Installatie
200
5 Installatie
5.1 Gasaansluiting
Algemene informatie
De aansluiting op het gasnet kan
uitgevoerd worden met een flexibele stalen
buis op een rechte wand, en volgens de
voorschriften die aangeduid worden door
de van kracht zijnde norm. Het toestel werd
gekeurd voor methaan G20 (2H) aan een
druk van 20 mbar. Raadpleeg voor de
voeding met andere gastypes het hoofdstuk
“5.2 Aanpassing aan de verschillende
gastypes”. De toevoerverbinding van het
gas heeft een schroefdraad ½” gas extern
(ISO 228-1).
Aansluiting met rubberleiding
Controleer of alle volgende voorwaarden
gerespecteerd worden:
• of de leiding op het rubber bevestigd is
met veiligheidsklemmen;
• of de leiding op geen enkele plaats in
aanraking komt met hete wanden (max.
50 °C);
• of de leiding niet wordt onderworpen
aan trekkrachten of spanningen, en geen
strakke bochten maakt of vernauwingen
heeft;
• of de leiding niet in aanraking komt met
snijdende voorwerpen of scherpe
hoeken;
• wanneer de buis niet perfect dicht is, en
er dus gas kan ontsnappen, mag de buis
niet hersteld worden; vervang met een
nieuwe buis.
• controleer of de vervaldatum van de
leiding, die wordt aangeduid op de
leiding zelf, niet overschreden werd.
Voer de aansluiting op het gasnetwerk uit
met een rubberleiding conform de
kenmerken van de van kracht zijnde norm
(controleer of de afkorting van deze norm
op de leiding gedrukt is).
Draai de slangaansluiting 3 zorgvuldig vast
op de gasaansluiting 1 (schroefdraad ½”
ISO 228-1) van het toestel, en breng de
pakking 2 aan. Afhankelijk van de diameter
van de gebruikte gasleiding kan ook de
slangaansluiting 4 vastgedraaid worden op
de slangaansluiting 3. Plaats, nadat de
rubberhouder(s) werd(en) vastgedraaid, de
Gaslek
Explosiegevaar
• Controleer na elke ingreep of het
aandraaimoment van de
gasaansluitingen zich tussen 10 Nm en
15 Nm bevindt.
• Gebruik, waar dit wordt gevraagd, een
drukregelaar in overeenstemming met
de van kracht zijnde norm.
• Na de installatie moet u eventuele
lekken opsporen met een
zeepoplossing, maar nooit met een
vlam.
• Het aansluiten met een flexibele buis
moet zodanig uitgevoerd worden dat
de lengte van de bebuizing niet langer
is dan 2 meter van de maximale
uitrekking voor flexibele stalen buizen en
1,5 meter voor rubberen buizen.
• De buizen mogen niet in aanraking
komen met beweegbare delen, en
mogen niet verpletterd worden.