Panasonic DC-G100 + 12-32mm f/3.5-5.6 + DMW- SHGR1 de handleiding

Type
de handleiding
Gebruiksaanwijzing
Digitale Camera
Model Nr. DC-G100
DC-G110
Lees deze instructies zorgvuldig door voordat u dit product gebruikt en
bewaar deze handleiding, zodat u deze later kunt raadplegen.
DVQP2180ZB
M0620KZ1110
Er is een firmware-update beschikbaar gemaakt om de mogelijkheden van de
camera te verbeteren en functionaliteit toe te voegen.
• Raadpleeg voor informatie over de functies die toegevoegd of gewijzigd zijn de
pagina’s over "Firmware-update".
Klik hier om naar "Firmware-update" te gaan.
2
Geachte klant,
Wij willen van deze gelegenheid gebruik maken om u te bedanken voor uw aankoop
van deze Panasonic Digitale Camera. Lees dit document met aandacht en bewaar
het binnen handbereik voor toekomstige raadpleging. Houd er rekening mee dat de
huidige bedieningsorganen, onderdelen, menu-items, enz., van uw digitale camera
enigszins kunnen afwijken van de illustraties die in dit document staan.
Neem zorgvuldig het auteursrecht in acht.
Het opnemen van reeds beschreven banden of schijven, of ander gepubliceerd of
uitgezonden materiaal, voor andere doeleinden dan persoonlijk gebruik, kunnen een
overtreding van het auteursrecht vormen. Zelfs voor privé-gebruik kan het opnemen
van bepaald materiaal aan beperkingen onderhevig zijn.
De benodigde informatie vinden
U kunt de benodigde informatie vinden in de volgende pagina’s van dit document.
Inhoudsopgave
6
Inhoudsopgave van de functies
16
Namen van onderdelen
26
Menugids
309
Inhoud
502
3
Over deze gebruiksaanwijzing
In dit document gebruikte symbolen
De zwarte iconen tonen de omstandigheden waarin deze gebruikt kunnen worden en
de grijze iconen tonen de omstandigheden waarin deze niet gebruikt kunnen worden.
Voorbeeld:
/
Opnamemodus Foto’s · Video’s
Bedieningssymbolen
Modusknop op de voorkant
Cursorknop omhoog/omlaag/
links/rechts
[MENU/SET]-knop
Bedieningsknop
• Andere symbolen, zoals de iconen die op het camerascherm getoond worden,
worden ook in de uitleg gebruikt.
Dit document beschrijft de procedure voor het selecteren van de menu-items als volgt:
Voorbeeld) Zet [Kwaliteit] van het [Opname]-menu op [ ].
[ ] [Kwaliteit] Selecteer [ ]
4
Over deze gebruiksaanwijzing
Symbolen voor classificatie van mededelingen
Te bevestigen voordat de functie gebruikt wordt
Hints voor een beter gebruik van de camera en tips voor opnames
Mededelingen en aanvullende items met betrekking tot specificaties
Aanverwante informatie en paginanummer
• De afbeeldingen en tekeningen in dit document zijn illustraties om de functies toe
te lichten.
• De beschrijving in deze gebruiksaanwijzing is gebaseerd op de onderling
verwisselbare lens (H-FS12032).
5
1. Introductie 20
2. Aan de slag 30
3. Basisbediening 50
4. Opnamemodus 76
5. Beeld opnemen 119
6. Scherpstellen/Zoom 126
7. Aandrijving/Sluiter/Beeldstabilisatie 159
8. Helderheid (belichting)/Kleur/
Beeldeffect
209
9. Flitser 228
10. Video’s opnemen 240
11. Beelden afspelen en bewerken 272
12. Camera-aanpassing 293
13. Menugids 309
14. Wi-Fi/Bluetooth 373
15. Andere apparaten verbinden 434
16. Materialen 449
Chapters
6
Over deze gebruiksaanwijzing ................................................... 3
Chapters .................................................................................... 5
Inhoudsopgave van de functies ............................................... 16
1. Introductie 20
Vóór het gebruik....................................................................... 20
Standaardaccessoires ............................................................. 22
Lenzen die gebruikt kunnen worden ........................................ 23
Geheugenkaarten die gebruikt kunnen worden ....................... 24
Namen van onderdelen............................................................ 26
Camera ............................................................................................26
Lens .................................................................................................28
Statiefgreep ......................................................................................29
Schermweergaven ........................................................................... 29
2. Aan de slag 30
Een schouderriem bevestigen ................................................. 30
De batterij laden ....................................................................... 31
Plaatsing batterij ..............................................................................31
Batterij opladen ................................................................................ 33
Meldingen tijdens het laden .............................................................35
[Besparing] ....................................................................................... 37
Kaarten plaatsen (optioneel) .................................................... 39
Formatteren van kaarten (initialisatie) ..............................................40
Een lens bevestigen................................................................. 41
De lens uitschuiven/intrekken <wanneer de onderling
verwisselbare lens (H-FS12032/H-FS35100) bevestigd is> ............ 43
De lenskap bevestigen............................................................. 44
Bevestigen van de (bloemvormige) lenskap die bij de onderling
verwisselbare lens (H-FS35100) geleverd is ...................................44
Aanpassen van de schermrichting en -hoek ............................ 46
De klok instellen (bij de eerste inschakeling) ........................... 47
Inhoudsopgave
7
Inhoudsopgave
3. Basisbediening 50
Basisbediening voor opnames ................................................. 50
De camera vasthouden .................................................................... 50
Foto’s maken ...................................................................................52
Video’s opnemen .............................................................................53
De opnamemodus selecteren .......................................................... 54
Camera-instellingen bedienen ................................................. 55
Display-instellingen .................................................................. 57
De dioptrie van de zoeker aanpassen .............................................57
Tussen het scherm en de zoeker schakelen.................................... 58
De display-informatie omschakelen ................................................. 60
Quick Menu .............................................................................. 63
Informatiescherm voor opnemen via scherm ........................... 65
Menubedieningsmethoden....................................................... 67
[Resetten] .........................................................................................69
Opnemen met gebruik van aanraakfuncties ............................ 70
Touch AF/Touch Sluiter ....................................................................70
Touch AE .......................................................................................... 71
Opnames maken met de statiefgreep ...................................... 72
Bevestiging van het polsbandje .......................................................72
De camera aan een statiefgreep bevestigen ...................................73
Gebruik als handgreep .....................................................................74
Gebruik als statief ............................................................................75
8
Inhoudsopgave
4. Opnamemodus 76
Intelligent Auto-modus ............................................................. 76
[Intelligent auto]-menu .....................................................................81
Fotograferen met verschillende kleurtonen, onscherpte- en
helderheidsniveaus .......................................................................... 83
Zelfopnamemodus ([Zelfopname]) ........................................... 85
Instelling ingebouwde microfoon ([Zelfopname]) .............................88
4K-selfie ........................................................................................... 89
Programma AE-modus............................................................. 93
Lensopening-Prioriteit AE-modus ............................................ 95
Sluiterprioriteit AE-modus ........................................................ 98
Handmatige Belichtingsmodus .............................................. 100
Samenstelling Live View-opnames ................................................103
Previewmodus ....................................................................... 106
Scene Guide-modus .............................................................. 107
Soorten Scene Guide-modi ............................................................109
Creative Control-modus ......................................................... 112
Types en aanpassingen van filtereffecten ...................................... 113
Fotograferen met verschillende onscherpte- en
helderheidsniveaus ........................................................................ 117
5. Beeld opnemen 119
[Aspectratio] ........................................................................... 119
[Fotoresolutie] ........................................................................ 120
[Kwaliteit]................................................................................ 121
[Map- / Bestandsinstell.]......................................................... 123
[Nr. resetten] .......................................................................... 125
9
Inhoudsopgave
6. Scherpstellen/Zoom 126
Selecteren van de Focusmodus ............................................ 126
AF gebruiken.......................................................................... 128
[AF-Gevoeligheid(Foto)] .................................................................130
De AF-modus selecteren ....................................................... 131
[Gezicht/ogen detecteren] ..............................................................133
[Tracking] .......................................................................................135
[49-zone] ........................................................................................ 137
Voorkeur multi (horizontaal, verticaal, midden) .............................. 138
Voorkeur multi (C1 tot C3) .............................................................140
[1-zone] .......................................................................................... 141
[Spot] ..............................................................................................142
Het AF-gebied verplaatsen door aanraking ........................... 144
Scherpstelling en helderheid van de aangeraakte positie
optimaliseren ..................................................................................144
Het AF-gebied verplaatsen in de zoekerweergave ........................ 146
Opnemen met handmatige scherpstelling ............................. 148
Opname met zoom ................................................................ 153
Extra Teleconversie ........................................................................154
[Dig. zoom] (alleen DC-G100) ........................................................157
Powerzoomlens .............................................................................158
10
Inhoudsopgave
7. Aandrijving/Sluiter/Beeldstabilisatie 159
De aandrijfstand selecteren ................................................... 159
Burstfoto’s nemen .................................................................. 160
4K-foto-opname ..................................................................... 164
Foto’s uit een 4K-burstbestand selecteren ............................ 170
Handelingen voor selectie van foto’s .............................................172
Post Focus-opname ............................................................... 178
Het scherpstelpunt voor de te bewaren foto selecteren .................181
Focus Stacking ..............................................................................183
Opnemen met gebruik van de zelfontspanner ....................... 186
Opnemen met Intervalopname .............................................. 189
Opnemen met Stop-motionanimatie ...................................... 192
Video’s met Intervalopname en Stop-motionanimatie ........... 195
Bracket-opname..................................................................... 197
[Stille modus] ......................................................................... 203
[Sluitertype] ............................................................................ 204
Beeldstabilisatie ..................................................................... 206
Beeldstabilisatie-instellingen ..........................................................207
11
Inhoudsopgave
8. Helderheid (belichting)/Kleur/Beeldeffect 209
[Meetfunctie] .......................................................................... 209
Belichtingscompensatie ......................................................... 210
Focus en belichting vergrendelen (AF/AE vergrendeling) ..... 212
ISO-gevoeligheid ................................................................... 214
Witbalans (WB) ...................................................................... 217
De witbalans aanpassen ................................................................221
[Fotostijl]................................................................................. 223
[Filterinstellingen] ................................................................... 226
[Gelijktijdig zond. filter] ................................................................... 227
9. Flitser 228
Een flitser gebruiken .............................................................. 228
Flitser instellen ....................................................................... 229
[Flitserfunctie] .................................................................................229
[Flitser instel.] ................................................................................. 233
[Flits-synchro] .................................................................................234
[Auto. belichtingscomp.] ................................................................. 235
[Rode-ogencorr] ............................................................................. 235
Opnames maken met een draadloze flitser ........................... 236
12
Inhoudsopgave
10. Video’s opnemen 240
Video’s opnemen ................................................................... 240
Foto’s maken terwijl u een video opneemt .....................................244
Creatieve Videomodus ........................................................... 246
[4K Live Bijsnijden] .........................................................................249
Slow & Quick modus .............................................................. 252
Slow & Quick menu ........................................................................255
Snapfilms ............................................................................... 257
Video-instellingen (Auto Focus) ............................................. 261
[Continu AF] ...................................................................................261
[AF Aang. Inst.(Video)] ................................................................... 262
Video-instellingen (helderheid) .............................................. 263
[Helderheidsniveau] .......................................................................263
[ISO-gevoeligh. (video)] .................................................................264
Video-instellingen (audio) ...................................................... 265
[Weerg. geluidsop.niveau] .............................................................265
[Aanp. geluidsopn.niveau] ..............................................................265
[Uitsch. geluid vd wind] ..................................................................266
[Lens ruisreductie] ..........................................................................266
[Ingebouwde microfoon] .................................................................267
[Ingebouwde mic.indicator] ............................................................268
Video-instellingen (weergave) ................................................ 269
[Zebrapatroon] ...............................................................................269
[Markering van het frame] .............................................................. 270
Log Recording........................................................................ 271
13
Inhoudsopgave
11. Beelden afspelen en bewerken 272
Afspelen van foto’s ................................................................. 272
Video’s afspelen ..................................................................... 274
Een foto extraheren .......................................................................276
De weergavemodus omschakelen ......................................... 277
Vergrote weergave .........................................................................277
Thumbnail-scherm .........................................................................278
Kalender afspelen .......................................................................... 279
Groepsbeelden ...................................................................... 280
Beelden wissen ...................................................................... 281
[Lichtcompositie] .................................................................... 282
[Serie samenstelling].............................................................. 284
[Retouche wissen].................................................................. 286
[RAW-verwerking] .................................................................. 288
[Splits video]........................................................................... 292
12. Camera-aanpassing 293
Fn-knoppen ............................................................................ 294
[Dialwerking] .......................................................................... 299
Aanpassing Quick Menu ........................................................ 301
Voorkeuzemodus ................................................................... 305
Mijn menu .............................................................................. 307
14
Inhoudsopgave
13. Menugids 309
Lijst van menu’s ..................................................................... 310
Menu’s die in de specifieke opnamemodussen worden
weergegeven ......................................................................... 314
[Intelligent auto]-menu ...................................................................314
[Creatieve film]-menu ..................................................................... 314
[Slow & Quick]-menu .....................................................................315
[Scene Guide]-menu ...................................................................... 315
[Creatieve opties]-menu ................................................................. 315
[Opname]-menu ..................................................................... 316
[Bewegend beeld]-menu ........................................................ 329
[Voorkeuze]-menu .................................................................. 333
[Set-up]-Menu ........................................................................ 354
[Afspelen]-menu ..................................................................... 362
Tekens invoeren ..................................................................... 372
14. Wi-Fi/Bluetooth 373
Verbinding maken met een smartphone ................................ 375
De camera met een smartphone bedienen............................ 388
Foto’s weergeven op een tv ................................................... 400
Beelden uit de camera verzenden ......................................... 402
Wi-Fi verbindingen ................................................................. 420
Instellingen verzenden en beelden selecteren....................... 426
[Wi-Fi setup]-menu................................................................. 429
15. Andere apparaten verbinden 434
Beelden op een TV bekijken .................................................. 436
Opnemen terwijl u camerabeelden controleert ..............................439
Beelden naar een PC importeren .......................................... 440
Beelden naar een PC kopiëren ......................................................440
Installeren van de software ............................................................ 442
Opslaan op een recorder ....................................................... 445
Printen.................................................................................... 446
15
Inhoudsopgave
Inhoud .................................................................................... 502
Handelsmerken en licenties ................................................... 509
16. Materialen 449
Optionele accessoires gebruiken ........................................... 449
Externe flitser (optioneel) ............................................................... 449
Externe microfoons (optioneel) ...................................................... 450
Netadapter (optioneel)/DC-koppelaar (optioneel) .......................... 453
Weergave scherm/zoeker ...................................................... 454
Opnamescherm .............................................................................454
Afspeelscherm ...............................................................................459
Displayberichten .................................................................... 462
Problemen oplossen .............................................................. 465
Voorzorgsmaatregelen voor het gebruik ................................ 476
Aantal foto’s dat kan worden gemaakt en beschikbare
opnametijd met de batterij...................................................... 486
Aantal stilstaande beelden dat kan worden en
video-opnametijd met kaarten................................................ 489
Lijst met functies die kunnen worden ingesteld in elke
opnamemodus ....................................................................... 490
Specificaties ........................................................................... 494
16
Stroombron
Opladen
31
Oplaadfout
34
Batterij-aanduiding
35
Energiebesparingsfunctie
37
Aantal beelden dat kan
worden opgenomen,
beschikbare opnametijd
486
Kaart
Kaarten die gebruikt kunnen
worden
24
[Formatteren]
40
Mapstructuur
441
[Map- / Bestandsinstell.]
123
[Nr. resetten]
125
Tekens invoeren
372
Aantal beelden, lengte
opnametijd
489
Lens
Aansluiten
41
Lenskap
44
Statiefgreep
Bevestigen, gebruik
72
Basisinstellingen
[Taal]
360
[Klokinst.]
47
[Wereldtijd]
354
[Toon]
356
[Resetten]
69
Zoeker
Dioptrie-regeling
57
Oogsensor
58
[Oogsensor AF]
334
Display
Opnamescherm
454
Afspeelscherm
459
Scherm/Zoeker
29
454
Informatiescherm voor
opnemen via scherm
65
458
Display omschakelen
60
Aanpassing scherm/zoeker
358
Helderheid scherm/zoeker
358
Weergavesnelheid
357
Niveaumeting
61
Rasterlijnen
345
[Histogram]
345
[Highlight]
346
AF/MF
Focusmodus
126
[Continu AF]
261
De AF-modus selecteren
131
Gezichts-/oogdetectie
133
Bewegingstracking
135
[AF-ON]
213
AF-gevoeligheid instellen
130
329
AF/AE-vergrendeling
212
Touch AF
70
144
[Touchpad AF]
146
[AF ass. lamp]
335
[MF]
148
[MF-gids]
347
[MF assist]
338
[Peaking]
344
Inhoudsopgave van de functies
17
Inhoudsopgave van de functies
Beeldstabilisator
[Stabilisatie]
206
[E-stabilisatie (Video)]
207
Drive
Drive-modus
159
[Burstfunctie]
160
[4K-FOTO]
164
[Post Focus]
178
[Zelf ontsp.]
186
[Intervalopname]
189
Opnames met Stop Motion
Animatie
192
Afbeeldingskwaliteit
[Fotoresolutie]
120
[Kwaliteit]
121
RAW
121
JPEG
121
[Aspectratio]
119
[Witbalans]
217
[Fotostijl]
223
[Filterinstellingen]
226
[Kleurruimte]
317
[Schaduw markeren]
318
[Int.dynamiek]
319
[I.resolutie]
319
[Lang sl.n.red]
322
[Schaduwcomp.]
322
[Diffractiecompensatie]
323
[HDR]
325
Foto’s maken
Zelfopnamemodus
85
Opnamemodus
54
Quick Menu
63
Zoom
153
Extra teleconversie
([Opname])
154
Bracket-opname
197
Tijdopname
102
Samenstelling Live View-
opnames
103
[Multi-belicht.]
327
[Sluitertype]
204
[Stille modus]
203
Schermweergave
454
Belichting
[Belichtingscomp.]
210
programmawisseling
94
Preview-modus
106
[Meetfunctie]
209
AE-vergrendeling
212
[1x drukken-AE]
296
[Touch AE]
71
ISO-gevoeligheid
214
[Uitgebreide ISO]
333
Flitser
[Flitserfunctie]
229
[Flitser instel.]
233
[Flits-synchro]
234
[Draadloze Flitser instellen]
236
Externe flitser
449
18
Inhoudsopgave van de functies
Video-opnames
Bewegende beelden
opnemen
240
Foto’s maken terwijl u een
video opneemt
244
[Ex. tele conv.]
([Bewegend beeld])
156
Creatieve Videomodus
246
[4K Live Bijsnijden]
249
Slow & Quick modus
252
[Snapfilm]
257
Log-registratie (V-Log L)
271
Weergave (Video)
[Zebrapatroon]
269
[Markering van het frame]
270
Afbeeldingskwaliteit (Video)
[Opn. kwaliteit]
241
[Antiflikkering]
331
Weergave (Video)
Belichtingsinstellingen
246
[S&Q belicht.stand]
255
[Helderheidsniveau]
263
Audio
[Weerg. geluidsop.niveau]
265
[Aanp. geluidsopn.niveau]
265
Dempen
265
Windruisreductie
266
Instelling ingebouwde
microfoon ([Zelfopname])
88
[Ingebouwde microfoon]
267
[Ingebouwde mic.indicator]
268
Externe microfoon
450
[Windreductie]
452
Afspelen
[Auto review]
342
Foto’s afspelen
272
Video’s afspelen
274
Thumbnail-weergave
278
Kalenderweergave
279
Vergrote weergave
277
Groepsbeelden
280
4K-foto’s opslaan
170
Naar een TV kijken
436
Wissen
281
Schermweergave
459
[Diashow]
363
Beelden bewerken
Focus Stacking
183
[Lichtcompositie]
282
[Serie samenstelling]
284
[Retouche wissen]
286
[RAW-verwerking]
288
[Beveiligen]
364
[Bijsnijden]
369
[Rating]
364
[Nw. rs.]
368
[Roteren]
369
[Splits video]
292
Klantinstelling
Menu [Voorkeuze]
333
Functietoets
294
Voorkeuze-opnamemodus
305
Mijn Menu
307
Quick Menu
301
Bediening draaiknop
299
19
Inhoudsopgave van de functies
Verbinding met andere apparaten
maken
Beelden versturen (PC)
440
Printen
446
Naar een TV kijken
436
HDMI-uitgang
434
439
Wi-Fi/Bluetooth
Bluetooth verbinding
377
Wi-Fi-verbinding
382
420
[Wi-Fi setup]
429
Smartphone app "LUMIX
Sync"
375
[Opname op afstand]
389
Locatie-informatie
397
Beelden versturen
([Smartphone])
393
406
Beelden versturen ([PC])
409
Beelden versturen ([Printer])
412
Beelden versturen ([AV-
toestel])
414
Beelden versturen
([Webservice])
416
Beelden versturen
([Cloud-synchr. service])
418
"LUMIX CLUB"
430
Software
"PHOTOfunSTUDIO"
443
"SILKYPIX"
444
Onderhoud
[Pixelverbeter.]
361
20
1. Introductie
Vóór het gebruik
Firmware van uw camera/lens
Er kunnen firmware-updates verstrekt worden om de capaciteiten van de camera te
verbeteren of functionaliteit toe te voegen. Voor een opname die vloeiender verloopt,
raden wij aan de firmware van de camera/lens naar de laatste versie te updaten.
• Voor de meest recente informatie over de firmware of het downloaden/
updaten van de firmware kunt u onderstaande ondersteunende site
bezoeken:
https://panasonic.jp/support/global/cs/dsc/
(Alleen Engels)
• Om de firmwareversie van de camera/lens te controleren, dient u de lens op de
camera te bevestigen en [Versie disp.] in het [Set-up]-menu te selecteren.
• Dit document verstrekt uitleg voor firmwareversie 1.0 van de camera.
Hanteren van de camera
Wanneer u deze camera gebruikt, moet u erop letten deze niet te
laten vallen, ergens tegenaan te stoten of te veel kracht te gebruiken.
Dit kan storingen of beschadiging van de camera en de lens
veroorzaken.
De camera is niet stof-, spetter- of waterbestendig.
Gebruik de camera niet op plaatsen met veel stof of zand, of waar er
water op de camera kan komen.
Als zand, stof of vloeistoffen zoals waterdruppels aan de scherm
blijven kleven, veegt u ze af met een zachte, droge doek.
– De aanraakbediening kan anders mogelijk onjuist herkend worden.
Plaats uw hand niet in het montage-element van de camera.
Dit kan defecten of beschadigingen veroorzaken omdat de sensor
een gevoelig onderdeel is.
21
1. Introductie
Condensatie (wanneer de lens, de zoeker of het scherm
beslagen zijn)
• Condens doet zich bij verschillen in temperatuur of vochtigheid. Wees voorzichtig,
omdat dit kan leiden tot vervuiling, schimmel, en storingen in de lens, zoeker en
scherm.
• Als condensaat optreedt, schakel de camera dan uit en laat hem ongeveer
2 uur met rust. De bewaseming zal op natuurlijke wijze verdwijnen naarmate de
temperatuur van de camera de omgevingstemperatuur nadert.
Maak van tevoren een proefopname
Maak van tevoren een proefopname van een belangrijke gebeurtenis (bruiloft, enz.)
om te controleren of de opname normaal uitgevoerd kan worden.
Geen vergoeding voor opnames
Houd er rekening mee dat geen vergoeding uitgekeerd wordt als de opnames niet
uitgevoerd kunnen worden wegens een probleem met de camera of de kaart.
Let op het copyright
Volgens de copyrightwetgeving mag u de beelden en audio die u opgenomen heeft
zonder de toestemming van de copyrighthouder niet voor andere doeleinden dan
voor persoonlijk vermaak gebruiken.
Wees voorzichtig omdat er gevallen zijn waarin beperkingen op de opname van
toepassing zijn, zelfs voor het doel van persoonlijk vermaak.
Lees ook "Voorzorgsmaatregelen voor het gebruik"
(476)
22
1. Introductie
Standaardaccessoires
Controleer of alle accessoires bijgeleverd zijn alvorens het toestel in
gebruik te nemen.
• De accessoires en de vorm ervan kunnen verschillen, afhankelijk van het land of
het gebied waar u de camera hebt gekocht.
Raadpleeg voor details over de accessoires "Gebruiksaanwijzing <Basis>"
(bijgeleverd).
• De digitale camerabody wordt in dit document camera genoemd.
Batterijpakket wordt in dit document batterijpakket of batterij genoemd.
• De geheugenkaart is optioneel.
• Gooi alle verpakkingen op correcte wijze weg.
• Bewaar kleine onderdelen op een veilige plaats, buiten bereik van kinderen.
23
1. Introductie
Lenzen die gebruikt kunnen worden
Dit toestel is geschikt voor het
gebruik van speciale lenzen met de
lensbevestigingspecificatie Micro Four
Thirds™ System (Micro Four Thirds-
bevestiging).
Ook lenzen met een van de volgende
normen kunnen worden gebruikt met behulp
van een montageadapter.
Lens Montageadapter
Lens met Four Thirds™
bevestigingsspecificatielens
Montageadapter
(DMW-MA1: optioneel)
Leica M Mount onderling verwisselbare lens M-montageadapter
(DMW-MA2M: optioneel)
Leica R Mount onderling verwisselbare lens R-montageadapter
(DMW-MA3R: optioneel)
Over de lens en functies
Afhankelijk van de gebruikte lens zijn bepaalde functies, zoals Auto Focus,
beeldstabilisator en zoomfuncties, mogelijk uitgeschakeld of werken deze anders.
• Raadpleeg de catalogussen/websites voor de meest recente informatie over
ondersteunde lenzen.
https://panasonic.jp/support/global/cs/dsc/
(Alleen Engels)
• De brandpuntsafstand die op de Micro Four Thirds-lens aangeduid wordt,
zal dubbel zo lang zijn bij gebruik op een 35 mm-filmcamera. (Deze zal
gelijk zijn aan een lens van 100 mm wanneer een lens van 50 mm gebruikt
wordt.)
24
1. Introductie
Geheugenkaarten die gebruikt kunnen
worden
U kunt de volgende geheugenkaarten met deze camera gebruiken.
• SD-geheugenkaart, SDHC-geheugenkaart en de SDXC-geheugenkaart worden in
dit document aangeduid met de algemene naam kaart.
SD-geheugenkaart
(512 MB tot 2 GB)
• De camera ondersteunt SDHC/SDXC-
geheugenkaarten die in overeenstemming zijn met
UHS-snelheidsklasse 3 van de UHS-I standaard.
• De werking van de links aangeduide Panasonic kaarten
is bevestigd.
SDHC-geheugenkaart
(4 GB tot 32 GB)
SDXC-geheugenkaart
(48 GB tot 128 GB)
Bij gebruik van de volgende functies moeten kaarten worden gebruikt
met de juiste SD-snelheidsklasse, UHS-snelheidsklasse en Video-
snelheidsklasse.
• Snelheidsklassen zijn standaards om de minimum snelheid te garanderen die voor
continu schrijven nodig is.
Functie
[Opn.
kwaliteit]
Snelheidsklasse
Voorbeeld van
aanduiding
Video-opname
[FHD]/[HD] Klasse 4 of hoger
[4K] UHS-snelheidsklasse 3
Video-snelheidsklasse 30 of
hoger
[4K-FOTO]/
[Post Focus]
25
1. Introductie
• U kunt het schrijven en wissen van gegevens
voorkomen door het wisbeveiligingsschuifje
op de
kaart in te stellen op "LOCK".
• De gegevens die op een kaart opgeslagen zijn, kunnen
beschadigd raken door elektromagnetische golven,
statische elektriciteit of defecten van de camera of
de kaart. We raden aan een back-up van belangrijke
gegevens te maken.
• Houd de geheugenkaart buiten bereik van kinderen om
te voorkomen dat ze deze inslikken.
26
1. Introductie
Namen van onderdelen
Camera
1
Lusje voor schouderriem (30)
2
[ ] (Belichtingscompensatie)-
knop (210)/
Fn-knop (Fn1) (294)
3
Oplaadlampje (34)/
DRAADLOOS-verbindingslampje
(356, 373)
4
Camera aan/uit (47)
5
Modusknop (54)
6
Stereomicrofoon (265)
• Pas op dat u de microfoon niet
met uw vinger blokkeert. Het zal
moeilijk zijn om dan audio op te
nemen.
7
Modusknop voorop (55)
8
Sluiterknop (52)
9
Video-opnametoets (53, 240)
10
[ ] (Referentieteken opname-
afstand) (152)
11
Flitser (50, 228)
12
Flitsschoen (bescherming
flitsschoen) (449)
Houd de bescherming flitsschoen
buiten bereik van kinderen om te
voorkomen dat ze deze inslikken.
13
[LVF]-knop (58)
Fn-knop (Fn3) (294)
14
[ ] ([Afb. versturen
(Smartphone)])-knop (408)/
Fn-knop (Fn4) (294)
15
[MIC]-aansluiting (450)
16
Luidspreker (356)
17
Zelfontspannerlampje (186)/
AF Assist-lamp (335)
18
Vrijgaveknop lens (42)
19
Lensvergrendeling
20
Bevestiging
21
Sensor
22
Contactpunten
23
Pasmarkering voor de lens (41)
15
16
6
1
89
23 22 21 20 1918 17
10 7
2 4 5
11 12 13 14 1
3
27
1. Introductie
• Gebruik [Fn5] tot [Fn9] (aanraakiconen) (298)
24
Dioptrie-aanpassingsknop (57)
25
Oogdop (478)
26
Zoeker (58, 454)
27
Oogsensor (58)
28
Cursorknoppen (56)
[
] (ISO-gevoeligheid) ( )
(214)
[
] (Witbalans) ( ) (217)
[ ] (Aandrijfstand) ( ) (159)
[ ] (AF-modus) ( ) (128)
29
[MENU/SET]-knop (56, 67)
30
[ ] (Wis)-knop (281)/
[Q.MENU]-knop (63)/
[
] (Annuleer)-knop (68)/
Fn-knop (Fn2) (294)
31
[ ] (afspelen)-knop (272)
32
Bedieningsknop (55)
33
[DISP.]-knop (60)
34
[HDMI]-aansluiting (434)
35
[USB/CHARGE]-aansluiting
(33, 435)
36
Klepje voor kaart/batterij (31, 39)
37
Vrijgavehendel (31, 39)
38
DC-koppelaardeksel (453)
• Wanneer u een netadapter
gebruikt, dient u ervoor te
zorgen dat de Panasonic
DC coupler (DMW-DCC11:
optioneel) en de netadapter
(DMW-AC10: optioneel) worden
gebruikt.
39
Statiefaansluiting (72, 483)
• Als u probeert een statief
aan te sluiten waarvan de
schroeflengte 5,5 mm of meer is,
zult u mogelijk niet in staat zijn
hem stevig vast te zetten of kan
de camera schade berokkend
worden.
40
Scherm (29, 454)/
Touch scherm (56)
24 25 26 27
31
33
32
28
29
30
34
35
373839 3640
28
1. Introductie
Lens
H-FS12032
1 3
5 6
2 4
H-FS35100
1 3
5 6
2 47
1
Lensoppervlak
2
Tele
3
Zoomring (153)
4
Groothoek
5
Contactpunt
6
Pasmarkering voor de lens (41)
7
Focusring (148)
29
1. Introductie
Statiefgreep
1
9
5
3 4
6
7
2
8
1
Cameraschroef
2
Camerabevestigingsplaatje
3
Bevestigingsknop
4
Oogje voor polsbandje
5
Video-opnametoets
6
Ontspanknop
7
Slaapknop
8
Greep
9
Aansluitkabel
• Voor informatie over de wijze waarop de camera moet worden bevestigd en de
statiefgreep moet worden bediend, raadpleegt u pagina 72.
Schermweergaven
Op het moment van aankoop toont het scherm de volgende iconen.
• Raadpleeg voor informatie over andere iconen dan die hier beschreven worden,
Pag. 454.
60
p
30
2. Aan de slag
Een schouderriem bevestigen
Bevestig met de volgende procedure een schouderriem aan de camera
om te voorkomen dat hij valt.
1 2
3 4
• Trek aan de schouderriem en controleer of hij niet los komt.
• Bevestig het tegengestelde einde van de schouderriem op dezelfde manier.
• Gebruik de schouderriem om uw schouder.
– Draag hem niet om uw nek.
Dit kan leiden tot letsel of ongevallen.
• Bewaar de schouderriem niet waar er een kind bij kan.
– De riem kan per ongeluk om hun nek gewikkeld raken.
31
2. Aan de slag
De batterij laden
Plaats de batterij in de camera en laad hem op.
De batterij die u in dit apparaat kunt gebruiken, is de DMW-BLG10.
(Vanaf juni 2020)
• Op het moment van aankoop is de batterij niet geladen. Laad de batterij
vóór het gebruik.
• Controleer of dit apparaat uitgeschakeld is.
Plaatsing batterij
• Gebruik altijd originele Panasonic batterijen (DMW-BLG10).
• Wanneer u andere batterijen gebruikt, kunnen we de kwaliteit van dit product
niet garanderen.
1 2
3 4
Zorg dat u de batterij in de juiste richting in de camera plaatst.
Controleer of het hendeltje de batterij op zijn plaats houdt.
32
2. Aan de slag
De batterij verwijderen
Duw het hendeltje in de richting van de
pijl.
• Verwijder de batterij na gebruik.
(De batterij zal leeg raken als hij lange tijd in de camera blijft zitten.)
• Als u de batterij wilt verwijderen, schakelt u de camera uit en wacht u tot de
indicator LUMIX op het scherm uitgaat. (Als u niet wacht, kan de camera
storingen vertonen en kunnen de kaart of opgenomen gegevens beschadigd
raken.)
• De batterij wordt warm na het gebruik, tijdens het laden en onmiddellijk na
het laden.
De camera wordt ook warm tijdens het gebruik. Dit is geen defect.
• Wees voorzichtig bij het verwijderen van de batterij omdat de batterij naar
buiten springt.
33
2. Aan de slag
Batterij opladen
Oplaadtijd Ongeveer 190 min
• Gebruik van de camerabody en de bijgeleverde netadapter.
• De aangeduide oplaadtijd is voor als de batterij volledig ontladen is.
De oplaadtijd kan variëren afhankelijk van hoe de batterij gebruikt wordt.
De oplaadtijd voor een batterij in een warme/koude omgeving of een batterij die
lange tijd niet gebruikt werd, kan langer zijn dan normaal.
• Gebruik voor het laden de producten die bij de camera geleverd zijn.
1
Zet de aan/uit-schakelaar van de camera op [OFF].
• De camera kan niet worden geladen wanneer hij ingeschakeld is.
2
Plaats de batterij in de camera.
3
Verbind de [USB/CHARGE]-aansluiting van de camera en
de netadapter met de USB-aansluitkabel.
• Houd de stekker vast en steek de kabel recht naar binnen of trek hem recht
naar buiten.
(door ze onder een hoek naar binnen te steken, kan vervorming of een slechte
werking veroorzaakt worden)
4
Steek de netadapter in het stopcontact.
• Het oplaadlampje knippert rood en het laden begint. (34)
34
2. Aan de slag
Indicaties oplaadlampje
Oplaadlampje (rood)
Aan: Opladen wordt uitgevoerd
Uit: Het opladen is gereed
Knipperend: Oplaadfout
• U kunt de batterij ook laden door een USB-apparaat (PC, enz.) op de
camera aan te sluiten met de USB-aansluitkabel.
In dat geval kan het laden even duren.
• Gebruik geen andere USB-kabels, alleen de bijgeleverde kabel.
Dit kan en slechte werking tot gevolg hebben.
• Gebruik geen andere netadapters behalve de bijgeleverde netadapter.
Dit kan en slechte werking tot gevolg hebben.
• Na het laden moet de aansluiting op de stroombron afgesloten worden.
• Wanneer het oplaadlampje knippert, wordt de batterij niet correct
opgeladen.
– De temperatuur van de batterij of van de omgeving is te hoog of te laag.
Probeer te laden bij een omgevingstemperatuur tussen 10 °C en 30 °C.
– De polen van de batterij zijn vuil.
Verwijder de batterij en veeg het vuil met een droge doek weg.
• Zelfs als de aan/uit-schakelaar van de camera op [OFF] gezet is, en de
camera is uitgeschakeld, verbruikt hij stroom.
Als de camera lange tijd niet gebruikt wordt, verwijder dan de stekker uit het
stopcontact om stroom te besparen.
35
2. Aan de slag
Meldingen tijdens het laden
Stroomaanduidingen
60
p
75% of hoger
74% tot 50%
49% tot 25%
24% of lager
Rood
knipperend
Batterij bijna leeg
• Laad of vervang de batterij.
• Het op het scherm aangeduide batterijniveau is een schatting.
36
2. Aan de slag
• Voor een veilig gebruik van dit product is het sterk aanbevolen dat
u gebruikmaakt van een authentieke Panasonic batterij. Andere
batterijen zouden spontaan kunnen ontbranden of ontploffen. Houd
er rekening mee dat wij niet aansprakelijk kunnen worden gesteld
voor enig defect of ongeval dat voortvloeit uit het gebruik van een
imitatiebatterij.
• Laat geen metalen voorwerpen (zoals clips) in de buurt van de contactzones
van de stroomplug.
Anders zou er een brand- en/of elektrische shock veroorzaakt kunnen
worden door kortsluiting of de eruit voortkomende hitte.
• Gebruik de netadapter of de USB-kabel niet voor andere apparatuur.
Dit kan een slechte werking tot gevolg hebben.
• Gebruik geen USB-verlengkabels of USB-conversie-adapters.
• De batterij kan geladen worden wanneer hij nog enigszins geladen is, maar
het wordt niet aangeraden de batterij vaak bij te laden als hij nog geheel
geladen is.
(Aangezien het kenmerkende zwellen plaats zou kunnen vinden.)
• Als er een stroomonderbreking of enig ander probleem is met het
stopcontact, zal het laden mogelijk niet met succes voltooid worden.
Sluit de stekker opnieuw aan.
• Breng geen aansluitingen tot stand op USB-poorten voor toetsenborden of
printers of op USB-hubs.
• Als de slaapstatus van de aangesloten PC inschakelt, kan het laden
stoppen.
37
2. Aan de slag
[Besparing]
Dit is een functie voor de automatische omschakeling van de camera
naar de slaapmodus (energiebesparing) of om de zoeker/het scherm uit
te schakelen als gedurende een ingestelde tijd geen handelingen verricht
worden. Beperkt het batterijverbruik.
[ ] Selecteer [Besparing]
[Slaapsmodus]
Stelt de tijd in die moet verstrijken tot de camera in de
slaapmodus gezet wordt.
[Slaapsmodus
(Wi-Fi)]
Zet de camera in de slaapmodus 15 minuten nadat hij van de
Wi-Fi afgesloten is.
[Auto LVF/
scherm uit]
Stelt de tijd in die moet verstrijken voordat de zoeker/het
scherm uitgeschakeld wordt.
(De camera wordt niet uitgeschakeld.)
[Batt.
Besparende
LVF-Opn.]
Zet de camera in de slaapmodus wanneer het opnamescherm
wordt weergegeven op het scherm wanneer automatisch
wisselen tussen zoeker/scherm actief is.
[Tijd]
Stelt de tijd in die moet verstrijken tot de
camera in de slaapmodus gezet wordt.
[Scherm]
Stelt het scherm in waarop de camera in de
slaapmodus gezet moet worden.
[Alleen scherm info.]:
Activeert de slaapmodus van de camera
alleen wanneer het bedieningspaneel (60)
weergegeven wordt.
[Alle Live View]:
Zet de camera in de slaapmodus vanuit
ongeacht welk scherm tijdens opname stand-by.
• Voer een van de volgende handelingen uit om [Slaapsmodus], [Slaapsmodus (Wi-
Fi)] of [Batt. Besparende LVF-Opn.] te annuleren:
– Druk de sluiterknop tot halverwege in.
– Zet de aan/uit schakelaar van de camera op [OFF] en vervolgens weer op [ON].
• Druk op een van de knoppen om te herstellen van [Auto LVF/scherm uit].
38
2. Aan de slag
• [Besparing] is niet beschikbaar in de volgende gevallen:
– Als u bent verbonden met een pc of een printer
– Tijdens video-opname/afspelen
– Bij het opnemen met [4K-voorburst]
– Tijdens een [Intervalopname]
– Wanneer wordt opgenomen met [Stop-motionanimatie] (wanneer
[Automatische opname] is ingesteld)
– Bij het opnemen met [Samenstelling Live View]
– Bij het opnemen met [Multi-belicht.]
– Tijdens een [Diashow]
– Tijdens HDMI-uitgang voor opname
39
2. Aan de slag
Kaarten plaatsen (optioneel)
• Zorg dat de camera uitgeschakeld is.
1 2
3
Raak de aansluitpunten van de SD-
kaart niet aan.
Aanduidingen kaarttoegang
Het kaarttoegangslampje brandt rood wanneer de kaart
wordt benaderd.
Een kaart verwijderen
Duw tegen de kaart tot een klik
gehoord wordt en trek de kaart
vervolgens recht naar buiten.
Druk op
Naar buiten
trekken
40
2. Aan de slag
• Als u de kaart wilt verwijderen, schakelt u de camera uit en wacht u tot de
indicator LUMIX op het scherm uitgaat. (Als u niet wacht, kan de camera
storingen vertonen en kunnen de kaart of opgenomen gegevens beschadigd
raken.)
• De kaart kan heet zijn vlak nadat de camera gebruikt is. Wees voorzichtig bij
de verwijdering ervan.
• Voer de volgende handelingen niet uit wanneer toegang tot de kaart
verkregen wordt.
De camera kan verkeerd werken of de kaart en de opgenomen beelden
kunnen beschadigd raken.
– Schakel de camera uit.
– Verwijder de batterij of kaart of koppel de (optionele) netadapter of
(optionele) DC-koppelaar los.
– De camera blootstellen aan trillingen, stoten of statische elektriciteit.
Formatteren van kaarten (initialisatie)
Formatteer de kaarten met de camera voorafgaand aan het gebruik.
• Als een kaart geformatteerd wordt, worden alle gegevens die op de
kaart opgeslagen zijn gewist en kunnen niet teruggewonnen worden.
Maak een back-up van alle benodigde gegevens voordat de kaart
geformatteerd wordt.
[ ] Selecteer [Formatteren]
• Schakel de camera tijdens het formatteren niet uit en voer geen andere
handelingen uit.
• Zorg ervoor de camera niet uit te schakelen terwijl de formattering in
uitvoering is.
• Als de kaart op een PC of een ander apparaat geformatteerd is, formatteer
hem dan opnieuw met de camera.
41
2. Aan de slag
Een lens bevestigen
• Zorg dat de camera uitgeschakeld is.
• Verwissel de lens op een plaats met weinig vuil en stof. Als vuil of stof op de
lens komt, raadpleeg dan pagina 477.
• Verwissel de lens terwijl de lensdop bevestigd is.
• Trek de lensbuis in wanneer u de onderling verwisselbare lens (H-FS12032/
H-FS35100) bevestigt of loskoppelt.
Lijn de montagetekens op de lens uit ten aanzien van de
camera en draai de lens in de richting van de pijl.
Bevestig de lens door eraan te draaien tot een klik gehoord wordt.
1 2
• Breng de lens recht aan.
Door hem onder een hoek aan te brengen, kan de lensbevestiging op de
camera schade berokkend worden.
42
2. Aan de slag
Een lens verwijderen
Zet de aan/uit schakelaar van de camera op
[OFF].
Terwijl u op de ontgrendelknop van de lens
drukt, draait u de lens in de richting van de pijl
tot de lens stopt en verwijderd kan worden.
• Controleer, nadat de lens verwijderd is, of de cameradop en de achterste
lensdop aangebracht zijn.
43
2. Aan de slag
De lens uitschuiven/intrekken
<wanneer de onderling verwisselbare lens
(H-FS12032/H-FS35100) bevestigd is>
De lens uitschuiven
Draai de zoomring in de richting van de pijl
van positie (de lens is ingetrokken)
tot positie
<12 mm tot 32 mm
(H-FS12032), 35 mm tot 100 mm
(H-FS35100)> om de lens uit te schuiven.
• Wanneer de lensbuis ingetrokken is, kunnen
er geen opnames worden gemaakt.
De lens is ingetrokken
Voorbeeld: H-FS12032
De lens intrekken
Draai de zoomring in de richting van de
pijl
van positie <12 mm tot 32 mm
(H-FS12032), 35 mm tot 100 mm
(H-FS35100)> naar positie
om de lens
in te trekken.
• De zoomring lijkt vast te klikken in de
12 mm-positie (H-FS12032) of 35 mm-positie
(H-FS35100), maar draai de lens verder tot hij
de positie
bereikt.
• Wanneer u geen opnames maakt, adviseren
wij u de lens in te trekken.
De lens is uitgeschoven
44
2. Aan de slag
De lenskap bevestigen
Bij het opnemen in sterk tegenlicht kan onregelmatige weerspiegeling
optreden in de lens. De lenskap beperkt de opname van ongewenst
licht in de opgenomen beelden en verlaagt de afname van contrast. De
lenskap beperkt overtollig licht en verbetert de beeldkwaliteit.
• De onderling verwisselbare lens (H-FS12032) heeft geen lenskap.
Bevestigen van de (bloemvormige) lenskap die bij de
onderling verwisselbare lens (H-FS35100) geleverd is
Pak de lenskap beet door uw vingers te
plaatsen zoals in de afbeelding wordt
getoond.
• Houd de lenskap niet zodanig vast dat deze
verbogen raakt.
1
Lijn het merkteken ( ) op de
lenskap uit met het merkteken
op de top van de lens.
2
Draai de lenskap in de richting
van de pijl en tot hij vastklikt
en lijn het merkteken
( )
op de lenskap uit met het
merkteken op de top van de
lens.
45
2. Aan de slag
De lenskap verwijderen
Draai de lenskap in de richting van de pijl
om deze los te maken.
De lenskap tijdelijk opbergen
Draai de lenskap in de richting van de pijl om deze los te maken.
Lijn het merkteken ( ) op de lenskap uit met het merkteken op de
top van de lens.
Draai de lenskap in de richting van de pijl tot deze vastklikt op zijn plek.
46
2. Aan de slag
Aanpassen van de schermrichting en
-hoek
Op het moment van aankoop bevindt de scherm zich in de camerabody.
Schakel het schermoppervlak uit voor gebruik.
180°
180°
Opname uit vrije hoek
U kunt 180° roteren in de richting van de lens en 90° naar beneden.
Foto’s maken vanuit een lage
hoek
Foto’s maken vanuit een hoge
hoek
Foto’s van uzelf maken
Als u het scherm draait zoals in de
afbeelding wordt weergegeven,
schakelt de camera naar de
zelfopnamemodus. (85)
• De afstelhoeken dienen alleen als aanwijzing.
• Oefen geen overmatige kracht uit op het scherm. Dit kan schade of een
slechte werking tot gevolg hebben.
• Wanneer u de camera niet gebruikt, sluit u het scherm met het scherm naar
binnen gericht.
47
2. Aan de slag
De klok instellen
(bij de eerste inschakeling)
Wanneer u de camera voor het eerst inschakelt, verschijnt een
beeldscherm voor het instellen van de tijd en de thuiszone.
Controleer of deze instellingen vóór het gebruik uitgevoerd worden om er
zeker van te zijn dat de beelden met de correcte datum- en tijdinformatie
opgenomen worden.
1
Zet de aan/uit schakelaar van
de camera op [ON].
Als het taalselectiescherm niet
weergegeven wordt, ga dan over
naar stap
4.
2
Als [Gelieve taal instellen] verschijnt, druk dan op .
3
De taal instellen.
Druk op om de knop te selecteren en druk vervolgens op .
4
Als [Aub klok instellen] verschijnt, druk dan op .
5
De klok instellen.
: Selecteer een item (jaar, maand,
dag, uur of minuut).
: Selecteer een waarde.
Weergavevolgorde en tijdnotatie
instellen.
Druk op om de [Indeling]
van de tijdzone te selecteren
en druk vervolgens op
, het
scherm voor het instellen van de
weergavevolgorde en tijdnotatie
wordt weergegeven.
48
2. Aan de slag
6
Bevestig uw selectie.
Druk op .
7
Als [De klokinstelling is voltooid.] verschijnt, druk dan op
.
8
Wanneer [Gelieve de thuiszone instellen] wordt
weergegeven, drukt u op
.
9
Stel de thuiszone in.
Druk op om uw thuiszone in te
stellen en druk op
.
• Wanneer u zomertijd [ ] gebruikt,
drukt u op
. (De tijd wordt 1 uur
vooruitgezet.)
Druk opnieuw op
om naar de gewone
tijd terug te keren.
Tijdsverschil met GMT (Greenwich Mean
Time)
Wanneer een onderling verwisselbare lens (H-FS12032/
H-FS35100) wordt gebruikt, en de lensbuis is ingetrokken,
kunnen er geen opnames worden gemaakt (er wordt een bericht
weergegeven). Draai de zoomring om de lens uit te schuiven.
(43)
49
2. Aan de slag
• Als de camera gebruikt wordt zonder de klok in te stellen, zal deze op
0:00:00, 1 Januari 2020 gezet worden.
• De klokinstellingen worden gedurende ongev. 3 maanden behouden met
behulp van de ingebouwde klokbatterij, zelfs zonder batterij.
(Laat de volledig geladen batterij in de camera gedurende ongev. 24 uur om
de interne batterij te laden.)
• [Klokinst.] kan worden gewijzigd in het menu:
– [
] [Klokinst.]
50
3. Basisbediening
Basisbediening voor opnames
De camera vasthouden
Om he schudden van de camera tot een minimum te beperken, moet de
camera zo vastgehouden worden dat hij tijdens de opname niet beweegt.
Houd de camera met beide handen vast, houd uw armen stil langs
uw lichaam en sta met uw benen niet verder gespreid dan de breedte
van uw schouders.
Houd de camera stevig vast met uw rechterhand rond de
camerahandgreep.
Ondersteun de lens aan de onderkant met uw linkerhand.
• Blokkeer de flitser, het AF-assistlampje, de microfoon of de luidspreker niet met uw
vingers of andere voorwerpen.
Microfoon
AF Assist-lampje
Luidspreker
51
3. Basisbediening
Detectiefunctie verticale stand
Deze functie detecteert wanneer foto’s
opgenomen worden terwijl de camera
verticaal gehouden wordt.
Met de standaardinstellingen worden de
foto’s automatisch in de verticale stand
teruggespeeld. (370)
• Als de camera aanzienlijk omhoog of omlaag gekanteld wordt, zal de functie
voor de detectie van de verticale stand mogelijk niet correct werken.
• Beelden die met de volgende functies opgenomen zijn, kunnen niet in de
verticale stand weergegeven worden:
– Video-opname, [4K-FOTO], [Post Focus]
52
3. Basisbediening
Foto’s maken
1
Focus aanpassen.
Druk de ontspanner tot halverwege
in (druk er zachtjes op).
De diafragmawaarde en de
sluitertijd
worden weergegeven.
(Als de diafragmawaarde en
de sluitertijd in rood worden
weergegeven en knipperen, hebt u
niet de juiste belichting, tenzij u de
flitser gebruikt.)
Is het onderwerp eenmaal
scherp gesteld, dan brandt de
focusaanduiding
.
(Is het onderwerp niet scherp
gesteld, dan knippert de
focusaanduiding.)
2
Start de opname.
Druk de ontspanner volledig in
(druk hem verder in).
53
3. Basisbediening
• De opgenomen foto’s kunnen automatisch worden weergegeven met de
instelling [Auto review] van het [Voorkeuze] ([Scherm / Display])-menu.
U kunt de weergaveduur van de foto’s ook in uw favoriete instelling
veranderen. (342)
• Met de standaardinstellingen kunt u geen foto maken zolang het
onderwerp niet scherpgesteld is.
Als u [Prio. focus/ontspan] in het [Voorkeuze] ([Focus / Sluiter Losl.])-
menu instelt op [BALANCE] of [RELEASE], kunt u een foto maken als
het onderwerp niet is scherpgesteld. (336)
Video’s opnemen
1
Start de opname.
Druk op de video-opnametoets.
• Laat de video-opnametoets onmiddellijk
na het indrukken los.
2
Stop de opname.
Druk opnieuw op de video-
opnametoets.
54
3. Basisbediening
De opnamemodus selecteren
Draai aan de modusknop.
Intelligent Auto-modus (76)
Intelligent Auto Plus-modus (79)
Programma AE-modus (93)
Lensopeningsprioriteit AE-modus (95)
Sluiterprioriteit AE-modus (98)
Handmatige belichtingsmodus (100)
Creatieve Videomodus (246)
Slow & Quick modus (252)
Voorkeuzemode (305)
Scene Guide-modus (107)
Creative Control-modus (112)
55
3. Basisbediening
Camera-instellingen bedienen
Als u de camera-instellingen wilt veranderen, gebruikt u daarvoor de
volgende onderdelen.
Modusknop voorop (55)
Bedieningsknop (55)
Cursorknoppen (56)
[MENU/SET]-knop (56)
Aanraakscherm (56)
Modusknop voorop ( )/Bedieningsknop ( )
Draaien:
Selecteert een item of een numerieke
waarde.
56
3. Basisbediening
Cursorknoppen ( )
Druk op:
Selecteert een item of een numerieke
waarde.
[MENU/SET]-knop ( )
Druk op:
Bevestigt een instelling.
Aanraakscherm
Handelingen kunnen uitgevoerd worden door de iconen, de schuifbalken,
de menu’s en andere items die op het scherm weergegeven worden aan
te raken.
Aanraken
Aanraken met de vinger en vervolgens
wegnemen van de vinger van het touch
scherm.
Slepen
Bewegen van een vinger terwijl die het
aanraakscherm blijft aanraken.
Samenknijpen (breder/smaller)
Vergroten van de afstand tussen twee
vingers (spreiden) en verkleinen van de
afstand tussen twee vingers (knijpen)
terwijl ze het aanraakscherm aanraken.
• Als u in de handel verkrijgbare beschermfolie voor het scherm gebruikt,
neem dan de voorzorgsmaatregelen voor de folie in acht.
(De zichtbaarheid en de bedienbaarheid kunnen afnemen, afhankelijk van
het type beschermfolie dat voor het scherm gebruikt wordt.)
• De aanraakhandelingen kunnen uitgeschakeld zijn:
[
] [ ] [Touch inst.] (341)
57
3. Basisbediening
Display-instellingen
De dioptrie van de zoeker aanpassen
Draai aan de ring voor de dioptrie-
aanpassing terwijl u door de
zoeker kijkt.
• Draai eraan totdat u duidelijk de tekst kunt
zien in de zoeker.
58
3. Basisbediening
Tussen het scherm en de zoeker schakelen
Met de fabrieksinstellingen is automatisch schakelen tussen zoeker/
scherm ingesteld. Als u door de zoeker kijkt, werkt de oogsensor
en
schakelt de camera van de schermweergave naar de zoekerweergave.
U kunt met [LVF]
naar de zoekerweergave of de schermweergave
schakelen.
Druk op [LVF].
Automatisch schakelen
tussen zoeker/scherm
Weergave zoeker Weergave scherm
59
3. Basisbediening
• Als [LVF-weergavesnelheid] is ingesteld op [ECO 30fps] wanneer de zoeker
wordt gebruikt, kan de camera langer worden gebruikt, aangezien de batterij
minder snel leegloopt.
• In de zelfopnamemodus wordt automatisch naar de schermweergave
geschakeld en worden [LVF] en de oogsensor uitgeschakeld.
• De oogsensor werkt mogelijk niet correct door de vorm van uw bril, de
manier waarop u de camera houdt of helder licht dat rondom het oculair
schijnt.
• Tijdens het afspelen van video of een diashow werkt de automatisch
wisselen tussen zoeker/scherm niet.
• Om scherp te stellen wanneer door de zoeker gekeken wordt:
[
] [ ] [Oogsensor AF] (334)
• De gevoeligheid van de oogsensor kan gewijzigd worden:
[
] [Oogsensor] (358)
60
3. Basisbediening
De display-informatie omschakelen
U kunt schakelen tussen de weergave via de zoeker/het scherm.
Druk op [DISP.].
De display-informatie is omgeschakeld.
Opnamescherm
Scherm
Met informatie
Zonder
informatie
Met informatie
+
waterpas
Zonder
informatie
+
waterpas
60
p
60
p
Uitgeschakeld
(zwart)
Informatiescherm
voor opnemen via
scherm (65)
61
3. Basisbediening
Zoeker
Met informatie
Zonder
informatie
Met informatie
+
waterpas
Zonder
informatie
+
waterpas
60
p
60
p
• U kunt schakelen tussen de weergave via de zoeker/het scherm:
[
] [ ] [LVF/Monitorweerg. Ingest.] (347)
Gebruik van de waterpas
De gele lijn geeft de huidige hoek aan. Corrigeer de hoek van de camera
zodat deze overeenkomt met de witte lijn.
Horizontaal
Verticaal
Groen (geen kanteling)
• Zelfs na het corrigeren van de kanteling, zou er nog steeds een fout kunnen
blijven bestaan van ongeveer ±1°.
• Als de camera aanzienlijk omhoog of omlaag gekanteld wordt, kan de
waterpas mogelijk niet correct worden weergegeven.
• U kunt de waterpas aanpassen en de aangepaste waarden resetten in
[Niveaumeting Aanp.] in het [Set-up]-menu. (361)
62
3. Basisbediening
Afspeelscherm
Met informatie
Weergave van
gedetailleerde
informatie
*
1
Zonder
informatie
Weergave zonder
knipperende
highlights
*
2
1/5
100-0001
2020.12.1 10:00
*
1
Door op
te drukken, wisselen de weergavegegevens. (461)
*
2 Dit is een scherm zonder de weergave van knipperende highlights, dat getoond
wordt als [Highlight] van [Voorkeuze] ([Scherm / Display]) op [ON] is gezet.
Op andere schermen dan dit scherm zullen de overbelichte delen van het scherm
knipperen. (346)
63
3. Basisbediening
Quick Menu
Dit menu stelt u in staat snel functies in te stellen die vaak gebruikt
worden tijdens opnames, zonder het menuscherm op te roepen. U kunt
de weergave van het Quick Menu en de weer te geven items ook wijzigen.
1
Laat het Quick Menu
weergeven.
Druk op [Q.MENU].
2
Selecteer een menu-item.
Draai .
De selectie is ook mogelijk door een
menu-item aan te raken.
60
p
3
Selecteer een in te stellen item.
Draai .
De selectie is ook mogelijk door een
in te stellen item aan te raken.
60
p
4
Sluit het Quick Menu.
Druk de sluiterknop tot halverwege
in.
U kunt het menu ook sluiten door op
[Q.MENU] te drukken.
64
3. Basisbediening
• Sommige items kunnen niet ingesteld worden, afhankelijk van de
opnamemodus of de camera-instellingen.
• Het Quick Menu kan aangepast worden:
[
] [ ] [Q.MENU] [CUSTOM] (301)
65
3. Basisbediening
Informatiescherm voor opnemen via
scherm
In dit scherm kunt u de huidige opname-instellingen op het scherm
bekijken.
• Dit scherm wordt alleen weergegeven wanneer [Scherm info stijl] in het menu
[Voorkeuze] ([Scherm / Display]) is ingesteld op [ON].
1
Toon het informatiescherm
voor opnemen via scherm.
Druk meerdere malen op [DISP.].
2
Raak de onderdelen aan.
De instellingschermen voor elk van
de items worden weergegeven.
3
Verander de instelling.
Voorbeeld) De AF-modus wijzigen
Raak het instellen-item aan.
• Raadpleeg de pagina’s voor informatie
over hoe de instellingen kunnen worden
gewijzigd.
(Wanneer [Inst.] wordt weergegeven op het scherm.)
4
Raak [Inst.] aan.
66
3. Basisbediening
Stappen 2 tot 4 kunnen ook worden
gewijzigd via de volgende handelingen.
Druk op [Q.MENU].
Druk op (of draai aan ) om
een item te selecteren.
Draai aan om de waarden van de
instellingen te wijzigen.
• Sommige items kunnen niet ingesteld worden, afhankelijk van de
opnamemodus of de camera-instellingen.
67
3. Basisbediening
Menubedieningsmethoden
In deze camera wordt het menu gebruikt om een grote verscheidenheid
aan functies in te stellen en camera-aanpassingen uit te voeren.
Menuhandelingen kunnen worden uitgevoerd met behulp van de cursors,
draaiknop of door aanraking.
1
Laat het menu weergeven.
Druk op .
2
Schakelen tussen menutypen.
Druk op .
Druk op om een tabblad te
selecteren zoals [
].
• U kunt het tabblad ook selecteren door
aan
of te draaien.
Druk op .
3
Selecteer een menu-item.
Druk op om een menu-item
te selecteren en druk vervolgens
op
.
U kunt dezelfde handeling ook
uitvoeren door aan
te draaien om
het menu-item te selecteren en door
vervolgens op
te drukken.
68
3. Basisbediening
4
Selecteer een instellingsitem
en bevestig vervolgens uw
selectie.
Druk op om een in te stellen
item te selecteren en druk
vervolgens op
.
U kunt dezelfde handeling ook
uitvoeren door aan
te draaien om
het instellingsitem te selecteren en
door vervolgens op
te drukken.
5
Sluit het menu.
Druk de sluiterknop tot halverwege
in.
U kunt het menu ook sluiten door
verschillende keren op [
] te
drukken.
• Raadpleeg voor details over menu-items de Menugids. (309)
Beschrijvingen van menu-items en instellingen
weergeven
Als u op [DISP.] drukt terwijl een menu-
item of in te stellen item geselecteerd is,
wordt een beschrijving van het item op het
scherm weergegeven.
69
3. Basisbediening
Grijs weergegeven menu-items
De menu-items die niet ingesteld kunnen
worden, worden grijs weergegeven.
In sommige instellingsomstandigheden
wordt de reden weergegeven waarom
de instelling is uitgeschakeld wanneer u
op
drukt als u een grijs weergegeven
menu-item selecteert.
[Resetten]
Zet ieder van de volgende instellingen opnieuw op de fabrieksinstelling:
– Opname-instellingen
– Netwerkinstellingen (instellingen van [Wi-Fi setup] en [Bluetooth])
– Aangepaste instellingen ([Gezicht herk.]- en [Profiel instellen]-instellingen)
– Setup-instellingen/aangepaste instellingen
(behalve [Wi-Fi setup]-, [Bluetooth]-, [Gezicht herk.]- en [Profiel instellen]-
instellingen)
[ ] Selecteer [Resetten]
• Als de standaard-/klantinstellingen gereset worden, worden de volgende
instellingen ook gereset:
– De [Wereldtijd]-instelling
– De [Reisdatum]-instelling (vertrekdatum, retourdatum, [Locatie])
– De instellingen van [Scherm roteren], [Foto's sorteren] en [Wissen
bevestigen] in het [Afspelen]-menu
• De mapnummers en de klokinstellingen worden niet teruggesteld.
70
3. Basisbediening
Opnemen met gebruik van
aanraakfuncties
Touch AF/Touch Sluiter
Met Touch-functies kunt u zich richten op het punt dat u aanraakt, de
sluiter loslaten, etc.
1
Raak [ ] aan.
2
Raak de icoon aan.
Telkens wanneer de icoon
wordt aangeraakt, wordt deze
omgeschakeld.
Touch AF Scherpstelling op de aangeraakte positie.
Touch sluiter Opnemen met de nadruk op het aangeraakte punt.
UIT
3
(Indien ingesteld op iets anders
dan OFF)
Raak het onderwerp aan.
• Als Touch sluiter niet werkt, zal het AF area eerst rood worden en
vervolgens verdwijnen.
• Raadpleeg "Handelingen op het scherm voor verplaatsing van het AF-
gebied" op pagina 134 voor informatie over handelingen om het AF area te
verplaatsen.
• Het is ook mogelijk om de focuspositie en helderheid op de aangeraakte
positie te optimaliseren:
[
] [ ] [Touch inst.] [Touch AF] [AF+AE] (144)
71
3. Basisbediening
Touch AE
Deze functie regelt de helderheid volgens een aangeraakte positie.
Als het gezicht van een onderwerp donker verschijnt, kan het
beeldscherm helderder gemaakt worden om bij het gezicht te passen.
1
Raak [ ] aan.
2
Raak [ ] aan.
Het beeldscherm voor de Touch
AE-instellingen verschijnt.
3
Raak het onderwerp aan
waarvoor u de helderheid wilt
regelen.
• Om de positie waarvoor u de helderheid
wilt regelen naar het midden te doen
terugkeren, raakt u [Reset] aan.
ResetReset
Inst.Inst.
4
Raak [Inst.] aan.
Touch AE uitschakelen
Raak [ ] aan.
• Als de volgende functie gebruikt wordt, is Touch AE niet beschikbaar:
– Zelfopnamemodus
– [Dig. zoom] (alleen DC-G100)
– [4K Live Bijsnijden]
• U kunt zowel de scherpstelling als de helderheid aanpassen aan die van de
positie die u aanraakt. (Touch AE is nu niet beschikbaar):
[
] [ ] [Touch inst.] [Touch AF] [AF+AE] (144)
72
3. Basisbediening
Opnames maken met de statiefgreep
Die kan worden gebruikt als een handgreep voor opnames tijdens het
lopen. U kunt foto’s maken of een video opnemen zonder de camera te
bedienen. Hij kan ook worden gebruikt als een statief.
• Gebruik de statiefgreep die wordt geleverd met de DC-G100V/DC-G110V of de
statiefgreep (DMW-SHGR1: optioneel).
• Plaats de batterij en de geheugenkaart in de camera voordat u deze aan de
statiefgreep bevestigt.
• Gebruik geen andere statiefgrepen dan de bijgeleverde of een echte
Panasonic statiefgreep (DMW-SHGR1: optioneel).
• Na gebruik verwijdert u de statiefgreep van de camera.
• Zorg ervoor dat u geen vingers of andere lichaamsdelen afklemt.
• Het draagvermogen (totale massa van camerahuis, lens, batterij en andere
bevestigde accessoires) bedraag 1,2 kg.
(Wanneer het draagvermogen wordt overschreden, kan dat letsel of schade
veroorzaken.)
• Controleer of de statiefgreep stevig bevestigd is aan de camera voordat u
hem gebruikt.
• Draag de statiefgreep niet alleen aan het polsbandje als de camera
bevestigd is.
• Afhankelijk van de camerahoek of de lens en de bevestigde accessoires is
de camera wellicht niet in evenwicht en kan deze instabiel worden. Gebruik
het niet als een statief wanneer de statiefgreep instabiel is.
• Draag het statief niet alleen aan de poten wanneer de poten van het statief
geopend zijn.
Bevestiging van het polsbandje
Oogje voor polsbandje
73
3. Basisbediening
De camera aan een statiefgreep bevestigen
• Houd de camera en de statiefgreep stevig beet en bevestig ze stevig
aan elkaar, zodat ze niet vallen.
• Voor demontage voert u de stappen in omgekeerde volgorde uit.
1
Zet de aan/uit-schakelaar van de
camera op [OFF].
2
Maak het camerabevestigingsplaatje los.
Draai de bevestigingsknop in de richting van de .
Camerabevestigingsplaatje
Bevestigingsknop
3
Bevestig de camera aan een statiefgreep.
Lijn de cameraschroef uit met de statiefaansluiting
op de camera. Draai het camerabevestigingsplaatje
in de richting van
en draai het stevig vast.
4
Vergrendel het
camerabevestigingsplaatje.
Stel de richting van de camera in. Draai de
bevestigingsknop in de richting van
en
draai die stevig vast.
• Het camerabevestigingsplaatje kan 40 graden in elke
richting worden gekanteld.
5
Verbind de camera met de
aansluitkabel.
Sluit de aansluitkabel aan op de [USB/
CHARGE]-aansluiting van de camera.
Controleer de richting van de aansluitingen
en steek de stekker, die u vasthoudt, recht
naar binnen en trek hem naar buiten.
(Onder een hoek insteken kan de terminal
vervormen en storingen veroorzaken.)
74
3. Basisbediening
Gebruik als handgreep
Bevestig om vallen te voorkomen het bijgeleverde bandje en bevestig het
aan uw pols.
1
Sluit de poten van de
statiefgreep, breng het
polsbandje aan om uw pols en
pak de statiefgreep beet.
Verschuif de verstelling en maak
het polsbandje vast om uw pols.
Wanneer de richting van de camera
moet worden bijgesteld, houdt u de
camera met de hand vast, draait u
de bevestigingsknop los en stelt u
de richting bij. Na aanpassing draait
u de bevestigingsknop stevig vast
2
Druk op de knop en maak een
opname.
Zelfopname-stijl
Wanneer u de camera in de getoonde richting
bevestigt en de monitor draait, kunt u in
Zelfopname-modus opnemen. (85)
75
3. Basisbediening
Foto’s maken
Scherpstellen op het onderwerp.
Druk de ontspanknop halverwege in (druk er zachtjes op).
Maak een foto.
Druk de ontspanknop volledig in (knop helemaal indrukken).
Video opnemen
Begin met de opname.
• Druk op de video-opnametoets .
• Na indrukken laat u de video-opnametoets onmiddellijk weer los.
Stop met de opname.
• Druk opnieuw op de video-opnametoets.
Slaapknop ( )
Indrukken: De slaapmodus (energiebesparing) van de camera wordt
ingeschakeld.
• Dit is dezelfde toestand als [Slaapsmodus] onder [Besparing]. (37)
• Wanneer de camera zich in een status bevindt waarin [Slaapsmodus] niet werkt,
zal de camera niet overschakelen naar de slaapstatus.
• De camera kan zelfs overschakelen naar de slaapstatus wanneer [Slaapsmodus]
ingesteld is op [OFF].
Om de slaapmodus van de camera uit te schakelen, drukt u de ontspanknop half in.
Gebruik als statief
1
Open de poten van de statiefgreep.
2
Plaats hem op een vlakke en stabiele
plek.
Wanneer de richting van de camera moet
worden bijgesteld, houdt u de camera met de
hand vast, draait u de bevestigingsknop los en
stelt u de richting bij. Na aanpassing draait u
de bevestigingsknop stevig vast.
76
4. Opnamemodus
Voor informatie over de [ ]-modus en [ ]-modus, raadpleegt u
pagina’s 246 en 252, en voor de [
]-modus, raadpleegt u de pagina 305.
Intelligent Auto-modus
In de [ ]-modus (Intelligent Auto-modus) detecteert de camera de scène
waarvoor hij automatisch de optimale opname-instellingen instelt die bij
het onderwerp en de opname-omstandigheden passen.
1
Zet de modusknop op [ ].
In de standaardinstellingen is de
modus ingesteld op Intelligent Auto
Plus-modus.
2
Richt de camera op het
onderwerp.
Als de camera de scène detecteert,
verandert de icoon van de
opnamemodus.
(Automatische scènedetectie)
3
Focus aanpassen.
Druk de ontspanknop half in.
Is het onderwerp eenmaal
scherpgesteld, dan brandt de
focusaanduiding.
(Is het onderwerp niet
scherpgesteld, dan knippert de
focusaanduiding.)
77
4. Opnamemodus
4
Begin met de opname.
Druk de ontspanknop volledig in.
• De backlightcompensatie werkt automatisch om te voorkomen dat
onderwerpen er donker uitzien als er backlight is.
78
4. Opnamemodus
Types van automatische scènedetectie
: Scènes die gedetecteerd worden tijdens het nemen van de foto
: Scènes die gedetecteerd worden tijdens de video-opname
:
[i-Portret]
:
[i-Landschap]
:
[i-Macro]
:
[i-Nachtportret]
*
1
:
[i-Nachtl.schap]
:
[i-Nachtop. uit
hand]
*
2
:
[i-Voedsel]
:
[i-Baby]
*
3
:
[i-Zonsonderg.]
:
[i-Zacht licht]
:
[
]/[ ]
*
1 Wordt alleen weergegeven bij gebruik van de flitser.
*
2 Wordt alleen weergegeven wanneer [iHandh. nachtop.] in de stand [ON] staat.
*
3 Wordt weergegeven wanneer kinderen jonger dan 3 jaar (die met de
gezichtsdetectiefunctie in de camera geregistreerd zijn) gedetecteerd worden.
• Als geen van deze scènes van toepassing is, vindt de opname plaats met
[
]/[ ] (standaardinstelling).
• Wanneer [Gezicht herk.] ingesteld is op [ON] en als de camera een gezicht
herkent dat lijkt op een geregistreerd gezicht, wordt [R] weergegeven in de
rechterbovenhoek van de iconen [
], [ ] en [ ].
• Er kunnen verschillende soorten scènes voor hetzelfde onderwerp
gedetecteerd worden, afhankelijk van de opname-omstandigheden.
79
4. Opnamemodus
Intelligent Auto Plus-modus
Met [ ] kunt u bepaalde instellingen aanpassen, zoals de helderheid en
de kleurtoon. U kunt [
] ook voor andere instellingen gebruiken zodat u
beelden kunt opnemen die meer aan uw voorkeuren zijn aangepast.
( : Beschikbaar, –: niet beschikbaar)
Intelligent Auto Plus-
modus
Intelligent Auto-
modus
De kleurtint instellen
De helderheid
(belichting) instellen
Defocus Control-
functie
Menu’s die kunnen
worden ingesteld
Veel Weinig
[ ]/[ ] Selecteer [Intelligent Auto-Modus]
Instellingen: [
] (Intelligent Auto-modus)/
[
] (Intelligent Auto Plus-modus)
• U kunt het selectiescherm ook weergeven door de
icoon van de opnamemodus in het opnamescherm
aan te raken.
80
4. Opnamemodus
[AF mode]
[AF mode] is automatisch ingesteld op [ ] ([Gezicht/ogen detecteren]).
• Als u het onderwerp aanraakt, schakelt de camera naar [ ] ([Tracking]) en wordt
de trackingfunctie van AF geactiveerd.
– De trackingfunctie van AF zal ook werken als u op [
] ( ) drukt en de
ontspanknop vervolgens tot halverwege indrukt.
• Iedere druk op [
] ( ) wijzigt de AF-modus.
• Voor informatie over AF-modussen raadpleegt u pagina 133 en 135.
Flitser
Als voor de opname een flitser gebruikt wordt, schakelt de camera naar
de flitsmodus die geschikt is voor de opname-omstandigheden.
• Bij [ ] of [ ] werkt de rode-ogencorrectie.
• Let bij langzame synchronisatie ([
], [ ]) op het schudden van de
camera, omdat de sluitertijd lang wordt.
• In de Intelligent Auto Plus-modus kunt u [Flitserfunctie] onder [Flitser] in
het [Opname]-menu instellen op [
] (flitser altijd uit), zelfs als de flitser
geopend is.
81
4. Opnamemodus
[Intelligent auto]-menu
[iHandh. nachtop.]
Als er automatisch een nachtscène wordt herkend terwijl u de camera in
de hand houdt, kan [iHandh. nachtop.] een foto met minder beweging en
minder storing opnemen zonder gebruik van een statief door een burst
van beelden te combineren.
[ ]/[ ] Selecteer [iHandh. nachtop.]
Instellingen: [ON]/[OFF]
• De flitser wordt vast ingesteld op de instelling [ ] (flitser altijd uit).
[iHDR]
Als er bijvoorbeeld een groot contrast is tussen de achtergrond en het
onderwerp, neemt [iHDR] meerdere foto’s met verschillende belichting op
en worden deze gecombineerd tot één foto met een rijke gradatie.
[ ]/[ ] Selecteer [iHDR]
Instellingen: [ON]/[OFF]
• [iHDR] wordt zo nodig geactiveerd. Na activering zal [ ] op het scherm
weergegeven worden.
• Aangezien er een hele burst aan foto’s wordt gecombineerd na het opnemen, kan
het even duren voordat u opnieuw een foto kunt maken.
• Bij een samengesteld beeld na een burstopname kunnen er nabeelden verschijnen
als het onderwerp bewoog.
82
4. Opnamemodus
• De kijkhoek wordt iets smaller.
• Nadat de ontspanknop is ingedrukt, mag u de camera niet bewegen tijdens
de burstopname.
• Deze functie werkt niet voor foto’s terwijl er een video wordt opgenomen.
• [iHDR] en [iHandh. nachtop.] zijn niet beschikbaar wanneer de volgende
functies worden gebruikt:
– Zelfopnamemodus
– [Burstfunctie]
– [4K-FOTO], [Post Focus]
– [Bracket]
– [
], [ ], [ ] ([Kwaliteit])
– [Ex. tele conv.] ([Opname])
– [Intervalopname]
– [Stop-motionanimatie] (wanneer [Automatische opname] is ingesteld)
• [iHDR] werkt niet als de flitser tijdens de opname gebruikt wordt.
83
4. Opnamemodus
Fotograferen met verschillende kleurtonen,
onscherpte- en helderheidsniveaus
Kleur instellen
Druk op [ ] ( ) om het
instellingenscherm weer te geven.
Draai of om de kleur aan te
passen.
• Druk de ontspanknop half in om terug te
keren naar het opnamescherm.
• De instelling voor kleur keert terug naar
het standaardniveau (middelpunt) als dit
apparaat uitgeschakeld wordt of de camera
op een andere opnamemodus wordt
ingesteld.
Helderheid instellen
Druk op [ ].
Draai of om de helderheid aan
te passen.
• Druk de ontspanknop half in om terug te
keren naar het opnamescherm.
84
4. Opnamemodus
Onscherpte van de achtergrond
(onscherpteregelingsfunctie) instellen
Druk op [ ] en druk vervolgens op
[Fn4].
8.05.64.0
250 125 60 30 15
Draai of om de
achtergrondonscherpte aan te passen.
• Druk de ontspanknop half in om terug te
keren naar het opnamescherm.
• De AF-modus is ingesteld op [
].
De plaats van het AF-gebied kan worden
ingesteld door het scherm aan te raken.
(U kunt de grootte niet wijzigen.)
Bij bediening via het aanraakscherm
Raak [ ] aan.
Raak het item aan dat u wilt instellen.
[
]: Kleur
[
]: Mate van onscherpte
[
]: Helderheid
Sleep de schuifbalk of de
belichtingsmeter om in te stellen.
• Druk de ontspanknop half in om terug te
keren naar het opnamescherm.
• Afhankelijk van de gebruikte lens kan er een geluid hoorbaar zijn
van de lens terwijl u de Defocus Control bedient. Dit komt door de
diafragmaregeling van de lens en duidt niet op storing.
• Afhankelijk van de gebruikte lens kan het werkgeluid van de Defocus
Control worden opgenomen tijdens het opnemen van een video wanneer de
functie wordt gebruikt.
• In het scherm voor de instelling voor helderheid kunt u de belichtingsbracket
toewijzen aan
:
[
] [ ] [Inst. belichtingscomp scherm] (339)
85
4. Opnamemodus
Zelfopnamemodus ([Zelfopname])
U kunt gemakkelijk foto’s van uzelf maken terwijl u naar het scherm kijkt.
1
Draai het scherm zoals
weergegeven in de afbeelding.
Een gespiegeld beeld wordt op het
scherm weergegeven.
De aanraakbediening is
ingeschakeld.
[Quick AF] is ingesteld op [ON].
(334)
2
Raak het item aan.
• Raadpleeg voor details pagina 86.
4K-selfie (89)
Instelling ingebouwde microfoon
([Zelfopname]) (88)
3
Raak [Exit] aan.
4
Kies uw pose terwijl u naar het scherm kijkt.
Het AF-gebied wordt met de gezichts-/oogdetectiefunctie rond het
gezicht van het onderwerp weergegeven.
• De camera toont automatisch een markering die het doel voor het oppikken
van geluid aangeeft rond het AF-gebied, afhankelijk van de toestand van het
onderwerp. (268)
• Wanneer [
] in de AF-modus niet beschikbaar is in de huidige
opnamemodus, wordt een beschikbare instelling voor scherpstelling voor elke
opnamemodus gebruikt.
86
4. Opnamemodus
5
Maak de foto.
Voor informatie over beginnen met
het maken van een foto raadpleegt
u [Sluiter] (87)
• Ongeacht de [Sluiter]-instelling kunt u de
opname starten door op de ontspanknop
of de video-opnameknop te drukken.
• In de standaardinstelling zal het toestel automatisch scherpstellen nadat het
aftellen is beëindigd. ([AF na aftellen] (350))
Items instellen
: Standaardinstellingen
[Gave huid]
UIT/1 tot 10
Maakt de gezichten van personen helderder en hun
huidtinten zachter.
[Filter selecteren]
[ ] (geen effect), [ ] (expressief), [ ] (retro),
[
] (High Key), [ ] (monochroom),
[
] (speelgoedeffect)
Filtereffect toevoegen dat geschikt is voor [Zelfopname].
[Achtergrondcontrole]
[ ] (uit), [ ] (onscherp), [ ] (scherp)
Hiermee wijzigt u de mate van onscherpte voor de
achtergrond van gedetecteerde gezichten.
[Slanke stand]
UIT/1 tot 10
Laat personen er slanker uitzien.
87
4. Opnamemodus
[Sluiter]
[
] (alleen ontspanknop), [ ] (aanraken),
[
] (buddy), [ ] (gezicht)
Hiermee stelt u in hoe de sluiter wordt ontspannen.
[
] (alleen ontspanknop): Druk de ontspanknop in
om foto’s te maken of de video-opnametoets om video
op te nemen.
[
] (aanraken): Er wordt scherpgesteld op de
aangeraakte positie voordat de foto wordt gemaakt.
(Neemt een video op in de [
]/[ ]-modus.)
[
] (buddy): De sluiter ontspant wanneer twee
gezichten die worden gedetecteerd dichter naar elkaar
toe bewegen.
• Zelfs als er meerdere personen aanwezig zijn, neemt
de gezichts-/oogdetectie slechts maximaal twee
gezichten waar.
[ ] (gezicht): De sluiter ontspant wanneer een
gezicht wordt bedekt met een hand of een ander
voorwerp en vervolgens opnieuw wordt gedetecteerd.
[Aftellen]/
[Opnamen]
UIT/1 tot 10 (
3)
Hiermee stelt u het aantal seconden voorafgaand aan
de opname in ([Aftellen]).
[ ] (1 beeld), [ ] (2 beelden), [ ] (3 beelden),
[
] (4 beelden)
Hiermee stelt u het aantal opeenvolgende opnames in
([Opnamen]).
88
4. Opnamemodus
Opnemen van zelfopnamevideo’s met automatisch
aangepaste instellingen
De camera neemt goed verlichte mensen met heldere achtergronden op door
automatisch op deze personen scherp te stellen. Dit is een goede instelling
voor het opnemen van zelfopnamevideo’s om op social media te plaatsen.
Zet de modusknop op een van volgende standen.
• [ ]-modus, [ ]-modus, [ ]-modus, [ ]-modus
• [
]-modus ([Belicht.stand] instellen op [P])
• [
]-modus ([S&Q belicht.stand] instellen op [P])
• U kunt video's opnemen in andere opnamemodi dan de bovenstaande,
maar dan worden deze niet ingesteld als zelfopnamevideo's met
automatisch aangepaste instellingen.
Instelling ingebouwde microfoon ([Zelfopname])
Als een ingebouwde microfoon wordt gebruikt, kunt u het bereik voor het
oppikken van geluid instellen door de icoon op het scherm aan te raken.
1
Raak [ ] aan.
89
4. Opnamemodus
2
Selecteer en raak het bereik
voor het oppikken van geluid
aan.
Instellingen: [AUTO]/[SURROUND]/
[FRONT]/[TRACKING]/
[BACK]
• Raadpleeg voor details pagina 267.
• Dat werkt niet bij [Ingebouwde microfoon] van het videomenu.
4K-selfie
U kunt naar de 4K-fotomodus schakelen en foto’s van uzelf maken.
1
Raak [ ] aan.
2
Selecteer de opnamemethode
en raak die aan.
• In de zelfopnamemodus kunt u foto’s
maken met [4K-Burst (Groothoek)],
een instelling waarmee u een bredere
achtergrond kunt opnemen.
(In andere modi dan de
zelfopnamemodus wordt de instelling
gewisseld naar [4K-burst].)
90
4. Opnamemodus
[4K-Burst
(Groothoek)]
Een 4K-fotomodus voor het maken van selfies met
een bredere kijkhoek dan die van [4K-burst]
Burstsnelheid: 15 beelden/seconde
Geluid opnemen: niet beschikbaar
• Voor informatie over andere typen 4K-fotomodus en de opnamemethoden
voor de 4K-fotomodus enzovoort raadpleegt u (166)
3
Kies uw pose terwijl u naar het scherm kijkt.
(Wanneer [4K-Burst (Groothoek)] wordt geselecteerd)
Druk de ontspanknop half in.
Druk de ontspanknop volledig in en
houd deze ingedrukt zo lang u wilt
opnemen.
Indrukken en ingedrukt houden
De opname wordt gemaakt
• De opname begint ongeveer
0,5 seconden nadat u de ontspanknop
helemaal hebt ingedrukt. Druk de knop
daarom iets van tevoren volledig in.
• [Continu AF] werkt niet tijdens het
opnemen. De scherpstelling wordt
vastgezet in de eerste foto.
• Als u te vroeg stopt bij het opnemen
van burstbeelden, kan het zijn dat de
camera nog enige tijd doorgaat met
opnemen.
• Tijdens het opnemen van 4K-foto’s wordt de kijkhoek smaller. (Behalve
wanneer u opneemt met [4K-Burst (Groothoek)])
• Voor 4K-foto-opnames kunt u alleen [Filter selecteren] instellen.
91
4. Opnamemodus
• Als u [Zelfopname] instelt op [OFF], zal niet naar de zelfopnamemodus
worden geschakeld, zelfs niet als u het scherm draait. (350)
• Let op dat u niet rechtstreeks in het licht van de flitser en het AF-
assistlampje kijkt.
• Wanneer [Gave huid] is ingesteld
– Als u de sterkte van het effect op [2] of groter instelt, wordt de weergave
van het opnamescherm meer vertraagd dan normaal, net zoals wanneer
een framedrop optreedt. Ook kan het wanneer u opneemt even duren
om het beeld te verwerken voordat de volgende opname kan worden
gemaakt.
– Het verzachtingseffect wordt ook toegepast op het gedeelte dat eenzelfde
tint heeft als de huidskleur van een onderwerp.
– Deze modus is mogelijk niet effectief onder beperkt licht.
• Wanneer [Achtergrondcontrole] is ingesteld op [
] (onscherp), wordt het
beeld trager op het scherm weergegeven dan normaal, net zoals wanneer
een framedrop optreedt. Ook kan het wanneer u opneemt even duren om
het beeld te verwerken voordat de volgende opname kan worden gemaakt.
• Als de belichting onvoldoende is wanneer [Achtergrondcontrole] is ingesteld
op [
] (scherp), kunt u mogelijk niet naar wens fotograferen.
• Als de volgende functies gebruikt worden, is de zelfopnamemodus niet
beschikbaar:
– [Intervalopname]
– [Stop-motionanimatie]
– [Multi-belicht.]
– [Samenstelling Live View]
• [Gave huid] en een [
] (Defocus)-instelling van [Achtergrondcontrole] zijn
niet beschikbaar wanneer de volgende functies worden gebruikt:
– Video-opname
– [Glinsterend water], [Heldere nachtopname], [Koele nachtopname],
[Warme nachtopname], [Artistieke nachtopname], [Fonkelende
verlichting], [Nachtop. uit hand], [Bloemen], [Gerechten], [Desserts]
([
]-modus)
– [
]-modus
– Handmatig scherpstellen
92
4. Opnamemodus
• Als de volgende functies gebruikt worden, is [Achtergrondcontrole]-instelling
van [
] (scherp) niet beschikbaar:
– Video-opname
– Elke andere modus voor [
]-modus dan [Zachte huid]/[Zwart-wit]
– [
]-modus, [ ]-modus, [ ]-modus, [ ]-modus
• Wanneer [Filterinstellingen] in het [Opname] / [Bewegend beeld]-menu
niet beschikbaar is, is [Filter selecteren] in de zelfopnamemodus ook niet
beschikbaar.
• Wanneer video wordt opgenomen, kunnen [Slanke stand] en [Opnamen]
niet worden gebruikt.
• [
] (buddy) en [ ] (gezicht) zijn niet beschikbaar als de volgende
functie gebruikt wordt:
– [
]-modus, [ ]-modus
– Opnamemodussen waarbij [
] van AF-modus niet kan worden ingesteld
(132)
– Handmatig scherpstellen
93
4. Opnamemodus
Programma AE-modus
In de [ ]-modus (Programma AE-modus) stelt de camera de sluitertijd en
de waarde van het diafragma automatisch in voor de helderheid van het
onderwerp.
U kunt ook Programme Shift gebruiken om combinaties van sluitertijd en
diafragmawaarden te wijzigen waarbij dezelfde belichting behouden blijft.
1
Zet de modusknop op [ ].
2
Druk de ontspanknop half in.
Dit geeft de diafragmawaarde en
de sluitertijdwaarde
weer op het
opnamescherm.
• Als de correcte belichting niet verkregen
wordt, knipperen de diafragmawaarde en
de sluitertijd rood.
3
Begin met de opname.
94
4. Opnamemodus
Programme Shift
U kunt de automatisch door de camera ingestelde combinatie van
sluitertijd en diafragmawaarde wijzigen terwijl dezelfde belichting
behouden blijft.
Het stelt u in staat om de achtergrond bijvoorbeeld waziger te maken,
door de diafragmawaarde kleiner te maken, of om een bewegend
onderwerp dynamischer op te nemen, door de sluitertijd langer te maken.
Druk de ontspanknop half in.
• Dit geeft de diafragmawaarde en de sluitertijdwaarde weer op het
opnamescherm. (Ongev. 10 seconden)
Draai aan of terwijl de waarden
weergegeven worden.
• Dit geeft de icoon van Programme Shift
weer op het opnamescherm.
Begin met de opname.
Programme Shift annuleren
– Zet de aan/uit-schakelaar van de camera op [OFF].
– Draai aan
of tot de icoon van Programme Shift verdwijnt.
• Programme Shift is niet beschikbaar als de volgende functies gebruikt
worden:
– Flitser
– [4K-FOTO], [Post Focus]
– [
] (ISO-gevoeligheid)
• U kunt de bediening van de draaiknop aanpassen aan uw voorkeur:
[
] [ ] [Instellingen wieltje] [Draairichting (F/SS)] (340)
• Het opnamescherm kan een belichtingsmeter weergeven die het verband
tussen de diafragmawaarde en de sluitertijd aangeeft:
[
] [ ] [Lichtmeter] (347)
95
4. Opnamemodus
Lensopening-Prioriteit AE-modus
In de [ ]-modus (Lensopeningsprioriteit AE-modus) kunt u de
diafragmawaarde voorafgaand aan de opname instellen.
De sluitertijd zal automatisch door de camera ingesteld worden.
Kleinere diafragmawaarden
Het onscherp maken van de achtergrond
wordt gemakkelijker.
Grotere diafragmawaarden
Het wordt gemakkelijk om alles
scherp te stellen, met inbegrip van de
achtergrond.
1
Zet de modusknop op [ ].
96
4. Opnamemodus
2
Stel de diafragmawaarde in.
Draai aan of .
3
Begin met de opname.
• Als de correcte belichting niet bereikt
wordt wanneer de ontspanknop tot
halverwege ingedrukt wordt, knipperen de
diafragmawaarde en de sluitertijd rood.
Kenmerken van de velddiepte
Diafragmawaarde Klein Groot
Brandpuntsafstand van
lens
Telefoto Groothoek
Afstand tot onderwerp Dichtbij Verder weg
Velddiepte
(Zone met scherpe
scherpstelling)
Ondiep (smal)
Voorbeeld: Als u een
beeld met een onscherpe
achtergrond wilt
opnemen.
Diep (breed)
Voorbeeld: Als u een
beeld wilt opnemen dat
zo ver als de achtergrond
scherpgesteld is.
97
4. Opnamemodus
• De effecten van de ingestelde diafragmawaarde en sluitertijd zullen niet op
het opnamescherm zichtbaar zijn.
Gebruik [Voorvertoning] om de effecten op het opnamescherm te
controleren. (106)
• De helderheid van het opnamescherm en van de op dat moment
opgenomen beelden kan verschillend zijn.
Controleer de beelden op het afspeelscherm.
• Als u een lens gebruikt die een diafragmaring heeft, zet de positie van deze
ring dan op iets anders dan [A] om de diafragmawaarde van de lens te
gebruiken.
• U kunt de bediening van de draaiknop aanpassen aan uw voorkeur:
[
] [ ] [Instellingen wieltje] [Wieltje toewijzen (F/SS)]/
[Draairichting (F/SS)] (340)
• Het opnamescherm kan een belichtingsmeter weergeven die het verband
tussen de diafragmawaarde en de sluitertijd aangeeft:
[
] [ ] [Lichtmeter] (347)
98
4. Opnamemodus
Sluiterprioriteit AE-modus
In de [ ]-modus (Sluiterprioriteit AE-modus) kunt u de sluitertijd
voorafgaand aan de opname instellen.
De diafragmawaarde zal automatisch door de camera ingesteld worden.
Langere sluitertijden
Het wordt gemakkelijker om beweging
vast te leggen
Kortere sluitertijden
Het wordt gemakkelijker om beweging
te bevriezen
1
Zet de modusknop op [ ].
99
4. Opnamemodus
2
Stel de sluitertijd in.
Draai aan of .
3
Begin met de opname.
• Als de correcte belichting niet bereikt
wordt wanneer de ontspanknop tot
halverwege ingedrukt wordt, knipperen de
diafragmawaarde en de sluitertijd rood.
• De effecten van de ingestelde diafragmawaarde en sluitertijd zullen niet op
het opnamescherm zichtbaar zijn.
Gebruik [Voorvertoning] om de effecten op het opnamescherm te
controleren. (106)
• De helderheid van het opnamescherm en van de op dat moment
opgenomen beelden kan verschillend zijn.
Controleer de beelden op het afspeelscherm.
• Sluitertijden korter dan 1/50 seconde zijn niet beschikbaar als u de flitser
activeert. (232)
• U kunt de bediening van de draaiknop aanpassen aan uw voorkeur:
[
] [ ] [Instellingen wieltje] [Wieltje toewijzen (F/SS)]/
[Draairichting (F/SS)] (340)
• Het opnamescherm kan een belichtingsmeter weergeven die het verband
tussen de diafragmawaarde en de sluitertijd aangeeft:
[
] [ ] [Lichtmeter] (347)
100
4. Opnamemodus
Handmatige Belichtingsmodus
In de [ ]-modus (Handmatige belichtingsmodus) kunt u handmatig foto’s
nemen door de diafragmawaarde en de sluitertijd in te stellen.
In de standaardinstellingen staat de ISO-gevoeligheid op [AUTO].
Als resultaat zal de ISO-gevoeligheid aangepast worden volgens de
diafragmawaarde en de sluitertijd.
De belichtingscompensatie kan ook gebruikt worden als de ISO-
gevoeligheid op [AUTO] gezet is.
1
Zet de modusknop op [ ].
2
De diafragmawaarde en de
sluitertijd instellen.
Draai aan om de
diafragmawaarde in te stellen en
aan
om de sluitertijd in te stellen.
Diafragmawaarde
Sluitertijd
3
Begin met de opname.
• Als de correcte belichting niet bereikt
wordt wanneer de ontspanknop tot
halverwege ingedrukt wordt, knipperen de
diafragmawaarde en de sluitertijd rood.
101
4. Opnamemodus
Beschikbare sluitertijden (Sec.)
[EFC] [T] (Tijd, max. ca. 60 seconden), 60 tot 1/500
[ESHTR] 1 - 1/16000
• De effecten van de ingestelde diafragmawaarde en sluitertijd zullen niet op
het opnamescherm zichtbaar zijn.
Gebruik [Voorvertoning] om de effecten op het opnamescherm te
controleren. (106)
U kunt de previewmodus instellen om de [
]-modus constant te gebruiken.
[
] [ ] [Constant preview] (343)
• De helderheid van het opnamescherm en van de op dat moment
opgenomen beelden kan verschillend zijn.
Controleer de beelden op het afspeelscherm.
• Als u een lens gebruikt die een diafragmaring heeft, zet de positie van deze
ring dan op iets anders dan [A] om de diafragmawaarde van de lens te
gebruiken.
• Sluitertijden korter dan 1/50 seconde zijn niet beschikbaar als u de flitser
activeert. (232)
• U kunt de bediening van de draaiknop aanpassen aan uw voorkeur:
[
] [ ] [Instellingen wieltje] [Wieltje toewijzen (F/SS)]/
[Draairichting (F/SS)] (340)
• Het opnamescherm kan een belichtingsmeter weergeven die het verband
tussen de diafragmawaarde en de sluitertijd aangeeft:
[
] [ ] [Lichtmeter] (347)
Handmatige belichtingsassistentie
Als de ISO-gevoeligheid op iets anders gezet is dan [AUTO],
zal handmatige belichtingsassistentie (voorbeeld:
) op het
opnamescherm weergegeven worden.
U kunt het verschil controleren tussen de huidige belichtingswaarde en de
huidige belichting (±0) die door de camera gemeten is.
• Gebruik de handmatige belichtingsassistentie als richtlijn.
Wij raden aan om tijdens de opname de beelden op het afspeelscherm te
controleren.
102
4. Opnamemodus
[T] (Tijd)
Als u de sluitertijd instelt op [T], blijft de sluiter open wanneer u de
ontspanknop volledig indrukt (tot ca. 60 seconden).
De sluiter gaat dicht als u de ontspanknop opnieuw indrukt.
Gebruik dit als u de sluiter lange tijd open wilt houden om foto’s te maken
van vuurwerk, een nachtelijk landschap of een sterrenhemel.
• Wij raden aan een statief of de afstandsbediening van de sluiter (391) te
gebruiken tijdens de tijdopnames.
• De tijdopname kan zichtbare beeldruis veroorzaken.
Als u iets aan de beeldruis wilt doen, raden wij aan om vóór de opname
[Lang sl.n.red] (322) op [ON] te zetten in het [Opname]-menu.
• Tijd is niet beschikbaar als de volgende functies gebruikt worden:
– Wanneer u opneemt met de flitser (wanneer [Flits-synchro] is ingesteld
op [2ND])
– [4K-FOTO], [Post Focus]
– [Intervalopname]
– [Stop-motionanimatie] (wanneer [Automatische opname] is ingesteld)
– [Bracket]
– [HDR]
– [Stille modus]
– Elektronische sluiter
103
4. Opnamemodus
Samenstelling Live View-opnames
De camera neemt beelden op met ingestelde intervallen van de
belichtingstijd, en combineert delen met veranderingen in helder licht, om
het resultaat als één enkel beeld op te slaan.
• U kunt een gecombineerd beeld controleren tijdens elk interval van de
belichtingstijd.
• Deze functie is nuttig voor het vastleggen van lichtsporen van sterren en vuurwerk,
met een helder nachtelijk landschap op de achtergrond.
• Gebruik een statief om camerabewegingen te minimaliseren.
1
Zet de modusknop op [ ].
2
Samenstelling Live View-
opnames starten.
[ ]
[Samenstelling Live View]
[Start]
3
Stel de belichtingstijd per frame (sluitertijd) en de ISO-
gevoeligheid in.
Draai aan om de sluitertijd in te stellen. (1/2 seconde tot 60
seconden)
Druk op en draai om de ISO-gevoeligheid in te stellen.
4
Een beeld met beperkte ruis
vastleggen.
Druk de ontspanknop volledig in.
• Er wordt een aftelscherm weergegeven.
Wacht tot deze stap voltooid is.
104
4. Opnamemodus
5
Begin met de opname.
Druk de ontspanknop volledig in.
• De beelden worden telkens gecombineerd wanneer de belichtingstijd
verstreken is, die in stap
3 ingesteld is.
Histogramweergave.
5 sec. × 1200
1h40m00s
Belichtingstijd per frame x aantal
gecombineerde foto’s.
Verstreken tijd.
• De tijd wordt bijgewerkt met
iedere toename van het aantal
gecombineerde foto’s.
6
Stop de opname.
Druk de ontspanknop opnieuw volledig in.
• Hierdoor wordt de ruisreductie geactiveerd en wordt het beeld opgeslagen.
• Samenstelling Live View kan 3 uur per opname opnemen.
(De opname stopt als de opnametijd 3 uur overschrijdt.)
[Sluitervertraging]
Wanneer u de bewegingen wilt verminderen die optreden bij het begin
van de opname doordat op de ontspanknop wordt gedrukt, dan kunt
u [Sluitervertraging] instellen in stap
2. De sluiter wordt vrijgegeven
wanneer de ingestelde tijd verstreken is nadat u de ontspanknop hebt
ingedrukt.
Instellingen: [8SEC]/[4SEC]/[2SEC]/[1SEC]/[OFF]
Samenstelling Live View-opnames annuleren
Druk op het opnamescherm op [Fn2].
105
4. Opnamemodus
• [Lang sl.n.red] is vast ingesteld op [ON].
• De flitser flitst alleen bij het eerste beeld.
• Nadat een beeld voor ruisreductie verkregen is, worden sommige menu’s
niet weergegeven.
• Het beeld voor ruisreductie wordt verwijderd als de volgende handelingen
verricht worden. Stap
4 opnieuw uitvoeren.
– Selecteer [Start] met [Samenstelling Live View].
– De sluitertijd wijzigen
– De ISO-gevoeligheid wijzigen
– Naar de afspeelmodus schakelen
• Wanneer de ontspanknop volledig ingedrukt wordt om de opname te
stoppen, zal het laatste beeld mogelijk niet in het gecombineerde beeld
opgenomen worden.
• Als de volgende functies gebruikt worden, is [Samenstelling Live View] niet
beschikbaar:
– Zelfopnamemodus
– [Filterinstellingen]
– [Stille modus]
– [Intervalopname]
– [Stop-motionanimatie]
– [HDR]
– [Multi-belicht.]
– Elektronische sluiter
106
4. Opnamemodus
Previewmodus
U kunt de effecten van de lensopening op het opnamescherm controleren
door de diafragma-lamellen van de lens daadwerkelijk te sluiten op de
diafragmawaarde die u voor de huidige opname instelt.
Naast de effecten van de lensopening kunt u tegelijkertijd de effecten van
de sluitertijd controleren.
• Gebruik de Fn-knop toegewezen aan [Voorvertoning] voor de bediening. In de
standaardinstellingen is dit toegewezen aan [Fn6].
Voor informatie over de Fn-knop raadpleegt u pagina 294.
Druk op [Fn6].
• Iedere druk op de knop schakelt tussen de
previewschermen van het effect.
Diafragma-effect: UIT
Sluitertijdeffect: UIT
Diafragma-effect: AAN
Sluitertijdeffect: UIT
Diafragma-effect: AAN
Sluitertijdeffect: AAN
• Het is mogelijk om in de previewmodus op te nemen.
• Het bereik voor de controle van het sluitertijdeffect bedraagt 8 seconden tot
1/16000 seconde.
• De previewmodus is niet beschikbaar als opnames met [4K-voorburst]
gemaakt worden.
107
4. Opnamemodus
Scene Guide-modus
Wanneer u een scène selecteert die voldoet aan het onderwerp en de
opnameomstandigheden met betrekking tot de voorbeeldbeelden, stelt de
camera de optimale belichting, kleur en scherpstelling in, waardoor u kunt
opnemen op een manier die bij de scène past.
1
Stel de modusknop in op [ ].
2
Selecteer de scène.
Druk op om de scène te
selecteren en druk op
.
• De selectie is ook mogelijk door aan
of
te draaien.
• De scène kan ook worden geselecteerd
door het aanraken van het
voorbeeldbeeld.
Druk op [DISP.] om van scherm te
wisselen in de volgorde normale
weergave, gidsweergave en
lijstweergave.
De gidsweergave toont de
beschrijving van iedere scène.
108
4. Opnamemodus
• U kunt het selectiescherm ook weergeven door de
icoon van de opnamemodus in het opnamescherm
aan te raken.
• Afhankelijk van de scène kan het opnamescherm er mogelijk uitzien alsof er
beelden ontbreken.
• Als u de scène wilt wijzigen, selecteert u [Scène wijzigen] in het [Scene
Guide]-menu en drukt u vervolgens op
. U kunt terugkeren naar stap 2.
• Sommige items in het opnamemenu kunnen niet worden ingesteld, omdat
de camera de instellingen automatisch naar de optimale waarden aanpast.
• Hoewel voor bepaalde soorten scènes de witbalans wordt vastgezet
op [AWB], kunt u de witbalans verfijnen of de Witbalans Bracket-functie
gebruiken door op [
] ( ) op het opnamescherm te drukken.
109
4. Opnamemodus
Soorten Scene Guide-modi
1: [Geprononceerd portret]
[Gave huid] en [Slanke stand] instellen
U kunt dezelfde instellingen voor [Gave huid] en [Slanke stand]
gebruiken als de instellingen die zijn gespecificeerd voor de
zelfopnamemodus.
Raak [ ] aan en selecteer de instelling.
[Gave huid]
Maakt de gezichten van
personen helderder en
hun huidtinten zachter.
[Slanke stand]
Laat personen er
slanker uitzien.
Raak de schuifbalk aan.
• U kunt deze instellen op "Uit" of een waarde
in het bereik van [1] tot [10]. Als u de
linkerrand van de schuifbalk selecteert
,
wordt deze ingesteld op "Uit".
ExitExit
Raak [Exit] aan
• Als u de AF-modus wijzigt in een andere instelling dan [
]
(gezichts-/oogdetectie), zijn [Gave huid] en [Slanke stand] niet meer
beschikbaar.
2: [Zachte huid]
• Wanneer een deel van
de achtergrond enz.
een kleur heeft die sterk
lijkt op de huidskleur,
dan wordt dat deel ook
verzacht.
• Deze modus is mogelijk
niet effectief als de
helderheid onvoldoende
is.
3: [Zacht tegenlicht]
110
4. Opnamemodus
4: [Ontspannen
atmosfeer]
5: [Kindergezicht]
• Wanneer u het gezicht
aanraakt, wordt er een
foto opgenomen met
de scherpstellings- en
belichtingsset voor de
aangeraakte locatie
6: [Landschap] 7: [Blauwe lucht]
8: [Romantische
zonsondergang]
9: [Levendige
zonsondergang]
10: [Glinsterend water]
• Het Star Filter dat
in deze modus
wordt gebruikt, kan
glinstereffecten
veroorzaken op
objecten die geen
wateroppervlak zijn.
11: [Heldere
nachtopname]
12: [Koele
nachtopname]
13: [Warme
nachtopname]
14: [Artistieke
nachtopname]
15: [Fonkelende
verlichting]
111
4. Opnamemodus
16: [Nachtop. uit hand]
• Nadat de ontspanknop
is ingedrukt, mag u de
camera niet bewegen
tijdens de burstopname.
• De kijkhoek wordt iets
smaller.
17: [Nachtportret]
• Statief en
zelfontspanner
aanbevolen.
• Wanneer [Nachtportret]
geselecteerd is, houdt u
het voorwerp ongeveer
1 seconde stil nadat de
foto is gemaakt.
18: [Bloemen]
• Bij close-upopnames
kunt u de flitser beter
niet gebruiken.
19: [Gerechten]
• Bij close-upopnames
kunt u de flitser beter
niet gebruiken.
20: [Desserts]
• Bij close-upopnames
kunt u de flitser beter
niet gebruiken.
21: [Bewegende dieren]
• De oorspronkelijke
instelling voor [AF ass.
lamp] is [OFF].
22: [Sport] 23: [Zwart-wit]
112
4. Opnamemodus
Creative Control-modus
U kunt de effecten selecteren die worden toegepast op basis van
voorbeeldfoto’s en deze effecten op het scherm bekijken.
1
Stel de modusknop in op [ ].
2
Selecteer het filtereffect.
Druk op om het filtereffect te
selecteren en druk op
.
• De selectie is ook mogelijk door aan
of
te draaien.
• Het filtereffect kan ook worden
geselecteerd door het aanraken van het
voorbeeldbeeld.
Previewweergave
Druk op [DISP.] om van scherm te
wisselen in de volgorde normale
weergave, gidsweergave en
lijstweergave.
De gidsweergave toont de
beschrijving van ieder filter.
1/8
• U kunt het selectiescherm ook weergeven door de
icoon van de opnamemodus in het opnamescherm
aan te raken.
• Afhankelijk van het filtereffect kan het opnamescherm er mogelijk uitzien
alsof er beelden ontbreken.
• [Witbalans] wordt vastgezet op [AWB] en ISO-gevoeligheid op [AUTO].
113
4. Opnamemodus
Creative Control-menu
Selecteer [ ]
[Filtereffect]
Hiermee kunt u het selectiescherm van het
filtereffect weergeven.
[Gelijktijdig zond. filter]
Hiermee kunt u de camera zo instellen
dat tegelijkertijd een beeld met en zonder
filtereffect wordt opgenomen.
Types en aanpassingen van filtereffecten
1
Druk op het opnamescherm op
[
] ( ).
2
Draai aan of om het in te
stellen.
• Druk de ontspanknop half in om terug te
keren naar het opnamescherm.
• Wanneer het filtereffect aangepast
is, wordt de filtericoon op het
opnamescherm aangeduid met [+].
114
4. Opnamemodus
Beeldeffect Items die kunnen worden ingesteld
[Expressief] Levendigheid
[Retro] Kleur
[Vroeger] Contrast
[Overbelichting] Kleur
[Donker] Kleur
[Sepia] Contrast
[Zwart-wit] Kleur
[Dynamisch zwart/wit] Contrast
[Ruw zwart-wit] Korrelig beeldeffect
[Zacht zwart-wit] Mate van onscherpte
[Expressieve indruk] Levendigheid
[Hoge dynamiek] Levendigheid
[Kruisproces] Kleur
[Speelgoedcam.effect] Kleur
[Speelgoedcamera levendig]
Bereik waarin de helderheid van de randen wordt
verminderd
[Bleach bypass] Contrast
[Miniatuureffect] Levendigheid
[Zachte focus] Mate van onscherpte
[Fantasie] Levendigheid
[Sterfilter]
Lichtstralen zijn kort/Lichtstralen zijn lang
Kleiner/groter
Draai naar links/Draai naar rechts
[Kleuraccent] Hoeveelheid behouden kleur
[Zonneschijn] Kleur
115
4. Opnamemodus
Het type onscherpte instellen ([Miniatuureffect])
Stel het filtereffect in op [Miniatuureffect].
Raak [ ] aan en dan [ ].
Druk op of om het
scherpgestelde gedeelte te verplaatsen.
• U kunt het scherpgestelde gedeelte ook
verplaatsen door het scherm aan te raken.
• U kunt de onscherpte-oriëntering ook
omschakelen door [
] aan te raken.
Draai aan of om de grootte van
het scherpgestelde gedeelte te wijzigen.
• Het gedeelte kan ook vergroot/verkleind worden door dit op het scherm met de
vingers te spreiden/dicht te knijpen.
• Om het ingestelde scherpgestelde gedeelte terug te zetten naar de
standaardinstelling, drukt u op [DISP.].
Druk op om in te stellen.
• Er wordt geen geluid in video’s opgenomen.
• De lengte van de video-opname is ongeveer 1/8 van de werkelijke
opnametijd. De weergegeven video-opnametijd zal ongeveer 8 keer langer
zijn dan de opnametijd die wordt weergegeven voor de normale video-
opname.
Afhankelijk van de opname-framesnelheid van de video kunnen de
opnameduur van de video en de beschikbare opnameduur afwijken van de
hierboven genoemde waarden.
• Als u de video-opname na korte tijd beëindigt, kan het zijn dat de camera
nog even doorgaat met opnemen.
116
4. Opnamemodus
De achtergelaten kleur instellen ([Kleuraccent])
Stel het filtereffect in op [Kleuraccent].
Raak [ ] aan en dan [ ].
Druk op om het frame te
verplaatsen en selecteer de kleur die u
wilt achterlaten.
• U kunt de achter te laten kleur ook
selecteren door het scherm aan te raken.
• Druk op [DISP.] om het frame naar het
midden terug te brengen.
Druk op om in te stellen.
De positie en afmetingen van de lichtbron instellen
([Zonneschijn])
Stel het filtereffect in op [Zonneschijn].
Raak [ ] aan en dan [ ].
Druk op om de middenpositie
van de lichtbron te verplaatsen.
• De positie van de lichtbron kan ook
verplaatst worden door het scherm aan te
raken.
Draai aan of om de grootte van
de lichtbron te regelen.
• Deze kan ook vergroot/verkleind worden door op het scherm de vingers te
spreiden/dicht te knijpen.
• Om de ingestelde lichtbron terug te zetten naar de standaardinstelling, drukt u
op [DISP.].
Druk op .
117
4. Opnamemodus
Fotograferen met verschillende onscherpte- en
helderheidsniveaus
Helderheid
Druk op [ ].
Draai of om de helderheid aan
te passen.
• Druk de ontspanknop half in om terug te
keren naar het opnamescherm.
Onscherpte van de achtergrond
(onscherpteregelingsfunctie) instellen
Druk op [ ] en vervolgens op [Fn4].
8.05.64.0
250 125 60 30 15
Draai of om de
achtergrondonscherpte aan te passen.
• Druk de ontspanknop half in om terug te
keren naar het opnamescherm.
118
4. Opnamemodus
Bij bediening via het aanraakscherm
Raak [ ] aan.
Raak het item aan dat u wilt instellen.
[
]: Het filtereffect aanpassen
[
]: Mate van onscherpte
[
]: Helderheid
Sleep de schuifbalk of de
belichtingsmeter om in te stellen.
• Druk de ontspanknop half in om terug te
keren naar het opnamescherm.
• Bediening van de onscherpteregeling is niet beschikbaar in de
[Miniatuureffect] ([
]-modus).
• In het scherm voor de instelling voor helderheid kunt u de belichtingsbracket
toewijzen aan
:
[
] [ ] [Inst. belichtingscomp scherm] (339)
119
5. Beeld opnemen
[Aspectratio]
U kunt de aspectratio van het beeld selecteren.
[ ] Selecteer [Aspectratio]
[4:3] Aspectratio van een 4:3 scherm
[3:2] Aspectratio van een standaard filmcamera
[16:9] Aspectratio van een 16:9 TV
[1:1] Vierkante aspectratio
• Als de volgende functie gebruikt wordt, is [Aspectratio] niet beschikbaar:
– [Multi-belicht.]
120
5. Beeld opnemen
[Fotoresolutie]
Stelt de fotoresolutie van het beeld in.
[ ] Selecteer [Fotoresolutie]
[Aspectratio] 4:3 3:2 16:9 1:1
[Fotoresolutie]
[L] 20M
5184×3888
[L] 17M
5184×3456
[L] 14.5M
5184×2920
[L] 14.5M
3888×3888
[M] 10M
3712×2784
[M] 9M
3712×2480
[M] 8M
3840×2160
[M] 7.5M
2784×2784
[S] 5M
2624×1968
[S] 4.5M
2624×1752
[S] 2M
1920×1080
[S] 3.5M
1968×1968
• Als [Ex. tele conv.] ([Opname]) ingesteld is, worden de beeldresoluties [M] en [S]
aangeduid met [
].
• Als de volgende functies gebruikt worden, is [Fotoresolutie] niet
beschikbaar:
– [4K-FOTO], [Post Focus]
– [
] ([Kwaliteit])
– [Multi-belicht.]
121
5. Beeld opnemen
[Kwaliteit]
Stelt de compressiesnelheid in die voor het opslaan van foto’s gebruikt
wordt.
[ ] Selecteer [Kwaliteit]
Instelling
Bestands
formaat
Details van de instellingen
JPEG
JPEG-foto’s waarbij voorrang aan de beeldkwaliteit
gegeven wordt.
JPEG-foto’s van standaard beeldkwaliteit.
Dit is nuttig voor het verhogen van het aantal
opneembare beelden zonder de fotoresolutie te
wijzigen.
RAW+JPEG
Hiermee worden RAW- en JPEG-foto’s ([
] of
[
]) gelijktijdig opgenomen.
RAW Hiermee worden RAW-beelden opgenomen.
122
5. Beeld opnemen
Opmerking over RAW
Het RAW-formaat heeft betrekking op een gegevensformaat van beelden die
niet op de camera verwerkt zijn.
Het afspelen en bewerken van RAW-beelden vereist de aanwezigheid van de
camera of de speciale software.
• U kunt RAW-beelden op de camera verwerken. (288)
• Gebruik software ("SILKYPIX Developer Studio" van Ichikawa Soft
Laboratory) om RAW-bestanden op een PC te verwerken en te bewerken.
(444)
• Foto’s die met [
] genomen zijn, kunnen tijdens het afspelen niet vergroot
op de maximale vergroting weergegeven worden.
Neem foto’s met [
] of [ ] als u na de opname de scherpstelling
ervan op de camera wilt controleren.
• RAW-beelden worden altijd opgenomen in de resolutie [L] van de
beeldverhouding [4:3].
• Als u een beeld wist dat op de camera opgenomen is met [
] of [ ],
zullen de RAW- en de JPEG-beelden gelijktijdig gewist worden.
• [
], [ ] en [ ] zijn niet beschikbaar als de volgende functie gebruikt
wordt:
– [
]-modus ([Nachtop. uit hand])
• Als de volgende functies gebruikt worden, is [Kwaliteit] niet beschikbaar:
– [4K-FOTO], [Post Focus]
– [Multi-belicht.]
123
5. Beeld opnemen
[Map- / Bestandsinstell.]
Stel de map- en bestandsnaam in waarop de beelden opgeslagen worden.
Mapnaam Bestandsnaam
100ABCDE
PABC0001.JPG
Mapnummer (3 cijfers, 100 tot 999)
Kleurruimte
([P]: sRGB, [ _ ]: AdobeRGB)
Door gebruiker gedefinieerd segment
van 5 tekens
Door gebruiker gedefinieerd segment
van 3 tekens
Bestandsnummer (4 cijfers, 0001 tot 9999)
Extensie
[ ] Selecteer [Map- / Bestandsinstell.]
[Map Selecteren] Selecteert een map om beelden in op te slaan.
[Maak nieuwe
map]
Creëert een nieuwe map met een verhoogd mapnummer.
Als er geen opneembare mappen op de kaart staan,
wordt een scherm voor het resetten van het mapnummer
weergegeven.
[OK]
Toenames van het mapnummer zonder
wijziging van het door gebruiker
gedefinieerde segment van 5-tekens
(
boven).
[Wijzig]
Wijzigt het door gebruiker gedefinieerde
segment van 5 tekens (
boven). Dit zal
ook het mapnummer doen toenemen.
[Bestandsnaaminstelling]
[Link
Mapnummer]
Gebruikt het door gebruiker gedefinieerde
segment van 3 tekens (
boven) om het
mapnummer (
boven) in te stellen.
[Gebruikersinstelling]
Wijzigt het door gebruiker gedefinieerde
segment van 3 tekens (
boven).
• Beschikbare lettertekens: alfabetische lettertekens (hoofdletters), nummers, [ _ ]
(zie "Tekens invoeren" (372))
124
5. Beeld opnemen
• Iedere map kan tot 1000 bestanden opslaan.
• De bestandsnummers worden van 0001 tot 9999 toegekend in de volgorde
van opname.
Als u de map voor het opslaan verandert, zal een nummer toegekend
worden dat een voortzetting is vanaf het laatste bestandsnummer.
• In de volgende gevallen zal automatisch een nieuwe map met een
toegenomen mapnummer gecreëerd worden, als het volgende bestand
opgeslagen wordt:
– Het aantal bestanden in de huidige map bereikt 1000.
– Het bestandsnummer bereikt 9999.
• Er kunnen geen nieuwe mappen gecreëerd worden als er mappen zijn die
van 100 tot 999 genummerd zijn.
We raden aan een back-up van uw gegevens te maken en de kaart te
formatteren.
125
5. Beeld opnemen
[Nr. resetten]
Vernieuw het mapnummer om het bestandsnummer weer in te stellen op
0001.
[ ] Selecteer [Nr. resetten]
• Als het mapnummer de waarde 999 bereikt, kan het nummer niet gereset
worden.
We raden aan een back-up van uw gegevens te maken en de kaart te
formatteren.
• Om het mapnummer op 100 te resetten:
Voer [Formatteren] uit om de kaart te formatteren. (40)
Voer [Nr. resetten] uit om het bestandsnummer te resetten.
Selecteer [Ja] in het scherm voor het resetten van de mapnummers.
126
6. Scherpstellen/Zoom
Selecteren van de Focusmodus
Selecteer de scherpstelmethode (focusmodus) die bij de beweging van
het onderwerp past.
Instellen van de Focusmodus.
[ ]/[ ] [Focusfunctie]
[AFS]
Dit is geschikt voor het opnemen van stilstaande onderwerpen.
Wanneer de ontspanknop tot halverwege wordt ingedrukt, wordt de
flitser geactiveerd.
Het focuspunt blijft vergrendeld terwijl de ontspanner tot halverwege
ingedrukt is.
[AFF]
*
1
Dit is geschikt voor het opnemen van onderwerpen met bewegingen
die niet voorspeld kunnen worden.
Als het onderwerp beweegt terwijl de ontspanknop halverwege
ingedrukt is, wordt het scherpstelpunt constant aangepast aan de
beweging van het onderwerp.
[AFC]
*
1
Dit is geschikt voor het opnemen van bewegende onderwerpen.
Terwijl de ontspanner tot halverwege ingedrukt is, wordt het focuspunt
constant aangepast al naargelang de beweging van het onderwerp.
[MF]
Handmatige scherpstelling. Gebruik dit wanneer u de scherpstelling
wilt vastzetten of wilt vermijden dat AF geactiveerd wordt. (148)
*
1 Dit voorspelt de beweging van het onderwerp met handhaving van de
scherpstelling. (Bewegingsvoorspelling)
127
6. Scherpstellen/Zoom
• In de volgende gevallen werkt [AFF] of [AFC] hetzelfde als [AFS] wanneer
de ontspanknop halverwege wordt ingedrukt:
– [
]-modus, [ ]-modus
– [4K-burst (S/S)]
– In situaties met weinig licht
• [AFF] is niet beschikbaar als 4K-foto’s gemaakt worden. Continu AF werkt
tijdens de opname.
• Deze functie is niet beschikbaar voor opnames met Post Focus.
128
6. Scherpstellen/Zoom
AF gebruiken
AF (Auto Focus) betekent automatisch scherpstelling.
Selecteer de focusmodus en de Af mode die geschikt is voor het
onderwerp en de scène.
1
Instellen van de Focusmodus. (126)
[ ]/[ ] [Focusfunctie] [AFS]/[AFF]/[AFC]
2
Selecteer de AF-modus.
Druk op [ ] ( ) om het
selectiescherm van de AF-modus
weer te geven en stel in met gebruik
van
. (131)
• In de [ ]/[ ]-modus zal iedere druk
op [
] ( ) het schakelen tussen [ ]
en [
] tot gevolg hebben. (80)
3
Druk de sluiterknop tot
halverwege in.
De AF mode werkt.
Scherpstelaanduiding
AF-gebied
Focus
Scherp gesteld Niet scherp gesteld
Scherpstelaanduiding Brandt Knippert
AF-gebied Groen
AF-toon Twee pieptonen
129
6. Scherpstellen/Zoom
Low illumination AF
• In een donkere omgeving werkt low illumination AF automatisch en wordt de
focusweergave aangeduid als [
].
• Scherpstellen kan langer duren dan normaal.
Starlight AF
• Als de camera sterren in de nachthemel detecteert nadat low illumination AF
vastgesteld is, zal Starlight AF geactiveerd worden.
Als de scherpstelling verkregen is, zal de focusweergave [
] weergeven en zal
het AF-gebied weergegeven worden op de scherpgestelde zone.
• De randen van het scherm kunnen Starlight AF niet detecteren.
Onderwerpen en opname-omstandigheden die het scherp stellen met de
AF mode moeilijk maken
– Snel bewegende onderwerpen
– Extreem heldere onderwerpen
– Onderwerpen zonder contrast
– Onderwerpen die achter glas opgenomen zijn
– Onderwerpen vlakbij glanzende objecten
– Onderwerpen op zeer donkere plaatsen
– Als onderwerpen zowel ver als dichtbij opgenomen worden
• Als de volgende handelingen worden uitgevoerd tijdens het opnemen met
[AFF] of [AFC] kan het enige tijd duren voordat de camera is scherpgesteld.
– Bij het inzoomen van het groothoek-uiteinde naar het telefoto-uiteinde
– Wanneer het onderwerp plotseling verandert van ver weg naar dichtbij
• Als de zoom gebruikt wordt nadat scherp gesteld is, kan de scherpstelling
verkeerd zijn. Pas de scherpstelling in dat geval opnieuw aan.
• U kunt de ontspanner snel loslaten door de ontspanknop tot halverwege in
te drukken:
[
] [ ] [Ontsp. knop half indr.] (333)
• Als de camerabeweging vermindert, is het mogelijk om automatisch scherp
te stellen:
[
] [ ] [Quick AF] (334)
130
6. Scherpstellen/Zoom
[AF-Gevoeligheid(Foto)]
Stelt de tracking-gevoeligheid voor de beweging van de onderwerpen in.
1
Zet de focusmodus op [AFF] of [AFC]. (126)
2
Stel [AF-Gevoeligheid(Foto)] in.
[ ]
[AF-Gevoeligheid(Foto)]
+
Als de afstand tot het onderwerp aanzienlijk verandert, past de camera het
brandpunt onmiddellijk opnieuw aan. U kunt verschillende onderwerpen achter
elkaar scherp stellen.
Als de afstand tot het onderwerp aanzienlijk verandert, wacht de camera
even alvorens het brandpunt opnieuw aan te passen. Dit stelt u in staat te
voorkomen dat het brandpunt per ongeluk opnieuw aangepast wordt wanneer
bijvoorbeeld een bewegend onderwerp het beeld passeert.
• Als de volgende functies gebruikt worden, is [AF-Gevoeligheid(Foto)] niet
beschikbaar:
– [4K-FOTO], [Post Focus]
131
6. Scherpstellen/Zoom
De AF-modus selecteren
Selecteer de scherpstelmethode die bij de positie en het aantal
onderwerpen past.
1
Druk op [ ] ( ).
2
Selecteer de AF mode.
Druk op om een item te
selecteren en druk vervolgens op
.
De selectie is ook mogelijk door aan
of te draaien.
[Gezicht/ogen
detecteren]
133
[Tracking]
135
[49-zone]
137
enz.
Voorkeur multi
138
140
[1-zone]
141
[Spot]
142
132
6. Scherpstellen/Zoom
• Als de volgende functies gebruikt worden, is [ ] niet beschikbaar:
– [Heldere nachtopname], [Koele nachtopname], [Warme nachtopname],
[Artistieke nachtopname], [Fonkelende verlichting], [Nachtop. uit hand],
[Gerechten], [Desserts] ([
]-modus)
• Als de volgende functies gebruikt worden, is [
] niet beschikbaar:
– [Intervalopname]
– [Samenstelling Live View]
• Als de focusmodus op [AFF] of [AFC]gezet is, is [
] niet beschikbaar.
• Als de volgende functie gebruikt wordt, staat de AF-modus vast op [
]
([Gezicht/ogen detecteren]):
– Zelfopnamemodus (Als [
] in de AF-modus niet beschikbaar is
in de huidige opnamemodus, wordt een beschikbare instelling voor
scherpstelling voor elke opnamemodus gebruikt.)
– [4K Live Bijsnijden]
• Als de volgende functies gebruikt worden, staat de AF-modus vast op [
]:
– [Dig. zoom] (alleen DC-G100)
– [Miniatuureffect] ([
]-modus)
• Als de volgende functies gebruikt worden, is [AF mode] niet beschikbaar:
– [Post Focus]
– [Trekfocus] ([Snapfilm])
• Wanneer [Dig. zoom] ingesteld is, is het niet mogelijk het AF-gebied te
verplaatsen of de omvang ervan te wijzigen. (Alleen DC-G100)
133
6. Scherpstellen/Zoom
[Gezicht/ogen detecteren]
De camera detecteert automatisch gezichten en ogen van mensen.
Wanneer de camera het gezicht van een
persoon detecteert
/ , wordt een AF-
gebied weergegeven.
Geel
AF Area die scherp gesteld moet
worden. De camera selecteert dit
automatisch.
Wit
Weergegeven wanneer meerdere
onderwerpen gedetecteerd zijn.
• De oogdetectie werkt alleen voor de ogen
binnen het gele kader
.
De ogen specificeren waarop scherpgesteld moeten worden
Raak het oog aan waarop
scherpgesteld moeten worden.
• Raak [ ] aan om de opgegeven
instellingen te annuleren.
• Het oog waarop wordt scherpgesteld kan niet worden gewijzigd wanneer
[4K Live Bijsnijden] is ingesteld.
• Als de ogen van een persoon gedetecteerd worden, wordt scherp gesteld
op het oog dat zich het dichtst bij de camera bevindt.
De belichting zal aangepast worden aan het gezicht. (Als [Meetfunctie] op
[
] gezet is)
• De camera kan de gezichten van tot 15 personen detecteren.
• Als er geen mensen gedetecteerd worden, werkt de camera als [
].
• Tijdens het opnemen kunt u het bereik voor het oppikken van geluid
van de ingebouwde microfoon laten samenwerken met de gezichts-/
oogdetectiefunctie:
[
] [Ingebouwde microfoon] (267)
134
6. Scherpstellen/Zoom
Het gele AF-gebied verplaatsen en de afmetingen ervan
veranderen
Druk op [ ] ( ) om het selectiescherm van de AF-modus weer te
geven.
Selecteer [ ] en druk vervolgens op .
Druk op om de positie van het
AF-gebied te verplaatsen.
Draai aan de of de om de grootte
van het AF-gebied te veranderen.
Druk op .
• Druk op het opnamescherm op of raak
[
] aan om de instelling van het AF-
gebied te annuleren.
Handelingen op het scherm voor verplaatsing van het AF-gebied
Knop
bediening
Aanraak
bediening
Beschrijving van de bediening
Aanraken Beweegt het AF-gebied.
Spreiden/
dichtknijpen
Vergroot/verkleint het AF-gebied met kleine
stappen.
Vergroot/verkleint het AF-gebied.
[DISP.] [Reset]
Eerste keer: Doet het AF-gebied naar het midden
terugkeren.
Tweede keer: Doet de afmetingen van het AF-
gebied naar de standaardinstelling terugkeren.
135
6. Scherpstellen/Zoom
[Tracking]
Het AF-gebied volgt de beweging van het onderwerp met handhaving van
de scherpstelling.
Tracking starten.
Richt het AF-gebied rondom het
onderwerp en druk de ontspanner tot
halverwege in.
• Wanneer het onderwerp wordt gedetecteerd,
wordt het Tracking AF-gebied groen. Wanneer
u de ontspanknop loslaat, wordt het Tracking
AF-gebied geel en wordt uw onderwerp
automatisch scherp in beeld gehouden.
• Dezelfde handeling kan uitgevoerd worden
door het onderwerp aan te raken.
• Om AF Tracking vrij te geven,
→Raak [
] aan of druk op .
• Als tracking mislukt, zal het Af Area rood
knipperen.
• Stel [Meetfunctie] in op [ ] om verder te gaan met het aanpassen van de
belichting.
• In de volgende gevallen werkt [
] als [ ]:
– [Glinsterend water], [Fonkelende verlichting], [Bloemen], [Zwart-wit]
([
]-modus)
– [Sepia], [Zwart-wit], [Dynamisch zwart/wit], [Ruw zwart-wit],
[Zacht zwart-wit], [Zachte focus], [Sterfilter], [Zonneschijn] ([
]-modus)
– [Zwart-wit], [L.Zwart-wit], [L.Zwart-wit D] ([Fotostijl])
– Als het onderwerp klein is
136
6. Scherpstellen/Zoom
Verplaats de positie van het AF-gebied
Druk op [ ] ( ) om het selectiescherm van de AF-modus weer te
geven.
Selecteer [ ] en druk dan op .
Druk op om de positie van het AF-gebied te verplaatsen.
• U kunt het AF-gebied ook verplaatsen door hem aan te raken.
• Druk op [DISP.] om de positie naar het midden terug te brengen.
Druk op .
137
6. Scherpstellen/Zoom
[49-zone]
De camera selecteert uit 49 gebieden het
meest optimale AF-gebied om scherp te
stellen.
Als meer AF-gebieden geselecteerd zijn,
zullen alle AF-gebieden scherp gesteld
worden.
Het AF-gebied verplaatsen en de afmetingen ervan
veranderen
U kunt de scherpstelpositie instellen door een groep
AF-gebieden te selecteren. Het AF-gebied, dat met
49 punten wordt geconfigureerd, wordt in groepen
verdeeld die elk uit 9 punten bestaan (6 of 4 punten
voor de groepen die zich aan de randen van het
scherm bevinden).
Druk op [ ] ( ) om het selectiescherm van de
AF-modus weer te geven.
Selecteer [ ] en druk op .
Druk op om een groep AF-gebieden te
selecteren.
• U kunt het AF-gebied ook verplaatsen door het aan te
raken.
• Om de positie van het AF-gebied terug te zetten naar
het midden, drukt u op [DISP.].
Druk op .
• De instelling van het AF-gebied wordt gewist wanneer
op
wordt gedrukt of [ ] wordt aangeraakt.
Voorbeelden van
groep
• De weergavemethode voor het AF-gebied dat gebruikmaakt van
scherpstelling op 49 zones, kan gewijzigd worden:
[
] [ ] [Weergave AF-gebied] (337)
138
6. Scherpstellen/Zoom
/ /
Voorkeur multi (horizontaal, verticaal,
midden)
[Horizontaal patroon]
Ideale vorm voor verschuiven enz.
[Verticaal patroon]
Ideale vorm voor het opnemen van
gebouwen enz.
[Cent. patroon]
In de 49 AF-gebieden kan worden
scherpgesteld op een centrale ovale zone.
139
6. Scherpstellen/Zoom
Het AF-gebied verplaatsen en de afmetingen ervan veranderen
Druk op [ ] ( ) om het selectiescherm van de AF-modus weer te geven.
Selecteer een icoon voor Voorkeur multi ([ ] enz.) en druk op .
Selecteer [ ], [ ] of [ ] en druk
vervolgens op
.
Druk op om de positie van het
AF-gebied te verplaatsen.
• U kunt het AF-gebied ook verplaatsen door
hem aan te raken.
Draai aan de of de om de grootte van het AF-gebied te veranderen.
• U kunt ook met uw vingers een knijpende/spreidende beweging in het AF-
gebied maken om de afmetingen te veranderen.
De eerste druk op [DISP.] veroorzaakt de terugkeer van de positie van het AF-
gebied naar het midden.
De tweede druk zet de grootte van het AF-gebied weer op de standaardinstelling.
Druk op .
Het ingestelde AF-gebied registreren in [ ], [ ] en [ ] (aangepast)
1
Druk op op het scherm bij stap .
2
Selecteer met de doelicoon voor registratie en druk op .
• De instellingen die zijn aangepast in [ ], [ ] of [ ] worden naar de
standaardinstellingen hersteld wanneer de camera wordt uitgeschakeld.
• De weergavemethode voor het AF-gebied dat gebruikmaakt van
scherpstelling op 49 zones, kan gewijzigd worden:
[
] [ ] [Weergave AF-gebied] (337)
140
6. Scherpstellen/Zoom
Voorkeur multi (C1 tot C3)
De vorm van het AF-gebied kan naar goeddunken ingesteld worden in de
49 AF-gebieden.
Het ingestelde AF-gebied kan worden geregistreerd met behulp van [
]
tot [
].
Druk op [ ] ( ) om het selectiescherm van de AF-modus weer te geven.
Selecteer een icoon voor Voorkeur multi ([ ] enz.) en druk op .
Selecteer een van de [ ] tot [ ] en
druk vervolgens op
.
Selecteer het AF-gebied.
Aanraak bediening
Raak de zone aan om het AF-gebied
te maken.
• Om achtereenvolgende punten te
selecteren, versleept u het scherm.
• Om de selectie van het geselecteerde
AF-gebied te annuleren, raakt u de zone
opnieuw aan.
Knop bediening
Druk op
om het AF-gebied te selecteren en stel vervolgens
in met
. (Herhaal dit)
• Druk opnieuw op om de selectie van het geselecteerde AF-gebied te
annuleren.
• Druk op [DISP.] om alle selecties te annuleren.
Druk op [Fn4].
• De weergavemethode voor het AF-gebied dat gebruikmaakt van
scherpstelling op 49 zones, kan gewijzigd worden:
[
] [ ] [Weergave AF-gebied] (337)
141
6. Scherpstellen/Zoom
[1-zone]
Specificeer het punt dat moet worden
scherpgesteld.
Het AF-gebied verplaatsen en de afmetingen ervan
veranderen
Druk op [ ] ( ) om het selectiescherm van de AF-modus weer te
geven.
Selecteer [ ] en druk vervolgens op .
Druk op om de positie van het
AF-gebied te verplaatsen.
Draai aan de of de om de grootte
van het AF-gebied te veranderen.
Druk op .
• Raadpleeg "Handelingen op het scherm voor verplaatsing van het AF-
gebied" op pagina 134 voor informatie over handelingen om het AF Area te
verplaatsen.
142
6. Scherpstellen/Zoom
[Spot]
U kunt een preciezere scherpstelling op
een klein punt verkrijgen.
Als u de sluiterknop tot halverwege indrukt
zal het scherm waarop u de scherpstelling
kunt controleren vergroot worden.
Verplaats de positie van het AF-gebied
Druk op [ ] ( ) om het selectiescherm van de AF-modus weer te
geven.
Selecteer [ ] en druk dan op .
Druk op om de positie van [+] in te stellen en druk vervolgens
op
.
• De geselecteerde positie op het scherm zal vergroot worden.
• Het AF-gebied kan niet naar de rand van het beeldscherm verplaatst worden.
Druk op om de positie van [+]
fijn aan te passen.
Druk op .
143
6. Scherpstellen/Zoom
Bediening van het vergrotingsvenster
Knop
bediening
Aanraak
bediening
Beschrijving van de bediening
Aanraken Verplaatst [+].
Spreiden/
dichtknijpen
Vergroot/verkleint het scherm met kleine
stappen.
Vergroot/verkleint het scherm.
Schakelt het vergrotingsvenster om
(venstermodus/volledig schermmodus).
[DISP.] [Reset]
Eerste keer: Keert terug naar het scherm in
stap
.
Tweede keer: Doet het AF-gebied naar het
midden terugkeren.
• Als het beeld in de venstermodus weergegeven wordt, kunt u het beeld ongeveer
3x tot 6x vergroten; als het beeld op het volledige scherm weergegeven wordt, kunt
u het beeld ongeveer 3x tot 10x vergroten.
• U kunt ook een foto maken door [
] aan te raken.
• Als de volgende functies gebruikt worden, schakelt [ ] naar [ ]:
– Video-opname, [4K-FOTO]
• U kunt de weergavemethode van het vergrote scherm veranderen:
[
] [ ] [Spot AF-Instelling] (334)
144
6. Scherpstellen/Zoom
Het AF-gebied verplaatsen door aanraking
U kunt het AF-gebied naar een aangeraakte positie op het scherm verplaatsen.
Scherpstelling en helderheid van de aangeraakte
positie optimaliseren
Stel [Touch AF] in.
[ ] [ ] [Touch inst.]
[Touch AF]
[AF]
Dit stelt het aangeraakte
onderwerp scherp.
[AF+AE]
Dit stelt het aangeraakte
onderwerp scherp en past de
helderheid ervan aan.
• De standaardinstelling is [AF].
Scherpstelling op de aangeraakte positie ([AF])
Raak het onderwerp aan.
• De positie van het AF-gebied gaat naar de aangeraakte positie.
De grootte van het AF-gebied kan worden ingesteld wanneer de AF-
modus in de volgende standen staat:
– [ ] ([Gezicht/ogen detecteren]), [ ] ([1-zone]), [ ] ([Spot])
– [
] enz. ([Verticaal patroon], [Horizontaal patroon] or [Cent. patroon] van
Voorkeur multi)
Maak met uw vingers een knijpende of spreidende beweging om de
afmetingen van het AF-gebied te veranderen.
• De eerste aanraking van [Reset] veroorzaakt de terugkeer van de positie van
het AF-gebied naar het midden.
De tweede druk zet de grootte van het AF-gebied weer op de fabrieksinstelling.
• Met [
] vinden de bewerkingen plaats op een vergroot scherm. (143)
Raak [Inst.] aan.
• In [ ], raakt u [Exit] aan.
145
6. Scherpstellen/Zoom
Scherpstelling en aanpassing helderheid van de
aangeraakte positie ([AF+AE])
Raak het onderwerp aan waarvoor u de
helderheid wilt regelen.
• Op de aangeraakte positie wordt een
AF-gebied weergegeven dat op dezelfde
manier werkt als [
].
Hierdoor wordt een punt geplaatst om de
helderheid op het midden van het AF-
gebied aan te passen.
• [Meetfunctie] is ingesteld op [
], dat
uitsluitend voor [Touch AE] wordt gebruikt.
ResetReset
Inst.Inst.
Maak met uw vingers een knijpende of spreidende beweging om de
afmetingen van het AF-gebied te veranderen.
• De eerste aanraking van [Reset] veroorzaakt de terugkeer van de positie van
het AF-gebied naar het midden. De tweede druk zet de grootte van het AF-
gebied weer op de fabrieksinstelling.
Raak [Inst.] aan.
• De [AF+AE] -gebiedsinstelling wordt geannuleerd als u [ ] aanraakt
(wanneer [
] is ingesteld: [ ]) op het opnamescherm.
• Als de volgende functies gebruikt worden, is [AF+AE] niet beschikbaar:
– [Dig. zoom] (alleen DC-G100)
– [4K Live Bijsnijden]
146
6. Scherpstellen/Zoom
Het AF-gebied verplaatsen in de zoekerweergave
Tijdens de zoekerweergave kunt u het scherm aanraken om de positie en
de grootte van het AF-gebied te veranderen.
1
Stel [Touchpad AF] in.
[ ] [ ] [Touch inst.]
[Touchpad AF]
[EXACT]/
[OFFSET1] tot [OFFSET7]
2
Verplaats de positie van het
AF-gebied.
Raak het scherm aan tijdens de
zoekerweergave.
3
Verander de grootte van het
AF-gebied.
Draai aan of .
• De eerste druk op [DISP.] veroorzaakt
de terugkeer van de positie van het AF-
gebied naar het midden. De tweede druk
zet de grootte van het AF-gebied weer op
de fabrieksinstelling.
4
Bevestig uw selectie.
Druk de sluiterknop tot halverwege
in.
147
6. Scherpstellen/Zoom
Items instellen ([Touchpad AF])
[EXACT]
Verplaatst het AF-
gebied van de zoeker
door aanraking van de
gewenste positie op
de touchpad.
[OFFSET1]
tot
[OFFSET7]
Verplaatst het
AF-gebied van de
zoeker met de afstand
waarover u uw vinger
op de touchpad
versleept.
Selecteer het bereik dat moet worden gedetecteerd met de
sleepbewerking.
[OFFSET1] (gehele gebied)/[OFFSET2] (rechterhelft)/
[OFFSET3] (rechtsboven)/[OFFSET4] (rechtsonder)/
[OFFSET5] (linkerhelft)/[OFFSET6] (linksboven)/
[OFFSET7] (linksonder)
[OFF]
• Als de volgende functies gebruikt worden, is [Touchpad AF] niet
beschikbaar.
– [4K Live Bijsnijden]
– [Trekfocus] in [Snapfilm]
148
6. Scherpstellen/Zoom
Opnemen met handmatige scherpstelling
MF (Manuele Focus) betekent handmatige scherpstelling.
Gebruik deze functie als u een vaste scherpstelling wenst of als de
afstand tussen de lens en het object vast is en u AF niet wenst te
gebruiken.
1
Instellen van de Focusmodus.
[ ] [Focusfunctie] [MF]
Druk de ontspanknop half in
om terug te keren naar het
opnamescherm.
2
Druk op [ ] ( ).
3
Selecteer het focuspunt.
Druk op om het
scherpstelpunt te selecteren.
• Druk op [DISP.] om het scherp te stellen
punt naar het midden terug te brengen.
149
6. Scherpstellen/Zoom
4
Bevestig uw selectie.
Druk op .
Zo wordt naar het MF Assist-scherm
geschakeld dat een vergrote
weergave toont.
5
Scherpstellen.
De handelingen voor het scherpstellen zijn afhankelijk van de
lens.
Wanneer u een onderling verwisselbare lens zonder focusring gebruikt
Druk op
: Stelt scherp op een
onderwerp dichtbij
Druk op
: Stelt scherp op een
onderwerp veraf
Schuifbalk
• Wanneer u ingedrukt houdt, wordt sneller scherpgesteld.
• U kunt ook scherpstellen door de schuifbalk te slepen.
Wanneer u een onderling verwisselbare lens met focusring gebruikt
Naar
draaien: Stelt scherp op een onderwerp
dichtbij
Naar
draaien: Stelt scherp op een onderwerp
veraf
Wanneer u de onderling verwisselbare lens met een focushendel
gebruikt
Ga naar de
-zijde: Stelt scherp op een onderwerp
dichtbij
Ga naar de
-zijde: Stelt scherp op een onderwerp
veraf
• De scherpstellingssnelheid is afhankelijk van de
beweging van de focushendel.
150
6. Scherpstellen/Zoom
• Dit zal het scherpgestelde gedeelte
weergeven met een kleuraccentuering.
(Focus Peaking)
• Er wordt een richtlijn voor de opname-
afstand weergegeven. (MF-gids)
MF Assist (vergroot scherm)
Focus Peaking
MF-gids
6
Sluit het MF Assist-scherm.
Druk de sluiterknop tot halverwege
in.
Deze handeling kan ook uitgevoerd
worden door op
te drukken.
7
Start de opname.
Druk de ontspanknop geheel in.
151
6. Scherpstellen/Zoom
Handelingen op het MF Assist-scherm
Knop
bediening
Aanraak
bediening
Beschrijving van de bediening
*
1
Verslepen Verplaatst de positie van de vergrote zone.
Spreiden/
dichtknijpen
Vergroot/verkleint het scherm met kleine
stappen.
Vergroot/verkleint het scherm.
*
2
Schakelt het vergrotingsvenster om
(venstermodus/volledig schermmodus)
*
3
.
[DISP.]
*
1
[Reset]
*
1
Eerste keer: Doet de positie van MF Assist naar
het midden terugkeren.
Tweede keer: Doet de vergroting van MF Assist
naar de standaardinstelling terugkeren.
De AF-modus werkt.
*
4
*
1 Als een onderling verwisselbare lens zonder focusring gebruikt wordt, kunt u deze
handelingen uitvoeren nadat u op
gedrukt heeft, om het scherm weer te geven
dat u in staat stelt de te vergroten zone in te stellen.
*
2
Kan niet worden ingesteld in de [
]-modus.
*
3 Als het beeld in de venstermodus weergegeven wordt, kunt u het beeld ongeveer
3x tot 6x vergroten; als het beeld op het volledige scherm weergegeven wordt,
kunt u het beeld ongeveer 3x tot 20x vergroten.
*
4 Auto Focus werkt ook met de volgende handelingen.
– Door op de Fn-knop te drukken waaraan [AF AAN] toegekend is (212)
– Verslepen van het scherm en loslaten van uw vinger op de positie waarop u
wilt scherpstellen
152
6. Scherpstellen/Zoom
• U kunt op het opnamescherm aan de focusring draaien om het MF
Assist-scherm weer te geven. Als de focusring is gedraaid om het scherm
te vergroten, wordt na een bepaalde tijdsduur na het stoppen van de
bewerking het assistscherm verlaten.
• Het referentieteken van de opname-
afstand is een merkteken dat gebruikt
wordt om de opname-afstand te meten.
Gebruik dit bij het opnemen van foto’s
met handmatige scherpstelling of bij het
maken van close-ups.
• Wanneer u een onderling verwisselbare lens zonder focusring gebruikt en
in de volgende gevallen zijn handmatige scherpstellingshandelingen niet
mogelijk tijdens de opname als de sluitertijd heel traag is.
– [
]-modus (wanneer [Belicht.stand] is ingesteld op [M])
– [
]-modus (wanneer [S&Q belicht.stand] is ingesteld op [M])
(Wanneer een onderling verwisselbare lens met focusring gebruikt
wordt, kunt u handmatig scherpstellen, maar autofocus werkt niet tijdens
handmatig scherpstellen.)
• MF Assist en MF-gids worden wellicht niet weergegeven, afhankelijk van
de gebruikte lens. U kunt MF Assist echter weergeven door de camera
rechtstreeks te bedienen via het aanraakscherm of met een knop.
• U kunt de MF Assistpositie apart onthouden voor verticale en horizontale
standen:
[
] [ ] [Focusoversch. vr Ver./ Hor.] (337)
• U kunt de beweging van de MF Assist-positie op loop instellen:
[
] [ ] [Loop verpl. focus kader] (337)
• U kunt de weergavemethode van het vergrote scherm veranderen:
[
] [ ] [MF assist] (338)
• U kunt de werking van de focusring uitschakelen:
[
] [ ] [Vergrendeling focusring] (341)
• U kunt de Focuspeaking-gevoeligheid en de weergavemethode wijzigen:
[
] [ ] [Peaking] (344)
• U kunt de weergave van de MF-gids veranderen:
[
] [ ] [MF-gids] (347)
• De camera slaat het focuspunt op wanneer u hem uitschakelt:
[
] [ ] [Lenspositie Hervatten] (349)
153
6. Scherpstellen/Zoom
Opname met zoom
Gebruik de optische zoom van de lens om met telefoto of groothoek te
zoomen.
: Telefoto, vergroot een onderwerp op grote afstand
: Groothoek, vergroot de gezichtshoek
Onderling
verwisselbare lens
met een zoomring
Draai aan de zoomring.
Onderling
verwisselbare
lens die power
zoom (elektrisch
bediende zoom)
ondersteunt
Beweeg de zoomhendel.
(De zoomsnelheid
is afhankelijk van de
bewegingsstand van de
hendel.)
• Als u [Zoombediening]
aan een Fn-knop toekent,
kunt u de optische zoom
langzaam bedienen door
op
te drukken, of
snel door op
te
drukken.
Onderling
verwisselbare lens
die geen zoom
ondersteunt
De optische zoom is niet beschikbaar.
154
6. Scherpstellen/Zoom
Extra Teleconversie
[Ex. Tele Conv.] stelt u in staat foto’s op te nemen die verder uitvergroot
zijn, voorbij wat met een optische zoom mogelijk is, zonder dat dit een
verslechtering van de afbeeldingskwaliteit veroorzaakt.
[Ex. tele conv.] ([Opname])
• De maximum vergrotingsverhouding van [Ex. tele conv.] verschilt afhankelijk van
de [Fotoresolutie] en [Aspectratio] die zijn gesteld in het [Opname]-menu.
– Wanneer de instelling is ingesteld op [
M]: tot 1,4x
– Wanneer de instelling is ingesteld op [
S]: tot 2,0x
Zet [Fotoresolutie] op [M] of [S].
[ ] [Fotoresolutie] [M]/[S]
Stel [Ex. tele conv.] in.
[ ] [Ex. tele conv.]
[ZOOM] Verandert de zoomvergroting.
[TELE CONV.] Zet de zoomvergroting vast op het maximum.
[OFF]
155
6. Scherpstellen/Zoom
De zoomvergroting veranderen (knopbediening)
Stel [Ex. tele conv.] in op [ZOOM].
[ ] [Ex. tele conv.] [ZOOM]
Zet de Fn-knop op [Zoombediening]. (294)
Druk op de Fn-knop.
Druk op de cursorknoppen om de zoom
te bedienen.
: T (telefoto)
: W (groothoek)
• Druk opnieuw op de Fn-knop of wacht een
bepaalde tijd om de zoomhandeling te
beëindigen.
Zoomvergrotingen
EX2.0x
De zoomvergroting veranderen (aanraakbediening)
Stel [Ex. tele conv.] in op [ZOOM].
[ ] [Ex. tele conv.] [ZOOM]
Raak [ ] aan.
Raak [ ] aan.
Versleep de schuifbalk om de zoom
te bedienen.
: Telefoto
: Groothoek
• Raak [ ] opnieuw aan om de touch-
zoom bediening te beëindigen.
156
6. Scherpstellen/Zoom
[Ex. tele conv.] ([Bewegend beeld])
Stel [Opn. kwaliteit] in op [FHD] of [HD].
[ ] [Opn. kwaliteit] [FHD]/[HD]
Stel [Ex. tele conv.] in.
[ ] [Ex. tele conv.]
[ON] Zet de zoomvergroting vast op het maximum.
[OFF]
• Als u [Ex. Tele Conv.] op [Fn knopinstelling] zet, in het [Voorkeuze]
([Bediening])-menu, kunt u het instellingenscherm van de Extra
Teleconversie voor zowel foto’s als video weergeven door op de toegekende
Fn-knop te drukken. Terwijl dit scherm weergegeven wordt, kunt u de
instelling [Fotoresolutie] veranderen door op [DISP.] te drukken.
• Als de volgende functies gebruikt worden, is [Ex. tele conv.] niet
beschikbaar:
– [Speelgoedcam.effect], [Speelgoedcamera levendig] ([
]-modus)
– [
] ([Kwaliteit])
– [4K-FOTO], [Post Focus]
– [HDR]
– [Multi-belicht.]
– [4K Live Bijsnijden]
• [Ex. tele conv.] ([Opname]) is in het volgende geval niet beschikbaar.
– [Nachtop. uit hand] ([
]-modus)
• [Ex. tele conv.] ([Bewegend beeld]) is in het volgende geval niet
beschikbaar.
– Wanneer de HDMI-uitgang tijdens het opnemen wordt gebruikt (Behalve
in [
]-modus)
• Tijdens de zelfopnamemodus kunt u de zoomfunctie niet bedienen door
aanraking.
157
6. Scherpstellen/Zoom
[Dig. zoom] (alleen DC-G100)
U kunt de zoomfactor 2x zo groot maken als de originele zoomfactor.
Let wel: de vergroting die de digitale zoom biedt, gaat ten koste van de
beeldkwaliteit.
[ ]/[ ] Selecteer [Dig. zoom]
Instellingen: [2x]/[OFF]
• Wanneer u [Dig. zoom] gebruikt, raden we u aan een statief en de
zelfontspanner te gebruiken (186) voor het opnemen van beelden.
• Als de volgende functies gebruikt worden, is [Dig. zoom] niet beschikbaar.
– [Speelgoedcam.effect], [Speelgoedcamera levendig], [Miniatuureffect]
([
]-modus)
– [
], [ ], [ ] ([Kwaliteit])
– [Post Focus]
– [HDR]
– [Multi-belicht.]
158
6. Scherpstellen/Zoom
Powerzoomlens
Stelt de schermweergave en -bedieningen in wanneer een onderling
verwisselbare lens gebruikt wordt die compatibel is met power zoom
(elektrisch werkende zoom).
• Dit kan alleen geselecteerd worden wanneer een lens gebruikt wordt die
compatibel is met power zoom (elektrisch werkende zoom).
[ ] [ ] Selecteer [Powerzoomlens]
[Brandp.afst.
tonen]
Geeft de brandpuntsafstand op het
opnamescherm weer tijdens de
zoombediening.
Brandpuntsafstandsindicatie
Huidige brandpuntsafstand
[Stapsg. zoom]
Wanneer u de zoom bedient met deze
instelling [ON], stopt de zoom op de
posities die overeenkomen met de
vooraf vastgelegde afstanden.
Indicatie van stapsgewijze zoom
Deze instelling werkt niet wanneer
video’s of 4K-foto’s worden opgenomen
met [
] ([4K-voorburst]).
[Zoom snelheid]
U kunt de zoomsnelheid instellen voor de zoombedieningen.
• Wanneer u [Stapsg. zoom] instelt op [ON], verandert de
zoomsnelheid niet.
[Foto]:
[H] (Hoge snelheid) / [M] (Gemiddelde snelheid) / [L] (Lage snelheid)
[Bewegend beeld]:
[H] (Hoge snelheid) / [M] (Gemiddelde snelheid) / [L] (Lage snelheid)
[Zoomring]
Dit kan alleen geselecteerd worden wanneer een lens gebruikt
wordt die compatibel is met power zoom, met een zoomhendel
en een bevestigde zoomring.
Wanneer [OFF] ingesteld is, wordt de bediening via de zoomring
uitgeschakeld om onopzettelijke bediening te voorkomen.
159
7. Aandrijving/Sluiter/
Beeldstabilisatie
De aandrijfstand selecteren
U kunt de aandrijfstand op Enkel, Burst, enz., schakelen om bij de
opname-omstandigheden te passen.
1
Druk op [ ] ( ).
2
Selecteer de aandrijfstand.
Druk op om de aandrijfstand te
selecteren en druk op
.
• U kunt ook selecteren door aan te
draaien.
[Enkel]
Neemt één foto op telkens wanneer op de sluiterknop
gedrukt wordt.
[Burstfunctie]
(160)
Neemt continu foto’s op terwijl de sluiterknop ingedrukt
is en ingedrukt gehouden blijft.
[4K-FOTO]
(164)
Wanneer u op de ontspanknop drukt, wordt er een
beeld opgenomen met de 4K-fotofunctie.
[Post Focus]
(178)
Wanneer u op de ontspanknop drukt, worden de
beelden met [Post Focus] opgenomen.
[Zelf ontsp.]
(186)
Neemt foto’s op telkens wanneer de ingestelde tijd
verstrijkt nadat op de sluiterknop gedrukt is.
• Selecteer [
] om terug te keren naar [Enkel] (standaardinstelling).
160
7. Aandrijving/Sluiter/Beeldstabilisatie
Burstfoto’s nemen
Neemt continu foto’s op terwijl de sluiterknop ingedrukt is en ingedrukt
gehouden blijft.
1
Druk op [ ] ( ).
2
Druk op om [Burstfunctie]
te selecteren en druk op
.
• U kunt ook selecteren door aan te
draaien.
3
Selecteer de burstsnelheid.
Druk op om de burstsnelheid
te selecteren en druk op
.
Instellingen: [H] (Hoge snelheid)/
[M] (Gemiddelde snelheid)/
[L] (Lage snelheid)
U kunt ook selecteren door aan of te draaien.
De burstsnelheid kan ook worden ingesteld
met [Burstsnelh.] in het [Opname]-menu.
4
Start de opname.
Neemt burstfoto’s op terwijl de sluiterknop
volledig ingedrukt is.
161
7. Aandrijving/Sluiter/Beeldstabilisatie
Burstsnelheid
Elektronische
voorste
gordijnsluiter
Elektronische
sluiter
Live View tijdens
het maken van
burstfoto’s
[H]
Hoge snelheid
6 frames/seconde
([AFS]/[MF])
5 frames/seconde
([AFF]/[AFC])
10 frames/seconde
([AFS]/[MF])
10 frames/seconde
([AFF]/[AFC])
Geen ([AFS]/[MF])
Beschikbaar
([AFF]/[AFC])
[M]
Gemiddelde
snelheid
4 frames/seconde 4 frames/seconde Beschikbaar
[L]
Lage snelheid
2 frames/seconde 2 frames/seconde Beschikbaar
• De burstsnelheid kan lager worden, afhankelijk van de instellingen voor de
opname, zoals [Fotoresolutie] en focusmodus.
Maximum aantal opneembare frames
[Kwaliteit]
/
/ /
[H]
Hoge snelheid
480 frames of meer 20 frames of meer
[M]
Gemiddelde
snelheid
[L]
Lage snelheid
Als opgenomen wordt onder de testvoorwaarden die door Panasonic gespecificeerd zijn.
Opname-omstandigheden kunnen het maximum aantal opneembare frames verminderen.
• De burstsnelheid zal lager worden tijdens de opname maar het is mogelijk foto’s te
blijven opnemen tot de kaart vol is.
162
7. Aandrijving/Sluiter/Beeldstabilisatie
Aantal foto’s dat continu opgenomen kan worden
Als u de ontspanknop halverwege indrukt, zal
het aantal foto’s dat continu opgenomen kan
worden op het opnamescherm verschijnen.
Voorbeeld) Als het om 20 frames gaat: [r20]
• Als de opname eenmaal gestart is, zal het
aantal foto’s dat continu opgenomen kan worden
afnemen.
Als [r0] verschijnt, neemt de burstsnelheid af.
• Als [r99+] op het opnamescherm weergegeven
wordt, kunt u 100 of meer burstfoto’s nemen.
Scherpstellen van burstfoto’s
Focusmodus
[Prio. focus/
ontspan] (336)
[H] [M]/[L]
[AFS]
[FOCUS]
Vastgezet op de scherpstelling van de
eerste foto
[BALANCE]
[RELEASE]
[AFF]/[AFC]
[FOCUS]
Geschatte
scherpstelling
Normale
scherpstelling
[BALANCE]
Geschatte scherpstelling
[RELEASE]
[MF]
Scherpstelling ingesteld met handmatig
scherpstellen
• Als het onderwerp donker is met [AFF] of [AFC], wordt het brandpunt vastgezet op
dat van de eerste foto.
• Met geschatte focus krijgt de burstsnelheid de prioriteit en de scherpstelling wordt
binnen het mogelijke bereik geschat.
• Met normale focus kan de burstsnelheid lager worden.
163
7. Aandrijving/Sluiter/Beeldstabilisatie
Belichting van burstfoto’s
Focusmodus [H] [M]/[L]
[AFS]
Vastgezet op de belichting
van de eerste foto
De belichting wordt voor
ieder frame aangepast
[AFF]/[AFC]
De belichting wordt voor
ieder frame aangepast
[MF]
Vastgezet op de belichting
van de eerste foto
[Burstfunctie] annuleren
Druk op [ ] ( ) en selecteer vervolgens [ ] ([Enkel]) of [ ].
• Het kan even duren om burstfoto’s op te slaan.
Als u blijft doorgaan met het opnemen van burstfoto’s terwijl het opslaan
bezig is, wordt het maximum aantal frames dat kan worden opgenomen,
minder.
Wij raden bij het opnemen van burstfoto’s aan een hogesnelheidskaart te
gebruiken.
• Het opnemen van burstfoto’s werkt niet bij het gebruik van de volgende
functies:
– Zelfopnamemodus
– [Glinsterend water], [Fonkelende verlichting], [Nachtop. uit hand],
[Bloemen] ([
]-modus)
– [Ruw zwart-wit], [Zacht zwart-wit], [Miniatuureffect], [Zachte focus],
[Sterfilter], [Zonneschijn] ([
]-modus)
– Flitser
– [Intervalopname]
– [Stop-motionanimatie] (wanneer [Automatische opname] is ingesteld)
– [Samenstelling Live View]
– [Multi-belicht.]
164
7. Aandrijving/Sluiter/Beeldstabilisatie
4K-foto-opname
Met 4K-foto kunt u met hoge snelheid burstfoto’s opnemen met 30 frames/
seconde en de gewenste foto’s opslaan; elke foto bestaat uit ongev.
8 miljoen pixels.
• Gebruik een kaart met UHS-snelheidsklasse 3 kaart of hoger bij het
opnemen.
• De kijkhoek wordt smaller.
• Wanneer de opnameduur voor een enkele sessie langer dan 10 minuten
duurt, stopt de opname.
• Als de temperatuur van de camera stijgt, kan [
] weergegeven worden
en kan de opname stoppen. Wacht totdat de camera is afgekoeld.
1
Druk op [ ] ( ).
2
Druk op om [4K-FOTO] te
selecteren en druk op
.
• U kunt ook selecteren door aan te
draaien.
165
7. Aandrijving/Sluiter/Beeldstabilisatie
3
Selecteer [Opnamemethode].
Selecteer met de
opnamemethode en druk op
.
• U kunt ook selecteren door aan of
te draaien.
• De opnamemethode kan ook worden
ingesteld met [4K-FOTO] in het menu
[Opname].
([4K-burst])
Als u de beste momenten van een snel bewegend
onderwerp wilt vastleggen
Neemt burstfoto’s terwijl op de sluiterknop gedrukt
wordt.
Audio-opname: Geen
([4K-burst (S/S)])
"S/S" is een afkorting
van start/stop.
Als u een onvoorspelbaar fotomoment wilt
vastleggen
Begint burstfoto’s op te nemen wanneer de sluiterknop
ingedrukt wordt. Door opnieuw op de sluiterknop te
drukken stopt het opnemen van burstfoto’s.
De starttoon en de stoptoon zullen klinken.
Geluid opnemen: Beschikbaar
*
1
([4K-voorburst])
Als u een fotomoment wilt vastleggen
Maakt burstfoto’s gedurende ca. 1 seconde voor en
na het moment waarop op de ontspanknop ingedrukt
wordt.
Het sluitergeluid zal slechts één keer klinken.
Opnameduur:
Ongev. 2 seconden
Audio-opname: Geen
*
1 De audio wordt niet afgespeeld tijdens het afspelen met de camera.
166
7. Aandrijving/Sluiter/Beeldstabilisatie
4
Begin met de opname.
• [Continu AF] werkt en de scherpstelling wordt continu geregeld tijdens het
opnemen met AF.
[4K-burst]
1
Druk de sluiterknop tot halverwege in.
2
Druk de sluiterknop volledig in en houd hem
ingedrukt tijdens de opname.
Op drukken in ingedrukt houden
Het opnemen wordt uitgevoerd
• Druk de sluiterknop vroeg volledig in omdat het ongev. 0,5 seconde duurt
voordat de opname start nadat de sluiterknop volledig ingedrukt is.
[4K-burst (S/S)]
1
Druk de sluiterknop volledig in om de
opname te starten.
2
Druk de sluiterknop opnieuw volledig in op
de opname te stoppen.
Start (Eerste)
Stop (Tweede)
Het opnemen wordt uitgevoerd
• U kunt markeringen (witte markeringen) toevoegen door tijdens de opname op
[Fn2] te drukken. (Tot 40 markeringen per opname)
Hiermee kunt u naar de posities springen waar u markeringen toegevoegd
had tijdens het selecteren van foto’s in een 4K-burstbestand.
167
7. Aandrijving/Sluiter/Beeldstabilisatie
[4K-voorburst]
Druk de ontspanknop geheel in.
Ongev. 1 seconde
Het opnemen wordt uitgevoerd
• Terwijl het opnamescherm weergegeven
wordt, zal AF constant werken om verder te
gaan met de scherpstelling.
De belichting wordt ook continu geregeld,
behalve in de [
]-modus.
• Als het onderwerp niet in het midden staat,
gebruik dan AF/AE-Vergrendeling als u
de scherpstelling en de belichting wilt
vergrendelen. (212)
• In de standaardinstellingen werkt Auto Review en zal een scherm
weergegeven worden waarin u foto’s uit een burst-bestand kunt selecteren.
Om de opname voort te zetten, drukt u de ontspanner tot halverwege in om
naar het opnamescherm terug te keren.
Raadpleeg pagina 170 voor het selecteren en opslaan van foto’s uit een
opgenomen 4K-burstbestand.
[Pre-Burst Opname] ([4K-burst]/[4K-burst (S/S)])
De camera begint de opname ongev. 1 seconde voordat de sluiterknop
volledig ingedrukt wordt, u zult dus geen fotomoment missen.
[ ] [4K-FOTO] Selecteer [Pre-Burst Opname]
Instellingen: [ON]/[OFF]
• Als [Pre-Burst Opname] wordt gebruikt, wordt [ ] op het opnamescherm
weergegeven.
• De beperkingen van het gedrag en de functionaliteit van AF bij gebruik van [Pre-
Burst Opname] zijn hetzelfde als voor [4K-voorburst].
168
7. Aandrijving/Sluiter/Beeldstabilisatie
De 4K-fotofuncties annuleren
Druk op [ ] ( ) en selecteer vervolgens [ ] ([Enkel]) of [ ].
• Wanneer u [Lichtcompositie] of [Serie samenstelling] uitvoert, verdient het
aanbeveling een statief of de afstandsbediening van de sluiter (391) te
gebruiken.
• Foto’s van uzelf maken (4K-selfie)
U kunt naar de 4K-fotomodus schakelen en foto’s van uzelf maken. (89)
In de zelfopnamemodus kunt u foto’s maken met [4K-Burst (Groothoek)],
een instelling waarmee u een bredere achtergrond kunt opnemen. (In
andere modi dan de zelfopnamemodus wordt de instelling gewisseld naar
[4K-burst].)
• Instelbereiken worden de volgende met 4K foto-opname:
– Sluitertijd: 1/30 tot 1/16000
– [Korte sluitert.]: [1/1000] tot [1/30]
– Belichtingscompensatie: ±3 EV
De methode voor opslaan van het bestand varieert afhankelijk van het type kaart.
– SDHC-geheugenkaart:
Er zal een nieuw bestand gecreëerd worden om verder te gaan met de
opname als de afmetingen van het bestand de 4 GB overschrijden.
– SDXC-geheugenkaart:
De bestanden worden niet gesplitst voor de opname.
• Tijdens het opnemen wordt de gezichtshoek smaller. (Behalve wanneer u
opneemt met [4K-Burst (Groothoek)])
• Als 4K foto-opname ingesteld is, zijn de volgende functies niet beschikbaar:
– [Bestemming] ([Reisdatum])
– [Gelijktijdig zond. filter] (113, 227)
– HDMI-uitgang
• Bij opnames met behulp van de [4K-voorburst]-functie werkt de
stapsgewijze zoom niet.
• De scènedetectie in de [
] / [ ]-modus werkt op dezelfde manier als
wanneer een video opgenomen wordt.
• Wanneer [4K-voorburst] of [Pre-Burst Opname] is ingesteld, loopt de
batterij sneller leeg en neemt de temperatuur van de camera toe. Stel deze
instellingen alleen in wanneer een opname gemaakt wordt.
169
7. Aandrijving/Sluiter/Beeldstabilisatie
• Voor 4K-foto worden de onderstaande menu-items vastgezet op de
volgende instellingen:
– [Fotoresolutie]:4K (8M)
[4:3]: 3328×2496
[16:9]: 3840×2160
[3:2]: 3504×2336
[1:1]: 2880×2880
– [Sluitertype]: [ESHTR]
– [Kwaliteit]: [
]
• Met 4K-foto-opnames zijn de volgende functies niet beschikbaar:
– [AFF] ([Focusfunctie])
– Flitser
– [Bracket]
– programmawisseling
– [
] ([AF mode])
– [MF assist] (alleen [4K-voorburst])
• Als u op een extreem heldere locatie opneemt of onder fluorescente/LED-
verlichting, kan de kleuring of de helderheid van het beeld gewijzigd worden
of kunnen horizontale strepen op het beeldscherm verschijnen.
Het verlagen van de sluitertijd kan het effect van de horizontale strepen verkleinen.
• Het opnemen van 4K-foto’s werkt niet bij het gebruik van de volgende
functies:
– [Glinsterend water], [Artistieke nachtopname], [Fonkelende verlichting],
[Nachtop. uit hand], [Nachtportret], [Bloemen] ([
]-modus)
– [Ruw zwart-wit], [Zacht zwart-wit], [Miniatuureffect], [Zachte focus],
[Sterfilter], [Zonneschijn] ([
]-modus)
– [Intervalopname]
– [Stop-motionanimatie]
– [Samenstelling Live View]
– [Multi-belicht.]
170
7. Aandrijving/Sluiter/Beeldstabilisatie
Foto’s uit een 4K-burstbestand
selecteren
U kunt foto’s selecteren in de 4K-burstbestanden en ze opslaan.
• Bij het doorgaan met het selecteren van foto’s van de Auto Review na het
opnemen van 4K foto’s start u de bediening van stap
2 of 3.
1
Selecteer een 4K-burstbestand
op het afspeelscherm. (272)
Selecteer een foto met de
[
]-icoon en druk vervolgens
op
.
U kunt dezelfde handeling ook
uitvoeren door [
] aan te raken.
• Als de beelden opgenomen werden met
[4K-voorburst], ga dan over naar stap
3.
2
Maak een ruwe selectie van de scènes.
Versleep de schuifbalk .
• Raadpleeg voor informatie over het
gebruik van het slide view beeldscherm
voor de selectie van de foto’s pagina 172.
• Als de beelden opgenomen werden met
[4K-burst] of [4K-burst (S/S)], kunt u
door [
] aan te raken de scène in het
afspeelscherm voor 4K-burst selecteren.
(174)
Slide view beeldscherm selectie
foto’s
3
Selecteer het frame dat
opgeslagen moet worden.
Versleep het slide view beeldscherm
voor de selectie van foto’s
.
U kunt dezelfde handeling ook
uitvoeren door op
te drukken.
Om continu terug te spoelen of frame-per-
frame vooruit te spoelen, raakt u [
]/[ ]
aan en blijft u die aangeraakt houden.
171
7. Aandrijving/Sluiter/Beeldstabilisatie
4
Sla de foto op.
Raak [ ] aan.
Er verschijnt een
bevestigingsbeeldscherm.
• De foto wordt in JPEG-formaat opgeslagen.
• De opname-informatie (Exif informatie), zoals de sluitertijd, de lensopening
en de ISO-gevoeligheid, wordt ook met de opgeslagen foto opgeslagen.
172
7. Aandrijving/Sluiter/Beeldstabilisatie
Handelingen voor selectie van foto’s
Handelingen op het slide view beeldscherm voor selectie
foto’s
Schuifbalk
Slide view selectie foto’s
Positie van weergegeven frame
Knop
bediening
Aanraak
bediening
Beschrijving van de bediening
/
Verslepen/
Selecteert een frame.
Om de frames te veranderen die in slide view
voor de selectie van foto’s weergegeven
worden, selecteert u het frame aan het linker/
rechter uiteinde en raakt u vervolgens [
] of
[
] aan.
Op drukken in
ingedrukt houden
Aanraken en
aangeraakt houden
Continue frame-per-frame achteruit of vooruit
verplaatsing.
Aanraken/
verslepen
Selecteert het weer te geven frame.
Spreiden/
dichtknijpen
Vergroot of verkleint de weergave met kleine
stappen.
173
7. Aandrijving/Sluiter/Beeldstabilisatie
Vergroot of verkleint de weergave.
Selecteert een frame terwijl de vergrote
weergave gehandhaafd blijft (tijdens de vergrote
weergave).
Verslepen
Beweegt de vergrote weergavepositie (tijdens
vergrote weergave).
Schakelen tussen weergegeven markeringen.
[Fn1]
Toont afspeelscherm voor 4K-burst.
Schakelt naar de werking met markeringen.
/
Voegt een markering toe of wist een markering
(witte markering).
Geeft een scherpgesteld gedeelte weer dat
geaccentueerd wordt met kleur ([Peaking]).
• Schakelt in de volgorde [
] →
[
] ([LOW]) → [ ] ([HIGH]).
Bewaart het beeld.
• Tijdens het werken met markeringen kunt u naar de ingestelde markeringen
springen of naar het begin of het eind van het 4K-burstbestand. Raak [
] aan
om naar de vorige bediening terug te keren.
Knop
bediening
Aanraak
bediening
Beschrijving van de bediening
Beweegt naar de volgende markering.
Beweegt naar de vorige markering.
174
7. Aandrijving/Sluiter/Beeldstabilisatie
Afspeelscherm voor 4K-burst
Tijdens pauzeren Tijdens continu afspelen
Knop bediening
Aanraak
bediening
Beschrijving van de bediening
/
Voert continu afspelen uit of pauzeert (tijdens
continu afspelen).
/
Voert continu achteruit afspelen uit of
pauzeert (tijdens continu achteruit afspelen).
/
/
Voert snel vooruit afspelen uit of voert frame-
per-frame vooruit afspelen uit (tijdens pauze).
/
/
Voert snel achteruit afspelen uit of voert
frame-per-frame achteruit afspelen uit
(tijdens pauze).
Aanraken/
verslepen
Selecteert het weer te geven frame (tijdens
pauze).
Spreiden/
dichtknijpen
Vergroot of verkleint de weergave met kleine
stappen (tijdens pauze).
Vergroot of verkleint de weergave (tijdens
pauze).
Selecteert een frame terwijl de vergrote
weergave gehandhaafd blijft (tijdens de
vergrote weergave).
Verslepen
Beweegt de vergrote weergavepositie
(tijdens vergrote weergave).
Schakelen tussen weergegeven
markeringen.
175
7. Aandrijving/Sluiter/Beeldstabilisatie
[Fn1]
Geeft het slide view beeldscherm voor
selectie foto’s weer (tijdens pauze).
Schakelt naar de werking met markeringen.
/
Voegt een markering toe of wist een
markering (witte markering).
Geeft een scherpgesteld gedeelte weer dat
geaccentueerd wordt met kleur ([Peaking]).
• Schakelt in de volgorde [
] →
[
] ([LOW]) → [ ] ([HIGH]).
Slaat de foto op (tijdens pauze).
• Tijdens het werken met markeringen kunt u naar de ingestelde markeringen
springen of naar het begin of het eind van het 4K-burstbestand. Raak [
] aan
om naar de vorige bediening terug te keren.
Knop bediening
Aanraak
bediening
Beschrijving van de bediening
Beweegt naar de volgende markering.
Beweegt naar de vorige markering.
• Gebruik voor het selecteren en opslaan van beelden van een
4K-burstbestand op een PC de software "PHOTOfunSTUDIO".
Het is echter niet mogelijk een 4K-burstbestand te behandelen als een video
in "PHOTOfunSTUDIO".
176
7. Aandrijving/Sluiter/Beeldstabilisatie
Automatische markeringsfunctie
De camera zet automatisch markeringen
op scènes waarin een gezicht of de
beweging van een onderwerp wordt
gedetecteerd. (Groene markering)
(Voorbeeld: in de scène waar een voertuig
passeert, een ballon knapt of een persoon
zich omdraait)
• Maximaal 10 markeringen worden per bestand
weergegeven.
Handmatig ingestelde markeringen
Markeringen ingesteld met de automatische
markeringsfunctie
Schakelen tussen weergegeven markeringen
Raak [
] aan op het schuifweergavescherm, het
4K-burstafspeelscherm of het markeringsbedieningsscherm.
[Auto]
Er wordt een markering weergegeven in een scène waarin
een gezicht of de beweging van een onderwerp wordt
gedetecteerd.
[Gezichtsprioriteit]
Er wordt een markering weergegeven met voorkeur voor
een scène waarin een gezicht wordt gedetecteerd.
[Bewegingsprioriteit]
Er wordt een markering weergegeven met voorkeur voor
een scène waarin de beweging van een onderwerp wordt
gedetecteerd.
[Uit]
Alleen handmatig ingestelde markeringen worden
weergegeven.
• U kunt geen markeringen verwijderen die door de automatische
markeringsfunctie zijn ingesteld.
• In de volgende gevallen worden er mogelijk geen markeringen
ingesteld door de automatische markeringsfunctie, afhankelijk van de
opnameomstandigheden en de status van onderwerpen.
• In de volgende gevallen worden markeringen die door de automatische
markeringsfunctie zijn ingesteld, niet weergegeven.
– 4K-burstbestanden opgenomen met [4K-voorburst]
177
7. Aandrijving/Sluiter/Beeldstabilisatie
[4K-FOTO In Bulk Opslaan]
U kunt om de 5 seconden alle foto’s van een 4K-burstbestand in één keer
opslaan.
Selecteer [4K-FOTO In Bulk Opslaan].
[ ] [4K-FOTO In Bulk Opslaan]
Druk op om een 4K-burstbestand te selecteren en druk vervolgens
op
.
• Als de bursttijd 5 seconden of minder is, zullen alle frames als foto’s opgeslagen
worden.
Selecteer het eerste frame van de foto’s die in één keer opgeslagen
moeten worden en druk vervolgens op
.
• De foto’s worden opgeslagen als een groep burstfoto’s in JPEG-formaat.
178
7. Aandrijving/Sluiter/Beeldstabilisatie
Post Focus-opname
Burstfoto’s opnemen met dezelfde beeldkwaliteit als 4K-foto’s terwijl het
scherpstelpunt automatisch gewijzigd wordt.
U kunt het scherpstelpunt selecteren voor de foto die na de opname
opgeslagen wordt.
Ook Focus Stacking stelt u in staat beelden met meer focuspunten te
combineren. Deze functie is geschikt voor onderwerpen die niet bewegen.
Voer
4K-burstopnames
uit terwijl de
scherpstelling
automatisch verplaatst
wordt.
Raak het gewenste
focuspunt aan.
Er wordt een foto
met het gewenste
focuspunt gemaakt.
Gebruik een kaart met UHS-snelheidsklasse 3 kaart of hoger bij het opnemen.
• De gezichtshoek wordt smaller tijdens de opname.
• Als u Focus Stacking gaat uitvoeren na de opname, raden we het gebruik
van een statief aan tijdens het opnemen.
• Als de temperatuur van de camera stijgt, kan [
] weergegeven worden en
kan de opname stoppen. Wacht totdat de camera is afgekoeld.
1
Druk op [ ] ( ).
179
7. Aandrijving/Sluiter/Beeldstabilisatie
2
Druk op om [Post Focus]
te selecteren en druk op
.
• U kunt ook selecteren door aan te
draaien.
3
Bepaal de compositie en regel
de scherpstelling.
Druk de sluiterknop tot halverwege
in.
AF detecteert het scherpstelpunt
op het scherm. (Uitgezonderd de
randen van het scherm)
• Als er op het scherm geen gebieden zijn
die scherpgesteld kunnen worden, zal
de focusaanduiding
knipperen en is
opnemen niet mogelijk.
• Handhaaf dezelfde afstand tot het
onderwerp en dezelfde compositie tot de
opname eindigt.
4
Start de opname.
Druk de ontspanknop geheel in.
180
7. Aandrijving/Sluiter/Beeldstabilisatie
• De opname wordt uitgevoerd terwijl het
scherpstelpunt automatisch verandert.
Als de icoon
verdwijnt, eindigt de
opname automatisch.
• Audio wordt niet opgenomen.
• In de standaardinstellingen werkt
Auto Review en wordt een scherm
weergegeven waarin u het scherpstelpunt
kunt selecteren. (181)
[Post Focus] annuleren
Druk op [ ] ( ) en selecteer vervolgens [ ] ([Enkel]) of [ ].
• Aangezien de opname met dezelfde beeldkwaliteit als 4K-foto’s uitgevoerd
wordt, zijn beperkingen van toepassing op opnamefuncties en menu’s.
• Focusinstellingen kunnen niet worden gewijzigd tijdens opnames met Post
Focus.
• [Dig. zoom] is niet beschikbaar. (Alleen DC-G100)
• Als de volgende functies gebruikt worden, is [Post Focus] niet beschikbaar:
– Zelfopnamemodus
– [Glinsterend water], [Artistieke nachtopname], [Fonkelende verlichting],
[Nachtop. uit hand], [Nachtportret], [Bloemen] ([
]-modus)
– [Ruw zwart-wit], [Zacht zwart-wit], [Miniatuureffect], [Zachte focus],
[Sterfilter], [Zonneschijn] ([
]-modus)
– [Intervalopname]
– [Stop-motionanimatie]
– [Samenstelling Live View]
– [Multi-belicht.]
181
7. Aandrijving/Sluiter/Beeldstabilisatie
Het scherpstelpunt voor de te bewaren foto
selecteren
1
Selecteer een Post Focus beeld
op het afspeelscherm. (272)
Selecteer een foto met de icoon
[
] en druk vervolgens op .
U kunt dezelfde handeling ook
uitvoeren door aanraking van de
icoon [
].
2
Het scherpstelpunt aanraken.
• Als het punt scherp gesteld is, verschijnt
een groen frame.
• Als er geen foto is waarop het
geselecteerde punt scherp gesteld is,
verschijnt een rood frame.
Een foto kan niet opgeslagen worden.
• De rand van het scherm kan niet
geselecteerd worden.
3
Sla de foto op.
Raak [ ] aan.
• De foto wordt in JPEG-formaat
opgeslagen.
182
7. Aandrijving/Sluiter/Beeldstabilisatie
Handelingen selectie scherpstelpunt
Knop
bediening
Aanraak
bediening
Beschrijving van de bediening
/
Aanraken
Selecteert een scherpstelpositie.
• De selectie is niet mogelijk tijdens de
vergrote weergave.
Vergroot de weergave.
• Tijdens de vergrote weergave kan het
brandpunt fijner afgesteld worden door de
schuifbalk te verslepen.
(U kunt dezelfde handeling ook uitvoeren
door op
te drukken.)
Verkleint de weergave (tijdens vergrote
weergave).
[Fn1]
Schakelt naar de werking van Focus Stacking.
(183)
Geeft een scherpgesteld gedeelte weer dat
geaccentueerd wordt met kleur ([Peaking]).
• Schakelt in de volgorde [
] →
[
] ([LOW]) → [ ] ([HIGH]).
Bewaart het beeld.
• U kunt geen beeld op een TV-scherm weergeven en vervolgens de
focuspunt selecteren.
183
7. Aandrijving/Sluiter/Beeldstabilisatie
Focus Stacking
Door het samenvoegen van meerdere focuspunten kunt u foto’s die
gericht zijn, vanuit de voorgrond naar de achtergrond opslaan.
Scherpstelling
Focus: dichterbij
Focus: verder weg
1
Op het scherm voor de selectie
van het scherpstelpunt in stap
2 op pagina 181, raakt u [ ]
aan.
U kunt dezelfde handeling ook
uitvoeren door op [Fn1] te drukken.
2
Selecteer de
samenvoegingsmethode.
[Automatisch
samenvoegen]
Selecteert automatisch de
foto’s die geschikt zijn om
samengevoegd te worden
en voegt ze vervolgens
samen in één enkel beeld.
[Bereik
samenvoegen]
Voegt beelden met
gespecificeerde
focuspunten samen in een
enkel beeld.
Automatisch samenvoegen
Bereik samenvoegen
184
7. Aandrijving/Sluiter/Beeldstabilisatie
3
(Wanneer [Bereik
samenvoegen] is geselecteerd)
Raak de focuspunten aan.
• Selecteer minstens twee punten.
De geselecteerde punten worden met
een groen kader aangeduid.
• Het bereik van de scherpstelling tussen
de twee geselecteerde punten wordt
groen weergegeven.
• De bereiken die niet geselecteerd kunnen
worden, worden grijs weergegeven.
• Om de selectie te annuleren, raakt u een
punt met een groen kader opnieuw aan.
• Om achtereenvolgende punten te
selecteren, versleept u het scherm.
Inst./annulInst./annul
ResetReset
Inst./annulInst./annul
ResetReset
4
Sla de foto op.
Raak [ ] aan.
185
7. Aandrijving/Sluiter/Beeldstabilisatie
Handelingen wanneer [Bereik samenvoegen]
geselecteerd is
Knop bediening
Aanraak
bediening
Beschrijving van de bediening
/
/
Aanraken Selecteert een punt.
[Fn1] [Inst./annul] Stelt een punt in of annuleert het.
[DISP.]
[Alle]
Selecteert alle punten.
(Voordat punten geselecteerd worden)
[Reset]
Wist alle selecties.
(Nadat punten geselecteerd zijn)
Voegt foto’s samen en bewaart de
resulterende foto.
• De foto wordt opgeslagen in JPEG-formaat en de opname-informatie (Exif
informatie), zoals de sluitertijd, de lensopening en de ISO-gevoeligheid,
van de foto met het dichtstbijzijnde punt, wordt ook met de opgeslagen foto
opgeslagen.
• De verkeerde uitlijning van de foto, door een bewegende camera, zal
automatisch aangepast worden. Als afstellingen gemaakt zijn, wordt de
gezichtshoek een klein beetje smaller wanneer de foto’s samengevoegd
worden.
• Als het onderwerp tijdens de opname beweegt, of de afstand tussen
onderwerpen groot is, kan de samenvoeging een onnatuurlijke foto tot
gevolg hebben.
186
7. Aandrijving/Sluiter/Beeldstabilisatie
Opnemen met gebruik van de
zelfontspanner
1
Druk op [ ] ( ).
2
Druk op om [Zelf ontsp.] te
selecteren en druk op
.
• U kunt ook selecteren door aan te
draaien.
3
Stel de tijd van de
zelfontspanner in.
Selecteer met de tijd van de
zelfontspanner in en druk op
.
• U kunt ook selecteren door aan of
te draaien.
• Kan ook ingesteld worden met [Zelf
ontsp.] in het [Opname]- of [Bewegend
beeld]-menu.
4
Bepaal de compositie en regel
de scherpstelling.
Druk de sluiterknop tot halverwege
in.
• De scherpstelling en de belichting
worden vastgezet als de sluiterknop tot
halverwege ingedrukt wordt.
187
7. Aandrijving/Sluiter/Beeldstabilisatie
5
Start de opname.
Druk op de ontspanknop of op de
video-opnametoets
.
• Het lampje van de zelfontspanner
knippert en vervolgens wordt de
sluiterknop losgelaten.
Item instellen (zelfontspanner)
Maakt een foto na 10 seconden.
Maakt 3 foto’s met intervallen van ongev. 2 seconden, na
10 seconden.
(Wanneer video wordt opgenomen, is het dezelfde handeling als
met [
].)
Maakt een foto na 2 seconden.
• Deze instelling is handig om bewegen van de camera te
vermijden die veroorzaakt wordt door het indrukken van de
ontspanknop.
enz.
(Aangepast)
Het toestel begint met de opname na het aantal seconden dat is
vastgelegd in [SET] van [Zelf ontsp.] in het [Opname]/[Bewegend
beeld]-menu. (324, 331)
188
7. Aandrijving/Sluiter/Beeldstabilisatie
[Zelf ontsp.] annuleren
Druk op [ ] ( ) en selecteer vervolgens [ ] ([Enkel]) of [ ].
• Wij raden u aan een statief te gebruiken als u opnamen maakt met de
zelfontspanner.
• Als de volgende functies gebruikt worden, is [ ] niet beschikbaar:
– [Gelijktijdig zond. filter] (113, 227)
– [Bracket]
– [Multi-belicht.]
– [Samenstelling Live View]
• De zelfontspanner werkt niet bij het gebruik van de volgende functies:
In de zelfopnamemodus (wanneer u foto’s maakt in de zelfopnamemodus,
kunt u de zelfontspanner instellen in [Aftellen] (87))
– [Intervalopname]
– [Stop-motionanimatie] (wanneer [Automatische opname] is ingesteld)
189
7. Aandrijving/Sluiter/Beeldstabilisatie
Opnemen met Intervalopname
De foto’s worden automatisch opgenomen na een ingesteld opname-
interval.
Deze functie is ideaal om veranderingen op te nemen die op lange termijn
optreden in onderwerpen als dieren en planten.
De opgenomen foto zal opgeslagen worden als een reeks groepsbeelden
die ook gecombineerd kunnen worden in een video.
• Controleer of de klok correct ingesteld is. (47)
• Voor lange opname-intervallen raden wij aan om [Lenspositie Hervatten] op
[ON] te zetten in het [Voorkeuze] ([Lens / Andere])-menu.
1
Zet de camera op
[Intervalopname].
[ ] [Intervalopname]
2
Stel de opname-instellingen in.
[Instel. opname-
interval]
[ON]
Stelt het interval in voordat de volgende
opname plaatsvindt.
[OFF]
Neemt foto’s zonder opname-intervallen
achter te laten.
[Starttijd]
[Nu]
De opname start als de sluiterknop
volledig ingedrukt wordt.
[Begintijd
instellen]
Start de opname op de ingestelde tijd.
[Aantal beelden]/
[Opname-interval]
Stelt het aantal foto’s en het te gebruiken opname-
interval in.
• [Opname-interval] is niet beschikbaar wanneer [Instel.
opname-interval] is ingesteld op [OFF].
190
7. Aandrijving/Sluiter/Beeldstabilisatie
3
Druk op om [Start] te
selecteren en druk op
.
4
Stel scherp op het onderwerp
en maak een foto.
• De opname wordt gestart door de
ontspanknop helemaal in te drukken.
• Als [Begintijd instellen] ingesteld is, zal de
camera in de slaapstatus gezet worden
tot de starttijd bereikt wordt.
• Tijdens opname stand-by zal de camera
automatisch in de slaapstatus gezet
worden als gedurende bepaalde tijd geen
handelingen verricht worden.
• De opname zal automatisch stoppen.
5
Maak een video. (195)
• Selecteer nadat de opname gestopt is
[Ja] op het bevestigingsbeeldscherm om
verder te gaan en een video te maken.
Zelfs als u [Nee] selecteert, kunt u
nog steeds een video maken met
[Intervalvideo] in het [Afspelen]-menu.
(370)
191
7. Aandrijving/Sluiter/Beeldstabilisatie
Handelingen tijdens de Intervalopname
Door de ontspanknop in de slaapstatus tot halverwege in te drukken, zal
de camera ingeschakeld worden.
• U kunt de volgende handelingen uitvoeren door op [Fn2] te drukken tijdens de
Intervalopname.
[Verdergaan] Keert terug naar de opname. (Alleen tijdens de opname)
[Onderbreken] Pauzeert de opname. (Alleen tijdens de opname)
[Hervatten]
Hervat de opname. (Alleen tijdens pauzeren)
• U kunt ook de sluiterknop indrukken om te hervatten.
[Exit] Stopt de Intervalopname.
• De camera geeft de prioriteit aan het verkrijgen van de correcte belichting
en neemt dus op het ingestelde interval mogelijk geen foto’s op of neemt
niet het ingestelde aantal foto’s op.
Bovendien eindigt die mogelijk niet op de eindtijd die op het scherm
weergegeven wordt.
• De Intervalopname wordt in de volgende gevallen gepauzeerd.
– Als de batterij leeg raakt
– Wanneer u de aan/uit-schakelaar van de camera op [OFF] zet
U kunt de aan/uit-schakelaar van de camera op [OFF] en de batterij of de
kaart vervangen.
Zet de on/off-schakelaar van de camera op [ON] en druk de ontspanknop
vervolgens volledig in om het opnemen te hervatten.
(Houd er rekening mee dat beelden die na de vervanging van de
kaart opgenomen worden, als een afzonderlijke reeks groepsbeelden
opgeslagen zullen worden.)
• [Intervalopname] is niet beschikbaar als de volgende functies gebruikt
worden:
– [Nachtop. uit hand] ([
]-modus)
– Zelfopnamemodus
– [Stop-motionanimatie]
– [Samenstelling Live View]
– [Multi-belicht.]
192
7. Aandrijving/Sluiter/Beeldstabilisatie
Opnemen met Stop-motionanimatie
Neem de foto’s door het onderwerp steeds een klein beetje te verplaatsen.
De opgenomen foto’s zullen opgeslagen worden als een reeks groepsbeelden
die ook gecombineerd kunnen worden in een stop-motionvideo.
1
Zet de camera op [Stop-
motionanimatie].
[ ] [Stop-motionanimatie]
2
Stel de opname-instellingen in.
[Automatische
opname]
[ON]
Maakt automatisch foto’s volgens een ingesteld
tijdsinterval.
[OFF]
Dit is voor het handmatig, beeld voor beeld,
foto’s maken.
[Opname-
interval]
Stelt het opname-interval in voor [Automatische opname].
3
Druk op om [Start] te
selecteren en druk op
.
4
Druk op om [Nieuw] te
selecteren en druk op
.
193
7. Aandrijving/Sluiter/Beeldstabilisatie
5
Stel scherp op het onderwerp
en maak een foto.
Neem herhaaldelijk foto’s op terwijl
u het onderwerp steeds een klein
beetje te verplaatst.
• Het opnamescherm toont tot twee eerder
opgenomen beelden. Gebruik deze als
referentie voor de mate van beweging.
• U kunt de opgenomen stop motion
beelden afspelen door tijdens de opname
op [
] te drukken.
Druk op [
] om onnodige beelden te
wissen.
Om naar het opnamescherm terug te
keren, drukt u opnieuw op [
].
6
Stop de opname.
Druk op en selecteer vervolgens
[Stop-motionanimatie] in het
[Opname]-menu om de opname te
stoppen.
7
Maak een video. (195)
• Selecteer nadat de opname gestopt is
[Ja] op het bevestigingsbeeldscherm om
verder te gaan en een video te maken.
Zelfs als u [Nee] selecteert, kunt u nog
steeds een video maken met [Stop-
motionvideo] in het [Afspelen]-menu.
(370)
194
7. Aandrijving/Sluiter/Beeldstabilisatie
• Als u [Aanvullend] selecteert in stap 4, worden groepsbeelden die
opgenomen zijn met [Stop-motionanimatie] weergegeven. Selecteer een
beeld en ga verder met stap
5.
• Er kunnen tot 9999 frames opgenomen worden.
• Als de camera tijdens het opnemen uitgeschakeld wordt, zal een bericht
voor het hervatten van de opname weergegeven worden wanneer de
camera ingeschakeld word. Door [Ja] te selecteren, kunt u de opname
hervatten vanaf het punt van onderbreking.
• De camera geeft de prioriteit aan het verkrijgen van de correcte belichting
en neemt dus op het ingestelde interval mogelijk geen foto’s als de flitser,
enz., voor de opname gebruikt wordt.
• Een foto kan niet geselecteerd worden in [Toevoegen aan fotogroep] als
deze foto de enige is die opgenomen is.
• [Stop-motionanimatie] is niet beschikbaar als de volgende functies gebruikt
worden:
– Zelfopnamemodus
– [Intervalopname]
– [Samenstelling Live View]
– [Multi-belicht.]
• Als de volgende functie gebruikt wordt, is [Automatische opname] in [Stop-
motionanimatie] niet beschikbaar:
– [Nachtop. uit hand] ([
]-modus)
195
7. Aandrijving/Sluiter/Beeldstabilisatie
Video’s met Intervalopname en Stop-
motionanimatie
Na het uitvoeren van een Intervalopname of Stop-motionanimatie, kunt u
daarvan een video maken.
• Raadpleeg onderstaande hoofdstukken over deze opnamefuncties.
– Intervalopname: 189
– Stop-motionanimatie-opname: 192
• U kunt ook video’s maken met [Intervalvideo] (370) of [Stop-motionvideo]
(370) in het [Afspelen]-menu.
1
Selecteer [Ja] op het
bevestigingsbeeldscherm dat
na de opname verschijnt.
2
Stel de opties in voor het
maken van een video.
3
Selecteer [Uitvoer.].
[Uitvoer.] Maakt een video.
[Opn. kwaliteit] Stelt de beeldkwaliteit van de video in.
[Beeldfrequentie]
Stelt het aantal frames per seconde in.
Hoe groter het aantal hoe soepeler de filmbeelden in elkaar
overgaan.
[Serie]
[NORMAL] Voegt beelden samen in de opnamevolgorde.
[REVERSE]
Voegt beelden samen in de omgekeerde
opnamevolgorde.
196
7. Aandrijving/Sluiter/Beeldstabilisatie
• Er kunnen geen video’s gemaakt worden als de opnametijd langer is dan
29 minuten en 59 seconden.
• In de volgende gevallen kunnen geen video’s gemaakt worden als de
bestandsgrootte de 4 GB overschrijdt:
– Als een SDHC-geheugenkaart gebruikt wordt en een [Opn. kwaliteit] van
4K is ingesteld
– Wanneer de [Opn. kwaliteit] staat ingesteld op FHD of HD
197
7. Aandrijving/Sluiter/Beeldstabilisatie
Bracket-opname
Als de ontspanknop ingedrukt wordt, kan de camera meer beelden
opnemen terwijl de instellingswaarde voor belichting, diafragma, focus of
witbalans automatisch gewijzigd worden.
• Lensopening Bracket kan in de volgende modussen geselecteerd worden:
– [
]-modus
– [
]-modus (wanneer ISO-gevoeligheid is ingesteld op [AUTO])
1
Stel [Type Bracket] in.
[ ] [Bracket]
[Type Bracket]
2
Stel [Meer instellen] in.
Raadpleeg voor informatie over
[Meer instellen] de pagina voor
iedere bracket-methode.
3
Sluit het menu.
Druk de sluiterknop tot halverwege
in.
4
Stel scherp op het onderwerp
en neem vervolgens foto’s.
198
7. Aandrijving/Sluiter/Beeldstabilisatie
Items instellen ([Type Bracket])
Belichting
Bracket
Als op de sluiterknop gedrukt wordt, neemt de camera
op terwijl de belichting gewijzigd wordt. (200)
Lensopening
Bracket
Als op de sluiterknop gedrukt wordt, neemt de camera
op terwijl de lensopeningwaarde gewijzigd wordt.
(200)
Focus Bracket
Als op de sluiterknop gedrukt wordt, neemt de camera
op terwijl het scherpstelpunt gewijzigd wordt. (201)
Witbalans Bracket
Als de sluiterknop één keer ingedrukt wordt, neemt
de camera automatisch drie beelden op met de
verschillende afgestelde waarden van de witbalans.
(202)
[OFF]
Bracket annuleren
Selecteer [OFF] in stap 1.
199
7. Aandrijving/Sluiter/Beeldstabilisatie
• De bracket-opname is niet beschikbaar als de volgende functies gebruikt
worden:
– Zelfopnamemodus
– [Glinsterend water], [Fonkelende verlichting], [Nachtop. uit hand],
[Bloemen] ([
]-modus)
– [Ruw zwart-wit], [Zacht zwart-wit], [Miniatuureffect], [Zachte focus],
[Sterfilter], [Zonneschijn] ([
]-modus)
– [4K-FOTO], [Post Focus]
– [Intervalopname]
– [Stop-motionanimatie] (als [Automatische opname] ingesteld is)
– [Samenstelling Live View]
– [Multi-belicht.]
• Belichtingsbracket, Diafragma Bracket en Focus Bracket zijn niet
beschikbaar wanneer opnames met de flitser worden gemaakt. Diafragma
Bracket en Focus Bracket kunnen worden gebruikt wanneer opnames met
een externe flitser worden gemaakt.
• Als de volgende functies gebruikt worden, is de Witbalans Bracket niet
beschikbaar:
– [
]-modus, [ ]-modus
– [Burstfunctie]
– [
], [ ], [ ] ([Kwaliteit])
– [Filterinstellingen]
200
7. Aandrijving/Sluiter/Beeldstabilisatie
[Meer instellen] (Belichting Bracket)
[Stap]
Stelt het aantal beelden en de stap van de belichtingscompensatie in.
[3•1/3] (neemt 3 beelden op met stappen van 1/3 EV) tot [7•1]
(neemt 7 beelden op met stappen van 1 EV)
[Serie] Stelt de volgorde in waarmee beelden opgenomen worden.
[Single Shot
Instelling]
[
]: Neemt slechts één beeld op telkens wanneer op de
ontspanner gedrukt wordt.
[
]: Neemt het gehele ingestelde aantal beelden op wanneer
één keer op de ontspanner gedrukt wordt.
• De [
]-icoon knippert tot het totaal aantal ingestelde
foto’s genomen is.
• Wanneer u beelden opneemt met Belichting Bracket nadat u de waarde van
de belichtingscompensatie heeft ingesteld, worden de beelden opgenomen
met de gekozen belichtingscompensatie.
[Meer instellen] (Diafragma Bracket)
[Aantal beelden]
[3]/[5]: Neemt het ingestelde aantal beelden op terwijl de
waarde van de lensopening afwisselend ingesteld wordt in de
volgorde één ervoor en vervolgens één erna, met als referentie
de eerste lensopeningwaarde.
[ALL]: Neemt beelden op met gebruik van alle
lensopeningwaarden.
Voorbeeld wanneer de beginpositie op F8.0 gezet is
4.0 5.6 8.0 11 16 22
1ste beeld, 2de beeld, 3de beeld ... 7de beeld
• De beschikbare diafragmawaarden variëren afhankelijk van de lens.
201
7. Aandrijving/Sluiter/Beeldstabilisatie
[Meer instellen] (Focus Bracket)
[Stap]
Stelt de stap voor de aanpassing van de scherpstelling in.
• De afstand waarover het scherpstelpunt beweegt wordt
korter als het eerste scherpstelpunt dichtbij is, en langer als
hij verder weg is.
[Aantal beelden]
Stelt het aantal beelden in.
• Dit kan niet ingesteld worden als burstfoto’s opgenomen
worden.
Er worden burstfoto’s gemaakt terwijl de sluiterknop ingedrukt
is.
[Serie]
[0/–/+]: Neemt op terwijl het scherpstelpunt afwisselend
verplaatst wordt in de volgorde vooruit en vervolgens achteruit,
waarbij het eerste scherpstelpunt als referentie gebruikt wordt.
[0/+]: Neemt op terwijl het scherpstelpunt naar de verste zijde
verplaatst wordt, waarbij het eerste scherpstelpunt als referentie
gebruikt wordt.
Voorbeeld als [Serie]: [0/–/+] ingesteld is
Voorbeeld als [Serie]: [0/+] ingesteld is
Focus: dichterbij
Focus: verder weg
1ste beeld, 2de beeld ... 5de beeld ...
• De beelden die met Focus Bracket opgenomen zijn, worden weergegeven
als beelden van één groep.
• [Sluitertype] is vast ingesteld op [ESHTR].
202
7. Aandrijving/Sluiter/Beeldstabilisatie
[Meer instellen] (Witbalans Bracket)
Draai aan of om de correctiestap in
te stellen en druk vervolgens op
.
Horizontale richting: [A] - [B]
Verticale richting: [G] - [M]
• De correctiestap kan ook ingesteld worden
door [
]/[ ]/[ ]/[ ] aan te raken.
203
7. Aandrijving/Sluiter/Beeldstabilisatie
[Stille modus]
Dit schakelt alle werkgeluiden en de verlichting in één keer uit.
De audio van de luidspreker zal op mute gezet worden en de flitser en de
AF Assist-lamp zullen op de geforceerde uitmodus staan.
• De volgende instellingen zijn vastgezet:
– [Flitserfunctie]: [
] (Flitser geforceerd uit)
– [AF ass. lamp]: [OFF]
– [Sluitertype]: [ESHTR]
– [Beep volume]: [
] (Uit)
– [Shutter vol.]: [
] (Uit)
[ ] Selecteer [Stille modus]
Instellingen: [ON]/[OFF]
• Zelfs als [ON] ingesteld is, zullen de volgende functies oplichten/knipperen:
– Zelfontspannerlampje
– Draadloos-verbindingslampje
• Als [Samenstelling Live View] gebruikt wordt, is [Stille modus] niet
beschikbaar.
• Gebruik deze functie op eigen verantwoordelijkheid rekening houdend met
de privacy, het portreten andererechten van onderwerpen.
204
7. Aandrijving/Sluiter/Beeldstabilisatie
[Sluitertype]
Selecteer het sluitertype dat u wilt gebruiken voor het opnemen van de foto’s.
[ ] Selecteer [Sluitertype]
[AUTO]
Schakelt het type sluiter automatisch om, afhankelijk van de
opname-omstandigheden en de sluitersnelheid.
[EFC] Neemt op met het elektronische voorstge gordijn sluitertype.
[ESHTR] Neemt op met het elektronische sluitertype.
Elektronische voorste
gordijn sluitertype
Elektronische sluitertype
Mechanisme
Dit type start de belichting
elektronische en stopt het
met de mechanische sluiter.
Dit type start en stopt de
belichting elektronisch.
Flitser
Sluitertijd (sec.)
[T] (Tijd,
max. ca. 60 seconden)
*
1
,
60 tot 1/500
1
*
2
tot 1/16000
Sluitergeluid
Mechanisch sluitergeluid
+
Elektronisch sluitergeluid
*
3
Elektronisch sluitergeluid
*
3
*
1 Deze instelling is alleen beschikbaar in de [ ]-modus.
*
2 Als de ISO-gevoeligheid hoger is dan [3200], zal de sluitertijd korter zijn dan
1 seconde.
*
3 Het elektronische sluitergeluid kan worden ingesteld in [Shutter vol.] en [Shutter
toon] in [Toon] van het [Set-up]-menu. (356)
205
7. Aandrijving/Sluiter/Beeldstabilisatie
• Als [ ] op het scherm weergegeven wordt, zal de opname met het
elektronische sluitertype plaatsvinden.
• Als een bewegend onderwerp met gebruik van de elektronische sluiter
opgenomen wordt, kan het onderwerp vervormd op de foto verschijnen.
• Als een opname met gebruik van de elektronische sluiter gemaakt wordt,
onder verlichting zoals fluorescente/LED-verlichting, kunnen horizontale
strepen opgenomen worden. In een dergelijk geval kan een langere
sluitertijd het effect van de horizontale strepen verminderen.
• Als de volgende functies gebruikt worden, is [Sluitertype] niet beschikbaar:
– [Samenstelling Live View]
– [Stille modus]
– Focus Bracket ([Bracket])
• Om door sluiter veroorzaakte onscherpte te verminderen, kunt u de
sluitertijd instellen om los te laten op een paar seconden nadat de
ontspannerknop wordt ingedrukt:
[
] [Sluitervertraging] (325)
206
7. Aandrijving/Sluiter/Beeldstabilisatie
Beeldstabilisatie
De camera detecteert bewegingen tijdens de opname en corrigeert die
automatisch, zodat u beelden kunt opnemen met verminderde beweging.
• Als een lens met een O.I.S.-schakelaar wordt gebruikt, zet u de schakelaar
op de lens op ON.
• Wanneer u een lens gebruikt zonder een verbindingsfunctie met de camera,
kan [Stabilisatie] niet worden gebruikt.
• Wanneer u een lens gebruikt zonder een stabilisatiefunctie, kan
[Bedieningsstand] niet worden geselecteerd.
207
7. Aandrijving/Sluiter/Beeldstabilisatie
Beeldstabilisatie-instellingen
Stel de beweging van de beeldstabilisatie in om bij de opnamesituatie te
passen.
[ ] / [ ] Selecteer [Stabilisatie]
[Bedieningsstand]
Stelt de stabilisatiebeweging (wazig) in om bij de
opnamemethode (normaal, panning) te passen. (208)
[E-stabilisatie
(Video)]
[HIGH]
Dat stabiliseert grote bewegingen. (Omdat
de stabilisatiebreedte groot is, wordt de
gezichtshoek versmald.)
• [
] wordt op het scherm weergegeven
tijdens de video-opname.
[STANDARD]
Dat stabiliseert bewegingen. (De
gezichtshoek kan smaller worden.)
• [
] wordt op het scherm weergegeven
tijdens de video-opname.
[OFF]
Daarmee wordt de elektronische stabilisatie
uitgeschakeld (video).
De camerabewegingen tijdens een video-opname worden
gecorrigeerd langs de verticale en horizontale assen en die van
schuinstand, slingering en verdraaiing, met het gecombineerde
gebruik van de in-lens en elektronische beeldstabilisaties.
(5-assen hybride beeldstabilisatie)
Als de icoon van het opnamescherm niet aangeduid
wordt met [
] of [ ], zelfs niet als een onderling
verwisselbare lens van Panasonic wordt gebruikt die Dual
I.S.2 ondersteunt, update de firmware van de lens dan naar
de nieuwste versie. Voor de meest recente informatie over
ondersteunde lenzen of voor het downloaden van de firmware
ervan, kunt u onze ondersteuningssite bezoeken. (20)
• Wanneer een onderling verwisselbare lens wordt
gebruikt die Dual I.S.2 niet ondersteunt of wanneer
[Bedieningsstand] is ingesteld op [OFF], wordt [
]
(krachtig) of [
] (standaard) weergegeven.
208
7. Aandrijving/Sluiter/Beeldstabilisatie
• Wanneer de ontspanknop tot halverwege ingedrukt wordt, kan
de waarschuwingsicoon voor camerabewegingen [
] op het
opnamescherm weergegeven worden.
Als dit weergegeven wordt, wordt aangeraden een statief, de zelfontspanner
of de afstandsbediening van de sluiter te gebruiken (391).
• Wij raden aan de beeldstabilisatiefunctie uit te schakelen als een statief
gebruikt wordt.
• Als de volgende functies gebruikt worden, is [E-stabilisatie (Video)] niet
beschikbaar:
– [
]-modus
– [Dig. zoom] (alleen DC-G100)
– [4K Live Bijsnijden]
[Bedieningsstand]
Stel de stabilisatiebeweging (wazig) in om bij de opnamemethode
(normaal, panning) te passen.
[Normaal]
Corrigeert verticale, horizontale en draaiende
camerabewegingen.
Deze functie is geschikt voor gewone opnames.
[Panning]
Corrigeert verticale camerabewegingen.
Dit is geschikt voor horizontale panning.
[OFF] Zet de beeldstabilisatiefunctie van de in-lens op OFF.
• De beeldstabilisatoren die geactiveerd moeten worden, verschillen afhankelijk van
de lens.
• Als lenzen met een O.I.S.-schakelaar gebruikt worden, kan de bedieningsstand
van de camera niet op [OFF] gezet worden. Zet de schakelaar op de lens op OFF.
• Als de volgende functies gebruikt worden, schakelt [
] ([Panning]) naar [ ]
([Normaal]):
– Video-opname, [4K-FOTO], [Post Focus]
209
8. Helderheid (belichting)/Kleur/
Beeldeffect
[Meetfunctie]
Type optische meting om helderheid te meten kan veranderd worden.
[ ]/[ ] Selecteer [Meetfunctie]
Multimeting
Methode waarmee de meest geschikte belichting
gemeten wordt door de verdeling van helderheid op het
volledige scherm te beoordelen.
Centrum
Methode voor het uitvoeren van metingen gericht op het
midden van het scherm.
Spot
Methode voor het uitvoeren van
metingen gericht op het uiterste
kleine gedeelte rondom het doel van
de puntmeting
.
Wanneer u het AF Area
verplaatst, wordt het doel
van de puntfocussing ook
dienovereenkomstig verplaatst.
210
8. Helderheid (belichting)/Kleur/Beeldeffect
Belichtingscompensatie
U kunt de belichting compenseren als de correcte belichting die bepaald
wordt door de camera te helder of te donker is.
U kunt de belichting aanpassen met stappen van 1/3 EV in een bereik van
±5 EV.
Wanneer video’s opgenomen worden, of wanneer opnames gemaakt
worden met 4K-foto of Post Focus, verandert het bereik in ±3 EV.
1
Druk op [ ].
2
Compenseert de belichting.
Draai aan of .
3
Bevestig uw selectie.
Druk de sluiterknop tot halverwege
in.
211
8. Helderheid (belichting)/Kleur/Beeldeffect
• In de [ ]-modus kunt u de belichting compenseren door de ISO-
gevoeligheid op [AUTO] te zetten.
• Als de waarde van de belichtingscompensatie onder of boven ±3 EV komt,
zal de helderheid van het opnamescherm niet langer veranderen.
Druk de ontspanknop tot halverwege in of gebruik AE Lock om de waarde
op het opnamescherm weer te geven.
• De ingestelde belichtingscompensatie wordt zelfs opgeslagen als de
camera uitgeschakeld wordt.
• U kunt de waarde van de belichtingscompensatie instellen om gereset te
worden wanneer de camera wordt uitgeschakeld:
[
] [ ] [Belichtingscomp. reset] (333)
• Belichtingsbracket kan ingesteld worden en de flitsersterkte kan aangepast
worden op het scherm voor de belichtingscompensatie:
[
] [ ] [Inst. belichtingscomp scherm] (339)
212
8. Helderheid (belichting)/Kleur/Beeldeffect
Focus en belichting vergrendelen
(AF/AE vergrendeling)
Vergrendel de scherpstelling en de belichting van tevoren om foto’s te
maken met dezelfde instellingen voor scherpstelling en belichting terwijl
de compositie veranderd wordt.
Dit is nuttig als u wilt scherp stellen op een rand van het scherm of als er
bijvoorbeeld achtergrondverlichting is.
1
Wijs [AF/AE LOCK] toe aan de Fn-knop. (294)
• Deze kunnen niet op [Fn5] tot [Fn9] geregistreerd worden.
2
Vergrendel scherpstelling en
belichting.
Druk op de Fn-knop en houd die ingedrukt.
Als de scherpstelling vergrendeld is,
zal de icoon van de AF vergrendeling
weergegeven worden.
Als de belichting vergrendeld is, zal
de icoon van de AE vergrendeling
weergegeven worden.
3
Houd de Fn-knop ingedrukt om de compositie te bepalen
en neem vervolgens de foto.
Druk de ontspanknop geheel in.
213
8. Helderheid (belichting)/Kleur/Beeldeffect
De functie van [AF/AE LOCK] instellen
[ ] [ ] Selecteer [AF/AE vergrend.]
[AE LOCK] De belichting is vergrendeld.
[AF LOCK] De scherpstelling is vergrendeld.
[AF/AE LOCK] Zowel focus en belichting zijn vergrendeld.
[AF-ON] De automatische scherpstelling wordt geactiveerd.
Programmaschakeling kan ingesteld worden zelfs wanneer AE vergrendeld is.
U kunt de vergrendeling handhaven zonder op de Fn-knop te blijven drukken:
[ ] [ ] [AE-vergr.-vast] (333)
214
8. Helderheid (belichting)/Kleur/Beeldeffect
ISO-gevoeligheid
U kunt de lichtgevoeligheid (ISO-gevoeligheid) instellen.
Met de standaardinstellingen kunt u van 200 tot 25600 instellen in stappen
van 1/3 EV.
1
Druk op [ ] ( ).
2
Selecteer de ISO-gevoeligheid.
Draai aan of .
2
00
4
0
3
Bevestig uw selectie.
Druk de sluiterknop tot halverwege
in.
Kenmerken van de ISO-gevoeligheid
Door het verhogen van de ISO-gevoeligheid kan de sluitertijd worden
verhoogd op donkere plaatsen om camerabeweging en onscherpte te
voorkomen. Hogere waarden van ISO-gevoeligheid doen echter ook de
hoeveelheid ruis op de opgenomen beelden toenemen.
215
8. Helderheid (belichting)/Kleur/Beeldeffect
Items instellen (ISO-gevoeligheid)
[AUTO]
ISO-gevoeligheid wordt automatisch ingesteld in een bereik
tot 3200, afhankelijk van de helderheid van een onderwerp.
(Intelligente ISO)
ISO-gevoeligheid wordt automatisch ingesteld in een bereik
tot 3200, afhankelijk van de beweging en de helderheid van
het onderwerp.
• De sluitertijd staat niet vast wanneer de ontspanknop half
ingedrukt wordt. Die verandert continu op basis van de
beweging van het onderwerp, tot de ontspanknop volledig
wordt ingedrukt.
[200] tot [25600]
De ISO-gevoeligheid is vast ingesteld op de geselecteerde
waarde.
• U kunt de ondergrens van de ISO-gevoeligheid uitbreiden
naar [100] door [Uitgebreide ISO] (333) in te stellen op
[ON] in het [Voorkeuze] ([Belichting])-menu.
• Als de volgende functies gebruikt worden, is [
] niet beschikbaar:
– [
]-modus, [ ]-modus, [ ]-modus, [ ]-modus
– [4K-FOTO], [Post Focus]
– [Samenstelling Live View]
• Als de volgende functies gebruikt worden, is de ISO-gevoeligheid die ingesteld kan
worden beperkt.
– [
]-modus, [ ]-modus, [4K-FOTO], [Post Focus]: [6400] (bovengrens)
– [V-Log L] ([Fotostijl]): [400] (ondergrens)
– [Filterinstellingen]: [3200] (bovengrens) (Indien ingesteld op [Hoge dynamiek],
staat de instelling vast op [AUTO].)
– [Samenstelling Live View]: [200] (ondergrens) (Wanneer [Uitgebreide ISO] is
ingesteld op [ON], wordt de instelling [L.100].), [1600] (bovengrens)
– [Multi-belicht.]: [200] (ondergrens), [3200] (bovengrens)
216
8. Helderheid (belichting)/Kleur/Beeldeffect
• Tijdens de video-opname werkt de camera als [AUTO] (voor video). (Indien
niet in de [
] / [ ]-modus)
• U kunt de onder- en bovengrenzen voor ISO auto instellen:
[
] [ISO-gevoeligheid (foto)] (321)
[
] [ISO-gevoeligh. (video)] (264)
• U kunt de ondergrens van de sluitertijd voor ISO auto instellen:
[
] [Korte sluitert.] (321)
• U kunt de intervallen tussen de instellingswaarden van de ISO-gevoeligheid
veranderen:
[
] [ ] [ISO-verhoging] (333)
• U kunt de bovenlimiet voor ISO auto instellen op het instellingenscherm van
de ISO-gevoeligheid:
[
] [ ] [Instellingen ISO-weergave] (339)
217
8. Helderheid (belichting)/Kleur/Beeldeffect
Witbalans (WB)
Witbalans (WB) is een functie die de kleurzweem corrigeert die
veroorzaakt wordt door het licht dat het onderwerp verlicht.
Het corrigeert de kleuren zodat het witte onderwerp wit verschijnt en de
algemene kleur daardoor het meest lijkt op wat door het oog gezien wordt.
Normaal gesproken kunt u auto ([AWB], [AWBc] of [AWBw]) gebruiken om
de optimale witbalans te verkrijgen.
Stel deze functie in als de kleuring van het beeld anders is dan u
verwachtte of als u de kleuring wilt wijzigen om de omgeving vast te
leggen.
1
Druk op [ ] ( ).
2
Selecteer de witbalans.
Draai aan of .
218
8. Helderheid (belichting)/Kleur/Beeldeffect
3
Bevestig uw selectie.
Druk de sluiterknop tot halverwege
in.
Items instellen (Witbalans)
[AWB] Auto
[AWBc]
Auto (vermindert de roodachtige tint onder een halogeen
lichtbron)
[AWBw]
Auto (laat de roodachtige tint onder een halogeen lichtbron
onveranderd)
[
]
Heldere lucht
[
]
Bewolkte lucht
[
]
Schaduw onder een heldere lucht
[
]
Halogeenlamp
[
]
*
1
Flitser
[
] tot [ ]
Stelt modus 1 tot 4 in (220)
[
] tot [ ]
Kleurtemperaturen 1 tot 4 (220)
*
1 Het werkt als [AWB] tijdens het opnemen van een video of met [4K-FOTO] of
[Post Focus].
219
8. Helderheid (belichting)/Kleur/Beeldeffect
1 [AWB] zal met dit bereik werken.
2 Blauwe lucht
3 Bewolkte lucht (Regen)
4 Schaduw
5 Zonlicht
6 Wit fluorescerend licht
7 Gloeilamp
8 Zonsopgang en zonsondergang
9 Kaarslicht
K=Kelvintemperatuur en kleuren
• Onder verlichting zoals fluorescente of LED-verlichting zal de geschikte
witbalans variëren afhankelijk van het type verlichting.
Gebruik [AWB], [AWBc], [AWBw] of [
] tot [ ].
• De witbalans is vastgezet op [AWB] terwijl [Filterinstellingen] gebruikt wordt.
• De witbalans werkt mogelijk niet goed als u foto’s maakt met een flitser en
het onderwerp wordt opgenomen buiten het effectieve bereik van de flitser.
• In de [
]-modus worden instellingen gemaakt die geschikt zijn voor elke
scène.
• In de [
]-modus zullen de instellingen van de witbalans (met inbegrip van
de fijnafstelling van de witbalans) door het veranderen van de scène of de
opnamemodus weer op [AWB] gezet worden.
220
8. Helderheid (belichting)/Kleur/Beeldeffect
Witinstelling toewijzen ([ ] tot [ ])
Neem foto’s van een wit voorwerp onder de lichtbron van de
opnamelocatie om de witbalans af te stellen, tot het voorwerp wit
verschijnt.
Druk op [ ] ( ) en selecteer vervolgens een waarde van [ ] tot
[
].
Druk op .
Richt de camera op een wit voorwerp zodat het in het frame op het
midden van het scherm verschijnt en druk vervolgens op
.
• Deze handeling zal de witbalans instellen en brengt u terug naar het
opnamescherm.
• Nadat de afbeelding is opgehaald voor ruisreductie met [Samenstelling Live
View], kan de witinstellingsregistratie niet worden gebruikt.
Kleurtemperatuur instellen ([ ] tot [ ])
Stel de numerieke waarde voor de kleurtemperatuur van de witbalans in.
Druk op [ ] ( ) en selecteer vervolgens een waarde van [ ] tot
[
].
Druk op .
Druk op om de kleurtemperatuur te selecteren en druk vervolgens
op
.
• U kunt de kleur temperatuur instellen van [2500K] tot [10000K].
221
8. Helderheid (belichting)/Kleur/Beeldeffect
De witbalans aanpassen
U kunt de kleuring zelfs regelen als de kleuring die u wilt toepassen niet
door de geselecteerde witbalans geproduceerd wordt.
1
Druk op [ ] ( ).
2
Selecteer de witbalans en druk vervolgens op .
Het afstelscherm wordt weergegeven.
3
Regel de kleuring.
: [A] (AMBER: ORANJE)
: [G] (GROEN: GROENACHTIG)
: [B] (BLAUW: BLAUWACHTIG)
: [M] (MAGENTA: ROODACHTIG)
• U kunt ook de grafiek aanraken om de
aanpassingen te maken.
• Druk op [DISP.] om terug te keren naar
de niet geregelde status.
• U kunt Witbalans Bracket instellen door
aan
of te draaien. (202)
222
8. Helderheid (belichting)/Kleur/Beeldeffect
4
Bevestig uw selectie.
Druk de sluiterknop tot halverwege
in.
• Wanneer de witbalans afgesteld is, verandert de kleur van de icoon van het
opnamescherm ervan in de afgestelde kleur.
Door hem in de richting van de [G]-zijde af te stellen, zal [+] weergegeven
worden en door hem in de richting van de [M]-zijde af te stellen, zal [–]
weergegeven worden.
223
8. Helderheid (belichting)/Kleur/Beeldeffect
[Fotostijl]
U kunt de instellingen voor de afwerking van de beelden selecteren, die
bij uw onderwerpen en expressiestijlen passen.
De afbeeldingskwaliteit kan voor iedere fotostijl aangepast worden.
[ ]/[ ] Selecteer [Fotostijl]
[Standaard] De standaardinstelling.
[Levendig]
Een instelling die een meer levendige kwaliteit
produceert met grotere verzadiging en contrast.
[Natuurlijk]
Een instelling die een zachtere kwaliteit met minder
contrast produceert.
[Zwart-wit] Een zwart/wit instelling zonder kleurschaduwen.
[L.Zwart-wit]
Een zwart-wit-instelling met een rijke gradatie en
scherpe zwarte accenten.
[L.Zwart-wit D]
Een zwart/wit instelling die een dynamische impressie
creëert met verbeterde accenten en schaduwen.
[Landschap]
Een instelling voor landschappen met levendige
blauwe luchten en groene kleuren.
[Portret]
Een instelling die geschikt is voor portretten met
een gezond uitziende en mooie huidtint.
[Custom]
Instelling voor het gebruik van kleuren en
beeldkwaliteit die van tevoren zijn geregistreerd.
[Cinelike
dynamisch bereik]
Instelling die de voorkeur geeft aan het dynamische
bereik door gebruik te maken van een gammacurve
die is ontworpen om filmische beelden te maken.
Geschikt om te bewerken.
[Cinelike video]
Instelling die de voorkeur geeft aan het contrast
door gebruik te maken van een gammacurve die is
ontworpen om filmische beelden te maken.
[V-Log L]
Instelling gammacurve bedoeld voor
postproductiebewerking.
• Dit stelt u in staat om tijdens een postproductie-
montage een rijke gradatie aan de beelden toe
te voegen.
224
8. Helderheid (belichting)/Kleur/Beeldeffect
• In de [ ]-modus is de bediening anders dan in andere opnamemodussen.
– [Standaard] of [Zwart-wit] kunnen ingesteld worden.
– De instelling zal op [Standaard] gereset worden als de camera op een
andere opnamemodus geschakeld of uitgeschakeld wordt.
– De beeldkwaliteit kan niet afgesteld worden.
• Alleen de aanpassing van de beeldkwaliteit kan worden ingesteld in de
[
]-modus.
• Als [Filterinstellingen] gebruikt wordt, is [Fotostijl] niet beschikbaar.
De afbeeldingskwaliteit aanpassen
Druk op om het type Fotostijl te selecteren.
Druk op om een item te selecteren
en druk vervolgens op
om het af
te stellen.
• U kunt de aangepaste details registreren in
[Custom] door op [DISP.] te drukken.
Standaard
Druk op .
• Wanneer de afbeeldingskwaliteit aangepast
is, wordt de Fotostijl-icoon op het
opnamescherm aangeduid met [+].
Items instellen (Aanpassing afbeeldingskwaliteit)
[Contrast]
*
1
Past het contrast in het beeld aan.
[Scherpte] Past de contouren in het beeld aan.
[Ruisreductie]
Past het ruisreductie-effect aan.
• De vergroting van het effect kan een kleine afname
van de fotoresolutie veroorzaken.
[Verzadiging]
*
2
Past de levendigheid van kleuren aan.
[Kleurtoon]
*
3
Past de blauwe en gele tinten aan.
225
8. Helderheid (belichting)/Kleur/Beeldeffect
[Filtereffect]
*
3
[Geel]
Vergroot het contrast. (Effect: zwak)
Neemt de lucht op met een helderblauwe kleur.
[Oranje]
Vergroot het contrast. (Effect: gemiddeld)
Neemt de lucht op met een donkerblauwe kleur.
[Rood]
Vergroot het contrast. (Effect: sterk)
Neemt de lucht op met een nog
donkerder blauwe kleur.
[Groen]
De huid en lippen van mensen worden
met natuurlijke kleurtonen weergegeven.
Groene bladeren verschijnen helderder
en groter.
[Uit]
[Korreleffect]
*
3
[Laag]/
[Standaard]/
[Hoog]
Stelt het niveau van het korreleffect in.
[Uit]
*
1 Kan niet aangepast worden als [V-Log L] geselecteerd is.
*
2 Beschikbaar als iets anders dan [Zwart-wit], [L.Zwart-wit], [L.Zwart-wit D] of
[V-Log L] is geselecteerd.
*
3 Beschikbaar wanneer [Zwart-wit], [L.Zwart-wit] of [L.Zwart-wit D] is geselecteerd.
• De effecten van [Korreleffect] kunnen niet op het opnamescherm
gecontroleerd worden.
• [Korreleffect] is niet beschikbaar als de volgende functies gebruikt worden:
– Video-opname, [4K-FOTO], [Post Focus]
226
8. Helderheid (belichting)/Kleur/Beeldeffect
[Filterinstellingen]
Deze modus maakt opnames met extra beeldeffecten (filters), net als in
de [
]-modus. (113)
U kunt het effect van ieder filter aanpassen.
Bovendien kunt u op hetzelfde moment foto’s zonder effecten maken.
[ ]/[ ] [Filterinstellingen] Selecteer [Filtereffect]
Instellingen: [ON]/[OFF]/[SET]
Een filter instellen met aanraakbediening
Raak [ ] aan.
Raak het in te stellen item aan.
[
]: Filter aan/uit
[
]: Filter
[
]: Aanpassing filtereffect
• Wanneer u [Filtereffect] gebruikt, kunt u geen menu’s of opnamefuncties
gebruiken die niet beschikbaar zijn in de [
]-modus.
• De witbalans zal vastgezet zijn op [AWB] en de flitser zal vastgezet zijn op
[
] (Flitser geforceerd uit).
• De bovengrens van de ISO-gevoeligheid is [3200].
• Als [Hoge dynamiek] ingesteld is, is de ISO-gevoeligheid vastgezet op
[AUTO].
• [Ruw zwart-wit], [Zacht zwart-wit], [Zachte focus], [Sterfilter] en
[Zonneschijn] zijn niet beschikbaar tijdens een video-opname.
• [Filtereffect] is niet beschikbaar als de volgende functies gebruikt worden:
– [Samenstelling Live View]
– [Multi-belicht.]
– [4K Live Bijsnijden]
227
8. Helderheid (belichting)/Kleur/Beeldeffect
[Gelijktijdig zond. filter]
U kunt op hetzelfde moment foto’s maken zonder toegevoegde
filtereffecten.
[ ]/[ ] [Filterinstellingen] Selecteer [Gelijktijdig zond. filter]
Instellingen: [ON]/[OFF]
• [Gelijktijdig zond. filter] is niet beschikbaar als de volgende functies gebruikt
worden:
– [Burstfunctie]
– [4K-FOTO], [Post Focus]
– Foto’s maken terwijl u een video opneemt (wanneer [
]
([Videoprioriteit]) is ingesteld)
– [Intervalopname]
– [Stop-motionanimatie]
– [
], [ ], [ ] ([Kwaliteit])
– [Bracket]
228
9. Flitser
Een flitser gebruiken
De ingebouwde flitser openen/sluiten
De flitser openen
De flitser sluiten
• De flitserinstelling staat vast ingesteld op
[
] (flitser altijd uit) terwijl de flitser dicht
is.
(Behalve als een externe flitser gebruikt
wordt)
• Zorg dat er geen vinger of ander lichaamsdeel of voorwerp tussen de flitser
komt te zitten wanneer u deze sluit.
• Wanneer u de flitser met geweld sluit, kan de camera beschadigd raken.
• Sluit de ingebouwde flitser altijd wanneer u deze niet gebruikt.
• Plaats geen voorwerpen vlak bij de flitser en blokkeer de flitser niet. Hitte en
licht kunnen ervoor zorgen dat het voorwerp vervormt of ontkleurt.
• Blokkeer de flitser niet met uw hand terwijl hij afgaat.
• Sluit de flitser niet direct nadat de voorflits is gebruikt voordat u beelden
opneemt met Altijd AAN/rode-ogenreductie en andere flitserinstellingen. Als
u de flitser direct sluit, zal dit een storing veroorzaken.
• Als u herhaaldelijk opnames maakt, kan het laden van de flitser tijd vergen.
Terwijl de flitser aan het laden is, zullen beelden opgenomen worden zonder
de dat de flitser afgaat.
• Wanneer een externe flitser wordt aangesloten, heeft deze voorrang boven
de ingebouwde flitser. Zie (449) voor informatie over de externe flitser.
229
9. Flitser
Flitser instellen
U kunt de flitserfunctie instellen om het afvuren van de flitser van de
camera te regelen.
[Flitserfunctie]
Stelt de flitsmodus in.
[ ] [Flitser]
Selecteer [Flitserfunctie]
Flitser altijd aan
Flitser altijd aan/
Rode ogen
De flitser wordt telkens geactiveerd, ongeacht de
opname-omstandigheden.
Dit is geschikt voor opnames met
achtergrondverlichting of bij een verlichting zoals
fluorescent licht.
Langzame synchr.
Langzame synchr./
Rode ogen
Wanneer opnames worden gemaakt tegen een
nachtlandschap, zal dit de sluitertijd vertragen
wanneer de flitser flitst om niet alleen het object, maar
ook om het nachtlandschap helderder te maken.
• Langere sluitertijden kunnen wazige beelden tot
gevolg hebben. Om dit te vermijden, raden wij aan
een statief te gebruiken.
Flitser altijd uit De flitser wordt niet geactiveerd.
• Voor meer informatie over flitserinstellingen in de [
]-modus / [ ] raadpleegt
u (80).
230
9. Flitser
• De flitser flitst twee keer.
Het interval tussen de eerste en tweede flits is langer wanneer [
] of
[
] is ingesteld. Het onderwerp mag niet bewegen tot de tweede flits
afgelopen is.
• [
] en [ ] kunnen niet gebruikt worden als de volgende items ingesteld
zijn:
– [Flits-synchro]: [2ND]
– [Draadloos]: [ON]
• Sommige flitsmodussen zijn mogelijk niet beschikbaar, afhankelijk van de
instellingen op de externe flitser.
• De doeltreffende werking van de rode-ogenreductie varieert van persoon tot
persoon.
Het effect, dat beïnvloed wordt door factoren zoals afstand tot het
onderwerp en of het onderwerp naar de camera kijkt wanneer de eerste flits
geactiveerd wordt, kan in bepaalde gevallen mogelijk niet waarneembaar
zijn.
231
9. Flitser
Beschikbare flitsinstellingen voor opnamemodus
De beschikbare flitsinstellingen zijn afhankelijk van de opnamemodus.
( : Beschikbaar, —: Niet beschikbaar)
Opnamemodus
/
/
(●: Standaardinstellingen)
[Geprononceerd portret]
[Zachte huid]
[Kindergezicht]
[Nachtportret]
[Bloemen]
[Gerechten]
[Desserts]
[Bewegende dieren]
[Sport]
[Zwart-wit]
• Opnames met de flitser zijn niet mogelijk als de volgende functies gebruikt
worden:
– [Zacht tegenlicht], [Ontspannen atmosfeer], [Landschap], [Blauwe lucht],
[Romantische zonsondergang], [Levendige zonsondergang],
[Glinsterend water], [Heldere nachtopname], [Koele nachtopname],
[Warme nachtopname], [Artistieke nachtopname],
[Fonkelende verlichting], [Nachtop. uit hand] (modus [
])
– [4K-FOTO], [Post Focus]
– [ESHTR]
– [Stille modus]
– [HDR]
– [Filterinstellingen]
• De [
]-modus van de flitserinstelling keert elke keer als van scène wordt
gewisseld terug naar de oorspronkelijke waarde.
232
9. Flitser
Sluitertijden voor flitsmodussen
[Flitserfunctie] Sluitertijd (Sec.)
1/50
*
1
1 tot 1/50
*
1 In de [ ]-modus is de sluitertijd 60 seconden tot 1/50 van een seconde en in de
[
]-modus is het [T] (tijd) of 60 seconden tot 1/50 van een seconde.
• Sluitertijden korter dan 1/50 seconde zijn niet beschikbaar als u de flitser activeert.
• In de [
] / [ ]-modus verandert de sluitertijd afhankelijk van de gedetecteerde
scène.
Het beschikbare flitsbereik (bij benadering)
Wanneer u bepaalde lenzen gebruikt, kan het licht van de flitser worden
geblokkeerd of het zichtveld van de lens niet volledig bestrijken, waardoor
er donkere vlekken verschijnen in de betreffende beelden. Controleer de
afstand tot het onderwerp wanneer u een foto maakt.
Als de onderling verwisselbare lens (H-FS12032) gebruikt wordt
Groothoek Tele
0,4 m tot 4,1 m 0,3 m tot 2,5 m
Als de onderling verwisselbare lens (H-FS35100) gebruikt wordt
Groothoek Tele
0,9 m tot 3,6 m 0,9 m tot 2,5 m
• Deze bereiken worden verkregen wanneer de ISO-gevoeligheid wordt ingesteld op
[AUTO] en [Boveng. van ISO Auto (Foto)] in [ISO-gevoeligheid (foto)] op [AUTO].
233
9. Flitser
• Wanneer u flitsopnames maakt terwijl de lenskap op de camera zit, kan
het onderste deel van de foto donker worden en kan de bediening van de
flitser worden uitgeschakeld, omdat de flitser mogelijk wordt bedekt door de
lenskap. We raden u aan de lenskap te verwijderen.
[Flitser instel.]
Pas de flitsersterkte aan wanneer de foto te licht of te donker is wanneer
de flitser wordt gebruikt.
1
Selecteer [Flitser instel.].
[ ] [Flitser]
[Flitser instel.]
2
Druk op om de
flitsersterkte in te stellen en
druk vervolgens op
.
• Deze kan ingesteld worden binnen het
bereik van [-2 EV] tot [+2 EV] in stappen
van 1/3 EV.
• Wanneer de intensiteit van de flitser wordt aangepast, wordt [+] of [-]
weergegeven op de flitsericoon.
• Raadpleeg voor informatie over het regelen van de flitssterkte tijdens
opnames met een draadloze flitser, pagina 238.
• [Flitser instel.] kan niet worden gebruikt wanneer [Draadloos] is ingesteld
op [ON].
234
9. Flitser
[Flits-synchro]
Als een bewegend onderwerp ‘s nachts opgenomen wordt met gebruik
van een lange sluitertijd en flitser, kan een lichtspoor voor het onderwerp
langs verschijnen.
Als [Flits-synchro] op [2ND] gezet wordt, kan een dynamische foto
genomen worden met een lichtspoor achter het onderwerp, door de flitser
te activeren vlak voordat de sluiter sluit.
[ ] [Flitser]
Selecteer [Flits-synchro]
[1ST]
Dit is de normale methode voor opnames
met de flitser.
[2ND]
De lichtbron verschijnt achter het
onderwerp en de foto wordt dynamisch.
• Als [2ND] ingesteld is, wordt [2nd] op de flitsericoon van het opnamescherm
weergegeven.
• Als de volgende functies gebruikt worden, is [Flits-synchro] vastgezet op
[1ST]:
– [Draadloos]
– [Samenstelling Live View]
• Het effect wordt mogelijk niet adequaat bereikt bij kortere sluitertijden.
235
9. Flitser
[Auto. belichtingscomp.]
Regelt de flitsersterkte automatisch in combinatie met de waarde van de
belichtingscompensatie. (210)
[ ] [Flitser] Selecteer [Auto. belichtingscomp.]
Instellingen: [ON]/[OFF]
[Rode-ogencorr]
Als [Flitserfunctie] op [ ] of [ ] is vastgezet, detecteert de camera
automatisch rode ogen en corrigeert de beeldgegevens.
[ ] Selecteer [Rode-ogencorr]
Instellingen: [ON]/[OFF]
• Als [ON] ingesteld is, wordt [ ] op de flitsericoon weergegeven.
• Rode ogen kunnen mogelijk niet gecorrigeerd worden, afhankelijk van hoe
ze verschijnen.
236
9. Flitser
Opnames maken met een draadloze
flitser
U kunt een flitser (DMW-FL580L/DMW-FL360L/DMW-FL200L: optioneel)
gebruiken om opnames te maken met gebruik van een draadloze flitser.
U kunt de activering van drie groepen flitsers en de flitser die op de
flitsschoen van de camera bevestigd is, afzonderlijke bedienen.
• De ingebouwde flitser ondersteunt geen draadloze flitserbediening.
Een draadloze flitser plaatsen
Plaats de draadloze flitser met zijn draadloze sensor naar de camera
gericht.
Voorbeeld van plaatsing
Als C geplaatst is om de schaduw
weg te nemen die door flitsgroepen
A en B in de achtergrond van het
onderwerp veroorzaakt wordt
Plaatsingsbereik
Wanneer de DMW-FL200L is bevestigd
7 m
7 m
5 m
5 m
• Het plaatsingsbereik dient als een gids voor wanneer de camera tijdens de
opname horizontaal gehouden wordt. Het bereik varieert afhankelijk van de
omringende omgeving.
• We raden aan maximaal drie draadloze flitsers in iedere groep te gebruiken.
• Als het onderwerp te dichtbij is, kan het communicatielicht van invloed zijn
op de belichting.
Het effect kan beperkt worden door [Communicatielicht] op [LOW] te zetten
of door de sterkte te verminderen met een diffuser of gelijkaardig apparaat.
(239)
237
9. Flitser
1
Bevestig een externe flitser op
de camera. (449)
2
Zet de draadloze flitsers in de
[RC]-modus en breng ze in
positie.
• Stel het kanaal en de groep voor de
draadloze flitsers in.
3
Schakel de draadloze
flitsfunctie van de camera in.
[ ] [Flitser] [Draadloos]
[ON]
4
Instellen [Draadloos kanaal].
• Selecteer hetzelfde kanaal als aan de
zijde van de draadloze flitser.
5
Stel [Draadloze setup] in.
• Stel de activeringsmodus en de
flitssterkte in.
238
9. Flitser
Items instellen ([Draadloze
setup])
• Druk op [DISP.] om een testflits af te vuren.
[Externe
flitser]
[Flitser
functie]
[TTL]: De camera stelt de flitser-output automatisch in.
[AUTO]
*
1
: Stelt de flitsersterkte in aan de zijde van de
externe flitser.
[MANUAL]: Stelt de flitsersterkte van de externe flitser
handmatig in.
[OFF]: De externe flitser activeert alleen het
communicatielicht.
[Flitser
instel.]
Past de flitsersterkte van de externe flitser handmatig
aan als [Flitser functie] op [TTL] gezet is.
[Handmatige
flitserinstel.]
Stelt de flitsersterkte van de externe flitser in als
[Flitser functie] op [MANUAL] gezet is.
Het kan ingesteld worden binnen het bereik van [1/1]
(volledige flitsersterkte) tot [1/128] in stappen van 1/3.
[A Groep]/
[B Groep]/
[C Groep]
[Flitser
functie]
[TTL]: De camera stelt de flitser-output automatisch in.
[AUTO]: Stelt de flitsersterkte in aan de zijde van de
draadloze flitser.
[MANUAL]: Stelt de flitsersterkte van de draadloze
flitser handmatig in.
[OFF]: De draadloze flitsers van de aangeduide groep
zullen niet afvuren.
[Flitser
instel.]
Past de flitsersterkte van de draadloze flitser
handmatig aan als [Flitser functie] op [TTL] gezet is.
[Handmatige
flitserinstel.]
Stelt de flitsersterkte van de draadloze flitser in als
[Flitser functie] op [MANUAL] gezet is.
Het kan ingesteld worden binnen het bereik van [1/1]
(volledige flitsersterkte) tot [1/128] in stappen van 1/3.
*
1 Dit kan niet ingesteld worden als de flitser (DMW-FL200L: optioneel) gebruikt
wordt.
239
9. Flitser
[Communicatielicht]
Stelt de sterktevan het communicatielicht in.
[ ] [Flitser] Selecteer [Communicatielicht]
Instellingen: [HIGH]/[STANDARD]/[LOW]
240
10. Video’s opnemen
Video’s opnemen
1
Start opname.
Druk op de video-opnametoets.
• Laat de video-opnametoets onmiddellijk
na het indrukken los.
Rode REC-kaderindicator (348)
Opnamestatusindicator
Resterende opnameduur
Verstreken opnameduur
2
Stop de opname.
Druk opnieuw op de video-opnametoets.
• Als het moeilijk is om de scherpstelling van het onderwerp te handhaven
tijdens een video-opname met AF, druk de ontspanknop dan opnieuw tot
halverwege in om de scherpstelling opnieuw aan te passen.
241
10. Video’s opnemen
[Opn. kwaliteit]
Stelt de beeldkwaliteit in van de op te nemen video’s.
[ ] Selecteer [Opn. kwaliteit]
[Opn. kwaliteit] Fotoresolutie
Opname-
framesnelheid
Sensor-
output
Bitwaarde
[4K/100M/30p]
*
1
3840×2160 30p 30 fps 100 Mbps
[4K/100M/25p]
*
1
3840×2160 25p 25 fps 100 Mbps
[4K/100M/24p]
*
1
3840×2160 24p 24 fps 100 Mbps
[FHD/28M/60p] 1920×1080 60p 60 fps 28 Mbps
[FHD/28M/50p] 1920×1080 50p 50 fps 28 Mbps
[FHD/20M/30p] 1920×1080 30p 30 fps 20 Mbps
[FHD/20M/25p] 1920×1080 25p 25 fps 20 Mbps
[FHD/24M/24p] 1920×1080 24p 24 fps 24 Mbps
[HD/10M/30p] 1280×720 30p 30 fps 10 Mbps
[HD/10M/25p] 1280×720 25p 25 fps 10 Mbps
*
1 4K-video
• De tijdsduur die u in een enkele sessie kunt opnemen, is afhankelijk van
[Opn. kwaliteit].
Wanneer de opnameduur voor een enkele sessie de volgende duur
overschrijdt, stopt de opname.
– [4K/100M/30p] / [4K/100M/25p] / [4K/100M/24p]: 10 minuten
– [FHD/28M/60p] / [FHD/28M/50p]: 20 minuten
– [FHD/20M/30p] / [FHD/20M/25p] / [FHD/24M/24p] / [HD/10M/30p] /
[HD/10M/25p]: 29 minuten en 59 seconden
242
10. Video’s opnemen
Aangezien de camera gebruik maakt van het VBR opnameformaat, wordt de bitsnelheid
automatisch veranderd, afhankelijk van het op te nemen onderwerp. Als resultaat wordt
de video-opnametijd korter wanneer een snel bewegend onderwerp opgenomen wordt.
Als de volgende functies gebruikt worden, kan 4K-video niet worden ingesteld.
– [Miniatuureffect] ([ ]-modus)
– HDMI-uitgang
Gebruik voor het opnemen van 4K-video’s een kaart van UHS-snelheidsklasse 3.
Wanneer u 4K-video opneemt, wordt de kijkhoek smaller dan bij video’s van andere formaten.
• Om een zeer nauwkeurige scherpstelling te garanderen, worden 4K-video’s
opgenomen bij een lagere snelheid voor automatische scherpstelling. Het
kan lastig zijn om scherp te stellen op het onderwerp met de automatische
scherpstelling, maar dit is geen storing.
Grootte-interval voor splitsen bestanden
[Opn. kwaliteit]
[4K]
Als een SDHC-geheugenkaart gebruikt wordt:
Er zal een nieuw bestand gecreëerd worden om
verder te gaan met de opname als de afmetingen
van het bestand 4 GB overschrijden.
Als een SDXC-geheugenkaart gebruikt wordt:
Zelfs als het bestand groter is dan 4 GB, wordt er
een enkel bestand opgenomen.
[FHD]/[HD]
Er zal een nieuw bestand gecreëerd worden om
verder te gaan met de opname als de afmetingen
van het bestand 4 GB overschrijden.
• Als een handeling, zoals zoomen of het drukken op een knop, uitgevoerd
wordt tijdens het opnemen van een video, kan het werkgeluid daarvan
opgenomen worden.
• Het werkgeluid van de lens (AF en beeldstabilisatie) kunnen op de video
worden opgenomen.
• Als u last heeft van het werkgeluid dat veroorzaakt wordt door het indrukken
van de video-opnametoets, probeer dan het volgende:
Neem de video ongeveer 3 seconden langer op en splits vervolgens het laatste
deel van de video met gebruik van [Splits video] in het [Afspelen]-menu.
Gebruik de afstandsbedieningsfunctie van de ontspanner (391) voor het opnemen.
• Afhankelijk van het type kaart kan na de video-opname de aanduiding van
toegang tot de kaart even verschijnen. Dit is geen defect.
243
10. Video’s opnemen
• Zelfs wanneer het afspelen op een ondersteund apparaat plaatsvindt,
kunnen zich situaties voordoen waarin de kwaliteit van beeld of geluid laag
is, de opname-informatie niet correct weergegeven wordt of het afspelen
bijvoorbeeld niet mogelijk is.
Als u een van de volgende situaties ervaart, speel ze dan af op deze
camera.
• Als de temperatuur van de camera stijgt, kan [
] weergegeven worden
en kan de opname stoppen. Wacht totdat de camera is afgekoeld.
• Wanneer de volgende functies worden gebruikt, wordt de opnamemodus
tijdens video-opnames ingesteld op de "modus Weinig licht":
– [Heldere nachtopname], [Artistieke nachtopname], [Nachtop. uit hand],
[Nachtportret] ([
]-modus)
• Tijdens een video-opname kan deze niet worden uitgevoerd via HDMI.
• De video-opname is niet mogelijk als de volgende functies gebruikt worden:
– [Glinsterend water], [Fonkelende verlichting], [Bloemen] ([
]-modus)
– [Ruw zwart-wit], [Zacht zwart-wit], [Zachte focus], [Sterfilter],
[Zonneschijn] ([
]-modus)
– [Post Focus]
– [Intervalopname]
– [Stop-motionanimatie]
– [Samenstelling Live View]
• U kunt het kader in het opnamescherm weergeven dat de kijkhoek aangeeft
die wordt bereikt met trimmen (bijsnijden) bij het naverwerken:
[
] [ ] [Markering van het frame] (270)
• Kan worden aangeduid als de kijkhoek tijdens het opnemen van video’s:
[
] [ ] [Opn.gebied] (348)
244
10. Video’s opnemen
Foto’s maken terwijl u een video opneemt
Druk tijdens de video-opname de
ontspanknop volledig in.
• Tijdens het maken van foto’s wordt
de indicator voor gelijktijdig opnemen
weergegeven.
• U kunt ook opnemen met de
aanraaksluiterfunctie.
245
10. Video’s opnemen
De video- of fotoprioriteit instellen
[ ] Selecteer [Foto/film in Opname]
[Videoprioriteit]
• Beelden worden opgenomen met een fotoresolutie bepaald
door de [Opn. kwaliteit]-instelling voor video’s.
• Alleen foto’s in JPEG-indeling worden opgenomen wanneer
[Kwaliteit] is ingesteld op [
], [ ] of [ ]. (Wanneer
ingesteld op [
], worden foto’s opgenomen in [Kwaliteit]
van [
].)
• Tijdens de video-opname kunt u maximaal 40 foto’s maken.
(Een video met een [Opn. kwaliteit]-formaat van [4K]:
maximaal 10 beelden)
[Fotoprioriteit]
• Beelden worden opgenomen met de ingestelde [Kwaliteit]
en het beeldformaat van [Fotoresolutie].
• Het scherm wordt zwart tijdens het opnemen van beelden.
Er wordt tijdens die periode een foto gemaakt in de video en
het geluid wordt niet opgenomen.
• Tijdens de video-opname kunt u maximaal 10 foto’s maken.
(Een video met een [Opn. kwaliteit]-formaat van [4K]:
maximaal 5 foto’s)
• De beeldverhouding van een foto wordt vastgezet op [16:9].
• Als de volgende functies gebruikt worden, is gelijktijdig opnemen niet
beschikbaar.
– Video’s waarvan de framesnelheid onder [Opn. kwaliteit] is ingesteld op
minder dan [24p] (wanneer [
] ([Fotoprioriteit]) is ingesteld)
– [4K-FOTO] (wanneer [
] ([Fotoprioriteit]) is ingesteld)
– [Ex. tele conv.] ([Bewegend beeld]) (wanneer [
] ([Fotoprioriteit]) is
ingesteld)
– [Snapfilm]
246
10. Video’s opnemen
Creatieve Videomodus
U kunt de openingswaarde van de lens, de sluitertijd en de ISO-
gevoeligheid handmatig wijzigen om vervolgens video’s op te nemen.
1
Zet de modusknop op [ ].
2
Stel de belichtingsmodus in.
[ ] [Belicht.stand]
[P]/[A]/[S]/[M]
• U kunt dezelfde belichtingshandelingen
uitvoeren als in de [
]/[ ]/[ ]/
[
]-modussen.
• Programme Shift werkt niet.
3
Sluit het menu.
Druk de sluiterknop tot halverwege
in.
247
10. Video’s opnemen
4
Start de opname.
Druk op de ontspanknop of op de
video-opnametoets
.
5
Stop de opname.
Druk opnieuw op de ontspanknop of
op de video-opnametoets.
• U kunt het selectiescherm ook weergeven door de
icoon van de opnamemodus in het opnamescherm
aan te raken.
248
10. Video’s opnemen
Handelingen tijdens het opnemen van video’s
Verander de instellingen van belichting en audio met de aanraakbediening
om te voorkomen dat werkgeluiden opgenomen worden.
Raak [ ] aan.
Raak de icoon aan.
Zoom
(Wanneer een
onderling verwisselbare
lens wordt gebruikt
die power zoom
ondersteunt)
Lensopeningwaarde
Sluitertijd
Belichtingscompensatie
ISO-gevoeligheid
Regeling
geluidsopnameniveau
(Wanneer [Aanp.
geluidsopn.niveau]
is ingesteld op
[MANUAL].)
Versleep de schuifbalk om het item
in te stellen.
[ ]/[ ]: Verandert de instelling
langzaam.
[
]/[ ]: Verandert de instelling snel.
• Als u icoon aanraakt, wordt
het scherm van stap
opnieuw
weergegeven.
249
10. Video’s opnemen
[4K Live Bijsnijden]
Door het bijsnijden van een deel van de afbeelding van het beeld in de
liveweergave, kan men FHD-video opnemen met pannen en zoomen van
de camera terwijl deze op een vaste positie staat.
• Er wordt een video opgenomen met [FHD/20M/25p] onder [MP4].
Panning Inzoomen
• Gebruik een statief om het bewegen van de camera te minimaliseren.
1
Zet de modusknop op [ ].
2
Stel de tijd voor pannen of
zoomen in.
[ ] [4K Live Bijsnijden]
[40SEC]/[20SEC]
250
10. Video’s opnemen
3
Stel het beginframe voor het
bijsnijden in.
Selecteer het bij te snijden bereik
en druk op
.
Beginframe voor het bijsnijden
ResetReset
Inst.Inst.
4
Stel het eindframe voor het
bijsnijden in.
Selecteer het bij te snijden bereik
en druk op
.
Eindframe voor het bijsnijden
• Om de instellingen voor de positie
en grootte van de startframe en het
eindframe opnieuw in te stellen, drukt u
op
.
5
Begin met de opname.
Druk op de ontspanknop of op de
video-opnametoets
.
Verstreken opnametijd
Ingestelde werktijd
• Als de ingestelde werktijd verstreken is,
wordt de opname automatisch beëindigd.
Om de opname halverwege te
beëindigen, drukt u opnieuw op de
ontspanknop of de video-opnametoets.
251
10. Video’s opnemen
Handelingen voor het instellen van het bijsnijdkader
Knop
bediening
Aanraak
bediening
Beschrijving van de bediening
Aanraken Beweegt het frame.
/
Openspreiden/
Dichtknijpen
Vergroot/verkleint het frame.
[DISP.] [Reset]
Beginframe: Zet de framepositie en -formaat terug
op de standaardinstellingen.
Eindframe: Annuleert de instellingen voor de
positie en het formaat van het frame.
[Inst.] Bevestigt de framepositie en -afmeting.
• De gezichtshoek wordt smaller tijdens de opname.
• AF-modus schakelt naar [
] ([Gezicht/ogen detecteren]). (De oogdetectie
kan niet worden gebruikt.)
• Helderheidsmetingen en scherpstellen worden uitgevoerd in het
bijsnijdkader. Om het scherpstelpunt te vergrendelen stelt u [Continu AF] in
op [OFF] of stelt u de focusmodus in op [MF].
• [Meetfunctie] wordt [
] (multimeting).
252
10. Video’s opnemen
Slow & Quick modus
Neemt slow-motionvideo’s en snelle video’s op.
• Er wordt een video opgenomen met [FHD] onder [MP4].
1
Zet de modusknop op [ ].
2
Stel de opname-instellingen in.
[ ]
[S&Q belicht.stand]/
[S&Q beeldfreq. opname]/
[S&Q-effect]
• Raadpleeg voor details pagina 255.
3
Sluit het menu.
Druk de ontspanknop half in.
253
10. Video’s opnemen
4
Begin met de opname.
Druk op de ontspanknop of op de
video-opnametoets
.
5
Stop de opname.
Druk opnieuw op de ontspanknop of
op de video-opnametoets.
• U kunt het selectiescherm ook weergeven door de
icoon van de opnamemodus in het opnamescherm
aan te raken.
254
10. Video’s opnemen
Handelingen tijdens het opnemen van video’s
Met de aanraakbediening kunt instellingen als belichting wijzigen.
Raak [ ] aan.
Raak een icoon aan.
Zoom
(Wanneer een onderling
verwisselbare lens wordt
gebruikt die power zoom
ondersteunt)
Diafragmawaarde
Sluitertijd
Belichtingscompensatie
ISO-gevoeligheid
S&Q-effect
*
1
*
1 Dit kan niet worden bediend tijdens
het opnemen.
Versleep de schuifbalk om het item
in te stellen.
[ ]/[ ]: Verandert de instelling
langzaam.
[
]/[ ]: Verandert de instelling snel.
• Als u icoon aanraakt, wordt
het scherm van stap
opnieuw
weergegeven.
• Audio wordt niet opgenomen in video’s.
255
10. Video’s opnemen
Slow & Quick menu
[S&Q belicht.stand]
Selecteer de belichtingsmodus.
Instellingen: [P]/[A]/[S]/[M]
• U kunt dezelfde belichtingshandelingen uitvoeren als in de
[
]/[ ]/[ ]/[ ]-modussen.
• Programme Shift werkt niet.
[S&Q beeldfreq. opname]
Selecteer de opname-framesnelheid.
Instellingen: [60p]/[50p]/[30p]/[25p]
256
10. Video’s opnemen
[S&Q-effect]
Selecteer het snelheidseffect.
[8xQUICK]
Neemt video’s op met 8-voudige snelheid.
Voorbeeld:
Wanneer ingesteld op [60p]: 8 frames/seconde.
Wanneer ingesteld op [50p]: 6 frames/seconde.
Wanneer ingesteld op [30p]: 4 frames/seconde.
Wanneer ingesteld op [25p]: 3 frames/seconde.
Quick-
motionvideo
[4xQUICK] Neemt video’s op met 4-voudige snelheid.
[2xQUICK] Neemt video’s op met 2-voudige snelheid.
[2xSLOW]
*
1
Neemt video’s op met ongeveer halve
snelheid.
Slow-
motionvideo
[4xSLOW]
*
2
Neemt video’s op met ongeveer 1/4 van de
snelheid.
*
1 Wanneer [S&Q beeldfreq. opname] ingesteld is op [60p]/[50p], wordt de
gezichtshoek smaller.
*
2 Kan alleen worden geselecteerd wanneer [S&Q beeldfreq. opname] is ingesteld
op [30p]/[25p]. (De gezichtshoek wordt smaller.)
• Afhankelijk van de instellingen kan het opnamescherm er mogelijk uitzien
alsof er beelden ontbreken.
• Wanneer de opnameduur voor een enkele sessie de volgende duur
overschrijdt, stopt de opname.
– Quick-motionvideo: 29 minuten en 50 seconden
(Voorbeeld: Wanneer u 29 minuten en 50 seconden opneemt met
[8xQUICK] is het resultaat een video die ongeveer 4 minuten lang is.)
– Slow-motionvideo: 10 minuten
(Voorbeeld: Wanneer u 10 minuten opneemt met [4xSLOW] is het
resultaat een video die ongeveer 40 minuten lang is.)
• De sluitertijden die kunnen worden ingesteld in [S&Q beeldfreq. opname],
[S&Q-effect], en de focusmodus.
257
10. Video’s opnemen
Snapfilms
U kunt de opnametijd vooraf opgeven en video’s terloops opnemen alsof u
foto’s maakt. Met deze functie kunt ook een scherpstelpunt aan het begin
van een opname verplaatsen en vooraf fade in/out-effecten toevoegen.
• Video wordt opgenomen met [FHD/20M/25p] in [MP4].
1
Zet de camera op [Snapfilm].
[ ] [Snapfilm] [ON]
2
Sluit het menu.
Druk de ontspanknop half in.
3
Begin met de opname.
Druk op de video-opnametoets.
258
10. Video’s opnemen
Verstreken opnameduur
Opnametijd instellen
• Na indrukken laat u de video-
opnametoets onmiddellijk weer los.
• U kunt video-opnames niet halverwege
stoppen. De opname zal automatisch
stoppen wanneer de ingestelde
opnametijd is verstreken.
Instellingen wijzigen
[ ] [Snapfilm] Selecteer [SET]
[Opnametijd] Stelt de opnametijd van video’s in.
[Trekfocus]
Hiermee kunt u dramatische beelden opnemen door de
scherpstelling geleidelijk te verschuiven aan het begin van de
opname. (259)
[Fade]
Voegt een fade-in-effect (geleidelijke verschijning) toe aan beeld
en geluid wanneer de opname start of voegt een fade-outeffect
(geleidelijke afsluiting) eraan toe wanneer de opname eindigt.
[WHITE-IN] / [WHITE-OUT]:
Voegt een fade-in- of fade-out-effect toe waarbij een wit scherm
wordt gebruikt.
[BLACK-IN] / [BLACK-OUT]:
Voegt een fade-in- of fade-out-effect toe waarbij een zwart
scherm wordt gebruikt.
[COLOR-IN] / [COLOR-OUT]:
Voegt een effect toe waarbij het beeld geleidelijk van zwart-wit
verandert in kleur of een effect waarbij het beeld geleidelijk
van kleur verandert in zwart-wit. Audio wordt op normale wijze
opgenomen.
[OFF]
259
10. Video’s opnemen
• Video’s die opgenomen worden met [WHITE-IN] of [BLACK-IN] worden
in de afspeelmodus weergegeven als volledig witte of volledig zwarte
thumbnails.
• Als u [Snapfilm] toewijst aan [Fn knopinstelling] in het [Voorkeuze]
([Bediening])-menu (295), kunt u een scherm laten weergeven waarin
u [Snapfilm] kunt wisselen tussen [ON]/[OFF] door op de toegewezen
functieknop te drukken. Als u op de [DISP.]-knop drukt terwijl het scherm
wordt weergegeven, kunt u de instellingen voor Snapfilm wijzigen.
• [Snapfilm] wordt ingesteld op [OFF] wanneer u verbinding maakt met Wi-Fi
met [Op afstand opnemen en weergeven].
• Als de volgende functies gebruikt worden, is [Snapfilm] niet beschikbaar:
– Zelfopnamemodus
– [Miniatuureffect] ([
]-modus)
– [4K-FOTO], [Post Focus]
– [4K Live Bijsnijden]
Instellen van [Trekfocus]
Stel de beelden in die de posities
aangeven waar de [Trekfocus] begint
(eerste positie) en stopt (tweede positie).
Aanraakbediening
Raak een voorwerp (eerste positie) aan,
sleep uw vinger naar de gewenste locatie
(tweede positie) en laat uw vinger los.
• Raak [ ] aan om de beeldinstellingen te
annuleren.
260
10. Video’s opnemen
Knopbediening
Druk op [ ] ( )
Druk op om het beeld te verplaatsen en druk op (eerste
positie)
• Als u op [DISP.] drukt voordat u op drukt, keert het beeld terug naar het
midden.
Herhaal stap (tweede positie)
• Om de beeldinstellingen te annuleren, drukt u op .
• Er kan een groter effect worden bereikt door een opvallend contrast te
creëren tussen scherpstelpunt van begin- en eindposities, bijvoorbeeld door
het focuspunt van de achtergrond naar de voorgrond te verschuiven, of
omgekeerd.
• Nadat het scherpstelpunt is ingesteld, moet de afstand tussen onderwerp en
camera zo constant mogelijk worden gehouden.
• Wanneer het beeld niet kan worden ingesteld, keert het terug naar de eerste
positie.
• Wanneer [Trekfocus] is ingesteld op [ON]
– De AF-modus wordt gewijzigd in [
], een instelling die speciaal
ontworpen is voor [Trekfocus].
– Als u foto maakt, vindt de automatische scherpstelling [
] plaats bij de
eerste beeldpositie.
• Wanneer [Meetfunctie] is ingesteld op [
] (Spot), staat het spotmeetdoel
vast op de startpositie (eerste positie) van [Trekfocus].
• Als de volgende functies gebruikt worden, is [Trekfocus] niet beschikbaar:
– Handmatig scherpstellen
– [Dig. zoom] (alleen DC-G100)
261
10. Video’s opnemen
Video-instellingen (Auto Focus)
Dit deel beschrijft het gebruikt van AF bij het opnemen van video’s.
• In "6. Scherpstellen/Zoom" werken de beschreven functies voor foto’s en
video. Raadpleeg ook die gedeelten.
– Selecteren van de Focusmodus: 126
De AF-modus selecteren: 131
– Het AF-gebied verplaatsen door aanraking: 144
– Opnemen met handmatige scherpstelling: 148
– Opname met zoom: 153
[Continu AF]
U kunt instellen hoe u in AF wilt scherpstellen wanneer een video
opgenomen wordt.
[ ] Selecteer [Continu AF]
[ON]
Laat de scherpstelling continu automatisch aanpassen tijdens het
opnemen van video’s.
[OFF]
De camera handhaaft het scherpstelpunt bij de start van de
opname.
• Afhankelijk van de opname-omstandigheden of de gebruikte lens, kan het
AF-werkgeluid opgenomen worden tijdens het opnemen van de video.
Als u hinder van het werkgeluid ondervindt, raden wij aan de opname te
maken met [Continu AF] op [OFF].
• Als de zoom bediend wordt terwijl een video opgenomen wordt, kan het
even duren voordat het onderwerp scherp gesteld wordt.
• Als de volgende functies gebruikt worden, werkt [Continu AF] niet:
– [Trekfocus] ([Snapfilm])
– [4K Live Bijsnijden]
262
10. Video’s opnemen
[AF Aang. Inst.(Video)]
U kunt de scherpstelmethode voor video-opnames fijn aanpassen met
gebruik van [Continu AF].
[ ] Selecteer [AF Aang. Inst.(Video)]
[ON] Schakelt de volgende instellingen in.
[OFF] Schakelt de volgende instellingen uit.
[SET]
[AF-Snelheid]
[+] zijde: Het brandpunt beweegt bij een hogere
snelheid.
[–] zijde: Het brandpunt beweegt bij een lagere
snelheid.
[AF-Gevoeligheid]
[+] zijde: Als de afstand tot het onderwerp
aanzienlijk verandert, past de camera het brandpunt
onmiddellijk opnieuw aan.
[–] zijde: Als de afstand tot het onderwerp
aanzienlijk verandert, wacht de camera even
alvorens het scherpstellen opnieuw aan te passen.
263
10. Video’s opnemen
Video-instellingen (helderheid)
Dit deel beschrijft de instellingen voor helderheid die worden gebruikt bij
video-opname.
• In "8. Helderheid (belichting)/Kleur/Beeldeffect" werken de beschreven
functies voor foto’s en video.
Raadpleeg ook die delen.
– [Meetfunctie]: 209
– Belichtingscompensatie: 210
– Focus en belichting vergrendelen (AF/AE vergrendeling): 212
– ISO-gevoeligheid: 214
– Witbalans (WB): 217
– [Fotostijl]: 223
– [Filterinstellingen]: 226
[Helderheidsniveau]
U kunt het luminantiebereik instellen om bij het doel van de video-opname
te passen.
[ ] Selecteer [Helderheidsniveau]
Instellingen: [0-255]/[16-255]
• Als [Fotostijl] op [V-Log L] gezet is, staat dit vast op [0-255].
264
10. Video’s opnemen
[ISO-gevoeligh. (video)]
Stelt de onder- en bovenlimieten van de ISO-gevoeligheid in als de ISO-
gevoeligheid op [AUTO] gezet is.
[ ] Selecteer [ISO-gevoeligh. (video)]
[ISO Auto Onderl. Inst.]
Stelt de onderlimiet in van de ISO-gevoeligheid als de
ISO-gevoeligheid is gezet op [AUTO].
• Stel het bereik in tussen [200] en [3200].
[ISO Auto Bovenl. Inst.]
Stelt de bovenlimiet van de ISO-gevoeligheid in als de
ISO-gevoeligheid is gezet op [AUTO].
• Stel in op [AUTO] of in het bereik tussen [400] en
[6400].
265
10. Video’s opnemen
Video-instellingen (audio)
Verklaart de audio-instellingen tijdens video-opname.
[Weerg. geluidsop.niveau]
Het niveau van het opgenomen
geluid wordt op het opnamescherm
weergegeven.
[ ]
Selecteer [Weerg. geluidsop.niveau]
Instellingen: [ON]/[OFF]
[Aanp. geluidsopn.niveau]
Stelt het niveau van de geluidsopname in.
[ ] Selecteer [Aanp. geluidsopn.niveau]
[AUTO]
Past het audio-invoerniveau automatisch aan om de geluidssterkte
van geluiden glad te strijken.
[MANUAL]
Past het audio-invoerniveau handmatig aan.
Instellingen: [MUTE], [-12dB] tot [+6dB]
• Wanneer [MUTE] ingeschakeld is, dempt dit de audio-invoer.
– [
] wordt weergegeven op het opnamescherm.
– Audio-invoer van een externe microfoon wordt ook gedempt.
• U kunt [AUTO] niet selecteren wanneer een externe microfoon is
aangesloten.
• De weergegeven dB-waarden zijn bij benadering.
266
10. Video’s opnemen
[Uitsch. geluid vd wind]
Dit zal het geluid van de wind verminderen dat via de interne microfoon
binnenkomt terwijl de geluidskwaliteit gehandhaafd blijft.
[ ] Selecteer [Uitsch. geluid vd wind]
[HIGH]
Dit vermindert daadwerkelijk het geluid van de wind door het
lage geluid te beperken als sterke wind gedetecteerd wordt.
[STANDARD]
Dit vermindert windgeluid zonder verlies van de geluidskwaliteit
door te filteren op alleen windgeluid.
[OFF]
• Mogelijk ziet u het volledige effect niet, afhankelijk van de opname-
omstandigheden.
• Deze functie werkt alleen met een ingebouwde microfoon.
Wanneer een externe microfoon is aangesloten, wordt [Windreductie]
weergegeven. (452)
[Lens ruisreductie]
U kunt het zoomgeluid verminderen dat ontstaat tijdens video-opnames
wanneer u een onderling verwisselbare lens gebruikt die geschikt is voor
power zoom.
[ ] Selecteer [Lens ruisreductie]
Instellingen: [ON]/[OFF]
• Als deze functie wordt gebruikt, kan de geluidskwaliteit afwijken van die van
normaal gebruik.
267
10. Video’s opnemen
[Ingebouwde microfoon]
Stelt het bereik voor het oppikken van geluid in als een ingebouwde
microfoon gebruikt wordt.
[ ] Selecteer [Ingebouwde microfoon]
Instelling Bereik voor het oppikken van geluid
[AUTO]
Wanneer de AF-modus ingesteld is op [
] ([Gezicht/
ogen detecteren]) en de camera herkent een gezicht,
wordt er overgeschakeld naar [
] ([TRACKING])
*
1
.
In andere gevallen staat deze ingesteld op [
]
([SURROUND]).
[SURROUND] Pikt in alle richtingen een breed scala aan geluiden op.
[FRONT] Pikt het geluid op recht voor de camera.
[TRACKING]
*
1
Wanneer de AF-modus ingesteld is op [ ] ([Gezicht/
ogen detecteren]) en de camera herkent een gezicht, past
deze het bereik voor het oppikken van geluid automatisch
aan de locatie van het gezicht aan. In andere gevallen
past de camera het bereik voor het oppikken van geluid
automatisch aan de gezichtshoek aan.
[BACK] Pikt het geluid op achter de camera.
*
1 Wanneer u de camera verticaal houdt, schakelt de instelling tijdelijk over naar
[
] ([FRONT]).
• In de Zelfopname-modus kunt u het bereik voor het oppikken van geluid
instellen door het [
] op het scherm aan te raken. (Dat werkt niet bij
[Ingebouwde microfoon] van het videomenu.) (88)
• Wanneer een externe microfoon is aangesloten, is [Ingebouwde microfoon]
niet beschikbaar.
• U kunt instellen of het bereik voor het oppikken van geluid van
de ingebouwde microfoon wel of niet wordt weergegeven in het
opnamescherm:
[
] [Ingebouwde mic.indicator] (268)
268
10. Video’s opnemen
[Ingebouwde mic.indicator]
Toont het bereik voor het oppikken van
geluid en het doel voor het oppikken van
geluid voor de ingebouwde microfoon.
[ ]
Selecteer [Ingebouwde mic.indicator]
Instellingen: [ON]/[OFF]
Bereik voor het oppikken van geluid
Doel voor het oppikken van geluid
*
1
*
1 Wanneer de [Ingebouwde microfoon] in [ ] ([AUTO]) of [ ] ([TRACKING])
staat, en een gezicht wordt gedetecteerd door [
] ([Gezicht/ogen detecteren]),
toont de camera automatisch het doel voor het oppikken van geluid op basis van
de toestand van het onderwerp.
• Wanneer een externe microfoon is aangesloten, is [Ingebouwde mic.
indicator] niet beschikbaar.
269
10. Video’s opnemen
Video-instellingen (weergave)
Dit deel beschrijft de belangrijkste Assist-functies die handig zijn bij het
opnemen.
• Het [Voorkeuze] ([Scherm / Display])-menu kent weergavehulpfuncties zoals
de centrale markering. Raadpleeg voor details pagina 342.
[Zebrapatroon]
Onderdelen die helderder zijn dan de referentiewaarde worden
weergegeven met strepen.
U kunt ook de referentiewaarde en de breedte van het bereik instellen,
zodat de strepen worden weergegeven op onderdelen die binnen het
bereik vallen van de helderheid die u opgeeft.
[ZEBRA1] [ZEBRA2]
[ ] [ ] Selecteer [Zebrapatroon]
[ZEBRA1]
Onderdelen die helderder zijn dan de referentiewaarde, worden
weergegeven met [ZEBRA1]-strepen.
[ZEBRA2]
Onderdelen die helderder zijn dan de referentiewaarde, worden
weergegeven met [ZEBRA2]-strepen.
[OFF]
[SET]
[Zebra 1] 50% tot 105%
Stelt de
referentiehelderheid in.
[Zebra 2] [OFF]/50% tot 105%
270
10. Video’s opnemen
[Markering van het frame]
Een frame met het ingestelde aspectratio wordt op het opnamescherm
weergegeven. Zo kunt u tijdens het opnemen de gezichtshoek zien die zal
worden bereikt met trimmen (bijsnijden) bij het naverwerken.
[ ] [ ] Selecteer [Markering van het frame]
[ON] Geeft videorichtlijnen weer op het opnamescherm.
[OFF]
[SET]
[Frame aspect]
Stelt de aspectratio van de videorichtlijnen in.
[2.39:1]/[2.35:1]/[2.00:1]/[1.85:1]/[16:9]/[4:3]/
[5:4]/[1:1]/[4:5]/[9:16]
[Frame kleur] Stelt de kleur van de videorichtlijnen in.
[Frame masker]
Stelt de dekking van de videorichtlijnen aan de
buitenzijde in.
[100%]/[75%]/[50%]/[25%]/[OFF]
271
10. Video’s opnemen
Log Recording
Het instellen van [Fotostijl] op [V-Log L] schakelt Log-opname in.
Beelden die afgewerkt zijn met een rijke gradatie kunnen gecreëerd wordt
via postproductiebewerking.
[ ]/[ ] [Fotostijl] Selecteer [V-Log L]
• Deze camera neemt video’s op in 4:2:0/8 bit, dus na de
postproductiebewerking kunnen helderheid en ongelijkmatige kleuren of
ruis verschijnen in zones zoals een blauwe lucht, menselijke huid en witte
muren. Het is raadzaam om vooraf een testopname te maken en de video te
controleren na de postproductiebewerking.
• Postproductiebewerking wordt ingeschakeld door LUT (Look-Up Table) te
gebruiken.
U kunt LUT-gegevens van de volgende site downloaden:
https://panasonic.jp/support/global/cs/dsc/download/index3.html
(Alleen Engels)
• Wanneer [Fotostijl] wordt ingesteld op [V-Log L], zullen het opnamescherm
en beelden die via HDMI uitgegeven worden, over het algemeen donkerder
lijken. (tijdens een video-opname kan deze niet worden uitgevoerd via
HDMI.)
272
11. Beelden afspelen en
bewerken
In dit hoofdstuk wordt het afspelen en wissen van foto’s en video uitgelegd.
Ook het bewerken van beelden wordt uitgelegd.
• Beelden die opgenomen zijn op andere apparaten dan deze camera worden
mogelijk niet correct met deze camera afgespeeld of bewerkt.
• Voor items uit het [Afspelen]-menu die hier niet genoemd worden,
raadpleegt u "[Afspelen]-menu" dat begint op pagina 362.
Afspelen van foto’s
1
Laat het afspeelscherm
weergeven.
Druk op [ ].
2
Selecteer een foto.
Selecteer de foto’s door op te
drukken.
U kunt de beelden continu
langslopen door op
te drukken
en die ingedrukt te houden.
U kunt ook selecteren door aan
te draaien.
U kunt de beelden ook langslopen door het scherm horizontaal
te verslepen. Door ervoor te zorgen dat uw vinger de linker-of
rechterrand van het scherm blijft aanraken, na het verslepen om
van beeld te veranderen, kunt u de beelden continu langslopen.
273
11. Beelden afspelen en bewerken
3
Afspelen stoppen.
Druk de sluiterknop tot halverwege
in.
U kunt het afspelen ook stoppen
door op [
] te drukken.
274
11. Beelden afspelen en bewerken
Video’s afspelen
1
Laat het afspeelscherm
weergeven.
Druk op [ ].
2
Selecteer een video.
• Raadpleeg voor informatie het selecteren
van beelden Pag. 272.
• De [
] video-icoon wordt weergegeven
voor een video.
Video-opnametijd
• De video-opnametijd wordt op het scherm
weergegeven.
3
Speel de video af.
Verstreken opnametijd
Druk op .
U kunt het afspelen ook starten
door [
] in het midden van het
scherm aan te raken.
• Video’s die opgenomen zijn met
[Snapfilm] worden automatisch
afgespeeld.
4
Afspelen stoppen.
Op drukken.
275
11. Beelden afspelen en bewerken
Handelingen tijdens het afspelen van video’s
Knop
bediening
Aanraak
bediening
Beschrijving van de bediening
Afspelen/pauzeren.
Stoppen.
Voert snel achteruit afspelen uit.
• Als u opnieuw op
drukt, neemt de snelheid van
het snel achteruit spelen toe.
Speelt frame-per-frame terug (tijdens pauze).
Speelt snel vooruit af.
• Als u opnieuw op
drukt, neemt de snelheid van
het snel vooruit afspelen toe.
Speelt frame-per-frame vooruit af (tijdens pauze).
Extraheert een foto (tijdens pauze). (276)
Verlaagt het volume.
Verhoogt het volume.
Handelingen tijdens automatisch afspelen met Snapfilm
Afspelen vanaf het begin
Teruggaan naar een voorgaand beeld
Doorgaan naar het volgende beeld
• Als u het scherm aanraakt, stopt het automatisch afspelen.
• De camera kan video’s in MP4-formaat afspelen.
• Gebruik voor het afspelen van video’s op een PC de software
"PHOTOfunSTUDIO".
276
11. Beelden afspelen en bewerken
Een foto extraheren
Extraheer één frame van een video en sla het op als een JPEG-beeld.
1
Pauzeer het afspelen op de
positie waarop u een foto wilt
extraheren.
Druk op .
• Om de positie precies te regelen, drukt u
op
(frame-per-frame terug of frame-
per-frame vooruit).
2
Sla de foto op.
Druk op .
U kunt ook de foto ook opslaan door
[
] aan te raken.
• De foto die uit de video wordt gecreëerd, wordt opgeslagen met een
beeldkwaliteit van [
].
De foto wordt opgeslagen met een grootte volgens de resolutie van de
[Fotoresolutie].
• De beeldkwaliteit van een foto die uit een video gecreëerd wordt, kan grover
zijn dan normaal.
• [
] wordt op het scherm voor de weergave van gedetailleerde informatie
weergegeven voor een foto die uit een video gecreëerd is.
277
11. Beelden afspelen en bewerken
De weergavemodus omschakelen
U kunt functies gebruiken om dingen te doen zoals het vergroten van
opgenomen beelden om weer te geven en naar de thumbnail-weergave
schakelen om meerdere beelden in één keer weer te geven (multi-
afspelen). U kunt ook naar kalenderweergave schakelen om beelden van
een geselecteerde opnamedatum weer te geven.
Vergrote weergave
De af te spelen beelden kunnen vergroot weergegeven worden (Playback
Zoom).
Het afspeelscherm vergroten.
Draai naar rechts.
Het afspeelscherm wordt vergroot in de
volgorde van 2x
4x 8x 16x.
• Door naar links te draaien, wordt
teruggekeerd naar de vorige weergavegrootte.
• Foto’s die genomen zijn met de [Kwaliteit]
ingesteld op [
] kunnen niet 16x vergroot
weergegeven worden.
Handelingen tijdens vergrote weergave
Knop
bediening
Aanraak
bediening
Beschrijving van de bediening
Spreiden/
dichtknijpen
Vergroot/verkleint het scherm met kleine stappen.
Vergroot/verkleint het scherm.
Verslepen Verplaatst de positie van de vergrote zone.
Speelt de beelden vooruit of achteruit af terwijl
dezelfde zoomvergroting en zoompositie
gehandhaafd blijven.
278
11. Beelden afspelen en bewerken
Thumbnail-scherm
1
Schakel naar de thumbnail-
weergave.
Draai naar links.
Het display wordt omgeschakeld in
de volgorde scherm met 12 beelden
scherm met 30 beelden.
• Door naar links te draaien
tijdens de weergave van het scherm
met 30 beelden, wordt naar de
kalenderweergave geschakeld. (279)
• Door
naar rechts te draaien, wordt
teruggekeerd naar de vorige weergave.
• Het display kan ook omgeschakeld
worden door een icoon aan te raken.
[
]: scherm met 1 beeld
[
]: scherm met 12 beelden
[
]: scherm met 30 beelden
[
]: Kalender
2
Selecteer een beeld.
Druk op om een beeld te selecteren en druk vervolgens
op
.
• Het scherm kan langs gelopen worden door de thumbnail-weergave
omhoog of omlaag te slepen.
• Beelden die aangeduid worden met [ ] kunnen niet afgespeeld worden.
279
11. Beelden afspelen en bewerken
Kalender afspelen
1
Naar kalenderweergave
schakelen.
Draai naar links.
Het display wordt omgeschakeld
in de volgorde thumbnail-scherm
(12 beelden)
thumbnail-
scherm (30 beelden)
Kalenderweergave.
• Door naar rechts te draaien, wordt
teruggekeerd naar de vorige weergave.
2020
12
SUN MON TUE WED THU FRI SAT
54321
121110987
191817161514
262524232221
29
30 3128
6
13
20
27
2
Selecteer de opnamedatum.
Druk op om een datum te selecteren en druk vervolgens
op
.
3
Selecteer een beeld.
Druk op om een beeld
te selecteren en druk vervolgens
op
.
• Door naar links te draaien, wordt
teruggekeerd naar kalender afspelen.
• Het bereik dat de kalender kan weergeven is van januari 2000 tot december
2099.
• Beelden met de bestemmingsinstelling [Wereldtijd] verschijnen in de
kalenderweergave met de juiste datum voor de tijdzone van de bestemming.
280
11. Beelden afspelen en bewerken
Groepsbeelden
Beelden die opgenomen zijn met Intervalopname of Stop-motionanimatie
worden in de camera als groepsbeelden behandeld en kunnen als groep
gewist en bewerkt worden.
U kunt ook ieder beeld in een groep afzonderlijk wissen of bewerken.
Beelden die door de camera als groepsbeelden
behandeld worden
Groepsbeelden opgeslagen met
[4K-FOTO In Bulk Opslaan].
Groepsbeelden opgenomen met
Focus Bracket.
Groepsbeelden opgenomen met
Intervalopname.
Groepsbeelden opgenomen met Stop
Motion Animatie.
15 foto15 foto
Beelden in een groep een voor een afspelen
Handelingen zoals thumbnail-scherm weergeven en het verwijderen van
afbeeldingen, zijn beschikbaar voor beelden in groepen net als bij het
normale afspelen.
Selecteer het groepsbeeld in de afspeelstatus. (272)
Druk op om de beelden in de groep weer te geven.
• U kunt dezelfde handeling ook uitvoeren door aanraking van de groepsicoon.
Druk op om een beeld te selecteren.
• Druk om terug te keren naar het normale afspeelscherm op of raak opnieuw
[
] aan.
281
11. Beelden afspelen en bewerken
Beelden wissen
• Beelden kunnen niet teruggewonnen worden als ze eenmaal gewist zijn.
Controleer de beelden zorgvuldig alvorens ze te wissen.
Als bijvoorbeeld een groepsbeeld gewist wordt, worden alle beelden in de groep gewist.
[Apart wissen]
Druk in de afspeelstatus op [ ].
Druk op om [Apart wissen] te
selecteren en druk vervolgens op
.
[Multi wissen]
Druk in de afspeelstatus op [ ].
Druk op om [Multi wissen] te
selecteren en druk vervolgens op
.
1
Druk op om het te wissen beeld
te selecteren en druk vervolgens op
.
• [ ] wordt voor het geselecteerde
beeld weergegeven.
• Als u opnieuw op
drukt, wordt de
selectie geannuleerd.
• Er kunnen tot 100 beelden
geselecteerd worden.
2
Druk op [DISP.] om het geselecteerde
beeld te wissen.
Uitvoer.Uitvoer.
• Afhankelijk van het aantal te wissen beelden kan het enige tijd vergen om
ze te wissen.
• U kunt instellen welke van [Ja] en [Nee] het eerst wordt geselecteerd in het
bevestigingsscherm bij het verwijderen:
[
] [Wissen bevestigen] (371)
• U kunt alle beelden op een kaart wissen, of alle beelden uitgezonderd
degene met een ingestelde classificatie:
[
] [Alle beelden verwijderen] (371)
282
11. Beelden afspelen en bewerken
[Lichtcompositie]
Selecteer meerdere beelden uit 4K-burstbestanden die u wilt combineren.
Gedeelten van het beeld die lichter zijn dan het vorige beeld, worden op
het vorige beeld gelegd om de beelden tot één beeld te combineren.
1
Selecteer [Lichtcompositie].
[ ] [Lichtcompositie]
2
Selecteer het 4K-burstbestand.
Druk op om een beeld te
selecteren en druk vervolgens op
.
3
Selecteer de combinatiemethode.
Druk op om de combinatiemethode te selecteren en druk
vervolgens op
.
283
11. Beelden afspelen en bewerken
[Samengesteld samenv.]: beelden selecteren om te
combineren
Sleep de schuifbalk of selecteer
met
de beelden die u wilt
combineren.
Druk op .
De geselecteerde beelden worden
in het geheugen opgeslagen en het
previewscherm verschijnt op de display.
• Selecteer de items met en druk
op
om de volgende bewerkingen
uit te voeren.
– [Volg.]: hiermee kunt u meer
beelden selecteren om te
combineren.
[Opn. select.]: hiermee wordt het beeld
dat direct hiervoor is
geselecteerd, genegeerd
en kunt u een ander
beeld selecteren.
Herhaal stap - om meer beelden te selecteren om te
combineren (maximaal 40 beelden).
Druk op om [Opsl.] te selecteren en druk vervolgens op .
[Bereik samenvoegen]: een bereik selecteren om te
combineren
Selecteer het eerste beeld en druk vervolgens op .
• De selectiemethode is hetzelfde als in stap van de instelling
[Samengesteld samenv.].
Selecteer het laatste beeld en druk vervolgens op .
• Foto’s worden in JPEG-indeling opgeslagen. Opnamegegevens (Exif-
gegevens) van het eerste beeld zoals sluitertijd, diafragma en ISO-
gevoeligheid worden ook geregistreerd.
284
11. Beelden afspelen en bewerken
[Serie samenstelling]
Selecteer meerdere beelden uit een 4K-burstbestand om een
reekscompositie van een bewegend onderwerp samen te voegen tot één
beeld.
1
Selecteer [Serie samenstelling].
[ ] [Serie samenstelling]
2
Selecteer het 4K-burstbestand.
Druk op om een beeld te
selecteren en druk vervolgens op
.
3
Selecteer beelden om te combineren.
Selecteer de beelden dusdanig dat het bewegende onderwerp niet
overlapt met het vorige of volgende beeld. (De seriecompositie
wordt mogelijk niet goed gemaakt als het onderwerp overlapt.)
285
11. Beelden afspelen en bewerken
Sleep de schuifbalk of selecteer
met
de beelden die u wilt
combineren.
Druk op .
• De geselecteerde beelden worden
in het geheugen opgeslagen en
het previewscherm verschijnt op de
display.
• Selecteer de items met
en druk
op
om de volgende bewerkingen
uit te voeren.
– [Volg.]: hiermee kunt u meer
beelden selecteren om te
combineren.
– [Opn. select.]: hiermee wordt
het beeld dat
direct hiervoor
is geselecteerd,
genegeerd en kunt
u een ander beeld
selecteren.
Herhaal stap - om meer beelden te selecteren om te
combineren (van 3 tot 40 beelden).
Druk op om [Opsl.] te selecteren en druk vervolgens op .
• We raden u aan een statief te gebruiken voor het opnemen van beelden
voor [Serie samenstelling].
• Foto’s worden in JPEG-indeling opgeslagen. Opnamegegevens (Exif-
gegevens) van het eerste beeld zoals sluitertijd, diafragma en ISO-
gevoeligheid worden ook geregistreerd.
286
11. Beelden afspelen en bewerken
[Retouche wissen]
U kunt onnodige gedeelten die op de gemaakte foto’s zijn opgenomen,
wissen.
• De wishandeling kan alleen uitgevoerd
worden door aan te raken. [Retouche
wissen] schakelt automatisch de
aanraakbediening in.
1
Selecteer [Retouche wissen].
[ ] [Retouche wissen]
2
Selecteer een foto.
Druk op om een beeld te
selecteren en druk vervolgens op
.
3
Sleep met uw vinger over het gedeelte dat u wilt wissen.
De te wissen gedeelten worden gekleurd.
Door [Onged. maken] aan te raken, keert het gekleurde gedeelte
terug naar zijn vorige toestand.
4
Raak [Inst.] aan.
5
Sla het beeld op.
Raak [Opsl.] aan of druk op .
287
11. Beelden afspelen en bewerken
Details wissen (vergroten van de
weergave)
Raak [SCALING] aan
• Spreid op het aanraakscherm uw
twee vingers uit elkaar om in te
zoemen en knijp uw twee vingers
naar elkaar toe om uit te zoomen.
• Door het scherm te slepen, kunt u
het vergrote gedeelte verplaatsen.
Raak [REMOVE] aan
• Daarmee keert u terug naar de
bewerking van het slepen met uw
vinger over het gedeelte dat u wilt
wissen. Het gedeelte dat u wilt
wissen kunt u zelfs slepen terwijl het
beeld vergroot is.
SCALINGSCALING
REMOVE
REMOVE
Onged. makenOnged. maken
Inst.Inst.
• Beelden kunnen onnatuurlijk verschijnen omdat de achtergrond van
verwijderde gedeelten kunstmatig wordt gecreëerd.
• Bewerk de personen op groepsfoto’s een voor een.
• Als de volgende functies gebruikt worden, is [Retouche wissen] niet
beschikbaar:
– Als de zoeker in gebruik is.
– HDMI-uitgang
• [Retouche wissen] is niet beschikbaar voor beelden opgenomen met de
volgende functies:
– Video-opname, [4K-FOTO], [Post Focus]
– [
] ([Kwaliteit])
288
11. Beelden afspelen en bewerken
[RAW-verwerking]
Dit bewerkt foto’s die met het RAW-formaat in de camera opgenomen zijn
en slaat ze op in JPEG-formaat.
1
Selecteer [RAW-verwerking].
[ ] [RAW-verwerking]
2
Selecteer het RAW-beeld.
Druk op om een beeld te
selecteren en druk vervolgens op
.
• Wanneer een beeld uit groepsbeelden
wordt geselecteerd, drukt u op
en
selecteert u vervolgens een beeld in de
groep. Druk opnieuw op
om terug te
keren naar het normale selectiescherm.
• De instellingen van het opnametijdstip
worden in de weergegeven beelden
gereflecteerd.
Inst.Inst.
3
Selecteer een in te stellen item.
Druk op om een item te
selecteren en druk vervolgens op
.
289
11. Beelden afspelen en bewerken
4
Verander de instelling.
Draai aan of .
• Het beeld kan vergroot/verkleind worden
door dit op het scherm met de vingers te
spreiden/dicht te knijpen.
-2 -1 0 +1 +2
5
Bevestig de instelling.
Druk op .
Het scherm van stap 3 verschijnt opnieuw.
Herhaal voor het instellen van een ander item stap
3 tot 5.
6
Sla het beeld op.
Druk op om [Start verwerking]
te selecteren en druk vervolgens
op
.
Items instellen ([RAW-verwerking])
[Start verwerking] Slaat het beeld op.
[Witbalans]
Selecteert de witbalans en past die aan.
Door het item met [
] te selecteren, kan het verwerkt
worden met dezelfde instelling als die van het tijdstip van
de opname.
Als u op drukt in het selectiescherm van [Witbalans],
verschijnt het scherm voor de afstelling van de witbalans.
• Als u op drukt terwijl [ ] op [ ] van
geselecteerd is, verschijnt het scherm voor de
instelling van de kleurtemperatuur.
[Helderheidcorrectie]
Corrigeert de helderheid.
Het [Helderheidcorrectie]-effect verschilt van het effect
van de belichtingscompensatie tijdens de opname.
290
11. Beelden afspelen en bewerken
[Fotostijl]
Selecteert een Fotostijl.
• U kunt geen Fotostijl selecteren voor beelden die
zijn opgenomen met [V-Log L]. U kunt [V-Log L] niet
selecteren voor beelden die niet zijn opgenomen met
[V-Log L].
[Int.dynamiek] Selecteert de instelling van [Int.dynamiek].
[Contrast] Past het contrast aan.
[Markeren] Past de helderheid van heldere delen aan.
[Schaduw] Past de helderheid van donkere delen aan.
[Verzadiging]
*
1
/
[Kleurtoon]
*
2
Past de verzadiging of kleurtoon aan.
[Filtereffect]
*
2
Selecteert filtereffecten.
[Korreleffect]
*
2
Selecteert een korreleffect-instelling.
[Ruisreductie] Stelt de ruisreductie in.
[I.resolutie] U kunt de [I.resolutie]-instellingen selecteren.
[Scherpte] Past de scherpte aan.
[Meer instellen]
[Aanpassingen herstellen]: Zet de instellingen weer
terug op die van het tijdstip van de opname.
[Kleurruimte]: Selecteert een kleurruimte-instelling uit
[sRGB] of [AdobeRGB].
[Fotoresolutie]: Selecteert de afmetingen voor het
opslaan van beelden.
*
1 Beschikbaar wanneer items anders dan [Zwart-wit], [L.Zwart-wit], [L.Zwart-wit D]
of [V-Log L] geselecteerd zijn in [Fotostijl].
*
2 Beschikbaar wanneer [Zwart-wit], [L.Zwart-wit], of [L.Zwart-wit D] is geselecteerd
in [Fotostijl].
291
11. Beelden afspelen en bewerken
Een vergelijkingsscherm weergeven
U kunt een instelling veranderen terwijl u het effect daarvan kan
controleren door beelden met de toegepaste instellingswaarde naast
elkaar weer te geven.
Druk op [DISP.] in het scherm van stap
4.
• Het beeld met de huidige instelling wordt
in het midden weergegeven.
• Door het beeld met de huidige instelling
aan te raken, wordt het vergroot.
Door [
] aan te raken, wordt
teruggekeerd naar het oorspronkelijke
display.
• Als u [Ruisreductie], [I.resolutie], of
[Scherpte] hebt geselecteerd, wordt het
vergelijkingsscherm niet weergegeven.
Draai aan of om de instelling te veranderen.
Druk op om de instelling te bevestigen.
• RAW-beelden die met de camera opgenomen zijn, zijn altijd opgenomen
met afmetingen [L] van [4:3].
Met deze functie worden beelden verwerkt met de beeldverhouding en de
gezichtshoek van [Ex. tele conv.] ([Opname]) op het tijdstip van de opname.
• Het item [Witbalans] is vastgezet op de instelling van het tijdstip van de
opname, voor foto’s die opgenomen zijn met meerdere belichtingen.
• De resultaten van de RAW-verwerking met deze functie, en met de
"SILKYPIX Developer Studio" software, komen niet volledig met elkaar
overeen.
• [RAW-verwerking] is niet beschikbaar wanneer u de HDMI-uitgang gebruikt.
292
11. Beelden afspelen en bewerken
[Splits video]
Een opgenomen video of 4K-burstbestand in twee delen splitsen.
• De beelden kunnen niet naar hun oorspronkelijke staat terugkeren als ze
eenmaal gesplitst zijn. Controleer de beelden zorgvuldig alvorens ze te
splitsen.
• Verwijder de kaart of de batterij niet uit de camera tijdens het
splitsingsproces. De beelden kunnen verloren gaan.
1
Selecteer [Splits video].
[ ] [Splits video]
2
Selecteer het beeld en speel
het af.
Druk op om een beeld te
selecteren en druk vervolgens op
.
• U kunt ook selecteren door aan of
te draaien.
Inst.Inst.
3
Onderbreek het afspelen op de
positie waarop u de splitsing
wilt uitvoeren.
Druk op .
• Om de positie precies te regelen, drukt
u op
(frame-per-frame achteruit of
frame-per-frame vooruit).
4
Splits de video.
Druk op .
• Het is misschien niet mogelijk de video te splitsen op een punt vlakbij het
begin of het einde.
• Video’s met een korte opnameduur kunnen niet gesplitst worden.
293
12. Camera-aanpassing
In dit hoofdstuk wordt de aanpassingsfunctie beschreven waarmee u de
camera kunt configureren met uw favoriete instellingen.
Verander hoe knoppen, draaiknoppen, enz., op de camera bediend
moeten worden.
[Fn knopinstelling]
294
[Instelling dialwerking]
299
Registreer de huidig ingestelde informatie van de camera.
Voorkeuzemode
305
verander de items van de menuweergave.
Quick Menu
301
Mijn Menu
307
• Gedetailleerde instellingen voor de camerabediening en de
schermweergave zijn beschikbaar in het [Voorkeuze]-menu. (333)
294
12. Camera-aanpassing
Fn-knoppen
U kunt functies aan de Fn-knoppen (functieknoppen) toewijzen.
Zowel tijdens de opname als tijdens het afspelen kunnen verschillende
functies ingesteld worden.
Fabrieksinstellingen Fn-knop
134
25
Fn-knoppen
[Instelling in opnamemodus] [Instelling in afspeelmodus]
1
[Fn1] [Belichtingscomp.] [Wi-Fi]
2
[Fn2] [Q.MENU]
• Kan niet worden gebruikt
als Fn-knoppen tijdens het
afspelen.
3
[Fn3] [LVF/Scherm] [LVF/Scherm]
4
[Fn4] [OFF] [Afb. versturen (Smartphone)]
5
[Fn5] [Wi-Fi]
• Kan niet worden gebruikt
als Fn-knoppen tijdens het
afspelen.
[Fn6] [Voorvertoning]
[Fn7] [Niveaumeting]
[Fn8] [Histogram]
[Fn9] [Ingebouwde microfoon]
295
12. Camera-aanpassing
Functies op de Fn-knoppen registreren
1
Selecteer [Fn knopinstelling].
[ ] [ ]
[Fn knopinstelling]
[Instelling in opnamemodus]/
[Instelling in afspeelmodus]
2
Selecteer de knop.
Druk op om de knop te
selecteren en druk vervolgens op
.
De selectie is ook mogelijk door aan
of te draaien.
3
Registreer de functie.
Druk op om een functie te
selecteren en druk vervolgens op
.
De selectie is ook mogelijk door aan
of te draaien.
• U kunt ook [ ] op het scherm met opnamegegevens aanraken (65) om
het scherm in stap
2 weer te geven.
• U kunt ook op de Fn-knop drukken en die ingedrukt houden (2 sec.) om het
scherm in stap
3 weer te geven.
(Dit wordt misschien niet weergegeven, afhankelijk van de geregistreerde
functie en het type knop.)
296
12. Camera-aanpassing
Functies die kunnen worden toegewezen in
[Instelling in opnamemodus]
[4K Fotomodus]
164
[Belichtingscomp.]
210
[Wi-Fi]
382
[Q.MENU]
63
[Video-opname]
240
[LVF/Scherm]
58
[LVF/Scherm disp. Stijl]
347
[AF/AE LOCK]
212
[AF-ON]
213
[Voorvertoning]
106
[1x drukken-AE]
• Stelt de diafragmawaarde en
de sluitertijd in volgens de juiste
belichting die door de camera
bepaald is.
[Touch AE]
71
[Niveaumeting]
61
[Focus instellen]
• Geeft het overgangsscherm van AF
Area/MF Assist weer.
[Zoombediening]
155
[Vergrend. Bediening]
• Schakelt de bewerkingen uit die
ingesteld waren met behulp van
[Instelling Vergrendeling] in het
menu [Voorkeuze] ([Bediening]).
[Vergrendeling focusring]
341
[Dialwerking]
300
[Fotostijl]
223
[Filtereffect]
226
[Aspectratio]
119
[Fotoresolutie]
120
[Kwaliteit]
121
[Meetfunctie]
209
[Burstsnelh.]
323
[Zelf ontsp.]
186
[Samenstelling Live View]
103
[Bracket]
197
[Focusfunctie]
126
[Schaduw markeren]
318
[Int.dynamiek]
319
[I.resolutie]
319
[Korte sluitert.]
321
[HDR]
325
[Sluitertype]
204
[Flitserfunctie]
229
[Flitser instel.]
233
[Draadloze Flitser instellen]
236
[Ex. Tele Conv.]
154
[Dig. zoom] (alleen DC-G100)
157
[Stabilisatie]
206
[E-stabilisatie (Video)]
207
[4K Live Bijsnijden]
249
[Snapfilm]
257
[Filmopname kwaliteit]
241
[S&Q-effect]
256
[Foto/film in Opname]
245
[Weerg. geluidsop.niveau]
265
[Aanp. geluidsopn.niveau]
265
297
12. Camera-aanpassing
[Ingebouwde microfoon]
267
[Speciale mic. veld aanpassen]
452
[Stille modus]
203
[Peaking]
344
[Histogram]
345
[Richtlijnen]
345
[Markering van het frame]
270
[Zebrapatroon]
346
[Zwart-wit Live View]
342
[Constant preview]
343
[Live View versterken]
343
[Opn.gebied]
348
[Stapsg. zoom]
158
[Zoom snelheid]
158
[Gevoeligheid]
214
[Witbalans]
217
[AF mode/MF]
131
148
[Aandrijfstand]
159
[Opn. / Terugsp. Sch.]
• Schakelt naar het afspeelscherm.
[Uit]
• Instellen wanneer niet gebruikt als
een Fn-knop.
[Terug naar standaard]
• Herstel de standaardinstellingen
voor de Fn-knop. (294)
Functies die kunnen worden toegewezen in
[Instelling in afspeelmodus]
[Wi-Fi]
382
[LVF/Scherm]
58
[Opn. / Terugsp. Sch.]
• Schakelt naar het opnamescherm.
[Afb. versturen (Smartphone)]
408
[4K-FOTO wg.]
• Geeft het scherm weer om foto’s uit
een 4K-burstbestand te selecteren
en op te slaan.
[Apart wissen]
281
[Beveiligen]
364
[Rating1]
364
[Rating2]
364
[Rating3]
364
[Rating4]
364
[Rating5]
364
[RAW-verwerking]
288
[4K-FOTO In Bulk Opslaan]
177
[Uit]
• Instellen wanneer niet gebruikt als
een Fn-knop.
[Terug naar standaard]
• Herstel de standaardinstellingen
voor de Fn-knop. (294)
298
12. Camera-aanpassing
Gebruik de Fn-knoppen.
Door tijdens de opname op de Fn-knoppen te drukken, wordt het mogelijk
de functies te gebruiken die in [Instelling in opnamemodus] geregistreerd
zijn en om tijdens het afspelen de functies te gebruiken die in [Instelling in
afspeelmodus] geregistreerd zijn.
1
Druk op de Fn-knop.
2
Selecteer een in te stellen item.
Druk op om een in te stellen
item te selecteren en druk
vervolgens op
.
De selectie is ook mogelijk door aan
of te draaien.
• De methoden voor weergave en selectie
voor het instellen van de item verschillen
afhankelijk van het menu-item.
Gebruik [Fn5] tot [Fn9] (aanraakiconen)
Tijdens de opname kunt u de Fn-knoppen van de Touch tab gebruiken.
Raak [ ] aan.
Raak een van [Fn5] tot [Fn9] aan.
299
12. Camera-aanpassing
[Dialwerking]
Dit verandert tijdelijk de functies die bediend worden met (modusknop
voorop) en
(bedieningsknop).
Functies toewijzen aan de draaiknoppen
1
Selecteer [Instelling
dialwerking].
[ ] [ ]
[Instellingen wieltje]
[Instelling dialwerking]
[ ]/[ ]
2
Registreer de functie.
Druk op om een functie te
selecteren en druk vervolgens op
.
De selectie is ook mogelijk door aan
of te draaien.
Functies die geregistreerd kunnen worden
– [4K Fotomodus] (164)
– [Fotostijl] (223)
– [Filtereffect] (226)
– [Aspectratio] (119)
– [Focusfunctie] (126)
– [Schaduw markeren] (318)
– [Int.dynamiek] (319)
– [I.resolutie] (319)
– [Flitserfunctie] (229)
– [Flitser instel.] (233)
– [Gevoeligheid]
*
1
(214)
– [Witbalans]
*
2
(217)
– [AF mode] (131)
– [Aandrijfstand] (159)
*
1 standaardinstelling
*
2 standaardinstelling
• [Schaduw markeren] maakt gebruik van de twee functiewieltjes.
300
12. Camera-aanpassing
Tijdelijke verandering bediening draaiknop
1
Stel [Dialwerking] op de Fn-knop in. (294)
2
Schakel de bediening van de
draaiknop om.
Druk op de Fn-knop die ingesteld is
in stap
1.
Een gids zal de functies weergeven
die geregistreerd zijn op
en .
Als geen handelingen verricht worden, zal
de gids na enkele seconden verdwijnen.
3
Stel de toegewezen functie in.
Draai aan of terwijl de gids
weergegeven wordt.
4
Bevestig uw selectie.
Druk de sluiterknop tot halverwege
in.
301
12. Camera-aanpassing
Aanpassing Quick Menu
Raadpleeg voor informatie over de bedieningsmethoden van het Quick
Menu pagina 63.
Op het Quick Menu registreren
Verander de menu’s die in het Quick Menu weergegeven moeten worden.
U kunt maximaal 15 items instellen in het Quick-menu.
1
Selecteer [Q.MENU].
[ ] [ ] [Q.MENU]
[CUSTOM]
2
Sluit het menu.
Druk de ontspanknop half in.
3
Laat het Quick-menu
weergeven.
Druk op [Q.MENU].
302
12. Camera-aanpassing
4
Geef het bewerkingsscherm
weer voor het Quick-menu.
Druk op en selecteer [ ], en
druk vervolgens op
.
5
Menu-items registreren.
Druk op om het menu-
item in de bovenste rij te selecteren
en druk op
.
• Items die in de bovenste rij in lichtgrijs
worden weergegeven, zijn al ingesteld.
1/6
6
Selecteer de positie van het
item.
Druk op om de lege ruimte in
de onderste rij te selecteren en druk
op
.
• U kunt het menu-item ook instellen door
het van de bovenste naar de onderste rij
te slepen.
• Als er in de onderste rij geen lege ruimte
is, kunt u een bestaand item door een
nieuw geselecteerd item vervangen door
het bestaande item te selecteren.
• U annuleert de instelling door naar
de onderste rij te gaan door op
te
drukken, een item te selecteren om dit
te annuleren en vervolgens op
te
drukken.
Druk op [Q.MENU] om terug te
keren naar het scherm in stap
4.
1/6
Verplaatsen naar
gewenste positie
303
12. Camera-aanpassing
7
Sluit het Quick-menu.
Druk de ontspanknop half in.
U kunt het menu ook sluiten door op
[Q.MENU] te drukken.
304
12. Camera-aanpassing
Functies die geregistreerd kunnen worden
[Fotostijl]
223
[Filtereffect]
226
[Aspect.inst.]
119
120
[Kwaliteit]
121
[Meetfunctie]
209
[Burstsnelh.]
323
[4K-FOTO]
164
[Zelf ontsp.]
186
[Bracket]
197
[Focusfunctie]
126
[Int.dynamiek]
319
[I.resolutie]
319
[Korte sluitert.]
321
[HDR]
325
[Sluitertype]
204
[Flitserfunctie]
229
[Flitser instel.]
233
[Ex. Tele Conv.]
154
[Dig. zoom] (alleen DC-G100)
157
[Stabilisatie]
207
[E-stabilisatie (Video)]
207
[4K Live Bijsnijden]
249
[Snapfilm]
257
[Filmopname kwaliteit]
241
[S&Q-effect]
256
[Foto/film in Opname]
245
[Weerg. geluidsop.niveau]
265
[Stille modus]
203
[Peaking]
344
[Histogram]
345
[Richtlijnen]
345
[Markering van het frame]
270
[Zebrapatroon]
346
[Zwart-wit Live View]
342
[Constant preview]
343
[Live View versterken]
343
[Opn.gebied]
348
[Stapsg. zoom]
158
[Zoom snelheid]
158
[Gevoeligheid]
214
[Witbalans]
217
[AF mode]
131
[Aandrijfstand]
159
305
12. Camera-aanpassing
Voorkeuzemodus
Menu-instellingen die bij uw voorkeur passen, kunnen in de
Voorkeuzemodus ([C1] tot [C3]) geregistreerd worden. U kunt geregistreerde
instellingen gebruiken door het menu met de voorkeuzemodussen op een
van de modussen [INST.1] tot [INST.3] te zetten.
Registreren in Voorkeuzemodus
U kunt de huidig ingestelde informatie van de camera registeren.
Op het moment van aankoop zijn de standaardinstellingen van de menu’s
van de [
]-modus in alle voorkeuzemodussen geregistreerd.
1
Stel de opnamemodus en de menu-instellingen in van de
status die u wilt opslaan.
2
Selecteer [Geh voorkeursinst.].
[ ] [Geh voorkeursinst.]
3
Registreer ze.
Selecteer het nummer om in op te
slaan en druk vervolgens op
.
De volgende menu-items worden niet als voorkeursinstellingen
geregistreerd.
• [Mijn Menu], [Set-up]-menu, [Afspelen]-menu
• [Voorkeuze]-menu ([Menugids], gegevens geregistreerd in [Gezicht herk.],
[Profiel instellen]-instellingen)
306
12. Camera-aanpassing
• U kunt [ ]/[ ]-modus niet in de Voorkeuzemodus registreren.
De Voorkeuzemodus gebruiken
Zet de modusknop op [ ].
De laatst gebruikte voorkeuzemodus zal
worden opgeroepen.
De voorkeuzemodus omschakelen
[ ] [INST.1]/[INST.2]/[INST.3]
• U kunt het selectiescherm ook weergeven door de
icoon van de opnamemodus in het opnamescherm
aan te raken.
De geregistreerde details wijzigen
De geregistreerde instellingen zullen niet veranderen, zelfs niet als u de
camera-instellingen tijdelijk verandert met de modusknop ingesteld op
[
].
Om de geregistreerde instellingen te veranderen, schrijft u eroverheen
met gebruik van [Geh voorkeursinst.] in het [Set-up]-menu.
307
12. Camera-aanpassing
Mijn menu
Registreer veel gebruikte menu’s in Mijn Menu.
Er kunnen maximaal 23 items geregistreerd worden.
Registratie in Mijn Menu
1
Selecteer [Toevoegen].
[ ] [Mijn Menu Instelling]
[Toevoegen]
2
Registreer ze.
Selecteer het te registreren menu
en druk vervolgens op
.
Mijn Menu oproepen
Roep de menu’s op die in Mijn Menu geregistreerd zijn.
[ ] Geregistreerde menu’s
308
12. Camera-aanpassing
Mijn Menu bewerken
U kunt de weergavevolgorde van Mijn Menu herschikken en onnodige
menu’s wissen.
[ ] Selecteer [Mijn Menu Instelling]
[Toevoegen]
Selecteert en registreert de menu’s die in Mijn Menu
weergegeven worden.
[Sorteren]
Verandert de volgorde van Mijn Menu.
Selecteer het te wijzigen menu en stel vervolgens de
bestemming in.
[Wissen]
Wist de menu’s die in Mijn Menu geregistreerd zijn.
[Item Verwijderen]: Selecteert het menu en wist het
vervolgens.
[Alles wissen]: Wist alle menu’s die in Mijn Menu
geregistreerd zijn.
[Weerg. in Mijn
Menu]
Geeft eerst Mijn Menu weer wanneer een menu weergegeven
wordt.
[ON]: Geeft Mijn Menu weer.
[OFF]: Geeft het laatst gebruikte menu weer.
309
13. Menugids
Dit hoofdstuk bevat een lijst met menu’s en beschrijft ze in detail.
• Raadpleeg voor informatie over de bedieningsmethoden van de menu’s pagina 67.
Zoeken in de menu’s
Lijst van menu’s
310
Meer informatie over menufuncties en standaardinstellingen
[Opname]-menu
316
[Bewegend beeld]-menu
329
[Voorkeuze]-menu
333
[Set-up]-menu
354
[Mijn Menu]
307
[Afspelen]-menu
362
Menu’s die in de specifieke opnamemodussen
worden weergegeven
[Intelligent auto]-menu
314
[Creatieve film]-menu
314
[Slow & Quick]-menu
315
[Voorkeuzemode]-menu
306
[Scene Guide]-menu
315
[Creatieve opties]-menu
315
Voer letters in
Tekens invoeren
372
• Raadpleeg pagina 490 voor meer informatie over "Lijst met functies die
kunnen worden ingesteld in elke opnamemodus".
310
13. Menugids
Lijst van menu’s
:
Menu-items die gemeenschappelijk zijn voor het [Opname]-menu en het [Bewegend beeld]-menu.
De instellingen ervan zijn gesynchroniseerd.
[Intelligent Auto-Modus]
314
[iHandh. nachtop.]
314
[iHDR]
314
[Creatieve film]-menu
[Belicht.stand]
314
[4K Live Bijsnijden]
314
[Slow & Quick]-menu
[S&Q belicht.stand]
315
[S&Q beeldfreq. opname]
315
[S&Q-effect]
315
[Scene Guide]-menu
[Scène wijzigen]
315
[Creatieve opties]-menu
[Filtereffect]
315
[Gelijktijdig zond. filter]
315
[Aspectratio]
316
[Fotoresolutie]
316
[Kwaliteit]
316
[Focusfunctie]
316
[AF-Gevoeligheid(Foto)]
316
[Fotostijl]
316
[Filterinstellingen]
316
[Kleurruimte]
317
[Meetfunctie]
317
[Schaduw markeren]
318
[Int.dynamiek]
319
[I.resolutie]
319
[Flitser]
320
[Rode-ogencorr]
321
[ISO-gevoeligheid (foto)]
321
[Korte sluitert.]
321
[Lang sl.n.red]
322
[Schaduwcomp.]
322
[Diffractiecompensatie]
323
[Stabilisatie]
323
[Ex. tele conv.] ([Opname])
323
[Dig. zoom]
(alleen DC-G100)
323
[Burstsnelh.]
323
[4K-FOTO]
323
[Zelf ontsp.]
324
[Intervalopname]
324
[Stop-motionanimatie]
324
[Intelligent auto]-menu
[Opname]-menu
311
13. Menugids
[Samenstelling Live View]
324
[Stille modus]
324
[Sluitertype]
324
[Sluitervertraging]
325
[Bracket]
325
[HDR]
325
[Multi-belicht.]
327
[Opname]-menu (vervolg)
[Opn. kwaliteit]
329
[Snapfilm]
329
[Focusfunctie]
329
[Continu AF]
329
[AF Aang. Inst.(Video)]
329
[Fotostijl]
329
[Filterinstellingen]
330
[Helderheidsniveau]
330
[Meetfunctie]
330
[Schaduw markeren]
330
[Int.dynamiek]
330
[I.resolutie]
330
[ISO-gevoeligh. (video)]
330
[Diffractiecompensatie]
331
[Stabilisatie]
331
[Antiflikkering]
331
[Ex. tele conv.]
([Bewegend beeld])
331
[Dig. zoom]
(alleen DC-G100)
331
[Foto/film in Opname]
331
[Zelf ontsp.]
331
[Weerg. geluidsop.niveau]
331
[Aanp. geluidsopn.niveau]
331
[Uitsch. geluid vd wind]/
[Windreductie]
332
332
[Lens ruisreductie]
332
[Ingebouwde microfoon]
332
[Ingebouwde mic.indicator]
332
[Speciale microfoon]
332
[Bewegend beeld]-menu
312
13. Menugids
[Belichting]
333
[ISO-verhoging]
333
[Uitgebreide ISO]
333
[Belichtingscomp. reset]
333
[Focus / Sluiter Losl.]
333
[AF/AE vergrend.]
333
[AE-vergr.-vast]
333
[Sluiter-focus]
333
[Ontsp. knop half indr.]
333
[Quick AF]
334
[Oogsensor AF]
334
[Spot AF-Instelling]
334
[AF ass. lamp]
335
[Direct focuspunt]
336
[Prio. focus/ontspan]
336
[Focusoversch. vr Ver./ Hor.]
337
[Loop verpl. focus kader]
337
[Weergave AF-gebied]
337
[AF+MF]
338
[MF assist]
338
[MF assist weergave]
338
[Bediening]
339
[Fn knopinstelling]
339
[Instellingen ISO-weergave]
339
[Inst. belichtingscomp scherm]
339
[Q.MENU]
339
[Instellingen wieltje]
340
[Instelling Vergrendeling]
341
[Vergrendeling focusring]
341
[Video opname knop]
341
[Touch inst.]
341
[Scherm / Display]
342
[Auto review]
342
[Zwart-wit Live View]
342
[Constant preview]
343
[Live View versterken]
343
[Peaking]
344
[Histogram]
345
[Richtlijnen]
345
[Markering van het frame]
346
[Centrummarkering]
346
[Highlight]
346
[Zebrapatroon]
346
[Lichtmeter]
347
[MF-gids]
347
[LVF/Monitorweerg. Ingest.]
347
[Scherm info stijl]
347
[Opn.gebied]
348
[Rest-aanduiding]
348
[Rode aanduiding beeldopn.]
348
[Menugids]
348
[Lens / Andere]
349
[Lenspositie Hervatten]
349
[Powerzoomlens]
349
[Instelling Fn-knop lens]
349
[Diafragmaring verhoging]
350
[Zelf ontsp. auto uit]
350
[Zelfopname]
350
[AF na aftellen]
350
[Gezicht herk.]
351
[Profiel instellen]
353
[Voorkeuze]-menu
313
13. Menugids
[Online handleiding]
354
[Geh voorkeursinst.]
354
[Klokinst.]
354
[Wereldtijd]
354
[Reisdatum]
355
[Wi-Fi]
355
[Bluetooth]
356
[Draadloze lamp verbinding]
356
[Toon]
356
[Besparing]
357
[Weergavesnelheid]
357
[LVF-weergavesnelheid]
357
[Scherm]/[Zoeker]
358
[Helderheid scherm]/
[LVF helderheid]
358
[Oogsensor]
358
[USB mode]
359
[TV-verbinding]
359
[Taal]
360
[Versie disp.]
360
[Map- / Bestandsinstell.]
361
[Nr. resetten]
361
[Resetten]
361
[Netwerkinst. Resetten]
361
[Pixelverbeter.]
361
[Niveaumeting Aanp.]
361
[Demo Modus]
361
[Formatteren]
361
[Mijn Menu Instelling]
308
[Toevoegen]
308
[Sorteren]
308
[Wissen]
308
[Weerg. in Mijn Menu]
308
[Afspelen]-menu
[Diashow]
363
[Afspeelfunctie]
363
[Beveiligen]
364
[Rating]
364
[Titel bew.]
365
[Gez.herk. bew.]
366
[RAW-verwerking]
366
[4K-FOTO In Bulk Opslaan]
366
[Lichtcompositie]
366
[Serie samenstelling]
366
[Retouche wissen]
366
[Tekst afdr.]
367
[Nw. rs.]
368
[Bijsnijden]
369
[Roteren]
369
[Splits video]
369
[Intervalvideo]
370
[Stop-motionvideo]
370
[Scherm roteren]
370
[Foto's sorteren]
370
[Wissen bevestigen]
371
[Alle beelden verwijderen]
371
[Set-up]-menu
[Mijn Menu]
314
13. Menugids
Menu’s die in de specifieke
opnamemodussen worden weergegeven
: Standaardinstellingen
[Intelligent auto]-menu
[Intelligent Auto-
Modus]
[
]/ [ ]
79
Schakelt tussen [
]-modus en [ ]-modus.
[iHandh. nachtop.]
[ON] /
[OFF]
81
Wanneer de camera [iHandh. nachtop.] detecteert,
maakt deze een foto met minder beweging en ruis
door meerdere foto’s te combineren.
[iHDR]
[ON] /
[OFF]
81
Wanneer de camera een groot contrast waarneemt
tussen de achtergrond en het onderwerp,
maakt deze een foto met een rijke gradatie door
meerdere foto’s te combineren.
[Creatieve film]-menu
[Belicht.stand]
[P]/[A]/[S]/[M]
246
Stelt de belichtingsstand in die gebruikt moet
worden in de [
]-modus.
[4K Live Bijsnijden]
[40SEC]/[20SEC]/
[OFF]
249
Door het bijsnijden van een deel van het bereik in
de live view, kan men FHD-video opnemen met
pannen en zoomen van de camera terwijl deze op
een vaste positie staat.
315
13. Menugids
[Slow & Quick]-menu
[S&Q belicht.stand]
[P]/[A]/[S]/[M]
255
Selecteert de belichtingsmodus.
[S&Q beeldfreq.
opname]
[60p]/[50p]/[30p]/
[25p]
255
Selecteer de opname-framesnelheid.
[S&Q-effect]
[8xQUICK]/[4xQUICK]/
[2xQUICK]/[2xSLOW]/
[4xSLOW]
256
Selecteer het snelheidseffect.
[Scene Guide]-menu
[Scène wijzigen] Geeft het scèneselectiescherm weer.
107
[Creatieve opties]-menu
[Filtereffect] Geeft het selectiescherm van het filtereffect weer.
113
[Gelijktijdig zond.
filter]
[ON] /
[OFF]
113
Stelt de camera zo in dat tegelijkertijd een beeld
met en zonder filtereffect wordt opgenomen.
316
13. Menugids
[Opname]-menu
:
:
Menu-items die gemeenschappelijk zijn voor het [Opname]-menu en het
[Bewegend beeld]-menu.
De instellingen ervan zijn gesynchroniseerd.
Standaardinstellingen
[Aspectratio]
[4:3]/[3:2]/[16:9]/[1:1]
119
U kunt de aspectratio van het beeld selecteren.
[Fotoresolutie]
[L]/[M]/[S]
120
Stelt de fotoresolutie van het beeld in.
[Kwaliteit]
[ ]/[ ]/[ ]/[ ]/[ ]
121
Stelt de compressiesnelheid in die voor het
opslaan van foto’s gebruikt wordt.
[Focusfunctie]
[AFS]/[AFF]/[AFC]/[MF]
126
Selecteert de scherpstelmethode (focusmodus) die
bij de beweging van het onderwerp past.
[AF-Gevoeligheid(Foto)]
[+2] tot [-2] ( ±0)
130
Stelt de tracking-gevoeligheid voor de beweging
van de onderwerpen in.
[Fotostijl]
[Standaard]/[Levendig]/[Natuurlijk]/[Zwart-wit]/
[L.Zwart-wit]/[L.Zwart-wit D]/[Landschap]/[Portret]/
[Custom]/[Cinelike dynamisch bereik]/
[Cinelike video]/[V-Log L]
223
U kunt de instellingen voor de afwerking van de
beelden selecteren, die bij uw onderwerpen en
expressiestijlen passen.
[Filterinstellingen]
[Filtereffect] [ON]/
[OFF]/[SET]
226
[Gelijktijdig zond.
filter]
[ON]/
[OFF]
Deze modus maakt opnames met extra
beeldeffecten (filters).
317
13. Menugids
[Kleurruimte]
[sRGB]/[AdobeRGB]
Dit stelt de methode voor de reproductie van de
correcte kleuren in van de opgenomen beelden
op een PC-scherm of op een apparaat zoals een
printer.
[sRGB]: Dit wordt op grote schaal gebruikt in PC’s
en gelijkaardige apparaten.
[AdobeRGB]: AdobeRGB wordt vooral gebruikt
voor zakelijke doeleinden zoals professioneel
printen omdat het een groter bereik van
reproduceerbare kleuren heeft dan sRGB.
• Stel [sRGB] in als u AdobeRGB niet goed kent.
• Als de volgende functies gebruikt worden, is de
instelling vastgezet op [sRGB]:
– Video-opname, [4K-FOTO], [Post Focus]
– [V-Log L] ([Fotostijl])
– [Filterinstellingen]
[Meetfunctie]
[ ]/[ ]/[ ]
209
Type optische meting om helderheid te meten kan
veranderd worden.
318
13. Menugids
[Schaduw
markeren]
[ ] ([Standaard])/
[
] ([Hoger contrast])/
[
] ([Lager contrast])/
[
] ([Schaduw lichter maken])/
[
]/[ ]/[ ] (aangepast)
U kunt de lichte partijen en schaduwen in een
beeld aanpassen terwijl u de helderheid van deze
gebieden op het scherm controleert.
• Draai
om de lichte gebieden aan te passen
en draai
om de schaduwgebieden aan
te passen. Druk op
om de instelling te
bevestigen.
Lichte partij
Schaduw
Previewweergave
– U kunt ook aanpassingen verrichten door de
grafiek te slepen.
– Druk op
om de icoon van het
registratiedoel te selecteren (Voorkeuze 1,
Voorkeuze 2 en Voorkeuze 3) om uw
voorkeursinstellingen te registreren.
• U kunt op [DISP.] drukken om het scherm te
wisselen.
319
13. Menugids
[Schaduw
markeren]
(Vervolg)
• Wanneer [Filterinstellingen] wordt gebruikt, is
[Schaduw markeren] niet beschikbaar.
• Wanneer [Fotostijl] is ingesteld op [V-Log L], is
dat vastgezet op [
] ([Standaard]).
• De instellingen die zijn aangepast in [
], [ ], [ ] of [ ] worden naar de
standaardinstellingen hersteld wanneer de
camera wordt uitgeschakeld.
[Int.dynamiek]
[AUTO]/[HIGH]/[STANDARD]/[LOW]/
[OFF]
Contrast en belichting worden gecompenseerd als
het verschil in helderheid tussen de achtergrond en
het onderwerp groot is.
• Het compensatie-effect wordt mogelijk niet
verkregen afhankelijk van de opname-
omstandigheden.
• Deze functie is niet actief in de volgende
gevallen:
– Wanneer [HDR] is ingesteld op [ON]
• Als de volgende functies gebruikt worden, is [Int.
dynamiek] niet beschikbaar:
– [V-Log L] ([Fotostijl])
– [Filterinstellingen]
– [Samenstelling Live View]
[I.resolutie]
[HIGH]/[STANDARD]/[LOW] /
[OFF]
Met de intelligente resolutietechnologie van
de camera kunt u foto’s maken met scherpere
contouren en een hogere resolutie.
320
13. Menugids
[Flitser]
[Flitserfunctie]
[ ]/[ ]/[ ]/[ ]/[ ]
229
Stelt de flitsmodus in.
[Flits-synchro]
[1ST]/[2ND]
234
Stelt de flitserfunctie in op Tweede
Gordijnsluitersynchronisatie.
[Flitser instel.]
[-2 EV] tot [+2 EV]
(
[±0 EV])
233
Pas de flitsersterkte aan wanneer de foto te licht of
te donker is wanneer de flitser wordt gebruikt.
[Auto.
belichtingscomp.]
[ON]/
[OFF]
235
Regelt de flitssterkte automatisch in combinatie
met de waarde van de belichtingscompensatie.
[Draadloos] [ON]/
[OFF]
237
Maakt het mogelijk opnames met een draadloze
flitser te maken.
[Draadloos kanaal]
[1CH]/[2CH]/[3CH]/[4CH]
237
Stelt het kanaal in dat gebruikt moet worden
wanneer met een draadloze flitser opgenomen
wordt.
[Communicatielicht]
[HIGH]/[STANDARD]/
[LOW]
239
Stelt de sterktevan het communicatielicht in.
[Draadloze setup] [Externe flitser]
238
[A Groep]/[B Groep]/
[C Groep]
Stelt de details in voor opnames met en draadloze
flitser.
321
13. Menugids
[Rode-ogencorr]
[ON]/
[OFF]
235
Als [Flitserfunctie] op [
] of [ ] is vastgezet,
detecteert de camera automatisch rode ogen en
corrigeert de beeldgegevens.
[ISO-gevoeligheid
(foto)]
[ISO Auto Onderl.
Inst.]
[200] tot [12800]
[ISO Auto Bovenl.
Inst.]
[AUTO]/[400] tot [25600]
U kunt de bovengrens voor ISO-gevoeligheid
instellen wanneer de ISO-gevoeligheid is ingesteld
op [AUTO] of [
].
• Als de volgende functies gebruikt worden, is
[ISO-gevoeligheid (foto)] niet beschikbaar:
– [Heldere nachtopname], [Koele
nachtopname], [Warme nachtopname],
[Nachtop. uit hand] ([
]-modus)
[Korte sluitert.]
[AUTO]/[1/16000] tot [1/1]
Hiermee stelt u de minimumwaarde voor de
sluitertijd in die moet worden gebruikt wanneer de
ISO-gevoeligheid is ingesteld op [AUTO] of [
].
• De sluitertijd mag langer worden dan de
ingestelde waarde in opnamesituaties waarin de
correcte belichting niet verkregen kan worden.
322
13. Menugids
[Lang sl.n.red]
[ON]/[OFF]
De camera verwijdert automatisch ruis die
veroorzaakt werd tijdens het opnemen van beelden
met een lange sluitertijd.
• Opnemen is niet mogelijk tijdens ruisreductie.
• Als de volgende functies gebruikt worden, is
[Lang sl.n.red] niet beschikbaar:
– Video-opname, [4K-FOTO], [Post Focus]
– [ESHTR]
– [Stille modus]
[Schaduwcomp.]
[ON]/
[OFF]
Wanneer de schermomtrek donkerder wordt
wegens de eigenschappen van de lens, kunt
u foto’s maken met de helderheid van de
schermomtrek gecorrigeerd.
• Het compensatie-effect wordt mogelijk niet
verkregen afhankelijk van de opname-
omstandigheden.
• Beeldruis aan de randen van het beeld
kan sterker worden met een hogere ISO-
gevoeligheid.
• Als de volgende functies gebruikt worden, is
[Schaduwcomp.] niet beschikbaar:
– Video-opname, [4K-FOTO], [Post Focus]
– Foto’s maken terwijl u een video opneemt
(wanneer [
] ([Videoprioriteit]) is ingesteld)
– [Ex. tele conv.] ([Opname])
– [Dig. zoom] (alleen DC-G100)
323
13. Menugids
[Diffractiecompensatie]
[AUTO]/ [OFF]
De camera verhoogt de beeldresolutie door
de wazigheid te corrigeren die door diffractie
veroorzaakt wordt wanneer de lensopening
dichtgaat.
• Het compensatie-effect wordt mogelijk niet
verkregen afhankelijk van de opname-
omstandigheden.
• Beeldruis kan sterker worden met een hogere
ISO-gevoeligheid.
[Stabilisatie]
[Bedieningsstand]
[ ]/[ ]/[OFF]
206
[E-stabilisatie
(Video)]
[HIGH]/
[STANDARD]/
[OFF]
Configureert de beeldstabilisatie-instellingen.
[Ex. tele conv.]
([Opname])
[ZOOM]/[TELE CONV.]/
[OFF]
154
U kunt foto’s opnemen die verder uitvergroot
zijn, voorbij wat met een optische zoom mogelijk
is, zonder dat dit een verslechtering van de
afbeeldingskwaliteit veroorzaakt.
[Dig. zoom]
(Alleen DC-G100)
[2x]/
[OFF]
157
U kunt inzoomen tot 2x de oorspronkelijke
zoomvergroting.
[Burstsnelh.]
[H]/[M]/[L]
160
Stelt de werking van de burstopname in.
[4K-FOTO]
[Opnamemethode] [4K-Burst (Groothoek)]
(in zelfopnamemodus)/
[4K-burst]/[4K-burst
(S/S)]/[4K-voorburst]
164
[Pre-Burst Opname] [ON]/
[OFF]
Stelt 4K-foto’s in.
U kunt de foto’s die uit een burstbestand
geëxtraheerd zijn opslaan met gebruik van
hogesnelheid-burst.
324
13. Menugids
[Zelf ontsp.]
[ ]/[ ]/[ ]/[ ] enz.
187
[SET] 2 sec. tot 10 sec. (
3 sec.)
Stelt de duur van de zelfontspanner in.
[Intervalopname]
[Start]
189
[Instel. opname-
interval]
[ON]/[OFF]
[Starttijd]
[Nu]/[Begintijd instellen]
[Aantal beelden]
[Opname-interval]
Start/stopt de opname automatisch na een
ingesteld opname-interval.
[Stop-
motionanimatie]
[Start]
192
[Automatische
opname]
[ON]/
[OFF]
[Opname-interval]
Hiermee kunt u foto’s nemen terwijl het onderwerp
steeds een klein beetje verplaatst wordt.
[Samenstelling Live
View]
[Start]
103
[Sluitervertraging] [8SEC]/[4SEC]/[2SEC]/
[1SEC]/
[OFF]
De camera neemt beelden op met ingestelde
intervallen van de belichtingstijd, en combineert
delen met veranderingen in helder licht, om het
resultaat als één enkel beeld op te slaan.
[Stille modus]
[ON]/
[OFF]
203
Dit schakelt alle werkgeluiden en de verlichting in
één keer uit.
[Sluitertype]
[AUTO]/[EFC]/[ESHTR]
204
Selecteer het sluitertype dat u wilt gebruiken voor
het opnemen van de foto’s.
325
13. Menugids
[Sluitervertraging]
[8SEC]/[4SEC]/[2SEC]/[1SEC]/
[OFF]
Om camerabewegingen en wazigheid als
gevolg van de sluitertijd te beperken, wordt de
sluiter losgelaten nadat een gespecificeerde tijd
verstreken is nadat op de sluiterknop gedrukt werd.
• Als de volgende functies gebruikt worden, is
[Sluitervertraging] niet beschikbaar:
– Video-opname, [4K-FOTO], [Post Focus]
– [HDR]
[Bracket]
[Type Bracket]
[
]/[ ]/[ ]/[ ]/
[OFF]
197
[Meer instellen]
U kunt meerdere foto’s maken terwijl een instelling
automatisch aangepast wordt.
[HDR]
[ON]/
[OFF]
[SET] [Dynamisch bereik]
[Auto uitlijnen]
De camera kan 3 foto’s die zijn gemaakt met een
verschillende belichting combineren tot één goed
belichte foto met een rijke gradatie. De afzonderlijke
beelden die worden gebruikt om het HDR-beeld
te maken, worden niet opgeslagen. U kunt het
verlies aan gradaties in lichte en donkere gebieden
beperken wanneer bijvoorbeeld het contrast tussen
de achtergrond en het onderwerp groot is.
Een gecombineerde HDR-foto wordt in JPEG-
formaat opgeslagen.
[Dynamisch bereik]:
[AUTO]: Maakt foto’s nadat automatisch het
aanpassingsbereik is ingesteld van de belichting
op basis van het contrast van een onderwerp.
[±1EV] / [±2EV] / [±3EV]: Maakt foto’s met behulp
van het aanpassingsbereik van de belichting.
326
13. Menugids
[HDR]
(Vervolg)
[Auto uitlijnen]:
[ON]: Past automatisch de verplaatsing van
beelden aan als gevolg van beweging enz. Het
verdient aanbeveling deze instelling te gebruiken
om beelden op te nemen met een camera in de
hand.
[OFF]: Past de verplaatsing van beelden niet aan.
Gebruik deze instelling wanneer u een statief
gebruikt.
• Nadat de ontspanknop is ingedrukt, mag u de
camera niet bewegen tijdens de burstopname.
• Aangezien er een hele burst aan foto’s wordt
gecombineerd na het opnemen, kan het even
duren voordat u opnieuw een foto kunt maken.
• Een onderwerp dat tijdens het opnemen
in beweging was, kan als nabeeld worden
opgenomen.
• Wanneer [Auto uitlijnen] is ingesteld op [ON],
wordt de kijkhoek iets smaller.
• Wanneer u een foto maakt met een flitser, wordt
de flitsmodus vast ingesteld op [
] (flitser
altijd uit).
• Deze functie werkt niet voor foto’s terwijl er een
video wordt opgenomen.
• Als de volgende functies gebruikt worden, is
[HDR] niet beschikbaar:
– Zelfopnamemodus
– [Filterinstellingen]
– [Burstfunctie]
– [4K-FOTO], [Post Focus]
– [Bracket]
– [
], [ ], [ ] ([Kwaliteit])
– [Intervalopname]
– [Stop-motionanimatie] (wanneer
[Automatische opname] is ingesteld)
– [Samenstelling Live View]
327
13. Menugids
[Multi-belicht.]
[Start]
[Auto gain]
[ON]/[OFF]
[Overlappen] [ON]/
[OFF]
U kunt een effect toepassen dat gelijk staat aan
vier belichtingen van een enkel beeld.
[Auto gain]: Past de helderheid automatisch aan
in overeenstemming met het aantal beelden.
[Overlappen]: Maakt multi-belichting voor
opgenomen RAW-beelden mogelijk. Na het
selecteren van [Start] wordt een selectiescherm
voor de te stapelen beelden weergegeven.
• Na het selecteren van [Start] start de multi-
belichting door de ontspanknop volledig in te
drukken.
• Voor iedere opname wordt Preview
weergegeven en zijn de volgende handelingen
mogelijk:
– [Volg.] (U kunt dezelfde
handeling ook uitvoeren
door de ontspanknop
tot halverwege in te
drukken.)
– [Nieuw]
– [Exit]: Neemt de foto en
beëindigt de opname
met multi-belichting.
Volg.
Nieuw
Exit
328
13. Menugids
[Multi-belicht.]
(Vervolg)
• Om de opname met multi-belichting te
beëindigen voordat de opname start, drukt u op
het opnamescherm op [Fn2].
• De opname-informatie van het laatst
opgenomen beeld zal opgeslagen worden als
de opname-informatie voor de beelden die met
multi-belichting opgenomen zijn.
• [Overlappen] kan alleen ingesteld worden voor
RAW-beelden die opgenomen zijn met de
camera.
• Als de volgende functies gebruikt worden, is
[Multi-belicht.] niet beschikbaar:
– Zelfopnamemodus
– [Filterinstellingen]
– [Intervalopname]
– [Stop-motionanimatie]
– [Samenstelling Live View]
– HDMI-uitgang
329
13. Menugids
[Bewegend beeld]-menu
:
:
Menu-items die gemeenschappelijk zijn voor het [Opname]-menu en het
[Bewegend beeld]-menu.
De instellingen ervan zijn gesynchroniseerd.
Standaardinstellingen
[Opn. kwaliteit] Stelt de afbeeldingskwaliteit van de video in.
241
[Snapfilm]
[ON]/
[OFF]
257
[SET] [Opnametijd]
[Trekfocus]
[Fade]
U kunt de opnametijd vooraf opgeven en video’s
terloops opnemen alsof u foto’s maakt.
[Focusfunctie]
[AFS]/[AFF]/[AFC]/[MF]
126
Selecteert de scherpstelmethode (focusmodus) die
bij de beweging van het onderwerp past.
[Continu AF]
[ON]/[OFF]
261
U kunt instellen hoe u in AF wilt scherpstellen
wanneer een video opgenomen wordt.
[AF Aang. Inst.
(Video)]
[ON]/
[OFF]
262
[SET]
[AF-Snelheid]/
[AF-Gevoeligheid]
U kunt de scherpstelmethode voor video-opnames
fijn aanpassen met gebruik van [Continu AF].
[Fotostijl]
[Standaard]/[Levendig]/[Natuurlijk]/[Zwart-wit]/
[L.Zwart-wit]/[L.Zwart-wit D]/[Landschap]/[Portret]/
[Custom]/[Cinelike dynamisch bereik]/
[Cinelike video]/[V-Log L]
223
U kunt de instellingen voor de afwerking van de
beelden selecteren, die bij uw onderwerpen en
expressiestijlen passen.
330
13. Menugids
[Filterinstellingen]
[Filtereffect] [ON]/
[OFF]/[SET]
226
[Gelijktijdig zond.
filter]
[ON]/
[OFF]
Deze modus maakt opnames met extra
beeldeffecten (filters).
[Helderheidsniveau]
[0-255]/
[16-255]
263
U kunt het luminantiebereik instellen om bij het
doel van de video-opname te passen.
[Meetfunctie]
[ ]/[ ]/[ ]
209
Type optische meting om helderheid te meten kan
veranderd worden.
[Schaduw
markeren]
[ ] ([Standaard])/[ ] ([Hoger contrast])/
[
] ([Lager contrast])/
[
] ([Schaduw lichter maken])/
[
]/[ ]/[ ] (aangepast)
318
U kunt de lichte partijen en schaduwen in een
beeld aanpassen terwijl u de helderheid van deze
gebieden op het scherm controleert.
[Int.dynamiek]
[AUTO]/[HIGH]/[STANDARD]/[LOW]/
[OFF]
319
Contrast en belichting worden gecompenseerd als
het verschil in helderheid tussen de achtergrond en
het onderwerp groot is.
[I.resolutie]
[Hoog]/[Standaard]/[Laag]/
[OFF]
Met de intelligente resolutietechnologie van
de camera kunt u foto’s maken met scherpere
contouren en een hogere resolutie.
[ISO-gevoeligh.
(video)]
[ISO Auto Onderl.
Inst.]
[200] tot [3200]
264
[ISO Auto Bovenl.
Inst.]
[AUTO]/[400] tot [6400]
Stelt de onder- en bovenlimieten van de ISO-
gevoeligheid in als de ISO-gevoeligheid op [AUTO]
gezet is.
331
13. Menugids
[Diffractiecompensatie]
[AUTO]/ [OFF]
323
De camera verhoogt de beeldresolutie door
de wazigheid te corrigeren die door diffractie
veroorzaakt wordt wanneer de lensopening
dichtgaat.
[Stabilisatie]
[Bedieningsstand]
[ ]/[ ]/[OFF]
206
[E-stabilisatie
(Video)]
[HIGH]/
[STANDARD]/
[OFF]
Configureert de beeldstabilisatie-instellingen.
[Antiflikkering]
[1/50]/[1/60]/[1/100]/[1/120]/
[OFF]
De sluitertijd kan worden vastgezet om het
flikkeren of strepen in een video te verminderen.
[Ex. tele conv.]
([Bewegend beeld])
[ON]/
[OFF]
156
Zet de zoomvergroting vast op het maximum.
[Dig. zoom]
(Alleen DC-G100)
[2x]/
[OFF]
157
U kunt inzoomen tot 2x de oorspronkelijke
zoomvergroting.
[Foto/film in
Opname]
[ ]/[ ]
245
Selecteer welke instelling prioriteit heeft wanneer
foto’s worden gemaakt terwijl een video wordt
opgenomen.
[Zelf ontsp.]
[ ]/[ ]/[ ]/[ ] enz.
187
[SET] 2 sec. tot 10 sec. (
3 sec.)
Stelt de duur van de zelfontspanner in.
[Weerg. geluidsop.
niveau]
[ON]/
[OFF]
265
Het niveau van het opgenomen geluid wordt op het
opnamescherm weergegeven.
[Aanp. geluidsopn.
niveau]
[AUTO]/[MANUAL]
([MUTE], [-12dB] tot [+6dB] (
[0dB]))
265
Stelt het niveau van de geluidsopname in.
332
13. Menugids
[Uitsch. geluid vd
wind]
[HIGH]/
[STANDARD]/[OFF]
266
Dit zal het geluid van de wind verminderen dat
via de interne microfoon binnenkomt terwijl de
geluidskwaliteit gehandhaafd blijft.
[Windreductie]
[HIGH]/[STANDARD]/[LOW]/
[OFF]
452
Dit vermindert de windruis als een externe
microfoon aangesloten is.
[Lens ruisreductie]
[ON]/[OFF]
266
U kunt het zoomgeluid verminderen dat ontstaat
tijdens video-opnames wanneer u een onderling
verwisselbare lens gebruikt die geschikt is voor
power zoom.
[Ingebouwde
microfoon]
[AUTO]/
[SURROUND]/[FRONT]/[TRACKING]/
[BACK]
267
Stelt het bereik voor het oppikken van geluid in als
een ingebouwde microfoon gebruikt wordt.
[Ingebouwde mic.
indicator]
[ON]/[OFF]
268
Toont het bereik voor het oppikken van geluid en
het doel voor het oppikken van geluid voor de
ingebouwde microfoon.
[Speciale
microfoon]
[STEREO]/[LENS AUTO]/[SHOTGUN]/
[S.SHOTGUN]/[MANUAL]
452
Stelt het bereik voor het oppikken van geluid in
als een stereo shotgun microfoon (DMW-MS2:
optioneel) aangesloten is.
333
13. Menugids
[Voorkeuze]-menu
: Standaardinstellingen
[Voorkeuze]-menu [Belichting]
[ISO-verhoging]
[1/3EV]/[1 EV]
Wijzigt de intervallen tussen de waarden voor de
aanpassing van de ISO-gevoeligheid.
[Uitgebreide ISO]
[ON]/
[OFF]
Breidt het instellingsbereik van ISO-gevoeligheid uit.
[Belichtingscomp.
reset]
[ON]/
[OFF]
Dit veroorzaakt een reset van de belichtingswaarde als u de
opnamemodus verandert of de camera uitschakelt.
[Voorkeuze]-menu [Focus / Sluiter Losl.]
[AF/AE vergrend.]
[AE LOCK]/[AF LOCK]/[AF/AE LOCK]/[AF-ON]
Stelt in welke functie geactiveerd wordt wanneer [AF/AE
LOCK] aan een Fn-knop wordt toegewezen. (212)
[AE-vergr.-vast]
[ON]/
[OFF]
Dit stelt knopbedieningen voor AF/AE-vergrendeling in.
Door dit op [ON] te zetten wordt de vergrendeling
gehandhaafd nadat de knop losgelaten is, tot hij weer
ingedrukt wordt.
[Sluiter-focus]
[ON]/[OFF]
Dit past de scherpstelling automatisch aan als u de
ontspanknop tot halverwege indrukt.
[Ontsp. knop half
indr.]
[ON]/
[OFF]
U kunt de ontspanner loslaten door de ontspanknop tot
halverwege in te drukken.
334
13. Menugids
[Voorkeuze]-menu [Focus / Sluiter Losl.]
[Quick AF]
[ON]/
[OFF]
Wanneer de hoeveelheid beweging van de camera klein is,
zal de camera het brandpunt automatisch aanpassen en zal
de scherpstelaanpassing sneller zijn als op de ontspanknop
gedrukt wordt.
• De batterij zal sneller dan normaal opraken.
• Deze functie is in de volgende gevallen niet beschikbaar:
– In Preview-modus
– In situaties met weinig licht
[Oogsensor AF]
[ON]/
[OFF]
Wanneer door de zoeker gekeken wordt, en de oogsensor
werkt, dan zal AF werkzaam zijn.
• [Oogsensor AF] werkt mogelijk niet onder
omstandigheden met gedimd licht.
[Spot AF-Instelling]
[Spot AF tijd] [LONG]/
[MID]/[SHORT]
[Spot AF weergave] [FULL]/
[PIP]
Wijzigt de instellingen van de vergrote weergave die
weergegeven worden wanneer de AF-modus [
] is.
[Spot AF tijd]: Stelt in hoe lang het scherm vergroot wordt
wanneer de sluiterknop tot halverwege ingedrukt wordt.
[Spot AF weergave]: Stelt de weergavemethode (volledig
scherm/venster) van het vergrote scherm in.
335
13. Menugids
[Voorkeuze]-menu [Focus / Sluiter Losl.]
[AF ass. lamp]
[ON]/[OFF]
Bij opnames met weinig licht gaat het AF Assist-lampje aan
wanneer de sluiterknop tot halverwege wordt indrukt de
camera gemakkelijker kan scherpstellen.
• Het effectieve bereik van de AF Assist-lamp varieert
afhankelijk van de gebruikte lens.
– Wanneer de onderling verwisselbare lens (H-FS12032/
H-FS35100) is bevestigd en bij groothoek:
Ongeveer 1,0 m tot 3,0 m
• Verwijder de lenskap.
• De AF Assist-lamp kan ernstig geblokkeerd raken
waardoor het moeilijk wordt om scherp te stellen als een
lens met een grote diameter gebruikt wordt.
• Als de volgende functies gebruikt worden, is [AF ass.
lamp] vastgezet op [OFF]:
– [Landschap], [Blauwe lucht], [Romantische
zonsondergang], [Levendige zonsondergang],
[Glinsterend water], [Heldere nachtopname],
[Koele nachtopname], [Warme nachtopname],
[Artistieke nachtopname], [Nachtop. uit hand]
([
]-modus)
– [Stille modus]
336
13. Menugids
[Voorkeuze]-menu [Focus / Sluiter Losl.]
[Direct focuspunt]
[ON]/
[OFF]
Hiermee verplaatst u het AF-gebied of MF Assist met de
cursortoets tijdens het opnemen.
• Wanneer [
], [ ], [ ] of [ ] is geselecteerd,
kunt u het AF-gebied verplaatsen, wanneer [
] is
geselecteerd, kunt u de geblokkeerde startpositie
verplaatsen, en wanneer [
] is geselecteerd, kunt u de
scherpstelpositie verplaatsen.
• Voer de instelling uit van functies die aan de
cursortoetsen zijn toegewezen via het Quick-menu
(301) of met de functieknoppen (295).
• Als de volgende functies gebruikt worden, is [Direct
focuspunt] vastgezet op [OFF]:
– [Glinsterend water] ([
]-modus, [ ]-modus)
– [4K Live Bijsnijden]
[Prio. focus/
ontspan]
[AFS]/[AFF]
[FOCUS]/[BALANCE]/[RELEASE]
[AFC] [FOCUS]/
[BALANCE]/[RELEASE]
Dit stelt in of de prioriteit tijdens Auto Focus aan de
scherpstelling of aan de ontspanknop gegeven moet
worden.
[FOCUS]: Schakelt de opname uit als geen scherpstelling
verkregen wordt.
[BALANCE]: Voert de opname uit terwijl het evenwicht
tussen de scherpstelling en de timing voor het loslaten van
de sluiterknop geregeld wordt.
[RELEASE]: Schakelt de opname zelfs in als geen
scherpstelling verkregen wordt.
337
13. Menugids
[Voorkeuze]-menu [Focus / Sluiter Losl.]
[Focusoversch. vr
Ver./ Hor.]
[ON]/
[OFF]
Slaat afzonderlijke posities voor AF-gebieden op voor
wanneer de camera verticaal wordt gehouden en wanneer
hij horizontaal wordt gehouden. De camera onthoudt twee
verschillende verticale posities, een met de rechterzijde van
de camera omlaag gericht en een met de linkerzijde omlaag
gericht.
• Deze functie werkt wanneer de AF-modus is ingesteld op
[
], [ ] of [ ].
• In MF slaat dit de positie van MF Assist op.
[Loop verpl. focus
kader]
[ON]/
[OFF]
Als het AF-gebied of MF Assist verplaatst worden, kunt u
de positie ervan hiermee als een lus van de ene naar de
andere rand van het scherm laten lopen.
[Weergave AF-
gebied]
[ON]/[OFF]
U kunt de weergave-instelling van het AF-gebied uitvoeren
wanneer de AF-modus is ingesteld op [
] (scherpstellen
op 49 punten) of Voorkeur multi.
[ON]: Het AF-gebied op het opnamescherm weergeven.
• Wanneer het standaard AF-gebied is geselecteerd in
[
] (scherpstellen op 49 punten) of [ ], [ ] of
[
] van de functie Voorkeur multi, wordt het AF-gebied
niet weergegeven.
[OFF]: Het AF-gebied wordt slechts enkele seconden
na instelling van het AF-gebied op het opnamescherm
weergegeven.
• Wanneer de volgende functies worden gebruikt, zelfs
als deze ingesteld zijn op [ON], heeft het dezelfde
bedieningen als [OFF].
– [
]-modus, [ ]-modus
– Video-opname, [4K-FOTO]
338
13. Menugids
[Voorkeuze]-menu [Focus / Sluiter Losl.]
[AF+MF]
[ON]/
[OFF]
U kunt het brandpunt met de hand fijn afstellen tijdens AF-
vergrendeling.
– Als de focusmodus [AFS] is en de ontspanknop tot
halverwege ingedrukt wordt
– Indien vergrendeld met gebruik van de Fn-knop [AF
LOCK] of [AF/AE LOCK]
[MF assist]
Wanneer u
een onderling
verwisselbare lens
met een bevestigde
focusring gebruikt
[
]/ [ ]/[ ]/[OFF]
Wanneer u
een onderling
verwisselbare lens
gebruikt waarbij geen
focusring is bevestigd
[ON]/[OFF]
Dit stelt de weergavemethode van MF Assist in (vergroot
scherm).
[
]: Het scherm wordt vergroot door de lens te
bedienen of door op [
] ( ) te drukken.
[
]: Het scherm wordt vergroot door de lens te
bedienen.
[
]: Het scherm wordt vergroot door op [ ] ( ) te
drukken.
• Wanneer u de volgende functies gebruikt, zal MF Assist
niet weergegeven worden:
– Bewegende beelden opnemen
– [4K-voorburst]
– [Dig. zoom] (alleen DC-G100)
[MF assist
weergave]
[FULL]/
[PIP]
Dit stelt de weergavemethode (volledig scherm/
venstermodus) van MF Assist in (vergroot scherm).
339
13. Menugids
[Voorkeuze]-menu [Bediening]
[Fn knopinstelling]
[Instelling in opnamemodus]
[Instelling in afspeelmodus]
Registreert een functie op de Fn-knop.
• Raadpleeg voor details pagina 295.
[Instellingen ISO-
weergave]
[Voorste Wiel]
[ ]/[ ]/[OFF]
Dit stelt de werking van de draaiknoppen in het
instellingenscherm voor ISO-gevoeligheid in.
Met toewijzen van [
] kunt u [ISO Auto Bovenl. Inst.]
wijzigen.
[Inst.
belichtingscomp
scherm]
[Cursorknoppen
(omh./oml.)]
[
]/ [OFF]
Dit stelt de werking van de
in het
belichtingscompensatiescherm in.
Met toewijzen van [
] kunt u belichtingsbracket instellen.
[Voorste Wiel]
[ ]/[ ]/[OFF]
Dit stelt de werking van de draaiknoppen in het
belichtingscompensatiescherm in.
Door het toewijzen van [
] kunt u de flitsersterkte
aanpassen.
[Q.MENU]
[PRESET]/[CUSTOM]
Past het Quick Menu aan.
• Raadpleeg voor details pagina 301.
340
13. Menugids
[Voorkeuze]-menu [Bediening]
[Instellingen wieltje]
[Wieltje toewijzen
(F/SS)]
[ ]/[ ]
Stelt de bedieningen in die toegekend moeten worden aan
de draaiknoppen in de [
]-modus.
[
]: Hiermee wijst u de diafragmawaarde toe
aan de modusknop voorop en de sluitertijd aan de
bedieningsknop.
[
]: Hiermee wijst u de sluitertijd toe aan de
modusknop voorop en de diafragmawaarde aan de
bedieningsknop.
[Draairichting (F/SS)]
[ ]/[ ]
Wijzigt de rotatierichtingen van de draaiknoppen voor de
aanpassing van de diafragmawaarde en de sluitertijd.
[Belichtingscomp.]
[
]/[ ]/ [OFF]
Kent belichtingscompensatie toe aan
of .
(Behalve in [
]-modus)
[Instelling
dialwerking]
[
]
[
]
In de Fn-knop [Dialwerking] wordt hiermee ingesteld dat de
functies tijdelijk worden toegewezen aan
of . (299)
341
13. Menugids
[Voorkeuze]-menu [Bediening]
[Instelling
Vergrendeling]
[Cursor]
[ON]/[OFF]
[Touch scherm]
[ON]/[OFF]
[Draaiknop]
[ON]/[OFF]
U kunt een object instellen waarvoor de werking
wordt uitgeschakeld wanneer [Vergrend. Bediening] is
toegewezen aan de functieknop met [Fn knopinstelling]
(295) in het [Voorkeuze] ([Bediening])-menu.
[Cursor]: Cursortoetsen en
[Touch scherm]: Aanraakscherm
[Draaiknop]:
en
[Vergrendeling
focusring]
[ON]/
[OFF]
(Wanneer u een onderling verwisselbare lens met een
bevestigde focusring gebruikt)
Dit schakelt de werking van de focusring uit tijdens MF om
de focus te vergrendelen.
• [MFL] wordt op het opnamescherm weergegeven terwijl
de focusring vergrendeld is.
[Video opname
knop]
[ON]/[OFF]
De video-opnameknop in-/uitschakelen.
[Touch inst.]
[Touch scherm]
[ON]/[OFF]
[Touch tab]
[ON]/[OFF]
[Touch AF]
[AF]/[AF+AE]
[Touchpad AF]
[EXACT]/
[OFFSET1] naar [OFFSET7]/[OFF]
Dit schakelt aanraakbediening op de schermweergave in.
[Touch scherm]: Alle aanraakbedieningen.
[Touch tab]: De bediening van de tabs, zoals [
] op de
rechterkant van het scherm.
[Touch AF]: Bediening om de scherpstelling ([AF]) van
een aangeraakt onderwerp te optimaliseren. Als alternatief:
bediening om zowel de scherpstelling als de helderheid te
optimaliseren ([AF+AE]). (144)
[Touchpad AF]: Bediening touchpad tijdens
zoekerweergave. (146)
342
13. Menugids
[Voorkeuze]-menu [Scherm / Display]
[Auto review]
[Tijdsduur (foto)]
[HOLD]/[5SEC] to [1SEC] ( [2SEC])/
[OFF]
[Tijdsduur
(4K-FOTO)]
[HOLD]/[OFF]
[Tijdsduur (Post
Focus)]
[HOLD]/[OFF]
[Prior.
afspeelbewerking]
[ON]/
[OFF]
Dit geeft een beeld weer onmiddellijk nadat het opgenomen
is.
[Tijdsduur (foto)]: Stelt Auto Review in wanneer foto’s
genomen worden.
[Tijdsduur (4K-FOTO)]: Stelt Auto Review in wanneer
4K-foto’s opgenomen worden.
[Tijdsduur (Post Focus)]: Stelt Auto Review in wanneer
opnames met Post Focus gemaakt worden.
[Prior. afspeelbewerking]: Als dit op [ON] gezet is, kunt u
tijdens Auto Review naar het afspeelscherm schakelen of
foto’s wissen.
• Als u [Tijdsduur (foto)] op [HOLD] zet, zal het opgenomen
beeld weergegeven blijven tot de ontspanknop tot
halverwege ingedrukt wordt.
[Prior. afspeelbewerking] wordt vastgezet op [ON].
[Zwart-wit Live
View]
[ON]/
[OFF]
U kunt het opnamescherm zwart-wit weergeven. Dit is
handig voor scherpstellen met MF.
• Het beeld dat via HDMI wordt uitgevoerd, wordt niet
weergegeven in zwart-wit.
343
13. Menugids
[Voorkeuze]-menu [Scherm / Display]
[Constant preview]
[ON]/
[OFF]
[SET] [Voorvertoning in MF assist]
In de [
]-modus kunt u de effecten van de diafragma-
opening en de sluitertijd altijd op het opnamescherm
controleren.
Preview werkt ook op het scherm van MF Assist als
[Voorvertoning in MF assist] op [ON] gezet is.
• Deze functie werkt niet als de flitser gebruikt wordt.
[Live View
versterken]
[MODE1]/[MODE2]/
[OFF]
[SET] [P/A/S/M]/
[M]
Geeft het scherm helderder weer zodat het in een omgeving
met weinig licht gemakkelijker is de onderwerpen en
composities te controleren.
[MODE1]: Instelling voor weinig helderheid, prioriteit
gegeven aan zachte weergave.
[MODE2]: Instelling voor veel helderheid, prioriteit gegeven
aan zichtbaarheid van het beeld.
• U kunt de opnamemodus veranderen waarin [Live View
versterken] werkt door [SET] te gebruiken.
• Deze modus is niet van invloed op opgenomen beelden.
• Ruis kan opvallender zijn op het scherm dan op het
opgenomen beeld.
• Deze functie werkt niet in de volgende gevallen:
– Als de belichting aangepast wordt (wanneer de
sluiterknop bijvoorbeeld tot halverwege ingedrukt
wordt)
– Als een video of 4K-foto opgenomen wordt
– Als [Filterinstellingen] gebruikt wordt
– Als [Constant preview] gebruikt wordt
344
13. Menugids
[Voorkeuze]-menu [Scherm / Display]
[Peaking]
[ON]/[OFF]
[SET] [Niveau detecteren]
[Kleur weergeven]
Tijdens de werking van MF worden scherp gestelde delen
(delen met heldere contouren op het scherm) met kleur
geaccentueerd.
• Wanneer [Niveau detecteren] in [SET] wordt ingesteld op
[HIGH], worden er minder gedeelten gemarkeerd, zodat u
nauwkeuriger kunt scherpstellen.
• Als u de instelling [Niveau detecteren] verandert,
verandert u ook de instelling [Kleur weergeven] als volgt.
[Niveau
detecteren]
[HIGH]
[LOW]
[Kleur
weergeven]
(lichtblauw) (blauw)
(geel) (oranje)
(geelgroen) (groen)
(roze) (rood)
(wit) (grijs)
• Elke keer dat u [
] in [ ] aanraakt, wordt de
instelling geschakeld in de volgorde [
] ([Niveau
detecteren]: [LOW]) → [
] ([Niveau detecteren]:
[HIGH]) → [OFF].
• Als [Ruw zwart-wit] van [
]-modus wordt gebruikt, is
[Peaking] niet beschikbaar.
• Als [Live View versterken] gebruikt wordt, is [Peaking]
niet beschikbaar.
345
13. Menugids
[Voorkeuze]-menu [Scherm / Display]
[Histogram]
[ON]/
[OFF]
Dit geeft het histogram weer.
Door dit op [ON] te zetten, wordt het overgangsscherm van
het histogram weergegeven.
Druk op
om de positie in te stellen.
• U kunt de positie ook verplaatsen door het histogram op
het opnamescherm te verslepen.
• Een histogram is een grafiek die
helderheid langs de horizontale
as en het aantal pixels bij elk
helderheidsniveau op de verticale as
weergeeft.
Door naar de verdeling van de grafiek
te kijken, kunt u de huidige belichting
bepalen.
Donker
Helder
• Als de opname en het histogram niet samenvallen in de
volgende omstandigheden, wordt het histogram oranje
weergegeven:
– Tijdens de belichtingscompensatie
– Als de flitser afgaat
– Als geen correcte belichting verkregen wordt, zoals
wanneer er weinig licht is.
• Het histogram is een benadering in de opnamemodus.
[Richtlijnen]
[
]/[ ]/[ ]/ [OFF]
Stelt het richtlijnenpatroon in dat op het opnamescherm
weergegeven wordt.
Als [
] gebruikt wordt, kunt u op drukken om
de positie in te stellen.
• Als [
] gebruikt wordt, kunt u [ ] ook op de richtlijnen
op het opnamescherm verslepen om de positie te
verplaatsen.
346
13. Menugids
[Voorkeuze]-menu [Scherm / Display]
[Markering van het
frame]
[ON]/
[OFF]
[SET] [Frame aspect]
[Frame kleur]
[Frame masker]
Een frame met het ingestelde aspectratio wordt op het
opnamescherm weergegeven.
• Raadpleeg voor details pagina 270.
[Centrummarkering]
[ON]/ [OFF]
Het midden van het opnamescherm zal weergegeven
worden als [+].
[Highlight]
[ON]/
[OFF]
De overbelichte zones verschijnen
zwart-wit knipperend tijdens Auto
Review of afspelen.
• Het scherm zonder de highlights wordt toegevoegd
aan de weergave als de [DISP.] wordt ingedrukt in het
afspeelscherm.
Gebruik dit om de highlight-weergave te wissen. (62)
[Zebrapatroon]
[ZEBRA1]/[ZEBRA2]/
[OFF]
[SET] [Zebra 1]
[Zebra 2]
Onderdelen die helderder zijn dan de referentiewaarde
worden weergegeven met strepen.
• Raadpleeg voor details pagina 269.
347
13. Menugids
[Voorkeuze]-menu [Scherm / Display]
[Lichtmeter]
[ON]/
[OFF]
Dit geeft de belichtingsmeter weer.
8.04.0 5.6 11
15 30 60 125 250
• Stel [ON] in om de belichtingsmeter weer te geven tijdens
het uitvoeren van Programme Shift, het instellen van de
lensopening en het instellen van de sluitertijd.
• Als gedurende een bepaalde periode geen handelingen
worden verricht, zal de belichtingsmeter verdwijnen.
[MF-gids]
[ON]/[OFF]
Tijdens MF zal MF-gids, die als een gids voor de opname-
afstand werkt, op het scherm weergegeven worden.
[LVF/Monitorweerg.
Ingest.]
[LVF Weergave
Ingesteld]
[
]/ [ ]
[Monitorweergave
Ingesteld]
[
]/ [ ]
U kunt schakelen tussen de weergave via de zoeker/het
scherm.
[
]: Geef de iconen weer buiten het
Live View-gebied.
60
p
[ ]: Geef de iconen binnen het Live
View-gebied weer.
60
p
[Scherm info stijl]
[ON]/[OFF]
Toont het informatiescherm voor opnemen via scherm.
348
13. Menugids
[Voorkeuze]-menu [Scherm / Display]
[Opn.gebied]
[ ]/[ ]
De kijkhoekinstelling schakelen die gebruikt wordt voor het
maken van foto’s en het opnemen van video.
[
]: Aangeduid als de kijkhoek tijdens het maken van
foto’s.
[
]: Aangeduid als de kijkhoek tijdens het opnemen van
video.
• Het aangeduide opnamegebied is een benadering.
• [Opn.gebied] is vastgezet op [
] tijdens het opnemen
van 4K-foto’s of het opnemen in [Post Focus].
[Rest-aanduiding]
[ ] (resterende foto’s)/[ ] (resterende tijd)
De weergave schakelen tussen het aantal te maken foto’s
en de beschikbare opnametijd.
[Rode aanduiding
beeldopn.]
[ON]/[OFF]
Er wordt een rood kader op het opnamescherm weergeven,
dat aangeeft dat video wordt opgenomen.
[Menugids]
[ON]/[OFF]
U kunt het selectiescherm weergeven wanneer de
modusknop naar [
]/[ ] wordt geschakeld.
349
13. Menugids
[Voorkeuze]-menu [Lens / Andere]
[Lenspositie
Hervatten]
[ON]/
[OFF]
De camera slaat de focuspositie op wanneer u hem
uitschakelt. Wanneer een onderling verwisselbare lens
gebruikt wordt die compatibel is met power zoom, wordt de
zoompositie ook opgeslagen.
[Powerzoomlens]
[Brandp.afst. tonen]
[ON]/[OFF]
[Stapsg. zoom] [ON]/
[OFF]
[Zoom snelheid]
[Foto] [H]/
[M]/[L]
[Bewegend beeld] [H]/
[M]/[L]
[Zoomring]
[ON]/[OFF]
Stelt de schermweergave en -bedieningen in wanneer een
onderling verwisselbare lens die compatibel is met power
zoom wordt gebruikt. (158)
[Instelling Fn-knop
lens]
[Focus stoppen]/[AF/AE LOCK]/[AF AAN]/[Stabilisatie]/
[Focus instellen]/[AF mode/MF]/[Preview]/[Vergrendeling
focusring]/[Uit]/[Terug naar standaard]
Stelt de functie in die aan de focusknop van een onderling
verwisselbare lens moet worden toegewezen.
• U kunt de toegewezen functie oproepen door de
focuskeuzeschakelaar van een onderling verwisselbare
lens op [Fn] te zetten en vervolgens op de focusknop van
de lens te drukken.
• Als [Focus stoppen] gebruikt wordt, wordt de
scherpstelling vergrendeld terwijl de focusknop ingedrukt
gehouden blijft.
350
13. Menugids
[Voorkeuze]-menu [Lens / Andere]
[Diafragmaring
verhoging]
[SMOOTH]/
[1/3EV]
[SMOOTH]: U kunt de diafragmawaarde nauwkeurig
aanpassen.
[1/3EV]: U kunt diafragmawaarde in stappen van 1/3 EV
aanpassen.
U kunt de stap van de diafragma-instelling wijzigen door de
diafragmaring te bedienen.
• Deze instelling is beschikbaar wanneer een onderling
verwisselbare lens is bevestigd die een klikloze
diafragmaring (optioneel: H-X1025) ondersteunt (vanaf
juni 2020).
• Wanneer foto’s worden gemaakt, wordt deze instelling
actief wanneer de diafragmaring wordt ingesteld op een
andere positie dan [A].
• Als de positie van de diafragmaring wordt ingesteld op
[A] wordt de diafragmawaarde die ingesteld is door de
camera geactiveerd en kan deze worden ingesteld, zoals
met [1/3EV].
• Tijdens een video-opname kunnen fijne instellingen
worden uitgevoerd, zoals met [SMOOTH].
• Wanneer [SMOOTH] ingesteld is, worden fracties van
diafragmawaarden niet afgebeeld op het scherm.
[Zelf ontsp. auto uit]
[ON]/[OFF]
Als het apparaat uitgeschakeld wordt, wordt de
zelfontspanner geannuleerd.
[Zelfopname]
[ON]/[OFF]
Als u [Zelfopname] instelt op [OFF], schakelt de modus niet
over naar de zelfopnamemodus (85), zelfs niet als u het
scherm draait.
[AF na aftellen]
[ON]/[OFF]
De camera stelt automatisch scherp nadat het aftellen voor
de zelfopname eindigt.
351
13. Menugids
[Voorkeuze]-menu [Lens / Andere]
[Gezicht herk.]
[ON]/
[OFF]/[MEMORY]
De gezichtsdetectiefunctie herkent een gezicht dat lijkt op een
geregistreerd gezicht en voert automatische scherpstelling en
belichting uit voor het gezicht met een hogere prioriteit.
Gezichtsfoto’s registreren
Er kunnen gezichtsfoto’s van maximaal 6 personen
worden geregistreerd, samen met informatie als naam en
geboortedatum.
1
Gebruik om [MEMORY] te selecteren en druk op .
2
Gebruik om [Nieuw] te selecteren en druk
op
.
3
Zorg dat het kader om het gezicht ligt en maak de opname.
• Gezichten van andere onderwerpen dan personen
(bijvoorbeeld huisdieren) kunnen niet worden
geregistreerd.
• Wanneer
wordt ingedrukt of [ ] wordt
aangeraakt, wordt een uitleg weergegeven.
4
Druk op om het item te selecteren dat u wilt
bewerken en druk op
.
[Naam]: Stel de naam in.
Voor meer informatie over het invoeren van
tekens raadpleegt u "Tekens invoeren" (372)
[Leeftijd]: Stel de geboortedatum in.
[Beeld toev.]: U kunt maximaal 3 gezichtsfoto’s van de
persoon registreren.
Gebruik om [Toev.] te
selecteren en druk op
.
Wanneer u een geregistreerde
gezichtsfoto selecteert met de
cursortoets, verschijnt er een
scherm om het verwijderen ervan
te bevestigen. Selecteer [Ja] om de
foto van het gezicht te verwijderen.
Maak de foto. (stap 3)
352
13. Menugids
[Voorkeuze]-menu [Lens / Andere]
[Gezicht herk.]
(Vervolg)
Informatie over geregistreerde personen bewerken of
verwijderen
1
Gebruik om [MEMORY] te selecteren en druk op .
2
Selecteer met het beeld van de persoon dat
u wilt bewerken of verwijderen en druk op
.
3
Selecteer met het item en druk op .
[Info bew.]: Hier kunt u de naam of andere
geregistreerde informatie bewerken.
(Stap
4 van "Gezichtsfoto’s registreren")
[Prioriteit]: Hier kunt u een prioriteitsvolgorde instellen
voor scherpstelling en belichting.
Selecteer met de
registratievolgorde en druk op
.
[Wissen]: Hiermee kunt u informatie en gezichtsfoto’s
van geregistreerde personen verwijderen.
• In sommige gevallen herkent de camera zelfs
geregistreerde personen niet of onjuist, afhankelijk van
de uitdrukking van de personen of de omgeving.
• [Gezicht herk.] werkt alleen wanneer de AF-modus is
ingesteld op [
].
• Alleen de eerste foto van de burstopname bevat
gezichtsdetectie-informatie.
• De naam van de persoon die in de eerste foto is
gedetecteerd, wordt weergegeven in het geval van
groepsbeelden.
• Als de volgende functies gebruikt worden, is [Gezicht
herk.] niet beschikbaar:
– [Slanke stand] (Zelfopnamemodus)
– [Slanke stand] in [Geprononceerd portret]
([
]-modus)
– [Miniatuureffect] ([
]-modus)
– Video-opname, [4K-FOTO], [Post Focus]
– [Intervalopname]
– [Multi-belicht.]
353
13. Menugids
[Voorkeuze]-menu [Lens / Andere]
[Profiel instellen]
[ ]/[ ]/[ ]/ [OFF] / [SET]
De naam en leeftijd van de baby/het huisdier worden
vastgelegd bij de foto.
De naam en leeftijd in maanden/jaren instellen
1
Gebruik om [SET] te selecteren en druk op .
2
Gebruik voor het selecteren van [Baby1], [Baby2]
of [Huisdier] en druk op
.
3
Gebruik voor het selecteren van [Leeftijd] of
[Naam] en druk op
.
4
Gebruik om [SET] te selecteren en druk op .
Voer de [Leeftijd] in.
Voer de [Naam] in.
• Voor meer informatie over het invoeren van tekens
raadpleegt u "Tekens invoeren" (372)
De weergave van naam en leeftijd in maanden/jaren
annuleren
Stel [Profiel instellen] in op [OFF].
• U kunt de afdrukinstellingen voor [Naam] en
[Leeftijd] op uw computer maken met de software
"PHOTOfunSTUDIO", die u downloadt van een website.
Er kan ook tekst worden afgedrukt in de foto, met behulp
van [Tekst afdr.] op de camera.
• Als de volgende functies gebruikt worden, is [Profiel
instellen] niet beschikbaar:
– [4K-FOTO], [Post Focus]
• U kunt de naam of leeftijd in maanden/jaren niet
vastleggen in de volgende gevallen:
– Tijdens video-opname
– Foto’s die gemaakt worden tijdens het opnemen van
video
354
13. Menugids
[Set-up]-Menu
: Standaardinstellingen
[Online
handleiding]
[URL weergeven]/[QR-code weergeven]
Geeft de URL of de QR-code weer om de
"Gebruiksaanwijzing" (PDF-indeling) te downloaden.
[Geh
voorkeursinst.]
[C1]/[C2]/[C3]
U kunt de huidig ingestelde informatie van de camera
registeren.
• Raadpleeg voor details pagina 305.
[Klokinst.]
Stelt de datum en tijd in.
• Raadpleeg voor details pagina 47.
[Wereldtijd]
[
] [Bestemming]
[ ] [Home]
Hiermee stelt u de tijd in voor uw regio en voor uw
reisbestemming.
• U kunt [Bestemming] instellen nadat u [Home] hebt
ingesteld.
1
Gebruik voor het selecteren van [Bestemming] of
[Home] en druk op
.
2
Gebruik om het gebied te selecteren en druk op
.
Wanneer [Home] is geselecteerd.
Huidige tijd
Tijdsverschil met
GMT (Greenwich
Mean Time)
• Wanneer zomertijd [ ] gebruikt wordt, drukt u op .
(De tijd wordt 1 uur vooruitgezet.)
Druk opnieuw op
om naar de gewone tijd terug te
keren.
• Wanneer u terugkomt van uw reisbestemming, selecteert
u [Home] in stap
1 en drukt u op .
355
13. Menugids
[Reisdatum]
[Reissetup] [SET]/
[OFF]
[Locatie] [SET]/
[OFF]
[Reissetup]: Als u uw reisschema instelt en beelden
opneemt, wordt ingesteld op welke dag van de reis de foto
is gemaakt.
[Locatie]: Wanneer de [Reissetup] is ingesteld, kunt u de
locatie kiezen.
• Zie voor meer informatie over het invoeren van tekens
"Tekens invoeren". (372)
• Voor afdrukken van de [Locatie] of het aantal dagen dat
is verstreken, gebruikt u [Tekst afdr.] (367) of drukt u af
met de software "PHOTOfunSTUDIO".
• De reisdatum wordt berekend aan de hand van de
ingestelde vertrekdatum en de datum die is ingesteld
in de klok van de camera. Wanneer de bestemming
wordt ingesteld in [Wereldtijd], wordt het verstreken
aantal dagen berekend op basis van de lokale tijd op de
bestemming.
• Wanneer [Reissetup] is ingesteld op [OFF], wordt het
aantal verstreken dagen niet vastgelegd. Dit aantal wordt
zelfs niet weergegeven als [Reissetup] wordt ingesteld op
[SET] na het opnemen.
• Als de huidige datum de terugkeerdatum passeert, wordt
[Reissetup] automatisch geannuleerd.
• [Locatie] kan niet worden opgenomen tijdens het
opnemen van video’s, het opnemen van 4K-foto’s of het
opnemen in [Post Focus].
[Wi-Fi]
[Wi-Fi-functie] (373)
[Wi-Fi setup] (429)
356
13. Menugids
[Bluetooth]
[Bluetooth] (377)
[Afb. versturen (Smartphone)] (409)
[Wake-up Op Afstand] (398)
[Slaapmodus uitschakelen] (392)
[Autom. overzetten] (395)
[Locatie vermelden] (397)
[Auto Klokinstelling] (399)
[Wi-Fi Netwerkinst.]
[Wi-Fi Netwerkinst.]: Registreert het Wi-Fi toegangspunt.
Draadloze toegangspunten die gebruikt worden om
de camera met Wi-Fi-netwerken te verbinden, zullen
automatisch geregistreerd worden.
[Draadloze lamp
verbinding]
[ON]/[OFF]
De lamp gaat branden terwijl de draadloze functie actief is.
[Toon]
[Beep volume]
[
] (Hoog)/ [ ] (Laag)/
[
] (Off)
[Shutter vol.]
[
] (Hoog)/ [ ] (Laag)/
[
] (Off)
[Shutter toon]
[ ] (Patroon 1)/
[
] (Patroon 2)/[ ] (Patroon 3)
Stelt de pieptonen en elektronische sluitergeluiden in.
• Als [Stille modus] wordt gebruikt, worden [Beep volume]
en [Shutter vol.] vastgezet op Uit.
357
13. Menugids
[Besparing]
[Slaapsmodus] [10MIN.]/
[5MIN.]/[2MIN.]/[1 MIN.]/
[OFF]
[Slaapsmodus
(Wi-Fi)]
[ON]/[OFF]
[Auto LVF/scherm uit]
[5MIN.]/[2MIN.]/[1 MIN.]/[OFF]
[Batt. Besparende
LVF-Opn.]
[Tijd]
[Scherm]
Dit is een functie voor de automatische omschakeling van
de camera naar de slaapmodus (energiebesparing) of om
de zoeker/het scherm uit te schakelen als gedurende een
ingestelde tijd geen handelingen verricht worden.
• Raadpleeg voor details pagina 37.
[Weergavesnelheid]
[ECO 30fps]/
[60fps]
Stelt de weergavesnelheid in voor live view op het scherm.
[ECO 30fps]: Verlaagt het stroomverbruik voor een langere
gebruikstijd.
[60fps]: Zorgt voor een soepele weergave van bewegingen.
• Als de volgende functies gebruikt worden, is
[Weergavesnelheid] niet beschikbaar:
– [
]-modus, [ ]-modus
– Video-opname, [4K-FOTO], [Post Focus]
– HDMI-uitgang
[LVF-
weergavesnelheid]
[ECO 30fps]/
[60fps]
Stelt de weergavesnelheid in voor live view in de zoeker.
[ECO 30fps]: Verlaagt het stroomverbruik voor een langere
gebruikstijd.
[60fps]: Zorgt voor een soepele weergave van bewegingen.
• Als de volgende functies gebruikt worden, is [LVF-
weergavesnelheid] niet beschikbaar:
– [
]-modus, [ ]-modus
– Video-opname, [4K-FOTO], [Post Focus]
– HDMI-uitgang
358
13. Menugids
[Scherm]/[Zoeker]
[Helderheid]/[Contrast]/[Verzadiging]/[Roodachtig]/
[Blauwzweem]
Dit past de helderheid, kleur en rode of blauwe tinten van
het scherm/de zoeker aan.
1
Druk op om het instellingsitem te selecteren en
druk op
om het aan te passen.
2
Druk op om de instelling te bevestigen.
• Het zal de scherm bijstellen als de scherm gebruikt wordt
en de zoeker als de zoeker gebruikt wordt.
[Helderheid
scherm]/
[LVF helderheid]
[AUTO]/[-3] tot [+3]
Past de helderheid van het scherm/de zoeker aan.
[AUTO]: De helderheid wordt automatisch ingesteld,
afhankelijk van de lichtsterkte rondom de camera.
• Past de helderheid van het scherm aan wanneer het
scherm weergegeven wordt en de helderheid van de
zoeker wanneer de zoeker weergegeven wordt.
• Als [AUTO] ingesteld is, of de aangepaste waarde op de
positieve zijde ingesteld is, zal de gebruiksperiode korter
worden.
[Oogsensor]
[Gevoeligheid]
[HIGH]/[LOW]
Dit zal de gevoeligheid van de oogsensor instellen.
[LVF/Scherm]
[LVF/MON AUTO] (automatisch
schakelen tussen zoeker/scherm)/
[LVF] (zoeker)/[MON] (scherm)
Dit zal de methode voor het schakelen tussen zoeker en
scherm instellen.
• Als u op [LVF] drukt om de weergave om te schakelen,
zal ook de instelling van [LVF/Scherm] omgeschakeld
worden.
359
13. Menugids
[USB mode]
[ ] [Select. verbinding]/[ ] [PC(Storage)]/
[
] [PictBridge(PTP)]
Dit stelt de communicatiemethode in die gebruikt moet
worden als de USB-kabel verbonden is.
[
] [Select. verbinding]: Selecteer deze instelling om
het USB-communicatiesysteem te selecteren wanneer u
verbinding met een ander apparaat maakt.
[
] [PC(Storage)]: Selecteer deze instelling om beelden
naar een verbonden PC te exporteren.
[
] [PictBridge(PTP)]: Selecteer deze instelling als
verbinding gemaakt moet worden met een printer die
PictBridge ondersteunt.
[TV-verbinding]
[HDMI-functie
(afspelen)]
[AUTO]/[4K/25p]
*
1
/[1080p]/[1080i]/
[720p]/[576p]
*
2
Stelt de HDMI-uitvoerresolutie in voor het afspelen.
[AUTO]: Voert beelden uit met een resolutie die geschikt is
voor de aangesloten TV.
• Als met [AUTO] geen beeld op de TV verschijnt, schakel
dan naar een constante instelling die anders is dan
[AUTO] om een formaat in te stellen dat door uw TV
ondersteund wordt.
(Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van de TV.)
*
1 Zelfs wanneer [4K/25p] is ingesteld, worden MP4-films
die zijn opgenomen met [4K/100M/30p] weergegeven
op een resolutie van "4K/30p".
*
2 Afhankelijk van de aangesloten tv kunnen 480
beschikbare scans worden gebruikt voor de weergave.
360
13. Menugids
[TV-verbinding]
(Vervolg)
[HDMI-info tonen
(Opn.)]
[MODE1]/[MODE2]/[OFF]
Stelt de informatieweergave van de camera in die wordt
uitgevoerd naar het externe apparaat dat via HDMI is
aangesloten.
[MODE1]: Hiermee wordt het informatiescherm continu
uitgevoerd.
[MODE2]: Hiermee wordt het informatiescherm uitgevoerd
gedurende 5 seconden wanneer de camera bediend wordt.
[OFF]: Hiermee wordt het informatiescherm niet uitgevoerd.
• Wanneer de instelling [OFF] is, zijn alleen de volgende
schakelaars/knoppen actief.
– Aan/uit-schakelaar van de camera
– Ontspanknop
– Video-opnametoets
– [
]-knop
[VIERA link] [ON]/
[OFF]
U kunt de afstandsbediening van het apparaat gebruiken
om de camera te bedienen als die verbonden is met een
apparaat dat compatibel is met VIERA Link, met gebruik
van een HDMI-microkabel.
• Raadpleeg voor details pagina 437.
[Taal]
Dit stelt de taal in die op het scherm weergegeven wordt.
• Als u per ongeluk een andere taal instelt, kiest u [
] in
het iconenmenu om de gewenste taal in te stellen.
[Versie disp.]
U kunt de firmwareversies van de camera en de lens
controleren.
Druk op
om de informatie over de camerasoftware weer
te geven.
361
13. Menugids
[Map- /
Bestandsinstell.]
[Map Selecteren]/[Maak nieuwe map]/
[Bestandsnaaminstelling]
Stel de map- en bestandsnaam in waarop de beelden
opgeslagen worden.
• Raadpleeg voor details pagina 123.
[Nr. resetten]
Voert een reset van het bestandsnummer van de volgende
opname uit op 0001.
• Raadpleeg voor details pagina 125.
[Resetten]
Zet de camera opnieuw op de standaardinstellingen.
• Raadpleeg voor details pagina 69.
[Netwerkinst.
Resetten]
Netwerkinstellingen worden op de standaardwaarde
teruggezet, zoals apparaatgegevens die u hebt
geregistreerd met [Wi-Fi setup] of [Bluetooth].
(Met uitzondering van [LUMIX CLUB])
[Pixelverbeter.]
Dit optimaliseert de beeldsensor en de beeldverwerking.
• De beeldsensor en de beeldverwerking zijn
geoptimaliseerd wanneer de camera gekocht wordt.
Gebruik deze functie wanneer heldere punten, die niet in
het onderwerp aanwezig zijn, opgenomen worden.
• Zet de camera uit en weer aan na het corrigeren van de
pixels.
[Niveaumeting
Aanp.]
[Corr.]
Houd de camera in een horizontale positie en druk op
.
De waterpas wordt aangepast.
[Waarde Niveaum. Resetten]
Stelt opnieuw de fabrieksinstelling van de niveau meter in.
[Demo Modus]
U kunt proberen scherp te stellen, peaking te gebruiken
enzovoort in [Post Focus], op het weergegeven beeld.
[Formatteren]
Formatteert de kaart (initialisatie).
• Raadpleeg voor details pagina 40.
362
13. Menugids
[Afspelen]-menu
Selecteren van (een) beeld(en) in het [Afspelen]-menu
Volg onderstaande stappen als het scherm voor de selectie van beelden weergegeven wordt.
Wanneer [Enkel] geselecteerd is
Druk op om het beeld te selecteren.
Inst.Inst.
Druk op .
• Als [Inst./annul] rechtsonder op het scherm
weergegeven wordt, wordt de instelling
gewist wanneer opnieuw op
gedrukt
wordt.
Wanneer [Multi] geselecteerd is
Druk op om het beeld te
selecteren en druk vervolgens op
(herhalen).
• De instelling wordt geannuleerd als
opnieuw op
gedrukt wordt.
2 3
4 5 6
1
Uitvoer.Uitvoer.
Druk op [DISP.] om dit uit te voeren.
Wanneer een scherm getoond wordt dat lijkt op het scherm rechts:
Druk op om het beeld te
selecteren, en druk vervolgens op
om
in te stellen (herhalen).
• De instelling wordt geannuleerd als opnieuw
op
gedrukt wordt.
Inst./annul
2 3
4 5 6
1
363
13. Menugids
: Standaardinstellingen
[Diashow]
[ALL]/[Alleen foto's]/[Alleen bew. beeld]
Selecteert de afbeeldingstypes en speelt ze op regelmatige
tijdstippen in volgorde af.
[Start]: Start afspelen diashow.
[Effect]: Hiermee kunt u de schermeffecten selecteren
wanneer u van het ene naar het andere beeld
gaat.
[Set-up]: [Duur]/[Herhalen]/[Geluid]
[Duur]: Stelt de duur in om een afbeelding af te
spelen.
[Duur] kan alleen worden ingesteld wanneer
[Effect] is ingesteld op [OFF].
[Herhalen]: Stelt afspelen herhalen in.
[Geluid]: Wanneer u [AUTO] selecteert, wordt
muziek afgespeeld voor de foto’s en geluid wordt
afgespeeld voor video’s. U kunt ook een instelling
selecteren om slechts een van de twee of geen
een af te spelen.
Bediening tijdens diashow
: Afspelen/pauzeren.
U kunt dezelfde handeling ook uitvoeren door [
]
aan te raken.
: Beweeg naar het vorige beeld
: Beweeg naar het volgende beeld
: Eindigt de diashow
: Past het volume aan
U kunt dezelfde handeling ook uitvoeren door
[
] of [ ] aan te raken.
• Als [Alleen bew. beeld] ingesteld is, is [Duur] niet
beschikbaar.
[Afspeelfunctie]
[Normaal afsp.]/[Alleen foto's]/[Alleen bew. beeld]
Filtert het type afbeeldingen om af te spelen.
364
13. Menugids
[Beveiligen]
[Enkel]/[Multi]/[Annul]
U kunt een beveiliging instellen voor beelden, zodat die niet
per ongeluk gewist kunnen worden.
Als u de kaart echter formatteert, zullen ook de beveiligde
beelden gewist worden.
• Raadpleeg voor informatie het selecteren van beelden
Pag. 362.
• Wees voorzichtig omdat de [Beveiligen]-instelling op
een ander apparaat dan deze camera uitgeschakeld kan
worden.
[Rating]
[Enkel]/[Multi]/[Annul]
Als u een van de vijf verschillende classificatieniveaus voor
beelden instelt, kunt u het volgende doen:
• Alle beelden wissen behalve die met classificaties.
• Het classificatieniveau controleren op de gedetailleerde
weergave van het bestand in besturingssystemen zoals
Windows 10, Windows 8.1 en Windows 8. (alleen JPEG-
beelden)
1
Selecteer een beeld. (362)
2
Druk op om een beoordelingsniveau (1 tot 5) in te
stellen en druk op
.
• Als [Multi] geselecteerd is, herhaal dan stap
1 en 2.
• Zet het classificatieniveau op [OFF] om de instelling
te annuleren.
365
13. Menugids
[Titel bew.]
U kunt lettertekens (titels enzovoort) op een opgenomen
beeld invoeren. Nadat tekst is geregistreerd, kan deze op
afdrukken worden afgedrukt met [Tekst afdr.] (367).
1
Selecteer een foto (362).
• [
] wordt weergegeven voor beelden waarop al
tekst is afgedrukt.
2
Voer tekens in.
• Voor meer informatie over het invoeren van tekens
raadpleegt u "Tekens invoeren" (372).
• Om teksten te verwijderen, verwijdert u alle letters
ervan in het tekstinvoerscherm.
• U kunt teksten afdrukken met "PHOTOfunSTUDIO".
• U kunt tot 100 afbeeldingen in een keer instellen met
[Multi].
• [Titel bew.] is niet beschikbaar voor beelden opgenomen
met de volgende functies:
– Video-opname, [4K-FOTO], [Post Focus]
– [
], [ ], [ ] ([Kwaliteit])
366
13. Menugids
[Gez.herk. bew.]
[REPLACE]/[DELETE]
Bewerk of verwijder de herkenningsinformatie voor beelden
met onjuiste informatie.
1
Gebruik om het beeld te selecteren en druk op
.
2
Gebruik om een persoon te selecteren en druk
op
.
• Als u [DELETE] wilt uitvoeren, gaat u naar stap
4.
3
Gebruik om de persoon te selecteren die
een andere persoon moet vervangen en druk op
.
4
Gebruik om [Ja] te selecteren en druk op .
• Wanneer de gezichtsdetectie-informatie is verwijderd,
kan deze niet worden teruggezet.
[RAW-verwerking]
Bewerkt foto’s die met het RAW-formaat in de camera
opgenomen zijn en slaat ze op in JPEG-formaat.
• Raadpleeg voor details pagina 288.
[4K-FOTO In Bulk
Opslaan]
U kunt om de 5 seconden alle foto’s van een
4K-burstbestand in één keer opslaan.
• Raadpleeg voor details pagina 177.
[Lichtcompositie]
Selecteer meerdere beelden uit 4K-burstbestanden die u
wilt combineren. Gedeelten van het beeld die lichter zijn
dan het vorige beeld, worden op het vorige beeld gelegd
om de beelden tot één beeld te combineren.
• Raadpleeg voor details pagina 282.
[Serie
samenstelling]
Selecteert meerdere beelden uit een 4K-burstbestand om
een reekscompositie van een bewegend onderwerp samen
te voegen tot één beeld.
• Raadpleeg voor details pagina 284.
[Retouche wissen]
Wist onnodige gedeelten die op de gemaakte foto’s zijn
opgenomen.
• Raadpleeg voor details pagina 286.
367
13. Menugids
[Tekst afdr.]
U kunt de opnamedatum en -tijd, namen, de
reisbestemming, reisdatums enzovoort op de gemaakte
foto’s afdrukken.
1
Selecteer een foto (362).
• [
] wordt weergegeven op het scherm als het
beeld al gestempeld is met [Tekst afdr.].
2
Selecteer de inhoud die moet worden gestempeld.
• Gebruik
om [Inst.] te selecteren en druk op .
[Opnamedatum]: [ZON.TIJD] (opnamedatum)/
[MET TIJD] (opnamedatum en -tijd)
[Naam]: [
] (Naam geregistreerd in
Gezichtsdetectie)/[
] (Naam geregistreerd in
[Profiel instellen])
[Locatie]: Locatie die is geregistreerd via de [Set-
up]-menu’s in [Reisdatum]
[Reisdatum]: Het aantal dagen dat verstreken is
sinds de reisdatum die in [Reisdatum] van het [Set-
up]-menu is ingesteld
[Titel]: Tekst geregistreerd in [Titel bew.]
3
Druk op [ ].
4
Gebruik om [Uitvoer.] te selecteren en druk op .
• Gebruik in een winkel of op een printer geen
algemene datumafdrukinstellingen bij foto’s met
datumafdruk. (De datumafdruk kan overlappen.)
• U kunt tot 100 afbeeldingen in een keer instellen met
[Multi].
• De fotokwaliteit kan korreliger zijn.
• [Tekst afdr.] is niet beschikbaar voor beelden opgenomen
met de volgende functies:
– Video-opname, [4K-FOTO], [Post Focus]
– [
] ([Kwaliteit])
– [Tekst afdr.]
• Datuminformatie kan niet worden afgedrukt op beelden
die zijn gemaakt zonder de klok in te stellen.
368
13. Menugids
[Nw. rs.]
[Enkel]/[Multi]
Verklein de fotoresolutie van JPEG-beelden en sla ze op
als verschillende beelden om ze gemakkelijk te kunnen
gebruiken voor webpagina’s of om ze als bijlagen van een
e-mail op te sturen.
• Raadpleeg voor informatie het selecteren van beelden
Pag. 362.
– Als [Enkel] geselecteerd is, na het kiezen van het
beeld, druk dan op
om de afmetingen te
selecteren en druk vervolgens op
.
– Als [Multi] geselecteerd is voordat beelden worden
gekozen, drukt u op
om de afmetingen te
selecteren en drukt u vervolgens op
.
• U kunt tot 100 beelden met [Multi] in één keer instellen.
• De beeldkwaliteit van het aangepaste beeld wordt lager.
• [Nw. rs.] is niet beschikbaar voor afbeeldingen
opgenomen met volgende functies:
– Video-opname, [4K-FOTO], [Post Focus]
– Groepsbeelden
– [
] ([Kwaliteit])
– [Tekst afdr.]
369
13. Menugids
[Bijsnijden]
Uw foto’s vergroten en ongewenste gebieden bijsnijden.
1
Selecteer met een foto en druk op .
2
Selecteer het gebied dat u wilt bijsnijden en druk dan
op
.
Bewerkingen tijdens het bijsnijden
: Vergroot/verkleint het scherm.
U kunt dezelfde handeling ook uitvoeren door
[
]/[ ] aan te raken.
: Verplaatst het vergrote gebied.
U kunt dezelfde handeling uitvoeren door
over het scherm te slepen.
• De oorspronkelijke gegevens voor gezichtsdetectie
worden niet gekopieerd wanneer u de foto’s bijsnijdt.
• Na het bijsnijden neemt de beeldkwaliteit af.
• Bewerk de personen op groepsfoto’s een voor een.
• [Bijsnijden] is niet beschikbaar voor beelden opgenomen
met de volgende functies:
– Video-opname, [4K-FOTO], [Post Focus]
– [
] ([Kwaliteit])
– [Tekst afdr.]
[Roteren]
Draai beelden handmatig in stappen van 90°.
[
]: Draait 90° rechtsom.
[
]: Draait 90° linksom.
• Raadpleeg voor informatie het selecteren van beelden
Pag. 362.
[Splits video]
Een opgenomen video of 4K-burstbestand in twee delen
splitsen.
• Raadpleeg voor details pagina 292.
370
13. Menugids
[Intervalvideo]
Dit creëert video’s uit groepsbeelden die opgenomen zijn
met [Intervalopname].
1
Druk op om een groep beelden te selecteren met
[Intervalopname] en druk vervolgens op
.
2
Selecteer de opties voor de creatie van een video om
de foto’s tot een video samen te voegen.
• Raadpleeg voor details pagina 195.
[Stop-motionvideo]
Dit creëert video’s uit groepsbeelden die opgenomen zijn
met [Stop-motionanimatie].
1
Druk op om een groep beelden te selecteren met
[Stop-motionanimatie] en druk vervolgens op
.
2
Selecteer de opties voor de creatie van een video om
de foto’s tot een video samen te voegen.
• Raadpleeg voor details pagina 195.
[Scherm roteren]
[ON]/[OFF]
Geeft foto’s automatisch verticaal weer als deze gemaakt
zijn met verticaal gehouden camera.
[Foto's sorteren]
[FILE NAME]/
[DATE/TIME]
Dit stelt de volgorde in waarmee de camera beelden
weergeeft tijdens het afspelen.
[FILE NAME]: Geeft beelden weer op mapnaam/
bestandsnaam.
[DATE/TIME]: Geeft beelden weer op opnamedatum.
• Als u een andere kaart naar binnen steekt, kan het
even duren om alle gegevens te lezen en foto’s worden
mogelijk niet in de ingestelde volgorde weergegeven.
371
13. Menugids
[Wissen
bevestigen]
[Eerst "Ja"]/
[Eerst "Nee"]
Dit stelt in welke optie, [Ja] of [Nee], als eerste gemarkeerd
wordt als het bevestigingsscherm voor het wissen van een
beeld weergegeven wordt.
[Eerst "Ja"]: [Ja] wordt als eerste gemarkeerd.
[Eerst "Nee"]: [Nee] wordt als eerste gemarkeerd.
[Alle beelden
verwijderen]
[Alles wissen]/[Alle Niet-rating verwijderen]
Verwijdert alle beelden op een kaart.
[Alles wissen]: Verwijdert alle beelden op een kaart.
[Alle Niet-rating verwijderen]: Verwijdert alle beelden
behalve die met classificaties.
• [Alles wissen] kan worden gebruikt wanneer
[Afspeelfunctie] is ingesteld op [Normaal afsp.].
• Beelden kunnen niet worden hersteld als ze eenmaal
gewist zijn. Controleer de beelden zorgvuldig alvorens
ze te wissen.
• Afhankelijk van het aantal te wissen beelden kan het
enige tijd vergen om ze te wissen.
372
13. Menugids
Tekens invoeren
Volg onderstaande stappen als het scherm voor de invoering van tekens
weergegeven wordt.
1
Voer letters in.
Druk op om tekens te
selecteren en druk vervolgens op
tot het in te voeren teken wordt
weergegeven. (Herhaal dit)
• Om hetzelfde teken herhaaldelijk in te
voeren, roteert u
of naar rechts
om de cursor voor de invoerpositie te
verplaatsen.
• Als u een item selecteert en op drukt, kunt u de volgende handelingen
uitvoeren:
– [
]: Wijzig het type teken in [A] (hoofdletters), [a] (kleine letters),
[1] (nummers) en [&] (speciale tekens)
– [
]: Spatie invoeren
– [Wissen]: Verwijder een teken
– [
]: Beweeg de cursor voor de invoerpositie naar links
– [
]: Beweeg de cursor voor de invoerpositie naar rechts
2
Voltooi de invoering.
Selecteer [Inst.] en druk vervolgens op .
• Er kunnen maximaal 30 tekens worden ingevoerd (maximaal 9 tekens
wanneer namen worden ingesteld in [Gezicht herk.]).
• Er kunnen maximaal 15 tekens worden ingevoerd voor [
], [ ], [ ], [ ]
en [
] (maximaal 6 tekens wanneer namen worden ingesteld in [Gezicht
herk.]).
373
14. Wi-Fi/Bluetooth
Dit hoofdstuk legt de functies Wi-Fi
®
en Bluetooth
®
van de camera aan.
Bediening op afstand met een smartphone
U kunt "LUMIX Sync"
gebruiken voor het remote
opnemen en overzetten van
beelden.
375
Beelden van deze camera overzetten
Verzend opgenomen beelden
naar een apparaat dat via
Wi-Fi is verbonden door de
camera te bedienen.
402
In dit document wordt met smartphones zowel smartphones als tablets bedoeld.
Controleren van de werking van de Wi-Fi- en Bluetooth-functies
De Bluetooth functie is ingeschakeld of er is een verbindin
(De Wi-Fi-icoon wordt weergegeven wanneer een functie met verbinding naar
Wi-Fi wordt gebruikt na de Bluetooth-verbinding, zoals [Autom. overzetten].)
De Wi-Fi functie is ingeschakeld of er is een verbinding
Wanneer beeldgegevens worden verzonden via een handeling met de camera, zal
[
] worden weergegeven op het scherm.
DRAADLOOS-verbindingslampje (blauw)
Brandt: Wanneer de Wi-Fi/Bluetooth-functie
ingeschakeld is of er een verbinding is.
Knippert: Wanneer u beeldgegevens verzendt.
374
14. Wi-Fi/Bluetooth
• Verwijder de kaart of de batterij niet, of verplaats ze niet naar een zone waar
geen ontvangst is, terwijl u beelden verzendt.
• De camera kan niet gebruikt worden voor verbinding aan een openbare
draadloze LAN-verbinding.
• Wanneer u een draadloos toegangspunt gebruikt, raden wij ten zeerste
aan een versleuteling in te stellen om de veiligheid van de informatie te
handhaven.
• We adviseren om een voldoende geladen batterij te gebruiken wanneer u
beelden verzendt.
• Als het resterende batterijniveau laag is, is het misschien niet mogelijk de
communicatie met andere apparaten tot stand te brengen of te handhaven.
(Er wordt een bericht afgebeeld zoals [Communicatiefout].)
• Het kan zijn dat de beelden niet volledig verzonden worden, afhankelijk van
de radiogolfomstandigheden. Als de verbinding beëindigd wordt terwijl de
beelden verzonden worden, kan het zijn dat er beelden worden verzonden
met delen die niet kunnen worden weergegeven.
375
14. Wi-Fi/Bluetooth
Verbinding maken met een smartphone
U kunt remote opnames maken en beelden verzenden met behulp van
de smartphone-app "Panasonic LUMIX Sync" (hierna "LUMIX Sync"
genoemd).
Stromingsschema voor het verbinden van een smartphone
1
Installeer "LUMIX Sync" op uw smartphone. (376)
2
Maak verbinding met een smartphone.
Een smartphone gebruiken die
Bluetooth Low Energy ondersteunt
• Bluetooth verbinding (377)
Een smartphone gebruiken
die Bluetooth Low Energy niet
ondersteunt
• Wi-Fi verbinding (382)
3
Bedien de camera met gebruik van de smartphone.
(388)
• [Opname op afstand] (389)
• [Afstandsbediening sluiter] (391)
• [Afbeeldingen importeren] (393)
• [Autom. overzetten] (395)
• [Locatie vermelden] (397)
• [Wake-up Op Afstand] (398)
• [Auto Klokinstelling] (399)
U kunt de camera ook gebruiken om beelden naar een smartphone
over te zetten. (402)
376
14. Wi-Fi/Bluetooth
Installeren "LUMIX Sync"
"LUMIX Sync" is een applicatie voor smartphones die door Panasonic
verstrekt wordt.
Ondersteund OS
Android™: Android 5 of hoger
iOS: iOS 11 of hoger
1
Sluit de smartphone aan op een netwerk.
2
(Android) Selecteer "Google Play™ Store".
(iOS) Selecteer "App Store".
3
Voer "Panasonic LUMIX Sync" of "LUMIX" in het zoekvak in.
4
Selecteer en installeer de "Panasonic LUMIX Sync" .
• Gebruik de meest recente versie.
• De ondersteunde besturingssystemen zijn correct met ingang van juni 2020
en aan veranderingen onderhevig.
• Lees de [Help] in het "LUMIX Sync"-menu voor meer details over hoe te
werk te gaan.
• De app werkt mogelijk niet correct, afhankelijk van uw smartphone.
Raadpleeg voor informatie over de "LUMIX Sync" de volgende
ondersteuningssite:
https://panasonic.jp/support/global/cs/dsc/
(Alleen Engels)
377
14. Wi-Fi/Bluetooth
Verbinding maken met een smartphone (Bluetooth
verbinding)
Volg een eenvoudige set-up procedure voor de verbinding (koppelen),
om verbinding te maken met een smartphone die Bluetooth Low Energy
ondersteunt.
Als het koppelen ingesteld is, maakt de camera ook automatisch
verbinding met de smartphone via Wi-Fi.
Als voor het eerst verbinding gemaakt wordt, zijn instellingen voor het koppelen nodig.
Raadpleeg voor informatie over verbinding maken voor de tweede keer en daarna,
pagina 380.
• Ondersteunde smartphones
Android™: Android 5 of hoger met Bluetooth 4.0 of hoger
(uitgezonderd die welke geen Bluetooth Low Energy
ondersteunen)
iOS: iOS 11 of hoger
• Schakel vooraf de Bluetooth-functie van de smartphone in.
1
Start "LUMIX Sync" op de
smartphone.
Er wordt een bericht over de
registratie van het apparaat
(camera) weergegeven. Selecteer
[Volgende].
• Als u het bericht gesloten heeft,
selecteer dan [
] en registreer
vervolgens de camera met gebruik van
[Cameraregistratie (koppelen)].
2
Controleer de inhoud in de weergegeven gids en
selecteer [Volgende] tot het scherm weergegeven wordt
waarin de camera geregistreerd moet worden.
378
14. Wi-Fi/Bluetooth
De camera bedienen in overeenstemming met de gids van de
smartphone.
3
Zet de camera in de stand-by-
status van Bluetooth koppelen.
[ ] [Bluetooth]
[Bluetooth]
[SET] [Koppelen]
De camera gaat in de stand-
by-status voor koppelen en
de apparaatnaam
wordt
weergegeven.
4
Selecteer de apparaatnaam van
de camera op de smartphone.
• (iOS-apparaten) Als een bericht
weergegeven wordt om de verandering
van bestemming te bevestigen, selecteer
dan [Verbind].
5
Als een bericht verschijnt
dat aangeeft dat de
apparaatregistratie voltooid is,
selecteer dan [OK].
Er zal een Bluetooth-verbinding
tussen de camera en de
smartphone gemaakt worden.
379
14. Wi-Fi/Bluetooth
• De gekoppelde smartphone zal als een gekoppeld apparaat geregistreerd
worden.
• Tijdens de Bluetooth verbinding wordt [
] op het opnamescherm
weergegeven.
Als de Bluetooth functie ingeschakeld is maar geen verbinding met de
smartphone tot stand gebracht is, verschijnt [
] doorschijnend.
• Er kunnen tot 16 smartphones geregistreerd worden.
Als u probeert meer dan 16 smartphones te registreren, zal de registratie-
informatie van de oudste het eerst gewist worden.
Beëindig de Bluetooth verbinding
Om de Bluetooth verbinding te beëindigen, moet u de Bluetooth functie
van de camera uitschakelen.
[ ] [Bluetooth] [Bluetooth] Selecteer [OFF]
• Zelfs als u de verbinding beëindigt, zal de informatie over het pairen ervan
niet gewist worden.
380
14. Wi-Fi/Bluetooth
Verbinding maken met een gekoppelde smartphone
Verbind gekoppelde smartphones met gebruik van de volgende procedure.
Schakel de Bluetooth functie van de camera in.
[ ] [Bluetooth] [Bluetooth] [ON]
Start "LUMIX Sync" op de smartphone.
• Als een bericht verschijnt waarin gemeld wordt dat de smartphone camera’s aan
het zoeken is, sluit dit bericht dan.
Selecteer [ ].
Selecteer [Bluetooth-setup].
Schakel Bluetooth op ON.
Selecteer de apparaatnaam van de
camera uit de items van [Camera
geregistreerd].
• Zelfs als u het pairen met meer dan een smartphone instelt, kunt u met
slechts één smartphone per keer verbinding maken.
• Als het koppelen enige tijd in beslag neemt, kan het annuleren van de
koppelingsinstellingen op zowel de smartphone als de camera en het
opnieuw tot stand brengen van de verbinding tot gevolg hebben dat de
camera correct gedetecteerd wordt.
381
14. Wi-Fi/Bluetooth
Het koppelen annuleren
Annuleer de koppelingsinstelling van de camera.
[ ] [Bluetooth] [Bluetooth] [SET] [Verwijderen]
Selecteer de smartphone waarvoor het koppelen geannuleerd moet
worden.
• Annuleer ook de koppelingsinstelling op de smartphone.
• Als [Netwerkinst. Resetten] in het [Set-up]-menu gebruikt is om de
netwerkinstellingen te resetten, wordt de informatie van de geregistreerde
apparaten gewist.
382
14. Wi-Fi/Bluetooth
Verbinding maken met een smartphone (Wi-Fi-
verbinding)
Gebruik Wi-Fi om de camera met een smartphone te verbinden.
Met de fabrieksinstellingen is een eenvoudige verbinding met
smartphones mogelijk zonder dat een wachtwoord ingevoerd moet
worden.
U kunt de wachtwoordauthenticatie ook gebruiken voor een verhoogde
beveiliging van de verbinding.
1
Zet de camera op de stand-by
status van de Wi-Fi verbinding.
[ ] [Wi-Fi] [Wi-Fi-functie]
[Nieuwe verbinding] [Op
afstand opnemen en weergeven]
De SSID van de camera wordt
op het scherm weergegeven.
• U kunt dezelfde handeling ook uitvoeren
door op de Fn-knop te drukken die
toegekend is aan [Wi-Fi].
Raadpleeg voor informatie over de Fn-
knop pagina 294.
2
Zet in het instellingenmenu van
de smartphone de Wi-Fi functie
op ON.
3
Selecteer de SSID die op de
camera weergegeven wordt.
383
14. Wi-Fi/Bluetooth
4
Start "LUMIX Sync" op de
smartphone.
5
(Bij de eerste verbinding)
Bevestig de apparaatnaam die
op de camera weergegeven
wordt en selecteer vervolgens
[Ja].
• Als een ander apparaat dan dat waarmee u verbinding wilt maken
weergegeven wordt, zal de camera automatisch met dat apparaat
verbinding maken als u [Ja] selecteert.
Als er andere apparaten met een Wi-Fi verbinding in de nabijheid zijn, raden
wij aan het wachtwoord met de hand in te voeren of om de QR-code te
gebruiken, om verbinding te maken met wachtwoordauthenticatie. (384)
384
14. Wi-Fi/Bluetooth
Verbinding maken met gebruik van wachtwoordauthenticatie
U kunt de veiligheid van de Wi-Fi verbinding verbeteren door een wachtwoordauthenticatie
te gebruiken, door die handmatig in te voeren, dan wel met een QR-code.
De QR-code scannen om verbinding te maken
Zet [Wi-Fi-wachtwoord] op de camera op [ON].
[ ] [Wi-Fi] [Wi-Fi setup] [Wi-Fi-wachtwoord] [ON]
Laat de QR-code weergeven.
[ ] [Wi-Fi] [Wi-Fi-functie]
[Nieuwe verbinding] [Op afstand
opnemen en weergeven]
• U kunt dezelfde handeling ook uitvoeren
door op de Fn-knop te drukken die
toegekend is aan [Wi-Fi].
Raadpleeg voor informatie over de Fn-knop
pagina 294.
• Druk op
om de QR-code te vergroten.
Start "LUMIX Sync" op de smartphone.
• Als een bericht verschijnt waarin gemeld wordt dat de smartphone camera’s aan
het zoeken is, sluit dit bericht dan.
Selecteer [ ].
Selecteer [Wi-Fi-verbinding].
Selecteer [QR-code].
Scan de QR-code die op het scherm van de camera weergegeven
wordt met gebruik van "LUMIX Sync".
• (iOS-apparaten) Als een bericht weergegeven wordt om de verandering van
bestemming te bevestigen, selecteer dan [Verbind].
385
14. Wi-Fi/Bluetooth
Handmatig invoeren van een wachtwoord om verbinding te maken
Geef het scherm weer in stap op Pag. 384.
Zet in het instellingenmenu van de
smartphone de Wi-Fi functie op ON.
Selecteer op het set-upscherm van
Wi-Fi de SSID
die op de camera
weergegeven wordt.
(Bij de eerste verbinding)
Voer het wachtwoord
in dat op de
camera weergegeven wordt.
Start "LUMIX Sync" op de smartphone.
386
14. Wi-Fi/Bluetooth
Andere verbindingsmethoden dan de
standaardinstellingen
Als verbinding gemaakt wordt met [Via netwerk] of [WPS-verbinding] in
[Direct], volg dan onderstaande stappen:
Geef het instellingenscherm van de verbindingsmethode voor de
camera weer.
[ ] [Wi-Fi] [Wi-Fi-functie] [Nieuwe verbinding] [Op afstand
opnemen en weergeven]
Druk op [DISP.].
Verbinding maken via een netwerk
1
Selecteer [Via netwerk] en druk vervolgens op .
• Volg de verbindingsprocedure op pagina 420 om de camera met een draadloos
toegangspunt te verbinden.
2
Zet in het instellingenmenu van de smartphone de Wi-Fi functie op ON.
3
Verbind de smartphone met het draadloze toegangspunt waarmee de camera
verbonden is.
4
Start "LUMIX Sync" op de smartphone.
Rechtstreeks verbinden
1
Selecteer [Direct] en druk vervolgens op .
• Selecteer [WPS-verbinding] en volg de verbindingsmethode op pagina 423 om
de camera met de smartphone te verbinden.
2
Start "LUMIX Sync" op de smartphone.
387
14. Wi-Fi/Bluetooth
De Wi-Fi verbinding beëindigen
Om de Wi-Fi verbinding tussen de camera en de smartphone te
beëindigen, volgt u onderstaande stappen.
1
Zet de camera in de
opnamemodus.
Druk de sluiterknop tot halverwege
in.
2
De Wi-Fi-verbinding
beëindigen.
[ ] [Wi-Fi]
[Wi-Fi-functie]
[Ja]
• U kunt dezelfde handeling ook uitvoeren
door op de Fn-knop te drukken die
toegekend is aan [Wi-Fi].
Raadpleeg voor informatie over de Fn-
knop pagina 294.
3
Sluit de "LUMIX Sync" op de smartphone.
388
14. Wi-Fi/Bluetooth
De camera met een smartphone
bedienen
Dit legt de functies uit voor de bediening van de camera vanaf een
smartphone.
Functies beschreven in dit document met het symbool (
)
vereisen een smartphone die Bluetooth Low Energy ondersteunt.
Van start:
• Verbind de camera met een smartphone. (377, 382)
• Start "LUMIX Sync" op de smartphone.
Home-scherm
Wanneer u "LUMIX Sync" opstart, wordt het home-scherm weergegeven.
App-instellingen
(380, 384, 398)
Hiermee zijn
verbindingsinstellingen,
bediening van de
camerastroom en de
Helpweergave mogelijk.
[Afbeeldingen
importeren] (393)
[Opname op afstand]
(389)
[Afstandsbediening
sluiter] (391)
389
14. Wi-Fi/Bluetooth
[Opname op afstand]
U kunt de smartphone gebruiken om beelden op te nemen vanuit een
verre locatie terwijl u naar de live view beelden op de camera kijkt.
1
Selecteer [ ] ([Opname op afstand]) op het home-
scherm.
• (iOS-apparaten) Als een bericht weergegeven wordt om de verandering van
bestemming te bevestigen, selecteer dan [Verbind].
2
Start de opname.
Neemt een foto
Start/beëindigt de video-opname
• Het opgenomen beeld wordt op de
camera opgeslagen.
• Bepaalde functies, met inbegrip van instellingen, zijn mogelijk niet
beschikbaar.
390
14. Wi-Fi/Bluetooth
Bedieningsmethode tijdens remote opnames
Stel de camera of de smartphone in als bedieningsapparaat dat de
prioriteit heeft en tijdens de remote opname gebruikt moet worden.
[ ] [Wi-Fi] [Wi-Fi setup]
Selecteer [Prioriteit van apparaat op afstand]
[Camera]
De bediening is mogelijk op zowel de camera als de
smartphone.
• De instellingen van de functieknop van de camera, enz.
kunnen niet veranderd worden met de smartphone.
[Smartphone]
De bediening is alleen op de smartphone mogelijk.
• De instellingen van de functieknop van de camera, enz.
kunnen veranderd worden met de smartphone.
• Als u opnemen op afstand wilt beëindigen, drukt u op
een van de knoppen op de camera om het scherm in te
schakelen en selecteert u [Exit].
• De standaardinstelling is [Camera].
• De instelling van deze functie kan niet veranderd worden als de verbinding
actief is.
391
14. Wi-Fi/Bluetooth
[Afstandsbediening sluiter]
U kunt de smartphone gebruiken als afstandsbediening van de sluiter.
1
Selecteer [ ] ([Afstandsbediening sluiter]) op het home-
scherm.
2
Start de opname.
Start/beëindigt de video-
opname
Neemt een foto
• Bulb-opname (391)
Bulb-opname
De sluiter kan open gehouden blijven van het begin tot het einde van de
opname, wat nuttig is voor het opnemen van een sterrenhemel of een
nachtlandschap.
Van start:
• Zet de camera in de [
]-modus. (100)
• Zet de sluitertijd van de camera op [T] (tijd). (102)
Raak [ ] aan om de opname te starten (blijf het aanraken zonder uw
vinger weg te nemen).
Neem uw vinger weg van [ ] om de opname te beëindigen.
• Schuif [ ] in de richting van [LOCK] om op te nemen met de ontspanknop in
de volledig ingedrukte stand vergrendeld.
(Schuif [
] terug naar de oorspronkelijke stand of druk op de sluiter van de
camera om de opname te stoppen)
• Als de Bluetooth verbinding tijdens de [B] (Bulb) opname verbroken wordt,
breng de Bluetooth verbinding dan opnieuw tot stand en beëindig de opname
vervolgens vanaf de smartphone.
392
14. Wi-Fi/Bluetooth
De wektijd uit [Slaapsmodus] korter maken
U kunt de tijd verkorten die het duurt voor de camera terugkeert van
[Slaapsmodus] wanneer de [Afstandsbediening sluiter] is gebruikt.
Van start:
• Zet [Wake-up Op Afstand] in [Bluetooth] op [ON]. (398)
[ ] [Bluetooth] Selecteer [Slaapmodus uitschakelen]
[Prio op afstand/
importeren]
Verkort de wektijd als [Afbeeldingen importeren] of
[Opname op afstand] gebruikt wordt.
[Prio afstandsbed.
sluiter]
Verkort de wektijd als [Afstandsbediening sluiter]
gebruikt wordt.
• Om de [Afstandsbediening sluiter] te gebruiken om [Slaapsmodus] op de
camera te annuleren, stelt u [Bluetooth] in het [Set-up]-menu als volgt in en
maakt u vervolgens verbinding via Bluetooth:
– [Wake-up Op Afstand]: [ON] (398)
– [Autom. overzetten]: [OFF] (395)
• De camera kan niet ingeschakeld worden door [Afstandsbediening sluiter]
te gebruiken.
393
14. Wi-Fi/Bluetooth
[Afbeeldingen importeren]
Zet een beeld dat op de kaart opgeslagen is over naar de smartphone die
verbonden is via Wi-Fi.
1
Selecteer [ ] ([Afbeeldingen importeren]) op het home-
scherm.
• (iOS-apparaten) Als een bericht weergegeven wordt om de verandering van
bestemming te bevestigen, selecteer dan [Verbind].
2
Selecteer het over te zetten
beeld.
3
Zet het beeld over.
Selecteer [ ].
• Als het beeld een video is, kunt u het
ook afspelen door op het midden van het
scherm [
] aan het raken.
394
14. Wi-Fi/Bluetooth
• Als een video afgespeeld wordt, heeft die een kleine gegevensgrootte
en wordt verzonden met gebruik van "LUMIX Sync", de beeldkwaliteit zal
daarom anders zijn dan die van de actuele video-opname.
Afhankelijk van de smartphone en van de gebruiksomstandigheden kan de
beeldkwaliteit bovendien verslechteren of kan het geluid verspringen tijdens
het afspelen van een video of foto’s.
• Bestanden groter dan 4 GB kunnen niet worden verzonden.
• Beelden die met de volgende functies opgenomen zijn, kunnen niet
overgezet worden:
– [4K-FOTO], [Post Focus]
395
14. Wi-Fi/Bluetooth
[Autom. overzetten]
U kunt de opgenomen foto’s automatisch naar een smartphone overzetten
als ze genomen zijn.
1
Inschakelen van [Autom.
overzetten] op de camera.
[ ] [Bluetooth]
[Autom. overzetten]
[ON]
• Als een bevestigingsscherm op de
camera weergegeven wordt waarin u
gevraagd wordt de Wi-Fi-verbinding te
beëindigen, selecteer dan [Ja] om die te
beëindigen.
2
Selecteer op de smartphone [Ja] (voor Android-
apparaten) of [Verbind](voor iOS-apparaten).
• Wanneer de camera automatisch een Wi-Fi-verbinding maakt.
3
Controleer de
verzendingsinstellingen op de
camera en druk vervolgens op
.
• Om de verzendingsinstelling te
veranderen, drukt u op [DISP.]. (426)
• De camera zal een modus binnengaan
waarin hij de beelden automatisch kan
overzetten en [
] zal weergegeven
worden op het opnamescherm.
4
Neem op met de camera.
• [ ] wordt op het opnamescherm van de camera weergegeven terwijl een
bestand verzonden wordt.
396
14. Wi-Fi/Bluetooth
Automatische overzetting van beelden stoppen
[ ] [Bluetooth] [Autom. overzetten] Selecteer [OFF]
Er wordt een bevestigingsscherm weergegeven waarin u gevraagd
wordt de Wi-Fi-verbinding te beëindigen.
• Als de instellingen van [Bluetooth] en [Autom. overzetten] van de camera op
[ON] staan, maakt de camera automatisch verbinding met de smartphone
via Bluetooth en Wi-Fi wanneer u de camera inschakelt.
Start de "LUMIX Sync" op de smartphone om verbinding met de camera te maken.
Als [Autom. overzetten] op [ON] gezet is, kan [Wi-Fi-functie] niet gebruikt
worden.
• Als de camera uitgeschakeld wordt tijdens het overzetten van de beelden,
en de verzending van het bestand onderbroken wordt, schakel de camera
dan in om de verzending te herstarten.
– Als de opslagstatus van de niet verzonden bestanden verandert, is de
verzending van bestanden misschien niet langer mogelijk.
– Als er veel niet verzonden bestanden zijn, is de verzending van alle
bestanden misschien niet mogelijk.
• Beelden die met de volgende functies opgenomen zijn, kunnen niet
automatisch overgezet worden:
– Video-opname, [4K-FOTO], [Post Focus]
397
14. Wi-Fi/Bluetooth
[Locatie vermelden]
De smartphone verzendt de eigen locatie-informatie naar de camera via
Bluetooth en de camera voert de opname uit terwijl het de verworven
locatie-informatie schrijft.
Van start:
• De GPS-functie op de smartphone inschakelen.
1
Schakel [Locatie vermelden] in
op de camera.
[ ] [Bluetooth] [Locatie
vermelden]
[ON]
• De camera zal een modus binnengaan
waarmee locatie-informatie opgenomen
kan worden en [
] wordt op
het opnamescherm van de camera
weergegeven.
2
Neem beelden op met de camera.
• De locatie-informatie zal op de opgenomen beelden geschreven worden.
• Als [ ] doorschijnend op het opnamescherm verschijnt, kan de
locatie-informatie niet verworven worden en kunnen dus geen gegevens
geschreven worden.
De GPS-positionering van de smartphone is misschien niet mogelijk in een
gebouw, een tas of een gelijkaardige plek. Verplaats de smartphone naar de
plek waarin breed zicht op de lucht is om de positionering te verbeteren.
Raadpleeg bovendien de gebruiksaanwijzing van uw smartphone.
• Beelden met locatie-informatie worden aangegeven met [
].
• Let op de privacy en gelijkaardige rechten, enz., van het onderwerp
wanneer u deze functie gebruikt. U gebruikt deze voor eigen risico.
• De batterij van de smartphone raakt sneller leeg wanneer locatie-informatie
verworven wordt.
398
14. Wi-Fi/Bluetooth
[Wake-up Op Afstand]
Zelfs als de camera uitgeschakeld is, kan de smartphone gebruikt worden
om de camera te starten en beelden op te nemen, of om de opgenomen
beelden te controleren.
Van start:
Schakel [Wake-up Op Afstand] in op de camera.
[ ] [Bluetooth] [Wake-up Op Afstand] [ON]
Zet de aan/uit schakelaar van de camera op [OFF].
Start "LUMIX Sync" op de smartphone.
De camera inschakelen
Selecteer [Opname op afstand] op het home-scherm van "LUMIX Sync".
• (iOS-apparaten) Als een bericht weergegeven wordt om de verandering van
bestemming te bevestigen, selecteer dan [Verbind].
• De camera wordt ingeschakeld en maakt automatisch verbinding met gebruik van
Wi-Fi.
De camera uitschakelen
Selecteer [ ] op het home-scherm van "LUMIX Sync".
Selecteer [Schakel de camera uit].
Selecteer [Camera UIT].
• Als [Wake-up Op Afstand] ingesteld is, blijft de Bluetooth functie zelfs
doorgaan met werken als de on/off-schakelaar van de camera op [OFF]
gezet wordt wat tot gevolg heeft dat de batterij leeg raakt.
399
14. Wi-Fi/Bluetooth
[Auto Klokinstelling]
Synchroniseer de instelling van de klok en de tijdzone van de camera met
die van een smartphone.
Schakel [Auto Klokinstelling] in op
de camera.
[ ] [Bluetooth]
[Auto Klokinstelling]
[ON]
400
14. Wi-Fi/Bluetooth
Foto’s weergeven op een tv
U kunt foto’s weergeven op een tv die compatibel is met een DLNA-
functie (DMR).
1
Selecteer [Weergeven op tv].
[ ] [Wi-Fi]
[Wi-Fi-functie]
[Nieuwe verbinding]
[Weergeven op tv]
2
Sluit de camera aan op de tv
via Wi-Fi.
Selecteer [Via netwerk] (420) of
[Direct] (423) voor de aansluiting.
3
Selecteer het apparaat waarmee u een verbinding wilt
maken.
4
Met dit toestel foto’s maken of weergeven.
Volg onderstaande stappen om de verbinding te beëindigen:
[ ] [Wi-Fi] [Wi-Fi-functie] [Ja]
401
14. Wi-Fi/Bluetooth
• Wanneer u de beelden via de Wi-Fi-functie op een TV weergeeft, worden ze
niet met de resolutie van 4K weergegeven. Als u beelden met de resolutie
van 4K wilt weergeven, sluit u dit apparaat met een HDMI-microkabel op de
TV aan. (436)
• Wanneer er een tv op dit apparaat is aangesloten, kan het tv-scherm tijdelijk
terugkeren naar de status van voor de verbinding. Beelden worden opnieuw
weergegeven wanneer u beelden opneemt of afspeelt.
• Zelfs als [Effect] en [Geluid] op dit toestel zijn ingesteld, worden deze
instellingen uitgeschakeld wanneer de beelden worden weergegeven op
een tv tijdens een diashow.
• Video en 4K-burstbestanden kunnen niet worden afgespeeld.
• De beelden die op het scherm "Meerdere afspelen" of op sommige
schermen van de camera worden weergegeven, worden niet op tv
weergegeven.
• Wanneer [Autom. overzetten] in [Bluetooth] is ingesteld op [ON], wordt
[Wi-Fi-functie] uitgeschakeld.
402
14. Wi-Fi/Bluetooth
Beelden uit de camera verzenden
Bedien de camera om de opgenomen beelden naar een apparaat te
zenden dat verbonden is via Wi-Fi.
Bedieningsvolgorde
1
Selecteer de verzendingsmethode.
Selecteer de verzendmethode uit de [Afbeeldingen
versturen tijdens opname] en [Afbeeldingen
versturen van camera] cameramenu’s.
2
Selecteer de bestemming (type
doelapparaat).
– [Smartphone] (406)
– [PC] (409)
– [Printer] (412)
– [AV-toestel] (414)
– [Webservice] (416)
– [Cloud-synchr. service] (418)
3
Selecteer de verbindingsmethode en
maak vervolgens verbinding via Wi-Fi.
– [Via netwerk] (420)
– [Direct] (423)
4
Controleer de verzendingsinstellingen.
– Instellingen voor het verzenden van beelden
(426)
5
[Afbeeldingen versturen tijdens
opname]
[Afbeeldingen versturen van
camera]
Maak foto’s.
Dit verzendt de opgenomen foto’s
automatisch als ze genomen zijn.
Selecteer een beeld.
Verzend de geselecteerde beelden.
403
14. Wi-Fi/Bluetooth
Raadpleeg de volgende pagina’s voor de stappen die voor alle apparaten
gemeenschappelijk zijn.
– Wi-Fi verbindingen: [Via netwerk] (420)/[Direct] (423)
– Instellingen voor het verzenden van beelden (426)
– Beelden selecteren (428)
• Tijdens het opnemen heeft de opname de prioriteit en dus zal het enige tijd
vergen voordat de versturing voltooid is.
• Als de camera uitgeschakeld wordt of als de Wi-Fi afgesloten wordt voordat
het verzenden klaar is, zal de verzending niet herstarten.
• U kunt mogelijk geen bestanden wissen of het [Afspelen]-menu gebruiken
terwijl de verzending plaatsvindt.
• De camera wordt losgekoppeld van Wi-Fi tijdens [Intervalopname]-
opnames.
• Als [Autom. overzetten] in [Bluetooth] op [ON] gezet is, is [Wi-Fi-functie] niet
beschikbaar.
404
14. Wi-Fi/Bluetooth
Beelden die verzonden kunnen worden
De beelden die verzonden kunnen worden verschillen afhankelijk van het
doelapparaat.
Doelapparaat
Beelden die verzonden kunnen worden
[Afbeeldingen versturen
tijdens opname]
[Afbeeldingen versturen
van camera]
[Smartphone] (406)
JPEG/RAW JPEG/RAW/MP4
*
1
[PC] (409)
JPEG/RAW
JPEG/RAW/MP4/
4K-burstbestanden/
Post Focus beelden
[Cloud-synchr. service]
(418)
JPEG JPEG/MP4
[Webservice] (416)
JPEG/RAW
*
2
JPEG/MP4/RAW
*
2
[AV-toestel] (414)
JPEG JPEG
[Printer] (412)
JPEG
*
1 Bestanden groter dan 4 GB kunnen niet worden verzonden.
*
2 Het verzenden is mogelijk als de webdienstbestemming het verzenden van RAW-
beelden van deze camera ondersteunt.
• U heeft een Android-apparaat met een besturingsversie van 7.0 of hoger nodig om
RAW-beelden naar een Android-apparaat te kunnen versturen. De beelden worden
mogelijk echter niet correct weergegeven op sommige smartphones of in sommige
versies van besturingssystemen.
• 4K-video’s kunnen niet naar een [Cloud-synchr. service] en [Webservice]
verzonden worden.
• Het verzenden zou niet mogelijk kunnen zijn, afhankelijk van uw apparaat.
• Het is misschien niet mogelijk de beelden te verzenden die opgenomen zijn
met andere apparaten dan deze camera, of beelden die op een PC bewerkt
of verwerkt zijn.
405
14. Wi-Fi/Bluetooth
Fn-knop toegekend aan [Wi-Fi]
U kunt de volgende handelingen uitvoeren door op de Fn-knop te drukken
die toegekend is aan [Wi-Fi], na verbinding gemaakt te hebben via Wi-Fi.
Raadpleeg voor informatie over Fn-knoppen pag. 294.
[Verbinding beëindigen] Eindigt de Wi-Fi-verbinding.
[Doelapparaat wijzigen]
Eindigt de Wi-Fi-verbinding en stelt u in staat om een
andere Wi-Fi-verbinding te kiezen.
[Instellingen wijzigen
voor versturen]
Stelt de beeldafmetingen, de bestandsinsdeling en
andere items voor het versturen van opgenomen
beelden in. (426)
[Huidig apparaat in
favorieten registreren]
Registreert de huidige bestemming van de verbinding
of de verbindingsmethode, zodat u de verbinding de
volgende keer gemakkelijk tot stand kunt brengen met
dezelfde verbindingsinstellingen.
[Netwerkadres]
Geeft het MAC-adres en het IP-adres van de camera
weer. (430)
• Afhankelijk van de Wi-Fi-functie die gebruikt wordt. of de bestemming van de
verbinding, is het misschien niet mogelijk enkele van deze handelingen uit te
voeren.
406
14. Wi-Fi/Bluetooth
[Smartphone]
De opgenomen beelden overzetten naar een smartphone die verbonden
is via Wi-Fi.
Van start:
• Installeer "LUMIX Sync" op uw smartphone. (376)
1
Selecteer de methode voor het
versturen van beelden op de camera.
[ ] [Wi-Fi]
[Wi-Fi-functie]
[Nieuwe verbinding]
[Afbeeldingen versturen tijdens
opname]/[Afbeeldingen versturen
van camera]
2
Zet de bestemming op
[Smartphone].
3
Verbind de camera met een
smartphone door middel van Wi-Fi.
Selecteer [Via netwerk] (420) of
[Direct] (423) en maak vervolgens
verbinding.
4
Start "LUMIX Sync" op de smartphone.
5
Selecteer de smartphone van bestemming op de camera.
407
14. Wi-Fi/Bluetooth
6
Controleer de verzendingsinstellingen en druk
vervolgens op
.
• Om de verzendingsinstellingen te veranderen, drukt u op [DISP.]. (426)
7
Wanneer [Afbeeldingen versturen tijdens opname] geselecteerd is:
Maak foto’s.
• [ ] wordt op het opnamescherm van de camera weergegeven terwijl een
bestand verzonden wordt.
• Volg onderstaande stappen om de verbinding te beëindigen:
[ ] [Wi-Fi] [Wi-Fi-functie] [Ja]
Wanneer [Afbeeldingen versturen van camera] geselecteerd is:
Selecteer een beeld.
• Selecteer [Exit] om de verbinding te beëindigen.
408
14. Wi-Fi/Bluetooth
Met eenvoudige handelingen beelden op de camera naar
een smartphone versturen
U kunt foto’s naar een smartphone overzetten die verbonden is via
Bluetooth door tijdens het afspelen eenvoudig op de [
] ([Afb. versturen
(Smartphone)])-knop te drukken.
U kunt ook het menu gebruiken om gemakkelijk verbinding te maken.
• Gebruik de Fn-knop toegewezen aan [Afb. versturen (Smartphone)] voor de
bediening. In de standaardinstellingen is dit toegewezen aan [Fn4].
Raadpleeg voor informatie over de Fn-knop pagina 294.
Van start:
• Installeer "LUMIX Sync" op uw smartphone. (376)
• Verbind de camera met een smartphone door middel van Bluetooth. (377)
• Druk op [
] op de camera om het afspeelscherm te laten weergeven.
Een enkel beeld verzenden
Druk op om het beeld te
selecteren.
Druk op [ ].
Selecteer [Enkelvoudig select.].
• Om de verzendingsinstellingen
te veranderen, drukt u op [DISP.].
(426)
Selecteer op de smartphone
[Ja] (voor Android-apparaten) of
[Verbind](voor iOS-apparaten).
• Dit maakt automatisch verbinding
via Wi-Fi.
Meer beelden verzenden
Druk op [ ].
Selecteer [Multi selecteren].
• Om de verzendingsinstellingen
te veranderen, drukt u op [DISP.].
(426)
Selecteer de beelden en zet ze
vervolgens over.
: Selecteer de beelden.
: Instellen/Annuleren
[DISP.]: Overzetten
Selecteer op de smartphone
[Ja] (voor Android-apparaten) of
[Verbind](voor iOS-apparaten).
• Dit maakt automatisch verbinding
via Wi-Fi.
409
14. Wi-Fi/Bluetooth
Het menu gebruiken om beelden gemakkelijk over te zetten
[ ] [Bluetooth] [Afb. versturen (Smartphone)]
Instellingen: [Enkelvoudig select.]/[Multi selecteren]
• Indien [Enkelvoudig select.], druk dan op om het beeld te selecteren en druk
vervolgens op
om het uit te voeren.
• Indien [Multi selecteren], voer dan dezelfde handelingen uit als met "Meer beelden
verzenden".
• Deze functie is niet beschikbaar als [Autom. overzetten] in [Bluetooth] op
[ON] gezet is.
[PC]
Beelden naar en PC verzenden die via Wi-Fi verbonden is.
Ondersteund OS
Windows: Windows 10/Windows 8.1/Windows 8
Mac: OS X v10.5 tot v10.11, macOS 10.12 tot macOS 10.15
Van start:
• Als de werkgroep van de PC van bestemming veranderd is en niet meer de
standaardinstelling heeft, dan dient u de overeenkomstige instelling van de camera
in [PC-verbinding] te veranderen. (429)
Een bestemmingsmap voor beelden creëren
Als Windows gebruikt wordt (voorbeeld voor Windows 10)
Selecteer de bestemmingsmap en klik met de rechter muisknop.
Selecteer [Eigenschappen] en schakel het mappen delen in.
• U kunt ook "PHOTOfunSTUDIO" gebruiken om mappen te creëren.
Raadpleeg voor details de gebruiksaanwijzing van "PHOTOfunSTUDIO".
410
14. Wi-Fi/Bluetooth
Als Mac gebruikt wordt (voorbeeld voor OS X v10.14)
Selecteer de bestemmingsmap en klik op de items in de aangegeven
volgorde.
[Archief]
[Toon info]
Schakel het mappen delen in.
• Creëer een PC-accountnaam (tot 254 karakters) en een wachtwoord (tot
32 karakters) bestaande uit alfanumerieke karakters.
Er wordt mogelijk geen bestemmingsmap gecreëerd als de accountnaam
niet-alfanumerieke karakters bevat.
• Als de computernaam (NetBIOS naam voor Mac) een spatie bevat (leeg
karakter), enz., dan wordt hij misschien niet herkend.
In dat geval raden wij aan de naam te veranderen in een naam die slechts
uit 15 of minder alfanumerieke karakters bestaat.
• Raadpleeg voor gedetailleerde instellingsprocedures de gebruiksaanwijzing
van uw PC of Help van het besturingssysteem.
1
Selecteer de methode voor het
versturen van beelden op de
camera.
[ ] [Wi-Fi]
[Wi-Fi-functie]
[Nieuwe verbinding]
[Afbeeldingen versturen tijdens
opname]/[Afbeeldingen versturen
van camera]
2
Zet de bestemming op [PC].
411
14. Wi-Fi/Bluetooth
3
Verbind de camera en de PC
via Wi-Fi.
Selecteer [Via netwerk] (420) of
[Direct] (423) en maak vervolgens
verbinding.
4
Voer de computernaam van de
PC in waarmee u verbinding
wilt maken (voor Mac de
NetBIOS naam).
5
Selecteer een map om beelden
in op te slaan.
• Er zullen in de geselecteerde map
mappen gecreëerd worden op grond van
de verzendingsdatum en de beelden
zullen in die mappen opgeslagen worden.
6
Controleer de verzendingsinstellingen en druk
vervolgens op
.
• Om de verzendingsinstelling te veranderen, drukt u op [DISP.]. (426)
412
14. Wi-Fi/Bluetooth
7
Wanneer [Afbeeldingen versturen tijdens opname] geselecteerd is:
Maak foto’s.
• [ ] wordt op het opnamescherm van de camera weergegeven terwijl een
bestand verzonden wordt.
• Volg onderstaande stappen om de verbinding te beëindigen:
[ ] [Wi-Fi] [Wi-Fi-functie] [Ja]
Wanneer [Afbeeldingen versturen van camera] geselecteerd is:
Selecteer een beeld.
• Selecteer [Exit] om de verbinding te beëindigen.
• Als het scherm voor een gebruikersaccount en de invoering van een
password verschijnt, voer dan het password in dat u op uw PC ingesteld
heeft.
• Als de firewall van het besturingssysteem, de veiligheidssoftware, enz.,
ingeschakeld is, kan het zijn dat het niet mogelijk is een verbinding met de
PC tot stand te brengen.
[Printer]
U kunt beelden verzenden naar een door PictBridge (draadloos LAN)
*
1
-
ondersteunde printer die via Wi-Fi verbonden is, om afgedrukt te worden.
*
1 Conform de norm DPS over IP
1
Selecteer de methode voor het
versturen van beelden op de
camera.
[ ] [Wi-Fi]
[Wi-Fi-functie]
[Nieuwe verbinding]
[Afbeeldingen versturen van
camera]
413
14. Wi-Fi/Bluetooth
2
Zet de bestemming op
[Printer].
3
Verbind de camera met een
printer via Wi-Fi.
Selecteer [Via netwerk] (420) of
[Direct] (423) en maak vervolgens
verbinding.
4
Selecteer de printer die de bestemming is.
5
Selecteer de beelden en druk ze af.
• De procedure voor het selecteren van de beelden is gelijk aan de procedure
voor wanneer de USB-aansluitingskabel aangesloten is. (446)
• Om de verbinding te beëindigen, drukt u op [
].
• Neem voor details over de PictBridge printer (compatibel met draadloos
LAN) contact op met de fabrikanten daarvan.
• Als [Autom. overzetten] in [Bluetooth] op [ON] gezet is, is [Wi-Fi-functie] niet
beschikbaar.
414
14. Wi-Fi/Bluetooth
[AV-toestel]
Foto’s en video’s kunnen naar AV-apparatuur in de thuisomgeving worden
verzonden (AV-apparatuur thuis), zoals DLNA-compatibele recorders.
AV-apparatuur thuis
Draadloos toegangspunt
1
Selecteer de methode voor het
versturen van beelden op de
camera.
[ ] [Wi-Fi]
[Wi-Fi-functie]
[Nieuwe verbinding]
[Afbeeldingen versturen tijdens
opname]/[Afbeeldingen versturen
van camera]
2
Zet de bestemming op
[AV-toestel].
3
Verbind de camera en de PC
via Wi-Fi.
Selecteer [Via netwerk] (420) of
[Direct] (423), en sluit vervolgens
aan.
415
14. Wi-Fi/Bluetooth
4
Selecteer het apparaat waarmee u een verbinding wilt
maken.
5
Controleer de verzendingsinstellingen en selecteer
vervolgens [Inst.].
• Om de verzendingsinstelling te veranderen, drukt u op [DISP.]. (426)
6
Wanneer [Afbeeldingen versturen tijdens opname] is geselecteerd:
Maak foto’s.
• [ ] wordt op het opnamescherm van de camera weergegeven terwijl een
bestand verzonden wordt.
• Volg onderstaande stappen om de verbinding te beëindigen:
[ ] [Wi-Fi] [Wi-Fi-functie] [Ja]
Wanneer [Afbeeldingen versturen van camera] is geselecteerd:
Selecteer een beeld.
• Selecteer [Exit] om de verbinding te beëindigen.
• Verzending kan mislukken, afhankelijk van de gebruiksstatus van het AV-
apparaat. Ook kan het verzenden even duren.
• Wanneer [Autom. overzetten] in [Bluetooth] is ingesteld op [ON], wordt [Wi-
Fi-functie] uitgeschakeld.
416
14. Wi-Fi/Bluetooth
[Webservice]
U kunt "LUMIX CLUB" gebruiken om opgenomen beelden naar
webservices te uploaden zoals websites van sociale netwerken.
Van start:
• Registreer u voor "LUMIX CLUB". (430)
Voordat beelden naar een service verstuurd worden, moet u die webservice registreren. (432)
1
Selecteer de methode voor het
versturen van beelden op de camera.
[ ] [Wi-Fi]
[Wi-Fi-functie]
[Nieuwe verbinding]
[Afbeeldingen versturen tijdens
opname]/[Afbeeldingen versturen
van camera]
2
Zet de bestemming op
[Webservice].
3
Maak verbinding met de
webservice.
Selecteer [Via netwerk] en maak
vervolgens verbinding. (420)
4
Selecteer de webdienst.
5
Controleer de
verzendingsinstellingen en
druk vervolgens op
.
• Om de verzendingsinstellingen te
veranderen, drukt u op [DISP.]. (426)
417
14. Wi-Fi/Bluetooth
6
Wanneer [Afbeeldingen versturen tijdens opname] geselecteerd is:
Maak foto’s.
• [ ] wordt op het opnamescherm van de camera weergegeven terwijl een
bestand verzonden wordt.
• Volg onderstaande stappen om de verbinding te beëindigen:
[ ] [Wi-Fi] [Wi-Fi-functie] [Ja]
Wanneer [Afbeeldingen versturen van camera] geselecteerd is:
Selecteer een beeld.
• Selecteer [Exit] om de verbinding te beëindigen.
• Als het verzenden van beelden niet lukt, zal een e-mail waarin het falen
uiteengezet zal worden verstuurd worden naar het adres dat geregistreerd
is bij "LUMIX CLUB".
• Panasonic neemt geen verantwoordelijkheid op zich voor de schade die
voortkomt uit lekken, verlies, enz. van beelden die naar WEB-services
geüpload zijn.
• Wanneer u beelden uploadt naar een webservice, wist u dan geen beelden
van de camera, zelfs niet nadat deze klaar is met het verzenden, tot u bent
nagegaan of deze goed naar de webservice geüpload zijn.
Panasonic neemt geen verantwoordelijkheid op zich voor de schade die
voortkomt uit het wissen van beelden die op de camera opgeslagen zijn.
• De beelden kunnen informatie bevatten die gebruikt kan worden om de
gebruiker te identificeren, zoals opnamedatums en -tijden, en locatie-
informatie. Controleer dit zorgvuldig wanneer u de beelden naar een
webservice uploadt.
418
14. Wi-Fi/Bluetooth
[Cloud-synchr. service]
Deze camera kan opgenomen beelden automatisch naar een cloud-synchr. service
overzetten, via "LUMIX CLUB", om ze naar een PC of smartphone te verzzenden.
Voor het gebruik van [Cloud-synchr. service] (vanaf juni 2020)
• U moet u bij "LUMIX CLUB" (430) registreren en de cloudsynchronisatie
instellen om beelden naar een cloudmap te versturen.
Gebruik "PHOTOfunSTUDIO" om de cloudsynchronisatie in te stellen.
De verzonden beelden worden tijdelijk in de cloudmap opgeslagen. Ze kunnen
gesynchroniseerd worden met uw PC;smartphone en andere apparaten.
Een cloudmap bewaart de verzonden beelden gedurende 30 dagen (tot 1000 beelden).
Houd er rekening mee dat de beelden in de volgende gevallen automatisch
gewist worden:
– Als na de verzending 30 dagen verstreken zijn (zelfs binnen 30 dagen
na de overzetting is, als de beelden naar alle gespecificeerde apparaten
gedownload zijn, kunnen ze gewist worden)
Als er meer dan 1000 beelden zijn (afhankelijk van de [Cloudbeperking] (427) instelling)
1
Selecteer de methode voor het
versturen van beelden op de
camera.
[ ] [Wi-Fi]
[Wi-Fi-functie]
[Nieuwe verbinding]
[Afbeeldingen versturen tijdens
opname]/[Afbeeldingen versturen
van camera]
2
Zet de bestemming op [Cloud-
synchr. service].
419
14. Wi-Fi/Bluetooth
3
Maak verbinding met de cloud-
synchr. service.
Selecteer [Via netwerk] en maak
vervolgens verbinding. (420)
4
Controleer de verzendingsinstellingen en druk
vervolgens op
.
• Om de verzendingsinstellingen te veranderen, drukt u op [DISP.]. (426)
5
Wanneer [Afbeeldingen versturen tijdens opname] geselecteerd is:
Maak foto’s.
• [ ] wordt op het opnamescherm van de camera weergegeven terwijl een
bestand verzonden wordt.
• Volg onderstaande stappen om de verbinding te beëindigen:
[ ] [Wi-Fi] [Wi-Fi-functie] [Ja]
Wanneer [Afbeeldingen versturen van camera] geselecteerd is:
Selecteer een of meer beelden.
• Selecteer [Exit] om de verbinding te beëindigen.
420
14. Wi-Fi/Bluetooth
Wi-Fi verbindingen
Als [Nieuwe verbinding] geselecteerd
is in [Wi-Fi-functie] in [Wi-Fi] van
het [Set-up]-menu, selecteer dan de
verbindingsmethode uit [Via netwerk] of
[Direct] om verbinding te maken.
Als u aan de andere kant [Selecteer
doelapparaat uit geschiedenis] of
[Selecteer doelapparaat uit favorieten]
gebruikt, maakt de camera verbinding met
het geselecteerde apparaat met de eerder
gebruikte instellingen.
[Via netwerk]
Verbindt de camera en het doelapparaat via het draadloos toegangspunt.
Selecteer de methode om
verbinding met een draadloos
toegangspunt te maken.
Instellingen: [WPS (knop)]/
[WPS (PIN-code)]/[Uit lijst]
(421)
• Nadat [Via netwerk] één keer geselecteerd is, zal de camera verbinding
maken met het eerder gebruikte draadloze toegangspunt.
Druk op [DISP.] om het draadloze toegangspunt te veranderen dat voor de
verbinding gebruikt werd en verander de bestemming van de verbinding.
• Controleer de gebruiksaanwijzing en de instellingen van het draadloze
toegangspunt.
421
14. Wi-Fi/Bluetooth
[WPS (knop)]
Druk op de WPS-knop op het draadloze
toegangspunt om een verbinding tot stand te
brengen.
Druk op de WPS-knop van het draadloze
toegangspunt totdat deze naar WPS-modus
schakelt.
Voorbeeld)
[WPS (PIN-code)]
Voer en PIN-code in op het draadloze toegangspunt om een verbinding
tot stand te brengen.
Selecteer op het scherm van de camera het draadloze toegangspunt
waarmee u verbinding maakt.
Voer de PIN-code die weergegeven wordt op het camerascherm in het
draadloze toegangspunt in.
Druk op de camera op .
422
14. Wi-Fi/Bluetooth
[Uit lijst]
Zoekt naar een draadloos toegangspunt dat gebruikt kan worden en
maakt daar verbinding mee.
• Bevestig de coderingssleutel van het draadloze toegangspunt.
Selecteer het draadloze toegangspunt
waarmee u verbinding maakt.
• Druk op [DISP.] om het zoeken naar een
draadloos toegangspunt opnieuw uit te
voeren.
• Als geen draadloos toegangspunt
gevonden wordt, raadpleeg dan "Verbinden
via handmatige input" op pagina 422.
(Als de netwerkauthenticatie gecodificeerd is)
Voer de encryptiesleutel in.
Verbinden via handmatige input
• Controleer de SSID, netwerkauthenticatie, codering en de coderingssleutel
van het draadloze toegangspunt dat u gebruikt.
Op het scherm in stap van "[Uit lijst]", selecteert u [Handmatige
invoer]. (422)
Voer de SSID in van het draadloze toegangspunt waarmee u
verbinding maakt en selecteer vervolgens [Inst.].
Selecteer het type netwerkauthenticatie.
[WPA2-PSK]
Ondersteund codering: [TKIP], [AES]
[WPA2/WPA-PSK]
[Niet coderen]
(Als iets anders dan [Niet coderen] geselecteerd is)
Voer de coderingssleutel in en selecteer vervolgens [Inst.].
423
14. Wi-Fi/Bluetooth
[Direct]
De camera en het doelapparaat rechtstreeks verbinden.
Selecteer de methode om
verbinding te maken met het
doelapparaat.
[WPS-
verbinding]
[WPS (knop)]
Druk op de WPS-knop op het doelapparaat
om verbinding te maken.
• Druk op de camera op [DISP.] om
de wachtstatus van de verbinding te
verlengen.
[WPS (PIN-code)]
Voer de PIN-code in op de camera en maak
verbinding.
[Handmatig.
verbinden.]
Zoek de camera op het doelapparaat op om verbinding te maken.
Voer het SSID en het password, die op de camera weergegeven
worden, in het apparaat in.
• Als de bestemming op [Smartphone]
gezet is, wordt het wachtwoord niet
weergegeven. Selecteer de SSID om een
verbinding tot stand te brengen. (382)
• Raadpleeg ook de gebruiksaanwijzing van het apparaat waarmee
verbinding gemaakt moet worden.
424
14. Wi-Fi/Bluetooth
Verbinding met Wi-Fi maken door eerder opgeslagen
instellingen te gebruiken
Gebruik de geschiedenis van de Wi-Fi verbinding om verbinding te maken
met dezelfde instellingen als voorheen.
1
Laat de geschiedenis van de
Wi-Fi verbinding weergeven.
[ ] [Wi-Fi]
[Wi-Fi-functie]
[Selecteer doelapparaat uit
geschiedenis]/[Selecteer
doelapparaat uit favorieten]
2
Selecteer het item van de
geschiedenis waarmee u
verbinding wilt maken.
• Druk op [DISP.] om details van de
verbindingsgeschiedenis te bevestigen.
Registreren in favorieten
U kunt de geschiedenis van de Wi-Fi verbinding in Favorieten registreren.
Laat de geschiedenis van de Wi-Fi verbinding weergeven.
[ ] [Wi-Fi] [Wi-Fi-functie]
[Selecteer doelapparaat uit geschiedenis]
Selecteer het item van de geschiedenis dat u wilt registreren en druk
vervolgens op
.
Voer een registratienaam in en selecteer vervolgens [Inst.].
• Er kunnen maximaal 30 karakters ingevoerd worden (een karakter van twee
byte wordt als twee karakters beschouwd).
425
14. Wi-Fi/Bluetooth
Items bewerken die in Favorieten geregistreerd zijn
Items weergeven die in Favorieten geregistreerd zijn.
[ ] [Wi-Fi] [Wi-Fi-functie] [Selecteer doelapparaat uit favorieten]
Selecteer het item van de geschiedenis dat u in favorieten wilt
bewerken en druk vervolgens op
.
[Verwijderen uit
favorieten]
[Volgorde van favorieten
wijzigen]
Specificeer de locatie van bestemming van
het item waarvan u de weergavevolgorde wilt
veranderen.
[Geregistreerde naam
wijzigen]
Voer karakters in om de geregistreerde naam te
veranderen.
• Het aantal items dat in de geschiedenis opgeslagen kan worden is beperkt.
Registreer vaak gebruikte verbindingsinstellingen in Favorieten.
• Als [Resetten] in het [Set-up]-menu gebruikt is om de netwerkinstellingen
te resetten, wordt de inhoud die in Historie en Favorieten geregistreerd is,
gewist.
• Als het apparaat waarmee u verbinding wilt maken (smartphone, enz.) met
een ander draadloos toegangspunt dan de camera verbonden is, kunt u het
apparaat niet met de camera verbinden met gebruik van [Direct].
Verander de Wi-Fi instellingen van het apparaat waarmee u verbinding wilt
maken zodat het toegangspunt dat gebruikt moet worden op de camera
ingesteld is. U kunt ook [Nieuwe verbinding] selecteren en de apparaten
opnieuw met elkaar verbindingen. (382)
• Het is mogelijk moeilijk om verbinding te maken met netwerken waarmee
veel apparaten verbonden zijn. Maak in dat geval verbinding met gebruik
van [Nieuwe verbinding].
426
14. Wi-Fi/Bluetooth
Instellingen verzenden en beelden
selecteren
Instellingen voor het verzenden van beelden
Stel de afmetingen, het bestandsformaat en andere items in om het beeld
naar het doelapparaat te versturen.
1
Na de Wi-Fi verbinding zal het
scherm voor de bevestiging
van de verzendingsinstellingen
weergegeven worden, druk dus
op [DISP.].
2
Verander de
verzendingsinstellingen.
427
14. Wi-Fi/Bluetooth
[Grootte]
Grootte aanpassen van het te versturen beeld.
[Origineel]/[Auto]/[Wijzig] ([M], [S], of [VGA])
• De [Auto] beeldafmetingen veranderen afhankelijk
van de status van het doelapparaat.
(Dit kan ingesteld worden als de bestemming
[Webservice] is)
[Bestandsindeling]
Stelt het bestandsformaat van de te verzenden beelden
in.
[JPG]/[RAW+JPG]/[RAW]
• Deze instelling is mogelijk als de bestemming het
verzenden van RAW-beelden van deze camera
ondersteunt. (404)
[Locatiegeg. wissen]
Kies of u de locatie-informatie wenst te wissen van de
beelden voordat u deze verstuurt.
• Dit kan ingesteld worden als de bestemming [Cloud-
synchr. service] of [Webservice] is.
• Deze handeling wist alleen de locatie-informatie van
de beelden die ingesteld staan om verzonden te
worden.
[Cloudbeperking]
U kunt kiezen of u beelden wilt verzenden als de
cloudmap geen ruimte meer overheeft.
[ON]: Verzendt de beelden niet.
[OFF]: Wist beelden vanaf de oudste en verzendt
vervolgens nieuwe beelden.
• Dit kan ingesteld worden als de bestemming [Cloud-
synchr. service] is.
428
14. Wi-Fi/Bluetooth
Beelden selecteren
Wanneer met [Afbeeldingen versturen van camera] verzonden wordt,
selecteer de beelden dan met de volgende procedure.
1
Selecteer [Enkelvoudig select.] of [Multi selecteren].
2
Selecteer het beeld.
[Enkelvoudig select.] instelling
Druk op om een beeld te
selecteren.
Inst.Inst.
Druk op .
[Multi selecteren] instelling
Druk op om een beeld te
selecteren en druk vervolgens op
.
(Herhaal dit)
• Druk opnieuw op om de instelling te
annuleren.
2 3
4 5 6
1
Uitvoer.Uitvoer.
Druk op [DISP.] om dit uit te voeren.
429
14. Wi-Fi/Bluetooth
[Wi-Fi setup]-menu
Dit configureert de instellingen die vereist worden voor de Wi-Fi functie.
De instellingen kunnen niet veranderd worden als er een Wi-Fi-verbinding
is.
Het [Wi-Fi setup] weergeven.
[ ] [Wi-Fi] [Wi-Fi setup]
[Prioriteit van apparaat
op afstand]
Dit stelt of de camera of de smartphone in als
bedieningsapparaat met voorrang, dat gebruikt moet
worden bij remote opnames. (390)
[Wi-Fi-wachtwoord]
U kunt een wachtwoord gebruiken om verbinding te
maken, voor verhoogde veiligheid. (384)
[LUMIX CLUB]
Hiermee wordt de gebruikersnaam voor de "LUMIX
CLUB" verworven of veranderd. (431)
[PC-verbinding]
U kunt de werkgroep instellen.
Om beelden naar een PC te zenden, moet verbinding
gemaakt worden met dezelfde werkgroep als de PC van
bestemming.
(De standaardinstelling is "WORKGROUP".)
• Druk op
om de werkgroepnaam te veranderen en
voer de nieuwe werkgroepnaam in.
• Om naar de fabrieksinstellingen terug te keren drukt
op [DISP.].
[Toestelnaam]
U kunt de naam (SSID) van de camera veranderen.
• Druk om de SSID-naam te veranderen op [DISP.] en
voer de nieuwe SSID-naam in.
• Er kunnen maximaal 32 tekens ingevoerd worden.
430
14. Wi-Fi/Bluetooth
[Wi-Fi-
functievergrend.]
Om de onjuiste bediening en het gebruik van de Wi-Fi-
functie door derden te voorkomen en de persoonlijke
informatie die opgenomen is in de beelden in de camera
te beschermen, raden wij aan dat u de Wi-Fi-functie met
een wachtwoord beschermt.
[Instellen]: Voer een 4-cijferig nummer in als het
wachtwoord.
[Annul]: Wis het password.
• Is een password eenmaal ingesteld, dan wordt u
gevraagd het telkens in te voeren wanneer u de Wi-Fi-
functie gebruikt.
• Als u het wachtwoord vergeet, kunt u [Netwerkinst.
Resetten] in het [Set-up]-menu gebruiken om de
netwerkinstellingen te resetten en daarmee het
wachtwoord dus te resetten.
[Netwerkadres]
Geeft het MAC-adres en het IP-adres van de camera
weer.
"LUMIX CLUB"
Raadpleeg de "LUMIX CLUB"-site voor details.
https://lumixclub.panasonic.net/ned/c/
• De dienst kan onderbroken worden wegens gewoon onderhoud of
onverwachte problemen en de inhouden van de dienst kunnen veranderd
of toegevoegd worden zonder dat de gebruikers van tevoren hierover
geïnformeerd worden.
De dienst kan ook geheel of gedeeltelijk gestopt worden met een
kennisgeving die redelijk lang van tevoren gegeven wordt.
431
14. Wi-Fi/Bluetooth
Een nieuwe gebruikersnaam van de camera verkrijgen
Verkrijg vanuit het cameramenu een gebruikersnaam voor "LUMIX
CLUB".
Volg het menupad.
[ ] [Wi-Fi] [Wi-Fi setup]
[LUMIX CLUB]
[Account instellen/toev.]
[Nieuw account]
• Maak verbinding met het netwerk.
Ga naar de volgende pagina door
[Volgende] te selecteren.
Selecteer de methode om verbinding met een draadloos toegangspunt
te maken en stel in. (420)
• Met uitzondering van de eerste keer dat verbinding gemaakt wordt, zal de
camera verbinding maken met het voorheen gebruikte draadloze toegangspunt.
Druk op [DISP.] om de bestemming van de verbinding te veranderen.
• Ga naar de volgende pagina door [Volgende] te selecteren.
Lees de gebruiksvoorwarden van "LUMIX CLUB" en selecteer
vervolgens [Akkoord].
• Pagina’s omschakelen:
• Zoom: Draai naar rechts (om te herstellen: draai naar links)
• Verplaats de vergrote zone:
• Annuleren zonder te registreren: [ ]
Voer een password in.
• Voer een combinatie in van 8 tot 16 karakters en nummer voor het wachtwoord.
Controleer de gebruikersnaam en
selecteer vervolgens [OK].
• Noteer de gebruikersnaam en het
wachtwoord.
• De login ID (12-cijferig nummer) zal
automatisch afgebeeld worden.
432
14. Wi-Fi/Bluetooth
Een webservice op "LUMIX CLUB" registreren
• Controleer de webservices die door "LUMIX CLUB" ondersteund worden in
"FAQ / Contact" op de volgende site:
https://lumixclub.panasonic.net/ned/c/lumix_faqs/
Van start:
• Zorg ervoor dat u een account op de webservice gecreëerd heeft dat u wilt
gebruiken en dat u de log-in informatie beschikbaar heeft.
Maak verbinding met de "LUMIX CLUB"-site met gebruik van een
smartphone of een PC.
https://lumixclub.panasonic.net/ned/c/
Voer uw gebruikersnaam en wachtwoord voor "LUMIX CLUB" in om in
te loggen.
• Als uw e-mailadres nog niet voor de "LUMIX CLUB" geregistreerd was,
registreer het dan.
Selecteer en registreer de webservice die u wilt gebruiken in voor de
linkinstellingen van de webservice.
• Volg de instructies op het scherm om de registratie uit te voeren.
De gebruikersnaam of het wachtwoord controleren/veranderen
Van start:
• Als de verkregen login-ID gebruikt wordt, controleer dan de ID en het password.
Ga op uw PC naar de website van "LUMIX CLUB" om het wachtwoord te veranderen.
Volg het menupad.
[ ] [Wi-Fi] [Wi-Fi setup]
[LUMIX CLUB]
[Account instellen/toev.]
[Gebruikersnaam instellen]
• De login ID en het wachtwoord worden
afgebeeld.
• Het wachtwoord wordt weergegeven als
"
*
".
Selecteer het te veranderen item.
Voer de login-ID en het password in.
Selecteer [Exit].
433
14. Wi-Fi/Bluetooth
De voorwaarden voor het gebruik van "LUMIX CLUB"
controleren
Controleer de details als de gebruiksvoorwaarden bijvoorbeeld bijgewerkt
zijn.
[ ] [Wi-Fi] [Wi-Fi setup] [LUMIX CLUB]
Selecteer [Voorwaarden]
Uw gebruikersnaam wissen en uw "LUMIX CLUB"
account sluiten
Wis de gebruikersnaam vanuit de camera als u die aan iemand anders
overdoet of afdankt.
U kunt ook uw "LUMIX CLUB" account sluiten.
• U kunt alleen de gebruikersnaam wijzigen of wissen die met de camera
verworven is.
Volg het menupad.
[ ] [Wi-Fi] [Wi-Fi setup] [LUMIX CLUB] [Verwijder account]
• Er wordt een bericht weergegeven. Selecteer [Volgende].
Selecteer [Ja] op het scherm voor het bevestigen van het wissen van
de gebruikersnaam.
• Er wordt een bericht weergegeven. Selecteer [Volgende].
Selecteer [Ja] op het bevestigingsscherm waarin gevraagd wordt of de
"LUMIX CLUB" account gesloten moet worden.
• Er wordt een bericht weergegeven. Selecteer [Volgende].
• Om verder te gaan zonder de account te sluiten, selecteert u [Nee] om alleen de
gebruikersnaam te wissen.
Selecteer [OK].
434
15. Andere apparaten verbinden
In dit hoofdstuk worden verbindingen met andere apparaten beschreven,
zoals pc’s en tv’s.
[HDMI]-aansluiting
Verbind de camera en de TV met een in de handel verkrijgbare HDMI-
microkabel.
• Gebruik een "snelle HDMI microkabel" met het HDMI-logo.
Kabels die niet voldoen aan de HDMI-normen, zijn niet bruikbaar.
"Snelle HDMI microkabel" (Type D-Type A stekker, maximaal 2 m lang)
435
15. Andere apparaten verbinden
[USB/CHARGE]-aansluiting
Gebruik een USB-aansluitkabel om de camera te verbinden met een PC,
recorder of printer.
• Gebruik geen andere USB-kabels, alleen de bijgeleverde kabel.
• Controleer de richting van de aansluitingen en steek de stekker, die u
vasthoudt, recht naar binnen en trek hem naar buiten. (Door de stekker
onder een hoek in te steken, kan vervorming of een slechte werking
veroorzaakt worden.)
• Verbind de kabel niet met de verkeerde aansluitingen. Dit kan een slechte
werking tot gevolg hebben.
436
15. Andere apparaten verbinden
Beelden op een TV bekijken
U kunt de camera met een TV verbinden om de opgenomen foto’s en
video’s op de TV te bekijken.
Van start:
• Schakel de camera en de TV uit.
1
Verbind de camera en de TV met een in de handel
verkrijgbare HDMI-microkabel. (434)
2
Schakel de TV in.
3
Zet de TV-ingang op de HDMI-ingang.
4
Schakel de camera in.
5
Laat het afspeelscherm
weergeven.
Druk op [ ].
De opgenomen beelden worden op
de TV weergegeven. (De scherm
en de zoeker van de camera zullen
uitgeschakeld worden.)
437
15. Andere apparaten verbinden
• Met de standaardinstellingen worden de foto’s weergegeven met de
optimale resolutie voor de verbonden TV.
De weergegeven resolutie kan veranderd worden in [HDMI-functie
(afspelen)]. (359)
• Als u 24p-video’s wilt afspelen, stelt u [HDMI-functie (afspelen)] in
op [AUTO]. Anders wordt het beeld niet op 24 frames per seconde
weergegeven.
• Afhankelijk van de aspectratio kunnen boven, onder, links en rechts van de
beelden grijze banden weergegeven worden.
• Wi-Fi-verbinding is niet beschikbaar wanneer u de HDMI-uitgang gebruikt.
• Sommige instelschermen worden niet uitgevoerd via de HDMI-verbinding.
• Het HDMI-uitgangssignaal wordt uitgeschakeld als er tegelijk een USB-
kabel is aangesloten.
• Verander de beeldschermmodus op uw TV als de beelden met afgesneden
boven- of onderkant weergegeven worden.
• Afhankelijk van de aangesloten TV kunnen de 4K-burstbestanden mogelijk
niet correct afgespeeld worden.
• Raadpleeg ook de gebruiksaanwijzing van uw TV.
Gebruik van VIERA Link
VIERA Link (HDAVI Control™) is een functie die u de mogelijkheid
biedt uw afstandsbediening voor de Panasonic-TV te gebruiken, voor
gemakkelijk uit te voeren handelingen, wanneer de camera verbonden
is met een VIERA Link-compatibel apparaat, met gebruik van een HDMI-
microkabel voor automatisch gekoppelde handelingen.
(Niet alle handelingen zijn mogelijk.)
• Om VIERA Link te gebruiken, dient u ook de instellingen op de TV te
configureren.
Raadpleeg ook de gebruiksaanwijzing van de TV voor de
instellingsprocedure.
438
15. Andere apparaten verbinden
Verbind de camera met een Panasonic TV die compatibel is met VIERA
Link met behulp van een in de handel verkrijgbare HDMI-microkabel.
(434)
Schakel de camera in.
Schakel VIERA Link in.
[ ] [TV-verbinding] [VIERA link] [ON]
Laat het afspeelscherm weergeven.
• Druk op [ ].
Ga te werk met de afstandbediening voor de TV.
De koppeling uitschakelen
Als u de TV met diens afstandsbediening uitschakelt, zal de camera ook
uitgeschakeld worden.
Automatisch schakelen van de ingang
Als u de camera inschakelt en op [ ] drukt, zal de uitgang van de TV automatisch
naar de ingang schakelen waarmee deze camera verbonden is.
Als de stroom van de TV bovendien op stand-by staat, wordt hij automatisch
ingeschakeld.
(Als "Power on link" op de TV op "Set" gezet is)
• VIERA Link is een unieke functie van Panasonic die in een HDMI-
bedieningsfunctie opgenomen is met gebruik van de standaard HDMI CEC
(Consumer Electronics Control). Handelingen die gekoppeld zijn aan HDMI
CEC-compatibele apparaten die door andere bedrijven vervaardigd zijn,
worden niet gegarandeerd.
• De camera ondersteunt "VIERA Link Ver.5". "VIERA Link Ver.5" is de
standaard voor Panasonic apparaten die compatibel zijn met VIERA Link.
Deze standaard is compatibel met Panasonic’s conventionele VIERA Link
apparaten.
• De bediening met gebruik van de knoppen op de camera zal beperkt zijn.
439
15. Andere apparaten verbinden
Opnemen terwijl u camerabeelden controleert
Met de HDMI-uitgang kunt u beelden
opnemen terwijl u het camerabeeld op een
tv enzovoort controleert.
• De scherm en de zoeker van de camera zullen uitgeschakeld worden.
• Bij gebruik van de AF-modus [
] of MF assist kan het scherm niet worden
vergroot in de venstermodus.
• De beeldverhouding wordt vastgezet op [16:9].
• U hoort geen elektronisch geluid of sluitergeluid.
• Wi-Fi-verbinding is niet beschikbaar wanneer u de HDMI-uitgang gebruikt.
• Sommige instelschermen worden niet uitgevoerd via de HDMI-verbinding.
• Als de volgende functies gebruikt worden, is de HDMI-uitgang niet
beschikbaar:
– Video-opname, [4K-FOTO], [Post Focus]
• U kunt de opnamegegevens die via HDMI worden uitgevoerd veranderen
van constante weergave naar weergave alleen tijdens handelingen of
helemaal niet weergeven:
[
] [TV-verbinding] [HDMI-info tonen (Opn.)] (360)
440
15. Andere apparaten verbinden
Beelden naar een PC importeren
Als u de camera op een PC aansluit, kunt u de opgenomen beelden naar
de PC kopiëren.
• Bij het gebruik van Windows kunt u ook kopiëren met de "PHOTOfunSTUDIO"-
software voor LUMIX. (443)
• Als u een Mac-computer gebruikt, kunt u films kopiëren met gebruik van "iMovie".
Neem voor meer informatie over iMovie contact op met Apple Inc.
Beelden naar een PC kopiëren
• De camera kan verbonden worden met een PC waarop ongeacht welke van
de volgende besturingssystemen werkt die massa-opslagapparaten kunnen
herkennen.
Ondersteund OS
Windows: Windows 10/Windows 8.1/Windows 8
Mac: OS X v10.5 tot v10.11, macOS 10.12 tot macOS 10.15
Van start:
• Schakel de camera en de PC in.
1
Verbind de camera en de PC met de USB-aansluitkabel.
(435)
2
Druk op om [PC(Storage)] te selecteren en druk
vervolgens op
.
Windows: Een drive (genaamd "LUMIX") wordt weergegeven in
[Deze pc].
Mac: De drive ("LUMIX") wordt op het bureaublad
weergegeven.
3
Versleep de bestanden en de mappen van de camera
naar de PC.
441
15. Andere apparaten verbinden
Mapstructuur op kaart
LUMIX
DCIM
100XXXXX
PXX
DCIM: Beelden
Mapnummer
Kleurruimte P: sRGB
_: AdobeRGB
Bestandsnummer
JPG: JPEG-formaat foto’s
RW2: RAW-formaat foto’s
MP4: MP4-video’s,
4K-burstbestanden
442
15. Andere apparaten verbinden
Kopieer beelden naar een PC met gebruik van
"PHOTOfunSTUDIO"
Van start:
• Schakel de camera en de PC in.
• Installeer "PHOTOfunSTUDIO" op de PC. (442)
Verbind de camera en de PC met de USB-aansluitkabel. (435)
Druk op om [PC(Storage)] te selecteren en druk vervolgens op .
Kopieer de beelden naar de PC met gebruik van "PHOTOfunSTUDIO".
• Wis en verplaats de gekopieerde bestanden en mappen niet in bijvoorbeeld
Windows Explorer.
Afspelen en bewerken met "PHOTOfunSTUDIO" zal dan niet langer mogelijk
zijn.
• Als [USB mode] op [PC(Storage)] gezet is in het [Set-up]-menu, zal de
camera automatisch met de PC verbonden worden zonder dat het [USB
mode]-selectiescherm weergegeven wordt. (359)
Zorg ervoor de camera niet uit te schakelen terwijl beelden geïmporteerd worden.
• Nadat het importeren van de beelden voltooid is, moet de handeling
uitgevoerd worden om de USB-aansluitkabel veilig uit de PC te trekken.
• Schakel eerst de camera uit en sluit de USB-aansluitkabel af voordat de
kaart uit de camera verwijderd wordt. De opgenomen gegevens kunnen
anders beschadigd raken.
Installeren van de software
Installeer de software om handelingen uit te voeren zoals het organiseren
en corrigeren van opgenomen beelden, het verwerken van RAW-beelden
en het bewerken van video’s.
Om de software te downloaden, moet uw PC met het internet verbonden worden.
• Ondersteunde versies van besturingssystemen zijn geldig met ingang van
juni 2020. Ondersteunde versies van besturingssystemen kunnen zonder
voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.
443
15. Andere apparaten verbinden
PHOTOfunSTUDIO 10.0 AE
Deze software stelt u in staat uw beelden te beheren De software stelt
u bijvoorbeeld in staat foto’s en video’ s naar uw PC te importeren en ze
vervolgens te sorteren op opnamedatum, modelnaam.
U kunt ook handelingen uitvoeren zoals de beelden op een DVD
schrijven, beelden corrigeren en video’s bewerken.
Controleer onderstaande site en download en installeer vervolgens de
software:
https://panasonic.jp/support/global/cs/soft/download/d_pfs10ae.html
(Alleen Engels)
Vervaldatum download: juli 2025
Besturingsomgeving
Ondersteund OS
Windows 10 (32-bit/64-bit)
Windows 8.1 (32-bit/64-bit)
• Voor 4K-video’s en 4K-foto’s is een 64-bits-versie van het
besturingssysteem Windows 10/Windows 8.1 OS vereist.
CPU Pentium
®
4 (2.8 GHz of hoger)
Display 1024×768 (1920×1080 of hoger wordt aanbevolen)
Geïnstalleerd
geheugen
1 GB of meer voor 32-bit, 2 GB of meer voor 64-bit
Vrije ruimte op de
hard disk
450 MB of meer voor het installeren van de software
• Er wordt een PC-omgeving met hoge prestaties vereist om de afspeel- en
bewerkingsfuncties voor 4K-video’s of de functie voor het bijsnijden van foto’s voor
4K-foto’s te gebruiken.
Raadpleeg voor details de gebruiksaanwijzing van "PHOTOfunSTUDIO".
• "PHOTOfunSTUDIO" is niet beschikbaar voor Mac.
444
15. Andere apparaten verbinden
SILKYPIX Developer Studio SE
Deze software verwerkt en bewerkt RAW-beelden.
Bewerkte beelden kunnen opgeslagen worden in een formaat (JPEG,
TIFF, enz.) dat weergegeven kan worden op een PC.
Controleer onderstaande site en download en installeer vervolgens de
software:
http://www.isl.co.jp/SILKYPIX/english/p/
Besturingsomgeving
Ondersteund
OS
Windows
Windows 10 (64-bit aanbevolen)
Windows 8.1 (64-bit aanbevolen)
Mac
OS X v10.10 tot v10.11
macOS 10.12 tot macOS 10.15
• Raadpleeg voor details over hoe "SILKYPIX Developer Studio" gebruikt moet
worden de Help of de ondersteunende website van Ichikawa Soft Laboratory.
30 dagen volledige proefversie van "LoiLoScope" (gratis)
Deze software stelt u in staat moeiteloos video’s te bewerken.
Controleer onderstaande site en download en installeer vervolgens de
software:
http://loilo.tv/product/20
Besturingsomgeving
Ondersteund
OS
Windows
Windows 10
Windows 8.1
Windows 8
• Raadpleeg voor meer informatie over hoe "LoiLoScope" gebruikt moet worden de
"LoiLoScope" handleiding die gedownload kan worden op de website.
• "LoiLoScope" is niet beschikbaar voor Mac.
445
15. Andere apparaten verbinden
Opslaan op een recorder
Door de camera met een Blu-ray disc recorder of DVD recorder van
Panasonic te verbinden kunt u de foto’s en de video’s opslaan.
Van start:
• Schakel de camera en de recorder in.
1
Verbind de camera en de recorder met de USB-
aansluitkabel. (435)
2
Druk op om [PC(Storage)] te selecteren en druk
vervolgens op
.
3
Bedien de recorder om de beelden op te slaan.
• Als [USB mode] op [PC(Storage)] gezet is in het [Set-up]-menu, zal de
camera automatisch met de recorder verbonden worden zonder dat het
[USB mode]-selectiescherm weergegeven wordt. (359)
Zorg ervoor de camera niet uit te schakelen terwijl het opslaan in uitvoering is.
• Beelden zoals 4K-video’s worden mogelijk niet ondersteund afhankelijk van
uw recorder.
• Schakel eerst de camera uit en sluit de USB-aansluitkabel af voordat de
kaart uit de camera verwijderd wordt. De opgenomen gegevens kunnen
anders beschadigd raken.
• Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van de recorder voor de opslag- en
afspeelprocedures.
446
15. Andere apparaten verbinden
Printen
Als u de camera met een printer verbindt die PictBridge ondersteunt, kunt
u foto’s op de scherm van de camera selecteren en die printen.
Van start:
• Schakel de camera en de printer in.
• Stel de printkwaliteit en andere instellingen op de printer in.
1
Laat het afspeelscherm
weergeven.
Druk op [ ].
2
Verbind de camera en de printer met de USB-
aansluitkabel. (435)
3
Druk op om [PictBridge(PTP)] te selecteren en druk
vervolgens op
.
4
Druk op om een beeld te
selecteren en druk vervolgens
op
.
Druk om meerdere foto’s te printen
op
, stel de selectiemethode van
de foto’s in en selecteer vervolgens
de foto’s.
Veelv. afdr.
Printen
447
15. Andere apparaten verbinden
[Multi
selecteren]
Selecteert de te printen foto.
1
Druk op om een beeld te selecteren en druk
vervolgens op
.
• Druk opnieuw op
om de instelling te annuleren.
2
Druk op [DISP.] om de selectie te beëindigen.
[Alles
selecteren]
Alle opgeslagen beelden uitprinten.
[Rating]
Print alle beelden met [Rating]-niveaus van [1] tot [5].
5
Stel de printinstellingen in.
[Print met dat.]
Stelt het printen met datum in.
• Als de printer het afdrukken van de datum niet
ondersteunt, kan de datum niet worden afgedrukt.
[Aantal prints] Stelt het aantal te printen beelden in (tot 999).
[Papierafmeting]
Stelt het papierformaat in.
[Lay-out pagina]
Stelt in of al dan niet randen toegevoegd moeten worden
en hoeveel beelden op ieder vel papier afgedrukt worden.
6
Start het printen.
Selecteer [Print start] en druk
vervolgens op
.
448
15. Andere apparaten verbinden
• Als [USB mode] op [PictBridge(PTP)] gezet is in het [Set-up]-menu, zal de
camera automatisch met de printer verbonden worden zonder dat het [USB
mode]-selectiescherm weergegeven wordt. (359)
• Zorg ervoor de camera niet uit te schakelen terwijl het printen in uitvoering
is.
• U dient de USB-aansluitkabel niet los te koppelen terwijl [
] weergegeven
wordt (icoon verboden kabel los te koppelen).
• De USB-aansluitkabel losmaken na het afdrukken.
• Schakel eerst de camera uit en sluit de USB-aansluitkabel af voordat de
kaart uit de camera verwijderd wordt. De opgenomen gegevens kunnen
anders beschadigd raken.
• Om beelden te printen met een papierformaat of lay-out-instellingen die
niet door de camera ondersteund worden, zet [Papierafmeting] en [Lay-out
pagina] op [
] en selecteer vervolgens de gewenste instellingen op de
printer.
(Raadpleeg voor details de gebruiksaanwijzing van uw printer.)
• Als een gele [
] wordt weergegeven, ontvangt de camera een foutbericht
van de printer. Controleer of er geen problemen met de printer zijn.
• Als er een groot aantal prints is, kunnen de foto’s in batches geprint worden.
In dat geval zal het aangeduide resterende aantal prints kunnen afwijken
van het ingestelde aantal.
• U kunt geen RAW-beelden afdrukken.
• Beelden die met de volgende functies opgenomen zijn, kunnen niet worden
afgedrukt:
– Video-opname, [4K-burst], [Post Focus]
449
16. Materialen
Optionele accessoires gebruiken
• Raadpleeg pagina 72 voor informatie over de statiefgreep.
Externe flitser (optioneel)
Na bevestiging van de flitser (DMW-FL580L,
DMW-FL360L, DMW-FL200L: optioneel) wordt het
effectieve bereik langer vergeleken met de ingebouwde
flitser van de camera.
1
Sluit de ingebouwde flitser en zet de aan/uit-schakelaar
van de camera op [OFF].
2
Bevestig de externe flitser aan de flitsschoen en zet de
camera en de externe flitser vervolgens aan.
• Zie (238) voor wijziging van de instellingen voor externe flitsers op de
camera.
• Raadpleeg (236) voor de instellingen van de draadloze flitser.
De bescherming van de flitsschoen verwijderen
Voordat de flitser (optioneel) bevestigd wordt, moet de bescherming van
de flitsschoen verwijderd worden.
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van de flitser voor details over hoe
deze bevestigd moet worden.
Verwijder de bescherming van de flitsschoen door deze
in de richting van pijl
te trekken terwijl u deze indrukt
in de richting aangeduid met pijl
.
450
16. Materialen
• Als een externe flitser bevestigd is, draag de camera dan niet door de
externe flitser vast te houden. Die kan dan losraken.
• Als een in de handel verkrijgbare externe flitser gebruikt wordt, gebruik dan
geen flitser met omgekeerde polariteit of een functie om met de camera te
communiceren.
De camera kan hierdoor een storing krijgen of onjuist werken.
• Als u beelden opneemt dicht op het onderwerp in de groothoekstand wordt
het licht van de flitser belemmerd door de lens en kan de onderkant van het
scherm donker zijn.
• Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van de externe flitser voor meer
informatie.
Externe microfoons (optioneel)
Met een stereo shotgun microfoon
(DMW-MS2: optioneel) of een stereo
microfoon (VW-VMS10: optioneel) kunt u
audio van een hogere kwaliteit opnemen in
vergelijking met de ingebouwde microfoon.
1
Sluit de ingebouwde flitser en zet de aan/uit-schakelaar
van de camera op [OFF].
2
Verbind de camera en de
externe microfoon.
• De bescherming van de flitsschoen
verwijderen. (449)
• Breng het snoer aan in de richting die in
de afbeelding wordt getoond.
• Wanneer het snoer te slap hangt, kunt u
dit vastzetten door het in de snoerhouder
op te bergen.
451
16. Materialen
• Terwijl de externe microfoon is aangesloten, wordt [ ] op de scherm
weergegeven. Zorg ervoor dat de externe microfoon correct is aangesloten
voordat u met de opname begint.
• Gebruik geen stereomicrofoonkabels van 3 m of langer.
• Als een externe microfoon aangesloten is, wordt [Weerg. geluidsop.niveau]
automatisch op [ON] gezet en wordt het opnameniveau op het scherm
weergegeven.
• Als de externe microfoon bevestigd is, draag de camera dan niet door de
externe microfoon vast te houden. Die kan dan losraken.
• Wanneer een externe microfoon aan de camera is bevestigd, dient u de
ingebouwde flitser niet te openen.
• Als ruis opgenomen wordt terwijl u de netadapter gebruikt, gebruik dan de
batterij.
• Voor details raadpleegt u de gebruiksaanwijzing van de externe microfoon.
452
16. Materialen
Bereik instellen voor het oppikken van geluid (DMW-MS2: optioneel)
Wanneer de stereo shotgun microfoon (DMW-MS2: optioneel) bevestigd
is, kunt u het bereik voor het oppikken van het geluid van de microfoon
instellen.
Selecteer [Speciale microfoon].
[ ] [Speciale microfoon]
[STEREO] Pikt het geluid op over een groot gebied.
[LENS AUTO]
Pikt het geluid op uit een bereik dat automatisch ingesteld is
door de gezichtshoek van de lens.
[SHOTGUN]
Helpt voorkomen dat achtergrondgeluid opgepikt wordt en
neemt geluid afkomstig van een specifieke richting op.
[S.SHOTGUN]
Maakt het bereik voor het oppikken van geluid smaller dan
met [SHOTGUN].
[MANUAL] Stelt het bereik voor het oppikken van geluid handmatig in.
(Wanneer [MANUAL] wordt geselecteerd)
Druk op
om het bereik voor het oppikken van geluid aan te passen
en druk vervolgens op
.
• Hier kunt u het [MANUAL] bereik voor het oppikken van geluid toewijzen
aan een Fn-knop:
[
] [ ] [Fn knopinstelling] [Instelling in opnamemodus]
[Speciale mic. veld aanpassen] (295)
Afname van de windruis
Dit vermindert de windruis als een externe microfoon aangesloten is.
[ ] Selecteer [Windreductie]
Instellingen: [HIGH]/[STANDARD]/[LOW]/[OFF]
• Wanneer u [Windreductie] instelt, kan de gebruikelijke geluidskwaliteit
worden gewijzigd.
453
16. Materialen
Netadapter (optioneel)/DC-koppelaar (optioneel)
Met een netadapter (DMW-AC10: optioneel) en een DC-koppelaar
(DMW-DCC11: optioneel) kunt u het opnemen en afspelen uitvoeren
zonder u zorgen te maken over de resterende batterijlading.
• Koop zowel de Netadapter als de DC-koppelaar als een set.
Ze kunnen niet onafhankelijk van elkaar gebruikt worden.
• Als de DC-koppelaar gemonteerd is, is de afdekking daarvan open gegaan
en is de structuur niet meer stofvrij en spatwaterbestendig.
Zorg ervoor dat geen zand, stof, waterdruppels op de camera terechtkomen
of erin binnendringen.
Controleer na het gebruik of geen onbekende objecten op de afdekking van
de DC-koppelaar zijn blijven zitten, en sluit de afdekking vervolgens stevig.
• Lees voor details de handleiding van de Netadapter en de DC-koppelaar.
454
16. Materialen
60
p
Weergave scherm/zoeker
• Het beeldscherm is een voorbeeld van schermweergave wanneer [LVF/
Monitorweerg. Ingest.] op [
] gezet is.
Opnamescherm
Opnamemodus (54)
Fotostijl (223)
Flitsmodus (229)
Flitserinstelling
(234, 236)
Extra Teleconversie (bij
filmopnames) (156)
Opnamekwaliteit (241)
[Snapfilm] (257)
[Aspectratio] (119)/
[Fotoresolutie] (120)
Extra Teleconversie
(154)
[Kwaliteit] (121)
[S&Q-effect] (256)
AFS AFF
AFC MF
Focusmodus (126, 148)
Focus Bracket (201)
AFL
AF-vergrendeling (212)
AF-modus (131)
[Gezicht herk.] (351)
Aandrijfstand (159)
Batterijaanduiding (35)
Automatisch schakelen
tussen zoeker en scherm
(58)
Focus Peaking (344)
[Schaduw markeren]
(318)
[HDR] (325)/
[iHDR] (314)
Samenstelling Live View-
opnames (103)
455
16. Materialen
Multi-belichtingen (327)
[Dig. zoom] (157)
(Alleen DC-G100)
Elektronische sluiter
(204)
Fotograferen tijdens
het opnemen van video
(fotoprioriteit) (244)
Waarschuwingsicoon
temperatuurstijging
(465)
Beeldstabilisatie (206)
Alarm camerabewegingen
(208)
Pre-Burst Opname
(167)
Focus (groen verlicht)
(52)/
Opnamestatus (wordt
rood) (240)
Focus (in AF-situaties met
weinig licht) (129)
Focus (Starlight AF)
(129)
Filterinstelling (226)
Aanpassing filtereffect
(113, 226)
Kaart (wordt alleen
tijdens het opnemen
weergegeven) (39)
XXmXXs
Verstreken opnametijd
(240)
Indicator voor gelijktijdig
opnemen (245)
Naam
*
1
(351)
Aantal verstreken reisdagen
*
2
(355)
Locatie
*
2
(355)
Leeftijd in jaren/maanden
*
1
(351)
Huidige datum/tijd
*
2
Instelling voor reisbestemming
*
2
:
(354)
Belichtingsmeter (347)
Weergave brandpuntsafstand (158)
Stapsg. zoom (158)
Beeld versturen (395)
AF-gebied (131)
Puntfocussing (209)
Centrummarkering
(346)
Zelfontspanner (186)
Histogram (345)
Weergave audio-
opnameniveau (265)
Instelling ingebouwde
microfoon (88, 267)
Externe microfoon (450)
Stille modus (203)
Meetmodus (209)
AEL
AE-vergrendeling (212)
60
Sluitertijd (52)
F3.5
Diafragmawaarde (52)
3.5
Diafragma Bracket
(200)
456
16. Materialen
*
1 Dit wordt ongeveer 5 seconden weergegeven wanneer de camera wordt
ingeschakeld als de instelling [Profiel instellen] is ingesteld.
*
2 Dit wordt ongeveer 5 seconden weergegeven wanneer de camera wordt
ingeschakeld na het instellen van de klok en na het overschakelen van de
afspeelmodus naar de opnamemodus.
Waarde
belichtingscompensatie
(210)
Belichtingsbracket (200)
Helderheid (belichting)
(83, 117)
Handmatige
belichtingsassistentie
(101)
ISO-gevoeligheid (214)
AWBc
AWBw
Witbalans (217)
Witbalans Bracket (202)
Afstellen van de witbalans
(221)
Kleur (83)
Verbonden met Wi-Fi
(373)
Verbonden met Bluetooth
(379)
Locatie loggen (397)
98
Aantal foto’s dat kan
worden gemaakt (489)
r20
Aantal foto’s dat continu
opgenomen kan worden
(162)
RXXmXXs
Beschikbare opnametijd
(489)
----- Geen kaart
457
16. Materialen
Aanraaktabblad (341)
Aanraakzoom (155)
Touch AF, Touch Sluiter (70)
Touch AE (71)
Focus Peaking (344)
Zelfopnamemodus (85)
Fn-knop (298)
/ / / /
Kleur (83)
Defocus Control-functie
(84, 117)
Helderheid (belichting)
(83, 117)
Soort onscherpte
([Miniatuureffect]) (115)
Kleuraccent (116)
Lichtbronpositie ([Zonneschijn])
(116)
Aanpassing filtereffect
(118, 226)
Filter on/off (226)
Filterinstelling (226)
Diafragmawaarde (248, 254)
Sluitertijd (248, 254)
Belichtingscompensatie
(248, 254)
ISO-gevoeligheid (248, 254)
Regeling geluidsopnameniveau
(248)
[S&Q-effect] (254)
Scene Guide-modus
[Geprononceerd portret]
([Gave huid], [Slanke stand])
(109)
458
16. Materialen
F3.51/60
Informatiescherm voor opnemen via scherm
Opnamemodus (54)
1/60
Sluitertijd (52)
F3.5
Diafragmawaarde (52)
Batterijaanduiding (35)
ISO-gevoeligheid (214)
Waarde
belichtingscompensatie
(210)/
Handmatige
belichtingsassistentie
(101)
Flitserinstelling
(233, 234, 236)/
Flitsmodus (229)
Aandrijfstand (159)
AFS
Focusmodus (126, 148)
AF-modus (131)
[Kwaliteit] (121)
Opnamekwaliteit (241)
[Aspectratio] (119)/
[Fotoresolutie] (120)
[S&Q-effect] (256)
Wi-Fi-/Bluetooth-
verbindingsstatus (373)
Fn-knopinstellingen
(294)
Fotostijl (223)
AWB
Witbalans (217)
[Int.dynamiek] (319)
Meetmodus (209)
98
Aantal foto’s dat kan
worden gemaakt (489)
r20
Aantal foto’s dat continu
opgenomen kan worden
(162)
RXXmXXs
Beschikbare opnametijd
(489)
---- Geen kaart
459
16. Materialen
15 foto15 foto
1E DAG
1E DAG
11 mnd. 20 dg.
11 mnd. 20 dg.
Afspeelscherm
Afspeelmodus (363)
Beveiligd beeld (364)
Locatie loggen (397)
Classificatie (364)
Icoon verboden kabel af
te sluiten (448)
Video afspelen (274)
Een beeld van een
4K-burstbestand opslaan
(170)
Foto’s van een Post
Focus beeld opslaan
(181)
Aanduiding af te drukken
tekst (367)
XXmXXs
Verstreken afspeeltijd
(274)
Icoon die op de
aanwezigheid van een
markering duidt (172, 174)
4K-foto (4K-burstbestand)
(164)
[Post Focus] (178)
[Focus Stacking] (183)
[Aspectratio] (119)/
[Fotoresolutie] (120)
Opnamekwaliteit (241)
[Snapfilm] (257)
[Kwaliteit] (121)
[S&Q-effect] (256)
Batterijaanduiding (35)
1/98
Beeldnummer/Totaal
aantal beelden
Wi-Fi-/Bluetooth-
verbindingsstatus (373)
15 foto Aantal groepsbeelden
XXmXXs
Beschikbare opnametijd
(274)
XXmXXs
XXmXXs
S&Q-afspeelduur/
opnametijd (256)
460
16. Materialen
Icoon voor voltooiing van
Clear Retouch (286)
Informatie verkrijgen
Afspelen (video) (274)
1E DAG
Aantal verstreken
reisdagen (355)
Groepsbeelden (280)
Stille modus (203)
*
1 Het wordt weergegeven in de volgorde [Titel], [Locatie], [Naam] ([Baby1]/[Baby2],
[Huisdier]), [Naam] ([Gezicht herk.]).
Naam
*
1
(351, 353)
Locatie
*
1
(355)
Titel
*
1
(365)
Leeftijd in jaren/maanden (351, 353)
Opname-informatie
461
16. Materialen
1/5
100-0001
2020.12.1 10:00
3/5
100-0001
2020.12.1 10:00
Standaard
Contrast
Scherpte
Ruisreductie
Verzadiging
4/5
A B
G
M
2020.12.1 10:00
100-0001
Auto witbalans
5/5
2020.12.1 10:00
100-0001
Brandpuntsafst.
12mm
Lang sl.n.red
OFF
Schaduwcomp.
OFF
35mm Brandpnts.
24mm
LUMIX G VARIO 12-32
/F3.5-5.6
2/5
R
G
B
Y
2020.12.1 10:00
100-0001
Weergave van gedetailleerde
informatie
Highlight Fotostijl, weergave van
lichte gebieden en schaduwen
Weergave witbalans
Weergave lensinformatieWeergave histogram
Opname-informatie (basis)
Opnamedatum en -tijd (47)
Map/bestandsnummer (441)
Opname-informatie (geavanceerd)
462
16. Materialen
Displayberichten
Betekenissen van de belangrijkste berichten die op het camerascherm
weergegeven worden en methoden om daarop te reageren.
Kaart
[Storing geheugenkaart]/[Kaart formateren ?]
• Het is een formaat dat niet gebruikt kan worden met de camera.
Of u steekt een andere kaart naar binnen of u maakt een back-up van alle
benodigde gegevens voordat u formatteert. (40)
[Storing geheugenkaart]/[Deze geheugenkaart kan niet worden
gebruikt.]
• Gebruik een kaart die compatibel is met de camera. (24)
[Plaats SD-kaart opnieuw]/[Andere kaart proberen a.u.b.]
• Niet mogelijk toegang tot de kaart te krijgen. Steek de kaart opnieuw naar binnen.
• Er een andere kaart inzetten.
[Leesfout]/[Schrijffout]/[Controleer de geheugenkaart]
• Lukt niet om gegevens te lezen of te schrijven.
Schakel de camera uit, steek de kaart opnieuw naar binnen en schakel de camera
weer in.
• De kaart zou stuk kunnen zijn.
• Er een andere kaart inzetten.
[Opname bew. beelden geann. schrijfsnelheid kaart te beperkt]
• Onvoldoende schrijfsnelheid kaart. Gebruik een kaart van een ondersteunde
snelheidsklasse. (24)
Als de opname stopt, zelfs met gebruik van een kaart die voldoet aan de gespecificeerde
snelheidsklasse, zal de schrijfsnelheid van de gegevens van de kaart langzaam worden.
We raden aan een back-up van de gegevens te maken en te formatteren (40).
463
16. Materialen
Lens
[Lens niet goed aangesloten. Druk niet op lensontkoppelingsknop als
lens is aangesl.]
• Verwijder de lens in één keer en breng hem weer aan zonder op de vrijgaveknop
van de lens te drukken. (41)
Schakel de camera weer in en neem contact op met uw verkoper als de weergave
blijft aanhouden.
[Lensfout. Controleer lens of lens juist opgezet is.]
• Verwijder de lens los van de camerabody en veeg de contacten op de lens en op
de camerabody schoon met een droog wattenstaafje.
Bevestig de lens, schakel de camera weer in en neem contact op met uw verkoper
als de weergave blijft aanhouden.
Batterij
[Deze batterij kan niet gebruikt worden]
• Gebruik een originele Panasonic batterij.
Als dit bericht zelfs weergegeven wordt wanneer een originele Panasonic batterij
gebruikt wordt, neem dan contact op met de verkoper.
Als de aansluiting van de batterij vuil is, verwijder dan het vuil en het stof van de aansluiting.
464
16. Materialen
Overige
[Sommige foto's kunnen niet gewist worden]/[Deze foto kan niet gewist
worden]
• Beelden die niet aan de DCF-norm voldoen, kunnen niet gewist worden.
Maak een back-up van alle benodigde gegevens alvorens de kaart te formatteren. (40)
[Creëren van een map niet mogelijk]
• Het maximum aantal mapnummer is bereikt, er kunnen dus geen nieuwe mappen
gecreëerd worden.
Maak een back-up van alle benodigde gegevens alvorens de kaart te formatteren. (40)
Voer na het formatteren [Nr. resetten] uit in het [Set-up]-menu om het mapnummer
op 100 te resetten. (125)
[Aub camera uit- en inschakelen]/[Systeemfout]
• Schakel de camera uit en weer in.
Als het bericht zelfs weergegeven wordt wanneer dit meerdere keren gedaan
wordt, neem dan contact op met de verkoper.
465
16. Materialen
Problemen oplossen
Probeer eerst de volgende procedures (465 tot 475).
Als het probleem niet verholpen is, kan het verbeterd worden door
[Resetten] (69) in het [Set-up]-menu te selecteren.
Stroom, Batterij
De camera wordt automatisch uitgeschakeld.
• [Besparing] is ingeschakeld. (37)
De batterij raakt te snel leeg.
• Als [4K-voorburst] of [Pre-Burst Opname] ingesteld is, raakt de batterij sneller leeg.
Stel deze instellingen alleen in wanneer een opname gemaakt wordt.
• Als er een Wi-Fi verbinding is, raakt de batterij snel leeg.
Schakel de camera vaak uit door bijvoorbeeld [Besparing] (37) te gebruiken.
Opnemen
De opname stopt voordat hij klaar is.
Kan niet opnemen.
Kan bepaalde functies niet gebruiken.
• Bij hoge omgevingstemperaturen, of als de camera voor continue opnames
gebruikt wordt, zal de temperatuur van de camera stijgen.
Om de camera te beschermen tegen een temperatuurstijging, zal nadat [
]
weergegeven is de opname gestopt worden en zullen de volgende functies een
tijdje niet beschikbaar zijn.
Wacht tot de camera afkoelt.
– [4K-FOTO]
– [Post Focus]
– Bewegende beelden opnemen
466
16. Materialen
Kan geen beelden opnemen.
De sluiter zal niet onmiddellijk in werking treden wanneer er op de
ontspanknop gedrukt wordt.
• Als [Prio. focus/ontspan] op [FOCUS] gezet is, dan zal de opname niet
plaatsvinden zolang geen scherpstelling bereikt is. (336)
Het opgenomen beeld is witachtig.
• De beelden kunnen er witachtig uitzien als de lens of de beeldsensor vuil zijn met
vingerafdrukken of gelijkaardig vuil.
Als de lens vuil is, schakel het toestel dan uit en veeg het lensoppervlak vervolgens
schoon met een zachte, droge doek.
Raadpleeg voor informatie over het reinigen van de beeldsensor Pag. 477.
Het opgenomen beeld is te licht of te donker.
• Controleer of AE Lock niet ingesteld is als dat niet passend is. (212)
Er worden meerdere beelden in één keer opgenomen.
• Als de aandrijfstand op [ ] (Burst) gezet is en u houdt de ontspanknop ingedrukt,
dan worden burstfoto’s genomen. (159)
• Als [Bracket] ingesteld is en er wordt op de ontspanknop gedrukt, dan worden
meerdere beelden opgenomen terwijl de instellingen automatisch gewijzigd
worden. (197)
Het object is niet goed scherp.
• Bevestig de volgende details:
– Is het onderwerp buiten het focusbereik?
– Is [Sluiter-focus] op [OFF] gezet? (333)
– Is [Prio. focus/ontspan] op [RELEASE] gezet? (336)
– Is AF vergrendeling (212) ingesteld waar dat niet passend is?
Het opgenomen beeld is wazig.
De beeldstabilisator is niet doeltreffend.
• De sluitertijd zal langer worden en de beeldstabilisatiefunctie kan mogelijk niet naar
behoren werken als foto’s gemaakt worden op donkere plaatsen.
Gebruik in die gevallen een statief en de zelfontspanner om opnames te maken.
467
16. Materialen
Het opgenomen beeld ziet er ruw uit.
Er verschijnt ruis op het beeld.
• Probeer het volgende:
– Verlaag de ISO-gevoeligheid. (214)
– Verhoog de [Ruisreductie] van [Fotostijl] in de positieve richting of pas ieder
ander item dan [Ruisreductie] aan in de negatieve richting. (224)
– Stel [Lang sl.n.red] in op [ON]. (322)
Het onderwerp verschijnt vervormd op het beeld.
• Als een bewegend onderwerp opgenomen is met gebruik van de volgende
functies, dan kan het onderwerp vervormd op de foto verschijnen:
– [ESHTR]
– Bewegende beelden opnemen
– [4K-FOTO]
Dit is een kenmerk van de MOS-sensor, dus de beeldsensor van de camera en is
geen slechte werking.
Er kunnen strepen of beeldflikkering verschijnen onder verlichting,
zoals fluorescente verlichting en LED-verlichting.
• Dit is een kenmerk van MOS-sensoren die als de
pickup-sensoren van het toestel werken.
Dit is geen storing.
• Als de elektronische sluiter (204) gebruikt wordt,
zal het verlagen van de sluitertijd het effect van de
horizontale strepen verkleinen.
• Als flikkeren of horizontale strepen zichtbaar zijn tijdens
het opnemen van een video, dan kan dit verminderd
worden door de sluitertijd vast te zetten.
Stel [Antiflikkering] (331)in of neem op in de [
]-modus (246).
Er verschijnen strepen bij hoge ISO-gevoeligheid.
• Er kunnen strepen verschijnen bij hoge ISO-gevoeligheid of afhankelijk van de lens
die gebruikt wordt.
De ISO-gevoeligheid verminderen. (214)
468
16. Materialen
De helderheid of kleur van de opgenomen beelden verschilt van de
eigenlijke scène.
• Als wordt opgenomen bij verlichting zoals fluorescente verlichting, LED-verlichting,
enz., kan de verkorting van de sluitertijd lichte veranderingen op de helderheid en
de kleur aanbrengen.
Deze zijn het resultaat van de kenmerken van de lichtbron en duiden niet op een
slechte werking.
• Wanneer u onderwerpen opneemt op extreem heldere plekken of onder verlichting
zoals fluorescente verlichting, LED-verlichting, een kwiklamp, natriumverlichting
enz., zouden de kleuren en de schermhelderheid kunnen veranderen of zouden er
horizontale strepen kunnen verschijnen op het scherm.
Er wordt een helder punt dat zich niet in het onderwerp bevindt
opgenomen.
• Er kunnen pixels van de beeldsensor ontbreken.
Voer de [Pixelverbeter.] uit. (361)
Video
Kan geen video’s opnemen.
• Als een kaart met grote capaciteit gebruikt wordt, bent u mogelijk een tijdje neit in
staat om op te nemen nadat de camera ingeschakeld is.
Opnemen van bewegende beelden stopt halverwege.
• Voor het opnemen van video is een kaart vereist van een ondersteunde
snelheidsklasse. Gebruik een compatibele kaart. (24)
Geluidsweergave van de video is gering.
• Deze camera heeft een breed dynamisch bereik om de geluidskwaliteit te
verbeteren en kan een breed scala aan geluiden weergeven. Om deze reden kan
de geluidsweergave gering klinken, afhankelijk van de omgeving waarin wordt
opgenomen, maar dat is echter geen storing.
469
16. Materialen
Bij video’s worden afwijkende klik- en zoemgeluiden opgenomen.
De opgenomen audio is heel zacht.
• Afhankelijk van de opname-omstandigheden of de gebruikte lens kan het geluid
van de lensopening en de scherpstelling in video’s opgenomen worden.
U kunt de focusbediening tijdens de video-opname instellen op [OFF] in [Continu
AF] (261).
• Blokkeer het microfoongat niet tijdens de video-opname.
Er wordt een werkgeluid in een film opgenomen.
• We raden aan de [ ]-modus in te stellen en op te nemen met de
aanraakbediening als u tijdens de opname hinder ondervindt van de werkgeluiden.
(248)
Delen die niet scherpgesteld zijn, worden aangeduid met Peaking.
• Als u een [Fotostijl]-instelling gebruikt waarbij gebruikgemaakt wordt van de
gammacurve, zoals [V-Log L], kan de camera ruis op beelden onjuist als contrast
detecteren en dit aangeven met Peaking. We raden aan om de scherpstelling vóór
de opname met MF Assist te controleren.
Lens
Wanneer de lens bevestigd is aan een andere digitale camera, kan de
handmatige scherpstelling niet worden uitgevoerd.
• U kunt handmatige scherpstelling alleen met de onderling verwisselbare lens
(H-FS12032) gebruiken als uw model compatibel is met de lens.
Raadpleeg onderstaande ondersteuningswebsite voor details:
http://panasonic.jp/support/global/cs/dsc/
(Deze website is alleen in het Engels.)
470
16. Materialen
Afspelen
Kan niet afspelen.
Er zijn geen gemaakte beelden.
• Mappen en beelden die op een PC verwerkt worden, kunnen niet op de camera
afgespeeld worden.
We raden aan de software "PHOTOfunSTUDIO" te gebruiken om beelden van de
PC op de kaart te schrijven.
• Sommige beelden worden niet weergegeven wanneer de [Afspeelfunctie] is
ingesteld. Stel in op [Normaal afsp.]. (363)
Rood gedeelte van het gemaakte beeld is zwart geworden.
• Wanneer rode-ogencorrectie ([ ] of [ ]) uitgevoerd wordt, kunnen de rode
gedeeltes gecorrigeerd worden in zwart.
Wij raden aan beelden op te nemen met de flitsermodus op [
] gezet of met
[Rode-ogencorr] op [OFF] gezet. (235)
Scherm/Zoeker
Het scherm/de zoeker wordt uitgeschakeld als de camera ingeschakeld
wordt.
• Als gedurende de ingestelde tijdsduur geen handelingen uitgevoerd worden, wordt
[Auto LVF/scherm uit] (37) geactiveerd en schakelt de scherm/zoeker uit.
• Als een voorwerp of uw hand zich vlakbij de oogsensor bevinden, kan het zijn dat
de monitorweergave naar de zoekerweergave overschakelt.
Het kan even flikkeren of de helderheid van het beeldscherm kan even
aanzienlijk veranderen.
• Dit treedt op als de ontspanknop tot halverwege ingedrukt wordt of wanneer de
helderheid van het onderwerp verandert en het diafragma verandert.
Dit is geen storing.
Kan niet tussen het scherm en de zoeker schakelen, zelfs niet wanneer
op [LVF] gedrukt wordt.
• In de zelfopnamemodus wordt automatisch naar de schermweergave geschakeld
en worden [LVF] en de oogsensor uitgeschakeld.
471
16. Materialen
Flitser
De flitser wordt niet geactiveerd.
• De flitser is in de volgende situaties niet beschikbaar.
– De flitser is gesloten.
– De flitser wordt ingesteld op [
] (flitser altijd uit). (231)
• De flitser gaat niet af als de volgende functies gebruikt worden:
– [
]-modus
– Video-opname (240), [4K-FOTO] (164), [Post Focus] (178)
– [ESHTR] (204)
– [Stille modus] (203)
– [Filterinstellingen] (226)
472
16. Materialen
Wi-Fi-functie
Er kan geen Wi-Fi-verbinding tot stand gebracht worden.
Radiogolven verliezen hun verbinding.
Het draadloze toegangspunt wordt niet weergegeven.
Tips van algemene aard voor het gebruik van een Wi-Fi-verbinding
• Gebruik het toestel binnen het communicatiebereik van het apparaat dat
aangesloten moet worden.
• Gebruik vlakbij apparaten die gebruik maken van de 2,4-GHz-frequentie zoals
magnetrons en draadloze telefoons, waardoor de radiogolf verloren gaat.
Gebruik de camera op voldoende afstand van deze apparaten.
• Als het resterende batterijniveau laag is, is het misschien niet mogelijk de
communicatie met andere apparaten tot stand te brengen of te handhaven.
(Er wordt een bericht afgebeeld zoals [Communicatiefout].)
• Als u de camera op een metalen tafel of plank zet, kunnen de radiogolven een
negatieve invloed ondergaan. In dergelijke gevallen slaagt u er mogelijk niet in
verbinding te maken.
Beweeg de camera weg van het metalen oppervlak.
Draadloos toegangspunt
• Controleer of het verbonden draadloze toegangspunt gebruikt kan worden.
Controleer de omstandigheden van de radiogolven van het draadloze toegangspunt.
– Verplaats de camera dichter bij het draadloze toegangspunt.
– Verander de locatie en de hoek van het draadloze toegangspunt.
• Afhankelijk van het draadloze toegangspunt wordt de radiogolf mogelijk niet
weergegeven ook al is hij aanwezig.
– Schakel het draadloze toegangspunt uit en weer in.
– Als het draadloze kanaal van het draadloze toegangspunt niet automatisch
ingesteld kan worden, stel het kanaal dat door de camera ondersteund wordt
dan handmatig in.
– Als de SSID van het draadloze toegangspunt ingesteld is om niet uit te zenden
dan wordt het mogelijk niet gedetecteerd.
Voer de SSID in en maak vervolgens verbinding. (422)
• Afhankelijk van het draadloze toegangspunt zou verbinding automatisch verbroken
kunnen worden nadat er een specifieke tijd om is.
Maak de verbinding opnieuw.
473
16. Materialen
Verbinding met een draadloos toegangspunt kan niet worden
gerealiseerd.
De informatie van het draadloze toegangspunt die op de camera ingesteld is, is verkeerd.
Controleer het type authentificatie en de coderingssleutel. (422)
• Radiogolven vanaf andere inrichtingen kunnen de verbinding naar een draadloos
toegangspunt blokkeren.
Controleer de status van andere apparaten die met het draadloze toegangspunt
verbonden zijn, evenals de status van andere draadloze apparaten.
(iOS-apparaten) Wi-Fi-verbinding mislukt.
• Volg het getoonde bericht om verbinding met de camera mogelijk te maken. Als u
nog steeds geen verbinding kunt maken, selecteer dan de SSID van de camera op
het Wi-Fi-instelscherm van de smartphone om verbinding te maken. Als de SSID
niet weergegeven wordt, schakel de camera dan uit en in en voer opnieuw de
instellingen van de verbinding uit.
Verbinding met een smartphone via Wi-Fi kan niet worden gerealiseerd.
• Verander het toegangspunt waarmee verbinding gemaakt moet worden in de
Wi-Fi-instellingen van de smartphone op de camera.
Wanneer geprobeerd wordt verbinding te maken met een PC door Wi-Fi,
herkent die niet gebruikersnaam en wachtwoord en is verbinding niet
mogelijk.
• Afhankelijk van de versie van de besturingsomgeving zijn er twee soorten
gebruikersaccounts (lokale account/Microsoftaccount).
Controleer of u de gebruikersnaam en het wachtwoord van de lokale account
gebruikt.
474
16. Materialen
De PC wordt niet herkend als ik een Wi-Fi-verbinding gebruik.
De camera kan niet via de Wi-Fi-functie met de PC verbonden worden.
• Op het moment van aankoop is deze camera ingesteld om een werkgroepnaam
van "WORKGROUP" te gebruiken.
Als u de werkgroepnaam van de PC veranderd heeft, zal die niet worden herkend.
Verander in het [Wi-Fi setup]-menu [PC-verbinding], de werkgroepnaam van de PC
waarmee verbinding wordt gemaakt. (429)
• Controleer of de inlognaam en het wachtwoord correct ingetoetst zijn.
• Als de klokinstellingen van de PC die met de camera verbonden is sterk afwijkt van
die van de camera, dan kan de camera afhankelijk van het besturingssystemen
niet met de PC verbonden worden.
Het duurt even om een beeld te verzenden naar de webservice.
Verzending van het beeld mislukt op de helft.
Sommige beelden kunnen niet verzonden worden.
• Is het beeld te groot?
– Verklein de beeldafmetingen bij [Grootte] (427) en verstuur vervolgens het
beeld.
– Verstuur nadat u de video gesplitst heeft met [Splits video] (292).
• De bestandsindeling van de video die verstuurd kan worden verschilt afhankelijk
van de bestemming. (404)
Ik ben het wachtwoord voor de Wi-Fi vergeten.
• Reset de netwerkinstellingen. (361)
Alle informatie die ingesteld is in [Wi-Fi setup] en [Bluetooth] zal echter ook gereset
worden.
(Met uitzondering van [LUMIX CLUB])
475
16. Materialen
TV, PC, Printer
Geen beeld op de TV.
Het TV-scherm is wazig of niet in kleur.
• Controleer de verbinding met de TV. (436)
VIERA Link werkt niet.
• Controleer of de [VIERA link] van de camera op [ON]. staat. (360)
• Controleer de instelling van VIERA Link op het aangesloten apparaat.
• Schakel de camera uit en weer in.
Kan niet met de PC communiceren.
• Stel de [USB mode] van de camera in op [PC(Storage)]. (359)
• Zet de camera uit en weer aan.
Kan niet printen wanneer de camera op een printer aangesloten is.
• Er kunnen geen foto’s afgedrukt worden met een printer die geen PictBridge
ondersteunt.
• Stel de [USB mode] van de camera in op [PictBridge(PTP)]. (359)
Overige
Er is ratelend geluid van de lens als de camera wordt in- of
uitgeschakeld of wanneer de camera wordt gedraaid.
Er komt een geluid uit de lens tijdens het opnemen.
• Dit is het geluid van de bewegende lens en de werking van het diafragma. Het is
geen defect.
Er werd per ongeluk een onleesbare taal gekozen.
• Selecteer opnieuw de taal uit het menu met gebruik van de volgende procedure.
[ ] [ ] Selecteer de gewenste taal (360)
De camera wordt warm.
• Het cameraoppervlak en de achterkant van het scherm kunnen tijdens gebruik
warm worden, maar dit duidt niet op een probleem met de prestaties of de kwaliteit.
476
16. Materialen
Voorzorgsmaatregelen voor het gebruik
De camera
Houd dit apparaat zo ver mogelijk uit de buurt van
elektromagnetische apparatuur (zoals magnetrons, tv’s, videospellen
enzovoort).
• Wanneer u dit apparaat boven op of bij een tv gebruikt, kunnen de beelden en/of
het geluid op dit apparaat vervormd raken door elektromagnetische straling.
• Gebruik dit apparaat niet in de buurt van mobiele telefoons, want dit kan tot ruis
leiden die stoort op de beelden en/of het geluid.
• Opgenomen gegevens kunnen beschadigd raken, of beelden kunnen vervormd
raken, door sterke magnetische velden die door luidsprekers of grote motoren
worden veroorzaakt.
• Elektromagnetische straling kan een negatieve invloed hebben op dit apparaat en
storen op de beelden en/of het geluid.
• Wanneer dit apparaat negatief wordt beïnvloed door elektromagnetische
apparatuur en niet goed meer functioneert, schakelt u dit apparaat uit en verwijdert
u de batterij of ontkoppelt u de netadapter. Plaats vervolgens de batterij weer in het
apparaat of sluit de netadapter weer aan en zet dit apparaat aan.
Gebruik dit apparaat niet bij radiozenders of hoogspanningslijnen.
• Wanneer u dicht bij radiozenders of hoogspanningslijnen opneemt, kunnen de
opgenomen beelden en/of geluiden negatief worden beïnvloed.
Altijd de meegeleverde snoeren en kabels gebruiken.
Ook voor optionele accessoires gebruikt u altijd de meegeleverde
snoeren en kabels.
De snoeren of de kabels niet langer maken.
Houd voorwerpen zoals creditcards, die magnetisch beïnvloed
kunnen worden, niet dicht bij dit apparaat. De gegevens op deze
voorwerpen kunnen beschadigd en onbruikbaar raken.
477
16. Materialen
Het toestel niet bespuiten met insectenverdelgers of chemische
middelen.
• Wordt het toestel met chemische middelen bespoten dan kan het beschadigd
raken en de afwerkingslaag er van af gaan.
Vermijd langdurig contact tussen producten van rubber, PVC of
gelijkaardige materialen en de camera.
Reiniging
Voordat u de camera reinigt, dient u de batterij of de DC-koppelaar
te verwijderen en de stekker uit het stopcontact te trekken. Veeg de
camera vervolgens af met een droge, zachte doek.
• Wanneer het toestel vuil is, kan het schoongemaakt worden door het vuil eraf te
wrijven met een uitgewrongen natte doek en vervolgens met een droge doek.
• Geen schoonmaakmiddelen gebruiken zoals benzeen, verdunner, alcohol,
keukenschoonmaakmiddelen, enz., om het toestel te reinigen, aangezien dit
buitenhoes of het deklaagje zou kunnen aantasten.
• Wanneer u een chemische doek gebruikt, ervoor zorgen de bijbehorende
instructies te volgen.
Vuil op de beeldsensor
Als vuil in de lensbevestiging komt wanneer van lens verwisseld
wordt, kan dit vuil afhankelijk van de opname-omstandigheden op de
beeldsensor terechtkomen en op de opgenomen foto komen te staan.
Om te voorkomen dat er vuil of stof op de interne delen van het toestel
komen, kunt u beter niet de lens omwisselen in een stoffige omgeving en
altijd de body-kap of lens erop doen wanneer u de camera opbergt.
Verwijder eventueel vuil op de body-kap voordat u deze bevestigt.
478
16. Materialen
Verwijder het vuil van de beeldsensor
De oogsensor is een zeer precies en kwetsbaar apparaat; neem daarom
de onderstaande richtlijnen in acht als u hem zelf moet schoonmaken.
• Blaas het stof van het oppervlak van de beeldsensor met gebruik van een in de
handel verkrijgbare blower.
Blaas het stof niet weg met overmatig veel kracht.
• Duw de blaasborstel niet dieper naar binnen dan de lensbevestiging, omdat er
anders krassen op de beeldsensor kunnen komen.
• Gebruik uitsluitend een blaaskwastje om de beeldsensor schoon te maken.
• Als u het vuil of het stof niet met een blower kunt verwijderen, raadpleeg dan de
verkoper of Panasonic.
De zoeker reinigen
• Aangezien de oogschelp niet kan worden verwijderd, blaast u het stof op het
oppervlak van de zoeker weg met een (in de handel verkrijgbare) blazer, veegt u
de oogschelp voorzichtig met een zachte en droge doek af en zorgt u ervoor dat u
deze niet verwijdert.
• Als u te hard over de oogschelp wrijft en deze losraakt, neemt u contact op met het
verkooppunt of Panasonic.
Scherm/Zoeker
• Druk niet hard op het scherm.
Dit kan een onregelmatige kleur of en storing veroorzaken.
• Er is van extreem hoge precisietechnologie gebruik gemaakt voor de productie
van het beeldscherm van het scherm/de zoeker. Toch kunnen er donkere of lichte
punten op het scherm staan of punten die continu branden (rood, blauw of groen).
Dit is geen storing.
Ofschoon onderdelen van het scherm/de zoeker geproduceerd zijn met hoog
gecontroleerde precisietechnologie kunnen sommige pixels inactief of altijd verlicht
zijn.
De punten zullen niet opgenomen worden op foto’s op een kaart.
479
16. Materialen
Lens
• Druk niet met veel kracht op de lens.
• Laat de camera niet liggen met de lens op de zon
gericht, want zonnestralen kunnen tot storingen
leiden. Wees ook voorzichtig wanneer de camera
buiten wordt neergelegd of in de buurt van een raam.
• Wanneer er vuil (water, olie, vingerafdrukken
enzovoort) op het oppervlak van de lens zit, kan dit
van invloed zijn op het beeld. Veeg het oppervlak van
de lens voorzichtig met een zachte, droge doek af
voor- en nadat u beelden opneemt.
• Plaats de lensbevestiging niet naar beneden toe.
Voorkom dat de lensbevestigingscontacten
vuil
worden.
480
16. Materialen
Batterij
De batterij is een oplaadbare lithium-ion batterij.
Deze is erg gevoelig voor temperatuur en vochtigheid en het effect op de
prestaties neemt toe wanneer de temperatuur stijgt of daalt.
Houd de contactpunten
van de lader en de batterij
schoon.
• Veeg ze af met een droog doekje als ze vuil worden.
Haal de batterij altijd uit het toestel na gebruik.
• Doe de verwijderde batterij voor opslag of vervoer in een plastic zak bijv. en
bewaar deze ver van metalen voorwerpen (paperclips, enz.) voor opslag of
transport.
Als u de batterij per ongeluk laat vallen, controleer dan of de body
van de batterij en de contactpunten vervormd zijn.
• Als een batterij met vervormde contactpunten in de camera geplaatst wordt, zal de
camera beschadigd worden.
Onbruikbare batterijen weggooien.
• Batterijen hebben een beperkte levensduur.
• Batterijen niet in open vuur gooien, dit kan ontploffing veroorzaken.
De batterijaansluitingen niet in contact laten komen met metalen
voorwerpen (zoals kettingen, haarpinnen, enz.).
• Dit kan kortsluiting of hitte veroorzaken en u zou uzelf ernstig kunnen verbranden
als u de batterij aanraakt.
481
16. Materialen
Netadapter
• Het [CHARGE]-lampje kan knipperen onder de invloed van statische elektriciteit of
elektromagnetische golven, afhankelijk van de laadomgeving. Dit heeft geen effect
op het opladen.
• Als u de netadapter vlak bij een radio gebruikt, kan dit de radio-ontvangst storen.
Houd de netadapter 1 m of meer uit de buurt van de radio.
• De Netadapter kan tijdens het gebruik een elektrische zoemtoon laten klinken; dit
is geen storing.
• Haal na gebruik de stekker uit het stopcontact.
(Als u de stekker in het stopcontact laat zitten, verbruikt u nog steeds een beetje
stroom.)
Kaart
Laat de kaart niet achter in zones met hoge temperaturen,
rechtstreeks zonlicht, of in zones waar elektromagnetische golven
en statische elektriciteit kunnen optreden.
De kaart niet plooien of laten vallen.
Stel de kaart niet bloot aan sterke trillingen.
• De kaart en de opgenomen gegevens kunnen anders beschadigd raken.
• De kaart in de kaarthoes of het zakje doen na gebruik en wanneer u de kaart
opslaat of vervoert.
• Zorg ervoor dat vuil, water of andere onbekende objecten niet op of in de
contactpunten van de kaart terechtkomen.
Raak de contactpunten bovendien niet aan met uw handen.
482
16. Materialen
Persoonlijke Informatie
Persoonlijke informatie is in de camera opgeslagen en in beelden opgenomen.
Wij raden aan dat u de beveiliging verbetert door een Wi-Fi-wachtwoord
en een Wi-Fi-functievergrendeling in te stellen om uw persoonlijke
informatie te beveiligen. (429, 430)
• De beelden kunnen informatie bevatten die gebruikt kan worden om de gebruiker
te identificeren, zoals opnamedatums en -tijden, en locatie-informatie.
Controleer de details zorgvuldig voordat u beelden naar een webservice upload.
Ontkoppeling
• Informatie, inclusief persoonlijke informatie, kan veranderd worden of verdwijnen
wegens een fout, een effect van statische energie, een ongeluk, storing, reparatie
of andere handelingen.
Gelieve van te worden acht slaan op het feit dat Panasonic op geen enkele manier
aansprakelijk is voor directe of indirecte schade veroorzaakt door de verandering of
verdwijning van informatie of persoonlijke informatie.
Wanneer een reparatie aangevraagd wordt of de camera afgedankt/
overgedragen wordt
• Na het maken van een kopie van persoonlijke informatie dient u informatie, met
inbegrip van persoonlijke informatie en draadloze LAN-verbindingsinstellingen,
die u in de camera geregistreerd of opgeslagen heeft, te wissen met [Netwerkinst.
Resetten] (361) en [Verwijder account] ([LUMIX CLUB]). (433)
De instellingen opnieuw instellen om de persoonlijke gegevens te beschermen. (69)
• De kaart uit de camera verwijderen.
• Instellingen zouden terug kunnen keren naar de fabriekstandaard wanneer het
toestel gerepareerd wordt.
• Neem contact op met de verkoper bij wie u het toestel aangeschaft heeft, of met
Panasonic, als bovenstaande handelingen niet mogelijk zijn wegens storing.
Punten waarmee rekening gehouden moet worden wanneer de
geheugenkaart afgedankt/overgedragen wordt
Het formatteren of wissen met gebruik van de camera of een PC zal alleen de
informatie van het bestandsmanagement veranderen en zal de gegevens in de
geheugenkaart niet volledig wissen.
Wij raden aan de kaart daadwerkelijk te vernietigen of in de handel verkrijgbare
PC-software voor het wissen van gegevens te gebruiken PC te gebruiken om de
kaartgegevens volledig te wissen wanneer de kaart afgedankt/overgedragen wordt.
U bent verantwoordelijk voor de behandeling van gegevens op kaarten.
483
16. Materialen
Wanneer u de camera gedurende een lange tijdsperiode
niet gebruikt
• Wees er zeker van dat de batterij en de kaart uit de camera verwijderd zijn.
Als de batterij in de camera achterblijft, kan hij diep ontladen worden en dan zelfs
na het laden onbruikbaar geworden zijn.
• De batterij in een koele en droge plaats met een relatief stabiele temperatuur
opbergen.
(Aanbevolen temperatuur: 15 °C tot 25 °C; aanbevolen vochtigheid: 40%RH tot
60%RH)
• Als de batterij lange tijd opgeslagen wordt, wordt aanbevolen de batterij één keer
per jaar te laden, hem in de camera volledig leeg te laten raken, hem uit de camera
te halen en weer op te slaan.
• We raden aan het toestel op te slaan met een droogmiddel (kwartsglas gel)
wanneer u deze in een kast bewaart.
• Controleer alle onderdelen voorafgaand aan de opname wanneer u de camera
lange tijd niet gebruikt heeft.
Beeldgegevens
• De opgenomen gegevens kunnen beschadigd raken of verloren gaan als de
camera stuk gaat door een oneigenlijke wijze van hanteren.
Panasonic zal niet aansprakelijk zijn voor enige schade die veroorzaakt wordt door
het verlies van opgenomen gegevens.
Statief met drie poten/één poot
• Zet het statief met drie poten/één poot goed vast als u het toestel erop bevestigt.
• U kunt mogelijk de kaart of de batterij niet verwijderen als u een driepoot- of
eenpootstatief gebruikt.
• Men dient zorgvuldig te handelen omdat het overmatig vastdraaien van de schroef
de camera kan beschadigen of tot gevolg kan hebben dat het typeplaatje losraakt.
• Wanneer dit toestel wordt gebruikt met een lens met een grote diameter, kan de
lens de pedestal raken, afhankelijk van het statief met drie poten/één poot. Het
vastdraaien van de schroef terwijl lens en pedestal contact maken, kan dit toestel
of de lens beschadigen. Daarom adviseren wij om de adapter voor het statief met
drie poten (DMW-TA1: optioneel) te bevestigen voordat het toestel op het statief
met drie poten/één poot wordt bevestigd.
• Raadpleeg ook de gebruiksaanwijzing van het statief met drie poten/één poot.
484
16. Materialen
Schouderriem
• Als u een zware onderling verwisselbare lens op de camerabody bevestigt, dient u
de camera niet aan de schouderriem te dragen.
Het toestel en de lens vasthouden wanneer u deze draagt.
Wi-Fi-functie
Gebruik de camera als een draadloze LAN-inrichting
Als apparaten of computersystemen gebruikt worden die een meer
betrouwbare beveiliging dan draadloze LAN-apparaten vereisen,
controleer dan of passende maatregelen getroffen zijn voor
veiligheidsontwerpen en defecten van de gebruikte systemen.
Panasonic zal op geen enkele wijze aansprakelijk zijn voor enige schade
als gevolg van gebruik van de camera voor ongeacht welk doel anders
dan als draadloos LAN-apparaat.
Het gebruik van de Wi-Fi-functie van de camera wordt geacht plaatst
te vinden in de landen waar deze camera verkocht wordt
Er bestaat het risico dat de camera de wetgeving op het gebied van
radiogolven schendt als ze in andere landen gebruikt wordt dan in de
landen waar deze camera verkocht wordt en Panasonic stelt zich op
generlei wijze aansprakelijk voor overtredingen van welk aard ook.
Er bestaat het risico dat gegevens die verzonden en ontvangen
worden via radiogolven opgevangen kunnen worden
Wees gelieve op de hoogte dat er het risico bestaat dat gegevens die verzonden
en ontvangen worden via radiogolven opgevangen kunnen worden door derden.
Gebruik de camera niet in zones met magnetische velden, statische
elektriciteit of interferentie
• Gebruik de camera niet in zones met magnetische velden, statische elektriciteit of
interferentie, zoals vlakbij magnetrons.
Deze kunnen de onderbreking van radiogolven veroorzaken.
• Het gebruiken van de camera in de buurt van inrichtingen zoals microwave-ovens
of draadloze telefoons die de 2,4 GHz radiogolfband gebruiken zou een afname in
prestatie kunnen veroorzaken in beide inrichtingen.
485
16. Materialen
Verbind niet aan een draadloos netwerk waarvoor u geen
toestemming heeft het te gebruiken
Wanneer de camera gebruikmaakt van zijn draadloos LAN-functie kunnen
ook draadloze netwerken (SSID) worden weergegeven die u niet mag
gebruiken. Probeer echter geen verbinding met dergelijke netwerken te
maken, want dit kan worden gezien als onrechtmatige toegang.
486
16. Materialen
Aantal foto’s dat kan worden gemaakt en
beschikbare opnametijd met de batterij
Hieronder worden het aantal foto’s vermeld dat opgenomen kan worden
en de tijd die voor de opname beschikbaar is als de bijgeleverde batterij
gebruikt wordt.
• Het aantal foto’s dat kan worden gemaakt, is gebaseerd op de CIPA (Camera &
Imaging Products Association) standaard.
• Een Panasonic SDHC-geheugenkaart gebruiken.
• De opgesomde waarden zijn bij benadering.
Foto’s maken (via het scherm)
Als de onderling verwisselbare lens (H-FS12032) gebruikt wordt
Aantal op te nemen beelden 270
Als de onderling verwisselbare lens (H-FS35100) gebruikt wordt
Aantal op te nemen beelden 270
Foto’s maken (via de zoeker (LVF))
Als de onderling verwisselbare lens (H-FS12032) gebruikt wordt
Aantal op te nemen beelden 250 (900)
Als de onderling verwisselbare lens (H-FS35100) gebruikt wordt
Aantal op te nemen beelden 250 (900)
• De nummers tussen haakjes duiden op de waarden die resulteren als [Tijd] in [Batt.
Besparende LVF-Opn.] op [1SEC] gezet is en de [Batt. Besparende LVF-Opn.]-
functie werkt zoals bedoeld is.
(Gebaseerd op de testcondities afkomstig van de CIPA-standaard en
gespecificeerd door Panasonic)
487
16. Materialen
Video’s opnemen (wanneer het scherm gebruikt wordt)
• Opnemen terwijl de beeldkwaliteit op [4K/100M/30p] of [4K/100M/25p] staat.
Als de onderling verwisselbare lens (H-FS12032) gebruikt wordt
Continu beschikbare opnametijd (minuten) 80
Huidige beschikbare opnametijd (minuten) 40
Als de onderling verwisselbare lens (H-FS35100) gebruikt wordt
Continu beschikbare opnametijd (minuten) 70
Huidige beschikbare opnametijd (minuten) 35
• Opnemen terwijl de beeldkwaliteit op [FHD/28M/60p] of [FHD/28M/50p] staat.
Als de onderling verwisselbare lens (H-FS12032) gebruikt wordt
Continu beschikbare opnametijd (minuten) 90
Huidige beschikbare opnametijd (minuten) 45
Als de onderling verwisselbare lens (H-FS35100) gebruikt wordt
Continu beschikbare opnametijd (minuten) 90
Huidige beschikbare opnametijd (minuten) 45
• Opnemen terwijl de beeldkwaliteit op [FHD/24M/24p] staat.
Als de onderling verwisselbare lens (H-FS12032) gebruikt wordt
Continu beschikbare opnametijd (minuten) 130
Huidige beschikbare opnametijd (minuten) 65
Als de onderling verwisselbare lens (H-FS35100) gebruikt wordt
Continu beschikbare opnametijd (minuten) 120
Huidige beschikbare opnametijd (minuten) 60
• De huidige beschikbare opnametijd is de tijd die voor de opname beschikbaar is
als handelingen, zoals het in- en uitschakelen van de camera, het starten/stoppen
van de opname, enz. herhaald worden.
488
16. Materialen
Afspelen (met gebruik van het scherm)
Als de onderling verwisselbare lens (H-FS12032) gebruikt wordt
Afspeeltijd (minuten) 220
Als de onderling verwisselbare lens (H-FS35100) gebruikt wordt
Afspeeltijd (minuten) 210
• Het aantal foto’s dat kan worden gemaakt en de beschikbare opnametijd
variëren afhankelijk van de omgeving en de gebruiksomstandigheden.
Zo zal het aantal minder zijn in het volgende geval:
– Wanneer de flitser herhaaldelijk gebruikt wordt.
– In omgevingen met lage temperatuur, zoals skihellingen.
• Als de gebruiksduur aanzienlijk terugloopt, zelfs wanneer de batterij volledig
geladen is, dan is de batterij aan het einde van zijn levensduur gekomen.
Vervang hem door een nieuwe batterij.
489
16. Materialen
Aantal stilstaande beelden dat kan
worden en video-opnametijd met kaarten
Hieronder wordt het aantal foto’s opgesomd alsmede de tijden van video’s
die opgenomen kunnen worden op een kaart.
• De opgesomde waarden zijn bij benadering.
Aantal stilstaande beelden dat kan worden opgenomen
• Wanneer [Aspectratio] is ingesteld op [4:3]
[Fotoresolutie]
L (20M) M (10M) S (5M)
[Kwaliteit]
[
]
[
]
[
]
[
]
[
]
[
]
16 GB 1450 450 2630 520 4600 570
32 GB 2910 900 5280 1050 9220 1150
64 GB 5810 1810 10510 2110 17640 2290
128 GB 11510 3590 20810 4180 34940 4550
Video-opnametijd
"h" is een afkorting voor uur, "m" voor minuut en "s" voor seconde.
• Video-opnametijd is de totale tijd van alle video’s die opgenomen zijn.
[Opn.
kwaliteit]
[4K/100M/30p]
[4K/100M/25p]
[4K/100M/24p]
[FHD/28M/60p]
[FHD/28M/50p]
[FHD/20M/30p]
[FHD/20M/25p]
[FHD/24M/24p]
[HD/10M/30p]
[HD/10M/25p]
16 GB 20m00s 1h10m 1h35m 1h25m 3h05m
32 GB 41m00s 2h25m 3h15m 2h50m 6h20m
64 GB 1h25m 5h00m 6h40m 5h50m 12h45m
128 GB 2h45m 9h55m 13h15m 11h35m 25h20m
• Afhankelijk van de opname-omstandigheden en het type kaart kunnen het
aantal opneembare beelden en de beschikbare video-opnametijd variëren.
• [9999+] wordt op het opnamescherm weergegeven als het resterende
aantal opneembare foto’s 10.000 of meer is.
• De continu opneembare tijd voor video’s wordt op het scherm weergegeven.
490
16. Materialen
Lijst met functies die kunnen worden
ingesteld in elke opnamemodus
Menu
[Opname]-menu
[Aspectratio]
[Fotoresolutie]
[Kwaliteit]
[Focusfunctie]
[AF-Gevoeligheid(Foto)]
[Fotostijl]
[Filterinstellingen]
[Filtereffect]
[Gelijktijdig zond. filter]
[Kleurruimte]
[Meetfunctie]
[Schaduw markeren]
[Int.dynamiek]
[I.resolutie]
[Flitser]
[Flitserfunctie]
[Flits-synchro]
[Flitser instel.]
[Auto. belichtingscomp.]
[Draadloos]
[Draadloos kanaal]
[Communicatielicht]
[Draadloze setup]
[Rode-ogencorr]
491
16. Materialen
Menu
[ISO-
gevoeligheid
(foto)]
[ISO Auto Onderl. Inst.]
[ISO Auto Bovenl. Inst.]
[Korte sluitert.]
[Lang sl.n.red]
[Schaduwcomp.]
[Diffractiecompensatie]
[Stabilisatie]
[Bedieningsstand]
[E-stabilisatie (Video)]
[Ex. tele conv.] ([Opname])
[Dig. zoom] (alleen DC-G100)
[Burstsnelh.]
[4K-FOTO]
[Opnamemethode]
[Pre-Burst Opname]
[Zelf ontsp.]
[Intervalopname]
[Stop-motionanimatie]
[Samenstelling Live View]
[Stille modus]
[Sluitertype]
[Sluitervertraging]
[Bracket]
[HDR]
[Multi-belicht.]
[Auto gain]
[Overlappen]
492
16. Materialen
Menu
[Bewegend beeld]-menu
[Opn. kwaliteit]
[Snapfilm]
[Focusfunctie]
[Continu AF]
[AF Aang. Inst.(Video)]
[Fotostijl]
[Filterinstellingen]
[Filtereffect]
[Gelijktijdig zond. filter]
[Helderheidsniveau]
[Meetfunctie]
[Schaduw markeren]
[Int.dynamiek]
[I.resolutie]
[ISO-gevoeligh.
(video)]
[ISO Auto Onderl. Inst.]
[ISO Auto Bovenl. Inst.]
[Diffractiecompensatie]
[Stabilisatie]
[Bedieningsstand]
[E-stabilisatie (Video)]
[Antiflikkering]
[Ex. tele conv.] ([Bewegend beeld])
[Dig. zoom] (alleen DC-G100)
[Foto/film in Opname]
[Zelf ontsp.]
[Weerg. geluidsop.niveau]
[Aanp. geluidsopn.niveau]
[Uitsch. geluid vd wind]
[Windreductie]
*
1
[Lens ruisreductie]
*
2
493
16. Materialen
Menu
[Ingebouwde microfoon]
[Ingebouwde mic.indicator]
[Speciale microfoon]
*
3
*
1 Dit item is alleen beschikbaar wanneer een externe microfoon (optioneel) wordt
gebruikt.
*
2 Dit item is alleen beschikbaar wanneer een onderling verwisselbare lens wordt
gebruikt die power zoom ondersteunt.
*
3 Dit item is alleen beschikbaar wanneer een stereo shotgun microfoon
(DMW-MS2: optioneel) wordt gebruikt.
494
16. Materialen
Specificaties
De specificaties zijn aan wijzigingen onderhevigter verbetering van de
prestaties.
Digitale camerabody (DC-G100/DC-G110):
informatie voor uw veiligheid
Stroombron: 8,4 V
Stroomverbruik: 2,9 W (bij opnemen met het scherm),
2,0 W (Wanneer u opnames weergeeft op het scherm)
<Gebruik van de onderling verwisselbare lens
(H-FS12032)>
2,9 W (bij opnemen met het scherm),
2,1 W (Wanneer u opnames weergeeft op het scherm)
<Gebruik van de onderling verwisselbare lens
(H-FS35100)>
Type
Type Digitale spiegelloze camera met enkele lens
Opnamemedia SD-geheugenkaart / SDHC-geheugenkaart
*
1
/
SDXC-geheugenkaart
*
1
*
1 In overeenstemming met UHS-I UHS-
snelheidsklasse 3
Lensbevestiging Micro Four Thirds mount
Beeldsensor
Beeldsensor 4/3″ Live MOS-sensor, totaal 21.770.000 pixels, primair
kleurenfilter
Effectief aantal
pixels van de camera
20.300.000 pixels
Opnameformaat voor stilstaande beelden
Bestandsformaat
voor stilstaande
beelden
JPEG (in overeenstemming met DCF, in
overeenstemming met Exif 2.31) / RAW
Bestandsformaat
voor 4K-foto’s
MP4 (H.264/MPEG-4 AVC, AAC (2ch))
495
16. Materialen
Beeldgrootte
(pixels)
Wanneer de instelling van de aspectratio [4:3] is
[L]: 5184×3888, [M]: 3712×2784, [S]: 2624×1968
4K-foto: 3328×2496
Wanneer de instelling van de aspectratio [3:2] is
[L]: 5184×3456, [M]: 3712×2480, [S]: 2624×1752
4K-foto: 3504×2336
Wanneer de instelling van de aspectratio [16:9] is
[L]: 5184×2920, [M]: 3840×2160, [S]: 1920×1080
4K-foto: 3840×2160
Wanneer de instelling van de aspectratio [1:1] is
[L]: 3888×3888, [M]: 2784×2784, [S]: 1968×1968
4K-foto: 2880×2880
Kwaliteit Fijn / Standaard / RAW+Fijn / RAW+Standaard / RAW
Opnameformaat voor video’s
Videoformaat MP4 (H.264/MPEG-4 AVC, AAC (2ch))
Beeldkwaliteit voor
video
Raadpleeg voor details pagina 241.
Zoeker
Systeem Aspectratio 4:3, 0,4 inch, gelijk aan ca. 3.680.000
pixels, Colour LCD Live-zoeker
(zichtveldpercentage ongeveer 100%)
Vergroting Ca. 0,73x (equivalent aan 35 mm-filmcamera)
(–1,0 m
–1
50 mm op oneindig, met beeldverhouding
ingesteld op [4:3])
Oogpunt Ca. 20 mm (bij –1.0 m
–1
)
Dioptrie-regelsbereik –4,0 tot +2,0 diopter
496
16. Materialen
Scherm
Systeem Aspectratio 3:2, 3,0 inch,
ca. 1.840.000 puntenscherm, capacitatief
aanraakscherm
(zichtveldpercentage ongeveer 100%)
Focus
AF-type TTL type gebaseerd op beelddetectie (Contrast AF)
Focusmodus AFS / AFF / AFC / MF
AF-modus Gezichts-/oogdetectie, tracking, 49-zones-
scherpstellen, Voorkeur multi, 1-zone-scherpstellen,
precisiescherpstellen (het is mogelijk de focuszone door
middel van aanraken te selecteren.)
Belichtingsbediening
Lichtmeetsysteem
Lichtmeetmodus
1728-zone meting,
multimeting / centrummeting / spotmeting
Meetbereik EV 0 tot EV 18
(F2.0 lens, ISO100 conversie)
Belichting Programma AE (P) / Lensopening-Prioriteit AE (A) /
Sluiter-Prioriteit AE (S) / Handmatige belichting (M)
Belichtingscompens
atie
1/3 EV stap, ±5 EV
ISO-gevoeligheid
(standaard output
gevoeligheid)
AUTO / Intelligente ISO / 200 tot 25600,
Wanneer [Uitgebreide ISO] is ingesteld: AUTO / 100 tot
25600, 1/3 EV stap
Witbalans
AWB / AWBc / AWBw / Daglicht / Bewolkt / Schaduw / Halogeen / Flitser /
Witinstelling 1, 2, 3, 4 / Kleurtemperatuur 1, 2, 3, 4
497
16. Materialen
Sluiter
Formaat Elektronisch geregelde spleetsluiter met enkele
gordijnsluiter
Sluitertijd Foto’s:
Elektronische voorste gordijnsluiter: tijd (max. ca.
60 seconden), 60 seconden tot 1/500 seconde
Elektronische sluiter: 1 seconde tot 1/16000 seconde
Video’s:
1/25
*
2
seconde tot 1/16000 seconde
*
2 Wanneer [Belicht.stand] is ingesteld op [M] in
[
]-modus en de focusmodus is ingesteld op
[MF], kan dit worden ingesteld op 1/2
Burstopname
Elektronische
voorste
gordijnsluiter
Hoge
snelheid
6 frames/seconde ([AFS], [MF]) /
5 frames/seconde ([AFF], [AFC])
Gemiddelde
snelheid
4 frames/seconde
Lage
snelheid
2 frames/seconde
Elektronische sluiter Hoge
snelheid
10 frames/seconde
Gemiddelde
snelheid
4 frames/seconde
Lage
snelheid
2 frames/seconde
Maximum aantal
opneembare frames
Zonder RAW-bestanden: 480 frames of meer
Met RAW-bestanden: 20 frames of meer
(Als de opname gemaakt wordt onder de
testvoorwaarden die door Panasonic gespecificeerd
zijn)
Minimum verlichting
Ongeveer 9 lx (bij gebruik van i-Weinig licht wordt de sluitertijd 1/25 seconde)
<Als de onderling verwisselbare lens (H-FS12032) gebruikt wordt>
Ca. 12 lx (wanneer i-Weinig licht wordt gebruikt, is de sluitertijd 1/25 seconde)
<Als de onderling verwisselbare lens (H-FS35100) gebruikt wordt>
498
16. Materialen
Flitser
Flitser TTL AUTO ingebouwde uitklapflitser gelijk aan GN 5.1
(ISO200·m)
[GN 3.6 equivalent (ISO100·m)]
Flitsmodus Auto, Auto/Rode-ogenreductie, Gedwongen aan,
Gedwongen aan/Rode-ogenreductie, Langz. sync.,
Langz. sync./Rode-ogenreductie, Gedwongen uit
Synchronisatiesnelheid
flitser
Kleiner dan of gelijk aan 1/50 seconde
Flitsbereik Ongev. 0,4 m tot 4,1 m
<Als de onderling verwisselbare lens (H-FS12032)
gemonteerd is, is WIDE, [ISO AUTO] ingesteld>
Ongev. 0,9 m tot 3,6 m
<Als de onderling verwisselbare lens (H-FS35100)
gemonteerd is, is WIDE, [ISO AUTO] ingesteld>
Zoom
Digitale zoom
(Alleen DC-G100)
Max. 2x
Extra Tele Conversie Bij het opnemen van foto’s:
Max. 2,0x (als een beeldformaat van [S] geselecteerd
is.)
Wanneer video wordt opgenomen:
2,7x (FHD)/4,0x (HD)
Microfoon / Luidspreker
Microfoon Stereo
Luidspreker Monauraal
Interface
[HDMI] micro-HDMI type D
[USB/CHARGE] USB 2.0 (hoge snelheid) / USB 2.0 Micro-B
• De gegevens van de PC kunnen niet naar de camera
worden geschreven via de USB-kabel.
[MIC] Ø 3,5 mm stereo mini-aansluiting
499
16. Materialen
Externe afmetingen/ massa
Externe afmetingen Ongeveer 115,6 mm (B)×82,5 mm (H)×54,2 mm (D)
(de uitstekende delen niet meegerekend)
Massa Ongeveer 345 g (met één kaart en de batterij)
Ongeveer 303 g (alleen camerabody)
Besturingsomgeving
Aanbevolen
werktemperatuur
0 °C tot 40 °C
Toelaatbare relatieve
vochtigheid
10%RH tot 80%RH
Deze camera voldoet aan de standaards "Design rule for Camera File system"
(DCF) en "Exchangeable Image File Format" (Exif) die vastgesteld zijn door "Japan
Electronics and Information Technology Industries Association" (JEITA). De camera
kan geen bestanden afspelen die niet aan de DCF-standaard voldoen. Exif is een
bestandsindeling voor foto’s die het mogelijk maakt opname-informatie, enz., op te
nemen om toegevoegd te worden.
500
16. Materialen
Onderling
verwisselbare lens
H-FS12032
"LUMIX G VARIO
12–32 mm/F3.5–5.6 ASPH./
MEGA O.I.S."
H-FS35100
"LUMIX G VARIO
35–100 mm/F4.0–5.6
ASPH./MEGA O.I.S."
Brandpuntsafstand f=12 mm tot 32 mm
(equivalent aan 35 mm-
filmcamera: 24 mm tot
64 mm)
f=35 mm tot 100 mm
(equivalent aan 35 mm-
filmcamera: 70 mm tot
200 mm)
Diafragmatype 7 diafragmabladen/
cirkelvormige
diafragmaopening
7 diafragmabladen/
cirkelvormige
diafragmaopening
Maximaal diafragma F3.5 (Wide) tot F5.6 (Tele) F4.0 (Wide) tot F5.6 (Tele)
Minimale
diafragmawaarde
F22 F22
Lensconstructie 8 elementen in 7 groepen
(3 asferische lenzen, 1 ED-
lens)
12 elementen in 9 groepen
(1 asferische lens, 2 ED-
lenzen)
In
brandpuntsafstand
0,2 m tot
(vanaf de
referentielijn van de
brandpuntsafstand)
(brandpuntsafstand 12 mm
tot 20 mm), 0,3 m tot
(vanaf de referentielijn van
de brandpuntsafstand)
(brandpuntsafstand 21 mm
tot 32 mm)
0,9 m tot
(vanaf de
referentielijn van de
brandpuntsafstand)
Maximale
beeldvergroting
0,13x (equivalent aan
35 mm-filmcamera: 0,26x)
0,11x (equivalent aan
35 mm-filmcamera: 0,22x)
Optische
beeldstabilisatie
Beschikbaar Beschikbaar
Bevestiging Micro Four Thirds mount Micro Four Thirds mount
Gezichtshoek 84° (Wide) tot 37° (Tele) 34° (Wide) tot 12° (Tele)
Filterdiameter 37 mm 46 mm
Max. diameter Ø 55,5 mm Ø 55,5 mm
501
16. Materialen
Totale lengte Ongeveer 24 mm
(van de top van de lens
tot de basiszijde van de
lensbevestiging wanneer de
lens ingeschoven is)
Ongeveer 50 mm
(van de top van de lens
tot de basiszijde van de
lensbevestiging wanneer de
lens ingeschoven is)
Gewicht Ongeveer 67 g Ongeveer 135 g
Aanbevolen
werktemperatuur
0 °C tot 40 °C 0 °C tot 40 °C
Toelaatbare relatieve
vochtigheid
10%RH tot 80%RH 10%RH tot 80%RH
Statiefgreep: DMW-SHGR1
Draagvermogen
(Totale massa
van camerahuis,
lens, batterij en
andere bevestigde
accessoires)
Maximaal 1,2 kg
Externe afmetingen
(Poten ingeklapt)
Ongeveer 53,7 mm (B)×144,7 mm (H)×45,5 mm (D)
(exclusief uitstekende delen)
Externe afmetingen
(Poten geopend)
Ongeveer 150,5 mm (B)×113,7 mm (H)×133,4 mm (D)
(exclusief uitstekende delen)
Lengte van de
aansluitkabel
Ongeveer 160 mm
Gewicht Ongeveer 102 g
Aanbevolen
werktemperatuur
0 °C tot 40 °C
Toelaatbare relatieve
vochtigheid
10%RH tot 80%RH
502
Inhoud
Numeriek
1-zone (AF)........................................ 141
49-zone (AF)...................................... 137
4K Live Bijsnijden ...................... 249, 314
4K-burst ............................................. 165
4K-Burst (Groothoek) .......................... 90
4K-burst (S/S) .................................... 165
4K-burstbestanden ............................ 170
4K-FOTO ................................... 164, 323
4K-FOTO In Bulk Opslaan ......... 177, 366
4K-FOTO wg. .................................... 297
4K-voorburst ...................................... 165
5-assen hybride beeldstabilisatie ...... 207
A
Aandrijfstand...................................... 159
Aanpassing
geluidsopnameniveau................ 265, 331
Aanpassing niveaumeting ................. 361
Aanpassing witbalans ........................ 221
Aanraakinstellingen ........................... 341
Aantal foto’s dat continu
opgenomen kan worden .................... 162
Aantal foto’s dat kan worden
gemaakt ............................................. 486
Aantal prints....................................... 447
Aantal stilstaande beelden dat kan
worden opgenomen ........................... 489
AF ...................................................... 128
AF Aangepaste Instelling
(Video) ....................................... 262, 329
AF ass. lamp...................................... 335
AF na aftellen .................................... 350
AF/AE vergrendeling ................. 212, 333
AF/AE-vergrendeling vast.................. 333
AF+AE ............................................... 145
AF+MF ............................................... 338
Afbeelding versturen
(smartphone) ..................... 356, 406, 408
Afbeeldingskwaliteit ........................... 224
AFC ................................................... 126
AFF .................................................... 126
AF-Gevoeligheid(Foto) ...................... 130
Afmetingen versturen ........................ 427
AF-modus .......................................... 131
AF-ON ............................................... 213
AFS.................................................... 126
Afspeelmenu...................................... 362
Afspeelmodus .................................... 363
Afspelen............................................. 272
Afspelen op TV .................................. 436
Afspelen van foto’s ............................ 272
Afstandsbediening sluiter .................. 391
Alle beelden verwijderen ................... 371
Android .............................................. 376
Apart wissen ...................................... 281
Apparaatnaam ................................... 429
Artistieke nachtopname ......................110
Aspectratio..................................119, 316
Auto Belichtingscompensatie .... 235, 320
Auto Focus ........................................ 128
Auto LVF/Scherm Uit ................... 37, 357
Auto Review ...................................... 342
Automatisch overzetten ............. 356, 395
Automatische klokinstelling ....... 356, 399
Automatische markeringsfunctie ....... 176
Automatische scènedetectie................ 78
Automatische witbalans ..................... 218
AV-toestel (Wi-Fi verbindingen) ......... 414
503
Inhoud
B
Backlightcompensatie.......................... 77
Batterij ......................................... 31, 480
Bedieningsknop ................................... 55
Beeldstabilisatie......................... 206, 323
Belichting Bracket .............................. 200
Belichtingcompensatie resetten......... 333
Belichtingscompensatie ..................... 210
Belichtingsmeter ................................ 347
Belichtingsstand ........................ 246, 314
Bescherming flitsschoen.................... 449
Beschikbare opnametijd .................... 486
Beschikbare opnametijd
(voor video’s opnemen) ..................... 489
Besparing .................................... 37, 357
Bestandsindeling versturen ............... 427
Bestandsnummer ...... 123, 125, 441, 461
Beveiligen .......................................... 364
Bewegend beeld-menu...................... 329
Bewegende dieren..............................111
Bijsnijden ........................................... 369
Blauwe lucht .......................................110
Bleach bypass ....................................114
Bloemen .............................................111
Bluetooth ................................... 356, 377
Bracketing.................................. 197, 325
Bulb ................................................... 391
Burst Shot .......................................... 160
Burstsnelheid ............................. 161, 323
C
Centrale meting ................................. 209
Centrummarkering ............................. 346
Cinelike dynamisch bereik ................. 223
Cinelike video .................................... 223
Cloudbeperking ................................. 427
Cloud-synchr. service ........................ 418
Communicatielicht ..................... 239, 320
Compressiesnelheid .................. 121, 316
Condensatie ........................................ 21
Constante Preview ............................ 343
Continu AF ................................. 261, 329
Continu beschikbare opnametijd ....... 487
Contrast ............................................. 224
Creatieve film-menu .......................... 314
Creatieve films ................................... 246
Creatieve opties-menu ...................... 315
Creative Control-modus......................112
D
DCF-norm .......................................... 499
DC-koppelaar .................................... 453
Defocus Control-functie ................84, 117
Demo Modus ..................................... 361
Desserts .............................................111
Detectiefunctie verticale stand............. 51
Diafragma Bracket ............................. 200
Diafragmaring verhoging ................... 350
Diashow ............................................. 363
Diffractiecompensatie ........................ 323
Dig. Zoom .................................. 157, 323
Dioptrie-aanpassing............................. 57
Direct focuspunt................................. 336
Display draaien .................................. 370
Donker ................................................114
Draadloos .................................. 237, 320
Draadloos kanaal....................... 237, 320
Draadloos printen .............................. 412
Draadloze flitser................................. 236
Draadloze lamp verbinding ........ 356, 373
Draadloze Setup ........................ 238, 320
Draaien .............................................. 369
Draaiknopinstelling ............................ 340
504
Inhoud
Dynamisch zwart/wit ........................... 114
E
Een foto uit een video creëren........... 276
Elektronische sluiter .................. 204, 324
Elektronische voorste
gordijnsluiter .............................. 204, 324
E-stabilisatie (Video) .................. 207, 323
Expressief ........................................... 114
Expressieve indruk .............................114
Externe flitser..................................... 449
Externe microfoon ............................. 450
Extra Teleconversie ........... 154, 323, 331
F
Fantasie .............................................. 114
Filtereffect ...........................113, 226, 316
Filterinstellingen......................... 226, 316
Firmware-update ................................. 20
Firmwareversie .................................. 360
Flitser ................................................. 228
Flitser altijd uit.................................... 229
Flitser instel. .............................. 233, 320
Flitserinstelling ........................... 229, 320
Flitsmodus ................................. 229, 320
Flitssynchronisatie ..................... 234, 320
Fn-knop ............................................. 294
Fn-knopinstelling ....................... 295, 339
Focus ......................................... 128, 261
Focus Bracket.................................... 201
Focus instellen................................... 296
Focus Stacking .................................. 183
Focusmodus ...................................... 126
Focusoverschakeling voor
Ver./Hor. ............................................. 337
Fonkelende verlichting........................110
Formatteren ................................. 40, 361
Foto/film in Opname .......................... 331
Fotoresolutie .............................. 120, 316
Foto’s sorteren ................................... 370
Fotostijl ...................................... 223, 316
G
Gamma-instelling (Fotostijl) ............... 223
Geh voorkeursinst. .................... 305, 354
Gelijktijdig zonder filter
opnemen.............................113, 227, 315
Geprononceerd portret ...................... 109
Gerechten ...........................................111
Gez.herk. bew. .................................. 366
Gezicht herk. ..................................... 351
Gezicht/ogen detecteren ................... 133
Glinsterend water ...............................110
Groepsbeeld ...................................... 280
Grootte aanpassen ............................ 368
H
Handmatige belichtingsmodus .......... 100
HDAVI Control™ ................................ 437
HDMI-aansluiting ............................... 434
HDMI-functie (afspelen)..................... 359
HDMI-info tonen (Opn.) ..................... 360
HDMI-microkabel ............... 434, 436, 438
HDR ................................................... 325
Heldere nachtopname ........................110
Helderheid scherm ............................ 358
Helderheidsniveau ..................... 263, 330
Histogram .......................................... 345
Hoge dynamiek...................................114
I
i.ISO................................................... 215
I.resolutie ........................................... 319
iHandh. nachtop. ......................... 81, 314
505
Inhoud
iHDR ............................................ 81, 314
Informatiescherm voor
opnemen via scherm ............. 60, 65, 458
Ingebouwde mic.indicator .................. 268
Ingebouwde microfoon ...................... 267
Instelling Fn-knop lens....................... 349
Instelling ingebouwde microfoon
(Zelfopname) ....................................... 88
Instelling ISO-weergave .................... 339
Instelling omschakeling werking
draaiknop ................................... 299, 340
Instelling Vergrendeling ..................... 341
Instelling weergave
belichtingscompensatie ..................... 339
Int.dynamiek ...................................... 319
Intelligent Auto Plus-modus ................. 79
Intelligent auto-menu ......................... 314
Intelligent Auto-Modus ......................... 76
Intelligente ISO .................................. 215
Intervalopname .......................... 189, 324
Intervalvideo ...................................... 370
iOS..................................................... 376
ISO-gevoeligheid ............................... 214
ISO-gevoeligheid (foto)...................... 321
ISO-gevoeligheid (video) ........... 264, 330
ISO-verhoging ................................... 333
K
Kaart ...................................... 24, 39, 481
Kalender afspelen.............................. 279
Kleuraccent.........................................114
Kleurruimte ................................ 317, 441
Kleurtoon ........................................... 224
Klokinstelling................................ 47, 354
Knipperende highlights ...................... 346
Koele nachtopname............................110
Korreleffect ........................................ 225
Kruisproces.........................................114
Kwaliteit ..................................... 121, 316
L
L.Zwart-wit ......................................... 223
L.Zwart-wit D ..................................... 223
Laden................................................... 31
Landschap ..........................................110
Landschap (Fotostijl) ......................... 223
Lay-out pagina ................................... 447
Lens ............................................... 23, 41
Lens ruisreductie ............................... 266
Lenskap ............................................... 44
Lensopeningsprioriteit AE-modus ........ 95
Lenspositie Hervatten ........................ 349
Levendig ............................................ 223
Levendige zonsondergang .................110
Lichtcompositie .................................. 282
Live View versterken ......................... 343
Locatie vermelden ..................... 356, 397
Locatiegegevens wissen ................... 427
Log-registratie.................................... 271
Long Exposure NR ............................ 322
Loop verplaatsing focus kader........... 337
Low illumination AF............................ 129
LUMIX CLUB ..................................... 430
LUMIX Sync....................................... 376
LVF/Scherm ....................................... 358
LVF/schermweergave ingesteld ........ 347
LVF/schermweergavestijl ................... 296
LVF-helderheid .................................. 358
LVF-weergavesnelheid ...................... 357
M
Manuele Focus .................................. 148
Map-/Bestandsinstellingen ........ 123, 361
Mapnummer .............. 123, 125, 441, 461
506
Inhoud
Markering van het frame............ 270, 346
Meetfunctie ................................ 209, 317
Menugids ........................................... 348
MF ............................................. 126, 148
MF Assist ........................................... 338
MF Assist weergave .......................... 338
MF-gids .............................................. 347
Mijn menu .......................................... 307
Mijn Menu Instelling ........................... 308
Minder flikkering ................................ 331
Miniatuureffect ....................................114
Minimum Sluitertijd ............................ 321
Modusknop op de voorkant ................. 55
Multi-belichting................................... 327
Multimeting ........................................ 209
N
Nachtop. uit hand ............................... 111
Nachtportret ........................................ 111
Natuurlijk (Fotostijl) ............................ 223
Netadapter ................................. 453, 481
Netwerkadres .................................... 430
Netwerkinst. Resetten ....................... 361
Niveaumeting..................................... 296
Nr. resetten ................................ 125, 361
O
One Push AE ..................................... 296
Online handleiding ............................. 354
Ontsp. knop half indr. ........................ 333
Ontspannen atmosfeer .......................110
Oogdop .............................................. 478
Oogsensor ......................................... 358
Oogsensor AF.................................... 334
Opn. kwaliteit (Video) ................ 241, 329
Opn./Terugspeelschakelaar ............... 297
Opn.gebied ........................................ 348
Opname op afstand ........................... 389
Opname-menu................................... 316
Opnamemodus .................................... 54
Opslag (recorder) .............................. 445
Optische zoom................................... 153
Overbelichting.....................................114
P
Papierformaat .................................... 447
PC-verbinding .................... 409, 429, 440
Peaking.............................................. 344
PHOTOfunSTUDIO ........................... 443
PictBridge .......................................... 446
Pieptonen .......................................... 356
Pixelverbeteraar ................................ 361
Portret (Fotostijl) ................................ 223
Post-Focus ........................................ 178
Power Save LVF Shooting ........... 37, 357
Powerzoomlens ......................... 158, 349
Pre-Burst Opname..................... 167, 323
Preview .............................................. 106
Print met datum ................................. 447
Printen ....................................... 412, 446
Prio. focus/ontspan ............................ 336
Profiel instellen .................................. 353
Program AE modus ............................. 93
Programmawisseling ........................... 94
Puntmeting ........................................ 209
Q
Q.MENU .............................. 63, 301, 339
Quick AF ............................................ 334
Quick Menu ................................. 63, 301
R
Rating ................................................ 364
RAW .................................................. 121
507
Inhoud
RAW-verwerking ........................ 288, 366
Referentie opname-afstand ............... 152
Registreren in favorieten
(Wi-Fi verbinding) .............................. 424
Reiniging............................................ 477
Reisdatum ......................................... 355
Reset ........................................... 69, 361
Rest-aanduiding ................................ 348
Retouche wissen ............................... 286
Retro ................................................... 114
Richtlijnen .......................................... 345
Rode ogencorrectie ................... 235, 321
Rode REC kaderindicator .................. 348
Romantische zonsondergang ............. 110
Ruisreductie....................................... 224
Ruw zwart-wit .....................................114
S
S&Q beeldfreq. opname .................... 255
S&Q belicht.stand .............................. 255
S&Q-effect ......................................... 256
Samenstelling Live View-opnames .... 103
Scene Guide-menu............................ 315
Scene Guide-modus .......................... 107
Scène wijzigen................................... 315
Schaduw markeren............................ 318
Schaduwcomp. ................................. 322
Scherm ........................................ 46, 454
Scherm .............................................. 358
Scherpte ............................................ 224
Schouderriem ...................................... 30
SD-snelheidsklasse ............................. 24
Sepia ..................................................114
Serie samenstelling ........................... 284
Set-upmenu ....................................... 354
Shutter AF.......................................... 333
Slaapmodus................................. 37, 357
Slaapmodus (Wi-Fi) ..................... 37, 357
Slaapmodus uitschakelen.......... 356, 392
Slow & Quick menu ................... 255, 315
Slow & Quick modus ......................... 252
Sluiterprioriteit AE-modus .................... 98
Sluitertype.................................. 204, 324
Sluitervertraging ........................ 104, 325
Snapfilm............................................. 257
Speciale microfoon .................... 332, 452
Speelgoedcam.effect ..........................114
Speelgoedcamera levendig ................114
Sport ................................................... 111
Spot (AF) ........................................... 142
Spot AF-instelling............................... 334
Standaard (Fotostijl) .......................... 223
Starlight AF ........................................ 129
Statief ................................................ 483
Statiefgreep ......................................... 72
Stereo shotgun microfoon ......... 332, 450
Sterfilter ..............................................114
Stille modus ............................... 203, 324
Stop-motionanimatie.................. 192, 324
Stop-motionvideo............................... 370
T
T (Tijd) ............................................... 102
Taal .................................................... 360
Tekens invoeren ................................ 372
Tekst afdr. .......................................... 367
Terug naar standaard ........................ 297
Thumbnail-scherm ............................. 278
Titel bew. ........................................... 365
Touch AE ............................................. 71
Touch AF.............................. 70, 144, 341
Touch scherm ...................................... 56
Touch Sluiter ........................................ 70
Touch Tab .......................................... 341
508
Inhoud
Touch Zoom ....................................... 155
Touchpad AF.............................. 146, 341
Tracking (AF) ............................... 80, 135
TV-verbinding .................................... 359
U
UHS-snelheidsklasse .......................... 24
Uitgebreide ISO ................................. 333
Uitschakeling van geluid
van de wind ............................... 266, 332
USB/CHARGE-aansluiting .......... 33, 435
USB-aansluitkabel
..................... 33, 359, 435, 440, 445, 446
USB-modus ....................................... 359
V
Vergrendeling focusring ..................... 341
Vergrote weergave ............................ 277
Verzadiging ........................................ 224
Video Divide .............................. 292, 369
Video’s afspelen ................................ 274
Video’s opnemen ............................... 240
Video-snelheidsklasse ......................... 24
Videotoets ............................ 53, 240, 341
VIERA link.................................. 360, 437
V-Log L .............................................. 271
Voorkeurmenu ................................... 333
Voorkeuzemode-menu ...................... 306
Voorkeuzemodus ............................... 305
Vroeger ...............................................114
W
Wake-up Op Afstand ................. 356, 398
Warme nachtopname .........................110
Web-service ....................................... 416
Weergave AF Area ............................ 337
Weergave
geluidsopnameniveau................ 265, 331
Weergavesnelheid ............................. 357
Wereldtijd ........................................... 354
Wi-Fi .......................................... 355, 373
Wi-Fi-functie .............................. 355, 373
Wi-Fi-functievergrendeling................. 430
Wi-Fi-netwerkinstellingen .................. 356
Wi-Fi-setup-menu ...................... 355, 429
Wi-Fi-wachtwoord .............................. 429
Windreductie.............................. 332, 452
Wissen ............................................... 281
Wissen bevestigen ............................ 371
Witbalans ........................................... 217
Witbalans Bracket.............................. 202
WPS .......................................... 420, 423
Z
Zacht tegenlicht ................................. 109
Zacht zwart-wit ...................................114
Zachte focus .......................................114
Zachte huid ........................................ 109
Zebrapatroon ............................. 269, 346
Zelf ontsp. auto uit ............................. 350
Zelfontspanner........................... 186, 324
Zelfopname........................................ 350
Zelfopnamemodus ............................... 85
Zoeker ................................. 57, 358, 454
Zonneschijn ........................................114
Zoom ................................................. 153
Zwart-wit ..................................... 111, 114
Zwart-wit (Fotostijl) ............................ 223
Zwart-wit Live View ............................ 342
509
Handelsmerken en licenties
• Micro Four Thirds™ en Micro Four Thirds Logo-merken zijn handelsmerken of
gedeponeerde handelsmerken van Olympus Corporation, in Japan, de Verenigde
Staten, De Europese Unie en andere landen.
• Four Thirds™ en Four Thirds Logo-merken zijn handelsmerken of gedeponeerde
handelsmerken van Olympus Corporation, in Japan, de Verenigde Staten, De
Europese Unie en andere landen.
• SDXC logo is een handelsmerk van SD-3C, LLC.
• De begrippen HDMI, HDMI High-Definition Multimedia Interface en het HDMI-
logo zijn handelsmerken of geregistreerde handelsmerken van HDMI Licensing
Administrator, Inc. in de Verenigde Staten en andere landen.
• HDAVI Control™ is een handelsmerk van Panasonic Corporation.
• Adobe is een handelsmerk of geregistreerd handelsmerk van Adobe Systems
Incorporated in de Verenigde Staten en/of andere landen.
• Pentium is een handelsmerk van Intel Corporation in de VS en/of andere landen.
• Windows is een geregistreerd handelsmerk of handelsmerk van Microsoft
Corporation in de Verenigde Staten en/of andere landen.
• iMovie, Mac, OS X en macOS zijn handelsmerken van Apple Inc., geregistreerd in
de VS en andere landen.
• App Store is een servicemerk van Apple Inc.
• Google, Android en Google Play zijn handelsmerken van Google LLC.
510
Handelsmerken en licenties
• Het Bluetooth
®
woordmerk en logo’s zijn gedeponeerde handelsmerken die het
bezit zijn van Bluetooth SIG, Inc. en ieder gebruik van dergelijke merken door
Panasonic Corporation vindt plaats onder licentie. Andere handelsmerken en
handelsnamen zijn die van de respectievelijke eigenaren.
• Het Wi-Fi CERTIFIED™-logo is een keurmerk van Wi-Fi Alliance
®
.
• Het Wi-Fi Protected Setup™-logo is een keurmerk van Wi-Fi Alliance
®
.
• “Wi-Fi
®
” is een gedeponeerd handelsmerk van Wi-Fi Alliance
®
.
• “Wi-Fi Protected Setup™”, “WPA™” en “WPA2™” zijn handelsmerken van Wi-Fi
Alliance
®
.
• Dit product maakt gebruik van “DynaFont” van DynaComware Corporation.
DynaFont is een geregistreerd handelsmerk van DynaComware Taiwan Inc.
• DLNA, the DLNA Logo and DLNA CERTIFIED are trademarks, service marks, or
certification marks of the Digital Living Network Alliance.
• QR Code is een gedeponeerd handelsmerk van DENSO WAVE INCORPORATED.
• Andere namen, bedrijfsnamen en productnamen die in deze gebruiksaanwijzing
worden vermeld, zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van de
respectievelijke bedrijven.
511
Handelsmerken en licenties
Dit product is gemachtigd onder de AVC-octrooimachtiging voor persoonlijk, niet-
commercieel gebruik voor een consument om (i) video-opnamen te coderen in
overeenstemming met de AVC-normen (“AVC Video”) en/of (ii) AVC Video-opnamen
te decoderen die gecodeerd werden door een consument voor persoonlijke, niet-
commerciële doeleinden en/of verkregen werden van een videoleverancier die
gemachtigd is tot levering van AVC Video. Er is geen machtiging verleend of bedoeld
voor enig ander gebruik. Aanvullende informatie is te verkrijgen van de MPEG LA,
L.L.C.
Zie http://www.mpegla.com
Het ontdoen van oude apparatuur en batterijen.
Enkel voor de Europese Unie en landen met recycle systemen.
Deze symbolen op de producten, verpakkingen en/of
begeleidende documenten betekenen dat gebruikte elektrische
en elektronische producten en batterijen niet samen mogen
worden weggegooid met de rest van het huishoudelijk afval.
Voor een juiste verwerking, hergebruik en recycling van oude
producten en batterijen, gelieve deze in te leveren bij de
desbetreffende inleverpunten in overeenstemming met uw
nationale wetgeving.
Door ze op de juiste wijze weg te gooien, helpt u mee met het
besparen van kostbare hulpbronnen en voorkomt u potentiële
negatieve effecten op de volksgezondheid en het milieu.
Voor meer informatie over inzameling en recycling kunt u
contact opnemen met uw plaatselijke gemeente.
Afhankelijk van uw nationale wetgeving kunnen er boetes
worden opgelegd bij het onjuist weggooien van dit soort afval.
Let op: het batterij symbool (Onderstaand symbool).
Dit symbool kan in combinatie met een chemisch symbool
gebruikt worden. In dit geval volstaan de eisen, die zijn
vastgesteld in de richtlijnen van de desbetreffende chemische
stof.
Firmware-update
Firmware is bijgewerkt
Er is een firmware-update beschikbaar gemaakt om de mogelijkheden van de camera
te verbeteren en functionaliteit toe te voegen.
De volgende paragrafen beschrijven functies die toegevoegd of gewijzigd zijn.
Raadpleeg ook de "Gebruiksaanwijzing".
• Om de firmware-versie van de camera te controleren, selecteer dan [Versie disp.]
in het [Set-up]-menu.
• Voor de meest recente informatie over de firmware of het downloaden/updaten van
de firmware kunt u onderstaande ondersteunende site bezoeken:
https://panasonic.jp/support/global/cs/dsc/
(Alleen Engels)
Klik hier om naar de voorpagina van de "Gebruiksaanwijzing" te gaan.
F-2
Firmware Ver. 1.1
[Horiz. beeld omdraaien(monitor)] en [Vert. beeld
omdraaien(monitor)] zijn toegevoegd aan [LVF/
Monitorweerg. Ingest.]
Het is nu mogelijk in te stellen of het scherm al dan niet kantelt,
afhankelijk van de richting of hoek van de monitor tijdens de opname.
[ ] [ ] [LVF/Monitorweerg. Ingest.] Selecteer [Horiz. beeld
omdraaien(monitor)]/[Vert. beeld omdraaien(monitor)]
[Horiz. beeld
omdraaien(monitor)]
[AUTO]
Het scherm kantelt automatisch naar de
horizontale stand, al naargelang de hoek
waarop de monitor geopend of gesloten is.
[ON] Het scherm staat altijd in de horizontale stand.
[OFF] Scherm is niet gekanteld.
[Vert. beeld
omdraaien(monitor)]
[AUTO]
Het scherm kantelt automatisch in de verticale
stand al naargelang de hoek waarop de
monitor gedraaid is.
[ON] Het scherm staat altijd in de verticale stand.
[OFF] Scherm is niet gekanteld.
• De standaardinstelling is [AUTO].
• De instellingen voor deze functie worden niet weerspiegeld op het
afspeelscherm.
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175
  • Page 176 176
  • Page 177 177
  • Page 178 178
  • Page 179 179
  • Page 180 180
  • Page 181 181
  • Page 182 182
  • Page 183 183
  • Page 184 184
  • Page 185 185
  • Page 186 186
  • Page 187 187
  • Page 188 188
  • Page 189 189
  • Page 190 190
  • Page 191 191
  • Page 192 192
  • Page 193 193
  • Page 194 194
  • Page 195 195
  • Page 196 196
  • Page 197 197
  • Page 198 198
  • Page 199 199
  • Page 200 200
  • Page 201 201
  • Page 202 202
  • Page 203 203
  • Page 204 204
  • Page 205 205
  • Page 206 206
  • Page 207 207
  • Page 208 208
  • Page 209 209
  • Page 210 210
  • Page 211 211
  • Page 212 212
  • Page 213 213
  • Page 214 214
  • Page 215 215
  • Page 216 216
  • Page 217 217
  • Page 218 218
  • Page 219 219
  • Page 220 220
  • Page 221 221
  • Page 222 222
  • Page 223 223
  • Page 224 224
  • Page 225 225
  • Page 226 226
  • Page 227 227
  • Page 228 228
  • Page 229 229
  • Page 230 230
  • Page 231 231
  • Page 232 232
  • Page 233 233
  • Page 234 234
  • Page 235 235
  • Page 236 236
  • Page 237 237
  • Page 238 238
  • Page 239 239
  • Page 240 240
  • Page 241 241
  • Page 242 242
  • Page 243 243
  • Page 244 244
  • Page 245 245
  • Page 246 246
  • Page 247 247
  • Page 248 248
  • Page 249 249
  • Page 250 250
  • Page 251 251
  • Page 252 252
  • Page 253 253
  • Page 254 254
  • Page 255 255
  • Page 256 256
  • Page 257 257
  • Page 258 258
  • Page 259 259
  • Page 260 260
  • Page 261 261
  • Page 262 262
  • Page 263 263
  • Page 264 264
  • Page 265 265
  • Page 266 266
  • Page 267 267
  • Page 268 268
  • Page 269 269
  • Page 270 270
  • Page 271 271
  • Page 272 272
  • Page 273 273
  • Page 274 274
  • Page 275 275
  • Page 276 276
  • Page 277 277
  • Page 278 278
  • Page 279 279
  • Page 280 280
  • Page 281 281
  • Page 282 282
  • Page 283 283
  • Page 284 284
  • Page 285 285
  • Page 286 286
  • Page 287 287
  • Page 288 288
  • Page 289 289
  • Page 290 290
  • Page 291 291
  • Page 292 292
  • Page 293 293
  • Page 294 294
  • Page 295 295
  • Page 296 296
  • Page 297 297
  • Page 298 298
  • Page 299 299
  • Page 300 300
  • Page 301 301
  • Page 302 302
  • Page 303 303
  • Page 304 304
  • Page 305 305
  • Page 306 306
  • Page 307 307
  • Page 308 308
  • Page 309 309
  • Page 310 310
  • Page 311 311
  • Page 312 312
  • Page 313 313
  • Page 314 314
  • Page 315 315
  • Page 316 316
  • Page 317 317
  • Page 318 318
  • Page 319 319
  • Page 320 320
  • Page 321 321
  • Page 322 322
  • Page 323 323
  • Page 324 324
  • Page 325 325
  • Page 326 326
  • Page 327 327
  • Page 328 328
  • Page 329 329
  • Page 330 330
  • Page 331 331
  • Page 332 332
  • Page 333 333
  • Page 334 334
  • Page 335 335
  • Page 336 336
  • Page 337 337
  • Page 338 338
  • Page 339 339
  • Page 340 340
  • Page 341 341
  • Page 342 342
  • Page 343 343
  • Page 344 344
  • Page 345 345
  • Page 346 346
  • Page 347 347
  • Page 348 348
  • Page 349 349
  • Page 350 350
  • Page 351 351
  • Page 352 352
  • Page 353 353
  • Page 354 354
  • Page 355 355
  • Page 356 356
  • Page 357 357
  • Page 358 358
  • Page 359 359
  • Page 360 360
  • Page 361 361
  • Page 362 362
  • Page 363 363
  • Page 364 364
  • Page 365 365
  • Page 366 366
  • Page 367 367
  • Page 368 368
  • Page 369 369
  • Page 370 370
  • Page 371 371
  • Page 372 372
  • Page 373 373
  • Page 374 374
  • Page 375 375
  • Page 376 376
  • Page 377 377
  • Page 378 378
  • Page 379 379
  • Page 380 380
  • Page 381 381
  • Page 382 382
  • Page 383 383
  • Page 384 384
  • Page 385 385
  • Page 386 386
  • Page 387 387
  • Page 388 388
  • Page 389 389
  • Page 390 390
  • Page 391 391
  • Page 392 392
  • Page 393 393
  • Page 394 394
  • Page 395 395
  • Page 396 396
  • Page 397 397
  • Page 398 398
  • Page 399 399
  • Page 400 400
  • Page 401 401
  • Page 402 402
  • Page 403 403
  • Page 404 404
  • Page 405 405
  • Page 406 406
  • Page 407 407
  • Page 408 408
  • Page 409 409
  • Page 410 410
  • Page 411 411
  • Page 412 412
  • Page 413 413
  • Page 414 414
  • Page 415 415
  • Page 416 416
  • Page 417 417
  • Page 418 418
  • Page 419 419
  • Page 420 420
  • Page 421 421
  • Page 422 422
  • Page 423 423
  • Page 424 424
  • Page 425 425
  • Page 426 426
  • Page 427 427
  • Page 428 428
  • Page 429 429
  • Page 430 430
  • Page 431 431
  • Page 432 432
  • Page 433 433
  • Page 434 434
  • Page 435 435
  • Page 436 436
  • Page 437 437
  • Page 438 438
  • Page 439 439
  • Page 440 440
  • Page 441 441
  • Page 442 442
  • Page 443 443
  • Page 444 444
  • Page 445 445
  • Page 446 446
  • Page 447 447
  • Page 448 448
  • Page 449 449
  • Page 450 450
  • Page 451 451
  • Page 452 452
  • Page 453 453
  • Page 454 454
  • Page 455 455
  • Page 456 456
  • Page 457 457
  • Page 458 458
  • Page 459 459
  • Page 460 460
  • Page 461 461
  • Page 462 462
  • Page 463 463
  • Page 464 464
  • Page 465 465
  • Page 466 466
  • Page 467 467
  • Page 468 468
  • Page 469 469
  • Page 470 470
  • Page 471 471
  • Page 472 472
  • Page 473 473
  • Page 474 474
  • Page 475 475
  • Page 476 476
  • Page 477 477
  • Page 478 478
  • Page 479 479
  • Page 480 480
  • Page 481 481
  • Page 482 482
  • Page 483 483
  • Page 484 484
  • Page 485 485
  • Page 486 486
  • Page 487 487
  • Page 488 488
  • Page 489 489
  • Page 490 490
  • Page 491 491
  • Page 492 492
  • Page 493 493
  • Page 494 494
  • Page 495 495
  • Page 496 496
  • Page 497 497
  • Page 498 498
  • Page 499 499
  • Page 500 500
  • Page 501 501
  • Page 502 502
  • Page 503 503
  • Page 504 504
  • Page 505 505
  • Page 506 506
  • Page 507 507
  • Page 508 508
  • Page 509 509
  • Page 510 510
  • Page 511 511
  • Page 512 512
  • Page 513 513
  • Page 514 514

Panasonic DC-G100 + 12-32mm f/3.5-5.6 + DMW- SHGR1 de handleiding

Type
de handleiding