Smeg C92GMX9 de handleiding

Categorie
Accessoires voor het maken van koffie
Type
de handleiding
Inhoudsopgave
179
NL
1 Waarschuwingen 180
1.1 Algemene veiligheidswaarschuwingen 180
1.2 Aansprakelijkheid van de fabrikant 185
1.3 Beoogd gebruik 185
1.4 Typeplaatje 185
1.5 Deze gebruiksaanwijzing 186
1.6 Verwerking 186
1.7 Wegwijs in de gebruiksaanwijzing 187
2 Beschrijving 188
2.1 Algemene beschrijving 188
2.2 Kookplaat 189
2.3 Bedieningspaneel 190
2.4 Andere onderdelen 191
2.5 Beschikbare accessoires 192
3 Gebruik 194
3.1 Om energie te besparen 196
3.2 Gebruik van de accessoires 196
3.3 Gebruik van de kookplaat 197
3.4 Gebruik van de bergruimte 198
3.5 Gebruik van de ovens 199
3.6 Klok programmeereenheid 204
4 Reiniging en onderhoud 210
4.1 Reiniging van de oppervlakken 210
4.2 Reiniging van de kookplaat 211
4.3 Reiniging van de deur 212
4.4 Reiniging van de ovenruimtes 214
4.5 Vapor Clean (enkel op sommige modellen) 216
4.6 Pyrolyse (enkel op sommige modellen) 217
4.7 Buitengewoon onderhoud 219
5 Installatie 221
5.1 Gasaansluiting 221
5.2 Aanpassing aan de verschillende gastypes 224
5.3 Plaatsing 229
5.4 Elektrische aansluiting 234
5.5 Voor de installateur 236
We raden aan deze handleiding aandachtig door te lezen, omdat ze alle aanwijzingen
bevat om de esthetische en functionele kwaliteiten van het apparaat te behouden.
Raadpleeg de website voor verdere informatie over dit product: www.smeg.com
VERTALING VAN DE ORIGINELE INSTRUCTIES
Waarschuwingen
180
1 Waarschuwingen
1.1 Algemene
veiligheidswaarschuwingen
Persoonlijk letsel
Tijdens en na het gebruik van
de grill kunnen de bereikbare
delen zeer heet worden en
moeten kinderen dus uit de
buurt van het apparaat
gehouden worden.
Bescherm de handen met
ovenwanten bij het hanteren
van voedsel in de ovenruimte.
Probeer geen vlammen/brand
te doven met water: schakel het
apparaat uit en bedek het vuur
met een deksel of een
brandwerende deken.
Dit apparaat mag gebruikt
worden door kinderen van 8 jaar
en ouder en personen met
beperkte lichamelijke, geestelijke
of sensorische capaciteiten of
onvoldoende ervaren en kennis,
mits ze worden bijgestaan of
ingelicht zijn over een veilig
gebruik van het apparaat en de
aanverwante gevaren kennen.
Laat kinderen niet spelen met
het apparaat.
Houd kinderen jonger dan
8 jaar die niet onder toezicht
staan uit de buurt van het
apparaat.
Houd kinderen van jonger dan
8 jaar uit de buurt wanneer het
apparaat in werking is.
Werkzaamheden voor
schoonmaak en onderhoud
van het apparaat mogen niet
worden uitgevoerd door
kinderen die niet onder toezicht
staan.
Controleer of de vlamverdelers
met de respectievelijke deksels
correct in de zittingen
gepositioneerd zijn.
Let op voor de snelle
verwarming van de kookzones.
Plaats geen lege potten of
pannen op de ingeschakelde
plaat. Gevaar op
oververhitting.
Het kookproces moet altijd
bewaakt worden. Een kort
kookproces moet voortdurend
bewaakt worden.
Waarschuwingen
181
NL
Vetten en oliën kunnen vlam
vatten als ze oververhit raken.
Het is aanbevolen bij het
apparaat te blijven tijdens de
voorbereiding van voedsel dat
olie of vet bevat. Als de oliën of
vetten vlam zouden vatten,
mag geen water gebruikt
worden om te blussen. Plaats
het deksel op de pan en
schakel de kookzone uit.
Tijdens het gebruik geen
metalen voorwerpen zoals
vaatwerk of bestek op het
oppervlak van de kookplaat
plaatsen omdat deze
oververhit zouden kunnen
raken.
Plaats geen metalen en puntige
voorwerpen (bestek of
gereedschappen) in de spleten
van het apparaat.
Giet geen water rechtstreeks
op hete ovenschalen.
Houd de deur dicht tijdens de
bereiding.
Als er een ingreep nodig is aan
het gerecht of aan het einde
van de bereiding, de deur
gedurende een aantal
seconden 5 centimeter
openen, de stoom laten
ontsnappen en vervolgens de
deur volledig openen.
Open de bergruimte (indien
aanwezig) niet wanneer de
oven ingeschakeld of warm is.
Voorwerpen in de bergruimte
kunnen zeer heet zijn na
gebruik van de oven.
Na gebruik het apparaat
uitschakelen.
Trek nooit aan de kabel om de
stekker uit het stopcontact te
halen.
GEEN ONTVLAMBARE
MATERIALEN GEBRUIKEN OF
BEWAREN IN DE
BERGRUIMTE (INDIEN
AANWEZIG) OF IN DE
NABIJHEID VAN HET
APPARAAT.
GEBRUIK GEEN
SPUITBUSSEN IN DE BUURT
VAN HET APPARAAT TERWIJL
HET WERKT.
VOER GEEN WIJZIGINGEN
UIT OP HET APPARAAT.
Voorafgaand aan iedere
ingreep op het apparaat
(installatie, onderhoud, plaatsing
of verplaatsing) moet u altijd
zorgen voor persoonlijke
beschermingsmiddelen.
Waarschuwingen
182
Voorafgaand aan iedere
ingreep op het apparaat moet
de algemene elektrische
voeding gedeactiveerd
worden.
Laat de installatie en technische
interventies uitvoeren door
gekwalificeerd personeel
overeenkomstig de geldende
normen.
Probeer nooit om zelf het
apparaat te repareren, zonder
tussenkomst van een
gekwalificeerde technicus.
Als de stroomkabel beschadigd
is, moet men contact opnemen
met de technische dienst die voor
de vervanging van de kabel zal
zorgen, om gevaren te vermijden.
Beschadiging van het apparaat
Gebruik voor het reinigen van
de ruiten van de oven geen
ruwe of schurende materialen
of scherpe metalen krabbers,
die het glas zouden kunnen
krassen en versplinteren.
Gebruik eventueel houten of
plastic gereedschappen.
Gebruik geen stoomstraal om
het apparaat te reinigen.
Zorg er voor dat de openingen
en de spleten voor de ventilatie
en de warmte-afvoer niet
verstopt raken.
Ga niet op het apparaat zitten.
Roosters en ovenschalen moeten
in de zijgeleiders worden
geplaatst tot ze niet verder
kunnen. De mechanische
veiligheidsblokkeringen die de
verwijdering van de roosters
voorkomen moeten naar
beneden en naar de achterzijde
van de ovenruimte gericht zijn.
Laat het apparaat niet
onbeheerd achter tijdens
bereidingen waarbij vetten en
oliën vrijkomen die bij heet
worden vlam kunnen vatten.
Wees heel voorzichtig
Brandgevaar: geen voorwerpen
op de kookoppervlakken
bewaren.
Sproei geen spuitbussen in de
nabijheid van de oven.
GEBRUIK HET APPARAAT
NOOIT OM DE RUIMTE TE
VERWARMEN.
Gebruik geen plastic vaatwerk
of pannen om voedsel te
bereiden.
Plaats geen blikken of gesloten
pannen in de ovenruimte.
Waarschuwingen
183
NL
Verwijder alle ovenschalen en
roosters die tijdens de
bereiding niet gebruikt worden
uit de ovenruimte.
Bedek de bodem van de
ovenruimte niet met
aluminiumfolie.
Plaats geen pannen of
ovenschalen rechtstreeks op de
bodem van de ovenruimte.
Bij gebruik van bakpapier moet
u er voor zorgen dat de
circulatie van de warme lucht in
de oven er niet door wordt
verhinderd.
Gebruik de open deur niet als
steun door pannen of schalen
direct op het binnenglas te
plaatsen.
De pannen of de vleesroosters
moeten binnen de omtrek van
de kookplaat geplaatst
worden.
Alle pannen moeten een vlakke
en regelmatige bodem hebben.
In geval van overstroming of
overkoken moet de vloeistof
onmiddellijk van de kookplaat
verwijderd worden.
Mors geen zuurhoudende
stoffen zoals citroensap of azijn
op de kookplaat.
Gebruik geen stoomstraal om
het apparaat te reinigen.
Plaats geen lege potten of
pannen op ingeschakelde
kookzones.
Gebruik geen ruw, schurend of
scherp materiaal.
Gebruik op de stalen delen of
de delen waarvan het
oppervlak met metalen
afwerkingen werd behandeld
(bijv. elektrolytische oxidaties,
vernikkeling, verchroming)
geen producten die chloor,
ammoniak of bleekmiddel
bevatten.
Gebruik geen schurende of
bijtende middelen op de
glazen onderdelen (bijv.
poeders, ontvlekkers of
metaalsponsjes).
Stop de verwijderbare
onderdelen, zoals de roosters
van de kookplaat, de
vlamverdelers en de deksels
niet in de vaatwasser.
Gebruik de open deur niet als
hefboom om het apparaat in
het meubel te plaatsen.
Oefen niet te veel kracht uit op
de geopende deur.
Waarschuwingen
184
Til dit apparaat niet op door de
handgreep beet te pakken.
Installatie
• DIT APPARAAT MAG NIET
GEÏNSTALLEERD WORDEN
IN BOTEN OF CARAVANS.
Het apparaat mag niet
geïnstalleerd worden op een
voetstuk.
Plaats het apparaat met behulp
van een tweede persoon in het
meubel.
Om mogelijke oververhitting
van het apparaat te vermijden
mag het niet achter een
decoratieve deur of een
paneel worden geïnstalleerd.
• Verzeker u er voor de montage
van dat de plaatselijke
gastoevoer (soort gas en
gasdruk) en de regeling van
het apparaat compatibel zijn.
Dit apparaat is niet aangesloten
op een apparaat voor afvoer
van de verbrandingsproducten.
Het moet geïnstalleerd en
aangesloten worden in
overeenstemming met de
geldende installatievoorschriften.
Er moet speciale aandacht
worden besteed aan de
ventilatie-eisen.
• De regelingsvoorwaarden
voor dit apparaat staan
vermeld op het etiket voor de
regeling van het gas.
Laat de gasaansluiting
uitvoeren door bevoegd
technisch personeel.
Het aansluiten met een
flexibele buis moet zodanig
uitgevoerd worden dat de
lengte van de buis niet langer is
dan 2 meter van de maximale
uitrekking bij flexibele stalen
buizen en 1,5 meter bij
rubberen slangen.
De buizen mogen niet in
aanraking komen met
beweegbare delen, en mogen
niet geplet worden.
Gebruik, waar dit wordt
gevraagd, een drukregelaar in
overeenstemming met de van
kracht zijnde norm.
Controleer na elke ingreep of
het aandraaimoment van de
gasaansluitingen zich tussen
10 Nm en 15 Nm bevindt.
Na de installatie moet u
eventuele lekken opsporen met
een zeepoplossing, maar nooit
met een vlam.
Waarschuwingen
185
NL
Laat het apparaat aansluiten
door gekwalificeerd technisch
personeel.
De aarding moet verplicht
aangebracht worden volgens de
voorziene veiligheidsnormen van
de elektrische installatie.
Gebruik kabels die bestand
zijn tegen temperaturen van
minstens 90 °C.
Het aandraaimoment van de
schroeven van de
stroomgeleiders van het
klemmenbord moet gelijk zijn
aan 1,5 - 2 Nm.
Voor dit apparaat
Controleer of het apparaat is
uitgeschakeld voordat de lamp
wordt vervangen.
Ga niet steunen of zitten op de
geopende deur van het
apparaat.
Controleer of er geen
voorwerpen in de deur vastzitten.
1.2 Aansprakelijkheid van de
fabrikant
De fabrikant kan niet aansprakelijk
worden gesteld voor schade aan
personen en voorwerpen ten
gevolge van:
• een ander gebruik van het
apparaat dan wordt voorzien;
• het niet in acht nemen van de
voorschriften van de
gebruiksaanwijzing;
• het forceren van ook slechts
één deel van het apparaat;
• het gebruik van niet-originele
reserveonderdelen.
1.3 Beoogd gebruik
Dit apparaat is bedoeld om
thuis voedsel te bereiden. Elk
ander gebruik is oneigenlijk.
Het apparaat is niet ontworpen
om te functioneren met externe
kookwekkers of
afstandsbedieningssystemen.
1.4 Typeplaatje
Het typeplaatje bevat de technische
gegevens, het serienummer en de
markering. Het plaatje mag in geen
geval worden verwijderd.
Waarschuwingen
186
1.5 Deze gebruiksaanwijzing
Deze handleiding voor gebruik is
een integraal onderdeel van het
apparaat en moet gedurende de
gehele levensduur van het apparaat
intact en binnen handbereik van de
gebruiker bewaard worden.
Lees deze gebruiksaanwijzing
aandachtig vóór installatie.
1.6 Verwerking
Het apparaat moet op het
einde van zijn
gebruiksduur apart
ingezameld worden (richtlijnen
2002/95/EG, 2002/96/EG,
2003/108/EG). Dit apparaat
bevat geen stoffen in hoeveelheden
die gevaarlijk worden geacht voor
de gezondheid en het milieu, in
overeenstemming met de huidige
Europese richtlijnen.
Verwijdering van het apparaat:
• Snijd de voedingskabel af en
verwijder de elektrische kabel en
de stekker.
• Oude of gebruikte apparaten
aan het einde van hun levensduur
moeten door de gebruiker
worden ingeleverd bij geschikte
centra voor de gescheiden
inzameling van elektrisch en
elektronisch afval, of overhandigd
worden aan de verkoper
wanneer een nieuw soortgelijk
apparaat wordt gekocht.
Het apparaat is verpakt in
milieuvriendelijke en recyclebare
materialen.
• Breng het verpakkingsmateriaal
naar de betreffende centra voor
afvalverwerking.
Elektrische spanning
Gevaar voor elektrische
schok
• Schakel de stroomtoevoer uit.
• Haal de stekker uit het
stopcontact.
Plastic verpakking
Gevaar voor verstikking
• Laat de verpakking, of delen
ervan, niet onbewaakt achter.
• Laat kinderen niet spelen met de
plastic zakken van de
verpakking.
Waarschuwingen
187
NL
1.7 Wegwijs in de
gebruiksaanwijzing
In deze gebruiksaanwijzing komen de
volgende begrippen voor:
1. Volgorde van de gebruiksaanwijzingen.
• Enkele gebruiksaanwijzing.
Waarschuwingen
Algemene waarschuwingen in
verband met de gebruiksaanwijzing,
veiligheid en verwerking van
afgedankte producten.
Beschrijving
Beschrijving van het apparaat en de
accessoires.
Gebruik
Informatie over het gebruik van het
apparaat en de accessoires.
Reiniging en onderhoud
Informatie over correcte schoonmaak
en onderhoud van het apparaat.
Installatie
Informatie voor gekwalificeerde
technici: installatie, inbedrijfstelling
en keuring.
Veiligheidswaarschuwingen
Informatie
Suggestie
Beschrijving
188
2 Beschrijving
2.1 Algemene beschrijving
Multifunctionele modellen
Pyrolytische modellen
Beschrijving
189
NL
1 Plint
2 Kookplaat
3 Bedieningspaneel
4 Lamp hoofdoven
5 Pakking hoofdoven
6 Deur hoofdoven
7 Ventilator hoofdoven
8 Lamp hulpoven
9 Pakking hulpoven
10 Deur hulpoven
11 Bergruimte
Frame voor roosters/ovenschalen
2.2 Kookplaat
AUX = Hulpbrander
SR = Halfsnelle brander.
R = Snelle brander
UR2 = Ultrasnelle brander
Beschrijving
190
2.3 Bedieningspaneel
Multifunctionele modellen
Pyrolytisch model
1 Klok programmeereenheid
Handig om het huidige uur te zien,
geprogrammeerde bereidingen te
programmeren en de kookwekker in te
stellen.
2 Temperatuurknop hoofdoven
Met deze knop kan de temperatuur van de
bereiding geselecteerd worden.
Draai de knop naar rechts op de gewenste
waarde tussen de minimale en maximale
waarde.
3 Controlelamp hoofdoven
Licht op om te melden dat de oven zich in
de verwarmingsfase bevindt. Wordt
uitgeschakeld als de temperatuur is bereikt.
Een regelmatig knipperend lampje geeft
aan dat de ingestelde temperatuur in de
oven constant wordt gehouden.
4 Functieknop hoofdoven
De verschillende functies van de oven zijn
geschikt voor verschillende
bereidingswijzen. Nadat u de gewenste
functie heeft geselecteerd, moet u de
kooktemperatuur instellen met de
temperatuurknop.
5 Controlelamp deurblokkering
(alleen op pyrolytische modellen)
Licht op wanneer de automatische
reinigingscyclus wordt geactiveerd
(pyrolyse).
Beschrijving
191
NL
6 Temperatuur-/functieknop hulpoven
Zorgt voor de inschakeling van het licht in
de oven, of stelt het grillelement en de
onderwarmte in op een temperatuur tussen
een minimum van 50 °C en een maximum
van 245 °C. Bij de maximum temperatuur is
het bovendien mogelijk om een aantal
geoptimaliseerde functies voor specifieke
bereidingen te selecteren.
7 Controlelamp hulpoven
Licht op om te melden dat de oven zich in
de verwarmingsfase bevindt. Wordt
uitgeschakeld als de temperatuur is bereikt.
Een regelmatig knipperend lampje geeft
aan dat de ingestelde temperatuur in de
oven constant wordt gehouden.
8 Knoppen van de branders van de
kookplaat
Nuttig voor de inschakeling en de regeling
van de branders van de plaat. Druk op de
knoppen, en draai deze linksom op de
waarde om de overeenkomstige
branders te ontsteken. Om de vlam te
regelen, moet de knop in de zone tussen
het maximum en het minimum
gedraaid worden. Om de branders uit te
schakelen, moeten de knoppen op
geplaatst worden.
2.4 Andere onderdelen
Plaatsbare niveaus
Het apparaat beschikt over vlakken om
roosters en ovenschalen op verschillende
hoogtes te plaatsen. De plaatsbare
hoogtes worden begrepen van laag naar
hoog (zie 2.1 Algemene beschrijving).
Koelventilator
De ventilator zorgt voor de afkoeling van
het apparaat, en wordt tijdens de bereiding
in werking gesteld. De werking van de
ventilator veroorzaakt een normale
luchtstroom die aan de achterzijde van het
apparaat naar buiten komt en die ook na
de uitschakeling nog kort actief kan blijven.
Zorg er voor dat de openingen en
de spleten voor de ventilatie en de
warmte-afvoer niet verstopt raken.
Beschrijving
192
Interne verlichting
De interne verlichting van het apparaat
wordt ingeschakeld:
(hoofdoven)
• als de deur wordt geopend;
• als een willekeurige functie wordt
gekozen, met uitzondering van de
functie .
(hulpoven)
• als de temperatuur-/functieknop van de
hulpoven op het symbool of op
een willekeurige functie wordt gedraaid.
2.5 Beschikbare accessoires
Reductierooster
Handig voor het gebruik van kleine
pannen.
Reductierooster Wok
Handig voor het gebruik van een wok.
Ovenschaal (alleen op sommige
modellen)
Nuttig voor het opvangen van vet dat
afkomstig is van het voedsel op het rooster
erboven.
Diepe ovenschaal
Nuttig om vet op te vangen afkomstig van
voedsel op het bovenstaande rooster, of
om taarten, pizza’s en gebak te bakken.
Het is niet mogelijk om de
binnenverlichting uit te schakelen
als de deur is geopend.
Beschrijving
193
NL
Rooster voor ovenschaal
Om op een schaal te zetten, voor het
bereiden van voedsel dat kan lekken.
Rooster
Handig voor het plaatsen van schalen met
voedsel in bereiding.
Zelfreinigende panelen (alleen op
sommige modellen)
Deze panelen absorberen kleine vetresten.
Op sommige modellen zijn niet
alle accessoires aanwezig.
De ovenaccessoires die in contact
kunnen komen met het voedsel zijn
gemaakt van materialen conform
de van kracht zijnde
wetsbepalingen.
De originele bijgeleverde of
optionele accessoires kunnen
worden aangevraagd bij erkende
servicecentra. Gebruik alleen de
originele accessoires van de
fabrikant.
Gebruik
194
3 Gebruik
De temperatuur in de ovenruimte
kan tijdens het gebruik hoog
oplopen
Gevaar voor verbranding
• Houd de deur dicht tijdens de
bereiding.
• Bescherm de handen met ovenwanten
bij het hanteren van voedsel in de oven.
• Let op dat u de warmte-elementen in de
oven niet aanraakt.
• Giet geen water rechtstreeks op hete
ovenschalen.
Houd kinderen van jonger dan 8 jaar uit
de buurt wanneer de oven in werking is.
• Als er een ingreep nodig is aan het
gerecht of aan het einde van de
bereiding, de deur gedurende een
aantal seconden 5 centimeter openen,
de stoom laten ontsnappen en
vervolgens de deur volledig openen.
Incorrect gebruik.
Gevaar voor verbranding
• Controleer of de vlamverdelers met de
respectievelijke deksels correct in de
zittingen gepositioneerd zijn.
• Vetten en oliën kunnen vlam vatten bij
oververhitting. Wees heel voorzichtig.
De temperatuur in de bergruimte
kan hoog oplopen
Gevaar voor verbranding
• Open de bergruimte niet wanneer het
apparaat ingeschakeld of warm is.
De voorwerpen in de bergruimte kunnen
zeer heet zijn na het gebruik van het
apparaat.
• Bewaar geen ontvlambare materialen,
doeken of papier in de bergruimte.
Incorrect gebruik.
Beschadiging van de
oppervlakken
• Bedek de bodem van de ovenruimte
niet met aluminiumfolie.
• Als er bakpapier gebruikt wordt, moet
dit zo geplaatst worden dat de interne
circulatie van hete lucht in de ovenruimte
niet belemmerd wordt.
• Plaats geen pannen of ovenschalen
rechtstreeks op de bodem van de
ovenruimte.
• Gebruik de open deur niet als steun
door pannen of schalen direct op het
binnenglas te plaatsen.
• Giet geen water rechtstreeks op hete
ovenschalen.
• De pannen of de vleesroosters moeten
binnen de omtrek van de kookplaat
geplaatst worden.
• Alle pannen moeten een vlakke en
regelmatige bodem hebben.
• In geval van overstroming of overkoken
moet de vloeistof onmiddellijk van de
kookplaat verwijderd worden.
Gebruik
195
NL
Lekkend gas kan een explosie
veroorzaken.
Wanneer u gas ruikt of als de gasinstallatie
lekt:
De gastoevoer onmiddellijk sluiten of het
ventiel van de gasfles onmiddellijk
dichtdraaien.
Open vuur en sigaretten onmiddellijk
uitdoven.
Geen schakelaars of apparaten
inschakelen en geen enkele stekker uit
het stopcontact verwijderen. Binnen het
gebouw geen (mobiele) telefoons
gebruiken.
Ramen openen en het vertrek luchten.
Contact opnemen met het
servicecentrum of uw gasbedrijf.
Onregelmatige werking
Elke van de volgende omstandigheden
moet als een onregelmatige werking
worden beschouwd en vereist een ingreep:
De branderplaat kleurt geel.
Beschadiging van het keukengerei.
Verkeerde ontsteking van de branders.
Branders blijven met moeite branden.
Uitschakeling van de branders tijdens de
werking.
De gaskranen kunnen moeilijk open of
dicht worden gedraaid.
Neem contact op met het erkende
servicecentrum bij u in de buurt als het
apparaat niet correct werkt.
Eerste gebruik
1. Verwijder eventuele beschermfolie aan
de binnen- en buitenzijde van het
apparaat en vanaf de accessoires.
2. Verwijder eventuele etiketten (met
uitzondering van het plaatje met de
technische gegevens) van de
accessoires en uit de ovenruimte.
3. Verwijder en was alle accessoires van
het apparaat (zie 4 Reiniging en
onderhoud).
4. Verwarm de oven op de maximale
temperatuur om eventuele
productieresten te verwijderen.
De temperatuur in de bergruimte
kan hoog oplopen
Brand- en ontploffingsgevaar
• Gebruik geen spuitbussen in de
nabijheid van het apparaat.
• Gebruik of laat geen ontvlambare
materialen achter in de nabijheid van
het apparaat of de bergruimte.
• Gebruik geen plastic vaatwerk of
pannen om voedsel te bereiden.
• Plaats geen blikken of gesloten pannen
in de ovenruimte.
• Laat het apparaat niet onbeheerd
tijdens bereidingen waarbij vetten en
oliën kunnen vrijkomen.
• Verwijder alle ovenschalen en roosters
die tijdens de bereiding niet gebruikt
worden uit de ovenruimte.
Gebruik
196
3.1 Om energie te besparen
Verwarm de oven alleen voor als dit
vermeld staat in het recept.
Tenzij anders aangegeven op de
verpakking, moeten diepvriesproducten
eerst ontdooid worden voordat u ze in
de oven zet.
Bij meerdere bereidingswijzen wordt
geadviseerd om de gerechten achter
elkaar te bereiden, om optimaal te
profiteren van de al warme ovenruimte.
Gebruik bij voorkeur metalen en
donkerkleurige bakvormen; deze zullen
de warmte beter absorberen.
Verwijder alle ovenschalen en roosters
die tijdens de bereiding niet gebruikt
worden uit de ovenruimte.
Stop de bereiding enkele minuten
voordat de normale bereidingstijd
verstrijkt. De bereiding zal gedurende de
resterende minuten worden voortgezet
door de warmte die zich in de oven
heeft opgehoopt.
Open de deur van de oven zo weinig
mogelijk, zodat de warmte niet verloren
gaat.
Houd de ovenruimte altijd schoon.
3.2 Gebruik van de accessoires
Reductieroosters
De reductieroosters moeten op de roosters
van de kookplaat gelegd worden.
Controleer of deze correct gepositioneerd
zijn.
Rooster voor ovenschaal
Het rooster voor de ovenschaal wordt in de
schaal geplaatst. Zo wordt het vet apart
van het voedsel opgevangen tijdens de
bereiding.
Gebruik
197
NL
Roosters en ovenschalen
Roosters en ovenschalen moeten in de
zijgeleiders worden geplaatst tot aan het
eindpunt.
De mechanische veiligheidsblokkeringen,
die de ongewenste verwijdering van het
rooster voorkomen, moeten naar beneden
en naar de binnenzijde van de ovenruimte
gericht zijn.
3.3 Gebruik van de kookplaat
Alle bedieningen en schakelaars bevinden
zich op het frontpaneel. Naast elke knop
wordt de bijhorende brander aangeduid. Het
apparaat is voorzien van een elektronisch
ontstekingsmechanisme. Het is voldoende om
op de knop te drukken en hem linksom te
draaien op het symbool van de maximale
vlam, tot de brander wordt ingeschakeld.
Draai de knop op als de brander niet
binnen 15 seconden wordt ontstoken. Wacht
vervolgens 60 seconden, voordat u het
nogmaals probeert. Na de ontsteking moet
de knop enkele seconden ingedrukt
gehouden worden, zodat het thermokoppel
kan opwarmen. Het kan voorvallen dat de
brander uitgaat wanneer de knop wordt
losgelaten: dit betekent dat het thermokoppel
onvoldoende is opgewarmd.
Wacht enkele ogenblikken en herhaal de
handeling. Houd de knop langer ingedrukt.
Plaats de roosters en de schalen
voorzichtig in de ovenruimte, tot
aan hun stoppositie.
Maak de ovenschalen schoon
alvorens ze voor de eerste keer te
gebruiken, om eventuele
productieresten te verwijderen.
In geval van een toevallige
uitschakeling zorgt een
veiligheidssysteem voor de
blokkering van de gaslevering,
ook wanneer de kraan open staat.
Draai de knop op . Wacht
minstens 60 seconden, alvorens
de brander opnieuw te ontsteken.
Gebruik
198
Correcte positie van de vlamverdelers en
van de deksels
Voordat de branders van de kookplaat
ingeschakeld worden, moet gecontroleerd
worden of de vlamverdelers correct met de
respectievelijke deksels gepositioneerd zijn.
Let op dat de openingen 1 van de
vlamverdelers overeenstemmen met de
vonkontstekers 3 en de thermokoppels 2.
Praktisch advies voor het gebruik van de
kookplaat
Voor een optimaal rendement van de
branders en een minimaal gasverbruik
moeten pannen gebruikt worden met een
deksel en die geschikt zijn voor de brander,
om te voorkomen dat de vlam langs de
zijkanten lekt.
Wanneer de vloeistof begint te koken, moet
de vlam laag gedraaid worden om te
vermijden dat de vloeistof overkookt.
3.4 Gebruik van de bergruimte
Aan de onderkant van het fornuis is een
bergruimte aangebracht die u kunt openen
door de handgreep naar u toe te trekken.
Deze bergruimte is geschikt om potten en
pannen of metalen voorwerpen voor
gebruik met het apparaat in te bewaren.
Diameter van de recipiënten:
AUX: 12 - 14 cm.
SR: 16 - 24 cm.
SR: 18 - 26 cm.
UR2: 18 - 28 cm
Gebruik
199
NL
3.5 Gebruik van de ovens
Inschakeling van de hoofdoven
1. Selecteer de gewenste bereidingsfunctie
met de functieknop.
2. Selecteer de gewenste temperatuur met
de temperatuurknop.
Functies van de hoofdoven
Statisch
De warmte wordt gelijktijdig
bovenaan en onderaan afgegeven,
en maakt dit systeem geschikt voor
het bereiden van speciale types van
voedsel. De traditionele bereiding,
die ook statisch wordt genoemd, is
geschikt voor het klaarmaken van
één gerecht per keer. Het is ideaal
voor alle types van gebraden,
brood en gevulde taarten, en het is
vooral geschikt voor vet vlees zoals
gans en eend.
Geventileerde onderwarmte
(alleen op sommige modellen)
Met de combinatie van ventilator en
alleen onderwarmte is de bereiding
sneller klaar. Dit systeem wordt
aanbevolen voor het steriliseren of
voor het voltooien van de bereiding
van voedsel dat reeds goed
oppervlakkig gaar is, maar nog niet
binnenin, en waarvoor dus een
gematigde bovenwarmte nodig is.
Ideaal voor elk type van voedsel.
Kleine grill
Met deze functie kan door middel
van de warmte, alleen afkomstig
van het centrale element, kleine
hoeveelheden vlees en vis gegrild
worden om spiezen, toasts en
bijspijzen van groenten te bereiden.
Grill
Met de door de grillweerstand
afgegeven warmte, kunnen
uitstekende resultaten bereikt
worden zoals het roosteren van dun
en iets dikker vlees, en in combinatie
met het draaispit (indien aanwezig)
wordt op het einde van de
bereiding een uniforme goudbruine
kleur verkregen. Ideaal voor
worsten, ribbetjes en bacon. Met
deze functie kan een grote
hoeveelheid voedsel, en vooral
vlees, uniform gegrild worden.
Geventileerde grill
De lucht afkomstig van de ventilator
verzacht de krachtige
warmtegolven afkomstig van de
grill, zodat ook dik voedsel
uitstekend wordt gegrild. Ideaal
voor grote stukken vlees
(bijv. varkensscheenbeen).
Gebruik
200
Statisch+ventilator
(alleen op sommige modellen)
De werking van de ventilator,
gecombineerd met de traditionele
bereiding, verzekert ook voor
ingewikkelde recepten homogene
bereidingen. Ideaal voor koekjes en
taarten, die ook gelijktijdig op
meerdere niveaus bereid kunnen
worden. (Voor bereidingen op
meerdere niveaus wordt
aanbevolen om het 2de en het 4de
vlak te gebruiken).
Turbo
Met de combinatie van de
geventileerde bereiding en de
traditionele bereiding kan erg snel
en doeltreffend verschillend voedsel
op meerdere niveaus klaargemaakt
worden, zonder het mengen van
geuren of smaken. Ideaal voor
omvangrijk voedsel waarvoor een
intense bereiding nodig is.
Circulatie + ventilator
De combinatie van de ventilator en
het luchtcirculatie-element
(ingebouwd op de achterzijde van
de oven) maakt het koken van
voedsel over meerdere
steunhoogtes mogelijk, mits hiervoor
dezelfde temperatuur en hetzelfde
kookproces vereist is. De
warmeluchtcirculatie verzekert een
onmiddellijke en uniforme verdeling
van de warmte. Het is bijvoorbeeld
mogelijk om gelijktijdig
(op meerdere steunhoogtes) vis,
groenten en koekjes te bereiden,
zonder dat de geur en de smaak
gemengd worden.
Geventileerde onderwarmte
(alleen op sommige modellen)
Met de combinatie van ventilator en
alleen onderwarmte is de bereiding
sneller klaar. Dit systeem wordt
aanbevolen voor het steriliseren of
voor het voltooien van de bereiding
van voedsel dat reeds goed
oppervlakkig gaar is, maar nog niet
binnenin, en waarvoor dus een
gematigde bovenwarmte nodig is.
Ideaal voor elk type van voedsel.
In pyrolytische modellen zijn de
speciale ontdooi- en rijsfuncties in
deze functie samengebracht
Gebruik
201
NL
Inschakeling van de hulpoven
Draai de temperatuur-/functieknop op de
gewenste temperatuur tussen 50 °C en
245 °C of op de gewenste functie (bij de
maximale temperatuur).
Functies van de hulpoven
Eco
Deze functie wordt aanbevolen
voor de bereiding op één vlak, met
een laag energieverbruik.
Aanbevolen voor alle soorten
voedsel, behalve voedsel waarbij
veel vocht vrijkomt (bijvoorbeeld
groenten).
Voor een maximale besparing van
de energie en een kortere
bereidingstijd wordt het aanbevolen
om de levensmiddelen in te
ovenruimte te plaatsen zonder deze
voor te verwarmen.
In de ECO-functie tijdens de
bereiding de deur niet openen.
In de ECO-functie duren de
bereidingstijden (en de eventuele
voorverwarming) langer.
De ECO-functie is een delicate
bereidingsfunctie en wordt
aanbevolen voor bereidingen
waarbij geen temperaturen van
hoger dan 210 °C nodig zijn;
voor bereidingen met hogere
temperaturen wordt geadviseerd
om een andere functie te kiezen.
Vapor Clean (alleen op sommige
modellen)
Deze functie vergemakkelijkt het
schoonmaken aan de hand van
stoom afkomstig van een kleine
hoeveelheid water in de daartoe
voorziene houder op de bodem.
(zie hoofdstuk “Reiniging en onder-
houd”)
Pyrolyse (alleen op sommige
modellen)
Wanneer deze functie wordt
ingesteld, bereikt de oven
temperaturen tot 500 °C zodat al
het vuil en vet wordt opgelost dat
wordt gevormd op de
binnenwanden.
Lamp
Schakelt de lamp in de ovenruimte in.
Statisch (min. 50 °C -
max. 245 °C)
De warmte wordt gelijktijdig
bovenaan en onderaan afgegeven,
en maakt dit systeem geschikt voor
het bereiden van speciale types van
voedsel. De traditionele bereiding,
die ook statisch wordt genoemd, is
geschikt voor het klaarmaken van
één gerecht per keer. Het is ideaal
voor alle types van gebraden,
brood en gevulde taarten, en het is
vooral geschikt voor vet vlees zoals
gans en eend.
Gebruik
202
Algemeen advies
Gebruik de geventileerde functie voor
het verkrijgen van een gelijkmatige
bereidingsgraad over meerdere niveaus.
Het verhogen van de temperatuur verkort
niet de bereidingsduur (het voedsel zou
aan de buitenkant erg gaar kunnen zijn,
maar minder aan de binnenkant).
De bereidingstijden van gesneden
stukken zijn voor hetzelfde gewicht korter
dan voor het hele stuk.
Advies voor het bereiden van
vleesgerechten
De bereidingstijden hangen af van de
dikte en van de kwaliteit van het voedsel,
en van de smaak van de consument.
Gebruik een vleesthermometer voor
gebraad, of druk met een lepel op het
gebraad. Als het gebraad stevig
aanvoelt is het klaar, anders moet de
bereiding nog een aantal minuten
doorgaan.
Aanbevelingen voor bereidingen met de
grill
Het grillen van vlees kan zowel
uitgevoerd worden bij koude als bij
voorverwarmde oven, als het resultaat
van de bereiding gewijzigd moet
worden.
Bodem (245 °C)
De alleen van onder afkomstige
warmte voltooit de bereiding van
voedsel dat een hogere
basistemperatuur nodig heeft,
zonder dat dit gevolgen heeft voor
de bruiningsgraad. Ideaal voor
gebak of hartige taarten, vlaaien en
pizza.
Kleine grill (245 °C)
Met deze functie kan door middel
van de warmte, enkel afkomstig van
het centrale element, kleine
hoeveelheden vlees en vis gegrild
worden om spiezen, toasts en
bijspijzen van groenten te bereiden.
Grill
Met de warmte die van het grill
element komt, kunnen uitstekende
resultaten bereikt worden zoals het
roosteren van dun en iets dikker
vlees, en op het einde van de
bereiding wordt een uniforme
goudbruine kleur verkregen. Ideaal
voor worsten, ribbetjes en bacon.
Met deze functie kan een grote
hoeveelheid voedsel, en vooral
vlees, uniform gegrild worden.
Gebruik
203
NL
Bij de functie van de geventileerde grill
wordt daarentegen aanbevolen om de
ovenruimte eerst voor te verwarmen.
Er wordt aanbevolen om het voedsel in
het midden van het rooster te plaatsen.
Bij de Grill-functies wordt aanbevolen
om de temperatuurknop voor een
optimale bereiding op de hoogste
waarde te draaien.
Advies voor het bereiden van gebak en
koekjes
Gebruik bij voorkeur metalen en
donkerkleurige bakvormen; deze zullen
de warmte beter absorberen.
De temperatuur en de duur van de
bereiding hangen af van de kwaliteit en
de dikte van het deeg.
Plaats de gerechten bij de bereiding op
meerdere vlakken het liefst op het 2e en
het 4e vlak, verleng de bereidingstijd met
een enkele minuut en gebruik uitsluitend
de geventileerde functies.
U kunt nagaan of het gebak van binnen
voldoende gebakken is door een
tandenstoker in het hoogste deel te
prikken. Wanneer het deeg niet aan de
tandenstoker blijft plakken, is het gebak
klaar.
Wanneer het gebak inzakt wanneer het
uit de oven wordt gehaald, moet bij de
volgende bereiding de temperatuur
ongeveer 10 °C lager worden
ingesteld, en moet eventueel een
langere kooktijd geselecteerd worden.
De bereidingstijd van schuimpjes en
soezen variëren afhankelijk van de
afmeting.
Advies voor ontdooien en rijzen
Plaats het ingevroren voedsel, zonder
verpakking en in een schaal zonder
deksel, op het eerste niveau van de
ovenruimte.
Vermijd opeenstapeling van
voedingsmiddelen.
Om vlees te ontdooien kunt u een rooster
gebruiken op het tweede niveau, en een
ovenschaal op het eerste niveau.
Op deze manier blijft het voedsel niet in
contact met de vloeistof van de
ontdooiing.
Brood en fruit in stukken ontdooien
binnen dezelfde tijd, ongeacht het
aantal en het totale gewicht.
De meest delicate delen kunnen bedekt
worden met aluminiumfolie.
• Voor het rijzen wordt aanbevolen om
onderin de ovenruimte een bakje met
water te zetten.
Gebruik
204
3.6 Klok programmeereenheid
Toets waarde lager
Toets klok
Toets waarde hoger
Instelling van de tijd
Bij het eerste gebruik of na een
stroomonderbreking zullen de cijfers
op het display van het apparaat
knipperen.
1. Houd de toets klok twee seconden
ingedrukt. De stip tussen de uren en de
minuten knippert.
2. Met de toetsen waarde hoger of
waarde lager kan de tijd ingesteld
worden. Houd de toets ingedrukt om
snel vooruit te gaan.
3. Wacht 7 seconden. De stip tussen de
uren en de minuten stopt met knipperen.
4. Het symbool op het display duidt
aan dat het apparaat klaar is om de
bereiding te starten.
Controleer of op de klok van de
programmeereenheid het symbool
van de bereidingsduur wordt
weergegeven. De oven kan niet
worden ingeschakeld als dit niet
het geval is.
Druk op de toets om de klok
van de programmeereenheid te
resetten.
Het gebruik van de hulpoven is
onafhankelijk van de instellingen
die uitgevoerd werden op de
hoofdzakelijke oven of de
elektronische
programmeereenheid.
In fornuizen met dubbele oven
bedient de elektronische
programmeereenheid enkel de
hoofdzakelijke oven.
De oven kan niet worden
ingeschakeld als de tijd niet is
ingesteld.
Houd de toetsen waarde hoger
en waarde lager
tegelijkertijd twee seconden
ingedrukt om de tijd te wijzigen.
Vervolgens kunt u de tijd regelen.
Gebruik
205
NL
Bereiding met tijdinstelling
1. Houd de kloktoets ingedrukt tot het
symbool wordt weergegeven.
2. Druk nogmaals op de kloktoets . Op
het display verschijnen het symbool
en het opschrift , afgewisseld
met de huidige tijd.
3. Druk op de toetsen hoger en lager
om de gewenste minuten voor de
bereiding in te stellen.
4. Selecteer een bereidingsfunctie en -
temperatuur.
5. Wacht ongeveer 5 seconden zonder op
een toets te drukken om de functie te
activeren. Op het display verschijnt de
actuele tijd samen met de symbolen
en .
Na de bereiding worden de
verwarmingselementen gedeactiveerd. Op
het display wordt het symbool
uitgeschakeld, knippert het symbool en
wordt een geluidssignaal geactiveerd.
6. Om het geluidssignaal uit te schakelen,
moet op een willekeurige toets van de
klok van de programmeereenheid
gedrukt worden.
7. Druk op de kloktoets om de klok van
de programmeereenheid te resetten.
Geprogrammeerde bereiding
1. Stel de bereidingsduur in zoals
beschreven werd in de vorige paragraaf
“Bereiding met tijdinstelling”.
2. Houd de toets menu 2 seconden
ingedrukt.
3. Druk nogmaals op de toets menu .
Het display toont afwisselend de cijfers
en de tekst , terwijl
het symbool knippert (bijvoorbeeld
het actuele tijdstip is 17.30)
Met bereiding met tijdinstelling
wordt de functie bedoeld
waarmee u met de bereiding kunt
beginnen, en deze na een
ingestelde tijd kan doen eindigen.
Het is niet mogelijk om een
bereidingsduur van meer dan
10 uur in te stellen.
Om de ingestelde programmering
te resetten moet gelijktijdig op de
toetsen hoger en lager
gedrukt worden, en moet de oven
handmatig uitgeschakeld worden.
Met geprogrammeerde bereiding
wordt de functie bedoeld
waarmee u op een vooraf
bepaalde tijd met de bereiding
kan beginnen, om ze na een
vooraf ingestelde periode te doen
eindigen.
Gebruik
206
4. Druk op de toetsen of om de
gewenste minuten in te stellen.
(bijvoorbeeld 1 uur)
5. Druk op de toets menu . Op het
display verschijnt afgewisseld
door de actuele tijden de eerder
ingestelde bereidingsduur (bijvoorbeeld
het weergegeven tijdstip waarop de
bereiding eindigt is 18.30).
6. Met de toets of stelt u het tijdstip
voor het einde van de bereiding in.
(bijvoorbeeld 19.30).
7. Wacht ongeveer 7 seconden zonder op
een toets te drukken om de functie te
activeren. Op het display verschijnen de
huidige tijd en de symbolen en .
8. Selecteer een bereidingsfunctie en -
temperatuur.
9. Na de bereiding worden de
verwarmingselementen gedeactiveerd.
Op het display wordt het symbool
uitgeschakeld, knippert het symbool
en wordt een geluidssignaal
geactiveerd.
10. Draai de functie- en temperatuurknop
op 0.
11. Voor het dimmen van het geluidssignaal
is het voldoende te drukken op een
willekeurige toets van de klok van de
programmeereenheid.
12. Druk gelijktijdig op de toetsen en
om de ingestelde programmering
op nul te stellen.
Houd er daarbij rekening mee dat
aan de duur van de bereiding een
enkele minuut voor de
voorverwarming van de oven dien
te worden toegevoegd.
Het is niet mogelijk om een
bereidingsduur van meer dan
10 uur in te stellen.
Het is niet mogelijk om een
geprogrammeerde bereiding die
langer dan 24 uur duurt in te
stellen.
Wanneer u na de instelling de
resterende bereidingstijd wilt
weergeven, moet u 2 seconden
lang op de toets menu
drukken. Druk nogmaals op de
toets menu . Het display toont
afgewisseld door de
resterende bereidingstijd.
Gebruik
207
NL
Kookwekker
De kookwekker kan op elk gewenst
moment geactiveerd worden.
1. Houd de kloktoets gedurende
enkele seconden ingedrukt. Het display
toont de cijfers en het
knipperende symbool tussen de
uren en de minuten.
2. Druk op de toetsen hoger en lager
om de gewenste minuten in te
stellen.
3. Wacht ongeveer 5 seconden zonder
een toets in te drukken om de instelling
van de kookwekker te beëindigen. Op
het display verschijnen de huidige tijd en
de symbolen en .
Aan het einde van de ingestelde tijd wordt
een geluidssignaal ingeschakeld.
4. Druk op de toets lager om het
geluidssignaal uit te schakelen.
Wijziging van de ingestelde gegevens
1. Druk op de kloktoets .
2. Druk op de toetsen hoger en lager
om de gewenste minuten in te
stellen.
Het annuleren van de ingestelde
gegevens
1. Druk op de kloktoets .
2. Houd de toetsen hoger en lager
tegelijkertijd ingedrukt.
3. Schakel de oven daarna handmatig uit
indien er een bereiding bezig is.
Selectie geluidssignaal
Het geluidssignaal kan op 3 verschillende
tonen worden ingesteld.
1. Houd de toetsen hoger en lager
tegelijkertijd ingedrukt.
2. Druk op de kloktoets .
3. Druk op de toets lager om een
ander geluidssignaal te selecteren.
De kookwekker onderbreekt de
bereiding niet, maar waarschuwt
de gebruiker wanneer de
ingestelde minuten verstreken zijn.
U kunt de kookwekker vanaf 1
minuut tot maximaal 23 uur en
59 minuten instellen.
Gebruik
208
Indicatieve tabel bereidingen (hoofdoven)
Gerechten
Gewicht
(Kg)
Functie Vlak
Temperatuur
(°C)
Tijd
(minuten)
Lasagne
3 - 4 Statisch 1 220 - 230 45 - 50
Pasta uit de oven
3 - 4 Statisch 1 220 - 230 45 - 50
Kalfsgebraad
2 Turbo/Circulatie 2 180 - 190 90 - 100
Varkenslende
2 Turbo/Circulatie 2 180 - 190 70 - 80
Worst
1,5 Geventileerde grill 4 MAX 15
Rosbief
1 Turbo/Circulatie 2 200 40 - 45
Gebraden konijn
1,5 Circulatie 2 180 - 190 70 - 80
Kalkoenbout
3 Turbo/Circulatie 2 180 - 190 110 - 120
Coppa in de oven
2 - 3 Turbo/Circulatie 2 180 - 190 170 - 180
Gebraden kip
1,2 Turbo/Circulatie 2 180 - 190 65 - 70
Zijde 1 Zijde 2
Varkenskoteletten
1,5 Geventileerde grill 4 MAX 15 5
Ribben
1,5 Geventileerde grill 4 MAX 10 10
Varkensspek
0,7 Grill 5 MAX 7 8
Varkensfilet
1,5 Geventileerde grill 4 MAX 10 5
Rundfilet
1 Grill 5 MAX 10 7
Zalmforel
1,2 Turbo/Circulatie 2 150 - 160 35 - 40
Zeeduivel
1,5 Turbo/Circulatie 2 160 60 - 65
Tarbot
1,5 Turbo/Circulatie 2 160 45 - 50
Pizza
1 Turbo/Circulatie 2 MAX 8 - 9
Brood
1 Circulatie 2 190 - 200 25 - 30
Focaccia
1 Turbo/Circulatie 2 180 - 190 20 - 25
Tulband/donut
1 Circulatie 2 160 55 - 60
Confituurtaart
1 Circulatie 2 160 35 - 40
Ricottataart
1 Circulatie 2 160 - 170 55 - 60
Gevulde tortellini
1 Turbo/Circulatie 2 160 20 - 25
Paradijstaart
1,2 Circulatie 2 160 55 - 60
Soezen/beignets
1,2 Turbo/Circulatie 2 180 80 - 90
Cake
1 Circulatie 2 150 - 160 55 - 60
Rijsttaart
1 Turbo/Circulatie 2 160 55 - 60
Brioches
0,6 Circulatie 2 160 30 - 35
Gebruik
209
NL
Indicatieve tabel bereidingen (hulpoven)
Gerechten
Gewicht
(Kg)
Functie Vlak
Temperatuur
(°C)
Tijd
(minuten)
Gebraden konijn
1 Statisch 2
190 - 200
85 - 90
Gebraden kip
1 Statisch 2 190 - 200 80 - 85
Zijde 1 Zijde 2
Karbonades
0.8 Grill 4 250 13 5
Hamburgers
0.6 Grill 4
250
73
Varkensworst
0.6 Grill 4
250
15 -
Varkensribben
0.7 Grill 4
250
30 - 35 -
Spek
0.6 Grill 4
250
10 3
De in de tabel weergegeven tijden zijn exclusief de voorverwarmingstijden, en zijn indicatief.
Reiniging en onderhoud
210
4 Reiniging en onderhoud
4.1 Reiniging van de oppervlakken
Om de oppervlakken van het apparaat in
uitstekende staat te houden, moet u ze na
elk gebruik schoonmaken. Laat ze eerst
afkoelen.
Dagelijkse gewone reiniging
Gebruik altijd en uitsluitend specifieke
producten, die geen schurende of zure
stoffen op chloorbasis bevatten.
Giet het product op een vochtige doek
en wrijf het over het oppervlak, spoel
zorgvuldig af, en droog met een zachte
doek of met een microvezeldoek.
Voedselresten of -vlekken
Gebruik nooit metalen sponzen of scherpe
schrapers om te voorkomen dat de
oppervlakken beschadigd worden.
Gebruik normale en niet-schurende
producten, eventueel met behulp van
houten of plastic keukengerei. Spoel
zorgvuldig af en droog met een zachte
doek of met een microvezeldoek.
Laat etensresten op basis van suiker
(bijv. marmelade) in het apparaat niet
opdrogen, dit kan het email binnenin
aantasten.
Incorrect gebruik.
Beschadiging van de
oppervlakken
• Gebruik geen stoomstraal om het
apparaat te reinigen.
• Gebruik op de stalen delen of de delen
waarvan het oppervlak met metalen
afwerkingen werd behandeld
(bijv. elektrolytische oxidaties,
vernikkeling, verchroming) geen
producten die chloor, ammoniak of
bleekmiddel bevatten.
• Gebruik geen schurende of bijtende
middelen op de glazen onderdelen
(bijv. poeders, ontvlekkers of
metaalsponsjes).
• Gebruik geen ruw, schurend of scherp
materiaal.
• Stop de verwijderbare onderdelen,
zoals de roosters van de kookplaat, de
vlamverdelers en de deksels niet in de
vaatwasser.
Er wordt aanbevolen om
reinigingsproducten van de
fabrikant te gebruiken.
Na het schoonmaken moet het
apparaat zorgvuldig
drooggemaakt, omdat eventuele
druppels reinigingsmiddel en
water de correcte werking van het
apparaat kunnen schaden en het
uiterlijk kunnen aantasten.
Reiniging en onderhoud
211
NL
4.2 Reiniging van de kookplaat
Roosters
Verwijder de roosters en reinig ze met lauw
water en een niet schurend
reinigingsmiddel. Verwijder alle afzettingen.
Droog de roosters en plaats ze terug.
Vlamverdelers en deksels
De deksels en de vlamverdelers kunnen
verwijderd worden om de reiniging te
vergemakkelijken. Reinig deze delen met
behulp van heet water en een niet-schurend
reinigingsmiddel. Verwijder zorgvuldig alle
afzettingen en wacht tot alles perfect droog
is. Monteer de vlamverdelers weer, en
controleer of ze correct gepositioneerd zijn
in de zittingen met de respectievelijke
deksels.
Vonkontstekers en thermokoppels
Voor een goede werking moeten de
vonkontstekers en de thermokoppels steeds
rein gehouden worden. Controleer ze
regelmatig, en reinig ze indien nodig met
een vochtige doek. Eventuele droge resten
moeten verwijderd worden met een houten
tandenstoker of met een naald.
Knoppen
De knoppen moeten gereinigd worden met
een zachte doek, met lauw water, en
moeten daarna goed gedroogd worden.
Ze kunnen verwijderd worden door ze uit
hun zitting te trekken.
De roosters staan steeds in contact
met de vlam waardoor de glans
van de delen van het staal, die het
meest de warmte moeten
verdragen, mettertijd kan
verdwijnen. Dit is een normaal
verschijnsel dat de functionaliteit
van dit onderdeel absoluut niet
schaadt.
Gebruik voor de reiniging van de
knoppen geen agressieve
producten die alcohol bevatten of
producten voor de reiniging van
staal en van glas, omdat deze
permanente schade kunnen
veroorzaken.
Reiniging en onderhoud
212
4.3 Reiniging van de deur
Demontage van de deur
Om de reinigingswerkzaamheden te
vergemakkelijken, is het raadzaam de
ovendeur te verwijderen en op een
theedoek te leggen.
Ga voor de verwijdering van de deur als
volgt te werk:
1. Open de deur volledig en plaats de
twee pinnetjes in de openingen van de
scharnieren zoals op de afbeelding.
2. Neem de deur aan beide kanten en met
beide handen vast, hef ze op aan een
hoek van ongeveer 30°, en verwijder ze.
3. Om de deur weer te monteren, moeten
de scharnieren in de daarvoor bestemde
openingen in de oven geplaatst worden,
zodat de gleuven A helemaal op de
openingen steunen. Laat de deur zakken
zodat ze geplaatst wordt, en verwijder
de pinnetjes uit de openingen in de
scharnieren.
Reiniging van de ruiten van de deur
Het is raadzaam de ruiten van de deur
altijd schoon te houden. Gebruik
absorberend keukenpapier. Gebruik in
geval van hardnekkig vuil een vochtige
spons en een normaal reinigingsmiddel.
Reiniging en onderhoud
213
NL
Demontage van de binnenruiten
Voor een gemakkelijke schoonmaak,
kunnen de binnenruiten van de deur
worden gedemonteerd.
1. Verwijder de binnenruit door hem
achteraan naar boven te trekken, en
volg de beweging die wordt aangeduid
door de pijlen (1). Op deze manier
komen de 4 pinnen, die op de ruit
bevestigd zijn, los uit hun zitting op de
ovendeur.
2. Trek de ruit naar boven aan de voorzijde
(2).
3. Verwijder de middelste ruit door hem
omhoog te trekken en dezelfde
werkwijze te volgen als bij de binnenruit;
let er echter op dat u het voorste
gedeelte van de ruit (2) in de richting van
de binnenkant van het apparaat duwt.
4. Maak de buitenste ruit schoon, evenals
de eerder verwijderde ruiten. Gebruik
absorberend keukenpapier. Bij
hardnekkig vuil moet een vochtige spons
en een neutraal reinigingsmiddel
gebruikt worden.
5. Plaats de ruiten weer door de
verwijdering in omgekeerde volgorde uit
te voeren.
6. Plaats de binnenruit. Centreer en klem de
4 pinnen in de zittingen op de deur,
door er lichtjes op te drukken.
Reiniging en onderhoud
214
4.4 Reiniging van de ovenruimtes
Om de ovenruimte in goede staat te
houden, moet deze na afkoeling
regelmatig gereinigd worden.
Laat geen voedselresten opdrogen in de
ovenruimte, omdat de lak daardoor
beschadigd kan raken.
Verwijder alle verwijderbare delen.
Verwijderen van de geleiderframes voor
de roosters/ovenschalen
Als de geleiderframes worden verwijderd,
kan de reiniging van de zijdelen makkelijker
uitgevoerd worden. Deze handeling moet
uitgevoerd worden wanneer de
automatische reinigingscyclus wordt
gebruikt (alleen op sommige modellen).
Verwijder de geleiderframes. Trek het frame
naar de binnenkant van de oven zodat het
uit de klemverbinding A komt, en verwijder
het uit de zittingen achteraan B.
Herhaal na de reiniging de net beschreven
handelingen om de geleiderframes weer te
plaatsen.
Voor een eenvoudige reiniging
wordt aanbevolen om het volgende
te demonteren:
de deur
de frames voor roosters/
ovenschalen
• de pakking van de oven
Geadviseerd wordt om de oven
ongeveer 15/20 minuten
maximaal te verwarmen nadat
speciale producten gebruikt zijn,
om eventuele resten in de oven te
verwijderen.
Reiniging en onderhoud
215
NL
Verwijderen van de zelfreinigende
panelen en de geleiderframes voor
roosters/ovenschalen (
enkel op
sommige modellen)
Als de geleiderframes worden verwijderd,
kan de reiniging van de zijdelen makkelijker
uitgevoerd worden. Deze handeling moet
uitgevoerd worden wanneer de
automatische reinigingscyclus wordt
gebruikt (alleen op sommige modellen).
Verwijder de geleiderframes. Trek het frame
naar de binnenkant van de oven zodat het
uit de klemverbinding A komt, en verwijder
het uit de zittingen achteraan B.
Herhaal na de reiniging de net beschreven
handelingen om de geleiderframes weer te
plaatsen.
Regeneratie van de zelfreinigende
panelen (katalysecyclus) (
enkel op
sommige modellen)
De regeneratiecyclus van de panelen is
een reinigingsmethode om vette en niet-
suikerachtige resten te verwijderen.
1. Reinig eerst de bodem en de bovenste
bescherming met een microvezeldoekje,
water en een neutraal afwasmiddel.
Goed naspoelen.
2. Stel een regeneratiecyclus in door de
geventileerde functie aan de maximum
temperatuur te selecteren, en dit voor
een uur.
3. Als de panelen erg vuil zijn, moeten ze
na de regeneratiecyclus gedemonteerd
worden en gereinigd worden met
neutraal reinigingsmiddel. Spoel en
droog ze zorgvuldig.
4. Monteer de panelen weer, en stel de
geventileerde functie een uur lang in aan
180 °C zodat de panelen goed
gedroogd worden.
Er wordt aanbevolen om de
regeneratiecyclus van de
zelfreinigende panelen elke
15 dagen uit te voeren.
Reiniging en onderhoud
216
4.5 Vapor Clean (enkel op sommige
modellen)
Voorbereiding
Voordat de reinigingscyclus Vapor Clean
wordt gestart:
Verwijder alle accessoires uit de oven.
Giet ongeveer 40cc water op de
bodem van de ovenruimte. Let op dat het
water niet uit de uitsparing komt.
Sproei met behulp van een spuitflacon
een oplossing van water en afwasmiddel
op de binnenzijde van de ovenruimte.
Sproei op de zijwanden, de
bovenwand, het bodemvlak en de
deflector.
Sluit de deur.
Tijdens de geassisteerde reinigingscyclus
moeten de zelfreinigende panelen
(indien aanwezig), die eerder
verwijderd werden, apart met lauw
water en weinig reinigingsmiddel
gereinigd worden.
Vapor Clean is een
reinigingsprocedure die de
verwijdering van vuil
vergemakkelijkt. Met deze
procedure kan de binnenzijde van
de oven zeer eenvoudig gereinigd
worden. De vuilresten worden
verzacht door de warmte en door
de waterdamp, zodat ze
makkelijker kunnen verwijderd
worden.
Incorrect gebruik.
Beschadiging van de
oppervlakken
• Verwijder voedselresten of gemorste
sporen van vroegere bereidingen
binnenin de oven.
• Voer deze reinigingsprocedure alleen
uit als de oven afgekoeld is.
Er wordt aanbevolen om
maximaal 20 maal te sproeien.
Reiniging en onderhoud
217
NL
Instelling van de reinigingscyclus Vapor
Clean
1. Draai de functieknop op het symbool
en draai de temperatuurknop op
het symbool .
2. Stel een bereidingsduur van 18 minuten
in met de digitale programmeereenheid.
3. Draai de functieknop op het symbool
en draai de temperatuurknop op het
symbool 0.
Einde van de reinigingscyclus Vapor
Clean
4. Open de deur en verwijder het minst
hardnekkige vuil met een
microvezeldoek.
5. Gebruik een niet-schurend sponsje met
messingdraden voor het hardnekkige
vuil.
6. Voor vetresten kunt u een specifiek
ovenreinigingsproduct gebruiken.
7. Verwijder het resterende water uit de
oven.
Voor een betere hygiëne en om te
vermijden dat het voedsel een
onaangename geur krijgt, wordt
aanbevolen om de oven te drogen door
een geventileerde functie ongeveer
10 minuten in te schakelen op 160 °C.
4.6 Pyrolyse (enkel op sommige
modellen)
Voorbereiding
Voor u de pyrolyse inschakelt:
• Maak de interne ruit schoon
overeenkomstig de gebruikelijke
instructies.
• Verstuif in geval van hardnekkige
afzettingen een reinigingsproduct voor
ovens op de ruit (respecteer de
waarschuwingen die aangeduid worden
op het product zelf); laat 60 minuten
inwerken, spoel daarna, en droog de
ruit met keukenpapier of met een
microvezeldoek.
• Verwijder alle accessoires uit de oven.
• Verwijder de geleiderframes voor
roosters/ovenschalen.
• Sluit de deur.
Draag rubberen handschoenen
tijdens deze werkzaamheden.
Om de handmatige reiniging van
moeilijk bereikbare delen te
vereenvoudigen, is het raadzaam
de deur te verwijderen.
De pyrolyse is een automatische
reinigingsprocedure met hoge
temperaturen, die het vuil zal
oplossen. Dankzij deze procedure
is het mogelijk om de binnenkant
van de ovenruimte zeer makkelijk
te reinigen.
Incorrect gebruik.
Beschadiging van de
oppervlakken
• Verwijder voedselresten of gemorste
sporen van vroegere bereidingen uit de
ovenruimte.
Reiniging en onderhoud
218
Instelling van de pyrolyse
1. Plaats de selectieknop van de functies op
het symbool . Op het display
verschijnen automatisch het symbool
en het bericht afgewisseld
met de minimum tijdsduur van de
pyrolyse (2 uur).
2. Druk binnen 5 seconden op de toetsen
of om de duur van de
schoonmaakcyclus in te stellen van
minimaal 120 minuten tot maximaal
3 uur en 30 minuten. De ingestelde
minuten worden aangeduid op de
interne segmenten van de klok, de uren
worden aangeduid door de
knipperende cijfers (1, 2 of 3).
3. Na de duur voor de pyrolyse te hebben
ingesteld, begint het lampje van de
thermostaat te knipperen en warmt de
oven op (ongeveer 5 seconden na de
laatste tussenkomst van de gebruiker).
4. Om de start van de pyrolyse te
bevestigen, moet op de toets
gedrukt worden of moet het display
gedurende minimaal 5 seconden niet
worden aangeraakt.
5. 1 minuut na aanvang van de pyrolyse
wordt de deur geblokkeerd (het lampje
van de deurblokkering gaat branden)
door een voorziening die elke poging tot
opening verhindert.
6. Aan het einde van de pyrolyse knipperen
alle cijfers op het display en kondigt een
geluidssignaal het einde van de
automatische reinigingscyclus aan.
7. Plaats de functieknop opnieuw op positie
0”.
8. De deur blijft geblokkeerd tot de
temperatuur binnenin de oven een veilig
niveau bereikt.
9. Wacht tot de oven is afgekoeld en veeg
de restjes binnenin weg met een
microvezeldoek.
Instelling van de geprogrammeerde
pyrolyse
Het tijdstip waarop de pyrolyse begint kan
net zoals de andere functies worden
geprogrammeerd.
1. Stel de duur van de pyrolyse in.
2. Houd nadat de duur van de pyrolyse is
gekozen (zie “Instelling van de
pyrolyse”) de toets 2 seconden
ingedrukt; op het display verschijnt de
som van de actuele tijd en de eerder
ingestelde tijd, afgewisseld met het
bericht tezamen met de
symbolen en (het laatste zal
knipperen).
3. Druk binnen 5 seconden op de toetsen
of om het tijdstip voor het einde
van de reinigingscyclus in te stellen.
Aanbevolen tijdsduur voor de
pyrolyse:
• Weinig vuil: 120 minuten.
• Gemiddeld vuil: 165 minuten.
• Zeer vuil: 210 minuten.
Het is niet mogelijk om een functie
te selecteren wanneer de
deurblokkering ingeschakeld is.
Reiniging en onderhoud
219
NL
4. Druk op de toets om de ingestelde
gegevens te bevestigen; nu zal het
symbool doven en het symbool
zal blijven branden.
4.7 Buitengewoon onderhoud
Vervanging van de lamp (hoofdoven)
1. Verwijder alle accessoires uit de oven.
2. Verwijder de geleiderframes voor
roosters/ovenschalen.
3. Verwijder de kap van de lamp met
gereedschap (bijv. een schroevendraaier).
Let er bij het instellen van de
pyrolyse op dat u niet aan de
functieknop draait. In dat geval
worden de gegevens die ingesteld
zijn met de programmeerklok
geannuleerd, en moeten ze
opnieuw worden ingesteld.
Tijdens de eerste pyrolyse kunnen
er onaangename geurtjes
voorkomen, door verdamping van
de olieachtige productiestoffen. Dit
is een normaal verschijnsel dat na
de eerste reinigingscyclus
verdwijnt.
Tijdens de pyrolyse maken de
ventilatoren meer geluid omdat ze
sneller draaien. Dit maakt deel uit
van de normale werking om de
warmte beter af te voeren. Na de
pyrolyse blijft de ventilatie
automatisch ingeschakeld, en dit
lang genoeg zodat oververhitting
van de wanden van de meubels
en de voorkant van de oven wordt
vermeden.
Onder elektrische spanning
staande delen
Gevaar voor elektrische schok
Schakel de stroomtoevoer naar het
apparaat uit.
Zorg ervoor dat het email op de
wanden van de ovenruimte geen
krassen oplopen.
Reiniging en onderhoud
220
4. Draai de lamp los en verwijder ze.
5. Vervang de lamp met een soortgelijke
(40W).
6. Monteer de kap weer. Houd de
geprofileerde binnenkant van het glas
(A) naar de deur toe gericht.
7. Druk de kap stevig aan zodat deze
perfect op de fitting aansluit.
Vervanging van de lamp (hulpoven)
1. Draai de beschermkap A linksom los.
2. Vervang de lamp B met een soortgelijke
(25W). Gebruik uitsluitend lampen voor
ovens (T 300 °C).
3. Hermonteer de beschermkap A.
Demontage en montage van de pakking
(behalve pyrolytische oven)
De pakking demonteren:
Haak de haken in de 4 hoeken los en
trek de pakking naar buiten.
De pakking monteren:
Haak de 4 haken in de hoeken van de
pakking vast.
Advies voor het onderhoud van de
pakking
De pakking moet elastisch en zacht zijn.
• Gebruik een niet-schurende spons en
lauwwarm water om de pakking schoon
te houden.
Raak de halogeenlamp niet direct
met uw vingers aan, gebruik altijd
isolerend materiaal.
Installatie
221
NL
5 Installatie
5.1 Gasaansluiting
Algemene informatie
De aansluiting op het gasnet kan
uitgevoerd worden met een flexibele stalen
buis op een rechte wand, en volgens de
voorschriften die aangeduid worden door
de van kracht zijnde norm. Het apparaat
werd gekeurd voor methaan G20 (2H) met
een druk van 20 mbar.
Raadpleeg voor de voeding met andere
gastypes het hoofdstuk “5.2 Aanpassing
aan de verschillende gastypes”. De
toevoeraansluiting van het gas heeft een
schroefdraad ½” gas extern (ISO 228-1).
Aansluiting met rubberleiding
Controleer of alle volgende voorwaarden
gerespecteerd worden:
• of de leiding op het rubber bevestigd is
met veiligheidsklemmen;
• of de leiding op geen enkele plaats in
aanraking komt met hete wanden
(max. 50 °C);
• of de leiding niet wordt onderworpen
aan trekkrachten of spanningen, en geen
strakke bochten maakt of vernauwingen
heeft;
• of de leiding niet in aanraking komt met
snijdende voorwerpen of scherpe
hoeken;
• wanneer de buis niet perfect dicht is, en
er dus gas kan ontsnappen, mag de buis
niet hersteld worden; vervang met een
nieuwe buis;
• controleer of de vervaldatum van de
leiding, die wordt aangeduid op de
leiding zelf, niet overschreden werd.
Voer de aansluiting op het gasnetwerk uit
met een rubberslang conform de
kenmerken van de geldende norm
(controleer of de afkorting van deze norm
op de slang wordt aangegeven).
Gaslek
Explosiegevaar
• Controleer na elke ingreep of het
aandraaimoment van de
gasaansluitingen zich tussen 10 Nm en
15 Nm bevindt.
Gebruik, waar dit wordt gevraagd, een
drukregelaar in overeenstemming met
de van kracht zijnde norm.
• Na de installatie moet u eventuele
lekken opsporen met een
zeepoplossing, maar nooit met een
vlam.
• Het aansluiten met een flexibele buis
moet zodanig uitgevoerd worden dat
de lengte van de buis niet langer is dan
2 meter bij maximale uitschuiving voor
flexibele stalen buizen en 1,5 meter
voor rubberen buizen.
• De buizen mogen niet in aanraking
komen met beweegbare delen, en
mogen niet geplet worden.
• De regelingsvoorwaarden voor dit
apparaat staan vermeld op het etiket
voor de regeling van het gas.
Installatie
222
Draai de slangaansluiting 3 zorgvuldig vast
op de gasaansluiting 1 (schroefdraad ½”
ISO 228-1) van het apparaat, en breng de
pakking 2 aan. Afhankelijk van de diameter
van de gebruikte gasleiding kan ook de
slangaansluiting 4 vastgedraaid worden op
de slangaansluiting 3. Plaats, als de
slangaansluiting(en) is(zijn) vastgedraaid,
de gasleiding 6 op de slangaansluiting en
bevestig ze met de klem 5 conform de van
kracht zijnde norm.
Aansluiting met een flexibele stalen slang
Voer de aansluiting op het gasnet uit met
een flexibele stalen slang met continue
wand, conform de kenmerken van de
geldende norm.
Draai de aansluiting 3 zorgvuldig op de
gasaansluiting 1 van het apparaat, en
breng de pakking 2 ertussen aan.
Aansluiting met een flexibele stalen buis
met bajonetsluiting
Voer de aansluiting op het gasnet uit met
behulp van een flexibele stalen buis met
bajonetsluiting, in overeenstemming met
B.S. 669. Breng isolerend materiaal aan op
de schroefdraad van de gasleiding 4, en
draai de adapter 3 vast. Draai het blok vast
op de mobiele verbinding 1 van het
apparaat, en voorzie steeds de
bijgeleverde pakking 2.
De aansluiting met rubberleiding
conform de van kracht zijnde
normen mag enkel uitgevoerd
worden wanneer de leiding over
de volledige lengte geïnspecteerd
kan worden.
De binnendiameter van de buis
moet 8 mm zijn voor vloeibaar gas
en 13 mm voor methaan en
stadsgas.
Installatie
223
NL
Aansluiting op LPG
Gebruik een drukregelaar, en realiseer de
aansluiting op de gasfles volgens de
voorschriften die bepaald worden door de
geldende normen.
De toevoerdruk moet de waarden
respecteren die worden aangeduid in de
tabel “Type gas en toebehorende landen”.
Aansluiting met een flexibele stalen slang
met conische verbinding
Voer de aansluiting op het gasnet uit met
een flexibele stalen slang met continue
wand, conform de kenmerken van de
geldende norm.
Draai de verbinding 3 zorgvuldig vast
op de gasaansluiting 1 (schroefdraad ½”
ISO 228-1) van het apparaat, en breng
altijd de bijgeleverde pakking 2 aan. Breng
isolatiemateriaal aan op de schroefdraad
van de verbinding 3, en draai de flexibele
stalen slang 4 vast op de verbinding 3.
Ventilatie van de vertrekken
Het apparaat mag enkel in permanent
geventileerde ruimten worden
geïnstalleerd, zoals voorzien wordt door
de toepasselijke normen. In de ruimte waar
het apparaat geïnstalleerd is, moet
voldoende luchttoevoer aanwezig zijn die
nodig is voor de regelmatige
gasverbranding en de luchtverversing van
de ruimte zelf. De luchtinlaatopeningen, die
beschermd worden door roosters, moeten
afmetingen hebben in overeenstemming
met de van kracht zijnde normen en moeten
zodanig geplaatst zijn dat ze niet, ook niet
gedeeltelijk, geblokkeerd zijn.
De ruimte moet goed geventileerd worden
zodat de hitte en de vochtigheid, die door
de bereidingen geproduceerd worden,
geëlimineerd kunnen worden: vooral nadat
het apparaat lang niet gebruikt is, wordt
aanbevolen om een venster te openen of
om de snelheid van eventuele ventilatoren
te verhogen.
Afvoer van de verbrandingsproducten
De afvoer van de verbrandingsproducten
kan verzekerd worden door middel van
afzuigkappen, die aangesloten zijn op een
rookkanaal met een efficiënte natuurlijke
trek of met een geforceerde afzuiging.
Dit apparaat is niet aangesloten
op een apparaat voor afvoer van
de verbrandingsproducten. Het
moet geïnstalleerd en aangesloten
worden in overeenstemming met
de geldende
installatievoorschriften. Er moet
speciale aandacht worden
besteed aan de ventilatie-eisen.
Installatie
224
Een efficiënt afzuigsysteem moet zorgvuldig
ontworpen worden door een daarvoor
bevoegde specialist, in overeenstemming
met de in de normen aangegeven posities
en afstanden.
Na de handeling moet de installateur een
conformiteitscertificaat afgeven.
1 Evacuatie door middel van een
afzuigkap
2 Evacuatie zonder afzuigkap
A Evacuatie in enkel rookkanaal met
natuurlijke trek
B Evacuatie in enkel rookkanaal met
elektrische ventilator
C Evacuatie rechtstreeks in de atmosfeer
met elektrische ventilator op de wand of in
de ruit
D Evacuatie rechtstreeks in de atmosfeer via
de wand
Lucht
Verbrandingsproducten
Elektrische ventilator
5.2 Aanpassing aan de
verschillende gastypes
Wanneer andere gastypes worden
gebruikt, moeten de gasmondstukken op
de branders vervangen worden en moet de
lage vlam op de gaskranen afgesteld
worden.
Vervanging van de gasmondstukken
1. Verwijder de roosters, de deksels en de
vlamverdelers om de branderdoppen te
bereiken.
2. Vervang de gasmondstukken met behulp
van een pijpsleutel van 7 mm afhankelijk
van het gebruikte gas (zie “Tabel
eigenschappen branders en
gasmondstukken”).
Het toestel is goedgekeurd voor
methaan G20 met een druk van
20 mbar.
Installatie
225
NL
3. Plaats de branders weer op de juiste
manier in hun zittingen.
Regeling van het minimum voor methaan
of stadsgas
Schakel de brander in en laat hem op de
lage stand branden. Verwijder de knop van
de gaskraan, en handel op de regelschroef
die zich naast het staafje van de kraan
bevindt (afhankelijk van het model) tot een
regelmatige minimum vlam wordt
verkregen.
Plaats de knoppen terug en controleer de
stabiliteit van de vlam van de brander.
Draai de knop snel vanaf de maximum
positie naar de minimum positie: de vlam
zou niet mogen uitgaan. Herhaal deze
handeling voor alle gaskranen.
Regeling van het minimum voor
vloeibaar gas
Draai de schroef naast het staafje van de
kraan helemaal rechtsom.
Smering van de gaskranen
Het kan zijn dat de gaskranen mettertijd
moeilijk draaien en geblokkeerd raken.
Reinig ze van binnen en vervang het
smeervet.
Na de regeling met een ander gas
dan het gas dat in de fabriek werd
afgesteld moet het etiket voor de
regeling van het gas, dat is
aangebracht op het apparaat,
vervangen worden door het etiket
voor het nieuwe gas. Het etiket is
bij de gasmondstukken gevoegd
(indien aanwezig).
Laat de gaskranen door een
gespecialiseerde technicus
smeren.
Installatie
226
Type gas en toebehorende landen
Type gas
IT GB-IE FR-BE DE AT NL ES PT SE RU DK PL HU
1 Methaan G20
G20 20 mbar
•• ••••••
G20/25 20/25 mbar
2 Methaan G20
G20 25 mbar
3 Methaan G25
G25 25 mbar
G25.3 25 mbar
4 Methaan G25.1
G25.1 25 mbar
5 Methaan G25
G25 20 mbar
6 Methaan G2.350
G2.350 13 mbar
7 Vloeibaar gas G30/31
G30/31 28/37 mbar
••
G30/31 30/37 mbar
••
G30/31 30/30 mbar
••
8 Vloeibaar gas G30/31
G30/31 37 mbar
9 Vloeibaar gas G30/31
G30/31 50 mbar
••
10 Stadsgas G110
G110 8 mbar
••
Het is mogelijk om de gastypen
vast te stellen die in het land van
installatie van het apparaat
beschikbaar zijn. Zie het nummer
in de aanhef voor de juiste
waarden in de “Tabellen met
kenmerken van de branders en de
mondstukken”.
Installatie
227
NL
Tabellen met kenmerken van de branders en de mondstukken
1 Methaan G20 AUX SR R UR2
Nominaal warmteverbruik (kW)
1.0 1.8 3.0 4.2
Diameter van het gasmondstuk (1/100 mm)
72 97 120 145
Voorkamer (gedrukt op gasmondstuk)
(X) (Z) (H9) (F3)
Gereduceerd verbruik (W)
400 500 800 1400
2 Methaan G20 AUX SR R UR2
Nominaal warmteverbruik (kW)
1.1 1.8 3.0 4.2
Diameter van het gasmondstuk (1/100 mm)
72 94 110 145
Voorkamer (gedrukt op gasmondstuk)
(X) (Z) (H8) (H3)
Gereduceerd verbruik (W)
400 500 800 1400
3 Methaan G25 AUX SR R UR2
Nominaal warmteverbruik (kW)
1.0 1.8 3.0 4.2
Diameter van het gasmondstuk (1/100 mm)
72 97 121 143
Voorkamer (gedrukt op gasmondstuk)
(F1) (Z) (F2) (F3)
Gereduceerd verbruik (W)
400 500 800 1400
4 Methaan G25.1 AUX SR R UR2
Nominaal warmteverbruik (kW)
1.1 1.8 3.0 4.2
Diameter van het gasmondstuk (1/100 mm)
77 100 134 152
Voorkamer (gedrukt op gasmondstuk)
(F1) (Y) (F3) (F3)
Gereduceerd verbruik (W)
400 500 800 1400
5 Methaan G25 AUX SR R UR2
Nominaal warmteverbruik (kW) 1.0 1.8 3.0 4.0
Diameter van het gasmondstuk (1/100 mm) 77 100 134 165
Voorkamer (gedrukt op gasmondstuk) (F1) (Y) (F3) (H3)
Gereduceerd verbruik (W) 400 500 800 1400
7 Methaan G2.350 AUX SR R UR2
Nominaal warmteverbruik (kW)
1.0 1.8 2.9 3.8
Diameter van het gasmondstuk (1/100 mm)
94 120 165 190
Voorkamer (gedrukt op gasmondstuk)
(Y) (Y) (F3) (F3)
Gereduceerd verbruik (W)
400 500 800 1400
Installatie
228
De gasmondstukken die niet worden bijgeleverd kunt u bestellen bij erkende servicecentra.
8 Vloeibaar gas G30/31 AUX SR R UR2
Nominaal warmteverbruik (kW)
1.0 1.8 3.0 4.0
Diameter van het gasmondstuk (1/100 mm)
50 65 85 100
Voorkamer (gedrukt op gasmondstuk)
--- -
Gereduceerd verbruik (W)
400 500 800 1400
Nominaal verbruik G30 (g/h)
73 131 218 291
Nominaal verbruik G31 (g/h)
71 129 214 286
9 Vloeibaar gas G30/31 AUX SR R UR2
Nominaal warmteverbruik (kW)
1.1 1.9 3.0 4.2
Diameter van het gasmondstuk (1/100 mm)
50 65 81 95
Voorkamer (gedrukt op gasmondstuk)
--- -
Gereduceerd verbruik (W)
450 550 900 1500
Nominaal verbruik G30 (g/h)
80 138 218 305
Nominaal verbruik G31 (g/h)
79 136 214 300
10 Vloeibaar gas G30/31 AUX SR R UR2
Nominaal warmteverbruik (kW)
1.0 1.8 3.0 4.1
Diameter van het gasmondstuk (1/100 mm)
43 58 74 80
Voorkamer (gedrukt op gasmondstuk)
(H2) (M) (Z) (F4)
Gereduceerd verbruik (W)
400 500 1000 1500
Nominaal verbruik G30 (g/h)
73 131 218 298
Nominaal verbruik G31 (g/h)
71 129 214 293
11 Stadsgas G110 AUX SR R UR2
Nominaal warmteverbruik (kW)
1.0 1.8 2.9 3.4
Diameter van het gasmondstuk (1/100 mm)
145 185 260 340
Voorkamer (gedrukt op gasmondstuk)
/8 /2 /3 0190
Gereduceerd verbruik (W)
400 500 800 1200
Installatie
229
NL
5.3 Plaatsing
Dit apparaat kan geïnstalleerd worden
tegen wanden die hoger zijn dan het
werkblad, op een minimale afstand van X
mm van de zijkant van het apparaat, zoals
wordt aangeduid in de afbeeldingen “A
en “C” betreffende de installatieklassen.
Keukenkastjes die zich boven het werkblad
van het apparaat bevinden, moeten zich op
een afstand van minstens Y mm bevinden. Bij
gebruik van een afzuigkap boven de
kookplaat dient de gebruiksaanwijzing van
de afzuigkap te worden geraadpleegd om
de correcte afstand te bepalen.
Dit apparaat behoort, afhankelijk van het
installatietype, tot de klasse:
A - Klasse 1
(Apparaat vrije installatie)
Zwaar apparaat
Pletgevaar
Plaats het apparaat met behulp van een
tweede persoon in het meubel.
Druk op de open deur
Gevaar voor beschadiging van
het apparaat
Gebruik de open deur niet als hefboom
om het apparaat in het meubel te
plaatsen.
• Oefen niet te veel kracht uit op de
geopende deur.
Warmteontwikkeling tijdens
werking van het apparaat
Brandgevaar
• Fineerafwerkingen, kleefstoffen of
plastic bekledingen van aangrenzende
meubels moeten warmtebestendig zijn
(ten minste 90 °C).
X 150 mm
Y 750 mm
Installatie
230
B - Klasse 2 subklasse 1
(Ingebouwd apparaat)
C - Klasse 2 subklasse 1
(Ingebouwd apparaat)
Afmetingen van het apparaat
1
Minimumafstand tot zijwanden of andere
ontvlambare materialen.
2
Minimumbreedte inbouwkast (=A).
Het apparaat moet geïnstalleerd
worden door een bevoegd
technicus, en volgens de van
kracht zijnde normen.
A 900 mm
B 600 mm
C
1
min. 150 mm
D 900 - 915 mm
H 750 mm
I 450 mm
L
2
900 mm
Installatie
231
NL
Afmetingen van het apparaat: plaats
van de gas- en elektriciteitsaansluitingen
(mm)
E = Elektrische aansluiting
G = Gasaansluiting
Plaatsing en nivellering
Na voltooiing van de elektrische
aansluiting, worden de vier meegeleverde
voeten op het apparaat geschroefd.
Voor de stabiliteit is het absoluut
noodzakelijk dat het apparaat correct
genivelleerd wordt op de ondergrond.
Schroef het onderste gedeelte van de
voetjes open of dicht, tot het apparaat
stabiel staat en genivelleerd is.
A 124
B 38
C 42
D 634
F min. 70 - Max. 110
H 809
L 898
Zwaar apparaat
Gevaar voor beschadiging van
het apparaat
• Plaats eerst de voorste voetjes en
daarna de achterste.
Installatie
232
Bevestiging op de wand
1. Schroef het bevestigingsplaatje voor de
bevestiging op de muur vast op de
achterzijde van het apparaat.
2. Regel de hoogte van de 4 voetjes.
3. Assembleer de bevestigingsbeugel.
4. Lijn de onderkant van de haak van de
bevestigingsbeugel uit met de onderkant
van de rand van het bevestigingsplaatje
aan de muur.
Om omvallen van het apparaat te
voorkomen, moeten de
stabilisatoren worden
geïnstalleerd.
Installatie
233
NL
5. Lijn de onderkant van de
bevestigingsbeugel uit met de grond en
draai de schroeven vast om de
afmetingen vast te stellen
6. Houd tussen de zijkant van het apparaat
en de gaten van de beugel 50 mm vrij.
7. Plaats de beugel op de muur en markeer
de punten waar gaten in de muur
moeten worden geboord.
8. Boor de gaten. Zet de beugel met
pluggen en schroeven aan de muur vast.
9. Duw het fornuis naar de muur en breng
tegelijkertijd de beugel aan in het plaatje
bevestigd op de achterzijde van het
apparaat.
Installatie
234
Montage van de plint
De plint moet altijd correct gepositioneerd
en bevestigd worden op het apparaat.
1. Draai de 4 schroeven (A) aan de
achterzijde van de kookplaat (2 aan
elke kant) los met een schroevendraaier.
2. Plaats de plint op de plaat.
3. Lijn de openingen van de plint (B) uit met
de schroeven (A).
4. Bevestig de plint op de plaat met de 4
eerder losgedraaide schroeven.
5.4 Elektrische aansluiting
Algemene informatie
Controleer of de kenmerken van het
elektriciteitsnet overeenstemmen met de
gegevens op het typeplaatje.
Het typeplaatje bevat de technische
gegevens, het serienummer en de CE-
markering en is zichtbaar op het apparaat
aangebracht.
Dit plaatje mag nooit verwijderd worden.
Zorg voor de aardverbinding met een
kabel die ten minste 20 mm langer is dan
de andere kabels.
De bijgeleverde plint is een
integrerend deel van het product.
Ze moet op het apparaat
bevestigd worden voordat het
apparaat zelf wordt geïnstalleerd.
Elektrische spanning
Gevaar voor elektrische schok
• Laat het apparaat aansluiten door
gekwalificeerd technisch personeel.
• Gebruik een persoonlijk beschermings-
middel.
• De aarding moet verplicht aangebracht
worden volgens de voorziene veilig-
heidsnormen van de elektrische installatie.
• Schakel de stroomtoevoer uit.
• Trek nooit aan de kabel om de stekker
uit het stopcontact te halen.
• Gebruik kabels die bestand zijn tegen
temperaturen van minstens 90 °C.
• Het aandraaimoment van de schroeven
van de stroomgeleiders van het
klemmenbord moet 1,5 - 2 Nm
bedragen.
Installatie
235
NL
Het apparaat kan op de volgende
manieren functioneren:
220-240 V 1N~
Driepolige kabel 3 x 2,5 mm².
380-415 V 2N~
Vierpolige kabel 4 x 1,5 mm².
220-240 V 2~
Driepolige kabel 3 x 2,5 mm².
220-240 V 3~
Vierpolige kabel 4 x 1,5 mm².
380-415 V 3N~
Vijfpolige kabel 5 x 1,5 mm².
Vaste aansluiting
Installeer een schakelaar op de
voedingslijn waarmee het apparaat van het
omnipolaire netwerk kan worden
losgekoppeld, met een openingsafstand
tussen de contacten waarmee volledige
afkoppeling mogelijk is in de
omstandigheden van
overspanningscategorie III, in
overeenstemming met de
installatievoorschriften.
Toegang tot het klemmenbord
Om de voedingskabel te kunnen aansluiten
is toegang tot het klemmenbord op de
achterste plaat vereist:
1. Verwijder de schroeven die het klepje op
de achterste plaat vastzetten.
De waarden verwijzen naar de
diameter van de interne geleider.
De stroomkabels hebben
afmetingen die rekening houden met
de gelijktijdigheidsfactor (conform
de norm EN 60335-2-6).
Installatie
236
2. Laat het klepje een stukje draaien en
verwijder het van diens plaats.
3. Installeer de voedingskabel.
4. Breng aan het einde van de handelingen
het klepje weer aan op de achterste
plaat en zet het met de eerder
verwijderde schroeven vast.
5.5 Voor de installateur
• De stekker moet na de installatie
toegankelijk blijven. De kabel voor de
verbinding met het stroomnet mag niet
verbogen of vastgeklemd worden.
• Het apparaat moet volgens de
installatieschema’s worden geïnstalleerd.
• Het schroefdraadelement van de
verbinding niet losdraaien of forceren.
Daardoor kan dit deel van het apparaat
beschadigd raken en wordt de
fabrieksgarantie ongeldig.
• Verifieer op alle aansluitingen met water
en zeep of gas lekt. Zoek eventuele
lekken NIET op met open vuur.
• Ontsteek de branders een voor een en
allemaal tegelijkertijd om de correcte
werking van het gasventiel, de brander
en de ontsteking te waarborgen.
• Draai de knoppen van de branders op
de stand lage vlam en observeer of de
vlam van elke brander apart en van alle
branders tegelijkertijd stabiel is.
• Als het apparaat, na het verrichten van
alle controles, niet correct werkt, neem
dan contact op met het plaatselijke
erkende servicecentrum.
• Na de correcte installatie van het
apparaat wordt u verzocht de gebruiker
te informeren over de correcte
functioneringswijze.
Draai de schroef van het
kabelbevestigingsplaatje los,
alvorens de voedingskabel te
installeren.
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58

Smeg C92GMX9 de handleiding

Categorie
Accessoires voor het maken van koffie
Type
de handleiding