32
E) Schakel het alarm uit indien alles juist functioneert.
F) Het alarmsysteem is klaar voor gebruik.
NB:
1) De alarmeenheid zal ter bevestiging een geluidssignaal geven wanneer het in- of uitgeschakeld
wordt. De toon voor CHIME is anders dan voor ALARM.
2) Indien een sensor niet hoeft te worden ingeschakeld is het mogelijk om elke sensor individueel uit
te schakelen met de aan-/uitschakelaar. In dit geval maakt de sensor geen onderdeel uit van het
alarmsysteem wanneer dit wordt geactiveerd.
3) Een sensor die is ingesteld op RF+ALARM zal altijd een alarmsignaal afgeven, tenzij het
alarmsysteem uitgeschakeld is.
4) Wanneer een sensor is gealarmeerd en de sirene of de alarmeenheid klinkt, zal het nodig zijn om
het uit te schakelen met de aan-/uitschakelaar van de alarmeenheid. Daarna kan de alarmeenheid
weer worden ingeschakeld. Wanneer het alarm af blijft gaan na het inschakelen van het systeem,
controleer dan of alle ramen en deuren juist gesloten zijn.
Installatie van SEC-ALARM110
1. Plaats de batterijen, volgens het schema, in het batterijvakje aan de achterkant van het alarm
(3x AA).
2. Installeer de deur-/raamsensor met het plakband aan de deuren en ramen. NB: de maximale
afstand tussen het magnetisch contact en de sensor is 1 cm (zie afbeelding 2). Stel de sensor in op
RF+ALARM. Indien ingesteld op RF+ALARM, zal de sensor, wanneer eenmaal gealarmeerd, een
signaal naar de alarmeenheid afgeven en tevens zal de sirene van de sensor zelf afgaan. In dit
geval zullen de sirenes van de sensor en de alarmeenheid allebei afgaan.
3. Installeer de vibratiesensor met het plakband op de ramen (op het glas). Stel de sensor in op RF of
RF+ALARM. Indien ingesteld op RF+ALARM, zal de sensor, wanneer eenmaal gealarmeerd, een
signaal naar de alarmeenheid afgeven en de sirene van de sensor zelf zal tevens afgaan. In dit
geval zullen de sirenes van de sensor en de alarmeenheid allebei afgaan. NB: de vibratiesensor is
erg gevoelig. De geringste vibratie zal de sensor alarmeren. Het wordt niet aanbevolen om de
vibratiesensor op ramen naast deuren te plakken. Het dichtslaan van de deur zal het alarm doen af
gaan.
4. Plaats de batterijen, volgens het schema, in het batterijvakje aan de achterkant van het alarm
(3x AA). De PIR-sensor moet voor het eerste gebruik, opwarmen gedurende 30~40 seconden. In
deze periode kan het geen beweging waarnemen. Installeer de PIR-sensor op een hoogte van
1~1,5m voor de beste prestatie. Installeer de PIR-sensor niet in direct zonlicht, gericht op ramen,
objecten die bewegen of warmte- of koude bronnen.
5. Verwijder het transparante frontpaneel van de alarmeenheid om de positie van de sensoren en de
corresponderende genummerde LED's op te schrijven. (bijv. sensor 1 = voordeur, 2= keukenraam,
enz.).
6. Installeer de alarmeenheid. De afstand tussen de alarmeenheid en de verst verwijderde
deur-/raamsensor mag niet meer zijn dan 60 m (open gebied)*
7. Stel de alarmeenheid in op ALARM of CHIME functie. Indien ingesteld op CHIME, zal de
alarmeenheid klinken als een deurbel wanneer een deur of raam wordt geopend. Ingesteld op
ALARM zal een 100 dB luide sirene klinken. Wanneer de alarmeenheid is ingeschakeld, is het
alarm nog niet geactiveerd (active). Druk op de ON toets op de afstandsbediening om het alarm in