Pioneer SPH-10BT Handleiding

Categorie
Microfoons
Type
Handleiding
2Nl
Belangrijk
Wanneer dit toestel wordt geïnstalleerd
in een wagen zonder ACC (accessoire)-
positie van de contactschakelaar en als
de rode kabel niet wordt verbonden met
de aansluiting die de bediening van de
contactschakelaar detecteert, kan de
accu leeglopen.
Als dit toestel wordt gebruikt in andere
omstandigheden dan hierna vermeld,
kan er brand of een storing optreden.
Wagens met een 12 Volt accu en
neg
atieve aarding.
Wanneer de luidsprekeruitgang door 4
k
analen wordt gebruikt, gebruikt u
luidsprekers van meer dan 50 W
(maximaal ingangsvermogen) en
tussen 4 Ω en 8 Ω (impedantiewaarde).
Gebruik geen luidsprekers van 1 Ω tot 3
Ω voor dit toestel.
Wanneer de uitgang voor de
a
chterluidspreker wordt gebruikt door 2
Ω van de subwoofer, gebruikt u
luidsprekers van meer dan 70 W
(maximaal ingangsvermogen).
* Raadpleeg de verbindingen voor een
v
erbindingsmethode.
Om k
ortsluiting, oververhitting of storing
te voorkomen, dient u de volgende
richtlijnen op te volgen.
Koppel de negatieve pool van de accu
lo
s voor u met de installatie begint.
Zet de bedrading vast met
ka
belklemmen of kleefband. Wikkel
kleefband rond bedrading die in
contact komt met metalen delen om de
bedrading te beschermen.
Plaats alle kabels op een veilige afstand
van bewege
nde delen, zoals de
schakelhendel en de stoelrails.
Plaats alle kabels op een veilige afstand
van het
e plaatsen, dus niet nabij de
uitgang van de verwarming.
Verbind de gele kabel niet met de accu
do
or deze door het gat naar het
motorcompartiment te voeren.
Dek alle losgekoppelde
k
abelconnectors af met isolatietape.
Sluit kabels nooit kort.
Verwijder de isolatie van de
v
oedingskabel van dit toestel niet om
de stroomtoevoer met andere
apparaten te delen. De
stroomcapaciteit van de kabel is
beperkt.
Gebruik een zekering van de
v
oorgeschreven waarde.
Verbind de negatieve luidsprekerkabel
n
ooit rechtstreeks met aarde.
Voeg nooit negatieve kabels van
m
eerdere luidsprekers samen.
Al
s het toestel ingeschakeld is, worden
stuursignalen via de blauw/witte kabel
verstuurd. Verbind deze kabel met de
systeemafstandsbediening van een
externe eindversterker of met het
relaiscontact voor de automatische
antenne (max. 300 mA 12 V gelijkstroom).
Als de wagen uitgerust is met een
ruitantenne, moet verbinding worden
gemaakt met de voedingsaansluiting van
de antennebooster.
V
erbind de blauw/witte kabel nooit met
de voedingsaansluiting van een externe
eindversterker. Verbind deze kabel ook
nooit met de voedingsaansluiting van de
automatische antenne. Hierdoor zou de
Verbindingen/installatie
Verbindingen
ACC-positie Geen ACC-positie
accu leeglopen of zou er een storing
optreden.
De zwarte kabel is aarde. Aardingskabels
voor dit toestel en andere uitrusting (met
name producten die veel stroom trekken
zoals eindversterkers) moeten
afzonderlijk worden aangesloten. Anders
kan er, wanneer ze toevallig loskomen,
brand of een storing optreden.
He
t grafische symbool op het
product duidt gelijkstroom aan.
Dit toestel
Stroomkabelingang
Microfooningang
Microfoon (3 m)
Achteruitgang of subwooferuitgang
Vooruitgang
Antenne-ingang
Ingang parkeersensor
De UART-adapter (meegeleverd met de
par
keersensoreenheid (ND-PS1)) kan
worden aangesloten (apart verkocht).
Zekering (10 A)
Ingang draadafstandsbediening
Een vast bedrade
af
standsbedieningsadapter kan worden
aangesloten (afzonderlijk verkocht).
Stroomkabel
Naar stroomkabelingang
Afhankelijk van het soort wagen kan de
functie van en verschillend zijn.
In dit geval dient u te verbinden met
en met .
Geel
Reserve (of accessoire)
Geel
Verbinden met de constante 12 V
v
oedingsaansluiting.
Rood
Accessoire (of reserve)
Rood
Verbinden met de aansluiting die door
d
e contactschakelaar wordt gestuurd
(12 V gelijkstroom).
Verbind draden van dezelfde kleur met
elkaar.
Zwart (chassisaarde)
Blauw/wit
3Nl
Nederlands
De penpositie van de ISO-connector is
afhankelijk van het wagentype. Verbind
en wanneer pen 5 een
antennestuurtype is. In een ander
w
agentype mag u en nooit
verbinden.
Blauw/wit
Verbinden met de
sy
steembedieningsaansluiting van de
eindversterker (max. 300 mA 12 V
gelijkstroom).
Blauw/wit
Verbinden met het relaiscontact voor
de
automatische antenne (max. 300 mA
12 V gelijkstroom).
Violet/wit
Van de twee draden die verbonden zijn
me
t de achterlamp, verbindt u de draad
waarin de spanning verandert wanneer
naar de stand ACHTERUIT (R) wordt
geschakeld. Door deze verbinding kan
de eenheid detecteren of de wagen
vooruit of achteruit rijdt.
Luidsprekerdraden
Wit: links voor
Wit/zwart: links voor
Grijs: rechts voor
Grijs/zwart: rechts voor
Groen: links achter
Groen/zwart: links achter
Violet: rechts achter
Violet/zwart: rechts achter
Oranje/wit
Verbinden met het verlichtingsignaal
van een
wagen.
ISO-connector
In sommige wagens is de ISO-
c
onnector in twee gesplitst. In dit geval
dient u verbinding te maken met beide
connectoren.
Lichtgroen
Om de aan/uit-status van de
par
keerrem te detecteren. Deze draad
moet verbonden zijn met de
voedingszijde van de
parkeerremschakelaar.
OPMERKINGEN
Wijzig het beginmenu van dit toestel.
Raadpleeg [REAR-SP] in de INITIAL-
instellingen. De subwooferuitgang van
dit toestel is mono.
Wanneer u een subwoofer van 2 Ω
gebruikt, dient u de subwoofer te
verbinden met de violette en violet/
zwarte draden van dit toestel. Sluit niets
aan op de groene en groen/zwarte
draden.
Eindversterker (afzonderlijk
verkocht)
Voer deze verbindingen uit wanneer u de
optionele versterker gebruikt.
Systeemafstandsbediening
Verbinden met blauw/witte kabel.
Eindversterker (afzonderlijk verkocht)
Verbinden met RCA-kabels (afzonderlijk
verkocht)
Naar vooruitgang
Voorluidspreker
Naar achteruitgang of
subwooferuitgang
Achterluidspreker of subwoofer
Belangrijk
Controleer alle verbindingen en
systemen voor de definitieve installatie.
Gebruik geen ongeoorloofde
onderdelen, want dit kan tot storingen
leiden.
Installatie
Raadpleeg uw verdeler als u voor de
installatie gaten moet boren of andere
wijzigingen aan de wagen moet
aanbrengen.
Installeer het toestel niet op de volgende
plaatsen:
waar het de goede werking van de
wag
en kan storen.
waar passagiers gekwetst kunnen
g
eraken bij bruusk afremmen.
I
nstalleer dit toestel op een veilige
afstand van hete plaatsen, zoals de
uitgang van de verwarming.
O
ptimale prestaties zijn
verzekerd wanneer het
toestel in een hoek van
minder dan 45° wordt
geïnstalleerd.
T
ijdens de installatie dient u voor een
goede warmteafvoer bij het gebruik van
het toestel te zorgen. Voorzie daartoe
voldoende vrije ruimte achter het
achterpaneel en wikkel alle losse kabels
op, zodat ze de ventilatieopeningen niet
blokkeren.
DIN-installatie
1 Steek de bijgeleverde installatiekoker
in het dashboard.
2 Zet de installatiekoker vast door de
metalen lippen 90° te plooien met een
schroevendraaier.
Dashboard
Installatiekoker
C
ontroleer of het toestel degelijk
geïnstalleerd is. Een onstabiele
installatie kan haperingen of andere
storingen veroorzaken.
Wanneer u de bijgeleverde
installatiekoker niet gebruikt
1 Bepaal de positie waar de gaten in de
beugel en de zijkant van het toestel
overeenkomen.
2 Draai aan elke kant twee schroeven
vast.
Tappende schroef (5 mm × 9 mm,
niet met het product meegeleverd)
Montagebeugel
Dashboard of console
Het toestel verwijderen
(geïnstalleerd met de bijgeleverde
installatiekoker)
1 Verwijder het sierkader.
Voorzie
voldoende
ruimte
5 cm
5 cm
4Nl
Sierkader
D
oor het voorpaneel los te maken,
kunt u gemakkelijker bij het sierkader
komen.
W
anneer het sierkader wordt
teruggezet, moet de kant met de
indeuking omhoog wijzen.
2 Steek de meegeleverde uittrekspieën
in beide zijden van het toestel tot ze
op hun plaats klikken.
3 Trek het toestel uit het dashboard.
De microfoon moet direct voor de
bestuurder worden geplaatst, op een
geschikte afstand om de stem duidelijk op
te nemen.
LET OP
Het is uiterst gevaarlijk als de
microfoondraad rond de stuurkolom of de
schakelhendel gewikkeld raakt. Installeer
de microfoon dusdanig, dat het rijden op
geen enkele manier wordt gehinderd. Het
is aan te bevelen klemmen (afzonderlijk
verkocht) te gebruiken om de draad vast te
leggen.
OPMERKING
Afhankelijk van het voertuigmodel kan de
microfoonkabel te kort zijn als u de
microfoon op de zonneklep bevestigt.
Installeer in dat geval de microfoon op de
stuurkolom.
Installeren op de zonneklep
1 Plaats de microfoondraad in de groef.
2 Installeer de microfoonklem op de
zonneklep.
Door de zonneklep omlaag te zetten,
v
ermindert de kwaliteit van de
spraakherkenning.
Installeren op de stuurkolom
1 Verschuif de microfoonvoet om hem
los te maken van de microfoonklem.
Microfoon
De microfoon installeren
Microfoondraad
Groef
Microfoonklem
Microfoonklem
Microfoonvoet
2 Installeer de microfoon aan de
achterzijde van de stuurkolom.
Dubbelzijdige tape
5Nl
Nederlands

Documenttranscriptie

Verbindingen/installatie Verbindingen Belangrijk • Wanneer dit toestel wordt geïnstalleerd in een wagen zonder ACC (accessoire)positie van de contactschakelaar en als de rode kabel niet wordt verbonden met de aansluiting die de bediening van de contactschakelaar detecteert, kan de accu leeglopen. ACC-positie Geen ACC-positie • Als dit toestel wordt gebruikt in andere omstandigheden dan hierna vermeld, kan er brand of een storing optreden. – Wagens met een 12 Volt accu en negatieve aarding. – Wanneer de luidsprekeruitgang door 4 kanalen wordt gebruikt, gebruikt u luidsprekers van meer dan 50 W (maximaal ingangsvermogen) en tussen 4 Ω en 8 Ω (impedantiewaarde). Gebruik geen luidsprekers van 1 Ω tot 3 Ω voor dit toestel. – Wanneer de uitgang voor de achterluidspreker wordt gebruikt door 2 Ω van de subwoofer, gebruikt u luidsprekers van meer dan 70 W (maximaal ingangsvermogen). * Raadpleeg de verbindingen voor een verbindingsmethode. • Om kortsluiting, oververhitting of storing te voorkomen, dient u de volgende richtlijnen op te volgen. – Koppel de negatieve pool van de accu los voor u met de installatie begint. – Zet de bedrading vast met kabelklemmen of kleefband. Wikkel 2 Nl kleefband rond bedrading die in contact komt met metalen delen om de bedrading te beschermen. – Plaats alle kabels op een veilige afstand van bewegende delen, zoals de schakelhendel en de stoelrails. – Plaats alle kabels op een veilige afstand van hete plaatsen, dus niet nabij de uitgang van de verwarming. – Verbind de gele kabel niet met de accu door deze door het gat naar het motorcompartiment te voeren. – Dek alle losgekoppelde kabelconnectors af met isolatietape. – Sluit kabels nooit kort. – Verwijder de isolatie van de voedingskabel van dit toestel niet om de stroomtoevoer met andere apparaten te delen. De stroomcapaciteit van de kabel is beperkt. – Gebruik een zekering van de voorgeschreven waarde. – Verbind de negatieve luidsprekerkabel nooit rechtstreeks met aarde. – Voeg nooit negatieve kabels van meerdere luidsprekers samen. • Als het toestel ingeschakeld is, worden stuursignalen via de blauw/witte kabel verstuurd. Verbind deze kabel met de systeemafstandsbediening van een externe eindversterker of met het relaiscontact voor de automatische antenne (max. 300 mA 12 V gelijkstroom). Als de wagen uitgerust is met een ruitantenne, moet verbinding worden gemaakt met de voedingsaansluiting van de antennebooster. • Verbind de blauw/witte kabel nooit met de voedingsaansluiting van een externe eindversterker. Verbind deze kabel ook nooit met de voedingsaansluiting van de automatische antenne. Hierdoor zou de accu leeglopen of zou er een storing optreden. • De zwarte kabel is aarde. Aardingskabels voor dit toestel en andere uitrusting (met name producten die veel stroom trekken zoals eindversterkers) moeten afzonderlijk worden aangesloten. Anders kan er, wanneer ze toevallig loskomen, brand of een storing optreden. op het • Het grafische symbool product duidt gelijkstroom aan. Stroomkabel Dit toestel Stroomkabelingang Microfooningang Microfoon (3 m) Achteruitgang of subwooferuitgang Vooruitgang Antenne-ingang Ingang parkeersensor De UART-adapter (meegeleverd met de parkeersensoreenheid (ND-PS1)) kan worden aangesloten (apart verkocht). Zekering (10 A) Ingang draadafstandsbediening Een vast bedrade afstandsbedieningsadapter kan worden aangesloten (afzonderlijk verkocht). Naar stroomkabelingang Afhankelijk van het soort wagen kan de functie van en verschillend zijn. In dit geval dient u te verbinden met en met . Geel Reserve (of accessoire) Geel Verbinden met de constante 12 V voedingsaansluiting. Rood Accessoire (of reserve) Rood Verbinden met de aansluiting die door de contactschakelaar wordt gestuurd (12 V gelijkstroom). Verbind draden van dezelfde kleur met elkaar. Zwart (chassisaarde) Blauw/wit OPMERKINGEN • Wijzig het beginmenu van dit toestel. Raadpleeg [REAR-SP] in de INITIALinstellingen. De subwooferuitgang van dit toestel is mono. • Wanneer u een subwoofer van 2 Ω gebruikt, dient u de subwoofer te verbinden met de violette en violet/ zwarte draden van dit toestel. Sluit niets aan op de groene en groen/zwarte draden. Eindversterker (afzonderlijk verkocht) Voer deze verbindingen uit wanneer u de optionele versterker gebruikt. Systeemafstandsbediening Verbinden met blauw/witte kabel. Eindversterker (afzonderlijk verkocht) Verbinden met RCA-kabels (afzonderlijk verkocht) Naar vooruitgang Voorluidspreker Naar achteruitgang of subwooferuitgang Achterluidspreker of subwoofer Installatie Belangrijk • Controleer alle verbindingen en systemen voor de definitieve installatie. • Gebruik geen ongeoorloofde onderdelen, want dit kan tot storingen leiden. • Raadpleeg uw verdeler als u voor de installatie gaten moet boren of andere wijzigingen aan de wagen moet aanbrengen. • Installeer het toestel niet op de volgende plaatsen: – waar het de goede werking van de wagen kan storen. – waar passagiers gekwetst kunnen geraken bij bruusk afremmen. • Installeer dit toestel op een veilige afstand van hete plaatsen, zoals de uitgang van de verwarming. • Optimale prestaties zijn verzekerd wanneer het toestel in een hoek van minder dan 45° wordt geïnstalleerd. • Tijdens de installatie dient u voor een goede warmteafvoer bij het gebruik van het toestel te zorgen. Voorzie daartoe voldoende vrije ruimte achter het achterpaneel en wikkel alle losse kabels op, zodat ze de ventilatieopeningen niet blokkeren. Voorzie voldoende ruimte Dashboard Installatiekoker • Controleer of het toestel degelijk geïnstalleerd is. Een onstabiele installatie kan haperingen of andere storingen veroorzaken. Wanneer u de bijgeleverde installatiekoker niet gebruikt 1 Bepaal de positie waar de gaten in de beugel en de zijkant van het toestel overeenkomen. 2 Draai aan elke kant twee schroeven vast. 5 cm 5 cm DIN-installatie 1 Steek de bijgeleverde installatiekoker Tappende schroef (5 mm × 9 mm, niet met het product meegeleverd) Montagebeugel Dashboard of console in het dashboard. Zet de installatiekoker vast door de metalen lippen 90° te plooien met een schroevendraaier. Het toestel verwijderen (geïnstalleerd met de bijgeleverde installatiekoker) 2 1 Nederlands De penpositie van de ISO-connector is afhankelijk van het wagentype. Verbind en wanneer pen 5 een antennestuurtype is. In een ander en nooit wagentype mag u verbinden. Blauw/wit Verbinden met de systeembedieningsaansluiting van de eindversterker (max. 300 mA 12 V gelijkstroom). Blauw/wit Verbinden met het relaiscontact voor de automatische antenne (max. 300 mA 12 V gelijkstroom). Violet/wit Van de twee draden die verbonden zijn met de achterlamp, verbindt u de draad waarin de spanning verandert wanneer naar de stand ACHTERUIT (R) wordt geschakeld. Door deze verbinding kan de eenheid detecteren of de wagen vooruit of achteruit rijdt. Luidsprekerdraden Wit: links voor Wit/zwart: links voor Grijs: rechts voor Grijs/zwart: rechts voor Groen: links achter Groen/zwart: links achter Violet: rechts achter Violet/zwart: rechts achter Oranje/wit Verbinden met het verlichtingsignaal van een wagen. ISO-connector In sommige wagens is de ISOconnector in twee gesplitst. In dit geval dient u verbinding te maken met beide connectoren. Lichtgroen Om de aan/uit-status van de parkeerrem te detecteren. Deze draad moet verbonden zijn met de voedingszijde van de parkeerremschakelaar. Verwijder het sierkader. Nl 3 Installeer in dat geval de microfoon op de stuurkolom. Installeren op de zonneklep 1 Plaats de microfoondraad in de groef. 2 3 Sierkader • Door het voorpaneel los te maken, kunt u gemakkelijker bij het sierkader komen. • Wanneer het sierkader wordt teruggezet, moet de kant met de indeuking omhoog wijzen. Steek de meegeleverde uittrekspieën in beide zijden van het toestel tot ze op hun plaats klikken. Trek het toestel uit het dashboard. Microfoondraad Groef 2 Installeer de microfoonklem op de zonneklep. Door de zonneklep omlaag te zetten, vermindert de kwaliteit van de spraakherkenning. De microfoon installeren De microfoon moet direct voor de bestuurder worden geplaatst, op een geschikte afstand om de stem duidelijk op te nemen. LET OP Het is uiterst gevaarlijk als de microfoondraad rond de stuurkolom of de schakelhendel gewikkeld raakt. Installeer de microfoon dusdanig, dat het rijden op geen enkele manier wordt gehinderd. Het is aan te bevelen klemmen (afzonderlijk verkocht) te gebruiken om de draad vast te leggen. OPMERKING Afhankelijk van het voertuigmodel kan de microfoonkabel te kort zijn als u de microfoon op de zonneklep bevestigt. 4 Nl 2 Microfoonklem Microfoonvoet Installeer de microfoon aan de achterzijde van de stuurkolom. Microfoonklem Installeren op de stuurkolom 1 Verschuif de microfoonvoet om hem los te maken van de microfoonklem. Microfoon Dubbelzijdige tape Nederlands 5 Nl
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32

Pioneer SPH-10BT Handleiding

Categorie
Microfoons
Type
Handleiding