NL
49
worden gebruikt:
a) Oplicht (licht van boven),
b) Doorlicht (licht van onder) of
c) Op- en doorIicht (dan komt het licht van on-
der en boven tegelijk).
Als je één keer op de aan/uit-knop (11) drukt,
wordt de oplicht-verlichting (8) ingeschakeld.
Als je een tweede keer op de knop drukt, gaat
de doorlicht-verlichting (9) branden. Druk je
een derde keer op de knop, gaan beide lam-
pen tegelijk aan. Nog een druk op de knop
schakelt de verlichting helemaal uit.
Het kiezen van de juiste verlichting is afhanke-
lijk van wat je wilt bekijken.
Wanneer je een ondoorzichtig object bekijkt
(b.v. kleine dieren, stukjes van planten, ste-
nen, munten, etc.) met deze microscoop, dan
valt het licht van boven op het te observeren
object (bovenbelichting). Het licht wordt door
het object teruggekaatst door de lens, die de
vergroting veroorzaakt, naar het elektronische
oculair, dat voor een extra vergroting van het
beeld zorgt.
Bij doorzichtige (transparante) objecten (b.v.
eencellige dieren) daarentegen schijnt het
licht van onderen door de opening in de mi-
croscooptafel en dan door het te observeren
object (belichting van onderen). De weg van
let licht loopt dan weer door het objectief naar
het elektronische oculair.
Het gebruik van beide belichtingsmethoden
tegelijk is alleen zinvol bij halfdoorzichtige ob-
jecten. Het wordt afgeraden voor doorzichtige
objecten op glazen plaatjes omdat het voor re-
fl ecties in het glazen plaatje kan zorgen.
Preparaten van verschillende grootte, dikte
of kleuren eisen verschillende belichtings-
sterkten. Er zijn twee mogelijkheden om deze
tijdens het observeren te veranderen: De hel-
derheid aan passen met de knoppen “+” en
“-” op het apparaat. De knoppen ingedrukt
houden! Of de EV-functie op de LCD-monitor
gebruiken. De EV-functie (EV = exposure va-
lue for brightness, opnamehelderheidswaar-
de) verhoogt of verlaagt de helderheid van het
beeld op de LCD-monitor afhankelijk van of je
de pijl naar links of de pijl naar rechts (
, )
ingedrukt houdt (Afb. 2).
Wanneer het geobserveerde preparaat on-
doorzichtig of donker van kleur is, heb je
gewoonlijk meer licht nodig om bepaalde ka-
rakteristieken of details goed te kunnen zien.
Het beste is om gewoon de lichtsterkte van de
belichting te verhogen door op de “+” knop op
het apparaat te drukken.
De beste belichting kan je vinden door te ex-
perimenteren met verschillende instellingen,
want elk object vraagt een iets andere belich-
ting om goed tot zijn recht te komen.
3.4 Een object observeren
Draai de objecttafel met het focuswiel (Afb.
1, Nr. 6) helemaal naar beneden. Begin met
een makkelijke observatie. Plaats daarvoor
een duurpreparaat direct onder de lens op de
objecttafel. Duw hiervoor eerst de klemme-
tjes aan de kant, leg het duurpreparaat op de
objecttafel en plaats de klemmetjes voorzich-
tig op het duurpreparaat terug. Het geobser-
veerde object moet precies boven of onder
de belichting liggen.
Stel het beeld scherp met het focuswiel (Afb.
1, Nr. 6).
Je kan de vergroting verhogen door digitale
zoom te gebruiken. Gebruik hiervoor de pijl-
tjestoetsen naar boven en naar beneden
(
, ) op de LCD-module. Op het beeld-
scherm verschijnt een indicator die aangeeft
welke zoominstelling er gebruikt wordt.
4. Digitale beelden
Eerste handelingen
Aanzetten
Houd de aan/uit-schakelaar (zie afb. 2) 1 à 2
seconden ingedrukt, als het apparaat eerst uit
stond.