Zibro S1026 Handleiding

Categorie
Split-systeem airconditioners
Type
Handleiding
1
66
BELANGRIJKE OPMERKING:
Deze onderhoudshandleiding is bedoeld voor personen die beschikken over voldoende kennis en ervaring
op het gebied van elektrische apparaten, elektronica, koeltechniek en mechanische inrichtingen. Pogingen
om het apparaat te installeren of te repareren kunnen leiden tot lichamelijk letsel en materiële schade. De
f
abrikant of verkoper is niet verantwoordelijk voor de interpretatie van deze informatie, en is niet aan-
sprakelijk voor een ondoelmatig gebruik van deze informatie.
De informatie, specificaties en parameters kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd
naar aanleiding van technische aanpassingen of verbeteringen. De correcte specificaties worden aangege-
ven op het typeplaatje.
Lees deze installatiehandleiding zorgvuldig door alvorens het product te installeren.
Wanneer het netsnoer beschadigd is, mag dit uitsluitend worden vervangen door bevoegd personeel.
Installatiewerkzaamheden mogen uitsluitend in overeenstemming met de desbetreffende bekabe-
lingsnormen en door bevoegd personeel worden uitgevoerd.
Draag altijd de juiste persoonlijke beschermingsmiddelen zoals een veiligheidsbril, mondkapje, oorbe-
schermers, handschoenen etc.
RESERVEONDERDELEN BESTELLEN:
Om uw bestelling snel en correct te kunnen afhandelen, hebben wij de volgende informatie nodig:
1. Modelnummer plus vermelding ‘binnen’ of ‘buiten’
2. Nummer in de opengewerkte tekening
3. Onderdeelaanduiding
4. Het aantal dat u wilt bestellen
1
67
INHOUD
VEILIGHEIDSMAATREGELEN 68
INSTALLATIE VAN BINNEN- EN BUITENUNIT 69
ELEKTRISCHE INSTALLATIE 76
REINIGEN MET LUCHT 78
PROEFDRAAIEN 81
G
W
AARSCHUWING!
Installeer, verwijder of herinstalleer de unit niet zelf.
Een ondeskundige installatie kan leiden tot waterlekkage, elektrische
schokken, koelmiddellekkage of brand. Raadpleeg voor de installatie een
geautoriseerde dealer of specialisten op het gebied van airconditioning.
Let op: storingen veroorzaakt door een ondeskundige installatie vallen
niet onder de garantie.
De unit moet worden geïnstalleerd op een gemakkelijk toegankelijke
plaats. Alle bijkomende kosten voor het huren van speciale apparatuur om
de unit te onderhouden zijn voor rekening van de klant.
VEILIGHEIDSMAATREGELEN
Neem altijd het volgende in acht met betrekking tot de veiligheid:
Lees de volgende WAARSCHUWING alvorens de airconditioning te installeren.
Neem de hier genoemde waarschuwingen in acht, aangezien deze belangrijke informatie bevatten met
b
etrekking tot veiligheid.
Bewaar deze instructies, na het lezen ervan, samen met de gebruikershandleiding op een geschikte
plaats, zodat u deze documenten gemakkelijk kunt raadplegen.
De airconditioning bevat een koelmiddel en kan worden geclassificeerd als apparatuur onder druk. Neem
daarom altijd contact op met een installateur voor de installatie en het onderhoud van de airconditioning.
Het is aan te raden om de airconditioning jaarlijks te laten controleren en onderhouden door een geauto-
riseerde airconditioningspecialist.
G
WAARSCHUWING
Installeer de airconditioning niet zelf.
Een ondeskundige installatie kan leiden tot letsel als gevolg van brand, elektrische schokken,
het vallen van de unit of waterlekkage. Raadpleeg de dealer bij wie u de unit hebt gekocht of
een installateur.
Installeer de unit op een veilige manier op een locatie die het gewicht van de unit kan dragen.
Wanneer de unit wordt geïnstalleerd op een locatie die onvoldoende sterk is, kan de unit
vallen en letsel veroorzaken.
Gebruik de voorgeschr
even elektrische bekabeling om de binnen- en buitenunit op een veilige
manier aan te sluiten, en sluit de kabels stevig aan op de aansluitgedeelten van het klem-
menbord, zodat de spanning van de kabels niet op deze gedeelten wordt overgebracht.
Een onjuiste aansluiting kan leiden tot brand.
Gebruik de meegeleverde of voorgeschreven onderdelen voor de installatie.
Het gebruik van defecte onderdelen kan leiden tot letsel als gevolg van brand, elektrische
schokken, het vallen van de unit etc.
Voer de installatie op veilige wijze uit aan de hand van de installatie-instructie.
Een ondeskundige installatie kan leiden tot lichamelijk letsel als gevolg van brand, elektrische
schokken, het vallen van de unit of waterlekkage.
Voer werkzaamheden met betrekking tot de elektrische installatie altijd uit in overeenstemming
met de installatiehandleiding en gebruik een gesloten cir
cuit.
Indien de capaciteit van het voedingscircuit onvoldoende is, of als de elektrische installatie niet
volledig is, kan dit leiden tot brand of elektrische schokken.
Controleer of het koelgas tijdens of na de installatie niet lekt.
Weglekkend koelmiddel is schadelijk voor het milieu en draagt mogelijk bij aan de opwarming
van de aar
de.
Monteer de afdekking van de elektrische delen stevig op de binnenunit en het servicepaneel op
de buitenunit.
Als de afdekkingen van de elektrische delen van de binnenunit en/of het servicepaneel van de
buitenunit niet goed worden bevestigd, kan dit leiden tot brand of elektrische schokken als
gevolg van stof, water etc.
1
68
1
69
INSTALLATIE VAN BINNEN- EN BUITENUNIT
Lees de informatie volledig door en ga vervolgens stap voor stap te werk.
Binnenunit
Stel de binnenunit niet bloot aan warmte of stoom.
Kies een plaats waar zich geen obstakels vóór of rondom de unit bevinden.
Zorg ervoor dat condenswater continu omlaag kan worden afgevoerd.
Plaats de unit niet in de buurt van een deuropening.
Zorg ervoor dat de ruimte links en rechts van de unit meer dan 12 cmbedraagt.
Gebruik een leidingzoeker om draadeinden op te sporen, zodat onnodige beschadiging van de wand
kan worden voorkomen.
Er is een minimale leidinglengte van 3 meter vereist om trillingen en storende geluiden tot een mini-
mum te beperken.
De binnenunit moet op de wand worden geïnstalleerd op een hoogte van ten minste 2,3 meter van de
vloer.
De binnenunit moet zodanig worden geïnstalleerd, dat een minimale afstand tot het plafond van 15
cm wordt aangehouden.
Bij eventuele variaties in de lengte van de leidingen moet de hoeveelheid koelmiddel worden aange-
past.
G
WAARSCHUWINGEN
Installeer de unit niet op een plaats waar brandbaar gas lekt. .
Als gas weglekt en zich verzamelt in het gebied rondom de unit, kan dit leiden tot een
ontploffing.
Breng de afvoer-/pijpleidingen aan in overeenstemming met de installatie-instructie.
Bij een defect in de afvoer-/pijpleidingen kan water uit de unit weglekken en kan huisraad nat
worden en beschadigd raken.
M
eer dan 15 cm.
Meer dan 12 cm.
Meer dan 12 cm.
Te
n minste 2,3 m
LINKS
Meer dan 30 cm.
ACHTER
Meer dan 30 cm.
RECHTS
Meer dan 60 cm.
VOOR
Meer dan 200 cm.
Outdoor unit
Indien er een afdak over de buitenunit wordt gebouwd om blootstelling aan direct zonlicht of regen
te voorkomen, dient ervoor te worden gezorgd dat de condensor niet geblokkeerd is.
Zorg ervoor dat de ruimte rond de achterzijde en de linkerzijde van de unit meer dan 30 cm bedraagt.
Aan de voorzijde van de unit moet de ruimte meer dan 200 cm bedragen, terwijl bij de aansluitzijde
(
rechterzijde) een ruimte van 60 cm moet worden aangehouden.
Zet geen dieren en planten of andere obstakels voor de luchtinlaat of -uitlaat.
Houd rekening met het gewicht van de airconditioning en kies een plaats waar geluid en trillingen
geen overlast opleveren.
Kies een zodanige plaats, dat de warme lucht en het geluid van de airconditioning geen overlast voor
de buren opleveren.
Opmerking: de buitenunit produceert geluid wanneer deze in bedrijf is; dit kan in strijd zijn met de
plaatselijke wetgeving. Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker om dit te controleren en
ervoor te zorgen dat de apparatuur volledig voldoet aan de plaatselijke wetgeving.
Zorg dat de unit waterpas staat.
ALGEMEEN
Zorg ervoor dat de ondersteuningsconstructie en de verankeringsmethode voldoende zijn voor de des-
betreffende locatie van de unit.
Raadpleeg de plaatselijke wetgeving met betrekking tot het opstellen en installeren van airconditio-
ningapparatuur.
Als de buitenunit op dakconstructies of buitenwanden wordt geïnstalleerd, kan dit leiden tot storende
geluiden en trillingen, en kan de unit tevens worden geclassificeerd als niet-onderhoudbare installatie.
Breng de airconditioning altijd op een gemakkelijk toegankelijke plaats aan.
MEEGELEVERDE ONDERDELEN
G
LET OP!
Behalve de bovengenoemde onderdelen moeten de overige onderdelen die tijdens de installatie
noodzakelijk zijn, afzonderlijk door de koper van de airconditioning worden aangeschaft.
1
70
Nummer Aanduiding van accessoires Aantal
1 Installatieplaat 1
2 Verankeringsklem 8
3 Zelftappende schroef A ST 3,9 x 25
8
4 Afdichtring 1
5 Afvoerverbinding 1
6 Aansluitleiding
Vloeistof-zijde
Ø 6,35 (< 6,1 kW model)
Niet meegeleverd
Ø 9,53 (≥ 6,1 kW model)
Gaszijde
Ø 9,53 (< 3,5 kW model)
Ø 12,7 (3,5 kW ≤ model < 6,1 kW)
Ø 16 (≥ 6,1 kW model)
7 Afstandsbediening 1
8 Zelftappende schroef B ST 2,9 x 10 2
9 Houder afstandsbediening 1
1
71
INSTALLATIE VAN DE BINNENUNIT
G
LET OP
Deze afbeelding dient uitsluitend ter ver
duidelijking en indicatie. De afbeeldingen kunnen
verschillen van de airconditioning die u hebt gekocht.
Koper
en leidingen moeten afzonderlijk van elkaar wor
den geïsoleer
d.
G
WAARSCHUWING
Zorg ervoor dat de ruimte links en rechts van de binnenunit meer dan 12 cm bedraagt.
De binnenunit moet zodanig worden geïnstalleerd, dat een minimale afstand tot het plafond
van 15 cm wordt aangehouden.
Gebruik een leidingzoeker om draadeinden op te sporen, zodat onnodige beschadiging van de
wand kan worden voorkomen.
Er is een minimale leidinglengte van 3 meter vereist om trillingen en storende geluiden tot een
minimum te beperken.
De binnenunit moet op de wand worden geïnstalleerd op een hoogte van ten minste 2,3 meter
van de vloer.
Ten minste twee van de richtingen A, B en C moeten vrij zijn van obstakels.
8
9
7
C
B
A
6
2
3
1
T
en minste 15 cm
Ten
minste
12
cm
T
en m
inste 12 cm
Lu
c
h
tfilter
LINKS ten
minste 30 cm
Luchtuitlaat
60 cm boven
VOOR
ten
minste 200 cm
ACHTER ten
minste 30 cm
RECHTS ten
minste 60 cm
Plaats de verbindings-
k
abel in een lus
Afstandsbediening
Bevestigingsschroef
B
ST 2,9 x 10-C-H
Houder afstandsbediening
Cor
r
ecte montage
van installatieplaat
Fig. 4
1. Installatieplaat aanbrengen
1. Breng de installatieplaat a horizontaal op structurele delen van de wand aan en houd een ruimte rond
de installatieplaat aan.
2. Als de wand is gemaakt van baksteen, beton of een vergelijkbaar materiaal, dienen acht
h gaten met
een diameter van 5 mm in de wand te worden geboord. Breng de verankeringsklem
b voor de desbe-
t
reffende bevestigingsschroeven
c a
an.
3. Monteer de installatieplaat
a op de wand met acht h schroeven van het type “A” c.
G
OPMERKING
Monteer de installatieplaat en boor gaten in de wand in overeenstemming met de wandstructuur
en de desbetreffende bevestigingspunten op de installatieplaat. (afmetingen zijn in “mm” tenzij
anders aangegeven).
1
72
W
and
Binnen
Buiten
Fig. 6
5 - 7 mm
per 100 mm
Minimaal 150 mm tot plafond
I
ndoor unit outline
Ruim 12 cm van
d
e muur
R
uim 12 cm van
de muur
L
inker achterkant gat kou-
demiddelleiding Ø65
Rechter achterkant
gat koudemiddel-
leiding Ø65
A:780 (< 4,6 kW model)
Installatieplaat
9
20 (4,6 kW model < 6,1 kW)
Fig. 5
Minimaal 150 mm tot plafond
I
nstallatieplaat
Indoor unit outline
Ruim 12 cm van
de muur
Ruim 12 cm van de
muur
R
echter achterkant
gat koudemiddel-
leiding Ø65
Linker achterkant gat kou-
demiddelleiding Ø65
1036 6,1 kW model
1
73
2. Boor een gat in de wand
1. Bepaal de positie van de gaten aan de hand van het schema in Fig. 5. Boor één a gat (65mm) enigs-
zins schuin omlaag in de richting van de buitenzijde; dit voorkomt dat er water naar binnen dringt.
2. Maak altijd gebruik van een boorgeleider bij het boren in metalen roosters, metalen platen of verge-
lijkbare materialen.
3. Installatie van aansluitleiding en waterafvoer
1. Laat de afvoerslang altijd helemaal schuin naar beneden lopen. Plaats de afvoerslang niet zoals
getoond in de onderstaande afbeelding.
2. Bij het aansluiten van een verlenging van de afvoerslang dient het aansluitgedeelte van het verleng-
stuk te worden geïsoleerd met een afschermpijp, zodat de afvoerslang niet omlaag zakt.
Aansluitleiding
1. Verwijder de afdekking van de leiding bij het leidingwerk links en rechts van het zijpaneel. De afdek-
king van de leiding moet worden bewaard, aangezien deze opnieuw kan worden gebruikt wanneer de
airconditioning naar een andere locatie wordt verplaatst.
2. Installeer de leidingen rechts- en linksachter zoals getoond. Verbuig de aansluitleiding die wordt geïn-
stalleerd op een hoogte van maximaal 43 mm van de wand.
3. Zet het uiteinde van de aansluitleiding vast. (Zie Aansluiting vastzetten in AANSLUITEN VAN KOEL-
MIDDELLEIDINGEN)
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
4
3
G
LET OP
Ga uiterst voorzichtig te werk bij het verbuigen van de leiding. Zorg er altijd voor dat de leiding
wor
dt verbogen en niet wor
dt geknikt. Bij een geknikte leiding: pr
obeer de geknikte leiding niet
te installeren, aangezien dit koelmiddellekkage kan veroorzaken.
Blokkeer de waterstroom niet door
een verhoging.
Leg het uiteinde van de afvoerslang
niet in water.
Leidinghouder
Afdekking van
leiding (links)
Leidingwerk links
Leidingwerk
linksachter
Leidingwerk r
echtsachter
Leidingwerk
r
echts
Afdekking van
leiding (rechts)
Omtr
ek van binnenunit
Aansluitleiding
Fig. 7
Fig. 8
4. Installatie van binnenunit
1. Voer de leiding door het gat in de wand.
2. Breng de bovenste klem aan op de achterzijde van de binnenunit, op de bovenste haak van de instal-
latieplaat, beweeg de binnenunit horizontaal om te controleren of deze stevig vastzit.
3. Het leidingwerk kan gemakkelijk worden aangebracht door de binnenunit op te tillen met een opvul-
materiaal tussen de binnenunit en de wand. Verwijder het opvulmateriaal nadat de leidingen zijn aan-
gebracht.
4. Duw het onderste gedeelte van de binnenunit omhoog tegen de wand. Beweeg de binnenunit vervol-
gens horizontaal en verticaal om te controleren of deze stevig vastzit.
5. Leidingwerk aanbrengen en omwikkelen
Voeg de leidingen, verbindingskabel en afvoerslang met behulp van tape stevig samen tot een bundel, en
zorg dat dit gelijkmatig gebeurt (zie Fig. 10).
G
WAARSCHUWING
Sluit eerst de binnenunit aan en pas daarna de buitenunit.
Laat de leidingen niet aan de achter
zijde van de binnenunit naar buiten komen.
Zorg ervoor dat de afvoerslang niet slap hangt.
Breng warmte-isolatie aan op de beide hulpleidingen.
Zor
g er
voor dat de afvoerslang zich aan de onderzijde van de bundel bevindt. Wanneer de
slang aan de bovenzijde wordt aangebracht, kan de afvoerbak in de unit overlopen.
Breng de voedingskabel nooit kruiselings over ander kabels aan en vlecht de kabels nooit in
elkaar.
Laat de afvoerslang over de volledige lengte schuin omlaag lopen, zodat het condenswater
gemakkelijk wordt afgevoerd.
G
LET OP
Het condenswater van de achterzijde van de binnenunit wordt verzameld in de opvangkast en uit
de ruimte afgevoerd. Plaats geen andere objecten in de opvangkast.
1
74
Bovenste haak
O
nderste haak
Opvulmateriaal
Fig. 9
Binnenunit
Opvangkast
L
eidinggedeelte
Aansluitleiding
W
ikkelband
Verbindingska
b
e
Afvoerslang
Fig. 10
1
75
INSTALLATIE VAN DE BUITENUNIT
Voorzorgsmaatregelen bij buiteninstallatie
Plaats de buitenunit op een stevige ondergrond om ongewenste geluiden en trillingen zo veel moge-
lijk te beperken.
Kies de richting van de luchtuitlaat zodanig, dat de afgevoerde lucht niet wordt belemmerd.
Indien de installatieplaats wordt blootgesteld aan sterke wind, bijvoorbeeld aan zee, moet ervoor wor-
den gezorgd dat de ventilator goed werkt door de unit in de lengterichting langs de wand te plaatsen
of door stof- of windleiplaten te gebruiken.
Met name in gebieden met veel wind moet de unit zodanig worden geplaatst, dat blootstelling aan
wind wordt voorkomen.
Zorg ervoor dat de luchtstroom niet door obstakels wordt belemmerd.
Bij capaciteiten
7,0 kW: plaats de buitenunit nooit meer dan 5 meter hoger of lager dan de binnenunit.
Bevestiging van de buitenunit
Veranker de buitenunit met bouten, borgringen en moeren ø 10 mm of ø 8 mm stevig en horizontaal op
een betonnen of stabiele ondergrond.
Installatie van afvoerverbinding
(Zie Fig. 13)
Breng de afdichtring in het afvoerkniestuk aan, plaats vervolgens de afvoerverbinding in het gat in de
bodem van de buitenunit, en draai de verbinding 90° om de onderdelen stevig met elkaar te verbinden.
G
LET OP
Als de installatie wordt opgehangen, moet de montagesteun voldoen aan alle technische
voorschriften. De montagewand moet sterk genoeg zijn. Als dit niet het geval is, moet deze
verstevigd worden. De verbindingen tussen steun en wand en tussen steun en airconditioning
moeten stevig, stabiel en duurzaam zijn. Bij twijfel of onzekerheid hierover mag de unit niet
worden geplaatst, en moet de benodigde ondersteuning worden berekend en geconstrueerd
door een deskundige technicus.
Sterke wind
Fig. 11
A
B
Luchtinlaat
Lucht
inlaat
Luchtuitlaat
Fig. 12
Model A (mm) B (mm)
< 3,5 kW 458 250
3,5 kW
model
< 6,1 kW
548 266
548 276
6,1 kW
560 355
S
luit de afvoerverbinding aan met een verlenging van de afvoerslang (niet meegeleverd). Zo kan het con-
denswater, dat zich vormt in de verwarmingsstand van de airconditioning, worden afgevoerd.
AANSLUITEN VAN DE KOELMIDDELLEIDINGEN
Lijn het midden van de leidingen uit.
Draai de wartelmoer eerst met de hand vast en draai de moer vervolgens met een steeksleutel en een
momentsleutel vast zoals getoond in Fig. 18 en 19.
Pas de juiste aanhaalmomenten toe (zie tabel 1) om te voorkomen dat de leidingen, verbindingsstuk-
ken en moeren beschadigd raken.
ELEKTRISCHE INSTALLATIE
V
eiligheidsvoorschriften met betrekking tot eerste elektrische installatie
1. Bij een onveilige situatie (met betrekking tot elektrisch/mechanisch gedeelte en/of koelmiddel etc.)
mag de airconditioning niet worden geïnstalleerd.
2. De geleverde voedingsspanning moet binnen een bereik van 95%~105% van de nominale spanning
volgens de tabel met nominale waar
den liggen.
G
LET OP
Als gevolg van een te hoog koppel kan de moer onder bepaalde montage-omstandigheden
breken.
Alle werkzaamheden met betrekking tot het koelgedeelte en de koelmiddelleidingen moeten
voldoen aan de plaatselijke wetgeving, normen en codes, en mogen uitsluitend worden
uitgevoerd door bevoegde en deskundige technici.
1
76
F
ig. 13
A
fdichtring
A
fvoerver-
b
inding
Gat in bodem van
b
uitenunit
A
fdichtring
A
fvoerpijp
Leiding van binnenunit
Wartelmoer
Leidingen
Fig. 18
Fig. 19
T
abel 1: aanhaalmomenten
Buiten-
diameter
Aanhaalmoment
(N.cm)
Extra aanhaalmoment
(N.cm)
Ø 6,35
1570
(160kgf.cm)
1960
(200kgf.cm)
Ø 9,53
2940
(300kgf.cm)
3430
(350kgf.cm)
Ø 12,7
4900
(500kgf.cm).
5390
(550kgf.cm)
Ø 16
7360
(750kgf.cm).
7850
(800kgf.cm)
1
77
3
. Het voedingscircuit moet worden voorzien van een kruipstroombeveiliging met een capaciteit van 1,5
maal de maximale stroomsterkte van de unit.
4. Zorg ervoor dat de airconditioning goed geaard is.
5. Sluit de kabels aan volgens het bijgevoegde elektrisch aansluitschema, dat zich op het paneel van de
buitenunit bevindt.
6
. Alle kabels moet voldoen aan plaatselijke en landelijke normen en codes met betrekking tot elektrische
inrichtingen, en moeten worden geïnstalleerd door bevoegde en deskundige elektriciens.
7. Speciaal voor deze airconditioning moeten een afzonderlijke afgetakt circuit en een enkel stopcontact
aanwezig zijn. Zie onderstaande tabel voor aanbevolen kabeldiameters en zekeringspecificaties:
Sluit de kabel op de binnenunit aan
1. De verbindingskabel voor de binnen-/buitenunit moet van het type H07RN-F zijn.
2. Verwijder het paneel en de schroef, en verwijder vervolgens de vensterafdekking.
3. Sluit de kabels overeenkomstig hun markeringen op de aansluitklemmen aan.
4. Omwikkel de kabels de niet met de aansluitklemmen zijn verbonden met isolatietape, zodat ze geen
contact maken met elektrische onderdelen.
5. Bevestig de klem van het netsnoer.
1
0
m
m
4
0
m
m
G
LET OP!
De voedingsspanning moet overeenkomen met de nominale spanning van de airconditioning.
Model Voeding
Nominale ingangsstroom
(schakelaar/zekering)
Diameter netsnoer
<
3,5 kW
220-240V~50Hz
10A 1,0/1,5mm
2
3,5 kW
model
< 6,1 kW
16A 1,5mm
2
6,1 kW model
32A / 25A
2,,5mm
2
Paneel
Afscherming kijkglas
Snoerklem
Naar buitenunit
6,1 kW modellen
Code draad
Of
Aansluitblok van binnenunit
Naar buitenunit
Paneel
Afscherming kijkglas
Naar buitenunit
Aansluitblok van binnenunit
> 6,1 kW modellen
Of
Snoerklem
Sluit de kabel op de buitenunit aan
(Zie Fig. 21)
1. Verwijder de afdekking van de elektrische onderdelen van de buitenunit.
2. Sluit de verbindingskabels op de aansluitingen aan volgens de desbetreffende nummers op het aan-
sluitblok van de binnen- en buitenunit.
3. Om binnendringen van water te voorkomen, dient de verbindingskabel in een lus te worden aange-
bracht, zoals wordt getoond in het installatieschema voor de binnen- en buitenunit.
4. Isoleer ongebruikte snoeren (geleiders) met PVC-tape. Zorg dat deze geen elektrische of metalen delen
aanraken.
G
WAARSCHUWING
Nadat is voldaan aan bovenstaande voorwaarden, dient de bekabeling als volgt te worden
geprepareerd:
Br
eng altijd een afzonderlijk voedingscircuit speciaal voor de airconditioning aan. Raadpleeg
het elektrische schema aan de binnenzijde van de afdekking van de regeling voor informatie
over de juiste bekabelingsmethode.
De schroeven waarmee de bekabeling is vastgezet in de behuizing van elektrische
aansluitingen kunnen losraken als gevolg van trillingen waaraan de unit tijdens transpor
t is
blootgesteld. Controleer al deze schroeven en zorg ervoor dat ze stevig vastgedraaid zijn. (Bij
loszittende schr
oeven kunnen de kabels doorbranden.)
Contr
oleer de specificatie van de voedingsbr
on.
Controleer of het geleverde elektrische vermogen voldoende is.
G
LET OP
Z
org er altijd voor dat de elektrische verbindingskabels van de binnenunit naar de buitenunit
correct zijn aangebracht. Wanneer bijv. een groene elektrische kabel is bevestigd op de klem
aangeduid met code “L” op de binnenunit, moet het andere uiteinde van dezelfde groene
elektrische kabel worden verbonden met de klem aangeduid met code “L” op de buitenunit.
1
78
S
luitdop
Schroef
Lasdop van buitenunit
Verbindingskabel
6,1 kW modellen
Snoerklem
Cover
Schroef
Lasdop van buitenunit
Snoerklem
> 6,1 kW modellen
Of
Of
Snoerklem
1
79
REINIGEN MET LUCHT
Als er lucht en vocht , bijvoorbeeld na de installatie, in het koelsysteem achterblijft, kan dat ongewenste
effecten of schade veroorzaken, zoals hieronder wordt vermeld:
Druk in het systeem stijgt.
Werkstroom neemt toe.
Koel- of verwarmingsrendement neemt af.
Door vocht in het koelmiddelcircuit kunnen capillaire leidingen bevriezen en geblokkeerd raken.
Water kan corrosie van onderdelen in het koelsysteem veroorzaken.
Beschadiging van de compressor.
Daarom moeten de binnenunit en het leidingwerk tussen de binnen- en de buitenunit altijd worden getest
op lekkages en worden leeggepompt met behulp van een vacuümpomp om eventueel aanwezige niet-con-
denseerbare stoffen en vocht uit het systeem te verwijderen.
Reinigen met vacuümpomp
Voorbereiding
Controleer of elke leiding (zowel aan vloeistof- als aan gaszijde) tussen de binnen- en de buitenunit-
correct is aangesloten en dat alle bedrading is aangesloten voor het proefdraaien. Verwijder de dop-
pen uit de servicekleppen aan gas- en vloeistofzijde van de buitenunit.
Let op: in deze fase moeten de servicekleppen van de buitenunit aan vloeistof- en gaszijde gesloten
blijven.
Lengte van de leidingen en hoeveelheid koelmiddel:
Wanneer de unit naar een andere locatie wordt verplaatst, moet deze worden leeggepompt met een
vacuümpomp.
Zorg ervoor dat het koelmiddel waarmee de airconditioning wordt gevuld altijd vloeibaar is.
Gebruik uitsluitend koelmiddel van het type dat wordt vermeld op het typeplaatje.
G
WAARSCHUWING
Zorg ervoor dat de startspanning op meer dan 90 procent wordt gehouden van de nominale
spanning die op het typeplaatje wordt vermeld.
Controleer of de kabeldikte overeenkomt met de specificatie van de voedingsbron.
Plaats altijd een aardlekschakelaar.
Een spanningsdaling kan leiden tot het volgende: trilling van een magneetschakelaar,
waardoor het contactpunt beschadigd raakt, de zekering doorbrandt en de normale werking
van de overstroombeveiliging wordt verstoord.
De vaste bekabeling moet zijn voorzien van een inrichting om een scheiding van de voeding te
bewerkstelligen, en moet een luchtspleet vormen van ten minste 3 mm in elke actieve
(fase)geleider.
Lengte van aansluitleiding Reinigingsmethode
Extra hoeveelheid boven nominale waar
de
Hoeveelheid te vullen koelmiddel op typeplaatje
Minder dan 5m Gebr
uik vacuümpomp
------------------------
5~10m Gebruik vacuümpomp
Diameter van leiding aan vloeistofzijde:
ø 6,35 (Leidinglengte-5) x 30g
5~10m Gebruik vacuümpomp
Diameter van leiding aan vloeistofzijde:
ø 6,35 (Leidinglengte-5) x 30g
Wees voorzichtig bij het hanteren van de afgedichte klep.
Open de klepsteel totdat deze de stopper raakt. Probeer de klepsteel niet verder te openen.
Draai de dop van de klepsteel met een steeksleutel of een vergelijkbaar gereedschap stevig vast.
Voor het aanhaalmoment voor de dop van de klepsteel, zie tabel 1 met aanhaalmomenten op de vori-
ge pagina.
Gebruik van de vacuümpomp
(Voor methode om een meerwegklep te gebruiken, zie de desbetreffende bedieningshandleiding.)
1. Draai de wartelmoeren A, B, C en D volledig vast en sluit de vulslang van de meerwegklep aan op een
vulpoort van de lagedrukklep aan de gasleidingzijde.
2. Verbind de vulslangaansluiting met de vacuümpomp.
3. Draai de knop ‘Laag’ van de meerwegklep volledig open.
4. Bedien de vacuümpomp om het systeem leeg te pompen. Draai nadat het leegpompen is gestart de
wartelmoer van de lagedrukklep aan de gasleidingzijde enigszins los, en controleer of de lucht naar
binnen stroomt (geluid van de vacuümpomp verandert en de compound-meter geeft 0 aan in plaats
van minus)
5. Draai na afloop van het leegpompen de knop ‘Laag’ van de meerwegklep dicht en schakel de vacuüm-
pomp uit. Voor het leegpompen gedurende ten minste 15 minuten uit en controleer of de compound-
meter -76 cmHg (-1 x 105 Pa) aangeeft.
6. Draai de steel van de afgedichte klep B gedurende 6~7 seconden ongeveer 45 graden linksom nadat
het gas naar buiten begint te stromen, en draai de wartelmoer weer vast. Controleer of de drukwaarde
op de drukmeter enigszins hoger is dan de atmosferische druk.
7. Verwijder de vulslang van de lagedruk-vulslang.
8. Open de afgedichte klepstelen B en A helemaal.
9. Draai de dop van de afgedichte klep stevig vast.
A
C
D
B
1
80
Meerwegklep
Drukmeter
Compound-meter
Knop ‘Laag’ Knop ‘Hoog’
V
ulslang
Vacuümpomp
V
ulslang
Lagedr
ukklep
Fig. 24
Fig. 22
B
uitenunit Binnenunit
A
fgedichte klep van
buitenunit, zie Fig. 25
H
alve koppeling
Wartelmoer
S
topper
D
op
Klephuis
Klepsteel
F
ig. 23
1
81
CONTROLE OP ELEKTRISCHE VEILIGHEID EN GASLEKKAGE
Controle op elektrische veiligheid
Controleer na afloop van de installatie de elektrische veiligheid:
1. Isolatieweerstand
De isolatieweerstand moet meer dan 2M
q bedragen.
2. Massaverbinding
Na het aanbrengen van de aardverbinding moet de aardingsweerstand visueel worden gecontro-
leerd met behulp van een aardingsweerstandmeter. Zorg ervoor dat de aardingsweerstand minder
dan 4
q bedraagt.
3. Controle op lekstroom (uitvoeren tijdens proefdraaien)
Gebruik na afloop van de installatie en tijdens het proefdraaien een elektrosonde en een multi-
meter om te controleren op lekstroom. Schakel de unit onmiddellijk uit als er sprake is van lek-
stroom. Controleer het systeem en zoek een oplossing totdat de unit weer normaal werkt.
Controle op gaslekkage
1. Zeepsopmethode:
Breng met een zachte borstel zeepsop of een vloeibaar neutraal reinigingsmiddel aan op de aan-
sluiting van de binnenunit of de aansluitingen van de buitenunit, en controleer op lekkage bij de
aansluitpunten van de leidingen. Als er luchtbellen verschijnen, lekken de leidingen.
2. Speciale lekdetector
Gebruik de lekdetector om te controleren op lekkage.
PROEFDRAAIEN
Na afloop van de gaslektest en de controle op elektrische veiligheid moet het systeem worden proefge-
draaid.
1. Til het paneel omhoog totdat het vergrendeld is. Til het paneel niet verder omhoog wanneer het een
klikgeluid heeft gegeven.
2.
Druk de knop voor handmatige bediening tweemaal in totdat de bedrijfsindicator gaat branden; de
unit werkt nu in de modus Geforceerde koeling.
3. Controleer tijdens het proefdraaien of alle functies goed werken. Controleer met name of de afvoer uit
de binnenunit soepel verloopt.
4. Druk de knop voor handmatige bediening na afloop van het proefdraaien opnieuw in. De bedrijfsin-
dicator gaat uit, de werking van de unit wordt stopgezet en de unit is nu gereed voor gebruik.
D
B
C
A
AUTO/
COOL
Knop voor
handmatige
bediening
Controlepunt
binnenunit
Afdekking
Controlepunt
buitenunit
Fig. 25

Documenttranscriptie

BELANGRIJKE OPMERKING: Deze onderhoudshandleiding is bedoeld voor personen die beschikken over voldoende kennis en ervaring op het gebied van elektrische apparaten, elektronica, koeltechniek en mechanische inrichtingen. Pogingen om het apparaat te installeren of te repareren kunnen leiden tot lichamelijk letsel en materiële schade. De fabrikant of verkoper is niet verantwoordelijk voor de interpretatie van deze informatie, en is niet aansprakelijk voor een ondoelmatig gebruik van deze informatie. De informatie, specificaties en parameters kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd naar aanleiding van technische aanpassingen of verbeteringen. De correcte specificaties worden aangegeven op het typeplaatje. • Lees deze installatiehandleiding zorgvuldig door alvorens het product te installeren. • Wanneer het netsnoer beschadigd is, mag dit uitsluitend worden vervangen door bevoegd personeel. • Installatiewerkzaamheden mogen uitsluitend in overeenstemming met de desbetreffende bekabelingsnormen en door bevoegd personeel worden uitgevoerd. • Draag altijd de juiste persoonlijke beschermingsmiddelen zoals een veiligheidsbril, mondkapje, oorbeschermers, handschoenen etc. RESERVEONDERDELEN BESTELLEN: Om uw bestelling snel en correct te kunnen afhandelen, hebben wij de volgende informatie nodig: 1. Modelnummer plus vermelding ‘binnen’ of ‘buiten’ 2. Nummer in de opengewerkte tekening 3. Onderdeelaanduiding 4. Het aantal dat u wilt bestellen 1 66 INHOUD VEILIGHEIDSMAATREGELEN 68 INSTALLATIE VAN BINNEN- EN BUITENUNIT 69 ELEKTRISCHE INSTALLATIE 76 REINIGEN MET LUCHT 78 PROEFDRAAIEN 81 G WAARSCHUWING! Installeer, verwijder of herinstalleer de unit niet zelf. • Een ondeskundige installatie kan leiden tot waterlekkage, elektrische schokken, koelmiddellekkage of brand. Raadpleeg voor de installatie een geautoriseerde dealer of specialisten op het gebied van airconditioning. Let op: storingen veroorzaakt door een ondeskundige installatie vallen niet onder de garantie. • De unit moet worden geïnstalleerd op een gemakkelijk toegankelijke plaats. Alle bijkomende kosten voor het huren van speciale apparatuur om de unit te onderhouden zijn voor rekening van de klant. 1 67 VEILIGHEIDSMAATREGELEN Neem altijd het volgende in acht met betrekking tot de veiligheid: • Lees de volgende WAARSCHUWING alvorens de airconditioning te installeren. • Neem de hier genoemde waarschuwingen in acht, aangezien deze belangrijke informatie bevatten met betrekking tot veiligheid. • Bewaar deze instructies, na het lezen ervan, samen met de gebruikershandleiding op een geschikte plaats, zodat u deze documenten gemakkelijk kunt raadplegen. De airconditioning bevat een koelmiddel en kan worden geclassificeerd als apparatuur onder druk. Neem daarom altijd contact op met een installateur voor de installatie en het onderhoud van de airconditioning. Het is aan te raden om de airconditioning jaarlijks te laten controleren en onderhouden door een geauto- G riseerde airconditioningspecialist. WAARSCHUWING Installeer de airconditioning niet zelf. • Een ondeskundige installatie kan leiden tot letsel als gevolg van brand, elektrische schokken, het vallen van de unit of waterlekkage. Raadpleeg de dealer bij wie u de unit hebt gekocht of een installateur. Installeer de unit op een veilige manier op een locatie die het gewicht van de unit kan dragen. • Wanneer de unit wordt geïnstalleerd op een locatie die onvoldoende sterk is, kan de unit vallen en letsel veroorzaken. Gebruik de voorgeschreven elektrische bekabeling om de binnen- en buitenunit op een veilige manier aan te sluiten, en sluit de kabels stevig aan op de aansluitgedeelten van het klemmenbord, zodat de spanning van de kabels niet op deze gedeelten wordt overgebracht. • Een onjuiste aansluiting kan leiden tot brand. Gebruik de meegeleverde of voorgeschreven onderdelen voor de installatie. • Het gebruik van defecte onderdelen kan leiden tot letsel als gevolg van brand, elektrische schokken, het vallen van de unit etc. Voer de installatie op veilige wijze uit aan de hand van de installatie-instructie. • Een ondeskundige installatie kan leiden tot lichamelijk letsel als gevolg van brand, elektrische schokken, het vallen van de unit of waterlekkage. Voer werkzaamheden met betrekking tot de elektrische installatie altijd uit in overeenstemming met de installatiehandleiding en gebruik een gesloten circuit. • Indien de capaciteit van het voedingscircuit onvoldoende is, of als de elektrische installatie niet volledig is, kan dit leiden tot brand of elektrische schokken. Controleer of het koelgas tijdens of na de installatie niet lekt. • Weglekkend koelmiddel is schadelijk voor het milieu en draagt mogelijk bij aan de opwarming van de aarde. Monteer de afdekking van de elektrische delen stevig op de binnenunit en het servicepaneel op de buitenunit. • Als de afdekkingen van de elektrische delen van de binnenunit en/of het servicepaneel van de buitenunit niet goed worden bevestigd, kan dit leiden tot brand of elektrische schokken als gevolg van stof, water etc. 1 68 G WAARSCHUWINGEN Installeer de unit niet op een plaats waar brandbaar gas lekt. . • Als gas weglekt en zich verzamelt in het gebied rondom de unit, kan dit leiden tot een ontploffing. Breng de afvoer-/pijpleidingen aan in overeenstemming met de installatie-instructie. • Bij een defect in de afvoer-/pijpleidingen kan water uit de unit weglekken en kan huisraad nat worden en beschadigd raken. INSTALLATIE VAN BINNEN- EN BUITENUNIT Lees de informatie volledig door en ga vervolgens stap voor stap te werk. Meer dan 15 cm. Meer dan 12 cm. Meer dan 12 cm. Ten minste 2,3 m Binnenunit • Stel de binnenunit niet bloot aan warmte of stoom. • Kies een plaats waar zich geen obstakels vóór of rondom de unit bevinden. • Zorg ervoor dat condenswater continu omlaag kan worden afgevoerd. • Plaats de unit niet in de buurt van een deuropening. • Zorg ervoor dat de ruimte links en rechts van de unit meer dan 12 cmbedraagt. • Gebruik een leidingzoeker om draadeinden op te sporen, zodat onnodige beschadiging van de wand kan worden voorkomen. • Er is een minimale leidinglengte van 3 meter vereist om trillingen en storende geluiden tot een minimum te beperken. • De binnenunit moet op de wand worden geïnstalleerd op een hoogte van ten minste 2,3 meter van de vloer. • De binnenunit moet zodanig worden geïnstalleerd, dat een minimale afstand tot het plafond van 15 cm wordt aangehouden. • Bij eventuele variaties in de lengte van de leidingen moet de hoeveelheid koelmiddel worden aangepast. LINKS Meer dan 30 cm. VOOR Meer dan 200 cm. ACHTER Meer dan 30 cm. RECHTS Meer dan 60 cm. 1 69 Outdoor unit • Indien er een afdak over de buitenunit wordt gebouwd om blootstelling aan direct zonlicht of regen te voorkomen, dient ervoor te worden gezorgd dat de condensor niet geblokkeerd is. • Zorg ervoor dat de ruimte rond de achterzijde en de linkerzijde van de unit meer dan 30 cm bedraagt. Aan de voorzijde van de unit moet de ruimte meer dan 200 cm bedragen, terwijl bij de aansluitzijde (rechterzijde) een ruimte van 60 cm moet worden aangehouden. • Zet geen dieren en planten of andere obstakels voor de luchtinlaat of -uitlaat. • Houd rekening met het gewicht van de airconditioning en kies een plaats waar geluid en trillingen geen overlast opleveren. • Kies een zodanige plaats, dat de warme lucht en het geluid van de airconditioning geen overlast voor de buren opleveren. • Opmerking: de buitenunit produceert geluid wanneer deze in bedrijf is; dit kan in strijd zijn met de plaatselijke wetgeving. Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker om dit te controleren en ervoor te zorgen dat de apparatuur volledig voldoet aan de plaatselijke wetgeving. • Zorg dat de unit waterpas staat. ALGEMEEN • Zorg ervoor dat de ondersteuningsconstructie en de verankeringsmethode voldoende zijn voor de desbetreffende locatie van de unit. • Raadpleeg de plaatselijke wetgeving met betrekking tot het opstellen en installeren van airconditioningapparatuur. • Als de buitenunit op dakconstructies of buitenwanden wordt geïnstalleerd, kan dit leiden tot storende geluiden en trillingen, en kan de unit tevens worden geclassificeerd als niet-onderhoudbare installatie. • Breng de airconditioning altijd op een gemakkelijk toegankelijke plaats aan. MEEGELEVERDE ONDERDELEN Nummer 1 2 3 4 5 6 G 1 70 7 8 9 Aanduiding van accessoires Installatieplaat Verankeringsklem Zelftappende schroef A ST 3,9 x 25 Afdichtring Afvoerverbinding Aansluitleiding Vloeistof-zijde Gaszijde Afstandsbediening Zelftappende schroef B ST 2,9 x 10 Houder afstandsbediening Ø 6,35 (< 6,1 kW model) Ø 9,53 (≥ 6,1 kW model) Ø 9,53 (< 3,5 kW model) Aantal 1 8 8 1 1 Niet meegeleverd Ø 12,7 (3,5 kW ≤ model < 6,1 kW) Ø 16 (≥ 6,1 kW model) 1 2 1 LET OP! Behalve de bovengenoemde onderdelen moeten de overige onderdelen die tijdens de installatie noodzakelijk zijn, afzonderlijk door de koper van de airconditioning worden aangeschaft. 3 2 Ten minste 15 cm Ten min ste 12 1 cm Ten minste 12 cm Luc htfil ter A LIN min KS te n ste 30 cm Luchtuitlaat 60 cm boven 6 ten TER cm ACH te 30 s min Afstandsbediening 7 Bevestigingsschroef B ST 2,9 x 10-C-H 9 8 B ten m OR VO 200 c ste in m G G Plaats de verbindingskabel in een lus C Houder afstandsbediening REC min HTS t e ste 60 n cm WAARSCHUWING • Zorg ervoor dat de ruimte links en rechts van de binnenunit meer dan 12 cm bedraagt. De binnenunit moet zodanig worden geïnstalleerd, dat een minimale afstand tot het plafond van 15 cm wordt aangehouden. • Gebruik een leidingzoeker om draadeinden op te sporen, zodat onnodige beschadiging van de wand kan worden voorkomen. Er is een minimale leidinglengte van 3 meter vereist om trillingen en storende geluiden tot een minimum te beperken. • De binnenunit moet op de wand worden geïnstalleerd op een hoogte van ten minste 2,3 meter van de vloer. • Ten minste twee van de richtingen A, B en C moeten vrij zijn van obstakels. LET OP • Deze afbeelding dient uitsluitend ter verduidelijking en indicatie. De afbeeldingen kunnen verschillen van de airconditioning die u hebt gekocht. • Koperen leidingen moeten afzonderlijk van elkaar worden geïsoleerd. INSTALLATIE VAN DE BINNENUNIT Correcte montage van installatieplaat Fig. 4 1 71 1. Installatieplaat aanbrengen 1. Breng de installatieplaat a horizontaal op structurele delen van de wand aan en houd een ruimte rond de installatieplaat aan. 2. Als de wand is gemaakt van baksteen, beton of een vergelijkbaar materiaal, dienen acht h gaten met een diameter van 5 mm in de wand te worden geboord. Breng de verankeringsklem b voor de desbetreffende bevestigingsschroeven c aan. G Monteer de installatieplaat a op de wand met acht h schroeven van het type “A” c. OPMERKING Monteer de installatieplaat en boor gaten in de wand in overeenstemming met de wandstructuur en de desbetreffende bevestigingspunten op de installatieplaat. (afmetingen zijn in “mm” tenzij anders aangegeven). Minimaal 150 mm tot plafond Installatieplaat Indoor unit outline Ruim 12 cm van de muur Ruim 12 cm van de muur Rechter achterkant gat koudemiddelleiding Ø65 Linker achterkant gat koudemiddelleiding Ø65 A:780 (< 4,6 kW model) 920 (4,6 kW ≤ model < 6,1 kW) Minimaal 150 mm tot plafond Installatieplaat Indoor unit outline Ruim 12 cm van de muur Ruim 12 cm van de muur Rechter achterkant gat koudemiddelleiding Ø65 Linker achterkant gat koudemiddelleiding Ø65 1036 ≥ 6,1 kW model Fig. 5 Wand Buiten Binnen ≥5° 5 - 7 mm per 100 mm 3. Fig. 6 1 72 2. Boor een gat in de wand 1. Bepaal de positie van de gaten aan de hand van het schema in Fig. 5. Boor één a gat (65mm) enigszins schuin omlaag in de richting van de buitenzijde; dit voorkomt dat er water naar binnen dringt. 2. Maak altijd gebruik van een boorgeleider bij het boren in metalen roosters, metalen platen of vergelijkbare materialen. 3. Installatie van aansluitleiding en waterafvoer 1. Laat de afvoerslang altijd helemaal schuin naar beneden lopen. Plaats de afvoerslang niet zoals getoond in de onderstaande afbeelding. Blokkeer de waterstroom niet door een verhoging. 2. Leg het uiteinde van de afvoerslang niet in water. Bij het aansluiten van een verlenging van de afvoerslang dient het aansluitgedeelte van het verlengstuk te worden geïsoleerd met een afschermpijp, zodat de afvoerslang niet omlaag zakt. Aansluitleiding 1. Verwijder de afdekking van de leiding bij het leidingwerk links en rechts van het zijpaneel. De afdekking van de leiding moet worden bewaard, aangezien deze opnieuw kan worden gebruikt wanneer de airconditioning naar een andere locatie wordt verplaatst. G 2. Installeer de leidingen rechts- en linksachter zoals getoond. Verbuig de aansluitleiding die wordt geïnstalleerd op een hoogte van maximaal 43 mm van de wand. Ga uiterst voorzichtig te werk bij het verbuigen van de leiding. Zorg er altijd voor dat de leiding wordt verbogen en niet wordt geknikt. Bij een geknikte leiding: probeer de geknikte leiding niet te installeren, aangezien dit koelmiddellekkage kan veroorzaken. Zet het uiteinde van de aansluitleiding vast. (Zie Aansluiting vastzetten in AANSLUITEN VAN KOELMIDDELLEIDINGEN) Omtrek van binnenunit Afdekking van leiding (links) Leidinghouder Aansluitleiding 43 3. LET OP Leidingwerk links Afdekking van leiding (rechts) Leidingwerk rechts Leidingwerk linksachter . .. . . .. . .. . .. .. .. .. ..... .. ................ ........ . .................. .............................................. ....... ............ Leidingwerk rechtsachter Fig. 7 Fig. 8 1 73 Bovenste haak Onderste haak Opvulmateriaal Fig. 9 4. Installatie van binnenunit 1. Voer de leiding door het gat in de wand. 2. Breng de bovenste klem aan op de achterzijde van de binnenunit, op de bovenste haak van de installatieplaat, beweeg de binnenunit horizontaal om te controleren of deze stevig vastzit. 3. Het leidingwerk kan gemakkelijk worden aangebracht door de binnenunit op te tillen met een opvulmateriaal tussen de binnenunit en de wand. Verwijder het opvulmateriaal nadat de leidingen zijn aangebracht. 4. Duw het onderste gedeelte van de binnenunit omhoog tegen de wand. Beweeg de binnenunit vervolgens horizontaal en verticaal om te controleren of deze stevig vastzit. Binnenunit Opvangkast Verbindingska be Leidinggedeelte Aansluitleiding Wikkelband Afvoerslang Fig. 10 5. Leidingwerk aanbrengen en omwikkelen G Voeg de leidingen, verbindingskabel en afvoerslang met behulp van tape stevig samen tot een bundel, en zorg dat dit gelijkmatig gebeurt (zie Fig. 10). G 1 74 LET OP Het condenswater van de achterzijde van de binnenunit wordt verzameld in de opvangkast en uit de ruimte afgevoerd. Plaats geen andere objecten in de opvangkast. WAARSCHUWING • • • • • Sluit eerst de binnenunit aan en pas daarna de buitenunit. Laat de leidingen niet aan de achterzijde van de binnenunit naar buiten komen. Zorg ervoor dat de afvoerslang niet slap hangt. Breng warmte-isolatie aan op de beide hulpleidingen. Zorg ervoor dat de afvoerslang zich aan de onderzijde van de bundel bevindt. Wanneer de slang aan de bovenzijde wordt aangebracht, kan de afvoerbak in de unit overlopen. • Breng de voedingskabel nooit kruiselings over ander kabels aan en vlecht de kabels nooit in elkaar. • Laat de afvoerslang over de volledige lengte schuin omlaag lopen, zodat het condenswater gemakkelijk wordt afgevoerd. INSTALLATIE VAN DE BUITENUNIT Voorzorgsmaatregelen bij buiteninstallatie • Plaats de buitenunit op een stevige ondergrond om ongewenste geluiden en trillingen zo veel mogelijk te beperken. • • Kies de richting van de luchtuitlaat zodanig, dat de afgevoerde lucht niet wordt belemmerd. Indien de installatieplaats wordt blootgesteld aan sterke wind, bijvoorbeeld aan zee, moet ervoor worden gezorgd dat de ventilator goed werkt door de unit in de lengterichting langs de wand te plaatsen of door stof- of windleiplaten te gebruiken. • Met name in gebieden met veel wind moet de unit zodanig worden geplaatst, dat blootstelling aan G wind wordt voorkomen. • Zorg ervoor dat de luchtstroom niet door obstakels wordt belemmerd. LET OP Als de installatie wordt opgehangen, moet de montagesteun voldoen aan alle technische voorschriften. De montagewand moet sterk genoeg zijn. Als dit niet het geval is, moet deze verstevigd worden. De verbindingen tussen steun en wand en tussen steun en airconditioning moeten stevig, stabiel en duurzaam zijn. Bij twijfel of onzekerheid hierover mag de unit niet worden geplaatst, en moet de benodigde ondersteuning worden berekend en geconstrueerd door een deskundige technicus. Bij capaciteiten ≤ 7,0 kW: plaats de buitenunit nooit meer dan 5 meter hoger of lager dan de binnenunit. Sterke wind Fig. 11 Bevestiging van de buitenunit Veranker de buitenunit met bouten, borgringen en moeren ø 10 mm of ø 8 mm stevig en horizontaal op een betonnen of stabiele ondergrond. A (mm) B (mm) < 3,5 kW 458 250 548 266 548 276 560 355 3,5 kW ≤ model < 6,1 kW ≥ 6,1 kW A Luchtinlaat B Model Lucht inlaat Luchtuitlaat Fig. 12 Installatie van afvoerverbinding (Zie Fig. 13) Breng de afdichtring in het afvoerkniestuk aan, plaats vervolgens de afvoerverbinding in het gat in de bodem van de buitenunit, en draai de verbinding 90° om de onderdelen stevig met elkaar te verbinden. 1 75 Sluit de afvoerverbinding aan met een verlenging van de afvoerslang (niet meegeleverd). Zo kan het condenswater, dat zich vormt in de verwarmingsstand van de airconditioning, worden afgevoerd. Afdichtring Afvoerverbinding Gat in bodem van buitenunit Afdichtring Afvoerpijp Fig. 13 AANSLUITEN VAN DE KOELMIDDELLEIDINGEN • Lijn het midden van de leidingen uit. • Draai de wartelmoer eerst met de hand vast en draai de moer vervolgens met een steeksleutel en een momentsleutel vast zoals getoond in Fig. 18 en 19. • Pas de juiste aanhaalmomenten toe (zie tabel 1) om te voorkomen dat de leidingen, verbindingsstukken en moeren beschadigd raken. G Leiding van binnenunit Wartelmoer Leidingen Fig. 18 Fig. 19 LET OP • Als gevolg van een te hoog koppel kan de moer onder bepaalde montage-omstandigheden breken. • Alle werkzaamheden met betrekking tot het koelgedeelte en de koelmiddelleidingen moeten voldoen aan de plaatselijke wetgeving, normen en codes, en mogen uitsluitend worden uitgevoerd door bevoegde en deskundige technici. Buitendiameter Ø 6,35 Ø 9,53 Ø 12,7 Ø 16 Aanhaalmoment (N.cm) 1570 (160kgf.cm) 2940 (300kgf.cm) 4900 (500kgf.cm). 7360 (750kgf.cm). Extra aanhaalmoment (N.cm) 1960 (200kgf.cm) 3430 (350kgf.cm) 5390 (550kgf.cm) 7850 (800kgf.cm) Tabel 1: aanhaalmomenten ELEKTRISCHE INSTALLATIE Veiligheidsvoorschriften met betrekking tot eerste elektrische installatie 1. Bij een onveilige situatie (met betrekking tot elektrisch/mechanisch gedeelte en/of koelmiddel etc.) mag de airconditioning niet worden geïnstalleerd. 2. De geleverde voedingsspanning moet binnen een bereik van 95%~105% van de nominale spanning volgens de tabel met nominale waarden liggen. 1 76 3. Het voedingscircuit moet worden voorzien van een kruipstroombeveiliging met een capaciteit van 1,5 maal de maximale stroomsterkte van de unit. 4. Zorg ervoor dat de airconditioning goed geaard is. 5. Sluit de kabels aan volgens het bijgevoegde elektrisch aansluitschema, dat zich op het paneel van de buitenunit bevindt. 6. Alle kabels moet voldoen aan plaatselijke en landelijke normen en codes met betrekking tot elektrische inrichtingen, en moeten worden geïnstalleerd door bevoegde en deskundige elektriciens. 7. Speciaal voor deze airconditioning moeten een afzonderlijke afgetakt circuit en een enkel stopcontact aanwezig zijn. Zie onderstaande tabel voor aanbevolen kabeldiameters en zekeringspecificaties: Model G Voeding < 3,5 kW 3,5 kW ≤ model Nominale ingangsstroom (schakelaar/zekering) Diameter netsnoer 10A 1,0/1,5mm2 16A 1,5mm2 220-240V~50Hz ≥ 6,1 kW model < 6,1 kW ≥ 32A / 25A 2,,5mm2 LET OP! De voedingsspanning moet overeenkomen met de nominale spanning van de airconditioning. Sluit de kabel op de binnenunit aan 1. De verbindingskabel voor de binnen-/buitenunit moet van het type H07RN-F zijn. 2. Verwijder het paneel en de schroef, en verwijder vervolgens de vensterafdekking. 3. Sluit de kabels overeenkomstig hun markeringen op de aansluitklemmen aan. 4. Omwikkel de kabels de niet met de aansluitklemmen zijn verbonden met isolatietape, zodat ze geen contact maken met elektrische onderdelen. 5. Bevestig de klem van het netsnoer. ≤ 6,1 kW modellen Code draad Paneel Of Aansluitblok van binnenunit Of Afscherming kijkglas Snoerklem Snoerklem Naar buitenunit > 6,1 kW modellen Naar buitenunit Aansluitblok van binnenunit Paneel 10mm 40mm Afscherming kijkglas Naar buitenunit 1 77 G LET OP Zorg er altijd voor dat de elektrische verbindingskabels van de binnenunit naar de buitenunit correct zijn aangebracht. Wanneer bijv. een groene elektrische kabel is bevestigd op de klem aangeduid met code “L” op de binnenunit, moet het andere uiteinde van dezelfde groene elektrische kabel worden verbonden met de klem aangeduid met code “L” op de buitenunit. Sluit de kabel op de buitenunit aan (Zie Fig. 21) 1. Verwijder de afdekking van de elektrische onderdelen van de buitenunit. 2. Sluit de verbindingskabels op de aansluitingen aan volgens de desbetreffende nummers op het aansluitblok van de binnen- en buitenunit. 3. Om binnendringen van water te voorkomen, dient de verbindingskabel in een lus te worden aangebracht, zoals wordt getoond in het installatieschema voor de binnen- en buitenunit. 4. Isoleer ongebruikte snoeren (geleiders) met PVC-tape. Zorg dat deze geen elektrische of metalen delen aanraken. ≤ 6,1 kW modellen Verbindingskabel Sluitdop Of Schroef Lasdop van buitenunit Of Snoerklem Snoerklem > 6,1 kW modellen Lasdop van buitenunit Cover Schroef G 1 78 Snoerklem WAARSCHUWING Nadat is voldaan aan bovenstaande voorwaarden, dient de bekabeling als volgt te worden geprepareerd: • Breng altijd een afzonderlijk voedingscircuit speciaal voor de airconditioning aan. Raadpleeg het elektrische schema aan de binnenzijde van de afdekking van de regeling voor informatie over de juiste bekabelingsmethode. • De schroeven waarmee de bekabeling is vastgezet in de behuizing van elektrische aansluitingen kunnen losraken als gevolg van trillingen waaraan de unit tijdens transport is blootgesteld. Controleer al deze schroeven en zorg ervoor dat ze stevig vastgedraaid zijn. (Bij loszittende schroeven kunnen de kabels doorbranden.) • Controleer de specificatie van de voedingsbron. • Controleer of het geleverde elektrische vermogen voldoende is. G WAARSCHUWING • Zorg ervoor dat de startspanning op meer dan 90 procent wordt gehouden van de nominale spanning die op het typeplaatje wordt vermeld. • Controleer of de kabeldikte overeenkomt met de specificatie van de voedingsbron. • Plaats altijd een aardlekschakelaar. • Een spanningsdaling kan leiden tot het volgende: trilling van een magneetschakelaar, waardoor het contactpunt beschadigd raakt, de zekering doorbrandt en de normale werking van de overstroombeveiliging wordt verstoord. • De vaste bekabeling moet zijn voorzien van een inrichting om een scheiding van de voeding te bewerkstelligen, en moet een luchtspleet vormen van ten minste 3 mm in elke actieve (fase)geleider. REINIGEN MET LUCHT Als er lucht en vocht , bijvoorbeeld na de installatie, in het koelsysteem achterblijft, kan dat ongewenste effecten of schade veroorzaken, zoals hieronder wordt vermeld: • Druk in het systeem stijgt. • Werkstroom neemt toe. • Koel- of verwarmingsrendement neemt af. • Door vocht in het koelmiddelcircuit kunnen capillaire leidingen bevriezen en geblokkeerd raken. • Water kan corrosie van onderdelen in het koelsysteem veroorzaken. • Beschadiging van de compressor. Daarom moeten de binnenunit en het leidingwerk tussen de binnen- en de buitenunit altijd worden getest op lekkages en worden leeggepompt met behulp van een vacuümpomp om eventueel aanwezige niet-condenseerbare stoffen en vocht uit het systeem te verwijderen. Reinigen met vacuümpomp • Voorbereiding Controleer of elke leiding (zowel aan vloeistof- als aan gaszijde) tussen de binnen- en de buitenunitcorrect is aangesloten en dat alle bedrading is aangesloten voor het proefdraaien. Verwijder de doppen uit de servicekleppen aan gas- en vloeistofzijde van de buitenunit. Let op: in deze fase moeten de servicekleppen van de buitenunit aan vloeistof- en gaszijde gesloten blijven. • Lengte van de leidingen en hoeveelheid koelmiddel: Lengte van aansluitleiding Reinigingsmethode Extra hoeveelheid boven nominale waarde Hoeveelheid te vullen koelmiddel op typeplaatje Minder dan 5m Gebruik vacuümpomp ------------------------ 5~10m Gebruik vacuümpomp Diameter van leiding aan vloeistofzijde: ø 6,35 (Leidinglengte-5) x 30g 5~10m Gebruik vacuümpomp Diameter van leiding aan vloeistofzijde: ø 6,35 (Leidinglengte-5) x 30g • Wanneer de unit naar een andere locatie wordt verplaatst, moet deze worden leeggepompt met een vacuümpomp. • Zorg ervoor dat het koelmiddel waarmee de airconditioning wordt gevuld altijd vloeibaar is. • Gebruik uitsluitend koelmiddel van het type dat wordt vermeld op het typeplaatje. 1 79 Wees voorzichtig bij het hanteren van de afgedichte klep. • Open de klepsteel totdat deze de stopper raakt. Probeer de klepsteel niet verder te openen. • Draai de dop van de klepsteel met een steeksleutel of een vergelijkbaar gereedschap stevig vast. • Voor het aanhaalmoment voor de dop van de klepsteel, zie tabel 1 met aanhaalmomenten op de vorige pagina. Wartelmoer Stopper Binnenunit Buitenunit A Dop C D Klephuis B Halve koppeling Afgedichte klep van buitenunit, zie Fig. 25 Fig. 22 Klepsteel Fig. 23 Gebruik van de vacuümpomp (Voor methode om een meerwegklep te gebruiken, zie de desbetreffende bedieningshandleiding.) 1. Draai de wartelmoeren A, B, C en D volledig vast en sluit de vulslang van de meerwegklep aan op een vulpoort van de lagedrukklep aan de gasleidingzijde. 2. Verbind de vulslangaansluiting met de vacuümpomp. 3. Draai de knop ‘Laag’ van de meerwegklep volledig open. 4. Bedien de vacuümpomp om het systeem leeg te pompen. Draai nadat het leegpompen is gestart de wartelmoer van de lagedrukklep aan de gasleidingzijde enigszins los, en controleer of de lucht naar binnen stroomt (geluid van de vacuümpomp verandert en de compound-meter geeft 0 aan in plaats van minus) 5. Draai na afloop van het leegpompen de knop ‘Laag’ van de meerwegklep dicht en schakel de vacuümpomp uit. Voor het leegpompen gedurende ten minste 15 minuten uit en controleer of de compoundmeter -76 cmHg (-1 x 105 Pa) aangeeft. 6. Draai de steel van de afgedichte klep B gedurende 6~7 seconden ongeveer 45 graden linksom nadat het gas naar buiten begint te stromen, en draai de wartelmoer weer vast. Controleer of de drukwaarde op de drukmeter enigszins hoger is dan de atmosferische druk. 7. Verwijder de vulslang van de lagedruk-vulslang. 8. Open de afgedichte klepstelen B en A helemaal. 9. Draai de dop van de afgedichte klep stevig vast. Meerwegklep Drukmeter Compound-meter Knop ‘Laag’ Knop ‘Hoog’ Vulslang Vulslang Vacuümpomp Lagedrukklep Fig. 24 1 80 CONTROLE OP ELEKTRISCHE VEILIGHEID EN GASLEKKAGE • • Controle op elektrische veiligheid Controleer na afloop van de installatie de elektrische veiligheid: 1. Isolatieweerstand De isolatieweerstand moet meer dan 2Mq bedragen. 2. Massaverbinding Na het aanbrengen van de aardverbinding moet de aardingsweerstand visueel worden gecontroleerd met behulp van een aardingsweerstandmeter. Zorg ervoor dat de aardingsweerstand minder dan 4q bedraagt. 3. Controle op lekstroom (uitvoeren tijdens proefdraaien) Gebruik na afloop van de installatie en tijdens het proefdraaien een elektrosonde en een multimeter om te controleren op lekstroom. Schakel de unit onmiddellijk uit als er sprake is van lekstroom. Controleer het systeem en zoek een oplossing totdat de unit weer normaal werkt. Controle op gaslekkage 1. Zeepsopmethode: Breng met een zachte borstel zeepsop of een vloeibaar neutraal reinigingsmiddel aan op de aansluiting van de binnenunit of de aansluitingen van de buitenunit, en controleer op lekkage bij de aansluitpunten van de leidingen. Als er luchtbellen verschijnen, lekken de leidingen. 2. Speciale lekdetector Gebruik de lekdetector om te controleren op lekkage. Controlepunt binnenunit D C B A Afdekking Controlepunt buitenunit Fig. 25 PROEFDRAAIEN Na afloop van de gaslektest en de controle op elektrische veiligheid moet het systeem worden proefgedraaid. 1. Til het paneel omhoog totdat het vergrendeld is. Til het paneel niet verder omhoog wanneer het een klikgeluid heeft gegeven. 2. Druk de knop voor handmatige bediening tweemaal in totdat de bedrijfsindicator gaat branden; de unit werkt nu in de modus Geforceerde koeling. 3. Controleer tijdens het proefdraaien of alle functies goed werken. Controleer met name of de afvoer uit de binnenunit soepel verloopt. 4. Druk de knop voor handmatige bediening na afloop van het proefdraaien opnieuw in. De bedrijfsindicator gaat uit, de werking van de unit wordt stopgezet en de unit is nu gereed voor gebruik. Knop voor handmatige bediening AUTO/ COOL 1 81
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82

Zibro S1026 Handleiding

Categorie
Split-systeem airconditioners
Type
Handleiding