Volvo 2012 Snelstartgids

Type
Snelstartgids

Deze handleiding is ook geschikt voor

VOLVO C30
QUICK GUIDE
GEFELICITEERD MET DE AANKOOP VAN UW
NIEUWE VOLVO!
Het is altijd spannend een nieuwe auto te leren kennen.
Neem deze Quick Guide door om snel vertrouwd te raken met enkele van de
meest gebruikelijke functies.
Alle waarschuwingsteksten, andere belangrijke gegevens en meer
gedetailleerde informatie vindt u alleen in het instructieboekje – deze folder
bevat slechts een kleine greep daaruit.
In het instructieboekje staat bovendien de meest recente en meest actuele
informatie.
Opties staan aangegeven met een sterretje (*).
Op www.volvocars.com vindt u meer informatie over uw auto.
WEB EDITION
TRANSPONDERSLEUTEL
Vergrendelt portieren en achterklep en
activeert het alarm*.
Ontgrendelt portieren
A
en achterklep en
deactiveert het alarm.
Ontgrendelt de achterklep – hij wordt
niet geopend.
Approach-verlichting. Activeert buiten-
spiegelverlichting*, richtingaanwijzers
en stadslichten, alsmede kenteken-
plaat-, interieur- en instapverlichting.
Paniekfunctie. In een noodsituatie de
toets ca. 3 seconden lang ingedrukt
houden om het alarm te laten afgaan.
A
Als geen van de portieren noch de achterklep bin-
nen 2 minuten na ontgrendeling wordt geopend,
worden deze na enige tijd automatisch opnieuw
vergrendeld.
SLEUTELBLAD
Te gebruiken om het dashboardkastje of het
bestuurdersportier te vergrendelen/ontgrende-
len als de auto bijvoorbeeld zonder stroom zit.
N.B.
Na een koude start is het stationaire toeren-
tal verhoogd ongeacht buitentemperatuur.
Het tijdelijk verhoogde stationaire toerental
is onderdeel van Volvo’s effectieve uitlaat-
gasreinigingssysteem.
– Koppelings- en /of rempedaal bedienen en
transpondersleutel/startknop naar stand III
draaien en meteen loslaten – de motor start
automatisch.
Een dieselmotor altijd laten voorgloeien in
sleutelstand II, voordat u hem start.
AUTOMATISCH STARTEN *KOUDE START
WAARSCHUWING
Stel het stuurwiel in, vóórdat u gaat rijden
– nooit tijdens het rijden.
A
Korte serie – 3 knippersignalen.
B
Onafgebroken serie knippersignalen.
RICHTINGAANWIJZERS STUURWIEL INSTELLEN
VERLICHTINGSBEDIENING
OPBERGMOGELIJKHEDEN, 12V-AANSLUITINGEN & AUX/USB*
De 12V-aansluitingen werken wanneer het contact-
slot in stand I of II staat. Met de AUX/USB*-ingang
is het mogelijk om muziek op bijv. een mp3-speler
te beluisteren via het audiosysteem van de auto.
Handmatige koplamphoogteregeling
(automatisch bij Xenon-verlichting*).
Automatisch dimlicht. Grootlichtsigna-
len werken maar continu grootlicht niet.
Stadslichten voor/achterlichten
Dimlicht. Dooft bij het afzetten van de
motor. Het is mogelijk het groot licht te
voeren.
Actieve Xenonverlichting*, lichtbundels
van de koplampen draaien met het
stuurwiel mee.
Display- en instrumentenverlichting.
Mistlampen vóór
Tankvulklep openen.
Mistachterlicht (alleen bestuurderszijde).
A
Grootlichtsignalen
B
Wisselen groot licht/dimlicht en “Follow
Me Home”-verlichting.
AUDIOSYSTEEM
1
Indrukken voor Aan/Uit. Eraan draaien om
het volume bij regelen.
2
Radio FM1, FM2 of AM.
4
Display
5
MODUSCD, AUX of USB
A
.
6
Indrukken om te kiezen uit BAS, Dolby
Pro Logic II* of SUBWOOFER* – eraan
draaien om bij te regelen.
9
MENUAUX, volume en geavanceerde
geluidsinstellingen. SUBWOOFER* active-
ren/deactiveren.
RADIO
6
Eraan draaien om een zender te kiezen.
8
Eerstvolgende goed doorkomende zender
opzoeken.
10
Zender zoeken met pijl-links/pijl-rechts.
Tot 20 zenders opslaan (tien voor FM1
en tien voor FM2) door bij de gewenste
zender 09 ingedrukt te houden totdat een
bevestiging op het display verschijnt.
Ca. 2 seconden indrukken om automa-
tisch de 10 best doorkomende zenders
op te slaan. Op het display verschijnt
AUTOM. OPSLAAN tijdens het zoeken.
Een van de opgeslagen zenders kiezen
met 09.
CD-SPELER
3
Bij kort indrukken wordt alleen de beluis-
terde cd uitgeworpen.
Bij lang indrukken worden alle cd’s uitge-
worpen
B
.
6
Eraan draaien om van track te wisselen.
7
Cd-wisselaar* – cd kiezen met 16.
10
Van cd-track wisselen met pijl-links/pijl-
rechts.
Cd kiezen
B
met pijl-omhoog/pijl-omlaag.
A
AUX-ingang voor bijv. mp3-speler (voor optimale
geluidsweergave volume mp3-speler op half
zetten).
B
Alleen cd-wisselaar*.
RUITENWISSERS EN REGENSENSOR*
A
Enkele wisslag
0
Uit
B
Intervalfunctie, zie ook (2).
C
Normale wissnelheid.
D
Hoge wissnelheid.
E
Sproeiers voorruit en koplampen.
F
Sproeier achterruit.
Brandt bij een actieve regensensor.
1
Regensensor Aan/Uit, met hendel in stand
0.
2
Gevoeligheid sensor of duur intervalfunctie
instellen.
3
Wisser achterruit – intervalfunctie/normale
functie.
ELEKTRONISCHE KLIMAATREGELING, ECC*
AUTOMATISCHE REGELING
In de stand AUTO regelt het ECC-systeem
automatisch alle functies voor een groter bedie-
ningsgemak en optimale luchtkwaliteit.
1
Indrukken om de gekozen temperatuur en
de overige functies automatisch te laten
regelen.
7
Indrukken voor individuele temperatuur
links (L) of rechts (R).
In de gewenste temperatuurstand draaien.
De gekozen temperatuur staat op het display.
HANDMATIGE REGELING
1
Eraan draaien om ventilatorsnelheid te
wijzigen.
2
Max. ontwaseming. Alle lucht op maxi-
male snelheid naar de voorruit en zijruiten.
3
M – Recirculatie Aan/Uit.
A – Interior Air Quality System* Aan/Uit.
4
Elektrische achterruit- en buitenspiegel-
verwarming.
5
Luchtverdeling
6
AC – Airconditioning aan/uit. Voor koeling
van het interieur en ontwaseming van de
ruiten.
PASSAGIERSAIRBAG DEACTIVEREN, PACOS*
WAARSCHUWING
Onoordeelkundig gebruik kan levensgevaarlij-
ke situaties opleveren. Bij twijfel over het juiste
gebruik het instructieboekje raadplegen.
PACOS (Passenger Airbag Cut Off Switch)
Sleutelblad gebruiken voor omzetten ON/OFF.
OFF – Airbag gedeactiveerd.
PASSENGER
AIRBAG OFF verschijnt op waarschu-
wingslampje boven de achteruitkijkspiegel.
Kinderen op een comfortkussen of in een
kinderzitje mogen op de voorstoel zitten, maar
nooit passagiers groter dan 1,40 m.
ON – Airbag geactiveerd.
Passagiers groter dan 1,40 m mogen op de
voorstoel zitten, maar nooit kinderen op een
comfortkussen of in een kinderzitje.
BLIS, BLIND SPOT INFORMATION
SYSTEM*
Als het controlelampje voor BLIS oplicht zon-
der dat u voertuigen in de dode hoeken kunt
waarnemen, kunnen reflecties op een nat weg-
dek, eigen schaduwen op betonnen wegen of
een laag staande zon in de camera daarvan de
oorzaak zijn.
Bij een storing in het BLIS verschijnt de mel-
ding BLIS SERVICE VEREIST op het display.
In bepaalde omstandigheden verschijnt op
het display van het instrumentenpaneel de
melding ROETFILTER VOL. In dat geval
moet het roetfilter van het uitlaatsysteem
geregenereerd worden. Dat gebeurt automa-
tisch door ca. 20 minuten op matige snelheid
te rijden. Wanneer de melding verdwijnt heeft
regeneratie plaatsgevonden.
ROETFILTER
BOORDCOMPUTER EN DAGTELLERS
1
Laag brandstofpeil. Bij een brandend sym-
bool zo spoedig mogelijk tanken.
2
Brandstofmeter De pijl van het symbool
geeft de kant aan waar de tankdop zit.
3
Display voor boordcomputer, meldingen,
klok en buitentemperatuur.
4
Kort indrukken om te wisselen tussen T1 &
T2.Lang indrukken om de actuele teller op
nul te stellen.
5
T1 & T2 – onafhankelijke dagteller, die
altijd aanstaat.
6
Indrukken om een melding te laten ver-
schijnen/verdwijnen.
7
Eraan draaien om de boordcomputeropties
te zien.
8
Kort indrukken om de actuele boordcom-
puterfunctie op nul te stellen.
Lang indrukken om alle boordcomputer-
functies op nul te stellen.
INSTELLEN, KLOK
1. Op de middenconsole op MENU drukken.
2. Aanpassen klok kiezen.
3. Op ENTER drukken.
4. Cijfer kiezen met “pijl-rechts” of “pijl-links”.
5. Klok instellen met de cijfers op de toetsenset
of met de “pijl-omhoog” of “pijl-omlaag” van
de navigatieknop.
6. Op ENTER drukken om af te sluiten.
N.B.
Displaymelding KILOMETER TOT LEGE
TANK is een schatting van de actieradius op
basis van eerdere rijomstandigheden.
ZACHTE BAGAGEAFDEKKING*
BAGAGEAFDEKKING – HARD*
Bevestigen
1. Alle vier de vergrendelingsknoppen tot in de
eindstand naar achteren trekken.
2. De bagageafdekking voorzichtig naar binnen
tillen en het voorste gedeelte aan weerszijden
op de twee steunen leggen achter (A).
HOUDER VOOR VLOERLUIK
De haken aan de vloer (A) bevestigen.1.
De veerbelaste rail induwen en deze aan 2.
weerszijden aanbrengen in de bevestigen bij
(B).
De rail op dezelfde manier aanbrengen in de 3.
bevestigingen bij (C).
De haken bevestigen bij (D).4.
Bij het inladen de bevestigingspunten (D) en (C)
aan weerszijden loshalen.
(D), (C), (B) en (A) loshalen en de bagageafdek-
king oprollen, wanneer u deze niet nodig hebt.
Vloerluik in geopende stand zonder/met baga-
geafdekking.
3. De ene vergrendeling achteraan aanbrengen
bij (B) en de vergrendelingsknop naar voren
duwen.
4. De resterende drie op dezelfde manier
aanbrengen.
Verwijderen
Alle vier de vergrendelingsknoppen tot in de
eindstand naar achteren trekken – eerst (A),
daarna (B) en daarna uit de auto tillen.
RUGGEDEELTE OMKLAPPEN
Pal omhoogtrekken en rugleuning naar voren
klappen.
VOORSTOEL INSTELLEN
1
Lendensteun
2
Hellingshoek ruggedeelte.
3
Stoel omhoog/omlaag.
4
Voorkant zitgedeelte omhoog/omlaag.
5
Vooruit/achteruit.
6
Achterinstap.
T
P 11860 (Dutch). AT 1020. Printed in Sweden, Göteborg 2010. Copyright
©
2000–2010 Volvo Car Corporation.
ACHTERINSTAP
HANDMATIG VERSTELBARE STOEL
Stoel naar voren zetten
Veiligheidsgordel van de gordelgeleider 1.
(A) nemen.
Handgreep (B) optillen en rugleuning tot in 2.
geblokkeerde stand vooroverklappen.
Stoel naar voren duwen (C).3.
Stoel naar achteren zetten
Stoel tot in gewenste stand naar achteren 1.
duwen (D).
Handgreep (E) optillen en rugleuning 2.
terugklappen.
Veiligheidsgordel in de gordelgeleider (F) 3.
terugplaatsen.
ELEKTRISCH BEDIENBARE STOEL*
Stoel naar voren zetten
Veiligheidsgordel van de gordelgeleider 1.
(A) nemen.
Handgreep (B) optillen en rugleuning tot in 2.
geblokkeerde stand vooroverklappen.
Voorkant knop ingedrukt houden (G).3.
Stoel naar achteren zetten
Achterkant knop ingedrukt houden (G).1.
Handgreep (E) optillen en rugleuning 2.
terugklappen.
Veiligheidsgordel in de gordelgeleider (F) 3.
terugplaatsen.
N.B.
Veiligheidsgordel bij het omdoen vanonder
bij de gordelgeleider omhooghalen, niet
vanboven bij de schouder omlaag.
Voor de lak is het beter om de auto met de hand
te wassen dan in een automatische wasstraat.
Een nieuwe laklaag is bovendien kwetsbaarder
dan een oude laag. U wordt daarom geadvi-
seerd de eerste maanden na aankoop van een
nieuwe auto deze alleen met de hand te wassen.
Gebruik schoon water en een spons. Let erop
dat vuil en zand krassen op de lak kunnen
veroorzaken.
VERZORGING
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8

Volvo 2012 Snelstartgids

Type
Snelstartgids
Deze handleiding is ook geschikt voor