Smeg TR 93 P Victoria de handleiding

Categorie
Accessoires voor het maken van koffie
Type
de handleiding
Inhoudsopgave
171
NL
1 Waarschuwingen 172
1.1 Algemene veiligheidswaarschuwingen 172
1.2 Aansprakelijkheid van de constructeur 173
1.3 Beoogd gebruik 173
1.4 Verwerking 173
1.5 Identificatieplaatje 174
1.6 Deze gebruiksaanwijzing 174
1.7 Wegwijs in de gebruiksaanwijzing 174
2 Beschrijving 175
2.1 Algemene beschrijving 175
2.2 Kookplaat 176
2.3 Bedieningspaneel 176
2.4 Andere onderdelen 178
2.5 Beschikbare accessoires 178
3 Gebruik 180
3.1 Waarschuwingen 180
3.2 Eerste gebruik 181
3.3 Gebruik van de accessoires 181
3.4 Het gebruik van de kookplaat 183
3.5 Gebruik van de ovens 184
3.6 Advies voor bereidingen 186
3.7 Klok programmeereenheid 188
4 Reiniging en onderhoud 192
4.1 Waarschuwingen 192
4.2 Reiniging van het toestel 192
4.3 Demontage van de pakking van de hulpoven 193
4.4 Reiniging van de ruiten van de deur 194
4.5 Demontage van de interne ruiten 194
4.6 De reiniging van de binnenkant van de oven 196
4.7 Vapor Clean: geassisteerde reinigingscyclus van de oven 197
4.8 Buitengewoon onderhoud 199
5 Installatie 200
5.1 Gasaansluiting 200
5.2 Aanpassing aan de verschillende gastypes 203
5.3 Elektrische aansluiting 208
5.4 Plaatsing 209
We raden aan deze handleiding aandachtig door te lezen, omdat ze alle aanwijzingen
bevat om de esthetische en functionele kwaliteiten van het toestel te behouden.
Raadpleeg de website voor verdere informatie over dit product: www.smeg.com
Waarschuwingen
172
1 Waarschuwingen
1.1 Algemene
veiligheidswaarschuwingen
Persoonlijk letsel
• Het toestel en de bereikbare
delen ervan worden heel warm
tijdens het gebruik.
Raak geen verwarmde delen aan
tijdens gebruik van het toestel.
• Houd kinderen jonger dan 8 jaar
die niet onder toezicht staan
verwijderd van het toestel.
• Laat kinderen niet spelen met het
toestel.
• Plaats geen metalen voorwerpen
zoals messen, vorken, lepels of
deksels op het toestel tijdens
gebruik ervan.
• Schakel het toestel uit na gebruik
ervan.
• Probeer geen vlammen/brand te
doven met water: schakel het
toestel uit en bedek de vlam met
een deksel of een brandwerende
deken.
• Werkzaamheden voor
schoonmaak en onderhoud van
het toestel mogen niet worden
uitgevoerd door kinderen die niet
onder toezicht staan.
• Laat de installatie en technische
interventies uitvoeren door
gekwalificeerd personeel
overeenkomstig de geldende
normen.
• Voer geen wijzigingen uit op het
toestel.
• Plaats geen metalen en puntige
voorwerpen (bestek of
gereedschappen) in de spleten
van het toestel.
• Probeer nooit om zelf het toestel
te repareren, zonder tussenkomst
van een gekwalificeerde
technicus.
• Als de stroomkabel beschadigd
is, moet men onmiddellijk contact
opnemen met de technische
dienst die voor de vervanging van
de kabel zal zorgen.
Beschadiging van het toestel
• Gebruik geen schurende of
bijtende middelen op de glazen
onderdelen (bijv. poeders,
ontvlekkers of metaalsponsjes).
• Gebruik eventueel houten of
plastic gereedschappen.
• Ga niet op het toestel zitten.
• Reinig het toestel niet met een
stoomreiniger.
• Zorg er voor dat de openingen
en de spleten voor de ventilatie
en de warmte-afvoer niet verstopt
raken.
• Laat het toestel niet onbewaakt
achter tijdens bereidingen
waarbij vetten en oliën kunnen
vrijkomen.
• Laat geen voorwerpen achter op
de kookoppervlakken.
• Gebruik het toestel nooit om de
ruimte te verwarmen.
Waarschuwingen
173
NL
Voor dit toestel
Voordat de lamp wordt vervangen, moet
gecontroleerd worden dat het toestel is
uitgeschakeld.
• Ga niet steunen of zitten op de
geopende deur van het toestel.
• Controleer of er geen voorwerpen in de
deur vastzitten.
1.2 Aansprakelijkheid van de
constructeur
De constructeur kan niet aansprakelijk
worden gesteld voor schade aan personen
en voorwerpen tengevolge:
• ander gebruik van het toestel dan wordt
voorzien;
• het niet in acht nemen van de
voorschriften van de gebruiksaanwijzing;
• het forceren van ook slechts één deel
van het toestel;
• gebruik van niet-originele
reserveonderdelen.
1.3 Beoogd gebruik
• Dit toestel is bestemd voor het bereiden
van voedsel in een huisgezin. Elk ander
gebruik is oneigenlijk.
• Gebruik van dit toestel door kinderen
vanaf 8 jaar, personen met beperkte
fysieke, zintuiglijke of mentale
capaciteiten of met een gebrek aan
ervaring of kennis is alleen toegestaan
onder toezicht en begeleiding van
volwassenen die verantwoordelijk zijn
voor hun veiligheid.
• Het toestel is niet ontworpen om te
functioneren met externe kookwekkers of
systemen voor afstandsbediening.
1.4 Verwerking
Het toestel moet gescheiden
ingezameld worden (richtlijnen
2002/95/EG, 2002/96/EG,
2003/108/EG). Het product bevat geen
delen die als gevaarlijk voor de
gezondheid en het milieu worden
beschouwd, conform de actuele Europese
Richtlijnen.
Verwerking van het toestel:
• Verwijder de elektrische kabel en de
stekker.
• De gebruiker moet het toestel dus aan
het einde van het gebruik toekennen aan
geschikte centra voor de gescheiden
inzameling van elektrisch en elektronisch
afval, of het overhandigen aan de
verkoper wanneer een nieuw
gelijkaardig toestel wordt gekocht.
Elektrische spanning
Gevaar voor elektrische schok
• Schakel de stroomtoevoer uit.
• Haal de stekker uit het stopcontact.
Waarschuwingen
174
Het toestel zit verpakt in milieuvriendelijke
en recyclebaar materialen.
Breng het verpakkingsmateriaal naar de
betreffende centra voor afvalverwerking.
1.5 Identificatieplaatje
Het identificatieplaatje bevat de technische
gegevens, het serienummer en de
markering. Het plaatje mag in geen geval
worden verwijderd.
1.6 Deze gebruiksaanwijzing
Deze gebruiksaanwijzing is een
integrerend deel van het toestel en moet
gedurende de volledige levensduur intact
en op een gemakkelijk bereikbare plaats
worden bewaard.
Lees deze gebruiksaanwijzing aandachtig
vóór installatie.
1.7 Wegwijs in de gebruiksaanwijzing
In deze gebruiksaanwijzing komen de
volgende begrippen voor:
1. Volgorde van de gebruiksaanwijzingen.
• Enkele gebruiksaanwijzing.
Plastic verpakking
Gevaar voor verstikking
• Laat de verpakking, of delen ervan, niet
onbewaakt achter.
• Laat kinderen niet spelen met de plastic
zakken van de verpakking.
Waarschuwingen
Algemene waarschuwingen in
verband met de
gebruiksaanwijzing, veiligheid en
verwerking van afgedankte
producten.
Beschrijving
Beschrijving van het toestel en de
accessoires.
Gebruik
Informatie over het gebruik van het
toestel en de accessoires, kooktips.
Reiniging en onderhoud
Informatie over correcte
schoonmaak en onderhoud van het
toestel.
Installatie
Informatie voor gekwalificeerde
technici: installatie, inbedrijfstelling
en keuring.
Veiligheidswaarschuwingen
Informatie
Suggestie
Beschrijving
175
NL
2 Beschrijving
2.1 Algemene beschrijving
1 Plint
2 Kookplaat
3 Bedieningspaneel
4 Lamp
5 Pakking
6 Deur
7 Ventilator
Niveau van het frame voor
roosters/ovenschalen
Beschrijving
176
2.2 Kookplaat
AUX = Hulpbrander
SR = Halfsnelle brander
R = Snelle brander
UR= Ultra snelle brander
2.3 Bedieningspaneel
Knoppen branders van de plaat (1)
Nuttig voor de inschakeling en de regeling
van de branders van de plaat.
Druk op de knoppen, en draai deze
linksom op de waarde om de
overeenkomstige branders te ontsteken.
Om de vlam te regelen, moet de knop in de
zone tussen het maximum en het
minimum gedraaid worden.
Om de branders uit te schakelen, moeten
de knoppen op positie geplaatst
worden.
Programmeringsklok (2)
Handig om het huidige uur te zien,
bereidingen te programmeren en de timer
in te stellen.
Knop variabele grill hulpoven (3)
Zorgt voor de inschakeling van het licht in
de oven, of stelt de grillweerstand in op een
temperatuur - bij benadering - tussen een
minimum van 50°C en een maximum van
245°C.
Beschrijving
177
NL
Controlelamp variabele grill hulpoven (4)
Licht op om te melden dat de hulpoven zich
in de verwarmingsfase bevindt. Wordt
uitgeschakeld als de temperatuur is bereikt.
Een regelmatige intermittentie geeft aan dat
de ingestelde temperatuur in de oven
constant wordt gehouden.
Temperatuurknop multifunctionele oven
onderaan (5)
Met deze knop kunt u de temperatuur
instellen voor de bereidingen en de functie
Vapor Clean.
Draai de knop rechtsom op de gewenste
waarde tussen het minimum en het
maximum.
Controlelamp multifunctionele oven
onderaan (6)
Licht op om te melden dat de oven zich in
de verwarmingsfase bevindt. Wordt
uitgeschakeld als de temperatuur is bereikt.
Een regelmatige intermittentie geeft aan dat
de ingestelde temperatuur in de oven
constant wordt gehouden.
Functieknop multifunctionele oven
onderaan (7)
De verschillende functies van de oven zijn
geschikt voor verschillende
bereidingswijzen. Nadat u de gewenste
functie heeft geselecteerd, moet u de
kooktemperatuur instellen met de
temperatuurknop.
Controlelamp laterale oven (8)
Licht op om te melden dat de oven zich in
de verwarmingsfase bevindt. Wordt
uitgeschakeld als de temperatuur is bereikt.
Een regelmatige intermittentie geeft aan dat
de ingestelde temperatuur in de oven
constant wordt gehouden.
Functieknop laterale oven (9)
Zorgt voor de inschakeling van het licht in
de oven, of schakelt het luchtcirculatie
element in op een temperatuur van
minimaal van 50°C en een maximaal
245°C.
Beschrijving
178
2.4 Andere onderdelen
Plaatsbare vlakken
Het toestel beschikt over vlakken om
roosters en ovenschalen op verschillende
hoogtes te plaatsen. De plaatsbare
hoogtes worden begrepen van laag naar
hoog (zie 2.1 Algemene beschrijving).
Koelventilator
De ventilator zorgt voor de afkoeling van
de ovens, en wordt tijdens de bereiding in
werking gesteld.
De werking van de ventilator veroorzaakt
een normale luchtstroom die achter het
toestel uitkomt, en die ook na de
uitschakeling van het toestel een korte
periode ingeschakeld kan blijven.
Interne verlichting
Bij de keuze van een willekeurige functie
wordt de binnenverlichting van de ovens
wordt ingeschakeld.
2.5 Beschikbare accessoires
Rooster
Nuttig voor het plaatsen van recipiënten
met voedsel in bereiding.
Rooster voor ovenschaal
Om op een ovenschaal te zetten, voor het
bereiden van voedsel dat kan lekken.
Op sommige modellen zijn niet
alle accessoires aanwezig.
Beschrijving
179
NL
Ovenschaal
Nuttig voor het opvangen van vet dat
afkomstig is van het voedsel op het rooster
erboven.
Diepe ovenschaal
Nuttig om vet op te vangen afkomstig van
voedsel op het bovenstaande rooster, of
om taarten, pizza's en gebak te bakken.
Bordenrooster
Voor het verwarmen van borden.
Reductierooster
Nuttig voor het gebruik van kleine
recipiënten.
Reductierooster Wok
Nuttig voor het gebruik van een Wok.
Gebruik
180
3 Gebruik
3.1 Waarschuwingen
Hoge temperatuur in de oven
tijdens het gebruik
Gevaar op verbranding
• Houd de deur dicht tijdens gebruik.
• Bescherm de handen met ovenwanten
bij het hanteren van voedsel in de oven.
• Raak de verwarmingselementen in het
toestel niet aan.
• Giet geen water rechtstreeks op hete
ovenschalen.
Houd kinderen van jonger dan 8 jaar uit
de buurt wanneer het toestel in werking
is.
• Als er bewerkingen nodig zijn aan de
etenswaren of aan het einde van de
bereiding, opent u een aantal seconden
lang de deur 5 centimeter, zodat de
stoom ontsnapt. Vervolgens kunt u de
deur volledig openen.
De temperatuur in de bergruimte
kan hoog oplopen.
Gevaar op verbranding
• Open de bergruimte niet wanneer de
oven ingeschakeld of warm is.
De voorwerpen in de bergruimte kunnen
erg heet zijn tijdens het gebruik van de
oven.
Incorrect gebruik
Gevaar op verbranding
• Controleer of de vlamverdelers met de
respectievelijke deksels correct
gepositioneerd zijn in de zittingen.
Hete vetten en oliën kunnen vlam vatten.
Let erg goed op.
Hoge temperatuur in de
bergruimte tijdens het gebruik
Brand- en ontploffingsgevaar
Sproei geen spuitbussen in de nabijheid
van de oven.
• Gebruik of laat geen ontvlambaar
materiaal achter nabij de oven of in de
bergruimte.
• Gebruik geen vaatwerk of plastic
houders om voedsel te bereiden.
Plaats geen dichte schotels of houders in
de oven.
• Laat het toestel niet onbewaakt achter
tijdens bereidingen waar vetten en oliën
kunnen vrijkomen.
• Verwijder alle ongebruikte ovenschalen
en roosters uit de ovenruimte tijdens
gebruik.
Gebruik
181
NL
3.2 Eerste gebruik
1. Verwijder eventueel aanwezige
beschermende folie aan de binnen- en
buitenzijde van het toestel en de
accessoires.
2. Verwijder eventuele etiketten (behalve het
plaatje met de technische gegevens) van
de accessoires en uit de ovenruimten.
3. Verwijder en reinig alle accessoires van het
toestel (raadpleeg 4 Reiniging en
onderhoud). Warm de oven leeg op aan
de maximum temperatuur om eventuele
fabricageresten te verwijderen.
3.3 Gebruik van de accessoires
Roosters en ovenschalen
Roosters en ovenschalen moeten in de
zijgeleiders worden geplaatst tot aan het
eindpunt.
De mechanische veiligheidsblokkeringen
om ongewenste verwijdering van de
roosters te voorkomen moeten naar
beneden en naar de binnenzijde van de
oven gericht zijn.
Incorrect gebruik
Beschadiging van de oppervlakken
• Bedek de bodem van de ovenruimte niet
met aluminiumfolie.
• Bij gebruik van bakpapier moet u er voor
zorgen dat de circulatie van de warme
lucht in de oven er niet door wordt
verhinderd.
• Plaats geen potten of ovenschalen
rechtstreeks op de bodem van de
ovenruimte.
• Gebruik de open deur niet als steun voor
potten of schalen te plaatsen op het
binnenglas.
• Giet geen water rechtstreeks op hete
ovenschalen.
• Controleer of de vlamverdelers met de
respectievelijke deksels correct
gepositioneerd zijn in de zittingen.
De recipiënten en de vleesroosters moeten
binnen de omtrek van de kookplaat
geplaatst worden.
• Alle recipiënten moeten een effen en
regelmatige bodem hebben.
• In geval van overstroming of overkoken
moet de vloeistof onmiddellijk van de
kookplaat verwijderd worden.
Plaats de roosters en de schalen
helemaal in de oven, tot ze vast
komen te zitten.
Maak de ovenschalen schoon
voor het eerste gebruik, om
eventuele productieresten te
verwijderen.
Gebruik
182
Rooster voor ovenschaal
Het rooster voor de ovenschaal wordt in de
schaal geplaatst. Zo wordt het vet apart
van het voedsel opgevangen tijdens de
bereiding.
Reductieroosters
De reductieroosters moeten op de roosters
van de kookplaat gelegd worden.
Controleer dat deze correct
gepositioneerd zijn.
Bordenrooster
1. Breng het bordenrooster zonder borden
aan op het eerste niveau van de laterale
oven.
2. Breng de borden aan zoals op de
afbeelding is aangegeven.
3. Verwarm de oven maximaal 15 minuten
lang op een temperatuur van maximaal
50°C.
4. Schuif na het verwarmen de steun een
beetje uit en laat hem op de geleiders
rusten.
5. Controleer of de steun stabiel en stevig
is, en verwijder de borden.
Gebruik ovenwanten tijdens het
hanteren van de borden.
Gebruik
183
NL
3.4 Het gebruik van de kookplaat
Alle bedieningen en schakelaars bevinden
zich op het frontpaneel. Naast elke knop
wordt de bijhorende brander aangeduid.
Het toestel is voorzien van een elektronisch
ontstekingsmechanisme. Het is voldoende
om op de knop te drukken en hem linksom
te draaien op het symbool van de
maximale vlam, tot de brander wordt
ingeschakeld. Als de brander niet wordt
ontstoken binnen 15 seconden, moet de
knop op geplaatst worden en moet 60
seconden gewacht worden tot de
volgende poging. Na de ontsteking moet
de knop enkele seconden ingedrukt
gehouden worden, zodat het
thermokoppel kan opwarmen. Het kan
voorvallen dat de brander uitgaat wanneer
de knop wordt losgelaten: dit betekent dat
het thermokoppel onvoldoende is
opgewarmd. Wacht enkele ogenblikken,
en herhaal de handeling. Houd de knop
langer ingedrukt.
Correcte positie van de vlamverdelers en
van de deksels
Voordat de branders van de kookplaat
ingeschakeld worden, moet gecontroleerd
worden of de vlamverdelers correct
gepositioneerd zijn met de respectievelijke
deksels. Let op dat de openingen van de
vlamverdelers overeenstemmen met de
vonkontstekers en de thermokoppels (A).
Praktisch advies voor het gebruik van de
kookplaat
Voor een optimaal rendement van de
branders en een minimaal gasverbruik
moeten recipiënten gebruikt worden met
een deksel en die geschikt zijn voor de
brander, om te voorkomen dat de vlam
langs de zijkanten lekt. Wanneer de
vloeistof begint te koken, moet de vlam
zodanig verminderd worden om te
vermijden dat de vloeistof overkookt.
In geval van een toevallige
uitschakeling zorgt een
veiligheidssysteem voor de
blokkering van de gaslevering,
ook wanneer de kraan open staat.
Plaats de knop op en wacht
minstens 60 seconden om
nogmaals te ontsteken.
Diameter van de recipiënten:
• Hulpbrander: 12 - 14 cm.
• Halfsnelle brander: 16 - 24 cm.
• Snelle brander: 18 - 26 cm.
Zeer snelle brander: 18 - 28 cm.
Gebruik
184
3.5 Gebruik van de ovens
Inschakeling van de multifunctionele oven
Om de multifunctionele oven in te schakelen:
1. Selecteer de gewenste bereidingsfunctie
met de functieknop.
2. Selecteer de gewenste temperatuur met
de temperatuurknop.
Opening en sluiting van de deuren van
de multifunctionele/laterale oven
De multifunctionele en laterale ovens zijn
voorzien van een deur met zijdelingse
opening. Om deze te openen, moet de
handgreep van de deur naar uzelf
getrokken worden. Om deze te sluiten,
moet de deur geduwd worden tot een
mechanische klik wordt gehoord.
Inschakeling van de hulpoven
Om de hulpoven in te schakelen:
• Selecteer de temperatuur via de knop
van de variabele grill. De temperatuur
kan bij benadering van minimum 50°C
tot een maximum van 300°C bedragen.
De deuren worden tijdens het
openen niet zijdelings geblokkeerd,
en het is dus mogelijk dat ze neigen
te sluiten. Tijdens het gebruik moet
opgelet worden voor aanraking van
de binnenruit om toevallige
brandwonden te vermijden.
Het kan zijn dat deze deuren
mettertijd weerstand bieden tijdens
de fase van de opening en de
sluiting. Smeer de scharnieren.
Gebruik
185
NL
Lijst van de functies
ECO
Maak naargelang de
geassocieerde functie een grotere
energiebesparing mogelijk tijdens
het bereiden.
Statisch
De warmte wordt gelijktijdig
bovenaan en onderaan afgegeven,
en maakt dit systeem geschikt voor
het bereiden van speciale types van
voedsel. De traditionele bereiding,
die ook statisch wordt genoemd, is
geschikt voor het klaarmaken van
één gerecht per keer. Het is ideaal
voor alle types van gebraden,
brood en gevulde taarten, en het is
vooral geschikt voor vet vlees zoals
gans en eend.
Onderwarmte
De warmte, die enkel van onderaan
komt, eindigt de bereiding van
voedsel dat een hogere
basistemperatuur nodig heeft,
zonder gevolgen voor het bruin
braden. Ideaal voor gebak of
hartige taarten, vlaaien en pizza.
Kleine grill
Met deze functie kan door middel
van de warmte, enkel afkomstig van
het centrale element, kleine
hoeveelheden vlees en vis gegrild
worden om spiezen, toasts en
bijspijzen van groenten te bereiden.
Grill
Met de warmte die van het grill
element komt, kunnen uitstekende
resultaten bereikt worden zoals het
roosteren van dun en iets dikker
vlees, en in combinatie met het
draaispit (waar voorzien) wordt op
het einde van de bereiding een
uniforme goudbruine kleur
verkregen. Ideaal voor worsten,
ribbetjes en bacon. Met deze
functie kan een grote hoeveelheid
voedsel, en vooral vlees, uniform
gegrild worden.
Geventileerde grill
De lucht afkomstig van de ventilator
verzacht de warmtegolven die
worden verkregen door de grill,
zodat ook dik voedsel uitstekend
wordt gegrild. Ideaal voor grote
stukken vlees (bijv.
varkensscheenbeen).
Statisch+ventilator
De werking van de ventilator,
gecombineerd met de traditionele
bereiding, verzekert ook voor
ingewikkelde recepten homogene
bereidingen. Ideaal voor koekjes en
taarten, die ook gelijktijdig op
meerdere niveaus kunnen bereid
worden. (Voor bereidingen op
meerdere niveaus wordt
aanbevolen om het 2de en het 4de
vlak te gebruiken).
Gebruik
186
3.6 Advies voor bereidingen
Algemeen advies
• Gebruik de geventileerde functie om
een gelijkmatige bereiding te bekomen
op verschillende niveaus.
• Algemeen gezien is het niet mogelijk om
de kooktijden te verkorten door de
temperatuur te verhogen (het voedsel
zou aan de buitenkant goed gebakken
kunnen zijn, maar binnenin minder).
Advies voor het bereiden van
vleesgerechten
De kooktijden hangen af van de dikte en
van de kwaliteit van het voedsel, en van
de smaak van de consument.
• Gebruik een vleesthermometer voor
gebraad, of druk met een lepel op het
gebraad. Als het gebraad stevig
aanvoelt is het klaar, anders moet de
bereiding nog een aantal minuten
doorgaan.
Advies voor bereidingen met de grill en
de geventileerde grill
• Het grillen van vlees kan zowel
uitgevoerd worden bij koude als bij
voorverwarmde oven, als het resultaat
van de bereiding moet gewijzigd
worden.
• Bij de functie van de geventileerde grill
wordt daarentegen aanbevolen om de
oven eerst voor te verwarmen.
• Er wordt aanbevolen om het voedsel in
het midden van het rooster te plaatsen.
• In de grillfunctie is het aanbevolen om
de temperatuurknop op de hoogste
waarde, symbool (waar voorzien),
in te stellen voor een optimale bereiding.
Turbo
Met de combinatie van de
geventileerde bereiding en de
traditionele bereiding kan erg snel
en doeltreffend verschillend voedsel
op meerdere vlakken klaargemaakt
worden, zonder het mengen van
geuren of smaken. Ideaal voor
omvangrijk voedsel waarvoor een
intense bereiding nodig is.
Warmeluchtcirculatie
Met de combinatie van de
ventilator en de circulatieweerstand
(ingebouwd in de achterkant van
de oven) kan verschillend voedsel
op meerdere vlakken bereid
worden waarvoor dezelfde
temperatuur en hetzelfde type van
bereiding nodig is. De
warmeluchtcirculatie verzekert een
onmiddellijke en uniforme verdeling
van de warmte. Het zal
bijvoorbeeld mogelijk zijn om
gelijktijdig (op meerdere vlakken)
vis, groenten en koekjes klaar te
maken, zonder dat de geur en de
smaak zal vermengd worden.
Ontdooien
Het ontdooien wordt bevorderd
door de activering van de daarvoor
bestemde schroef en de weerstand
bovenaan, die een uniforme
verdeling van de lucht aan een lage
temperatuur in de oven garanderen.
Gebruik
187
NL
• Het voedsel moet gekruid worden
voordat het wordt bereid. Ook olie of
vloeibare boter moet vóór de bereiding
toegevoegd worden.
• Gebruik de ovenschaal op het eerste
vlak onderaan om de vloeistoffen
afkomstig van het grillen op te vangen.
• De duur van de bereiding met de grill in
de multifunctionele ovens en de
hulpoven mag respectievelijk nooit meer
dan 60 minuten en 30 minuten
bedragen.
Advies voor het bereiden van gebak en
koekjes
• Gebruik bij voorkeur metalen en
donkerkleurige bakvormen; deze helpen
de warmte beter te absorberen.
• De temperatuur en de tijdsduur van de
bereiding hangen af van de kwaliteit en
de dikte van het deeg.
• U kunt nagaan of het gebak voldoende
gebakken is binnenin door een
tandenstoker in het hoogste deel te
prikken. Wanneer het deeg niet aan de
tandenstoker blijft plakken, is het gebak
klaar.
• Wanneer het gebak verslapt wanneer
het uit de oven wordt gehaald, moet bij
de volgende bereiding de temperatuur
ongeveer 10ºC lager worden ingesteld,
en moet eventueel een langere kooktijd
geselecteerd worden.
• Tijdens het bereiden van gebak of
groenten kan excessief condens op de
ruit gevormd worden. Om dit te
vermijden, opent u de deur enkele keren
zeer voorzichtig tijdens de bereiding.
Advies voor het ontdooien en het rijzen
• Er wordt aangeraden om het ingevroren
voedsel zonder de verpakking in een
recipiënt zonder deksel te plaatsen, op
het eerste niveau van de oven.
• Vermijd opeenstapeling van
voedingsmiddelen.
• Om vlees te ontdooien kunt u een
rooster gebruiken op het tweede niveau,
en een ovenschaal op het eerste niveau.
Op deze manier blijft het voedsel niet in
contact met de vloeistof van de
ontdooiing.
• De meest delicate delen kunnen bedekt
worden met aluminiumfolie.
• Voor het rijzen wordt aanbevolen om
onderin de oven een bakje met water te
zetten.
Om energie te besparen
• Stop de bereiding enkele minuten
voordat de normale kooktijd verstrijkt. De
bereiding zal voortgezet worden door
de warmte die zich in de oven heeft
opgehoopt.
• Open de deur van de oven zo weinig
mogelijk, zodat de warmte niet verloren
gaat.
• Houd de binnenkant van het toestel
constant rein.
Gebruik
188
3.7 Klok programmeereenheid
1 Toets timer kookwekker
2 Toets duur bereiding
3 Toets einde bereiding
4 Toets afname waarde
5 Toets toename waarde
Instelling van het uur
Bij het eerste gebruik of na een
stroomonderbreking zullen de cijfers
op het display van het toestel
knipperen.
1. Druk tegelijkertijd op de toetsen en
. De stip tussen de uren en de minuten
knippert.
2. Met de toetsen of kan het uur
ingesteld worden. Hou de toets
ingedrukt om snel vooruit te gaan.
3. Druk op de toets of wacht 5
seconden. De stip tussen de uren en de
minuten stopt met knipperen.
4. Het symbool op het display duidt
aan dat het toestel klaar is om de
bereiding te starten.
Bereiding met tijdsinstelling
1. Selecteer bereidingsfunctie en -
temperatuur, en druk op de toets .
Het display zal de cijfers en
het symbool weergeven tussen de
uren en de minuten.
2. Druk op de toetsen of om de
gewenste minuten in te stellen.
3. Wacht ongeveer 5 seconden zonder op
een toets te drukken om de functie te
activeren. Op het display verschijnt het
actuele uur samen met de symbolen
en .
De klok van de
programmeereenheid controleert
enkel de rechter multifunctionele
oven, en heeft geen enkele
controle over de andere ovens.
Met bereiding met tijdsinstelling
wordt de functie bedoeld
waarmee u met de bereiding kunt
beginnen, en deze na een
ingestelde tijd kan doen eindigen.
Gebruik
189
NL
4. Na de bereiding worden de
verwarmingselementen gedesactiveerd.
Op het display wordt het symbool
uitgeschakeld, knippert het symbool
en wordt een geluidssignaal
geactiveerd.
5. Om het geluidssignaal uit te schakelen,
moet op eender welke toets van de klok
van de programmeereenheid gedrukt
worden.
6. Druk gelijktijdig op de toetsen en
om de klok van de programmeereenheid
te resetten.
Geprogrammeerde bereiding
1. Stel de bereidingsduur in zoals
beschreven werd in de vorige paragraaf
“Bereiding met tijdsinstelling” .
2. Druk op de toets . Op het display
verschijnt de som van het actuele uur en
de eerder ingestelde bereidingsduur.
3. Druk op de toetsen of om de
gewenste minuten in te stellen.
4. Wacht ongeveer 5 seconden zonder op
een toets te drukken om de functie te
activeren. Op het display verschijnt het
actuele uur samen met de symbolen
en .
5. Na de bereiding worden de
verwarmingselementen gedesactiveerd.
Op het display wordt het symbool
uitgeschakeld, knippert het symbool
en wordt een geluidssignaal
geactiveerd.
6. Om het geluidssignaal uit te schakelen,
moet op eender welke toets van de klok
van de programmeereenheid gedrukt
worden.
7. Druk gelijktijdig op de toetsen en
om de klok van de programmeereenheid
te resetten.
Het is niet mogelijk om een
bereidingsduur van langer dan 10
uren in te stellen.
Wanneer u na de instelling de
resterende tijd wilt weergeven,
moet u op de toets drukken.
Om de ingestelde programmering
op nul te stellen, moet gelijktijdig
op de toetsen en gedrukt
worden, en moet de oven manueel
uitgeschakeld worden.
Met geprogrammeerde bereiding
wordt de functie bedoeld
waarmee u op een vooraf
bepaalde tijd met de bereiding
kan beginnen, om ze na een
vooraf ingestelde periode te doen
eindigen.
Wanneer u na de instelling de
resterende tijd wilt weergeven,
moet u op de toets drukken.
Druk op de toets om het uur
van het einde van de bereiding
weer te geven.
Gebruik
190
Timer kookwekker
De kookwekker kan op eender welk
ogenblik geactiveerd worden.
1. Druk op de toets . Het display toont
de cijfers en de knipperende
controlelamp tussen de uren en de
minuten.
2. Druk op de toetsen of om de
gewenste minuten in te stellen.
3. Wacht ongeveer 5 seconden zonder
een toets in te drukken om de instelling
van de kookwekker te beëindigen. Op
het display verschijnen het actuele uur en
de symbolen en .
Regeling van het volume van het
geluidssignaal
Het geluidssignaal heeft drie verschillende
toonhoogten. Druk wanneer het
geluidssignaal wordt geproduceerd op de
toets om de instelling te wijzigen.
Het annuleren van de ingestelde
gegevens
Druk gelijktijdig op de toetsen en
om de ingestelde programmeringen op nul
te stellen.
Schakel de oven daarna manueel uit als
geen bereiding bezig is.
De timer kookwekker onderbreekt
de bereiding niet, maar
waarschuwt de gebruiker wanneer
de ingestelde minuten verstreken
zijn.
Het is niet mogelijk om een
bereidingsduur van langer dan 24
uren in te stellen.
Nadat de kookwekker werd
geprogrammeerd, toont de
display het huidige uur. Om de
resterende tijd weer te geven,
moet op de toets gedrukt
worden.
Gebruik
191
NL
Indicatieve tabel van de bereidingen
Gerechten
Gewicht
(kg)
Functie
Positie van de
geleider vanaf
onderaan
Temperatuur
(°C)
Tijd (minuten)
Lasagne
3 Statisch 1 of 2 220 - 230 40 - 50
Pasta uit de oven
2,5 Statisch 1 of 2 220 - 230 40
Kalfsgebraad
1 Circulatie 2 180 - 190 70 - 80
Varkenslende
1 Circulatie 2 180 - 190 70 - 80
Schouderkarbonade
1 Statisch+ventilator 2 180 - 190 90 - 100
Gebraden konijn
1 Circulatie 2 180 - 190 70 - 80
Kalkoenbout
1 Statisch+ventilator 2 180 - 190 110 - 120
Coppa in de oven
1 Statisch+ventilator 2 180 - 190 190 - 210
Gebraden kip
1 Statisch+ventilator 2 190 - 200 60 - 70
Zijde 1 Zijde 2
Varkenskotelet
Geventileerde grill 4 250 7 - 9 5 - 7
Varkensfilet
Grill 3 250 9 - 11 5 - 9
Rundfilet
Grill 3 250 9 - 11 9 - 11
Leverplakjes
Geventileerde grill 4 250 2 - 3 2 - 3
Worst
Geventileerde grill 3 250 7 - 9 5 - 6
Gehaktballetjes
Grill 3 250 7 - 9 5 - 6
Zalmforel
0,7 Circulatie 2 160 - 170 35 - 40
Pizza
Statisch+ventilator 1 250 6 - 10
Brood
Circulatie 1 190 - 200 25 - 30
Focaccia
Statisch+ventilator 1 180 - 190 15 - 20
Tulband/donut
Circulatie 2 160 55 - 60
Confituurtaart
Circulatie 2 160 30 - 35
Zanddeeg
Circulatie 1 of 2 160 - 170 20 - 25
Gevulde tortellini
Statisch+ventilator 1 of 2 160 - 170 40 - 50
Paradijstaart
Circulatie/statisch 2 170 50 - 60
Soezen/beignets
Statisch+ventilator 2 150 - 160 40 - 50
Cake
Circulatie 2 150 - 160 45 - 50
Rijsttaart
Circulatie/statisch 2 160 - 170 50 - 60
Brioches
Circulatie 2 160 25 - 30
Zanddeegkoekjes
Statisch+ventilator 1 -3 160 - 170 16 - 20
De tijden die aangeduid worden in de tabel zijn exclusief de voorverwarmingstijden, en
zijn indicatief.
Reiniging en onderhoud
192
4 Reiniging en onderhoud
4.1 Waarschuwingen
4.2 Reiniging van het toestel
Om de oppervlakken in goede staat te
houden, moeten ze na elk gebruik
gereinigd worden nadat de oven
afgekoeld is.
Dagelijkse gewone reiniging
Gebruik steeds en uitsluitend specifieke
producten, die geen schurende of zure
stoffen op chloorbasis bevatten.
Giet het product op een vochtige doek en
wrijf het over het oppervlak, spoel
zorgvuldig af, en droog met een zachte
doek of met een microfiber doek.
Voedselvlekken of -resten
Gebruik absoluut geen metalen sponzen of
scherpe krabbers zodat de oppervlakken
niet worden beschadigd.
Gebruik normale en niet-schurende
producten, en eventueel houten of plastic
gerei. Spoel zorgvuldig, en droog met een
zachte doek of met een doek van
microfiber.
Vermijd om etensresten op basis van suiker
(bijv. marmelade) te laten drogen, dit kan
het email binnenin aantasten.
Roosters van de kookplaat
Verwijder de roosters, en reinig deze met
behulp van lauw water en een niet-
schurend reinigingsmiddel. Verwijder
zorgvuldig alle afzettingen. Droog de
roosters, en plaats ze weer op de
kookplaat.
Incorrect gebruik
Beschadiging van de oppervlakken
• Reinig het toestel niet met een
stoomreiniger.
• Gebruik op de stalen delen of de delen
waarvan het oppervlak met metalen
afwerkingen werd behandeld (bijv.
elektrolytische oxidatie, vernikkeling,
verchroming) geen producten die
chloor, ammoniak of bleekmiddel
bevatten.
• Gebruik geen schurende of bijtende
middelen op de glazen onderdelen
(bijv. poeders, ontvlekkers of
metaalsponsjes).
• Gebruik geen ruw, schurend of scherp
materiaal.
• Stop de verwijderbare onderdelen,
zoals de roosters van de kookplaat, de
vlamverdelers en de deksels niet in de
vaatwasser.
De roosters staan steeds in contact
met de vlam zodat de glans van
de delen van het staal, die het
meest de warmte moeten
verdragen, mettertijd kan
verdwijnen. Dit is een normaal
verschijnsel dat de functionaliteit
van dit onderdeel absoluut niet
schaadt.
Reiniging en onderhoud
193
NL
Vlamverdelers en deksels
De deksels en de vlamverdelers kunnen
verwijderd worden om de reiniging te
vergemakkelijken. Reinig deze delen met
behulp van heet water en een niet-schurend
reinigingsmiddel. Verwijder zorgvuldig alle
afzettingen en wacht tot alles perfect droog
is. Monteer de vlamverdelers weer, en
controleer of ze correct gepositioneerd zijn
in de zittingen met de respectievelijke
deksels.
Vonkontstekers en thermokoppels
Voor een goede werking moeten de
vonkontstekers en de thermokoppels steeds
rein gehouden worden. Controleer ze
regelmatig, en reinig ze indien nodig met
een vochtige doek. Eventuele droge resten
moeten verwijderd worden met een houten
tandenstoker of met een naald.
4.3 Demontage van de pakking van
de hulpoven
Om de reiniging van de oven te
vergemakkelijken, kunt u de ovendeur
verwijderen.
Voor een correcte demontage moet als
volgt gehandeld worden:
1. Open de deur volledig en plaats de
twee pennen in de openingen van de
scharnieren zoals op de afbeelding.
2. Neem de deur aan beide kanten en met
beide handen vast, til ze naar boven in
een hoek van ongeveer 30°, en
verwijder ze.
Reiniging en onderhoud
194
3. Om de deur weer te monteren, moeten
de scharnieren in de daarvoor bestemde
openingen in de oven geplaatst worden,
zodat de gleuven A helemaal op de
openingen steunen. Laat de deur zakken
zodat ze geplaatst wordt, en verwijder
de pinnetjes uit de openingen in de
scharnieren.
4.4 Reiniging van de ruiten van de deur
Er wordt aangeraden om deze steeds
schoon te houden. Gebruik absorberend
keukenpapier. Bij hardnekkig vuil moet u
schoonmaken met een vochtige spons en
een gewoon reinigingsmiddel.
4.5 Demontage van de interne ruiten
Voor een gemakkelijke schoonmaak,
kunnen de interne ruiten van de deur
worden gedemonteerd.
Deuren multifunctionele ovens
1. Verwijder de binnenruit door deze
bovenaan vast te nemen en er aan te
trekken, en voorzichtig de beweging te
volgen die wordt aangeduid door de
pijlen (1).
2. Trek de ruit daarna naar boven toe vanaf
de onderkant (2). Op deze manier
komen de 4 pinnen, die op de ruit
bevestigd zijn, los uit hun zitting op de
ovendeur.
3. Neem de tussenruit vast en draai de
schroef los om de blokkeerplaat
onderaan te verwijderen.
Er wordt aanbevolen om
reinigingsproducten van de
constructeur te gebruiken.
Incorrect gebruik
Risico op snijwonden en
glasbreuk
Let op dat de tussenruit gedurende deze
fase niet toevallig uit de zitting kan
komen.
Reiniging en onderhoud
195
NL
4. Verwijder de tussenruit. Til deze eerst
naar boven op (1) en verwijder ze
daarna naar onder (2).
5. Maak de buitenruit schoon, evenals de
voorheen verwijderde ruiten. Gebruik
absorberend keukenpapier. Bij
hardnekkig vuil moet een vochtige spons
en een neutraal reinigingsmiddel
gebruikt worden.
6. Plaats de ruiten weer door de
omgekeerde volgorde van de
verwijdering te volgen.
7. Plaats de interne ruit. Centreer en klem
de 4 pinnen in de zittingen op de deur,
door er lichtjes op te drukken.
Deur hulpoven
1. Verwijder de interne ruit door ze
achteraan naar boven te trekken, en
volg de beweging die wordt aangeduid
door de pijlen (1).
2. Trek de ruit naar boven aan de voorzijde
(2). Op deze manier komen de 4
pinnen, die op de ruit bevestigd zijn, los
uit hun zitting op de ovendeur.
Reiniging en onderhoud
196
3. Verwijder de tussenruit door ze op te
heffen naar de andere toe.
4. Maak de buitenruit schoon, evenals de
voorheen verwijderde ruiten. Gebruik
absorberend keukenpapier. Bij
hardnekkig vuil moet een vochtige spons
en een neutraal reinigingsmiddel
gebruikt worden.
5. Plaats de ruiten weer door de
omgekeerde volgorde van de
verwijdering te volgen.
6. Plaats de interne ruit. Centreer en klem
de 4 pinnen in de zittingen op de deur,
door er lichtjes op te drukken.
4.6 De reiniging van de binnenkant
van de oven
Om de oven in goede staat te houden,
moet hij na afkoeling regelmatig gereinigd
worden.
Verwijder alle verwijderbare delen.
Reinig de ovenroosters met warm water en
niet-schurende reinigingsmiddelen; spoel
en droog ze daarna.
Er wordt aangeraden om de oven
ongeveer 15/20 minuten
maximaal te verwarmen nadat
specifieke producten gebruikt
werden, om eventuele resten in de
oven te elimineren.
Voor een gemakkelijke
schoonmaak is het aanbevolen om
de deur te verwijderen.
Reiniging en onderhoud
197
NL
Verwijdering van de geleiderframes voor
de roosters/ovenschalen
Als de geleiderframes worden verwijderd,
kan de reiniging van de zijdelen makkelijker
uitgevoerd worden. Deze handeling moet
uitgevoerd worden wanneer de
automatische reinigingscyclus wordt
gebruikt (enkel op sommige modellen).
Verwijder de geleiderframes: Trek het frame
naar de binnenkant van de oven zodat het
uit de klemverbinding A komt, en verwijder
het uit de zittingen achteraan B.
Herhaal na de reiniging de net beschreven
handelingen om de geleiderframes weer te
plaatsen.
Verwijdering van de frames voor de
roosters/ovenschalen uit de laterale
oven
Trek het frame omhoog zodat deze van de
zijdelingse zittingen loskomt. Hermonteer
het frame aan het einde van de reiniging.
4.7 Vapor Clean: geassisteerde
reinigingscyclus van de oven
Voorbereiding
Vóór de start van de Vapor Clean
reinigingscyclus
• Verwijder alle accessoires uit de oven.
De bovenbescherming kan in de oven
gelaten worden.
• Giet ongeveer 40 cc water op de
bodem van de oven. Let op dat het
water niet uit de insnijding komt.
Vapor Clean is een
reinigingsprocedure die de
verwijdering van vuil
vergemakkelijkt. Dankzij deze
procedure is het mogelijk om de
binnenkant van de oven zeer
makkelijk te reinigen. De vuilresten
worden verzacht door de warmte
en door de waterdamp, zodat ze
makkelijker kunnen verwijderd
worden.
Incorrect gebruik
Beschadiging van de
oppervlakken
• Verwijder voedselresten of gemorste
sporen van vroegere bereidingen
binnenin de oven.
Voer deze reinigingsprocedure enkel uit
als de oven koud staat.
Reiniging en onderhoud
198
• Sproei met een spray een oplossing van
water en afwasmiddel op de
binnenzijde van de oven. Sproei op de
zijwanden, de bovenwand, het
bodemvlak en de deflector.
• Sluit de deur.
Instelling van de functie Vapor Clean
1. Draai de functieknop op het symbool
en draai de temperatuurknop op het
symbool .
2. Stel een bereidingsduur van 18 minuten
in op de klok van de
programmeereenheid.
3. Aan het einde van de Vapor Clean-
cyclus zal de timer de
verwarmingselementen van de oven
uitschakelen, en zal het geluidssignaal
afgaan.
Einde van de reinigingscyclus Vapor
Clean
4. Open de deur en verwijder het minst
hardnekkige vuil met een doek van
microfiber.
5. Gebruik een sponsje met messingdraden
voor het hardnekkige vuil.
6. Voor vetresten kunt u een specifiek
ovenreinigingsproduct gebruiken.
7. Verwijder het resterende water uit de
oven.
Voor een betere hygiëne en om te
vermijden dat het voedsel een
onaangename geur krijgt, wordt
aanbevolen om de oven te drogen door
een geventileerde functie ongeveer 10
minuten in te schakelen op 160 °C.
Er wordt aanbevolen om
maximaal 20 maal te sproeien.
Draag rubberen handschoenen
tijdens deze bewerkingen.
Het is aanbevolen om de deur te
verwijderen om moeilijk
bereikbare delen makkelijker
schoon te maken.
Reiniging en onderhoud
199
NL
4.8 Buitengewoon onderhoud
Vervanging van de lamp voor de
binnenverlichting
1. Verwijder alle accessoires uit de oven.
2. Verwijder de geleiderframes voor
roosters/ovenschalen.
3. Verwijder de kap van de lamp met
gereedschap (bijv. een
schroevendraaier).
4. Draai de lamp los en verwijder ze.
5. Vervang de lamp met een soortgelijke
(40W).
6. Hermonteer de bedekking op correcte
wijze, zodat het profiel van de interne
ruit naar de deur gericht is.
7. Druk goed op de bedekking zodat ze
perfect aan de fitting hecht.
Demontage van de pakking van de
hulpoven
Voor een grondige reiniging van de
hulpoven kan de pakking van de deur
verwijderd worden. Op de vier hoeken zijn
haken voorzien die de pakking op de rand
bevestigen. Trek de 4 hoeken van de
pakking naar buiten zodat de haken
loskomen.
Gebruik een niet-schurende spons en lauw
water om de deurpakkingen schoon te
houden. De pakkingen moeten zacht en
elastisch zijn.
Delen onder elektrische stroom
Gevaar voor elektrische schok
• Schakel de stroomtoevoer naar het
toestel uit.
Raak ze niet direct met de vingers
aan, gebruik altijd isolerend
materiaal.
Installatie
200
5 Installatie
5.1 Gasaansluiting
Algemene informatie
De aansluiting op het gasnet kan
uitgevoerd worden met een flexibele stalen
buis op een rechte wand, en volgens de
voorschriften die aangeduid worden door
de van kracht zijnde norm. Het toestel werd
gekeurd voor methaan G20 (2H) aan een
druk van 20 mbar. Raadpleeg voor de
voeding met andere gastypes het hoofdstuk
“5.2 Aanpassing aan de verschillende
gastypes”. De toevoerverbinding van het
gas heeft een schroefdraad ½” gas extern
(ISO 228-1).
Aansluiting met rubberleiding
Controleer of alle volgende voorwaarden
gerespecteerd worden:
• of de leiding op het rubber bevestigd is
met veiligheidsklemmen;
• of de leiding op geen enkele plaats in
aanraking komt met hete wanden (max.
50 °C);
• of de leiding niet wordt onderworpen
aan trekkrachten of spanningen, en geen
strakke bochten maakt of vernauwingen
heeft;
• of de leiding niet in aanraking komt met
snijdende voorwerpen of scherpe
hoeken;
• wanneer de buis niet perfect dicht is, en
er dus gas kan ontsnappen, mag de buis
niet hersteld worden; vervang met een
nieuwe buis.
• controleer of de vervaldatum van de
leiding, die wordt aangeduid op de
leiding zelf, niet overschreden werd.
Voer de aansluiting op het gasnetwerk uit
met een rubberleiding conform de
kenmerken van de van kracht zijnde norm
(controleer of de afkorting van deze norm
op de leiding gedrukt is).
Draai de slangaansluiting 3 zorgvuldig vast
op de gasaansluiting 1 (schroefdraad ½”
ISO 228-1) van het toestel, en breng de
pakking 2 aan. Afhankelijk van de diameter
van de gebruikte gasleiding kan ook de
slangaansluiting 4 vastgedraaid worden op
de slangaansluiting 3. Plaats, nadat de
rubberhouder(s) werd(en) vastgedraaid, de
Gaslek
Explosiegevaar
• Controleer na elke ingreep of het
aandraaimoment van de
gasaansluitingen zich tussen 10 Nm en
15 Nm bevindt.
Gebruik, waar dit wordt gevraagd, een
drukregelaar in overeenstemming met
de van kracht zijnde norm.
• Na de installatie moet u eventuele
lekken opsporen met een
zeepoplossing, maar nooit met een
vlam.
• Het aansluiten met een flexibele buis
moet zodanig uitgevoerd worden dat
de lengte van de bebuizing niet langer
is dan 2 meter van de maximale
uitrekking voor flexibele stalen buizen en
1,5 meter voor rubberen buizen.
• De buizen mogen niet in aanraking
komen met beweegbare delen, en
mogen niet verpletterd worden.
Installatie
201
NL
gasleiding 6 op de rubberhouder en
bevestig ze met de klem 5 conform de van
kracht zijnde norm.
Aansluiting met een flexibele stalen buis
Voer de aansluiting op het gasnet uit met
een flexibele stalen slang met continue
wand, conform de kenmerken van de
geldende norm.
Draai de verbinding 3 zorgvuldig vast op
de gasverbinding 1 van het toestel, en
voorzie steeds de bijgeleverde pakking 2.
Aansluiting met een flexibele stalen buis
met bajonetsluiting
Voer de aansluiting op het gasnet uit met
behulp van een flexibele stalen buis met
bajonetsluiting, in overeenstemming met
B.S. 669. Breng isolerend materiaal aan op
de schroefdraad van de gasleiding 4, en
draai de adapter 3 vast. Draai het blok vast
op de mobiele verbinding 1 van het toestel,
en voorzie steeds de bijgeleverde pakking
2.
De aansluiting met rubberleiding
conform de van kracht zijnde
normen mag enkel uitgevoerd
worden wanneer de leiding over
de volledige lengte geïnspecteerd
kan worden.
De binnendiameter van de buis
moet 8 mm zijn voor vloeibaar
gas, en 13 mm voor methaan en
stadsgas.
Installatie
202
Aansluiting met een flexibele stalen buis
met conische verbinding
Voer de aansluiting op het gasnet uit met
een flexibele stalen slang met continue
wand, conform de kenmerken van de
geldende norm.
Draai de verbinding 3 zorgvuldig vast op
de gasverbinding 1 (schroefdraad ½” ISO
228-1) van het toestel, en breng altijd de
bijgeleverde pakking 2 aan. Breng
isolatiemateriaal aan op de schroefdraad
van de verbinding 3, en draai de flexibele
stalen leiding 4 vast op de verbinding 3.
Aansluiting op vloeibaar gas
Gebruik een drukregelaar, en realiseer de
aansluiting op de gasfles volgens de
voorschriften die bepaald worden door de
van kracht zijnde normen.
De toevoerdruk moet de waarden
respecteren die worden aangeduid in de
tabel “Type van gas en toebehorende
landen”
Ventilatie van de vertrekken
Het toestel mag enkel in permanent
geventileerde ruimten worden
geïnstalleerd, zoals voorzien wordt door
de van kracht zijnde normen. In de ruimte
waar het toestel geïnstalleerd is, moet een
voldoende luchttoevoer aanwezig zijn die
nodig is voor de regelmatige
gasverbranding en de luchtverversing van
de ruimte zelf. De luchtinlaatopeningen, die
beschermd worden door roosters, moeten
afmetingen conform de van kracht zijnde
normen hebben, en moeten zodanig
geplaatst zijn dat ze niet, ook niet
gedeeltelijk, verstopt worden.
De ruimte moet goed geventileerd worden
zodat de hitte en de vochtigheid
geëlimineerd worden die geproduceerd
worden door de bereidingen: vooral nadat
het toestel lang niet gebruikt werd, wordt
aanbevolen om een venster te openen of
om de snelheid van eventuele ventilatoren
te verhogen.
Afvoer van de verbrandingsproducten
De afvoer van de verbrandingsproducten
moet verzekerd worden door middel van
afzuigkappen, die aangesloten zijn op een
rookkanaal met een efficiënte trek of met
een geforceerde afzuiging. Een efficiënt
afzuigsysteem moet zorgvuldig ontworpen
worden door een bevoegde specialist, en
moet uitgevoerd worden door de posities
en de afstanden te respecteren die
voorzien worden door de normen.
Installatie
203
NL
Na de handeling moet de installateur een
conformiteitscertificaat afgeven.
1 Evacuatie door middel van een
afzuigkap
2 Evacuatie zonder afzuigkap
A Evacuatie in enkel rookkanaal met
natuurlijke trek
B Evacuatie in enkel rookkanaal met
elektrische ventilator
C Evacuatie rechtstreeks in de atmosfeer
met elektrische ventilator op de wand of in
de ruit
D Evacuatie rechtstreeks in de atmosfeer via
de wand
Lucht
Verbrandingsproducten
Elektrische ventilator
5.2 Aanpassing aan de verschillende
gastypes
Wanneer andere gastypes worden
gebruikt, moeten de straalpijpen op de
branders vervangen worden en moet de
minimum vlam op de gaskranen geregeld
worden.
Vervanging van de straalpijpen
1. Verwijder de roosters, de deksels en de
vlamverdelers om de branderdoppen te
bereiken.
2. Vervang de straalpijpen met behulp van
een sleutel van 7 mm naargelang het
gebruikte gas (zie Tabellen met
kenmerken van de branders en de
straalpijpen).
3. Plaats de branders weer correct in de
gepaste zittingen.
Het toestel werd gekeurd voor
methaan G20 aan een druk van
20 mbar.
1. Interne straalpijp
2. Externe straalpijp
Installatie
204
Regeling van het minimum voor methaan
of stadsgas
Schakel de brander in, en stel in op de
minimum positie. Verwijder de knop van de
gaskraan, en handel op de regelschroef
die zich naast het staafje van de kraan
bevindt (afhankelijk van het model) tot een
regelmatige minimum vlam wordt
verkregen.
Monteer de knoppen opnieuw, en
controleer de stabiliteit van de vlam van de
brander. Draai de knop snel vanaf de
maximum positie naar de minimum positie:
de vlam zou niet mogen uitgaan. Herhaal
deze handeling voor alle gaskranen.
Regeling van het minimum voor
vloeibaar gas
Draai de schroef naast het staafje van de
kraan helemaal rechtsom.
Smering van de gaskranen
Het kan zijn dat de gaskranen mettertijd
moeilijk draaien en geblokkeerd raken.
Reinig ze intern, en vervang het smeervet.
Na de regeling met een ander gas
dan dat van de fabrieksafstelling
moet het etiket voor de regeling
van het gas, dat werd
aangebracht op het toestel,
vervangen worden door het etiket
voor het nieuwe gas. Het etiket is
bij de straalpijpen gevoegd
(indien aanwezig).
De smering van de gaskranen
moet uitgevoerd worden door een
gespecialiseerde technicus.
Installatie
205
NL
Type van gas en toebehorende landen
Type van gas IT GB-IE FR-BE DE AT NL ES PT SE RU DK PL HU
1 Methaan G20
G20 20 mbar
•• •••••
G20/25 20/25 mbar
2 Methaan G20
G20 25 mbar
3 Methaan G25
G25 25 mbar
4 Methaan G25.1
G25.1 25 mbar
5 Methaan G25
G25 20 mbar
6 Methaan G27
G27 20 mbar
7 Methaan G2.350
G2.350 13 mbar
8 Vloeibaar gas G30/31
G30/31 28/37 mbar
••
G30/31 30/37 mbar
••
G30/31 30/30 mbar
••
9 Vloeibaar gas G30/31
G30/31 37 mbar
10 Vloeibaar gas G30/31
G30/31 50 mbar
••
11 Stadsgas G110
G110 8 mbar
••
12 Stadsgas G120
G120 8 mbar
Installatie
206
Tabellen met kenmerken van de branders en de straalpijpen
1 Methaan G20 AUX SR R UR2 (int)+(ext)
Nominaal warmteverbruik (kW)
1.0 1.8 2.9 4.2
Diameter van de straalpijp (1/100 mm)
72 97 115 75 +135
Voorkamer (gedrukt op straalpijp)
(X) (Z) (Y) (H1)+(H3)
Gereduceerd verbruik (W)
400 500 800 1900
2 Methaan G20 AUX SR R UR2 (int)+(ext)
Nominaal warmteverbruik (kW)
1.1 1.8 2.9 4.2
Diameter van de straalpijp (1/100 mm)
72 94 115 75 +125
Voorkamer (gedrukt op straalpijp)
(X) (Y) (8) (H1)+(H3)
Gereduceerd verbruik (W)
400 500 800 1900
3 Methaan G25 AUX SR R UR2 (int)+(ext)
Nominaal warmteverbruik (kW)
1.0 1.8 3.0 4.2
Diameter van de straalpijp (1/100 mm)
72 94 121 75 +145
Voorkamer (gedrukt op straalpijp)
(F1) (Y) (F2) (H1)+(H3)
Gereduceerd verbruik (W)
400 500 800 1900
4 Methaan G25.1 AUX SR R UR2 (int)+(ext)
Nominaal warmteverbruik (kW)
1.1 1.8 3.0 4.1
Diameter van de straalpijp (1/100 mm)
77 100 134 75 +138
Voorkamer (gedrukt op straalpijp)
(F1) (Y) (F3) (H1)+(F3)
Gereduceerd verbruik (W)
400 500 800 1900
6 Methaan G27 AUX SR R UR2 (int)+(ext)
Nominaal warmteverbruik (kW)
1.0 1.8 2.9 4.1
Diameter van de straalpijp (1/100 mm)
77 105 138 80 +148
Voorkamer (gedrukt op straalpijp)
(F1) (Y) (F3) (H1)+(F3)
Gereduceerd verbruik (W)
400 500 800 1900
7 Methaan G2.350 AUX SR R UR2 (int)+(ext)
Nominaal warmteverbruik (kW)
1.0 1.8 2.9 4.1
Diameter van de straalpijp (1/100 mm)
94 120 165 100 +190
Voorkamer (gedrukt op straalpijp)
(Y) (Y) (F3) (0)+(H3)
Gereduceerd verbruik (W)
400 500 800 1900
8 Vloeibaar gas G30/31 AUX SR R UR2 (int)+(ext)
Nominaal warmteverbruik (kW)
1.0 1.8 2.9 4.1
Diameter van de straalpijp (1/100 mm)
50 65 85 46 +91
Gereduceerd verbruik (W)
400 500 800 1900
Nominaal verbruik G30 (g/h)
73 131 211 305
Nominaal verbruik G30 (g/h)
71 129 207 300
9 Vloeibaar gas G30/31 AUX SR R UR2 (int)+(ext)
Nominaal warmteverbruik (kW)
1.1 1.8 2.9 4.2
Diameter van de straalpijp (1/100 mm)
50 62 81 62 +62
Voorkamer (gedrukt op straalpijp)
----
Gereduceerd verbruik (W)
450 550 800 1900
Nominaal verbruik G30 (g/h)
80 131 211 298
Nominaal verbruik G30 (g/h)
79 129 207 293
Installatie
207
NL
De straalpijpen die niet worden bijgeleverd kunt u bestellen bij erkende servicecentra.
10 Vloeibaar gas G30/31 AUX SR R UR2 (int)+(ext)
Nominaal warmteverbruik (kW)
1.0 1.8 2.9 4.2
Diameter van de straalpijp (1/100 mm)
43 58 70 43+70
Voorkamer (gedrukt op straalpijp)
(H2) (M) (Y) (H2)+(S1)
Gereduceerd verbruik (W)
400 500 850 1900
Nominaal verbruik G30 (g/h)
73 131 211 305
Nominaal verbruik G30 (g/h)
71 129 207 300
11 Stadsgas G110
AUX SR R UR2 (int)+(ext)
Nominaal warmteverbruik (kW)
1.0 1.8 2.8 3.8
Diameter van de straalpijp (1/100 mm)
145 185 260 140 +320
Voorkamer (gedrukt op straalpijp)
/8 /2 /3 -
Gereduceerd verbruik (W)
400 500 800 1400
12 Stadsgas G120
AUX SR R UR2 (int)+(ext)
Nominaal warmteverbruik (kW)
1.0 1.8 2.8 3.9
Diameter van de straalpijp (1/100 mm)
135 175 240 130 +290
Voorkamer (gedrukt op straalpijp)
/8 /1 /3 -
Gereduceerd verbruik (W)
400 500 800 1400
Installatie
208
5.3 Elektrische aansluiting
Algemene informatie
Controleer of de kenmerken van het
stroomnet overeenstemmen met de
gegevens op het identificatieplaatje.
Het identificatieplaatje met de technische
gegevens, het serienummer en de
markering is zichtbaar op het toestel
aangebracht.
Dit plaatje mag nooit verwijderd worden.
Voorzie de aarding met een kabel van
minimaal 20 mm langer dan de andere.
Het toestel kan op de volgende manieren
functioneren:
220-240 V 1N~
Gebruik een driepolige kabel 3 x 6 mm².
380-415 V 2N~
Gebruik een vierpolige kabel 4 x 4 mm².
380-415 V 3N~
Gebruik een vijfpolige kabel 5 x 1,5 mm².
Elektrische spanning
Gevaar voor elektrische schok
• Laat het toestel aansluiten door
gekwalificeerd technisch personeel.
• Gebruik een persoonlijk
beschermingsmiddel.
De aarding moet verplicht aangebracht
worden volgens de voorziene
veiligheidsnormen van de elektrische
installatie.
• Schakel de stroomtoevoer uit.
• Trek nooit aan de kabel om de stekker
uit het stopcontact te halen.
• Gebruik kabels die bestand zijn tegen
temperaturen van minstens 90°C, van
het type H05V2V2-F.
• Het aanhaalmoment van de schroeven
van de stroomgeleiders van het
klemmenbord moet 1,5 - 2 Nm
bedragen.
De waarden verwijzen naar de
diameter van de interne geleider.
De stroomkabels hebben
afmetingen die rekening houden
met de gelijktijdigheidsfactor
(conform de norm EN 60335-2-
6).
Installatie
209
NL
Vaste aansluiting
Voorzie een meerpolige onderbreking voor
de voeding, overeenkomstig de
installatienormen.
De onderbreking moet gemakkelijk
bereikbaar zijn, in de nabijheid van het
toestel.
Aansluiting met stekker en stopcontact
Controleer of de stekker en het stopcontact
van hetzelfde type zijn.
Gebruik geen verloopstekkers, adapters of
aftakkingen, omdat ze oververhitting of
brand zouden kunnen veroorzaken.
5.4 Plaatsing
Algemene informatie
Het toestel kan geïnstalleerd worden tegen
wanden die hoger zijn dan het werkblad,
op een minimum afstand van 50 mm van de
zijkant van het toestel, zoals wordt
aangeduid in de afbeeldingen A en C
betreffende de installatieklassen.
Keukenkasten die zich boven het werkblad
bevinden, moeten zich op een afstand van
minstens 750 mm bevinden. Bij gebruik van
een afzuigkap boven de kookplaat dient
de gebruiksaanwijzing van de afzuigkap te
worden geraadpleegd om de correcte
afstand te bepalen.
Zwaar toestel
Pletgevaar
• Plaats het toestel op het meubel samen
met een tweede persoon.
Druk op de open deur
Gevaar voor beschadiging van
het toestel
• Gebruik de deur niet als hefboom om
het toestel in het meubel te plaatsen.
• Oefen niet te veel kracht uit op de
geopende deur.
Warmteontwikkeling tijdens
werking van het toestel
Brandgevaar
• Fineerbewerkingen, kleefstoffen of
plastic bekledingen van aangrenzende
meubels moeten warmtebestendig zijn
(minstens 90°C).
Installatie
210
Dit toestel behoort naargelang het
installatietype tot de klasse:
A - Klasse 1
(Toestel vrije installatie)
B - Klasse 2 subklasse 1
(Ingebouwd toestel)
C - Klasse 2 subklasse 1
(Ingebouwd toestel)
Het toestel moet geïnstalleerd
worden door een bevoegd
technicus, en volgens de van
kracht zijnde normen.
Installatie
211
NL
Montage van de plint
De plint moet steeds correct gepositioneerd
en bevestigd worden op het toestel.
1. Draai de 6 schroeven los aan de
achterkant van het vlak (A), en draai de
2 schroeven (B) vast die zich op de
zijkant van de plint bevinden.
2. Positioneer de plint op het vlak. Stel de 6
openingen onderaan van de plint
overeenkomstig de 6 schroeven, die
eerder werden losgedraaid, aan de
achterkant van het vlak.
3. Draai de 6 schroeven vast aan de
achterkant van de kookplaat (A) en
draai de 2 schroeven vast onder het vlak
(B) om de plint te bevestigen.
Montage van de onderplint
De plint moet steeds correct gepositioneerd
en bevestigd worden op het toestel.
1. Positioneer deze plint onderaan op de
voorkant van het toestel.
2. Draai de twee zijdelingse schroeven vast
om de plint op het toestel te bevestigen.
3. Bedek de openingen van de plint met
behulp van de bijgeleverde doppen.
De bijgeleverde plint is een
integrerend deel van het product.
Ze moet op het toestel bevestigd
worden voordat het toestel zelf
wordt geïnstalleerd.
De bijgeleverde plint is een
integrerend deel van het product.
Deze moet op het toestel
bevestigd worden voordat het
toestel zelf wordt geïnstalleerd.
Installatie
212
Positionering en nivellering van het toestel
Voor een betere stabiliteit moet het toestel
correct genivelleerd zijn; draai na de
elektrische en/of gasaansluiting het
onderste deel van het voetje vast of los tot
het toestel genivelleerd en gestabiliseerd is
op de vloer.
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42

Smeg TR 93 P Victoria de handleiding

Categorie
Accessoires voor het maken van koffie
Type
de handleiding