart behoedt tegen een te hoge temperatuur. Mocht deze beveiliging in werking
treden, trek de stekker dan uit het stopcontact en wacht tot het apparaat volledig
afgekoeld is (minstens 20÷30 minuten). Steek de stekker daarna weer in het
stopcontact en herstart het apparaat. Als het apparaat niet herstart wordt, trek de
stekker dan uit het stopcontact en neem contact op met een Assistentiecentrum.
NL - 8
Type en kenmerken van zekeringen: T; 3,15A; 250VAC
0.4 - Beoogd gebruik
• De klimaatregelaar mag uitsluitend gebruikt worden voor het produceren van
warme lucht* of koude lucht of voor het ontvochtigen van de lucht (naar keuze)
met als enig doel de temperatuur in de omgeving aangenaam te maken.
• Dit apparaat is alleen bestemd voor huishoudelijk gebruik of gelijkaardig
gebruik.
• Een oneigenlijk gebruik van het apparaat, met eventuele schade die berokkend
wordt aan mensen, voorwerpen of dieren, ontheft OLIMPIA SPLENDID van
iedere vorm van aansprakelijkheid.
0.5 - Risicozones
• De airconditioners mogen niet worden geïnstalleerd in omgevingen waar
ontvlambare of explosieve gassen aanwezig zijn, in zeer vochtige omgevingen
(wasserijen, broeikassen, enz.) of op plaatsen waar zich andere machines
bevinden die een sterke warmtebron genereren, in de buurt van een bron van
zout water of zwavelhoudend water.
• Gebruik GEEN gassen, benzine of andere ontvlambare vloeistoffen in de
buurt van de airconditioner.
• Gebruik alleen de bijgeleverde onderdelen (zie paragraaf 1.1). Het gebruik van
niet-standaard onderdelen kan lekkage van water, elektrische schokken, brand
en persoonlijk letsel of materiële schade veroorzaken.
Dit product mag uitsluitend worden gebruikt volgens de specificaties,
aangeduid in deze handleiding. Als het op een andere wijze wordt gebruikt
dan aangeduid kan dit leiden tot zware ongevallen.
DE FABRIKANT KAN NIET AANSPRAKELIJK WORDEN GESTELD VOOR
SCHADE AAN PERSONEN OF ZAKEN, VOORTVLOEIEND UIT HET NIET
IN ACHT NEMEN VAN DE NORMEN, AANWEZIG IN DEZE HANDLEIDING.
NEDERLANDS
* Alleen voor de versie met warmtepomp
NL - 9
DOLCECLIMA
0.6 - WAARSCHUWINGEN VOOR HET KOELGAS R290
1. Het apparaat bevat gas R290 (ontvlambaarheidscategorie A3)
2. Het apparaat moet opgeslagen worden in een goed
geventileerd vertrek, waarvan de afmetingen overeenkomen
met de maten die gespecificeerd zijn voor het gebruik van het
apparaat.
3. Het apparaat moet geïnstalleerd, gebruikt en bewaard
worden in een ruimte waarvan het oppervlak van de vloer
groter is dan zie tabel.
Hoeveelheid gas R290 in Kg
(zie etiket met gegevens op
het apparaat)
Minimum afmetingen van de ruimte
voor het gebruik en de opslag
m2
0,180
9
0,190
10
0,200
10
0,210
11
0,220
11
0,230
12
0,240
12
0,250
12
0,260
13
4. Dit apparaat bevat een hoeveelheid koelgas R290 die gelijk is aan
de hoeveelheid die vermeld wordt op het etiket met gegevens
dat op het apparaat aangebracht is.
5. Het apparaat moet opgeslagen worden in een vertrek waarin
geen ontstekingsbronnen met continue werking aanwezig
zijn (bijvoorbeeld: open vuur, apparaten die op gas werken
of verwarmingstoestellen met elektrische werking).
6. Niet perforeren of verbranden.
7. Houd er rekening mee dat koelgas geurloos kan zijn.
NEDERLANDS
8. R290 is een koelgas conform de Europese richtlijnen op het gebied van het
milieu. Perforeer het circuit van het koelgas op geen enkele plek.
9. Gebruik geen middelen om het ontdooiingsproces te versnellen, of voor de
reiniging, met uitzondering van de door de producent aanbevolen middelen.
10. Wanneer het apparaat ontdooid en gereinigd wordt, mogen geen andere
instrumenten gebruikt worden dan die door de fabrikant aanbevolen worden.
11. Als het apparaat geïnstalleerd, gebruikt of bewaard wordt in een niet geventileerde
zone, dan moet die ruimte ontworpen zijn ter preventie van de accumulatie
van gelekt koelmiddel, die te wijten is aan elektrische verwarmingstoestellen,
kachels, of andere ontstekingsbronnen.
NL - 10
12. Neem de nationale voorschriften op het gebied van gas in acht.
13. Houd de ventilatie-openingen vrij van obstructies.
14. Het apparaat moet zo opgeslagen worden dat mechanische schade vermeden
wordt.
15. Een ieder die boven of in een koelgascircuit moet werken, moet in het bezit zijn
van een geldig certificaat, waarop verklaard wordt dat die persoon competent
is om op veilige wijze koelmiddelen te hanteren, dat in overeenstemming is met
een specifieke beoordeling die erkend is door de sector.
16. Het onderhoud moet uitsluitend uitgevoerd worden zoals aanbevolen wordt
door de producent van het apparaat. Het onderhoud en de reparaties die de
assistentie van ander gespecialiseerd personeel vereisen, moeten uitgevoerd
worden onder toezicht van een persoon die competent is voor het gebruik van
ontvlambare koelmiddelen.
17. vervoer van apparatuur die ontvlambare koelmiddelen bevat
Raadpleeg de wetgeving voor het vervoer.
18. markering van de apparatuur met symbolen
Raadpleeg de plaatselijke wetgeving.
19. verwijdering van apparatuur die ontvlambare koelmiddelen
gebruikt
Raadpleeg de nationale wetgeving.
20. opslag van de apparatuur/apparaten
De opslag van de apparatuur moet conform de instructies van de fabrikant zijn.
22. informatie over het onderhoud
a) Controles van het gebied
Voordat handelingen uitgevoerd worden op systemen die ontvlambare
koelmiddelen bevatten, moeten de veiligheidscontroles uitgevoerd worden
om zich ervan te verzekeren dat het risico op ontbranding minimaal is. Neem
de volgende voorzorgsmaatregelen in acht om eventuele reparaties van het
koelmiddelsysteem uit te voeren voordat het gebruikt wordt.
b) Afwikkeling van het werk
Het werk moet uitgevoerd worden onder controle, om het risico op de aanwezigheid
van gas of ontvlambare dampen tijdens de uitvoering van het werk zelf te
minimaliseren.
c) Algemeen werkgebied
Al het personeel dat met het onderhoud belast is, en de andere operators die
in het werkgebied aanwezig zijn, moeten geïnstrueerd zijn over de aard van het
werk dat verricht gaat worden. Vermijd het om in kleine ruimtes te werken. De
zone rondom het werkgebied moet afgebakend zijn. Controleer of het gebied
veilig gesteld is dankzij de controle van ontvlambaar materiaal.
NL - 11
DOLCECLIMA
NEDERLANDS
21. opslag van de verpakte (niet verkochte) apparatuur
De verpakking moet zo uitgevoerd zijn dat een interne mechanische beschadiging
van de apparatuur geen lekkage van koelmiddel veroorzaakt.
Het maximum aantal delen van de apparatuur dat samen opgeslagen kan worden
wordt aangeduid door de plaatselijke wetgeving.
d) Controle van de aanwezigheid van koelmiddel
Het gebied moet vóór en tijdens het werk gecontroleerd worden met gebruik van een
adequate detector van koelmiddelen om er zeker van te zijn dat de operator zich bewust
is van de aanwezigheid van een potentieel ontvlambare atmosfeer. Controleer of het
apparaat voor de detectie van lekken geschikt is voor ontvlambare koelmiddelen, dus
of het vonkvrij is, op passende wijze verzegeld of intrinsiek veilig is.
e) Aanwezigheid van brandblussers
Mocht ongeacht welke warme bewerking op de koelapparatuur uitgevoerd moeten
worden, of op ongeacht welk daarop aangesloten deel, dan moet adequate
brandblusapparatuur binnen handbereik beschikbaar zijn. Zorg ervoor dat er altijd
een droge poederblusser of een CO2-blusser aanwezig is vlakbij het gebied waar
het vullen plaatsvindt.
f) Afwezigheid van ontvlambare bronnen
Geen enkele operator die aan het werk is op het koelsysteem waarbij het
blootleggen van ongeacht welke leiding nodig is die een ontvlambaar koelmiddel
bevat of bevat heeft, mag enige ontvlambare bron gebruiken op een wijze dat
brand of een explosie veroorzaakt kan worden.
Alle mogelijke ontvlambare bronnen, met inbegrip van het gebruik van sigaretten,
moeten voldoende ver van de plaats van installatie, reparatie, verwijdering en
sloop gehouden worden, waar het ontvlambare koelmiddel in de omringende
ruimte zou kunnen worden afgegeven.
Voordat het werk begint moet het gebied rondom de apparatuur bestudeerd
worden om er zeker van te zijn dat geen ontvlambare elementen of risico’s op
ontbranding aanwezig zijn.
Gebruik markeringen die het roken verbieden.
g) Geventileerd gebied
Controleer of het installatiegebied in de open lucht is of op passende wijze
geventileerd wordt voordat het systeem gestart wordt of ongeacht welke warme
bewerking op de apparatuur uitgevoerd wordt. De mate van ventilatie moet
aanwezig zijn gedurende de gehele periode waarin de bewerking uitgevoerd wordt.
De ventilatie moet in staat zijn om ieder koelmiddel dat vrijgekomen is op veilige
wijze te verspreiden en om het bij voorkeur naar buiten in de atmosfeer uit te stoten.
NEDERLANDS
h) Controles op de koelapparatuur
Wanneer de elektrische onderdelen vervangen worden, moeten de nieuwe onderdelen
geschikt zijn voor het gebruik en conform de aangeduide specificaties zijn.
De richtlijnen van de fabrikant over het onderhoud en de assistentie moeten
altijd in acht genomen worden. Raadpleeg bij twijfel de technische dienst van de
fabrikant voor assistentie.
De volgende controles moeten uitgevoerd worden op installaties waarin
ontvlambare koelmiddelen gebruikt worden: controleer of de grootte van de
vulling in overeenstemming is met de afmetingen van het vertrek waarin de delen
die het koelmiddel bevatten geïnstalleerd zijn; of het systeem en de ventilatieopeningen correct werken en niet verstopt zijn; als van een koelcircuit gebruik
gemaakt wordt, moet de aanwezigheid van koelmiddel in het secundaire circuit
gecontroleerd worden; of de markering die op de machine aangebracht is nog
steeds zichtbaar en leesbaar is.
Markeringen en aanduidingen die niet leesbaar zijn moeten gecorrigeerd worden;
of de koelleidingen en -onderdelen geïnstalleerd zijn in een positie waarin het
onwaarschijnlijk is dat ze blootgesteld worden aan ongeacht welke stof die de
NL - 12
onderdelen die het koelmiddel bevatten zou kunnen aantasten door corrosie,
tenzij die onderdelen uit een materiaal bestaan dat intrinsiek bestand is tegen
corrosie of dat op passende wijze daartegen beschermd wordt.
i) Controles op de elektrische apparaten
De reparatie en het onderhoud van de elektrische onderdelen moeten eerste
veiligheidscontroles en inspectieprocedures van de onderdelen bevatten.
Mocht een defect optreden dat de veiligheid kan compromitteren, schakel dan niet
de elektrische voeding naar het circuit in zolang het probleem niet op passende
wijze verholpen is. Gebruik een tijdelijke geschikte oplossing als het defect niet
onmiddellijk verholpen kan worden en het nodig is dat de werking voortgezet wordt.
Deze situatie moet meegedeeld worden aan de eigenaar van de apparatuur zodat
alle partijen erover geïnformeerd zijn.
De eerste veiligheidscontroles bevatten: controleer of de condensatoren ontladen
zijn: deze controle moet op veilige wijze uitgevoerd worden om vonken te
voorkomen; controleer of de elektrische onderdelen en kabels die onder spanning
staan tijdens het vullen, het herstel of de ontluchting van het systeem niet
blootgesteld worden; controleer de continuïteit van de aardaansluiting.
23. reparatie verzegelde onderdelen
a) Tijdens de reparatie van verzegelde onderdelen moeten alle elektrische voedingen
van de uitrusting waarop gewerkt wordt afgesloten worden voordat ongeacht welke
verzegelde afdekking, enz., weggenomen wordt. Mocht het absoluut nodig zijn dat
de elektrische voeding op de uitrusting ingeschakeld is tijdens de reparatie, dan moet
een permanent werkzame lekdetector in positie gebracht zijn op het meest kritieke
punt, om de operator te waarschuwen voor een potentieel gevaarlijke situatie.
Het gebruik van siliconenkit kan de doeltreffende werking van enkele soorten
lekdetectiesystemen belemmeren. De intrinsiek veilige onderdelen mogen niet
geïsoleerd worden voordat erop ingegrepen wordt.
24. reparatie van intrinsiek veilige onderdelen
Pas geen enkele inductielading en ladingen met permanente capaciteit toe op het
circuit, zonder eerst gecontroleerd te hebben of de maximum spanning en stroom,
die voor de gebruikte apparatuur toegestaan zijn, niet overschreden worden.
De intrinsiek veilige onderdelen zijn de enige waarop ingegrepen kan worden
terwijl ze onder spanning staan en een ontvlambare atmosfeer aanwezig is. Het
testsysteem moet op de correcte stroomsterkte staan. Vervang de onderdelen
alleen door de reserveonderdelen die aangeduid worden door de fabrikant.
Andere dan de aangeduide onderdelen kunnen na een lek de ontbranding van
het koelmiddel in de atmosfeer veroorzaken.
NL - 13
DOLCECLIMA
NEDERLANDS
b) Besteed bijzondere aandacht aan wat nu volgt om er zeker van te zijn dat de
afdekking op geen enkele wijze wijzigingen ondergaat die van invloed zijn op het
veiligheidsniveau wanneer op elektrische onderdelen gewerkt wordt.
Dit omvat beschadigingen van kabels, een overmatig aantal aansluitingen,
eindstukken die niet zijn vervaardigd volgens de oorspronkelijke specificaties,
beschadigingen van pakkingen, verkeerde montage van kabelklemmen, enz.
Controleer of de apparatuur op veilige wijze gemonteerd is.
Controleer of de pakkingen of de verzegelingsmaterialen niet dusdanig verslechterd
zijn dat de binnenkomst van ontvlambare atmosferen niet meer voorkomen kan worden.
De vervangingsonderdelen moeten voldoen aan de specificaties van de fabrikant.
25. BEKABELING
Controleer of de bekabeling niet blootgesteld wordt aan slijtage, corrosie, overmatige
druk, trillingen, scherpe randen of aan ieder ander nadelig effect van de omgeving.
Houd tijdens de controle ook rekening met de effecten van veroudering of van constante
trillingen die veroorzaakt worden door elementen als compressoren of ventilatoren.
26. detectie van ontvlambare koelmiddelen
Gebruik in geen enkel geval potentiële ontstekingsbronnen om lekken van
koelmiddel te detecteren. Gebruik geen steekvlammen (of iedere ander
detectiesysteem dat van open vuur gebruik maakt).
27. LEKDETECTIEMETHODEN
De volgende lekdetectiemethoden worden als aanvaardbaar beschouwd voor
systemen die ontvlambare koelmiddelen bevatten.
Gebruik elektronische lekdetectors voor ontvlambare koelmiddelen, ook als de
gevoeligheid mogelijk niet geschikt is of ze opnieuw gekalibreerd moeten worden.
(De detectie-uitrusting moet gekalibreerd worden in een gebied zonder koelmiddel.)
Controleer of de detector geen potentiële ontstekingsbron is en geschikt is voor het
gebruikte koelmiddel. De lekdetectie-uitrusting moet ingesteld zijn op een percentage
LFL van het koelmiddel en gekalibreerd zijn ten aanzien van het gebruikte koelmiddel
en het geschikte percentage gas (maximaal 25%) is bevestigd. De vloeistoffen
voor de detectie van lekken kunnen gebruikt worden met het merendeel van de
koelmiddelen maar het gebruik van reinigingsmiddelen die chloor bevatten moet
vermeden worden aangezien chloor op het koelmiddel zou kunnen reageren en de
koperen leidingen kan aantasten door corrosie. Als een lek vermoed wordt, moet
al het open vuur verwijderd/gedoofd worden. Als een koelmiddellek gedetecteerd
wordt waarvoor lassen nodig is, win dan al het koelmiddel uit het systeem terug of
isoleer het (door middel van de afsluitkleppen) in een deel van het systeem dat zich
ver van het lek bevindt. Vervolgens moet vóór en tijdens het lasproces zuurstofvrije
stikstof (OFN) in het systeem vrijgelaten worden.
NEDERLANDS
28. verwijdering en lediging
Gebruik conventionele procedures wanneer op het circuit van het koelmiddel
gewerkt wordt voor het uitvoeren van reparaties of om iedere andere reden.
Desondanks is het belangrijk dat de beste praktijk in acht genomen wordt gezien
het feit dat rekening gehouden moet worden met de ontvlambaarheid. Neem de
volgende procedure in acht:
• Verwijder het koelmiddel;
• Ontlucht het circuit met inert gas;
• Leeg het;
• Ontlucht het nog een keer met inert gas;
• Open het circuit door middel van snijden of lassen.
De koelmiddelvulling moet hersteld worden in cilinders die geschikt zijn voor de
terugwinning. Reinig het systeem met OFN om de eenheid veilig te maken. Het
zou nodig kunnen zijn deze procedure meerdere malen te moeten herhalen.
Gebruik geen perslucht of zuurstof voor deze handeling.
De reiniging moet voltooid worden door het luchtledige deel van het systeem met
OFN te vullen en door te blijven gaan met vullen tot de werkdruk bereikt wordt,
vervolgens moet de OFN in de atmosfeer geloosd worden en tenslotte moet het
systeem weer in een luchtledige situatie gebracht worden. Herhaal het proces
tot geen koelmiddel meer in het systeem achtergebleven is. Wanneer de laatste
vulling met OFN gebruikt wordt, moet het systeem op de atmosferische druk
gebracht worden om het te kunnen gebruiken. Deze handeling is absoluut van
NL - 14
vitaal belang als laswerken op de leidingen uitgevoerd moeten worden.
Controleer of de afvoer van de vacuümpomp zich niet vlakbij enige ontstekingsbron
bevindt en of de ventilatie beschikbaar is.
29. vulprocedures
Naast de conventionele vulprocedures moeten de volgende vereisten in acht
genomen worden.
Controleer of er geen vermenging van verschillende koelmiddelen plaatsvindt tijdens
het vullen van de apparatuur. De leidingen moeten zo kort mogelijk zijn om de
hoeveelheid koelmiddel erin tot het minimum te beperken.
De cilinders moeten in de opgerichte stand gehouden blijven.
Controleer of het koelsysteem aangesloten is op de aarde alvorens het met koelmiddel
te vullen.
Etiketteer het systeem wanneer het eenmaal gevuld is (als dat nog niet gedaan
was).
Let bijzonder goed op dat het koelsysteem niet overbelast wordt. Test de druk met de
OFN alvorens het systeem opnieuw te vullen. Voer de dichtingstest van het systeem
na afloop van het vullen uit maar voorafgaand aan de inbedrijfstelling. Een extra
dichtingstest moet uitgevoerd worden voordat de plaats van installatie verlaten wordt.
a) Raak vertrouwd met de apparatuur en met de werking ervan.
b) Breng de elektrische isolatie van het systeem tot stand.
c) Controleer voordat deze procedure uitgevoerd wordt, of:
• De mechanische uitrusting voor de verplaatsing beschikbaar is, indien
nodig, om de cilinders van het koelmiddel te verplaatsen;
• Alle veiligheidsvoorzieningen beschikbaar zijn en correct gebruikt worden;
• Het terugwinningsproces altijd door een competent persoon gecontroleerd
wordt;
• De uitrusting die voor de terugwinning gebruikt wordt, en de cilinders,
conform de toepasselijke standaards zijn.
d) Leeg het koelsysteem, indien mogelijk.
e) Als geen situatie van vacuüm verkregen kan worden, gebruik dan een collector
zodat het koelmiddel uit de diverse delen van het systeem verwijderd kan worden.
f) Controleer of de cilinder op de weegschalen geplaatst is voordat de
terugwinning wordt uitgevoerd.
g) Start de terugwinningsmachine en handel conform de instructies van de
fabrikant.
h) Overbelast de cilinders niet. (Niet meer dan 80% van het vulvolume van de
vloeistof).
i) Overschrijd niet de maximum werkdruk van de cilinder, ook niet tijdelijk.
NL - 15
DOLCECLIMA
NEDERLANDS
30. buitendienststelling
Alvorens deze procedure uit te voeren, is het van essentieel belang dat de
technicus vertrouwd geraakt is met de apparatuur en alle onderdelen daarvan.
Het wordt als een goede praktijk beschouwd om alle koelmiddelen op veilige
wijze terug te winnen.
Alvorens deze handeling uit te voeren, moeten een oliemonster en een
koelmiddelmonster genomen worden, voor als het nodig is eerst een analyse uit
te voeren voordat een teruggewonnen koelmiddel opnieuw wordt gebruikt. Het
is van essentieel belang dat de elektrische energie beschikbaar is voordat met
deze procedure begonnen wordt.
j) Wanneer de cilinders correct gevuld zijn en het proces voltooid is, controleer
dan of de cilinders en de uitrusting onmiddellijk van de plaats van installatie
verwijderd worden en of alle isolatiekleppen ervan gesloten zijn.
k) Het teruggewonnen koelmiddel mag niet in een ander koelsysteem geladen
worden, tenzij dit gereinigd en gecontroleerd is.
NEDERLANDS
31. etikettering
De uitrusting moet geëtiketteerd zijn met de aanduiding dat hij buiten dienst
gesteld is en het koelmiddel verwijderd is. Breng de datum en uw handtekening
op het etiket aan. Controleer of er etiketten op de uitrusting aanwezig zijn die
aangeven dat de uitrusting een ontvlambaar koelmiddel bevat.
32. terugwinning
Wanneer koelmiddel uit een systeem verwijderd wordt, of dit nu voor onderhoud
of voor de buitendienststelling is, is het een goede zaak om alle koelmiddelen op
veilige wijze te verwijderen.
Bij de overdracht van het koelmiddel naar de cilinders moet gecontroleerd worden
of alleen cilinders gebruikt worden die geschikt zijn voor de terugwinning van het
koelmiddel.
Controleer of het correcte aantal cilinders beschikbaar is om de volledige vulling
van het systeem in op te slaan.
Alle te gebruiken cilinders zijn ontworpen voor het teruggewonnen koelmiddel
en daarvoor geëtiketteerd (of wel speciale cilinders voor de terugwinning van
koelmiddel).
De cilinders moeten uitgerust zijn met een drukafvoerklep en bijbehorende perfect
werkende afsluitkleppen.
De lege terugwinningscilinders worden luchtledig gemaakt en indien mogelijk
gekoeld worden voordat de terugwinning plaatsvindt. De uitrusting voor de
terugwinning moet perfect werkzaam zijn en een set met instructies voor de
terugwinning bevatten, die binnen handbereik is en geschikt is voor de terugwinning
van ontvlambare koelmiddelen. Bovendien moet een groep gekalibreerde
weegschalen beschikbaar en perfect werkzaam zijn.
De leidingen moeten voorzien zijn van hermetisch gesloten aansluitingen met
afsluiting in perfecte staat.
Voordat de terugwinningsmachine gebruikt wordt, moet gecontroleerd worden of
deze in goede staat van werking verkeert, of correct onderhoud erop uitgevoerd is
en of ieder elektrisch onderdeel ervan verzegeld is, om ontsteking te voorkomen
in geval koelmiddel vrijkomt.
Raadpleeg de fabrikant in geval van twijfel.
Het teruggewonnen koelmiddel moet teruggegeven worden aan de leverancier, in
de correcte cilinder en met de bijbehorende Nota voor Overbrenging van Afval.
Meng geen koelmiddelen in de terugwinningseenheden en met name in de
cilinders.
Als de compressoren, of de oliën van de compressoren, verwijderd moeten worden,
controleer dan of ze geleegd zijn tot een aanvaardbaar niveau om er zeker van te
zijn dat het ontvlambare koelmiddel niet in het smeermiddel achterblijft.
Het ledigingsproces moet uitgevoerd worden voordat de compressor naar de
leveranciers teruggebracht wordt.
Gebruik alleen elektrische verwarmingssystemen op het hoofddeel van de
compressor, om dit proces te versnellen.
Verwijder de olie uit een systeem op veilige wijze.
NL - 16
1 - OMSCHRIJVING VAN HET APPARAAT
1.1 - LIJST VAN DE MEEGELEVERDE ONDERDELEN
Het apparaat is apart verpakt in een kartonnen verpakking.
De verpakking kan met de hand vervoerd worden door twee werknemers of op een transporttruck geladen worden.
Sla de verpakking apart op, niet stapelen.
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
Flexible leiding van 1.5 m
Eindstuk luchtleiding voor venster
Flens voor installatie tegen een ruit of wand
(alleen voor de versies waarin dat van toepassing is)
Flens-afsluitdop (alleen voor de versies
waarin dat van toepassing is)
Zuignap voor venster
Handleiding voor gebruik en onderhoud
Afstandsbediening
1.2 - IDENTIFICATIE VAN DE VOORNAAMSTE ONDERDELEN (Afb.A)
26. Luchtuitlaat
27. Verplaatsingshandgreep
28. Dop voor condensafvoer (werkwijze alleen
ontvochtiging)
29. IR-ontvanger afstandsbediening
21.
22.
23.
24.
Bedieningspaneel
Rooster luchtuitlaat
Luchtfilter met rooster
Dop voor het aftappen van het condenswater
(in geval van transport, onderhoud of buitensporige waterverzameling)
25. Luchtinlaat
A
21
29
23
27
27
NEDERLANDS
22
26
28
24
25
NL - 17
DOLCECLIMA
2 - INSTALLATIE
2.1 - TRANSPORT VAN DE AIRCONDITIONER
• Het transport en de verplaatsing van het apparaat moet in de verticale stand
plaatsvinden.
Als de airconditioner liggend verplaatst wordt dan moet u minimaal één uur
wachten voordat u de airconditioner in werking kunt stellen.
• Alvorens het apparaat te verplaatsen of te vervoeren, moet het condenswater
volledig afgevoerd worden, zoals beschreven wordt in paragraaf 4.2.a
Waarschuwing
Transport van de airconditioner op kwetsbare vloeren (bv. houten vloeren):
• Voer het condenswater volledig af.
• Let tijdens de verplaatsing van de airconditioner bijzonder goed op omdat
de wielen sporen op de vloer kunnen achterlaten. Ofschoon het onbuigzame
zwenkwielen betreft, kunnen deze beschadigd raken door het gebruik of vuil
worden.
Er wordt aanbevolen te controleren of de wielen schoon zijn en vrij kunnen
draaien.
2.2 - WAARSCHUWINGEN
NEDERLANDS
De veronachtzaming van het volgende kan het apparaat schade berokkenen.
a. Installeer de klimaatregelaar op vlakke, stabiele oppervlakken
en op de vloer.
b. Sluit de klimaatregelaar alleen aan op stopcontacten die van
een aarding voorzien zijn.
c. Controleer of gordijnen of andere voorwerpen de
luchtaanzuigfilters niet afsluiten (Afb.7).
d. Controleer of tussen de klimaatregelaar en aangrenzende
wanden een minimum afstand van 20/30 cm gehandhaafd
blijft (Afb.1).
e. Bij het in gebruik nemen van het apparaat moet altijd opgelet worden of er geen obstakels
zijn voor de aanzuiging en de uitlaat van de lucht.
f. De airconditioner mag niet in vertrekken gebruikt worden die als wasruimte dienen.
g. Installeer de airconditioner uitsluitend in droge vertrekken.
h. De airconditioner moet niet worden geactiveerd in de aanwezigheid van gevaarlijke materialen, dampen of vloeistoffen worden gebracht
i. Reinig de luchtfilters minstens één keer per week.
NL - 18
2.3 - MOBIELE INSTALLATIE
De airconditioner moet in een geschikte ruimte geïnstalleerd worden.
Er wordt aanbevolen zonlicht te beperken door middel van rolluiken, gordijnen, zonweringen, en om deuren
en ramen gesloten te houden.
a. Zet de airconditioner voor een raam of voor een terras-/balkondeur.
b. Steek het eindstuk van de buigzame slang (1) in de opening van de luchtuitlaat van het apparaat (26),
zoals afbeelding 8 toont.
c. Buig het eindstuk van de afvoer (2) om en steek het in de buigzame slang (1) (afb.9).
d. Breng het eindstuk (2) in positie op een wijze dat de lucht naar buiten afgevoerd wordt (Afb.10)
Rol de slang alleen zover als nodig is uit zodat de luchtgeleider klem tussen de openslaande
gedeelten van het kozijn blijft zitten. (Afb.10)
2.4 - VASTE INSTALLATIE
De airconditioner kan ook met gaten vast aan het raam of aan de muur geïnstalleerd worden.
De luchtstroom mag niet belemmerd worden door beschermende roosters e.d.
Eventuele beschermende roosters e.d. moeten een totale doorsnede voor de luchtdoorlaat hebben die niet
minder mag zijn dan 140 cm2.
a. Boor een gat in het glas of in de wand, met een diameter van 135 mm, op een hoogte van de vloer tussen
300 en 1350 mm (Afb.11).
b. Breng de flens (3) in positie in het gat van de wand en markeer de boorpunten. (Afb.12)
c. Verwijder de flens (3) en boor gaten van 6 mm. (Afb.13)
d. Steek pluggen (10) in de gaten. (Afb.13)
e. Breng de flens (3) in positie op het gat in de wand en zet hem vast met drie schroeven (11). (Afb.13)
f. Steek het eindstuk van de buigzame slang (1) in de opening van de luchtuitlaat van het apparaat (26),
zoals afbeelding 8 toont.
h. Verwijder de buigzame slang (1) van de flens (3) en sluit de flens met de dop (4) wanneer het apparaat
niet in werking is (Afb.15).
NL - 19
DOLCECLIMA
NEDERLANDS
g. Sluit het andere uiteinde van de buigzame slang (1) aan op de flens (3) (Afb.14).
2.5 - ELEKTRISCHE AANSLUITING
Het apparaat wordt geleverd met een voedingskabel met stekker.
Voor het aansluiten van de airconditioner, ervoor zorgen dat:
•
•
•
•
De waarden van de spanning en frequentie aan de specificaties van de
machinegegevens voeldoen.
De kracht lijn met een efficiënte aarding is uitgerust en de juiste afmetingen voor de maximale absorptie van de airconditioner heeft.
Het apparaat voeding netwerk moet worden voorzien in een passende meerpolige inrichting volgens de
nationale installatie voorschriften.
De apparatuur uitsluitend door een socket wordt gevoed dat compatibel met de meegeleverde stekker is.
Waarschuwing
De eventuele vervanging van de voedingskabel mag alleen worden uitgevoerd
door Olimpia Splendid technische dienst of door personeel met gelijkaardige
kwalificatie.
2.6 - DRAINAGE
Al naargelang de gebruikswijzen van het apparaat is het nodig de condensafvoerleiding aan te sluiten.
2.6.a - Gebruik als ontvochtiger
Voor het correcte gebruik van het apparaat moet als volgt gehandeld worden (afb 21):
a. Verwijder de dop (24).
b. Plaats de leiding (12) op de aansluiting.
Controleer of het uiteinde van de afvoerleiding (12) in positie gebracht is op het afvoerputje
of in een recipiënt.
Controleer of de leiding (12) niet verstopt is.
NEDERLANDS
3 - GEBRUIK VAN HET APPARAAT
De werkwijzen van de conditioner kunnen zowel met de afstandsbediening als op het bedieningspaneel op
de conditioner geselecteerd worden.
De ontvangst van de geselecteerde functie wordt bevestigd door een “pieptoon” van de zoemer.
NL - 20
3.1 - SYMBOLEN EN TOETSEN BEDIENINGSPANEEL (Afb.B)
B
MODE
S12
D1
S9
S10
S11
S8
D3
S1
S13
S2
S14
S3
S15
S4
S7
D2
• SW1: Inschakeling/uitschakeling SILENT-functie
(ALLEEN GEEN HP-VERSIES)
• SW2: Selectie ventilatiesnelheid
maximum snelheid =>
=> medium snelheid =>
=> minimum snelheid =>
=> BLUE AIR =>
=> maximum snelheid
• SW3: Inschakeling/uitschakeling TIMER vertraging
inschakeling uitschakeling van het apparaat
• SW4: Verhoging gewenste temperatuur of vertragingstijd TIMER
• SW5: Verlaging gewenste temperatuur of vertragingstijd TIMER
• SW6: Selectie van de werkwijze
=> verwarming (alleen model HP) =>
=> koeling TURBO =>
=> ECO =>
=> Ventilatie =>
=> Ontvochtiging =>
=> verwarming (alleen model HP) =>...
• SW7: Inschakeling/ uitschakeling (Stand-by) van
het apparaat
S6
• D1: Ingestelde temperatuur of vertragingstijd
TIMER
• D2: Ingestelde temperatuur of vertragingstijd
TIMER
• D3: Ingestelde temperatuur of vertragingstijd
TIMER
• S1: Werkwijze Verwarming (alleen model HP)
• S2: Werkwijze Ontvochtiging
• S3: Werkwijze Koeling
• S4: Werkwijze Ventilatie
• S5: Snelheid ventilator (maximum, medium, minimum)
• S6: Snelheid ventilator Blue Air
• S7: Werkwijze Koeling TURBO
• S8: Apparaat uitgeschakeld (Stand-by)
• S9: TIMER-functie
• S10: Werkwijze ECO
• S11: SILENT-functie
• S12: NIGHT-functie
• S13: Meeteenheid Celsius
• S14: Meeteenheid Uren
• S15: Meeteenheid Fahrenheit
NL - 21
DOLCECLIMA
NEDERLANDS
S5
3.2 - TOETSEN AFSTANDSBEDIENING (Afb.C)
C
Het type van de voorziene afstandsbediening
hangt van het eenheidsmodel af.
°F
°C
°C
A
A
A
A
ON
OFF
ON
OFF
B6
B1
B4
B6
FAN SPEED
B8
ON
B7
AUTO FAN
OFF
B10
B12
SET
RESET
MOON
B9
B2
MOON
ON
OFF
SET
B9
°F
°C
1
°C/°F
A
h
ON
OFF
B10
NEDERLANDS
• B2:
• B3:
• B4:
• B5:
• B6:
NL - 22
B3
B2
B11
B6
B7
B8
B5
B13
B9
B10
8
3
4
7
1-2
6
7
8
3
• B1:
B1
B13
B1
4
5
A
B7
B3
B4
MODE
B11
B8
B11
2
N
AUTO FA
EED
B5
B3
TURBO
FAN SP
TURBO
B2
MODE
B5
B4
h
h
Inschakeling/uitschakeling (Stand-by) van het
apparaat
Selectie van de werkwijze
verwarming (alleen model HP) =>
=> koeling =>
=> ECO =>
=> Ventilatie =>
=> Ontvochtiging =>
=> Verwarming (alleen model HP) =>..
Werkwijze Koeling TURBO
Verhoging gewenste temperatuur of vertragingstijd TIMER
Verlaging gewenste temperatuur of vertragingstijd TIMER
Selectie ventilatiesnelheid
maximum snelheid =>
=> medium snelheid =>
=> minimum snelheid =>
=> maximum snelheid
6
5
• B7:
• B8:
Selectie snelheid ventilator BLUE AIR
Instelling TIMER vertragingstijd inschakeling
van het apparaat
• B9: Instelling TIMER vertragingstijd uitschakeling
(Stand-by) van het apparaat
• B10: Bevestig annulering tijd TIMER
• B11: Inschakeling/uitschakeling SILENT-functie
• B12: Reset
• B13: Selectie meeteenheid Celsius of Fahrenheit
• 1:
Instelling temperatuur
• 2:
Instelling vertraging
• 3:
Geprogrammeerde uitschakeling
• 4:
Uitzending afstandsbediening
• 5:
Werkwijze Auto fan
• 6:
Snelheid ventilator/ Werkwijze ventilator
• 7:
Nachtwerking
• 8:
Geprogrammeerde inschakeling
3.3 - GEBRUIK VAN DE AFSTANDSBEDIENING
De afstandsbediening die bij de klimaatregelaar geleverd is, is een
instrument dat u in staat stelt het apparaat op een zo comfortabel
mogelijke manier te gebruiken.
Dit instrument moet met zorg gehanteerd worden, met name:
• Maak het niet nat (niet met water reinigen of aan de weersomstandigheden blootgesteld laten).
• Niet op de grond laten vallen of er hard tegen stoten.
• Blootstelling aan direct zonlicht vermijden.
• De afstandsbediening werkt met infrarood technologie.
• Tijdens het gebruik mogen geen obstakels tussen de afstandsbediening en de klimaatregelaar aanwezig zijn.
• Indien andere apparaten met een afstandsbediening in de ruimte gebruikt worden (TV, stereo,
enz..) zouden storingen kunnen ontstaan.
• Elektronische of fluorescente lampen kunnen de zendingen tussen afstandsbediening en klimaatregelaar storen.
• Verwijder de batterijen indien de afstandsbediening lange tijd niet gebruikt wordt.
3.3.a - Plaatsing van de batterijen
Om de batterijen correct te plaatsen:
a. Verwijder het deurtje van het batterijvak (afb. 16).
b. Steek er de batterijen in (afb. 16).
Neem de positie van de polen strikt in acht, deze staan aangeduid op de bodem van het vak.
c. Sluit opnieuw het deurtje (afb. 17).
3.3.b - Vervanging van de batterijen
op het display weergegeven wordt.
Gebruik altijd nieuwe batterijen.
Als oude batterijen worden gebruikt of batterijen van een ander type kan dit een
slechte werking van de afstandbediening veroorzaken.
- Voor de afstandsbediening zijn twee droge alkalinebatterijen vereist van 1,5V (AAA.) (Afb.16).
Zijn de batterijen eenmaal op dan moeten beide vervangen worden en voor vuilverwerking naar de speciale verzamelpunten gebracht worden, zoals geregeld wordt
door de plaatselijke wetgeving
NL - 23
DOLCECLIMA
NEDERLANDS
De batterijen moeten vervangen worden wanneer de icoon
• Als u de afstandsbediening enkele weken of meer niet gebruikt, de batterijen verwijderen.
Batterijlekken kunnen de afstandsbediening beschadigen.
De batterijen niet laden of demonteren. De batterijen niet in het vuur werpen.
Ze kunnen branden of ontploffen.
Als de vloeistof van de batterijen op de huid of kleding terechtkomt, zorgvuldig
wassen met zuiver water. De afstandsbediening niet gebruiken met batterijen die
reeds lekten.
De chemische producten aanwezig in de batterijen kunnen brandwonden of andere
risico’s voor de gezondheid met zich meebrengen.
3.3.c - Positie van de afstandsbediening
• Houd de afstandsbediening in een positie waarin het signaal de ontvanger (29) van het apparaat kan
bereiken (maximum afstand circa 8 meter - met geladen batterijen) (Afb.18).
Door de aanwezigheid van obstakels (meubels, gordijnen, wanden enz.) tussen de afstandsbediening en
het apparaat wordt het bereik van de afstandsbediening verminderd.
3.4 - GEBRUIK VAN HET APPARAAT
Handel als volgt om het apparaat te gebruiken.
Om eventuele beschadiging van de compressor te voorkomen, wordt iedere start
met 3 minuten vertraagd ten opzichte van de laatste uitschakeling.
3.4.a - Voorafgaande handelingen
•
•
NEDERLANDS
•
Breng het apparaat in positie op een stabiel vlak, dat niet hellend is, op minstens
20/30 cm van de muur of van ieder ander object, om de correcte luchtcirculatie
te garanderen (Fig.1). Plaats het op een oppervlak dat bestand tegen water is
omdat eventueel naar buiten lekkend water de meubels of de vloer schade kan
berokkenen.
Plaats het apparaat niet rechtstreeks op tapijten, handdoeken, dekens of andere
absorberende oppervlakken.
Steek de stekker in het stopcontact, Controleer of de voedingsschakelaar (afb.
A ref. 28) op “I” staat. Het apparaat laat een “pieptoon” horen en op het display
wordt de icoon
en de omgevingstemperatuur in °C weergegeven.
Voordat het apparaat elektrisch aangesloten wordt, moet gecontroleerd worden of
de gegevens die op het plaatje staan overeenkomen met die van het elektrische
distributienet.
NL - 24
3.4.b - Inschakeling/uitschakeling apparaat
a. Het apparaat kan voor korte tijde ingeschakeld of uitgeschakeld wordt door op de afstandsbediening op
B1 of op het controlepaneel op SW7 te drukken (voor een langdurige stilstand moet het apparaat gedeactiveerd worden door de stekker uit het stopcontact te trekken).
b. Het betreffende symbool S8
gaat branden om aan te geven dat het apparaat is uitgeschakeld.
c. Druk in deze situatie opnieuw op de afstandsbediening op B1 (of op het controlepaneel op SW7) om de
eerder geselecteerde functies opnieuw in te stellen.
Wanneer het apparaat uitgeschakeld is worden alle timers gereset.
3.5 - VENTILATIEWERKWIJZE (FAN)
a. Door deze werkwijze te gebruiken, zal het apparaat geen enkele effect hebben, noch op de temperatuur
noch op de luchtvochtigheid in het vertrek, maar de lucht alleen in circulatie houden.
b. Deze modaliteit kan geselecteerd worden door op B2 of SW6 te drukken tot het symbool van alleen ventilator ( ) op zowel de afstandsbediening als op het display van het bedieningspaneel geactiveerd wordt.
c. In deze werkwijze is de interne ventilator altijd ingeschakeld en is het mogelijk op ieder moment de gewenste snelheid van de ventilator te kiezen (alleen met de afstandsbediening) door op de betreffende
toets B6 of SW6 (symbool 6 op de afstandsbediening) te drukken.
Dit zijn de mogelijke snelheden voor de ventilator. Weergegeven symbolen:
High FAN
Med FAN
Min FAN
3.6 - WERKWIJZE KOELING (COOL)
a. In deze werkwijze zal het apparaat het vertrek ontvochtigen en koelen.
Deze werkwijze kan geselecteerd worden door op B2 of SW6 te drukken tot het symbool S3 voor alleen koeling
( ) geactiveerd wordt op zowel de afstandsbediening als op het display van het bedieningspaneel.
c. Het set point van de temperatuur (Tset) kan ingesteld worden tussen 16°C en 30°C (van 60 F tot 86 F
indien aanwezig) met variaties van 1°C dankzij B4/B5 of SW4/SW5, en de bijbehorende waarde verschijnt
zowel op de afstandsbediening als op het plaatselijke display (D1).
d. (Maximaal) drie minuten na de activering van deze werkwijze gaat de compressor van start en begint het
apparaat koele lucht af te geven.
ALLEEN VOOR HET MODEL SILENT:
Door de minimum ventilatiesnelheid te selecteren, wordt ook de snelheid van de externe ventilator verlaagd, met als gevolg een aanzienlijke afname van de algehele geluidsproductie van het apparaat.
bij bijzonder lage omgevingstemperaturen wordt de snelheid van de externe ventilator altijd op de maximumsnelheid geforceerd.
NL - 25
DOLCECLIMA
NEDERLANDS
b. De interne ventilator is altijd ingeschakeld op de geselecteerde snelheid (door op B6 of SW2 te drukken)
of op de automatische snelheid BLUEAIR (door op de afstandsbediening op B67 te drukken of op het
controlepaneel op SW2 te drukken tot het symbool S6 op het display van het controlepaneel verschijnt).
3.7 - WERKWIJZE ONTVOCHTIGING (DRY)
a. Deze modaliteit kan geselecteerd worden door op B2 of SW6 te drukken tot het symbool van alleen ontvochtiging ( ) op zowel de afstandsbediening als op het display van het bedieningspaneel geactiveerd
wordt.
b. Deze modaliteit lijkt op de koelmodaliteit met uitzondering van:
- de snelheid van de interne ventilator kan niet ingesteld worden en wordt op de minimumsnelheid
geforceerd (B6/B7 en SW2 zijn uitgeschakeld);
- de gewenste omgevingstemperatuur (“ingestelde temperatuur”) kan niet geselecteerd worden (B4/B5
en SW4/SW5 zijn uitgeschakeld). De klimaatregelaar zal zo werken dat de aanvankelijke omgevingstemperatuur eigenlijk bijna ongewijzigd blijft.
3.8 - ECO WERKING
a. Deze modaliteit kan geselecteerd worden door op de afstandsbediening op B2 te drukken tot het symbool
A op het display van de afstandsbediening verschijnt, of door op SW6 te drukken tot het symbool ECO
op het display van het controlepaneel verschijnt.
b. In deze modaliteit worden de functies KOELING, VERWARMING (alleen HP) en VENTILATOR automatisch geselecteerd, al naargelang de omgevingstemperatuur, die continu gecontroleerd wordt, zodat dat
een optimaal comfort in het behandelde vertrek verkregen wordt.
ALLEEN VOOR SILENT:
Door de minimum ventilatiesnelheid te selecteren, wordt ook de snelheid van de externe ventilator verlaagd, met als gevolg een aanzienlijke afname van de algehele geluidsproductie van het apparaat.
bij bijzonder lage omgevingstemperaturen wordt de snelheid van de externe ventilator altijd op de maximumsnelheid geforceerd.
3.9 - NACHTWERKING
NEDERLANDS
a. Deze modaliteit kan alleen vanaf de afstandsbediening geselecteerd worden (door op B11 te drukken)
en kan alleen gebruikt worden in combinatie met de modaliteit koeling of verwarming (deze laatste alleen
voor HP).
b. Wanneer deze functie in de modaliteit koeling ingeschakeld is, wordt de interne ventilator op de minimumsnelheid geforceerd en wordt de ingestelde omgevingstemperatuur na het eerste uur werking automatisch
met een graad verhoogd en na het tweede uur werking met nog een graad (beginnende op het moment
van activering van de functie of bij de volgende wijziging van de ingestelde temperatuur).
c. Als de functie daarentegen in de modaliteit verwarming ingeschakeld is (alleen voor HP), wordt de interne ventilator op de minimumsnelheid geforceerd en wordt de ingestelde omgevingstemperatuur na het
eerste uur werking automatisch met een graad verlaagd en na het tweede uur werking met nog een graad
(beginnende op het moment van activering van de functie of bij de volgende wijziging van de ingestelde
temperatuur).
d. Om de functie te deactiveren dient men opnieuw op de toets B11 te drukken.
bij bijzonder lage omgevingstemperaturen wordt de snelheid van de externe ventilator altijd op de maximumsnelheid geforceerd.
NL - 26
3.10 - WERKING MET VERWARMING (ALLEEN VERSIE HP)
a. Met deze modaliteit verwarmt het apparaat de omgeving. De installatie van de klimaatregelaar moet
uitgevoerd worden op dezelfde wijze als voor wanneer het apparaat in de modaliteit koeling werkt, met
toevoeging van een waterafvoerleiding op de achterkant van de klimaatregelaar zelf, na de aanwezige
dop (24) te hebben weggenomen (afb. 21-22-23).
b. Als niet de mogelijkheid bestaat het water dat door de klimaatregelaar geproduceerd wordt continu af te
voeren, dan kan de dop op de achterkant op zijn plaats blijven maar zal het bakje na een bepaald aantal
werkuren (dat variabel is, al naargelang de ingestelde temperatuur, de mate van vochtigheid in het vertrek,
de afmetingen van het vertrek, enz.) vol raken en geleegd moeten worden.
c. Deze situatie wordt op het display van het controlepaneel van de klimaatregelaar weergegeven door het
knipperende nummer “3”.
d. Handel als volgt om de klimaatregelaar weer in werking te stellen:
- neem de stekker uit het stopcontact
- leeg de watertank door de dop op de achterkant weg te nemen (24)
- breng de dop weer aan
- steek de stekker van de klimaatregelaar in het stopcontact
- druk op de toets stand-by (SW7 of B1) om de klimaatregelaar weer van start te doen gaan
D1
D2
D3
e. De verwarmingsmodaliteit kan geselecteerd worden door op toets B2 van de afstandsbediening te drukken,
S8
S1
of op SW6 op het controlepaneel, tot het symbool van alleen verwarming
( ) op zowel de afstandsbeS13
diening als op het display van het controlepaneel verschijnt.
S2
S12
S9
S10
S11
S14
S3
f. De interne ventilator wordt altijd op de minimum snelheid ingeschakeld en
gaat na enkele seconden over
S15
naar de geselecteerde snelheid (door op B6 of op SW2 te drukken) ofS4naar de automatische
snelheid
Blue Air Turbo
BLUE AIR.
S5
S6
S7
g. De waarde van de ingestelde temperatuur kan geregeld worden van 16 °C tot 27 °C (van 61 °F tot 81 °F,
indien aanwezig) met variaties van 1°C door op de toetsen B4/B5 of SW4/SW5 te drukken.
De betreffende temperatuurwaarde verschijnt zowel op de afstandsbediening als op het display van het
controlepaneel (D1, D2, D3.).
h. Op het moment van activering van deze werkmodaliteit zal de klimaatregelaar, als de omgevingstemperatuur lager is dan de ingestelde temperatuur, ingeschakeld worden en na enkele minuten warmte gaan
afgeven.
Beide gedragingen zijn absoluut normaal en moeten niet als een slechte werking
van de klimaatregelaar opgevat worden.
• Als de omgevingstemperatuur bijzonder laag is, wordt het apparaat af en toe
enkele minuten gedeactiveerd.
• Wanneer zich bepaalde omgevingsvoorwaarden voordoen, zou het kunnen
voorkomen dat de externe ventilator op cyclische wijze gedeactiveerd wordt.
3.11 - TURBOWERKING
a. Deze modaliteit kan geselecteerd worden door op de afstandsbediening op B2 te drukken of door op
het controlepaneel op SW6 te drukken, tot het symbool TURBO op het display van het controlepaneel
verschijnt.
b. Stel de unit rechtstreeks in op de koelmodaliteit met ingestelde temperatuur=16°C en met de maximum
snelheid van de ventilator, zodat de ingestelde temperatuur zo snel mogelijk bereikt wordt.
NL - 27
DOLCECLIMA
NEDERLANDS
i. Bij het bereiken van de ingestelde temperatuur zal de klimaatregelaar geheel tot stilstand komen en wachten om de werking te hervatten zodra de omgevingstemperatuur enkele graden onder de geselecteerde
temperatuur daalt.
3.11.a - Silent werking (alleen geen hp-versies)
a. Deze werkwijze kan alleen in de Koelmodus geselecteerd worden (als TURBO niet ingeschakeld is) door
op het controlepaneel op SW1 te drukken tot het LUIDSPREKER-symbool
op het display van het
controlepaneel verschijnt.
b. Stel de snelheid van de interne ventilator en de snelheid van de externe ventilator (uitgezonderd versie
HP) rechtstreeks in op de minimum snelheid.
3.12 - WERKING MET TIMER
Me deze werkwijze kan de inschakeling of de uitschakeling van de unit geprogrammeerd worden. De
vertragingstijd kan ingesteld, geactiveerd en geannuleerd worden door zowel de afstandsbediening als
het controlepaneel.
3.12.a - Instelling van timer voor inschakeling, door de afstandsbediening
a. Nadat de unit ingeschakeld is, dient men de werkwijze, de gewenste temperatuur en de ventilatiesnelheid te selecteren waarmee de unit op het moment van geprogrammeerde inschakeling geactiveerd zal
worden. Zet het apparaat vervolgens op Stand-by.
b Door op B8 te drukken, kan de gewenste vertraging (van 1 tot 12 uur) ingesteld worden waarna de unit
ingeschakeld worden (vertrekkende vanaf de bevestiging van de timer).
c. De instelwerking van de timer stopt automatisch, indien geen enkele toets binnen 5 seconden gedrukt
wordt.
Bevestig de gewenste waarde door op B10 te drukken. Het display van de afstandsbediening toont het
terugtellen voor de inschakeling.
d. Is de ingestelde tijd eenmaal verstreken dan zal de unit van start gaan met de laatst geselecteerde instellingen.
e. Druk opnieuw toets B10 voor het annuleren van de vertraagde inschakeling.
3.12.b - Instelling timer voor uitschakeling, door de afstandsbediening
NEDERLANDS
a. Terwijl de unit in ongeacht welke werkwijze staat, op B9 drukken om de gewenste vertraging (van 1 tot 12
uur) in te stellen waarna de unit uitgeschakeld wordt (vertrekkende vanaf de bevestiging van de timer).
Alle volgende ingrepen op toets B9 zullen de vertraging met 1 uur doen toenemen.
b. De instelwerking van de timer stopt automatisch, indien geen enkele toets binnen 5 seconden gedrukt
wordt.
Bevestig de gewenste waarde door op B10 te drukken. Het display van de afstandsbediening toont het
terugtellen voor de uitschakeling. Is de ingestelde tijd eenmaal verstreken, dan zal de unit uitgeschakeld
worden.
c. Druk opnieuw toets B10 voor het annuleren van de vertraagde inschakeling.
3.12.c - Instelling timer voor inschakeling, door het bedieningspaneel
a. Nadat de unit ingeschakeld is, dient men de werkwijze, de gewenste temperatuur en de ventilatiesnelheid te selecteren waarmee de unit op het moment van geprogrammeerde inschakeling geactiveerd zal
worden. Zet het apparaat vervolgens op Stand-by.
b. Druk op SW3 om de timer in te schakelen.
NL - 28
c. Druk op SW4 of SW5 p, de waarde van de vertraging die op het display van het controlepaneel getoond
wordt (van 1 tot 12 uur) te verhogen/verlagen waarna de unit van start zal gaan (vertrekkende vanaf de
bevestiging van de timer).
d. De instelwerking van de timer stopt automatisch, indien geen enkele toets binnen 5 seconden gedrukt
wordt.
Bevestig de gewenste waarde door op SW6 te drukken. Het display van het controlepaneel toont het
terugtellen voor de inschakeling.
e. Is de ingestelde tijd eenmaal verstreken, dan zal de unit van start gaan met de eerder geselecteerde
instellingen.
f. Druk opnieuw SW3 voor het annuleren van de geprogrammeerde inschakeling.
3.12.d - Instelling timer van uitschakeling, door het bedieningspaneel
a. Terwijl de unit in ongeacht welke werkwijze staat, op SW3 drukken om de gewenste vertraging in te stellen.
b. Druk op SW4 of SW5 om de waarde van de vertraging die op het controlepaneel getoond wordt (van 1 tot
12 uur), te verhogen/verlagen, waarna de unit uitgaat (vertrekkende vanaf de bevestiging van de timer).
c. De instelwerking van de timer stopt automatisch, indien geen enkele toets binnen 5 seconden gedrukt
wordt. Bevestig de gewenste waarde door op SW3 te drukken.
d. Druk opnieuw toets SW3 voor het annuleren van de geprogrammeerde uitschakeling.
3.13 - RESETTEN VAN ALLE FUNCTIES VAN DE AFSTANDSBEDIENING
(indien aanwezig)
Door op knop B12 ter drukken, zullen alle instellingen van de afstandsbediening gereset worden. Op die
manier worden alle instellingen geannuleerd en neemt de afstandsbediening de default-status aan. Door
bovendien op knop B12 te drukken, zullen verder alle mogelijke aanduidingen op het display verschijnen,
hetgeen het mogelijk maakt om te controleren of het display zelf intact is.
Door het drukken van toets B13 op de afstandsbediening kan de meeteenheid van de temperatuur, aangegeven in FAHRENHEIT op het beeldscherm (het symbool °F verlicht zich op het beeldscherm van de
afstandsbediening) in CELSIUS (het symbool °C verlicht zich op het beeldscherm van de afstandsbediening) of omgekeerd worden veranderd.
3.15 - REGELING VAN DE RICHTING VAN DE LUCHTSTROOM
De luchtstroom kan in horizontale richting ingesteld worden, door in te grijpen op de betreffende vinnen
voor de luchtomleiding (22A). (Afb.24)
NL - 29
DOLCECLIMA
NEDERLANDS
3.14 - SELECTIE MEETEENHEID VAN DE TEMPERATUUR
(indien aanwezig)
3.16 - TRANSPORT VAN DE AIRCONDITIONER
•
De airconditioner moet rechtop verplaatst worden.
Als de airconditioner liggend verplaatst wordt dan moet u minimaal één uur
wachten voordat u de airconditioner in werking kunt stellen.
•
Alvorens de airconditioner te gaan verplaatsen moet u het condenswater eerst
helemaal weg laten lopen door de dop (24) open te draaien.
Waarschuwing:
Transport van de airconditioner op kwetsbare vloeren (bv. houten vloeren):
• laat het condenswater er volledig uit stromen door de dop open te draaien (referentie 24 afb. 21);
• Let tijdens de verplaatsing van de airconditioner bijzonder goed op omdat
de wielen sporen op de vloer kunnen achterlaten. Ofschoon het onbuigzame
zwenkwielen betreft, kunnen deze beschadigd raken door het gebruik of vuil
worden. U wordt dan ook verzocht te controleren of de wielen schoon zijn en
onbelemmerd kunnen bewegen.
3.17 - AUTORESTART
In geval van onderbreking van de elektrische voeding bewaart de apparatuur de laatste werkwijze en zal,
nadat de elektrische voeding weer ingeschakeld is, opnieuw van start gaan met de voorgaande instellingen.
4 - ONDERHOUD EN REINIGING
NEDERLANDS
Alvorens tot ongeacht welke onderhoudsingreep en
reiniging over te gaan, moet altijd gecontroleerd worden of
de voedingsstekker uit het stopcontact van de installatie
getrokken is.
Raak de metalen delen van het apparaat niet aan wanneer
het filter weggenomen wordt.
Risico op letsels door de scherpe metalen randen.
Gebruik geen water om de interne delen van de airco te reinigen.
De blootstelling aan water kan de isolatie beschadigen waardoor risico voor elektrische schokken optreedt.
NL - 30
4.1 - REINIGING
4.1.a - Reiniging van het apparaat en van de afstandsbediening
a. Gebruik een droge doek om het apparaat en de afstandsbediening te reinigen.
b. Als het apparaat zeer vuil is kunt u voor de reiniging een met koud water bevochtigde doek gebruiken.
Gebruik geen antistatische of chemisch behandelde doek om het apparaat te
reinigen.
Gebruik geen benzine, oplosmiddelen, polijstpasta of soortgelijke middelen.
Deze producten kunnen de pvc oppervlakken vervormen of breuken veroorzaken.
4.1.b - Reiniging van het aanzuigfilter
Om een doeltreffende filtering van de binnenlucht en een goede wer king van uw airconditioner te waarborgen
is het absoluut noodzakelijk om de luchtfilters (23) regelmatig te reinigen (Afb.19).
De signalering van de noodzaak van deze belangrijke onderhoudsingreep wordt gegeven na het verstrijken
van een passende tijd van werking, door de inschakeling van de alarmcode Fi op het display van het bedieningspaneel.
a. Schakel de airconditioner uit en trek vervolgens de filters (23) uit de airconditioner, zoals afbeelding 20
toont.
b. Het filter (23) moet gewassen worden met een straal water die in de tegenovergestelde richting als de
richting waarin het stof zich ophoopt gericht moet worden.
c. In geval van vuil dat bijzonder moeilijk te verwijderen is (zoals vet of ander soorten aanslag) moet het
filter eerst in sop van water en een neutraal reinigingsmiddel gedompeld worden.
d. Alvorens het filter weer terug te plaatsen is het verstandig om het filter uit te schudden om het water dat
zich tijdens het wassen erin opgehoopt heeft te verwijderen.
Als het filter (23) beschadigd is, vervang het dan.
e. Controleer of het filter (23) volledig droog is.
f. Plaats het filter (23) correct terug in zijn zitting.
g. Zuig eventuele pluizen op van het filter (Afb. 20).
4.1.c - WENKEN VOOR DE ENERGIEBESPARING
Vervolgens enkele tips om het verbruik te beperken:
• Houd de filters altijd proper (zie hoofdstuk onderhoud en reiniging).
• Houd de deuren en de vensters van de kamers gesloten waar de airco werkt.
• Vermijd dat zonlicht de kamer binnendringt (wij adviseren het gebruik van gordijnen, blinden of rolluiken).
• Verstop niet de (inkomende en uitgaande) luchtstroom van het apparaat; naast het feit dat dan geen optimaal
rendement verkregen wordt, compromitteert het ook de correcte werking van het apparaat en is het mogelijk
dat onherstelbare defecten optreden.
NL - 31
DOLCECLIMA
NEDERLANDS
Gebruik het apparaat niet zonder het filter (23).
4.2 - Onderhoud
Als voorzien wordt dat het apparaat lange tijd niet gebruikt wordt, handel dan als volgt:
a. Activeer enkele uren de werkwijze alleen ventilator (circa 8÷10 uur) om de binnenkant van het apparaat te drogen.
b. Stop de airco en sluit de voeding af.
c. Reinig de luchtfilters.
d. Voer het condenswater volledig af.
e. Verwijder de batterijen uit de afstandsbediening.
Controles alvorens de airco weer in werking te stellen:
a. Na een lange periode inactiviteit van de airconditioner de filters reinigen.
b. Controleer of de uitgang of ingang van de lucht niet is verstopt (vooral na een lange periode van inactiviteit
van de airconditioner).
4.2.a - Afvoer condenswater
Wanneer het condenswater dat in de onderste tray aanwezig is het van tevoren bepaalde peil bereikt, laat
het apparaat keer een pieptoon horen.
In dit geval:
a. Trek de stekker uit het stopcontact.
b. Verplaats het apparaat voorzichtig naar een positie die geschikt is om het water af te voeren.
c. Verwijder de afvoerdop (24) (Afb.21).
d. Indien nodig, plaats de leiding (12) op de aansluiting.
Controleer of de afvoerdop (24) correct vastgeschroefd is om te voorkomen dat
water lekt.
d. Laat al het water naar buiten komen.
e. Breng de afvoerdop (24) opnieuw in positie (Afb.22).
f. Steek de stekker in het stopcontact.
NEDERLANDS
Als de fout herhaald wordt, neem dan contact op met een Assistentiecentrum.
NL - 32
4.2.b - Foutcodes
Tijdens de werking van het apparaat kunnen storingen weergegeven worden die de werking stoppen. In die
gevallen worden foutcodes op het bedieningspaneel weergegeven.
• 3 (knipperende + rode led brandt) Excessieve accumulatie van water in de klimaatregelaar
--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------• F1 Reiniging filter.
--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------• 2 (knipperende)
• 8 (knipperende)
In deze gevallen:
a.
b.
c.
d.
sluit het apparaat elektrisch af
wacht enkele minuten
steek de stekker in het stopcontact
herstart het apparaat.
Als het ongemak aanhoudt en de foutcode niet uitgeschakeld wordt, sluit het apparaat dan
elektrisch af en wendt u tot een Assistentiecentrum.
5 - TECHNISCHE GEGEVENS
Raadpleeg voor de technische gegevens het gegevensplaatje dat op het product aangebracht is (Afb.2).
• Afmetingen (LxHxD)
• Gewicht (zonder verpakking)
• Maximum bedrijfstemperaturen bij
koeling
(Maximum bedrijfstemperaturen in
de verwarmingdmodverwarmingsmodus)
• Minimum bedrijfstemperaturen bij
koeling
(Minimum bedrijfstemperaturen in
de verwarmingdmodverwarmingsmodus)
460 x 767 x 395 mm
29 Kg
DB 35°C - WB 24°C * / DB 43°C - WB 32°C **
DB 27°C - WB 19°C * / DB 27°C - WB 19°C **
16°C * / 16°C **
DB 7°C * / DB 7°C **
NEDERLANDS
* Interne omgevingstemp.
** Externe omgevingstemp.
NL - 33
DOLCECLIMA
6 - Ongemakken en mogelijke oplosingen
OORZAAK
SLECHTE WERKING
•
De airconditioner doet het niet.
•
•
•
•
Er is geen stroom.
De stekker zit niet in het stopcontact.
De voedingsschakelaar staat op stand “0”
De timer is ingeschakeld.
•
•
•
•
Wacht even.
Doe de stekker in het stopcontact.
Zet de voedingsschakelaar op stand “I”
Schakel de timer uit.
•
De airconditioner doet het alleen
gedurende korte tijd.
•
De ingestelde temperatuur is te dichtbij
de omgevingstemperatuur.
De aanzuiging van de buitenlucht
wordt belemmerd.
•
Verlaag de ingestelde temperatuur.
•
•
Verwijder de obstakels.
Neem contact op met de Servicedienst.
De airconditioner doet het maar koelt
het vertrek niet.
•
•
Er staat een raam open.
In de kamer is een andere warmtebron
in werking (een brander, een lamp e.d.)
of er zijn veel mensen.
De ingestelde temperatuur is te hoog.
De capaciteit van de airconditioner is
niet geschikt met het oog op de omstandighe- den of de grootte van het vertrek.
•
•
Doe het raam dicht.
Schakel de warmtebron uit.
•
Verlaag de ingestelde temperatuur.
•
•
•
•
NEDERLANDS
WAT TE DOEN?
•
Tijdens het verplaatsen van de
airconditioner komt er water uit.
•
De airconditioner is schuin gehouden
of op zijn kant gelegd.
•
Voordat u de airconditioner gaat verplaatsen moet u het water dat erin zit
eruit laten lopen door de dop eraf te
draaien (24).
•
Op het display van het bedieningspaneel
verschijnt het alarmsignaal “Fi”
•
Het filter is vuil
•
•
Reinig het filter
Schakel het apparaat opnieuw in en druk
5 seconden op de toets SW7 van het
bedieningspaneel om het alarmsignaal
van het display te laten verdwijnen.
•
De klimaatregelaar gaat uit. Noch de bedieningsorganen van de afstandsbediening noch die van het bedieningspaneel
reageren en op het bedieningspaneel
verschijnt het knipperende alarmsignaal
“2”.
•
Omgevingstemperatuursensor
•
Bel het Assistentiecentrum
•
De klimaatregelaar gaat uit. Noch de bedieningsorganen van de afstandsbediening noch die van het bedieningspaneel
reageren en op het bedieningspaneel
verschijnt het knipperende alarmsignaal
“8”.
•
Motor verdamperventilator
•
Bel het Assistentiecentrum
•
De klimaatregelaar is uitgeschakeld,
op het display van het controlepaneel
knippert het nummer “3” en de rode led
brandt.
•
Excessieve accumulatie van water in de
klimaatregelaar
•
Voer het water af door de dop weg te nemen
(24). Als dit alarm te vaak optreedt, dient u
het assistentiecentrum te bellen.
HP: dit alarm is normaal voor de werking met
verwarming wanneer de klimaatregelaar
zonder waterafvoerleiding geïnstalleerd is.
•
In de modaliteit koeling, nacht of automatisch kan de minimumsnelheid niet
geselecteerd worden.
•
De omgevingstemperatuur is te laag
•
Het gedrag van de klimaatregelaar is
normaal.
•
In de modaliteit verwarming (alleen voor
HP) stopt de klimaatregelaar de compressor of de externe ventilator enkele
minuten op cyclische wijze.
•
De omgevingstemperatuur is te laag of
te hoog
•
Het gedrag van het apparaat is normaal.
Probeer niet het apparaat zelf te repareren.
Als de storing niet is opgelost, neem dan contact op met de plaatselijke verkoper of het dichtst bijgelegen
service center. Verstrek gedetailleerde informatie over de storing en het model van het apparaat.
NL - 34