OM−243 346 pagina 24
7-2. Instelmenu (setup) niveau 2
Om in niveau 2 van het INSTELMENU te komen
drukt u op INSTELTOETS en houdt u deze enige
tijd ingedrukt. De INSTELMENU-INDICATOR en
de INSTELTOETSINDICATOR branden.
Verdraai de LINKER INSTELKNOP om
verschillende menukeuzes te laten verschijnen
in het LINKER MENU. Verdraai de RECHTER
INSTELKNOP om waarden te veranderen in het
RECHTER MENU.
Om niveau 2 van het INSTELMENU te verlaten
drukt u kort op de INSTELTOETS.
Instelbare gegevens in dit menu zijn:
Parameter Lock (LOCK) (= Parameters
vergrendelen (LOCK)) - Als deze instelling op
ON staat, zijn de parameters voor
toortsschakelaar, proces, voorgastijd, nagastijd,
draadinvoer, start en krater vergrendeld zodat ze
niet kunnen worden veranderd. Wordt dit toch
geprobeerd, dan verschijnt kort de mededeling
(LOCK).
Range Limits (LMTS) (= Grenzen van het
bereik (MTS)) - Als dit op ON staat, zijn
aanvoersnelheid, booglengte en de lasspanning
bij het instellen begrenst door een minimum en
maximum. De minimum en maximum grens-
waarden zijn zichtbaar in het menu wanneer
LMTS actief is. Staat LMTS op OFF, dan zijn de
grenswaarden niet zichtbaar.
Wire Feed Range Limit (= draadaan-
voerbereik (MIN)) - Dit staat in de linker display
waarbij de indicator voor de aanvoersnelheid
brandt. Hiermee is de minimale aanvoersnelheid
in te stellen. Het bereik van deze instelling is 70
tot 780 inch per minuut.
Wire Feed Range Limit (= draadaan-
voerbereik (MAX)) - Dit staat in de LINKER
DISPLAY waarbij de INDICATOR VOOR DE
AANVOERSNELHEID brandt. Hiermee is de
maximale aanvoersnelheid in te stellen.
Het bereik van deze instelling is van het
ingestelde minimum tot 780 inch per minuut.
Arc Length Range Limit (= grens
booglengtebereik (MIN)) - Dit staat in de linker
display waarbij de indicator voor de booglengte
brandt. Hiermee is de minimale booglengte in te
stellen. Het bereik van deze instelling is 0 tot 100.
Arc Length Range Limit (= grens
booglengtebereik (MAX)) - Dit staat in de linker
display waarbij de indicator voor de booglengte
brandt. Hiermee is de maximale booglengte in te
stellen. Het bereik van deze instelling is van het
ingestelde minimum tot 100.
. Als in het menu op het tweede niveau de
instelling Display PULS op VOLT staat, dan
worden in plaats van minimum en maximum
voor de booglengte die voor spanning
getoond.
Voltage Range Limit (= grens
spanningsbereik (MIN)) - Dit staat aangegeven
op de LINKER DISPLAY en de VOLT-
INDICATOR brandt. Het bepaalt de minimum
spanning. Het bereik van deze instelling hangt af
van het spanningsbereik van de stroombron bij
MIG-lassen en varieert met het gekozen gastype
en draadtype in het PULSEREND MIG-proces.
De limietinstelling van het minimum spannings-
bereik zal veranderen als het draadtype
of de soort beschermgasprogramma wordt
veranderd.
Voltage Range Limit (= grens
spanningsbereik (MAX)) - Dit staat
aangegeven op de LINKER DISPLAY en de
VOLTINDICATOR brandt. Het bepaalt de
maximum spanning. Het bereik van deze
instelling hangt af van het spanningsbereik van
de stroombron bij MIG-lassen en varieert met het
gekozen gastype en draadtype in het
PULSEREND MIG-proces. Als de stroombron
van het lasproces op PULSEREND MIG wordt
ingesteld zal de limietinstelling van het maximum
spanningsbereik veranderen als het draadtype
of de soort beschermgasprogramma wordt
veranderd.
Power Source Synergic Mode (PWR.S)
(= stroombron synergische keuzestand) - zet
de synergische keuzestand op (AUTO) of
handmatig (MAN). Wanneer hij op (AUTO) wordt
gezet, functioneren de draadaanvoerunit en een
synergische stroombron als een synergisch
pulserend MIG-systeem Wanneer hij op (MAN)
wordt gezet, functioneren de stroombron en de
draadaanvoer als een niet-synergisch MIG of
pulserend MIG-lassysteem.
S Voor een goede werking moet deze instelling
zo worden ingesteld dat hij precies past bij
de (PULS)-keuzestand-instelling van de stroom-
bron.
Pulse Display (PULS) (=Pulsdisplay
(PULS)) - Hiermee kunnen de vooringestelde
lasparameters worden ingesteld met spanning
(VOLT) of booglengte (ARC.L). Deze instelling
betreft alleen de weergave in het scherm;
de werking blijft gelijk. Het beste is deze instelling
te laten overeenstemmen met die op het scherm
van de stroombron. Bij de stand VOLT is in het
linkerscherm de vooringestelde spanning te
zien, waarbij de betreffende indicator brandt.
Bij de stand (ARC.L)i s in het linkerscherm
de vooringestelde booglengte te zien, waarbij
de BOOGLENGTE-INDICATOR brandt.
Trigger Schedule Select (SCHD)
(= toortsschakelaarselectie (SCHD) ) - Hierdoor
kan de lasser een ander programma kiezen door
kort de toortsschakelaar in te drukken en meteen
weer los te laten, terwijl niet gelast wordt. Bij de
stand OFF is omschakelen niet mogelijk. Bij de
stand (TRIG) is de keuzemogelijkheid met
de toortsschakelaar aanwezig. Het indrukken
en loslaten van de toortsschakelaar moet binnen
0,2 seconden plaatsvinden.
Profile Pulse Menu (= Profielpulsmenu
(PROF)) - Zorgt ervoor dat Profile Pulse in het
instelmenu verschijnen kan. Als het op (NO)
wordt ingesteld, verschijnt (PROF) niet in het
instelmenu. Als het op (YES) wordt ingesteld,
verschijnt (PROF) wil in het instelmenu. Profile
Pulse parameters kunnen niet worden bijgesteld
als de Parametervergrendeling op (ON) is
ingesteld.
Menu Lock Code (CODE) (= menu-
vergrendelingscode (CODE)) - Hiermee kan
een numeriek wachtwoord worden gezet op het
2e niveau van het menu. De standaardinstelling
is dat er geen wachtwoord is, zodat het tweede
niveau vrij toegankelijk is. Het numerieke
wachtwoord is een getal tussen 0 en 999. Als het
eenmaal ingesteld is, moet het telkens worden
ingegeven om het tweede niveau te kunnen
bereiken. Bij invullen van een verkeerde code
verschijnt kort de melding (DENY). Daarna blijft
steeds (CODE) terugkomen totdat wel het juiste
getal wordt ingetoetst, of het apparaat wordt
uitgezet en weer ingeschakeld.
. Steeds als het menu wordt verlaten met
CODE OFF, is een speciale werkwijze
nodig om een nieuw wachtwoord in te
stellen. Terwijl op het scherm (CODE OFF)
staat, houdt u de insteltoets ingedrukt en
draait u aan de rechtse instelknop om het
wachtwoord op 0123 te zetten. U laat de
insteltoets los, op het scherm hoort nu
(CODE 0000) te staan. U kunt nu een
nieuwe toegangscode invoeren.
Weld time (= lastijd) - Dit is de lastijd voor elke
zijde van de aanvoerunit. Door te draaien aan de
rechtse knop kunt u door het menu bladeren.
U ziet achtereenvolgens de lastijd van de
linkerkant van de aanvoerunit, de lastijd rechts,
en de totale lastijd.
Weld runs (= lascycli) - Dit zijn de lascycli voor
elke zijde van de aanvoerunit. Door te draaien
aan de rechtse knop kunt u door het menu
bladeren. U ziet achtereenvolgens de cycli van
de linkerkant van de aanvoerunit, de cycli rechts,
en het totaal van alle cycli.
Life Zero (- lasduur nul) - Hiermee worden de
lastijden en lascycli voor links en voor rechts
gewist. De beide totalen worden echter niet
gewist. Het nulstellen van de tijd wordt geïnitieerd
door aan de rechterknop te draaien. Er gaan dan
seconden aftellen. Uiteindelijk verschijnt
“Life Done”. U moet dan het menu verlaten door
op de insteltoets te drukken. De aftelperiode van
5 seconden kan worden gestopt en teruggesteld
door te draaien aan de rechterknop, zolang
“Life Done” nog niet verschenen is.
Power Source Menu (P.MEN) (= Stroom-
bronmenu (P. MENU)) - Hiermee bereikt u dat
de voeding van het ‘power source menu’ bij het
inschakelen van het apparaat “ON” of “OFF” is.
Product Version Information (INFO)
(= informatie over de productversie (INFO)) -
Dit toont de revisienummers van de firmware
voor de motorbesturing en de gebruikers-
interfacekaarten. De standaardwaarde is (INFO
NONE). Voor het aflezen van de gegevens draait
u aan de rechtse instelknop, waardoor
achtereenvolgens (INFO MOTR) en (INFO
FRNT) verschijnt. Na een korte wachttijd ziet
u dan het bijbehorende versienummer.