KTM 390 Duke de handleiding

Type
de handleiding
BEDIENINGSHANDLEIDING 2024
390 DUKE
Artikelnr. 3214960nl
BESTE KTM KLANT,
*3214960nl*
3214960nl
02.11.2023
BESTE KTM KLANT,
Hartelijk gefeliciteerd met de aankoop van uw KTM-motorfiets. U bent nu in het bezit van een modern en sportief
voertuig dat, mits goed onderhouden, u lang plezier zal schenken.
We wensen u te allen tijde een goede en veilige reis toe!
Vul hieronder het serienummers van uw voertuig in.
Voertuigidentificatiennummer ( pag. 13) Stempel dealer
Motornummer ( pag. 13)
Sleutelnummer ( pag. 13)
De bedieningshandleiding komt op het tijdstip van publicatie gaat overeen met de nieuwste stand van deze
modelserie. Kleine afwijkingen die het resultaat zijn van een constructieve ontwikkeling kunnen echter niet
worden uitgesloten.
Alle hier genoemde gegevens zijn vrijblijvend. KTM Sportmotorcycle GmbH houdt zich het recht voor technische
gegevens, prijzen, kleuren, vormen, materialen, dienst- en serviceverlening, constructies, uitrustingen en der-
gelijke zonder voorafgaande aankondiging en zonder opgave van redenen te wijzigen resp. zonder vergoeding te
annuleren, deze aan te passen aan de plaatselijke situatie of de productie van een bepaald model zonder voor-
afgaande aankondiging te beëindigen. KTM is niet aansprakelijk voor leveringsmogelijkheden, afwijkingen van
afbeeldingen en beschrijvingen, drukfouten en vergissingen. De afgebeelde modellen zijn voor een deel voorzien
van speciale uitrustingen die niet standaard bij de leveromvang horen.
© 2023 KTM Sportmotorcycle GmbH, Mattighofen Oostenrijk
Alle rechten voorbehouden
Nadruk, ook gedeeltelijk, en vermenigvuldigingen van welke aard dan ook zijn uitsluitend toegestaan met schrifte-
lijke toestemming van de auteur.
ISO 9001(12 100 6061)
KTM past kwaliteitsborgingsprocessen toe in de zin van de internationale kwaliteitsmanagement-
norm ISO 9001 om een zo hoog mogelijke productkwaliteit te bereiken.
Afgegeven door: TÜV Management Service
KTM Sportmotorcycle GmbH
Stallhofnerstraße 3
5230 Mattighofen, Oostenrijk
Dit document is geldig voor de volgende modellen:
390 DUKE EU (F4303X1, F4303X2)
390 DUKE B.D. EU (F4303X5, F4303X6)
390 DUKE B.D. 2 EU (F4303X3L, F4303X4L)
390 DUKE B.D. 3 EU (F4303X3, F4303X4)
390 DUKE JP (F4386X1, F4386X2)
390 DUKE UK (F4322X3, F4322X4)
390 DUKE AR (F4342X1, F4342X2)
390 DUKE ASEAN (F4388X1, F4388X2)
390 DUKE CN (F4387X1, F4387X2)
390 DUKE CO (F4341X1, F4341X2)
390 DUKE PH (F4382X1, F4382X2)
INHOUDSOPGAVE
2
INHOUDSOPGAVE
1 SYMBOLEN EN FORMATERINGEN................. 5
1.1 Gebruikte pictogrammen..................... 5
1.2 Gebruikte formatteringen .................... 5
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN ........................ 6
2.1 Gebruiksdefinitie ............................... 6
2.2 Onjuist gebruik .................................. 6
2.3 Veiligheidsaanwijzingen ...................... 6
2.4 Gevarenniveau en pictogrammen ......... 6
2.5 Waarschuwing voor manipulaties ......... 7
2.6 Veilig gebruik .................................... 7
2.7 Beschermende kleding ....................... 8
2.8 Werkinstructies.................................. 8
2.9 Milieu............................................... 8
2.10 Bedieningshandleiding ....................... 9
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN ................... 10
3.1 Fabrieksgarantie, garantie................. 10
3.2 Bedrijfsmiddelen, hulpstoffen ........... 10
3.3 Reserveonderdelen, technisch
toebehoren ...................................... 10
3.4 Service ........................................... 10
3.5 Afbeeldingen ................................... 10
3.6 Klantenservice................................. 10
4 AFBEELDING VOERTUIG............................. 11
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor
(symbolische weergave) .................... 11
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter
(symbolische weergave) .................... 12
5 SERIENUMMERS........................................ 13
5.1 Voertuigidentificatiennummer ........... 13
5.2 Typeplaatje ..................................... 13
5.3 Motornummer.................................. 13
5.4 Sleutelnummer ................................ 13
6 BEDIENINGSELEMENTEN........................... 14
6.1 Koppelingshendel ............................ 14
6.2 Remhendel...................................... 14
6.3 Rempedaal...................................... 14
6.4 Gashendel....................................... 14
6.5 Schakelaars links aan stuur............... 15
6.5.1 Combinatieschakelaar .................. 15
6.5.2 Lichtschakelaar ........................... 15
6.5.3 Noodknipperlichtschakelaar .......... 15
6.5.4 Menutoetsen ............................... 16
6.5.5 Richtingaanwijzerschakelaar ......... 16
6.5.6 Claxonknop ................................. 16
6.6 Schakelaars rechts aan stuur............. 16
6.6.1 Noodstopschakelaar ..................... 16
6.6.2 Startknop.................................... 17
6.7 USBaansluiting............................... 17
6.8 Contact- en stuurslot ........................ 17
6.9 Stuur vergrendelen........................... 17
6.10 Stuur ontgrendelen .......................... 18
6.11 Tankdop openen .............................. 18
6.12 Tankdop sluiten ............................... 19
6.13 Zadelslot......................................... 20
6.14 Boordgereedschap............................ 20
6.15 Riem .............................................. 20
6.16 Voetsteun passagier.......................... 20
6.17 Versnellingshendel ........................... 21
6.18 Rempedaal...................................... 21
6.19 Zijstandaard .................................... 21
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT .................. 22
7.1 Gecombineerd instrument................. 22
7.2 Activering en test............................. 22
7.3 Waarschuwingen .............................. 23
7.4 Controlelampjes............................... 24
7.5 Display ........................................... 25
7.6 Track display ................................... 26
7.7 Toerental......................................... 27
7.8 Schakelindicator .............................. 27
7.9 Snelheidsindicator ........................... 27
7.10 Weergave van de snelheidsbegrenzer
(optioneel)....................................... 28
7.11 Tijd ................................................ 28
7.12 RideModeweergave ........................ 28
7.13 ABSweergave.................................. 28
7.14 MTCweergave (optioneel) ................. 29
7.15 Weergave van de
koelmiddeltemperatuur..................... 29
7.16 Brandstofpeilweergave...................... 29
7.17 Handgreepverwarming (optioneel)...... 30
7.18 Favoritesweergave ........................... 30
7.19 Quick Selector 1weergave ................ 30
7.20 Quick Selector 2weergave ................ 31
7.21 Navigationweergave (optioneel) ........ 31
7.22 Callweergave .................................. 31
7.23 Remote Control Mode
(optioneel) (RCM) ............................ 32
7.24 Menu.............................................. 32
7.24.1 Lap Timer ................................... 33
7.24.2 Alle Runden Löschen ................... 33
7.24.3 Motorcycle .................................. 33
7.24.4 Ride Mode .................................. 33
7.24.5 ABS............................................ 34
7.24.6 MTC ........................................... 34
7.24.7 Launch Control (optioneel)............ 35
7.25 Menu.............................................. 35
7.25.1 Bike Info..................................... 35
7.25.2 Bike Info..................................... 35
7.25.3 Warning ...................................... 36
7.25.4 Trip Info ..................................... 36
7.25.5 Trip 1 ......................................... 36
7.25.6 Trip 2 ......................................... 37
INHOUDSOPGAVE
3
7.25.7 Geschwindigkeitsbegrenzer
(optioneel) .................................. 37
7.25.8 Geschwindigkeitsbegrenzer State
(optioneel) .................................. 37
7.25.9 Navigation (optional).................... 38
7.25.10 Volume (optioneel)....................... 38
7.25.11 State (optioneel).......................... 39
7.25.12 Heating (optioneel) ...................... 39
7.25.13 Heated Grips (functie optioneel).... 39
7.25.14 Audio ......................................... 40
7.25.15 Settings ...................................... 40
7.25.16 Favorites ..................................... 41
7.25.17 FavoritesAnzeige 14................... 41
7.25.18 Quick Selector 1.......................... 41
7.25.19 Quick Selector 2.......................... 42
7.25.20 Konnektivität............................... 42
7.25.21 Bluetooth.................................... 42
7.25.22 Telefoon koppelen........................ 43
7.25.23 Headset-koppeling ....................... 44
7.25.24 Headset Type .............................. 45
7.25.25 QUICKSHIFTER+ (optioneel) ........ 45
7.25.26 Shift Light .................................. 45
7.25.27 Shift Light State .......................... 46
7.25.28 RPM1......................................... 46
7.25.29 RPM2......................................... 46
7.25.30 Tijd en datum instellen ................ 47
7.25.31 Clock Format............................... 48
7.25.32 Date Format ................................ 48
7.25.33 Units .......................................... 48
7.25.34 Distance ..................................... 49
7.25.35 Temperature................................ 49
7.25.36 Consumption............................... 49
7.25.37 Language .................................... 50
7.25.38 Heating (functie optioneel) ........... 50
7.25.39 Extra Functions ........................... 50
8 INBEDRIJFSTELLING.................................. 52
8.1 Aanwijzingen voor eerste
inbedrijfstelling ............................... 52
8.2 Motor inrijden.................................. 53
8.3 Voertuig beladen.............................. 53
9 RIJ-INSTRUCTIES....................................... 55
9.1 Controle en onderhoud voor iedere
inbedrijfstelling ............................... 55
9.2 Starten ........................................... 55
9.3 Beginnen met rijden......................... 56
9.4 QUICKSHIFTER+ (optioneel) ............ 57
9.5 Schakelen, rijden............................. 57
9.6 Afremmen ....................................... 60
9.7 Stoppen, parkeren............................ 61
9.8 Transport ........................................ 62
9.9 Wegslepen bij pech .......................... 62
9.10 Brandstof tanken ............................. 63
10 SERVICESCHEMA ....................................... 65
10.1 Extra informatie ............................... 65
10.2 Servicewerkzaamheden..................... 65
11 CHASSIS AFSTELLEN ................................. 67
11.1 Veervoorspanning schokdemper
instellen ...................................... 67
11.2 Versnellingshendel instellen.............. 67
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS ......... 69
12.1 Motorfiets met hefbok achter
opkrikken ........................................ 69
12.2 Motorfiets van hefbok achter
nemen ............................................ 69
12.3 Motorfiets met hefbok voor
opkrikken ........................................ 69
12.4 Motorfiets van hefbok voor nemen ..... 70
12.5 Vuilschrapers vorkpoten reinigen ....... 70
12.6 Buddyseat verwijderen...................... 71
12.7 Buddyseat monteren ........................ 71
12.8 Bestuurderszadel verwijderen ............ 72
12.9 Bestuurderszadel monteren............... 72
12.10 Kettingvervuiling controleren............. 72
12.11 Ketting reinigen ............................... 72
12.12 Kettingspanning controleren ............. 73
12.13 Kettingspanning instellen ................. 74
12.14 Ketting, kettingwiel en
ketting-aandrijfwiel controleren ......... 75
12.15 Uitgangspositie koppelingshendel
instellen.......................................... 76
12.16 Koppelingshendelspeling
controleren...................................... 76
12.17 Koppelingshendelspeling
instellen ...................................... 77
13 REMSYSTEEM............................................ 78
13.1 Antiblokkeersysteem (ABS) ............... 78
14 WIELEN, BANDEN ...................................... 80
14.1 Voorwiel demonteren .................... 80
14.2 Voorwiel monteren ........................ 80
14.3 Achterwiel demonteren ................. 81
14.4 Achterwiel monteren ..................... 82
14.5 Demperpakkingen van de
achterwielnaaf controleren ............ 83
14.6 Bandentoestand controleren.............. 84
14.7 Bandenspanning controleren ............. 85
15 ELEKTRONICA............................................ 86
15.1 12V-accu demonteren ................... 86
15.2 12V-accu monteren ...................... 86
15.3 12V-accu laden ............................ 87
15.4 Hoofdzekering vervangen .................. 88
15.5 ABSzekeringen vervangen ................ 90
INHOUDSOPGAVE
4
15.6 Zekeringen van de afzonderlijke
elektrische verbruikers vervangen ...... 92
15.7 Koplampinstelling controleren ........... 93
15.8 Lichtbundelbreedte koplamp
instellen.......................................... 94
15.9 Diagnosestekker............................... 94
15.10 ACC1 en ACC2 vooraan .................... 94
15.11 ACC1 en ACC2 achterzijde................ 95
16 KOELSYSTEEM........................................... 96
16.1 Koelsysteem .................................... 96
16.2 Antivries en koelmiddelpeil
controleren...................................... 96
16.3 Koelmiddelpeil controleren ............... 97
16.4 Koelmiddel aftappen .................... 98
16.5 Koelsysteem vullen/ontluchten ....... 99
16.6 Koelmiddel verversen .................. 101
17 MOTOR AFSTELLEN ................................. 103
17.1 Ride Mode .................................... 103
17.2 Motorfiets-tractiecontrole
(optioneel) (Bochten-MTC).............. 103
18 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR ......... 104
18.1 Motoroliepeil controleren ................ 104
18.2 Motorolie verversen, oliefilter
vervangen en oliezeven reinigen ... 104
18.3 Motorolie bijvullen ......................... 106
19 REINIGING, ONDERHOUD......................... 107
19.1 Motorfiets reinigen ......................... 107
19.2 Controle en onderhoud voor rijden
in de winter................................... 108
20 STALLING ................................................ 110
20.1 Stalling......................................... 110
20.2 Inbedrijfstelling na stalling ............. 111
21 OPSPOREN VAN FOUTEN.......................... 112
22 TECHNISCHE GEGEVENS.......................... 114
22.1 Motor............................................ 114
22.2 Aanhaalmomenten motor ................ 114
22.3 Vulhoeveelheden............................ 116
22.3.1 Motorolie .................................. 116
22.3.2 Koelmiddel ............................... 116
22.3.3 Brandstof.................................. 117
22.4 Chassis ......................................... 117
22.5 Elektronica.................................... 118
22.6 Banden......................................... 118
22.7 Voorvork........................................ 118
22.8 Schokdemper ................................ 119
22.9 Aanhaalmomenten chassis.............. 119
23 VERKLARINGEN VAN
OVEREENSTEMMING................................ 122
23.1 Verklaringen van
overeenstemming........................... 122
23.2 Landspecifieke verklaring van
overeenstemming........................... 122
24 GEBRUIKSSTOFFEN ................................. 123
25 HULPSTOFFEN......................................... 125
26 NORMEN ................................................. 126
27 LIJST MET VAKBEGRIPPEN ...................... 127
28 LIJST MET AFKORTINGEN ........................ 128
29 LIJST MET SYMBOLEN ............................. 129
29.1 Rode pictogrammen ....................... 129
29.2 Gele of oranje pictogrammen........... 129
29.3 Groene en blauwe pictogrammen..... 129
INDEX ............................................................. 130
SYMBOLEN EN FORMATERINGEN 1
5
1.1 Gebruikte pictogrammen
Hieronder wordt het gebruik van bepaalde pictogrammen toegelicht.
Kenmerkt een verwachte reactie (bijv. van een werkstap handeling of functie).
Kenmerkt een onverwachte reactie (bijv. van een werkstap handeling of functie).
Kenmerkt werkzaamheden die specialistische kennis en technisch inzicht vereisen. Laat deze
werkzaamheden voor uw eigen veiligheid uitvoeren in een geautoriseerde KTM-garage. Daar
wordt uw motorfiets door speciaal geschoolde vakkundige medewerkers met het benodigde spe-
ciale gereedschap optimaal onderhouden.
Kenmerkt de verwijzing naar een pagina (op de aangegeven pagina vindt u meer informatie).
Kenmerkt een aanwijzing met verdere informatie of tips.
Kenmerkt het resultaat uit een test-/controlestap.
Kenmerkt het einde van een werkzaamheid, inclusief eventuele nabewerkingen.
1.2 Gebruikte formatteringen
Hieronder worden de gebruikte letterformaten verklaard.
Eigennaam Kenmerkt een eigennaam.
Naam®Kenmerkt een beschermde naam.
Merk™ Kenmerkt een merk in het handelsverkeer.
Onderstreepte woorden Verwijzen naar technische details van het voertuig of kenmerken vaktermen
die in de begrippenlijst worden uitgelegd.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN
6
2.1 Gebruiksdefinitie
KTM-sportmotorfietsen zijn zodanig ontworpen en gebouwd, dat ze bestand zijn tegen de gangbare belastingen in
het normale wegverkeer. Ze zijn echter niet geschikt voor het rijden op circuits en niet geasfalteerde wegen.
Info
De motorfiets is alleen in de gehomologeerde versie toegelaten voor het rijden op de openbare weg.
2.2 Onjuist gebruik
Gebruik het voertuig uitsluitend op de beoogde wijze.
Het niet op de beoogde wijze gebruiken van het voertuig kan leiden tot gevaren voor personen, materiaal en
milieu.
Elk gebruik van het voertuig anders dan op de beoogde wijze geldt als onjuist gebruik.
Als onjuist gebruik geldt ook het gebruik van bedrijfsen hulpmiddelen die niet voldoen aan de vereiste specifica-
ties voor het toepassingsgebied.
2.3 Veiligheidsaanwijzingen
Voor een veilige omgang met het beschreven product dienen enkele veiligheidsaanwijzingen in acht te worden
genomen. Lees daarom deze handleiding en alle andere handleidingen in de omvang van de levering zorgvul-
dig door. De veiligheidsaanwijzingen zijn geaccentueerd en met links gekoppeld aan de relevante plaatsen in de
tekst.
Info
Op goed zichtbare plaatsen op het beschreven product zijn verschillende aanwijzings- en waarschuwings-
stickers aangebracht. Geen stickers met aanwijzingen en waarschuwingen verwijderen. Als deze ontbreken
kunt u of andere personen de gevaren niet herkennen en daardoor letsel oplopen.
2.4 Gevarenniveau en pictogrammen
Gevaar
Waarschuwing voor een gevaar dat direct en met zekerheid overlijden of zwaar blijvend letsel tot gevolg
heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Waarschuwing
Waarschuwing voor een gevaar dat waarschijnlijk overlijden of zwaar letsel tot gevolg heeft als u niet de
juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Voorzichtig
Waarschuwing voor een gevaar dat mogelijk licht letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaat-
regelen neemt.
Aanwijzing
Waarschuwing voor een gevaar dat aanmerkelijke schade aan machine of materiaal tot gevolg heeft als u niet de
juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Aanwijzing
Waarschuwing voor een gevaar dat schade aan het milieu tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgs-
maatregelen neemt.
VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 2
7
2.5 Waarschuwing voor manipulaties
Het is niet toegestaan wijzigingen aan te brengen aan de componenten van de geluidsdemping. De volgende
maatregelen of de realisatie van de betreffende toestanden zijn wettelijk verboden:
1 Verwijderen of buiten werking stellen van systemen of componenten van een nieuw voertuig die de geluids-
demping dienen voordat het wordt verkocht of geleverd aan de eindklant of tijdens de gebruiksduur van het
voertuig voor andere doeleinden dan voor service, reparatie of vervanging, evenals
2 Gebruik van het voertuig nadat een dergelijk systeem of een dergelijke component verwijderd of buiten wer-
king is gesteld.
Voorbeelden van wettelijk verboden manipulaties:
1 Verwijderen of doorboren van einddempers, geluidsdempers, bochtstukken of andere componenten die uitlaat-
gassen geleiden.
2 Verwijderen of doorboren van delen van het inlaatsysteem.
3 Gebruik in niet-correcte onderhoudstoestand.
4 Vervangen van bewegende onderdelen van het voertuig, onderdelen van het uitlaatsysteem of onderdelen van
het inlaatsysteem door onderdelen die niet door de fabrikant zijn toegelaten.
2.6 Veilig gebruik
Gevaar
Gevaar voor ongevallenBestuurders die niet geschikt zijn voor het verkeer vormen een gevaar voor zich-
zelf en voor anderen.
Rijd niet met het voertuig, als u door alcohol, drugs of medicijnen ongeschikt voor het verkeer bent.
Rijd niet met het voertuig, als u hiertoe fysiek of psychisch niet in staat bent.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg
hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingSommige onderdelen van het voertuig worden bij gebruik van het voertuig heet.
Raak onderdelen zoals uitlaatsysteem, radiateur, motor, stootdemper en remsysteem pas aan, als deze
voertuigcomponenten zijn afgekoeld.
Laat de voertuigcomponenten afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
Het voertuig uitsluitend in technisch goede staat, op de boogde wijze, en veiligheids- en milieubewust gebruiken.
Voor het wegverkeer is het juiste rijbewijs vereist.
Storingen, die de veiligheid beperken, onmiddellijk in een geautoriseerde KTM-garage laten verhelpen.
De op het voertuig aangebrachte stickers met aanwijzingen en waarschuwingen in acht nemen.
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN
8
2.7 Beschermende kleding
Waarschuwing
Gevaar voor letselGeen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
Draag bij alle ritten geschikte, beschermende bekleding zoals helm, laarzen, handschoenen alsmede
broek en jas met bescherming.
Draag altijd beschermende kleding die zich in een goede staat bevindt en voldoet aan de wettelijke
voorschriften.
Voor uw eigen veiligheid adviseert KTM om het voertuig uitsluitend te gebruiken met geschikte, beschermende
kleding.
2.8 Werkinstructies
Voor zover niet anders aangegeven moet bij alle werkzaamheden het contact zijn uitgeschakeld (modellen met
contactslot, modellen met transpondersleutel) resp. de motor stilstaan (modellen zonder contactslot of transpon-
dersleutel).
Voor enkele werkzaamheden zijn hulpgereedschappen vereist. Deze maken geen deel uit van het voertuig, maar
kunnen worden besteld onder vermelding van de aangegeven nummers tussen haakjes. Voorbeeld: lagertrekker
(15112017000)
Tenzij anders vermeld gelden de normale voorwaarden voor alle werkzaamheden en beschrijvingen.
Omgevingstemperatuur 20 °C
Omgevingsluchtdruk 1.013 mbar
Relatieve luchtvochtigheid 60 ± 5 %
Onderdelen die niet kunnen worden hergebruikt (bijvoorbeeld zelfborgende schroeven en moeren, expansieschroe-
ven, afdichtingen, dichtringen, keerringen, splitpennen, borgplaten) tijdens de montage door nieuwe onderdelen
vervangen.
Voor enkele schroefverbindingen is schroefborging (bijvoorbeeld Loctite®) vereist. Specifieke aanwijzingen van de
fabrikant bij het gebruik in acht nemen.
Als op een nieuw onderdeel reeds schroefborgmiddel (bijv. Precote®) is aangebracht, geen extra borgmiddel aan-
brengen.
Onderdelen die na de demontage worden hergebruikt, reinigen en controleren op beschadiging en slijtage.
Beschadigde of versleten onderdelen vervangen.
Na een reparatie of servicebeurt controleren of het voertuig verkeersveilig is.
2.9 Milieu
Door op een verantwoorde manier met uw motorfiets om te gaan kunt u ervoor zorgen dat er geen problemen en
conflicten ontstaan. Om de toekomst van de motorsport veilig te stellen mag u de motorfiets alleen legaal gebrui-
ken, dient u milieubewust te handelen en de rechten van anderen te respecteren.
Houdt u zich bij het afvoeren van oude olie, andere verbruiks- en hulpstoffen en oude onderdelen aan de gel-
dende wet- en regelgeving in het betreffende land.
Omdat motorfietsen niet onder de EU-richtlijn voor de afdanking van oude voertuigen vallen bestaat er geen wet-
telijke regeling voor het afdanken van een oude motorfiets. Uw geautoriseerde KTM-dealer is u graag van dienst.
VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 2
9
2.10 Bedieningshandleiding
Lees deze bedieningshandleiding zorgvuldig en volledig door, voordat u voor het eerst met de motorfiets gaat rij-
den. In de bedieningshandleiding vindt u veel informatie en tips die bediening, gebruik en service eenvoudiger
maken. Alleen zo komt u te weten hoe u het voertuig het beste afstelt op uw situatie en hoe u zich tegen letsel
kunt beschermen.
Tip
Bewaar deze bedieningshandleiding op uw eindapparaat, zodat deze altijd kan worden nagelezen.
Neem contact op met een geautoriseerde KTM-dealer wanneer u meer over het voertuig wilt weten of wanneer
tijdens het lezen iets niet duidelijk is.
De bedieningshandleiding is een belangrijk deel van het voertuig. Bij verkoop moet de bedieningshandleiding
door de nieuwe eigenaar opnieuw worden gedownload.
De bedieningshandleiding kan via de QR-code of de link op het leveringscertificaat meerdere keren worden
gedownload.
De bedieningshandleiding is bovendien als download op uw geautoriseerde KTM Motorcycles-dealer en op de
KTM Motorcycles-website beschikbaar. Via uw gecertificeerde KTMdealer kan ook een afgedrukt exemplaar wor-
den besteld.
Internationale KTMwebsite: KTM.COM
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN
10
3.1 Fabrieksgarantie, garantie
De in het serviceschema voorgeschreven werkzaamheden mogen uitsluitend door een geautoriseerde KTM-garage
worden uitgevoerd en moeten in het KTM Dealer.net worden bevestigd, omdat anders de garantie volledig vervalt.
Bij schade of gevolgschade die door manipulaties en/of wijzigingen aan het voertuig is veroorzaakt, bestaat er
geen aanspraak op fabrieksgarantie.
3.2 Bedrijfsmiddelen, hulpstoffen
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
Bedrijfsmiddelen en hulpstoffen volgens de bedieningshandleiding en specificaties gebruiken.
3.3 Reserveonderdelen, technisch toebehoren
Gebruik voor uw eigen veiligheid alleen reserveonderdelen en toebehoren die door KTM zijn vrijgegeven en/of aan-
bevolen en laat deze alleen in een geautoriseerde KTM-garage monteren. Voor andere producten en daardoor ver-
oorzaakte schade is KTM niet aansprakelijk.
Enkele reserveonderdelen en toebehoren zijn bij de betreffende beschrijvingen tussen haakjes aangegeven. Uw
geautoriseerde KTM-dealer adviseert u graag.
De actuele KTM PowerParts voor uw voertuig vindt u op de KTM-website.
Internationale KTMwebsite: KTM.COM
3.4 Service
Voorwaarde voor een storingsvrij gebruik en het voorkomen van voortijdige slijtage is dat u zich houdt aan de in de
bedieningshandleiding genoemde service, onderhouds- en afstelwerkzaamheden aan de motor en het chassis.
Door een onjuist afgesteld chassis kunnen chassiscomponenten beschadigen of afbreken.
Wanneer het voertuig onder zwaardere omstandigheden wordt gebruikt, zoals bij stoffige omgeving, sterke regen,
hoge temperaturen of met zware bagage, kunnen componenten zoals luchtfilter, aandrijving, remsystemen of
veringscomponenten duidelijk sneller verslijten. Daarom kan het nodig zijn onderdelen reeds voor het bereiken
van het volgende service-interval te controleren of te vervangen.
Het is belangrijk dat u zich strikt houdt aan de voorgeschreven inrijtijden en service-intervallen. De inachtneming
daarvan draagt in belangrijke mate bij aan de verhoging van de levensduur van de motorfiets.
Bij de intervallen gebaseerd op tijd of kilometerstand is het interval dat als eerste komt doorslaggevend.
3.5 Afbeeldingen
De in de handleiding weergegeven afbeeldingen tonen deels speciale uitrustingen.
Voor een betere weergave en toelichting kunnen enkele onderdelen gedemonteerd of niet afgebeeld zijn. Voor de
betreffende beschrijving is het echter niet altijd noodzakelijk dat deze onderdelen worden gedemonteerd. Houdt u
zich aan de aanwijzingen in de tekst.
3.6 Klantenservice
De geautoriseerde KTM-dealer beantwoordt graag uw vragen over uw voertuig of over KTM.
De lijst met geautoriseerde KTM-dealers vindt u op de KTM-website.
Internationale KTMwebsite: KTM.COM
AFBEELDING VOERTUIG 4
11
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor (symbolische weergave)
W00538-10
1Gecombineerd instrument
2Koppelingshendel ( pag. 14)
3Bestuurderszadel
4Buddyseat
5Riem ( pag. 20)
6Zadelslot ( pag. 20)
7Zijstandaard ( pag. 21)
8Versnellingshendel ( pag. 21)
4 AFBEELDING VOERTUIG
12
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter (symbolische weergave)
W00539-10
1Boordgereedschap ( pag. 20)
2Lichtschakelaar ( pag. 15)
2Menutoetsen ( pag. 16)
2Richtingaanwijzerschakelaar ( pag. 16)
2Claxonknop ( pag. 16)
3Contact- en stuurslot ( pag. 17)
4Noodstopschakelaar ( pag. 16)
4Startknop ( pag. 17)
5Gashendel ( pag. 14)
6Remhendel ( pag. 14)
7Voertuigidentificatiennummer ( pag. 13)
7Typeplaatje ( pag. 13)
8Rempedaal ( pag. 21)
9Voetsteun passagier ( pag. 20)
SERIENUMMERS 5
13
5.1 Voertuigidentificatiennummer
402408-10
Het voertuigidentificatienummer 1is aan de rechterkant van het
balhoofd gegraveerd.
5.2 Typeplaatje
402174-10
Het typeplaatje 1bevindt zich aan het frame rechts achter het
balhoofd.
5.3 Motornummer
402486-10
Het motornummer 1is aan de linker kant van de motor onder
het ketting-aandrijfwiel gegraveerd.
5.4 Sleutelnummer
402245-10
Sleutelnummer 1staat op de KEYCODECARD.
Info
Voor de bestelling van een reservesleutel is het sleutelnum-
mer nodig. KEYCODECARD op een veilige plaats bewaren.
Als nog minstens een contactsleutel aanwezig is, kan een
reservesleutel worden gemaakt. Als er geen contactsleutel
meer aanwezig is, moet het complete slotsysteem worden
vervangen.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
14
6.1 Koppelingshendel
W00458-10
De koppelingshendel 1is aan de linkerkant van het stuur aange-
bracht.
6.2 Remhendel
W00459-10
De remhendel 1is aan de rechterkant van het stuur
aangebracht.
De voorwielrem wordt geschakeld met de remhendel.
6.3 Rempedaal
402177-10
Het rempedaal 1bevindt zich voor de rechter voetsteun.
Info
De basisinstelling van het rempedaal is af fabriek ingesteld
en mag niet gewijzigd worden.
Met het rempedaal wordt de achterwielrem bediend.
6.4 Gashendel
W00459-11
De gashendel 1is aan de rechterkant van het stuur aangebracht.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
15
6.5 Schakelaars links aan stuur
6.5.1 Combinatieschakelaar
De combinatieschakelaar is links op het stuur aangebracht.
W00460-10
Overzicht combinatieschakelaar links
1Lichtschakelaar ( pag. 15)
2Noodknipperlichtschakelaar ( pag. 15)
3Menutoetsen ( pag. 16)
4Richtingaanwijzerschakelaar ( pag. 16)
5Claxonknop ( pag. 16)
6.5.2 Lichtschakelaar
W00461-10
De lichtschakelaar 1is links op het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Dimlicht aan Lichtschakelaar in stand A. In deze
stand zijn het dimlicht en het achterlicht ingescha-
keld.
Groot licht aan Lichtschakelaar in stand B
geduwd. In deze stand zijn het groot licht en het
achterlicht ingeschakeld.
Seinlicht Lichtschakelaar in stand Ctrekken.
6.5.3 Noodknipperlichtschakelaar
W00462-11
De noodknipperlichtschakelaar 1is boven op de combinatie-
schakelaar aangebracht.
De noodknipperlichten worden gebruikt voor het aangeven van
noodsituaties.
Info
De noodknipperlichten kunnen bij ingeschakeld contact
of tot 60 seconden na het uitschakelen van het contact
worden in- of uitgeschakeld.
Noodknipperlichten slechts zo lang gebruiken als beslist
nodig is, aangezien dit de 12V-accu ontlaadt.
Mogelijke toestanden
Noodknipperlichten aan Alle vier knipperlichten
en de groene controlelampjes op het gecombineerde
instrument knipperen.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
16
6.5.4 Menutoetsen
W00462-10
De menuknoppen zijn centraal op de gecombineerde schakelaar
links aangebracht.
Met de menutoetsen wordt het display van het gecombineerde
instrument bestuurd.
Toets 1is de UPtoets.
Toets 2is de DOWNtoets.
Toets 3is de SETtoets.
Toets 4is de BACKtoets.
6.5.5 Richtingaanwijzerschakelaar
W00463-10
De richtingaanwijzerschakelaar 1is links aan het stuur aange-
bracht.
Mogelijke toestanden
Richtingaanwijzer uit Richtingaanwijzerschakelaar
naar het schakelaarhuis geduwd.
Richtingaanwijzer links aan Richtingaanwijzerscha-
kelaar naar links geschakeld. De richtingaanwijzer-
schakelaar springt na het schakelen terug in de mid-
delste stand.
Richtingaanwijzer rechts aan Richtingaanwijzerscha-
kelaar naar rechts geschakeld. De richtingaanwijzer-
schakelaar springt na het schakelen terug in de mid-
delste stand.
6.5.6 Claxonknop
W00463-11
De claxonknop 1is links aan het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Claxonknop in de uitgangspositie
Claxonknop ingedrukt In deze stand wordt de claxon
bediend.
6.6 Schakelaars rechts aan stuur
6.6.1 Noodstopschakelaar
W00464-10
De noodstopschakelaar 1is aan de rechterkant van het stuur
aangebracht.
Mogelijke toestanden
Noodstopschakelaar uit In deze stand is het ontste-
kingscircuit onderbroken. Een draaiende motor scha-
kelt uit en een stilstaande motor schakelt niet worden
gestart.
Noodstopschakelaar aan Deze stand is nodig voor
het rijden. Het ontstekingscircuit is gesloten.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
17
6.6.2 Startknop
W00464-11
De startknop 1is aan de rechterkant van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Startknop in de uitgangspositie
Startknop ingedrukt In deze stand wordt de startmotor
geactiveerd.
6.7 USBaansluiting
T04648-01
De USBaansluiting 1voor de voedingsspanning van externe
apparaten is aan de linker zijde van de maskerdrager aangebracht.
De USB-aansluiting wordt ingeschakeld met het contact.
USBaansluiting
Spanning 5 V
Maximale
stroomopname
2,1 A
6.8 Contact- en stuurslot
W00465-10
Het contact- en stuurslot bevindt zich voor de bovenste kroonplaat.
Mogelijke toestanden
Contact uitgeschakeld OFF In deze stand is het ont-
stekingscircuit onderbroken. Een draaiende motor
schakelt uit en een stilstaande motor schakelt niet
in. De contactsleutel kan eruit worden getrokken.
Contact ingeschakeld ON In deze stand is het
ontstekingscircuit gesloten en kan de motor worden
gestart.
Stuur geblokkeerd LOCK In deze stand is het ontste-
kingscircuit onderbroken en het stuur geblokkeerd. De
contactsleutel kan eruit worden getrokken.
6.9 Stuur vergrendelen
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
18
400732-01
Voertuig parkeren.
Het stuur helemaal naar links draaien.
Contactsleutel in het contact- en stuurslot steken, indrukken
en naar links draaien. Contactsleutel eruit trekken.
Het stuur kan niet meer worden bewogen.
6.10 Stuur ontgrendelen
400731-01
Contactsleutel in het contact- en stuurslot steken, indrukken
en naar rechts draaien. Contactsleutel eruit trekken.
Het stuur kan weer worden bewogen.
6.11 Tankdop openen
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is gevaarlijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als
brandstof in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Bewaar brandstof correct in een geschikt reservoir en buiten het bereik van kinderen.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
19
W00466-10
Afdekking 1op de brandstoftankdop omhoogklappen en con-
tactsleutel in het slot steken.
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingDe contactsleutel kan bij overbelas-
ting afbreken.
Beschadigde contactsleutels moeten worden vervangen.
Op de brandstoftankdop drukken om de contactsleutel te
ontlasten.
Contactsleutel 90° met de klok mee draaien.
Brandstoftankdop omhoogklappen.
6.12 Tankdop sluiten
T04645-01
Waarschuwing
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar en
schadelijk voor de gezondheid.
De brandstoftankdop na het sluiten op correcte
vergrendeling controleren.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Bij contact met de huid desbetreffende plek
onmiddellijk met veel water afspoelen.
Contactsleutel in het slot steken.
Tankdop neerklappen.
Contactsleutel 90° met de klok mee draaien.
Brandstoftankdop indrukken en contactsleutel tegen de klok in
draaien tot het tankdop-slot sluit.
Contactsleutel eruit trekken en afdekking neerklappen.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
20
6.13 Zadelslot
W00469-10
Het zadelslot 1bevindt zich links naast het zadel.
Het zadelslot kan met de contactsleutel ontgrendeld worden.
6.14 Boordgereedschap
W00471-10
Het boordgereedschap 1bevindt zich onder het zadel.
6.15 Riem
W00470-10
De riem 1is bestemd voor het rangeren van de motorfiets.
Bij het rijden met een passagier kan deze zich hieraan vasthou-
den.
6.16 Voetsteun passagier
W00468-10
De voetsteunen voor de passagier kunnen worden ingeklapt.
Mogelijke toestanden
Voetsteun passagier ingeklapt Voor het rijden zonder passa-
gier.
Voetsteun passagier uitgeklapt Voor het rijden met passa-
gier.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
21
6.17 Versnellingshendel
401950-10
De versnellingshendel 1is aan de linkerkant van de motor
gemonteerd.
401950-11
De positie van de versnellingen kan worden afgelezen op de
afbeelding.
De neutrale of vrije stand bevindt zich tussen de 1e en 2e versnel-
ling.
6.18 Rempedaal
402177-10
Het rempedaal 1bevindt zich voor de rechter voetsteun.
De achterwielrem wordt geschakeld met het rempedaal.
6.19 Zijstandaard
402029-10
De zijstandaard 1bevindt zich aan de linker voertuigzijde.
De zijstandaard wordt gebruikt voor het parkeren van de motor-
fiets.
Info
Tijdens het rijden moet de zijstandaard opgeklapt zijn.
De zijstandaard is gekoppeld aan het veiligheidsstartsys-
teem. Lees de rij-instructies.
Mogelijke toestanden
Zijstandaard uitgeklapt Het voertuig kan op de zijstandaard
worden neergezet. Het veiligheidsstartsysteem is actief.
Zijstandaard ingeklapt Deze stand is altijd nodig als u gaat
rijden. Het veiligheidsstartsysteem is niet actief.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
22
7.1 Gecombineerd instrument
I00492-10
Het gecombineerde instrument is voor het stuur aangebracht.
Het gecombineerde instrument is ingedeeld in twee functiesegmenten.
1Controlelampjes ( pag. 24)
2Display
Voorzichtig
Gevaar voor verbrandingDelen van het gecombineerde instrument worden in bepaalde situaties heet.
Bij omgevingstemperaturen hoger dan 55 °C (131 °F), langere stilstand, bijvoorbeeld bij een verkeers-
licht of direct zonlicht, warmt vooral het display sterk op.
Raak het gecombineerde instrument in deze situaties niet met blote handen aan.
Draag geschikte beschermende kleding.
Als u zich heeft verbrand dient u de verbrande plek meteen onder lauwwarm water te houden.
7.2 Activering en test
I00195-01
Activering
Het gecombineerde instrument wordt ingeschakeld met het con-
tact.
Info
De helderheid van de indicaties wordt geregeld door een
omgevingslichtsensor in het gecombineerde instrument.
Test
Op het display verschijnt de begroetingstekst en alle controlelamp-
jes branden kort in het kader van een functiecontrole.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
23
Info
Het controlelampje storing brandt altijd, zolang de motor
niet draait. Als de motor draait en het controlelampje sto-
ring brandt, volgens de verkeersregels stoppen en con-
tact opnemen met een geautoriseerde KTM-garage.
Het waarschuwingslampje oliedruk brandt altijd, zolang
de motor niet draait. Wanneer de motor draait en het waar-
schuwingslampje oliedruk brandt, onmiddellijk volgens
de geldende verkeersregels stoppen en de motor afzetten.
Het ABS-waarschuwingslampje en het
TCcontrolelampje blijven branden tot een snelheid van
ca. 6 km/h (ca. 4 mph) of meer is bereikt.
7.3 Waarschuwingen
I00493-10
Waarschuwingen verschijnen in het midden van het display, afhan-
kelijk van hun relevantie krijgen ze een gele of rode achtergrond.
Gele waarschuwingen tonen fouten of informatie die een snelle
interventie of aanpassing van de rijstijl vereisen.
Rode waarschuwingen tonen fouten of informatie die een onmid-
dellijke interventie vereisen.
Info
Waarschuwingen worden verborgen door op een willekeu-
rige knop te drukken.
Alle bestaande waarschuwingen worden in het
submenu Warning weergegeven tot deze niet meer actief
zijn.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
24
7.4 Controlelampjes
I00496-10
De controlelampjes geven extra informatie over de toestand van de motorfiets.
Bij het inschakelen van het contact gaan alle controlelampjes behalve het TC-controlelampje kort branden.
Info
Het controlelampje storing brandt altijd, zolang de motor niet draait. Als de motor draait en het contro-
lelampje storing brandt, volgens de verkeersregels stoppen en contact opnemen met een geautoriseerde
KTM-garage.
Het waarschuwingslampje oliedruk brandt altijd, zolang de motor niet draait. Wanneer de motor draait
en het waarschuwingslampje oliedruk brandt, onmiddellijk volgens de geldende verkeersregels stoppen
en de motor afzetten.
Het ABS-waarschuwingslampje en het TCcontrolelampje blijven branden tot een snelheid van ca.
6 km/h (ca. 4 mph) of meer is bereikt.
Mogelijke toestanden
Controlelampje voor richtingaanwijzer knippert groen in knipperritme Richtingaanwijzer is
ingeschakeld.
Controlelampje storing brandt geel De OBD heeft een fout in de voertuigelektronica
geconstateerd. Volgens de verkeersregels stoppen en contact opnemen met een geautoriseerde
KTM-garage.
ABS-waarschuwingslampje brandt geel Status- of foutmelding bij het ABS.
ABS-rear-waarschuwingslampje brandt geel ABS is aan het achterwiel gedeactiveerd.
Controlelampje stationair brandt groen Versnelling is in positie vrij geschakeld.
TC-controlelampje brandt/knippert geel MTC ( pag. 103) is niet actief of is bezig met
regelen. Het TC-controlelampje brandt ook als er een fout wordt herkend. Contact opnemen
met geautoriseerde KTM-garage. Het TC-controlelampje knippert als MTC actief ingrijpt.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
25
Waarschuwingslampje oliedruk brandt rood Oliedruk is te laag. Onmiddellijk veilig stoppen
en de motor afzetten.
Controlelampje alarminstallatie brandt/knippert rood Status- of foutmelding bij de alarmin-
stallatie.
Controlelampje snelheidsbegrenzer (optioneel) brandt geel De functie snelheidsbegrenzer is
ingeschakeld, maar de snelheidsbegrenzer is niet actief.
Controlelampje snelheidsbegrenzer (optioneel) brandt groen De functie snelheidsbegrenzer
is ingeschakeld en de snelheidsbegrenzer is actief.
Controlelampje groot licht brandt blauw Groot licht is ingeschakeld.
Algemeen waarschuwingslampje brandt geel Een aanwijzing/waarschuwing voor de veiligheid
is gedetecteerd. Dit wordt ook op het display weergegeven.
7.5 Display
I00495-10
1Tijd ( pag. 28)
2Toerental ( pag. 27)
2Schakelindicator ( pag. 27)
De schakelindicator is in de weergave van de toerenteller geïntegreerd.
3Eenheid voor de toerentalindicatie
4Versnellingsindicatie
5Weergave van de koelmiddeltemperatuur ( pag. 29)
6RideModeweergave ( pag. 28)
7Handgreepverwarming (optioneel) ( pag. 30)
8MTCweergave (optioneel) ( pag. 29)
9Eenheid voor de snelheidsindicatie
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
26
bk ABSweergave ( pag. 28)
bl Favoritesweergave ( pag. 30)
bm Bereikweergave
bn Brandstofpeilweergave ( pag. 29)
bo Snelheidsindicator ( pag. 27)
7.6 Track display
I00497-10
Info
De afbeelding toont het startscherm van het gecombineerde instrument bij geactiveerde rijmodus Track.
Als het menu geopend is, worden verder de snelheid en de geselecteerde versnelling weergegeven.
1Versnellingsindicatie
2Tijd ( pag. 28)
3Toerental ( pag. 27)
3Schakelindicator ( pag. 27)
De schakelindicator is in de weergave van de toerenteller geïntegreerd.
4Eenheid voor de toerentalindicatie
5Snelheidsindicator ( pag. 27)
6Eenheid voor de snelheidsindicatie
7Ronde-indicatie
8Rondetijd
9MTCweergave (optioneel) ( pag. 29)
bk ABSweergave ( pag. 28)
bl Launch Control
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
27
bm Brandstofpeilweergave ( pag. 29)
7.7 Toerental
I00499-10
Het toerental wordt in omwentelingen per minuut weergegeven.
7.8 Schakelindicator
I00500-10
De schakelindicator is in het display geïntegreerd.
In het submenu Shift Light kan het toerental voor de
schakelindicator worden ingesteld. Tijdens de inrijperiode (tot
1000 km/621 mi) is de schakelindicator altijd actief. Pas daarna
kan de schakelindicator worden gedeactiveerd en kunnen de
waarden voor RPM1 en RPM2 worden ingesteld. Bij RPM1 knippert
het display en bij RPM2 is het volledige display permanent
rood/oranje.
Info
In de 6e versnelling is de schakelindicator bij warme motor
na de eerste service gedeactiveerd.
Koelmiddeltempera-
tuur
35 °C
ODO < 1.000 km
Schakelindicator
knippert altijd bij
6.500 1/min
Koelmiddeltempera-
tuur
> 35 °C
ODO > 1.000 km
RPM1 Schakelindica-
tor
knippert
RPM2 Schakelindica-
tor
brandt permanent
7.9 Snelheidsindicator
I00501-10
De snelheid wordt in het bereik 1van het display weergegeven.
De snelheid wordt in kilometer per uur km/h of in mijl per uur mph
weergegeven.
De eenheid van de snelheid kan in het submenu Distance worden
geconfigureerd.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
28
7.10 Weergave van de snelheidsbegrenzer (optioneel)
I00502-10
De bedrijfstoestand van de geactiveerde snelheidsbegrenzer wordt
in het bereik 1van het display weergegeven.
De snelheidsbegrenzer wordt via de combinatieschakelaar
gestuurd.
Info
Als de functie snelheidsbegrenzer is ingeschakeld, maar de
snelheidsbegrenzer is niet actief, dan brandt het controle-
lampje van de snelheidsbegrenzer geel.
Als de functie snelheidsbegrenzer is ingeschakeld en de
snelheidsbegrenzer is actief, dan brandt het controlelampje
van de snelheidsbegrenzer groen.
7.11 Tijd
I00501-11
De tijd wordt in het gedeelte 1van het display weergegeven.
In alle talen kan de tijd in 24 uursformaat of 12 uursformaat wor-
den weergegeven.
Het formaat van de tijd kan in het menu Clock Format worden
geconfigureerd.
Info
De tijd moet worden ingesteld als de 12V-accu losgekop-
peld is geweest van het voertuig of als de zekering eruit is
gehaald.
7.12 RideModeweergave
I00501-13
De ingestelde Ride Mode ( pag. 103) wordt in het bereik 1van
het display weergegeven.
In het submenu Ride Mode kan de rijmodus worden geconfigu-
reerd.
7.13 ABSweergave
I00501-14
De ingestelde ABS-modus wordt in het bereik 1van het display
weergegeven.
De ABS kan in het submenu ABS worden geconfigureerd.
Info
Als de ABSmodus Road actief is, regelt het ABS aan beide
wielen.
Als de ABSmodus Supermoto actief is, regelt het ABS
alleen aan het voorwiel. Het achterwiel wordt niet meer via
het ABS geregeld; het kan bij het remmen blokkeren.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
29
7.14 MTCweergave (optioneel)
I00501-15
In het bereik 1van het display wordt weergegeven of MTC
( pag. 103) (optioneel) is in- of uitgeschakeld.
In het submenu MTC (optioneel) kan de motorfietstractiecontrole
worden in- of uitgeschakeld.
7.15 Weergave van de koelmiddeltemperatuur
I00503-10
De koelmiddeltemperatuur wordt door een symbool weergegeven.
Afhankelijk van de temperatuur wisselt het symbool tussen LOW,
OK en HOT.
Aanwijzing
MotorschadeBij oververhitting raakt de motor beschadigd.
Stop onmiddellijk volgens de verkeersregels en schakel de
motor uit wanneer de waarschuwing voor de koelmiddeltem-
peratuur verschijnt.
Laat de motor en het koelsysteem afkoelen.
Controleer resp. corrigeer het koelmiddelpeil bij afgekoeld
koelsysteem.
Info
Als de koelmiddel-temperatuurindicatie HOT aangeeft,
begint de weergave aanvullend te knipperen.
Als het koelsysteem oververhit raakt, wordt het maximale
motortoerental begrensd.
Mogelijke toestanden
Motor koud Koelmiddel-temperatuurindicatie geeft LOW
aan.
Motor warm Koelmiddel-temperatuurindicatie geeft OK aan.
Motor heet Koelmiddel-temperatuurindicatie geeft HOT aan.
7.16 Brandstofpeilweergave
I00504-10
De brandstofpeilweergave bestaat uit de reikwijdteweergave en een
balk. Hoe verder de balk is gevuld, des te meer brandstof zich in
de brandstoftank bevindt
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
30
Info
Als de brandstofvoorraad bijna is verbruikt, knippert het
laatste segment rood en verschijnt bovendien de waarschu-
wing LOW FUEL.
Om voortdurend schommelen van de weergave tijdens het
rijden te vermijden, wordt het brandstofpeil iets vertraagd
weergegeven.
Als de zijstandaard is uitgeklapt of als de noodstopschake-
laar is uitgeschakeld, wordt de brandstofpeilweergave niet
geactualiseerd.
Als de zijstandaard wordt ingeklapt en de noodstopschake-
laar ingeschakeld, wordt de volgende actualisering pas na
2 minuten uitgevoerd.
Als het gecombineerde instrument geen signaal van de
brandstofpeilsensor ontvangt, knippert de brandstofpeil-
weergave.
7.17 Handgreepverwarming (optioneel)
I00505-10
De status van de greepverwarming wordt in het bereik 1van het
display weergegeven.
De handgreepverwarming kan in het menu Heated Grip worden
geconfigureerd.
7.18 Favoritesweergave
I00501-16
In de Favoritesweergave 1worden tot vier informatieteksten
weergegeven.
In het submenu Favorites kan de Favoritesweergave vrij worden
geconfigureerd.
7.19 Quick Selector 1weergave
I00509-10
Door op de UP-knop te drukken, wordt bij gesloten menu
de Quick Selector 1-weergave opgeroepen.
Door op de BACKknop te drukken, wordt de Quick Selector 1-
weergave gesloten.
Info
De Quick Selector 1-weergave kan in het menu Settings
onder Quick Selector 1 worden geconfigureerd. Er kan een
willekeurige informatietekst worden geselecteerd.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
31
7.20 Quick Selector 2weergave
I00508-10
Door op de DOWN-knop te drukken, wordt bij gesloten menu
de Quick Selector 2-weergave opgeroepen.
Door op de BACKknop te drukken, wordt de Quick Selector 2-
weergave gesloten.
Info
De Quick Selector 2-weergave kan in het menu Settings
onder Quick Selector 2 worden geconfigureerd. Er kan een
willekeurige informatietekst worden geselecteerd.
7.21 Navigationweergave (optioneel)
I00506-10
De Navigation-weergave (optioneel) verschijnt bij geactiveerde navi-
gatiefunctie.
In de Navigationweergave (optioneel) worden de richtingspijl,
de afstand tot de bestemming, de geschatte aankomsttijd van
de mobiele telefoon, de afstand tot het volgende wegpunt en de
straatnaam weergegeven.
In het submenu Navigation (optioneel) kan de Navigationweergave
(optioneel) worden in- of uitgeschakeld.
Voorwaarden voor het gebruik:
Het gecombineerde instrument is met een geschikte mobiele
telefoon verbonden.
De KTMconnect-app (optioneel) is op een geschikte telefoon
(Android-apparaten vanaf versie 7.0, iOS-apparaten vanaf ver-
sie 14) geïnstalleerd en verbonden.
7.22 Callweergave
I00507-10
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe hoog volume van uw koptele-
foon kan van het verkeer afleiden.
Stel het volume van uw koptelefoon zodanig in dat u
het overige verkeer nog kunt horen.
De Callweergave verschijnt bij binnenkomende resp. actieve
oproepen.
Door de SETknop in te drukken, wordt een binnenkomende oproep
aangenomen.
Door de BACKknop in te drukken, wordt een binnenkomende
oproep afgewezen.
Door de UP-knop in te drukken, wordt het volume verhoogd.
Door de DOWN-knop in te drukken,wordt het volume verlaagd.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
32
Info
De wijziging van het audiovolume met de gecombineerde
schakelaar kan niet met elke mobiele telefoon worden uit-
gevoerd.
Belduur en contactpersoon worden weergegeven. Afhan-
kelijk van de instelling van de mobiele telefoon wordt de
contactpersoon met naam weergegeven.
Bij actieve telefonie kan niet in het menu worden genavi-
geerd.
Voorwaarde voor het gebruik:
Het gecombineerde instrument is met een geschikte mobiele
telefoon verbonden.
7.23 Remote Control Mode (optioneel) (RCM)
I00582-01
De Remote Control Mode-weergave (optioneel) verschijnt bij geacti-
veerde Remote Control Mode (optioneel).
Door het indrukken van de BACK-knop gedurende ca. 3 seconden
wordt de Remote Control Mode (optioneel) geactiveerd.
Door het indrukken van de BACK-knop gedurende ca. 3 seconden
wordt de Remote Control Mode (optioneel) verlaten.
Als de Remote Control Mode (optioneel) is geactiveerd, kan via de
combinatieschakelaar in de app aan de mobiele telefoon worden
genavigeerd.
Info
Er kan in de Remote Control Mode (optioneel) alleen binnen
de app worden genavigeerd.
Bij actieve Remote Control Mode (optioneel) kan niet aan
het gecombineerde instrument worden genavigeerd.
De Remote Control Mode (optioneel) kan niet worden geacti-
veerd als een menu is geopend.
Voorwaarden voor het gebruik:
Het gecombineerde instrument moet met een geschikte
mobiele telefoon verbonden zijn.
De KTMconnect-app (optioneel) moet op een geschikte mobiele
telefoon (Android-apparaten vanaf versie 7.0, iOS-apparaten
vanaf versie 14) geïnstalleerd en geopend zijn.
7.24 Menu
I00555-10
Info
Om het menu te openen op het startscherm op
de SETknop 1drukken.
Met de UP-knop 2of de DOWN-knop 3in het menu
navigeren.
Door de BACK-knop 4in te drukken springt de menus-
tructuur een stap terug resp. wordt het menu gesloten.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
33
7.24.1 Lap Timer
I00556-10
Voorwaarden
Ride Mode Track geactiveerd.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Lap Timer is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
In het menu Lap Timer kunnen de getimede rondes worden weerge-
geven.
7.24.2 Alle Runden Löschen
I00557-10
Voorwaarden
Ride Mode Track geactiveerd.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Lap Timer is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Reset Laps is geselecteerd.
Door het indrukken van de SETknop worden alle opgeslagen
rondes gewist.
7.24.3 Motorcycle
I00510-10
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Motorcycle is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
In Motorcycle kunnen de rijmodus en de ABS-modus worden inge-
steld.
7.24.4 Ride Mode
I00511-10
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Motorcycle is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen verkeerd gekozen rijmo-
dus bemoeilijkt de controle over het voertuig aanzien-
lijk.
De rijmodi zijn telkens slechts voor bepaalde omstan-
digheden geschikt.
Selecteer steeds een rijmodus die past bij de
ondergrond, het weer en de rijsituatie.
UP- of DOWNknop indrukken tot Ride Mode is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
34
Door de SETknop in te drukken, kan de rijmodus worden gese-
lecteerd. Hierdoor worden op elkaar afgestemde instellingen
van motor en motorfietstractiecontrole gewijzigd.
Street - Gehomologeerd vermogen met uitgebalanceerde
respons.
Rain - Gehomologeerd vermogen met zacht aanspreekge-
drag voor een betere rijbaarheid.
Track - Instelling met gehomologeerd vermogen en uitge-
balanceerde respons.
In het menu Ride Mode kan de rijmodus van het voertuig worden
geconfigureerd.
7.24.5 ABS
I00512-10
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Motorcycle is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot ABS is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het submenu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen verkeerd gekozen ABS-
modus bemoeilijkt de controle over het voertuig aan-
zienlijk.
De ABS-modi zijn telkens slechts voor bepaalde
omstandigheden geschikt.
Kies altijd een ABS-modus die bij de ondergrond
past.
Door de SET-knop in te drukken de gewenste ABS-modus
selecteren.
Info
De ABSmodus kan tijdens het rijden worden gewisseld.
Tijdens de selectie geen gas geven.
Als de ABSmodus Road actief is, regelt het ABS aan
beide wielen.
Als de ABSmodus Supermoto actief is, regelt het ABS
alleen aan het voorwiel. Het achterwiel wordt niet meer
via het ABS geregeld en kan bij het remmen blokkeren.
Het controlelampje ABS REAR brandt.
7.24.6 MTC
I00513-10
Voorwaarden
Snelheidsbegrenzerfunctie (optioneel) gedeactiveerd.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Motorcycle is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot MTC is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het submenu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door de SET-knop in te drukken MTC in- of uitschakelen.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
35
Info
Bij het in- of uitschakelen geen gas geven.
Bij het activeren van de motorfietstractiecontrole, de
SET-knop kort indrukken.
Bij het uitschakelen van de motorfietstractieregeling de
SET-knop ingedrukt houden.
Na het inschakelen van het contact is de motorfiet-
stractiecontrole weer actief.
7.24.7 Launch Control (optioneel)
I00514-10
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Motorcycle is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Launch Control is geselec-
teerd. Door de SETknop in te drukken, wordt het submenu
geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door de SET-knop in te drukken Launch Control in- of uitscha-
kelen.
7.25 Menu
7.25.1 Bike Info
I00515-10
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Bike Info is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
In Bike Info kunnen algemene informatie en eventueel actieve
waarschuwingen worden opgeroepen.
7.25.2 Bike Info
I00516-10
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Bike Info is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
Water geeft de koelmiddeltemperatuur aan.
Fuel Range toont de mogelijk af te leggen afstand met de brand-
stofreserve.
Battery geeft de accuspanning aan.
Odometer geeft de totale afstand aan.
Service geeft aan wanneer de volgende servicebeurt moet worden
uitgevoerd.
Warnings geeft opgetreden waarschuwingen aan tot die niet meer
actief zijn.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
36
7.25.3 Warning
I00517-10
Voorwaarden
Melding of waarschuwing aanwezig.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Bike Info is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Warning is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het submenu geopend.
Met de UP- of DOWNknop door de waarschuwingen navigeren.
Info
De opgetreden waarschuwingen worden zo lang weerge-
geven en opgeslagen tot ze niet meer actief zijn.
7.25.4 Trip Info
I00518-10
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Trip is geselecteerd. Door de
SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
In het menu Trip kan algemene informatie over de afgelegde
afstand, rijtijd, gemiddeld verbruik en gemiddelde snelheid
worden opgeroepen.
7.25.5 Trip 1
I00224-01
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Trip is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Trip 1 is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het submenu geopend.
In het submenu Trip 1 kan informatie over Trip 1 worden opgeroe-
pen.
Info
Trip geeft de gereden afstand aan sinds de laatste reset,
bijvoorbeeld tussen twee tankstops. Trip loopt mee en telt
tot 9999.
Trip Time toont de rijtijd op basis van Trip en loopt zodra
een snelheidssignaal wordt ontvangen.
ØConsump. toont het gemiddelde verbruik op basis van Trip.
ØSpeed toont de gemiddelde snelheid op basis van Trip
en Trip Time.
Met Reset Trip kunnen alle vermeldingen in het menu Trip 1
worden gereset.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
37
7.25.6 Trip 2
I00225-01
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Trip is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Trip 2 is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het submenu geopend.
In het submenu Trip 2 kan informatie over Trip 2 worden opgeroe-
pen.
Info
Trip geeft de gereden afstand aan sinds de laatste reset,
bijvoorbeeld tussen twee tankstops. Trip loopt mee en telt
tot 9999.
Trip Time toont de rijtijd op basis van Trip en loopt zodra
een snelheidssignaal wordt ontvangen.
ØConsump. toont het gemiddelde verbruik op basis van Trip.
ØSpeed toont de gemiddelde snelheid op basis van Trip
en Trip Time.
Met Reset Trip kunnen alle vermeldingen in het menu Trip 2
worden gereset.
7.25.7 Geschwindigkeitsbegrenzer (optioneel)
I00519-10
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP of DOWNknop indrukken tot Geschwindigkeitsbegrenzer (op-
tioneel) geselecteerd is. Door de SETknop in te drukken, wordt
het menu geopend.
In het menu Geschwindigkeitsbegrenzer (optioneel) kan de
Geschwindigkeitsbegrenzer (optioneel) worden geactiveerd en
gedeactiveerd.
7.25.8 Geschwindigkeitsbegrenzer State (optioneel)
I00520-10
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP of DOWNknop indrukken tot Geschwindigkeitsbegrenzer (op-
tioneel) geselecteerd is. Door de SETknop in te drukken, wordt
het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot State is geselecteerd. Door de
SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door op de SET-knop te drukken Geschwindigkeitsbegrenzer
(optioneel) in- of uitschakelen.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
38
7.25.9 Navigation (optional)
I00521-10
Voorwaarden
Functie Bluetooth®geactiveerd.
De KTMconnect-app (optioneel) is op een geschikte telefoon
(Android-apparaten vanaf versie 7.0, iOS-apparaten vanaf ver-
sie 14) geïnstalleerd en verbonden.
Het gecombineerde instrument is met een geschikte mobiele
telefoon verbonden.
De GPS-functie is geactiveerd op de verbonden telefoon.
Voor spraaknavigatie: het gecombineerde instrument is met
een geschikte headset verbonden en een passend taalpakket
werd in de KTMconnect Navigation-app (optioneel) gedownload.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Navigation is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken wordt het submenu geopend.
7.25.10 Volume (optioneel)
I00522-10
Voorwaarden
De KTMconnect-app (optioneel) is op een geschikte telefoon
(Android-apparaten vanaf versie 7.0, iOS-apparaten vanaf ver-
sie 14) geïnstalleerd en verbonden.
Het gecombineerde instrument is met een geschikte mobiele
telefoon verbonden.
Voor spraaknavigatie: het gecombineerde instrument is met
een geschikte headset verbonden en een passend taalpakket
werd in de KTMconnect-app (optioneel) gedownload.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Navigation is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken wordt het submenu geopend.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe hoog volume van uw kopte-
lefoon kan van het verkeer afleiden.
Stel het volume van uw koptelefoon zodanig in dat
u het overige verkeer nog kunt horen.
UP- of DOWNknop indrukken tot Volume is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken wordt het submenu geopend.
Door de UPknop in te drukken wordt het volume van de geacti-
veerde spraaknavigatie verhoogd.
Door de DOWNknop in te drukken wordt het volume van de
geactiveerde spraaknavigatie verlaagd.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
39
7.25.11 State (optioneel)
I00523-10
Voorwaarden
Functie Bluetooth®geactiveerd.
De KTMconnect-app (optioneel) is op een geschikte telefoon
(Android-apparaten vanaf versie 7.0, iOS-apparaten vanaf ver-
sie 14) geïnstalleerd en geopend.
Het gecombineerde instrument is met een geschikte mobiele
telefoon verbonden.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Navigation is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken wordt het submenu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot State is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken de selectie bevestigen.
Door de SET-knop in te drukken de visuele navigatie in- of uit-
schakelen.
Info
Een geactiveerde spraaknavigatie blijft verder ingeschakeld.
Het volume van de geactiveerde spraaknavigatie is
hetzelfde als het volume van de audiospeler op de mobiele
telefoon. Als het volume op de mobiele telefoon wordt
gewijzigd, verandert ook het volume van de geactiveerde
spraaknavigatie.
7.25.12 Heating (optioneel)
I00524-10
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP of DOWNknop indrukken tot Heating (optioneel) geselec-
teerd is. Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
In het menu Heating (optioneel) kan de Heated Grip (optioneel)
worden geactiveerd en gedeactiveerd.
7.25.13 Heated Grips (functie optioneel)
I00525-10
Voorwaarden
Model met handgreepverwarming.
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Heating is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken wordt het submenu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Heated Grips is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken wordt het submenu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door de SET-knop in te drukken, de handgreepverwarming in-
of uitschakelen.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
40
7.25.14 Audio
I00526-10
Voorwaarden
Functie Bluetooth®geactiveerd.
Het gecombineerde instrument is met een geschikte mobiele
telefoon verbonden.
Het gecombineerde instrument is met een geschikte headset
verbonden of de Headset Type Corded is geselecteerd.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTe hoog volume van uw kopte-
lefoon kan van het verkeer afleiden.
Stel het volume van uw koptelefoon zodanig in dat
u het overige verkeer nog kunt horen.
UP- of DOWNknop indrukken tot Audio is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het submenu geopend.
Ingedrukt houden van de UPknop verhoogt het audiovolume.
Ingedrukt houden van de DOWNknop verlaagt het audiovo-
lume.
Kort indrukken van de UPknop wisselt naar de volgende audio-
titel.
Door kort of twee keer kort drukken op de DOWN-knop wordt
afhankelijk van het telefoonmodel naar de vorige audiotitel
gewisseld of de actuele audiotitel opnieuw van voren afge-
speeld.
Drukken op de SETknop speelt de audiotitel af of pauzeert de
audiotitel.
Info
Bij sommige mobiele telefoons moet de audioplayer van
de mobiele telefoon worden gestart, voordat de weer-
gave mogelijk is.
Voor een eenvoudigere bediening kan de audiofunctie
aan Quick Selector 1 of aan Quick Selector 2 worden toe-
gevoegd.
7.25.15 Settings
I00528-10
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
In het menu Settings kunnen favorieten, snelkeuzes, Connectivity
(optioneel) en de schakelindicator worden geconfigureerd. Er kun-
nen instellingen voor eenheden of verschillende waarden worden
uitgevoerd. Enkele functies kunnen worden geactiveerd of gedeac-
tiveerd.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
41
7.25.16 Favorites
I00529-10
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP of DOWNknop indrukken tot favorieten is gemarkeerd. Door
de SETknop in te drukken wordt het submenu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren en
met de SETknop de geselecteerde informatie aan de favorie-
tenweergave toevoegen.
In het menu Favorites kunnen tot vier informatieteksten worden
geselecteerd.
7.25.17 FavoritesAnzeige 14
I00530-10
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Favorites is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
Met de UP- of DOWNknop Favorite 1,Favorite 2,Favorite 3 of
Favorite 4 selecteren. Door de SETknop in te drukken, wordt
het menu geopend.
Met de UP- of DOWNknop de gewenste informatie selecteren.
Door de SETknop in te drukken, wordt de selectie bevestigd.
7.25.18 Quick Selector 1
I00531-10
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Quick Selector 1 is geselec-
teerd. Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door de SETknop in te drukken kan voor Quick Selector 1 een
submenu voor directe selectie worden vastgelegd.
Info
Door de UP-knop in te drukken, wordt bij gesloten
menu het in Quick Selector 1 vastgelegde submenu
opgeroepen.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
42
7.25.19 Quick Selector 2
I00532-10
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Quick Selector 2 is geselec-
teerd. Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door de SETknop in te drukken kan voor Quick Selector 2 een
submenu voor directe selectie worden vastgelegd.
Info
Door de DOWN-knop in te drukken, wordt bij gesloten
menu het in Quick Selector 2 vastgelegde submenu
opgeroepen.
7.25.20 Konnektivität
I00533-10
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Functie Bluetooth®geactiveerd.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Connectivity is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
In het menu Connectivity kan een geschikte mobiele telefoon of
geschikte headset via Bluetooth®met het gecombineerde instru-
ment worden verbonden en kunnen de audiofunctie en de naviga-
tiefunctie worden geconfigureerd.
Info
Niet elke mobiele telefoon en niet elke headset is geschikt
om met het gecombineerde instrument te verbinden.
De standaard Bluetooth®4.0 moet ondersteund worden.
7.25.21 Bluetooth
I00534-10
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Connectivity is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Bluetooth is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het submenu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Met de SET-knop de Bluetooth®-functie in- of uitschakelen.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
43
Info
De functie Bluetooth®moet geactiveerd zijn om een
geschikte telefoon of headset met het voertuig te koppelen.
Niet elke mobiele telefoon en niet elke headset is geschikt
voor de koppeling met het voertuig.
7.25.22 Telefoon koppelen
I00535-10
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Functie Bluetooth®geactiveerd.
Functie Bluetooth®op het apparaat dat moet worden gekoppeld
eveneens geactiveerd.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Connectivity is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot telefoon koppelen is gemar-
keerd. Door de SETknop in te drukken, wordt het submenu
geopend.
Info
Er kan steeds slechts één telefoon met het voertuig
worden verbonden.
UP- of DOWNknop indrukken tot New Pairing is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
Het voertuig start het zoeken naar een geschikte mobiele
telefoon. Als het zoeken succesvol is, wordt de naam van de
mobiele telefoon in het menu koppeling opnieuw weergegeven.
Door de SETknop in te drukken, wordt de verbinding gestart.
Info
De mobiele telefoon moet via Bluetooth®zichtbaar zijn,
zodat deze door het voertuig kan worden gevonden.
Niet elke mobiele telefoon is geschikt om met het voer-
tuig te verbinden.
Op het gecombineerde instrument verschijnt een melding dat
het voertuig nu gereed is voor de verbinding. Door bevestiging
van Passkey op de mobiele telefoon en op het gecombineerde
instrument wordt de verbinding succesvol afgesloten.
Info
Bij het verbinden met KTMconnect de instructies in de
app volgen. Aan het gecombineerde instrument kan een
bevestiging vereist zijn.
UP- of DOWN-knop indrukken tot koppeling wissen is gemar-
keerd. Door de SET-knop in te drukken, kan het gekoppelde
apparaat worden gewist.
Het reeds eerder verbonden apparaat bij geactiveerde Blue-
tooth®-functie binnen het bereik van het voertuig brengen.
Het apparaat wordt automatisch met het voertuig verbon-
den.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
44
Als het apparaat niet automatisch na ca. 30 seconden met
het voertuig wordt verbonden:
Voertuig opnieuw inschakelen of
New Pairing-procedure herhalen.
In het submenu Phone Pairing kan een geschikte mobiele telefoon
via Bluetooth®met het gecombineerde instrument worden verbon-
den.
Info
Niet elke mobiele telefoon en niet elke headset is geschikt
om met het gecombineerde instrument te verbinden.
Controleer of het eindapparaat in de correcte pairingmodus
voor oproepbeheer is. Als het eindapparaat bijv. alleen voor
mediaweergave wordt gekoppeld, functioneert de oproep-
functie eventueel niet.
7.25.23 Headset-koppeling
I00536-10
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Functie Bluetooth®geactiveerd.
Functie Bluetooth®op het apparaat dat moet worden gekoppeld
eveneens geactiveerd.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Connectivity is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Riders Headset is geselec-
teerd. Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geo-
pend.
UP- of DOWNknop indrukken tot New Pairing is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
Het voertuig start het zoeken naar een geschikte headset. Als
het zoeken succesvol is, wordt de naam van de headset van de
bestuurder in het submenu New Pairing weergegeven. Door de
SETknop in te drukken, wordt de verbinding gestart.
Info
De headset moet zich in de pairing-modus bevinden,
zodat de headset door het voertuig kan worden gevon-
den. Bedieningshandleiding van de headset in acht
nemen.
UP- of DOWN-knop indrukken tot Delete Pairing is
geselecteerd. Door de SET-knop in te drukken, kan het
gekoppelde apparaat worden gewist.
Niet elke headset is geschikt om met het voertuig te
verbinden.
Het reeds eerder verbonden apparaat bij geactiveerde Blue-
tooth®-functie binnen het bereik van het voertuig brengen.
Het apparaat wordt automatisch met het voertuig verbon-
den.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
45
Als het apparaat niet automatisch na ca. 30 seconden met
het voertuig wordt verbonden:
Voertuig opnieuw inschakelen of
New Pairing-procedure herhalen.
In het menu Riders Headset kan een geschikte headset van de
bestuurder met het voertuig worden verbonden.
7.25.24 Headset Type
I00537-10
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Connectivity is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Headset Type is geselecteerd.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door de SETknop in te drukken, wordt de headset van de
bestuurder gewijzigd.
In het menu Headset Type kan de verbindingswijze van de headset
van de bestuurder worden geselecteerd.
In de modus Bluetooth Headset wordt de headset via Bluetooth®
draadloos met het voertuig verbonden.
In de modus Corded Headset wordt de headset direct met de
smartphone verbonden.
Info
Het menupunt Riders Headset is alleen in de Headset Type
Bluetooth beschikbaar.
7.25.25 QUICKSHIFTER+ (optioneel)
I00558-10
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP of DOWNknop indrukken tot QUICKSHIFTER+ (optioneel)
geselecteerd is. Door de SETknop in te drukken, wordt het
menu geopend.
UP of DOWNknop indrukken om QUICKSHIFTER+ (optioneel) te
activeren of te deactiveren.
7.25.26 Shift Light
I00538-10
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
ODO > 1000 km (621 mi).
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Shift Light is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het submenu geopend.
In het submenu Shift Light kan de schakelindicator worden geconfi-
gureerd.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
46
7.25.27 Shift Light State
I00539-10
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
ODO > 1000 km (621 mi).
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Shift Light is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het submenu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door de SET-knop in te drukken schakelindicator in- of uitscha-
kelen.
7.25.28 RPM1
I00540-10
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
ODO > 1000 km (621 mi).
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Shift Light is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het submenu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot RPM1 is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het submenu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door de SET-knop in te drukken de waarde voor RPM1 instel-
len.
Info
RPM1 kan in stappen van 500 tussen 5.500 en 10.000
omwentelingen per minuut worden ingesteld.
RPM1 mag niet groter zijn dan RPM2.
Als het motortoerental de ingestelde waarde RPM1
bereikt, knippert de schakelindicator.
7.25.29 RPM2
I00541-10
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
ODO > 1000 km (621 mi).
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Shift Light is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het submenu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot RPM2 is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het submenu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door de SET-knop in te drukken de waarde voor RPM2 instel-
len.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
47
Info
RPM2 kan in stappen van 500 tussen 7.000 en 10.000
omwentelingen per minuut worden ingesteld.
RPM2 mag niet kleiner zijn dan RPM1.
Als het motortoerental de ingestelde waarde RPM2
bereikt, knippert de schakelindicator en verandert de
kleur.
7.25.30 Tijd en datum instellen
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
I00542-10
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings verschijnt. Door de
SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Clock & Date is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het submenu geopend.
I00543-10
Tijd instellen
UP- of DOWNknop indrukken tot Set Clock is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP of DOWNknop indrukken tot het actuele uur is inge-
steld. Door de SETknop in te drukken, wordt het uur gese-
lecteerd.
UP of DOWNknop indrukken tot de actuele minuut is inge-
steld. Door de SETknop in te drukken, wordt de minuut
geselecteerd.
BACKknop indrukken om het menu te verlaten.
I00544-10
Datum instellen
UP- of DOWNknop indrukken tot Set Date is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP of DOWNknop indrukken tot de actuele dag is inge-
steld. Door de SETknop in te drukken, wordt de dag gese-
lecteerd.
UP of DOWNknop indrukken tot de actuele maand is inge-
steld. Door de SETknop in te drukken, wordt de maand
geselecteerd.
UP of DOWNknop indrukken tot het actuele jaar is inge-
steld. Door de SETknop in te drukken, wordt het jaar gese-
lecteerd.
BACKknop indrukken om het menu te verlaten.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
48
7.25.31 Clock Format
I00545-10
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Clock & Date is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het submenu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Clock Format is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door de SETknop in te drukken het tijdsformaat selecteren.
Info
De instelmogelijkheden zijn 24h en 12h.
7.25.32 Date Format
I00546-10
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Clock & Date is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het submenu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Date Format is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door de SETknop in te drukken het datumsformaat selecteren.
Info
De instelmogelijkheden zijn DD.MM.YYYY,
MM.DD.YYYY en YYYY.MM.DD.
7.25.33 Units
I00547-10
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Units is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken wordt het submenu geopend.
In het submenu Units kunnen instellingen voor eenheden of ver-
schillende waarden worden uitgevoerd.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
49
7.25.34 Distance
I00548-10
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Units is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken wordt het submenu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Distance is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken wordt het submenu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door de SETknop in te drukken, wordt de gewenste eenheid
bevestigd.
Info
De instelmogelijkheden zijn kilometer en mijl.
7.25.35 Temperature
I00549-10
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Units is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken wordt het submenu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Temperature is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken wordt het submenu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door de SETknop in te drukken, wordt de gewenste eenheid
bevestigd.
Info
De instelmogelijkheden zijn celsius en fahrenheit.
7.25.36 Consumption
I00550-10
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Units is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken wordt het submenu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Consumption is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken wordt het submenu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door de SETknop in te drukken, wordt de gewenste eenheid
bevestigd.
7 GECOMBINEERD INSTRUMENT
50
Info
De instelmogelijkheden zijn l/100km, km/l,
USG/100mi, mi/USG, foutcontrolelampje, UKG/100mi
en mi/UKG.
7.25.37 Language
I00551-10
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Language is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het submenu geopend.
Met de UP- of DOWNknop naar het menupunt navigeren.
Door de SETknop in te drukken, wordt de gewenste taal beves-
tigd.
Info
De menutalen zijn Engels US, Engels UK, Duits, Itali-
aans, Frans en Spaans.
7.25.38 Heating (functie optioneel)
I00552-10
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Heating is geselecteerd. Door
de SETknop in te drukken wordt het submenu geopend.
In het submenu Heating kan de greepverwarming worden geconfi-
gureerd.
Info
In het menu Settings regelt het submenu Heating uitslui-
tend de zichtbaarheid van en Heated Grips in het menu.
7.25.39 Extra Functions
I00260-01
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
Motorfiets met optionele extra functie.
Bij gesloten menu de SETknop indrukken.
UP- of DOWNknop indrukken tot Settings is geselecteerd.
Door de SETknop in te drukken, wordt het menu geopend.
UP- of DOWNknop indrukken tot Extra Functions is geselec-
teerd. Door de SETknop in te drukken, wordt het submenu
geopend.
Met de UP- of DOWNknop door de extra functies navigeren.
GECOMBINEERD INSTRUMENT 7
51
Info
De optionele extra functies worden opgesomd.
De actuele KTM PowerParts en beschikbare software
staan op de KTM-website.
8 INBEDRIJFSTELLING
52
8.1 Aanwijzingen voor eerste inbedrijfstelling
Gevaar
Gevaar voor ongevallenBestuurders die niet geschikt zijn voor het verkeer vormen een gevaar voor zich-
zelf en voor anderen.
Rijd niet met het voertuig, als u door alcohol, drugs of medicijnen ongeschikt voor het verkeer bent.
Rijd niet met het voertuig, als u hiertoe fysiek of psychisch niet in staat bent.
Waarschuwing
Gevaar voor letselGeen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
Draag bij alle ritten geschikte, beschermende bekleding zoals helm, laarzen, handschoenen alsmede
broek en jas met bescherming.
Draag altijd beschermende kleding die zich in een goede staat bevindt en voldoet aan de wettelijke
voorschriften.
Waarschuwing
Gevaar voor vallenVerschillende profielen van voor- en achterwiel beïnvloeden het rijgedrag.
Verschillende profielen kunnen de controle over het voertuig aanzienlijk moeilijker maken.
Zorg ervoor dat voor- en achterwiel steeds van banden met hetzelfde profiel zijn voorzien.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNiet-vrijgegeven of aanbevolen banden en wielen bemoeilijken het rijgedrag.
Gebruik alleen door KTM vrijgegeven en aanbevolen banden en wielen met de juiste snelheidsindex.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNieuwe banden hebben minder grip.
Bij nieuwe banden is het loopvlak nog niet opgeruwd.
Rijd nieuwe banden in met een rustige rijstijl en vergroot de hellingshoek van de motorfiets geleide-
lijk.
Inrijdafstand 200 km
Info
Houd er bij het gebruik van het voertuig rekening mee dat andere mensen last kunnen hebben van over-
matig lawaai.
Controleren of de werkzaamheden van de controle voor de verkoop zijn uitgevoerd door een geautoriseerde
KTM-garage.
Het leveringsdocument wordt bij de overdracht van het voertuig overhandigd.
Voor de eerste rit de gehele bedieningshandleiding doorlezen.
Met de bedieningselementen vertrouwd maken.
Eerst op een hiervoor geschikt terrein wennen aan het rijgedrag van de motorfiets voordat u een veeleisende
tocht onderneemt. Ook eens zo langzaam mogelijk proberen te rijden zodat u meer gevoel voor de motorfiets
krijgt.
Het stuur tijdens het rijden met beide handen vasthouden en de voeten op de voetsteunen laten rusten.
Motor inrijden. ( pag. 53)
INBEDRIJFSTELLING 8
53
8.2 Motor inrijden
Tijdens de inrijperiode het aangegeven motortoerental niet overschrijden.
Voorgeschreven waarde
Maximaal motortoerental
Tijdens de eerste: 1.000 km 7.500 1/min
Info
Tijdens de inrijperiode is de schakelindicator op een vaste waarde ingesteld en kan niet worden gewij-
zigd.
Vol gas geven vermijden!
8.3 Voertuig beladen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTotaal gewicht en aslasten beïnvloeden het rijgedrag.
Het totaalgewicht is samengesteld uit het gewicht van de gebruiksklare en volgetankte motorfiets, de
bestuurder en evt. passagier met beschermende kleding en helm, evt. aangebrachte bagage.
Overschrijd het hoogst toegestane totaalgewicht en de aslasten niet.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerkeerde montage van koffers, tanktassen of andere bagage heeft invloed op het
rijgedrag.
Onjuist gemonteerde bagage kan tijdens de rit wegglijden.
De gehele bagage volgens de gegevens van de fabrikant monteren en vastmaken.
Controleer regelmatig of de bagage op uw motorfiets goed vastzit.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDoor overbelasting raakt het koffersysteeem beschadigd.
Bij het monteren van een koffer altijd de fabrikantgegevens betreffende de maximale last in acht
nemen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerschoven bagage beperkt de zichtbaarheid.
Als het achterlicht is afgedekt bent u, vooral als het donker is, slechter zichtbaar voor andere verkeer-
deelnemers.
Controleer regelmatig of de bagage op uw motorfiets goed vastzit.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHoge belading verandert het rijgedrag en verlengt de remweg.
De snelheid aan eventuele extra belading aanpassen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerkeerde montage van koffers, tanktassen of andere bagage heeft invloed op het
rijgedrag.
Onjuist gemonteerde bagage kan tijdens de rit wegglijden.
De gehele bagage volgens de gegevens van de fabrikant monteren en vastmaken.
Controleer regelmatig of de bagage op uw motorfiets goed vastzit.
8 INBEDRIJFSTELLING
54
Wanneer bagage wordt meegenomen, moet deze zo veel mogelijk in het midden van het voertuig veilig worden
vastgezet en het gewicht moet gelijkmatig zijn verdeeld over het voor- en achterwiel.
Het maximaal toegestane totaalgewicht en de maximaal toegestane aslasten aanhouden.
Voorgeschreven waarde
Maximaal toegestaan totaalgewicht 355 kg
Hoogst toegestane asbelasting voor 127 kg
Maximaal toegestane asbelasting achter 228 kg
RIJ-INSTRUCTIES 9
55
9.1 Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfstelling
Info
Voordat u gaat rijden, controleren of het voertuig in een goede staat is en of er veilig mee kan worden gere-
den.
Bij het rijden moet het voertuig technisch in een onberispelijke staat zijn.
H02217-01
Motoroliepeil controleren. ( pag. 104)
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren.
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren.
Remvoeringen en remvoeringborging van de voorwielrem con-
troleren.
Remvoeringen en remvoeringborging van de achterwielrem
controleren.
Controleren of het remsysteem goed werkt.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 97)
Vervuiling van de ketting controleren. ( pag. 72)
Kettingspanning controleren. ( pag. 73)
Bandentoestand controleren. ( pag. 84)
Bandenspanning controleren. ( pag. 85)
Controleren of alle bedieningselementen goed zijn ingesteld en
soepel bewegen.
Werking van de elektrische installatie controleren.
Controleren of de bagage correct is bevestigd.
Op de motorfiets gaan zitten en de stand van de achteruitkijk-
spiegel controleren.
Brandstofvoorraad controleren.
9.2 Starten
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg
hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallenElektrische componenten en veiligheidsvoorzieningen raken bij lege of ontbre-
kende 12V-accu beschadigd.
Bij ontladen of defecte 12V-accu kunnen vooral bij het starten storingen in de voertuigelektronica optre-
den.
Motorfiets nooit met een lege 12V-accu of zonder 12V-accu gebruiken.
Aanwijzing
MotorschadeOngefilterde aanzuiglucht heeft een negatief effect op de levensduur van de motor.
Zonder luchtfilter dringen stof en vuil in de motor.
Gebruik het voertuig altijd met luchtfilter.
9 RIJ-INSTRUCTIES
56
Aanwijzing
MotorschadeHoge toerentallen bij koude motor hebben een negatief effect op de levensduur van de motor.
Rij de motor altijd met een laag toerental warm.
B00782-10
Stuur ontgrendelen. ( pag. 18)
Op het voertuig gaan zitten, zijstandaard ontlasten en met de
voet helemaal naar boven zwenken.
Noodstopschakelaar in de stand drukken.
Ontsteking inschakelen, daarvoor de contactsleutel in de
stand te draaien.
Voorgeschreven waarde
Om storingen in de besturingsunit-communicatie te vermij-
den, het contact niet snel achtereenvolgens uit- en weer
inschakelen.
Na het inschakelen van het contact is gedurende ongeveer
2 seconden het geluid van de werkende brandstofpomp
te horen. Tegelijkertijd wordt de functiecontrole van het
gecombineerde instrument uitgevoerd.
Versnelling in stationair schakelen.
Het groene controlelampje stationair Nbrandt.
Het ABS-waarschuwingslampje gaat branden en gaat weer
uit wanneer het voertuig begint te rijden.
Startknop kort indrukken.
Info
Startknop pas indrukken, nadat de functiecontrole van
het gecombineerde instrument is afgesloten.
Bij het starten geen gas geven.
Bij een mislukte startpoging 15 seconden wachten tot
de volgende startpoging.
Na 6 mislukte startpogingen niet meer verder starten,
maar het voertuig op andere defecten controleren.
Deze motorfiets is uitgerust met een veiligheidsstart-
systeem. De motor kan alleen worden gestart als de
versnelling in vrij is geschakeld of als bij geschakelde
versnelling de koppelingshendel is getrokken. Als met
uitgeklapte zijstandaard naar een versnelling wordt
geschakeld en de koppelingshendel wordt losgelaten,
blijft de motor stilstaan.
9.3 Beginnen met rijden
Aan de koppelingshendel trekken, in de 1e versnelling zetten, koppelingshendel langzaam op laten komen en
gelijktijdig voorzichtig gas geven.
Tip
Als de motor afslaat tijdens het beginnen met rijden, alleen de koppelingshendel inknijpen en start-
knop indrukken. De versnelling hoeft niet in stationair te worden geschakeld.
RIJ-INSTRUCTIES 9
57
9.4 QUICKSHIFTER+ (optioneel)
S04186-10
Als de QUICKSHIFTER+ is geactiveerd, kan zonder bediening van
de koppeling in een hogere of lagere versnelling worden gescha-
keld.
Omdat de gashendel niet moet worden gesloten, kan zonder onder-
brekingen worden geschakeld.
De QUICKSHIFTER+ herkent aan de hand van de schakelaspositie
of er moet worden geschakeld en zendt een overeenkomstig sig-
naal naar de motorbesturing.
Als de QUICKSHIFTER+ in het gecombineerde instrument is gede-
activeerd, moet bij elke keer schakelen zoals gebruikelijk de kop-
peling worden bediend.
9.5 Schakelen, rijden
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBij een abrupte verandering van de belasting kunt u de controle over de motor-
fiets verliezen.
Abrupte lastverplaatsing en hard remmen vermijden.
De snelheid aan de gewijzigde rijwegsituatie aanpassen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTerugschakelen bij een hoog motortoerental blokkeert het achterwiel en overbe-
last de motor.
Schakel bij een hoog toerental niet terug naar een lagere versnelling.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen verkeerde contactsleutelstand zorgt voor storingen.
De contactsleutelstand tijdens het rijden niet veranderen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet uitvoeren van instellingen aan het voertuig leidt af van het verkeer.
Instelwerkzaamheden aan een stilstaand voertuig uitvoeren.
Waarschuwing
Gevaar voor letselDoor verkeerd gedrag kan de passagier van de motorfiets vallen.
Zorg ervoor dat de passagier correct op de buddyseat zit, de voeten op de buddyseatvoetsteunen van
de passagier zet en zich aan de bestuurder of grepen vasthoudt.
Neem hierbij ook de in uw land geldende voorschriften over de minimumleeftijd voor passagiers in
acht.
9 RIJ-INSTRUCTIES
58
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenRiskant rijgedrag vormt een groot risico.
Volg de verkeersregels en rijd defensief en anticiperend, om gevaren zo vroeg mogelijk te herkennen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenKoude banden hebben minder grip.
De eerste kilometers rustig en voorzichtig rijden, tot de banden op temperatuur zijn.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNieuwe banden hebben minder grip.
Bij nieuwe banden is het loopvlak nog niet opgeruwd.
Rijd nieuwe banden in met een rustige rijstijl en vergroot de hellingshoek van de motorfiets geleide-
lijk.
Inrijdafstand 200 km
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerkeerde montage van koffers, tanktassen of andere bagage heeft invloed op het
rijgedrag.
Onjuist gemonteerde bagage kan tijdens de rit wegglijden.
De gehele bagage volgens de gegevens van de fabrikant monteren en vastmaken.
Controleer regelmatig of de bagage op uw motorfiets goed vastzit.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDoor een val kan het voertuig sterker beschadigd raken dan eerst het geval lijkt.
Het voertuig na een val op dezelfde wijze als voor ingebruikname controleren.
Aanwijzing
MotorschadeBij oververhitting raakt de motor beschadigd.
Stop onmiddellijk volgens de verkeersregels en schakel de motor uit wanneer de waarschuwing voor de koel-
middeltemperatuur verschijnt.
Laat de motor en het koelsysteem afkoelen.
Controleer resp. corrigeer het koelmiddelpeil bij afgekoeld koelsysteem.
Aanwijzing
Beschadiging van de aandrijvingDe aandrijving raakt door verkeerd gebruik van de QUICKSHIFTER+ beschadigd.
Alleen als de functie in het gecombineerde instrument is geactiveerd, kan de QUICKSHIFTER+ worden gebruikt.
Als de koppelingshendel wordt aangetrokken, is de QUICKSHIFTER+ niet actief.
Gebruik de QUICKSHIFTER+ alleen in het aangegeven, toegestane toerentalbereik.
Info
Als er tijdens het rijden ongewone geluiden optreden, meteen op veilige wijze stoppen, de motor uitzetten
en contact opnemen met een geautoriseerde KTM-garage.
RIJ-INSTRUCTIES 9
59
401950-11
Als de omstandigheden het toestaan (helling, rijsituatie etc.)
kan naar een hogere versnelling worden geschakeld.
Gas terugnemen, gelijktijdig koppelingshendel trekken, naar
volgende versnelling schakelen, koppelingshendel vrijgeven en
gas geven.
Info
De positie van de versnellingen kan afgelezen worden
van de afbeelding. De vrije stand bevindt zich tussen
de 1e en 2e versnelling. De 1e versnelling is de start-
of bergversnelling.
Nadat met een volledig opengedraaide gashendel de maximale
snelheid is bereikt, deze tot ¾ gas terugdraaien. Pas uw snel-
heid aan de weggesteldheid en weersituatie aan. De snelheid
verlaagt nauwelijks, maar er wordt aanmerkelijk minder brand-
stof verbruikt.
Slechts zo veel gas geven als de rijbaan en de weersomstandig-
heden toestaan. Vooral in bochten mag niet worden geschakeld
en slechts voorzichtig gas worden gegeven.
Voor het terugschakelen van de motorfiets indien nodig afrem-
men en tegelijkertijd gas terugnemen.
Koppelingshendel trekken en in een lagere versnelling schake-
len, koppelingshendel langzaam vrijgeven en gas geven of nog
een keer schakelen.
Motor uitschakelen bij langdurig stationair toerental of bij stil-
stand.
Als de motor bijvoorbeeld afslaat bij een kruising, alleen de
koppelingshendel intrekken en de startknop indrukken. De ver-
snelling hoeft niet in stationair te worden geschakeld.
Als tijdens het rijden het waarschuwingslampje oliedruk
begint te branden, moet u rekening houdende met het ver-
keer stoppen en de motor uitschakelen. Contact opnemen met
geautoriseerde KTM-garage.
Als tijdens het rijden het storinglampje gaat branden, moet
u meteen stoppen, de motor uitzetten en contact opnemen
met een geautoriseerde KTM-garage.
Begint tijdens het rijden het algemene waarschuwings-
lampje te branden, dan werd een aanwijzing/waarschuwing
m.b.t. de veiligheid herkend.
Info
Waarschuwingen worden in het menu Warning weerge-
geven en opgeslagen tot ze niet meer actief zijn.
S04194-10
Als de QUICKSHIFTER+ (optioneel) in het gecombineerde
instrument is geactiveerd, kan binnen het aangegeven toe-
rentalbereik worden opgeschakeld zonder de koppelingshendel
in te trekken.
Info
Het minimale motortoerental voor het opschakelen in
omwentelingen per minuut is weergegeven in de afbeel-
ding.
Trek de versnellingspook snel tot aan de aanslag zonder
de positie van de gashendel te veranderen.
9 RIJ-INSTRUCTIES
60
W00552-10
Als de QUICKSHIFTER+ in het gecombineerde instrument is
geactiveerd, kan binnen het aangegeven toerentalbereik wor-
den teruggeschakeld zonder de koppelingshendel in te trekken.
Info
Het maximale motortoerental voor het terugschake-
len in omwentelingen per minuut is weergegeven in de
afbeelding.
Duw de versnellingspook snel tot aan de aanslag zonder
de positie van de gashendel te veranderen.
9.6 Afremmen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVocht en vuil beïnvloeden het remsysteem nadelig.
Rem meerdere keren voorzichtig om de remplaketten en remschijven te drogen en vuil te verwijderen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen poreus drukpunt van voor- en/of achterwielrem vermindert de remwerking.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als het rempedaal niet wordt vrijgegeven slijten de remplaketten ononderbroken.
De voet van het rempedaal nemen, als u niet wilt afremmen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHoger totaal gewicht verlengt de remweg.
Hou rekening met een langere remweg, als u met een passagier of met bagage rijdt.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenStrooizout op de straat belemmert het remsysteem.
Meerdere keren voorzichtig remmen om strooizout van de remplaketten en remschijven te verwijderen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenABS kan de remweg in bepaalde situaties verlengen.
Pas de remwijze aan de rijsituatie en rijwegsituatie aan.
Voor het remmen gas terugnemen en tegelijkertijd remmen met de voorwiel- en achterwielrem.
Info
Met ABS kan zowel bij een volledige afremming als bij een slecht contact met de ondergrond op zan-
dige, natte of gladde ondergrond de volledige remkracht worden gebruikt, zonder het risico te lopen
dat de wielen blokkeren.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet achterwiel kan door de motorremwerking blokkeren.
Trek aan de koppelingshendel wanneer u vol remt, een noodstop maakt of wanneer u op gladde
ondergrond afremt.
RIJ-INSTRUCTIES 9
61
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenSchuine stand of zijdelings afhellende ondergrond vermindert de maximaal
mogelijke vertraging.
Beëindig het remmen indien mogelijk voordat u een bocht inrijdt.
Het remmen moet altijd voor het begin van de bocht zijn afgerond. Afhankelijk van de snelheid naar een
lagere versnelling schakelen.
Tijdens langdurig bergaf rijden de remwerking van de motor gebruiken. Hiervoor een of twee versnellingen
terugschakelen, maar de motor niet overbelasten. Zo moet aanzienlijk minder worden geremd en raakt het
remsysteem niet oververhit.
9.7 Stoppen, parkeren
Waarschuwing
Gevaar voor letselOnbevoegd handelende personen vormen een gevaar voor zichzelf en voor anderen.
Laat het voertuig nooit zonder opzicht achter, als de motor loopt.
Beveilig het voertuig tegen gebruik door onbevoegden.
Blokkeer het stuur en verwijder de contactsleutel als u het voertuig onbeheerd achterlaat.
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingSommige onderdelen van het voertuig worden bij gebruik van het voertuig heet.
Raak onderdelen zoals uitlaatsysteem, radiateur, motor, stootdemper en remsysteem pas aan, als deze
voertuigcomponenten zijn afgekoeld.
Laat de voertuigcomponenten afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
Aanwijzing
MateriaalschadeEen onjuiste handelwijze bij parkeren beschadigt het voertuig.
Als het voertuig wegrolt of omvalt, kan aanzienlijke schade ontstaan.
De onderdelen voor parkeren van het voertuig zijn alleen berekend op het voertuiggewicht.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Zorg ervoor dat niemand op het voertuig gaat zitten wanneer het voertuig op de standaard staat.
Aanwijzing
Gevaar voor brandHete voertuigdelen vormen een brand- en explosiegevaar.
Plaats het voertuig niet in de buurt van licht ontvlambare of explosiegevaarlijke materialen.
Laat het voertuig afkoelen alvorens het te bedekken.
Motorfiets afremmen.
Versnelling in stationair schakelen.
Ontsteking uitschakelen, daarvoor de contactsleutel in de stand draaien.
Info
Als de motor met de noodstopschakelaar wordt afgezet en het contact in het contactslot ingeschakeld
blijft, wordt de stroomvoorziening van de meeste elektrische verbruikers niet onderbroken en ontlaadt
de 12V-accu. De motor dus altijd met het contactslot uitzetten, de noodstopschakelaar is uitsluitend
bestemd voor noodsituaties.
Motorfiets parkeren op stevige ondergrond.
Zijstandaard met de voet helemaal naar voren zwenken en met het voertuig belasten.
Stuur vergrendelen. ( pag. 17)
9 RIJ-INSTRUCTIES
62
9.8 Transport
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Aanwijzing
Gevaar voor brandHete voertuigdelen vormen een brand- en explosiegevaar.
Plaats het voertuig niet in de buurt van licht ontvlambare of explosiegevaarlijke materialen.
Laat het voertuig afkoelen alvorens het te bedekken.
401448-01
Motor uitzetten en contactsleutel eruit trekken.
Motorfiets met spanriemen of andere geschikte bevestigings-
middelen beveiligen tegen omvallen en wegrollen.
9.9 Wegslepen bij pech
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingWegslepen met een takelwagen is geen geschikte bergingsmaatregel.
Tijdens het wegslepen kan schade aan de aandrijflijn of aan de transmissie ontstaan.
Gebruik geen wegsleepinrichtingen waarbij de wielen van het defecte voertuig op het wegdek blijven en mee-
draaien.
Transporteer een defect voertuig altijd op een aanhanger of op het laadvlak van een transportvoertuig.
H04927-01
Ervoor zorgen dat het defecte voertuig op de aanhanger of op
het transportvoertuig correct geborgd is.
Lokaal geldende voorschriften voor het afvoeren van defecte
voertuigen in acht nemen.
RIJ-INSTRUCTIES 9
63
9.10 Brandstof tanken
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is gevaarlijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als
brandstof in de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Aanwijzing
MateriaalschadeDoor een slechte brandstofkwaliteit vervuilt het brandstoffilter.
In sommige landen en regio's is de beschikbare brandstofkwaliteit en -reinheid eventueel onvoldoende. Dit leidt
tot problemen in het brandstofsysteem.
Tank uitsluitend schone brandstof die aan de aangegeven norm voldoet. (De geautoriseerde KTM-garage is u
graag van dienst.)
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
9 RIJ-INSTRUCTIES
64
T04646-01
Motor uitzetten.
Tankdop openen. ( pag. 18)
Brandstoftank tot maximaal aan de onderkant 1van de vul-
opening met brandstof bijvullen.
Brandstoftankvolume
totaal ca.
15 l Brandstof super
loodvrij (ROZ 95)
( pag. 123)
Tankdop sluiten. ( pag. 19)
SERVICESCHEMA 10
65
10.1 Extra informatie
Voor alle verdergaande werkzaamheden, die resulteren uit de servicewerkzaamheden, moet een extra opdracht
worden verstrekt, die ook apart in rekening wordt gebracht.
Afhankelijk van de lokale gebruiksomstandigheden kunnen in uw land afwijkende service-intervallen gelden.
In het kader van technische ontwikkelingen kunnen intervallen en omvang van afzonderlijke servicebeurten ver-
anderen. Het meest recente serviceschema vindt u altijd op KTM Dealer.net. Uw geautoriseerde KTM-dealer advi-
seert u graag.
10.2 Servicewerkzaamheden
om de 48 maanden
om de 24 maanden
om de 12 maanden
alle 20.000 km
alle 10.000 km
na 1.000 km
Foutgeheugen uitlezen met KTM-diagnosetool. ○●●●●●
Schakelassensor programmeren. ○●●
Werking van de elektrische installatie controleren. ○●●●●●
Remvoeringen en remvoeringborging van de voorwielrem controleren. ○●●●●●
Remvoeringen en remvoeringborging van de achterwielrem controleren. ○●●●●●
Remschijven controleren. ○●●●●●
Remkabels controleren op beschadiging en dichtheid. ○●●●●●
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ○●●●
Remvloeistof van de voorwielrem verversen. ● ●
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren. ○●●●
Remvloeistof van de achterwielrem verversen. ● ●
Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeven reinigen. ( pag. 104) ○●●●●●
Alle slangen (bijv. brandstof, radiateur, ontluchtings, aftapslangen enz.) en
manchetten controleren op scheuren, dichtheid en correcte legging.
○●●●●●
Aftapslangen legen. ○●●●●●
Kabels controleren op beschadiging en leggen zonder knikken. ○●●●●●
Frame controleren.
Achterbrug controleren.
Achterbruglager op speling controleren. ● ●
Speling balhoofdlager controleren. ○●●
Wiellager op speling controleren. ● ●
Schokdemper en voorvork controleren op dichtheid. ○●●●●●
Bandentoestand controleren. ( pag. 84) ○●●●●●
Bandenspanning controleren. ( pag. 85) ○●●●●●
Ketting, kettingwiel en ketting-aandrijfwiel controleren. ( pag. 75) ●●●●●
Kettingspanning controleren. ( pag. 73) ○●●●●●
Alle bewegende onderdelen (bijv. zijstandaard, hendels, ketting enz.) smeren en
controleren of ze gemakkelijk bewegen.
○●●●●●
Bowdenkabels controleren op beschadiging, knikken en instelling. ○●●●●●
Klepspeling controleren, bougie vervangen.
Luchtfilter vervangen, luchtfilterbak reinigen. ● ●
10 SERVICESCHEMA
66
om de 48 maanden
om de 24 maanden
om de 12 maanden
alle 20.000 km
alle 10.000 km
na 1.000 km
Koplampinstelling controleren. ( pag. 93) ○●●
Controleren of makkelijk toegankelijke, veiligheidsrelevante schroeven en moeren
goed vastzitten.
○●●●●●
Vuilschrapers van de vorkpoten reinigen. ( pag. 70) ● ●
Functie van de radiateurventilator controleren. ○●●●●●
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 97) ○●●●●
Antivries controleren. ● ●
Koelmiddel verversen. ( pag. 101)
Eindcontrole: controleren of het voertuig verkeersveilig is en een proefrit maken. ○●●●●●
Na proefrit foutgeheugen uitlezen met KTM-diagnosetool. ○●●●●●
Service-intervalindicatie instellen. ○●●●●●
Service in het KTM Dealer.net noteren. ○●●●●●
Eenmalig interval
Periodiek interval
CHASSIS AFSTELLEN 11
67
11.1 Veervoorspanning schokdemper instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenWijzigingen aan de instelling van het chassis kunnen het rijgedag sterk beïnvloe-
den.
Rij na wijzigingen eerst langzaam, om het rijgedrag te kunnen inschatten.
Info
De veervoorspanning bepaalt de uitgangspositie voor de vering op de schokdemper.
Een optimaal ingestelde veervoorspanning is aangepast aan het gewicht van de bestuurder eventueel met
bagage en passagier en zorgt zo voor een compromis tussen hanteerbaarheid en stabiliteit.
T04633-01
Door aan de stelring 1te draaien de veervoorspanning instel-
len.
Voorgeschreven waarde
Veervoorspanning
Standaard 11 mm
Haaksleutel schokdemper (90529077000)
Verlenging voor haaksleutel (90129099025)
Info
De veervoorspanning kan in 10 verschillende standen
worden ingesteld.
11.2 Versnellingshendel instellen
Info
Het instelbereik van de versnellingshendel is beperkt.
A01450-10
Moeren 1losdraaien.
Versnellingshendel door het draaien van de schakelstang 2
instellen.
Voorgeschreven waarde
Instelbereik Aschakel-
stang
90 … 102 mm
Info
De verstelling moet aan beide kanten gelijkmatig wor-
den uitgevoerd.
Ten minste 5 schroefgangen moeten in de lagers zijn
geschroefd.
Instelhoek Bcontroleren.
Voorgeschreven waarde
Instelhoek Bschakelstang
omkering versnellingshendel
90°
Moeren 1vastdraaien.
11 CHASSIS AFSTELLEN
68
Info
De lagers van de schakelstang moeten na het tegen-
houden van de moeren in het midden en identiek ten
opzichte van elkaar zijn uitgelijnd, om een vrije bewe-
ging in de lagerschalen te kunnen garanderen.
Controleren of de versnellingshendel werkt en soepel kan scha-
kelen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
69
12.1 Motorfiets met hefbok achter opkrikken
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
402346-01
Bevestigingen van de hefbok monteren.
Bevestiging achter in de hefbok plaatsen.
Montageadapter (61029955244)
Achterwielmontagebok (69329955000)
Motorfiets rechtop zetten, hefbok uitlijnen aan de achterbrug
en de adapters. Motorfiets opkrikken.
12.2 Motorfiets van hefbok achter nemen
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
402029-10
Motorfiets beveiligen tegen omvallen.
Hefbok achter verwijderen en voertuig op de zijstandaard 1
plaatsen.
Bussenkit verwijderen.
12.3 Motorfiets met hefbok voor opkrikken
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 69)
F00795-10
Voorwaarde
Beschermkap 1verwijderen.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
70
402345-01
Stuur in de rechtuitstand zetten. Hefbok positioneren.
Opnamebout (69329965030)
Voorwielmontagebok groot (69329965100)
Info
Motorfiets altijd eerst achter opkrikken.
Motorfiets voor opkrikken.
12.4 Motorfiets van hefbok voor nemen
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
402777-01
Hoofdwerk
Motorfiets beveiligen tegen omvallen.
Hefbok voor verwijderen.
F00795-10
Beschermkap 1monteren.
Nawerk
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 69)
12.5 Vuilschrapers vorkpoten reinigen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 69)
Motorfiets met hefbok voor opkrikken. ( pag. 69)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
71
A01444-01
Hoofdwerk
Vuilschrapers 1van beide vorkpoten naar beneden schuiven.
Info
De vuilschrapers schrapen stof en grof vuil van de bin-
nenpoot af. In de loop van de tijd kan er vuil achter te
vuilschrapers terechtkomen. Als deze vervuiling niet
wordt verwijderd, kunnen de daarachter liggende olie-
keerringen gaan lekken.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven
vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreini-
gingsmiddel.
Vuilschrapers en de binnenpoten aan beide vorkpoten reinigen
en smeren met olie.
Universele oliespray ( pag. 125)
Vuilschrapers terugduwen in de inbouwpositie.
Overtollige olie verwijderen.
Nawerk
Motorfiets van hefbok voor nemen. ( pag. 70)
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 69)
12.6 Buddyseat verwijderen
T04592-01
De contactsleutel in het zadelslot 1steken en met de klok
mee draaien.
Buddyseat voor optillen, richting de tank trekken en naar
boven verwijderen.
De contactsleutel uit het zadelslot trekken.
12.7 Buddyseat monteren
T04593-01
De haak 1van de buddyseat in de beugel 2van de console
haken en naar voren schuiven.
Buddyseat naar beneden drukken en laten vergrendelen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet verkeerd gemonteerde
zadel kan uit de verankering springen.
Controleer na de montage of het zadel goed ver-
grendeld is en niet omhoog kan worden getrokken.
Vervolgens controleren of de buddyseat correct gemonteerd is.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
72
12.8 Bestuurderszadel verwijderen
Voorwerk
Buddyseat verwijderen. ( pag. 71)
H01993-01
Hoofdwerk
Het bestuurderszadel achter optillen, naar de achteren trekken
en naar boven toe verwijderen.
12.9 Bestuurderszadel monteren
H01994-01
Hoofdwerk
Het bestuurderszadel in het bereik Ainhaken en achterkant
laten zakken.
Vervolgens controleren of het bestuurderszadel correct is
gemonteerd.
Nawerk
Buddyseat monteren. ( pag. 71)
12.10 Kettingvervuiling controleren
400678-01
Ketting controleren op grove vervuiling.
» Als de ketting erg vuil is:
Ketting reinigen. ( pag. 72)
12.11 Ketting reinigen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenSmeermiddel op de banden vermindert de grip van de banden.
Verwijder smeermiddel met een geschikt reinigingsmiddel van de banden.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
73
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
De levensduur van de ketting is voor een groot deel afhankelijk van het onderhoud.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 69)
400725-01
Hoofdwerk
Ketting regelmatig reinigen.
Grove vervuiling afspoelen met een zachte waterstraal.
Smeerresten met kettingreiniger verwijderen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 125)
Na het drogen kettingspray aanbrengen.
Kettingspray Street ( pag. 125)
Nawerk
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 69)
12.12 Kettingspanning controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen verkeerde kettingspanning beschadigt componenten en leidt tot ongevallen.
Als de ketting te strak gespannen is, sluiten de ketting, het ketting-aandrijfwiel, het kettingwiel alsmede
transmissie- en achterwiellagers sneller. Sommige componenten kunnen bij overbelasting scheuren of
breken.
Als de ketting te los is, kan de ketting van het ketting-aandrijfwiel of van het kettingwiel vallen. Hierdoor
blokkeert het achterwiel of wordt de motor beschadigd.
Controleer de kettingspanning regelmatig.
Stel de kettingspanning in zoals voorgeschreven.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 69)
M00714-10
Hoofdwerk
Versnelling in stationair schakelen.
In het bereik na het glijblok de ketting naar boven richting
achterbrug duwen en kettingspanning Abepalen.
Info
Het bovenste deel van de ketting Bmoet daarbij
gespannen zijn.
Kettingen slijten niet altijd gelijkmatig, daarom moet
de meting op verschillende plekken van de ketting wor-
den herhaald.
Kettingspanning 5 … 7 mm
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
74
» Als de kettingspanning niet overeenkomt met de voorge-
schreven waarde:
Kettingspanning instellen. ( pag. 74)
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 69)
12.13 Kettingspanning instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen verkeerde kettingspanning beschadigt componenten en leidt tot ongevallen.
Als de ketting te strak gespannen is, sluiten de ketting, het ketting-aandrijfwiel, het kettingwiel alsmede
transmissie- en achterwiellagers sneller. Sommige componenten kunnen bij overbelasting scheuren of
breken.
Als de ketting te los is, kan de ketting van het ketting-aandrijfwiel of van het kettingwiel vallen. Hierdoor
blokkeert het achterwiel of wordt de motor beschadigd.
Controleer de kettingspanning regelmatig.
Stel de kettingspanning in zoals voorgeschreven.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 69)
Kettingspanning controleren. ( pag. 73)
T04596-01
Hoofdwerk
Moer 1losdraaien.
Moeren 2losdraaien.
Kettingspanning door het draaien van de stelschroeven 3
links en rechts instellen.
Voorgeschreven waarde
Kettingspanning 5 … 7 mm
Stelschroeven 3links en rechts zo draaien, dat de mar-
keringen aan de linker en rechter kettingspanner 4in
dezelfde positie staan t.o.v. referentiemarkeringen A. Zo
is het achterwiel correct uitgelijnd.
Info
Het bovenste deel van de ketting moet daarbij gespan-
nen zijn.
Kettingen slijten niet altijd gelijkmatig, daarom moet
de instelling op verschillende plekken van de ketting
worden gecontroleerd.
Moeren 2vastdraaien.
Controleren of de kettingspanners 4tegen de stelschroe-
ven 3liggen.
Moer 1vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer steekas achter M16 100 Nm
Nawerk
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 69)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
75
12.14 Ketting, kettingwiel en ketting-aandrijfwiel controleren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 69)
100132-10
Hoofdwerk
Kettingwiel en ketting-aandrijfwiel op slijtage controleren.
» Als kettingwiel resp. ketting-aandrijfwiel zijn ingereden:
Aandrijfset vervangen.
Info
Ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en ketting moe-
ten altijd samen worden vervangen.
401288-10
Versnelling in stationair schakelen.
Aan het onderste deel van de ketting met het aangegeven
gewicht Atrekken.
Voorgeschreven waarde
Gewicht voor meting ketting-
slijtage
15 kg
De afstand Bvan 20 kettingschakels aan het onderste deel
van de ketting meten.
Info
Kettingen slijten niet altijd gelijkmatig, daarom moet
de meting op verschillende plekken van de ketting wor-
den herhaald.
Maximale afstand Bvan
20 kettingschakels op het
langste stuk van de ketting
301,6 mm
»Als de afstand Bgroter is dan de aangegeven maat:
Aandrijfset vervangen.
Info
Als een nieuwe ketting wordt gemonteerd,
moeten ook het kettingwiel en het
ketting-aandrijfwiel worden vervangen.
Nieuwe kettingen slijten op een oud, versleten
kettingwiel resp. ketting-aandrijfwiel sneller.
12 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
76
T04634-01
Glijblok op slijtage controleren.
»Wanneer bij het glijblok in het gemarkeerde gebied C
doorlopende slijpsporen van de ketting zichtbaar zijn:
Glijblok vervangen.
» Wanneer het glijblok aan de onderzijde in het gemarkeerde
bereik Dsterk is afgeschuurd:
Glijblok vervangen.
Controleren of het glijblok goed vastzit.
» Als het glijblok loszit:
Schroef van het glijblok vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef kettingbe-
scherming
M5 7 Nm
Nawerk
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 69)
12.15 Uitgangspositie koppelingshendel instellen
W00568-11
Uitgangspositie van de koppelingshendel met het stelwiel 1
aanpassen aan de grootte van de hand.
Koppelingshendel naar voor drukken en aan het stelwiel
draaien tot een passende positie in het gebied Ais bereikt.
Info
Niet instellen tijdens het rijden.
12.16 Koppelingshendelspeling controleren
Aanwijzing
Beschadiging koppelingAls de koppelingshendel geen vrije slag heeft, begint de koppeling te verschuiven.
Controleer vóór elk gebruik van de motorfiets de vrije slag van de koppelingshendel.
Stel de vrije slag van de koppelingshendel indien nodig volgens de voorschriften in.
W00568-10
Controleren of de koppelingshendel soepel beweegt.
Stuur in de rechtuitstand zetten.
Koppelingshendel tot voelbare weerstand trekken en de koppe-
lingshendelspeling Abepalen.
Koppelingshendelspeling A1 … 3 mm
» Als de koppelingshendelspeling niet overeenkomt met de
voorgeschreven waarde:
Koppelingshendelspeling instellen. ( pag. 77)
Stuur over het gehele stuurbereik heen en weer bewegen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 12
77
De koppelingshendelspeling mag niet veranderen.
» Als de koppelingshendelspeling verandert:
Traject van de koppelingskabel controleren.
12.17 Koppelingshendelspeling instellen
W00569-10
Stuur in de rechtuitstand zetten.
Manchet 1terugschuiven.
Contramoer 2losdraaien.
Koppelingshendelspeling Amet de stelschroef 3instellen.
Voorgeschreven waarde
Koppelingshendelspeling A1 … 3 mm
Contramoer 2vastdraaien.
Manchet 1positioneren.
13 REMSYSTEEM
78
13.1 Antiblokkeersysteem (ABS)
H06033-10
De ABS-module 1bestaat uit een hydraulische unit,
ABSbesturingsunit en retourpomp en is onder de brandstoftank
gemonteerd. Er bevindt zich een wieltoerentalsensor 2aan het
voor- en achterwiel.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVeranderingen aan het voertuig
beperken de functie van het ABS.
Breng geen wijzigingen aan de veerweg aan.
Gebruik bij het remsysteem uitsluitend door KTM vrij-
gegeven en aanbevolen reserveonderdelen.
Gebruik alleen door KTM vrijgegeven en aanbevolen
banden en wielen met de juiste snelheidsindex.
Neem de aangegeven bandenspanning in acht.
Zorg ervoor dat servicewerkzaamheden en reparaties
vakkundig worden uitgevoerd. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Het ABS is een veiligheidssysteem, dat het blokkeren van wielen
bij rechtuit rijden en in bochten binnen de grenzen van het moge-
lijke verhindert.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenRijhulpmiddelen kunnen de waar-
schijnlijkheid van een val alleen binnen de fysische moge-
lijkheden verminderen.
Rijsituaties zoals bagage met hoog zwaartepunt,
wisselende straatoppervlakken, steile hellingen of hard
remmen zonder ontkoppelen kunnen niet altijd worden
gecompenseerd.
Pas het rijgedrag aan de toestand van de rijweg en uw
rijvaardigheden aan.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen verkeerd gekozen ABS-modus
bemoeilijkt de controle over het voertuig aanzienlijk.
De ABS-modi zijn telkens slechts voor bepaalde omstan-
digheden geschikt.
Kies altijd een ABS-modus die bij de ondergrond past.
Het ABS werkt met twee onafhankelijk van elkaar werkende rem-
circuits (voorwiel- en achterwielrem). Als de ABS-besturingsunit
de blokkeerneiging van een wiel herkent, begint het ABS door het
regelen van de remdruk te werken. De regeling is merkbaar aan
een licht pulserende remhendel resp. licht pulserend rempedaal.
Het ABSwaarschuwingslampje 3moet na het inschakelen van
het contact gaan branden en uitgaan wanneer het voertuig begint
te rijden. Als het lampje na het optrekken niet uitgaat of tijdens
het rijden brandt, duidt dit op een fout in het ABS. Het ABS is
dan niet meer actief en de wielen kunnen bij het remmen blok-
keren. Het remsysteem zelf blijft gewoon werken, alleen de ABS-
regeling valt uit.
REMSYSTEEM 13
79
Het ABSwaarschuwingslampje kan ook gaan branden als, in
extreme rijsituaties het toerental van het voor- en achterwiel
sterk van elkaar afwijkt, bijvoorbeeld bij een wheelie of als het
achterwiel doordraait. Daardoor wordt het ABS uitgeschakeld.
Om het ABS weer te activeren, moet het voertuig worden
gestopt en de ontsteking uitgeschakeld. Als u weer met het
voertuig gaat rijden, wordt ook het ABS weer geactiveerd. Het
ABSwaarschuwingslampje gaat dan uit, als het voertuig begint te
rijden.
14 WIELEN, BANDEN
80
14.1 Voorwiel demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 69)
Motorfiets met hefbok voor opkrikken. ( pag. 69)
T04601-01
Hoofdwerk
Schroef 1verwijderen en wieltoerentalsensor 2uit de
boring trekken.
Schroef 3enkele slagen losdraaien.
Schroeven 4losdraaien.
Op de schroef 3drukken om de steekas uit de asopname te
schuiven.
Schroef 4verwijderen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBeschadigde remschijven ver-
minderen de remwerking.
Leg het wiel altijd zodanig neer dat de remschijf
niet wordt beschadigd.
Voorwiel vasthouden en steekas verwijderen. Voorwiel uit de
voorvork nemen.
Info
Remhendel niet bedienen als het voorwiel is gedemon-
teerd.
14.2 Voorwiel monteren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
T04602-01
Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Als het wiellager beschadigd of versleten is:
Wiellager voor vervangen.
Afstandsbussen verwijderen.
Radiale keerringen 1en loopvlakken Avan de afstandsbus-
sen reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 125)
Afstandsbussen erin zetten.
WIELEN, BANDEN 14
81
T04601-02
Schroefdraad van de steekas en schroef 2reinigen.
Steekas reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 125)
Voorwiel positioneren en steekas erin zetten.
Remplaketten zijn correct gepositioneerd.
Schroef 2monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef steekas voor M24 45 Nm
Wieltoerentalsensor 3in de boring positioneren.
Schroef 2monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef houder wiel-
toerentalsensor
M6 8 Nm
Remhendel meerdere keren bedienen tot de remplaketten
tegen de remschijf liggen en er een drukpunt aanwezig is.
Motorfiets van hefbok voor nemen. ( pag. 70)
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 69)
Voorwielrem bedienen en voorvork enkele keren krachtig inve-
ren.
Vorkpoten worden uitgelijnd.
Schroeven 5vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef asopname M8 15 Nm
14.3 Achterwiel demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 69)
T04603-01
Hoofdwerk
Schroef 1verwijderen en wieltoerentalsensor 2uit de
boring trekken.
Moer 3en ring verwijderen.
Kettingspanner 4verwijderen.
Achterwiel vasthouden en steekas 6met ring en kettingspan-
ner 5eruit trekken.
Achterwiel zo ver mogelijk naar voren schuiven en ketting van
het kettingwiel verwijderen.
Remklauwhouder voorzichtig opzij drukken, remleiding niet
beschadigen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBeschadigde remschijven ver-
minderen de remwerking.
Leg het wiel altijd zodanig neer dat de remschijf
niet wordt beschadigd.
Achterwiel naar achteren trekken en uit de achterbrug nemen.
14 WIELEN, BANDEN
82
Info
Rempedaal niet indrukken als het achterwiel is gede-
monteerd.
14.4 Achterwiel monteren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigingsmiddel.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNa montage van het achterwiel remt de achterwielrem eerst niet.
Bedien de voetrem meerdere keren voor begin van de rit tot een vast drukpunt voelbaar is.
T04604-01
Hoofdwerk
Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Als het wiellager beschadigd of versleten is:
Wiellager achter vervangen.
Radiale keerringen 1en loopvlakken Avan de afstandsbus-
sen reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 125)
Schroefdraad van steekas en asmoer reinigen.
Steekas reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 125)
Aangrijppunten op remzadelhouder en achterbrug reinigen.
Demperpakking en kettingwieldrager aan het achterwiel monte-
ren.
Achterwiel positioneren.
Remklauwhouder en remplaketten zijn correct gepositio-
neerd.
Achterwiel zo ver mogelijk naar voren schuiven en ketting op
het kettingwiel leggen.
Kettingbescherming positioneren.
WIELEN, BANDEN 14
83
T04603-02
Achterwiel naar achteren trekken en steekas 3met ring en
kettingspanner 4monteren.
Voorgeschreven waarde
Kettingspanners 4links en rechts in dezelfde positie mon-
teren.
Moer 2en ring monteren.
Het achterwiel naar voren duwen, zodat de kettingspanners
tegen de schroeven zitten en moer 2vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
De markeringen op de kettingspanners moeten links en
rechts in dezelfde positie ten opzichte van de referentiemar-
keringen Bstaan. Zo is het achterwiel correct uitgelijnd.
Moer steekas achter M16 100 Nm
Wieltoerentalsensor 5in de boring positioneren.
Schroef 6monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef houder wiel-
toerentalsensor
M6 8 Nm
Nawerk
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 69)
Kettingspanning controleren. ( pag. 73)
14.5 Demperpakkingen van de achterwielnaaf controleren
Info
De kracht van de motor wordt door het kettingwiel via zes demperpakkingen overgebracht op het achter-
wiel. Deze slijten tijdens het rijden. Als de demperpakkingen niet op tijd worden vervangen, raken de ket-
tingwielhouder en de achterwielnaaf beschadigd.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 69)
Achterwiel demonteren. ( pag. 81)
T04605-01
Hoofdwerk
Lager 1controleren.
» Als het lager beschadigd of versleten is:
Lagers vervangen.
Demperpakkingen 2van de achterwielnaaf controleren op
beschadiging en slijtage.
» Als de demperpakkingen van de achterwielnaaf beschadigd
of versleten zijn:
Alle demperpakkingen van de achterwielnaaf vervan-
gen.
14 WIELEN, BANDEN
84
T04606-01
Achterwiel met het kettingwiel naar boven toe op een werkbank
leggen en de steekas in de naaf steken.
Om de speling Ate controleren, achterwiel vasthouden en
proberen het kettingwiel te draaien.
Info
De speling wordt gemeten aan de buitenkant van het
kettingwiel.
Speling demperpakkingen
achterwiel
5 mm
»Als de speling Agroter is dan de voorgeschreven waarde:
Alle demperpakkingen van de achterwielnaaf vervan-
gen.
Nawerk
Achterwiel monteren. ( pag. 82)
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 69)
Kettingspanning controleren. ( pag. 73)
14.6 Bandentoestand controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenAls een band tijdens de rit lek raakt, wordt het voertuig oncontroleerbaar.
Zorg ervoor dat beschadigde of versleten banden onmiddellijk worden vervangen. (De geautoriseerde
KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor vallenVerschillende profielen van voor- en achterwiel beïnvloeden het rijgedrag.
Verschillende profielen kunnen de controle over het voertuig aanzienlijk moeilijker maken.
Zorg ervoor dat voor- en achterwiel steeds van banden met hetzelfde profiel zijn voorzien.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenNiet-vrijgegeven of aanbevolen banden en wielen bemoeilijken het rijgedrag.
Gebruik alleen door KTM vrijgegeven en aanbevolen banden en wielen met de juiste snelheidsindex.
Info
Het type, de toestand en de spanning van de banden zijn van invloed op het rijgedrag van de motorfiets.
Versleten banden hebben vooral bij natte ondergrond een slechte invloed op het rijgedrag.
400602-10
Voor- en achterbanden controleren op insnijdingen, voorwerpen
die tijdens het rijden in de band zijn gaan zitten en beschadi-
gingen.
» Als er insnijdingen of beschadigingen zijn of als er voorwer-
pen tijdens het rijden in de band zijn gaan zitten:
Banden vervangen.
Profieldiepte controleren.
Info
Wettelijke landspecifieke minimale profieldiepte in acht
nemen.
WIELEN, BANDEN 14
85
Minimale profieldiepte 2 mm
» Als de profieldiepte lager is dan de minimale waarde:
Banden vervangen.
H01144-10
Leeftijd van de banden controleren.
Info
De productiedatum van de banden staat meestal op het
opschrift van de banden en wordt met de laatste vier
cijfers van de DOT aanduiding gekenmerkt. De eerste
twee cijfers wijzen op de week van de productie en de
laatste twee cijfers op het productiejaar.
KTM adviseert uiterlijk na vijf jaar de banden te vervan-
gen, onafhankelijk van de daadwerkelijke slijtage.
» Als de band ouder is dan vijf jaar:
Banden vervangen.
14.7 Bandenspanning controleren
Info
Te lage bandenspanning leidt tot buitengewone slijtage en oververhitting van de band.
Een goede bandenspanning garandeert een optimaal rijcomfort en een maximale levensduur van de band.
400695-01
Beschermkap verwijderen.
Bandenspanning controleren als de banden koud zijn.
Bandenspanning solo
voor 2,0 bar
achter 2,2 bar
Bandenspanning met passagier/volledige nuttige belasting
voor 2,0 bar
achter 2,2 bar
» Als de bandenspanning niet met de voorgeschreven waarde
overeenkomt:
Bandenspanning corrigeren.
Beschermkap monteren.
15 ELEKTRONICA
86
15.1 12V-accu demonteren
Waarschuwing
Gevaar voor letselAccuzuur en accugassen kunnen ernstige brandwonden veroorzaken.
Bewaar 12V-accu’s buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Vermijd contact met accuzuur en accugassen.
Vonken of open vuur uit de buurt van de 12V-accu houden.
Laad 12V-accu’s uitsluitend op in goed geventileerde ruimtes.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens 15 minuten met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als accuzuur of
accugas in de ogen is gekomen.
Voorwerk
Buddyseat verwijderen. ( pag. 71)
Bestuurderszadel verwijderen. ( pag. 72)
T04608-01
Hoofdwerk
Accuafdekking Ademonteren.
T04607-01
Minkabel 1van de 12V-accu loskoppelen.
Pluspoolafdekking 2naar achteren trekken.
Pluskabel 3van de 12V-accu loskoppelen.
12V-accu naar boven toe uit het accuvak verwijderen.
Info
Motorfiets nooit met een lege 12V-accu of zonder 12V-
accu gebruiken. In beide gevallen kunnen elektrische
componenten en veiligheidsvoorzieningen beschadigd
raken. Het voertuig is dan niet meer verkeersveilig.
15.2 12V-accu monteren
T04607-01
Hoofdwerk
12Vaccu in het accuvak plaatsen.
12V-accu (ETZ9BS) ( pag. 118)
Pluskabel 2positioneren, schroef monteren en vastdraaien.
Pluspoolafdekking 3positioneren.
Minkabel 1positioneren, schroef monteren en vastdraaien.
ELEKTRONICA 15
87
T04608-01
Batterijafdekking Amonteren.
Nawerk
Bestuurderszadel monteren. ( pag. 72)
Buddyseat monteren. ( pag. 71)
Tijd en datum instellen. ( pag. 47)
15.3 12V-accu laden
Waarschuwing
Gevaar voor letselAccuzuur en accugassen kunnen ernstige brandwonden veroorzaken.
Bewaar 12V-accu’s buiten het bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Vermijd contact met accuzuur en accugassen.
Vonken of open vuur uit de buurt van de 12V-accu houden.
Laad 12V-accu’s uitsluitend op in goed geventileerde ruimtes.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens 15 minuten met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als accuzuur of
accugas in de ogen is gekomen.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieu12V-accu’s bevatten voor het milieu schadelijke stoffen.
Gooi 12V-accu’s niet bij het huishoudelijk afval.
Geef 12V-accu’s af bij een verzamelpunt voor oude accu’s.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Ook als de 12V-accu niet wordt belast, verliest hij dagelijks aan lading.
De laadtoestand en de wijze van laden zijn erg belangrijk voor de levensduur van de 12V-accu.
Snel laden met een hogere laadstroom heeft een negatief effect op de levensduur.
Als de laadstroom, laadspanning en laadtijd worden overschreden, ontsnapt er elektrolyt via de veiligheids-
kleppen. Daardoor verliest de 12V-accu aan capaciteit.
Als de 12V-accu leeg is gestart, de 12V-accu meteen opladen.
Bij langere stilstand in lege toestand treden er diepteontlading en sulfatie op, waardoor de 12V-accu wordt
vernield.
De 12V-accu is onderhoudsvrij. Het zuurniveau hoeft niet te worden gecontroleerd.
Voorwerk
Buddyseat verwijderen. ( pag. 71)
Bestuurderszadel verwijderen. ( pag. 72)
15 ELEKTRONICA
88
Minkabel van de 12V-accu loskoppelen om schade aan de
boordelektronica te voorkomen.
V02564-10
Hoofdwerk
Acculader met 12V-accu verbinden. Acculader met de netaan-
sluiting verbinden.
Acculader (58429074200)
Met deze acculader is het overladen van de 12V-accu onmoge-
lijk.
Deze acculader is niet geschikt voor lithium-ionen-accu’s.
Info
12V-accu laden met maximaal 10% van de capaciteit
die op het accuhuis is aangegeven.
Acculader na het laden uitschakelen en van de 12V-accu los-
koppelen.
Voorgeschreven waarde
Laadstroom, laadspanning en laadtijd mogen niet worden
overschreden.
12V-accu regelmatig bijla-
den als de motorfiets niet
wordt gebruikt
3 maanden
Minkabel positioneren, schroef monteren en vastdraaien.
Minuspoolafdekking positioneren.
Nawerk
Bestuurderszadel monteren. ( pag. 72)
Buddyseat monteren. ( pag. 71)
Tijd en datum instellen. ( pag. 47)
15.4 Hoofdzekering vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor brandVerkeerde zekeringen overbelasten de elektrische installatie.
Gebruik alleen zekeringen met de voorgeschreven ampère-waarde.
Overbrug of repareer geen zekeringen.
Info
Met de hoofdzekering worden alle elektrische verbruikers van het voertuig gezekerd. De hoofdzekering
bevindt zich onder het zadel.
Voorwerk
Buddyseat verwijderen. ( pag. 71)
Bestuurderszadel verwijderen. ( pag. 72)
ELEKTRONICA 15
89
T04608-01
Hoofdwerk
Accuafdekking Ademonteren.
A01459-10
Beschermkap 1verwijderen.
A01461-12
Defecte hoofdzekering 2verwijderen.
Info
Een defecte zekering heeft een gebroken
smeltdraad B.
In het zekeringenblok bevindt zich een reservezekering.
Nieuwe hoofdzekering plaatsen.
Zekering (75011088030) ( pag. 118)
Tip
Nieuwe reservezekering in het zekeringenblok plaatsen,
zodat u er een bij u hebt als het nodig is.
A01459-10
Beschermkap 1monteren.
T04608-01
Batterijafdekking Amonteren.
15 ELEKTRONICA
90
Nawerk
Bestuurderszadel monteren. ( pag. 72)
Buddyseat monteren. ( pag. 71)
Tijd en datum instellen. ( pag. 47)
15.5 ABSzekeringen vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor brandVerkeerde zekeringen overbelasten de elektrische installatie.
Gebruik alleen zekeringen met de voorgeschreven ampère-waarde.
Overbrug of repareer geen zekeringen.
Info
Twee zekeringen voor het ABS bevinden zich onder de buddyseat. Met deze twee zekeringen zijn
de retourpomp en de hydraulische unit van het ABS afgezekerd. De derde zekering, waarmee de
ABS-besturingsunit is afgezekerd bevindt zich in het zekeringenblok.
Voorwerk
Buddyseat verwijderen. ( pag. 71)
Bestuurderszadel verwijderen. ( pag. 72)
T04608-01
Hoofdwerk
Accuafdekking Ademonteren.
A01478-10
Zekering hydraulische ABS-unit vervangen:
Beschermkapje verwijderen en zekering 1verwijderen.
Info
Een defecte zekering heeft een gebroken smelt-
draad B.
Waarschuwing
Gevaar voor brandVerkeerde zekeringen overbelas-
ten de elektrische installatie.
Gebruik alleen zekeringen met de voorgeschre-
ven ampère-waarde.
Overbrug of repareer geen zekeringen.
Voldoende sterke reservezekering plaatsen.
Zekering (75011088010) ( pag. 118)
ELEKTRONICA 15
91
Tip
Nieuwe reservezekering 2in het zekeringenblok
plaatsen, zodat u er een bij u heeft als het nodig is.
Beschermkap monteren.
A01479-10
Zekering ABS-retourpomp vervangen:
Beschermkapje verwijderen en zekering 3verwijderen.
Info
Een defecte zekering heeft een gebroken smelt-
draad B.
Waarschuwing
Gevaar voor brandVerkeerde zekeringen overbelas-
ten de elektrische installatie.
Gebruik alleen zekeringen met de voorgeschre-
ven ampère-waarde.
Overbrug of repareer geen zekeringen.
Voldoende sterke reservezekering plaatsen.
Zekering (90111088025) ( pag. 118)
Tip
Nieuwe reservezekering 4in het zekeringenblok
plaatsen, zodat u er een bij u heeft als het nodig is.
Beschermkap monteren.
T04608-01
Batterijafdekking Amonteren.
Nawerk
Bestuurderszadel monteren. ( pag. 72)
Buddyseat monteren. ( pag. 71)
15 ELEKTRONICA
92
15.6 Zekeringen van de afzonderlijke elektrische verbruikers vervangen
Info
Het zekeringenblok met de hoofdzekering en de zekeringen voor de afzonderlijke elektrische stroomver-
bruikers bevindt zich onder de buddyseat.
Voorwerk
Buddyseat verwijderen. ( pag. 71)
Bestuurderszadel verwijderen. ( pag. 72)
T04608-01
Hoofdwerk
Accuafdekking Ademonteren.
A01475-10
Zekeringenblokdeksel 1openen.
Defecte zekering verwijderen.
Voorgeschreven waarde
Zekering 110 A - gecombineerd instrument, remlicht, groot
licht, achterlicht
Zekering 2- 10 A - gecombineerd instrument
Zekering 3- 15 A - hoofdrelais
Zekering 4- 10 A - starthulprelais, claxon
Zekering 5-20 A - radiateurventilator
Zekering 6- 10 A - koplampeenheid, parkeerlicht, nummer-
plaatverlichting
Zekering 7- 10 A - motorbesturingsapparaat,
ABS-besturingsapparaat, Connectivity Unit
Zekering 8- geen functie
Zekering 9- 10 A - constant plus voor extra apparatuur (AC-
C1)
Zekering 10 - 10 A - ontstekingsplus voor extra apparaten
(ACC2), USB
Zekering SPARE - 10 A/15 A/20 A/30 A - reservezekeringen
Info
Een defecte zekering heeft een gebroken
smeltdraad B.
Waarschuwing
Gevaar voor brandVerkeerde zekeringen overbelasten
de elektrische installatie.
Gebruik alleen zekeringen met de voorgeschreven
ampère-waarde.
Overbrug of repareer geen zekeringen.
ELEKTRONICA 15
93
Voldoende sterke reservezekering plaatsen.
Zekering (75011088010) ( pag. 118)
Zekering (75011088015) ( pag. 118)
Zekering (75011088020) ( pag. 118)
Zekering (75011088030) ( pag. 118)
Tip
Nieuwe reservezekering in het zekeringenblok plaatsen,
zodat u er een bij u hebt als het nodig is.
Werking van de elektrische verbruikers controleren.
Zekeringenblokdeksel 1sluiten.
T04608-01
Batterijafdekking Amonteren.
Nawerk
Bestuurderszadel monteren. ( pag. 72)
Buddyseat monteren. ( pag. 71)
15.7 Koplampinstelling controleren
400726-10
Voertuig op een horizontale ondergrond voor een lichte muur
zetten en in de hoogte van het midden van de koplamp een
markering aanbrengen.
Nog een markering aanbrengen op een afstand Bonder de
eerste markering.
Voorgeschreven waarde
Afstand B5 cm
Voertuig op een afstand Aloodrecht voor de muur zetten en
het dimlicht inschakelen.
Voorgeschreven waarde
Afstand A5 m
Nu gaat de bestuurder, eventueel met bagage en passagier op
de motorfiets zitten.
Koplampinstelling controleren.
De grens tussen licht en donker moet bij een gebruiksklare
motorfiets met bestuurder, eventueel met bagage en passa-
gier, precies op de onderste markering liggen.
» Als deze grens tussen licht en donker niet overeenkomt
met de voorgeschreven waarde:
Lichtbundelbreedte van de koplamp instellen.
( pag. 94)
15 ELEKTRONICA
94
15.8 Lichtbundelbreedte koplamp instellen
Voorwerk
Koplampinstelling controleren. ( pag. 93)
W00555-10
Hoofdwerk
Met de stelschroef 1de lichtbundelbreedte van de koplamp
instellen.
Info
Draaien met de klok mee verbreedt de lichtbundel-
breedte en draaien tegen de klok in versmalt de licht-
bundelbreedte.
Bij extra belading kan er een correctie van de lichtbun-
delbreedte van de koplamp nodig zijn.
Schroef 1borgt ook de koplamp. Controleer of de
schroef steeds ver genoeg is ingeschroefd.
400726-11
Koplamp op markering Binstellen.
Voorgeschreven waarde
De grens tussen licht en donker moet bij een gebruiksklare
motorfiets met bestuurder, eventueel met bagage en passa-
gier, precies op de onderste markering Bliggen.
15.9 Diagnosestekker
H06138-10
De diagnosestekker 1bevindt zicht onder het zadel.
15.10 ACC1 en ACC2 vooraan
A01476-10
Inbouwlocatie
De voedingsspanningen ACC1 1en ACC2 2bevinden zich
vooraan aan de rechter voertuigzijde achter de afdekking van
het balhoofd.
ELEKTRONICA 15
95
15.11 ACC1 en ACC2 achterzijde
A01477-10
Inbouwlocatie
De voedingsspanningen ACC1 1en ACC2 2bevinden zich
achter onder het zadel.
16 KOELSYSTEEM
96
16.1 Koelsysteem
W00558-10
Door de waterpomp 1in de motor vindt er een gedwongen circu-
latie van het koelmiddel plaats.
De druk die bij verwarming in het koelsysteem ontstaat wordt gere-
geld door een klep in de radiateurdop 2. Door de uitzetting door
warmte stroomt het overtollige koelmiddel naar het compensatie-
reservoir 3. Als de temperatuur daalt wordt dit koelmiddel weer
teruggezogen in het koelsysteem. Daardoor is de aangegeven koel-
middeltemperatuur toegestaan zonder dat er met functiestoringen
rekening moet worden gehouden.
110 °C
W00557-10
Koeling vindt plaats door de rijwind en twee radiateurventila-
tors 4die bij hoge temperatuur wordt ingeschakeld.
Hoe lager de snelheid, hoe lager de koelwerking. Ook vervuilde
koelribben verlagen de koelwerking.
Info
Als het koelsysteem oververhit raakt, wordt het maximale
motortoerental begrensd.
16.2 Antivries en koelmiddelpeil controleren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets heet en staat onder druk.
Open noch de radiateur, de radiateurkoelslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als
de motor of het koelsysteem bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componen-
ten van het koelsysteem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is gevaarlijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koel-
vloeistof in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
Voorwaarden
Motor is koud.
KOELSYSTEEM 16
97
W00560-10
Motorfiets rechtop zetten op een horizontaal oppervlak.
Dop 1van het compensatiereservoir verwijderen.
Antivries van het koelmiddel controleren.
25 … 45 °C
» Als de antivries van het koelmiddel niet overeenkomt met
de voorgeschreven waarde:
Antivries van het koelmiddel corrigeren.
Koelmiddelpeil in het compensatiereservoir controleren.
Het koelmiddelpeil moet zich tussen de twee markeringen
bevinden.
» Als het koelmiddelpeil niet overeenkomt met de voorge-
schreven waarde:
Koelmiddelpeil corrigeren.
Koelmiddel ( pag. 123)
Dop van het compensatiereservoir monteren.
T04615-01
Radiateurdop 2verwijderen.
Antivries van het koelmiddel controleren.
25 … 45 °C
» Als de antivries van het koelmiddel niet overeenkomt met
de voorgeschreven waarde:
Antivries van het koelmiddel corrigeren.
Koelmiddelpeil in de radiateur controleren.
De radiateur moet volledig gevuld zijn.
» Als het koelmiddelpeil niet overeenkomt met de voorge-
schreven waarde:
Koelmiddelpeil corrigeren en oorzaak van het verlies
vaststellen.
Koelmiddel ( pag. 123)
» Als er meer koelmiddel bijgevuld moest worden dan de
voorgeschreven waarde:
> 0,20 l
Koelsysteem vullen/ontluchten. ( pag. 99)
Radiateurdop monteren.
16.3 Koelmiddelpeil controleren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets heet en staat onder druk.
Open noch de radiateur, de radiateurkoelslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als
de motor of het koelsysteem bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componen-
ten van het koelsysteem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
16 KOELSYSTEEM
98
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is gevaarlijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koel-
vloeistof in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
Voorwaarden
Motor is koud.
W00560-10
Motorfiets rechtop zetten op een horizontaal oppervlak.
Koelmiddelpeil in het compensatiereservoir 1controleren.
Het koelmiddelpeil moet zich tussen de twee markeringen
bevinden.
» Als het koelmiddelpeil niet overeenkomt met de voorge-
schreven waarde:
Koelmiddelpeil corrigeren.
Koelmiddel ( pag. 123)
T04615-01
Radiateurdop 2verwijderen en koelmiddelpeil in de radia-
teur controleren.
De radiateur moet volledig gevuld zijn.
» Als het koelmiddelpeil niet overeenkomt met de voorge-
schreven waarde:
Koelmiddelpeil corrigeren en oorzaak van het verlies
vaststellen.
» Als er meer koelmiddel bijgevuld moest worden dan de
voorgeschreven waarde:
> 0,20 l
Koelsysteem vullen/ontluchten. ( pag. 99)
Radiateurdop monteren.
16.4 Koelmiddel aftappen
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets heet en staat onder druk.
Open noch de radiateur, de radiateurkoelslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als
de motor of het koelsysteem bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componen-
ten van het koelsysteem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
KOELSYSTEEM 16
99
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is gevaarlijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koel-
vloeistof in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
Voorwaarden
Motor is koud.
W00561-10
Motorfiets rechtop zetten.
Geschikt reservoir onder de motor plaatsen.
Schroef 1met pakkingring verwijderen.
Radiateurdop verwijderen.
Koelmiddel volledig laten uitlopen.
Schroef 1met nieuwe pakkingring monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Sluitschroef
aftapboring
waterpomp
M6 11 Nm
Loctite®243™
16.5 Koelsysteem vullen/ontluchten
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is gevaarlijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koel-
vloeistof in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
16 KOELSYSTEEM
100
W00562-10
Schroeven Avan de linker tankbekleding verwijderen. Tank-
bekleding naar voren schuiven en verwijderen.
T04615-03
Radiateurdop 1verwijderen.
A01455-10
Ontluchtingsschroef 2losdraaien.
Voorgeschreven waarde
3 omw
Voertuig licht naar rechts kantelen.
Koelmiddel bijvullen tot dit zonder luchtbellen uit de ontluch-
tingsschroef stroomt en de ontluchtingsschroef dan meteen
vastdraaien.
Koelmiddel ( pag. 123)
Radiateur compleet met koelmiddel vullen. Radiateurdop mon-
teren.
Voertuig op zijstandaard zetten.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en
kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg heb-
ben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor
voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motor starten en warm laten draaien.
KOELSYSTEEM 16
101
W00560-11
Motor uitzetten en laten afkoelen.
Na het afkoelen nog een keer het koelmiddelpeil in de radia-
teur controleren en indien nodig koelmiddel bijvullen.
Dop 3van het compensatiereservoir verwijderen en koelmid-
delpeil tot de MAX-markering vullen.
Dop van het compensatiereservoir monteren.
Linker tankbekleding in omgekeerde volgorde van de opbouw
inbouwen.
16.6 Koelmiddel verversen
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets heet en staat onder druk.
Open noch de radiateur, de radiateurkoelslangen noch andere componenten van het koelsysteem, als
de motor of het koelsysteem bedrijfswarm zijn.
Laat het koelsysteem en de motor afkoelen, alvorens de koeler, de koelerslangen of andere componen-
ten van het koelsysteem te openen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is gevaarlijk voor de gezondheid.
Bewaar koelvloeistof buiten het bereik van kinderen.
Voorkom contact van koelvloeistof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als koelvloeistof werd ingeslikt.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als koel-
vloeistof in de ogen is gekomen.
Wissel uw kleding, als er koelvloeistof op is gekomen.
Voorwaarden
Motor is koud.
W00562-10
Schroeven Avan de linker tankbekleding verwijderen. Tank-
bekleding naar voren schuiven en verwijderen.
16 KOELSYSTEEM
102
W00561-10
Motorfiets rechtop zetten.
Geschikt reservoir onder de motor plaatsen.
Schroef 1met pakkingring verwijderen.
T04615-01
Radiateurdop 2verwijderen.
Koelmiddel volledig laten uitlopen.
Schroef 1met nieuwe pakkingring monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Sluitschroef
aftapboring
waterpomp
M6 11 Nm
Loctite®243™
A01458-10
Ontluchtingsschroef 3losdraaien.
Voorgeschreven waarde
3 omw
Voertuig licht naar rechts kantelen.
Koelmiddel bijvullen tot dit zonder luchtbellen uit de ontluch-
tingsschroef stroomt en de ontluchtingsschroef dan meteen
vastdraaien.
Koelmiddel ( pag. 123)
Radiateur compleet met koelmiddel vullen. Radiateurdop mon-
teren.
Voertuig op zijstandaard zetten.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en
kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg heb-
ben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor
voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motor starten en warm laten draaien.
W00560-12
Motor uitzetten en laten afkoelen.
Na het afkoelen nog een keer het koelmiddelpeil in de radia-
teur controleren en indien nodig koelmiddel bijvullen.
Dop 4van het compensatiereservoir verwijderen en koelmid-
delpeil tot de MAX-markering vullen.
Dop van het compensatiereservoir monteren.
Linker tankbekleding in omgekeerde volgorde van de opbouw
inbouwen.
MOTOR AFSTELLEN 17
103
17.1 Ride Mode
I00511-10
Mogelijke toestanden
Street Gehomologeerd vermogen met uitgebalanceerde res-
pons.
Rain Gehomologeerd vermogen met zacht aanspreekgedrag
voor een betere rijbaarheid.
Track Instelling met gehomologeerd vermogen en uitgeba-
lanceerde respons.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen verkeerd gekozen rijmodus
bemoeilijkt de controle over het voertuig aanzienlijk.
De rijmodi zijn telkens slechts voor bepaalde omstandig-
heden geschikt.
Selecteer steeds een rijmodus die past bij de onder-
grond, het weer en de rijsituatie.
In het gecombineerde instrument kunnen via het
submenu Ride Mode verschillende afstellingen voor het voertuig
worden gekozen. U kunt kiezen uit Street,Rain en Track.
De als laatste gekozen rijmodus wordt op het display weergegeven.
De rijmodus kan ook tijdens het rijden met gesloten gashendel
worden gewisseld.
17.2 Motorfiets-tractiecontrole (optioneel) (Bochten-MTC)
I00513-10
De motorfietstractiecontrole (MTC) (optioneel) verlaagt het motor-
koppel bij tractieverlies aan het achterwiel. Afhankelijk van de
rijmodus ( pag. 103) wordt bij geactiveerde tractiecontrole ver-
schillend veel slip toegestaan.
Info
Als de motorfietstractiecontrole uitgeschakeld is, kan het
achterwiel bij sterke acceleratie of op oppervlakken met
slechte grip doordraaien gevaar voor vallen.
Na het inschakelen van het contact is de motorfietstractie-
controle weer actief.
In het gecombineerde instrument kan via het submenu MTC (optio-
neel) de motorfietstractiecontrole worden in- of uitgeschakeld.
Info
Als de motorfietstractiecontrole regelt, knippert het
TCcontrolelampje .
Als de motorfietstractiecontrole is uitgeschakeld, brandt
het TCcontrolelampje .
18 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR
104
18.1 Motoroliepeil controleren
Voorwaarden
Motor is warm.
Voorwerk
Motorfiets rechtop zetten op een horizontale ondergrond.
W00563-10
Hoofdwerk
Motoroliepeil controleren.
Info
Na het uitzetten van de motor een minuut wachten en
dan pas controleren.
De motorolie moet tussen de markeringen Aen Bliggen.
»Als de motorolie onder de markering Aligt:
Motorolie bijvullen. ( pag. 106)
»Als de motorolie boven de markering Bligt:
Motoroliepeil corrigeren.
18.2 Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeven reinigen
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenMotor- en cardanolie wordt tijdens bedrijf van de motorfiets heet.
Draag geschikte beschermende kleding en een veiligheidshandschoenen.
Houd bij verbranding het desbetreffende deel onmiddellijk onder lauwwarm water.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
De motorolie bij een warme motor aftappen.
Voorwerk
Motorfiets op een horizontale ondergrond op de zijstandaard
zetten.
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 18
105
W00564-10
Hoofdwerk
Geschikt reservoir onder de motor klaarzetten.
Olieaftapschroef 1met keerring verwijderen.
Oliezeef 2met keerring verwijderen.
Sluitschroef 3met oliezeef 4verwijderen.
Motorolie volledig laten uitlopen.
Olieaftapschroeven en oliezeven grondig reinigen.
Oliezeef 2positioneren en olieaftapschroef 1met keerring
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Olieaftapschroef M24x1,5 12,5 Nm
Sluitschroef 3met oliezeef 4en keerring monteren en
vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Sluitschroef oliezeef
klein
M17x1,5 11 Nm
W00567-10
Schroeven 5verwijderen. Oliefilterdeksel 6met keerring
verwijderen.
Oliefilter 7uit het oliefilterhuis trekken.
Motorolie volledig laten uitlopen.
Onderdelen en afdichtvlak grondig reinigen.
W00566-10
Nieuw oliefilter 7plaatsen.
Keerring van het oliefilterdeksel insmeren met olie. Oliefilter-
deksel 6monteren.
Schroeven monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef oliefilterdek-
sel
M6 11 Nm
Info
Te weinig motorolie of olie van onvoldoende kwaliteit
leidt tot voortijdige slijtage van de motor.
401955-12
Olievulschroef 8met keerring verwijderen en motorolie bij-
vullen.
Motorolie 1,5 l Motorolie
(SAE 15W/50)
( pag. 123)
Olievulschroef met keerring monteren en vastdraaien.
18 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR
106
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en
kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg heb-
ben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor
voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motor starten en controleren op lekkage.
Nawerk
Motoroliepeil controleren. ( pag. 104)
18.3 Motorolie bijvullen
Info
Te weinig motorolie of olie van onvoldoende kwaliteit leidt tot voortijdige slijtage van de motor.
401955-10
Hoofdwerk
Olievulschroef 1met keerring verwijderen en motorolie bij-
vullen.
Motorolie (SAE 15W/50) ( pag. 123)
Info
Voor een optimale prestatie van de motorolie wordt aan-
geraden geen verschillende motoroliesoorten te men-
gen.
KTM adviseert de motorolie te verversen als dat nodig
is.
Olievulschroef met keerring monteren en vastdraaien.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en
kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg heb-
ben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor
voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de
motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Motor starten en controleren op lekkage.
Nawerk
Motoroliepeil controleren. ( pag. 104)
REINIGING, ONDERHOUD 19
107
19.1 Motorfiets reinigen
Aanwijzing
MateriaalschadeDoor verkeerd gebruik van een hogedrukreiniger worden componenten beschadigd of onbruik-
baar.
Het water dringt door de hoge druk in de elektrische componenten, stekkers, bowdenkabels, lagers etc.
Te hoge druk veroorzaakt storingen en maakt componenten onbruikbaar.
Richt de waterstraal niet direct op elektrische componenten, stekkers, bowenkabels of lagers.
Een minimale afstand tussen de sproeier van de hogedrukreiniger en de component aanhouden.
Minimale afstand 60 cm
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven
wijze af.
Info
Reinig de motorfiets regelmatig om zijn waarde en uitzicht gedurende lange tijd te behouden.
Directe zonnestralen op de motorfiets tijdens het reinigen vermijden.
401061-01
Uitlaatsysteem afsluiten om het indringen van water te voorko-
men.
Grove vervuiling eerst met een zachte waterstraal verwijderen.
Sterk vervuilde plekken met een normale, in de handel
verkrijgbare motorfietsreiniger inspuiten en met een penseel
bewerken.
Motorfietsreiniger ( pag. 125)
Info
Warm water met een in de handel verkrijgbare motor-
fietsreiniger en een zachte spons gebruiken.
Motorfietsreiniger nooit op de droge motorfiets aanbren-
gen, altijd eerst met water afspoelen.
Reinig de motorfiets met koud water als de motorfiets
in strooizout is gebruikt. Warm water versterkt de zout-
werking.
Nadat de motorfiets grondig met een zachte waterstraal is
afgespoeld moet hij goed worden gedroogd.
Afsluiting van het uitlaatsysteem verwijderen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVocht en vuil beïnvloeden het
remsysteem nadelig.
Rem meerdere keren voorzichtig om de remplaket-
ten en remschijven te drogen en vuil te verwijde-
ren.
Na de reiniging een kort stuk rijden, totdat de motor de rijtem-
peratuur heeft bereikt.
19 REINIGING, ONDERHOUD
108
Info
Door de warmte verdampt het water ook op de niet toe-
gankelijke plaatsen van de motor en het remsysteem.
Manchetten van de stuurarmaturen terugschuiven, zodat het
ingedrongen water kan verdampen.
Na het afkoelen van de motorfiets alle glij- en lagerpunten
smeren.
Ketting reinigen. ( pag. 72)
Blank metalen onderdelen (met uitzondering van de remschij-
ven en het uitlaatsysteem) met antiroestmiddel behandelen.
Conserveringsmiddel voor lakken, metaal en rubber
( pag. 125)
Alle gelakte onderdelen behandelen met een onderhoudsmid-
del voor lakken.
Glansspray voor lak, kunststof en chroom ( pag. 125)
Info
In de leveringstoestand matte kunststofonderdelen
niet polijsten, omdat de materiaalkwaliteit anders sterk
beperkt wordt.
Alle kunststof onderdelen en geëloxeerde onderdelen behande-
len met een mild reinigings- en verzorgingsmiddel.
Speciale reiniger voor glanzende en matte lakken, metaal-
en kunststofvlakken ( pag. 125)
Contact- en stuurslot smeren.
Universele oliespray ( pag. 125)
19.2 Controle en onderhoud voor rijden in de winter
Info
Als de motorfiets ook in de winter wordt gebruikt, moet rekening worden gehouden met strooizout op de
wegen. Daarom moeten er voorzorgsmaatregelen worden genomen tegen het agressieve strooizout.
Reinig de motorfiets met koud water als de motorfiets in strooizout is gebruikt. Warm water versterkt de
zoutwerking.
401060-01
Motorfiets reinigen. ( pag. 107)
Remmen reinigen.
Info
Na IEDERE rit op wegen met strooizout de motorfiets en
vooral de remzadels en remplaketten in afgekoelde en
gemonteerde toestand, grondig met koud water reinigen
en goed drogen.
Motor, achterbrug en alle overige blanke of verzinkte onderde-
len (m.u.v. de remschijven) worden behandeld met een anti-
roestmiddel op wasbasis.
REINIGING, ONDERHOUD 19
109
Info
Er mag geen antiroestmiddel op de remschijven
terechtkomen omdat daardoor de remwerking sterk
wordt verminderd.
Ketting reinigen. ( pag. 72)
20 STALLING
110
20.1 Stalling
Info
Als u de motorfiets voor langere tijd niet wilt gebruiken, moet u volgende maatregelen nemen of laten
nemen.
Controleer voordat u de motorfiets gaat stallen eerst of alle onderdelen goed werken en niet zijn versleten.
Als er servicewerkzaamheden, reparaties of wijzigingen nodig zijn, kunt u dat het beste doen tijdens de
overwintering (minder drukte bij de werkplaatsen). Zo voorkomt u lange wachttijden bij aanvang van het
seizoen.
401058-01
Bij het laatste tanken voor het stallen van de motorfiets,
brandstofadditief bijmengen.
Brandstofadditief ( pag. 125)
Brandstof tanken. ( pag. 63)
Tip
De brandstoftank zoals voorgeschreven vullen en daar-
bij brandstof met een laag ethanolgehalte gebruiken.
Motorfiets reinigen. ( pag. 107)
Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeven reini-
gen. ( pag. 104)
Antivries en koelmiddelpeil controleren. ( pag. 96)
Bandenspanning controleren. ( pag. 85)
12V-accu demonteren. ( pag. 86)
12V-accu opladen.
Voorgeschreven waarde
Opslagtemperatuur van de
12V-accu zonder blootstel-
ling aan directe zonnestralen
0 … 35 °C
Voertuig stallen op een droge plaats en niet blootstellen aan
grote temperatuurschommelingen.
Info
KTM adviseert de motorfiets op te krikken.
Motorfiets met hefbok achter opkrikken. ( pag. 69)
Motorfiets met hefbok voor opkrikken. ( pag. 69)
De motorfiets afdekken met een luchtdoorlatend dekzeil of een
deken.
Info
In geen geval mogen hiervoor luchtdichte materialen
worden gebruikt, omdat er dan geen vocht kan ontsnap-
pen en er roest ontstaat.
Het is zeer slecht de motor van een gestalde motorfiets
voor korte tijd te laten draaien. Aangezien de motor
daarbij niet voldoende warm wordt, condenseert de
waterdamp die bij de verbranding ontstaat en dit leidt
ertoe dat de ventielen en uitlaatsysteem gaan roesten.
STALLING 20
111
20.2 Inbedrijfstelling na stalling
401059-01
Motorfiets van hefbok voor nemen. ( pag. 70)
Motorfiets van hefbok achter nemen. ( pag. 69)
12V-accu monteren. ( pag. 86)
Tijd en datum instellen. ( pag. 47)
Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfstelling uitvoeren.
( pag. 55)
Een proefrit maken.
21 OPSPOREN VAN FOUTEN
112
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Motor draait bij het indrukken
van de startknop niet door
Bedieningsfouten Werkstappen voor het starten uitvoe-
ren. ( pag. 55)
12V-accu ontladen 12V-accu opladen. ( pag. 87)
Zekering 1,3,4of 7gesmolten Zekeringen van de afzonderlijke
elektrische verbruikers vervangen.
( pag. 92)
Geen massaverbinding aan de
startmotor voorhanden
Massaverbinding controleren.
Motor draait alleen door bij
getrokken koppelingshendel
Er is een versnelling gescha-
keld
Versnelling in stationair schakelen.
Er is een versnelling gescha-
keld en de zijstandaard is uit-
geklapt
Versnelling in stationair schakelen.
Motor draait door, maar springt
niet aan
Bedieningsfouten Werkstappen voor het starten uitvoe-
ren. ( pag. 55)
Snelsluitkoppeling niet in
elkaar gestoken
Snelsluitkoppeling in elkaar steken.
Fout in elektronische brand-
stofinspuiting
Foutengeheugen met
KTM-diagnosetool uitlezen.
Motor heeft te weinig vermogen Luchtfilter sterk vervuild Luchtfilter vervangen.
Brandstoffilter sterk vervuild Brandstofdruk controleren.
Fout in elektronische brand-
stofinspuiting
Foutengeheugen met
KTM-diagnosetool uitlezen.
Motor wordt overmatig heet Te weinig koelmiddel in koel-
systeem
Koelsysteem controleren op lekkage.
Koelmiddelpeil controleren.
( pag. 97)
Radiateurlamellen sterk ver-
vuild
Radiateurlamellen reinigen.
Schuimvorming in het koelsys-
teem
Koelmiddel aftappen. ( pag. 98)
Koelsysteem vullen/ontluchten.
( pag. 99)
Thermostaat defect Thermostaat controleren.
Zekering 5doorgesmolten Zekeringen van de afzonderlijke
elektrische verbruikers vervangen.
( pag. 92)
Defect aan het ventilatiesys-
teem van de radiateur
Radiateursysteem controleren.
Controlelampje storing brandt
geel
Fout in elektronische brand-
stofinspuiting
Foutengeheugen met
KTM-diagnosetool uitlezen.
Motor slaat af tijdens het rijden Te weinig brandstof Brandstof tanken. ( pag. 63)
Zekering 1,3,4of 7gesmolten Zekeringen van de afzonderlijke
elektrische verbruikers vervangen.
( pag. 92)
ABS-waarschuwingslampje
brandt
ABS-zekering doorgesmolten ABSzekeringen vervangen.
( pag. 90)
Wieltoerental van voor- en ach-
terwiel wijkt sterk af
Stoppen, ontsteking uitschakelen,
opnieuw starten.
Fout in ABS Foutgeheugen uitlezen met
KTM-diagnosetool.
Hoog olieverbruik Slang van de motorontluchting
geknikt
Ontluchtingsslang knikvrij leggen en
indien nodig vervangen.
OPSPOREN VAN FOUTEN 21
113
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Hoog olieverbruik Motoroliepeil te hoog Motoroliepeil controleren.
( pag. 104)
Vloeibaarheid motorolie te dun
(viscositeit)
Motorolie verversen, oliefilter
vervangen en oliezeven reinigen.
( pag. 104)
Koplamp en zijlicht werken niet Zekering 6gesmolten Zekeringen van de afzonderlijke
elektrische verbruikers vervangen.
( pag. 92)
Richtingaanwijzer, remlicht en
claxon werken niet
Zekering 4of 6doorgesmolten Zekeringen van de afzonderlijke
elektrische verbruikers vervangen.
( pag. 92)
Tijd wordt niet meer of niet cor-
rect weergegeven
Zekering 2gesmolten Zekeringen van de afzonderlijke
elektrische verbruikers vervangen.
( pag. 92)
12V-accu ontladen Contact bij het parkeren van
het voertuig niet uitgeschakeld
12V-accu opladen. ( pag. 87)
12V-accu wordt niet opgeladen
door de dynamo
Laadspanning controleren.
Ruststroom controleren.
Er wordt niets weergegeven op
het display van het gecombi-
neerd instrument
Zekering 2gesmolten Zekeringen van de afzonderlijke
elektrische verbruikers vervangen.
( pag. 92)
Snelheidsindicatie op gecombi-
neerd instrument werkt niet
Kabelboom voor de snelheids-
indicatie of stekkerverbinding
verroest
Kabelboom en steekverbinding contro-
leren.
22 TECHNISCHE GEGEVENS
114
22.1 Motor
Constructie 1-cilinder 4-takt bezinemotor, gekoeld met vloeistof
Cilinderinhoud 398 cm³
Slag 64 mm
Boring 89 mm
Compressieverhouding 12,59:1
Distributie DOHC, vier kleppen aangestuurd door nokvolger, aan-
drijving door ketting
Klepdiameter inlaat 36 mm
Klepdiameter uitlaat 29 mm
Klepspeling inlaat koud 0,10 … 0,15 mm
Klepspeling uitlaat koud 0,15 … 0,20 mm
Krukaslagers Glijlager
Drijfstanglager Glijlager
Zuigers Aluminium gesmeed
Zuigerveren 1 compressiering, 1 zuigerring, 1 olieschraapring
Motorsmering Drukomloopsmering
Primaire overbrenging 33:86
Koppeling Meerplaats koppeling in het oliebad
Versnelling Versnellingsbak met schakelklauw met 6 versnellingen
Overbrengingsverhouding
1e versnelling 12:32
2e versnelling 14:26
3e versnelling 19:27
4e versnelling 21:24
5e versnelling 23:22
6e versnelling 25:21
Mengselbewerking Elektronische brandstofinspuiting
Ontstekingssysteem Volledig elektrisch contact
Dynamo 12 V, 230 W
Bougie BOSCHVR6NEU
Elektrodenafstand bougie 1 mm
Radiateur Vloeistofkoeling, permanente circulatie van het koel-
middel door waterpomp
Starthulp Startmotor
22.2 Aanhaalmomenten motor
Schroef versnellingsherkennings-
sensor
M5 5,5 Nm
Loctite®243™
Oliesproeikop M5x0,8 6 Nm
Loctite®243™
Oliesproeikop nokkenaslagerplaat M5x0,8 9 Nm
Loctite®243™
Olievernevelaar M5x0,8 6 Nm
Loctite®243™
TECHNISCHE GEGEVENS 22
115
Schroef krukas-toerentalsensor M5x0,8 5,5 Nm
Loctite®243™
Schroef schakelassensor M5x0,8 6 Nm
Loctite®243™
Schroef stator M5x0,8 7,5 Nm
Loctite®243™
Schroef steunplaat statorkabel M5x0,8 5,5 Nm
Loctite®243™
Bobinekabelhouder M6 11 Nm
Kettingkastschroef cilinderkop M6 11 Nm
Moer waterpompwiel M6 8 Nm
Loctite®243™
Schroef autodeco-mechanisme M6 9 Nm
Loctite®243™
Schroef cilinderkop M6 11 Nm
Schroef distributieketting - span-
rail
M6 11 Nm
Loctite®243™
Schroef distributiekettingschacht M6x46 11 Nm
Schroef distributiekettingspanner M6 11 Nm
Schroef dynamodeksel M6 11 Nm
Schroef houderplaat M6 11 Nm
Loctite®243™
Schroef inlaatmanchet M6 9 Nm
Schroef klepdeksel M6 11 Nm
Schroef koppelingsdeksel M6 11 Nm
Schroef koppelingsveer M6 10 Nm
Schroef lagerborgring M6 11 Nm
Loctite®243™
Schroef motorhuis M6x35 11 Nm
Loctite®243™
Schroef motorhuis M6x70 11 Nm
Loctite®243™
Schroef motorontluchtingsplaat M6 11 Nm
Schroef nokkenaslagerplaat M6x35 9 Nm
Schroef nokkenaslagerplaat M6x40 9 Nm
Schroef nokkenaslagerplaat M6x45 9 Nm
Schroef oliefilterdeksel M6 11 Nm
Schroef oliepomp M6 11 Nm
Schroef ontgrendeling voor distri-
butiekettingspanner
M6 8 Nm
Schroef schakelpal M6 11 Nm
Loctite®243™
Schroef startmotor M6 11 Nm
Schroef steunplaat vrijloopwiel M6 11 Nm
Loctite®243™
Schroef thermostaat M6 11 Nm
Schroef vastzethendel M6 11 Nm
Loctite®243™
22 TECHNISCHE GEGEVENS
116
Schroef waterpompdeksel M6 11 Nm
Sluitschroef aftapboring water-
pomp
M6 11 Nm
Loctite®243™
Moer uitlaatflens M8 21 Nm
Schroef tussentandwiel M8 21 Nm
Tapeind uitlaatflens M8 21 Nm
BDP-sluitschroef balansas M8x1,25 15,5 Nm
Loctite®243™
BDP-sluitschroef krukas M8x1,25 15,5 Nm
Loctite®243™
Schroef veer-tegenlager van de
schakelas
M8x1,25 21 Nm
Loctite®243™
Schroef drijfstanglager M9x1 1e niveau
17,7 Nm
2e niveau
60°
Kraag en schroefdraad geolied
Sluitschroef nokvolgerassen M10 9 Nm
Loctite®243™
Oliedrukschakelaar M10x1 12,5 Nm
Schroef nokkenas-tandwiel M10x1 42 Nm
Loctite®243™
Schroef cilinderkop M10x1,25 60 Nm
Schroefdraad gesmeerd met olie,
hoofdsteun ingevet
Koelmiddel-temperatuursensor M10x1,5 13 Nm
Bougie M12x1,25 18 Nm
Schroef rotor M12x1,5 125 Nm
Moer koppelingsmeenemer M16LHx1,5 119 Nm
Moer primair
tandwiel/distributiekettingrondsel
M16x1,5 136 Nm
Sluitschroef oliezeef klein M17x1,5 11 Nm
Schroef uitgaand tandwiel M18x1,5 138 Nm
Sluitschroef dynamodeksel TDC M18x1,5 9 Nm
Olieaftapschroef M24x1,5 12,5 Nm
Sluitschroef dynamodeksel M24x1,5 11 Nm
22.3 Vulhoeveelheden
22.3.1 Motorolie
Motorolie 1,5 l Motorolie (SAE 15W/50)
( pag. 123)
22.3.2 Koelmiddel
Koelmiddel 1 l Koelmiddel ( pag. 123)
TECHNISCHE GEGEVENS 22
117
22.3.3 Brandstof
A00420-10
Op markering op EU-brandstofpompen letten.
Brandstoftankvolume totaal ca. 15 l Brandstof super loodvrij (ROZ 95)
( pag. 123)
Brandstofreserve ca. 1,5 l
22.4 Chassis
Frame Buisframe van staalbuis, geëloxeerd
Voorvork WP Suspension
Schokdemper WP Suspension
Remsysteem
voor Schijfrem met remzadel met 4 zuigers
achter Schijfrem met remzadel met enkele zuiger, vlottend
gelagerd
Veerweg
voor 150 mm
achter 150 mm
Remschijven - diameter
voor 300 mm
achter 230 mm
Remschijven - slijtagegrens
voor 4,5 mm
achter 4,5 mm
Bandenspanning solo
voor 2,0 bar
achter 2,2 bar
Bandenspanning met passagier/volledige nuttige belasting
voor 2,0 bar
achter 2,2 bar
Secundaire overbrenging 15:45
Ketting 5/8 x 1/4” (520) Xring
Balhoofdhoek 66°
Wielstand 1.357 ± 15,5 mm
Zadelhoogte onbelast 820 mm
Bodemvrijheid onbelast 175 mm
Droog gewicht 149 kg
Hoogst toegestane asbelasting voor 127 kg
22 TECHNISCHE GEGEVENS
118
Maximaal toegestane asbelasting achter 228 kg
Maximaal toegestaan totaalgewicht 355 kg
22.5 Elektronica
12V-accu ETZ9BS Accuspanning: 12 V
Nominale capaciteit: 8 Ah
onderhoudsvrij
Zekering 75011088010 10 A
Zekering 75011088015 15 A
Zekering 75011088020 20 A
Zekering 90111088025 25 A
Zekering 75011088030 30 A
Koplamp LED
Zijlicht Led
Verlichting gecombineerd instrument en controlelamp-
jes
Led
Richtingaanwijzer LED
Rem- / achterlicht LED
Nummerplaatverlichting LED
22.6 Banden
Band voor Band achter
110/70 ZR 17 M/C 54W TL
Michelin Power 6
150/60 ZR 17 M/C 66W TL
Michelin Power 6
110/70 ZR 17 M/C 54W TL
Metzeler SPORTEC M9 RR
150/60 ZR 17 M/C 66W TL
Metzeler SPORTEC M9 RR
De aangegeven banden zijn één van de mogelijke standaardbanden. Contacteer over mogelijke alternatieve
fabrikanten een erkende dealer of een gekwalificeerde bandenhandelaar. De van toepassing zijnde plaatselijke
goedkeuringsvoorschriften en de respectieve technische specificaties moeten in acht worden genomen. Meer
informatie vindt u in het servicegedeelte onder:
KTM.COM
22.7 Voorvork
Artikelnummer voorvork 96301001000 / 96301002000
Voorvork WP Suspension
Ingaande demping
Comfort 5 klikken
Standaard 3 klikken
Sport 2 klikken
Volledige nuttige last 3 klikken
Uitgaande demping
Comfort 4 klikken
Standaard 3 klikken
Sport 2 klikken
Volledige nuttige last 3 klikken
TECHNISCHE GEGEVENS 22
119
Veerlengte met voorspanbus(sen) 362 mm
Veerconstante
Gewicht bestuurder: 75 … 85 kg 7,0 N/mm
Voorvorklengte 753 mm
Voorvorkolie 440 ± 5 ml Voorvorkolie (SAE 5) ( pag. 123)
22.8 Schokdemper
Artikelnummer schokdemper 96304010033
Schokdemper WP Suspension
Veervoorspanning
Standaard 11 mm
Veerconstante
Gewicht bestuurder: 75 … 85 kg 62 N/mm
Veerlengte 193 mm
Gasdruk 16 bar
Statische veerweg 14 mm
Dynamische veerweg 51 mm
Inbouwlengte 326 mm
22.9 Aanhaalmomenten chassis
Schroef kettingbescherming EJOT PT®K60x30 Handvast aandraaien
Resterende schroeven chassis M4 4 Nm
Resterende moeren chassis M5 5 Nm
Resterende schroeven chassis M5 5 Nm
Schroef achterlicht M5 5 Nm
Schroef brandstoftankdop M5 5 Nm
Schroef dekselborging compensa-
tiereservoir achterwielrem
M5 9 Nm
Schroef gecombineerd instrument M5 4 Nm
Schroef kettingbescherming M5 7 Nm
Schroef koppelingskabelgeleiding M5 5 Nm
Loctite®243™
Resterende moeren chassis M6 15 Nm
Resterende schroeven chassis M6 9 Nm
Schroef ABS slangklem M6 7 Nm
Schroef ABS-module M6 6 Nm
Schroef afdekking
ketting-aandrijfwiel
M6 11 Nm
Schroef beschermplaat M6 7 Nm
Schroef bevestigingsplaat ABS-
module aan frame
M6 7 Nm
Schroef bobine M6 8 Nm
Schroef brandstofpomp M6 9 Nm
Schroef brandstoftankbekleding M6 6 Nm
22 TECHNISCHE GEGEVENS
120
Schroef contactslot (één keer te
gebruiken)
M6 Tot het afscheuren van de kop aan-
draaien.
Schroef dempingsblok M6 8 Nm
Schroef einddemper boven M6 11 Nm
Schroef glijblok M6 9 Nm
Schroef houder brandstofdampklep M6 9 Nm
Schroef houder wieltoerentalsensor M6 8 Nm
Schroef kabelhouder zijstandaard-
sensor
M6 9 Nm
Loctite®243™
Schroef kantelsensor M6 9 Nm
Schroef ketting aan achterbrug M6 9 Nm
Schroef koplamp M6 7 Nm
Schroef luchtfilterbak M6 7 Nm
Schroef magneethouder zijstan-
daard
M6 5 Nm
Loctite®243™
Schroef nummerplaathouder M6 10 Nm
Loctite®243™
Schroef onderste deel achterkant M6 5 Nm
Schroef radiateurafdekking M6 8 Nm
Schroef radiateurhouder M6 6 Nm
Schroef remcilinder achter M6 7 Nm
Schroef remschijf voor M6 M6 18 Nm
Schroef remslangklem M6 7 Nm
Schroef remvloeistofreservoir van
achterwielrem
M6 7 Nm
Schroef silentblok M6 7 Nm
Schroef spatbord achter M6 9 Nm
Schroef spatbord voor M6 6 Nm
Schroef tank M6 11 Nm
Schroef versnellingshendel omke-
ring
M6 11 Nm
Loctite®243™
Schroef wieltoerentalsensor achter M6 8 Nm
Loctite®243™
Schroef zadelbevestiging voor M6 9 Nm
Schroef zijstandaardsensor M6 5 Nm
Moer kettingwiel M8 27 Nm
Resterende moeren chassis M8 30 Nm
Resterende schroeven chassis M8 25 Nm
Schroef asopname M8 15 Nm
Schroef bovenste kroonplaat M8 17 Nm
Schroef claxon M8 16 Nm
Schroef einddemper onder M8 21 Nm
Schroef motorhouder aan frame M8 26 Nm
Schroef onderste kroonplaat M8 12 Nm
Schroef rempedaal M8 16 Nm
Loctite®243™
TECHNISCHE GEGEVENS 22
121
Schroef remschijf achter M8 30 Nm
Schroef remschijf voor M8 M8 30 Nm
Schroef remzadel voor M8 29 Nm
Schroef riem M8 21 Nm
Schroef steunplaat zadelbevesti-
ging
M8 18 Nm
Schroef stuurklem M8 20 Nm
Schroef valbeugel aan motorhouder M8 19 Nm
Schroef voetsteundrager bijrijder M8 21 Nm
Schroef voetsteunhouder M8 21 Nm
Schroef zadelbevestiging achter M8 18 Nm
Schroef zadelbevestiging vooraan M8 25 Nm
Holle schroef remkabel M10 24 Nm
Moer achteruitkijkspiegel M10 23 Nm
Resterende moeren chassis M10 50 Nm
Resterende schroeven chassis M10 46 Nm
Schroef console boven M10 43 Nm
Schroef console onder M10 43 Nm
Loctite®620™
Schroef motor aan frame M10 44 Nm
Loctite®243™
Schroef motorhouder aan motor M10 44 Nm
Schroef schokdemper boven M10 50 Nm
Loctite®243™
Schroef stuuradapter M10 21 Nm
Schroef zijstandaard M10 32 Nm
Schroefverbinding schokdemper
onder
M10 50 Nm
Loctite®243™
Tapeind kettingwiel M10x1,25 50 Nm
Moer achterbrugbout M14 100 Nm
Moer steekas achter M16 100 Nm
Schroef balhoofd boven M22 74 Nm
Stelring achterbruglagering M22 9 Nm
Schroef steekas voor M24 45 Nm
Moer balhoofd M30 1e niveau
45 Nm
2e trap (losdraaien, tegen de klok
in)
2 omw
3e trap
5 Nm
23 VERKLARINGEN VAN OVEREENSTEMMING
122
23.1 Verklaringen van overeenstemming
Info
De omvang van de functies en uitrusting zijn afhankelijk van het model en omvat eventueel niet alle ver-
melde zendinstallaties en toepassingsgebieden.
Hiermee verklaart COBO SpA dat het zendinstallatietype BTROUTER overeenkomt met de relevante richtlijnen. De
volledige tekst van de verklaring van overeenstemming is beschikbaar onder de volgende URL.
Website van de certificering: http://www.ktm.com/btrouter
Hiermee verklaart JNS Instruments Ltd. dat het zendinstallatietype 210M1100 overeenkomt met de relevante richt-
lijnen. De volledige tekst van de verklaring van overeenstemming is beschikbaar onder de volgende URL.
Website van de certificering: http://www.ktm.com/210m1100
23.2 Landspecifieke verklaring van overeenstemming
A01464-01
GEBRUIKSSTOFFEN 24
123
Brandstof super loodvrij (ROZ 95)
Norm / classificatie
DIN EN 228 (ROZ 95)
Voorgeschreven waarde
Alleen Super ongelood gebruiken die voldoet aan de aangegeven norm of gelijkwaardig is.
Een aandeel van maximaal 10 % ethanol (E10 brandstof) kan daarbij zonder bezwaar worden gebruikt.
Info
Geen brandstof van methanol (bijv. M15, M85, M100) of met een aandeel van meer dan 10 % ethanol
(bijv. E15, E25, E85, E100) gebruiken.
Koelmiddel
Voorgeschreven waarde
Alleen hoogwaardig, silicaatvrij koelmiddel met antiroestadditief voor aluminiummotoren gebruiken. Minder-
waardige en ongeschikte antivriesmiddelen veroorzaken corrosie, afzettingen en schuimvorming.
Geen zuiver water gebruiken omdat de eisen met betrekking tot corrosiebescherming en smeereigenschappen
alleen door koelmiddel vervuld kunnen worden.
Uitsluitend koelmiddel gebruiken dat voldoet aan de aangegeven voorwaarden (zie informatie op de verpak-
king) en de juiste eigenschappen heeft.
Vorstbescherming minstens tot 25 °C
De mengverhouding moet aan de vereiste vorstbescherming aangepast worden. Gedistilleerd water gebruiken, als
het koelmiddel verdund moet worden.
Het gebruik van voorgemengd koelmiddel wordt aanbevolen.
Gegevens van de koelmiddelfabrikant met betrekking tot vorstbescherming, verdunning en mengbaarheid (ver-
draagbaarheid) met andere koelmiddelen in acht nemen.
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
COOLANT M3.0
Motorolie (SAE 15W/50)
Norm / classificatie
JASO T903 MA2 ( pag. 126)
SAE ( pag. 126) (SAE 15W/50)
Voorgeschreven waarde
Alleen motorolie gebruiken die voldoet aan de aangegeven normen (zie informatie op de verpakking) en de
juiste eigenschappen heeft.
Gedeeltelijk synthetische motorolie
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Formula 4T
Voorvorkolie (SAE 5)
Norm / classificatie
SAE ( pag. 126) (SAE 5)
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend olie die voldoet aan de aangegeven normen (zie informatie op de verpakking) en de juiste
eigenschappen heeft.
24 GEBRUIKSSTOFFEN
124
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Racing Fork Oil
HULPSTOFFEN 25
125
Brandstofadditief
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Fuel Stabilizer
Conserveringsmiddel voor lakken, metaal en rubber
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Moto Protect
Duurzaam vet
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Bike Grease 2000
Glansspray voor lak, kunststof en chroom
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Moto Shine
Kettingreinigingsmiddel
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Chain Clean
Kettingspray Street
Voorgeschreven waarde
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Chainlube Road Strong
Motorfietsreiniger
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Moto Clean
Speciale reiniger voor glanzende en matte lakken, metaal- en kunststofvlakken
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Quick Cleaner
Universele oliespray
Aanbevolen leverancier
MOTOREX®
Joker 440 Synthetic
26 NORMEN
126
JASO T903 MA2
Meerdere technische ontwikkelingsrichtingen vereisten een eigen specificatie voor motorfietsen - de norm
JASO T903 MA2.
Vroeger werd voor motorfietsen motorolie voor auto's gebruikt omdat er geen eigen motorfietsspecificatie bestond.
Voor motoren van auto's zijn lange service-intervallen vereist, bij motoren van motorfietsen staat een hoog vermo-
gensrendement bij hoge toerentallen op de voorgrond.
Bij de meeste motoren voor motorfietsen worden versnelling en koppeling met dezelfde olie gesmeerd.
De norm JASO T903 MA2 voldoet aan deze speciale vereisten.
SAE
De SAE-viscositeitsklassen zijn vastgelegd door de Society of Automotive Engineers voor de indeling van oliën op
basis van hun viscositeit. De viscositeit beschrijft slechts een van de eigenschappen van olie en zegt niets over de
kwaliteit.
LIJST MET VAKBEGRIPPEN 27
127
ABS Antiblokkeersysteem Veiligheidssysteem, dat het blokkeren van de wielen
bij het rechtuit rijden zonder inwerking van zijwaartse
krachten voorkomt
OBD Boorddiagnose Voertuigsysteem dat ingestelde parameters van de
voertuigelektronica bewaakt
- KTMconnect Systeem voor draadloze communicatie met geschikte
mobiele telefoons en communicatiesystemen voor
telefonie en audio
MTC Motorfietstractiecontrole (Motorcy-
cle Traction Control)
Extra functie van de motorbesturing die bij doordraai-
end achterwiel het motorkoppel verlaagt
- QUICKSHIFTER+ Functie van de motorelektronica voor schakelen zon-
der bediening van de koppeling
28 LIJST MET AFKORTINGEN
128
Artikelnr. Artikelnummer
bijv. bijvoorbeeld
ca. circa
e.d. en dergelijke
enz. enzovoort
etc. et cetera
evt. eventueel
evt. eventueel
Nr. Nummer
o.a. onder andere
resp. respectievelijk
vgl. vergelijk
LIJST MET SYMBOLEN 29
129
29.1 Rode pictogrammen
Rode pictogrammen geven een storingstoestand aan, waarbij meteen moet worden ingegrepen.
Waarschuwingslampje oliedruk brandt rood Oliedruk is te laag. Onmiddellijk veilig stoppen
en de motor afzetten.
29.2 Gele of oranje pictogrammen
Gele of oranje pictogrammen geven een storingstoestand aan, waarbij binnen korte tijd moet worden ingegrepen.
Actieve rijhulpen worden eveneens met gele of oranje pictogrammen aangegeven.
Controlelampje storing brandt geel De OBD heeft een fout in de voertuigelektronica
geconstateerd. Volgens de verkeersregels stoppen en contact opnemen met een geautoriseerde
KTM-garage.
ABS-waarschuwingslampje brandt geel Status- of foutmelding bij het ABS.
ABS-rear-waarschuwingslampje brandt geel ABS is aan het achterwiel gedeactiveerd.
TC-controlelampje brandt/knippert geel MTC ( pag. 103) is niet actief of is bezig met
regelen. Het TC-controlelampje brandt ook als er een fout wordt herkend. Contact opnemen
met geautoriseerde KTM-garage. Het TC-controlelampje knippert als MTC actief ingrijpt.
Controlelampje snelheidsbegrenzer (optioneel) brandt geel De functie snelheidsbegrenzer is
ingeschakeld, maar de snelheidsbegrenzer is niet actief.
Algemeen waarschuwingslampje brandt geel Een aanwijzing/waarschuwing voor de veiligheid
is gedetecteerd. Dit wordt ook op het display weergegeven.
29.3 Groene en blauwe pictogrammen
Groene en blauwe pictogrammen geven informatie weer.
Controlelampje voor richtingaanwijzer knippert groen in knipperritme Richtingaanwijzer is
ingeschakeld.
Controlelampje stationair brandt groen Versnelling is in positie vrij geschakeld.
Controlelampje snelheidsbegrenzer (optioneel) brandt groen De functie snelheidsbegrenzer
is ingeschakeld en de snelheidsbegrenzer is actief.
Controlelampje groot licht brandt blauw Groot licht is ingeschakeld.
INDEX
130
INDEX
1
12V-accu
demonteren ........................ 86
laden ............................ 87
monteren ......................... 86
A
ABS ................................ 78
ABSzekeringen
vervangen ......................... 90
ACC1
achter ............................ 95
voor ............................. 94
ACC2
achter ............................ 95
voor ............................. 94
Achterwiel
demonteren ........................ 81
monteren ......................... 82
Afbeelding voertuig
linksvoor .......................... 11
rechtsachter ....................... 12
Afbeeldingen .......................... 10
Afremmen ............................ 60
Antiblokkeersysteem ..................... 78
Antivries
controleren ........................ 96
B
Bagage .............................. 53
Bandenspanning
controleren ........................ 85
Bedieningshandleiding ..................... 9
Bedrijfsmiddelen ........................ 10
Beschermende kleding ..................... 8
Bestuurderszadel
monteren ......................... 72
verwijderen ........................ 72
Bochten-MTC ......................... 103
Boordgereedschap ...................... 20
Buddyseat
monteren ......................... 71
verwijderen ........................ 71
C
Claxonknop ........................... 16
Combinatieschakelaar .................... 15
overzicht .......................... 15
Contactslot ........................... 17
Controlelampjes ........................ 24
D
Datum
instellen .......................... 47
Demperpakkingen achterwielnaaf
controleren ........................ 83
Diagnosestekker ........................ 94
F
Fabrieksgarantie ........................ 10
G
Garantie ............................. 10
Gashendel ............................ 14
Gebruiksdefinitie ........................ 6
Gecombineerd instrument ............... 22-51
ABS ............................. 34
ABSweergave ....................... 28
Activering en test . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
Alle Runden löschen ................... 33
Audio ............................ 40
Bike Info .......................... 35
Bluetooth .......................... 42
brandstofpeilweergave . . . . . . . . . . . . . . . . . 29
Callweergave ....................... 31
Clock Format ....................... 48
connectiviteit ....................... 42
controlelampjes ..................... 24
Date Format ........................ 48
display ........................... 25
Distance .......................... 49
Extra Functions ...................... 50
Favoriten .......................... 41
FavoritesAnzeige 14.................. 41
Favoritesweergave ................... 30
Fuel Cons .......................... 49
Geschwindigkeitsbegrenzer (optioneel) . . . . . . 37
Geschwindigkeitsbegrenzer State (optioneel) . . 37
handgreepverwarming (optioneel) . . . . . . . . . 30
Headset Type ....................... 45
headset-koppeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 44
Heated Grips (functie optioneel) . . . . . . . . . . 39
Heating (optioneel) ................... 39
Language .......................... 50
Lap Timer .......................... 33
Launch Control (optioneel) . . . . . . . . . . . . . . 35
menu ............................ 32
Motorcycle ......................... 33
MTC ............................. 34
MTCweergave (optioneel) . . . . . . . . . . . . . . 29
navigatie .......................... 38
Navigationweergave (optioneel) . . . . . . . . . . 31
overzicht .......................... 22
Quick Selector 1 ..................... 41
INDEX
131
Quick Selector 1weergave .............. 30
Quick Selector 2 ..................... 42
Quick Selector 2weergave .............. 31
QUICKSHIFTER+ (optioneel) . . . . . . . . . . . . . . 45
Remote Control Mode (optioneel) . . . . . . . . . . 32
Ride Mode ..................... 33,103
RideModeweergave .................. 28
schakelindicator ..................... 27
Settings ........................... 40
snelheidsindicator . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27
state ............................. 39
telefoon koppelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43
Temperature ........................ 49
tijd .............................. 28
toerental .......................... 27
trackdisplay ....................... 26
Trip ............................. 36
Trip 1 ............................ 36
Trip 2 ............................ 37
Units ............................. 48
"Verwarming" (functie optioneel) . . . . . . . . . . 50
volume ........................... 38
waarschuwingen ..................... 23
Warning ........................... 36
weergave van de koelmiddeltemperatuur . . . . 29
weergave van de snelheidsbegrenzer (optioneel) 28
H
Hoofdzekering
verversen .......................... 88
Hulpstoffen ........................... 10
I
Inbedrijfname
controle en onderhoud voor iedere inbedrijfstel-
ling ............................. 55
Inbedrijfstelling
aanwijzingen voor eerste inbedrijfstelling . . . . 52
nadestalling ...................... 111
K
Ketting
controleren ........................ 75
reinigen .......................... 72
vervuiling controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . 72
Ketting-aandrijfwiel
controleren ........................ 75
Kettingspanning
controleren ........................ 73
instellen .......................... 74
Kettingwiel
controleren ........................ 75
Klantenservice ......................... 10
Koelmiddel
aftappen .......................... 98
vervangen ........................ 101
Koelmiddelpeil
controleren ......................96-97
Koelsysteem .......................... 96
vullen/ontluchten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 99
Koplamp
lichtbundelbreedte instellen . . . . . . . . . . . . . 94
Koplampinstelling
controleren ........................ 93
Koppelingshendel ....................... 14
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . 76
Koppelingshendelspeling
controleren ........................ 76
instellen .......................... 77
L
Lichtschakelaar ........................ 15
M
Milieu ............................... 8
Motor
inrijden ........................... 53
Motorfiets
met hefbok achter opkrikken . . . . . . . . . . . . 69
met hefbok voor opkrikken . . . . . . . . . . . . . . 69
reinigen ......................... 107
van hefbok achter nemen . . . . . . . . . . . . . . . 69
van hefbok voor nemen . . . . . . . . . . . . . . . . 70
Motorfiets-tractiecontrole (optioneel) ......... 103
Motornummer .......................... 13
Motorolie
bijvullen ......................... 106
vervangen ........................ 104
Motoroliepeil
controleren ....................... 104
N
Noodknipperlichten ...................... 15
Noodknipperlichtschakelaar ................ 15
Noodstopschakelaar ..................... 16
O
Oliefilter
vervangen ........................ 104
Oliezeven
reinigen ......................... 104
Onjuist gebruik .......................... 6
Opbergvak
USBaansluiting ..................... 17
INDEX
132
Opsporen van fouten .................112-113
P
Parkeren ............................. 61
Pech
wegslepen ......................... 62
Q
QUICKSHIFTER+ ........................ 57
R
Remhendel ........................... 14
Remmen ............................. 60
Rempedaal ........................ 14,21
Remsysteem ........................78-79
Reserveonderdelen ...................... 10
Richtingaanwijzerschakelaar ................ 16
Riem ............................... 20
Rijden .............................. 57
beginnen met rijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . 56
Rijden in de winter
controle en onderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . 108
S
Schakelaars
linksaanstuur ...................... 15
rechtsaanstuur ..................... 16
Schakelen ............................ 57
Schokdemper
veervoorspanning instellen . . . . . . . . . . . . . . 67
Service .............................. 10
Serviceschema .......................65-66
Sleutelnummer ......................... 13
Stalling ............................ 110
Starten .............................. 55
Startknop ............................ 17
Stoppen ............................. 61
Stuur
ontgrendelen ....................... 18
vergrendelen ....................... 17
Stuurslot ............................. 17
T
Tankdop
openen ........................... 18
sluiten ........................... 19
Tanken
brandstof ......................... 63
Technisch toebehoren .................... 10
Technische gegevens
aanhaalmomenten chassis . . . . . . . . . . . . . 119
aanhaalmomenten motor . . . . . . . . . . . . . . 114
banden .......................... 118
chassis .......................... 117
elektronica ....................... 118
motor ........................... 114
schokdemper ...................... 119
voorvork ......................... 118
vulhoeveelheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 116
Tijd
instellen .......................... 47
Toestand van de banden
controleren ........................ 84
Transport ............................ 62
Typeplaatje ........................... 13
U
USBaansluiting ........................ 17
V
Veilig gebruik .......................... 7
Verklaringen van overeenstemming ........... 122
landspecifiek ...................... 122
Versnellingshendel ...................... 21
instellen .......................... 67
Voertuig beladen ....................... 53
Voertuigidentificatiennummer ............... 13
Voetsteun passagier ..................... 20
Voorwiel
demonteren ........................ 80
monteren ......................... 80
Vorkpoten
vuilschrapers reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . 70
Vulhoeveelheid
brandstof ..................... 64,117
koelmiddel ....................... 116
motorolie ......................... 116
W
Wegslepen ........................... 62
Werkinstructies ......................... 8
Z
Zadelslot ............................. 20
Zekering
van de afzonderlijke elektrische verbruikers
vervangen ......................... 92
Zijstandaard .......................... 21
*3214960nl*
3214960nl
02.11.2023
KTM Sportmotorcycle GmbH
5230 Mattighofen/Oostenrijk
KTM.COM
Foto: Mitterbauer/KISKA/KTM
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135

KTM 390 Duke de handleiding

Type
de handleiding