Victron energy BlueSolar Panels de handleiding

Type
de handleiding
1
EN NL FR DE ES SE Appendix
Inhoud
1. Doel van deze handleiding
2. Algemeen
3. Veiligheidsmaatregelen voor het installeren van een fotovoltaïsch zonne-
systeem
4. Mechanische installatie
4.1 Selecteren van de locatie
4.2 Selecteren van het juiste ondersteuningsframe
4.3 Grondmontage
4.4 Dakmontage
4.5 Paalmontage
4.6 Algemene installatie
5. Elektrische installatie
5.1 Net- gekoppeld elektrosysteem
5.2 Aarding
5.3 Algemene installatie
6. Commissie en onderhoud
6.1 Blocking diodes en bypass- diodes
6.2 Testen, inbedrijfstelling en probleemoplossing
6.3 Problemen met lage voltages
6.4 Onderhoud
7. Disclaimer
2
1. Doel van deze handleiding
Deze handleiding bevat informatie over de installatie en het veilig hanteren.
De installateur moet deze handleiding lezen en begrijpen voor de installatie. Als u vragen heeft kunt u contact opnemen met onze
afdeling verkoop voor verdere uitleg. Bij het installeren van de module moet de installateur voldoen aan alle veiligheidsvoorschriften uit
deze handleiding en aan de lokale codes. Vóór de installatie van een fotovoltaïsch zonne-systeem moet de installateur vertrouwd raken
met de mechanische en elektrische eisen van een dergelijk systeem. Bewaar deze handleiding op een veilige plaats voor toekomstige
referentie (zorg en onderhoud) en in geval van verkoop of verwijdering van de modules.
3
EN NL FR DE ES SE Appendix
2. Algemeen
Voor het installeren van fotovoltaïsche systemen kan het vereist zijn om over specialistische vaardigheden en kennis te beschikken.
De installatie moet alleen worden uitgevoerd door gekwalificeerde personen.
Elke module wordt geleverd met een vastgemonteerde kruising. We kunnen klanten, indien gewenst, voorzien van kabels voor een
gemakkelijke installatie.
Installateurs dragen zelf het risico van alle letsels die mogelijk kunnen voorkomen tijdens de installatie, zoals het risico op een
elektrische schok.
Elke module kan individueel DC spanningen produceren van meer dan 30 volt, wanneer het wordt blootgesteld aan direct zonlicht.
Contact met een DC spanning van 30V of meer kan gevaarlijk zijn.
Verbreek de verbinding niet wanneer de module onder belasting is.
Fotovoltaïsche zonnepanelen zetten lichtenergie om in elektrische energie. Ze zijn ontworpen voor gebruik buitenshuis. De modules
kunnen op de grond, op daken, auto’s of boten worden gemonteerd. Het is de verantwoordelijkheid van de systeemontwerpers en
installateurs om te zorgen voor een goede vormgeving van ondersteunende structuren. Het gebruik van montagegaten wordt in de
volgende paragraaf behandeld.
Probeer niet om de modules te demonteren en verwijder geen bijgevoegde naamplaten of onderdelen van de modules.
Breng geen verf of lijm aan op de bovenkant van de module.
Gebruik geen spiegels of lenzen om kunstmatig zonlicht te concentreren op de modules. Het folie op achterkant van de panelen niet
aan direct zonlicht blootstellen.
Bij het installeren van het systeem moet u zich houden aan lokale, regionale en nationale wettelijke voorschriften, bijvoorbeeld, indien
nodig, het verkrijgen van een bouwvergunning.
4
3. Veiligheidsmaatregelen voor het installeren van een fotovoltaïsch zonne-
systeem
Zonnepanelen produceren elektrische energie als licht op de voorzijde schijnt. De DC spanning kan 30V overschrijden. Als modules in
serie worden geschakeld, is de totale spanning gelijk aan de som van de spanning van de afzonderlijke modules. Als modules parallel
worden geschakeld, is de totale stroom gelijk aan de som van de stroom van de afzonderlijke modules. Houd kinderen uit de buurt van
het systeem tijdens het vervoer en de installatie van mechanische en elektrische componenten. Bedek de module tijdens de installatie
met ondoorzichtig materiaal, zodat er geen elektriciteit wordt opgewekt.
Draag tijdens de installatie of probleemoplossing van het fotovoltïsch systeem geen metalen ringen, horlogebanden, oor-, neus- lip
ringen of andere metalen voorwerpen.
Gebruik alleen geïsoleerde gereedschappen die zijn goedgekeurd voor het werken aan elektrische installaties.
Volg de veiligheidsvoorschriften voor alle onderdelen die worden gebruikt in het systeem, met inbegrip van bedrading en kabels,
connectoren, charge controllers, batterijen en oplaadbare batterijen, enz.
Gebruik alleen apparatuur, aansluitingen en ondersteunende frames die geschikt zijn voor een elektrisch zonne-systeem. Gebruik altijd
hetzelfde type module binnen een bepaald fotovoltaïsch systeem.
De elektrische eigenschappen zijn binnen ± 10 procent van de aangegeven waarden van ISC, VOC en Pmax onder standaard
testomstandigheden (bestralingssterkte van 100mW/cm2, AM 1.5 spectrum en een cel temperatuur van 25 ° C (77 ° F))
Onder normale buitenomstandigheden zal de module andere stroom en spanningen produceren dan die staan vermeld in de datasheet.
De waarden in de datasheet zijn waarden die worden verwacht bij standaard testomstandigheden. Tijdens het ontwerp van het systeem
moeten de waarden van de kortsluitstroom en open-klem spanning vermenigvuldigd worden met een factor van 1.25 bij het bepalen van
de spanning van de componenten, de capaciteit van de geleiders, de grootte van de zekeringen en de omvang van de regelaars die zijn
aangesloten op de modules.
5
EN NL FR DE ES SE Appendix
4. Mechanische installatie
4.1 Selecteren van de locatie
Kies een geschikte locatie voor de installatie van de modules.
De modules moeten in noordelijke breedtegraden naar het zuiden zijn gericht en in zuiderlijke breedtegraden naar het noorden zijn
gericht.
Voor gedetailleerde informatie over de beste kantelhoek voor de installatie wordt u verwezen naar de standaard fotovoltaïsche
zonne-installatie handleidingen of een gerenommeerde zonne-installateur of systeemintegrator.
De module mag op geen enkel moment van de dag in de schaduw komen te staan.
Gebruik de module niet in de buurt van apparatuur of op locaties waar brandbare gassen kunnen worden gegenereerd of zich
ophopen.
4.2 Selecteren van het juiste ondersteuningsframe
Volg altijd de instructies en de veiligheidsmaatregelen die bij de ondersteuningsframes van de modules worden geleverd.
Probeer niet om gaten te boren in het spiegelende oppervlak van de module. Hierdoor vervalt de garantie.
Boor geen extra montagegaten in het frame van de modules. Hierdoor vervalt de garantie.
Modules moeten stevig worden bevestigd aan het montageframe met behulp van vier bevestigingspunten voor de normale
installatie. Als extra wind of sneeuw- overlast wordt verwacht voor deze installatie, mogen de extra montagepunten ook worden
gebruikt. De details vindt u in de onderstaande tekening. De berekening van de lading wordt overgelaten aan de systeem
ontwerpers of installateurs.
Het ondersteuningsframe van de module moet worden gemaakt van duurzaam, corrosiebestendig en UV-bestendig materiaal.
4.3 Grondmontage
In gebieden waar zware sneeuwval voorkomt dient u er rekening mee te houden dat de onderkant van de module hoog genoeg wordt
gemonteerd, zodat het niet voor een langere tijd bedekt zal zijn met sneeuw. Zorg er ook voor dat het onderste deel van de module
hoog genoeg wordt gemonteerd dat het niet in de schaduw van bomen of planten zal vallen of zal worden beschadigd door zand en
stenen die door de wind worden meegevoerd.
6
4.4 Dakmontage
Wanneer een module op een dak of gebouw wordt geïnstalleerd, zorg er voor dat het goed wordt vastgezet zodat het niet kan vallen bij
zware windstoten of sneeuwval.
Zorg voor goede ventilatie onder de module voor koeling (minimaal 10 cm luchtruimte tussen de module en het montageoppervlak).
Bij het installeren van de module op een dak dient u ervoor te zorgen dat de dakconstructie geschikt is. Alle montage openingen die
nodig zijn om de module te installeren dienen zorgvuldig worden afgesloten om lekkage te voorkomen.
In sommige gevallen kan een speciaal ondersteuningsframe nodig zijn.
De installatie van zonnepanelen kan effect hebben op de brandveiligheid van het huis.
De panelen voldoen aan de brandklasse C en zijn geschikt voor montage op een klasse A dak. Installeer geen panelen op een dak of
gebouw wanneer er zware windstoten zijn, om ongevallen te voorkomen.
4.5 Paalmontage
Wanneer de module op een paal wordt gemonteerd, dient een paal en montagestructuur te worden gekozen dat bestendig zal zijn tegen
de verwachtte windsterkte in dat gebied.
7
EN NL FR DE ES SE Appendix
4.6 Algemene installatie
Bij het monteren van de module moet gebruik worden gemaakt van de voorgeboorde gaten in het frame.
De meest voorkomende montage wordt bereikt door bij de montage van de module gebruik te maken van de vier symmetrische
punten dicht bij de binnenkant op de frames van de panelen.
Als hevige wind of sneeuwval wordt verwacht, moeten alle acht montagegaten worden gebruikt.
Sta of stap niet op de module.
Laat geen voorwerpen op de module vallen.
Om glasbreuk te voorkomen dienen geen zware voorwerpen op de module worden geplaatst.
Zet de module niet te hard neer op harde ondergrond.
Door de module verkeerd te vervoeren of te installeren kan de module breken.
8
5.
Elektrische installatie
Deze handleiding beschrijft een aantal meest belangrijke toepassingen als representatieve voorbeelden.
5.1 Grid-connected electrical system
De elektrische energie die door fotovoltaïsche systemen worden opgewekt kan ook worden omgezet van gelijkstroom naar wisselstroom
en worden aangesloten op het elektriciteitsnet. Plaatselijke elektriciteitsnetten hebben verschillende regels met betrekking tot de
aansluiting van duurzame energie- systemen. Raadpleeg een gekwalificeerde systeem- ontwerper of intergrator om een dergelijk
systeem te ontwerpen. Voor de installatie van dergelijke systemen zijn meestal vergunningen vereist en de moet het systeem formeel
worden geinspecteerd en goedgekeurd voordat het systeem wordt geaccepteerd.
5.2 Aarding
Het frame van de module moet goed worden geaard. De aardedraad moet goed worden bevestigd aan het frame van de module om
een goed elektrisch contact te verzekeren. Gebruik het aanbevolen type, of een gelijkwaardig type, connector voor deze draad.
Als het ondersteunende frame van metaal gemaakt is, moet het oppervlak van het frame worden verzinkt en een uitstekende
geleidbaarheid hebben.
We raden u aan om de lay-in lug (aardklem) (Cat. No. GBL4-DBT wordt aangeraden door de fabrikant) te gebruiken voor de aarding.
Strip eerst voorzichtig 16mm isolatie van het einde van de aardedraad om inkeping of snede in de geleider te voorkomen,
steek de draad door de voet van de aardklem (zie afbeelding) en draai de schroef aan. Pas op dat dat de kerndraad niet wordt
beschadigd. Draai ten slotte de schroef vast.
Hier de aardedraad doorheen steken
Monteer vervolgens de aanbevolen ILSCO aardklem aan het aluminium frame met behulp van de roestvrijstalen M3 of M5 schroef en
hardware zoals hieronder is weergegeven. Opmerking: er zijn twee verschillende maten aardingsgaten, de kleinste daaarvan wordt hier
als voorbeeld genoemd. De opbouw van de hardware voor de montage van de aardklem is hetzelfde, behalve voor de M3 schroef, een
toegevoegde platte ring is direct onder de kop van de M3 schroef gemonteerd. De kartelring is direct onder de aardklem gemonteerd en
maakt elektrisch contact via de geanodiseerde coating van het aluminium frame. De schroefmontage is verder uitgerust met een stalen
sluitring, dan een veerring en tenslotte een moer, om te zorgen voor een volledige montage, zoals hieronder wordt weergegeven. De
aanbevolen combinatie van de M3 of M5 schroefmontage is 0.8NM of 1.5 NM.
.
9
EN NL FR DE ES SE Appendix
5.3 Algemene installatie
Gebruik geen panelen met verschillende configuraties binnen hetzelfde systeem. Het maximale aantal panelen (N) = Vmax systeem/
[Voc(bij STC)].
Meerdere panelen worden in serie en dan in parallel geschakeld om een PV systeem te vormen, speciaal voor applicaties met een hoge
spanning. Als modules in serie worden geschakeld, is de totale spanning gelijk aan de som van de spanning van de afzonderlijke
modules.
Voor toepassingen die een hoge stroom vereisen kunnen verschillende fotovoltaïsche modules parallel worden gekoppeld, de totale
stroom is dan gelijk aan de som van de afzonderlijke stromen.
De module is uitgerust met connectoren die kunnen worden gebruikt voor het aansluiten op een elektrisch systeem.
Raadpleeg de lokale bedradingsvoorschriften voor het vaststellen van de draad grootte, type en de temperatuur voor het systeem.
De dwarsdoorsnede van de kabel en de capaciteit van de connector moet zodanig worden gekozen dat deze geschikt zijn voor de
maximale kortsluitstroom van het systeem. (aanbevolen dwarsdoorsnede van de kabel is 4 mm2 voor een enkele module en de
nominale stroom van een connector is groter dan 10A), anders worden de kabel en de connector overhit onder hoge spanning.
Houd er rekening mee dat de bovengrens temperatuur van de kabel 85°C is en van de connector 105°C.
De aansluitdoos heeft een ventilatieopening. De ventilatieopening moet naar beneden worden gemonteerd en mag niet worden
blootgesteld aan de regen. Daarom moet de aansluitdoos op de hoge zijde van de module zitten bij de montage.
10
6. Commissie en onderhoud
6.1 Blocking diodes en bypass diodes
Blocking diodes voorkomen terugloopstroom van de accu naar de module wanneer geen elektriciteit wordt gegenereerd. Het wordt
aangeraden om blocking diodes te gebruiken wanneer geen laadregulator wordt gebruikt. Uw dealer kan u de geschikte types
adviseren.
In systemen met meer dan twee in serie geschakelde modules kan het voorkomen dat er een hoge terugloopstroom ontstaat, doordat
zonnecellen gedeeltelijk of geheel in de schaduw staan en de rest van de zonnecellen wel geheel in de zon staan. Hierdoor kunnen de
zonnecellen zeer heet worden en zelfs beschadigen. Om de module te beschermen tegen deze hoge terugloopstromen worden by-pass
diodes gebruikt. In alle modules zijn reeds omloopdioden ingebouwd in de aansluitdoos. In het onwaarschijnlijke geval van een defecte
diode kan deze makkelijk worden vervangen.
Bescherm uzelf tegen elektrische schokken tijdens de reparatie of het onderhoud van zonne-energie systemen.
6.2 Testen, inbedrijfstelling en probleemoplossing
Test alle elektronische en elektronische componenten van het systeem voordat u deze gaat gebruiken.Volg de instructies die in de
meegeleverde handleidingen van de componenten en apparatuur staan.
Test modules eerst in serie voordat ze worden aangesloten op het systeem.
Controleer de open-klemspanning van elke reeks modules met een digitale multi- meter (Fluke 170- series worden aanbevolen).
De gemeten waarden moeten overeenkomen met de som van de open-klem spanning van elke afzonderlijke module.
U vindt de gemeten spanningen in de technische specificaties van het type module dat gebruikt is.
Als de gemeten waarde aanzienlijk lager is dan de verwachte waarde, ga dan te werk als beschreven staat onder ‘Probleemoplossing
lage spanningen’.
Controleer de kortsluitstroom van elke circuit- reeks. Dit kan direct worden gemeten met een digitale multi- meter (Fluke 170- series
worden aanbevolen) aangesloten in de twee terminals van de circuit- of module reeks, of met een belasting zoals PV verlichting om een
ruwe schatting te maken.
Let op: de nominale omvang van de ampèremeter of de nominale stroom van de belasting moet meer dan 1.25 keer hoger zijn dan de
nominale kortsluitstroom van de reeks modules.
U vindt de gemeten spanningen in de technische specificaties van het type modulde dat gebruikt is. De gemeten waarde kan aanzienlijk
variëren, afhankelijk van de weersomstandigheden, het tijdstip van de dag en de beschaduw op de module.
6.3 Probleemoplossing lage spanningen
Identificeer de algemene lage spanning en de te lage spanning. Vaak is de hier vermelde lage spanning de daling van de open-
klemspanning van de module, die wordt veroorzaakt door de stijgende temperatuur van de zonnecellen of lagere bestralingssterkte. Te
lage spanning wordt meestal veroorzaakt door verkeerde aansluitingen op de terminals of defecte bypass- diodes.
Controleer eerst alle bedradingsaansluitingen om ervoor te zorgen dat de verbinding goed is.
Controleer de open-klemspanning van elke module:
1. Bedek de modules volledig met een ondoorzichtig materiaal.
2. Koppel de bedrading van beide terminals van de modules los.
3. Verwijder het ondoorzichtige materiaal van de module waarvan de open-klem spanning van de terminals gecontroleerd en
gemeten moet worden.
Als de gemeten spanning slechts de helft van de nomiale, duidt dit op een defecte bypass diode. Zie ‘Testen en vervangen van bypass-
diodes’.
Wanneer er geen sprake is van zeer lage bestralingssterkte en wanneer de spanning tussen de terminals met meer dan 5% verschilt
van de nominale waarde, wijst dit op een slechte elektrische verbinding.
6.4 Onderhoud
We adviseren de volgende onderhoudsmaatregelen om te zorgen voor een optimale prestatie van de module:
Reinig het glazen oppervlak van de module wanneer dit nodig is. Gebruik altijd water en een zachte spons of doek voor het reinigen.
Een mild, niet schurend reinigingsmiddel kan worden gebruikt voor het verwijderen van hardnekkig vuil.
Controleer om de zes maanden de elektrische en mechanische verbindingen om er zeker van te zijn dat deze schoon, veilig en
onbeschadigd zijn.
Als zich problemen voordoen kunt u deze het beste laten onderzoeken door een bevoegde specialist. Let op: lees de
onderhoudsinstructies voor alle componenten die in het systeem worden gebruikt goed door, zoals die van de ondersteuningsframes,
laadregelaars, omvormers, accu’s, etc.
11
EN NL FR DE ES SE Appendix
7. Disclaimer of Liability
Omdat het gebruik van deze handleiding en de voorwaarden of de wijze van installatie, werking, gebruik en onderhoud van
fotovoltaïsche (PV) producten buiten onze controle zijn, nemen wij uitdrukkelijk geen verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor
verlies, schade of kosten die op welke manier dan ook verband houden met bijvoorbeeld de installatie, werking , gebruik of het
onderhoud.
Wij nemen geen enkele verantwoordelijkheid met betrekking tot inbreuk op patenten of andere rechten van derden die kunnen
voortvloeien uit het gebruik van het PV- product.
Er wordt geen enkele licentie verleend door implicatie of anderzins onder enig patent of patentrechten.
De informatie in deze handleiding is gebaseerd op onze kennis en ervaring en wordt verondersteld betrouwbaar te zijn; echter
vormt deze informatie, met inbegrip van product specificaties (zonder beperkingen), en suggesties geen uitdrukkelijke of impliciete
garantie.
Wij behouden ons het recht voor om de handleiding, de PV- productie, de specificaties of product informatie sheets te veranderen
zonder voorafgaande kennisgeving.

Documenttranscriptie

Inhoud EN 1. Doel van deze handleiding NL 2. Algemeen FR 3. Veiligheidsmaatregelen voor het installeren van een fotovoltaïsch zonnesysteem DE 4. Mechanische installatie ES 4.1 Selecteren van de locatie 4.2 Selecteren van het juiste ondersteuningsframe 4.3 Grondmontage 4.4 Dakmontage 4.5 Paalmontage 4.6 Algemene installatie SE 5. Elektrische installatie Appendix 5.1 Net- gekoppeld elektrosysteem 5.2 Aarding 5.3 Algemene installatie 6. Commissie en onderhoud 6.1 Blocking diodes en bypass- diodes 6.2 Testen, inbedrijfstelling en probleemoplossing 6.3 Problemen met lage voltages 6.4 Onderhoud 7. Disclaimer 1 1. Doel van deze handleiding Deze handleiding bevat informatie over de installatie en het veilig hanteren. De installateur moet deze handleiding lezen en begrijpen voor de installatie. Als u vragen heeft kunt u contact opnemen met onze afdeling verkoop voor verdere uitleg. Bij het installeren van de module moet de installateur voldoen aan alle veiligheidsvoorschriften uit deze handleiding en aan de lokale codes. Vóór de installatie van een fotovoltaïsch zonne-systeem moet de installateur vertrouwd raken met de mechanische en elektrische eisen van een dergelijk systeem. Bewaar deze handleiding op een veilige plaats voor toekomstige referentie (zorg en onderhoud) en in geval van verkoop of verwijdering van de modules. 2 2. Algemeen EN NL Voor het installeren van fotovoltaïsche systemen kan het vereist zijn om over specialistische vaardigheden en kennis te beschikken. De installatie moet alleen worden uitgevoerd door gekwalificeerde personen. Elke module wordt geleverd met een vastgemonteerde kruising. We kunnen klanten, indien gewenst, voorzien van kabels voor een gemakkelijke installatie. Installateurs dragen zelf het risico van alle letsels die mogelijk kunnen voorkomen tijdens de installatie, zoals het risico op een elektrische schok. Elke module kan individueel DC spanningen produceren van meer dan 30 volt, wanneer het wordt blootgesteld aan direct zonlicht. Contact met een DC spanning van 30V of meer kan gevaarlijk zijn. Verbreek de verbinding niet wanneer de module onder belasting is. FR DE Fotovoltaïsche zonnepanelen zetten lichtenergie om in elektrische energie. Ze zijn ontworpen voor gebruik buitenshuis. De modules kunnen op de grond, op daken, auto’s of boten worden gemonteerd. Het is de verantwoordelijkheid van de systeemontwerpers en installateurs om te zorgen voor een goede vormgeving van ondersteunende structuren. Het gebruik van montagegaten wordt in de volgende paragraaf behandeld. Probeer niet om de modules te demonteren en verwijder geen bijgevoegde naamplaten of onderdelen van de modules. ES SE Appendix Breng geen verf of lijm aan op de bovenkant van de module. Gebruik geen spiegels of lenzen om kunstmatig zonlicht te concentreren op de modules. Het folie op achterkant van de panelen niet aan direct zonlicht blootstellen. Bij het installeren van het systeem moet u zich houden aan lokale, regionale en nationale wettelijke voorschriften, bijvoorbeeld, indien nodig, het verkrijgen van een bouwvergunning. 3 3. Veiligheidsmaatregelen voor het installeren van een fotovoltaïsch zonnesysteem Zonnepanelen produceren elektrische energie als licht op de voorzijde schijnt. De DC spanning kan 30V overschrijden. Als modules in serie worden geschakeld, is de totale spanning gelijk aan de som van de spanning van de afzonderlijke modules. Als modules parallel worden geschakeld, is de totale stroom gelijk aan de som van de stroom van de afzonderlijke modules. Houd kinderen uit de buurt van het systeem tijdens het vervoer en de installatie van mechanische en elektrische componenten. Bedek de module tijdens de installatie met ondoorzichtig materiaal, zodat er geen elektriciteit wordt opgewekt. Draag tijdens de installatie of probleemoplossing van het fotovoltïsch systeem geen metalen ringen, horlogebanden, oor-, neus- lip ringen of andere metalen voorwerpen. Gebruik alleen geïsoleerde gereedschappen die zijn goedgekeurd voor het werken aan elektrische installaties. Volg de veiligheidsvoorschriften voor alle onderdelen die worden gebruikt in het systeem, met inbegrip van bedrading en kabels, connectoren, charge controllers, batterijen en oplaadbare batterijen, enz. Gebruik alleen apparatuur, aansluitingen en ondersteunende frames die geschikt zijn voor een elektrisch zonne-systeem. Gebruik altijd hetzelfde type module binnen een bepaald fotovoltaïsch systeem. De elektrische eigenschappen zijn binnen ± 10 procent van de aangegeven waarden van ISC, VOC en Pmax onder standaard testomstandigheden (bestralingssterkte van 100mW/cm2, AM 1.5 spectrum en een cel temperatuur van 25 ° C (77 ° F)) Onder normale buitenomstandigheden zal de module andere stroom en spanningen produceren dan die staan vermeld in de datasheet. De waarden in de datasheet zijn waarden die worden verwacht bij standaard testomstandigheden. Tijdens het ontwerp van het systeem moeten de waarden van de kortsluitstroom en open-klem spanning vermenigvuldigd worden met een factor van 1.25 bij het bepalen van de spanning van de componenten, de capaciteit van de geleiders, de grootte van de zekeringen en de omvang van de regelaars die zijn aangesloten op de modules. 4 4. Mechanische installatie EN 4.1 Selecteren van de locatie NL Kies een geschikte locatie voor de installatie van de modules. De modules moeten in noordelijke breedtegraden naar het zuiden zijn gericht en in zuiderlijke breedtegraden naar het noorden zijn gericht. Voor gedetailleerde informatie over de beste kantelhoek voor de installatie wordt u verwezen naar de standaard fotovoltaïsche zonne-installatie handleidingen of een gerenommeerde zonne-installateur of systeemintegrator. De module mag op geen enkel moment van de dag in de schaduw komen te staan. Gebruik de module niet in de buurt van apparatuur of op locaties waar brandbare gassen kunnen worden gegenereerd of zich ophopen. FR 4.2 Selecteren van het juiste ondersteuningsframe DE ES Volg altijd de instructies en de veiligheidsmaatregelen die bij de ondersteuningsframes van de modules worden geleverd. Probeer niet om gaten te boren in het spiegelende oppervlak van de module. Hierdoor vervalt de garantie. Boor geen extra montagegaten in het frame van de modules. Hierdoor vervalt de garantie. Modules moeten stevig worden bevestigd aan het montageframe met behulp van vier bevestigingspunten voor de normale installatie. Als extra wind of sneeuw- overlast wordt verwacht voor deze installatie, mogen de extra montagepunten ook worden gebruikt. De details vindt u in de onderstaande tekening. De berekening van de lading wordt overgelaten aan de systeem ontwerpers of installateurs. SE Appendix Het ondersteuningsframe van de module moet worden gemaakt van duurzaam, corrosiebestendig en UV-bestendig materiaal. 4.3 Grondmontage In gebieden waar zware sneeuwval voorkomt dient u er rekening mee te houden dat de onderkant van de module hoog genoeg wordt gemonteerd, zodat het niet voor een langere tijd bedekt zal zijn met sneeuw. Zorg er ook voor dat het onderste deel van de module hoog genoeg wordt gemonteerd dat het niet in de schaduw van bomen of planten zal vallen of zal worden beschadigd door zand en stenen die door de wind worden meegevoerd. 5 4.4 Dakmontage Wanneer een module op een dak of gebouw wordt geïnstalleerd, zorg er voor dat het goed wordt vastgezet zodat het niet kan vallen bij zware windstoten of sneeuwval. Zorg voor goede ventilatie onder de module voor koeling (minimaal 10 cm luchtruimte tussen de module en het montageoppervlak). Bij het installeren van de module op een dak dient u ervoor te zorgen dat de dakconstructie geschikt is. Alle montage openingen die nodig zijn om de module te installeren dienen zorgvuldig worden afgesloten om lekkage te voorkomen. In sommige gevallen kan een speciaal ondersteuningsframe nodig zijn. De installatie van zonnepanelen kan effect hebben op de brandveiligheid van het huis. De panelen voldoen aan de brandklasse C en zijn geschikt voor montage op een klasse A dak. Installeer geen panelen op een dak of gebouw wanneer er zware windstoten zijn, om ongevallen te voorkomen. 4.5 Paalmontage Wanneer de module op een paal wordt gemonteerd, dient een paal en montagestructuur te worden gekozen dat bestendig zal zijn tegen de verwachtte windsterkte in dat gebied. 6 4.6 Algemene installatie EN NL Bij het monteren van de module moet gebruik worden gemaakt van de voorgeboorde gaten in het frame. De meest voorkomende montage wordt bereikt door bij de montage van de module gebruik te maken van de vier symmetrische punten dicht bij de binnenkant op de frames van de panelen. Als hevige wind of sneeuwval wordt verwacht, moeten alle acht montagegaten worden gebruikt. Sta of stap niet op de module. Laat geen voorwerpen op de module vallen. Om glasbreuk te voorkomen dienen geen zware voorwerpen op de module worden geplaatst. Zet de module niet te hard neer op harde ondergrond. Door de module verkeerd te vervoeren of te installeren kan de module breken. FR DE ES SE Appendix 7 5. Elektrische installatie Deze handleiding beschrijft een aantal meest belangrijke toepassingen als representatieve voorbeelden. 5.1 Grid-connected electrical system De elektrische energie die door fotovoltaïsche systemen worden opgewekt kan ook worden omgezet van gelijkstroom naar wisselstroom en worden aangesloten op het elektriciteitsnet. Plaatselijke elektriciteitsnetten hebben verschillende regels met betrekking tot de aansluiting van duurzame energie- systemen. Raadpleeg een gekwalificeerde systeem- ontwerper of intergrator om een dergelijk systeem te ontwerpen. Voor de installatie van dergelijke systemen zijn meestal vergunningen vereist en de moet het systeem formeel worden geinspecteerd en goedgekeurd voordat het systeem wordt geaccepteerd. 5.2 Aarding Het frame van de module moet goed worden geaard. De aardedraad moet goed worden bevestigd aan het frame van de module om een goed elektrisch contact te verzekeren. Gebruik het aanbevolen type, of een gelijkwaardig type, connector voor deze draad. Als het ondersteunende frame van metaal gemaakt is, moet het oppervlak van het frame worden verzinkt en een uitstekende geleidbaarheid hebben. We raden u aan om de lay-in lug (aardklem) (Cat. No. GBL4-DBT wordt aangeraden door de fabrikant) te gebruiken voor de aarding. Strip eerst voorzichtig 16mm isolatie van het einde van de aardedraad om inkeping of snede in de geleider te voorkomen, steek de draad door de voet van de aardklem (zie afbeelding) en draai de schroef aan. Pas op dat dat de kerndraad niet wordt beschadigd. Draai ten slotte de schroef vast. Hier de aardedraad doorheen steken Monteer vervolgens de aanbevolen ILSCO aardklem aan het aluminium frame met behulp van de roestvrijstalen M3 of M5 schroef en hardware zoals hieronder is weergegeven. Opmerking: er zijn twee verschillende maten aardingsgaten, de kleinste daaarvan wordt hier als voorbeeld genoemd. De opbouw van de hardware voor de montage van de aardklem is hetzelfde, behalve voor de M3 schroef, een toegevoegde platte ring is direct onder de kop van de M3 schroef gemonteerd. De kartelring is direct onder de aardklem gemonteerd en maakt elektrisch contact via de geanodiseerde coating van het aluminium frame. De schroefmontage is verder uitgerust met een stalen sluitring, dan een veerring en tenslotte een moer, om te zorgen voor een volledige montage, zoals hieronder wordt weergegeven. De aanbevolen combinatie van de M3 of M5 schroefmontage is 0.8NM of 1.5 NM. . 8 EN NL FR DE ES SE Appendix 5.3 Algemene installatie Gebruik geen panelen met verschillende configuraties binnen hetzelfde systeem. Het maximale aantal panelen (N) = Vmax systeem/ [Voc(bij STC)]. Meerdere panelen worden in serie en dan in parallel geschakeld om een PV systeem te vormen, speciaal voor applicaties met een hoge spanning. Als modules in serie worden geschakeld, is de totale spanning gelijk aan de som van de spanning van de afzonderlijke modules. Voor toepassingen die een hoge stroom vereisen kunnen verschillende fotovoltaïsche modules parallel worden gekoppeld, de totale stroom is dan gelijk aan de som van de afzonderlijke stromen. De module is uitgerust met connectoren die kunnen worden gebruikt voor het aansluiten op een elektrisch systeem. Raadpleeg de lokale bedradingsvoorschriften voor het vaststellen van de draad grootte, type en de temperatuur voor het systeem. De dwarsdoorsnede van de kabel en de capaciteit van de connector moet zodanig worden gekozen dat deze geschikt zijn voor de maximale kortsluitstroom van het systeem. (aanbevolen dwarsdoorsnede van de kabel is 4 mm2 voor een enkele module en de nominale stroom van een connector is groter dan 10A), anders worden de kabel en de connector overhit onder hoge spanning. Houd er rekening mee dat de bovengrens temperatuur van de kabel 85°C is en van de connector 105°C. De aansluitdoos heeft een ventilatieopening. De ventilatieopening moet naar beneden worden gemonteerd en mag niet worden blootgesteld aan de regen. Daarom moet de aansluitdoos op de hoge zijde van de module zitten bij de montage. 9 6. Commissie en onderhoud 6.1 Blocking diodes en bypass diodes Blocking diodes voorkomen terugloopstroom van de accu naar de module wanneer geen elektriciteit wordt gegenereerd. Het wordt aangeraden om blocking diodes te gebruiken wanneer geen laadregulator wordt gebruikt. Uw dealer kan u de geschikte types adviseren. In systemen met meer dan twee in serie geschakelde modules kan het voorkomen dat er een hoge terugloopstroom ontstaat, doordat zonnecellen gedeeltelijk of geheel in de schaduw staan en de rest van de zonnecellen wel geheel in de zon staan. Hierdoor kunnen de zonnecellen zeer heet worden en zelfs beschadigen. Om de module te beschermen tegen deze hoge terugloopstromen worden by-pass diodes gebruikt. In alle modules zijn reeds omloopdioden ingebouwd in de aansluitdoos. In het onwaarschijnlijke geval van een defecte diode kan deze makkelijk worden vervangen. Bescherm uzelf tegen elektrische schokken tijdens de reparatie of het onderhoud van zonne-energie systemen. 6.2 Testen, inbedrijfstelling en probleemoplossing Test alle elektronische en elektronische componenten van het systeem voordat u deze gaat gebruiken.Volg de instructies die in de meegeleverde handleidingen van de componenten en apparatuur staan. Test modules eerst in serie voordat ze worden aangesloten op het systeem. Controleer de open-klemspanning van elke reeks modules met een digitale multi- meter (Fluke 170- series worden aanbevolen). De gemeten waarden moeten overeenkomen met de som van de open-klem spanning van elke afzonderlijke module. U vindt de gemeten spanningen in de technische specificaties van het type module dat gebruikt is. Als de gemeten waarde aanzienlijk lager is dan de verwachte waarde, ga dan te werk als beschreven staat onder ‘Probleemoplossing lage spanningen’. Controleer de kortsluitstroom van elke circuit- reeks. Dit kan direct worden gemeten met een digitale multi- meter (Fluke 170- series worden aanbevolen) aangesloten in de twee terminals van de circuit- of module reeks, of met een belasting zoals PV verlichting om een ruwe schatting te maken. Let op: de nominale omvang van de ampèremeter of de nominale stroom van de belasting moet meer dan 1.25 keer hoger zijn dan de nominale kortsluitstroom van de reeks modules. U vindt de gemeten spanningen in de technische specificaties van het type modulde dat gebruikt is. De gemeten waarde kan aanzienlijk variëren, afhankelijk van de weersomstandigheden, het tijdstip van de dag en de beschaduw op de module. 6.3 Probleemoplossing lage spanningen Identificeer de algemene lage spanning en de te lage spanning. Vaak is de hier vermelde lage spanning de daling van de openklemspanning van de module, die wordt veroorzaakt door de stijgende temperatuur van de zonnecellen of lagere bestralingssterkte. Te lage spanning wordt meestal veroorzaakt door verkeerde aansluitingen op de terminals of defecte bypass- diodes. Controleer eerst alle bedradingsaansluitingen om ervoor te zorgen dat de verbinding goed is. Controleer de open-klemspanning van elke module: 1. Bedek de modules volledig met een ondoorzichtig materiaal. 2. Koppel de bedrading van beide terminals van de modules los. 3. Verwijder het ondoorzichtige materiaal van de module waarvan de open-klem spanning van de terminals gecontroleerd en gemeten moet worden. Als de gemeten spanning slechts de helft van de nomiale, duidt dit op een defecte bypass diode. Zie ‘Testen en vervangen van bypassdiodes’. Wanneer er geen sprake is van zeer lage bestralingssterkte en wanneer de spanning tussen de terminals met meer dan 5% verschilt van de nominale waarde, wijst dit op een slechte elektrische verbinding. 6.4 Onderhoud We adviseren de volgende onderhoudsmaatregelen om te zorgen voor een optimale prestatie van de module: Reinig het glazen oppervlak van de module wanneer dit nodig is. Gebruik altijd water en een zachte spons of doek voor het reinigen. Een mild, niet schurend reinigingsmiddel kan worden gebruikt voor het verwijderen van hardnekkig vuil. Controleer om de zes maanden de elektrische en mechanische verbindingen om er zeker van te zijn dat deze schoon, veilig en onbeschadigd zijn. Als zich problemen voordoen kunt u deze het beste laten onderzoeken door een bevoegde specialist. Let op: lees de onderhoudsinstructies voor alle componenten die in het systeem worden gebruikt goed door, zoals die van de ondersteuningsframes, laadregelaars, omvormers, accu’s, etc. 10 7. Disclaimer of Liability EN NL Omdat het gebruik van deze handleiding en de voorwaarden of de wijze van installatie, werking, gebruik en onderhoud van fotovoltaïsche (PV) producten buiten onze controle zijn, nemen wij uitdrukkelijk geen verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor verlies, schade of kosten die op welke manier dan ook verband houden met bijvoorbeeld de installatie, werking , gebruik of het onderhoud. Wij nemen geen enkele verantwoordelijkheid met betrekking tot inbreuk op patenten of andere rechten van derden die kunnen voortvloeien uit het gebruik van het PV- product. Er wordt geen enkele licentie verleend door implicatie of anderzins onder enig patent of patentrechten. De informatie in deze handleiding is gebaseerd op onze kennis en ervaring en wordt verondersteld betrouwbaar te zijn; echter vormt deze informatie, met inbegrip van product specificaties (zonder beperkingen), en suggesties geen uitdrukkelijke of impliciete garantie. Wij behouden ons het recht voor om de handleiding, de PV- productie, de specificaties of product informatie sheets te veranderen zonder voorafgaande kennisgeving. FR DE ES SE Appendix 11
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80

Victron energy BlueSolar Panels de handleiding

Type
de handleiding