ESAB PUA 1 Programming Manual

Type
Programming Manual
Valid for program version 2.2 ?A
0456 685 077 99.05.20
PUA 1
Programmeerhandboek
Aristo 320/450,
Aristo 320W/450W
NEDERLANDS
-- 2 --
TOCh
1 INTRODUCTIE 4.....................................................
1.1 Hoofdmenu 4...............................................................
1.2 Werkwijze van het instelkastje 4...............................................
1.3 Taalkeuze 5................................................................
1.4 Het tekenvenster 6..........................................................
1.5 De toetsen 7................................................................
1.6 Algemeen over instellingen 7.................................................
1.7 ENTER en AFBREKEN 8....................................................
2 MIG/MAG--lassen 9..................................................
2.1 Het begrip draad 9..........................................................
2.2 Synergie 9.................................................................
2.3 Basisinstellingen 9..........................................................
2.4 Lasdata--instellingen 12.......................................................
2.5 Start-- en stopinstellingen 12...................................................
2.6 Gasstroom, koude draadaanvoer en 2--takt/4--takt 13.............................
2.7 MIG/MAG--configuratie 15.....................................................
2.8 Instelvoorbeeld MIG/MAG 15..................................................
3 MMA--lassen 24......................................................
3.1 Synergie 24.................................................................
3.2 Basisinstellingen 24..........................................................
3.3 Lasdata 25..................................................................
3.4 Configuratie--MMA 26.........................................................
3.5 Instelvoorbeeld MMA 26......................................................
4 TIG--lassen 28........................................................
4.1 Basisinstellingen 28..........................................................
4.2 Lasdata--instellingen 29.......................................................
4.3 TIG--configuratie 31..........................................................
4.4 Instelvoorbeeld TIG 31........................................................
5 GUTSEN MET EEN KOOLBOOG 36....................................
5.1 Synergie 36.................................................................
5.2 Basisinstellingen 36..........................................................
5.3 Lasdata 36..................................................................
5.4 Instelvoorbeeld voor gutsen met een koolboog 37................................
6 MEETWAARDEVAK 39................................................
6.1 Beschrijving van het meetwaardevak 39.........................................
6.2 Overige ingestelde waarden 40................................................
7 BEDIENEN VAN HET GEHEUGEN 41...................................
7.1 Opslaan 41..................................................................
7.2 Wissen 43...................................................................
7.3 Oproepen 44................................................................
7.4 Kopiëren 44.................................................................
7.5 Afstandsbediening 46.........................................................
8 SNELINSTELLING 47.................................................
8.1 Beschrijving van de snelinstelling 47............................................
8.2 Configuratie van de snelinsteltoetsen 47.........................................
NEDERLANDS
-- 3 --
TOCh
9 AANVULLENDE FUNCTIES 48.........................................
9.1 Geheugenkaartfuncties 48....................................................
9.2 Configuratie 50..............................................................
9.3 Kwaliteitsfuncties 63..........................................................
9.4 Productiestatistiek 64.........................................................
9.5 Foutenlogboek 65............................................................
9.6 Persoonlijk gedefinieerde synergielijnen voor MIG/MAG 68........................
9.7 Seriële communicatie 71......................................................
9.8 Updaten van programma’ s 72..................................................
10 APPENDIX 75.........................................................
10.1 Instelgebieden en insteltrappen 75..............................................
10.2 Menustructuur 77............................................................
-- 4 --
bu11d01h
1 INTRODUCTIE
De ARISTO 2000 is een van de meest bruikbare types lasuitrustingen die op de
markt verkrijgbaar zijn.
Om zoveel mogelijk profijt van uw lasuitrusting te hebben, raden wij u aan deze
gebruiksaanwijzing zorgvuldig door te lezen.
U zult zien dat u met behulp van een groot aantal functies de kwaliteit van uw werk
kunt verhogen en uzelf het werken kunt vergemakkelijken.
Alle instellingen vinden plaats vanuit het instelkastje PUA 1.
U zult spoedig ervaren dat dit zeer eenvoudig in gebruik is. Zie het onderstaande om
snel die hoofdstukken in d e gebruiksaanwijzing te vinden die van speciaal belang
zijn:
Hoofdstuk 1: Introductie en basisbegrippen
Hoofdstuk 2--5: MIG/MAG, MMA, TIG en koolbooggutsen, instellingen
rechtstreeks gerelateerd aan deze lasparameters.
Hoofdstuk 6--8: Het meetscherm, geheugenbeheer en snelinstellingen.
Hoofdstuk 9--10: Aanvullende functies en appendix.
Zie tevens de menustructuur op de laatste pagina in deze publicatie.
1.1 Hoofdmenu
ESAB Niet gekend toestel
PROCES: MIG/MAG
METHODE: KORT--/SPRAYBÅGE
DRAAD TYPE: Fe
BESCHERMGAS: Ar+8%CO2
DRAAD DIAMETER: 1.2 mm
BIJKOM. HULPFUNCTIES
STEL IN MEET
GEHEU-
GEN
SNEL.
MODE
ENTER
1.2 Werkwijze van het instelkastje
Het instelkastje bestaat als het ware uit twee eenheden: het werkgeh eu g en en het
lasdatageheu g en .
LASDATA--
GEHEUGEN
WERKGEHEUGEN
OPROEPEN
OPSLAAN
In het werkgeheugen creëert u een complete set lasdata--instellingen, die vervolgens
in het lasdatageheugen kan worden opgeslagen.
Bij lassen wordt het proces altijd door de inhoud van het werkgeheugen gestuurd.
Het is daar om ook m ogelijk om een set lasdata vanuit het lasdatageheugen naar het
werkgeheugen te halen.
Denk erom dat het werkgeheugen altijd de laatst opgeroepen set lasdata bevat. Met
andere woorden: het werkgeheugen is nooit leeg of “op nul gezet“.
-- 5 --
bu11d01h
1.3 Taalkeuze
Het instelkastje is ver krijgbaar in verschillende taalversies met maximaal vier
verschillende talen, waarvan Engels er altijd een is.
Inställningslåda 456 290--881 Inställningslåda 456 290--882 Inställningslåda 456 290--883
Engels Engels Engels
Duits Zweeds Nederlands
Frans Fins Spaans
Italiaans Deens Portugees
Inställningslåda 456 290--884 Inställningslåda 456 290--885
Engels US Engels
Hongaars Spaans
Pools Frans
Portugees
Zo kiest u d e t aal:
We beginnen met het oproepen van het hoofdmenu door op de MENU--toets te
drukken.
ESAB Niet gekend toestel
Plaats de cursor
met behulp van de
pijltjestoetsen op
de regel voor
AANVULLENDE
FUNCTIES en druk
op ENTER.
PROCES: MIG/MAG
METHODE: DIP/SPRAY
DRAAD TYPE: Fe
BESCHERMGAS: Ar+8%CO2
DRAAD DIAMETER: 1.2 mm
BIJKOM. HULPFUNCTIES
"
STEL IN MEET
GEHEU-
GEN
SNEL.
MODE ENTER
BIJKOMENDE FUNCTIES
Zetdecursoropde
regel
CONFIGURATIE
en druk op ENTER.
GEHEUGEN KAART HANDELINGEN
CONFIGURATIE
KWALITEITSFUNCTIES
PRODUCTIE STATISTIEKEN
FOUT LOG
GEDEF. SYNERG. GEGEVENS GEBRUIKER
SERIELE COMMUNICATIE
OPWAARDEREN SOFTWARE
VERLAAT ENTER
ENGLISH
NEDERLANDS
ESPANOL
PORTUGUES
-- 6 --
bu11d01h
BIJKOMENDE FUNCTIES -- CONFIGURATIE
Druk op ENTER
om een lijst met
alternatieven te
krijgen.
LANGUAGE: ENGLISH
LOCK FUNCTION: OFF
REMOTE CONTROLS
MIG/MAG DEFAULTS
MMA DEFAULTS
TIG DEFAULTS
GENERAL DEFAULTS
DUBBELE AANVOERM.
QUIT ENTER
Zet de cursor op de regel LANGUAGE
in de lijst en druk op ENTER.
1.4 Het tekenvenster
ESAB Niet gekend toestel
PROCES: MIG/MAG
METHODE: DIP/SPRAY
DRAAD TYPE: MCW Fe
BESCHERMGAS: Ar2O%CO2
DRAAD DIAMETER: 1.2 mm
BIJKOM.HULPFUNCTIES
STEL IN MEET
GEHEU-
GEN
SNEL.
MODE
ENTER
De cursor
In dit gebruikershandboek wordt de cursor aangegeven door middel van een kader
rondom de gemarkeerde tekst. De cursor van het instelkastje wordt door middel van
een donker veld aangegeven waarbij de gemarkeerde tekst wit wordt.
Tekstblokken
Helemaal onderaan in het tekenvenster staan vijf blokken met tekst waarin de
actuele functie van de vijf toetsen naast elkaar direct daaronder wordt verklaard.
Spaarstand
Om de levensduur van de achtergrondverlichting te verhogen, gaat deze na drie
minuten uit als er geen activiteit is.
-- 7 --
bu11d01h
1.5 De toetsen
Met de pijltjestoetsen kunt u de cursor naar de verschillende r egels in
het tekenvenster verplaatsen.
Met de menutoets komt u altijd in het hoofdmenu terug.
De plus/min--toetsen worden gebruikt om een instelwaarde te verhogen
(+) of te verlagen (--).
De twee plus/min--toetsen zijn allebei met een symbool gemarkeerd. De meeste
cijferinstellingen kunnen met beide plus/min--toetsen worden uitgevoerd, maar
bepaalde instellingen moeten met de toets die gemarkeer d is met of met de toets
die gemarkeerd is met worden uitgevoerd. (de symbolen zijn zichtbaar in het
tekenvenster).
Door de toets snel in te drukken, wordt de instelwaarde in kleine stappen
verhoogd/verlaagd. Als de toets langer ingedrukt wordt gehouden, worden de
insteltrappen verhoogd.
Zachte toetsen
De vijf knoppen op de regel onder het tekenvenster hebben
wisselende functies. Het zijn zgn. “zachte“ knoppen, d.w.z.
ze kunnen verschillende functies hebben al naar gelang het
menu waarin u zich bevindt. De actuele functie voor deze
knoppen blijkt uit de tekst op de onderste regel van het tekenkader
(wanneer de functie actief is, wordt dit aangeduid met een
witte punt naast de tekst).
D
KRAT.
VULL.
1.6 Algemeen over instellingen
In hoofdzaak komen er drie soorten
instellingen voor:
S Instellen van cijferwaarden
S Instellen met gegeven alternatieven
S Instellen van de stand AAN/UIT of JA/NEE
1.6.1 Instellen van cijferwaarden
Bij het instellen van een cijferwaarde gebruikt u een van de beide plus/min--toetsen
om een gegeven waarde te verhogen of te verlagen.
-- 8 --
bu11d01h
1.6.2 Instellen met gegeven alternatieven
Bepaalde instellingen wor den uitgevoerd door een alternatief in een lijst te markeren.
Een dergelijke lijst kan er als volgt uitzien:
De cursor is hier op de regel voor MIG/MAG gezet. Door in deze positie op de
ENTER--toets te drukken, heeft u dus het alternatief MIG/MAG gekozen.
Als u een ander alternatief wilt kiezen, zet u de cur sor op de juiste regel door met de
pijltjestoet sen naar boven of beneden te lopen. Daarna drukt u op de
ENTER--toets.
Als u de lijst wilt verlaten zonder een keuze te hebben gemaakt, dr ukt u op de
AFBREKEN--toets.
Bij bepaalde instellingen zijn er zoveel alter natieven dat ze niet tegelijkertijd in de lijst
kunnen worden getoond. Een pijl in de hoek rechtsboven of rechtsonder geeft aan
dat er meer alternatieven zijn, die zichtbaar worden als u met de pijltjestoetsen naar
boven of beneden gaat.
1.6.3 Instellingen AAN/UIT of JA/NEE
Voor bepaalde functies kunt u de waar den AAN en UIT respectievelijk JA en NEE
instellen. De synergiefunctie bij MIG/MAG-- en MMA--lassen is een voorbeeld van
een dergelijke functie. De instellingen AAN/UIT of JA/NEE kunnen op twee manieren
worden uitgevoerd:
U kunt AAN of UIT respectievelijk JA of NEE kiezen uit een lijst met alternatieven,
zoals hierboven wordt beschreven.
U kunt ook de beide plus/min--toetsen gebruiken om AAN/UIT of JA/NEE aan te
geven.
S +(plus) = AAN of JA
S -- (min) = UIT of NEE
1.7 ENTER en AFBREKEN
De beide “zachte“ toetsen helemaal rechts zijn gereserveerd voor ENTER en
AFBREKEN.
S Als u op ENTER drukt, wordt een gemarkeerde keuze in een menu of in een lijst
uitgevoerd.
S Als u op AFBREKEN drukt, gaat u terug naar het vorige menu of het vorige vak.
MIG/MAG
MMA
TIG
CARBON, ArcAir
-- 9 --
bu11d01h
2 MIG/MAG--lassen
2.1 Het begrip draad
Bij MIG/MAG--lassen wordt een elektrode gebruikt, die om een bobine (spoel) is
gewikkeld. In dit handboek zullen we dit type elektrode steeds draad noemen.
2.2 Synergie
Ledere combinatie van draadtype, draaddiameter en gasmix vereist een unieke
verhouding tussen draadaanvoersnelheid en spanning (vlambooglengte) teneinde
een stabiel functionerende vlamboog te realiseren. De ARISTO 2000 heeft een
aantal voorgeprogrammeerde zgn. “ syner gielijnen“ .
Wanneer u de voor geprogrammeerde syner gielijn kiest die bij uw draadtype,
draaddiameter en gasmix past, hoeft u vervolgens alleen maar een voor uw
lasobject passende draadaanvoersnelheid in te stellen. De spanning
(vlambooglengte) vloeit automatisch voort uit de door u gekozen voorgeprogramme-
erde synergielijn, hetgeen het vinden van de juiste lasparameters een stuk
eenvoudiger maakt.
Bij MIG/MAG--lassen is het mogelijk om de synergiefunctie van de lasstroom br on te
gebruiken. Dit houdt in dat de gebruiker de waarden instelt voor:
S methode
S draadtype
S inert gas
S draadafmeting
Op grond van deze basiskeuzes en ingestelde waarde voor draadaanvoersnel-
heid stelt een micropr ocessor vervolgens de juiste waarden voor verschillende
lastechnische parameters in. Welke deze parameters zijn hangt samen met de
gekozen methode; kortsluitboog/sprayboog of pulseren. Zie tevens het hoofdstuk
“Lasdata--instellingen“ onder punt 2.4.
U kunt met een andere combinatie van draad en inert gas lassen dan degene
waaruit u in het instelkastje kunt kiezen. Dit kan evenwel impliceren dat de gebruiker
zelf een of meer parameters moet instellen.
2.3 Basisinstellingen
De basiskeuzes maakt u in het hoofdmenu van het instelkastje.
1. Lasproces = MIG/MAG
2. Lasmethode
Bij MIG/MAG--lassen kunt u uit twee verschillende lasmethodes kiezen.
S Kort--/sprayboog
S Pulseren
3. Draadtype, inert gas, draadafmeting
De volgende tabellen laten de combinaties van draadtype, inert gas en
draadafmeting zien die in overeenstemming met de synergiefunctie van de
lasstroombron gemaakt kunnen worden.
-- 1 0 --
bu11d01h
KORT--/SPRAYBOOG
Draadtype Inert gas Draadafmeting (mm)
Laaggelegeerd of ongele-
geerd draad (Fe)
CO
2
0,8 1,0 1,2 1,6
Ar + 23% CO
2
0,8 1,0 1,2 1,6
Ar + 25% CO
2
0,8 1,0 1,2 1,6
Ar + 20% CO
2
0,8 1,0 1,2 1,6
Ar + 15% CO
2
+5%O
2
0,8 1,0 1,2 1,6
Ar +16% CO
2
0,8 1,0 1,2 1,6
Ar + 5%O
2
+5%CO
2
0,8 1,0 1,2 1,6
Ar + 8% CO
2
0,8 1,0 1,2 1,6
Ar + 2% CO
2
0,8 1,0 1,2 1,6
Ar + 2% O
2
0,8 1,0 1,2 1,6
Roestvrij massief draad
(Ss)
Ar + 2%O
2
0,8 1,0 1,2 1,6
Ar + 2% CO
2
0,8 1,0 1,2 1,6
Ar + 3%CO
2
+1%H
2
0,8 1,0 1,2 1,6
Ar + 30%He + 1%O
2
0,8 1,0 1,2 1,6
Ar + 32%He + 3%CO
2
+1%H
2
0,8 1,0 1,2 1,6
Roestvrij duplexdraad
(Ss Duplex)
Ar + 2% O
2
1,0
Ar +30%He +1%O
2
1,0
Aluminiumdraad met mag-
nesiumlegering (AlMg)
Ar 1,0 1,2 1,6
Aluminiumdraad met silici-
umlegering (AlSi)
Ar 1,0 1,2 1,6
Ar + 50% He 1,0 1,2 1,6
Hol draad gevuld met me-
taalpoeder (Fe)
Ar + 20% CO
2
1,0 1,2 1,4 1,6
Ar+ 8% CO
2
1,0 1,2 1,4 1,6
Leidingdraad rutiel
(RFCW Fe)
CO
2
1,2 1,4 1,6
Ar + 20% CO
2
1,2 1,4 1,6
Basisch hol draad gevuld
met vloeimiddel (Fe)
CO
2
1,0 1,2 1,4 1,6
Ar + 20% CO
2
1,0 1,2 1,4 1,6
Roestvrij hol draad gevuld
met vloeimiddel (Ss)
Ar + 20% CO
2
1,2
Ar+ 8% CO
2
1,2
ZELFBESCHERMEND 1,6 2,4
Duplex hol rutieldraad ge-
vuld met vloeimiddel ss
Ar + 20% CO
2
1,2
Hol draad gevuld met me-
taalpoeder roestvrij
Ar + 2% O
2
Ar +2% CO
2
Ar +8% CO
2
Ar + 20% CO
2
1,2
1,2
1,2
1,2
-- 11 --
bu11d01h
PULSEREN
Draadtype Inert gas Draadafmeting (mm)
Laaggelegeerd of ongele-
geerd draad (Fe)
Ar + 25% CO
2
0,8 1,0 1,2 1,6
Ar + 20% CO
2
0,8 1,0 1,2 1,6
Ar + 23% CO
2
0,8 1,0 1,2 1,6
Ar +16% CO
2
0,8 1,0 1,2 1,6
Ar + 5%O
2
+5%CO
2
0,8 1,0 1,2 1,6
Ar + 8% CO
2
0,8 1,0 1,2 1,6
Ar + 2% CO
2
0,8 1,0 1,2 1,6
Ar + 2% O
2
0,8 1,0 1,2 1,6
Roestvrij draad (Ss) Ar + 2%O
2
0,8 1,0 1,2 1,6
Ar + 2% CO
2
0,8 1,0 1,2 1,6
Ar + 30%He + 1%O
2
0,8 1,0 1,2 1,6
Ar +3% CO
2
+1%H
2
0,8 1,0 1,2 1,6
Ar + 32%He + 3%CO
2
+1%H
2
0,8 1,0 1,2 1,6
Roestvrij duplexdraad
(Ss Duplex)
Ar + 30%He +1%O
2
1,0
Ar + 2% O
2
1,0
Aluminiumdraad met mag-
nesiumlegering (AlMg)
Ar 0,8 1,0 1,2 1,6
Aluminiumdraad met silici-
umlegering (AlSi)
Ar 1,0 1,2 1,6
Ar + 50% He 1,0 1,2 1,6
Hol draad gevuld met me-
taalpoeder (Fe)
Ar + 20% CO
2
1,0 1,2 1,4 1,6
Ar + 8% CO
2
1,0 1,2 1,4 1,6
Roestvrij hol draad gevuld
met metaalpoeder (Ss)
Ar + 2% O
2
Ar +2% CO
2
Ar +8% CO
2
1,2
1,2
1,2
Draad met nikkellegering Ar 1,0 1,2
(Nikkel basis) Ar + 50% He 1,0 1,2
-- 1 2 --
bu11d01h
2.4 Lasdata--instellingen
Hieronder volgt voor de beide MIG/MAG--methodes een overzicht van de
lasparameters die het lasverloop beïnvloeden.
Met de lasstroombron in de synergiestand hoeft alleen de draadaanvoersnelheid
ingesteld te worden.
De parameter spanning kan eventueel ook worden bijgesteld.
Als de draadaanvoersnelheid wordt bijgesteld, zorgt de synergiefunctie ervoor dat
bepaalde andere parameters automatisch nieuwe waarden krijgen. De
gecursiveerde parameters zijn zgn. constanten, die niet worden beïnvloed als de
draadaanvoersnelheid wordt gewijzigd.
Methode KORT--/SPRAYBOOG Methode PULSEREN
S Draadaanvoersnelheid S Draadaanvoersnelheid
S Spanning S Spanning
S Inductantie S Pulsstroom
S Regulateurtype S Pulstijd
S Pulsfrequentie
S Achtergrondstroom
S Ka
S Ki
De tabel met de instelgebieden van de parameters staat in de APPENDIX“ Zie
onder punt 10.
2.5 Start-- en stopinstellingen
De volgende instellingen zijn van invloed op het start-- en stopverloop bij
MIG/MAG--lassen.
Onder de respectievelijke kopjes staan alle instellingen die van invloed zijn op het
startverloop en het afsluiten van het lassen.
Startinstellingen Stopinstellingen
S Voorstroom gas S Nastroom gas
S Kruipstart
S Hot start
S Hot start--tijd
S Verhogen van de
draadaanvoersnelheid
(2 m/min., tenzij anders
aangegeven)
S Zoeken spanning (alleen
buiten de synergiestand)
S Nabrandtijd
S Afschudpuls (alleen voor KORT--/SPRAY-
BOOG buiten de synergiestand)
S Kratervulling
S Kratervullingtijd
S Uiteindelijke draadaanvoer snelheid
S Uiteindelijke spanning (alleen buiten
de synergiestand)
Er zijn drie verschillende functies die bij starten en stoppen van lassen op speciale
eisen zijn afgestemd. Deze functies en aanvullende instellingen worden in het
startdatamenu resp. het stopdatamenu gekozen.
-- 1 3 --
bu11d01h
Hot start
De Hot start--functie kiest u wanneer u een hetere vlamboog tijdens het startverloop
wenst om lasfouten aan het begin van de lasnaad te vermijden.
Kratervullin g
Nabrandtijd
De functie kratervulling maakt het eenvoudiger om aan het einde van het lassen
poriën en kratervorming in het lasmateriaal te vermijden.
Kruipstart
De kruipstartfunctie zorgt voor een lage aanslagsnelheid. Praktisch voor een
optimale start. De kruipstartsnelheid bedraagt 50% van de ingestelde
draadaanvoersnelheid. De functie is bij aflevering geactiveerd.
TIP! De functies hot--start, kruipstart en kratervulling kunnen met de “zachte toetsen“
worden in--/uitgeschakeld, zie paragraaf “MIG/MAG--configuratie“ Z ie onder punt
9.2.4.2.
In de menu’s startdata en stopdata stelt u ook de waarden voor de volgende
parameters in.
Voor-- en nastroom gas
De parameters voorstroom en nastroom gas geven aan hoe lang het inert gas voor
en na het lassen m oet stromen.
Nabrandtijd
Met de nabrandtijd stelt u het elektrodeuitsteeksel na het afsluiten van het lassen af.
2.6 Gasstroom, koude draadaanvoer en 2--takt/4--takt
De volgende drie functies kunnen net als hot start enz. op de zachte toetsen worden
gezet. Hoe u dat doet, staat beschreven in “MIG/MAG--configuratie“ Zie onder punt
9.2.4.2.
Gasstroom
De functie gasstroom wordt gebruikt om de gasslangen te vullen m et inert gas, of bij
het meten van de gastoevoer. Als de knop ingedrukt wordt gehouden, stroomt er gas
en dit houdt op wanneer de knop wordt losgelaten.
Koude draadaanvoer
Deze functie wordt gebruikt als u draad handmatig wilt doorvoer en bij het laden van
een nieuwe draadbobine. Als u de toets indrukt, wordt de draad doorgevoerd en als
u de toets loslaat, houdt de draadaanvoer op.
2--takt of 4--takt
Bij MIG/MAG--lassen kan het pistoolcontact op twee manieren functioneren; 2--takt
of 4--takt. De functie omschakelen 2--takt/4--takt kan aan een van de zachte knoppen
worden toegewezen.
Het verschil tussen 2--takt en 4--takt wordt duidelijk gemaakt in de volgende
afbeeldingen, samen met de overige functies in het start-- en stopverloop.
-- 1 4 --
bu11d01h
2--takt
Gasvoor-
stroom
Krater-
vulling
Gasnast-
room
Kratervulling uitdata
1
2
LassenHot
Start
Bij 2--takt start de eventuele gasvoorstroom zodra het pistoolcontact wordt ingedrukt
(1). Daarna lopen de lasdata op tot de ingestelde waarden of eventueel tot de
ingestelde Hot Start--waarden.
Als het pistoolcontact wordt losgelaten (2) wordt er met een evt. kratervulling
begonnen. Hierna gaan de waarden voor de lasdata weer naar nul en een evt.
gasnastroom sluit de lassequentie af.
TIP! Als het pistoolcontact tijdens krater vulling weer wor d t ingedrukt, kunt u het
lassen met de einddata van de kratervulling verlengen zolang u wilt ( d e onder broken
lijn).
De kratervulling kan ook worden afgebroken door het pistoolcontact snel in te
drukken en weer los te laten tijdens de lopende kratervulling
4--takt
Krater-
vulling
Gasnast-
room
Gasvoor-
stroom
1
2
3
4
Kratervulling uitdata
LassenHot
Start
Bij 4--takt start de gasvoorstroom als het pistoolcontact wordt ingedrukt (1). Als het
pistoolcontact wordt losgelaten (2), lopen de lasdata op tot de ingestelde waarden.
Als het pistoolcontact weer wordt ingedrukt (3), wordt met een eventuele
kratervulling begonnen. Hierna gaan de waarden voor de lasdata ter ug naar stop
data.
Eventuele gasnastroom start als het pistoolcontact wordt losgelaten (4).
TIP! De kratervulling houdt op als het pistoolcontact wordt losgelaten (4 ) . Als het
contact langer wordt ingedrukt, gaat het lassen verder met de einddata van de
kratervulling (de onder broken lijn).
-- 1 5 --
bu11d01h
2.7 MIG/MAG--configuratie
Zie onder punt 9.2.4.
2.8 Instelvo orbeeld MIG/MAG
Hieronder volgt een instelvoorbeeld voor MIG/MAG--lassen met de methode
kortboog/sprayboog. De instelling voor de me thode pulser e n kan op een soortgelijke
manier worden uitgevoerd. In het voorbeeld wordt ervan uitgegaan dat de
lasstroombron in de synergiestand staat.
2.8.1 Basisinstellingen
In het hoofdmenu kunnen de instellingen worden uitgevoerd die de m ethode-- en
materiaalkeuze betreffen.
We beginnen met het oproepen van het hoofdmenu door op de MENU--toets te
drukken.
We zullen de volgende vijf instellingen uitvoeren:
S PROCES = MIG/MAG
S METHODE = KORT--/SPRAYBOOG
S DRAADTYPE = Fe
S INERT GAS = Ar + 8% CO2
S DRAADAFMETING = 1,2 mm
Proces
ESAB -- Neit gekend toestel
De eerste instelling
betreft het type
lasproces. Loop m.b.v.
de pijltjestoetsen door
het menu totdat de
regel PROCES wordt
gemarkeerd. Druk op
ENTER om een lijst
met alternatieven te
krijgen.
PROCES: MIG/MAG
METHODE: PULSE
DRAAD TYPE: AlSi
BESCHERMGAS: Ar
DRAAD DIAMETER: 1.0 mm
BIJKOM. HULPFUNCTIES
STEL IN MEET
GEHEU-
GEN
SNEL.
MODE
ENTER
Zet de cursor op de regel MIG/MAG in de lijst en
druk op ENTER. Daarmee hebben we PROCES
= M IG/MAG ingesteld.
MIG/MAG
MMA
TIG
GUTSEN
DIP/SPRAY
GEPULSEERD
Fe
Ss (inox)
Ss duplex
AlMg
AlSi
Metaalgevulde Fe
Rutile FCW Fe
-- 1 6 --
bu11d01h
Methode
ESAB -- Neit gekend toestel
Zetdecursoropde
regel METHODE.
Druk op ENTER
om een lijst met
alternatieven te
krijgen.
PROCES: MIG/MAG
METHODE: PULSE
DRAAD TYPE: AlSi
BESCHERMGAS: Ar
DRAAD DIAMETER: 1.0 mm
BIJKOM. HULPFUNCTIES
STEL IN MEET
GEHEU-
GEN
SNEL.
MODE
ENTER
Zet de cursor op de regel KORT--/SPRAYBOOG
in de lijst en dru k o p ENTER. Daarmee hebben we
METHODE = DIP/SPRAY ingesteld.
Draadtype
ESAB -- Neit gekend toestel
Zetdecursoropde
regel
DRAADTYPE.
Druk op ENTER
om een lijst met
alternatieven te
krijgen.
PROCES: MIG/MAG
METHODE: DIP/SPRAY
DRAAD TYPE: AlSi
BESCHERMGAS: Ar
DRAAD DIAMETER: 1.0 mm
BIJKOM. HULPFUNCTIES
STEL IN MEET
GEHEU-
GEN
SNEL.
MODE
ENTER
Hier volgt een voorbeeld van een lijst waarop zoveel
alternatieven staan dat ze niet tegelijkertijd kunnen
worden getoond. De pijl in de hoek rechtsonder
in de lijst geeft aan dat er meer alter natieven zijn, die
zichtbaar worden als u in de lijst naar beneden loopt.
Zet nu de cursor op de regel voor Fe en druk op ENTER.
Daarmee hebben we DRAADTYPE = Fe ingesteld.
CO2
Ar+20 % CO2
Ar+2 % O2
Ar+5 % O2+5 % CO2
Ar+8 % CO2
Ar+23% CO2
Ar+15%CO2+5%O2
0.8 mm
1.0 mm
1.2 mm
1.6 mm
-- 1 7 --
bu11d01h
Inert gas
ESAB -- Neit gekend toestel
Zetdecursoropde
regel INERT GAS.
Druk op ENTER
om een lijst met
alternatieven te
krijgen.
PROCES: MIG/MAG
METHODE: DIP/SPRAY
DRAAD TYPE: Fe
BESCHERMGAS: Ar
DRAAD DIAMETER: 1.0 mm
BIJKOM. HULPFUNCTIES
STEL IN MEET
GEHEU-
GEN
SNEL.
MODE
ENTER
Zet de cursor op de regel voor Ar + 8% CO2 en
druk op ENTER. Daarmee hebben we
INERT GAS = Ar + 8% CO2 ingesteld.
Draadafmeting
ESAB -- Neit gekend toestel
Zetdecursoropde
regel
DRAADAFMETING
Druk op ENTER
om een lijst met
alternatieven te
krijgen.
PROCES: MIG/MAG
METHODE: DIP/SPRAY
DRAAD TYPE: Fe
BESCHERMGAS: Ar8%CO2
DRAAD DIAMETER: 1.0 mm
BIJKOM. HULPFUNCTIES
STEL IN MEET
GEHEU-
GEN
SNEL.
MODE
ENTER
Zet de cursor op de regel voor 1,2 mm en druk op
ENTER. Daarmee hebben we DRAADAFMETING =
1,2 mm ingesteld.
-- 1 8 --
bu11d01h
De volgende regel in het hoofdmenu is AANVULLENDE FUNCTIES. U kunt meer
over deze functies lezen in het hoofdstuk “AANVULLENDE FUNCT IES“ Zie onder
punt 9.
ESAB -- Neit gekend toestel
PROCES: MIG/MAG
METHODE: DIP/SPRAY
DRAAD TYPE: Fe
BESCHERMGAS: Ar8%CO2
DRAAD DIAMETER: 1.2 mm
BIJKOM. HULPFUNCTIES
STEL IN MEET
GEHEU-
GEN
SNEL.
MODE
ENTER
2.8.2 Lasdata--in stellin g en
In het instelmenu kunt u waarden voor verschillende lasparameters instellen, zoals
spanning en draadaanvoersnelheid. Door de synergiefunctie te activeren zorgt een
microprocessor voor een aantal van deze instellingen.
We beginnen met het oproepen van het hoofdmenu door op de MENU--knop te
drukken. Roep het instelmenu op door op de STEL--knop te drukken. We maken nu
de volgende instelling:
S DRAADAANVOER = 10,0 m/min.
Draadaanvoer
LASDATA INSTELLEN
Zetdecursoropde
regel
DRAADAANVOER
SNELHEID.
Stel 10,0 m/min in
door te lopen met:
SPANNING: # 29.0 (+0.0) V
DRAADSNELHEID:
*
10.0 m/min
INDUCTANCTIE: 85 %
SYNERGISCHE KEUZE AAN
START WAARDE
STOP WAARDE
KRATER
VULLING
HOT
START
4--
TACT
VERLAAT
In het instelmenu kunt u nu ook de waarden zien die de microprocessor voor
spanning en inductantie heeft ingesteld.
De parameter spanning kan eventueel ook worden bijgesteld .
-- 1 9 --
bu11d01h
2.8.3 Startdata--instellingen
In het startdatamenu kunt u de instellingen uitvoeren die het startverloop bij
MIG/MAG--lassen beïnvloeden. We stellen in:
S GASVOORSTROOM = 0,8 sec.
S KRUIPSTART = JA
S HOT START = JA
S HOT START--tijd = 1,0 sec.
S HOT START--draadaanvoer = +2,5 m/min.
We beginnen met het oproepen van het hoofdmenu door op de MENU--knop te
drukken.
Ga naar het stelmenu door op de stelknop te drukken.
LASDATA INSTELLEN
Zetdecursoropde
regel
STARTWAARDE
en druk op ENTER.
SPANNING: # 29.0 (+0.0) V
DRAADSNELHEID:
*
10.0 m/min
INDUCTANCTIE: 85 %
SYNERGISCHE KEUZE AAN
START WAARDE
STOP WAARDE
KRATER
VULLING
HOT
START
4--
TACT
VERLAAT
Gasvoorstroomtijd
Hier geeft u aan hoe lang het inert gas moet stromen voordat het lassen begint.
START WAARDE, SYNERGISCHE KEUZE
Zetdecursoropde
regel
GASVOOR--STROOM.
Stel 0,8 sec. in met
een van de
plus/min--toetsen.
GAS VOORSTROOM: 0.8 s
KRUIPSTART (TRAGE): JA
HOT START: NEEN
KRATER
VULLING
HOT
START
4--
TACT
VERLAAT
-- 2 0 --
bu11d01h
Kruipstart
Hier geeft u alleen maar aan of u de kruipstartfunctie wenst of niet, d.w.z. JA of NEE.
De draadaanvoersnelheid en de kruipstarttijd zijn vooraf ingesteld en kunnen niet
worden gewijzigd.
START WAARDE, SYNERGISCHE KEUZE
Zetdecursoropde
regel KRUIPSTART.
Stel JA in met een
van de
plus/min-- toetsen.
GAS VOORSTROOM: 0.8 s
KRUIPSTART (TRAGE): JA
HOT START: NEEN
KRATER
VULLING
HOT
START
4--
TACT
VERLAAT ENTER
Hot start
Om te beginnen geeft u aan of u de hot start--functie wenst of niet. Als u de hot
start--functie wilt gebruiken, stelt u vervolgens de hot start--tijd in en een evt.
verhoging van de draadaanvoersnelheid.
START WAARDE, SYNERGISCHE KEUZE
Zetdecursoropde
regel HOT START.
Stel JA in met een
van de
plus/min--toetsen.
GAS VOORSTROOM: 0.8 s
KRUIPSTART: JA
HOT START: JA
HOT START TIJD: 1.5
DRAADSNELHEID: 2.0 m/min
KRATER
VULLING
HOT D
START
4--
TACT VERLAAT ENTER
START WAARDE, SYNERGISCHE KEUZE
Zetdecursoropde
regel HOT START
TIJD. Stel 1,0 sec.
in met een van de
plus/min--toetsen.
GAS VOORSTROOM: 0.8 s
KRUIPSTART: JA
HOT START: JA
HOT START TIJD: 1.0 s
DRAADSNELHEID: 2.0 m/min
KRATER
VULLING
HOT D
START
4--
TACT
VERLAAT
-- 2 1 --
bu11d01h
START WAARDE, SYNERGISCHE KEUZE
Zetdecursoropde
regel HOT START
DRAADAANVOER
--SNELHEID. Stel
2,5 m/min. in.
GAS VOORSTROOM: 0.8 s
KRUIPSTART: JA
HOT START: JA
HOT START TIJD: 1.0 s
DRAADSNELHEID: 2.0 m/min
KRATER
VULLING
HOT D
START
4--
TACT
VERLAAT
Daarmee zijn alle startdata--instellingen uitgevoerd.
Ga naar het instelmenu terug door op VERLAAT te drukken.
2.8.4 Stopdata--instellingen
In het stopdatamenu voert u de instellingen uit die het stopverloop bij
MIG/MAG--lassen beïnvloeden.
We zullen de volgende stopdata instellen:
S KRATERVULLING = JA
S KRATERVULLINGTIJD = 1,5 sec.
S DEF. DRAADAANVOERSNELHEID = 3,0 m/min.
S NABRANDTIJD = 0,11 sec.
S NASTROOM GAS= 2,0 sec.
Let erop dat het instelmenu in het tekenvenster aanwezig is.
LASDATA INSTELLEN
Zetdecursoropde
regel STOPDATA
en druk op ENTER.
SPANNING: # 29.0 (+0.0) V
DRAADSNELHEID:
*
10.0 m/min
INDUCTANCTIE: 85 %
SYNERGISCHE KEUZE AAN
START WAARDE
STOP WAARDE
KRATER
VULLING
HOT D
START
4--
TACT
VERLAAT ENTER
-- 2 2 --
bu11d01h
Kratervullin g
Om te beginnen geeft u aan of u de functie krater vulling wilt gebr uiken o f niet. Als u
de kratervulling wilt gebruiken, stelt u vervolgens ook de kratervullingtijd en de
draadaanvoersnelheid in.
STOP WAARDE, SYNERGISCHE KEUZE
Plaats de cursor op
de regel
KRATERVULLING
en druk op ENTER
om een lijst met
alternatieven te
krijgen. Stel JA in.
KRATERVULLER JA
TIJD: : 1.5 s
EINDW.DRAADSNELH.: 2.8 m/min
NABRANDTIJD: 0.08 s
GASVOORSTROOM: 0.5 s
KRATER D
VULLING
HOT D
START
4--
TACT VERLAAT ENTER
Kratervullingt ijd
STOP WAARDE, SYNERGISCHE KEUZE
Zetdecursoropde
regel TIJD. Stel 1.5
sec. in met een van
de
plus/min--toetsen.
KRATERVULLER JA
TIJD: : 1.5 s
EINDW.DRAADSNELH.: 2.8 m/min
NABRANDTIJD: 0.08 s
GASVOORSTROOM: 0.5 s
KRATER D
VULLING
HOT D
START
4--
TACT
VERLAAT
Uiteindelijke draadaanvo ersnelheid
Hier geeft u de draadaanvoersnelheid aan die aan het einde van de krater vulling
moet gelden.
STOP WAARDE, SYNERGISCHE KEUZE
Zetdecursoropde
regel UITEINDEL.
DRAADAANVOER--
SNELHEID. Stel 3,0
m/min. in met een
van de
plus/min-- toetsen.
KRATERVULLER JA
TIJD: : 1.5 s
EINDW.DRAADSNELH.: 3.0 m/min
NABRANDTIJD: 0.08 s
GASVOORSTROOM: 0.5 s
KRATER D
VULLING
HOT D
START
4--
TACT
VERLAAT
-- 2 3 --
bu11d01h
Nabrandtijd
STOP WAARDE, SYNERGISCHE KEUZE
Zetdecursoropde
regel
NABRANDTIJD.
Stel 0,11 sec. in
met een van de
plus/
min--toetsen.
KRATERVULLER JA
TIJD: : 1.5 s
EINDW.DRAADSNELH.: 3.0 m/min
NABRANDTIJD: 0.11 s
GASVOORSTROOM: 0.5 s
KRATER D
VULLING
HOT D
START
4--
TACT
VERLAAT
Gasnastroom
Hier stelt u in hoe lang het inert gas moet stromen nadat het lassen is afgesloten.
STOP WAARDE, SYNERGISCHE KEUZE
Zetdecursoropde
regel
GASVOORSTR.
Stel 2,0 sec. in met
een van de
plus/min--toetsen.
KRATERVULLER JA
TIJD: : 1.5 s
EINDW.DRAADSNELH.: 3.0 m/min
NABRANDTIJD: 0.11 s
GASVOORSTROOM: 2.0 s
KRATER D
VULLING
HOT D
START
4--
TACT
VERLAAT
Nu zijn alle stopdata--instellingen uitgevoerd en is een complete set lasdata voor
MIG/MAG--lassen gereed.
-- 2 4 --
bu11d01h
3 MMA--lassen
3.1 Synergie
De lasstroombron heeft een synergiefunctie voor MMA--lassen.
Dat houdt in dat de lasstroombron automatisch de laseigenschappen voor de door u
gekozen soort elektrode en diameter optimaliseert.
3.2 Basisinstellingen
De basisinstellingen voor MMA--lassen worden uitgevoerd in het hoofdmenu van het
instelkastje.
1. Lasproces = MMA
2. Elektrodetype
Als u zich aan de syner giefunctie wilt houden, kunt u u it drie elektrodetypes
kiezen.
S Basisch
S Rutiel
S Cellulose
3. Elektrodediameter
De onderstaande tabel toont de elektrodediameters die kunnen worden gekozen in
overeenstemming met de synergie van de lasstroombron.
Elektrodetype Elektroded iameter (mm)
Basisch 1,6 2,0 2,5 3,25 4,0 5,0 6,0
Rutiel 1,6 2,0 2,5 3,25 4,0 5,0 6,0
Cellulose 2,5 3,25
-- 2 5 --
bu11d01h
3.3 Lasdata
Indien u zich houdt aan de synergie van de lasstroombron hoeft slechts de
lasstroom ingesteld te worden.
De lasstroom kan tevens tijdens het lassen worden ingesteld met de +/-- knoppen.
Bij het instellen van de lasstroom wordt automatisch de arcforce ingesteld indien de
lasstroombron in de synergiestand staat.
ESAB -- LUD 450
Roep het INSTELLEN--
menu op door op de
STEL IN--toets te
drukken.
PROCES: MMA
TYPE ELEKTRODE BASISCH
DIAMETER ELEKTRODE: 3.25 mm
BIJKOM. HULPFUNCTIES
STEL IN MEET
GEHEU-
GEN
SNEL.
MODE
ENTER
LASDATA INSTELLEN
Met onze ingestelde
combinatie van
elektrodetype en
elektrodediameter
heeft de lasstroombron
de lasstroom ingesteld
op 80 A.
STROOM: 80 A
SYNERGISCHE KEUZE: AAN
VERLAAT
-- 2 6 --
bu11d01h
3.4 Configuratie--MMA
Zie onder punt 9.2.6.
3.5 Instelvoorbeeld MMA
Hieronder volgt een instelvoorbeeld voor MMA--lassen.
3.5.1 Basisinstellingen
In het hoofdmenu worden de instellingen uitgevoerd die de keuze van de elektr ode
betreffen.
We roepen nu, als dit nog niet gedaan is, het hoofdmenu op door op de MENU --toets
te drukken. We zullen de volgende drie instellingen uitvoer en:
S PROCES = MMA
S ELEKTRODETYPE= RUTIEL
S ELEKTRODEDIAMETER = 2,5 mm
Proces
ESAB --LUD 450
Loop m.b.v. de
pijltjestoetsen door het
menu totdat de regel
PROCES wordt
gemarkeerd. Druk op
ENTER om een lijst
met alternatieven te
krijgen.
PROCES: MMA
TYPE ELEKTRODE BASISCH
DIAMETER ELEKTRODE: 3.25 mm
BIJKOM. HULPFUNCTIES
STEL IN MEET
GEHEU-
GEN
SNEL.
MODE
ENTER
Zet de cursor op de regel MMA in de lijst en druk
op ENTER. Daarmee hebben we PROCES = MMA ingesteld.
Type elektrode
ESAB --LUD 450
Loop m.b.v. de
pijltjestoetsen door het
menu totdat de regel
ELECTRODE TYPE
wordt gemarkeerd.
Druk op ENTER om
een lijst met
alternatieven te krijgen.
PROCES: MMA
TYPE ELEKTRODE BASISCH
DIAMETER ELEKTRODE: 3.25 mm
BIJKOM. HULPFUNCTIES
STEL IN MEET
GEHEU-
GEN
SNEL.
MODE
ENTER
Zet de cur sor op de regel RUTIEL in de lijst en druk op
ENTER. Daarmee hebben we ELEKTRODETYPE =
RUTIEL ingesteld.
MIG/MAG
MMA
TIG
GUTSEN
BASISCH
RUTIEL
CELLULOSE
1.6 mm
2mm
2.5 mm
3.25 mm
4mm
5mm
6mm
-- 2 7 --
bu11d01h
Elektrodediameter
ESAB -- LUD 450
Loop m.b.v. de
pijltjestoetsen door het
menu totdat de regel
ELEKTRODE--
DIAMETER wordt
gemarkeerd. Druk op
ENTER om een lijst
met alternatieven te
krijgen.
PROCES: MMA
TYPE ELEKTRODE RUTIEL
DIAMETER ELEKTRODE: 3.25 mm
BIJKOM. HULPFUNCTIES
STEL IN MEET
GEHEU-
GEN
SNEL.
MODE
ENTER
Zet de cursor op d e regel voor 2,5 mm in de lijst en
druk op ENTER. Daarmee hebben we
ELEKTRODEDIAMETER = 2,5 mm ingesteld.
ESAB -- LUD450
PROCES: MMA
TYPE ELEKTRODE RUTIEL
DIAMETER ELEKTRODE: 2.5 mm
BIJKOM. HULPFUNCTIES
STEL IN MEET
GEHEU-
GEN
SNEL.
MODE
ENTER
De volgende regel in het hoofdmenu is AANVULLENDE FUNCTIES. U kunt meer
over deze functies lezen in het hoofdstuk “AANVULLENDE FUNCT IES“ Zie onder
punt 9.
Nu zijn we klaar met de instelling voor MMA--lassen.
-- 2 8 --
bu11d01h
4 TIG--lassen
4.1 Basisinstellingen
Basiskeuzes voor TIG--lassen maakt u in het hoofdmenu.
1. Lasproces = TIG
2. Lasmethode
Bij TIG--lassen kunt u kiezen uit twee lasmethodes.
S Constante stroom
S Pulseren
3. Startmethode
U kunt kiezen uit twee startmethodes.
S Liftarc--start
S HF--start
Bij Liftarc--start gaat de vlamboog branden wanneer de elektrode in contact komt
met het werkstuk en u vervolgens de elektrode weer oplicht. Bij HF--start gaat de
vlamboog branden door de vonkoverslag die plaatsvindt wanneer de elektrode
zich op een bepaalde afstand van het werkstuk bevindt.
4. Trekkerfunctie
Bij TIG--lassen kunt u kiezen of de trekker van de TIG--brander een 2
taktsfunctie of een 4--taktsfunctie dient te hebben. Het voornaamste verschil is
dat men bij 2--takt de trekker tijdens het lassen ingedrukt houdt, ter wijl me n met
4--takt de trekker los kan laten. Het verschil tussen 2--takt en 4--takt wordt samen
met de overige functies in het start-- en stopverloop in de volgende afbeeldingen
geïllustreerd.
2--takt
Gasvoorstroom
Slope
up
Slope
down
Gasnastroom
1
2
Bij 2--takt start een evt. gasvoorstroom als de trekker van de T IG--brander wordt
ingedrukt ( 1). Daarna gaat het stroomniveau omhoog tot pilootniveau (een paar
ampère) en de vlamboog wordt ontstoken. Daarna gaat de stroom omhoog tot de
ingestelde waarde (met eventueel slope--up).
Als de trekker vervolgens wordt losgelaten (2) daalt de stroom weer tot pilootniveau
(met eventueel slope--down) en dooft de vlamboog.
Daarna volgt een evt. gasnastroom.
-- 2 9 --
bu11d01h
4--takt
Gasvoor-
stroom
Slope
up
Slope
down
Gasnastroom
1
2
3
4
Bij 4--takt start een evt. gasvoorstroom als de trekker wordt ingedrukt (1). Als de
gasvoorstroomtijd is verstreken, gaat het stroomniveau omhoog tot pilootniveau (een
paar ampère) en wordt de vlamboog ontstoken.
Als de trekker vervolgens wordt losgelaten (2) gaat de stroom omhoog tot de
ingestelde waarde (met eventueel slope--up).
Als de trekker weer wordt ingedrukt (3) daalt de stroom tot pilootniveau (met
eventueel slope--down).
Als de trekker weer wordt losgelaten (4) dooft de vlamboog en een evt. gasnastroom
gaat verder.
Wanneer u zich in het lasdata--instelmenu of in het meetmenu bevindt, kunt u met
een van de zachte knoppen omschakelen tussen 2--takt en 4--takt.
4.2 Lasdata--instellingen
De waarden van de lasparameters worden in het instelmenu ingesteld. Bepaalde
parameters zijn specifiek voor de gekozen methode en bepaalde parameters zijn
gemeenschappelijk voor de beide TIG--methodes. De volgende parameters worden
bij T IG--lassen ingesteld.
De tabel met instelgebieden staat in de APPENDIX“ Zie onder punt 10.
Methode CONSTANTE STROOM Methode PULSEREN
S Stroom S Pulsstroom
S Slope --up S Achtergrondstroom
S Slope --down S Pulstijd
S Voorstroom gas S Achtergrondtijd
S Nastroom gas S Slope --up
S Slope --down
S Voorstroom gas
S Nastroom gas
-- 3 0 --
bu11d01h
Stroom
Met stroom wordt hier bedoeld de lasstroom bij lassen met constante stroom.
Pulsstroom en achtergrondstroom
Bij gepulseerde stroom moet u een aantal parameters instellen die met de lasstroom
samenhangen. Pulsstroom en achtergrondstroom geven aan tussen welke
stroomwaarden de pulsen moeten liggen, zie de volgende figuur.
Pulsstroom
Achtergrondstroom
Pulstijd
Achtergrondtijd
Stroom
Tijd
Pulstijd en achtergrondtijd
De pulstijd geeft de duur van de stroompulsen aan.
De achtergrondtijd geeft de duur van de achtergrondstroom aan.
Bij lassen met gepulste stroom: zie afbeelding hierboven. Het instelbereik voor zowel
pulstijd als achtergrondtijd is 0,001--5,000 sec.
Voorstroom gas en nastroom gas
Met de parameters voorstroom gas en nastroom gas geeft men aan hoe lang men
wilt dat het inerte gas vóór, respectiev elijk na het lassen moet stromen.
Slope--up en slope--down
De slope--parameters betreffen een geleidelijke verhoging resp. verlaging van de
lasstroom gedurende een bepaalde tijd.
-- 3 1 --
bu11d01h
4.3 TIG--configuratie
Zie onder punt 9.2.6.
4.4 Instelvoorbeeld TIG
Hieronder volgt een instelvoorbeeld voor TIG--lassen met de methode constante
stroom. Als u met gepulseerde stroom wilt lassen, vinden de instellingen op een
soortgelijke manier plaats.
4.4.1 Basisinstellingen
We roepen nu, als dit nog niet gedaan is, het hoofdmenu op door op de MENU --toets
te drukken.
We zullen de volgende vier instellingen uitvoer en:
S PROCES = TIG
S METHODE = CONSTANTE STROOM
S STARTMETHODE = LIFTARC--START
S TREKKERFUNCTIE= 2--TAKT
Proces
ESAB -- LUD 450
Loop m.b.v. de
pijltjestoetsen door
het menu totdat de
regel PROCES
wordt gemarkeerd.
Druk op ENTER
om een lijst met
alternatieven te
krijgen.
PROCES: MMA
TYPE ELECTRODE : RUTIEL
DIAMETER ELECTRODE : 2.5 mm
BIJKOM. HULPFUNCTIES
STEL IN MEET
GEHEU-
GEN
SNEL.
MODE
ENTER
Zet de cursor op de regel voor TIG in de lijst en druk
op ENTER. Daarmee hebben we PROCES = TIG
ingesteld.
MIG/MAG
MMA
TIG
GUTSEN
CONSTANT STROOM
GEPULS. STROOM
HF--START
LIFTARC
-- 3 2 --
bu11d01h
Methode
ESAB -- LUD 450
Zetdecursoropde
regel METHODE.
Druk op ENTER
om een lijst met
alternatieven te
krijgen.
PROCES: TIG
METHODE: CONST.STROOM
START METHODE: LIFTARC
KIES TOORTSSCHAKELAAR: 4--TACT
BIJKOM. HULPFUNCTIES
STEL IN MEET
GEHEU-
GEN
SNEL.
MODE
ENTER
Zet de cursor op de regel CONSTANTE STROOM
in de lijst en dru k o p ENTER. Daarmee hebben we
METHODE = CONSTANTE STROOM.
Startmethode
ESAB -- LUD 450
Zetdecursoropde
regel
START--METHOD
E. Druk op ENTER
om een lijst met
alternatieven te
krijgen.
PROCES: TIG
METHODE: CONST.STROOM
START METHODE: LIFTARC
KIES TOORTSSCHAKELAAR: 4--TACT
BIJKOM. HULPFUNCTIES
STEL IN MEET
GEHEU-
GEN
SNEL.
MODE
ENTER
Zet de cursor op de regel LIFTARC--START in de
lijst en druk op ENT ER. Daarmee hebben we
STARTMETHODE = LIFTARC --START ingesteld.
4TACT
2TACT
-- 3 3 --
bu11d01h
Trekkerfunctie
ESAB -- LUD 450
Zetdecursoropde
regel
TREKKER--FUNCTIE.
Druk op ENTER
om een lijst met
alternatieven te
krijgen.
PROCES: TIG
METHODE: CONST.STROOM
START METHODE: LIFTARC
KIES TOORTSSCHAKELAAR: 2/4--TACT
BIJKOM. HULPFUNCTIES
STEL IN MEET
GEHEU-
GEN
SNEL.
MODE
ENTER
Zet de cursor op de regel 2--TAKT in de lijst en
druk op ENTER. Daarmee hebben we
TREKKERFUNCTIE = 2--TAKT ingesteld.
ESAB -- LUD 450
PROCES: TIG
METHODE: CONST.STROOM
START METHODE: LIFTARC
KIES TOORTSSCHAKELAAR: 2--TACT
BIJKOM. HULPFUNCTIES
STEL IN MEET
GEHEU-
GEN
SNEL.
MODE
ENTER
De volgende regel in het hoofdmenu is AANVULLENDE FUNCTIES. U kunt meer
over deze functies lezen in het hoofdstuk “AANVULLENDE FUNCT IES“ Zie onder
punt 9.
-- 3 4 --
bu11d01h
4.4.2 Lasdata--in stellin g en
In het inste lmenu stelt u de waarde n voor de ve rschillende lasparameters in.
We zullen de volgende instellingen uitvoeren:
S STROOM = 200 A
S SLOPE--UPTIJD = 2,0 sec.
S SLOPE--DOWNTIJD = 1,4 sec.
S VOORSTROOM GAS= 3,0 sec.
S NASTROOM GAS= 5,0 sec.
We beginnen met het oproepen van het hoofdmenu door op de MENU--knop te
drukken. Roep het instelmenu op door op de STEL--knop te drukken. We maken nu
de volgende instelling:
Stroom
LASDATA INSTELLEN
Zetdecursoropde
regel STROOM.
Stel de waarde 200
A in met een van
de beide
plus/min--toetsen.
STROOM: 200 A
SLOPEUPTIJD: 4,0s
SLOPE DOWN TIJD: 6,0 s
GAS VOORSTROOM: 2.5 s
GAS NASTROOM: 3.3 s
GAS
SPOELEN
4
TACT
VERLAAT
Slope--up en slope--down
Parametrene slope opp og slope ned er definert til hver sin pluss/minus--tast. Ved
innstilling av slope opp brukes den øverste tasten og ved innstilling av slope ned
brukes den nederste tasten.
LASDATA INSTELLEN
Plaats de cursor op de
regel voor SLOPE UP
en SLOPE DOWN
TIJD. Stel de
SLOPEUPTIJDinop
2,0 sec. door hierheen
te gaan met de
bovenste
plus/min--knop.
STROOM: 200 A
SLOPEUPTIJD:#2.0s
SLOPE DOWN TIJD:
*
6.0 s
GAS VOORSTROOM: 2.5 s
GAS NASTROOM: 3.3 s
GAS
SPOELEN
4
TACT
VERLAAT
-- 3 5 --
bu11d01h
LASDATA INSTELLEN
Stel de SLOPE
DOWN TIJD in op
1,4 sec. door
hierheen te gaan
met de onderste
plus/min--knop.
STROOM: 200 A
SLOPEUPTIJD:#2.0s
SLOPE DOWN TIJD:
*
6.0 s
GAS VOORSTROOM: 2.5 s
GAS NASTROOM: 3.3 s
GAS
SPOELEN
4
TACT
VERLAAT
Voor-- en nastroom gas
De parameters voor-- en nastroom gas zijn op dezelfde manier als de bovenstaande
slope--parameters elk aan een specifieke plus/min--toets gekoppeld. De bovenste
plus/min--toets geldt bij het instellen van voorstroom gas en de onderste bij het
instellen van nastroom gas.
LASDATA INSTELLEN
Plaats de cursor op de
regel voor VOOR-- en
NASTROOM GAS.
Stel 3,0 sec. in voor
VOORSTROOM GAS
door hierheen te gaan
met de
bovenste plus/
min--knop.
STROOM: 200 A
SLOPEUPTIJD:#2.0 s
SLOPE DOWN TIJD:
*
6.0 s
GAS VOORSTROOM: 2.5 s
GAS NASTROOM: 3.3 s
GAS
SPOELEN
4
TACT VERLAAT
LASDATA INSTELLEN
Stel NASTOOM
GASinop5,0sec.
door hierheen te
gaan met de
onderste
plus/min--knop.
STROOM: 200 A
SLOPEUPTIJD:#2.0 s
SLOPE DOWN TIJD:
*
6.0 s
GAS VOORSTROOM: 2.5 s
GAS NASTROOM: 3.3 s
GAS
SPOELEN
4
TACT
VERLAAT
Daarmee hebben we een comp lete instelling voor TIG--lassen uitgevoerd.
-- 3 6 --
bu11d01h
5 GUTSEN MET EEN KOOLBOOG
5.1 Synergie
De lasstroombron heeft een synergiefunctie voor gutsen met een koolboog.
Dit houdt in dat de lasstroombron automatisch de geschikte waarde voor spanning
instelt vanuit de keuze van de elektrodediameter.
U kunt een elektrode met een andere diameter gebruiken dan die in het instelkastje
aanwezig zijn, maar dit houdt in dat de gebruiker zelf de noodzakelijke instellingen
van bepaalde parameters moet uitvoeren.
5.2 Basisinstellingen
De basisinstellingen voor gutsen met een koolboog worden in het hoofdmenu van
het instelkastje uitgevoerd.
1. Lasproces = GUTSEN MET EEN KOOLBOOG
2. Elektrodediameter
De onderstaande tabel toont de elektrodediameters die kunnen worden gekozen in
overeenstemming met de synergie van de lasstroombron.
Elektrodediameter
4mm
5mm
6mm
8mm
5.3 Lasdata
Als u zich aan de synergie van de lasstroombron houdt, hoeven er eigenlijk geen
lasdata te worden ingesteld. De parameter spanning kan echter wel worden
afgesteld.
De onderstaande gecursiveerde parameters zijn zgn. constanten. Deze worden niet
door een evt. afstelling van de spanning beïnvloed.
Lasparameters bij gutsen met een koolboog
Lasparameters bij gutsen met een
koolboog
S Spanning
S Inductantie
S Regulateurtype
De tabel met de instelgebieden van de parameters staat in de APPENDIX“ Zie
onder punt 10.
-- 3 7 --
bu11d01h
5.4 Instelvoorbeeld voor gutsen met een koolboog
5.4.1 Basisinstellingen
In het hoofdmenu stelt u de elektrodediameter in.
We roepen nu het hoofdmenu op door op de MENU--toets te drukken.
We zullen de volgende twee instellingen uitvoeren:
S PROCES = GUTSEN MET EEN KOOLBOOG
S ELEKTRODEDIAMETER = 8 mm
Proces
ESAB -- LUD 450
Loop m.b.v. de
pijltjestoetsen door het
menu totdat de regel
PROCES wordt
gemarkeerd. Druk op
ENTER om een lijst
met alternatieven te
krijgen.
PROCES: MMA
TYPE ELECTRODE : RUTIEL
DIAMETER ELECTRODE : 6 mm
BIJKOM. HULPFUNCTIES
STEL IN MEET GEHEUGEN
SNEL.
MODE
ENTER
Zet de cursor op de regel GUTSEN MET EEN
KOOLBOOG in de lijst en druk op ENTER.
Daarmee hebben we PROCES = GUTSEN
Elektrodediameter
ESAB -- LUD 450
Loop m.b.v. de
pijltjestoetsen door het
menu totdat de regel
ELEKTRODE
--DIAMETER wordt
gemarkeerd. Druk op
ENTER om een lijst
met alterna-- tieven te
krijgen.
PROCES: GUTSEN
DIAMETER ELEKTRODE: 6 mm
BIJKOM. HULPFUNCTIES
STEL IN MEET GEHEUGEN
SNEL.
MODE
ENTER
Zet de cursor op de regel 8 mm en druk op
ENTER. Daarmee is de instelling
ELEKTRODEDIAMETER = 8 mm gereed.
Daarmee zijn we klaar met het instellen voor gutsen met een koolboog.
MIG/MAG
MMA
TIG
GUTSEN
4mm
5mm
6mm
8mm
-- 3 8 --
bu11d01h
5.4.2 Lasdata
In het instelmenu kunt u zien welke waarde voor de parameter spanning is ingesteld.
U kunt desgewenst ook de spanningswaarde afstellen.
ESAB -- LUD 450
Ga naar het
instelmenu door op
de
INSTELLEN--toets
te drukken.
PROCES: GUTSEN
DIAMETER ELEKTRODE: 8 mm
BIJKOM. HULPFUNCTIES
STEL IN MEET GEHEUGEN
SNEL.
MODE ENTER
LASDATA INSTELLEN
Met onze instelling
van de
elektrodediameter
heeft de
lasstroombron de
spanning ingesteld
op 43 V.
SPANNING: 43.0 V
SYNERGISCHE KEUZE: AAN
VERLAAT
-- 3 9 --
bu11d01h
6 MEETWAARDEVAK
6.1 Beschrijving van het meetwaardevak
In het meetwaardevak kunt u tijdens het lassen de gemeten waarden voor
verschillende lasparameter s zien. Welke parameters dit zijn is afhankelijk van het
gekozen lasproces.
Het onderstaande voorbeeld toont een meetwaardevak voor MIG/MAG.
TIP!
Bij pulseren kunt u kiezen of de spanningswaarde moet worden getoond als
gemiddelde waarde of als puls--gemiddelde waarde.
Deze instelling kan gemaakt worden bij MIG/MAG--basisinstellingen. Zie punt
9.2.4.3.
Let erop dat het hoofdmenu in het tekenvenster wordt getoond als u het
meetwaardevak wilt oproepen. Druk op de METEN--toets.
ESAB -- LUD 450
PROCES: MIG/MAG
METHODE: DIP/SPRAY
DRAAD TYPE: Fe
BESCHERMGAS: Ar+8%CO2
DRAAD DIAMETER: 1.2 mm
BIJKOM. HULPFUNCTIES
STEL IN MEET
GEHEU-
GEN
SNEL.
MODE
ENTER
Zo kan het meetwaardevak eruitzien. De pijl helemaal rechtsonder in het
tekenvenster geeft aan dat er meer informatie aanwezig is dan er in het
tekenvenster kan staan.
DIP/SPRAY, Fe, CO2, 1.2 mm
Ga met de
pijltjestoets naar
beneden.
22,5 Volt
134 Amp
6,0 m/min
REM VERLAAT
-- 4 0 --
bu11d01h
In het tekenvenster wordt een vierde meetwaarde zichtbaar.
DIP/SPRAY, Fe, CO2, 1.2 mm
134 Amp
6,0 m/min
3,01 kW
REM VERLAAT
6.2 Overige ingestelde waarden
In het meetwaardevak kunt u de waarde voor bepaalde parameter s wijzigen. Welke
parameters dit zijn is afhankelijk van het ingestelde lasproces. De parameterwaar -
den die kunnen worden afgesteld zijn altijd met of gemarkeerd.
DIP/SPRAY, Fe, CO2, 1.2 mm
Wijzigen door op
of op
te drukken. Het
venster dat verschijnt,
verdwijnt na 1,5 sec.
als geen van de
toetsen wordt gebruikt.
22,5 Volt
134 Amp
6,0 m/min
VOLTAGE: 22,5 (+3,5) V
REM VERLAAT
-- 4 1 --
bu11d01h
7 BEDIENEN VAN HET GEHEUGEN
In het instelkastje kunt u maximaal 99 sets lasdata opslaan. Elke dergelijke set
krijgt een nummer van 1 tot 99. Als het lasdatageheugen vol raakt, d.w.z. als er 99
datasets zijn opgeslagen en u nog een set wilt opslaan, wordt de oudste set lasdata
automatisch gewist.
U kunt lasdatasets wissen en kop iëren en ook een set lasdata naar het
werkgeheugen oproepen.
Hier volgt een voorbeeld van de manier waarop u opslaat, oproept, kopieert en wist.
7.1 Opslaan
Let erop dat het hoofdmenu in het tekenvenster wordt getoond als u een dataset wilt
opslaan. Druk op de GEHEUGEN--toets. Als het lasdatageheugen leeg is, wordt het
volgende vak in het tekenvenster zichtbaar.
GEHEUGEN FUNCTIES -- OPGESLAGEN GEGEVENS
:
GEEN OPGESLAGEN DATA
:
OPSLAAN VERLAAT
Voorbeeld
We zullen nu een set lasdata opslaan. Deze moet geheugenpositie 10 krijgen. Druk
op de OPSLAAN--toets. Het volgende vak wordt in het tekenvenster zichtbaar.
OPSLAAN I N DATA NR. 1
Als u hier op
ENTER dru kt,
wordt de dataset
als nummer 1
bewaard. Dit blijkt
uit d e bovenste
regel in het
tekenvenster
VERLAAT ENTER
Met behulp van een van de plus/min--toetsen, kunt u aangeven welke
geheugenpositie u aan de dataset wilt geven. Dit wordt zichtbaar op de bovenste
regel in het tekenvenster.
Het cijfer op de bovenste regel in het tekenvenster is de eerste lege positie die in het
geheugen is gevonden.
-- 4 2 --
bu11d01h
OPSLAAN I N DATA NR. 10
Ga met een van de
plus/min--toetsen
naar nummer 10.
Druk op ENTER.
VERLAAT ENTER
Nu is de dataset als nummer 10 opgeslagen. Helemaal onderaan in het
tekenvenster kunt u delen van de inhoud van dataset nummer 10 zien.
OPSLAAN I N DATA NR. 10
10
" DIP/SPRAY, Fe, CO2, 1.2 mm
VERLAAT ENTER
Ga met de AFBREKEN--toets terug naar het geheugenmenu
Tip!
Als er staat OPSLAAN IN GEHEUGENPOSITIE 1, dan kunt u door op min op
of op
te drukken direct naar set 99 springen.
-- 4 3 --
bu11d01h
7.2 Wissen
In het geheugenmenu kunt u een of meerdere datasets wissen.
Voorbeeld
We zullen nu de dataset wissen die we in een eerder voorbeeld hebben opgeslagen.
Druk op de WISSEN--toets.
GEHEUGEN FUNCTIES -- OPGESLAGEN GEGEVENS
10 50
DIP/SPRAY, Fe, CO2, 1.2 mm
OPSLAAN ANNULER HERNEEM KOPIEER VERLAAT
De laatst opgeslagen dataset wordt automatisch gemarkeerd. Als er meerdere
datasets zijn opgeslagen, kunt u de cursor met de linker-- en rechterpijltjestoetsen
tussen deze sets verplaatsen.
VERWIJDER LASDATA NR. 10
Druk op ENTER
om het wissen van
dataset nummer 10
te bevestigen.
10
" DIP/SPRAY, Fe, CO2, 1.2 mm
VERLAAT ENTER
-- 4 4 --
bu11d01h
7.3 Oproepen
Let erop dat u in het geheugenmenu staat als u een opgeslagen dataset wilt
oproepen. Druk op de HERNEEM--toets.
GEHEUGEN FUNCTIES -- OPGESLAGEN GEGEVENS
10
OPSLAAN ANNULER HERNEEM KOPIEER VERLAAT
Voorbeeld
De laatst opgeslagen dataset wordt automatisch gemarkeerd. Als er meerdere
datasets zijn opgeslagen, kunt u de cursor met de linker-- en rechterpijltjestoetsen
tussen deze sets verplaatsen.
HERNEEM LASDATA NR. 10
Druk op ENTER
om te bevestigen
dat u dataset
nummer 10 wilt
oproepen.
10
" DIP/SPRAY, Fe, CO2, 1.2 mm
VERLAAT ENTER
Ga terug naar het geheugenmenu met de VERLAAT--toets.
7.4 Kopiëren
U kunt de inhoud van een set lasdata naar een nieuwe geheugenpositie kopiëren.
Om te beginnen drukt u op de KOPIEER --toets.
GEHEUGEN FUNCTIES -- OPGESLAGEN GEGEVENS
10
DIP/SPRAY, Fe, CO2, 1.2 mm
OPSLAAN ANNULER HERNEEM KOPIEER VERLAAT
-- 4 5 --
bu11d01h
Voorbeeld
De laatst opgeslagen dataset wordt automatisch gemarkeerd. Als er meerdere
datasets zijn opgeslagen, kunt u de cursor met de linker-- en rechterpijltjestoetsen
tussen deze sets verplaatsen. We zullen nu de inhoud van geheugenpositie 10 naar
positie 50 kopiëren.
Met een van de plus/min--toetsen kunt u aangeven naar welke geheugenpositie u
wilt kopiëren.
KOPIER LASDATA NR. 10 NAAR NR. 50
Ga met de
plus--toets naar
nummer 50 en druk
op ENTER
10
" DIP/SPRAY, Fe, CO2, 1.2 mm
VERLAAT ENTER
STORE OVER EXISTING WELD DATA ?
10
" DIP/SPRAY, Fe, CO2, 1.2 mm
NEEN JA
Daarmee is lasdata nummer 10 naar geheugenpositie 50 gekopieerd.
Zou geheugenpositie 50 al bezet zijn, dan kreeg u hierover informatie in het
tekenvenster.
KOPIER LASDATA NR. 10 NAAR NR. 50
10
" DIP/SPRAY, Fe, CO2, 1.2 mm
50
VERLAAT ENTER
Ga terug naar het geheugenmenu met de VERLAAT--toets.
-- 4 6 --
bu11d01h
7.5 Afstandsbediening
We beginnen met het oproepen van het hoofdmenu door op de MENU--knop te
drukken. Roep het meetmenu op door op de MEET--knop te drukken.
DIP/SPRAY, Fe, CO2, 1.2 mm
Vanuit het meetmenu
kunt u door op de knop
“Afstand“ te drukken
overschakelen op het
bedienen van de
uitrusting via een
afstandsbediening.
Er zijn 4 verschillende
afstandsbedieningen:
22,5 Volt
134 Amp
6,0 m/min
REM
Digitale afstandsbediening
Er wordt een digitale afstandsbediening gebruikt wanneer men lasdatasets vanuit
het lasdatageheugen wilt oproepen zonder het instelkastje te gebruiken.
S Aristo Control 5--programma.
Met deze afstandsbediening kunt u 5 verschillende lasdatasets uit het geheugen
oproepen. U bewaart deze op geheugenplaats 1--5.
U kunt tevens de spanning instellen vanuit het door u opgeroepen
lasprogramma.
Analoge afstandsbediening
Met een analoge afstandsbediening kunt u de primaire parameters van het
lasproces r egelen vanaf een andere eenheid dan het instelkastje.
S Aristo Control Synergic PAE 2.
Met deze afstandsbediening kunt u de draadaanvoersnelheid en de spanning
vergroten/verkleinen vanuit de door u gekozen synergielijn.
S Esab PSF--laspistool met 2 knoppen.
Dit laspistool heeft 2 knoppen waarmee u de draadaanvoersnelheid en de
spanning kunt vergroten/verkleinen vanuit de door u gekozen synergielijn. Ook
instellen tijdens het lassen is mogelijk.
S Esab PSF--laspistool met 3 programma’s.
Dit laspistool heeft een 3--standenknop.
Met deze knop kunt u 3 verschillende lasdatasets uit het geheugen oproepen,
bijv. voor kernrups en vulrupsen. Ook is het mogelijk om midden onder het
lassen van lasprogramma te wisselen.
7.5.1 Configureren voor afstandsbediening
Zie punt 9.2.3.
-- 4 7 --
bu11d01h
8 SNELINSTELLING
8.1 Beschrijving van de snelinstelling
Als u een of meerdere sets lasdata in het lasdatageheugen heeft opgeslagen, kunt u
een of meer hiervan (maximaal vier) via de SNELSTAND--toets toegankelijk maken,
zodat ze in het hoofdmenu kunnen worden gebruikt.
ESAB -- LUD 450
De eerste instelling
betreft het type
lasproces. Loop m.b.v.
de pijltjestoetsen door
het menu totdat de
regel PROCES wordt
gemarkeerd. Druk op
ENTER om een lijst
met alternatieven te
krijgen.
PROCES: MIG/MAG
METHODE: DIP/SPRAY
DRAAD TYPE: AlSi
BESCHERMGAS: Ar
DRAAD DIAMETER: 1.0 mm
BIJKOM. HULPFUNCTIES
STEL IN MEET
GEHEU-
GEN
SNEL.
MODE
ENTER
Als u op de toets voor snelstand drukt, kan het vak er op deze m anier uitzien.
DIP/SPRAY, Fe CO2, 1.2 mm
22,5 Volt
134 Amp
6,0 m/min
LAS.
DATA 1
LAS.
DATA 2
LAS.
DATA 3
LAS.
DATA 4
4--
TACT
Vier van de zachte toetsen kunnen dus elk aan een set lasdata in het
lasdatageheugen zijn “verbonden”. De vijfde zachte toets is gereserveerd voor het
omschakelen tussen 2--takt en 4 takt (MIG/MAG en TIG).
8.2 Configuratie van de snelinsteltoetsen
Zie onder punt 9.2.8.1.
Installeer
de PC --
kaart hier
-- 4 8 --
bu11d01h
9 AANVULLENDE FUNCTIES
9.1 Geheugenkaartfuncties
Om de geheugenkaartfuncties te kunnen gebruiken
moet u eerst de PC--kaart installeren.
1. Schakel de stroom naar de lasmachine uit
2. Plaats de PC--kaart
3. Schakel de stroom in
4. Druk op aanvullende functies, ENTER
5. Druk op geheugenkaartfunctie, ENTER
Het volgende tekenvenster verschijnt:
GEHEUGENKAARTFUNCTIES
LASDATA--INSTELLINGEN
OPSLAAN ANNULER HERNEEM VERLAAT
OPSLAAN
Wordt gebruikt om de geldende lasdata--instellingen (opgenomen geheugenposities
1--99) vanuit het instelkastje op te slaan naar de PC--kaart.
Als dezelfde lasdata reeds op de kaart zijn opgeslagen, worden
deze
overgeschreven door degene die in het eigen geheugen van het instelkastje staan.
Voorbeeld
De lasdata--instel-
lingen in het
instelkastje zijn:
De PC--kaart
is nu leeg.
PC --kaartInstelkastje
123101250
PC --kaart
123101250
Druk op OPSLAAN.
De lasdata--instellingen van het instelkastje zijn nu
opgeslagen op de PC--kaart
-- 4 9 --
bu11d01h
WISSEN
Wordt gebruikt als u de inhoud van de PC--kaart wilt wissen (alle lasdata--in stel-
lingen).
Voorbeeld
De lasdata--instellingen op de PC--kaart zijn:
PC --kaart
123101250
Druk op WISSEN. De PC--kaart is nu leeg.
PC --kaart
HERROEPEN
Wordt gebruikt om lasdata--instellingen van de PC--kaart naar het instelkastje te
kopiëren. Als er r eeds een lasdata--instelling in het eigen geheugen van het kastje is,
wordt deze overgeschreven door degene die op de PC --kaart is opgeslagen.
Voorbeeld
Druk op HERROE-
PEN
PC --kaartInstelkastje
123101250 23456
Instelkastje
123456
10 12 50
Het instelkastje heeft nu 3 nieuwe sets lasdata (4,
5, 6) en de sets 2 en 3 werden geüpdatet door
degene die op de PC--kaart stonden opgeslagen.
Foutmelding
Als het instelkastje een fout in de PC--kaart aangeeft, ziet u een foutmelding die de
fout in kwestie in het kort beschrijft.
Controleer het volgende:
S Of de PC --kaart juist is ingestoken.
S Of de PC --kaart van een onbekend of n iet goedgekeurd merk is.
S Of op de kaart opgeslagen data compatibel zijn met de software in het
instelkastje.
S Of de PC--kaart een onjuist versienummer heeft, of van een ouder formaat is.
-- 5 0 --
bu11d01h
9.2 Configuratie
9.2.1 Taalkeuze
Zie onder punt 1.3.
9.2.2 Vergrendelfunctie
HOOFDMENU
BIJKOM. HULPFUNCTIES
CONFIGURATIE
BLOKKERINGSFUNCT
.
Soms wil men d e toegang tot bepaalde functies in het instelkastje beperken om te
voorkomen dat belangrijke param eter s of instellingen door iemand anders worden
gewijzigd.
Wanneer de vergrendelfunctie geactiveerd is en m en zich in het meetscherm
(afstandsbediening) of snelinstellingenscherm bevindt, is er telkens wanneer m en
naar het hoofdmenu probeert te gaan door op de VERLAAT-- of MENU--knop te
drukken een password ( vergrendelcode) vereist. Normaliter komt de uitrusting na
aangezet te zijn in een van deze drie standen, en de enige manier om deze te
verlaten om naar andere menu’s te gaan is een correct password (correcte
vergrendelcode) aan te geven.
BLOKKERINGSFUNCTIES
BLOKKERINGSSTATUS UIT
INSTEL/AANPAS. BLOKKEERCODE
VERLAAT ENTER
In de STAND VERGRENDELCODE kan men de vergrendelfunctie activeren/deacti-
veren zonder de bestaande vergrendelcode te wissen indien men de functie
deactiveert. Als er geen vergrendelcode is opgeslagen en men probeert de
vergrendelfunctie te activeren, belandt men in het scherm met een op een computer
lijkend “toetsenbord“ teneinde een nieuwe code in te voeren.
Wanneer men deze heeft geactiveerd, verschijnt er een klein icoontje met een
sleutel op de eerste regel in het tekenkader teneinde aan te geven dat de
vergrendelfunctie is geactiveerd. Men kan zich dan zonder enige belemmering
vrijelijk door alle menu’s bewegen totdat men in het meetscherm of het
snelinstellingenscherm komt. Op dat moment treedt de vergrendelfunctie in werking,
die de gebruiker verhindert deze schermen te verlaten zonder eerst de
vergrendelcode in te voeren.
In AANGEVEN/WIJZIGEN VERGRENDELCODE kunt u een bestaande
vergrendelcode herzien of een nieuwe invoeren.
Een vergrendelcode kan uit max. 10 tekens of cijfers naar keuze bestaan.
-- 5 1 --
bu11d01h
Het verlaten van d e vergrendelstand
Wanneer m en zich in het meetscher m of snelinstellingenscher m bevindt en de
vergrendelfunctie g ed eactiveerd heeft, kan men zonder beperkingen deze
schermen verlaten door op AFBREKEN of de MENU--knop te drukken om zo terug
te keren naar het hoofdmenu.
Heeft m en de functie geactiveerd en men probeert eruit te komen, verschijnt het
volgende scherm teneinde de gebruiker te waarschuwen voor de vergrendelbeveili-
ging.
DRUK ENTER
BLOKKEERCODE
Hier kunt u AFBREKEN (ongedaan maken) kiezen en zo terugkeren naar het
voorgaande scherm, of doorgaan door op ENTER te drukken om de vergrendelcode
in te voeren.
U komt dan in het scherm met het toetsenbord, waar u de code in kunt geven, om
deze bevestigen met de enter knop op het toetsenbord.
Indien de code onjuist is, krijgt men een foutmelding die de gebruiker de
mogelijkheid biedt het nogmaals te proberen of terug te keren naar het
oorspronkelijke scherm , d.w.z. het meetscher m of het snelinstellingenscherm.
Indien de code juist is, worden alle vergrendelingen voor ander e m enu’s ver wijder d,
maar de vergr endelfunctie b lijft geactiveerd. Dat houdt in dat de gebruiker het
meet--/snelinstellingenscherm tijdelijk kan verlaten, maar bij ter ugkeer hierheen weer
in de vergrendelstand belandt.
Wanneer men buiten het meet--/snelinstellingenscherm iets wil wijzigen (bijv.
instellingen, deactiveren van de vergrendelfunctie etc.), kan men hiernaar en naar
de vergrendelfunctie terugkeren om deze opnieuw te activeren en de gebruiker weer
“vergrendelen“ in het m eet--/snelinstellingenscher m.
-- 5 2 --
bu11d01h
9.2.3 Afstandsbediening
HOOFDMENU
BIJKOM.HULPFUNCTIES
CONFIGURATIE
AFST
ANDSBEDIENING
De configuratie voor de afstandsbedieningen geldt in zijn geheel voor alle eventueel
aangesloten aanvoermechanismen.
Haalt men ANALOOG1 uit de configuratie, dan geldt dat voor beide aanvoermecha -
nismen wanneer men dubbele aanvoermechanismen gebruikt.
MIG/MAG -- AFSTANDSBEDIENINGEN
NEGEER AANPASSING: ACTIEF
DIGITALE HANDELING: 5 PROG.
ANALOOG 1: GEEN
ANALOOG 2: GEEN
VERLAAT
ENTER
Plaats de cursor op de regel VERGEET WIJZIGING. Druk op ENTER o m een lijst
met alternatieven te krijgen.
Bij de vergeet wijziging--functie in de “ aan“--stand heeft men na iedere lasstop altijd
weer de oorspronkelijke data actueel vanuit de gebruikte geheugenpositie.
Dat wil zeggen, als m en een wijziging heeft aangebracht in de verhouding ten
opzichte van de synergielijn, bijv. +2V spanning heeft toegevoegd, last en stopt, dan
verdwijnt de wijziging en de oorspronkelijke data worden weer ingesteld.
Dit kan bijv. worden gebruikt bij het uittesten van nieuwe lasdata.
Configureren voor een digitale afstandsbediening
Bij gebruik van een digitale afstandsbediening moet u aangeven welk type
mechanisme u gebruikt; een 5--programsmechanisme of een 32--programsmecha-
nisme ( binary coded). Als u een pistool met een 3--programskeuze heeft, dan kiest u
voor het 5 programsalternatief.
Indien u de cursor op de r egel DIGITAAL GESTUURD plaatst en op ENTER drukt,
dan krijgt u een lijst waaruit u een alternatief kunt kiezen.
BINAIRE CODES
5--PROG.
GEEN
SPANNING
GEEN
DRAADSNELHEID
-- 5 3 --
bu11d01h
Configuratie voor analoge afstandsbediening
Als u een analoge afstandsbediening gebruikt, moet u in het instelkastje aangeven
welke potentiometer(s) (maximaal 2) u wilt gebruiken.
De potentiometers worden in het instelkastje ANALOOG 1 en ANALOOG 2 genoemd
en verwijzen elk naar een voor het lasproces vastgestelde param eter, bijv. spanning
(ANALOOG 1) en draadaanvoer (ANALOOG 2) bij M IG/MAG.
Als u de cursor op de regel ANALOOG 1 zet en op
ENTER drukt, krijgt u een lijst
U kunt nu kiezen of potentiometer ANALOOG 1 wel
(SPANNING) of niet m oet worden gebruikt (GEEN).
Kies de regel SPANNING en druk op ENTER.
MIG/MAG -- AFSTANDSBEDIENINGEN
Het volgende
tekenvenster
verschijnt.
DIGITALE HANDELING: 5--PROG
ANALOOG 1: SPANNING
ANALOOG 2: GEEN
BEREIK:
ANALOOG 1,DIG +/-- MIN. # 8.0 V
MAX:
*
60.0 V
QUIT ENTER
Als u de cursor op de regel ANALOOG 2 zet en op
ENTER drukt, krijgt u een lijst.
U kunt nu kiezen of potentiometer ANALOOG 2 wel
(TRÅDMATINGSHASTIGHET) of niet moet worden
gebruikt (GEEN).
Kies de regel DRAADAANVOERSNELHEID en druk op ENTER.
MIG/MAG -- AFSTANDSBEDIENINGEN
Het volgende
tekenvenster
verschijnt.
DIGITALE HANDELING: 5--PROG
ANALOOG 1: SPANNING
ANALOOG 2: DRAADSNELHEID
BEREIK:
ANALOOG 1,DIG +/-- MIN: # 8.0 V
MAX:
*
50.0 V
ANALOOG 2 MIN: # 1.5 m/min
MAX:
*
25 m/min
VERLAAT ENTER
U dient tevens het regelgebied in te stellen voor die potentiometer(s) die gebruikt
moet(en) worden. Dit doet u door met de plus/min--knoppen een minimumwaarde en
een maximumwaarde aan te geven in het instelkastje.
Dit geldt in niet synergie. In synergie stelt u +-- 10 V op ANALOOG1 in verhouding
tot de gekozen synergielijn, ANALOOG 2 dr aadaanvoer stelt u als in niet syner gie.
4--TACT
2--TACT
-- 5 4 --
bu11d01h
9.2.4 MIG/MAG basisinstellin gen
HOOFDMENU
BIJKOM.HULPFUNCTIES
CONFIGURATIE
MIG/MAG STANDAARDW
AARD
9.2.4.1 Trekkerfunctie
CONFIGURATIE -- MIG/MAG STANDAARDWAARD
Plaats de cursor op
de regel
TOORT.SCHAK.
Druk op ENTER
om een lijst met
alternatieven te
krijgen.
TOORTSSCHAKELAAR KEUZE: 4--TAKT
FUNCTIETOETSEN INSTEL.:
VOLT.MEASURE IN PULSED: PULSE
VERLAAT ENTER
Zet de cursor op de regel 2--TACT
in de lijst en dru k o p ENTER. Daarmee hebben we
TOORTS. 2--TACT ingesteld.
CONFIGURATIE -- MIG/MAG STANDAARDWAARD
TOORTSSCHAKELAAR KEUZE: 2--TAKT
FUNCTIETOETSEN INSTEL.:
VOLT.MEASURE IN PULSED: PULSE
VERLAAT ENTER
-- 5 5 --
bu11d01h
9.2.4.2 De lichte toetsfunctie
HOOFDMENU
BIJKOM.HULPFUNCTIES
CONFIGURATIE
MIG/MAG STANDAARDWARD
FUNCT. T
OETSEN
Eerder hebben we het gehad over de vijf “zachte“ toetsen van het instelkastje. Bij
MIG/MAG--lassen heeft de gebruiker de mogelijkheid om zelf de functie van drie van
deze toetsen in te stellen vanuit een aantal gegeven alternatieven.
Van d e vijf zachte toetsen kan aan de drie meest linkse toetsen een bepaalde functie
worden toegekend.
U kunt kiezen uit de volgende alternatieven:
S Gasstroom
S Draadaanvoer
S Schakeling 2--takt/4--takt
S Kratervulling AAN/UIT
S Kruipstart AAN/UIT
S Hot start AAN/UIT
Het toekennen van een van deze functies aan een zachte toets gebeurt op de
volgende manier.
Het volgende vak wordt in het tekenvenster getoond. In dit vak staan twee
kolommen: één voor functie en één voor toetsnummer.Decijfers1,2en3
vertegenwoordigen elk een toets, d.w.z. de meest linkse toets is nummer 1 enz.
In het volgende voorbeeld zullen we toets nummer 1 de functie KRATERVULLING
AAN/UIT toekennen.
FUNCTIETOETSEN ASSOCIATIE
Zetdecursoropde
regel
KRATERVULLING
AAN/UIT. Druk op
toets nummer 1,
d.w.z. de meest
linkse toets.
Functies Fun. toet
GEEN 2,3
PURGEREN GAS
MANUELE DRAADAANVOER
2/4--TACT
KRATERVULLING AAN/UIT 1
KRUIPSTART AAN/UIT
HOTSTART AAN/UIT
GEEN GEEN GEEN VERLAAT
-- 5 6 --
bu11d01h
Het vak in het tekenvenster laat zien dat toets nummer 1 hiermee de functie
KRATERVULLING AAN/UIT toegekend heeft gekregen. Het cijfer 1 is naar beneden
verplaatst naar de regel KRAT ERVULLING AAN/UIT en helemaal onder in het
tekenvenster ziet u de toetstekst KRVULL voor de linkse toets.
FUNCTIETOETSEN ASSOCIATIE
Functies Fun.toet
GEEN 2,3
PURGEREN GAS
MANUELE DRAADAANVOER
2/4--TACT
KRATERVULLING AAN/UIT 1
KRUIPSTART AAN/UIT
HOTSTART AAN/UIT
KRATER
VULLING
GEEN GEEN VERLAAT
De andere twee toetsen kunnen op dezelfde manier elk een functie toegekend
krijgen door een functie in de linker kolom te koppelen aan een toetsnummer in de
rechter kolom.
Indien u een knop een nieuwe functie wilt toekennen, plaats dan de cursor op de
regel GEEN en druk op de zachte knop waarvan u de functie wilt wijzigen. In het
tekenvenster kunt u dan de knoptekst GEEN lezen en deze kan weer een nieuwe
functie worden toegekend.
9.2.4.3 Spanningsmeting in kort pulseren
HOOFDMENU
BIJKOM.HULPFUNCTIES
CONFIGURATIE
MIG/MAG STANDAARDWARD
SP
ANNINGSMETING
Alternatieven voor spanningsmethoden in kort pulseren zijn de volgende:
--gemiddelde waarde van pulsspanning.
--gemiddelde waarde spanning.
Gemiddelde waarde van pulsspanning
De spanning wordt uitsluitend gemeten onder het pulsgedeelte en gefilterd voordat
de spanningswaarde op het display gepresenteerd wordt.
Gemiddelde waarde spanning
De spanning wordt continu gemeten en gefilterd voordat de spanningswaarde
gepresenteerd wordt.
De meetwaarden die op het display gepresenteerd worden, worden gebruikt als
input voor interne en externe kwaliteitsfuncties.
-- 5 7 --
bu11d01h
9.2.5 Aanvoermechanisme MLC 30C
N.B.!
De upgrade--kaart voor de MLC 30C wordt samen met het aanvoermechanisme
geleverd.
HOOFDMENU
BIJKOM.HULPFUNCTIES
CONFIGURATIE
MIG/MAG STANDAARDWARD
MLC
30C
MIG/MAG STANDAARDWAARD -- MLC 30C
Plaats de cursor op
de regel MLC 30C
Druk op ENTER.
TOO RT SSCHAKELAAR KEUZE: 2--TAKT
FUNCTIETOETSEN INSTEL.:
VOLT.MEASURE IN PULSED: PULSE
MLC 30C
VERLAAT ENTER
Motorsterkte
De motorsterkte geeft aan met welk draaimoment de motor van het elektrisch
pushaanvoermechanisme de draad zal doorschuiven.
Er is een vooringestelde waarde van 1,50 A motorsterkte, dit draaimoment geldt
voor de meeste draden en verschillende lengtes van het slangenpakket. Bij het
gebruik van een zachte dunne aluminiumdraad is het in bepaalde gevallen beter de
motorsterkte terug te brengen tot 1,25 A om problemen met het in de war raken van
de draad te verminderen.
Wanneer bijv. moet worden gewerkt met een versleten draadgeleider en een
slangenpakket van 16 m en de draadaanvoer begint zwaar te lopen, dan kan de
motorsterkte worden verhoogd tot 1,75 A.
Let erop dat het erg belangrijk is een gelijkmatige draadaanvoer te hebben in het
achterste pushaanvoermechanisme, aangezien de stroombron de draadsnelheid
regelt volgens het achterste aanvoermechanisme.
1.25 A
1.50 A
1.75 A
1.0 A
-- 5 8 --
bu11d01h
MIG/MAG STANDAARDWAARD -- MLC 30C
Zet de cursor op
MOTOR--STERKT
E.Druk op ENTER
om een lijst met
mogelijkheden te
krijgen.
MOTORSTERKTE 1.0 A
STOP DRAADAANVOERSNELHEID 0.7 m/ m in
VERLAAT ENTER
Zet de cursor op de regel van de gekozen
motorsterkte Zie de tabel voor draadtype--m otorsterkte
in de gebruiksaanwijzing
voor de MLC 30C. Druk op ENTER.
Draadsnelheid
Stop draadsnelheid, bij de draadsnelheid wanneer de stroombron wordt afgezet. Dit
om een zo goed mogelijke stop te krijgen zonder dat het in het contactmondstuk
opbrandt.
Wanneer u bijv. last m et 13 m/min. kunt u de stopgrens zetten bij 10 m/min., wat
inhoudt dat het aanvoermechanisme stopt en de stroombron uitschakelt wanneer de
draadsnelheid onder de 10 m/min. komt.
Hierdoor wordt voorkomen dat het contactmondstuk verbrandt.
Wanneer u last met 3--4 m/min. zet u de stopsnelheid op een lagere waarde, bijv. op
1,0 m/min.
De instelwaarde is tussen de 0,7--10 m/min.
MIG/MAG STANDAARDWAARD -- MLC 30C
Zet de cursor op
STOP
DRAADAANV.
SNELH.Scrollen
met
plus/min--knoppen
voor instelwaarde.
Druk op ENTER.
MOTORSTERKTE 1.0 A
STOP DRAADAANVOERSNELHEID 0.7 m/min
VERLAAT ENTER
-- 5 9 --
bu11d01h
9.2.6 MMA b asisin stellin g en
Deze functie is bestemd voor toekomstig gebruik.
9.2.7 TIG basisinstellin g e n
Deze functie is bestemd voor toekomstig gebruik.
9.2.8 Algemene basisinstellingen
9.2.8.1 Snelinstelling sgrenzen
HOOFDMENU
BIJKOM.HULPFUNCTIES
CONFIGURATIE
ALG. STANDAARDWAARD
SNELINSTELLING
De configuratie van een zachte toets naar snelinstelling vindt op de volgende manier
plaats.
ALGEMENE STANDAARDWAARD. -- SNELLE KEUZE
Zetdecursoropde
regel voor
toetsnummer.
FUNCTIETOETSEN NR.: 1
SPANNING: + 0.0 V
-- 0 . 0 V
DRAADSNELHEID: + 0.0 m/min
-- 0 . 0 m / m i n
GEASSOCIEERDE LASDATA: 16
DIP/SPRAY, Fe, CO2, 1.2 mm
VERLAAT
De toetsen zijn van links naar rechts genummerd van 1--4. Kies de gewenste toets
door het nummer hiervan met behulp van de plus/min--toetsen aan te geven.
Loop vervolgens met de pijltjestoets naar beneden naar de regel “GERELATEERDE
LASDATA”. Hier kunt u in de lasdatasets bladeren, die in het lasdatageheugen zijn
opgeslagen. Kies het gewenste lasdatanummer met behulp van de plus/min--toet-
sen.
Als u een set lasdata via de snelstandtoets oproept, heeft u nog steeds de
mogelijkheid om de toegankelijke lasparameters bij te stellen. Als u de mogelijkheid
voor het bijstellen van deze parameters wilt beperken, kunt u voor elke par am eter
een boven-- en ondergrens aangeven.
-- 6 0 --
bu11d01h
De lasparameters die voor bijstellen toegankelijk zijn, zijn de volgende:
S voor MIG/MAG
S Draadaanvoersnelheid
en
S Spanning
S voor MMA
S Lasstroom
S voor TIG
S Lasstroom
S voor Gutsen met een koolboog
S Spanning
Zo bepaalt u de grenzen voor het bijstellen van de parameters.
Voor elke parameter wordt een pluswaarde (bovengrens) en een minwaarde
(ondergrens) aangegeven waar bij de oor spronkelijke instelling van de set lasdata als
referentie dient.
ALGEMENE STANDAARDWAARD. -- SNELLE KEUZE
Zetdecursoropde
regel voor de
actuele
lasparameter, bijv.
SPANNING.
FUNCTIETOETSEN NR.: 1
SPANNING: + 0.0 V
-- 0 . 0 V
DRAADSNELHEID: + 0.0 m/min
-- 0 . 0 m / m i n
GEASSOCIEERDE LASDATA: 16
DIP/SPRAY, Fe, CO2, 1.2 mm
VERLAAT
Geef de gewenste waarde voor de boven-- en ondergrens aan met behulp van de
plus/min--toetsen.
9.2.8.2 Dubbele startsignalen
KONFIG URATI E -- ALGEMENE STANDAARDWAARD
SNELLE KEUZE GRENZEN
DUBBELE STARTBRON UIT
VERLAAT ENTER
Met dit alternatief aan maakt men de start van het MIG/MAG--aanvoermechanisme
vanaf de TIG--kaart (universeel) mogelijk.
Op dezelfde m anier wordt de start van het TIG--pistool vanaf het aanvoermechanis-
me mogelijk gemaakt.
Deze functie kan worden benut in gemechaniseerde toepassingen.
-- 6 1 --
bu11d01h
9.2.9 Meervoudige aanvoermechanismen
HOOFDMENU
BIJKOM.HULPFUNCTIES
CONFIGURATIE
DUBBELE
AFROLKAST
Alle nieuwe aanvoermechanismen worden aan de klant geleverd met
identiteitsnummer 0.
Het eerste dat men moet doen is het vervangen van het identiteitsnummer
(node--adres) van het ene aanvoermechanisme (dit geldt slechts voor meervoudige
aanvoermechanismen).
BIJKOMENDE FUNCTIES -- CONFIGURATIE
Plaats de cursor op de
regel voor meervoudige
aanvoermechanismen
en druk op ENTER.
TAAL: SVENSKA
BLOKKERINGSFUNCTIES:
AFSTANDSBEDIENINGEN
MIG/MAG STANDAARDWAARDEN
MMA STANDAARDWAARDEN
TIG STANDAARDWAARDEN
ALGEMENE STANDAARDWAARDEN
DUBBELE AFROLKAST
VERLAAT ENTER
Vervangen van identiteitsnummers gaat als volgt in zijn werk:
Eerst sluit men een nieuw aanvoermechanisme aan, vervolgens gaat men naar het
scherm “MEERVOUDIGE AANVOERMECHANISMEN“ en drukt men de pistoolknop
korte tijd in om dit aanvoermechanisme actief te maken. Lees vervolgens op de
bovenste regel welk identiteitsnummer het aanvoermechanisme heeft (moet de
eerste maal 0 zijn). Kies vervolgens een nieuw identiteitsnummer tussen 0--3.
DUBBELE AFROLKAST
Plaats de cursor op de
regel KIES EEN
NIEUW
IDENTITEITSNUMME
R. Stel het gewenste
nummertussen0--3in
door hierheen te gaan
met de
plus/min--knoppen.
Druk op ENTER.
HUIDIGE ID NR.
SELECTIE NIEUW ID NR. 0
AANGESLOTEN DRAADAANVOER ID
VERLAAT ENTER
-- 6 2 --
bu11d01h
Op de bovenste regel zal het cijfer voor identiteitsnummer veranderen in het
gewenste nummer.
Sluit daarna het volgende aanvoermechanisme aan en druk de pistoolknop in om dit
aanvoermechanisme te activeren. Dan kan men zien dat dit aanvoermechanisme
identiteitsnummer 0 heeft.
De configuratie is nu gereed en men kan de uitrusting op de gewone manier gaan
gebruiken.
Op dezelfde wijze bestaat nu de mogelijkheid maar liefst vier aanvoermechanismen
te configureren en te laten draaien.
Het belangrijkste bij het laten draaien van meervoudige aanvoermechanismen is niet
de identiteitsnummers die men aan de aanvoermechanismen geeft, maar dat men
ze verschillende nummers geeft om ze uit elkaar te kunnen houden.
Zou u per abuis twee aanvoermechanismen hetzelfde identiteitsnummer geven, dan
krijgt u onafgebroken foutmelding 15 op het display.
Schakel dan het ene aanvoermechanisme uit en herhaal bovenstaande procedure.
Men kan altijd naar het configuratiescherm gaan en het identiteitsnummer van zijn
ingeschakelde aanvoermechanismen controleren door op de pistoolknop te drukken.
Op de regel IDENTITEIT VAN AANGESLOTEN AANVOERMECHANISMEN ziet u
het identiteitsnummer van alle aangesloten aanvoermechanismen.
9.2.10 Meervoudige aanvoermechanismen--lasdata
Lasdata worden individueel aan het respectievelijke aanvoermechanisme g ekoppeld.
Om data aan een aanvoermechanisme te koppelen, moet dit actief zijn. Wanneer dat
het geval is, roept men op de gebruikelijke manier data o p ( zie onder
geheugenbeheer punt 7) en voert men de eventuele instellingen in. Deze worden
dan aan het actieve aanvoermechanisme gekoppeld.
Voor het volgende aanvoermechanisme neemt men het pistool en maakt dit actief
door op de pistoolknop te drukken. Vervolgens roept men die data op die men aan
dit aanvoermechanisme gekoppeld wil zien.
Men kan een willekeurig lasdata--num mer koppelen aan een willekeurig
aanvoermechanisme.
9.2.11 Meervoudige aanvoermechanismen--afstandsbedieningen
Een afstandsbediening werkt op het aanvoermechanisme waaraan het is
aangesloten. Het digitale 5--programsm echanisme roept data op uit verschillende
geheugenposities, al naar gelang het identiteitsnummer van het aanvoermechanis-
me.
Aanvoermechanisme met identiteitsnummer 0 roept lasdata op uit pos. 1--5
Aanvoermechanisme met identiteitsnummer 1 roept lasdata op uit pos. 11--15
Aanvoermechanisme met identiteitsnummer 2 roept lasdata op uit pos. 21--25
Aanvoermechanisme met identiteitsnummer 3 roept lasdata op uit pos. 31--35
Alle grenzen die in het snelinstellingen-- en configuratiescherm afstandsbedieningen
worden gesteld, gelden voor alle aanvoermechanismen.
-- 6 3 --
bu11d01h
9.3 Kwaliteitsfuncties
BIJKOM.HULPFUNCTIES
HOOFDMENU
KWALITEITSFUNCTIES
Kwaliteitsfuncties houden een aantal interessante data voor afzonder lijke lassen bij.
Deze functies zijn:
Het tijdstip van de lasstart
De duur van de las
De gemiddelde, maximum-- en minimumstroom van de las
De gemiddelde, maximum-- en minimumspanning van de las
Het gemiddelde, maximum-- en minimumvermogen van de las
Bovendien is het m ogelijk om handmatig de lengte van de lasnaad in te toetsen. De
lasdata--eenheid berekent de warmte--input.
Het aantal lassen sinds de laatste keer resetten wordt eveneens getoond. Er kan in-
formatie over maximaal 100 lassen worden opgeslagen. De lassen na deze honderd
eerste worden genegeerd. De las moet langer duren dan 4,0 sec om geregistreerd
te worden.
De laatst genoteerde las verschijnt in het display, maar het is ook goed mogelijk om
de overige lassen die zijn genoteerd door te bladeren.
Als u op RESET drukt, wordt alle variabelen op nul gezet.
KWALITEITSFUNCTIES
LAS 1 START: 01--JUN--97 12:00.02
LASTIJD: 0.0s
LASLENGT 0 cm WARMTE INB 0.0kJ/cm
+/-- MAX MIN
I(A) 0.00 0.00 0.00
U(V) 0.00 0.00 0.00
P(kW) 0.00 0.00 0.00
AANTAL LASSEN SEDERT RESET: 0
RESET VERLAAT
U kiest een bepaalde las door met of or
of
te vermeerderen/verminderen,
met de cursor op die regel geplaatst die de actuele las laat zien.
U kunt de lengte van de lasnaad in het r e spectievelijke veld aangeven om op soort-
gelijke wijze de warmte--input op te roepen.
-- 6 4 --
bu11d01h
9.4 Productiestatistiek
BIJKOM.HULPFUNCTIES
HOOFDMENU
PRODUCTIE STATISTIEKEN
De productiegegevens moeten de totale boogtijd, de totale hoeveelheid materiaal en
het aantal lassen sinds de laatste keer r esetten bijhouden. Bovendien m oet hierin de
boogtijd en de voor de laatste las gebruikte hoeveelheid materiaal worden bijgehou-
den. Ter informatie verschijnt ook de massa per lengte--eenheid waarover de massa
is berekend en het tijdstip van de laatste maal resetten.
Het aantal lassen neemt niet toe als de boogtijd korter dan 4 sec heeft geduurd.
Daarom wordt niet getoond hoeveel materiaal werd gebruikt voor juist zo’n korte las.
Maar wel wordt het materiaalverbruik en de tijd in het totaal van materiaalverbruik en
tijd meegenomen.
Als u op RESET drukt, worden alle tellers op nul gezet en de laatste reset toont de
actuele datum en tijd.
PRODUCTIE STATISTIEKEN
LAAT.LAS TOTAAL
BOOGTIJD 181 min 24s 0s
DR.VERBRUIK 0g 0g
GEBASEERD OP 0.09g/m
AANTAL LASSEN 0
LAATSTE RESET 01--JUN--97 12:00.02
RESET VERLAAT
-- 6 5 --
bu11d01h
9.5 Foutenlogboek
BIJKOM.HULPFUNCTIES
HOOFDMENU
FOUT LOG
Alle fouten die bij het gebruiken van de lasuitrusting ontstaan, worden als
foutmeldingen in het foutenlogboek gedocumenteerd. Er kunnen maximaal 99
foutmeldingen worden bewaard. Als het foutenlogboek vol raakt, d.w.z. als er 99
foutmeldingen zijn bewaard, wordt bij de volgende fout de oudste melding
automatisch gewist.
12 " Datum Tijd Eenheid Fout
970422 15:52,24 CBOX 18
Onderbreking m et de afrolkast
970422 16:54.04 CBOX 12
Overbezettning in doorzend buffer
970423 09:14,33 PSOURCE 6
Onderbreking m et T IG i/O eenheid
ANNULER
ANNULER
ALLES
BEKIJK
TOTAAL
VERLAAT
9.5.1 Wissen van een fout melding
Als u foutme ldingen wilt wissen, zijn er twee mogelijkheden met elk een eigen toets.
S Wissen van gemarkeerde meldingen
S Wissen van alle meldingen
9.5.2 Overzicht van fouten
Door op de TONEN TOTAAL--toets te drukken, kunt u een presentatie van het aantal
geregistreerde foutmeldingen in het foutenlogboek krijgen. Hier wordt ook de datum
en tijd van de oudste en de laatst geregistreerde foutmelding getoond.
FOUT LOG -- TOTALE LIJST
ALGEMENE FOUTEN LIJST: 12
OUDSTE FOUT: 970417, 11:09,11
LAATSTE FOUT: 970429, 13:04,45
VERLAAT
-- 6 6 --
bu11d01h
9.5.3 Foutmeldingen
Hieronder volgt een lijst van mogelijke foutm eldingen.
1
CBOX
PSOURCE
WFEED
Fout in de controlesom EPROM. Fout in het programmageheugen -- De
testen worden uitsluitend uitgevoerd bij initiëring na inschakelen van de
spanning. Door deze fout worden geen functies geblokkeerd.
2
CBOX
PSOURCE
WFEED
Fout in het RAM, de microprocessor . Fout in het interne RAM van de
processor-- De testen worden uitsluitend uitgevoerd bij initiëring na inscha-
kelen van de spanning. Door deze fout worden geen functies geblokkeerd.
3
CBOX Fout in het externe RAM. De testen worden uitsluitend uitgevoerd bij in-
itiëring na inschakelen van de spanning. Door deze fout worden geen func-
ties geblokkeerd.
4
CBOX
PSOURCE
WFEED
Spanningsval in de 5V voedingsspanning.De voedingsspanning van de
computer is om de een of andere reden afgenomen. Dit kan gebeuren bij
het uitzetten van de machine, maar ook worden veroorzaakt door een fout
in de voedingsspanning van de kaart.
5
PSOURCE Gelijkspanning buiten de grenswaarde.De spanning na de netgelijkrich-
ter is of te laag, of te hoog, hetgeen veroorzaakt kan worden door krachti-
ge transiënten op het net of door een zwak net. De convertereenheid
wordt direct automatisch uitgeschakeld en blijft geblokkeerd totdat de
spanning tot onder de grenswaarde is gedaald.
6
PSOURCE Hoge temperatuur. Een te hoge temperatuur bij de lasstroombron, hetge-
en kan worden veroorzaakt door overbelasting, een defecte koelventilator
of een storing in een ander onderdeel.
7
PSOURCE Hoge primaire stroom.De convertereenheid trekt teveel stroom van de
gelijkspanning waarmee hij wordt gevoed. De convertereenheid wordt di-
rect automatisch uitgeschakeld en blijft geblokkeerd totdat de storing is
verholpen.
8
CBOX
PSOURCE
WFEED
Gelijkspanning 1 buiten de veiligheidsgrenzen.
CBOX: De accuspanning is te laag
PSOURCE: De interne voedingsspanning +15 VC is of te hoog of te laag.
WFEED: De interne voedingsspanning 15V is of te hoog of te laag.
9
PSOURCE
WFEED
Gelijkspanning 2 buiten de veiligheidsgrenzen
PSOURCE: De interne voedingsspanning --15 VC is of te hoog of te laag.
WFEED: De interne voedingsspanning 20V is of te hoog of te laag.
10
PSOURCE Gelijkspanning 3 buiten de veiligheidsgrenzen
De interne voedingsspanning +15 VB is of te hoog of te laag.
11
PSOURCE
WFEED
Servo --fout.PSOURCE: De stroomservo kan de door de computer vereis-
te stroom niet vasthouden. Er is een permanent verschil tussen shuntre-
spons en de set--waarde stroom.
WFEDD: De draadsnelheidsservo kan de door de computer vereiste dra-
adsnelheid niet vasthouden.
12
CBOX
PSOURCE
WFEED
W aarschuwingstoestand in de buscommunicatie. De foutenteller in het
buscircuit heeft een zo hoge waarde dat hij een waarschuwing afgeeft. Als
de teller blijft oplopen, wordt het buscircuit in een “bus off”--positie gezet en
het contact met de lasdata--eenheid (het instelkastje) verbroken.
14
CBOX Communicatie met bus verbroken. De foutenteller van het buscircuit
heeft een zo hoge waarde dat deze in een “bus off”--positie gaat staan.
Resetten vereist het uitschakelen van de spanning.
15
CBOX
PSOURCE
WFEED
Verlies van melding bij buscommunicatie. Het buscircuit geeft aan dat
er een melding verloren is gegaan doordat een later binnengekomen mel-
ding een eerdere melding heeft overschreven. Door deze fout worden ge-
en functies geblokkeerd.
17
CBOX
Verlies van contact met het aanvoermechanisme. Er wordt een identi-
ficatiemelding gebruikt om doorlopend te controleren of een bepaalde een-
heid nog op het net zit. Een “Time out op de respons genereert deze fout-
melding. Een stopcommando wordt onmiddellijk naar de stroombron ges-
tuurd.
-- 6 7 --
bu11d01h
18
CBOX Verlies van contact met de stroombron. Er wordt een identificatiemel-
ding gebruikt om doorlopend te controleren of een bepaalde eenheid nog
op het net zit. Een Time out” op de respons genereert deze foutmelding.
Een stopcommando wordt onmiddellijk naar de stroombron gestuurd.
19
CBOX Fout in het door een accu ondersteunde RAM. Een “byte” in het door
een accu gevoede RAM--geheugen wordt gebruikt voor steekproefcontro-
le. Als de accu spanning verliest, zal de waarde niet kloppen als de test
wordt uitgevoerd bij de volgende initiëring waarbij een algeheel resetten
van het lasdatageheugen plaatsvindt.
Dit resetten leidt ertoe dat alle lasdataposities op nul worden gezet. De
actuele instelling wordt: MIG/MAG, DIP/SPRAY, Fe, CO2, 1,2 mm.
20
CBOX Onacceptabele instellingen opgeslagen in het RAM. Er is een niet toe-
gestane waarde opgemerkt tussen de niet--numerieke instelparameters.
De foutdetectie heeft het resetten van het lasdatageheugen tot gevolg. De
test wordt uitsluitend uitgevoerd bij initiëring na het inschakelen van de
spanning. Door deze fout worden geen functies geblokkeerd.
21
CBOX Incompatibele instellingen opgeslagen in het RAM. De ingestelde wa-
arden voor methode, materiaal, gas en draad vormen een niet toegestane
combinatie. De foutdetectie heeft het resetten van het lasdatageheugen tot
gevolg. Door deze fout worden geen functies geblokkeerd.
22
CBOX Overloop in zenderbuffer. Het zendende buffergeheugen is vol. Een
storing in de buslijn kan de oorzaak zijn van deze fout. Resetten vereist
het uitschakelen van de spanning.
23
CBOX Overloop in ontvangerbuffer. Het ontvangende buffergeheugen is vol.
De fout wordt veroorzaakt doordat de microprocessor in het instelkastje
abnormaal veel wordt belast doordat deze meer meldingen ontvangt dan
hij kan verwerken. Resetten vereist het uitschakelen van de spanning.
25
CBOX Incompatibel lasdataformaat. Als het instelkastje wordt geladen met las-
data (geen afzonderlijke lasdata maar bloksgewijze overdracht van lasda-
ta) ontvangt het een versienummer voor het lasdataformaat. Deze foutindi-
catie verschijnt als dit versienummer niet overeenkomt met de versie van
het lasdataformaat in het instelkastje.
26
PSOURCE
WFEED
“Watchdog” veroorzaakte resetten. De interne watchdog” van de pro-
cessor heeft een indicatie gegeven, d.w .z. iets heeft de processor belem-
merd bij het binnen de gegeven tijdslimiet (64 ms) uitvoeren van zijn nor-
male taken in de hoofdlus van het programma. Als dit gebeurt, wordt de
processor gereset en start deze vervolgens opnieuw. Als het programma
zijn initiëringen heeft uitgevoerd, wordt opgemerkt dat de oorzaak van de
herstart afkomstig is van de “watchdog”, waarbij deze foutmelding wordt
gezonden. Door deze fout worden geen functies geblokkeerd.
27
WFEED Lasdraad op. De lasdraad op het voedingsmechanisme is op.
28
CBOX
PSOURCE
WFEED
Overloop in het stapelgeheugen. Het stapelgeheugen (het gebied in het
geheugen dat de microprocessor gebruikt om tijdelijk gegevens in op te
slaan) is vol. De fout kan veroorzaakt worden door een abnormale werkbe-
lasting van de processor.
29
PSOURCE Geen waterstroom. De monitor van de waterstroom heeft een indicatie
gegeven dat er geen waterstroom is.
30
CBOX Verlies van contact met de TIG I/O--eenheid . Er wordt een identificatie-
melding gebruikt om doorlopend te controleren of een bepaalde eenheid
nog op het net zit. Een “T ime out op de respons genereert deze foutmel-
ding. Een stopcommando wordt onmiddellijk naar de stroombron gestuurd.
31
CBOX Geen respons van de displaykaart. De processor krijgt geen bevestiging
van de displaykaart (normaliter bevestigt de displaykaart alle commando’s
van de processor). Er worden door deze fout geen functies geblokkeerd,
behalve dan dat het display zelf mogelijk niet meer werkt.
32
WFEED Geen gasstroom. De gasstroommonitor heeft een indicatie gegeven dat
er geen gasstroom is.
-- 6 8 --
bu11d01h
9.6 Persoonlijk gedefinieerde synergielijnen voor MIG/MAG
BIJKOM.HULPFUNCTIES
HOOFDMENU
GEDEF.SYN.GEGEVENS
Het is m ogelijk eigen syner gielijnen te creëren met betrekking tot dr aadaanvoersnel-
heid en spanning. Er kunnen maximaal tien van dergelijke synergielijnen wor den
bewaard.
Een nieuwe synergielijn wordt in twee stappen gecreëerd.
1. Definieer de nieuwe synergielijn door een aantal spannings--draadsnelheids-
coördinaten aan te geven, zie de punten A--D in de volgende figuur.
Spanning
Draadaanvoer
A
B
C
D
2. Geef aan voor welke draad--gascombinatie de synergielijn moet gelden.
9.6.1 Aangeven van de d raad--sp an ningscoördinaten
Om een synergielijn voor de me thode kortboog/sprayboog te creëren zijn vier
coördinaten nodig en voor de methode pulseren twee coördinaten. Deze coördinaten
moeten vervolgens onder afzonderlijke lasdatanummer s in het lasdatageheugen
worden bewaard.
Ga als volgt te werk:
1. Roep het hoofdmenu op en kies de MIG/MAG--methode (kortboog/sprayboog of
pulseren) waarvoor de syner gielijn moet gelden.
2. Toets de gewenste waarden voor spanning en draadaanvoersnelheid voor de
eerste coördinaat in.
3. Roep het menu voor het bedienen van het geheugen op en sla de eerste
coördinaat als lasdatanummer 96 op.
S De vier coördinaten voor een kortboog/spraybooglijn moeten als nummer 96,
97, 98 en 99 worden bewaard.
Bovendien geldt dat:
S een hoger lasdatanummer hogere waarden voor spanning en
draadaanvoersnelheid moet bevatten dan het direct voorafgaande
lasdatanummer.
S de parameters inductantie, Regulateurtype en Hot start--spanning in alle
vier de lasdatanummers dezelfde waarde moeten hebben.
S De twee coördinaten voor een pulseerlijn moeten als nummer 96 en 97
worden bewaard. Bovendien geldt dat:
-- 6 9 --
bu11d01h
S een hoger lasdatanummer hogere waarden voor spanning,
draadaanvoersnelheid en pulsfrequentie moet bevatten dan het direct
voorafgaande lasdatanummer.
S de parameters pulstijd, Hot start--spanning, Ka, Ki alsmede de
slope--parameters in de beide lasdatanummers dezelfde waarde
moeten hebben.
S Kratervullingsdata moeten worden opgeslagen als lasdata nummer 96; dit
betreft beide methoden (korte boog/pulseren).
4. Definieer het aantal benodigde coördinaten en ga vervolgens verder naar
“Aangeven geldige draad--gascombinatie”.
9.6.2 Aangeven geld ig e draad--gascombinatie
Ga als volgt te werk:
1. Roep het vak voor het hanteren van eigen synergielijnen op.
BIJKOM.HULPFUNCTIES
HOOFDMENU
GEDEF.SYN.GEGEVENS
AANMAAK AANGEPASTE SYNERG. LIJN
Zetdecursoropde
regel DRAADTYPE
en druk op ENTER
DRAAD TYPE: Fe
BESCHERMGAS: Ar+20%CO2
DRAAD DIAMETER: 1.2 mm
OPSLAG NIEUWE LIJN
VANAF DE LASDATA 96, 97, 98, 99
ANNULEER SYNERGISCHE LIJN
VERLAAT ENTER
Kies een alternatief uit de getoonde lijst ( markeer het alternatief en druk op ENTER).
2. Kies vervolgens op dezelfde manier een inert gas en een draadafmeting.
3. Markeer de regel OPSLAAN NIEUWE LIJN.... en druk op ENTER.
Daarmee is de operatie gereed -- er is een nieuwe synergielijn gedefinieerd.
N.B.! Als u de functie kratervulling bij pulseren wilt gebruiken, moet er een
overeenkomstige synergielijn voor kortboog/sprayboog zijn, aangezien alle
kratervullingdata van het type kortboog/sprayboog zijn.
Als u een nieuwe synergielijn voor de pulseermethode creëert, krijgt u daarom altijd
een waarschuwingsmelding als er geen overeenkomstige lijn voor de
kortboog--/sprayboogmethode is aangemaakt.
WAARSCHUWING!
Overeenkomstige syn ergielijn
voor kort--/sprayboog ontbreekt
CO2
Ar+20 % CO2
Ar+2 % O2
Ar+5 % O2+5 % CO2
Ar+8 % CO2
Ar+23 % CO2
-- -- -- -- -- -- --
-- 7 0 --
bu11d01h
9.6.3 Creëren van eigen d raad/gas--alternatieven.
De lijsten met draad-- en gasalternatieven kunnen tot maximaal tien eigen
alternatieven worden uitgebreid. Helemaal onderaan in elke lijst staat een blanco
regel (------). Door de cursor op deze regel te zetten en op ENTER te drukken, krijgt u
toegang tot een “toetsenbord” waarmee u eigen alternatieven kunt inschrijven.
Het “toetsenbord” van het instelkastje wordt als volgt gebruikt:
S Zet de cursor met behulp van de pijltjestoetsen op het gewenste toetsenbor dte-
ken. Druk op de zachte toets PRESS KEY”.
Schrijf op deze manier een complete tekenreeks van maximaal 20 tekens.
S Markeer de ENTER--toets () op het ”toetsenbord” en druk op de zachte toets
“PRESS KEY”, waardoor het alternatief dat u zelf een naam heeft gegeven in de
lijst zichtbaar wordt.
Wis een alternatief d at u zelf een naam h eeft gegeven als volgt:
Marke er het eige n draad-- of gasalternatief in de actuele lijst.
AANMAAK AANGEPASTE SYNERG. LIJN
Druk op de
WISSEN--toets.
DRAAD TYPE: Fe
BESCHERMGAS: Ar+20%CO2
DRAAD DIAMETER: 1.2 mm
OPSLAG NIEUWE LIJN
VANAF DE LASDATA 96, 97, 98, 99
ANNULEER SYNERGISCHE LIJN
VERLAAT ENTER
Een draad-- of gasalternatief dat u zelf een naam heeft gegeven kan niet worden
gewist als het deel uitmaakt van de set lasdata die op dat moment in het
werkgeheugen aanwezig is.
-- 7 1 --
bu11d01h
9.6.4 Wissen van een zelf ged efin ieerde synergielijn
Een zelf gedefinieerde synergielijn kan worden gewist als deze niet geactiveerd is,
d.w.z. als hij geen deel uitmaakt van de set lasdata die op dat moment in het
werkgeheugen aanwezig is.
AANMAAK AANGEPASTE SYNERG. LIJN
Zetdecursoropde
regel WISSEN
SYNERGIELIJN.
DRAAD TYPE: Fe
BESCHERMGAS: Ar+20%CO2
DRAAD DIAMETER: 1.2 mm
OPSLAG NIEUWE LIJN
VANAF DE LASDATA 96, 97, 98, 99
ANNULEER SYNERGISCHE LIJN
VERLAAT ENTER
Er verschijnt een nieuw vak in het tekenvenster. Hier kunt u, met behulp van de
VOLGENDE--toets, door de door uzelf gedefinieerde, bewaarde synergielijnen
bladeren.
AANMAAK AANGEPASTE SYNERG. LIJN
Blader naar de lijn
die gewist moet
worden en druk op
de ANNULER--toets.
KIES TE ANNULEREN SYNERGISCHE LIJN
" PULSE, Ss duplex, Ar, 1.4 mm
VOLGENDE ANNULER VERLAAT
9.7 Seriële communicatie
Deze functie is bestemd voor toekomstig gebruik.
-- 7 2 --
bu11d01h
9.8 Updaten van programma’ s
HOOFDMENU
BIJKOM.HULPFUNCTIES
OPWAARD. SOFTWARE
Gebruiksterrein
Met deze functie kunt u vanuit een PC--kaart de software in het instelkastje, de
stroombron en de aanvoereenheid upgraden.
OPWAARDEREN SOFTWARE
Eenheid Huid.ver PC--kaart
1.00B
1.12
1.50B
2.00A
1.31F
STROOMBRON
AFROLKAST
LASDATA EENHEID
SYSTEEM VERSIE
BOOT SOF TWARE
1.50A
1.31E
2.00A
VERLAAT UPGRAD.
Actuele versie Beschrijft de programmaversie die in deze eenheid acti-
ef is.
PC--kaart Beschrijft de programmaversie die op de PC--kaart van
deze eenheid is opgeslagen.
?
Er is een eenheid, maar de computer weet niet welke
versie deze heeft.
--
Er is geen programma voor deze eenheid op de PC--ka-
art.
Systeemversie Geeft de programmaset aan die op de PC--kaart is op -
geslagen. Een programmaset kan bestaan uit 1--4 pro-
gramma’s (1 voor elke eenheid).
Boot--programma Programma voor upgradebeheer.
Stroombron Printplaat voor sturen van de lasstroombron.
Aanvoermechanisme Printplaat voor sturen van draadaanvoer.
Lasdata--een heid Printplaat in het instelkastje.
-- 7 3 --
bu11d01h
Hoe maakt u een upgrade:
Kies de eenheid (eenheden) die een upgrade moet(en) krijgen door de cursor op de
desbetreffende regel(s) te plaatsen en markeer ( ) deze. Wanneer u de te
upgraden eenheid (eenheden) duidelijk heeft gemarkeerd, dr ukt u “M AAK
UPGRADE“ in en bevestigt dat met “ja“ om het upgraden te starten.
OPWAARDEREN SOFTWARE
Plaats de cursor op
de regel voor de
eenheid die een
upgrade dient te
krijgen.
Eenheid Huid.ver PC--kaart
1.00B
1.12
1.50B
2.00A
1.31F
STROOMBRON
AFROLKAST
LASDATA EENHEID
SYSTEEM VERSIE
BOOT SOF TWARE
1.50A
1.31E
2.00A
VERLAAT UPGRAD.
S Druk de eerste knop in om de eenheid te markeren (krijgt een aanduiding).
Door nogmaals de knop in te drukken maakt men de gemarkeerde keuze
ongedaan (de aanduiding verdwijnt).
Als een aantal eenheden een upgrade dient te krijgen, dan markeert u deze op
dezelfde manier.
OPWAARDEREN SOFTWARE
Druk JA in om de
upgrade(s) uit te
voeren. Dit kan zo’n
5 minuten duren.
Eenheid Huid.ver PC--kaart
UPGRADING SOFTWARE DUURT 5 MIN MAG NIET
ONDERBROKEN WORDEN.
WIL U HIERMEE DOORGAAN?
NEEN JA
-- 7 4 --
bu11d01h
Het volgende dialoogvenster verschijnt tijdens het upgraden in het tekenvenster.
OPWAARDEREN SOFTWARE
TOESTEL NIET AFZETTEN TIJDENS DIT PROCES!!
UPGRADING STROOMBRON.......
23% komplett
Wanneer het upgraden voltooid is, verschijnt het volgende in het tekenvenster.
OPWAARDEREN SOFTWARE
SUCCESVOLLE UPGRADING U MAG HEROPS-
TARTEN.
Nu hebben alle geselecteerde eenheden een upgrade gehad.
Om de lasuitrusting te kunnen gebruiken, moet de lasstroombron herstart worden.
S Draai de schakelaar voor de netspanning op de lasstroombron in stand 0.
S Draai de schakelaar voor de netspanning in stand 1.
WAARSCHUWING! Denk erom dat de netsp an n in g naar de lasstroombron
tijdens het upgraden niet wordt uitgeschakeld. Gebeurt d at tijdens het
upgraden wel, in een te vroeg stadium, dan moet u de hulp van een
servicetechnicus van ESAB inroepen.
-- 7 5 --
bu11d01h
10 APPENDIX
10.1 Instelgebieden en insteltrappen
MIG/MAG
Parameter Instelgebied Insteltrap
Draadaanvoersnelheid 1,5 --25,0 m/min 0,1 m/min
Spanning 8,0--60,0 V 0,25 V
Inductantie 0--100 % 1%
Pulsstroom 100--600 A 4A
Pulstijd 1,7 -- 25,5 ms 0,1 ms
Pulsfrequentie 20 -- 312 Hz 2Hz
Achtergrondstroom 12--300 A 4A
Slopetijd 1--9 1
Ka 0--100 % 1%
Ki 0--100 % 1%
Voorstroomtijd gas 0,0--25,0 s 0,1 s
Nastroomtijd gas 0,0--25,0 s 0,1 s
Nabrandtijd 0,00--1,00 s 0,01 s
Hot start--tijd 0,0--10,0 s 0,1 s
TDraadaanvoersnelheid, Hot start 0,0--20,0 m/min 0,1 m/min
Zoeken spanning, Hot start 0,0--60,0 V 0,25 V
Kratervullingtijd 0,0--10,0 s 0,1 s
Uiteind. draadsnelheid, Kratervul -
ling
1,5--25,0 m/min 0,1 m/min
Uiteind. spanning, Kratervulling 8,0--60 V 0,25 V
Afschudpuls 10--120 % 1%
Regulateurtype Typenummer 1--12 --
De gecursiveerde param eters zijn in de synergiestand niet toegankelijk.
De parameter regulateur type heeft eigenlijk geen instelgebied. Bij MIG/MAG--lassen
kunt u kiezen uit twaalf r egulateurtypes, genummerd van 1--12.
MMA
Parameter Instelgebied Insteltrap
Lasstroom 16--320 A (Aristo 320)
16--450 A (Aristo 450)
1A
1A
Boogdruk 0--100 % 1%
De gecursiveerde param eters zijn in de synergiestand niet toegankelijk.
-- 7 6 --
bu11d01h
TIG
Parameter Instelgebied Insteltrap
Stroom, Pulsstroom, Achtergrond-
stroom
4--320 A (Aristo 320)
4--450 A (Aristo 450)
4A
4A
Pulstijd 0,001--5,000 s 0,001 s
Achtergrondtijd 0,001--5,000 s 0,001 s
Slope --uptijd 0,0--25,0 s 0,1 s
Slope --downtijd 0,0--25,0 s 0,1 s
Voorstroomtijd gas 0,0--25,0 s 0,1 s
Nastroomtijd gas 0,0--25,0 s 0,1 s
Gutsen met een koolboog
Parameter
Instelgebied Insteltrap
Spanning 8,0--60,0 V 0,25 V
Inductantie 0--100 % 1%
Regulateurtype Typenummer 1, 2, 5 --
De gecursiveerde param eters zijn in de synergiestand niet toegankelijk.
De parameter regulateur type heeft eigenlijk geen instelgebied. Bij gutsen met een
koolboog kunt u kiezen uit drie regulateurtypes, genummerd met 1, 2 en 5.
-- 7 7 --
bu11d01h
10.2 Menustructuur
HOOFDMENU
STEL IN
MEETWAAR-
DEN
GEHEUGEN-
HANTERING
SNELINST-
ELLING
AANVULL.
FUNCTIES
pag.7 pag.39
pag.41
pag.47 pag.48
pag.4
START DATA
MIG/MAG
STOP DATA
MIG/MAG
pag.12
pag.12
OPSLAAN WISSEN OPROEPEN KOPIËREN
pag.41
pag.43
pag.44
pag.44
GEHEU-
GENKAART
CONFIGUR-
EREN
Q-- FUNC-
TIES
PRODUC-
TIESTATIST.
FOUT.
LOGBE.
PERS.GEDEF
SYN.LIJNEN
pag.48 pag.50
pag.63 pag.64
pag.65
pag.68 pag.71 pag.72
SERIËLE
COMMUN.
Wordt niet gebruikt.
SOFTWARE
UPDATING
TAAL
VERGREN-
DELFUNCTIE
AFSTANDS-
BEDIENING
BASISINST.
MIG/MAG
BASISINST.
MMA
BASISINST.
TIG
ALGEMENE
INSTELLI.
MULTIPLA
AFROL-
KAST
pag.50
pag.50 pag.52
pag.54
pag 59 pag.59
pag.59
pag.61
ESAB Welding Equipment AB
SE--695 81 LAXÅ
SWEDEN
Phone +46 584 81 000
Fax +46 584 123 08
www.esab.co m
990525
ESAB subsidiaries, representative offices and agents
Europe
AUSTRIA
ESAB Ges.m.b.H
Vienna--Liesing
Tel: +43 1 888 25 11
Fax: +43 1 888 25 11 85
BELGIUM
S.A. ESAB N.V.
Brussels
Tel: +32 2 745 11 00
Fax: +32 2 726 80 05
THE CZECH REPUBLIC
ESAB VAMBERK s.r.o.
Vamberk
Tel: +420 2 819 40 885
Fax: +420 2 819 40 120
DENMARK
Aktieselskabet ESAB
Copenhagen--Valby
Tel:+4536300111
Fax:+4536304003
FINLAND
ESAB Oy
Helsinki
Tel: +358 9 547 761
Fax: +358 9 547 77 71
FRANCE
ESAB France S.A.
Cergy Pontoise
Tel:+33130755500
Fax:+33130755524
GERMANY
ESAB GmbH
Solingen
Tel: +49 212 298 0
Fax: +49 212 298 204
GREAT BRITAIN
ESAB Group (UK) Ltd
Waltham Cross
Tel: +44 1992 76 85 15
Fax: +44 1992 71 58 03
ESAB Automation Ltd
Andover
Tel: +44 1264 33 22 33
Fax: +44 1264 33 20 74
HUNGARY
ESAB Kft
Budapest
Tel:+3612044182
Fax:+3612044186
ITALY
ESAB Saldatura S.p.A.
Mesero (Mi)
Tel:+392979681
Fax:+39297289181
THE NETHERLANDS
ESAB Nederland B.V.
Utrecht
Tel: +31 30 248 59 22
Fax: +31 30 248 52 60
NORWAY
AS ESAB
Larvik
Tel:+4733121000
Fax:+4733115203
POLAND
ESAB Sp.z.o.o
Warszaw
Tel: +48 22 813 99 63
Fax: +48 22 813 98 81
PORTUGAL
ESAB Lda
Lisbon
Tel: +351 1 837 1527
Fax: +351 1 859 1277
SLOVAKIA
ESAB Slovakia s.r .o.
Bratislava
Tel:+421744882426
Fax:+421744888741
SPAIN
ESAB Ibérica S.A.
Alcobendas (Madrid)
Tel: +34 91 661 55 80
Fax: +34 91 661 51 83
SWEDEN
ESAB Sverige AB
Gothenburg
Tel:+4631509500
Fax:+4631509222
ESAB International AB
Gothenburg
Tel:+4631509000
Fax:+4631509360
SWITZERLAND
ESAB AG
Dietikon
Tel: +41 1 741 25 25
Fax: +41 1 740 30 55
North and South America
ARGENTINA
CONARCO
Buenos Aires
Tel: +54 11 4 753 4039
Fax: +54 11 4 753 6313
BRAZIL
ESAB S.A.
Contagem--MG
Tel: +55 31 333 43 33
Fax: +55 31 361 31 51
CANADA
ESAB Group Canada Inc.
Missisauga, Ontario
Tel: +1 905 670 02 20
Fax: +1 905 670 48 79
MEXICO
ESAB Mexico S.A.
Monterrey
Tel: +52 8 350 5959
Fax: +52 8 350 7554
USA
ESAB Welding & Cutting Products
Florence, SC
Tel: +1 843 669 44 11
Fax: +1 843 664 44 58
Asia/Pacific
AUSTRALIA
ESAB Australia Pty Ltd
Ermington
Tel: +61 2 9647 1232
Fax: +61 2 9748 1685
INDIA
ESAB India Ltd
Calcutta
Tel: +91 33 478 45 17
Fax: +91 33 468 18 80
INDONESIA
P.T. Esabindo Pratama
Jakarta
Tel: +62 21 460 01 88
Fax: +62 21 461 29 29
MALAYSIA
ESAB (Malaysia) Snd Bhd
Selangor
Tel: +60 3 703 36 15
Fax: +60 3 703 35 52
SINGAPORE
ESAB Singapore Pte Ltd
Singapore
Tel: +65 861 43 22
Fax: +65 861 31 95
SOUTH KOREA
ESAB SeAH Corporation
Kyung --Nam
Tel:+825512898111
Fax: +82 551 289 88 63
THAILAND
ESAB (Thailand) Ltd
Samutprakarn
Tel: +66 2 393 60 62
Fax: +66 2 748 71 11
UNITED ARAB EMIRATES
ESAB Middle East
Dubai
Tel:+9714388829
Fax:+9714388729
Representative offices
ALGERIA
ESAB Algeria
Alger
Tel:+2132672493
Fax:+2132683290
BULGARIA
INTESA
Sofia
Tel: +359 2 980 17 15
Fax: +359 2 980 08 42
CHINA
ESAB Representative Office
Beijing
Tel: +86 10 6410 6493
Fax: +86 10 6410 6530
EGYPT
ESAB Egypt
Dokki--Cairo
Tel: +20 2 390 96 69
Fax: +20 2 393 32 13
IRAN
Kavosh Azmoon
Teheran
Tel: +98 21 884 39 14
Fax: +98 21 884 13 46
ROMANIA
ESAB Representative Office
Bucharest
Tel/Fax: +40 1 211 75 02
RUSSIA--CIS
ESAB Representative Office
Moscow
Tel: +7 095 93 79 820
Fax: +7 095 93 79 580
ESAB Representative Office
St Petersburg
Tel: +7 812 325 6688
Fax: +7 812 325 6685
Agents
For addresses and phone
numbers to our agents, please
contact ESAB International AB,
Sweden
EUROPE
Cyprus, Greece, Malta
AFRICA
Angola, Cameron, Ethiopia,
Gabon, Ghana, Kenya, Liberia,
Morocco, Mocambique, Nigeria,
Senegal, South Africa, Tanzania,
Togo, Tunisia, Zambia, Zimbabwe
ASIA
Bahrain, Hongkong, Israel,
Japan, Jordania, Korea, Kuwait,
Lebanon, New Guinea, Oman,
Pakistan, The Philippines,
Quatar, Saudi Arabia,
Sri Lanka, Syria, Taiwan,
Turkey, Vietnam, Yemen
LATIN AMERICA
Bolivia, Chile,
Colombia, Costa Rica, Curacao,
Equador, El Salvador,
Guatemala, Honduras, Jamaica,
Paraguay, Peru, Trinidad,
Uruguay, Venezuela
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78

ESAB PUA 1 Programming Manual

Type
Programming Manual