Panasonic DMCGF2EG de handleiding

Type
de handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

VQT3H76
Gelieve deze gebruiksaanwijzing volledig door te lezen
alvorens dit apparaat in gebruik te nemen.
Gebruiksaanwijzing
voor geavanceerde kenmerken
Digitale Camera
Model Nr. DMC-GF2
until
2010/11/30
- 2 -
Inhoud
Voor Gebruik
Standaardaccessoires...............................5
Namen en functies van de
componenten ............................................6
Over de Lens...........................................12
Voorbereiding
Losmaken/Vastmaken van de lens .........15
Het bevestigen van de Schouderriem .....17
Opladen van de Batterij...........................18
• Uitvoertijd en aantal te maken
beelden bij benadering .....................21
Invoering en verwijdering van de kaart
(optionele)/batterij ...................................24
Over de -kaart .........................................25
• Kaarten die met dit toestel gebruikt
kunnen worden .................................25
• Approximatief aantal opneembare
beelden en werktijd...........................26
De datum en de tijd instellen
(Klokinstelling).........................................28
Basiskennis
De [OPNAME] Functie Selecteren ..........30
Een foto maken .......................................32
• Scherpstellen tijdens het
fotograferen (AFS/AFC)....................32
• Het maken van beelden met uw
favoriete instellingen
(AE-programmafunctie) ....................34
• Foto’s maken met gebruik van de
Touch Shutter functie........................37
Beelden weergeven ................................38
• De op het terugspeelscherm
Afgebeelde Informatie veranderen ...39
Opname Bewegend Beeld ......................43
• Scherpstellen tijdens het opnemen
van een video (Continu AF) ..............43
• Opname Bewegend Beeld ................44
Bewegende beelden terugspelen............46
Beelden maken m.b.v. de automatische
functie (Intelligente Automatische
Functie) ...................................................48
Beelden wissen .......................................53
Menu instellen .........................................55
• Menuonderdelen instellen .................56
Het Snelmenu instellen ...........................58
Over het set-up Menu..............................60
Opnemen
Omschakelen van de weergave van de
LCD-monitor ............................................67
• Omschakelen van de informatie die
op het opnamescherm
weergegeven wordt...........................67
Beelden maken met de zoom..................69
• Gebruik van de Optische Zoom/
Gebruik van de Extra Tele
Conversie (EX)/Gebruik van de
Digitale Zoom....................................69
Beelden maken met de ingebouwde
flits...........................................................71
• Naar de geschikte flitsinstelling
schakelen..........................................71
Optische beeldstabilisator .......................76
Belichtingscompensatie...........................78
Opnamen maken met de burstfunctie .....79
Opnamen maken met gebruik van Auto
Bracket ....................................................81
Opnamen maken met de
zelfontspanner.........................................83
De focusmethode instellen
(AF-functie)..............................................85
Opnamen maken met handmatig
scherpstellen ...........................................91
De witbalans instellen..............................93
De lichtgevoeligheid instellen ..................98
Opnamen maken door het diafragma/
de sluitertijd te specificeren...................100
• AE-openingsvoorrang .....................100
• AE-sluitervoorrang ..........................100
Beeld maken door de belichting
handmatig in te stellen ..........................102
Gebruik van de functieknop...................104
• Zet de instelling van focus en
belichting vast
(AF/AE-vergrendeling) ....................105
• Controleer de effecten van
diafragma en sluitertijd
(Preview-functie) .............................106
- 3 -
Beelden maken die met de scène die
opgenomen wordt overeenkomen
(Scènefunctie) .......................................107
• [PORTRET].....................................107
• [GAVE HUID] ..................................108
• [LANDSCHAP] ................................108
• [ARCHITECTUUR]..........................108
• [SPORT]..........................................108
• [SCHERPTEDIEP] ..........................109
• [BLOEM] .........................................109
• [VOEDSEL] .....................................110
• [OBJECTEN]...................................110
• [NACHTPORTRET] ........................110
• [NACHTL. SCHAP] .........................111
• [VERLICHTING]..............................111
• [BABY1]/[BABY2]............................112
• [HUISDIER] .....................................113
• [PARTY] ..........................................113
• [ZONSONDERG.] ...........................113
Foto’s maken tijdens terwijl de kleur
ingesteld wordt
(My Colour functie)................................114
Opnamen maken in de
Standaardfunctie ...................................117
Een beeld maken met
Gezichtsdetectie functie........................119
Nuttige functies op
reisbestemmingen.................................125
Tekst Invoeren ......................................128
Het functiemenu [OPNAME]
gebruiken ..............................................129
• [ASPECTRATIO].............................129
• [FOTO RES.]...................................130
• [KWALITEIT] ...................................131
• [GEZICHT HERK.] ..........................131
• [FOCUSFUNCTIE]..........................132
• [QUICK AF] .....................................132
• [MEETFUNCTIE] ............................133
• [FLITS] ............................................134
• [RODE-OGEN CORR] ....................134
• [I.RESOLUTIE]................................134
• [INT.DYNAMIEK] (Intelligent
dynamic range control) ...................135
• [ISO-LIMIET] ...................................135
• [ISO VERHOGING].........................135
• [LANG SL.N.RED]...........................136
• [EXTRA TELE] ................................136
• [DIG. ZOOM]...................................136
• [BURSTSNELH.].............................136
• [AUTO BRACKET] ..........................136
• [ZELF ONTSP.]...............................137
• [BEELDINSTELL.]...........................137
• [KLEURRUIMTE] ............................138
• [STABILISATIE] ..............................138
Het functiemenu [BEWEGEND BEELD]
gebruiken...............................................139
• [OPNAMEFUNCTIE] .......................139
• [OPN. KWALITEIT] .........................140
• [CONTINU AF] ................................141
• [WINDREDUCTIE] ..........................141
• [MICR. WEERG.] ............................141
• [MICR. INSTELLEN] .......................141
• [ANTIFLIKKERING].........................141
Gebruik van het [VOORKEUZE]
Menu .....................................................142
Afspelen/Bewerken
Creëren van foto’s uit een video............148
Het functiemenu [AFSPELEN]
gebruiken...............................................149
• [2D/3D-INST.]..................................149
• [DIASHOW] .....................................149
• [AFSPEELFUNCTIE] ......................151
• [TITEL BEW.] ..................................152
• [TEKST AFDR.]...............................153
• [SPLITS VIDEO]..............................155
• [NW. RS.] De beeldresolutie
(aantal pixels) reduceren ................156
• [BIJSNIJD.]......................................157
• [ASPECT CONV.] ...........................158
• [ROTEREN]/[LCD ROTEREN] ........159
• [FAVORIETEN] ...............................160
• [PRINT INST.] .................................161
• [BEVEILIGEN].................................163
• [GEZ.HERK. BEW.].........................164
- 4 -
Aansluiten op andere apparatuur
Van 3D-beelden genieten .....................165
Beelden terugspelen op een
TV-scherm.............................................169
Opslaan van de opgenomen
stilstaande beelden en bewegende
beelden .................................................176
Aansluiting op de PC.............................179
Beelden afdrukken ................................182
Overige
Optionele accessoires...........................188
Schermdisplay.......................................192
Voorzorgsmaatregelen bij het
gebruik ..................................................195
Waarschuwingen op het scherm...........203
Problemen oplossen .............................206
- 5 -
Voor Gebruik
Voor Gebruik
Standaardaccessoires
Controleer of alle accessoires bijgeleverd zijn alvorens het toestel in gebruik te nemen.
De accessoires en de vorm ervan kunnen verschillen, afhankelijk van het land of het gebied
waar u de camera hebt gekocht.
Voor details over de accessoires, de Basisgebruiksaanwijzing raadplegen.
Batterijpak wordt aangegeven als batterijpak of batterij in de tekst.
Batterijoplader wordt aangegeven als batterijoplader of oplader in de tekst.
De SD-geheugenkaart, de SDHC-geheugenkaart en de SDXC-geheugenkaart worden
aangegeven als kaart in de tekst.
De kaart is optioneel.
De beschrijving in deze handleiding is gebaseerd op de verwisselbare lens (H-H014).
Voor wat betreft de niet beschikbare functies, zoals [STABILISATIE] (P76) en de
richtingsdetectiefunctie (P35), is de beschrijving in deze handleiding gebaseerd op de
verwisselbare lens (H-FS014042).
Raadpleeg uw dealer of het dichtstbijzijnde servicecentrum als u meegeleverde accessoires
verliest. (U kunt de accessoires apart aanschaffen.)
Voor Gebruik
- 6 -
Namen en functies van de componenten
Camera
1 Sensor
2 Zelfontspannerlampje (P83)/
AF-lamp (P144)
3 Flits (P71)
4 Pasmarkering voor de lens (P15)
5 Bevestiging
6 Lensvergrendeling
7 Lensvrijgaveknop (P16)
8 Flits-open-knop (P71)
9 Speaker (P47)
10 Functieknop achterop (P10)
11 Aanraakpaneel/LCD-monitor (P9, 38, 67,
192)
12 Afspeelknop (P38, 46)
13 [Q.MENU/Fn] knop (P11, 58, 89, 104)/
Verwijder-/Terugkeerknop
14 [MENU/SET] knop (P10, 56)
15 Cursorknoppen (P10)
3/ISO (P98)
1/WB (Witbalans) (P93)
2/AF-modusknop (P85)
4/[AANDRIJFMODE] knop
Deze knop stelt de gebruiker in staat om in de beeldopnamemodus een van de
volgende opties te selecteren.
Enkel (P34)/Burst (P79)/Auto bracket (P81)/Zelfontspanner (P83)
4567
32
1
89
11 12 13
10
14 15
- 7 -
Voor Gebruik
16 Stereomicrofoon
17 Ontspanknop (P34)
18 Bewegend beeldknop (P44)
19 Focusafstand referentiemarkering (P92)
20 Bescherming flitsschoen (P8, 188, 190)
21 Toestel AAN/UIT (P28)
22 Statuslampje (P28)
23 Intelligente automatische knop (P48)
24 Lusje voor schouderriem (P17)
Zorg ervoor de schouderriem te bevestigen
wanneer u het toestel gebruikt om ervoor te
zorgen dat u deze niet zal laten vallen.
25 [HDMI] aansluiting (P171)
26 [AV OUT/DIGITAL] aansluiting (P169, 177,
179, 182)
27 Statiefbevestiging (P202)
Zet het statief goed vast als u het toestel
erop bevestigt.
Als de bevestigde lens in contact komt met
de basis van het statief, gebruikt u dan de
statiefadapter (DMW-TA1; optioneel).
28 Kaart/Batterijklep (P24)
29 DC-koppelaardeksel
Wanneer u een AC-adapter gebruikt, er voor
zorgen dat de DC-koppelaar van Panasonic
(optioneel) en de AC-adapter (optioneel) gebruikt worden.
(P191)
30 Vrijgaveknop (P24)
19 20 21 2223
16 17 18
24
25
26
LOCKOPEN
2829 3027
Voor Gebruik
- 8 -
De bescherming van de flitsschoen verwijderen
Het toestel wordt geleverd met een bescherming voor de
flitsschoen die op de flitsschoen bevestigd is.
Om de optionele live-zoeker (P188) of de externe flitser
(P190) te gebruiken, dient u de bescherming van de
flitsschoen af te halen.
Verwijder de bescherming van de flitsschoen
door eraan te trekken in de richting die
aangeduid wordt door pijl
2
terwijl u er op duwt
in de richting die aangeduid wordt door pijl
1
.
Aantekening
Wanneer u de optionele live-zoeker of de externe flitser niet gebruikt, breng dan altijd de
bescherming van de flitsschoen aan.
Let goed op dat u de bescherming van de flitsschoen niet verliest.
Wanneer u de bescherming van de flitsschoen niet gebruikt, ervoor zorgen geen vloeistof, zand
of iets anders in de verbindingsaansluitingen te laten komen.
De bescherming van de flitsschoen buiten het bereik van kinderen houden om het inslikken
ervan te voorkomen.
Lens
H-H014 (LUMIX G 14 mm/F2.5 ASPH.)
31 Lensoppervlak
32 Focusring (P91)
33 Contactpunt
34 Pasmarkering voor de lens (P15)
H-FS014042 (LUMIX G VARIO 1442 mm/F3.55.6 ASPH./MEGA O.I.S.)
35 Tele
36 Lensoppervlak
37 Focusring (P91)
38 Breed
39 Zoomring (P69)
40 Contactpunt
41 Pasmarkering voor de lens (P15)
33 343231
35 36 37 38 39 40 41
- 9 -
Voor Gebruik
Dit touch panel is van het type dat druk detecteert.
Aantekening
Als u een in de kleinhandel verkrijgbare vloeibare kristallen
beschermblad gebruikt, gelieve de instructies volgen die u bij het
blad krijgt. (Sommige vloeibare kristallen beschermvellen zouden
zichtbaarheid of werking nadelig kunnen beïnvloeden.)
Oefen een beetje meer druk uit bij het aanraken als
beschermfolie aangebracht is dat gewoon in de handel
verkrijgbaar is of als u denkt dat het toestel niet goed reageert.
Het aanraakpaneel zal niet werken als de hand die het toestel
vasthoudt het aanraakpaneel aanraakt.
Niet op de LCD-monitor drukken met harde puntige voorwerpen,
zoals balpennen.
Niet te werk gaan met uw nagels.
Wrijf de LCD-monitor schoon met droge zachte doek wanneer deze vuil wordt met
vingerafdrukken en dergelijke.
Niet krassen op de LCD-monitor of er hard op drukken.
Raadpleeg voor informatie over de iconen die op het aanraakpaneel weergegeven worden het
Schermdisplay op P192.
Over de styluspen
Het is gemakkelijker om voor een gedetailleerde werking de (bijgeleverde) styluspen te
gebruiken of wanneer het moeilijk is het toestel met uw vingers te bedienen.
Alleen de meegeleverde styluspen gebruiken.
Deze niet daar plaatsen waar kleine kinderen erbij kunnen.
Aanraakpaneel
Raak het scherm aan
Het aanraakpaneel aanraken en vrijgeven.
Verslepen
Een beweging zonder vrijgeven van het
aanraakpaneel.
Gebruik deze manier om taken uit te voeren
zoals het selecteren van iconen of beelden
die op het touch panel weergegeven
worden.
Dit zou niet goed kunnen werken wanneer er
meerdere iconen tegelijk aangeraakt worden,
probeer daarom de icoon in het midden aan
te raken.
Gebruik deze manier om taken uit te voeren
zoals: naar the volgende beeld gaan door
horizontaal slepen of door de zone van het
weergegeven beeld te veranderen.
Dit kan ook gebruikt worden om taken uit te
voeren zoals het omschakelen van het
beeldscherm met gebruik van de
schuifbalk.
Voor Gebruik
- 10 -
Deze handleiding geeft de op-, neer-, links- en rechtsbeweging van de cursorknop als
volgt weer, of als 3/4/2/1.
Ook al wordt het toestel bediend met het aanraakpaneel, dan is het
toch mogelijk het ook met de cursorknop en met de [MENU/SET]
knop te bedienen, wanneer een gids weergegeven wordt, zoals de
afbeelding rechts toont.
Cursorknop: Voert de selectie van items of de instelling van
waarden, enz., uit.
[MENU/SET]: De instellingsinhouden, enz., worden bevestigd.
Er zijn 2 handelingen die u moet uitvoeren bij het gebruiken van de functieknop achterop,
deze dient links- of rechtsom gedraaid te worden en vervolgens moet deze voor het
beslissen ingedrukt worden.
Draaien:
De selectie van items of de instelling van waarden wordt uitgevoerd tijdens de
diverse instellingen.
Indrukken:
Handelingen die hetzelfde zijn als die van de [MENU/SET]-knop, zoals het
vaststellen van instellingen, enz., worden tijdens de verschillende instellingen
uitgevoerd.
Functieknop achterop wordt als volgt beschreven in deze handleiding.
Cursorknoppen/[MENU/SET] knop
bijv.: Wanneer u op de 4 (neer) knopdrukt
of Druk op 4
Functieknop achterop
bijv.: Naar links of rechts draaien bijv.: De functieknop achterop
indrukken
- 11 -
Voor Gebruik
A :[Q.MENU/Fn] knop
De [Q.MENU/Fn]-knop kan op twee manieren worden gebruikt: als
[Q.MENU] (snelmenu) of als [Fn] (functieknop). Op het moment van
aankoop staat de knop aanvankelijk op snelmenu. Om de instelling te
veranderen, selecteert u dit met [Q.MENU/Fn] in het [VOORKEUZE]
menu.
Enkele menu’s kunnen gemakkelijk opgeroepen worden als [Q.MENU]
(snelmenu) geselecteerd is.
Raadpleeg P58 voor details over het
snelmenu.
Enkele functies kunnen gemakkelijk opgeroepen worden als [Fn] (functieknop) geselecteerd is.
Raadpleeg P104 voor details over de functieknop.
[Q.MENU]-knop/Functieknop
Voor Gebruik
- 12 -
Over de Lens
Micro Four Thirds™ montagespecificatielens
Dit toestel kan de speciale lenzen gebruiken die
compatibel zijn met de specificatie van de lensmontage
van het Micro Four Thirds Systeem (Micro Four Thirds
montage).
Selecteer een lens die bij de op te nemen scène past en bij
het gebruik dat u van de beelden gaat maken.
Four Thirds™ montagespecificatielens
Een lens met Four Thirds montagekenmerken kan
gebruikt worden met gebruik van de montageadapter
(DMW-MA1; optioneel).
Leica montagespecificatielens
Als u de M-montageadapter of R-montageadapter (DMW-MA2M, DMW-MA3R; optioneel)
gebruikt, kunt u Leica M Mount of Leica R Mount onderling verwisselbare lenzen gebruiken.
Voor bepaalde lenzen, zou de werkelijke afstand waarop het onderwerp scherp is enigszins
kunnen verschillen van de toegekende afstand.
Als een montageadapter voor een Leica lens gebruikt wordt, zet [OPN. ZONDER LENS]
(P147) dan op [ON].
Afhankelijk van het type lens kan het zijn dat u niet in staat bent enkele functies te gebruiken,
zoals de richtingsdetectiefunctie (P35), [STABILISATIE] (P76) en [QUICK AF] (P132).
Het beschikbare flitslampbereik enz. hangt af van de diafragmawaarde van de lens die u
gebruikt.
Maak enkele testopnamen met de lens die u gebruikt.
De brandpuntlengte van de lens is twee keer die van een 35 mm filmcamera.
(Een lens van 50 mm is equivalent aan een lens van 100 mm)
De brandpuntlengte van de 3D-verwisselbare lens kan nagekeken worden op de website. (P14)
Over de functies van uw lens
- 13 -
Voor Gebruik
Verwisselbare lenzen die gebruikt kunnen worden met dit toestel en automatische
scherpstelling / automatische openingswerking (Met ingang van december 2010)
(±: Bruikbaar, ¥: Sommige functies/kenmerken beperkt, —: Niet bruikbaar)
Lenstype
Wanneer u stilstaande
beelden maakt
terwijl u bewegende
beelden opneemt
Autofocus
Automatische
openingsinst
elling
Autofocus
Automatische
openingsinst
elling
Micro Four Thirds
montagespecificati
elens
Onderling
verwisselbare Lens
(H-H014)
±
([AFS],
[AFC])
±¥
¢4, 5
¥
¢7
Onderling
verwisselbare Lens
(H-FS014042)
±
([AFS],
[AFC])
±¥
¢4, 5
¥
¢7
Onderling
verwisselbare
3D-lens (H-FT012;
optioneel)
————
Andere Micro Four
Thirds
montagespecificati
elens
¢3
±
([AFS],
[AFC])
±¥
¢4, 5
¥
¢7
Andere Four Thirds
montagespecificati
elens
¢1
Four Thirds
montagespecificatie
lens compatibel met
contrast AF
¥
([AFS])
±¥
¢6
¥
¢7
Four Thirds
montagespecificatie
lens niet compatibel
met contrast AF
¥
¢8
([AFS])
±¥
¢6, 8
¥
¢7
Leica
montagespecificati
elens
¢2
Verwisselbare lens
voor Leica
————
Voor Gebruik
- 14 -
¢1 Montageadapter (DMW-MA1; optioneel) moet gebruikt worden met dit apparaat.
¢2 U heeft een Leica lens montageadapter (DMW-MA2M, DMW-MA3R; optioneel) nodig.
¢3 Deze functie wordt niet ondersteund door bepaalde Micro Four Thirds montagespecificatie
lenzen.
Voor lenswerkingen, onze website bezoeken.
¢4 Wanneer u bewegend beeld opneemt, wordt de focus continu afgesteld voor zowel [AFS] als
[AFC] (P43).
¢5 AF-opsporing is langzamer dan de HD- bewegend beeld compatible lens, tevens zou het
geluid van de handeling van het automatisch scherpstellen opgenomen kunnen worden.
¢6 Automatische focus wordt alleen geactiveerd wanneer de sluiterknop tot de helft ingedrukt
wordt. Het geluid van automatische scherpstellingwerking zou op dat moment opgenomen
kunnen worden.
¢7 Het bedrijfsgeluid van opening zou opgenomen kunnen worden.
¢8 De prestaties van de AF-functie kunnen anders zijn, afhankelijk van de gebruikte lens.
Raadpleeg de website voor details.
Raadpleeg de catalogi/website voor de meest recente informatie met betrekking tot
compatibele lenzen.
http://panasonic.jp/support/global/cs/dsc/
(Deze site is alleen in het Engels.)
- 15 -
Voorbereiding
Voorbereiding
Losmaken/Vastmaken van de lens
Controleer dat het toestel uitstaat.
Verander van lens in een plaats met weinig vuil of stof. Raadpleeg P197, P198 als vuil of stof
op de lens terechtkomen.
Draai de achterlensdop A en de bodylensdop B in de richting van de
pijl los.
Kom niet met uw vingers aan de binnenkant van de vatting.
Breng de markeringen voor het
aanbrengen van de lens C (rode
markeringen) op de body en op de lens
in één lijn en draai de lens dan in de
richting van de pijl tot deze vastklikt.
Druk niet op de vrijgaveknop van de lens D als u
een lens aanbrengt.
Probeer de lens niet schuin op de camera te doen
omdat u hiermee de lensbevestiging kunt
beschadigen.
Verwijder de lensdop.
Een lens aanbrengen op de body van de camera
Voorbereiding
- 16 -
Bevestig de lensdop.
Maak de lens los door op de lensvrijgaveknop
D te drukken en de lens zo ver mogelijk in de
richting van de pijl te draaien.
Maak altijd de cameradop op de camera zodat er geen
stof of vuil in kan komen.
Doe de achterste lensdop op de camera zodat het
lenscontactpunt niet beschadigd raakt.
Aantekening
Er wordt aanbevolen om de lensdop of de (optionele) MC Protector aan te brengen, om het
lensoppervlak te beschermen, wanneer u het toestel met u meeneemt. (P191)
Bij fel zonlicht of fel achtergrondlicht zal de lensbescherming de effecten van lens flare en
ghosting minimaliseren. De lensbescherming houdt overmatig licht tegen en zorgt voor
een betere beeldkwaliteit.
Aanbrengen van de (bloemvorige) lenskap die bij de verwisselbare lens geleverd is
(H-FS014042)
De verwisselbare lens (H-H014) heeft geen lenskap.
Plaats de lensbescherming op de
lens met de korte zijden boven en
onder, en draai de
lensbescherming zo ver mogelijk
in de richting van de pijl.
A Passen op de markering.
Aantekening
Als u de lenskap tijdelijk losmaakt en meeneemt, bevestig de lenskap
dan in omgekeerde richting op de lens.
Een lens losmaken van de body van de camera
De lensbescherming gebruiken
- 17 -
Voorbereiding
Het bevestigen van de Schouderriem
We raden aan de schouderriem te bevestigen wanneer u het toestel gebruikt om het
vallen ervan tegen te gaan.
Haal de schouderriem door het lusje van de
schouderriem op het toestel.
A: Lusje voor schouderriem
Haal het uiteinde van de schouderriem door de
ring in de richting van de pijl en haal het
vervolgens door de stopper.
Haal het uiteinde van de schouderriem door het
gat aan de andere kant van de stopper.
Trek aan de andere kant van de
schouderriem en controleer
vervolgens dat deze er niet uit
zal komen.
Voer stappen 1 tot 4 uit en bevestig
vervolgens de andere kant van de
schouderriem.
Aantekening
Gebruik de schouderriem om uw schouder.
Draag hem niet om uw nek.
Dit kan leiden tot letsel of ongevallen.
Bewaar de schouderriem niet waar er een kind bij kan.
De riem kan per ongeluk om hun nek gewikkeld raken.
Voorbereiding
- 18 -
Opladen van de Batterij
Over batterijen die u voor dit toestel kunt gebruiken
Gebruik hiervoor de oplader.
De camera heft een functie voor het onderscheiden van batterijen die veilig gebruikt kan
worden. De speciale batterij ondersteunt deze functie. De enige batterijen die geschikt
zijn voor gebruik met dit toestel zijn originele Panasonic producten en batterijen die
vervaardigd zijn door andere bedrijven en gecertificeerd zijn door Panasonic. (Batterijen
die deze functie niet ondersteunen kunnen niet gebruikt worden). Panasonic kan op
geen enkele wijze de kwaliteit, de prestatie of veiligheid van de batterijen garanderen die
vervaardigd zin door andere bedrijven en die niet originele Panasonic producten zijn.
Opladen
De batterij wordt niet opgeladen voor de verzending. Laad dus de batterij eerst op.
Laad de batterij op met de oplader.
Gebleken is dat op sommige markten namaakbatterijpakken te koop worden
aangeboden die veel op de echte producten lijken. Sommige van deze
batterijpakken zijn niet veilig genoeg om te voldoen aan de toepasselijke
veiligheidsnormen. Deze batterijpakken kunnen brand of een explosie
veroorzaken. Wij wijzen u erop dat wij niet aansprakelijk zijn voor ongevallen of
storingen als gevolg van het gebruik van een namaakbatterijpak. Om het gebruik
van veilige producten te garanderen, raden wij aan een echt
Panasonic-batterijpak te gebruiken.
Steek de batterij in de goede
richting.
- 19 -
Voorbereiding
Over het [CHARGE] lampje
Als het [CHARGE] lampje knippert
De batterijtemperatuur is te hoog of te laag. Er wordt aanbevolen om de batterij opnieuw te
laden bij een omgevingstemperatuur tussen 10 oC en 30 oC.
De polen op de lader of op de batterij zijn vuil. Wrijf ze in dit geval schoon met een droge
doek.
Steek de stekker van de oplader
in het stopcontact.
Sluit de lader af van het stopcontact en
verwijder de batterij als het laden
geheel klaar is.
plug-in-type
inlaattype
Het [CHARGE] lampje
wordt ingeschakeld: Het [CHARGE] lampje
A is ingeschakeld en het laden gaat van
start.
Het [CHARGE] lampje
gaat uit: Het [CHARGE] lampje
A van de lader zal uitgaan als het laden
zonder problemen voltooid is.
90°
Voorbereiding
- 20 -
Oplaadtijd
De aangegeven oplaadtijd is voor wanneer de batterij geheel leeg is geraakt. De
oplaadtijd kan variëren afhankelijk van hoe de batterij gebruikt is. De oplaadtijd voor de
batterij in hete/koude omgevingen of een batterij die lange tijd niet gebruikt is zou langer
kunnen zijn dan anders.
Aantekening
Laat geen metalen voorwerpen (zoals clips) in de buurt van de contactzones van de
stroomplug. Anders zou er een brand- en/of elektrische shock veroorzaakt kunnen
worden door kortsluiting of de eruit voortkomende hitte.
De batterij kan opnieuw geladen worden wanneer deze nog enigszins opgeladen is, maar het
wordt niet aangeraden dat de batterijlading vaak aangevuld wordt terwijl de batterij nog
helemaal opgeladen is. (Aangezien het kenmerkende zwellen plaats zou kunnen vinden.)
Oplaadtijd Ongeveer 120 min
- 21 -
Voorbereiding
Batterijaanduiding
De batterijaanduiding wordt op het beeldscherm weergegeven.
[Deze verschijnt niet wanneer u de camera gebruikt met de AC-adapter (optioneel).]
De weergave wordt rood en gaat knipperen wanneer de batterij bijna leeg is. (Het statuslampje
knippert ook) Laad de batterij opnieuw op of vervang haar door een nieuwe batterij.
Maken van stilstaande beelden [wanneer u de LCD-monitor gebruikt] (Volgens
CIPA-standaards in programma-AE-modus)
Uitvoertijd en aantal te maken beelden bij benadering
Als de verwisselbare lens (H-H014) gebruikt
wordt
Aantal beelden Ongeveer 320 opnamen
opnametijd Ongeveer 160 min
Als de verwisselbare lens (H-FS014042) gebruikt
wordt
Aantal beelden Ongeveer 300 opnamen
opnametijd Ongeveer 150 min
Voorbereiding
- 22 -
Opnemen van stilstaande beelden [wanneer de optische live-zoeker (P188)
gebruikt wordt] (volgens CIPA-standaard in programma-AE-modus)
Opnamevoorwaarden volgens CIPA-standaard
CIPA is een afkorting van [Camera & Imaging Products Association].
Temperatuur: 23 oC/Vochtigheid: 50%RH wanneer de LCD-monitor aan staat.
Met een Panasonic SD-geheugenkaart (2 GB).
De geleverde batterij gebruiken.
Opname 30 seconden nadat het toestel aangezet is starten.
Om de 30 seconden opnemen, met volle flits om het tweede beeld.
Het toestel om de 10 opnamen uitzetten. Het toestel niet gebruiken totdat de batterijen
afgekoeld zijn.
Het aantal opnamen verschilt afhankelijk van de pauzetijd van de opname. Als de
pauzetijd tussen de opnamen langer wordt, neemt het aantal mogelijke opnamen af.
[Bijvoorbeeld, als u één beeld per twee minuten moest maken, dan zou het aantal
beelden gereduceerd worden tot ongeveer één vierde van het aantal beelden die
hierboven gegeven wordt (gebaseerd op één beeld per 30 seconden gemaakt).]
Als de verwisselbare lens (H-H014) gebruikt
wordt
Aantal beelden Ongeveer 330 opnamen
opnametijd Ongeveer 165 min
Als de verwisselbare lens (H-FS014042) gebruikt
wordt
Aantal beelden Ongeveer 310 opnamen
opnametijd Ongeveer 155 min
- 23 -
Voorbereiding
Terugspelen (wanneer u de LCD-monitor gebruikt)
Aantekening
De uitvoertijden en aantal te maken beelden zullen verschillen afhankelijk van de
omgeving en de gebruiksaanwijzing.
In de volgende gevallen worden de gebruikstijden bijvoorbeeld korter en wordt het aantal te
maken beelden verminderd.
In omgevingen met lage temperatuur, zoals skihellingen.
Gebruik [AUTO] van [LCD MODE] of [MODE1] van [LCD MODE] (P61).
Als de flitser herhaaldelijk gebruikt wordt.
Wanneer de bedrijfstijd van de camera extreem kort wordt zelfs als de batterij goed opgeladen
is, zou de levensduur van de batterij aan zijn eind kunnen zijn. Koop een nieuwe batterij.
Als de verwisselbare lens (H-H014) gebruikt
wordt
Terugspeeltijd Ongeveer 250 min
Als de verwisselbare lens (H-FS014042) gebruikt
wordt
Terugspeeltijd Ongeveer 240 min
Voorbereiding
- 24 -
Invoering en verwijdering van de kaart (optionele)/
batterij
Controleer of het toestel uit staat.
We raden een kaart van Panasonic aan.
Zet de vrijgavehendeltje in de richting
van de pijl en open de batterij/kaartklep.
Altijd echte Panasonic batterijen gebruiken.
Als u andere batterijen gebruikt, garanderen wij
de kwaliteit van dit product niet.
Batterij: Doe deze er in totdat deze
vergrendeld wordt door de hendel A
terwijl u op de richting let waarin u deze
zet. Zet het hendeltje A in de richting van
de pijl om de batterij te verwijderen.
Kaart: Druk deze helemaal door totdat
deze klikt en let op de richting waarin u
deze erin doet. Om de kaart te
verwijderen, de kaart helemaal
doorduwen totdat deze klikt, trek deze er
vervolgens rechtop uit.
B: De verbindingsuiteinden van de kaart niet
aanraken.
De kaart kan beschadigd worden als deze niet
goed in het toestel zit.
1:Sluit de kaart/batterijklep.
2:Zet de vrijgavehendeltje in de richting
van de pijl.
Als u de kaart/batterijklep niet helemaal kunt
sluiten, haalt u de kaart eruit en steekt u deze er
weer in.
Aantekening
Haal de batterij uit het toestel na gebruik. De batterij opslaan in de batterijhouder
(bijgeleverd).
Een volle batterij raakt leeg als u deze lang niet gebruikt.
De geleverde batterij is alleen bedoeld voor dit toestel. Gebruik de batterij niet voor andere
apparatuur.
De batterij wordt warm na het gebruik/laden of tijdens het laden. Ook de fotocamera wordt
warm tijdens het gebruik. Dit is echter geen storing.
Voordat u de kaart of batterij eruit haalt, het toestel uitzetten en wachten totdat de stroomlamp
helemaal uitgegaan is. (Anders zou dit apparaat niet meer normaal kunnen werken en zou de
kaart zelf beschadigd kunnen worden of zouden de beelden verloren kunnen gaan.)
LOCKOPEN
LOCKOPEN
LOCKOPEN
- 25 -
Voorbereiding
Over de -kaart
De volgende kaarten die overeenstemmen met de SD-videostandaard kunnen gebruikt
worden met dit toestel.
(Deze kaarten worden aangeduid als kaart in de tekst.)
Alleen kaarten die het SDHC logo (dat aangeeft dat de kaart overeenstemt met de
SD-videostandaards) hebben, mogen gebruikt worden als 4 GB tot 32 GB kaarten.
Alleen kaarten die het SDXC logo (dat aangeeft dat de kaart overeenstemt met de
SD-videostandaards) hebben, mogen gebruikt worden als 48 GB en 64 GB kaarten.
Gebruik een kaart met SD-snelheidsklasses
¢
met
Klasse
4” of hoger wanneer u bewegende
beelden opneemt in [AVCHD]. Gebruik bovendien een kaart met een SD-snelheidsklasse
Klasse
6” of hoger wanneer u video’s opneemt in [MOTION JPEG].
¢ SD-snelheidsklasse is de snelheidstandaard m.b.t. continu schrijven. Controleer dit op het
etiket op de kaart, enz.
Toegang tot de kaart
Het toegangslampje licht rood op wanneer er beelden op de kaart
worden opgenomen.
Schakel dit toestel niet uit, verwijder de batterij of de kaart niet en sluit de netadapter
niet (optioneel) als het toegangslampje brandt [als beelden opgenomen, gelezen of
gewist worden, of als de kaart geformatteerd wordt (P66)]. Verder het toestel niet
blootstellen aan vibratie, stoten of statische elektriciteit.
De kaart of de gegevens op de kaart zouden beschadigd kunnen worden en dit apparaat
zou niet langer normaal kunnen werken.
Als de operatie faalt wegens vibratie, stoten of statische elektriciteit, de operatie
opnieuw uitvoeren.
Gelieve deze informatie op de volgende website bevestigen.
http://panasonic.jp/support/global/cs/dsc/
(Deze site is alleen in het Engels.)
Kaarten die met dit toestel gebruikt kunnen worden
Type kaart dat gebruikt kan
worden met dit toestel
Opmerkingen
SD-geheugenkaart
(8 MB tot 2 GB)
De SDHC-geheugenkaart kan gebruikt worden met
uitrustingen die compatibel zijn met SDHC-geheugenkaarten
of SDXC-geheugenkaarten.
SDXC-geheugenkaarten kunnen alleen gebruikt worden met
uitrustingen die compatibel zijn met
SDXC-geheugenkaarten.
Controleer dat de PC en andere apparatuur compatibel zijn
wanneer u de SDXC-geheugenkaarten gebruikt.
http://panasonic.net/avc/sdcard/information/SDXC.html
SDHC-geheugenkaart
(4 GB tot 32 GB)
SDXC-geheugenkaart
(48 GB, 64 GB)
b.v.:
Voorbereiding
- 26 -
Aantekening
Schrijfbescherming-schakelaar A voorzien (Wanneer deze schakelaar op de
[LOCK] positie staat, is er geen verdere gegevens schrijven, wissen of
formattering mogelijk. Het vermogen gegevens te schrijven, te wissen en te
formatteren wordt hersteld wanneer de schakelaar teruggezet wordt naar zijn
originele positie.)
De gegevens op de kaart kunnen beschadigd raken of verloren gaan als gevolg
van elektromagnetische golven, statische elektriciteit of het kapot gaan van de
camera of de kaart. Wij raden aan belangrijke gegevens op te slaan op een PC enz.
Formatteer de kaart niet op de PC of andere apparatuur. Formatteer de kaart alleen op het
toestel zelf zodat er niets kan mislopen. (P66)
Houd de geheugenkaarten buiten het bereik van kinderen om te voorkomen dat ze de kaart
inslikken.
Weergave van het aantal opneembare beelden en werktijd
Men kan tussen de weergave van het aantal opneembare
beelden en de werktijd schakelen in [REST-AANDUIDING]
(P145) in het [VOORKEUZE] menu.
A Aantal opnamen
B Beschikbare opnametijd
Approximatief aantal opneembare beelden en werktijd
2
A
- 27 -
Voorbereiding
Aantal opnamen
[9999i] wordt weergegeven als er meer dan 10000 foto’s gemaakt kunnen worden.
Beeldverhouding [X], Kwaliteit [A]
Beeldverhouding [X], Kwaliteit [ ]
Beschikbare opnametijd (om bewegende beelden op te nemen)
[AVCHD]
[MOTION JPEG]
Het aantal opneembare beelden en de werktijd zullen toenemen of afnemen in verhouding tot
de capaciteit van de kaart. (Ze wijzigen afhankelijk van de opnamecondities en het kaarttype.)
Bewegende beelden kunnen continu opgenomen worden gedurende 29 minuten 59 seconden
lang. Tevens is bewegend beeld dat continu opgenomen wordt in [MOTION JPEG] tot 2 GB.
(Voorbeeld: [8m 20s] met [HD]) Resterende tijd voor continue opname wordt afgebeeld op het
scherm.
Beeldgrootte 2GB 4GB 16 GB 64 GB
L (12M) 290 570 2350 9150
M (6M) 520 1020 4220 16470
S (3M) 820 1620 6670 24710
Beeldgrootte 2GB 4GB 16 GB 64 GB
L (12M) 92 180 740 2920
M (6M) 105 210 860 3400
S (3M) 115 220 930 3660
Opname
kwaliteitsinstelling
2GB 4GB 16 GB 64 GB
FSH 15 min 00 s 30 min 00 s 2 h 6 min 8 h 27 min
FH 20 min 00 s 40 min 00 s 2 h 45 min 11 h 3 min
SH 15 min 00 s 30 min 00 s 2 h 6 min 8 h 27 min
H 20 min 00 s 40 min 00 s 2 h 45 min 11 h 3 min
Opname
kwaliteitsinstelling
2GB 4GB 16 GB 64 GB
HD 8min 20s 16min 20s 1h 7min 4h 30min
WVGA 20 min 50 s 41 min 00 s 2 h 48 min 11 h 14 min
VGA 21 min 40 s 42 min 40 s 2 h 55 min 11 h 41 min
QVGA 1 h 00 min 1 h 58 min 8 h 5 min 32 h 23 min
Voorbereiding
- 28 -
De datum en de tijd instellen (Klokinstelling)
De klok is niet ingesteld wanneer het toestel vervoerd wordt.
Zet het toestel aan.
De statusindicator gaat branden wanneer u dit apparaat
op 1 zet.
A [MENU/SET] knop
Als het taalselectiescherm niet wordt afgebeeld,
overgaan op stap
4.
Raak [TAAL INSTELLEN] aan.
Selecteer de taal.
Raak [KLOKINST.] aan.
Raak de items aan die u wenst in te stellen
(Jaar/Maand/Dag/Uren/Minuten) en maak de
instelling met gebruik van [3]/[4].
A: De tijd in uw woongebied
B: De tijd in uw reisbestemmingsgebied (P127)
U kunt de instellingen voortdurend omschakelen door
voortdurend [3]/[4] aan te raken.
Raak [ANNUL] aan om de instellingen van datum en
tijd te wissen zonder een datum en een tijd in te
stellen.
Om de weergavesequentie en het
weergaveformaat van de tijd weer te geven.
Raak [INDELING] aan om het instellingsscherm voor
de instelling van de weergavevolgorde/het
weergaveformaat van de tijd weer te geven.
Raak [ANNUL] aan om terug te keren naar het vorige
scherm zonder de weergavevolgorde/
weergaveformaat van de tijd in te stellen.
De klok kan alleen op het moment van aankoop ingesteld worden via
aanraakhandeling. Om de klokinstellingen te veranderen, raadpleeg [KLOKINST.] in
het [SET-UP] menu (P60).
:
:
- 29 -
Voorbereiding
Raak [INST.] aan om in te stellen.
Raak [INST.] aan.
Na het voltooien van de klokinstellingen, het toestel uitzetten. Zet het toestel vervolgens
weer aan, schakel naar opnamefunctie, en controleer dat de display de instellingen
weergeeft die uitgevoerd zijn.
Aantekening
De klokinstelling wordt behouden gedurende 3 maanden m.b.v. de ingebouwde
klokbatterij zelfs zonder de batterij. (De opgeladen batterij in het apparaat laten
gedurende 24 uur om de ingebouwde batterij op te laden.)
De klok wordt weergegeven als [ ] verschillende keren aangeraakt is tijdens het opnemen.
U kunt het jaar instellen van 2000 tot 2099.
Als de klok niet is ingesteld, wordt niet de juiste datum afgedrukt als u de datumafdruk op de
beelden instelt met [TEKST AFDR.] (P153) of de beelden laat afdrukken door een fotograaf.
Als de klok wel is ingesteld, kan de juiste datum worden afgedrukt, zelfs als de datum niet op
het scherm van de camera wordt weergegeven.
Basiskennis
- 30 -
Basiskennis
De [OPNAME] Functie Selecteren
Op [MENU/SET] drukken.
A [MENU/SET] knop
Raak [OPNAMEST.] aan.
Er wordt een scherm weergegeven met de lijst van
de [OPNAME] modus.
Het is ook mogelijk om de lijst van de [OPNAME]
modus op het scherm weer te geven door de icoon
van de [OPNAME] modus in de [OPNAME] modus
aan te raken.
Raak [OPNAME] modus aan om
te selecteren.
[ ] wordt afgebeeld wanneer [ ] aangeraakt wordt en er wordt een beschrijving
afgebeeld van de [OPNAME] Modus wanneer [OPNAME] Modus aangeraakt wordt. Er
zal teruggekeerd worden naar het scherm waar de [OPNAME] Modus opgenoemd
wordt wanneer [ANNUL] aangeraakt wordt en [ ] zal verdwijnen.
Selecteren van de Intelligent Auto functie
Het is tevens mogelijk om met de knop ¦ naar de Intelligente
Automatische Functie te schakelen.
Druk op [¦].
A [¦] knop
De knop [¦] zal oplichten als deze op de Intelligent Auto functie
gezet wordt.
- 31 -
Basiskennis
Lijst van [OPNAME] functies
AE-programmafunctie (P34)
De onderwerpen worden opgenomen m.b.v. uw eigen instellingen.
Openingsvoorrang AE-functie (P100)
De sluitertijd wordt automatisch bepaald volgens de openingswaarde die u ingesteld
hebt.
Sluitervoorrang AE-functie (P100)
De openingswaarde wordt automatisch ingesteld volgens de sluitertijd die u ingesteld
hebt.
Handmatige belichtingsfunctie (P102)
De belichting wordt aangepast aan de sluitertijd en de openingswaarde die u
handmatig hebt ingesteld.
Intelligente automatische functie (P48)
De onderwerpen worden opgenomen met behulp van instellingen die automatisch
gebruikt worden door het toestel.
My colour-functie (P114)
Gebruik deze modus om kleureffecten te controleren, selecteer een kleurmodus uit
negen kleurmodi en maak vervolgens beelden.
Scènefunctie (P107)
Hiermee maakt u beelden die passen bij de scène die u opneemt.
Klantfunctie (P117)
Gebruik deze functie om opnamen te maken met eerder geregistreerde instellingen.
Basiskennis
- 32 -
Een foto maken
1 Selecteer [FOCUSFUNCTIE] in het [OPNAME]
menu. (P56)
2 Druk op [MENU/SET] om het item te selecteren.
Gebruik doorgaans [AFS].
Scherpstellen tijdens het fotograferen (AFS/AFC)
AFS
“AFS” is een afkorting van “Auto Focus Single”.
De scherpte wordt automatisch ingesteld als de
sluiterknop tot halverwege ingedrukt wordt. De
scherpstelling wordt vastgezet als de knop tot
halverwege ingedrukt wordt.
AFC
“AFC” is een afkorting van “Auto Focus Continuous”.
Met deze functie kunt u een opname beter
samenstellen door continu scherp te stellen op de
beweging van het object terwijl u de ontspanknop half
indrukt.
Als u opnamen maakt van een bewegend object,
voorspelt de camera de beweging van het object en
stelt erop scherp. (bewegingsvoorspelling)
Het kan even tijd duren om scherp te stellen als u de
zoomhendel van Breed op Tele zet of plotseling de
camera van een object dat ver weg is, richt op een
object dichtbij.
Druk de opspanknop opnieuw half in als u niet goed
scherp kunt stellen.
Als de helderheid onvoldoende is, werkt dit net zo als
[AFS].
[AFC] zal niet werken met bepaalde lenzen. Voor
details, pagina 13 raadplegen.
MF
Stel de scherpte met de hand in door aan de focusring
te draaien. (P91)
- 33 -
Basiskennis
3 Druk de ontspanknop half in.
A Aanduiding voor de scherpstelling
B AF-zone
(Focuswerking voor [AFS])
Aantekening
Het focusgeluid klinkt niet wanneer de focusfunctie op [AFC] staat. De AF-zone wordt ook niet
weergegeven als de AF-functie op [ ] staat.
Het bereik van de scherpstelling is anders, afhankelijk van de gebruikte lens.
Als de verwisselbare lens (H-H014) gebruikt wordt: 0,18 m tot
Als de verwisselbare lens (H-FS014042) gebruikt wordt: 0,3 m tot
Onderwerp en opnameomstandigheid waarop het moeilijk is scherp te stellen
Snelbewegende onderwerpen, extreem helderen onderwerpen of onderwerpen zonder
contrast
Wanneer u onderwerpen opneemt door ramen of in de buurt van glimmende voorwerpen
Wanneer het donker is of wanneer er zich beeldbibber voordoet
Wanneer het toestel zich te dicht bij het onderwerp bevindt of wanneer u een beeld maakt van
zowel onderwerpen ver weg als onderwerpen dichtbij
Focus
Wanneer er
scherpgesteld is op het
object
Wanneer er niet
scherpgesteld is op het
object
Aanduiding voor de
scherpstelling
Aan Knippert
AF-zone Groen
Geluid Biept 2 keer
Basiskennis
- 34 -
Het toestel stelt automatisch de sluitertijd en de lensopening in volgens de helderheid van
het object.
U kunt beelden maken in grote vrijheid door verschillende instellingen in [OPNAME] menu
te veranderen.
Zet de drive-modus op [ ] door op 4( ) te drukken.
Zet de [OPNAME] modus op [ ].
Raadpleeg voor details de instelling van de [OPNAME] modus P30.
Aantekening
Ga naar Het functiemenu [OPNAME] gebruiken (P129) of Gebruik van het [VOORKEUZE]
Menu
(P142) voor informatie over het wijzigen van de instelling tijdens het maken van
opnamen.
De sluitersnelheid wordt in de volgende gevallen automatisch tussen 30 seconden en 1/4000
van een seconde ingesteld.
Wanneer de [GEVOELIGHEID] ingesteld is op [ISO100].
Als de openingswaarde op F2.5 gezet is [wanneer de verwisselbare lens (H-H014) bevestigd is].
Als de openingswaarde op F3.5 gezet is [wanneer de verwisselbare lens (H-FS014042)
bevestigd is].
Het maken van beelden met uw favoriete instellingen
(AE-programmafunctie)
De ontspanknop tot de helft indrukken om
scherp te stellen.
A Lensopening
B Sluitertijd
De diafragmawaarde en de sluitersnelheid worden
weergegeven (het zal rood knipperen als de correcte
belichting niet bereikt wordt, tenzij de flitser ingesteld
is).
U zult geen foto’s kunnen maken zolang de
scherpte niet ingesteld is, omdat
[FOCUSPRIORITEIT] (P144) aanvankelijk op [ON]
staat.
Druk de ontspanknop helemaal in (verder
indrukken), en maak het beeld.
Het toegangslampje licht (P25) rood op wanneer er
beelden op de kaart worden opgenomen.
- 35 -
Basiskennis
A AF-hulplamp
De fotoflits of de AF-lamp niet bedekken met uw vingers of
andere voorwerpen.
Het toestel voorzichtig vasthouden met beide handen, armen stil
houden en uw benen een beetje spreiden.
Houd de camera stil als u de ontspanknop indrukt.
Wanneer u beelden maakt, ervoor zorgen dat u stabiel staat en dat
er geen gevaar is van het tegen iemand of iets, enz. aan stoten.
Door de optionele live-zoeker te gebruiken, kunt u de zoekerhoek
bijstellen bij het opnemen onder een lage camerahoek. Deze
eigenschap is handig voor het opnemen van laagliggende onderwerpen zoals bloemen, enz. (P198)
Richtingfunctie
Beelden die opgenomen zijn met een verticaal gehouden toestel worden verticaal
(gedraaid) teruggespeeld. (Alleen wanneer [LCD ROTEREN] (P159) ingesteld is op [ON])
De richtingdetectiefunctie zou niet correct kunnen werken als de opname uitgevoerd wordt met
het toestel op of neer gericht.
U kunt de functie van de richtingdetectie alleen gebruiken wanneer u een compatibele lens
gebruikt.
(De catalogus, website etc. raadplegen voor compatibele lenzen.)
U kunt 3D-beelden niet verticaal opnemen.
Tips om mooie opnamen te maken
Er wordt een lens vereist die de Functie van Richtingdetectie ondersteunt.
De verwisselbare lens (H-H014) ondersteunt niet de richtingsdetectiefunctie.
De verwisselbare lens (H-FS014042) ondersteunt de richtingsdetectiefunctie.
Basiskennis
- 36 -
In programma AE-functie kunt u de ingestelde
openingswaarde en de sluitertijd wijzigen zonder de
belichting te wijzigen. Dit heet programmaschakeling.
U kunt de achtergrond waziger maken door de
openingswaarde kleiner te maken of een bewegend
voorwerp met meer beweging opnemen door de sluitertijd
langzamer in te stellen als u een opname maakt in de
AE-programmafunctie.
1 Druk de sluiterknop tot halverwege in en geef de diafragmawaarde en de
sluitertijd weer op het scherm.
2 Terwijl de waarden (ongeveer 10 seconden lang) afgebeeld worden, de
Programmawisseling uitvoeren door de functieknop achterop te draaien.
Deze zal schakelen tussen Programmawisseling-werking en Belichtingscompensatie-werking
(P78) elke keer dat de functieknop achterop ingedrukt wordt terwijl de waarden afgebeeld
worden.
Draai de functieknop op de achterkant om de [LICHTMETER] B af te beelden. (P143)
De aanduiding voor programma shift A verschijnt op het scherm wanneer programma shift
wordt ingeschakeld.
Om de Programmawisseling te annuleren, het toestel uitzetten of de functieknop achterop
draaien totdat de aanduiding van de Programmawisseling verdwijnt.
Voorbeeld van programmawisseling
(Als de verwisselbare lens (H-H014) gebruikt wordt)
Aantekening
Als de geschikte belichting niet wordt gevonden wanneer de sluiterknop tot halverwege wordt
ingedrukt, worden de diafragmawaarde en de sluitertijd rood knipperend weergegeven.
Programma schakeling is geannuleerd en het toestel keert terug naar normaal programma
AE-functie als er meer dan 10 seconden voorbijgaan nadat programmaschakeling geactiveerd
is. De instelling van de programmaschakeling is echter opgeslagen in het geheugen.
Afhankelijk van de helderheid van het object kan het zijn dat de programmaschakeling niet
werkt.
Programmaschakeling is niet mogelijk wanneer de [GEVOELIGHEID] ingesteld is op [ ].
Programmaschakeling
(A): Lensopening
(B): Sluitertijd
1 Programmmaschakelingnummer
2 Programmaschakelinggrafiek
3 Programmaschakelinglimiet
(A)
(B)
4 2 1 1
/
2
1
/
4
1
/
8
1
/
15
1
/
30
1
/
60
1
/
125
1
/
250
1
/
500
1
/
1000
1
/
2000
1
/
4000
15
16
17
18
19
20
2
2.8
4
5.6
8
11
16
22
1
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14
- 37 -
Basiskennis
Toepasbare functies:
Door het scherp te stellen onderwerp slechts aan te raken, zal het scherp gesteld worden
en wordt de foto automatisch gemaakt.
1 Raak [ ] in de opnamefunctie.
De icoon verandert in [ ] en het wordt mogelijk foto’s
te maken met de Touch Shutter-functie.
2 Raak het scherp te stellen onderwerp aan en
neem de foto.
A Grove aanduiding van de zone waarin u met de
Touch Shutter kunt scherpstellen
De AF-zone met dezelfde functie als [Ø] in de
AF-functie wordt weergegeven in de positie die u
aanraakt en de foto wordt genomen zodra de zone is scherp gesteld (deze kan niet op de
rand van het beeldscherm ingesteld worden.)
Als het histogram bovenop het onderwerp weergegeven wordt dat u wenst aan te raken,
raak het onderwerp dan pas aan nadat u het histogram verplaatst heeft. (P68)
3 Raak [ ] aan om de Touch Shutter-functie te wissen.
Aantekening
Als [FOCUSPRIORITEIT] op [ON] staat terwijl de focusfunctie op [AFS] staat en de Touch
Shutter functie het niet doet, zal de AF-zone verdwijnen nadat hij rood geworden is en zal de
foto niet gemaakt worden.
Als [AFC] ingesteld is, zal de foto niet gemaakt worden als de indicatie voor het scherpstellen
groen knippert. Als het onderwerp echter scherp gesteld wordt terwijl men het scherm blijft
aanraken, zal de foto gemaakt worden.
De meting van de helderheid wordt uitgevoerd op het aangeraakte punt als [MEETFUNCTIE]
op [Ù] gezet is. (P133)
Foto’s maken met gebruik van de Touch Shutter functie
Basiskennis
- 38 -
Beelden weergeven
Het beeld vooruit en achteruit spoelen door het
scherm horizontaal te slepen (P9).
Vooruit: van rechts naar links slepen
Terugspoelen: van links naar rechts slepen
Het is ook mogelijk het beeld verder of terug te spoelen door
op 2/1 van de cursorknop te drukken.
Snelheid van beeld verder/terug spoelen verandert afhankelijk van de afspeelstatus.
U kunt de beelden continu vooruit of achteruit spoelen door uw vinger op de linker of
rechterzijde van het scherm te houden nadat een beeld vooruit/achteruit gespoeld is.
(de beelden worden in gereduceerd formaat weergegeven)
Het terugspelen stoppen
Druk opnieuw op [
(], op de bewegend beeldknop drukken of de ontspanknop tot
de helft indrukken.
Aantekening
Dit toestel komt overeen met de DCF-standaard “Design rule for Camera File system”
opgericht door JEITA “Japan Electronics and Information Technology Industries Association”
en met Exif “Exchangeable Image File Format”. Bestanden die niet overeenkomen met de
DCF-standaard kunnen niet afgespeeld worden.
Druk op [(].
A [(]-knop
- 39 -
Basiskennis
Raak [ ] aan om het monitorbeeldscherm om
te schakelen.
Tijdens de terugspeelzoomfunctie (P42), als u bewegende
beelden terugspoelt (P46) en tijdens een diavoorstelling
(P149), kunt u alleen kiezen tussen “Normale weergave A
of “Geen weergave E”.
Tijdens het afspelen wordt histogram C weergegeven in R
(rood), G (groen), B (blauw) en Y (helderheid).
A Normale weergave
B Gedetailleerde informatieweergave
C Histogramdisplay
D Highlight display
¢1,2
E Geen weergave
¢2
¢1 Dit wordt weergegeven als [HIGHLIGHT] (P142) in het [VOORKEUZE] menu op [ON] staat.
¢2 De [ ] icoon blijft, als u gedurende een bepaalde tijd geen handelingen verricht.
De op het terugspeelscherm Afgebeelde Informatie veranderen
F2.5
60
1/9
ISO
100
0
100-0001
1/91/91/9
AWBAWBAWB
100-0001
F2.5
60
s
RGB
AFS
100
0
WBWB
ISOISO
AWB
606060F2.5F2.5F2.5
00
1
00
1
00
1
00
P
10:00 1.DEC.2011
Basiskennis
- 40 -
Meervoudige schermen afbeelden (Meervoudig terugspelen)
Draai de functieknop achterop naar links.
1 scherm>12 schermen>30 schermen>Kalenderscher
mweergave
B
Het aantal gekozen beelden en het totaal opgenomen
beelden
C Schuifbalk
Draai de functieknop achterop naar rechts om terug te keren
naar het vorige scherm.
U kunt ook naar het multi-afspeelscherm schakelen
door [ ] A aan te raken.
Het is mogelijk om naar een ander afspeelscherm over te
gaan door de volgende iconen aan te raken.
[ ]:1 scherm
[ ]:12 schermen
[ ]:30 schermen
[ ]:Schermdisplay
Er kan van scherm geschakeld worden door de schuifstaaf
op of neer (P9) te slepen.
Het scherm kan geleidelijk geschakeld worden door het
scherm op of neer te slepen (P9).
Beelden worden niet gedraaid voor de display.
Beelden die afgebeeld worden m.b.v. [ ] kunnen niet
afgespeeld worden.
Om terug te keren naar normaal terugspelen
Raak het te selecteren beeld aan.
U kunt ook terugkeren naar de weergave met één
beeldscherm door beelden te kiezen met de cursorknop en
door daarna op [MENU/SET] te drukken of op de functieknop
op de achterkant van het toestel.
CAL
- 41 -
Basiskennis
Aantekening
De opnamedatum van het beeld die u op het scherm kiest wordt de gekozen datum als u eerst
het kalenderscherm afbeeldt.
Als er meerdere beelden zijn met dezelfde datum, verschijnt eerst de eerst gemaakte opname
van die datum.
U kunt de kalender weergeven van Januari 2000 tot December 2099.
Als u de datum van de camera niet hebt ingesteld, is de opnamedatum ingesteld op 2010.
Als u opnamen maakt nadat u de reisbestemming hebt ingesteld in [WERELDTIJD], worden
deze opnamen afgebeeld met de data van de reisbestemming in de kalenderterugspeelfunctie.
Beelden weergeven op basis van opnamedatum (Kalenderweergave)
Draai de functieknop achterop naar links om het kalenderscherm af
te beelden.
Het kalenderbeeldscherm kan ook weergegeven worden door [ ] aan te raken.
Raak [3]/[4] aan om de af te spelen
maand te selecteren.
Als er geen beelden tijdens een bepaalde maand zijn
gemaakt, verschijnt deze maand niet.
Raak [ ] aan om het multi-afspeelscherm te
selecteren.
Selecteer de datum die u wenst af te spelen
en raak vervolgens [INST.] aan.
Selecteer het beeld dat u wenst af te spelen.
Verander van beeldscherm door [3]/[4] aan te raken als deze op de schuifbalk
weergegeven worden.
Draai de functieknop achterop naar links om terug te keren naar de weergave van het
kalenderscherm of raak [ ] aan.
CAL
CAL
Basiskennis
- 42 -
De afgebeelde opname schakelen terwijl u de terugspeelzoom behoudt
U kunt het weergegeven beeld schakelen terwijl u dezelfde zoomvergroting en
zoompositie behoudt voor de terugspeelzoom.
Schakel naar de bediening van de
beeldselectie door tijdens Zoom afspelen
op de functieknop op de achterkant te
drukken en selecteer de beelden door
[ ]/[ ] aan te raken.
Deze zal schakelen tussen beeldselectie-werking en de
zoompositie verplaatsen elke keer dat de functieknop
achterop ingedrukt wordt tijdens de Afspeelzoom.
Aantekening
U kunt de opnameinformatie op het beeldscherm, enz., ook wissen tijdens Zoom afspelen,
door [ ] aan te raken.
Gebruik de Knipfunctie om het vergrote beeld op te slaan. (P157)
Het kan zijn dat de terugspeelzoom niet werkt als de opnamen met andere apparatuur zijn
gemaakt.
De zoomvergroting en de zoompositie worden gewist als het toestel wordt uitgeschakeld (met
inbegrip van de Slaapfunctie).
De zoompositie keert terug naar het midden in geval van de volgende beelden.
Opnamen met verschillende aspectratio’s
Opnamen met verschillende aantallen pixels
Opnamen met een andere draairichting (als [LCD ROTEREN] is ingesteld op [ON])
Het afspelen van het zoomen is niet beschikbaar tijdens het afspelen van films.
De terugspeelzoom gebruiken
Het te vergroten deel aanraken.
1k>2k>4k>8k>16k
Het beeld kan ook vergroot worden door de
functieknop op de achterkant naar rechts te draaien.
Als de vergroting veranderd wordt, zal de aanduiding
van de zoompositie A ongeveer 1 seconde
weergegeven worden.
Hoe meer het beeld vergroot wordt, hoe slechter de
kwaliteit ervan wordt.
De af te beelden positie verplaatsen door
het beeld (P9) te slepen.
Wanneer u de af te beelden positie verplaatst,
verschijnt de aanduiding van de zoomstand A
gedurende ongeveer 1 seconde.
De positie van het vergrote deel kan ook verplaatst
worden door op de cursorknop te drukken.
Het beeld keert terug naar het oorspronkelijk formaat
(1
k) door [ ] aan te raken.
Bovendien wordt de vergroting kleiner als u [ ]
aanraakt of de functieknop op de achterkant naar
links draait.
- 43 -
Basiskennis
[OPNAME] Functie:
Opname Bewegend Beeld
Dit kan volledig hoge definitie bewegende beelden die compatibel zijn met het
AVCHD-formaat of bewegende beelden die opgenomen zijn in Motion JPEG opnemen.
De audio zal stereo opgenomen worden.
De functies die beschikbaar zijn tijdens het opnemen van video’s zijn anders al naargelang
de gebruikte lens en het
werkgeluid van de lens kan opgenomen worden.
Raadpleeg pagina 13 voor details.
Het scherpstellen is afhankelijk van de instellingen van [FOCUSFUNCTIE] en
[CONTINU AF] in het [BEWEGEND BEELD] modusmenu.
Afhankelijk van de opnameomstandigheden of de gebruikte lens kan het werkgeluid
opgenomen worden als Auto Focus gebruikt wordt tijdens het opnemen van een video. Er
wordt aangeraden op te nemen terwijl [CONTINU AF] in het [BEWEGEND BEELD] menu op
[OFF] staat, als u het werkgeluid hinderlijk vindt, om te voorkomen dat het lensgeluid wordt
opgenomen.
Wanneer u de zoom hanteert in opname bewegende beelden, zou het even kunnen duren
voordat er scherp gesteld wordt.
Scherpstellen tijdens het opnemen van een video (Continu AF)
Focus-functie [CONTINU AF] Instellingen
AFS/AFC
ON
U kunt het toestel continu laten
scherpstellen.
Druk de opspanknop half in als u niet
goed scherp kunt stellen.
OFF
De focuspositie is vastgezet wanneer
u een video begint op te nemen.
Het is mogelijk om de focus in te
stellen door de sluiterknop tot
halverwege in te drukken of door het
onderwerp aan te raken.
MF
ON U kunt handmatig scherpstellen.
OFF
Basiskennis
- 44 -
Het is mogelijk om geschikte video’s voor ieder functie op te nemen.
Opname Bewegend Beeld
Dit beeldscherm is een voorbeeld van wanneer de [OPNAME]
modus op [ ] (Programma-AE-modus) gezet is.
Start het opnemen door op de bewegend
beeldknop te drukken.
A Verstreken opnametijd
B Beschikbare opnametijd
Er zal een geluid gehoord worden als op de videoknop gedrukt
wordt om de opname van de video te starten of te stoppen.
De indicator van de opnamestaat (rood) C zal flitsen tijdens het
opnemen van bewegende beelden.
Stop het opnemen door weer op de bewegend beeldknop te drukken.
A
B
C
- 45 -
Basiskennis
Aantekening
De flitsinstelling wordt vastgesteld op [Œ].
Er zal gedurende 0,5 seconde geen audio opgenomen worden, nadat het opnemen gestart is,
als de videoknop ingedrukt gehouden blijft. Laat de videoknop onmiddellijk na het indrukken los.
Het bedrijfsgeluid van de zoom of knopwerking zou opgenomen kunnen worden wanneer deze
gehanteerd worden tijdens de opname van een bewegend beeld.
De beschikbare opnametijd die afgebeeld wordt op het scherm zou niet op regelmatige wijze af
kunnen lopen.
Afhankelijk van het type kaart, kan de kaartaanduiding even verschijnen na het maken van
bewegende beelden. Dit is geen storing.
Wanneer de instelling van de aspectratio verschilt in stille en bewegende beelden, verandert de
gezichtshoek aan het begin van de opname van bewegend beeld. Wanneer
[ OPN.GEBIED] (P145) ingesteld is op [ ], wordt de gezichthoek tijdens bewegende
beeldopname afgebeeld.
Als [EXTRA TELE] op [ON] staat, zal de gezichtshoek veranderen als het beeldscherm van
fotobeeldscherm naar videobeeldscherm omgeschakeld wordt, omdat de zoomfactor voor
deze twee beeldschermen anders is. (P69)
De ISO-gevoeligheid zal op [AUTO] (voor video’s) gezet worden als video’s opgenomen worden.
Als u een video opneemt, zal [STABILISATIE] vast op [MODE1] gezet worden, ook al stond het
op [MODE2] of [MODE3].
Bij het opnemen van bewegende beelden, kunnen de volgende functies niet gebruikt worden.
[ ] in de AF-functie
(Het zal voor video’s naar Multi Auto Focus overschakelen.)
Richtingfunctie
[GEZICHT HERK.]/[ISO-LIMIET]
Het wordt aangeraden een geheel opgeladen batterij of AC-adapter (optioneel) te gebruiken
wanneer u bewegende beelden maakt. (P191)
Als terwijl u bewegende beelden maakt m.b.v. de AC-adapter (optioneel), de stroom
onderbroken wordt wegens het uitvallen van de stroom of als de AC-adapter (optioneel)
losgekoppeld wordt enz., zal het bewegende beeld dat gemaakt worden, niet gemaakt worden.
Bewegende beelden opgenomen in [AVCHD] of [MOTION JPEG] zouden afgespeeld
kunnen worden met slechte beeld- of geluidkwaliteit of het afspelen zou niet mogelijk
kunnen zijn zelfs wanneer er afgespeeld wordt met apparatuur, dat compatibel is met
deze formaten. Tevens zou de opname-informatie niet juist afgespeeld kunnen worden.
In dit geval, dit apparaat gebruiken.
Voor details over AVCHD-compatibele inrichtingen, de ondersteuningsites hieronder
raadplegen.
http://panasonic.jp/support/global/cs/dsc/
(Deze site is alleen in het Engels.)
De geluidspecificaties op dit model zijn veranderd om de geluidskwaliteit te verbeteren.
Om deze reden, zouden sommige bewegende beelden die opgenomen zijn in
[MOTION JPEG] en beelden met geluid niet afgespeeld kunnen worden met digitale
camera’s van Panasonic (LUMIX)
¢
.
(Bewegende beelden die opgenomen zijn met een digitale camera van Panasonic
(LUMIX) kunnen afgespeeld worden op dit model.)
¢ Modellen die uitgekomen zijn voor december 2008 en sommige modellen die
uitgekomen zijn in 2009 (FS, LS reeks).
Om AVCHD-films, die met dit toestel opgenomen zijn, af te spelen op een Panasonic Blu-ray
Disc speler (DMP-BD30/DMP-BD31/DMP-BD50) moet de firmware van de Blu-ray Disc speler
ge-update worden.
U kunt de meest recente firmwareversie van de volgende website downloaden.
http://panasonic.net/support/
Basiskennis
- 46 -
Bewegende beelden terugspelen
Deze unit was ontworpen om bewegende beelden af te spelen m.b.v. de QuickTime Motion
JPEG en AVCHD-formaten die (alleen) met dit model genomen werden.
Bewegende beelden in AVCHD-formaat die afgespeeld kunnen worden op dit apparaat zijn
[AVCHD] bewegende beelden die opgenomen zijn met dit apparaat, AVCHD-formaat (inclusief
[AVCHD Lite]) bewegende beelden uitsluitend gemaakt met digitale camera’s van Panasonic
(LUMIX).
Druk op [(].
Selecteer een video-icoon ([ ], [ ]) en raak
vervolgens [ ] aan om deze af te spelen.
A Video-icoon
B De opnametijd van bewegend beeld
Nadat het afspelen gestart is, wordt de verstreken afspeeltijd
linksboven op het scherm weergegeven.
Bijvoorbeeld, 8 minuten en 30 seconden wordt afgebeeld als
[8m30s].
Sommige informatie (opname-informatie, enz.) wordt niet afgebeeld voor bewegende
beelden die gemaakt zijn [AVCHD].
Door de cursorknop op 3 te zetten, kunt u video’s afspelen. De weergave rechtsonder
op het scherm, tijdens het afspelen, komt overeen met 3/4/2/1 op de cursorknop.
BA
- 47 -
Basiskennis
Operaties die uitgevoerd worden tijdens terugspelen van bewegend beeld
1 Geef bedieningspaneel weer door het scherm aan te raken.
Als er 2 seconden lang geen operatie uitgevoerd wordt, zal deze terugkeren naar zijn
originele status.
2 Bedieningspaneel hanteren door aan te raken.
Over vooruit spoelen/terug spoelen afspelen
Raak [ ] aan tijdens het afspelen om snel vooruit te spoelen (raak [ ] aan om snel terug
te spoelen). De snelheid van snel vooruit/achteruit spoelen neemt toe als u [ ]/[ ]
opnieuw aanraakt (de weergave op het scherm verandert van [5] in [ ].)
Raak [ ] aan om de gewone weergavesnelheid te hervatten.
Met een hoge-vermogenskaart is het mogelijk dat de snel-achteruitterugspoelfunctie
langzamer dan normaal gaat.
Aantekening
U kunt het geluid horen uit de speaker. Lees [VOLUME] (P60) voor informatie over hoe u het
volume regelt in het [SET-UP] menu.
Gebruik voor het afspelen van bewegende beelden die met dit toestel op een PC opgenomen
zijn, de “QuickTime” of de “PHOTOfunSTUDIO 6.0 HD Edition” software op de (bijgeleverde)
CD-ROM.
QuickTime Motion JPEG-bewegende beelden die opgenomen zijn met een PC of andere
apparatuur zouden lagere beeldkwaliteit kunnen hebben of zouden niet in staat kunnen zijn
afgespeeld te kunnen worden met dit apparaat.
C Snel terugspoelen, Frame-per-frame
terugspoelen
¢
2
D Spelen/Pauze
E Snel verder spoelen, Frame-per-frame verder
spoelen
¢
2
F Stop
G Verlaagt het niveau van het volume
¢1
H Verhoogt het niveau van het volume
¢1
¢1 U kunt ook het volume met de functieknop op
de achterkant regelen.
¢2 Deze handelingen kunnen alleen in de
pauzefunctie uitgevoerd worden en de
volgende iconen worden weergegeven.
Frame-by-frame vooruit:[ ]
Frame-by-frame achteruit:[ ]
Basiskennis
- 48 -
[OPNAME] functie: ñ
Beelden maken m.b.v. de automatische functie
(Intelligente Automatische Functie)
Alle instellingen van de camera worden aangepast aan het onderwerp en de
opnamecondities. Wij raden deze manier van opnemen dus aan voor beginners of als u de
instellingen wenst over te laten aan de camera om gemakkelijker opnamen te maken.
Druk op [¦].
A [¦] knop
De knop [¦] zal oplichten als deze op de Intelligent Auto functie
gezet wordt. De [
¦] knop wordt tijdens het opnemen uitgeschakeld
om te voorkomen dat het licht weerspiegeld wordt op glas en
dergelijke. Dit duidt echter niet op een storing.
De [¦] knop wordt uitgeschakeld en de camera wordt op de
[OPNAME] modus-instelling gezet, voordat de Intelligent Auto modus ingesteld wordt, als
opnieuw op de knop gedrukt wordt.
Het is tevens mogelijk om te schakelen naar Intelligente Automatische Functie vanaf het
scherm dat de [OPNAME] Modus opnoemt. (P30)
De volgende functies worden automatisch geactiveerd.
Scènedetectie/[RODE-OGEN CORR]/Gezichtsdetectie/Intelligente
ISO-gevoeligheidbediening/[INT.DYNAMIEK]/[LANG SL.N.RED]/ [FOCUSPRIORITEIT]/
Compensatie van de achtergrondverlichting/[I.RESOLUTIE]
In Intelligente automatische modus, is [FOCUSPRIORITEIT] (P144) vastgesteld op [ON].
Dit betekent dat u geen beelden kunt maken totdat er scherpgesteld is op het
onderwerp.
Wanneer het toestel de optimale scène identificeert, wordt de icoon
van de scène in kwestie in het blauw gedurende 2 seconden
afgebeeld, waarna die terugkeert naar zijn gewoonlijke rode kleur.
Fotograferen
Scènedetectie
¦
> [i-PORTRET]
[i-LANDSCHAP]
[i-MACRO]
[i-NACHTPORTRET]
Alleen wanneer [ ] geselecteerd is
[i-NACHTL. SCHAP]
[i-BABY]
¢
[i-ZONSONDERG.]
- 49 -
Basiskennis
Wanneer u bewegende beelden opneemt
[¦] is ingesteld als geen van de scènes van toepassing zijn en de standaardinstellingen
ingesteld zijn.
Wanneer [ ], [ ] of [ ] geselecteerd is, vindt het toestel automatisch het gezicht van een
persoon, en zullen de focus en de belichting afgesteld worden. (Gezichtsdetectie) (P86)
Als u bijv. een statief gebruikt en de camera heeft vastgesteld dat de camerabeweging
minimaal is terwijl de scènefunctie is geïdentificeerd als [ ], dan is de sluitertijd langzamer
dan normaal. Zorg ervoor dat de camera tijdens het maken van opnamen niet beweegt.
Er zal een optimumscène voor het gespecificeerde onderwerp gekozen worden wanneer er
ingesteld wordt op AF-opsporing (P50).
Wanneer [GEZICHT HERK.] ingesteld is op [ON] en er een gezicht dat op een geregistreerd
gezicht lijkt gevonden wordt, wordt [R] afgebeeld rechtsboven van [ ], [ ] en [ ].
¢ Wanneer [GEZICHT HERK.] ingesteld is op [ON], zal [ ] alleen afgebeeld worden voor
verjaardagen van geregistreerde gezichten die al ingesteld zijn wanneer het gezicht van een
persoon 3 van jaar of ouder opgespoord wordt.
Aantekening
Wegens omstandigheden zoals de hieronder genoemde, kan er een andere scène
geïdentificeerd worden voor hetzelfde onderwerp.
Onderwerpomstandigheden: Wanneer het gezicht helder of donker is, De grootte van het
onderwerp, De kleur van het onderwerp, De afstand tot het onderwerp, Het contrast van het
onderwerp, Wanneer het onderwerp beweegt
Opnameomstandigheden: Zonsondergang, Zonsopgang, In omstandigheden met weinig
licht, Als de camera heen en weer wordt geschud, Als de zoom wordt gebruikt
Om beelden te maken in een bedoelde scène, wordt het aangeraden dat u beelden maakt in de
juiste opnamefunctie.
Compensatie van de achtergrondverlichting
Achtergrondverlichting treedt op wanneer er licht achter het object is. In dit geval zal het
onderwerp donker worden, dus deze functie compenseert het achterlicht door het geheel van
het beeld automatisch op te lichten. Achterlichtcompensatie wordt automatisch toegepast in
Intelligente automatische modus.
¦ > [i-PORTRET]
[i-LANDSCHAP]
[i-ZACHT LICHT]
[i-MACRO]
Basiskennis
- 50 -
Het is mogelijk om per onderwerp de focus en belichting in te stellen. De focus en
belichting zullen het onderwerp automatisch blijven volgen, ook als het beweegt.
Als het aanraakpaneel gebruikt wordt
U kunt het onderwerp vergrendelen door het aan te
raken.
[ ] wordt linksonder in het scherm weergegeven.
Het frame van AF-tracking zal geel weergegeven
worden en bepalen welke scène het meest geschikt is
voor het vergrendelde onderwerp.
AF-Tracking wordt gewist als [ ] aangeraakt wordt.
Als de knoppen gebruikt worden
1 Op 2 drukken.
[ ] wordt linksonder in het scherm weergegeven.
Het AF Tracking-kader wordt in het midden van het
scherm weergegeven.
Druk nogmaals op 2 om te annuleren.
(Tracking AF kan ook geannuleerd worden door [ ]
aan te raken.)
2 Plaats het onderwerp in de Opsporingsframe en druk de
ontspanknop tot de helft in om het onderwerp te vergrendelen.
De AF-zone wordt groen zodra de camera het onderwerp waarneemt.
Het AF Tracking-kader wordt geel zodra u de ontspanknop loslaat en
vervolgens wordt de optimale scène voor het vergrendelde onderwerp bepaald.
Druk op [MENU/SET] om te wissen.
(De vergrendeling kan ook geannuleerd worden door [ ] aan te raken.)
Aantekening
[GEZICHT HERK.] werkt niet tijdens AF-opsporing.
Gebruik AF Tracking met geannuleerde Touch Shutter-functie.
Gelieve de Aantekening m.b.t. de AF-opsporing lezen op P87.
AF Tracking-functie
- 51 -
Basiskennis
Het kan op de gewenste wazigheid gezet worden.
1 Raak [ ] aan om het instellingsbeeldscherm te
laten weergeven.
2 Raak de schuifbalk aan om in te stellen.
3 Maken van foto’s of video’s.
Het is tevens mogelijk een foto te maken door [ ] aan te
raken.
Defocus Control wordt geannuleerd als u [ ] aanraakt.
Aantekening
De wazigheid zou kunnen veranderen tijdens de opname van video’s, afhankelijk van de
opnameomstandigheden.
De lensopening wordt tijdens het opnemen van video’s binnen het bereik van de gepaste
belichting geregeld. Daarom kan het zijn dat de lensopening niet verandert, zelfs niet wanneer
de schuifbalk verplaatst wordt, afhankelijk van de helderheid van het onderwerp en de
wazigheid. (De wazigheid zou bijvoorbeeld niet veranderen voor donkere scènes, zoals
binnenshuis, aangezien de lensopening dan op helemaal open staat.)
Al naargelang de gebruikte lens kan een lensgeluid gehoord worden als Defocus Control
gebruikt wordt. Dit komt door de opening van de lens en duidt niet op een storing.
Al naargelang de gebruikte lens kan het werkgeluid van Defocus Control opgenomen worden
tijdens het opnemen van een video, als deze functie gebruikt wordt.
Al naargelang de gebruikte lens kan het zijn dat de Defocus Control functie niet mogelijk is.
[OPNAME] functiemenu
[ASPECTRATIO] (P129)/[FOTO RES.] (P130)/[KWALITEIT] (P131)/[GEZICHT HERK.]
(P119)/[FOCUSFUNCTIE] (P32)/[BEELDINSTELL.]
¢1
(P137)/[STABILISATIE]
¢2
(P76)
¢1 [BEELDINSTELL.] kan alleen ingesteld worden op [KLEUR] en [ZWART/WIT].
¢2 Het kan niet op [MODE3] gezet worden. Het zal permanent op [MODE1] staan als een video
opgenomen wordt, ook al is het op [MODE2] gezet.
[BEWEGEND BEELD] functiemenu
[OPNAMEFUNCTIE] (P139)/[OPN. KWALITEIT]
¢3
(P140)/[FOCUSFUNCTIE] (P32)/
[CONTINU AF] (P43)/[WINDREDUCTIE] (P141)
¢3 [WVGA] voor [MOTION JPEG] kan niet ingesteld worden.
Menu [VOORKEUZE]
[HISTOGRAM] (P68)/[RICHTLIJNEN] (P67)/[REST-AANDUIDING] (P145)/
[TOUCH DEFOCUS] (P146)
Menu [SET-UP]
[KLOKINST.] (P28)/[WERELDTIJD] (P127)/[TOON] (P60)/[LCD MODE] (P61)/[TAAL]
(P65)
[ ] of [ ] kunnen voor de lengte van de zelfontspanner geselecteerd worden.
¢
4
(P83)
¢4 Het zal opnieuw op [ ] gezet worden als de Intelligent Auto functie gewist wordt of
wanneer de stroom in- en uitgeschakeld wordt [ON]/[OFF].
De focus control functie
Instellingen in intelligente automatische functie
Basiskennis
- 52 -
De instellingen van de volgende items zijn vastgesteld.
¢1 Het zal voor video’s op Multi Auto Focus gezet worden als een gezicht niet gedetecteerd kan
worden terwijl een video opgenomen wordt.
¢2 De instelling staat vast op [AUTO] (voor video’s) wanneer video’s opgenomen worden.
Afhankelijk van de gedetecteerde scène zal het toestel de instelling van de [I.RESOLUTIE]
(P134) automatisch bijstellen. De [I.RESOLUTIE] kan niet ingesteld worden met het
[OPNAME] functiemenu.
De volgende functies kunt u niet gebruiken.
[AUTO LCD UIT] van [BESPARING]/AF/AE-vergrendeling/Witbalans fijne afstelling/
Witbalans bracket/[ISO-LIMIET]/[EXTRA TELE]/[DIG. ZOOM]/[HIGHLIGHT]/[AF/AE
VERGR.]/[DIRECT FOCUSPUNT]/[OPN. ZONDER LENS]
De andere items in het [SET-UP]- en [VOORKEUZE]-menu kunnen in een functie zoals de
Programme AE-functie worden ingesteld. De instelling komt terug in de Intelligent Auto-functie.
Flits
Open de flits wanneer de flits gebruikt moet worden. (P71)
In de Intelligent Auto-functie kan niet tussen de flitserfuncties worden geschakeld.
[], [], [] of [] zullen verschijnen afhankelijk van het type en de helderheid van het
onderwerp.
Wanneer [] of [] weergegeven wordt, zal de digitale rode-ogencorrectie ingeschakeld
worden.
De sluitertijd zal laag zijn wanneer [ ] of [ ] wordt gebruikt.
Onderdeel Instellingen
[BESPARING]
([SLAAPSMODUS]) (P62)
[5MIN.]
[QUICK AF] (P132) [ON]
Flits (P71) []/[Œ]
[BURSTSNELH.] (P79) [H] (Hoge snelheid)
[AUTO BRACKET] (P81) [ / INSTELLEN]: [ ] (Burstfunctie)
[STAP]:
[3•1/3]
[SERIE]: [0/`/_]
AF functie (P85) [š] (Instellen op [ ]
¢
1
wanneer een gezicht niet
opgespoord kan worden)
[WITBALANS] (P93) [AWB]
[GEVOELIGHEID] (P98) []
¢
2
(Intelligente ISO)
(Maximale ISO-gevoeligheid: [ISO800])
[MEETFUNCTIE] (P133) [C]
[RODE-OGEN CORR]
(P73)
[ON]
[INT.DYNAMIEK] (P135) [STANDARD]
[LANG SL.N.RED] (P136) [ON]
[KLEURRUIMTE] (P138) [sRGB]
[FOCUSPRIORITEIT]
(P144)
[ON]
[AF ASS. LAMP] (P144) [ON]
- 53 -
Basiskennis
Beelden wissen
Is het beeld eenmaal gewist dan kan hij niet meer
teruggehaald worden.
Op [(] drukken.
A [(] knop
Om een enkele opname uit te wissen
Selecteer het te wissen beeld en raak
vervolgens [ ] aan.
Raak [APART WISSEN] aan.
Raak [JA] aan.
Basiskennis
- 54 -
Als [ALLES WISSEN] geselecteerd is met de [FAVORIETEN] (P160) instelling
Het selectiescherm wordt weer afgebeeld. Selecteer [ALLES WISSEN] of [ALLES
WISSEN BEHALVEÜ], selecteer [JA] en wis de beelden.
Aantekening
Het toestel niet uitzetten terwijl deze aan het wissen is (terwijl [] afgebeeld is). Een batterij
met voldoende batterijstroom of de AC-adapter (optioneel) gebruiken.
Als u [ANNUL] aanraakt terwijl u beelden wist met gebruik van [MULTI WISSEN], [ALLES
WISSEN] of [ALLES WISSEN BEHALVEÜ], zal het wissen halverwege stoppen.
Afhankelijk van het aantal beelden dat gewist moet worden, kan het wissen even duren.
Als beelden niet voldoen aan de DCF-standaard of beveiligd zijn (P163), worden zij niet gewist,
zelfs niet als [ALLES WISSEN] of [ALLES WISSEN BEHALVEÜ] wordt geselecteerd.
Wissen van meer beelden (tot 100) of van alle beelden
Raak [ ] aan.
Raak [MULTI WISSEN] of [ALLES WISSEN] aan.
[ALLES WISSEN] > stap 5.
Selecteer het te wissen beeld.
(herhaal deze stap)
[ ] verschijnt op de geselecteerde beelden. Het weer
ervan aanraken annuleert deze instelling.
Er kan van scherm geschakeld worden door de
schuifstaaf op of neer (P9) te slepen.
Raak [UITVOER.] aan.
Raak [JA] aan.
UITVOER.
- 55 -
Basiskennis
Menu instellen
Als op [MENU/SET] gedrukt wordt, worden [OPNAMEFUNCTIE]
en 5 menu’s ([OPNAME], [BEWEGEND BEELD], [VOORKEUZE],
[SET-UP] en [AFSPELEN]) weergegeven.
Van de 5 verschillende menu’s, zijn er enkele die u in staat stellen
om het opnemen of afspelen naar eigen voorkeur in te stellen, of
om het gebruik van de camera leuker en gemakkelijker te maken.
In het bijzonder, bevat het [SET-UP] menu belangrijke instellingen
met betrekking tot de klok en de stroom van het toestel. Controleer de instellingen van dit
menu voordat u overgaat tot het gebruik van het toestel.
Aantekening
Er zijn functies die niet ingesteld of gebruikt kunnen worden afhankelijk van de functies of de
menu-instellingen die gebruikt worden op het toestel wegens de specificaties.
[OPNAMEFUNCTIE] [VOORKEUZE] menu (P142 tot 147)
Raadpleeg voor
details de instelling
van de [OPNAME]
modus P30.
U kunt zelf de
bediening van het
toestel, bijv. de
schermweergave en
de bediening van de
knoppen, bepalen.
De gewijzigde
instellingen kunnen ook worden opgeslagen.
[OPNAME] functiemenu (P129 tot 138) [SET-UP] menu (P60 tot 66)
In dit menu kunt u de
beeldverhouding,
het aantal pixels en
andere aspecten van
de opnamen die u
maakt, instellen.
Dit menu laat u de
klokinstellingen
uitvoeren, de
werkingspieptoon
selecteren en
anderen instellingen
instellen die het
gemakkelijker voor u
maken om het toestel te hanteren.
[BEWEGEND BEELD] functiemenu
(P139 tot 141)
[AFSPELEN] functiemenu (P149 tot 164)
Dit menu laat u de
[OPNAMEFUNCTIE],
[OPN. KWALITEIT]
en andere aspecten
voor bewegend
beeldopname
instellen.
Dit menu laat u de
Bescherming, Knip-
of Afdrukinstellingen,
enz. van gemaakte
beelden instellen.
Basiskennis
- 56 -
Dit deel beschrijft hoe de menu-items ingesteld kunnen worden.
Als u [MENU HERVAT.] (P147) in het [VOORKEUZE]-menu op [ON] zet, wordt het menu-item
dat het laatst was geselecteerd voordat de camera werd uitgezet, weergegeven.
Op het moment van aankoop staat deze op [ON].
Menuonderdelen instellen
Op [MENU/SET] drukken.
Selecteer het menu door op 3/4/2/1 te
drukken of door aan de functieknop op de
achterkant te draaien.
Druk op [ ] om terug te keren naar het
opnamescherm.
Het kan ook ingesteld worden met de bediening door
middel van aanraking.
Druk op [MENU/SET] om het menu weer te
geven.
A Menu-item
B Instellingen
Selecteer het menu-item door op 3/4 te
drukken of door aan de functieknop op de
achterkant te draaien.
Selecteer het item helemaal onderaan en druk op 4
of draai de functieknop achterop naar rechts om naar
het volgende scherm te gaan.
Op [MENU/SET] of op de functieknop
achterop drukken.
Afhankelijk van het item, zou de instelling ervan niet
kunnen verschijnen of zou het op een andere wijze
afgebeeld kunnen worden.
De afbeelding rechts is een voorbeeld van de selectie
van [INT.DYNAMIEK] in de programma-AE-modus.
- 57 -
Basiskennis
Schakelen naar andere menu’s
b.v.: naar het [SET-UP] menu schakelen vanuit het [OPNAME] modusmenu
1 Op 2 drukken.
A Icoon snelle menuwisseling
2 Op 4 drukken of de functieknop
achterop draaien om het [SET-UP]
menupictogram [ ] te selecteren.
3 Op 1 of op de functieknop achterop
drukken.
Selecteer een menu-item erna en stel het in.
Selecteer de instellingen door op 3/4 te
drukken of door aan de functieknop op de
achterkant te draaien.
De afbeelding rechts is een voorbeeld van de
instelling van [INT.DYNAMIEK] van [OFF] op [HIGH].
Op [MENU/SET] of op de functieknop
achterop drukken.
Op [ ] drukken om het menu te sluiten.
U kunt ook de ontspanknop tot de helft indrukken om het menu te sluiten.
Basiskennis
- 58 -
Het Snelmenu instellen
M.b.v. het snelle menu, kunnen sommige menu-instellingen gemakkelijk gevonden
worden.
Het is mogelijk om met de cursorknop en de functieknop op de achterkant te werken.
De kenmerken die afgesteld kunnen worden m.b.v. het Snelle Menu worden bepaald door de
functie of een weergavestijl waar het toestel zich in bevindt. De items die niet gebruikt kunnen
worden, worden grijs weergegeven.
Druk op [Q.MENU/Fn] om het Snelmenu weer te
geven.
A Raak de icoon van het snelmenu aan
Het snelmenu kan ook weergegeven worden door
[ ] aan te raken. Als [Q.MENU/Fn] in het
[VOORKEUZE] menu op [Fn] gezet is, gebruik dan
[].
Raak het menuitem aan.
B Menu-item
Het menu-item kan omgeschakeld worden door
[2]/[1] aan te raken.
Selecteer en raak de instelling aan.
C Instellingen
Raak [EXIT] aan om het menu te verlaten als de instelling eenmaal
voltooid is.
ヲハヮユワヶ
バョ
- 59 -
Basiskennis
Stel het snelmenu in met uw favoriete items.
Er kunnen tot 10 items als snelmenu ingesteld worden. Stel de menu-items in afhankelijk
van de opnameomstandigheden, enz.
1 Raak [ ] aan.
2 Selecteer het menu in de bovenste rij en sleep het
naar de onderste rij.
D Items die als snelmenu ingesteld kunnen worden.
E Items die in het beeldscherm van het snelmenu
weergegeven kunnen worden.
Als er op de onderste rij geen lege ruimte is, sleep het
dan naar het te vervangen menu-item.
Het nieuwe item kan ingesteld worden door het oude te
vervangen.
Als het item van de onderste rij naar de bovenste rij
versleept wordt, wordt de instelling gewist en zal die ruimte leeg worden.
De menu-items of instellingen kunnen omgeschakeld worden door [2]/[1] aan te raken.
De volgende items kunnen ingesteld worden:
3 Raak [EXIT] aan.
Het zal naar het beeldscherm van bovenstaande stap 1 terugkeren. Raak [EXIT] aan
om naar het opnamescherm te schakelen.
[OPNAME] functiemenu
[ASPECT.INST.] (P129, 130)/[KWALITEIT] (P131)/[FOCUSFUNCTIE] (P32)/[MEETFUNCTIE]
(P133)/[FLITS] (P71)/[I.RESOLUTIE] (P134)/[INT.DYNAMIEK] (P135)/[EXTRA TELE] (P69)/
[BURSTSNELH.] (P79)/[AUTO BRACKET] (P81)/[ZELF ONTSP.] (P83)/[STABILISATIE] (P76)
Opnamefuncties [BEWEGEND BEELD] functiemenu
[AF MODE] (P85)/[GEVOELIGHEID] (P98)/
[WITBALANS] (P93)/
Belichtingscompensatie (P78)/
[DIAFRAGMA WAARDE] (P100)/
[SLUITERTIJD] (P100)/
[AANDRIJFMODE](Enkel (P34)/Burst (P79)/
Auto bracket (P81)/Zelfontspanner (P83))
[FILMOPNAMESTND] (P139, 140)
Menu [VOORKEUZE]
[HISTOGRAM] (P68)/[RICHTLIJNEN] (P68)/
[REST-AANDUIDING] (P145)
Basiskennis
- 60 -
Voer deze instellingen uit indien nodig.
Over het set-up Menu
[KLOKINST.], [BESPARING] en [AUTO REVIEW] zijn belangrijke items. Controleer de
instellingen ervan voordat u ze gebruikt.
Voor details over hoe de [SET-UP] menu-instellingen geselecteerd moeten worden,
P56 raadplegen.
Raadpleeg De datum en de tijd instellen (Klokinstelling) op P28 voor overige informatie.
Raadpleeg P127 voor details.
Raadpleeg P125 voor details.
Als u de camera aansluit op een TV wijzigt dit het volume van de TV-speakers niet.
U [KLOKINST.]
1 Druk op 2/1 om de items te
selecteren en druk op 3/4
om ze in te stellen.
A De tijd in uw woongebied
B De tijd in uw
reisbestemmingsgebied
(P127)
[ ]: Wissen zonder de
klok in te stellen.
Instelling van
weergavevolgorde en
formaat tijdweergave.
Het instellingsbeeldscherm
voor de weergavevolgorde
en de weergave van het
tijdformaat wordt
weergegeven door [INDELING] te selecteren en door daarna
op [MENU/SET] te drukken.
2 Op [MENU/SET] drukken om in te stellen.
[WERELDTIJD]
[BESTEMMING]/[HOME]
[REISDATUM] [REIS-SETUP]/[LOCATIE]
[TOON]
Regel het volume van de pieptoon die ter bevestiging van de
scherpstelling dient, alsmede de pieptoon van de zelfontspanner
en van het alarm.
[s] (Geluid uit)
[t] (Laag)
[u] (Hoge)
u [VOLUME]
Stel het volume af van de luidspreker op één van de 7 niveaus.
:
:
- 61 -
Basiskennis
Het zal de LCD-monitor bijstellen als de LCD-monitor in gebruik is en de zoeker als de
optionele live-zoeker (P188) in gebruik is.
Het kan zijn dat sommige onderwerpen er op de LCD-monitor/zoeker anders uitzien dan in
werkelijkheid. Dit heeft echter geen effect op de opgenomen beelden.
De helderheid van de beelden die afgebeeld worden op de LCD-monitor neemt toe zodat
sommige onderwerpen anders eruit zouden kunnen zien dan in werkelijkheid op de
LCD-monitor. Dit beïnvloedt echter niet de opgenomen beelden.
De LCD-monitor keert 30 seconden nadat in [MODE1] opgenomen was, automatisch terug
naar de standaardhelderheid. Druk op een willekeurige knop om de LCD-monitor weer helder
te maken.
Als u niets op het scherm ziet door zonlicht of ander licht dat erop schijnt, raden wij aan het licht
af te schermen met uw hand of iets anders.
Het aantal opneembare beelden neemt af in [AUTO] en [MODE1].
[AUTO] kan niet geselecteerd worden wanneer u beelden afspeelt.
[AUTO] is buiten werking gesteld tijdens de opname van bewegend beeld.
Wanneer het menuscherm afgebeeld wordt in donkere omgeving enz., wordt de LCD-monitor
nog donkerder zelfs als [LCD MODE] ingesteld is op [MODE2].
Wanneer de netadapter (optioneel) gebruikt wordt, is de begininstelling [MODE2].
[MONITOR]/
[ZOEKER]
De helderheid, kleur, of de rode of blauwe tinten van de
LCD-monitor/optionele live-zoeker worden bijgesteld.
1 Selecteer de instellingen door op
3/4 te drukken en stel bij met
2/1 of met de functieknop op de
achterkant.
Er zijn 4 instellingen: [HELDERHEID],
[CONTRAST•VERZADIGING],
[ROODACHTIG] (kleurinstelling tussen
rood en groen) en [BLAUWZWEEM] (kleurinstelling tussen
oranje en blauw).
2 Op [MENU/SET] drukken om in te stellen.
[LCD MODE]
De helderheid van de LCD-monitor kan ingesteld worden,
afhankelijk van hoe helder het licht rondom het toestel is.
[AUTO]:
De helderheid wordt automatisch aangepast afhankelijk van hoe
helder het om het toestel heen is.
[MODE1]:
Maak de LCD-monitor helderder.
[MODE2]:
Zet de LCD-monitor op de standaardhelderheid.
[MODE3]:
Maak de LCD-monitor donkerder.
LCD
1
2
3
Basiskennis
- 62 -
De ontspanknop tot de helft indrukken of het toestel uit- en aanzetten om [SLAAPSMODUS] te
annuleren.
[SLAAPSMODUS] is ingesteld op [5MIN.] in de intelligente automatische functie.
[SLAAPSMODUS] is vastgesteld op [2MIN.] wanneer [AUTO LCD UIT] ingesteld is op
[15SEC.] of [30SEC.].
Druk op een knop om de LCD-monitor weer aan te zetten.
[SLAAPSMODUS] werkt niet in de volgende gevallen.
Wanneer u de AC-adapter gebruikt
Wanneer u verbindt aan een PC of een printer
Wanneer u bewegende beelden opneemt of terugspeelt
Tijdens een diavoorstelling
Als de functie op [HOLD] gezet is terwijl het toestel op [ ] (P34) of [ ] (P83) staat, is het
tijdens Auto Review mogelijk om de beeldschermweergave voor het afspelen te veranderen
(P39) of te vergroten door aan de functieknop op de achterkant te draaien.
Onafhankelijk van de Auto Review-instelling zullen de beelden automatisch bekeken kunnen
worden als burst-beelden opgenomen worden met de instelling [H] (P79), en bij opnames met
Auto Bracket (P81). (De continue weergavefuncties zullen niet beschikbaar zijn) Bovendien
kunt u de Auto Review functie niet instellen.
Als [HIGHLIGHT] (P142) ingesteld is op [ON], verschijnen er witte verzadigde zones die
knipperen in het zwart en in het wit wanneer de automatische overzichtsfunctie geactiveerd is.
[AUTO REVIEW] wordt uitgeschakeld als de burst-modus op [M] of [L] gezet wordt.
Wanneer [AUTOM. REGISTR.] in [GEZICHT HERK.] (P119) ingesteld is op [ON], kan [AUTO
REVIEW] alleen ingesteld worden op [3SEC.] of [5SEC.].
q [BESPARING]
U kunt de levensduur van de batterij conserveren door deze
menu’s in te stellen.
Deze zal bovendien de LCD-monitor automatisch uitschakelen
wanneer deze niet in gebruik is om het ontladen van de batterij te
voorkomen.
p [SLAAPSMODUS]:
Het toestel wordt automatisch uitgeschakeld als het toestel niet
gebruikt wordt gedurende een op de instelling geselecteerde
tijdsperiode.
[OFF]/[1MIN.]/[2MIN.]/[5MIN.]/[10MIN.]
[AUTO LCD UIT]:
De LCD-monitor wordt automatisch uitgeschakeld als het toestel
niet gebruikt wordt gedurende de op de instelling geselecteerd
tijd.
[OFF]/[15SEC.]/[30SEC.]
o [AUTO REVIEW]
Stel in hoeveel tijd na de opname het beeld op het scherm
verschijnt.
[OFF]/[1SEC.]/[3SEC.]/[5SEC.]
[HOLD]:
De beelden worden weergegeven tot de sluiterknop tot
halverwege wordt ingedrukt.
- 63 -
Basiskennis
Wanneer u [PC] kiest, wordt het toestel aangesloten via het “USB Mass Storage”
communicatiesysteem.
Wanneer u [PictBridge(PTP)] kiest, wordt het toestel aangesloten op het “PTP (Picture Transfer
Protocol)” communicatiesysteem.
Dit zal werken wanneer de AV-kabel of de HDMI-minikabel (optioneel) verbonden is.
Dit zal werken wanneer de AV-kabel aangesloten is.
x [USB MODE]
Het USB-communicatiesysteem kiezen voordat of nadat u het
toestel op uw PC of printer aansluit met de USB-kabel
(bijgeleverd).
y [SELECT. VERBINDING]:
[PC] of [PictBridge(PTP)] kiezen als u het toestel op een PC of
een printer hebt aangesloten die PictBridge verwerkt.
{ [PictBridge(PTP)]:
Instellen na of voor het aansluiten op een printer die PictBridge
verwerkt.
z [PC]:
Instellen na of voor het aansluiten op een PC.
| [VIDEO UIT]
Instellen om het toestel aan te passen aan het
kleurentelevisiesysteem in het betreffende land.
[NTSC]: Video-output wordt op NTSC systeem ingesteld.
[PAL]: Video-output wordt op PAL systeem ingesteld.
[TV-ASPECT]
De verschillende TV-typen instellen.
[W]: Aansluiten op een TV met een 16:9 scherm.
[X]: Aansluiten op een TV met een 4:3 scherm.
Basiskennis
- 64 -
¢1 Wanneer [VIDEO UIT] ingesteld is op [PAL]
¢2 Wanneer [VIDEO UIT] ingesteld is op [NTSC]
Als de beelden in [AUTO] niet naar de TV worden uitgevoerd, pas ze dan aan aan het
beeldformaat dat op uw TV kan worden weergegeven en selecteer het aantal effectieve
scanlijnen. (Lees de gebruiksaanwijzing van de TV.)
Dit werkt wanneer de HDMI-minikabel (optioneel) is aangesloten.
Ga naar P171 voor meer informatie.
Dit werkt wanneer de HDMI-minikabel (optioneel) is aangesloten.
Ga naar P173 voor meer informatie.
[HDMI-FUNCTIE]
De HDMI-outputindeling instellen wanneer u beelden afspeelt op
een HDMI-compatibele high definition TV die met behulp van een
HDMI-minikabel (optioneel) met dit toestel verbonden is.
[AUTO]:
De outputresolutie wordt automatisch ingesteld op basis van de
informatie die wordt verkregen van de aangesloten TV.
[1080i]:
Voor de output wordt gebruikgemaakt van de interlacemethode
met 1080 beschikbare scanlijnen.
[720p]:
De progressieve methode met 720 beschikbare scanlijnen wordt
gebruikt voor output.
[576p]
¢
1
/[480p]
¢
2
:
De progressieve methode met 576
¢
1
/480
¢
2
beschikbare
scanlijnen wordt gebruikt voor output.
[VIERA Link]
Instellen zodat dit toestel kan worden bestuurd met behulp van de
VIERA-afstandsbediening door dit toestel met behulp van de
HDMI-minikabel (optioneel) automatisch te koppelen aan de
VIERA Link-compatibele apparatuur.
[OFF]: De bediening vindt plaats door middel van de knoppen
op dit toestel.
[ON]: De VIERA Link-compatibele apparatuur kan op
afstand worden bediend. (Niet alle handelingen zijn
mogelijk)
Het hoofdtoestel kan niet volledig met behulp van de
knoppen worden bediend.
- 65 -
Basiskennis
Dit werkt wanneer de HDMI-minikabel (optioneel) is aangesloten.
Raadpleeg P167 voor de manier van afspelen van 3D-beelden in 3D.
Calibratie wordt niet uitgevoerd als de correcte positie niet aangeraakt wordt. Raak de [i]
markering weer aan.
Als u per ongeluk een andere taal instelt, kiest u [~] in het pictogrammenmenu om de
gewenste taal in te stellen.
[3D-WEERGAVE]
Instellen van de afspeelwijze van 3D-beelden.
[]: Instellen voor aansluiting op een 3D-compatibele
televisie.
[]: Instellen voor aansluiting op een niet 3D-compatibele
televisie.
Stel dit in als u 2D-beelden (conventionele beelden)
op een 3D-compatibele televisie wilt bekijken.
[KALIBREREN]
Stel de positie van het aanraakpaneel af als er iets anders
geselecteerd is als wat u aangeraakt heeft of als de
aanraakhandeling niet reageert.
1 Op [MENU/SET] drukken.
2 Raak de oranje [r] markering, die
afgebeeld wordt op het scherm op
volgorde, aan met de styluspen
(meegeleverd) (5 plaatsen).
Er wordt een bericht afgebeeld
wanneer de positie eenmaal ingesteld
is.
3 Op [MENU/SET] drukken om te
eindigen.
~ [TAAL] De taal op het scherm instellen.
Basiskennis
- 66 -
[–. –] wordt afgebeeld als het bedrijfswaren van de lens wanneer de lens er niet op zit.
Het mapnummer wordt bijgewerkt en het bestandnummer vertrekt vanaf 0001. (P181)
U kunt een mapnummer tussen 100 en 999 toewijzen.
Wanneer u het mapnummer 999 bereikt, kunt u niet verder instellen. Wij raden aan de kaart
(P66) te formatteren nadat u de gegevens op een PC of ergens anders opgeslagen hebt.
Als u het aantal mappen weer wilt terugbrengen naar 100, formatteert u eerst de kaart en reset
u daarna het aantal bestanden met deze functie.
Er verschijnt een resetscherm voor het mapnummer. [JA] kiezen om het mapnummer opnieuw
in te stellen.
Wanneer de [OPNAME] functie-instellingen opnieuw ingesteld worden, zullen gegevens die
geregistreerd zijn met [GEZICHT HERK.] ook opnieuw ingesteld worden.
Wanneer [SET-UP]/[VOORKEUZE] menu-instellingen opnieuw ingesteld worden, worden de
volgende instellingen ook opnieuw ingesteld. Bovendien wordt [FAVORIETEN] (P160) in
[AFSPELEN] functiemenu ingesteld op [OFF], en wordt [LCD ROTEREN] (P159) ingesteld op
[ON].
De verjaardag- en naam instellingen voor [BABY1]/[BABY2] (P112) en [HUISDIER] (P113) in
scènefunctie.
De instellingen van [REISDATUM] (P125) (vertrekdatum, terugkomstdatum, bestemming)
De instelling voor [WERELDTIJD] (P127).
Het mapnummer en de klokinstelling worden niet gewijzigd.
Gebruik een batterij met voldoende batterijstroom of de AC-adapter (optioneel) wanneer u
formatteert. Zet het toestel niet uit tijdens het formatteren.
Als de kaart is geformatteerd op een PC of andere apparatuur, formatteert u dan de kaart
opnieuw op het toestel.
Als de kaart niet geformatteerd kan worden, probeer dan eerst een andere kaart voordat u
contact opneemt met het dichtstbijzijnde Assistentiecentrum.
[VERSIE DISP.]
Dit maakt het mogelijk de versies van het bedrijfwaren van het
toestel en de lens te controleren.
v [NR. RESET]
Reset het bestandnummer van de volgende opname op 0001.
w [RESETTEN]
De [OPNAME]- of [SET-UP]/[VOORKEUZE] -menu-instellingen
worden teruggezet in de oorspronkelijke instellingen.
[FORMATEREN]
De kaart wordt geformatteerd.
Permanent formatteren wist alle gegevens op uw
geheugenkaart. Gelieve ervoor zorgen dat alle bewegende
beelden elders opgeslagen zijn voordat u deze functie
gebruikt.
- 67 -
Opnemen
Opnemen
Omschakelen van de weergave van de
LCD-monitor
Raak [ ] aan om te veranderen.
A Normale weergave
¢1, 2
B Geen weergave
¢1
¢1 Er worden richtlijnen weergegeven wanneer de [RICHTLIJNEN] van het
[VOORKEUZE]-menu op iets anders dan [OFF] staat.
¢2 Er worden histogrammen weergegeven wanneer [HISTOGRAM] van het
[VOORKEUZE]-menu op [ON] staat.
Het is ook mogelijk om de belichtingsmeter weer te geven door [LICHTMETER] van het
[VOORKEUZE] menu op [ON] te zetten. (P143)
Opnamerichtlijn
Wanneer u het object uitlijnt op de horizontale en verticale richtlijnen of het kruispunt van
deze lijnen, kunt u opnamen maken met goed ontworpen compositie door de grootte, de
helling en de balans van het object te bekijken.
Omschakelen van de informatie die op het opnamescherm weerge-
geven wordt
A []:Dit wordt gebruikt wanneer het hele scherm verdeeld wordt in 3k3 voor het maken
van beelden met een goed gebalanceerde samenstelling.
B []:Dit wordt gebruikt wanneer u het onderwerp precies in het midden wilt positioneren.
C []:De positie van de richtlijn kan worden ingesteld. Met de richtlijn kunnen goed
uitgebalanceerde opnamen te maken van onderwerpen die zich niet midden in het
beeld bevinden.
9
9
L
AFSAFSAFS
-3-3-3 000 3-3 3
Opnemen
- 68 -
Stel de positie van de richtlijn in met [ ]
Stel de [RICHTLIJNEN] in het [VOORKEUZE] menu in op [ ].
Raak [ ] boven de richtlijn aan en sleep het naar de positie
die u gekozen heeft (P9).
U kunt de positie van de richtlijn ook instellen met de cursorknop in
het [VOORKEUZE] menu.
Als het moeilijk is om de richtlijn door middel van aanraking over de
rand van het beeldscherm te verplaatsen, gebruik dan de cursorknop
om de positie in te stellen.
Over het Histogram
Een Histogram is een grafiek die helderheid langs de horizontale as (zwart of wit) en het
aantal pixels bij elk helderheidniveau op de verticale as afbeeld.
Hiermee controleert u snel de belichting van een beeld.
Voorbeeld van histogram
De positie van het histogram instellen
Stel de [HISTOGRAM] in het [VOORKEUZE] menu in op [ON].
Raak het histogram aan en sleep het naar de positie die u
gekozen heeft (P9).
U kunt de positie van het histogram ook instellen met de cursorknop
in het [VOORKEUZE] menu.
Aantekening
Als de opname en het histogram niet samenvallen in de volgende omstandigheden,
wordt het histogram oranje afgebeeld.
Wanneer de handmatige belichtingassistentie niet [n0] is tijdens belichtingcompensatie of in
handmatige belichtingfunctie
Als de flits geactiveerd is
Als de flits gesloten is
Als de schermhelderheid niet goed weergegeven wordt op donkere plaatsen
Als de belichting niet goed is ingesteld
Het histogram is een benadering in de opnamefunctie.
Het histogram dat afgebeeld wordt in dit toestel komt niet overeen met histogrammen die
afgebeeld worden door beeldbewerkende software voor PC’s enz.
1 Juiste belichting
2 Onderbelichting
3 Overbelicht
- 69 -
Opnemen
[OPNAME] Functie:
Beelden maken met de zoom
[U kunt de optische zoom alleen gebruiken in [ ] en de optische zoom en de extra
tele-conversie in de [¿] modus.]
U kunt uitzoomen om landschappen met een groothoek (Wide) op te nemen of inzoomen
om mensen en voorwerpen dichterbij te doen lijken (Tele), door aan de zoomring te draaien.
(De verwisselbare lens (H-H014) ondersteunt niet de zoomringfunctie.)
Om verder te vergroten, zet u [EXTRA TELE] op [ON] of [DIG. ZOOM] op [2k] of [4k] in
het [OPNAME] functiemenu of in het [BEWEGEND BEELD] functiemenu. Vervolgens kunt
u grotere foto’s maken.
Als [EXTRA TELE] (max. 2k) gebruikt wordt bij het maken van foto’s, zet iedere
beeldverhouding (X/Y/W/ ) dan op een ander beeldformaat dan [L] [beeldformaat
met
(P130)].
Zoomtypes
¢1 Bij een beeldformaat [S] (3 M), wordt de beeldverhouding [X] geselecteerd.
Het uitvergrotingniveau verschilt afhankelijk van [FOTO RES.] en [ASPECTRATIO]
instelling.
¢2 Als de opnamemodus [AVCHD(720p)] geselecteerd is of de opnamekwaliteit [HD] of
[WVGA] geselecteerd is.
Als de opnamemodus [AVCHD(1080i)] geselecteerd is, zal er geen vergroting zijn met
extended tele-conversie (1x).
Als de opnamemodus [MOTION JPEG] geselecteerd is terwijl de opnamekwaliteit [VGA] of
[QVGA] is, zal de factor van extra tele-conversie in 4,2 veranderen.
Voorbeeld: als de verwisselbare lens (H-FS014042) gebruikt wordt, kunt u een vergroting
van 24k verkrijgen door 3k optische zoom i 2k extra tele-conversie i 4k digitale
zoom.
Gebruik van de Optische Zoom/Gebruik van de Extra Tele Conversie (EX)/
Gebruik van de Digitale Zoom
Eigenschap Optische zoom
Extra Tele Conversie (EX)
Digitale zoom
Vergroting
van de
opname
Als de verwisselbare lens (H-H014) gebruikt wordt
1k
bij het maken van
foto’s: 2k
¢1
wanneer u bewegende
beelden
opneemt: 3,1k
¢2
[2k]
[4k]
Als de verwisselbare lens (H-FS014042) gebruikt wordt
3k
bij het maken van
foto’s: 2k
¢1
wanneer u bewegende
beelden
opneemt: 3,1k
¢2
[2k]
[4k]
Beeldkwaliteit
Geen verslechtering Geen verslechtering
Hoe hoger het
vergrotingsniveau, hoe groter
de verslechtering.
Opnemen
- 70 -
Aantekening
Als de extra tele-conversie bijvoorbeeld op [ ] gezet is (gelijk aan 3 miljoen pixel), zal de
foto genomen worden met de 3 miljoen van de 12,1 miljoen pixel in het midden van het beeld,
zodat meer een telefoto verkregen wordt.
Als de Extra Tele Conversie gebruikt wordt, zal de gezichtshoek voor foto’s anders zijn dan die
voor video’s omdat de zoomfactoren verschillend zijn. De gezichtshoek voor een opname kan
van tevoren gecontroleerd worden door [ OPN.GEBIED] (P145) in te stellen op de wijze
waarmee u wilt opnemen.
Als u de zoomfunctie gebruikt nadat u op het object scherpgesteld hebt, stelt u opnieuw
scherpobject.
Wanneer u de digitale zoom gebruikt, zou [STABILISATIE] niet effectief kunnen zijn.
Als het schudden (bibberen) van het toestel tijdens Digitaal Zoomen een probleem is, wordt
aangeraden om [STABILISATIE] op [MODE1] te zetten.
Wanneer u de digitale zoom gebruikt, raden wij het gebruik van een statief en de
zelfontspanner (P83) aan om opnamen te maken.
De AF-functie staat permanent op [Ø] wanneer de digitale zoom gebruikt wordt.
De extra tele-conversie en de digitale zoom kunnen in de volgende gevallen niet worden
gebruikt.
Wanneer [KWALITEIT] ingesteld is op [ ], [ ] of [ ]
- 71 -
Opnemen
[OPNAME] Functie:
Beelden maken met de ingebouwde flits
A De flits openen
B De flits sluiten
Druk op de flits totdat deze klikt.
Sluit de flits altijd als u deze niet gebruikt.
De flitsinstelling is vastgesteld op [Œ] terwijl de
flits gesloten wordt.
Aantekening
Wees voorzichtig bij het openen van de flitser omdat de flitser naar buiten springt.
Ervoor zorgen dat er geen vinger klem blijft zitten wanneer u een flitserlamp sluit.
Toepasbare functies:
Stel de ingebouwde flitser in voor de opname.
Open de flits.
1 Selecteer [FLITS] in het [OPNAME]-functiemenu. (P56)
2 Druk op 3/4, selecteer een functie en druk op [MENU/SET].
Voor informatie over flitsinstellingen die gekozen kunnen worden, Beschikbare
flitsinstellingen voor de opnamefuncties
raadplegen. (P73)
Naar de geschikte flitsinstelling schakelen
Opnemen
- 72 -
De flits wordt tweemaal geactiveerd. Het interval tussen de eerste en tweede flits is
langer wanneer [ ], [ ] of [ ] ingesteld is. Het onderwerp moet niet
bewegen tot de tweede flits geactiveerd wordt.
¢ [RODE-OGEN CORR] op het [OPNAME] Functiemenu is ingesteld op [ON], [ ]
verschijnt op de flitsicoon.
Onderdeel Beschrijving van instellingen
: AUTO
De flits wordt automatisch geactiveerd wanneer dit nodig is voor de
opnamecondities.
:
AUTO/Rode-
ogenreductie
¢
De flits wordt automatisch geactiveerd wanneer dit nodig is voor de
opnamecondities.
De flits wordt een keer geactiveerd vóór de eigenlijke opname om het
rode-ogeneffect (ogen van het object die rood worden op het beeld) te
verminderen en vervolgens opnieuw geactiveerd voor de eigenlijke
opname.
Gebruik deze functie wanneer u opnamen maakt van personen in
slecht belichte omstandigheden.
: Vast ingesteld
op AAN
De flits wordt altijd geactiveerd ongeacht de opnamecondities.
Gebruik deze functie wanneer uw object achtergrondbelichting
heeft of onder fluorescent licht staat.
:
Vast ingesteld op
AAN/Rode-
ogenreductie
¢
De flits wordt altijd geactiveerd ongeacht de opnamecondities.
Het reduceert gelijktijdig het rode-ogeneffect.
Gebruik deze functie wanneer uw object achtergrondbelichting
heeft of onder fluorescent licht staat.
: Langzame
sync.
Wanneer u beelden maakt tegen een achtergrond met donkere
achtergrond, maakt deze functie de sluitertijd langzamer zodra de
flits geactiveerd wordt. Het landschap met donkere achtergrond zal
helderder lijken.
Gebruik deze functie wanneer u opnamen maakt van personen op
een donkere achtergrond.
Een langzamere sluitertijd gebruiken kan wazigheid door
beweging veroorzaken. Het gebruiken van een statoef kan uw
foto’s verbeteren.
:
Langzame synchr./
Rode-ogenreductie
¢
Wanneer u beelden maakt tegen een achtergrond met donkere
achtergrond, maakt deze functie de sluitertijd langzamer zodra de flits
geactiveerd wordt. Het landschap met donkere achtergrond zal
helderder lijken.
Het reduceert gelijktijdig het rode-ogeneffect.
Gebruik deze functie wanneer u opnamen maakt van personen op
een donkere achtergrond.
Een langzamere sluitertijd gebruiken kan wazigheid door
beweging veroorzaken. Het gebruiken van een statoef kan uw
foto’s verbeteren.
Œ: Vast ingesteld
op UIT
De flits wordt in geen enkele opnameconditie geactiveerd.
Gebruik deze functie om opnamen te maken op plekken waar het
gebruik van een flits niet toegestaan is.
Sluit de flitser om hem uit te schakelen, als de interne flitser
gebruikt wordt.
- 73 -
Opnemen
Over de digitale rode-ogencorrectie
Als [RODE-OGEN CORR] in het [OPNAME] menu op [ON] gezet is en de
Rode-Ogen-Reductie ([ ], [ ], [ ]) geselecteerd wordt, zal de Digitale
Rode-Ogen-Correctie steeds uitgevoerd worden wanneer de flitser gebruikt wordt. Het
toestel spoort automatisch rode ogen op en corrigeert het beeld. (alleen beschikbaar als
de AF-functie op [š] staat en de gezichtsherkenning actief is)
Onder bepaalde omstandigheden, kan de rode ogenreductie niet gecorrigeerd worden.
Beschikbare flitsinstellingen voor de opnamefuncties
De beschikbare flitsinstellingen zijn afhankelijk van de opnamefuncties.
(±: Beschikbaar, —: Niet beschikbaar, ¥: Begininstelling van scènefunctie)
¢ [ ] wordt afgebeeld. [ ], [ ], [ ] of [ ] is ingesteld afhankelijk van het type
onderwerp en helderheid.
De flitsinstellingen kunnen veranderen als de opnamefunctie verander wordt. Stel de
flitsinstelling opnieuw in indien nodig.
De flitsinstelling blijft opgeslagen memorised ook als u de camera uit zet. De flitsinstelling voor
de scènefunctie wordt weer op de oorspronkelijke instelling gezet als u de scènefunctie wijzigt.
De flits zal niet geactiveerd worden wanneer u bewegend beeld opneemt.
Œ Œ
ñ
±
¢
—————±¥ ± ——±
³ ±±±±±±± 1 ¥ ± ———±
± ±±±±±±± ¥ ± ——±
´ ±±±±——± . —————¥±
² ——±±——± / ——————¥
——————± ——————¥
* ±¥±———± : ±¥±——±
+ ±¥±———± ; ±¥±——±
, —————¥ í ¥ ± ———±
——————¥
2 ———± ¥±
- ¥ ± ———± ï ——————¥
¥±±———±
Opnemen
- 74 -
Het beschikbare flitsbereik om opnamen te maken
Het beschikbare flitsbereik is een benadering.
¢ Als [ISO-LIMIET] (P135) wordt ingesteld op [OFF]
Als de afstand tot het onderwerp kort is wanneer u een foto maakt m.b.v. een flits, wordt een
gedeelte van het gemaakte beeld donker omdat het licht van de flits geblokkeerd wordt door de
lens of het valt buiten het flitsbereik. Controleer de afstand naar het onderwerp wanneer u een
foto maakt. De afstand tot het onderwerp waar het licht van de flits geblokkeerd is, is
afhankelijk van de lens die gebruikt wordt.
Als de verwisselbare lens (H-H014) bevestigd wordt:
50 cm of minder
Als de verwisselbare lens (H-FS014042) bevestigd wordt:
1,0 m of minder (Breed)/30 cm of minder (Tele)
ISO-gevoeligheid
Als de verwisselbare lens
(H-H014) gebruikt wordt
Als de verwisselbare lens
(H-FS014042) gebruikt wordt
Beschikbaar flitsbereik
Beschikbaar flitsbereik
Breed Tele
AUTO 50 cm tot 4,8 m
¢
1,0 m tot 3,4 m
¢
30 cm tot 2,1 m
¢
ISO100 50 cm tot 2,4 m 1,0 m tot 1,7 m 30 cm tot 1,0 m
ISO200 50 cm tot 3,3 m 1,0 m tot 2,4 m 30 cm tot 1,5 m
ISO400 50 cm tot 4,8 m 1,0 m tot 3,4 m 30 cm tot 2,1 m
ISO800 70 cm tot 6,7 m 1,0 m tot 4,8 m 30 cm tot 3,0 m
ISO1600 1,1 m tot 9,6 m 1,0 m tot 6,8 m 50 cm tot 4,2 m
ISO3200 1,5 m tot 13,5 m 1,1 m tot 9,6 m 70 cm tot 6,0 m
ISO6400 2,2 m tot 19,2 m 1,6 m tot 13,7 m 1,0 m tot 8,5 m
- 75 -
Opnemen
Sluitertijd voor elke flitsfunctie
¢1 Dit wordt 60 seconden in de sluitertijdprioriteit AE-functie.
¢2
Dit wordt 60 seconden in de
sluitertijdprioriteit AE-functie
en 60 seconden in de manuele
belichtingsmodus.
Wanneer de flits geactiveerd is, kan de sluitertijd niet ingesteld worden op sneller dan 1/160ste
van een seconde.
In intelligente automatische functie, verandert de sluitertijd afhankelijk van de geïdentificeerde
scène.
Aantekening
Zet de flits niet te dicht bij objecten en sluit de flits niet als hij moet werken. De kleur van de
objecten kan vervormd worden door de hitte of het flitslicht.
Sluit de flits niet meteen weer aan nadat deze gewerkt heeft omdat er opnamen gemaakt zijn
met AUTO/Rode-ogenreductie enz. Dit veroorzaakt problemen.
Als u een opname maakt buiten het bereik van de flits, kan het object verkeerd belicht zijn en
de opname te donker of te licht zijn.
Tijdens het opladen van de flits knippert het lampje van de flitsaanduiding en wordt het rood; u
kunt in dit geval geen opname maken, zelfs niet wanneer u de ontspanknop helemaal indrukt.
Als u een foto neemt voorbij het beschikbare flitsbereik, kan het zijn dat de Witbalans niet naar
behoren wordt ingesteld.
Wanneer u bepaalde lenzen gebruikt, zou er licht van de flitser geblokkeerd kunnen
worden of het er niet in kunnen slagen het zichtveld van de lens te dekken en dit kan
ervoor zorgen dat er donkere zones verschijnen in de hieruit voortkomende beelden.
Als u flitsopnamen maakt terwijl de lensbescherming op de camera zit, kan het onderste
gedeelte van de foto donker worden (vignetteneffect) en wordt de flits uitgeschakeld omdat
deze bedekt wordt door de lensbescherming. Verwijder in dit geval de lensbescherming.
Het kan even duren om de flits op te laden als u opnieuw een opname wil maken. Maak de
opname nadat de toegangsaanduiding is verdwenen.
Het effect van de rode-ogenreductie verschilt van mens tot mens. Als de persoon bovendien
ver van de camera stond of niet naar de eerste flits keek, kan dit effect ook minder evident zijn.
Als u een externe flitser op het toestel plaats, krijgt deze voorrang boven de ingebouwde flitser.
Ga naar P190 voor informatie over een externe flitser.
Flitsinstelling Sluitertijd (Sec.) Flitsinstelling Sluitertijd (Sec.)
1/60
¢1
tot 1/4000e 1 tot 1/4000e
1/60
¢2
tot 1/160e Π60 tot 1/4000e
Opnemen
- 76 -
[OPNAME] Functie:
Optische beeldstabilisator
Met behulp van deze functies, wordt golfstoring tijdens het maken van beelden
opgespoord, en compenseert het toestel automatisch de golfstoring, het mogelijk makend
golfstoringvrije beelden te maken.
Instelling van de Stabilisator in het [OPNAME] functiemenu
1 Selecteer [STABILISATIE] op het [OPNAME] functiemenu. (P56)
2 Druk op 3/4, selecteer de instelling en druk vervolgens op [MENU/SET].
Als u een video opneemt, zal [STABILISATIE] vast op [MODE1] gezet worden, ook al
stond het op [MODE2] of [MODE3].
[STABILISATIE] kan niet worden geselecteerd wanneer er een lens zonder
stabilisatorfunctie wordt gebruikt.
Er wordt een lens vereist die de stabilisatorfunctie ondersteunt.
De verwisselbare lens (H-H014) ondersteunt niet de stabilisatiefunctie.
De verwisselbare lens (H-FS014042) ondersteunt de stabilisatiefunctie.
[OFF]: De [STABILISATIE] werkt niet.
(Dit kan alleen geselecteerd worden als een lens zonder [O.I.S.]
schakelaar gebruikt wordt.)
[MODE1]: Golfstoring wordt altijd gecompenseerd tijdens [OPNAME] functie.
[MODE2]: De golfstoring wordt gecompenseerd wanneer de ontspanknop
ingedrukt wordt.
[MODE3]: Toestel schudden wordt gecorrigeerd voor op/neerbewegingen. Deze
functie is ideaal voor panning (een methode voor het maken van
opnamen waarbij het toestel gedraaid wordt om de bewegingen te
volgen van een onderwerp dat blijft bewegen in een vaste richting).
- 77 -
Opnemen
Golfstoring (camerabeweging)
Wanneer de beeldbibberalert [ ] verschijnt, [STABILISATIE], een statief of de
zelfontspanner (P83) gebruiken.
De sluitertijd zal vooral in de volgende gevallen langzamer zijn. Houdt het toestel stil vanaf het
moment dat u de ontspanknop indrukt totdat het beeld op het scherm verschijnt. We raden in
dit geval het gebruik van een statief aan.
Langzame sync.
Langzame synchr/Reductie rode-ogeneffect
[NACHTPORTRET], [NACHTL. SCHAP] en [PARTY] in de scènefunctie (P107)
Als u een langzame sluitertijd instelt
Aantekening
Als u een optionele verwisselbare lens met een O.I.S.-schakelaar gebruikt, is het mogelijk om
de optische beeldstabilisator in te schakelen door de O.I.S.- schakelaar op de lens op [ON] te
zetten (op het moment van aankoop staat deze aanvankelijk op [MODE1]).
Er wordt aanbevolen om de optische beeldstabilisator uit te schakelen als een statief gebruikt
wordt. Dan zal [ ] op het beeldscherm weergegeven worden.
De stabilisatorfunctie kan niet voldoende werken in de volgende gevallen.
Wanneer er veel camerabeweging is.
Als de zoomuitvergroting erg hoog is.
Als u de digitale zoom gebruikt.
Wanneer u opnamen maakt terwijl u een bewegend object volgt.
Als de sluitertijd langzamer wordt om binnenshuis opnamen te maken of op donkere
plaatsen.
Houd de camera stilbeweging wanneer u de ontspanknop indrukt.
Het panningeffect in [MODE3] is moeilijker te verkrijgen in de volgende gevallen.
Op fel verlichte plekken zoals bij klaarlichte dag op een zomerse dag
Als de sluitertijd op sneller dan 1/100e staat.
Als u de camera te traag beweegt omdat het object niet snel beweegt. (De achtergrond wordt
in dit geval niet onscherp genoeg).
Wanneer het toestel het onderwerp niet op bevredigende wijze bijhoudt
We raden aan beelden te maken met de optionele live-zoeker (P188) wanneer u in [MODE3]
aan het pannen bent.
Opnemen
- 78 -
[OPNAME] Functie:
Belichtingscompensatie
Gebruik deze functie wanneer u de geschikte belichting niet kunt verkrijgen wegens het
verschil in helderheid tussen het object en de achtergrond. Zie de volgende voorbeelden.
Aantekening
De ingestelde belichtingswaarde blijft bewaard, zelfs als de camera wordt uitgeschakeld. De
belichtingswaarde in de Intelligent Auto-functie wordt echter niet opgeslagen.
Het compensatiebereik van de belichting wordt beperkt door de helderheid van het object.
Wanneer de waarden van de opening- en sluitertijd afgebeeld worden op het scherm in de
programma-AE-modus, worden Programmawisseling-werking en
Belichtingscompensatie-werking geschakeld elke keer dat de functieknop achterop ingerukt
wordt.
In de AE-openingprioriteitmodus, worden de werking van de openinginstelling (P100) en de
Belichtingscompensatie-werking geschakeld elke keer dat de functieknop achterop ingedrukt
wordt.
In de AE-sluiterprioriteitmodus, worden de werking van de sluitertijdinstelling (P100) en de
Belichtingscompensatie-werking geschakeld elke keer dat de functieknop achterop ingedrukt
wordt.
De belichtingscompensatie kan uitgevoerd worden door in het snelmenu de schuifbalk aan te
raken (P58).
Onderbelicht
Juistebelichting
Overbelicht
De belichting positief
compenseren.
De belichting negatief
compenseren.
Druk op de functieknop achterop om te
schakelen naar
Belichtingscompensatie-werking.
Draai de functieknop om de belichting te compenseren.
A Belichtingscompensatiewaarde
B [LICHTMETER]
Kies [0] om terug te keren naar de originele belichting.
Draai de functieknop op de achterkant om de [LICHTMETER] af te beelden. (P143)
(Het verschijnt echter niet in
ñ/¿ modus.)
- 79 -
Opnemen
[OPNAME] Functie:
Opnamen maken met de burstfunctie
Beelden worden continu gemaakt terwijl de ontspanknop ingedrukt wordt.
Selecteer de beelden die u echt mooi vindt tussen alle beelden die u gemaakt hebt.
Op 4 ( ) drukken
Raak de burst-icoon ([ ], enz., aan).
Selecteer en raak de burst-snelheid aan.
¢1 Aantal mogelijke opnamen
¢2 Beelden kunnen gemaakt worden tot het vermogen van de kaart zijn grens bereikt. De
burstsnelheid zal echter halverwege langzamer worden. De exacte timing van dit is
afhankelijk van de aspectratio, de beeldgrootte, de instelling voor de kwaliteit en het type
kaart die gebruikt worden.
De eerste burstsnelheid heeft niets te maken met de transmissiesnelheid van de kaart.
De waarden van de burstsnelheid die hierboven gegeven worden zijn van toepassing wanneer
de sluitertijd 1/60 of meer is en wanneer de flits niet geactiveerd is.
De burstsnelheid kan lager worden afhankelijk van de volgende instellingen.
[GEVOELIGHEID] (P98)/[FOTO RES.] (P130)/[KWALITEIT] (P131)/[FOCUSFUNCTIE]
(P32)/[FOCUSPRIORITEIT] (P144)
De burst-snelheid kan ook ingesteld worden met [BURSTSNELH.] in het [OPNAME] menu.
Raadpleeg P131 voor informatie over RAW-bestanden.
[H]
(Hoge
snelheid)
[M]
(Mediumsnelheid)
[L]
(Lage
snelheid)
Burstsnelheid
(opnamen/seconde)
3,2 2,5 2
Live View tijdens
Burstfunctie
Geen Beschikbaar Beschikbaar
¢1
Met
RAW-bestanden
4 tot 7
¢2
Zonder
RAW-bestanden
Afhankelijk van de resterende ruimte op de kaart
¢
2
Opnemen
- 80 -
Raak [INST.] aan.
Stel scherp op het onderwerp en maak een
beeld.
A Als de burstfunctie op hoge snelheid [H] wordt
ingesteld.
De ontspanknop helemaal ingedrukt houden om de
burstfunctie te activeren.
Scherpstellen in burstfunctie
De scherpstelling verandert afhankelijk van de instelling van [FOCUSPRIORITEIT] (P144)
in het [VOORKEUZE] menu en de instelling van [FOCUSFUNCTIE] (P132) in het
[OPNAME] modusmenu.
¢1 Als het onderwerp donker is, wordt scherpgesteld op de eerste opname.
¢2 De burstsnelheid kan lager worden omdat de camera voortdurend scherpstelt op het object.
¢3 De burstsnelheid krijgt voorrang en de focus wordt geschat binnen het mogelijke bereik.
Aantekening
Als de burst-snelheid op [H] gezet is (terwijl de [FOCUSFUNCTIE] op [AFS] of [MF] staat),
zullen de belichting en de witbalans voor de volgende beelden vast staan op de instellingen die
voor het eerste beeld gebruikt werden. Afhankelijk van de helderheid van het onderwerp,
kunnen het tweede beeld en de volgende beelden helderder of donkerder zijn. Als de
burst-snelheid op [H] gezet is (terwijl [FOCUSFUNCTIE] [AFC]), [M] of [L] is, worden deze
telkens bijgesteld wanneer u een foto neemt.
Als u een bewegend onderwerp volgt terwijl u binnen of buiten, enz., foto’s neemt, dus waar
een groot verschil tussen het licht en de schaduw is (landschap), kan het even duren voordat
de belichting stabiel is. Als op dergelijke momenten de burst-functie gebruikt wordt, kan het zijn
dat de belichting niet optimaal is.
Omdat de sluitertijd korter wordt op donkere plaatsen, kan ook de burstsnelheid (beelden/
seconde) lager worden.
Op [H] wordt de Auto Review functie geactiveerd onafhankelijk van de instelling van Auto
Review (de continue weergavefuncties zullen niet beschikbaar zijn). U kunt de Auto
Review-functie niet instellen in het [SET-UP] menu.
Op [M] of [L] zal Live View tussen de burstframes in weergegeven worden.
Wanneer de flits geactiveerd wordt, kunt u maar 1 opname maken.
De burst-modus wordt uitgeschakeld als witbalans bracket ingesteld is.
De burstfunctie wordt buiten werking gesteld tijdens de opname van de bewegende beelden.
Focus-functie Focus-voorrang Focus
AFS
ON
Bij de eerste opname
OFF
AFC
¢1
ON
Normale scherpstelling
¢2
OFF
Voorspelde scherpstelling
¢3
MF
Focus ingesteld met handmatige
focus
- 81 -
Opnemen
[OPNAME] Functie:
Opnamen maken met gebruik van Auto Bracket
Telkens wanneer de sluiterknop wordt ingedrukt, worden er maximaal 5 opnamen met
verschillende belichtingsinstellingen gemaakt, afhankelijk van het bereik van de
belichtingscompensatie.
U kunt dan de opname met de beste belichting kiezen.
Met Auto Bracket
[STAP]: [31/3], [SERIE]: [0/s/r]
Op 4 ( ) drukken.
Raak de auto Bracket icoon ([ ] aan,
enz.).
Selecteer en raak de stap aan.
Raak [INST.] aan.
Stel scherp op het onderwerp en maak een
beeld.
A Auto Bracket-aanduiding
Als u de ontspanknop indrukt en ingedrukt houdt,
wordt het aantal opnamen gemaakt dat u hebt
ingesteld.
De automatische bracket-aanduiding knippert totdat
het aantal beelden dat u ingesteld heeft gemaakt is.
De beeldtelling wordt op [0] gereset als u de instelling van Auto Bracket verandert of het
toestel uitschakelt voordat alle beelden die u ingesteld heeft, opgenomen zijn.
1ste beeld 2de beeld 3de beeld
d0EV j1/3 EV i1/3 EV
31/3
Opnemen
- 82 -
Veranderen van de instellingen voor [ / INSTELLEN], [STAP] en [SERIE] in
Auto Bracket
1 Selecteer [AUTO BRACKET] in het
[OPNAME]-functiemenu. (P56)
2 Op 3/4 drukken om [ / INSTELLEN], [STAP] of
[SERIE] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken.
3 Druk op 3/4, selecteer de instelling en druk vervolgens op [MENU/SET].
U kunt een foto per keer nemen als [ ] ingesteld is.
U kunt continu foto’s nemen, tot het ingestelde aantal, als [ ] ingesteld is.
4 Twee keer op [ ] drukken om het menu te sluiten.
Aantekening
Wanneer u opnamen maakt met auto bracket nadat u het bereik van de
belichtingscompensatie hebt ingesteld, wordt voor de opnamen de gekozen
belichtingscompensatie gebruikt.
De belichting zou niet gecompenseerd kunnen worden met auto bracket afhankelijk van de
helderheid van het object.
Als continu beelden met gebruik van Auto Bracket opgenomen worden, waarbij [I.RESOLUTIE]
op [EXTENDED] ingesteld is, kan het even duren voordat het volledige aantal beelden dat
ingesteld is, opgenomen wordt.
De Auto Review-functie wordt geactiveerd onafhankelijk van de instelling van Auto Review (de
continue weergavefuncties zullen niet beschikbaar zijn). U kunt de Auto Review-functie niet
instellen in het [SET-UP] menu.
Wanneer de flits geactiveerd wordt, kunt u maar 1 opname maken.
Auto bracket wordt uitgeschakeld als witbalans bracket ingeschakeld wordt.
De auto bracket zal buiten werking gesteld worden tijdens de opname van de bewegende
beelden.
Onderdeel Instellingen Onderdeel Instellingen
[ / INSTELLEN]
[ ] (enkel)
[SERIE]
[0/`/_]
[ ] (Burstfunctie) [`/0/_]
[STAP]
[3•1/3] (3 opnamen)
[3•2/3] (3 opnamen)
[5•1/3] (5 opnamen)
[5•2/3] (5 opnamen)
- 83 -
Opnemen
[OPNAME] Functie:
Opnamen maken met de zelfontspanner
Op 4 drukken ( ).
Raak de icoon van de zelfontspanner aan
([ ], enz.).
Selecteer en raak de tijdinstelling voor de
zelfontspanner aan.
Raak [INST.] aan.
Druk de ontspanknop half in om scherp te
stellen en druk de knop helemaal in om de
opname te maken.
A Als de zelfontspanner op [ ] wordt gezet.
Er zal geen foto gemaakt worden zolang het
onderwerp niet scherp gesteld is.
Focus en
belichting zullen ingesteld worden als de
sluiterknop tot halverwege ingedrukt wordt.
Als u de sluiterknop helemaal wilt indrukken ook al is het onderwerp niet scherp, zet u
[FOCUSPRIORITEIT] in het [VOORKEUZE]-menu op [OFF]. (P144)
Het lampje van de zelfontspanner B knippert en de sluiter wordt na
10 seconden geactiveerd (of na 2 seconden).
Als u op [MENU/SET] drukt terwijl u een opname maakt met de
zelfontspanner, wordt die geannuleerd.
Als [ ] wordt geselecteerd, gaat het lampje van de zelfontspanner
na de eerste en tweede opname weer knipperen en wordt de sluiter
2 seconden nadat het knipperen begon, geactiveerd.
Onder
deel
Instellingen
10 seconden
Na 10 seconden maakt het toestel 3 foto’s met tussenpozen van ongeveer
2 seconden.
2 seconden
10
Opnemen
- 84 -
Aantekening
De tijdinstelling voor de zelfontspanner kan ook ingesteld worden door [ZELF ONTSP.] in het
[OPNAME] menu.
Het instellen van de tijdinstelling voor de zelfontspanner in het [OPNAME] menu is niet mogelijk
als de Intelligent Auto modus ingesteld is.
Wanneer u een statief of dergelijke enz. gebruikt, is de instelling van de zelfontspanner op
2 seconden handig om de beweging die veroorzaakt wordt door het indrukken van de
ontspanknop te vermijden.
Wij raden u aan een statief te gebruiken als u opnamen maakt met de zelfontspanner.
De opname-interval kan afhankelijk van de opnameomstandigheden meer dan 2 seconden zijn
wanneer [ ] wordt geselecteerd.
De flitsoutput is mogelijk niet constant wanneer [ ] wordt ingesteld.
Het kan in de Intelligent Auto modus niet op [ ] gezet worden, of als witbalans bracket
ingesteld is.
De zelfontspanner zal buiten werking gesteld worden tijdens de opname van de bewegende
beelden.
- 85 -
Opnemen
[OPNAME] Functie:
De focusmethode instellen (AF-functie)
Op deze manier kunt u de focusmethode gebruiken die bij de posities en het aantal te
selecteren onderwerpen past.
Het is ook mogelijk om focus en belichting in te stellen op het onderwerp dat op het
aanraakpaneel gespecificeerd wordt.
De functie kiezen die overeenkomt met de opnamecondities en de samenstelling.
Zet de [FOCUSFUNCTIE] op [AFS] of [AFC] (P32).
[AFS] of [AFC] zal niet werken met bepaalde lenzen. Voor details, P13 raadplegen.
Op 2 drukken ( ).
Raak het item aan.
Raak [INST.] aan.
Aantekening
In de volgende gevallen is het niet mogelijk [š] in te stellen.
[VOEDSEL], [NACHTL. SCHAP] en [VERLICHTING] in de scènefunctie.
De AF-functie staat permanent op [Ø] wanneer de digitale zoom gebruikt wordt.
Het zal op [Ø] gezet worden als een opname met de Touch Shutter functie (P37) gemaakt
wordt.
AF-zone zal vastgesteld worden op een klein punt in [SCHERPTEDIEP] in Scènefunctie.
Opnemen
- 86 -
De camera vindt automatisch het gezicht van de persoon. De focus
en de belichting worden ingesteld op de waarden die het best
passen bij dat gezicht, ongeacht waar het gezicht zich in het beeld
bevindt. (max. 15 zones)
Als het toestel een gezicht detecteert, wordt de AF-zone
weergegeven.
Geel:
Wanneer de ontspanknop tot de helft ingedrukt wordt, wordt de frame groen wanneer het
toestel scherpgesteld heeft.
Wit:
Afgebeeld wanneer er meer dan één gezicht gevonden wordt. Er wordt ook op de andere
gezichten die zich op dezelfde afstand bevinden als gezichten binnen de gele AF-zones
scherpgesteld.
Aantekening
De positie en de maat van de AF-zone kunnen veranderd worden. (P89)
Als [š] geselecteerd is en [MEETFUNCTIE] op meervoudige [C] staat, zal het toestel de
belichting aan het gezicht aanpassen. (P133)
Onder bepaalde omstandigheden, inclusief de volgende gevallen, zou de
gezichtsherkenningsfunctie niet kunnen werken, en dit maakt het onmogelijk om gezichten op
te sporen. De AF-functie wordt op [ ] gezet.
Wanneer het gezicht niet naar het toestel gericht is
Wanneer het gezicht op een hoek is
Wanneer het gezicht extreem helder of donker is
Wanneer de gezichten weinig contrast hebben
Wanneer de gezichtstrekken verborgen zijn achter een zonnebril enz
Wanneer het gezicht klein lijkt op het scherm
Wanneer er een snelle beweging is
Wanneer het onderwerp geen menselijk wezen is
Wanneer het toestel schudt
Het toestel kan scherpstellen op onderwerpen die niet een persoon zijn maar bijvoorbeeld een
gezicht. In dit geval, de AF-functie schakelen naar één van de functies behalve [š] en
vervolgens een beeld maken.
Over [š] (Gezichtsdetectie)
- 87 -
Opnemen
De focus en de belichting kunnen worden aangepast aan een specifiek onderwerp. De
focus en de belichting zullen het onderwerp blijven volgen, zelfs als dat beweegt.
(Dynamische opsporing)
Als het aanraakpaneel gebruikt wordt
U kunt het onderwerp vergrendelen door het aan te raken.
De AF-zone wordt geel terwijl het onderwerp vergrendeld wordt.
De vergrendeling wordt gewist als [ ] aangeraakt wordt.
Als de knoppen gebruikt worden
Plaats het onderwerp in het AF-tracking frame en druk de
sluiterknop tot halverwege in om het onderwerp te vergrendelen.
A AF-volgframe
De AF-zone wordt groen zodra de camera het onderwerp
waarneemt.
De AF-zone wordt geel als de sluiterknop wordt losgelaten.
De vergrendeling wordt gewist als op [MENU/SET] wordt
gedrukt.
Aantekening
Als het vergrendelen niet lukt, zal de AF-zone in het rood knipperen en verdwijnen. Probeer
nog een keer te vergrendelen.
AF Tracking werkt niet als de AF niet getraceerd kon worden. De AF-functie schakelt in dat
geval naar [Ø].
In de volgende gevallen, werkt [ ] als [Ø]
Wanneer [BEELDINSTELL.] [ZWART/WIT] is.
Wanneer Mijn kleurmodus [ZWART/WIT] is
Dynamische opsporing-functie zou niet kunnen werken in de volgende gevallen:
Wanneer het onderwerp te klein is
Wanneer de opnameplaats te donker of te helder is
Wanneer het onderwerp te snel beweegt
Wanneer de achtergrond dezelfde of soortgelijke kleur heeft als het onderwerp
Wanneer er beeldbibber is
Als de zoom wordt gebruikt
Opzetten van [ ] (AF-opsporing)
A
Opnemen
- 88 -
Er kan op max. 23 punten per AF-zone worden scherpgesteld. Dit is doeltreffend wanneer
het onderwerp zich niet in het midden van het scherm bevindt.
(het kader van de AF-zone is gelijk aan de instelling van de beeldverhouding)
Aantekening
De 23 AF-zones kunnen in 9 zones onderverdeeld worden en de zone waarop men wilt
scherpstellen kan ingesteld worden. (P89)
De AF-zone wordt niet weergegeven zolang hij niet scherpgesteld is. Ook als de
[FOCUSFUNCTIE] op [AFC] gezet wordt, wordt de AF-zone niet weergegeven ook niet als
deze scherpgesteld wordt.
De camera stelt met behulp van [ ] scherp op alle AF-zones als er meerdere AF-zones (max.
23 zones) gelijktijdig oplichten. Zet de AF-functie op [Ø] als u zelf de focuspositie voor het
maken van opnamen wilt bepalen.
Het toestel stelt scherp op het onderwerp in de AF-zone op het scherm.
Aantekening
De positie en de maat van de AF-zone kunnen veranderd worden. (P89)
Wanneer het onderwerp zich niet in het midden bevindt van de samenstelling in [Ø], kunt u
het onderwerp in de AF-zone brengen, de scherpstelling en de belichting vaststellen door de
sluitertijd tot de helft in te drukken, het toestel verplaatsen naar de samenstelling die u wilt
terwijl u de ontspanknop tot de helft ingedrukt houdt en dan het beeld maken. (Alleen als de
[FOCUSFUNCTIE] op [AFS] gezet is.)
Over [ ] (23-zonefocussing)
Over [Ø] (1-zonefocussing)
- 89 -
Opnemen
Als het aanraakpaneel gebruikt wordt
Als [š], [Ø] geselecteerd wordt
De positie en de maat van de AF-zone kunnen veranderd worden.
1 Raak het onderwerp aan.
Het beeldscherm voor de instelling van de AF-zone
wordt weergegeven.
Wanneer u buiten het frame van de AF-zone A
aanraakt, zal het instellingscherm van de AF-zone
afgebeeld worden, maar de AF-zone zal niet ingesteld
worden.
De AF-zone keert terug naar het midden wanneer
[Q.MENU/Fn] ingedrukt wordt.
2 Raak de schuifbalk aan om het
formaat van het frame van de AF-zone te
veranderen.
Deze kan veranderd worden naar 4 verschillende groottes.
3 Raak [INST.] aan.
De AF-zone met dezelfde functies als [Ø] wordt in de
aangeraakte positie weergegeven, als [š]
geselecteerd is. De instelling van de AF-zone wordt gewist als [ ] aangeraakt wordt.
Wanneer u [ ] selecteert
De 23 AF-zones kunnen in 9 zones onderverdeeld worden en de zone waarop men wilt
scherpstellen kan ingesteld worden.
Raak het beeldscherm aan om het beeldscherm voor
de instelling van de AF-zone weer te geven en
selecteer het frame van de AF-zone zoals in de
afbeelding rechts getoond wordt.
Nadat u uw vinger even van het aanraakpaneel gehaald
heeft, zal het frame van de AF-zone verdwijnen en zal alleen
de [i] (centrumpunt van geselecteerde frame van AF-zone)
op het beeldscherm zichtbaar blijven.
De instelling van het frame van de AF-zone wordt gewist als [ ] aangeraakt wordt.
Instellen van de positie van de AF-zone/veranderen van de maat van de AF-zone
Opnemen
- 90 -
Als de knoppen gebruikt worden
1 Druk op 2/1 om [š], [ ] of [Ø] te selecteren
en druk op
4.
Het beeldscherm voor de instelling van de AF-zone
wordt weergegeven.
2 Op 3/4/2/1 drukken om de AF-zone
te verplaatsen.
De AF-zone keert terug naar het midden wanneer
[Q.MENU/Fn] ingedrukt wordt.
De AF-zone kan vergroot worden door de functieknop
achterop naar rechts te draaien en verkleind worden
door deze naar links te draaien wanneer [
š] of [Ø]
geselecteerd is. Deze kan veranderd worden naar 4 verschillende groottes.
3 Op [MENU/SET] drukken om in te stellen.
Gemakkelijk verplaatsen van de AF-zone met de [DIRECT FOCUSPUNT] functie
Als [DIRECT FOCUSPUNT] in het [VOORKEUZE] menu op [ON] gezet is, terwijl [š], [ ]
of [Ø] geselecteerd is, is het mogelijk om de AF-zone rechtstreeks met de cursor te
verplaatsen.
Gebruik de functies die aan de cursorknop toegekend zijn, zoals [GEVOELIGHEID] (P98) of
[WITBALANS] (P93), door het aan het menu-item van het snelmenu toe te kennen (P58).
Aantekening
De puntfocussing kan ook verplaatst worden om overeen te komen met de AF-zone wanneer u
[Ù] gebruikt in (P133).
Verander de maat van de AF-zone als het moeilijk is om met een kleine AF-zone scherp te
stellen.
[DIRECT FOCUSPUNT] staat vast op [OFF] in de My Colour-functie.
- 91 -
Opnemen
[OPNAME] Functie:
Opnamen maken met handmatig scherpstellen
Gebruik deze functie als u een vaste scherpstelling wenstof als de afstand tussen de lens
en het object vast is en u de automatische scherpstelling niet wenst te gebruiken.
Stel de [FOCUSFUNCTIE] in het [OPNAME] modusmenu in op [MF].
(P56)
Stel scherp op het onderwerp door aan de
focusring te draaien.
Als [MF ASSIST] in het [VOORKEUZE] menu op [ON] staat,
zal het scherm circa 5 keer groter worden dan MF-assist.A
MF-gids B wordt op het scherm weergegeven als aan de
focusring gedraaid wordt en [MF-GIDS] in het [VOORKEUZE]
menu op [ON] staat. U kunt de richting van de rotatie van de
focusring van dichtbij naar veraf regelen.
Weergeven van MF Assist
Het wordt weergegeven door aan de focusring te draaien of door het scherm aan te raken.
Het kan ook weergegeven worden door op 2 te drukken om het instellingsbeeldscherm
voor de vergrote zone weer te geven. Besluit met de cursorknop welke zone vergroot
moet worden en druk daarna op [MENU/SET].
Het zal naar het instellingsbeeldscherm voor de vergrote zone schakelen door op de
cursorknop te drukken, als [DIRECT FOCUSPUNT] in het [VOORKEUZE] menu op [ON] staat.
Verplaatsen van de vergrote zone
De vergrote zone kan verplaatst worden door het beeldscherm te verslepen (P9), of door
o de cursorknop te drukken.
Op de onderstaande wijze wordt de MF-assistentie weer in de oorspronkelijke positie
gebracht.
Als de [FOCUSFUNCTIE] op iets anders dan [MF] gezet is
[ASPECTRATIO] of [FOTO RES.] veranderen
De camera uitzetten
Veranderen van de vergroting
Het wordt tot 10 keer vergroot door [ ] aan te raken. Het zal opnieuw tot 5 keer
verkleind worden door [ ] aan te raken.
Het zal naar 10 keer terugkeren door de functieknop op de achterkant naar rechts te
draaien. Het zal naar 5 keer terugkeren door de functieknop op de achterkant naar links te
draaien.
Afsluiten van MF Assist
Het zal afgesloten worden als de sluiterknop tot halverwege ingedrukt wordt.
Het zal ook afgesloten worden door op het beeldscherm [ANNUL] aan te raken of door op
[MENU/SET] te drukken.
Als het weergegeven wordt door aan de focusring te draaien, wordt het ongeveer
10 seconden nadat geen handelingen meer verricht worden afgesloten.
Aantekening
De MF-assist verschijnt niet wanneer u de digitale zoom gebruikt of bewegend beeld opneemt.
MF Assist of MF guide worden misschien niet weergegeven, afhankelijk van de gebruikte lens.
MF Assist kan echter weergegeven worden door het toestel rechtstreeks te bedienen, met het
aanraakpaneel of een knop.
MF-ASSIST
B
A
Opnemen
- 92 -
1 Stel scherp op het onderwerp door aan
de focusring te draaien.
2 Draai er nog een beetje aan.
3 Stel fijn scherp op het object door de
focusring heel langzaam in de
tegenovergestelde richting te draaien.
Aantekening
Als u de zoomfunctie gebruikt nadat u op het object scherpgesteld hebt, stelt u opnieuw
scherpobject.
Na het wissen van de Slaapfunctie opnieuw op het onderwerp scherpstellen.
Als u close-ups maakt
Wij raden aan een statief en de zelfontspanner (P83) te gebruiken.
Het effectieve focusbereik (velddiepte) is aanzienlijk versmald. Daarom kan, als de afstand
tussen het toestel en het object gewijzigd is na het scherpstellen, het moeilijk worden om er
opnieuw op scherp te stellen.
De scherpte op de buitenkanten van het beeld kan wat minder zijn. Dit is geen storing.
Technieken voor handmatig scherpstellen
Over de referentiemarkering van de focusafstand
De referentiemarkering van de focusafstand is
een markering die gebruikt wordt om de
focusafstand te meten.
Gebruik dit voor opnamen met manueel
scherpstellen of close-ups.
A Referentieteken focusafstand
B Referentielijn focusafstand
C 0,18 m [Als de verwisselbare lens (H-H014)
gebruikt wordt]
D 0,3 m [Als de verwisselbare lens (H-FS014042)
gebruikt wordt]
Focusbereik
- 93 -
Opnemen
[OPNAME] functie:
De witbalans instellen
In zonlicht, onder gloeilampen of in andere soortgelijke toestanden waar de kleur van wit
naar roodachtig of blauwachtig gaat, past dit item zich aan de kleur van wit aan die het
dichtst in de buurt zit van wat gezien wordt door het oog in overeenkomst met de lichtbron.
Druk op 1 ().
Raak de witbalans aan om deze te
selecteren.
Raak [INST.] aan.
¢Deze zal handelen als [AWB] tijdens bewegend beeldopname.
Onderdeel Opnameomstandigheden
[AWB] Automatische afstelling
[V] Wanneer u buiten beelden maakt onder een heldere lucht
[Ð] Wanneer u buiten beelden maakt onder een bewolkte
lucht
[î] Wanneer u buiten beelden maakt in de schaduw
[Ñ] Wanneer u beelden maakt onder fel licht
[]
¢
Wanneer u beelden maakt met alleen de flits
[]/[] Wanneer de vooringestelde witbalans gebruikt wordt
[]: Wanneer de vooringestelde instelling kleur temperatuur
gebruikt wordt
1 2
Opnemen
- 94 -
Automatische witbalans
Afhankelijk van de dominante omstandigheden waarin beelden gemaakt worden, kunnen
de beelden een roodachtige of blauwachtige tint aannemen. Bovendien wanneer er
meerdere lichtbronnen gebruikt worden of er niets is met een kleur die in de buurt van wit
zit, kan de automatische witbalans niet goed kunnen werken. In zo een geval, de
witbalans instellen op een andere functie dan [AWB].
1 De automatische witbalans zal met dit bereik werken.
2 Blauwe lucht
3 Bewolkte lucht (Regen)
4 Schaduw
5 Zonlicht
6 Wit fluorescerend licht
7 Gloeilamp
8 Zonsopgang en zonsondergang
9 Kaarslicht
Kl Kelvintemperatuur en kleuren
Aantekening
De optimale witbalans zal varieren afhankelijk van het type halogeenlicht waaronder
opgenomen wordt, gebruik daarom [AWB], [ ] of [ ].
Als de flitser gebruikt wordt en u een foto neemt voorbij het beschikbare flitsbereik, kan het zijn
dat de Witbalans niet naar behoren wordt ingesteld.
De ingestelde witbalans wordt zelfs gehandhaafd nadat de stroomschakelaar op [OFF] gezet
is. Als de witbalans echter op een andere scènemodus gezet wordt, zal de [WITBALANS] voor
de eerdere scènemodus opnieuw op [AWB] gezet worden.
Witbalans is vastgesteld op [AWB] in de volgende gevallen.
Intelligent automatische functie
In [LANDSCHAP], [ARCHITECTUUR], [VOEDSEL], [NACHTPORTRET], [NACHTL.
SCHAP], [VERLICHTING], [PARTY], [ZONSONDERG.] in de scènefunctie.
Mijn kleurfunctie
Als de [DIRECT FOCUSPUNT] (P90) op [ON] gezet wordt, zal de werking van de cursorknop
aan de verplaatsing van de AF-zone toegekend worden. In dat geval dient men de
[WITBALANS] als menu-item aan het snelmenu (P58) toe te kennen en de handeling uit te
voeren.
1)
2)
3)
4)
5)
6)
7)
8)
9)
1
2
- 95 -
Opnemen
De witbalans handmatig instellen
Stel de witbalanswaarde in. Een gebruik voor het overeen doen komen van de
omstandigheid waarin u foto’s maakt.
1 Selecteer [ ], [ ] en raak vervolgens [WITINSTELLING] aan.
Het instellingsbeeldscherm van de witbalans kan ook weergegeven worden door de
cursorknop naar 3 te duwen.
2 Richt het toestel op een wit vel papier, enz., zo dat
het frame in het midden alleen met wit gevuld
wordt en raak vervolgens [INST.] aan.
Aantekening
De witbalans zou niet correct ingesteld kunnen zijn wanneer het onderwerp te helder of te
donker is. Stel de witbalans opnieuw in nadat u de juiste helderheid afgesteld heeft.
Instellen van de kleur temperatuur
U kunt de kleurtemperatuur handmatig instellen voor het maken van natuurlijke beelden in
verschillende lichtomstandigheden. De lichtkleur wordt gemeten als een nummer in
graden Kelvin. Wanneer de kleurtemperatuur toeneemt, wordt het beeld blauwer.
Wanneer de kleurtemperatuur afneemt, wordt het beeld roder.
1 Selecteer [ ] en raak vervolgens [WB K INST.]
aan.
Het instellingsscherm van de kleurtemperatuur kan ook
weergegeven worden door de cursorknop naar 3 te
duwen.
2 Raak de instelstaaf van de kleurtemperatuur aan.
Het is tevens mogelijk om de waarden in te stellen door
[
3]/[4] aan te raken of op 3/4 van de cursorknop te drukken.
U kunt de kleur temperatuur instellen van [2500K] tot [10000K].
3 Raak [INST.] aan.
1
2
Opnemen
- 96 -
De witbalans fijn afstellen
U kunt de witbalans fijn instellen als u de gewenste tint niet krijgt met de gewone
witbalans.
1 Selecteer de witbalans en raak vervolgens [CORR.] aan.
Het beeldscherm voor het bijstellen van de witbalans kan ook weergegeven worden door
de cursorknop naar 4 te duwen.
2 Aanraken binnen de frame om fijn af te stellen.
U kunt tevens fijn afstellen door [G_]/[M`]/[A]/[B] aan
te raken of op 3/4/2/1 van de cursorknop te
drukken.
3 Raak [INST.] aan.
Aantekening
Als u de witbalans fijn instelt op A (amber), zal de icoon van de witbalans op het beeldscherm
oranje worden. Als u de witbalans fijn instelt op B (blauw), zal de icoon van de witbalans o het
beeldscherm blauw worden.
Als u de witbalans fijn instelt op G_ (groen) of op M` (magenta), zal [_] (groen) of [`]
(magenta) naast de icoon van de witbalans op het beeldscherm verschijnen.
Selecteer het middenpunt als u de witbalans niet fijn aan het afstellen bent.
De instelling voor het nauwkeurig afstellen van de witbalans wordt door het beeld gebruikt
wanneer u de flits gebruikt.
U kunt de witbalans onafhankelijk nauwkeurig afstellen voor elke witbalansfunctie.
De fijnafstelling van de witbalans blijft ook opgeslagen als u de camera uitzet.
Het niveau van de fijne afstelling van de witbalans keert terug naar de standaard instelling
(middenpunt) in de volgende gevallen.
Als u de witbalans reset in [ ] of [ ]
Als u de kleurtemperatuur handmatigreset in [ ]
2 : A (AMBER: ORANJE)
1 : B (BLAUW: BLAUWACHTIG)
3 :
G_ (GROEN: GROENACHTIG)
4 : M` (MAGENTA: ROODACHTIG)
1 2
- 97 -
Opnemen
Witbalans bracket
Bracket wordt ingesteld op basis van de afstellingen van de witbalansfijnafstelling; met
één druk op de sluiterknop worden automatisch 3 opnamen ineens met verschillende
kleuren gemaakt.
1 Verricht de fijne instelling van de witbalans in stap 2 van
de procedure “Fijnafstelling van de witbalans” en raak
[ ]/[ ] aan om de bracket in te stellen.
De bracket-instellingen kunnen ook gemaakt worden door aan de
functieknop op de achterkant te draaien.
[ ] of functieknop achterop rechts: Horizontaal (A naar B)
[ ] of functieknop achterop links: Verticaal (Gi naar Mj)
2 Raak [INST.] aan.
Aantekening
[ ] wordt weergegeven in de icoon van de witbalans op het beeldscherm als de bracket van
de witbalans ingesteld is.
De instelling van de bracket van de witbalans wordt vrijgegeven als de stroom uitgeschakeld
wordt (met inbegrip van de slaapfunctie).
Het sluitergeluid is slechts eenmaal hoorbaar.
[ ], [ ] of [ ] van [KWALITEIT] kunnen niet ingesteld worden.
Witbalans bracket werkt niet wanneer u bewegend beeld opneemt.
Opnemen
- 98 -
[OPNAME] functie:
De lichtgevoeligheid instellen
Hiermee kan de gevoeligheid voor het licht (ISO-gevoeligheid) worden ingesteld. Als u
deze hoger zet, kunnen ook op donkere plaatsen opnamen worden gemaakt zonder dat
de opnamen donker worden.
Druk op 3 ().
Raak de ISO-gevoeligheid aan om deze te
selecteren.
Raak [INST.] aan.
¢ Als [ISO-LIMIET] van het [OPNAME]-menu (P135) op iets anders dan [OFF] wordt
gezet, wordt het automatisch ingesteld binnen de waarde die is ingesteld in
[ISO-LIMIET].
Het wordt als volgt ingesteld als [ISO-LIMIET] op [OFF] staat.
[Als de onderling verwisselbare 3D-lens (optioneel) bevestigd is, kan deze hoger worden
dan de volgende instellingen.]
Wanneer [AUTO] geselecteerd is, is ISO-gevoeligheid automatisch afgesteld afhankelijk
van de helderheid binnen een maximuminstelling van [ISO400].
In [ ] wordt de ISO-gevoeligheid automatisch aangepast op basis van de helderheid
binnen de maximale instelling van [ISO800]. ([ISO400] als de flitser wordt gebruikt)
De ISO-gevoeligheid zal op [AUTO] gezet worden (voor video’s) als video’s opgenomen
worden. Bovendien zal [ISO-LIMIET] niet werkzaam zijn.
ISO-gevoeligheid
100 6400
Opnamelocatie (aangeraden) Wanneer het licht is (buiten) Wanneer het donker is
Sluitertijd Langzaam Snel
Ruis Minder Verhoogd
ISO-gevoeligheid
Instellingen
AUTO
¢
De ISO-gevoeligheid wordt automatisch aangepast op basis
van de helderheid.
¢
(Intelligent)
De ISO-gevoeligheid wordt aangepast op basis van de
beweging van het onderwerp en de helderheid.
100/200/400/800/1600/3200/
6400
De ISO-gevoeligheid wordt ingesteld in verschillende
standen.
(Als de [ISO VERHOGING] in het [OPNAME]-menu
(P135) op [1/3 EV] wordt gezet, gaan de items met
betrekking tot de ISO-gevoeligheid omhoog.)
- 99 -
Opnemen
Over [ ] (slimme ISO-gevoeligheidscorrectie)
Het toestel stelt automatisch de optimale ISO-gevoeligheid en sluitertijd in om bij de
beweging te passen van het onderwerp en helderheid van de scène om de golfstoring van
het onderwerp te minimaliseren.
De sluitertijd is niet vastgesteld wanneer de ontspanknop tot de helft ingedrukt wordt. Deze
verandert continu om zich aan te passen aan de beweging van het onderwerp totdat de
ontspanknop helemaal ingedrukt wordt. Bevestig de eigenlijke sluitertijd op de
informatiedisplay om de opname terug te laten spelen.
Aantekening
Hoe hoger de waarde die ingesteld is voor de ISO-gevoeligheid, hoe meer golfstoring
gereduceerd wordt maar hoe groter de hoeveelheid opnameruis is.
Raadpleeg P74 voor het flitsbereik.
Afhankelijk van de helderheid en de snelheid waarmee het onderwerp beweegt, kan jitter
(beeldvervorming) mogelijk niet worden voorkomen, zelfs niet als [ ] wordt geselecteerd.
Bewegingen zouden niet opgemerkt kunnen worden wanneer een bewegend onderwerp klein
is, wanneer een bewegend onderwerp zich aan de rand bevindt van het scherm of wanneer
een onderwerp bewogen wordt/zich beweegt op het precieze moment wanneer de
ontspanknop helemaal ingedrukt wordt.
De instelling wordt in de onderstaande gevallen gefixeerd op [ ].
In [SPORT], [BABY1]/[BABY2] en [HUISDIER] in de scènefunctie.
Programmawisseling kan niet worden geactiveerd als de ISO-gevoeligheid op [ ] is
ingesteld.
U kunt [ ] niet selecteren in de sluitertijdprioriteit AE-functie en in de functie handmatige
belichting. In de functie handmatige belichting kunt u ook [AUTO] niet selecteren.
Als beeldruis een probleem wordt, raden we aan dat u beelden maakt nadat u het maximum
ISO-gevoeiligheidsniveau verlaagd heeft, de instelling voor [RUISREDUCTIE] onder
[BEELDINSTELL.] heeft doen toenemen of de instelling voor elk van de items behalve
[RUISREDUCTIE] verlaagd heeft. (P137)
Als de [DIRECT FOCUSPUNT] (P90) op [ON] gezet wordt, zal de werking van de cursorknop
aan de verplaatsing van de AF-zone toegekend worden. In dat geval dient men de
[GEVOELIGHEID] als menu-item aan het snelmenu (P58) toe te kennen en de handeling uit te
voeren.
Opnemen
- 100 -
[OPNAME] functie: ±´
Opnamen maken door het diafragma/de sluitertijd
te specificeren
Stel de openingswaarde in op een hogere waarde als u een scherpe achtergrond wenst.
Stel de openingswaarde minder groot in als u de achtergrond niet echt scherp wenst.
Zet de [OPNAME] modus op [ ].
Raadpleeg voor details de instelling van de [OPNAME] modus P30.
Draai de functieknop achterop om de
openingswaarde in te stellen.
Deze zal schakelen tussen
openingsinstelling-werking en
Belichtingcompensatie, elke keer dat de functieknop
achterop ingedrukt wordt.
Draai de functieknop op de achterkant om de [LICHTMETER] af te beelden. (P143)
Als u een scherpe opname wenst te maken van een snel bewegend object, stelt u een
hogere sluitertijd in. Als u een trail-effect wenst, stelt u een lagere snelheid in.
Zet de [OPNAME] modus op [ ].
Raadpleeg voor details de instelling van de [OPNAME] modus P30.
Draai de functieknop achterop om de
sluitertijd in te stellen.
Deze zal schakelen tussen instellingswerking van
sluitertijd en Belichtingcompensatie, elke keer dat de
functieknop achterop ingedrukt wordt.
Draai de functieknop op de achterkant om de
[LICHTMETER] af te beelden. (P143)
AE-openingsvoorrang
AE-sluitervoorrang
- 101 -
Opnemen
Aantekening
Het zal een normale bewegend beeldopname zijn wanneer u een bewegend beeld maakt.
De lensopening of de sluitersnelheid kunnen ingesteld worden door [F] (lensopening) of [SS]
(sluitersnelheid) aan te raken en door daarna de balk van de belichtingsmeter in het snelmenu
aan te raken (P58).
De helderheid van de LCD-monitor en die van de opgenomen beelden kunnen verschillen.
Controleer de beelden op het afspeelscherm.
Zet de diafragmawaarde hoger als het onderwerp te licht is in de diafragmaprioriteit AE-functie.
Zet de diafragmawaarde lager als het onderwerp te donker is.
Wanneer u een lens gebruikt met een openingsring, wordt de instelling voor de functieknop
achterop effectief als u de openingsring naar de [A] positie draait en de instelling van de
openingsring krijgt prioriteit als u de openingsring naar een positie draait die niet [A] is in de
AE-openingsprioriteitfunctie.
Als er geen geschikte belichting gevonden is, worden de diafragmawaarde en de sluitertijd
rood knipperend op het scherm weergegeven.
Wij raden aan een statief te gebruiken met een lage sluitertijd.
Als de flitser wordt geactiveerd, is de snelste sluitertijd die in de sluitertijdprioriteit AE-functie
kan worden ingesteld 1/160e seconde. (P75)
Als u de sluiterknop helemaal indrukt bij een trage sluitertijd, wordt de sluitertijd in de
sluitertijdprioriteit AE-functie op het scherm afgeteld.
[ ] en [ ] kunnen niet worden ingesteld in de sluitertijdprioriteit AE-functie.
De [GEVOELIGHEID] wordt automatisch op [AUTO] ingesteld als u de opnamefunctie wisselt
naar de sluitertijdprioriteit AE-functie terwijl de [GEVOELIGHEID] op [ ] (Intelligent) staat.
Opnemen
- 102 -
[OPNAME] functie: ²
Beeld maken door de belichting handmatig in te
stellen
Bepaalde belichting door handmatig de opening en de sluitertijd in te stellen.
De handmatige belichtingshulp verschijnt op het onderste gedeelte van het scherm om de
belichting aan te geven.
Zet de [OPNAME] modus op [ ].
Raadpleeg voor details de instelling van de [OPNAME] modus P30.
Draai de functieknop achterop om de
opening en de sluitertijd in te stellen.
Deze zal schakelen tussen
openingsinstelling-werking en sluitertijdinstelling,
elke keer dat de functieknop achterop ingedrukt
wordt.
Draai de functieknop op de achterkant om de [LICHTMETER] af te beelden. (P143)
U kunt de focus ook met de hand instellen door de [FOCUSFUNCTIE] op [MF] te
zetten. (P91)
Druk de ontspanknop half in.
A Hulp bij handmatige belichting
Stel de openingswaarde en de sluitersnelheid weer
in als de belichting niet goed is.
Hulp bij handmatige belichting
De handmatige-belichtingsassistentie is een benadering. Wij raden aan de opnamen op het
weergavescherm te controleren.
De belichting is goed.
Stel een hogere sluitertijd of een grotere opening in.
Stel een lagere sluitertijd of een kleinere opening in.
3 303 30
3 303 30
3 303 30
- 103 -
Opnemen
Aantekening
Het zal een normale bewegend beeldopname zijn wanneer u een bewegend beeld maakt.
De lensopening of de sluitersnelheid kunnen ingesteld worden door [F] (lensopening) of [SS]
(sluitersnelheid) aan te raken en door daarna de balk van de belichtingsmeter in het snelmenu
aan te raken (P58).
De helderheid van de LCD-monitor en die van de opgenomen beelden kunnen verschillen.
Controleer de beelden op het afspeelscherm.
Als er geen geschikte belichting is gevonden, gaan de diafragmawaarde en de sluitertijd rood
knipperen zodra de sluiterknop tot halverwege wordt ingedrukt.
[], [ ], [ ] en [ ] want flits kan niet ingesteld worden.
De [GEVOELIGHEID] wordt automatisch op [ISO100] gezet wanneer u de opnamefunctie
wisselt naar Handmatige belichting terwijl de [GEVOELIGHEID] op [AUTO] of [ ] (Intelligent)
staat.
Als u de ontspanknop half indrukt met een lage sluitersnelheid, wordt de sluitertijd op het
scherm afgeteld.
Wanneer u een lens gebruikt met een openingsring, heeft de instelling van de openingsring de
prioriteit.
Opnemen
- 104 -
Gebruik van de functieknop
Door functies aan de [Fn] (functie) knop toe te kennen, kunt u [AF/
AE VERGR.] gebruiken, zodat u foto’s kunt maken met een vaste
belichting of scherpstelling, [VOORVERTONING] zodat u het effect
van de lensopening en de sluitersnelheid kunt bevestigen, en
andere functies.
[Q.MENU/Fn] in het [VOORKEUZE] menu instellen
op [Fn]. (P56)
A Q.MENU/Fn knop
Selecteer [Fn KNOPINST.] in het [VOORKEUZE] menu.
Selecteer de functie die u wilt toekennen en druk op [MENU/SET].
Aantekening
Sommige functies kunnen niet gebruikt worden, afhankelijk van de modus of het weergegeven
beeldscherm.
[OPNAME] modusmenu/Opnamefuncties Menu [VOORKEUZE]
[AF/AE VERGR.] (P105)/[VOORVERTONING]
(P106)/[ASPECTRATIO] (P129)/[KWALITEIT] (P131)/
[FOCUSFUNCTIE] (P32)/[MEETFUNCTIE] (P133)/
[I.RESOLUTIE] (P134)/[INT.DYNAMIEK] (P135)/
[EXTRA TELE] (P136)/[BEELDINSTELL.] (P137)
[RICHTLIJNEN] (P67)/
[ OPN.GEBIED] (P145)
- 105 -
Opnemen
Toepasbare functies:
Dit is handig wanneer u een opname wilt maken van een onderwerp dat zich buiten de
AF-zone bevindt of wanneer het contrast te sterk is en u niet de juiste belichting vindt.
1 [Fn KNOPINST.] in het [VOORKEUZE] menu instellen op [AF/AE VERGR.]. (P56)
2 Lijn het scherm uit met het onderwerp.
3 Druk op [Q.MENU/Fn] om focus en belichting vast
te zetten.
A Lampje AE-vergrendeling
AF/AE-vergrendeling wordt gewist door opnieuw op de
knop [Q.MENU/Fn] te drukken.
4 Beweeg het toestel terwijl u het beeld samenstelt
en druk de sluiterknop daarna volledig in.
Als [AE] ingesteld is, en nadat u de sluiterknop tot
halverwege ingedrukt heeft om scherp te stellen, druk de sluiterknop dan geheel in.
AF/AE Lock
De vergrendeling van de focus en de belichting kan ingesteld worden in [AF/AE VERGR.]
in het [VOORKEUZE] menu.
Aantekening
Ook de helderheid van het beeld dat afgebeeld wordt op de LCD-monitor/optionele live-zoeker
zal vergrendeld worden wanneer de AE-vergrendeling uitgevoerd wordt.
AF-vergrendeling is alleen effectief wanneer u beelden maakt in handmatige belichtingsfunctie.
De AE-vergrendeling is alleen effectief wanneer u beelden maakt met de Handmatige
Scherpstelling.
De AE/AF-vergrendeling kan niet opnieuw uitgevoerd worden bij het opnemen van video’s.
Tijdens bewegend beeldopname kan alleen de annulering van AE/AF-vergrendeling uitgevoerd
worden.
De belichting wordt ingesteld, zelfs als de helderheid van het onderwerp verandert.
Er kan weer scherpgesteld worden op het onderwerp door de ontspanknop tot de helft in te
drukken zelfs wanneer AE vergrendeld is.
Programmaschakeling kan ingesteld worden zelfs wanneer AE vergrendeld is.
Zet de instelling van focus en belichting vast (AF/AE-vergrendeling)
Onderdeel
Instellingen
[AE]
Alleen de belichting is vergrendeld.
[AEL], de openingswaarde, de sluitersnelheid licht op als de belichting
ingesteld is.
[AF]
Alleen de focus is ontgrendeld.
[AFL], de focusaanduiding, de openingswaarde en de sluitertijd lichten op
als scherpgesteld wordt op het onderwerp.
[AF/AE]
Zowel focus en belichting zijn vergrendeld.
[AFL], [AEL], de focusaanduiding, de openingswaarde en de sluitersnelheid
lichten op als op het onderwerp scherp gesteld wordt en de belichting
ingesteld is.
ヲハヮユワヶ
バョ
Opnemen
- 106 -
Toepasbare functies:
De effecten van de lensopening en de sluitersnelheid kunnen met gebruik van de
preview-modus gecontroleerd worden.
Bevestig de effecten van de lensopening: u kunt de velddiepte (daadwerkelijk focusbereik)
controleren voordat u de foto neemt, door de bladsluiter te sluiten op de waarde van de
lensopening die u instelt.
Bevestig de effecten van de sluitersnelheid: de beweging kan bevestigd worden door het
huidige beeld weer te geven, dat bij die sluitersnelheid opgenomen gaat worden. Is de
sluitersnelheid te hoog ingesteld, dan zal de preview het beeld als een vrijgavetijdfilm tonen. Dit
wordt gebruikt in gevallen zoals het stoppen van de beweging van stromend water.
1 [Fn KNOPINST.] in het [VOORKEUZE] menu instellen op [VOORVERTONING].
(P56)
2 Schakel naar het bevestigingsscherm door op [Q.MENU/Fn] te
drukken.
Telkens wanneer op [Q.MENU/Fn] gedrukt wordt, wordt het scherm
omgeschakeld.
Eigenschappen velddiepte
¢1 Opnameomstandigheden
¢2 Voorbeeld: Als u een opname met een wazige achtergrond wilt maken enz.
¢3 Voorbeeld: Als u een opname wilt maken waarbij alles, inclusief achtergrond enz., is
scherpgesteld.
Aantekening
In de previewfunctie kunnen ook opnamen worden gemaakt.
Bereik voor controle van sluitertijdeffect bedraagt 8 seconden tot 1/1000ste van een seconde.
Controleer de effecten van diafragma en sluitertijd (Preview-functie)
Normaal
opnamescherm
Effecten van de
lensopening
Effecten van de
sluitersnelheid
¢1
Diafragmawaarde Klein Groot
Focuslengte van de lens Tele Breed
Afstand tot het onderwerp Dichtbij Veraf
Velddiepte (effectief focusbereik) Ondiep (Smal)
¢2
Diep (Breed)
¢3
ヲハヮユワヶ
バョ
- 107 -
Opnemen
[OPNAME] functie: ¿
Beelden maken die met de scène die opgenomen
wordt overeenkomen (Scènefunctie)
Als u een scènefunctie kiest om een opname te maken van een beeld in een bepaalde
situatie zal de camera automatisch de optimale belichting instellen en aanpassen voor de
gewenste opname.
Zet de [OPNAME] modus op [ ].
Raadpleeg voor details de instelling van de [OPNAME] modus P30.
Raak de scènefunctie aan om te
selecteren.
Een beschrijving van de geselecteerde scènemodus
wordt op het beeldscherm weergegeven.
Raak [INST.] aan.
Het menuscherm schakelt over naar het opnamescherm in de ingestelde scènefunctie.
Aantekening
De flitserinstelling voor de scènefunctie keert terug naar de oorspronkelijke instelling wanneer
de scènefunctie wordt veranderd en dan wordt gebruikt.
Wanneer u een opname maakt met een scènefunctie dat niet geschikt is voor dat doeleinde,
kan de tint van het beeld verschillen van de werkelijke scène.
De volgende items kunnen niet ingesteld worden in de scènefunctie omdat het toestel ze
automatisch op de optimale instelling zet.
[GEVOELIGHEID]/[MEETFUNCTIE]/[I.RESOLUTIE]/[INT.DYNAMIEK]/[ISO-LIMIET]/[DIG.
ZOOM]/Items anders dan [KLEUR] en [ZWART/WIT] in [BEELDINSTELL.]
Wanneer u overdag beelden maakt van personen buiten, biedt deze functie de
mogelijkheid deze personen er beter uit te laten zien en hun huid een gezonder uiterlijk te
geven.
Technieken voor portretten
Deze functie doeltreffender maken:
1 Draai de zoomring richting Tele. (wanneer er een lens met een zoomfunctie gebruikt
wordt)
2 Ga dicht bij het object staan om deze functie beter te laten werken.
Aantekening
De begininstelling voor de AF-functie is [š].
[PORTRET]
Opnemen
- 108 -
Wanneer u overdag beelden maakt van personen buiten, selt deze functie u in staat de
huidtextuur van hun huid er nog mooier uit te laten zien dan met [PORTRET]. (Dit werkt
goed wanneer u beelden maakt van personen vanaf hun borst, niet wanneer u beelden
maakt van personen die er met hun hele lichaam opstaan.)
Technieken voor de zachte-huidfunctie
Deze functie doeltreffender maken:
1 Draai de zoomring richting Tele. (wanneer er een lens met een zoomfunctie gebruikt
wordt)
2 Ga dicht bij het object staan om deze functie beter te laten werken.
Aantekening
Als er een gedeelte van de achtergrond e.d.enz. erg lijkt op de huidskleur, wordt dit gedeelte
ook verzacht.
Deze functie kan minder doeltreffend werken als het beeld onvoldoende helder is.
De begininstelling voor de AF-functie is [š].
Hiermee kunt u opnamen maken van een volledig landschap.
Aantekening
De flitsinstelling wordt vastgesteld op [Œ].
Met deze instelling maakt u scherpe opnamen van architectuur. De richtlijnen worden
afgebeeld. (P67)
Aantekening
De flitsinstelling wordt vastgesteld op [Œ].
Daar instellen wanneer u beelden wilt maken van sportscènes of andere snelbewegende
evenementen.
Aantekening
De slimme ISO-gevoeligheidscorrectie wordt geactiveerd en de maximale ISO-gevoeligheid
wordt [ISO800].
De begininstelling voor de AF-functie is [Ø].
[GAVE HUID]
[LANDSCHAP]
[ARCHITECTUUR]
[SPORT]
- 109 -
Opnemen
Deze modus maakt het gemakkelijk het onderwerp eruit te halen waar u op wilt
scherpstellen en maakt de achtergrond wazig om het onderwerp naar voren te doen
komen.
Instellen van de AF-zone
1 Raak het onderwerp aan of verplaats de AF-zone.
De AF-zone kan ook verplaatst worden door op de cursorknop te drukken.
2 Raak [INST.] aan.
Aantekening
Het zal een normale bewegend beeldopname zijn tijdens de bewegend beeldopname.
Snelle AF wordt automatisch uitgevoerd.
Gebruik de functies die aan de cursorknop toegekend zijn, zoals [WITBALANS] (P93) door
deze aan het menu-item van het snelmenu toe te kennen (P58).
Het instellingsbeeldscherm voor de AF-zone wordt weergegeven door op de cursorknop te
drukken. Druk op [ ] om ervoor te zorgen dat de AF-zone naar het midden van het
beeldscherm terugkeert.
De verkregen effecten zullen verschillen afhankelijk van factoren zoals de afstand naar het
onderwerp en de achtergrond en het type lens dat gebruikt wordt. Voor de beste resultaten,
raden we aan zo dicht mogelijk bij het onderwerp te komen wanneer u beelden maakt. (P92)
De AF-functie zal vastgezet worden op een klein punt.
Macro-instellingen maken het mogelijk opnamen met natuurlijke kleuren te maken van
bloemen buiten. De richtlijnen worden weergegeven. (P67)
Techniek voor Bloemmodus
Wij raden u aan een statief en de zelfontspanner te gebruiken.
Wij raden aan de flits op [Œ] in te stellen wanneer u van heel dicht bij beelden maakt.
Aantekening
Het scherpstelbereik verschikt afhankelijk van de gebruikte lens. Raadpleeg Over de
referentiemarkering van de focusafstand
op P92 voor het scherpstelbereik.
Wanneer een object dichtbij het toestel is, is het effectieve focusbereik aanzienlijk minder
breed. Daarom kan, als de afstand tussen het toestel en het object gewijzigd is na het
scherpstellen, het moeilijk worden om er opnieuw op scherp te stellen.
Close-upregio’s krijgen prioriteit wanneer u beelden maakt en daarom vergt het tijd scherp te
stellen als u een beeld wilt maken van een onderwerp ver weg.
Wanneer u opnamen maakt in een dicht bereik in macrofunctie, kan de resolutie van de
buitenkant van het beeld enigszins afnemen. Dit is geen storing.
Als de lens vuil wordt met vingerafdrukken of stof, zou de lens niet in staat kunnen zijn correct
scherp te stellen op het onderwerp.
[SCHERPTEDIEP]
[BLOEM]
Opnemen
- 110 -
U kunt beelden maken van voedsel met een natuurlijke tint zonder beïnvloed te worden
door het omgevingslicht in restaurants enz.
Techniek voor Voedselmodus
Wij raden u aan een statief en de zelfontspanner te gebruiken.
Wij raden aan de flits op [Œ] in te stellen wanneer u van heel dicht bij beelden maakt.
Aantekening
Raadpleeg [BLOEM] voor meer informatie over deze modus.
U kunt duidelijke en levendige beelden maken van accessoires of kleine onderwerpen in
een verzameling.
Techniek voor Voorwerpmodus
Wij raden u aan een statief en de zelfontspanner te gebruiken.
Wij raden aan de flits op [Œ] in te stellen wanneer u van heel dicht bij beelden maakt.
Aantekening
Raadpleeg [BLOEM] voor meer informatie over deze modus.
Hiermee kunt u opnamen maken van een persoon met een achtergrond die even helder is
als in het echt.
Technieken voor nachtportretten
Open de flits. (U kunt instellen op [ ].)
We raden het gebruik van een statief en de Zelfontspanner aan voor deze opnamen.
Houd het voorwerp nog ongeveer 1 seconde nadat u de opname hebt gemaakt stil wanneer
[NACHTPORTRET] is geselecteerd.
Aantekening
Tijdens het opnemen van video’s worden lage lichtinstellingen [ ] gebruikt die betere
beelden verstrekken in ruimtes met gedempt licht of bij schemer.
De sluiter kan gesloten blijven nadat u de opname gemaakt heeft. Dit komt door
signaalverwerking en duidt niet op storing.
Er kan ruis zichtbaar worden wanneer u opnamen maakt op donkere plekken.
De begininstelling voor de AF-functie is [š].
[VOEDSEL]
[OBJECTEN]
[NACHTPORTRET]
- 111 -
Opnemen
Hiermee kunt u levendige opnamen maken van een nachtelijk landschap.
Technieken voor nachtlandschappen
We raden het gebruik van een statief en de Zelfontspanner aan voor deze opnamen.
Aantekening
Tijdens het opnemen van video’s worden lage lichtinstellingen [ ] gebruikt die betere
beelden verstrekken in ruimtes met gedempt licht of bij schemer.
De flitsinstelling wordt vastgesteld op [Œ].
De sluiter kan gesloten blijven nadat u de opname gemaakt heeft. Dit komt door
signaalverwerking en duidt niet op storing.
Er kan ruis zichtbaar worden wanneer u opnamen maakt op donkere plekken.
De begininstelling voor de AF-functie is [ ].
Verlichting wordt prachtig gefotografeerd.
Techniek voor VERLICHTINGEN-modus
Wij raden u aan een statief en de zelfontspanner te gebruiken.
Aantekening
Tijdens het opnemen van video’s worden lage lichtinstellingen [ ] gebruikt die betere
beelden verstrekken in ruimtes met gedempt licht of bij schemer.
De flitsinstelling wordt vastgesteld op [Œ].
De sluiter kan gesloten blijven nadat u de opname gemaakt heeft. Dit komt door
signaalverwerking en duidt niet op storing.
Er kan ruis zichtbaar worden wanneer u opnamen maakt op donkere plekken.
[NACHTL. SCHAP]
[VERLICHTING]
Opnemen
- 112 -
Met deze functie kunt u opnamen maken van een baby met een mooi huidkleurtje. Als u
de flits gebruikt, is het licht van de flits zwakker dan anders.
Voor [BABY1] en [BABY2] kunnen verschillende geboortedata en namen worden
ingesteld. U kunt kiezen of u deze tijdens het terugspelen wilt laten afbeelden of op de
gemaakte opname wilt laten afdrukken met [TEKST AFDR.] (P153).
Verjaardag/Naaminstelling
1 Op 3/4 drukken om [LEEFTIJD] of [NAAM] te kiezen en
vervolgens op [MENU/SET] drukken.
2 Op 3/4 drukken om [INST.] te kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
3 De verjaardag of naam invoeren.
Wanneer de verjaardag of naam ingesteld is, wordt [LEEFTIJD] of [NAAM] automatisch
ingesteld op [ON].
Als [ON] geselecteerd is wanneer de verjaardag of naam niet geregistreerd is, verschijnt
het instellingscherm automatisch.
4 Druk op 3/4 om [EXIT] te selecteren en druk daarna op [MENU/SET] om te
eindigen.
Om [LEEFTIJD] en [NAAM] te annuleren
Selecteer de [OFF] instelling in stap
2 van de “Verjaardag/Naaminstelling”-procedure.
Het kan ook ingesteld worden met de bediening door middel van aanraking.
Aantekening
Tijdens bewegend beeldopname, worden er instellingen gebruikt voor [PORTRET].
De leeftijd en naam kunnen afgedrukt worden m.b.v. de “PHOTOfunSTUDIO 6.0 HD Edition”
bijbehorende software op de CD-ROM (meegeleverd).
Als [LEEFTIJD] of [NAAM] ingesteld is op [OFF] zal, zelfs wanneer de verjaardag of naam
ingesteld is, de leeftijd of naam niet afgebeeld worden. Voordat u beelden maakt, [LEEFTIJD]
of [NAAM] instellen op [ON].
De slimme ISO-gevoeligheidscorrectie wordt geactiveerd en de maximale ISO-gevoeligheid
wordt [ISO400].
Als het toestel aangeschakeld wordt met [BABY1]/[BABY2] ingesteld, worden de leeftijd en
naam afgebeeld links onderaan op het scherm gedurende ongeveer 5 seconden, samen met
de huidige datum en tijd.
De begininstelling voor de AF-functie is [š].
[BABY1]/[BABY2]
Verjaardag: 2/1: Selecteer de items (jaar/maand/dag).
3/4: Instelling.
[MENU/SET]: Verlaten.
Naam: Voor details over hoe tekens ingevoerd moeten
worden, “Tekst Invoeren” op P128 raadplegen.
- 113 -
Opnemen
Kies dit als u opnamen wil maken van een huisdier zoals een hond of een kat.
U kunt de naam en verjaardag van uw huisdier instellen.
Voor informatie over [LEEFTIJD] of [NAAM], [BABY1]/[BABY2] op P112 raadplegen.
Aantekening
Het zal een normale bewegend beeldopname zijn tijdens de bewegend beeldopname.
De begininstelling voor de AF-lamp is [OFF].
De slimme ISO-gevoeligheidscorrectie wordt geactiveerd en de maximale ISO-gevoeligheid
wordt [ISO800].
De begininstelling voor de AF-functie is [ ].
Lees [BABY1]/[BABY2] voor meer informatie over deze functie.
Kies deze functie als u opnamen wilt maken op een huwelijksreceptie, een feestje
binnenshuis enz. U kunt er opnamen mee maken van mensen met een heldere
achtergrond.
Technieken voor opnamen van feesten
Open de flits. (U kunt instellen op [ ] of [ ].)
We raden het gebruik van een statief en de zelfontspanner aan voor deze opnamen.
Aantekening
De begininstelling voor de AF-functie is [š].
Selecteer dit wanneer u beelden wilt maken van een zonsondergangaanzicht. Dit biedt u
de mogelijkheid levendige beelden te maken van de rode kleur van de zon.
Aantekening
De flitsinstelling wordt vastgesteld op [Œ].
De begininstelling voor de AF-functie is [ ].
[HUISDIER]
[PARTY]
[ZONSONDERG.]
Opnemen
- 114 -
[OPNAME] functie:
Foto’s maken tijdens terwijl de kleur ingesteld
wordt (My Colour functie)
U kunt foto’s met een gewenst effect maken door het onderwerp eerst op de LCD-monitor
of de optische live-zoeker
(Live View) (P188) te bekijken en vervolgens het gewenste effect
in te stellen.
Zet de [OPNAME] modus op [ ].
Raadpleeg voor details de instelling van de [OPNAME] modus P30.
Raak het item aan.
Raak [INST.] aan.
Onderdeel Effect
[EXPRESSIEF] Dit is een pop art-stijl beeldeffect dat de kleur benadrukt.
[RETRO]
Dit is een zacht beeldeffect dat de er voor zorgt dat de foto er
aangetast uitziet.
[PUUR]
Dit is een beeldeffect dat een koel, helder licht gebruikt om een
gevoel van frisheid toe te voegen. (Het beeld zal er helder en
enigszins blauw uitzien.)
[ELEGANT]
Dit is een beeldeffect dat een rustige sfeer creëert en een gevoel
van statigheid uitstraalt.
(Het beeld zal er enigszins donkerder en amberachtig uitzien.)
[CINEMA]
Dit is een beeldeffect dat het beeld de schijn van een bioscoopfilm
geeft, met rijke uitdrukkingsschakeringen.
[ZWART/WIT]
Dit is een beeldeffect dat het onderwerp vastlegt met het gebruik van
tinten die typisch zijn van zwart-witfotografie en met een vlaagje
kleur.
[DYNAMIEK]
Dit is een imponerend beeldeffect dat donkere zones en heldere
zones op de juiste helderheid brengt en kleuren intenser maakt.
[SILHOUET]
Dit is een beeldeffect dat het onderwerp in de schaduw beter doet
uitkomen als een zwarte silhouet door de achtergrondkleuren van de
lucht of de zonsondergang, enz. te gebruiken.
[VOORKEUZE] De kleureffecten kunnen ingesteld worden naar gelang uw wensen.
- 115 -
Opnemen
De My Colour-instellingen opnieuw aanpassen
Ga terug naar stap
2 hierboven door op de functieknop achterop te drukken.
Aantekening
Tijdens bewegend beeldopname, worden er instellingen gebruikt voor Mijn kleurfunctie.
De instellingen van My Colour worden in het geheugen opgeslagen, zelfs als de camera wordt
uitgezet.
Auto Bracket kan niet worden gebruikt in de My colour-functie.
De ISO-gevoeligheid zal op [AUTO] vastgezet worden en de witbalans zal op [AWB] vastgezet
worden.
[INT.DYNAMIEK], [KLEURRUIMTE] kan alleen ingesteld worden wanneer de Mijn kleurmodus
ingesteld is op [VOORKEUZE].
De volgende items kunnen niet ingesteld worden in Mijn kleurmodus omdat het toestel ze
automatisch op de optimale instelling zet.
[FLITS]/[ISO-LIMIET]/[BEELDINSTELL.]
Stel de gewenste wazigheid in
1 Raak [ ] aan om het instellingsbeeldscherm te
laten weergeven.
2 Raak de schuifbalk aan om in te stellen.
3 Maken van foto’s of video’s.
Het is tevens mogelijk een foto te maken door [ ] aan te
raken.
Defocus Control wordt geannuleerd als u [ ] aanraakt.
Aantekening
De wazigheid zou kunnen veranderen tijdens de opname van video’s, afhankelijk van de
opnameomstandigheden.
De lensopening wordt tijdens het opnemen van video’s binnen het bereik van de gepaste
belichting geregeld. Daarom kan het zijn dat de lensopening niet verandert, zelfs niet wanneer
de schuifbalk verplaatst wordt, afhankelijk van de helderheid van het onderwerp en de
wazigheid. (De wazigheid zou bijvoorbeeld niet veranderen voor donkere scènes, zoals
binnenshuis, aangezien de lensopening dan op helemaal open staat.)
Al naargelang de gebruikte lens kan een lensgeluid gehoord worden als Defocus Control
gebruikt wordt. Dit komt door de opening van de lens en duidt niet op een storing.
Al naargelang de gebruikte lens kan het werkgeluid van Defocus Control opgenomen worden
tijdens het opnemen van een video, als deze functie gebruikt wordt.
Al naargelang de gebruikte lens kan het zijn dat de Defocus Control functie niet mogelijk is.
Opnemen
- 116 -
Afstellen van de uw standaardinstellingen om gewenste effecten te bereiken
Door [VOORKEUZE] te selecteren, kunt u beelden maken met kleur, helderheid en
verzadiging die afgesteld zijn op de door u gewenste niveaus.
1 Raak [ ] aan.
2 Raak [INST.] aan.
3 Raak het item aan.
4 Raak de schuifstaaf aan.
5 Raak [INST.] aan.
De [VOORKEUZE] instellingen terug
doen keren naar de aanvankelijke instellingen
1 Raak [ ] aan in bovenstaande stap 3.
2 Raak [JA] aan.
De aangepaste waarde voor elk item wordt teruggezet op standaard (middelpunt).
Aantekening
Afstellingen gemaakt met [VOORKEUZE] zijn niet effectief in andere opnamemodi.
De iconen voor de bijgestelde items worden op het scherm weergegeven als [VOORKEUZE]
bijgesteld wordt. De weergegeven icoon is die van de richting van de bijstelling.
AF-opsporing zou niet kunnen werken als u [VERZADIGING] afstelt om de kleur lichter te
maken.
Onderdeel Inhoud van de aanpassing
[KLEUR]
Dit zal de kleur van het beeld van rood licht naar blauw licht
afstellen. (11 stappen in n5)
[HELDERHEID] Dit zal de helderheid van het beeld afstellen. (11 stappen in n5)
[VERZADIGING]
Dit zal de intensheid van de kleur van het beeld van zwart wit
naar een levendige kleur afstellen. (11 stappen in n5)
[CONTRAST]
Stelt het verschil in tussen de helderheid en de donkerheid van
het beeld. (11 stappen in n5)
[RESET] Alle instellingen terugzetten op standaard
CUST
CUST
- 117 -
Opnemen
[OPNAME] functie:
Opnamen maken in de Standaardfunctie
U kunt één van uw eigen standaard instellingen selecteren die opgeslagen zijn met
[GEH VOORK INST], om het overeen te doen komen met de omstandigheden van het
maken van het beeld.
Begininstelling van de AE-programmafunctie is aan het begin geregistreerd als de
standaard instellingen.
Zet de [OPNAME] modus op [ ].
Raadpleeg voor details de instelling van de [OPNAME] modus P30.
Selecteer en raak de custom-instellingen
aan.
Instellingen voor de geselecteerde
custom worden weergegeven.
Er worden maar een paar van de menu-items afgebeeld. (Raadpleeg het volgende voor
de menu-items die afgebeeld zijn.)
¢ Wordt alleen afgebeeld wanneer een klantinstelling met [Q.MENU/Fn] ingesteld op [Fn]
geselecteerd wordt.
Raak [INST.] aan.
A Standaard instellingen van de display
Het opslaan van de geselecteerde standaard
instellingen wordt afgebeeld op het scherm.
[QUICK AF]
F
[AF ASS. LAMP]
[ISO-LIMIET] [AF+MF]
[LANG SL.N.RED] [OPN. ZONDER LENS]
o
[AUTO REVIEW] [Q.MENU/Fn]
[FOCUSPRIORITEIT] [Fn KNOPINST.]
¢
A
Opnemen
- 118 -
Registreren van Persoonlijke Menu-instellingen (Registreren van klantinstellingen)
Er kunnen tot 3 huidige camerainstellingen als standaardinstellingen worden opgeslagen.
Stel van tevoren de [OPNAME] modus in die u wilt bewaren en selecteer de gewenste
menu-instellingen op de camera.
1 Selecteer [GEH VOORK INST] in het [VOORKEUZE]-menu. (P56)
2 Druk op 3/4, selecteer de standaardinstelling die u wilt opslaan en druk
vervolgens op [MENU/SET].
3 Druk op 3, selecteer [JA] en druk vervolgens op [MENU/SET].
Wanneer [JA] geselecteerd is, wordt er over de eerder opgeslagen instellingen heen
geschreven.
Wanneer de menu-instellingen worden gewijzigd
Zelfs als de menuinstellingen tijdelijk veranderd worden terwijl [ ], [ ] of [ ]
geselecteerd is, zal wat geregistreerd is onveranderd blijven.
Om wat geregistreerd is te veranderen, kunt u over de geregistreerde gegevens
heenschrijven met gebruik van [GEH VOORK INST] in het [VOORKEUZE] menu.
Aantekening
De volgende menu-instellingen zijn niet geregistreerd in de klantinstelling aangezien deze
weerspiegeld worden in andere [OPNAME] modi.
[OPNAME] menu/Opnamefuncties Menu [SET-UP] Menu [VOORKEUZE]
[BABY1]/[BABY2] of [HUISDIER]
verjaardag- en naaminstellingen in
scènefunctie
Gegevens geregistreerd met [GEZICHT
HERK.]
[KLOKINST.]
[WERELDTIJD]
[REISDATUM]
[LCD MODE]
[TAAL]
[¦ SCHAKELAAR]
[TOUCH GUIDE]
[TOUCH SCROLLEN]
- 119 -
Opnemen
[OPNAME] Functie:
Opnemen
Een beeld maken met Gezichtsdetectie functie
Gezichtsdetectie is een functie die een gezicht vindt dat op een geregistreerd gezicht lijkt
en het scherpstellen en de belichting automatisch prioriteit geeft. Zelfs als de persoon
geplaatst is zich enigszins op de achtergrond bevindt of aan het uiteinde van een rij op
een groepsfoto staat, kan het toestel toch een duidelijk beeld maken.
De volgende functies zullen ook met de functie
Gezichtsherkenning werken.
In opnamefunctie
Display van overeenkomstige naam wanneer het toestel een
geregistreerd gezicht
¢
opspoort (als de naam ingesteld is voor het
geregistreerde gezicht)
Het toestel zal het gezicht onthouden waarvan vele keren een foto
gemaakt is en het registratiescherm automatisch afbeelden (als [AUTOM. REGISTR.]
ingesteld is op [ON])
In terugspeelfunctie
Afbeelden van naam en leeftijd (als de informatie geregistreerd is)
Selectief afspelen van beelden die geregistreerd zijn met Gezichtdetectie ([CATEGOR.
AFSP.] (P151))
¢ Er kunnen namen van maximaal 3 personen worden afgebeeld. De voorrang aan de namen
die afgebeeld worden wanneer er beelden gemaakt worden wordt bepaald door de
volgorde van registratie.
Aantekening
[GEZICHT HERK.] werkt alleen als de AF-functie op [š] staat.
Tijdens de burstfunctie, kan [GEZICHT HERK.] beeldinformatie alleen als bijlage van het eerste
beeld ingesteld worden.
Na het tot de helft indrukken van de sluiterknop, zou er beeldinformatie van een andere
persoon toegevoegd kunnen worden wanneer het toestel naar een ander onderwerp gewogen
wordt voor het maken van een foto.
U kunt [GEZICHT HERK.] niet gebruiken in de volgende scènefuncties.
[SCHERPTEDIEP]/[VOEDSEL]/[NACHTL. SCHAP]/[VERLICHTING]
Als de [FOCUSFUNCTIE] op [MF] staat, is de automatische registratie niet beschikbaar.
[GEZICHT HERK.] zal een gezicht vinden dat lijkt op het geregistreerde gezicht en garandeert
geen zekere herkenning van een persoon garanderen.
Gezichtsdetectie zou langer kunnen duren om geselecteerd te worden en om kenmerkende
gezichtsuitdrukkingen te herkennen dan normale gezichtsdetectie.
Zelfs wanneer er informatie van de gezichtsdetectie geregistreerd is, zullen beelden die
gemaakt zijn met [NAAM] en ingesteld zijn op [OFF] niet gecategoriseerd worden door de
gezichtsdetectie in [CATEGOR. AFSP.].
Ook al wordt de informatie over gezichtsdetectie veranderd (P123), zal
gezichtherkenning informatie voor de reeds gemaakte beelden niet veranderd worden.
Als bijvoorbeeld de naam veranderd wordt, zullen beelden die gemaakt zijn vóór de
verandering niet gecategoriseerd worden door gezichtsdetectie in [CATEGOR. AFSP.].
Om de naaminformatie van de gemaakte beelden te veranderen, de [REPLACE] in
[GEZ.HERK. BEW.] (P164) uitvoeren.
[GEZICHT HERK.] wordt aanvankelijk ingesteld op [OFF] op het toestel.
[GEZICHT HERK.] zal automatisch naar [ON] gaan wanneer het gezichtsbeeld
geregistreerd is.
Opnemen
- 120 -
U kunt informatie registreren zoals namen en verjaardagen voor gezichtsbeelden van
maximaal 6 personen.
De registratie kan vergemakkelijkt worden door het maken van meerdere gezichtsbeelden
van elk persoon. (maximaal 3 beelden/registratie)
Gezichtsinstellingen
Opnamepunt wanneer u de gezichtsbeelden registreert
Gezichtvoorkant met open ogen en mond gesloten, ervoor
zorgend dat de uitlijn van het gezicht, de ogen of de
wenkbrauwen niet bedekt worden door het haar wanneer u
registreert.
Zorg ervoor dat er niet veel schaduw op het gezicht valt
wanneer u registreert. (De flits zal niet afgaan tijdens de
registratie.)
(Goed voorbeeld voor
het registreren)
Wanneer deze niet herkent tijdens het opnemen
Het gezicht registreren van dezelfde persoon binnen en buiten of met verschillende
uitdrukkingen of vanuit verschillende hoeken. (P123)
Verder registreren op de opnamelocatie.
Het veranderen van de [GEVOELIGHEID] instelling. (P123)
Wanneer een persoon die al geregistreerd is, niet herkend wordt, dit corrigeren door de
persoon opnieuw te registreren.
Voorbeeld van gezichten die moeilijk te herkennen zijn
Gezichtsdetectie zou niet mogelijk kunnen zijn of zou gezichten
niet correct kunnen herkennen zelfs wat in het geval van
geregistreerde gezichten in de volgende gevallen, afhankelijk
van de gezichtsuitdrukking en de omgeving.
Haar dat de ogen of de wenkbrauwen bedekt (A)
Het gezicht is donker/het licht zit in een hoek (B)
Het gezicht is naar een hoek of opzij gericht
Gezicht is naar boven/beneden gericht
De ogen zijn dicht
Wanneer het gezicht heel helder of donker is
Verborgen achter zonnebril, bril met reflecterend licht, haar,
hoed, enz.
Wanneer het gezicht klein lijkt op het scherm
Niet het gehele gezicht is in het scherm
Wanneer kenmerkende gezichtskenmerken veranderd zijn
door ouder worden
Wanneer ouders en kinderen of broers of zussen erg op elkaar
lijken
Gezichtsuitdrukking is heel anders
Wanneer er weinig contrast is op de gezichten
Wanneer er zich snelle beweging voordoet
Wanneer het toestel trilt
Wanneer de digitale zoom gebruikt wordt
A
B
- 121 -
Opnemen
Het registreren van gezichtsbeeld van een nieuw persoon
Selecteer [GEZICHT HERK.] op het [OPNAME] functiemenu en druk
vervolgens op [MENU/SET]. (P56)
Op 3
/
4 drukken om [MEMORY] te kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
Druk op 3/4/2/1 om het frame van de
gezichtsdetectie te selecteren dat niet
geregistreerd is en druk vervolgens op
[MENU/SET].
Maak een beeld door het gezicht met de
richtlijn af te stellen.
Er kunnen geen gezichten van onderwerpen die
geen personen zijn (huisdieren, enz.) geregistreerd
worden.
Wanneer de detectie niet slaagt, zal er een bericht
verschijnen en zal de display terugkeren naar het
opnamescherm. In dit geval, gelieve het beeld
opnieuw maken.
Op 3 drukken om [JA] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET]
drukken.
Opnemen
- 122 -
Selecteer item om te bewerken met 3/4 en druk vervolgens op
[MENU/SET].
U kunt t/m 3 gezichtsbeelden registreren.
Druk een paar keer op [ ] om het menu te sluiten.
Over de informatie
Als op 1 gedrukt wordt, op het opnamescherm dat beschreven wordt in stap 4 op P121, zal
een uitleg voor het opnemen van gezichtsbeelden verschijnen (druk op [ ] om naar het
opnamescherm terug te keren).
Onderdeel Beschrijving van instellingen
[NAAM]
Het is mogelijk namen te registreren.
1 Op 4 drukken om [SET] te kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
2 De naam invoeren.
Voor details over hoe karakters in te voeren, raadpleeg Tekst
Invoeren
sectie op P128.
[LEEFTIJD]
Het is mogelijk de verjaardag te registreren.
1 Op 4 drukken om [SET] te kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
2 Druk op 2/1 om de items (Jaar/Maand/Dag) te
selecteren en druk dan op 3/4 om in te stellen en druk
vervolgens op [MENU/SET].
[BEELD TOEV.]
Extra gezichtsbeelden toevoegen.
(Voeg Beelden toe)
1 Selecteer het frame van de ongeregistreerde
gezichtsdetectie en druk vervolgens op [MENU/SET].
2 Voer stappen 4 en 5 in “Het registreren van
gezichtsbeeld van een nieuw persoon” uit.
3 Op [ ] drukken.
Eén van de gezichtsbeelden wissen.
(Wissen)
1 Druk op 2/1 om het te wissen gezichtsbeeld te
selecteren en druk dan op [MENU/SET].
2 Op 3 drukken om [JA] te kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
3 Op [ ] drukken.
Als er slechts één beeld geregistreerd is, kan deze niet gewist
worden.
- 123 -
Opnemen
De informatie veranderen of wissen voor een geregistreerde persoon
U kunt de beelden of informatie modificeren van een al geregistreerde persoon. U kunt
ook de informatie wissen van de geregistreerde persoon.
1 Selecteer [GEZICHT HERK.] in het [OPNAME] modusmenu
en druk daarna op [MENU/SET]. (P56)
2 Druk op 4 om [MEMORY] te kiezen en vervolgens op
[MENU/SET].
3 Druk op 3/4/2/1 om het gezichtsbeeld dat bewerkt of
gewist moet worden te selecteren en druk vervolgens op
[MENU/SET].
4
Op
3
/
4
drukken om het onderdeel te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken.
5 Druk een paar keer op [ ] om het menu te verlaten.
Het Instellen van Automatische Registratie en Gevoeligheid voor Gezichtsdetectie kan
uitgevoerd worden.
1 Selecteer [GEZICHT HERK.] in het [OPNAME] modusmenu en druk daarna op
[MENU/SET]. (P56)
2 Op 4 drukken om [SET] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken.
3
Op
3
/
4
drukken om het onderdeel te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken.
4 Druk een paar keer op [ ] om het menu te verlaten.
Onderdeel Beschrijving van instellingen
[INFO BEW.]
De informatie veranderen van een reeds geregistreerde persoon.
Stap 6 in “Het registreren van gezichtsbeeld van een
nieuw persoon” uitvoeren.
[PRIORITEIT]
De focus en belichting worden met voorkeur afgesteld voor
gezichten met hogere prioriteit.
Op 3/4/2/1 drukken om de prioriteit te kiezen en
vervolgens op [MENU/SET] drukken.
[WISSEN]
Informatie wissen van een geregistreerd persoon.
Op 3 drukken om [JA] te kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
Instellen van Automatische Registratie/Gevoeligheid
Onderdeel Beschrijving van instellingen
[AUTOM. REGISTR.]
[OFF]/[ON]
Wanneer de [AUTOM. REGISTR.] ingesteld is op [ON], zal
[GEZICHT HERK.] automatisch op [ON] ingesteld zijn.
Voor meer informatie, zie Automatische Registratie op
P124.
[GEVOELIGHEID]
[HIGH]/[NORMAL]/[LOW]
Selecteer [HIGH] wanneer herkenning moeilijk blijkt. De
waarschijnlijkheid van herkenning neemt toe, maar ook de
waarschijnlijkheid van verkeerde herkenning.
Selecteer [LOW] wanneer verkeerde herkenning vaak
voorkomt.
Om terug te keren naar de originele instellingen, [NORMAL]
selecteren.
Opnemen
- 124 -
Automatische Registratie
Wanneer [AUTOM. REGISTR.] ingesteld is op [ON], zal het registratiescherm automatisch
afgebeeld worden na het maken van een beeld of van een gezicht dat een vaak voorkomt.
Registratiescherm wordt na ongeveer 3 beelden afgebeeld.
Het zou uiterst moeilijk kunnen zijn om alleen met [AUTOM. REGISTR.] te herkennen,
registreer daarom de gezichtsbeelden vooraf met [GEZICHT HERK.] in het [OPNAME]
Functiemenu.
Het registreren vanuit het automatische registratiescherm
1 Op 3 drukken om [JA] te kiezen en vervolgens op [MENU/
SET] drukken.
Indien er geen geregistreerde personen zijn, ga dan over naar
stap
3.
Selectiescherm wordt opnieuw afgebeeld wanneer [NEE]
geselecteerd is en wanneer [JA] geselecteerd is met 3,
[AUTOM. REGISTR.] ingesteld zal worden op [OFF].
2 Op 3/4 drukken om [NIEUW REGIST.] of [TOEVOEG.BEELD] te kiezen en
vervolgens op [MENU/SET] drukken.
Na extra registreren of veranderen van een gezichtsbeeld, keert het scherm automatisch
na het opnamescherm terug.
3 Voer de handeling in Stap 6 en volgende uit in “Het registreren van
gezichtsbeeld van een nieuw persoon”.
Aantekening
Als het registratiescherm niet zou mogen afbeelden, zou het makkelijker kunnen afbeelden
door onder dezelfde omstandigheden of met dezelfde uitdrukkingen op te nemen.
Als een gezicht niet herkend wordt ook al is het geregistreerd, zal het opnieuw registreren van
de persoon m.b.v. de [GEZICHT HERK.] in het [OPNAME] Functiemenu in die omgeving
herkenning makkelijker maken.
Als het registratiescherm afgebeeld wordt voor de persoon die reeds geregistreerd is, zal het
extra registreren de herkenning makkelijker maken.
Het zou registratie moeilijker kunnen maken wanneer er een beeld dat opgenomen is met flits
geregistreerd is.
Onderdeel Beschrijving van instellingen
[NIEUW REGIST.]
Er wordt een lijst van geregistreerde personen afgebeeld
wanneer er 6 personen al geregistreerd zijn. Selecteer de te
vervangen persoon.
[TOEVOEG.BEELD]
Om nog een gezichtsbeeld te registreren voor een
geregistreerd persoon.
Druk op 3/4/2/1 om de persoon te selecteren bij wie
u het beeld wilt toevoegen en druk vervolgens op
[MENU/SET].
Als er al 3 beelden geregistreerd zijn, zal het
beeldvervangscherm verschijnen. In dat geval, het beeld
selecteren dat u wenst te vervangen.
- 125 -
Opnemen
[OPNAME] Functie:
Nuttige functies op reisbestemmingen
Voor details over de [SET-UP] menu-instellingen, P56 raadplegen.
Als u de vertrekdatum of de reisbestemming van de vakantie vooraf instelt, wordt het
aantal dagen dat voorbij is sinds de vertrekdatum (welke dag van de vakantie het is)
opgenomen wanneer u het beeld maakt. U kunt het aantal dagen dat voorbij is afbeelden
wanneer u de beelden terugspeelt en deze afdrukken op de gemaakte beelden met
[TEKST AFDR.] (P153).
Het aantal dagen dat verlopen is sinds de vertrekdatum kan afgedrukt worden m.b.v. de
“PHOTOfunSTUDIO 6.0 HD Edition” bijbehorende software op de CD-ROM (meegeleverd).
Kies [KLOKINST.] om de huidige datum en tijd op voorhand in te stellen. (P28)
1 Selecteer [REISDATUM] in het [SET-UP] menu en druk vervolgens op [MENU/
SET].
2 Op 3 drukken om [REIS-SETUP] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET]
drukken.
3 Druk op 4 om [SET] te kiezen en dan op [MENU/SET].
6 Op 4 drukken om [LOCATIE] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken.
7 Druk op 4 om [SET] te kiezen en dan op [MENU/SET].
8 De locatie invoeren.
Voor details over hoe karakters in te voeren, Te ks t I nv oe r en op P128 raadplegen.
9 Twee keer op [ ] drukken om het menu te sluiten.
Het aantal dagen dat is verstreken sinds de vertrekdatum verschijnt ongeveer 5 seconden
als u het toestel aan zet enz. vlak nadat u een reisdatum hebt ingesteld of als er een
reisdatum is ingesteld.
De dag van uw vakantie opslaan waarop u de foto maakt
4 Op 3/4/2/1 drukken om de vertrekdatum (jaar/maand/
dag) in te stellen, en druk dan op [MENU/SET].
5 Op 3/4/2/1 drukken om de aankomstdatum (jaar/maand/
dag) in te stellen, en druk dan op [MENU/SET].
Als u de einddatum niet wil instellen, drukt u op [MENU/SET]
terwijl de datumbalk op het scherm staat.
Opnemen
- 126 -
De vertrekdatum wissen
De reisdatum wordt automatisch geannuleerd als de huidige datum na de
terugkomstdatum is. Als u de reisdatum wilt annuleren vóór het einde van de vakantie,
[OFF] selecteren op het scherm dat getoond wordt in stap
3 en vervolgens twee maal op
[ ] drukken. Als de [REIS-SETUP] ingesteld is op [OFF], zal [LOCATIE] ook ingesteld
worden op [OFF].
Aantekening
De reisdatum wordt berekend aan de hand van de manier waarop de klok is ingesteld en de
vertrekdatum die u hebt ingevoerd. Als u [WERELDTIJD] (P127) instelt op de reisbestemming,
wordt de reisdatum berekend aan de hand van de datum in de klokinstelling en de
reisbestemminginstelling.
De ingestelde vertrekdatum wordt opgeslagen zelfs als het toestel uit wordt gezet.
Als u [REISDATUM] instelt op [OFF] zal het aantal dagen dat verstrijkt sinds de vertrekdatum
niet opgeslagen worden. Zelfs als [REISDATUM] instelt op [SET] nadat u opnamen hebt
gemaakt, zal op het scherm niet vermeld worden op welke dag van de vakantie u deze
opnamen hebt gemaakt.
Als u een vertrekdatum hebt ingevoerd en u maakt een opname op een datum voor deze
vertrekdatum, verschijnt een oranje [-] (min) en wordt de dag van de vakantie waarop u deze
opname hebt gemaakt, niet opgeslagen.
Als de reisdatum afgebeeld wordt als [-] (min) in het wit, bestaat er een tijdsverschil, dat
datumverandering tot gevolg heeft tussen de [HOME] en [BESTEMMING]. (Dit zal opgenomen
worden)
[REISDATUM] kan niet ingesteld worden voor films die opgenomen zijn met [AVCHD].
[LOCATIE] kan niet opgenomen worden wanneer u bewegende beelden maakt.
[REISDATUM] kan niet ingesteld worden in de Intelligente automatische functie. Instelling van
andere opnamefunctie zal beïnvloed worden.
- 127 -
Opnemen
Voor details over de [SET-UP] menu-instellingen, P56 raadplegen.
U kunt de plaatselijke tijden op de reisbestemmingen afbeelden en deze opnemen op de
beelden die u maakt.
Kies [KLOKINST.] om de huidige datum en tijd op voorhand in te stellen. (P60)
1 Selecteer [WERELDTIJD] in het [SET-UP] menu en druk vervolgens op [MENU/
SET].
Wanneer u het toestel voor het eerst gebruikt na de aanschaf ervan, verschijnt het
[GELIEVE DE THUISZONE INSTELLEN] bericht. Druk op [MENU/SET] en stel de
thuiszone in op het scherm in stap
3.
2 Op 4 drukken om [HOME] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken.
Aantekening
Zet de instelling terug naar [HOME] wanneer de vakantie beëindigd is d.m.v. stappen
1
,
2
en
3
.
Als [HOME] al ingesteld is, alleen de reisbestemming veranderen en gebruiken.
Als uw reisbestemming niet in de lijst van gebieden op het scherm staat, stelt u het tijdverschil
tussen uw eigen zone en uw reisbestemming in.
Opnamedata/Tijden op Overzeese Reisbestemmingen (Wereldtijd)
3 Druk op 2/1 om de thuiszone te selecteren en druk
vervolgens op [MENU/SET].
A Huidige tijd
B Tijdsverschil met GMT (Greenwich Mean Time)
Als in uw eigen gebied het zomeruur wordt gebruikt [ ],
drukt u op 3. Druk opnieuw op 3 om terug te keren naar de
originele tijd.
Als u het zomeruur instelt voor uw woongebied, betekent dit
niet dat de huidige tijd een uur vooruit wordt gezet. Zet zelf de
klok één uur vooruit.
4 Op 3drukken om [BESTEMMING] te kiezen en
vervolgens op [MENU/SET] drukken.
C Afhankelijk van de instelling verschijnt de tijd in uw
vakantiebestemmingsgebied of uw eigen woongebied op het
scherm.
5 Druk op 2/1 om de zone van uw reisbestemming te
kiezen en dan op [MENU/SET].
D Huidige tijd van het bestemmingsgebied
E Tijdsverschil
Als de daglichtbesparingstijd [ ] gebruikt wordt op de
reisbestemming, op 3drukken. (De tijd wordt één uur vooruit
gezet.) Opnieuw op 3 drukken om de originele tijd terug te
zetten.
A
B
C
D
E
Opnemen
- 128 -
Tekst Invoeren
Het is mogelijk om namen van baby's en huisdieren en de namen van reisbestemmingen
in te voeren wanneer u opneemt. (Er kunnen alleen alfabetische tekens en symbolen
ingevoerd worden.)
Weergave van het invoerscherm.
U kunt het invoerscherm afbeelden via de volgende handelingen.
[NAAM] van [BABY1]/[BABY2] of [HUISDIER] (P112) in Scènefunctie.
[NAAM] in [GEZICHT HERK.] (P122)
[LOCATIE] in [REISDATUM] (P125).
[TITEL BEW.] (P152)
Op 3/4/2/1 drukken om tekst te selecteren en
druk vervolgens op [MENU/SET] om te
registreren.
De volgende handelingen kunnen uitgevoerd worden door het
item te selecteren en op [MENU/SET] te drukken:
[_]: Spatie invoeren
[ ]: Tekst tussen [A] (hoofdletters), [a] (kleine letters), [1] (nummers) en [&] (speciale
karakters).
[WISSEN]: Karakter wissen
[ ]: beweegt de cursor voor de invoerpositie naar links
[ ]: beweegt de cursor voor de invoerpositie naar rechts
De cursor van de ingangspositie kan naar links en naar rechts verplaatst worden met de
functieknop achterop.
Er kan een maximum van 30 letters ingevoerd worden. (Maximum van 9 letters
wanneer u namen instelt in [GEZICHT HERK.])
Druk op 3/4/2/1 om de cursor te verplaatsen naar [INST.] en druk
vervolgens op [MENU/SET] om tekstinput te beëindigen.
Display zal terugkeren naar het juiste instellingscherm.
Aantekening
Tekst kan verder gerold worden als niet alle tekst op het scherm past.
[NAAM] van [BABY1]/[BABY2] of [HUISDIER] kan ook ingevoerd worden met de bediening
door middel van aanraking.
- 129 -
Opnemen
Het functiemenu [OPNAME] gebruiken
Voor details over [OPNAME] functiemenu, P56 raadplegen.
[FOCUSFUNCTIE], [MEETFUNCTIE], [INT.DYNAMIEK], [EXTRA TELE] en [DIG. ZOOM]
maken onderdeel uit van zowel het [OPNAME] functiemenu als [BEWEGEND BEELD]
functiemenu. Het veranderen van deze instellingen in één van deze menu’s wordt
weerspiegeld in het andere menu.
Dit biedt u de mogelijkheid de aspectratio van de beelden te kiezen die het best bij het
afdrukken of het terugspelen past.
Toepasbare functies:
Aantekening
De uiteinden van de opgenomen beelden kunnen er afgeknipt worden bij het afdrukken,
controleer daarom voordat u afdrukt/laat afdrukken. (P215)
[ASPECTRATIO]
[X]: [ASPECTRATIO] van een 4:3 TV
[Y]: [ASPECTRATIO] van een 35 mm filmcamera
[W]: [ASPECTRATIO] van een hoge-definitie TV, enz.
[]: Vierkante aspectratio
[X][Y][W][]
Opnemen
- 130 -
Stel het aantal pixels in. Hoe hoger het aantal pixels, hoe fijner het detail van de beelden
zal blijken zelfs wanneer ze afgedrukt worden op grote vellen.
Toepasbare functies:
Aspectratio [X].
Aspectratio [Y].
Aspectratio [W].
Wanneer de aspectratio [ ] is.
Aantekening
Als u [EXTRA TELE] (P69) op [ON] zet, wordt [ ] op het beeldscherm weergegeven, als het
beeldformaat op een andere dan het maximum beeldformaat voor iedere beeldverhouding
gezet wordt.
Een digitaal beeld is opgemaakt uit talrijke punten die pixels
heten. Hoe groter het aantal pixels, hoe fijner het beeld zal
zijn wanneer deze afgedrukt wordt op een groot stuk papier
of afgebeeld wordt op een PC monitor.
A Heel veel pixels (Fijn)
B Weinig pixels (Grof)
¢ Deze opnamen zijn voorbeelden van dit effect.
Als u de aspectratio verandert, de beeldgrootte opnieuw
instellen.
P27 lezen voor informatie over het aantal opnamen.
[FOTO RES.]
(12M) 4000k3000 pixels
(6M) 2816k2112 pixels
(3M) 2048k1536 pixels
(10,5M) 4000k2672 pixels
(5M) 2816k1880 pixels
(2,5M) 2048k1360 pixels
(9M) 4000k2248 pixels
(4,5M) 2816k1584 pixels
(2M) 1920k1080 pixels
(9M) 2992k2992 pixels
(4,5M) 2112k2112 pixels
(2M) 1504k1504 pixels
- 131 -
Opnemen
De compressiesnelheid instellen waarop de beelden opgeslagen moeten worden.
Toepasbare functies:
¢1 Als u een RAW-bestand uit de camera verwijdert, wordt het bijbehorende JPEG-beeld ook
verwijderd.
¢2 Deze is vastgesteld op maximum opneembare pixels ([L]) voor de aspect ratio van elk beeld.
Aantekening
P27 lezen voor informatie over het aantal opnamen.
U kunt geavanceerdere opnamebewerking genieten als u RAW files gebruikt. U kunt RAW files
opslaan in een fileformaat (JPEG, TIFF etc.) dat afgebeeld kan worden op uw PC etc., deze
ontwikkelen en bewerken m.b.v. de software “SILKYPIX Developer Studio” van Ichikawa Soft
Laboratory op de CD-ROM (meegeleverd).
De volgende effecten worden niet in de RAW-beelden teruggevonden:
[RODE-OGEN CORR], [I.RESOLUTIE], [INT.DYNAMIEK], [BEELDINSTELL.] en
[KLEURRUIMTE] in het [OPNAME] modusmenu
Scènefunctie
Mijn Kleurfunctie
[ ]-beelden worden met een kleiner datavolume opgenomen dan [ ] of [ ].
[PRINT INST.] en [FAVORIETEN] kunnen niet ingesteld worden op een beeld dat gemaakt
wordt door [ ].
[OFF]/[ON]/[MEMORY]/[SET]
Aantekening
Raadpleeg P119 voor details.
[KWALITEIT]
[A]: Fijn (wanneer u de prioriteit geeft aan de beeldkwaliteit)
[]: Standaard (wanneer u de standaard beeldkwaliteit gebruikt en het aantal op te
nemen beelden vergroot zonder het aantal pixels te veranderen)
[]:RAWiFine
(Naast de [RAW]-instellingen, wordt er gelijktijdig een vergelijkbaar
fijn JPEG-beeld gemaakt.)
¢
1
[]:RAWiStandard
(Naast de [RAW]-instellingen, wordt er gelijktijdig een
vergelijkbaar standaard JPEG-beeld gemaakt.)
¢
1
[]: RAW-bestand (Als het beeld met een PC bewerkt moet worden tot hoge
kwaliteit)
¢
2
[GEZICHT HERK.]
Opnemen
- 132 -
Toepasbare functies:
[AFS]/[AFC]/[MF]
Raadpleeg P32 voor details.
Zolang als het toestel stil gehouden wordt, zal het toestel automatisch de focus afstellen
en zal de focusafstelling vervolgens sneller zijn wanneer de ontspanknop ingedrukt wordt.
Dit is handig wanneer u bijvoorbeeld een kans voor beelden maken niet wilt missen.
Toepasbare functies:
[OFF]/[ON]
Aantekening
De batterij raakt sneller op dan normaal.
Druk de opspanknop opnieuw half in als u niet goed scherp kunt stellen.
[QUICK AF] werkt niet tijdens de previewfunctie.
[QUICK AF] zal bij weinig verlichting niet werken.
[QUICK AF] werkt niet met lenzen die geen Auto Focus toestaan en ook niet met Four Thirds
montagespecificatielenzen die niet met contrast-AF compatibel zijn.
[FOCUSFUNCTIE]
[QUICK AF]
- 133 -
Opnemen
Type optische meting om helderheid te meten kan veranderd worden.
Toepasbare functies:
Aantekening
Wanneer de AF-functie op [š] wordt gezet terwijl [C] is geselecteerd, wordt de belichting
bepaald op basis van iemands gezicht, en wanneer zij op [ ] wordt gezet op basis van het
gefixeerde onderwerp.
[MEETFUNCTIE]
[C]: Multipel
Dit is de methode waarbij de camera de beste belichting meet
door de helderheid op het hele beeld automatisch te
berekenen. Wij raden aan om zoveel mogelijk deze methode
te gebruiken.
[ ]: Middenmeting
Dit is de methode die gebruikt wordt om scherp te stellen op
het object in het midden van het volledige beeld en de rest van
het beeld aan dit middelste beeld aan te passen.
[Ù]: Spot
Dit is de methode waarbij het object direct in het meetbereik te
meten A.
Opnemen
- 134 -
[]/[ ]/[]/[]/[]/[]
Aantekening
Ga naar P71 voor meer informatie.
[OFF]/[ON]
Aantekening
Raadpleeg P73 voor details.
Beelden met een scherp profiel en een scherpe resolutie kunnen gemaakt worden m.b.v.
de Intelligente Resolutietechnologie.
Toepasbare functies:
[OFF]/[LOW]/[STANDARD]/[HIGH]/[EXTENDED]
Aantekening
[EXTENDED] stelt u in staat natuurlijke beelden met een hogere resolutie te nemen.
De burst-snelheid en de continue opname worden langzamer als [EXTENDED] gebruikt wordt.
[EXTENDED] werkt niet tijdens het opnemen van video’s.
[FLITS]
[RODE-OGEN CORR]
[I.RESOLUTIE]
- 135 -
Opnemen
Contrast en belichting zullen automatisch aangepast worden wanneer er een groot
verschil is in helderheid tussen de achtergrond en het onderwerp, om het beeld dichtbij te
brengen naar hoe u ziet.
Toepasbare functies:
[OFF]/[LOW]/[STANDARD]/[HIGH]
Aantekening
Compensatie-effect zou verkregen kunnen worden afhankelijk van de omstandigheden.
[ ] wordt geen in het scherm wanneer [INT.DYNAMIEK] effectief is.
[LOW], [STANDARD] of [HIGH] vertegenwoordigt het maximum bereik van het effect.
Deze zal optimale ISO-gevoeligheid selecteren met ingestelde waarde als limiet
afhankelijk van de helderheid van het onderwerp.
Toepasbare functies:
[OFF]/[200]/[400]/[800]/[1600]
Aantekening
De bovenste grens van de ISO-gevoeligheid kan ingesteld worden.
Hoe hoger de waarde die ingesteld is voor de ISO-gevoeligheid, hoe meer golfstoring
gereduceerd wordt maar hoe groter de hoeveelheid opnameruis is.
Dit werkt wanneer de [GEVOELIGHEID] op [AUTO] of [ ] wordt gezet.
De instellingen van de ISO-gevoeligheid tussen [ISO100] en [ISO6400] worden voor
iedere 1/3 EV veranderd.
Toepasbare functies:
Aantekening
Wanneer de instelling veranderd wordt van [1/3 EV] tot [1 EV], zal de ISO-gevoeligheid
ingesteld worden op de waarde die het dichtst bij de waarde ligt die ingesteld is tijdens de
[1/3 EV]. (Ingestelde waarde zal niet herstellen wanneer de instelling terugveranderd wordt
naar [1/3 EV]. Deze zal blijven zoals de instelling geselecteerd voor [1 EV].)
[INT.DYNAMIEK] (Intelligent dynamic range control)
[ISO-LIMIET]
[ISO VERHOGING]
[1/3 EV]: [100]/[125]/[160]/[200]/[250]/[320]/[400]/[500]/[640]/[800]/[1000]/[1250]/
[1600]/[2000]/[2500]/[3200]/[4000]/[5000]/[6400]
[1 EV]: [100]/[200]/[400]/[800]/[1600]/[3200]/[6400]
Opnemen
- 136 -
De camera verwijdert automatisch ruis die ontstaat bij een tragere sluitertijd, wanneer u
nachtscènes enz. wilt opnemen, zodat u toch mooie opnamen kunt maken.
Toepasbare functies:
[OFF]/[ON]
Aantekening
Als u deze op [ON] zet, wordt op het scherm afgeteld zodra de sluiter wordt ingedrukt. Beweeg
de camera dan niet. Nadat het aftellen is voltooid, wordt [AUB WACHTEN ...] even lang
weergegeven als de geselecteerde sluitertijd voor signaalbewerking.
Wij raden aan een statief te gebruiken voor het maken van opnamen met een trage sluitertijd.
Deze werkt niet tijdens de opname van bewegende beelden.
[OFF]/[ON]
Aantekening
Ga naar P69 voor meer informatie.
[OFF]/[2t]/[4t]
Aantekening
Ga naar P69 voor meer informatie.
[H]/[M]/[L]
Aantekening
Ga naar P79 voor meer informatie.
[ / INSTELLEN]/[STAP]/[SERIE]
Aantekening
Ga naar P81 voor meer informatie.
[LANG SL.N.RED]
[EXTRA TELE]
[DIG. ZOOM]
[BURSTSNELH.]
[AUTO BRACKET]
- 137 -
Opnemen
[]/[]/[]
Aantekening
Ga naar P83 voor meer informatie.
De beeldresolutie instellen.
Toepasbare functies:
1 Op 2/1 drukken om [KLEUR] of [ZWART/WIT] te selecteren.
2 Druk op 3/4 om de items te selecteren en druk vervolgens op 2/1 om
deze bij te stellen.
Als u de beeldkwaliteit bijstelt, wordt [_] weergegeven naast de icoon van de bijstelling
van de beeldkwaliteit op het beeldscherm.
[VERZADIGING] kan niet afgesteld worden wanneer [ZWART/WIT] geselecteerd is.
De beeldkwaliteit kan niet afgesteld worden in de Intelligent Automatische Modus en de
Scènemodus.
3 Druk op [MENU/SET].
Aantekening
Er zou ruis zichtbaar kunnen worden wanneer u beelden maakt op donkere plekken. Om
beeldruis te voorkomen, raden we het instellen van [RUISREDUCTIE] naar [_] of het instellen
van items met uitzondering van [RUISREDUCTIE] naar [`] aan voor het maken van beelden.
[ZELF ONTSP.]
[BEELDINSTELL.]
Onderdeel Effect
[CONTRAST]
[r]
Verhoogt het verschil tussen de heldere en donkere vlakken op
het beeld.
[s]
Vermindert het verschil tussen de heldere en donkere vlakken
op het beeld.
[SCHERPTE]
[r] Het beeld is zeer scherp.
[s] Het beeld is onscherp.
[VERZADIGING]
[r] De kleuren van het beeld zijn levendig.
[s] De kleuren van het beeld zijn natuurlijker.
[RUISREDUCTIE]
[r]
Versterkte geruisvermindering. De beeldresolutie kan een beetje
minder worden.
[s]
Minder geruisvermindering. U kunt opnamen met een betere
resolutie maken.
S
Opnemen
- 138 -
Stel dit in als u de kleurweergave wenst te corrigeren van opgeslagen beelden op de PC,
een printer enz.
Toepasbare functies:
Aantekening
Afhankelijk van de instelling van het kleurbereik, wijzigt de naam van het bestand van een
opname zoals u hier ziet.
Stel sRGB in als u AdobeRGB niet goed kent.
De instelling is vastgesteld op [sRGB] in opname van bewegende beelden.
[OFF]/[MODE1]/[MODE2]/[MODE3]
Aantekening
Raadpleeg P76 voor details.
[KLEURRUIMTE]
[sRGB]: Kleurbereik is ingesteld op sRGB-Kleurbereik.
Dit wordt het meeste gebruikt in computeruitrustingen.
[AdobeRGB]: Kleurbereik is ingesteld op AdobeRGB-Kleurbereik.
AdobeRGB is meestal gebuikt voor handelsdoeleinden zoals
professioneel afdrukken omdat het een grotere reeks reproduceerbare
kleuren heeft dan sRGB.
[STABILISATIE]
P
: sRGB
_
: AdobeRGB
P1000001.JPG
- 139 -
Opnemen
Het functiemenu [BEWEGEND BEELD] gebruiken
Voor details over [BEWEGEND BEELD] instellingen van het functiemenu P56
raadplegen.
[FOCUSFUNCTIE], [MEETFUNCTIE], [INT.DYNAMIEK], [EXTRA TELE] en [DIG. ZOOM]
maken onderdeel uit van zowel het [OPNAME] functiemenu als [BEWEGEND BEELD]
functiemenu. Het veranderen van deze instellingen in één van deze menu’s wordt
weerspiegeld in het andere menu.
Voor details, de uitleg raadplegen voor de overeenkomstige instelling in [OPNAME]
functiemenu.
Dit stelt het gegevensformaat van bewegende beelden op.
Toepasbare functies:
[ [AVCHD(1080i)]]/[ [AVCHD(720p)]]
Selecteer dit formaat om HD (high definition) video op te nemen voor afspelen op uw HDTV
m.b.v. een HDMI-verbinding.
Het kan afgespeeld worden door de kaart in een apparaat te steken dat compatibel is met
AVCHD. Raadpleeg de instructies van het gebruikte apparaat voor details over de
compatibiliteit.
Gebruik een kaart met SD-snelheidsklasse van “Klasse 4” of hoger.
[AVCHD(1080i)] kan films met een nog hogere definitie en beeldkwaliteit opnemen dan
[AVCHD(720p)].
[ [MOTION JPEG]]
Selecteer dit formaat om standaard definitie video op te nemen voor afspelen op uw PC. Deze
kan opgenomen worden m.b.v. minder opslagruimte wanneer er niet voldoende ruimte over is
op de geheugenkaart of wanneer u het bewegende beeld als bijlage met een e-mail wilt
versturen.
Gebruik een kaart met SD-snelheidsklasse van “Klasse 6” of hoger.
[OPNAMEFUNCTIE]
Opnemen
- 140 -
Dit stelt de beeldkwaliteit van bewegende beelden op.
Toepasbare functies:
Wanneer [AVCHD(1080i)] geselecteerd is
Wanneer [AVCHD(720p)] geselecteerd is
¢1 Wat is bit rate
Dit is het volume van de gegevens voor een bepaalde tijdsperiode en de kwaliteit
neemt toe wanneer het aantal groter wordt. Dit apparaat gebruikt de
“VBR”-opnamemethode. “VBR” is een afkorting van “Variable Bit Rate” en de bit
rate (volume van gegevens voor een bepaalde tijdsperiode) wordt automatisch
veranderd afhankelijk van het op te nemen onderwerp. Daarom wordt de
opnametijd verkort wanneer een onderwerp met snelle beweging opgenomen
wordt.
¢2 Wat is Mbps
Dit is een afkorting van “Megabit Per Second” en het geeft de transmissiesnelheid
weer.
Wanneer [MOTION JPEG] geselecteerd is
¢3 Dit item kan niet ingesteld worden in de Intelligent automatische functie.
Met de [AVCHD] of [HD] voor [MOTION JPEG] kan er bewegend beeld van hoge
kwaliteit verkregen worden op de TV d.m.v. de HDMI-minikabel (optioneel). Voor
details, zie
Afspelen op de TV met de HDMI-aansluiting op P171.
[OPN. KWALITEIT]
Onderdeel Kwaliteit (bit rate)
¢1
fps Aspectratio
[FSH]
1920k1080 pixels
Ongeveer 17 Mbps
¢2
50i
(Sensoroutput is 25 fps)
16:9
[FH]
1920k1080 pixels
Ongeveer 13 Mbps
¢2
Onderdeel Kwaliteit (bit rate)
¢1
fps Aspectratio
[SH]
1280k720 pixels
Ongeveer 17 Mbps
¢2
50p
(Sensoroutput is 25 fps)
16:9
[H]
1280k720 pixels
Ongeveer 13 Mbps
¢2
Onderdeel Beeldgrootte fps Aspectratio
[HD] 1280k720 pixels
30
16:9
[WVGA]
¢3
848k480 pixels
[VGA] 640k480 pixels
4:3
[QVGA] 320k240 pixels
- 141 -
Opnemen
[OFF]/[ON]
Aantekening
Raadpleeg P43 voor details.
Dit reduceert het windgeluid in de geluidopname.
Toepasbare functies:
[OFF]/[LOW]/[STANDARD]/[HIGH]
Aantekening
Geluidskwaliteit zal anders zijn dan normaal wanneer [WINDREDUCTIE] ingesteld is.
Stel in of de microfoonniveaus al dan niet op het scherm weergegeven moeten worden.
Toepasbare functies:
[OFF]/[ON]
Stel het ingangsniveau van het geluid in op 4 verschillende niveaus.
Toepasbare functies:
[LEVEL1] tot [LEVEL4]
De sluitersnelheid kan vastgezet worden om flikkeren van of strepen in het bewegende
beeld te reduceren.
Toepasbare functies:
[OFF]/[1/50]/[1/60]/[1/100]/[1/120]
Aantekening
De sluitertijd voor het maken van een video zal vastgesteld zijn op de geselecteerde sluitertijd
wanneer er andere instellingen dan [OFF] geselecteerd worden.
[CONTINU AF]
[WINDREDUCTIE]
[MICR. WEERG.]
[MICR. INSTELLEN]
[ANTIFLIKKERING]
Opnemen
- 142 -
Voer deze instellingen uit indien nodig.
Gebruik van het [VOORKEUZE] Menu
Voor details over hoe [VOORKEUZE] menu-instellingen te selecteren, P56
raadplegen.
Raadpleeg P118 voor details.
Raadpleeg P11 voor details.
Raadpleeg P104 voor details.
Raadpleeg P68 voor details.
Raadpleeg P67 voor details.
Als er wit verzadigde gebieden zijn, raden we het
compenseren aan van de belichting naar negatief
(P78) door na het histogram (P68) te verwijzen en
het beeld dan opnieuw te maken. Het beeld zou zo
van betere kwaliteit kunnen blijken.
Er zouden witte verzadigde zones kunnen zijn als de
afstand tussen het toestel en het onderwerp te klein
is wanneer u opnamen maakt met de flits.
Als [HIGHLIGHT] ingesteld is op [ON] in dit geval, zal de zone die direct verlicht wordt door de
fotoflits wit verzadigd worden en in het zwart en wit knipperen.
Dit werkt niet terwijl u zich in meervoudig afspelen (P40), kalender afspelen (P41) of
afspeelzoom (P42) bevindt.
[GEH VOORK INST]
[]/[]/[]
[Q.MENU/Fn]
[Fn KNOPINST.]
[HISTOGRAM]
[OFF]/[ON]
[RICHTLIJNEN]
[OFF]/[ ]/[ ]/[ ]
[HIGHLIGHT]
Wanneer de automatische overzichtfunctie geactiveerd is of
wanneer u terugspeelt, verschijnen er witte verzadigde zones die
in het zwart en wit knipperen.
[OFF]/[ON]
[ON] [OFF]
- 143 -
Opnemen
Instellen op [ON] om de [LICHTMETER] af te beelden wanneer u
belichting corrigeert, programmaschakeling uitvoert, opening instelt en
sluitertijd instelt.
Ongeschikte zones van het bereik worden weergegeven in het rood.
Als de [LICHTMETER] niet weergegeven wordt, schakel dan naar de
displayinformatie voor LCD-monitor door [ ] aan te raken. (P67)
De [LICHTMETER] verdwijnt na ongeveer 4 seconden als er geen
handeling wordt uitgevoerd.
Ga naar P105 voor meer informatie.
Raadpleeg P90, 91 voor details.
[LICHTMETER]
Selecteer of u de belichtingsmeter al dan niet wilt weergegeven
als de [OPNAME] modus op ³/±/´/² etc., gezet is.
[OFF]/[ON]
[AF/AE VERGR.] [AE]/[AF]/[AF/AE]
[DIRECT FOCUSPUNT]
[OFF]/[ON]
Opnemen
- 144 -
Als u [OFF] instelt, dient u voorzichtig te zijn omdat het beeld misschien niet correct
scherpgesteld wordt, zelfs als [AFS] of [AFC] in [FOCUSFUNCTIE] ingesteld is.
Deze werkt niet tijdens de opname van bewegende beelden.
Het effectieve bereik van het AF Assist-lampje varieert afhankelijk van de lens die wordt
gebruikt.
Als de verwisselbare lens (H-H014) bevestigd is: Approx. 1,0 m tot 3,5 m
Als de verwisselbare lens (H-FS014042) bevestigd is en op Wide staat: Approx. 1,0 m tot
3,0 m
De AF-assist lamp is alleen werkzaam voor het onderwerp in het midden van het beeldscherm.
Gebruik het door het onderwerp in het midden van het beeldscherm te zetten.
Verwijder de lensbescherming.
Wanneer u de AF-lamp niet wenst te gebruiken (b.v. wanneer u opnamen maakt van dieren op
een donkere plek), de [AF ASS. LAMP] op [OFF] zetten. In dit geval zal het moeilijker worden
scherp te stellen.
De AF-assistlamp raakt enigszins geblokkeerd als de verwisselbare lens (H-FS014042)
gebruikt wordt, maar dit is niet van invloed op de werking ervan.
De AF-assist lamp kan ernstig geblokkeerd raken en dan wordt het moeilijk om scherp te
stellen als een lens met een grote diameter gebruikt wordt.
De instelling voor de [AF ASS. LAMP] staat vast op [OFF] in [LANDSCHAP],
[ARCHITECTUUR], [NACHTL. SCHAP] en [ZONSONDERG.] in de scènefunctie.
[FOCUSPRIORITEIT]
Als deze wordt ingesteld, kunnen er geen opnamen worden
gemaakt als de opname niet scherp is.
[OFF]: Dit geeft voorrang aan het beste ogenblik om een
opname te maken zodat u een opname kunt maken
als u de ontspanknop helemaal indrukt.
[ON]: U kunt geen opname maken zolang het object niet is
scherpgesteld.
[AF ASS. LAMP]
Het object verlichten maakt het makkelijker scherp te stellen
wanneer u bij weinig licht aan het opnemen bent en scherp wilt
stellen, wat moeilijk is bij weinig licht.
[OFF]: De AF-lamp gaat niet aan.
[ON]: Wanneer u foto’s maakt op donkere plaatsen, brandt
de AF assistentielamp terwijl de ontspanknop tot de
helft ingedrukt wordt. (Er worden bredere AF-zones
afgebeeld afhankelijk van de
opnameomstandigheden.)
[AF+MF]
De focus kan ook handmatig worden aangepast nadat deze
automatisch is aangepast.
[OFF]
[ON]: Het is mogelijk om de scherpstelling met de hand
precies in te stellen door aan de focusring te draaien
terwijl de AF-vergrendeling ([FOCUSFUNCTIE] op
[AFS] gezet is en de sluiterknop tot halverwege
ingedrukt wordt, of met AF-vergrendeling met [AF/AE
VERGR.]).
- 145 -
Opnemen
Raadpleeg P91 voor details.
Raadpleeg P91 voor details.
De aangegeven opnamezone is een richtlijn.
Raadpleeg P189 voor details.
[MF ASSIST] [OFF]/[ON]
[MF-GIDS] [OFF]/[ON]
[¦ SCHAKELAAR]
Het is mogelijk in te stellen hoe u wilt dat de [¦] knop voor het
schakelen naar de Intelligent Auto functie moet werken.
[1X DRUKKEN]:
Het schakelt naar de Intelligent Auto functie door op [¦] te
drukken.
[HOUDT INGEDRUKT]:
Het schakelt naar de Intelligent Aurto functie door even op [¦] te
drukken.
[ -TOETS]
Stelt de bewegende beeldknop in/buiten werking.
[OFF]/[ON]
[ OPN.GEBIED]
Dit verandert de zichthoek tijdens de bewegende beeldopname
en stilstaande beeldopname.
[!]
(Beeld)/[ ] (Bewegend beeld)
[REST-AANDUIDING]
Dit zal van display schakelen tussen het aantal opneembare
beelden en beschikbare opnametijd.
[REST.OPNAMEN]:
Dit zal het aantal opneembare beelden afbeelden voor stilstaande
beelden.
[REST.TIJD]:
Dit zal de beschikbare opnametijd voor bewegende beelden
afbeelden.
[WEERG OP LCD] [OFF]/[ON]
Opnemen
- 146 -
[TOUCH DEFOCUS] kan niet geselecteerd worden als u een lens gebruikt die niet met de
Defocus Control functie kan werken.
[TOUCH Q.MENU]
Stelt de [ ] (Touch Quick Menu icon) in/buiten werking.
[OFF]: [ ] wordt niet afgebeeld op het scherm en het Quick
Menu kan niet afgebeeld worden door de
aanraakhandeling.
[ON]: [ ] wordt afgebeeld op het scherm en het Quick
Menu kan afgebeeld worden door de
aanraakhandeling.
[TOUCH DEFOCUS]
Schakelt de functie Touch Defocus Control in/uit.
[OFF]: [ ] wordt niet afgebeeld op het scherm en Defocus
Control kan niet gebruikt worden.
[ON]: [ ] wordt afgebeeld op het scherm en Defocus
Control kan gebruikt worden wanneer [ ]
aangeraakt wordt.
[TOUCH SLUITER]
Schakelt de Touch Shutter in of uit.
[OFF]: [ ] of [ ] wordt niet afgebeeld op het scherm en de
Touch Shutter functie kan niet gebruikt worden.
[ON]: [ ] of [ ] wordt op het scherm weergegeven en er
kan tussen [ON]/[OFF] van de Touch Shutter functie
geschakeld worden als [ ] of [ ] aangeraakt
worden.
[TOUCH GUIDE]
Als de beelden teruggespeeld worden, is het hiermee mogelijk
om de weergave van het gidsscherm van het aanraakpaneel al
dan niet te laten weergeven.
[OFF]/[ON]
[TOUCH SCROLLEN]
Hiermee kunt u de snelheid van continu vooruit of achteruit
spoelen van de beelden instellen met gebruik van de bediening
door aanraking.
[H]: Hoge snelheid
[L]: Lage snelheid
- 147 -
Opnemen
Wanneer deze op [ON] wordt gezet, wordt de handleiding voor de
bediening van de instelknop op het scherm weergegeven, waarmee
de belichtingscompensatie kan worden geregeld, tussen programma's
kan worden geschakeld en het diafragma of de sluitertijd kan worden
ingesteld.
A Gebruiksaanwijzing instelknop
Beeldinrichting en beeldverwerking zijn optimaal op het moment dat het toestel aangeschaft
wordt. Gebruik deze functie wanneer er heldere punten die niet in het onderwerp zijn
opgenomen worden en u dit niet wilt.
Zet de camera uit en weer aan na het corrigeren van de pixels.
De functie Stofreductie zal automatisch in werking gesteld zijn wanneer het toestel aanstaat,
maar u kunt deze functie gebruiken wanneer u stof ziet. (P197)
Als een montageadapter voor een Leica lens gebruikt wordt (DMW-MA2M, DMW-MA3R;
optioneel), stel dan [ON] in.
[DRAAIKNOP GIDS]
Selecteer of u de gids van de bedieningsschakelaar al dan niet wilt
weergeven als de
[OPNAME] mode op ³/±/´/² etc., gezet is.
[OFF]/[ON]
[MENU HERVAT.]
De laatst gebruikte mennupositie wordt bewaard, zelfs als de
camera wordt uitgezet.
[OFF]/[ON]
[PIXELVERBETER.]
Deze zal optimalisering uitvoeren van beeldinrichting en
beeldverwerking.
[SENSOR REIN.]
Stofreductie om het vuil en stof eraf te blazen die aan de voorkant
van de beeldinrichting zijn blijven zitten wordt uitgevoerd.
[OPN. ZONDER LENS]
De camera kan zo worden ingesteld dat de sluiter het niet doet
wanneer er geen lens op het toestel is aangebracht.
[OFF]: U kunt niet op de sluiterknop drukken wanneer er
geen lens op de body van de camera is aangebracht
of wanneer deze niet goed is aangebracht.
[ON]: De sluiter werkt, ongeacht de vraag of er een lens op
het toestel is aangebracht.
A
Afspelen/Bewerken
- 148 -
Afspelen/Bewerken
Creëren van foto’s uit een video
U kunt een afzonderlijke foto uit een opgenomen video creëren.
Raak tijdens het afspelen van video’s
[ ] aan, dus door middel van bediening
met aanraking.
De bewegende beelden zijn gepauzeerd.
Raak [ ] aan.
Raak [JA] aan.
Raak [ ] aan om te eindigen.
Aantekening
Het zal bewaard worden als het [FOTO RES.] op [S] (2 M) gezet is, [ASPECTRATIO] op [W]
gezet is en [KWALITEIT] op [] gezet is.
De beeldkwaliteit van foto’s die van een video gemaakt zijn, kan grover zijn dan foto’s met een
gewone beeldkwaliteit.
Er kunnen geen foto’s gecreëerd worden uit video’s die opgenomen zijn met [MOTION JPEG]
op [VGA] of [QVGA].
Misschien bent u niet in staat om de foto’s te bewaren van een video die met andere
apparatuur opgenomen is.
[ ] wordt weergegeven tijdens het afspelen van foto’s die van videobeelden gemaakt zijn.
- 149 -
Afspelen/Bewerken
Het functiemenu [AFSPELEN] gebruiken
U kunt verschillende functies gebruiken in terugspeelfunctie om opnamen terug te
spoelen, de beveiliging in te stellen voor deze opnamen, enz.
Met [TEKST AFDR.], [NW. RS.], [BIJSNIJD.] of [ASPECT CONV.] wordt er een nieuw bewerkt
beeld gecreëerd. Een nieuw beeld kan niet gecreëerd worden als er geen vrije ruimte is op de
kaart, daarom raden we aan te controleren dat er vrije ruimte is en dan het beeld te bewerken.
Er kan tussen de afspeelmethoden voor 3D-beelden geschakeld worden.
Dit is een menu dat alleen weergegeven kan worden als de 3D-weergave mogelijk is.
Raadpleeg P167 voor details.
U kunt de beelden afspelen die u gemaakt heeft in synchronisatie met muziek en u kunt dit
doen in opeenvolging terwijl u een vastgestelde pauze laat tussen elk van de beelden.
U kunt een diavoorstelling samenstellen bestaande uit alleen foto’s, alleen video’s, alleen
3D-beelden, alleen beelden van een bepaalde categorie, of alleen favorieten.
We raden deze functie aan wanneer u uw beelden bekijkt d.m.v. het aansluiten van het
toestel aan een TV.
1 Selecteer [DIASHOW] in het [AFSPELEN] -functiemenu (P56).
2 Op 3/4 drukken om het onderdeel te kiezen en
vervolgens op [MENU/SET] drukken.
[FAVORIETEN] kan alleen geselecteerd worden wanneer
[FAVORIETEN] op het [AFSPELEN] menu (P160) op [ON] staat
en er al beelden ingesteld zijn als favorieten.
Tijdens [CATEGORIESELECTIE], op 3/4/2/1 drukken om
een categorie te selecteren en dan op [MENU/SET] drukken om
verder te gaan met stap
3.
Voor details over categorieën, P151 raadplegen.
Raadpleeg P167 voor de manier van afspelen van [3D]-beelden in 3D.
3 Druk op 3, selecteer [START] en druk vervolgens op [MENU/SET].
4 Druk op 4 om de diavoorstelling te beëindigen.
Normaal afspelen wordt hernomen nadat de diavoorstelling eindigt.
[2D/3D-INST.]
[DIASHOW]
Afspelen/Bewerken
- 150 -
Operaties die uitgevoerd worden tijdens diavoorstelling
De cursor die afgebeeld wordt tijdens het terugspelen is dezelfde als 3/4/2/1.
Het menuscherm wordt hersteld als op [ ] gedrukt wordt.
Als het ingesteld wordt om de weergave-informatie van het afspeelscherm niet weer te geven,
kan de cursor weergegeven worden door tijdens het afspelen van de diavoorstelling op
[MENU/SET] te drukken.
De diavoorstellinginstellingen veranderen
U kunt de instellingen veranderen voor afspelen van diavoorstelling
door [EFFECT] of [SET-UP] te selecteren op het
diavoorstellingmenuscherm.
[EFFECT]
Dit biedt u de mogelijkheid de schermeffecten te selecteren
wanneer u van het ene naar het andere beeld schakelt.
[NATURAL], [SLOW], [SWING], [URBAN], [OFF], [AUTO]
Wanneer [URBAN] geselecteerd is, kan het beeld in zwart en wit verschijnen als een
schermeffect.
[AUTO] kan alleen gebruikt worden wanneer [CATEGORIESELECTIE] geselecteerd is. De
beelden worden afgespeeld met de aanbevolen effecten in elke categorie.
[EFFECT] wordt ingesteld op [OFF] wanneer u een diavoorstelling met alleen bewegend
beelden afspeelt.
Sommige [EFFECT] zullen niet werkzaam zijn als verticaal weergegeven beelden afgespeeld
worden.
[SET-UP]
[DUUR] of [HERHALEN] kan ingesteld worden.
[DUUR] kan alleen ingesteld worden wanneer [OFF] geselecteerd is als de [EFFECT]
instelling.
Aantekening
Het is niet mogelijk om nieuwe muziek toe te voegen.
A Spelen/Pauze
B Stop
C Terug naar vorig beeld
¢
D Verder naar volgend beeld
¢
¢ Deze handelingen kunnen alleen uitgevoerd worden in de
pauzefunctie of tijdens het afspelen van bewegend beeld.
E Volumeniveau reduceren
F Volumeniveau verhogen
Onderdeel Instellingen
[DUUR] 1SEC./2SEC./3SEC./5SEC.
[HERHALEN] OFF/ON
[GELUID]
[OFF]: Er zal geen geluid zijn.
[AUTO]:
Er klinkt muziek als stilstaande beelden afgespeeld
worden en audio als bewegende beelden afgespeeld
worden.
[MUZIEK]: Er wordt muziek afgespeeld.
[AUDIO]: Er wordt audio (alleen voor films) afgespeeld.
- 151 -
Afspelen/Bewerken
Afspelen in [NORMAAL AFSP.], [BEELDWEERGAVE], [AVCHD-WEERGAVE], [MOTION
JPEG WEERGAVE], [3D-WEERGAVE], [CATEGOR. AFSP.] of [FAVORIET AFSP.] kan
geselecteerd worden.
1 Selecteer [AFSPEELFUNCTIE] op het [AFSPELEN] functiemenu. (P56)
2 Op 3/4 drukken om het onderdeel te kiezen en
vervolgens op [MENU/SET] drukken.
[FAVORIET AFSP.] kan alleen geselecteerd worden wanneer
[FAVORIETEN] op het [AFSPELEN] menu (P160) op [ON] staat
en er reeds beelden ingesteld staan als favorieten.
Raadpleeg P167 voor de wijze van afspelen van
[3D-WEERGAVE] beelden in 3D.
Als [CATEGOR. AFSP.] bij voorgaande stap 2 geselecteerd is
3 Op 3/4/2/1 drukken om de categorie te selecteren en
dan op [MENU/SET] drukken om in te stellen.
Als er een beeld gevonden wordt in een categorie, wordt de
categorie-icoon blauw.
Het zou even kunnen duren om de beeldbestanden te zoeken als
er heel veel beelden op de kaart staan.
Als u tijdens het zoeken op [ ] drukt, zal het zoeken
halverwege stoppen.
Beelden zijn gesorteerd in de hier onder getoonde categorieën.
¢Druk op 3/4/2/1 om de persoon te selecteren die teruggespeeld moet worden en
druk vervolgens op [MENU/SET].
Gezichtsdetectie zou niet mogelijk kunnen zijn of zou gezicht niet correct kunnen
herkennen zelfs wanneer het om geregistreerde gezichten gaat, afhankelijk van de
gezichtsuitdrukking en de omgeving.
Verder als er veel gezichten zijn die al geregistreerd zijn in het beeld, zal deze maar één
keer gecategoriseerd worden bij de persoon die als eerste gevonden wordt in de registratie.
[AFSPEELFUNCTIE]
[CATEGORIE]
Opname-informatie bijv.
scènefuncties
[CATEGORIE]
Opname-informatie bijv.
scènefuncties
[GEZICHT HERK.]
¢
[SPORT], [PARTY]
*
[PORTRET],
[i-PORTRET],
[GAVE HUID],
[NACHTPORTRET],
[i-NACHTPORTRET],
[BABY1]/[BABY2],
[i-BABY]
Î
[BABY1]/[BABY2],
[i-BABY]
í [HUISDIER]
1 [VOEDSEL]
[REISDATUM]
,
[LANDSCHAP],
[i-LANDSCHAP],
[ARCHITECTUUR],
[ZONSONDERG.],
[i-ZONSONDERG.]
Í
Bewegende beelden
.
[NACHTPORTRET],
[i-NACHTPORTRET],
[NACHTL. SCHAP],
[i-NACHTL. SCHAP],
[VERLICHTING]
Afspelen/Bewerken
- 152 -
U kunt tekst (commentaar) toevoegen aan beelden. Nadat er tekst geregistreerd is, kan
het afgedrukt worden bij het printen m.b.v. [TEKST AFDR.] (P153). (Er kunnen alleen
alfabetische tekens en symbolen ingevoerd worden.)
1 Selecteer [TITEL BEW.] op het [AFSPELEN] functiemenu. (P56)
2 Op 3/4 drukken om [ENKEL] of [MULTI] te kiezen en vervolgens op [MENU/
SET] drukken.
4 De tekst invoeren. (P128)
Druk op [ ] om terug te keren naar het menuscherm. (Het menuscherm wordt
automatisch hersteld wanneer [MULTI] geselecteerd is.)
Aantekening
Om de titel te wissen, alle tekst in het scherm van tekstinvoer weghalen.
Er kan ook door de tekst heen gelopen worden als niet alle geregistreerde tekst op het scherm
past.
U kunt teksten (commentaar) afdrukken m.b.v. de “PHOTOfunSTUDIO 6.0 HD Edition”
bijbehorende software op de CD-ROM (meegeleverd).
U kunt tot 100 beelden per keer instellen met [MULTI].
U kunt de titelbewerking voor de volgende beelden niet gebruiken.
Bewegende beelden
Beelden die gemaakt zijn met [ ], [ ] of [ ]
Beelden die opgenomen zijn met andere apparatuur
[TITEL BEW.]
3
Selecteer het beeld en druk
vervolgens op [MENU/SET] om in te
stellen.
[] wordt afgebeeld voor beelden met al
geregistreerde titels.
Instelling [MULTI]
Selecteer het beeld met 3/4/2/1 en
stel in (herhaal) door op [MENU/SET] te
drukken. Druk daarna enkele keren op
2 om [UITVOER.] te selecteren en voer
uit door op [MENU/SET] te drukken.
De instelling wordt gewist als opnieuw op
[MENU/SET] gedrukt wordt.
[ENKEL] [MULTI]
Op 2/1 drukken om
het beeld te kiezen.
Druk op 3/4/2/1
om de beelden te
selecteren.
UITVOER.
- 153 -
Afspelen/Bewerken
U kunt de opnamedatum/tijd, naam, plaats, reisdatum of titel op de gemaakte beelden
afdrukken.
Het is geschikt voor afdrukken op normale grootte. (Beelden met een beeldgrootte die
meer bedraagt dan [S] zal van nieuwe grootte voorzien worden wanneer de datum enz.
erop afgedrukt wordt.)
1 Selecteer [TEKST AFDR.] op het [AFSPELEN] functiemenu. (P56)
2 Op 3/4 drukken om [ENKEL] of [MULTI] te kiezen en vervolgens op [MENU/
SET] drukken.
4 Op 3/4drukken om [INST.] te kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
5 Druk op 3/4 om de tekstafdruk-onderdelen te selecteren en druk dan op
[MENU/SET].
[TEKST AFDR.]
3
Selecteer het beeld en druk
vervolgens op [MENU/SET] om in te
stellen.
[] verschijnt op het scherm als het
beeld afgedrukt wordt met tekst.
Instelling [MULTI]
Selecteer het beeld met 3/4/2/1 en
stel in (herhaal) door op [MENU/SET] te
drukken. Druk daarna enkele keren op
2 om [UITVOER.] te selecteren en voer
uit door op [MENU/SET] te drukken.
De instelling wordt gewist als opnieuw op
[MENU/SET] gedrukt wordt.
[ENKEL] [MULTI]
Op 2/1 drukken om
het beeld te kiezen.
Druk op 3/4/2/1
om de beelden te
selecteren.
UITVOER.
Afspelen/Bewerken
- 154 -
6 Druk op 3/4 om de instellingen te selecteren en druk vervolgens op [MENU/
SET].
7
Druk op [ ] om terug te keren naar het scherm dat afgebeeld wordt in stap
4
.
8
Op
3
/
4
drukken om [UITVOER.] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken.
Wanneer u [ ] of [ ], selecteert, op 3 drukken om [JA] te selecteren voor het
afdrukken van [LEEFTIJD] en druk dan op [MENU/SET] en ga verder naar stap
9.
9 Op 3 drukken om [JA] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken.
Druk op [ ] om terug te keren naar het menuscherm. (Het menuscherm wordt
automatisch hersteld wanneer [MULTI] geselecteerd is.)
Aantekening
Wanneer u beelden afdrukt die bedrukt zijn met tekst, zal de datum over de bedrukte tekst
heen afgedrukt worden als u het afdrukken van de datum specificeert bij de fotowinkel of op uw
printer.
U kunt tot 100 beelden per keer instellen met [MULTI].
De beeldkwaliteit zou kunnen verslechteren wanneer de tekstafdruk uitgevoerd wordt.
Afhankelijk van de printer die u gebruikt, kunnen sommige letters afgeknipt worden tijdens het
printen. Controleer dit op voorhand.
Tekst en data kunnen niet afgedrukt worden op de beelden in de volgende gevallen.
Bewegende beelden
Beelden die gemaakt zijn zonder instelling van de klok en titel
Beelden die eerder afgedrukt zijn met [TEKST AFDR.]
Beelden die gemaakt zijn met [ ], [ ] of [ ]
Beelden die opgenomen zijn met andere apparatuur
Onderdeel Instellingsitem
[OPNAMEDATUM]
[OFF]
[ZON. TIJD]:
Druk het jaar, de maand en de datum af.
[MET TIJD]:
Druk het jaar, de maand, de dag, het uur en de
minuten af.
[NAAM]
[OFF]
[]:
De naam die in de gezichtsherkenning
geregistreerd was, zal afgedrukt worden.
[]:
Drukt namen af op afbeeldingen die in de Scène
Mode reeds geregistreerde naaminstellingen van
[BABY1]/[BABY2] of [HUISDIER] hebben.
[LOCATIE]
[OFF]
[ON]:
Drukt de naam van de reisbestemming af die
ingesteld is onder [LOCATIE].
[REISDATUM]
[OFF]
[ON]:
Drukt de reisdatum af die ingesteld is onder
[REISDATUM].
[TITEL]
[OFF]
[ON]:
De Titelinvoer in de [TITEL BEW.] zal afgedrukt
worden.
- 155 -
Afspelen/Bewerken
De opgenomen video kan in twee delen gesplitst worden. Dit wordt aanbevolen wanneer u
een deel dat u nodig heeft wilt afsplitsen van een deel dat u niet nodig heeft.
Eenmaal gesplitst kan het niet meer opgeroepen worden.
1 Selecteer [SPLITS VIDEO] op het [AFSPELEN] functiemenu. (P56)
2 Druk op 2/1 om de te splitsen video te selecteren en druk vervolgens op
[MENU/SET].
De video wordt afgespeeld.
4 Op 4 drukken
5 Op 2 drukken om [JA] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken.
De video kan verloren gaan als de kaart of de accu weggenomen wordt terwijl de splitsing
uitgevoerd wordt.
Druk op [ ] om terug te keren naar het menuscherm.
Aantekening
De video’s kunnen niet gesplitst worden op een punt vlakbij het begin of het einde van de
video.
[SPLITS VIDEO] wordt misschien niet uitgevoerd op video’s die met andere apparatuur
opgenomen zijn.
Met [MOTION JPEG] video’s zal de volgorde van de beelden veranderd worden als een
splitsing plaatsvindt.
Er wordt aangeraden om deze video’s weer te geven met gebruik van Kalender Afspelen (P41)
of [MOTION JPEG WEERGAVE] in de [AFSPEELFUNCTIE] (P151).
Met [AVCHD] video’s zal de volgorde van de beelden niet veranderen.
In de volgende gevallen kunnen video’s niet gesplitst worden.
Video’s met een korte opnametijd
[SPLITS VIDEO]
3
Druk op 3 op het punt waarop u wilt splitsen.
De video wordt gepauzeerd.
De video wordt afgespeeld vanaf hetzelfde punt wanneer opnieuw
op 3 gedrukt wordt.
U kunt het punt van splitsing precies instellen door op 2/1 te
drukken als de video gepauzeerd is.
Afspelen/Bewerken
- 156 -
Om gemakkelijk posten naar webpagina's, bijlagen naar email enz. toe te laten, wordt de
beeldresolutie (aantal pixels) gereduceerd.
1 Selecteer [NW. RS.] op het [AFSPELEN] functiemenu. (P56)
2 Op 3/4 drukken om [ENKEL] of [MULTI] te kiezen en vervolgens op [MENU/
SET] drukken.
4 Op 3 drukken om [JA] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken.
Druk op [ ] om terug te keren naar het menuscherm. (Het menuscherm wordt
automatisch hersteld wanneer [MULTI] geselecteerd is.)
Aantekening
U kunt tot 100 beelden per keer instellen met [MULTI].
De beeldkwaliteit van het van nieuwe grootte voorziene beeld zal slechter worden.
Het kan zijn dat u geen nieuw formaat kunt toekennen aan opnamen die met andere
apparatuur gemaakt zijn.
Films, beelden afgedrukt met [TEKST AFDR.] en beelden die opgenomen werden met [ ],
[ ] of [ ] kunnen geen formaatverandering ondergaan.
[NW. RS.] De beeldresolutie (aantal pixels) reduceren
3
Selecteer het beeld en de resolutie.
Instelling [ENKEL]
1 Op 2/1 drukken om het beeld te
selecteren en vervolgens op [MENU/
SET] drukken.
2 Op 2/1 drukken om de grootte
¢
te
kiezen en vervolgens op [MENU/
SET] drukken.
¢ Alleen de groottes waarnaar de
beelden gereduceerd kunnen worden,
zijn afgebeeld.
[ENKEL]
Instelling [MULTI]
1 Druk op 3/4 om de grootte te
selecteren en druk dan op [MENU/
SET].
2 Selecteer het beeld met
3/4/2/1
en stel in (herhaal) door op [MENU/
SET] te drukken. Druk daarna enkele
keren op
2 om [UITVOER.] te
selecteren en voer uit door op
[MENU/SET] te drukken.
[MULTI]
UITVOER.
- 157 -
Afspelen/Bewerken
U kunt eerst uitvergroten en dan een belangrijk deel van de opname kiezen.
1 Selecteer [BIJSNIJD.] op het [AFSPELEN] functiemenu. (P56)
2 Op 2/1 drukken om het beeld te selecteren en vervolgens op [MENU/SET]
drukken.
3 Gebruik de functieknop op de achterkant en druk op 3/4/2/1 om de door te
knippen delen te selecteren.
4 Op [MENU/SET] drukken.
5 Druk op 3, selecteer [JA] en druk vervolgens op [MENU/SET].
Druk op [ ] om terug te keren naar het menuscherm.
Aantekening
De beeldresolutie van het geknipte beeld zou kleiner kunnen worden dan die van het origineel
afhankelijk van de snijdgrootte.
De beeldkwaliteit van het geknipte beeld zal slechter worden.
Beelden die met andere apparatuur gemaakt zijn, kunnen wellicht niet geknipt worden.
Films, beelden afgedrukt met [TEKST AFDR.] en beelden die opgenomen werden met [ ],
[ ] of [ ] kunnen niet bijgesneden worden.
Informatie m.b.t. de gezichtdetectie in het originele beeld zal niet gekopieerd worden naar
beelden die [BIJSNIJD.] ondergaan hebben.
[BIJSNIJD.]
Functieknop (rechts) achterop: Vergroting
Functieknop (links) achterop: Verkleining
3/4/2/1: Verplaats
Afspelen/Bewerken
- 158 -
U kunt beelden die gemaakt zijn met een [W] aspectratio omzetten naar een [Y], een
[X] of een [ ] aspectratio.
1 Selecteer [ASPECT CONV.] op het [AFSPELEN] functiemenu. (P56)
2 Op 3/4 drukken om [Y], [X] of [ ] te selecteren en dan op [MENU/SET]
drukken.
3 Druk op 2/1 om een beeld gemaakt met [W] aspectratio te selecteren en
druk vervolgens op [MENU/SET].
5 Op 3 drukken om [JA] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken.
Druk op [ ] om terug te keren naar het menuscherm.
Aantekening
Nadat de aspectratio is geconverteerd, kan het beeld groter worden dan het originele.
Beelden die gemaakt zijn met andere apparatuur kunt u wellicht niet converteren.
De [ASPECT CONV.] kan niet uitgevoerd worden op videobeelden, op beelden met [TEKST
AFDR.] en op beelden die opgenomen zijn met [ ], [ ] of [ ].
Informatie m.b.t. de gezichtdetectie in het originele beeld zal niet gekopieerd worden naar
beelden die [ASPECT CONV.] ondergaan hebben.
[ASPECT CONV.]
4
Druk op 2/1 om de horizontale positie te bepalen en druk
vervolgens op [MENU/SET] om in te stellen.
Gebruik 3/4 om de framestand te bepalen voor verticaal
gedraaide opnamen.
- 159 -
Afspelen/Bewerken
Met deze functie kunt u automatisch opnamen verticaal afbeelden als deze gemaakt
werden met een verticaal gehouden toestel of opnamen handmatig draaien met stappen
van 90
o.
1 Selecteer [ROTEREN] op het [AFSPELEN] functiemenu. (P56)
De [ROTEREN] functie wordt uitgeschakeld wanneer [LCD ROTEREN] ingesteld is op
[OFF].
2 Op 2/1 drukken om het beeld te selecteren en vervolgens op [MENU/SET]
drukken.
3 Op 3/4 drukken om de richting te kiezen waarin u het
beeld wenst te draaien en vervolgens op [MENU/SET]
drukken.
Druk op [ ] om terug te keren naar het menuscherm.
1 Selecteer [LCD ROTEREN] op het [AFSPELEN] functiemenu. (P56)
2 Op 4 drukken om [ON] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken.
De opnamen worden afgebeeld zonder gedraaid te worden wanneer u [OFF] kiest.
Aantekening
[LCD ROTEREN] kan alleen worden gebruikt in combinatie met een lens die compatibel (P12)
is met de richtingsdetectiefunctie (P35).
Wanneer u opnamen terugspeelt op een PC, zouden deze niet afgebeeld kunnen worden in de
gedraaide richting tenzij het OS of de software compatibel is met Exif. Exif is een formaat voor
stilstaande opnamen waarmee opname-informatie enz. toegevoegd kan worden. Dit werd
vastgesteld door “JEITA (Japan Electronics and Information Technology Industries
Association)”.
Het kan zijn dat u opnamen die met andere apparatuur gemaakt zijn, niet kunt draaien.
De display wordt niet gedraaid tijdens Meervoudige terugspeelfunctie (P40).
Beelden opgenomen met het toestel ondersteboven zullen niet gedraaid afgebeeld worden.
[ROTEREN]/[LCD ROTEREN]
Draaien (Het beeld wordt handmatig gedraaid)
: De opname draait rechtsom in stappen van 90
o.
: Het beeld draait tegen de klok in, in stappen van 90
o.
Display draaien (Het beeld wordt automatisch gedraaid en afgebeeld)
Afspelen/Bewerken
- 160 -
U kunt het volgende doen als er een markering toegevoegd is aan opnamen en deze
ingesteld zijn als favorieten.
De opnamen die ingesteld zijn als favorieten alleen als diavoorstelling afspelen.
Alleen de beelden die ingesteld zijn als favorieten afspelen. ([FAVORIET AFSP.])
Alle beelden wissen die niet ingesteld zijn als favorieten. ([ALLES WISSEN BEHALVEÜ])
1 Selecteer [FAVORIETEN] op het [AFSPELEN] functiemenu. (P56)
2 Op 4 drukken om [ON] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken.
U kunt geen beelden als favorieten instellen als [FAVORIETEN] ingesteld is op [OFF].
Bovendien zal [Ü] niet verschijnen wanneer [FAVORIETEN] ingesteld is op [OFF] zelfs
als deze eerder op [ON] gezet is.
Als [ANNUL] geselecteerd is, zie dan Alle [FAVORIETEN] instellingen annuleren.
Alle [FAVORIETEN] instellingen annuleren
1 [ANNUL] op het scherm dat getoond wordt in stap 2 kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
2 Op 3 drukken om [JA] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken.
U kunt niet [ANNUL] selecteren als er geen enkel beeld ingesteld is als favoriet.
[ANNUL] kan niet geselecteerd worden wanneer deze in [AFSPEELFUNCTIE] staat.
Aantekening
U kunt tot en met 999 beelden als favorieten instellen.
Wanneer u opnamen af laat drukken door een fotograaf is [ALLES WISSEN BEHALVEÜ]
(P54) handig omdat hiermee alleen de opnamen die u af wenst te laten drukken op de kaart
blijven staan.
Het kan zijn dat u opnamen die met andere apparatuur gemaakt zijn niet als favorieten in kunt
stellen.
De beelden die opgenomen werden met [KWALITEIT] op [ ] kunnen niet op [FAVORIETEN]
gezet worden.
[FAVORIETEN]
3
Op [ ] drukken om het menu te sluiten.
4 Druk op 2/1 om het beeld te selecteren en raak
vervolgens [ ] aan om het tijdens het afspelen in te
stellen.
[Ü] wordt weergegeven op beelden die al als favorieten
geregistreerd waren.
Herhaal de bovenstaande procedure.
Als [ ] opnieuw wordt aangeraakt, wordt de favoriete instelling
gewist.
U kunt favorieten ook instellen/wissen door op 4 te drukken.
- 161 -
Afspelen/Bewerken
DPOF “Digital Print Order Format” is een systeem waarmee de gebruiker kan kiezen
welke opnamen hij afdrukt, hoeveel exemplaren van elk beeld hij afdrukt en of de
opnamedatum wel of niet afgedrukt moet worden met een DPOF-compatibele fotoprinter
of fotograaf. Voor details raadpleegt u uw fotograaf.
1 Selecteer [PRINT INST.] op het [AFSPELEN] functiemenu. (P56)
4 Druk op 3/4 om het aantal afdrukken in te stellen en druk vervolgens op
[MENU/SET] om in te stellen.
Wanneer [MULTI] geselecteerd is
herhaal dan stappen 3 en 4 voor elk beeld.
Druk op [ ] om terug te keren naar het menuscherm.
Alle [PRINT INST.] instellingen annuleren
1 [ANNUL] op het scherm dat getoond wordt in stap 2 kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
2 Op 3 drukken om [JA] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken.
U kunt [ANNUL] niet selecteren als er geen enkel beeld ingesteld is voor afdrukken.
[PRINT INST.]
2
Op 3/4 drukken om [ENKEL] of [MULTI] te kiezen en vervolgens op [MENU/
SET] drukken.
Als [ANNUL] geselecteerd is, zie dan Alle [PRINT INST.] instellingen annuleren.
3 Selecteer het beeld en druk
vervolgens op [MENU/SET].
[ENKEL] [MULTI]
Op 2/1 drukken om
het beeld te kiezen.
Druk op 3/4/2/1
om de beelden te
selecteren.
Afspelen/Bewerken
- 162 -
De datum afdrukken
Na het instellen van het aantal afdrukken, kunt u het afdrukken met opnamedatum
instellen/wissen door op 1 te drukken.
Wanneer u naar een fotograaf voor digitaal afdrukken gaat, dient u het afdrukken van de datum
apart te bestellen indien u dat wenst.
Afhankelijk van de fotograaf of de printer, zou de datum niet afgedrukt kunnen worden zelfs als
u instelt op het afdrukken van de datum. Voor verdere informatie raadpleegt u uw fotograaf of
de gebruiksaanwijzing van uw printer.
De datum kan niet afgedrukt worden op opnamen die bedrukt zijn met tekst.
Aantekening
Het aantal afdrukken kan ingesteld worden tussen 0 en 999.
Met een printer die PictBridge verdraagt, zou het afdrukken van de datum als een
prioriteitinstelling kunnen zijn, controleer dus of dit zo is.
Het zou niet mogelijk kunnen zijn de afdrukinstellingen te gebruiken met andere apparatuur. In
dit geval, alle instellingen annuleren en de instellingen opnieuw instellen.
Indien het bestand niet gebaseerd is op de DCF-standaard, kan de afdrukinstelling niet
ingesteld worden.
[PRINT INST.] kan niet ingesteld worden voor films en beelden die opgenomen werden met
[KWALITEIT] op [ ].
- 163 -
Afspelen/Bewerken
U kunt een beveiliging instellen voor opnamen waarvan u niet wilt dat ze per ongeluk
gewist kunnen worden.
1 Selecteer [BEVEILIGEN] op het [AFSPELEN] functiemenu. (P56)
Alle [BEVEILIGEN] instellingen annuleren
1 [ANNUL] op het scherm dat getoond wordt in stap 2 kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
2 Op 3 drukken om [JA] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken.
Als u op [MENU/SET] drukt terwijl u de beveiliging annuleert, zal het annuleren halverwege
stoppen.
Aantekening
De beveiliging werkt eventueel niet op andere apparatuur.
Zelfs als u beelden op een kaart beveiligt, worden ze gewist wanneer de kaart wordt
geformatteerd.
Zelfs als u beelden niet beveiligt op een kaart, kunnen deze niet gewist worden wanneer de
Schrijfbeveiligingschakelaar van de kaart ingesteld staat op [LOCK].
[BEVEILIGEN]
2
Op 3/4 drukken om [ENKEL] of [MULTI] te kiezen en vervolgens op [MENU/
SET] drukken.
Als [ANNUL] geselecteerd is, zie dan Alle [BEVEILIGEN] instellingen annuleren.
3 Selecteer het beeld en druk
vervolgens op [MENU/SET].
Wanneer [MULTI] geselecteerd is
Deze stappen herhalen voor elk beeld.
De instellingen worden geannuleerd
wanneer er opnieuw op [MENU/SET]
gedrukt wordt.
Druk op [ ] om terug te keren naar
het menuscherm.
[ENKEL] [MULTI]
Op 2/1 drukken om
het beeld te kiezen.
Druk op 3/4/2/1
om de beelden te
selecteren.
Afspelen/Bewerken
- 164 -
U kunt alle informatie m.b.t. gezichtsdetectie in geselecteerd beelden annuleren en
verplaatsen.
1 Selecteer [GEZ.HERK. BEW.] op het [AFSPELEN] functiemenu. (P56)
2 Op 3/4 drukken om [REPLACE] of [DELETE] te kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
3 Op 2/1 drukken om het beeld te selecteren en dan op [MENU/SET] drukken.
U kunt geen beelden selecteren waarvoor de informatie van Gezichtsdetectie niet
geregistreerd is.
5 Op 3/4/2/1 drukken om de te vervangen persoon te selecteren en dan op
[MENU/SET] drukken.
6 Op 3 drukken om [JA] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken.
Druk op [ ] om terug te keren naar het menuscherm.
Aantekening
Gewiste informatie m.b.t. de [GEZICHT HERK.] kan niet hersteld worden.
Wanneer alle informatie van de Gezichtsdetectie in een beeld geannuleerd is, zal het beeld niet
onderverdeeld worden m.b.v. de Gezichtsdetectie in [CATEGOR. AFSP.].
[GEZ.HERK. BEW.]
4
Op 2/1 drukken om de persoon te selecteren en
vervolgens op [MENU/SET] drukken.
[DELETE] > stap 6.
U kunt een persoon die niet geregistreerd is kunt u niet selecteren.
- 165 -
Aansluiten op andere apparatuur
Aansluiten op andere apparatuur
Van 3D-beelden genieten
Als u de onderlinge verwisselbare 3D-lens (H-FT012; optioneel) op uw toestel aanbrengt,
kunt u voor extra effecten 3D-beelden opnemen.
Om 3D-beelden te kunnen bekijken, heeft u een televisie nodig die 3D ondersteunt.
Bevestig de onderling verwisselbare 3D-lens op het toestel.
Breng het onderwerp in het frame en neem op door de sluiterknop
volledig in te drukken.
Scherpstellen is niet nodig bij het opnemen van 3D-beelden.
Foto’s die met de onderling verwisselbare 3D-lens opgenomen worden, worden in het
MPO-formaat (3D) bewaard.
Aantekening
U kunt 3D-beelden niet verticaal opnemen.
Er wordt aangeraden om een statief of een flitser te gebruiken om stabiele beelden op te
nemen.
Als de afstand tot het onderwerp tussen de 0,6 m en ongeveer 1 m bedraagt, wordt de
horizontale ongelijkheid te groot en kan het zijn dat u op de randen van het beeld geen
3D-effect ziet.
Er kunnen tot ongeveer 650 3D-beelden opgenomen worden op een kaart van 2 GB. (Als de
beeldverhouding op [X] staat en de kwaliteit op [ ].)
Lees de handleiding van de onderling verwisselbare 3D-lens voor details.
3D-beelden opnemen
3D-beeld
Het beeld is een voorbeeld.
Om er zeker van te zijn dat de 3D-beelden veilig bekeken kunnen worden, dient u
tijdens het opnemen op de volgende punten te letten.
Neem waar mogelijk op door het toestel horizontaal te houden.
Kom niet te dichtbij het onderwerp [als de onderling verwisselbare 3D-lens (H-FT012;
optioneel) gebruikt wordt, neem dan op van een afstand van minstens 0,6 m].
Zorg ervoor het toestel niet te schudden als u in een auto zit of loopt.
Aansluiten op andere apparatuur
- 166 -
Functies die tijdens het 3D-opnemen niet gebruikt kunnen worden
Wanneer u met de onderling verwisselbare 3D-lens (H-FT012; optioneel) opneemt,
worden de volgende kenmerken uitgeschakeld:
(Opnamefuncties)
Werking van Auto Focus/Manuele Focus
Instelling van openingswaarde
Werking van de zoom
Opname bewegende beelden
¢1
[DYNAMIEK] in de My Colour functie
De focus control functie
¢1 De videoknop en het [BEWEGEND BEELD] modusmenu zullen niet beschikbaar of niet
bruikbaar zijn.
([OPNAME] functiemenu)
[FOTO RES.]
¢2
/[KWALITEIT]
¢3
/[QUICK AF]/[RODE-OGEN CORR]/[I.RESOLUTIE]/
[INT.DYNAMIEK]/[EXTRA TELE]/[DIG. ZOOM]/[STABILISATIE]
¢2 De instelling staat vast zoals hieronder getoond wordt.
¢3 Wanneer u de onderling verwisselbare 3D-lens bevestigt, worden de volgende iconen
weergegeven.
(Menu [VOORKEUZE])
[AF/AE VERGR.]/[DIRECT FOCUSPUNT]/[FOCUSPRIORITEIT]/[AF ASS. LAMP]/[AF+MF]/
[MF ASSIST]/[MF-GIDS]/[ -TOETS]/[ OPN.GEBIED]/[REST-AANDUIDING]/
[TOUCH DEFOCUS]
Aspectratio Beeldgrootte
X 1600k1200 pixels
Y 1600k1064 pixels
W 1600k904 pixels
1440k1440 pixels
[]:MPOiFine (Zowel de MPO-beelden als de fijne JPEG-beelden worden
simultaan opgenomen.
)
[]:MPOiStandaard (
Zowel de MPO-beelden als de standaard JPEG-beelden
worden simultaan opgenomen.
)
- 167 -
Aansluiten op andere apparatuur
Sluit het toestel aan op een televisie die compatibel is met 3D, speel de in 3D opgenomen
beelden af en geniet van de extra effecten van de 3D-beelden.
Het is ook mogelijk om de in 3D opgenomen beelden af te spelen door een SD-kaart in de
3D-compatibele televisie, die een kaartsleuf heeft, te plaatsen.
Sluit het toestel met de HDMI-minikabel aan op een 3D-compatibele
televisie en laat het afspeelbeeldscherm weergeven. (P171)
Wanneer [VIERA Link] (P64) op [ON] gezet wordt en het toestel verbonden wordt aan een TV
die VIERA Link verdraagt, zal de input van de TV automatisch geschakeld worden en zal het
afspeelscherm afgebeeld worden. Raadpleeg P173 voor details.
Voor de in 3D opgenomen beelden zal bij het afspelen [ ] op het thumbnail-display
weergegeven worden.
Afspelen in 3D door alleen de in 3D opgenomen foto’s te selecteren
Selecteer [3D-WEERGAVE] in [AFSPEELFUNCTIE] in het [AFSPELEN] functiemenu.
(P151)
Afspelen als een 3D-diavoorstelling door alleen de in 3D opgenomen foto’s te
selecteren
Selecteer [3D] in [DIASHOW] in het [AFSPELEN] functiemenu. (P149)
Omschakelen van de afspeelmethode voor in 3D opgenomen foto’s
1 Selecteer de in 3D opgenomen foto.
2 Selecteer [2D/3D-INST.] in het [AFSPELEN] functiemenu en druk vervolgens op
1. (P56)
De afspeelmethode zal naar 3D schakelen als het op 2D (conventioneel beeld) stond, of
zal naar 2D schakelen als het op 3D stond.
Als u zich moe, ongemakkelijk of op een andere manier niet gewoon voelt terwijl u naar
3D-beelden kijkt, stel dan opnieuw 2D in.
Afspelen van 3D-beelden
Voor de recentste informatie over 3D-compatibele televisies, en over recorders
die in staat zijn om 3D-beelden af te spelen die met dit toestel opgenomen zijn,
kunt u onderstaande support-site raadplegen.
http://panasonic.jp/support/global/cs/dsc/
(Deze site is alleen beschikbaar in het
Engels.)
Voorbereiding: Zet [HDMI-FUNCTIE] op [AUTO] of [1080i]. (P64)
Zet [3D-WEERGAVE] op [ ]. (P65)
Aansluiten op andere apparatuur
- 168 -
Functies die met 3D-beelden niet ingesteld/gebruikt kunnen worden
[HIGHLIGHT] in het [VOORKEUZE] menu
¢
Terugspeelzoom
¢
Beelden wissen
¢
Bewerkingsfuncties van het [AFSPELEN] functiemenu ([TITEL BEW.]/[TEKST AFDR.]/
[SPLITS VIDEO]/[NW. RS.]/[BIJSNIJD.]/[ASPECT CONV.]/[ROTEREN]/[LCD ROTEREN]/
[FAVORIETEN]
¢
/[PRINT INST.]
¢
/[BEVEILIGEN]
¢
/[GEZ.HERK. BEW.]
¢
)
¢ Kan gebruikt worden met de 2D-weergave.
Aantekening
Als een in 3D opgenomen beeld op de LCD-monitor van dit toestel weergegeven wordt, wordt
het in 2D afgespeeld (conventioneel beeld).
Er zal enkele seconden lang een zwart beeldscherm weergegeven worden als u tussen
3D-beelden en 2D-beelden heen en weer schakelt.
Als u een thumbnail van een 3D-beeld selecteert, kan het enkele seconden duren voordat het
afspelen van start gaat. Na het afspelen kan het enkele seconden duren voordat de
thumbnail-weergave opnieuw verschijnt.
Als u 3D-beelden bekijkt, kunnen uw ogen moe worden als u zich te dichtbij het
televisiescherm bevindt.
Als uw televisie niet naar een 3D-beeld schakelt, verricht dan de benodigde instellingen op uw
televisie (Raadpleeg voor details de handleiding van de televisie.)
U kunt 3D-beelden bewaren met gebruik van een recorder of een computer.
Dubben met een recorder
De 3D-beelden zullen in MPO-formaat opgenomen worden als ze met een
3D-compatibele recorder gekopieerd worden.
Als de gekopieerde beelden niet in 3D afgespeeld worden, moeten de benodigde instellingen
op uw televisie verricht worden. (Raadpleeg voor details de handleiding van de televisie.)
Houd er rekening mee dat de beschreven uitrusting in sommige landen en gebieden niet
beschikbaar is.
Kopiëren naar een PC
Raadpleeg voor details Naar een PC kopiëren met gebruik van “PHOTOfunSTUDIO 6.0 HD
Edition”
op P178.
Bewaren van 3D-beelden
Kopiëren van in 3D opgenomen foto’s
Controleer de recentste informatie over de kopieeruitrusting op onderstaande website.
http://panasonic.jp/support/global/cs/dsc/
(Deze site is alleen beschikbaar in het
Engels.)
- 169 -
Aansluiten op andere apparatuur
Beelden terugspelen op een TV-scherm
1 Geel: naar de videoaansluiting
2 Wit: naar de geluidsaansluiting
3 Rood: naar de geluidsinputaansluiting
A De markeringen uitlijnen en erin doen.
B AV-kabel (bijgeleverd)
Controleer de richtingen van de connectors, en doe ze er recht in of haal ze er recht uit.
(Anders zouden de connectors verbogen kunnen worden en dit zal problemen opleveren.)
De AV-kabel B (bijgeleverd) aansluiten op de video- en
geluidaansluitingen op de TV.
De AV-kabel aansluiten op de [AV OUT] aansluiting op het toestel.
De televisie aanzetten en “externe aansluiting” kiezen.
Zet de camera aan en druk vervolgens op [(].
Opnamen terugspelen met de AV-kabel (bijgeleverd)
Voorbereiding: [TV-ASPECT] instellen. (P63)
Schakel het toestel en de televisie uit.
Aansluiten op andere apparatuur
- 170 -
Aantekening
Afhankelijk van de [ASPECTRATIO] kunnen er zwarte stroken afgebeeld worden bovenaan en
onderaan of links en rechts van de beelden.
Geen andere AV-kabels gebruiken dan de meegeleverde kabel.
De gebruiksaanwijzing van de TV lezen.
Als u een beeld verticaal terugspeelt, kan het wazig zijn.
U kunt opnamen bekijken op TV’s in andere landen of plaatsen met een NTSC of PAL-systeem
als u [VIDEO UIT] in het [SET-UP] menu instelt.
Geluid zal afgespeeld worden als stereo (2ch).
Als de optionele live-zoeker (P188) geïnstalleerd is, zullen de beelden niet weergegeven
worden als het toestel met de AV-kabel aangesloten is.
Verander het beeldscherm op uw TV als het beeld met afgesneden boven- of onderkant
weergegeven wordt.
Tijdens de opname is de AV-output uitgeschakeld.
De gemaakte stilstaande beelden kunnen afgespeeld worden op een TV met een
SD-geheugenkaartgleuf.
Aantekening
Afhankelijk van het TV-model kunnen de opnamen misschien niet afgespeeld worden op het
hele scherm.
Bewegende beelden die opgenomen zijn met [AVCHD] kunnen afgespeeld worden op
Panasonic TV’s (VIERA) met de AVCHD-logomarkering. In alle andere gevallen, het toestel
met de TV verbinden m.b.v. de AV-kabel (bijgeleverd) en het bewegende beeld afspelen.
SDHC-geheugenkaarten kunnen niet afgespeeld worden tenzij het een TV betreft die
compatibel is met SDHC-geheugenkaarten of SDXC-geheugenkaarten.
SDXC-geheugenkaarten kunnen niet afgespeeld worden tenzij het een TV betreft die
compatibel is met SDXC-geheugenkaarten.
Opnamen terugspelen op een TV met een slot voor een
SD-geheugenkaart
- 171 -
Aansluiten op andere apparatuur
U kunt beelden en bewegende beelden van hoge kwaliteit verkrijgen op de TV door het toestel
te verbinden met de HDMI compatibele hoge definitie-TV m.b.v. de HDMI-minikabel (optioneel).
Afspelen op de TV met de HDMI-aansluiting
Voorbereiding: Controleer de [HDMI-FUNCTIE]. (P64)
Schakel het toestel en de televisie uit.
1 HDMI-aansluiting
2 TV met HDMI-aansluiting
3 HDMI mini (C-type)
A De markeringen uitlijnen en erin doen.
B HDMI-minikabel (optioneel)
Controleer de richting van de terminals en recht erin steken/eruit halen terwijl u de stekker
vasthoudt. (Het zou voor storing kunnen zorgen als deze er schuin of in de verkeerde richting
ingedaan wordt.)
Sluit de HDMI-minikabel B (optioneel) aan op de
HDMI-ingansaansluiting op de TV.
Sluit de HDMI-minikabel aan op de [HDMI]-aansluiting op de camera.
Zet de TV aan en schakel over naar de HDMI-ingang.
Zet de camera aan en druk vervolgens op [(].
Wanneer [VIERA Link] (P64) op [ON] staat en de camera wordt aangesloten op een tv
die VIERA Link ondersteunt, wordt de ingang van de tv automatisch omgeschakeld en
wordt het afspeelscherm weergegeven (P173).
HDMI IN
Aansluiten op andere apparatuur
- 172 -
Aantekening
Tijdens HDMI-output, wordt er geen beeld afgebeeld op de LCD-monitor.
Tijdens HDMI-output, wordt [ ] afgebeeld op de LCD-monitor van dit toestel wanneer er
afgespeeld wordt in 1-schermweergave (beeld wordt niet afgebeeld). Raak [ ] aan om de
weergave-informatie te schakelen.
Afhankelijk van de [ASPECTRATIO], zouden er stroken afgebeeld kunnen worden bovenaan
en onderaan of links en rechts van de beelden.
Gebruik altijd een originele Panasonic HDMI minikabel (RP-CDHM15, RP-CDHM30 optioneel).
Onderdeelnummers: RP-CDHM15 (1,5 m), RP-CDHM30 (3,0 m)
Uitgave van de HDMI-minikabels heeft prioriteit wanneer zowel de AV-kabel en de
HDMI-minikabel verbonden zijn.
De aansluiting met de USB-aansluitkabel zal voorrang hebben als u de USB-aansluitkabel
gelijk met de HDMI-minikabel aansluit.
Wanneer er beelden afgebeeld worden, zouden deze niet juist afgebeeld kunnen worden
afhankelijk van het type TV.
De gebruiksaanwijzing van de TV lezen.
Geluid zal afgespeeld worden als stereo (2ch).
- 173 -
Aansluiten op andere apparatuur
1 Sluit dit toestel met behulp van een HDMI-minikabel (optioneel) (P171) aan op
een Panasonic-tv die compatibel is met VIERA Link.
2 Zet het toestel aan en druk vervolgens op [(].
3 Ga te werk met de afstandbediening voor de TV.
Panasonic TV compatibel met VIERA Link
¢ De vorm van de afstandsbediening varieert afhankelijk van de regio. Hanteer de volgende
TV-gids die op het scherm afgebeeld wordt.
Weergave met behulp van VIERA Link (HDMI) (HDAVI Control™)
Wat is VIERA Link?
Met deze functie kunt u met behulp van de afstandsbediening voor de Panasonic-TV
eenvoudige handelingen uitvoeren wanneer dit toestel met behulp van een HDMI-minikabel
(optioneel) voor automatisch gekoppelde handelingen is aangesloten op het
VIERA Link-compatibele apparaat. (Niet alle handelingen zijn mogelijk.)
VIERA Link is een unieke Panasonic-functie die met behulp van de HDMI CEC (Consumer
Electronics Control)-standaard is afgeleid van een HDMI-besturingsfunctie. Gekoppelde
handelingen met HDMI CEC-compatibele apparaten van andere fabrikanten worden niet
gegarandeerd. Als u apparaten van andere fabrikanten die compatibel zijn met VIERA Link
gebruikt, raadpleeg dan de gebruiksaanwijzing voor de respectieve apparaten.
Dit apparaat is compatibel met VIERA Link Ver.5. VIERA Link Ver.5 is de nieuwste
Panasonic versie en is ook compatibel met de bestaande Panasonic VIERA Link
inrichtingen. (Per december 2009)
Voorbereiding: Zet de [VIERA Link] op [ON]. (P64)
1 [OPTION]
2 [OK]
3 [RETURN]
Aansluiten op andere apparatuur
- 174 -
Handige functies
Ga te werk met de afstandbediening voor de TV.
¢1 Dit wordt alleen weergegeven als 3D-afspelen mogelijk is.
¢2 Dit wordt niet weergegeven tijdens het 3D-afspelen.
Meervoudig terugspelen
Dit wordt afgebeeld aan het begin wanneer u de
VIERA Link gebruikt.
3/4/2/1: Selecteer het beeld.
[OK]: Ga naar de één-schermdisplay.
Rode toets: Schakel de af te spelen gegevenstypen.
[OPTION]: Beeld het selectiescherm van de
Afspeelfunctie af.
Het soort gegevens voor afspelen verandert in de volgorde van
[ALLE]
> [] > [] > [] > [] > [ALLE].
Of [NORMAAL AFSP.], [DIASHOW], [CATEGOR. AFSP.],
[FAVORIET AFSP.], of [KALENDER] kan in het selectiescherm
van de afspeelwijze gekozen worden als [ALLE] geselecteerd is.
Eén-schermdisplay
Selecteer het beeld terwijl u zich in Meervoudig
Terugspelen bevindt en druk dan op [OK].
2/1: Ga naar het vorige/volgende beeld.
3: 2D/3D-schakelaar
¢
1
4: Keer terug naar Meervoudig Afspelen.
[OK]: Speel het bewegend beeld af (wanneer
bewegend beeld geselecteerd is).
Rode toets: Start de Diavoorstelling.
[OPTION]: De instellingen voor de diavoorstelling
¢
2
,
tonen het schakelen tussen de
opnameinformatie
Gebruik tijdens het afspelen van de film 2/1 om vooruit/
achteruit te gaan en 4 om het afspelen te stoppen.
Diavoorstelling
Druk op de Rode toets tijdens de één-schermdisplay.
2/1: Ga naar vorige/volgende beeld (wanneer de
Diavoorstelling gepauzeerd wordt/wanneer er
bewegend beeld afgepespeeld wordt).
4: Beëindig de Diavoorstelling en keer terug
naar één-schermdisplay.
[OK]: Pauze.
[OPTION]: Ga naar het instellingscherm van de
Diavoorstelling.
¢
2
Om het geluid van de bewegende beelden af te spelen, de
[GELUID] in het instellingscherm van de Diavoorstelling instellen
op [AUTO] of [AUDIO].
A bedieningsicoon
A
A
- 175 -
Aansluiten op andere apparatuur
Aantekening
Bedieningsiconen worden verborgen door op [RETURN] te drukken of als er geen bediening
uitgevoerd wordt gedurende een bepaalde tijd wanneer de bedieningsiconen afgebeeld
worden. De bedieningsiconen worden afgebeeld wanneer één van de volgende toetsen
ingedrukt wordt terwijl de bedieningsiconen niet afgebeeld worden.
3/4/2/1, [OK], [OPTION], [RETURN], Rode toets, Groene toets, Gele toets
Als de tv over twee of meer HDMI-ingangsaansluitingen beschikt, wordt aangeraden dit toestel
niet aan te sluiten op de HDMI1-aansluiting maar op een andere HDMI-aansluiting.
Wanneer [VIERA Link] (P64) van dit toestel op [ON] staat, kan dit toestel slechts beperkt met
behulp van de knop worden bediend.
VIERA Link moet op de aangesloten TV worden geactiveerd. (Raadpleeg de
gebruiksaanwijzing van de TV om te lezen hoe u instelt enz.)
Indien u geen VIERA Link gebruikt, zet u [VIERA Link] (P64) op [OFF].
Andere gekoppelde handelingen
Het toestel uitzetten:
Als u de afstandsbediening gebruikt om de stroom van de TV uit te schakelen, zal de
stroom van dit toestel ook worden uitgeschakeld.
Automatische ingangsschakeling:
Als u een verbinding maakt met een HDMI minikabel en vervolgens de stroom op dit apparaat
aanzet en dan op [(] drukt, schakelt het inputkanaal op de TV automatisch naar het scherm
van dit apparaat. Als de stroom van de TV in stand-by staat, zal deze automatisch aangaan
(als [Set] geselecteerd is voor de instelling van de TV [Power on link] instelling).
Afhankelijk van de HDMI-aansluiting op de TV, wisselt het ingangskanaal mogelijk niet
automatisch. Wissel het ingangskanaal in dat geval met behulp van de afstandsbediening voor
de TV. (Voor meer informatie over het wisselen van de input, lees de gebruiksaanwijzing voor
de TV.)
Ga naar pagina 215 als VIERA Link niet goed werkt.
Aantekening
Als u niet zeker weet of de TV die u gebruikt compatibel is met VIERA Link, leest u dan de
gebruiksaanwijzing van de TV.
Welke tussen het toestel en een Panasonic-TV gekoppelde handelingen beschikbaar zijn, is
afhankelijk van het type Panasonic TV, zelfs als zij compatibel zijn met VIERA Link. Raadpleeg
de gebruiksaanwijzing van de TV voor meer informatie over de handelingen op de TV die
worden ondersteund.
Bediening is niet mogelijk met een kabel die niet voldoet aan de HDMI-standaard.
Gebruik altijd een originele Panasonic HDMI minikabel (RP-CDHM15, RP-CDHM30; optioneel).
Onderdeelnummers: RP-CDHM15 (1,5 m), RP-CDHM30 (3,0 m)
VIERA Link werkt niets, zelfs niet als u de HDMI-minikabel aansluit terwijl het toestel is
aangesloten op de PC of printer.
[HDMI-FUNCTIE] (P64) voor dit toestel wordt automatisch bepaald wanneer de VIERA Link
werkt.
Aansluiten op andere apparatuur
- 176 -
Opslaan van de opgenomen stilstaande beelden
en bewegende beelden
Methoden om stilstaande en bewegende beelden te exporteren naar andere inrichtingen
zullen variëren afhankelijk van het bestandsformaat. (JPEG, RAW, MPO, AVCHD, of
Motion JPEG). Hier volgen enige suggesties.
Kopiëren door de SD-kaart in de recorder te plaatsen
Bestandsformaten die gebruikt kunnen worden: [JPEG], [AVCHD]
Zie de handleiding van de recorder voor details over het kopiëren
en afspelen.
Houd er rekening mee dat de beschreven uitrusting in
sommige landen en gebieden niet beschikbaar is.
Het is mogelijk om naar een Blu-ray disk, DVD disk, of harde schijf te kopiëren,
door een SD-kaart met foto’s of video’s die met dit toestel opgenomen zijn, in een
Panasonic Blu-ray Disk Recorder of een DVD Recorder te plaatsen.
Controleer op de volgende website de recentste informatie over de uitrusting die
rechtstreeks kan kopiëren door invoering van de met dit toestel opgenomen SD-kaart.
Controleer ook welke uitrusting compatibel is met high definition (AVCHD).
http://panasonic.jp/support/global/cs/dsc/
(Deze site is alleen beschikbaar in het
Engels.)
- 177 -
Aansluiten op andere apparatuur
Kopieer het afspeelbeeld m.b.v. een AV-kabel
Bestandsformaten die gebruikt kunnen worden: [AVCHD], [Motion JPEG]
Kopiëren van beelden, die met dit toestel afgespeeld worden, naar Blu-ray disks, DVD
disks, harde schijven of video’s, met gebruik van een Blu-ray Disk Recorder, een DVD
recorder of een video.
Dit kan afgespeeld worden met apparatuur dat niet compatibel is met hoge definitie
(AVCHD), daarom is het handig voor het uitdelen van kopieën. Het beeld zal deze keer
standaard kwaliteit zijn i.p.v. een hoge definitie.
1 Verbind dit apparaat met de opnameapparatuur met een AV-kabel (bijgeleverd).
2 Start het afspelen van dit apparaat.
3 Start de opname op de opnameapparatuur.
Wanneer het opnemen (kopiëren) eindigt, het afspelen op dit apparaat stoppen na het
stoppen van het opnemen in de opnameapparatuur.
Aantekening
Wanneer u bewegende beelden afspeelt op een 4:3 aspectratio-TV, moet u [TV-ASPECT]
(P63) op dit apparaat instellen op [4:3] voordat u een kopie start. Het beeld zal verticaal lang
zijn als u bewegende beelden die gekopieerd zijn met [16:9] instelling op een [4:3] aspect-TV
afspeelt.
Geen andere AV-kabels gebruiken dan de meegeleverde kabel.
Zie de instructiehandleiding voor de opnameapparatuur over de details van het kopiëren en het
afspelen.
1 Geel: naar de videoaansluiting
2 Wit: naar de geluidsinputaansluiting
3 Rood: naar de geluidsinputaansluiting
A AV-Kabel (bijgeleverd)
Aansluiten op andere apparatuur
- 178 -
Naar een PC kopiëren met gebruik van “PHOTOfunSTUDIO 6.0 HD Edition”
Bestandformaten die gebruikt kunnen worden: [JPEG], [RAW], [MPO], [AVCHD], [Motion
JPEG]
Het is mogelijk om foto’s en video’s te verwerven die opgenomen zijn in de formaten
[AVCHD] of [MOTION JPEG], of om DVD-video’s van conventionele standaardkwaliteit te
creëren uit de video die opgenomen was als [AVCHD], met gebruik van
“PHOTOfunSTUDIO 6.0 HD Edition” op de (bijgeleverde) CD-ROM.
Ook kunt u beelden naar een DVD schrijven, meervoudige
beelden combineren om een enkelvoudig panoramabeeld te
creëren of een diavoorstelling creëren door audio en/of muziek
toe te voegen. Deze beelden kunnen vervolgens op een DVD
bewaard worden.
1 Installeer “PHOTOfunSTUDIO 6.0 HD Edition” op de PC.
Lees de afzonderlijke gebruiksaanwijzing voor de bijgeleverde software voor meer
informatie over de software die op de (bijgeleverde) CD-ROM staat en hoe deze te
installeren.
2 Sluit het toestel aan op de PC.
Raadpleeg voor details over de aansluiting Aansluiting op de PC (P179).
3 Kopieer de beelden naar de PC met gebruik van “PHOTOfunSTUDIO 6.0 HD
Edition”.
Raadpleeg voor details de handleiding van “PHOTOfunSTUDIO 6.0 HD Edition” (PDF).
Aantekening
U zult niet in staat zijn om de verworven [AVCHD] video’s af te spelen als de bestanden of de
nappen van deze video’s gewist, gewijzigd of verplaatst zijn met Windows Explorer of een
gelijkaardige browser. Wees er dus zeker van om [AVCHD] video’s te verwerven met
“PHOTOfunSTUDIO 6.0 HD Edition”.
- 179 -
Aansluiten op andere apparatuur
Aansluiting op de PC
U kunt opnamen op een PC zetten door het toestel en de PC met elkaar te verbinden.
Sommige PC's kunnen direct van de kaart lezen die uit de camera gehaald is. Voor details, de
handleiding raadplegen van uw PC.
Als de gebruikte computer geen SDXC-geheugenkaarten ondersteunt, kan een bericht
verschijnen waarin u verzocht wordt om te formatteren (door te formatteren zullen de
opgenomen beelden gewist worden, dus kies ervoor niet te formatteren).
Als de kaart niet herkend wordt, gelieve verwijzen naar de onderstaande
ondersteunende site.
http://panasonic.net/avc/sdcard/information/SDXC.html
U kunt de beelden die u heeft geïmporteerd gemakkelijk afdrukken of versturen. Het gebruik
van de “PHOTOfunSTUDIO 6.0 HD Edition” bijbehorende software op de CD-ROM
(meegeleverd) is een handige manier om dit te doen.
Lees de aparte werkingsinstructies voor de geleverde software voor meer informatie over de
software in de CD-ROM (bijgeleverd) en hoe het geïnstalleerd moet worden.
Het verkrijgen van stilstaande beelden en [MOTION JPEG] bewegende beelden
(behalve [AVCHD] bewegende beelden)
Voorbereiding: Zet het toestel en de PC aan.
A USB aansluitkabel (bijgeleverd)
Controleer de richtingen van de connectors, en doe ze er recht in of haal ze er recht uit.
(Anders zouden de connectors verbogen kunnen worden en dit zal problemen opleveren.)
B De markeringen uitlijnen en erin doen.
Een batterij met voldoende batterijstroom of de AC-adapter (optioneel) gebruiken. Als de
resterende batterijstroom laag wordt terwijl het toestel en de PC communiceren, knippert het
statuslampje en hoort u een alarm.
Raadpleeg
De USB-aansluitingskabel veilig losmaken. (P180) voordat u de
USB-aansluitkabel losmaakt. Anders zouden er gegevens beschadigd kunnen raken.
Aansluiten op andere apparatuur
- 180 -
Sluit het toestel aan op een PC met de USB-kabel A (bijgeleverd).
Geen andere USB-verbindingkabels gebruiken dan de meegeleverde
USB-verbindingkabel. Gebruik van andere kabels dan de meegeleverde
USB-verbindingkabel zou storing kunnen veroorzaken.
Op 3/4 drukken om [PC] te kiezen en vervolgens
op [MENU/SET] drukken.
Als [USB MODE] (P63) van te voren ingesteld is op [PC] in het
[SET-UP] menu, zal het toestel automatisch verbonden worden
aan de PC zonder het [USB MODE] selectiescherm af te
beelden. Dit is handig omdat deze niet elke keer dat u de PC
verbindt ingesteld hoeft te worden.
Wanneer het toestel aangesloten is op de PC met [USB MODE] ingesteld op
[PictBridge(PTP)], zou er een bericht kunnen verschijnen op het scherm van de PC.
Selecteer [Cancel] om het scherm te sluiten, en koppel het toestel los van de PC. Stel
dan [USB MODE] weer in op [PC].
Dubbelkikken op [Removable Disk] in [My Computer].
Wanneer u een Macintosh gebruikt, wordt de drive op de desktop afgebeeld. (“LUMIX”,
“NO_NAME” of “Untitled” wordt afgebeeld.)
Dubbelklikken op [DCIM] map.
M.b.v. een drag-and-drop handeling, de beelden die u wenst te
verkrijgen of de map waarin deze beelden opgeslagen worden
verplaatsen naar een andere map op de PC.
De USB-aansluitingskabel veilig losmaken.
Ga over tot de verwijdering van de hardware m.b.v. “Veilig Hardware Verwijderen” op het
opdrachtblad van de PC. Als de icoon niet afgebeeld wordt, controleren dat [TOEGANG] niet
afgebeeld is op de LCD-monitor van het digitale toestel voordat u de hardware verwijdert.
Aantekening
Zet het toestel uit voordat u de AC-adapter (optioneel) verbindt of loskoppelt.
Voordat u een kaart erin doet of verwijdert, het toestel uitzetten en de USB-aansluitingskabel
loskoppelen. Anders zouden gegevens beschadigd kunnen raken.
USB MODE
INST.SELEC
PictBridge(PTP)
PC
SEL. USB MODE
- 181 -
Aansluiten op andere apparatuur
De inhoud van de kaart bekijken met behulp van de PC (mapstructuur)
Mappen en beelden die verwerkt worden in de PC kunnen niet afgespeeld worden op het
toestel. Er wordt aangeraden de “PHOTOfunSTUDIO 6.0 HD Edition” meegeleverde
software op de CD-ROM (bijgeleverd) te gebruiken wanneer u het beeld van PC naar een
kaart schrijft.
Er wordt een nieuwe map gecreëerd wanneer er beelden gemaakt worden in de volgende
situaties.
Nadat [NR. RESET] (P66) in het [SET-UP] menu uitgevoerd is
Wanneer er een kaart die een map bevat met dezelfde mapnaam ingedaan is (Zoals wanneer
er beelden gemaakt werden m.b.v. een toestel van een ander merk)
Wanneer er een beeld is met het nummer 999 binnenin de map
Verbinding in de PTP-functie (alleen Windows
R
XP, Windows Vista
R
, Windows
R
7
en Mac OS X)
Op [USB MODE] tot [PictBridge(PTP)] instellen.
Gegevens kunnen nu alleen gelezen worden vanaf de kaart naar de PC.
Als er 1000 of meer beelden op een kaart staan, kan het zijn dat de beelden niet in de
PTP-functie geïmporteerd kunnen worden.
[AVCHD] bewegend beeld kan niet afgespeeld worden in PTP-functie.
1 Mapnummer
2 Kleurruimte P: sRGB
_: AdobeRGB
3 Bestandsnummer
4 JPG: Opnamen
MOV: [MOTION JPEG]
RW2: Beelden in RAW-bestanden
MPO: 3D-beelden
MISC: DPOF-print
Favorieten
AVCHD: [AVCHD] Bewegende
beelden
Aansluiten op andere apparatuur
- 182 -
Beelden afdrukken
Als u het toestel verbindt aan een printer die PictBridge verdraagt, kunt u de af te drukken
beelden selecteren en aangeven dat het afdrukken gestart moet worden op de
LCD-monitor van het toestel.
Sommige printers kunnen direct van de kaart afdrukken die uit de camera gehaald is. Voor
details, de handleiding raadplegen van uw printer.
Het toestel op een printer aansluiten via de USB-kabel A
(bijgeleverd).
Wanneer het toestel is verbonden aan de printer, verschijnt de verbod icoon van
kabellosmaking [å]. De USB kabel niet losmaken terwijl [å] afgebeeld wordt.
Op 3/4 drukken om [PictBridge(PTP)] te kiezen
en vervolgens op [MENU/SET] drukken.
Voorbereiding: Het toestel en de printer aanzetten.
Voer de instelling van de afdrukkwaliteit en andere instellingen uit op de
printer voordat u de beelden afdrukt.
A USB aansluitkabel (bijgeleverd)
Controleer de richtingen van de connectors, en doe ze er recht in of haal ze er recht uit.
(Anders zouden de connectors verbogen kunnen worden en dit zal problemen opleveren.)
B De markeringen uitlijnen en erin doen.
Een batterij met voldoende batterijstroom of de AC-adapter (optioneel) gebruiken. Als de
resterende batterijstroom laag wordt terwijl het toestel en de printer aangesloten zijn, knippert
het statuslampje en hoort u een alarm. Als dit gebeurt tijdens het afdrukken, het afdrukken
onmiddellijk stopzetten. Als u niet aan het afdrukken bent, de USB-verbindingskabel
loskoppelen.
USB MODE
INST.SELEC
SEL. USB MODE
PictBridge(PTP)
PC
- 183 -
Aansluiten op andere apparatuur
Aantekening
Geen andere USB-verbindingkabels gebruiken dan de meegeleverde USB-verbindingkabel.
Gebruik van andere kabels dan de meegeleverde USB-verbindingkabel zou storing kunnen
veroorzaken.
Zet het toestel uit voordat u de AC-adapter (optioneel) verbindt of loskoppelt.
Voordat u er een kaart indoet of uithaalt, het toestel uitzetten, en de USB-verbindingskabel
loskoppelen.
Opgenomen films kunnen niet afgedrukt worden.
Een beeld kiezen en uitprinten
1 Op 2/1 drukken om het beeld te selecteren en vervolgens
op [MENU/SET] drukken.
Het bericht verdwijnt binnen ongeveer 2 seconden.
2 Op 3 drukken om [PRINT START] te kiezen en vervolgens
op [MENU/SET] drukken.
Raadpleeg P185 voor de items die niet ingesteld kunnen worden
voordat u de beelden begint af te drukken.
Druk op [MENU/SET] om het afdrukken te annuleren.
De USB-kabel losmaken na het afdrukken.
PictBridge
100
_
0001100
100
_
_
0001
0001
100
_
0001
SELECTEER DE
FOTO OM TE PRINTEN
SELEC
PRINTEN
VEELV. AFDR.
INST.SELEC
ANNUL
OFF
1
PRINT START
PRINT MET DAT.
AANTAL PRINTS
PAPIERAFMETING
LAY-OUT PAGINA
ENKELVOUDIG SELECT.
Aansluiten op andere apparatuur
- 184 -
¢ Alleen wanneer [FAVORIETEN] op [ON] staat en wanneer een beelden zijn ingesteld als
favorieten. (P160)
Meerdere beelden kiezen en uitprinten
1 Op 3 drukken.
2 Op 3/4 drukken om het onderdeel te kiezen en vervolgens
op [MENU/SET] drukken.
Als het scherm van de afdrukcontrole verschenen is, [JA]
selecteren en de beelden afdrukken.
Onderdeel Beschrijving van instellingen
[MULTI
SELECTEREN]
Meerdere beelden tegelijkertijd worden nu afgedrukt.
Druk op 3/4/2/1 om de beelden te kiezen en dan verschijnt er op de
af te drukken beelden, wanneer er op [MENU/SET] gedrukt wordt, [
é].
(Wanneer er opnieuw op [MENU/SET] gedrukt wordt, wordt de instelling
geannuleerd.)
Is de selectie eenmaal voltooid, druk dan enkele keren op 2 om
[UITVOER.] te selecteren en druk op [MENU/SET].
[ALLES
SELECTEREN]
Alle opgeslagen beelden uitprinten.
[PRINT
INST.(DPOF)]
Drukt alleen de beelden af die ingesteld zijn in [PRINT INST.]. (P161)
[FAVORIETEN]
¢
Hiermee drukt u alleen de beelden af die zijn ingesteld als favorieten.
(P160)
3 Op 3 drukken om [PRINT START] te kiezen en vervolgens
op [MENU/SET] drukken.
Raadpleeg P185 voor de items die niet ingesteld kunnen worden
voordat u de beelden begint af te drukken.
Op [MENU/SET] drukken om het afdrukken te annuleren.
De USB-kabel losmaken na het afdrukken.
INST.SELEC
ANNUL
PictBridge
MULTI SELECTEREN
ALLES SELECTEREN
PRINT INST. (DPOF)
FAVORIETEN
INST.SELEC
ANNUL
OFF
1
PRINT START
PRINT MET DAT.
AANTAL PRINTS
PAPIERAFMETING
LAY-OUT PAGINA
MULTI SELECTEREN
- 185 -
Aansluiten op andere apparatuur
Selecteer de items en stel deze zowel op het scherm in stap 2 van de “Een beeld
kiezen en uitprinten” als in stap
3 van de “Meerdere beelden kiezen en uitprinten”
procedures in.
Wanneer u beelden wilt afdrukken op een papierformaat of met een opmaak die niet verwerkt
worden door het toestel, stelt u [PAPIERAFMETING] of [LAY-OUT PAGINA] in op [
{] en stelt
u vervolgens het papierformaat of de opmaak in op de printer. (Voor details de handleiding van
de printer raadplegen.)
Wanneer [PRINT INST.(DPOF)] geselecteerd is, worden de [PRINT MET DAT.] en
[AANTAL PRINTS] items niet afgebeeld.
[PRINT MET DAT.]
Als de printer geen datum afdrukt, kan de datum niet op de foto afgedrukt worden.
Aangezien de instellingen van de printer prioriteit kunnen hebben over het afdrukken met de
datuminstelling, ook de instelling van de afdruk met datum van de printer controleren.
Wanneer u beelden afdrukt met een tekstafdruk, gelieve eraan denken de afdruk in te stellen
met datum op [OFF] anders zal de datum bovenaan afgedrukt worden.
Op sommige printers, zal de datum van de met de aspectratio ingesteld op [ ] gemaakte
afbeelding verticaal afgedrukt worden.
Aantekening
Wanneer u aan de fotowinkel vraagt de beelden af te drukken
Door het afdrukken van de datum m.b.v. [TEKST AFDR.] (P153) of het instellen van het
afdrukken van de datum op het moment van de [PRINT INST.] (P161) instelling voordat u naar
een fotowinkel gaat, kunnen de data bij de fotowinkel afgedrukt worden.
[AANTAL PRINTS]
U kunt het aantal afdrukken instellen tot 999.
U kunt ook de functieknop achterop gebruiken om in te stellen.
Printinstellingen
Onderdeel Beschrijving van instellingen
[OFF] Datum wordt niet afgedrukt.
[ON] Datum wordt afgedrukt.
Aansluiten op andere apparatuur
- 186 -
[PAPIERAFMETING]
Papiermaten die niet verdragen worden door de printer zullen niet afgebeeld worden.
Onderdeel Beschrijving van instellingen
{ De printerinstellingen hebben voorrang.
[L/3.5qk5q] 89 mmk127 mm
[2L/5qk7q] 127 mmk178 mm
[POSTCARD] 100 mmk148 mm
[16:9] 101,6 mmk180,6 mm
[A4] 210 mmk297 mm
[A3] 297 mmk420 mm
[10k15cm] 100 mmk150 mm
[4qk6q] 101,6 mmk152,4 mm
[8qk10q] 203,2 mmk254 mm
[LETTER] 216 mmk279,4 mm
[CARD SIZE] 54 mmk85,6 mm
- 187 -
Aansluiten op andere apparatuur
[LAY-OUT PAGINA] (Paginaopmaken die ingesteld kunnen worden met dit toestel)
U kunt geen enkel onderdeel kiezen als de paginaopmaak niet verwerkt kan worden door de
printer.
Opmaakafdrukken
Wanneer u een beeld verschillende keren afdrukt op 1 vel papier
Als u bijvoorbeeld een beeld 4 keer wilt afdrukken op 1 vel papier, stelt u [LAY-OUT
PAGINA] in op [ä] en vervolgens [AANTAL PRINTS] op 4.
Wanneer u verschillende beelden afdrukt op 1 vel papier
Als u bijvoorbeeld 4 verschillende beelden wilt afdrukken op 1 vel papier, [LAY-OUT
PAGINA] instellen op [ä] en vervolgens [AANTAL PRINTS] in instellen op 1 voor elk van
de 4 beelden.
Aantekening
Het toestel ontvangt een bericht van de printer wanneer de [¥] aanduiding oranje wordt tijdens
het afdrukken. Nadat het afdrukken voltooid is, controleren of er problemen zijn met de printer.
Als het aantal afdrukken groot is, kunnen de beelden in verschillende keren afgedrukt worden.
In dit geval kan het resterende aantal afdrukken dat aangegeven wordt verschillen van het
ingestelde aantal.
Wanneer u opnamen wilt afdrukken die in RAW-bestanden staan, worden gelijktijdig met de
camera gemaakte JPEG-opnamen ook afgedrukt. Als er geen JPEG-opnamen zijn, kunnen de
opnamen in RAW-bestanden ook niet worden afgedrukt.
Onderdeel Beschrijving van instellingen
{ De printerinstellingen hebben voorrang.
á 1 beeld zonder frame op 1 pagina
â 1 beeld met een frame op 1 pagina
ã 2 beelden op 1 pagina
ä 4 beelden op 1 pagina
Overige
- 188 -
Overige
Optionele accessoires
Wanneer u de optionele live-zoeker (DMW-LVF1; optioneel) gebruikt, kunt u het
opnamescherm zien zelfs wanneer u beelden maakt met een lage camerahoek.
Voorbereidingen:
Het toestel uitzetten.
Verwijder de bescherming van de flitsschoen die aan de camera bevestigd is. (P8)
Zet de optionele live-zoeker helemaal en stevig in de flitsschoen.
Schakel het toestel naar [ON].
[ ] wordt afgebeeld op de LCD-monitor. Deze zou niet goed aangesloten kunnen zijn
als deze niets weergeeft.
Schakel naar en vanaf de optionele live-zoeker door op [LVF/LCD] te
drukken.
Optionele live-zoeker
U kunt schakelen tussen LCD (LCD-monitor) display en LVF
(live-zoeker) display.
Sommige aanraakiconen, zoals [ ], worden niet in het
LVF-display weergegeven. Gebruik de cursorknop of de
functieknop op de achterkant.
Schakelen via de [LVF/LCD]-knop zal behouden worden zelfs
wanneer de stroom van de digitale camera op [OFF] staat.
Als u de weergave-informatie inschakelt en de belichtingsmeter
wordt bijvoorbeeld niet weergegeven, schakel dan in één keer
over naar het LCD-display en schakel daar de
weergave-informatie in.
LCD
(LCD-monitor)
A Aanraakicoon
99
9
L
AFSAFSAFS
-3-3-3 000 33
- 189 -
Overige
Monitorvoorrang
Als [WEERG OP LCD] op [ON] staat in het [VOORKEUZE] menu (P145) wordt de
LCD-monitor ingeschakeld wanneer van de opnamefunctie naar de afspeelfunctie
geschakeld wordt.
U kunt de tijd besparen die nodig is om over te schakelen naar de LCD-monitor, ook als u
de live-zoeker aan het gebruiken bent.
Aantekening
Wanneer u de optionele live-zoeker bevestigt en eraf haalt, doe dit dan langzaam en
voorzichtig.
De optionele live-zoeker kan niet gebruikt worden met de externe flitser.
Wanneer er een riem aangedaan wordt, deze niet op de optionele live zoeker laten bungelen.
Wanneer u de optionele live-zoeker bevestigt, niet alleen de optionele live-zoeker vasthouden
omdat deze los zou kunnen raken van het toestel.
De oogschelp kan niet worden losgemaakt, u moet hem dus voorzichtig met een droge, zachte
doek afnemen en opletten dat de oogschelp niet losraakt.
Als u de oogschelp te stevig afneemt en hij raakt los, raadpleeg dan uw leverancier of het
dichtstbijzijnde servicecentrum.
Voor details, de gebruiksaanwijzing van de optionele live-zoeker raadplegen.
Overige
- 190 -
Na het bevestigen van de externe flits (DMW-FL220, DMW-FL360, DMW-FL500;
optioneel), zal het effectieve bereik vergroot worden wanneer deze vergeleken wordt met
de ingebouwde flits van het toestel.
Voorbereidingen:
Zet het toestel uit en sluit de ingebouwde flits.
Verwijder de bescherming van de flitsschoen die aan de camera bevestigd is. (P8)
Met behulp van de gewijde flits (DMW-FL220; optioneel)
Bevestig de gewijde flits aan de hot shoe en zet vervolgens het
toestel en de gewijde flits aan.
Selecteer [FLITS] op het [OPNAME]-menu. (P56)
Druk op 3/4, selecteer de functie en druk vervolgens op [MENU/
SET].
Terwijl de externe flits verbonden is, worden de volgende iconen afgebeeld.
Wanneer u commercieel verkrijgbare externe flitsen gebruikt zonder
communicatiefuncties met het toestel (DMC-GF2)
In dit geval moet u de belichting instellen op de externe flitslamp. Als u de flitslamp toch wilt
gebruiken in de automatische functie, moet u er een gebruiken waarvoor u het diafragma en de
ISO-gevoeligheid kunt instellen en kunt aanpassen aan die van de camera.
Stel de diafragmaprioriteit AE-functie of de handmatige-belichtingsfunctie op de camera in en
stel daarna dezelfde diafragmawaarde en ISO-gevoeligheid in op de externe flitser. (De
belichting kan niet voldoende worden gecompenseerd als de diafragmawaarde in de
sluitertijdprioriteit AE-functie wordt gewijzigd en de externe flitser kan het licht niet voldoende
corrigeren in de Programme AE-functie als de diafragmawaarde niet kan worden gefixeerd.)
Externe Flits (optioneel)
: Externe flitslamp vast op ON
: Externe flits Langzame synch.
- 191 -
Overige
Aantekening
Deze kan niet gelijktijdig met de optionele live-zoeker gebruikt worden.
U kunt de openingswaarde, de sluitertijd en de ISO-gevoeligheid op het toestel instellen zelfs
wanneer de externe flits erop gezet wordt.
Sommige commerciële externe flitsen hebben synchronische terminals met hoge voltage of
omgekeerde polariteit. Het gebruik van zulke extra flitsen zou storing kunnen veroorzaken of
het toestel zou niet normaal kunnen functioneren.
Als u commercieel verkrijgbare externe flitsen gebruikt met andere communicatiefuncties dan
de gewijde communicatiefunctie, zouden deze niet normaal kunnen werken of zouden deze
beschadigd kunnen raken. Gebruik ze niet.
Zelfs als de externe flitser is uitgezet, wisselt de camera mogelijk toch naar de
externe-flitserfunctie zodra de externe flitser wordt aangebracht. Verwijder de externe flitser als
u deze niet gebruikt.
De ingebouwde flits niet openen wanneer er een externe flits bevestigd is.
Het toestel zal onstabiel worden wanneer u de externe flits bevestigt, het wordt aangeraden om
een statief te gebruiken bij het maken van beelden.
Maak de externe flits los wanneer u het toestel draagt.
Wanneer u de externe flits bevestigt, niet alleen de externe flits vasthouden omdat deze los zou
kunnen raken van het toestel.
Als u de externe flitser gebruikt terwijl de witbalans op [ ] staat, stelt u de witbalans ifijn af op
basis van de beeldkwaliteit. (P96)
Als u beelden maakt dichtbij het onderwerp in Breed, zou er het vignetteneffect kunnen
verschijnen aan de onderkant van het opgenomen beeld.
Lees de gebruiksaanwijzing van de externe flits voor details.
De MC-beveiliging (optioneel) is een transparante filter die noch de kleuren noch de
hoeveelheid licht beïnvloedt die u dus altijd kunt gebruiken om de cameralens te
beschermen.
De ND-filter (optioneel) herleidt de lichthoeveelheid ongeveer 1/8e (wat overeenstemt met
3 maal vergrote opening) zonder de kleurbalans te beïnvloeden.
PL-filter (optioneel) zal het teruggekaatste licht van een metaal of niet sferische
oppervlakken (platte niet metallische oppervlakken, waterdamp of onzichtbare deeltjes in
de lucht) onderdrukken, het zo mogelijk makend een beeld te maken met vergroot
contrast.
Aantekening
MCu“Multi-coated”
ND
u“Neutral Density”
Geen meervoudige filters tegelijk bevestigen.
U kunt de lensdop of de lensbescherming bevestigen wanneer de filter los bevestigd is.
Andere accessoires dan filters, zoals conversielenzen, kunnen niet gemonteerd worden. Dit
zou voor storing kunnen zorgen.
Raadpleeg de instructies voor elk filter voor details.
Door de netadapter (optioneel) aan te sluiten, en deze vervolgens in een stopcontact te
steken, kunt u dit toestel op een PC of printer aansluiten zonder dat u zich zorgen om de
capaciteit van de batterij hoeft te maken. Voor het gebruik van de netadapter, wordt een
DC-koppelaar (optioneel) vereist.
Aantekening
Gebruik altijd een originele Panasonic AC-adapter (optioneel).
Wanneer een AC-adapter gebruikt wordt, moet de AC-kabel gebruikt worden die bij de
AC-adapter geleverd is.
Lees ook de handleiding voor de AC-adapter en de DC-koppelaar.
Protector/Filter (optioneel)
Netadapter (optioneel)/DC-koppelaar (optioneel)
Overige
- 192 -
Schermdisplay
In Opname
Opname in programma-AE-functie [ ] (Begininstelling)
1 Opnamefunctie (P30)
2 Flitsfunctie (P71)
3 OPNAMEFUNCTIE (wanneer u
bewegende beelden opneemt) (P139)/
Opnamekwaliteit (P140)
4 Beeldgrootte (P130)
5 Kwaliteit (P131)
6 Optische beeldstabilisator
¢1
(P76)/
: Waarschuwingsbeweging (P77)
7 : Burstfunctie (P79)
: Auto Bracket (P81)
: Zelfontspanner (P83)
8 Batterij-aanduiding (P21)
9 Aanraking Snelmenu (P58)
: Opnamestatus (knippert rood)/
Focus (P32) (licht groen op.)
10 Aanraking Sluiter (P37)
11 Display (P39, 67)
12 Aantal opnamen
¢2
(P27)
13 Knopgebruiksaanwijzing (P147)
14 Belichtingsmeter (P143)
15 Belichtingscompensatiewaarde (P78)/Handmatige-belichtingsassistentie (P102)
16 Sluitertijd (P34)
17 Lensopening (P34)
18 Meetfunctie (P133)
19 AF-functie (P85)
20 Focusmodus (P32)
21 AF-zone (P33, 85)
22 Kaart (P25) (wordt alleen tijdens het opnemen weergegeven)/
Verstreken opnametijd (P44)
99
9
L
AFSAFSAFS
2.52.52.5
606060
-3-3-3 000 3-3 3
- 193 -
Overige
Tijdens de opname (na het instellen)
23 Standaard instellingen (P118)
24 WINDVERWIJDERING (P141)
25 Extra Tele Conversie (bij video-opnames)
(P69)
26 Extra Tele Conversie (bij foto-opnames)
(P69)
27 Histogram (P68)
28 Intelligent Dynamic Range Control (P135)
29 Intelligente Resolutie (P134)
30 De focus control functie (P51)
31 AF-opsporingoperatie (P50, 87)
32 Witbalansbracket (P97)
33 Beschikbare opnametijd
¢
2
(P27):
¢
3
34 Fijnafstelling witbalans (P96)
35 Witbalans (P93)
36 ISO-gevoeligheid (P98)
37 Mijn kleurfunctie afstelling (P116)
38 Huidige datum en tijd/: Instelling
reisbestemming
¢4
(P127)
39 Programmaschakeling (P36)
40 AE Lock (P105)
41 Gezichtsherkenning (P119)
42 AF Lock (P105)
43 Weergave microfoonniveau (P141)
Leeftijd
¢
5
(P112)
Locatie
¢
4
(P125)
44 Naam
¢
5
(P112)
Aantal dagen dat verstreken is sinds de
vertrekdatum
¢
4
(P125)
45 Zelfontspanner
¢6
(P83)
46 Doel puntmeting (P133)
47 Digitale zoom (P69)
48 Instelling beeldkwaliteit (P137)
¢
1 Alleen beschikbaar wanneer er een lens die de stabilisatorfunctie ondersteunt bevestigd is.
¢2 Het is mogelijk de display te schakelen tussen het aantal opneembare beelden en
beschikbare opnametijd met de [REST-AANDUIDING] instelling in het [VOORKEUZE]
menu.
¢3 “m” is een afkorting voor minuten en “s” voor seconden.
¢4 Dit wordt gedurende ongeveer 5 seconden afgebeeld wanneer het toestel aan wordt gezet,
na het instellen van de klok en na het overschakelen van de terugspeelfunctie naar de
opnamefunctie.
¢5 Wordt gedurende ongeveer 5 seconden weergegeven wanneer dit toestel wordt aangezet in
[BABY1]/[BABY2] of [HUISDIER] in de scènefunctie.
¢6 Wordt weergegeven tijdens het aftellen.
AFLAFLAFL AELAELAEL
BKTBKTBKT
AWBAWBAWB
1212
s
12
s
C1C1C1
2
00
2
00
2
00
Overige
- 194 -
In Terugspelen
1 Terugspeelfunctie (P38)
2 / : Bewegende beelden terugspelen
(P46)
3 Instelling beeldkwaliteit (P137)
4 Beveiligd beeld (P163)
5 Aantal afdrukken (P161)
6 Beeldgrootte (P130)
OPNAMEFUNCTIE (wanneer u bewegende
beelden opneemt) (P139)/Opnamekwaliteit
(P140)
7 Kwaliteit (P131)
8 Intelligent Dynamic Range Control (P135)
9 Intelligente Resolutie (P134)
10 Batterij-aanduiding (P21)
11 Beeldnummer/Totaal opnamen
12 Bewegende-beeldenopname
(P46):
¢1
13 Afspelen (bewegende beeld) (P46)
14 Wissen (P53)
15 Meervoudig terugspelen (P40)
16 Display (P39)
17 Opname-informatie
¢2
18 Leeftijd (P112)
19 Favorieten (P160)
20 Naam
¢3
(P112, 122)/Locatie
¢3
(P125)/
Titel
¢3
(P152)
21 Aantal dagen dat verstreken is sinds de
vertrekdatum (P125)
22 Afgedrukt met tekstaanduiding (P153)
Verstreken opnametijd (P46):
¢1
23 Favorieten (P160)
Waarschuwingspictogram kabelaansluiting
(P182)
24 Map/bestandsnummer
¢2
(P181)
25 Kleurruimte
¢4
(P138)
26 Opgenomen datum en tijd/Wereldtijd
(P127)
27 Histogram (P39)
¢1“m” is een afkorting voor minuten en “s” voor
seconden.
¢2 Dit wordt niet afgebeeld voor bewegende
beelden die opgenomen worden in [AVCHD].
¢3 Dit wordt afgebeeld in de volgorde van [TITEL],
[LOCATIE], [NAAM] ([BABY1]/[BABY2],
[HUISDIER]), [NAAM] ([GEZICHT HERK.]).
¢4 Dit wordt niet afgebeeld voor bewegende
beelden die opgenomen worden in [AVCHD]/
[MOTION JPEG].
Scherm gedetailleerde informatie
Histogramscherm
606060
F2.5F2.5F2.5
00
AWBAWBAWB
1
00
1
00
1
00
1/91/91/9
11
3s3s3s
3s3s3s
PP
100-0001
F2.5
60
P
s
RGB
AFS
100
0
WBWB
ISOISO
AWB
10:00 1.DEC.2011
F2.5
60
1/9
ISO
100
0
100-0001
- 195 -
Overige
Voorzorgsmaatregelen bij het gebruik
Laat het toestel niet vallen, klop er niet mee en oefen er geen zware kracht op uit.
Erop letten de tas/hoes waar het toestel inzit nergens tegen aan te stoten en niet te laten vallen
aangezien dit schade zou kunnen opleveren aan het toestel, de lens of de LCD-monitor.
Geen papieren zak gebruiken voor het toestel aangezien een papieren zak makkelijk stuk kan
gaan en het toestel zo kan vallen en kapot kan gaan.
We raden het sterk aan dat u een goede toesteltas/goed toestelkistje aanschaft bij uw
plaatselijke dealer om uw toestel te beschermen.
Houd dit toestel zo ver mogelijk uit de buurt van elektromagnetische apparatuur
(zoals magnetrons, televisie, videospelletjes, enz.).
Indien u dit toestel op of naast een televisie gebruikt, kunnen beeld en/of geluid op dit toestel
onderbroken worden door de straling van de elektromagnetische golven.
Gebruik dit toestel niet in de buurt van een mobiele telefoon. Hierdoor kan ruis ontstaan met
een nadelige invloed op beeld en/of geluid.
Opgenomen gegevens kunnen beschadigd worden of beelden kunnen vervormd worden, als
gevolg van sterke magnetische velden die gecreëerd worden door luidsprekers of zware
motoren.
De straling van elektromagnetische golven die door een microprocessor gegenereerd wordt,
kan een nadelige invloed hebben op dit toestel en storingen van beeld en/of geluid
veroorzaken.
Als het toestel de invloed van magnetisch geladen apparatuur ondergaat en vervolgens niet
naar behoren werkt, dan dient u het uit te schakelen en de accu te verwijderen, of de
netspanningadapter los te maken (optioneel). Plaats de accu vervolgens weer terug, of sluit de
netspanningadapter weer aan, en schakel het toestel weer in.
Gebruik dit toestel niet in de nabijheid van radiozenders of hoogspanningsdraden.
Opnemen in de buurt van radiozenders of hoogspanningsdraden kan nadelige gevolgen
hebben voor beeld en/of geluid.
Altijd de meegeleverde snoeren en kabels gebruiken. Ook voor optionele
accessoires gebruikt u altijd de meegeleverde snoeren en kabels.
De snoeren of de kabels niet langer maken.
Het toestel niet bespuiten met insectenverdelgers of chemische middelen.
Wordt het toestel met chemische middelen bespoten dan kan het beschadigd raken en de
afwerkingslaag er van af gaan.
Vermijd langdurig contact van de digitale fotocamera met rubber of plastic.
Wat u wel en niet moet doen met dit toestel
Overige
- 196 -
Zorgdragen voor de fotocamera
Het toestel niet hard schudden of stoten bezorgen door het te laten vallen of het ergens
tegen aan laten slaan. Geen zware druk uitoefenen.
Het toestel kan slecht werken, het maken van beelden zou onmogelijk kunnen worden of de
lens, de LCD-monitor of de buitenkant zouden beschadigd kunnen raken.
Bijzonder voorzichtig zijn in de volgende gevallen aangezien deze er voor kunnen
zorgen dat het toestel slecht gaan werken.
Plaatsen met veel zand of stof.
Plaatsen waar water in contact kan komen met dit apparaat zoals wanneer u het gebruikt op
een regenachtige dag of op het strand.
De lens en de aansluitingen niet aanraken met vuile handen. Tevens erop letten geen
vloeistoffen, zand en andere vreemde deeltjes in de buurt te doen komen van de lens,
knoppen, enz.
Dit toestel is niet waterbestendig. Als er zeewaterdruppels op het toestel komen, een
droge doek gebruiken om het toestellichaam voorzichtig af te drogen.
Als het apparaat niet normaalt werkt, gelieve contact opnemen met de dealer waar u het
toestel gekocht heeft of met het reparatieservicecentrum.
Steek u handen niet in de montagestructuur van de digitale camerabody. Aangezien de
sensoreenheid precisieapparatuur is, kan dit storingen of schade veroorzaken.
Over Condensatie (Wanneer de lens of de LCD-monitor beslagen zijn)
Condens doet zich voor wanneer de omgevingstemperatuur of vochtigheid wijzigt. Wees
voorzichtig met condensatie omdat dit vlekken en schimmel op de lens en de LCD-monitor
veroorzaakt en een slechte werking van de camera.
Als er zich condens voordoet, het toestel uitzetten en deze gedurende 2 uur uit laten staan. De
mist zal op natuurlijke wijze verdwijnen wanneer de temperatuur van het toestel in de buurt
komt van de kamertemperatuur.
- 197 -
Overige
Voordat u het toestel schoonmaakt, de batterij of de DC-koppelaar verwijderen
(optioneel), of de stroomstekker uit het stopcontact halen. Vervolgens het toestel
afwrijven met een droge zachte doek.
Wanneer het toestel vuil is, kan het schoongemaakt worden door het vuil eraf te wrijven met
een uitgewrongen natte doek en vervolgens met een droge doek.
Veeg het vuil of de stof van de zoomring en de focusring af met een droge, stofvrije doek.
Geen schoonmaakmiddelen gebruiken zoals benzeen, verdunner, alcohol,
keukenschoonmaakmiddelen, enz., om het toestel te reinigen, aangezien dit buitenhoes of het
deklaagje zou kunnen aantasten.
Wanneer u een chemische doek gebruikt, ervoor zorgen de bijbehorende instructies te volgen.
Over vuil op de beeldsensor
Deze camera heeft een verwisselbaar lenzensysteem. Er kan dus vuil in de camera
komen als u lenzen wisselt. Afhankelijk van de opnamecondities kan vuil op de
beeldsensor ook op de opname te zien zijn.
Verwissel geen lenzen als er veel stof is en steek altijd de dop op de cameraopening als
de lens er niet op zit zodat er geen vuil in de camera kan komen. Maak ook de cameradop
schoon voordat u deze op de opening op de camera doet.
De beeldsensor schoonmaken
De oogsensor is een zeer precies en kwetsbaar apparaat; neem daarom de onderstaande
richtlijnen in acht als u hem zelf moet schoonmaken.
Gebruik een in de handel verkrijgbaar blaaskwastje om stof van de oogsensor te blazen. Blaas
niet te hard.
Laat het blaaskwastje niet voorbij de lensvatting komen.
Zorg ervoor dat het blaaskwastje de beeldsensor niet raakt om krassen op de beeldsensor te
voorkomen.
Gebruik uitsluitend een blaaskwastje om de beeldsensor schoon te maken.
Als het vuil of de stof niet met de blazer verwijderd kan worden, raadpleeg dan de dealer of het
dichtstbijzijnde servicecentrum.
Schoonmaken
Stofverwijdering
Dit apparaat heeft een functie van stofreductie die de mogelijkheid biedt vuil en stof die
zich gedeponeerd hebben op de voorkant van de beeldeninrichting. Deze functie zal
automatisch werken wanneer het toestel aan is, maar als u stof ziet, de [SENSOR
REIN.] (P147) in het [VOORKEUZE] menu uitvoeren.
Overige
- 198 -
Niet met grote kracht op de LCD monitor drukken. Ongelijke kleuren kunnen op de LCD
monitor verschijnen en dit kan voor storing zorgen.
Als het toestel koud is wanneer u het aanzet, kan het beeld op de LCD-monitor/Optionele
live-zoeker aanvankelijk een beetje donkerder dan normaal zijn. Het beeld zal echter weer
normaal helder worden zodra het toestel zelf opgewarmd is.
Niet hard op de lens drukken.
Laat het toestel nooit in de zon liggen met de lens naar de zonnestralen gericht. Zonlicht kan
problemen veroorzaken. Dit geldt zowel binnen als buiten en in de buurt van een raam.
Als er vuil (water, olie of vingerafdrukken enz.) op de lens zit, beïnvloedt dit ook de opname.
Maak de lens voorzichtig schoon met een zachte droge doek voordat en nadat u opnamen
maakt.
De lensmontering niet naar beneden toe leggen. Zorg ervoor dat de
contacten van de lensmontering
1 niet vuil worden.
Over de LCD-monitor/Optionele live-zoeker
Er is van extreem hoge precisietechnologie gebruik gemaakt voor de productie van het
beeldscherm van de LCD-monitor/Optionele live-zoeker. Toch kunnen er donkere of
lichte punten op het scherm staan (rood, blauw of groen). Dit is geen defect. Het
beeldscherm van de LCD-monitor/Optionele live-zoeker heeft meer dan 99,99%
effectieve pixels met slechts 0,01% inactieve of altijd verlichte pixels. De punten zullen
niet opgenomen worden op beelden die op een kaart opgenomen zijn.
Over de Lens
- 199 -
Overige
De batterij is een oplaadbare lithium-ionbatterij. De stroom wordt opgewekt door de
chemische reactie in de batterij. Deze reactie wordt beïnvloed door de temperatuur
en de vochtigheid. Door te hoge of te lage temperaturen gaan batterijen minder lang
mee.
Haal de batterij altijd uit het toestel na gebruik.
Steek de batterij in de meegeleverde batterijhouder (meegeleverd).
Om de batterij uit te nemen, duwt u deze naar buiten door uw vinger
door het gat in de onderkant van het batterijvak te steken.
Als u de batterijen per ongeluk laat vallen, controleert u of de
batterijen en de aansluitingen beschadigd zijn.
Door een beschadigde batterij in het toestel te doen zal het toestel
stukgaan.
Opgeladen reservebatterijen meenemen wanneer u op stap gaat.
U dient eraan te denken dat de levensduur van de batterijen korter wordt bij lage temperaturen
zoals op skipistes.
Als u op reis gaat, vergeet dan niet de batterijlader in te pakken (bijgeleverd) zodat u de batterij
kunt opladen tijdens uw reis.
Onbruikbare batterijen weggooien.
Batterijen hebben een beperkte levensduur.
Batterijen niet in open vuur gooien, dit kan ontploffing veroorzaken.
De batterijaansluitingen niet aanraken met metalen voorwerpen (zoals kettingen,
haarpinnen, enz.).
Dit kan kortsluiting of hitte veroorzaken en u zou uzelf ernstig kunnen verbranden als u de
batterij aanraakt.
Als u een batterijoplader vlak bij een radio gebruikt, kan dit de radio-ontvangst storen.
De oplader 1 m of meer verwijderd houden van de radio.
De oplader kan ruis maken wanneer deze gebruikt wordt. Dit is geen storing.
Na het gebruik, haalt u de batterijoplader uit het stopcontact. (Als u de stekker in het
stopcontact laat zitten, verbruikt u nog steeds een beetje stroom.)
De aansluitingen van de oplader en de batterij schoon houden.
Batterij
Oplader
Overige
- 200 -
Over 3D-opnames
Als de onderling verwisselbare 3D-lens aangebracht is, dient u een onderwerp niet
op te nemen op een afstand die kleiner is dan de minimum brandpuntafstand.
De 3D-effecten kunnen uitgesprokener zijn en kunnen daardoor vermoeidheid of een
oncomfortabel gevoel veroorzaken.
Als de onderlinge verwisselbare 3D-lens (H-FT012; optioneel) gebruikt wordt, is de minimum
brandpuntafstand 0,6 m.
Als met de onderling verwisselbare 3D-lens opnames gemaakt worden, zorg er dan
voor het toestel niet te schudden.
Als het toestel hevig geschud worden, tijdens het rijden in een voertuig of het lopen, enz.,
kunnen vermoeidheid en een oncomfortabel gevoel veroorzaakt worden.
We raden het gebruik van een statief aan.
Over het kijken naar 3D
Een ieder die hypergevoelig is voor licht, een hartkwaal heeft of zich hoe dan ook
onwel voelt, met vermijden naar 3D-beelden te kijken.
Dit kan namelijk een negatieve invloed op een dergelijke gezondheidsstatus hebben.
Als u zich moe, ongemakkelijk of op een andere manier niet gewoon voelt terwijl u
naar 3D-beelden kijkt, stop dan gelijk met kijken.
Gaat u door met kijken, dan kan dit ziekte tot gevolg hebben.
Neemt u alstublieft op passende wijze rust nadat u met kijken opgehouden bent.
Als u naar 3D-beelden kijkt, wordt aanbevolen om de 30 tot 60 minuten een pauze in
te lassen.
Langdurig kijken kan vermoeide ogen tot gevolg hebben.
Aan hen die bijziend of verziend zijn, wiens rechter- en linkeroog van elkaar
afwijken, die astigmatisch zijn, wordt geadviseerd een corrigerende bril, enz., te
dragen.
Stop het kijken als u duidelijk een dubbel beeld ziet wanneer u naar de 3D-beelden
kijkt.
Mensen kunnen het kijken naar 3D-beelden op verschillende manieren ervaren. Corrigeer uw
gezichtsvermogen naar behoren voordat u naar 3D-beelden gaat kijken.
U kunt de 3D-instelling op uw televisie of de instelling van de 3D-uitzending op het toestel op
2D zetten.
Als u op een 3D-compatibele telvisie naar 3D-beelden kijkt, ga dan op een afstand
zitten die minstens 3 keer groter is dan de daadwerkelijke hoogte van de televisie.
(Aanbevolen afstand): voor 42 inch; ongeveer 1,6 m, voor 46 inch; ongeveer 1,7 m, voor
50 inch; ongeveer 1,9 m, voor 54 inch; ongeveer 2,0 m.
Kijkt u op een kortere dan de aanbevolen afstand naar 3D-beelden, dan kunnen uw ogen
vermoeid raken.
Over 3D
- 201 -
Overige
De kaart niet op plaatsen met een hoge temperatuur bewaren, waar makkelijk
elektromagnetische golven of statische elektriciteit opgewekt kunnen worden, of op
plaatsen die blootgesteld zijn aan direct zonlicht.
De kaart niet plooien of laten vallen.
De kaart kan beschadigd worden of de opgenomen inhoud zou beschadigd of uitgewist kunnen
worden.
De kaart in de kaarthoes of het zakje doen na gebruik en wanneer u de kaart opslaat of
vervoert.
Laat de kaart niet vuil worden en zorg ervoor dat er geen vuil, stof of water op de aansluitingen
achterop de kaart komen. Raak de aansluitingen niet aan met uw vingers.
Aantekening voor overdracht van de geheugenkaart aan derden of het weggooien
van de geheugenkaart
“Formatteren” of “wissen” m.b.v. het toestel of een PC zal alleen het bestandsmanagement
veranderen en dit zal niet de gegevens in de geheugenkaart geheel wissen.
Het wordt aangeraden om de geheugenkaart letterlijk te vernietigen of de in de handel
verkrijgbare software voor het wissen van computergegevens te gebruiken om de gegevens
die op de geheugenkaart staan geheel te wissen voordat deze naar een andere eigenaar gaat
of weggegooid wordt.
Management van gegevens in de geheugenkaart is de verantwoordelijkheid van de gebruiker.
Als een verjaardag ingesteld is voor [BABY1]/[BABY2]/functie voor gezichtsherkenning,
dan wordt deze persoonlijke informatie in het toestel bewaard en in het beeld opgenomen.
Ontkoppeling
Informatie, inclusief persoonlijke informatie, kan veranderd worden of verdwijnen wegens een
fout, een effect van statische energie, een ongeluk, storing, reparatie of andere handelingen.
Gelieve van te worden acht slaan op het feit dat Panasonic op geen enkele manier
aansprakelijk is voor directe of indirecte schade veroorzaakt door de verandering of verdwijning
van informatie of persoonlijke informatie.
Bij aanvraag naar een reparatie, van eigenaar veranderen of weggooien
De instellingen opnieuw instellen om de persoonlijke gegevens te beschermen. (P66)
Verwijder de geheugenkaart van het toestel wanneer er een reparatie vereist wordt.
Instellingen zouden terug kunnen keren naar de fabriekstandaard wanneer het toestel
gerepareerd wordt.
Gelieve contact opnemen met de dealer waar u het toestel aangeschaft heeft of met uw
dichtstbijzijnde Servicecentrum als de bovenstaande operaties niet mogelijk zijn wegens
storing.
Wanneer u de geheugenkaart overdraagt aan derden of deze weggooit, gelieve
“Aantekening voor overdracht van de geheugenkaart aan derden of het weggooien
van de geheugenkaart” op P201 raadplegen.
Kaart
Over de persoonlijke informatie
Overige
- 202 -
De batterij op een koele en droge plaats opbergen met een relatief stabiele temperatuur:
(Aanbevolen temperatuur: 15 oC tot 25 oC, Aanbevolen vochtigheid: 40%RH tot 60%RH)
De batterijen en de kaart altijd uit het toestel verwijderen.
Als de batterijen in het toestel gelaten worden zullen ze ontladen zelfs als het toestel uitstaat.
Als de batterijen nog langer in het toestel blijven, zullen ze te veel leeg raken en kunnen ze
onbruikbaar worden, zelfs wanneer ze opgeladen worden.
Wanneer de batterijen voor een lange tijd opgeslagen worden, raden we aan ze eens per jaar
op te laden. De batterijen uit het toestel verwijderen en ze weer opslaan nadat ze helemaal
leeg geraakt zijn.
We raden aan het toestel op te slaan met een droogmiddel (kwartsglas gel) wanneer u deze in
een kast bewaart.
Controleer alle onderdelen voordat u opnamen maakt wanneer u het toestel lange tijd
niet heeft gebruikt.
Opgenomen gegevens kunnen worden beschadigd of zoek raken als de camera kapot gaat
omdat er verkeerd mee wordt gewerkt. Panasonic is niet aansprakelijk voor schade die is
veroorzaakt door het verlies van opgenomen gegevens.
Zet het statief goed vast als u het toestel erop bevestigt.
U zou niet in staat kunnen zijn de kaart of de batterij te verwijderen wanneer u een statief met
drie poten of een statief met één poot gebruikt.
Zorg ervoor dat de schroef op het statief met drie poten of het statief met één poot niet een
hoek vormt wanneer u het toestel bevestigt of losmaakt. U zou de schroef op het toestel
kunnen beschadigen als u een excessieve kracht gebruikt bij het draaien ervan. Tevens zou
het toestel en het afmetinglabel beschadigd kunnen raken of krassen kunnen krijgen als het
toestel te strak bevestigd wordt aan het statief met drie poten of het statief met één poot.
Wanneer u dit toestel gebruikt met een lens met grote diameter, zou de lens in contact kunnen
komen met de voetplaat afhankelijk van het statief met drie poten/statief met één poot. Door de
schroef aan te draaien met de lens en de voetplaat die met elkaar in contact zijn zou dit toestel
of de lens beschadigd kunnen worden. Daarom wordt het aanbevolen de statiefadapter
(DMW-TA1; optioneel) erop te zetten voordat u het statief erop zet.
Lees aandachtig de gebruiksaanwijzing voor het statief met drie poten of het statoef met één
poot.
Als u een zware verwisselbare lens (meer dan ongeveer 1 kg) aan het toestellichaam
bevestigt, het toestel niet dragen m.b.v. de schouderriem. Het toestel en de lens vasthouden
wanneer u deze draagt.
Wanneer u het toestel niet gebruikt gedurende een lange tijdsperiode
Over de Beeldgegevens
Over statieven met drie poten of met één poot
Over de schouderriem
- 203 -
Overige
Waarschuwingen op het scherm
Soms verschijnen op het scherm bevestigingen of foutmeldingen.
De belangrijkste meldingen worden hieronder beschreven.
[DEZE FOTO IS BEVEILIGD]
> Het beeld wissen nadat de beveiliginstelling geannuleerd is. (P163)
[DEZE FOTO KAN NIET GEWIST WORDEN]/[SOMMIGE FOTO’S KUNNEN NIET
GEWIST WORDEN]
Beelden die niet gebaseerd zijn op de DCF-standaard kunnen niet gewist worden.
> Als u een paar beelden wilt wissen, de kaart formatteren nadat u de nodige gegevens op
een PC etc. opgeslagen heeft. (P66)
[ER KUNNEN GEEN ADDITIONELE SELECTIES GEMAAKT WORDEN]
Het aantal beelden, dat tegelijk ingesteld kan worden wanneer [MULTI] geselecteerd is voor
[MULTI WISSEN] (P54), [FAVORIETEN] (P160), [TITEL BEW.] (P152), [TEKST AFDR.]
(P153) of [NW. RS.] (P156) is overschreden.
> Reduceer het aantal beelden en herhaal vervolgens de operatie.
Er zijn meer dan 999 favorieten ingesteld.
[KAN OP DEZE FOTO NIET INGESTELD WORDEN]
[TITEL BEW.], [TEKST AFDR.] of [PRINT INST.] kan niet ingesteld worden voor beelden die
niet gebaseerd zijn op de DCF-standaard.
[STORING GEHEUGENKAART
KAART FORMATEREN ?]
Het is een formaat dat niet gebruikt kan worden met dit toestel.
> De kaart opnieuw formatteren met het toestel nadat de nodige gegevens op een PC enz.
opgeslagen zijn. (P66)
[LENS NIET HERKEND, OF OPNAME ZONDER LENS IS UITGEZET.]/
[LENS NIET GOED AANGESLOTEN. DRUK NIET OP LENSONTKOPPELINGSKNOP
ALS LENS IS AANGESL.]/
[GELIEVE CONTROLEREN OF DE LENS JUIST GEMONTEERD IS]
Druk tijdens het fotograferen niet op de vrijgaveknop van de lens.
Wanneer u een Leica-lensmontageadapter (DMW-MA2M, DMW-MA3R; optioneel) gebruikt,
[OPN. ZONDER LENS] (P147) instellen op [ON] in het custom-menu.
Maak de lens in een keer los en breng hem weer aan zonder op de vrijgaveknop van de lens
te drukken. (P15) Schakel de stroom weer in en neem contact op met uw verkoper als de
weergave blijft aanhouden.
Overige
- 204 -
[PARAMETERFOUT GEHEUGENKAART]/[DEZE GEHEUGENKAART KAN NIET
WORDEN GEBRUIKT.]
> Gebruik een kaart die met dit toestel compatibel is. (P25)
SD-geheugenkaart (8 MB tot 2 GB)
SDHC-geheugenkaart (4 GB tot 32 GB)
SDXC-geheugenkaart (48 GB, 64 GB)
[PLAATS SD-KAART OPNIEUW]/[ANDERE KAART PROBEREN A.U.B.]
Er heeft zich een fout voorgedaan bij het toetreden van de kaart.
> Voer de kaart opnieuw in.
> Er een andere kaart inzetten.
[LEESFOUT/SCHRIJFFOUT
CONTROLEER DE GEHEUGENKAART]
Het is niet gelukt gegevens te lezen of te schrijven.
> Verwijder de kaart na het uitschakelen van de stroom [OFF]. Zet de kaart er weer in, zet
de stroom weer aan en probeer de gegevens opnieuw te lezen of te schrijven.
De kaart zou stuk kunnen zijn.
> Er een andere kaart inzetten.
[KAN NIET OPNEMEN WEGENS INCOMPATIBELE GEGEVENSINDELING (NTSC/
PAL) OP KAART.]
> Als u een paar beelden wilt wissen, de kaart formatteren nadat u de nodige gegevens op
een PC etc. opgeslagen heeft. (P66)
> Er een andere kaart inzetten.
[OPNAME BEW. BEELDEN GEANN. SCHRIJFSNELHEID KAART TE BEPERKT]
Gebruik een kaart met SD-snelheidsklasses met “
Klasse
4” of hoger wanneer u bewegende
beelden opneemt in [AVCHD].
Gebruik bovendien een kaart met een SD-snelheidsklasse “
Klasse
6” of hoger wanneer u
video’s opneemt in [MOTION JPEG].
Als het voorkomt dat deze stopt zelfs na het gebruik van een “
Klasse
4”-kaart of hoger en de
schrijfsnelheid van de gegevens verslechterd is, wordt het aangeraden een back-up te maken
en vervolgens (P66) te formatteren.
Afhankelijk van het type kaart kan het opnemen van bewegend beeld halverwege stoppen.
- 205 -
Overige
[DEZE KAART IS NIET GEFORMAT. MET DEZE CAMERA, EN NIET GESCHIKT
VOOR FILMOPN.]
De schrijfsnelheid is lager als de kaart geformatteerd is m.b.v. een PC of andere uitrusting. Als
een gevolg hiervan, zou een opname van bewegend beeld middenin kunnen stoppen. Als dit
gebeurt, een back-up maken van de gegevens en de kaart in dit apparaat formatteren (P66).
[CREËREN VAN EEN MAP NIET MOGELIJK]
U kunt geen map aanmaken omdat er geen mapnummers meer zijn. (P181)
> De kaart formatteren nadat de nodige gegevens op een PC enz. opgeslagen zijn. (P66)
Als u [NR. RESET] in het [SET-UP] menu kiest na het formatteren, wordt de mapnummer
weer op 100 gezet. (P66)
[BEELD WORDT WEERGEGEVEN VOOR 16:9 TV]/[BEELD WORDT
WEERGEGEVEN VOOR 4:3 TV]
De AV-kabel is verbonden aan het toestel.
> Op [MENU/SET] drukken als u dit bericht onmiddellijk wilt wissen.
> Kies [TV-ASPECT] in het [SET-UP] menu om het TV-aspect te wijzigen. (P63)
Deze melding verschijnt ook als de USB-kabel alleen in de camera zit.
Sluit het andere eind van de USB-kabel in dit geval aan op een PC of een printer. (P179, 182)
[DEZE BATTERIJ KAN NIET GEBRUIKT WORDEN]
De batterij kan niet herkend worden door het toestel.
> Gebruik een echte Panasonic-batterij. Als dit bericht afgebeeld wordt zelfs nadat u een
echte Panasonic-batterij gebruikt is, contact opnemen met de dealer of uw dichtst bijzijnde
Servicecentrum.
De batterij kan niet herkend worden als het uiteinde ervan vuil is.
> Verwijder vuil enz. van het uiteinde.
Overige
- 206 -
Problemen oplossen
Probeer als eerste de volgende procedures (P206217).
De batterij is op.
De batterij opladen.
Als u het toestel aanlaat, zal de batterij opgaan.
> Schakel het toestel uit m.b.v. de [BESPARING] functie enz. (P62)
Als u het toestel met behulp van een HDMI-minikabel (optioneel) aansluit op een met
VIERA Link-compatibele TV en de TV uitzet met behulp van de afstandsbediening van de TV,
gaat dit toestel ook uit.
> Als u VIERA Link niet gebruikt, zet [VIERA Link] dan op [OFF]. (P64)
Is de temperatuur van de batterij veel te hoog of te laag? Indien dit het geval is, zal het langer
duren dan normaal om de batterij op te laden of het opladen zou onvoltooid kunnen blijven.
Zijn de uiteinden van de oplader of de batterij vuil?
> Wrijf het vuil eraf m.b.v. een droge doek.
Als het probleem niet wordt verholpen, kan het mogelijk worden verminderd door
[RESETTEN] (P66) in het [SET-UP]-menu te selecteren.
Batterijen en stroom
Het toestel kan niet bediend worden zelfs wanneer het aanstaat.
Het toestel gaat uit onmiddellijk nadat het aangezet is.
Dit toestel wordt automatisch uitgeschakeld.
Het [CHARGE] lampje knippert.
- 207 -
Overige
Is het onderwerp scherpgesteld?
> [FOCUSPRIORITEIT] is ingesteld op [ON] op het moment van aanschaf en u kunt geen
beelden maken totdat er scherpgesteld is op het onderwerp. Als u in staat wilt zijn een
beeld te maken wanneer u de ontspanknop helemaal indrukt zelfs als er nog niet geheel
scherpgesteld is op het onderwerp, dient u [FOCUSPRIORITEIT] in het [VOORKEUZE]
menu in te stellen op [OFF]. (P144)
Het kan zijn dat u even niet kunt opnemen nadat de stroom op [ON] gezet is, als een kaart met
grote capaciteit gebruikt wordt.
De opname lijkt misschien witachtig als er vingerafdrukken of iets dergelijks op de lens of
beeldsensor terecht zijn gekomen.
> Als de lens vies is, zet u de camera uit en veegt u het lensoppervlak voorzichtig schoon met
een zachte, droge doek.
> Ga naar P197 wanneer de beeldsensor vies wordt.
> Controleer de instelling van de belichtingscompensatie. (P78)
Is de AE-vergrendeling (P105) op de juiste wijze toegepast?
> De witbalansbracketinstellingen ongedaan maken (P97).
Het onderwerp ligt buiten het focusbereik van het toestel. (P33)
Er is camerabeweging (golfstoring) of het onderwerp beweegt enigszins. (P77)
Staat [FOCUSPRIORITEIT] in het [VOORKEUZE]-menu op [OFF]? (P144)
In dit geval wordt het beeld misschien niet correct scherpgesteld, zelfs als [AFS] of [AFC] in
[FOCUSFUNCTIE] ingesteld is.
Is de AF-vergrendeling (P105) op de juiste wijze toegepast?
De sluitertijd wordt trager en de optische beeldstabilisatorfunctie werkt mogelijk vooral niet
goed wanneer u opnamen op donkere plaatsen maakt.
> We raden aan het toestel stevig vast te houden met beide handen wanneer u beelden
maakt. (P35)
> Wij raden aan een statief en de zelfontspanner (P83) te gebruiken wanneer u opnamen
maakt met een langzame sluitertijd.
Gebruikt u een lens die de stabilisatorfunctie gebruikt? (P76)
Opnemen
Fotograferen is niet mogelijk.
De sluiter zal niet onmiddellijk in werking treden wanneer er op de ontspanknop
gedrukt wordt.
Het opgenomen beeld is witachtig.
Het beeld is te licht of te donker.
Er worden in één keer meervoudige beelden opgenomen.
Het object is niet goed scherp.
Het opgenomen beeld is wazig.
De optische beeldstabiliseerder is niet effectief.
Overige
- 208 -
Is er nog geheugen op de kaart beschikbaar?
Is de ISO-gevoeligheid hoog of de sluitertijd langzaam?
(De ISO-gevoeligheid is ingesteld op [AUTO] wanneer het toestel vervoerd wordt. Daarom zal
er, wanneer u binnenshuis beelden enz. maakt, ruis optreden.)
> Verlaag de ISO-gevoeligheid. (P98)
> De instelling voor [RUISREDUCTIE] in [BEELDINSTELL.] toe doen nemen of de instelling
voor elk van de items behalve [RUISREDUCTIE] doen afnemen. (P137)
> Beelden op heldere plekken maken.
> Zet de [LANG SL.N.RED] op [ON]. (P136)
Is [FOTO RES.] (P130) of [KWALITEIT] (P131) laag ingesteld?
Is [DIG. ZOOM] ingesteld? (P69)
Er kunnen geen opnamen worden gemaakt met behulp van witbalansbracket.
Het opgenomen beeld ziet er onafgewerkt uit.
Er verschijnt ruis op het beeld.
Onder fluorescente verlichting, kan er knipperen of kunnen er horizontale
strepen gezien worden.
Dit is kenmerkend voor MOS-sensoren die dienst doen als de
pickupsensoren van de camera.
Dit is geen storing.
Wanneer u aanzienlijke flikkering of strepen opmerkt tijdens het maken van
een video, kunt u deze beeldflikkering of de strepen verminderen door de
sluitertijd [ANTIFLIKKERING] (P141) en de sluitertijd vast te stellen. Het is
mogelijk een sluitertijd te selecteren vanaf [1/50], [1/60], [1/100] of [1/120].
- 209 -
Overige
Als u opneemt onder fluorlicht kunnen helderheid en tinten lichtjes verschillen als de sluitertijd
korter wordt. Dit is kenmerkend voor beelden met fluorlicht en is geen storing van het toestel.
De kleur of de helderheid van het scherm zouden kunnen veranderen of er zouden horizontale
strepen kunnen verschijnen op het scherm wanneer het beeld gemaakt wordt in extreem
helder licht of onder fluorescente lampen, kwiklampen of natriumlampen enz.
Dit is een kenmerk van MOS-sensors die dienst doen als de oppaksensors van het toestel. Dit
doet zich voor wanneer het onderwerp een helder gedeelte heeft. Er zou zich wat oneffenheid
voor kunnen doen in de omliggende zones, maar dit is geen storing.
Dit wordt opgenomen in bewegende beelden maar wordt niet opgenomen op stilstaande
beelden.
Het wordt aangeraden dat u beelden maakt terwijl u erop let het scherm niet bloot te stelen aan
zonlicht of een andere bron van fel licht.
Dit zou een inactieve pixel kunnen zijn. Voer [PIXELVERBETER.] (P147) uit in het
[VOORKEUZE] menu.
Bevindt u zich in de operatie van belichtingcompensatie?
>
Druk op de functieknop achterop om te schakelen naar Belichtingscompensatie-werking. (P78)
Stel de AF-zone in op de onderscheidende kleur van het onderwerp als er een gedeelte is dat
verschikt van de omliggende kleur. (P87)
De helderheid van de tint van het gemaakte beelden verschilt van de eigenlijke
scène.
Er verschijnen roodachtige horizontale strepen op de LCD-monitor tijdens de
opname.
Er wordt een helder punt dat zich niet in het onderwerp bevindt opgenomen.
U kunt de belichting niet compenseren.
Onderwerp kan niet vergrendeld worden.
(AF-opsporing niet mogelijk)
Overige
- 210 -
Gebruik een kaart met SD-snelheidsklasses met
Klasse
4” of hoger wanneer u bewegende
beelden opneemt in [AVCHD].
Gebruik bovendien een kaart met een SD-snelheidsklasse “
Klasse
6” of hoger wanneer u
video’s opneemt in [MOTION JPEG].
Afhankelijk van de kaart kan het opnemen halverwege stoppen.
>
Als het opnemen van een video stopt tijdens het gebruik van een kaart van minstens
“Klasse 4”, als u een kaart gebruikt waarop herhaaldelijk gegevens opgenomen en gewist
zijn, dan wel een kaart die op een PC of op andere apparatuur geformatteerd werd, zal de
snelheid van het schrijven van de gegevens lager zijn. In zulke gevallen, raden we aan dat u
een back-up maakt van de gegevens en vervolgens de kaart in dit apparaat formatteert
(P66).
Als een video opgenomen wordt, kan het beeldscherm na zekere tijd donker worden, om het
verbruik van de batterij te reduceren, maar dit zal niet van invloed zijn op de opgenomen video.
Het scherm zou tijdelijk zwart kunnen worden of het apparaat zou lawaai op kunnen nemen
wegens statische elektriciteit of elektromagnetische golven enz. afhankelijk van de omgeving
van de bewegende beeldopname.
Het voorwerp lijkt enigszins verdrongen wanneer deze zeer snel over het beeld beweegt, maar
dit komt doordat het toestel MOS gebruikt voor de beeldsensor. Dit is geen storing.
Tijdens het maken van video-opnames in een stille omgeving kan het geluid van het diafragma
en de scherpstelling in opgenomen worden, afhankelijk van de gebruikte lenzen. Dit is geen
defect. Tijdens het opnemen van video’s kan de werking van de scherpstelling op [OFF] gezet
worden met [CONTINU AF] (P43).
Wees voorzichtig tijdens het opnemen van video’s omdat de geluiden van de werking van de
zoom, de knoppen en de functieknop, enz., opgenomen kunnen worden.
Bewegende beelden
Opnemen van bewegende beelden stopt halverwege.
Als u een video opneemt, kan het beeldscherm donker worden.
Het beeldscherm kan tijdelijk uitvallen, of het toestel kan geluid ruis opnemen.
Het voorwerp lijkt verdrongen.
Bij video’s worden afwijkende klik- en zoemgeluiden opgenomen.
- 211 -
Overige
Afhankelijk van de lens die wordt gebruikt, lijken opnamen mogelijk iets scheef of is er kleur
zichtbaar in de hoeken, afhankelijk van de zoomfactor; dit komt door de eigenschappen van de
lens. De randen van het beeld kunnen ook scheef lijken omdat het perspectief groter is
wanneer de groothoek wordt gebruikt. Dit is geen storing.
De optische beeldstabilisatorfunctie van de verwisselbare lens (H-FS014042) werkt alleen
correct met de toestellen die dat ondersteunen.
> Als oudere digitale toestellen van Panasonic (DMC-GF1, DMC-GH1, DMC-G1) gebruikt
worden, kan [STABILISATIE] in het [OPNAME] functiemenu (P76) niet op [OFF] gezet
worden. Er wordt aanbevolen om een update van de firmware van de digitale camera op de
volgende website uit te voeren.
http://panasonic.jp/support/global/cs/dsc/download/
> Als deze lens met een ander merk digitale camera gebruikt wordt, zal de optische
beeldstabilisatorfunctie niet werken (Met ingang van december 2010)
Neem voor details contact op met de respectievelijke firma.
Is de flits gesloten?
> Druk op de [ OPEN] knop om de flits te openen. (P71)
De flitser gaat 2 maal af. De interval tussen de eerste en tweede flits is langer wanneer de
rode-ogenreductie (P73) is ingesteld; het onderwerp mag dus niet bewegen tot de tweede flits
is afgegaan.
Lens
Het opgenomen beeld zou vervormd kunnen worden of er zou zich een kleur om
het onderwerp kunnen bevinden die er niet hoort.
Als de lens op een ander digitaal toestel bevestigd wordt, kan de
stabilisatiefunctie niet uitgeschakeld worden of kan het zijn dat deze functie niet
werkt.
Flits
De flits is niet geactiveerd.
De flits wordt 2 keer geactiveerd.
Overige
- 212 -
Het LCD-scherm gaat uit wanneer [AUTO LCD UIT] (P62) voor de [BESPARING]-functie wordt
geselecteerd.
[Dit gebeurt niet wanneer u de AC-adapter (optioneel) gebruikt.]
> Stel de helderheid van de LCD-monitor/optionele live-zoeker in op een juist niveau. (P61)
Controleer de [LCD MODE] instelling. (P61)
Dit komt doordat de lensopening verandert wanneer de ontspanknop tot halverwege wordt
ingedrukt of wanneer de helderheid van het voorwerp verandert. Dit is geen storing.
Dit kan vaker gebeuren als een heldere lens, zoals de verwisselbare lens (H-H014), gebruikt
wordt voor opnames in een helder verlichten buitenomgeving.
Verschijnt het beeld op de optionele live-zoeker?
> Schakel naar LCD-monitordisplay door op de optionele live-zoeker op [LVF/LCD] te
drukken (P188).
Wordt alleen op het LCD-scherm weergegeven wanneer de camera is verbonden met een PC
of printer.
Dit is geen storing.
Deze pixels beïnvloeden de opgenomen beelden niet.
Op donkere plekken kan ruis optreden om de helderheid van de LCD-monitor te behouden.
Dit is een eigenschap van het aandrijfsysteem van de optionele live-zoeker (P188) van dit
toestel en het is geen storing. Er zal geen probleem zijn met het opgenomen beeld.
LCD-monitor/optionele live-zoeker
De LCD-monitor gaat uit ook al staat het toestel aan.
De LCD-monitor/optionele live-zoeker is te helder of te donker.
Het kan even flikkeren of de helderheid van het beeldscherm kan even aanzienlijk
veranderen.
Het beeld verschijnt niet op de LCD-monitor.
Het beeld schakelt niet tussen LCD-monitor en optionele live-zoeker wanneer
[LVF/LCD] ingedrukt wordt op de optionele live-zoeker (P188).
Er verschijnen zwarte, rode, blauwe en groene stippen op de LCD-monitor.
Ruis op de LCD-monitor.
U ziet rode, groene of blauwe flitsen wanneer u uw ogen verplaatst in de
optionele live-zoeker (P188) of wanneer het toestel snel bewogen wordt.
- 213 -
Overige
Als deze op [OFF] staat, kunt u beelden weergeven zonder dat ze gedraaid zijn [LCD
ROTEREN] (P159).
U kunt beelden draaien met de [ROTEREN] functie. (P159)
U kunt de beelden alleen gedraaid afbeelden als u een lens (P12) gebruikt die de functie van
de richtingdetectie (P35) ondersteunt en [LCD ROTEREN] ingesteld is op [ON].
Hebt u op [(] gedrukt?
Is de kaart ingevoerd?
Staat er een opname op de kaart?
Is dit een beeld waarvan de bestandsnaam veranderd is in de PC? Zo ja, kan deze niet
afgespeeld worden door dit apparaat.
Is [AFSPEELFUNCTIE] ingesteld voor afspelen?
> Veranderen naar [NORMAAL AFSP.]. (P151)
Is dit een niet-standaard beeld, een beeld die bewerkt is m.b.v. een PC of een beeld die
gemaakt is door een ander merk digitale camera?
Heeft u de batterij onmiddellijk na het maken van het beeld verwijderd of heeft u een beeld
gemaakt m.b.v. een batterij met een lage resterende stroom?
> Formatteer de gegevens om het hierboven genoemde beeld te wissen. (P66)
(Er zullen ook andere beelden gewist worden en het zal niet mogelijk zijn deze te
herstellen. Controleer daarom goed voordat u formatteert.)
Is de klok van de camera goed ingesteld? (P60)
Beelden die op een PC zijn bewerkt of beelden die met andere camera's zijn opgenomen,
geven tijdens de kalenderweergave mogelijk een andere datum weer dan de opnamedatum.
Terugspelen
Het beeld dat teruggespeeld wordt is niet gedraaid of is gedraaid in een
onverwachte richting, wanneer afgebeeld.
De opname wordt niet teruggespeeld.
Er zijn geen gemaakte beelden.
Het mapnummer en het bestandsnummer worden afgebeeld als [] en het
scherm wordt zwart.
Beelden met een andere datum dan de opnamedatum worden weergegeven in de
kalenderweergave.
Er verschijnen witte ronde vlekken als zeepbellen op het gemaakte beeld.
Als u een beeld maakt met een flits op een donkere plek of binnenshuis,
zouden er witte vlekken kunnen verschijnen op het beeld veroorzaakt
doordat de flits stofdeeltjes weerkaatst in de lucht. Dit is geen storing.
Een kernmerk van dit fenomeen is dat het aantal ronde vlekken en hun
positie verschillen in elk beeld.
Overige
- 214 -
Is het een beeld dat opgenomen is met andere apparatuur? In deze gevallen, kunnen beelden
afgebeeld worden met een mindere beeldkwaliteit.
Wanneer de Digitale Rode-ogenreductie ([], [], []) in werking is, als u een beeld
maakt van een onderwerp met rode kleur omgeven door een huidachtige kleur, kan dat rode
gedeelte gecorrigeerd worden naar zwart door de Digitale Rode-ogenreductiefunctie.
> Er wordt aanbevolen om de beelden op te nemen met gesloten flitser en met de Flitsfunctie
op [] of [], of met de [RODE-OGEN CORR] op [OFF]. (P134)
Is het toestel correct op de TV aangesloten?
> De TV-input instellen op extern.
Uitvoer vanaf de [HDMI]-aansluiting is niet mogelijk wanneer het toestel is verbonden met de
PC of de printer.
> Sluit deze alleen aan op de TV.
Afhankelijk van het TV-model, kunnen de beelden horizontaal of verticaal uitgetrokken zijn of
kunnen ze afgebeeld worden met stukken van de rand eraf geknipt.
Probeert u bewegende beelden terug af te spelen door de kaart rechtstreeks in een
kaartingang op de TV te steken?
> Het toestel aan de TV verbinden met de AV kabel (bijgeleverd) of met en de
HDMI-minikabel (optioneel) en dan de bewegende beelden afspelen op die op de camera
staan. (P169, 171)
> Bewegende beelden die opgenomen zijn in [AVCHD] kunnen afgespeeld worden op
televisies van Panasonic (VIERA) met het AVCHD-logo.
> Controleer de [TV-ASPECT] instelling. (P63)
[WEERGAVE THUMBNAIL] verschijnt op het scherm.
Rood gedeelte van het gemaakte beeld is zwart geworden.
TV, PC en printer
Het beeld verschijnt niet op de televisie.
De displayzones op het TV scherm en de LCD-monitor van het toestel
verschillen.
Bewegende beelden kunnen niet op een TV afgespeeld worden.
Het beeld verschijnt niet helemaal op de TV.
- 215 -
Overige
Is het toestel goed aangesloten met de HDMI-minikabel (optioneel)? (P171)
> Vergewis u ervan dat de HDMI minikabel (optioneel) goed is aangesloten.
> Druk op [(] op dit apparaat.
Staat [VIERA Link] op dit toestel op [ON]? (P64)
> Afhankelijk van de HDMI-aansluiting op de TV, wisselt het ingangskanaal mogelijk niet
automatisch. Wissel het ingangskanaal in dat geval met behulp van de afstandsbediening
voor de TV. (Voor meer informatie over het wisselen van de input, lees de
gebruiksaanwijzing voor de TV.)
> Controleer de instelling van VIERA Link op het aangesloten apparaat.
> Zet het toestel uit en weer aan.
> Stel [VIERA Link] in op [Off] op de TV en zet het daarna weer op [On]. (Zie de
gebruiksaanwijzing van het TV-toestel voor meer informatie.)
> Controleer de [VIDEO UIT] instelling. (P63)
Is het toestel correct aangesloten op de PC?
Wordt het toestel correct herkend door de PC?
> Stel in op [PC] in [USB MODE]. (P63, 179)
> De USB-kabel losmaken. Maak de kabel pas vast als de kaart in het toestel zit.
> Controleer of uw PC compatibel is met SDXC-geheugenkaarten.
http://panasonic.net/avc/sdcard/information/SDXC.html
> Er kan tijdens de aansluiting een bericht getoond worden waarin u verzocht wordt de kaart
te formatteren. Doe dit niet.
> Als [TOEGANG] op de LCD-monitor weergegeven wordt en niet verdwijnt, sluit de
USB-verbindingskabel dan af na de stroom te hebben uitgeschakeld.
Beelden kunnen niet afgedrukt worden m.b.v. een printer die PictBridge niet verdraagt.
> [USB MODE] op [PictBridge(PTP)] instellen. (P63, 182)
> Wanneer u een printer gebruikt met een Knip- of kantenvrije afdrukfunctie, dient u deze
functie te annuleren voordat u afdrukt. (Voor details, de gebruiksaanwijzing lezen van de
printer.)
> Wanneer u de beelden laat afdrukken, dient u te vragen of de beelden afgedrukt kunnen
worden met beide uiteinden.
VIERA Link werkt niet.
Het beeld kan verplaatst worden wanneer het toestel aangesloten is op een PC.
De kaart wordt niet herkend door de PC.
De kaart wordt niet door de PC herkend (er wordt een SDXC-geheugenkaart
gebruikt)
Het beeld kan niet afgedrukt worden wanneer het toestel op een printer
aangesloten is.
De uiteinden van de beelden worden eraf geknipt bij het afdrukken.
Overige
- 216 -
Dit is het geluid van de functie voor het verwijderen van stof (P197); het duidt niet op een
slechte werking.
Dit geluid hoort bij de lensbeweging of de bediening van het diafragma en is hoorbaar wanneer
het toestel [ON] of [OFF] staat en het is geen storing.
De lens geeft mogelijk geluid af en het beeld op het LCD-scherm verandert mogelijk opeens
wanneer de helderheid verandert als gevolg van het gebruik van de zoom of het bewegen van
de camera; dit heeft echter geen invloed op de opname.
Het geluid klinkt wanneer het diafragma automatisch wordt aangepast. Dit is geen storing.
> Druk op [MENU/SET], kies het [SET-UP] menupictogram [ ] en kies dan het [~]
pictogram om de gewenste taal in te stellen. (P65)
Dit is een highlight functie die de witte verzadigde zone toont. (P142)
Is de [HIGHLIGHT] ingesteld op [ON]?
Op donkere plekken gaat de AF-lamp (P144) branden om gemakkelijker op het object scherp
te stellen.
Staat [AF ASS. LAMP] in het [VOORKEUZE]-menu op [ON]? (P144)
De AF-lamp gaat niet aan op heldere plekken.
Het oppervlak van het toestel kan warm worden tijdens het gebruik. Dit heeft geen invloed op
de prestaties of de kwaliteit van het toestel.
Als u het toestel niet voor lange tijd gebruikt, kan de klok opnieuw ingesteld worden.
> [AUB KLOK INSTELLEN] bericht zal afgebeeld worden; gelieve de klok opnieuw instellen.
Wanneer u beelden maakt, zal het niet mogelijk zijn de correcte datum op te nemen zonder
de klok in te stellen. (P60)
Overige
Het toestel maakt een geluid als het op [ON] geschakeld wordt.
De lensgroep maakt geluid.
Er werd per ongeluk een onleesbare taal gekozen.
Een gedeelte van het beeld knippert in zwart en wit.
Een rode lamp gaat soms aan wanneer de ontspanknop tot de helft ingedrukt
wordt.
De AF-lamp gaat niet aan.
Het toestel wordt warm.
De klok is opnieuw ingesteld.
- 217 -
Overige
Wanneer u een handeling uitvoert na een bepaalde actie, kunnen de beelden opgeslagen
worden in mappen met nummers die anders zijn dan de nummers die vóór deze handeling
gebruikt werden. (P181)
Als de batterij erin gezet of eruit gehaald is zonder eerst de stroom van het toestel uit te
schakelen, zullen de map- en bestandnummers voor de gemaakte beelden niet in het
geheugen opgeslagen worden. Wanneer de stroom vervolgens weer aangedaan wordt en er
beelden gemaakt worden, kunnen deze opgeslagen worden onder bestandnummers die
toegeschreven hadden moeten worden aan eerdere beelden.
Contoleer de klok- (P28) en verjaardagsinstellingen (P112).
> De calibratie (P65) uitvoeren.
De bestandsnummers zijn niet op volgorde opgenomen.
De mapnummers worden in toenemende volgorde opgeslagen.
De leeftijd wordt niet goed weergegeven.
Er wordt iets anders geselecteerd dan wat u aangeraakt heeft.
G MICRO SYSTEM is een op de Micro Four Thirds
System-standaard gebaseerd digitale camerasysteem van
LUMIX.
Micro Four Thirds™ en Micro Four Thirds Logo-merken zijn
handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van
Olympus Imaging Corporation, in Japan, de Verenigde
Staten, De Europese Unie en andere landen.
Four Thirds™ en Four Thirds Logo-merken zijn
handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van
Olympus Imaging Corporation, in Japan, de Verenigde
Staten, De Europese Unie en andere landen.
SDXC logo is een handelsmerk van SD-3C, LLC.
“AVCHD” en het “AVCHD” logo zijn handelsmerken van
Panasonic Corporation en Sony Corporation.
Gefabriceerd onder licentie van Dolby Laboratories.
Dolby en het symbool double-D zijn handelsmerken van
Dolby Laboratories.
HDMI, het HDMI logo en High-Definition Multimedia
Interface zijn handelsmerken of gedeponeerde
handelsmerken van HDMI Licensing LLC in de Verenigde
Staten en andere landen.
HDAVI Control™ is een handelsmerk van Panasonic
Corporation.
QuickTime en het QuickTime-logo zijn merken of
geregistreerde merken van Apple Inc. en worden onder
licentie gebruikt.
Adobe is een handelsmerk of geregistreerd handelsmerk
van Adobe Systems Incorporated in de Verenigde Staten en/
of andere landen.
Microsoft product schermshot(s) herdrukt met toestemming
van Microsoft
Corporation.
Andere namen, bedrijfsnamen en productnamen die in deze handleiding voorkomen, zijn
handelsmerken of geregistreerde handelsmerken van de betreffende bedrijven.
Dit product is in licentie gegeven onder de AVC-patentportfoliolicentie voor privé- en
niet-commercieel gebruik door een consument voor (i) het coderen van video in
overeenstemming met de AVC-norm (“AVC-video”) en/of (ii) het decoderen van AVC-video die
werd gecodeerd door een consument in een privé- en niet-commerciële activiteit en/of werd
verkregen via een videoleverancier die een licentie heeft om AVC-video te leveren. Geen
enkele licentie wordt gegeven of wordt geacht te zijn gegeven voor enig ander gebruik. Meer
informatie kunt u krijgen bij MPEG LA, LLC. Zie http://www.mpegla.com
.
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175
  • Page 176 176
  • Page 177 177
  • Page 178 178
  • Page 179 179
  • Page 180 180
  • Page 181 181
  • Page 182 182
  • Page 183 183
  • Page 184 184
  • Page 185 185
  • Page 186 186
  • Page 187 187
  • Page 188 188
  • Page 189 189
  • Page 190 190
  • Page 191 191
  • Page 192 192
  • Page 193 193
  • Page 194 194
  • Page 195 195
  • Page 196 196
  • Page 197 197
  • Page 198 198
  • Page 199 199
  • Page 200 200
  • Page 201 201
  • Page 202 202
  • Page 203 203
  • Page 204 204
  • Page 205 205
  • Page 206 206
  • Page 207 207
  • Page 208 208
  • Page 209 209
  • Page 210 210
  • Page 211 211
  • Page 212 212
  • Page 213 213
  • Page 214 214
  • Page 215 215
  • Page 216 216
  • Page 217 217
  • Page 218 218

Panasonic DMCGF2EG de handleiding

Type
de handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor