Aficio SP C240SF

Ricoh Aficio SP C240SF, Aficio SP C242SF, SP C240SF Gebruikershandleiding

  • Hallo! Ik ben een AI-chatbot die speciaal is getraind om je te helpen met de Ricoh Aficio SP C240SF Gebruikershandleiding. Ik heb het document al doorgenomen en kan je duidelijke en eenvoudige antwoorden geven.
Model types
Tipos de modelo
Modeltypen
Tipos de modelos
Tipi di modello
Types de modèles
Modelltypen
1
2
De scanfunctie gebruiken
De faxfunctie gebruiken
Starthandleiding voor scanner en fax
Nederlands
Lees deze handleiding zorgvuldig voordat u dit apparaat gebruikt en bewaar deze voor toekomstige raadpleging. Voor een veilig en juist gebruik, zorg ervoor
dat u de "Veiligheidsinformatie" leest voordat u het apparaat gebruikt.
INHOUDSOPGAVE
Handelsmerken...................................................................................................................................................3
1. De scanfunctie gebruiken
Inleiding tot de scanfunctie................................................................................................................................5
Scannen vanaf een computer........................................................................................................................5
Het versturen van gescande bestanden per e-mail.....................................................................................6
Gescande bestanden versturen naar een FTP-server..................................................................................7
Het versturen van gescande bestanden naar de gedeelde map op een computer.................................7
Gescande bestanden versturen naar een USB-geheugenkaart.................................................................8
De IPv4-adresinstellingen configureren............................................................................................................9
Scanbestemmingen registreren.......................................................................................................................11
Scannen met behulp van het bedieningspaneel............................................................................................16
Basishandelingen voor scannen naar e-mail/FTP/map..........................................................................16
Basishandelingen voor scannen naar USB................................................................................................17
Scannen vanaf een computer.........................................................................................................................19
Basishandelingen voor TWAIN-scannen..................................................................................................19
2. De faxfunctie gebruiken
Inleiding tot de faxfunctie................................................................................................................................21
Gebruik als faxapparaat.............................................................................................................................21
Het apparaat gebruiken met een externe telefoon...................................................................................21
Faxen vanaf een computer versturen (LAN-fax).......................................................................................22
Aansluiten op een telefoonlijn.........................................................................................................................23
De instellingen voor het telefoonnetwerk configureren.................................................................................25
Het type telefoonlijn selecteren...................................................................................................................25
Het type verbinding voor het telefoonnetwerk selecteren........................................................................25
Het toegangsnummer voor de externe lijn instellen..................................................................................25
De datum en tijd instellen.................................................................................................................................27
Faxbestemmingen registreren.........................................................................................................................28
Faxbestemmingen registreren met Web Image Monitor..........................................................................28
Basisbewerking voor het versturen van een fax............................................................................................30
Een fax ontvangen...........................................................................................................................................31
De ontvangstmodus selecteren...................................................................................................................31
Een fax ontvangen in de modus FAX/TEL Handmatig.............................................................................31
Een fax ontvangen in de modus Alleen Fax..............................................................................................32
1
Een fax ontvangen in de modus FAX/TEL Automatisch............................................................................32
Een fax ontvangen in de modus FAX/TAD................................................................................................33
2
Handelsmerken
Microsoft
®
, Windows
®
, Windows Server
®
en Windows Vista
®
zijn gedeponeerde handelsmerken of
handelsmerken van Microsoft Corporation in de Verenigde Statee en/of andere landen.
Apple, Bonjour, Macintosh, Mac OS, TrueType en Safari zijn handelsmerken van Apple Inc.,
gedeponeerd in de Verenigde Staten en in andere landen.
“Presto! PageManager" en "NewSoft" zijn handelsmerken en/of gedeponeerde handelsmerken van
NewSoft Technology Corporation onderhevig aan handelsmerkbescherming van plaatseljke
handelsmerkregelgeving en internationale handelsmerkconventies.
Andere productnamen in deze handleiding dienen alleen ter aanduiding en kunnen handelsmerken zijn
van hun respectievelijke eigenaren. Wij maken geen enkele aanspraak op enig recht op deze merken.
De eigennamen van de Windows-besturingssystemen zijn:
De productnamen van Windows XP zijn als volgt:
Microsoft
®
Windows
®
XP Professional Edition
Microsoft
®
Windows
®
XP Home Edition
Microsoft
®
Windows
®
XP Professional x64 Edition
De productnamen van Windows Vista zijn als volgt:
Microsoft
®
Windows Vista
®
Ultimate
Microsoft
®
Windows Vista
®
Business
Microsoft
®
Windows Vista
®
Home Premium
Microsoft
®
Windows Vista
®
Home Basic
Microsoft
®
Windows Vista
®
Enterprise
De productnamen van Windows 7 zijn als volgt:
Microsoft
®
Windows
®
7 Starter
Microsoft
®
Windows
®
7 Home Premium
Microsoft
®
Windows
®
7 Professional
Microsoft
®
Windows
®
7 Ultimate
Microsoft
®
Windows
®
7 Enterprise
De productnamen van Windows Server 2003 zijn als volgt:
Microsoft
®
Windows Server
®
2003 Standard Edition
Microsoft
®
Windows Server
®
2003 Enterprise Edition
Microsoft
®
Windows Server
®
2003 Web Edition
Microsoft
®
Windows Server
®
2003 Datacenter Edition
De productnamen van Windows Server 2003 R2 zijn als volgt:
3
1. De scanfunctie gebruiken
Dit hoofdstuk beschrijft de scanfuncties.
Inleiding tot de scanfunctie
Er zijn twee manieren om te scannen: vanaf de computer (TWAIN-scannen) en vanaf het
bedieningspaneel.
Scannen vanaf de computer
Als u met TWAIN scant, kunt u het apparaat vanaf uw computer bedienen en originelen direct
naar uw computer scannen.
U kunt met TWAIN scannen door een toepassing te gebruiken die compatibel is met TWAIN, zoals
Presto! PageManager.
TWAIN-scannen is beschikbaar bij zowel USB- als netwerkverbindingen.
Scannen vanaf het bedieningspaneel
Als u vanaf het bedieningspaneel scant, kunt u gescande bestanden via e-mail (Scannen naar e-
mail) versturen naar een FTP-server (Scannen naar FTP), de gedeelde map van een computer op
een netwerk of naar een netwerk (Scannen naar map) of naar een verwisselbaar
geheugenapparaat (Scannen naar USB).
De functies Scannen naar e-mail, Scannen naar FTP en Scannen naar map zijn alleen beschikbaar
bij een netwerkverbinding. Er is geen netwerkverbinding vereist voor de functie Scannen naar USB;
u kunt gescande bestanden rechtstreeks naar een USB-geheugenkaart versturen die in het
apparaat is gestoken.
Scannen vanaf een computer
U kunt het apparaat vanaf uw computer bedienen en originelen direct naar uw computer scannen.
TCP/IP, USB
SCAN
SCAN
NL CES185
5
1
Voorbereiden voor scannen vanaf een computer met een USB-verbinding
1. Sluit het apparaat aan op de computer met een USB-kabel en installeer het
scannerstuurprogramma op de computer.
Voor meer informatie over het installeren van het scannerstuurprogramma raadpleegt u de
instructies op de cd-rom met stuurprogramma's.
2.
Als een TWAIN-compatibele toepassing niet op de computer is geïnstalleerd, installeer dan
Presto! PageManager.
Raadpleeg voor meer informatie de instructies die zijn meegeleverd op de cd-rom van het
stuurprogramma.
Voorbereiden voor scannen vanaf een computer met een netwerkverbinding
1. Sluit het apparaat aan op het netwerk.
2. Geef de netwerkinstellingen op, zoals het IP-adres van het apparaat.
Raadpleeg voor meer informatie Pag.9 "De IPv4-adresinstellingen configureren".
3. Installeer het scannerstuurprogramma op uw computer.
Raadpleeg voor meer informatie de instructies die zijn meegeleverd op de cd-rom van het
stuurprogramma.
4. Als een TWAIN-compatibele toepassing niet op de computer is geïnstalleerd, installeer dan
Presto! PageManager.
Raadpleeg voor meer informatie de instructies die zijn meegeleverd op de cd-rom van het
stuurprogramma.
Het versturen van gescande bestanden per e-mail
U kunt gescande bestanden via e-mail versturen met het bedieningspaneel.
NL CES186
Mailserver
Mailserver
Mailserver
SCAN
SCAN
Internet
Internet
Internet
Voorbereiden voor het versturen van gescande bestanden via e-mail
1. Sluit het apparaat aan op het netwerk.
2.
Geef de netwerkinstellingen op, zoals het IP-adres van het apparaat.
1. De scanfunctie gebruiken
6
1
Raadpleeg voor meer informatie Pag.9 "De IPv4-adresinstellingen configureren".
3. Configureer de DNS- en SMTP-instellingen met de Web Image Monitor.
Meer informatie vindt u in de Gebruikershandleiding .
4. Registreer de bestemmingen in het adresboek via de Web Image Monitor.
Raadpleeg voor meer informatie Pag.11 "Scanbestemmingen registreren".
Gescande bestanden versturen naar een FTP-server
U kunt gescande bestanden naar een FTP-server versturen door het bedieningspaneel te gebruiken.
NL CES187
SCAN
SCAN
Internet
Internet
Internet
FTP-server
FTP-server
FTP-server
Voorbereiden voor het versturen van gescande bestanden naar een FTP-server
1. Sluit het apparaat aan op het netwerk.
2.
Geef de netwerkinstellingen op, zoals het IP-adres van het apparaat.
Raadpleeg voor meer informatie Pag.9 "De IPv4-adresinstellingen configureren".
3. Registreer de bestemmingen in het adresboek via de Web Image Monitor.
Raadpleeg voor meer informatie Pag.11 "Scanbestemmingen registreren".
Het versturen van gescande bestanden naar de gedeelde map op een
computer
U kunt gescande bestanden versturen naar de gedeelde map van een computer op een netwerk met het
bedieningspaneel.
Inleiding tot de scanfunctie
7
1
NL CES190
SCAN
SCAN
TCP/IP
Voorbereiden voor versturen van gescande bestanden naar een gedeelde map op een
computer
1. Sluit het apparaat aan op het netwerk.
2.
Geef de netwerkinstellingen op, zoals het IP-adres van het apparaat.
Raadpleeg voor meer informatie Pag.9 "De IPv4-adresinstellingen configureren".
3. Maak een bestemmingsmap aan op de harde schijf van de computer en configureer deze als
een gedeelde map.
Zie voor meer informatie de gegevens van uw besturingssysteem.
4. Registreer de bestemmingen in het adresboek via de Web Image Monitor.
Raadpleeg voor meer informatie Pag.11 "Scanbestemmingen registreren".
Gescande bestanden versturen naar een USB-geheugenkaart
U kunt gescande bestanden versturen en opslaan op een USB-geheugenkaart met het
bedieningspaneel.
NL CES198
SCAN
SCAN
Voorbereiden voor het versturen van gescande bestanden naar een USB-geheugenkaart
1. Steek de USB-geheugenkaart in het apparaat.
Raadpleeg voor meer informatie Pag.17 "Basishandelingen voor scannen naar USB"
.
1. De scanfunctie gebruiken
8
1
De IPv4-adresinstellingen configureren
Het apparaat is zo ingesteld dat IPv4-adresinformatie standaard opgehaald wordt via het netwerk
(DHCP). Als u IPv4-adresinformatie handmatig wilt toewijzen, volgt u de onderstaande procedure.
Als u het apparaat gebruikt op een netwerk dat gebruikmaakt van DHCP, drukt u de
configuratiepagina af om te zien welke IPv4-adresinformatie toegewezen is aan het apparaat.
Voer stap 15 tot 18 van de onderstaande procedure uit.
1. Druk op de knop [Gebruikersinstellingen].
2. Druk op [ ] [ ] om [Netwerkinstellingen] te selecteren en druk vervolgens op de [OK]-
knop.
3. Als u om een wachtwoord wordt gevraagd, voer het wachtwoord dan met de
cijfertoetsen in en druk vervolgens op de [OK]-knop.
4. Druk op [ ] [ ] om [IPv4-configuratie] te selecteren en druk vervolgens op de [OK]-
knop.
5. Druk op [ ][ ] om [DHCP] te selecteren en druk vervolgens op de [OK]-knop.
6. Druk op [ ] [ ] om [Inactief] te selecteren en druk vervolgens op de [OK]-knop.
7. Druk op [ ][ ] om [IP-adres] te selecteren en druk vervolgens op de [OK]-knop.
Het huidige IPv4-adres wordt weergegeven.
8. Voer het IPv4-adres in met behulp van de cijfertoetsen en druk vervolgens op de [OK]-
knop.
Druk op [ ] [ ] om tussen velden te schakelen.
9. Druk op [ ] [ ] om [Subnetmasker] te selecteren en druk vervolgens op de [OK]-knop.
Het huidige subnetmasker wordt weergegeven.
10. Voer het subnetmasker in met de cijfertoetsen en druk vervolgens op de [OK]-knop.
Druk op [ ] [ ] om tussen velden te schakelen.
11. Druk op [ ] [ ] om [Gateway Adres] te selecteren en druk vervolgens op de [OK]-knop.
Het huidige gateway-adres wordt weergegeven.
12. Voer het gateway-adres met de cijfertoetsen in en druk dan op de [OK]-knop.
Druk op [ ] [ ] om tussen velden te schakelen.
13. Druk op de knop [Gebruikersinstellingen] om terug te keren naar het beginscherm.
14. Als u gevraagd wordt het apparaat opnieuw te starten, zet de printer dan uit en daarna
weer aan.
15. Druk op de knop [Gebruikersinstellingen].
De IPv4-adresinstellingen configureren
9
1
16. Druk op [ ][ ] om [Lijst/rap. afdrukken] te selecteren en druk vervolgens op de [OK]-
knop.
17. Druk op [ ] [ ] om [Configuratiepagina] te selecteren en druk vervolgens op de [OK]-
knop.
18. Druk op het bevestigingsscherm op [Ja].
De configuratiepagina wordt afgedrukt. De IPv4-adresinstelling wordt weergegeven onder “TCP/
IP” op de configuratiepagina.
1. De scanfunctie gebruiken
10
1
Scanbestemmingen registreren
Dit onderdeel beschrijft hoe u bestemmingsmappen in het adresboek kunt registreren. Om gescande
bestanden naar een e-mailadres (Scannen naar e-mail), FTP-server (Scannen naar FTP) of een
gedeelde map op een netwerkcomputer (Scannen naar map) te sturen, dient u de bestemming eerst te
registreren in het adresboek via Web Image Monitor.
Afhankelijk van uw netwerkomgeving kunnen de functies Scannen naar FTP en Scannen naar map
om een gebruikersnaam en wachtwoord vragen die zijn ingevoerd in de bestemmingsinformatie.
Controleer in zulke gevallen nadat u de bestemmingen heeft geregistreerd of de gebruikersnaam
en het wachtwoord juist zijn ingevoerd door testdocumenten naar die bestemmingen te sturen.
Het adresboek kan maximaal 100 registraties bevatten, waaronder 20 snelkeuzebestemmingen.
Bestemmingen die geregistreerd zijn als snelkeuzebestemmingen kunnen geselecteerd worden door op
de daarmee overeenkomende Eéntoetsknop te drukken.
1. Open de webbrowser en verkrijg toegang tot het apparaat door het IP-adres in te vullen.
2. Klik op [Snelkeuzebestemming] of [Scanbestemming].
3. Selecteer vanuit de lijst [Bestemmingstype] [E-mailadres], [FTP] of [Map].
4. Registreer informatie indien nodig.
De informatie die u moet registreren hangt af van het bestemmingstype. Zie de onderstaande
tabellen voor meer informatie.
5. Voer indien nodig het beheerderswachtwoord in.
6. Klik op [Toepassen].
7. Sluit de webbrowser.
Instellingen voor scannen naar e-mail
Scanbestemmingen registreren
11
1
Item Instelling Beschrijving
Snelkeuzenummer Optioneel
Selecteer deze als u de bestemming als
snelkeuzesbestemming wilt invoeren.
Naam Vereist
Naam van de bestemming. De naam die hier wordt
opgegeven wordt op het scherm weergegeven als er
een scanbestemming wordt geselecteerd.
E-mailadresbestemming Vereist E-mailadres van de bestemming.
E-mailadres voor melding Optioneel
E-mailadres waarnaar een melding wordt gestuurd na
verzending.
Onderwerp Vereist Onderwerp van de e-mail.
Naam verzender Optioneel Naam van de afzender van de e-mail.
Bestandsformaat (kleur/
grijswaarden)
Vereist
Bestandsformaat van het gescande bestand als er in
kleur is gescand.
Bestandsformaat (zwart-wit) Vereist
Bestandformaat van het gescande bestand als er in
zwart-wit wordt gescand.
Scanformaat Optioneel Selecteer het scanformaat voor het origineel.
Resolutie Optioneel Selecteer de scanresolutie.
Belichting Optioneel
Geef de afbeeldingsbelichting op door op de rechter-
of linkertoetsen te drukken.
Instellingen voor scannen naar FTP
1. De scanfunctie gebruiken
12
1
Item Instelling Beschrijving
Snelkeuzenummer Optioneel
Selecteer deze als u de bestemming als
snelkeuzesbestemming wilt invoeren.
Naam Vereist
Naam van de bestemming. De naam die hier wordt
opgegeven wordt op het scherm weergegeven als er
een scanbestemming wordt geselecteerd.
Hostnaam of IP-adres Vereist Naam of IP-adres van de FTP-server.
Bestandsformaat (kleur/
grijswaarden)
Vereist
Bestandsformaat van het gescande bestand als er in
kleur is gescand.
Bestandsformaat (zwart-wit) Vereist
Bestandsformaat van het gescande bestand bij
scannen in zwart-wit
FTP gebruikersnaam Optioneel Gebruikersnaam voor aanmelden op de FTP-server.
FTP wachtwoord Optioneel Wachtwoord voor aanmelden op de FTP-server.
Directory Optioneel
Naam van de directory op de FTP-server waar
gescande bestanden worden opgeslagen.
E-mailadres voor melding Optioneel
E-mailadres waarnaar een melding wordt gestuurd na
verzending.
Scanformaat Optioneel Selecteer het scanformaat voor het origineel.
Resolutie Optioneel Selecteer de scanresolutie.
Belichting Optioneel
Geef de afbeeldingsbelichting op door op de rechter-
of linkertoetsen te drukken.
Instellingen van scannen naar een map
Scanbestemmingen registreren
13
1
Item Instelling Beschrijving
Snelkeuzenummer Optioneel
Selecteer deze als u de bestemming als
snelkeuzesbestemming wilt invoeren.
Naam Vereist
Naam van de bestemming. De naam die hier wordt
opgegeven wordt op het scherm weergegeven als er
een scanbestemming wordt geselecteerd.
Servicenaam Vereist
Pad naar de directory waar gescande bestanden
worden opgeslagen. Bestaat uit het IP-adres of de
naam van de doelcomputer en de naam van de
gedeelde map.
Domein Optioneel
Als de bestemmingscomputer lid is van een Active
Directory-domein, geef die domeinnaam dan op.
Log-in gebruikersnaam Optioneel
Gebruikersnaam voor aanmelden op de
bestemmingscomputer.
Log-in wachtwoord Optioneel
Wachtwoord voor aanmelden op de
bestemmingscomputer.
Directory Optioneel
Directory in de gedeelde map waar gescande
bestanden worden opgeslagen.
E-mailadres voor melding Optioneel
E-mailadres waarnaar een melding wordt gestuurd na
verzending.
Bestandsformaat (kleur/
grijswaarden)
Vereist
Bestandsformaat van het gescande bestand als er in
kleur is gescand.
Bestandsformaat (zwart-wit) Vereist
Bestandformaat van het gescande bestand als er in
zwart-wit wordt gescand.
Scanformaat Optioneel Selecteer het scanformaat voor het origineel.
Resolutie Optioneel Selecteer de scanresolutie.
Belichting Optioneel
Geef de afbeeldingsbelichting op door op de rechter-
of linkertoetsen te drukken.
Om bestanden via e-mail, SMTP en DNS te versturen, dienen de instellingen juist te worden
geconfigureerd.
1. De scanfunctie gebruiken
14
1
Om bestanden naar een FTP-server of computer te versturen, dienen de gebruikersnaam, het
wachtwoord en de directory juist te worden geconfigureerd.
Geef op een netwerk dat een DNS-server gebruikt, een computernaam op in [Servicenaam] en de
naam van het domein waartoe de computer behoort in [Domein]. Configureer in dit geval ook de
instellingen die betrekking hebben op de DNS via Web Image Monitor.
De bestemming voor Scannen naar map moet op een computer met één van de volgende
besturingssystemen staan: Windows XP/Vista/7, Windows Server 2003/2003 R2/2008/2008
R2 of Mac OS X.
Scanbestemmingen kunnen niet met het bedieningspaneel worden geregistreerd.
De functie Scannen naar USB vereist geen bestemmingen die in het Adresboek geregistreerd
staan.
Meer informatie over instellingen voor SMTP en DNS vindt u in de Gebruikershandleiding .
Scanbestemmingen registreren
15
1
Scannen met behulp van het bedieningspaneel
Als u vanaf het bedieningspaneel scant, kunt u gescande bestanden via e-mail (Scannen naar e-mail)
versturen naar een FTP-server (Scannen naar FTP), de gedeelde map van een computer op een netwerk
of naar een netwerk (Scannen naar map) of naar een verwisselbaar geheugenapparaat (Scannen naar
USB).
De functies Scannen naar e-mail, Scannen naar FTP en Scannen naar map zijn alleen beschikbaar bij
een netwerkverbinding. Er is geen netwerkverbinding vereist voor de functie Scannen naar USB; u kunt
gescande bestanden rechtstreeks naar een USB-geheugenkaart versturen die in het apparaat is
gestoken.
Scannen met behulp van het bedieningspaneel is alleen beschikbaar als het apparaat aangesloten is op
een netwerk.
Basishandelingen voor scannen naar e-mail/FTP/map
In dit onderdeel worden de basisbewerkingen uitgelegd voor het versturen van gescande bestanden via
e-mail, naar een FTP-server of naar een computer. Het gescande bestand is verstuurd via e-mail, naar
een FTP-server of een computer afhankelijk van de opgegeven bestemming.
Als er een USB-geheugenkaart in het apparaat is geplaatst, is alleen de scanfunctie Scannen naar
USB beschikbaar via het bedieningspaneel. Zorg ervoor dat er geen USB-geheugenkaart in het
apparaat is geplaatst.
1. Druk op de [Scanner]-knop.
Controleer of er op het scherm "Geef best. op" wordt weergegeven.
2. Plaats het origineel op de glasplaat of in de ADF.
Configureer geavanceerde scaninstellingen indien nodig.
3. Druk op de knop [Adresboek].
4. Zoek naar de gewenste bestemming door op [ ][ ] te drukken om door het adresboek te
bladeren en druk vervolgens op de [OK]-knop.
5. Druk op de [Start zwart-wit]- of op [Start kleur]-knop.
Om in zwart-wit te scannen drukt u op de [Start zwart-wit]-knop.
Om in kleur te scannen drukt u op de [Start kleur]-knop.
Afhankelijk van de instellingen van het apparaat moet u mogelijk een ander origineel op de
glasplaat leggen. Ga in dit geval verder met de volgende stap.
6. Als u meer originelen wilt scannen, plaats dan het volgende origineel op de glasplaat en
druk op [Ja]. Herhaal deze stap totdat alle originelen zijn gescand.
1. De scanfunctie gebruiken
16
1
7. Als alle originelen gescand zijn, drukt u op [Nee] om te beginnen met het versturen van
het gescande bestand.
Alle informatie over de scannerfunctie vindt u in de Gebruikershandleiding .
Basishandelingen voor scannen naar USB
In dit gedeelte worden de basisbewerkingen beschreven voor het versturen van gescande bestanden
naar een USB-geheugenkaart.
Sommige soorten USB-geheugenkaarten kunnen niet gebruikt worden.
1. Plaats uw USB-geheugenkaart in de USB-geheugenkaartpoort.
2. Druk op de [Scanner]-knop.
"Bezig met laden..." wordt op het display weergegeven. Wacht totdat het display de melding
"Scan op USB opslaan" weergeeft (de duur hangt af van uw USB-geheugenkaart).
3. Plaats het origineel op de glasplaat of in de ADF.
Configureer geavanceerde scaninstellingen indien nodig.
4. Druk op de [Start zwart-wit]- of op [Start kleur]-knop.
Om in zwart-wit te scannen drukt u op de [Start zwart-wit]-knop.
Om in kleur te scannen drukt u op de [Start kleur]-knop.
Afhankelijk van de apparaatinstellingen, zal u gevraagd worden een bestandsformaat te
selecteren uit TIFF en PDF (halftoon zwart-witscanmodus) of JPG en PDF (kleuren of grijstinten
zwart-witscanmodus).
5. Druk op de selectietoets die overeenkomt met het gewenste bestandsformaat.
Afhankelijk van de instellingen van het apparaat moet u mogelijk een ander origineel op de
glasplaat leggen. Ga in dit geval verder met de volgende stap. Indien dit niet het geval is, ga dan
verder met stap 8.
6. Als u meer originelen wilt scannen, plaats dan het volgende origineel op de glasplaat en
druk op [Ja]. Herhaal deze stap totdat alle originelen zijn gescand.
7. Als alle originelen gescand zijn, drukt u op [Nee] om te beginnen met het versturen van
het gescande bestand.
8. Controleer of "Gereed" op het display wordt weergegeven.
Het gescande bestand is aangemaakt in de root directory van de USB-geheugenkaart.
9. Verwijder de USB-geheugenkaart uit het apparaat.
Scannen met behulp van het bedieningspaneel
17
1
Alle informatie over de scannerfunctie vindt u in de Gebruikershandleiding .
1. De scanfunctie gebruiken
18
1
Scannen vanaf een computer
Met scannen vanaf een computer (TWAIN-scannen) kunt u het apparaat bedienen vanaf uw computer
en originelen rechtstreeks naar uw computer scannen.
TWAIN-scannen is beschikbaar bij zowel USB- als netwerkverbindingen.
Basishandelingen voor TWAIN-scannen
In dit onderdeel vindt u meer informatie over de basishandelingen voor TWAIN-scannen.
TWAIN-scannen is mogelijk als uw computer over een toepassing beschikt die TWAIN ondersteunt.
Presto! PageManager (bijgeleverd op de cd-rom met stuurprogramma's) kan gebruikt worden voor
TWAIN-scannen.
Meer informatie over TWAIN-scannen vindt u in de handleiding geleverd bij PageManager of een
andere door u gekozen toepassing.
Scannen vanaf een computer
19
1
1. De scanfunctie gebruiken
20
1
2. De faxfunctie gebruiken
In dit hoofdstuk worden de faxfuncties beschreven.
Inleiding tot de faxfunctie
In dit gedeelte worden de basisprocedures beschreven voor het gebruik van dit apparaat als
faxapparaat.
Gebruik als faxapparaat
NL CES188
FAX
FAX
PSTN
Voorbereiden voor het gebruik als faxapparaat
1. Het apparaat op een telefoonlijn aansluiten
Raadpleeg voor meer informatie Pag.23 "Aansluiten op een telefoonlijn".
2. De netwerkinstellingen voor de telefoon configureren.
Raadpleeg voor meer informatie Pag.25 "De instellingen voor het telefoonnetwerk
configureren".
3. De datum en tijd configureren.
Raadpleeg voor meer informatie Pag.27 "De datum en tijd instellen".
4. Registreer de bestemmingen in het adresboek via de Web Image Monitor.
Raadpleeg voor meer informatie Pag.28 "Faxbestemmingen registreren".
Het apparaat gebruiken met een externe telefoon
U kunt het apparaat als een faxapparaat gebruiken en dezelfde telefoonlijn tegelijkertijd voor
telefoongesprekken gebruiken.
21
2
NL CES189
FAX
FAX
PSTN
Voorbereiden voor het gebruik van het apparaat met een externe telefoon
1. Een externe telefoon op het apparaat aansluiten.
Raadpleeg voor meer informatie Pag.23 "Aansluiten op een telefoonlijn".
2.
De ontvangstmodus van de fax selecteren.
Raadpleeg voor meer informatie Pag.31 "Een fax ontvangen".
Faxen vanaf een computer versturen (LAN-fax)
U kunt een document rechtstreeks vanaf een computer via dit apparaat naar een ander faxapparaat
sturen, zonder het document te hoeven afdrukken.
Deze functie wordt ondersteund door Windows XP/Vista/7 en Windows Server 2003/2003
R2/2008/2008 R2. Mac OS X ondersteunt deze functie niet.
Meer informatie over de functie LAN-fax vindt u in de Gebruikershandleiding .
2. De faxfunctie gebruiken
22
2
Aansluiten op een telefoonlijn
U kunt het apparaat direct aansluiten op het algemeen gebruikte telefoonnetwerk (PSTN) of via een
telefooncentrale die voor een bedrijf gebruikt wordt (PBX).
U kunt ook een externe telefoon aansluiten om dezelfde telefoonlijn te gebruiken voor gesprekken.
Gebruik alleen Nr. 26 AWG of hoger voor het telecommunicatielijnsnoer om het risico op
brand te beperken.
Pour réduire le risque d'incendie, utiliser uniquement des conducteurs de télécommunications 26
AWG ou de section supérieure.
Zorg ervoor dat u het juiste connectortype heeft, voordat u start.
1. Verwijder de klep voor de kabels.
2. Sluit een telefoonlijnsnoer aan op LINE.
CES041
Aansluiten op een telefoonlijn
23
2
3. Als u een externe telefoon gebruikt, sluit de telefoon dan aan op TEL.
CES040
4. Plaats de kabelklep opnieuw.
2. De faxfunctie gebruiken
24
2
De instellingen voor het telefoonnetwerk
configureren
Het type telefoonlijn selecteren
Selecteer het telefoonlijntype volgens uw telefoonlijndienst. Er zijn twee types: kiezen met toon of kiezen
met puls.
Deze functie is in sommige regio's niet beschikbaar.
1. Druk op de knop [Gebruikersinstellingen].
2. Druk op [ ] [ ] om [Beh. Toepas.] te selecteren en druk vervolgens op de [OK]-knop.
3. Als u om een wachtwoord wordt gevraagd, voer het wachtwoord dan met de
cijfertoetsen in en druk vervolgens op de [OK]-knop.
4. Druk op [ ] [ ] om [Kies-/pulstoon] te selecteren en druk vervolgens op de [OK]-knop.
5. Druk op [ ] [ ] om het telefoonlijntype volgens uw telefoondienst te selecteren en druk
vervolgens op de [OK]-knop.
6. Druk op de knop [Gebruikersinstellingen] om terug te keren naar het beginscherm.
Het type verbinding voor het telefoonnetwerk selecteren
Selecteer het type verbinding van het telefoonnetwerk.
Er zijn twee typen: PSTN (het openbare telefoonnetwerk) en PBX (intern telefoonnetwerk).
1. Druk op de knop [Gebruikersinstellingen].
2. Druk op [ ] [ ] om [Beh. Toepas.] te selecteren en druk vervolgens op de [OK]-knop.
3. Als u om een wachtwoord wordt gevraagd, voer het wachtwoord dan met de
cijfertoetsen in en druk vervolgens op de [OK]-knop.
4. Druk op [ ] [ ] om [PSTN / PBX] te selecteren en druk vervolgens op de [OK]-knop.
5. Druk op [ ] [ ] om [PSTN] of [PBX] te selecteren en druk vervolgens op de [OK]-knop.
6. Druk op de knop [Gebruikersinstellingen] om terug te keren naar het beginscherm.
Het toegangsnummer voor de externe lijn instellen
Als het apparaat is aangesloten op het telefoonnetwerk via een PBX, stel het telefoonnummer dan zo in
dat er toegang is tot de externe lijn.
De instellingen voor het telefoonnetwerk configureren
25
2
Zorg ervoor dat het externe toegangsnummer overeenkomt met de instelling van uw PBX. Anders
kunt u wellicht geen faxen versturen naar externe bestemmingen.
1. Druk op de knop [Gebruikersinstellingen].
2. Druk op [ ] [ ] om [Beh. Toepas.] te selecteren en druk vervolgens op de [OK]-knop.
3. Als u om een wachtwoord wordt gevraagd, voer het wachtwoord dan met de
cijfertoetsen in en druk vervolgens op de [OK]-knop.
4. Druk op [ ] [ ] om [PBX-toegangsnummer] te selecteren en druk vervolgens op de [OK]-
knop.
5. Voer het externe toegangsnummer in met de cijfertoetsen en druk vervolgens op de
[OK]-knop.
6. Druk op de knop [Gebruikersinstellingen] om terug te keren naar het beginscherm.
2. De faxfunctie gebruiken
26
2
De datum en tijd instellen
In dit onderdeel wordt uitgelegd hoe u de tijd en datum kunt instellen voor de interne klok van het
apparaat en hoe u de weergave-indeling kunt selecteren.
Datum
Jaar, maand, datum en datumindeling (maand/dag/jaar, dag/maand/jaar of jaar/maand/
dag)
Tijd
Uur, minuut, tijdsindeling (12- of 24-uursindeling) en AM/PM-aanduiding (wanneer 12-
uursindeling geselecteerd is)
1. Druk op de knop [Gebruikersinstellingen].
2. Druk op [
] [ ] om [Beh. Toepas.] te selecteren en druk vervolgens op de [OK]-knop.
3. Als u om een wachtwoord wordt gevraagd, voer het wachtwoord dan met de
cijfertoetsen in en druk vervolgens op de [OK]-knop.
4. Druk op [ ][ ] om [Datum/tijd instellen] te selecteren en druk vervolgens op de [OK]-
knop.
5. Druk op [ ][ ] om [Datum instellen] te selecteren en druk vervolgens op de [OK]-knop.
6. Druk op [ ] [ ] om de gewenste datumindeling te selecteren en druk vervolgens op de
[OK]-knop.
7. Voer de huidige datum in met de cijfertoetsen en druk vervolgens op de [OK]-knop.
U kunt op [ ][ ] drukken om tussen velden te schakelen.
8. Druk op [ ][ ] om [Tijd instellen] te selecteren en druk vervolgens op de [OK]-knop.
9. Druk op [ ] [ ] om de gewenste tijdsindeling te selecteren en druk vervolgens op de
[OK]-knop.
10. Voer de huidige tijd in met de cijfertoetsen en druk vervolgens op de [OK]-knop.
Als u [12-uursindeling] geselecteerd hebt, drukt u op [ ][ ] om [AM] of [PM] te selecteren.
U kunt op [ ][ ] drukken om tussen velden te schakelen.
11. Druk op de knop [Gebruikersinstellingen] om terug te keren naar het beginscherm.
De datum en tijd instellen
27
2
Faxbestemmingen registreren
Dit onderdeel beschrijft hoe u faxbestemmingen kunt registreren in het adresboek met Web Image
Monitor. In het adresboek kunt u faxbestemmingen snel en eenvoudig specificeren.
U kunt tot 220 bestemmingen opslaan in het adresboek (20 snelkeuzebestemmingen en 200 verkorte
kiesbestemmingen).
Snelkeuzebestemmingen
Bestemmingen die geregistreerd zijn als snelkeuzebestemmingen kunnen geselecteerd worden
door op de daarmee overeenkomende Eéntoetsknop te drukken.
Verkorte kiesbestemmingen
Bestemmingen die geregistreerd zijn als verkorte kiesbestemmingen kunnen geselecteerd worden
door op de knop [Adresboek] te drukken en vervolgens de gewenste bestemming te selecteren met
de toetsen [ ][ ].
Faxbestemmingen registreren met Web Image Monitor
In dit onderdeel wordt beschreven hoe u bestemmingen kunt registreren met Web Image Monitor.
1. Open de webbrowser en verkrijg toegang tot het apparaat door het IP-adres ervan in te
vullen.
2. Klik op [Snelkeuzebestemming] of [Verkorte faxkiesnummer-bestemming].
3. Selecteer [Fax] in de lijst [Bestemmingstype].
4. Selecteer [Snelkeuzenummer] of [Verkort kiesnummer] en selecteer vervolgens het
registratienummer in de lijst.
5. Registreer informatie indien nodig.
6. Voer indien nodig het beheerderswachtwoord in.
7. Klik op [Toepassen].
8. Sluit de webbrowser.
2. De faxfunctie gebruiken
28
2
Instellingen voor faxbestemmingen
Item Instelling Beschrijving
Snelkeuzenummer /
Verkort kiesnummer
Vereist
Selecteer het nummer waaraan u een
snelkeuzebestemming of een verkorte bestemming wilt
toewijzen.
Naam Optioneel
Naam van de bestemming. De naam die u hier
opgeeft, wordt weergegeven op het scherm als u een
faxbestemming selecteert.
Faxnummer Optioneel
Faxnummer van de bestemming.
Als het apparaat via een PBX op het telefoonnetwerk is
aangesloten, dient u ervoor te zorgen dat het externe
lijntoegangsnummer is opgegeven in [PBX-
toegangsnummer] voor het faxnummer.
E-mailadres Optioneel
E-mailadres van de bestemming van de internetfax.
Deze instelling wordt alleen weergegeven voor het
Type 2-model.
Faxbestemmingen registreren
29
2
Basisbewerking voor het versturen van een
fax
In dit onderdeel worden de basisbewerkingen voor het sturen van een fax beschreven.
1. Druk op de [Facsimile]-knop.
2. Plaats het origineel op de glasplaat of in de ADF.
Configureer indien nodig de geavanceerde scaninstellingen.
3. Voer met de cijfertoetsen het faxnummer in (maximaal 40 tekens) of geef een
bestemming op met de Eéntoetsknoppen of de functie verkorte kiesbestemming.
Als het apparaat via een PBX op het telefoonnetwerk is aangesloten, dient u ervoor te zorgen
dat het externe lijntoegangsnummer is opgegeven in [PBX-toegangsnummer] voor het
faxnummer.
Om een internetfaxbestemming op te geven, gebruikt u de sneltoetsen of de functie verkorte
kiesbestemming.
4. Druk op de [Start zwart-wit]-knop.
Afhankelijk van de apparaatinstellingen, wordt u mogelijk gevraagd om het faxnummer
opnieuw in te voeren als u het faxnummer van de bestemming handmatig hebt ingevoerd.
Voer het faxnummer binnen 30 seconden in. Als de faxnummers niet overeenstemmen, keert u
terug naar stap 3.
Als u de glasplaat gebruikt in de stand Geheugentransmissie, zal u worden gevraagd een
ander origineel te plaatsen. Ga in dit geval verder met de volgende stap.
5. Als u meerdere originelen wilt scannen, drukt u binnen 60 seconden op [Ja], plaatst u het
volgende origineel op de glasplaat en drukt u vervolgens op [OK]. Herhaal deze stap
totdat alle originelen zijn gescand.
Als u niet binnen 60 seconden op [Ja] drukt, kiest het apparaat de bestemming.
6. Wanneer alle originelen gescand zijn, drukt u op [Nee] om de fax te versturen.
Meer informatie over de faxfunctie vindt u in de Gebruikershandleiding .
2. De faxfunctie gebruiken
30
2
Een fax ontvangen
Dit onderdeel beschrijft de ontvangstmodi en de basishandelingen voor het ontvangen van een fax.
De ontvangstmodus selecteren
In dit onderdeel wordt uitgelegd hoe u de ontvangstmodus selecteert.
De volgende ontvangstmodi zijn beschikbaar:
Modus Alleen Fax (autom. ontvangst)
Modus FAX/TEL Handmatig (handmatige ontvangst)
Modus FAX/TEL Automatisch (autom. ontvangst)
Modus FAX/TAD (autom. ontvangst)
1. Druk op de knop [Gebruikersinstellingen].
2. Druk op [
][ ] om [Faxeigenschappen] te selecteren en druk vervolgens op de [OK]-
knop.
3. Druk op [ ] [ ] om [Ontvangstinstellingen] te selecteren en druk vervolgens op de [OK]-
knop.
4. Druk op [ ] of [ ] om [Ontvangstmodus omschakelen] te selecteren en vervolgens op de
[OK]-knop.
5. Druk op [ ] [ ] om de gewenste ontvangstmodus te selecteren en druk vervolgens op de
[OK]-knop.
6. Druk op de knop [Gebruikersinstellingen] om terug te keren naar het beginscherm.
In de modus FAX/TAD begint het apparaat automatisch faxen te ontvangen nadat het
antwoordapparaat van de externe lijn een ingesteld aantal keer heeft gerinkeld (dit aantal kunt u
instellen bij [Tot. rinkelt. mt TAD] onder [Faxeigenschappen]). Zorg ervoor dat het
antwoordapparaat van de externe lijn ingesteld is om oproepen te ontvangen voordat het
apparaat start met het ontvangen van faxen.
Een fax ontvangen in de modus FAX/TEL Handmatig
Dit onderdeel beschrijft de basishandelingen voor het ontvangen van een fax wanneer de
ontvangstmodus ingesteld is op FAX/TEL Handmatig.
1. Neem de hoorn van de externe lijn van de haak om de oproep te beantwoorden.
Er start een normale telefoonoproep.
Een fax ontvangen
31
2
2. Wanneer u een faxtoon of geen geluid hoort, drukt u op de [Fax]-knop en vervolgens op
de [Start zwart-wit]-knop.
3. Druk op [RX].
4. Druk op de [Start zwart-wit]-knop.
5. Leg de hoorn op de haak.
Een fax ontvangen in de modus Alleen Fax
Wanneer de ontvangstmodus ingesteld is op Alleen Fax, beantwoordt het apparaat automatisch alle
oproepen in de faxontvangstmodus.
Een fax ontvangen in de modus FAX/TEL Automatisch
Wanneer de ontvangstmodus ingesteld is op FAX/TEL Automatisch, ontvangt het apparaar automatisch
een fax bij een faxoproep en rinkelt het apparaat bij een telefoonoproep.
1. Wanneer er een oproep wordt ontvangen, probeert het apparaat gedurende vijf seconden een
faxtoon te detecteren.
Als het apparaat een faxtoon detecteert, begint het automatisch de fax te ontvangen.
2.
Als er geen faxtoon gedetecteerd wordt, begint het apparaat te rinkelen en blijft het proberen een
faxtoon te detecteren gedurende de tijd ingesteld bij [RX modus autom.schakeltijd] onder
[Faxeigenschappen].
Als het apparaat een faxtoon detecteert of als u de hoorn niet van de haak neemt, begint het
apparaat automatisch de fax te ontvangen.
Om een normale telefoonoproep te starten, neemt u de hoorn van de haak, drukt u op de
[Facsimile]-knop en drukt u vervolgens op de [Wis/Stop]-knop. Als u een faxtoon of geen
geluid hoort, dient u de fax handmatig te ontvangen.
Als u de hoorn van de haak neemt maar de tijd die opgegeven is bij [RX modus
autom.schakeltijd] verstrijkt voor er een normale telefoonoproep start, begint het apparaat de
fax automatisch te ontvangen.
Als u de hoorn van de haak hebt genomen om een oproep te beantwoorden, moet u eerst op de
[Facsimile]-knop drukken om de faxmodus te activeren voordat u op de [Wis/Stop]-knop drukt.
Als de faxmodus niet geactiveerd is op het apparaat, kunt u geen normale oproep starten door op
de [Wis/Stop]-knop te drukken.
2. De faxfunctie gebruiken
32
2
Een fax ontvangen in de modus FAX/TAD
Wanneer de ontvangstmodus ingesteld is op FAX/TAD, beantwoordt en registreert het
antwoordapparaat van de externe lijn berichten wanneer het apparaat telefoonoproepen ontvangt. Als
de ontvangen oproep een faxoproep is, ontvangt het apparaat de fax automatisch.
1. Bij een ontvangen oproep rinkelt het antwoordapparaat van de externe lijn een ingesteld aantal
keer (dit aantal kunt u instellen bij [Tot. rinkelt. mt TAD] onder [Faxeigenschappen]).
Als het antwoordapparaat van de externe lijn de oproep niet beantwoordt, ontvangt het apparaat
de fax automatisch.
2.
Als het antwoordapparaat van de externe lijn de oproep beantwoordt, registreert het apparaat
gedurende 30 seconden stilte op de lijn (stiltedetectie).
Als er een faxtoon of geen geluid gedetecteerd wordt, ontvangt het apparaat de fax
automatisch.
Als er een stem gedetecteerd wordt, start er een normale telefoonoproep. Het
antwoordapparaat van de externe lijn neemt berichten op.
Een fax ontvangen
33
2
1/254