KTM 990 Supermoto R 2012 de handleiding

Type
de handleiding
BEDIENINGSHANDLEIDING 2012
990 Supermoto R EU
990 Supermoto R FR
990 Supermoto R AUS/UK
Artikelnr. 3211794nl
BESTE KTM KLANT 1
BESTE KTM KLANT
We wensen u veel geluk met uw keuze voor een KTM motorfiets. U bent nu in het bezit van een moderne sportieve motorfiets en we zijn er
zeker van dat u er veel plezier mee zult beleven, mits u de motorfiets goed onderhoudt.
We wensen u veel rijplezier!
Vul hieronder het serienummer van uw het voertuig in.
Chassisnummer/typeplaatje ( pag. 16) Stempel van de dealer
Motornummer ( pag. 17)
Sleutelnummer ( pag. 17)
De bedieningshandleiding komt op het tijdstip dat deze ter perse gaat overeen met de nieuwste stand van het model. Kleine afwijkingen
die het resultaat zijn van een constructieve ontwikkeling kunnen echter niet worden uitgesloten.
Alle hier genoemde gegevens zijn vrijblijvend. De KTM-Sportmotorcycle AG houdt zich het recht voor technische gegevens, prijzen, kleu-
ren, vormen, materialen, dienst- en serviceverlening, constructies, uitrustingen en dergelijke zonder voorafgaande aankondiging en zonder
opgave van redenen te wijzigen resp. zonder vergoeding te annuleren, deze aan te passen aan de plaatselijke situatie of de productie van
een bepaald model zonder voorafgaande aankondiging te beëindigen. KTM is niet aansprakelijk voor leveringsmogelijkheden, afwijkingen
van afbeeldingen en beschrijvingen, drukfouten en vergissingen. De afgebeelde modellen zijn voor een deel voorzien van speciale uitrustin-
gen die niet standaard bij de leveringsomvang horen.
BESTE KTM KLANT 2
© 2011 KTM-Sportmotorcycle AG, Mattighofen Oostenrijk
Alle rechten voorbehouden
Nadruk, ook gedeeltelijk, en vermenigvuldigingen van welke aard dan ook zijn uitsluitend toegestaan met toestemming van de auteur.
ISO 9001(12 100 6061)
KTM past processen voor kwaliteitsbewaking toe, zoals bedoeld in de internationale norm voor kwaliteitsmanagement ISO
9001, die tot een zo hoog mogelijke productkwaliteit leiden.
Afgegeven door: TÜV Management Service
KTM-Sportmotorcycle AG
5230 Mattighofen, Oostenrijk
INHOUDSOPGAVE 3
INHOUDSOPGAVE
SYMBOLEN EN FORMATERINGEN .......................................... 7
BELANGRIJKE AANWIJZINGEN............................................... 8
AFBEELDING VOERTUIG ...................................................... 12
Afbeelding voertuig linksvoor (symbolische weergave)........... 12
Afbeelding voertuig rechtsachter (symbolische weergave) ..... 14
SERIENUMMERS................................................................. 16
Chassisnummer/typeplaatje ............................................... 16
Motornummer .................................................................. 17
Sleutelnummer ................................................................ 17
Artikelnummer voorvork..................................................... 18
Artikelnummer schokdemper ............................................. 18
BEDIENINGSELEMENTEN.................................................... 19
Koppelingshendel............................................................. 19
Remhendel ...................................................................... 19
Gashendel ....................................................................... 20
Lichtschakelaar................................................................ 20
Seinlichtschakelaar .......................................................... 21
Richtingaanwijzerschakelaar.............................................. 21
Claxonknop...................................................................... 22
Noodstopschakelaar.......................................................... 22
E-starterknop ................................................................... 23
Contact-/stuurslot ............................................................. 23
Wegrijblokkering............................................................... 24
Gecombineerd instrument ................................................. 24
Gecombineerd instrument - functietoetsen.......................... 25
Gecombineerd instrument - toerenteller .............................. 25
Gecombineerd instrument - controlelampjes........................ 26
Gecombineerd instrument - display .................................... 27
Gecombineerd instrument - snelheidsweergave.................... 28
Kilometer of mijl instellen ................................................. 28
Gecombineerd instrument - tijd ......................................... 29
Tijd instellen.................................................................... 29
Gecombineerd instrument - weergave ODO.......................... 30
Gecombineerd instrument - weergave TRIP 1
instellen/terugzetten ......................................................... 30
Gecombineerd instrument - weergave TRIP 2
instellen/terugzetten ......................................................... 31
Gecombineerd instrument - weergave TRIP F ...................... 32
Gecombineerd instrument - weergave
omgevingstemperatuur...................................................... 32
Temperatuureenheid instellen............................................ 33
Gecombineerd instrument - waarschuwing voor glad
wegdek............................................................................ 33
Gecombineerd instrument - weergave
koelmiddeltemperatuur ..................................................... 34
Tankdop openen............................................................... 34
Tankdop sluiten ............................................................... 35
Zadelslot ......................................................................... 36
Boordgereedschap ............................................................ 36
Handgrepen ..................................................................... 37
Helmbeveiliging ............................................................... 37
Voetsteunen bijrijder......................................................... 38
Versnellingshendel............................................................ 38
Rempedaal ...................................................................... 39
Zijstandaard..................................................................... 40
INBEDRIJFNAME................................................................. 41
Aanwijzingen voor eerste inbedrijfname .............................. 41
Motor inrijden .................................................................. 42
Voertuig beladen .............................................................. 43
INHOUDSOPGAVE 4
RIJ-INSTRUCTIES................................................................ 45
Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfname ................ 45
Starten ............................................................................ 46
Beginnen met rijden ......................................................... 48
Schakelen, rijden ............................................................. 48
Afremmen........................................................................ 51
Stoppen, parkeren ............................................................ 53
Brandstof tanken.............................................................. 55
SERVICESCHEMA ................................................................ 57
Serviceschema ................................................................. 57
CHASSIS AFSTELLEN .......................................................... 60
Voorvork/schokdemper ...................................................... 60
Ingaande demping voorvork instellen .................................. 60
Uitgaande demping voorvork instellen................................. 61
Veervoorspanning voorvork instellen.................................... 62
Ingaande demping schokdemper........................................ 64
Ingaande demping low speed van schokdemper instellen...... 64
Ingaande demping high speed van schokdemper instellen .... 65
Uitgaande demping schokdemper instellen ......................... 66
Veervoorspanning schokdemper instellen x ....................... 67
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS .................................. 69
Motorfiets met hefbok vooraan opkrikken ............................ 69
Motorfiets van hefbok vooraan nemen................................. 69
Motorfiets met hefbok achteraan opkrikken ......................... 70
Motorfiets van hefbok achteraan nemen.............................. 70
Vorkpoten ontluchten........................................................ 71
Zadel afnemen ................................................................. 71
Zadel monteren ................................................................ 72
Helmbeveiliging op voertuig monteren ................................ 72
Brandstoftank terugzetten ................................................. 73
Brandstoftank positioneren................................................ 74
Vervuiling ketting controleren ............................................ 76
Ketting reinigen ............................................................... 76
Kettingspanning controleren .............................................. 77
Kettingspanning instellen.................................................. 78
Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en
kettinggeleiding controleren............................................... 80
Uitgangspositie koppelingshendel instellen ......................... 82
Vloeistofpeil hydraulische koppeling
controleren/corrigeren ....................................................... 83
REMMEN ............................................................................ 85
ABS / Anti Blokkeer Systeem ............................................. 85
Uitgangspositie remhendel instellen ................................... 86
Remschijven voorwielrem controleren ................................. 86
Remvloeistofpeil voorwielrem controleren............................ 87
Remvloeistof voorwielrem bijvullen x................................ 88
Remplaketten voorwielrem controleren................................ 89
Vrije slag rempedaal controleren ........................................ 90
Uitgangspositie rempedaal instellen ................................... 91
Remschijf achterwielrem controleren.................................. 92
Remvloeistofpeil achterwielrem controleren......................... 92
Remvloeistof achterwielrem bijvullen x............................. 93
Remplaketten achterwielrem controleren ............................ 95
WIELEN, BANDEN ............................................................... 97
Voorwiel demonteren x.................................................... 97
Voorwiel monteren x....................................................... 98
Achterwiel demonteren x .............................................. 100
Achterwiel monteren x.................................................. 101
INHOUDSOPGAVE 5
Achterdempers achterwielnaaf controleren x................... 104
Toestand banden controleren........................................... 105
Bandenspanning controleren ........................................... 107
ELEKTRONICA................................................................... 108
Accu uitbouwen x ........................................................ 108
Accu monteren x.......................................................... 110
Accu laden x ............................................................... 111
Hoofdzekering vervangen................................................. 113
Zekeringen ABS vervangen .............................................. 115
Zekeringen afzonderlijke stroomverbruikers vervangen ........ 116
Lamp koplamp vervangen ................................................ 118
Zijlichtlamp vervangen .................................................... 121
Knipperlichtlamp vervangen ............................................ 123
Remlichtlamp vervangen ................................................. 124
Achterlichtlampen vervangen........................................... 128
Kentekenplaatverlichting vervangen.................................. 132
Stand koplamp controleren.............................................. 134
Lichtbundelbreedte koplamp instellen .............................. 134
Contactsleutel activeren/deactiveren................................. 135
KOELSYSTEEM.................................................................. 140
Koelsysteem................................................................... 140
Antivries en koelmiddelpeil controleren............................. 140
Koelmiddelpeil in vast reservoir controleren ...................... 143
Koelmiddel aftappen x.................................................. 144
Koelsysteem vullen/ontluchten x.................................... 145
MOTOR AFSTELLEN........................................................... 148
Gaskabelspeling controleren ............................................ 148
Speling gaskabel instellen x.......................................... 149
Stekkerverbinding ontstekingscurve.................................. 149
Ontstekingscurve aanpassen aan brandstofkwaliteit ........... 150
Uitgangspositie versnellingshendel controleren.................. 151
Uitgangspositie versnellingshendel instellen x................. 151
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR................................... 153
Motoroliepeil controleren................................................. 153
Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeven
reinigen x.................................................................... 154
Motorolie aftappen, oliefilter vervangen en oliezeven
reinigen x.................................................................... 154
Motorolie vullen x ........................................................ 158
Motorolie bijvullen.......................................................... 160
REINIGING, ONDERHOUD.................................................. 161
Motorfiets reinigen ......................................................... 161
Controle en onderhoud voor rijden in de winter .................. 163
STALLING ......................................................................... 164
Stalling ......................................................................... 164
Inbedrijfname na stalling ................................................ 165
FOUTEN OPSPOREN.......................................................... 166
KNIPPERCODE WEGRIJBLOKKERING ................................. 169
KNIPPERCODE MOTORBESTURING.................................... 171
TECHNISCHE GEGEVENS - MOTOR..................................... 177
Vulhoeveelheid - motorolie .............................................. 178
Vulhoeveelheid - koelmiddel ............................................ 178
AANHAALMOMENTEN MOTOR............................................ 179
TECHNISCHE GEGEVENS - CHASSIS .................................. 182
Lampen......................................................................... 183
Vulhoeveelheid - brandstof .............................................. 184
TECHNISCHE GEGEVENS - VOORVORK ............................... 185
TECHNISCHE GEGEVENS - SCHOKDEMPER........................ 186
INHOUDSOPGAVE 6
TECHNISCHE GEGEVENS - AANHAALMOMENTEN
CHASSIS ........................................................................... 188
GEBRUIKSSTOFFEN .......................................................... 191
HULPSTOFFEN.................................................................. 195
NORMEN........................................................................... 197
INDEX ............................................................................... 198
SYMBOLEN EN FORMATERINGEN 7
Gebruikte pictogrammen
Hieronder wordt het gebruik van bepaalde pictogrammen verklaard.
Kenmerkt een verwachte reactie (bijv. van een bepaalde handeling of functie).
Kenmerkt een onverwachte reactie (bijv. van een bepaalde handeling of functie).
Alle werkzaamheden die met dit pictogram zijn gekenmerkt vereisen vakkennis en technisch begrip. Laat de werk-
zaamheden voor uw eigen veiligheid uitvoeren in een geautoriseerde KTM-garage! Daar wordt uw motorfiets door spe-
ciaal geschoolde vakkundige personen met het benodigde hulpgereedschap optimaal onderhouden.
Kenmerkt de verwijzing naar een pagina (op de aangegeven pagina vindt u meer informatie).
Gebruikte formatering
Hieronder worden de gebruikte letterformaten verklaard.
Eigennaam Kenmerkt een eigennaam.
Naam
®
Kenmerkt een beschermde naam.
Merk™ Kenmerkt een merk in het handelsverkeer.
BELANGRIJKE AANWIJZINGEN 8
Gebruiksdefinitie
KTM-sportmotorfietsen zijn zodanig ontworpen en gebouwd, dat ze bestand zijn tegen de gangbare belastingen in het normale wegverkeer.
Ze zijn echter niet geschikt voor het rijden op circuits en niet geasfalteerde wegen.
Info
De motorfiets is alleen in de gehomologeerde versie toegelaten voor het rijden op de openbare weg.
Service
Voorwaarde voor storingsvrij gebruik en het voorkomen van voortijdige slijtage is dat u zich houdt aan de in de bedieningshandleiding
genoemde service- en afstelwerkzaamheden aan de motor en het chassis. Slechte afstelling van het chassis kan leiden tot beschadiging en
breken van de chassiscomponenten.
Het gebruik van de motorfietsen bij extreme omstandigheden zoals modderige en vochtige wegen kan leiden tot verhoogde slijtage van
componenten zoals de aandrijving of remmen. Daarom kan het nodig zijn een service uit te voeren of slijtageonderdelen te vervangen al
voordat de slijtagegrens volgens het serviceschema is bereikt.
Het is belangrijk dat u zich strikt houdt aan de voorgeschreven inrijtijden en service-intervallen. De precieze inachtneming daarvan draagt
in belangrijke mate bij aan de verhoging van de levensduur van de motorfiets.
Garantie
De in het serviceschema voorgeschreven werkzaamheden mogen uitsluitend in een geautoriseerde KTM-garage worden uitgevoerd en moe-
ten in het serviceboekje en op KTM dealer.net worden bevestigd, aangezien anders de aanspraak op garantie vervalt. Bij schade of gevolg-
schade, die door manipulaties en/of wijzigingen aan het voertuig zijn veroorzaakt bestaat er geen aanspraak op garantie.
Bedrijfsmiddelen
U moet de in de bedieningshandleiding gespecificeerde brand- en smeerstoffen resp. bedrijfsmiddelen gebruiken.
BELANGRIJKE AANWIJZINGEN 9
Reserveonderdelen, toebehoren
Gebruik voor uw eigen veiligheid alleen reserveonderdelen en toebehoren die door KTM zijn vrijgegeven en laat deze alleen in een geautori-
seerde KTM-garage monteren. Voor andere producten en daardoor veroorzaakte schade is KTM niet aansprakelijk.
Enkele reserveonderdelen en toebehoren worden tussen haakjes vermeld bij de betreffende beschrijvingen. Uw KTM-dealer adviseert u
graag.
De actuele KTM PowerParts voor uw voertuig vindt u op de KTM website.
Internationale KTM website: http://www.ktm.com
Werkinstructies
Voor enkele werkzaamheden is speciaal gereedschap vereist. Deze maken geen deel uit van het voertuig, maar kunnen worden besteld
onder vermelding van de aangegeven nummers tussen haakjes. Voorbeeld: klepveerheffer (59029019000)
Bij de montage moeten onderdelen die niet meer kunnen worden gebruikt (bijvoorbeeld zelfborgende schroeven en moeren, afdichtingen,
pakkingen, keerringen, splitpennen of borgplaten) door nieuwe onderdelen worden vervangen.
Als er bij schroefverbindingen gebruik wordt gemaakt van een schroevenlijm (bijv. Loctite
®
) moeten de specifieke aanwijzingen van de
fabrikant in acht worden genomen.
Onderdelen die na de demontage weer worden gebruikt, moeten worden gereinigd en gecontroleerd op beschadiging en slijtage. Bescha-
digde of versleten onderdelen vervangen.
Na een reparatie en/of onderhoudsbeurt moet worden gecontroleerd of het voertuig verkeersveilig is.
Transport
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
BELANGRIJKE AANWIJZINGEN 10
Aanwijzing
Gevaar voor brandSommige onderdelen van de motorfiets worden bij gebruik van de motorfiets zeer heet.
Voertuig niet op plaatsen laten staan met licht brandbare en/of ontvlambare materialen. Geen voorwerpen over het warme voertuig leg-
gen. Het voertuig altijd eerst laten afkoelen.
Motor uitzetten en contactsleutel uittrekken.
Motorfiets met spanbanden of andere geschikte bevestigingsmiddelen beveiligen tegen omvallen en wegrollen.
Milieu
Motorrijden is een fantastische sport en we hopen natuurlijk dat u er volledig van kunt genieten. Maar motorfietsen kunnen ook milieu-
problemen en conflicten met andere personen veroorzaken. Door op een verantwoordelijke manier met de motorfiets om te gaan kunt u
ervoor zorgen dat deze problemen en conflicten niet ontstaan. Om de toekomst van de motorsport veilig te stellen moet u zich houden aan
de wettelijke regels, milieubewust handelen en de rechten van andere mensen respecteren.
Aanwijzingen/waarschuwingen
U moet beslist de gegeven aanwijzingen/waarschuwingen in acht nemen.
Info
Op het voertuig zijn verschillende stickers met aanwijzingen en waarschuwingen aangebracht. Deze stickers met aanwijzingen en
waarschuwingen mag u nooit verwijderen. Als deze ontbreken kunt u of andere personen de gevaren niet herkennen en daardoor
letsel oplopen.
BELANGRIJKE AANWIJZINGEN 11
Gevarenniveaus
Gevaar
Waarschuwing voor een gevaar dat direct en met zekerheid overlijden of zwaar blijvend letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste
voorzorgsmaatregelen neemt.
Waarschuwing
Waarschuwing voor een gevaar dat waarschijnlijk overlijden of zwaar letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen
neemt.
Voorzichtig
Waarschuwing voor een gevaar dat mogelijk licht letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Aanwijzing
Waarschuwing voor een gevaar dat aanmerkelijke schade aan machine of materiaal tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatrege-
len neemt.
Waarschuwing
Waarschuwing voor een gevaar dat schade aan het milieu tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen neemt.
Bedieningshandleiding
Deze bedieningshandleiding beslist helemaal goed doorlezen voordat u voor het eerst gaat rijden. Daarin vindt u veel informatie en tips
die de bediening en het onderhoud van de motorfiets eenvoudiger maken. Alleen zo komt u te weten hoe u uw motorfiets het beste
afstemt op uw situatie en hoe u zich tegen letsel kunt beschermen. Bovendien staat in de bedieningshandleiding belangrijke informa-
tie over het onderhoud van de motorfiets.
De bedieningshandleiding is een belangrijk onderdeel van de motorfiets en moet bij doorverkoop aan de nieuwe eigenaar worden gege-
ven.
AFBEELDING VOERTUIG 12
3.1Afbeelding voertuig linksvoor (symbolische weergave)
101565-10
AFBEELDING VOERTUIG 13
1 Gecombineerd instrument ( pag. 24)
2 Achteruitkijkspiegel
3 Koppelingshendel ( pag. 19)
4 Zadel
5 Handgrepen ( pag. 37)
6 Kijkglas motorolie
7 Versnellingshendel ( pag. 38)
8 Motornummer ( pag. 17)
9 Ingaande demping schokdemper ( pag. 64)
AFBEELDING VOERTUIG 14
3.2Afbeelding voertuig rechtsachter (symbolische weergave)
101566-10
AFBEELDING VOERTUIG 15
1 Zadelslot ( pag. 36)
2 Lichtschakelaar ( pag. 20)
2 Seinlichtschakelaar ( pag. 21)
2 Richtingaanwijzerschakelaar ( pag. 21)
2 Claxonknop ( pag. 22)
3 Tankdop
4 Noodstopschakelaar ( pag. 22)
4 E-starterknop ( pag. 23)
5 Remhendel ( pag. 19)
6 Instelling uitgaande demping van voorvork en veervoorspanning
7 Instelling uitgaande demping van schokdemper
8 Voetsteunen bijrijder ( pag. 38)
9 Rempedaal ( pag. 39)
10 Chassisnummer/typeplaatje ( pag. 16)
11 Instelling ingaande demping van voorvork
SERIENUMMERS 16
4.1Chassisnummer/typeplaatje
101093-10
Het framenummer 1 is in de rechterzijde van het balhoofd gegraveerd.
101094-10
Het typeplaatje 2 is aan de rechterzijde van de framebuis aangebracht.
SERIENUMMERS 17
4.2Motornummer
101095-10
Het motornummer 1 is in de linkerzijde van de motor onder het ketting-aandrijfwiel gegra-
veerd.
4.3Sleutelnummer
700563-01
Het sleutelnummer Code number 1 staat op de KEYCODECARD.
Info
U hebt het sleutelnummer nodig om een reservesleutel te bestellen. Bewaar de KEY-
CODECARD op een veilig plek.
Met de oranje programmeersleutel activeert of deactiveert u de contactsleutel. De
oranje programmeersleutel op een veilige plek bewaren. Hij mag alleen worden
gebruikt voor leer- en programmeerfuncties.
SERIENUMMERS 18
4.4Artikelnummer voorvork
101567-10
Het artikelnummer van de voorvork 1 is aan de binnenzijde van de asopname gegraveerd.
4.5Artikelnummer schokdemper
101097-10
Het artikelnummer van de schokdemper 1 is in het bovenste gedeelte van de schokdemper
aan motorzijde boven de stelring gegraveerd.
BEDIENINGSELEMENTEN 19
5.1Koppelingshendel
101098-10
De koppelingshendel 1 is aan de linkerzijde van het stuur aangebracht.
De koppeling wordt hydraulisch bediend en automatisch bijgesteld.
5.2Remhendel
101099-10
De remhendel 1 is aan de rechterzijde van het stuur aangebracht.
De voorwielrem wordt geschakeld met de remhendel.
BEDIENINGSELEMENTEN 20
5.3Gashendel
101174-10
De gashendel 1 is aan de rechterzijde van het stuur aangebracht.
5.4Lichtschakelaar
700550-10
De lichtschakelaar 1 is aan de linkerzijde van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Dimlicht aan Lichtschakelaar naar beneden geschakeld. In deze stand is
het dimlicht en achterlicht ingeschakeld.
Groot licht aan Lichtschakelaar naar boven geschakeld. In deze stand is
het groot licht en achterlicht ingeschakeld.
BEDIENINGSELEMENTEN 21
5.5Seinlichtschakelaar
101100-10
De seinlichtschakelaar 1 is aan de linkerzijde van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Seinlichtschakelaar in de uitgangspositie
Seinlichtschakelaar ingedrukt In deze stand wordt het seinlicht (groot licht) gebruikt.
5.6Richtingaanwijzerschakelaar
700550-11
De richtingaanwijzerschakelaar 1 is aan de linkerzijde van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Richtingaanwijzer uit
Richtingaanwijzer links aan Richtingaanwijzerschakelaar naar links
geschakeld. De richtingaanwijzerschakelaar springt na het schakelen terug
in de middelste stand.
Richtingaanwijzer rechts aan Richtingaanwijzerschakelaar naar rechts
geschakeld. De richtingaanwijzerschakelaar springt na het schakelen terug
in de middelste stand.
Voor het uitschakelen van de richtingaanwijzer moet u de richtingaanwijzerschakelaar rich-
ting het schakelaarhuis duwen.
BEDIENINGSELEMENTEN 22
5.7Claxonknop
700550-12
De claxonknop 1 is aan de linkerzijde van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Claxonknop in de uitgangspositie
Claxonknop ingedrukt In deze stand wordt de claxon gebruikt.
5.8Noodstopschakelaar
700552-10
De noodstopschakelaar 1 is aan de rechterzijde van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Noodstopschakelaar aan Deze stand is noodzakelijk bij het rijden, het
ontstekingscircuit is gesloten.
Noodstopschakelaar uit In deze stand is het ontstekingscircuit onderbro-
ken. Een draaiende motor schakelt uit en een stilstaande motor kan niet
worden gestart.
BEDIENINGSELEMENTEN 23
5.9E-starterknop
700552-11
De e-starterknop 1 is aan de rechterzijde van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
E-starterknop in de uitgangspositie
E-starterknop ingedrukt In deze stand wordt de e-starter gebruikt.
5.10Contact-/stuurslot
600825-01
Het contact-/stuurslot bevindt zich voor de bovenste kroonplaat.
Info
Voor het inschakelen van het contact mag uitsluitend een zwarte contactsleutel wor-
den gebruikt.
Met de oranje programmeersleutel activeert of deactiveert u de contactsleutel.
Mogelijke toestanden
Contact uit OFF In deze stand is het ontstekingscircuit onderbroken. Een
draaiende motor schakelt uit en een stilstaande motor schakelt niet in. De
contactsleutel kan worden uitgetrokken.
Contact ingeschakeld ON In deze stand is het ontstekingscircuit gesloten
en kan de motor worden gestart.
Stuur geblokkeerd In deze stand is het ontstekingscircuit onderbroken en
het stuur geblokkeerd. De contactsleutel kan worden uitgetrokken.
BEDIENINGSELEMENTEN 24
5.11Wegrijblokkering
400887-01
De elektronische wegrijblokkering beveiligt het voertuig tegen gebruik door onbevoegden.
Door het uittrekken van de contactsleutel wordt de wegrijblokkering automatisch geacti-
veerd en de motorelektronica geblokkeerd.
Het rode waarschuwingslampje knippert na 1 minuut in een interval van 15 secondenl.
Het rode waarschuwingslampje kan ook door knipperen fouten aangeven.
Info
De contactsleutels zijn uitgerust met elektronische componenten. Nooit meerdere
contactsleutels in één sleutelbos dragen, aangezien ze elkaar dan kunnen storen en
problemen kunnen veroorzaken.
Een verloren zwarte contactsleutel moet worden gedeactiveerd om te voorkomen dat onbe-
voegden met het voertuig gaan rijden.
In de afleveringstoestand is de tweede zwarte contactsleutel geactiveerd.
Bij een geautoriseerde KTM-garage kunnen nog twee extra contactsleutels (sleutelnummer
op de KEYCODECARD) worden besteld, deze moeten echter voor gebruik worden geactiveerd.
5.12Gecombineerd instrument
400885-10
Het gecombineerde instrument is voor het stuur aangebracht.
Het gecombineerde instrument is onderverdeeld in 4 functiebereiken.
1 Functietoetsen
2 Toerenteller
3 Controlelampjes
4 Display
BEDIENINGSELEMENTEN 25
5.13Gecombineerd instrument - functietoetsen
400886-10
Met de knop MODE 1 wisselt u tussen de weergavemodi.
Mogelijke weergavemodi zijn de afgelegde afstand (ODO), Tripmaster 1 (TRIP 1), Tripmas-
ter 2 (TRIP 2) en omgevingstemperatuur.
Met de SET knop 2 wordt de functie Tripmaster 1 (TRIP 1) en Tripmaster 2 (TRIP 2) op 0.0
teruggezet.
Knop 3 heeft geen functie.
5.14Gecombineerd instrument - toerenteller
400888-10
De toerenteller 1 geeft het motortoerental aan in omwentelingen per minuut.
De rode markering 2 markeert een te hoog toerental van de motor.
BEDIENINGSELEMENTEN 26
5.15Gecombineerd instrument - controlelampjes
400889-01
De controlelampjes geven extra informatie over de toestand van de motorfiets.
Mogelijke toestanden
Controlelampje richtingaanwijzer knippert groen in knipperritme Richting-
aanwijzer is ingeschakeld.
Controlelampje voor neutraal brandt groen Versnelling is in vrij gescha-
keld.
Controlelampje voor groot licht brandt blauw Groot licht is ingeschakeld.
Waarschuwingslampje voor temperatuur brandt rood Koelmiddeltempera-
tuur heeft een kritische waarde bereikt.
Waarschuwingslampje voor brandstofpeil brandt oranje Brandstofpeil
heeft de reservemarkering bereikt. Display wordt overgeschakeld naar weer-
gave TRIP F.
Waarschuwingslampje voor oliedruk brandt rood Oliedruk is te laag.
FI waarschuwingslampje (MIL) brandt/knippert oranje De OBD (On Board
Diagnose) heeft een fout herkend die kritiek is voor de emissie of de veilig-
heid.
Controlelampje wegrijblokkering brandt/knippert rood Status- of foutmel-
ding bij de wegrijblokkering/alarminstallatie.
Waarschuwingslampje voor accu brandt rood Spanning in het boordnet te
laag.
ABS-waarschuwingslampje brandt/knippert rood Status- of foutmelding
bij het ABS (Anti Blokkeer Systeem).
BEDIENINGSELEMENTEN 27
5.16Gecombineerd instrument - display
400892-01
Bij het inschakelen van het contact lichten alle displaysegmenten één seconde op om de
functies te testen.
400881-01
LEnGth
Na deze functietest wordt kort de wielomtrek LEnGth op de display weergegeven.
Info
Het getal 1870 mm komt overeen met de afmeting van het 17" voorwiel met stan-
daardbanden.
Vervolgens gaat de weergave naar de laatste geselecteerde modus.
BEDIENINGSELEMENTEN 28
5.17Gecombineerd instrument - snelheidsweergave
400838-10
Snelheid 1 wordt aangegeven in kilometer per uur km/h of in mijl per uur mph.
5.18Kilometer of mijl instellen
Info
Als de eenheid wordt gewisseld blijft de waarde ODO bewaard en wordt omgerekend naar de geselecteerde eenheid.
Landspecifieke instellingen instellen.
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
BEDIENINGSELEMENTEN 29
400893-10
Contact inschakelen, daarvoor de contactsleutel in de stand ON draaien.
De MODE knop zo vaak indrukken tot de weergavemodus ODO is geactiveerd.
De MODE knop ingedrukt houden tot de weergavemodus van km/h naar mph of van mph
naar km/h is gewisseld.
5.19Gecombineerd instrument - tijd
400893-11
De tijd wordt weergegeven in bereik 1 van de display.
Info
De klok moet worden ingesteld als de accu afgesloten is geweest en/of de zekering
verwijderd was.
5.20Tijd instellen
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
BEDIENINGSELEMENTEN 30
400893-12
Contact inschakelen, daarvoor de contactsleutel in de stand ON draaien.
De MODE knop zo vaak indrukken tot de weergavemodus ODO is geactiveerd.
De MODE knop en de SET knop tegelijkertijd ingedrukt houden.
De klok begint te knipperen.
Met de MODE knop de uren instellen.
Met de SET knop de minuten instellen.
De MODE knop en de SET knop tegelijkertijd ingedrukt houden.
De tijd is ingesteld.
5.21Gecombineerd instrument - weergave ODO
400839-01
In de weergavemodus ODO wordt de totale afgelegde afstand weergegeven in kilometer of
mijl.
Info
Deze waarde blijft ook bewaard als de accu is afgesloten en/of de zekering is
gesmolten.
5.22Gecombineerd instrument - weergave TRIP 1 instellen/terugzetten
Info
De teller voor de dagafstand TRIP 1 loopt altijd mee en telt tot 999.9.
Met deze teller kan de lengte van het traject tijdens ritten of de afstand tussen twee tankstops worden gemeten. Als de waarde
999.9 wordt overschreden begint de teller voor de dagafstand weer bij 0.0.
BEDIENINGSELEMENTEN 31
400840-01
Contact inschakelen, daarvoor de contactsleutel in de stand ON draaien.
De MODE knop zo vaak indrukken tot de weergavemodus TRIP 1 is geactiveerd.
De SET knop ingedrukt houden.
De weergave TRIP 1 staat op 0.0.
5.23Gecombineerd instrument - weergave TRIP 2 instellen/terugzetten
Info
De teller voor de dagafstand TRIP 2 loopt altijd mee en telt tot 999.9.
Met deze teller kan de lengte van het traject tijdens ritten of de afstand tussen twee tankstops worden gemeten. Als de waarde
999.9 wordt overschreden begint de teller voor de dagafstand weer bij 0.0.
400841-01
Contact inschakelen, daarvoor de contactsleutel in de stand ON draaien.
De MODE-knop zo vaak indrukken tot de weergavemodus TRIP 2 is geactiveerd.
De SET-knop ingedrukt houden.
De weergave TRIP 2 staat op 0.0.
BEDIENINGSELEMENTEN 32
5.24Gecombineerd instrument - weergave TRIP F
400842-01
Wanneer het brandstofpeil de reservemarkering bereikt, wisselt de weergave automatisch
op TRIP F en begint te tellen bij 0.0, onafhankelijk van de weergavemodus die voorheen was
geactiveerd.
Info
Wanneer TRIP F wordt weergegeven begint tegelijkertijd het waarschuwingslampje
voor het brandstofpeil te branden.
5.25Gecombineerd instrument - weergave omgevingstemperatuur
400893-13
De omgevingstemperatuur 1 wordt weergegeven in °C of °F.
BEDIENINGSELEMENTEN 33
5.26Temperatuureenheid instellen
Voorwaarden
De motorfiets staat stil.
400893-14
Contact inschakelen, daarvoor de contactsleutel in de stand ON draaien.
De MODE knop zo vaak indrukken tot de omgevingstemperatuur is geactiveerd.
De MODE knop ingedrukt houden tot de weergavemodus van °C naar °F of van °F naar °C
is gewisseld.
5.27Gecombineerd instrument - waarschuwing voor glad wegdek
400894-10
Als het vorstsymbool verschijnt bestaat er een verhoogd gevaar door een glad wegdek.
Het vorstsymbool verschijnt op de display als de omgevingstemperatuur onder de aange-
geven waarde is gedaald.
Temperatuur 3 °C
Het vorstsymbool verdwijnt van de display als de omgevingstemperatuur weer boven de
aangegeven waarde is gestegen.
Temperatuur 4 °C
BEDIENINGSELEMENTEN 34
5.28Gecombineerd instrument - weergave koelmiddeltemperatuur
700124-01
De temperatuur op de display wordt weergegeven met twaalf balkjes. Hoe hoger het aantal
brandende balkjes, hoe heter het koelmiddel. Als het bovenste balkje brandt beginnen tege-
lijkertijd alle balkjes te knipperen en het waarschuwingslampje voor de temperatuur gaat
branden.
Mogelijke toestanden
Motor koud Maximaal vijf balkjes branden.
Warme motor Zes tot elf balkjes branden.
Hete motor Alle twaalf balkjes knipperen.
5.29Tankdop openen
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
Tank het voertuig nooit in de buurt van open vuur of brandende sigaretten en schakel de motor bij het tanken altijd uit. Let er
vooral op dat er geen brandstof wordt gemorst op de hete onderdelen van het voertuig. Gemorste brandstof meteen afvegen.
Als de brandstof wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uitstromen als de tank te vol zit. Neem de aanwijzin-
gen voor het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat brandstof niet in aanraking komt met de huid, ogen en kleding. Adem brandstofdampen niet in. Bij contact met
de ogen meteen met water spoelen en een arts raadplegen. Huid bij contact meteen reinigen met water en zeep. Als brandstof
is ingeslikt meteen een arts raadplegen. Kleding die in aanraking is gekomen met brandstof meteen uittrekken. Brandstof vol-
gens de voorschriften bewaren in een jerrycan en uit de buurt van kinderen houden.
BEDIENINGSELEMENTEN 35
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
101101-10
Klep op de tankdop 1 openklappen en contactsleutel insteken.
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingBreken van de contactsleutel.
Voor de ontlasting van de contactsleutel op de tankdop duwen. Beschadigde con-
tactsleutels moeten worden vervangen.
Contactsleutel 90° tegen de klok in draaien en tankdop verwijderen.
Info
De tankdop is voorzien van een ontluchtingssysteem.
5.30Tankdop sluiten
101102-01
Tankdop opzetten en contactsleutel 90° met de klok mee draaien.
Contactsleutel uittrekken en kap dichtklappen.
BEDIENINGSELEMENTEN 36
5.31Zadelslot
101104-10
Het zadelslot 1 bevindt aan de achterzijde onder het achterlicht.
Hij kan worden vergrendeld met de contactsleutel.
5.32Boordgereedschap
101571-10
Het boordgereedschap 1 bevindt zich onder het zadel.
BEDIENINGSELEMENTEN 37
5.33Handgrepen
101570-10
Met de handgrepen 1 kan de motorfiets worden gerangeerd.
Als u een bijrijder meeneemt kan deze zich tijdens het rijden hieraan vasthouden.
5.34Helmbeveiliging
101572-10
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBeperking van het rijgedrag en de bediening van de motor-
fiets door gemonteerde helmbeveiliging en/of helm.
De helmbeveiliging niet gebruiken voor de bevestiging van de helm of andere
voorwerpen tijdens het rijden. De helmbeveiliging moet altijd worden verwijderd
voordat u gaat rijden.
Met de staalkabel 1 uit het boordgereedschap kan de helm op het voertuig worden bevei-
ligd tegen diefstal.
BEDIENINGSELEMENTEN 38
5.35Voetsteunen bijrijder
101573-01
De voetsteunen voor de bijrijder kunnen worden ingeklapt.
Mogelijke toestanden
Voetsteunen bijrijder ingeklapt Voor het rijden zonder bijrijder.
Voetsteunen bijrijder uitgeklapt Voor het rijden met bijrijder.
5.36Versnellingshendel
101108-10
De versnellingshendel 1 is aan de linkerzijde van de motor gemonteerd.
BEDIENINGSELEMENTEN 39
101109-10
De posities van de versnellingen zijn weergegeven op de afbeelding.
De neutrale of vrije stand N bevindt zich tussen de 1e en 2e versnelling.
5.37Rempedaal
101110-10
Het rempedaal 1 bevindt zich voor de rechter voetsteun.
De achterwielrem wordt geschakeld met het rempedaal.
BEDIENINGSELEMENTEN 40
5.38Zijstandaard
101111-10
De zijstandaard 1 bevindt zich aan de linker voertuigzijde.
De zijstandaard is bestemd voor het parkeren van de motorfiets.
Info
Tijdens het rijden moet de zijstandaard omhooggeklapt zijn.
De zijstandaard is gekoppeld aan het veiligheidsstartsysteem, lees de rij-instructies.
Mogelijke toestanden
Zijstandaard uitgeklapt Het voertuig kan worden neergezet op de zijstandaard. Het
veiligheidsstartsysteem is actief.
Zijstandaard ingeklapt Deze stand is altijd vereist bij het rijden. Het veiligheidsstart-
systeem is niet actief.
INBEDRIJFNAME 41
6.1Aanwijzingen voor eerste inbedrijfname
Gevaar
Gevaar voor ongevallenGevaar door onvoldoende rijvaardigheid.
Het voertuig niet gebruiken, wanneer u door consumptie van alcohol, medicijnen of drugs of door lichamelijke of psychische
beperkingen niet in staat bent veilig aan het verkeer deel te nemen.
Waarschuwing
Gevaar voor letselGeen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
Tijdens het rijden altijd beschermende kleding (helm, laarzen, handschoenen, broek en jack met bescherming) dragen. Erop
letten dat de beschermende kleding zich in een goede staat bevindt en voldoet aan de wettelijke voorschriften.
Waarschuwing
Gevaar voor vallenBeperking van het rijgedrag door verschillende bandprofielen aan voor- en achterwiel.
Voor- en achterwiel moeten altijd zijn uitgerust met banden met een gelijksoortig profiel, anders kan de motor oncontroleerbaar
worden.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOngecontroleerd rijgedrag door niet vrijgegeven en/of aanbevolen banden/wielen.
Alleen door KTM vrijgegeven en/of aanbevolen banden en wielen met de juiste snelheidsindex gebruiken.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde wegligging bij nieuwe banden.
Nieuwe banden hebben een glad contactvlak, waardoor het wegcontact niet volledig is. Het volledige contactvlak moet de eerste
200 kilometers bij een gematigde rijstijl en in verschillende schuine standen worden geruwd. Pas nadat de banden zijn ingere-
den wordt de volledige wegligging bereikt.
INBEDRIJFNAME 42
Info
Houd er bij het gebruik van het voertuig rekening mee, dat andere mensen last kunnen hebben van overmatig lawaai.
Verzeker u ervan dat de afleveringsinspectie is uitgevoerd in een geautoriseerde KTM-garage.
U ontvangt het afleveringsdocument en serviceboekje bij de overdracht van het voertuig.
Voordat u voor het eerst gaat rijden de volledige bedieningshandleiding goed doorlezen.
Zorg ervoor dat u vertrouwd raakt met de bedieningselementen.
Uitgangspositie van de koppelingshendel instellen. ( pag. 82)
Uitgangspositie van de remhendel instellen. ( pag. 86)
Uitgangspositie rempedaal instellen. ( pag. 91)
Oefen voordat u een lange rit gaat maken eerst op geschikt terrein, zodat u gewend raakt aan het besturen van het voertuig. Probeer
ook eens zo langzaam mogelijk te rijden zodat u meer gevoel voor de motorfiets krijgt.
Tijdens het rijden het stuur met beide handen vasthouden en de voeten op de voetsteunen laten rusten.
Motor inrijden. ( pag. 42)
6.2Motor inrijden
Tijdens de inrijperiode het aangegeven motortoerental en motorvermogen niet overschrijden.
Voorgeschreven waarde
Maximaal motortoerental
Tijdens de eerste: 1.000 km 6.500 1/min
Na de eerste: 1.000 km 9.500 1/min
Vol gas geven vermijden!
INBEDRIJFNAME 43
6.3Voertuig beladen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenInstabiel rijgedrag.
Het maximale totaalgewicht en asbelasting nooit overschrijden. Het totaalgewicht is samengesteld uit het gewicht van de
gebruiksklare en volgetankte motorfiets, de bestuurder en bijrijder met beschermende kleding en helm, plus de bagage.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenInstabiel rijgedrag door ondeskundige montage van een bagagedrager of tanktas.
Bagagedrager en tanktas volgens de aanwijzingen van de producent monteren en borgen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenInstabiel rijgedrag bij hoge snelheid.
De snelheid aanpassen aan eventuele extra belading. Rij langzamer, als uw motorfiets is beladen met bagage.
Maximumsnelheid met bagage 130 km/h
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVernietiging van het koffersysteem.
Als u bagagekoffers op uw motorfiets hebt gemonteerd, moet u ook de aanwijzingen van de fabrikant over de maximale belading
in acht nemen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDoor verschoven bagage bent u slecht zichtbaar voor andere verkeersdeelnemers.
Als het achterlicht bedekt is, bent u moeilijk te zien voor de verkeersdeelnemers achter u, vooral als het donker is. Controleer
regelmatig of de bagage op uw motorfiets goed vastzit.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerschillend rijgedrag en langere remweg bij hoge extra belasting door bagage.
De snelheid aanpassen aan de extra belasting.
INBEDRIJFNAME 44
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenInstabiel rijgedrag door verschoven bagage.
Controleer regelmatig of de bagage op uw motorfiets goed vastzit.
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingEen heet uitlaatsysteem kan de bagage verbranden.
De bagage zo bevestigen, dat deze niet aan het hete uitlaatsysteem kan verbranden of schroeien.
Als u bagage meeneemt moet deze veilig worden vastgezet, zo veel mogelijk in het midden van het voertuig en het gewicht moet gelijk-
matig zijn verdeeld over het voor- en achterwiel.
Rekening houden met het maximaal toegestane totaalgewicht en de maximale asbelasting.
Voorgeschreven waarde
Maximaal toegestaan totaalgewicht 400 kg
Maximaal toegestane asbelasting voor 160 kg
Maximaal toegestane asbelasting achter 250 kg
RIJ-INSTRUCTIES 45
7.1Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfname
Info
Voordat u gaat rijden controleren of het voertuig in een goede staat is en of er veilig mee kan worden gereden.
Bij het rijden moet het voertuig technisch in een onberispelijke staat zijn.
Motoroliepeil controleren. ( pag. 153)
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 87)
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren. ( pag. 92)
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 89)
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 95)
Controleren of het remsysteem goed werkt.
Koelmiddelpeil in het vaste reservoir controleren. ( pag. 143)
Vervuiling van de ketting controleren. ( pag. 76)
Kettingspanning controleren. ( pag. 77)
Toestand van de banden controleren. ( pag. 105)
Bandenspanning controleren. ( pag. 107)
Controleren of alle bedieningselementen goed zijn ingesteld en gemakkelijk bewegen.
Werking van de elektrische installatie controleren.
Controleren of de bagage correct is bevestigd.
Op de motorfiets gaan zitten en de stand van de achteruitkijkspiegel controleren.
Brandstofvoorraad controleren.
RIJ-INSTRUCTIES 46
7.2Starten
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg hebben.
Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zorgen, de motor niet in een gesloten ruimte starten of laten
draaien zonder een geschikte afzuiginstallatie.
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallenAls de motorfiets met een lege of zonder accu wordt gebruikt, kunnen elektronische componenten en vei-
ligheidsvoorzieningen worden beschadigd.
Motorfiets nooit met een lege of zonder accu gebruiken.
Aanwijzing
Beschadiging aan de motorHoge toerentallen bij koude motor hebben een negatief effect op de levensduur van de motor.
Motor altijd met een laag toerental warmrijden.
B00650-10
Noodstopschakelaar in stand schakelen.
Contact inschakelen, daarvoor de contactsleutel in de stand ON draaien.
Na het inschakelen van het contact is er gedurende ongeveer twee seconden het
geluid van de werkende brandstofpomp te horen. Tegelijkertijd wordt de functietest
van het gecombineerde instrument uitgevoerd.
Versnelling in neutraal schakelen.
Het groene controlelampje voor neutraal N 1 brandt.
E-starterknop indrukken.
RIJ-INSTRUCTIES 47
Info
E-starterknop pas indrukken als de functietest van het gecombineerde instru-
ment is afgerond.
Tijdens het starten GEEN gas geven. Als er tijdens het starten gas wordt gege-
ven, wordt er geen brandstof ingespoten door het motormanagement en de motor
slaat dan niet aan.
Maximaal 5 seconden ononderbroken starten. Ten minste 5 seconden wachten
tot de volgende startpoging.
Deze motorfiets is uitgerust met een veiligheidsstartsysteem. De motor
kan alleen worden gestart, als de versnelling in vrij is geschakeld of als bij
geschakelde versnelling de koppelingshendel is getrokken. Als u met uitgeklapte
zijstandaard naar een versnelling schakelt en de koppelingshendel loslaat blijft
de motor stilstaan.
Zijstandaard ontlasten en met de voet tot de aanslag naar boven zwenken.
400886-11
ABS uitschakelen
KTM adviseert altijd met ABS te rijden. Er kunnen zich echter rijsituaties voordoen,
waarbij een ABS niet gewenst is.
Voorwaarde
Voertuig staat stil, motor draait.
Toets 2 3 - 5 seconden indrukken.
Het ABS-waarschuwingslampje gaat knipperen, het ABS is gedeactiveerd.
RIJ-INSTRUCTIES 48
7.3Beginnen met rijden
Koppelingshendel trekken, in de 1e versnelling zetten, koppelingshendel langzaam vrijgeven en tegelijkertijd voorzichtig gas geven.
7.4Schakelen, rijden
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBij een abrupte verandering van de belasting kunt u de controle over de motorfiets verliezen.
Abrupte veranderingen in belasting en hard remmen vermijden en de snelheid aanpassen aan de rijwegsituatie.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTerugschakelen bij hoog motortoerental leidt tot blokkeren van het achterwiel.
Niet bij hoog motortoerental terugschakelen naar een lagere versnelling. De motor wordt overbelast en het achterwiel kan blok-
keren.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenStoringen veroorzaken door een verkeerde stand van de contactsleutel.
De contactsleutel niet in een andere stand zetten tijdens het rijden.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenAfleiding van het verkeer door het instellen van de motorfiets tijdens het rijden.
Instellingen mogen alleen worden gewijzigd als de motorfiets stilstaat.
Waarschuwing
Gevaar voor letselDe bijrijder moet in staat zijn, om zich zoals voorgeschreven op het bijrijderzadel vast te houden.
De bijrijder moet zich vasthouden aan de bestuurder of de daarvoor bestemde riem. De voeten moeten op de voetsteunen voor
bijrijder worden geplaatst. Neem hierbij ook de in uw land geldende voorschriften over de minimumleeftijd in acht.
RIJ-INSTRUCTIES 49
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenGevaar voor ongevallen door gevaarlijk rijgedrag.
Volg de verkeersregels en rijd defensief en anticiperend, om gevaren zo vroeg mogelijk te herkennen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde wegligging bij koude banden.
Iedere keer dat u gaat rijden moeten de eerste kilometers voorzichtig en met gematigde snelheid worden gereden, totdat de
banden hun rijtemperatuur hebben bereikt en zo een optimale wegligging garandeerd is.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde wegligging bij nieuwe banden.
Nieuwe banden hebben een glad contactvlak, waardoor het wegcontact niet volledig is. Het volledige contactvlak moet de eerste
200 kilometers bij een gematigde rijstijl en in verschillende schuine standen worden geruwd. Pas nadat de banden zijn ingere-
den wordt de volledige wegligging bereikt.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenInstabiel rijgedrag.
Het maximale totaalgewicht en asbelasting nooit overschrijden. Het totaalgewicht is samengesteld uit het gewicht van de
gebruiksklare en volgetankte motorfiets, de bestuurder en bijrijder met beschermende kleding en helm, plus de bagage.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenInstabiel rijgedrag door verschoven bagage.
Controleer regelmatig of de bagage op uw motorfiets goed vastzit.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOntbrekende verkeersveiligheid.
Als u met het voertuig bent gevallen moet hij daarna worden gecontroleerd, zoals altijd voordat u gaat rijden.
Aanwijzing
Beschadiging van de motorOngefilterde aanzuiglucht heeft een negatief effect op de levensduur van de motor.
RIJ-INSTRUCTIES 50
Voertuig nooit zonder luchtfilter gebruiken omdat er dan stof en vervuiling in de motor terecht kunnen komen en dat heeft een hogere
slijtage tot gevolg.
Aanwijzing
Beschadiging van de motorOververhitting van de motor.
Als de waarschuwingsindicator voor de koelmiddeltemperatuur brandt, moet u de motorfiets stoppen en de motor uitzetten. Motor laten
afkoelen en het koelmiddelpeil in de radiateur controleren en indien nodig corrigeren. Wanneer u toch doorrijdt als de waarschuwings-
indicator voor de koelmiddeltemperatuur brandt kan de motor beschadigen.
Info
Als u tijdens het rijden ongewone geluiden hoort, moet u meteen stoppen, de motor uitzetten en contact opnemen met een geauto-
riseerde KTM-garage.
101109-10
Als de verhoudingen het toestaan (helling, rijsituatie e.d.) kunt u naar hogere versnellin-
gen schakelen.
Gas terug nemen, gelijktijdig koppelingshendel trekken, naar volgende versnelling scha-
kelen, koppelingshendel vrijgeven en gas geven.
Info
De posities van de zes voorwaartse versnellingen zijn weergegeven op de afbeel-
ding. De neutrale of vrije stand bevindt zich tussen de 1e en 2e versnelling. De
1e versnelling is de start- of bergversnelling.
Nadat met een volledig opengedraaide gashendel de maximale snelheid is bereikt, moet
u deze op ¾ gas terugdraaien. De snelheid verlaagt nauwelijks, maar er wordt aanmer-
kelijk minder brandstof verbruikt.
Uw snelheid aanpassen aan de wegtoestand en weersituatie. Vooral in bochten mag er
niet worden geschakeld en slechts voorzichtig gas worden gegeven.
Voor het terugschakelen van de motorfiets indien nodig afremmen en tegelijkertijd gas
terugnemen.
RIJ-INSTRUCTIES 51
Koppelingshendel trekken en naar een lagere versnelling schakelen, koppelingshendel
langzaam vrijgeven en gas geven of nog een keer schakelen.
Als de motor bijvoorbeeld afslaat bij een kruising hoeft u alleen de koppelingshendel
te trekken en de e-starterknop in te drukken. De versnelling hoeft niet in neutraal te
worden geschakeld.
De motor uitzetten als het voertuig langere tijd stationair draait of stilstaat.
Als tijdens het rijden het FI waarschuwingslampje (MIL) gaat branden moet u meteen
stoppen. Op het moment dat de versnelling in vrij staat begint het FI waarschuwings-
lampje (MIL) te knipperen.
Info
Via het knipperritme kunt een tweecijferig getal ontcijferen. Dit wordt de
knippercode genoemd. De knippercode geeft aan, welke component een storing
heeft.
Als het vorstsymbool op het gecombineerde instrument verschijnt moet u rekening
houden met een glad wegdek. De snelheid aanpassen aan de gewijzigde rijwegsituatie.
7.5Afremmen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door natte of vervuilde remmen.
Vervuilde of natte remmen voorzichtig schoon- resp. droogremmen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door poreus drukpunt van de voor- en/of achterwielrem.
Remsysteem controleren, niet meer verder rijden. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
RIJ-INSTRUCTIES 52
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als het rempedaal niet wordt vrijgegeven slijten de remplaketten ononderbroken. De achterwielrem kan door oververhitting uit-
vallen. De voet van het rempedaal nemen, als u niet wilt remmen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenLangere remweg door hoger totaalgewicht.
Houd rekening met een langere remweg, als u met een bijrijder of bagage rijdt.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVertraagde remwerking op wegen met strooizout.
Strooizout kan zich afzetten op de remschijven. Om de normale remwerking weer te herstellen moeten de remschijven eerst
schoon geremd worden.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenLangere remweg door ABS.
De remwijze moet worden aangepast aan de rijsituatie en de wegtoestand.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDoor te sterk remmen blokkeren de wielen.
De werking van het ABS kan alleen worden gegarandeerd, wanneer deze ook is ingeschakeld.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBlokkeren van het wiel door de remwerking van de motor.
Bij het remmen in geval van nood, volledig remmen en bij remmen op gladde ondergrond moet u altijd de koppeling trekken.
Voor het remmen gas terugnemen en tegelijkertijd remmen met de voorwiel- en achterwielrem.
RIJ-INSTRUCTIES 53
Info
Met ABS kunt u zowel bij een volledige afremming als bij een slecht contact met de ondergrond op zandige, natte of gladde
ondergrond de volledige remkracht gebruiken, zonder het risico te lopen dat de wielen blokkeren.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderd wegcontact door remmen in schuine stand of remmen op een ondergrond die aan de zij-
kanten afloopt.
Remmen afsluiten voordat u een bocht inrijdt.
Het remmen moet altijd voor het begin van de bocht zijn afgerond. Daarbij afhankelijk van de snelheid naar een lagere versnelling
schakelen.
Bij lange afdalingen de remwerking van de motor gebruiken. Daarvoor een of twee versnellingen terugschakelen en hierbij de motor
niet op een te hoog toerental laten draaien. Zo hoeft u veel minder te remmen en raken de remmen niet oververhit.
7.6Stoppen, parkeren
Waarschuwing
Gevaar voor diefstalGebruik door onbevoegde personen.
Het voertuig nooit onbeheerd laten staan als de motor draait. Het voertuig tegen onbevoegd gebruik beveiligen. Bij het verlaten
van het voertuig het stuur op slot zetten en contactsleutel uittrekken.
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingSommige onderdelen van het voertuig worden tijdens het rijden zeer heet.
Hete onderdelen zoals uitlaatsysteem, radiateur, motor, schokdempers en remmen niet aanraken. De onderdelen eerst laten
afkoelen voordat u met werkzaamheden aan deze onderdelen begint.
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
RIJ-INSTRUCTIES 54
Aanwijzing
Gevaar voor brandSommige onderdelen van de motorfiets worden bij gebruik van de motorfiets zeer heet.
Voertuig niet op plaatsen laten staan met licht brandbare en/of ontvlambare materialen. Geen voorwerpen over het warme voertuig leg-
gen. Het voertuig altijd eerst laten afkoelen.
Aanwijzing
Schade aan materiaalBeschadiging en vernietiging van componenten door overmatige belasting.
De zijstandaard is alleen geschikt voor het gewicht van de motorfiets. Ga niet op de motorfiets zitten als hij op de zijstandaard staat.
De zijstandaard of het frame kunnen beschadigen en de motorfiets kan omvallen.
Motorfiets afremmen.
Versnelling in neutraal schakelen.
Contact uitschakelen, daarvoor de contactsleutel in de stand OFF draaien.
Info
Als de motor met de noodstopschakelaar is uitgeschakeld en op het contactslot het contact ingeschakeld blijft, wordt de
stroomvoeding van de meeste stroomverbruikers niet onderbroken en ontlaadt de accu. Motor daarom altijd met het contactslot
uitzetten, de noodstopschakelaar is alleen bestemd voor noodgevallen.
Motorfiets parkeren op vaste ondergrond.
Zijstandaard met de voet helemaal naar voren zwenken en met het voertuig belasten.
Het stuur blokkeren. Daarvoor het stuur naar links zetten, contactsleutel in de stand OFF omlaag duwen en in de stand draaien.
Om het vastklikken in de stuurblokkering gemakkelijker te maken, het stuur in kleine afstanden heen en weer bewegen. Contactsleutel
uittrekken.
RIJ-INSTRUCTIES 55
7.7Brandstof tanken
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
Tank het voertuig nooit in de buurt van open vuur of brandende sigaretten en schakel de motor bij het tanken altijd uit. Let er
vooral op dat er geen brandstof wordt gemorst op de hete onderdelen van het voertuig. Gemorste brandstof meteen afvegen.
Als de brandstof wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uitstromen als de tank te vol zit. Neem de aanwijzin-
gen voor het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat brandstof niet in aanraking komt met de huid, ogen en kleding. Adem brandstofdampen niet in. Bij contact met
de ogen meteen met water spoelen en een arts raadplegen. Huid bij contact meteen reinigen met water en zeep. Als brandstof
is ingeslikt meteen een arts raadplegen. Kleding die in aanraking is gekomen met brandstof meteen uittrekken.
Aanwijzing
Schade aan materiaalVoortijdige slijtage van het brandstoffilter.
In enkele landen en regio's kan het voorkomen, dat de beschikbare brandstof niet voldoende kwaliteit of zuiverheid heeft. Dit leidt tot
problemen in het brandstofsysteem. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Alleen zuivere brandstof tanken, die voldoet aan de aangegeven norm.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
RIJ-INSTRUCTIES 56
401182-10
Motor uitzetten.
Tankdop openen. ( pag. 34)
Brandstoftank met brandstof vullen tot maximaal maat A.
Voorgeschreven waarde
Maat A 35 mm
Brandstoftankvo-
lume totaal ca.
15 l Brandstof super loodvrij (ROZ 95)
( pag. 191)
Tankdop sluiten. ( pag. 35)
400885-12
De SET toets 2 twee seconden indrukken.
Het waarschuwingslampje voor het brandstofpeil 1 verdwijnt. TRIP F wordt op 0.0
gezet en de vorige weergavemodus verschijnt.
Info
Als de SET toets 2 niet wordt ingedrukt, wordt de waarde na ca. 3 minuten
automatisch teruggezet.
SERVICESCHEMA 57
8.1Serviceschema
K10N K75A K150A K300A
Werking van de elektrische installatie controleren.
Foutengeheugen met KTMdiagnosetool uitlezen. x
Meetwaardeblok-service controleren met KTM-diagnosetool. x
Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeven reinigen. x ( pag. 154)
Olievernevelaars naar koppelingsmering controleren. x
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 89)
Remschijven van de voorwielrem controleren. ( pag. 86)
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 95)
Remschijf van de achterwielrem controleren. ( pag. 92)
Remkabels op beschadiging en dichtheid controleren.
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren. ( pag. 92)
Vrije slag van het rempedaal controleren. ( pag. 90)
Schokdemper en voorvork controleren op dichtheid. Voorvorkservice en schokdemperservice op
basis van behoefte en beoogd gebruik.
Achterbruglagers controleren. x
Speling wiellagers controleren. x
Toestand van de banden controleren. ( pag. 105)
Bandenspanning controleren. ( pag. 107)
Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren. ( pag. 80)
Kettingspanning controleren. ( pag. 77)
Alle bewegende onderdelen (bijv. zijstandaard, hendels, ketting, ...) smeren en controleren of ze
gemakkelijk bewegen. x
SERVICESCHEMA 58
K10N K75A K150A K300A
Vuilschrapers van de vorkpoten reinigen.
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 87)
Vorkpoten ontluchten. ( pag. 71)
Balhoofdspeling controleren.
Bougies vervangen. x
Klepspeling controleren. x
Alle slangen (bijv. brandstof-, radiateur-, ontluchting-, aftapslangen, ...) en manchetten controle-
ren op scheuren, dichtheid en correcte legging. x
Antivries en koelmiddelpeil controleren. ( pag. 140)
Kabelboom van regelklep controleren op beschadiging en correcte legging. x
Kabels controleren op beschadiging en knikvrije legging. x
Bowdenkabels controleren op beschadiging, knikvrije legging en instelling.
Luchtfilter vervangen. Luchtfilterbak reinigen. x
Brandstofdruk controleren. x
Waarde druksensor inlaatluchtbuis (PM-waarde) controleren met KTM-diagnosetool. x
CO-aanpassing controleren met KTM-diagnosetool. x
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling controleren/corrigeren. ( pag. 83)
Controleren of de schroeven en moeren goed vastzitten. x
Koelmiddel verversen. x
Remvloeistof voorwielrem verversen. x
Remvloeistof achterwielrem verversen. x
Koppeling controleren. x
SERVICESCHEMA 59
K10N K75A K150A K300A
Stand van de koplamp controleren. ( pag. 134)
Werking van de radiateurventilator controleren. x
Eindcontrole: controleren of het voertuig verkeersveilig is en een proefrit maken.
Foutengeheugen met KTM-diagnosetool uitlezen na een proefrit. x
Service op KTM DEALER.NET en in het serviceboekje vermelden. x
K10N: eenmalig na 1.000 km
K75A: om de 7.500 km of jaarlijks
K150A: om de 15.000 km of om de 2 jaar
K300A: om de 30.000 km of om de 4 jaar
CHASSIS AFSTELLEN 60
9.1Voorvork/schokdemper
101114-10
Voorvork en schokdemper bieden veel mogelijkheden, om het chassis aan te passen aan uw
rijstijl en eventuele extra belading.
Info
Om deze aanpassing voor u te vereenvoudigen, hebben we onze ervaringsgegevens
in tabel 1 samengevat. U vindt de tabel op de luchtfilterbak, nadat u het zadel hebt
verwijderd. Bij vrijwel alle instellingen, met uitzondering van de veervoorspanning
van de schokdemper, wordt vanuit de maximaal ingedraaide positie op de aangege-
ven waarden afgesteld. De stelschroeven niet met kracht tegen de aanslag draaien.
De laatste voelbare klik als laatste positie nemen.
Deze instelwaarden zijn richtwaarden en vormen altijd slechts de basis voor uw eigen per-
soonlijke afstelling van het chassis. De instellingen niet willekeurig wijzigen (maximaal ±
40%), aangezien anders de rijeigenschappen vooral tijdens hoge snelheden kunnen ver-
slechteren.
9.2Ingaande demping voorvork instellen
Info
De hydraulische ingaande demping bepaalt het gedrag bij het inveren van de voorvork.
Een optimaal afgestelde ingaande demping garandeert, dat de voorvork bij hard remmen en snelle wijziging van de belasting niet te
ver en te snel inveert. De bestuurder krijgt hierdoor een goede feedback over de weggesteldheid.
CHASSIS AFSTELLEN 61
101574-10
Stelschroeven 1 met de klok mee draaien tot de aanslag.
Info
De stelschroeven bevinden zich aan het onderste uiteinde van de vorkpoten.
De instelling van beide vorkpoten moet gelijk zijn.
Afhankelijk van het voorvorktype een aantal klikken tegen de klok in terugdraaien.
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping
Comfort 20 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 10 klikken
Volledige nuttige belasting 10 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in verlaagt
de demping bij het inveren.
9.3Uitgaande demping voorvork instellen
Info
De hydraulische uitgaande demping bepaalt het gedrag bij het uitveren van de voorvork.
Een optimaal ingestelde uitgaande demping remt de opgewekte veerenergie, waardoor de voorvork snel en zonder schommelingen
kan worden teruggezet in de nulpositie.
CHASSIS AFSTELLEN 62
101116-10
Stelschroeven 1 met de klok mee draaien tot de aanslag.
Info
De stelschroeven bevinden zich aan het bovenste uiteinde van de vorkpoten.
De instelling van beide vorkpoten moet gelijk zijn.
Afhankelijk van het voorvorktype een aantal klikken tegen de klok in terugdraaien.
Voorgeschreven waarde
Uitgaande demping
Comfort 20 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 10 klikken
Volledige nuttige belasting 10 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in verlaagt
de demping bij het uitveren.
9.4Veervoorspanning voorvork instellen
Info
De veervoorspanning bepaalt de uitgangspositie bij het veren van de voorvork.
Een optimaal ingestelde veervoorspanning is aangepast aan het gewicht van de bestuurder eventueel met bagage en bijrijder en
zorgt zo voor een compromis tussen hanteerbaarheid en stabiliteit.
CHASSIS AFSTELLEN 63
101117-10
Stelschroeven 1 met de klok mee draaien tot de aanslag.
Info
De stelschroeven bevinden zich aan het bovenste uiteinde van de vorkpoten.
De instelling van beide vorkpoten moet gelijk zijn.
Afhankelijk van het voorvorktype een aantal slagen tegen de klok in terugdraaien.
Voorgeschreven waarde
Veervoorspanning - Preload Adjuster
Comfort 5 omwentelingen
Standaard 5 omwentelingen
Sport 3 omwentelingen
Volledige nuttige belasting 3 omwentelingen
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de voorspanning, draaien tegen de klok in
verlaagt de voorspanning van de veren.
Een verandering van de veervoorspanning is niet van invloed op de uitgaande
demping, hoewel de stelschroeven bij het instellen meedraaien. Toch moet bij
verandering van de veervoorspanning altijd ook de uitgaande demping worden
aangepast.
CHASSIS AFSTELLEN 64
9.5Ingaande demping schokdemper
101119-01
De ingaande demping van de schokdemper is verdeeld in twee bereiken, high speed en low
speed.
High- en low speed hebben betrekking op de snelheid waarmee het achterwiel inveert en
niet op de rijsnelheid.
De high speed-instelling is van invloed op de landing na een sprong. Het achterwiel veert
daarbij snel in.
De low speed-instelling is van invloed op het rijden over lange hobbels op de ondergrond.
Het achterwiel veert daarbij langzaam in.
De beide bereiken kunnen apart worden ingesteld, de overgang tussen high en low speed is
echter vloeiend. Daarom zijn wijzigingen in het high speed-bereik van de ingaande demping
ook van invloed op het low speed-bereik en omgekeerd.
9.6Ingaande demping low speed van schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallenHet demonteren van onder druk staande onderdelen kan letsel veroorzaken.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof. Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Info
De low speed-instelling toont haar werking bij het langzaam tot normaal inveren van de schokdemper.
CHASSIS AFSTELLEN 65
101120-10
Stelschroef 1 met een schroevendraaier met de klok mee draaien tot de laatste voel-
bare klik.
Info
Schroef 2 niet losdraaien!
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal klikken tegen de klok in terugdraaien.
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping low speed
Comfort 25 klikken
Standaard 20 klikken
Sport 15 klikken
Volledige nuttige belasting 15 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in verlaagt
de demping.
9.7Ingaande demping high speed van schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallenHet demonteren van onder druk staande onderdelen kan letsel veroorzaken.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof. Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
Info
De high speed-instelling toont haar werking bij het snel inveren van de schokdemper.
CHASSIS AFSTELLEN 66
101120-11
Stelschroef 1 met een dopsleutel met de klok mee draaien tot de aanslag.
Info
Schroef 2 niet losdraaien!
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal slagen tegen de klok in terugdraaien.
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping high speed
Comfort 2 omwentelingen
Standaard 1,5 omwentelingen
Sport 1 omwenteling
Volledige nuttige belasting 1 omwenteling
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in verlaagt
de demping.
9.8Uitgaande demping schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallenHet demonteren van onder druk staande onderdelen kan letsel veroorzaken.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof. Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-
garage is u graag van dienst.)
CHASSIS AFSTELLEN 67
101575-10
Stelschroef 1 met de klok mee draaien tot de laatste voelbare klik.
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal klikken tegen de klok in terugdraaien.
Voorgeschreven waarde
Uitgaande demping
Comfort 20 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 10 klikken
Volledige nuttige belasting 10 klikken
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in verlaagt
de demping bij het uitveren.
9.9Veervoorspanning schokdemper instellen x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenWijzigingen aan het chassis kunnen het rijgedrag van het voertuig sterk veranderen.
Na wijzigingen eerst langzaam rijden om het rijgedrag te kunnen beoordelen.
Info
De veervoorspanning bepaalt de uitgangspositie voor de vering op de schokdemper.
Een optimaal ingestelde veervoorspanning is aangepast aan het gewicht van de bestuurder eventueel met bagage en bijrijder en
zorgt zo voor een compromis tussen hanteerbaarheid en stabiliteit.
Voordat u de veervoorspanning wijzigt, wordt aanbevolen de actuele instelling noteren - bijvoorbeeld door de veerlengte te meten.
CHASSIS AFSTELLEN 68
Werkzaamheden vooraf
Achterwiel en achterbrug ontlasten.
Info
De veervoorspanning kan alleen correct worden ingesteld als het achterwiel en
de achterbrug volledig ontlast zijn.
101122-10
Hoofdwerkzaamheden
Contraring 1 losdraaien.
Stelring 2 draaien tot de veer volledig ontspannen is.
Haaksleutel (T157S)
Totale veerlengte in ontspannen toestand meten.
Veer door het draaien van de stelring 2 op de voorgeschreven maat spannen.
Voorgeschreven waarde
Veervoorspanning
Comfort 11 mm
Standaard 11 mm
Sport 11 mm
Volledige nuttige belasting 13 mm
Contraring 1 vastdraaien.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 69
10.1Motorfiets met hefbok vooraan opkrikken
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achteraan opkrikken. ( pag. 70)
101576-01
Hoofdwerk
Stuur in rechtuitstand zetten. Hefbok vooraan met de adapters uitlijnen op de vorkpo-
ten.
Hefbok vooraan (61029055300)
Info
Motorfiets altijd eerst achteraan opkrikken.
Motorfiets vooraan opkrikken.
10.2Motorfiets van hefbok vooraan nemen
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
Motorfiets beveiligen tegen omvallen.
Hefbok vooraan verwijderen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 70
10.3Motorfiets met hefbok achteraan opkrikken
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
101577-01
Hefbokbevestigingen op de achterbrug monteren.
Adapter in de hefbok achteraan plaatsen.
Adapter (61029055120)
Hefbok achteraan (61029055400)
Motorfiets verticaal zetten, hefbok uitlijnen aan de achterbrug en de bevestigingen.
Motorfiets opkrikken.
10.4Motorfiets van hefbok achteraan nemen
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.
Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.
Motorfiets beveiligen tegen omvallen.
Hefbok achteraan verwijderen en voertuig op de zijstandaard plaatsen.
Hefbokbevestigingen van achterbrug verwijderen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 71
10.5Vorkpoten ontluchten
Voorwerk
Motorfiets op zijstandaard zetten.
101118-10
Hoofdwerk
Ventilatieschroeven 1 even verwijderen.
Als de druk te hoog is, dan verdwijnt de overtollige druk uit de binnenruimte van de
voorvork.
Ventilatieschroeven monteren en vastdraaien.
Info
Aan beide vorkpoten uitvoeren.
10.6Zadel afnemen
101104-10
De contactsleutel in het zadelslot 1 steken en met de klok mee draaien.
Het zadel achter optillen, naar de achteren schuiven en naar boven toe afnemen.
De contactsleutel uit het zadelslot trekken.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 72
10.7Zadel monteren
101578-10
De voorste inkepingen 1 van het zadel op de bolkopschroeven op de brandstoftank
positioneren, achter omlaag brengen en tegelijkertijd naar voren schuiven. Daarbij moe-
ten de beide uitsteeksels 2 in het frame haken en de vergrendelingsbout 3 in het slot-
huis worden gevoerd.
Het zadel klikt hoorbaar vast.
Vervolgens controleren of het zadel correct is gemonteerd.
10.8Helmbeveiliging op voertuig monteren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBeperking van het rijgedrag en de bediening van de motorfiets door gemonteerde helmbeveiliging en/of
helm.
De helmbeveiliging niet gebruiken voor de bevestiging van de helm of andere voorwerpen tijdens het rijden. De helmbeveiliging
moet altijd worden verwijderd voordat u gaat rijden.
Voorwerk
Zadel afnemen. ( pag. 71)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 73
101579-10
Hoofdwerk
De staalkabel uit het boordgereedschap met een lus op de haak 1 positioneren.
Staalkabel (60012015000)
De staalkabel door de helmopening halen.
Ook de vrij lus van de staalkabel aan de haak bevestigen.
Helm voorzichtig aan de zijkant van het voertuig positioneren.
Nawerk
Zadel monteren. ( pag. 72)
10.9Brandstoftank terugzetten
Voorwerk
Zadel afnemen. ( pag. 71)
101163-10
Hoofdwerk
Schroeven 1 en spoiler aan beide zijden verwijderen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 74
101164-10
Schroef 2 aan beide zijden verwijderen.
Info
De brandstofslangen hoeven niet te worden afgenomen.
101165-10
Schroef 3 verwijderen.
Brandstoftank voorzichtig naar achteren schuiven.
10.10Brandstoftank positioneren
Hoofdwerk
Brandstoftank voorzichtig naar voren schuiven.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 75
101165-11
Schroef 1 met flensbus monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
101164-10
Schroef 2 met lagerhuls en rubberbus aan beide kanten monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M8 25 Nm
Legging van de brandstofslangen controleren.
101163-11
Spoiler aan beide kanten positioneren. Schroeven 3 monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef spoiler M6 3,3 Nm
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 76
Nawerk
Zadel monteren. ( pag. 72)
10.11Vervuiling ketting controleren
400678-01
Ketting controleren op grove vervuiling.
» Als de ketting erg vuil is:
Ketting reinigen. ( pag. 76)
10.12Ketting reinigen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenSmeermiddel op de banden vermindert de grip van de banden.
Smeermiddel verwijderen met een geschikt reinigingsmiddel.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door olie of vet op de remschijven.
Remschijven beslist olie- en vetvrij houden en indien nodig behandelen met een remmenreiniger.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 77
Info
De levensduur van de ketting is voor een groot deel afhankelijk van het onderhoud.
400725-01
Ketting regelmatig reinigen.
Grove vervuiling afspoelen met een zachte waterstraal.
Verbruikte smeerresten met een kettingreiniger verwijderen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 195)
Na het drogen kettingspray aanbrengen.
Kettingspray onroad ( pag. 195)
10.13Kettingspanning controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenGevaar door verkeerde kettingspanning.
Als de ketting te strak is gespannen worden de componenten van de secundaire krachtoverbrenging (ketting,
ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en lager in de aandrijving en het achterwiel) extra belast. Dit kan leiden tot vroegtijdige slijtage
en in het uiterste geval kunnen ook de ketting of de uitgaande as van de aandrijving breken. Als de ketting echter te los zit kan
deze van het ketting-aandrijfwiel resp. het kettingwiel vallen en het achterwiel blokkeren of de motor beschadigen. Op een
correcte kettingspanning letten en indien nodig bijstellen.
Werkzaamheden vooraf
Motorfiets op zijstandaard zetten.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 78
700570-01
Hoofdwerkzaamheden
Versnelling in neutraal schakelen.
De ketting in het deel achter het glijblok omhoog trekken in de richting van de achter-
brug en de kettingspanning A bepalen.
Info
Het bovenste deel van de ketting B moet daarbij gespannen zijn.
Kettingen slijten niet altijd gelijkmatig, de meting daarom op verschillende plek-
ken van de ketting herhalen.
Kettingspanning 7 mm
» Als de kettingspanning niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Kettingspanning instellen. ( pag. 78)
10.14Kettingspanning instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenGevaar door verkeerde kettingspanning.
Als de ketting te strak is gespannen worden de componenten van de secundaire krachtoverbrenging (ketting,
ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en lager in de aandrijving en het achterwiel) extra belast. Dit kan leiden tot vroegtijdige slijtage
en in het uiterste geval kunnen ook de ketting of de uitgaande as van de aandrijving breken. Als de ketting echter te los zit kan
deze van het ketting-aandrijfwiel resp. het kettingwiel vallen en het achterwiel blokkeren of de motor beschadigen. Op een
correcte kettingspanning letten en indien nodig bijstellen.
Werkzaamheden vooraf
Motorfiets op zijstandaard zetten.
Kettingspanning controleren. ( pag. 77)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 79
101581-10
Hoofdwerkzaamheden
Moer 1 losdraaien.
Moeren 2 losdraaien.
Kettingspanning door het draaien van de stelschroeven 3 links en rechts instellen.
Voorgeschreven waarde
Kettingspanning 7 mm
Stelschroeven 3 links en rechts zo draaien, dat de markeringen aan de linker en
rechter kettingspanner 4 in dezelfde positie staan ten opzichte van de referentie-
markeringen C. Zo wordt het achterwiel correct uitgelijnd.
Info
Het bovenste deel van de ketting moet daarbij gespannen zijn.
Kettingen slijten niet altijd gelijkmatig. Daarom de instelling op verschillende
plekken van de ketting controleren.
Moeren 2 vastdraaien.
Controleren of de kettingspanners 4 tegen de stelschroeven 3 liggen.
Moer 1 vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer steekas achter M25x1,5 90 Nm Schroefdraad inge-
vet
Info
Door een groter verstelbereik van de kettingspanner (32 mm) kan bij gelijke ket-
tinglengte met verschillende secundaire overbrengingen worden gereden.
De kettingspanners 4 kunnen 180° worden gedraaid.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 80
10.15Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren
100132-10
Kettingwiel en ketting-aandrijfwiel controleren op slijtage.
» Als kettingwiel en ketting-aandrijfwiel ingesleten zijn:
Kettingwiel en/of ketting-aandrijfwiel vervangen. x
Info
Ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en ketting moeten altijd samen worden
vervangen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 81
700572-01
Versnelling in neutraal schakelen.
Aan het onderste deel van de ketting trekken met het aangegeven gewicht A.
Voorgeschreven waarde
Gewicht voor meting van de kettingslij-
tage
15 kg
De afstand B van 18 kettingschakels aan het onderste deel van de ketting meten.
Info
Kettingen slijten niet altijd gelijkmatig, de meting daarom op verschillende plek-
ken van de ketting herhalen.
Maximale afstand B op het langste deel
van de ketting
272 mm
» Als de afstand B groter is dan de aangegeven maat:
Ketting vervangen. x
Info
Als er een nieuwe ketting wordt gemonteerd, moeten ook het kettingwiel
en ketting-aandrijfwiel worden vervangen.
Nieuwe kettingen slijten sneller op een oud en versleten kettingwiel en/of
ketting-aandrijfwiel.
De ketting heeft om veiligheidsredenen geen kettingslot.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 82
101582-10
Glijblok controleren op slijtage.
» Als er geen afstand meer is van de ketting tot aan de bovenrand van de schroef:
Glijblok vervangen. x
Controleren of het glijblok goed vastzit.
» Wanneer het glijblok los zit.
Glijblok vastzetten.
Voorgeschreven waarde
Schroef glijblok M5 5 Nm
Schroef glijblok M6 6 Nm Loctite
®
243™
101583-10
Onderste glijblok op slijtage controleren.
» Als bij het onderste glijblok in het bereik C de boring te zien is:
Onderste glijblok vervangen. x
Controleren of het onderste glijblok goed vastzit.
» Als het onderste glijblok loszit:
Onderste glijblok vastzetten.
Voorgeschreven waarde
Schroef onderste glijblok EJOT PT K60x20 2 Nm
10.16Uitgangspositie koppelingshendel instellen
Info
Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid komt de koppelingshendel verder van het stuur af te staan.
Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid komt de koppelingshendel dichter bij het stuur te staan.
Het instelbereik is beperkt.
De stelschroef alleen met de hand draaien en geen geweld gebruiken.
Niet instellen tijdens het rijden.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 83
101166-10
Uitgangspositie van de koppelingshendel met de stelschroef 1 aan de grootte van de
hand aanpassen.
10.17Vloeistofpeil hydraulische koppeling controleren/corrigeren
Info
Het vloeistofpeil stijgt naarmate de koppelingsplaten zijn versleten.
Geen remvloeistof gebruiken.
101167-10
Het aan het stuur gemonteerde reservoir van de hydraulische koppeling in horizontale
positie zetten.
Schroeven 1 verwijderen.
Deksel 2 met membraan 3 afnemen.
Vloeistofpeil controleren.
Vloeistofpeil lager dan bovenzijde van het
reservoir
4 mm
» Als het vloeistofpeil niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling corrigeren.
Hydraulische olie (15) ( pag. 191)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 84
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en vastdraaien.
REMMEN 85
11.1ABS / Anti Blokkeer Systeem
0
0
440
0
33
0
0
22
0
0
22
0
0
11
401410-10
De ABS-unit 1 bestaat uit een hydraulische unit, ABSbesturingsunit en retourpomp en
is onder het zadel gemonteerd. Er bevindt zich een wieltoerentalsensor 2 aan het voor- en
achterwiel.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenBeperkte werking van de ABS
Bij wijzigingen zoals kortere en langere veerafstanden, andere velgdiameters,
andere banden, verkeerde bandenspanning, andere remplaketten en dergelijke
kan het ABS niet meer optimaal werken.
De optimale werking van het ABS is enkel gegarandeerd, wanneer voor het rem-
systeem uitsluitend door KTM vrijgegeven en/of aanbevolen reserveonderdelen
en banden worden gebruikt.
Onderhoudswerkzaamheden en reparaties moeten vakkundig worden uitgevoerd.
(De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Het ABS is een veiligheidssysteem, dat het blokkeren van de wielen bij het rechtuit rijden
zonder inwerking van zijwaartse krachten voorkomt.
Het ABS werkt met twee onafhankelijk van werkende remcircuits (voorwiel- en achterwiel-
rem). Bij normaal rijden werkt het remsysteem als een conventioneel remsysteem zonder
ABS. Pas wanneer de ABS-besturingsunit de blokkeerneiging van een wiel herkent, begint
het ABS door het regelen van de remdruk te werken. De regeling is voelbaar door een licht
pulseren aan remhendel of rempedaal.
Het ABSwaarschuwingslampje 3 moet na het inschakelen van de ontsteking gaan branden
en uitgaan wanneer het voertuig rijdt. Wanneer het lampje na het optrekken niet uitgaat of
tijdens het rijden gaat branden, dan duidt dit op een fout in het ABS-systeem. Het ABS is
dan niet meer actief en de wielen kunnen bij het remmen blokkeren. Het remsysteem zelf
blijft gewoon werken, alleen de ABS-regeling valt uit.
Het ABSwaarschuwingslampje kan ook gaan branden, wanneer in extreme rijsituaties het
toerental van het voor- of achterwiel sterk van elkaar afwijken, bijv. bij een wheelie of als
het achterwiel doordraait. Daardoor wordt het ABS uitgeschakeld.
REMMEN 86
Om het ABS weer te activeren, moet het voertuig worden gestopt en de ontsteking uitge-
schakeld. Wanneer u weer met het voertuig gaat rijden, wordt ook het ABS weer geacti-
veerd. Het ABSwaarschuwingslampje gaat dan uit wanneer het voertuig rijdt.
Met toets 4 kan het ABS met de hand worden uitgeschakeld (zie starten).
11.2Uitgangspositie remhendel instellen
101124-10
Remhendel naar voren trekken.
Uitgangspositie van de remhendel met het stelwiel 1 aan de grootte van de hand aan-
passen.
Info
Niet instellen tijdens het rijden.
11.3Remschijven voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door versleten remschijf/remschijven.
Versleten remschijf/remschijven meteen vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
REMMEN 87
100135-10
Op meerdere plekken van de remschijven controleren of de dikte van de remschijven
overeenkomt met maat A.
Info
Door slijtage vermindert de dikte van de remschijven in het bereik van het raak-
vlak 1 van de remplaketten.
Remschijven - slijtagegrens
voor 4,5 mm
» Als de dikte van de remschijf onder de voorgeschreven waarde ligt:
Remschijven vervangen. x
Remschijven controleren op beschadiging, scheuren en vervorming.
» Als de remschijven beschadigd, gescheurd of vervormd zijn:
Remschijven vervangen. x
11.4Remvloeistofpeil voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als het remvloeistofpeil daalt tot onder de markering MIN dan duidt dit op een lekkage in het remsysteem en/of volledig versle-
ten remplaketten. Remsysteem controleren, niet meer verder rijden. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door te oude remvloeistof.
Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
REMMEN 88
101175-10
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir in horizontale positie zetten.
Remvloeistofpeil van het remvloeistofreservoir 1 controleren.
» Als het remvloeistofpeil onder de MIN markering is gedaald:
Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen. x ( pag. 88)
11.5Remvloeistof voorwielrem bijvullen x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als het remvloeistofpeil daalt tot onder de markering MIN dan duidt dit op een lekkage in het remsysteem en/of volledig versle-
ten remplaketten. Remsysteem controleren, niet meer verder rijden. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof kan bij aanraking leiden tot huidirritaties.
Erop letten dat remvloeistof niet in aanraking komt met de huid of ogen en houd deze buiten bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Als er remvloeistof in de ogen komt, moet u de ogen grondig met water spoelen en meteen een arts raadplegen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door te oude remvloeistof.
Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
REMMEN 89
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
Zorg ervoor dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen. Remvloeistof vreet lak aan!
Alleen schone remvloeistof gebruiken uit een gesloten verpakking!
101176-10
Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir horizontaal zetten.
Schroeven verwijderen.
Deksel 1 met membraan 2 eraf halen.
Remvloeistof tot markering MAX vullen.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 193)
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen.
11.6Remplaketten voorwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door versleten remplaketten.
Versleten remplaketten meteen vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
REMMEN 90
Aanwijzing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door beschadigde remschijven.
Als de remplaketten te laat worden vervangen, slepen de stalen plakethouders tegen de remschijf. Daardoor vermindert de remwerking
aanmerkelijk en de remschijven beschadigen onherstelbaar. Remplaketten regelmatig controleren.
101584-10
Controleren of alle remplaketten aan beide remklauwen de minimale plaketdikte A
hebben.
Minimale plaketdikte A 1 mm
» Als de plaket dunner is dan de minimale plaketdikte:
Remplaketten van de voorwielrem vervangen. x
Alle remplaketten aan beide remklauwen controleren op beschadiging en scheuren.
» Als er beschadigingen of scheuren te herkennen zijn:
Remplaketten van de voorwielrem vervangen. x
11.7Vrije slag rempedaal controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als er geen vrije slag aan het rempedaal aanwezig is bouwt er zich druk op in het remsysteem op de achterwielrem. De achter-
wielrem kan door oververhitting uitvallen. Vrije slag van het rempedaal instellen volgens de voorgeschreven waarden.
REMMEN 91
101125-10
Rempedaal tussen eindaanslag en tot aan de aanzet richting zuigerstang heen en weer
bewegen en vrije slag A controleren.
Voorgeschreven waarde
Vrije slag rempedaal 3… 5 mm
Info
De zuigerstang mag daarbij niet bewegen.
» Als de vrije slag niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Vrije slag weer tot stand brengen.
11.8Uitgangspositie rempedaal instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als er geen vrije slag aan het rempedaal aanwezig is bouwt er zich druk op in het remsysteem op de achterwielrem. De achter-
wielrem kan door oververhitting uitvallen. Vrije slag van het rempedaal instellen volgens de voorgeschreven waarden.
101585-10
Moer 1 losdraaien en drukstang 2 draaien totdat het rempedaal in de gewenste positie
staat.
Minimaal twee schroefgangen zijn te zien aan de onderste moer.
Info
Het instelbereik is beperkt.
Vrije slag van het rempedaal controleren. ( pag. 90)
Moer 1 vastdraaien.
REMMEN 92
11.9Remschijf achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door versleten remschijf/remschijven.
Versleten remschijf/remschijven meteen vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
400480-10
Op meerdere plekken van de remschijf controleren of de dikte van de remschijf overeen-
komt met maat A.
Info
Door slijtage vermindert de dikte van de remschijf in het bereik van het raak-
vlak 1 van de remplaketten.
Remschijf - slijtagegrens
achter 4,5 mm
» Als de dikte van de remschijf onder de voorgeschreven waarde ligt:
Remschijf vervangen. x
Remschijf controleren op beschadiging, scheuren en vervorming.
» Als de remschijf beschadigd, gescheurd of vervormd is:
Remschijven vervangen. x
11.10Remvloeistofpeil achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als het remvloeistofpeil daalt tot onder de markering MIN dan duidt dit op een lekkage in het remsysteem en/of volledig versle-
ten remplaketten. Remsysteem controleren, niet meer verder rijden. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
REMMEN 93
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door te oude remvloeistof.
Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
101588-10
Het voertuig verticaal zetten.
Remvloeistofpeil in het remvloeistofreservoir controleren.
» Als het vloeistofpeil de MIN markering 1 heeft bereikt:
Remvloeistof van de achterwielrem bijvullen. x ( pag. 93)
11.11Remvloeistof achterwielrem bijvullen x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenUitvallen van het remsysteem.
Als het remvloeistofpeil daalt tot onder de markering MIN dan duidt dit op een lekkage in het remsysteem en/of volledig versle-
ten remplaketten. Remsysteem controleren, niet meer verder rijden. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
HuidirritatiesRemvloeistof kan bij aanraking leiden tot huidirritaties.
Erop letten dat remvloeistof niet in aanraking komt met de huid of ogen en houd deze buiten bereik van kinderen.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Als er remvloeistof in de ogen komt, moet u de ogen grondig met water spoelen en meteen een arts raadplegen.
REMMEN 94
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door te oude remvloeistof.
Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
Zorg ervoor dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen. Remvloeistof vreet lak aan!
Alleen schone remvloeistof gebruiken uit een gesloten verpakking!
101589-10
Schroeven 1 verwijderen.
Deksel 2 met membraan 3 verwijderen.
REMMEN 95
101590-10
Remvloeistof tot markering A vullen.
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 193)
Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en vastdraaien.
Info
Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen.
11.12Remplaketten achterwielrem controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door versleten remplaketten.
Versleten remplaketten meteen vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)
Aanwijzing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door beschadigde remschijven.
Als de remplaketten te laat worden vervangen, slepen de stalen plakethouders tegen de remschijf. Daardoor vermindert de remwerking
aanmerkelijk en de remschijven beschadigen onherstelbaar. Remplaketten regelmatig controleren.
REMMEN 96
101586-10
Controleren of de remplaketten de minimale plaketdikte A hebben.
Minimale plaketdikte A 1 mm
» Als de plaket dunner is dan de minimale plaketdikte:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen. x
Remplaketten controleren op beschadiging en scheuren.
» Als er beschadigingen of scheuren te herkennen zijn:
Remplaketten van de achterwielrem vervangen. x
WIELEN, BANDEN 97
12.1Voorwiel demonteren x
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achteraan opkrikken. ( pag. 70)
Motorfiets met hefbok vooraan opkrikken. ( pag. 69)
101587-10
Hoofdwerk
Kabel wieltoerentalsensor uit de klem halen.
Schroef 1 verwijderen en wieltoerentalsensor 2 met huls uit de boring trekken.
Schroeven 3 aan beide remklauwen verwijderen.
Remplaketten terugduwen op de remschijf door de remklauwen licht naar de zijkant te
kantelen. Remklauwen voorzichtig naar achteren van de remschijven trekken en opzij
hangen.
Info
Remhendel niet bedienen als de remklauwen verwijderd zijn.
101591-10
Schroef 4 en schroeven 5 losdraaien.
Schroef 4 ca. 6 slagen eruit schroeven en met de hand op de schroef drukken, om de
steekas uit de asopname te schuiven. Schroef 4 verwijderen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenMinder remwerking door beschadigde remschijven.
Het wiel altijd zeer neerleggen, dat de remschijven niet worden beschadigd.
Voorwiel vasthouden en steekas eruit trekken. Voorwiel uit de voorvork nemen.
WIELEN, BANDEN 98
12.2Voorwiel monteren x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door olie of vet op de remschijven.
Remschijven beslist olie- en vetvrij houden en indien nodig behandelen met een remmenreiniger.
B00634-10
Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Wanneer de wiellager beschadigd of versleten is:
Wiellager vervangen. x
Linker en rechter afstandsbus en de keerringen reinigen, invetten en monteren.
Duurzaam vet ( pag. 195)
Schroef 1 en steekas 2 reinigen.
Voorwiel in voorvork tillen, positioneren en steekas erin plaatsen.
De pijl op de spaak wijst in looprichting.
Schroef 1 monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef steekas voor M25x1,5 45 Nm
WIELEN, BANDEN 99
101587-11
Huls op de wieltoerentalsensor 3 schuiven en samen in de boring steken. Schroef 4
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef wieltoerentalsensor M6 6 Nm Loctite
®
243™
Kabel wieltoerentalsensor in de houder vastzetten.
Remklauwen positioneren en daarbij letten op correcte plaatsing van de remplaketten.
Schroeven 5 aan beide remklauwen monteren, niet vastdraaien.
Remhendel meerdere keren bedienen tot de remplaketten tegen de remschijf liggen en
er een drukpunt aanwezig is. Remhendel ingedrukt vastzetten.
Remklauwen worden uitgelijnd.
Schroeven 5 aan beide remklauwen vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remklauw voor M10x1,25 45 Nm Loctite
®
243™
Remhendel weer losmaken.
Motorfiets van hefbok vooraan nemen. ( pag. 69)
Motorfiets van hefbok achteraan nemen. ( pag. 70)
101592-10
Voorwielrem bedienen en voorvork enkele keren krachtig inveren.
Vorkpoten worden uitgelijnd.
Schroeven 6 vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef asopname M8 15 Nm
WIELEN, BANDEN 100
12.3Achterwiel demonteren x
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achteraan opkrikken. ( pag. 70)
101593-10
Hoofdwerk
Schroef 1 verwijderen en wieltoerentalsensor 2 uit de boring trekken.
Moer 3 verwijderen. Kettingspanner 4 verwijderen.
Steekas 5 zover eruit trekken, dat de kettingspanner niet meer tegen de stelschroef
ligt.
WIELEN, BANDEN 101
101594-01
Achterwiel zo ver mogelijk naar voren schuiven en ketting van het kettingwiel verwijde-
ren.
Steekas eruit trekken.
Achterwiel naar achteren trekken tot de remklauwhouder vrij tussen remschijf en velg
hangt.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenMinder remwerking door beschadigde remschijven.
Het wiel altijd zeer neerleggen, dat de remschijven niet worden beschadigd.
Achterwiel voorzichtig uit de achterbrug nemen zonder de velg en/of remschijf te
beschadigen.
Info
Rempedaal niet intrappen als het achterwiel is gedemonteerd.
12.4Achterwiel monteren x
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door olie of vet op de remschijven.
Remschijven beslist olie- en vetvrij houden en indien nodig behandelen met een remmenreiniger.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenGeen remwerking bij het intrappen van de achterwielrem.
Na het inbouwen van het achterwiel altijd het rempedaal intrappen totdat er een drukpunt aanwezig is.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok achteraan opkrikken. ( pag. 70)
Achterwiel demonteren. x ( pag. 100)
WIELEN, BANDEN 102
Achterdempers van de achterwielnaaf controleren. x ( pag. 104)
B00635-10
Hoofdwerk
Wiellager controleren op beschadiging en slijtage.
» Wanneer de wiellager beschadigd of versleten is:
Wiellager vervangen. x
Bus 1 verwijderen. Loopvlak van bus en keerring reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 195)
Bus monteren.
Schroefdraad van de steekas en moer reinigen en invetten.
Duurzaam vet ( pag. 195)
Aangrijppunten aan de remklauwhouder en achterbrug reinigen.
WIELEN, BANDEN 103
101593-11
Steunlagers van remklauwhouder A en achterbrug laten ingrijpen. Achterwiel voorzich-
tig in de achterbrug tillen en remschijf bevestigen. Ketting op het kettingwiel leggen en
de steekas monteren.
Kettingspanner 2 en moer 3 monteren.
Info
Kettingspanner links en rechts in dezelfde positie monteren.
Het achterwiel naar voren duwen, zodat de kettingspanners tegen de spanschroeven
liggen en moer vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
De markeringen op de kettingspanners moeten links en rechts in dezelfde positie ten
opzichte van de referentiemarkeringen B staan, zodat het achterwiel correct is uitge-
lijnd.
Moer steekas achter M25x1,5 90 Nm Schroefdraad inge-
vet
Wieltoerentalsensor 4 in de boring steken. Schroef 5 monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef wieltoerentalsensor M6 6 Nm Loctite
®
243™
Rempedaal meerdere keren indrukken tot de remplaketten tegen de remschijf liggen en
er een drukpunt aanwezig is.
Nawerk
Motorfiets van hefbok achteraan nemen. ( pag. 70)
Kettingspanning controleren. ( pag. 77)
WIELEN, BANDEN 104
12.5Achterdempers achterwielnaaf controleren x
Info
De kracht van de motor wordt door het kettingwiel met 5 achterdempers overgebracht op het achterwiel. Deze slijten tijdens het
rijden. Als de achterdempers niet op tijd worden vervangen, beschadigen de kettingwielhouder en de achterwielnaaf.
Werkzaamheden vooraf
Motorfiets met hefbok achteraan opkrikken. ( pag. 70)
Achterwiel demonteren. x ( pag. 100)
B00636-01
Hoofdwerkzaamheden
Kettingwieldrager afnemen.
Achterdempers van de achterwielnaaf controleren op beschadiging en slijtage.
» Als de achterdempers van de achterwielnaaf zijn beschadigd of versleten:
Achterdemper vervangen. x
Kettingwieldrager positioneren.
Info
Een zoveel mogelijk spelingsvrij paar bout-achterdemper verhoogt de levensduur
van de achterdempers.
Werkzaamheden achteraf
Achterwiel monteren. x ( pag. 101)
Motorfiets van hefbok achteraan nemen. ( pag. 70)
Kettingspanning controleren. ( pag. 77)
WIELEN, BANDEN 105
12.6Toestand banden controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOncontroleerbaar rijgedrag door klappen van een band.
Beschadigde of versleten banden voor uw eigen veiligheid meteen vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van
dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor vallenBeperking van het rijgedrag door verschillende bandprofielen aan voor- en achterwiel.
Voor- en achterwiel moeten altijd zijn uitgerust met banden met een gelijksoortig profiel, anders kan de motor oncontroleerbaar
worden.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOngecontroleerd rijgedrag door niet vrijgegeven en/of aanbevolen banden/wielen.
Alleen door KTM vrijgegeven en/of aanbevolen banden en wielen met de juiste snelheidsindex gebruiken.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde wegligging bij nieuwe banden.
Nieuwe banden hebben een glad contactvlak, waardoor het wegcontact niet volledig is. Het volledige contactvlak moet de eerste
200 kilometers bij een gematigde rijstijl en in verschillende schuine standen worden geruwd. Pas nadat de banden zijn ingere-
den wordt de volledige wegligging bereikt.
Info
Het type, de toestand en de spanning van de banden zijn van invloed op het rijgedrag van de motorfiets.
Versleten banden hebben vooral bij natte ondergrond een slechte invloed op het rijgedrag.
WIELEN, BANDEN 106
400602-10
De voor- en achterbanden controleren op insnijdingen, voorwerpen die tijdens het rijden
in de band zijn gaan zitten en andere beschadigingen.
» Als er insnijdingen, voorwerpen die tijdens het rijden in de band zijn gaan zitten en
andere beschadigingen aan de banden te zien zijn:
Banden wisselen.
Profieldiepte controleren.
Info
De minimale profieldiepte volgens de nationale wetgeving in acht nemen.
Minimale profieldiepte 2 mm
» Als de minimale profieldiepte lager is dan de minimale waarde:
Banden wisselen.
Leeftijd van de banden controleren.
Info
De productiedatum van de banden staat meestal op het opschrift van de banden
en wordt met de laatste vier cijfers van de DOT aanduiding gekenmerkt. De eer-
ste twee cijfers wijzen op de week van productie en de laatste twee cijfers op het
jaar van productie.
KTM adviseert de banden te wisselen, onafhankelijk van de daadwerkelijke slij-
tage van de banden, uiterlijk echter na 5 jaar.
» Als de band ouder is dan vijf jaar:
Banden vervangen.
WIELEN, BANDEN 107
12.7Bandenspanning controleren
Info
Een te lage bandenspanning leidt tot buitengewone slijtage en oververhitting van de band.
Een goede bandenspanning garandeert een optimaal rijcomfort en maximale levensduur van de band.
400695-01
Ventieldopje verwijderen.
Bandenspanning controleren bij koude banden.
Bandenspanning Solo
vooraan 2,4 bar
achteraan 2,4 bar
Bandenspanning met bijrijder / volledige nuttige belasting
vooraan 2,4 bar
achteraan 2,6 bar
» Als de bandenspanning niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Bandenspanning corrigeren.
Ventieldopje monteren.
Info
De rubberpakking in het ventieldopje voorkomt het uitstromen van lucht uit de
band als het ventiel defect is.
ELEKTRONICA 108
13.1Accu uitbouwen x
Waarschuwing
Gevaar voor letselAccuzuur en accugassen kunnen ernstige brandwonden veroorzaken.
Houd accu's buiten bereik van kinderen.
Draag geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril.
Voorkom contact met accuzuur en accugassen.
Houd vonken of open vuur uit de buurt van de accu. Laad de accu alleen in goed geventileerde ruimtes.
Bij aanraking met de huid met veel water spoelen. Als er accuzuur in de ogen komt, ten minste 15 minuten met water spoelen
en een arts opzoeken.
Voorzichtig
Gevaar voor ongevallenAls de motorfiets met een lege of zonder accu wordt gebruikt, kunnen elektronische componenten en vei-
ligheidsvoorzieningen worden beschadigd.
Motorfiets nooit met een lege of zonder accu gebruiken.
Voorwerk
Alle verbruikers uitschakelen en motor uitzetten.
Zadel afnemen. ( pag. 71)
ELEKTRONICA 109
101595-10
Hoofdwerk
Minkabel 1 van de accu loskoppelen.
101596-10
Pluspoolafdekking 2 verwijderen.
Pluskabel 3 van de accu loskoppelen.
Rubberband 4 losmaken.
Accu naar boven toe uit de accuhouder trekken.
ELEKTRONICA 110
13.2Accu monteren x
101597-10
Hoofdwerk
Accu in de accuhouder positioneren.
Info
De accupolen moeten in de rijrichting wijzen.
Rubberband 1 vasthaken.
Ring A positioneren en pluskabel 2 van de accu aansluiten.
Pluspoolafdekking 3 positioneren.
101598-10
Ring B positioneren en minkabel 4 van de accu aansluiten.
Nawerk
Zadel monteren. ( pag. 72)
Tijd instellen. ( pag. 29)
ELEKTRONICA 111
13.3Accu laden x
Waarschuwing
Gevaar voor letselAccuzuur en accugassen kunnen ernstige brandwonden veroorzaken.
Houd accu's buiten bereik van kinderen.
Draag geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril.
Voorkom contact met accuzuur en accugassen.
Houd vonken of open vuur uit de buurt van de accu. Laad de accu alleen in goed geventileerde ruimtes.
Bij aanraking met de huid met veel water spoelen. Als er accuzuur in de ogen komt, ten minste 15 minuten met water spoelen
en een arts opzoeken.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuOnderdelen en componenten van de accu belasten het milieu.
Accu niet bij het huisvuil gooien. Een defecte accu op milieuvriendelijke wijze afdanken. De accu afgeven bij uw
KTM-distributeur of bij een verzamelpunt voor oude accu's.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
ELEKTRONICA 112
Info
Ook als de accu niet wordt belast verliest hij dagelijks aan lading.
De laadtoestand en de wijze van laden is erg belangrijk voor de levensduur van de accu.
Snel laden met een hogere laadstroom heeft een negatief effect op de levensduur.
Als de laadstroom, laadspanning en laadtijd worden overschreden ontsnapt er elektrolyt via de veiligheidskleppen. Daardoor verliest
de accu aan capaciteit.
Als de accu leeg is gestart moet hij meteen weer worden geladen.
Bij langere stilstand in lege toestand treedt er diepteontlading en sulftatie op en dat kan leiden tot vernietiging van de accu.
De accu is onderhoudsvrij, dat betekent dat het zuurniveau niet hoeft te worden gecontroleerd.
Voorwerk
Alle verbruikers uitschakelen en motor afzetten.
Zadel afnemen. ( pag. 71)
Minkabel van de accu loskoppelen om beschadiging van de boordelektronica te voorko-
men.
ELEKTRONICA 113
700588-01
Hoofdwerk
Acculader op de accu aansluiten. Acculader inschakelen.
Acculader (58429074000)
Met deze acculader kunt u ook de rustspanning en het startvermogen van de accu en
dynamo testen. Bovendien kan met deze lader de accu niet worden overladen.
Info
Deksel 1 nooit verwijderen.
Accu laden met maximaal 10% van de capaciteit, dat op het accuhuis 2 is aan-
gegeven.
Acculader na het laden uitschakelen. Accu aansluiten.
Voorgeschreven waarde
Laadstroom, laadspanning en laadtijd mogen niet worden overschreden.
Accu regelmatig bijladen als de motor-
fiets niet wordt gebruikt
3 maanden
Nawerk
Zadel monteren. ( pag. 72)
13.4Hoofdzekering vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor brandDoor het gebruik van verkeerde zekeringen kan het elektrisch systeem overbelast raken.
Alleen zekeringen gebruiken met het voorgeschreven aantal ampères. Zekeringen nooit overbruggen of repareren.
ELEKTRONICA 114
Info
Met de hoofdzekering worden alle stroomverbruikers van het voertuig beveiligd. De hoofdzekering bevindt zicht onder het zadel.
Voorwerk
Alle verbruikers uitschakelen en motor uitzetten.
Zadel afnemen. ( pag. 71)
101599-10
Hoofdwerk
Schermkappen 1 afnemen.
Defecte hoofdzekering 2 verwijderen.
Info
Een defecte zekering herkent u aan de gebroken smeltdraad A.
In het startrelais bevindt zich een reservezekering 3.
Nieuwe hoofdzekering inzetten.
Zekering (58011109130) ( pag. 183)
Tip
Nieuwe reservezekering in het startrelais plaatsen, zodat u er een bij u hebt als
het nodig is.
Schermkappen 1 opsteken.
Nawerk
Zadel monteren. ( pag. 72)
ELEKTRONICA 115
13.5Zekeringen ABS vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor brandDoor het gebruik van verkeerde zekeringen kan het elektrisch systeem overbelast raken.
Alleen zekeringen gebruiken met het voorgeschreven aantal ampères. Zekeringen nooit overbruggen of repareren.
Info
Twee zekeringen voor het ABS bevinden zich onder het zadel. Met deze beide zekeringen zijn de retourpomp en de hydraulische
unit van de ABS beveiligd. De derde zekering, waarmee de ABS-besturingsunit is beveiligd bevindt zich in het zekeringenblok.
Voorwerk
Alle verbruikers uitschakelen en motor afzetten.
Zadel afnemen. ( pag. 71)
101600-10
Zekering hydraulische ABS-eenheid vervangen:
Beschermkap verwijderen en zekering 1 verwijderen.
Nieuwe zekering plaatsen.
Zekering (58011109130)
Controleren het ABS-waarschuwingslampje nog brandt.
Beschermkap monteren.
ELEKTRONICA 116
101601-10
Zekering ABS-retourpomp vervangen:
Beschermkap verwijderen en zekering 2 verwijderen.
Nieuwe zekering plaatsen.
Zekering (58011109130)
Controleren het ABS-waarschuwingslampje nog brandt.
Beschermkap monteren.
Nawerk
Zadel monteren. ( pag. 72)
13.6Zekeringen afzonderlijke stroomverbruikers vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor brandDoor het gebruik van verkeerde zekeringen kan het elektrisch systeem overbelast raken.
Alleen zekeringen gebruiken met het voorgeschreven aantal ampères. Zekeringen nooit overbruggen of repareren.
Info
Het zekeringenblok met de zekeringen van de afzonderlijke stroomverbruikers bevindt zich onder het zadel.
Voorwerk
Alle verbruikers uitschakelen en motor afzetten.
Zadel afnemen. ( pag. 71)
ELEKTRONICA 117
101602-10
Hoofdwerk
Zekeringenblokdeksel 1 openen.
Zekeringen controleren.
Info
Een defecte zekering herkent u aan de gebroken smeltdraad A.
Defecte zekering verwijderen.
Voorgeschreven waarde
Zekering 1 - 10 A - ontsteking, brandstofpomp, noodknipperlichten
Zekering 2 - 15 A - groot licht, dimlicht, zijlicht, achterlicht, nummerplaatverlichting
Zekering 3 - 10 A - claxon, remlicht, richtingaanwijzer
Zekering 4 - 10 A - radiateurventilator
Zekering 5 - 10 A - ontsteking (EFI-besturingsunit), wegrijblokkering
Zekering 6 - 10 A - gecombineerd instrument, extra apparatuur (continu plus), alarm-
installatie (optioneel), stopcontact
Zekering 7 - 10 A - extra apparatuur (met contactschakelaar geschakelde plus)
Zekering 8 - 10 A - ABS
Zekering 9 - geen functie
Zekering 10 - geen functie
Zekering SPARE - 10 A/15 A - reservezekeringen
Voldoende sterke reservezekering plaatsen.
Zekering (75011088010) ( pag. 183)
Zekering (75011088015) ( pag. 183)
ELEKTRONICA 118
Tip
Nieuwe reservezekering plaatsen, zodat u er een bij u hebt als het nodig is.
Zekeringenblokdeksel sluiten.
Nawerk
Zadel monteren. ( pag. 72)
13.7Lamp koplamp vervangen
Aanwijzing
Beschadiging van de reflectorVerminderde werking van de verlichting.
Vet op deze lampbuisjes verdampt door de hitte en zet zich af op de reflector. De buisjes voor de montage reinigen en vetvrij houden.
Voorwerk
Alle verbruikers uitschakelen en motor uitzetten.
101145-10
Schroeven 1 verwijderen.
ELEKTRONICA 119
101146-10
Spatbord met een doek afdekken.
Koplampkap naar voren zwenken en naar boven toe uit de uitsteeksels 2 halen.
700592-10
Stekker 3 loskoppelen.
Rubberkap 4 verwijderen.
700593-01
Beugel 5 aan beide zijden omlaagdrukken, indrukken en naar onderen klappen.
Lamp van koplamp 6 verwijderen.
Nieuwe lamp in het koplamphuis positioneren.
Dimlicht/groot licht (H4 / sokkel P43t) ( pag. 183)
Info
Lamp van de koplamp zo plaatsen, dat de uitsteeksels in de groeven grijpen.
ELEKTRONICA 120
Beugel positioneren.
700592-10
Rubberkap 4 monteren.
Stekker 3 insteken.
101146-11
De boringen 7 op de uitsteeksels 2 positioneren.
ELEKTRONICA 121
101145-10
Koplampkap positioneren. Schroeven 1 monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Werking van de lampen controleren.
13.8Zijlichtlamp vervangen
Aanwijzing
Beschadiging van de reflectorVerminderde werking van de verlichting.
Vet op deze lampbuisjes verdampt door de hitte en zet zich af op de reflector. De buisjes voor de montage reinigen en vetvrij houden.
Voorwerk
Alle verbruikers uitschakelen en motor uitzetten.
101145-10
Schroeven 1 verwijderen.
ELEKTRONICA 122
101146-10
Spatbord met een doek afdekken.
Koplampkap naar voren zwenken en naar boven toe uit de uitsteeksels 2 halen.
700594-01
Zijlicht 4 voorzichtig uit de houder trekken.
Lamp verwijderen.
Nieuwe lamp in de fitting positioneren.
Zijlicht (W5W / sokkel W2,1x9,5d) ( pag. 183)
Fitting met lamp voorzichtig in de houder in de koplamp positioneren.
ELEKTRONICA 123
101146-12
De boringen 5 op de uitsteeksels 2 positioneren.
101145-10
Koplampkap positioneren. Schroeven 1 monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Werking van de lampen controleren.
13.9Knipperlichtlamp vervangen
Aanwijzing
Beschadiging van de reflectorVerminderde werking van de verlichting.
Vet op deze lampbuisjes verdampt door de hitte en zet zich af op de reflector. De buisjes voor de montage reinigen en vetvrij houden.
ELEKTRONICA 124
101147-10
Schroef aan achterzijde van het knipperlichthuis verwijderen.
Diffusorplaat 1 voorzichtig afnemen.
Lamp 2 zacht tegen de fitting duwen, ca. 30° tegen de klok in draaien en uit de fitting
trekken.
Nieuwe lamp zachtjes in de fitting duwen en met de klok mee draaien tot de aanslag.
Richtingaanwijzer (RY10W / sokkel BAU15s) ( pag. 184)
Richtingaanwijzer controleren op goede werking.
Diffusorplaat positioneren.
Schroef inzetten en eerst tegen de klok in draaien, tot de schroef met een kleine ruk
vastklikt in schroefgang. Schroef licht vastdraaien.
13.10Remlichtlamp vervangen
Aanwijzing
Beschadiging van de reflectorVerminderde werking van de verlichting.
Vet op deze lampbuisjes verdampt door de hitte en zet zich af op de reflector. De buisjes voor de montage reinigen en vetvrij houden.
Voorwerk
Zadel afnemen. ( pag. 71)
ELEKTRONICA 125
101603-10
Hoofdwerk
Schroeven 1 verwijderen.
Grepen verwijderen.
101604-10
Schroeven 2 verwijderen.
Schroeven 3 aan het linker en rechter deel van de achterkant verwijderen.
Zijdeel van achterkant verwijderen.
ELEKTRONICA 126
101605-10
Schroeven 4 verwijderen.
Bovenste deel van achterkant verwijderen.
101606-10
Lampfitting 5 tot de aanslag tegen de klok in draaien en uit het achterlicht nemen.
Lamp zacht tegen de fitting duwen, tegen de klok in draaien en uit de fitting trekken.
Nieuwe lamp zachtjes in de fitting duwen en met de klok mee draaien tot de aanslag.
Remlicht (PR21W / sokkel BAW15s) ( pag. 184)
Lampfitting in het achterlicht steken en met de klok mee draaien tot de aanslag.
De werking van het remlichtsysteem controleren.
ELEKTRONICA 127
101605-10
Bovenste deel van achterkant positioneren.
Schroeven 4 monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
101604-10
Zijdelen achterkant positioneren.
Schroeven 2 monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M5 5 Nm
Overige schroeven chassis EJOT PT K50x12
T20
1,2 Nm
Schroeven 3 aan het linker en rechter deel van de achterkant monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis EJOT PT K50x12
T20
1,2 Nm
ELEKTRONICA 128
101603-10
Grepen positioneren.
Schroeven 1 monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef handgreep M8 20 Nm
Nawerk
Zadel monteren. ( pag. 72)
13.11Achterlichtlampen vervangen
Aanwijzing
Beschadiging van de reflectorVerminderde werking van de verlichting.
Vet op deze lampbuisjes verdampt door de hitte en zet zich af op de reflector. De buisjes voor de montage reinigen en vetvrij houden.
Voorwerk
Zadel afnemen. ( pag. 71)
ELEKTRONICA 129
101603-10
Hoofdwerk
Schroeven 1 verwijderen.
Grepen verwijderen.
101604-10
Schroeven 2 verwijderen.
Schroeven 3 aan het linker en rechter deel van de achterkant verwijderen.
Zijdeel van achterkant verwijderen.
ELEKTRONICA 130
101605-10
Schroeven 4 verwijderen.
Bovenste deel van achterkant verwijderen.
101152-10
Lampfitting 5 voorzichtig uit de houder trekken.
Lamp verwijderen.
Nieuwe lamp in de fitting positioneren.
Achterlicht (WR5W / sokkel W2,1x9,5d) ( pag. 184)
Fitting met lampen voorzichtig in de houder in het achterlicht positioneren.
De werking van de achterlichten controleren.
ELEKTRONICA 131
101605-10
Bovenste deel van achterkant positioneren.
Schroeven 4 monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
101604-10
Zijdelen achterkant positioneren.
Schroeven 2 monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M5 5 Nm
Overige schroeven chassis EJOT PT K50x12
T20
1,2 Nm
Schroeven 3 aan het linker en rechter deel van de achterkant monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis EJOT PT K50x12
T20
1,2 Nm
ELEKTRONICA 132
101603-10
Grepen positioneren.
Schroeven 1 monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef handgreep M8 20 Nm
Nawerk
Zadel monteren. ( pag. 72)
13.12Kentekenplaatverlichting vervangen
101607-10
Hoofdwerk
Schroeven 1 verwijderen.
Afdekking van nummerplaatverlichting verwijderen.
ELEKTRONICA 133
101608-10
Fitting 2 voorzichtig uit de houder trekken.
Lamp verwijderen.
Nieuwe lamp in de fitting positioneren.
Nummerplaatverlichting (W5W / sokkel W2,1x9,5d) ( pag. 184)
Fitting met lamp voorzichtig in de houder positioneren.
101607-10
Afdekking positioneren.
Schroeven 1 monteren en vastdraaien.
Nawerk
De werking van de kentekenplaatverlichting controleren.
ELEKTRONICA 134
13.13Stand koplamp controleren
0
0
AA
0
0
BB
400726-10
Voertuig op een horizontale ondergrond voor een lichte muur zetten en in de hoogte van
het midden van de koplamp een markering aanbrengen.
Nog een markering aanbrengen op een afstand B onder de eerste markering.
Voorgeschreven waarde
Afstand B 5 cm
Voertuig op afstand A loodrecht voor de muur zetten en het dimlicht inschakelen.
Voorgeschreven waarde
Afstand A 5 m
Nu gaat de bestuurder, eventueel met bagage en bijrijder op de motorfiets zitten.
Stand van de koplamp controleren.
De grens tussen licht en donker moet bij een gebruiksklare motorfiets met bestuur-
der, eventueel met bagage en bijrijder, precies op de onderste markering liggen.
» Als deze grens tussen licht en donker niet overeenkomt met de voorgeschreven
waarde:
Lichtbundelbreedte van de koplamp instellen. ( pag. 134)
13.14Lichtbundelbreedte koplamp instellen
Werkzaamheden vooraf
Stand van de koplamp controleren. ( pag. 134)
ELEKTRONICA 135
101153-10
Door schroef 1 te draaien de lichtbundelbreedte van de koplamp instellen.
Voorgeschreven waarde
De grens tussen licht en donker moet bij de rijklare motorfiets met bestuurder, even-
tueel met bagage en bijrijder, precies op de onderste markering liggen (aangebracht
bij: koplampstand controleren).
Info
Draaien met de klok mee verbreedt de lichtbundel en draaien tegen de klok in
versmalt de lichtbundel.
13.15Contactsleutel activeren/deactiveren
Info
De oranje programmeersleutel mag uitsluitend worden gebruikt voor het activeren/deactiveren!
Bij verlies of vervanging van een zwarte contactsleutel moeten de afzonderlijke zwarte contactsleutels met de oranje programmeer-
sleutel worden geactiveerd of gedeactiveerd. Daardoor wordt ook voorkomen dat een onbevoegde de verloren zwarte contactsleutel
gebruikt om te gaan rijden met het voertuig.
Er kunnen maximaal vier zwarte contactsleutels worden geactiveerd/gedeactiveerd. Alleen de tijdens het activeren
geprogrammeerde zwarte contactsleutels zijn geldig. Alle zwarte sleutels die niet tijdens het activeren zijn geprogrammeerd, zijn
ongeldig, maar kunnen achteraf nog worden geprogrammeerd.
ELEKTRONICA 136
401184-10
Verlies van een zwarte contactsleutel (tweede zwarte contactsleutel is aanwezig):
Door de volgende handelingen worden alle geactiveerde zwarte contactsleutels gedeacti-
veerd, die niet bij deze handelingen zijn betrokken.
Noodstopschakelaar in stand schakelen.
101609-10
Oranje programmeersleutel in het contactslot steken.
Contact inschakelen. Daarvoor de oranje programmeersleutel in de stand ON
draaien.
FI waarschuwingslampje (MIL) gaat branden, gaat weer uit en begint te knip-
peren.
Controlelampje wegrijblokkering gaat branden.
Contact uitschakelen. Daarvoor de oranje programmeersleutel in de stand OFF
draaien.
Oranje programmeersleutel uittrekken.
Zwarte contactsleutel in het contactslot steken.
Contact inschakelen, daarvoor de contactsleutel in de stand ON draaien.
FI waarschuwingslampje (MIL) gaat branden, gaat weer uit en begint te knip-
peren.
Controlelampje wegrijblokkering gaat branden, gaat kort uit en brandt weer.
Contact uitschakelen, daarvoor de contactsleutel in de stand OFF draaien.
Zwarte contactsleutel uittrekken.
Oranje programmeersleutel in het contactslot steken.
ELEKTRONICA 137
Contact inschakelen. Daarvoor de oranje programmeersleutel in de stand ON
draaien.
FI waarschuwingslampje (MIL) gaat branden, gaat weer uit en begint te knip-
peren.
Controlelampje wegrijblokkering gaat branden, gaat kort uit en knippert
afhankelijk van het aantal werkende zwarte contactsleutels, inclusief de oranje
programmeersleutel. In dit geval twee keer.
Contact uitschakelen. Daarvoor de oranje programmeersleutel in de stand OFF
draaien.
Oranje programmeersleutel uittrekken.
De verloren zwarte contactsleutel is gedeactiveerd.
De aanwezige zwarte contactsleutel is opnieuw geactiveerd.
401184-11
Verlies van beide zwarte contactsleutels (geen zwarte contactsleutel meer aanwezig):
Deze handelingen zijn nodig om misbruik met de verloren zwarte contactsleutel te voor-
komen.
Noodstopschakelaar in stand schakelen.
ELEKTRONICA 138
101609-10
Oranje programmeersleutel in het contactslot steken.
Contact inschakelen. Daarvoor de oranje programmeersleutel in de stand ON
draaien.
FI waarschuwingslampje (MIL) gaat branden, gaat weer uit en begint te knip-
peren.
Controlelampje wegrijblokkering gaat branden.
Contact uitschakelen. Daarvoor de oranje programmeersleutel in de stand OFF
draaien.
Contact inschakelen. Daarvoor de oranje programmeersleutel in de stand ON
draaien.
FI waarschuwingslampje (MIL) gaat branden, gaat weer uit en begint te knip-
peren.
Controlelampje wegrijblokkering gaat branden, gaat kort uit en knippert
afhankelijk van het aantal werkende zwarte contactsleutels, inclusief de
oranje programmeersleutel. In dit geval maar een keer, aangezien alle zwarte
contactsleutels zijn gedeactiveerd.
Contact uitschakelen. Daarvoor de oranje programmeersleutel in de stand OFF
draaien.
Oranje programmeersleutel uittrekken.
Alle zwarte contactsleutels zijn gedeactiveerd.
Nieuwe zwarte contactsleutels bestellen met het sleutelnummer op de KEYCODE-
CARD en activeren.
Contactsleutel activeren:
Noodstopschakelaar in stand schakelen.
Oranje programmeersleutel in het contactslot steken.
Contact inschakelen. Daarvoor de oranje programmeersleutel in de stand ON
draaien.
FI waarschuwingslampje (MIL) gaat branden, gaat weer uit en begint te knip-
peren.
ELEKTRONICA 139
Controlelampje wegrijblokkering gaat branden.
Contact uitschakelen. Daarvoor de oranje programmeersleutel in de stand OFF
draaien.
Oranje programmeersleutel uittrekken.
Zwarte contactsleutel in het contactslot steken.
Contact inschakelen, daarvoor de contactsleutel in de stand ON draaien.
FI waarschuwingslampje (MIL) gaat branden, gaat weer uit en begint te knip-
peren.
Controlelampje wegrijblokkering gaat branden, gaat kort uit en brandt weer.
Contact uitschakelen, daarvoor de contactsleutel in de stand OFF draaien.
Zwarte contactsleutel uittrekken.
Als er meerdere contactsleutels moeten worden geactiveerd dienen de laatste vier
stappen met de betreffende contactsleutel te worden herhaald.
Oranje programmeersleutel in het contactslot steken.
Contact inschakelen. Daarvoor de oranje programmeersleutel in de stand ON
draaien.
FI waarschuwingslampje (MIL) gaat branden, gaat weer uit en begint te knip-
peren.
Controlelampje wegrijblokkering gaat branden, gaat kort uit en knippert
afhankelijk van het aantal werkende zwarte contactsleutels, inclusief de oranje
programmeersleutel.
Contact uitschakelen. Daarvoor de oranje programmeersleutel in de stand OFF
draaien.
Oranje programmeersleutel uittrekken.
Alle zwarte contactsleutels, waarvoor deze stappen zijn genomen, zijn geacti-
veerd.
KOELSYSTEEM 140
14.1Koelsysteem
101155-10
Door de waterpomp 1 in de motor is er een gedwongen circulatie van het koelmiddel.
De druk die bij verwarming in het koelsysteem ontstaat wordt geregeld door een klep in de
radiateurdop. Daardoor is de aangegeven koelmiddeltemperatuur toegestaan zonder dat er
met functiestoringen rekening moet worden gehouden.
125 °C
700621-10
Koeling vindt plaats door de rijwind en een radiateurventilator die door een thermoschake-
laar wordt aangestuurd.
Hoe lager de snelheid, hoe lager de koelwerking. Ook vervuilde radiateurribben verlagen de
koelwerking.
Door de uitzetting van de warmte stroomt het overtollige koelmiddel naar het vaste reser-
voir 2. Als de temperatuur daalt wordt dit koelmiddel weer teruggezogen in het koelsys-
teem.
14.2Antivries en koelmiddelpeil controleren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Radiateur, radiateurslangen en de overige componenten van het koelsysteem niet openen bij een warme motor. Motor en koel-
systeem laten afkoelen. Verbrande huid meteen onder lauw water houden.
KOELSYSTEEM 141
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat koelmiddel niet in aanraking komt met huid, ogen of kleding. Bij contact met de ogen meteen met water spoe-
len en een arts raadplegen. Huid bij contact meteen reinigen met water en zeep. Als koelmiddel is ingeslikt meteen een arts
raadplegen. Kleding die met koelmiddel in aanraking is gekomen uittrekken. Houd koelmiddel buiten bereik van kinderen.
Voorwaarden
Motor is koud.
Werkzaamheden vooraf
Motorfiets verticaal zetten op een horizontale ondergrond.
Zadel afnemen. ( pag. 71)
Brandstoftank terugzetten. ( pag. 73)
101156-10
Hoofdwerkzaamheden
Radiateurdop 1 en dop 2 van het vaste reservoir verwijderen.
Antivries van het koelmiddel controleren.
25… 45 °C
» Als de antivries van het koelmiddel niet overeenkomt met de voorgeschreven
waarde:
Antivries van het koelmiddel corrigeren.
Koelmiddelpeil in het vaste reservoir controleren.
Het koelmiddelpeil moet tussen de bovenste 3 en onderste markering 4 liggen.
» Als het koelmiddelpeil in het vaste reservoir niet met de voorgeschreven waarde
overeenkomt, maar nog niet leeg is:
Koelmiddel tot de bovenste markering vullen.
Alternatief 1
Koelmiddel ( pag. 191)
KOELSYSTEEM 142
Alternatief 2
Koelmiddel (gebruiksklaar gemengd) ( pag. 192)
» Als er zich geen koelmiddel in het vaste reservoir bevindt:
Koelsysteem controleren op lekkage. x
Info
Niet met de motorfiets rijden!
Koelsysteem vullen/ontluchten. x ( pag. 145)
Dop 2 op het vaste reservoir monteren.
101157-10
Koelmiddelpeil in de radiateur controleren.
De radiateur moet volledig gevuld zijn.
» Als het koelmiddelpeil niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde:
Koelmiddelpeil corrigeren en oorzaak van het verlies vaststellen.
Alternatief 1
Koelmiddel ( pag. 191)
Alternatief 2
Koelmiddel (gebruiksklaar gemengd) ( pag. 192)
» Als meer koelmiddel moet worden bijgevuld dan de voorgeschreven waarde:
> 0,50 l
Koelsysteem vullen/ontluchten. x ( pag. 145)
Radiateurdop 1 monteren.
KOELSYSTEEM 143
14.3Koelmiddelpeil in vast reservoir controleren
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Radiateur, radiateurslangen en de overige componenten van het koelsysteem niet openen bij een warme motor. Motor en koel-
systeem laten afkoelen. Verbrande huid meteen onder lauw water houden.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat koelmiddel niet in aanraking komt met huid, ogen of kleding. Bij contact met de ogen meteen met water spoe-
len en een arts raadplegen. Huid bij contact meteen reinigen met water en zeep. Als koelmiddel is ingeslikt meteen een arts
raadplegen. Kleding die met koelmiddel in aanraking is gekomen uittrekken. Houd koelmiddel buiten bereik van kinderen.
Voorwaarden
Motor is koud.
Radiateur is volledig gevuld.
Werkzaamheden vooraf
Motorfiets op een horizontale ondergrond zetten.
101158-10
Hoofdwerkzaamheden
Koelmiddelpeil in het vaste reservoir 1 controleren.
Het koelmiddelpeil moet tussen de bovenste 2 en onderste markering 3 liggen.
» Als het koelmiddelpeil in het vaste reservoir niet met de voorgeschreven waarde
overeenkomt, maar nog niet leeg is:
Dop van het vaste reservoir verwijderen.
Koelmiddel tot de bovenste markering vullen.
Alternatief 1
Koelmiddel ( pag. 191)
KOELSYSTEEM 144
Alternatief 2
Koelmiddel (gebruiksklaar gemengd) ( pag. 192)
Dop op het vaste reservoir monteren.
» Als er zich geen koelmiddel in het vaste reservoir bevindt:
Koelsysteem controleren op lekkage. x
Info
Niet met de motorfiets rijden!
Koelsysteem vullen/ontluchten. x ( pag. 145)
14.4Koelmiddel aftappen x
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenKoelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.
Radiateur, radiateurslangen en de overige componenten van het koelsysteem niet openen bij een warme motor. Motor en koel-
systeem laten afkoelen. Verbrande huid meteen onder lauw water houden.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat koelmiddel niet in aanraking komt met huid, ogen of kleding. Bij contact met de ogen meteen met water spoe-
len en een arts raadplegen. Huid bij contact meteen reinigen met water en zeep. Als koelmiddel is ingeslikt meteen een arts
raadplegen. Kleding die met koelmiddel in aanraking is gekomen uittrekken. Houd koelmiddel buiten bereik van kinderen.
Voorwerk
Zadel afnemen. ( pag. 71)
Brandstoftank terugzetten. ( pag. 73)
KOELSYSTEEM 145
101159-10
Hoofdwerk
Geschikte bak onder de radiateur klaarzetten.
Radiateurdop 1 verwijderen.
Schroef 2 verwijderen.
Koelmiddel volledig laten uitlopen.
Schroef 2 met nieuwe pakking monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
101160-10
Geschikte bak onder de motor klaarzetten.
Schroef 3 verwijderen.
Koelmiddel volledig laten uitlopen.
Schroef 3 met nieuwe pakking monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef waterpompdeksel M6 10 Nm
14.5Koelsysteem vullen/ontluchten x
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingKoelmiddel is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Erop letten dat koelmiddel niet in aanraking komt met huid, ogen of kleding. Bij contact met de ogen meteen met water spoe-
len en een arts raadplegen. Huid bij contact meteen reinigen met water en zeep. Als koelmiddel is ingeslikt meteen een arts
raadplegen. Kleding die met koelmiddel in aanraking is gekomen uittrekken. Houd koelmiddel buiten bereik van kinderen.
KOELSYSTEEM 146
Voorwerk
Zadel afnemen. ( pag. 71)
Brandstoftank terugzetten. ( pag. 73)
101161-10
Hoofdwerk
Controleren of de aftapschroeven op de radiateur en waterpompdeksel vastgedraaid zijn.
Ontluchtingsschroef 1 verwijderen.
0
0
A
A
400677-10
Het voertuig in de afgebeelde positie zetten en beveiligen tegen wegrollen. Er moet een
hoogteverschil van A moet worden bereikt.
Voorgeschreven waarde
Hoogteverschil A 50 cm
Info
Om alle lucht uit het koelsysteem te laten ontsnappen moet het voertuig vooraan
iets worden opgetild. Een slechts ontlucht koelsysteem heeft een lager koelver-
mogen waardoor de motor oververhit kan raken.
KOELSYSTEEM 147
101162-10
Radiateurdop eraf halen en koelmiddel vullen totdat deze zonder luchtbellen uit de
ontluchtingsopening stroomt en meteen de ontluchtingsschroef 1 monteren en vast-
draaien.
Alternatief 1
Koelmiddel ( pag. 191)
Alternatief 2
Koelmiddel (gebruiksklaar gemengd) ( pag. 192)
Radiateur volledig vullen met koelmiddel. Radiateurdop monteren.
Voertuig op zijstandaard zetten.
Koelmiddelpeil in het vaste reservoir controleren. ( pag. 143)
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid
en/of de dood tot gevolg hebben.
Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zorgen,
de motor niet in een gesloten ruimte starten of laten draaien zonder een
geschikte afzuiginstallatie.
Motor starten en laten warmlopen totdat de rijtemperatuur is bereikt.
6 balkjes van de temperatuurindicatie branden.
Motor uitzetten en laten afkoelen.
Na het afkoelen nog een keer het koelmiddelpeil in de radiateur controleren en indien
nodig koelmiddel bijvullen.
Koelmiddelpeil in het vaste reservoir controleren. ( pag. 143)
Nawerk
Brandstoftank positioneren. ( pag. 74)
Zadel monteren. ( pag. 72)
MOTOR AFSTELLEN 148
15.1Gaskabelspeling controleren
400192-10
Controleren of gashendel soepel beweegt.
Stuur in rechtuitstand zetten. Gashendel licht heen en weer bewegen en de speling van
de gaskabel bepalen.
Speling gaskabel 3… 5 mm
» Als de speling van de gaskabel niet met de voorgeschreven waarde overeenkomt:
Speling gaskabel instellen. x ( pag. 149)
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid
en/of de dood tot gevolg hebben.
Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zorgen,
de motor niet in een gesloten ruimte starten of laten draaien zonder een
geschikte afzuiginstallatie.
Motor starten en stationair laten draaien. Stuur over het gehele stuurbereik heen en
weer bewegen.
Het stationaire toerental mag daarbij niet veranderen.
» Als het stationair toerental verandert:
Speling gaskabel instellen. x ( pag. 149)
MOTOR AFSTELLEN 149
15.2Speling gaskabel instellen x
101610-10
Stuur in rechtuitstand zetten.
Regelklepsteller met KTM-diagnosetool in de uitgangspositie zetten.
Manchette 1 naar achteren schuiven.
Contramoer 2 losdraaien.
Gaskabelspeling met de stelschroef 3 instellen.
Voorgeschreven waarde
Speling gaskabel 3… 5 mm
Contramoer 2 vastdraaien.
Manchetten 1 erop schuiven.
Controleren of de gashendel soepel beweegt.
15.3Stekkerverbinding ontstekingscurve
101611-10
De stekkerverbinding bevindt zich onder het zadel voor het achterlicht.
Door het loskoppelen van de steekverbinding wordt een ontstekingscurve voor brandstof met
een octaangetal lager dan 95 (ROZ 95 / RON 95 / PON 91) geactiveerd. De motor verliest
daardoor slechts weinig vermogen, maar er wordt voorkomen dat er door slechte brandstof
vonkontstekingen plaatsvinden die de motor kunnen beschadigen.
Mogelijke toestanden
Stekkerverbinding los Voor het vullen van de brandstoftank kan brandstof met 80 tot
94 octaan (ROZ) worden gebruikt.
Stekkerverbinding aangesloten Er kan brandstof vanaf 95 octaan worden gebruikt.
MOTOR AFSTELLEN 150
15.4Ontstekingscurve aanpassen aan brandstofkwaliteit
Werkzaamheden vooraf
Contact uitschakelen, daarvoor de contactsleutel in de stand OFF draaien.
Zadel afnemen. ( pag. 71)
Ontstekingscurve voor brandstof met laag octaangetal activeren:
Aanwijzing
Beschadiging van de motorSlechte brandstofkwaliteit is nadelig voor de motor.
Het voertuig maximaal één brandstoftankvulling laten rijden met een octaangetal lager dan 95 (ROZ 95 / RON 95 / PON 91).
De ontstekingscurve moet worden ingesteld op brandstof met een laag octaangetal.
Stekkerverbinding loskoppelen.
Stekkerverbinding los Voor het vullen van de brandstoftank kan brandstof met 80 tot 94 octaan (ROZ) worden gebruikt.
( pag. 149)
Ontstekingscurve voor brandstof met een octaangetal vanaf 95 (ROZ 95 / RON 95 / PON 91) activeren:
Stekkerverbinding aansluiten.
Stekkerverbinding aangesloten Er kan brandstof vanaf 95 octaan worden gebruikt. ( pag. 149)
Werkzaamheden achteraf
Zadel monteren. ( pag. 72)
MOTOR AFSTELLEN 151
15.5Uitgangspositie versnellingshendel controleren
00
0
AA
400692-10
In de rijpositie op het voertuig gaan zitten en de afstand A meten tussen de bovenkant
van de laars en versnellingshendel.
Afstand versnellingshendel tot bovenkant
laars
10… 20 mm
» Als de afstand niet met de voorgeschreven waarde overeenkomt:
Uitgangspositie van de versnellingshendel instellen. x ( pag. 151)
15.6Uitgangspositie versnellingshendel instellen x
101172-10
Schroef 1 verwijderen en versnellingshendel 2 verwijderen.
MOTOR AFSTELLEN 152
101173-10
Vertanding A van versnellingshendel en schakelas reinigen.
Versnellingshendel in de gewenste positie op de schakelas steken en de tanden laten
grijpen.
Info
Het instelbereik is beperkt.
De versnellingshendel mag bij het schakelen de voertuigcomponenten niet
raken.
Schroef monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef versnellingshendel M6 10 Nm Loctite
®
243™
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 153
16.1Motoroliepeil controleren
Werkzaamheden vooraf
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid
en/of de dood tot gevolg hebben.
Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zorgen,
de motor niet in een gesloten ruimte starten of laten draaien zonder een
geschikte afzuiginstallatie.
Motor starten en laten warmlopen totdat de rijtemperatuur is bereikt.
6 balkjes van de temperatuurindicator branden.
101168-10
Hoofdwerkzaamheden
Motor uitzetten.
Motorfiets op een horizontaal oppervlak verticaal neerzetten (niet op de zijstandaard).
Info
Na het afzetten van de motor eerst een minuut wachten en dan pas controleren.
Motoroliepeil op oliekijkglas 1 controleren.
Het motoroliepeil moet tussen de bovenste 2 en onderste markering 3 liggen.
» Als het motoroliepeil niet in het aangegeven bereik ligt:
Motorolie bijvullen. ( pag. 160)
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 154
16.2Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeven reinigen x
B00119-01
Motorolie aftappen, oliefilter vervangen en oliezeven reinigen. x ( pag. 154)
Motorolie vullen. x ( pag. 158)
16.3Motorolie aftappen, oliefilter vervangen en oliezeven reinigen x
Waarschuwing
Gevaar voor brandwondenTijdens het rijden worden de motor- en transmissieolie in de motorfiets zeer heet.
Geschikte beschermende kleding en een veiligheidshandschoenen dragen. Verbrande huid meteen onder lauw water houden.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
De motorolie moet worden afgetapt als de motor warm is.
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 155
700611-10
Geschikte bak onder de motor klaarzetten.
Olieaftapschroef 1 met magneet en pakking verwijderen.
Motorolie volledig uit de motor laten stromen.
700610-10
Schroeven 2 verwijderen en deksel 3 eraf halen.
700612-10
Oliezeef 4 met een tang uit het motorhuis trekken.
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 156
101171-10
Geschikte bak onder de motor klaarzetten.
Olie-aftapschroef 5 verwijderen.
Motorolie volledig uit de olietank laten stromen.
Schroeven 6 verwijderen en olieleiding 7 opzij zwenken.
700615-10
Oliezeef 8 uit de olietank trekken.
700617-10
Schroef 9 losdraaien en olieleiding opzij zwenken.
Schroeven verwijderen. Oliefilterdeksel bk met keerring verwijderen.
Oliefilter bl uit het oliefilterhuis trekken.
Seegerringtang verkeerd (51012011000)
Motorolie volledig laten uitlopen.
Alle oliezeven en olieaftapschroeven met magneet grondig reinigen.
Alle afdichtvlakken reinigen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 157
700618-10
Oliefilter bl plaatsen.
Keerring van het oliefilterdeksel insmeren met olie.
Oliefilterdeksel bk monteren. Schroeven monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven motor M5 6 Nm
Olieleiding positioneren. Schroef 9 monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer olieleiding M16x1,5 25 Nm
700614-10
Pakking bm van de oliezeef controleren op beschadigingen en goed vastzitten.
Oliezeef 8 in de olietank steken.
101171-10
Olieleiding 7 positioneren. Schroeven 6 monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven motor M6 10 Nm
Olieaftapschroef 5 met magneet en nieuwe pakking monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Olieaftapschroef met magneet M12x1,5 25 Nm
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 158
700611-10
Olieaftapschroef 1 met magneet en nieuwe pakking monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Olieaftapschroef met magneet M22x1,5 35 Nm
700616-10
Oliezeef 4 met de markering TOP naar boven in het motorhuis schuiven.
Vormring in deksel 3 controleren op beschadigingen en correct vastzitten.
Deksel positioneren. Schroeven monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef koppelingsdeksel M6 10 Nm
16.4Motorolie vullen x
Info
Te weinig motorolie of olie van onvoldoende kwaliteit leidt tot voortijdige slijtage van de motor.
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 159
101169-10
De hoeveelheid olie moet in twee stappen worden gevuld.
Motorolie 3,0 l Buitentemperatuur:
0 °C
Motorolie
(SAE 10W/50)
( pag. 192)
Buitentemperatuur:
< 0 °C
Motorolie
(SAE 5W/40)
( pag. 192)
Afsluitschroef 1 verwijderen en motorolie tot de bovenste markering 2 vullen.
Afsluitschroef monteren.
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid
en/of de dood tot gevolg hebben.
Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zorgen,
de motor niet in een gesloten ruimte starten of laten draaien zonder een
geschikte afzuiginstallatie.
Motor starten en laten warmlopen totdat de rijtemperatuur is bereikt.
6 balkjes van de temperatuurindicator branden.
Smeersysteem controleren op lekkage.
Motor uitzetten.
Motorfiets op een horizontaal oppervlak verticaal neerzetten (niet op de zijstandaard).
Afsluitschroef verwijderen.
Motorolie tot bovenste markering 2 vullen.
Afsluitschroef monteren.
SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR 160
16.5Motorolie bijvullen
Info
Te weinig motorolie of olie van onvoldoende kwaliteit leidt tot voortijdige slijtage van de motor.
Het motoroliepeil moet bij een warme motor worden gecorrigeerd.
101169-10
Afsluitschroef 1 verwijderen en motorolie tot de bovenste markering 2 vullen.
Voorwaarden
Buitentemperatuur: 0 °C
Motorolie (SAE 10W/50) ( pag. 192)
Voorwaarden
Buitentemperatuur: < 0 °C
Motorolie (SAE 5W/40) ( pag. 192)
Info
Voor een optimale prestatie van de motorolie wordt aangeraden geen verschil-
lende motoroliesoorten te mengen.
We raden aan indien nodig de motorolie te verversen.
Afsluitschroef monteren.
REINIGING, ONDERHOUD 161
17.1Motorfiets reinigen
Aanwijzing
Materiële schadeBeschadiging en vernietiging van componenten door hogedrukreiniger.
Het voertuig nooit met een hogedrukreiniger of een harde waterstraal reinigen. De te hoge druk kan in de elektrische componenten,
steekverbindingen, bowdenkabels, lagers dringen en storingen veroorzaken en/of deze onderdelen vernietigen.
Waarschuwing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.
Info
De motorfiets regelmatig reinigen, zo blijven de waarde en het uiterlijk gedurende langere tijd behouden.
Directe zonnestralen op de motorfiets tijdens het reinigen vermijden.
401061-01
Hoofdwerk
Uitlaatsysteem afsluiten, om te voorkomen dat er water indringt.
Grove vervuiling met een zachte waterstraal verwijderen.
Sterk vervuilde plekken met een normale in de handel verkrijgbare motorfietsreiniger
inspuiten en met een kwastje behandelen.
Motorfietsreiniger ( pag. 196)
Info
Warm water met een normale in de handel verkrijgbare motorfietsreiniger en een
spons gebruiken voor het reinigen van het voertuig.
Als u met het voertuig door strooizout bent gereden, moet hij in koud water wor-
den gereinigd. Warm water versterkt de zoutwerking.
REINIGING, ONDERHOUD 162
Nadat de motorfiets grondig met een zachte waterstraal is afgespoeld, moet deze met
perslucht en een doek worden gedroogd.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerminderde remwerking door natte of vervuilde rem-
men.
Vervuilde of natte remmen voorzichtig schoon- resp. droogremmen.
Na de reiniging een korte rit rijden, totdat de motor de rijtemperatuur heeft bereikt en
daarbij ook de remmen gebruiken.
Info
Door de warmte verdampt het water ook op de ontoegankelijk plekken van de
motor en de remmen.
Nawerk
Na het afkoelen van de motorfiets alle glij- en lagerpunten smeren.
Ketting reinigen. ( pag. 76)
Blank metalen onderdelen (met uitzondering van de remschijven en het uitlaatsysteem)
met antiroestmiddel behandelen.
Reinigings- en conserveringsmiddel voor metaal en rubber ( pag. 196)
Alle gelakte onderdelen behandelen met een onderhoudsmiddel voor lakken.
Hoogglans-politoer voor lak ( pag. 195)
Contact-/stuurslot, tankslot en zadelslot insmeren met olie.
Universele oliespray ( pag. 196)
REINIGING, ONDERHOUD 163
17.2Controle en onderhoud voor rijden in de winter
Info
Als de motorfiets ook in de winter wordt gebruikt, moet rekening worden gehouden met strooizout op de wegen. Daarom moeten er
voorzorgsmaatregelen worden genomen tegen het agressieve strooizout.
Als u met het voertuig door strooizout bent gereden, moet hij na het einde van de rit met koud water worden gereinigd. Warm water
versterkt de zoutwerking.
401060-01
Motorfiets reinigen. ( pag. 161)
Remmen reinigen.
Info
Na IEDERE rit op wegen met strooizout moeten de remklauwen en remplaketten
in afgekoelde en gemonteerde toestand, grondig met koud water worden gerei-
nigd en goed worden gedroogd.
Na het rijden op wegen met strooizout moet de motorfiets grondig met koud
water gereinigd en goed gedroogd worden.
Motor, achterbrug en alle overige blanke of verzinkte onderdelen (met uitzondering van
de remschijven) met antiroestmiddel op wasbasis behandelen.
Info
Er mag geen antiroestmiddel op de remschijven terechtkomen, aangezien daar-
door de remwerking sterk wordt verminderd.
Ketting reinigen. ( pag. 76)
STALLING 164
18.1Stalling
Info
Als u de motorfiets voor langere tijd niet wilt gebruiken moet u volgende maatregelen nemen of laten nemen.
Voordat u de motorfiets gaat stallen eerst controleren of alle onderdelen goed werken en niet zijn versleten. Als er servicewerkzaam-
heden, reparaties of wijzigingen nodig zijn kunt u dat het beste doen tijdens de overwintering (minder drukte bij de garages). Zo
voorkomt u lange wachttijden bij aanvang van het seizoen.
401058-01
Probeer de brandstoftank zoveel mogelijk leeg te rijden, zodat u hem met verse brand-
stof kunt vullen als u weer gaat rijden.
Motorfiets reinigen. ( pag. 161)
Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeven reinigen. x ( pag. 154)
Antivries en koelmiddelpeil controleren. ( pag. 140)
Bandenspanning controleren. ( pag. 107)
Accu uitbouwen. x ( pag. 108)
Accu laden. x ( pag. 111)
Voorgeschreven waarde
Opslagtemperatuur van de accu zonder
directe blootstelling aan zonnestralen
0… 35 °C
Voertuig stallen op een droge plaats en niet blootstellen aan grote temperatuurschom-
melingen.
Info
KTM adviseert om de motorfiets op te krikken.
Motorfiets met hefbok achteraan opkrikken. ( pag. 70)
Motorfiets met hefbok vooraan opkrikken. ( pag. 69)
STALLING 165
De motorfiets afdekken met een luchtdoorlatend dekzeil of een deken.
Info
In geen geval mogen hiervoor luchtdichte materialen worden gebruikt, omdat er
dan geen vocht kan ontsnappen en er corrosie ontstaat.
Het is zeer slecht de motor van een gestalde motorfiets voor korte tijd te laten
draaien. Aangezien de motor daarbij niet voldoende warm wordt, condenseert
de waterdamp die bij de verbranding ontstaat en leidt ertoe dat de kleppen en
uitlaat gaan roesten.
18.2Inbedrijfname na stalling
401059-01
Motorfiets van hefbok vooraan nemen. ( pag. 69)
Motorfiets van hefbok achteraan nemen. ( pag. 70)
Accu laden. x ( pag. 111)
Accu monteren. x ( pag. 110)
Tijd instellen. ( pag. 29)
Brandstof tanken. ( pag. 55)
Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfname uitvoeren. ( pag. 45)
Een proefrit maken.
FOUTEN OPSPOREN 166
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Motor draait bij het indrukken van de
e-starterknop niet door
Bedieningsfouten Werkstappen voor de startprocedure uitvoeren.
( pag. 46)
Accu leeg
Accu laden. x ( pag. 111)
Ruststroom controleren. x
Zekering 1 of 5 doorgesmolten Zekeringen van de afzonderlijke stroomverbrui-
kers vervangen. ( pag. 116)
Hoofdzekering doorgesmolten Hoofdzekering vervangen. ( pag. 113)
Contact-/stuurslot en/of noodstopscha-
kelaar defect
Noodstopschakelaar controleren. x
Contact-/stuurslot controleren. x
Veiligheidsstartsysteem defect
Veiligheidsstartsysteem controleren. x
EWS-besturingsunit niet geactiveerd
EWS-besturingsunit activeren. x
Fout in CAN-bus communicatie Foutengeheugen met KTMdiagnosetool uitle-
zen. x
Gecombineerd instrument defect
Gecombineerd instrument controleren. x
Besturingsapparaat e-startblokkering
defect
Besturingsapparaat e-startblokkering controle-
ren. x
Motor draait alleen door, als de koppe-
lingshendel is getrokken
Er is een versnelling geschakeld Versnelling in neutraal schakelen.
Veiligheidsstartsysteem defect
Veiligheidsstartsysteem controleren. x
Motor draait door, hoewel er een ver-
snelling is geschakeld
Veiligheidsstartsysteem defect
Veiligheidsstartsysteem controleren. x
Motor draait door, maar springt niet
aan
Koppeling brandstofslangverbinding
niet verbonden
Koppeling brandstofslangverbinding verbinden.
Stekkerverbinding van kabelboom ver-
roest
Stekkerverbinding reinigen en met contactspray
behandelen.
FOUTEN OPSPOREN 167
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
Motor draait door, maar springt niet
aan
Fout in het brandstofinspuitsysteem Foutengeheugen met KTMdiagnosetool uitle-
zen. x
Motor heeft te weinig vermogen Luchtfilter sterk vervuild
Luchtfilter vervangen. x
Fout in het brandstofinspuitsysteem Foutengeheugen met KTMdiagnosetool uitle-
zen. x
Motor wordt overmatig heet Te weinig koelmiddel in koelsysteem
Koelsysteem controleren op lekkage. x
Antivries en koelmiddelpeil controleren.
( pag. 140)
Radiateurlamellen sterk vervuild Radiateurlamellen reinigen.
Schuimvorming in het koelsysteem
Koelmiddel aftappen. x ( pag. 144)
Koelsysteem vullen/ontluchten. x ( pag. 145)
Geknikte of beschadigde radiateurslang
Radiateurslang vervangen. x
Zekering 4 doorgesmolten Zekeringen van de afzonderlijke stroomverbrui-
kers vervangen. ( pag. 116)
Thermostaat defect
Thermostaat controleren. x
Defect aan het ventilatiesysteem van
radiateur
Radiateurventilator controleren. x
Lucht in het koelsysteem
Koelsysteem vullen/ontluchten. x ( pag. 145)
FI waarschuwingslampje (MIL) brandt
of knippert
Fout in het brandstofinspuitsysteem Foutengeheugen met KTMdiagnosetool uitle-
zen. x
Motor slaat tijdens het rijden af Onvoldoende brandstof Brandstof tanken. ( pag. 55)
Zekering 1 of 5 doorgesmolten Zekeringen van de afzonderlijke stroomverbrui-
kers vervangen. ( pag. 116)
ABS-waarschuwingslampje brandt Zekering ABS doorgesmolten Zekeringen ABS vervangen. ( pag. 115)
FOUTEN OPSPOREN 168
Fout Mogelijke oorzaak Maatregel
ABS-waarschuwingslampje brandt Wieltoerental van voor- en achterwiel
wijkt sterk af
Stoppen, ontsteking uitschakelen, opnieuw star-
ten.
Fout in ABS ABS-foutengeheugen uitlezen met
KTM-diagnosetool. x
Hoog olieverbruik Motoroliepeil te hoog Motoroliepeil controleren. ( pag. 153)
Vloeibaarheid motorolie te dun (visco-
siteit)
Motorolie verversen, oliefilter vervangen en olie-
zeven reinigen. x ( pag. 154)
Koplamp en achterlicht werken niet Zekering 2 doorgesmolten Zekeringen van de afzonderlijke stroomverbrui-
kers vervangen. ( pag. 116)
Richtingaanwijzer, waarschuwingsknip-
perlichten, remlicht en claxon werken
niet
Zekering 1 of 3 doorgesmolten Zekeringen van de afzonderlijke stroomverbrui-
kers vervangen. ( pag. 116)
Accu leeg Contact bij het uitzetten van het voer-
tuig niet uitgeschakeld
Accu laden. x ( pag. 111)
Accu wordt niet geladen door de
dynamo
Laadspanning controleren. x
Er wordt niets weergegeven op de dis-
play van het gecombineerde instru-
ment
Zekering 6 doorgesmolten Zekeringen van de afzonderlijke stroomverbrui-
kers vervangen. ( pag. 116)
Snelheidsindicator in het gecombi-
neerde instrument werkt niet
Kabelboom van de wieltoerentalsensor
en/of stekkerverbinding verroest
Wieltoerentalsensor controleren. x
KNIPPERCODE WEGRIJBLOKKERING 169
Knippercode controlelampje weg-
rijblokkering
12 Controlelampje wegrijblokkering knippert 1x kort, 1 seconde pauze, 2x kort
Voorwaarde voor fout Geen enkele contactsleutel geactiveerd
Knippercode controlelampje weg-
rijblokkering
13 Controlelampje wegrijblokkering knippert 1x kort, 1 seconde pauze, 3x kort
Voorwaarde voor fout Antenne EWS-besturingsunit werkt niet goed
Knippercode controlelampje weg-
rijblokkering
14 Controlelampje wegrijblokkering knippert 1x kort, 1 seconde pauze, 4x kort
Voorwaarde voor fout Verkeerde werking in transponder van zwarte contactsleutel
Knippercode controlelampje weg-
rijblokkering
15 Controlelampje wegrijblokkering knippert 1x kort, 1 seconde pauze, 5x kort
Voorwaarde voor fout Zwarte contactsleutel niet geactiveerd
Knippercode controlelampje weg-
rijblokkering
16 Controlelampje wegrijblokkering knippert 1x kort, 1 seconde pauze, 6x kort
Voorwaarde voor fout Versleuteling EWS-besturingsunit naar zwarte contactsleutel werkt niet goed
KNIPPERCODE WEGRIJBLOKKERING 170
Knippercode controlelampje weg-
rijblokkering
21 Controlelampje wegrijblokkering knippert 2x kort, 1 seconde pauze, 1x kort
Voorwaarde voor fout EWS-besturingsunit niet geactiveerd
Knippercode controlelampje weg-
rijblokkering
31 Controlelampje wegrijblokkering knippert 3x kort, 1 seconde pauze, 1x kort
Voorwaarde voor fout Versleutelingsaanvraag van EFI-besturingsunit naar EWS- besturingsunit werkt niet goed
Knippercode controlelampje weg-
rijblokkering
32 Controlelampje wegrijblokkering knippert 3x kort, 1 seconde pauze, 2x kort
Voorwaarde voor fout Verkeerde werking CAN-bus communicatie
Knippercode controlelampje weg-
rijblokkering
60 Controlelampje wegrijblokkering knippert 6x kort
Voorwaarde voor fout Verkeerde werking E²PROM
KNIPPERCODE MOTORBESTURING 171
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
02 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 2x kort
Voorwaarde voor fout Schakelcircuit impulsgever - fout in schakelcircuit
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
06 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 6x kort
Voorwaarde voor fout Regelklepsensor circuit A - ingangssignaal te laag
Regelklepsensor circuit A - ingangssignaal te hoog
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
07 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 7x kort
Voorwaarde voor fout Regelklepsensor circuit B - ingangssignaal te laag
Regelklepsensor circuit B - ingangssignaal te hoog
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
09 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 9x kort
Voorwaarde voor fout Druksensor inlaatluchtbuis cilinder 1 - ingangsignaal te laag
Druksensoraanzuigbuis cilinder 1 - ingangssignaal te hoog
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
11 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 1x lang, 1x kort
Voorwaarde voor fout Druksensoraanzuigbuis cilinder 2 - ingangssignaal te laag
Druksensoraanzuigbuis cilinder 2 - ingangssignaal te hoog
KNIPPERCODE MOTORBESTURING 172
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
12 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 1x lang, 2x kort
Voorwaarde voor fout Temperatuursensor koelmiddel - ingangssignaal te laag
Temperatuursensor koelmiddel - ingangssignaal te hoog
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
13 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 1x lang, 3x kort
Voorwaarde voor fout Temperatuursensor inlaatlucht - ingangsignaal te laag
Temperatuursensor inlaatlucht - ingangsignaal te hoog
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
14 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 1x lang, 4x kort
Voorwaarde voor fout Druksensor omgevingslucht - ingangssignaal te laag
Druksensor omgevingslucht - ingangssignaal te hoog
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
15 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 1x lang, 5x kort
Voorwaarde voor fout Hellingshoeksensor (A/D type) - ingangssignaal te laag
Hellingshoeksensor (A/D type) - ingangssignaal te hoog
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
17 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 1x lang, 7x kort
Voorwaarde voor fout Lambdasonde cilinder 1, sonde 1 - fout in schakelcircuit
KNIPPERCODE MOTORBESTURING 173
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
18 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 1x lang, 8x kort
Voorwaarde voor fout Lambdasonde cilinder 2, sonde 1 - fout in schakelcircuit
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
24 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 2x lang, 4x kort
Voorwaarde voor fout Voedingsspanning - fout in schakelcircuit
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
25 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 2x lang, 5x kort
Voorwaarde voor fout Zijstandaard (A/D type) - fout in schakelcircuit
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
33 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 3x lang, 3x kort
Voorwaarde voor fout Inspuitklep cilinder 1 - fout in schakelcircuit
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
34 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 3x lang, 4x kort
Voorwaarde voor fout Inspuitklep cilinder 2 - fout in schakelcircuit
KNIPPERCODE MOTORBESTURING 174
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
37 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 3x lang, 7x kort
Voorwaarde voor fout Bobine 1, cilinder 1 - fout in schakelcircuit
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
38 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 3x lang, 8x kort
Voorwaarde voor fout Bobine 1, cilinder 2 - fout in schakelcircuit
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
41 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 4x lang, 1x kort
Voorwaarde voor fout Besturing brandstofpomp - onderbreking/kortsluiting met massa
Besturing brandstofpomp - ingangssignaal te hoog
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
45 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 4x lang, 5x kort
Voorwaarde voor fout Lambdasonde verwarming cilinder 1, sonde 1 - onderbreking/kortsluiting met massa
Lambdasonde verwarming cilinder 1, sonde 1 - ingangssignaal te hoog
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
46 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 4x lang, 6x kort
Voorwaarde voor fout Lambdasonde verwarming cilinder 2, sonde 1 - onderbreking/kortsluiting met massa
Lambdasonde verwarming cilinder 2, sonde 1 - ingangssignaal te hoog
KNIPPERCODE MOTORBESTURING 175
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
49 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 4x lang, 9x kort
Voorwaarde voor fout Smoorklepsteller circuit A - fout in schakelcircuit
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
50 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 5x kort
Voorwaarde voor fout Smoorklepsteller circuit B - fout in schakelcircuit
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
54 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 5x lang, 4x kort
Voorwaarde voor fout Secundaire luchtklep - onderbreking/kortsluiting met massa
Secundaire luchtklep - ingangssignaal te hoog
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
68 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 6x lang, 8x kort
Voorwaarde voor fout Druksensor aanzuigbuis cilinder 1 - aansluiting niet dicht
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
69 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 6x lang, 9x kort
Voorwaarde voor fout Druksensor aanzuigbuis cilinder 2 - aansluiting niet dicht
KNIPPERCODE MOTORBESTURING 176
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
81 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 8x lang, 1x kort
Voorwaarde voor fout EWSbesturingsunit - fout in schakelcircuit
Knippercode FI waarschuwings-
lampje (MIL)
91 FI waarschuwingslampje (MIL) knippert 9x lang, 1x kort
Voorwaarde voor fout Fout CAN-bus communicatie
TECHNISCHE GEGEVENS - MOTOR 177
Bouwwijze 2-cilinder 4-takt ottomotor, 75° V-indeling, gekoeld met vloeistof
Cilinderinhoud 999 cm³
Slag 62,4 mm
Boring 101 mm
Compressie 11,5:1
Besturing DOHC, 4 kleppen per cilinder, aandrijving via ketting
Klep - diameter
Afvoer 33 mm
Invoer 38 mm
Klepspeling
Afvoer bij: 20 °C 0,25… 0,30 mm
Invoer bij: 20 °C 0,10… 0,15 mm
Krukaslager Glijlager
Drijfstanglager Glijlager
Zuigers Lichtmetaal gesmeed
Zuigerveer 1 L-ring, 1 conische ring, 1 olieschraapveer
Motorsmering Dry-sump smering met 2 rotorpompen
Primaire overbrenging 35:67
Koppeling Meerplaats-koppeling in oliebad / hydraulisch bediend
Aandrijving 6 versnellingen met klauwschakeling
Overbrengingsverhouding
1e versnelling 12:35
2e versnelling 15:32
3e versnelling 18:30
4e versnelling 20:27
TECHNISCHE GEGEVENS - MOTOR 178
5e versnelling 24:27
6e versnelling 27:26
Mengselbehandeling Elektronisch aangestuurde brandstofinspuiting
Ontstekingssysteem Contactvrij aangestuurd volledig elektronisch ontstekingssysteem
met digitale ontstekingsvertraging
Dynamo 12 V, 450 W
Bougie NGK LKAR8BI9
Elektrodenafstand bougie 0,8 mm
Koeling Vloeistofkoeling, permanente circulatie koelmiddel door water-
pomp
Stationair toerental 1.400… 1.500 1/min
Starthulp E-starter
22.1Vulhoeveelheid - motorolie
Motorolie 3,0 l Buitentemperatuur: 0 °C Motorolie (SAE 10W/50)
( pag. 192)
Buitentemperatuur: < 0 °C Motorolie (SAE 5W/40)
( pag. 192)
22.2Vulhoeveelheid - koelmiddel
Koelmiddel 2,10 l Koelmiddel ( pag. 191)
Koelmiddel (gebruiksklaar gemengd) ( pag. 192)
AANHAALMOMENTEN MOTOR 179
Schroef olie-inspuitbuis M4 6 Nm
Loctite
®
243™
Slangklem aanzuigflens M4 1,5 Nm
Overige schroeven motor M5 6 Nm
Schroef hoekaansluiting aan klepdeksel M5 3 Nm
Loctite
®
243™
Schroef lagerborging M5 6 Nm
Loctite
®
243™
Schroef sensor versnellingsherkenning M5 3 Nm
Loctite
®
243™
Schroef vergrendelingshendel M5 6 Nm
Loctite
®
243™
Afsluitschroef onderdrukaansluiting M6 5 Nm
Loctite
®
243™
Moer cilinderkop M6 8 Nm
Onderdrukaansluiting M6 2,5 Nm
Loctite
®
243™
Overige schroeven motor M6 10 Nm
Schroef dynamodeksel M6 10 Nm
Schroef impulsgever M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef klepdeksel M6 10 Nm
Schroef koppelingsdeksel M6 10 Nm
Schroef koppelingsveer M6 10 Nm
Schroef lagerbout in dynamodeksel M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef motorhuis M6 10 Nm
Schroef nokkenaslagerplaat M6 10 Nm
Schroef oliepomphuis M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef startmotor M6 10 Nm
Schroef stationairhouder M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef stator M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef versnellingshendel M6 10 Nm
Loctite
®
243™
AANHAALMOMENTEN MOTOR 180
Schroef versnellingsvergrendeling M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef vrijloopnaaf M6 13 Nm
Loctite
®
648™
Schroef waterpompdeksel M6 10 Nm
Schroef waterpompwiel M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Olievernevelaar M6x0,75 4 Nm
Loctite
®
243™
Schroef geledingsrail distributieketting M8 15 Nm
Loctite
®
243™
Schroef koppelingsdeksel M8 15 Nm
Schroef nokkenaslagerplaat M8 1e niveau
10 Nm
2e niveau
18 Nm
Schroef spanrail distributieketting M8 20 Nm
Loctite
®
243™
Tapeind uitlaatflens M8 15 Nm
Afsluitschroef koppelingssmering M10 15 Nm
Moer cilinderkop (buitenliggend) M10 1e niveau
23 Nm
2e niveau
34 Nm
Geldt alleen bij gebruik van:
Ringsleutelelement 13 mm
(60029081000)
Geolied met motorolie
Moer cilinderkop aan kettingkast M10 1e niveau
25 Nm
2e niveau
38 Nm
Geolied met motorolie
Schroef lagerpen dubbel stuurwiel M10 30 Nm
Oliedrukschakelaar M10x1 10 Nm
AANHAALMOMENTEN MOTOR 181
Schroef drijfstanglager M10x1 1e niveau
25 Nm
2e niveau
30 Nm
3e niveau
60°
Bougie M12x1,25 18 Nm
Afsluitschroef cilinderkop (2e cilinder) M12x1,5 25 Nm
Temperatuursensor koelmiddel M12x1,5 12 Nm
Afsluitschroef oliefilterhuis M14x1,5 15 Nm
Loctite
®
243™
Afsluitschroef distributiekettingspanner M16x1,5 20 Nm
Ontluchtingsaansluiting dynamodeksel M16x1,5 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef rotor M16x1,5 150 Nm
Loctite
®
243™
Inschroefaansluitingen koelsysteem M20x1,5 10 Nm
Loctite
®
577
Moer balansas M20x1,5 120 Nm
Loctite
®
243™
Moer ketting-aandrijfwiel M20x1,5 100 Nm
Loctite
®
243™
Moer koppelingmeenemer M22x1,5 130 Nm
Loctite
®
243™
Olieaftapschroef met magneet M22x1,5 35 Nm
Schroef in dynamodeksel M24x1,5 8 Nm
Moer primair tandwiel M33LHx1,5 130 Nm
Loctite
®
243™
TECHNISCHE GEGEVENS - CHASSIS 182
Frame Buisframe van chroommolybdeen staalbuizen, geëloxeerd
Voorvork WP Suspension Up Side Down 4860 ROMA PA
Schokdemper WP Suspension 4618 BAVP DCC
Veerweg
voor 160 mm
achter 180 mm
Remsysteem
vooraan Dubbele schijfrem met radiaal gemonteerde remklauwen met vier
zuigers, remschijven vlottend gelagerd
achteraan Enkele schijfrem met remklauw met twee zuigers, remschijf vast
gelagerd
Remsysteem Twee onafhankelijk van elkaar werkende remcircuits met ABS (Anti
Blokkeer Systeem) - Brembo/Bosch
Remschijven - diameter
voor 305 mm
achter 240 mm
Remschijven - slijtagegrens
voor 4,5 mm
Remschijf - slijtagegrens
achter 4,5 mm
Bandenspanning Solo
vooraan 2,4 bar
achteraan 2,4 bar
Bandenspanning met bijrijder / volledige nuttige belasting
vooraan 2,4 bar
TECHNISCHE GEGEVENS - CHASSIS 183
achteraan 2,6 bar
Secundaire overbrenging 17:41
Ketting 5/8 x 5/16” Xring
Balhoofdhoek 65,6°
Wielstand 1.505±15 mm
Zithoogte onbelast 875 mm
Afstand van bodem, onbelast 195 mm
Gewicht zonder brandstof ca. 192 kg
Maximaal toegestane asbelasting voor 160 kg
Maximaal toegestane asbelasting achter 250 kg
Maximaal toegestaan totaalgewicht 400 kg
Accu YTZ14S Accuspanning: 12 V
Nominale capaciteit: 11,2 Ah
Onderhoudsvrij
Zekering 75011088010 10 A
Zekering 75011088015 15 A
Zekering 58011109130 30 A
24.1Lampen
Dimlicht/groot licht H4 / sokkel P43t 12 V
60/55 W
Zijlicht W5W / sokkel W2,1x9,5d 12 V
5 W
Instrumentverlichting en controlelampjes LED
TECHNISCHE GEGEVENS - CHASSIS 184
Richtingaanwijzer RY10W / sokkel BAU15s 12 V
10 W
Achterlicht WR5W / sokkel W2,1x9,5d 12 V
5 W
Remlicht PR21W / sokkel BAW15s 12 V
21 W
Nummerplaatverlichting W5W / sokkel W2,1x9,5d 12 V
5 W
24.2Vulhoeveelheid - brandstof
Brandstoftankvolume totaal ca. 15 l Brandstof super loodvrij (ROZ 95) ( pag. 191)
Brandstofreserve ca. 3,5 l
TECHNISCHE GEGEVENS - VOORVORK 185
Artikelnummer voorvork 14.18.7L.21
Voorvork WP Suspension Up Side Down 4860 ROMA PA
Ingaande demping
Comfort 20 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 10 klikken
Volledige nuttige belasting 10 klikken
Uitgaande demping
Comfort 20 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 10 klikken
Volledige nuttige belasting 10 klikken
Veervoorspanning - Preload Adjuster
Comfort 5 omwentelingen
Standaard 5 omwentelingen
Sport 3 omwentelingen
Volledige nuttige belasting 3 omwentelingen
Veerlengte met voorspanbus(sen) 386 mm
Veerconstante
Gemiddeld (standaard) 7,5 N/mm
Lengte voorvork 877 mm
Lengte luchtkamer 100±20 mm
Voorvorkolie per vorkpoot 750 ml Voorvorkolie (SAE 5) ( pag. 193)
TECHNISCHE GEGEVENS - SCHOKDEMPER 186
Artikelnummer schokdemper 15.18.7L.21
Schokdemper WP Suspension 4618 BAVP DCC
Ingaande demping low speed
Comfort 25 klikken
Standaard 20 klikken
Sport 15 klikken
Volledige nuttige belasting 15 klikken
Ingaande demping high speed
Comfort 2 omwentelingen
Standaard 1,5 omwentelingen
Sport 1 omwenteling
Volledige nuttige belasting 1 omwenteling
Uitgaande demping
Comfort 20 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 10 klikken
Volledige nuttige belasting 10 klikken
Veervoorspanning
Comfort 11 mm
Standaard 11 mm
Sport 11 mm
Volledige nuttige belasting 13 mm
Veerconstante
Gemiddeld (standaard) 140 N/mm
Veerlengte 200 mm
TECHNISCHE GEGEVENS - SCHOKDEMPER 187
Gasdruk 10 bar
Statische veerweg 20 mm
Inbouwlengte 372 mm
Stootdemperolie Stootdemperolie (SAE 2,5) (50180342S1) ( pag. 193)
TECHNISCHE GEGEVENS - AANHAALMOMENTEN CHASSIS 188
Overige schroeven chassis EJOT Delta PT 50x12 1,2 Nm
Overige schroeven chassis EJOT PT K50x12 T20 1,2 Nm
Overige schroeven chassis EJOT PT K50x18 T20 2 Nm
Schroef gecombineerd instrument EJOT Delta PT 45x12 1 Nm
Schroef onderste glijblok EJOT PT K60x20 2 Nm
Schroef remkabelhouder EJOT PT K60x20 2 Nm
Schroef zijstandaardschakelaar M4 2 Nm
Loctite
®
243™
Overige moeren chassis M5 5 Nm
Overige schroeven chassis M5 5 Nm
Schroef dopflens brandstoftank M5 3,3 Nm
Schroef glijblok M5 5 Nm
Schroef kijkglas motorolie M5 3,3 Nm
Schroef remkabelhouder M5 2 Nm
Schroef rempedaalvlak M5 6 Nm
Loctite
®
243™
Moer achterlicht M6 8 Nm
Overige moeren chassis M6 10 Nm
Overige schroeven chassis M6 10 Nm
Schroef brandstofkraan M6 6 Nm
Schroef brandstofpomp M6 6 Nm
Schroef glijblok M6 6 Nm
Loctite
®
243™
Schroef houder aan ABSeenheid M6 6 Nm
Schroef magneethouder aan zijstan-
daard
M6 6 Nm
Loctite
®
243™
Schroef rempedaalcilinder M6 10 Nm
Loctite
®
243™
Schroef spatbescherming M6 6 Nm
Loctite
®
243™
TECHNISCHE GEGEVENS - AANHAALMOMENTEN CHASSIS 189
Schroef spoiler M6 3,3 Nm
Schroef wieltoerentalsensor M6 6 Nm
Loctite
®
243™
Schroef zadelbevestiging brandstoftank M6 3,3 Nm
Moer bochtstuk aan cilinderkop M8 Draaivolgorde:
Moeren gelijkmatig vast-
draaien. Plaat niet verbuigen.
Overige moeren chassis M8 25 Nm
Overige schroeven chassis M8 25 Nm
Schroef asopname M8 15 Nm
Schroef bovenste kroonplaat M8 20 Nm
Schroef contactslot (een keer te gebrui-
ken)
M8
Loctite
®
243™
Schroef handgreep M8 20 Nm
Schroef onderste kroonplaat M8 15 Nm
Schroef remschijf achter M8 30 Nm
Loctite
®
243™
Schroef remschijf voor M8 30 Nm
Loctite
®
243™
Schroef stuurklemmen M8 20 Nm
Schroef uitlaatklem aan einddemper M8 20 Nm
Schroef uitlaatklem aan verdelerbuis M8 35 Nm
Schroef veerhouder aan zijstandaardcon-
sole
M8 25 Nm
Loctite
®
243™
Schroef voetsteunhouder achter M8 25 Nm
Loctite
®
243™
Schroef vorkbuis M8 20 Nm
Overige moeren chassis M10 45 Nm
Overige schroeven chassis M10 45 Nm
TECHNISCHE GEGEVENS - AANHAALMOMENTEN CHASSIS 190
Schroef motorophanging M10 45 Nm
Schroef stuuradapter M10 20 Nm
Schroef zijstandaard M10 35 Nm
Loctite
®
243™
Schroef zijstandaardconsole M10 45 Nm
Loctite
®
243™
Holle schroef remkabel M10x1 20 Nm
Remlichtschakelaar M10x1 20 Nm
Schroef achterdemper/kettingwiel M10x1,25 50 Nm
Loctite
®
243™
Schroef bovenste framearm M10x1,25 45 Nm
Loctite
®
243™
Schroef onderste framearm M10x1,25 45 Nm
Loctite
®
243™
Schroef remklauw voor M10x1,25 45 Nm
Loctite
®
243™
Olieaftapschroef met magneet M12x1,5 25 Nm
Schroef schokdemper boven M14x1,5 80 Nm Schroefdraad ingevet
Schroef schokdemper onder M14x1,5 80 Nm Schroefdraad ingevet
Schroefverbinding aanzuigleiding M14x1,5 45 Nm
Loctite
®
577
Moer olieleiding M16x1,5 25 Nm
Moer achterbrugbout M19x1,5 130 Nm Schroefdraad ingevet
Schroef balhoofd M20x1,5 12 Nm
Moer steekas achter M25x1,5 90 Nm Schroefdraad ingevet
Schroef steekas voor M25x1,5 45 Nm
GEBRUIKSSTOFFEN 191
Brandstof super loodvrij (ROZ 95)
Volgens
DIN EN 228 (ROZ 95)
Voorgeschreven waarde
Gebruik uitsluitend loodvrije superbenzine die voldoet aan de aangegeven norm of van dezelfde kwaliteit is.
Een aandeel van maximaal 10 % ethanol (E10 brandstof) kan daarbij zonder bezwaar worden gebruikt.
Info
Gebruik geen brandstof van methanol (bijv. M15, M85, M100) of met een aandeel van meer dan 10 % ethanol (bijv. E15,
E25, E85, E100).
Hydraulische olie (15)
Volgens
ISO VG (15)
Voorgeschreven waarde
Alleen hydraulische olie gebruiken die voldoet aan de aangegeven norm (zie gegevens op de verpakking) en over de geschikte eigen-
schappen beschikt. KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
Hydraulic Fluid 75
Koelmiddel
Voorgeschreven waarde
Alleen geschikt koelmiddel gebruiken (ook in landen met hoge temperaturen). Minderwaardig antivries kan leiden tot roestvorming en
schuimvorming. KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Mengverhouding
Antivries: 25… 45 °C 50 % antiroest/antivries
50 % gedestilleerd water
GEBRUIKSSTOFFEN 192
Koelmiddel (gebruiksklaar gemengd)
Antivries 40 °C
Leverancier
Motorex
®
Anti Freeze
Motorolie (SAE 10W/50)
Volgens
JASO T903 MA ( pag. 197)
SAE ( pag. 197) (SAE 10W/50)
Voorgeschreven waarde
Alleen motorolie gebruiken die voldoet aan de aangegeven normen (zie gegevens op de verpakking) en over de geschikte eigenschap-
pen beschikt. KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Volledig synthetische motorolie
Leverancier
Motorex
®
Power Synt 4T
Motorolie (SAE 5W/40)
Volgens
JASO T903 MA ( pag. 197)
SAE ( pag. 197) (SAE 5W/40)
Voorgeschreven waarde
Alleen motorolie gebruiken die voldoet aan de aangegeven normen (zie gegevens op de verpakking) en over de geschikte eigenschap-
pen beschikt. KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Volledig synthetische motorolie
GEBRUIKSSTOFFEN 193
Leverancier
Motorex
®
Power Synt 4T
Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1
Volgens
DOT
Voorgeschreven waarde
Alleen remvloeistof gebruiken die voldoet aan de aangegeven norm (zie gegevens op de verpakking) en over de geschikte eigenschap-
pen beschikt. KTM adviseert producten van Castrol en Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Castrol
RESPONSE BRAKE FLUID SUPER DOT 4
Motorex
®
Brake Fluid DOT 5.1
Stootdemperolie (SAE 2,5) (50180342S1)
Volgens
SAE ( pag. 197) (SAE 2,5)
Voorgeschreven waarde
Alleen oliesoorten gebruiken die voldoen aan de aangegeven normen (zie gegevens op de verpakking) en over de geschikte eigenschap-
pen beschikken.
Voorvorkolie (SAE 5)
Volgens
SAE ( pag. 197) (SAE 5)
Voorgeschreven waarde
Alleen oliesoorten gebruiken die voldoen aan de aangegeven normen (zie gegevens op de verpakking) en over de geschikte eigenschap-
pen beschikken. KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
GEBRUIKSSTOFFEN 194
Leverancier
Motorex
®
Racing Fork Oil
HULPSTOFFEN 195
Duurzaam vet
Voorgeschreven waarde
KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
Bike Grease 2000
Hoogglans-politoer voor lak
Voorgeschreven waarde
KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
Moto Polish
Kettingreinigingsmiddel
Voorgeschreven waarde
KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
Chain Clean
Kettingspray onroad
Voorgeschreven waarde
KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
Chainlube Road
HULPSTOFFEN 196
Motorfietsreiniger
Voorgeschreven waarde
KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
Moto Clean 900
Reinigings- en conserveringsmiddel voor metaal en rubber
Voorgeschreven waarde
KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
Protect & Shine
Universele oliespray
Voorgeschreven waarde
KTM adviseert producten van Motorex
®
te gebruiken.
Leverancier
Motorex
®
Joker 440 Synthetic
NORMEN 197
JASO T903 MA
Door verschillende technische ontwikkelingsrichtingen is een eigen specificatie voor 4-takt motorfietsen nodig - de JASO T903 MA norm.
Vroeger werd voor 4-takt motorfietsen motorolie voor auto's gebruikt omdat er geen eigen motorfietsspecificatie was. Bij motoren van auto's
zijn lange onderhoudsintervallen vereist, bij motoren van motorfietsen staat een hoog vermogensrendement bij hoge toerentallen op de
voorgrond. Bij de meeste motoren voor motorfietsen worden ook de versnelling en de koppeling met dezelfde olie ingevet. De JASO MA
norm voldoet aan deze speciale vereisten.
SAE
De SAE-viscositeitsklassen zijn vastgelegd door de Society of Automotive Engineers voor de indeling van oliën op basis van hun viscositeit.
De viscositeit beschrijft slechts een van de eigenschappen van olie en zegt niets over de kwaliteit.
INDEX 198
INDEX
A
ABS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 85
Accu
laden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 111
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 110
uitbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 108
Achterdempers achterwielnaaf
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 104
Achterlichtlampen
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 128
Achterwiel
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 100
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 101
Afbeelding voertuig
linksvoor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
rechtsachter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
Afremmen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 51
Anti Blokkeer Systeem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 85
Antivries
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 140
Artikelnummer schokdemper . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
Artikelnummer voorvork . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
B
Bagage . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43
Bandenspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 107
Bedieningshandleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
Bedrijfsmiddelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Boordgereedschap . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 36
Brandstoftank
positioneren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 74
terugzetten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 73
C
Claxonknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
Contactsleutel
activeren/deactiveren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 135
Contactslot . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23
Controlelampjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26
D
Display . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27
E
E-starterknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23
F
Fouten opsporen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 166-168
Framenummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
G
Garantie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Gashendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
Gaskabelspeling
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 148
Gebruiksdefinitie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
INDEX 199
Gecombineerd instrument . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24
controlelampjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26
display . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27
functietoetsen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
kilometer of mijl instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28
snelheidsweergave . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28
temperatuureenheid instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33
tijd . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29
tijd instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29
toerenteller . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
waarschuwing voor gladde wegen . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33
weergave omgevingstemperatuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32
weergave van de koelmiddeltemperatuur . . . . . . . . . . . . . 34
weergave ODO . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30
weergave TRIP 1 instellen/terugzetten . . . . . . . . . . . . . . . 30
weergave TRIP 2 instellen/terugzetten . . . . . . . . . . . . . . . 31
weergave TRIP F . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32
H
Handgrepen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37
Helmbeveiliging . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37
op voertuig monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 72
Hoofdzekering
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 113
I
Inbedrijfname
aanwijzingen voor eerste inbedrijfname . . . . . . . . . . . . . . 41
controle en onderhoud voor iedere inbedrijfname . . . . . . . 45
na de stalling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 165
K
Kentekenplaatverlichting
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 132
Ketting
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 80
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 76
vervuiling controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 76
Ketting-aandrijfwiel
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 80
Kettinggeleiding
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 80
Kettingspanning
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 77
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 78
Kettingwiel
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 80
Knippercode
motorbesturing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 171-176
wegrijblokkering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 169-170
Knipperlichtlamp
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 123
Koelmiddel
aftappen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 144
Koelmiddelpeil
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 140
INDEX 200
in vast reservoir controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 143
Koelsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 140
vullen/ontluchten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 145
Koplampstand
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 134
Koppeling
vloeistofpeil controleren/corrigeren . . . . . . . . . . . . . . . . . 83
Koppelingshendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 82
L
Lamp van koplamp
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 118
Lichtschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
M
Milieu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
Motor
inrijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42
Motorfiets
met hefbok achteraan opkrikken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 70
met hefbok vooraan opkrikken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 69
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 161
van hefbok achteraan nemen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 70
van hefbok vooraan nemen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 69
Motornummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
Motorolie
aftappen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 154
bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 160
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 154
vullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 158
Motoroliepeil
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 153
N
Noodstopschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
O
Oliefilter
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 154
Oliezeven
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 154
Ontstekingscurve
aanpassen aan brandstofkwaliteit . . . . . . . . . . . . . . . . . 150
stekkerverbinding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 149
P
Parkeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 53
R
Remhendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 86
Remlichtlamp
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 124
Remmen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 51
Rempedaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 91
INDEX 201
vrije slag controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 90
Remplaketten
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 95
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 89
Remschijf van de achterwielrem
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 92
Remschijven van de voorwielrem
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 86
Remvloeistof
van achterwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 93
van voorwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 88
Remvloeistofpeil
van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 92
van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 87
Reserveonderdelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
Richtingaanwijzerschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21
Rijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48
beginnen met rijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48
Rijden in de winter
controle en onderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 163
S
Schakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48
Schokdemper . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 60
ingaande demping algemeen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64
ingaande demping high speed instellen . . . . . . . . . . . . . . 65
ingaande demping low speed instellen . . . . . . . . . . . . . . . 64
uitgaande demping instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66
veervoorspanning instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 67
Seinlichtschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21
Service . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Serviceschema . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 57-59
Sleutelnummer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
Speling gaskabel
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 149
Stalling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 164
Stand koplamp
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 134
Starten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46
Stoppen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 53
Stuurslot . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23
T
Tankdop
openen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34
sluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35
Tanken
brandstof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 55
Technische gegevens
aanhaalmomenten chassis . . . . . . . . . . . . . . . . . . 188-190
aanhaalmomenten motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 179-181
chassis . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 182-184
motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 177-178
schokdemper . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 186-187
INDEX 202
voorvork . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 185
Toebehoren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
Toerenteller . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
Toestand van de banden
controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 105
Transport . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
Typeplaatje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
V
Versnellingshendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38
uitgangspositie controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 151
uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 151
Voertuig
beladen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43
Voetsteunen bijrijder . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38
Voorvork . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 60
ingaande demping instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 60
uitgaande demping instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 61
veervoorspanning instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 62
vorkpoten ontluchten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 71
Voorwiel
demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 97
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 98
W
Waarschuwing voor glad wegdek . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33
Wegrijblokkering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24
Werkinstructies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
Z
Zadel
afnemen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 71
monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 72
Zadelslot . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 36
Zekering
van afzonderlijke stroomverbruikers vervangen . . . . . . . . 116
Zekeringen ABS
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 115
Zijlichtlamp
vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 121
Zijstandaard . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40
KTM-Sportmotorcycle AG
5230 Mattighofen/Oostenrijk
http://www.ktm.com
11/2011 Foto: Mitterbauer
*3211794nl*
3211794nl
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175
  • Page 176 176
  • Page 177 177
  • Page 178 178
  • Page 179 179
  • Page 180 180
  • Page 181 181
  • Page 182 182
  • Page 183 183
  • Page 184 184
  • Page 185 185
  • Page 186 186
  • Page 187 187
  • Page 188 188
  • Page 189 189
  • Page 190 190
  • Page 191 191
  • Page 192 192
  • Page 193 193
  • Page 194 194
  • Page 195 195
  • Page 196 196
  • Page 197 197
  • Page 198 198
  • Page 199 199
  • Page 200 200
  • Page 201 201
  • Page 202 202
  • Page 203 203
  • Page 204 204
  • Page 205 205

KTM 990 Supermoto R 2012 de handleiding

Type
de handleiding