Miller S-74 MPA PLUS de handleiding

Type
de handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

Processen
Beschrijving
MIG/MAG lassen (GTAW)
MIG (GMAW-P)
Lassen met gevulde draad
(FCAW)
(met of zonder gasbescherm-
ing)
Draadaanvoersysteem
Aansluitmogelijkheid voor Aluminium
Push-Pull Toorts
OM-243 346H/dut
2014−07
File: MIG (GMAW)
www.MillerWelds.com
CE
S-74 MPa Plus
HANDLEIDING
Miller Electric maakt een complete lijn
lasapparaten en aanverwante
lasproducten. Wilt u meer informatie
over de andere kwaliteitsproducten van Miller, neem dan contact op met uw
Miller-leverancier. Hij heeft de nieuwste overzichtscatalogus en afzonderlijke
productleaflets voor u.
Bedankt en gefeliciteerd dat u voor Miller hebt gekozen. Nu kunt u aan de
slag en alles meteen goed doen. Wij weten dat u geen tijd heeft om het an-
ders dan meteen goed te doen.
Om die reden zorgde Niels Miller, toen hij in 1929 voor het eerst met het
bouwen van booglasapparatuur begon, er dan ook voor dat zijn producten
lang meegingen en van superieure kwaliteit waren. Net als u nu konden
zijn klanten toen zich geen mindere kwaliteit veroorloven. De producten
van Miller moesten het beste van het beste zijn. Zij moesten gewoon het
allerbeste zijn dat er te koop was.
Tegenwoordig zetten de mensen die Miller-producten bouwen en verkopen
die traditie voort. Ook zij zijn vastbesloten om apparatuur en service te
bieden die voldoet aan de hoge kwaliteits- en prestatiestandaards die in
1929 zijn vastgelegd.
Deze handleiding voor de eigenaar is gemaakt om u optimaal gebruik te
kunnen laten maken van uw Miller-producten. Neem even de tijd om de
veiligheidsvoorschriften door te lezen. Ze helpen u om uzelf te beschermen
tegen mogelijke gevaren op de werkplek. We hebben ervoor gezorgd, dat u
de apparatuur snel en gemakkelijk kunt installeren. Bij Miller kunt u reke-
nen op jarenlange betrouwbare service en goed
onderhoud. En mocht uw apparatuur om wat
voor reden dan ook ooit moeten worden gerepa-
reerd, dan kunt u in het hoofdstuk Onderhoud &
Storingen precies nagaan wat het probleem is.
Aan de hand van de onderdelenlijst kunt u bepa-
len welk onderdeel u precies nodig hebt om het
probleem te verhelpen. Ook vindt u de garantie
en de onderhoudsinformatie voor uw specifieke
model bijgesloten.
Miller was de allereerste
fabrikant van lasapparatuur in
de VS die het ISO 9001
kwaliteitscertificaat behaal-
de.
Elke krachtbron van Miller
gaat vergezeld de meest
probleemloze garantie in
onze bedrijfstak − u werkt er
hard genoeg voor.
Van Miller voor u
DECLARATION OF CONFORMITY
for European Community (CE marked) products.
MILLER Electric Mfg. Co., 1635 Spencer Street, Appleton, WI 54914 U.S.A. declares that the
product(s) identified in this declaration conform to the essential requirements and provisions of
the stated Council Directive(s) and Standard(s).
Product/Apparatus Identification:
Product
Stock Number
S74 MPA PLUS 300577
Council Directives:
2006/95/EC Low Voltage
2004/108/EC Electromagnetic Compatibility
2011/65/EU Restriction of the use of certain hazardous substances in electrical and electronic equipment
Standards:
IEC 609741:2005 Arc welding equipment – Part 1: Welding power sources
IEC 609745:2007 Arc welding equipment – Part 5: Wire feeders
IEC 6097410:2007 Arc Welding Equipment – Part 10: Electromagnetic compatibility (EMC) requirements
EN 50445:2008 Product family standard to demonstrate compliance of equipment for resistance welding,
arc welding and allied processes with the basic restrictions related to human exposure to electromagnetic
fields (0 Hz – 300Hz)
Signatory:
_____________________________________ ___________________________________________
David A. Werba Date of Declaration
MANAGER, PRODUCT DESIGN COMPLIANCE
October 19, 2012
250868B
INHOUDSOPGAVE
HOOFDSTUK 1 − VEILIGHEIDSMAATREGELEN − LEES DIT VÓÓR GEBRUIK 1....................
1-1. De betekenis van de symbolen 1.........................................................
1-2. De risico’s van het booglassen 1.........................................................
1-3. Aanvullende symbolen voor installatie, bediening en onderhoud 3.............................
1-4. Californië-voorstel 65, waarschuwingen 4..................................................
1-5. Belangrijkste Veiligheidsvoorschriften 5...................................................
1-6. Informatie over elektrische en magnetische velden (EMV -informatie) 5.........................
HOOFDSTUK 2 − DEFINITIES 7...............................................................
2-1. Meer veiligheidssymbolen en definities 7..................................................
2-2. Diverse symbolen en definities 8.........................................................
HOOFDSTUK 3 − INSTALLATIE 9..............................................................
3-1. Locatie van typeplaatje met serienummer en aansluitgegevens 9..............................
3-2. Technische gegevens 9.................................................................
3-3. Belangrijke informatie betreffende CE-producten (voor verkoop binnen de EU) 9.................
HOOFDSTUK 4 − INSTALLATIE 10..............................................................
4-1. Keuze van de locatie 10.................................................................
4-2. Aansluitschema’s voor de apparatuur 11...................................................
4-3. Aansluitingen achterpaneel en kantelbaar draadaanvoermechanisme 12.........................
4-4. Informatie de 14-pens aansluitkabel tussen aanvoerunit en stroombron 13.......................
4-5. Tabel met draadtype, diameter en optimale draadsnelheid 13..................................
4-6. Het installeren van de lastoorts 14.........................................................
4-7. De lasdraad installeren en doorvoeren 15...................................................
HOOFDSTUK 5 − BEDIENING 16...............................................................
5-1. Aan/uit schakelaar 16...................................................................
5-2. JOG/PURGE-schakelaar 16..............................................................
5-3. Bedieningsfuncties op het voorpaneel 17...................................................
5-4. Linker display 18.......................................................................
5-5. Rechter display 18......................................................................
5-6. Instelknop links/rechts 19................................................................
5-7. Insteltoets (voor instelmenu) 19...........................................................
5-8. Start−toets 19..........................................................................
5-9. Krater−toets 19.........................................................................
5-10. Keuzemenu stroombron 20...............................................................
5-11. Bedieningsterminologie 21...............................................................
HOOFDSTUK 6 − SEQUENCEPARAMETERS INSTELLEN 22......................................
6-1. Sequenceparameters in een programma 22.................................................
HOOFDSTUK 7 − PROGRAMMEREN 23.........................................................
7-1. Instelmenu (setup) 23...................................................................
7-2. Instelmenu (setup) niveau 2 24...........................................................
7-3. Een startsequence instellen 25............................................................
7-4. Een kratervulsequence instellen 26........................................................
7-5. Een kratervulvolgorde instellen in de keuzestand Synergische puls 27...........................
7-6. Een kratervulvolgorde instellen in niet-synergisch pulserend of MIG 28..........................
7-7. Profile Pulse 29........................................................................
HOOFDSTUK 8 − ONDERHOUD EN PROBLEEMOPLOSSING 30...................................
8-1. Routineonderhoud 30...................................................................
8-2. Diagnostiek 30.........................................................................
8-3. Storingen 31...........................................................................
HOOFDSTUK 9 − ELECTRISCH SCHEMA 34.....................................................
HOOFDSTUK 10 − ONDERDELENLIJST 36......................................................
GARANTIE
OM-2443 346 Pagina 1
HOOFDSTUK 1 − VEILIGHEIDSMAATREGELENLEES DIT VÓÓR
GEBRUIK
dut_som_2013−09
7
Bescherm uzelf en anderen tegen letsel — Lees deze belangrijke veiligheidsvoorzorgsmaatregelen en bedieningsinstructies, volg ze
op en bewaar ze.
1-1. De betekenis van de symbolen
GEVAAR! − Duidt op een gevaarlijke situatie die moet
worden vermeden omdat hij anders leidt tot ernstig of
dodelijk letsel. De mogelijke gevaren worden getoond
met bijbehorende symbolen of uitgelegd in de tekst.
Duidt op een gevaarlijke situatie die moet worden ver-
meden omdat hij anders kan leiden tot ernstig of dode-
lijk letsel. De mogelijke gevaren worden getoond met
bijbehorende symbolen of uitgelegd in de tekst.
OPGELET − Aanduiding voor mededelingen die niet zijn gerelateerd
aan persoonlijk letsel.
. Aanduiding voor speciale instructies.
Deze groep symbolen duidt op Waarschuwing! Kijk uit! Gevaar voor/
van mogelijke ELEKTRISCHE SCHOK, BEWEGENDE ONDERDE-
LEN en HETE ONDERDELEN. Raadpleeg de symbolen en de bijbe-
horende instructies om deze risico’s te vermijden.
1-2. De risico’s van het booglassen
Onderstaande symbolen worden in de hele handleiding ge-
bruikt om u ergens op te attenderen en om mogelijke risico’s
aan te geven. Als u een dergelijk symbool ziet, wees dan voor-
zichtig en volg de bijbehorende instructies op om problemen
te voorkomen. De veiligheidsinformatie hieronder is slechts
een samenvatting van de veiligheidsvoorschriften in Sectie
{+}. Lees en volg alle veiligheidsvoorschriften.
Alleen bevoegde personen moeten dit onderdeel installeren,
bedienen, onderhouden en repareren.
Zorg dat iedereen, en vooral kinderen, uit de buurt blijven tij-
dens het gebruik van dit apparaat.
Een ELEKTRISCHE SCHOK kan do-
delijk zijn
Het aanraken van onder stroom staande onderdelen
kan fatale schokken en ernstige brandwonden
veroorzaken. De elektrode en het werkstuk staan
onder stroom als de machine ingeschakeld is. Het
voedingsgedeelte en de interne circuits van de
machine staan eveneens onder stroom als het
apparaat aan staat. Bij semi-automatisch of au-
tomatisch draadlassen staat het draad, de spoel, de
ruimte waar het lasdraad zich in de machine bevindt
en alle metalen onderdelen die in aanraking zijn met
de lasdraad onder stroom. Verkeerd geïnstalleerde
of onvoldoende geaarde installaties kunnen geva-
ren opleveren.
D Raak onderdelen die onder stroom staan niet aan
D Draag droge, isolerende handschoenen en lichaamsbescherming
zonder gaten
D Isoleer u zelf van het werkstuk en de grond door droge isolatiema-
tjes of kleden te gebruiken die groot genoeg zijn om elk contact met
de grond of het werkstuk te voorkomen
D Gebruik geen wissel−(AC) uitgangsspanning in een vochtige om-
geving, als u beperkte bewegingsvrijheid hebt of als het gevaar
bestaat dat u kunt vallen
D Gebruik ALLEEN wissel− (AC) uitgangsspanning als het laspro-
ces dit vereist.
D Als er wissel− (AC) uitgangsspanning is vereist, gebruik dan de af-
standsbediening als die op het apparaat aanwezig is.
D Er zijn extra veiligheidsmaatregelen nodig als zich een van de vol-
gende elektrisch gevaarlijke omstandigheden voordoet: op
vochtige locaties of als u natte kleding draagt; op metalen con-
structies zoals vloeren, roosters of steigers; in een verkrampte
lichaamshouding bijvoorbeeld als u zit, knielt of ligt; of wanneer het
risico van onvermijdelijk of toevallig contact met het werkstuk of de
aarde groot is. Gebruik onder deze omstandigheden de volgende
apparatuur in de aangegeven volgorde: 1) een semi−automatisch
gelijkstroom (draad−) lasapparaat met constante spanning, 2) een
handbediend gelijkstroom (elektrode−) lasapparaat, of 3) een wis-
selstroom lasapparaat met een lagere spanning en open circuit. In
de meeste gevallen wordt het gebruik van een gelijkstroom lasap-
paraat met lagere spanning aanbevolen. En werk niet alleen!
D Als er wissel− (AC) uitgangsspanning is vereist, gebruik dan de af-
standsbediening als die op het apparaat aanwezig is.
D Zet de hoofdstroom uit of stop de motor voordat u deze installatie
installeert of nakijkt. Zet de stroom uit volgens OSHA 29 CFR
1910.147 (zie de Veiligheidsvoorschriften)
D Installeer, aard en bedien deze installatie in overeenstemming met
de Handleiding voor gebruikers en landelijke of lokale voor-
schriften.
D Controleer altijd de aarding van de voeding en wees er zeker van
dat de aardingsgeleider van de voedingskabel goed aangesloten
is op de aansluitklem van het apparaat en dat de stekker van de
kabel aangesloten is op een correct geaarde contactdoos.
D Controleer de ingaande voedingskabel en de massakabel regel-
matig op beschadigingen of blootliggende bedrading − en vervang
de kabel onmiddellijk als deze beschadigd is − blootliggende be-
drading kan dodelijk zijn.
D Houd snoeren droog, vrij van olie en vet en bescherm deze tegen
heet metaal en vonken.
D Controleer de kabel regelmatig op beschadigingen of openlig-
gende bedrading en vervang de kabel onmiddellijk als deze
beschadigd is − openliggende bedrading kan dodelijk zijn.
D Zet alles af als het apparaat niet gebruikt wordt.
D Gebruik geen versleten, beschadigde, te korte of slecht verbon-
den kabels.
D Draag de kabels niet op uw lichaam.
D Als het werkstuk geaard moet worden, doe dit dan met een aparte
kabel- gebruik niet de massaklem of massakabel.
D Raak de elektrode niet aan als u in contact staat met het werkstuk,
de grond of een andere elektrode van een ander apparaat.
D Gebruik alleen goed onderhouden installaties. Repareer of ver-
vang beschadigde onderdelen onmiddellijk. Onderhoud het
apparaat zoals beschreven staat in de handleiding.
D Draag een veiligheidsharnas als u boven grond-niveau werkt
D Houd alle panelen en afdekplaten veilig op hun plaats.
D Klem de massakabel zo dicht mogelijk bij de las met een goed me-
taal-op-metaalcontact op het werkstuk of werktafel.
D Isoleer de massaklem wanneer deze niet is aangesloten op het
werkstuk om contact met een metalen object te voorkomen
D Sluit niet meer dan één elektrode of massakabel aan op één enke-
le lasbron. Haal de kabel los voor het proces dat niet wordt
gebruikt.
D Maak gebruik van aardlekbescherming wanneer u hulpapparatuur
gebruikt in vochtige of natte locaties.
OM-243 346 Pagina 2
Er staat ook NA het afsluiten van de voedingsspan-
ning nog een AANZIENLIJKE GELIJKSPANNING
op het voedingsgedeelte van de inverter lasstroom-
bronnen.
D Zet de gelijkstroom-wisselstroomomzetter uit, maak de voedings-
stekker los en ontlaad de invoercondensatoren overenkomstig de
aanwijzingen in de Sectie Onderhoud, voordat u enig onderdeeel
aanraakt.
Door HETE ONDERDELEN kunnen
brandwonden ontstaan.
D Hete onderdelen niet met blote handen aan-
raken
D Laat apparatuur altijd afkoelen, voor u eraan
gaat werken.
D Gebruik de juiste gereedschappen om hete on-
derdelen beet te pakken en/of draag zware
geïsoleerde lashandschoenen en −kleding om
brandwonden te voorkomen.
ROOK EN GASSEN kunnen gevaarlijk
zijn.
Tijdens het lassen komen rook en gassen vrij. Het
inademen hiervan kan gevaarlijk zijn voor uw
gezondheid.
D Zorg ervoor dat u niet in de rook staat. Adem de rook niet in.
D Als u binnen last, ventileer de ruimte dan goed en/of zorg dat las-
rook en gassen afgezogen worden. De aanbevolen manier om te
bepalen of er voldoende ventilatie is, is monsters te nemen van de
dampen en gassen waaraan het personeel wordt blootgesteld en
deze te analyseren op samenstelling en hoeveelheid.
D Als er een slechte ventilatie is, gebruik dan een goedgekeurd gas-
masker.
D Lees de Materiaalveiligheidsinformatiebladen en de instructies
van de fabrikant voor hechtmiddelen, coatings, schoonmaak-
middelen, slijtdelen, koelmiddelen, ontvetters, fluxpoeder en
metalen en zorg dat u alles goed begrijpt.
D Werk alleen in een beslotenruimte als deze goed geventileerd
wordt. Of als u een beademingsapparaat draagt. Zorg ervoor dat
er altijd een ervaren persoon toekijkt. Lasdampen en gassen kun-
nen lucht verdringen en het zuurstofgehalte verlagen, wat
schadelijke invloed heeft op u lichaam en zelfs dodelijk kan zijn.
Zorg voor veilige ademlucht.
D Las niet in ruimtes waar dingen worden ontvet, schoongemaakt of
waar wordt gesproeid. De hitte en stralen van de boog kunnen rea-
geren met dampen en op deze manier zwaar vergiftigde en
irriterende gassen vormen
D Las geen beklede metalen zoals gegalvaniseerd of met lood-of
cadmium bedekt staal, tenzij de bekleding verwijderd wordt van
het gedeelte dat gelast moet worden, de ruimte goed geventileerd
wordt en u, indien nodig, een gasmasker draagt. De belkedingen
en metalen die deze elementen bevatten kunnen giftige dampen
produceren als ze gelast worden.
De STRALEN UIT DE BOOG kunnen
ogen en huid verbranden
Boogstralen van het lasproces produceren zichbare
en onzichtbare (ultraviolette en infrarood) stralen die
uw ogen en huid kunnen verbranden. Tijdens het
lassen vliegen lasspatten en vonken in het rond.
D Draag tijdens het lassen of toekijken tijdens het lassen een las-
helm voorzien van een lasglas met de juiste tint om uw gezicht en
ogen tegen boogstralen en vonken te beschermen. (zie ANSI
Z49.1 en Z87.1 in de Veiligheidsvoorschriften).
D Draag een goedgekeurde veiligheidsbril met zijschermen onder
uw helm
D Gebruik beschermende lasgordijnen of schermen om anderen te-
gen flitsen en verblindend licht te beschermen ; waarschuw
anderen om niet in de boog te kijken.
D Draag lichaamsbescherming die is gemaakt van duurzaam
vuurbestendig materiaal (leer, zware katoen, wol). Lichaamsbes-
cherming houdt ook olievrije kleding in zoals leren handschoenen,
een zwaar overhemd, een broek zonder omslag, hoge schoenen
en een pet.
LASSEN kan brand of explosies ver-
oorzaken
Als er gelast wordt aan gesloten vaten zoals tanks,
trommels of pijpen, kunnen deze opgeblazen
worden Er kunnen vonken van de lasboog afvliegen.
De rondvliegende vonken, de temperatuur van het
werkstuk en van het gereedschap kunnen brand en brandwonden
veroorzaken. Toevallig contact van een elektrode met metalen
voorwerpen kan vonken, explosies, oververhitting of brand ver-
oorzaken. Controleer eerst of de omgeving veilig is voordat u gaat
lassen.
D Verwijder alle brandbare materialen in een straal van 10 meter van
de lasboog. Als dit niet mogelijk is, dek ze dan goed af met brand-
werende materialen.
D Las niet op plaatsen waar rondvliegende vonken brandbaar mate-
riaal kunnen raken.
D Bescherm uzelf en anderen tegen rondvliegende vonken en heet
metaal.
D Wees erop attent dat vonken en hete materialen van het laswerk
gemakkelijk door kleine hoeken en gaten naar naastliggende ruim-
tes kunnen vliegen.
D Kijk goed uit voor brand en houd een brandblusser in de buurt
D Wees erop bedacht dat bij het lassen van plafonds, vloeren, schei-
dingswanden of tussenschotten brand kan ontstaan aan de
tegenovergestelde zijde
D Las niet aan containers waarin ooit brandbare stoffen zijn opgesla-
gen of aan besloten ruimtes −zoals tanks, vaten of buizen tenzij ze
voldoende voorbereid zijn conform AWS F4.1 en AWS 6.0 (zie Vei-
ligheidsvoorschriften).
D Niet lassen op plaatsen waar de omgevingslucht brandbaar stof,
gas of vloeistofdampen (bijv. van benzine) kan bevatten.
D Verbind de massakabel met het werkstuk zo dicht mogelijk bij de
plaats waar gelast moet worden, zodat de lasstroom een direkte
en korte weg aflegt en elektrische schokken en brandrisico’s ver-
meden kunnen worden
D Gebruik een lasapparaat niet om bevroren pijpen te ontdooien.
D Haal de elektrode uit de elektrodehouder of knip de lasdraad af aan
de contactbuis als niet gelast wordt.
D Draag lichaamsbescherming die is gemaakt van duurzaam
vuurbestendig materiaal (leer, zware katoen, wol). Lichaamsbes-
cherming houdt ook olievrije kleding in zoals leren handschoenen,
een zwaar overhemd, een broek zonder omslag, hoge schoenen
en een pet.
D Zorg ervoor dat u geen brandbare voorwerpen zoals aanstekers of
lucifers bij u draagt als u gaat lassen.
D Inspecteer de omgeving als u klaar bent met uw werk om er zeker
van te zijn dat er geen vonken, gloeiende sintels en vlammen zijn.
D Alleen de juiste zekeringen of contactverbrekers gebruiken; geen
zwaardere nemen of deze doorverbinden.
D Volg de vereisten in OSHA 1910.252 (a) (2) (iv) en NFPA 51B voor
werken met hoge temperaturen, zorg dat er een brandmelder aan-
wezig is en dat u een blusapparaat onder handbereik hebt.
D Lees de Materiaalveiligheidsinformatiebladen en de instructies
van de fabrikant voor hechtmiddelen, coatings, schoonmaak-
middelen, slijtdelen, koelmiddelen, ontvetters, fluxpoeder en
metalen en zorg dat u alles goed begrijpt.
OM-2443 346 Pagina 3
RONDVLIEGEND METAAL of STOF
kan de ogen verwonden.
D Door lassen, bikken, het gebruik van draadbor-
stels en slijpen kunnen vonken en rodvliegen-
de metaal-schilfers ontstaan. Als lasrupsen af-
koelen, kunnen er slakresten rondvliegen.
D Draag een goedgekeurde veiligheidsbril met zijschermen, zelfs
onder uw lashelm.
GASVORMING kan schadelijk voor
de gezondheid of zelfs dodelijk zijn
D Draai de persgastoevoer dicht, wanneer u
geen gas gebruikt.
D Zorg altijd voor ventilatie in enge ruimtes of ge-
bruik goedgekeurde beademingsapparatuur
ELEKTRISCHE EN MAGNETISCHE
VELDEN kunnen van invloed zijn op
geïmplanteerde medische apparatuur
.
D Mensen die een pacemaker of een ander
geïmplanteerd medisch apparaat dragen,
moeten uit de buurt blijven.
D Mensen die een geïmplanteerd medisch apparaat dragen,
moeten hun arts en de fabrikant van het apparaat raadplegen
voordat ze in de buurt komen van werkzaamheden met
booglassen, puntlassen, gutsen, plasmaboogsnijden of
inductieverwarmen.
LAWAAI kan het gehoor aantasten
Lawaai van bepaalde werkzaamheden of appara-
tuur kan uw gehoor aantasten
D Draag goedgekeurde gehoorbescherming als
het geluidsniveau te hoog is
GASFLESSEN kunnen exploderen
als ze beschadigd worden
Persgasflessen bevatten gas dat onder hoge druk
staat. Als een gasfles beschadigd wordt, kan deze
exploderen. Aangezien gasflessen normaal ge-
sproken een onderdeel uitmaken van het van het
lasproces moet u er voorzichtig mee omgaan.
D Bescherm gasflessen tegen hoge temperaturen, mechanische
schokken, slak, open vuur, vonken en vlambogen.
D Plaats de gasflessen rechtop in een rek of in de laskar zodat ze
niet kunnen vallen of omkantelen.
D Houd de flessen uit de buurt van alle las- of andere stroom-
kringen
D Hang nooit een elektrodehouder over een gasfles.
D Laat nooit een laselektrode in aanraking komen met een gasfles.
D Las nooit op een gasfles onder druk; een explosie zal het gevolg
zijn.
D Gebruik het juiste beschermgas, reduceerventielen, slangen en
hulpstukken die speciaal bedoeld zijn voor een bepaalde toe-
passing; onderhoud deze en bijhorende onderdelen goed.
D Draai uw gezicht weg van de uitgang van het ventiel wanneer u
het cilinderventiel opent. Niet vóór of achter de regelaar gaan
staan wanneer u het ventiel opent.
D Laat de beschermende kap over het ventiel over het ventiel zit-
ten behalve als de fles gebruikt wordt of aangesloten is voor ge-
bruik.
D Gebruik de juiste apparatuur, de juiste procedures en een vol-
doende aantal personen om gasflessen te tillen en verplaatsen
D Lees en volg de instructies op de flessen met gecomprimeerd
gas, bijbehorend materiaal en de CGA publikatie die in de Veilig-
heidsvoorschriften staat.
1-3. Aanvullende symbolen voor installatie, bediening en onderhoud
BRAND- EN EXPLOSIEGEVAAR
D Installeer of plaats het apparaat niet op, boven
of vlakbij ontbrandbare oppervlakken.
D Het apparaat niet in de buurt van brandbare
stoffen installeren.
D Overbelast de bedrading van het gebouw niet- controleer of het
voedingsnet sterk genoeg is, goed beschermd is en dit apparaat
aan kan.
VALLENDE APPARATUUR kan letsel
veroorzaken.
D Gebruik alleen het hijsoog om het apparaat op
te tillen, en NIET de laskar, gasflessen of ande-
re accessoires.
D Gebruik gereedschap met voldoende capaciteit om het apparaat
op te tillen en te ondersteunen.
D Als u hefvorken gebruikt om het apparaat te verplaatsen, zorg er
dan voor dat de vorken zo lang zijn, dat ze aan de andere kant
onder het apparaat uitsteken.
D Let er bij het werken in de open lucht op dat kabels en snoeren
niet in aanraking kunnen komen met rijdende voertuigen.
D Volg bij het handmatig optillen van zware onderdelen of
apparatuur de Amerikaanse ARBO−richtlijn getiteld
Applications Manual for the Revised NIOSH Lifting Equation
(Publication No. 94–110).
TE LANGDURIG GEBRUIK kan leiden
tot OVERVERHITTING.
D Laat het apparaat goed afkoelen; houd u aan
de nominale inschakelduur.
D Verminder de stroomsterkte of de inschakel-
duur voordat u opnieuw begint met lassen.
D Blokkeer of filter de luchtaanvoer naar het apparaat niet.
RONDVLIEGENDE LASSPATTEN
kunnen letsel veroorzaken.
D Draag gezichtsbescherming om de ogen en
het gezicht te beschermen.
D Slijp de wolfraam elektrode alleen met een slijper die voorzien is
van de juiste beschermkast en op een veilige locatie. Draag hier-
bij de juiste gezichts-, hand- en lichaamsbescherming.
D Vonken kunnen brand veroorzaken − brandbare stoffen uit de
buurt houden.
STATISCHE ELEKTRICITEIT kan PC-
kaarten beschadigen
D Doe een geaarde polsband om VOORDAT u
printplaten of onderdelen aanraakt.
D Gebruik goede anti-statische zakken of dozen
voor het opslaan, verplaatsen of transporteren
van PC-printplaten.
OM-243 346 Pagina 4
BEWEGENDE ONDERDELEN kunnen
letsel veroorzaken.
D Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen
D Blijf uit de buurt van afknijppunten zoals aan-
drijfrollen.
LASDRAAD kan letsel veroorzaken
D Bedien de toortsschakelaar pas als u de aan-
wijzing krijgt om dat te doen.
D Richt het pistool niet op enig lichaamsdeel, an-
dere mensen of op enig materiaal als de draad
wordt ingevoerd.
ONTPLOFFEN VAN DE ACCU kan
letsel veroorzaken.
D Gebruik het lasapparaat niet om accu’s op te
laden of om voertuigen te starten tenzij het een
acculaadvoorziening heeft die hiervoor
speciaal is bedoeld.
BEWEGENDE ONDERDELEN kunnen
letsel veroorzaken
D Blijf uit de buurt van bewegende delen zoals
ventilatoren.
D Laat deuren, panelen, deksels en beschermplaten alleen ver-
wijderen door bevoegd personeel indien nodig voor onderhoud
en storingzoeken.
D Laat deuren, panelen, deksels en beschermplaten alleen ver-
wijderen door bevoegd personeel indien nodig voor onderhoud
en storingzoeken.
D Breng eerst deuren, panelen, deksels en beschermplaten weer
aan na afloop van het onderhoud en sluit pas dan de voeding
weer aan.
RONDVLIEGENDE LASSPATTEN
kunnen letsel veroorzaken.
D Draag gezichtsbescherming voor ogen en ge-
zicht te beschermen.
D Slijp de wolfraam elektrode alleen met een slijper die voorzien is
van de juiste beschermkast en die op een veilige locatie staat.
Draag tijdens het slijpen de nodige gezichts-, hand- en lichaams-
bescherming.
D Vonken kunnen brand veroorzaken − brandbare stoffen uit de
buurt houden.
LEES DE INSTRUCTIES.
D Lees nauwkeurig de gebruikershandleiding en
alle waarschuwingslabels, voordat u de
machine installeert, gebruikt of er onderhoud
aan pleegt, en volg de aanwijzingen steeds op.
Lees de veiligheidsinformatie aan het begin
van de handleiding en in elk hoofdstuk.
D Gebruik alleen originele vervangingsonderdelen van de fabri-
kant.
D Voer onderhoud en service uit zoals vermeld in de Handleidin-
gen, de industriële normen en de landelijke en ter plekke gelden-
de regelgeving.
H.F. STRALING kan storingen veroor-
zaken
D Hoog-frequente straling kan storing ver-
oorzaken bij radio-navigatie, veiligheidsdien-
sten, computers en communicatie-apparatuur.
D Laat alleen bevoegde personen die bekend zijn met elektroni-
sche apparatuur deze installatie uitvoeren.
D De gebruiker is verantwoordelijk voor onmiddellijk herstel door
een bevoegd elektricien bij storingsproblemen als gevolg van de
installatie
D Als u van overheidswege klachten krijgt over storingen, stop dan
onmiddellijk met het gebruik van de apparatuur.
D Laat de installatie regelmatig nakijken en onderhouden.
D Houd deuren en panelen van hoogfrequentbronnen stevig dicht,
houd de elektrodeafstand op de juiste instelling en zorg voor aar-
ding en afscherming om de mogelijkheid van storingen tot een
minimum te beperken.
BOOGLASSEN kan interferentie
veroorzaken.
D Elektromagnetische energie kan interferentie
veroorzaken bij gevoelige elektronische
apparatuur zoals computers en
computergestuurde apparatuur zoals robots.
D Zorg ervoor dat alle apparatuur in het lasgebied elektromagne-
tisch compatibel is.
D Om mogelijke interferentie te verminderen moet u de laskabels
zo kort mogelijk houden, dicht bij elkaar en laag, bijvoorbeeld op
de vloer.
D Voer de laswerkzaamheden uit op 100 meter afstand van
gevoelige elektronische apparatuur.
D Zorg ervoor dat dit lasapparaat conform de aanwijzingen in deze
handleiding wordt geïnstalleerd en geaard.
D Als er dan nog steeds interferentie optreedt, dient de gebruiker
extra maatregelen te nemen, zoals verplaatsing van het
lasapparaat, gebruik van afgeschermde kabels, gebruik van
lijnfilters of afscherming van het werkterrein.
1-4. Californië-voorstel 65, waarschuwingen
Las- en snijapparatuur produceert dampen of gassen die che-
micaliën bevatten waarvan het de Staat Californië bekend is
dat ze geboorteafwijkingen en, in sommige gevallen, kanker
veroorzaken. (California Health & Safety Code, sectie 25249.5
en volgend.)
Dit product bevat chemicaliën, waaronder lood waarvan het
de Staat Californië bekend is dat het kanker, geboorteafwij-
kingen of andere voortplantingsproblemen veroorzaakt. Was
na gebruik uw handen.
OM-2443 346 Pagina 5
1-5. Belangrijkste Veiligheidsvoorschriften
Safety in Welding, Cutting, and Allied Processes, ANSI Standard Z49.1,
is available as a free download from the American Welding Society at
http://www.aws.org or purchased from Global Engineering Documents
(phone: 1-877-413-5184, website: www.global.ihs.com).
Safe Practices for the Preparation of Containers and Piping for Welding
and Cutting, American Welding Society Standard AWS F4.1, from Glob-
al Engineering Documents (phone: 1-877-413-5184, website:
www.global.ihs.com).
Safe Practices for Welding and Cutting Containers that have Held Com-
bustibles, American Welding Society Standard AWS A6.0, from Global
Engineering Documents (phone: 1-877-413-5184,
website: www.global.ihs.com).
National Electrical Code, NFPA Standard 70, from National Fire Protec-
tion Association, Quincy, MA 02269 (phone: 1-800-344-3555, website:
www.nfpa.org and www. sparky.org).
Safe Handling of Compressed Gases in Cylinders, CGA Pamphlet P-1,
from Compressed Gas Association, 14501 George Carter Way, Suite
103, Chantilly, VA 20151 (phone: 703-788-2700, website:www.cga-
net.com).
Safety in Welding, Cutting, and Allied Processes, CSA Standard
W117.2, from Canadian Standards Association, Standards Sales, 5060
Spectrum Way, Suite 100, Ontario, Canada L4W 5NS (phone:
800-463-6727, website: www.csa-international.org).
Safe Practice For Occupational And Educational Eye And Face Protec-
tion, ANSI Standard Z87.1, from American National Standards Institute,
25 West 43rd Street, New York, NY 10036 (phone: 212-642-4900, web-
site: www.ansi.org).
Standard for Fire Prevention During Welding, Cutting, and Other Hot
Work, NFPA Standard 51B, from National Fire Protection Association,
Quincy, MA 02269 (phone: 1-800-344-3555, website: www.nfpa.org.
OSHA, Occupational Safety and Health Standards for General Indus-
try, Title 29, Code of Federal Regulations (CFR), Part 1910, Subpart Q,
and Part 1926, Subpart J, from U.S. Government Printing Office, Super-
intendent of Documents, P.O. Box 371954, Pittsburgh, PA 15250-7954
(phone: 1-866-512-1800) (there are 10 OSHA Regional Offices—
phone for Region 5, Chicago, is 312-353-2220, website:
www.osha.gov).
Applications Manual for the Revised NIOSH Lifting Equation, The Na-
tional Institute for Occupational Safety and Health (NIOSH), 1600
Clifton Rd, Atlanta, GA 30333 (phone: 1-800-232-4636, website:
www.cdc.gov/NIOSH).
1-6. Informatie over elektrische en magnetische velden (EMV -informatie)
Elektrische stroom die door een draad stroomt veroorzaakt plaatselijk
elektrische en magnetische velden (EMV). De stroom bij booglassen
(en verwante processen zoals puntlassen, gutsen, plasmasnijden
en inductieverwarmingsprocessen) zorgt voor een elektromagnetisch
veld rondom het lascircuit. Elektromagnetischevelden kunnen interfe-
rentie veroorzaken bij bepaalde medische implantaten zoals
pacemakers. Voor personen die medische implantaten hebben moeten
beschermende maatregelen worden genomen, bijv. toegangsbeper-
king voor passanten of een risicoanalyse voor iedere afzonderlijke
lasser. Beperk bijvoorbeeld de toegang voor omstanders of voer afzon-
derlijke risicobeoordelingen uit voor lassers. Alle lassers moeten de
volgende procedures naleven om zo blootstelling aan elektro−magneti-
schevelden van de lasstroomkring tot een minimum te beperken:
1. Houd kabels dicht bij elkaar door ze in elkaar te twisten of vast te
plakken of gebruik kabelbescherming.
2. Kom niet met uw lichaam tussen de laskabels. Leg de kabel aan
één kant en weg van de gebruiker.
3. Rol of hang de kabels niet rond of op uw lichaam.
4. Houd hoofd en romp zo ver mogelijk verwijderd van de
apparatuur in de lasstroomkring.
5. Monteer de massaklem aan het werkstuk zo dicht mogelijk bij de
las.
6. Niet direct naast de lasstroombron werken, er niet op gaan zitten
en er niet op leunen.
7. Niet lassen terwijl u de lasstroombron of het
draadaanvoersysteem draagt.
Over geïmplanteerde medische apparatuur:
Mensen die een geïmplanteerd medisch apparaat dragen, moeten hun
arts en de fabrikant van het apparaat raadplegen voordat ze in de buurt
komen van werkzaamheden met booglassen, puntlassen, gutsen, pla-
smaboogsnijden of inductieverhitting. Bij toestemming van de arts
wordt geadviseerd om bovenstaande procedures te volgen.
OM-243 346 Pagina 6
OM−243 346 pagina 7
HOOFDSTUK 2 − DEFINITIES
2-1. Meer veiligheidssymbolen en definities
. Bepaalde symbolen worden alleen aangetroffen op CE-producten.
Waarschuwing! Pas op! Kans op gevaar (zie de symbolen).
Safe1 2012−05
Het product niet meegeven met het gewone afval (waar van toepassing).
Hergebruik of recycle afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (AEEA-regels). Voer de apparaten
af naar een daarvoor bestemd inleverstation.
Neem contact op met de gemeente of uw lokale dealer voor nadere informatie.
Safe37 2012−05
Safe57 2012−05
Draag droge, geïsoleerde handschoenen. De elektrode of lasdraad niet met de blote hand aanraken.
Draag geen natte of kapotte handschoenen.
Bescherm uzelf tegen elektrische schokken door uzelf te isoleren van het werk en de aarde.
Safe58 2012−06
Haal de stekker van de machine uit het stopcontact, voordat u aan de machine gaat werken.
Safe5 2012−05
Zorg ervoor dat u niet in de rook staat.
Safe59 2012−05
Gebruik actieve ventilatie of een afvoersysteem om de dampen van de werkplek af te voeren.
Safe60 2012−06
Gebruik een ventilator om de dampen af te voeren.
Safe61 2012−06
Houd brandbare stoffen uit de buurt van het laswerk. Niet lassen vlakbij brandbare stoffen.
Safe62 2012−06
Lasvonken kunnen brand veroorzaken. Zorg dat er een brandblusapparaat in de buurt is en zorg dat
er een toezichthouder is die klaarstaat om dit gebruiken.
Safe63 2012−06
OM−243 346 pagina 8
?
Niet aan vaten of dichte containers e.d. lassen.
Safe64 2012−06
Verwijder het label niet; verf het ook niet over en dek het niet af.
Safe20 2012−05
Aandrijfrollen kunnen de vingers verwonden.
Safe32 2012−05
De lasdraad en de onderdelen van de aandrijving staan tijdens het lassen onder lasspanning - houd handen
en metalen objecten uit de buurt ervan.
Safe33 2012−05
Draag een hoofddeksel en een veiligheidsbril. Bescherm uw oren
en knoop de kraag van uw overhemd dicht. Gebruik een lashelm met
de juiste filtersterkte. Draag bescherming voor uw hele lichaam.
Safe66 2012−06
Zorg dat u geoefend raakt en lees de aanwijzingen,
voordat u aan de machine gaat werken of gaat lassen.
Safe65 2012−06
2-2. Diverse symbolen en definities
. Bepaalde symbolen worden alleen aangetroffen op CE−producten.
Uitgang
A
Ampère
V
Volt Gelijkstroom (DC)
X
Inschakelduur Draadaanvoer Percent
IP
Beschermings-
graad
Ingang
Draad verplaatsen
naar het werkstuk
toe (zonder boog)
Doorspoelen met
gas
Hz
Hertz
Constante stroom
Automatische
zekering
Constante span-
ning
Set Up
Houdfunctie van
de toortsschake-
laar uit
Houdfunctie van
de toortsschake-
laar aan
I
2
Nominale
lasstroom
Verhogen
I
1
Primaire stroom-
sterkte
Sequence Programma Proces
Draadtype Type gas
Verstelbare induct-
antie
Tijd
Boogregeling Toortsschakelaar Gasvoorstroomtijd Gasnastroomtijd
Enkelfase Driefasen Netaansluiting Gasinvoer
Lees de instructies
U
1
Primaire spanning
U
2
Uitgangsspanning
belast
OM−243 346 pagina 9
HOOFDSTUK 3 − INSTALLATIE
3-1. Locatie van typeplaatje met serienummer en aansluitgegevens
Het serienummer en de aansluitgegevens zijn bij dit product te vinden op het achterpaneel. Op het typeplaatje kunt u de elektrische spanning en het
vermogen aflezen dat de apparatuur nodig heeft, en welk vermogen het kan leveren. Wij raden aan het serienummer te noteren op de achterzijde van
deze handleiding, in het daarvoor bestemde vak, zodat u dit nummer altijd bij de hand hebt.
3-2. Technische gegevens
Type
ingangs-
vermogen
Type lasstroombron
Draadaanvoer-
snelheid*
Bereik
draaddiameter
Nominale
lasstroom
Algehele
afmetingen
Gewicht
24 V AC
enkelfase
10 ampère 50/60
hertz
Constant Voltage (CV)
gelijkstroom (DC) met
14−pens stekker en
contactoraansturing
Standaard:
1,4 tot 19,6 m/min.
0,9 tot 2 mm
Max.
spoeldiameter:
457 mm
Maximum
spoelgewicht:
27 kg
100 V, 750 A,
100%
inschakelduur
Lengte: 686 mm
Breedte: 318 mm
Hoogte: 356 mm
20,4 kg
* Zie hoofdstuk 4-5 voor gedetailleerde informatie over type, dikte en aanvoersnelheid van lasdraad.
3-3. Belangrijke informatie betreffende CE-producten (voor verkoop binnen de EU)
IP graad
IP2X
Deze apparatuur is ontworpen voor gebruik binnen, en niet voor opslag of gebruik buiten.
A. Informatie over Elektromagnetische Velden (EMF)
! Deze apparatuur mag niet worden gebruikt door het grote publiek aangezien de EMV−grenzen voor het grote publiek mogelijk
kunnen worden overschreden tijdens het lassen.
Deze apparatuur is gebouwd conform EN 60974−1 en is louter bedoeld voor beroepsmatig gebruik (waar het grote publiek geen toegang heeft
of waar toegang zodanig is geregeld dat deze gelijk is aan beroepsmatig gebruik) en alleen door een deskundig gebruiker of iemand die hiertoe
is opgeleid.
Draadaanvoersystemen en aanvullende apparatuur (zoals toortsen, vloeistofkoelsystemen en lasboog− en stabilisatieapparatuur) die onderdeel
uitmaken van het lascircuit mogen geen belangrijke bijdrage leveren aan het EMV. Zie de gebruikershandleidingen van alle onderdelen van de
lasstroomkring voor meer informatie over EMV−blootstelling.
S De meting van de EMV voor deze apparatuur vond plaats op een afstand van 0,5 meter.
S Op een afstand van 1 meter waren de waarden van de EMV−blootstelling minder dan 20% van de toegestane waarden.
ce−emf 1 2010−10
B. Informatie over Elektromagnetische Compatibiliteit (EMC)
! Deze Klasse A apparatuur is niet bedoeld voor gebruik op plaatsen in woongebieden waar de elektrische stroom afkomstig is van
het openbaar laagspanningsnetwerk. Op dergelijke plaatsen ontstaan er mogelijk problemen met de elektromagnetische
compatibiliteit als gevolg van storingen door geleiding en straling.
ce−emc 3 2011−09
OM−243 346 pagina 10
HOOFDSTUK 4 − INSTALLATIE
Ref. 803 048 / 246 044−A
! Plaats de draadaanvoerunit
niet waar de lasdraad de
cilinder kan raken.
! Verplaats het apparaat niet
naar en gebruik het niet op
plaatsen waar het kan
omvallen.
1 Draadaanvoerunit
2 Draadspoel/houders
3 Gasfles met slang en
reduceerventiel
(door de klant geleverd)
. De druk van het beschermgas
mag niet hoger zijn dan
689 kPa.
4 Lasstroombron
5 Wielonderstel
6 Waterkoelsysteem
4-1. Keuze van de locatie
1
3
2
5
4
6
OM−243 346 pagina 11
4-2. Aansluitschema’s voor de apparatuur
1 Lasstroombron
. Stel de lasstroombron in aan de hand
van hoofdstuk 5-10.
2 Contactoraansturing / voedingskabel
3 Positieve (+) laskabel
4 Negatieve (−) laskabel
5 Werkstuk
6 Lastoorts
7 Draadaanvoerunit
8 Gasslang
9 Gasfles met reduceerventiel
(door de klant geleverd)
. De druk van het beschermgas mag
niet hoger zijn dan 689 kPa.
246 040−A
1
2
3
4
5
6
7
8
9
OM−243 346 pagina 12
4-3. Aansluitingen achterpaneel en kantelbaar draadaanvoermechanisme
246 041−B
2
1 14−pens bedieningskabel − 4,6 m
2 Beschermgasaansluiting
Fitting met rechtsdraaiende 5/8−18
schroefdraad noodzakelijk. Sluit de door
de klant geleverde gasslang aan.
3 Laskabelbout
4 Laskabel
5 Draadaanvoermechanisme
6 Klemschroef voor het roterende
draadaanvoermechanisme
U kantelt het draadaanvoermechanisme
door de schroef los te draaien, het
mechanisme te draaien en de schroef
weer vast te draaien.
9/16, 5/8 inch
Benodigde gereedschappen:
3/16 inch
1
3
4
4
6
5
OM−243 346 pagina 13
4-4. Informatie de 14-pens aansluitkabel tussen aanvoerunit en stroombron
14−pens
aansluiting
Pen* Functie van de pennen
AJ
B
K
I
C
L
NH
D
M
G
E
F
A 24 V AC t.o.v. pin G.
B Verbinding met contact A activeert het uitgangsvermogen.
G Nulleiding voor het 24 V AC circuit.
C +10 V DC ingangssignaal van stroombron naar draadaanvoerunit t.o.v. D.
D Nulleiding van de afstandsbediening.
E 0 tot +10 V DC uitgangssignaal van draadaanvoerunit naar stroombron t.o.v. D.
H Spanningsterugkoppeling; 0 tot +10 V DC, +1 volt per 10 V boogspanning.
F Stroomterugkoppeling; 0 tot +10 V DC, +1 volt per 100 A lasstroom.
L 0 tot +10 V DC uitgangsignaal van draadaanvoerunit naar stroombron t.o.v. N.
M CC/CV−instelling (constante stroom/spanning), signaal 0 tot +10 volt DC.
N Massa draadaanvoerunit.
K Niet gebruikt.
* De overige pennen worden niet gebruikt.
4-5. Tabel met draadtype, diameter en optimale draadsnelheid
Motortype Draadtype Draaddiameter Nominaal snelheidsbereik
(conform IEC 60974−5)
Standaard Alle 0,9 tot 1,57 mm 1,4 tot 19,6 m/min.
Standaard Alle 2 mm 1,4 tot 17,8 m/min.
Aantekeningen
OM−243 346 pagina 14
4
-6. Het installeren van de lastoorts
245 985−A / Ref. 246 040−A
1 Vergrendelknop
2 Vergrendelingslipje voor toorts
3 Uitsparing in aansluitpen
4 Aansluiting lastoorts
Aansluiten van toorts met
Accu−Mate
Draai de vergrendelknop los zodat
de vergrendel−lip vrijkomt.
Duw de aansluitpen van de toorts
zo ver mogelijk naar binnen, zodat
de groef gelijk komt met de
vergrendel−lip.
Draai de vergrendelknop weer aan.
De aansluitpen zit nu vast.
Aansluiten van toorts zonder
Accu−Mate
Als de aansluitpen geen groef
heeft, draait u de vergrendelknop
los en draait de vergrendellip
180 graden. Hierdoor zal de
vergrendellip niet uitsteken in de
groef van de aansluitpen.
Duw de aansluitpen zo ver mogelijk
in de aansluiting.
Draai de vergrendelknop weer aan.
De aansluitpen zit nu vast.
5 Bedieningskabel lastoorts
Steek de plug in de aansluiting voor
de toortsbediening, en draai de
plugomhulling, die aan de
binnenkant schroefdraad heeft,
vast.
6 Drukblokkeerclips
7 Lege sleuven
Gebruik van Push/Pull−toorts
Bij het gebruik van een duw−
trek−toorts (push−pull gun) moeten
de drukblokkeerclips geplaatst
blijven. Het afstellen van de druk
(hoofdstuk 4-7) moet dan niet
gebeuren.
Gebruik van een duw−toorts
Bij het gebruik van een duw−
toorts (push only gun) moeten
de drukblokkeerclips worden ver-
plaatst naar de lege sleuven, zodat
ze eventueel later weer wel
te gebruiken zijn. De druk moet
afgesteld worden volgens
hoofdstuk 4-7.
3
Aansluiten van toorts
met Accu−Mate
Aansluiten van toorts
zonder Accu−Mate
4
2
2
1
1
5
6
7
OM−243 346 pagina 15
4
-7. De lasdraad installeren en doorvoeren
Ref. 156 929−A / ref. 150 922 / ref. 156 930 / S−0627−A
Benodigde gereedschappen:
. De beste draadaanvoer krijgt men als de
liner in de lastoorts is aangepast aan de
gebruikte lasdraad. Bovendien moet
deze liner doorlopen tot de aandrijfrollen,
zonder deze te raken.
Installeer de toorts. Leg de toortskabel zo
recht mogelijk. Knip einde van de draad af.
Duw de draad door de invoergeleider naar de
aandrijfrollen; houd de draad vast. Druk op de
jog−knop om de draad uit de toorts te voeren.
. Bij het gebruik van een Push−Pulltoorts
en drukblokkeerclips, druk niet afstellen.
. Stel bij aluminium lasdraad de
drukindicator zo licht mogelijk af.
. U kunt de druk van de aandrijfrollen
aanpassen door het toortseind ongeveer
5 cm van een niet−geleidende
oppervlakte te houden en de
toortsschakelaar in te drukken om de
draad tegen het oppervlak te voeren.
Aandraaien, zodat de draad niet slipt.
Niet te strak vastdraaien. Indien de draad
volledig klem raakt, moet de draad
kunnen slippen tussen de aandrijfrollen
(zie aanpassen van de druk, hierboven).
Knip de draad af. Sluit de kap.
NIET−GELEIDEND
OPPERVLAK
NIET−GELEIDEND
OPPERVLAK
Draad slipt niet
Draad slipt
Installeer draadspoel. Stel de spanmoer
zodanig in dat de lasdraad strak blijft als
de draadaanvoer stopt.
Installeer de draadgeleiders
en de antislijtagegeleider.
Installeer aandrijfrollen.
3/16, 5/64 inch
15/16, 3/8 inc
h
Aanpassen
druk voorste
rollen
Aanpas-
sen druk
achterste
rollen
Aandrijfrollen
Uiteinde van de liner
Achterkant
van toorts
Druk-
indicator
OM−243 346 pagina 16
HOOFDSTUK 5 − BEDIENING
5-1. Aan/uit schakelaar
1 Aan/uit schakelaar
1
Ref. 246 039−A
5-2. JOG/PURGE-schakelaar
Ref. 246 039−A
1 JOG/PURGE−schakelaar
Druk op de jog/purge−schakelaar om draad
door te voeren zonder de lasuitgang of het
gasklepcircuit te activeren.
Bij deze unit is het mogelijk handmatig
draad door te voeren (‘jogging’) met de
toortsschakelaar of met de jog/
purge−schakelaar.
Indien de lasboog niet ontsteekt binnen
3 seconden nadat de toortsschakelaar is
ingedrukt, zal het apparaat maximaal twee
minuten draad doorvoeren in Jog stand.
Indien de toortsschakelaar na twee minuten
nog steeds is ingedrukt, wordt het
doorvoeren gestopt om te voorkomen dat
de draadrol helemaal wordt afgewikkeld,
zoals in het geval van een beschadigde
toorts.
Het apparaat toont de melding “ERR TRIG“
om aan te geven dat de toortsschakelaar is
geactiveerd.
U kunt de jog−draadsnelheid aanpassen
met behulp van de instelknop tijdens
het joggen. Het apparaat toont de
jog−draadsnelheid tijdens het doorvoeren.
U kunt het doorvoeren eveneens laten
beginnen door op de knop jog/purge te
drukken.
Door op de jog/purge−knop te drukken kunt
u de gasleidingen doorblazen voordat u
gaat lassen of om de gasdruk in te stellen.
1
OM−243 346 pagina 17
5-3. Bedieningsfuncties op het voorpaneel
7
4
1
65
2
3
1 Instelknop links (zie hoofdstuk 5-6)
2 Linkse display (zie hoofdstuk 5-4)
3 Rechtse display (zie hoofdstuk 5-5)
4 Instelknop rechts (zie hoofdstuk 5-6)
5 Kratertoets (zie hoofdstuk 5-9)
6 Starttoets (Zie hoofdstuk 5-8)
7 Insteltoets (zie hoofdstuk 5-7)
243 898−A
Aantekeningen
OM−243 346 pagina 18
5-4. Linker display
1 Led programma A
2 Led programma B
3 Linker display
4 Booglengte−led
5 Volt−led
. Voor het instellen van het juiste
spanningsbereik voor een bepaalde
stroombron, zie hoofdstuk 5-10 −
Keuzemenu stroombron
Linker display
Het linker display toont de spanning of de
booglengte. Het apparaat geeft zowel de
ingestelde als de daadwerkelijke spanning
van de boog aan. Tijdens het lassen wordt de
daadwerkelijke lasspanning weergegeven.
. Zie hoofdstuk 7-2 voor de booglengte en
de spanningsweergave.
1
2
3
4
5
5-5. Rechter display
1 Rechter display
De rechter display toont de aanvoersnelheid
of de stroomsterkte. Als niet gelast wordt toont
de display alleen de vooringestelde
aanvoersnelheid. Tijdens het lassen wordt de
actuele aanvoersnelheid getoond voor de
actieve lassequence.
2 Draadaanvoersnelheid−led
3 Stroomsterkte−led
De leds onder de display geven aan welke
waarde in de display staat.
Indien tijdens een bepaalde lassituatie geen
draadtoevoer plaatsvindt, geeft het
apparaat de draadsnelheid van de
sequence aan. Tijdens het lassen kunt u
altijd de draadsnelheid van de sequence
aanpassen; hierdoor vervalt de preset-
waarde van de draadsnelheid. Met andere
woorden: als u tijdens het lassen de
instelknop gebruikt, toont het apparaat de
draadsnelheid van de sequence en kan
deze worden aangepast onafhankelijk van
de actieve sequence.
Wanneer het apparaat de stroomsterkte
toont, licht de amp−led op. De stroomsterkte
wordt alleen weergegeven tijdens het
lassen en de stroomsterkte hoger is dan de
minimumwaarde van 25 ampère.
1
3
2
OM−243 346 pagina 19
5-6. Instelknop links/rechts
1 Instelknop
Met deze knoppen kunt u diverse
parameters of menu−items instellen.
De linkerknop dient voor de spanning en
de booglengte.
Met de linkerknop is de stroomsterkte en
de aanvoersnelheid van de lasdraad
instelbaar.
1
5-7. Insteltoets (voor instelmenu)
2
1
1 Insteltoets (voor instelmenu)
2 Insteltoets−led
Wordt de insteltoets ingedrukt, dan gaat de
betreffende led branden om dit aan te geven.
Knop de toets in om basisinstellingen te doen.
Door de toets langer ingedrukt te houden
komt u bij de geavanceerde instellingen.
5-8. Start−toets
2
1
1 Start−toets
2 Start−led
Druk op de starttoets om de
startparameters te activeren of
deactiveren. De led is aan als start is
ingeschakeld. U kunt in het menu
van de startparameters komen door
de toets langer dan één seconde
ingedrukt te houden.
5-9. Krater−toets
2
1
1 Krater−toets
2 Krater−led
Druk op de toets om de
kraterparameters te activeren of
deactiveren. U kunt in het menu van
de kraterparameters komen door de
toets langer dan één seconde
ingedrukt te houden.
OM−243 346 pagina 20
5-10. Keuzemenu stroombron
. Na het inschakelen van de
draadaanvoerunit moet de
bediener de gebruikte
lasstroombron instellen. Door
het kiezen van een stroombron
worden automatisch de
minimale en maximale
uitgangsspanning (Vmin en
Vmax) van de stroombron
goed ingesteld.
Eerste keer inschakelen
Als de aanvoerunit voor de eerste
maal wordt ingeschakeld, toont hij
het keuzemenu voor de gebruikte
stroombron. Op de linker display
staat “MPA” en rechts staat “35X”.
Dit betekent dat de standaard
ingestelde stroombron de MPa 350
amp is, bij een spanningsbereik van
10 volt (Vmin) tot 38 volt (Vmax).
Na het inschakelen hebt u nog drie
seconden tijd om een andere
stroombron te kiezen uit de in de
display getoonde lijst met
mogelijkheden. U kunt de lijst met
mogelijkheden doorlopen door aan
de instelknop onder de display te
draaien. Na het kiezen van een
stroombron hebt u weer drie
seconden om eventueel toch een
andere in te stellen, of u kunt
beginnen met lassen. Na het
uitschakelen van de aanvoerunit
onthoudt hij welke stroombron
ingesteld was.
Volgende keer inschakelen
De aanvoerunit toont weer de
stroombron die de vorige keer
gekozen was. U hebt drie
seconden de tijd om eventueel een
andere stroombron in te stellen.
Wilt u dat niet, dan drukt u op de
programmatoets (linksboven) om
het instelmenu te verlaten.
1 Linker display
2 Rechter display
2
1
** Als de stroombron niet in de tabel staat, kunt u uitgaan van het spanningsbereik,
of aan de hand van hoofdstuk 5-6 Vmin en Vmax instellen.
* * Stroombron
Rechter display
302
452
652
302
452
652
XMT 304 304
XMT 456 456
35X
XMT 350 350
450
45X
456
354
Linker display Spanningsbereik
Invision/XMT 35X MPa
Invision/XMT 45X MPa
Deltaweld 302
Deltaweld 452
Deltaweld 652
Dimension 302
Dimension NT 450
Dimension 452
Dimension 652
Invision 456
Invision 354
Optima
Aangepast
Vmin = 10
Vmin = 10
Vmin = 10
Vmin = 10
Vmin = 10
Vmin = 10
Vmin = 10
Vmin = 10
Vmin = 10
Vmin = 10
Vmin = 10
Vmin = 10
Vmin = 10
Vmin = 10
Vmin = 10
Vmin = 10
Vmax = 38
Vmax = 38
Vmax = 38
Vmax = 38
Vmax = 38
Vmax = 38
Vmax = 38
Vmax = 38
Vmax = 38
Vmax = 38
Vmax = 32
Vmax = 44
Vmax = 32
Vmax = 65
Vmax = 35
Vmax = 35
MPa
MPa
DELT
DELT
DELT
DIM
DIM
DIM
DIM
XMT
XMT
XMT
INV
INV
OPT
CUST
IMA
PWR.S
OM−243 346 pagina 21
5-11. Bedieningsterminologie
Hier volgt een lijst termen en definities met betrekking tot de draadtoevoerunit:
Algemene termen:
Doorvoeren van koude draad
(jogging)
Draad doorvoeren zonder dat de contactor of de gasklep wordt ingeschakeld.
Sequence Een Sequence van het lasprogramma, zoals gasvoorstroom, aanloop (‘run−in’), starten, lassen,
kratervullen, ‘burnback’ en gasnastroom.
Lasprogramma Meerdere sequences die samen een lascyclus vormen.
MIG Een CV−lasproces (dus met constant voltage = constante spanning) met individuele instellingen van
spanning en aanvoersnelheid.
Pulserend MIG Een CC−lasproces (dus met constant current = constante stroom), met in de fabriek ingestelde data
voor piek− en dalstroom, pulsbreedte en aantal pulsen per seconde. Bij adaptieve pulsregeling
worden een of meer van de voorinstellingen dynamisch aangepast om de booglengte te regelen of die
constant te houden.
Synergisch Dit houdt in dat het systeem de instellingen van de stroombron automatisch aanpast bij die van de
aanvoerunit, zodat alles met een enkele knop te regelen is. Bij synergisch Pulsed MIG worden de
pulsparameters automatisch verhoogd of verlaagd zodat de stroombron een passend vermogen
levert gezien de draadaanvoersnelheid.
Niet−synergisch In dit geval worden de aanvoersnelheid en het vermogen van de stroombron onafhankelijk van elkaar
geregeld. Als in de niet−synergische modus de aanvoersnelheid wordt verhoogd of verlaagd,
dan moeten de booglengte of de spanning dienovereenkomstig worden aangepast.
STD Normale werking van de toortsschakelaar. Het lassen begint bij het indrukken van de schakelaar en
stopt bij het loslaten.
Houdfunctie van de
toortsschakelaar
Speciale werking van de toortsschakelaar, waardoor lassen mogelijk zonder steeds de schakelaar te
moeten vasthouden. Met de houdfunctie van de toortsschakelaar begint het lassen door kort de
schakelaar te bedienen en daarna los te laten. Het lassen gaat door, totdat het gestopt wordt door
weer even de schakelaar in te drukken.
Spot Speciale werking van de toortsschakelaar waarbij het lassen automatisch stopt na een bepaalde,
vooraf ingestelde tijd. Het lassen stopt ofwel als die tijdsduur voorbij is, ofwel als de schakelaar wordt
losgelaten, wat het eerste gebeurt. Bij het loslaten van de toortsschakelaar wordt de ‘spot’−tijd
teruggesteld.
Booglengte Dit is de fysieke afstand tussen de draadelektrode en het gesmolten lasbad. De term wordt ook
gebruikt bij de lengteafstelling voor pulserend MIG−lassen.
Dual Schedule (2 programma’s) Hiermee kan een paar van lasparameters samen gebruikt worden.
Voorgas De tijd dat het beschermgas al stroomt nadat de toortsschakelaar is ingedrukt en voordat een lasboog
mag worden gevormd.
Nagas De tijd dat het beschermgas blijft doorstromen terwijl de lasboog er niet meer is.
Start Bevat de spanning/booglengte, draadaanvoersnelheid en tijdinstellingen voor een aangepaste
boogstart.
Profile Pulse Profile Pulse optimaliseert het uiterlijk van de aluminium lasnaad, door een lasrups met een
consistent patroon te maken, soortgelijk als bij GTAW.
OM−243 346 pagina 22
HOOFDSTUK 6 − SEQUENCEPARAMETERS INSTELLEN
6-1. Sequenceparameters in een programma
Toortsschakelaar
ingedrukt
Toortsschakelaar
losgelaten
Volt IPM Seconden
4. Lassen
5. Krater
6. Nagas
2. Draadinloop (‘run−in’)
0−100,0
0,00−5,00
0,0−10,0
X
X
X
X
X = Instelling beschikbaar.
3. Start 0,1−0,5X
X
1. Gasvoorstroom 0−5,0
Sequence Parameters
X x0,1−x1,00
Gasvoor-
stroomtijd
Lastijd
Starttijd
Kratertijd
Tijd
Einde
Sequence
Nagas
Kratervulling
Lassen
Draad-
inloop
Start
Voorgas
Gasna-
stroomtijd
OM−243 346 pagina 23
HOOFDSTUK 7 − PROGRAMMEREN
7-1. Instelmenu (setup)
Om het INSTELMENU te bereiken drukt u
op de INSTELTOETS. De INSTELMEN-
UINDICATOR en de INSTELTOETSINDI-
CATOR branden.
Verdraai de LINKER INSTELKNOP om
verschillende menukeuzes te laten ver-
schijnen in het LINKER MENU. Verdraai
de RECHTER INSTELKNOP om waarden
te veranderen in het RECHTER MENU.
Om het INSTELMENU te verlaten drukt u
weer kort op de INSTELTOETS.
Instelbare gegevens in dit menu zijn:
Werking van de toortsschakelaar
(TRIG) - Mogelijke waarden zijn (STD,
HOLD en SPOT).
Trigger Hold Delay (HOLD) (= Vertra-
ging houdfunctie (HOLD) ) - Extra instel-
ling die alleen verschijnt als de toorts-
schakelaar was ingesteld op de houdfunc-
tie (TRIG HOLD). Het is de tijd dat de
toortsschakelaar ten minste moet worden
vastgehouden om de houdfunctie actief te
laten worden. Er is een ingebouwde maxi-
mumtijd waarbinnen de toortsschakelaar
moet worden losgelaten om de houdfunctie
actief te laten worden. Dit maximum is altijd
4,0 seconden langer dan het ingestelde
minimum. Een voorbeeld: als de minimale
houd-tijd is ingesteld op 2,0 seconden, dan
moet de toortsschakelaar minstens 2,0 se-
conden maar niet langer dan 6,0 seconden
worden vastgehouden om te houdfunctie
te activeren. Als de houdfunctie actief is,
blijft er lasdraad worden aangevoerd totdat
de toortsschakelaar opnieuw wordt inge-
drukt en losgelaten.
Trigger Spot Time (SPOT = Puntlas-tijd)
- Extra instelling die alleen verschijnt als de
toortsschakelaar was ingesteld op de
houdfunctie (TRIG SPOT). De puntlas-tijd
is de gecombineerde tijd van de start
(indien van toepassing) en de lasvolgorde.
Het lassen stopt als die tijdsduur voorbij is,
of als de schakelaar wordt losgelaten, wat
het eerste gebeurt. Bij het loslaten van de
toortsschakelaar wordt de ‘puntlas’-tijd
teruggesteld.
Remote Process Select (= Proceskeuze
op afstand) - Bij MIG-lassen toont de
linker display altijd de spanning. Bij
Pulserend MIG (PULS) is in het menu op
het tweede niveau de optie Display PULS
instelbaar, die bepaalt of links de spanning
staat (VOLT) of de booglengte (ARC.L).
. Een stroombron die geschikt is voor
proceskeuze op afstand (remote
process select) schakelt automatisch
naar het gekozen lasproces als deze
optie wordt veranderd op de
draadaanvoerunit. De keuzes i.v.m.
lasdraad en bescherm- gas voor elk
lasproces moeten gemaakt worden op
de stroombron.
. Als de functie Programmakeuze met
toortsschakelaar (SCHD, zie
hoofdstuk 7-2) ingeschakeld is, dan is
de optie lasproces (weld proces)
onafhankelijk instelbaar voor elk
programma. Zo kan de lasser op
afstand het lasproces op stroombron
en aanvoerunit veranderen,
simpelweg door kort te
toortsschakelaar te bedienen.
Voorgas (PRE) - De tijd dat het
beschermgas al stroomt nadat de
toortsschakelaar is ingedrukt en voordat
een lasboog mag worden gevormd. Het
bereik van deze instelling is 0,0 tot
5,0 seconden.
Nagas (POST) - De tijd dat het
beschermgas blijft doorstromen terwijl de
lasboog er niet meer is. Het bereik van
deze instelling is 0,0 tot 10,0 seconden.
Draadinvoersnelheid (R-IN) - De
aanvoer- snelheid vóór het aanstrijken van
de lasboog. Dit wordt uitgedrukt als
percentage van de aanvoersnelheid
tijdens het lassen. Het bereik van deze
instelling is 0,10 x (X0.10) tot 0,99 x, of OFF
(uit). Voorbeeld: Als de lasdraadaanvoer-
snelheid 200 is en R-IN is ingesteld op
X0.50, dan is de aanloopsnelheid 100.
Profile Pulse ON/OFF (= Profielpuls
AAN/UIT) - Staat deze instelling op ON,
dan worden de pulsparameters en de
aanvoersnelheid zo op elkaar afgestemd
dat er een las met een vast rimpelpatroon
ontstaat.
. Als PROFILE PULSE aan staat kunnen in
het INSTELMENU extra menu-ingangen
verschijnen speciaal voor PROFILE
PULSE. Zie hoofdstuk 7-7.
Aantekeningen
OM−243 346 pagina 24
7-2. Instelmenu (setup) niveau 2
Om in niveau 2 van het INSTELMENU te komen
drukt u op INSTELTOETS en houdt u deze enige
tijd ingedrukt. De INSTELMENU-INDICATOR en
de INSTELTOETSINDICATOR branden.
Verdraai de LINKER INSTELKNOP om
verschillende menukeuzes te laten verschijnen
in het LINKER MENU. Verdraai de RECHTER
INSTELKNOP om waarden te veranderen in het
RECHTER MENU.
Om niveau 2 van het INSTELMENU te verlaten
drukt u kort op de INSTELTOETS.
Instelbare gegevens in dit menu zijn:
Parameter Lock (LOCK) (= Parameters
vergrendelen (LOCK)) - Als deze instelling op
ON staat, zijn de parameters voor
toortsschakelaar, proces, voorgastijd, nagastijd,
draadinvoer, start en krater vergrendeld zodat ze
niet kunnen worden veranderd. Wordt dit toch
geprobeerd, dan verschijnt kort de mededeling
(LOCK).
Range Limits (LMTS) (= Grenzen van het
bereik (MTS)) - Als dit op ON staat, zijn
aanvoersnelheid, booglengte en de lasspanning
bij het instellen begrenst door een minimum en
maximum. De minimum en maximum grens-
waarden zijn zichtbaar in het menu wanneer
LMTS actief is. Staat LMTS op OFF, dan zijn de
grenswaarden niet zichtbaar.
Wire Feed Range Limit (= draadaan-
voerbereik (MIN)) - Dit staat in de linker display
waarbij de indicator voor de aanvoersnelheid
brandt. Hiermee is de minimale aanvoersnelheid
in te stellen. Het bereik van deze instelling is 70
tot 780 inch per minuut.
Wire Feed Range Limit (= draadaan-
voerbereik (MAX)) - Dit staat in de LINKER
DISPLAY waarbij de INDICATOR VOOR DE
AANVOERSNELHEID brandt. Hiermee is de
maximale aanvoersnelheid in te stellen.
Het bereik van deze instelling is van het
ingestelde minimum tot 780 inch per minuut.
Arc Length Range Limit (= grens
booglengtebereik (MIN)) - Dit staat in de linker
display waarbij de indicator voor de booglengte
brandt. Hiermee is de minimale booglengte in te
stellen. Het bereik van deze instelling is 0 tot 100.
Arc Length Range Limit (= grens
booglengtebereik (MAX)) - Dit staat in de linker
display waarbij de indicator voor de booglengte
brandt. Hiermee is de maximale booglengte in te
stellen. Het bereik van deze instelling is van het
ingestelde minimum tot 100.
. Als in het menu op het tweede niveau de
instelling Display PULS op VOLT staat, dan
worden in plaats van minimum en maximum
voor de booglengte die voor spanning
getoond.
Voltage Range Limit (= grens
spanningsbereik (MIN)) - Dit staat aangegeven
op de LINKER DISPLAY en de VOLT-
INDICATOR brandt. Het bepaalt de minimum
spanning. Het bereik van deze instelling hangt af
van het spanningsbereik van de stroombron bij
MIG-lassen en varieert met het gekozen gastype
en draadtype in het PULSEREND MIG-proces.
De limietinstelling van het minimum spannings-
bereik zal veranderen als het draadtype
of de soort beschermgasprogramma wordt
veranderd.
Voltage Range Limit (= grens
spanningsbereik (MAX)) - Dit staat
aangegeven op de LINKER DISPLAY en de
VOLTINDICATOR brandt. Het bepaalt de
maximum spanning. Het bereik van deze
instelling hangt af van het spanningsbereik van
de stroombron bij MIG-lassen en varieert met het
gekozen gastype en draadtype in het
PULSEREND MIG-proces. Als de stroombron
van het lasproces op PULSEREND MIG wordt
ingesteld zal de limietinstelling van het maximum
spanningsbereik veranderen als het draadtype
of de soort beschermgasprogramma wordt
veranderd.
Power Source Synergic Mode (PWR.S)
(= stroombron synergische keuzestand) - zet
de synergische keuzestand op (AUTO) of
handmatig (MAN). Wanneer hij op (AUTO) wordt
gezet, functioneren de draadaanvoerunit en een
synergische stroombron als een synergisch
pulserend MIG-systeem Wanneer hij op (MAN)
wordt gezet, functioneren de stroombron en de
draadaanvoer als een niet-synergisch MIG of
pulserend MIG-lassysteem.
S Voor een goede werking moet deze instelling
zo worden ingesteld dat hij precies past bij
de (PULS)-keuzestand-instelling van de stroom-
bron.
Pulse Display (PULS) (=Pulsdisplay
(PULS)) - Hiermee kunnen de vooringestelde
lasparameters worden ingesteld met spanning
(VOLT) of booglengte (ARC.L). Deze instelling
betreft alleen de weergave in het scherm;
de werking blijft gelijk. Het beste is deze instelling
te laten overeenstemmen met die op het scherm
van de stroombron. Bij de stand VOLT is in het
linkerscherm de vooringestelde spanning te
zien, waarbij de betreffende indicator brandt.
Bij de stand (ARC.L)i s in het linkerscherm
de vooringestelde booglengte te zien, waarbij
de BOOGLENGTE-INDICATOR brandt.
Trigger Schedule Select (SCHD)
(= toortsschakelaarselectie (SCHD) ) - Hierdoor
kan de lasser een ander programma kiezen door
kort de toortsschakelaar in te drukken en meteen
weer los te laten, terwijl niet gelast wordt. Bij de
stand OFF is omschakelen niet mogelijk. Bij de
stand (TRIG) is de keuzemogelijkheid met
de toortsschakelaar aanwezig. Het indrukken
en loslaten van de toortsschakelaar moet binnen
0,2 seconden plaatsvinden.
Profile Pulse Menu (= Profielpulsmenu
(PROF)) - Zorgt ervoor dat Profile Pulse in het
instelmenu verschijnen kan. Als het op (NO)
wordt ingesteld, verschijnt (PROF) niet in het
instelmenu. Als het op (YES) wordt ingesteld,
verschijnt (PROF) wil in het instelmenu. Profile
Pulse parameters kunnen niet worden bijgesteld
als de Parametervergrendeling op (ON) is
ingesteld.
Menu Lock Code (CODE) (= menu-
vergrendelingscode (CODE)) - Hiermee kan
een numeriek wachtwoord worden gezet op het
2e niveau van het menu. De standaardinstelling
is dat er geen wachtwoord is, zodat het tweede
niveau vrij toegankelijk is. Het numerieke
wachtwoord is een getal tussen 0 en 999. Als het
eenmaal ingesteld is, moet het telkens worden
ingegeven om het tweede niveau te kunnen
bereiken. Bij invullen van een verkeerde code
verschijnt kort de melding (DENY). Daarna blijft
steeds (CODE) terugkomen totdat wel het juiste
getal wordt ingetoetst, of het apparaat wordt
uitgezet en weer ingeschakeld.
. Steeds als het menu wordt verlaten met
CODE OFF, is een speciale werkwijze
nodig om een nieuw wachtwoord in te
stellen. Terwijl op het scherm (CODE OFF)
staat, houdt u de insteltoets ingedrukt en
draait u aan de rechtse instelknop om het
wachtwoord op 0123 te zetten. U laat de
insteltoets los, op het scherm hoort nu
(CODE 0000) te staan. U kunt nu een
nieuwe toegangscode invoeren.
Weld time (= lastijd) - Dit is de lastijd voor elke
zijde van de aanvoerunit. Door te draaien aan de
rechtse knop kunt u door het menu bladeren.
U ziet achtereenvolgens de lastijd van de
linkerkant van de aanvoerunit, de lastijd rechts,
en de totale lastijd.
Weld runs (= lascycli) - Dit zijn de lascycli voor
elke zijde van de aanvoerunit. Door te draaien
aan de rechtse knop kunt u door het menu
bladeren. U ziet achtereenvolgens de cycli van
de linkerkant van de aanvoerunit, de cycli rechts,
en het totaal van alle cycli.
Life Zero (- lasduur nul) - Hiermee worden de
lastijden en lascycli voor links en voor rechts
gewist. De beide totalen worden echter niet
gewist. Het nulstellen van de tijd wordt geïnitieerd
door aan de rechterknop te draaien. Er gaan dan
seconden aftellen. Uiteindelijk verschijnt
“Life Done”. U moet dan het menu verlaten door
op de insteltoets te drukken. De aftelperiode van
5 seconden kan worden gestopt en teruggesteld
door te draaien aan de rechterknop, zolang
“Life Done” nog niet verschenen is.
Power Source Menu (P.MEN) (= Stroom-
bronmenu (P. MENU)) - Hiermee bereikt u dat
de voeding van het ‘power source menu’ bij het
inschakelen van het apparaat “ON” of “OFF” is.
Product Version Information (INFO)
(= informatie over de productversie (INFO)) -
Dit toont de revisienummers van de firmware
voor de motorbesturing en de gebruikers-
interfacekaarten. De standaardwaarde is (INFO
NONE). Voor het aflezen van de gegevens draait
u aan de rechtse instelknop, waardoor
achtereenvolgens (INFO MOTR) en (INFO
FRNT) verschijnt. Na een korte wachttijd ziet
u dan het bijbehorende versienummer.
OM−243 346 pagina 25
7-3. Een startsequence instellen
Hot Start
Voorgastijd Draadinloop
Starttijd Startover-
gangstijd
Lassen
Kraterover-
gangstijd
Kratertijd Nagastijd
Snelheid in
startperiode
Snelheid bij
lassen
Snelheid bij
kratervullen
Snelheid bij
draadinloop
Toortsschakelaar
ingedrukt
Begin van
het lassen
Toortsschakelaar
losgelaten
Eind van
het lassen
Einde
sequence
Om een startvolgorde in te stellen drukt
u op de STARTTOETS. De bijbehorende
LED gaat branden.
Om de startvolgorde uit te schakelen drukt
u nogmaals op de STARTTOETS. De LED
gaat uit om aan te geven dat de
startvolgorde niet actief is.
. De standaardwaarde af fabriek is
(AUTO). Deze instelling (AUTO) heeft
voorgeconfigureerde parameters.
Start kan ook handmatig worden
ingesteld door (MAN) te kiezen. Dit is te
veranderen in het STARTMENU.
Om in het STARTMENU te komen houdt
u de STARTTOETS ingedrukt totdat de
STARTMENUINDICATOR brandt.
Verdraai de LINKER INSTELKNOP om
verschillende menukeuzen te laten
verschijnen in het LINKER SCHERM.
Verdraai de RECHTER INSTELKNOP om
waarden te veranderen in het RECHTER
SCHERM.
Om het STARTMENU te verlaten drukt
u weer kort op de STARTTOETS.
Instelbare gegevens in dit menu zijn:
Start Mode (= Startmodus (STRT)) -
Bepaalt de startmodus en zet hem op
(AUTO of MAN). Wanneer de startmodus
op (AUTO) wordt gezet, worden de
parameters van de standaard
fabrieksinstelling gebruikt. De (AUTO)
parameterwaarden verschijnen in het
menu maar kunnen niet worden bijgesteld.
Wanneer de startmodus op (MAN) wordt
gezet, is elk van de parameters bij te
stellen.
Start Wire Feed Speed (WFS)
(= Startdraadaanvoersnelheid (WFS)) -
Dit stelt de lasdraadaanvoersnelheid
tijdens de startperiode in. Dit wordt
uitgedrukt als percentage van de
aanvoersnelheid tijdens het lassen. Het
bereik van deze instelling is 0,5x tot 2,5x.
Voorbeeld: Als de aanvoersnelheid bij het
lassen 200 is en WFS is 1,50x, dan geldt in
de startperiode een aanvoersnelheid
van 300.
Start Arc Length (ARC.L)
(= startbooglengte (ARC.L)) - Dit maakt
de boog langer of korter tijdens de
startperiode. Dit wordt uitgedrukt als
percentage van de ingestelde booglengte
tijdens het lassen. Het bereik van deze
instelling is 0,5 x tot 1,5 x. Voorbeeld: Als de
lasbooglengte bij het lassen 50 is en ARC.L
is 0,50x, dan geldt in de startperiode een
booglengte van 25.
. Als in het INSTELMENU NIVEAU 2
de instelling PULS op VOLT staat,
dan wordt in plaats van de booglengte
bij het starten de spanning (VOLT) bij
het starten getoond.
Start Voltage (VOLT) (= startspanning
(VOLT)) - Dit bepaalt de spanning in de
starttijd. Het bereik van deze instelling hangt
af van de gekozen draad en het gekozen
gasprogramma in het PULSEREND
MIG-proces. Als de stroombron ingesteld is
op PULSEREND MIG, dan zal de
startspanningsinstelling veranderen als het
draadtype of het beschermgasprogramma
wordt veranderd.
Start Time (TIME) (= starttijd (TIME)) -
Dit is de hoeveelheid tijd dat de
aanvoersnelheid actief is bij de
startinstelling. Het bereik van deze
instelling is 0,1 tot 0,5 seconden.
Start Ramp Time (RAMP)
(= Startovergangstijd (RAMP)) - Dit is de
tijdsduur van de overgang van de
aanvoersnelheid in de startperiode tot de
aanvoersnelheid bij het lassen. Het bereik
van deze instelling is 0,1 tot 5,0 seconden.
OM−243 346 pagina 26
7-4. Een kratervulsequence instellen
Voorgastijd Draadinloop
Starttijd
Startovergangstijd
Snelheid in
startperiode
Snelheid bij
lassen
Snelheid bij
kratervullen
Snelheid bij
draadinloop
Toortsschakelaar
ingedrukt
Begin van
het lassen
KRATERVULLEN
Lassen
Kraterover-
gangstijd
Kratertijd Nagastijd
Toortsschakelaar
losgelaten
Eind van
het lassen
Einde
sequence
Om een startvolgorde in te stellen drukt
u op de STARTTOETS. De bijbehorende
LED gaat branden.
Om de startvolgorde uit te schakelen drukt
u nogmaals op de STARTTOETS. De LED
gaat uit om aan te geven dat de
startvolgorde niet actief is.
Om in het STARTMENU te komen houdt
u de STARTTOETS ingedrukt totdat de
STARTMENUINDICATOR brandt.
Verdraai de LINKER INSTELKNOP om
verschillende menukeuzen te laten
verschijnen in het LINKER SCHERM.
Verdraai de RECHTER INSTELKNOP om
waarden te veranderen in het RECHTER
SCHERM.
Om het STARTMENU te verlaten drukt
u weer kort op de STARTTOETS.
Instelbare gegevens in dit menu zijn:
Start Wire Feed Speed (WFS) - bepaalt de
draadaanvoersnelheid die gebruikt wordt
tijdens de starttijd. Het bereik van deze
instelling is van (70 t/m 780 IPM).
Start Arc Length (ARC.L) - bepaalt de
booglengte tijdens de starttijd. Het bereik
van deze instelling is van (0,0 t/m 100,0) rm
het niveau wordt ingesteld om te passen bij
de start WFS.
. Wanneer MIG wordt geselecteerd
in het Instelmenu Niveau 1, wordt in
plaats van de booglengte bij het starten
de spanning (VOLT) bij het starten
getoond.
Start Voltage (VOLT) - Bepaalt de
spanning tijdens de starttijd. Het bereik van
deze instelling is afhankelijk van het
spanningsbereik van de stroombron of het
spanningsbereik van het geselecteerde
pulserende programma.
Start Time (TIME) (= starttijd (TIME)) - Dit
is de hoeveelheid tijd dat de
aanvoersnelheid actief is bij de
startinstelling. Het bereik van deze
instelling is 0,1 tot 0,5 seconden.
Start Ramp Time (RAMP) (= Start-
overgangstijd (RAMP)) - Dit is de tijdsduur
van de overgang van de aanvoersnelheid in
de startperiode tot de aanvoersnelheid bij
het lassen. Het bereik van deze instelling is
0,1 tot 5,0 seconden.
OM−243 346 pagina 27
7-5. Een kratervulvolgorde instellen in de keuzestand Synergische puls
Om de kratervuller (crater fill) in te
schakelen, drukt u op de KRATERTOETS.
De BIJBEHORENDE LED gaat branden.
Om de kratervuller uit te schakelen drukt u
nogmaals op de KRATERTOETS. De LED
gaat uit om aan te geven dat de kratervuller
inactief is.
. De standaardwaarde voor de
kratervuller af fabriek is (AUTO). Deze
instelling (AUTO) heeft voorgeconfi-
gureerde parameters. De kratervuller
kan ook handmatig worden ingesteld
door (MAN) te kiezen. De krater-
instellingen zijn wijzigbaar in het
KRATERMENU.
. De hechtlaskratertijd (crater tack time)
is instelbaar zowel bij automatische als
handmatige instelling.
Om in het KRATERMENU te komen houdt
u de KRATERTOETS ingedrukt totdat de
KRATERMENU-INDICATOR oplicht.
Verdraai de LINKER INSTELKNOP om
verschillende menukeuzen te laten
verschijnen in het LINKER SCHERM.
Verdraai de RECHTER INSTELKNOP om
waarden te veranderen in het RECHTER
SCHERM.
Om het KRATERMENU te verlaten drukt u
weer kort op de KRATERTOETS.
Instelbare gegevens in dit menu zijn:
Crater Mode (CRTR) - bepaalt de
kraterfunctie (AUTO of MAN).Wanneer de
kraterfunctie wordt ingesteld op (AUTO),
worden de standaard fabrieksingestelde
parameters gebruikt. De (AUTO) para-
meterwaarden verschijnen in het menu
maar ze zijn niet bijstelbaar. Wanneer de
kraterfunctie wordt ingesteld op (MAN) dan
is elke parameter bijstelbaar.
Crater Wire Feed Speed (WFS)
(=Aanvoersnelheid (WFS) bij het
kratervullen) - Dit stelt de lasdraad-
aanvoersnelheid tijdens het kratervullen in.
Dit wordt uitgedrukt als percentage van de
aanvoersnelheid tijdens het lassen. Het
bereik van deze instelling is 0,30x tot 1,00x.
Voorbeeld: Als de aanvoersnelheid bij het
lassen 200 is en WFS is 0,50x, dan geldt in
de kraterperiode een aanvoersnelheid
van 100.
Crater Arc Length (ARC.L) (= krater-
booglengte) - Dit maakt de boog langer of
korter tijdens het kratervullen. Dit wordt
uitgedrukt als percentage van de
ingestelde booglengte tijdens het lassen.
Het bereik van deze instelling is 0,5 x tot
1,5 x. Voorbeeld: Als de lasbooglengte bij
het lassen 50 is en ARC.L is 0,50x, dan
geldt in de kraterperiode een booglengte
van 25.
. Als in het INSTELMENU OP HET
TWEEDE NIVEAU de instelling PULS
op VOLT staat, dan wordt in plaats van
de booglengte bij het krateren de
spanning (VOLT) bij het krateren
getoond.
Crater Voltage (VOLT) (= kraterspanning
(VOLT)) - Dit bepaalt de spanning in de
kratertijd. Het bereik van deze instelling
hangt af van de stroombron bij MIG-lassen
en varieert met het gekozen gastype en
draadtype in het Pulserend MIG-proces.
Als de stroombron ingesteld is op
Pulserend MIG, dan zal de kraterspanning
veranderen als het draadtype of de soort
beschermgas wordt veranderd.
Crater Ramp Time (= Krater-
overgangstijd (RAMP)) - Dit is de tijdsduur
van de overgang van de aanvoersnelheid
bij het lassen tot de aanvoersnelheid bij het
kratervullen. Het bereik van deze instelling
is 0,1 tot 5,0 seconden.
Crater Fill Time (= kratervultijd (TIME)) -
Dit is de hoeveelheid tijd dat de
aanvoersnelheid actief is bij het
kratervullen. Het bereik van deze instelling
is 0,1 tot 5,0 seconden.
Crater Tack Time (= kraterhechtlastijd
(TACK)) - Deze instelling is voor
hechtlassen (tack welding) zonder
kratervullen. Het kratervullen is niet actief
als de boogtijd korter is dan de ingestelde
tijd. Het bereik van deze instelling is 0,1 tot
5,0 seconden.
KRATERVULLEN
SNELHEID IN
STARTPERIODE
SNELHEID
BIJ LASSEN
SNELHEID BIJ
KRATERVULLEN
SNELHEID BIJ
DRAADINVOER
TOORTSSCHAKELAAR
INGEDRUKT
BEGIN VAN HET
LASSEN
TOORTSSCHAKELAAR
LOSGELATEN
EIND VAN HET
LASSEN
EINDE
SEQUENCE
LASSEN
VOOR-
GASTIJD
DRAAD-
INVOER
START-
TIJD
START-
OVERGANGSTIJD
KRATER-
OVERGANGSTIJD
KRATER-
TIJD
NAGASTIJD
OM−243 346 pagina 28
7-6. Een kratervulvolgorde instellen in niet-synergisch pulserend of MIG
Om de kratervuller (crater fill) in te
schakelen, drukt u op de KRATERTOETS.
De BIJBEHORENDE LED gaat branden.
Om de kratervuller uit te schakelen drukt
u nogmaals op de KRATERTOETS.
De LED gaat uit om aan te geven dat de
kratervuller inactief is.
Om in het KRATERMENU te komen houdt
u de KRATERTOETS ingedrukt totdat de
KRATERMENU-INDICATOR oplicht.
Verdraai de LINKER INSTELKNOP om
verschillende menukeuzen te laten
verschijnen in het LINKER SCHERM.
Verdraai de RECHTER INSTELKNOP om
waarden te veranderen in het RECHTER
SCHERM.
Om het KRATERMENU te verlaten drukt
u weer kort op de KRATERTOETS.
Instelbare gegevens in dit menu zijn:
Crater Wire Feed Speed (=krater-
draadaanvoersnelheid (WFS)) - bepaalt
de kraterdraadaanvoersnelheid.
Crater Arc Length (ARC.L) (= krater-
booglengte (ARC.L))- bepaalt de
booglengte tijdens de kratertijd. Het bereik
van deze instelling is van (0,0 t/m 100,0)
en het niveau wordt ingesteld om te passen
bij krater draadsnelheid (WFS).
. Wanneer MIG wordt geselecteerd in
het Instelmenu Niveau 1, wordt in
plaats van de booglengte bij het
krateren de spanning (VOLT) bij het
krateren getoond.
Crater Voltage (VOLT) - Bepaalt de
spanning tijdens de kratervultijd. Het bereik
van deze instelling is afhankelijk van het
spanningsbereik van de stroombron.
Crater Ramp Time (= Krater-
overgangstijd (RAMP))- Dit is de tijdsduur
van de overgang van de aanvoersnelheid
bij het lassen tot de aanvoersnelheid bij het
kratervullen. Het bereik van deze instelling
is 0,1 tot 5,0 seconden.
Crater Fill Time (= kratervultijd (TIME)) -
Dit is de hoeveelheid tijd dat de
aanvoersnelheid actief is bij het
kratervullen. Het bereik van deze instelling
is 0,1 tot 5,0 seconden.
Crater Tack Time (= kraterhechtlastijd
(TACK)) - Deze instelling is voor
hechtlassen (tack welding) zonder
kratervullen. Het kratervullen is niet actief
als de boogtijd korter is dan de ingestelde
tijd. Het bereik van deze instelling is 0,1 tot
5,0 seconden.
KRATERVULLEN
SNELHEID IN
STARTPERIODE
SNELHEID
BIJ LASSEN
SNELHEID BIJ
KRATERVULLEN
SNELHEID BIJ
DRAADINVOER
LASSEN
VOOR-
GASTIJD
DRAAD-
INVOER
START-
TIJD
START-
OVERGANGSTIJD
KRATER-
OVERGANGSTIJD
KRATER-
TIJD
NAGASTIJD
TOORTSSCHAKELAAR
INGEDRUKT
BEGIN VAN
HET LASSEN
TOORTSSCHAKELAAR
LOSGELATEN
EIND VAN
HET LASSEN
EINDE
SEQUENCE
OM−243 346 pagina 29
7-7. Profile Pulse
Afbeelding 1
Constante lassnelheid met P.FRQ ingesteld op 0,1.
Afbeelding 2
Constante lassnelheid met P.FRQ ingesteld op 5,0.
Profile Pulse optimaliseert het uiterlijk van
de Aluminium lasnaad, door een lasrups
met een vast patroon te maken, soortgelijk
als bij GTAW. Deze voorziening is
ontworpen om te werken in een systeem
met Synergic Pulsed MIG. Het vaste
patroon wordt bereikt door periodiek
zowel de draadaanvoersnelheid als het
lasvermogen te variëren. De gemiddelde
aanvoersnelheid wordt bepaald door
de voor lassen ingestelde waarde.
. Als standaardinstelling, worden Profile
Pulse parameters verborgen in het
instelmenu. Om de parameters te
kunnen bekijken, moet de (PROF)
instelling in het instelmenu niveau 2
worden ingesteld op (YES).
Zie hoofdstuk 7-2.
In het instelmenu instelbare gegevens
voor Profile Pulse:
Profile Pulse On/Off (PROF) - Hiermee
wordt Profile Pulse aan of uit gezet.
Profile Pulse Frequency (P.FRQ) - Dit
bepaalt de afstand tussen rimpels in het
lasbad. Het bereik van deze instelling is 0,1
tot 5,0. Zie onderstaande figuren 1 en 2.
Profile Pulse Wire Feed Speed Change
(P.WFS) - Dit is het veranderpercentage
boven en onder de aanvoersnelheid die
voor lassen was ingesteld. Het bereik x
deze instelling is 0,00 x tot 0,30 x.
Voorbeeld: Als de aanvoersnelheid bij
het lassen 200 is en P.WFS is X0.10,
dan varieert de aanvoersnelheid tussen
180 en 220.
Profile Pulse Arc Length (P.AL) - Een
booglengtecorrectie voor de lagere
aanvoersnelheid. Dit wordt uitgedrukt als
percentage van de ingestelde booglengte
tijdens het lassen. Het bereik van deze
instelling is 0,5 x tot 1,5 x. Voorbeeld: Als de
aanvoersnelheid bij het lassen 50 is en
P.AL is X1.1, dan is de booglengte bij de
laagste aanvoersnelheid 55.
OM−243 346 pagina 30
HOOFDSTUK 8 ONDERHOUD EN PROBLEEMOPLOSSING
8-1. Routineonderhoud
! Ontkoppel de voeding voordat u met het onderhoud begint.
n = controleren ~ = reinigen l = vervangen
Bij elke
nieuwe
haspel
of an-
dere
draad
n~ Draadgeleiding
Elke
drie
maan-
den
l Onleesbare labels ~ Lasaansluitbouten nl Laskabels l Onderdelen met barsten
of scheurtjes
n 14−aderig snoer n Gasslang en fittingen n Toortskabel
Elke
zes
maan-
den
Of
~ Binnenkant van het
apparaat
~ Aandrijfrollen
8-2. Diagnostiek
De volgende foutmeldingen worden op de displays weergegeven om bepaalde fouten aan te duiden. De toelichting volgt hieronder:
TRIG ERR Dit duidt een probleem met de toortsschakelaar aan. Zo’n fout treedt op als de gebruiker de
schakelaar meer dan twee minuten vasthoudt zonder een lasboog te maken. Deze fout treedt
eveneens op wanneer de schakelaar ingedrukt is op het moment dat de draadaanvoerunit wordt
ingeschakeld. De foutmelding gaat weg als de toortsschakelaar wordt losgelaten.
JOG ERR Dit duidt op een probleem met de JOG schakelaar. Zo’n fout treedt op als de gebruiker de schakelaar
meer dan twee minuten vasthoudt. Deze fout treedt eveneens op wanneer de schakelaar ingedrukt is
op het moment dat de draadaanvoerunit wordt ingeschakeld. De foutmelding gaat weg als de JOG
schakelaar wordt losgelaten.
PURG ERR Dit duidt een probleem met de PURGE schakelaar aan. Zo’n fout treedt op als de gebruiker de
PURGE schakelaar meer dan een minuut vasthoudt. Deze fout treedt eveneens op wanneer de
PURGE schakelaar ingedrukt is op het moment dat de draadaanvoerunit wordt ingeschakeld.
De foutmelding gaat weg als de PURGE schakelaar wordt losgelaten.
COOL ERR Dit duidt een probleem met de waterstromings−schakelaar aan. Zo’n fout treedt op geen waterstroom
wordt vastgesteld als de toortsschakelaar wordt ingedrukt. De JOG− en PURGE schakelaars werken
normaal, zelfs als geen waterstroom wordt vastgesteld. Dipswitch 2 op de motorbesturingskaart moet
op On staan om deze fout te kunnen laten weergeven. De foutmelding gaat weg als een waterstroom
wordt gedetecteerd of als de controle gedeactiveerd is.
TEST ERR.1 of ERR.2 Dit wijst op een fout bij de zelftest van het apparaat. Het nummer geeft informatie over de fout.
Treedt deze fout op, neem dan contact op met een door de fabrikant erkende onderhoudsmonteur.
COMM ERR De seriële communicatie functioneert niet goed. Een communicatiefout treedt op 2 seconden na
verlies van communicatie tussen de motorbesturingskaart en de besturingkaart bij het voorpaneel.
1234 ERR.M Dit wijst op een fout in de motorbesturingskaart. Treedt deze fout op, neem dan contact op met een
door de fabrikant erkende onderhoudsmonteur.
1234 ERR.F Dit wijst op een fout in de besturingskaart bij het voorpaneel. Treedt deze fout op, neem dan contact
op met een door de fabrikant erkende onderhoudsmonteur.
R.Tac ERR Dit geeft aan dat de tachometer van de rechtse draadaanvoermotor een fout geeft.
L.Tac ERR Dit geeft aan dat de tachometer van de linkse draadaanvoermotor een fout geeft.
G.Tac ERR Dit geeft aan dat de tachometer in de Push−Pull toorts een fout geeft.
OM−243 346 pagina 31
8-3. Storingen
! Ontkoppel de voeding voordat u met het verhelpen
van de storing begint.
Probleem Oplossing
Bij het indrukken van de toortsschakelaa
r
wordt de draadaanvoerunit nie
t
geactiveerd. Er stroomt geen bescherm
-
gas en er wordt geen draad aangevoerd
.
Controleer of the stekker van bedieningskabel van de toorts wel goed in de aanvoerunit gemonteerd zit
(zie hoofdstuk 4-6).
Laat een door de fabriek erkende onderhoudsmonteur de optionele waterstroomschakelaar nakijken,
indien van toepassing.
Er wordt lasdraad aangevoerd, het
beschermgas stroomt, maar er is geen
lasspanning.
Controleer of de werkstukkabel en de toortslaskabel wel goed aangesloten zitten.
De toevoer van lasdraad is onregelmatig
.
Controleer of de juiste draaddiameter is gekozen (zie hoofdstuk 7-2).
Controleer de druk van de aandrijfrollen in aanvoerunit en toorts. Zie hoofdstuk 4-7.
Reinig of vervang zo nodig aandrijfrollen.
Controleer en vervang zo nodig de draadgeleider.
De boog varieert en de lasdraad komt
vervormd uit het pistool.
Controleer of de juiste draaddiameter is gekozen (zie hoofdstuk 7-2).
Geen lasuitgangsspanning; de toorts of
de aanvoerunit werkt niet.
Controleer de aansluiting van de bedieningskabel van de toorts op het voorpaneel van de aanvoerunit
(zie hoofdstuk 4-6).
Sterk variërende, onbetrouwbare
uitgangsspanning.
Reinig alle aansluitingen en zet ze vast.
Vervang de contacttip.
Controleer of de juiste draaddiameter is gekozen (zie hoofdstuk 7-2).
Controleer de druk van de aandrijfrollen in aanvoerunit en toorts. Zie hoofdstuk 4-7.
Controleer en vervang zo nodig de draadgeleider.
Bij het lassen van aluminium is het belangrijk om een minimale druk van de aandrijfrollen te gebruiken
en een minimale remdruk, om zo een consistente draadaanvoer te bereiken.
Draad wordt niet doorgevoerd
;
‘burnback’ in contacttip.
Controleer of de aandrijfrol de juiste maat heeft.
Controleer de druk van de aandrijfrollen in aanvoerunit en toorts. Zie hoofdstuk 4-7.
Controleer en vervang zo nodig de draadgeleider.
Toorts raakt oververhit (watergekoelde
uitvoering).
De hoeveelheid koelvloeistof moet minstens 0,95 liter (‘1 quart’) per minuut zijn.
Door corrosie in toorts stroomt de koelvloeistof niet goed door. Spoel het koelsysteem door, reinig het filter
van het koelsysteem, reinig fittingen.
De motor draait niet.
Controleer de druk van de aandrijfrollen in aanvoerunit en toorts. Zie hoofdstuk 4-7.
Controleer en vervang zo nodig de draadgeleider.
Laat een door de fabriek erkende servicemonteur de draadaanvoerunit nakijken.
Toortskalibratie
G. Cal ERR.1
Leg de toortskabel uitgerold en recht.
Controleer de druk van de aandrijfrollen in aanvoerunit en toorts. Zie hoofdstuk 4-7.
Controleer of de juiste draaddiameter is gekozen (zie hoofdstuk 7-2).
Controleer en vervang zo nodig de draadgeleider.
Laat een door de fabriek erkende servicemonteur het signaal van de toerenteller nakijken.
Toortskalibratie
G. Cal ERR.2
Controleer of de lasdraad door de contacttip wordt gevoerd.
Controleer de druk van de aandrijfrollen in aanvoerunit en toorts. Zie hoofdstuk 4-7.
Controleer of de aandrijfrol de juiste maat heeft.
Laat een door de fabriek erkende servicemonteur het signaal van de toerenteller nakijken.
OM−243 346 pagina 32
Aantekeningen
OM-243 346 Pagina 33
Aantekeningen
OM-243 346 Pagina 34
HOOFDSTUK 9 − ELECTRISCH SCHEMA
Afbeelding 9-1. Stroomkringschema
OM-243 346 Pagina 35
244 221-E
OM-243 346 Pagina 36
HOOFDSTUK 10 − ONDERDELENLIJST
246 042-B
. De bevestigingsmaterialen zijn algemeen gangbaar en alleen te bestellen als ze op de lijst staan.
1
2
3
22 − Afbeelding 10-2
4
5
6
7
8
9
10
11
12
11
10
13
14
15
16
17
18
19
9
20
21
Afbeelding 10-3
Afbeelding 10-1. Hoofdassemblage
OM-243 346 Pagina 37
Description
Part
No.
Item
No.
Afbeelding 10-1. Hoofdassemblage
Quanti
ty
1 159 647 Insulator, Motor Clamp 1... ............... .. ..........................................
2 159 646 Clamp, Motor Base 1... ............... .. .............................................
3 159 360 Insulator, Screw Machine 4... ............... .. .......................................
4 244 585 Drive Assy, Wire S/L 4 Roll W/Tach Accu−Mate 1... ............... .. ....................
5 141 753 Hub+Spindle Assy, (Includes) 1... ............... .. ....................................
6 058 427 Ring, Retaining Spool 1... ............... .... .........................................
7 180 571 Shaft, Support Spool 1... ............... .... .........................................
8 010 233 Spring, Cprsn .970 Od X .120 Wire X 1.250Pld 1... ............... .... ...................
9 057 971 Washer, Flat Stl Keyed 1.500Dia X .125Thk 2... ............... .... .....................
10 010 191 Washer, Fbr .656 Id X 1.500 Od X .125Thk 2... ............... .... ......................
11 058 628 Washer, Brake Stl 2... ............... .... ............................................
12 058 428 Hub, Spool 1... ............... .... ..................................................
13 248974 Tubing, Stl .875 x 12 Ga Wall x .562 1... ............... .... ............................
14 135 205 Nut, Stl Slflkg Hex Reg .625-11 W/Nylon Insert 1... ............... .... ...................
15 200 556 Support, Spool 1... ............... .. ................................................
16 201 781 Knob, W/Extension Clamp 1... ............... .. ......................................
17 156 243 Clamp, Motor Top 1... ............... .. ..............................................
18 145 639 Strip, Buna−n .062 X 3.000 X 4.000 Compressed Sht 1... ............... .. ...............
19 200 552 Base 1... ............... .. .........................................................
20 134 306 Foot, Rubber 1.250 Dia X 1.375 High No 10 Screw 4... ............... .. .................
21 200 557 Stiffener, Base 1... ............... .. .................................................
22 Control Box (Refer to Afbeelding 10-2) 1... .......................... ............................
+When ordering a component originally displaying a precautionary label, the label should also be ordered.
To maintain the factory original performance of your equipment, use only Manufacturers Suggested
Replacement Parts. Model and serial number required when ordering parts from your local distributor.
OM-243 346 Pagina 38
246 043-C
.
De bevestigingsmaterialen zijn algemeen gangbaar en alleen te bestellen als ze op de lijst staan.
14
11
12
16
12
17
19
20
21
22
23
15
4
5
6
7
8
9
1
0
3
7
2
18
24
25
26
27
28
1
29
13
Afbeelding 10-2. Control Box
Description
Part
No.
Dia.
Mkgs.
Item
No.
Afbeelding 10-2. Control Box (Afbeelding 10-1 Item 22)
Quanti
ty
1 235 211 Wrapper, Feeder 1... ............... .. ...............................................
2 010 494 Bushing, Snap−in Nyl 1.375 Id X 1.750 Mtg Hole 2... ............... .. ...................
3 244 200 Circuit Card Assy, 14 Pin Filter 1... ............... .. ...................................
4 253 227 Nameplate, Rear 1... ............... .. ...............................................
5 006 086 Blank, Snap−in Nyl 1.500 Mtg Hole Black 1... ............... .. .........................
6 244 581 Cable, Power (Includes) 1... ............... .. ........................................
7 139 041 Bushing, Strain Relief .450/.709 Id X1.115 Mtg Hole 1... ............... .... ..............
8 163 520 Cable, Port No 18−14 11/C Type Awm 2−14 9−18 Cndct 1... ............... .... ..........
9 079 739 Conn, Circ Cpc Clamp Str Rlf 1... ............... .... ..................................
10 PLG12 141 162 Housing Plug+Pins, (Service Kit) 1... ... .... .... ...............................
PLG74 115 092 Housing Plug+Skts, (Service Kit) 1......... .... .... ...............................
11 000 527 Blank, Snap−in Nyl .875 Mtg Hole Black 1... ............... .. ..........................
12 244 191 Circuit Card Assy, USB Filter 1... ............... .. ....................................
13 244 618 Cover, Connector USB W/Tether 1... ............... .. .................................
14 211 989 Fitting, W/Screen 1... ............... .. ..............................................
15 220 805 Nut, 750−14 Nps 1.48Hex .41H Nyl 1... ............... .. ...............................
16 GS1 228 036 Valve, 24VAC 1Way .750−14 Thd 2.0mm Orf 100 psi 1... .... ..... .. ...............
17 253 223 Enclosure, Control/Motor 1... ............... .. ........................................
18 S1 111 997 Switch, Rocker Spst 10A 250VAC On-Off Visi Red Rock 1... ..... ...... .. ............
19 PC1 242 217 Circuit Card Assy, Motor Control W/Prgm 1... .... ..... .. .........................
20 244 207 Circuit Card Assy, Trigger Filter 1... ............... .. ..................................
21 246 145 Circuit Card Assy, User Interface W/Prgm 1... ............... .. .........................
22 231 470 Nut, Adapter Encoder Shaft Mtg 375−32 To 500−28 2... ............... .. ................
23 244 881 Panel, Front 1... ............... .. ...................................................
24 243 910 Nameplate, Lower 1... ............... .. .............................................
OM-243 346 Pagina 39
Description
Part
No.
Dia.
Mkgs.
Item
No.
Afbeelding 10-2. Control Box (Afbeelding 10-1 Item 22) (Continued)
Quanti
ty
25 200 295 Switch, Rocker Spdt 15A 12V (On)−Off−(On) 1... ............... .. ......................
26 245 663 Knob, Encoder 1.250 Dia X .250 Id Push On W/Spring Clip 2... ............... .. ..........
27 231 469 Nut, 500−28 .69Hex .28H Brs Conical Knurl 2... ............... .. .......................
28 243 898 Nameplate, Upper 1... ............... .. .............................................
29 246 559 Strap, Grounding 3.50 In Long 1... ............... .. ...................................
+When ordering a component originally displaying a precautionary label, the label should also be ordered.
To maintain the factory original performance of your equipment, use only Manufacturers Suggested
Replacement Parts. Model and serial number required when ordering parts from your local distributor.
Quantity
Description
Part
No.
Dia.
Mkgs.
Harness Connectors/Receptacles
PLG6,106 115 094 Housing Plug+Skts, (Service Kit) 1........ ... .. .................................
PLG10,110 130 203 Housing Plug+Skts, (Service Kit) 1....... .. .. .................................
PLG72 115 092 Housing Plug+Skts, (Service Kit) 1......... .... .. .................................
PLG4,104 136 810 Housing Plug+Skts, (Service Kit) 1........ ... .. .................................
PLG11, 21,71,111 131 055 Housing Rcpt+Skts, (Service Kit) 1.... .. .................................
PLG1,77,78,79,101 202 592 Housing Plug+Skts, (Service Kit) 1.. .. .................................
PLG3,75,76,103 115 093 Housing Plug+Skts, (Service Kit) 1..... .. .................................
PLG51 174 824 Housing Plug Pins+Skts, (Service Kit) 1......... .... .. ............................
PLG7,27,67,107 115 091 Housing Plug+Skts, (Service Kit) 1..... .. .................................
PLG73 148 439 Housing Plug Pins+Skts, (Service Kit) 1......... .... .. ............................
PLG17,70 158 719 Housing Plug+Skts, (Service Kit) 1........ ... .. .................................
PLG117 165 404 Housing Rcpt+Skts, (Service Kit) 1........ ... .. .................................
OM-243 346 Pagina 40
See Table 10-1 For
Drive Roll & Wire Guide Kits
. De bevestigingsmaterialen zijn algemeen gangbaar en alleen te
bestellen als ze op de lijst staan.
245 244-A
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
20
12
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
6
5
4
3
2
1
36
35
34
33
32
31
30
29
28
25
26
27
37
38
39
Afbeelding 10-3. Drive Assembly, Wire
Description
Part
No.
Dia.
Mkgs.
Item
No.
Afbeelding 10-3. Drive Assembly, Wire (Afbeelding 10-1 Item 4)
Quantity
1 010 668 Screw, Cap Stl Sch .250-20 X 1.500 4... ............... .. ...............................
2 172 075 Carrier, Drive Roll W/Components 4... ............... .. .................................
3 149 962 Spacer, Carrier Drive Roll 4... ............... .. ........................................
4 149 486 Pin, Rotation Arm Rocker 2... ............... .. ........................................
5 244 584 Arm, Pressure LH Chamfered 2... ............... .. ....................................
6 150 520 Spacer, Flat Stl .257 Id X .619 Od X .105 2... ............... .. ..........................
7 133 493 Ring, Retaining Ext .250 Shaft X .025Thk 2... ............... .. ..........................
8 133 350 Pin, Hinge 1... ............... .. .....................................................
9 M1,101 201 230 Motor, Gear 1/8HP 24VDC Standard Speed 1... .. ..... .. ........................
153 491 Kit, Brush Replacement (Includes) 1..................... .... ...............................
153 492 Cap, Brush 2..................... ..... .................................................
*153 493 Brush, Carbon 2.................... ..... ..............................................
184 136 Kit, Brush Holder Replacement 1..................... .... ..................................
10 155 098 Kit, Cover Motor Gearbox (Includes) 1... ............... .. ...............................
153 550 Cover, Motor Gearbox (Includes) 1..................... .... ................................
155 099 Gasket, Cover 1..................... ..... ..............................................
155 100 Screw, Cover 5..................... ..... ...............................................
154 031 Spacer, Locating 2..................... .... ..............................................
133 493 Ring, Rtng Ext .250 Shaft Grv X .025Thk 1..................... .... .........................
11 203 642 Pressure Arm, R & Vert L 4 Roll (Includes) 1... ............... .. .........................
11 203 631 Pressure Arm, S/L & Vert S/R 4 Roll (Includes) 1... ............... .. .....................
12 203 641 Washer, Flat Indicator Spring Tension 2... ............... .... ............................
13 182 415 Pin, Cotter Hair 1... ............... .... ...............................................
14 203 640 Knob, W/Extension Short Pressure Arm 1... ............... .... ..........................
OM-243 346 Pagina 41
Description
Part
No.
Dia.
Mkgs.
Item
No.
Afbeelding 10-3. Drive Assembly, Wire (Continued)
Quantity
15 182 156 Spring, Cprsn 2... ............... .... .................................................
16 182 155 Spring 2... ............... .... .......................................................
17 132 746 Bushing, Spring 2... ............... .... ...............................................
18 203 633 Shaft, Spring 1... ............... .... .................................................
19 246 098 Clip, Spring Pressure Blocking 2... ............... .... ..................................
20 203 632 Shaft Carrier 1... ............... .... ..................................................
21 133 739 Washer, Flat Buna .375 Id X .625 Od X .062Thk 2... ............... .... ...................
22 203 637 Knob, W/Extension Long Pressure Arm 1... ............... .... ..........................
23 PC51,151 237 048 Circuit Card, Digital Tach (Includes) 2... . ... .. ...............................
PLG5 131 204 Connector & Sockets 1......... ..... .... ..........................................
604 311 Grommet, Rbr .250 Id X .375Mtg Hole .062 Groove 1..................... .... ................
24 132 611 Optical Encoder Disc 1... ............... .. ............................................
603 115 Weather Stripping, Adh .125 X .375 1..................... .. ...............................
25 167 387 Spacer, Locating 2... ............... .. ................................................
26 168 825 Drive, Pinion 1... ............... .. ...................................................
27 133 308 Ring, Retaining Ext .375 Shaft X .025Thk 1... ............... .. ..........................
28 134 834 Hose, Sae .187 Id X .410 Od (Order By Ft) 2Ft (0.6 m)... ............... .. ...................
29 149 959 Fitting, Brs Barbed M 3/16tbg X .312-24 1... ............... .. ...........................
30 244 579 Adapter, Gun/Feeder LH ACCU−MATE 1... ............... .. ............................
30 244 589 Adapter, Gun/Feeder RH ACCU−MATE 1... ............... .. ............................
31 108 940 Screw, Cap Stl Hexhd .250-20 X .750 4... ............... .. ..............................
32 242 259 Clamp, Power Pin 1... ............... .. ...............................................
33 242 261 Lock, Power Pin 1... ............... .. ................................................
34 231 232 Washer, Flat .344 ID X 0.688 OD X .065 T Stl Pld ANSI.312 Clr 1... ............... .. .......
35 151 437 Knob, Plstc T 1.125 Lg X .312-18 X 1.500 1... ............... .. ..........................
36 179 277 Cover, Drive Roll (Includes) 1... ............... .. ......................................
196 956 Label, Warning Electric Shock And Pinch Wordles 1..................... .... .................
37 151 290 Screw, Mach Stl Hexwhd 10-32 X .500 2... ............... .. .............................
38 167 788 Nut, 375−16 .56 Hex .34H Stl Pld Sem Cone WSHR.88 D 1... ............... .. ............
39 601 966 Screw, Cap Stl Hexhd .375-16 X 1.250 1... ............... .. ............................
*Recommended Spare Parts.
To maintain the factory original performance of your equipment, use only Manufacturers Suggested
Replacement Parts. Model and serial number required when ordering parts from your local distributor.
OM-243 346 Pagina 42
”V” GROOVE FOR
HARD WIRE
”U” GROOVE FOR
SOFT
*
SHELLED
CORED WIRES
”V” KNURLED FOR
HARD
*
SHELLED
CORED WIRES
”U” COGGED FOR
EXTREMELY SOFT
WIRE OR SOFT*
SHELLED CORED
WIRES
”U” GROOVE FOR
ALUMINUM WIRES
CONTAINS NYLON
WIRE GUIDES
WIRE SIZE
.023/.025 in. (0.6 mm) 151024
.030 in. (0.8 mm) 151025
.035 in. (0.9 mm) 151026 151052 243233
.040 in. (1.0 mm) 161190
.045 in. (1.1/1.2 mm) 151027 151037* 151053 151070 243234*
.052 in. (1.3/1.4 mm) 151028 151038 151054 151071
1/16 in. (1.6 mm) 151029 151039 151055 151072 243235
.068/.072 in. (1.8 mm) 151056
5/64 in. (2.0 mm) 151040 151057 151073
3/32 in. (2.4 mm) 151041 151058 151074
7/64 in. (2.8 mm) 151042 151059 151075
1/8 in. (3.2 mm) 151043** 151060** 151076**
*Accommodates .045 and .047 (3/64 in) wire
**Requires a low
*speed wire feeder
Wire Guides Nylon Wire Guides for Feeding Aluminum Wire
Wire Sizes Inlet Guide Intermediate Guide Wire Size Inlet Guide Intermediate Guide
.023 to .040 in. (0.6 to 1.0mm) 221030 149518 .035 in. (0.9mm) 221912 242417
.045 to .052 in. (1.1 to 1.4mm) 221030 149519 .047 in. (1.2mm) 221912 205936
1/16 to 5/64 in. (1.6 to 2mm) 221030 149520 1/16 in. (1.6mm) 221912 205937
3/32 to 7/64 in. (2.4 to 2.8mm) 229919 149521
1/8 in. (3.2mm) 229919 149522
Table 10-1. Drive Roll And Wire Guide Kits
Aantekeningen
Aantekeningen
Geldig vanaf 1 januari 2014
(Installaties waarvan het serienummer begint met “ME” of nieuwer)
Deze beperkte garantie vervangt alle vorige Miller garanties en is exclusief zonder andere expliciete of impliciete
waarborgen of garanties.
BEPERKTE GARANTIE − Afhankelijk van de onderstaande bepa-
lingen en voorwaarden garandeert Miller Electric Mfg. Co., Apple-
ton, Wisconsin, zijn erkende verdeler dat nieuwe Miller installaties
die verkocht zijn na de geldende datum van deze beperkte garantie
geen materiaal- en/of fabricagefouten hebben. DEZE GARANTIE
VERVANGT UITDRUKKELIJK ALLE ANDERE GARANTIES, EX-
PLICIET OF IMPLICIET, VAN VERKOOPBAARHEID EN
GESCHIKTHEID.
Binnen de onderstaande garantieperioden zal Miller alle onderde-
len of componenten die niet meer functioneren door dergelijke fa-
bricage- en materiaalfouten met garantie repareren of vervangen.
Miller moet binnen dertig (30) dagen schriftelijk op de hoogte wor-
den gebracht van een dergelijke fout of storing, waarop Miller in-
structies zal geven over de garantieclaim-procedure die hierop
volgt.
In het geval van een dergelijke storing binnen de garantieperiode
zal Miller garantieclaims toestaan op installaties met garantie die
hieronder zijn vermeld. Alle garantieperioden gelden vanaf de dag
dat de installatie geleverd werd aan de erkende verdeler, of 12
maanden nadat de installatie naar een internationale distributeur
gezonden is.
1. 5 jaar onderdelen — 3 jaar arbeidsloon
* Originele gelijkrichters van de hoofdvoeding alleen
thyristoren, diodes en losse gelijkrichtcellen
2. 3 jaar — Onderdelen en arbeidsloon
* Automatisch verduisterende helmlenzen
(uitgezonderd de Classic-serie) (geen arbeidsloon)
* Lasaggregaten met verbrandingsmotor
(LET OP: Motoren vallen onder een aparte garantie
van de motorfabrikant.)
* Voedingsbronnen van invertermachines (tenzij anders
aangegeven)
* Stroombronnen plasmasnijders
* Procesregelapparatuur
* Semi-automatische en automatische draadaanvoer-
systemen
* Transformator/gelijkrichter stroombronnen
3. 2 jaar — Onderdelen en arbeidsloon
* Automatisch verduisterende helmlenzen − alleen
Classic-serie (geen arbeidsloon)
* Rookafzuigers − Capture 5 Filtair 400 en Industrial
Collector-serie
4. 1 jaar — Onderdelen en arbeidsloon tenzij gespecificeerd
* Automatisch bewegende apparatuur
* CoolBelt en CoolBand blaasapparaten (geen
arbeidsloon)
* Externe bewakingsapparatuur en sensoren
* Inbouwopties
(LET OP: Field Options zijn gedekt voor de resterende
garantieperiode van het product waarin ze in
geïnstalleerd zijn, of voor een minimum van één jaar
— afhankelijk van welke van de twee het langste
duurt.)
* RFCS voetbedieningen (m.u.v. RFCS-RJ45)
* Rookafzuigers − Filtair 130, MWX- en SWX-serie
* HF units
* ICE/XT plasmasnijdtoortsen (geen arbeidsloon)
* Stroombronnen voor inductieverwarming, koelers
(LET OP: Digitale recorders vallen onder aparte
garantie van de fabrikant.)
* Belastingsbanken
* Motoraangedreven pistolen (m.u.v. de Spoolmate
pistolen)
* PAPR blaasunit (geen arbeidsloon)
* Positionerings- en regelapparatuur
* Rekken
* Wielonderstellen/trailers
* Puntlasapparatuur
* Draadaanvoer systemen voor onder poederdek
lassen
* Waterkoelingssystemen
* TIG toortsen (geen arbeidsloon)
* Draadloze voet-/hand-afstandsbediening en ontvangers
* Werkstations/Lastafels (geen arbeidsloon)
* LiveArc- een computer las-help systeem
Millers True Blue® beperkte garantie geldt niet voor:
1. Slijtonderdelen zoals contacttips, snijmondstukken,
magneetschakelaars, koolborstels, relais, bovenbladen
van werkstations en lasgordijnen of andere onderdelen
die niet meer goed werken als gevolg van normale
slijtage. (Uitzondering: borstels en relais zijn wel gedekt
bij alle motoraangedreven producten.)
2. Onderdelen geleverd door Miller maar geproduceerd door an-
deren, zoals motoren of handelsaccessoires. Deze onderde-
len vallen onder de eventuele garanties door de fabrikanten.
3. Installaties die veranderingen hebben ondergaan door andere
partijen dan Miller, of installaties die onjuist geïnstalleerd of
verkeerd gebruikt zijn volgens industrierichtlijnen, of installa-
ties die geen redelijk en noodzakelijk onderhoud hebben ge-
had, of installaties die gebruikt zijn voor andere dan de
aangegeven toepassingen voor de installatie.
MILLER PRODUKTEN ZIJN BEDOELD VOOR VERKOOP EN
GEBRUIK DOOR COMMERCIËLE/INDUSTRIËLE GEBRUI-
KERS EN PERSONEN DIE OPGELEID ZIJN EN ERVARING
HEBBEN MET HET GEBRUIK EN ONDERHOUD VAN LASIN-
STALLATIES.
In het geval van een garantieclaim gedekt door deze garantie,
zullen de exclusieve Miller-oplossingen zijn: (1) repareren; of (2)
vervangen; of, als dit schriftelijk door Miller is toegestaan in
bepaalde gevallen, (3) de redelijke kosten van repareren of
vervangen bij een goedgekeurd Miller onderhoudsbedrijf; of (4)
krediet of betaling van de aankoopprijs (redelijke
waardevermindering op basis van het eigenlijke gebruik) bij het
retourneren van de goederen op risico en kosten van de klant.
Miller’s optie van repareren of vervangen zal f.o.b. zijn (met
inbegrip van vervoerskosten tot in de boot), naar de fabriek in
Appleton, Wisconsin of f.o.b. naar een door Miller goedgekeurd
onderhoudsbedrijf zoals bepaald is door Miller. Daarom zal er geen
compensatie of terugbetaling voor transportkosten worden
toegestaan.
VOOR ZOVER DE WET DIT TOESTAAT, STAAN ER GEEN AN-
DERE VERHAALSMOGELIJKHEDEN OPEN DAN DEGENE DIE
HIER VOORZIEN ZIJN. IN GEEN GEVAL ZAL MILLER CON-
TRACTUEEL, UIT ONRECHTMATIGE DAAD, OF ANDERSZINS,
AANSPRAKELIJK ZIJN VOOR RECHTSTREEKSE, ON-
RECHTSTREEKSE, BIJZONDERE, INCIDENTELE, OF GE-
VOLGSCHADE (HIERIN BEGREPEN GEDERFDE WINST).
MILLER VERWERPT EN SLUIT, M.B.T. ALLE GEREEDSCHAP
DAT DOOR HAAR GELEVERD WORDT, ELKE
UITDRUKKELIJKE GARANTIE DIE HIER NIET VOORZIEN IS,
EN ELKE GEÏMPLICEERDE GARANTIE OF VERKLARING
M.B.T. PRESTATIE, EN ELK VERHAAL OP GROND VAN
CONTRACTUELE WANPRESTATIE, UIT ONRECHTMATIGE
DAAD, OF DAT, WARE DEZE BEPALING NIET OPGENOMEN,
IMPLICIET, VAN RECHTSWEGE, NAAR HANDELSGEWOONTE
OF NAAR AANLEIDING VAN DE CONCRETE
OMSTANDIGHEDEN VAN DE TRANSACTIE ZOU
VOORTVLOEIEN UIT GELIJK WELKE ANDERE
RECHTSTHEORIE, HIERIN BEGREPEN ELKE
GEÏMPLICEERDE GARANTIE M.B.T. VERKOOPBAARHEID OF
GESCHIKTHEID VOOR EEN BEPAALD GEBRUIK, UIT.
Sommige staten in de V.S. staan geen beperkingen toe met betrek-
king tot de duur van de garantie, noch uitsluiting van bijkomende
schade, indirecte schade, speciale schade of gevolgschade, dus
bovenstaande beperking kan mogelijk niet van toepassing zijn
voor u. Deze garantie biedt specifieke wettelijke rechten en er kun-
nen eventueel ook andere rechten van toepassing zijn; deze kun-
nen echter per staat verschillen.
In Canada biedt de wetgeving in enkele provincies bepaalde extra
garanties of oplossingen die afwijken van de bepalingen die hierin
zijn opgenomen, en bovenstaande beperkingen en uitsluitingen
zijn mogelijk niet van toepassing, voorzover er niet van mag wor-
den afgezien. Deze Beperkte Garantie biedt specifieke wettelijke
rechten en er kunnen eventueel ook andere rechten zijn; deze kun-
nen echter per provincie verschillen.
miller warr_dut 2014−04−14
Vertaling van de originele instructies − UITGEGEVEN IN DE VS. © 2014 Miller Electric Mfg. Co 2014-01
Miller Electric Mfg. Co.
An Illinois Tool Works Company
1635 West Spencer Street
Appleton, WI 54914 USA
International Headquarters−USA
USA Phone: 920-735-4505 Auto-attended
USA & Canada FAX: 920-735-4134
International FAX: 920-735-4125
Voor internationale vestigingen bezoek
website: www.MillerWelds.com
Naam van het model Serie-/typenumber
Aankoopdatum (datum waarop de apparatuur bij de oorspronkelijke klant werd bezorgd.)
Leverancier
Adres
Plaats
Staat Postcode
S.v.p. volledig invullen en goed bewaren.
Vermeld altijd de naam van het model en het serie-/typenummer
Ga naar uw leverancier voor: Toebehoren en elektroden
Optionele apparatuur en accessoires
Persoonlijke beschermingsmiddelen
Service en reparaties
Vervangende onderdelen
Trainingen en opleidingen (scholen, videos,
boeken)
Technische handboeken (onderhoudsinformatie
en onderdelen)
Stroomkringschema’s
Handboeken over lasprocessen
Neem contact op met het
vervoersbedrijf:
Neem contact op met de transportafdeling van uw
distributeur en/of de fabrikant van de apparatuur
voor hulp bij het indienen en afhandelen van scha-
declaims.
Service
Papieren van de eigenaar
Om een schadeclaim in te dienen bij verlies of
beschadiging tijdens verscheping,
Contacteer een verdeler of een service bureau
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50

Miller S-74 MPA PLUS de handleiding

Type
de handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor