Documenttranscriptie
BELANGRIJKE OPMERKING:
Deze onderhoudshandleiding is bedoeld voor personen die beschikken over voldoende kennis en ervaring
op het gebied van elektrische apparaten, elektronica, koeltechniek en mechanische inrichtingen. Pogingen
om het apparaat te installeren of te repareren kunnen leiden tot lichamelijk letsel en materiële schade. De
fabrikant of verkoper is niet verantwoordelijk voor de interpretatie van deze informatie, en is niet aansprakelijk voor een ondoelmatig gebruik van deze informatie.
De informatie, specificaties en parameters kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd
naar aanleiding van technische aanpassingen of verbeteringen. De correcte specificaties worden aangegeven op het typeplaatje.
•
Lees deze installatiehandleiding zorgvuldig door alvorens het product te installeren.
•
Wanneer het netsnoer beschadigd is, mag dit uitsluitend worden vervangen door bevoegd personeel.
•
Installatiewerkzaamheden mogen uitsluitend in overeenstemming met de desbetreffende bekabelingsnormen en door bevoegd personeel worden uitgevoerd.
•
Draag altijd de juiste persoonlijke beschermingsmiddelen zoals een veiligheidsbril, mondkapje, oorbeschermers, handschoenen etc.
RESERVEONDERDELEN BESTELLEN:
Om uw bestelling snel en correct te kunnen afhandelen, hebben wij de volgende informatie nodig:
1.
Modelnummer plus vermelding ‘binnen’ of ‘buiten’
2.
Nummer in de opengewerkte tekening
3.
Onderdeelaanduiding
4.
Het aantal dat u wilt bestellen
1
66
INHOUD
VEILIGHEIDSMAATREGELEN
68
INSTALLATIE VAN BINNEN- EN BUITENUNIT
69
ELEKTRISCHE INSTALLATIE
76
REINIGEN MET LUCHT
78
PROEFDRAAIEN
80
G
WAARSCHUWING!
Installeer, verwijder of herinstalleer de unit niet zelf.
• Een ondeskundige installatie kan leiden tot waterlekkage, elektrische
schokken, koelmiddellekkage of brand. Raadpleeg voor de installatie een
geautoriseerde dealer of specialisten op het gebied van airconditioning.
Let op: storingen veroorzaakt door een ondeskundige installatie vallen
niet onder de garantie.
• De unit moet worden geïnstalleerd op een gemakkelijk toegankelijke
plaats. Alle bijkomende kosten voor het huren van speciale apparatuur om
de unit te onderhouden zijn voor rekening van de klant.
1
67
VEILIGHEIDSMAATREGELEN
Neem altijd het volgende in acht met betrekking tot de veiligheid:
•
Lees de volgende WAARSCHUWING alvorens de airconditioning te installeren.
•
Neem de hier genoemde waarschuwingen in acht, aangezien deze belangrijke informatie bevatten met
betrekking tot veiligheid.
•
Bewaar deze instructies, na het lezen ervan, samen met de gebruikershandleiding op een geschikte
plaats, zodat u deze documenten gemakkelijk kunt raadplegen.
De airconditioning bevat een koelmiddel en kan worden geclassificeerd als apparatuur onder druk. Neem
daarom altijd contact op met een installateur voor de installatie en het onderhoud van de airconditioning.
Het is aan te raden om de airconditioning jaarlijks te laten controleren en onderhouden door een geauto-
G
riseerde airconditioningspecialist.
WAARSCHUWING
Installeer de airconditioning niet zelf.
• Een ondeskundige installatie kan leiden tot letsel als gevolg van brand, elektrische schokken,
het vallen van de unit of waterlekkage. Raadpleeg de dealer bij wie u de unit hebt gekocht of
een installateur.
Installeer de unit op een veilige manier op een locatie die het gewicht van de unit kan dragen.
• Wanneer de unit wordt geïnstalleerd op een locatie die onvoldoende sterk is, kan de unit
vallen en letsel veroorzaken.
Gebruik de voorgeschreven elektrische bekabeling om de binnen- en buitenunit op een veilige
manier aan te sluiten, en sluit de kabels stevig aan op de aansluitgedeelten van het klemmenbord, zodat de spanning van de kabels niet op deze gedeelten wordt overgebracht.
• Een onjuiste aansluiting kan leiden tot brand.
Gebruik de meegeleverde of voorgeschreven onderdelen voor de installatie.
• Het gebruik van defecte onderdelen kan leiden tot letsel als gevolg van brand, elektrische
schokken, het vallen van de unit etc.
Voer de installatie op veilige wijze uit aan de hand van de installatie-instructie.
• Een ondeskundige installatie kan leiden tot lichamelijk letsel als gevolg van brand, elektrische
schokken, het vallen van de unit of waterlekkage.
Voer werkzaamheden met betrekking tot de elektrische installatie altijd uit in overeenstemming
met de installatiehandleiding en gebruik een gesloten circuit.
• Indien de capaciteit van het voedingscircuit onvoldoende is, of als de elektrische installatie niet
volledig is, kan dit leiden tot brand of elektrische schokken.
Controleer of het koelgas tijdens of na de installatie niet lekt.
• Weglekkend koelmiddel is schadelijk voor het milieu en draagt mogelijk bij aan de opwarming
van de aarde.
Monteer de afdekking van de elektrische delen stevig op de binnenunit en het servicepaneel op
de buitenunit.
• Als de afdekkingen van de elektrische delen van de binnenunit en/of het servicepaneel van de
buitenunit niet goed worden bevestigd, kan dit leiden tot brand of elektrische schokken als
gevolg van stof, water etc.
1
68
G
WAARSCHUWINGEN
Installeer de unit niet op een plaats waar brandbaar gas lekt. .
• Als gas weglekt en zich verzamelt in het gebied rondom de unit, kan dit leiden tot een
ontploffing.
Breng de afvoer-/pijpleidingen aan in overeenstemming met de installatie-instructie.
• Bij een defect in de afvoer-/pijpleidingen kan water uit de unit weglekken en kan huisraad nat
worden en beschadigd raken.
INSTALLATIE VAN BINNEN- EN BUITENUNIT
Lees de informatie volledig door en ga vervolgens stap voor stap te werk.
Meer dan 15 cm.
Meer dan 12 cm.
Meer dan 12 cm.
Ten minste 2,3 m
Binnenunit
•
Stel de binnenunit niet bloot aan warmte of stoom.
•
Kies een plaats waar zich geen obstakels vóór of rondom de unit bevinden.
•
Zorg ervoor dat condenswater continu omlaag kan worden afgevoerd.
•
Plaats de unit niet in de buurt van een deuropening.
•
Zorg ervoor dat de ruimte links en rechts van de unit meer dan 12 cmbedraagt.
•
Gebruik een leidingzoeker om draadeinden op te sporen, zodat onnodige beschadiging van de wand
kan worden voorkomen.
•
Er is een minimale leidinglengte van 3 meter vereist om trillingen en storende geluiden tot een minimum te beperken.
•
De binnenunit moet op de wand worden geïnstalleerd op een hoogte van ten minste 2,3 meter van de
vloer.
•
De binnenunit moet zodanig worden geïnstalleerd, dat een minimale afstand tot het plafond van 15
cm wordt aangehouden.
•
Bij eventuele variaties in de lengte van de leidingen moet de hoeveelheid koelmiddel worden aangepast.
LINKS
Meer dan 30 cm.
VOOR
Meer dan 200 cm.
ACHTER
Meer dan 30 cm.
RECHTS
Meer dan 60 cm.
1
69
Outdoor unit
•
Indien er een afdak over de buitenunit wordt gebouwd om blootstelling aan direct zonlicht of regen
te voorkomen, dient ervoor te worden gezorgd dat de
•
condensor niet geblokkeerd is.
Zorg ervoor dat de ruimte rond de achterzijde en de linkerzijde van de unit meer dan 30 cm bedraagt.
Aan de voorzijde van de unit moet de ruimte meer dan 200 cm bedragen, terwijl bij de aansluitzijde
(rechterzijde) een ruimte van 60 cm moet worden aangehouden.
•
Zet geen dieren en planten of andere obstakels voor de luchtinlaat of -uitlaat.
•
Houd rekening met het gewicht van de airconditioning en kies een plaats waar geluid en trillingen
geen overlast opleveren.
•
Kies een zodanige plaats, dat de warme lucht en het geluid van de airconditioning geen overlast voor
de buren opleveren.
•
Opmerking: de buitenunit produceert geluid wanneer deze in bedrijf is; dit kan in strijd zijn met de
plaatselijke wetgeving. Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker om dit te controleren en
ervoor te zorgen dat de apparatuur volledig voldoet aan de plaatselijke wetgeving.
•
Zorg dat de unit waterpas staat.
ALGEMEEN
•
Zorg ervoor dat de ondersteuningsconstructie en de verankeringsmethode voldoende zijn voor de desbetreffende locatie van de unit.
•
Raadpleeg de plaatselijke wetgeving met betrekking tot het opstellen en installeren van airconditioningapparatuur.
•
Als de buitenunit op dakconstructies of buitenwanden wordt geïnstalleerd, kan dit leiden tot storende
geluiden en trillingen, en kan de unit tevens worden geclassificeerd als niet-onderhoudbare installatie.
•
Breng de airconditioning altijd op een gemakkelijk toegankelijke plaats aan.
MEEGELEVERDE ONDERDELEN
Nummer
1
2
3
4
5
6
G
1
70
7
8
9
Aanduiding van accessoires
Installatieplaat
Verankeringsklem
Zelftappende schroef A ST 3,9 x 25
Afdichtring
Afvoerverbinding
VloeistofØ 6,35
zijde
Ø 9,53 (< 3,5 kW-uitvoering)
Aansluitleiding
Gaszijde
Ø 12,7 (≥ 3,5 kW-uitvoering)
Afstandsbediening
Zelftappende schroef B ST 2,9 x 10
Houder afstandsbediening
Aantal
1
8
8
1
1
Niet meegeleverd
1
2
1
LET OP!
Behalve de bovengenoemde onderdelen moeten de overige onderdelen die tijdens de installatie
noodzakelijk zijn, afzonderlijk door de koper van de airconditioning worden aangeschaft.
3
2
Ten minste 15 cm
Ten
min
ste
12
1
cm
Ten minste
12 cm
Luc
htfil
ter
A
LIN
min KS te
n
ste
30
cm
Luchtuitlaat
60 cm boven
6
ten
TER cm
ACH te 30
s
min
Afstandsbediening
7
Bevestigingsschroef
B ST 2,9 x 10-C-H
9
8
B
ten
m
OR
VO 200 c
ste
in
m
G
G
Plaats de verbindingskabel in een lus
C
Houder afstandsbediening
REC
min HTS t
e
ste
60 n
cm
WAARSCHUWING
• Zorg ervoor dat de ruimte links en rechts van de binnenunit meer dan 12 cm bedraagt.
De binnenunit moet zodanig worden geïnstalleerd, dat een minimale afstand tot het plafond
van 15 cm wordt aangehouden.
• Gebruik een leidingzoeker om draadeinden op te sporen, zodat onnodige beschadiging van de
wand kan worden voorkomen.
Er is een minimale leidinglengte van 3 meter vereist om trillingen en storende geluiden tot een
minimum te beperken.
• De binnenunit moet op de wand worden geïnstalleerd op een hoogte van ten minste 2,3 meter
van de vloer.
• Ten minste twee van de richtingen A, B en C moeten vrij zijn van obstakels.
LET OP
• Deze afbeelding dient uitsluitend ter verduidelijking en indicatie. De afbeeldingen kunnen
verschillen van de airconditioning die u hebt gekocht.
• Koperen leidingen moeten afzonderlijk van elkaar worden geïsoleerd.
INSTALLATIE VAN DE BINNENUNIT
Correcte montage
van installatieplaat
Fig. 4
1
71
1. Installatieplaat aanbrengen
1.
Breng de installatieplaat a horizontaal op structurele delen van de wand aan en houd een ruimte rond
de installatieplaat aan.
2.
Als de wand is gemaakt van baksteen, beton of een vergelijkbaar materiaal, dienen acht h gaten met
een diameter van 5 mm in de wand te worden geboord. Breng de verankeringsklem b voor de desbetreffende bevestigingsschroeven c aan.
G
3.
Monteer de installatieplaat a op de wand met acht h schroeven van het type “A” c.
OPMERKING
Monteer de installatieplaat en boor gaten in de wand in overeenstemming met de wandstructuur
en de desbetreffende bevestigingspunten op de installatieplaat. (afmetingen zijn in “mm” tenzij
anders aangegeven).
Ten minste 150 mm tot het plafond
40
815
<
Meer dan 12 cm
vanaf de wand
Meer dan
12 cm vanaf
de wand
Gat Ø65 koelmiddelleiding rechtsachter
Gat Ø65 leiding
linksachter
2,7 kW-uitvoering
Installatieplaat
Omtrek van binnenunit
250
45
Gat Ø65 koelmiddelleiding linksachter
285
90
40
Meer dan 12 cm
vanaf de wand
Installatieplaat
2,7 kW
45
Omtrek van binnenunit
--------------- ---------
Ten minste 150 mm
tot het plafond
70
≤
uitvoering
Gat Ø65 leiding
rechtsachter
70
750
Meer dan
12 cm vanaf
de wand
3,5 kW-uitvoering
Ten minste 150 mm tot het plafond
Ten minste 150 mm tot het plafond
Gat Ø65 leiding
linksachter
270~370
133
659
878
3,5 kW
uitvoering
5,2 kW
Meer dan
12 cm vanaf
de wand
Gat Ø65 leiding
rechtsachter
Gat Ø65 koelmiddelleiding links
Wand
Buiten
Binnen
5 - 7 mm
per 100 mm
≥5°
1
72
Meer dan
12 cm vanaf
de wand
920
5,2 kW-uitvoering
Fig. 5
Fig. 6
Installatieplaat
50
Meer dan
12 cm vanaf
de wand
Omtrek van binnenunit
293
27
6
40
40
270
55 55 39
Meer dan
12 cm vanaf
de wand
--------------- ---------
Omtrek van binnenunit
50
Gat Ø65 koelmiddelleiding rechts
2. Boor een gat in de wand
1.
Bepaal de positie van de gaten aan de hand van het schema in Fig. 5. Boor één a gat (65mm) enigszins schuin omlaag in de richting van de buitenzijde; dit voorkomt dat er water naar binnen dringt.
2.
Maak altijd gebruik van een boorgeleider bij het boren in metalen roosters, metalen platen of vergelijkbare materialen.
3. Installatie van aansluitleiding en waterafvoer
1.
Laat de afvoerslang altijd helemaal schuin naar beneden lopen. Plaats de afvoerslang niet zoals
getoond in de onderstaande afbeelding.
Blokkeer de waterstroom niet door
een verhoging.
2.
Leg het uiteinde van de afvoerslang
niet in water.
Bij het aansluiten van een verlenging van de afvoerslang dient het aansluitgedeelte van het verlengstuk te worden geïsoleerd met een afschermpijp, zodat de afvoerslang niet omlaag zakt.
Aansluitleiding
1.
Verwijder de afdekking van de leiding bij het leidingwerk links en rechts van het zijpaneel. De afdekking van de leiding moet worden bewaard, aangezien deze opnieuw kan worden gebruikt wanneer de
airconditioning naar een andere locatie wordt verplaatst.
G
2.
Installeer de leidingen rechts- en linksachter zoals getoond. Verbuig de aansluitleiding die wordt geïnstalleerd op een hoogte van maximaal 43 mm van de wand.
Ga uiterst voorzichtig te werk bij het verbuigen van de leiding. Zorg er altijd voor dat de leiding
wordt verbogen en niet wordt geknikt. Bij een geknikte leiding: probeer de geknikte leiding niet
te installeren, aangezien dit koelmiddellekkage kan veroorzaken.
Zet het uiteinde van de aansluitleiding vast. (Zie Aansluiting vastzetten in AANSLUITEN VAN KOELMIDDELLEIDINGEN)
Omtrek van binnenunit
Afdekking van
leiding (links)
Leidinghouder
Aansluitleiding
43
3.
LET OP
Leidingwerk links
Afdekking van
leiding (rechts)
Leidingwerk
rechts
Leidingwerk
linksachter
.
.. .
. ..
. .. . .. .. .. .. ..... .. ................ ........
. .................. ..............................................
.......
............
Leidingwerk rechtsachter
Fig. 7
Fig. 8
1
73
Bovenste haak
Onderste haak
Opvulmateriaal
Fig. 9
4. Installatie van binnenunit
1.
Voer de leiding door het gat in de wand.
2.
Breng de bovenste klem aan op de achterzijde van de binnenunit, op de bovenste haak van de installatieplaat, beweeg de binnenunit horizontaal om te controleren of deze stevig vastzit.
3.
Het leidingwerk kan gemakkelijk worden aangebracht door de binnenunit op te tillen met een opvulmateriaal tussen de binnenunit en de wand. Verwijder het opvulmateriaal nadat de leidingen zijn aangebracht.
4.
Duw het onderste gedeelte van de binnenunit omhoog tegen de wand. Beweeg de binnenunit vervolgens horizontaal en verticaal om te controleren of deze stevig vastzit.
Binnenunit
Opvangkast
Verbindingska
be
Leidinggedeelte
Aansluitleiding
Wikkelband
Afvoerslang
Fig. 10
5. Leidingwerk aanbrengen en omwikkelen
G
Voeg de leidingen, verbindingskabel en afvoerslang met behulp van tape stevig samen tot een bundel, en
zorg dat dit gelijkmatig gebeurt (zie Fig. 10).
G
1
74
LET OP
Het condenswater van de achterzijde van de binnenunit wordt verzameld in de opvangkast en uit
de ruimte afgevoerd. Plaats geen andere objecten in de opvangkast.
WAARSCHUWING
•
•
•
•
•
Sluit eerst de binnenunit aan en pas daarna de buitenunit.
Laat de leidingen niet aan de achterzijde van de binnenunit naar buiten komen.
Zorg ervoor dat de afvoerslang niet slap hangt.
Breng warmte-isolatie aan op de beide hulpleidingen.
Zorg ervoor dat de afvoerslang zich aan de onderzijde van de bundel bevindt. Wanneer de
slang aan de bovenzijde wordt aangebracht, kan de afvoerbak in de unit overlopen.
• Breng de voedingskabel nooit kruiselings over ander kabels aan en vlecht de kabels nooit in
elkaar.
• Laat de afvoerslang over de volledige lengte schuin omlaag lopen, zodat het condenswater
gemakkelijk wordt afgevoerd.
INSTALLATIE VAN DE BUITENUNIT
Voorzorgsmaatregelen bij buiteninstallatie
•
Plaats de buitenunit op een stevige ondergrond om ongewenste geluiden en trillingen zo veel mogelijk te beperken.
•
•
Kies de richting van de luchtuitlaat zodanig, dat de afgevoerde lucht niet wordt belemmerd.
Indien de installatieplaats wordt blootgesteld aan sterke wind, bijvoorbeeld aan zee, moet ervoor worden gezorgd dat de ventilator goed werkt door de unit in de lengterichting langs de wand te plaatsen
of door stof- of windleiplaten te gebruiken.
•
Met name in gebieden met veel wind moet de unit zodanig worden geplaatst, dat blootstelling aan
G
wind wordt voorkomen.
•
Zorg ervoor dat de luchtstroom niet door obstakels wordt belemmerd.
LET OP
Als de installatie wordt opgehangen, moet de montagesteun voldoen aan alle technische
voorschriften. De montagewand moet sterk genoeg zijn. Als dit niet het geval is, moet deze
verstevigd worden. De verbindingen tussen steun en wand en tussen steun en airconditioning
moeten stevig, stabiel en duurzaam zijn. Bij twijfel of onzekerheid hierover mag de unit niet
worden geplaatst, en moet de benodigde ondersteuning worden berekend en geconstrueerd
door een deskundige technicus.
Bij capaciteiten ≤ 7,0 kW: plaats de buitenunit nooit meer dan 5 meter hoger of lager dan de binnenunit.
Sterke wind
Fig. 11
Bevestiging van de buitenunit
Veranker de buitenunit met bouten, borgringen en moeren ø 10 mm of ø 8 mm stevig en horizontaal op
een betonnen of stabiele ondergrond.
A
A (mm)
B (mm)
5,2 kW
530
290
5,2 kW
560
335
B
Model
Luchtinlaat
Lucht
inlaat
Luchtuitlaat
Fig. 12
Installatie van afvoerverbinding
(Zie Fig. 13)
Breng de afdichtring in het afvoerkniestuk aan, plaats vervolgens de afvoerverbinding in het gat in de
bodem van de buitenunit, en draai de verbinding 90° om de onderdelen stevig met elkaar te verbinden.
1
75
Sluit de afvoerverbinding aan met een verlenging van de afvoerslang (niet meegeleverd). Zo kan het condenswater, dat zich vormt in de verwarmingsstand van de airconditioning, worden afgevoerd.
Afdichtring
Afvoerverbinding
Gat in bodem van
buitenunit
Afdichtring
Afvoerpijp
Fig. 13
AANSLUITEN VAN DE KOELMIDDELLEIDINGEN
•
Lijn het midden van de leidingen uit.
•
Draai de wartelmoer eerst met de hand vast en draai de moer vervolgens met een steeksleutel en een
momentsleutel vast zoals getoond in Fig. 18 en 19.
•
Pas de juiste aanhaalmomenten toe (zie tabel 1) om te voorkomen dat de leidingen, verbindingsstukken en moeren beschadigd raken.
G
Leiding van binnenunit
Wartelmoer Leidingen
Fig. 18
Fig. 19
LET OP
• Als gevolg van een te hoog koppel kan de moer onder bepaalde montage-omstandigheden
breken.
• Alle werkzaamheden met betrekking tot het koelgedeelte en de koelmiddelleidingen moeten
voldoen aan de plaatselijke wetgeving, normen en codes, en mogen uitsluitend worden
uitgevoerd door bevoegde en deskundige technici.
Buitendiameter
Ø 6.35
Ø 9.53
Ø 12.7
Aanhaalmoment
(N.cm)
1570
(160kgf.cm)
2940
(300kgf.cm)
4900
(500kgf.cm).
Extra aanhaalmoment
(N.cm)
1960
(200kgf.cm)
3430
(350kgf.cm)
5390
(550kgf.cm)
Tabel 1: aanhaalmomenten
ELEKTRISCHE INSTALLATIE
Veiligheidsvoorschriften met betrekking tot eerste elektrische installatie
1.
Bij een onveilige situatie (met betrekking tot elektrisch/mechanisch gedeelte en/of koelmiddel etc.)
mag de airconditioning niet worden geïnstalleerd.
2.
De geleverde voedingsspanning moet binnen een bereik van 95%~105% van de nominale spanning
volgens de tabel met nominale waarden liggen.
1
76
3.
Het voedingscircuit moet worden voorzien van een kruipstroombeveiliging met een capaciteit van 1,5
maal de maximale stroomsterkte van de unit.
4.
Zorg ervoor dat de airconditioning goed geaard is.
5.
Sluit de kabels aan volgens het bijgevoegde elektrisch aansluitschema, dat zich op het paneel van de
buitenunit bevindt.
6.
Alle kabels moet voldoen aan plaatselijke en landelijke normen en codes met betrekking tot elektrische
inrichtingen, en moeten worden geïnstalleerd door bevoegde en deskundige elektriciens.
7.
Speciaal voor deze airconditioning moeten een afzonderlijke afgetakt circuit en een enkel stopcontact
aanwezig zijn. Zie onderstaande tabel voor aanbevolen kabeldiameters en zekeringspecificaties:
Model
< 5,2 kW
G
≥
Voeding
Nominale ingangsstroom
(schakelaar/zekering)
Diameter netsnoer
25A
1,5mm2
25A
2,5mm2
220-240V~50Hz
5,2 kW
LET OP!
De voedingsspanning moet overeenkomen met de nominale spanning van de airconditioning.
Sluit de kabel op de binnenunit aan
1.
De verbindingskabel voor de binnen-/buitenunit moet van het type H07RN-F zijn.
2.
Verwijder het paneel en de schroef, en verwijder vervolgens de vensterafdekking.
3.
Sluit de kabels overeenkomstig hun markeringen op de aansluitklemmen aan.
4.
Omwikkel de kabels de niet met de aansluitklemmen zijn verbonden met isolatietape, zodat ze geen
contact maken met elektrische onderdelen.
5.
Bevestig de klem van het netsnoer.
Aansluitblok van binnenunit
Paneel
L
10mm
G
N
S
L
N
S
40mm
Klem
van netsnoer
Vensterafdekking
Naar buitenunit
2,6 kW of 5,2 kW-model
Naar buitenunit
3,5 kW
LET OP
Zorg er altijd voor dat de elektrische verbindingskabels van de binnenunit naar de buitenunit
correct zijn aangebracht. Wanneer bijv. een groene elektrische kabel is bevestigd op de klem
aangeduid met code “L” op de binnenunit, moet het andere uiteinde van dezelfde groene
elektrische kabel worden verbonden met de klem aangeduid met code “L” op de buitenunit.
Sluit de kabel op de buitenunit aan
(Zie Fig. 21)
1.
Verwijder de afdekking van de elektrische onderdelen van de buitenunit.
2.
Sluit de verbindingskabels op de aansluitingen aan volgens de desbetreffende nummers op het aansluitblok van de binnen- en buitenunit.
1
77
3.
Om binnendringen van water te voorkomen, dient de verbindingskabel in een lus te worden aangebracht, zoals wordt getoond in het installatieschema voor de binnen- en buitenunit.
4.
Isoleer ongebruikte snoeren (geleiders) met PVC-tape. Zorg dat deze geen elektrische of metalen delen
aanraken.
One-twin Wiring Diagram
Afdekking
Schroef
10mm
Outdoor unit
40mm
Outdoor power supply
220-240V-50HZ
Indoor unit
G
Indoor power supply
220-240V-50HZ
Fig. 21
Indoor power supply
220-240V-50HZ
WAARSCHUWING
Nadat is voldaan aan bovenstaande voorwaarden, dient de bekabeling als volgt te worden
geprepareerd:
• Breng altijd een afzonderlijk voedingscircuit speciaal voor de airconditioning aan. Raadpleeg
het elektrische schema aan de binnenzijde van de afdekking van de regeling voor informatie
over de juiste bekabelingsmethode.
• De schroeven waarmee de bekabeling is vastgezet in de behuizing van elektrische
aansluitingen kunnen losraken als gevolg van trillingen waaraan de unit tijdens transport is
blootgesteld. Controleer al deze schroeven en zorg ervoor dat ze stevig vastgedraaid zijn. (Bij
loszittende schroeven kunnen de kabels doorbranden.)
• Controleer de specificatie van de voedingsbron.
• Controleer of het geleverde elektrische vermogen voldoende is.
• Zorg ervoor dat de startspanning op meer dan 90 procent wordt gehouden van de nominale
spanning die op het typeplaatje wordt vermeld.
• Controleer of de kabeldikte overeenkomt met de specificatie van de voedingsbron.
• Plaats altijd een aardlekschakelaar.
• Een spanningsdaling kan leiden tot het volgende: trilling van een magneetschakelaar,
waardoor het contactpunt beschadigd raakt, de zekering doorbrandt en de normale werking
van de overstroombeveiliging wordt verstoord.
• De vaste bekabeling moet zijn voorzien van een inrichting om een scheiding van de voeding te
bewerkstelligen, en moet een luchtspleet vormen van ten minste 3 mm in elke actieve
(fase)geleider.
REINIGEN MET LUCHT
Als er lucht en vocht , bijvoorbeeld na de installatie, in het koelsysteem achterblijft, kan dat ongewenste
effecten of schade veroorzaken, zoals hieronder wordt vermeld:
•
Druk in het systeem stijgt.
•
Werkstroom neemt toe.
•
Koel- of verwarmingsrendement neemt af.
•
Door vocht in het koelmiddelcircuit kunnen capillaire leidingen bevriezen en geblokkeerd raken.
1
78
•
Water kan corrosie van onderdelen in het koelsysteem veroorzaken.
•
Beschadiging van de compressor.
Daarom moeten de binnenunit en het leidingwerk tussen de binnen- en de buitenunit altijd worden getest
op lekkages en worden leeggepompt met behulp van een vacuümpomp om eventueel aanwezige niet-condenseerbare stoffen en vocht uit het systeem te verwijderen.
Lengte van de leidingen en hoeveelheid koelmiddel
Lengte van aansluitleiding
Reinigingsmethode
Extra hoeveelheid boven nominale waarde
Hoeveelheid te vullen koelmiddel op typeplaatje
Minder dan 5m
Gebruik vacuümpomp
------------------------
5~10m
Gebruik vacuümpomp
Diameter van leiding aan vloeistofzijde:
ø 6,35 (Leidinglengte-5) x 30g
•
Wanneer de unit naar een andere locatie wordt verplaatst, moet deze worden leeggepompt met een
vacuümpomp.
•
Zorg ervoor dat het koelmiddel waarmee de airconditioning wordt gevuld altijd vloeibaar is.
•
Gebruik uitsluitend koelmiddel van het type dat wordt vermeld op het typeplaatje.
CONTROLE OP ELEKTRISCHE VEILIGHEID EN GASLEKKAGE
•
Controle op elektrische veiligheid
Controleer na afloop van de installatie de elektrische veiligheid:
1.
Isolatieweerstand
De isolatieweerstand moet meer dan 2Mq bedragen.
2.
Massaverbinding
Na het aanbrengen van de aardverbinding moet de aardingsweerstand visueel worden gecontroleerd met behulp van een aardingsweerstandmeter. Zorg ervoor dat de aardingsweerstand minder
dan 4q bedraagt.
3.
Controle op lekstroom (uitvoeren tijdens proefdraaien)
Gebruik na afloop van de installatie en tijdens het proefdraaien een elektrosonde en een multimeter om te controleren op lekstroom. Schakel de unit onmiddellijk uit als er sprake is van lekstroom. Controleer het systeem en zoek een oplossing totdat de unit weer normaal werkt.
•
Controle op gaslekkage
1.
Zeepsopmethode:
Breng met een zachte borstel zeepsop of een vloeibaar neutraal reinigingsmiddel aan op de aansluiting van de binnenunit of de aansluitingen van de buitenunit, en controleer op lekkage bij de
aansluitpunten van de leidingen. Als er luchtbellen verschijnen, lekken de leidingen.
2.
Speciale lekdetector
Gebruik de lekdetector om te controleren op lekkage.
1
79
Controlepunt
binnenunit
D
C
B
A
Afdekking
D
Controlepunt
buitenunit
Fig. 25
PROEFDRAAIEN
Na afloop van de gaslektest en de controle op elektrische veiligheid moet het systeem worden proefgedraaid.
1.
Til het paneel omhoog totdat het vergrendeld is. Til het paneel niet verder omhoog wanneer het een
klikgeluid heeft gegeven.
2.
Druk de knop voor handmatige bediening tweemaal in totdat de bedrijfsindicator gaat branden; de
unit werkt nu in de modus Geforceerde koeling.
3.
Controleer tijdens het proefdraaien of alle functies goed werken. Controleer met name of de afvoer uit
de binnenunit soepel verloopt.
4.
Druk de knop voor handmatige bediening na afloop van het proefdraaien opnieuw in. De bedrijfsindicator gaat uit, de werking van de unit wordt stopgezet en de unit is nu gereed voor gebruik.
Knop voor
handmatige
bediening
AUTO/
COOL
Test running
1
80