Onderdeel Naam Beschrijving
È
NMEA 2000
®
poort De GPSMAP 8500 wordt aangesloten op een standaard NMEA 2000-netwerk om te kunnen communiceren met
NMEA 2000-toestellen, zoals een GPS-antenne of een marifoon. De poorten met de labels ENGINE en HOUSE
zijn gereserveerd voor toekomstig gebruik en mogen niet worden aangesloten op een standaard NMEA 2000-
netwerk.
É
NETWORK-poort
(×4)
Via het Garmin Marine Network kan de GPSMAP 8500 worden aangesloten op andere Garmin-toestellen, zoals
een radar of een echolood, en op andere GPSMAP-toestellen, indien er meer dan een GPSMAP-toestel op de
boot aanwezig is.
Montageoverwegingen
KENNISGEVING
Indien het toestel verticaal wordt gemonteerd, is het belangrijk
om het te installeren met de connectors naar beneden gericht.
Hiermee wordt voorkomen dat er mogelijk water rondom de
connectors blijft staan.
Dit toestel dient te worden gemonteerd op een locatie die niet
wordt blootgesteld aan extreme temperaturen of
omstandigheden. Het temperatuurbereik voor dit toestel wordt
vermeld in de productspecificaties. Langdurige blootstelling aan
temperaturen boven het opgegeven temperatuurbereik, in
opslag- of gebruiksomstandigheden, kan tot storingen in het
toestel leiden. Schade door extreme temperaturen en
gerelateerde gevolgen vallen niet onder de garantie.
• Het toestel moet worden gemonteerd op een locatie waar het
niet zal worden ondergedompeld.
• Het toestel moet worden gemonteerd op een locatie met
voldoende ventilatie waar het niet wordt blootgesteld aan
extreme temperaturen.
• Het toestel kan het beste horizontaal worden gemonteerd,
met het koelblok naar boven gericht.
• Als het toestel verticaal moet worden gemonteerd, moet het
worden geïnstalleerd met de connectors naar beneden
gericht.
Het toestel bevestigen
1
Bepaal na het kiezen van de montagelocatie welk
bevestigingsmateriaal u daarvoor nodig hebt.
Het bij het toestel geleverde bevestigingsmateriaal is
mogelijk niet geschikt voor het montageoppervlak.
2
Plaats het toestel op de gewenste montagelocatie en
markeer de locatie van de montagegaten.
3
Boor het desbetreffende montagegat voor één hoek van het
toestel.
4
Bevestig deze hoek van het toestel losjes aan het
montageoppervlak en controleer de andere drie markeringen
van de montagegaten.
5
Markeer eventueel opnieuw de montagegaten en verwijder
het toestel van het montageoppervlak.
6
Boor de montagegaten voor de andere drie markeringen.
7
Bevestig het toestel aan het montageoppervlak.
Overwegingen bij montage van kaartlezer
KENNISGEVING
Dit toestel dient te worden gemonteerd op een locatie die niet
wordt blootgesteld aan extreme temperaturen of
omstandigheden. Het temperatuurbereik voor dit toestel wordt
vermeld in de productspecificaties. Langdurige blootstelling aan
temperaturen boven het opgegeven temperatuurbereik, in
opslag- of gebruiksomstandigheden, kan tot storingen in het
toestel leiden. Schade door extreme temperaturen en
gerelateerde gevolgen vallen niet onder de garantie.
De kaartlezer kan verzonken in het dashboard worden
gemonteerd met behulp van het meegeleverde materiaal. Houd
rekening met deze overwegingen wanneer u een
montagelocatie selecteert.
• De kaartlezer moet worden gemonteerd op een toegankelijke
locatie. U moet, wanneer nodig, toegang hebben tot de
kaartlezer om geheugenkaarten met aanvullende kaart- en
toestelupdates te kunnen plaatsen en verwijderen en om
gebruikersgegevens over te kunnen zetten.
• Teneinde interferentie met een magnetisch kompas te
voorkomen, mag het toestel niet dichter bij een kompas
worden geïnstalleerd dan op de kompasveilige afstand die in
de productspecificaties is vermeld.
• De locatie moet ruimte laten voor het geleiden en aansluiten
van de kabels.
De kaartlezer monteren
KENNISGEVING
Wees voorzichtig wanneer u het gat zaagt om het toestel
verzonken te monteren. Er is slechts weinig ruimte tussen de
behuizing en de montagegaten. Als u het gat te groot zaagt, kan
het toestel mogelijk niet stabiel worden bevestigd.
Als u de beugel met schroeven bevestigt op glasvezel, kunt u
het beste bij het boren met een kleine verzinkboor alleen in de
bovenste gellaag een kleine verdieping aanbrengen. U
voorkomt hiermee dat er scheuren in de gellaag ontstaan als de
schroeven worden aangedraaid.
De meegeleverde sjabloon en het meegeleverde
bevestigingsmateriaal kunnen worden gebruikt om het toestel
verzonken te monteren op de geselecteerde locatie.
1
Snijd de sjabloon voor verzonken montage uit en controleer
of deze past op de locatie waar u het toestel wilt monteren.
2
Verwijder de beschermfolie van de zelfklevende achterzijde
van de sjabloon en breng deze aan op de locatie waar u het
toestel wilt monteren.
3
Maak met een boor van ¼ inch (6 mm) een of meer gaten in
de hoeken van de ononderbroken lijn op de sjabloon om het
montageoppervlak voor te bereiden voor zagen.
4
Zaag met een decoupeerzaag het montageoppervlak uit
langs de binnenkant van de ononderbroken lijn op de
sjabloon.
5
Plaats het toestel in de opening om te testen of dit past.
6
Gebruik indien nodig een vijl en schuurpapier om de opening
heel precies op maat te krijgen.
7
Als het toestel
À
goed in de opening past, dient u te
controleren of de montagegaten op het toestel zijn uitgelijnd
met de boorgaten
Á
op de sjabloon.
3