Pioneer AVIC F840 BT de handleiding

Categorie
Microfoons
Type
de handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

Voorzorgen
Uw nieuwe navigatiesysteem en deze
handleiding 103
Belangrijke veiligheidsvoorschriften 103
Systeemcomponenten aansluiten
Voorzorgen voor het aansluiten van het
systeem 105
Voor u dit product inbouwt 105
Voorkomen van beschadigingen 106
Opmerking over de blauw/witte
draad 106
Opmerking over de violet/witte
draad 107
Meegeleverde onderdelen 108
Systeemcomponenten aansluiten 110
Bij aansluiting op een los verkrijgbare
eindversterker 112
Bij aansluiting van een
achteruitkijkcamera 113
Bij aansluiting van een externe
videocomponent 114
Gebruik van een AV-ingang (AV) 114
Bij aansluiten van het achterdisplay 115
Bij gebruik van een achterdisplay dat
op de achtervideo-uitgang is
aangesloten 115
Inbouwen
Voorzorgen voor installatie 116
Voorkomen van elektromagnetische
storingen 116
Voor de installatie 116
Inbouwen van het navigatiesysteem 117
Opmerkingen betreffende de
installatie 117
Installeren van de GPS-antenne 119
Opmerkingen betreffende de
installatie 119
Meegeleverde onderdelen 119
Bevestigen van de antenne binnen in
de auto (op het dashboard of de
hoedenplank) 120
De microfoon installeren 121
Meegeleverde onderdelen 121
Montage op de zonneklep 121
Installatie op stuurkolom 122
De hoek van de microfoon
aanpassen 123
Inhoudsopgave
Nl
102
Uw nieuwe navigatiesysteem
en deze handleiding
! De navigatie-elementen van dit product (en
de achteruitkijkcamera, indien aange-
schaft) zijn uitsluitend bedoeld als hulp-
middel voor de bediening van uw voertuig.
U mag het autonavigatiesysteem niet be-
schouwen als vervanging van uw eigen be-
oordelingsvermogen en alertheid tijdens
het rijden.
! Gebruik dit navigatiesysteem nooit om in
geval van nood naar ziekenhuizen, politie-
bureaus of dergelijke instellingen te rijden.
Bel dan het juiste hulpdienstnummer.
! Gebruik dit navigatiesysteem (of de achter-
uitkijkcamera, indien aangeschaft) niet als
dit gebruik op enigerlei wijze uw aandacht
afleidt van het veilig besturen van uw voer-
tuig. Neem altijd de plaatselijke verkeersre-
gels en de vereiste veiligheidsmaatregelen
in acht. Als u moeilijkheden ondervindt tij-
dens het gebruik van het systeem of als u
het beeldscherm niet duidelijk kunt lezen,
dient u uw voertuig te parkeren op een vei-
lige plek en de handrem aan te trekken
voor u de nodige aanpassingen uitvoert.
! In deze handleiding wordt de inbouw van
het navigatiesysteem in uw voertuig be-
schreven. Sommige bedradings- en instal-
latie-informatie staat echter in de
afzonderlijke installatiehandleiding. De be-
diening van het navigatiesysteem wordt in
een andere afzonderlijke handleiding be-
schreven.
! Installeer dit product niet op een plek waar
het (i) het zicht van de bestuurder kan be-
lemmeren, (ii) de werking van bedienings-
systemen of veiligheidsvoorzieningen van
het voertuig, zoals airbags, knoppen voor
noodverlichting enz., kan belemmeren, of
(iii) de bestuurder kan hinderen bij het vei-
lig besturen van het voertuig. In bepaalde
gevallen kan dit product niet worden geïn-
stalleerd vanwege het type voertuig of de
vorm van het interieur.
Belangrijke veiligheids-
voorschriften
WAARSCHUWING
Pioneer raadt u af het navigatiesysteem zelf
in te bouwen. Wij adviseren u om alleen be-
voegd Pioneer onderhoudspersoneel, dat
speciaal is opgeleid en ervaring heeft met
mobiele elektronica, dit product te laten in-
stellen en inbouwen. VOER NOOIT ZELF ON-
DERHOUD UIT AAN DIT PRODUCT. Bij
verkeerd inbouwen of onderhoud van dit pro-
duct en de aansluitkabels bestaat de kans op
een elektrische schok of een andere gevaar-
lijke situatie, en kan het navigatiesysteem
schade oplopen die niet onder de garantie
valt.
! Lees de handleiding zorgvuldig door voor-
dat u het navigatiesysteem gaat inbouwen.
! Bewaar de handleiding zodat u er later nog
eens iets in kunt opzoeken.
! Neem alle waarschuwingsinformatie in
deze handleiding in acht en volg de instruc-
ties nauwkeurig op.
! Onder bepaalde omstandigheden is het
mogelijk dat dit navigatiesysteem de positie
van uw voertuig, de afstand tot objecten op
het scherm en kompasaanduidingen niet
correct aangeeft. Daarnaast heeft het sys-
teem bepaalde beperkingen, onder andere
dat het eenrichtingsverkeer, tijdelijke ver-
keerssituaties en gebieden waar veilig rij-
den op een bepaald moment wellicht niet
mogelijk is niet kan herkennen. Vertrouw
op uw eigen beoordelingsvermogen met
betrekking tot de daadwerkelijke verkeerssi-
tuatie.
Nl
103
Hoofdstuk
Nederlands
01
Voorzorgen
! Evenals bij het gebr uik van andere acces-
soires in uw auto dient u erop te letten dat
het navigatiesysteem niet uw aandacht van
het veilig besturen van uw voertuig afleidt.
Indien u moeilijkheden heeft bij de bedie-
ning van het apparaat of als de informatie
op het beeldscherm niet duidelijk is, par-
keer de auto dan op een veilige plaats voor-
dat u het probleem probeert op te lossen.
! Tijdens het rijden dient u altijd de veilig-
heidsgordel te dragen. Bij een ongeluk is
de kans op letsel aanzienlijk groter als u de
veiligheidsgordel niet of niet correct draagt.
! Bepaalde wetten en regels van de landelij-
ke zowel als plaatselijke overheid kunnen
de plaatsing en het gebruik van dit systeem
in uw voertuig verbieden of beperken. Volg
bij het gebruik, de installatie en de bedie-
ning van uw navigatiesysteem alle toepas-
selijke wetten en regels stipt op.
Nl
104
Hoofdstuk
01
Voorzorgen
Voorzorgen voor het
aansluiten van het systeem
BELANGRIJK
! Indien u besluit de installatie zelf uit te
voeren, een speciale opleiding heeft
gehad en ervaring heeft met het inbouwen
van mobiele elektronica, volg dan nauw-
gezet alle stappen van de installatiehand-
leiding.
! Maak alle draden met kabelklemmen of
isolatietape vast. Let er op dat er geen dra-
den blootliggen.
! Het is uiterst gevaarlijk als kabels of
snoeren rond de stuurkolom of de versnel-
ling gewikkeld kunnen raken. U moet
daarom dit product, de kabels en de be-
drading zo installeren en wegwerken dat
ze de besturing niet kunnen belemmeren
of hinderen.
! Zorg ervoor dat de kabels en de bedrading
niet in de weg zitten bij of vast kunnen
komen in de bewegende onderdelen van
het voertuig, met name het stuur, de ver-
snelling, de handrem, de rails van de ver-
stelbare stoelen, of andere
bedieningsorganen van het voertuig.
! Laat de draden niet langs plaatsen lopen
waar ze blootgesteld worden aan hoge
temperaturen. Als de isolatie van de dra-
den erg warm wordt, kunnen ze bescha-
digd raken, waardoor er kortsluiting of
een storing ontstaat en er mogelijk perma-
nente beschadiging aan dit product op-
treedt.
! Maak de GPS-antennedraad niet korter en
ook niet langer. Wijzigen van de antenne-
draad kan resulteren in kortsluiting of sto-
ring.
! Maak ook geen enkele andere draad kor-
ter. Wanneer dit gebeurt, is het mogelijk
dat het beveiligingscircuit (zekeringhou-
der, zekeringweerstand of filter, enz.) niet
goed meer functioneert.
! Tap nooit stroom af van de stroomtoevoer-
draad van het navigatiesysteem voor de
voeding van andere elektronische appara-
tuur. De stroomcapaciteit van de draad
kan overschreden worden, met oververhit-
ting tot gevolg.
Voor u dit product inbouwt
! Gebruik dit toestel uitsluitend met een 12
Volt accu met negatieve aarding. Doet u dit
niet, dan kunnen brand of storingen het ge-
volg zijn.
! Om kortsluitingen in het elektrische sys-
teem te voorkomen, moet u de () accuka-
bel loskoppelen voor de installatie.
Nl
105
Hoofdstuk
Nederlands
02
Systeemcomponenten aansluiten
Voorkomen van
beschadigingen
WAARSCHUWING
! Gebruik luidsprekers van meer dan 50 W
(uitgangsvermogen) en tussen 4 W t/m 8 W
(impedantiewaarde). Gebruik geen luid-
sprekers van 1 W t/m 3 W voor dit toestel.
! Zorg ervoor dat u de zekering alleen ver-
vangt door een zekering met de waarde
die op dit product staat aangegeven.
! Wanneer u een stekker uittrekt, pak dan de
stekker zelf vast. Trek niet aan de draad,
want het is mogelijk dat u deze uit de stek-
ker trekt.
! Dit product kan niet worden geïnstalleerd
in een voertuig zonder ACC (Accessoire)
stand op de contactschakelaar.
A
C
C
O
N
S
T
A
R
T
O
F
F
O
N
S
T
A
R
T
O
F
F
ACC-stand Geen ACC-stand
! Om kortsluiting te voorkomen dient u de
losgekoppelde draad af te dekken met iso-
latieband. Het is met name van belang alle
ongebruikte speakerdraden te isoleren.
Wanneer deze onbedekt blijven, kan er kort-
sluiting ontstaan.
! Zie voor nadere informatie over het aanslui-
ten van de eindversterker en andere toestel-
len de gebruikershandleiding en voer de
aansluiting vervolgens uit zoals hierin be-
schreven.
! Omdat er een unieke BPTL-schakeling
wordt toegepast, mag u de * kant van de
speakerdraad niet direct aarden of de *
kant van een andere kant van de speaker-
draad samen aansluiten. U moet de * kant
van de speakerdraad aansluiten op de *
kant van de speakerdraad van dit navigatie-
systeem.
! Indien de RCA-aansluiting op dit product
niet wordt gebruikt, dan mogen de dopjes
die aan het einde van de aansluiting zijn
bevestigd niet worden verwijderd.
Opmerking over de blauw/
witte draad
! Wanneer de contactschakelaar wordt aan-
gezet (ACC ON), wordt er een regelsignaal
uitgevoerd via de blauw/witte draad. Ver-
bind de draad met de afstandsbedienings-
aansluiting van een externe eindversterker,
de bedieningsaansluiting van het relais
voor een automatische antenne, of de be-
dieningsaansluiting voor een antennesig-
naalversterker (max. 300 mA 12 V DC). Het
regelsignaal wordt uitgevoerd via de blauw/
witte draad, ook wanneer de audiobron is
uitgeschakeld.
! Gebruik deze draad in geen geval als de
stroomdraad voor externe eindversterkers.
Een dergelijke aansluiting kan leiden tot
een te hoge stroom en daardoor tot storin-
gen en defecten.
! Gebruik deze draad in geen geval als de
stroomdraad voor de automatische anten-
ne of de antennesignaalversterker. Een der-
gelijke aansluiting kan leiden tot een te
hoge stroom en daardoor tot storingen en
defecten.
Nl
106
Hoofdstuk
02
Systeemcomponenten aansluiten
Opmerking over de violet/witte
draad
! De violet/witte draad moet zodanig worden
aangesloten dat het navigatiesysteem kan
detecteren of het voertuig naar voren of
naar achteren beweegt. Sluit de violet/witte
draad aan op de draad waarvan de span-
ning verandert wanneer de versnellings-
hendel in de achteruit wordt gezet.
Wanneer de draad niet is aangesloten, is
het mogelijk dat de sensor niet juist detec-
teert of uw voertuig naar voren/achteren
rijdt en bestaat de kans dat de voertuigposi-
tie die gedetecteerd wordt door de sensor
niet overeenkomt met de feitelijke
positie.
Nl
107
Hoofdstuk
Nederlands
02
Systeemcomponenten aansluiten
Meegeleverde onderdelen
De navigatie-eenheid
RDS-TMC tuner USB en ministekker-
aansluiting
RCA-aansluiting GPS-antenne
Microfoon
Nl
108
Hoofdstuk
02
Systeemcomponenten aansluiten
Nl
109
Hoofdstuk
Nederlands
02
Systeemcomponenten aansluiten
Systeemcomponenten aansluiten
De navigatie-eenheid
Ingang
afstandsbediening
met draad
Raadpleeg de
handleiding van de
Bedrade
afstandsbediening-a
dapter (los
verkrijgbaar).
Ingang voertuigbusadapter
Raadpleeg de handleiding van de
voertuigbusadapter (los
verkrijgbaar).
Stroomsnoer
Voor de aansluiting wordt u verwezen naar de
afzonderlijke bedradings- en installatiehandleiding.
15 cm
RCA-aansluiting
Geel/zwart
Als u apparatuur met een dempingsfunctie
gebruikt, moet u deze aansluiten op de
audiodempingsdraad. Doet u dit niet, dan
mag er niets anders op deze draad worden
aangesloten.
RDS-TMC tuner
Antenne van het voertuig
Zekering (10 A)
Antenne-aansluiting
30 cm
30 cm
1 m
De geluidsweergave van de audiobron wordt uitgeschakeld of
gedempt terwijl de volgende geluidssignalen niet worden
uitgeschakeld of gedempt. Raadpleeg de
Bedieningshandleiding voor details.
— stembegeleiding voor de navigatie
— inkomende beltonen en geluidsweergave van een mobiele
telefoon die met dit navigatiesysteem is verbonden via
Bluetooth draadloze technologie
Opmerking
13 cm
Nl
110
Hoofdstuk
02
Systeemcomponenten aansluiten
Poort voor
Dock
-aansluiting
WAARSCHUWING
· Om de ongelukken en mogelijke inbreuk op toepasselijke
wetten en regels te vermijden, mag dit product in geen
geval worden gebruikt terwijl het voertuig bestuurd wordt,
met uitzondering van gebruik voor navigatie. Een eventueel
achterdisplay mag niet zo geplaatst worden dat dit een
zichtbare afleiding voor de bestuurder kan opleveren.
· In sommige landen is het bekijken van beelden op een
scherm in een voertuig, zelfs door anderen dan de
bestuurder, wettelijk verboden. Waar zulke regelgeving van
toepassing is moet deze worden nageleefd en mag de
videofunctie van dit product niet worden gebruikt.
USB en
ministekker-
aansluiting
(*2)
— Bij aansluiting van uw iPod, zijn beide
verbindingen vereist.
— U moet “AV-invoer” in “Instellingen
AV-systeem” op “iPod” instellen
wanneer er een iPod wordt
aangesloten. (Zie de
Bedieningshandleiding voor details.)
(*2)
USB-interfacekabel voor de
iPod
(CD-IU51V) (los verkrijgbaar)
iPod met
Dock-aansluiting (*3)
(*3)
Zie de Bedieningshandleiding
voor meer details over de
bediening en compatibiliteit.
2 m
4 m
Microfoon
3,55 m
GPS-antenne
(*1)
Sluit de USB-interfacekabel voor
iPod aan, of een geschikt
USB-geheugenapparaat.
(*1)
Nl
111
Hoofdstuk
Nederlands
02
Systeemcomponenten aansluiten
Bij aansluiting op een los verkrijgbare eindversterker
Eindversterker
(los verkrijgbaar)
Links Rechts
Systeem-afstandsbediening
Subwoofer of
achterluidspreker
Subwoofer of
achterluidspreker
RCA-kabel
(los verkrijgbaar)
De navigatie-eenheid
Blauw/wit
Sluit aan op de systeembedieningsaansluiting van de eindversterker of de
bedieningsaansluiting van het relais voor een automatische antenne
(max. 300 mA 12 V DC).
Subwoofer- of
achter-uitgangen
(SWL, SWR)
Opmerkingen
· U kunt de RCA-uitgang van de subwoofer veranderen afhankelijk van uw subwoofersysteem. (Raadpleeg de
Bedieningshandleiding.)
· Als u SP achter” op “Sub. W” instelt, kan de instelling voor “Preout” niet worden gemaakt.
· Zorg dat de uitgangsinstelling van “Preout” hetzelfde is als de instelling van de aangesloten luidspreker.
Nl
112
Hoofdstuk
02
Systeemcomponenten aansluiten
Bij aansluiting van een
achteruitkijkcamera
Wanneer dit product wordt gebruikt met een
achteruitkijkcamera, kan er automatisch wor-
den overgeschakeld naar het beeld van die ca-
mera wanneer de schakelhendel in
REVERSE (R) wordt gezet. De Achteraan-
zicht stand stelt u ook in staat te controleren
wat er achter u gebeurt terwijl u aan het rijden
bent.
Wanneer u de achteruitkijkcamera gebruikt,
zorg er dan voor dat de violet/witte draad is
aangesloten. Anders zal het beeld van de ach-
teruitkijkcamera niet automatisch verschijnen
wanneer het voertuig achteruit rijdt.
De instructies voor de juiste aansluiting van
de violet/witte draad vindt u in de afzonderlijke
bedradings- en installatiehandleiding.
WAARSCHUWING
GEBRUIK DEZE INGANG ALLEEN VOOR DE OM-
GEKEERDE OF SPIEGELVERKEERD WEERGEGE-
VEN BEELDEN VAN DE
ACHTERUITKIJKCAMERA. ANDERSSOORTIG
GEBRUIK KAN LETSEL OF SCHADE TOT GEVOLG
HEBBEN.
BELANGRIJK
! Het beeld op het scherm kan omgekeerd wor-
den weergegeven.
! De achteruitkijkcamera kan worden gebruikt
om aanhangers in de gaten te houden, of bij
inparkeren. Gebruik deze functie niet voor
amusement.
! Objecten op het beeld van de achteruitkijkca-
mera kunnen dichterbij of verder weg lijken
dan ze in werkelijkheid zijn.
! Wij wijzen u er op dat het door de achteruit-
kijkcamera weergegeven gebied iets kan ver-
schillen wanneer de beelden op het volledige
scherm worden weergegeven bij achteruit rij-
den en wanneer er met de camera naar ach-
teren wordt gekeken terwijl er vooruit wordt
gereden.
De navigatie-eenheid
20 cm
(bijv. ND-BC5)
(los verkrijgbaar)
Achteruitkijkcamera
Naar video-uitgang
RCA-kabel
Bruin
(REAR VIEW CAMERA IN)
RCA-aansluiting
Opmerkingen
! Deze stand is beschikbaar wanneer de in-
stelling voor de achteruitkijkcamera op
Aan staat. (Raadpleeg voor details de Be-
dieningshandleiding.)
! Sluit het navigatiesysteem alleen aan op de
achteruitkijkcamera. Sluit het niet aan op
andere apparatuur.
Nl
113
Hoofdstuk
Nederlands
02
Systeemcomponenten aansluiten
Bij aansluiting van een
externe videocomponent
Gebruik van een AV-ingang (AV)
De navigatie-eenheid
RCA-kabels
(los verkrijgbaar)
Geel
Rood, wit
Externe
videocomponent
(los verkrijgbaar)
Naar
video-uitgang
Naar
audio-uitgangen
AV-kabel
met ministekker
(CD-RM10)
(los verkrijgbaar)
2 m
USB en ministekker-
aansluiting
! U moet AV-invoer in Instellingen AV-
systeem op Video instellen wanneer er
een externe videocomponent wordt aange-
sloten. (Zie de Bedieningshandleiding voor
details.)
BELANGRIJK
Gebruik een AV-kabel met ministekker (CD-RM10)
(los verkrijgbaar) voor de aansluiting. Als u an-
dere kabels gebruikt, kan de bedradingsconfigu-
ratie verschillen waardoor beeld en geluid niet
goed kunnen worden weergegeven.
OK
G
V
R
L
G
R
V
L
L : Linkeraudio (Wit)
R : Rechteraudio (Rood)
V : Video (Geel)
G : Aarding
Nl
114
Hoofdstuk
02
Systeemcomponenten aansluiten
Bij aansluiten van het
achterdisplay
De navigatie-eenheid
Achterdisplay met RCA-
ingangsaansluitingen
Geel
(VOUT)
RCA-kabel
(los verkrijgbaar)
Naar video-ingang
Bij gebruik van een achterdisplay
dat op de achtervideo-uitgang is
aangesloten
WAARSCHUWING
Plaats het achterdisplay NOOIT zo dat de be-
stuurder de video kan bekijken tijdens het rij-
den.
De achtervideo-uitgang van dit navigatiesysteem
is voor de aansluiting van een display zodat de
passagiers op de achterbank de video kunnen
bekijken.
Nl
115
Hoofdstuk
Nederlands
02
Systeemcomponenten aansluiten
Voorzorgen voor installatie
BELANGRIJK
! Installeer dit product nooit op plaatsen
waar, of op een manier waardoor het:
De bestuurder of passagiers kan ver-
wonden als het voertuig plotseling
stopt.
De bestuurder kan hinderen bij de be-
diening van het voertuig, bijvoorbeeld
op de vloer voor de bestuurdersstoel,
of in de buurt van het stuur of de ver-
snelling.
! Controleer of er niets achter het dash-
board of de panelen zit wanneer u hierin
gaten gaat boren. Let erop dat u geen
brandstofleidingen, remleidingen, elektro-
nische componenten, communicatiedra-
den of voedingskabels beschadigt.
! Wanneer u schroeven gebruikt, let er dan
op dat deze niet in contact komen met de
elektrische bedrading. Door trillingen kan
de isolatie van de draden beschadigd
raken, met als gevolg kortsluiting of an-
dere schade aan het voertuig.
! Gebruik de bijgeleverde onderdelen op de
voorgeschreven wijze, zodat dit product
juist wordt ingebouwd. Indien u andere
onderdelen gebruikt, kunt u beschadigin-
gen aan het product veroorzaken of het
product kan losraken.
! Het is uiterst gevaarlijk als kabels of
snoeren rond de stuurkolom of de versnel-
ling gewikkeld kunnen raken. U moet
daarom dit product, de kabels en de be-
drading zo installeren en wegwerken dat
ze de besturing niet kunnen belemmeren
of hinderen.
! Zorg ervoor dat de draden niet geraakt
kunnen worden door een portier of stoel-
verschuivingsmechanisme, met eventueel
kortsluiting tot gevolg.
! Controleer of alle andere apparatuur van
uw voertuig goed werkt na de installatie
van het navigatiesysteem.
! Installeer dit navigatiesysteem niet op
een plek waar het (i) het zicht van de be-
stuurder kan belemmeren, (ii) de werking
van bedieningssystemen of veiligheids-
voorzieningen van het voertuig, zoals air-
bags, knoppen voor noodverlichting enz.,
kan belemmeren, of (iii) de bestuurder
kan hinderen bij het veilig besturen van
het voertuig.
! Installeer het navigatiesysteem tussen de
bestuurdersstoel en de voorste passa-
giersstoel, zodat het niet wordt geraakt
door de bestuurder of inzittende als het
voertuig abrupt afremt.
! Installeer het navigatiesysteem in geen
geval voor of naast de locaties in het
dashboard, het portier of de deurstijl van
waar de airbags van uw voertuig tevoor-
schijn zullen komen. Raadpleeg het in-
structieboekje van uw voertuig voor de
locatie van de airbags.
Voorkomen van
elektromagnetische storingen
Om storingen te voorkomen moeten de vol-
gende voorwerpen zo ver mogelijk van dit navi-
gatiesysteem alsmede andere kabels en
draden worden geplaatst:
! FM, MG/LG-antenne met de kabel
! GPS-antenne met de kabel
Bovendien moet u elke antennedraad zo ver
mogelijk van andere antennedraden en -kabels
houden. Bind ze niet samen, laat ze niet langs
elkaar lopen en laat ze elkaar niet kruisen.
Elektromagnetische ruis vergroot de kans op
fouten bij de positiebepaling van uw
voertuig.
Voor de installatie
! Raadpleeg uw dichtstbijzijnde dealer als er
voor de installatie gaten moeten worden
geboord, of als er andere wijzigingen in het
voertuig moeten worden aangebracht.
Nl
116
Hoofdstuk
03
Inbouwen
! Voordat u dit product definitief installeert,
is het raadzaam tijdelijk alle aansluitingen
te maken om te kijken of deze correct zijn
en alles naar behoren functioneert.
Inbouwen van het
navigatiesysteem
Opmerkingen betreffende de
installatie
! Installeer het navigatiesysteem niet op
plaatsen die kunnen worden blootgesteld
aan hoge temperaturen of vocht, zoals:
Dichtbij een radiator, luchtopening of
airconditioningapparaat.
Op plaatsen blootgesteld aan direct zon-
licht, zoals op het dashboard.
Plaatsen die blootgesteld kunnen wor-
den aan regen, zoals dicht bij een por-
tier of op de vloer van het voertuig.
! Installeer dit navigatiesysteem op een plek
die stevig genoeg is om het gewicht van
het product te dragen. Kies een plaats waar
dit navigatiesysteem stevig kan worden ge-
ïnstalleerd en zorg voor een veilige bevesti-
ging. De actuele locatie van het voertuig
kan alleen correct worden weergegeven
wanneer het navigatiesysteem goed beves-
tigd is.
! Installeer het navigatiesysteem horizontaal
op een oppervlak onder hoek van niet meer
dan 0 tot 30 graden afwijking (binnen 5 gra-
den naar links of rechts). Onjuiste installa-
tie van het toestel op een oppervlak dat
schuiner staat dan deze waarden vergroot
de kans op fouten bij de plaatsbepaling van
het voertuig en kan ook op andere manie-
ren leiden tot verminderde prestaties van
het scherm.
30°
! Om verzekerd te kunnen zijn van voldoende
ventilatie bij gebruik van dit toestel, dient u
er bij de installatie voor te zorgen dat u ach-
ter het achterpaneel en rondom het toestel
voldoende ruimte vrij laat, en dient u even-
tuele losse bedrading samen te bundelen
zodat deze de ventilatie-openingen niet kan
blokkeren.
Laat voldoende
ruimte vrij
5 cm
5 cm
Nl
117
Hoofdstuk
Nederlands
03
Inbouwen
! De bedrading mag het op de afbeelding
hieronder aangegeven gebied niet afdek-
ken. Dit is vereist zodat de versterker en de
navigatieschakelingen hun overtollige
warmte kwijt kunnen.
Bedek dit gebied niet.
! In geval van oververhitting wordt de halfge-
leiderlaser beschadigd. Bouw de navigatie-
eenheid daarom niet in op een plaats waar
deze te warm kan worden, bijvoorbeeld
naast een radiator.
Nl
118
Hoofdstuk
03
Inbouwen
Installeren van de GPS-
antenne
BELANGRIJK
Maak de GPS-antennedraad niet korter en
ook niet langer. Wijzigingen aan de antenne-
kabel kunnen leiden tot kortsluiting of storin-
gen en permanente schade aan het
navigatiesysteem.
Opmerkingen betreffende de
installatie
! De antenne dient op een zo horizontaal mo-
gelijk oppervlak te worden bevestigd, op
een plaats waar de ontvangst van de radio-
golven zo min mogelijk wordt gehinderd.
De antenne kan de radiogolven van de sa-
telliet alleen ontvangen als er geen obsta-
kel tussen de antenne en de satelliet is.
Dashboard Hoedenplank
! Indien u de GPS-antenne binnen in de auto
aanbrengt, gebruik dan het metalen plaatje
dat bij het systeem wordt geleverd. Als dit
plaatje niet gebruikt wordt, zal de ont-
vangstgevoeligheid slecht zijn.
! Maak het bijgeleverde metalen plaatje niet
kleiner. Dit resulteert in een lagere gevoelig-
heid van de GPS-antenne.
! Trek niet aan de antennedraad wanneer u
de GPS-antenne wilt verwijderen. De mag-
neet van de antenne is erg krachtig en u
zou de draad kunnen lostrekken van de an-
tenne.
! Verf de GPS-antenne niet, aangezien dit de
prestaties van de antenne negatief beïn-
vloedt.
Meegeleverde onderdelen
GPS-antenne Metalen plaatje
Nl
119
Hoofdstuk
Nederlands
03
Inbouwen
Bevestigen van de antenne binnen in de auto (op het dashboard of
de hoedenplank)
WAARSCHUWING
Installeer de GPS-antenne niet over andere
sensoren of de ventilatie-openingen in het
dashboard van het voertuig, want hierdoor
kan de juiste werking van de sensoren of
ventilatie-openingen belemmerd worden en
is het ook mogelijk dat de GPS-antenne niet
goed en stevig meer op het dashboard beves-
tigd kan worden met behulp van het metalen
plaatje.
Bevestig het metalen plaatje zo horizontaal
mogelijk op een plek waar de GPS-antenne
voor het raam komt te zitten. Plaats de GPS-
antenne op het metalen plaatje. (De GPS-an-
tenne wordt vastgezet met zijn magneet.)
Het metalen plaatje bevat
een sterk kleefmiddel, dat
na verwijdering sporen op
het oppervlak kan achterlaten.
Opmerking
Klemmen
Gebruik los verkrijgbare klemmen
om de draad waar nodig binnenin
de auto te bevestigen.
GPS-antenne
Metalen plaatje
Haal de beschermende laag aan
de onderkant van het plaatje.
Zorg dat het oppervlak
waarop u het metalen plaatje
gaat aanbrengen droog is en
vrij van stof, olie, vet enz.
Nl
120
Hoofdstuk
03
Inbouwen
Opmerkingen
! Knip of snijd het metalen plaatje voor het
aanbrengen niet in kleine stukken.
! De ruiten van sommige autos laten de sig-
nalen van de GPS-satellieten niet door. In
dat geval dient u de GPS-antenne aan de
buitenzijde van de auto te bevestigen.
De microfoon installeren
! Installeer de microfoon in de juiste richting
en op de juiste afstand zodat de microfoon
gemakkelijk de stem van de bestuurder kan
opvangen.
! Sluit de microfoon aan op het navigatiesys-
teem wanneer het systeem is uitgeschakeld
(ACC OFF).
Meegeleverde onderdelen
Microfoon Microfoonklem
Dubbelzijdig plakband
Montage op de zonneklep
1 Plaats de microfoon in de microfoon-
klem.
Microfoonklem Microfoon
Nl
121
Hoofdstuk
Nederlands
03
Inbouwen
2 Bevestig de microfoonklem aan de zon-
neklep.
Microfoonklem
Klemmen
Gebruik los verkrijgbare
klemmen om de draad waar
nodig binnenin de auto te
bevestigen.
Bevestig de microfoon aan de zonneklep ter-
wijl de klep omhoog staat. De microfoon kan
de stem van de bestuurder niet opvangen wan-
neer de zonneklep naar beneden is geklapt.
Installatie op stuurkolom
% Bevestig de microfoon op de stuurko-
lom.
Dubbelzijdig plakband
Plaats de microfoon op de stuur-
kolom en houd hem uit de buurt
van het stuur.
Klemmen
Gebruik los verkrijgbare
klemmen om de draad
waar nodig binnenin de
auto te bevestigen.
Nl
122
Hoofdstuk
03
Inbouwen
De hoek van de microfoon
aanpassen
De hoek van de microfoon kan worden inge-
steld.
Nl
123
Hoofdstuk
Nederlands
03
Inbouwen
Technische Hotline der
Pioneer Electronics Deutschland GmbH
TEL: 02154/913-333
PIONEER CORPORATION
1-1, Shin-ogura, Saiwai-ku, Kawasaki-shi,
Kanagawa 212-0031, JAPAN
PIONEER ELECTRONICS (USA) INC.
P.O. Box 1540, Long Beach, California 90801-1540, U.S.A.
TEL: (800) 421-1404
PIONEER EUROPE NV
Haven 1087, Keetberglaan 1, B-9120 Melsele, Belgium/Belgique
TEL: (0) 3/570.05.11
© 2011 PIONEER CORPORATION.
All rights reserved.
© 2011 PIONEER CORPORATION.
Tous droits de reproduction et de
traduction réservés.
Printed in Thailand
Imprimé en Thaïlande
<CRD4633-A/N> EU
<KYTZX> <11L00000>

Documenttranscriptie

Inhoudsopgave Voorzorgen Uw nieuwe navigatiesysteem en deze handleiding 103 Belangrijke veiligheidsvoorschriften 103 Systeemcomponenten aansluiten Voorzorgen voor het aansluiten van het systeem 105 Voor u dit product inbouwt 105 Voorkomen van beschadigingen 106 – Opmerking over de blauw/witte draad 106 – Opmerking over de violet/witte draad 107 Meegeleverde onderdelen 108 Systeemcomponenten aansluiten 110 Bij aansluiting op een los verkrijgbare eindversterker 112 Bij aansluiting van een achteruitkijkcamera 113 Bij aansluiting van een externe videocomponent 114 – Gebruik van een AV-ingang (AV) 114 Bij aansluiten van het achterdisplay 115 – Bij gebruik van een achterdisplay dat op de achtervideo-uitgang is aangesloten 115 Inbouwen Voorzorgen voor installatie 116 Voorkomen van elektromagnetische storingen 116 Voor de installatie 116 Inbouwen van het navigatiesysteem 117 – Opmerkingen betreffende de installatie 117 Installeren van de GPS-antenne 119 – Opmerkingen betreffende de installatie 119 – Meegeleverde onderdelen 119 – Bevestigen van de antenne binnen in de auto (op het dashboard of de hoedenplank) 120 102 Nl De microfoon installeren 121 – Meegeleverde onderdelen 121 – Montage op de zonneklep 121 – Installatie op stuurkolom 122 – De hoek van de microfoon aanpassen 123 Hoofdstuk Voorzorgen Uw nieuwe navigatiesysteem en deze handleiding Belangrijke veiligheidsvoorschriften WAARSCHUWING Pioneer raadt u af het navigatiesysteem zelf in te bouwen. Wij adviseren u om alleen bevoegd Pioneer onderhoudspersoneel, dat speciaal is opgeleid en ervaring heeft met mobiele elektronica, dit product te laten instellen en inbouwen. VOER NOOIT ZELF ONDERHOUD UIT AAN DIT PRODUCT. Bij verkeerd inbouwen of onderhoud van dit product en de aansluitkabels bestaat de kans op een elektrische schok of een andere gevaarlijke situatie, en kan het navigatiesysteem schade oplopen die niet onder de garantie valt. ! Lees de handleiding zorgvuldig door voordat u het navigatiesysteem gaat inbouwen. ! Bewaar de handleiding zodat u er later nog eens iets in kunt opzoeken. ! Neem alle waarschuwingsinformatie in deze handleiding in acht en volg de instructies nauwkeurig op. ! Onder bepaalde omstandigheden is het mogelijk dat dit navigatiesysteem de positie van uw voertuig, de afstand tot objecten op het scherm en kompasaanduidingen niet correct aangeeft. Daarnaast heeft het systeem bepaalde beperkingen, onder andere dat het eenrichtingsverkeer, tijdelijke verkeerssituaties en gebieden waar veilig rijden op een bepaald moment wellicht niet mogelijk is niet kan herkennen. Vertrouw op uw eigen beoordelingsvermogen met betrekking tot de daadwerkelijke verkeerssituatie. Nl Nederlands ! De navigatie-elementen van dit product (en de achteruitkijkcamera, indien aangeschaft) zijn uitsluitend bedoeld als hulpmiddel voor de bediening van uw voertuig. U mag het autonavigatiesysteem niet beschouwen als vervanging van uw eigen beoordelingsvermogen en alertheid tijdens het rijden. ! Gebruik dit navigatiesysteem nooit om in geval van nood naar ziekenhuizen, politiebureaus of dergelijke instellingen te rijden. Bel dan het juiste hulpdienstnummer. ! Gebruik dit navigatiesysteem (of de achteruitkijkcamera, indien aangeschaft) niet als dit gebruik op enigerlei wijze uw aandacht afleidt van het veilig besturen van uw voertuig. Neem altijd de plaatselijke verkeersregels en de vereiste veiligheidsmaatregelen in acht. Als u moeilijkheden ondervindt tijdens het gebruik van het systeem of als u het beeldscherm niet duidelijk kunt lezen, dient u uw voertuig te parkeren op een veilige plek en de handrem aan te trekken voor u de nodige aanpassingen uitvoert. ! In deze handleiding wordt de inbouw van het navigatiesysteem in uw voertuig beschreven. Sommige bedradings- en installatie-informatie staat echter in de afzonderlijke installatiehandleiding. De bediening van het navigatiesysteem wordt in een andere afzonderlijke handleiding beschreven. ! Installeer dit product niet op een plek waar het (i) het zicht van de bestuurder kan belemmeren, (ii) de werking van bedieningssystemen of veiligheidsvoorzieningen van het voertuig, zoals airbags, knoppen voor noodverlichting enz., kan belemmeren, of (iii) de bestuurder kan hinderen bij het veilig besturen van het voertuig. In bepaalde gevallen kan dit product niet worden geïnstalleerd vanwege het type voertuig of de vorm van het interieur. 01 103 Hoofdstuk 01 Voorzorgen ! Evenals bij het gebruik van andere accessoires in uw auto dient u erop te letten dat het navigatiesysteem niet uw aandacht van het veilig besturen van uw voertuig afleidt. Indien u moeilijkheden heeft bij de bediening van het apparaat of als de informatie op het beeldscherm niet duidelijk is, parkeer de auto dan op een veilige plaats voordat u het probleem probeert op te lossen. ! Tijdens het rijden dient u altijd de veiligheidsgordel te dragen. Bij een ongeluk is de kans op letsel aanzienlijk groter als u de veiligheidsgordel niet of niet correct draagt. ! Bepaalde wetten en regels van de landelijke zowel als plaatselijke overheid kunnen de plaatsing en het gebruik van dit systeem in uw voertuig verbieden of beperken. Volg bij het gebruik, de installatie en de bediening van uw navigatiesysteem alle toepasselijke wetten en regels stipt op. 104 Nl Hoofdstuk Systeemcomponenten aansluiten Voorzorgen voor het aansluiten van het systeem BELANGRIJK voeding van andere elektronische apparatuur. De stroomcapaciteit van de draad kan overschreden worden, met oververhitting tot gevolg. Voor u dit product inbouwt ! Gebruik dit toestel uitsluitend met een 12 Volt accu met negatieve aarding. Doet u dit niet, dan kunnen brand of storingen het gevolg zijn. ! Om kortsluitingen in het elektrische systeem te voorkomen, moet u de (–) accukabel loskoppelen voor de installatie. Nederlands ! Indien u besluit de installatie zelf uit te voeren, een speciale opleiding heeft gehad en ervaring heeft met het inbouwen van mobiele elektronica, volg dan nauwgezet alle stappen van de installatiehandleiding. ! Maak alle draden met kabelklemmen of isolatietape vast. Let er op dat er geen draden blootliggen. ! Het is uiterst gevaarlijk als kabels of snoeren rond de stuurkolom of de versnelling gewikkeld kunnen raken. U moet daarom dit product, de kabels en de bedrading zo installeren en wegwerken dat ze de besturing niet kunnen belemmeren of hinderen. ! Zorg ervoor dat de kabels en de bedrading niet in de weg zitten bij of vast kunnen komen in de bewegende onderdelen van het voertuig, met name het stuur, de versnelling, de handrem, de rails van de verstelbare stoelen, of andere bedieningsorganen van het voertuig. ! Laat de draden niet langs plaatsen lopen waar ze blootgesteld worden aan hoge temperaturen. Als de isolatie van de draden erg warm wordt, kunnen ze beschadigd raken, waardoor er kortsluiting of een storing ontstaat en er mogelijk permanente beschadiging aan dit product optreedt. ! Maak de GPS-antennedraad niet korter en ook niet langer. Wijzigen van de antennedraad kan resulteren in kortsluiting of storing. ! Maak ook geen enkele andere draad korter. Wanneer dit gebeurt, is het mogelijk dat het beveiligingscircuit (zekeringhouder, zekeringweerstand of filter, enz.) niet goed meer functioneert. ! Tap nooit stroom af van de stroomtoevoerdraad van het navigatiesysteem voor de 02 Nl 105 Hoofdstuk 02 Systeemcomponenten aansluiten ! Indien de RCA-aansluiting op dit product niet wordt gebruikt, dan mogen de dopjes die aan het einde van de aansluiting zijn bevestigd niet worden verwijderd. Voorkomen van beschadigingen WAARSCHUWING F O STAR T STAR T ACC-stand OF ACC O N F N OF ! Gebruik luidsprekers van meer dan 50 W (uitgangsvermogen) en tussen 4 W t/m 8 W (impedantiewaarde). Gebruik geen luidsprekers van 1 W t/m 3 W voor dit toestel. ! Zorg ervoor dat u de zekering alleen vervangt door een zekering met de waarde die op dit product staat aangegeven. ! Wanneer u een stekker uittrekt, pak dan de stekker zelf vast. Trek niet aan de draad, want het is mogelijk dat u deze uit de stekker trekt. ! Dit product kan niet worden geïnstalleerd in een voertuig zonder ACC (Accessoire) stand op de contactschakelaar. Geen ACC-stand ! Om kortsluiting te voorkomen dient u de losgekoppelde draad af te dekken met isolatieband. Het is met name van belang alle ongebruikte speakerdraden te isoleren. Wanneer deze onbedekt blijven, kan er kortsluiting ontstaan. ! Zie voor nadere informatie over het aansluiten van de eindversterker en andere toestellen de gebruikershandleiding en voer de aansluiting vervolgens uit zoals hierin beschreven. ! Omdat er een unieke BPTL-schakeling wordt toegepast, mag u de * kant van de speakerdraad niet direct aarden of de * kant van een andere kant van de speakerdraad samen aansluiten. U moet de * kant van de speakerdraad aansluiten op de * kant van de speakerdraad van dit navigatiesysteem. 106 Nl Opmerking over de blauw/ witte draad ! Wanneer de contactschakelaar wordt aangezet (ACC ON), wordt er een regelsignaal uitgevoerd via de blauw/witte draad. Verbind de draad met de afstandsbedieningsaansluiting van een externe eindversterker, de bedieningsaansluiting van het relais voor een automatische antenne, of de bedieningsaansluiting voor een antennesignaalversterker (max. 300 mA 12 V DC). Het regelsignaal wordt uitgevoerd via de blauw/ witte draad, ook wanneer de audiobron is uitgeschakeld. ! Gebruik deze draad in geen geval als de stroomdraad voor externe eindversterkers. Een dergelijke aansluiting kan leiden tot een te hoge stroom en daardoor tot storingen en defecten. ! Gebruik deze draad in geen geval als de stroomdraad voor de automatische antenne of de antennesignaalversterker. Een dergelijke aansluiting kan leiden tot een te hoge stroom en daardoor tot storingen en defecten. Hoofdstuk Systeemcomponenten aansluiten 02 Opmerking over de violet/witte draad ! De violet/witte draad moet zodanig worden aangesloten dat het navigatiesysteem kan detecteren of het voertuig naar voren of naar achteren beweegt. Sluit de violet/witte draad aan op de draad waarvan de spanning verandert wanneer de versnellingshendel in de achteruit wordt gezet. Wanneer de draad niet is aangesloten, is het mogelijk dat de sensor niet juist detecteert of uw voertuig naar voren/achteren rijdt en bestaat de kans dat de voertuigpositie die gedetecteerd wordt door de sensor niet overeenkomt met de feitelijke positie. Nederlands Nl 107 Hoofdstuk 02 Systeemcomponenten aansluiten Meegeleverde onderdelen De navigatie-eenheid RDS-TMC tuner USB en ministekkeraansluiting RCA-aansluiting GPS-antenne Microfoon 108 Nl Hoofdstuk Systeemcomponenten aansluiten 02 Nederlands Nl 109 Hoofdstuk 02 Systeemcomponenten aansluiten Systeemcomponenten aansluiten De navigatie-eenheid 13 cm Ingang voertuigbusadapter Raadpleeg de handleiding van de voertuigbusadapter (los verkrijgbaar). Antenne-aansluiting Ingang afstandsbediening met draad Raadpleeg de handleiding van de Bedrade afstandsbediening-a dapter (los verkrijgbaar). Zekering (10 A) Stroomsnoer Voor de aansluiting wordt u verwezen naar de afzonderlijke bedradings- en installatiehandleiding. 30 cm 1m Geel/zwart Als u apparatuur met een dempingsfunctie gebruikt, moet u deze aansluiten op de audiodempingsdraad. Doet u dit niet, dan mag er niets anders op deze draad worden aangesloten. RCA-aansluiting 15 cm 30 cm Opmerking De geluidsweergave van de audiobron wordt uitgeschakeld of gedempt terwijl de volgende geluidssignalen niet worden uitgeschakeld of gedempt. Raadpleeg de Bedieningshandleiding voor details. — stembegeleiding voor de navigatie — inkomende beltonen en geluidsweergave van een mobiele telefoon die met dit navigatiesysteem is verbonden via Bluetooth draadloze technologie Antenne van het voertuig 110 Nl RDS-TMC tuner Hoofdstuk Systeemcomponenten aansluiten 02 Microfoon 4m 3,55 m GPS-antenne USB en ministekkeraansluiting 2m (*2) — Bij aansluiting van uw iPod, zijn beide (*2) verbindingen vereist. — U moet “AV-invoer” in “Instellingen AV-systeem” op “iPod” instellen wanneer er een iPod wordt aangesloten. (Zie de Bedieningshandleiding voor details.) (*1) Sluit de USB-interfacekabel voor iPod aan, of een geschikt USB-geheugenapparaat. (*1) iPod met Dock-aansluiting (*3) (*3) Zie de Bedieningshandleiding voor meer details over de bediening en compatibiliteit. WAARSCHUWING Poort voor Dock -aansluiting USB-interfacekabel voor de iPod (CD-IU51V) (los verkrijgbaar) Nederlands · Om de ongelukken en mogelijke inbreuk op toepasselijke wetten en regels te vermijden, mag dit product in geen geval worden gebruikt terwijl het voertuig bestuurd wordt, met uitzondering van gebruik voor navigatie. Een eventueel achterdisplay mag niet zo geplaatst worden dat dit een zichtbare afleiding voor de bestuurder kan opleveren. · In sommige landen is het bekijken van beelden op een scherm in een voertuig, zelfs door anderen dan de bestuurder, wettelijk verboden. Waar zulke regelgeving van toepassing is moet deze worden nageleefd en mag de videofunctie van dit product niet worden gebruikt. Nl 111 Hoofdstuk 02 Systeemcomponenten aansluiten Bij aansluiting op een los verkrijgbare eindversterker De navigatie-eenheid Subwoofer- of achter-uitgangen (SWL, SWR) RCA-kabel (los verkrijgbaar) Eindversterker (los verkrijgbaar) Systeem-afstandsbediening Blauw/wit Sluit aan op de systeembedieningsaansluiting van de eindversterker of de bedieningsaansluiting van het relais voor een automatische antenne (max. 300 mA 12 V DC). Links Subwoofer of achterluidspreker     Rechts Subwoofer of achterluidspreker Opmerkingen · U kunt de RCA-uitgang van de subwoofer veranderen afhankelijk van uw subwoofersysteem. (Raadpleeg de Bedieningshandleiding.) · Als u “SP achter” op “Sub. W” instelt, kan de instelling voor “Preout” niet worden gemaakt. · Zorg dat de uitgangsinstelling van “Preout” hetzelfde is als de instelling van de aangesloten luidspreker. 112 Nl Hoofdstuk Systeemcomponenten aansluiten Bij aansluiting van een achteruitkijkcamera Wanneer dit product wordt gebruikt met een achteruitkijkcamera, kan er automatisch worden overgeschakeld naar het beeld van die camera wanneer de schakelhendel in REVERSE (R) wordt gezet. De Achteraanzicht stand stelt u ook in staat te controleren wat er achter u gebeurt terwijl u aan het rijden bent. Wanneer u de achteruitkijkcamera gebruikt, zorg er dan voor dat de violet/witte draad is aangesloten. Anders zal het beeld van de achteruitkijkcamera niet automatisch verschijnen wanneer het voertuig achteruit rijdt. De instructies voor de juiste aansluiting van de violet/witte draad vindt u in de afzonderlijke bedradings- en installatiehandleiding. WAARSCHUWING GEBRUIK DEZE INGANG ALLEEN VOOR DE OMGEKEERDE OF SPIEGELVERKEERD WEERGEGEVEN BEELDEN VAN DE ACHTERUITKIJKCAMERA. ANDERSSOORTIG GEBRUIK KAN LETSEL OF SCHADE TOT GEVOLG HEBBEN. BELANGRIJK Achteruitkijkcamera (bijv. ND-BC5) Naar video-uitgang (los verkrijgbaar) RCA-kabel Bruin (REAR VIEW CAMERA IN) RCA-aansluiting 20 cm De navigatie-eenheid Opmerkingen ! Deze stand is beschikbaar wanneer de instelling voor de achteruitkijkcamera op “Aan” staat. (Raadpleeg voor details de Bedieningshandleiding.) ! Sluit het navigatiesysteem alleen aan op de achteruitkijkcamera. Sluit het niet aan op andere apparatuur. Nl Nederlands ! Het beeld op het scherm kan omgekeerd worden weergegeven. ! De achteruitkijkcamera kan worden gebruikt om aanhangers in de gaten te houden, of bij inparkeren. Gebruik deze functie niet voor amusement. ! Objecten op het beeld van de achteruitkijkcamera kunnen dichterbij of verder weg lijken dan ze in werkelijkheid zijn. ! Wij wijzen u er op dat het door de achteruitkijkcamera weergegeven gebied iets kan verschillen wanneer de beelden op het volledige scherm worden weergegeven bij achteruit rijden en wanneer er met de camera naar achteren wordt gekeken terwijl er vooruit wordt gereden. 02 113 Hoofdstuk 02 Systeemcomponenten aansluiten Bij aansluiting van een externe videocomponent Gebruik van een AV-ingang (AV) De navigatie-eenheid BELANGRIJK Gebruik een AV-kabel met ministekker (CD-RM10) (los verkrijgbaar) voor de aansluiting. Als u andere kabels gebruikt, kan de bedradingsconfiguratie verschillen waardoor beeld en geluid niet goed kunnen worden weergegeven. OK L V G R 2m USB en ministekkeraansluiting AV-kabel met ministekker (CD-RM10) (los verkrijgbaar) Geel Rood, wit RCA-kabels (los verkrijgbaar) Naar video-uitgang Naar audio-uitgangen Externe videocomponent (los verkrijgbaar) ! U moet “AV-invoer” in “Instellingen AVsysteem” op “Video” instellen wanneer er een externe videocomponent wordt aangesloten. (Zie de Bedieningshandleiding voor details.) 114 Nl L: R: V: R G V G: L Linkeraudio (Wit) Rechteraudio (Rood) Video (Geel) Aarding Hoofdstuk Systeemcomponenten aansluiten 02 Bij aansluiten van het achterdisplay De navigatie-eenheid Geel (VOUT) RCA-kabel (los verkrijgbaar) Naar video-ingang Achterdisplay met RCAingangsaansluitingen Nederlands Bij gebruik van een achterdisplay dat op de achtervideo-uitgang is aangesloten WAARSCHUWING Plaats het achterdisplay NOOIT zo dat de bestuurder de video kan bekijken tijdens het rijden. De achtervideo-uitgang van dit navigatiesysteem is voor de aansluiting van een display zodat de passagiers op de achterbank de video kunnen bekijken. Nl 115 Hoofdstuk 03 Inbouwen Voorzorgen voor installatie BELANGRIJK ! Installeer dit product nooit op plaatsen waar, of op een manier waardoor het: — De bestuurder of passagiers kan verwonden als het voertuig plotseling stopt. — De bestuurder kan hinderen bij de bediening van het voertuig, bijvoorbeeld op de vloer voor de bestuurdersstoel, of in de buurt van het stuur of de versnelling. ! Controleer of er niets achter het dashboard of de panelen zit wanneer u hierin gaten gaat boren. Let erop dat u geen brandstofleidingen, remleidingen, elektronische componenten, communicatiedraden of voedingskabels beschadigt. ! Wanneer u schroeven gebruikt, let er dan op dat deze niet in contact komen met de elektrische bedrading. Door trillingen kan de isolatie van de draden beschadigd raken, met als gevolg kortsluiting of andere schade aan het voertuig. ! Gebruik de bijgeleverde onderdelen op de voorgeschreven wijze, zodat dit product juist wordt ingebouwd. Indien u andere onderdelen gebruikt, kunt u beschadigingen aan het product veroorzaken of het product kan losraken. ! Het is uiterst gevaarlijk als kabels of snoeren rond de stuurkolom of de versnelling gewikkeld kunnen raken. U moet daarom dit product, de kabels en de bedrading zo installeren en wegwerken dat ze de besturing niet kunnen belemmeren of hinderen. ! Zorg ervoor dat de draden niet geraakt kunnen worden door een portier of stoelverschuivingsmechanisme, met eventueel kortsluiting tot gevolg. ! Controleer of alle andere apparatuur van uw voertuig goed werkt na de installatie van het navigatiesysteem. 116 Nl ! Installeer dit navigatiesysteem niet op een plek waar het (i) het zicht van de bestuurder kan belemmeren, (ii) de werking van bedieningssystemen of veiligheidsvoorzieningen van het voertuig, zoals airbags, knoppen voor noodverlichting enz., kan belemmeren, of (iii) de bestuurder kan hinderen bij het veilig besturen van het voertuig. ! Installeer het navigatiesysteem tussen de bestuurdersstoel en de voorste passagiersstoel, zodat het niet wordt geraakt door de bestuurder of inzittende als het voertuig abrupt afremt. ! Installeer het navigatiesysteem in geen geval voor of naast de locaties in het dashboard, het portier of de deurstijl van waar de airbags van uw voertuig tevoorschijn zullen komen. Raadpleeg het instructieboekje van uw voertuig voor de locatie van de airbags. Voorkomen van elektromagnetische storingen Om storingen te voorkomen moeten de volgende voorwerpen zo ver mogelijk van dit navigatiesysteem alsmede andere kabels en draden worden geplaatst: ! FM, MG/LG-antenne met de kabel ! GPS-antenne met de kabel Bovendien moet u elke antennedraad zo ver mogelijk van andere antennedraden en -kabels houden. Bind ze niet samen, laat ze niet langs elkaar lopen en laat ze elkaar niet kruisen. Elektromagnetische ruis vergroot de kans op fouten bij de positiebepaling van uw voertuig. Voor de installatie ! Raadpleeg uw dichtstbijzijnde dealer als er voor de installatie gaten moeten worden geboord, of als er andere wijzigingen in het voertuig moeten worden aangebracht. Hoofdstuk Inbouwen ! Voordat u dit product definitief installeert, is het raadzaam tijdelijk alle aansluitingen te maken om te kijken of deze correct zijn en alles naar behoren functioneert. Inbouwen van het navigatiesysteem Opmerkingen betreffende de installatie ! Installeer het navigatiesysteem niet op plaatsen die kunnen worden blootgesteld aan hoge temperaturen of vocht, zoals: — Dichtbij een radiator, luchtopening of airconditioningapparaat. — Op plaatsen blootgesteld aan direct zonlicht, zoals op het dashboard. — Plaatsen die blootgesteld kunnen worden aan regen, zoals dicht bij een portier of op de vloer van het voertuig. ! Installeer dit navigatiesysteem op een plek die stevig genoeg is om het gewicht van het product te dragen. Kies een plaats waar dit navigatiesysteem stevig kan worden geïnstalleerd en zorg voor een veilige bevestiging. De actuele locatie van het voertuig kan alleen correct worden weergegeven wanneer het navigatiesysteem goed bevestigd is. 03 ! Installeer het navigatiesysteem horizontaal op een oppervlak onder hoek van niet meer dan 0 tot 30 graden afwijking (binnen 5 graden naar links of rechts). Onjuiste installatie van het toestel op een oppervlak dat schuiner staat dan deze waarden vergroot de kans op fouten bij de plaatsbepaling van het voertuig en kan ook op andere manieren leiden tot verminderde prestaties van het scherm. 30° 5° 5° ! Om verzekerd te kunnen zijn van voldoende ventilatie bij gebruik van dit toestel, dient u er bij de installatie voor te zorgen dat u achter het achterpaneel en rondom het toestel voldoende ruimte vrij laat, en dient u eventuele losse bedrading samen te bundelen zodat deze de ventilatie-openingen niet kan blokkeren. Nederlands Laat voldoende 5 cm ruimte vrij 5 cm Nl 117 Hoofdstuk 03 Inbouwen ! De bedrading mag het op de afbeelding hieronder aangegeven gebied niet afdekken. Dit is vereist zodat de versterker en de navigatieschakelingen hun overtollige warmte kwijt kunnen. Bedek dit gebied niet. ! In geval van oververhitting wordt de halfgeleiderlaser beschadigd. Bouw de navigatieeenheid daarom niet in op een plaats waar deze te warm kan worden, bijvoorbeeld naast een radiator. 118 Nl Hoofdstuk Inbouwen 03 Installeren van de GPSantenne ! Verf de GPS-antenne niet, aangezien dit de prestaties van de antenne negatief beïnvloedt. BELANGRIJK Maak de GPS-antennedraad niet korter en ook niet langer. Wijzigingen aan de antennekabel kunnen leiden tot kortsluiting of storingen en permanente schade aan het navigatiesysteem. Opmerkingen betreffende de installatie Meegeleverde onderdelen GPS-antenne Metalen plaatje ! De antenne dient op een zo horizontaal mogelijk oppervlak te worden bevestigd, op een plaats waar de ontvangst van de radiogolven zo min mogelijk wordt gehinderd. De antenne kan de radiogolven van de satelliet alleen ontvangen als er geen obstakel tussen de antenne en de satelliet is. Dashboard Hoedenplank Nederlands ! Indien u de GPS-antenne binnen in de auto aanbrengt, gebruik dan het metalen plaatje dat bij het systeem wordt geleverd. Als dit plaatje niet gebruikt wordt, zal de ontvangstgevoeligheid slecht zijn. ! Maak het bijgeleverde metalen plaatje niet kleiner. Dit resulteert in een lagere gevoeligheid van de GPS-antenne. ! Trek niet aan de antennedraad wanneer u de GPS-antenne wilt verwijderen. De magneet van de antenne is erg krachtig en u zou de draad kunnen lostrekken van de antenne. Nl 119 Hoofdstuk 03 Inbouwen Bevestigen van de antenne binnen in de auto (op het dashboard of de hoedenplank) WAARSCHUWING Installeer de GPS-antenne niet over andere sensoren of de ventilatie-openingen in het dashboard van het voertuig, want hierdoor kan de juiste werking van de sensoren of ventilatie-openingen belemmerd worden en is het ook mogelijk dat de GPS-antenne niet goed en stevig meer op het dashboard bevestigd kan worden met behulp van het metalen plaatje. Bevestig het metalen plaatje zo horizontaal mogelijk op een plek waar de GPS-antenne voor het raam komt te zitten. Plaats de GPSantenne op het metalen plaatje. (De GPS-antenne wordt vastgezet met zijn magneet.) GPS-antenne Metalen plaatje Haal de beschermende laag aan de onderkant van het plaatje. Zorg dat het oppervlak waarop u het metalen plaatje gaat aanbrengen droog is en vrij van stof, olie, vet enz. Opmerking Het metalen plaatje bevat een sterk kleefmiddel, dat na verwijdering sporen op het oppervlak kan achterlaten. Klemmen Gebruik los verkrijgbare klemmen om de draad waar nodig binnenin de auto te bevestigen. 120 Nl Hoofdstuk Inbouwen Opmerkingen ! Knip of snijd het metalen plaatje voor het aanbrengen niet in kleine stukken. ! De ruiten van sommige auto’s laten de signalen van de GPS-satellieten niet door. In dat geval dient u de GPS-antenne aan de buitenzijde van de auto te bevestigen. 03 De microfoon installeren ! Installeer de microfoon in de juiste richting en op de juiste afstand zodat de microfoon gemakkelijk de stem van de bestuurder kan opvangen. ! Sluit de microfoon aan op het navigatiesysteem wanneer het systeem is uitgeschakeld (ACC OFF). Meegeleverde onderdelen Microfoon Microfoonklem Dubbelzijdig plakband Montage op de zonneklep 1 Plaats de microfoon in de microfoonklem. Microfoonklem Microfoon Nederlands Nl 121 Hoofdstuk 03 Inbouwen 2 Bevestig de microfoonklem aan de zonneklep. Microfoonklem Installatie op stuurkolom % Bevestig de microfoon op de stuurkolom. Dubbelzijdig plakband Plaats de microfoon op de stuurkolom en houd hem uit de buurt van het stuur. Klemmen Gebruik los verkrijgbare klemmen om de draad waar nodig binnenin de auto te bevestigen. Bevestig de microfoon aan de zonneklep terwijl de klep omhoog staat. De microfoon kan de stem van de bestuurder niet opvangen wanneer de zonneklep naar beneden is geklapt. Klemmen Gebruik los verkrijgbare klemmen om de draad waar nodig binnenin de auto te bevestigen. 122 Nl Hoofdstuk Inbouwen 03 De hoek van de microfoon aanpassen De hoek van de microfoon kan worden ingesteld. Nederlands Nl 123 Technische Hotline der Pioneer Electronics Deutschland GmbH TEL: 02154/913-333 PIONEER CORPORATION 1-1, Shin-ogura, Saiwai-ku, Kawasaki-shi, Kanagawa 212-0031, JAPAN PIONEER ELECTRONICS (USA) INC. P.O. Box 1540, Long Beach, California 90801-1540, U.S.A. TEL: (800) 421-1404 © 2011 PIONEER CORPORATION. All rights reserved. PIONEER EUROPE NV Haven 1087, Keetberglaan 1, B-9120 Melsele, Belgium/Belgique TEL: (0) 3/570.05.11 © 2011 PIONEER CORPORATION. Tous droits de reproduction et de traduction réservés. Printed in Thailand Imprimé en Thaïlande <KYTZX> <11L00000> <CRD4633-A/N> EU
1 / 1

Pioneer AVIC F840 BT de handleiding

Categorie
Microfoons
Type
de handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor