Panasonic DMC-LX5 de handleiding

Type
de handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

Gelieve deze gebruiksaanwijzing volledig door te lezen
alvorens dit apparaat in gebruik te nemen.
Gebruiksaanwijzing
voor geavanceerde kenmerken
Digitale Camera
Model Nr. DMC-LX5
VQT2Y69
until
2010/7/30
- 2 -
Inhoud
Voor Gebruik
Beknopte gebruiksaanwijzingen................5
Standaard accessoires..............................7
Namen van de onderdelen........................8
De bescherming van de flitsschoen
verwijderen..............................................11
Gebruik van de functieknop achterop .....12
Bevestiging van het lensdeksel...............13
Het bevestigen van de Schouderriem.....14
Voorbereiding
Opladen van de Batterij...........................16
• Uitvoertijd en aantal te maken
beelden bij benadering .....................19
De kaart (optioneel)/batterij in het
toestel doen en eruit halen......................21
Over het ingebouwde geheugen/
de kaart ...................................................23
De datum en de tijd instellen
(Klokinstelling).........................................25
• De klokinstelling veranderen.............26
Menu instellen .........................................27
• Menuonderdelen instellen.................28
• Gebruik van het snelle menu ............30
Over het set-up Menu .............................31
Selecteren van de [OPNAME]-functie
en opnemen van stilstaand beeld of
bewegend beeld......................................41
• Tips om mooie opnamen te
maken...............................................43
• Selecteer de Aspectratio
(Alleen stilstaande beelden) .............43
• Het stilstaande beeld maken.............44
• Opname van het bewegend beeld ....44
Basiskennis
Het maken van beelden met uw
favoriete instellingen
(AE-programmafunctie)...........................45
• Het focussen .....................................46
• Wanneer er niet op het onderwerp
scherpgesteld is (zoals wanneer
deze zich niet in het midden van de
samenstelling van het beeld dat u
wilt makenbevindt)............................47
• Golfstoring (camerabeweging)..........47
• Richtingfunctie ..................................47
• Programmaschakeling ......................48
Beelden maken m.b.v. de automatische
functie (Intelligente Automatische
Functie) ...................................................49
• Scènedetectie ...................................50
• AF-opsporingsfunctie ........................51
Instellingen in intelligente
automatische functie.........................52
Beelden maken met de zoom..................54
• M.b.v. de Optische Zoom/M.b.v.
de Extra Optische Zoom (EZ)/
M.b.v. de Intelligente Zoom/M.b.v.
de Digitale Zoom...............................54
• Gebruik van de Step Zoom ...............57
Beelden terugspelen
([NORMAAL AFSP.])...............................58
• Meervoudige schermen afbeelden
(Meervoudig terugspelen) .................59
• De terugspeelzoom gebruiken ..........60
Het focuspunt groter maken
(display focuspunt)............................61
Omschakelen van de
[AFSPEELFUNCTIE] ........................61
Beelden wissen .......................................62
• Om een enkele opname uit te
wissen...............................................62
Om meerdere beelden (tot 50) te
wissen of alle beelden te wissen.......63
Geavanceerd (Opnamebeelden)
Omschakelen van de
beeldschermweergave ............................64
Beelden maken met de ingebouwde
flits...........................................................67
Naar de geschikte flitsinstelling
schakelen..........................................67
Close-up’s maken....................................73
Opnamen maken met de
zelfontspanner.........................................74
De lichtgevoeligheid instellen..................75
Belichtingscompensatie...........................77
Fotograferen met Auto Bracket/Aspect
Bracket ....................................................78
• Auto Bracket......................................78
• Aspect Bracket ..................................79
Opnamen maken door het diafragma/
de sluitertijd te specificeren.....................81
• Diafragmaprioriteit AE .......................81
• Sluitertijdprioriteit AE .........................81
Beeld maken door de belichting
handmatig in te stellen ............................82
Openingswaarde en sluitertijd.................83
Opnamen maken met handmatig
scherpstellen ...........................................84
• MF-ASSIST .......................................85
Opnamen maken met kleuraanpassing
(My colour-functie)...................................87
- 3 -
• Afstellen van de uw
standaardinstellingen om gewenste
effecten te bereiken ..........................89
Registreren van Persoonlijke
Menu-instellingen (Registreren van
klantinstellingen) .....................................90
Opnamen maken in Klantfunctie .............91
Beelden maken die met de scène die
opgenomen wordt overeenkomen
(Scènefunctie) .........................................92
• [PORTRET].......................................93
• [GAVE HUID] ....................................93
• [ZELFPORTRET] ..............................94
• [LANDSCHAP] ..................................94
• [PANORAMA ASSIST]......................95
• [SPORT]............................................96
• [NACHTPORTRET] ..........................96
• [NACHTL. SCHAP] ...........................96
• [VOEDSEL].......................................97
• [PARTY]............................................97
• [KAARSLICHT] .................................97
• [BABY1]/[BABY2]..............................98
• [HUISDIER].......................................99
• [ZONSONDERG.] .............................99
• [H. GEVOELIGH.] .............................99
• [HI-SPEED BURST]........................100
• [FLITS-BURST]...............................101
• [STERRENHEMEL] ........................102
• [VUURWERK].................................102
• [STRAND] .......................................103
• [SNEEUW] ......................................103
• [LUCHTFOTO] ................................103
Opname Bewegend Beeld ....................104
• Veranderen van
[OPNAMEFUNCTIE] en
[OPN. KWALITEIT] .........................108
Opnemen van Bewegend Beeld met
Handmatige Instellingen
(Creatieve bewegende beeldfunctie) ....111
Een beeld maken met
Gezichtsdetectie functie........................113
• Gezichtsinstellingen ........................114
• Instellen van Automatische
Registratie/Gevoeligheid.................117
• Automatische Registratie ................118
Nuttige functies op
reisbestemmingen.................................119
• Opnemen welke Dag van de
Vakantie en de Locatie van de
Vakantie het is ................................119
• Opnamedata/-tijden op at
Reisbestemmingen ver weg
(World Time) ...................................122
Het functiemenu [OPNAME]
gebruiken ..............................................124
• [OPN. MODE] .................................124
• [FOTO RES.]...................................127
• [KWALITEIT] ...................................129
• [GEVOELIGHEID]...........................130
• [ISO-LIMIET] ...................................130
• [ISO VERHOGING] .........................130
• [WITBALANS] .................................131
• [GEZICHT HERK.] ..........................134
• [AF MODE]......................................134
• [PRE AF] .........................................138
• [AF/AE VERGR.] .............................139
• [MEETFUNCTIE].............................140
• [I. EXPOSURE] ...............................140
• [MULTI BELICHT.] ..........................141
• [KORTE SLUITERT.] ......................143
• [BURSTFUNCTIE] ..........................144
• [I.RESOLUTIE] ................................145
• [i.ZOOM]..........................................145
• [DIG. ZOOM] ...................................145
• [STAPSG. ZOOM]...........................146
• [STABILISATIE] ..............................146
• [AF ASS. LAMP]..............................147
• [FLITS] ............................................147
• [FLITS-SYNCHRO] .........................148
• [FLITS INSTEL.] ..............................148
• [RODE-OGEN CORR] ....................149
• [OPT. ZOEKER] ..............................149
• [CONVERSIE] .................................150
• [AUTO BRACKET] ..........................150
• [ASP. BRACKET] ............................150
• [KLOKINST.] ...................................150
Het functiemenu [BEWEGEND
BEELD] gebruiken.................................151
• [OPNAMEFUNCTIE] .......................151
• [OPN. KWALITEIT] .........................151
• [BELICHT.STAND]..........................152
• [CONTINU AF] ................................152
• [WINDREDUCTIE] ..........................152
Tekst Invoeren.......................................153
Geavanceerd (Terugspelen)
Beeld in Opeenvolging Afspelen
(Diavoorstelling) ....................................154
Selecteren van Beelden en deze
Terugspelen ..........................................156
• [MODE PLAY] .................................156
• [CATEGOR. AFSP.] ........................157
• [FAVORIET AFSP.].........................158
Bewegende beelden terugspelen..........159
Creëren van foto’s uit een video............160
Het functiemenu [AFSPELEN]
gebruiken...............................................161
• [KALENDER]...................................161
• [TITEL BEW.] ..................................162
• [SPLITS VIDEO]..............................163
• [TEKST AFDR.]...............................164
• [NW. RS.] De beeldgrootte
(aantal pixels) reduceren ................167
• [BIJSNIJD.]......................................168
• [LEVELING].....................................169
• [LCD ROTEREN] ............................170
- 4 -
• [FAVORIETEN] ...............................171
• [PRINT INST.] .................................172
• [BEVEILIGEN].................................174
• [GEZ.HERK. BEW.] ........................175
• [KOPIE] ...........................................176
Aansluiten op andere apparatuur
Beelden terugspelen op een
TV-scherm.............................................177
• Opnamen terugspelen met de
AV-kabel (bijgeleverd) ....................177
• Opnamen terugspelen op een
TV met een slot voor een
SD-geheugenkaart..........................178
• Afspelen op de TV met de
HDMI-aansluiting ............................178
Opslaan van de opgenomen
stilstaande beelden en bewegende
beelden .................................................184
• Kopieer het afspeelbeeld m.b.v.
een AV-kabel ..................................184
• Kopiëren naar een PC met
gebruik van “PHOTOfunSTUDIO
5.0 HD Edition” ...............................185
Aansluiting op de PC.............................186
Beelden afdrukken ................................190
• Een beeld kiezen en uitprinten........191
• Meerdere beelden kiezen en
uitprinten .........................................192
• Printinstellingen...............................193
Overige
Gebruik Externe Live Zoeker
(optioneel) .............................................196
Gebruik Externe Zoeker (optioneel)......198
Gebruik een externe flitser
(optioneel) .............................................199
De Conversielens (optioneel)
gebruiken ..............................................201
Het gebruiken van de Beschermer/
Filter ......................................................203
Schermdisplay.......................................205
Voorzorgsmaatregelen bij het
gebruik ..................................................209
Waarschuwingen op het scherm...........215
Problemen oplossen .............................218
Aantal mogelijke beelden en
beschikbare opnametijd ........................228
- 5 -
Voor Gebruik
Voor Gebruik
Beknopte gebruiksaanwijzingen
Dit is een beknopt overzicht van hoe u opnamen opneemt en terugspeelt met het toestel.
Bij elke stap controleert u de pagina’s waarnaar verwezen wordt en die tussen haakjes
staan.
De batterij opladen. (P16)
De batterij wordt niet opgeladen voor
de verzending. Laad dus de batterij
eerst op.
plug-in-type
inlaattype
Doe de batterij en de kaart in het
toestel. (P21)
Als u geen kaart gebruikt, kunt u
opnamen opnemen of terugspelen met
het ingebouwde geheugen. (P23)
P24 raadplegen als u een kaart
gebruikt.
Zet het toestel aan om opnamen te
maken.
1 Stel de functieknop in op [³].
2 Druk de ontspanknop in om opnamen
te maken. (P44)
90
OFF ON
Voor Gebruik
- 6 -
Speel de opnamen terug af.
1 Druk op [(].
2 Kies de opname die u wil bekijken.
(P58)
- 7 -
Voor Gebruik
Standaard accessoires
Controleer of alle accessoires bijgeleverd zijn alvorens het toestel in gebruik te nemen.
De accessoires en de vorm ervan kunnen verschillen, afhankelijk van het land of het gebied
waar u de camera hebt gekocht.
Voor details over de accessoires, de Basisgebruiksaanwijzing raadplegen.
Batterijpak wordt aangegeven als batterijpak of batterij in de tekst.
Batterijoplader wordt aangegeven als batterijoplader of oplader in de tekst.
De SD-geheugenkaart, de SDHC-geheugenkaart en de SDXC-geheugenkaart worden
aangegeven als kaart in de tekst.
De kaart is optioneel.
U kunt beelden maken of terugspelen met het ingebouwde geheugen als u geen kaart
gebruikt.
Raadpleeg uw dealer of het dichtstbijzijnde servicecentrum als u meegeleverde accessoires
verliest. (U kunt de accessoires apart aanschaffen.)
Voor Gebruik
- 8 -
Namen van de onderdelen
1Lens (P210, 211)
2 Zelfontspannerlampje (P74)
AF-lamp (P147)
3 Flits (P67)
4 Lusje voor schouderriem (P14)
5 Focus-keuzeschakelaar (P45, 73, 84)
6 LCD-monitor (P64, 205)
7 [AF/AE LOCK] Knop (P51, 136, 139)
8 Afspeelknop (P58)
9 Statuslampje (P22, 35, 41)
10 [MENU/SET] knop (P25)
11 [DISPLAY] knop (P64)
12 [Q.MENU] (P30)/Wisknop (P62)
13 Functieknop achterop (P48, 59, 60, 77, 81, 82, 84, 111, 137)
Raadpleeg P12 voor de werking van de functieknop achterop.
Functieknop achterop wordt als volgt beschreven in deze handleiding.
bijv.: Naar links of rechts draaien bijv.: De functieknop achterop
indrukken
12354
67138
1
4
1091112
- 9 -
Voor Gebruik
14 Cursorknoppen
15 Aspectratio-keuzeschakelaar (P43)
16 Microfoon (P105)
17 Zoomhendeltje (P54)
18 Bewegend beeldknop (P44, 104)
19 Schakelaar opening flitser (P67)
20 Bescherming flitsschoen (P11, 196, 198,
199)
21 Instelknop (P41)
22 Sluiterknop (P49)
23 Toestel AAN/UIT (P25)
24 [HDMI] aansluiting (P179, 181)
25 [AV OUT/DIGITAL] aansluiting (P177,
184, 186, 190)
26 Lensringvoorkant (P201, 203)
27 Objectiefcilinder
3/[FOCUS] knop (P51, 61, 137)
4/Functieknop (P32)
Ken een Menu aan de 4 toe. Het is handig om een menu eraan toe te kennen dat
vaak gebruikt wordt.
[OPN. MODE]/[KWALITEIT]/[MEETFUNCTIE]/[WITBALANS]/[AF MODE]/
[I. EXPOSURE]/[RICHTLIJNEN]/[ OPN.GEBIED]/[RESTAANDUID.]/[FLITS]/
[AUTO BRACKET]/[ASP. BRACKET]
2/Zelfontspannerknop (P74)
1/ISO (P75)
In deze handleiding, worden de cursorknoppen beschreven als afgebeeld in de
figuur hieronder of beschreven met 3/4/2/1.
bijv.: Wanneer u op de 4 (neer) knopdrukt
of Op 4 drukken
15 16 17 18
19 20 21 22 23
24
25
26
27
Voor Gebruik
- 10 -
28 Statiefbevestiging
Zet het statief goed vast als u het toestel
erop bevestigt.
29 Speaker (P159)
Dek de luidspreker niet af met uw
vingers.
30 Kaart/Batterijklep (P21)
31 Vrijgavehendeltje (P21)
32 DC-koppelaardeksel (P22)
Wanneer u een AC-adapter gebruikt, er
voor zorgen dat de DC-koppelaar van
Panasonic (optioneel) en de AC-adapter
(optioneel) gebruikt worden. Voor
verbindingsdetails, P22 raadplegen.
32
28 29
31
30
- 11 -
Voor Gebruik
De bescherming van de flitsschoen verwijderen
Het toestel wordt geleverd met een bescherming voor de flitsschoen die op de flitsschoen
bevestigd is.
Voor het gebruik van de externe live-zoeker (DMW-LVF1; optioneel) (P196), de externe
zoeker (DMW-VF1; optioneel) (P198) of de externe flitser (P199), moet de afdekking van
de hot shoe worden weggenomen.
Druk op de knop voor de vrijgave van de afdekking
van de hot shoe 1 en trek de afdekking in de richting
van de pijl 2.
Aantekening
Als de externe live-zoeker (optioneel), de externe zoeker (optioneel) of de externe flitser
(optioneel) niet gebruikt worden, wees er dan zeker van de afdekking op de hot shoe aan
te brengen.
Let goed op dat u de bescherming van de flitsschoen niet verliest.
Wanneer u de bescherming van de flitsschoen niet gebruikt, ervoor zorgen geen vloeistof, zand
of iets anders in de verbindingsaansluitingen te laten komen.
De bescherming van de flitsschoen buiten het bereik van kinderen houden om het inslikken
ervan te voorkomen.
Voor Gebruik
- 12 -
Gebruik van de functieknop achterop
Er zijn 2 handelingen die u moet uitvoeren bij het gebruiken van de functieknop achterop,
deze dient links- of rechtsom gedraaid te worden en vervolgens moet deze voor het
beslissen ingedrukt worden.
A Functieknop achterop
¢1 Opnemen
¢2 Terugspelen
Aantekening
Het geluid van de draaihandeling zou opgenomen kunnen worden wanneer die uitgevoerd
wordt tijdens het maken van bewegende beelden.
Voorbeeld van bediening tijdens opnemen/
afspelen beeldscherm
1 “Rotatie” 2Drukken”
¢1
Afstelling van
programmaschakeling
(P48),
Handmatig
scherpstellen (P84),
Opening (P81),
Sluitertijd (P81), enz.
Naar compensatie
belichting schakelen
(P77), naar manuele
scherpstelling
schakelen (P84), enz.
¢2
Verder spoelen/
terugspoelen van
beelden tijdens
1-scherm afspelen
(P58), Multi-playback
(P59),
Kalenderzoektocht
(P161), Afspeelzoom
(P60).
Beeldselectie tijdens
Multi-Playback en
Kalenderzoektocht.
- 13 -
Voor Gebruik
Bevestiging van het lensdeksel
Als u de camera uitzet of vervoert, maakt u lensdop erop vast om het lensoppervlak te
beschermen.
Steek het riempje door de opening op de
lensdop.
Steek hetzelfde riempje door de
opening op de camera.
Bevestig de lensdop.
Maak de lensdop los voordat u de camera
aanzet om opnamen te maken.
Deze eenheid niet ophangen of
rondslingeren met het lensdopriempje
bevestigd.
Verlies de lensdop niet.
Voor Gebruik
- 14 -
Het bevestigen van de Schouderriem
We raden aan de schouderriem te bevestigen wanneer u het toestel gebruikt om het vallen
ervan tegen te gaan.
Haal de schouderriem door het lusje van de
schouderriem op het lichaam van het
toestel.
A:Lusje voor schouderriem
Haal het uiteinde van de schouderriem door
de ring in de richting van de pijl en haal het
vervolgens door de stopper.
Haal het uiteinde van de schouderriem door
het gat aan de andere kant van de stopper.
Trek aan de andere kant van de
schouderriem en controleer
vervolgens dat deze er niet uit
zal komen.
Voer stappen 1 tot 4 uit en bevestig
vervolgens de andere kant van de
schouderriem.
- 15 -
Voor Gebruik
Aantekening
Zorg ervoor de stappen te volgen en bevestig de schouderriem op correcte wijze.
Controleer of de schouderriem goed vastzit aan het toestel.
Bevestig de riem zo dat het “LUMIX” LOGO aan de buitenkant zit.
Gebruik de schouderriem om uw schouder.
Draag hem niet om uw nek.
Dit kan leiden tot letsel of ongevallen.
Bewaar de schouderriem niet waar er een kind bij kan.
De riem kan per ongeluk om hun nek gewikkeld raken.
Voorbereiding
- 16 -
Voorbereiding
Opladen van de Batterij
Over batterijen die u kunt gebruiken met dit apparaat
Gebruik hiervoor de oplader.
Dit apparaat heeft een functie die batterijen onderscheidt die veilig gebruikt kunnen
worden. De exclusieve batterij wordt ondersteund door deze functie. Batterijen die
gebruikt kunnen worden met dit apparaat zijn originele Panasonic batterijen of batterijen
gemaakt door derden die gebrevetteerd zijn door Panasonic. (Batterijen die niet
ondersteund kunnen worden door deze functie kunnen niet gebruikt worden.) De
kwaliteit, prestatie en veiligheid van batterijen gemaakt door derden die verschillen van
die, die als origineel beschouwd worden, hebben geen garantie.
Opladen
De batterij wordt niet opgeladen voor de verzending. Laad dus de batterij eerst op.
Laad de batterij op met de oplader.
Er wordt aanbevolen de batterij te laden bij een temperatuur tussen 10 oC en 30 oC (dit
moet ook de temperatuur van de batterij zelf zijn).
Het is opgemerkt dat er nep batterijpakketten die zeer op het echte product lijken
in omloop gebracht worden op bepaalde markten. Niet alle batterijpakketten van
dit soort zijn op gepaste wijze beschermd met interne bescherming om te
voldoen aan de eisen van geschikte veiligheidstandaards. Er is een mogelijkheid
dat deze batterijpakketten tot brand of explosie kunnen leiden. U dient te weten
dat wij niet verantwoordelijk zijn voor eventuele ongelukken of storingen die als
een gevolg van het gebruik van een nep batterijpak gebeuren. Om er voor te
zorgen dat er veilige producten gebruikt worden, raden we het gebruik aan van
originele batterijpakketten van Panasonic.
Steek de batterij in de goede
richting.
- 17 -
Voorbereiding
Over het [CHARGE] lampje
Het [CHARGE] lampje wordt ingeschakeld:
Het [CHARGE] lampje
A is ingeschakeld en het laden gaat van start.
Het [CHARGE] lampje gaat uit:
Het [CHARGE] lampje
A
van de lader zal uitgaan als het laden zonder problemen voltooid is.
Als het [CHARGE] lampje knippert
De batterijtemperatuur is te hoog of te laag. Er wordt aanbevolen om de batterij opnieuw te
laden bij een omgevingstemperatuur tussen 10 oC en 30 oC.
De polen op de lader of op de batterij zijn vuil. Wrijf ze in dit geval schoon met een droge
doek.
Steek de stekker van de oplader
in het stopcontact.
Sluit de lader af van het stopcontact en
verwijder de batterij als het laden
geheel klaar is.
De AC-kabel gaat niet helemaal in de
AC-aansluiting. Er blijft een stukje over
zoals op de afbeelding.
plug-in-type
inlaattype
90
Voorbereiding
- 18 -
Oplaadtijd
De aangegeven oplaadtijd is voor wanneer de batterij geheel leeg is geraakt. De
oplaadtijd kan variëren afhankelijk van hoe de batterij gebruikt is. De oplaadtijd voor de
batterij in hete/koude omgevingen of een batterij die lange tijd niet gebruikt is zou langer
kunnen zijn dan anders.
Oplaadtijd en aantal mogelijke beelden met het optionele batterijpakket zijn dezelfde als
hierboven.
Batterijaanduiding
De batterijaanduiding wordt op het beeldscherm weergegeven
¢
.
¢ Beeldscherm” betekent hier de LCD-monitor van dit toestel en het beeldscherm van de
externe live-zoeker (DMW-LVF1; optioneel) indien geselecteerd.
[Deze verschijnt niet wanneer u de camera gebruikt met de AC-adapter (optioneel).]
De aanduiding wordt rood en knippert als de resterende batterijstroom op is. (Het statuslampje
knippert als de LCD-monitor uit gaat.) Laad de batterij op of vervang deze met een geheel
opgeladen batterij.
Aantekening
De batterij wordt warm na het gebruik/laden of tijdens het laden. Ook de fotocamera wordt
warm tijdens het gebruik. Dit is echter geen storing.
De batterij kan opnieuw geladen worden wanneer deze nog enigszins opgeladen is, maar het
wordt niet aangeraden dat de batterijlading vaak aangevuld wordt terwijl de batterij nog
helemaal opgeladen is. (Aangezien het kenmerkende zwellen plaats zou kunnen vinden.)
Laat geen metalen voorwerpen (zoals clips) in de buurt van de contactzones van de
stroomplug. Anders zou er een brand- en/of elektrische shock veroorzaakt kunnen
worden door kortsluiting of de eruit voortkomende hitte.
Oplaadtijd Ongeveer 155 min
- 19 -
Voorbereiding
Stilstaande beelden opnemen
[met gebruik van de LCD-monitor/externe live-zoeker (DMW-LVF1; optioneel)]
Opnamevoorwaarden volgens CIPA-standaard
CIPA is een afkorting van [Camera & Imaging Products Association].
Temperatuur: 23 oC/Vochtigheid: 50%RH wanneer de LCD-monitor aan staat.
Met een Panasonic SD-geheugenkaart (32 MB).
De geleverde batterij gebruiken.
Opnemen begint 30 seconden nadat de fotocamera aangezet is. (Als de optische
beeldstabilisator ingesteld is op [AUTO].)
Om de 30 seconden opnemen, met volle flits om het tweede beeld.
Het zoomhendeltje van Tele naar Breed of andersom zetten bij elke opname.
Het toestel om de 10 opnamen uitzetten. Het toestel niet gebruiken totdat de batterijen
afgekoeld zijn.
Het aantal opnamen verschilt afhankelijk van de pauzetijd van de opname. Als de
pauzetijd tussen de opnamen langer wordt, neemt het aantal mogelijke opnamen af.
[Bijvoorbeeld, als u één beeld per twee minuten moest maken, dan zou het aantal
beelden gereduceerd worden tot ongeveer één vierde van het aantal beelden die
hierboven gegeven wordt (gebaseerd op één beeld per 30 seconden gemaakt).]
Uitvoertijd en aantal te maken beelden bij benadering
Aantal beelden Ongeveer 400 opnamen
Met CIPA-standaard in
programma-AE-functie
opnametijd Ongeveer 200 min
Voorbereiding
- 20 -
Terugspelen
[met gebruik van de LCD-monitor/externe live-zoeker (DMW-LVF1; optioneel)]
Aantekening
De uitvoertijden en aantal te maken beelden zullen verschillen afhankelijk van de
omgeving en de gebruiksaanwijzing.
In de volgende gevallen worden de gebruikstijden bijvoorbeeld korter en wordt het aantal te
maken beelden verminderd.
In omgevingen met lage temperatuur, zoals skihellingen.
Wanneer u [AUTO POWER LCD] of [SPANNING LCD] (P32) gebruikt.
Wanneer operaties zoals flits en zoom herhaaldelijk gebruikt worden.
Wanneer de bedrijfstijd van de camera extreem kort wordt zelfs als de batterij goed opgeladen
is, zou de levensduur van de batterij aan zijn eind kunnen zijn. Koop een nieuwe batterij.
Terugspeeltijd Ongeveer 360 min
- 21 -
Voorbereiding
De kaart (optioneel)/batterij in het toestel doen en
eruit halen
Controleer of het toestel uit staat.
Sluit de flits.
We raden een kaart van Panasonic aan.
Zet de vrijgavehendeltje in de richting
van de pijl en open de batterij/kaartklep.
Altijd echte Panasonic batterijen gebruiken.
Als u andere batterijen gebruikt, garanderen wij
de kwaliteit van dit product niet.
Batterij: Doe deze er in totdat deze
vergrendeld wordt door de hendel A
terwijl u op de richting let waarin u deze
zet. Zet het hendeltje A in de richting van
de pijl om de batterij te verwijderen.
Kaart: Druk deze helemaal door totdat
deze klikt en let op de richting waarin u
deze erin doet. Om de kaart te
verwijderen, de kaart helemaal
doorduwen totdat deze klikt, trek deze er
vervolgens rechtop uit.
B:De verbindingsuiteinden van de kaart niet aanraken.
De kaart kan beschadigd worden als deze niet goed in het toestel zit.
1:Sluit de kaart/batterijklep.
2:Zet de vrijgavehendeltje in de richting
van de pijl.
Als u de kaart/batterijklep niet helemaal kunt
sluiten, haalt u de kaart eruit en steekt u deze er
weer in.
Voorbereiding
- 22 -
Aantekening
Haal de batterij uit het toestel na gebruik. De batterij opslaan in de batterijhouder (bijgeleverd).
De batterij niet verwijderen totdat de LCD-monitor en het statuslampje (groen) zijn uitgegaan
omdat de instellingen van het toestel anders verkeerd opgeslagen kunnen worden.
De geleverde batterij is alleen bedoeld voor dit toestel. Gebruik de batterij niet voor andere
apparatuur.
Een volle batterij raakt leeg als u deze lang niet gebruikt.
Voordat u de kaart of batterij eruit haalt, het toestel uitzetten en wachten totdat de stroomlamp
helemaal uitgegaan is. (Anders zou dit apparaat niet meer normaal kunnen werken en zou de
kaart zelf beschadigd kunnen worden of zouden de beelden verloren kunnen gaan.)
M.b.v. een AC-adapter (optioneel) en een DC-koppelaar (optioneel) i.p.v. de
batterij
De netadapter (optioneel) kan alleen gebruikt
worden met de speciale Panasonic DC-koppelaar
(optioneel). De netadapter (optioneel) kan niet
autonoom gebruikt worden.
1 Open de kaart/batterijklep.
2 Doe de DC-koppelaar erin, lettend op de richting.
3 Sluit de kaart/batterijklep.
Zorg ervoor dat de kaart-/batterijklep dicht is.
4 Open de DC-koppelaardeksel A.
Als het moeilijk is te openen, de
koppelaarbescherming opendrukken van binnenuit
met de kaart-/batterijklep open.
5 Doe de AC-adapter in een elektrische uitlaat.
6 De AC-adapter B aan de [DC IN] aansluiting C van
de DC-koppelaar verbinden.
D De markeringen uitlijnen en erin zetten.
Zorg ervoor dat alleen de AC-adapter en de
DC-koppelaar voor dit toestel gebruikt worden. Het
gebruik van andere apparatuur zou schade kunnen veroorzaken.
Aantekening
Gebruik altijd een originele Panasonic AC-adapter (optioneel).
Wanneer een AC-adapter gebruikt wordt, moet de AC-kabel gebruikt worden die bij de
AC-adapter geleverd is.
Sommige statieven kunnen niet bevestigd worden wanneer de DC-koppelaar aangesloten is.
Dit apparaat kan niet recht gezet worden wanneer de AC-adapter aangesloten is. Wanneer u
deze neerzet en aan hanteert, raden we aan deze op een zachte doek te plaatsen.
Zorg ervoor de AC-adapter los te koppelen wanneer u de kaart-/batterijdeur opent.
Als de AC-adapter en de DC-koppelaar niet nodig zijn, verwijder deze dan van het digitale
toestel. Tevens gelieve de DC-koppelaardeksel dicht houden.
Lees ook de handleiding voor de AC-adapter en de DC-koppelaar.
We raden aan dat u een batterij die voldoende opgeladen is of de AC-adapter gebruikt
wanneer u bewegende beelden maakt.
Als terwijl u bewegende beelden maakt m.b.v. de AC-adapter, de stroom onderbroken wordt
wegens het uitvallen van de stroom of als de AC-adapter losgekoppeld wordt enz., zal het
bewegende beeld dat gemaakt worden, niet gemaakt worden.
- 23 -
Voorbereiding
Over het ingebouwde geheugen/de kaart
U kunt uw beelden opslaan op een kaart. (P176)
Geheugengrootte: Ongeveer 40 MB
Op te nemen bewegende beelden: Alleen QVGA (320k240 pixels)
Het ingebouwde geheugen kan worden gebruikt als tijdelijke opslagruimte als de kaart vol
raakt.
De toegangstijd voor het ingebouwde geheugen kan langer zijn dan de toegangstijd voor een
kaart.
De volgende operaties kunnen uitgevoerd worden m.b.v. dit
apparaat.
Wanneer er geen kaart inzit: Kunnen beelden opgenomen worden
in het ingebouwde geheugen en teruggespeeld worden.
Wanneer er wel een kaart inzit: Kunnen beelden opgenomen
worden op de kaart en teruggespeeld worden.
Als u het ingebouwde geheugen gebruikt
k
>ð (toegangsaanduiding
¢
)
Als u de kaart gebruikt
(toegangaanduiding
¢
)
¢ De kaartaanduiding wordt rood als er beelden met het ingebouwde geheugen (of de kaart)
worden gemaakt.
Ingebouwd geheugen
Voorbereiding
- 24 -
De volgende kaarten die overeenstemmen met de SD-videostandaard kunnen gebruikt
worden met dit toestel.
(Deze kaarten worden aangeduid als kaart in de tekst.)
Alleen kaarten die het SDHC logo (dat aangeeft dat de kaart overeenstemt met de
SD-videostandaards) hebben, mogen gebruikt worden als 4 GB tot 32 GB kaarten.
Alleen kaarten die het SDXC logo (dat aangeeft dat de kaart overeenstemt met de
SD-videostandaards) hebben, mogen gebruikt worden als 48 GB en 64 GB kaarten.
Gebruik een kaart met SD-snelheidsklasses
¢
met “Class 4” of hoger wanneer u bewegende
beelden opneemt in [AVCHD Lite]. Gebruik bovendien een kaart met een SD-snelheidsklasse
“Class 6” of hoger wanneer u video’s opneemt in [MOTION JPEG].
¢ SD-snelheidsklasse is de snelheidstandaard m.b.t. continu schrijven.
Gelieve deze informatie op de volgende website bevestigen.
http://panasonic.jp/support/global/cs/dsc/
(Deze site is alleen in het Engels.)
Aantekening
Zet dit apparaat niet uit, verwijder de batterijen of de kaart niet en koppel de AC-adapter
(optioneel) niet los wanneer de toegangsindicatie brandt [waneer er beelden
geschreven, gelezen of gewist worden of het ingebouwde geheugen of de kaart
geformatteerd (P40)] worden. Verder het toestel niet blootstellen aan vibratie, stoten of
statische elektriciteit.
De kaart of de gegevens op de kaart zouden beschadigd kunnen worden en dit apparaat
zou niet langer normaal kunnen werken.
Als de operatie faalt wegens vibratie, stoten of statische elektriciteit, de operatie
opnieuw uitvoeren.
Schrijfbescherming-schakelaar A voorzien (Wanneer deze schakelaar op de
[LOCK] positie staat, is er geen verdere gegevens schrijven, wissen of
formattering mogelijk. Het vermogen gegevens te schrijven, te wissen en te
formatteren wordt hersteld wanneer de schakelaar teruggezet wordt naar zijn
originele positie.)
De gegevens op het ingebouwde geheugen of de kaart kunnen beschadigd raken
of verloren gaan door elektromagnetische golven of statische elektriciteit of omdat
het toestel of de kaart stuk is. We raden aan belangrijke gegevens op een PC enz. op te slaan.
Formatteer de kaart niet op de PC of andere apparatuur. Formatteer de kaart alleen op het
toestel zelf zodat er niets kan mislopen. (P40)
Houd de geheugenkaarten buiten het bereik van kinderen om te voorkomen dat ze de kaart
inslikken.
Kaart
Type kaart dat gebruikt kan
worden met dit toestel
Opmerkingen
SD-geheugenkaart
(8 MB tot 2 GB)
De SDHC-geheugenkaart kan gebruikt worden met
uitrustingen die compatibel zijn met SDHC-geheugenkaarten
of SDXC-geheugenkaarten.
SDXC-geheugenkaarten kunnen alleen gebruikt worden met
uitrustingen die compatibel zijn met
SDXC-geheugenkaarten.
Controleer dat de PC en andere apparatuur compatibel zijn
wanneer u de SDXC-geheugenkaarten gebruikt.
http://panasonic.net/avc/sdcard/information/SDXC.html
SDHC-geheugenkaart
(4 GB tot 32 GB)
SDXC-geheugenkaart
(48 GB, 64 GB)
2
A
- 25 -
Voorbereiding
De datum en de tijd instellen (Klokinstelling)
De klok is niet ingesteld wanneer het toestel vervoerd wordt.
Op [MENU/SET] drukken.
Druk op 3/4 om de taal te selecteren en druk op [MENU/SET].
De melding [AUB KLOK INSTELLEN] verschijnt.
Op [MENU/SET] drukken.
Zet het toestel aan.
A [MENU/SET] knop
B Cursorknoppen
Als het taalselectiescherm niet wordt afgebeeld,
overgaan op stap
4.
OFF ON
Voorbereiding
- 26 -
Op 2/1 drukken om de items (jaar, maand,
dag, uur, minuut, displayvolgorde
afbeelden of formaat tijddisplay) te
selecteren en dan op 3/4 drukken om in te
stellen.
A: De tijd in uw woongebied
B: De tijd in uw reisbestemmingsgebied (P122)
Selecteer ofwel [24 UURS] of [AM/PM] voor het
formaat van de tijddisplay.
AM/PM wordt afgebeeld wanneer [AM/PM] geselecteerd is.
Wanneer [AM/PM] geselecteerd is als het formaat van de tijddisplay, wordt middernacht
afgebeeld als AM 12:00 en wordt twaalf uur’s middags afgebeeld als PM 12:00. Dit
displayformaat wordt veel gebruikt in de VS en elders.
De instelling van de klok kan gewist worden door op [] te drukken.
Op [MENU/SET] drukken om in te stellen.
Op [MENU/SET] drukken.
Druk op [] om terug te keren naar het instellingenscherm.
Nadat de klokinstellingen gemaakt zijn moet het toestel worden uitgeschakeld. Schakel
het toestel daarna weer in en controleer of het display de gemaakte instellingen toont.
Wanneer [MENU/SET] ingedrukt is om de instellingen te voltooien zonder dat de klok
ingesteld moet worden, de klok correct instellen door de
De klokinstelling veranderen
procedure hieronder te volgen.
Selecteer [KLOKINST.] in het [OPNAME] of [SET-UP] menu, en druk op 1. (P28)
Deze kan veranderd worden in stappen 5 en 6 om de klok in te stellen.
De klokinstelling wordt behouden gedurende 3 maanden m.b.v. de ingebouwde
klokbatterij zelfs zonder de batterij. (De opgeladen batterij in het apparaat laten
gedurende 24 uur om de ingebouwde batterij op te laden.)
Aantekening
De klok wordt afgebeeld wanneer [DISPLAY] verschillende keren ingedrukt wordt tijdens
opname.
U kunt het jaar instellen van 2000 tot 2099.
Als de klok niet is ingesteld, wordt niet de juiste datum afgedrukt als u de datumafdruk op de
beelden instelt met [TEKST AFDR.] (P164) of de beelden laat afdrukken door een fotograaf.
Als de klok wel is ingesteld, kan de juiste datum worden afgedrukt, zelfs als de datum niet op
het scherm van de camera wordt weergegeven.
De klokinstelling veranderen
:
:
- 27 -
Voorbereiding
Menu instellen
Het toestel wordt geleverd met menu’s die u de mogelijkheid bieden instellingen te maken
voor het maken van beelden en deze terug te spelen precies zoals u wilt en menu’s die u
de mogelijkheid bieden meer plezier te hebben met het toestel en deze met groter gemak
te gebruiken.
In het bijzonder, bevat het [SET-UP] menu belangrijke instellingen met betrekking tot de
klok en de stroom van het toestel. Controleer de instellingen van dit menu voordat u
overgaat tot het gebruik van het toestel.
Aantekening
Afhankelijk van de specificaties van het toestel, zou het niet mogelijk kunnen zijn bepaalde
functies in te stellen of zouden sommige functies niet kunnen werken onder bepaalde
omstandigheden waarin het toestel gebruikt wordt.
! [OPNAME] functiemenu (P124 tot 150)
MODE [AFSPEELFUNCTIE] menu
(P58, 154 tot 158)
Met dit menu kunt u
de kleuring, de
gevoeligheid of het
aantal pixels enz.,
van de beelden die
u opneemt instellen.
Dit menu laat u de
instelling selecteren
van de
afspeelmethodes
zoals afspelen of
diavoorstelling van
alleen de beelden
die ingesteld zijn als [FAVORIETEN].
[BEWEGEND BEELD] functiemenu
(P151 tot 152)
( [AFSPELEN] functiemenu (P161 tot 176)
Dit menu laat u de
[OPNAMEFUNCTIE],
[OPN. KWALITEIT]
en andere aspecten
voor bewegend
beeldopname
instellen.
Dit menu laat u de
Bescherming,
Knip- of
Afdrukinstellingen,
enz. van gemaakte
beelden instellen.
[SET-UP] menu (P31 tot 40)
Dit menu laat u de klokinstellingen uitvoeren, de werkingspieptoon
selecteren en anderen instellingen instellen die het gemakkelijker
voor u maken om het toestel te hanteren.
Het [SET-UP] menu kan ingesteld worden vanaf oftewel de
[OPNAME] functie of [AFSPELEN] Functie.
Voorbereiding
- 28 -
In dit deel wordt beschreven hoe de instellingen van het [OPNAME] menu geselecteerd
moeten worden en hoe dezelfde instelling ook gebruikt kan worden voor het
[BEWEGEND BEELD] menu, het [AFSPELEN] menu en het [SET-UP] menu.
Voorbeeld: Instelling [AF MODE] vanaf [Ø] tot [š] in de programma-AE-functie
Menuonderdelen instellen
Zet het toestel aan.
A [MENU/SET] knop
Zet de instelknop op [ ].
Om het terugspeelmenu in te stellen, overgaan tot
stap
3 door de [(] in te drukken.
Druk op [MENU/SET] om het menu weer te
geven.
B Icoon snelle menuwisseling
C Menu-item
D Beeldschermpagina menu
E Instellingen
De beeldschermpagina’s van de menu’s kunnen
gemakkelijk doorgelopen worden door aan de
zoomhendel te draaien.
Op 3/4 drukken om [AF MODE] te kiezen.
Selecteer het item helemaal onderaan en druk op 4
om naar het tweede scherm te gaan.
Op 1 drukken.
Afhankelijk van het item, zou de instelling ervan niet
kunnen verschijnen of zou het op een andere wijze
afgebeeld kunnen worden.
Op 3/4 drukken om [š] te kiezen.
OFF ON
B
C
E
D
- 29 -
Voorbereiding
Druk op [MENU/SET] om het menu te sluiten.
Op [MENU/SET] drukken om in te stellen.
Naar andere menu's schakelen
bijv.: Schakel naar het [SET-UP] menu
1 Druk op [MENU/SET] om het menu af te
beelden.
2 Op 2 drukken.
3 Druk op 4 om het [SET-UP]
menupictogram [ ] te kiezen.
4 Op 1 drukken.
Selecteer een menu-item erna en stel het in.
Voorbereiding
- 30 -
M.b.v. het snelle menu, kunnen sommige menu-instellingen gemakkelijk gevonden
worden.
Sommige menu-items kunnen niet ingesteld worden door de functies.
U kunt de volgende items in detail instellen door op [DISPLAY] te drukken.
[WITBALANS] (P131)/[AF MODE] (P134)
Gebruik van het snelle menu
Druk tijdens het opnemen op [Q.MENU].
Druk op 3/4/2/1 om het menuonderdeel
te kiezen en de instelling en druk dan op
[MENU/SET] om het menu te sluiten.
A De in te stellen items en de instellingen worden
afgebeeld.
Q.MENU
A
- 31 -
Voorbereiding
Voer deze instellingen uit indien nodig.
Over het set-up Menu
[KLOKINST.], [BESPARING] en [AUTO REVIEW] zijn belangrijke items. Controleer de
instellingen ervan voordat u ze gebruikt.
In de Intelligente automatische functie, kunnen alleen [KLOKINST.], [WERELDTIJD], [TOON],
[TAAL] en [O.I.S. DEMO] (P40) ingesteld worden.
Voor details over hoe de [SET-UP] menu-instellingen geselecteerd moeten worden,
P28 raadplegen.
Raadpleeg P25 voor details.
Raadpleeg P122 voor details.
Raadpleeg P119 voor details.
Als u de camera aansluit op een TV wijzigt dit het volume van de TV-speakers niet.
U [KLOKINST.] De datum en de tijd instellen.
[WERELDTIJD]
De tijd in uw woongebied en reisbestemming instellen.
[BESTEMMING]:
U reisbestemming
[HOME]:
Uw woongebied
[REISDATUM]
De vertrekdatum en terugkeerdatum van uw reis instellen.
[REIS-SETUP]
[OFF]/[SET]
[LOCATIE]
[OFF]/[SET]
r [TOON]
Hiermee stelt u de pieptoon en sluitertoon in.
r [TOONNIVEAU]:
[s] (Geluid uit)
[t] (Laag)
[u] (Hoge)
[SHUTTER VOL.]:
[ ] (Geluid uit)
[] (Laag)
[] (Hoge)
[PIEPTOON]:
[]/[]/[]
[SHUTTER TOON]:
[]/[]/[]
u [VOLUME] Stel het volume af van de luidspreker op één van de 7 niveaus.
1 2 3
1 2 3
Voorbereiding
- 32 -
Raadpleeg P90 voor details.
Raadpleeg P124 voor details over het [OPNAME] Functiemenu.
[Fn KNOPINST.] kan uitgeschakeld zijn, al naargelang de instellingen.
De helderheid van de beelden die afgebeeld worden op de LCD-monitor neemt toe zodat
sommige onderwerpen anders eruit zouden kunnen zien dan in werkelijkheid op de
LCD-monitor. Dit beïnvloedt echter niet de opgenomen beelden.
De LCD-monitor wordt weer normaal helder na 30 seconden als u opneemt met de
LCD-versterkingsfunctie. Druk op een willekeurige knop om de LCD-monitor weer helder te
maken.
Als het scherm moeilijk te zien is vanwege zonlicht enz. dat erop schijnt, uw hand of een ander
voorwerp gebruiken om het licht te blokkeren.
Het aantal opneembare beeelden neemt af in Auto Power LCD-functie en Power LCD-functie.
[AUTO POWER LCD] kan niet geselecteerd worden in de terugspeelfunctie.
[GEH VOORK INST]
Er kunnen tot 4 huidige toestelinstellingen geregistreerd worden
als standaard instellingen.
(Alleen in de opnamefunctie)
[]/[ ]/[ ]/[ ]
[Fn KNOPINST.]
Ken een Menu aan de 4 toe. Het is handig om een menu eraan
toe te kennen dat vaak gebruikt wordt.
(Alleen in de opnamefunctie)
[OPN. MODE]/[KWALITEIT]/[MEETFUNCTIE]/[WITBALANS]/
[AF MODE]/[I. EXPOSURE]/[RICHTLIJNEN]/
[ OPN.GEBIED]/[RESTAANDUID.]/[FLITS]/[AUTO
BRACKET]/[ASP. BRACKET]
[LCD MODE]
Deze menu-instellingen maken het gemakkelijker om de
LCD-monitor te zien wanneer u op heldere plekken bent.
[OFF]
[AUTO POWER LCD]:
De helderheid wordt automatisch aangepast afhankelijk van hoe
helder het om het toestel heen is.
[SPANNING LCD]:
De LCD-monitor wordt helderder en gemakkelijker zichtbaar
tijdens het opnemen ook buiten.
[BEELDGROOTTE]
Verander de displaygrootte van sommige iconen en
menuschermen.
[STANDARD]/[LARGE]
- 33 -
Voorbereiding
De instelling [PATROON] is vastgesteld op [ ] in Intelligente automatische functie.
De weergave van de frames van filmopnames is slechts een benadering.
De weergave van deze frames kan verdwijnen wanneer met Tele gezoomd wordt, afhankelijk
van de instelling van het beeldformaat.
Dit kan niet gebruikt worden samen met de Intelligente automatische functie.
[RICHTLIJNEN]
Stel het patroon of de positie van de richtlijnen in die tijdens het
opnemen van de beelden worden weergegeven. U kunt ook
instellen of u de opnameinformatie wel of niet afgebeeld wilt
hebben wanneer de richtlijnen afgebeeld worden. (P64)
[OPNAME INFO.]:
[OFF]
[ON]
[PATROON]:
[]
[]
[]:De positie van de richtlijn kan worden ingesteld. Ga naar
P65 voor informatie over de manier van instellen.
[HISTOGRAM]
Dit biedt u de mogelijkheid om het histogram wel of niet af te
beelden. (P66)
[OFF]/[ON]
[ OPN.GEBIED]
Zichthoek voor bewegend beeldopname kan gecontroleerd
worden.
[OFF]/[ON]
[RESTAANDUID.]
Dit zal van display schakelen tussen het aantal opneembare
beelden en beschikbare opnametijd.
[REST.OPNAMEN]:
Dit zal het aantal opneembare beelden afbeelden voor stilstaande
beelden.
[REST.TIJD]:
Dit zal de beschikbare opnametijd voor bewegende beelden
afbeelden.
Voorbereiding
- 34 -
Als er wit verzadigde gebieden zijn, raden we het
compenseren aan van de belichting naar negatief
(P77) door na het histogram (P66) te verwijzen en
het beeld dan opnieuw te maken. Het beeld zou zo
van betere kwaliteit kunnen blijken.
Er zouden witte verzadigde zones kunnen zijn als de
afstand tussen het toestel en het onderwerp te klein
is wanneer u opnamen maakt met de flits.
Als [HIGHLIGHT] ingesteld is op [ON] in dit geval, zal de zone die direct verlicht wordt door de
fotoflits wit verzadigd worden en in het zwart en wit knipperen.
Highlighting werkt niet tijdens meervoudig afspelen (P59), kalenderzoektocht (P161),
afspeelzoom (P60) of afspelen van bewegend beeld (P159).
De MF-positie zal opgeslagen worden in de volgende gevallen:
Wanneer het toestel uitgezet wordt
Wanneer de keuzeschakelaar van het scherpstellen geschakeld is naar iets anders dan naar
[MF]
Wanneer er geschakeld is naar afspeelfunctie
De zoompositie zal helemaal naar breed ingesteld zijn wanneer de [ZOOM HERVAT.] ingesteld
is op [OFF].
Wanneer [HANDM. F. HERVAT.] ingesteld is op [OFF], zal de MF-positie de afstand zijn waarop
scherp gesteld is op het moment van opname met handmatig scherpstellen.
Afhankelijk van de opnameomstandigheden, zouden de opgeslagen MF-posities en hernomen
MF-posities kunnen verschillen.
[ZOOM HERVAT.] staat vast op [OFF] als [CONVERSIE] op [ ] staat.
[HIGHLIGHT]
Wanneer de automatische overzichtfunctie geactiveerd is of
wanneer u terugspeelt, verschijnen er witte verzadigde zones die
in het zwart en wit knipperen.
[OFF]/[ON]
[LENS HERVAT.]
Het is mogelijk de zoompositie en de MF (manual focus)-positie
op te slaan wanneer de stroom uitgezet wordt [OFF].
[ZOOM HERVAT.]:
Deze zal automatisch terugkeren naar de zoompositie als de
stroom op [OFF] gezet is, de volgende keer dat u de stroom op
[ON] zet.
[OFF]/[ON]
[HANDM. F. HERVAT.]:
Dit zal de MF-positie die ingesteld is met de handmatige
scherpstelling opslaan. De opgeslagen handmatige
scherpstelpositie zal hernomen worden wanneer u teruggaat naar
de handmatige scherpstelopname.
[OFF]/[ON]
[ON] [OFF]
- 35 -
Voorbereiding
Raadpleeg P84 voor details.
De ontspanknop tot de helft indrukken of het toestel uit- en aanzetten om [SLAAPSMODUS] te
annuleren.
[SLAAPSMODUS] is ingesteld op [5MIN.] in de intelligente automatische functie.
[SLAAPSMODUS] is vastgesteld op [2MIN.] wanneer [AUTO LCD UIT] ingesteld is op
[15SEC.] of [30SEC.].
De statusaanduiding licht op als de LCD-monitor uit wordt gezet. Druk op een willekeurige knop
om de LCD-monitor weer aan te zetten.
[AUTO LCD UIT] werkt niet terwijl u het menu of de terugspeelzoom hanteert.
[SLAAPSMODUS] werkt niet in de volgende gevallen.
Wanneer u de AC-adapter gebruikt
Wanneer u verbindt aan een PC of een printer
Wanneer u bewegende beelden opneemt of terugspeelt
[MULTI BELICHT.]
Tijdens een diavoorstelling
[AUTO DEMO]
[AUTO LCD UIT] werkt niet in de volgende gevallen.
Wanneer u de AC-adapter gebruikt
Wanneer u verbindt aan een PC of een printer
Als de zelfontspanner ingesteld is
Wanneer u bewegende beelden opneemt of terugspeelt
[MULTI BELICHT.]
Tijdens een diavoorstelling
Terwijl het menuscherm afgebeeld is
[AUTO DEMO]
[MF ASSIST]
Als u manueel scherpstelt, verschijnt een hulpscherm (MF Assist)
in het middel van het scherm om u te helpen bij het scherpstellen.
[OFF]
[MF1]: Het midden van het schermbeeld wordt uitvergroot.
[MF2]: Het midden van het scherm wordt vergoot over het
hele scherm.
q [BESPARING]
U kunt de levensduur van de batterij conserveren door deze
menu’s in te stellen.
Deze zal bovendien de LCD-monitor automatisch uitschakelen
wanneer deze niet in gebruik is om het ontladen van de batterij te
voorkomen.
p [SLAAPSMODUS]:
Het toestel wordt automatisch uitgeschakeld als het toestel niet
gebruikt wordt gedurende een op de instelling geselecteerde
tijdsperiode.
[OFF]/[2MIN.]/[5MIN.]/[10MIN.]
[AUTO LCD UIT]:
De LCD-monitor wordt automatisch uitgeschakeld als het toestel
niet gebruikt wordt gedurende de op de instelling geselecteerd
tijd.
[OFF]/[15SEC.]/[30SEC.]
Voorbereiding
- 36 -
Raadpleeg P65 voor details.
De Auto Review functie wordt geactiveerd, onafhankelijk van diens instelling, als [AUTO
BRACKET] (P78), [ASP. BRACKET] (P79), [MULTI-FILM] (P126), [BURSTFUNCTIE] (P144)
en [ZELFPORTRET] (P94), [HI-SPEED BURST] (P100) en [FLITS-BURST] (P101) in de
Scène Mode gebruikt worden.
In intelligente automatische functie, is de automatische overzichtsfunctie vastgesteld op
[2SEC.].
Als [HIGHLIGHT] (P34) ingesteld is op [ON], verschijnen er witte verzadigde zones die
knipperen in het zwart en in het wit wanneer de automatische overzichtsfunctie geactiveerd is.
[AUTO REVIEW] werkt niet in opname van bewegende beelden.
Ook al is [!] ingesteld dan gaat u toch de [AFSPELEN] Mode binnen nadat de stroom
ingeschakeld is, door op de [(] knop te drukken terwijl de power-schakelaar op [ON] staat.
Het mapnummer wordt bijgewerkt en het bestandnummer vertrekt vanaf 0001. (P189)
U kunt een mapnummer tussen 100 en 999 toewijzen.
Wanneer u het mapnummer 999 bereikt, kunt u niet verder instellen. Wij raden aan de kaart
(P40) te formatteren nadat u de gegevens op een PC of ergens anders opgeslagen hebt.
Om het mapnummer opnieuw op 100 te zetten, het ingebouwde geheugen of de kaart eerst
formatteren en vervolgens deze functie gebruiken om het bestandsnummer opnieuw in te
stellen.
Er verschijnt een resetscherm voor het mapnummer. [JA] kiezen om het mapnummer opnieuw
in te stellen.
[WEERG OP LCD]
Als de externe live-zoeker (DMW-LVF1; optioneel) gebruikt wordt,
zal de LCD-monitor automatisch ingeschakeld worden als de
Opnamewijze op Afspelen gezet is.
[OFF]/[ON]
o [AUTO REVIEW]
Stel in hoeveel tijd na de opname het beeld op het scherm
verschijnt.
[OFF]
[1SEC.]
[2SEC.]
[HOLD]: De beelden worden afgebeeld totdat erop een
willekeurige knop gedrukt wordt.
[STARTMODUS]
Stel in of u wilt opstarten in de [OPNAME] Mode of in de
[AFSPELEN] Mode nadat de power-schakelaar op [ON] gezet is.
[!]: U gaat de [OPNAME] Mode binnen nadat de stroom is
ingeschakeld.
[(]: U gaat de [AFSPELEN] Mode binnen nadat de stroom
is ingeschakeld.
v [NR. RESET]
Reset het bestandnummer van de volgende opname op 0001.
- 37 -
Voorbereiding
Wanneer de [RESETTEN] instelling geselecteerd is tijdens opname, wordt tegelijk ook de
operatie die de lens terugzet uitgevoerd. U zult het geluid hoeren van de lens die beweegt
maar dit is normaal en duidt niet op slechte werking.
Wanneer de [OPNAME] functie-instellingen opnieuw ingesteld worden, zullen gegevens die
geregistreerd zijn met [GEZICHT HERK.] ook opnieuw ingesteld worden.
Wanneer [SET-UP] menu-instellingen opnieuw ingesteld worden, worden de volgende
instellingen ook opnieuw ingesteld. Verder wordt [LCD ROTEREN] (P170) ingesteld op [ON],
en wordt [FAVORIETEN] (P171) ingesteld op [OFF] in het [AFSPELEN] functiemenu.
De verjaardag- en naam instellingen voor [BABY1]/[BABY2] (P98) en [HUISDIER] (P99) in
scènefunctie.
De [REISDATUM] (P119) instelling. (Vertrekdatum, terugkomstdatum, bestemming)
De [WERELDTIJD] (P122) instelling.
De [GEH VOORK INST] (P90) instelling.
Positie bewaard in [LENS HERVAT.]/[MENU HERVAT.].
De gebruikersnaam die geregistreerd was met [GEBR.NAAM OPN].
Het mapnummer en de klokinstelling worden niet gewijzigd.
Wanneer u [PC] kiest, wordt het toestel aangesloten via het “USB Mass Storage”
communicatiesysteem.
Wanneer u [PictBridge(PTP)] kiest, wordt het toestel aangesloten op het “PTP (Picture Transfer
Protocol)” communicatiesysteem.
Dit zal werken wanneer de AV-kabel of de HDMI-minikabel (optioneel) verbonden is.
Dit zal werken wanneer de AV-kabel aangesloten is.
w [RESETTEN]
De [OPNAME] of [SET-UP] menu-instellingen worden weer
teruggezet naar de begininstellingen.
x [USB MODE]
Het USB-communicatiesysteem kiezen voordat of nadat u het
toestel op uw PC of printer aansluit met de USB-kabel
(bijgeleverd).
y [SELECT. VERBINDING]:
[PC] of [PictBridge(PTP)] kiezen als u het toestel op een PC of
een printer hebt aangesloten die PictBridge verwerkt.
{ [PictBridge(PTP)]:
Instellen na of voor het aansluiten op een printer die PictBridge
verwerkt.
z [PC]:
Instellen na of voor het aansluiten op een PC.
| [VIDEO UIT]
Het kleurentelevisiesysteem instellen voor elk land.
(Alleen Terugspeelfunctie)
[NTSC]: Video-output wordt op NTSC systeem ingesteld.
[PAL]: Video-output wordt op PAL systeem ingesteld.
[TV-ASPECT]
De verschillende TV-typen instellen.
(Alleen Terugspeelfunctie)
[W]: Aansluiten op een TV met een 16:9 scherm.
[X]: Aansluiten op een TV met een 4:3 scherm.
Voorbereiding
- 38 -
¢1 Wanneer [VIDEO UIT] ingesteld is op [PAL]
¢2 Wanneer [VIDEO UIT] ingesteld is op [NTSC]
Interlacemethode/progressieve methode
i= interlace scanning (interliniëring scannen) houdt het scannen van het scherm in met de helft
van de effectieve scanninglijnen, elke 1/50 seconden, terwijl p= progressive scanning
(progressief scannen) een beeldsignaal van scannen met hoge densiteit inhoudt dat het
scherm scant met alle effectieve scanninglijnen, elke 1/50 seconden.
De [HDMI]-aansluiting op dit toestel is compatibel met high definition output [1080i]. Om
progressieve en high definition-beelden te kunnen bekijken, hebt u een compatibele TV nodig.
Als de beelden in [AUTO] niet naar de TV worden uitgevoerd, pas ze dan aan aan het
beeldformaat dat op uw TV kan worden weergegeven en selecteer het aantal effectieve
scanlijnen. (Lees de gebruiksaanwijzing van de TV.)
Dit werkt wanneer de HDMI-minikabel (optioneel) is aangesloten.
Raadpleeg P178 voor details.
Dit werkt wanneer de HDMI-minikabel (optioneel) is aangesloten.
Ga naar P181 voor meer informatie.
[HDMI-FUNCTIE]
Het formaat instellen voor de HDMI-output wanneer u afspeelt op
de HDMI-compatibele hoge definitie-TV die aangesloten is op dit
apparaat m.b.v. de HDMI-minikabel (optioneel).
[AUTO]:
De outputresolutie wordt automatisch ingesteld op basis van de
informatie die wordt verkregen van de aangesloten TV.
[1080i]:
Voor de output wordt gebruikgemaakt van de interlacemethode
met 1080 beschikbare scanlijnen.
[720p]:
De progressieve methode met 720 beschikbare scanlijnen wordt
gebruikt voor output.
[576p]
¢
1
/[480p]
¢
2
:
De progressieve methode met 576
¢1
/480
¢2
beschikbare
scanlijnen wordt gebruikt voor output.
[VIERA Link]
Zo opzetten dat dit apparaat bediend kan worden door de
afstandsbediening van de VIERA door dit apparaat automatisch
vast te koppelen aan de apparaatuur van de VIERA-link die
compatibel is m.b.v. HDMI-minikabel (optioneel).
[OFF]: Operatie is uitgevoerd met de knoppen op dit
apparaat.
[ON]: De VIERA Link-compatibele apparatuur kan op
afstand worden bediend. (Niet alle handelingen zijn
mogelijk)
Het hoofdtoestel kan niet volledig met behulp van de
knoppen worden bediend.
- 39 -
Voorbereiding
Raadpleeg voor details over de invoering van de karakters voor de registratie (wijziging) van de
gebruikersnaam
Tekst Invoeren op P153.
De gebruikersnaam kan niet opgenomen worden bij bewegende beelden.
De naam van de gebruiker kan niet opgenomen worden in de RAW-beelden.
De naam van de gebruiker kan niet opgenomen worden in reeds gemaakte beelden.
Opgenomen namen van gebruikers kunnen niet bevestigd worden m.b.v. het toestel.
} [SCÈNEMENU]
Stel het scherm in dat zal verschijnen wanneer er een
scènefunctie geselecteerd is.
[OFF]: Het opnamescherm in de huidig geselecteerde
scènefunctie verschijnt.
[AUTO]: Het beeldscherm van het [SCENE MODE] menu
verschijnt.
[MENU HERVAT.]
De laatst gebruikte mennupositie wordt bewaard, zelfs als de
camera wordt uitgezet.
[OFF]/[ON]
[GEBR.NAAM OPN]
De naam van de gebruiker kan opgenomen worden in het beeld
terwijl u het beeld maakt. De naam van de gebruiker die
opgenomen wordt in het beeld kan bevestigd worden m.b.v. de
“PHOTOfunSTUDIO 5.0 HD Edition”-software op de CD-ROM
(bijgeleverd).
[OFF]: De naam van de gebruiker zal niet opgenomen
worden.
[ON]: De naam van de gebruiker zal opgenomen worden.
[SET]: De naam van de gebruiker zal geregistreerd
(gewijzigd) worden.
[VERSIE DISP.]
Het is mogelijk te controleren welke versie van bedrijfswaren op
het toestel zit.
Voorbereiding
- 40 -
Gebruik een batterij met voldoende batterijstroom of de AC-adapter (optioneel) en
DC-koppelaar (optioneel) wanneer u formatteert. Zet het toestel niet uit tijdens het formatteren.
Als er een kaar inzit, wordt alleen de kaart geformatteerd. Om het ingebouwde geheugen te
formatteren, de kaart verwijderen.
Als de kaart is geformatteerd op een PC of andere apparatuur, formatteert u dan de kaart
opnieuw op het toestel.
Het kan langer duren om het ingebouwde geheugen te formatteren dan de kaart.
Als u niet kunt formatteren, contact opnemen met de dealer of uw dichtstbijzijnde
Servicecentrum.
Als u per ongeluk een andere taal instelt, kiest u [~] in het pictogrammenmenu om de
gewenste taal in te stellen.
De stabilisatorfunctie wordt elke keer dat er op [MENU/SET] gedrukt wordt tussen [ON] en
[OFF] geschakeld tijdens de [O.I.S. DEMO].
[O.I.S. DEMO] is een benadering.
Druk op [DISPLAY] om [O.I.S. DEMO] te sluiten.
[AUTO DEMO] heeft geen TV-outputmogelijkheid zelfs wanneer deze in de afspeelfunctie
staat.
Druk op [MENU/SET] om [AUTO DEMO] te sluiten.
[FORMATEREN]
Het ingebouwde geheugen of de kaart wordt geformatteerd. Het
formatteren wist alle gegevens onherroepelijk, dus controleer de
gegevens zorgvuldig voordat u formatteert.
~ [TAAL]
De taal op het scherm instellen.
[DEMOFUNCTIE]
Geeft de hoeveelheid beeldbibber weer die het toestel
opgespoord heeft. ([O.I.S. DEMO])
De kenmerken van het toestel worden afgebeeld als
diavoorstellingen. ([AUTO DEMO])
[O.I.S. DEMO]
A Hoeveelheid beeldbibber
B Hoeveelheid beeldbibber na correctie
[AUTO DEMO]:
[OFF]
[ON]
DEM
O
A B
- 41 -
Voorbereiding
Functieschakeling
Selecteren van de [OPNAME]-functie en opnemen
van stilstaand beeld of bewegend beeld
Basiskennis
Zet het toestel aan.
A Instelknop
De statusindicator 2 brandt wanneer u dit
apparaat aan 1 zet. (Deze gaat uit na ongeveer
1 seconde.)
De functie schakelen door de functieknop te draaien.
Lijn een gewenste functie uit met deel B.
Draai de functieknop langzaam maar zeker om elke functie af te
stellen.
(De functieknop draait 360 o)
AE-programmafunctie (P45)
De onderwerpen worden opgenomen m.b.v. uw eigen instellingen.
Intelligente automatische functie (P49)
De onderwerpen worden opgenomen met behulp van instellingen die automatisch
gebruikt worden door het toestel.
OFF ON
Voorbereiding
- 42 -
Gevorderd
Openingsvoorrang AE-functie (P81)
De sluitertijd wordt automatisch bepaald volgens de openingswaarde die u ingesteld
hebt.
Sluitervoorrang AE-functie (P81)
De openingswaarde wordt automatisch ingesteld volgens de sluitertijd die u ingesteld
hebt.
Handmatige belichtingsfunctie (P82)
De belichting wordt aangepast aan de sluitertijd en de openingswaarde die u
handmatig hebt ingesteld.
Creatieve bewegende beeldfunctie (P111)
Bewegend beeld opnemen met handmatige instellingen.
Klantfunctie (P91)
Gebruik deze functie om opnamen te maken met eerder geregistreerde instellingen.
Scènefunctie (P92)
Hiermee maakt u beelden die passen bij de scène die u opneemt.
My colour-functie (P87)
Gebruik deze functie om kleureffecten te controleren, een kleurmodus te kiezen uit
acht kleurmodi en vervolgens beelden op te nemen.
- 43 -
Voorbereiding
A
AF-lamp
Het toestel voorzichtig vasthouden met beide handen, armen stil
houden en uw benen een beetje spreiden.
Houd de camera stil als u de ontspanknop indrukt.
De flits of de AF-lamp niet bedekken met uw vingers of andere
voorwerpen.
Dek de luidspreker niet af met uw vingers.
De voorkant van de lens niet aanraken.
Dit biedt u de mogelijkheid de aspectratio van de beelden te kiezen die het best bij het
afdrukken of het terugspelen past.
Schakelen van de keuzeschakelaar van de
aspectratio.
De uiteinden van de opgenomen beelden kunnen er afgeknipt worden bij het afdrukken,
controleer daarom
voordat u afdrukt/laat afdrukken. (P225)
Tips om mooie opnamen te maken
Selecteer de Aspectratio (Alleen stilstaande beelden)
[1:1] [4:3] [3:2] [16:9]
Vierkante
aspectratio
Beeldverhouding
van een 4:3 TV
Beeldverhouding
van een 35 mm
filmcamera
Beeldverhouding
van een
high-definition TV,
enz.
Voorbereiding
- 44 -
De ontspanknop tot de helft indrukken om scherp te stellen.
Druk de ontspanknop helemaal in (verder indrukken), en
maak het beeld.
Voor meer details, de uitleg raadplegen van elke opnamefunctie.
Druk de bewegend beeldknop in om de opname te
beginnen.
Druk de bewegend beeldknop opnieuw in om de opname te
stoppen.
Het geluid zal uit gaan wanneer op de bewegende beeldenknop gedrukt
wordt voor het starten/stoppen van de filmopname.
Het geluidsvolume kan ingesteld worden in [TOONNIVEAU] (P31).
Opname van bewegend beeld geschikt voor elke functie is mogelijk. Voor meer
details, “Opname Bewegend Beeld” (P104) raadplegen.
A Ontspanknop
B Bewegend beeldknop
Het stilstaande beeld maken
Opname van het bewegend beeld
- 45 -
Basiskennis
[OPNAME] functie: ³
Basiskennis
Het maken van beelden met uw favoriete
instellingen (AE-programmafunctie)
Het toestel stelt automatisch de sluitertijd en de lensopening in volgens de helderheid van
het object.
U kunt beelden maken in grote vrijheid door verschillende instellingen in [OPNAME] menu
te veranderen.
Stel de functieknop in op [ ].
Stel de focus-keuzeschakelaar in op [AF].
Om de instelling te veranderen wanneer u beelden
maakt, naar
Het functiemenu [OPNAME] gebruiken
(P124) verwijzen.
Richt de AF-zone 1 op het punt waar u op
wilt scherpstellen.
Druk de sluiterknop tot halverwege in om
scherp te stellen.
De focusaanduiding 2 (groen) gaat branden als op
het onderwerp scherp gesteld wordt.
Het focusbereik is 50 cm tot .
Als er beelden gemaakt moeten worden op een nog
dichter bereik,
Close-up’s maken (P73) raadplegen.
Druk de ontspanknop helemaal in (verder
indrukken), en maak het beeld.
De kaartaanduiding (P23) wordt rood als er opnamen
met het ingebouwde geheugen (of de kaart) worden
gemaakt.
AF
MF
AF
2
1
Basiskennis
- 46 -
Instelling van de kleurtint van het beeld m.b.v. het [OPNAME] functiemenu (P124)
Wanneer u beelden maakt m.b.v. de Ingebouwde flits (P67)
Wanneer u beelden maakt m.b.v. de zoom (P54)
Om de belichting af te stellen en beelden te maken op tijden waar het beeld te
donker eruit ziet (P77)
Om de kleuren af te stellen en beelden te maken op tijden waar het beeld te rood
eruit ziet (P131)
Wanneer u bewegende beelden opneemt (P104)
Richt de AF-zone op het onderwerp en druk vervolgens de ontspanknop tot de helft in.
A Aanduiding voor de scherpstelling
B AF-zone (normaal)
C AF zone (wanneer u de digitale zoom gebruikt of wanneer het donker is)
D Focusbereik
E Lensopening
¢1
F Sluitertijd
¢1
G ISO-gevoeligheid
¢1 Als er geen correcte belichting verkregen kan worden, zal dit aangegeven worden in het
rood. (Dit zal echter niet aangegeven worden in het rood wanneer de flits gebruikt wordt.)
¢2 Geluidsvolume kan ingesteld worden in [SHUTTER VOL.] (P31).
Het focussen
Focus
Wanneer er
scherpgesteld is op
het object
Wanneer er niet
scherpgesteld is
op het object
Aanduiding voor
de scherpstelling
Aan Knippert
AF-zone Wit>Groen Wit>Rood
Geluid
¢2
Biept 2 keer Biept 4 keer
A
B
C
GF
ED
- 47 -
Basiskennis
1 De AF-zone op het onderwerp richten en vervolgens de ontspanknop tot de helft
indrukken om de focus em belichting vast te zetten.
2 De ontspanknop half ingedrukt houden als u het toestel beweegt om het beeld
samen te stellen.
U kunt herhaaldelijk de acties in stap 1 opnieuw
proberen voordat u de ontspanknop volledig
indrukt.
Wij raden aan de
gezichtsherkenningsfunctie te gebruiken
wanneer u opnamen van mensen maakt. (P134)
Onderwerp en opnameomstandigheid waarop het moeilijk is scherp te stellen
Snelbewegende onderwerpen, extreem helderen onderwerpen of onderwerpen zonder
contrast
Wanneer de display van het opneembare bereik in het rood verschenen is
Wanneer u onderwerpen opneemt door ramen of in de buurt van glimmende voorwerpen
Wanneer het donker is of wanneer er zich beeldbibber voordoet
Wanneer het toestel zich te dicht bij het onderwerp bevindt of wanneer u een beeld maakt van
zowel onderwerpen ver weg als onderwerpen dichtbij
Wanneer de beeldbibberalert [ ] verschijnt, [STABILISATIE] (P146), een statief of de
zelfontspanner (P74) gebruiken.
De sluitertijd zal vooral in de volgende gevallen langzamer zijn. Houdt het toestel stil vanaf het
moment dat u de ontspanknop indrukt totdat het beeld op het scherm verschijnt. We raden in
dit geval het gebruik van een statief aan.
Langzame synchr/Reductie rode-ogeneffect
In [PANORAMA ASSIST], [NACHTPORTRET], [NACHTL. SCHAP], [PARTY],
[KAARSLICHT], [STERRENHEMEL] of [VUURWERK] in de Scènefunctie (P92)
[HOGE DYNAMIEK], [DYNAMIEK], [DYNAMISCH] ( ) in de My Colour functie (P87)
Als de sluitertijd langzamer wordt in [KORTE SLUITERT.] (P143)
Beelden die opgenomen zijn met een verticaal gehouden toestel worden verticaal
(gedraaid) teruggespeeld. (Alleen wanneer [LCD ROTEREN] (P170) ingesteld is op [ON])
De richtingdetectiefunctie zou niet correct kunnen werken als de opname uitgevoerd wordt met
het toestel op of neer gericht.
Bewegende beelden die met een verticaal gehouden toestel gemaakt zijn worden niet verticaal
afgebeeld.
Wanneer er niet op het onderwerp scherpgesteld is (zoals wanneer deze
zich niet in het midden van de samenstelling van het beeld dat u wilt
makenbevindt)
Golfstoring (camerabeweging)
Richtingfunctie
1/125
1/125
F2.0
F2.0
ISO
ISO
80
80
1/125F2.0
ISO
80
1/125
1/125
1/125F2.0
F2.0
ISO
ISO
80
80
F2.0
ISO
80
Basiskennis
- 48 -
In programma AE-functie kunt u de ingestelde
openingswaarde en de sluitertijd wijzigen zonder de
belichting te wijzigen. Dit heet programmaschakeling.
U kunt de achtergrond waziger maken door de
openingswaarde kleiner te maken of een bewegend
voorwerp met meer beweging opnemen door de sluitertijd
langzamer in te stellen als u een opname maakt in de
AE-programmafunctie.
Druk de ontspanknop tot halverwege in en gebruik dan de knop op de achterkant om de
programmaschakeling te activeren terwijl de openingswaarde en de sluitersnelheid op het
scherm verschijnen (ong. 10 seconden).
De aanduiding voor programma shift A verschijnt op het scherm wanneer programma shift
wordt ingeschakeld.
De programmaschakeling wordt geannuleerd als u de camera uitzet of als aan de functieknop
op de achterkant gedraaid wordt, tot de aanduiding van de programmaschakeling verdwijnt.
Voorbeeld van programmaschakeling
(A): Lensopening
(B): Sluitertijd
1 Programmmaschakelingnummer
2 Programmaschakelinggrafiek
3 Programmaschakelinglimiet
Aantekening
Als de belichting niet goed is wanneer u de ontspanknop tot de helft indrukt, worden de
openingswaarde en sluitertijd rood.
Programma schakeling is geannuleerd en het toestel keert terug naar normaal programma
AE-functie als er meer dan 10 seconden voorbijgaan nadat programmaschakeling geactiveerd
is. De instelling van de programmaschakeling is echter opgeslagen in het geheugen.
Afhankelijk van de helderheid van het object kan het zijn dat de programmaschakeling niet
werkt.
Programmaschakeling
A
(B)
(A)
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14
1 1
/
2
1
/
4
1
/
8
1
/
15
1
/
30
1
/
60
1
/
125
1
/
250
1
/
500
1
/
1000
1
/
2000
1
/
4000
2
2.8
4
5.6
8
11
(Ev)
- 49 -
Basiskennis
[OPNAME] functie: ñ
Beelden maken m.b.v. de automatische functie
(Intelligente Automatische Functie)
Alle instellingen van de camera worden aangepast aan het onderwerp en de
opnamecondities. Wij raden deze manier van opnemen dus aan voor beginners of als u de
instellingen wenst over te laten aan de camera om gemakkelijker opnamen te maken.
De volgende functies worden automatisch geactiveerd.
Scènedetectie/[STABILISATIE]/[SLIMME ISO]/Gezichtsdetectie/Snelle AF/[I. EXPOSURE]/
Digitale Rode-ogencorrectie/Compensatie van de achtergrondverlichting/[I.RESOLUTIE]/
Intelligente Zoom
Wanneer u beelden maakt m.b.v. de Ingebouwde flits (P67)
Open de flits wanneer de flits gebruikt moet worden. (P67)
[ ], [ ], [ ] of [ ] zullen verschijnen afhankelijk van het type en de helderheid
van het onderwerp.
Wanneer [ ] of [ ] ingesteld is, is de digitale rode-ogencorrectie in werking gesteld.
De Sluitertijd zal langzamer zijn tijdens [ ] of [ ].
Om de belichting af te stellen en beelden te maken op tijden waar het beeld te
donker eruit ziet (P77)
Wanneer u bewegende beelden opneemt (P104)
Om beelden te maken m.b.v. functie van de Gezichtsdetectie (die gezichten
opslaat van vaak voorkomende personen samen met informatie zoals hun namen
en hun verjaardagen) (P113)
Stel de functieknop in op [ñ].
[MF] kan niet ingesteld worden in [ñ]
(P84)
.
De ontspanknop tot de helft indrukken om
scherp te stellen.
De focusaanduiding 1 (groen) gaat branden wanneer
er op het onderwerp scherpgesteld is.
De AF-zone 2 wordt afgebeeld rond het gezicht van
het onderwerp door de gezichtsherkenningfunctie. In
andere gevallen wordt deze afgebeeld op het punt op
het onderwerp waarop scherp gesteld is.
Het focusbereik is 1 cm (Breed)/30 cm (Tele) tot .
De maximum close-upafstand (de kortste afstand die
mogelijk is voor het maken van een beeld van het
onderwerp) verschilt afhankelijk van de
zoomuitvergroting.
Druk de tot de helft ingedrukte
ontspanknop helemaal in om het beeld te
maken.
De kaartaanduiding (P23) wordt rood als er opnamen
met het ingebouwde geheugen (of de kaart) worden
gemaakt.
2
1
Basiskennis
- 50 -
Wanneer het toestel de optimale scène identificeert, wordt de icoon van de scène in
kwestie in het blauw gedurende 2 seconden afgebeeld, waarna die terugkeert naar zijn
gewoonlijke rode kleur.
[¦] is ingesteld als geen van de scènes van toepassing zijn en de standaardinstellingen
ingesteld zijn.
Wanneer [ ], [ ] of [ ] geselecteerd is, vindt het toestel automatisch het gezicht van een
persoon, en zullen de focus en de belichting afgesteld worden. (Gezichtsdetectie) (P135)
Als er een statief gebruikt wordt, bijvoorbeeld, en het toestel merkt dat toestelschudding
minimaal is wanneer de scènefunctie geïdentificeerd is als [ ], zal de sluitertijd ingesteld
worden op een maximum van 8 seconden. Opletten het toestel niet te bewegen terwijl u
beelden maakt.
Wanneer [GEZICHT HERK.] ingesteld is op [ON] en er een gezicht dat op een geregistreerd
gezicht lijkt gevonden wordt, wordt [R] afgebeeld rechtsboven van [ ], [ ] en [ ].
¢ Wanneer [GEZICHT HERK.] ingesteld is op [ON], zal [ ] alleen afgebeeld worden voor
verjaardagen van geregistreerde gezichten die al ingesteld zijn wanneer het gezicht van een
persoon 3 van jaar of ouder opgespoord wordt.
Aantekening
Wegens omstandigheden zoals de hieronder genoemde, kan er een andere scène
geïdentificeerd worden voor hetzelfde onderwerp.
Onderwerpomstandigheden: Wanneer het gezicht helder of donker is, De grootte van het
onderwerp, De kleur van het onderwerp, De afstand tot het onderwerp, Het contrast van het
onderwerp, Wanneer het onderwerp beweegt
Opnameomstandigheden: Zonsondergang, Zonsopgang, In omstandigheden met weinig
licht, Als de camera heen en weer wordt geschud, Als de zoom wordt gebruikt
Om beelden te maken in een bedoelde scène, wordt het aangeraden dat u beelden maakt in de
juiste opnamefunctie.
Compensatie van de achtergrondverlichting
Achtergrondverlichting treedt op wanneer er licht achter het object is.
In dit geval zal het onderwerp donker worden, dus deze functie compenseert het achterlicht
door het geheel van het beeld automatisch op te lichten.
Scènedetectie
¦
> [i-PORTRET]
[i-LANDSCHAP]
[i-MACRO]
[i-NACHTPORTRET]
Alleen wanneer [ ] geselecteerd is
[i-NACHTL. SCHAP]
[i-ZONSONDERG.]
[i-BABY]
¢
- 51 -
Basiskennis
Het is mogelijk om per onderwerp de focus en belichting in te stellen. De focus en
belichting zullen het onderwerp automatisch blijven volgen, ook als het beweegt.
1 Op 3 (FOCUS) drukken.
[ ] wordt afgebeeld links bovenaan het scherm.
Het AF Tracking-kader wordt in het midden van het
scherm weergegeven.
Druk weer op 3 (FOCUS) om te annuleren.
2 Breng het onderwerp naar de AF-opsporingsframe
en druk op [AF/AE LOCK] om het onderwerp te
vergrendelen.
AF-opsporingsframe zal geel worden.
Er zal een optimumscène voor het gespecificeerde
onderwerp gekozen worden.
Druk op 3 (FOCUS) om te annuleren.
Aantekening
[GEZICHT HERK.] werkt niet tijdens AF-opsporing.
U kunt de AF Tracking functie niet gebruiken als [KLEUR EFFECT] op [B/W] staat.
Gelieve de Aantekening m.b.t. de AF-opsporing lezen op P136.
AF-opsporingsfunctie
AF/AE LOCK
Basiskennis
- 52 -
[OPNAME] functiemenu
[FOTO RES.]
¢1
(P127)/[BURSTFUNCTIE] (P144)/[KLEUR EFFECT]/[GEZICHT HERK.]
(P113)
[KLEUR EFFECT] kan de kleureffecten van [STANDARD], [Happy] of [B/W] instellen. Als
[Happy] gekozen wordt, is het mogelijk een foto te maken die automatisch een hoger niveau
van helderheid heeft voor de helderheid en de levendigheid van de kleur.
[BEWEGEND BEELD] functiemenu
[OPNAMEFUNCTIE] (P108)/[OPN. KWALITEIT]
¢1
(P108)
Menu [SET-UP]
[KLOKINST.]/[WERELDTIJD]/[TOON]/[TAAL]/[O.I.S. DEMO]
De instellingen van de volgende items zijn vastgesteld.
Instellingen in intelligente automatische functie
Onderdeel Instellingen
[RICHTLIJNEN] (P33) [ ] ([OPNAME INFO.]: [OFF])
[BESPARING]
([SLAAPSMODUS]) (P35)
[5MIN.]
[AUTO REVIEW] (P36) [2SEC.]
[OPN. MODE] (P124) [STANDAARD]
[KWALITEIT] (P129) [A]
[GEVOELIGHEID] (P75) [ ] (Intelligente ISO)
¢
2
(De maximum ISO -gevoeligheid: [ISO1600])
[ISO-LIMIET] (P130) [1600]
[WITBALANS] (P131) [AWB]
[AF MODE] (P134) [š] (Instellen op [ ] wanneer een gezicht niet opgespoord
kan worden
¢
3
)
[PRE AF] (P138) []
[I. EXPOSURE] (P140) [STANDARD]
[MEETFUNCTIE] (P140) [C]
[I.RESOLUTIE] (P145) [STANDARD]
¢
4
[i.ZOOM] (P145) [ON]
[STABILISATIE] (P146) [AUTO]
¢
5
[AF ASS. LAMP] (P147) [ON]
[FLITS-SYNCHRO] (P148) [1ST]
[RODE-OGEN CORR]
(P149)
[ON]
[CONTINU AF] (P152) [ON]
[WINDREDUCTIE] (P152) [OFF]
- 53 -
Basiskennis
¢1 De instellingen die geselecteerd kunnen worden kunnen geselecteerd worden verschillen
van wanneer er andere [OPNAME] functies gebruikt worden.
¢2 Vaststellen op [AUTO] tijdens opname van bewegend beeld.
¢3 Vaststellen op [
Ø] wanneer er een gezicht niet herkend wordt tijdens de opname van een
bewegend beeld
¢4 Vaststellen op [OFF] als de Scènedetectie op [ ], [ ], of [ ] gezet is.
¢5 Vaststellen op [MODE1] tijdens opname van bewegend beeld.
De volgende functies kunt u niet gebruiken.
[FLITS INSTEL.]/[AUTO BRACKET]/[ASP. BRACKET]/Witbalans, fijnafstelling/
[AF/AE VERGR.]/[MULTI BELICHT.]/[DIG. ZOOM]/[STAPSG. ZOOM]/[KORTE SLUITERT.]/
[HISTOGRAM]/[HIGHLIGHT]
[OPT. ZOEKER] en [CONVERSIE] in het [OPNAME] functiemenu, en de andere items in het
[SET-UP] menu, kunnen ingesteld worden in een functie zoals de Programma AE functie. Wat
ingesteld wordt, zal teruggevonden worden in de Intelligente automatische functie.
Basiskennis
- 54 -
[OPNAME] Functie:
Beelden maken met de zoom
U kunt inzoomen om personen en voorwerpen dichter bij te doen lijken of uitzoomen om
landschappen in brede hoek op te nemen. Om onderwerpen nog dichterbij te doen lijken
(maximum van 6,7k), de beeldresolutie niet instellen op de hoogste stand voor elke
aspectratio (1:1/4:3/3:2/16:9).
De zoomvergroting kan ongeveer 1,3k vergroot worden zonder merkbare achteruitgang
in het beeld dankzij de Intelligente Resolutietechnologie wanneer de Intelligente Zoom
gebruikt wordt.
Nog hogere niveaus van uitvergroting zijn mogelijk wanneer [DIG. ZOOM] ingesteld is op
[ON] in [OPNAME] menu.
Opslaan van de zoompositie (Zoom hernemen)
Raadpleeg P34 voor details.
M.b.v. de Optische Zoom/M.b.v. de Extra Optische Zoom (EZ)/M.b.v. de
Intelligente Zoom/M.b.v. de Digitale Zoom
Gebruik (Tele) om het object dichterbij te laten lijken
Het zoomhendeltje op Tele zetten.
Gebruik (Breed) om objecten verder weg te doen lijken
Het zoomhendeltje op Breed zetten.
- 55 -
Basiskennis
Zoomtypes
Wanneer u de zoomfunctie gebruikt, zal er een schatting verschijnen van het
focusbereik samen met de staaf van de zoomafbeelding. [Voorbeeld: 0.5 m]
¢ Het niveau van de vergroting verschilt, al naargelang de [FOTO RES.] en de instelling van
de beeldverhouding.
Eigenschap Optische zoom Extra optische zoom (EZ)
Maximum
vergroting
3,8k 6,7k
¢
Beeldkwaliteit
Geen verslechtering Geen verslechtering
Condities Geen
[FOTO RES.] met (P127) is
geselecteerd.
Schermdisplay
A [ ] is afgebeeld.
Eigenschap Intelligente Zoom Digitale zoom
Maximum
vergroting
5k (inclusief optische zoom 3,8k)
8,9k (inclusief extra optische zoom
6,7k)
15,1k (inclusief optische zoom 3,8k)
26,8k (inclusief extra optische zoom
6,7k)
20,1k (inclusief optische zoom en
[i.ZOOM] 5k)
35,7k (inclusief extra optische zoom
en [i.ZOOM] 8,9k)
Beeldkwaliteit
Geen merkbare achteruitgang
Hoe hoger het vergrotingsniveau, hoe
groter de verslechtering.
Condities
[i.ZOOM] (P145) in het [OPNAME]
menu is op [ON] gezet.
[DIG. ZOOM] (P145) in het [OPNAME]
menu is op [ON] gezet.
Schermdisplay
B [ ] wordt afgebeeld. C Het digitale zoombereik wordt
afgebeeld.
T
W
T
W
T
W
T
W
T
W
T
W
Basiskennis
- 56 -
Het mechanisme van de extra optische zoom
Wanneer u de beeldresolutie instelt op [ ] (3 miljoen pixels), wordt de 10M
(10,1 miljoen pixels) CCD-zone geconcentreerd in het midden van de 3M (3 miljoen
pixels) –zone om een beeld te maken met een hoger zoomeffect.
Aantekening
De aangegeven zoomuitvergroting is correct bij benadering.
“EZ” is een afkorting van “Extra optical Zoom”.
De optische zoom is ingesteld op Breed (1k) wanneer het toestel aanstaat.
Zoompositie is als wanneer de stroom uitgezet werd als de [ZOOM HERVAT.] (P34) ingesteld is
op [ON].
Als u de zoomfunctie gebruikt nadat u op het object scherpgesteld hebt, stelt u opnieuw
scherpobject.
De objectiefcilinder wordt automatisch uit- of ingetrokken afhankelijk van de zoomstand.
Onderbreek de beweging van de objectiefcilinder niet terwijl u het zoomhendeltje verplaatst.
Wanneer u de digitale zoom gebruikt, zou [STABILISATIE] niet effectief kunnen zijn.
Wanneer u de digitale zoom gebruikt, raden wij het gebruik van een statief en de
zelfontspanner (P74) aan om opnamen te maken.
In de volgende gevallen, is [i.ZOOM] vastgesteld op [ON].
Intelligent Automatische Functie
Scène Mode ([i.ZOOM] kan niet gebruikt worden als het toestel op [H. GEVOELIGH.],
[HI-SPEED BURST] of [FLITS-BURST] in de Scène Mode staat.)
[HOGE DYNAMIEK], [DYNAMIEK], [DYNAMISCH] ( ) of [ZANDSTRAAL] in de My Colour
functie
[i.ZOOM] kan niet gebruikt worden in de volgende gevallen.
[SPELDENPRIK] in de My Colour functie
De extra optische zoom kan niet gebruikt worden in de volgende gevallen.
In [H. GEVOELIGH.], [HI-SPEED BURST] of [FLITS-BURST] in de scènefunctie
[SPELDENPRIK] in de My Colour functie
Wanneer u bewegende beelden opneemt
Wanneer [KWALITEIT] ingesteld is op [ ], [ ] of [ ]
[MULTI BELICHT.]
[DIG. ZOOM] kan niet gebruikt worden in de volgende gevallen.
Intelligent Automatische Functie
In [H. GEVOELIGH.], [HI-SPEED BURST] of [FLITS-BURST] in de scènefunctie
[SPELDENPRIK] of [ZANDSTRAAL] in de My Colour functie
Wanneer [KWALITEIT] ingesteld is op [ ], [ ] of [ ]
[MULTI BELICHT.]
Wanneer [CONVERSIE] ingesteld is op [ ]
- 57 -
Basiskennis
Als de [STAPSG. ZOOM] (P146) in het [OPNAME] menu op [ON] gezet is, wordt de
zoompositie weergegeven, die gestopt kan worden, zodat het mogelijk is om op de
brandpuntlengte (opneembaar veld van de zoekindicator) die u wilt gebruiken in te
zoomen.
Het zoomen kan gestopt worden op de brandpuntlengtes
van 24 mm, 28 mm, 35 mm, 50 mm, 70 mm en 90 mm
(equivalent aan een 35 mm film camera) telkens als aan
de zoomhendel wordt gedraaid.
3 brandpuntlengtes voor Wide, huidige zoompositie en Tele worden op het beeldscherm
weergegeven (de uitvergroting wordt niet weergegeven).
De maximum brandpuntlengte zal veranderen afhankelijk van de instellingen van
[FOTO RES.], extra optische zoom, [DIG. ZOOM] of [i.ZOOM]. De Step Zoom zal met een
brandpuntlengte tot 800 mm werkzaam zijn.
Aantekening
De brandpuntlengte is een benadering.
De waarde van de brandpuntlengte zal veranderen als de beeldverhouding op [1:1] gezet is.
[STAPSG. ZOOM] kan niet gebruikt worden in de volgende gevallen.
Intelligent Automatische Functie
Wanneer u bewegende beelden opneemt
Wanneer [CONVERSIE] ingesteld is op [ ]
De brandpuntlengte wordt weergegeven tijdens het afspelen van beelden die met Step Zoom
opgenomen zijn.
Gebruik van de Step Zoom
A Brandpuntlengte
Huidige zoompositie
A
Basiskennis
- 58 -
[AFSPELEN] functie: ¸
Beelden terugspelen ([NORMAAL AFSP.])
Op 2/1 drukken om het beeld te
kiezen.
A Bestandsnummer
B Beeldnummer
Snelheid van beeld verder/terug spoelen verandert afhankelijk van de afspeelstatus.
Als u 2/1 ingedrukt houdt, kunt u de opnamen achterelkaar terugspelen.
Het is tevens mogelijk om beelden vooruit/achteruit te spoelen door de functieknop
achterop te draaien.
Het terugspelen stoppen
Druk opnieuw op [
(], op de bewegend beeldknop drukken of de ontspanknop tot
de helft indrukken.
Aantekening
Dit toestel voldoet aan de DCF-norm “Design rule for Camera File system” die vastgesteld is
door JEITA “Japan Electronics and Information Technology Industries Association” en met Exif
“Exchangeable Image File Format”. De bestanden die niet aan de DCF-norm voldoen, kunnen
niet worden afgespeeld.
De lenscilinder trekt zich ongeveer 15 seconden nadat u overschakelt van de [OPNAME]- naar
de [AFSPELEN]-functie terug.
Druk op [(].
2: De vorige opname terugspelen
1: De volgende opname terugspelen
A
B
- 59 -
Basiskennis
Het zoomhendeltje op [L] (W) zetten.
1scherm>12 schermen>30 schermen>
Schermdisplay (P161)
A Het aantal gekozen beelden en het totaal opgenomen
beelden
Zet het zoomhendeltje naar [Z] (T) om terug te keren naar
het vorige scherm.
Beelden worden niet gedraaid voor de display.
Beelden die afgebeeld worden m.b.v. [ ] kunnen niet afgespeeld worden.
Om terug te keren naar normaal terugspelen
1 Op 3/4/2/1 drukken om een beeld te kiezen.
Er zal een icoon afgebeeld worden afhankelijk van het opgenomen beeld en de
instellingen.
Het is tevens mogelijk om beelden te selecteren door de functieknop achterop te draaien.
2 Druk op [MENU/SET].
Het gekozen beeld verschijnt.
Het is tevens mogelijk om beelden te tonen door op de functieknop achterop te drukken.
Meervoudige schermen afbeelden (Meervoudig terugspelen)
A
Basiskennis
- 60 -
De afgebeelde opname schakelen terwijl u de terugspeelzoom behoudt
Tijdens Playback Zoom aan de functieknop op de achterkant draaien om
het beeld te selecteren.
U kunt van weergegeven beeld wisselen en dezelfde zoomvergroting en zoompositie voor
Playback Zoom handhaven.
Aantekening
U kunt de opnameinformatie op het beeldscherm, enz., ook wissen tijdens Playback Zoom
door op [DISPLAY] te drukken.
Gebruik de Knipfunctie om het vergrote beeld op te slaan. (P168)
Het kan zijn dat de terugspeelzoom niet werkt als de opnamen met andere apparatuur zijn
gemaakt.
De zoomvergroting en de zoompositie worden gewist als het toestel wordt uitgeschakeld (met
inbegrip van de Slaapfunctie).
De zoompositie keert terug naar het midden in geval van de volgende beelden.
Opnamen met verschillende aspectratio’s
Opnamen met verschillende aantallen pixels
Opnamen met een andere draairichting (als [LCD ROTEREN] is ingesteld op [ON])
Het afspelen van het zoomen is niet beschikbaar tijdens het afspelen van films.
De terugspeelzoom gebruiken
Het zoomhendeltje op [Z] (T) zetten.
1k>2k>4k>8k>16k
Wanneer u de zoomhendel naar [L] (W) draait na het
uitvergroten van het beeld, wordt de vergroting lager.
Wanneer u de vergroting verandert, verschijnt de aanduiding
van de zoompositie A gedurende ongeveer 1 seconde en
kan de positie van de vergrootte sectie verwijderd worden
door op 3/4/2/1 te drukken.
Hoe meer het beeld vergroot wordt, hoe slechter de kwaliteit
ervan wordt.
Wanneer u de af te beelden positie verplaatst, verschijnt de
aanduiding van de zoomstand gedurende ongeveer
1 seconde.
A
- 61 -
Basiskennis
Deze eenheid zal het focuspunt herinneren tijdens de opname, en kan vergroot worden
met dat punt als een centrum.
Druk tijdens het afspelen van de beelden op 3
(FOCUS).
Focuspunt zou niet in het midden kunnen zijn van
verbreding wanneer het zich aan de rand van het beeld
bevindt.
Raadpleeg De terugspeelzoom gebruiken (P60) voor
werking tijdens het zoomen.
Volgende beelden kunnen niet vergroot worden omdat er
geen focuspunt is:
Beeld dat gemaakt is zonder scherp stellen
Beeld dat gemaakt is met handmatige focus
Beeld dat gemaakt is met een ander toestel
Het focuspunt groter maken (display focuspunt)
Omschakelen van de [AFSPEELFUNCTIE]
1
Druk op [MENU/SET] tijdens afspelen.
2 Op 1 drukken.
3 Op 3/4 drukken om het onderdeel te kiezen
en vervolgens op [MENU/SET] drukken.
[NORMAAL AFSP.] (P58)
Alle beelden worden teruggespeeld.
[DIASHOW] (P154)
De beelden worden teruggespeeld in opeenvolging.
[MODE PLAY] (P156)
Afspelen in [FOTO], [AVCHD Lite]
¢1
, of [MOTION JPEG] kan geselecteerd worden.
¢1 Dit is de specificatie voor het opnemen en afspelen van hoge definitiebeelden.
[CATEGOR. AFSP.] (P157)
De in categorieën onderverdeelde gegroepeerde beelden worden teruggespeeld.
[FAVORIET AFSP.]
¢
2
(P158)
Uw favoriete beelden worden teruggespeeld.
¢2 [FAVORIET AFSP.] wordt niet afgebeeld wanneer [FAVORIETEN] niet ingesteld is.
Basiskennis
- 62 -
[AFSPELEN] functie: ¸
Beelden wissen
Is het beeld eenmaal gewist dan kan hij niet meer teruggehaald worden.
Beelden op het ingebouwde geheugen of de kaart, die afgespeeld worden zullen gewist
worden.
Om een enkele opname uit te wissen
Selecteer het te wissen beeld en druk
vervolgens op [].
A [DISPLAY] knop
B [] knop
Op 2 drukken om [JA] te kiezen en
vervolgens op [MENU/SET] drukken.
- 63 -
Basiskennis
Wanneer [ALLES WISSEN] geselecteerd is met de [FAVORIETEN] (P171) instelling
Het selectiescherm wordt opnieuw afgebeeld. Selecteer [ALLES WISSEN] of
[ALLES WISSEN BEHALVEÜ], druk dan op 3 om [JA] te selecteren en wis de beelden.
([ALLES WISSEN BEHALVEÜ] kan niet geselecteerd worden als er geen beelden
ingesteld zijn als [FAVORIETEN].)
Aantekening
Het toestel niet uitzetten terwijl deze aan het wissen is (terwijl [] afgebeeld is). Gebruik een
batterij met een voldoende batterijstroom of de AC-adapter (optioneel) en DC-koppelaar
(optioneel).
Als u op [MENU/SET] drukt terwijl u opnamen wist met [MULTI WISSEN], [ALLES WISSEN] of
[ALLES WISSEN BEHALVEÜ] zal het wissen halverwege stoppen.
Afhankelijk van het aantal beelden dat gewist moet worden, kan het wissen even duren.
Als beelden niet conform de DCF-standaard of beschermd zijn (P174), zullen deze niet gewist
worden zelfs als [ALLES WISSEN] of [ALLES WISSEN BEHALVEÜ] geselecteerd is.
Om meerdere beelden (tot 50) te wissen of alle beelden te wissen
Druk op [].
Op 3/4 drukken om [MULTI WISSEN] of [ALLES WISSEN] te kiezen
en vervolgens op [MENU/SET] drukken.
[ALLES WISSEN] > stap 5.
Druk op 3/4/2/1 om het beeld te
selecteren en druk vervolgens op
[DISPLAY] om in te stellen. (Herhaal deze
stap.)
[ ] verschijnt op de gekozen opnamen. Als u
opnieuw op [DISPLAY] drukt, wordt de instelling
gewist.
Op [MENU/SET] drukken.
Op 3 drukken om [JA] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET]
drukken.
Geavanceerd (Opnamebeelden)
- 64 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
Omschakelen van de beeldschermweergave
Druk op [DISPLAY] om te wijzigen.
A LCD-monitor
B [DISPLAY] knop
Wanneer het menuscherm verschijnt, wordt de [DISPLAY] knop niet
geactiveerd. Tijdens de terugspeelzoomfunctie (P60), als u
bewegende beelden terugspoelt (P159) en tijdens een
diavoorstelling (P154), kunt u alleen kiezen tussen “Normale
weergave GofGeen weergave I”.
In opnamefunctie
In terugspeelfunctie
¢1 Als het [HISTOGRAM] in [SET-UP] menu ingesteld is op [ON], zal histogram afgebeeld
worden.
¢2 U kunt tussen de beschikbare opnametijd en het aantal beschikbare opnamebeelden
schakelen door [RESTAANDUID.] in het [SET-UP] menu in te stellen.
¢3 Het patroon van de richtlijnen die afgebeeld worden door de instelling [RICHTLIJNEN] in
[SET-UP] menu instellen.Het is mogelijk om de positie van de richtlijn te verplaatsen als
deze op [ ] gezet is. (P65) U kunt ook instellen of u de opnameinformatie wel of niet
afgebeeld wilt hebben wanneer de richtlijnen afgebeeld worden.
¢4 Het is pas mogelijk te schakelen tussen schermen wanneer [OPT. ZOEKER] (P149) in het
[OPNAME] functiemenu ingesteld is op [ON]. Het scherm staat normaal gesproken uit.
Elementen zoals de focusicoon (P46) en de icoon van de flitsoplading branden echter.
Aantekening
In [NACHTPORTRET], [NACHTL. SCHAP], [STERRENHEMEL] en [VUURWERK] in
scènefunctie, is de richtlijn grijs. (P92)
C Normale weergave
¢1, 2
D Non-display
E Non-display (Opnamerichtlijn)
¢1, 3
F Scherm niet afgebeeld
¢4
G Normaal display
H Display met
opname-informatie
¢
1
I Non-display

10
10
10
10:00 1.DEC.2010
10:00 1.DEC.2010 10:00 1.DEC.2010
10:00 1.DEC.2010
- 65 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
Monitorvoorrang
Als [WEERG OP LCD] op [ON] staat in het [SET-UP] menu (P36) wordt de LCD-monitor
ingeschakeld wanneer van de opnamefunctie naar de afspeelfunctie geschakeld wordt.
U kunt de tijd besparen die nodig is om de weergave naar de LCD-monitor om te
schakelen, zelfs als u de externe live-zoeker (DMW-LVF1; optioneel) voor het opnemen
gebruikt.
Opnamerichtlijn
Wanneer u het object uitlijnt op de horizontale en verticale richtlijnen of het kruispunt van
deze lijnen, kunt u opnamen maken met goed ontworpen compositie door de grootte, de
helling en de balans van het object te bekijken.
Instellen van de positie van de richtlijn
1 Selecteer [RICHTLIJNEN] van het [SET-UP] menu en druk vervolgens op 1.
(P28)
2 Op 4 drukken om [PATROON] te kiezen en vervolgens op 1 drukken.
3 Op 4 drukken om [ ] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken.
4 Druk op 3/4/2/1 om de positie in te stellen en druk
vervolgens op [MENU/SET] om de instelling uit te voeren.
De richtlijn keert terug naar het midden wanneer [DISPLAY]
ingedrukt wordt.
5 Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
U kunt ook de ontspanknop tot de helft indrukken om het menu
te sluiten.
A []:Dit wordt gebruikt wanneer het hele scherm verdeeld wordt in 3k3 voor het maken
van beelden met een goed gebalanceerde samenstelling.
B []:Dit wordt gebruikt wanneer u het onderwerp precies in het midden wilt positioneren.
C []:De positie van de richtlijn kan worden ingesteld. Met de richtlijn kunnen goed
uitgebalanceerde opnamen te maken van onderwerpen die zich niet midden in het
beeld bevinden.
Geavanceerd (Opnamebeelden)
- 66 -
Over het Histogram
Een Histogram is een grafiek die helderheid langs de horizontale as (zwart of wit) en het
aantal pixels bij elk helderheidniveau op de verticale as afbeeld.
Hiermee controleert u snel de belichting van een beeld.
Voorbeeld van histogram
Aantekening
Als de opname en het histogram niet samenvallen in de volgende omstandigheden,
wordt het histogram oranje afgebeeld.
Wanneer de handmatige belichtingassistentie niet [n0EV] is tijdens belichtingcompensatie of
in handmatige belichtingfunctie
Als de flits geactiveerd is
In [STERRENHEMEL] of [VUURWERK] in de scènefunctie (P92)
Als de flits gesloten is
Als de schermhelderheid niet goed weergegeven wordt op donkere plaatsen
Als de belichting niet goed is ingesteld
Het histogram is een benadering in de opnamefunctie.
Het histogram van een beeld zou niet overeen kunnen komen in opnamefunctie en
terugspeelfunctie.
Het histogram dat afgebeeld wordt in dit toestel komt niet overeen met histogrammen die
afgebeeld worden door beeldbewerkende software voor PC’s enz.
Histogrammen worden niet afgebeeld in de volgende gevallen.
Intelligent Automatische Functie
Meervoudig terugspelen
Opname bewegende beelden
Terugspeelzoom
Kalender
Wanneer de HDMI-kabel verbonden is
1 Juiste belichting
2 Onderbelichting
3 Overbelicht
¢ Histogram
F2.0 1/200
F2.0 1/200
F2.0 1/50
F2.0 1/50
AWB
AWB
ISO
ISO
80
80
AWB
AWB
ISO
ISO
80
80
F2.0 1/100
F2.0 1/100
F2.0 1/100 F2.0 1/200
- 67 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
[OPNAME] Functie:
Beelden maken met de ingebouwde flits
A De flits openen
Druk op de schakelaar voor het
openen van de flitser.
B De flits sluiten
Druk op de flits totdat deze klikt.
Sluit de flits altijd als u deze niet
gebruikt.
De flitsinstelling is vastgesteld op
[Œ] terwijl de flits gesloten wordt.
Aantekening
Ervoor zorgen dat er geen vinger klem blijft zitten wanneer u een flitserlamp sluit.
Stel de ingebouwde flitser in voor de opname.
Open de flits.
Selecteer [FLITS] in het [OPNAME]-functiemenu. (P28)
Druk op 3/4, selecteer een functie en druk op
[MENU/SET].
Voor informatie over flitsinstellingen die gekozen kunnen
worden,
Beschikbare flitsinstellingen voor de
opnamefuncties
raadplegen. (P69)
Druk op [MENU/SET] om het menu te sluiten.
U kunt ook de ontspanknop tot de helft indrukken om het menu te sluiten.
Naar de geschikte flitsinstelling schakelen
OPEN
Geavanceerd (Opnamebeelden)
- 68 -
¢ De flits wordt twee maal geactiveerd. Het onderwerp dient niet te bewegen totdat de
tweede flits geactiveerd is. Interval tot de tweede flits is afhankelijk van de helderheid
van het onderwerp.
[RODE-OGEN CORR] (P149) op het [OPNAME] Functiemenu is ingesteld op [ON], [ ]
verschijnt op de flitsicoon.
Over de digitale rode-ogencorrectie
Wanneer [RODE-OGEN CORR] (P149) ingesteld is op [ON] en de rode-ogenreductie
([ ], [ ], [ ]) geselecteerd is, wordt er digitale rode-ogencorrectie uitgevoerd
elke keer dat de flits gebruikt wordt. Het toestel spoort automatisch rode ogen op en
corrigeert het beeld. (Alleen beschikbaar wanneer [AF MODE] ingesteld is op [š] en de
gezichtsdetectie actief is)
Onder bepaalde omstandigheden, kan de rode ogenreductie niet gecorrigeerd worden.
In de volgende gevallen werkt digitale rode-ogenreductie niet.
Wanneer de flitsinstelling ingesteld is op [], [] of [Œ]
Wanneer [RODE-OGEN CORR] ingesteld is op [OFF]
Wanneer [AF MODE] ingesteld is op iets dat niet [š] is
Onderdeel Beschrijving van instellingen
: AUTO
De flits wordt automatisch geactiveerd wanneer dit nodig is voor de
opnamecondities.
ˆ:
AUTO/Rode-
ogenreductie
¢
De flits wordt automatisch geactiveerd wanneer dit nodig is voor de
opnamecondities.
De flits wordt een keer geactiveerd vóór de eigenlijke opname om het
rode-ogeneffect (ogen van het object die rood worden op het beeld) te
verminderen en vervolgens opnieuw geactiveerd voor de eigenlijke
opname.
Gebruik deze functie wanneer u opnamen maakt van personen in
slecht belichte omstandigheden.
: Vast ingesteld
op AAN
Š:
Vast ingesteld op
AAN/Rode-
ogenreductie
¢
De flits wordt altijd geactiveerd ongeacht de opnamecondities.
Gebruik deze functie wanneer uw object achtergrondbelichting
heeft of onder fluorescent licht staat.
De flitsinstelling is alleen op [Š] ingesteld wanneer u of
[PARTY] in scènefunctie [KAARSLICHT] instelt. (P92)
:
Langzame synchr./
Rode-
ogenreductie
¢
Als u beelden maakt met een donker landschap op de achtergrond,
maakt deze functie de sluitertijd langzamer zodra de flits geactiveerd
wordt, zodat het donkere landschap op de achtergrond helder zal
worden. Tegelijkertijd vermindert het rode-ogeneffect.
Gebruik deze functie wanneer u opnamen maakt van personen op
een donkere achtergrond.
Een langzamere sluitertijd gebruiken kan wazigheid door
beweging veroorzaken. Het gebruiken van een statoef kan uw
foto’s verbeteren.
Œ: Vast ingesteld
op UIT
De flits wordt in geen enkele opnameconditie geactiveerd.
Gebruik deze functie om opnamen te maken op plekken waar het
gebruik van een flits niet toegestaan is.
- 69 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
Beschikbare flitsinstellingen voor de opnamefuncties
De beschikbare flitsinstellingen zijn afhankelijk van de opnamefuncties.
(±: Beschikbaar, —: Niet beschikbaar, ¥: Scènefunctie begininstelling)
¢1 [ ] wordt afgebeeld. [ ], [ ], [ ] of [ ] is ingesteld afhankelijk van het type
onderwerp en helderheid.
¢2 [EXPRESSIEF]/[RETRO]/[PUUR]/[ELEGANT]/[ZWART/WIT]/[SILHOUET]/[KLANT]
¢3 [HOGE DYNAMIEK]/[DYNAMIEK]/[DYNAMISCH] ( )
¢4 [SPELDENPRIK]/[ZANDSTRAAL]
De flitsinstellingen kunnen veranderen als de opnamefunctie verander wordt. Stel de
flitsinstelling opnieuw in indien nodig.
De flitsinstelling blijft opgeslagen memorised ook als u de camera uit zet. De flitsinstelling voor
de scènefunctie wordt weer op de oorspronkelijke instelling gezet als u de scènefunctie wijzigt.
De flits zal niet geactiveerd worden wanneer u bewegend beeld opneemt.
ˆ Š Œ ˆ Š Œ
ñ
±
¢1
————± / ————¥
±±±± ±
1 ¥ ± ——±
±±±± ±
2 ———¥±±
±±±——±
3 ———±¥±
±±±——±
: ±¥±——±
————±
; ±¥±——±
¢2
————± í ¥ ± ——±
¢3
———± ± ï ————¥
¢4
± ± ——± 9 ¥ ± ——±
* ±¥±——± ô ————¥
+
±¥±——± ——¥ ——
0 ±¥±——± 5 ————¥
, ————¥ 4 —————¥
————¥
6 ——¥ ——±
- ¥ ± ——± 8 ¥ ± ——±
. ——¥ ± 7 —————¥
Geavanceerd (Opnamebeelden)
- 70 -
Het beschikbare flitsbereik om opnamen te maken
Het beschikbare flitsbereik is een benadering.
¢ Wanneer de [ISO-LIMIET] (P130) ingesteld is op [AUTO]
In [H. GEVOELIGH.] (P99) in scènefunctie, schakelt de ISO-gevoeligheid automatisch naar
tussen [ISO1600] en [ISO12800] en verschilt het beschikbare flitsbereik ook.
Breed: Ongeveer 80 cm tot ongeveer 26,0 m
Tele: Ongeveer 60 cm tot ongeveer 15,7 m
In [FLITS-BURST] (P101) in scènefunctie, schakelt de ISO-gevoeligheid automatisch naar
tussen [ISO100] en [ISO3200] en verschilt het beschikbare flitsbereik ook.
Breed: Ongeveer 80 cm tot ongeveer 5,6 m
Tele: Ongeveer 30 cm tot ongeveer 3,4 m
ISO-gevoeligheid
Beschikbaar flitsbereik
Breed Tele
AUTO 80 cm tot 7,2 m
¢
30 cm tot 4,4 m
¢
ISO80 80 cm tot 2,0 m 30 cm tot 1,2 m
ISO100 80 cm tot 2,3 m 30 cm tot 1,3 m
ISO200 80 cm tot 3,2 m 30 cm tot 1,9 m
ISO400 80 cm tot 4,6 m 30 cm tot 2,7 m
ISO800 80 cm tot 6,5 m 40 cm tot 3,9 m
ISO1600 80 cm tot 9,2 m 60 cm tot 5,5 m
ISO3200 1,15 m tot 13,0 m 90 cm tot 7,8 m
ISO6400 1,60 m tot 18,4 m 1,30 m tot 11,1 m
ISO12800 2,30 m tot 26,0 m 1,90 m tot 15,7 m
- 71 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
Stel de flitsoutput af
Stel de flitsoutput af wanneer het onderwerp klein is, of de terugkaatsing zeer hoog of laag is.
1 Selecteer [FLITS INSTEL.] van het [OPNAME]
Functiemenu en druk vervolgens op 1. (P28)
2 Druk op 2/1 om de flitser-output in te stellen en druk
vervolgens op [MENU/SET].
U kunt afstellen van [j2 EV] tot [i2 EV] in stappen van
[1/3 EV].
Kies [0 EV] om de oorspronkelijke flitswerking in te stellen.
3 Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
U kunt het menu ook sluiten door de ontspanknop half in te drukken.
Aantekening
Wanneer de flitsoutput afgesteld wordt, verschijnt de flitsoutputwaarde links bovenaan het
scherm.
De flitswerkinginstellingen worden opgeslagen ook als u de camera uitzet.
U kunt [FLITS INSTEL.] niet instellen in de volgende gevallen.
Intelligente automatische functie
In [FLITS-BURST] in de scènefunctie
Geavanceerd (Opnamebeelden)
- 72 -
Sluitertijd voor elke flitsfunctie
¢1 Deze kan variëren afhankelijk van de [KORTE SLUITERT.] instelling. (P143)
¢2 Wanneer [KORTE SLUITERT.] ingesteld is op [AUTO]. (P143)
Raadpleeg P83 voor details over de Openingsprioriteit-AE, Sluiterprioriteit-AE, en Handmatige
Belichting.
¢2: De sluitertijd wordt een maximum van 1 seconde in de volgende gevallen.
Als de optische-beeldstabilisator vast is ingesteld op [OFF].
Wanneer het toestel heeft bepaald dat er weinig beeldbibber is wanneer de optische
beeldstabilisator ingesteld is op [MODE1], [MODE2] of [AUTO].
In intelligente automatische functie, verandert de sluitertijd afhankelijk van de geïdentificeerde
scène.
In Scènefunctie, zal de sluitertijd verschillen van de bovenstaande tabel.
Aantekening
Zet de flits niet te dicht bij objecten en sluit de flits niet als hij moet werken. De kleur van
de objecten kan vervormd worden door de hitte of het flitslicht.
Sluit de flits niet meteen weer aan nadat deze gewerkt heeft omdat er opnamen gemaakt zijn
met AUTO/Rode-ogenreductie enz. Dit veroorzaakt problemen.
Als u een opname maakt buiten het bereik van de flits, kan het object verkeerd belicht zijn en
de opname te donker of te licht zijn.
Tijdens het opladen van de flits knippert het lampje van de flitsaanduiding en wordt het rood; u
kunt in dit geval geen opname maken, zelfs niet wanneer u de ontspanknop helemaal indrukt.
De witbalans kan eventueel niet goed worden gecorrigeerd als de flits niet sterk genoeg is voor
het onderwerp.
Het flitseffect kan onvoldoende zijn wanneer [FLITS-BURST] (P101) gebruikt wordt in de
Scènefunctie of wanneer de sluitersnelheid hoog is.
Het kan even duren om de flits op te laden als u opnieuw een opname wil maken. Maak de
opname nadat de toegangsaanduiding is verdwenen.
Het effect van de rode-ogenreductie verschilt van mens tot mens. Als de persoon bovendien
ver van de camera stond of niet naar de eerste flits keek, kan dit effect ook minder evident zijn.
Wanneer de [CONVERSIE] (P150) ingesteld is op [ ], is de flits vastgesteld op [Œ].
Wanneer de externe flits geïnstalleerd is, zal deze prioriteit hebben. Zie P199 voor meer
informatie over de externe flits.
Flitsinstelling Sluitertijd (Sec.) Flitsinstelling Sluitertijd (Sec.)
1/60
¢1
tot 1/4000
1
¢1
tot 1/4000
1 of 1/4 tot 1/4000
¢2
ˆ
Š
Œ
- 73 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
[OPNAME] Functie:
Close-up’s maken
Met deze functie kunt u close-up’s maken van een object, bijv. wanneer u opnamen van
bloemen maakt. U kunt opnamen maken van een object tot op een afstand van 1 cm van
de lens door het zoomhendeltje zo ver mogelijk naar Breed te zetten (1k).
Schuif de focus-keuzeschakelaar naar
[AF#].
In AF-macrofunctie, [ ] wordt afgebeeld.
Maak de beelden.
Scherpstellingbereik in AF-macrofunctie
¢ Het focusbereik verandert in stappen.
Aantekening
Wij raden u aan een statief en de zelfontspanner te gebruiken.
Wij raden aan de flits op [Œ] in te stellen wanneer u van heel dicht bij beelden maakt.
Als de afstand tussen het toestel en het object buiten het focusbereik van het toestel ligt, zou
het beeld niet op de juiste manier scherpgesteld kunnen worden zelfs als de focusaanduiding
brandt.
Wanneer een object dichtbij het toestel is, is het effectieve focusbereik aanzienlijk minder
breed. Daarom kan, als de afstand tussen het toestel en het object gewijzigd is na het
scherpstellen, het moeilijk worden om er opnieuw op scherp te stellen.
AF-macrofunctie geeft prioriteit aan een onderwerp dichtbij het toestel. Als de afstand tussen
het toestel en het onderwerp daarom ver weg is, duurt het langer om erop scherp te stellen.
Wanneer u opnamen maakt in een dicht bereik in macrofunctie, kan de resolutie van de
buitenkant van het beeld enigszins afnemen. Dit is geen storing.
AF
MF
AF
T
W
1 cm
30 cm
Geavanceerd (Opnamebeelden)
- 74 -
[OPNAME] Functie:
Opnamen maken met de zelfontspanner
Aantekening
Wanneer u een statief of dergelijke enz. gebruikt, is de instelling van de zelfontspanner op
2 seconden handig om de beweging die veroorzaakt wordt door het indrukken van de
ontspanknop te vermijden.
Wanneer u éénmaal de ontspanknop helemaal indrukt, wordt er automatisch op het object
scherpgesteld net voor de opname. Op donkere plekken zal het zelfontspannerlampje
knipperen en kan het helder gaan schijnen om als AF-lamp te werken (P147) zodat het toestel
beter op het object scherp kan stellen.
Wij raden u aan een statief te gebruiken als u opnamen maakt met de zelfontspanner.
Het aantal beelden dat gemaakt kan worden in [BURSTFUNCTIE] staat vast op 3.
Het aantal beelden dat gemaakt kan worden in [FLITS-BURST] (P101) in scènefunctie is
vastgesteld op 5.
Zelfontspanner kan niet ingesteld worden op 10 seconden in [ZELFPORTRET] in scènefunctie.
Instellen van de zelfontspanner kan niet uitgevoerd worden in de volgende gevallen.
In [HI-SPEED BURST] in de scènefunctie
Wanneer u bewegende beelden opneemt
Druk op 2 [ë].
Op 3/4 drukken om de functie te kiezen.
U kunt ook op 2 [ë] drukken om te selecteren.
Op [MENU/SET] drukken.
U kunt ook de ontspanknop tot de helft indrukken om het menu te sluiten.
Het menuscherm verschijnt na ongeveer 5 seconden. Nu wordt het geselecteerde item
automatisch ingesteld.
Druk de ontspanknop half in om scherp te
stellen en druk de knop helemaal in om de
opname te maken.
Het lampje van de zelfontspanner A knippert en de
sluiter wordt na 10 seconden geactiveerd (of na
2 seconden).
Als u tijdens het instellen van de zelfontspanner op
[MENU/SET] drukt, wordt de instelling van de
zelfontspanner geannuleerd.
- 75 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
[OPNAME] Functie:
De lichtgevoeligheid instellen
Hiermee kan de gevoeligheid voor het licht (ISO-gevoeligheid) worden ingesteld. Als u
deze hoger zet, kunnen ook op donkere plaatsen opnamen worden gemaakt zonder dat
de opnamen donker worden.
Op 1 drukken ( ).
Dit kan ingesteld worden vanuit het [OPNAME] menu (P130).
Druk op 3/4 om de ISO-gevoeligheid te
selecteren en druk vervolgens op [MENU/SET] om
deze in te stellen.
U kunt ook op 1 ( ) drukken om te selecteren.
U kunt ook de ontspanknop tot de helft indrukken om in te
stellen.
Het menuscherm verschijnt na ongeveer 5 seconden. Nu wordt het geselecteerde item
automatisch ingesteld.
¢ Als [ISO-LIMIET] van het [OPNAME] menu (P130) op iets anders dan [AUTO] wordt
gezet, wordt het automatisch ingesteld binnen het waardenbereik dat ingesteld is bij
[ISO-LIMIET].
Het wordt als volgt ingesteld als [ISO-LIMIET] op [AUTO] gezet is.
Wanneer [AUTO] geselecteerd is, is ISO-gevoeligheid automatisch afgesteld afhankelijk
van de helderheid binnen een maximuminstelling van [ISO400]. ([ISO1000] als de flits
gebruikt wordt)
Als de ISO-gevoeligheid op [ ] gezet wordt, zal deze automatisch bijgesteld worden,
afhankelijk van de helderheid binnen de maximuminstelling van [ISO1600]. ([ISO1000] als
de flits gebruikt wordt).
ISO-gevoeligheid
80 12800
Opnamelocatie (aangeraden) Wanneer het licht is (buiten) Wanneer het donker is
Sluitertijd Langzaam Snel
Ruis Minder Verhoogd
ISO-gevoeligheid Instellingen
AUTO
¢
De ISO-gevoeligheid wordt automatisch aangepast op basis
van de helderheid.
¢
(Intelligent)
De ISO-gevoeligheid wordt aangepast op basis van de
beweging van het onderwerp en de helderheid.
80/100/200/400/800/1600/3200/
6400/12800
De ISO-gevoeligheid wordt ingesteld in verschillende
standen.
(Als de [ISO VERHOGING] in het [OPNAME]-menu
(P130) op [1/3 EV] wordt gezet, gaan de items met
betrekking tot de ISO-gevoeligheid omhoog.)
Geavanceerd (Opnamebeelden)
- 76 -
Als [FOTO RES.] ingesteld is op een waarde die groter is dan [ ] (1:1), [ ] (4:3), [ ]
(3:2) of [ ] (16:9) met [ISO6400]/[ISO12800] ([ISO4000] tot [ISO12800] terwijl
[ISO VERHOGING] op [1/3 EV]) gezet is, dan zal [FOTO RES.] kleiner worden, zoals
onderstaande tabel toont:
Als [ISO6400]/[ISO12800] ingesteld is ([ISO4000] tot [ISO12800] als [ISO VERHOGING] op
[1/3 EV] staat), kunnen de volgende functies niet gebruikt worden.
[ ], [ ] of [ ] in [KWALITEIT]
Extra
Optische Zoom
[i.ZOOM]
[DIG. ZOOM]
De ISO-gevoeligheid zal ingesteld worden op [AUTO] wanneer u bewegende beelden maakt.
Tevens zal de [ISO-LIMIET] niet werken.
Het instellen van onderstaande items kan geselecteerd worden in de Creatieve filmfunctie.
[AUTO]/[400]/[800]/[1600]/[3200]/[6400]
Over [ ] (slimme ISO-gevoeligheidscorrectie)
Het toestel stelt automatisch de optimale ISO-gevoeligheid en sluitertijd in om bij de
beweging te passen van het onderwerp en helderheid van de scène om de golfstoring van
het onderwerp te minimaliseren.
De sluitertijd is niet vastgesteld wanneer de ontspanknop tot de helft ingedrukt wordt. Deze
verandert continu om zich aan te passen aan de beweging van het onderwerp totdat de
ontspanknop helemaal ingedrukt wordt. Bevestig de eigenlijke sluitertijd op de
informatiedisplay om de opname terug te laten spelen.
Aantekening
Hoe hoger de waarde die ingesteld is voor de ISO-gevoeligheid, hoe meer golfstoring
gereduceerd wordt maar hoe groter de hoeveelheid opnameruis is.
Raadpleeg P70 voor het flitsbereik.
Afhankelijk van de helderheid en de snelheid waarmee het onderwerp beweegt, kan jitter
(beeldvervorming) mogelijk niet worden voorkomen, zelfs niet als [ ] wordt geselecteerd.
Bewegingen zouden niet opgemerkt kunnen worden wanneer een bewegend onderwerp klein
is, wanneer een bewegend onderwerp zich aan de rand bevindt van het scherm of wanneer
een onderwerp bewogen wordt/zich beweegt op het precieze moment wanneer de
ontspanknop helemaal ingedrukt wordt.
De instelling wordt in de onderstaande gevallen gefixeerd op [ ].
In [SPORT], [BABY1]/[BABY2], [HUISDIER] en [FLITS-BURST] in de scènefunctie
Programmawisseling kan niet worden geactiveerd als de ISO-gevoeligheid op [ ] is
ingesteld.
U kunt [ ] niet selecteren in de sluitertijdprioriteit AE-functie en in de functie handmatige
belichting.
Vastgesteld op [AUTO] met uitzondering van [KLANT] in de My Colour Mode.
Om beeldruis te voorkomen, raden wij aan een lagere ISO-gevoeligheid te gebruiken door
[RUISREDUCTIE] in de [OPN. MODE] richting [_] te draaien of door alle items behalve
[RUISREDUCTIE] richting [`] te draaien voor het maken van opnamen. (P125)
Aspectratio instellen Beeldgrootte
1:1
/ >
4:3 // >
3:2 // >
16:9 // >
- 77 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
[OPNAME] Functie:
Belichtingscompensatie
Gebruik deze functie wanneer u de geschikte belichting niet kunt verkrijgen wegens het
verschil in helderheid tussen het object en de achtergrond. Zie de volgende voorbeelden.
Aantekening
EV is een afkorting voor [Exposure Value] (Belichtingswaarde). Het is de hoeveelheid licht die
door de lensopening en de sluitertijd naar de CCD gestuurd wordt.
De belichtingscompensatiewaarde verschijnt links onderaan op het scherm.
De ingestelde belichtingswaarde wordt opgeslagen zelfs als het toestel uit wordt gezet. De
belichtingswaarde wordt in de Intelligent Auto Mode echter niet opgeslagen.
Het compensatiebereik van de belichting wordt beperkt door de helderheid van het object.
Belichtingcompensatie kan niet gebruikt worden in [STERRENHEMEL] in de scènefunctie.
De compensatie van de belichting kan niet gebruikt worden in [EXPRESSIEF], [RETRO],
[PUUR], [ELEGANT], [ZWART/WIT], [SILHOUET] en [KLANT] in de My Color Mode.
Onderbelicht
Juiste
belichting
Overbelicht
De belichting positief
compenseren.
De belichting negatief
compenseren.
Druk op de functieknop op de achterkant
om [È] te selecteren en draai aan de
functieknop om de belichting te
compenseren.
A Waarde belichtingcompensatie
De in werking gestelde handeling zal elke keer dat de
functieknop achterop ingedrukt wordt schakelen.
De werking van de belichtingscompensatie wordt
vrijgegeven als [È] linksonder op het beeldscherm
oranje wordt.
De waarde van de belichtingscompensatie kan
ingesteld worden binnen een bereik van j3 EV tot
i3EV.
Selecteer [È] alleen om terug te keren naar de
originele belichting (0 EV).
Maak de beelden.
A
Geavanceerd (Opnamebeelden)
- 78 -
[OPNAME] Functie:
Fotograferen met Auto Bracket/Aspect Bracket
In deze functie, worden 3 opnamen automatisch gemaakt in het gekozen bereik van de
belichtingscompensatie telkens als de ontspanknop ingedrukt wordt. U kunt het beeld met
de beste belichting kiezen uit de 3 opnamen met verschillende belichtingen.
Met auto bracket d1 EV
Auto Bracket
1ste beeld 2de beeld 3de beeld
d0EV j1 EV i1 EV
Druk op [AUTO BRACKET] op het [OPNAME]
functiemenu en druk vervolgens op 1. (P28)
Druk op 2/1 om het compensatiebereik van de
belichting in te stellen en druk vervolgens op
[MENU/SET].
Wanneer u de auto bracket niet gebruikt, kiest u [OFF] (0).
Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
U kunt ook de ontspanknop tot de helft indrukken om het menu
te sluiten.
- 79 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
Door de ontspanknop een keer in te drukken worden er automatisch vier beelden gemaakt
met aspectratio’s van [4:3], [3:2], [16:9] en [1:1] (met een enkel sluitergeluid).
Druk op [ASP. BRACKET] op het [OPNAME] functiemenu en druk
vervolgens op 1. (P28)
Op 4 drukken om [ON] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET]
drukken.
Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
U kunt ook de ontspanknop tot de helft indrukken om het menu te sluiten.
De combinaties van beeldresoluties zijn als volgt.
Bijv. als instelling 6,5M (3:2) is
7M (4:3), 6,5M (3:2), 6M (16:9) en 5,5M (1:1).
¢Dit zijn de minimum beeldformaten als de instelling Aspect Bracket geselecteerd is. Als
het beeldformaat op een kleiner formaat dan het minimum beeldformaat gezet is, zal
het tijdelijk op het minimum beeldformaat gezet worden.
Aspect Bracket
[4:3] -. [3:2] -. [16:9] -. [1:1]
10M 9,5M 9M 7,5M
7M 6,5M 6M 5,5M
5M 4,5M 4,5M 3,5M
3M
¢
3M
¢
2,5M
¢
2,5M
¢
Geavanceerd (Opnamebeelden)
- 80 -
Aantekening
Wanneer u auto bracket instelt, verschijnt [ ] op het scherm.
Als Aspect Bracket ingesteld wordt, verschijnt [ ] op het beeldscherm.
Wanneer u opnamen maakt met auto bracket nadat u het bereik van de
belichtingscompensatie hebt ingesteld, wordt voor de opnamen de gekozen
belichtingscompensatie gebruikt.
Wanneer de belichting gecompenseerd is, verschijnt de waarde van de belichtingscompensatie
links onderaan op het scherm.
De instelling Auto Bracket/Aspect Bracket wordt gewist als u het toestel uitschakelt of als de
[SLAAPSMODUS] wordt geactiveerd.
Als Auto Bracket/Aspect Bracket ingesteld is, wordt de Auto Review functie geactiveerd,
onafhankelijk van de instelling daarvan. U kunt de Automatische overzichtsfunctie niet instellen
in het [SET-UP] menu.
De belichting zou niet gecompenseerd kunnen worden met auto bracket afhankelijk van de
helderheid van het object.
Het zal langer duren om de beeldgegevens te schrijven als Auto Bracket of Aspect Bracket met
het interne geheugen gebruikt is.
[Œ] is ingesteld voor de flits wanneer auto bracket ingesteld is.
[BURSTFUNCTIE], [MULTI-FILM] of Witbalans Bracket zullen gewist worden als
[AUTO BRACKET] of [ASP. BRACKET] ingesteld is.
In AE-sluiterprioriteit en handmatige belichting wordt auto bracket, als de sluitertijd ingesteld is
op meer dan 1 seconde, geannuleerd.
De laatst ingestelde zal de prioriteit hebben. (Auto Bracket en Aspect Bracket kunnen
niet gelijktijdig ingesteld worden.)
Instelling van de auto bracket kan niet uitgevoerd worden in de volgende gevallen.
In [PANORAMA ASSIST], [HI-SPEED BURST], [FLITS-BURST] en [STERRENHEMEL] in de
scènefunctie
[EXPRESSIEF], [RETRO], [PUUR], [ELEGANT], [ZWART/WIT], [SILHOUET],
[SPELDENPRIK], [ZANDSTRAAL] en [KLANT] in de My Colour functie
[MULTI BELICHT.]
Wanneer u bewegende beelden opneemt
De instelling van Aspect Bracket kan onder de volgende omstandigheden niet plaatsvinden.
In [PANORAMA ASSIST], [H. GEVOELIGH.], [HI-SPEED BURST], [FLITS-BURST] en
[STERRENHEMEL] in de scènefunctie
[EXPRESSIEF], [RETRO], [PUUR], [ELEGANT], [ZWART/WIT], [SILHOUET],
[SPELDENPRIK], [ZANDSTRAAL] en [KLANT] in de My Colour functie
Wanneer [KWALITEIT] ingesteld is op [ ], [ ] en [ ]
[MULTI BELICHT.]
Wanneer u bewegende beelden opneemt
- 81 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
[OPNAME] functie:
Opnamen maken door het diafragma/de sluitertijd
te specificeren
Stel de openingswaarde in op een hogere waarde als u een scherpe achtergrond wenst.
Stel de openingswaarde minder groot in als u de achtergrond niet echt scherp wenst.
Stel de functieknop in op [ ].
Draai de functieknop achterop om de
openingswaarde in te stellen.
A Lensopening
Deze zal schakelen tussen
openingsinstelling-werking en
Belichtingcompensatie, elke keer dat de functieknop
achterop ingedrukt wordt.
Een opname maken.
Als u een scherpe opname wenst te maken van een snel bewegend object, stelt u een
hogere sluitertijd in. Als u een trail-effect wenst, stelt u een lagere snelheid in.
Stel de functieknop in op [ ].
Draai de functieknop achterop om de
sluitertijd in te stellen.
B Sluitertijd
Deze zal schakelen tussen instellingswerking van
sluitertijd en Belichtingcompensatie, elke keer dat de
functieknop achterop ingedrukt wordt.
Een opname maken.
Aantekening
Lees P83 voor de beschikbare openingswaarden en sluitersnelheden.
De helderheid van het beeldscherm en van de opgenomen beelden kan verschillend zijn.
Controleer de beelden met gebruik van de afspeelfunctie.
Zet de diafragmawaarde hoger als het onderwerp te licht is in de diafragmaprioriteit AE-functie.
Zet de diafragmawaarde lager als het onderwerp te donker is.
De openingswaarde en de sluitertijd die op het scherm staan, worden rood als de belichting
niet goed is.
Wij raden aan een statief te gebruiken met een lage sluitertijd.
[] kan niet ingesteld worden voor AE-sluitervoorrang
Diafragmaprioriteit AE
Sluitertijdprioriteit AE
A
B
Geavanceerd (Opnamebeelden)
- 82 -
[OPNAME] functie:
Beeld maken door de belichting handmatig in te
stellen
Bepaalde belichting door handmatig de opening en de sluitertijd in te stellen.
Draai de instelknop op [²].
De handmatige belichtingassistentie A verschijnt gedurende ongeveer 10 seconden.
Draai de functieknop achterop om de
opening en de sluitertijd in te stellen.
B Lensopening
C Sluitertijd
Deze zal schakelen tussen
openingsinstelling-werking en sluitertijdinstelling,
elke keer dat de functieknop achterop ingedrukt
wordt.
Focus kan handmatig ingesteld worden wanneer [MF] afgebeeld wordt. (P84)
Druk de ontspanknop half in.
De handmatige belichtingassistentie A verschijnt
gedurende ongeveer 10 seconden.
Stel de openingswaarde en de sluitersnelheid weer
in als de belichting niet goed is.
Maak de opname.
Hulp bij handmatige belichting
De manuele belichtingshulp is een benadering.
Aantekening
Lees P83 voor de beschikbare openingswaarden en sluitersnelheden.
De helderheid van het beeldscherm kan verschillen van die van de huidige beelden. Controleer
de beelden met gebruik van de afspeelfunctie.
Als de belichting niet goed is, worden de openingswaarde en sluitertijd op het scherm rood als
u de ontspanknop half indrukt.
[] want flits kan niet ingesteld worden.
De belichting is goed.
Stel een hogere sluitertijd of een grotere opening in.
Stel een lagere sluitertijd of een kleinere opening in.
B C
A
- 83 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
Openingswaarde en sluitertijd
AE-openingsvoorrang
AE-sluitervoorrang
Handmatige belichting
Aantekening
De openingswaarden in de tabel boven zijn de waarden die gelden als de zoomhendel op
Breed staat.
Afhankelijk van de zoomuitvergroting kunt u sommige openingswaarden niet kiezen.
Beschikbare openingswaarde
(Per 1/3 EV)
Sluitertijd (Sec.)
F8.0
8 tot 1/4000F7.1 F6.3 F5.6
F5.0 F4.5 F4.0
F3.5 F3.2 F2.8
8 tot 1/2000
F2.5 F2.2 F2.0
Sluitertijd (Sec.)
(Per 1/3 EV)
Lensopening
8654
F2.0 tot F8.0
3,2 2,5 2 1,6
1,3 1 1/1,3 1/1,6
1/2 1/2,5 1/3,2 1/4
1/5 1/6 1/8 1/10
1/13 1/15 1/20 1/25
1/30 1/40 1/50 1/60
1/80 1/100 1/125 1/160
1/200 1/250 1/320 1/400
1/500 1/640 1/800 1/1000
1/1300 1/1600 1/2000
1/2500 1/3200 1/4000 F4.0 tot F8.0
Beschikbare openingswaarde
(Per 1/3 EV)
Sluitertijd (Sec.)
(Per 1/3 EV)
F2.0 tot F3.5 60 tot 1/2000
F4.0 tot F8.0 60 tot 1/4000
Geavanceerd (Opnamebeelden)
- 84 -
[OPNAME] Functie:
Opnamen maken met handmatig scherpstellen
Gebruik deze functie als u een vaste scherpstelling wenstof als de afstand tussen de lens
en het object vast is en u de automatische scherpstelling niet wenst te gebruiken.
Stel de focus-keuzeschakelaar in op [MF].
[ ] wordt afgebeeld links onderaan het scherm
terwijl deze zich in de Handmatig Afstellen Modus
bevindt.
Druk een paar keer op de functieknop
achterop om de handeling van handmatig
scherpstellen in werking te stellen.
De in werking gestelde handeling zal elke keer dat
de functieknop achterop ingedrukt wordt schakelen.
Handeling van handmatig scherpstellen is in werking
gesteld wanneer [ ] rechts onderaan het scherm oranje wordt.
Draai aan de functieknop op de achterkant.
Focusbereik verdwijnt.
Druk op 2/1 of draai aan de functieknop
op de achterkant om op het onderwerp
scherp te stellen.
A Focusbereik
Het zou moeilijk kunnen zijn om een fijne afstelling te
maken wanneer u de functieknop achterop gebruikt.
Als u er moeite mee heeft, raden we aan om de
cursorknop te gebruiken voor het afstellen.
Door de cursorknop ingedrukt te houden kunt u de focuspositie continu verplaatsen.
MF-assistance verdwijnt ongeveer 2 seconden nadat de cursorknop, of de functieknop
op de achterkant, voor het laatst gebruikt werd.
Het focusbereik verdwijnt na ongeveer 5 seconden nadat de cursorknop, of de
functieknop op de achterkant, voor het laatst gebruikt werd.
Tijdens video-opname, zullen de MF-assistentie en het focusbereik niet weergegeven
worden, maar u kunt scherpstellen door op 2/1 te drukken of d.m.v. de functieknop
achterop.
Maak de opname.
AF
MF
AF
of
A
- 85 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
Als u aan de functieknop op de achterkant draait terwijl [MF ASSIST] op [MF1] of [MF2]
staat, wordt MF assist geactiveerd en wordt het beeldscherm vergroot zodat u
gemakkelijker op het onderwerp kunt scherpstellen.
Selecteer [MF ASSIST] op het [SET-UP] menu. (P28)
Op 3/4 drukken om [MF1] of [MF2] te kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
U kunt ook de ontspanknop tot de helft indrukken om het menu te sluiten.
Veranderen van de zoomzone
De uitvergrootte zone kan veranderd worden terwijl het scherm uitgerekt is m.b.v.
MF-hulpfunctie. Dit is handig wanneer u de focuspositie wilt veranderen om opnamen te
maken.
Met de onderstaande handelingen wordt de MF-assistentie weer in de oorspronkelijke stand
gezet.
De opnamemaat of –aspect veranderen.
Het toestel uitzetten.
MF-ASSIST
[MF1] Het midden van het schermbeeld wordt uitvergroot. U kunt scherpstellen
terwijl u rekening houdt met de compositie van het hele beeld op het
scherm.
[MF2] Het midden van het scherm wordt vergroot totdat het beeld het hele
scherm beslaat. Dit is handig voor het scherp stellen van
breedbeeldopnamen waarin veranderingen van de focus moeilijk te volgen
zijn.
[OFF] Het scherm wordt niet vergroot.
1 Draai de functieknop achterop om
MF-assistentie weer te geven op
het scherm.
2 Beeld MF-zone (verbrede zone) af
door op [MENU/SET] te drukken.
3 Verander de uit te breiden zone
met de cursorknoppen 3/4/2/1.
4 Op [MENU/SET] drukken om in te
stellen.
()
Geavanceerd (Opnamebeelden)
- 86 -
Technieken voor handmatig
scherpstellen
1 Scherpstellen door aan de functieknop op
de achterkant te draaien.
2 Druk verder een paar keer in dezelfde
richting op de cursorknop.
3 Stel tenslotte scherp op het onderwerp
door de cursorknop andersom in te drukken.
One shot AF
U kunt scherpstellen op het onderwerp met automatische focus door [MF] te selecteren
met Focus-keuzeschakelaar en vervolgens op de 3 (FOCUS) knop te drukken.
Dit is handig voor de prefocus.
Prefocus
Met deze techniek stelt u op voorhand scherp op het punt waarop u de opnamen gaat
maken als het bijvoorbeeld moeilijk is scherp te stellen met de automatische scherpstelling
wegens bijvoorbeeld een snelle beweging.
Deze functie is geschikt als de afstand tussen de camera en het object vastligt.
Aantekening
Als u scherpstelt in de Breed-functie en dan de zoomhendel op Tele draait, kan de
scherpstelling niet goed zijn. In dit geval dient u opnieuw scherp te stellen.
De MF-assistentie verschijnt niet wanneer u de digitale zoom gebruikt.
De afstand naar het onderwerp die afgebeeld wordt op het scherm in handmatige focus is een
benadering van de focuspositie. Gebruik het MF-assistentiescherm voor een uiteindelijke
controle van de focus.
Na het wissen van de Slaapfunctie opnieuw op het onderwerp scherpstellen.
Door MF-Assist in combinatie met AE Lock te gebruiken, wordt het gemakkelijker de
scherpstelling te controleren
- 87 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
[OPNAME] -functie:
Opnamen maken met kleuraanpassing
(My colour-functie)
U kunt fotos met het gewenste effect maken door het onderwerp van tevoren op het
beeldscherm te bekijken en het gewenste effect in te stellen.
Stel de functieknop in op [ ].
Druk op 3/4 om een item te selecteren.
¢Voor [KLANT] instellingen, pagina 89 raadplegen.
Onderdeel Effect
[EXPRESSIEF] Dit is een pop art-stijl beeldeffect dat de kleur benadrukt.
[RETRO]
Dit is een zacht beeldeffect dat de er voor zorgt dat de foto er
aangetast uitziet.
[PUUR]
Dit is een beeldeffect dat een koel, helder licht gebruikt om een
gevoel van frisheid toe te voegen. (Het beeld zal er helder en
enigszins blauw uitzien).
[ELEGANT]
Dit is een beeldeffect dat een rustige sfeer creëert en een gevoel
van statigheid uitstraalt.
(Het beeld zal er enigszins donkerder en amberachtig uitzien).
[ZWART/WIT]
Dit is een beeldeffect dat het onderwerp vastlegt met het gebruik
van tinten die typisch zijn van zwart-witfotografie en met een
vlaagje kleur.
[HOGE DYNAMIEK]
Dit is een beeldeffect waardoor donkere en lichte zones met de
juiste helderheid en natuurlijke kleuren ontstaan.
[DYNAMIEK]
Dit is een indrukwekkend beeldeffect dat de kleur en het contrast
versterkt en donkere zones in heldere zones doet overgaan met de
juiste helderheid.
[DYNAMISCH] ( )
Dit is een zwart en wit beeldeffect waardoor donkere en lichte
zones met de juiste helderheid ontstaan.
[SILHOUET]
Dit is een beeldeffect dat het onderwerp in de schaduw beter doet
uitkomen als een zwarte silhouet door de achtergrondkleuren van
de lucht of de zonsondergang, enz. te gebruiken.
[SPELDENPRIK]
Beeld wordt donkerder gemaakt en met zachte focus rond de
onderwerpen.
[ZANDSTRAAL] Beeld is gemaakt met een korrelige, gezandstraalde structuur.
[KLANT]
¢
De kleureffecten kunnen ingesteld worden naar gelang uw wensen.
Geavanceerd (Opnamebeelden)
- 88 -
Druk op [MENU/SET] om de instelling te bewaren.
De My Colour-instellingen opnieuw aanpassen
Keer terug naar stap 2 op pagina 87 door op [MENU/SET] te drukken.
Aantekening
Tijdens bewegend beeldopname, worden er instellingen gebruikt voor Mijn kleurfunctie.
De instellingen van My Colour worden in het geheugen opgeslagen, zelfs als de camera wordt
uitgezet.
[I. EXPOSURE] kan alleen ingesteld worden wanneer de Mijn Kleurmodus ingesteld is op
[KLANT].
De volgende items kunnen niet ingesteld worden in Mijn kleurmodus omdat het toestel ze
automatisch op de optimale instelling zet.
[OPN. MODE]/[ISO-LIMIET]
- 89 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
Door [KLANT] te selecteren, kunt u beelden maken met kleur, helderheid en verzadiging
die afgesteld zijn op de door u gewenste niveaus.
In stap 2 op pagina 87, [KLANT] selecteren en op 1 drukken.
Druk op 3/4 om een item te selecteren en druk
vervolgens op 2/1 om het af te stellen.
Druk op [MENU/SET] om de instelling te bewaren.
U kunt ook de ontspanknop tot de helft indrukken om in te stellen.
De [KLANT] instellingen terug doen keren naar de aanvankelijke instellingen
1 Selecteer [ ] in bovenstaande stap 2.
2 Druk op 2, selecteer [JA] en druk vervolgens op [MENU/SET].
De aangepaste waarde voor elk item wordt teruggezet op standaard (middelpunt).
Aantekening
Afstellingen gemaakt met [KLANT] zijn niet effectief in andere opnamemodi.
De iconen voor de bijgestelde items worden op het scherm weergegeven als [KLANT]
bijgesteld wordt. De weergegeven icoon is die van de richting van de bijstelling.
AF-opsporing zou niet kunnen werken als u [VERZADIGING] afstelt om de kleur lichter te
maken.
Afstellen van de uw standaardinstellingen om gewenste effecten te
bereiken
Onderdeel Inhoud van de aanpassing
[KLEUR]
Dit zal de kleur van het beeld van rood licht naar blauw
licht afstellen. (11 stappen in n5)
[HELDERHEID]
Dit zal de helderheid van het beeld afstellen. (19 stappen
in n9)
[VERZADIGING]
Dit zal de intensheid van de kleur van het beeld van zwart
wit naar een levendige kleur afstellen. (11 stappen in n5)
[RESET] Alle instellingen terugzetten op standaard.
Geavanceerd (Opnamebeelden)
- 90 -
[OPNAME] Functie:
Registreren van Persoonlijke Menu-instellingen
(Registreren van klantinstellingen)
Het is mogelijk om maximaal 4 instellingen van huidige toestelinstelling te registreren als
standaard instellingen.
Stel de functieknop in op de gewenste functie en selecteer de gewenste menu-instellingen van
te voren.
Selecteer [GEH VOORK INST] op het [SET-UP] menu. (P28)
Druk op 3/4 om de standaard instelling te
registreren en druk vervolgens op [MENU/SET].
De standaard instellingen geregistreerd in [ ] kunnen
gebruikt worden met de [ ] van de funtieknop. Dit zal handig
zijn als de standaard instelling die vaak gebruikt wordt
geregistreerd is, aangezien deze gebruikt kan worden door simpelweg de functieknop
in te stellen.
De standaardinstellingen die geregistreerd zijn in [ ], [ ] of [ ] kunnen
geselecteerd worden in de [ ] van de functieknop. Er kunnen tot 3 standaard
instellingen geregistreerd worden, selecteer daarom die, die overeenkomt met de
vereisten.
Druk op 3, selecteer [JA] en druk vervolgens op
[MENU/SET].
Wanneer [JA] geselecteerd is, wordt er over de eerder
opgeslagen instellingen heen geschreven.
Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
U kunt ook de ontspanknop tot de helft indrukken om het menu te sluiten.
Aantekening
U kunt de volgende menu-items niet opslaan omdat deze andere Opnamefuncties
beïnvloeden.
[OPNAME] menu/Opnamefuncties [SET-UP] Menu
[BABY1]/[BABY2] of [HUISDIER] verjaardag-
en naaminstellingen in scènefunctie
Gegevens geregistreerd met
[GEZICHT HERK.]
[KLOKINST.]
[REISDATUM]
[VOLUME]
[BEELDGROOTTE]
[AUTO REVIEW]
[NR. RESET]
[USB MODE]
[TV-ASPECT]
[VIERA Link]
[VERSIE DISP.]
[DEMOFUNCTIE]
[WERELDTIJD]
[TOON]
[LCD MODE]
[BESPARING]
[STARTMODUS]
[RESETTEN]
[VIDEO UIT]
[HDMI-FUNCTIE]
[SCÈNEMENU]
[TAAL]
- 91 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
[OPNAME] Functie:
Opnamen maken in Klantfunctie
U kunt één van uw eigen standaard instellingen selecteren die opgeslagen zijn met [GEH
VOORK INST], om het overeen te doen komen met de omstandigheden van het maken
van het beeld.
Begininstelling van de AE-programmafunctie is aan het begin geregistreerd als de
standaard instellingen.
Stel de functieknop in op [ ] of [ ].
A Standaard instellingen van de display
Wanneer ingesteld is op [ ]
Wanneer ingesteld is op [ ]
Druk op 3/4 om de standaard instellingen te
selecteren die u wilt gebruiken.
In [ ] op [DISPLAY] drukken om de instellingen af te beelden
voor elk menu-item. (Druk op 2/1 om te wisselen tussen
schermen en drukt vervolgens op [DISPLAY] om terug te keren
naar het selectiescherm.)
Alleen de hoofdmenu-items worden afgebeeld.
Druk op [MENU/SET] om de instellingen
in te voeren.
Het opslaan van de geselecteerde standaard
instellingen wordt afgebeeld op het scherm.
Wanneer de menu-instellingen worden gewijzigd
Zelfs als de menuinstellingen tijdelijk veranderd worden terwijl [ ], [ ], [ ] of
[ ] geselecteerd is, zal wat geregistreerd is onveranderd blijven.
Om te veranderen wat geregistreerd is, over de geregistreerde gegevens heen schrijven
m.b.v. [GEH VOORK INST] (P90) op het set-upmenu.
Aantekening
Zie de opmerking op P90 voor details over het menu dat niet in de gewone instellingen
bewaard wordt.
>
U kunt beelden maken met de standaard instellingen de
geregistreerd zijn in de [ ]. ([ ] wordt afgebeeld op het
scherm)
>
Naar stappen 2 en 3
A
Geavanceerd (Opnamebeelden)
- 92 -
[OPNAME] Functie:
Beelden maken die met de scène die opgenomen
wordt overeenkomen (Scènefunctie)
Als u een scènefunctie kiest om een opname te maken van een beeld in een bepaalde
situatie zal de camera automatisch de optimale belichting instellen en aanpassen voor de
gewenste opname.
Stel de functieknop in op [ ].
Op 3/4/2/1 drukken om het gewenste
scènemenu te kiezen.
U kunt ook naar de menuschermen overschakelen in een
menu-onderdeel door het zoomhendeltje te verplaatsen.
Druk op [MENU/SET] om de instelling te bewaren.
Het menuscherm schakelt over naar het opnamescherm in de ingestelde scènefunctie.
Over de informatie
Als u op [DISPLAY] drukt tijdens de selectie van een Scène Mode in
stap
2, zal een uitleg over iedere Scène Mode weergegeven worden.
(Als u weer op [DISPLAY] drukt, keert het scherm terug naar het
menu van de Scènefunctie.)
Aantekening
Om de Scènefunctie te veranderen, op [MENU/SET] drukken en vervolgens op 1 drukken.
Keer nu terug naar bovenstaande stap 2 (wanneer [MENU HERVAT.] (P39) op [OFF] staat).
De flitsinstelling van de scènefunctie wordt weer op de begininstelling gezet wanneer de
scènefunctie veranderd wordt.
Wanneer u een opname maakt met een scènefunctie dat niet geschikt is voor dat doeleinde,
kan de tint van het beeld verschillen van de werkelijke scène.
De volgende items kunnen niet ingesteld worden in de scènefunctie omdat het toestel ze
automatisch op de optimale instelling zet.
[OPN. MODE]/[GEVOELIGHEID]/[ISO-LIMIET]/[ISO VERHOGING]/[MEETFUNCTIE]/
[I. EXPOSURE]/[MULTI BELICHT.]/[KORTE SLUITERT.]/[I.RESOLUTIE]/[i.ZOOM]/
[FLITS-SYNCHRO]
- 93 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
Wanneer u overdag beelden maakt van personen buiten, biedt deze functie de
mogelijkheid deze personen er beter uit te laten zien en hun huid een gezonder uiterlijk te
geven.
Technieken voor portretten
Deze functie doeltreffender maken:
1 Het zoomhendeltje zo ver mogelijk op Tele zetten.
2 Ga dicht bij het object staan om deze functie beter te laten werken.
Aantekening
De startinstelling voor [AF MODE] is [š].
[I.RESOLUTIE] is vastgesteld op [OFF].
Wanneer u overdag beelden maakt van personen buiten, selt deze functie u in staat de
huidtextuur van hun huid er nog mooier uit te laten zien dan met [PORTRET]. (Dit werkt
goed wanneer u beelden maakt van personen vanaf hun borst, niet wanneer u beelden
maakt van personen die er met hun hele lichaam opstaan.)
Technieken voor de zachte-huidfunctie
Deze functie doeltreffender maken:
1 Het zoomhendeltje zo ver mogelijk op Tele zetten.
2 Ga dicht bij het object staan om deze functie beter te laten werken.
Aantekening
Als er een gedeelte van de achtergrond e.d.enz. erg lijkt op de huidskleur, wordt dit gedeelte
ook verzacht.
Deze functie kan minder doeltreffend werken als het beeld onvoldoende helder is.
De startinstelling voor [AF MODE] is [š].
[I.RESOLUTIE] is vastgesteld op [OFF].
[PORTRET]
[GAVE HUID]
Geavanceerd (Opnamebeelden)
- 94 -
Kies dit om een opname van uzelf te maken.
Zelfportrettechnieken
Druk de ontspanknop half in om scherp te stellen. De
zelfontspanneraanduiding begint te branden als u scherp in
beeld staat. Houd de camera stil en druk de ontspanknop
helemaal in om de foto te maken.
Het object is niet scherpgesteld als de
zelfontspanneraanduiding knippert. Druk de ontspanknop
opnieuw half in om scherp te stellen.
Het gemaakte beeld verschijnt automatisch op de LCD-monitor
om deze te bekijken.
Als het beeld wazig is door de langzame sluitertijd raden wij het gebruik aan van de
2 seconden zelfontspanner.
Aantekening
Het beschikbare focusbereik is ongeveer 30 cm tot 1,2 m.
D zoomuitvergroting wordt automatisch verplaatst naar Breed (1k).
De zelfontspanner kan alleen worden ingesteld op uit of op 2 seconden. Als deze ingesteld
wordt op 2 seconden, zal deze instelling gelden totdat het toestel uitgeschakeld wordt, de
scènefunctie veranderd wordt of [OPNAME] functie of [AFSPELEN] functie geselecteerd wordt.
De stabilisatorfunctie is vast ingesteld op [MODE2]. (P146)
De startinstelling voor [AF MODE] is [š].
[I.RESOLUTIE] is vastgesteld op [OFF].
Hiermee kunt u opnamen maken van een volledig landschap.
Aantekening
De flitsinstelling wordt vastgesteld op [Œ].
Het focusbereik is 5 m tot .
[ZELFPORTRET]
[LANDSCHAP]
- 95 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
U kunt beelden maken met aansluitingen die geschikt zijn voor het creëren van
panoramabeelden.
Instellen van de opnamerichting
1 Druk op 3/4 om de opnamerichting te kiezen en druk
dan op [MENU/SET].
De horizontale/verticale richtlijn zal afgebeeld worden.
2 Maak de opname.
U kunt het beeld opnieuw maken door [NIEUW] te selecteren.
3 Op 3 drukken om [VOLG.] te kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
U kunt ook de ontspanknop tot de helft indrukken om het menu in te stellen.
Een gedeelte van het gemaakte beeld wordt afgebeeld als een doorzichtig beeld.
4 Maak een beeld na het horizontaal of verticaal bewegen
van het toestel zodat het doorzichtige beeld een ander
beeld overlapt.
Wanneer u het derde beeld en beelden daarna maakt, de
stappen
3 en 4 herhalen.
U kunt het beeld opnieuw maken door [NIEUW] te selecteren.
5 Op 3/4 drukken om [EXIT] te kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
Aantekening
Het zal een normale bewegend beeldopname zijn tijdens de bewegend beeldopname.
De flitsinstelling wordt vastgesteld op [Œ].
[I.RESOLUTIE] is vastgesteld op [OFF].
De focus, zoom, belichting, witbalans, sluitertijd en ISO-gevoeligheid worden vast ingesteld op
de waarden voor de eerste opname.
We raden het gebruik van een statief aan. Wanneer het donker is, raden we aan de
zelfontspanner te gebruiken voor het maken van beelden.
Wanneer de camera ingesteld is op [STABILISATIE] en er zeer weinig golfstoring is of als
[STABILISATIE] ingesteld is op [OFF], zou de sluitertijd langzamer kunnen worden tot
8 seconde.
De ontspanner kan gesloten blijven (max. ongeveer 8 sec.) nadat u de opname hebt gemaakt
voor de signaalverwerking. Dit is geen storing.
De gemaakte beelden kunnen gecombineerd worden om panoramabeelden te vormen m.b.v.
de software “PHOTOfunSTUDIO 5.0 HD Edition” op de CD-ROM (meegeleverd).
[PANORAMA ASSIST]
Geavanceerd (Opnamebeelden)
- 96 -
Daar instellen wanneer u beelden wilt maken van sportscènes of andere snelbewegende
evenementen.
Aantekening
Het zal een normale bewegend beeldopname zijn tijdens de bewegend beeldopname.
Wanneer de camera ingesteld is op [STABILISATIE] en er zeer weinig golfstoring is of als
[STABILISATIE] ingesteld is op [OFF], zou de sluitertijd langzamer kunnen worden tot
1 seconde.
Deze functie is geschikt voor het maken van beelden van onderwerpen op een afstand van 5 m
of meer.
De intelligente controle van de ISO-gevoeligheid is geactiveerd en het maximum
ISO-gevoeligheidsniveau wordt [ISO1600].
Hiermee kunt u opnamen maken van een persoon met een achtergrond die even helder is
als in het echt.
Technieken voor nachtportretten
Open de flits (de flitsinstelling zal [] zijn, terwijl er een verplichte flits aangegeven
wordt).
Vraag het onderwerp niet te bewegen terwijl u een beeld maakt.
Aantekening
Tijdens het opnemen van video’s worden lage lichtinstellingen [ ] gebruikt die betere
beelden verstrekken in ruimtes met gedempt licht of bij schemer.
Het focusbereik is 50 cm (Breed)/1,2 m (Tele) tot 5 m.
We raden het gebruik van een statief en de zelfontspanner aan voor deze opnamen.
Wanneer de camera ingesteld is op [STABILISATIE] en er zeer weinig golfstoring is of als
[STABILISATIE] ingesteld is op [OFF], zou de sluitertijd langzamer kunnen worden tot
8 seconde.
De ontspanner kan gesloten blijven (max. ongeveer 8 sec.) nadat u de opname hebt gemaakt
voor de signaalverwerking. Dit is geen storing.
Er kan ruis zichtbaar worden wanneer u opnamen maakt op donkere plekken.
De startinstelling voor [AF MODE] is [š].
[I.RESOLUTIE] is vastgesteld op [OFF].
Hiermee kunt u levendige opnamen maken van een nachtelijk landschap.
Aantekening
Tijdens het opnemen van video’s worden lage lichtinstellingen [ ] gebruikt die betere
beelden verstrekken in ruimtes met gedempt licht of bij schemer.
De flitsinstelling wordt vastgesteld op [Œ].
Het focusbereik is 5 m tot .
We raden het gebruik van een statief en de zelfontspanner aan voor deze opnamen.
Wanneer de camera ingesteld is op [STABILISATIE] en er zeer weinig golfstoring is of als
[STABILISATIE] ingesteld is op [OFF], zou de sluitertijd langzamer kunnen worden tot
8 seconde.
De ontspanner kan gesloten blijven (max. ongeveer 8 sec.) nadat u de opname hebt gemaakt
voor de signaalverwerking. Dit is geen storing.
Er kan ruis zichtbaar worden wanneer u opnamen maakt op donkere plekken.
[SPORT]
[NACHTPORTRET]
[NACHTL. SCHAP]
- 97 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
Met deze functie kunt u opnamen maken van bijvoorbeeld voedsel dat er natuurlijk uitziet
zonder de hinderlijke invloed van omgevingslicht in restaurants enz.
Aantekening
Het focusbereik is 1 cm (Breed)/30 cm (Tele) tot .
Kies deze functie als u opnamen wilt maken op een huwelijksreceptie, een feestje
binnenshuis enz. U kunt er opnamen mee maken van mensen met een heldere
achtergrond.
Technieken voor opnamen van feesten
Open de flits. (U kunt instellen op [] of [Š].)
We raden het gebruik van een statief en de zelfontspanner aan voor deze opnamen.
We raden aan het zoomhendeltje op Breed (1k) te zetten en ongeveer 1,5 m van het object af
te staan wanneer u opnamen maakt.
Aantekening
De startinstelling voor [AF MODE] is [š].
[I.RESOLUTIE] is vastgesteld op [OFF].
Met deze functie kunt u opnamen maken bij kaarslicht.
Technieken voor de opnamen bij kaarslicht
Dit werkt beter dan wanneer u beelden maakt zonder de flits te gebruiken.
Aantekening
Het focusbereik is 1 cm (Breed)/30 cm (Tele) tot .
We raden het gebruik van een statief en de zelfontspanner aan voor deze opnamen.
Wanneer de camera ingesteld is op [STABILISATIE] en er zeer weinig golfstoring is of als
[STABILISATIE] ingesteld is op [OFF], zou de sluitertijd langzamer kunnen worden tot
1 seconde.
De startinstelling voor [AF MODE] is [š].
[VOEDSEL]
[PARTY]
[KAARSLICHT]
Geavanceerd (Opnamebeelden)
- 98 -
Met deze functie kunt u opnamen maken van een baby met een mooi huidkleurtje. Als u
de flits gebruikt, is het licht van de flits zwakker dan anders.
Voor [BABY1] en [BABY2] kunnen verschillende geboortedata en namen worden
ingesteld. U kunt kiezen of u deze tijdens het terugspelen wilt laten afbeelden of op de
gemaakte opname wilt laten afdrukken met [TEKST AFDR.] (P164).
Verjaardag/Naaminstelling
1 Op 3/4 drukken om [LEEFTIJD] of [NAAM] te kiezen en
vervolgens op 1 drukken.
2 Op 3/4 drukken om [SET] te kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
3 De verjaardag of naam invoeren.
Wanneer de verjaardag of naam ingesteld is, wordt [LEEFTIJD] of [NAAM] automatisch
ingesteld op [ON].
Als [ON] geselecteerd is wanneer de verjaardag of naam niet geregistreerd is, verschijnt
het instellingscherm automatisch.
4 Op [MENU/SET] drukken om te eindigen.
Om [LEEFTIJD] en [NAAM] te annuleren
Selecteer de [OFF] instelling in stap
2 van de “Verjaardag/Naaminstelling”-procedure.
Aantekening
Tijdens bewegend beeldopname, worden er instellingen gebruikt voor [PORTRET].
De leeftijd en naam kunnen afgedrukt worden m.b.v. de “PHOTOfunSTUDIO 5.0 HD Edition”
bijbehorende software op de CD-ROM (meegeleverd).
Als [LEEFTIJD] of [NAAM] ingesteld is op [OFF] zal, zelfs wanneer de verjaardag of naam
ingesteld is, de leeftijd of naam niet afgebeeld worden. Voordat u beelden maakt, [LEEFTIJD]
of [NAAM] instellen op [ON].
Het focusbereik is 1 cm (Breed)/30 cm (Tele) tot .
Wanneer de camera ingesteld is op [STABILISATIE] en er zeer weinig golfstoring is of als
[STABILISATIE] ingesteld is op [OFF], zou de sluitertijd langzamer kunnen worden tot
1 seconde.
De intelligente controle van de ISO-gevoeligheid is geactiveerd en het maximum
ISO-gevoeligheidsniveau wordt [ISO1600].
Als het toestel aangeschakeld wordt met [BABY1]/[BABY2] ingesteld, worden de leeftijd en
naam afgebeeld links onderaan op het scherm gedurende ongeveer 5 seconden, samen met
de huidige datum en tijd.
Als de leeftijd niet juist afgebeeld wordt, controleert u de klok en de geboortedatuminstellingen.
Als [KWALITEIT] op [ ], [ ] of [ ] gezet is en foto’s genomen worden, zal de naam niet
op de foto’s geregistreerd worden.
De instelling van de geboortedatum en de naam kan worden teruggezet met [RESETTEN].
De startinstelling voor [AF MODE] is [š].
[I.RESOLUTIE] is vastgesteld op [OFF].
[BABY1]/[BABY2]
Verjaardag: 2/1: Selecteer de items (jaar/maand/dag).
3/4: Instelling.
[MENU/SET]: Verlaten.
Naam: Voor details over hoe tekens ingevoerd moeten
worden, “Tekst Invoeren” op P153 raadplegen.
- 99 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
Kies dit als u opnamen wil maken van een huisdier zoals een hond of een kat.
U kunt de geboortedatum en naam van uw huisdier instellen. U kunt kiezen of u deze
tijdens het terugspelen wilt laten afbeelden of op de gemaakte opname wilt laten
afdrukken met [TEKST AFDR.] (P164).
Voor informatie over [LEEFTIJD] of [NAAM], [BABY1]/[BABY2] op P98 raadplegen.
Aantekening
Het zal een normale bewegend beeldopname zijn tijdens de bewegend beeldopname.
De begininstelling voor de AF-lamp is [OFF].
De begininstelling voor [AF MODE] is [ ].
[I.RESOLUTIE] is vastgesteld op [STANDARD].
Lees [BABY1]/[BABY2] voor meer informatie over deze functie.
Kies dit als u opnamen wil maken van een zonsondergang. U kunt op deze manier de
mooie rode kleur van de zon opnemen.
Aantekening
De flitsinstelling wordt vastgesteld op [Œ].
Deze functie minimaliseert het bewegen van de onderwerpen en stelt u in staat om ze in
schaars verlichte ruimtes te fotograferen. (Selecteer dit voor een bewerking met hoge
gevoeligheid. De gevoeligheid schakelt automatisch tussen [ISO1600] en [ISO12800].)
2,5M (1:1), 3M (4:3), 2,5M (3:2) of 2M (16:9) is geselecteerd als de beeldgrootte.
Aantekening
[i.ZOOM] is vastgesteld op [OFF].
[KWALITEIT] is automatisch vastgesteld op [].
U kunt opnamen maken voor 4qk6q/10k15 cm prints.
Het focusbereik is 1 cm (Breed)/30 cm (Tele) tot .
[HUISDIER]
[ZONSONDERG.]
[H. GEVOELIGH.]
Geavanceerd (Opnamebeelden)
- 100 -
Dit is een handige manier om snelle bewegingen of een beslissend ogenblik vast te
leggen.
Instelling van snelheidsprioriteit of beeldprioriteit
1 Druk op 3/4 om [SNELHEID VOORKEUR] of [BEELD VOORKEUR] te
selecteren en druk vervolgens op [MENU/SET] om in te stellen.
2 Beelden maken.
Stilstaande beelden worden continu gemaakt terwijl de ontspanknop helemaal ingedrukt is.
2,5M (1:1), 3M (4:3), 2,5M (3:2) of 2M (16:9) is geselecteerd als de beeldgrootte.
De Burstsnelheid verandert afhankelijk van de opnameomstandigheden.
Het aantal Burstopname-beelden zijn beperkt door de omstandigheden waar het beeld in
gemaakt wordt en het type en/of status van de kaart die gebruikt wordt.
Het aantal Burstopname-beelden neemt toe onmiddellijk na het formatteren.
Aantekening
Het zal een normale bewegend beeldopname zijn tijdens de bewegend beeldopname.
De flitsinstelling wordt vastgesteld op [Œ].
[i.ZOOM] is vastgesteld op [OFF].
[KWALITEIT] is automatisch vastgesteld op [].
U kunt opnamen maken voor 4qk6q/10k15 cm prints.
Het focusbereik is 1 cm (Breed)/30 cm (Tele) tot .
De focus, zoom, belichting, witbalans, sluitertijd en ISO-gevoeligheid worden vast ingesteld op
de waarden voor de eerste opname.
De ISO-gevoeligheid wordt automatisch afgesteld. Let echter op dat de ISO-gevoeligheid hoog
ingesteld wordt om een hoge sluitertijd te verkrijgen.
Afhankelijk van de gebruiksomstandigheden, zou het even kunnen duren om het volgende
beeld te maken als u het maken van een beeld herhaalt.
[HI-SPEED BURST]
Maximum Bursttijd
ongeveer 10 beelden/seconde (Speedprioriteit)
ongeveer 6,5 beelden/seconde (Beeldprioriteit)
Aantal opnamen ongeveer 15 tot 100
- 101 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
Stilstaande beelden worden continu gemaakt met flits. Dit is handig om continue
stilstaande beelden te maken op donkere plekken.
Stilstaande beelden worden continu gemaakt terwijl de ontspanknop helemaal ingedrukt is.
2,5M (1:1), 3M (4:3), 2,5M (3:2) of 2M (16:9) is geselecteerd als de beeldgrootte.
De Burstsnelheid verandert afhankelijk van de opnameomstandigheden.
Aantekening
Het zal een normale bewegend beeldopname zijn tijdens de bewegend beeldopname.
[I.RESOLUTIE] is vastgesteld op [OFF].
[i.ZOOM] is vastgesteld op [OFF].
[KWALITEIT] is automatisch vastgesteld op [].
U kunt opnamen maken voor 4qk6q/10k15 cm prints.
Het focusbereik is 1 cm (Breed)/30 cm (Tele) tot .
De focus, zoom, belichting, sluitertijd, ISO-gevoeligheid, en flitsniveau zijn vastgesteld op de
instellingen voor het eerste beeld.
De intelligente controle van de ISO-gevoeligheid is geactiveerd en het maximum
ISO-gevoeligheidsniveau wordt [ISO3200].
[FLITS-BURST] kan niet gebruikt worden in de volgende gevallen.
Wanneer [CONVERSIE] ingesteld is op [ ]
Zie de Aantekening op P72 wanneer u de flits gebruikt.
[FLITS-BURST]
Aantal opnamen max. 5 beelden
Geavanceerd (Opnamebeelden)
- 102 -
Met deze functie kunt u levendige opnamen maken van een sterrenhemel of een donker
voorwerp.
De sluitertijd instellen
Kies een sluitertijd van [15 SEC.], [30 SEC.] of [60 SEC.].
1 Druk op 3/4 om het aantal seconden te selecteren en druk dan op
[MENU/SET].
Het is ook mogelijk om het aantal seconden te veranderen m.b.v. het snelle menu. (P30)
2 Beelden maken.
Druk de ontspanknop helemaal in om het aftelscherm af te
beelden. Beweeg het toestel niet als dit scherm afgebeeld wordt.
Als het aftellen eindigt, verschijnt [AUB WACHTEN ...] net zolang
als de ingestelde sluitertijd duurt om de signalen te verwerken.
Druk op [MENU/SET] om te stoppen met de opname terwijl de
aftelling op het scherm staat.
Technieken voor opnamen van sterrenhemels
De ontspanner opent zich gedurende 15, 30 of 60 seconden. Gebruik een statief. Wij raden
verder aan de opnamen te maken met de zelfontspanner.
Aantekening
Tijdens het opnemen van video’s worden lage lichtinstellingen [ ] gebruikt die betere
beelden verstrekken in ruimtes met gedempt licht of bij schemer.
De flitsinstelling wordt vastgesteld op [Œ].
De optische beeldstabilisator is vast ingesteld op [OFF].
De ISO-gevoeligheid is vast ingesteld op [ISO80].
[I.RESOLUTIE] is vastgesteld op [OFF].
Met deze functie kunt u mooie opnamen maken van vuurwerk tegen een nachthemel.
Technieken voor opnamen van vuurwerk
Omdat de sluitertijd langzamer wordt, raden we het gebruik van een statief aan.
Aantekening
Het zal een normale bewegend beeldopname zijn tijdens de bewegend beeldopname.
De flitsinstelling wordt vastgesteld op [Œ].
Deze functie werkt het beste wanneer het object 10 m of meer van het toestel verwijderd is.
De sluitersnelheden worden als volgt ingesteld.
Als u [OFF] instelt in de stabilisatorfunctie voor optische beelden: 2 seconden
Als u [AUTO], [MODE1] of [MODE2] instelt in de stabilisatorfunctie voor optische beelden:
1/4t of 2 seconden (De sluitertijd wordt 2 seconden, alleen als de camera bepaalt dat er een
beetje golfbeweging is zoals waneer u een statief gebruikt enz.)
U kunt de sluitertijd wijzigen door de belichting aan te passen.
De AF-zone verschijnt niet.
De ISO-gevoeligheid is vast ingesteld op [ISO80].
[I.RESOLUTIE] is vastgesteld op [OFF].
[STERRENHEMEL]
[VUURWERK]
- 103 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
Hiermee kunt u levendige opnamen maken van de blauwe kleur van de zee of de hemel
enz. Het voorkomt ook onderbelichting van mensen in te sterk zonlicht.
Aantekening
De startinstelling voor [AF MODE] is [š].
Raak de camera niet aan met natte handen.
Zand of zeewater kunnen de camera beschadigen. Laat geen zand of zeewater in de lens of op
de aansluitingen komen.
Hiermee kunt u opnamen maken met een zo wit mogelijke sneeuw op een skiveld of een
besneeuwde bergtop.
Met deze functie maakt u foto’s terwijl u in het vliegtuig zit.
Techniek voor Luchtfoto’s
Wij raden aan deze techniek te gebruiken als u moeilijk kunt scherpstellen en u opnamen
wenst te maken van wolken en dergelijke. Richt de camera op iets met een hoog contrast, druk
de ontspanknop half in om de scherpstelling vast te zetten, richt dan de camera op het object
en druk de ontspanknop helemaal in om de opname te maken.
Aantekening
De flitsinstelling wordt vastgesteld op [Œ].
Het focusbereik is 5 m tot .
Zet de camera uit terwijl het vliegtuig opstijgt of landt.
Als u de camera wenst te gebruiken, dient u alle instructies van het vliegtuigpersoneel te
volgen.
Wees voorzichtig met weerkaatsing op het raampje.
[STRAND]
[SNEEUW]
[LUCHTFOTO]
Geavanceerd (Opnamebeelden)
- 104 -
[OPNAME] Functie:
Geavanceerd (Opnamebeelden)
Opname Bewegend Beeld
Dit kan hoge definitie bewegende beelden die compatibel zijn met het AVCHD-formaat of
bewegende beelden die opgenomen zijn in Motion JPEG opnemen.
Audio zal mono opgenomen worden.
De functie schakelen door de functieknop te draaien.
Functies die opgenomen kunnen worden voor bewegend beeld
Onderdeel Instellingen/Aantekening
ñ
Intelligent automatische
functie
Het toestel zal de meest geschikte instellingen kiezen
om het onderwerp overeen te doen komen met de
opnameomstandigheden, zodat u de instellingen aan
het toestel kunt overlaten en gemakkelijk bewegende
beelden kunt maken.
³/±/´/² functie
Bewegende beelden opnemen door het automatisch
instellen van de opening- en sluitertijd.
Creatieve bewegende
beeldfunctie
Bewegende beelden opnemen door het handmatig
instellen van de opening- en sluitertijd. (P111)
Standaardfunctie
Bewegende beelden opnemen met geselecteerde
standaard functie-instellingen.
¿ Scènefunctie Scène bewegend beeld
Mijn kleurfunctie
Bewegende beelden maken in Mijn kleurfunctie
instelling.
Aantekening
Dit zal opgenomen worden inde volgende categorieën voor bepaalde scènefuncties.
Geselecteerde scènefunctie Scènefunctie terwijl u bewegend beeld opneemt
[BABY1]/[BABY2] Portretfunctie
[NACHTPORTRET],
[NACHTL. SCHAP],
[STERRENHEMEL]
Weinig licht functie
[PANORAMA ASSIST],
[SPORT], [HUISDIER],
[HI-SPEED BURST],
[FLITS-BURST], [VUURWERK]
Normaal bewegend beeld
Een bewegend beeldopname die bij elke scène past zal uitgevoerd worden voor die,
die niet hierboven opgenoemd staan. (P92 tot 103)
- 105 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
Over scherp stellen
Wanneer [CONTINU AF] (P152) ingesteld is op [ON] en u scherp stelt op een onderwerp,
zal het toestel de focus op dat onderwerp gericht houden. Om de focuspositie te
behouden wanneer u begint met het maken van een bewegend beeld, instellen op [OFF].
Start het opnemen door op de bewegend
beeldknop te drukken.
A Beschikbare opnametijd
B Verstreken opnametijd
Het zal opgenomen worden met de beeldverhouding
die ingesteld is bij [OPN. KWALITEIT] en
onafhankelijk van de positie van de keuzeschakelaar
van de beeldverhouding.
Laat de videoknop onmiddellijk na het indrukken los.
Dit toestel neemt tegelijkertijd het geluid op met de
ingebouwde microfoon. (Bewegende beelden kunnen
niet worden opgenomen zonder geluid.)
De indicator van de opnamestaat (rood) C zal flitsen
tijdens het opnemen van bewegende beelden.
Het scherm zal tijdelijk donker worden en de opname
zal starten net nadat de display afgesteld is.
De focus kan verkregen worden tijdens het opnemen
door op 3 (FOCUS) te drukken.
Focus kan handmatig ingesteld worden wanneer [MF]
afgebeeld wordt. (P84)
Stop het opnemen door weer op de bewegend beeldknop te drukken.
Het geluid zal uit gaan wanneer op de bewegende beeldenknop gedrukt wordt voor het
starten/stoppen van de filmopname.
Het geluidsvolume kan ingesteld worden in [TOONNIVEAU] (P31).
Als het ingebouwde geheugen of de kaart vol raakt tijdens het opnemen, stopt het
toestel automatisch met opnemen.
A
C
B
Geavanceerd (Opnamebeelden)
- 106 -
Aantekening
Het scherm zal als volgt veranderen wanneer de knop van bewegend beeld in gedrukt wordt in
de stappen
2 en 3.
¢1 Stel [RESTAANDUID.] (P33) in op [ ] om de beschikbare opnametijd weer te geven
voordat de bewegende beelden opgenomen worden.
¢2 Het scherm dat afgebeeld wordt tijdens de functie-instelling van bewegend beeld verschilt
afhankelijk van de instelling van de [OPNAMEFUNCTIE].
¢3[!] zal niet weergegeven worden in de Creatieve filmfunctie.
Raadpleeg P151 voor het [BEWEGEND BEELD] Functiemenu.
De flitsinstelling wordt vastgesteld op [Œ].
P235 raadplegen voor informatie over de beschikbare opnametijd.
De beschikbare opnametijd die afgebeeld wordt op het scherm zou niet op regelmatige wijze af
kunnen lopen.
Afhankelijk van het type kaart, kan de kaartaanduiding even verschijnen na het maken van
bewegende beelden. Dit is geen storing.
Het bedrijfsgeluid van de zoom of knopwerking zou opgenomen kunnen worden wanneer deze
gehanteerd worden tijdens de opname van een bewegend beeld.
Als bewegende beelden opgenomen worden terwijl het koord van de lensdop bevestigd is, kan
het zijn dat het geluid van het koord dat tegen het toestel wrijft, opgenomen wordt.
Het scherm zou tijdelijk zwart kunnen worden of het apparaat zou lawaai op kunnen nemen
wegens statische elektriciteit of elektromagnetische golven enz. afhankelijk van de omgeving
van de bewegende beeldopname.
Wanneer u de zoom hanteert in opname bewegende beelden, zou het even kunnen duren
voordat er scherp gesteld wordt.
Als de Extra optische zoom gebruikt is voordat u op de bewegende beeldknop drukt, zal de
opneembare zone drastisch veranderd worden aangezien deze instellingen geannuleerd
worden.
Zelfs als de instelling van de beeldverhouding voor foto’s en films
dezelfde is, kan de gezichtshoek aan het begin van de filmopname
veranderen. Wanneer [ OPN.GEBIED] (P33) op [ON] gezet is,
wordt de gezichtshoek tijdens de filmopname weergegeven.
A Opnamescherm
stilstaand beeld
¢1
B Functie-instelling
bewegend beeld
¢2
C Opnamescherm
bewegend beeld
D Functie-instelling
stilstaand beeld
¢3
A: (Voorbeeld)
Wanneer [OPN. KWALITEIT] ingesteld is op [AVCHD Lite] (16:9).
B: Dit deel wordt niet in filmopnames opgenomen.
10
10
10
3s
3s
R1m23s
R1m23s
R1m23s
A
B
- 107 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
[STABILISATIE] (P146) is vast ingesteld op [MODE1] bij het opnemen van video’s.
Bij het opnemen van bewegende beelden, kunnen de volgende functies niet gebruikt worden.
[ ] en [ ] in de [AF MODE] (er zal naar [Ø] geschakeld worden.)
Richtingfunctie
Extra Optische Zoom
[GEZICHT HERK.]
[STAPSG. ZOOM]
Het wordt aangeraden een geheel opgeladen batterij of AC-adapter (optioneel) te gebruiken
wanneer u bewegende beelden maakt.
Als u tijdens de opname van bewegende beelden de netadapter gebruikt (optioneel) en de
stroomtoevoer wordt onderbroken wegens een black-out, of als de netadapter (optioneel)
afgesloten wordt, enz., dan zullen de bewegende beelden in kwestie niet opgenomen worden.
De zoomsnelheid zou lager kunnen zijn dan normaal.
Wanneer Intelligente Automatische Functie geselecteerd is in stap 1 op pagina 104, kan
bewegend beeldopname die bij het onderwerp of opnamesituatie hoort uitgevoerd worden.
Scènedetectie
Wanneer het toestel de optimale scène identificeert, wordt de icoon van de scène in
kwestie in het blauw gedurende 2 seconden afgebeeld, waarna die terugkeert naar zijn
gewoonlijke rode kleur.
[¦] is ingesteld als geen van de scènes van toepassing zijn en de standaardinstellingen
ingesteld zijn.
Wanneer [ ] geselecteerd is, vindt het toestel automatisch het gezicht van een persoon, en
zullen de focus en de belichting afgesteld worden. (Gezichtsdetectie) (P135)
Aantekening
Raadpleeg P52 voor instellingen in de Intelligente automatische functie.
Wegens omstandigheden zoals de hieronder genoemde, kan er een andere scène
geïdentificeerd worden voor hetzelfde onderwerp.
Onderwerpomstandigheden: Wanneer het gezicht helder of donker is, De grootte van het
onderwerp, De kleur van het onderwerp, De afstand tot het onderwerp, Het contrast van het
onderwerp, Wanneer het onderwerp beweegt
Opnameomstandigheden: Zonsondergang, Zonsopgang, In omstandigheden met weinig
licht, Als de camera heen en weer wordt geschud, Als de zoom wordt gebruikt
Om beelden te maken in een bedoelde scène, wordt het aangeraden dat u beelden maakt in de
juiste opnamefunctie.
Wanneer u instelt op intelligente automatische functie
¦
> [i-PORTRET]
[i-LANDSCHAP]
[i-ZACHT LICHT]
[i-MACRO]
Geavanceerd (Opnamebeelden)
- 108 -
Op 3/4 drukken om het onderdeel te kiezen en
vervolgens op [MENU/SET] drukken.
¢De SD-snelheidsklasse is de snelheidstandaard voor continu schrijven.
Op 3/4 drukken om [OPN. KWALITEIT] te kiezen
en vervolgens op 1 drukken.
Veranderen van [OPNAMEFUNCTIE] en [OPN. KWALITEIT]
Selecteer [OPNAMEFUNCTIE] vanaf het
[BEWEGEND BEELD] menu en druk op 1. (P28)
Opnameformaat Kenmerken
[AVCHD Lite]
Selecteer dit formaat om HD (high definition) video op te
nemen voor afspelen op uw HDTV m.b.v. een
HDMI-verbinding.
Het kan afgespeeld worden door de kaart in een apparaat te
steken dat compatibel is met AVCHD. Raadpleeg de
instructies van het gebruikte apparaat voor details over de
compatibiliteit.
Gebruik een kaart met SD-snelheidsklasse
¢
van “Class 4” of
hoger.
[MOTION JPEG]
Selecteer dit formaat om standaard definitie video op te
nemen voor afspelen op uw PC. Deze kan opgenomen
worden m.b.v. minder opslagruimte wanneer er niet
voldoende ruimte over is op de geheugenkaart of wanneer u
het bewegende beeld als bijlage met een e-mail wilt
versturen.
Gebruik een kaart met SD-snelheidsklasse
¢
van “Class 6” of
hoger.
- 109 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
Op 3/4 drukken om het onderdeel te kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
Wanneer [AVCHD Lite] geselecteerd is in stap 2
¢1 Wat is bit rate
Dit is het volume van de gegevens voor een bepaalde tijdsperiode en de kwaliteit
neemt toe wanneer het aantal groter wordt. Dit apparaat gebruikt de
“VBR”-opnamemethode. “VBR” is een afkorting van “Variable Bit Rate” en de bit
rate (volume van gegevens voor een bepaalde tijdsperiode) wordt automatisch
veranderd afhankelijk van het op te nemen onderwerp. Daarom wordt de
opnametijd verkort wanneer een onderwerp met snelle beweging opgenomen
wordt.
¢2 Wat is Mbps
Dit is een afkorting van “Megabit Per Second” en het geeft de transmissiesnelheid
weer.
Wanneer [MOTION JPEG] geselecteerd is in stap
2
¢3 Dit item kan niet ingesteld worden in de Intelligent automatische functie.
Met de [AVCHD Lite] of [ ] voor [MOTION JPEG] kan er bewegend beeld van hoge
kwaliteit verkregen worden op de TV d.m.v. de HDMI-minikabel (optioneel). Voor
details, zie
Afspelen op de TV met de HDMI-aansluiting op P178.
Dit kan niet opgenomen worden op het ingebouwde geheugen behalve voor [ ].
Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
U kunt ook de ontspanknop tot de helft indrukken om het menu te sluiten.
Onderdeel Kwaliteit (bit rate)
¢1
fps
Aspectratio
Hoge
kwaliteit
Langere
tijd
([SH])
1280k720 pixels
Ongeveer 17 Mbps
¢2
50p
(Sensoro
utput is
25 fps)
16:9
([H])
1280k720 pixels
Ongeveer 13 Mbps
¢2
([L])
1280k720 pixels
Ongeveer 9 Mbps
¢2
Onderdeel Beeldgrootte fps
Aspectratio
Hoge
kwaliteit
Langere
tijd
([HD]) 1280k720 pixels
30
16:9
¢3
([WVGA]) 848k480 pixels
([VGA]) 640k480 pixels
4:3
([QVGA]) 320k240 pixels
Geavanceerd (Opnamebeelden)
- 110 -
Aantekening
Het maken van bewegend beeld zou middenin kunnen stoppen wanneer één van de volgende
kaarten gebruikt worden.
Kaarten waarop vaak opgenomen is en waar vaak van afgewist is
Kaarten die geformatteerd zijn m.b.v. een PC of andere apparatuur
Voordat u beelden maakt, de kaart formatteren (P40) in het apparaat. Omdat het formatteren
alle gegevens die op de kaart staan zal wissen, belangrijke informatie vooraf op de computer
opslaan.
Het kan zijn dat u even niet kunt opnemen nadat de stroom op [ON] gezet is, als een kaart met
grote capaciteit gebruikt wordt.
Bewegende beelden opgenomen in [AVCHD Lite] of [MOTION JPEG] zouden afgespeeld
kunnen worden met slechte beeld- of geluidkwaliteit of het afspelen zou niet mogelijk
kunnen zijn zelfs wanneer er afgespeeld wordt met apparatuur, dat compatibel is met
deze formaten. Tevens zou de opname-informatie niet juist afgespeeld kunnen worden.
In dit geval, dit apparaat gebruiken.
Voor details over AVCHD-compatibele inrichtingen, de ondersteuningsites hieronder
raadplegen.
http://panasonic.jp/support/global/cs/dsc/
(Deze site is alleen in het Engels.)
Bewegend beeld opgenomen in [AVCHD Lite] past niet bij de “DCF/Exif”, daarom zal sommige
informatie niet afgebeeld worden tijdens het afspelen.
Geluid van bewegende beelden (Wanneer [OPNAMEFUNCTIE] ingesteld is op
[MOTION JPEG]) dat door dit toestel opgenomen is kan niet teruggespeeld worden door
oudere modellen van digitale toestellen van Panasonic (LUMIX) die voor juli 2008
uitgegeven zijn.
Om AVCHD Lite-films, die met dit toestel opgenomen zijn, af te spelen op een Panasonic
Blu-ray Disc speler (DMP-BD30/DMP-BD31/DMP-BD50) moet de firmware van de Bly-ray Disc
speler ge-update worden.
U kunt de meest recente firmwareversie van de volgende website downloaden.
http://panasonic.net/support/
- 111 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
[OPNAME] functie:
Opnemen van Bewegend Beeld met Handmatige
Instellingen (Creatieve bewegende beeldfunctie)
Het is mogelijk om handmatig de opening- en sluitertijd te veranderen en bewegend
beelden op te nemen. Het schakelen van de [BELICHT.STAND] biedt u de mogelijkheid
instellingen te gebruiken als die wanneer de functieknop naar [³], [±], [´] en [²]
geschakeld is.
Stel de functieknop in op [ ].
Druk op 3/4 om de belichtingswijze te
selecteren en druk vervolgens op
[MENU/SET].
Het kan geselecteerd worden vanuit het Quick Menu
(P30).
Draai aan de functieknop achterop om de
instellingen te veranderen.
Items die ingesteld kunnen worden zullen elke keer
dat de functieknop achterop ingedrukt worden
schakelen.
¢U kunt de instellingen veranderen, zelfs tijdens opname van bewegend beeld. Let
echter op dat bedrijfsgeluiden opgenomen zouden kunnen worden.
Als de focusschakelaar op [MF] staat kunt u de Handmatige Focus ook instellen met de
functieknop achterop of met de cursorknop. (P84)
Start het opnemen door op de bewegend beeldknop te drukken.
[BELICHT.STAND] Items die ingesteld kunnen worden
P (AE-programmafunctie) Programmaschakeling
Belichtingscompensatie
¢
A (AE-openingsprioriteitfunctie) Diafragma
¢
Belichtingscompensatie
¢
S (AE-sluiterprioriteitfunctie) Sluitertijd
¢
Belichtingscompensatie
¢
M (Handmatige
belichtingsfunctie)
Sluitertijd
¢
Diafragma
¢
Geavanceerd (Opnamebeelden)
- 112 -
Stop het opnemen door weer op de bewegend beeldknop te drukken.
Als het ingebouwde geheugen of de kaart vol raakt tijdens het opnemen, stopt het
toestel automatisch met opnemen.
Het opnemen van een film kan ook gestart/gestopt worden door op de sluitertoets te
drukken.
Het geluid zal uit gaan wanneer op de filmknop of op de sluitertoets gedrukt wordt
waarmee aangegeven wordt dat de filmopname start/stopt. Geluidsvolume kan
ingesteld worden in [TOONNIVEAU] (P31).
Instellen van de openingswaarde en sluitertijd voor elke [BELICHT.STAND]
Aantekening
Lensopening
Stel de openingswaarde in op een hogere waarde als u een scherpe achtergrond wenst. Stel
de openingswaarde minder groot in als u de achtergrond niet echt scherp wenst.
Sluitertijd
Als u een scherpe opname wenst te maken van een snel bewegend object, stelt u een
hogere sluitertijd in. Als u een trail-effect wenst, stelt u een lagere snelheid in.
Handmatig instellen van een hogere sluitertijd zou het lawaai op het scherm kunnen doen
toenemen wegens de hogere gevoeligheid.
Wanneer u opneemt onder verlichting zoals fluorescent licht, kwiklicht en natriumlicht,
zouden de kleur en de helderheid van het scherm kunnen veranderen.
Raadpleeg Opname Bewegend Beeld op P104 voor andere instellingen en handelingen voor
het opnemen van bewegende beelden.
Geluid van bewegende beelden (Wanneer [OPNAMEFUNCTIE] ingesteld is op
[MOTION JPEG]) dat door dit toestel opgenomen is kan niet teruggespeeld worden door
oudere modellen van digitale toestellen van Panasonic (LUMIX) die voor juli 2008
uitgegeven zijn.
[BELICHT.STAND] Diafragmawaarde Sluitertijd (Sec.)
P
A
F2.0 tot F11 (Breed)/F3.3 tot F18
(Tele)
S 1/30 tot 1/20000ste
M
F2.0 tot F11 (Breed)/F3.3 tot F18
(Tele)
1/30 tot 1/20000ste
(Wanneer u de handmatige focus
gebruikt, kan de sluitertijd
ingesteld worden van 1/8 tot
1/20000ste.)
- 113 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
[OPNAME] Functie:
Een beeld maken met Gezichtsdetectie functie
Gezichtsdetectie is een functie die een gezicht vindt dat op een geregistreerd gezicht lijkt
en het scherpstellen en de belichting automatisch prioriteit geeft. Zelfs als de persoon
geplaatst is zich enigszins op de achtergrond bevindt of aan het uiteinde van een rij op
een groepsfoto staat, kan het toestel toch een duidelijk beeld maken.
De volgende functies zullen ook met de functie
Gezichtsherkenning werken.
In opnamefunctie
Display van overeenkomstige naam wanneer het toestel een
geregistreerd gezicht
¢1
opspoort (als de naam ingesteld is voor het
geregistreerde gezicht)
Het toestel zal het gezicht onthouden waarvan vele keren een foto
gemaakt is en het registratiescherm automatisch afbeelden
(als [AUTOM. REGISTR.] ingesteld is op [ON])
In terugspeelfunctie
Afbeelden van naam en leeftijd (als de informatie geregistreerd is)
Selectief afspelen van beelden die geregistreerd zijn met Gezichtdetectie
([CATEGOR. AFSP.] (P157))
¢1 Er kunnen namen van maximaal 3 personen worden afgebeeld. De voorrang aan de namen
die afgebeeld worden wanneer er beelden gemaakt worden wordt bepaald door de volgorde
van registratie.
Aantekening
[AF MODE] is vastgesteld op [š].
Tijdens de burstfunctie, kan [GEZICHT HERK.] beeldinformatie alleen als bijlage van het eerste
beeld ingesteld worden.
Na het tot de helft indrukken van de sluiterknop, zou er beeldinformatie van een andere
persoon toegevoegd kunnen worden wanneer het toestel naar een ander onderwerp gewogen
wordt voor het maken van een foto.
[GEZICHT HERK.] kan gebruikt worden in de volgende scènefuncties.
[PORTRET]/[GAVE HUID]/[ZELFPORTRET]
¢2
/[LANDSCHAP]/[SPORT]/
[NACHTPORTRET]/[PARTY]/[KAARSLICHT]/[BABY1]/[BABY2]/[HUISDIER]/
[ZONSONDERG.]/[H. GEVOELIGH.]/[STRAND]/[SNEEUW]
[GEZICHT HERK.] zal niet werken tijdens het handmatig scherpstellen.
[GEZICHT HERK.] zal een gezicht vinden dat lijkt op het geregistreerde gezicht en garandeert
geen zekere herkenning van een persoon garanderen.
Gezichtsdetectie zou langer kunnen duren om geselecteerd te worden en om kenmerkende
gezichtsuitdrukkingen te herkennen dan normale Gezichtsdetectie.
Zelfs wanneer er informatie van de Gezichtsdetectie geregistreerd is, zullen beelden die
gemaakt zijn met [NAAM] en ingesteld zijn op [OFF] niet gecategoriseerd worden door de
Gezichtsdetectie in [CATEGOR. AFSP.].
Ook al wordt de informatie over gezichtsdetectie veranderd (P117), zal
gezichtherkenning informatie voor de reeds gemaakte beelden niet veranderd worden.
Als bijvoorbeeld de naam veranderd wordt, zullen beelden die gemaakt zijn vóór de
verandering niet gecategoriseerd worden door gezichtsdetectie in [CATEGOR. AFSP.].
Om de naaminformatie van de gemaakte beelden te veranderen, de [REPLACE] in
[GEZ.HERK. BEW.] (P175) uitvoeren.
[GEZICHT HERK.] wordt aanvankelijk ingesteld op [OFF] op het toestel.
[GEZICHT HERK.] zal automatisch naar [ON] gaan wanneer het gezichtsbeeld
geregistreerd is.
¢2 [AUTOM. REGISTR.] is vastgesteld op [OFF].
Geavanceerd (Opnamebeelden)
- 114 -
U kunt informatie registreren zoals namen en verjaardagen voor gezichtsbeelden van
maximaal 6 personen.
De registratie kan vergemakkelijkt worden door het maken van meerdere gezichtsbeelden
van elk persoon. (maximaal 3 beelden/registratie)
Gezichtsinstellingen
Opnamepunt wanneer u de gezichtsbeelden registreert
Gezichtvoorkant met open ogen en mond gesloten, ervoor
zorgend dat de uitlijn van het gezicht, de ogen of de
wenkbrauwen niet bedekt worden door het haar wanneer u
registreert.
Zorg ervoor dat er niet veel schaduw op het gezicht valt
wanneer u registreert. (De flits zal niet afgaan tijdens de
registratie.)
(Goed voorbeeld voor
het registreren)
Wanneer deze niet herkent tijdens het opnemen
Het gezicht registreren van dezelfde persoon binnen en buiten of met verschillende
uitdrukkingen of vanuit verschillende hoeken. (P117)
Verder registreren op de opnamelocatie.
Het veranderen van de [GEVOELIGHEID] instelling. (P117)
Wanneer een persoon die al geregistreerd is, niet herkend wordt, dit corrigeren door de
persoon opnieuw te registreren.
Voorbeeld van gezichten die moeilijk te herkennen zijn
Gezichtsdetectie zou niet mogelijk kunnen zijn of zou gezichten
niet correct kunnen herkennen zelfs wat in het geval van
geregistreerde gezichten in de volgende gevallen, afhankelijk
van de gezichtsuitdrukking en de omgeving.
Haar dat de ogen of de wenkbrauwen bedekt (A)
Het gezicht is donker/het licht zit in een hoek (B)
Het gezicht is naar een hoek of opzij gericht
Gezicht is naar boven/beneden gericht
De ogen zijn dicht
Wanneer het gezicht heel helder of donker is
Verborgen achter zonnebril, bril met reflecterend licht, haar,
hoed, enz.
Wanneer het gezicht klein lijkt op het scherm
Niet het gehele gezicht is in het scherm
Wanneer kenmerkende gezichtskenmerken veranderd zijn
door ouder worden
Wanneer ouders en kinderen of broers of zussen erg op elkaar
lijken
Gezichtsuitdrukking is heel anders
Wanneer er weinig contrast is op de gezichten
Wanneer er zich snelle beweging voordoet
Wanneer het toestel trilt
Wanneer de digitale zoom gebruikt wordt
A
B
- 115 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
Druk op [GEZICHT HERK.] op het [OPNAME] functiemenu en druk
vervolgens op 1. (P28)
Op 3
/
4 drukken om [MEMORY] te kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
Druk op 3/4/2/1 om het frame van de
gezichtsdetectie te selecteren dat niet
geregistreerd is en druk vervolgens op
[MENU/SET].
Maak een beeld door het gezicht met de
richtlijn af te stellen.
Er kunnen geen gezichten van onderwerpen die
geen personen zijn (huisdieren, enz.) geregistreerd
worden.
Wanneer de detectie niet slaagt, zal er een bericht
verschijnen en zal de display terugkeren naar het
opnamescherm. In dit geval, gelieve het beeld
opnieuw maken.
Op 3 drukken om [JA] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET]
drukken.
Het registreren van gezichtsbeeld van een nieuw persoon
Geavanceerd (Opnamebeelden)
- 116 -
Selecteer item om te bewerken met 3/4 en druk vervolgens op 1.
U kunt t/m 3 gezichtsbeelden registreren.
De ontspanknop tot de helft indrukken om het menu te sluiten.
Over de informatie
Wanneer er op [DISPLAY] gedrukt wordt op het opnamescherm dat beschreven wordt in stap 4
op P115, verschijnt er een uitleg voor het maken van gezichtsbeelden. (Opnieuw drukken om
terug te keren naar het opnamescherm.)
Onderdeel Beschrijving van instellingen
[NAAM]
Het is mogelijk namen te registreren.
1 Op 4 drukken om [SET] te kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
2 De naam invoeren.
Voor details over hoe karakters in te voeren, raadpleeg Te k s t
Invoeren sectie op P153.
[LEEFTIJD]
Het is mogelijk de verjaardag te registreren.
1 Op 4 drukken om [SET] te kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
2 Druk op 2/1 om de items (Jaar/Maand/Dag) te
selecteren en druk dan op 3/4 om in te stellen en druk
vervolgens op [MENU/SET].
[FOCUS ICOON]
De afgebeelde focusicoon veranderen wanneer er op het
onderwerp scherpgesteld is.
Druk op 3/4 om de focusicoon te kiezen en druk vervolgens
op [MENU/SET].
[BLDN TOEV.]
Extra gezichtsbeelden toevoegen.
(Voeg Beelden) toe
1 Selecteer het frame van de ongeregistreerde
gezichtsdetectie en druk vervolgens op [MENU/SET].
2 Voer stappen 4 en 5 in “Het registreren van
gezichtsbeeld van een nieuw persoon” uit.
3 Op [] drukken.
n van de gezichtsbeelden wissen.
(Wissen)
1 Druk op 2/1 om het te wissen gezichtsbeeld te
selecteren en druk dan op [MENU/SET].
2 Op 3 drukken om [JA] te kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
3 Op [] drukken.
Als er slechts één beeld geregistreerd is, kan deze niet gewist
worden.
- 117 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
U kunt de beelden of informatie modificeren van een al geregistreerde persoon. U kunt
ook de informatie wissen van de geregistreerde persoon.
1 Selecteer [GEZICHT HERK.] van het [OPNAME]
Functiemenu en druk vervolgens op 1. (P28)
2 Druk op 4 om [MEMORY] te kiezen en vervolgens op
[MENU/SET].
3 Druk op 3/4/2/1 om het gezichtsbeeld dat bewerkt of
gewist moet worden te selecteren en druk vervolgens op
[MENU/SET].
4
Op
3
/
4
drukken om het onderdeel te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken.
5 De ontspanknop tot de helft indrukken om het menu te sluiten.
Het Instellen van Automatische Registratie en Gevoeligheid voor Gezichtsdetectie kan
uitgevoerd worden.
1 Selecteer [GEZICHT HERK.] van het [OPNAME] Functiemenu en druk
vervolgens op 1. (P28)
2 Op 4 drukken om [SET] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken.
3 Op 3/4 drukken om het onderdeel te kiezen en vervolgens op 1 drukken.
4 De ontspanknop tot de helft indrukken om het menu te sluiten.
De informatie veranderen of wissen voor een geregistreerde persoon
Onderdeel Beschrijving van instellingen
[INFO BEW.]
De informatie veranderen van een reeds geregistreerde persoon.
Stap 6 in “Het registreren van gezichtsbeeld van een nieuw
persoon” uitvoeren.
[PRIORITEIT]
De focus en belichting worden met voorkeur afgesteld voor
gezichten met hogere prioriteit.
Op 3/4/2/1 drukken om de prioriteit te kiezen en
vervolgens op [MENU/SET] drukken.
[WISSEN]
Informatie wissen van een geregistreerd persoon.
Op 3 drukken om [JA] te kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
Instellen van Automatische Registratie/Gevoeligheid
Onderdeel Beschrijving van instellingen
[AUTOM. REGISTR.]
[OFF]/[ON]
Wanneer de [AUTOM. REGISTR.] ingesteld is op [ON], zal
[GEZICHT HERK.] automatisch op [ON] ingesteld zijn.
Voor meer informatie, zie
Automatische Registratie
op P118.
[GEVOELIGHEID]
[HIGH]/[NORMAL]/[LOW]
Selecteer [HIGH] wanneer herkenning moeilijk blijkt. De
waarschijnlijkheid van herkenning neemt toe, maar ook de
waarschijnlijkheid van verkeerde herkenning.
Selecteer [LOW] wanneer verkeerde herkenning vaak voorkomt.
Om terug te keren naar de originele instellingen, [NORMAL]
selecteren.
Geavanceerd (Opnamebeelden)
- 118 -
Wanneer [AUTOM. REGISTR.] ingesteld is op [ON], zal het registratiescherm automatisch
afgebeeld worden na het maken van een beeld of van een gezicht dat een vaak voorkomt.
Registratiescherm wordt na ongeveer 3 beelden afgebeeld. (Behalve met [MULTI BELICHT.],
[BURSTFUNCTIE], [AUTO BRACKET], [ASP. BRACKET], Witbalans Bracket, [MULTI-FILM]
en [ZELFPORTRET] in de Scène Mode)
Het zou uiterst moeilijk kunnen zijn om alleen met [AUTOM. REGISTR.] te herkennen,
registreer daarom de gezichtsbeelden vooraf met [GEZICHT HERK.] in het [OPNAME]
Functiemenu.
Het registreren vanuit het automatische registratiescherm
1 Op 3 drukken om [JA] te kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
Indien er geen geregistreerde personen zijn, ga dan over naar
stap
3.
Selectiescherm wordt opnieuw afgebeeld wanneer [NEE]
geselecteerd is en wanneer [JA] geselecteerd is met 3,
[AUTOM. REGISTR.] ingesteld zal worden op [OFF].
2 Op 3/4 drukken om [NIEUW REGIST.] of [TOEVOEG.BEELD] te kiezen en
vervolgens op [MENU/SET] drukken.
Na extra registreren of vervangen van een gezichtsbeeld, keert het scherm automatisch
na het opnamescherm terug.
3 Voer de handeling in Stap 6 en volgende uit in “Het registreren van
gezichtsbeeld van een nieuw persoon”.
Aantekening
Als het registratiescherm niet zou mogen afbeelden, zou het makkelijker kunnen afbeelden
door onder dezelfde omstandigheden of met dezelfde uitdrukkingen op te nemen.
Als een gezicht niet herkend wordt ook al is het geregistreerd, zal het opnieuw registreren van
de persoon m.b.v. de [GEZICHT HERK.] in het [OPNAME] Functiemenu in die omgeving
herkenning makkelijker maken.
Als het registratiescherm afgebeeld wordt voor de persoon die reeds geregistreerd is, zal het
extra registreren de herkenning makkelijker maken.
Het zou registratie moeilijker kunnen maken wanneer er een beeld dat opgenomen is met flits
geregistreerd is.
Automatische Registratie
Onderdeel Beschrijving van instellingen
[NIEUW REGIST.]
Er wordt een lijst van geregistreerde personen afgebeeld
wanneer er 6 personen al geregistreerd zijn. Selecteer de te
vervangen persoon.
[TOEVOEG.BEELD]
Om nog een gezichtsbeeld te registreren voor een
geregistreerd persoon.
Druk op 3/4/2/1 om de persoon te selecteren bij wie
u het beeld wilt toevoegen en druk vervolgens op
[MENU/SET].
Als er al 3 beelden geregistreerd zijn, zal het
beeldvervangscherm verschijnen. In dat geval, het beeld
selecteren dat u wenst te vervangen.
- 119 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
[OPNAME] Functie:
Nuttige functies op reisbestemmingen
Voor details over de [SET-UP] menu-instellingen, P28 raadplegen.
Als u een vertrekdatum en de locatie van de vakantie van te voren instelt, wordt het aantal
dagen dat voorbij is sinds de vertrekdatum (welke dag van de vakantie het is) opgenomen
wanneer u het beeld maakt. U kunt het aantal dagen dat voorbij is afbeelden wanneer u de
beelden afspeelt en deze af laten drukken op de opgenomen beelden met [TEKST AFDR.]
(P164).
Het aantal dagen dat verlopen is sinds de vertrekdatum kan afgedrukt worden m.b.v. de
“PHOTOfunSTUDIO 5.0 HD Edition” bijbehorende software op de CD-ROM (meegeleverd).
Kies [KLOKINST.] om de huidige datum en tijd op voorhand in te stellen. (P25)
Selecteer [REISDATUM] van het [SET-UP] menu
en druk vervolgens op 1.
Op 3 drukken om [REIS-SETUP] te kiezen en
vervolgens op 1 drukken.
Druk op 4 om [SET] te kiezen en dan op [MENU/
SET].
Op 3/4/2/1 drukken om de vertrekdatum (jaar/
maand/dag) in te stellen, en druk dan op [MENU/
SET].
Opnemen welke Dag van de Vakantie en de Locatie van de Vakantie het is
Geavanceerd (Opnamebeelden)
- 120 -
Op 3/4/2/1 drukken om de aankomstdatum
(jaar/maand/dag) in te stellen, en druk dan op
[MENU/SET].
Als u de einddatum niet wil instellen, drukt u op [MENU/SET]
terwijl de datumbalk op het scherm staat.
Op 4 drukken om [LOCATIE] te kiezen en
vervolgens op 1 drukken.
Druk op 4 om [SET] te kiezen en dan op [MENU/
SET].
De locatie invoeren.
Voor details over hoe karakters in te voeren, Tekst Invoeren
op P153 raadplegen.
Twee keer op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
Een opname maken.
Het aantal dagen dat is verstreken sinds de vertrekdatum verschijnt ongeveer
5 seconden als u het toestel aan zet enz. vlak nadat u een reisdatum hebt ingesteld of
als er een reisdatum is ingesteld.
Wanneer de reisdatum ingesteld is, verschijnt [] rechts onderaan op het scherm.
- 121 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
De vertrekdatum wissen
De reisdatum wordt automatisch geannuleerd als de huidige datum na de
terugkomstdatum is. Als u de reisdatum wilt annuleren vóór het einde van de vakantie,
[OFF] selecteren op het scherm dat getoond wordt in stap
3 of 7, en vervolgens twee maal
op [MENU/SET] drukken.
[LOCATIE] zal ook automatisch ingesteld worden op [OFF] wanneer de reisdatum
ingesteld is op [OFF] in stap
3.
Aantekening
De reisdatum wordt berekend m.b.v. de datum in de klokinstelling en de vertrekdatum die u
instelt. Als u [WERELDTIJD] (P122) instelt op de [BESTEMMING], wordt de reisdatum
berekend m.b.v. de reisbestemming.
De ingestelde vertrekdatum wordt opgeslagen zelfs als het toestel uit wordt gezet.
Als u [REISDATUM] instelt op [OFF] zal het aantal dagen dat verstrijkt sinds de vertrekdatum
niet opgeslagen worden. Zelfs als [REISDATUM] instelt op [SET] nadat u opnamen hebt
gemaakt, zal op het scherm niet vermeld worden op welke dag van de vakantie u deze
opnamen hebt gemaakt.
Voor de datum voor de vertrekdatum, wordt [-] (minus) afgebeeld in het oranje en wordt de dag
van de vakantie niet opgeslagen.
Als de reisdatum afgebeeld wordt als [-] (minus) in het wit, bestaat er een tijdsverschil, dat
datumverandering tot gevolg heeft tussen de [HOME] en [BESTEMMING]. (Dit zal opgenomen
worden)
[REISDATUM] kan niet ingesteld worden voor films die opgenomen zijn met [AVCHD Lite].
[LOCATIE] kan in de volgende gevallen niet opgenomen worden.
Wanneer [KWALITEIT] ingesteld is op [ ], [ ] of [ ]
Wanneer u bewegende beelden opneemt
[REISDATUM] kan niet ingesteld worden in de Intelligente automatische functie. Instelling van
andere opnamefunctie zal beïnvloed worden.
Geavanceerd (Opnamebeelden)
- 122 -
Voor details over de [SET-UP] menu-instellingen, P28 raadplegen.
U kunt de plaatselijke tijden op de reisbestemmingen afbeelden en deze opnemen op de
beelden die u maakt.
Kies [KLOKINST.] om de huidige datum en tijd op voorhand in te stellen. (P25)
Opnamedata/-tijden op at Reisbestemmingen ver weg (World Time)
Selecteer [WERELDTIJD] van het [SET-UP]
menu en druk vervolgens op 1.
Wanneer u het toestel voor het eerst gebruikt na de
aanschaf ervan, verschijnt het [GELIEVE DE THUISZONE
INSTELLEN] bericht. Druk op [MENU/SET] en stel de
thuiszone in op het scherm in stap
3.
Op 4 drukken om [HOME] te kiezen en
vervolgens op [MENU/SET] drukken.
Druk op 2/1 om de thuiszone te selecteren en
druk vervolgens op [MENU/SET].
A Huidige tijd
B Tijdsverschil met GMT (Greenwich Mean Time)
Als in uw eigen gebied het zomeruur wordt gebruikt [ ],
drukt u op 3. Druk opnieuw op 3 om terug te keren naar
de originele tijd.
Als u het zomeruur instelt voor uw woongebied, betekent
dit niet dat de huidige tijd een uur vooruit wordt gezet. Zet
zelf de klok één uur vooruit.
A
B
- 123 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
Aantekening
Zet de instelling terug naar [HOME] wanneer de vakantie beëindigd is d.m.v. stappen
1
,
2
en
3
.
Als [HOME] al ingesteld is, alleen de reisbestemming veranderen en gebruiken.
Als uw reisbestemming niet in de lijst van gebieden op het scherm staat, stelt u het tijdverschil
tussen uw eigen zone en uw reisbestemming in.
Op 3 drukken om [BESTEMMING] te kiezen en
vervolgens op [MENU/SET] drukken.
C Afhankelijk van de instelling verschijnt de tijd in uw
vakantiebestemmingsgebied of uw eigen woongebied op
het scherm.
Druk op 2/1 om de zone van uw
reisbestemming te kiezen en dan op
[MENU/SET].
D Huidige tijd van het bestemmingsgebied
E Tijdsverschil
Als de daglichtbesparingstijd [ ] gebruikt wordt op de
reisbestemming, op 3 drukken. (De tijd wordt één uur
vooruit gezet.) Opnieuw op 3 drukken om de originele tijd
terug te zetten.
Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
C
E
D
Geavanceerd (Opnamebeelden)
- 124 -
Het functiemenu [OPNAME] gebruiken
Voor details over [OPNAME] functiemenu, P28 raadplegen.
Net als elke soort film voor filmcamera’s zijn eigen kleurtint en contrastkenmerken heeft,
biedt de Filmmodus u de mogelijkheid tot 9 verschillende “digitale films”, kleurtinten te
selecteren, op dezelfde manier als u verschillende films voor filmcameras zou selecteren.
Selecteer verschillende instellingen in filmmodus om bij het fotobeeld wat u wenst te
maken te doen passen.
Toepasbare functies:
Aantekening
U kunt [VERZADIGING] niet afstellen in de zwart en witinstellingen in filmfunctie.
[OPN. MODE]
[ ] [STANDAARD] Dit is de standaard instelling.
[ ] [DYNAMISCH]
De verzadiging en het contrast van de opgeslagen kleuren
worden vergroot.
[ ] [NATUUR] Helderder rood, groen en blauw. Versterkt natuurschoon.
[ ] [ZACHT] Het contrast wordt verlaagd voor soepelere en duidelijkere kleur.
[ ] [LEVENDIG] Hogere verzadiging en contrast dan dynamisch.
[ ] [NOSTALGISCH] Lagere verzadiging en contrast. Weerkaatsende tijdsovergang.
[ ] [STANDAARD] ( )
Dit is de standaard instelling.
[ ] [DYNAMISCH] ( )
Het contrast is vergroot.
[ ] [ZACHT] ( ) Maakt het beeld soepeler zonder de huidstructuur te verliezen.
[ ] [MIJN FILM 1]
[ ] [MIJN FILM 2]
De opgeslagen instelling wordt gebruikt.
[]
[MULTI-FILM] Met één druk op de ontspanknop wordt automatisch het
beeld opgenomen naar een geselecteerd aantal films (tot
een maximum van drie films).
- 125 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
1 Druk op 2/1 om een film te selecteren en druk
vervolgens op [MENU/SET].
Als u op het hier rechts getoonde beeldscherm op [DISPLAY]
drukt, wordt een uitleg over iedere Filmmodus weergegeven (als
u weer op [DISPLAY] drukt, keert het beeldscherm terug naar de
vorige weergave).
2 Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
U kunt ook de ontspanknop tot de helft indrukken om het menu te sluiten.
Afstellen van elke filmfunctie op de gewenste instelling
1 Druk op 2/1 om een film te selecteren.
2 Druk op 3/4 om een item te selecteren en op 2/1 om af
te stellen.
Geregistreerde instellingen worden opgeslagen zelfs als het
toestel uitstaat.
3 Op 3/4 drukken om [GEHEUGEN] te kiezen en
vervolgens op [MENU/SET] drukken.
4 Op 3/4 drukken om het onderdeel te kiezen en
vervolgens op [MENU/SET] drukken.
U kunt 2 instellingen registeren. ([MIJN FILM 1] en
[MIJN FILM 2])
(Na het registreren, wordt de naam van de filmfunctie die eerder
geregistreerd werd, afgebeeld.)
[STANDAARD] is geregistreerd in [MIJN FILM 1] en [STANDAARD] ( ) is geregistreerd
in [MIJN FILM 2] op het moment van aankoop.
Onderdeel Effect
[CONTRAST]
[r]
Verhoogt het verschil tussen de heldere en donkere vlakken op
het beeld.
[s]
Vermindert het verschil tussen de heldere en donkere vlakken
op het beeld.
[SCHERPTE]
[r] Het beeld is zeer scherp.
[s] Het beeld is onscherp.
[VERZADIGING]
[r] De kleuren van het beeld zijn levendig.
[s] De kleuren van het beeld zijn natuurlijker.
[RUISREDUCTIE]
[r]
Versterkte geruisvermindering. De beeldresolutie kan een beetje
minder worden.
[s]
Minder geruisvermindering. U kunt opnamen met een betere
resolutie maken.
Geavanceerd (Opnamebeelden)
- 126 -
Selecteer de film die u zou willen gebruiken met [MULTI-FILM]
1 Op 2/1 drukken om [MULTI-FILM] te kiezen en vervolgens op 4 drukken.
2 Selecteer [MULTI-FILM1], [MULTI-FILM2], of
[MULTI-FILM3] met 3/4, selecteer de voor ieder in te
stellen film met 2/1 en druk vervolgens op [MENU/SET].
[OFF] kan alleen voor [MULTI-FILM3] geselecteerd worden.
Met één druk op de ontspanknop wordt automatisch het beeld
opgenomen naar een geselecteerd aantal films (tot een
maximum van drie films).
Aantekening
In filmfunctie, zou het toestel iets kunnen doen wat overeenkomt met trekprocessering of
duwprocessering om een beeld te creëren met bijzondere kenmerken. De sluitertijd zou zeer
langzaam kunnen worden op dit moment.
Er zou ruis zichtbaar kunnen worden wanneer u beelden maakt op donkere plekken. Om
beeldruis te voorkomen, raden we het instellen van [RUISREDUCTIE] naar [_] of het instellen
van items met uitzondering van [RUISREDUCTIE] naar [`] aan voor het maken van beelden.
Als [KWALITEIT] op [ ], [ ] of [ ] staat, werkt [MULTI-FILM] niet.
Als u een Film Mode bijstelt, zal de icoon van de Film Mode op het beeldscherm oranje
worden.
[MULTI-FILM1] is ingesteld op [STANDAARD], [MULTI-FILM2] in ingesteld op [STANDAARD]
( ) en [MULTI-FILM3] is ingesteld op [OFF] op het moment van aankoop van deze camera.
De instelling van [MULTI-FILM] wordt vrijgegeven als de stroom uitgeschakeld wordt (met
inbegrip van de Sleep Mode).
[Œ] wordt voor de flitser ingesteld als [MULTI-FILM] ingesteld is.
[AUTO BRACKET], [ASP. BRACKET], [BURSTFUNCTIE] of Witbalans Bracket zullen
uitgeschakeld worden als [MULTI-FILM] ingesteld is.
Bewegende beelden worden gemaakt met de instellingen voor de [MULTI-FILM1] instelling.
- 127 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
Voor details over [OPNAME] functiemenu, P28 raadplegen.
Stel het aantal pixels in. Hoe hoger het aantal pixels, hoe fijner het detail van de beelden
zal blijken zelfs wanneer ze afgedrukt worden op grote vellen.
Toepasbare functies:
Aspectratio [1:1].
¢ Dit item kan niet ingesteld worden in de intelligente automatische functie.
Aspectratio [4:3].
Aspectratio [3:2].
[FOTO RES.]
(7.5M) 2736k2736 pixels
(5.5M )
¢
2304k2304 pixels
(3.5M ) 1920k1920 pixels
(2.5M )
¢
1536k1536 pixels
(0.2M ) 480k480 pixels
(10M) 3648k2736 pixels
(7M )
¢
3072k2304 pixels
(5M ) 2560k1920 pixels
(3M ) 2048k1536 pixels
(2M )
¢
1600k1200 pixels
(0.3M ) 640k480 pixels
(9.5M) 3776k2520 pixels
(6.5M )
¢
3168k2112 pixels
(4.5M ) 2656k1768 pixels
(3M )
¢
2112k1408 pixels
(2.5M ) 2048k1360 pixels
(0.3M ) 640k424 pixels
Geavanceerd (Opnamebeelden)
- 128 -
Aspectratio [16:9].
Aantekening
“EZ” is een afkorting van “Extra optical Zoom”.
Een digitaal beeld is opgemaakt uit talrijke punten die pixels
heten. Hoe groter het aantal pixels, hoe fijner het beeld zal
zijn wanneer deze afgedrukt wordt op een groot stuk papier
of afgebeeld wordt op een PC monitor.
A Heel veel pixels (Fijn)
B Weinig pixels (Grof)
¢ Deze opnamen zijn voorbeelden van dit effect.
Als u de aspectratio verandert, de beeldgrootte opnieuw instellen.
De extra optische zoom werkt niet in [H. GEVOELIGH.], [HI-SPEED BURST] en
[FLITS-BURST] in de scènefunctie, daarom wordt de beeldgrootte voor [ ] niet afgebeeld.
U kunt [FOTO RES.] niet instellen wanneer [KWALITEIT] ingesteld is op [ ].
Beelden kunnen mozaïsch lijken afhankelijk van het object en de opnamecondities.
P228 lezen voor informatie over het aantal opnamen.
(9M) 3968k2232 pixels
(6M )
¢
3328k1872 pixels
(4.5M ) 2784k1568 pixels
(2.5M ) 2208k1248 pixels
(2M )
¢
1920k1080 pixels
(0.2M ) 640k360 pixels
- 129 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
Voor details over [OPNAME] functiemenu, P28 raadplegen.
De compressiesnelheid instellen waarop de beelden opgeslagen moeten worden.
Toepasbare functies:
¢1 Als u een RAW-bestand uit de camera verwijdert, wordt het bijbehorende JPEG-beeld ook
verwijderd.
¢2 Deze is vastgesteld op maximum opneembare pixels voor de aspect ratio van elk beeld.
Aantekening
Als er een RAW-beeld opgenomen wordt met het ingebouwde geheugen, zal het tijd vergen om
de beeldgegevens te schrijven.
P228 lezen voor informatie over het aantal opnamen.
U kunt geavanceerdere opnamebewerking genieten als u RAW files gebruikt. U kunt RAW files
opslaan in een fileformaat (JPEG, TIFF etc.) dat afgebeeld kan worden op uw PC etc., deze
ontwikkelen en bewerken m.b.v. de software “SILKYPIX Developer Studio” van Ichikawa Soft
Laboratory op de CD-ROM (meegeleverd).
[ ] beelden worden opgenomen met een kleiner gegevensvolume dan [ ] of [ ].
[PRINT INST.] en [FAVORIETEN] kunnen niet ingesteld worden op een beeld dat gemaakt
wordt door [ ].
[KWALITEIT]
[A]: Fijn (wanneer u de prioriteit geeft aan de beeldkwaliteit)
[]: Standaard (wanneer u de standaard beeldkwaliteit gebruikt en het aantal op te
nemen beelden vergroot zonder het aantal pixels te veranderen)
[]:RAWiFine
(Naast de [RAW]-instellingen, wordt er gelijktijdig een vergelijkbaar fijn
JPEG-beeld gemaakt.)
¢1
[]:RAWiStandard
(Naast de [RAW]-instellingen, wordt er gelijktijdig een
vergelijkbaar standaard JPEG-beeld gemaakt.)
¢1
[]: RAW-bestand (Als het beeld met een PC bewerkt moet worden tot hoge
kwaliteit)
¢
2
Geavanceerd (Opnamebeelden)
- 130 -
Voor details over [OPNAME] functiemenu, P28 raadplegen.
Dit laat het aan de gevoeligheid voor licht (ISO-gevoeligheid) toe ingesteld te worden. Het
instellen op een hoger figuur, staat u in staat ook op donkere plekken beelden te maken
zonder dat de beelden donker worden.
Toepasbare functies:
[AUTO]/
[]/[80]/[100]/[200]/[400]/[800]/[1600]/[3200]/[6400]/[12800]
Aantekening
Raadpleeg P75 voor details.
Voor details over [OPNAME] functiemenu, P28 raadplegen.
Deze zal optimale ISO-gevoeligheid selecteren met ingestelde waarde als limiet
afhankelijk van de helderheid van het onderwerp.
Toepasbare functies:
[AUTO]/[200]/[400]/[800]/[1600]/[3200]
Aantekening
Het instellen van onderstaande items kan geselecteerd worden in de Creatieve filmfunctie.
[AUTO]/[800]/[1600]/[3200]/[6400]
Hoe hoger de waarde die ingesteld is voor de ISO-gevoeligheid, hoe meer golfstoring
gereduceerd wordt maar hoe groter de hoeveelheid opnameruis is.
Het is mogelijk in te stellen wanneer de [GEVOELIGHEID] ingesteld is op [AUTO] of [ ].
Voor details over [OPNAME] functiemenu, P28 raadplegen.
De instellingen van de ISO-gevoeligheid tussen [ISO80] en [ISO12800] worden voor
iedere 1/3 EV veranderd.
Toepasbare functies:
Aantekening
Wanneer de instelling veranderd wordt van [1/3 EV] tot [1 EV], zal de ISO-gevoeligheid
ingesteld worden op de waarde die het dichtst bij de waarde ligt die ingesteld is tijdens de
[1/3 EV]. (Ingestelde waarde zal niet herstellen wanneer de instelling terugveranderd wordt
naar [1/3 EV]. Deze zal blijven zoals de instelling geselecteerd voor [1 EV].)
[GEVOELIGHEID]
[ISO-LIMIET]
[ISO VERHOGING]
[1/3 EV]: [80]/[100]/[125]/[160]/[200]/[250]/[320]/[400]/[500]/[640]/[800]/[1000]/[1250]/
[1600]/[2000]/[2500]/[3200]/[4000]/[5000]/[6400]/[8000]/[10000]/[12800]
[1 EV]: [80]/[100]/[200]/[400]/[800]/[1600]/[3200]/[6400]/[12800]
- 131 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
Voor details over [OPNAME] functiemenu, P28 raadplegen.
In zonlicht, onder gloeilampen of in andere soortgelijke toestanden waar de kleur van wit
naar roodachtig of blauwachtig gaat, past dit item zich aan de kleur van wit aan die het
dichtst in de buurt zit van wat gezien wordt door het oog in overeenkomst met de lichtbron.
Toepasbare functies:
Aantekening
De optimale witbalans zal varieren afhankelijk van het type halogeenlicht waaronder
opgenomen wordt, gebruik daarom [AWB], [ ] of [ ].
De witbalans zou niet afgesteld kunnen worden voor het onderwerp waar de flits geen bereik
heeft wanneer de flits gebruikt wordt.
De witbalansinstelling blijft opgeslagen, ook als u het toestel uit zet. (De witbalansinstelling
voor een scènefunctie wordt weer [AWB] als u een andere scènefunctie kiest.)
In de scènefuncties die hieronder staan, is de witbalans vastgesteld op [AWB].
[LANDSCHAP]/[NACHTPORTRET]/[NACHTL. SCHAP]/[VOEDSEL]/[PARTY]/
[KAARSLICHT]/[ZONSONDERG.]/[FLITS-BURST]/[STERRENHEMEL]/[VUURWERK]/
[STRAND]/[SNEEUW]/[LUCHTFOTO]
Witbalans is vastgesteld op [AWB] in de volgende gevallen.
Intelligent automatische functie
[EXPRESSIEF], [RETRO], [PUUR], [ELEGANT], [ZWART/WIT], [SILHOUET],
[ZANDSTRAAL] en [KLANT] in de My Colour functie
[WITBALANS]
[AWB]: Automatische afstelling
[V]: Wanneer u buiten beelden maakt onder een heldere lucht
[Ð]: Wanneer u buiten beelden maakt onder een bewolkte lucht
[î]: Wanneer u buiten beelden maakt in de schaduw
[]: Wanneer u beelden maakt met alleen de flits
[Ñ]: Wanneer u beelden maakt onder fel licht
[]/[]: Wanneer de vooringestelde witbalans gebruikt wordt
[]: Wanneer de vooringestelde instelling kleur temperatuur gebruikt wordt
1
2
1 2
Geavanceerd (Opnamebeelden)
- 132 -
De witbalans handmatig instellen
Stel de ingestelde witbalanswaarde in. Een gebruik voor het
overeen doen komen van de omstandigheid waarin u fotos maakt.
1 Selecteer [ ] of [ ] en druk dan op 1.
2 Richt de camera op een wit stuk papier of iets dergelijks
zodat het frame in het middel gevuld is met het witte
object en druk dan op [MENU/SET].
De witbalans zou niet correct ingesteld kunnen zijn wanneer het onderwerp te helder of te
donker is. Stel de witbalans opnieuw in nadat u de juiste helderheid afgesteld heeft.
De witbalans fijn afstellen [ ]
U kunt de witbalans fijn instellen als u de gewenste tint niet krijgt met de gewone
witbalans.
1 Selecteer [WITBALANS] en druk dan op 1.
Druk weer op 1 als [ ], [ ] of [ ] geselecteerd wordt.
2 Druk op 3/4/2/1 om de witbalans af te stellen en druk
dan op [MENU/SET].
Aantekening
Als u de witbalans fijn instelt op A (amber), zal de icoon van de witbalans op het beeldscherm
oranje worden. Als u de witbalans fijn instelt op B (blauw), zal de icoon van de witbalans o het
beeldscherm blauw worden.
Als u de witbalans fijn instelt op G_ (groen) of op M` (magenta), zal [_] (groen) of [`]
(magenta) naast de icoon van de witbalans op het beeldscherm verschijnen.
Selecteer het middenpunt als u de witbalans niet fijn aan het afstellen bent.
De instelling voor het nauwkeurig afstellen van de witbalans wordt door het beeld gebruikt
wanneer u de flits gebruikt.
U kunt de witbalans onafhankelijk nauwkeurig afstellen voor elke witbalansfunctie.
De fijnafstelling van de witbalans blijft ook opgeslagen als u de camera uitzet.
Het fijne afstelniveau van de witbalans doet terugkeren naar de standaard instelling
(middenpunt) in de volgende gevallen.
Wanneer u de witbalans terugzet in [ ] of [ ]
Wanneer u de kleur temperatuur handmatig terugzet in [ ]
2 : A (AMBER: ORANJE)
1 : B (BLAUW: BLAUWACHTIG)
3 :G_ (GROEN: GROENACHTIG)
4 :M` (MAGENTA: ROODACHTIG)
1
2
1 2
1 2
- 133 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
Witbalans bracket
Bracket wordt ingesteld op basis van de afstellingen van de witbalansfijnafstelling; met
één druk op de sluiterknop worden automatisch 3 opnamen ineens met verschillende
kleuren gemaakt.
1 Druk op [DISPLAY] in stap 2 van de procedure van “De
witbalans fijn afstellen” en druk op 3/4/2/1 om de
bracket in te stellen.
2 Druk op [MENU/SET].
Aantekening
[ ] wordt op het beeldscherm weergegeven als de Witbalans Bracket ingesteld is.
De positie van de bracket kan niet hoger ingesteld worden dan de limiet van de fijne afstelling
van de witbalans (limietwaarde).
Wanneer de fijne afstelling van de witbalans uitgevoerd wordt na het instellen van de bracket,
zullen de beelden gemaakt worden met een bracket met de veranderde afstellingwaarde als de
middenwaarde.
De instelling van de bracket van de witbalans wordt vrijgegeven als de stroom uitgeschakeld
wordt (met inbegrip van de slaapfunctie).
Het sluitergeluid is slechts eenmaal hoorbaar.
Witbalans bracket kan niet ingesteld worden wanneer de [KWALITEIT] ingesteld is op [ ],
[], of [].
[AUTO BRACKET], [ASP. BRACKET], [MULTI-FILM] of [BURSTFUNCTIE] zullen gewist
worden als Witbalans Bracket ingesteld is.
Witbalans bracket werkt niet wanneer u bewegend beeld opneemt.
Witbalans Bracket kan niet ingesteld worden in [SPELDENPRIK] in de My Colour Mode.
Automatische witbalans
Afhankelijk van de dominante omstandigheden waarin beelden gemaakt worden, kunnen
de beelden een roodachtige of blauwachtige tint aannemen. Bovendien wanneer er
meerdere lichtbronnen gebruikt worden of er niets is met een kleur die in de buurt van wit
zit, kan de automatische witbalans niet goed kunnen werken. In zo een geval, de
witbalans instellen op een andere functie dan [AWB].
1 De automatische witbalans zal met dit bereik werken
2Blauwe lucht
3 Bewolkte lucht (Regen)
4 Schaduw
5 Zonlicht
6 Wit fluorescerend licht
7 Gloeilamp
8 Zonsopgang en zonsondergang
9Kaarslicht
KlKelvintemperatuur en kleuren
2/1: Horizontaal (A naar B)
3/4:Verticaal (Gi naar Mj)
1)
2)
3)
4)
5)
6)
7)
8)
9)
Geavanceerd (Opnamebeelden)
- 134 -
Instellen van de kleur temperatuur
U kunt de kleurtemperatuur handmatig instellen voor het maken van natuurlijke beelden in
verschillende lichtomstandigheden. De lichtkleur wordt gemeten als een nummer in
graden Kelvin. Wanneer de kleurtemperatuur toeneemt, wordt het beeld blauwer.
Wanneer de kleurtemperatuur afneemt, wordt het beeld roder.
1 Selecteer [ ] en druk dan op 1.
2 Druk op 3/4 om de kleur temperatuur [MENU/SET] te
kiezen en dan op [MENU/SET].
U kunt de kleur temperatuur instellen van [2500K] tot [10000K].
Voor details over [OPNAME] functiemenu, P28 raadplegen.
Specificeer het gezicht van een persoon en gebruik de functies van de gezichtsdetectie.
Toepasbare functies:
[OFF]/[ON]/[MEMORY]/[SET]
Aantekening
Raadpleeg P113 voor details.
Voor details over [OPNAME] functiemenu, P28 raadplegen.
Op deze manier kunt u de focusmethode gebruiken die bij de posities en het aantal te
selecteren onderwerpen past.
Toepasbare functies:
¢ [Ø] zal gebruikt worden tijdens het opnemen van films.
[GEZICHT HERK.]
[AF MODE]
[š]: Gezichtsdetectie De camera vindt automatisch het gezicht van de persoon. De
focus en de belichting worden ingesteld op de waarden die het
best passen bij dat gezicht, ongeacht waar het gezicht zich in
het beeld bevindt. (max. 15 zones)
[]: AF-opsporing
¢
De focus en de belichting kunnen worden aangepast aan een
specifiek onderwerp. De focus en de belichting zullen het
onderwerp blijven volgen, zelfs als dat beweegt. (Dynamische
opsporing)
[]:
23-zone-focussing
¢
Er kan op max. 23 punten per AF-zone worden scherpgesteld.
Dit is doeltreffend wanneer het onderwerp zich niet in het
midden van het scherm bevindt.
(het kader van de AF-zone zal hetzelfde zijn als de instelling
van de beeldverhouding)
[Ø]: 1-zone-focussing Het toestel stelt scherp op het onderwerp in de AF-zone op het
scherm.
- 135 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
Aantekening
De camera stelt met behulp van [ ] scherp op alle AF-zones als er meerdere AF-zones (max.
23 zones) gelijktijdig oplichten. Zet de AF-functie op [Ø] als u zelf de focuspositie voor het
maken van opnamen wilt bepalen.
Als de AF-functie ingesteld is op [š] of [ ], wordt de AF-zone niet afgebeeld totdat er op het
beeld scherpgesteld wordt.
Het toestel kan scherpstellen op onderwerpen die niet een persoon zijn maar bijvoorbeeld een
gezicht. In dit geval, de AF-functie schakelen naar één van de functies behalve [
š] en
vervolgens een beeld maken.
Alleen [š] of [Ø] kunnen ingesteld worden tijdens de Creatieve filmfunctie.
Deze zal vastgesteld worden op [š] wanneer de [GEZICHT HERK.] ingesteld is op [ON].
De AF-functie kan in de Scène Mode niet op [VUURWERK] worden gezet.
In de volgende gevallen is het niet mogelijk [š] in te stellen.
In [PANORAMA ASSIST], [NACHTL. SCHAP], [VOEDSEL], [STERRENHEMEL] en
[LUCHTFOTO] in de scènefunctie.
Over [š] (Gezichtsherkenning)
De volgende AF-zoneframes worden afgebeeld wanneer het toestel de
gezichten vindt.
Geel:
Wanneer de ontspanknop tot de helft ingedrukt wordt, wordt de frame
groen wanneer het toestel scherpgesteld heeft.
Wit:
Afgebeeld wanneer er meer dan één gezicht gevonden wordt. Er wordt ook op de andere
gezichten die zich op dezelfde afstand bevinden als gezichten binnen de gele AF-zones
scherpgesteld.
Onder bepaalde omstandigheden van beelden maken, inclusief de volgende gevallen, zou de
gezichtsherkenningsfunctie niet kunnen werken, en dit maakt het onmogelijk om gezichten op
te sporen. [AF MODE] wordt naar [ ] geschakeld.
Wanneer het gezicht niet naar het toestel gericht is
Wanneer het gezicht op een hoek is
Wanneer het gezicht extreem helder of donker is
Wanneer de gezichten weinig contrast hebben
Wanneer de gezichtstrekken verborgen zijn achter een zonnebril enz.
Wanneer het gezicht klein lijkt op het scherm
Wanneer er een snelle beweging is
Wanneer het onderwerp geen menselijk wezen is
Wanneer het toestel schudt
Wanneer de digitale zoom gebruikt wordt
Geavanceerd (Opnamebeelden)
- 136 -
Opzetten van [] (AF-opsporing)
Aantekening
Als het vergrendelen niet lukt, zal de AF-zone in het rood knipperen en verdwijnen. Probeer
nog een keer te vergrendelen.
AF-opsporing zal niet werken wanneer het onderwerp niet gespecificeerd is, het onderwerp
verloren is gegaan of er niet in geslaagd is opgespoord te worden. Het beeld zal in dat geval
gemaakt worden met [
Ø] in [AF MODE].
[GEZICHT HERK.] werkt niet wanneer AF-opsporing actief is.
[ ] zal niet werken tijdens AF-opsporing.
Het is niet mogelijk [ ] in te stellen in de volgende gevallen.
In [PANORAMA ASSIST], [STERRENHEMEL] en [VUURWERK] in de scènefunctie.
In [STANDAARD] ( ), [DYNAMISCH] ( ) en [ZACHT] ( ) in [OPN. MODE]
In [ZWART/WIT], [HOGE DYNAMIEK], [DYNAMIEK], [DYNAMISCH] ( ), [SPELDENPRIK]
en [ZANDSTRAAL] in de My Colour functie
Het focusbereik is 1 cm (Breed)/30 cm (Tele) tot .
Dynamische opsporing-functie zou niet kunnen werken in de volgende gevallen:
Wanneer het onderwerp te klein is
Waneer de opnameplaats te donker of te helder is
Wanneer het onderwerp te snel beweegt
Wanneer de achtergrond dezelfde of een soortgelijke kleur heeft als het onderwerp.
Wanneer er beeldbibber is
Wanneer u de zoom gebruikt
1 Breng het onderwerp naar de
AF-opsporingsframe en druk op
[AF/AE LOCK] om het onderwerp te
vergrendelen
A AF-volgframe (wit)
B AF-volgframe (geel)
De AF-zone zal geel weergegeven
worden wanneer een onderwerp herkend
wordt en de belichting en de
scherpstelling zullen automatisch
ingesteld worden terwijl de beweging van
het onderwerp gevolgd wordt (dynamisch
volgen).
AF-opsporing wordt geannuleerd
wanneer [AF/AE LOCK] opnieuw
ingedrukt wordt.
Voor het vergrendelen Vergrendeld
2 Maak de opname.
A
B
- 137 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
Over AF-zoneselectie
U kunt de AF-zone selecteren door op
3
(FOCUS) te drukken wanneer [
Ø
] geselecteerd is.
Het is ook mogelijk te schakelen naar het selectiescherm van de AF-zone door op 1 te
drukken wanneer AF-functie geselecteerd is met 3/4.
U kunt instellen vanaf het snelle menu. (P30)
1 Op 3/4/2/1 drukken om de AF-zone te verplaatsen.
U kunt instellen op onwillekeurige positie van het scherm. (Er
kan niet ingesteld worden aan de rand van het scherm)
Na het verplaatsen van de AF-zone, op [DISPLAY] drukken om
deze terug te doen keren naar het midden.
2 Draai de functieknop op de achterkant om de grootte van
de AF-zone te veranderen.
Functieknop rechts achterop: Vergroten
Functieknop links achterop: Verkleinen
Het kan veranderd worden in 4 verschillende maten: “punt” A,
“normaalB, “grootC en “extra grootD.
3 Op [MENU/SET] drukken om in te stellen.
U kunt voor de instelling ook op de functieknop op de achterkant
drukken.
Aantekening
De AF-zone kan niet verplaatst worden en de afmetingen ervan kunnen niet veranderd worden
tijdens het opnemen van bewegende beelden.
Stel de grootte van de AF-zone in op “normaal”, “groot” of “extra groot” als het moeilijk is om
met “punt” scherp te stellen.
De puntfocussing kan ook verplaatst worden om overeen te komen aan de AF-zone wanneer u
[Ù] gebruikt.
De positie van de AF-zone zal terugkeren naar de beginstand wanneer het toestel op Intelligent
Auto gezet wordt, als de Slaapfunctie geactiveerd is of als dit toestel uitgeschakeld wordt.
AF wordt in de middenpositie uitgevoerd met een breed frame i.p.v. het gebied geselecteerd
door AF-gebiedselectie in de volgende gevallen:
Tijdens digitale zoom
Wanneer het moeilijk is scherp te stellen omdat het donker is
A
B DC
Geavanceerd (Opnamebeelden)
- 138 -
Voor details over [OPNAME] functiemenu, P28 raadplegen.
Het toestel zal de focus automatisch afstellen afhankelijk van de instellingen.
Toepasbare functies:
¢ In opname van bewegende beelden, kan alleen [ ] (Continu AF) geselecteerd worden.
Over [] en []
[ ] zal de scherpte automatisch bijstellen als het schudden van het toestel afneemt. [ ]
zal de scherpte op ieder moment bijstellen (Continu AF).
Het toestel zal de focus automatisch afstellen en de focusafstelling wordt sneller wanneer
de ontspanknop ingedrukt wordt. Dit is handig wanneer u geen fotokans wilt missen.
Aantekening
De batterij raakt sneller op dan normaal.
Druk de opspanknop opnieuw half in als u niet goed scherp kunt stellen.
[ ] zal niet werken tijdens AF-opsporing.
Wanneer [PRE AF] ingesteld is op [ ], zou het even kunnen duren om scherp te stellen als u
de zoomhendel van Breed op Tele zet of plotseling de camera van een object dat ver weg is,
richt op een object dichtbij.
In de volgende gevallen, is [PRE AF] vastgesteld op [OFF].
In [NACHTPORTRET], [NACHTL. SCHAP], [STERRENHEMEL] en [VUURWERK] in de
scènefunctie
Wanneer handmatige focus in gebruik is
[PRE AF]
[OFF]
[ ]: Snelle AF [ ] wordt afgebeeld op het scherm.
[ ]: Continu AF
¢
[ ] wordt afgebeeld op het scherm.
- 139 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
Voor details over [OPNAME] functiemenu, P28 raadplegen.
Een beeld maken met focus of belichting vergrendeld.
Dit is een techniek voor het instellen van de focus en de belichting vooraf wanneer het
onderwerp zich buiten de focuszone bevindt of wanneer het contrast te scherp is en de
juiste belichting niet verkregen kan worden.
Toepasbare functies:
Instellen van de AF/AE-vergrendeling
1 De AF-zone op het object richten.
2 Druk op [AF/AE LOCK] om de focus en de belichting vast te stellen.
Dit werkt niet wanneer het AF-volgen actief is.
3 Verplaats het toestel om de opname samen te stellen en druk de sluiter dan
helemaal in.
de AF/AE-vergrendeling annuleren
De instelling wordt geannuleerd door weer op de [AF/AE LOCK] te drukken.
Aantekening
Belichting wordt ingesteld zelfs als de helderheid van het onderwerp verandert in [AE].
Er kan weer scherpgesteld worden op het onderwerp door de ontspanknop tot de helft in te
drukken zelfs wanneer AE vergrendeld is.
Programmaschakeling kan ingesteld worden zelfs wanneer AE vergrendeld is.
Wanneer na het vergrendelen films opgenomen worden, kan de opname in de Creatieve
filmfunctie in de vergrendelde status worden voortgezet. De vergrendeling zal geannulleerd
worden in andere functies dan de Creatieve filmfunctie.
Vergrendeling wordt geannuleerd wanneer het zoomen uitgevoerd wordt na het vergrendelen.
Voer het vergrendelen opnieuw uit.
De AE-vergrendeling zal niet werkzaam zijn in de Manuele belichtingsfunctie (wanneer
[GEVOELIGHEID] op iets anders staat dan op [AUTO]), en Scènefunctie.
[AF/AE VERGR.]
[AF]: Alleen de focus is ontgrendeld.
[ ] is afgebeeld wanneer de focus afgesteld is.
[AE]: Alleen de belichting is vergrendeld.
[ ], openingswaarde en sluitertijd worden afgebeeld wanneer de
belichting afgesteld is.
[AF/AE]: Zowel focus en belichting zijn vergrendeld.
[ ], openingswaarde en sluitertijd worden afgebeeld wanneer de focus en
belichting afgesteld zijn.
Geavanceerd (Opnamebeelden)
- 140 -
Voor details over [OPNAME] functiemenu, P28 raadplegen.
Type optische meting om helderheid te meten kan veranderd worden.
Toepasbare functies:
Aantekening
Wanneer [C] geselecteerd is en [AF MODE] ingesteld is op [š], zal het toestel de belichting
afstellen om geschikt te zijn voor het gezicht van de persoon.
Voor details over [OPNAME] functiemenu, P28 raadplegen.
Contrast en belichting zullen automatisch aangepast worden wanneer er een groot
verschil is in helderheid tussen de achtergrond en het onderwerp, om het beeld dichtbij te
brengen naar hoe u ziet.
Toepasbare functies:
[OFF]/[LOW]/[STANDARD]/[HIGH]
Aantekening
[ ] wordt afgebeeld wanneer deze ingesteld is op [LOW], [STANDARD] of [HIGH].
Zelfs wanneer de [GEVOELIGHEID] ingesteld is op [ISO80]/[ISO100], kan [GEVOELIGHEID]
ingesteld hoger ingesteld worden dan [ISO80]/[ISO100] als het beeld gemaakt wordt met
[I. EXPOSURE] ingesteld op geldig.
Compensatie-effect zou verkregen kunnen worden afhankelijk van de omstandigheden.
[ ] wordt geen in het scherm wanneer [I. EXPOSURE] effectief is.
[LOW], [STANDARD] of [HIGH] vertegenwoordigt het maximum bereik van het effect.
De instelling is vastgesteld op [OFF] in de volgende gevallen.
Wanneer [KWALITEIT] ingesteld is op [ ], [ ] of [ ]
[MULTI BELICHT.]
[MEETFUNCTIE]
[C]: Multipel
Dit is de methode waarbij de camera de beste belichting meet door de
helderheid op het hele beeld automatisch te berekenen. Wij raden aan om
zoveel mogelijk deze methode te gebruiken.
[ ]: Middenmeting
Dit is de methode die gebruikt wordt om scherp te stellen op het object in het
midden van het volledige beeld en de rest van het beeld aan dit middelste
beeld aan te passen.
[Ù]: Spot
Dit is de methode waarbij het object direct in het meetbereik te
meten A.
[I. EXPOSURE]
- 141 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
Voor details over [OPNAME] functiemenu, P28 raadplegen.
M.b.v. deze functie kunt u het soort effect verkrijgen dat verkregen wordt wanneer een
beeld twee of drie keer belicht wordt.
Toepasbare functies:
1 Kies [START] en druk dan op [MENU/SET].
2 Bepaal de samenstelling en maak het eerste beeld.
Na het maken van het beeld, de ontspanknop tot de helft
indrukken om het volgende beeld te maken.
Druk op 3/4 om de item te selecteren en druk vervolgens op
[MENU/SET] voor één van de volgende operaties.
3 Bepaal de samenstelling en maak het tweede beeld.
Na het maken van het eerste beeld, zullen het eerste en het
tweede gemaakte beeld over elkaar heen gelegd en afgebeeld
worden.
Na het maken van het beeld, de ontspanknop tot de helft
indrukken om het volgende beeld te maken.
Druk op 3/4 om de item te selecteren en druk vervolgens op
[MENU/SET] voor één van de volgende operaties.
4 Bepaal de samenstelling en maak het derde beeld.
Na het maken van het beeld, zullen de beelden van de eerste,
tweede en derde foto’s over elkaar heen gelegd en afgebeeld
worden.
Druk op 3 om [NIEUW] te kiezen en druk vervolgens op [MENU/
SET] om terug te keren naar het derde beeld.
5 Op 4 drukken om [EXIT] te kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
U kunt ook de ontspanknop tot de helft indrukken om het menu te sluiten.
De beelden worden tot het derde gemaakte beeld opgenomen en zal de sessie beelden
maken met meervoudige belichting voltooid worden.
[MULTI BELICHT.]
[VOLG.]: Ga verder naar het volgende beeld.
[NIEUW]: Ga terug naar het eerste beeld.
[EXIT]: Neem het beeld op van de eerste foto en
eindig de sessie van beelden maken met
meervoudige belichting.
[VOLG.]: Ga verder naar het volgende beeld.
[NIEUW]: Ga terug naar het tweede beeld.
[EXIT]: Neem beelden op tot de tweede gemaakte
foto en eindig de sessie van het maken van
beelden met meervoudige belichting.
Geavanceerd (Opnamebeelden)
- 142 -
Over automatische instelling van controle krijgen
[AUTO GAIN] kiezen op het scherm dat getoond wordt in stap
1 kiezen en instellen.
Aantekening
Het beeld is niet opgenomen tot voltooiing.
De afgebeeld opname-informatie die afgebeeld wordt voor beelden die gemaakt zijn met
meervoudige belichtingen is de opname-informatie voor het laatst gemaakte beeld.
Als [MENU/SET] ingedrukt wordt terwijl u beelden maakt, worden de gefotografeerde beelden
opgenomen en zal de sessie van beelden maken met meervoudige belichting voltooid worden.
[FOTO RES.] is vastgesteld wanneer [START] geselecteerd is.
De zoompositie en witbalans zijn vastgesteld wanneer het eerste beeld gemaakt wordt.
Sommige functies hebben restricties. U zult niet in staat zijn de volgende functies te gebruiken:
[BURSTFUNCTIE]/[I. EXPOSURE]/[AUTO BRACKET]/[ASP. BRACKET]/Witbalans Bracket/
Extra Optische Zoom/[DIG. ZOOM]
[ON]: Het helderheidniveau wordt afgesteld volgens het aantal gemaakte beelden en de
beelden worden over elkaar heen gelegd.
[OFF]: De belichting compenseren om overeen te komen met het onderwerp zodat alle
over elkaar heen gelegde belichtingseffecten precies goed zullen zijn.
- 143 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
Voor details over [OPNAME] functiemenu, P28 raadplegen.
U kunt een beeld helder maken op donkere plekken door [KORTE SLUITERT.] langzamer
in te stellen. U kunt deze ook sneller instellen om de wazigheid van het onderwerp te
verminderen.
Toepasbare functies:
[AUTO], [1/250], [1/125], [1/60], [1/30], [1/15], [1/8], [1/4], [1/2], [1]
Aantekening
Deze moet normaal gesproken ingesteld zijn op [AUTO] om beelden te maken. (Wanneer u
een minimum sluitertijd selecteert die verschilt van [AUTO], verschijnt [ ] links onderaan het
scherm.)
Als [AUTO] geselecteerd is, kan de sluitersnelheid tot 1 seconde ingesteld worden als het
toestel niet erg bewogen wordt, wat met [STABILISATIE] gecorrigeerd moet worden, of als
[STABILISATIE] op [OFF] staat.
Het op een langzamere sluitertijd instellen van [KORTE SLUITERT.] zou de kans op
beeldbibber kunnen doen toenemen, daarom raden we het gebruik van een statief en de
zelfontspanner aan voor het maken van beelden.
Het op een hogere snelheid instellen van [KORTE SLUITERT.] zou het beeld donkerder
kunnen maken, daarom raden we aan het beeld op te nemen in een goed verlichte zone. Als er
geen correcte belichting verkregen kan worden, zal [ ] in het rood knipperen wanneer de
ontspanknop tot de helft ingedrukt wordt.
[KORTE SLUITERT.]
Instelling minimum sluitertijd 1/250 1
Helderheid Donkerder Helderder
Beweging Minder Meer
Geavanceerd (Opnamebeelden)
- 144 -
Voor details over [OPNAME] functiemenu, P28 raadplegen.
Beelden worden continu gemaakt terwijl de ontspanknop ingedrukt wordt.
Selecteer de beelden die u echt mooi vindt tussen alle beelden die u gemaakt hebt.
Toepasbare functies:
[OFF]/[˜]
¢ De Burstsnelheid is constant ongeacht de transfersnelheid van de kaart.
De waarden van de burstsnelheid die hierboven gegeven worden zijn van toepassing wanneer
de sluitertijd 1/60 of sneller is.
Aantekening
De focus, belichting en Witbalans zijn vastgesteld wanneer het eerste beeld gemaakt wordt.
Afhankelijk van veranderingen in de helderheid van het onderwerp zou de opname vanaf het
tweede beeld helderder of donkerder kunnen zijn.
Met de zelfontspanner is het aantal opnamen met de burstfunctie vast ingesteld op 3.
Als u een bewegend onderwerp volgt terwijl u beelden maakt op een plek (landschap) binnen,
buiten enz. waar er een groot verschil is tussen het licht en de schaduw, zou de belichting niet
optimaal kunnen zijn.
De Burstsnelheid (beelden/seconde) zou langzamer kunnen worden afhankelijk van de
opnameomgeving zoals op donkere plekken, als de ISO-gevoeligheid hoog is enz.
De burstfunctie wordt niet geannuleerd wanneer het toestel uitgezet wordt.
Als u opnamen maakt met de burstfunctie op het ingebouwde geheugen zal het overschrijven
van de gegevens even duren.
[Œ] is ingesteld voor de flitser wanneer Burst ingesteld is.
Als de Burst Mode ingesteld is, zullen [AUTO BRACKET], [ASP. BRACKET],
[MULTI-FILM] en Witbalans Bracket worden gewist.
Aantal van burstfunctie is vastgesteld op 3 beelden wanneer de externe flits gebruikt
wordt.
De burst-functie kan in de volgende gevallen niet worden gebruikt.
In [PANORAMA ASSIST], [HI-SPEED BURST], [FLITS-BURST] of [STERRENHEMEL] in de
scènefunctie
Wanneer u bewegende beelden opneemt
[MULTI BELICHT.]
[BURSTFUNCTIE]
Burstsnelheid (opnamen/seconde) 2,5
¢
Aantal opnamen
A max. 3
max. 5
max. 3
- 145 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
Voor details over [OPNAME] functiemenu, P28 raadplegen.
Beelden met een scherp profiel en een scherpe resolutie kunnen gemaakt worden m.b.v.
de Intelligente Resolutietechnologie.
Toepasbare functies:
[OFF]/[LOW]/[STANDARD]/[HIGH]
Aantekening
Deze zal vastgesteld worden op [LOW] voor [H. GEVOELIGH.] en [HI-SPEED BURST] in
Scènefunctie, op [OFF] voor [PORTRET], [GAVE HUID], [ZELFPORTRET], [PANORAMA
ASSIST], [NACHTPORTRET], [PARTY], [BABY1]/[BABY2], [FLITS-BURST],
[STERRENHEMEL] en [VUURWERK] in Scènefunctie en op [STANDARD] in alle andere
Scènefuncties.
Dit zal vast ingesteld worden op [LOW] voor [HOGE DYNAMIEK], [DYNAMIEK] en
[DYNAMISCH] ( ) in de My Colour Mode, op [HIGH] voor [ZANDSTRAAL] in de My Colour
Mode, en op [OFF] voor [SPELDENPRIK] in de My Colour Mode.
Voor details over [OPNAME] functiemenu, P28 raadplegen.
De zoomvergroting kan verhoogd worden met ongeveer 1,3k zonder een waarneembare
verslechtering van het beeld, dankzij de Intelligent Resolution Technology.
Toepasbare functies:
[OFF]/[ON]
Aantekening
Raadpleeg P54 voor details.
Voor details over [OPNAME] functiemenu, P28 raadplegen.
Dit kan het onderwerp zelfs nog meer vergroten dan de Optische Zoom, de Extra Optische
Zoom of de Intelligente Zoom.
Toepasbare functies:
[OFF]/[ON]
Aantekening
P54 raadplegen voor gedetailleerde informatie.
Als toestel schudden (beeldbibber) een probleem is tijdens het zoomen, wordt het aangeraden
dat [STABILISATIE] ingesteld wordt op [AUTO] of [MODE1].
[I.RESOLUTIE]
[i.ZOOM]
[DIG. ZOOM]
Geavanceerd (Opnamebeelden)
- 146 -
Voor details over [OPNAME] functiemenu, P28 raadplegen.
U kunt op een gespecificeerde brandpuntlengte inzoomen.
Toepasbare functies:
[OFF]/[ON]
Aantekening
Raadpleeg P57 voor details.
Voor details over [OPNAME] functiemenu, P28 raadplegen.
Met behulp van deze functies, wordt golfstoring tijdens het maken van beelden
opgespoord, en compenseert het toestel automatisch de golfstoring, het mogelijk makend
golfstoringvrije beelden te maken.
Toepasbare functies:
¢ [MODE1] zal geselecteerd worden tijdens de opnemen van films.
Aantekening
De stabilisatorfunctie kan niet voldoende werken in de volgende gevallen.
Wanneer er veel camerabeweging is.
Als de zoomuitvergroting erg hoog is.
In het digitale zoombereik.
Wanneer u opnamen maakt terwijl u een bewegend object volgt.
Als de sluitertijd langzamer wordt om binnenshuis opnamen te maken of op donkere
plaatsen.
Houd de camera stilbeweging wanneer u de ontspanknop indrukt.
De instelling wordt op [MODE2] gezet wanneer de scènefunctie op [ZELFPORTRET] staat en
op [OFF] wanneer de scènefunctie op [STERRENHEMEL] staat.
Alleen [OFF] of [MODE1] kunnen ingesteld worden in de Creatieve filmfunctie.
[STAPSG. ZOOM]
[STABILISATIE]
[OFF]
[AUTO]
¢
: De optimum beeldbibber-compensatie is geselecteerd afhankelijk van de
omstandigheid.
[MODE1]: Golfstoring wordt altijd gecompenseerd tijdens [OPNAME] functie.
[MODE2]
¢
: De golfstoring wordt gecompenseerd wanneer de ontspanknop ingedrukt
wordt.
- 147 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
Voor details over [OPNAME] functiemenu, P28 raadplegen.
Het object verlichten maakt het makkelijker scherp te stellen wanneer u bij weinig licht aan
het opnemen bent en scherp wilt stellen, wat moeilijk is bij weinig licht.
Toepasbare functies:
Voor details over [OPNAME] functiemenu, P28 raadplegen.
U kunt de flitsinstelling schakelen.
Toepasbare functies:
[]/[ˆ]/[]/[Š]/[]
Aantekening
Ga naar P67 voor meer informatie.
[AF ASS. LAMP]
[OFF]: De AF-lamp gaat niet aan.
[ON]: Wanneer u foto’s maakt op donkere plaatsen, brandt de AF assistentielamp
terwijl de ontspanknop tot de helft ingedrukt wordt. (Er worden bredere AF-zones
afgebeeld afhankelijk van de opnameomstandigheden.)
Aantekening
Het effectieve bereik van de AF-assistentielamp is 1,5 m.
Wanneer u de AF-lamp A niet wenst te gebruiken (b.v. wanneer u opnamen
maakt van dieren op een donkere plek), de [AF ASS. LAMP] op [OFF] zetten. In
dit geval zal het moeilijker worden scherp te stellen.
In de volgende gevallen, is [AF ASS. LAMP] vastgesteld op [OFF].
In [ZELFPORTRET], [LANDSCHAP], [NACHTL. SCHAP], [ZONSONDERG.],
[VUURWERK] en [LUCHTFOTO] in de scènefunctie
Wanneer [CONVERSIE] ingesteld is op [ ]
[FLITS]
Geavanceerd (Opnamebeelden)
- 148 -
Voor details over [OPNAME] functiemenu, P28 raadplegen.
[2ND] (2de synchro) activeert de flits net voordat de sluiter sluit wanneer u beelden maakt
van bewegende onderwerpen zoals auto’s m.b.v. een langzame sluitertijd.
Toepasbare functies:
Aantekening
Deze normaal instellen op [1ST].
[2nd] wordt weergegeven in het flitsicoon op het beeldscherm als u [FLITS-SYNCHRO] op
[2ND] zet.
Wanneer er een snelle sluitertijd ingesteld is, kan het effect van [FLITS-SYNCHRO]
verslechteren.
[FLITS-SYNCHRO] kan gebruikt worden met een externe flits.
Voor details over [OPNAME] functiemenu, P28 raadplegen.
U kunt de flitsoutput afstellen.
Toepasbare functies:
[s2 EV], [s1 2/3 EV], [s1 1/3 EV], [s1EV], [s2/3 EV], [s1/3 EV], [0 EV], [r1/3 EV],
[r2/3 EV], [r1EV], [r1 1/3 EV], [r1 2/3 EV], [r2 EV]
Aantekening
Ga naar P71 voor meer informatie.
[FLITS-SYNCHRO]
[1ST]:
De normale methode wanneer u beelden maakt
met de flits.
[2ND]:
De lichtbron verschijnt achter het onderwerp en het
beeld wordt dynamisch.
[FLITS INSTEL.]
- 149 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
Voor details over [OPNAME] functiemenu, P28 raadplegen.
Wanneer de flits gebruikt wordt met de Rode-ogenreductie ([ ], [ ], [ ])
geselecteerd, zal deze automatisch rode ogen in de beeldgegevens herkennen en
reduceren.
Toepasbare functies:
[OFF]/[ON]
Aantekening
Het zou niet in staat kunnen zijn de rode ogen te corrigeren, afhankelijk van de
opnameomstandigheden.
Waneer de digitale rode-ogencorrectie ingesteld is op [ON], verschijnt [ ] op de flitsicoon.
Raadpleeg P68 voor details.
Voor details over [OPNAME] functiemenu, P28 raadplegen.
Wanneer u de externe zoeker (optioneel) gebruikt, kunt u het beeld schakelen naar een
geschikte display.
Toepasbare functies:
Aantekening
De display op de LCD-monitor wordt geschakeld door op [DISPLAY] te drukken een paar keer.
Raadpleeg P64 voor het schakelen van de display op de LCD-monitor.
Het scherm is normaal gesproken uit. Elementen zoals de focusicoon en de icoon van de
flitsoplader branden echter.
Zie P198 voor details over hoe de externe zoeker te installeren.
Stel in op [OFF] wanneer u de externe zoeker niet gebruikt.
De standaard instelling voor AF-functie is [Ø].
Als het [ON] staat, kunnen [š] en [ ] in [AF MODE] niet worden ingesteld.
[RODE-OGEN CORR]
[OPT. ZOEKER]
[OFF]
[ON]: LCD-monitor staat uit.
Geavanceerd (Opnamebeelden)
- 150 -
Voor details over [OPNAME] functiemenu, P28 raadplegen.
U kunt het gezichtsveld verbreden wanneer u beelden van landschappen o.i.d. maakt door
een brede conversielens (optioneel) te gebruiken.
Toepasbare functies:
Aantekening
Wanneer [ ] ingesteld is, is het toestel permanent vastgesteld in de Brede-hoekpositie. De
beeldkwaliteit zal ingesteld worden op optimaal voor de brede conversielens.
Raadpleeg P201 voor details over het bevestigen van de lens.
[CONVERSIE] moet op [OFF] staan als u geen conversielens gebruikt.
Voor details over [OPNAME] functiemenu, P28 raadplegen.
U kunt het compensatiebereik van de belichting instellen.
Aantekening
Raadpleeg P78 voor details.
Voor details over [OPNAME] functiemenu, P28 raadplegen.
U kunt 4 beelden met verschillende beeldverhouding automatisch opnemen door de
sluiterknop slechts één keer in te drukken.
Toepasbare functies:
[OFF]/[ON]
Aantekening
Raadpleeg P79 voor details.
Voor details over [OPNAME] functiemenu, P28 raadplegen.
Om het jaar, de maand en de tijd in te stellen.
Deze werkt op precies dezelfde manier als [KLOKINST.] (P31) in het [SET-UP] menu.
[CONVERSIE]
[OFF]
[]: Wanneer de brede conversielens erop gezet wordt.
[AUTO BRACKET]
[ASP. BRACKET]
[KLOKINST.]
- 151 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
Het functiemenu [BEWEGEND BEELD] gebruiken
Onderstaande [OPNAME] functiemenu’s zullen ook weergegeven worden in de Creatieve
filmfunctie.
[OPN. MODE]/[GEVOELIGHEID]/[ISO-LIMIET]/[ISO VERHOGING]/[WITBALANS]/
[AF MODE]/[AF/AE VERGR.]/[MEETFUNCTIE]/[I. EXPOSURE]/[I.RESOLUTIE]/[i.ZOOM]/
[DIG. ZOOM]/[STABILISATIE]/[AF ASS. LAMP]/[CONVERSIE]
Voor details over [BEWEGEND BEELD] instellingen van het functiemenu raadplegen
P28.
Dit stelt het gegevensformaat van bewegende beelden op.
Toepasbare functies:
[ [AVCHD Lite]]/[ [MOTION JPEG]]
Aantekening
Raadpleeg P108 voor details.
Voor details over [BEWEGEND BEELD] instellingen van het functiemenu raadplegen
P28.
Dit stelt de beeldkwaliteit van bewegende beelden op.
Toepasbare functies:
Wanneer [OPNAMEFUNCTIE] [ [AVCHD Lite]] is.
[SH]/[H]/[L]
Wanneer [OPNAMEFUNCTIE] [ [MOTION JPEG]] is.
[HD]/[WVGA]/[VGA]/[QVGA]
Aantekening
Raadpleeg P108 voor details.
[OPNAMEFUNCTIE]
[OPN. KWALITEIT]
Geavanceerd (Opnamebeelden)
- 152 -
Voor details over [BEWEGEND BEELD] instellingen van het functiemenu raadplegen
P28.
Dit verandert de set-up in Creatieve bewegende beeldfunctie.
Toepasbare functies:
[P]/[A]/[S]/[M]
Aantekening
Raadpleeg P111 voor details.
Voor details over [BEWEGEND BEELD] instellingen van het functiemenu raadplegen
P28.
Deze zal continu blijven scherp stellen op het onderwerp waarop de focus een maal
ingesteld is.
Toepasbare functies:
[OFF]/[ON]
Aantekening
Wanneer er ingesteld is op [OFF], zou het enige tijd kunnen duren voordat het opnemen van
bewegend beeld start.
Zet deze functie op [OFF] indien u het brandpunt wenst vast te zetten op de positie waarin u de
filmopname begon.
In [STERRENHEMEL] en [VUURWERK] in Scènefunctie, is deze instelling vastgesteld op
[OFF].
Voor details over [BEWEGEND BEELD] instellingen van het functiemenu raadplegen
P28.
Dit reduceert het windgeluid in de geluidopname.
Toepasbare functies:
[OFF]/[ON]
Aantekening
Geluidskwaliteit zal anders zijn dan normaal wanneer [WINDREDUCTIE] ingesteld is.
[BELICHT.STAND]
[CONTINU AF]
[WINDREDUCTIE]
- 153 -
Geavanceerd (Opnamebeelden)
Tekst Invoeren
Het is mogelijk om namen van baby's en huisdieren en de namen van reisbestemmingen
in te voeren wanneer u opneemt. (Er kunnen alleen alfabetische tekens en symbolen
ingevoerd worden.)
Het invoerscherm afbeelden en op 4 drukken om de
letterselectie-sectie af te beelden.
U kunt het invoerscherm afbeelden via de volgende handelingen.
[GEBR.NAAM OPN] (P39)
[NAAM] van [BABY1]/[BABY2] of [HUISDIER] (P98) in Scènefunctie.
[NAAM] in [GEZICHT HERK.] (P116)
[LOCATIE] in [REISDATUM] (P119)
[TITEL BEW.] (P162)
Op 3/4/2/1 drukken om tekst te selecteren en
druk vervolgens op [MENU/SET] om te
registreren.
Druk op [DISPLAY] om te tekst te schakelen tussen [A]
(hoofdletters), [a] (kleine letters) en [&/1] (speciale letters en
cijfers).
De cursor van de ingangspositie kan naar links en naar rechts verplaatst worden met de
zoomhendel.
Om een spatie in te voeren, de cursor naar [SPATIE] verplaatsen, om een ingevoerd
teken te wissen, de cursor naar [WISSEN]verplaatsen of om de stoppen met bewerken
tijdens de invoer van tekst, de cursor naar [ANNUL] verplaatsen en opnieuw op [MENU/
SET] drukken.
Er kunnen maximaal 30 karakters worden ingevoerd. (Maximaal 9 karakters voor de
instellen van namen in [GEZICHT HERK.]/Maximaal 64 karakters voor de instelling van
[GEBR.NAAM OPN])
Druk op 3/4/2/1 om de cursor te verplaatsen naar [INST.] en druk
vervolgens op [MENU/SET] om tekstinput te beëindigen.
Display zal terugkeren naar het juiste instellingscherm.
Aantekening
Tekst kan verder gerold worden als niet alle tekst op het scherm past.
Geavanceerd (Terugspelen)
- 154 -
[AFSPELEN] functie: ¸
Geavanceerd (Terugspelen)
Beeld in Opeenvolging Afspelen (Diavoorstelling)
U kunt de beelden afspelen die u gemaakt heeft in synchronisatie met muziek en u kunt dit
doen in opeenvolging terwijl u een vastgestelde pauze laat tussen elk van de beelden.
U kunt tevens een diavoorstelling samenstellen die opgemaakt is uit alleen stilstaande
beelden, alleen bewegende beelden, alleen beelden van een bepaalde categorie of alleen
favorieten.
We raden deze functie aan wanneer u uw beelden bekijkt d.m.v. het aansluiten van het
toestel aan een TV.
Druk op [(] en dan op [MENU/SET].
Op 1 drukken.
Op 3/4 drukken om [DIASHOW] te kiezen en
vervolgens op [MENU/SET] drukken.
Op 3/4 drukken om het onderdeel te kiezen en
vervolgens op [MENU/SET] drukken.
[FAVORIETEN] kan alleen geselecteerd worden wanneer
[FAVORIETEN] op het [AFSPELEN] menu (P171) op [ON] staat
en er al beelden ingesteld zijn als favorieten.
Druk tijdens [CATEGORIESELECTIE] op 3/4/2/1 om een
categorie te selecteren en druk vervolgens op [MENU/SET].
Voor details over categorieën, P157 raadplegen.
Op 3 drukken om [START] te kiezen en
vervolgens op [MENU/SET] drukken.
Druk op 4 om de diavoorstelling te beëindigen.
Normaal afspelen wordt hernomen nadat de diavoorstelling
eindigt.
- 155 -
Geavanceerd (Terugspelen)
Operaties die uitgevoerd worden tijdens diavoorstelling
De cursor die afgebeeld wordt tijdens het terugspelen is dezelfde als 3/4/2/1.
Het menuscherm wordt hersteld wanneer [] ingedrukt wordt.
De diavoorstellinginstellingen veranderen
U kunt de instellingen veranderen voor afspelen van
diavoorstelling door [EFFECT] of [SET-UP] te selecteren op het
diavoorstellingmenuscherm.
[EFFECT]
Dit beidt u de mogelijkheid de schermeffecten of muziekeffecten te
selecteren wanneer u van het ene beeld naar het andere beeld overschakelt.
[NATURAL], [SLOW], [SWING], [URBAN], [OFF], [AUTO]
Wanneer [URBAN] geselecteerd is, kan het beeld in zwart en wit verschijnen als een
schermeffect.
[AUTO] kan alleen gebruikt worden wanneer [CATEGORIESELECTIE] geselecteerd is. De
beelden worden afgespeeld met de aanbevolen effecten in elke categorie.
[EFFECT] wordt ingesteld op [OFF] wanneer u een diavoorstelling met alleen bewegend
beelden afspeelt.
Sommige [EFFECT] zullen niet werkzaam zijn als verticaal weergegeven beelden afgespeeld
worden.
[SET-UP]
[DUUR] of [HERHALEN] kan ingesteld worden.
[DUUR] kan alleen ingesteld worden wanneer [OFF] geselecteerd is als de [EFFECT]
instelling.
Aantekening
Het is niet mogelijk om nieuwe muziek toe te voegen.
[MUZIEK] zal niet weergegeven worden als een HDMI- minikabel (optioneel) aangesloten is.
A Spelen/Pauze
B Stop
C Terug naar het vorige beeld
¢
D Verder naar het volgende beeld
¢
¢ Deze handelingen kunnen alleen uitgevoerd worden in de
pauzefunctie of tijdens het afspelen van bewegend beeld.
E Volumeniveau reduceren
F Volumeniveau verhogen
Onderdeel Instellingen
[DUUR] 1SEC./2SEC./3SEC./5SEC.
[HERHALEN] OFF/ON
[GELUID]
[OFF]: Er zal geen geluid zijn.
[AUTO]: Er klinkt muziek als stilstaande beelden afgespeeld
worden en audio als bewegende beelden afgespeeld
worden.
[MUZIEK]: Er wordt muziek afgespeeld.
[AUDIO]: Er wordt audio (alleen voor films) afgespeeld.
Geavanceerd (Terugspelen)
- 156 -
[AFSPELEN] functie: ¸
Selecteren van Beelden en deze Terugspelen
Afspelen in [FOTO], [AVCHD Lite] of [MOTION JPEG] kan geselecteerd worden.
Voer stappen 1 en 2 op pagina 154 uit.
Op 3/4 drukken om [MODE PLAY] te kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
.
[MODE PLAY]
Op 3/4 drukken om het onderdeel te kiezen en
vervolgens op [MENU/SET] drukken.
- 157 -
Geavanceerd (Terugspelen)
Deze functie biedt u de mogelijkheid beelden te zoeken per scènefunctie of andere
categorieën (zoals [PORTRET], [LANDSCHAP] of [NACHTL. SCHAP]) en beelden te
sorteren naar elk van de categorieën. U kunt dan de beelden in elke categorie
terugspelen.
Voer stappen 1 en 2 op pagina 154 uit.
Op 3/4 drukken om [CATEGOR. AFSP.] te kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
.
¢Druk op 3/4/2/1 om de persoon te selecteren die teruggespeeld moet worden en
druk vervolgens op [MENU/SET].
Gezichtsdetectie zou niet mogelijk kunnen zijn of zou gezicht niet correct kunnen
herkennen zelfs wanneer het om geregistreerde gezichten gaat, afhankelijk van de
gezichtsuitdrukking en de omgeving.
Verder als er veel gezichten zijn die al geregistreerd zijn in het beeld, zal deze maar één
keer gecategoriseerd worden bij de persoon die als eerste gevonden wordt in de
registratie.
[CATEGOR. AFSP.]
Op 3/4/2/1 drukken om de categorie te
selecteren en dan op [MENU/SET] drukken om in
te stellen.
Als er een beeld gevonden wordt in een categorie, wordt de
categorie-icoon blauw.
Het kan even duren om het beeld te zoeken als er veel beelden
op de kaart staan of het ingebouwde geheugen.
Als u op [] drukt tijdens het zoeken, zal dit halverwege
stoppen.
Beelden zijn gesorteerd in de hier onder getoonde categorieën.
[CATEGORIE] Opname-informatie bijv. scènefuncties
[GEZICHT HERK.]
¢
*
[PORTRET], [i-PORTRET], [GAVE HUID], [ZELFPORTRET],
[NACHTPORTRET], [i-NACHTPORTRET], [BABY1]/[BABY2],
[i-BABY]
,
[LANDSCHAP], [i-LANDSCHAP], [ZONSONDERG.],
[i-ZONSONDERG.], [LUCHTFOTO]
.
[NACHTPORTRET], [i-NACHTPORTRET], [NACHTL. SCHAP],
[i-NACHTL. SCHAP], [STERRENHEMEL]
[SPORT], [PARTY], [KAARSLICHT], [VUURWERK], [STRAND],
[SNEEUW], [LUCHTFOTO]
Î [BABY1]/[BABY2], [i-BABY]
í [HUISDIER]
1 [VOEDSEL]
[REISDATUM]
Í
[AVCHD Lite],
[MOTION JPEG]
Geavanceerd (Terugspelen)
- 158 -
U kunt de beelden terugspelen die u ingesteld heeft als [FAVORIETEN] (P171) (Alleen
wanneer [FAVORIETEN] ingesteldis op [ON] en er beelden zijn die ingesteld zijn op
[FAVORIETEN]).
Voer stappen 1 en 2 op pagina 154 uit.
Druk op 3/4 om [FAVORIET AFSP.] selecteren en druk op
[MENU/SET].
[FAVORIET AFSP.]
- 159 -
Geavanceerd (Terugspelen)
[AFSPELEN] functie: ¸
Bewegende beelden terugspelen
Deze unit was ontworpen om bewegende beelden af te spelen m.b.v. de QuickTime Motion
JPEG en AVCHD Lite-formaten die (alleen) met dit model genomen werden.
Alleen de [AVCHD Lite] films die met dit toestel en met Panasonic digitale camera’s (LUMIX)
opgenomen werden, kunnen met dit toestel afgespeeld worden als AVCHD Lite formaat.
Operaties die uitgevoerd worden tijdens terugspelen van bewegend beeld
De cursor die afgebeeld wordt tijdens het terugspelen is dezelfde als 3/4/2/1.
A Spelen/Pauze
B Stop
C Snel terugspoelen, Frame-per-frame terugspoelen
¢
D Snel verder spoelen, Frame-per-frame verder spoelen
¢
¢ Deze operaties kunnen alleen uitgevoerd worden in de pauzefunctie.
E Volumeniveau reduceren
F Volumeniveau verhogen
Over vooruit spoelen/terug spoelen afspelen
Druk op 1 tijdens het afspelen om vooruit te spoelen (druk op 2 om snel terug te spoelen).
De vooruit/terugspoelsnelheid neemt toe als u opnieuw op 2/1 drukt. (De display op het
scherm gaat van 5 naar .)
Druk op 3 om de normale afspeelsnelheid te hernemen.
Met een hoge-vermogenskaart is het mogelijk dat de snel-achteruitterugspoelfunctie
langzamer dan normaal gaat.
Aantekening
U kunt het geluid horen uit de speaker. Lees [VOLUME] (P31) voor informatie over hoe u het
volume regelt in het [SET-UP] menu.
Gebruik voor het afspelen van bewegende beelden die met dit toestel op een PC opgenomen zijn,
de “QuickTime” of de “PHOTOfunSTUDIO 5.0 HD Edition” software op de (bijgeleverde) CD-ROM.
QuickTime Motion JPEG-bewegende beelden die opgenomen zijn met een PC of andere
apparatuur zouden lagere beeldkwaliteit kunnen hebben of zouden niet in staat kunnen zijn
afgespeeld te kunnen worden met dit apparaat.
Pas op de luidspreker onderaan het toestel niet te blokkeren tijdens het afspelen.
Op
2
/
1
drukken om een beeld te
selecteren met een bewegend
beeldicoon (zoals [ ]), en vervolgens
op
3
drukken om terug te spelen.
A Pictogram voor opname van bewegende
beelden
B De opnametijd van bewegend beeld
Nadat het afspelen start, wordt de verstreken
afspeeltijd rechts bovenaan het scherm
afgebeeld.
Bijvoorbeeld, 8 minuten en 30 seconden
wordt afgebeeld als [8m30s].
Sommige informatie (opname-informatie,
enz.) wordt niet afgebeeld voor bewegende
beelden die gemaakt zijn [AVCHD Lite].
[MOTION JPEG] [AVCHD Lite]
A
B
A
B
Geavanceerd (Terugspelen)
- 160 -
[AFSPELEN] functie: ¸
Creëren van foto’s uit een video
U kunt een afzonderlijke foto uit een opgenomen video creëren.
Op 3 drukken om het terugspelen van bewegend
beeld op pauze te zetten.
Op [MENU/SET] drukken.
Op 3 drukken om [JA] te kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
[KWALITEIT] is vastgesteld op [].
De beeldkwaliteit van foto’s die van een video gemaakt zijn, kan grover zijn dan foto’s met een
gewone beeldkwaliteit.
Aantekening
Misschien bent u niet in staat om de foto’s te bewaren van een video die met andere
apparatuur opgenomen is.
Beeldgrootte
[MOTION JPEG] Beeldgrootte [AVCHD Lite] Beeldgrootte
([HD])/ ([WVGA]) 2 M (16:9)
([SH])/ ([H])/ ([L]) 2 M (16:9)
([VGA])/ ([QVGA]) 0,3 M (4:3)
- 161 -
Geavanceerd (Terugspelen)
[AFSPELEN] functie: ¸
Het functiemenu [AFSPELEN] gebruiken
U kunt verschillende functies gebruiken in terugspeelfunctie om opnamen terug te
spoelen, de beveiliging in te stellen voor deze opnamen, enz.
Met [TEKST AFDR.], [NW. RS.], [BIJSNIJD.] of [LEVELING] wordt er een nieuw bewerkt beeld
gecreëerd. Een nieuw beeld kan niet gecreëerd worden als er geen vrije ruimte is op het
ingebouwde geheugen of de kaart, daarom raden we aan te controleren dat er vrije ruimte is en
dan het beeld te bewerken.
U kunt beelden afbeelden per opnamedatum.
Aantekening
De opnamedatum van het beeld die u op het scherm kiest wordt de gekozen datum als u eerst
het kalenderscherm afbeeldt.
Als er meerdere beelden zijn met dezelfde datum, verschijnt eerst de eerst gemaakte opname
van die datum.
U kunt de kalender weergeven van Januari 2000 tot December 2099.
Als u de datum van de camera niet hebt ingesteld, is de opnamedatum ingesteld op 1 januari
2010.
Als u opnamen maakt nadat u de reisbestemming hebt ingesteld in [WERELDTIJD], worden
deze opnamen afgebeeld met de data van de reisbestemming in de kalenderterugspeelfunctie.
[KALENDER]
Selecteer [KALENDER] op het [AFSPELEN] functiemenu. (P28)
U kunt ook de zoomhendel verschillende keren naar [L] (W) draaien om het
kalenderscherm af te beelden. (P59)
Op 3/4/2/1 drukken om de terug te spelen
datum te selecteren.
Als er geen beelden tijdens een bepaalde maand zijn gemaakt,
verschijnt deze maand niet.
Het is ook mogelijk om de datum te selecteren door aan de
functieknop op de achterkant te draaien.
Druk op [MENU/SET] om de beelden af te beelden
die u op de gekozen datum hebt gemaakt.
Op [] drukken om terug te keren naar het kalenderscherm.
Het is tevens mogelijk om beelden te tonen door op de
functieknop achterop te drukken.
Op 3/4/2/1 om een beeld te selecteren en dan op [MENU/SET]
drukken.
Het gekozen beeld verschijnt.
Het is ook mogelijk om de beelden met de functieknop op de achterkant te selecteren.
Geavanceerd (Terugspelen)
- 162 -
U kunt tekst (commentaar) toevoegen aan beelden. Nadat er tekst geregistreerd is, kan
het afgedrukt worden bij het printen m.b.v. [TEKST AFDR.] (P164). (Er kunnen alleen
alfabetische tekens en symbolen ingevoerd worden.)
Selecteer [TITEL BEW.] op het [AFSPELEN] functiemenu. (P28)
Op 3/4 drukken om [ENKEL] of [MULTI] te
kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken.
De tekst invoeren. (P153)
Druk op [] om terug te keren naar het menuscherm.
¢
¢Het menuscherm wordt automatisch hersteld wanneer [MULTI] geselecteerd is.
Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
Aantekening
Om de titel te wissen, alle tekst in het scherm van tekstinvoer weghalen.
Er kan ook door de tekst heen gelopen worden als niet alle geregistreerde tekst op het scherm
past.
U kunt teksten (commentaar) afdrukken m.b.v. de “PHOTOfunSTUDIO 5.0 HD Edition”
bijbehorende software op de CD-ROM (meegeleverd).
U kunt maximaal 50 opnamen gelijktijdig instellen met [MULTI].
U kunt [TITEL BEW.] niet gebruiken voor de volgende soorten beelden:
Bewegende beelden
Beveiligde opnamen
Beelden die gemaakt zijn met [ ], [ ] of [ ]
Beelden die opgenomen zijn met andere apparatuur
[TITEL BEW.]
Selecteer het beeld en druk
vervolgens op [MENU/SET] om
in te stellen.
[] wordt afgebeeld voor beelden
met al geregistreerde titels.
Instelling [MULTI]
Op [DISPLAY] drukken om
(herhalen) in te stellen en
vervolgens op [MENU/SET]
drukken.
[ENKEL] [MULTI]
Op 2/1 drukken om
het beeld te kiezen.
Druk op 3/4/2/1
om de beelden te
selecteren.
De instelling wordt geannuleerd wanneer [DISPLAY] nog een keer ingedrukt wordt.
- 163 -
Geavanceerd (Terugspelen)
De opgenomen video kan in twee delen gesplitst worden. Dit wordt aanbevolen wanneer u
een deel dat u nodig heeft wilt afsplitsen van een deel dat u niet nodig heeft.
Eenmaal gesplitst kan het niet meer opgeroepen worden.
Op [] drukken om terug te keren naar het menuscherm.
Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
Aantekening
[SPLITS VIDEO] wordt misschien niet uitgevoerd op video’s die met andere apparatuur
opgenomen zijn.
De video’s kunnen niet gesplitst worden op een punt vlakbij het begin of het einde van de
video.
Met [MOTION JPEG] video’s zal de volgorde van de beelden veranderd worden als een
splitsing plaatsvindt.
Er wordt geadviseerd om deze video’s af te spelen met gebruik van [KALENDER] of
[MOTION JPEG] in [MODE PLAY].
Met [AVCHD Lite] video’s zal de volgorde van de beelden niet veranderen.
In de volgende gevallen kunnen video’s niet gesplitst worden.
Video’s die ingesteld zijn als [FAVORIETEN]
Beveiligde video’s
Video’s met een korte opnametijd
[SPLITS VIDEO]
Selecteer [SPLITS VIDEO] op het [AFSPELEN]
functiemenu. (P28)
Druk op 2/1 om de te splitsen video te selecteren
en druk vervolgens op [MENU/SET].
De video wordt afgespeeld.
Druk op 3 op het punt waarop u wilt splitsen.
De video wordt gepauzeerd.
De video wordt afgespeeld vanaf hetzelfde punt wanneer
opnieuw op 3 gedrukt wordt.
Op 4 drukken
Op 2 drukken om [JA] te kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
De video kan verloren gaan als de kaart of de accu
weggenomen wordt terwijl de splitsing uitgevoerd wordt.
Geavanceerd (Terugspelen)
- 164 -
U kunt de opnamedatum/tijd, naam, plaats, reisdatum of titel op de gemaakte beelden
afdrukken.
Dit gaat voor printen van normale afmetingen. (Beelden met een afmeting groter dan
[ ] worden verkleind als u de datum enz. erop wil laten afdrukken.)
Selecteer [TEKST AFDR.] op het [AFSPELEN] functiemenu. (P28)
Op 3/4 drukken om [ENKEL] of [MULTI] te
kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken.
Druk op 3/4 om de tekstafdruk-onderdelen te selecteren en druk
dan op 1.
[TEKST AFDR.]
Selecteer het beeld en druk
vervolgens op [MENU/SET] om
in te stellen.
[] verschijnt op het scherm als het
beeld afgedrukt si met tekst.
Instelling [MULTI]
Op [DISPLAY] drukken om
(herhalen) in te stellen en
vervolgens op [MENU/SET]
drukken.
De instelling wordt geannuleerd
wanneer [DISPLAY] nog een keer
ingedrukt wordt.
[ENKEL] [MULTI]
Op 2/1 drukken om
het beeld te kiezen.
Druk op 3/4/2/1
om de beelden te
selecteren.
- 165 -
Geavanceerd (Terugspelen)
Druk op 3/4 om de instellingen te selecteren en druk vervolgens op
[MENU/SET].
Op [MENU/SET] drukken.
Als u [TEKST AFDR.] instelt voor een beeld waarvan het beeldformaat groter is dan
(1:1/[ ]), (4:3/[ ]), (3:2/[ ]) of (16:9/[ ]) dan zal het beeldformaat kleiner
worden, zoals hieronder weergegeven wordt.
Wanneer u [ ] of [ ], selecteert, op 3 drukken om [JA] te selecteren voor het
afdrukken van [LEEFTIJD] en druk dan op [MENU/SET] en ga verder naar stap
7.
Onderdeel Instellingsitem
[OPNAMEDATUM]
[OFF]
[ZON. TIJD]:
Druk het jaar, de maand en de datum af.
[MET TIJD]:
Druk het jaar, de maand, de dag, het uur en de
minuten af.
[NAAM]
[OFF]
[]:
Drukt namen af die geregistreerd zijn in de
naaminstellingen voor [GEZICHT HERK.].
[]:
Drukt namen af die geregistreerd staan in de
naaminstellingen voor [BABY1]/[BABY2] of
[HUISDIER] in Scènefunctie.
[LOCATIE]
[OFF]
[ON]:
Drukt de naam van de reisbestemming af die
ingesteld is onder [LOCATIE].
[REISDATUM]
[OFF]
[ON]:
Drukt de reisdatum af die ingesteld is onder
[REISDATUM].
[TITEL]
[OFF]
[ON]:
De Titelinvoer in de [TITEL BEW.] zal afgedrukt
worden.
Aspectratio instellen Beeldgrootte
1:1
// >
4:3 // >
3:2 // >
16:9 // >
Geavanceerd (Terugspelen)
- 166 -
Op 3 drukken om [JA] te kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
De melding [NIEUWE FOTO’S OPSLAAN?] verschijnt als het
beeld is opgenomen met een beeldresolutie van [ ] of
minder.
Druk op [] om terug te keren naar het menuscherm.
¢
¢Het menuscherm wordt automatisch hersteld wanneer [MULTI] geselecteerd is.
Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
Aantekening
Wanneer u beelden afdrukt die bedrukt zijn met tekst, zal de datum over de bedrukte tekst
heen afgedrukt worden als u het afdrukken van de datum specificeert bij de fotowinkel of op uw
printer.
U kunt tot 50 beelden tegelijkertijd instellen met [MULTI].
De beeldkwaliteit zou kunnen verslechteren wanneer de tekstafdruk uitgevoerd wordt.
Afhankelijk van de printer die u gebruikt, kunnen sommige letters afgeknipt worden tijdens het
printen. Controleer dit op voorhand.
Wanneer er tekst op de [ ]/[ ]/[ ]/[ ] gedrukt is, is het moeilijk te lezen.
Tekst en data kunnen niet afgedrukt worden op de beelden in de volgende gevallen.
Bewegende beelden
Beelden die gemaakt zijn zonder instelling van de klok en titel
Beelden die eerder afgedrukt zijn met [TEKST AFDR.]
Beelden die gemaakt zijn met [ ], [ ] of [ ]
Beelden die opgenomen zijn met andere apparatuur
- 167 -
Geavanceerd (Terugspelen)
Om gemakkelijk posten naar webpagina's, bijlagen naar email enz. toe te laten, wordt de
beeldresolutie (aantal pixels) gereduceerd.
Selecteer [NW. RS.] op het [AFSPELEN] functiemenu. (P28)
Op
3
drukken om [JA] te kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
Druk op [
] om terug te keren naar het menuscherm.
¢
2
Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
Aantekening
U kunt tot 50 beelden tegelijkertijd instellen met [MULTI].
De beeldkwaliteit van het van nieuwe grootte voorziene beeld zal slechter worden.
Het kan zijn dat u geen nieuw formaat kunt toekennen aan opnamen die met andere apparatuur gemaakt
zijn.
Films, beelden afgedrukt met [TEKST AFDR.] en beelden die opgenomen werden met [ ], [ ] of
[ ] kunnen geen formaatverandering ondergaan.
[NW. RS.] De beeldgrootte (aantal pixels) reduceren
Op
3
/
4
drukken om [ENKEL] of [MULTI] te kiezen en
vervolgens op [MENU/SET] drukken.
Selecteer het beeld en de resolutie.
Instelling [ENKEL]
1
Op
2
/
1
drukken om het beeld te
selecteren en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
2
Op
2
/
1
drukken om de grootte
¢
1
te kiezen en vervolgens op [MENU/
SET] drukken.
¢
1 Alleen de groottes die de beelden aan
kunnen nemen kunnen worden
afgebeeld.
[ENKEL]
Instelling [MULTI]
1
Druk op
3
/
4
om de grootte te
selecteren en druk dan op [MENU/
SET].
Wanneer [DISPLAY] ingedrukt wordt,
wordt er een uitleg afgebeeld van
voorzien van nieuwe grootte.
2
Op
3
/
4
/
2
/
1
drukken om het
beeld te kiezen en vervolgens op
[DISPLAY] drukken.
Deze stap herhalen voor elk beeld, en
op [MENU/SET] drukken om in te
stellen.
[MULTI]
¢
2 Het menuscherm wordt automatisch hersteld wanneer [MULTI]
geselecteerd is.
Geavanceerd (Terugspelen)
- 168 -
U kunt eerst uitvergroten en dan een belangrijk deel van de opname kiezen.
Selecteer [BIJSNIJD.] op het [AFSPELEN] functiemenu. (P28)
Op [MENU/SET] drukken.
Op 3 drukken om [JA] te kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
Op [] drukken om terug te keren naar het
menuscherm.
Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
Aantekening
De beeldresolutie van het geknipte beeld zou kleiner kunnen worden dan die van het origineel
afhankelijk van de snijdgrootte.
De beeldkwaliteit van het geknipte beeld zal slechter worden.
Beelden die met andere apparatuur gemaakt zijn, kunnen wellicht niet geknipt worden.
Films, beelden afgedrukt met [TEKST AFDR.] en beelden die opgenomen werden met [ ],
[ ] of [ ] kunnen niet bijgesneden worden.
Informatie m.b.t. de gezichtdetectie in het originele beeld zal niet gekopieerd worden naar
beelden die [BIJSNIJD.] ondergaan hebben.
[BIJSNIJD.]
Druk op 2/1 om het beeld te kiezen en druk
vervolgens op [MENU/SET].
Gebruik het
zoomhendeltje en druk op
3/4/2/1 om de te
knippen delen te
selecteren.
Zoomhendel (T): Vergroting
Zoomhendeltje (W): Reductie
3/4/2/1: Verplaatsen
Reductie Vergroting
()
De positie verplaatsen
()
- 169 -
Geavanceerd (Terugspelen)
Enigszins kantelen van het beeld kan afgesteld worden.
Selecteer [LEVELING] op het [AFSPELEN] functiemenu. (P28)
Druk op [] om terug te gaan naar het menuscherm.
Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
Aantekening
Beeldkwaliteit kan ruw worden wanneer het recht zetten uitgevoerd wordt.
Opgenomen pixels kunnen afnemen in vergelijking met het originele beeld wanneer het
rechtzetten uitgevoerd worden.
Recht zetten zou niet uitgevoerd kunnen worden op beelden die opgenomen zijn met andere
apparatuur.
Het kan zijn dat nivelleren niet mogelijk is met foto’s die van films gemaakt zijn.
Films, beelden afgedrukt met [TEKST AFDR.] en beelden die opgenomen werden met [ ],
[ ] of [ ] kunnen niet genivelleerd worden.
Informatie m.b.t. de gezichtdetectie in het originele beeld zal niet gekopieerd worden naar
beelden die [LEVELING] ondergaan hebben.
[LEVELING]
Druk op 2/1 om het beeld te kiezen en druk vervolgens op [MENU/
SET].
Druk op 2/1 om de kanteling bij te stellen en druk
vervolgens op [MENU/SET].
1: met de klok mee
2: tegen de klok in
Tot 2 o kan afgesteld worden.
Op 3 drukken om [JA] te kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
Geavanceerd (Terugspelen)
- 170 -
Deze stand biedt u de mogelijkheid automatisch beelden verticaal af te beelden als deze
gemaakt zijn met het toestel verticaal gehouden.
Selecteer [LCD ROTEREN] op het [AFSPELEN] functiemenu. (P28)
Aantekening
Wanneer u opnamen terugspeelt op een PC, zouden deze niet afgebeeld kunnen worden in de
gedraaide richting tenzij het OS of de software compatibel is met Exif. Exif is een formaat voor
stilstaande opnamen waarmee opname-informatie enz. toegevoegd kan worden. Dit werd
vastgesteld door “JEITA (Japan Electronics and Information Technology Industries
Association)”.
Het kan zijn dat u opnamen die met andere apparatuur gemaakt zijn, niet kunt draaien.
De display wordt niet gedraaid tijdens Meervoudige terugspeelfunctie (P59).
[LCD ROTEREN]
Op 4 drukken om [ON] te kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
De opnamen worden afgebeeld zonder gedraaid te worden
wanneer u [OFF] kiest.
Lees P58 voor informatie over hoe u beelden terug kunt spelen.
Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
- 171 -
Geavanceerd (Terugspelen)
U kunt het volgende doen als er een markering toegevoegd is aan opnamen en deze
ingesteld zijn als favorieten.
Alleen de beelden die ingesteld zijn als favorieten afspelen. ([FAVORIET AFSP.])
De opnamen die ingesteld zijn als favorieten alleen als diavoorstelling afspelen.
Alle beelden wissen die niet ingesteld zijn als favorieten. ([ALLES WISSEN BEHALVEÜ])
Selecteer [FAVORIETEN] op het [AFSPELEN] functiemenu. (P28)
Alle [FAVORIETEN] instellingen annuleren
1 [ANNUL] op het scherm dat getoond wordt in stap 2 kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
2 Op 3 drukken om [JA] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken.
3 Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
U kunt niet [ANNUL] selecteren als er geen enkel beeld ingesteld is als favoriet.
Aantekening
U kunt tot en met 999 beelden als favorieten instellen.
Wanneer u beelden af laat drukken door een fotograaf is [ALLES WISSEN BEHALVEÜ] (P63)
handig omdat hiermee alleen de beelden die u af wenst te laten drukken op de kaart blijven
staan.
Het kan zijn dat u opnamen die met andere apparatuur gemaakt zijn niet als favorieten in kunt
stellen.
De beelden die opgenomen werden met [KWALITEIT] op [ ] kunnen niet op [FAVORIETEN]
gezet worden.
[FAVORIETEN]
Op 4 drukken om [ON] te kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
U kunt geen beelden als favorieten instellen als [FAVORIETEN]
ingesteld is op [OFF]. Bovendien zal [Ü] niet verschijnen
wanneer [FAVORIETEN] ingesteld is op [OFF] zelfs als deze
eerder op [ON] gezet is.
Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
Op 2/1 drukken om het beeld te selecteren en
dan op 4 drukken.
Herhaal de bovenstaande procedure.
Als 4 opnieuw ingedrukt wordt, wordt de favoriete instelling
geannuleerd.
Geavanceerd (Terugspelen)
- 172 -
DPOF “Digital Print Order Format” is een systeem waarmee de gebruiker kan kiezen
welke opnamen hij afdrukt, hoeveel exemplaren van elk beeld hij afdrukt en of de
opnamedatum wel of niet afgedrukt moet worden met een DPOF-compatibele fotoprinter
of fotograaf. Voor details raadpleegt u uw fotograaf.
Wanneer u beelden die op het ingebouwde geheugen staan af wenst te laten drukken
door een fotograaf, dient u deze beelden naar een kaart (P176) te kopiëren en vervolgens
de afdrukinstelling in te stellen.
Selecteer [PRINT INST.] op het [AFSPELEN] functiemenu. (P28)
Druk op 3/4 om het aantal afdrukken in te stellen en druk
vervolgens op [MENU/SET] om in te stellen.
Wanneer [MULTI] geselecteerd is, stappen 3 en 4 voor elk beeld herhalen. (Het is niet
mogelijk dezelfde instelling te gebruiken voor meerdere beelden.)
Druk op [] om terug te keren naar het menuscherm.
Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
[PRINT INST.]
Op 3/4 drukken om [ENKEL] of [MULTI] te kiezen
en vervolgens op [MENU/SET] drukken.
Selecteer het beeld en druk
vervolgens op [MENU/SET].
[ENKEL] [MULTI]
Op 2/1 drukken om
het beeld te kiezen.
Druk op 3/4/2/1
om de beelden te
selecteren.
- 173 -
Geavanceerd (Terugspelen)
Alle [PRINT INST.] instellingen annuleren
1 [ANNUL] op het scherm dat getoond wordt in stap 2 kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
2 Op 3 drukken om [JA] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken.
3 Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
U kunt [ANNUL] niet selecteren als er geen enkel beeld ingesteld is voor afdrukken.
De datum afdrukken
Na het instellen van het aantal afdrukken, kunt u het afdrukken met de opnamedatum
instellen/annuleren door op [DISPLAY] te drukken.
Wanneer u naar een fotograaf voor digitaal afdrukken gaat, dient u het afdrukken van de datum
apart te bestellen indien u dat wenst.
Afhankelijk van de fotograaf of de printer, zou de datum niet afgedrukt kunnen worden zelfs als
u instelt op het afdrukken van de datum. Voor verdere informatie raadpleegt u uw fotograaf of
de gebruiksaanwijzing van uw printer.
De datum kan niet afgedrukt worden op opnamen die bedrukt zijn met tekst.
Aantekening
Het aantal afdrukken kan ingesteld worden tussen 0 en 999.
Met een printer die PictBridge verdraagt, zou het afdrukken van de datum als een
prioriteitinstelling kunnen zijn, controleer dus of dit zo is.
Het zou niet mogelijk kunnen zijn de afdrukinstellingen te gebruiken met andere apparatuur. In
dit geval, alle instellingen annuleren en de instellingen opnieuw instellen.
[PRINT INST.] kan niet ingesteld worden voor films en beelden die opgenomen werden met
[KWALITEIT] op [ ].
Indien het bestand niet gebaseerd is op de DCF-standaard, kan de afdrukinstelling niet
ingesteld worden.
Geavanceerd (Terugspelen)
- 174 -
U kunt een beveiliging instellen voor opnamen waarvan u niet wilt dat ze per ongeluk
gewist kunnen worden.
Selecteer [BEVEILIGEN] op het [AFSPELEN] functiemenu. (P28)
Druk op [] om terug te keren naar het menuscherm.
Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
Alle instellingen [BEVEILIGEN] annuleren
1 [ANNUL] op het scherm dat getoond wordt in stap 2 kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
2 Op 3 drukken om [JA] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken.
3 Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
Als u op [MENU/SET] drukt terwijl u de beveiliging annuleert, zal het annuleren halverwege
stoppen.
Aantekening
De beveiliging werkt eventueel niet op andere apparatuur.
Zelfs als u opnamen in het ingebouwde geheugen of op een kaart beveiligt, zullen ze gewist
worden als het ingebouwde geheugen of de kaart geformatteerd wordt.
Zelfs als u beelden niet beveiligt op een kaart, kunnen deze niet gewist worden wanneer de
Schrijfbeveiligingschakelaar van de kaart ingesteld staat op [LOCK].
[BEVEILIGEN]
Op 3/4 drukken om [ENKEL] of [MULTI] te kiezen
en vervolgens op [MENU/SET] drukken.
Selecteer het beeld en
vervolgens op [MENU/SET]
drukken.
Wanneer [MULTI] geselecteerd is
Deze stappen herhalen voor elk beeld.
De instellingen worden geannuleerd
wanneer er opnieuw op [MENU/SET]
gedrukt wordt.
[ENKEL] [MULTI]
Op 2/1 drukken om
het beeld te kiezen.
Druk op 3/4/2/1
om de beelden te
selecteren.
- 175 -
Geavanceerd (Terugspelen)
U kunt de informatie m.b.t. de Gezichtsdetectie wissen of veranderen voor het
geselecteerde beeld.
Selecteer [GEZ.HERK. BEW.] op het [AFSPELEN] functiemenu. (P28)
Aantekening
Gewiste informatie m.b.t. de [GEZICHT HERK.] kan niet hersteld worden.
Wanneer alle informatie van de Gezichtsdetectie in een beeld geannuleerd is, zal het beeld niet
onderverdeeld worden m.b.v. de Gezichtsdetectie in [CATEGOR. AFSP.].
U kunt de informatie van de Gezichtsdetectie van beschermde beelden niet bewerken.
[GEZ.HERK. BEW.]
Op 3/4 drukken om [REPLACE] of [DELETE] te
kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken.
Op 2/1 drukken om het beeld te selecteren en
dan op [MENU/SET] drukken.
U kunt geen beelden selecteren waarvoor de informatie van
Gezichtsdetectie niet geregistreerd is.
Op 2/1 drukken om de persoon te selecteren en
vervolgens op [MENU/SET] drukken.
[DELETE] > stap 6.
U kunt een persoon die niet geregistreerd is kunt u niet
selecteren.
Op 3/4/2/1 drukken om de te vervangen
persoon te selecteren en dan op [MENU/SET]
drukken.
Op 3 drukken om [JA] te kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
Druk op [] om terug te keren naar het
menuscherm.
Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
Geavanceerd (Terugspelen)
- 176 -
U kunt de gegevens van de beelden de u gemaakt hebt kopiëren van het ingebouwde
geheugen naar een kaart of van een kaart naar het ingebouwde geheugen.
Selecteer [KOPIE] op het [AFSPELEN] functiemenu. (P28)
Op 3/4 drukken om het menu-onderdeel te
kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken.
Op 2/1 drukken om het beeld te selecteren en dan op [MENU/SET]
drukken.
Op 3 drukken om [JA] te kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
Als u op [MENU/SET] drukt terwijl u de beeldenkopieert, zal
het kopiëren halverwege stoppen.
Het toestel niet op geen enkel moment uitschakelen tijdens het
kopieerproces.
Druk op [] om terug te keren naar het menuscherm.
Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
Als u wilt kopiëren van het ingebouwde geheugen naar een kaart, worden alle beelden
gekopieerd en keert het scherm vervolgens automatisch terug naar het afspeelscherm.
Aantekening
Als u beeldgegevens kopieert van het ingebouwde geheugen naar een kaart die niet
voldoende vrije ruimte heeft, zullen de beeldgegevens slechts gedeeltelijk gekopieerd worden.
We raden aan een kaart te gebruiken die meer vrije ruimte heeft dat het ingebouwde geheugen
(ongeveer 40 MB).
Als er een beeld bestaat met dezelfde naam (mapnummer/bestandsnummer) als het naar de
kopieerbestemming te kopiëren beeld wanneer [ ] geselecteerd is, wordt er een nieuw
mapnummer gecreëerd en wordt het beeld gekopieerd. Als er een beeld bestaat met dezelfde
naam (mapnummer/bestandsnummer) als het naar de kopieerbestemming te kopiëren beeld
wanneer [ ] geselecteerd is, wordt dat beeld niet gekopieerd. (P215)
Het kan even duren om de gegevens te kopiëren.
Alleen met een Panasonic digitale camera (LUMIX) opgenomen opnamen zullen gekopieerd
worden.
(Zelfs als de beelden opgenomen werden met een Panasonic digitale camera, zou u niet in
staat kunnen zijn de beelden te kopiëren als ze bewerkt zijn met een PC.)
[PRINT INST.], [BEVEILIGEN] of [FAVORIETEN] instellingen zullen niet gekopieerd worden.
Voer de instellingen opnieuw uit nadat het kopiëren voltooid is.
Bewegend beeld opgenomen in [AVCHD Lite] kan niet gekopieerd worden.
[KOPIE]
: Alle beeldgegevens die in het ingebouwde geheugen
zijn opgeslagen, worden in één keer gekopieerd op de
kaart.
> stap 4.
: Er wordt één beeld tegelijk gekopieerd van de kaart naar
het ingebouwde geheugen.
> stap 3.
- 177 -
Aansluiten op andere apparatuur
[AFSPELEN] functie: ¸
Aansluiten op andere apparatuur
Beelden terugspelen op een TV-scherm
Voorbereiding:
[TV-ASPECT] instellen. (P37)
Schakel het toestel en de televisie uit.
1 Geel: naar de videoaansluiting
2 Wit: naar de geluidsaansluiting
A De markeringen uitlijnen en erin doen.
B AV-kabel (bijgeleverd)
Controleer de richtingen van de connectors, en doe ze er recht in of haal ze er recht uit.
(Anders zouden de connectors verbogen kunnen worden en dit zal problemen opleveren.)
De AV-kabel B (bijgeleverd) aansluiten op de video- en
geluidaansluitingen op de TV.
De AV-kabel aansluiten op de [AV OUT] aansluiting op het toestel.
De televisie aanzetten en “externe aansluiting” kiezen.
Zet het toestel aan en druk vervolgens op [(].
Opnamen terugspelen met de AV-kabel (bijgeleverd)
Aansluiten op andere apparatuur
- 178 -
Aantekening
Afhankelijk van de beeldverhouding kunnen boven, onder, links en rechts van de beelden
zwarte stroken weergegeven worden.
Geen andere AV-kabels gebruiken dan de meegeleverde kabel.
De gebruiksaanwijzing van de TV lezen.
Als u een beeld verticaal terugspeelt, kan het wazig zijn.
U kunt opnamen bekijken op TVs in andere landen of plaatsen met een NTSC of PAL-systeem
als u [VIDEO UIT] in het [SET-UP] menu instelt.
De gemaakte stilstaande beelden kunnen afgespeeld worden op een TV met een
SD-geheugenkaartgleuf.
Aantekening
Afhankelijk van het TV-model kunnen de opnamen misschien niet afgespeeld worden op het
hele scherm.
Bewegende beelden die opgenomen zijn met [AVCHD Lite] kunnen afgespeeld worden op
Panasonic TV’s (VIERA) met de AVCHD-logomarkering. In alle andere gevallen, het toestel
met de TV verbinden m.b.v. de AV-kabel (bijgeleverd) en het bewegende beeld afspelen.
SDHC-geheugenkaarten kunnen niet afgespeeld worden tenzij het een TV betreft die
compatibel is met SDHC-geheugenkaarten of SDXC-geheugenkaarten.
SDXC-geheugenkaarten kunnen niet afgespeeld worden tenzij het een TV betreft die
compatibel is met SDXC-geheugenkaarten.
U kunt beelden en bewegende beelden van hoge kwaliteit verkrijgen op de TV door het
toestel te verbinden met de HDMI compatibele hoge definitie-TV m.b.v. de
HDMI-minikabel (optioneel).
Opnamen terugspelen op een TV met een slot voor een
SD-geheugenkaart
Afspelen op de TV met de HDMI-aansluiting
Wat is HDMI?
HDMI is de interface voor digitale inrichtingen. Wanneer dit apparaat verbonden is aan
een HDMI compatibele inrichting, kunnen het beeld en het geluid uitgegeven worden
met een digitaal signaal. Als u dit apparaat aan een HDMI -compatibele hoge
definitie-TV verbindt en vervolgens de opgenomen hoge definitie definitiebeelden
afspeelt, kunt u deze in hoge resolutie verkrijgen met geluid van hoge kwaliteit.
Als u dit toestel aansluit op een Panasonic-TV die compatibel is met VIERA Link, is het
mogelijk gekoppelde handelingen (VIERA Link) uit te voeren. (P181)
- 179 -
Aansluiten op andere apparatuur
Voorbereiding:
Controleer de [HDMI-FUNCTIE]. (P38)
Schakel het toestel en de televisie uit.
1 HDMI-aansluiting
2 TV met HDMI-aansluiting
3 HDMI mini (C-type)
A De markeringen uitlijnen en erin doen.
B HDMI-minikabel (optioneel)
Controleer de richting van de aansluitingen en trek de kabel er recht in/uit terwijl u de stekker
vasthoudt. (Het schuin of in de verkeerde richting insteken van de stekker kan storingen
veroorzaken door vervorming van de aansluiting.)
De HDMI-minikabel B (optioneel) met op de HDMI-inputaansluiting
op de TV verbinden.
Sluit de HDMI-minikabel aan op de [HDMI]-aansluiting op de camera.
Zet de TV aan en schakel over naar de HDMI-ingang.
Zet het toestel aan en druk vervolgens op [(].
Wanneer [VIERA Link] (P38) op [ON] staat en de camera wordt aangesloten op een TV
die VIERA Link ondersteunt, wordt de ingang van de TV automatisch omgeschakeld en
wordt het afspeelscherm weergegeven (P181).
HDMI IN
Aansluiten op andere apparatuur
- 180 -
Aantekening
Afhankelijk van de beeldverhouding kunnen boven, onder, links en rechts van de beelden
stroken weergegeven worden.
Gebruik altijd een originele Panasonic HDMI minikabel (RP-CDHM15, RP-CDHM30 optioneel).
Onderdeelnummers: RP-CDHM15 (1,5 m), RP-CDHM30 (3,0 m)
Tijdens de HDMI-uitzending wordt geen enkel beeld op de LCD-monitor/Externe live-zoeker
(DMW-LVF1; optioneel) weergegeven.
Uitgave van de HDMI-minikabels heeft prioriteit wanneer zowel de AV-kabel en de
HDMI-minikabel verbonden zijn.
HDMI-output is niet mogelijk, zelfs als u de HDMI-minikabel aansluit terwijl het toestel is
aangesloten op de PC of printer.
De HDMI-aansluiting is uitgeschakeld en de aansluiting met de USB aansluitkabel zal de
prioriteit hebben wanneer de USB aansluitkabel aangesloten wordt terwijl de HDMI-minikabel
aangesloten is.
Wanneer er beelden afgebeeld worden, zouden deze niet juist afgebeeld kunnen worden
afhankelijk van het type TV.
De gebruiksaanwijzing van de TV lezen.
Het geluid zal afgespeeld worden als mono.
De volgende functies kunnen in de Afspeelfunctie niet ingesteld worden.
[TITEL BEW.], [SPLITS VIDEO], [TEKST AFDR.], [NW. RS.], [BIJSNIJD.], [LEVELING],
[GEZ.HERK. BEW.], [KOPIE], meervoudige selectie, enz.
- 181 -
Aansluiten op andere apparatuur
Voorbereiding:
Zet de [VIERA Link] op [ON]. (P38)
Dit apparaat verbinden aan een Panasonic TV die compatibel is met
VIERA Link met een HDMI minikabel (optioneel) (P178).
Zet het toestel aan en druk vervolgens op [(].
Ga te werk met de afstandbediening voor de TV.
Panasonic TV compatibel met VIERA Link
¢ De vorm van de afstandsbediening varieert afhankelijk van de regio. Hanteer de volgende
TV-gids die op het scherm afgebeeld wordt.
Afspelen m.b.v. VIERA Link (HDMI) (HDAVI Control™)
Wat is VIERA Link?
Met deze functie kunt u met behulp van de afstandsbediening voor de Panasonic-TV
eenvoudige handelingen uitvoeren wanneer dit toestel met behulp van een HDMI-minikabel
(optioneel) voor automatisch gekoppelde handelingen is aangesloten op het
VIERA Link-compatibele apparaat. (Niet alle handelingen zijn mogelijk.)
VIERA Link is een unieke Panasonic-functie die met behulp van de HDMI CEC (Consumer
Electronics Control)-standaard is afgeleid van een HDMI-besturingsfunctie. Gekoppelde
handelingen met HDMI CEC-compatibele apparaten van andere fabrikanten worden niet
gegarandeerd. Als u apparaten van andere fabrikanten die compatibel zijn met VIERA Link
gebruikt, raadpleeg dan de gebruiksaanwijzing voor de respectieve apparaten.
Dit apparaat is compatibel met VIERA Link Ver.5. VIERA Link Ver.5 is de nieuwste
Panasonic versie en is ook compatibel met de bestaande Panasonic
VIERA Linkinrichtingen. (Per december 2009)
1 [OPTION]
2 [OK]
3 [RETURN]
Aansluiten op andere apparatuur
- 182 -
Handige functies
Ga te werk met de afstandbediening voor de TV.
Meervoudig terugspelen
Dit wordt afgebeeld aan het begin wanneer u de
VIERA Link gebruikt.
3/4/2/1: Selecteer het beeld.
[OK]: Ga naar de één-schermdisplay.
Rode toets: Schakel de af te spelen gegevenstypen.
[OPTION]: Beeld het selectiescherm van de
Afspeelfunctie af.
Het soort gegevens voor afspelen verandert in de volgorde van
[ALLE]
> [] > [] > [] > [ALLE].
Ofwel de [NORMAAL AFSP.], [DIASHOW], [CATEGOR. AFSP.],
[KALENDER] of de [FAVORIET AFSP.] kan geselecteerd worden
in het selectiescherm van de Afspeelfunctie.
n-schermdisplay
Selecteer het beeld terwijl u zich in Meervoudig
Terugspelen bevindt en druk dan op [OK].
2/1: Ga naar het vorige/volgende beeld.
3: Beeld de opname-informatie af.
4: Keer terug naar Meervoudig Afspelen.
[OK]: Speel het bewegend beeld af (wanneer
bewegend beeld geselecteerd is).
Rode toets: Start de Diavoorstelling.
[OPTION]: Ga naar het instellingscherm van de
Diavoorstelling.
Gebruik tijdens het afspelen van de film 2/1 om vooruit/
achteruit te gaan en 4 om het afspelen te stoppen.
Diavoorstelling
Druk op de Rode toets tijdens de één-schermdisplay.
2/1: Ga naar vorige/volgende beeld (wanneer de
Diavoorstelling gepauzeerd wordt/wanneer er
bewegend beeld afgepespeeld wordt).
4: Bindig de Diavoorstelling en keer terug
naar één-schermdisplay.
[OK]: Pauze.
[OPTION]: Ga naar het instellingscherm van de
Diavoorstelling.
Om het geluid van de bewegende beelden af te spelen, de
[GELUID] in het instellingscherm van de Diavoorstelling instellen
op [AUTO] of [AUDIO].
A bedieningsicoon
A
A
- 183 -
Aansluiten op andere apparatuur
Aantekening
Bedieningsiconen worden verborgen door op [RETURN] te drukken of als er geen bediening
uitgevoerd wordt gedurende een bepaalde tijd wanneer de bedieningsiconen afgebeeld
worden. De bedieningsiconen worden afgebeeld wanneer één van de volgende toetsen
ingedrukt wordt terwijl de bedieningsiconen niet afgebeeld worden.
3/4/2/1, [OK], [OPTION], [RETURN], Rode toets, Groene toets, Gele toets
Als de TV over twee of meer HDMI-ingangsaansluitingen beschikt, wordt aangeraden dit
toestel niet aan te sluiten op de HDMI1-aansluiting maar op een andere HDMI-aansluiting.
Wanneer [VIERA Link] (P38) van dit toestel op [ON] staat, kan dit toestel slechts beperkt met
behulp van de knop worden bediend.
VIERA Link moet op de aangesloten TV worden geactiveerd. (Raadpleeg de
gebruiksaanwijzing van de TV om te lezen hoe u instelt enz.)
Indien u geen VIERA Link gebruikt, zet u [VIERA Link] (P38) op [OFF].
Andere gekoppelde handelingen
Het toestel uitzetten:
Als u de TV uitzet met behulp van de afstandsbediening voor de TV, gaat dit toestel ook uit.
Automatische ingangsschakeling:
Als u een verbinding maakt met een HDMI minikabel en vervolgens de stroom op dit apparaat
aanzet en dan op [(] drukt, schakelt het inputkanaal op de TV automatisch naar het scherm
van dit apparaat. Als de stroom van de TV in stand-by staat, zal deze automatisch aangaan
(als [Set] geselecteerd is voor de instelling van de TV [Power on link] instelling).
Afhankelijk van de HDMI-aansluiting op de TV, wisselt het ingangskanaal mogelijk niet
automatisch. Wissel het ingangskanaal in dat geval met behulp van de afstandsbediening voor
de TV. (Voor meer informatie over het wisselen van de input, lees de gebruiksaanwijzing voor
de TV.)
Ga naar pagina 225 als VIERA Link niet goed werkt.
Aantekening
Als u niet zeker weet of de TV die u gebruikt compatibel is met VIERA Link, leest u dan de
gebruiksaanwijzing van de TV.
Welke tussen het toestel en een Panasonic-TV gekoppelde handelingen beschikbaar zijn, is
afhankelijk van het type Panasonic TV, zelfs als zij compatibel zijn met VIERA Link. Raadpleeg
de gebruiksaanwijzing van de TV voor meer informatie over de handelingen op de TV die
worden ondersteund.
Bediening is niet mogelijk met een kabel die niet voldoet aan de HDMI-standaard.
Gebruik altijd een originele Panasonic HDMI minikabel (RP-CDHM15, RP-CDHM30 optioneel).
Onderdeelnummers: RP-CDHM15 (1,5 m), RP-CDHM30 (3,0 m)
VIERA Link werkt niets, zelfs niet als u de HDMI-minikabel aansluit terwijl het toestel is
aangesloten op de PC of printer.
[HDMI-FUNCTIE] (P38) voor dit toestel wordt automatisch bepaald wanneer de VIERA Link
werkt.
De resolutie kan automatisch omgeschakeld worden als een [AVCHD Lite] video, die met een
ander toestel opgenomen werd, op dit toestel afgespeeld wordt. Het beeldscherm kan even
zwart worden wanneer dat het geval is, maar dit is geen storing.
Aansluiten op andere apparatuur
- 184 -
Opslaan van de opgenomen stilstaande beelden
en bewegende beelden
Methoden om stilstaande en bewegende beelden te exporteren naar andere inrichtingen
zullen variëren afhankelijk van het bestandsformaat. (JPEG, RAW, AVCHD Lite of Motion
JPEG). Hier volgen enige suggesties.
Bestandsformaten die gebruikt kunnen worden: [AVCHD Lite], [Motion JPEG]
Met gebruik van een DVD-recorder of een video recorder, kopieert u beelden die met dit
apparaat afgespeeld worden naar een DVD-disc, harde schijf of een video cassette.
Dit kan afgespeeld worden met apparatuur dat niet compatibel is met hoge definitie
(AVCHD), daarom is het handig voor het uitdelen van kopieën. Het beeld zal deze keer
standaard kwaliteit zijn i.p.v. een hoge definitie.
1 Verbind dit apparaat met de opnameapparatuur met een AV-kabel
(meegeleverd).
2 Start het afspelen van dit apparaat.
3 Start de opname op de opnameapparatuur.
Wanneer het opnemen (kopiëren) eindigt, het afspelen op dit apparaat stoppen na het
stoppen van het opnemen in de opnameapparatuur.
Aantekening
Wanneer u bewegende beelden afspeelt op een 4:3 aspectratio-TV, moet u [TV-ASPECT]
(P37) op dit apparaat instellen op [4:3] voordat u een kopie start. Het beeld zal verticaal lang
zijn als u bewegende beelden die gekopieerd zijn met [16:9] instelling op een [4:3] aspect-TV
afspeelt.
Geen andere AV-kabels gebruiken dan de meegeleverde kabel.
Het wordt aanbevolen de display van het scherm uit te schakelen door op de [DISPLAY] op het
toestel te drukken terwijl u kopieert. (P64)
Zie de instructiehandleiding voor de opnameapparatuur over de details van het kopiëren en het
afspelen.
Kopieer het afspeelbeeld m.b.v. een AV-kabel
1 Geel: naar de videoaansluiting
2 Wit: naar de geluidsinputaansluiting
A AV-Kabel (meegeleverd)
- 185 -
Aansluiten op andere apparatuur
Bestandformaten die gebruikt kunnen worden: [JPEG], [RAW], [AVCHD Lite], [Motion
JPEG]
Het is mogelijk om foto’s en video’s te verwerven die opgenomen zijn in de formaten
[AVCHD Lite] of [MOTION JPEG], of om DVD-video’s van conventionele
standaardkwaliteit te creëren uit de video die opgenomen was als [AVCHD Lite], met
gebruik van “PHOTOfunSTUDIO 5.0 HD Edition” op de (bijgeleverde) CD-ROM. (P186)
Ook kunt u beelden naar een DVD schrijven, meervoudige
beelden combineren om een enkelvoudig panoramabeeld te
creëren of een diavoorstelling creëren door audio en/of muziek
toe te voegen. Deze beelden kunnen vervolgens op een DVD
bewaard worden.
1 Installeer “PHOTOfunSTUDIO 5.0 HD Edition” op de PC.
Lees de afzonderlijke gebruiksaanwijzing voor de bijgeleverde software voor meer
informatie over de software die op de (bijgeleverde) CD-ROM staat en hoe deze te
installeren.
2 Sluit het toestel aan op de PC.
Raadpleeg voor details over de aansluiting Aansluiting op de PC (P186).
3 Kopieer de beelden naar de PC met gebruik van “PHOTOfunSTUDIO 5.0 HD
Edition”.
Raadpleeg voor details de handleiding van “PHOTOfunSTUDIO 5.0 HD Edition” (PDF).
Aantekening
U zult niet in staat zijn om de verworven [AVCHD Lite] video’s af te spelen als de bestanden of
de nappen van deze video’s gewist, gewijzigd of verplaatst zijn met Windows Explorer of een
gelijkaardige browser. Wees er dus zeker van om [AVCHD Lite] video’s te verwerven met
“PHOTOfunSTUDIO 5.0 HD Edition”.
Kopiëren naar een PC met gebruik van
“PHOTOfunSTUDIO 5.0 HD Edition”
Aansluiten op andere apparatuur
- 186 -
Aansluiting op de PC
U kunt opnamen op een PC zetten door het toestel en de PC met elkaar te verbinden.
Sommige PC's kunnen direct van de kaart lezen die uit de camera gehaald is. Voor details, de
handleiding raadplegen van uw PC.
Als de gebruikte computer geen SDXC-geheugenkaarten ondersteunt, kan een bericht
verschijnen waarin u verzocht wordt om te formatteren (door te formatteren zullen de
opgenomen beelden gewist worden, dus kies ervoor niet te formatteren).
Als de kaart niet herkend wordt, raadpleeg dan onderstaande website voor
ondersteuning.
http://panasonic.net/avc/sdcard/information/SDXC.html
U kunt de beelden die u heeft geïmporteerd gemakkelijk afdrukken of versturen. Het gebruik
van de PHOTOfunSTUDIO 5.0 HD Edition” bijbehorende software op de CD-ROM
(meegeleverd) is een handige manier om dit te doen.
Lees de aparte werkingsinstructies voor de geleverde software voor meer informatie over de
software in de CD-ROM (bijgeleverd) en hoe het geïnstalleerd moet worden.
PC die gebruikt kan worden
PC met Windows 98/98SE of eerdere versie of Mac OS 8.x of ouder kan niet verbonden
worden via USB, maar deze kan de beelden verkrijgen als er een SD-geheugenkaartlezer/
schrijver gebruikt kan worden.
¢1 Het is niet nodig voor Internet Explorer 6.0 of nieuwere versie geïnstalleerd te worden. Een
PC met een hogere verwerkingsprestatie wordt afhankelijk van de te gebruiken functie. Deze
zou niet correct kunnen afspelen of werken afhankelijk van de omgeving van de gebruikte
PC.
¢2 De [AVCHD Lite] bewegende beelden altijd m.b.v. de “PHOTOfunSTUDIO 5.0 HD
Edition” verkrijgen.
Windows Macintosh
98/98SE Me/2000 XP/Vista/7 OS 9/OS X
Kan de
PHOTOfunSTUDIO
gebruikt worden?
¢1
Kan het [AVCHD Lite]
bewegende beeld
verkregen worden op de
PC?
¢2
Kunnen de stilstaande
beelden en
[MOTION JPEG]
bewegende beelden in
het digitale toestel
verkregen worden op de
PC m.b.v. een
USB-verbindingskabel?
(OS 9.2.2/OS X
[10.1~10.6])
- 187 -
Aansluiten op andere apparatuur
Voorbereiding:
Zet het toestel en de PC aan.
Verwijder de kaart voordat u de beelden gebruikt in het ingebouwde geheugen.
A USB aansluitkabel (bijgeleverd)
Controleer de richtingen van de connectors, en doe ze er recht in of haal ze er recht uit.
(Anders zouden de connectors verbogen kunnen worden en dit zal problemen opleveren.)
B De markeringen uitlijnen en erin doen.
Een batterij met voldoende batterijstroom of de AC-adapter (optioneel) en DC-koppelaar
(optioneel) gebruiken. Als de resterende batterijstroom laag wordt terwijl het toestel en de PC
communiceren, knippert het statuslampje en hoort u een alarm.
Raadpleeg
De USB-aansluitingskabel veilig losmaken. (P188) voordat u de
USB-aansluitkabel losmaakt. Anders zouden er gegevens beschadigd kunnen raken.
Het verkrijgen van stilstaande beelden en [MOTION JPEG] bewegende beelden
(behalve [AVCHD Lite] bewegende beelden)
Aansluiten op andere apparatuur
- 188 -
Sluit het toestel aan op een PC met de USB-kabel A (bijgeleverd).
Geen andere USB-verbindingkabels gebruiken dan de meegeleverde
USB-verbindingkabel.
Gebruik van andere kabels dan de meegeleverde USB-verbindingkabel zou storing
kunnen veroorzaken.
M.b.v. een slepen-en-laten vallen-operatie, de beelden die u wilt
verkrijgen of de map waar deze beelden in opgeslagen zitten naar
een andere map op de PC verplaatsen.
De USB-aansluitingskabel veilig losmaken.
Ga over tot de verwijdering van de hardware m.b.v. “Veilig Hardware Verwijderen” op het
opdrachtblad van de PC. Als de icoon niet afgebeeld wordt, controleren dat [TOEGANG] niet
afgebeeld is op de LCD-monitor van het digitale toestel voordat u de hardware verwijdert.
Aantekening
Dit apparaat kan niet rechtop staan wanneer de AC-adapter aangesloten is. Wanneer u deze
op een oppervlak zet en bedient, raden we aan deze op een zachte doek te plaatsen.
Zet het toestel uit voordat u de AC-adapter (optioneel) verbindt of loskoppelt.
Voordat u een kaart erin doet of verwijdert, het toestel uitzetten en de USB-aansluitingskabel
loskoppelen. Anders zouden gegevens beschadigd kunnen raken.
Op 3/4 drukken om [PC] te kiezen en vervolgens
op [MENU/SET] drukken.
Als [USB MODE] (P37) van te voren ingesteld is op [PC] in het
[SET-UP] menu, zal het toestel automatisch verbonden worden
aan de PC zonder het [USB MODE] selectiescherm af te
beelden. Dit is handig omdat deze niet elke keer dat u de PC
verbindt ingesteld hoeft te worden.
Wanneer het toestel aangesloten is op de PC met [USB MODE]
ingesteld op [PictBridge(PTP)], zou er een bericht kunnen
verschijnen op het scherm van de PC. Selecteer [Cancel] om
het scherm te sluiten, en koppel het toestel los van de PC. Stel
dan [USB MODE] weer in op [PC].
Dubbel klikken op [Removable Disk] in [My Computer].
Wanneer u een Macintosh gebruikt, wordt de drive op de desktop afgebeeld. (“LUMIX”,
“NO_NAME” of “Untitled” wordt afgebeeld.)
Dubbel klikken op [DCIM] map.
PictBridge(PTP)
PC
USB MODE
SEL. USB MODE
SELEC
INST.
- 189 -
Aansluiten op andere apparatuur
De inhoud bekijken van het ingebouwde geheugen of kaart m.b.v. de PC
(mapsamenstelling)
Mappen en beelden die verwerkt worden in de PC kunnen niet afgespeeld worden op het
toestel. Er wordt aangeraden de “PHOTOfunSTUDIO 5.0 HD Edition” meegeleverde
software op de CD-ROM (bijgeleverd) te gebruiken wanneer u het beeld van PC naar een
kaart schrijft.
Er wordt een nieuwe map gecreëerd wanneer er beelden gemaakt worden in de volgende
situaties.
Nadat [NR. RESET] (P36) in het [SET-UP] menu uitgevoerd is
Wanneer er een kaart die een map bevat met dezelfde mapnaam ingedaan is (Zoals wanneer
er beelden gemaakt werden m.b.v. een toestel van een ander merk)
Wanneer er een beeld is met het nummer 999 binnenin de map
Verbinding in de PTP-functie (alleen Windows
R
XP, Windows Vista
R
, Windows
R
7
en Mac OS X)
Op [USB MODE] tot [PictBridge(PTP)] instellen.
Gegevens kunnen nu alleen gelezen worden vanaf de kaart naar de PC.
Als er 1000 of meer beelden op een kaart staan, kan het zijn dat de beelden niet in de
PTP-functie geïmporteerd kunnen worden.
[AVCHD Lite] bewegend beeld kan niet afgespeeld worden in PTP-functie.
1 Mapnummer
2 Bestandsnummer
3 JPG: Opnamen
MOV: [MOTION JPEG]
Bewegende beelden
RW2: Beelden in RAW-bestanden
MISC: DPOF-print
Favorieten
AVCHD: [AVCHD Lite] Bewegende
beelden
Aansluiten op andere apparatuur
- 190 -
Beelden afdrukken
Als u het toestel verbindt aan een printer die PictBridge verdraagt, kunt u de af te drukken
beelden selecteren en aangeven dat het afdrukken gestart moet worden op de
LCD-monitor van het toestel.
Sommige printers kunnen direct van de kaart afdrukken die uit de camera gehaald is. Voor
details, de handleiding raadplegen van uw printer.
Voorbereiding:
Het toestel en de printer aanzetten.
Verwijder de kaart voordat u de beelden afdrukt in het ingebouwde geheugen.
Voer de instelling van de afdrukkwaliteit en andere instellingen uit op de printer voordat u
de beelden afdrukt.
A USB aansluitkabel (bijgeleverd)
Controleer de richtingen van de connectors, en doe ze er recht in of haal ze er recht uit.
(Anders zouden de connectors verbogen kunnen worden en dit zal problemen opleveren.)
B De markeringen uitlijnen en erin doen.
Een batterij met voldoende batterijstroom of de AC-adapter (optioneel) en DC-koppelaar
(optioneel) gebruiken. Als de resterende batterijstroom laag wordt terwijl het toestel en de
printer aangesloten zijn, knippert het statuslampje en hoort u een alarm. Als dit gebeurt tijdens
het afdrukken, het afdrukken onmiddellijk stopzetten. Als u niet aan het afdrukken bent, de
USB-verbindingskabel loskoppelen.
- 191 -
Aansluiten op andere apparatuur
Sluit het toestel aan op een printer met de USB-kabel A (bijgeleverd).
Wanneer het toestel aangesloten is op de printer, verschijnt de icoon van verbod
kabelloskoppeling [å]. De USB kabel niet loskoppelen terwijl [å] afgebeeld wordt.
Aantekening
Dit apparaat kan niet rechtop staan wanneer de AC-adapter aangesloten is. Wanneer u deze
op een oppervlak zet en bedient, raden we aan deze op een zachte doek te plaatsen.
Geen andere USB-verbindingkabels gebruiken dan de meegeleverde USB-verbindingkabel.
Gebruik van andere kabels dan de meegeleverde USB-verbindingkabel zou storing kunnen
veroorzaken.
Zet het toestel uit voordat u de AC-adapter (optioneel) verbindt of loskoppelt.
Voordat u er een kaart indoet of uithaalt, het toestel uitzetten, en de USB-verbindingskabel
loskoppelen.
U kunt niet schakelen tussen het ingebouwde geheugen en de kaart terwijl het toestel
aangesloten is op de printer. Koppel de USB-verbindingskabel los, zet de kaart erin (of haal
deze eruit) en koppel vervolgens de USB-kabel weer aan de printer vast.
Films kunnen niet afgedrukt worden.
Op 3/4 drukken om [PictBridge(PTP)] te kiezen
en vervolgens op [MENU/SET] drukken.
Een beeld kiezen en uitprinten
Op 2/1 drukken om het beeld te selecteren en
vervolgens op [MENU/SET] drukken.
Het bericht verdwijnt binnen ongeveer 2 seconden.
Op 3 drukken om [PRINT START] te kiezen en
vervolgens op [MENU/SET] drukken.
Raadpleeg P193 voor de items die niet ingesteld kunnen
worden voordat u de beelden begint af te drukken.
Druk op [MENU/SET] om het afdrukken te annuleren.
De USB-kabel losmaken na het afdrukken.
PictBridge(PTP)
PC
USB MODE
SEL. USB MODE
SELEC
INST.
PictBridge
100-0001
100-0001
VEELV. AFDR.
SELECTEER DE
FOTO OM TE PRINTEN
SELEC
PRINTEN
OFF
1
ANNUL
SELEC
INST.
PRINT START
PRINT MET DAT.
AANTAL PRINTS
PAPIERAFMETING
LAY-OUT PAGINA
ENKELVOUDIG SELECT.
Aansluiten op andere apparatuur
- 192 -
¢ Alleen wanneer [FAVORIETEN] op [ON] staat en wanneer een beelden zijn ingesteld als
favorieten. (P171)
Meerdere beelden kiezen en uitprinten
Op 3 drukken.
Op 3/4 drukken om het onderdeel te kiezen en
vervolgens op [MENU/SET] drukken.
Als het scherm van de afdrukcontrole verschenen is, [JA]
selecteren en de beelden afdrukken.
Onderdeel Beschrijving van instellingen
[MULTI
SELECTEREN]
Meerdere beelden tegelijkertijd worden nu afgedrukt.
Druk op 3/4/2/1 om de beelden te selecteren en dan verschijnt er,
wanneer [DISPLAY] ingedrukt wordt, [
é] op de af te drukken beelden.
(Wanneer er weer op [DISPLAY] gedrukt wordt, wordt de instelling
geannuleerd.)
Nadat de beelden geselecteerd zijn, op [MENU/SET] drukken.
[ALLES
SELECTEREN]
Alle opgeslagen beelden uitprinten.
[PRINT
INST.(DPOF)]
Drukt alleen de beelden af die ingesteld zijn in [PRINT INST.]. (P172)
[FAVORIETEN]
¢
Hiermee drukt u alleen de beelden af die zijn ingesteld als favorieten.
(P171)
Op 3 drukken om [PRINT START] te kiezen en
vervolgens op [MENU/SET] drukken.
Raadpleeg P193 voor de items die niet ingesteld kunnen
worden voordat u de beelden begint af te drukken.
Op [MENU/SET] drukken om het afdrukken te annuleren.
De USB-kabel losmaken na het afdrukken.
PictBridge
MULTI SELECTEREN
ALLES SELECTEREN
PRINT INST. (DPOF)
FAVORIETEN
ANNUL
SELEC
INST.
OFF
1
PRINT START
PRINT MET DAT.
AANTAL PRINTS
PAPIERAFMETING
LAY-OUT PAGINA
MULTI SELECTEREN
ANNUL
SELEC
INST.
- 193 -
Aansluiten op andere apparatuur
Selecteer de items en stel deze zowel op het scherm in stap 2
van de “Een beeld kiezen en uitprinten” als in stap
3 van de
Meerdere beelden kiezen en uitprinten” procedures in.
Wanneer u beelden wilt afdrukken op een papierformaat of met een
opmaak die niet verwerkt worden door het toestel, stelt u
[PAPIERAFMETING] of [LAY-OUT PAGINA] in op [
{] en stelt u
vervolgens het papierformaat of de opmaak in op de printer. (Voor
details de handleiding van de printer raadplegen.)
Wanneer [PRINT INST.(DPOF)] geselecteerd is, zullen de items [PRINT MET DAT.] en
[AANTAL PRINTS] niet worden weergegeven.
Als de printer geen datum afdrukt, kan de datum niet op de foto afgedrukt worden.
Aangezien de instellingen van de printer prioriteit kunnen hebben over het afdrukken met de
datuminstelling, ook de instelling van de afdruk met datum van de printer controleren.
Wanneer u beelden afdrukt met een tekstafdruk, gelieve eraan denken de afdruk in te stellen
met datum op [OFF] anders zal de datum bovenaan afgedrukt worden.
Aantekening
Wanneer u aan de fotowinkel vraagt de beelden af te drukken
Door het afdrukken van de datum m.b.v. [TEKST AFDR.] (P164) of het instellen van het
afdrukken van de datum op het moment van de [PRINT INST.] (P172) instelling voordat u naar
een fotowinkel gaat, kunnen de data bij de fotowinkel afgedrukt worden.
U kunt het aantal afdrukken instellen tot 999.
Printinstellingen
[PRINT MET DAT.]
Onderdeel Beschrijving van instellingen
[OFF] Datum wordt niet afgedrukt.
[ON] Datum wordt afgedrukt.
[AANTAL PRINTS]
OFF
1
PRINT START
PRINT MET DAT.
AANTAL PRINTS
PAPIERAFMETING
LAY-OUT PAGINA
MULTI SELECTEREN
ANNUL
SELEC
EXIT
Aansluiten op andere apparatuur
- 194 -
Papiermaten die niet verdragen worden door de printer zullen niet afgebeeld worden.
[PAPIERAFMETING]
Onderdeel Beschrijving van instellingen
{ De printerinstellingen hebben voorrang.
[L/3.5qk5q]
89 mm
k
127 mm
[2L/5qk7q] 127 mmk178 mm
[POSTCARD] 100 mmk148 mm
[16:9] 101,6 mmk180,6 mm
[A4] 210 mmk297 mm
[A3] 297 mmk420 mm
[10k15cm] 100 mmk150 mm
[4qk6q] 101,6 mmk152,4 mm
[8qk10q] 203,2 mmk254 mm
[LETTER] 216 mmk279,4 mm
[CARD SIZE] 54 mmk85,6 mm
- 195 -
Aansluiten op andere apparatuur
U kunt geen enkel onderdeel kiezen als de paginaopmaak niet verwerkt kan worden door de
printer.
Opmaakafdrukken
Wanneer u een beeld verschillende keren afdrukt op 1 vel papier
Als u bijvoorbeeld een beeld 4 keer wilt afdrukken op 1 vel papier, stelt u
[LAY-OUT PAGINA] in op [ä] en vervolgens [AANTAL PRINTS] op 4.
Wanneer u verschillende beelden afdrukt op 1 vel papier
Als u bijvoorbeeld 4 verschillende beelden wilt afdrukken op 1 vel papier,
[LAY-OUT PAGINA] instellen op [ä] en vervolgens [AANTAL PRINTS] in instellen op 1
voor elk van de 4 beelden.
Aantekening
Het toestel ontvangt een bericht van de printer wanneer de [¥] aanduiding oranje wordt tijdens
het afdrukken. Nadat het afdrukken voltooid is, controleren of er problemen zijn met de printer.
Als het aantal afdrukken groot is, kunnen de beelden in verschillende keren afgedrukt worden.
In dit geval kan het resterende aantal afdrukken dat aangegeven wordt verschillen van het
ingestelde aantal.
Wanneer de beelden in RAW-bestanden afgedrukt moeten worden, zullen de JPEG-beelden
die tegelijkertijd opgenomen worden door het toestel afgedrukt worden. Als JPEG-beelden niet
naar buiten komen, kunnen beelden van RAW-bestand niet afgedrukt worden.
[LAY-OUT PAGINA] (Paginaopmaken die ingesteld kunnen worden met dit
toestel)
Onderdeel Beschrijving van instellingen
{ De printerinstellingen hebben voorrang.
á 1 beeld zonder frame op 1 pagina
â 1 beeld met een frame op 1 pagina
ã 2 beelden op 1 pagina
ä 4 beelden op 1 pagina
Overige
- 196 -
Overige
Gebruik Externe Live Zoeker (optioneel)
Wanneer u de externe live zoeker (DMW-LVF1; optioneel) gebruikt, kunt u het
opnamescherm zien zelfs wanneer u beelden maakt met een lage camerahoek.
Voorbereiding:
Zet het toestel uit en sluit de ingebouwde flits.
Verwijder de bescherming van de flitsschoen die aan de camera bevestigd is. (P11)
Zet de externe live zoeker helemaal en stevig in de flitsschoen.
Druk met uw vinger op het onderste gedeelte van de
externe live zoeker en doe ook het stekkertje er stevig in.
(Niet op het zoekergedeelte drukken)
A Hot Shoe
B Specifiek stekkertje voor externe zoeker
C [LVF/LCD]
D Zoeker
Schakel het toestel naar [ON].
[ ] wordt afgebeeld op de LCD-monitor. Deze zou niet
goed aangesloten kunnen zijn als deze niets weergeeft.
Schakel naar en vanaf de externe live zoeker
door op [LVF/LCD] te drukken.
U kunt schakelen tussen LCD (LCD-monitor) display en LVF (Zoeker) display.
Schakelen via de [LVF/LCD]-knop zal behouden worden zelfs wanneer de stroom van
de digitale camera op [OFF] staat.
Als [WEERG OP LCD] op [ON] staat in het [SET-UP] menu, wordt de LCD-monitor
automatisch ingeschakeld als men van de Opnamefunctie naar de Afspeelfunctie
schakelt. (P65)
Verwijderen van de externe live-zoeker
1 Schakel de stroom naar [OFF].
2 Breng de externe live zoeker terug naar zijn
oorspronkelijke positie als deze veranderd was
van positie.
3 Trek in de richting van de pijl en verwijder deze.
Bevestig de bescherming van de flitsschoen weer op
zijn oorspronkelijke plaats.
- 197 -
Overige
Diopter afstellen
Stel het diopter af op uw eigen zicht zodat u
de Viewfinder duidelijk ziet.
Kijk naar de Viewfinder en draai de
diopterstelring daar waar het scherm het
lichtst is.
A Diopterinstelring
B [LVF/LCD]
Over de instellingen voor opnemen met een lage camerahoek
Gebaseerd op de camerahoek, de hoek van de externe live
zoeker instellen voor gemakkelijk bekijken (van ongeveer 0o
tot 90o).
Niet verder dan 90o openen. Als u dit wel doet, zou u schade
kunnen toebrengen.
Het licht van de flitser kan geblokkeerd worden als u een foto
neemt met gebruik van de flitser en een op een hoek ingestelde
externe live-zoeker.
Aantekening
Wanneer u de externe live zoeker bevestigt en eraf haalt, ervoor zorgen dat u dit langzaam en
voorzichtig doet.
De externe live-zoeker kan niet gebruikt worden met de externe flitser (DMW-FL220,
DMW-FL360, DMW-FL500; optioneel).
Als een schouderriem aangebracht is, zorg er dan voor dat deze niet aan de externe
live-zoeker vasthaakt.
Wanneer u de externe live zoeker bevestigt, niet alleen de externe live zoeker vasthouden
omdat deze los zou kunnen raken van het toestel.
De oogschelp kan niet worden losgemaakt, u moet hem dus voorzichtig met een droge, zachte
doek afnemen en opletten dat de oogschelp niet losraakt.
Als u de oogschelp te stevig afneemt en hij raakt los, raadpleeg dan uw leverancier of het
dichtstbijzijnde servicecentrum.
Voor details, de gebruiksaanwijzing raadplegen van de externe live zoeker.
AFS
AFS
AFS
10
10
10
Overige
- 198 -
Gebruik Externe Zoeker (optioneel)
Wanneer u de externe zoeker (DMW-VF1; optioneel) gebruikt, kan het scherm voor het
maken van brede-hoekbeelden afgebeeld worden op de zoeker.
Voorbereiding:
Zet het toestel uit en sluit de ingebouwde flits.
Verwijder de bescherming van de flitsschoen die aan de camera bevestigd is. (P11)
Zet de externe zoeker (DMW-VF1;
optioneel) helemaal in de hot shoe A.
Druk met uw vinger op het onderste gedeelte van
de externe zoeker en doe ook het stekkertje er
stevig in.
(Niet op het lensdeel drukken)
Wanneer u de optionele externe zoeker bevestigt,
doe dit dan langzaam en voorzichtig.
Om de externe zoeker weg te nemen, dient u er
zachtjes aan te trekken.
Selecteer [OPT. ZOEKER] in het [OPNAME] menu. (P28)
Voor meer informatie over [OPT. ZOEKER], P149 raadplegen.
Op 3/4 drukken om [ON] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET]
drukken.
U kunt de LCD-monitor schakelen naar blanco scherm door herhaaldelijk op [DISPLAY]
te drukken. (P64)
Aantekening
De framelijnen tonen de bruikbare zone voor een 24 mm lens (35 mm filmcamera-equivalent,
aspectratio 3:2, Breed).
Framelijnen zijn slechts een benadering. Controleer de LCD-monitor voor precies overzicht.
Wanneer het lensoppervlak vuil is, deze schoonwrijven met een zachte droge doek.
Zet het toestel uit wanneer u de externe zoeker verwijdert.
De externe zoeker kan niet gebruikt worden met de externe flitser (DMW-FL220, DMW-FL360,
DMW-FL500; optioneel).
Voor details, de gebruiksaanwijzing raadplegen van de optionele externe zoeker.
- 199 -
Overige
Gebruik een externe flitser (optioneel)
Na het bevestigen van de externe flits (DMW-FL220, DMW-FL360, DMW-FL500;
optioneel), zal het effectieve bereik vergroot worden wanneer deze vergeleken wordt met
de ingebouwde flits van het toestel.
Voorbereidingen:
Zet het toestel uit en sluit de ingebouwde flits.
Verwijder de bescherming van de flitsschoen die aan de camera bevestigd is. (P11)
Met behulp van de gewijde flits (DMW-FL220; optioneel)
Plaats de speciale flitser op de hotshoe A en
zet daarna de camera en de speciale flitser aan.
Zet de voorbehouden flitslamp goed vast met de sluitring
B
.
Selecteer [FLITS] op het [OPNAME]-menu. (P28)
Druk op 3/4, selecteer de functie en druk
vervolgens op [MENU/SET].
Welk scherm er hier afgebeeld zal worden is afhankelijk van
de instelling van de flitsfunctie van de externe flitseenheid.
Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
U kunt ook de ontspanknop tot de helft indrukken om het menu te sluiten.
Terwijl de externe flits verbonden is, worden de volgende iconen afgebeeld.
Wanneer u commercieel verkrijgbare externe flitsen gebruikt zonder
communicatiefuncties met het toestel (DMC-LX5)
In dit geval moet u de belichting instellen op de externe flitslamp. Als u de flitslamp toch wilt
gebruiken in de automatische functie, moet u er een gebruiken waarvoor u het diafragma en de
ISO-gevoeligheid kunt instellen en kunt aanpassen aan die van de camera.
Stel de diafragmaprioriteit AE-functie of de handmatige-belichtingsfunctie op de camera in en
stel daarna dezelfde diafragmawaarde en ISO-gevoeligheid in op de externe flitser. (De
belichting kan niet voldoende worden gecompenseerd als de diafragmawaarde in de
sluitertijdprioriteit AE-functie wordt gewijzigd en de externe flitser kan het licht niet voldoende
corrigeren in de Programme AE-functie als de diafragmawaarde niet kan worden gefixeerd.)
/ : Externe flits actief
/ : Externe flits Gedwongen UIT
Overige
- 200 -
Aantekening
U kunt de openingswaarde, de sluitertijd en de ISO-gevoeligheid op het toestel instellen zelfs
wanneer de externe flits erop gezet wordt.
Sommige commerciële externe flitsen hebben synchronische terminals met hoge voltage of
omgekeerde polariteit. Het gebruik van zulke extra flitsen zou storing kunnen veroorzaken of
het toestel zou niet normaal kunnen functioneren.
Als u commercieel verkrijgbare externe flitsen gebruikt met andere communicatiefuncties dan
de gewijde communicatiefunctie, zouden deze niet normaal kunnen werken of zouden deze
beschadigd kunnen raken. Gebruik ze niet.
Zelfs als de externe flits uitstaat, zou het toestel in de externe flitsfunctie kunnen treden
wanneer de externe flits bevestigd is. Wanneer u de externe flits niet gebruikt, deze eraf halen
of deze instellen op Gedwongen UIT.
Wanneer u de externe flits bevestigt, kan de ingebouwde flits niet geactiveerd worden.
De ingebouwde flits niet openen wanneer er een externe flits bevestigd is.
Het toestel zal onstabiel worden wanneer u de externe flits bevestigt, het wordt aangeraden om
een statief te gebruiken bij het maken van beelden.
Zet het toestel uit wanneer u de externe flits verwijdert.
Maak de externe flits los wanneer u het toestel draagt.
Wanneer u de externe flits bevestigt, niet alleen de externe flits vasthouden omdat deze los zou
kunnen raken van het toestel.
Als u de externe flitser gebruikt terwijl de witbalans op [ ] staat, stelt u de witbalans ifijn af op
basis van de beeldkwaliteit. (P132)
Als u beelden maakt dichtbij het onderwerp in Breed, zou er het vignetteneffect kunnen
verschijnen aan de onderkant van het opgenomen beeld.
De externe flitser kan niet gebruikt worden terwijl de externe live-zoeker (DMW-LVF1;
optioneel) of de externe zoeker (DMW-VF1; optioneel) in gebruik is.
Lees de gebruiksaanwijzing van de externe flits voor details.
- 201 -
Overige
De Conversielens (optioneel) gebruiken
Wanneer de brede conversielens gebruikt wordt, is het mogelijk een breder gezichtsveld
te verkrijgen in beelden van landschappen of dergelijke.
Voorbereiding:
Zet het toestel uit en verwijder de lensdop.
Verwijder de lensringvoorkant.
Pas op dat u de lensringvoorkant niet verliest.
Bevestig de lensadapter.
A Lensadapter (DMW-LA6; optioneel)
De conversielens en filters kunnen niet samen
gebruikt worden. Als één ervan erop gezet worden,
ervoor zorgen deze te verwijderen voordat de
conversielens erop gezet wordt.
Draai de lensadapter langzaam en voorzichtig.
Bevestig de breedhoekconversielens.
B Brede conversielens (DMW-LWA52; optioneel)
Ervoor zorgen dat schroefgedeelten van de
lensadapter en brede conversielens strak
aangetrokken worden.
Het Focusbereik Wanneer u de Brede
Conversielens gebruikt
Het focusbereik is 0,75 keer de
scherpstellingafstand van het toestel.
Brede conversielens
Zoomvergroting 1k
Eigenlijke vergroting 0,75k
35 mm filmcamera equivalent 18 mm
Overige
- 202 -
Selecteer [CONVERSIE] op het [OPNAME] functiemenu. (P28)
Raadpleeg P150 voor [CONVERSIE].
Druk op 3/4 om [ ] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET].
Aantekening
Lensadapter (DMW-LA6; optioneel) is nodig voor het gebruiken van de conversielens.
Als er vuil (water, olie of vingerafdrukken enz.) op de lens zit, beïnvloedt dit ook de opname.
Maak de lens voorzichtig schoon met een zachte droge doek voordat en nadat u opnamen
maakt.
Wanneer de brede conversielens verwijderd wordt, [CONVERSIE] instellen op [OFF].
Wanneer u opnamen maakt in een dicht bereik in macrofunctie, kan de resolutie van de
buitenkant van het beeld enigszins afnemen. Dit is geen storing.
Raadpleeg de gebruiksaanwijzingen van de brede conversielens voor details.
Zet het toestel uit wanneer u de conversielens verwijdert.
Wanneer de [CONVERSIE] ingesteld is op [ ], is de flits vastgesteld op [Œ].
Het bijgeleverde lensdeksel kan niet aangebracht worden als de lensadapter en de wide
conversion lens aangebracht zijn.
- 203 -
Overige
Het gebruiken van de Beschermer/Filter
De MC-beveiliging (DMW-LMC52; optioneel) is een transparante filter die noch de kleuren
noch de hoeveelheid licht beïnvloedt die u dus altijd kunt gebruiken om de cameralens te
beschermen.
De ND-filter (DMW-LND52; optioneel) herleidt de lichthoeveelheid ongeveer 1/8e (wat
overeenstemt met 3 maal vergrote opening) zonder de kleurbalans te beïnvloeden.
PL-filter (DMW-LPL52; optioneel) zal het teruggekaatste licht van een metaal of niet
sferische oppervlakken (platte niet metallische oppervlakken, waterdamp of onzichtbare
deeltjes in de lucht) onderdrukken, het zo mogelijk makend een beeld te maken met
vergroot contrast.
Voorbereidingen:
Zet het toestel uit en verwijder de lensdop.
Verwijder de lensringvoorkant.
Pas op dat u de lensringvoorkant niet verliest.
Bevestig de lensadapter.
A Lensadapter (DMW-LA6; optioneel)
Draai de lensadapter langzaam en voorzichtig.
Overige
- 204 -
Bevestig een filter.
Draai het filter langzaam en voorzichtig.
B MC-beveiliging
C ND-filter
D PL filter
Zorg ervoor dat de schroefdelen van de lensadapter en de filter goed strak aangedraaid
zijn.
Aantekening
De lensadapter (DMW-LA6; optional) is nodig om het filter te gebruiken.
Geen meervoudige filters tegelijk bevestigen.
Als de filter te strak zit, zou u niet in staat kunnen zijn deze te verwijderen. Deze niet te strak
aandraaien.
Als de filter valt, zou deze kapot kunnen vallen. Let op deze niet te laten vallen terwijl u ze
bevestigt aan het toestel.
Let erop om geen vingerafdrukken, vuil, enz. op de filter te krijgen wanneer deze bevestigd is,
anders zou de focus afgesteld kunnen worden op de lens, ervoor zorgend dat het onderwerp
onscherp word.
Raadpleeg de instructies voor elk filter voor details.
Zet het toestel uit wanneer u de filter verwijdert.
Het bijgeleverde lensdeksel kan niet bevestigd worden als de lensadapter en het filter
aangebracht zijn.
- 205 -
Overige
Schermdisplay
In Opname
Opname in programma-AE-functie [ ] (Begininstelling)
1 Opnamefunctie
2 Flitsfunctie (P67)
3AF-zone (P46)
4 Filmfunctie (P124)
5 Beeldgrootte (P127)
6 Kwaliteit (P129)
7 Batterij-aanduiding (P18)
8 Aantal opnamen
¢1
(P228)
: Focus (P46)
9 Ingebouwd geheugen (P23)
: Kaart (P23) (alleen afgebeeld tijdens
opname)
10 Opnamestaat
11 Functieknop achterop (P48, 59, 60, 77, 81, 82, 84, 111, 137)
ISO-gevoeligheid (P130)
12 Sluitertijd (P46)
13 Lensopening (P46)
14 Belichtingscompensatie (P77)
15 Intelligente Resolutie (P145)
16 Snelle AF (P138)
17 Meetfunctie (P140)
18 Optische beeldstabilisator (P146)
: Waarschuwingsbeweging (P47)
19 OPNAMEFUNCTIE (wanneer u bewegende beelden opneemt) (P108)
Opnamekwaliteit (P108)
10
10
10
1/30
1/30
1/30F2.0
F2.0F2.0
F2.0
12 4 567
1213
8
9
18
14
19
10
11
16
15
17
3
Overige
- 206 -
Tijdens de opname (na het instellen)
20 Opnemen in AF-macro (P73)
: AF-opsporing (P136)
: MF (P84)
: Windverwijdering (P152)
21 Witbalans (P131)
Witbalans, fijnafstelling (P132)
22 ISO-gevoeligheid (P130)
Instelling ISO-limiet (P130)
23 Kleureffect (P52)
24 Flitsoutputregeling (P71)
25 Standaard instellingen (P90)
26 Beschikbare opnametijd
(P105):
¢2
27 Doel puntmeting (P140)
28 Histogram (P66)
29 Vertrekdatum (P119)
Verstreken opnametijd (P105)
30 Intelligente ISO (P130)
AF-opsporingoperatie (P51, 136)
31 Huidige datum en tijd/: Instelling reisbestemming (P122)
¢3
Zoom/Extra optische zoom (P54)/Intelligente Zoom (P54, 145)
Digitale zoom (P54, 145):
Step Zoom (P57, 146):
32 Minimum Sluitertijd (P143)
33 Zelfontspanner functie (P74)
34 Leeftijd
¢4
(P98)
Locatie
¢3
(P119)
Focusbereik (P84)
35 Programmaschakeling (P48)
36 LCD-functie (P32)
37 Intelligente Belichting (P140)
1
1
1
ISO
ISO
100
100
ISO
100
+
1
+
1
23 25242120 22
28
27
26
29
30
31
33
3235
41
34
36
37
38
39
40
42
W
- 207 -
Overige
38 Naam
¢
4
(P98)
39 Continu AF (P138)
: AF assistentielamp (P147)
: AF Lock (P139)
40 AF/AE LOCK (P139)
: AE Lock (P139)
41 Aantal dagen dat verstreken is sinds de vertrekdatum (P119)
42 Burstfunctie (P144)
: Auto Bracket (P78)
: Aspect Bracket (P79)
: Witbalans bracket (P133)
: Multi exposure (P141)
¢1[i99999] wordt weergegeven als er meer dan 100000 foto’s gemaakt kunnen worden.
¢2 “m” is een afkorting voor minuten en “s” voor seconden.
¢3 Dit wordt gedurende ongeveer 5 seconden afgebeeld wanneer het toestel aan wordt gezet,
na het instellen van de klok en na het overschakelen van de terugspeelfunctie naar de
opnamefunctie.
¢4 Dit wordt ongeveer 5 seconden weergegeven als dit toestel ingeschakeld wordt op [BABY1]/
[BABY2] of op [HUISDIER] in de Scène mode.
Overige
- 208 -
In Terugspelen
1 Terugspeelfunctie (P58)
2 Beveiligd beeld (P174)
3 Favorieten (P171)
4 Afgedrukt met tekstaanduiding (P164)
5 Filmfunctie (P124)
6 Beeldgrootte (P127)
7 Kwaliteit (P129)
8 Batterij-aanduiding (P18)
9 Map/bestandsnummer (P189)
Ingebouwd geheugen (P23)
Verstreken opnametijd
(P159):
¢1
10 Beeldnummer/Totaal opnamen
11 Bewegende-beeldenopname (P159):
¢1
12 Histogram (P66)
13 Opname-informatie (P64)
14 Favorieten (P171)
15 Opgenomen datum en tijd/Wereldtijd (P122)
Naam
¢2
(P98, 116)
Locatie
¢2
(P119)
Titel
¢2
(P162)
16 Leeftijd (P98)
17 Aantal dagen dat verstreken is sinds de vertrekdatum (P119)
18 LCD-versterking (P32)
19 Kleureffect (P52)
20 Aantal afdrukken (P172)
21 / : Bewegende beelden terugspelen (P159)
/ : Opnamekwaliteit (P108)
Waarschuwingspictogram kabelaansluiting (P191)
¢1 “m” is een afkorting voor minuten en “s” voor seconden.
¢2 Dit wordt afgebeeld in de volgorde van [TITEL], [LOCATIE], [NAAM] ([BABY1]/[BABY2],
[HUISDIER]), [NAAM] ([GEZICHT HERK.]).
1
1
1
100
100
_
0001
0001
100
_
0001
9s
9s
9s
10:00 1.DEC.2010
10:00 1.DEC.201010:00 1.DEC.2010
10:00 1.DEC.2010
1/10
1/10
1/10
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
78654321
- 209 -
Overige
Voorzorgsmaatregelen bij het gebruik
Houd dit toestel zo ver mogelijk uit de buurt van elektromagnetische apparatuur
(zoals magnetrons, televisie, videospelletjes, enz.).
Indien u dit toestel op of naast een televisie gebruikt, kunnen beeld en/of geluid op dit toestel
onderbroken worden door de straling van de elektromagnetische golven.
Gebruik dit toestel niet in de buurt van een mobiele telefoon. Hierdoor kan ruis ontstaan met
een nadelige invloed op beeld en/of geluid.
Opgenomen gegevens kunnen beschadigd worden of beelden kunnen vervormd worden, als
gevolg van sterke magnetische velden die gecreëerd worden door luidsprekers of zware
motoren.
De straling van elektromagnetische golven die door een microprocessor gegenereerd wordt,
kan een nadelige invloed hebben op dit toestel en storingen van beeld en/of geluid
veroorzaken.
Als het toestel de invloed van magnetisch geladen apparatuur ondergaat en vervolgens niet
naar behoren werkt, dan dient u het uit te schakelen en de accu te verwijderen, of de
netspanningadapter los te maken (optioneel). Plaats de accu vervolgens weer terug, of sluit de
netspanningadapter weer aan, en schakel het toestel weer in.
Gebruik dit toestel niet in de nabijheid van radiozenders of hoogspanningsdraden.
Opnemen in de buurt van radiozenders of hoogspanningsdraden kan nadelige gevolgen
hebben voor beeld en/of geluid.
Altijd de meegeleverde snoeren en kabels gebruiken. Ook voor optionele
accessoires gebruikt u altijd de meegeleverde snoeren en kabels.
De snoeren of de kabels niet langer maken.
Het toestel niet bespuiten met insectenverdelgers of chemische middelen.
Wordt het toestel met chemische middelen bespoten dan kan het beschadigd raken en de
afwerkingslaag er van af gaan.
Vermijd langdurig contact van de digitale fotocamera met rubber of plastic.
Wat u wel en niet moet doen met dit toestel
Overige
- 210 -
Zorgdragen voor de fotocamera
De lens en de aansluitingen niet aanraken met vuile handen. Tevens erop letten geen
vloeistoffen, zand en andere vreemde deeltjes in de buurt te doen komen van de lens,
knoppen, enz.
Het toestel niet hard schudden of stoten bezorgen door het te laten vallen of het ergens
tegen aan laten slaan. Geen zware druk uitoefenen.
Het toestel kan slecht werken, het maken van beelden zou onmogelijk kunnen worden of de
lens, de LCD-monitor of de buitenkant zouden beschadigd kunnen raken.
We raden het sterk aan het toestel niet in uw broekzak te laten wanneer u zit
en het ook niet in een volle of te kleine tas te proppen, enz.
Dit zou schade aan de LCD-monitor of persoonlijk letsel tot gevolg kunnen
hebben.
Bijzonder voorzichtig zijn in de volgende gevallen aangezien deze er
voor kunnen zorgen dat het toestel slecht gaan werken.
Plaatsen met veel zand of stof.
Plaatsen waar water in contact kan komen met dit apparaat zoals wanneer
u het gebruikt op een regenachtige dag of op het strand.
Dit toestel is niet waterbestendig. Als er zeewaterdruppels op het toestel
komen, een droge doek gebruiken om het toestellichaam voorzichtig af te drogen.
Als het apparaat niet normaalt werkt, gelieve contact opnemen met de dealer waar u het
toestel gekocht heeft of met het reparatieservicecentrum.
De luidspreker heft geen magnetisch scherm. Bewaar deze luidspreker en
gemagnetiseerde kaarten (bankpasjes, schakelpasjes, enz.) niet bij elkaar.
Over condens (Als de lens bedampt is)
Condens doet zich voor wanneer de omgevingstemperatuur of vochtigheid wijzigt. Op condens
letten omdat het vlekken op de lens, schimmel of storing veroorzaakt.
Als er zich condens voordoet, het toestel uitzetten en deze gedurende 2 uur uit laten staan. De
mist zal op natuurlijke wijze verdwijnen wanneer de temperatuur van het toestel in de buurt
komt van de kamertemperatuur.
- 211 -
Overige
Voordat u het toestel schoonmaakt, de batterij of de DC-koppelaar verwijderen
(optioneel), of de stroomstekker uit het stopcontact halen. Vervolgens het toestel
afwrijven met een droge zachte doek.
Wanneer het toestel vuil is, kan het schoongemaakt worden door het vuil eraf te wrijven met
een uitgewrongen natte doek en vervolgens met een droge doek.
Geen schoonmaakmiddelen gebruiken zoals benzeen, verdunner, alcohol,
keukenschoonmaakmiddelen, enz., om het toestel te reinigen, aangezien dit buitenhoes of het
deklaagje zou kunnen aantasten.
Wanneer u een chemische doek gebruikt, ervoor zorgen de bijbehorende instructies te volgen.
Niet met grote kracht op de LCD monitor drukken. Ongelijke kleuren kunnen op de LCD
monitor verschijnen en dit kan voor storing zorgen.
Als het toestel koud is wanneer u het aanzet, kan het beeld op de LCD-monitor/Externe Live
Zoeker (optioneel) aanvankelijk een beetje donkerder dan normaal zijn. Het beeld zal echter
weer normaal helder worden zodra het toestel zelf opgewarmd is.
Niet hard op de lens drukken.
Laat het toestel nooit in de zon liggen met de lens naar de zonnestralen gericht. Zonlicht kan
problemen veroorzaken. Dit geldt zowel binnen als buiten en in de buurt van een raam.
Schoonmaken
Over de LCD Monitor/Externe Live Zoeker (DMW-LVF1; optioneel)
Er is van extreem hoge precisietechnologie gebruik gemaakt voor de productie van het
beeldscherm van de LCD-monitor/Externe live-zoeker (optioneel). Toch kunnen er
donkere of lichte punten op het scherm staan (rood, blauw of groen). Dit is geen defect.
Het beeldscherm van de LCD-monitor/Externe live-zoeker (optioneel) heeft meer dan
99,99% effectieve pixels met slechts 0,01% inactieve of altijd verlichte pixels. De
punten zullen niet opgenomen worden op beelden op het ingebouwde geheugen of
een kaart.
Over de Lens
Overige
- 212 -
De batterij is een oplaadbare lithium-ionbatterij. De stroom wordt opgewekt door de
chemische reactie in de batterij. Deze reactie wordt beïnvloed door de temperatuur
en de vochtigheid. Door te hoge of te lage temperaturen gaan batterijen minder lang
mee.
Haal de batterij altijd uit het toestel na gebruik.
Steek de batterij in de meegeleverde batterijhouder (meegeleverd).
Als u de batterijen per ongeluk laat vallen, controleert u of de
batterijen en de aansluitingen beschadigd zijn.
Door een beschadigde batterij in het toestel te doen zal het toestel stukgaan.
Opgeladen reservebatterijen meenemen wanneer u op stap gaat.
U dient eraan te denken dat de levensduur van de batterijen korter wordt bij lage temperaturen
zoals op skipistes.
Als u op reis gaat, vergeet dan niet de batterijlader in te pakken (bijgeleverd) zodat u de batterij
kunt opladen tijdens uw reis.
Onbruikbare batterijen weggooien.
Batterijen hebben een beperkte levensduur.
Batterijen niet in open vuur gooien, dit kan ontploffing veroorzaken.
De batterijaansluitingen niet aanraken met metalen voorwerpen (zoals kettingen,
haarpinnen, enz.).
Dit kan kortsluiting of hitte veroorzaken en u zou uzelf ernstig kunnen verbranden als u de
batterij aanraakt.
Als u een batterijoplader vlak bij een radio gebruikt, kan dit de radio-ontvangst storen.
De oplader 1 m of meer verwijderd houden van radio’s.
De oplader kan ruis maken wanneer deze gebruikt wordt. Dit is geen storing.
Na het gebruik, haalt u de batterijoplader uit het stopcontact. (Als u de stekker in het
stopcontact laat zitten, verbruikt u nog steeds een beetje stroom.)
De aansluitingen van de oplader en de batterij schoon houden.
Batterij
Oplader
- 213 -
Overige
De kaart niet op plaatsen met een hoge temperatuur bewaren, waar makkelijk
elektromagnetische golven of statische elektriciteit opgewekt kunnen worden, of op
plaatsen die blootgesteld zijn aan direct zonlicht.
De kaart niet plooien of laten vallen.
De kaart kan beschadigd worden of de opgenomen inhoud zou beschadigd of uitgewist kunnen
worden.
De kaart in de kaarthoes of het zakje doen na gebruik en wanneer u de kaart opslaat of
vervoert.
Laat de kaart niet vuil worden en zorg ervoor dat er geen vuil, stof of water op de aansluitingen
achterop de kaart komen. Raak de aansluitingen niet aan met uw vingers.
Aantekening voor overdracht van de geheugenkaart aan derden of het weggooien
van de geheugenkaart
“Formatteren” of “wissen” m.b.v. het toestel of een PC zal alleen het bestandsmanagement
veranderen en dit zal niet de gegevens in de geheugenkaart geheel wissen.
Het wordt aangeraden om de geheugenkaart letterlijk te vernietigen of de in de handel
verkrijgbare software voor het wissen van computergegevens te gebruiken om de gegevens
die op de geheugenkaart staan geheel te wissen voordat deze naar een andere eigenaar gaat
of weggegooid wordt.
Management van gegevens in de geheugenkaart is de verantwoordelijkheid van de gebruiker.
Als u een gebruikersnaam registreert met [GEBR.NAAM OPN] of een naam of verjaardag
voor [BABY1]/[BABY2] instelt, of de functie van gezichtsherkenning, zal deze persoonlijke
informatie in het toestel bewaard worden en op het beeld opgenomen worden.
Ontkoppeling
Informatie, inclusief persoonlijke informatie, kan veranderd worden of verdwijnen wegens een
fout, een effect van statische energie, een ongeluk, storing, reparatie of andere handelingen.
Gelieve van te worden acht slaan op het feit dat Panasonic op geen enkele manier
aansprakelijk is voor directe of indirecte schade veroorzaakt door de verandering of verdwijning
van informatie of persoonlijke informatie.
Bij aanvraag naar een reparatie, van eigenaar veranderen of weggooien
De instellingen opnieuw instellen om de persoonlijke gegevens te beschermen. (P37)
Als er beelden opgeslagen zijn in het ingebouwd geheugen, deze naar de geheugenkaart
(P176) kopiëren voordat u het ingebouwd geheugen (P40) formatteert zoals nodig.
Verwijder de geheugenkaart van het toestel wanneer er een reparatie vereist wordt.
Ingebouwd geheugen en instellingen kunnen terugkeren naar fabriekstandaard wanneer het
toestel gerepareerd wordt.
Gelieve contact opnemen met de dealer waar u het toestel aangeschaft heeft of met uw
dichtstbijzijnde Servicecentrum als de bovenstaande operaties niet mogelijk zijn wegens
storing.
Wanneer u de geheugenkaart overdraagt aan derden of deze weggooit, gelieve
“Aantekening voor overdracht van de geheugenkaart aan derden of het weggooien
van de geheugenkaart” op P213 raadplegen.
Kaart
Over de persoonlijke informatie
Overige
- 214 -
De batterij op een koele en droge plaats opbergen met een relatief stabiele temperatuur:
(Aanbevolen temperatuur: 15 oC tot 25 oC, Aanbevolen vochtigheid: 40%RH tot 60%RH)
De batterijen en de kaart altijd uit het toestel verwijderen.
Als de batterijen in het toestel gelaten worden zullen ze ontladen zelfs als het toestel uitstaat.
Als de batterijen nog langer in het toestel blijven, zullen ze te veel leeg raken en kunnen ze
onbruikbaar worden, zelfs wanneer ze opgeladen worden.
Wanneer de batterijen voor een lange tijd opgeslagen worden, raden we aan ze eens per jaar
op te laden. De batterijen uit het toestel verwijderen en ze weer opslaan nadat ze helemaal
leeg geraakt zijn.
We raden aan het toestel op te slaan met een droogmiddel (kwartsglas gel) wanneer u deze in
een kast bewaart.
Opgenomen gegevens kunnen worden beschadigd of zoek raken als de camera kapot gaat
omdat er verkeerd mee wordt gewerkt. Panasonic is niet aansprakelijk voor schade die is
veroorzaakt door het verlies van opgenomen gegevens.
Zet het statief goed vast als u het toestel erop bevestigt.
U zou niet in staat kunnen zijn de kaart of de batterij te verwijderen wanneer u een statief met
drie poten of een statief met één poot gebruikt.
Zorg ervoor dat de schroef op het statief met drie poten of het statief met één poot niet een
hoek vormt wanneer u het toestel bevestigt of losmaakt. U zou de schroef op het toestel
kunnen beschadigen als u een excessieve kracht gebruikt bij het draaien ervan. Tevens zou
het toestellichaam en het afmetinglabel beschadigd kunnen raken of krassen kunnen krijgen
als het toestel te strak bevestigd wordt aan het statief met drie poten of het statief met één
poot.
Lees aandachtig de gebruiksaanwijzing voor het statief met drie poten of het statoef met één
poot.
Sommige statieven met drie poten of met één poot kunnen niet bevestigd worden wanneer de
DC-koppelaar (optioneel) en de AC-adapter (optioneel) verbonden zijn.
Sommige statieven of eenpoten kunnen de luidspreker blokkeren en het moeilijk maken om de
werkgeluiden, enz., te horen.
Wanneer u het toestel niet gebruikt gedurende een lange tijdsperiode
Over de Beeldgegevens
Over statieven met drie poten of met één poot
- 215 -
Overige
Waarschuwingen op het scherm
Er zullen in enkele gevallen bevestigings- of foutberichten weergegeven worden op de
LCD-monitor/Externe live-zoeker (DMW-LVF1; optioneel).
De belangrijkste meldingen worden hieronder beschreven.
[GEHEUGENKAART TEGEN SCHRIJVEN BEVEILIGD]
> De Schrijfbeveiligingschakelaar op de kaart is verplaatst naar [LOCK]. De beveiliging
terugverplaatsen om deze te ontgrendelen. (P24)
[GEEN JUISTE FOTO OM WEER TE GEVEN]
> Een beeld opnemen of een kaart in het toestel doen met een opgenomen beeld en dit
vervolgens afspelen.
[DEZE FOTO IS BEVEILIGD]
> Het beeld wissen nadat de beveiliginstelling geannuleerd is. (P174)
[DEZE FOTO KAN NIET GEWIST WORDEN]/[SOMMIGE FOTO’S KUNNEN NIET
GEWIST WORDEN]
Beelden die niet gebaseerd zijn op de DCF-standaard kunnen niet gewist worden.
> Als u een paar beelden wilt wissen, de kaart formatteren nadat u de nodige gegevens op
een PC etc. opgeslagen heeft. (P40)
[ER KUNNEN GEEN ADDITIONELE SELECTIES GEMAAKT WORDEN]
Het aantal beelden, dat tegelijk ingesteld kan worden wanneer [MULTI] geselecteerd is voor
[MULTI WISSEN] (P63), [FAVORIETEN] (P171), [TITEL BEW.] (P162), [TEKST AFDR.]
(P164) of [NW. RS.] (P167) is overschreden.
> Reduceer het aantal beelden en herhaal vervolgens de operatie.
Er zijn meer dan 999 favorieten ingesteld.
[KAN OP DEZE FOTO NIET INGESTELD WORDEN]
[TITEL BEW.], [TEKST AFDR.] of [PRINT INST.] kan niet ingesteld worden voor beelden die
niet gebaseerd zijn op de DCF-standaard.
[NIET VOLDOENDE RUIMTE INTERN GEHEUGEN]/[NIET VOLDOENDE GEHEUGEN
OP DE KAART]
Er is geen ruimte over in het ingebouwde geheugen of op de kaart.
Wanneer u opnamen kopieert van het ingebouwde geheugen op de geheugenkaart
(batchkopie), worden de opnamen gekopieerd totdat de kaart vol is.
[DIV. FOTO’S KUNNEN NIET GEKOP. WORDEN]/[KOPIE KAN NIET VOLTOOID
WORDEN]
De volgende beelden kunnen niet gekopieerd worden.
Wanneer een beeld bestaat met dezelfde naam als het beeld dat gekopieerd moet worden
op de kopiebestemming. (Alleen wanneer u kopieert van een kaart naar het ingebouwde
geheugen.)
Bestanden die niet voldoen aan de DCF-standaard.
Verder kunnen beelden die gemaakt of bijgewerkt zijn met andere apparatuur eventueel niet
gekopieerd worden.
Overige
- 216 -
[FOUT INT. GEHEUGEN
FOTM. INT. GEH. ?]
Dit bericht zal afgebeeld worden wanneer u het ingebouwde geheugen formatteert op een
PC.
> Formatteer het ingebouwde geheugen op het toestel opnieuw. (P40) De gegevens op het
ingebouwde geheugen zullen gewist worden.
[STORING GEHEUGENKAART
KAART FORMATEREN ?]
Het is een formaat dat niet gebruikt kan worden met dit toestel.
> De kaart opnieuw formatteren met het toestel nadat de nodige gegevens op een PC enz.
opgeslagen zijn. (P40)
[AUB CAMERA UIT- EN INSCHAKELEN]/[SYSTEEMFOUT]
Dit bericht verschijnt wanneer het toestel niet goed werkt.
> Schakel het toestel uit en aan. Als het bericht blijft, contact opnemen met de dealer of uw
dichtstbijzijnde Servicecentrum.
[PARAMETERFOUT GEHEUGENKAART]/[DEZE GEHEUGENKAART KAN NIET
WORDEN GEBRUIKT.]
> Gebruik een kaart die compatibel is met dit toestel. (P24)
SD-geheugenkaart (8 MB tot 2 GB)
SDHC-geheugenkaart (4 GB tot 32 GB)
SDXC-geheugenkaart (48 GB, 64 GB)
[PLAATS SD-KAART OPNIEUW]/[ANDERE KAART PROBEREN A.U.B.]
Er heeft zich een fout voorgedaan bij het toetreden van de kaart.
> Voer de kaart opnieuw in.
> Doe een andere kaart erin.
[LEESFOUT/SCHRIJFFOUT
CONTROLEER DE GEHEUGENKAART]
Het is niet gelukt gegevens te lezen of te schrijven.
> Verwijder de kaart na het uitschakelen van de stroom [OFF]. Zet de kaart er weer in, zet
de stroom weer aan en probeer de gegevens opnieuw te lezen of te schrijven.
De kaart zou stuk kunnen zijn.
> Doe een andere kaart erin.
[OPNAME BEW. BEELDEN GEANN. SCHRIJFSNELHEID KAART TE BEPERKT]
Gebruik een kaart met SD-snelheidsklasses
¢
met “Class 4” of hoger wanneer u bewegende
beelden opneemt in [AVCHD Lite].
Gebruik bovendien een kaart met een SD-snelheidsklasse “Class 6” of hoger wanneer u
video’s opneemt in [MOTION JPEG].
¢ SD-snelheidsklasse is de snelheidstandaard m.b.t. continu schrijven.
Als het voorkomt dat deze stopt zelfs na het gebruik van een “Class 4”-kaart of hoger en de
schrijfsnelheid van de gegevens verslechterd is, wordt het aangeraden een back-up te maken
en vervolgens (P40) te formatteren.
Afhankelijk van het type kaart kan het opnemen van bewegend beeld halverwege stoppen.
- 217 -
Overige
[DEZE KAART IS NIET GEFORMAT. MET DEZE CAMERA, EN NIET GESCHIKT
VOOR FILMOPN.]
De schrijfsnelheid is lager als de kaart geformatteerd is m.b.v. een PC of andere uitrusting. Als
een gevolg hiervan, zou een opname van bewegend beeld middenin kunnen stoppen. Als dit
gebeurt, een back-up maken van de gegevens en de kaart in dit apparaat formatteren (P40).
[KAN NIET OPNEMEN WEGENS INCOMPATIBELE GEGEVENSINDELING (NTSC/
PAL) OP KAART.]
> Als u een paar beelden wilt wissen, de kaart formatteren nadat u de nodige gegevens op
een PC etc. opgeslagen heeft. (P40)
> Doe een andere kaart erin.
[CREËREN VAN EEN MAP NIET MOGELIJK]
U kunt geen map aanmaken omdat er geen mapnummers meer zijn. (P189)
> De kaart formatteren nadat de nodige gegevens op een PC enz. opgeslagen zijn. (P40)
Als u [NR. RESET] in het [SET-UP] menu kiest na het formatteren, wordt de mapnummer
weer op 100 gezet. (P36)
[BEELD WORDT WEERGEGEVEN VOOR 16:9 TV]/[BEELD WORDT
WEERGEGEVEN VOOR 4:3 TV]
De AV-kabel is verbonden aan het toestel.
> Op [MENU/SET] drukken als u dit bericht onmiddellijk wilt wissen.
> Kies [TV-ASPECT] in het [SET-UP] menu om het TV-aspect te wijzigen. (P37)
Deze melding verschijnt ook als de USB-kabel alleen in de camera zit.
Sluit het andere eind van de USB-kabel in dit geval aan op een PC of een printer. (P187, 190)
[PRINTER BEZIG]/[CONTROLEER DE PRINTER]
De printer kan niet afdrukken.
> Controleer de printer.
[ACCU IS LEEG]
De resterende batterijstroom is laag.
> De batterij opladen.
[DEZE BATTERIJ KAN NIET GEBRUIKT WORDEN]
De batterij kan niet herkend worden door het toestel.
> Gebruik een echte Panasonic-batterij. Als dit bericht afgebeeld wordt zelfs nadat u een
echte Panasonic-batterij gebruikt is, contact opnemen met de dealer of uw dichtst bijzijnde
Servicecentrum.
De batterij kan niet herkend worden als het uiteinde ervan vuil is.
> Verwijder vuil enz. van het uiteinde.
Overige
- 218 -
Problemen oplossen
Probeer als eerste de volgende procedures (P218227).
De batterij is er niet goed ingedaan. (P21)
De batterij is leeg. De batterij opladen.
Is de [OPT. ZOEKER] (P149) ingesteld op [ON]?
> Druk op [DISPLAY] om te schakelen naar de LCD-monitor.
Verschijnt het beeld op de Externe Live Zoeker (DMW-LVF1; optioneel)?
> Schakel naar LCD-monitordisplay door op [LVF/LCD] te drukken op de Externe Live Zoeker
(optioneel). (P196)
Is [AUTO LCD UIT] (P35) van de [BESPARING] functie actief?
> Tot de helft op de ontspanknop drukken om deze functies te annuleren.
De batterij is leeg. De batterij opladen.
De batterij is leeg. De batterij opladen.
Als u het toestel aanlaat, zal de batterij opgaan.
> Schakel het toestel vaal uit d.m.v. de [BESPARING] Modus, enz. (P35)
Als u het toestel met behulp van een HDMI-minikabel (optioneel) aansluit op een met
VIERA Link-compatibele TV en de TV uitzet met behulp van de afstandsbediening van de TV,
gaat dit toestel ook uit.
> Als u VIERA Link niet gebruikt, zet [VIERA Link] dan op [OFF]. (P38)
Is de temperatuur van de batterij veel te hoog of te laag? Indien dit het geval is, zal het langer
duren dan normaal om de batterij op te laden of het opladen zou onvoltooid kunnen blijven.
Zijn de uiteinden van de oplader of de batterij vuil?
> Wrijf het vuil eraf m.b.v. een droge doek.
Als het probleem niet opgelost wordt, kan deze verbeterd worden door [RESETTEN]
(P37) te selecteren op het [SET-UP] menu wanneer u beelden maakt.
Batterijen en stroom
Het toestel kan niet bediend worden zelfs wanneer het aanstaat.
De LCD-monitor gaat uit terwijl het toestel aanstaat.
Het toestel gaat uit onmiddellijk nadat het aangezet is.
Dit toestel wordt automatisch uitgeschakeld.
Het [CHARGE] lampje knippert.
- 219 -
Overige
Is de functieknop correct ingesteld?
Is er nog ruimte over in het ingebouwde geheugen of op de kaart?
> De onnodige beelden wissen om het beschikbare geheugen te vergroten. (P62)
Het beeld kan witachtig worden als er vuil zoals vingerafdrukken op de lens zit.
> Als de lens vuil is, het toestel aandoen, de lenscilinder (P9) uit doen schuiven en
voorzichtig het lensoppervlak schoonwrijven met een zachte schone doek.
Werd het beeld gemaakt met de flits op een korte afstand met de zoom heel dichtbij [W] (1k)?
> Zoom een beetje in en maak vervolgens de beelden. (P54)
Werd deze foto genomen met [SPELDENPRIK] in de My Colour Mode?
> Controleer de instelling van de belichtingscompensatie. (P77)
Instellen van de [KORTE SLUITERT.] hogere snelheid zou het beeld donkerder kunnen maken.
> Stel de [KORTE SLUITERT.] (P143) in op langzamere snelheid.
> Maak de instellingen van [MULTI-FILM] (P126) of Witbalans Bracket (P133) ongedaan.
> Zet [AUTO BRACKET] (P78), [ASP. BRACKET] (P79) of [BURSTFUNCTIE] (P144) op
[OFF].
Is [HI-SPEED BURST] (P100) of [FLITS-BURST] (P101) in scènefunctie ingesteld?
Het focusbereik varieert afhankelijk van de opnamefunctie.
> Stel op de juiste functie in voor de afstand naar het onderwerp.
Het onderwerp ligt buiten het focusbereik van het toestel. (P45)
Er is camerabeweging (golfstoring) of het onderwerp beweegt enigszins. (P47)
> De sluitertijd wordt langzamer wanneer beelden gemaakt worden op donkere plaatsen,
houd daarom het toestel stevig vast met beide handen om de beelden te maken. (P43)
> Wanneer u beelden maakt met een langzame sluitertijd, de zelfontspanner gebruiken.
(P74)
Opnemen
Heet beeld kan niet opgenomen worden.
Het opgenomen beeld is witachtig.
De zone om waar de beelden genomen werden wordt donker.
Het beeld is te licht of te donker.
Er worden in één keer meervoudige beelden opgenomen.
Het object is niet goed scherp.
Het opgenomen beeld is wazig.
De optische beeldstabiliseerder is niet effectief.
Overige
- 220 -
Is het aantal opneembare beelden 2 of minder?
Is de ISO-gevoeligheid hoog of de sluitertijd langzaam?
(De ISO-gevoeligheid is ingesteld op [AUTO] wanneer het toestel vervoerd wordt. Daarom zal
er, wanneer u binnenshuis beelden enz. maakt, ruis optreden.)
> De ISO-gevoeligheid verminderen. (P130)
> Verhoog de instelling voor [RUISREDUCTIE] in [OPN. MODE] of verlaag de instelling voor
alle items behalve [RUISREDUCTIE]. (P125)
> Beelden op heldere plekken maken.
Is [H. GEVOELIGH.] of [HI-SPEED BURST] in de scènefunctie ingesteld? Indien dit het geval
is, neemt de resolutie van het opgenomen beeld iets af wegens een hoge
gevoeligheidprocessing, maar dit duidt niet op storing.
Als u opneemt onder fluorlicht kunnen helderheid en tinten lichtjes verschillen als de sluitertijd
korter wordt. Dit is kenmerkend voor beelden met fluorlicht en is geen storing van het toestel.
Gebruik een kaart met SD-snelheidsklasses
¢
met “Class 4” of hoger wanneer u bewegende
beelden opneemt in [AVCHD Lite].
Gebruik bovendien een kaart met een SD-snelheidsklasse “Class 6” of hoger wanneer u
video’s opneemt in [MOTION JPEG].
¢ SD-snelheidsklasse is de snelheidstandaard m.b.t. continu schrijven.
Afhankelijk van de kaart kan het opnemen halverwege stoppen.
> Als de opname van bewegend beeld stopt tijdens het gebruik van een kaart van minstens
“Class 4” of als u een kaart gebruikt die geformatteerd is op een PC of andere apparatuur,
is het schrijven van gegevens lager. In zulke gevallen, raden we aan dat u een back-up
maakt van de gegevens en vervolgens de kaart in dit apparaat formatteert (P40).
Het is niet mogelijk om foto’s te maken met gebruik van [AUTO BRACKET]/
[ASP. BRACKET]/Witbalans Bracket.
Het opgenomen beeld ziet er onafgewerkt uit.
Er verschijnt ruis op het beeld.
De helderheid of tint van het opgenomen beeld verschilt van het echte.
Wanneer u beelden maakt of de sluiterknop half indrukt, zouden er roodachtige
strepen kunnen verschijnen op de LCD-monitor. Anders kan er een gedeelte of
de hele LCD-monitor roodachtig worden.
Dit is een kenmerk van CCDs en het verschijnt wanneer het
onderwerp een fel gedeelte heeft. Sommige oneffenheden kunnen
zich voordoen in de omliggende zones, maar dit is geen storing.
Dit wordt opgenomen in bewegende beelden maar wordt niet
opgenomen op stilstaande beelden.
Het wordt aangeraden dat u beelden maakt terwijl u erop let het
scherm niet bloot te stelen aan zonlicht of een andere bron van fel
licht.
Opnemen van bewegende beelden stopt halverwege.
- 221 -
Overige
Is de [STAPSG. ZOOM] (P146) ingesteld op [ON]?
Is de [CONVERSIE] (P150) ingesteld op [ ]?
Stel de AF-zone in op de onderscheidende kleur van het onderwerp als er een gedeelte is dat
verschikt van de omliggende kleur. (P136)
Het is mogelijk dat het onderwerp enigszins vervorm is of dat de randen gekleurd worden,
afhankelijk van de zoomvergroting, wegens de kenmerken van de lens. De omlijningen van het
beeld zouden vervormd eruit kunnen zien omdat het perspectief verbeterd is wanneer de brede
hoek gebruikt is. Dit is geen storing.
De LCD-monitor wordt uitgeschakeld en het statuslampje brandt als [AUTO LCD UIT] (P35)
van de [BESPARING] Mode geactiveerd wordt.
[Dit gebeurt niet wanneer u de AC-adapter (optioneel) gebruikt.]
Dit gebeurt als u tot de helft op de ontspanknop drukt om de lensopening in te stellen en heeft
geen invloed op de beelden.
Dit fenomeen doet zich ook voor wanneer de helderheid verandert wanneer de zoom van het
toestel gebruikt is of wanneer het toestel bewogen wordt. Dit komt door de werking van de
automatische opening van het toestel en dit is geen storing.
De LCD-monitor kan enkele seconden lang knipperen nadat u het toestel binnenshuis aanzet
in fluorescerend licht.
[SPANNING LCD] is geactiveerd. (P32)
Zoom werkt niet juist.
Het onderwerp kan niet vergrendeld worden. (AF-opsporing lukt niet)
Lens
Het opgenomen beeld zou vervormd kunnen worden of er zou zich een kleur om
het onderwerp kunnen bevinden die er niet hoort.
LCD-monitor/Externe Live Zoeker (DMW-LVF1; optioneel)
De LCD-monitor gaat uit ook al staat het toestel aan.
De LCD-monitor/External live-zoeker (optioneel) wordt even donkerder of
helderder.
De LCD-monitor knippert binnenshuis.
De LCD-monitor is te helder of te donker.
Overige
- 222 -
Is de [OPT. ZOEKER] (P149) ingesteld op [ON]?
> Druk op [DISPLAY] om te schakelen naar de LCD-monitor.
Verschijnt het beeld op de Externe Live Zoeker (optioneel)?
> Schakel naar LCD-monitordisplay door op [LVF/LCD] te drukken op de Externe Live Zoeker
(optioneel). (P196)
Wordt alleen op het LCD-scherm weergegeven wanneer de camera is verbonden met een PC
of printer.
Dit is geen storing.
Deze pixels beïnvloeden de opgenomen beelden niet.
In donkere plaatsen, kan ruis verschijnen om de helderheid van de LCD monitor te behouden.
Dit beïnvloedt de beelden die u aan het maken bent niet.
Dit is een eigenschap van het aandrijfsysteem van de Externe Live Zoeker (optioneel) van dit
toestel en het is geen storing. Er zal geen probleem zijn met het opgenomen beeld.
Is de flits gesloten?
> Open de flits door [ OPEN] te schuiven. (P67)
De Flits Mode is niet beschikbaar als [AUTO BRACKET] (P78), [MULTI-FILM] (P126) of
[BURSTFUNCTIE] (P144) ingesteld is.
De flits wordt twee maal geactiveerd wanneer de rode-ogenreductie (P68) ingesteld is.
Is [FLITS-BURST] (P101) in scènefunctie gezet?
Het beeld verschijnt niet op de LCD-monitor.
Het beeld schakelt niet tussen LCD-monitor en Externe Live Zoeker wanneer
[LVF/LCD] ingedrukt wordt op de Externe Live Zoeker (optioneel).
Er verschijnen zwarte, rode, blauwe en groene stippen op de LCD-monitor.
Ruis op de LCD-monitor.
U ziet rode, groene of blauwe flitsen wanneer u uw ogen verplaatst in de Externe
Live Zoeker (optioneel) of wanneer het toestel snel bewogen wordt.
Flits
De flits is niet geactiveerd.
Flits wordt verschillende keren geactiveerd.
- 223 -
Overige
Is [LCD ROTEREN] (P170) ingesteld op [ON]?
Hebt u op [(] gedrukt?
Staat er een beeld op het ingebouwde geheugen of op de kaart?
> De beelden in het ingebouwde geheugen verschijnen als er geen kaart in het toestel zit. De
beeldgegevens op een kaart verschijnen alleen als er een kaart in het toestel zit.
Is dit een beeld waarvan de bestandsnaam veranderd is in de PC? Zo ja, kan deze niet
afgespeeld worden door dit apparaat.
Is [MODE PLAY], [CATEGOR. AFSP.] of [FAVORIET AFSP.] ingesteld voor afspelen?
> Veranderen naar [NORMAAL AFSP.]. (P58)
Is dit een niet-standaard beeld, een beeld die bewerkt is m.b.v. een PC of een beeld die
gemaakt is door een ander merk digitale camera?
Heeft u de batterij onmiddellijk na het maken van het beeld verwijderd of heeft u een beeld
gemaakt m.b.v. een batterij met een lage resterende stroom?
> Formatteer de gegevens om het hierboven genoemde beeld te wissen. (P40)
(Er zullen ook andere beelden gewist worden en het zal niet mogelijk zijn deze te
herstellen. Controleer daarom goed voordat u formatteert.)
Is de klok van de camera goed ingesteld? (P25)
Wanneer beelden bewerkt worden m.b.v. een PC of er beelden gezocht worden die met andere
apparatuur gemaakt zijn, kunnen deze afgebeeld worden met data die verschillen van de
eigenlijke data waarop de beelden gemaakt werden.
Terugspelen
Het beeld dat teruggespeeld wordt, is gedraaid en wordt afgebeeld in een
onverwachte richting.
De opname wordt niet teruggespeeld.
Er zijn geen gemaakte beelden.
Het mapnummer en het bestandsnummer worden afgebeeld als [] en het
scherm wordt zwart.
Met een Kalenderzoektocht, worden de beelden afgebeeld op data die
verschillen van de werkelijke data waar de beelden op gemaakt werden.
Er verschijnen witte ronde vlekken als zeepbellen op het gemaakte beeld.
Als u een beeld maakt met een flits op een donkere plek of
binnenshuis, zouden er witte vlekken kunnen verschijnen op het beeld
veroorzaakt doordat de flits stofdeeltjes weerkaatst in de lucht. Dit is
geen storing.
Een kernmerk van dit fenomeen is dat het aantal ronde vlekken en
hun positie verschillen in elk beeld.
Overige
- 224 -
Wanneer de Digitale Rode-ogenreductie ([ ], [ ], [ ]) in werking is, als u een beeld
maakt van een onderwerp met rode kleur omgeven door een huidachtige kleur, kan dat rode
gedeelte gecorrigeerd worden naar zwart door de Digitale Rode-ogenreductiefunctie.
> Het wordt aangeraden een beeld te maken met flitsfunctie ingesteld op [], [] of [Œ], of
[RODE-OGEN CORR] op het [OPNAME] Functiemenu ingesteld op [OFF]. (P149)
Is het een beeld dat opgenomen is met andere apparatuur? In deze gevallen, kunnen beelden
afgebeeld worden met een mindere beeldkwaliteit.
Dit apparaat stelt automatisch de opening af tijdens bewegend beeldopname. Op zulke
momenten, wordt er een klikkend geluid gehoord, en dit geluid kan opgenomen worden op de
bewegende beelden. Dit is geen storing.
Is het toestel correct op de TV aangesloten?
> De TV-input instellen op extern.
Uitvoer vanaf de [HDMI]-aansluiting is niet mogelijk wanneer het toestel is verbonden met de
PC of de printer.
> Sluit deze alleen aan op de TV.
Afhankelijk van het TV-model, kunnen de beelden horizontaal of verticaal uitgetrokken zijn of
kunnen ze afgebeeld worden met stukken van de rand eraf geknipt.
Probeert u bewegende beelden terug af te spelen door de kaart rechtstreeks in een
kaartingang op de TV te steken?
> Het toestel aan de TV verbinden met de AV kabel (bijgeleverd) of met en de
HDMI-minikabel (optioneel) en dan de bewegende beelden afspelen op die op de camera
staan. (P177, 178)
> Bewegende beelden die opgenomen zijn in [AVCHD Lite] kunnen afgespeeld worden op
televisies van Panasonic (VIERA) met het AVCHD-logo.
> Controleer de [TV-ASPECT] instelling. (P37)
Rood gedeelte van het gemaakte beeld is zwart geworden.
[WEERGAVE THUMBNAIL] verschijnt op het scherm.
Er wordt een klikgeluid opgenomen in de bewegende beelden.
TV, PC en printer
Het beeld verschijnt niet op de televisie.
De displayzones op het TV scherm en de LCD-monitor van het toestel
verschillen.
Bewegende beelden kunnen niet op een TV afgespeeld worden.
Het beeld verschijnt niet helemaal op de TV.
- 225 -
Overige
Is het correct met de (optionele) HDMI-minikabel aangesloten? (P178)
> Vergewis u ervan dat de HDMI minikabel (optioneel) goed is aangesloten.
> Druk op [(] op dit apparaat.
Staat [VIERA Link] op dit toestel op [ON]? (P38)
> Afhankelijk van de HDMI-aansluiting op de TV, wisselt het ingangskanaal mogelijk niet
automatisch. Wissel het ingangskanaal in dat geval met behulp van de afstandsbediening
voor de TV. (Voor meer informatie over het wisselen van de input, lees de
gebruiksaanwijzing voor de TV.)
> Controleer de instelling van VIERA Link op het aangesloten apparaat.
> Zet het toestel uit en weer aan.
> Stel [VIERA Link] in op [Off] op de TV en zet het daarna weer op [On]. (Zie de
gebruiksaanwijzing van het TV-toestel voor meer informatie.)
> Controleer de [VIDEO UIT] instelling. (P37)
Is het toestel correct aangesloten op de PC?
Wordt het toestel correct herkend door de PC?
> Op [PC] zetten in [USB MODE]. (P37, 187)
> De USB-kabel losmaken. Maak de kabel pas vast als de kaart in het toestel zit.
> Controleer of uw PC compatibel is met SDXC-geheugenkaarten.
http://panasonic.net/avc/sdcard/information/SDXC.html
> Er kan tijdens de aansluiting een bericht getoond worden waarin u verzocht wordt de kaart
te formatteren. Doe dit niet.
> Als [TOEGANG] op de LCD-monitor weergegeven wordt en niet verdwijnt, sluit de
USB-verbindingskabel dan af na de stroom te hebben uitgeschakeld.
Beelden kunnen niet afgedrukt worden m.b.v. een printer die PictBridge niet verdraagt.
> [USB MODE] op [PictBridge(PTP)] instellen. (P37, 190)
> Wanneer u een printer gebruikt met een Knip- of kantenvrije afdrukfunctie, dient u deze
functie te annuleren voordat u afdrukt. (Voor details, de gebruiksaanwijzing lezen van de
printer.)
> Wanneer u de beelden laat afdrukken, dient u te vragen of de beelden afgedrukt kunnen
worden met beide uiteinden.
VIERA Link werkt niet.
Het beeld kan verplaatst worden wanneer het toestel aangesloten is op een PC.
De kaart wordt niet herkend door de PC. (Het ingebouwde geheugen wordt wel
herkend.)
De kaart wordt niet door de PC herkend (er wordt een SDXC-geheugenkaart
gebruikt)
Het beeld kan niet afgedrukt worden wanneer het toestel op een printer
aangesloten is.
De uiteinden van de beelden worden eraf geknipt bij het afdrukken.
Overige
- 226 -
> Druk op [MENU/SET], kies het [SET-UP] menupictogram [ ] en kies dan het [~]
pictogram om de gewenste taal in te stellen. (P40)
Dit is een highlight functie die de witte verzadigde zone toont. (P34)
Is de [HIGHLIGHT] ingesteld op [ON]?
Op donkere plekken gaat de AF-lamp (P147) branden om gemakkelijker op het object scherp
te stellen.
Is [AF ASS. LAMP] in het [OPNAME] functiemenu ingesteld op [ON]? (P147)
De AF-lamp gaat niet aan op heldere plekken.
Het oppervlak van het toestel kan warm worden tijdens het gebruik. Dit heeft geen invloed op
de prestaties of de kwaliteit van het toestel.
Wanneer de helderheid verandert wegens bewegen van de zoom of het toestel enz., kan de
lens klikken en kan het beeld op het scherm drastisch veranderen. Het beeld wordt echter niet
beïnvloed. Het geluid wordt veroorzaakt door de automatische afstelling van de opening. Dit is
geen storing.
Als u het toestel niet voor lange tijd gebruikt, kan de klok opnieuw ingesteld worden.
> [AUB KLOK INSTELLEN] bericht zal afgebeeld worden; gelieve de klok opnieuw instellen.
Wanneer u beelden maakt, zal het niet mogelijk zijn de correcte datum op te nemen zonder
de klok in te stellen. (P25)
Het is mogelijk dat het onderwerp enigszins vervormd wordt of dat de randen gekleurd zijn,
afhankelijk van de zoomvergroting wegens de kenmerken van de lens, maar dit is geen storing.
Wanneer u de Extra Optische Zoom of de Intelligente Zoom gebruikt, zal de zoomwerking
tijdelijk stoppen. Dit is geen storing.
Overige
Er werd per ongeluk een onleesbare taal gekozen.
Een gedeelte van het beeld knippert in zwart en wit.
Een rode lamp gaat soms aan wanneer de ontspanknop tot de helft ingedrukt
wordt.
De AF-lamp gaat niet aan.
Het toestel wordt warm.
De lens klikt.
De klok is opnieuw ingesteld.
Wanneer beelden gemaakt worden m.b.v. de zoom, zijn ze enigszins vervormd
en hebben de zones rondom het onderwerp kleuren die er in het echt niet zijn.
Het inzoomen stopt onmiddellijk.
- 227 -
Overige
Wanneer u een handeling uitvoert na een bepaalde actie, kunnen de beelden opgeslagen
worden in mappen met nummers die anders zijn dan de nummers die vóór deze handeling
gebruikt werden. (P189)
Als de batterij erin gezet of eruit gehaald is zonder eerst de stroom van het toestel uit te
schakelen, zullen de map- en bestandnummers voor de gemaakte beelden niet in het
geheugen opgeslagen worden. Wanneer de stroom vervolgens weer aangedaan wordt en er
beelden gemaakt worden, kunnen deze opgeslagen worden onder bestandnummers die
toegeschreven hadden moeten worden aan eerdere beelden.
Controleer de klok- (P25) en verjaardaginstellingen (P98).
De lenscilinder trekt ongeveer 15 seconden na het schakelen van [OPNAME] functie naar
[AFSPELEN] functie in.
Dit is de [AUTO DEMO] om de kenmerken te introduceren van het toestel. Druk op een knop
om het toestel terug te doen keren naar het originele scherm.
De bestandsnummers zijn niet op volgorde opgenomen.
De mapnummers worden in toenemende volgorde opgeslagen.
[LEEFTIJD] is niet correct afgebeeld.
De lenscilinder is ingetrokken.
Wanneer het toestel met rust gelaten wordt, wordt de diavoorstelling opeens
afgebeeld.
Overige
- 228 -
Aantal mogelijke beelden en beschikbare
opnametijd
Het aantal mogelijke opnamen en de opnametijd zijn correct bij benadering. (Ze wijzigen
afhankelijk van de opnamecondities en het kaarttype.)
Het aantal mogelijke opnamen en de beschikbare opnametijd variëren afhankelijk van de
onderwerpen.
Aantal opnamen
[i99999] wordt weergegeven als er meer dan 100000 foto’s gemaakt kunnen worden.
Aspectratio 1:1
Beeldgrootte ()
Kwaliteit A A
Ingebouwd
geheugen
(Ongeveer 40 MB)
1220234152623
Kaart
512 MB
140 220 37 41 51 165 290 38 43
1GB
280 440 75 83 100 330 580 78 87
2GB 580 900 150 170 200 680 1180 160 175
4GB 1140 1770 300 330 410 1340 2320 310 350
6GB 1740 2690 460 510 620 2030 3520 480 530
8GB 2330 3610 610 680 840 2720 4720 640 710
12 GB
3520 5440 930 1030 1260 4110 7120 970 1070
16 GB
4700 7260 1240 1370 1690 5490 9500 1290 1440
24 GB 6830 10550 1810 1990 2450 7970 13790 1880 2090
32 GB 9440 14570 2500 2760 3390 11010 19060 2600 2880
48 GB 13490 21420 3670 4040 4980 15830 28020 3790 4230
64 GB 18300 29070 4990 5490 6770 21490 38020 5140 5740
- 229 -
Overige
Aspectratio 1:1
Beeldgrootte () ()
Kwaliteit A A
Ingebouwd
geheugen
(Ongeveer 40 MB)
18 35 3 3 37 74 3 3
Kaart
512 MB 200 380 40 44 400 790 45 47
1GB 400 770 82 90 810 1580 91 96
2GB
820 1570 165 180 1660 3230 185 195
4GB
1630 3090 320 360 3260 6350 360 380
6GB 2470 4700 500 550 4950 9650 550 580
8GB 3310 6290 670 740 6630 12920 740 780
12 GB 5000 9490 1010 1110 10010 19490 1120 1190
16 GB 6670 12670 1350 1490 13350 26000 1500 1580
24 GB
9690 18390 1960 2160 19390 37760 2180 2300
32 GB
13390 25410 2710 2990 26790 52170 3010 3180
48 GB 19170 36420 3950 4380 36420 72850 4380 4660
64 GB 26010 49430 5370 5950 49430 98860 5950 6330
Aspectratio 1:1
Beeldgrootte ()
Kwaliteit A
Ingebouwd
geheugen
(Ongeveer 40 MB)
310 470 4 4
Kaart
512 MB 3350 5030 50 50
1GB 6710 10070 100 100
2GB
12290 20480 200 200
4GB
24130 40220 400 400
6GB 36700 61160 610 620
8GB 49120 81870 820 830
12 GB 74090 123490 1250 1250
16 GB
98830 164730 1660 1680
24 GB
143510 239180 2420 2430
32 GB
198260 330440 3340 3370
48 GB 182130 364270 4920 4920
64 GB 247150 494310 6670 6670
Overige
- 230 -
Aspectratio 4:3
Beeldgrootte ()
Kwaliteit A A
Ingebouwd
geheugen
(Ongeveer 40 MB)
915122122022
Kaart
512 MB 110 165 28 30 37 135 220 29 32
1GB 220 330 56 62 76 270 440 59 65
2GB
450 680 115 125 155 560 900 120 130
4GB
890 1340 220 250 300 1110 1770 240 260
6GB 1360 2030 340 380 460 1690 2690 360 390
8GB 1830 2720 460 500 620 2270 3610 490 530
12 GB 2760 4110 700 760 940 3420 5440 740 800
16 GB 3680 5490 940 1020 1260 4570 7260 980 1070
24 GB
5350 7970 1360 1490 1830 6640 10550 1430 1560
32 GB
7390 11010 1880 2060 2530 9170 14570 1980 2150
48 GB 10710 15830 2750 3000 3710 13490 21420 2910 3160
64 GB 14530 21490 3740 4080 5040 18300 29070 3950 4290
Aspectratio 4:3
Beeldgrootte () ()
Kwaliteit A A
Ingebouwd
geheugen
(Ongeveer 40 MB)
14 26 2 2 18 36 2 2
Kaart
512 MB 160 290 30 33 200 390 31 34
1GB 320 580 61 67 400 790 64 69
2GB
660 1180 125 135 820 1610 130 140
4GB
1310 2320 240 270 1630 3170 250 280
6GB 1990 3520 370 410 2470 4820 390 420
8GB 2660 4720 500 550 3310 6460 520 570
12 GB 4020 7120 760 830 5000 9740 790 860
16 GB
5370 9500 1020 1110 6670 13000 1060 1150
24 GB
7790 13790 1480 1610 9690 18880 1540 1670
32 GB
10770 19060 2050 2230 13390 26080 2130 2310
48 GB 15830 28020 3000 3280 19170 36420 3110 3370
64 GB 21490 38020 4080 4450 26010 49430 4220 4570
- 231 -
Overige
Aspectratio 4:3
Beeldgrootte () ()
Kwaliteit A A
Ingebouwd
geheugen
(Ongeveer 40 MB)
46 88 2 2 230 400 2 2
Kaart
512 MB 490 940 35 36 2510 4310 37 37
1GB 990 1880 70 73 5030 8630 75 75
2GB
1980 3840 140 150 10240 15360 150 150
4GB
3890 7540 280 290 20110 30170 300 300
6GB 5910 11460 430 450 30580 45870 460 460
8GB 7920 15350 580 600 40930 61400 610 620
12 GB 11950 23150 870 900 61740 92610 930 930
16 GB 15940 30880 1170 1210 82360 123540 1240 1250
24 GB
23140 44840 1690 1760 119590 179380 1800 1810
32 GB
31970 61950 2340 2430 165220 247830 2490 2500
48 GB 45530 91060 3430 3570 182130 364270 3640 3670
64 GB 61780 123570 4660 4840 247150 494310 4940 4990
Aspectratio 3:2
Beeldgrootte ()
Kwaliteit A A
Ingebouwd
geheugen
(Ongeveer 40 MB)
1015223122022
Kaart
512 MB 110 170 29 33 41 135 220 31 34
1GB 220 340 60 66 83 270 450 63 70
2GB
460 690 120 135 165 560 910 130 140
4GB
910 1370 240 260 330 1100 1800 250 280
6GB 1380 2080 370 400 500 1680 2730 390 430
8GB 1850 2790 490 540 680 2250 3660 520 570
12 GB 2800 4200 750 820 1020 3390 5520 790 860
16 GB
3740 5610 1000 1100 1370 4530 7370 1050 1150
24 GB
5430 8150 1450 1600 1990 6580 10700 1530 1680
32 GB
7500 11260 2010 2210 2750 9090 14790 2110 2320
48 GB 11030 16550 2960 3250 4040 13000 21420 3110 3400
64 GB 14970 22460 4010 4410 5490 17650 29070 4220 4610
Overige
- 232 -
Aspectratio 3:2
Beeldgrootte () ()
Kwaliteit A A
Ingebouwd
geheugen
(Ongeveer 40 MB)
14 26 2 2 18 36 2 2
Kaart
512 MB 160 290 32 36 200 390 34 37
1GB 320 580 66 72 400 780 68 75
2GB
660 1180 135 145 810 1570 140 150
4GB
1290 2320 260 290 1600 3090 270 300
6GB 1970 3520 400 440 2440 4700 420 460
8GB 2640 4720 540 590 3270 6290 560 610
12 GB 3980 7120 810 900 4930 9490 850 930
16 GB 5310 9500 1090 1200 6580 12670 1130 1240
24 GB
7710 13790 1580 1740 9560 18390 1650 1800
32 GB
10650 19060 2190 2410 13210 25410 2280 2490
48 GB 15170 28020 3220 3530 19170 36420 3340 3640
64 GB 20590 38020 4370 4790 26010 49430 4530 4940
Aspectratio 3:2
Beeldgrootte () ()
Kwaliteit A A
Ingebouwd
geheugen
(Ongeveer 40 MB)
19 37 2 2 250 400 3 3
Kaart
512 MB 210 400 34 37 2740 4310 40 40
1GB 420 810 69 75 5490 8630 82 82
2GB
850 1660 140 150 10240 15360 165 165
4GB
1670 3260 270 300 20110 30170 320 330
6GB 2540 4950 420 460 30580 45870 500 500
8GB 3410 6630 560 610 40930 61400 670 670
12 GB 5140 10010 850 930 61740 92610 1010 1010
16 GB
6860 13350 1140 1240 82360 123540 1350 1360
24 GB
9960 19390 1660 1810 119590 179380 1960 1970
32 GB
13760 26790 2290 2500 165220 247830 2710 2730
48 GB 20230 36420 3370 3670 182130 364270 3950 4000
64 GB 27460 49430 4570 4990 247150 494310 5370 5430
- 233 -
Overige
Aspectratio 16:9
Beeldgrootte ()
Kwaliteit A A
Ingebouwd
geheugen
(Ongeveer 40 MB)
1015223122122
Kaart
512 MB 115 175 31 35 44 135 220 33 36
1GB 230 350 64 71 89 270 460 67 74
2GB
470 710 130 145 180 550 930 135 150
4GB
920 1400 250 280 350 1080 1820 260 300
6GB 1410 2130 390 430 540 1650 2770 410 450
8GB 1880 2850 520 580 730 2210 3720 540 610
12 GB 2840 4300 790 870 1100 3330 5610 820 920
16 GB 3800 5740 1060 1170 1470 4450 7480 1100 1230
24 GB
5510 8340 1540 1700 2130 6460 10870 1600 1780
32 GB
7620 11520 2130 2350 2940 8930 15010 2220 2470
48 GB 11030 16550 3110 3430 4330 13000 21420 3250 3600
64 GB 14970 22460 4220 4660 5880 17650 29070 4410 4890
Aspectratio 16:9
Beeldgrootte () ()
Kwaliteit A A
Ingebouwd
geheugen
(Ongeveer 40 MB)
14 26 2 2 18 35 2 3
Kaart
512 MB 155 290 34 38 195 380 36 39
1GB 310 580 69 77 390 770 72 80
2GB
640 1180 140 155 800 1570 145 160
4GB
1260 2320 270 310 1580 3090 290 320
6GB 1930 3520 420 470 2410 4700 440 480
8GB 2580 4720 570 630 3230 6290 590 650
12 GB 3890 7120 860 950 4870 9490 900 980
16 GB
5200 9500 1140 1270 6500 12670 1200 1320
24 GB
7550 13790 1660 1850 9440 18390 1740 1910
32 GB
10430 19060 2300 2560 13040 25410 2410 2640
48 GB 15170 28020 3370 3750 19170 36420 3530 3870
64 GB 20590 38020 4570 5090 26010 49430 4790 5250
Overige
- 234 -
Aspectratio 16:9
Beeldgrootte () ()
Kwaliteit A A
Ingebouwd
geheugen
(Ongeveer 40 MB)
42 83 3 3 310 470 3 3
Kaart
512 MB 450 880 40 42 3350 5030 43 43
1GB 910 1770 81 85 6710 10070 88 88
2GB
1860 3610 165 170 12290 20480 180 180
4GB
3650 7090 320 340 24130 40220 350 350
6GB 5560 10790 490 520 36700 61160 530 540
8GB 7440 14440 660 690 49120 81870 720 720
12 GB 11220 21790 1000 1050 74090 123490 1080 1090
16 GB 14970 29060 1340 1400 98830 164730 1450 1460
24 GB
21740 42200 1940 2030 143510 239180 2100 2120
32 GB
30040 58310 2690 2810 198260 330440 2910 2930
48 GB 40470 72850 3950 4130 182130 364270 4280 4280
64 GB 54920 98860 5370 5610 247150 494310 5810 5810
- 235 -
Overige
Beschikbare opnametijd (om bewegende beelden op te nemen)
Bewegende beelden kunnen continu opgenomen worden gedurende 29 minuten 59 seconden
lang. Tevens is bewegend beeld dat continu opgenomen wordt in [MOTION JPEG] tot 2 GB.
(Voorbeeld: [8m 20s] met [ ]) Resterende tijd voor continue opname wordt afgebeeld op het
scherm.
Aantekening
De resterende opnametijd en de beschikbare opnametijd die op het scherm verschijnen,
kunnen eventueel niet in de goede volgorde afnemen.
De extra optische zoom werkt niet in [H. GEVOELIGH.], [HI-SPEED BURST] en
[FLITS-BURST] in de scènefunctie, daarom wordt de beeldgrootte voor [ ] niet afgebeeld.
Bestandsformaat [AVCHD Lite] [MOTION JPEG]
Instelling beeldkwaliteit
Ingebouwd geheugen
(Ongeveer 40 MB)
Kan niet gebruikt worden.
1min
26 s
Kaart
512 MB
3min
00 s
4min
00 s
7min
00 s
2min
00 s
5min
10 s
5min
20 s
15 min
40 s
1GB
7min
00 s
9min
00 s
13 min
00 s
4min
00 s
10 min
20 s
10 min
50 s
31 min
20 s
2GB
15 min
00 s
20 min
00 s
29 min
00 s
8min
20 s
21 min
20 s
22 min
10 s
1h 3min
4GB
30 min
00 s
40 min
00 s
57 min
00 s
16 min
30 s
41 min
50 s
43 min
40 s
2h 5min
6GB
46 min
00 s
1h 1min
1h
28 min
25 min
10 s
1h 3min 1h 6min
3h
11 min
8GB
1h
2min
1h
22 min
1h
58 min
33 min
40 s
1h
25 min
1h
28 min
4h
15 min
12 GB
1h
34 min
2h
4min
2h
59 min
50 min
50 s
2h 8min
2h
14 min
6h
26 min
16 GB
2h
6min
2h
45 min
3h
59 min
1h
8min
2h
52 min
2h
59 min
8h
35 min
24 GB
3h
4min
4h
00 min
5h
47 min
1h
38 min
4h 9min
4h
19 min
12 h
27 min
32 GB
4h
14 min
5h
32 min
8h
00 min
2h
16 min
5h
45 min
5h
59 min
17 h
13 min
48 GB
6h
13 min
8h
8min
11 h
45 min
3h
20 min
8h
27 min
8h
47 min
25 h
18 min
64 GB
8h
27 min
11 h
3min
15 h
58 min
4h
32 min
11 h
28 min
11 h
56 min
34 h
21 min
SDXC logo is een handelsmerk van SD-3C,
LLC.
“AVCHD”, “AVCHD Lite” en het “AVCHD”,
“AVCHD Lite” Logo zijn handelsmerken van
Panasonic Corporation en Sony Corporation.
Gefabriceerd onder licentie van Dolby
Laboratories.
Dolby en het symbool double-D zijn
handelsmerken van Dolby Laboratories.
HDMI, het HDMI logo en High-Definition
Multimedia Interface zijn handelsmerken of
gedeponeerde handelsmerken van HDMI
Licensing LLC in de Verenigde Staten en
andere landen.
HDAVI Control™ is een handelsmerk van
Panasonic Corporation.
QuickTime en het QuickTime-logo zijn merken
of geregistreerde merken van Apple Inc. en
worden onder licentie gebruikt.
Microsoft product schermshot(s) herdrukt met
toestemming van Microsoft Corporatie.
Andere namen, bedrijfsnamen en
productnamen die in deze handleiding
voorkomen, zijn handelsmerken of
geregistreerde handelsmerken van de
betreffende bedrijven.
Dit product is in licentie gegeven onder de AVC-patentportfoliolicentie voor privé- en
niet-commercieel gebruik door een consument voor (i) het coderen van video in
overeenstemming met de AVC-norm (“AVC-video”) en/of (ii) het decoderen van AVC-video
die werd gecodeerd door een consument in een privé- en niet-commerciële activiteit en/of
werd verkregen via een videoleverancier die een licentie heeft om AVC-video te leveren.
Geen enkele licentie wordt gegeven of wordt geacht te zijn gegeven voor enig ander gebruik.
Meer informatie kunt u krijgen bij MPEG LA, LLC. Zie http://www.mpegla.com
.

Documenttranscriptie

Gebruiksaanwijzing voor geavanceerde kenmerken Digitale Camera Model Nr. DMC-LX5 Gelieve deze gebruiksaanwijzing volledig door te lezen alvorens dit apparaat in gebruik te nemen. VQT2Y69 until 2010/7/30 Inhoud Voor Gebruik Beknopte gebruiksaanwijzingen................5 Standaard accessoires..............................7 Namen van de onderdelen........................8 De bescherming van de flitsschoen verwijderen..............................................11 Gebruik van de functieknop achterop .....12 Bevestiging van het lensdeksel...............13 Het bevestigen van de Schouderriem .....14 Voorbereiding Opladen van de Batterij...........................16 • Uitvoertijd en aantal te maken beelden bij benadering .....................19 De kaart (optioneel)/batterij in het toestel doen en eruit halen......................21 Over het ingebouwde geheugen/ de kaart ...................................................23 De datum en de tijd instellen (Klokinstelling).........................................25 • De klokinstelling veranderen.............26 Menu instellen .........................................27 • Menuonderdelen instellen.................28 • Gebruik van het snelle menu ............30 Over het set-up Menu .............................31 Selecteren van de [OPNAME]-functie en opnemen van stilstaand beeld of bewegend beeld......................................41 • Tips om mooie opnamen te maken ...............................................43 • Selecteer de Aspectratio (Alleen stilstaande beelden) .............43 • Het stilstaande beeld maken.............44 • Opname van het bewegend beeld ....44 Basiskennis Het maken van beelden met uw favoriete instellingen (AE-programmafunctie)...........................45 • Het focussen .....................................46 • Wanneer er niet op het onderwerp scherpgesteld is (zoals wanneer deze zich niet in het midden van de samenstelling van het beeld dat u wilt makenbevindt) ............................47 • Golfstoring (camerabeweging)..........47 • Richtingfunctie ..................................47 • Programmaschakeling ......................48 Beelden maken m.b.v. de automatische functie (Intelligente Automatische Functie) ...................................................49 • Scènedetectie ...................................50 • AF-opsporingsfunctie ........................51 • Instellingen in intelligente automatische functie .........................52 Beelden maken met de zoom..................54 • M.b.v. de Optische Zoom/M.b.v. de Extra Optische Zoom (EZ)/ M.b.v. de Intelligente Zoom/M.b.v. de Digitale Zoom...............................54 • Gebruik van de Step Zoom ...............57 Beelden terugspelen ([NORMAAL AFSP.])...............................58 • Meervoudige schermen afbeelden (Meervoudig terugspelen) .................59 • De terugspeelzoom gebruiken ..........60 • Het focuspunt groter maken (display focuspunt)............................61 • Omschakelen van de [AFSPEELFUNCTIE] ........................61 Beelden wissen .......................................62 • Om een enkele opname uit te wissen ...............................................62 • Om meerdere beelden (tot 50) te wissen of alle beelden te wissen.......63 Geavanceerd (Opnamebeelden) Omschakelen van de beeldschermweergave ............................64 Beelden maken met de ingebouwde flits ...........................................................67 • Naar de geschikte flitsinstelling schakelen..........................................67 Close-up’s maken....................................73 Opnamen maken met de zelfontspanner.........................................74 De lichtgevoeligheid instellen ..................75 Belichtingscompensatie...........................77 Fotograferen met Auto Bracket/Aspect Bracket ....................................................78 • Auto Bracket......................................78 • Aspect Bracket ..................................79 Opnamen maken door het diafragma/ de sluitertijd te specificeren .....................81 • Diafragmaprioriteit AE .......................81 • Sluitertijdprioriteit AE .........................81 Beeld maken door de belichting handmatig in te stellen ............................82 Openingswaarde en sluitertijd .................83 Opnamen maken met handmatig scherpstellen ...........................................84 • MF-ASSIST .......................................85 Opnamen maken met kleuraanpassing (My colour-functie)...................................87 -2- • Afstellen van de uw standaardinstellingen om gewenste effecten te bereiken ..........................89 Registreren van Persoonlijke Menu-instellingen (Registreren van klantinstellingen) .....................................90 Opnamen maken in Klantfunctie .............91 Beelden maken die met de scène die opgenomen wordt overeenkomen (Scènefunctie) .........................................92 • [PORTRET].......................................93 • [GAVE HUID] ....................................93 • [ZELFPORTRET] ..............................94 • [LANDSCHAP] ..................................94 • [PANORAMA ASSIST]......................95 • [SPORT]............................................96 • [NACHTPORTRET] ..........................96 • [NACHTL. SCHAP] ...........................96 • [VOEDSEL] .......................................97 • [PARTY] ............................................97 • [KAARSLICHT] .................................97 • [BABY1]/[BABY2]..............................98 • [HUISDIER].......................................99 • [ZONSONDERG.] .............................99 • [H. GEVOELIGH.] .............................99 • [HI-SPEED BURST]........................100 • [FLITS-BURST]...............................101 • [STERRENHEMEL] ........................102 • [VUURWERK] .................................102 • [STRAND] .......................................103 • [SNEEUW] ......................................103 • [LUCHTFOTO] ................................103 Opname Bewegend Beeld ....................104 • Veranderen van [OPNAMEFUNCTIE] en [OPN. KWALITEIT] .........................108 Opnemen van Bewegend Beeld met Handmatige Instellingen (Creatieve bewegende beeldfunctie) ....111 Een beeld maken met Gezichtsdetectie functie ........................113 • Gezichtsinstellingen ........................114 • Instellen van Automatische Registratie/Gevoeligheid.................117 • Automatische Registratie ................118 Nuttige functies op reisbestemmingen.................................119 • Opnemen welke Dag van de Vakantie en de Locatie van de Vakantie het is ................................119 • Opnamedata/-tijden op at Reisbestemmingen ver weg (World Time) ...................................122 Het functiemenu [OPNAME] gebruiken ..............................................124 • [OPN. MODE] .................................124 • [FOTO RES.]...................................127 • [KWALITEIT] ...................................129 • [GEVOELIGHEID]...........................130 • [ISO-LIMIET] ...................................130 • [ISO VERHOGING] .........................130 • [WITBALANS] .................................131 • [GEZICHT HERK.] ..........................134 • [AF MODE] ......................................134 • [PRE AF] .........................................138 • [AF/AE VERGR.] .............................139 • [MEETFUNCTIE].............................140 • [I. EXPOSURE] ...............................140 • [MULTI BELICHT.] ..........................141 • [KORTE SLUITERT.] ......................143 • [BURSTFUNCTIE] ..........................144 • [I.RESOLUTIE] ................................145 • [i.ZOOM]..........................................145 • [DIG. ZOOM] ...................................145 • [STAPSG. ZOOM]...........................146 • [STABILISATIE] ..............................146 • [AF ASS. LAMP]..............................147 • [FLITS] ............................................147 • [FLITS-SYNCHRO] .........................148 • [FLITS INSTEL.] ..............................148 • [RODE-OGEN CORR] ....................149 • [OPT. ZOEKER] ..............................149 • [CONVERSIE] .................................150 • [AUTO BRACKET] ..........................150 • [ASP. BRACKET] ............................150 • [KLOKINST.] ...................................150 Het functiemenu [BEWEGEND BEELD] gebruiken.................................151 • [OPNAMEFUNCTIE] .......................151 • [OPN. KWALITEIT] .........................151 • [BELICHT.STAND] ..........................152 • [CONTINU AF] ................................152 • [WINDREDUCTIE] ..........................152 Tekst Invoeren.......................................153 Geavanceerd (Terugspelen) Beeld in Opeenvolging Afspelen (Diavoorstelling) ....................................154 Selecteren van Beelden en deze Terugspelen ..........................................156 • [MODE PLAY] .................................156 • [CATEGOR. AFSP.] ........................157 • [FAVORIET AFSP.] .........................158 Bewegende beelden terugspelen..........159 Creëren van foto’s uit een video............160 Het functiemenu [AFSPELEN] gebruiken...............................................161 • [KALENDER]...................................161 • [TITEL BEW.] ..................................162 • [SPLITS VIDEO]..............................163 • [TEKST AFDR.]...............................164 • [NW. RS.] De beeldgrootte (aantal pixels) reduceren ................167 • [BIJSNIJD.]......................................168 • [LEVELING].....................................169 • [LCD ROTEREN] ............................170 -3- • [FAVORIETEN] ...............................171 • [PRINT INST.] .................................172 • [BEVEILIGEN].................................174 • [GEZ.HERK. BEW.] ........................175 • [KOPIE] ...........................................176 Aansluiten op andere apparatuur Beelden terugspelen op een TV-scherm.............................................177 • Opnamen terugspelen met de AV-kabel (bijgeleverd) ....................177 • Opnamen terugspelen op een TV met een slot voor een SD-geheugenkaart..........................178 • Afspelen op de TV met de HDMI-aansluiting ............................178 Opslaan van de opgenomen stilstaande beelden en bewegende beelden .................................................184 • Kopieer het afspeelbeeld m.b.v. een AV-kabel ..................................184 • Kopiëren naar een PC met gebruik van “PHOTOfunSTUDIO 5.0 HD Edition” ...............................185 Aansluiting op de PC.............................186 Beelden afdrukken ................................190 • Een beeld kiezen en uitprinten........191 • Meerdere beelden kiezen en uitprinten .........................................192 • Printinstellingen...............................193 Overige Gebruik Externe Live Zoeker (optioneel) .............................................196 Gebruik Externe Zoeker (optioneel) ......198 Gebruik een externe flitser (optioneel) .............................................199 De Conversielens (optioneel) gebruiken ..............................................201 Het gebruiken van de Beschermer/ Filter ......................................................203 Schermdisplay.......................................205 Voorzorgsmaatregelen bij het gebruik ..................................................209 Waarschuwingen op het scherm...........215 Problemen oplossen .............................218 Aantal mogelijke beelden en beschikbare opnametijd ........................228 -4- Voor Gebruik Voor Gebruik Beknopte gebruiksaanwijzingen Dit is een beknopt overzicht van hoe u opnamen opneemt en terugspeelt met het toestel. Bij elke stap controleert u de pagina’s waarnaar verwezen wordt en die tussen haakjes staan. plug-in-type De batterij opladen. (P16) • De batterij wordt niet opgeladen voor de verzending. Laad dus de batterij eerst op. 90 inlaattype Doe de batterij en de kaart in het toestel. (P21) • Als u geen kaart gebruikt, kunt u opnamen opnemen of terugspelen met het ingebouwde geheugen. (P23) P24 raadplegen als u een kaart gebruikt. Zet het toestel aan om opnamen te maken. 1 Stel de functieknop in op [³]. 2 Druk de ontspanknop in om opnamen te maken. (P44) -5- OFF ON Voor Gebruik  Speel de opnamen terug af. 1 Druk op [(]. 2 Kies de opname die u wil bekijken. (P58) -6- Voor Gebruik Standaard accessoires Controleer of alle accessoires bijgeleverd zijn alvorens het toestel in gebruik te nemen. • De accessoires en de vorm ervan kunnen verschillen, afhankelijk van het land of het gebied waar u de camera hebt gekocht. Voor details over de accessoires, de Basisgebruiksaanwijzing raadplegen. • Batterijpak wordt aangegeven als batterijpak of batterij in de tekst. • Batterijoplader wordt aangegeven als batterijoplader of oplader in de tekst. • De SD-geheugenkaart, de SDHC-geheugenkaart en de SDXC-geheugenkaart worden aangegeven als kaart in de tekst. • De kaart is optioneel. U kunt beelden maken of terugspelen met het ingebouwde geheugen als u geen kaart gebruikt. • Raadpleeg uw dealer of het dichtstbijzijnde servicecentrum als u meegeleverde accessoires verliest. (U kunt de accessoires apart aanschaffen.) -7- Voor Gebruik Namen van de onderdelen 1 2 3 4 5 Lens (P210, 211) Zelfontspannerlampje (P74) AF-lamp (P147) Flits (P67) Lusje voor schouderriem (P14) Focus-keuzeschakelaar (P45, 73, 84) 6 7 8 9 10 11 12 LCD-monitor (P64, 205) [AF/AE LOCK] Knop (P51, 136, 139) Afspeelknop (P58) Statuslampje (P22, 35, 41) [MENU/SET] knop (P25) [DISPLAY] knop (P64) [Q.MENU] (P30)/Wisknop (P62) 1 2 6 3 7 13 4 5 8 9 10 11 12 14 13 Functieknop achterop (P48, 59, 60, 77, 81, 82, 84, 111, 137) Functieknop achterop wordt als volgt beschreven in deze handleiding. bijv.: Naar links of rechts draaien bijv.: De functieknop achterop indrukken • Raadpleeg P12 voor de werking van de functieknop achterop. -8- Voor Gebruik 14 Cursorknoppen 3/[FOCUS] knop (P51, 61, 137) 4/Functieknop (P32) Ken een Menu aan de 4 toe. Het is handig om een menu eraan toe te kennen dat vaak gebruikt wordt. [OPN. MODE]/[KWALITEIT]/[MEETFUNCTIE]/[WITBALANS]/[AF MODE]/ [I. EXPOSURE]/[RICHTLIJNEN]/[ OPN.GEBIED]/[RESTAANDUID.]/[FLITS]/ [AUTO BRACKET]/[ASP. BRACKET] 2/Zelfontspannerknop (P74) 1/ISO (P75) In deze handleiding, worden de cursorknoppen beschreven als afgebeeld in de figuur hieronder of beschreven met 3/4/2/1. bijv.: Wanneer u op de 4 (neer) knopdrukt of Aspectratio-keuzeschakelaar (P43) Microfoon (P105) Zoomhendeltje (P54) Bewegend beeldknop (P44, 104) Schakelaar opening flitser (P67) Bescherming flitsschoen (P11, 196, 198, 199) 21 Instelknop (P41) 22 Sluiterknop (P49) 23 Toestel AAN/UIT (P25) Op 4 drukken 15 16 17 18 19 20 24 [HDMI] aansluiting (P179, 181) 25 [AV OUT/DIGITAL] aansluiting (P177, 184, 186, 190) 26 Lensringvoorkant (P201, 203) 27 Objectiefcilinder 15 19 20 16 17 18 21 22 23 26 24 25 27 -9- Voor Gebruik 28 Statiefbevestiging • Zet het statief goed vast als u het toestel 28 29 30 erop bevestigt. 29 Speaker (P159) • Dek de luidspreker niet af met uw vingers. 30 Kaart/Batterijklep (P21) 31 Vrijgavehendeltje (P21) 32 31 32 DC-koppelaardeksel (P22) • Wanneer u een AC-adapter gebruikt, er voor zorgen dat de DC-koppelaar van Panasonic (optioneel) en de AC-adapter (optioneel) gebruikt worden. Voor verbindingsdetails, P22 raadplegen. - 10 - Voor Gebruik De bescherming van de flitsschoen verwijderen Het toestel wordt geleverd met een bescherming voor de flitsschoen die op de flitsschoen bevestigd is. Voor het gebruik van de externe live-zoeker (DMW-LVF1; optioneel) (P196), de externe zoeker (DMW-VF1; optioneel) (P198) of de externe flitser (P199), moet de afdekking van de hot shoe worden weggenomen. Druk op de knop voor de vrijgave van de afdekking van de hot shoe 1 en trek de afdekking in de richting van de pijl 2. Aantekening • Als de externe live-zoeker (optioneel), de externe zoeker (optioneel) of de externe flitser (optioneel) niet gebruikt worden, wees er dan zeker van de afdekking op de hot shoe aan te brengen. • Let goed op dat u de bescherming van de flitsschoen niet verliest. • Wanneer u de bescherming van de flitsschoen niet gebruikt, ervoor zorgen geen vloeistof, zand of iets anders in de verbindingsaansluitingen te laten komen. • De bescherming van de flitsschoen buiten het bereik van kinderen houden om het inslikken ervan te voorkomen. - 11 - Voor Gebruik Gebruik van de functieknop achterop Er zijn 2 handelingen die u moet uitvoeren bij het gebruiken van de functieknop achterop, deze dient links- of rechtsom gedraaid te worden en vervolgens moet deze voor het beslissen ingedrukt worden. Voorbeeld van bediening tijdens opnemen/ afspelen beeldscherm 1 “Rotatie” 2 “Drukken” Afstelling van programmaschakeling (P48), ¢1 Handmatig scherpstellen (P84), Opening (P81), Sluitertijd (P81), enz. Naar compensatie belichting schakelen (P77), naar manuele scherpstelling schakelen (P84), enz. Verder spoelen/ terugspoelen van beelden tijdens 1-scherm afspelen ¢2 (P58), Multi-playback (P59), Kalenderzoektocht (P161), Afspeelzoom (P60). Beeldselectie tijdens Multi-Playback en Kalenderzoektocht. A Functieknop achterop ¢1 Opnemen ¢2 Terugspelen Aantekening • Het geluid van de draaihandeling zou opgenomen kunnen worden wanneer die uitgevoerd wordt tijdens het maken van bewegende beelden. - 12 - Voor Gebruik Bevestiging van het lensdeksel • Als u de camera uitzet of vervoert, maakt u lensdop erop vast om het lensoppervlak te beschermen. Steek het riempje door de opening op de lensdop. Steek hetzelfde riempje door de opening op de camera. Bevestig de lensdop. • Maak de lensdop los voordat u de camera aanzet om opnamen te maken. • Deze eenheid niet ophangen of rondslingeren met het lensdopriempje bevestigd. • Verlies de lensdop niet. - 13 - Voor Gebruik Het bevestigen van de Schouderriem • We raden aan de schouderriem te bevestigen wanneer u het toestel gebruikt om het vallen ervan tegen te gaan. Haal de schouderriem door het lusje van de schouderriem op het lichaam van het toestel. A: Lusje voor schouderriem Haal het uiteinde van de schouderriem door de ring in de richting van de pijl en haal het vervolgens door de stopper. Haal het uiteinde van de schouderriem door het gat aan de andere kant van de stopper. Trek aan de andere kant van de schouderriem en controleer vervolgens dat deze er niet uit zal komen. • Voer stappen 1 tot 4 uit en bevestig vervolgens de andere kant van de schouderriem. - 14 - Voor Gebruik Aantekening • Zorg ervoor de stappen te volgen en bevestig de schouderriem op correcte wijze. • Controleer of de schouderriem goed vastzit aan het toestel. • Bevestig de riem zo dat het “LUMIX” LOGO aan de buitenkant zit. • Gebruik de schouderriem om uw schouder. – Draag hem niet om uw nek. – Dit kan leiden tot letsel of ongevallen. • Bewaar de schouderriem niet waar er een kind bij kan. – De riem kan per ongeluk om hun nek gewikkeld raken. - 15 - Voorbereiding Voorbereiding Opladen van de Batterij ∫ Over batterijen die u kunt gebruiken met dit apparaat Het is opgemerkt dat er nep batterijpakketten die zeer op het echte product lijken in omloop gebracht worden op bepaalde markten. Niet alle batterijpakketten van dit soort zijn op gepaste wijze beschermd met interne bescherming om te voldoen aan de eisen van geschikte veiligheidstandaards. Er is een mogelijkheid dat deze batterijpakketten tot brand of explosie kunnen leiden. U dient te weten dat wij niet verantwoordelijk zijn voor eventuele ongelukken of storingen die als een gevolg van het gebruik van een nep batterijpak gebeuren. Om er voor te zorgen dat er veilige producten gebruikt worden, raden we het gebruik aan van originele batterijpakketten van Panasonic. • Gebruik hiervoor de oplader. • Dit apparaat heeft een functie die batterijen onderscheidt die veilig gebruikt kunnen worden. De exclusieve batterij wordt ondersteund door deze functie. Batterijen die gebruikt kunnen worden met dit apparaat zijn originele Panasonic batterijen of batterijen gemaakt door derden die gebrevetteerd zijn door Panasonic. (Batterijen die niet ondersteund kunnen worden door deze functie kunnen niet gebruikt worden.) De kwaliteit, prestatie en veiligheid van batterijen gemaakt door derden die verschillen van die, die als origineel beschouwd worden, hebben geen garantie. ∫ Opladen • De batterij wordt niet opgeladen voor de verzending. Laad dus de batterij eerst op. • Laad de batterij op met de oplader. • Er wordt aanbevolen de batterij te laden bij een temperatuur tussen 10 oC en 30 oC (dit moet ook de temperatuur van de batterij zelf zijn). Steek de batterij in de goede richting. - 16 - Voorbereiding Steek de stekker van de oplader in het stopcontact. plug-in-type • Sluit de lader af van het stopcontact en verwijder de batterij als het laden geheel klaar is. • De AC-kabel gaat niet helemaal in de AC-aansluiting. Er blijft een stukje over zoals op de afbeelding. 90 inlaattype ∫ Over het [CHARGE] lampje Het [CHARGE] lampje wordt ingeschakeld: Het [CHARGE] lampje A is ingeschakeld en het laden gaat van start. Het [CHARGE] lampje gaat uit: Het [CHARGE] lampje A van de lader zal uitgaan als het laden zonder problemen voltooid is. • Als het [CHARGE] lampje knippert – De batterijtemperatuur is te hoog of te laag. Er wordt aanbevolen om de batterij opnieuw te laden bij een omgevingstemperatuur tussen 10 oC en 30 oC. – De polen op de lader of op de batterij zijn vuil. Wrijf ze in dit geval schoon met een droge doek. - 17 - Voorbereiding ∫ Oplaadtijd Oplaadtijd Ongeveer 155 min • De aangegeven oplaadtijd is voor wanneer de batterij geheel leeg is geraakt. De oplaadtijd kan variëren afhankelijk van hoe de batterij gebruikt is. De oplaadtijd voor de batterij in hete/koude omgevingen of een batterij die lange tijd niet gebruikt is zou langer kunnen zijn dan anders. Oplaadtijd en aantal mogelijke beelden met het optionele batterijpakket zijn dezelfde als hierboven. ∫ Batterijaanduiding De batterijaanduiding wordt op het beeldscherm weergegeven¢. ¢ “Beeldscherm” betekent hier de LCD-monitor van dit toestel en het beeldscherm van de externe live-zoeker (DMW-LVF1; optioneel) indien geselecteerd. [Deze verschijnt niet wanneer u de camera gebruikt met de AC-adapter (optioneel).] • De aanduiding wordt rood en knippert als de resterende batterijstroom op is. (Het statuslampje knippert als de LCD-monitor uit gaat.) Laad de batterij op of vervang deze met een geheel opgeladen batterij. Aantekening • De batterij wordt warm na het gebruik/laden of tijdens het laden. Ook de fotocamera wordt warm tijdens het gebruik. Dit is echter geen storing. • De batterij kan opnieuw geladen worden wanneer deze nog enigszins opgeladen is, maar het wordt niet aangeraden dat de batterijlading vaak aangevuld wordt terwijl de batterij nog helemaal opgeladen is. (Aangezien het kenmerkende zwellen plaats zou kunnen vinden.) • Laat geen metalen voorwerpen (zoals clips) in de buurt van de contactzones van de stroomplug. Anders zou er een brand- en/of elektrische shock veroorzaakt kunnen worden door kortsluiting of de eruit voortkomende hitte. - 18 - Voorbereiding Uitvoertijd en aantal te maken beelden bij benadering ∫ Stilstaande beelden opnemen [met gebruik van de LCD-monitor/externe live-zoeker (DMW-LVF1; optioneel)] Aantal beelden Ongeveer 400 opnamen opnametijd Ongeveer 200 min Met CIPA-standaard in programma-AE-functie Opnamevoorwaarden volgens CIPA-standaard • CIPA is een afkorting van [Camera & Imaging Products Association]. • Temperatuur: 23 oC/Vochtigheid: 50%RH wanneer de LCD-monitor aan staat. • Met een Panasonic SD-geheugenkaart (32 MB). • De geleverde batterij gebruiken. • Opnemen begint 30 seconden nadat de fotocamera aangezet is. (Als de optische beeldstabilisator ingesteld is op [AUTO].) • Om de 30 seconden opnemen, met volle flits om het tweede beeld. • Het zoomhendeltje van Tele naar Breed of andersom zetten bij elke opname. • Het toestel om de 10 opnamen uitzetten. Het toestel niet gebruiken totdat de batterijen afgekoeld zijn. Het aantal opnamen verschilt afhankelijk van de pauzetijd van de opname. Als de pauzetijd tussen de opnamen langer wordt, neemt het aantal mogelijke opnamen af. [Bijvoorbeeld, als u één beeld per twee minuten moest maken, dan zou het aantal beelden gereduceerd worden tot ongeveer één vierde van het aantal beelden die hierboven gegeven wordt (gebaseerd op één beeld per 30 seconden gemaakt).] - 19 - Voorbereiding ∫ Terugspelen [met gebruik van de LCD-monitor/externe live-zoeker (DMW-LVF1; optioneel)] Terugspeeltijd Ongeveer 360 min Aantekening • De uitvoertijden en aantal te maken beelden zullen verschillen afhankelijk van de omgeving en de gebruiksaanwijzing. In de volgende gevallen worden de gebruikstijden bijvoorbeeld korter en wordt het aantal te maken beelden verminderd. – In omgevingen met lage temperatuur, zoals skihellingen. – Wanneer u [AUTO POWER LCD] of [SPANNING LCD] (P32) gebruikt. – Wanneer operaties zoals flits en zoom herhaaldelijk gebruikt worden. • Wanneer de bedrijfstijd van de camera extreem kort wordt zelfs als de batterij goed opgeladen is, zou de levensduur van de batterij aan zijn eind kunnen zijn. Koop een nieuwe batterij. - 20 - Voorbereiding De kaart (optioneel)/batterij in het toestel doen en eruit halen • Controleer of het toestel uit staat. • Sluit de flits. • We raden een kaart van Panasonic aan. Zet de vrijgavehendeltje in de richting van de pijl en open de batterij/kaartklep. • Altijd echte Panasonic batterijen gebruiken. • Als u andere batterijen gebruikt, garanderen wij de kwaliteit van dit product niet. Batterij: Doe deze er in totdat deze vergrendeld wordt door de hendel A terwijl u op de richting let waarin u deze zet. Zet het hendeltje A in de richting van de pijl om de batterij te verwijderen. Kaart: Druk deze helemaal door totdat deze klikt en let op de richting waarin u deze erin doet. Om de kaart te verwijderen, de kaart helemaal doorduwen totdat deze klikt, trek deze er vervolgens rechtop uit. B: De verbindingsuiteinden van de kaart niet aanraken. • De kaart kan beschadigd worden als deze niet goed in het toestel zit. 1:Sluit de kaart/batterijklep. 2:Zet de vrijgavehendeltje in de richting van de pijl. • Als u de kaart/batterijklep niet helemaal kunt sluiten, haalt u de kaart eruit en steekt u deze er weer in. - 21 - Voorbereiding Aantekening • Haal de batterij uit het toestel na gebruik. De batterij opslaan in de batterijhouder (bijgeleverd). • De batterij niet verwijderen totdat de LCD-monitor en het statuslampje (groen) zijn uitgegaan omdat de instellingen van het toestel anders verkeerd opgeslagen kunnen worden. • De geleverde batterij is alleen bedoeld voor dit toestel. Gebruik de batterij niet voor andere apparatuur. • Een volle batterij raakt leeg als u deze lang niet gebruikt. • Voordat u de kaart of batterij eruit haalt, het toestel uitzetten en wachten totdat de stroomlamp helemaal uitgegaan is. (Anders zou dit apparaat niet meer normaal kunnen werken en zou de kaart zelf beschadigd kunnen worden of zouden de beelden verloren kunnen gaan.) ∫ M.b.v. een AC-adapter (optioneel) en een DC-koppelaar (optioneel) i.p.v. de batterij De netadapter (optioneel) kan alleen gebruikt worden met de speciale Panasonic DC-koppelaar (optioneel). De netadapter (optioneel) kan niet autonoom gebruikt worden. 1 Open de kaart/batterijklep. 2 Doe de DC-koppelaar erin, lettend op de richting. 3 Sluit de kaart/batterijklep. • Zorg ervoor dat de kaart-/batterijklep dicht is. 4 Open de DC-koppelaardeksel A. • Als het moeilijk is te openen, de koppelaarbescherming opendrukken van binnenuit met de kaart-/batterijklep open. 5 Doe de AC-adapter in een elektrische uitlaat. 6 De AC-adapter B aan de [DC IN] aansluiting C van de DC-koppelaar verbinden.   D De markeringen uitlijnen en erin zetten. • Zorg ervoor dat alleen de AC-adapter en de DC-koppelaar voor dit toestel gebruikt worden. Het gebruik van andere apparatuur zou schade kunnen veroorzaken. Aantekening • Gebruik altijd een originele Panasonic AC-adapter (optioneel). • Wanneer een AC-adapter gebruikt wordt, moet de AC-kabel gebruikt worden die bij de AC-adapter geleverd is. • Sommige statieven kunnen niet bevestigd worden wanneer de DC-koppelaar aangesloten is. • Dit apparaat kan niet recht gezet worden wanneer de AC-adapter aangesloten is. Wanneer u deze neerzet en aan hanteert, raden we aan deze op een zachte doek te plaatsen. • Zorg ervoor de AC-adapter los te koppelen wanneer u de kaart-/batterijdeur opent. • Als de AC-adapter en de DC-koppelaar niet nodig zijn, verwijder deze dan van het digitale toestel. Tevens gelieve de DC-koppelaardeksel dicht houden. • Lees ook de handleiding voor de AC-adapter en de DC-koppelaar. • We raden aan dat u een batterij die voldoende opgeladen is of de AC-adapter gebruikt wanneer u bewegende beelden maakt. • Als terwijl u bewegende beelden maakt m.b.v. de AC-adapter, de stroom onderbroken wordt wegens het uitvallen van de stroom of als de AC-adapter losgekoppeld wordt enz., zal het bewegende beeld dat gemaakt worden, niet gemaakt worden. - 22 - Voorbereiding Over het ingebouwde geheugen/de kaart De volgende operaties kunnen uitgevoerd worden m.b.v. dit apparaat. • Wanneer er geen kaart inzit: Kunnen beelden opgenomen worden in het ingebouwde geheugen en teruggespeeld worden. • Wanneer er wel een kaart inzit: Kunnen beelden opgenomen worden op de kaart en teruggespeeld worden. • Als u het ingebouwde geheugen gebruikt k>ð (toegangsaanduiding ¢) • Als u de kaart gebruikt † (toegangaanduiding¢) ¢ De kaartaanduiding wordt rood als er beelden met het ingebouwde geheugen (of de kaart) worden gemaakt. Ingebouwd geheugen • U kunt uw beelden opslaan op een kaart. (P176) • Geheugengrootte: Ongeveer 40 MB • Op te nemen bewegende beelden: Alleen QVGA (320k240 pixels) • Het ingebouwde geheugen kan worden gebruikt als tijdelijke opslagruimte als de kaart vol raakt. • De toegangstijd voor het ingebouwde geheugen kan langer zijn dan de toegangstijd voor een kaart. - 23 - Voorbereiding Kaart De volgende kaarten die overeenstemmen met de SD-videostandaard kunnen gebruikt worden met dit toestel. (Deze kaarten worden aangeduid als kaart in de tekst.) Type kaart dat gebruikt kan worden met dit toestel SD-geheugenkaart (8 MB tot 2 GB) SDHC-geheugenkaart (4 GB tot 32 GB) SDXC-geheugenkaart (48 GB, 64 GB) Opmerkingen • De SDHC-geheugenkaart kan gebruikt worden met uitrustingen die compatibel zijn met SDHC-geheugenkaarten of SDXC-geheugenkaarten. • SDXC-geheugenkaarten kunnen alleen gebruikt worden met uitrustingen die compatibel zijn met SDXC-geheugenkaarten. • Controleer dat de PC en andere apparatuur compatibel zijn wanneer u de SDXC-geheugenkaarten gebruikt. http://panasonic.net/avc/sdcard/information/SDXC.html • Alleen kaarten die het SDHC logo (dat aangeeft dat de kaart overeenstemt met de SD-videostandaards) hebben, mogen gebruikt worden als 4 GB tot 32 GB kaarten. • Alleen kaarten die het SDXC logo (dat aangeeft dat de kaart overeenstemt met de SD-videostandaards) hebben, mogen gebruikt worden als 48 GB en 64 GB kaarten. • Gebruik een kaart met SD-snelheidsklasses¢ met “Class 4” of hoger wanneer u bewegende beelden opneemt in [AVCHD Lite]. Gebruik bovendien een kaart met een SD-snelheidsklasse “Class 6” of hoger wanneer u video’s opneemt in [MOTION JPEG]. ¢ SD-snelheidsklasse is de snelheidstandaard m.b.t. continu schrijven. • Gelieve deze informatie op de volgende website bevestigen. http://panasonic.jp/support/global/cs/dsc/ (Deze site is alleen in het Engels.) Aantekening • Zet dit apparaat niet uit, verwijder de batterijen of de kaart niet en koppel de AC-adapter (optioneel) niet los wanneer de toegangsindicatie brandt [waneer er beelden geschreven, gelezen of gewist worden of het ingebouwde geheugen of de kaart geformatteerd (P40)] worden. Verder het toestel niet blootstellen aan vibratie, stoten of statische elektriciteit. De kaart of de gegevens op de kaart zouden beschadigd kunnen worden en dit apparaat zou niet langer normaal kunnen werken. Als de operatie faalt wegens vibratie, stoten of statische elektriciteit, de operatie opnieuw uitvoeren. • Schrijfbescherming-schakelaar A voorzien (Wanneer deze schakelaar op de A [LOCK] positie staat, is er geen verdere gegevens schrijven, wissen of formattering mogelijk. Het vermogen gegevens te schrijven, te wissen en te formatteren wordt hersteld wanneer de schakelaar teruggezet wordt naar zijn originele positie.) • De gegevens op het ingebouwde geheugen of de kaart kunnen beschadigd raken 2 of verloren gaan door elektromagnetische golven of statische elektriciteit of omdat het toestel of de kaart stuk is. We raden aan belangrijke gegevens op een PC enz. op te slaan. • Formatteer de kaart niet op de PC of andere apparatuur. Formatteer de kaart alleen op het toestel zelf zodat er niets kan mislopen. (P40) • Houd de geheugenkaarten buiten het bereik van kinderen om te voorkomen dat ze de kaart inslikken. - 24 - Voorbereiding De datum en de tijd instellen (Klokinstelling) • De klok is niet ingesteld wanneer het toestel vervoerd wordt. Zet het toestel aan. A [MENU/SET] knop B Cursorknoppen • Als het taalselectiescherm niet wordt afgebeeld, overgaan op stap 4. OFF Op [MENU/SET] drukken. Druk op 3/4 om de taal te selecteren en druk op [MENU/SET]. • De melding [AUB KLOK INSTELLEN] verschijnt. Op [MENU/SET] drukken. - 25 - ON Voorbereiding Op 2/1 drukken om de items (jaar, maand, dag, uur, minuut, displayvolgorde afbeelden of formaat tijddisplay) te selecteren en dan op 3/4 drukken om in te stellen. : : A: De tijd in uw woongebied B: De tijd in uw reisbestemmingsgebied (P122) • Selecteer ofwel [24 UURS] of [AM/PM] voor het formaat van de tijddisplay. • AM/PM wordt afgebeeld wanneer [AM/PM] geselecteerd is. • Wanneer [AM/PM] geselecteerd is als het formaat van de tijddisplay, wordt middernacht afgebeeld als AM 12:00 en wordt twaalf uur’s middags afgebeeld als PM 12:00. Dit displayformaat wordt veel gebruikt in de VS en elders. • De instelling van de klok kan gewist worden door op [‚] te drukken. Op [MENU/SET] drukken om in te stellen. Op [MENU/SET] drukken. • Druk op [‚] om terug te keren naar het instellingenscherm. • Nadat de klokinstellingen gemaakt zijn moet het toestel worden uitgeschakeld. Schakel het toestel daarna weer in en controleer of het display de gemaakte instellingen toont. • Wanneer [MENU/SET] ingedrukt is om de instellingen te voltooien zonder dat de klok ingesteld moet worden, de klok correct instellen door de “ De klokinstelling veranderen” procedure hieronder te volgen. De klokinstelling veranderen Selecteer [KLOKINST.] in het [OPNAME] of [SET-UP] menu, en druk op 1. (P28) • Deze kan veranderd worden in stappen 5 en 6 om de klok in te stellen. • De klokinstelling wordt behouden gedurende 3 maanden m.b.v. de ingebouwde klokbatterij zelfs zonder de batterij. (De opgeladen batterij in het apparaat laten gedurende 24 uur om de ingebouwde batterij op te laden.) Aantekening • De klok wordt afgebeeld wanneer [DISPLAY] verschillende keren ingedrukt wordt tijdens opname. • U kunt het jaar instellen van 2000 tot 2099. • Als de klok niet is ingesteld, wordt niet de juiste datum afgedrukt als u de datumafdruk op de beelden instelt met [TEKST AFDR.] (P164) of de beelden laat afdrukken door een fotograaf. • Als de klok wel is ingesteld, kan de juiste datum worden afgedrukt, zelfs als de datum niet op het scherm van de camera wordt weergegeven. - 26 - Voorbereiding Menu instellen Het toestel wordt geleverd met menu’s die u de mogelijkheid bieden instellingen te maken voor het maken van beelden en deze terug te spelen precies zoals u wilt en menu’s die u de mogelijkheid bieden meer plezier te hebben met het toestel en deze met groter gemak te gebruiken. In het bijzonder, bevat het [SET-UP] menu belangrijke instellingen met betrekking tot de klok en de stroom van het toestel. Controleer de instellingen van dit menu voordat u overgaat tot het gebruik van het toestel. MODE [AFSPEELFUNCTIE] menu (P58, 154 tot 158) ! [OPNAME] functiemenu (P124 tot 150) • Met dit menu kunt u • Dit menu laat u de de kleuring, de gevoeligheid of het aantal pixels enz., van de beelden die u opneemt instellen. instelling selecteren van de afspeelmethodes zoals afspelen of diavoorstelling van alleen de beelden die ingesteld zijn als [FAVORIETEN]. [BEWEGEND BEELD] functiemenu (P151 tot 152) • Dit menu laat u de [OPNAMEFUNCTIE], [OPN. KWALITEIT] en andere aspecten voor bewegend beeldopname instellen. ( [AFSPELEN] functiemenu (P161 tot 176) • Dit menu laat u de Bescherming, Knip- of Afdrukinstellingen, enz. van gemaakte beelden instellen. [SET-UP] menu (P31 tot 40) • Dit menu laat u de klokinstellingen uitvoeren, de werkingspieptoon selecteren en anderen instellingen instellen die het gemakkelijker voor u maken om het toestel te hanteren. • Het [SET-UP] menu kan ingesteld worden vanaf oftewel de [OPNAME] functie of [AFSPELEN] Functie. Aantekening • Afhankelijk van de specificaties van het toestel, zou het niet mogelijk kunnen zijn bepaalde functies in te stellen of zouden sommige functies niet kunnen werken onder bepaalde omstandigheden waarin het toestel gebruikt wordt. - 27 - Voorbereiding Menuonderdelen instellen In dit deel wordt beschreven hoe de instellingen van het [OPNAME] menu geselecteerd moeten worden en hoe dezelfde instelling ook gebruikt kan worden voor het [BEWEGEND BEELD] menu, het [AFSPELEN] menu en het [SET-UP] menu. Voorbeeld: Instelling [AF MODE] vanaf [Ø] tot [š] in de programma-AE-functie Zet het toestel aan. A [MENU/SET] knop Zet de instelknop op [ OFF ]. • Om het terugspeelmenu in te stellen, overgaan tot stap 3 door de [(] in te drukken. Druk op [MENU/SET] om het menu weer te geven. B Icoon snelle menuwisseling C Menu-item D Beeldschermpagina menu E Instellingen • De beeldschermpagina’s van de menu’s kunnen gemakkelijk doorgelopen worden door aan de zoomhendel te draaien. Op 3/4 drukken om [AF MODE] te kiezen. • Selecteer het item helemaal onderaan en druk op 4 om naar het tweede scherm te gaan. Op 1 drukken. • Afhankelijk van het item, zou de instelling ervan niet kunnen verschijnen of zou het op een andere wijze afgebeeld kunnen worden. Op 3/4 drukken om [š] te kiezen. - 28 - B C D E ON Voorbereiding Op [MENU/SET] drukken om in te stellen. Druk op [MENU/SET] om het menu te sluiten. Naar andere menu's schakelen bijv.: Schakel naar het [SET-UP] menu 1 Druk op [MENU/SET] om het menu af te beelden. 2 Op 2 drukken. 3 Druk op 4 om het [SET-UP] menupictogram [ ] te kiezen. 4 Op 1 drukken. • Selecteer een menu-item erna en stel het in. - 29 - Voorbereiding Gebruik van het snelle menu M.b.v. het snelle menu, kunnen sommige menu-instellingen gemakkelijk gevonden worden. • Sommige menu-items kunnen niet ingesteld worden door de functies. Druk tijdens het opnemen op [Q.MENU]. Druk op 3/4/2/1 om het menuonderdeel te kiezen en de instelling en druk dan op [MENU/SET] om het menu te sluiten. A De in te stellen items en de instellingen worden afgebeeld. • U kunt de volgende items in detail instellen door op [DISPLAY] te drukken. [WITBALANS] (P131)/[AF MODE] (P134) - 30 - Q.MENU A Voorbereiding Voer deze instellingen uit indien nodig. Over het set-up Menu [KLOKINST.], [BESPARING] en [AUTO REVIEW] zijn belangrijke items. Controleer de instellingen ervan voordat u ze gebruikt. • In de Intelligente automatische functie, kunnen alleen [KLOKINST.], [WERELDTIJD], [TOON], [TAAL] en [O.I.S. DEMO] (P40) ingesteld worden. Voor details over hoe de [SET-UP] menu-instellingen geselecteerd moeten worden, P28 raadplegen. U [KLOKINST.] De datum en de tijd instellen. • Raadpleeg P25 voor details. De tijd in uw woongebied en reisbestemming instellen. [WERELDTIJD] “ [BESTEMMING]: U reisbestemming – [HOME]: Uw woongebied • Raadpleeg P122 voor details. De vertrekdatum en terugkeerdatum van uw reis instellen. — [REISDATUM] [REIS-SETUP] [OFF]/[SET] [LOCATIE] [OFF]/[SET] • Raadpleeg P119 voor details. Hiermee stelt u de pieptoon en sluitertoon in. r [TOON] r [TOONNIVEAU]: [s] (Geluid uit) [t] (Laag) [u] (Hoge) [ [ [ [PIEPTOON]: ]/[ 2 ]/[ 3 ] [ [ u [VOLUME] 1 [SHUTTER VOL.]: ] (Geluid uit) ] (Laag) ] (Hoge) 1 [SHUTTER TOON]: ]/[ 2 ]/[ 3 ] Stel het volume af van de luidspreker op één van de 7 niveaus. • Als u de camera aansluit op een TV wijzigt dit het volume van de TV-speakers niet. - 31 - Voorbereiding [GEH VOORK INST] Er kunnen tot 4 huidige toestelinstellingen geregistreerd worden als standaard instellingen. (Alleen in de opnamefunctie) [ ]/[ ]/[ ]/[ ] • Raadpleeg P90 voor details. Ken een Menu aan de 4 toe. Het is handig om een menu eraan toe te kennen dat vaak gebruikt wordt. (Alleen in de opnamefunctie) [Fn KNOPINST.] [OPN. MODE]/[KWALITEIT]/[MEETFUNCTIE]/[WITBALANS]/ [AF MODE]/[I. EXPOSURE]/[RICHTLIJNEN]/ [ OPN.GEBIED]/[RESTAANDUID.]/[FLITS]/[AUTO BRACKET]/[ASP. BRACKET] • Raadpleeg P124 voor details over het [OPNAME] Functiemenu. • [Fn KNOPINST.] kan uitgeschakeld zijn, al naargelang de instellingen. Deze menu-instellingen maken het gemakkelijker om de LCD-monitor te zien wanneer u op heldere plekken bent. [LCD MODE] [OFF] „ [AUTO POWER LCD]: De helderheid wordt automatisch aangepast afhankelijk van hoe helder het om het toestel heen is. … [SPANNING LCD]: De LCD-monitor wordt helderder en gemakkelijker zichtbaar tijdens het opnemen ook buiten. • De helderheid van de beelden die afgebeeld worden op de LCD-monitor neemt toe zodat sommige onderwerpen anders eruit zouden kunnen zien dan in werkelijkheid op de LCD-monitor. Dit beïnvloedt echter niet de opgenomen beelden. • De LCD-monitor wordt weer normaal helder na 30 seconden als u opneemt met de LCD-versterkingsfunctie. Druk op een willekeurige knop om de LCD-monitor weer helder te maken. • Als het scherm moeilijk te zien is vanwege zonlicht enz. dat erop schijnt, uw hand of een ander voorwerp gebruiken om het licht te blokkeren. • Het aantal opneembare beeelden neemt af in Auto Power LCD-functie en Power LCD-functie. • [AUTO POWER LCD] kan niet geselecteerd worden in de terugspeelfunctie. [BEELDGROOTTE] Verander de displaygrootte van sommige iconen en menuschermen. [STANDARD]/[LARGE] - 32 - Voorbereiding Stel het patroon of de positie van de richtlijnen in die tijdens het opnemen van de beelden worden weergegeven. U kunt ook instellen of u de opnameinformatie wel of niet afgebeeld wilt hebben wanneer de richtlijnen afgebeeld worden. (P64) [RICHTLIJNEN] [OPNAME INFO.]: [OFF] [ON] [PATROON]: [ ] [ ] [ ]: De positie van de richtlijn kan worden ingesteld. Ga naar P65 voor informatie over de manier van instellen. • De instelling [PATROON] is vastgesteld op [ [HISTOGRAM] ] in Intelligente automatische functie. Dit biedt u de mogelijkheid om het histogram wel of niet af te beelden. (P66) [OFF]/[ON] Zichthoek voor bewegend beeldopname kan gecontroleerd [ OPN.GEBIED] worden. [OFF]/[ON] • De weergave van de frames van filmopnames is slechts een benadering. • De weergave van deze frames kan verdwijnen wanneer met Tele gezoomd wordt, afhankelijk van de instelling van het beeldformaat. • Dit kan niet gebruikt worden samen met de Intelligente automatische functie. Dit zal van display schakelen tussen het aantal opneembare beelden en beschikbare opnametijd. [RESTAANDUID.] [REST.OPNAMEN]: Dit zal het aantal opneembare beelden afbeelden voor stilstaande beelden. [REST.TIJD]: Dit zal de beschikbare opnametijd voor bewegende beelden afbeelden. - 33 - Voorbereiding [HIGHLIGHT] Wanneer de automatische overzichtfunctie geactiveerd is of wanneer u terugspeelt, verschijnen er witte verzadigde zones die in het zwart en wit knipperen. [OFF]/[ON] • Als er wit verzadigde gebieden zijn, raden we het [ON] [OFF] compenseren aan van de belichting naar negatief (P77) door na het histogram (P66) te verwijzen en het beeld dan opnieuw te maken. Het beeld zou zo van betere kwaliteit kunnen blijken. • Er zouden witte verzadigde zones kunnen zijn als de afstand tussen het toestel en het onderwerp te klein is wanneer u opnamen maakt met de flits. Als [HIGHLIGHT] ingesteld is op [ON] in dit geval, zal de zone die direct verlicht wordt door de fotoflits wit verzadigd worden en in het zwart en wit knipperen. • Highlighting werkt niet tijdens meervoudig afspelen (P59), kalenderzoektocht (P161), afspeelzoom (P60) of afspelen van bewegend beeld (P159). Het is mogelijk de zoompositie en de MF (manual focus)-positie op te slaan wanneer de stroom uitgezet wordt [OFF]. [ZOOM HERVAT.]: Deze zal automatisch terugkeren naar de zoompositie als de stroom op [OFF] gezet is, de volgende keer dat u de stroom op [ON] zet. [LENS HERVAT.] [OFF]/[ON] [HANDM. F. HERVAT.]: Dit zal de MF-positie die ingesteld is met de handmatige scherpstelling opslaan. De opgeslagen handmatige scherpstelpositie zal hernomen worden wanneer u teruggaat naar de handmatige scherpstelopname. [OFF]/[ON] • De MF-positie zal opgeslagen worden in de volgende gevallen: – Wanneer het toestel uitgezet wordt – Wanneer de keuzeschakelaar van het scherpstellen geschakeld is naar iets anders dan naar [MF] – Wanneer er geschakeld is naar afspeelfunctie • De zoompositie zal helemaal naar breed ingesteld zijn wanneer de [ZOOM HERVAT.] ingesteld is op [OFF]. • Wanneer [HANDM. F. HERVAT.] ingesteld is op [OFF], zal de MF-positie de afstand zijn waarop scherp gesteld is op het moment van opname met handmatig scherpstellen. • Afhankelijk van de opnameomstandigheden, zouden de opgeslagen MF-posities en hernomen MF-posities kunnen verschillen. • [ZOOM HERVAT.] staat vast op [OFF] als [CONVERSIE] op [ - 34 - ] staat. Voorbereiding Als u manueel scherpstelt, verschijnt een hulpscherm (MF Assist) in het middel van het scherm om u te helpen bij het scherpstellen. [MF ASSIST] [OFF] [MF1]: Het midden van het schermbeeld wordt uitvergroot. [MF2]: Het midden van het scherm wordt vergoot over het hele scherm. • Raadpleeg P84 voor details. U kunt de levensduur van de batterij conserveren door deze menu’s in te stellen. Deze zal bovendien de LCD-monitor automatisch uitschakelen wanneer deze niet in gebruik is om het ontladen van de batterij te voorkomen. q [BESPARING] p [SLAAPSMODUS]: Het toestel wordt automatisch uitgeschakeld als het toestel niet gebruikt wordt gedurende een op de instelling geselecteerde tijdsperiode. [OFF]/[2MIN.]/[5MIN.]/[10MIN.] [AUTO LCD UIT]: De LCD-monitor wordt automatisch uitgeschakeld als het toestel niet gebruikt wordt gedurende de op de instelling geselecteerd tijd. [OFF]/[15SEC.]/[30SEC.] • De ontspanknop tot de helft indrukken of het toestel uit- en aanzetten om [SLAAPSMODUS] te annuleren. • [SLAAPSMODUS] is ingesteld op [5MIN.] in de intelligente automatische functie. • [SLAAPSMODUS] is vastgesteld op [2MIN.] wanneer [AUTO LCD UIT] ingesteld is op [15SEC.] of [30SEC.]. • De statusaanduiding licht op als de LCD-monitor uit wordt gezet. Druk op een willekeurige knop om de LCD-monitor weer aan te zetten. • [AUTO LCD UIT] werkt niet terwijl u het menu of de terugspeelzoom hanteert. • [SLAAPSMODUS] werkt niet in de volgende gevallen. – Wanneer u de AC-adapter gebruikt – Wanneer u verbindt aan een PC of een printer – Wanneer u bewegende beelden opneemt of terugspeelt – [MULTI BELICHT.] – Tijdens een diavoorstelling – [AUTO DEMO] • [AUTO LCD UIT] werkt niet in de volgende gevallen. – Wanneer u de AC-adapter gebruikt – Wanneer u verbindt aan een PC of een printer – Als de zelfontspanner ingesteld is – Wanneer u bewegende beelden opneemt of terugspeelt – [MULTI BELICHT.] – Tijdens een diavoorstelling – Terwijl het menuscherm afgebeeld is – [AUTO DEMO] - 35 - Voorbereiding [WEERG OP LCD] Als de externe live-zoeker (DMW-LVF1; optioneel) gebruikt wordt, zal de LCD-monitor automatisch ingeschakeld worden als de Opnamewijze op Afspelen gezet is. [OFF]/[ON] • Raadpleeg P65 voor details. Stel in hoeveel tijd na de opname het beeld op het scherm verschijnt. o [AUTO REVIEW] [OFF] [1SEC.] [2SEC.] [HOLD]: De beelden worden afgebeeld totdat erop een willekeurige knop gedrukt wordt. • De Auto Review functie wordt geactiveerd, onafhankelijk van diens instelling, als [AUTO BRACKET] (P78), [ASP. BRACKET] (P79), [MULTI-FILM] (P126), [BURSTFUNCTIE] (P144) en [ZELFPORTRET] (P94), [HI-SPEED BURST] (P100) en [FLITS-BURST] (P101) in de Scène Mode gebruikt worden. • In intelligente automatische functie, is de automatische overzichtsfunctie vastgesteld op [2SEC.]. • Als [HIGHLIGHT] (P34) ingesteld is op [ON], verschijnen er witte verzadigde zones die knipperen in het zwart en in het wit wanneer de automatische overzichtsfunctie geactiveerd is. • [AUTO REVIEW] werkt niet in opname van bewegende beelden. Stel in of u wilt opstarten in de [OPNAME] Mode of in de [AFSPELEN] Mode nadat de power-schakelaar op [ON] gezet is. [STARTMODUS] [!]: U gaat de [OPNAME] Mode binnen nadat de stroom is ingeschakeld. [(]: U gaat de [AFSPELEN] Mode binnen nadat de stroom is ingeschakeld. • Ook al is [!] ingesteld dan gaat u toch de [AFSPELEN] Mode binnen nadat de stroom ingeschakeld is, door op de [(] knop te drukken terwijl de power-schakelaar op [ON] staat. v [NR. RESET] Reset het bestandnummer van de volgende opname op 0001. • Het mapnummer wordt bijgewerkt en het bestandnummer vertrekt vanaf 0001. (P189) • U kunt een mapnummer tussen 100 en 999 toewijzen. Wanneer u het mapnummer 999 bereikt, kunt u niet verder instellen. Wij raden aan de kaart (P40) te formatteren nadat u de gegevens op een PC of ergens anders opgeslagen hebt. • Om het mapnummer opnieuw op 100 te zetten, het ingebouwde geheugen of de kaart eerst formatteren en vervolgens deze functie gebruiken om het bestandsnummer opnieuw in te stellen. Er verschijnt een resetscherm voor het mapnummer. [JA] kiezen om het mapnummer opnieuw in te stellen. - 36 - Voorbereiding w [RESETTEN] De [OPNAME] of [SET-UP] menu-instellingen worden weer teruggezet naar de begininstellingen. • Wanneer de [RESETTEN] instelling geselecteerd is tijdens opname, wordt tegelijk ook de operatie die de lens terugzet uitgevoerd. U zult het geluid hoeren van de lens die beweegt maar dit is normaal en duidt niet op slechte werking. • Wanneer de [OPNAME] functie-instellingen opnieuw ingesteld worden, zullen gegevens die geregistreerd zijn met [GEZICHT HERK.] ook opnieuw ingesteld worden. • Wanneer [SET-UP] menu-instellingen opnieuw ingesteld worden, worden de volgende instellingen ook opnieuw ingesteld. Verder wordt [LCD ROTEREN] (P170) ingesteld op [ON], en wordt [FAVORIETEN] (P171) ingesteld op [OFF] in het [AFSPELEN] functiemenu. – De verjaardag- en naam instellingen voor [BABY1]/[BABY2] (P98) en [HUISDIER] (P99) in scènefunctie. – De [REISDATUM] (P119) instelling. (Vertrekdatum, terugkomstdatum, bestemming) – De [WERELDTIJD] (P122) instelling. – De [GEH VOORK INST] (P90) instelling. – Positie bewaard in [LENS HERVAT.]/[MENU HERVAT.]. – De gebruikersnaam die geregistreerd was met [GEBR.NAAM OPN]. • Het mapnummer en de klokinstelling worden niet gewijzigd. Het USB-communicatiesysteem kiezen voordat of nadat u het toestel op uw PC of printer aansluit met de USB-kabel (bijgeleverd). x [USB MODE] y [SELECT. VERBINDING]: [PC] of [PictBridge(PTP)] kiezen als u het toestel op een PC of een printer hebt aangesloten die PictBridge verwerkt. { [PictBridge(PTP)]: Instellen na of voor het aansluiten op een printer die PictBridge verwerkt. z [PC]: Instellen na of voor het aansluiten op een PC. • Wanneer u [PC] kiest, wordt het toestel aangesloten via het “USB Mass Storage” communicatiesysteem. • Wanneer u [PictBridge(PTP)] kiest, wordt het toestel aangesloten op het “PTP (Picture Transfer Protocol)” communicatiesysteem. | [VIDEO UIT] Het kleurentelevisiesysteem instellen voor elk land. (Alleen Terugspeelfunctie) [NTSC]: Video-output wordt op NTSC systeem ingesteld. [PAL]: Video-output wordt op PAL systeem ingesteld. • Dit zal werken wanneer de AV-kabel of de HDMI-minikabel (optioneel) verbonden is. [TV-ASPECT] De verschillende TV-typen instellen. (Alleen Terugspeelfunctie) [W]: Aansluiten op een TV met een 16:9 scherm. [X]: Aansluiten op een TV met een 4:3 scherm. • Dit zal werken wanneer de AV-kabel aangesloten is. - 37 - Voorbereiding Het formaat instellen voor de HDMI-output wanneer u afspeelt op de HDMI-compatibele hoge definitie-TV die aangesloten is op dit apparaat m.b.v. de HDMI-minikabel (optioneel). [AUTO]: De outputresolutie wordt automatisch ingesteld op basis van de informatie die wordt verkregen van de aangesloten TV. [1080i]: [HDMI-FUNCTIE] Voor de output wordt gebruikgemaakt van de interlacemethode met 1080 beschikbare scanlijnen. [720p]: De progressieve methode met 720 beschikbare scanlijnen wordt gebruikt voor output. [576p] ¢1/[480p] ¢2: De progressieve methode met 576¢1/480¢2 beschikbare scanlijnen wordt gebruikt voor output. ¢1 Wanneer [VIDEO UIT] ingesteld is op [PAL] ¢2 Wanneer [VIDEO UIT] ingesteld is op [NTSC] • Interlacemethode/progressieve methode i= interlace scanning (interliniëring scannen) houdt het scannen van het scherm in met de helft van de effectieve scanninglijnen, elke 1/50 seconden, terwijl p= progressive scanning (progressief scannen) een beeldsignaal van scannen met hoge densiteit inhoudt dat het scherm scant met alle effectieve scanninglijnen, elke 1/50 seconden. De [HDMI]-aansluiting op dit toestel is compatibel met high definition output [1080i]. Om progressieve en high definition-beelden te kunnen bekijken, hebt u een compatibele TV nodig. • Als de beelden in [AUTO] niet naar de TV worden uitgevoerd, pas ze dan aan aan het beeldformaat dat op uw TV kan worden weergegeven en selecteer het aantal effectieve scanlijnen. (Lees de gebruiksaanwijzing van de TV.) • Dit werkt wanneer de HDMI-minikabel (optioneel) is aangesloten. • Raadpleeg P178 voor details. Zo opzetten dat dit apparaat bediend kan worden door de afstandsbediening van de VIERA door dit apparaat automatisch vast te koppelen aan de apparaatuur van de VIERA-link die compatibel is m.b.v. HDMI-minikabel (optioneel). [OFF]: Operatie is uitgevoerd met de knoppen op dit apparaat. [ON]: De VIERA Link-compatibele apparatuur kan op afstand worden bediend. (Niet alle handelingen zijn mogelijk) Het hoofdtoestel kan niet volledig met behulp van de knoppen worden bediend. [VIERA Link] • Dit werkt wanneer de HDMI-minikabel (optioneel) is aangesloten. • Ga naar P181 voor meer informatie. - 38 - Voorbereiding Stel het scherm in dat zal verschijnen wanneer er een scènefunctie geselecteerd is. } [SCÈNEMENU] [OFF]: Het opnamescherm in de huidig geselecteerde scènefunctie verschijnt. [AUTO]: Het beeldscherm van het [SCENE MODE] menu verschijnt. De laatst gebruikte mennupositie wordt bewaard, zelfs als de [MENU HERVAT.] camera wordt uitgezet. [OFF]/[ON] De naam van de gebruiker kan opgenomen worden in het beeld terwijl u het beeld maakt. De naam van de gebruiker die opgenomen wordt in het beeld kan bevestigd worden m.b.v. de “PHOTOfunSTUDIO 5.0 HD Edition”-software op de CD-ROM (bijgeleverd). [GEBR.NAAM OPN] [OFF]: De naam van de gebruiker zal niet opgenomen worden. [ON]: De naam van de gebruiker zal opgenomen worden. [SET]: De naam van de gebruiker zal geregistreerd (gewijzigd) worden. • Raadpleeg voor details over de invoering van de karakters voor de registratie (wijziging) van de gebruikersnaam “Tekst Invoeren” op P153. • De gebruikersnaam kan niet opgenomen worden bij bewegende beelden. • De naam van de gebruiker kan niet opgenomen worden in de RAW-beelden. • De naam van de gebruiker kan niet opgenomen worden in reeds gemaakte beelden. • Opgenomen namen van gebruikers kunnen niet bevestigd worden m.b.v. het toestel. [VERSIE DISP.] Het is mogelijk te controleren welke versie van bedrijfswaren op het toestel zit. - 39 - Voorbereiding [FORMATEREN] Het ingebouwde geheugen of de kaart wordt geformatteerd. Het formatteren wist alle gegevens onherroepelijk, dus controleer de gegevens zorgvuldig voordat u formatteert. • Gebruik een batterij met voldoende batterijstroom of de AC-adapter (optioneel) en DC-koppelaar (optioneel) wanneer u formatteert. Zet het toestel niet uit tijdens het formatteren. • Als er een kaar inzit, wordt alleen de kaart geformatteerd. Om het ingebouwde geheugen te formatteren, de kaart verwijderen. • Als de kaart is geformatteerd op een PC of andere apparatuur, formatteert u dan de kaart opnieuw op het toestel. • Het kan langer duren om het ingebouwde geheugen te formatteren dan de kaart. • Als u niet kunt formatteren, contact opnemen met de dealer of uw dichtstbijzijnde Servicecentrum. ~ [TAAL] De taal op het scherm instellen. • Als u per ongeluk een andere taal instelt, kiest u [~] in het pictogrammenmenu om de gewenste taal in te stellen. Geeft de hoeveelheid beeldbibber weer die het toestel opgespoord heeft. ([O.I.S. DEMO]) De kenmerken van het toestel worden afgebeeld als diavoorstellingen. ([AUTO DEMO]) [O.I.S. DEMO] DEMO [DEMOFUNCTIE] A Hoeveelheid beeldbibber B Hoeveelheid beeldbibber na correctie A B [AUTO DEMO]: [OFF] [ON] • De stabilisatorfunctie wordt elke keer dat er op [MENU/SET] gedrukt wordt tussen [ON] en [OFF] geschakeld tijdens de [O.I.S. DEMO]. • [O.I.S. DEMO] is een benadering. • Druk op [DISPLAY] om [O.I.S. DEMO] te sluiten. • [AUTO DEMO] heeft geen TV-outputmogelijkheid zelfs wanneer deze in de afspeelfunctie staat. • Druk op [MENU/SET] om [AUTO DEMO] te sluiten. - 40 - Voorbereiding Functieschakeling Selecteren van de [OPNAME]-functie en opnemen van stilstaand beeld of bewegend beeld Zet het toestel aan. A Instelknop • De statusindicator 2 brandt wanneer u dit apparaat aan 1 zet. (Deze gaat uit na ongeveer 1 seconde.)  OFF ON  De functie schakelen door de functieknop te draaien. Lijn een gewenste functie uit met deel B. • Draai de functieknop langzaam maar zeker om elke functie af te stellen. (De functieknop draait 360 o) ∫ Basiskennis AE-programmafunctie (P45) De onderwerpen worden opgenomen m.b.v. uw eigen instellingen. Intelligente automatische functie (P49) De onderwerpen worden opgenomen met behulp van instellingen die automatisch gebruikt worden door het toestel. - 41 - Voorbereiding ∫ Gevorderd Openingsvoorrang AE-functie (P81) De sluitertijd wordt automatisch bepaald volgens de openingswaarde die u ingesteld hebt. Sluitervoorrang AE-functie (P81) De openingswaarde wordt automatisch ingesteld volgens de sluitertijd die u ingesteld hebt. Handmatige belichtingsfunctie (P82) De belichting wordt aangepast aan de sluitertijd en de openingswaarde die u handmatig hebt ingesteld. Creatieve bewegende beeldfunctie (P111) Bewegend beeld opnemen met handmatige instellingen. Klantfunctie (P91) Gebruik deze functie om opnamen te maken met eerder geregistreerde instellingen. Scènefunctie (P92) Hiermee maakt u beelden die passen bij de scène die u opneemt. My colour-functie (P87) Gebruik deze functie om kleureffecten te controleren, een kleurmodus te kiezen uit acht kleurmodi en vervolgens beelden op te nemen. - 42 - Voorbereiding Tips om mooie opnamen te maken A AF-lamp • Het toestel voorzichtig vasthouden met beide handen, armen stil  houden en uw benen een beetje spreiden. • Houd de camera stil als u de ontspanknop indrukt. • De flits of de AF-lamp niet bedekken met uw vingers of andere voorwerpen. • Dek de luidspreker niet af met uw vingers. • De voorkant van de lens niet aanraken. Selecteer de Aspectratio (Alleen stilstaande beelden) Dit biedt u de mogelijkheid de aspectratio van de beelden te kiezen die het best bij het afdrukken of het terugspelen past. Schakelen van de keuzeschakelaar van de aspectratio. [1:1] [4:3] [3:2] [16:9] Vierkante aspectratio Beeldverhouding van een 4:3 TV Beeldverhouding van een 35 mm filmcamera Beeldverhouding van een high-definition TV, enz. • De uiteinden van de opgenomen beelden kunnen er afgeknipt worden bij het afdrukken, controleer daarom voordat u afdrukt/laat afdrukken. (P225) - 43 - Voorbereiding A Ontspanknop B Bewegend beeldknop Het stilstaande beeld maken De ontspanknop tot de helft indrukken om scherp te stellen. Druk de ontspanknop helemaal in (verder indrukken), en maak het beeld. ∫ Voor meer details, de uitleg raadplegen van elke opnamefunctie. Opname van het bewegend beeld Druk de bewegend beeldknop in om de opname te beginnen. Druk de bewegend beeldknop opnieuw in om de opname te stoppen. • Het geluid zal uit gaan wanneer op de bewegende beeldenknop gedrukt wordt voor het starten/stoppen van de filmopname. Het geluidsvolume kan ingesteld worden in [TOONNIVEAU] (P31). ∫ Opname van bewegend beeld geschikt voor elke functie is mogelijk. Voor meer details, “Opname Bewegend Beeld” (P104) raadplegen. - 44 - Basiskennis [OPNAME] functie: ³ Basiskennis Het maken van beelden met uw favoriete instellingen (AE-programmafunctie) Het toestel stelt automatisch de sluitertijd en de lensopening in volgens de helderheid van het object. U kunt beelden maken in grote vrijheid door verschillende instellingen in [OPNAME] menu te veranderen. Stel de functieknop in op [ ]. • Stel de focus-keuzeschakelaar in op [AF]. • Om de instelling te veranderen wanneer u beelden maakt, naar “Het functiemenu [OPNAME] gebruiken ” (P124) verwijzen. AF AF MF Richt de AF-zone 1 op het punt waar u op wilt scherpstellen. 2 Druk de sluiterknop tot halverwege in om scherp te stellen. • De focusaanduiding 2 (groen) gaat branden als op het onderwerp scherp gesteld wordt. • Het focusbereik is 50 cm tot ¶. • Als er beelden gemaakt moeten worden op een nog dichter bereik, “ Close-up’s maken” (P73) raadplegen. 1 Druk de ontspanknop helemaal in (verder indrukken), en maak het beeld. • De kaartaanduiding (P23) wordt rood als er opnamen met het ingebouwde geheugen (of de kaart) worden gemaakt. - 45 - Basiskennis ∫ Instelling van de kleurtint van het beeld m.b.v. het [OPNAME] functiemenu (P124) ∫ Wanneer u beelden maakt m.b.v. de Ingebouwde flits (P67) ∫ Wanneer u beelden maakt m.b.v. de zoom (P54) ∫ Om de belichting af te stellen en beelden te maken op tijden waar het beeld te donker eruit ziet (P77) ∫ Om de kleuren af te stellen en beelden te maken op tijden waar het beeld te rood eruit ziet (P131) ∫ Wanneer u bewegende beelden opneemt (P104) Het focussen Richt de AF-zone op het onderwerp en druk vervolgens de ontspanknop tot de helft in. A B C DE F G Wanneer er Wanneer er niet scherpgesteld is op scherpgesteld is het object op het object Focus Aanduiding voor de scherpstelling Aan Knippert AF-zone Wit>Groen Wit>Rood Geluid¢2 Biept 2 keer Biept 4 keer A Aanduiding voor de scherpstelling B AF-zone (normaal) C AF zone (wanneer u de digitale zoom gebruikt of wanneer het donker is) D Focusbereik E Lensopening¢1 F Sluitertijd¢1 G ISO-gevoeligheid ¢1 Als er geen correcte belichting verkregen kan worden, zal dit aangegeven worden in het rood. (Dit zal echter niet aangegeven worden in het rood wanneer de flits gebruikt wordt.) ¢2 Geluidsvolume kan ingesteld worden in [SHUTTER VOL.] (P31). - 46 - Basiskennis Wanneer er niet op het onderwerp scherpgesteld is (zoals wanneer deze zich niet in het midden van de samenstelling van het beeld dat u wilt makenbevindt) 1 2 De AF-zone op het onderwerp richten en vervolgens de ontspanknop tot de helft indrukken om de focus em belichting vast te zetten. De ontspanknop half ingedrukt houden als u het toestel beweegt om het beeld samen te stellen. • U kunt herhaaldelijk de acties in stap 1 opnieuw proberen voordat u de ontspanknop volledig indrukt. Wij raden aan de gezichtsherkenningsfunctie te gebruiken wanneer u opnamen van mensen maakt. (P134) F2.0 1/125 ISO 80 F2.0 1/125 ISO 80 ∫ Onderwerp en opnameomstandigheid waarop het moeilijk is scherp te stellen • Snelbewegende onderwerpen, extreem helderen onderwerpen of onderwerpen zonder contrast • Wanneer de display van het opneembare bereik in het rood verschenen is • Wanneer u onderwerpen opneemt door ramen of in de buurt van glimmende voorwerpen • Wanneer het donker is of wanneer er zich beeldbibber voordoet • Wanneer het toestel zich te dicht bij het onderwerp bevindt of wanneer u een beeld maakt van zowel onderwerpen ver weg als onderwerpen dichtbij Golfstoring (camerabeweging) Wanneer de beeldbibberalert [ ] verschijnt, [STABILISATIE] (P146), een statief of de zelfontspanner (P74) gebruiken. • De sluitertijd zal vooral in de volgende gevallen langzamer zijn. Houdt het toestel stil vanaf het moment dat u de ontspanknop indrukt totdat het beeld op het scherm verschijnt. We raden in dit geval het gebruik van een statief aan. – Langzame synchr/Reductie rode-ogeneffect – In [PANORAMA ASSIST], [NACHTPORTRET], [NACHTL. SCHAP], [PARTY], [KAARSLICHT], [STERRENHEMEL] of [VUURWERK] in de Scènefunctie (P92) – [HOGE DYNAMIEK], [DYNAMIEK], [DYNAMISCH] ( ) in de My Colour functie (P87) – Als de sluitertijd langzamer wordt in [KORTE SLUITERT.] (P143) Richtingfunctie Beelden die opgenomen zijn met een verticaal gehouden toestel worden verticaal (gedraaid) teruggespeeld. (Alleen wanneer [LCD ROTEREN] (P170) ingesteld is op [ON]) • De richtingdetectiefunctie zou niet correct kunnen werken als de opname uitgevoerd wordt met het toestel op of neer gericht. • Bewegende beelden die met een verticaal gehouden toestel gemaakt zijn worden niet verticaal afgebeeld. - 47 - Basiskennis Programmaschakeling In programma AE-functie kunt u de ingestelde openingswaarde en de sluitertijd wijzigen zonder de belichting te wijzigen. Dit heet programmaschakeling. U kunt de achtergrond waziger maken door de openingswaarde kleiner te maken of een bewegend voorwerp met meer beweging opnemen door de sluitertijd langzamer in te stellen als u een opname maakt in de AE-programmafunctie. A • Druk de ontspanknop tot halverwege in en gebruik dan de knop op de achterkant om de programmaschakeling te activeren terwijl de openingswaarde en de sluitersnelheid op het scherm verschijnen (ong. 10 seconden). • De aanduiding voor programma shift A verschijnt op het scherm wanneer programma shift wordt ingeschakeld. • De programmaschakeling wordt geannuleerd als u de camera uitzet of als aan de functieknop op de achterkant gedraaid wordt, tot de aanduiding van de programmaschakeling verdwijnt. ∫ Voorbeeld van programmaschakeling (A): Lensopening (B): Sluitertijd 1 Programmmaschakelingnummer 2 Programmaschakelinggrafiek 3 Programmaschakelinglimiet 1 2 3 4 5 1 1/2 1/4 1/8 1/15 6 7 8 9 10 11 12 13 14 (Ev) 2 2.8 4 (A) 5.6 8 11 1/30 1/60 1/125 1/250 1/500 1/1000 1/2000 1/4000 (B) Aantekening • Als de belichting niet goed is wanneer u de ontspanknop tot de helft indrukt, worden de openingswaarde en sluitertijd rood. • Programma schakeling is geannuleerd en het toestel keert terug naar normaal programma AE-functie als er meer dan 10 seconden voorbijgaan nadat programmaschakeling geactiveerd is. De instelling van de programmaschakeling is echter opgeslagen in het geheugen. • Afhankelijk van de helderheid van het object kan het zijn dat de programmaschakeling niet werkt. - 48 - Basiskennis [OPNAME] functie: ñ Beelden maken m.b.v. de automatische functie (Intelligente Automatische Functie) Alle instellingen van de camera worden aangepast aan het onderwerp en de opnamecondities. Wij raden deze manier van opnemen dus aan voor beginners of als u de instellingen wenst over te laten aan de camera om gemakkelijker opnamen te maken. • De volgende functies worden automatisch geactiveerd. – Scènedetectie/[STABILISATIE]/[SLIMME ISO]/Gezichtsdetectie/Snelle AF/[I. EXPOSURE]/ Digitale Rode-ogencorrectie/Compensatie van de achtergrondverlichting/[I.RESOLUTIE]/ Intelligente Zoom Stel de functieknop in op [ñ]. • [MF] kan niet ingesteld worden in [ñ] (P84). 1 De ontspanknop tot de helft indrukken om scherp te stellen. • De focusaanduiding 1 (groen) gaat branden wanneer er op het onderwerp scherpgesteld is. • De AF-zone 2 wordt afgebeeld rond het gezicht van het onderwerp door de gezichtsherkenningfunctie. In andere gevallen wordt deze afgebeeld op het punt op het onderwerp waarop scherp gesteld is. • Het focusbereik is 1 cm (Breed)/30 cm (Tele) tot ¶. • De maximum close-upafstand (de kortste afstand die mogelijk is voor het maken van een beeld van het onderwerp) verschilt afhankelijk van de zoomuitvergroting. 2 Druk de tot de helft ingedrukte ontspanknop helemaal in om het beeld te maken. • De kaartaanduiding (P23) wordt rood als er opnamen met het ingebouwde geheugen (of de kaart) worden gemaakt. ∫ Wanneer u beelden maakt m.b.v. de Ingebouwde flits (P67) • Open de flits wanneer de flits gebruikt moet worden. (P67) •[ ], [ ], [ ] of [ ] zullen verschijnen afhankelijk van het type en de helderheid van het onderwerp. • Wanneer [ ] of [ ] ingesteld is, is de digitale rode-ogencorrectie in werking gesteld. • De Sluitertijd zal langzamer zijn tijdens [ ] of [ ]. ∫ Om de belichting af te stellen en beelden te maken op tijden waar het beeld te donker eruit ziet (P77) ∫ Wanneer u bewegende beelden opneemt (P104) ∫ Om beelden te maken m.b.v. functie van de Gezichtsdetectie (die gezichten opslaat van vaak voorkomende personen samen met informatie zoals hun namen en hun verjaardagen) (P113) - 49 - Basiskennis Scènedetectie Wanneer het toestel de optimale scène identificeert, wordt de icoon van de scène in kwestie in het blauw gedurende 2 seconden afgebeeld, waarna die terugkeert naar zijn gewoonlijke rode kleur. ¦ > [i-PORTRET] [i-LANDSCHAP] [i-MACRO] [i-NACHTPORTRET] • Alleen wanneer [ ] geselecteerd is [i-NACHTL. SCHAP] [i-ZONSONDERG.] [i-BABY]¢ • [¦] is ingesteld als geen van de scènes van toepassing zijn en de standaardinstellingen ingesteld zijn. ], [ ] of [ ] geselecteerd is, vindt het toestel automatisch het gezicht van een persoon, en zullen de focus en de belichting afgesteld worden. (Gezichtsdetectie) (P135) • Als er een statief gebruikt wordt, bijvoorbeeld, en het toestel merkt dat toestelschudding minimaal is wanneer de scènefunctie geïdentificeerd is als [ ], zal de sluitertijd ingesteld worden op een maximum van 8 seconden. Opletten het toestel niet te bewegen terwijl u beelden maakt. • Wanneer [GEZICHT HERK.] ingesteld is op [ON] en er een gezicht dat op een geregistreerd gezicht lijkt gevonden wordt, wordt [R] afgebeeld rechtsboven van [ ], [ ] en [ ]. ¢ Wanneer [GEZICHT HERK.] ingesteld is op [ON], zal [ ] alleen afgebeeld worden voor verjaardagen van geregistreerde gezichten die al ingesteld zijn wanneer het gezicht van een persoon 3 van jaar of ouder opgespoord wordt. • Wanneer [ Aantekening • Wegens omstandigheden zoals de hieronder genoemde, kan er een andere scène geïdentificeerd worden voor hetzelfde onderwerp. – Onderwerpomstandigheden: Wanneer het gezicht helder of donker is, De grootte van het onderwerp, De kleur van het onderwerp, De afstand tot het onderwerp, Het contrast van het onderwerp, Wanneer het onderwerp beweegt – Opnameomstandigheden: Zonsondergang, Zonsopgang, In omstandigheden met weinig licht, Als de camera heen en weer wordt geschud, Als de zoom wordt gebruikt • Om beelden te maken in een bedoelde scène, wordt het aangeraden dat u beelden maakt in de juiste opnamefunctie. • Compensatie van de achtergrondverlichting Achtergrondverlichting treedt op wanneer er licht achter het object is. In dit geval zal het onderwerp donker worden, dus deze functie compenseert het achterlicht door het geheel van het beeld automatisch op te lichten. - 50 - Basiskennis AF-opsporingsfunctie Het is mogelijk om per onderwerp de focus en belichting in te stellen. De focus en belichting zullen het onderwerp automatisch blijven volgen, ook als het beweegt. 1 Op 3 (FOCUS) drukken. • [ ] wordt afgebeeld links bovenaan het scherm. • Het AF Tracking-kader wordt in het midden van het scherm weergegeven. • Druk weer op 3 (FOCUS) om te annuleren. 2 Breng het onderwerp naar de AF-opsporingsframe en druk op [AF/AE LOCK] om het onderwerp te vergrendelen. • AF-opsporingsframe zal geel worden. • Er zal een optimumscène voor het gespecificeerde onderwerp gekozen worden. • Druk op 3 (FOCUS) om te annuleren. Aantekening • [GEZICHT HERK.] werkt niet tijdens AF-opsporing. • U kunt de AF Tracking functie niet gebruiken als [KLEUR EFFECT] op [B/W] staat. • Gelieve de Aantekening m.b.t. de AF-opsporing lezen op P136. - 51 - AF/AE LOCK Basiskennis Instellingen in intelligente automatische functie ∫ [OPNAME] functiemenu [FOTO RES.]¢1 (P127)/[BURSTFUNCTIE] (P144)/[KLEUR EFFECT]/[GEZICHT HERK.] (P113) • [KLEUR EFFECT] kan de kleureffecten van [STANDARD], [Happy] of [B/W] instellen. Als [Happy] gekozen wordt, is het mogelijk een foto te maken die automatisch een hoger niveau van helderheid heeft voor de helderheid en de levendigheid van de kleur. ∫ [BEWEGEND BEELD] functiemenu [OPNAMEFUNCTIE] (P108)/[OPN. KWALITEIT]¢1 (P108) ∫ Menu [SET-UP] [KLOKINST.]/[WERELDTIJD]/[TOON]/[TAAL]/[O.I.S. DEMO] • De instellingen van de volgende items zijn vastgesteld. Onderdeel [RICHTLIJNEN] (P33) Instellingen [ ] ([OPNAME INFO.]: [OFF]) [BESPARING] [5MIN.] ([SLAAPSMODUS]) (P35) [AUTO REVIEW] (P36) [2SEC.] [OPN. MODE] (P124) [STANDAARD] [KWALITEIT] (P129) [A] [GEVOELIGHEID] (P75) [ ] (Intelligente ISO)¢2 (De maximum ISO -gevoeligheid: [ISO1600]) [ISO-LIMIET] (P130) [1600] [WITBALANS] (P131) [AWB] [AF MODE] (P134) [š] (Instellen op [ kan worden¢3) [PRE AF] (P138) [ [I. EXPOSURE] (P140) [STANDARD] ] [MEETFUNCTIE] (P140) [C] [I.RESOLUTIE] (P145) [STANDARD]¢4 [i.ZOOM] (P145) [ON] [STABILISATIE] (P146) [AUTO]¢5 [AF ASS. LAMP] (P147) [ON] [FLITS-SYNCHRO] (P148) [1ST] [RODE-OGEN CORR] (P149) [ON] [CONTINU AF] (P152) [ON] [WINDREDUCTIE] (P152) [OFF] - 52 - ] wanneer een gezicht niet opgespoord Basiskennis ¢1 De instellingen die geselecteerd kunnen worden kunnen geselecteerd worden verschillen van wanneer er andere [OPNAME] functies gebruikt worden. ¢2 Vaststellen op [AUTO] tijdens opname van bewegend beeld. ¢3 Vaststellen op [Ø] wanneer er een gezicht niet herkend wordt tijdens de opname van een bewegend beeld ¢4 Vaststellen op [OFF] als de Scènedetectie op [ ], [ ], of [ ] gezet is. ¢5 Vaststellen op [MODE1] tijdens opname van bewegend beeld. • De volgende functies kunt u niet gebruiken. – [FLITS INSTEL.]/[AUTO BRACKET]/[ASP. BRACKET]/Witbalans, fijnafstelling/ [AF/AE VERGR.]/[MULTI BELICHT.]/[DIG. ZOOM]/[STAPSG. ZOOM]/[KORTE SLUITERT.]/ [HISTOGRAM]/[HIGHLIGHT] • [OPT. ZOEKER] en [CONVERSIE] in het [OPNAME] functiemenu, en de andere items in het [SET-UP] menu, kunnen ingesteld worden in een functie zoals de Programma AE functie. Wat ingesteld wordt, zal teruggevonden worden in de Intelligente automatische functie. - 53 - Basiskennis [OPNAME] Functie: Beelden maken met de zoom M.b.v. de Optische Zoom/M.b.v. de Extra Optische Zoom (EZ)/M.b.v. de Intelligente Zoom/M.b.v. de Digitale Zoom U kunt inzoomen om personen en voorwerpen dichter bij te doen lijken of uitzoomen om landschappen in brede hoek op te nemen. Om onderwerpen nog dichterbij te doen lijken (maximum van 6,7k), de beeldresolutie niet instellen op de hoogste stand voor elke aspectratio (1:1/4:3/3:2/16:9). De zoomvergroting kan ongeveer 1,3k vergroot worden zonder merkbare achteruitgang in het beeld dankzij de Intelligente Resolutietechnologie wanneer de Intelligente Zoom gebruikt wordt. Nog hogere niveaus van uitvergroting zijn mogelijk wanneer [DIG. ZOOM] ingesteld is op [ON] in [OPNAME] menu. Gebruik (Tele) om het object dichterbij te laten lijken Het zoomhendeltje op Tele zetten. Gebruik (Breed) om objecten verder weg te doen lijken Het zoomhendeltje op Breed zetten. ∫ Opslaan van de zoompositie (Zoom hernemen) • Raadpleeg P34 voor details. - 54 - Basiskennis ∫ Zoomtypes Eigenschap Maximum vergroting Beeldkwaliteit Optische zoom Extra optische zoom (EZ) 3,8k 6,7k¢ Geen verslechtering Condities Geen verslechtering [FOTO RES.] met (P127) is geselecteerd. Geen Schermdisplay  A [ Eigenschap Maximum vergroting Intelligente Zoom 5k (inclusief optische zoom 3,8k) 8,9k (inclusief extra optische zoom 6,7k) Beeldkwaliteit Geen merkbare achteruitgang Condities [i.ZOOM] (P145) in het [OPNAME] menu is op [ON] gezet. Schermdisplay B [ ] is afgebeeld. Digitale zoom 15,1k (inclusief optische zoom 3,8k) 26,8k (inclusief extra optische zoom 6,7k) 20,1k (inclusief optische zoom en [i.ZOOM] 5k) 35,7k (inclusief extra optische zoom en [i.ZOOM] 8,9k) Hoe hoger het vergrotingsniveau, hoe groter de verslechtering. [DIG. ZOOM] (P145) in het [OPNAME] menu is op [ON] gezet. W T W T W T W T W T W T ] wordt afgebeeld. C Het digitale zoombereik wordt afgebeeld. • Wanneer u de zoomfunctie gebruikt, zal er een schatting verschijnen van het focusbereik samen met de staaf van de zoomafbeelding. [Voorbeeld: 0.5 m – ¶] ¢ Het niveau van de vergroting verschilt, al naargelang de [FOTO RES.] en de instelling van de beeldverhouding. - 55 - Basiskennis ∫ Het mechanisme van de extra optische zoom Wanneer u de beeldresolutie instelt op [ ] (3 miljoen pixels), wordt de 10M (10,1 miljoen pixels) CCD-zone geconcentreerd in het midden van de 3M (3 miljoen pixels) –zone om een beeld te maken met een hoger zoomeffect. Aantekening • De aangegeven zoomuitvergroting is correct bij benadering. • “EZ” is een afkorting van “Extra optical Zoom”. • De optische zoom is ingesteld op Breed (1k) wanneer het toestel aanstaat. Zoompositie is als wanneer de stroom uitgezet werd als de [ZOOM HERVAT.] (P34) ingesteld is op [ON]. • Als u de zoomfunctie gebruikt nadat u op het object scherpgesteld hebt, stelt u opnieuw scherpobject. • De objectiefcilinder wordt automatisch uit- of ingetrokken afhankelijk van de zoomstand. Onderbreek de beweging van de objectiefcilinder niet terwijl u het zoomhendeltje verplaatst. • Wanneer u de digitale zoom gebruikt, zou [STABILISATIE] niet effectief kunnen zijn. • Wanneer u de digitale zoom gebruikt, raden wij het gebruik van een statief en de zelfontspanner (P74) aan om opnamen te maken. • In de volgende gevallen, is [i.ZOOM] vastgesteld op [ON]. – Intelligent Automatische Functie – Scène Mode ([i.ZOOM] kan niet gebruikt worden als het toestel op [H. GEVOELIGH.], [HI-SPEED BURST] of [FLITS-BURST] in de Scène Mode staat.) – [HOGE DYNAMIEK], [DYNAMIEK], [DYNAMISCH] ( ) of [ZANDSTRAAL] in de My Colour functie • [i.ZOOM] kan niet gebruikt worden in de volgende gevallen. – [SPELDENPRIK] in de My Colour functie • De extra optische zoom kan niet gebruikt worden in de volgende gevallen. – In [H. GEVOELIGH.], [HI-SPEED BURST] of [FLITS-BURST] in de scènefunctie – [SPELDENPRIK] in de My Colour functie – Wanneer u bewegende beelden opneemt – Wanneer [KWALITEIT] ingesteld is op [ ], [ ] of [ ] – [MULTI BELICHT.] • [DIG. ZOOM] kan niet gebruikt worden in de volgende gevallen. – Intelligent Automatische Functie – In [H. GEVOELIGH.], [HI-SPEED BURST] of [FLITS-BURST] in de scènefunctie – [SPELDENPRIK] of [ZANDSTRAAL] in de My Colour functie – Wanneer [KWALITEIT] ingesteld is op [ ], [ ] of [ ] – [MULTI BELICHT.] – Wanneer [CONVERSIE] ingesteld is op [ ] - 56 - Basiskennis Gebruik van de Step Zoom Als de [STAPSG. ZOOM] (P146) in het [OPNAME] menu op [ON] gezet is, wordt de zoompositie weergegeven, die gestopt kan worden, zodat het mogelijk is om op de brandpuntlengte (opneembaar veld van de zoekindicator) die u wilt gebruiken in te zoomen. Het zoomen kan gestopt worden op de brandpuntlengtes van 24 mm, 28 mm, 35 mm, 50 mm, 70 mm en 90 mm (equivalent aan een 35 mm film camera) telkens als aan de zoomhendel wordt gedraaid. A Brandpuntlengte A Huidige zoompositie • 3 brandpuntlengtes voor Wide, huidige zoompositie en Tele worden op het beeldscherm weergegeven (de uitvergroting wordt niet weergegeven). • De maximum brandpuntlengte zal veranderen afhankelijk van de instellingen van [FOTO RES.], extra optische zoom, [DIG. ZOOM] of [i.ZOOM]. De Step Zoom zal met een brandpuntlengte tot 800 mm werkzaam zijn. Aantekening • De brandpuntlengte is een benadering. • De waarde van de brandpuntlengte zal veranderen als de beeldverhouding op [1:1] gezet is. • [STAPSG. ZOOM] kan niet gebruikt worden in de volgende gevallen. – Intelligent Automatische Functie – Wanneer u bewegende beelden opneemt – Wanneer [CONVERSIE] ingesteld is op [ ] • De brandpuntlengte wordt weergegeven tijdens het afspelen van beelden die met Step Zoom opgenomen zijn. - 57 - Basiskennis [AFSPELEN] functie: ¸ Beelden terugspelen ([NORMAAL AFSP.]) Druk op [(]. Op 2/1 drukken om het beeld te kiezen. A B A Bestandsnummer B Beeldnummer 2: De vorige opname terugspelen 1: De volgende opname terugspelen • Snelheid van beeld verder/terug spoelen verandert afhankelijk van de afspeelstatus. • Als u 2/1 ingedrukt houdt, kunt u de opnamen achterelkaar terugspelen. • Het is tevens mogelijk om beelden vooruit/achteruit te spoelen door de functieknop achterop te draaien. ∫ Het terugspelen stoppen Druk opnieuw op [( ], op de bewegend beeldknop drukken of de ontspanknop tot de helft indrukken. Aantekening • Dit toestel voldoet aan de DCF-norm “Design rule for Camera File system” die vastgesteld is door JEITA “Japan Electronics and Information Technology Industries Association” en met Exif “Exchangeable Image File Format”. De bestanden die niet aan de DCF-norm voldoen, kunnen niet worden afgespeeld. • De lenscilinder trekt zich ongeveer 15 seconden nadat u overschakelt van de [OPNAME]- naar de [AFSPELEN]-functie terug. - 58 - Basiskennis Meervoudige schermen afbeelden (Meervoudig terugspelen) Het zoomhendeltje op [L] (W) zetten. A 1 scherm>12 schermen>30 schermen> Schermdisplay (P161) A Het aantal gekozen beelden en het totaal opgenomen beelden • Zet het zoomhendeltje naar [Z] (T) om terug te keren naar het vorige scherm. • Beelden worden niet gedraaid voor de display. • Beelden die afgebeeld worden m.b.v. [ ] kunnen niet afgespeeld worden. ∫ Om terug te keren naar normaal terugspelen 1 Op 3/4/2/1 drukken om een beeld te kiezen. • Er zal een icoon afgebeeld worden afhankelijk van het opgenomen beeld en de instellingen. 2 • Het is tevens mogelijk om beelden te selecteren door de functieknop achterop te draaien. Druk op [MENU/SET]. • Het gekozen beeld verschijnt. • Het is tevens mogelijk om beelden te tonen door op de functieknop achterop te drukken. - 59 - Basiskennis De terugspeelzoom gebruiken Het zoomhendeltje op [Z] (T) zetten. 1k>2k>4k>8k>16k • Wanneer u de zoomhendel naar [L] (W) draait na het uitvergroten van het beeld, wordt de vergroting lager. • Wanneer u de vergroting verandert, verschijnt de aanduiding van de zoompositie A gedurende ongeveer 1 seconde en kan de positie van de vergrootte sectie verwijderd worden door op 3/4/2/1 te drukken. • Hoe meer het beeld vergroot wordt, hoe slechter de kwaliteit ervan wordt. • Wanneer u de af te beelden positie verplaatst, verschijnt de aanduiding van de zoomstand gedurende ongeveer 1 seconde. A ∫ De afgebeelde opname schakelen terwijl u de terugspeelzoom behoudt Tijdens Playback Zoom aan de functieknop op de achterkant draaien om het beeld te selecteren. • U kunt van weergegeven beeld wisselen en dezelfde zoomvergroting en zoompositie voor Playback Zoom handhaven. Aantekening • U kunt de opnameinformatie op het beeldscherm, enz., ook wissen tijdens Playback Zoom door op [DISPLAY] te drukken. • Gebruik de Knipfunctie om het vergrote beeld op te slaan. (P168) • Het kan zijn dat de terugspeelzoom niet werkt als de opnamen met andere apparatuur zijn gemaakt. • De zoomvergroting en de zoompositie worden gewist als het toestel wordt uitgeschakeld (met inbegrip van de Slaapfunctie). • De zoompositie keert terug naar het midden in geval van de volgende beelden. – Opnamen met verschillende aspectratio’s – Opnamen met verschillende aantallen pixels – Opnamen met een andere draairichting (als [LCD ROTEREN] is ingesteld op [ON]) • Het afspelen van het zoomen is niet beschikbaar tijdens het afspelen van films. - 60 - Basiskennis Het focuspunt groter maken (display focuspunt) Deze eenheid zal het focuspunt herinneren tijdens de opname, en kan vergroot worden met dat punt als een centrum. Druk tijdens het afspelen van de beelden op 3 (FOCUS). • Focuspunt zou niet in het midden kunnen zijn van verbreding wanneer het zich aan de rand van het beeld bevindt. • Raadpleeg “ De terugspeelzoom gebruiken” (P60) voor werking tijdens het zoomen. • Volgende beelden kunnen niet vergroot worden omdat er geen focuspunt is: – Beeld dat gemaakt is zonder scherp stellen – Beeld dat gemaakt is met handmatige focus – Beeld dat gemaakt is met een ander toestel Omschakelen van de [AFSPEELFUNCTIE] 1 2 3 Druk op [MENU/SET] tijdens afspelen. Op 1 drukken. Op 3/4 drukken om het onderdeel te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken. [NORMAAL AFSP.] (P58) Alle beelden worden teruggespeeld. [DIASHOW] (P154) De beelden worden teruggespeeld in opeenvolging. [MODE PLAY] (P156) Afspelen in [FOTO], [AVCHD Lite]¢1, of [MOTION JPEG] kan geselecteerd worden. ¢1 Dit is de specificatie voor het opnemen en afspelen van hoge definitiebeelden. [CATEGOR. AFSP.] (P157) De in categorieën onderverdeelde gegroepeerde beelden worden teruggespeeld. [FAVORIET AFSP.] ¢2 (P158) Uw favoriete beelden worden teruggespeeld. ¢2 [FAVORIET AFSP.] wordt niet afgebeeld wanneer [FAVORIETEN] niet ingesteld is. - 61 - Basiskennis [AFSPELEN] functie: ¸ Beelden wissen Is het beeld eenmaal gewist dan kan hij niet meer teruggehaald worden. • Beelden op het ingebouwde geheugen of de kaart, die afgespeeld worden zullen gewist worden. Om een enkele opname uit te wissen Selecteer het te wissen beeld en druk vervolgens op [‚]. A [DISPLAY] knop B [‚] knop Op 2 drukken om [JA] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken. - 62 - Basiskennis Om meerdere beelden (tot 50) te wissen of alle beelden te wissen Druk op [‚]. Op 3/4 drukken om [MULTI WISSEN] of [ALLES WISSEN] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken. • [ALLES WISSEN] > stap 5. Druk op 3/4/2/1 om het beeld te selecteren en druk vervolgens op [DISPLAY] om in te stellen. (Herhaal deze stap.) •[ ] verschijnt op de gekozen opnamen. Als u opnieuw op [DISPLAY] drukt, wordt de instelling gewist. Op [MENU/SET] drukken. Op 3 drukken om [JA] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken. ∫ Wanneer [ALLES WISSEN] geselecteerd is met de [FAVORIETEN] (P171) instelling Het selectiescherm wordt opnieuw afgebeeld. Selecteer [ALLES WISSEN] of [ALLES WISSEN BEHALVEÜ], druk dan op 3 om [JA] te selecteren en wis de beelden. ([ALLES WISSEN BEHALVE Ü] kan niet geselecteerd worden als er geen beelden ingesteld zijn als [FAVORIETEN].) Aantekening • Het toestel niet uitzetten terwijl deze aan het wissen is (terwijl [‚] afgebeeld is). Gebruik een batterij met een voldoende batterijstroom of de AC-adapter (optioneel) en DC-koppelaar (optioneel). • Als u op [MENU/SET] drukt terwijl u opnamen wist met [MULTI WISSEN], [ALLES WISSEN] of [ALLES WISSEN BEHALVE Ü] zal het wissen halverwege stoppen. • Afhankelijk van het aantal beelden dat gewist moet worden, kan het wissen even duren. • Als beelden niet conform de DCF-standaard of beschermd zijn (P174), zullen deze niet gewist worden zelfs als [ALLES WISSEN] of [ALLES WISSEN BEHALVE Ü] geselecteerd is. - 63 - Geavanceerd (Opnamebeelden) Geavanceerd (Opnamebeelden) Omschakelen van de beeldschermweergave Druk op [DISPLAY] om te wijzigen. A LCD-monitor B [DISPLAY] knop • Wanneer het menuscherm verschijnt, wordt de [DISPLAY] knop niet geactiveerd. Tijdens de terugspeelzoomfunctie (P60), als u bewegende beelden terugspoelt (P159) en tijdens een diavoorstelling (P154), kunt u alleen kiezen tussen “Normale weergave G” of “Geen weergave I”. In opnamefunctie C D E F Normale weergave¢1, 2 Non-display Non-display (Opnamerichtlijn)¢1, 3 Scherm niet afgebeeld¢4     10 In terugspeelfunctie G Normaal display H Display met opname-informatie¢1 I Non-display 10:00 1.DEC.2010 10:00 1.DEC.2010 ¢1 Als het [HISTOGRAM] in [SET-UP] menu ingesteld is op [ON], zal histogram afgebeeld worden. ¢2 U kunt tussen de beschikbare opnametijd en het aantal beschikbare opnamebeelden schakelen door [RESTAANDUID.] in het [SET-UP] menu in te stellen. ¢3 Het patroon van de richtlijnen die afgebeeld worden door de instelling [RICHTLIJNEN] in [SET-UP] menu instellen.Het is mogelijk om de positie van de richtlijn te verplaatsen als deze op [ ] gezet is. (P65) U kunt ook instellen of u de opnameinformatie wel of niet afgebeeld wilt hebben wanneer de richtlijnen afgebeeld worden. ¢4 Het is pas mogelijk te schakelen tussen schermen wanneer [OPT. ZOEKER] (P149) in het [OPNAME] functiemenu ingesteld is op [ON]. Het scherm staat normaal gesproken uit. Elementen zoals de focusicoon (P46) en de icoon van de flitsoplading branden echter. Aantekening • In [NACHTPORTRET], [NACHTL. SCHAP], [STERRENHEMEL] en [VUURWERK] in scènefunctie, is de richtlijn grijs. (P92) - 64 - Geavanceerd (Opnamebeelden) ∫ Monitorvoorrang Als [WEERG OP LCD] op [ON] staat in het [SET-UP] menu (P36) wordt de LCD-monitor ingeschakeld wanneer van de opnamefunctie naar de afspeelfunctie geschakeld wordt. U kunt de tijd besparen die nodig is om de weergave naar de LCD-monitor om te schakelen, zelfs als u de externe live-zoeker (DMW-LVF1; optioneel) voor het opnemen gebruikt. ∫ Opnamerichtlijn Wanneer u het object uitlijnt op de horizontale en verticale richtlijnen of het kruispunt van deze lijnen, kunt u opnamen maken met goed ontworpen compositie door de grootte, de helling en de balans van het object te bekijken. A [ ]: Dit wordt gebruikt wanneer het hele scherm verdeeld wordt in 3k3 voor het maken van beelden met een goed gebalanceerde samenstelling. B [ ]: Dit wordt gebruikt wanneer u het onderwerp precies in het midden wilt positioneren. C [ ]: De positie van de richtlijn kan worden ingesteld. Met de richtlijn kunnen goed uitgebalanceerde opnamen te maken van onderwerpen die zich niet midden in het beeld bevinden. ∫ Instellen van de positie van de richtlijn Selecteer [RICHTLIJNEN] van het [SET-UP] menu en druk vervolgens op 1. (P28) 2 Op 4 drukken om [PATROON] te kiezen en vervolgens op 1 drukken. 3 Op 4 drukken om [ ] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken. 1 4 Druk op 3/4/2/1 om de positie in te stellen en druk vervolgens op [MENU/SET] om de instelling uit te voeren. • De richtlijn keert terug naar het midden wanneer [DISPLAY] 5 Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten. • U kunt ook de ontspanknop tot de helft indrukken om het menu ingedrukt wordt. te sluiten. - 65 - Geavanceerd (Opnamebeelden) ∫ Over het Histogram Een Histogram is een grafiek die helderheid langs de horizontale as (zwart of wit) en het aantal pixels bij elk helderheidniveau op de verticale as afbeeld. Hiermee controleert u snel de belichting van een beeld. Voorbeeld van histogram 1 Juiste belichting 2 Onderbelichting 3 Overbelicht ¢ Histogram F2.0 1/100 F2.0 1/200 ISO AWB 80 F2.0 1/50 Aantekening • Als de opname en het histogram niet samenvallen in de volgende omstandigheden, ISO AWB 80 wordt het histogram oranje afgebeeld. – Wanneer de handmatige belichtingassistentie niet [n0EV] is tijdens belichtingcompensatie of in handmatige belichtingfunctie – Als de flits geactiveerd is – In [STERRENHEMEL] of [VUURWERK] in de scènefunctie (P92) – Als de flits gesloten is • Als de schermhelderheid niet goed weergegeven wordt op donkere plaatsen • Als de belichting niet goed is ingesteld • Het histogram is een benadering in de opnamefunctie. • Het histogram van een beeld zou niet overeen kunnen komen in opnamefunctie en terugspeelfunctie. • Het histogram dat afgebeeld wordt in dit toestel komt niet overeen met histogrammen die afgebeeld worden door beeldbewerkende software voor PC’s enz. • Histogrammen worden niet afgebeeld in de volgende gevallen. – Intelligent Automatische Functie – Meervoudig terugspelen – Opname bewegende beelden – Terugspeelzoom – Kalender – Wanneer de HDMI-kabel verbonden is - 66 - Geavanceerd (Opnamebeelden) [OPNAME] Functie: Beelden maken met de ingebouwde flits A De flits openen Druk op de schakelaar voor het openen van de flitser. OPEN B De flits sluiten Druk op de flits totdat deze klikt. • Sluit de flits altijd als u deze niet gebruikt. • De flitsinstelling is vastgesteld op [Œ] terwijl de flits gesloten wordt. Aantekening • Ervoor zorgen dat er geen vinger klem blijft zitten wanneer u een flitserlamp sluit. Naar de geschikte flitsinstelling schakelen Stel de ingebouwde flitser in voor de opname. • Open de flits. Selecteer [FLITS] in het [OPNAME]-functiemenu. (P28) Druk op 3/4, selecteer een functie en druk op [MENU/SET]. • Voor informatie over flitsinstellingen die gekozen kunnen worden, “Beschikbare flitsinstellingen voor de opnamefuncties” raadplegen. (P69) Druk op [MENU/SET] om het menu te sluiten. • U kunt ook de ontspanknop tot de helft indrukken om het menu te sluiten. - 67 - Geavanceerd (Opnamebeelden) Onderdeel ‡: AUTO ˆ: AUTO/Rodeogenreductie¢ ‰: Vast ingesteld op AAN Š: Vast ingesteld op AAN/Rodeogenreductie¢ ‹: Langzame synchr./ Rodeogenreductie¢ Œ: Vast ingesteld op UIT Beschrijving van instellingen De flits wordt automatisch geactiveerd wanneer dit nodig is voor de opnamecondities. De flits wordt automatisch geactiveerd wanneer dit nodig is voor de opnamecondities. De flits wordt een keer geactiveerd vóór de eigenlijke opname om het rode-ogeneffect (ogen van het object die rood worden op het beeld) te verminderen en vervolgens opnieuw geactiveerd voor de eigenlijke opname. • Gebruik deze functie wanneer u opnamen maakt van personen in slecht belichte omstandigheden. De flits wordt altijd geactiveerd ongeacht de opnamecondities. • Gebruik deze functie wanneer uw object achtergrondbelichting heeft of onder fluorescent licht staat. • De flitsinstelling is alleen op [Š] ingesteld wanneer u of [PARTY] in scènefunctie [KAARSLICHT] instelt. (P92) Als u beelden maakt met een donker landschap op de achtergrond, maakt deze functie de sluitertijd langzamer zodra de flits geactiveerd wordt, zodat het donkere landschap op de achtergrond helder zal worden. Tegelijkertijd vermindert het rode-ogeneffect. • Gebruik deze functie wanneer u opnamen maakt van personen op een donkere achtergrond. • Een langzamere sluitertijd gebruiken kan wazigheid door beweging veroorzaken. Het gebruiken van een statoef kan uw foto’s verbeteren. De flits wordt in geen enkele opnameconditie geactiveerd. • Gebruik deze functie om opnamen te maken op plekken waar het gebruik van een flits niet toegestaan is. ¢ De flits wordt twee maal geactiveerd. Het onderwerp dient niet te bewegen totdat de tweede flits geactiveerd is. Interval tot de tweede flits is afhankelijk van de helderheid van het onderwerp. [RODE-OGEN CORR] (P149) op het [OPNAME] Functiemenu is ingesteld op [ON], [ ] verschijnt op de flitsicoon. ∫ Over de digitale rode-ogencorrectie Wanneer [RODE-OGEN CORR] (P149) ingesteld is op [ON] en de rode-ogenreductie ([ ], [ ], [ ]) geselecteerd is, wordt er digitale rode-ogencorrectie uitgevoerd elke keer dat de flits gebruikt wordt. Het toestel spoort automatisch rode ogen op en corrigeert het beeld. (Alleen beschikbaar wanneer [AF MODE] ingesteld is op [š] en de gezichtsdetectie actief is) • Onder bepaalde omstandigheden, kan de rode ogenreductie niet gecorrigeerd worden. • In de volgende gevallen werkt digitale rode-ogenreductie niet. – Wanneer de flitsinstelling ingesteld is op [‡], [‰] of [Œ] – Wanneer [RODE-OGEN CORR] ingesteld is op [OFF] – Wanneer [AF MODE] ingesteld is op iets dat niet [š] is - 68 - Geavanceerd (Opnamebeelden) ∫ Beschikbare flitsinstellingen voor de opnamefuncties De beschikbare flitsinstellingen zijn afhankelijk van de opnamefuncties. (±: Beschikbaar, —: Niet beschikbaar, ¥: Scènefunctie begininstelling) ñ ‡ ˆ ‰ ±¢1 — — ‹ Š — — Œ ± ± ± ± ± — ± ± ± ± ± — ± ± ± ± — — ± ± ± ± — — ± — — — — — ± ¢2 — — — — — ± ¢3 — — — ± — ± ¢4 ± — ± — — ± ± ¥ ± — — ± ± ¥ ± — — ± * + 0 , . ± ¥ ± — — ± — — — — — ¥ — — — — — ¥ ¥ — ± — — ± — — — ¥ — ± / 1 2 3 : ; í ï 9 ô 5 4 6 8 7 ‡ ˆ ‰ — — — ‹ Š — — Œ ¥ ¥ — ± — — ± — — — ¥ ± ± — — — ± ¥ ± ± ¥ ± — — ± ± ¥ ± — — ± ± ¥ — ± — — — — — — — ¥ ¥ — ± — — ± — — — — — ¥ — — ¥ — — — — — — — — ¥ — — — — — ¥ — — ¥ — — ± ¥ — ± — — ± — — — — — ¥ ¢1 [ ] wordt afgebeeld. [ ], [ ], [ ] of [ ] is ingesteld afhankelijk van het type onderwerp en helderheid. ¢2 [EXPRESSIEF]/[RETRO]/[PUUR]/[ELEGANT]/[ZWART/WIT]/[SILHOUET]/[KLANT] ¢3 [HOGE DYNAMIEK]/[DYNAMIEK]/[DYNAMISCH] ( ) ¢4 [SPELDENPRIK]/[ZANDSTRAAL] • De flitsinstellingen kunnen veranderen als de opnamefunctie verander wordt. Stel de flitsinstelling opnieuw in indien nodig. • De flitsinstelling blijft opgeslagen memorised ook als u de camera uit zet. De flitsinstelling voor de scènefunctie wordt weer op de oorspronkelijke instelling gezet als u de scènefunctie wijzigt. • De flits zal niet geactiveerd worden wanneer u bewegend beeld opneemt. - 69 - Geavanceerd (Opnamebeelden) ∫ Het beschikbare flitsbereik om opnamen te maken • Het beschikbare flitsbereik is een benadering. ISO-gevoeligheid Beschikbaar flitsbereik Breed Tele AUTO 80 cm tot 7,2 m¢ 30 cm tot 4,4 m¢ ISO80 80 cm tot 2,0 m 30 cm tot 1,2 m ISO100 80 cm tot 2,3 m 30 cm tot 1,3 m ISO200 80 cm tot 3,2 m 30 cm tot 1,9 m ISO400 80 cm tot 4,6 m 30 cm tot 2,7 m ISO800 80 cm tot 6,5 m 40 cm tot 3,9 m ISO1600 80 cm tot 9,2 m 60 cm tot 5,5 m ISO3200 1,15 m tot 13,0 m 90 cm tot 7,8 m ISO6400 1,60 m tot 18,4 m 1,30 m tot 11,1 m ISO12800 2,30 m tot 26,0 m 1,90 m tot 15,7 m ¢ Wanneer de [ISO-LIMIET] (P130) ingesteld is op [AUTO] • In [H. GEVOELIGH.] (P99) in scènefunctie, schakelt de ISO-gevoeligheid automatisch naar tussen [ISO1600] en [ISO12800] en verschilt het beschikbare flitsbereik ook. Breed: Ongeveer 80 cm tot ongeveer 26,0 m Tele: Ongeveer 60 cm tot ongeveer 15,7 m • In [FLITS-BURST] (P101) in scènefunctie, schakelt de ISO-gevoeligheid automatisch naar tussen [ISO100] en [ISO3200] en verschilt het beschikbare flitsbereik ook. Breed: Ongeveer 80 cm tot ongeveer 5,6 m Tele: Ongeveer 30 cm tot ongeveer 3,4 m - 70 - Geavanceerd (Opnamebeelden) ∫ Stel de flitsoutput af Stel de flitsoutput af wanneer het onderwerp klein is, of de terugkaatsing zeer hoog of laag is. 1 2 Selecteer [FLITS INSTEL.] van het [OPNAME] Functiemenu en druk vervolgens op 1. (P28) Druk op 2/1 om de flitser-output in te stellen en druk vervolgens op [MENU/SET]. • U kunt afstellen van [j2 EV] tot [i2 EV] in stappen van 3 • Kies [0 EV] om de oorspronkelijke flitswerking in te stellen. Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten. • U kunt het menu ook sluiten door de ontspanknop half in te drukken. [1/3 EV]. Aantekening • Wanneer de flitsoutput afgesteld wordt, verschijnt de flitsoutputwaarde links bovenaan het scherm. • De flitswerkinginstellingen worden opgeslagen ook als u de camera uitzet. • U kunt [FLITS INSTEL.] niet instellen in de volgende gevallen. – Intelligente automatische functie – In [FLITS-BURST] in de scènefunctie - 71 - Geavanceerd (Opnamebeelden) ∫ Sluitertijd voor elke flitsfunctie Flitsinstelling Sluitertijd (Sec.) Flitsinstelling ‡ ˆ ‹ 1/60¢1 tot 1/4000 ‰ Š Sluitertijd (Sec.) 1¢1 tot 1/4000 1 of 1/4 tot 1/4000¢2 Œ ¢1 Deze kan variëren afhankelijk van de [KORTE SLUITERT.] instelling. (P143) ¢2 Wanneer [KORTE SLUITERT.] ingesteld is op [AUTO]. (P143) • Raadpleeg P83 voor details over de Openingsprioriteit-AE, Sluiterprioriteit-AE, en Handmatige Belichting. • ¢2: De sluitertijd wordt een maximum van 1 seconde in de volgende gevallen. – Als de optische-beeldstabilisator vast is ingesteld op [OFF]. – Wanneer het toestel heeft bepaald dat er weinig beeldbibber is wanneer de optische beeldstabilisator ingesteld is op [MODE1], [MODE2] of [AUTO]. • In intelligente automatische functie, verandert de sluitertijd afhankelijk van de geïdentificeerde scène. • In Scènefunctie, zal de sluitertijd verschillen van de bovenstaande tabel. Aantekening • Zet de flits niet te dicht bij objecten en sluit de flits niet als hij moet werken. De kleur van de objecten kan vervormd worden door de hitte of het flitslicht. • Sluit de flits niet meteen weer aan nadat deze gewerkt heeft omdat er opnamen gemaakt zijn met AUTO/Rode-ogenreductie enz. Dit veroorzaakt problemen. • Als u een opname maakt buiten het bereik van de flits, kan het object verkeerd belicht zijn en de opname te donker of te licht zijn. • Tijdens het opladen van de flits knippert het lampje van de flitsaanduiding en wordt het rood; u kunt in dit geval geen opname maken, zelfs niet wanneer u de ontspanknop helemaal indrukt. • De witbalans kan eventueel niet goed worden gecorrigeerd als de flits niet sterk genoeg is voor het onderwerp. • Het flitseffect kan onvoldoende zijn wanneer [FLITS-BURST] (P101) gebruikt wordt in de Scènefunctie of wanneer de sluitersnelheid hoog is. • Het kan even duren om de flits op te laden als u opnieuw een opname wil maken. Maak de opname nadat de toegangsaanduiding is verdwenen. • Het effect van de rode-ogenreductie verschilt van mens tot mens. Als de persoon bovendien ver van de camera stond of niet naar de eerste flits keek, kan dit effect ook minder evident zijn. • Wanneer de [CONVERSIE] (P150) ingesteld is op [ ], is de flits vastgesteld op [Œ]. • Wanneer de externe flits geïnstalleerd is, zal deze prioriteit hebben. Zie P199 voor meer informatie over de externe flits. - 72 - Geavanceerd (Opnamebeelden) [OPNAME] Functie: Close-up’s maken Met deze functie kunt u close-up’s maken van een object, bijv. wanneer u opnamen van bloemen maakt. U kunt opnamen maken van een object tot op een afstand van 1 cm van de lens door het zoomhendeltje zo ver mogelijk naar Breed te zetten (1k). Schuif de focus-keuzeschakelaar naar [AF#]. • In AF-macrofunctie, [ ] wordt afgebeeld. AF AF MF Maak de beelden. ∫ Scherpstellingbereik in AF-macrofunctie ¢ Het focusbereik verandert in stappen. 30 cm T W 1 cm Aantekening • Wij raden u aan een statief en de zelfontspanner te gebruiken. • Wij raden aan de flits op [Œ] in te stellen wanneer u van heel dicht bij beelden maakt. • Als de afstand tussen het toestel en het object buiten het focusbereik van het toestel ligt, zou het beeld niet op de juiste manier scherpgesteld kunnen worden zelfs als de focusaanduiding brandt. • Wanneer een object dichtbij het toestel is, is het effectieve focusbereik aanzienlijk minder breed. Daarom kan, als de afstand tussen het toestel en het object gewijzigd is na het scherpstellen, het moeilijk worden om er opnieuw op scherp te stellen. • AF-macrofunctie geeft prioriteit aan een onderwerp dichtbij het toestel. Als de afstand tussen het toestel en het onderwerp daarom ver weg is, duurt het langer om erop scherp te stellen. • Wanneer u opnamen maakt in een dicht bereik in macrofunctie, kan de resolutie van de buitenkant van het beeld enigszins afnemen. Dit is geen storing. - 73 - Geavanceerd (Opnamebeelden) [OPNAME] Functie: Opnamen maken met de zelfontspanner Druk op 2 [ë]. Op 3/4 drukken om de functie te kiezen. • U kunt ook op 2 [ë] drukken om te selecteren. Op [MENU/SET] drukken. • U kunt ook de ontspanknop tot de helft indrukken om het menu te sluiten. • Het menuscherm verschijnt na ongeveer 5 seconden. Nu wordt het geselecteerde item automatisch ingesteld. Druk de ontspanknop half in om scherp te stellen en druk de knop helemaal in om de opname te maken. • Het lampje van de zelfontspanner A knippert en de sluiter wordt na 10 seconden geactiveerd (of na 2 seconden). • Als u tijdens het instellen van de zelfontspanner op [MENU/SET] drukt, wordt de instelling van de zelfontspanner geannuleerd.  Aantekening • Wanneer u een statief of dergelijke enz. gebruikt, is de instelling van de zelfontspanner op 2 seconden handig om de beweging die veroorzaakt wordt door het indrukken van de ontspanknop te vermijden. • Wanneer u éénmaal de ontspanknop helemaal indrukt, wordt er automatisch op het object scherpgesteld net voor de opname. Op donkere plekken zal het zelfontspannerlampje knipperen en kan het helder gaan schijnen om als AF-lamp te werken (P147) zodat het toestel beter op het object scherp kan stellen. • Wij raden u aan een statief te gebruiken als u opnamen maakt met de zelfontspanner. • Het aantal beelden dat gemaakt kan worden in [BURSTFUNCTIE] staat vast op 3. • Het aantal beelden dat gemaakt kan worden in [FLITS-BURST] (P101) in scènefunctie is vastgesteld op 5. • Zelfontspanner kan niet ingesteld worden op 10 seconden in [ZELFPORTRET] in scènefunctie. • Instellen van de zelfontspanner kan niet uitgevoerd worden in de volgende gevallen. – In [HI-SPEED BURST] in de scènefunctie – Wanneer u bewegende beelden opneemt - 74 - Geavanceerd (Opnamebeelden) [OPNAME] Functie: De lichtgevoeligheid instellen Hiermee kan de gevoeligheid voor het licht (ISO-gevoeligheid) worden ingesteld. Als u deze hoger zet, kunnen ook op donkere plaatsen opnamen worden gemaakt zonder dat de opnamen donker worden. Op 1 drukken ( ). • Dit kan ingesteld worden vanuit het [OPNAME] menu (P130). Druk op 3/4 om de ISO-gevoeligheid te selecteren en druk vervolgens op [MENU/SET] om deze in te stellen. • U kunt ook op 1 ( ) drukken om te selecteren. • U kunt ook de ontspanknop tot de helft indrukken om in te stellen. • Het menuscherm verschijnt na ongeveer 5 seconden. Nu wordt het geselecteerde item automatisch ingesteld. ISO-gevoeligheid Opnamelocatie (aangeraden) Sluitertijd Ruis 80 ¢ (Intelligent) Wanneer het donker is Langzaam Snel Minder Verhoogd ISO-gevoeligheid AUTO¢ 12800 Wanneer het licht is (buiten) Instellingen De ISO-gevoeligheid wordt automatisch aangepast op basis van de helderheid. De ISO-gevoeligheid wordt aangepast op basis van de beweging van het onderwerp en de helderheid. De ISO-gevoeligheid wordt ingesteld in verschillende standen. 80/100/200/400/800/1600/3200/ (Als de [ISO VERHOGING] in het [OPNAME]-menu 6400/12800 (P130) op [1/3 EV] wordt gezet, gaan de items met betrekking tot de ISO-gevoeligheid omhoog.) ¢ Als [ISO-LIMIET] van het [OPNAME] menu (P130) op iets anders dan [AUTO] wordt gezet, wordt het automatisch ingesteld binnen het waardenbereik dat ingesteld is bij [ISO-LIMIET]. Het wordt als volgt ingesteld als [ISO-LIMIET] op [AUTO] gezet is. • Wanneer [AUTO] geselecteerd is, is ISO-gevoeligheid automatisch afgesteld afhankelijk van de helderheid binnen een maximuminstelling van [ISO400]. ([ISO1000] als de flits gebruikt wordt) • Als de ISO-gevoeligheid op [ ] gezet wordt, zal deze automatisch bijgesteld worden, afhankelijk van de helderheid binnen de maximuminstelling van [ISO1600]. ([ISO1000] als de flits gebruikt wordt). - 75 - Geavanceerd (Opnamebeelden) • Als [FOTO RES.] ingesteld is op een waarde die groter is dan [ ] (1:1), [ ] (4:3), [ (3:2) of [ ] (16:9) met [ISO6400]/[ISO12800] ([ISO4000] tot [ISO12800] terwijl [ISO VERHOGING] op [1/3 EV]) gezet is, dan zal [FOTO RES.] kleiner worden, zoals onderstaande tabel toont: Aspectratio instellen ] Beeldgrootte 1:1 > / 4:3 / / > 3:2 / / > 16:9 / / > • Als [ISO6400]/[ISO12800] ingesteld is ([ISO4000] tot [ISO12800] als [ISO VERHOGING] op [1/3 EV] staat), kunnen de volgende functies niet gebruikt worden. –[ ], [ ] of [ ] in [KWALITEIT] – Extra Optische Zoom – [i.ZOOM] – [DIG. ZOOM] • De ISO-gevoeligheid zal ingesteld worden op [AUTO] wanneer u bewegende beelden maakt. Tevens zal de [ISO-LIMIET] niet werken. • Het instellen van onderstaande items kan geselecteerd worden in de Creatieve filmfunctie. [AUTO]/[400]/[800]/[1600]/[3200]/[6400] ∫ Over [ ] (slimme ISO-gevoeligheidscorrectie) Het toestel stelt automatisch de optimale ISO-gevoeligheid en sluitertijd in om bij de beweging te passen van het onderwerp en helderheid van de scène om de golfstoring van het onderwerp te minimaliseren. • De sluitertijd is niet vastgesteld wanneer de ontspanknop tot de helft ingedrukt wordt. Deze verandert continu om zich aan te passen aan de beweging van het onderwerp totdat de ontspanknop helemaal ingedrukt wordt. Bevestig de eigenlijke sluitertijd op de informatiedisplay om de opname terug te laten spelen. Aantekening • Hoe hoger de waarde die ingesteld is voor de ISO-gevoeligheid, hoe meer golfstoring gereduceerd wordt maar hoe groter de hoeveelheid opnameruis is. • Raadpleeg P70 voor het flitsbereik. • Afhankelijk van de helderheid en de snelheid waarmee het onderwerp beweegt, kan jitter (beeldvervorming) mogelijk niet worden voorkomen, zelfs niet als [ ] wordt geselecteerd. • Bewegingen zouden niet opgemerkt kunnen worden wanneer een bewegend onderwerp klein is, wanneer een bewegend onderwerp zich aan de rand bevindt van het scherm of wanneer een onderwerp bewogen wordt/zich beweegt op het precieze moment wanneer de ontspanknop helemaal ingedrukt wordt. • De instelling wordt in de onderstaande gevallen gefixeerd op [ ]. – In [SPORT], [BABY1]/[BABY2], [HUISDIER] en [FLITS-BURST] in de scènefunctie • Programmawisseling kan niet worden geactiveerd als de ISO-gevoeligheid op [ ] is ingesteld. • U kunt [ ] niet selecteren in de sluitertijdprioriteit AE-functie en in de functie handmatige belichting. • Vastgesteld op [AUTO] met uitzondering van [KLANT] in de My Colour Mode. • Om beeldruis te voorkomen, raden wij aan een lagere ISO-gevoeligheid te gebruiken door [RUISREDUCTIE] in de [OPN. MODE] richting [ _] te draaien of door alle items behalve [RUISREDUCTIE] richting [ `] te draaien voor het maken van opnamen. (P125) - 76 - Geavanceerd (Opnamebeelden) [OPNAME] Functie: Belichtingscompensatie Gebruik deze functie wanneer u de geschikte belichting niet kunt verkrijgen wegens het verschil in helderheid tussen het object en de achtergrond. Zie de volgende voorbeelden. Onderbelicht Juiste belichting Overbelicht De belichting positief compenseren. De belichting negatief compenseren. Druk op de functieknop op de achterkant om [È] te selecteren en draai aan de functieknop om de belichting te compenseren. A Waarde belichtingcompensatie • De in werking gestelde handeling zal elke keer dat de functieknop achterop ingedrukt wordt schakelen. • De werking van de belichtingscompensatie wordt vrijgegeven als [È] linksonder op het beeldscherm oranje wordt. • De waarde van de belichtingscompensatie kan ingesteld worden binnen een bereik van j3 EV tot i3 EV. • Selecteer [È] alleen om terug te keren naar de originele belichting (0 EV). A Maak de beelden. Aantekening • EV is een afkorting voor [Exposure Value] (Belichtingswaarde). Het is de hoeveelheid licht die door de lensopening en de sluitertijd naar de CCD gestuurd wordt. • De belichtingscompensatiewaarde verschijnt links onderaan op het scherm. • De ingestelde belichtingswaarde wordt opgeslagen zelfs als het toestel uit wordt gezet. De belichtingswaarde wordt in de Intelligent Auto Mode echter niet opgeslagen. • Het compensatiebereik van de belichting wordt beperkt door de helderheid van het object. • Belichtingcompensatie kan niet gebruikt worden in [STERRENHEMEL] in de scènefunctie. • De compensatie van de belichting kan niet gebruikt worden in [EXPRESSIEF], [RETRO], [PUUR], [ELEGANT], [ZWART/WIT], [SILHOUET] en [KLANT] in de My Color Mode. - 77 - Geavanceerd (Opnamebeelden) [OPNAME] Functie: Fotograferen met Auto Bracket/Aspect Bracket Auto Bracket In deze functie, worden 3 opnamen automatisch gemaakt in het gekozen bereik van de belichtingscompensatie telkens als de ontspanknop ingedrukt wordt. U kunt het beeld met de beste belichting kiezen uit de 3 opnamen met verschillende belichtingen. Met auto bracket d1 EV 1ste beeld 2de beeld 3de beeld d0 EV j1 EV i1 EV Druk op [AUTO BRACKET] op het [OPNAME] functiemenu en druk vervolgens op 1. (P28) Druk op 2/1 om het compensatiebereik van de belichting in te stellen en druk vervolgens op [MENU/SET]. • Wanneer u de auto bracket niet gebruikt, kiest u [OFF] (0). Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten. • U kunt ook de ontspanknop tot de helft indrukken om het menu te sluiten. - 78 - Geavanceerd (Opnamebeelden) Aspect Bracket Door de ontspanknop een keer in te drukken worden er automatisch vier beelden gemaakt met aspectratio’s van [4:3], [3:2], [16:9] en [1:1] (met een enkel sluitergeluid). Druk op [ASP. BRACKET] op het [OPNAME] functiemenu en druk vervolgens op 1. (P28) Op 4 drukken om [ON] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken. Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten. • U kunt ook de ontspanknop tot de helft indrukken om het menu te sluiten. • De combinaties van beeldresoluties zijn als volgt. [4:3] -. [3:2] -. [16:9] 9M -. [1:1] 10M 9,5M 7,5M 7M 6,5M 6M 5,5M 5M 4,5M 4,5M 3,5M 3M¢ 3M¢ 2,5M ¢ 2,5M¢ Bijv. als instelling 6,5M (3:2) is • 7M (4:3), 6,5M (3:2), 6M (16:9) en 5,5M (1:1). ¢Dit zijn de minimum beeldformaten als de instelling Aspect Bracket geselecteerd is. Als het beeldformaat op een kleiner formaat dan het minimum beeldformaat gezet is, zal het tijdelijk op het minimum beeldformaat gezet worden. - 79 - Geavanceerd (Opnamebeelden) Aantekening • Wanneer u auto bracket instelt, verschijnt [ ] op het scherm. • Als Aspect Bracket ingesteld wordt, verschijnt [ ] op het beeldscherm. • Wanneer u opnamen maakt met auto bracket nadat u het bereik van de belichtingscompensatie hebt ingesteld, wordt voor de opnamen de gekozen belichtingscompensatie gebruikt. Wanneer de belichting gecompenseerd is, verschijnt de waarde van de belichtingscompensatie links onderaan op het scherm. • De instelling Auto Bracket/Aspect Bracket wordt gewist als u het toestel uitschakelt of als de [SLAAPSMODUS] wordt geactiveerd. • Als Auto Bracket/Aspect Bracket ingesteld is, wordt de Auto Review functie geactiveerd, onafhankelijk van de instelling daarvan. U kunt de Automatische overzichtsfunctie niet instellen in het [SET-UP] menu. • De belichting zou niet gecompenseerd kunnen worden met auto bracket afhankelijk van de helderheid van het object. • Het zal langer duren om de beeldgegevens te schrijven als Auto Bracket of Aspect Bracket met het interne geheugen gebruikt is. • [Œ] is ingesteld voor de flits wanneer auto bracket ingesteld is. • [BURSTFUNCTIE], [MULTI-FILM] of Witbalans Bracket zullen gewist worden als [AUTO BRACKET] of [ASP. BRACKET] ingesteld is. • In AE-sluiterprioriteit en handmatige belichting wordt auto bracket, als de sluitertijd ingesteld is op meer dan 1 seconde, geannuleerd. • De laatst ingestelde zal de prioriteit hebben. (Auto Bracket en Aspect Bracket kunnen niet gelijktijdig ingesteld worden.) • Instelling van de auto bracket kan niet uitgevoerd worden in de volgende gevallen. – In [PANORAMA ASSIST], [HI-SPEED BURST], [FLITS-BURST] en [STERRENHEMEL] in de scènefunctie – [EXPRESSIEF], [RETRO], [PUUR], [ELEGANT], [ZWART/WIT], [SILHOUET], [SPELDENPRIK], [ZANDSTRAAL] en [KLANT] in de My Colour functie – [MULTI BELICHT.] – Wanneer u bewegende beelden opneemt • De instelling van Aspect Bracket kan onder de volgende omstandigheden niet plaatsvinden. – In [PANORAMA ASSIST], [H. GEVOELIGH.], [HI-SPEED BURST], [FLITS-BURST] en [STERRENHEMEL] in de scènefunctie – [EXPRESSIEF], [RETRO], [PUUR], [ELEGANT], [ZWART/WIT], [SILHOUET], [SPELDENPRIK], [ZANDSTRAAL] en [KLANT] in de My Colour functie – Wanneer [KWALITEIT] ingesteld is op [ ], [ ] en [ ] – [MULTI BELICHT.] – Wanneer u bewegende beelden opneemt - 80 - Geavanceerd (Opnamebeelden) [OPNAME] functie: Opnamen maken door het diafragma/de sluitertijd te specificeren Diafragmaprioriteit AE Stel de openingswaarde in op een hogere waarde als u een scherpe achtergrond wenst. Stel de openingswaarde minder groot in als u de achtergrond niet echt scherp wenst. Stel de functieknop in op [ ]. Draai de functieknop achterop om de openingswaarde in te stellen. A Lensopening • Deze zal schakelen tussen openingsinstelling-werking en Belichtingcompensatie, elke keer dat de functieknop achterop ingedrukt wordt. A Een opname maken. Sluitertijdprioriteit AE Als u een scherpe opname wenst te maken van een snel bewegend object, stelt u een hogere sluitertijd in. Als u een trail-effect wenst, stelt u een lagere snelheid in. Stel de functieknop in op [ ]. Draai de functieknop achterop om de sluitertijd in te stellen. B Sluitertijd • Deze zal schakelen tussen instellingswerking van sluitertijd en Belichtingcompensatie, elke keer dat de functieknop achterop ingedrukt wordt. B Een opname maken. Aantekening • Lees P83 voor de beschikbare openingswaarden en sluitersnelheden. • De helderheid van het beeldscherm en van de opgenomen beelden kan verschillend zijn. Controleer de beelden met gebruik van de afspeelfunctie. • Zet de diafragmawaarde hoger als het onderwerp te licht is in de diafragmaprioriteit AE-functie. Zet de diafragmawaarde lager als het onderwerp te donker is. • De openingswaarde en de sluitertijd die op het scherm staan, worden rood als de belichting niet goed is. • Wij raden aan een statief te gebruiken met een lage sluitertijd. • [‹] kan niet ingesteld worden voor AE-sluitervoorrang - 81 - Geavanceerd (Opnamebeelden) [OPNAME] functie: Beeld maken door de belichting handmatig in te stellen Bepaalde belichting door handmatig de opening en de sluitertijd in te stellen. Draai de instelknop op [²]. • De handmatige belichtingassistentie A verschijnt gedurende ongeveer 10 seconden. Draai de functieknop achterop om de opening en de sluitertijd in te stellen. B Lensopening C Sluitertijd • Deze zal schakelen tussen openingsinstelling-werking en sluitertijdinstelling, B C elke keer dat de functieknop achterop ingedrukt wordt. • Focus kan handmatig ingesteld worden wanneer [MF] afgebeeld wordt. (P84) Druk de ontspanknop half in. • De handmatige belichtingassistentie A verschijnt gedurende ongeveer 10 seconden. • Stel de openingswaarde en de sluitersnelheid weer in als de belichting niet goed is. A Maak de opname. ∫ Hulp bij handmatige belichting De belichting is goed. Stel een hogere sluitertijd of een grotere opening in. Stel een lagere sluitertijd of een kleinere opening in. • De manuele belichtingshulp is een benadering. Aantekening • Lees P83 voor de beschikbare openingswaarden en sluitersnelheden. • De helderheid van het beeldscherm kan verschillen van die van de huidige beelden. Controleer de beelden met gebruik van de afspeelfunctie. • Als de belichting niet goed is, worden de openingswaarde en sluitertijd op het scherm rood als u de ontspanknop half indrukt. • [‹] want flits kan niet ingesteld worden. - 82 - Geavanceerd (Opnamebeelden) Openingswaarde en sluitertijd AE-openingsvoorrang Beschikbare openingswaarde (Per 1/3 EV) Sluitertijd (Sec.) F8.0 F7.1 F6.3 F5.6 F5.0 F4.5 F4.0 F3.5 F3.2 F2.8 F2.5 F2.2 F2.0 8 tot 1/4000 8 tot 1/2000 AE-sluitervoorrang Sluitertijd (Sec.) (Per 1/3 EV) Lensopening 8 6 5 4 3,2 2,5 2 1,6 1/1,6 1,3 1 1/1,3 1/2 1/2,5 1/3,2 1/4 1/5 1/6 1/8 1/10 1/13 1/15 1/20 1/25 1/30 1/40 1/50 1/60 1/80 1/100 1/125 1/160 1/200 1/250 1/320 1/400 1/1000 1/500 1/640 1/800 1/1300 1/1600 1/2000 1/2500 1/3200 1/4000 F2.0 tot F8.0 F4.0 tot F8.0 Handmatige belichting Beschikbare openingswaarde (Per 1/3 EV) Sluitertijd (Sec.) (Per 1/3 EV) F2.0 tot F3.5 60 tot 1/2000 F4.0 tot F8.0 60 tot 1/4000 Aantekening • De openingswaarden in de tabel boven zijn de waarden die gelden als de zoomhendel op Breed staat. • Afhankelijk van de zoomuitvergroting kunt u sommige openingswaarden niet kiezen. - 83 - Geavanceerd (Opnamebeelden) [OPNAME] Functie: Opnamen maken met handmatig scherpstellen Gebruik deze functie als u een vaste scherpstelling wenstof als de afstand tussen de lens en het object vast is en u de automatische scherpstelling niet wenst te gebruiken. Stel de focus-keuzeschakelaar in op [MF]. •[ ] wordt afgebeeld links onderaan het scherm terwijl deze zich in de Handmatig Afstellen Modus bevindt. AF AF MF Druk een paar keer op de functieknop achterop om de handeling van handmatig scherpstellen in werking te stellen. • De in werking gestelde handeling zal elke keer dat de functieknop achterop ingedrukt wordt schakelen. • Handeling van handmatig scherpstellen is in werking gesteld wanneer [ ] rechts onderaan het scherm oranje wordt. Draai aan de functieknop op de achterkant. • Focusbereik verdwijnt. Druk op 2/1 of draai aan de functieknop op de achterkant om op het onderwerp scherp te stellen. of A Focusbereik • Het zou moeilijk kunnen zijn om een fijne afstelling te maken wanneer u de functieknop achterop gebruikt. A Als u er moeite mee heeft, raden we aan om de cursorknop te gebruiken voor het afstellen. • Door de cursorknop ingedrukt te houden kunt u de focuspositie continu verplaatsen. • MF-assistance verdwijnt ongeveer 2 seconden nadat de cursorknop, of de functieknop op de achterkant, voor het laatst gebruikt werd. • Het focusbereik verdwijnt na ongeveer 5 seconden nadat de cursorknop, of de functieknop op de achterkant, voor het laatst gebruikt werd. • Tijdens video-opname, zullen de MF-assistentie en het focusbereik niet weergegeven worden, maar u kunt scherpstellen door op 2/1 te drukken of d.m.v. de functieknop achterop. Maak de opname. - 84 - Geavanceerd (Opnamebeelden) MF-ASSIST Als u aan de functieknop op de achterkant draait terwijl [MF ASSIST] op [MF1] of [MF2] staat, wordt MF assist geactiveerd en wordt het beeldscherm vergroot zodat u gemakkelijker op het onderwerp kunt scherpstellen. Selecteer [MF ASSIST] op het [SET-UP] menu. (P28) Op 3/4 drukken om [MF1] of [MF2] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken. [MF1] Het midden van het schermbeeld wordt uitvergroot. U kunt scherpstellen terwijl u rekening houdt met de compositie van het hele beeld op het scherm. [MF2] Het midden van het scherm wordt vergroot totdat het beeld het hele scherm beslaat. Dit is handig voor het scherp stellen van breedbeeldopnamen waarin veranderingen van de focus moeilijk te volgen zijn. [OFF] Het scherm wordt niet vergroot. Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten. • U kunt ook de ontspanknop tot de helft indrukken om het menu te sluiten. ∫ Veranderen van de zoomzone De uitvergrootte zone kan veranderd worden terwijl het scherm uitgerekt is m.b.v. MF-hulpfunctie. Dit is handig wanneer u de focuspositie wilt veranderen om opnamen te maken. 1 Draai de functieknop achterop om MF-assistentie weer te geven op het scherm. 2 Beeld MF-zone (verbrede zone) af door op [MENU/SET] te drukken. 3 Verander de uit te breiden zone met de cursorknoppen 3/4/2/1. 4 Op [MENU/SET] drukken om in te stellen. () • Met de onderstaande handelingen wordt de MF-assistentie weer in de oorspronkelijke stand gezet. – De opnamemaat of –aspect veranderen. – Het toestel uitzetten. - 85 - Geavanceerd (Opnamebeelden) ∫ Technieken voor handmatig scherpstellen 1 Scherpstellen door aan de functieknop op de achterkant te draaien. 2 Druk verder een paar keer in dezelfde richting op de cursorknop. 3 Stel tenslotte scherp op het onderwerp door de cursorknop andersom in te drukken. ∫ One shot AF U kunt scherpstellen op het onderwerp met automatische focus door [MF] te selecteren met Focus-keuzeschakelaar en vervolgens op de 3 (FOCUS) knop te drukken. Dit is handig voor de prefocus. ∫ Prefocus Met deze techniek stelt u op voorhand scherp op het punt waarop u de opnamen gaat maken als het bijvoorbeeld moeilijk is scherp te stellen met de automatische scherpstelling wegens bijvoorbeeld een snelle beweging. Deze functie is geschikt als de afstand tussen de camera en het object vastligt. Aantekening • Als u scherpstelt in de Breed-functie en dan de zoomhendel op Tele draait, kan de scherpstelling niet goed zijn. In dit geval dient u opnieuw scherp te stellen. • De MF-assistentie verschijnt niet wanneer u de digitale zoom gebruikt. • De afstand naar het onderwerp die afgebeeld wordt op het scherm in handmatige focus is een benadering van de focuspositie. Gebruik het MF-assistentiescherm voor een uiteindelijke controle van de focus. • Na het wissen van de Slaapfunctie opnieuw op het onderwerp scherpstellen. • Door MF-Assist in combinatie met AE Lock te gebruiken, wordt het gemakkelijker de scherpstelling te controleren - 86 - Geavanceerd (Opnamebeelden) [OPNAME] -functie: Opnamen maken met kleuraanpassing (My colour-functie) U kunt foto’s met het gewenste effect maken door het onderwerp van tevoren op het beeldscherm te bekijken en het gewenste effect in te stellen. Stel de functieknop in op [ ]. Druk op 3/4 om een item te selecteren. Onderdeel Effect [EXPRESSIEF] Dit is een pop art-stijl beeldeffect dat de kleur benadrukt. [RETRO] Dit is een zacht beeldeffect dat de er voor zorgt dat de foto er aangetast uitziet. [PUUR] Dit is een beeldeffect dat een koel, helder licht gebruikt om een gevoel van frisheid toe te voegen. (Het beeld zal er helder en enigszins blauw uitzien). [ELEGANT] Dit is een beeldeffect dat een rustige sfeer creëert en een gevoel van statigheid uitstraalt. (Het beeld zal er enigszins donkerder en amberachtig uitzien). [ZWART/WIT] Dit is een beeldeffect dat het onderwerp vastlegt met het gebruik van tinten die typisch zijn van zwart-witfotografie en met een vlaagje kleur. [HOGE DYNAMIEK] Dit is een beeldeffect waardoor donkere en lichte zones met de juiste helderheid en natuurlijke kleuren ontstaan. [DYNAMIEK] Dit is een indrukwekkend beeldeffect dat de kleur en het contrast versterkt en donkere zones in heldere zones doet overgaan met de juiste helderheid. [DYNAMISCH] ( ) Dit is een zwart en wit beeldeffect waardoor donkere en lichte zones met de juiste helderheid ontstaan. [SILHOUET] Dit is een beeldeffect dat het onderwerp in de schaduw beter doet uitkomen als een zwarte silhouet door de achtergrondkleuren van de lucht of de zonsondergang, enz. te gebruiken. [SPELDENPRIK] Beeld wordt donkerder gemaakt en met zachte focus rond de onderwerpen. [ZANDSTRAAL] Beeld is gemaakt met een korrelige, gezandstraalde structuur. ¢ [KLANT] De kleureffecten kunnen ingesteld worden naar gelang uw wensen. ¢Voor [KLANT] instellingen, pagina 89 raadplegen. - 87 - Geavanceerd (Opnamebeelden) Druk op [MENU/SET] om de instelling te bewaren. ∫ De My Colour-instellingen opnieuw aanpassen Keer terug naar stap 2 op pagina 87 door op [MENU/SET] te drukken. Aantekening • Tijdens bewegend beeldopname, worden er instellingen gebruikt voor Mijn kleurfunctie. • De instellingen van My Colour worden in het geheugen opgeslagen, zelfs als de camera wordt uitgezet. • [I. EXPOSURE] kan alleen ingesteld worden wanneer de Mijn Kleurmodus ingesteld is op [KLANT]. • De volgende items kunnen niet ingesteld worden in Mijn kleurmodus omdat het toestel ze automatisch op de optimale instelling zet. – [OPN. MODE]/[ISO-LIMIET] - 88 - Geavanceerd (Opnamebeelden) Afstellen van de uw standaardinstellingen om gewenste effecten te bereiken Door [KLANT] te selecteren, kunt u beelden maken met kleur, helderheid en verzadiging die afgesteld zijn op de door u gewenste niveaus. In stap 2 op pagina 87, [KLANT] selecteren en op 1 drukken. Druk op 3/4 om een item te selecteren en druk vervolgens op 2/1 om het af te stellen. Onderdeel Inhoud van de aanpassing [KLEUR] Dit zal de kleur van het beeld van rood licht naar blauw licht afstellen. (11 stappen in n5) [HELDERHEID] Dit zal de helderheid van het beeld afstellen. (19 stappen in n9) [VERZADIGING] Dit zal de intensheid van de kleur van het beeld van zwart wit naar een levendige kleur afstellen. (11 stappen in n5) [RESET] Alle instellingen terugzetten op standaard. Druk op [MENU/SET] om de instelling te bewaren. • U kunt ook de ontspanknop tot de helft indrukken om in te stellen. ∫ De [KLANT] instellingen terug doen keren naar de aanvankelijke instellingen 1 2 Selecteer [ ] in bovenstaande stap 2. Druk op 2, selecteer [JA] en druk vervolgens op [MENU/SET]. • De aangepaste waarde voor elk item wordt teruggezet op standaard (middelpunt). Aantekening • Afstellingen gemaakt met [KLANT] zijn niet effectief in andere opnamemodi. • De iconen voor de bijgestelde items worden op het scherm weergegeven als [KLANT] bijgesteld wordt. De weergegeven icoon is die van de richting van de bijstelling. • AF-opsporing zou niet kunnen werken als u [VERZADIGING] afstelt om de kleur lichter te maken. - 89 - Geavanceerd (Opnamebeelden) [OPNAME] Functie: Registreren van Persoonlijke Menu-instellingen (Registreren van klantinstellingen) Het is mogelijk om maximaal 4 instellingen van huidige toestelinstelling te registreren als standaard instellingen. • Stel de functieknop in op de gewenste functie en selecteer de gewenste menu-instellingen van te voren. Selecteer [GEH VOORK INST] op het [SET-UP] menu. (P28) Druk op 3/4 om de standaard instelling te registreren en druk vervolgens op [MENU/SET]. • De standaard instellingen geregistreerd in [ ] kunnen gebruikt worden met de [ ] van de funtieknop. Dit zal handig zijn als de standaard instelling die vaak gebruikt wordt geregistreerd is, aangezien deze gebruikt kan worden door simpelweg de functieknop in te stellen. • De standaardinstellingen die geregistreerd zijn in [ ], [ ] of [ ] kunnen geselecteerd worden in de [ ] van de functieknop. Er kunnen tot 3 standaard instellingen geregistreerd worden, selecteer daarom die, die overeenkomt met de vereisten. Druk op 3, selecteer [JA] en druk vervolgens op [MENU/SET]. • Wanneer [JA] geselecteerd is, wordt er over de eerder opgeslagen instellingen heen geschreven. Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten. • U kunt ook de ontspanknop tot de helft indrukken om het menu te sluiten. Aantekening • U kunt de volgende menu-items niet opslaan omdat deze andere Opnamefuncties beïnvloeden. [OPNAME] menu/Opnamefuncties [SET-UP] Menu • [BABY1]/[BABY2] of [HUISDIER] verjaardag- • [KLOKINST.] • [WERELDTIJD] • [REISDATUM] • [TOON] en naaminstellingen in scènefunctie • Gegevens geregistreerd met • [VOLUME] • [LCD MODE] [GEZICHT HERK.] • [BEELDGROOTTE] • [BESPARING] • [AUTO REVIEW] • [STARTMODUS] • [NR. RESET] • [RESETTEN] • [USB MODE] • [VIDEO UIT] • [TV-ASPECT] • [HDMI-FUNCTIE] • [VIERA Link] • [SCÈNEMENU] • [VERSIE DISP.] • [TAAL] • [DEMOFUNCTIE] - 90 - Geavanceerd (Opnamebeelden) [OPNAME] Functie: Opnamen maken in Klantfunctie U kunt één van uw eigen standaard instellingen selecteren die opgeslagen zijn met [GEH VOORK INST], om het overeen te doen komen met de omstandigheden van het maken van het beeld. Begininstelling van de AE-programmafunctie is aan het begin geregistreerd als de standaard instellingen. Stel de functieknop in op [ ] of [ ]. A Standaard instellingen van de display • Wanneer ingesteld is op [ ] > U kunt beelden maken met de standaard instellingen de geregistreerd zijn in de [ ]. ([ ] wordt afgebeeld op het scherm) • Wanneer ingesteld is op [ ] > Naar stappen 2 en 3 A Druk op 3/4 om de standaard instellingen te selecteren die u wilt gebruiken. • In [ ] op [DISPLAY] drukken om de instellingen af te beelden voor elk menu-item. (Druk op 2/1 om te wisselen tussen schermen en drukt vervolgens op [DISPLAY] om terug te keren naar het selectiescherm.) • Alleen de hoofdmenu-items worden afgebeeld. Druk op [MENU/SET] om de instellingen in te voeren. • Het opslaan van de geselecteerde standaard instellingen wordt afgebeeld op het scherm. ∫ Wanneer de menu-instellingen worden gewijzigd Zelfs als de menuinstellingen tijdelijk veranderd worden terwijl [ ], [ ], [ ] of [ ] geselecteerd is, zal wat geregistreerd is onveranderd blijven. Om te veranderen wat geregistreerd is, over de geregistreerde gegevens heen schrijven m.b.v. [GEH VOORK INST] (P90) op het set-upmenu. Aantekening • Zie de opmerking op P90 voor details over het menu dat niet in de gewone instellingen bewaard wordt. - 91 - Geavanceerd (Opnamebeelden) [OPNAME] Functie: Beelden maken die met de scène die opgenomen wordt overeenkomen (Scènefunctie) Als u een scènefunctie kiest om een opname te maken van een beeld in een bepaalde situatie zal de camera automatisch de optimale belichting instellen en aanpassen voor de gewenste opname. Stel de functieknop in op [ ]. Op 3/4/2/1 drukken om het gewenste scènemenu te kiezen. • U kunt ook naar de menuschermen overschakelen in een menu-onderdeel door het zoomhendeltje te verplaatsen. Druk op [MENU/SET] om de instelling te bewaren. • Het menuscherm schakelt over naar het opnamescherm in de ingestelde scènefunctie. ∫ Over de informatie • Als u op [DISPLAY] drukt tijdens de selectie van een Scène Mode in stap 2, zal een uitleg over iedere Scène Mode weergegeven worden. (Als u weer op [DISPLAY] drukt, keert het scherm terug naar het menu van de Scènefunctie.) Aantekening • Om de Scènefunctie te veranderen, op [MENU/SET] drukken en vervolgens op 1 drukken. Keer nu terug naar bovenstaande stap 2 (wanneer [MENU HERVAT.] (P39) op [OFF] staat). • De flitsinstelling van de scènefunctie wordt weer op de begininstelling gezet wanneer de scènefunctie veranderd wordt. • Wanneer u een opname maakt met een scènefunctie dat niet geschikt is voor dat doeleinde, kan de tint van het beeld verschillen van de werkelijke scène. • De volgende items kunnen niet ingesteld worden in de scènefunctie omdat het toestel ze automatisch op de optimale instelling zet. – [OPN. MODE]/[GEVOELIGHEID]/[ISO-LIMIET]/[ISO VERHOGING]/[MEETFUNCTIE]/ [I. EXPOSURE]/[MULTI BELICHT.]/[KORTE SLUITERT.]/[I.RESOLUTIE]/[i.ZOOM]/ [FLITS-SYNCHRO] - 92 - Geavanceerd (Opnamebeelden) [PORTRET] Wanneer u overdag beelden maakt van personen buiten, biedt deze functie de mogelijkheid deze personen er beter uit te laten zien en hun huid een gezonder uiterlijk te geven. ∫ Technieken voor portretten Deze functie doeltreffender maken: 1 Het zoomhendeltje zo ver mogelijk op Tele zetten. 2 Ga dicht bij het object staan om deze functie beter te laten werken. Aantekening • De startinstelling voor [AF MODE] is [š]. • [I.RESOLUTIE] is vastgesteld op [OFF]. [GAVE HUID] Wanneer u overdag beelden maakt van personen buiten, selt deze functie u in staat de huidtextuur van hun huid er nog mooier uit te laten zien dan met [PORTRET]. (Dit werkt goed wanneer u beelden maakt van personen vanaf hun borst, niet wanneer u beelden maakt van personen die er met hun hele lichaam opstaan.) ∫ Technieken voor de zachte-huidfunctie Deze functie doeltreffender maken: 1 Het zoomhendeltje zo ver mogelijk op Tele zetten. 2 Ga dicht bij het object staan om deze functie beter te laten werken. Aantekening • Als er een gedeelte van de achtergrond e.d.enz. erg lijkt op de huidskleur, wordt dit gedeelte ook verzacht. • Deze functie kan minder doeltreffend werken als het beeld onvoldoende helder is. • De startinstelling voor [AF MODE] is [š]. • [I.RESOLUTIE] is vastgesteld op [OFF]. - 93 - Geavanceerd (Opnamebeelden) [ZELFPORTRET] Kies dit om een opname van uzelf te maken. ∫ Zelfportrettechnieken • Druk de ontspanknop half in om scherp te stellen. De zelfontspanneraanduiding begint te branden als u scherp in beeld staat. Houd de camera stil en druk de ontspanknop helemaal in om de foto te maken. • Het object is niet scherpgesteld als de zelfontspanneraanduiding knippert. Druk de ontspanknop opnieuw half in om scherp te stellen. • Het gemaakte beeld verschijnt automatisch op de LCD-monitor om deze te bekijken. • Als het beeld wazig is door de langzame sluitertijd raden wij het gebruik aan van de 2 seconden zelfontspanner. Aantekening • Het beschikbare focusbereik is ongeveer 30 cm tot 1,2 m. • D zoomuitvergroting wordt automatisch verplaatst naar Breed (1k). • De zelfontspanner kan alleen worden ingesteld op uit of op 2 seconden. Als deze ingesteld wordt op 2 seconden, zal deze instelling gelden totdat het toestel uitgeschakeld wordt, de scènefunctie veranderd wordt of [OPNAME] functie of [AFSPELEN] functie geselecteerd wordt. • De stabilisatorfunctie is vast ingesteld op [MODE2]. (P146) • De startinstelling voor [AF MODE] is [š]. • [I.RESOLUTIE] is vastgesteld op [OFF]. [LANDSCHAP] Hiermee kunt u opnamen maken van een volledig landschap. Aantekening • De flitsinstelling wordt vastgesteld op [Œ]. • Het focusbereik is 5 m tot ¶. - 94 - Geavanceerd (Opnamebeelden) [PANORAMA ASSIST] U kunt beelden maken met aansluitingen die geschikt zijn voor het creëren van panoramabeelden. ∫ Instellen van de opnamerichting 1 Druk op 3/4 om de opnamerichting te kiezen en druk dan op [MENU/SET]. • De horizontale/verticale richtlijn zal afgebeeld worden. 2 Maak de opname. • U kunt het beeld opnieuw maken door [NIEUW] te selecteren. 3 Op 3 drukken om [VOLG.] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken. • U kunt ook de ontspanknop tot de helft indrukken om het menu in te stellen. • Een gedeelte van het gemaakte beeld wordt afgebeeld als een doorzichtig beeld. Maak een beeld na het horizontaal of verticaal bewegen van het toestel zodat het doorzichtige beeld een ander beeld overlapt. • Wanneer u het derde beeld en beelden daarna maakt, de 4 stappen 3 en 4 herhalen. 5 • U kunt het beeld opnieuw maken door [NIEUW] te selecteren. Op 3/4 drukken om [EXIT] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken. Aantekening • Het zal een normale bewegend beeldopname zijn tijdens de bewegend beeldopname. • De flitsinstelling wordt vastgesteld op [Œ]. • [I.RESOLUTIE] is vastgesteld op [OFF]. • De focus, zoom, belichting, witbalans, sluitertijd en ISO-gevoeligheid worden vast ingesteld op de waarden voor de eerste opname. • We raden het gebruik van een statief aan. Wanneer het donker is, raden we aan de zelfontspanner te gebruiken voor het maken van beelden. • Wanneer de camera ingesteld is op [STABILISATIE] en er zeer weinig golfstoring is of als [STABILISATIE] ingesteld is op [OFF], zou de sluitertijd langzamer kunnen worden tot 8 seconde. • De ontspanner kan gesloten blijven (max. ongeveer 8 sec.) nadat u de opname hebt gemaakt voor de signaalverwerking. Dit is geen storing. • De gemaakte beelden kunnen gecombineerd worden om panoramabeelden te vormen m.b.v. de software “PHOTOfunSTUDIO 5.0 HD Edition” op de CD-ROM (meegeleverd). - 95 - Geavanceerd (Opnamebeelden) [SPORT] Daar instellen wanneer u beelden wilt maken van sportscènes of andere snelbewegende evenementen. Aantekening • Het zal een normale bewegend beeldopname zijn tijdens de bewegend beeldopname. • Wanneer de camera ingesteld is op [STABILISATIE] en er zeer weinig golfstoring is of als [STABILISATIE] ingesteld is op [OFF], zou de sluitertijd langzamer kunnen worden tot 1 seconde. • Deze functie is geschikt voor het maken van beelden van onderwerpen op een afstand van 5 m of meer. • De intelligente controle van de ISO-gevoeligheid is geactiveerd en het maximum ISO-gevoeligheidsniveau wordt [ISO1600]. [NACHTPORTRET] Hiermee kunt u opnamen maken van een persoon met een achtergrond die even helder is als in het echt. ∫ Technieken voor nachtportretten • Open de flits (de flitsinstelling zal [‹] zijn, terwijl er een verplichte flits aangegeven wordt). • Vraag het onderwerp niet te bewegen terwijl u een beeld maakt. Aantekening • Tijdens het opnemen van video’s worden lage lichtinstellingen [ ] gebruikt die betere beelden verstrekken in ruimtes met gedempt licht of bij schemer. • Het focusbereik is 50 cm (Breed)/1,2 m (Tele) tot 5 m. • We raden het gebruik van een statief en de zelfontspanner aan voor deze opnamen. • Wanneer de camera ingesteld is op [STABILISATIE] en er zeer weinig golfstoring is of als [STABILISATIE] ingesteld is op [OFF], zou de sluitertijd langzamer kunnen worden tot 8 seconde. • De ontspanner kan gesloten blijven (max. ongeveer 8 sec.) nadat u de opname hebt gemaakt voor de signaalverwerking. Dit is geen storing. • Er kan ruis zichtbaar worden wanneer u opnamen maakt op donkere plekken. • De startinstelling voor [AF MODE] is [š]. • [I.RESOLUTIE] is vastgesteld op [OFF]. [NACHTL. SCHAP] Hiermee kunt u levendige opnamen maken van een nachtelijk landschap. Aantekening • Tijdens het opnemen van video’s worden lage lichtinstellingen [ ] gebruikt die betere beelden verstrekken in ruimtes met gedempt licht of bij schemer. • De flitsinstelling wordt vastgesteld op [Œ]. • Het focusbereik is 5 m tot ¶. • We raden het gebruik van een statief en de zelfontspanner aan voor deze opnamen. • Wanneer de camera ingesteld is op [STABILISATIE] en er zeer weinig golfstoring is of als [STABILISATIE] ingesteld is op [OFF], zou de sluitertijd langzamer kunnen worden tot 8 seconde. • De ontspanner kan gesloten blijven (max. ongeveer 8 sec.) nadat u de opname hebt gemaakt voor de signaalverwerking. Dit is geen storing. • Er kan ruis zichtbaar worden wanneer u opnamen maakt op donkere plekken. - 96 - Geavanceerd (Opnamebeelden) [VOEDSEL] Met deze functie kunt u opnamen maken van bijvoorbeeld voedsel dat er natuurlijk uitziet zonder de hinderlijke invloed van omgevingslicht in restaurants enz. Aantekening • Het focusbereik is 1 cm (Breed)/30 cm (Tele) tot ¶. [PARTY] Kies deze functie als u opnamen wilt maken op een huwelijksreceptie, een feestje binnenshuis enz. U kunt er opnamen mee maken van mensen met een heldere achtergrond. ∫ Technieken voor opnamen van feesten • Open de flits. (U kunt instellen op [‹] of [Š].) • We raden het gebruik van een statief en de zelfontspanner aan voor deze opnamen. • We raden aan het zoomhendeltje op Breed (1k) te zetten en ongeveer 1,5 m van het object af te staan wanneer u opnamen maakt. Aantekening • De startinstelling voor [AF MODE] is [š]. • [I.RESOLUTIE] is vastgesteld op [OFF]. [KAARSLICHT] Met deze functie kunt u opnamen maken bij kaarslicht. ∫ Technieken voor de opnamen bij kaarslicht • Dit werkt beter dan wanneer u beelden maakt zonder de flits te gebruiken. Aantekening • Het focusbereik is 1 cm (Breed)/30 cm (Tele) tot ¶. • We raden het gebruik van een statief en de zelfontspanner aan voor deze opnamen. • Wanneer de camera ingesteld is op [STABILISATIE] en er zeer weinig golfstoring is of als [STABILISATIE] ingesteld is op [OFF], zou de sluitertijd langzamer kunnen worden tot 1 seconde. • De startinstelling voor [AF MODE] is [š]. - 97 - Geavanceerd (Opnamebeelden) [BABY1]/[BABY2] Met deze functie kunt u opnamen maken van een baby met een mooi huidkleurtje. Als u de flits gebruikt, is het licht van de flits zwakker dan anders. Voor [BABY1] en [BABY2] kunnen verschillende geboortedata en namen worden ingesteld. U kunt kiezen of u deze tijdens het terugspelen wilt laten afbeelden of op de gemaakte opname wilt laten afdrukken met [TEKST AFDR.] (P164). ∫ Verjaardag/Naaminstelling 1 2 3 Op 3/4 drukken om [LEEFTIJD] of [NAAM] te kiezen en vervolgens op 1 drukken. Op 3/4 drukken om [SET] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken. De verjaardag of naam invoeren. Verjaardag: 2/1: Selecteer de items (jaar/maand/dag). 3/4: Instelling. [MENU/SET]: Verlaten. Naam: Voor details over hoe tekens ingevoerd moeten worden, “Tekst Invoeren” op P153 raadplegen. • Wanneer de verjaardag of naam ingesteld is, wordt [LEEFTIJD] of [NAAM] automatisch ingesteld op [ON]. • Als [ON] geselecteerd is wanneer de verjaardag of naam niet geregistreerd is, verschijnt 4 het instellingscherm automatisch. Op [MENU/SET] drukken om te eindigen. ∫ Om [LEEFTIJD] en [NAAM] te annuleren Selecteer de [OFF] instelling in stap 2 van de “Verjaardag/Naaminstelling”-procedure. Aantekening • Tijdens bewegend beeldopname, worden er instellingen gebruikt voor [PORTRET]. • De leeftijd en naam kunnen afgedrukt worden m.b.v. de “PHOTOfunSTUDIO 5.0 HD Edition” bijbehorende software op de CD-ROM (meegeleverd). • Als [LEEFTIJD] of [NAAM] ingesteld is op [OFF] zal, zelfs wanneer de verjaardag of naam ingesteld is, de leeftijd of naam niet afgebeeld worden. Voordat u beelden maakt, [LEEFTIJD] of [NAAM] instellen op [ON]. • Het focusbereik is 1 cm (Breed)/30 cm (Tele) tot ¶. • Wanneer de camera ingesteld is op [STABILISATIE] en er zeer weinig golfstoring is of als [STABILISATIE] ingesteld is op [OFF], zou de sluitertijd langzamer kunnen worden tot 1 seconde. • De intelligente controle van de ISO-gevoeligheid is geactiveerd en het maximum ISO-gevoeligheidsniveau wordt [ISO1600]. • Als het toestel aangeschakeld wordt met [BABY1]/[BABY2] ingesteld, worden de leeftijd en naam afgebeeld links onderaan op het scherm gedurende ongeveer 5 seconden, samen met de huidige datum en tijd. • Als de leeftijd niet juist afgebeeld wordt, controleert u de klok en de geboortedatuminstellingen. • Als [KWALITEIT] op [ ], [ ] of [ ] gezet is en foto’s genomen worden, zal de naam niet op de foto’s geregistreerd worden. • De instelling van de geboortedatum en de naam kan worden teruggezet met [RESETTEN]. • De startinstelling voor [AF MODE] is [š]. • [I.RESOLUTIE] is vastgesteld op [OFF]. - 98 - Geavanceerd (Opnamebeelden) [HUISDIER] Kies dit als u opnamen wil maken van een huisdier zoals een hond of een kat. U kunt de geboortedatum en naam van uw huisdier instellen. U kunt kiezen of u deze tijdens het terugspelen wilt laten afbeelden of op de gemaakte opname wilt laten afdrukken met [TEKST AFDR.] (P164). Voor informatie over [LEEFTIJD] of [NAAM], [BABY1]/[BABY2] op P98 raadplegen. Aantekening • Het zal een normale bewegend beeldopname zijn tijdens de bewegend beeldopname. • De begininstelling voor de AF-lamp is [OFF]. • De begininstelling voor [AF MODE] is [ ]. • [I.RESOLUTIE] is vastgesteld op [STANDARD]. • Lees [BABY1]/[BABY2] voor meer informatie over deze functie. [ZONSONDERG.] Kies dit als u opnamen wil maken van een zonsondergang. U kunt op deze manier de mooie rode kleur van de zon opnemen. Aantekening • De flitsinstelling wordt vastgesteld op [Œ]. [H. GEVOELIGH.] Deze functie minimaliseert het bewegen van de onderwerpen en stelt u in staat om ze in schaars verlichte ruimtes te fotograferen. (Selecteer dit voor een bewerking met hoge gevoeligheid. De gevoeligheid schakelt automatisch tussen [ISO1600] en [ISO12800].) • 2,5M (1:1), 3M (4:3), 2,5M (3:2) of 2M (16:9) is geselecteerd als de beeldgrootte. Aantekening • [i.ZOOM] is vastgesteld op [OFF]. • [KWALITEIT] is automatisch vastgesteld op [›]. • U kunt opnamen maken voor 4qk6q/10k15 cm prints. • Het focusbereik is 1 cm (Breed)/30 cm (Tele) tot ¶. - 99 - Geavanceerd (Opnamebeelden) [HI-SPEED BURST] Dit is een handige manier om snelle bewegingen of een beslissend ogenblik vast te leggen. ∫ Instelling van snelheidsprioriteit of beeldprioriteit 1 Druk op 3/4 om [SNELHEID VOORKEUR] of [BEELD VOORKEUR] te selecteren en druk vervolgens op [MENU/SET] om in te stellen. 2 Beelden maken. • Stilstaande beelden worden continu gemaakt terwijl de ontspanknop helemaal ingedrukt is. • 2,5M (1:1), 3M (4:3), 2,5M (3:2) of 2M (16:9) is geselecteerd als de beeldgrootte. Maximum Bursttijd ongeveer 10 beelden/seconde (Speedprioriteit) ongeveer 6,5 beelden/seconde (Beeldprioriteit) Aantal opnamen ongeveer 15 tot 100 • De Burstsnelheid verandert afhankelijk van de opnameomstandigheden. • Het aantal Burstopname-beelden zijn beperkt door de omstandigheden waar het beeld in gemaakt wordt en het type en/of status van de kaart die gebruikt wordt. • Het aantal Burstopname-beelden neemt toe onmiddellijk na het formatteren. Aantekening • Het zal een normale bewegend beeldopname zijn tijdens de bewegend beeldopname. • De flitsinstelling wordt vastgesteld op [Œ]. • [i.ZOOM] is vastgesteld op [OFF]. • [KWALITEIT] is automatisch vastgesteld op [›]. • U kunt opnamen maken voor 4qk6q/10k15 cm prints. • Het focusbereik is 1 cm (Breed)/30 cm (Tele) tot ¶. • De focus, zoom, belichting, witbalans, sluitertijd en ISO-gevoeligheid worden vast ingesteld op de waarden voor de eerste opname. • De ISO-gevoeligheid wordt automatisch afgesteld. Let echter op dat de ISO-gevoeligheid hoog ingesteld wordt om een hoge sluitertijd te verkrijgen. • Afhankelijk van de gebruiksomstandigheden, zou het even kunnen duren om het volgende beeld te maken als u het maken van een beeld herhaalt. - 100 - Geavanceerd (Opnamebeelden) [FLITS-BURST] Stilstaande beelden worden continu gemaakt met flits. Dit is handig om continue stilstaande beelden te maken op donkere plekken. • Stilstaande beelden worden continu gemaakt terwijl de ontspanknop helemaal ingedrukt is. • 2,5M (1:1), 3M (4:3), 2,5M (3:2) of 2M (16:9) is geselecteerd als de beeldgrootte. Aantal opnamen max. 5 beelden • De Burstsnelheid verandert afhankelijk van de opnameomstandigheden. Aantekening • Het zal een normale bewegend beeldopname zijn tijdens de bewegend beeldopname. • [I.RESOLUTIE] is vastgesteld op [OFF]. • [i.ZOOM] is vastgesteld op [OFF]. • [KWALITEIT] is automatisch vastgesteld op [›]. • U kunt opnamen maken voor 4qk6q/10k15 cm prints. • Het focusbereik is 1 cm (Breed)/30 cm (Tele) tot ¶. • De focus, zoom, belichting, sluitertijd, ISO-gevoeligheid, en flitsniveau zijn vastgesteld op de instellingen voor het eerste beeld. • De intelligente controle van de ISO-gevoeligheid is geactiveerd en het maximum ISO-gevoeligheidsniveau wordt [ISO3200]. • [FLITS-BURST] kan niet gebruikt worden in de volgende gevallen. – Wanneer [CONVERSIE] ingesteld is op [ ] • Zie de Aantekening op P72 wanneer u de flits gebruikt. - 101 - Geavanceerd (Opnamebeelden) [STERRENHEMEL] Met deze functie kunt u levendige opnamen maken van een sterrenhemel of een donker voorwerp. ∫ De sluitertijd instellen Kies een sluitertijd van [15 SEC.], [30 SEC.] of [60 SEC.]. 1 2 Druk op 3/4 om het aantal seconden te selecteren en druk dan op [MENU/SET]. • Het is ook mogelijk om het aantal seconden te veranderen m.b.v. het snelle menu. (P30) Beelden maken. • Druk de ontspanknop helemaal in om het aftelscherm af te beelden. Beweeg het toestel niet als dit scherm afgebeeld wordt. Als het aftellen eindigt, verschijnt [AUB WACHTEN ...] net zolang als de ingestelde sluitertijd duurt om de signalen te verwerken. • Druk op [MENU/SET] om te stoppen met de opname terwijl de aftelling op het scherm staat. ∫ Technieken voor opnamen van sterrenhemels • De ontspanner opent zich gedurende 15, 30 of 60 seconden. Gebruik een statief. Wij raden verder aan de opnamen te maken met de zelfontspanner. Aantekening • Tijdens het opnemen van video’s worden lage lichtinstellingen [ beelden verstrekken in ruimtes met gedempt licht of bij schemer. • De flitsinstelling wordt vastgesteld op [Œ]. • De optische beeldstabilisator is vast ingesteld op [OFF]. • De ISO-gevoeligheid is vast ingesteld op [ISO80]. • [I.RESOLUTIE] is vastgesteld op [OFF]. ] gebruikt die betere [VUURWERK] Met deze functie kunt u mooie opnamen maken van vuurwerk tegen een nachthemel. ∫ Technieken voor opnamen van vuurwerk • Omdat de sluitertijd langzamer wordt, raden we het gebruik van een statief aan. Aantekening • Het zal een normale bewegend beeldopname zijn tijdens de bewegend beeldopname. • De flitsinstelling wordt vastgesteld op [Œ]. • Deze functie werkt het beste wanneer het object 10 m of meer van het toestel verwijderd is. • De sluitersnelheden worden als volgt ingesteld. – Als u [OFF] instelt in de stabilisatorfunctie voor optische beelden: 2 seconden – Als u [AUTO], [MODE1] of [MODE2] instelt in de stabilisatorfunctie voor optische beelden: 1/4t of 2 seconden (De sluitertijd wordt 2 seconden, alleen als de camera bepaalt dat er een beetje golfbeweging is zoals waneer u een statief gebruikt enz.) – U kunt de sluitertijd wijzigen door de belichting aan te passen. • De AF-zone verschijnt niet. • De ISO-gevoeligheid is vast ingesteld op [ISO80]. • [I.RESOLUTIE] is vastgesteld op [OFF]. - 102 - Geavanceerd (Opnamebeelden) [STRAND] Hiermee kunt u levendige opnamen maken van de blauwe kleur van de zee of de hemel enz. Het voorkomt ook onderbelichting van mensen in te sterk zonlicht. Aantekening • De startinstelling voor [AF MODE] is [š]. • Raak de camera niet aan met natte handen. • Zand of zeewater kunnen de camera beschadigen. Laat geen zand of zeewater in de lens of op de aansluitingen komen. [SNEEUW] Hiermee kunt u opnamen maken met een zo wit mogelijke sneeuw op een skiveld of een besneeuwde bergtop. [LUCHTFOTO] Met deze functie maakt u foto’s terwijl u in het vliegtuig zit. ∫ Techniek voor Luchtfoto’s • Wij raden aan deze techniek te gebruiken als u moeilijk kunt scherpstellen en u opnamen wenst te maken van wolken en dergelijke. Richt de camera op iets met een hoog contrast, druk de ontspanknop half in om de scherpstelling vast te zetten, richt dan de camera op het object en druk de ontspanknop helemaal in om de opname te maken. Aantekening • De flitsinstelling wordt vastgesteld op [Œ]. • Het focusbereik is 5 m tot ¶. • Zet de camera uit terwijl het vliegtuig opstijgt of landt. • Als u de camera wenst te gebruiken, dient u alle instructies van het vliegtuigpersoneel te volgen. • Wees voorzichtig met weerkaatsing op het raampje. - 103 - Geavanceerd (Opnamebeelden) [OPNAME] Functie: Geavanceerd (Opnamebeelden) Opname Bewegend Beeld Dit kan hoge definitie bewegende beelden die compatibel zijn met het AVCHD-formaat of bewegende beelden die opgenomen zijn in Motion JPEG opnemen. Audio zal mono opgenomen worden. De functie schakelen door de functieknop te draaien. ∫ Functies die opgenomen kunnen worden voor bewegend beeld Onderdeel Instellingen/Aantekening automatische ñ Intelligent functie Het toestel zal de meest geschikte instellingen kiezen om het onderwerp overeen te doen komen met de opnameomstandigheden, zodat u de instellingen aan het toestel kunt overlaten en gemakkelijk bewegende beelden kunt maken. ³/±/´/² functie Bewegende beelden opnemen door het automatisch instellen van de opening- en sluitertijd. Creatieve bewegende beeldfunctie Bewegende beelden opnemen door het handmatig instellen van de opening- en sluitertijd. (P111) Standaardfunctie Bewegende beelden opnemen met geselecteerde standaard functie-instellingen. ¿ Scènefunctie Mijn kleurfunctie Scène bewegend beeld Bewegende beelden maken in Mijn kleurfunctie instelling. Aantekening • Dit zal opgenomen worden inde volgende categorieën voor bepaalde scènefuncties. Geselecteerde scènefunctie Scènefunctie terwijl u bewegend beeld opneemt [BABY1]/[BABY2] Portretfunctie [NACHTPORTRET], [NACHTL. SCHAP], [STERRENHEMEL] Weinig licht functie [PANORAMA ASSIST], [SPORT], [HUISDIER], [HI-SPEED BURST], [FLITS-BURST], [VUURWERK] Normaal bewegend beeld • Een bewegend beeldopname die bij elke scène past zal uitgevoerd worden voor die, die niet hierboven opgenoemd staan. (P92 tot 103) - 104 - Geavanceerd (Opnamebeelden) Start het opnemen door op de bewegend beeldknop te drukken. A A Beschikbare opnametijd B Verstreken opnametijd • Het zal opgenomen worden met de beeldverhouding • • • • • • die ingesteld is bij [OPN. KWALITEIT] en onafhankelijk van de positie van de keuzeschakelaar van de beeldverhouding. Laat de videoknop onmiddellijk na het indrukken los. Dit toestel neemt tegelijkertijd het geluid op met de ingebouwde microfoon. (Bewegende beelden kunnen niet worden opgenomen zonder geluid.) De indicator van de opnamestaat (rood) C zal flitsen tijdens het opnemen van bewegende beelden. Het scherm zal tijdelijk donker worden en de opname zal starten net nadat de display afgesteld is. De focus kan verkregen worden tijdens het opnemen door op 3 (FOCUS) te drukken. Focus kan handmatig ingesteld worden wanneer [MF] afgebeeld wordt. (P84) C B Stop het opnemen door weer op de bewegend beeldknop te drukken. • Het geluid zal uit gaan wanneer op de bewegende beeldenknop gedrukt wordt voor het starten/stoppen van de filmopname. Het geluidsvolume kan ingesteld worden in [TOONNIVEAU] (P31). • Als het ingebouwde geheugen of de kaart vol raakt tijdens het opnemen, stopt het toestel automatisch met opnemen. ∫ Over scherp stellen Wanneer [CONTINU AF] (P152) ingesteld is op [ON] en u scherp stelt op een onderwerp, zal het toestel de focus op dat onderwerp gericht houden. Om de focuspositie te behouden wanneer u begint met het maken van een bewegend beeld, instellen op [OFF]. - 105 - Geavanceerd (Opnamebeelden) Aantekening • Het scherm zal als volgt veranderen wanneer de knop van bewegend beeld in gedrukt wordt in de stappen 2 en 3. A Opnamescherm stilstaand beeld¢1 B Functie-instelling bewegend beeld¢2 C Opnamescherm bewegend beeld D Functie-instelling stilstaand beeld¢3 10 R1m23s 3s ¢1 Stel [RESTAANDUID.] (P33) in op [ ] om de beschikbare opnametijd weer te geven voordat de bewegende beelden opgenomen worden. ¢2 Het scherm dat afgebeeld wordt tijdens de functie-instelling van bewegend beeld verschilt afhankelijk van de instelling van de [OPNAMEFUNCTIE]. ¢3 [!] zal niet weergegeven worden in de Creatieve filmfunctie. • Raadpleeg P151 voor het [BEWEGEND BEELD] Functiemenu. • De flitsinstelling wordt vastgesteld op [Œ]. • P235 raadplegen voor informatie over de beschikbare opnametijd. • De beschikbare opnametijd die afgebeeld wordt op het scherm zou niet op regelmatige wijze af kunnen lopen. • Afhankelijk van het type kaart, kan de kaartaanduiding even verschijnen na het maken van bewegende beelden. Dit is geen storing. • Het bedrijfsgeluid van de zoom of knopwerking zou opgenomen kunnen worden wanneer deze gehanteerd worden tijdens de opname van een bewegend beeld. • Als bewegende beelden opgenomen worden terwijl het koord van de lensdop bevestigd is, kan het zijn dat het geluid van het koord dat tegen het toestel wrijft, opgenomen wordt. • Het scherm zou tijdelijk zwart kunnen worden of het apparaat zou lawaai op kunnen nemen wegens statische elektriciteit of elektromagnetische golven enz. afhankelijk van de omgeving van de bewegende beeldopname. • Wanneer u de zoom hanteert in opname bewegende beelden, zou het even kunnen duren voordat er scherp gesteld wordt. • Als de Extra optische zoom gebruikt is voordat u op de bewegende beeldknop drukt, zal de opneembare zone drastisch veranderd worden aangezien deze instellingen geannuleerd worden. • Zelfs als de instelling van de beeldverhouding voor foto’s en films A dezelfde is, kan de gezichtshoek aan het begin van de filmopname veranderen. Wanneer [ OPN.GEBIED] (P33) op [ON] gezet is, wordt de gezichtshoek tijdens de filmopname weergegeven. A: (Voorbeeld) Wanneer [OPN. KWALITEIT] ingesteld is op [AVCHD Lite] (16:9). B: Dit deel wordt niet in filmopnames opgenomen. B - 106 - Geavanceerd (Opnamebeelden) • [STABILISATIE] (P146) is vast ingesteld op [MODE1] bij het opnemen van video’s. • Bij het opnemen van bewegende beelden, kunnen de volgende functies niet gebruikt worden. –[ ] en [ ] in de [AF MODE] (er zal naar [Ø] geschakeld worden.) – Richtingfunctie – Extra Optische Zoom – [GEZICHT HERK.] – [STAPSG. ZOOM] • Het wordt aangeraden een geheel opgeladen batterij of AC-adapter (optioneel) te gebruiken wanneer u bewegende beelden maakt. • Als u tijdens de opname van bewegende beelden de netadapter gebruikt (optioneel) en de stroomtoevoer wordt onderbroken wegens een black-out, of als de netadapter (optioneel) afgesloten wordt, enz., dan zullen de bewegende beelden in kwestie niet opgenomen worden. • De zoomsnelheid zou lager kunnen zijn dan normaal. Wanneer u instelt op intelligente automatische functie • Wanneer Intelligente Automatische Functie geselecteerd is in stap 1 op pagina 104, kan bewegend beeldopname die bij het onderwerp of opnamesituatie hoort uitgevoerd worden. ∫ Scènedetectie Wanneer het toestel de optimale scène identificeert, wordt de icoon van de scène in kwestie in het blauw gedurende 2 seconden afgebeeld, waarna die terugkeert naar zijn gewoonlijke rode kleur. ¦ > [i-PORTRET] [i-LANDSCHAP] [i-ZACHT LICHT] [i-MACRO] • [¦] is ingesteld als geen van de scènes van toepassing zijn en de standaardinstellingen ingesteld zijn. ] geselecteerd is, vindt het toestel automatisch het gezicht van een persoon, en zullen de focus en de belichting afgesteld worden. (Gezichtsdetectie) (P135) • Wanneer [ Aantekening • Raadpleeg P52 voor instellingen in de Intelligente automatische functie. • Wegens omstandigheden zoals de hieronder genoemde, kan er een andere scène geïdentificeerd worden voor hetzelfde onderwerp. – Onderwerpomstandigheden: Wanneer het gezicht helder of donker is, De grootte van het onderwerp, De kleur van het onderwerp, De afstand tot het onderwerp, Het contrast van het onderwerp, Wanneer het onderwerp beweegt – Opnameomstandigheden: Zonsondergang, Zonsopgang, In omstandigheden met weinig licht, Als de camera heen en weer wordt geschud, Als de zoom wordt gebruikt • Om beelden te maken in een bedoelde scène, wordt het aangeraden dat u beelden maakt in de juiste opnamefunctie. - 107 - Geavanceerd (Opnamebeelden) Veranderen van [OPNAMEFUNCTIE] en [OPN. KWALITEIT] Selecteer [OPNAMEFUNCTIE] vanaf het [BEWEGEND BEELD] menu en druk op 1. (P28) Op 3/4 drukken om het onderdeel te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken. Opnameformaat Kenmerken • Selecteer dit formaat om HD (high definition) video op te [AVCHD Lite] nemen voor afspelen op uw HDTV m.b.v. een HDMI-verbinding. • Het kan afgespeeld worden door de kaart in een apparaat te steken dat compatibel is met AVCHD. Raadpleeg de instructies van het gebruikte apparaat voor details over de compatibiliteit. • Gebruik een kaart met SD-snelheidsklasse¢ van “Class 4” of hoger. • Selecteer dit formaat om standaard definitie video op te [MOTION JPEG] nemen voor afspelen op uw PC. Deze kan opgenomen worden m.b.v. minder opslagruimte wanneer er niet voldoende ruimte over is op de geheugenkaart of wanneer u het bewegende beeld als bijlage met een e-mail wilt versturen. • Gebruik een kaart met SD-snelheidsklasse¢ van “Class 6” of hoger. ¢De SD-snelheidsklasse is de snelheidstandaard voor continu schrijven. Op 3/4 drukken om [OPN. KWALITEIT] te kiezen en vervolgens op 1 drukken. - 108 - Geavanceerd (Opnamebeelden) Op 3/4 drukken om het onderdeel te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken. Wanneer [AVCHD Lite] geselecteerd is in stap 2 Onderdeel Kwaliteit (bit rate)¢1 ([SH]) 1280k720 pixels Ongeveer 17 Mbps¢2 ([H]) 1280k720 pixels Ongeveer 13 Mbps¢2 ([L]) 1280k720 pixels Ongeveer 9 Mbps¢2 Hoge kwaliteit Langere tijd fps Aspectratio 50p (Sensoro utput is 25 fps) 16:9 ¢1 Wat is bit rate Dit is het volume van de gegevens voor een bepaalde tijdsperiode en de kwaliteit neemt toe wanneer het aantal groter wordt. Dit apparaat gebruikt de “VBR”-opnamemethode. “VBR” is een afkorting van “Variable Bit Rate” en de bit rate (volume van gegevens voor een bepaalde tijdsperiode) wordt automatisch veranderd afhankelijk van het op te nemen onderwerp. Daarom wordt de opnametijd verkort wanneer een onderwerp met snelle beweging opgenomen wordt. ¢2 Wat is Mbps Dit is een afkorting van “Megabit Per Second” en het geeft de transmissiesnelheid weer. Wanneer [MOTION JPEG] geselecteerd is in stap 2 Onderdeel Hoge kwaliteit Langere tijd Beeldgrootte ([HD]) 1280k720 pixels ([WVGA]) 848k480 pixels ([VGA]) 640k480 pixels ([QVGA]) 320k240 pixels ¢3 fps Aspectratio 16:9 30 4:3 ¢3 Dit item kan niet ingesteld worden in de Intelligent automatische functie. • Met de [AVCHD Lite] of [ ] voor [MOTION JPEG] kan er bewegend beeld van hoge kwaliteit verkregen worden op de TV d.m.v. de HDMI-minikabel (optioneel). Voor details, zie “Afspelen op de TV met de HDMI-aansluiting” op P178. • Dit kan niet opgenomen worden op het ingebouwde geheugen behalve voor [ ]. Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten. • U kunt ook de ontspanknop tot de helft indrukken om het menu te sluiten. - 109 - Geavanceerd (Opnamebeelden) Aantekening • Het maken van bewegend beeld zou middenin kunnen stoppen wanneer één van de volgende kaarten gebruikt worden. – Kaarten waarop vaak opgenomen is en waar vaak van afgewist is – Kaarten die geformatteerd zijn m.b.v. een PC of andere apparatuur Voordat u beelden maakt, de kaart formatteren (P40) in het apparaat. Omdat het formatteren alle gegevens die op de kaart staan zal wissen, belangrijke informatie vooraf op de computer opslaan. • Het kan zijn dat u even niet kunt opnemen nadat de stroom op [ON] gezet is, als een kaart met grote capaciteit gebruikt wordt. • Bewegende beelden opgenomen in [AVCHD Lite] of [MOTION JPEG] zouden afgespeeld kunnen worden met slechte beeld- of geluidkwaliteit of het afspelen zou niet mogelijk kunnen zijn zelfs wanneer er afgespeeld wordt met apparatuur, dat compatibel is met deze formaten. Tevens zou de opname-informatie niet juist afgespeeld kunnen worden. In dit geval, dit apparaat gebruiken. Voor details over AVCHD-compatibele inrichtingen, de ondersteuningsites hieronder raadplegen. http://panasonic.jp/support/global/cs/dsc/ (Deze site is alleen in het Engels.) • Bewegend beeld opgenomen in [AVCHD Lite] past niet bij de “DCF/Exif”, daarom zal sommige informatie niet afgebeeld worden tijdens het afspelen. • Geluid van bewegende beelden (Wanneer [OPNAMEFUNCTIE] ingesteld is op [MOTION JPEG]) dat door dit toestel opgenomen is kan niet teruggespeeld worden door oudere modellen van digitale toestellen van Panasonic (LUMIX) die voor juli 2008 uitgegeven zijn. • Om AVCHD Lite-films, die met dit toestel opgenomen zijn, af te spelen op een Panasonic Blu-ray Disc speler (DMP-BD30/DMP-BD31/DMP-BD50) moet de firmware van de Bly-ray Disc speler ge-update worden. U kunt de meest recente firmwareversie van de volgende website downloaden. http://panasonic.net/support/ - 110 - Geavanceerd (Opnamebeelden) [OPNAME] functie: Opnemen van Bewegend Beeld met Handmatige Instellingen (Creatieve bewegende beeldfunctie) Het is mogelijk om handmatig de opening- en sluitertijd te veranderen en bewegend beelden op te nemen. Het schakelen van de [BELICHT.STAND] biedt u de mogelijkheid instellingen te gebruiken als die wanneer de functieknop naar [³], [±], [´] en [²] geschakeld is. Stel de functieknop in op [ ]. Druk op 3/4 om de belichtingswijze te selecteren en druk vervolgens op [MENU/SET]. • Het kan geselecteerd worden vanuit het Quick Menu (P30). Draai aan de functieknop achterop om de instellingen te veranderen. • Items die ingesteld kunnen worden zullen elke keer dat de functieknop achterop ingedrukt worden schakelen. [BELICHT.STAND] P (AE-programmafunctie) A (AE-openingsprioriteitfunctie) Items die ingesteld kunnen worden Programmaschakeling Belichtingscompensatie¢ Diafragma¢ ¢ S (AE-sluiterprioriteitfunctie) Sluitertijd M (Handmatige belichtingsfunctie) Sluitertijd¢ Belichtingscompensatie¢ Belichtingscompensatie¢ Diafragma¢ ¢U kunt de instellingen veranderen, zelfs tijdens opname van bewegend beeld. Let echter op dat bedrijfsgeluiden opgenomen zouden kunnen worden. • Als de focusschakelaar op [MF] staat kunt u de Handmatige Focus ook instellen met de functieknop achterop of met de cursorknop. (P84) Start het opnemen door op de bewegend beeldknop te drukken. - 111 - Geavanceerd (Opnamebeelden) Stop het opnemen door weer op de bewegend beeldknop te drukken. • Als het ingebouwde geheugen of de kaart vol raakt tijdens het opnemen, stopt het toestel automatisch met opnemen. • Het opnemen van een film kan ook gestart/gestopt worden door op de sluitertoets te drukken. • Het geluid zal uit gaan wanneer op de filmknop of op de sluitertoets gedrukt wordt waarmee aangegeven wordt dat de filmopname start/stopt. Geluidsvolume kan ingesteld worden in [TOONNIVEAU] (P31). ∫ Instellen van de openingswaarde en sluitertijd voor elke [BELICHT.STAND] [BELICHT.STAND] Diafragmawaarde P — A F2.0 tot F11 (Breed)/F3.3 tot F18 (Tele) S — M Sluitertijd (Sec.) — 1/30 tot 1/20000ste 1/30 tot 1/20000ste (Wanneer u de handmatige focus F2.0 tot F11 (Breed)/F3.3 tot F18 gebruikt, kan de sluitertijd (Tele) ingesteld worden van 1/8 tot 1/20000ste.) Aantekening • Lensopening – Stel de openingswaarde in op een hogere waarde als u een scherpe achtergrond wenst. Stel de openingswaarde minder groot in als u de achtergrond niet echt scherp wenst. • Sluitertijd – Als u een scherpe opname wenst te maken van een snel bewegend object, stelt u een hogere sluitertijd in. Als u een trail-effect wenst, stelt u een lagere snelheid in. – Handmatig instellen van een hogere sluitertijd zou het lawaai op het scherm kunnen doen toenemen wegens de hogere gevoeligheid. – Wanneer u opneemt onder verlichting zoals fluorescent licht, kwiklicht en natriumlicht, zouden de kleur en de helderheid van het scherm kunnen veranderen. • Raadpleeg “Opname Bewegend Beeld” op P104 voor andere instellingen en handelingen voor het opnemen van bewegende beelden. • Geluid van bewegende beelden (Wanneer [OPNAMEFUNCTIE] ingesteld is op [MOTION JPEG]) dat door dit toestel opgenomen is kan niet teruggespeeld worden door oudere modellen van digitale toestellen van Panasonic (LUMIX) die voor juli 2008 uitgegeven zijn. - 112 - Geavanceerd (Opnamebeelden) [OPNAME] Functie: Een beeld maken met Gezichtsdetectie functie Gezichtsdetectie is een functie die een gezicht vindt dat op een geregistreerd gezicht lijkt en het scherpstellen en de belichting automatisch prioriteit geeft. Zelfs als de persoon geplaatst is zich enigszins op de achtergrond bevindt of aan het uiteinde van een rij op een groepsfoto staat, kan het toestel toch een duidelijk beeld maken. [GEZICHT HERK.] wordt aanvankelijk ingesteld op [OFF] op het toestel. [GEZICHT HERK.] zal automatisch naar [ON] gaan wanneer het gezichtsbeeld geregistreerd is. • De volgende functies zullen ook met de functie Gezichtsherkenning werken. In opnamefunctie – Display van overeenkomstige naam wanneer het toestel een geregistreerd gezicht¢1 opspoort (als de naam ingesteld is voor het geregistreerde gezicht) – Het toestel zal het gezicht onthouden waarvan vele keren een foto gemaakt is en het registratiescherm automatisch afbeelden (als [AUTOM. REGISTR.] ingesteld is op [ON]) In terugspeelfunctie – Afbeelden van naam en leeftijd (als de informatie geregistreerd is) – Selectief afspelen van beelden die geregistreerd zijn met Gezichtdetectie ([CATEGOR. AFSP.] (P157)) ¢1 Er kunnen namen van maximaal 3 personen worden afgebeeld. De voorrang aan de namen die afgebeeld worden wanneer er beelden gemaakt worden wordt bepaald door de volgorde van registratie. Aantekening • [AF MODE] is vastgesteld op [š]. • Tijdens de burstfunctie, kan [GEZICHT HERK.] beeldinformatie alleen als bijlage van het eerste beeld ingesteld worden. • Na het tot de helft indrukken van de sluiterknop, zou er beeldinformatie van een andere persoon toegevoegd kunnen worden wanneer het toestel naar een ander onderwerp gewogen wordt voor het maken van een foto. • [GEZICHT HERK.] kan gebruikt worden in de volgende scènefuncties. – [PORTRET]/[GAVE HUID]/[ZELFPORTRET]¢2/[LANDSCHAP]/[SPORT]/ [NACHTPORTRET]/[PARTY]/[KAARSLICHT]/[BABY1]/[BABY2]/[HUISDIER]/ [ZONSONDERG.]/[H. GEVOELIGH.]/[STRAND]/[SNEEUW] ¢2 [AUTOM. REGISTR.] is vastgesteld op [OFF]. • [GEZICHT HERK.] zal niet werken tijdens het handmatig scherpstellen. • [GEZICHT HERK.] zal een gezicht vinden dat lijkt op het geregistreerde gezicht en garandeert geen zekere herkenning van een persoon garanderen. • Gezichtsdetectie zou langer kunnen duren om geselecteerd te worden en om kenmerkende gezichtsuitdrukkingen te herkennen dan normale Gezichtsdetectie. • Zelfs wanneer er informatie van de Gezichtsdetectie geregistreerd is, zullen beelden die gemaakt zijn met [NAAM] en ingesteld zijn op [OFF] niet gecategoriseerd worden door de Gezichtsdetectie in [CATEGOR. AFSP.]. • Ook al wordt de informatie over gezichtsdetectie veranderd (P117), zal gezichtherkenning informatie voor de reeds gemaakte beelden niet veranderd worden. Als bijvoorbeeld de naam veranderd wordt, zullen beelden die gemaakt zijn vóór de verandering niet gecategoriseerd worden door gezichtsdetectie in [CATEGOR. AFSP.]. • Om de naaminformatie van de gemaakte beelden te veranderen, de [REPLACE] in [GEZ.HERK. BEW.] (P175) uitvoeren. - 113 - Geavanceerd (Opnamebeelden) Gezichtsinstellingen U kunt informatie registreren zoals namen en verjaardagen voor gezichtsbeelden van maximaal 6 personen. De registratie kan vergemakkelijkt worden door het maken van meerdere gezichtsbeelden van elk persoon. (maximaal 3 beelden/registratie) ∫ Opnamepunt wanneer u de gezichtsbeelden registreert • Gezichtvoorkant met open ogen en mond gesloten, ervoor zorgend dat de uitlijn van het gezicht, de ogen of de wenkbrauwen niet bedekt worden door het haar wanneer u registreert. • Zorg ervoor dat er niet veel schaduw op het gezicht valt wanneer u registreert. (De flits zal niet afgaan tijdens de registratie.) (Goed voorbeeld voor het registreren) ∫ Wanneer deze niet herkent tijdens het opnemen • Het gezicht registreren van dezelfde persoon binnen en buiten of met verschillende uitdrukkingen of vanuit verschillende hoeken. (P117) • Verder registreren op de opnamelocatie. • Het veranderen van de [GEVOELIGHEID] instelling. (P117) • Wanneer een persoon die al geregistreerd is, niet herkend wordt, dit corrigeren door de persoon opnieuw te registreren. Voorbeeld van gezichten die moeilijk te herkennen zijn Gezichtsdetectie zou niet mogelijk kunnen zijn of zou gezichten niet correct kunnen herkennen zelfs wat in het geval van geregistreerde gezichten in de volgende gevallen, afhankelijk van de gezichtsuitdrukking en de omgeving. • Haar dat de ogen of de wenkbrauwen bedekt (A) • Het gezicht is donker/het licht zit in een hoek (B) • Het gezicht is naar een hoek of opzij gericht • Gezicht is naar boven/beneden gericht • De ogen zijn dicht • Wanneer het gezicht heel helder of donker is • Verborgen achter zonnebril, bril met reflecterend licht, haar, hoed, enz. • Wanneer het gezicht klein lijkt op het scherm • Niet het gehele gezicht is in het scherm • Wanneer kenmerkende gezichtskenmerken veranderd zijn door ouder worden • Wanneer ouders en kinderen of broers of zussen erg op elkaar lijken • Gezichtsuitdrukking is heel anders • Wanneer er weinig contrast is op de gezichten • Wanneer er zich snelle beweging voordoet • Wanneer het toestel trilt • Wanneer de digitale zoom gebruikt wordt - 114 - A B Geavanceerd (Opnamebeelden) Het registreren van gezichtsbeeld van een nieuw persoon Druk op [GEZICHT HERK.] op het [OPNAME] functiemenu en druk vervolgens op 1. (P28) Op 3/4 drukken om [MEMORY] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken. Druk op 3/4/2/1 om het frame van de gezichtsdetectie te selecteren dat niet geregistreerd is en druk vervolgens op [MENU/SET]. Maak een beeld door het gezicht met de richtlijn af te stellen. • Er kunnen geen gezichten van onderwerpen die geen personen zijn (huisdieren, enz.) geregistreerd worden. • Wanneer de detectie niet slaagt, zal er een bericht verschijnen en zal de display terugkeren naar het opnamescherm. In dit geval, gelieve het beeld opnieuw maken. Op 3 drukken om [JA] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken. - 115 - Geavanceerd (Opnamebeelden) Selecteer item om te bewerken met 3/4 en druk vervolgens op 1. • U kunt t/m 3 gezichtsbeelden registreren. Onderdeel Beschrijving van instellingen [NAAM] Het is mogelijk namen te registreren. 1 Op 4 drukken om [SET] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken. 2 De naam invoeren. • Voor details over hoe karakters in te voeren, raadpleeg “Tekst Invoeren” sectie op P153. [LEEFTIJD] Het is mogelijk de verjaardag te registreren. 1 Op 4 drukken om [SET] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken. 2 Druk op 2/1 om de items (Jaar/Maand/Dag) te selecteren en druk dan op 3/4 om in te stellen en druk vervolgens op [MENU/SET]. [FOCUS ICOON] De afgebeelde focusicoon veranderen wanneer er op het onderwerp scherpgesteld is. Druk op 3/4 om de focusicoon te kiezen en druk vervolgens op [MENU/SET]. Extra gezichtsbeelden toevoegen. (Voeg Beelden) toe 1 Selecteer het frame van de ongeregistreerde gezichtsdetectie en druk vervolgens op [MENU/SET]. 2 Voer stappen 4 en 5 in “Het registreren van gezichtsbeeld van een nieuw persoon” uit. 3 Op [‚] drukken. [BLDN TOEV.] Eén van de gezichtsbeelden wissen. (Wissen) 1 Druk op 2/1 om het te wissen gezichtsbeeld te selecteren en druk dan op [MENU/SET]. 2 Op 3 drukken om [JA] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken. 3 Op [‚] drukken. • Als er slechts één beeld geregistreerd is, kan deze niet gewist worden. De ontspanknop tot de helft indrukken om het menu te sluiten. ∫ Over de informatie • Wanneer er op [DISPLAY] gedrukt wordt op het opnamescherm dat beschreven wordt in stap 4 op P115, verschijnt er een uitleg voor het maken van gezichtsbeelden. (Opnieuw drukken om terug te keren naar het opnamescherm.) - 116 - Geavanceerd (Opnamebeelden) De informatie veranderen of wissen voor een geregistreerde persoon U kunt de beelden of informatie modificeren van een al geregistreerde persoon. U kunt ook de informatie wissen van de geregistreerde persoon. 1 2 3 4 Selecteer [GEZICHT HERK.] van het [OPNAME] Functiemenu en druk vervolgens op 1. (P28) Druk op 4 om [MEMORY] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET]. Druk op 3/4/2/1 om het gezichtsbeeld dat bewerkt of gewist moet worden te selecteren en druk vervolgens op [MENU/SET]. Op 3/4 drukken om het onderdeel te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken. Onderdeel 5 Beschrijving van instellingen [INFO BEW.] De informatie veranderen van een reeds geregistreerde persoon. Stap 6 in “Het registreren van gezichtsbeeld van een nieuw persoon” uitvoeren. [PRIORITEIT] De focus en belichting worden met voorkeur afgesteld voor gezichten met hogere prioriteit. Op 3/4/2/1 drukken om de prioriteit te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken. [WISSEN] Informatie wissen van een geregistreerd persoon. Op 3 drukken om [JA] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken. De ontspanknop tot de helft indrukken om het menu te sluiten. Instellen van Automatische Registratie/Gevoeligheid Het Instellen van Automatische Registratie en Gevoeligheid voor Gezichtsdetectie kan uitgevoerd worden. 1 2 3 Selecteer [GEZICHT HERK.] van het [OPNAME] Functiemenu en druk vervolgens op 1. (P28) Op 4 drukken om [SET] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken. Op 3/4 drukken om het onderdeel te kiezen en vervolgens op 1 drukken. Onderdeel [AUTOM. REGISTR.] Beschrijving van instellingen [OFF]/[ON] • Wanneer de [AUTOM. REGISTR.] ingesteld is op [ON], zal [GEZICHT HERK.] automatisch op [ON] ingesteld zijn. • Voor meer informatie, zie “Automatische Registratie” op P118. [HIGH]/[NORMAL]/[LOW] • Selecteer [HIGH] wanneer herkenning moeilijk blijkt. De [GEVOELIGHEID] 4 waarschijnlijkheid van herkenning neemt toe, maar ook de waarschijnlijkheid van verkeerde herkenning. • Selecteer [LOW] wanneer verkeerde herkenning vaak voorkomt. • Om terug te keren naar de originele instellingen, [NORMAL] selecteren. De ontspanknop tot de helft indrukken om het menu te sluiten. - 117 - Geavanceerd (Opnamebeelden) Automatische Registratie Wanneer [AUTOM. REGISTR.] ingesteld is op [ON], zal het registratiescherm automatisch afgebeeld worden na het maken van een beeld of van een gezicht dat een vaak voorkomt. • Registratiescherm wordt na ongeveer 3 beelden afgebeeld. (Behalve met [MULTI BELICHT.], [BURSTFUNCTIE], [AUTO BRACKET], [ASP. BRACKET], Witbalans Bracket, [MULTI-FILM] en [ZELFPORTRET] in de Scène Mode) • Het zou uiterst moeilijk kunnen zijn om alleen met [AUTOM. REGISTR.] te herkennen, registreer daarom de gezichtsbeelden vooraf met [GEZICHT HERK.] in het [OPNAME] Functiemenu. ∫ Het registreren vanuit het automatische registratiescherm 1 Op 3 drukken om [JA] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken. • Indien er geen geregistreerde personen zijn, ga dan over naar stap 3. • Selectiescherm wordt opnieuw afgebeeld wanneer [NEE] 2 geselecteerd is en wanneer [JA] geselecteerd is met 3, [AUTOM. REGISTR.] ingesteld zal worden op [OFF]. Op 3/4 drukken om [NIEUW REGIST.] of [TOEVOEG.BEELD] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken. Onderdeel [NIEUW REGIST.] [TOEVOEG.BEELD] Beschrijving van instellingen • Er wordt een lijst van geregistreerde personen afgebeeld wanneer er 6 personen al geregistreerd zijn. Selecteer de te vervangen persoon. Om nog een gezichtsbeeld te registreren voor een geregistreerd persoon. Druk op 3/4/2/1 om de persoon te selecteren bij wie u het beeld wilt toevoegen en druk vervolgens op [MENU/SET]. • Als er al 3 beelden geregistreerd zijn, zal het beeldvervangscherm verschijnen. In dat geval, het beeld selecteren dat u wenst te vervangen. • Na extra registreren of vervangen van een gezichtsbeeld, keert het scherm automatisch 3 na het opnamescherm terug. Voer de handeling in Stap 6 en volgende uit in “Het registreren van gezichtsbeeld van een nieuw persoon”. Aantekening • Als het registratiescherm niet zou mogen afbeelden, zou het makkelijker kunnen afbeelden door onder dezelfde omstandigheden of met dezelfde uitdrukkingen op te nemen. • Als een gezicht niet herkend wordt ook al is het geregistreerd, zal het opnieuw registreren van de persoon m.b.v. de [GEZICHT HERK.] in het [OPNAME] Functiemenu in die omgeving herkenning makkelijker maken. • Als het registratiescherm afgebeeld wordt voor de persoon die reeds geregistreerd is, zal het extra registreren de herkenning makkelijker maken. • Het zou registratie moeilijker kunnen maken wanneer er een beeld dat opgenomen is met flits geregistreerd is. - 118 - Geavanceerd (Opnamebeelden) [OPNAME] Functie: Nuttige functies op reisbestemmingen Opnemen welke Dag van de Vakantie en de Locatie van de Vakantie het is Voor details over de [SET-UP] menu-instellingen, P28 raadplegen. Als u een vertrekdatum en de locatie van de vakantie van te voren instelt, wordt het aantal dagen dat voorbij is sinds de vertrekdatum (welke dag van de vakantie het is) opgenomen wanneer u het beeld maakt. U kunt het aantal dagen dat voorbij is afbeelden wanneer u de beelden afspeelt en deze af laten drukken op de opgenomen beelden met [TEKST AFDR.] (P164). • Het aantal dagen dat verlopen is sinds de vertrekdatum kan afgedrukt worden m.b.v. de “PHOTOfunSTUDIO 5.0 HD Edition” bijbehorende software op de CD-ROM (meegeleverd). • Kies [KLOKINST.] om de huidige datum en tijd op voorhand in te stellen. (P25) Selecteer [REISDATUM] van het [SET-UP] menu en druk vervolgens op 1. Op 3 drukken om [REIS-SETUP] te kiezen en vervolgens op 1 drukken. Druk op 4 om [SET] te kiezen en dan op [MENU/ SET]. Op 3/4/2/1 drukken om de vertrekdatum (jaar/ maand/dag) in te stellen, en druk dan op [MENU/ SET]. - 119 - Geavanceerd (Opnamebeelden) Op 3/4/2/1 drukken om de aankomstdatum (jaar/maand/dag) in te stellen, en druk dan op [MENU/SET]. • Als u de einddatum niet wil instellen, drukt u op [MENU/SET] terwijl de datumbalk op het scherm staat. Op 4 drukken om [LOCATIE] te kiezen en vervolgens op 1 drukken. Druk op 4 om [SET] te kiezen en dan op [MENU/ SET]. De locatie invoeren. • Voor details over hoe karakters in te voeren, “Tekst Invoeren” op P153 raadplegen. Twee keer op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten. Een opname maken. • Het aantal dagen dat is verstreken sinds de vertrekdatum verschijnt ongeveer 5 seconden als u het toestel aan zet enz. vlak nadat u een reisdatum hebt ingesteld of als er een reisdatum is ingesteld. • Wanneer de reisdatum ingesteld is, verschijnt [—] rechts onderaan op het scherm. - 120 - Geavanceerd (Opnamebeelden) ∫ De vertrekdatum wissen De reisdatum wordt automatisch geannuleerd als de huidige datum na de terugkomstdatum is. Als u de reisdatum wilt annuleren vóór het einde van de vakantie, [OFF] selecteren op het scherm dat getoond wordt in stap 3 of 7, en vervolgens twee maal op [MENU/SET] drukken. [LOCATIE] zal ook automatisch ingesteld worden op [OFF] wanneer de reisdatum ingesteld is op [OFF] in stap 3. Aantekening • De reisdatum wordt berekend m.b.v. de datum in de klokinstelling en de vertrekdatum die u instelt. Als u [WERELDTIJD] (P122) instelt op de [BESTEMMING], wordt de reisdatum berekend m.b.v. de reisbestemming. • De ingestelde vertrekdatum wordt opgeslagen zelfs als het toestel uit wordt gezet. • Als u [REISDATUM] instelt op [OFF] zal het aantal dagen dat verstrijkt sinds de vertrekdatum niet opgeslagen worden. Zelfs als [REISDATUM] instelt op [SET] nadat u opnamen hebt gemaakt, zal op het scherm niet vermeld worden op welke dag van de vakantie u deze opnamen hebt gemaakt. • Voor de datum voor de vertrekdatum, wordt [-] (minus) afgebeeld in het oranje en wordt de dag van de vakantie niet opgeslagen. • Als de reisdatum afgebeeld wordt als [-] (minus) in het wit, bestaat er een tijdsverschil, dat datumverandering tot gevolg heeft tussen de [HOME] en [BESTEMMING]. (Dit zal opgenomen worden) • [REISDATUM] kan niet ingesteld worden voor films die opgenomen zijn met [AVCHD Lite]. • [LOCATIE] kan in de volgende gevallen niet opgenomen worden. – Wanneer [KWALITEIT] ingesteld is op [ ], [ ] of [ ] – Wanneer u bewegende beelden opneemt • [REISDATUM] kan niet ingesteld worden in de Intelligente automatische functie. Instelling van andere opnamefunctie zal beïnvloed worden. - 121 - Geavanceerd (Opnamebeelden) Opnamedata/-tijden op at Reisbestemmingen ver weg (World Time) Voor details over de [SET-UP] menu-instellingen, P28 raadplegen. U kunt de plaatselijke tijden op de reisbestemmingen afbeelden en deze opnemen op de beelden die u maakt. • Kies [KLOKINST.] om de huidige datum en tijd op voorhand in te stellen. (P25) Selecteer [WERELDTIJD] van het [SET-UP] menu en druk vervolgens op 1. • Wanneer u het toestel voor het eerst gebruikt na de aanschaf ervan, verschijnt het [GELIEVE DE THUISZONE INSTELLEN] bericht. Druk op [MENU/SET] en stel de thuiszone in op het scherm in stap 3. Op 4 drukken om [HOME] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken. Druk op 2/1 om de thuiszone te selecteren en druk vervolgens op [MENU/SET]. A A Huidige tijd B B Tijdsverschil met GMT (Greenwich Mean Time) • Als in uw eigen gebied het zomeruur wordt gebruikt [ ], drukt u op 3. Druk opnieuw op 3 om terug te keren naar de originele tijd. • Als u het zomeruur instelt voor uw woongebied, betekent dit niet dat de huidige tijd een uur vooruit wordt gezet. Zet zelf de klok één uur vooruit. - 122 - Geavanceerd (Opnamebeelden) Op 3 drukken om [BESTEMMING] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken. C Afhankelijk van de instelling verschijnt de tijd in uw vakantiebestemmingsgebied of uw eigen woongebied op het scherm. Druk op 2/1 om de zone van uw reisbestemming te kiezen en dan op [MENU/SET]. D Huidige tijd van het bestemmingsgebied E Tijdsverschil • Als de daglichtbesparingstijd [ ] gebruikt wordt op de reisbestemming, op 3 drukken. (De tijd wordt één uur vooruit gezet.) Opnieuw op 3 drukken om de originele tijd terug te zetten. C D E Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten. Aantekening • Zet de instelling terug naar [HOME] wanneer de vakantie beëindigd is d.m.v. stappen 1, 2 en 3. • Als [HOME] al ingesteld is, alleen de reisbestemming veranderen en gebruiken. • Als uw reisbestemming niet in de lijst van gebieden op het scherm staat, stelt u het tijdverschil tussen uw eigen zone en uw reisbestemming in. - 123 - Geavanceerd (Opnamebeelden) Het functiemenu [OPNAME] gebruiken [OPN. MODE] Voor details over [OPNAME] functiemenu, P28 raadplegen. Net als elke soort film voor filmcamera’s zijn eigen kleurtint en contrastkenmerken heeft, biedt de Filmmodus u de mogelijkheid tot 9 verschillende “digitale films”, kleurtinten te selecteren, op dezelfde manier als u verschillende films voor filmcamera’s zou selecteren. Selecteer verschillende instellingen in filmmodus om bij het fotobeeld wat u wenst te maken te doen passen. Toepasbare functies: [ ] [STANDAARD] Dit is de standaard instelling. [ ] [DYNAMISCH] De verzadiging en het contrast van de opgeslagen kleuren worden vergroot. [ ] [NATUUR] Helderder rood, groen en blauw. Versterkt natuurschoon. [ ] [ZACHT] Het contrast wordt verlaagd voor soepelere en duidelijkere kleur. [ ] [LEVENDIG] Hogere verzadiging en contrast dan dynamisch. [ ] [NOSTALGISCH] Lagere verzadiging en contrast. Weerkaatsende tijdsovergang. [ ] [STANDAARD] ( ) Dit is de standaard instelling. [ ] [DYNAMISCH] ( ) [ ] [ZACHT] ( [ [ ] [MIJN FILM 1] ] [MIJN FILM 2] [ ] [MULTI-FILM] ) Het contrast is vergroot. Maakt het beeld soepeler zonder de huidstructuur te verliezen. De opgeslagen instelling wordt gebruikt. Met één druk op de ontspanknop wordt automatisch het beeld opgenomen naar een geselecteerd aantal films (tot een maximum van drie films). Aantekening • U kunt [VERZADIGING] niet afstellen in de zwart en witinstellingen in filmfunctie. - 124 - Geavanceerd (Opnamebeelden) 1 2 Druk op 2/1 om een film te selecteren en druk vervolgens op [MENU/SET]. • Als u op het hier rechts getoonde beeldscherm op [DISPLAY] drukt, wordt een uitleg over iedere Filmmodus weergegeven (als u weer op [DISPLAY] drukt, keert het beeldscherm terug naar de vorige weergave). Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten. • U kunt ook de ontspanknop tot de helft indrukken om het menu te sluiten. ∫ Afstellen van elke filmfunctie op de gewenste instelling 1 2 Druk op 2/1 om een film te selecteren. Druk op 3/4 om een item te selecteren en op 2/1 om af te stellen. • Geregistreerde instellingen worden opgeslagen zelfs als het 3 Op 3/4 drukken om [GEHEUGEN] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken. Op 3/4 drukken om het onderdeel te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken. • U kunt 2 instellingen registeren. ([MIJN FILM 1] en toestel uitstaat. 4 [MIJN FILM 2]) (Na het registreren, wordt de naam van de filmfunctie die eerder geregistreerd werd, afgebeeld.) • [STANDAARD] is geregistreerd in [MIJN FILM 1] en [STANDAARD] ( in [MIJN FILM 2] op het moment van aankoop. Onderdeel [CONTRAST] Effect Verhoogt het verschil tussen de heldere en donkere vlakken op [r] het beeld. [s] [SCHERPTE] [VERZADIGING] ) is geregistreerd Vermindert het verschil tussen de heldere en donkere vlakken op het beeld. [r] Het beeld is zeer scherp. [s] Het beeld is onscherp. [r] De kleuren van het beeld zijn levendig. [s] De kleuren van het beeld zijn natuurlijker. [r] Versterkte geruisvermindering. De beeldresolutie kan een beetje minder worden. [s] Minder geruisvermindering. U kunt opnamen met een betere resolutie maken. [RUISREDUCTIE] - 125 - Geavanceerd (Opnamebeelden) ∫ Selecteer de film die u zou willen gebruiken met [MULTI-FILM] 1 Op 2/1 drukken om [MULTI-FILM] te kiezen en vervolgens op 4 drukken. 2 Selecteer [MULTI-FILM1], [MULTI-FILM2], of [MULTI-FILM3] met 3/4, selecteer de voor ieder in te stellen film met 2/1 en druk vervolgens op [MENU/SET]. • [OFF] kan alleen voor [MULTI-FILM3] geselecteerd worden. • Met één druk op de ontspanknop wordt automatisch het beeld opgenomen naar een geselecteerd aantal films (tot een maximum van drie films). Aantekening • In filmfunctie, zou het toestel iets kunnen doen wat overeenkomt met trekprocessering of duwprocessering om een beeld te creëren met bijzondere kenmerken. De sluitertijd zou zeer langzaam kunnen worden op dit moment. • Er zou ruis zichtbaar kunnen worden wanneer u beelden maakt op donkere plekken. Om beeldruis te voorkomen, raden we het instellen van [RUISREDUCTIE] naar [_] of het instellen van items met uitzondering van [RUISREDUCTIE] naar [`] aan voor het maken van beelden. • Als [KWALITEIT] op [ ], [ ] of [ ] staat, werkt [MULTI-FILM] niet. • Als u een Film Mode bijstelt, zal de icoon van de Film Mode op het beeldscherm oranje worden. • [MULTI-FILM1] is ingesteld op [STANDAARD], [MULTI-FILM2] in ingesteld op [STANDAARD] ( ) en [MULTI-FILM3] is ingesteld op [OFF] op het moment van aankoop van deze camera. • De instelling van [MULTI-FILM] wordt vrijgegeven als de stroom uitgeschakeld wordt (met inbegrip van de Sleep Mode). • [Œ] wordt voor de flitser ingesteld als [MULTI-FILM] ingesteld is. • [AUTO BRACKET], [ASP. BRACKET], [BURSTFUNCTIE] of Witbalans Bracket zullen uitgeschakeld worden als [MULTI-FILM] ingesteld is. • Bewegende beelden worden gemaakt met de instellingen voor de [MULTI-FILM1] instelling. - 126 - Geavanceerd (Opnamebeelden) [FOTO RES.] Voor details over [OPNAME] functiemenu, P28 raadplegen. Stel het aantal pixels in. Hoe hoger het aantal pixels, hoe fijner het detail van de beelden zal blijken zelfs wanneer ze afgedrukt worden op grote vellen. Toepasbare functies: ∫ Aspectratio [1:1]. ¢ Dit item kan niet ingesteld worden in de intelligente automatische functie. (7.5M) 2736k2736 pixels (5.5M )¢ (3.5M ) 1920k1920 pixels (2.5M )¢ 1536k1536 pixels (0.2M ) 2304k2304 pixels 480k480 pixels ∫ Aspectratio [4:3]. (10M) 3648k2736 pixels (7M )¢ 3072k2304 pixels (5M ) 2560k1920 pixels (3M ) 2048k1536 pixels (2M )¢ 1600k1200 pixels (0.3M ) 640k480 pixels ∫ Aspectratio [3:2]. (9.5M) (6.5M (4.5M 3776k2520 pixels )¢ 3168k2112 pixels ) 2656k1768 pixels )¢ 2112k1408 pixels (2.5M ) 2048k1360 pixels (0.3M ) 640k424 pixels (3M - 127 - Geavanceerd (Opnamebeelden) ∫ Aspectratio [16:9]. (9M) 3968k2232 pixels )¢ 3328k1872 pixels (4.5M ) 2784k1568 pixels (2.5M ) 2208k1248 pixels )¢ 1920k1080 pixels (6M (2M (0.2M ) 640k360 pixels Aantekening • “EZ” is een afkorting van “Extra optical Zoom”. • Een digitaal beeld is opgemaakt uit talrijke punten die pixels heten. Hoe groter het aantal pixels, hoe fijner het beeld zal zijn wanneer deze afgedrukt wordt op een groot stuk papier of afgebeeld wordt op een PC monitor. A Heel veel pixels (Fijn) B Weinig pixels (Grof) ¢ Deze opnamen zijn voorbeelden van dit effect. • Als u de aspectratio verandert, de beeldgrootte opnieuw instellen. • De extra optische zoom werkt niet in [H. GEVOELIGH.], [HI-SPEED BURST] en [FLITS-BURST] in de scènefunctie, daarom wordt de beeldgrootte voor [ ] niet afgebeeld. • U kunt [FOTO RES.] niet instellen wanneer [KWALITEIT] ingesteld is op [ ]. • Beelden kunnen mozaïsch lijken afhankelijk van het object en de opnamecondities. • P228 lezen voor informatie over het aantal opnamen. - 128 - Geavanceerd (Opnamebeelden) [KWALITEIT] Voor details over [OPNAME] functiemenu, P28 raadplegen. De compressiesnelheid instellen waarop de beelden opgeslagen moeten worden. Toepasbare functies: [A]: Fijn (wanneer u de prioriteit geeft aan de beeldkwaliteit) [›]: Standaard (wanneer u de standaard beeldkwaliteit gebruikt en het aantal op te nemen beelden vergroot zonder het aantal pixels te veranderen) [ ]: RAWiFine (Naast de [RAW]-instellingen, wordt er gelijktijdig een vergelijkbaar fijn JPEG-beeld gemaakt.)¢1 [ ]: RAWiStandard (Naast de [RAW]-instellingen, wordt er gelijktijdig een vergelijkbaar standaard JPEG-beeld gemaakt.)¢1 [ ]: RAW-bestand (Als het beeld met een PC bewerkt moet worden tot hoge kwaliteit)¢2 ¢1 Als u een RAW-bestand uit de camera verwijdert, wordt het bijbehorende JPEG-beeld ook verwijderd. ¢2 Deze is vastgesteld op maximum opneembare pixels voor de aspect ratio van elk beeld. Aantekening • Als er een RAW-beeld opgenomen wordt met het ingebouwde geheugen, zal het tijd vergen om de beeldgegevens te schrijven. • P228 lezen voor informatie over het aantal opnamen. • U kunt geavanceerdere opnamebewerking genieten als u RAW files gebruikt. U kunt RAW files opslaan in een fileformaat (JPEG, TIFF etc.) dat afgebeeld kan worden op uw PC etc., deze ontwikkelen en bewerken m.b.v. de software “SILKYPIX Developer Studio” van Ichikawa Soft Laboratory op de CD-ROM (meegeleverd). •[ ] beelden worden opgenomen met een kleiner gegevensvolume dan [ ] of [ ]. • [PRINT INST.] en [FAVORIETEN] kunnen niet ingesteld worden op een beeld dat gemaakt wordt door [ ]. - 129 - Geavanceerd (Opnamebeelden) [GEVOELIGHEID] Voor details over [OPNAME] functiemenu, P28 raadplegen. Dit laat het aan de gevoeligheid voor licht (ISO-gevoeligheid) toe ingesteld te worden. Het instellen op een hoger figuur, staat u in staat ook op donkere plekken beelden te maken zonder dat de beelden donker worden. Toepasbare functies: [AUTO]/[ ]/[80]/[100]/[200]/[400]/[800]/[1600]/[3200]/[6400]/[12800] Aantekening • Raadpleeg P75 voor details. [ISO-LIMIET] Voor details over [OPNAME] functiemenu, P28 raadplegen. Deze zal optimale ISO-gevoeligheid selecteren met ingestelde waarde als limiet afhankelijk van de helderheid van het onderwerp. Toepasbare functies: [AUTO]/[200]/[400]/[800]/[1600]/[3200] Aantekening • Het instellen van onderstaande items kan geselecteerd worden in de Creatieve filmfunctie. [AUTO]/[800]/[1600]/[3200]/[6400] • Hoe hoger de waarde die ingesteld is voor de ISO-gevoeligheid, hoe meer golfstoring gereduceerd wordt maar hoe groter de hoeveelheid opnameruis is. • Het is mogelijk in te stellen wanneer de [GEVOELIGHEID] ingesteld is op [AUTO] of [ ]. [ISO VERHOGING] Voor details over [OPNAME] functiemenu, P28 raadplegen. De instellingen van de ISO-gevoeligheid tussen [ISO80] en [ISO12800] worden voor iedere 1/3 EV veranderd. Toepasbare functies: [1/3 EV]: [80]/[100]/[125]/[160]/[200]/[250]/[320]/[400]/[500]/[640]/[800]/[1000]/[1250]/ [1600]/[2000]/[2500]/[3200]/[4000]/[5000]/[6400]/[8000]/[10000]/[12800] [1 EV]: [80]/[100]/[200]/[400]/[800]/[1600]/[3200]/[6400]/[12800] Aantekening • Wanneer de instelling veranderd wordt van [1/3 EV] tot [1 EV], zal de ISO-gevoeligheid ingesteld worden op de waarde die het dichtst bij de waarde ligt die ingesteld is tijdens de [1/3 EV]. (Ingestelde waarde zal niet herstellen wanneer de instelling terugveranderd wordt naar [1/3 EV]. Deze zal blijven zoals de instelling geselecteerd voor [1 EV].) - 130 - Geavanceerd (Opnamebeelden) [WITBALANS] Voor details over [OPNAME] functiemenu, P28 raadplegen. In zonlicht, onder gloeilampen of in andere soortgelijke toestanden waar de kleur van wit naar roodachtig of blauwachtig gaat, past dit item zich aan de kleur van wit aan die het dichtst in de buurt zit van wat gezien wordt door het oog in overeenkomst met de lichtbron. Toepasbare functies: [AWB]: Automatische afstelling [V]: Wanneer u buiten beelden maakt onder een heldere lucht [Ð]: Wanneer u buiten beelden maakt onder een bewolkte lucht [î]: Wanneer u buiten beelden maakt in de schaduw [ Wanneer u beelden maakt met alleen de flits ]: [Ñ]: [ [ 1 ]/[ ]: Wanneer u beelden maakt onder fel licht 2 ]: Wanneer de vooringestelde witbalans gebruikt wordt Wanneer de vooringestelde instelling kleur temperatuur gebruikt wordt Aantekening • De optimale witbalans zal varieren afhankelijk van het type halogeenlicht waaronder opgenomen wordt, gebruik daarom [AWB], [ 1 ] of [ 2 ]. • De witbalans zou niet afgesteld kunnen worden voor het onderwerp waar de flits geen bereik heeft wanneer de flits gebruikt wordt. • De witbalansinstelling blijft opgeslagen, ook als u het toestel uit zet. (De witbalansinstelling voor een scènefunctie wordt weer [AWB] als u een andere scènefunctie kiest.) • In de scènefuncties die hieronder staan, is de witbalans vastgesteld op [AWB]. – [LANDSCHAP]/[NACHTPORTRET]/[NACHTL. SCHAP]/[VOEDSEL]/[PARTY]/ [KAARSLICHT]/[ZONSONDERG.]/[FLITS-BURST]/[STERRENHEMEL]/[VUURWERK]/ [STRAND]/[SNEEUW]/[LUCHTFOTO] • Witbalans is vastgesteld op [AWB] in de volgende gevallen. – Intelligent automatische functie – [EXPRESSIEF], [RETRO], [PUUR], [ELEGANT], [ZWART/WIT], [SILHOUET], [ZANDSTRAAL] en [KLANT] in de My Colour functie - 131 - Geavanceerd (Opnamebeelden) ∫ De witbalans handmatig instellen Stel de ingestelde witbalanswaarde in. Een gebruik voor het overeen doen komen van de omstandigheid waarin u foto’s maakt. 1 2 Selecteer [ 1 ] of [ 2 ] en druk dan op 1. Richt de camera op een wit stuk papier of iets dergelijks zodat het frame in het middel gevuld is met het witte object en druk dan op [MENU/SET]. • De witbalans zou niet correct ingesteld kunnen zijn wanneer het onderwerp te helder of te donker is. Stel de witbalans opnieuw in nadat u de juiste helderheid afgesteld heeft. ∫ De witbalans fijn afstellen [ ] U kunt de witbalans fijn instellen als u de gewenste tint niet krijgt met de gewone witbalans. 1 2 Selecteer [WITBALANS] en druk dan op 1. • Druk weer op 1 als [ 1 ], [ 2 ] of [ ] geselecteerd wordt. Druk op 3/4/2/1 om de witbalans af te stellen en druk dan op [MENU/SET]. 2: 1: 3: 4: A (AMBER: ORANJE) B (BLAUW: BLAUWACHTIG) G_ (GROEN: GROENACHTIG) M` (MAGENTA: ROODACHTIG) Aantekening • Als u de witbalans fijn instelt op A (amber), zal de icoon van de witbalans op het beeldscherm oranje worden. Als u de witbalans fijn instelt op B (blauw), zal de icoon van de witbalans o het beeldscherm blauw worden. • Als u de witbalans fijn instelt op G_ (groen) of op M` (magenta), zal [_] (groen) of [`] (magenta) naast de icoon van de witbalans op het beeldscherm verschijnen. • Selecteer het middenpunt als u de witbalans niet fijn aan het afstellen bent. • De instelling voor het nauwkeurig afstellen van de witbalans wordt door het beeld gebruikt wanneer u de flits gebruikt. • U kunt de witbalans onafhankelijk nauwkeurig afstellen voor elke witbalansfunctie. • De fijnafstelling van de witbalans blijft ook opgeslagen als u de camera uitzet. • Het fijne afstelniveau van de witbalans doet terugkeren naar de standaard instelling (middenpunt) in de volgende gevallen. – Wanneer u de witbalans terugzet in [ 1 ] of [ 2 ] – Wanneer u de kleur temperatuur handmatig terugzet in [ ] - 132 - Geavanceerd (Opnamebeelden) ∫ Witbalans bracket Bracket wordt ingesteld op basis van de afstellingen van de witbalansfijnafstelling; met één druk op de sluiterknop worden automatisch 3 opnamen ineens met verschillende kleuren gemaakt. 1 Druk op [DISPLAY] in stap 2 van de procedure van “De witbalans fijn afstellen” en druk op 3/4/2/1 om de bracket in te stellen. 2/1: 3/4: 2 Horizontaal (A naar B) Verticaal (Gi naar Mj) Druk op [MENU/SET]. Aantekening ] wordt op het beeldscherm weergegeven als de Witbalans Bracket ingesteld is. •[ • De positie van de bracket kan niet hoger ingesteld worden dan de limiet van de fijne afstelling van de witbalans (limietwaarde). • Wanneer de fijne afstelling van de witbalans uitgevoerd wordt na het instellen van de bracket, zullen de beelden gemaakt worden met een bracket met de veranderde afstellingwaarde als de middenwaarde. • De instelling van de bracket van de witbalans wordt vrijgegeven als de stroom uitgeschakeld wordt (met inbegrip van de slaapfunctie). • Het sluitergeluid is slechts eenmaal hoorbaar. • Witbalans bracket kan niet ingesteld worden wanneer de [KWALITEIT] ingesteld is op [ ], [ ], of [ ]. • [AUTO BRACKET], [ASP. BRACKET], [MULTI-FILM] of [BURSTFUNCTIE] zullen gewist worden als Witbalans Bracket ingesteld is. • Witbalans bracket werkt niet wanneer u bewegend beeld opneemt. • Witbalans Bracket kan niet ingesteld worden in [SPELDENPRIK] in de My Colour Mode. ∫ Automatische witbalans Afhankelijk van de dominante omstandigheden waarin beelden gemaakt worden, kunnen de beelden een roodachtige of blauwachtige tint aannemen. Bovendien wanneer er meerdere lichtbronnen gebruikt worden of er niets is met een kleur die in de buurt van wit zit, kan de automatische witbalans niet goed kunnen werken. In zo een geval, de witbalans instellen op een andere functie dan [AWB]. 1 De automatische witbalans zal met dit bereik werken 2 Blauwe lucht 3 Bewolkte lucht (Regen) 4 Schaduw 5 Zonlicht 6 Wit fluorescerend licht 7 Gloeilamp 8 Zonsopgang en zonsondergang 9 Kaarslicht KlKelvintemperatuur en kleuren - 133 - 2) 3) 4) 1) 5) 6) 7) 8) 9) Geavanceerd (Opnamebeelden) ∫ Instellen van de kleur temperatuur U kunt de kleurtemperatuur handmatig instellen voor het maken van natuurlijke beelden in verschillende lichtomstandigheden. De lichtkleur wordt gemeten als een nummer in graden Kelvin. Wanneer de kleurtemperatuur toeneemt, wordt het beeld blauwer. Wanneer de kleurtemperatuur afneemt, wordt het beeld roder. 1 2 Selecteer [ ] en druk dan op 1. Druk op 3/4 om de kleur temperatuur [MENU/SET] te kiezen en dan op [MENU/SET]. • U kunt de kleur temperatuur instellen van [2500K] tot [10000K]. [GEZICHT HERK.] Voor details over [OPNAME] functiemenu, P28 raadplegen. Specificeer het gezicht van een persoon en gebruik de functies van de gezichtsdetectie. Toepasbare functies: [OFF]/[ON]/[MEMORY]/[SET] Aantekening • Raadpleeg P113 voor details. [AF MODE] Voor details over [OPNAME] functiemenu, P28 raadplegen. Op deze manier kunt u de focusmethode gebruiken die bij de posities en het aantal te selecteren onderwerpen past. Toepasbare functies: [š]: Gezichtsdetectie [ ]: AF-opsporing¢ De camera vindt automatisch het gezicht van de persoon. De focus en de belichting worden ingesteld op de waarden die het best passen bij dat gezicht, ongeacht waar het gezicht zich in het beeld bevindt. (max. 15 zones) De focus en de belichting kunnen worden aangepast aan een specifiek onderwerp. De focus en de belichting zullen het onderwerp blijven volgen, zelfs als dat beweegt. (Dynamische opsporing) [ ]: 23-zone-focussing¢ Er kan op max. 23 punten per AF-zone worden scherpgesteld. Dit is doeltreffend wanneer het onderwerp zich niet in het midden van het scherm bevindt. (het kader van de AF-zone zal hetzelfde zijn als de instelling van de beeldverhouding) [Ø]: 1-zone-focussing Het toestel stelt scherp op het onderwerp in de AF-zone op het scherm. ¢ [Ø] zal gebruikt worden tijdens het opnemen van films. - 134 - Geavanceerd (Opnamebeelden) Aantekening • De camera stelt met behulp van [ ] scherp op alle AF-zones als er meerdere AF-zones (max. 23 zones) gelijktijdig oplichten. Zet de AF-functie op [Ø] als u zelf de focuspositie voor het maken van opnamen wilt bepalen. • Als de AF-functie ingesteld is op [š] of [ ], wordt de AF-zone niet afgebeeld totdat er op het beeld scherpgesteld wordt. • Het toestel kan scherpstellen op onderwerpen die niet een persoon zijn maar bijvoorbeeld een gezicht. In dit geval, de AF-functie schakelen naar één van de functies behalve [š] en vervolgens een beeld maken. • Alleen [š] of [Ø] kunnen ingesteld worden tijdens de Creatieve filmfunctie. • Deze zal vastgesteld worden op [š] wanneer de [GEZICHT HERK.] ingesteld is op [ON]. • De AF-functie kan in de Scène Mode niet op [VUURWERK] worden gezet. • In de volgende gevallen is het niet mogelijk [š] in te stellen. – In [PANORAMA ASSIST], [NACHTL. SCHAP], [VOEDSEL], [STERRENHEMEL] en [LUCHTFOTO] in de scènefunctie. ∫ Over [š] (Gezichtsherkenning) De volgende AF-zoneframes worden afgebeeld wanneer het toestel de gezichten vindt. Geel: Wanneer de ontspanknop tot de helft ingedrukt wordt, wordt de frame groen wanneer het toestel scherpgesteld heeft. Wit: Afgebeeld wanneer er meer dan één gezicht gevonden wordt. Er wordt ook op de andere gezichten die zich op dezelfde afstand bevinden als gezichten binnen de gele AF-zones scherpgesteld. • Onder bepaalde omstandigheden van beelden maken, inclusief de volgende gevallen, zou de gezichtsherkenningsfunctie niet kunnen werken, en dit maakt het onmogelijk om gezichten op te sporen. [AF MODE] wordt naar [ ] geschakeld. – Wanneer het gezicht niet naar het toestel gericht is – Wanneer het gezicht op een hoek is – Wanneer het gezicht extreem helder of donker is – Wanneer de gezichten weinig contrast hebben – Wanneer de gezichtstrekken verborgen zijn achter een zonnebril enz. – Wanneer het gezicht klein lijkt op het scherm – Wanneer er een snelle beweging is – Wanneer het onderwerp geen menselijk wezen is – Wanneer het toestel schudt – Wanneer de digitale zoom gebruikt wordt - 135 - Geavanceerd (Opnamebeelden) ∫ Opzetten van [ 1 2 ] (AF-opsporing) Breng het onderwerp naar de AF-opsporingsframe en druk op [AF/AE LOCK] om het onderwerp te vergrendelen A AF-volgframe (wit) B AF-volgframe (geel) • De AF-zone zal geel weergegeven Voor het vergrendelen Vergrendeld A B worden wanneer een onderwerp herkend wordt en de belichting en de scherpstelling zullen automatisch ingesteld worden terwijl de beweging van het onderwerp gevolgd wordt (dynamisch volgen). • AF-opsporing wordt geannuleerd wanneer [AF/AE LOCK] opnieuw ingedrukt wordt. Maak de opname. Aantekening • Als het vergrendelen niet lukt, zal de AF-zone in het rood knipperen en verdwijnen. Probeer nog een keer te vergrendelen. • AF-opsporing zal niet werken wanneer het onderwerp niet gespecificeerd is, het onderwerp verloren is gegaan of er niet in geslaagd is opgespoord te worden. Het beeld zal in dat geval gemaakt worden met [Ø] in [AF MODE]. • [GEZICHT HERK.] werkt niet wanneer AF-opsporing actief is. •[ ] zal niet werken tijdens AF-opsporing. • Het is niet mogelijk [ ] in te stellen in de volgende gevallen. – In [PANORAMA ASSIST], [STERRENHEMEL] en [VUURWERK] in de scènefunctie. – In [STANDAARD] ( ), [DYNAMISCH] ( ) en [ZACHT] ( ) in [OPN. MODE] – In [ZWART/WIT], [HOGE DYNAMIEK], [DYNAMIEK], [DYNAMISCH] ( ), [SPELDENPRIK] en [ZANDSTRAAL] in de My Colour functie • Het focusbereik is 1 cm (Breed)/30 cm (Tele) tot ¶. • Dynamische opsporing-functie zou niet kunnen werken in de volgende gevallen: – Wanneer het onderwerp te klein is – Waneer de opnameplaats te donker of te helder is – Wanneer het onderwerp te snel beweegt – Wanneer de achtergrond dezelfde of een soortgelijke kleur heeft als het onderwerp. – Wanneer er beeldbibber is – Wanneer u de zoom gebruikt - 136 - Geavanceerd (Opnamebeelden) ∫ Over AF-zoneselectie U kunt de AF-zone selecteren door op 3 (FOCUS) te drukken wanneer [Ø] geselecteerd is. Het is ook mogelijk te schakelen naar het selectiescherm van de AF-zone door op 1 te drukken wanneer AF-functie geselecteerd is met 3/4. • U kunt instellen vanaf het snelle menu. (P30) 1 Op 3/4/2/1 drukken om de AF-zone te verplaatsen. • U kunt instellen op onwillekeurige positie van het scherm. (Er kan niet ingesteld worden aan de rand van het scherm) • Na het verplaatsen van de AF-zone, op [DISPLAY] drukken om deze terug te doen keren naar het midden. 2 Draai de functieknop op de achterkant om de grootte van de AF-zone te veranderen. Functieknop rechts achterop: Vergroten Functieknop links achterop: Verkleinen • Het kan veranderd worden in 4 verschillende maten: “punt” A, 3 Op [MENU/SET] drukken om in te stellen. • U kunt voor de instelling ook op de functieknop op de achterkant A “normaal” B, “groot” C en “extra groot” D. drukken. BC D Aantekening • De AF-zone kan niet verplaatst worden en de afmetingen ervan kunnen niet veranderd worden tijdens het opnemen van bewegende beelden. • Stel de grootte van de AF-zone in op “normaal”, “groot” of “extra groot” als het moeilijk is om met “punt” scherp te stellen. • De puntfocussing kan ook verplaatst worden om overeen te komen aan de AF-zone wanneer u [Ù] gebruikt. • De positie van de AF-zone zal terugkeren naar de beginstand wanneer het toestel op Intelligent Auto gezet wordt, als de Slaapfunctie geactiveerd is of als dit toestel uitgeschakeld wordt. • AF wordt in de middenpositie uitgevoerd met een breed frame i.p.v. het gebied geselecteerd door AF-gebiedselectie in de volgende gevallen: – Tijdens digitale zoom – Wanneer het moeilijk is scherp te stellen omdat het donker is - 137 - Geavanceerd (Opnamebeelden) [PRE AF] Voor details over [OPNAME] functiemenu, P28 raadplegen. Het toestel zal de focus automatisch afstellen afhankelijk van de instellingen. Toepasbare functies: [OFF] [ ]: Snelle AF [ ] wordt afgebeeld op het scherm. [ ]: Continu AF¢ [ ] wordt afgebeeld op het scherm. ¢ In opname van bewegende beelden, kan alleen [ ] (Continu AF) geselecteerd worden. Over [ ] en [ ] [ ] zal de scherpte automatisch bijstellen als het schudden van het toestel afneemt. [ ] zal de scherpte op ieder moment bijstellen (Continu AF). Het toestel zal de focus automatisch afstellen en de focusafstelling wordt sneller wanneer de ontspanknop ingedrukt wordt. Dit is handig wanneer u geen fotokans wilt missen. Aantekening • De batterij raakt sneller op dan normaal. • Druk de opspanknop opnieuw half in als u niet goed scherp kunt stellen. • [ ] zal niet werken tijdens AF-opsporing. • Wanneer [PRE AF] ingesteld is op [ ], zou het even kunnen duren om scherp te stellen als u de zoomhendel van Breed op Tele zet of plotseling de camera van een object dat ver weg is, richt op een object dichtbij. • In de volgende gevallen, is [PRE AF] vastgesteld op [OFF]. – In [NACHTPORTRET], [NACHTL. SCHAP], [STERRENHEMEL] en [VUURWERK] in de scènefunctie – Wanneer handmatige focus in gebruik is - 138 - Geavanceerd (Opnamebeelden) [AF/AE VERGR.] Voor details over [OPNAME] functiemenu, P28 raadplegen. Een beeld maken met focus of belichting vergrendeld. Dit is een techniek voor het instellen van de focus en de belichting vooraf wanneer het onderwerp zich buiten de focuszone bevindt of wanneer het contrast te scherp is en de juiste belichting niet verkregen kan worden. Toepasbare functies: [AF]: [AE]: Alleen de focus is ontgrendeld. •[ ] is afgebeeld wanneer de focus afgesteld is. Alleen de belichting is vergrendeld. ], openingswaarde en sluitertijd worden afgebeeld wanneer de •[ belichting afgesteld is. [AF/AE]: Zowel focus en belichting zijn vergrendeld. • [ ], openingswaarde en sluitertijd worden afgebeeld wanneer de focus en belichting afgesteld zijn. ∫ Instellen van de AF/AE-vergrendeling 1 De AF-zone op het object richten. 2 Druk op [AF/AE LOCK] om de focus en de belichting vast te stellen. • Dit werkt niet wanneer het AF-volgen actief is. 3 Verplaats het toestel om de opname samen te stellen en druk de sluiter dan helemaal in. ∫ de AF/AE-vergrendeling annuleren De instelling wordt geannuleerd door weer op de [AF/AE LOCK] te drukken. Aantekening • Belichting wordt ingesteld zelfs als de helderheid van het onderwerp verandert in [AE]. • Er kan weer scherpgesteld worden op het onderwerp door de ontspanknop tot de helft in te drukken zelfs wanneer AE vergrendeld is. • Programmaschakeling kan ingesteld worden zelfs wanneer AE vergrendeld is. • Wanneer na het vergrendelen films opgenomen worden, kan de opname in de Creatieve filmfunctie in de vergrendelde status worden voortgezet. De vergrendeling zal geannulleerd worden in andere functies dan de Creatieve filmfunctie. • Vergrendeling wordt geannuleerd wanneer het zoomen uitgevoerd wordt na het vergrendelen. Voer het vergrendelen opnieuw uit. • De AE-vergrendeling zal niet werkzaam zijn in de Manuele belichtingsfunctie (wanneer [GEVOELIGHEID] op iets anders staat dan op [AUTO]), en Scènefunctie. - 139 - Geavanceerd (Opnamebeelden) [MEETFUNCTIE] Voor details over [OPNAME] functiemenu, P28 raadplegen. Type optische meting om helderheid te meten kan veranderd worden. Toepasbare functies: [C]: Multipel Dit is de methode waarbij de camera de beste belichting meet door de helderheid op het hele beeld automatisch te berekenen. Wij raden aan om zoveel mogelijk deze methode te gebruiken. [ ]: Middenmeting Dit is de methode die gebruikt wordt om scherp te stellen op het object in het midden van het volledige beeld en de rest van het beeld aan dit middelste beeld aan te passen. [Ù]: Spot Dit is de methode waarbij het object direct in het meetbereik te meten A. Aantekening • Wanneer [C] geselecteerd is en [AF MODE] ingesteld is op [š], zal het toestel de belichting afstellen om geschikt te zijn voor het gezicht van de persoon. [I. EXPOSURE] Voor details over [OPNAME] functiemenu, P28 raadplegen. Contrast en belichting zullen automatisch aangepast worden wanneer er een groot verschil is in helderheid tussen de achtergrond en het onderwerp, om het beeld dichtbij te brengen naar hoe u ziet. Toepasbare functies: [OFF]/[LOW]/[STANDARD]/[HIGH] Aantekening • [ ] wordt afgebeeld wanneer deze ingesteld is op [LOW], [STANDARD] of [HIGH]. • Zelfs wanneer de [GEVOELIGHEID] ingesteld is op [ISO80]/[ISO100], kan [GEVOELIGHEID] ingesteld hoger ingesteld worden dan [ISO80]/[ISO100] als het beeld gemaakt wordt met [I. EXPOSURE] ingesteld op geldig. • Compensatie-effect zou verkregen kunnen worden afhankelijk van de omstandigheden. •[ ] wordt geen in het scherm wanneer [I. EXPOSURE] effectief is. • [LOW], [STANDARD] of [HIGH] vertegenwoordigt het maximum bereik van het effect. • De instelling is vastgesteld op [OFF] in de volgende gevallen. – Wanneer [KWALITEIT] ingesteld is op [ ], [ ] of [ ] – [MULTI BELICHT.] - 140 - Geavanceerd (Opnamebeelden) [MULTI BELICHT.] Voor details over [OPNAME] functiemenu, P28 raadplegen. M.b.v. deze functie kunt u het soort effect verkrijgen dat verkregen wordt wanneer een beeld twee of drie keer belicht wordt. Toepasbare functies: 1 Kies [START] en druk dan op [MENU/SET]. 2 Bepaal de samenstelling en maak het eerste beeld. • Na het maken van het beeld, de ontspanknop tot de helft indrukken om het volgende beeld te maken. • Druk op 3/4 om de item te selecteren en druk vervolgens op [MENU/SET] voor één van de volgende operaties. [VOLG.]: [NIEUW]: [EXIT]: 3 Ga verder naar het volgende beeld. Ga terug naar het eerste beeld. Neem het beeld op van de eerste foto en eindig de sessie van beelden maken met meervoudige belichting. Bepaal de samenstelling en maak het tweede beeld. • Na het maken van het eerste beeld, zullen het eerste en het tweede gemaakte beeld over elkaar heen gelegd en afgebeeld worden. • Na het maken van het beeld, de ontspanknop tot de helft indrukken om het volgende beeld te maken. • Druk op 3/4 om de item te selecteren en druk vervolgens op [MENU/SET] voor één van de volgende operaties. [VOLG.]: [NIEUW]: [EXIT]: 4 5 Ga verder naar het volgende beeld. Ga terug naar het tweede beeld. Neem beelden op tot de tweede gemaakte foto en eindig de sessie van het maken van beelden met meervoudige belichting. Bepaal de samenstelling en maak het derde beeld. • Na het maken van het beeld, zullen de beelden van de eerste, tweede en derde foto’s over elkaar heen gelegd en afgebeeld worden. • Druk op 3 om [NIEUW] te kiezen en druk vervolgens op [MENU/ SET] om terug te keren naar het derde beeld. Op 4 drukken om [EXIT] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken. • U kunt ook de ontspanknop tot de helft indrukken om het menu te sluiten. • De beelden worden tot het derde gemaakte beeld opgenomen en zal de sessie beelden maken met meervoudige belichting voltooid worden. - 141 - Geavanceerd (Opnamebeelden) ∫ Over automatische instelling van controle krijgen [AUTO GAIN] kiezen op het scherm dat getoond wordt in stap 1 kiezen en instellen. [ON]: Het helderheidniveau wordt afgesteld volgens het aantal gemaakte beelden en de beelden worden over elkaar heen gelegd. [OFF]: De belichting compenseren om overeen te komen met het onderwerp zodat alle over elkaar heen gelegde belichtingseffecten precies goed zullen zijn. Aantekening • Het beeld is niet opgenomen tot voltooiing. • De afgebeeld opname-informatie die afgebeeld wordt voor beelden die gemaakt zijn met meervoudige belichtingen is de opname-informatie voor het laatst gemaakte beeld. • Als [MENU/SET] ingedrukt wordt terwijl u beelden maakt, worden de gefotografeerde beelden opgenomen en zal de sessie van beelden maken met meervoudige belichting voltooid worden. • [FOTO RES.] is vastgesteld wanneer [START] geselecteerd is. • De zoompositie en witbalans zijn vastgesteld wanneer het eerste beeld gemaakt wordt. • Sommige functies hebben restricties. U zult niet in staat zijn de volgende functies te gebruiken: – [BURSTFUNCTIE]/[I. EXPOSURE]/[AUTO BRACKET]/[ASP. BRACKET]/Witbalans Bracket/ Extra Optische Zoom/[DIG. ZOOM] - 142 - Geavanceerd (Opnamebeelden) [KORTE SLUITERT.] Voor details over [OPNAME] functiemenu, P28 raadplegen. U kunt een beeld helder maken op donkere plekken door [KORTE SLUITERT.] langzamer in te stellen. U kunt deze ook sneller instellen om de wazigheid van het onderwerp te verminderen. Toepasbare functies: [AUTO], [1/250], [1/125], [1/60], [1/30], [1/15], [1/8], [1/4], [1/2], [1] Instelling minimum sluitertijd 1/250 1 Helderheid Donkerder Helderder Beweging Minder Meer Aantekening • Deze moet normaal gesproken ingesteld zijn op [AUTO] om beelden te maken. (Wanneer u een minimum sluitertijd selecteert die verschilt van [AUTO], verschijnt [ ] links onderaan het scherm.) • Als [AUTO] geselecteerd is, kan de sluitersnelheid tot 1 seconde ingesteld worden als het toestel niet erg bewogen wordt, wat met [STABILISATIE] gecorrigeerd moet worden, of als [STABILISATIE] op [OFF] staat. • Het op een langzamere sluitertijd instellen van [KORTE SLUITERT.] zou de kans op beeldbibber kunnen doen toenemen, daarom raden we het gebruik van een statief en de zelfontspanner aan voor het maken van beelden. • Het op een hogere snelheid instellen van [KORTE SLUITERT.] zou het beeld donkerder kunnen maken, daarom raden we aan het beeld op te nemen in een goed verlichte zone. Als er geen correcte belichting verkregen kan worden, zal [ ] in het rood knipperen wanneer de ontspanknop tot de helft ingedrukt wordt. - 143 - Geavanceerd (Opnamebeelden) [BURSTFUNCTIE] Voor details over [OPNAME] functiemenu, P28 raadplegen. Beelden worden continu gemaakt terwijl de ontspanknop ingedrukt wordt. Selecteer de beelden die u echt mooi vindt tussen alle beelden die u gemaakt hebt. Toepasbare functies: [OFF]/[˜] 2,5¢ Burstsnelheid (opnamen/seconde) A max. 3 › max. 5 Aantal opnamen max. 3 ¢ De Burstsnelheid is constant ongeacht de transfersnelheid van de kaart. • De waarden van de burstsnelheid die hierboven gegeven worden zijn van toepassing wanneer de sluitertijd 1/60 of sneller is. Aantekening • De focus, belichting en Witbalans zijn vastgesteld wanneer het eerste beeld gemaakt wordt. Afhankelijk van veranderingen in de helderheid van het onderwerp zou de opname vanaf het tweede beeld helderder of donkerder kunnen zijn. • Met de zelfontspanner is het aantal opnamen met de burstfunctie vast ingesteld op 3. • Als u een bewegend onderwerp volgt terwijl u beelden maakt op een plek (landschap) binnen, buiten enz. waar er een groot verschil is tussen het licht en de schaduw, zou de belichting niet optimaal kunnen zijn. • De Burstsnelheid (beelden/seconde) zou langzamer kunnen worden afhankelijk van de opnameomgeving zoals op donkere plekken, als de ISO-gevoeligheid hoog is enz. • De burstfunctie wordt niet geannuleerd wanneer het toestel uitgezet wordt. • Als u opnamen maakt met de burstfunctie op het ingebouwde geheugen zal het overschrijven van de gegevens even duren. • [Œ] is ingesteld voor de flitser wanneer Burst ingesteld is. • Als de Burst Mode ingesteld is, zullen [AUTO BRACKET], [ASP. BRACKET], [MULTI-FILM] en Witbalans Bracket worden gewist. • Aantal van burstfunctie is vastgesteld op 3 beelden wanneer de externe flits gebruikt wordt. • De burst-functie kan in de volgende gevallen niet worden gebruikt. – In [PANORAMA ASSIST], [HI-SPEED BURST], [FLITS-BURST] of [STERRENHEMEL] in de scènefunctie – Wanneer u bewegende beelden opneemt – [MULTI BELICHT.] - 144 - Geavanceerd (Opnamebeelden) [I.RESOLUTIE] Voor details over [OPNAME] functiemenu, P28 raadplegen. Beelden met een scherp profiel en een scherpe resolutie kunnen gemaakt worden m.b.v. de Intelligente Resolutietechnologie. Toepasbare functies: [OFF]/[LOW]/[STANDARD]/[HIGH] Aantekening • Deze zal vastgesteld worden op [LOW] voor [H. GEVOELIGH.] en [HI-SPEED BURST] in Scènefunctie, op [OFF] voor [PORTRET], [GAVE HUID], [ZELFPORTRET], [PANORAMA ASSIST], [NACHTPORTRET], [PARTY], [BABY1]/[BABY2], [FLITS-BURST], [STERRENHEMEL] en [VUURWERK] in Scènefunctie en op [STANDARD] in alle andere Scènefuncties. • Dit zal vast ingesteld worden op [LOW] voor [HOGE DYNAMIEK], [DYNAMIEK] en [DYNAMISCH] ( ) in de My Colour Mode, op [HIGH] voor [ZANDSTRAAL] in de My Colour Mode, en op [OFF] voor [SPELDENPRIK] in de My Colour Mode. [i.ZOOM] Voor details over [OPNAME] functiemenu, P28 raadplegen. De zoomvergroting kan verhoogd worden met ongeveer 1,3k zonder een waarneembare verslechtering van het beeld, dankzij de Intelligent Resolution Technology. Toepasbare functies: [OFF]/[ON] Aantekening • Raadpleeg P54 voor details. [DIG. ZOOM] Voor details over [OPNAME] functiemenu, P28 raadplegen. Dit kan het onderwerp zelfs nog meer vergroten dan de Optische Zoom, de Extra Optische Zoom of de Intelligente Zoom. Toepasbare functies: [OFF]/[ON] Aantekening • P54 raadplegen voor gedetailleerde informatie. • Als toestel schudden (beeldbibber) een probleem is tijdens het zoomen, wordt het aangeraden dat [STABILISATIE] ingesteld wordt op [AUTO] of [MODE1]. - 145 - Geavanceerd (Opnamebeelden) [STAPSG. ZOOM] Voor details over [OPNAME] functiemenu, P28 raadplegen. U kunt op een gespecificeerde brandpuntlengte inzoomen. Toepasbare functies: [OFF]/[ON] Aantekening • Raadpleeg P57 voor details. [STABILISATIE] Voor details over [OPNAME] functiemenu, P28 raadplegen. Met behulp van deze functies, wordt golfstoring tijdens het maken van beelden opgespoord, en compenseert het toestel automatisch de golfstoring, het mogelijk makend golfstoringvrije beelden te maken. Toepasbare functies: [OFF] [AUTO]¢: De optimum beeldbibber-compensatie is geselecteerd afhankelijk van de omstandigheid. [MODE1]: Golfstoring wordt altijd gecompenseerd tijdens [OPNAME] functie. ¢ [MODE2] : De golfstoring wordt gecompenseerd wanneer de ontspanknop ingedrukt wordt. ¢ [MODE1] zal geselecteerd worden tijdens de opnemen van films. Aantekening • De stabilisatorfunctie kan niet voldoende werken in de volgende gevallen. – Wanneer er veel camerabeweging is. – Als de zoomuitvergroting erg hoog is. – In het digitale zoombereik. – Wanneer u opnamen maakt terwijl u een bewegend object volgt. – Als de sluitertijd langzamer wordt om binnenshuis opnamen te maken of op donkere plaatsen. Houd de camera stilbeweging wanneer u de ontspanknop indrukt. • De instelling wordt op [MODE2] gezet wanneer de scènefunctie op [ZELFPORTRET] staat en op [OFF] wanneer de scènefunctie op [STERRENHEMEL] staat. • Alleen [OFF] of [MODE1] kunnen ingesteld worden in de Creatieve filmfunctie. - 146 - Geavanceerd (Opnamebeelden) [AF ASS. LAMP] Voor details over [OPNAME] functiemenu, P28 raadplegen. Het object verlichten maakt het makkelijker scherp te stellen wanneer u bij weinig licht aan het opnemen bent en scherp wilt stellen, wat moeilijk is bij weinig licht. Toepasbare functies: [OFF]: De AF-lamp gaat niet aan. [ON]: Wanneer u foto’s maakt op donkere plaatsen, brandt de AF assistentielamp terwijl de ontspanknop tot de helft ingedrukt wordt. (Er worden bredere AF-zones afgebeeld afhankelijk van de opnameomstandigheden.) Aantekening • Het effectieve bereik van de AF-assistentielamp is 1,5 m. • Wanneer u de AF-lamp A niet wenst te gebruiken (b.v. wanneer u opnamen maakt van dieren op een donkere plek), de [AF ASS. LAMP] op [OFF] zetten. In dit geval zal het moeilijker worden scherp te stellen. • In de volgende gevallen, is [AF ASS. LAMP] vastgesteld op [OFF]. – In [ZELFPORTRET], [LANDSCHAP], [NACHTL. SCHAP], [ZONSONDERG.], [VUURWERK] en [LUCHTFOTO] in de scènefunctie – Wanneer [CONVERSIE] ingesteld is op [ ] [FLITS] Voor details over [OPNAME] functiemenu, P28 raadplegen. U kunt de flitsinstelling schakelen. Toepasbare functies: [‡]/[ˆ]/[‰]/[Š]/[‹] Aantekening • Ga naar P67 voor meer informatie. - 147 - Geavanceerd (Opnamebeelden) [FLITS-SYNCHRO] Voor details over [OPNAME] functiemenu, P28 raadplegen. [2ND] (2de synchro) activeert de flits net voordat de sluiter sluit wanneer u beelden maakt van bewegende onderwerpen zoals auto’s m.b.v. een langzame sluitertijd. Toepasbare functies: [1ST]: De normale methode wanneer u beelden maakt met de flits. [2ND]: De lichtbron verschijnt achter het onderwerp en het beeld wordt dynamisch. Aantekening • Deze normaal instellen op [1ST]. • [2nd] wordt weergegeven in het flitsicoon op het beeldscherm als u [FLITS-SYNCHRO] op [2ND] zet. • Wanneer er een snelle sluitertijd ingesteld is, kan het effect van [FLITS-SYNCHRO] verslechteren. • [FLITS-SYNCHRO] kan gebruikt worden met een externe flits. [FLITS INSTEL.] Voor details over [OPNAME] functiemenu, P28 raadplegen. U kunt de flitsoutput afstellen. Toepasbare functies: [s2 EV], [s1 2/3 EV], [s1 1/3 EV], [s1 EV], [s2/3 EV], [s1/3 EV], [0 EV], [r1/3 EV], [r2/3 EV], [r1 EV], [r1 1/3 EV], [r1 2/3 EV], [r2 EV] Aantekening • Ga naar P71 voor meer informatie. - 148 - Geavanceerd (Opnamebeelden) [RODE-OGEN CORR] Voor details over [OPNAME] functiemenu, P28 raadplegen. Wanneer de flits gebruikt wordt met de Rode-ogenreductie ([ ], [ ], [ ]) geselecteerd, zal deze automatisch rode ogen in de beeldgegevens herkennen en reduceren. Toepasbare functies: [OFF]/[ON] Aantekening • Het zou niet in staat kunnen zijn de rode ogen te corrigeren, afhankelijk van de opnameomstandigheden. • Waneer de digitale rode-ogencorrectie ingesteld is op [ON], verschijnt [ • Raadpleeg P68 voor details. ] op de flitsicoon. [OPT. ZOEKER] Voor details over [OPNAME] functiemenu, P28 raadplegen. Wanneer u de externe zoeker (optioneel) gebruikt, kunt u het beeld schakelen naar een geschikte display. Toepasbare functies: [OFF] [ON]: LCD-monitor staat uit. Aantekening • De display op de LCD-monitor wordt geschakeld door op [DISPLAY] te drukken een paar keer. Raadpleeg P64 voor het schakelen van de display op de LCD-monitor. • Het scherm is normaal gesproken uit. Elementen zoals de focusicoon en de icoon van de flitsoplader branden echter. • Zie P198 voor details over hoe de externe zoeker te installeren. • Stel in op [OFF] wanneer u de externe zoeker niet gebruikt. • De standaard instelling voor AF-functie is [Ø]. • Als het [ON] staat, kunnen [š] en [ ] in [AF MODE] niet worden ingesteld. - 149 - Geavanceerd (Opnamebeelden) [CONVERSIE] Voor details over [OPNAME] functiemenu, P28 raadplegen. U kunt het gezichtsveld verbreden wanneer u beelden van landschappen o.i.d. maakt door een brede conversielens (optioneel) te gebruiken. Toepasbare functies: [OFF] [ ]: Wanneer de brede conversielens erop gezet wordt. Aantekening • Wanneer [ ] ingesteld is, is het toestel permanent vastgesteld in de Brede-hoekpositie. De beeldkwaliteit zal ingesteld worden op optimaal voor de brede conversielens. • Raadpleeg P201 voor details over het bevestigen van de lens. • [CONVERSIE] moet op [OFF] staan als u geen conversielens gebruikt. [AUTO BRACKET] Voor details over [OPNAME] functiemenu, P28 raadplegen. U kunt het compensatiebereik van de belichting instellen. Aantekening • Raadpleeg P78 voor details. [ASP. BRACKET] Voor details over [OPNAME] functiemenu, P28 raadplegen. U kunt 4 beelden met verschillende beeldverhouding automatisch opnemen door de sluiterknop slechts één keer in te drukken. Toepasbare functies: [OFF]/[ON] Aantekening • Raadpleeg P79 voor details. [KLOKINST.] Voor details over [OPNAME] functiemenu, P28 raadplegen. Om het jaar, de maand en de tijd in te stellen. Deze werkt op precies dezelfde manier als [KLOKINST.] (P31) in het [SET-UP] menu. - 150 - Geavanceerd (Opnamebeelden) Het functiemenu [BEWEGEND BEELD] gebruiken • Onderstaande [OPNAME] functiemenu’s zullen ook weergegeven worden in de Creatieve filmfunctie. – [OPN. MODE]/[GEVOELIGHEID]/[ISO-LIMIET]/[ISO VERHOGING]/[WITBALANS]/ [AF MODE]/[AF/AE VERGR.]/[MEETFUNCTIE]/[I. EXPOSURE]/[I.RESOLUTIE]/[i.ZOOM]/ [DIG. ZOOM]/[STABILISATIE]/[AF ASS. LAMP]/[CONVERSIE] [OPNAMEFUNCTIE] Voor details over [BEWEGEND BEELD] instellingen van het functiemenu raadplegen P28. Dit stelt het gegevensformaat van bewegende beelden op. Toepasbare functies: [ [AVCHD Lite]]/[ [MOTION JPEG]] Aantekening • Raadpleeg P108 voor details. [OPN. KWALITEIT] Voor details over [BEWEGEND BEELD] instellingen van het functiemenu raadplegen P28. Dit stelt de beeldkwaliteit van bewegende beelden op. Toepasbare functies: ∫ Wanneer [OPNAMEFUNCTIE] [ [SH]/[H]/[L] [AVCHD Lite]] is. ∫ Wanneer [OPNAMEFUNCTIE] [ [HD]/[WVGA]/[VGA]/[QVGA] [MOTION JPEG]] is. Aantekening • Raadpleeg P108 voor details. - 151 - Geavanceerd (Opnamebeelden) [BELICHT.STAND] Voor details over [BEWEGEND BEELD] instellingen van het functiemenu raadplegen P28. Dit verandert de set-up in Creatieve bewegende beeldfunctie. Toepasbare functies: [P]/[A]/[S]/[M] Aantekening • Raadpleeg P111 voor details. [CONTINU AF] Voor details over [BEWEGEND BEELD] instellingen van het functiemenu raadplegen P28. Deze zal continu blijven scherp stellen op het onderwerp waarop de focus een maal ingesteld is. Toepasbare functies: [OFF]/[ON] Aantekening • Wanneer er ingesteld is op [OFF], zou het enige tijd kunnen duren voordat het opnemen van bewegend beeld start. • Zet deze functie op [OFF] indien u het brandpunt wenst vast te zetten op de positie waarin u de filmopname begon. • In [STERRENHEMEL] en [VUURWERK] in Scènefunctie, is deze instelling vastgesteld op [OFF]. [WINDREDUCTIE] Voor details over [BEWEGEND BEELD] instellingen van het functiemenu raadplegen P28. Dit reduceert het windgeluid in de geluidopname. Toepasbare functies: [OFF]/[ON] Aantekening • Geluidskwaliteit zal anders zijn dan normaal wanneer [WINDREDUCTIE] ingesteld is. - 152 - Geavanceerd (Opnamebeelden) Tekst Invoeren Het is mogelijk om namen van baby's en huisdieren en de namen van reisbestemmingen in te voeren wanneer u opneemt. (Er kunnen alleen alfabetische tekens en symbolen ingevoerd worden.) Het invoerscherm afbeelden en op 4 drukken om de letterselectie-sectie af te beelden. • U kunt het invoerscherm afbeelden via de volgende handelingen. – [GEBR.NAAM OPN] (P39) – [NAAM] van [BABY1]/[BABY2] of [HUISDIER] (P98) in Scènefunctie. – [NAAM] in [GEZICHT HERK.] (P116) – [LOCATIE] in [REISDATUM] (P119) – [TITEL BEW.] (P162) Op 3/4/2/1 drukken om tekst te selecteren en druk vervolgens op [MENU/SET] om te registreren. • Druk op [DISPLAY] om te tekst te schakelen tussen [A] (hoofdletters), [a] (kleine letters) en [&/1] (speciale letters en cijfers). • De cursor van de ingangspositie kan naar links en naar rechts verplaatst worden met de zoomhendel. • Om een spatie in te voeren, de cursor naar [SPATIE] verplaatsen, om een ingevoerd teken te wissen, de cursor naar [WISSEN]verplaatsen of om de stoppen met bewerken tijdens de invoer van tekst, de cursor naar [ANNUL] verplaatsen en opnieuw op [MENU/ SET] drukken. • Er kunnen maximaal 30 karakters worden ingevoerd. (Maximaal 9 karakters voor de instellen van namen in [GEZICHT HERK.]/Maximaal 64 karakters voor de instelling van [GEBR.NAAM OPN]) Druk op 3/4/2/1 om de cursor te verplaatsen naar [INST.] en druk vervolgens op [MENU/SET] om tekstinput te beëindigen. • Display zal terugkeren naar het juiste instellingscherm. Aantekening • Tekst kan verder gerold worden als niet alle tekst op het scherm past. - 153 - Geavanceerd (Terugspelen) [AFSPELEN] functie: ¸ Geavanceerd (Terugspelen) Beeld in Opeenvolging Afspelen (Diavoorstelling) U kunt de beelden afspelen die u gemaakt heeft in synchronisatie met muziek en u kunt dit doen in opeenvolging terwijl u een vastgestelde pauze laat tussen elk van de beelden. U kunt tevens een diavoorstelling samenstellen die opgemaakt is uit alleen stilstaande beelden, alleen bewegende beelden, alleen beelden van een bepaalde categorie of alleen favorieten. We raden deze functie aan wanneer u uw beelden bekijkt d.m.v. het aansluiten van het toestel aan een TV. Druk op [(] en dan op [MENU/SET]. Op 1 drukken. Op 3/4 drukken om [DIASHOW] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken. Op 3/4 drukken om het onderdeel te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken. • [FAVORIETEN] kan alleen geselecteerd worden wanneer [FAVORIETEN] op het [AFSPELEN] menu (P171) op [ON] staat en er al beelden ingesteld zijn als favorieten. • Druk tijdens [CATEGORIESELECTIE] op 3/4/2/1 om een categorie te selecteren en druk vervolgens op [MENU/SET]. Voor details over categorieën, P157 raadplegen. Op 3 drukken om [START] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken. Druk op 4 om de diavoorstelling te beëindigen. • Normaal afspelen wordt hernomen nadat de diavoorstelling eindigt. - 154 - Geavanceerd (Terugspelen) ∫ Operaties die uitgevoerd worden tijdens diavoorstelling De cursor die afgebeeld wordt tijdens het terugspelen is dezelfde als 3/4/2/1. • Het menuscherm wordt hersteld wanneer [‚] ingedrukt wordt. A B C D ¢ Spelen/Pauze Stop Terug naar het vorige beeld¢ Verder naar het volgende beeld¢ Deze handelingen kunnen alleen uitgevoerd worden in de pauzefunctie of tijdens het afspelen van bewegend beeld. E Volumeniveau reduceren F Volumeniveau verhogen ∫ De diavoorstellinginstellingen veranderen U kunt de instellingen veranderen voor afspelen van diavoorstelling door [EFFECT] of [SET-UP] te selecteren op het diavoorstellingmenuscherm. [EFFECT] Dit beidt u de mogelijkheid de schermeffecten of muziekeffecten te selecteren wanneer u van het ene beeld naar het andere beeld overschakelt. [NATURAL], [SLOW], [SWING], [URBAN], [OFF], [AUTO] • Wanneer [URBAN] geselecteerd is, kan het beeld in zwart en wit verschijnen als een schermeffect. • [AUTO] kan alleen gebruikt worden wanneer [CATEGORIESELECTIE] geselecteerd is. De beelden worden afgespeeld met de aanbevolen effecten in elke categorie. • [EFFECT] wordt ingesteld op [OFF] wanneer u een diavoorstelling met alleen bewegend beelden afspeelt. • Sommige [EFFECT] zullen niet werkzaam zijn als verticaal weergegeven beelden afgespeeld worden. [SET-UP] [DUUR] of [HERHALEN] kan ingesteld worden. Onderdeel Instellingen [DUUR] 1SEC./2SEC./3SEC./5SEC. [HERHALEN] OFF/ON [OFF]: Er zal geen geluid zijn. [AUTO]: Er klinkt muziek als stilstaande beelden afgespeeld worden en audio als bewegende beelden afgespeeld worden. [GELUID] [MUZIEK]: Er wordt muziek afgespeeld. [AUDIO]: Er wordt audio (alleen voor films) afgespeeld. • [DUUR] kan alleen ingesteld worden wanneer [OFF] geselecteerd is als de [EFFECT] instelling. Aantekening • Het is niet mogelijk om nieuwe muziek toe te voegen. • [MUZIEK] zal niet weergegeven worden als een HDMI- minikabel (optioneel) aangesloten is. - 155 - Geavanceerd (Terugspelen) [AFSPELEN] functie: ¸ Selecteren van Beelden en deze Terugspelen [MODE PLAY] Afspelen in [FOTO], [AVCHD Lite] of [MOTION JPEG] kan geselecteerd worden. Voer stappen 1 en 2 op pagina 154 uit. Op 3/4 drukken om [MODE PLAY] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken. . Op 3/4 drukken om het onderdeel te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken. - 156 - Geavanceerd (Terugspelen) [CATEGOR. AFSP.] Deze functie biedt u de mogelijkheid beelden te zoeken per scènefunctie of andere categorieën (zoals [PORTRET], [LANDSCHAP] of [NACHTL. SCHAP]) en beelden te sorteren naar elk van de categorieën. U kunt dan de beelden in elke categorie terugspelen. Voer stappen 1 en 2 op pagina 154 uit. Op 3/4 drukken om [CATEGOR. AFSP.] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken. . Op 3/4/2/1 drukken om de categorie te selecteren en dan op [MENU/SET] drukken om in te stellen. • Als er een beeld gevonden wordt in een categorie, wordt de categorie-icoon blauw. • Het kan even duren om het beeld te zoeken als er veel beelden op de kaart staan of het ingebouwde geheugen. • Als u op [‚] drukt tijdens het zoeken, zal dit halverwege stoppen. • Beelden zijn gesorteerd in de hier onder getoonde categorieën. [CATEGORIE] Opname-informatie bijv. scènefuncties [GEZICHT HERK.]¢ * [PORTRET], [i-PORTRET], [GAVE HUID], [ZELFPORTRET], [NACHTPORTRET], [i-NACHTPORTRET], [BABY1]/[BABY2], [i-BABY] , [LANDSCHAP], [i-LANDSCHAP], [ZONSONDERG.], [i-ZONSONDERG.], [LUCHTFOTO] . [NACHTPORTRET], [i-NACHTPORTRET], [NACHTL. SCHAP], [i-NACHTL. SCHAP], [STERRENHEMEL] [SPORT], [PARTY], [KAARSLICHT], [VUURWERK], [STRAND], [SNEEUW], [LUCHTFOTO] Î í 1 [BABY1]/[BABY2], [i-BABY] [HUISDIER] [VOEDSEL] [REISDATUM] Í [AVCHD Lite], [MOTION JPEG] ¢Druk op 3/4/2/1 om de persoon te selecteren die teruggespeeld moet worden en druk vervolgens op [MENU/SET]. Gezichtsdetectie zou niet mogelijk kunnen zijn of zou gezicht niet correct kunnen herkennen zelfs wanneer het om geregistreerde gezichten gaat, afhankelijk van de gezichtsuitdrukking en de omgeving. Verder als er veel gezichten zijn die al geregistreerd zijn in het beeld, zal deze maar één keer gecategoriseerd worden bij de persoon die als eerste gevonden wordt in de registratie. - 157 - Geavanceerd (Terugspelen) [FAVORIET AFSP.] U kunt de beelden terugspelen die u ingesteld heeft als [FAVORIETEN] (P171) (Alleen wanneer [FAVORIETEN] ingesteldis op [ON] en er beelden zijn die ingesteld zijn op [FAVORIETEN]). Voer stappen 1 en 2 op pagina 154 uit. Druk op 3/4 om [FAVORIET AFSP.] selecteren en druk op [MENU/SET]. - 158 - Geavanceerd (Terugspelen) [AFSPELEN] functie: ¸ Bewegende beelden terugspelen • Deze unit was ontworpen om bewegende beelden af te spelen m.b.v. de QuickTime Motion JPEG en AVCHD Lite-formaten die (alleen) met dit model genomen werden. • Alleen de [AVCHD Lite] films die met dit toestel en met Panasonic digitale camera’s (LUMIX) opgenomen werden, kunnen met dit toestel afgespeeld worden als AVCHD Lite formaat. Op 2/1 drukken om een beeld te selecteren met een bewegend beeldicoon (zoals [ ]), en vervolgens op 3 drukken om terug te spelen. [MOTION JPEG] A A Pictogram voor opname van bewegende beelden B De opnametijd van bewegend beeld • Nadat het afspelen start, wordt de verstreken afspeeltijd rechts bovenaan het scherm afgebeeld. Bijvoorbeeld, 8 minuten en 30 seconden wordt afgebeeld als [8m30s]. • Sommige informatie (opname-informatie, enz.) wordt niet afgebeeld voor bewegende beelden die gemaakt zijn [AVCHD Lite]. [AVCHD Lite] A B B ∫ Operaties die uitgevoerd worden tijdens terugspelen van bewegend beeld De cursor die afgebeeld wordt tijdens het terugspelen is dezelfde als 3/4/2/1. A B C D ¢ Spelen/Pauze Stop Snel terugspoelen, Frame-per-frame terugspoelen¢ Snel verder spoelen, Frame-per-frame verder spoelen¢ Deze operaties kunnen alleen uitgevoerd worden in de pauzefunctie. E Volumeniveau reduceren F Volumeniveau verhogen • Over vooruit spoelen/terug spoelen afspelen – Druk op 1 tijdens het afspelen om vooruit te spoelen (druk op 2 om snel terug te spoelen). De vooruit/terugspoelsnelheid neemt toe als u opnieuw op 2/1 drukt. (De display op het scherm gaat van 5 naar .) – Druk op 3 om de normale afspeelsnelheid te hernemen. – Met een hoge-vermogenskaart is het mogelijk dat de snel-achteruitterugspoelfunctie langzamer dan normaal gaat. Aantekening • U kunt het geluid horen uit de speaker. Lees [VOLUME] (P31) voor informatie over hoe u het volume regelt in het [SET-UP] menu. • Gebruik voor het afspelen van bewegende beelden die met dit toestel op een PC opgenomen zijn, de “QuickTime” of de “PHOTOfunSTUDIO 5.0 HD Edition” software op de (bijgeleverde) CD-ROM. • QuickTime Motion JPEG-bewegende beelden die opgenomen zijn met een PC of andere apparatuur zouden lagere beeldkwaliteit kunnen hebben of zouden niet in staat kunnen zijn afgespeeld te kunnen worden met dit apparaat. • Pas op de luidspreker onderaan het toestel niet te blokkeren tijdens het afspelen. - 159 - Geavanceerd (Terugspelen) [AFSPELEN] functie: ¸ Creëren van foto’s uit een video U kunt een afzonderlijke foto uit een opgenomen video creëren. Op 3 drukken om het terugspelen van bewegend beeld op pauze te zetten. Op [MENU/SET] drukken. Op 3 drukken om [JA] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken. Beeldgrootte [MOTION JPEG] ([HD])/ ([VGA])/ ([WVGA]) Beeldgrootte 2 M (16:9) [AVCHD Lite] ([SH])/ ([QVGA]) 0,3 M (4:3) ([H])/ Beeldgrootte ([L]) 2 M (16:9) • [KWALITEIT] is vastgesteld op [›]. • De beeldkwaliteit van foto’s die van een video gemaakt zijn, kan grover zijn dan foto’s met een gewone beeldkwaliteit. Aantekening • Misschien bent u niet in staat om de foto’s te bewaren van een video die met andere apparatuur opgenomen is. - 160 - Geavanceerd (Terugspelen) [AFSPELEN] functie: ¸ Het functiemenu [AFSPELEN] gebruiken U kunt verschillende functies gebruiken in terugspeelfunctie om opnamen terug te spoelen, de beveiliging in te stellen voor deze opnamen, enz. • Met [TEKST AFDR.], [NW. RS.], [BIJSNIJD.] of [LEVELING] wordt er een nieuw bewerkt beeld gecreëerd. Een nieuw beeld kan niet gecreëerd worden als er geen vrije ruimte is op het ingebouwde geheugen of de kaart, daarom raden we aan te controleren dat er vrije ruimte is en dan het beeld te bewerken. [KALENDER] U kunt beelden afbeelden per opnamedatum. Selecteer [KALENDER] op het [AFSPELEN] functiemenu. (P28) • U kunt ook de zoomhendel verschillende keren naar [L] (W) draaien om het kalenderscherm af te beelden. (P59) Op 3/4/2/1 drukken om de terug te spelen datum te selecteren. • Als er geen beelden tijdens een bepaalde maand zijn gemaakt, verschijnt deze maand niet. • Het is ook mogelijk om de datum te selecteren door aan de functieknop op de achterkant te draaien. Druk op [MENU/SET] om de beelden af te beelden die u op de gekozen datum hebt gemaakt. • Op [‚] drukken om terug te keren naar het kalenderscherm. • Het is tevens mogelijk om beelden te tonen door op de functieknop achterop te drukken. Op 3/4/2/1 om een beeld te selecteren en dan op [MENU/SET] drukken. • Het gekozen beeld verschijnt. • Het is ook mogelijk om de beelden met de functieknop op de achterkant te selecteren. Aantekening • De opnamedatum van het beeld die u op het scherm kiest wordt de gekozen datum als u eerst het kalenderscherm afbeeldt. • Als er meerdere beelden zijn met dezelfde datum, verschijnt eerst de eerst gemaakte opname van die datum. • U kunt de kalender weergeven van Januari 2000 tot December 2099. • Als u de datum van de camera niet hebt ingesteld, is de opnamedatum ingesteld op 1 januari 2010. • Als u opnamen maakt nadat u de reisbestemming hebt ingesteld in [WERELDTIJD], worden deze opnamen afgebeeld met de data van de reisbestemming in de kalenderterugspeelfunctie. - 161 - Geavanceerd (Terugspelen) [TITEL BEW.] U kunt tekst (commentaar) toevoegen aan beelden. Nadat er tekst geregistreerd is, kan het afgedrukt worden bij het printen m.b.v. [TEKST AFDR.] (P164). (Er kunnen alleen alfabetische tekens en symbolen ingevoerd worden.) Selecteer [TITEL BEW.] op het [AFSPELEN] functiemenu. (P28) Op 3/4 drukken om [ENKEL] of [MULTI] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken. Selecteer het beeld en druk vervolgens op [MENU/SET] om in te stellen. [ENKEL] [MULTI] • [’] wordt afgebeeld voor beelden met al geregistreerde titels. Instelling [MULTI] Op 2/1 drukken om Druk op 3/4/2/1 Op [DISPLAY] drukken om het beeld te kiezen. om de beelden te (herhalen) in te stellen en selecteren. vervolgens op [MENU/SET] drukken. • De instelling wordt geannuleerd wanneer [DISPLAY] nog een keer ingedrukt wordt. De tekst invoeren. (P153) Druk op [‚] om terug te keren naar het menuscherm.¢ ¢Het menuscherm wordt automatisch hersteld wanneer [MULTI] geselecteerd is. • Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten. Aantekening • Om de titel te wissen, alle tekst in het scherm van tekstinvoer weghalen. • Er kan ook door de tekst heen gelopen worden als niet alle geregistreerde tekst op het scherm past. • U kunt teksten (commentaar) afdrukken m.b.v. de “PHOTOfunSTUDIO 5.0 HD Edition” bijbehorende software op de CD-ROM (meegeleverd). • U kunt maximaal 50 opnamen gelijktijdig instellen met [MULTI]. • U kunt [TITEL BEW.] niet gebruiken voor de volgende soorten beelden: – Bewegende beelden – Beveiligde opnamen – Beelden die gemaakt zijn met [ ], [ ] of [ ] – Beelden die opgenomen zijn met andere apparatuur - 162 - Geavanceerd (Terugspelen) [SPLITS VIDEO] De opgenomen video kan in twee delen gesplitst worden. Dit wordt aanbevolen wanneer u een deel dat u nodig heeft wilt afsplitsen van een deel dat u niet nodig heeft. Eenmaal gesplitst kan het niet meer opgeroepen worden. Selecteer [SPLITS VIDEO] op het [AFSPELEN] functiemenu. (P28) Druk op 2/1 om de te splitsen video te selecteren en druk vervolgens op [MENU/SET]. • De video wordt afgespeeld. Druk op 3 op het punt waarop u wilt splitsen. • De video wordt gepauzeerd. De video wordt afgespeeld vanaf hetzelfde punt wanneer opnieuw op 3 gedrukt wordt. Op 4 drukken Op 2 drukken om [JA] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken. • De video kan verloren gaan als de kaart of de accu weggenomen wordt terwijl de splitsing uitgevoerd wordt. Op [‚] drukken om terug te keren naar het menuscherm. • Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten. Aantekening • [SPLITS VIDEO] wordt misschien niet uitgevoerd op video’s die met andere apparatuur opgenomen zijn. • De video’s kunnen niet gesplitst worden op een punt vlakbij het begin of het einde van de video. • Met [MOTION JPEG] video’s zal de volgorde van de beelden veranderd worden als een splitsing plaatsvindt. Er wordt geadviseerd om deze video’s af te spelen met gebruik van [KALENDER] of [MOTION JPEG] in [MODE PLAY]. • Met [AVCHD Lite] video’s zal de volgorde van de beelden niet veranderen. • In de volgende gevallen kunnen video’s niet gesplitst worden. – Video’s die ingesteld zijn als [FAVORIETEN] – Beveiligde video’s – Video’s met een korte opnametijd - 163 - Geavanceerd (Terugspelen) [TEKST AFDR.] U kunt de opnamedatum/tijd, naam, plaats, reisdatum of titel op de gemaakte beelden afdrukken. Dit gaat voor printen van normale afmetingen. (Beelden met een afmeting groter dan [ ] worden verkleind als u de datum enz. erop wil laten afdrukken.) Selecteer [TEKST AFDR.] op het [AFSPELEN] functiemenu. (P28) Op 3/4 drukken om [ENKEL] of [MULTI] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken. [ENKEL] Selecteer het beeld en druk vervolgens op [MENU/SET] om in te stellen. [MULTI] • [‘] verschijnt op het scherm als het beeld afgedrukt si met tekst. Instelling [MULTI] Op [DISPLAY] drukken om (herhalen) in te stellen en vervolgens op [MENU/SET] drukken. • De instelling wordt geannuleerd Op 2/1 drukken om Druk op 3/4/2/1 het beeld te kiezen. om de beelden te selecteren. wanneer [DISPLAY] nog een keer ingedrukt wordt. Druk op 3/4 om de tekstafdruk-onderdelen te selecteren en druk dan op 1. - 164 - Geavanceerd (Terugspelen) Druk op 3/4 om de instellingen te selecteren en druk vervolgens op [MENU/SET]. Onderdeel Instellingsitem [OFF] [OPNAMEDATUM] [ZON. TIJD]: Druk het jaar, de maand en de datum af. [MET TIJD]: Druk het jaar, de maand, de dag, het uur en de minuten af. [OFF] [ ]: Drukt namen af die geregistreerd zijn in de naaminstellingen voor [GEZICHT HERK.]. [NAAM] [ ]: Drukt namen af die geregistreerd staan in de naaminstellingen voor [BABY1]/[BABY2] of [HUISDIER] in Scènefunctie. [OFF] [LOCATIE] [ON]: Drukt de naam van de reisbestemming af die ingesteld is onder [LOCATIE]. [OFF] [REISDATUM] [ON]: Drukt de reisdatum af die ingesteld is onder [REISDATUM]. [OFF] [TITEL] [ON]: De Titelinvoer in de [TITEL BEW.] zal afgedrukt worden. Op [MENU/SET] drukken. • Als u [TEKST AFDR.] instelt voor een beeld waarvan het beeldformaat groter is dan (1:1/[ ]), (4:3/[ ]), (3:2/[ ]) of (16:9/[ worden, zoals hieronder weergegeven wordt. ]) dan zal het beeldformaat kleiner Aspectratio instellen Beeldgrootte 1:1 / 4:3 / / / > > 3:2 / / > 16:9 / / > • Wanneer u [ ] of [ ], selecteert, op 3 drukken om [JA] te selecteren voor het afdrukken van [LEEFTIJD] en druk dan op [MENU/SET] en ga verder naar stap 7. - 165 - Geavanceerd (Terugspelen) Op 3 drukken om [JA] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken. • De melding [NIEUWE FOTO’S OPSLAAN?] verschijnt als het beeld is opgenomen met een beeldresolutie van [ minder. ] of Druk op [‚] om terug te keren naar het menuscherm.¢ ¢Het menuscherm wordt automatisch hersteld wanneer [MULTI] geselecteerd is. • Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten. Aantekening • Wanneer u beelden afdrukt die bedrukt zijn met tekst, zal de datum over de bedrukte tekst heen afgedrukt worden als u het afdrukken van de datum specificeert bij de fotowinkel of op uw printer. • U kunt tot 50 beelden tegelijkertijd instellen met [MULTI]. • De beeldkwaliteit zou kunnen verslechteren wanneer de tekstafdruk uitgevoerd wordt. • Afhankelijk van de printer die u gebruikt, kunnen sommige letters afgeknipt worden tijdens het printen. Controleer dit op voorhand. • Wanneer er tekst op de [ ]/[ ]/[ ]/[ ] gedrukt is, is het moeilijk te lezen. • Tekst en data kunnen niet afgedrukt worden op de beelden in de volgende gevallen. – Bewegende beelden – Beelden die gemaakt zijn zonder instelling van de klok en titel – Beelden die eerder afgedrukt zijn met [TEKST AFDR.] – Beelden die gemaakt zijn met [ ], [ ] of [ ] – Beelden die opgenomen zijn met andere apparatuur - 166 - Geavanceerd (Terugspelen) [NW. RS.] De beeldgrootte (aantal pixels) reduceren Om gemakkelijk posten naar webpagina's, bijlagen naar email enz. toe te laten, wordt de beeldresolutie (aantal pixels) gereduceerd. Selecteer [NW. RS.] op het [AFSPELEN] functiemenu. (P28) Op 3/4 drukken om [ENKEL] of [MULTI] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken. Selecteer het beeld en de resolutie. Instelling [ENKEL] 1 Op 2/1 drukken om het beeld te selecteren en vervolgens op [MENU/SET] drukken. 2 Op 2/1 drukken om de grootte¢1 te kiezen en vervolgens op [MENU/ SET] drukken. [ENKEL] ¢1 Alleen de groottes die de beelden aan kunnen nemen kunnen worden afgebeeld. Instelling [MULTI] 1 Druk op 3/4 om de grootte te selecteren en druk dan op [MENU/ SET]. [MULTI] • Wanneer [DISPLAY] ingedrukt wordt, 2 wordt er een uitleg afgebeeld van voorzien van nieuwe grootte. Op 3/4/2/1 drukken om het beeld te kiezen en vervolgens op [DISPLAY] drukken. • Deze stap herhalen voor elk beeld, en op [MENU/SET] drukken om in te stellen. Op 3 drukken om [JA] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken. Druk op [‚] om terug te keren naar het menuscherm.¢2 ¢2 Het menuscherm wordt automatisch hersteld wanneer [MULTI] geselecteerd is. • Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten. Aantekening • U kunt tot 50 beelden tegelijkertijd instellen met [MULTI]. • De beeldkwaliteit van het van nieuwe grootte voorziene beeld zal slechter worden. • Het kan zijn dat u geen nieuw formaat kunt toekennen aan opnamen die met andere apparatuur gemaakt zijn. • Films, beelden afgedrukt met [TEKST AFDR.] en beelden die opgenomen werden met [ [ ] kunnen geen formaatverandering ondergaan. - 167 - ], [ ] of Geavanceerd (Terugspelen) [BIJSNIJD.] U kunt eerst uitvergroten en dan een belangrijk deel van de opname kiezen. Selecteer [BIJSNIJD.] op het [AFSPELEN] functiemenu. (P28) Druk op 2/1 om het beeld te kiezen en druk vervolgens op [MENU/SET]. Gebruik het zoomhendeltje en druk op 3/4/2/1 om de te knippen delen te selecteren. Reductie Vergroting () De positie verplaatsen Zoomhendel (T): Vergroting Zoomhendeltje (W): Reductie 3/4/2/1: Verplaatsen () Op [MENU/SET] drukken. Op 3 drukken om [JA] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken. Op [‚] drukken om terug te keren naar het menuscherm. • Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten. Aantekening • De beeldresolutie van het geknipte beeld zou kleiner kunnen worden dan die van het origineel afhankelijk van de snijdgrootte. • De beeldkwaliteit van het geknipte beeld zal slechter worden. • Beelden die met andere apparatuur gemaakt zijn, kunnen wellicht niet geknipt worden. • Films, beelden afgedrukt met [TEKST AFDR.] en beelden die opgenomen werden met [ [ ] of [ ] kunnen niet bijgesneden worden. • Informatie m.b.t. de gezichtdetectie in het originele beeld zal niet gekopieerd worden naar beelden die [BIJSNIJD.] ondergaan hebben. - 168 - ], Geavanceerd (Terugspelen) [LEVELING] Enigszins kantelen van het beeld kan afgesteld worden. Selecteer [LEVELING] op het [AFSPELEN] functiemenu. (P28) Druk op 2/1 om het beeld te kiezen en druk vervolgens op [MENU/ SET]. Druk op 2/1 om de kanteling bij te stellen en druk vervolgens op [MENU/SET]. 1: met de klok mee 2: tegen de klok in • Tot 2 o kan afgesteld worden. Op 3 drukken om [JA] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken. Druk op [‚] om terug te gaan naar het menuscherm. • Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten. Aantekening • Beeldkwaliteit kan ruw worden wanneer het recht zetten uitgevoerd wordt. • Opgenomen pixels kunnen afnemen in vergelijking met het originele beeld wanneer het rechtzetten uitgevoerd worden. • Recht zetten zou niet uitgevoerd kunnen worden op beelden die opgenomen zijn met andere apparatuur. • Het kan zijn dat nivelleren niet mogelijk is met foto’s die van films gemaakt zijn. • Films, beelden afgedrukt met [TEKST AFDR.] en beelden die opgenomen werden met [ [ ] of [ ] kunnen niet genivelleerd worden. • Informatie m.b.t. de gezichtdetectie in het originele beeld zal niet gekopieerd worden naar beelden die [LEVELING] ondergaan hebben. - 169 - ], Geavanceerd (Terugspelen) [LCD ROTEREN] Deze stand biedt u de mogelijkheid automatisch beelden verticaal af te beelden als deze gemaakt zijn met het toestel verticaal gehouden. Selecteer [LCD ROTEREN] op het [AFSPELEN] functiemenu. (P28) Op 4 drukken om [ON] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken. • De opnamen worden afgebeeld zonder gedraaid te worden wanneer u [OFF] kiest. • Lees P58 voor informatie over hoe u beelden terug kunt spelen. Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten. Aantekening • Wanneer u opnamen terugspeelt op een PC, zouden deze niet afgebeeld kunnen worden in de gedraaide richting tenzij het OS of de software compatibel is met Exif. Exif is een formaat voor stilstaande opnamen waarmee opname-informatie enz. toegevoegd kan worden. Dit werd vastgesteld door “JEITA (Japan Electronics and Information Technology Industries Association)”. • Het kan zijn dat u opnamen die met andere apparatuur gemaakt zijn, niet kunt draaien. • De display wordt niet gedraaid tijdens Meervoudige terugspeelfunctie (P59). - 170 - Geavanceerd (Terugspelen) [FAVORIETEN] U kunt het volgende doen als er een markering toegevoegd is aan opnamen en deze ingesteld zijn als favorieten. • Alleen de beelden die ingesteld zijn als favorieten afspelen. ([FAVORIET AFSP.]) • De opnamen die ingesteld zijn als favorieten alleen als diavoorstelling afspelen. • Alle beelden wissen die niet ingesteld zijn als favorieten. ([ALLES WISSEN BEHALVEÜ]) Selecteer [FAVORIETEN] op het [AFSPELEN] functiemenu. (P28) Op 4 drukken om [ON] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken. • U kunt geen beelden als favorieten instellen als [FAVORIETEN] ingesteld is op [OFF]. Bovendien zal [Ü] niet verschijnen wanneer [FAVORIETEN] ingesteld is op [OFF] zelfs als deze eerder op [ON] gezet is. Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten. Op 2/1 drukken om het beeld te selecteren en dan op 4 drukken. • Herhaal de bovenstaande procedure. • Als 4 opnieuw ingedrukt wordt, wordt de favoriete instelling geannuleerd. ∫ Alle [FAVORIETEN] instellingen annuleren 1 [ANNUL] op het scherm dat getoond wordt in stap 2 kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken. 2 Op 3 drukken om [JA] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken. 3 Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten. • U kunt niet [ANNUL] selecteren als er geen enkel beeld ingesteld is als favoriet. Aantekening • U kunt tot en met 999 beelden als favorieten instellen. • Wanneer u beelden af laat drukken door een fotograaf is [ALLES WISSEN BEHALVEÜ] (P63) handig omdat hiermee alleen de beelden die u af wenst te laten drukken op de kaart blijven staan. • Het kan zijn dat u opnamen die met andere apparatuur gemaakt zijn niet als favorieten in kunt stellen. • De beelden die opgenomen werden met [KWALITEIT] op [ ] kunnen niet op [FAVORIETEN] gezet worden. - 171 - Geavanceerd (Terugspelen) [PRINT INST.] DPOF “Digital Print Order Format” is een systeem waarmee de gebruiker kan kiezen welke opnamen hij afdrukt, hoeveel exemplaren van elk beeld hij afdrukt en of de opnamedatum wel of niet afgedrukt moet worden met een DPOF-compatibele fotoprinter of fotograaf. Voor details raadpleegt u uw fotograaf. Wanneer u beelden die op het ingebouwde geheugen staan af wenst te laten drukken door een fotograaf, dient u deze beelden naar een kaart (P176) te kopiëren en vervolgens de afdrukinstelling in te stellen. Selecteer [PRINT INST.] op het [AFSPELEN] functiemenu. (P28) Op 3/4 drukken om [ENKEL] of [MULTI] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken. [ENKEL] Selecteer het beeld en druk vervolgens op [MENU/SET]. [MULTI] Op 2/1 drukken om Druk op 3/4/2/1 het beeld te kiezen. om de beelden te selecteren. Druk op 3/4 om het aantal afdrukken in te stellen en druk vervolgens op [MENU/SET] om in te stellen. • Wanneer [MULTI] geselecteerd is, stappen 3 en 4 voor elk beeld herhalen. (Het is niet mogelijk dezelfde instelling te gebruiken voor meerdere beelden.) Druk op [‚] om terug te keren naar het menuscherm. • Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten. - 172 - Geavanceerd (Terugspelen) ∫ Alle [PRINT INST.] instellingen annuleren 1 [ANNUL] op het scherm dat getoond wordt in stap 2 kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken. 2 Op 3 drukken om [JA] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken. 3 Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten. • U kunt [ANNUL] niet selecteren als er geen enkel beeld ingesteld is voor afdrukken. ∫ De datum afdrukken Na het instellen van het aantal afdrukken, kunt u het afdrukken met de opnamedatum instellen/annuleren door op [DISPLAY] te drukken. • Wanneer u naar een fotograaf voor digitaal afdrukken gaat, dient u het afdrukken van de datum apart te bestellen indien u dat wenst. • Afhankelijk van de fotograaf of de printer, zou de datum niet afgedrukt kunnen worden zelfs als u instelt op het afdrukken van de datum. Voor verdere informatie raadpleegt u uw fotograaf of de gebruiksaanwijzing van uw printer. • De datum kan niet afgedrukt worden op opnamen die bedrukt zijn met tekst. Aantekening • Het aantal afdrukken kan ingesteld worden tussen 0 en 999. • Met een printer die PictBridge verdraagt, zou het afdrukken van de datum als een prioriteitinstelling kunnen zijn, controleer dus of dit zo is. • Het zou niet mogelijk kunnen zijn de afdrukinstellingen te gebruiken met andere apparatuur. In dit geval, alle instellingen annuleren en de instellingen opnieuw instellen. • [PRINT INST.] kan niet ingesteld worden voor films en beelden die opgenomen werden met [KWALITEIT] op [ ]. • Indien het bestand niet gebaseerd is op de DCF-standaard, kan de afdrukinstelling niet ingesteld worden. - 173 - Geavanceerd (Terugspelen) [BEVEILIGEN] U kunt een beveiliging instellen voor opnamen waarvan u niet wilt dat ze per ongeluk gewist kunnen worden. Selecteer [BEVEILIGEN] op het [AFSPELEN] functiemenu. (P28) Op 3/4 drukken om [ENKEL] of [MULTI] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken. [ENKEL] Selecteer het beeld en vervolgens op [MENU/SET] drukken. [MULTI] Wanneer [MULTI] geselecteerd is • Deze stappen herhalen voor elk beeld. • De instellingen worden geannuleerd wanneer er opnieuw op [MENU/SET] Op 2/1 drukken om Druk op 3/4/2/1 gedrukt wordt. het beeld te kiezen. om de beelden te selecteren. Druk op [‚] om terug te keren naar het menuscherm. • Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten. ∫ Alle instellingen [BEVEILIGEN] annuleren 1 [ANNUL] op het scherm dat getoond wordt in stap 2 kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken. 2 Op 3 drukken om [JA] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken. 3 Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten. • Als u op [MENU/SET] drukt terwijl u de beveiliging annuleert, zal het annuleren halverwege stoppen. Aantekening • De beveiliging werkt eventueel niet op andere apparatuur. • Zelfs als u opnamen in het ingebouwde geheugen of op een kaart beveiligt, zullen ze gewist worden als het ingebouwde geheugen of de kaart geformatteerd wordt. • Zelfs als u beelden niet beveiligt op een kaart, kunnen deze niet gewist worden wanneer de Schrijfbeveiligingschakelaar van de kaart ingesteld staat op [LOCK]. - 174 - Geavanceerd (Terugspelen) [GEZ.HERK. BEW.] U kunt de informatie m.b.t. de Gezichtsdetectie wissen of veranderen voor het geselecteerde beeld. Selecteer [GEZ.HERK. BEW.] op het [AFSPELEN] functiemenu. (P28) Op 3/4 drukken om [REPLACE] of [DELETE] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken. Op 2/1 drukken om het beeld te selecteren en dan op [MENU/SET] drukken. • U kunt geen beelden selecteren waarvoor de informatie van Gezichtsdetectie niet geregistreerd is. Op 2/1 drukken om de persoon te selecteren en vervolgens op [MENU/SET] drukken. • [DELETE] > stap 6. • U kunt een persoon die niet geregistreerd is kunt u niet selecteren. Op 3/4/2/1 drukken om de te vervangen persoon te selecteren en dan op [MENU/SET] drukken. Op 3 drukken om [JA] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken. Druk op [‚] om terug te keren naar het menuscherm. • Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten. Aantekening • Gewiste informatie m.b.t. de [GEZICHT HERK.] kan niet hersteld worden. • Wanneer alle informatie van de Gezichtsdetectie in een beeld geannuleerd is, zal het beeld niet onderverdeeld worden m.b.v. de Gezichtsdetectie in [CATEGOR. AFSP.]. • U kunt de informatie van de Gezichtsdetectie van beschermde beelden niet bewerken. - 175 - Geavanceerd (Terugspelen) [KOPIE] U kunt de gegevens van de beelden de u gemaakt hebt kopiëren van het ingebouwde geheugen naar een kaart of van een kaart naar het ingebouwde geheugen. Selecteer [KOPIE] op het [AFSPELEN] functiemenu. (P28) Op 3/4 drukken om het menu-onderdeel te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken. : Alle beeldgegevens die in het ingebouwde geheugen zijn opgeslagen, worden in één keer gekopieerd op de kaart. > stap 4. : Er wordt één beeld tegelijk gekopieerd van de kaart naar het ingebouwde geheugen. > stap 3. Op 2/1 drukken om het beeld te selecteren en dan op [MENU/SET] drukken. Op 3 drukken om [JA] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken. • Als u op [MENU/SET] drukt terwijl u de beeldenkopieert, zal het kopiëren halverwege stoppen. • Het toestel niet op geen enkel moment uitschakelen tijdens het kopieerproces. Druk op [‚] om terug te keren naar het menuscherm. • Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten. • Als u wilt kopiëren van het ingebouwde geheugen naar een kaart, worden alle beelden gekopieerd en keert het scherm vervolgens automatisch terug naar het afspeelscherm. Aantekening • Als u beeldgegevens kopieert van het ingebouwde geheugen naar een kaart die niet voldoende vrije ruimte heeft, zullen de beeldgegevens slechts gedeeltelijk gekopieerd worden. We raden aan een kaart te gebruiken die meer vrije ruimte heeft dat het ingebouwde geheugen (ongeveer 40 MB). • Als er een beeld bestaat met dezelfde naam (mapnummer/bestandsnummer) als het naar de kopieerbestemming te kopiëren beeld wanneer [ ] geselecteerd is, wordt er een nieuw mapnummer gecreëerd en wordt het beeld gekopieerd. Als er een beeld bestaat met dezelfde naam (mapnummer/bestandsnummer) als het naar de kopieerbestemming te kopiëren beeld wanneer [ ] geselecteerd is, wordt dat beeld niet gekopieerd. (P215) • Het kan even duren om de gegevens te kopiëren. • Alleen met een Panasonic digitale camera (LUMIX) opgenomen opnamen zullen gekopieerd worden. (Zelfs als de beelden opgenomen werden met een Panasonic digitale camera, zou u niet in staat kunnen zijn de beelden te kopiëren als ze bewerkt zijn met een PC.) • [PRINT INST.], [BEVEILIGEN] of [FAVORIETEN] instellingen zullen niet gekopieerd worden. Voer de instellingen opnieuw uit nadat het kopiëren voltooid is. • Bewegend beeld opgenomen in [AVCHD Lite] kan niet gekopieerd worden. - 176 - Aansluiten op andere apparatuur [AFSPELEN] functie: ¸ Aansluiten op andere apparatuur Beelden terugspelen op een TV-scherm Opnamen terugspelen met de AV-kabel (bijgeleverd) Voorbereiding: [TV-ASPECT] instellen. (P37) Schakel het toestel en de televisie uit. 1 Geel: naar de videoaansluiting 2 Wit: naar de geluidsaansluiting A De markeringen uitlijnen en erin doen. B AV-kabel (bijgeleverd) • Controleer de richtingen van de connectors, en doe ze er recht in of haal ze er recht uit. (Anders zouden de connectors verbogen kunnen worden en dit zal problemen opleveren.) De AV-kabel B (bijgeleverd) aansluiten op de video- en geluidaansluitingen op de TV. De AV-kabel aansluiten op de [AV OUT] aansluiting op het toestel. De televisie aanzetten en “externe aansluiting” kiezen. Zet het toestel aan en druk vervolgens op [(]. - 177 - Aansluiten op andere apparatuur Aantekening • Afhankelijk van de beeldverhouding kunnen boven, onder, links en rechts van de beelden zwarte stroken weergegeven worden. • Geen andere AV-kabels gebruiken dan de meegeleverde kabel. • De gebruiksaanwijzing van de TV lezen. • Als u een beeld verticaal terugspeelt, kan het wazig zijn. • U kunt opnamen bekijken op TV’s in andere landen of plaatsen met een NTSC of PAL-systeem als u [VIDEO UIT] in het [SET-UP] menu instelt. Opnamen terugspelen op een TV met een slot voor een SD-geheugenkaart De gemaakte stilstaande beelden kunnen afgespeeld worden op een TV met een SD-geheugenkaartgleuf. Aantekening • Afhankelijk van het TV-model kunnen de opnamen misschien niet afgespeeld worden op het hele scherm. • Bewegende beelden die opgenomen zijn met [AVCHD Lite] kunnen afgespeeld worden op Panasonic TV’s (VIERA) met de AVCHD-logomarkering. In alle andere gevallen, het toestel met de TV verbinden m.b.v. de AV-kabel (bijgeleverd) en het bewegende beeld afspelen. • SDHC-geheugenkaarten kunnen niet afgespeeld worden tenzij het een TV betreft die compatibel is met SDHC-geheugenkaarten of SDXC-geheugenkaarten. • SDXC-geheugenkaarten kunnen niet afgespeeld worden tenzij het een TV betreft die compatibel is met SDXC-geheugenkaarten. Afspelen op de TV met de HDMI-aansluiting U kunt beelden en bewegende beelden van hoge kwaliteit verkrijgen op de TV door het toestel te verbinden met de HDMI compatibele hoge definitie-TV m.b.v. de HDMI-minikabel (optioneel). Wat is HDMI? HDMI is de interface voor digitale inrichtingen. Wanneer dit apparaat verbonden is aan een HDMI compatibele inrichting, kunnen het beeld en het geluid uitgegeven worden met een digitaal signaal. Als u dit apparaat aan een HDMI -compatibele hoge definitie-TV verbindt en vervolgens de opgenomen hoge definitie definitiebeelden afspeelt, kunt u deze in hoge resolutie verkrijgen met geluid van hoge kwaliteit. Als u dit toestel aansluit op een Panasonic-TV die compatibel is met VIERA Link, is het mogelijk gekoppelde handelingen (VIERA Link) uit te voeren. (P181) - 178 - Aansluiten op andere apparatuur Voorbereiding: Controleer de [HDMI-FUNCTIE]. (P38) Schakel het toestel en de televisie uit. HDMI IN 1 HDMI-aansluiting 2 TV met HDMI-aansluiting 3 HDMI mini (C-type) A De markeringen uitlijnen en erin doen. B HDMI-minikabel (optioneel) • Controleer de richting van de aansluitingen en trek de kabel er recht in/uit terwijl u de stekker vasthoudt. (Het schuin of in de verkeerde richting insteken van de stekker kan storingen veroorzaken door vervorming van de aansluiting.) De HDMI-minikabel B (optioneel) met op de HDMI-inputaansluiting op de TV verbinden. Sluit de HDMI-minikabel aan op de [HDMI]-aansluiting op de camera. Zet de TV aan en schakel over naar de HDMI-ingang. Zet het toestel aan en druk vervolgens op [(]. • Wanneer [VIERA Link] (P38) op [ON] staat en de camera wordt aangesloten op een TV die VIERA Link ondersteunt, wordt de ingang van de TV automatisch omgeschakeld en wordt het afspeelscherm weergegeven (P181). - 179 - Aansluiten op andere apparatuur Aantekening • Afhankelijk van de beeldverhouding kunnen boven, onder, links en rechts van de beelden stroken weergegeven worden. • Gebruik altijd een originele Panasonic HDMI minikabel (RP-CDHM15, RP-CDHM30 optioneel). Onderdeelnummers: RP-CDHM15 (1,5 m), RP-CDHM30 (3,0 m) • Tijdens de HDMI-uitzending wordt geen enkel beeld op de LCD-monitor/Externe live-zoeker (DMW-LVF1; optioneel) weergegeven. • Uitgave van de HDMI-minikabels heeft prioriteit wanneer zowel de AV-kabel en de HDMI-minikabel verbonden zijn. • HDMI-output is niet mogelijk, zelfs als u de HDMI-minikabel aansluit terwijl het toestel is aangesloten op de PC of printer. • De HDMI-aansluiting is uitgeschakeld en de aansluiting met de USB aansluitkabel zal de prioriteit hebben wanneer de USB aansluitkabel aangesloten wordt terwijl de HDMI-minikabel aangesloten is. • Wanneer er beelden afgebeeld worden, zouden deze niet juist afgebeeld kunnen worden afhankelijk van het type TV. • De gebruiksaanwijzing van de TV lezen. • Het geluid zal afgespeeld worden als mono. • De volgende functies kunnen in de Afspeelfunctie niet ingesteld worden. [TITEL BEW.], [SPLITS VIDEO], [TEKST AFDR.], [NW. RS.], [BIJSNIJD.], [LEVELING], [GEZ.HERK. BEW.], [KOPIE], meervoudige selectie, enz. - 180 - Aansluiten op andere apparatuur Afspelen m.b.v. VIERA Link (HDMI) (HDAVI Control™) Wat is VIERA Link? • Met deze functie kunt u met behulp van de afstandsbediening voor de Panasonic-TV eenvoudige handelingen uitvoeren wanneer dit toestel met behulp van een HDMI-minikabel (optioneel) voor automatisch gekoppelde handelingen is aangesloten op het VIERA Link-compatibele apparaat. (Niet alle handelingen zijn mogelijk.) • VIERA Link is een unieke Panasonic-functie die met behulp van de HDMI CEC (Consumer Electronics Control)-standaard is afgeleid van een HDMI-besturingsfunctie. Gekoppelde handelingen met HDMI CEC-compatibele apparaten van andere fabrikanten worden niet gegarandeerd. Als u apparaten van andere fabrikanten die compatibel zijn met VIERA Link gebruikt, raadpleeg dan de gebruiksaanwijzing voor de respectieve apparaten. • Dit apparaat is compatibel met VIERA Link Ver.5. VIERA Link Ver.5 is de nieuwste Panasonic versie en is ook compatibel met de bestaande Panasonic VIERA Linkinrichtingen. (Per december 2009) Voorbereiding: Zet de [VIERA Link] op [ON]. (P38) Dit apparaat verbinden aan een Panasonic TV die compatibel is met VIERA Link met een HDMI minikabel (optioneel) (P178). Zet het toestel aan en druk vervolgens op [(]. Ga te werk met de afstandbediening voor de TV. Panasonic TV compatibel met VIERA Link 1 [OPTION] 2 [OK] 3 [RETURN] ¢ De vorm van de afstandsbediening varieert afhankelijk van de regio. Hanteer de volgende TV-gids die op het scherm afgebeeld wordt. - 181 - Aansluiten op andere apparatuur ∫ Handige functies Ga te werk met de afstandbediening voor de TV. Dit wordt afgebeeld aan het begin wanneer u de VIERA Link gebruikt. 3/4/2/1: Selecteer het beeld. Meervoudig terugspelen [OK]: Ga naar de één-schermdisplay. Rode toets: Schakel de af te spelen gegevenstypen. [OPTION]: Beeld het selectiescherm van de Afspeelfunctie af. • Het soort gegevens voor afspelen verandert in de volgorde van [ALLE] > [ ] > [ ] > [ ] > [ALLE]. • Ofwel de [NORMAAL AFSP.], [DIASHOW], [CATEGOR. AFSP.], [KALENDER] of de [FAVORIET AFSP.] kan geselecteerd worden in het selectiescherm van de Afspeelfunctie. Eén-schermdisplay A Selecteer het beeld terwijl u zich in Meervoudig Terugspelen bevindt en druk dan op [OK]. 2/1: Ga naar het vorige/volgende beeld. 3: Beeld de opname-informatie af. 4: Keer terug naar Meervoudig Afspelen. [OK]: Speel het bewegend beeld af (wanneer bewegend beeld geselecteerd is). Rode toets: Start de Diavoorstelling. [OPTION]: Ga naar het instellingscherm van de Diavoorstelling. • Gebruik tijdens het afspelen van de film 2/1 om vooruit/ achteruit te gaan en 4 om het afspelen te stoppen. Diavoorstelling A Druk op de Rode toets tijdens de één-schermdisplay. 2/1: Ga naar vorige/volgende beeld (wanneer de Diavoorstelling gepauzeerd wordt/wanneer er bewegend beeld afgepespeeld wordt). 4: Beëindig de Diavoorstelling en keer terug naar één-schermdisplay. [OK]: Pauze. [OPTION]: Ga naar het instellingscherm van de Diavoorstelling. • Om het geluid van de bewegende beelden af te spelen, de [GELUID] in het instellingscherm van de Diavoorstelling instellen op [AUTO] of [AUDIO]. A bedieningsicoon - 182 - Aansluiten op andere apparatuur Aantekening • Bedieningsiconen worden verborgen door op [RETURN] te drukken of als er geen bediening uitgevoerd wordt gedurende een bepaalde tijd wanneer de bedieningsiconen afgebeeld worden. De bedieningsiconen worden afgebeeld wanneer één van de volgende toetsen ingedrukt wordt terwijl de bedieningsiconen niet afgebeeld worden. – 3/4/2/1, [OK], [OPTION], [RETURN], Rode toets, Groene toets, Gele toets • Als de TV over twee of meer HDMI-ingangsaansluitingen beschikt, wordt aangeraden dit toestel niet aan te sluiten op de HDMI1-aansluiting maar op een andere HDMI-aansluiting. • Wanneer [VIERA Link] (P38) van dit toestel op [ON] staat, kan dit toestel slechts beperkt met behulp van de knop worden bediend. • VIERA Link moet op de aangesloten TV worden geactiveerd. (Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van de TV om te lezen hoe u instelt enz.) • Indien u geen VIERA Link gebruikt, zet u [VIERA Link] (P38) op [OFF]. ∫ Andere gekoppelde handelingen Het toestel uitzetten: Als u de TV uitzet met behulp van de afstandsbediening voor de TV, gaat dit toestel ook uit. Automatische ingangsschakeling: • Als u een verbinding maakt met een HDMI minikabel en vervolgens de stroom op dit apparaat aanzet en dan op [(] drukt, schakelt het inputkanaal op de TV automatisch naar het scherm van dit apparaat. Als de stroom van de TV in stand-by staat, zal deze automatisch aangaan (als [Set] geselecteerd is voor de instelling van de TV [Power on link] instelling). • Afhankelijk van de HDMI-aansluiting op de TV, wisselt het ingangskanaal mogelijk niet automatisch. Wissel het ingangskanaal in dat geval met behulp van de afstandsbediening voor de TV. (Voor meer informatie over het wisselen van de input, lees de gebruiksaanwijzing voor de TV.) • Ga naar pagina 225 als VIERA Link niet goed werkt. Aantekening • Als u niet zeker weet of de TV die u gebruikt compatibel is met VIERA Link, leest u dan de gebruiksaanwijzing van de TV. • Welke tussen het toestel en een Panasonic-TV gekoppelde handelingen beschikbaar zijn, is afhankelijk van het type Panasonic TV, zelfs als zij compatibel zijn met VIERA Link. Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van de TV voor meer informatie over de handelingen op de TV die worden ondersteund. • Bediening is niet mogelijk met een kabel die niet voldoet aan de HDMI-standaard. • Gebruik altijd een originele Panasonic HDMI minikabel (RP-CDHM15, RP-CDHM30 optioneel). Onderdeelnummers: RP-CDHM15 (1,5 m), RP-CDHM30 (3,0 m) • VIERA Link werkt niets, zelfs niet als u de HDMI-minikabel aansluit terwijl het toestel is aangesloten op de PC of printer. • [HDMI-FUNCTIE] (P38) voor dit toestel wordt automatisch bepaald wanneer de VIERA Link werkt. • De resolutie kan automatisch omgeschakeld worden als een [AVCHD Lite] video, die met een ander toestel opgenomen werd, op dit toestel afgespeeld wordt. Het beeldscherm kan even zwart worden wanneer dat het geval is, maar dit is geen storing. - 183 - Aansluiten op andere apparatuur Opslaan van de opgenomen stilstaande beelden en bewegende beelden Methoden om stilstaande en bewegende beelden te exporteren naar andere inrichtingen zullen variëren afhankelijk van het bestandsformaat. (JPEG, RAW, AVCHD Lite of Motion JPEG). Hier volgen enige suggesties. Kopieer het afspeelbeeld m.b.v. een AV-kabel Bestandsformaten die gebruikt kunnen worden: [AVCHD Lite], [Motion JPEG] Met gebruik van een DVD-recorder of een video recorder, kopieert u beelden die met dit apparaat afgespeeld worden naar een DVD-disc, harde schijf of een video cassette. Dit kan afgespeeld worden met apparatuur dat niet compatibel is met hoge definitie (AVCHD), daarom is het handig voor het uitdelen van kopieën. Het beeld zal deze keer standaard kwaliteit zijn i.p.v. een hoge definitie. 1 Geel: naar de videoaansluiting 2 Wit: naar de geluidsinputaansluiting A AV-Kabel (meegeleverd) 1 2 3 Verbind dit apparaat met de opnameapparatuur met een AV-kabel (meegeleverd). Start het afspelen van dit apparaat. Start de opname op de opnameapparatuur. • Wanneer het opnemen (kopiëren) eindigt, het afspelen op dit apparaat stoppen na het stoppen van het opnemen in de opnameapparatuur. Aantekening • Wanneer u bewegende beelden afspeelt op een 4:3 aspectratio-TV, moet u [TV-ASPECT] (P37) op dit apparaat instellen op [4:3] voordat u een kopie start. Het beeld zal verticaal lang zijn als u bewegende beelden die gekopieerd zijn met [16:9] instelling op een [4:3] aspect-TV afspeelt. • Geen andere AV-kabels gebruiken dan de meegeleverde kabel. • Het wordt aanbevolen de display van het scherm uit te schakelen door op de [DISPLAY] op het toestel te drukken terwijl u kopieert. (P64) • Zie de instructiehandleiding voor de opnameapparatuur over de details van het kopiëren en het afspelen. - 184 - Aansluiten op andere apparatuur Kopiëren naar een PC met gebruik van “PHOTOfunSTUDIO 5.0 HD Edition” Bestandformaten die gebruikt kunnen worden: [JPEG], [RAW], [AVCHD Lite], [Motion JPEG] Het is mogelijk om foto’s en video’s te verwerven die opgenomen zijn in de formaten [AVCHD Lite] of [MOTION JPEG], of om DVD-video’s van conventionele standaardkwaliteit te creëren uit de video die opgenomen was als [AVCHD Lite], met gebruik van “PHOTOfunSTUDIO 5.0 HD Edition” op de (bijgeleverde) CD-ROM. (P186) Ook kunt u beelden naar een DVD schrijven, meervoudige beelden combineren om een enkelvoudig panoramabeeld te creëren of een diavoorstelling creëren door audio en/of muziek toe te voegen. Deze beelden kunnen vervolgens op een DVD bewaard worden. 1 2 3 Installeer “PHOTOfunSTUDIO 5.0 HD Edition” op de PC. • Lees de afzonderlijke gebruiksaanwijzing voor de bijgeleverde software voor meer informatie over de software die op de (bijgeleverde) CD-ROM staat en hoe deze te installeren. Sluit het toestel aan op de PC. • Raadpleeg voor details over de aansluiting “Aansluiting op de PC” (P186). Kopieer de beelden naar de PC met gebruik van “PHOTOfunSTUDIO 5.0 HD Edition”. • Raadpleeg voor details de handleiding van “PHOTOfunSTUDIO 5.0 HD Edition” (PDF). Aantekening • U zult niet in staat zijn om de verworven [AVCHD Lite] video’s af te spelen als de bestanden of de nappen van deze video’s gewist, gewijzigd of verplaatst zijn met Windows Explorer of een gelijkaardige browser. Wees er dus zeker van om [AVCHD Lite] video’s te verwerven met “PHOTOfunSTUDIO 5.0 HD Edition”. - 185 - Aansluiten op andere apparatuur Aansluiting op de PC U kunt opnamen op een PC zetten door het toestel en de PC met elkaar te verbinden. • Sommige PC's kunnen direct van de kaart lezen die uit de camera gehaald is. Voor details, de handleiding raadplegen van uw PC. • Als de gebruikte computer geen SDXC-geheugenkaarten ondersteunt, kan een bericht verschijnen waarin u verzocht wordt om te formatteren (door te formatteren zullen de opgenomen beelden gewist worden, dus kies ervoor niet te formatteren). Als de kaart niet herkend wordt, raadpleeg dan onderstaande website voor ondersteuning. http://panasonic.net/avc/sdcard/information/SDXC.html • U kunt de beelden die u heeft geïmporteerd gemakkelijk afdrukken of versturen. Het gebruik van de “PHOTOfunSTUDIO 5.0 HD Edition” bijbehorende software op de CD-ROM (meegeleverd) is een handige manier om dit te doen. • Lees de aparte werkingsinstructies voor de geleverde software voor meer informatie over de software in de CD-ROM (bijgeleverd) en hoe het geïnstalleerd moet worden. ∫ PC die gebruikt kan worden Windows Me/2000 XP/Vista/7 Macintosh OS 9/OS X — ≤ ¢1 — — ≤ ¢2 — 98/98SE Kan de PHOTOfunSTUDIO gebruikt worden? Kan het [AVCHD Lite] bewegende beeld verkregen worden op de PC? Kunnen de stilstaande beelden en [MOTION JPEG] bewegende beelden in het digitale toestel verkregen worden op de PC m.b.v. een USB-verbindingskabel? — ≤ ≤ (OS 9.2.2/OS X [10.1~10.6]) • PC met Windows 98/98SE of eerdere versie of Mac OS 8.x of ouder kan niet verbonden worden via USB, maar deze kan de beelden verkrijgen als er een SD-geheugenkaartlezer/ schrijver gebruikt kan worden. ¢1 Het is niet nodig voor Internet Explorer 6.0 of nieuwere versie geïnstalleerd te worden. Een PC met een hogere verwerkingsprestatie wordt afhankelijk van de te gebruiken functie. Deze zou niet correct kunnen afspelen of werken afhankelijk van de omgeving van de gebruikte PC. ¢2 De [AVCHD Lite] bewegende beelden altijd m.b.v. de “PHOTOfunSTUDIO 5.0 HD Edition” verkrijgen. - 186 - Aansluiten op andere apparatuur Het verkrijgen van stilstaande beelden en [MOTION JPEG] bewegende beelden (behalve [AVCHD Lite] bewegende beelden) Voorbereiding: Zet het toestel en de PC aan. Verwijder de kaart voordat u de beelden gebruikt in het ingebouwde geheugen. A USB aansluitkabel (bijgeleverd) • Controleer de richtingen van de connectors, en doe ze er recht in of haal ze er recht uit. (Anders zouden de connectors verbogen kunnen worden en dit zal problemen opleveren.) B De markeringen uitlijnen en erin doen. • Een batterij met voldoende batterijstroom of de AC-adapter (optioneel) en DC-koppelaar (optioneel) gebruiken. Als de resterende batterijstroom laag wordt terwijl het toestel en de PC communiceren, knippert het statuslampje en hoort u een alarm. Raadpleeg “ De USB-aansluitingskabel veilig losmaken.” (P188) voordat u de USB-aansluitkabel losmaakt. Anders zouden er gegevens beschadigd kunnen raken. - 187 - Aansluiten op andere apparatuur Sluit het toestel aan op een PC met de USB-kabel A (bijgeleverd). • Geen andere USB-verbindingkabels gebruiken dan de meegeleverde USB-verbindingkabel. Gebruik van andere kabels dan de meegeleverde USB-verbindingkabel zou storing kunnen veroorzaken. Op 3/4 drukken om [PC] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken. • Als [USB MODE] (P37) van te voren ingesteld is op [PC] in het [SET-UP] menu, zal het toestel automatisch verbonden worden aan de PC zonder het [USB MODE] selectiescherm af te beelden. Dit is handig omdat deze niet elke keer dat u de PC verbindt ingesteld hoeft te worden. • Wanneer het toestel aangesloten is op de PC met [USB MODE] ingesteld op [PictBridge(PTP)], zou er een bericht kunnen verschijnen op het scherm van de PC. Selecteer [Cancel] om het scherm te sluiten, en koppel het toestel los van de PC. Stel dan [USB MODE] weer in op [PC]. USB MODE SEL. USB MODE PictBridge(PTP) PC SELEC INST. Dubbel klikken op [Removable Disk] in [My Computer]. • Wanneer u een Macintosh gebruikt, wordt de drive op de desktop afgebeeld. (“LUMIX”, “NO_NAME” of “Untitled” wordt afgebeeld.) Dubbel klikken op [DCIM] map. M.b.v. een slepen-en-laten vallen-operatie, de beelden die u wilt verkrijgen of de map waar deze beelden in opgeslagen zitten naar een andere map op de PC verplaatsen. ∫ De USB-aansluitingskabel veilig losmaken. • Ga over tot de verwijdering van de hardware m.b.v. “Veilig Hardware Verwijderen” op het opdrachtblad van de PC. Als de icoon niet afgebeeld wordt, controleren dat [TOEGANG] niet afgebeeld is op de LCD-monitor van het digitale toestel voordat u de hardware verwijdert. Aantekening • Dit apparaat kan niet rechtop staan wanneer de AC-adapter aangesloten is. Wanneer u deze op een oppervlak zet en bedient, raden we aan deze op een zachte doek te plaatsen. • Zet het toestel uit voordat u de AC-adapter (optioneel) verbindt of loskoppelt. • Voordat u een kaart erin doet of verwijdert, het toestel uitzetten en de USB-aansluitingskabel loskoppelen. Anders zouden gegevens beschadigd kunnen raken. - 188 - Aansluiten op andere apparatuur ∫ De inhoud bekijken van het ingebouwde geheugen of kaart m.b.v. de PC (mapsamenstelling) Mappen en beelden die verwerkt worden in de PC kunnen niet afgespeeld worden op het toestel. Er wordt aangeraden de “PHOTOfunSTUDIO 5.0 HD Edition” meegeleverde software op de CD-ROM (bijgeleverd) te gebruiken wanneer u het beeld van PC naar een kaart schrijft. 1 Mapnummer 2 Bestandsnummer 3 JPG: Opnamen MOV: [MOTION JPEG] Bewegende beelden RW2: Beelden in RAW-bestanden MISC: DPOF-print Favorieten AVCHD: [AVCHD Lite] Bewegende beelden Er wordt een nieuwe map gecreëerd wanneer er beelden gemaakt worden in de volgende situaties. • Nadat [NR. RESET] (P36) in het [SET-UP] menu uitgevoerd is • Wanneer er een kaart die een map bevat met dezelfde mapnaam ingedaan is (Zoals wanneer er beelden gemaakt werden m.b.v. een toestel van een ander merk) • Wanneer er een beeld is met het nummer 999 binnenin de map ∫ Verbinding in de PTP-functie (alleen WindowsR XP, Windows VistaR , WindowsR 7 en Mac OS X) Op [USB MODE] tot [PictBridge(PTP)] instellen. Gegevens kunnen nu alleen gelezen worden vanaf de kaart naar de PC. • Als er 1000 of meer beelden op een kaart staan, kan het zijn dat de beelden niet in de PTP-functie geïmporteerd kunnen worden. • [AVCHD Lite] bewegend beeld kan niet afgespeeld worden in PTP-functie. - 189 - Aansluiten op andere apparatuur Beelden afdrukken Als u het toestel verbindt aan een printer die PictBridge verdraagt, kunt u de af te drukken beelden selecteren en aangeven dat het afdrukken gestart moet worden op de LCD-monitor van het toestel. • Sommige printers kunnen direct van de kaart afdrukken die uit de camera gehaald is. Voor details, de handleiding raadplegen van uw printer. Voorbereiding: Het toestel en de printer aanzetten. Verwijder de kaart voordat u de beelden afdrukt in het ingebouwde geheugen. Voer de instelling van de afdrukkwaliteit en andere instellingen uit op de printer voordat u de beelden afdrukt. A USB aansluitkabel (bijgeleverd) • Controleer de richtingen van de connectors, en doe ze er recht in of haal ze er recht uit. (Anders zouden de connectors verbogen kunnen worden en dit zal problemen opleveren.) B De markeringen uitlijnen en erin doen. • Een batterij met voldoende batterijstroom of de AC-adapter (optioneel) en DC-koppelaar (optioneel) gebruiken. Als de resterende batterijstroom laag wordt terwijl het toestel en de printer aangesloten zijn, knippert het statuslampje en hoort u een alarm. Als dit gebeurt tijdens het afdrukken, het afdrukken onmiddellijk stopzetten. Als u niet aan het afdrukken bent, de USB-verbindingskabel loskoppelen. - 190 - Aansluiten op andere apparatuur Sluit het toestel aan op een printer met de USB-kabel A (bijgeleverd). • Wanneer het toestel aangesloten is op de printer, verschijnt de icoon van verbod kabelloskoppeling [å]. De USB kabel niet loskoppelen terwijl [å] afgebeeld wordt. Op 3/4 drukken om [PictBridge(PTP)] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken. USB MODE SEL. USB MODE PictBridge(PTP) PC INST. SELEC Aantekening • Dit apparaat kan niet rechtop staan wanneer de AC-adapter aangesloten is. Wanneer u deze op een oppervlak zet en bedient, raden we aan deze op een zachte doek te plaatsen. • Geen andere USB-verbindingkabels gebruiken dan de meegeleverde USB-verbindingkabel. Gebruik van andere kabels dan de meegeleverde USB-verbindingkabel zou storing kunnen veroorzaken. • Zet het toestel uit voordat u de AC-adapter (optioneel) verbindt of loskoppelt. • Voordat u er een kaart indoet of uithaalt, het toestel uitzetten, en de USB-verbindingskabel loskoppelen. • U kunt niet schakelen tussen het ingebouwde geheugen en de kaart terwijl het toestel aangesloten is op de printer. Koppel de USB-verbindingskabel los, zet de kaart erin (of haal deze eruit) en koppel vervolgens de USB-kabel weer aan de printer vast. • Films kunnen niet afgedrukt worden. Een beeld kiezen en uitprinten Op 2/1 drukken om het beeld te selecteren en vervolgens op [MENU/SET] drukken. • Het bericht verdwijnt binnen ongeveer 2 seconden. Op 3 drukken om [PRINT START] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken. • Raadpleeg P193 voor de items die niet ingesteld kunnen worden voordat u de beelden begint af te drukken. • Druk op [MENU/SET] om het afdrukken te annuleren. • De USB-kabel losmaken na het afdrukken. - 191 - PictBridge 100-0001 SELECTEER DE FOTO OM TE PRINTEN VEELV. AFDR. SELEC PRINTEN ENKELVOUDIG SELECT. PRINT START PRINT MET DAT. AANTAL PRINTS PAPIERAFMETING LAY-OUT PAGINA ANNUL SELEC OFF 1 INST. Aansluiten op andere apparatuur Meerdere beelden kiezen en uitprinten Op 3 drukken. Op 3/4 drukken om het onderdeel te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken. • Als het scherm van de afdrukcontrole verschenen is, [JA] selecteren en de beelden afdrukken. Onderdeel PictBridge MULTI SELECTEREN ALLES SELECTEREN PRINT INST. (DPOF) FAVORIETEN ANNUL SELEC INST. Beschrijving van instellingen [MULTI SELECTEREN] Meerdere beelden tegelijkertijd worden nu afgedrukt. • Druk op 3/4/2/1 om de beelden te selecteren en dan verschijnt er, wanneer [DISPLAY] ingedrukt wordt, [é] op de af te drukken beelden. (Wanneer er weer op [DISPLAY] gedrukt wordt, wordt de instelling geannuleerd.) • Nadat de beelden geselecteerd zijn, op [MENU/SET] drukken. [ALLES SELECTEREN] Alle opgeslagen beelden uitprinten. [PRINT INST.(DPOF)] Drukt alleen de beelden af die ingesteld zijn in [PRINT INST.]. (P172) [FAVORIETEN]¢ Hiermee drukt u alleen de beelden af die zijn ingesteld als favorieten. (P171) ¢ Alleen wanneer [FAVORIETEN] op [ON] staat en wanneer een beelden zijn ingesteld als favorieten. (P171) Op 3 drukken om [PRINT START] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken. • Raadpleeg P193 voor de items die niet ingesteld kunnen worden voordat u de beelden begint af te drukken. • Op [MENU/SET] drukken om het afdrukken te annuleren. • De USB-kabel losmaken na het afdrukken. - 192 - MULTI SELECTEREN PRINT START PRINT MET DAT. AANTAL PRINTS PAPIERAFMETING LAY-OUT PAGINA ANNUL SELEC OFF 1 INST. Aansluiten op andere apparatuur Printinstellingen Selecteer de items en stel deze zowel op het scherm in stap 2 van de “Een beeld kiezen en uitprinten” als in stap 3 van de “Meerdere beelden kiezen en uitprinten” procedures in. • Wanneer u beelden wilt afdrukken op een papierformaat of met een MULTI SELECTEREN PRINT START PRINT MET DAT. AANTAL PRINTS PAPIERAFMETING LAY-OUT PAGINA opmaak die niet verwerkt worden door het toestel, stelt u ANNUL SELEC [PAPIERAFMETING] of [LAY-OUT PAGINA] in op [{] en stelt u vervolgens het papierformaat of de opmaak in op de printer. (Voor details de handleiding van de printer raadplegen.) • Wanneer [PRINT INST.(DPOF)] geselecteerd is, zullen de items [PRINT MET DAT.] en [AANTAL PRINTS] niet worden weergegeven. OFF 1 EXIT [PRINT MET DAT.] Onderdeel Beschrijving van instellingen [OFF] Datum wordt niet afgedrukt. [ON] Datum wordt afgedrukt. • Als de printer geen datum afdrukt, kan de datum niet op de foto afgedrukt worden. • Aangezien de instellingen van de printer prioriteit kunnen hebben over het afdrukken met de datuminstelling, ook de instelling van de afdruk met datum van de printer controleren. • Wanneer u beelden afdrukt met een tekstafdruk, gelieve eraan denken de afdruk in te stellen met datum op [OFF] anders zal de datum bovenaan afgedrukt worden. Aantekening Wanneer u aan de fotowinkel vraagt de beelden af te drukken • Door het afdrukken van de datum m.b.v. [TEKST AFDR.] (P164) of het instellen van het afdrukken van de datum op het moment van de [PRINT INST.] (P172) instelling voordat u naar een fotowinkel gaat, kunnen de data bij de fotowinkel afgedrukt worden. [AANTAL PRINTS] U kunt het aantal afdrukken instellen tot 999. - 193 - Aansluiten op andere apparatuur [PAPIERAFMETING] Onderdeel Beschrijving van instellingen { De printerinstellingen hebben voorrang. [L/3.5qk5q] 89 mmk127 mm [2L/5qk7q] 127 mmk178 mm [POSTCARD] 100 mmk148 mm [16:9] 101,6 mmk180,6 mm [A4] 210 mmk297 mm [A3] 297 mmk420 mm [10k15cm] 100 mmk150 mm [4qk6q] 101,6 mmk152,4 mm [8qk10q] 203,2 mmk254 mm [LETTER] 216 mmk279,4 mm [CARD SIZE] 54 mmk85,6 mm • Papiermaten die niet verdragen worden door de printer zullen niet afgebeeld worden. - 194 - Aansluiten op andere apparatuur [LAY-OUT PAGINA] (Paginaopmaken die ingesteld kunnen worden met dit toestel) Onderdeel Beschrijving van instellingen { De printerinstellingen hebben voorrang. á 1 beeld zonder frame op 1 pagina â 1 beeld met een frame op 1 pagina ã 2 beelden op 1 pagina ä 4 beelden op 1 pagina • U kunt geen enkel onderdeel kiezen als de paginaopmaak niet verwerkt kan worden door de printer. ∫ Opmaakafdrukken Wanneer u een beeld verschillende keren afdrukt op 1 vel papier Als u bijvoorbeeld een beeld 4 keer wilt afdrukken op 1 vel papier, stelt u [LAY-OUT PAGINA] in op [ä] en vervolgens [AANTAL PRINTS] op 4. Wanneer u verschillende beelden afdrukt op 1 vel papier Als u bijvoorbeeld 4 verschillende beelden wilt afdrukken op 1 vel papier, [LAY-OUT PAGINA] instellen op [ä] en vervolgens [AANTAL PRINTS] in instellen op 1 voor elk van de 4 beelden. Aantekening • Het toestel ontvangt een bericht van de printer wanneer de [¥] aanduiding oranje wordt tijdens het afdrukken. Nadat het afdrukken voltooid is, controleren of er problemen zijn met de printer. • Als het aantal afdrukken groot is, kunnen de beelden in verschillende keren afgedrukt worden. In dit geval kan het resterende aantal afdrukken dat aangegeven wordt verschillen van het ingestelde aantal. • Wanneer de beelden in RAW-bestanden afgedrukt moeten worden, zullen de JPEG-beelden die tegelijkertijd opgenomen worden door het toestel afgedrukt worden. Als JPEG-beelden niet naar buiten komen, kunnen beelden van RAW-bestand niet afgedrukt worden. - 195 - Overige Overige Gebruik Externe Live Zoeker (optioneel) Wanneer u de externe live zoeker (DMW-LVF1; optioneel) gebruikt, kunt u het opnamescherm zien zelfs wanneer u beelden maakt met een lage camerahoek. Voorbereiding: • Zet het toestel uit en sluit de ingebouwde flits. • Verwijder de bescherming van de flitsschoen die aan de camera bevestigd is. (P11) Zet de externe live zoeker helemaal en stevig in de flitsschoen. • Druk met uw vinger op het onderste gedeelte van de externe live zoeker en doe ook het stekkertje er stevig in. (Niet op het zoekergedeelte drukken) A Hot Shoe B Specifiek stekkertje voor externe zoeker C [LVF/LCD] D Zoeker Schakel het toestel naar [ON]. •[ ] wordt afgebeeld op de LCD-monitor. Deze zou niet goed aangesloten kunnen zijn als deze niets weergeeft. Schakel naar en vanaf de externe live zoeker door op [LVF/LCD] te drukken. • U kunt schakelen tussen LCD (LCD-monitor) display en LVF (Zoeker) display. • Schakelen via de [LVF/LCD]-knop zal behouden worden zelfs wanneer de stroom van de digitale camera op [OFF] staat. • Als [WEERG OP LCD] op [ON] staat in het [SET-UP] menu, wordt de LCD-monitor automatisch ingeschakeld als men van de Opnamefunctie naar de Afspeelfunctie schakelt. (P65) ∫ Verwijderen van de externe live-zoeker 1 Schakel de stroom naar [OFF]. 2 Breng de externe live zoeker terug naar zijn oorspronkelijke positie als deze veranderd was van positie. 3 Trek in de richting van de pijl en verwijder deze. • Bevestig de bescherming van de flitsschoen weer op zijn oorspronkelijke plaats. - 196 - Overige ∫ Diopter afstellen Stel het diopter af op uw eigen zicht zodat u de Viewfinder duidelijk ziet. Kijk naar de Viewfinder en draai de diopterstelring daar waar het scherm het lichtst is. A Diopterinstelring B [LVF/LCD] 10 AFS ∫ Over de instellingen voor opnemen met een lage camerahoek Gebaseerd op de camerahoek, de hoek van de externe live zoeker instellen voor gemakkelijk bekijken (van ongeveer 0o tot 90o). Niet verder dan 90o openen. Als u dit wel doet, zou u schade kunnen toebrengen. • Het licht van de flitser kan geblokkeerd worden als u een foto neemt met gebruik van de flitser en een op een hoek ingestelde externe live-zoeker. Aantekening • Wanneer u de externe live zoeker bevestigt en eraf haalt, ervoor zorgen dat u dit langzaam en voorzichtig doet. • De externe live-zoeker kan niet gebruikt worden met de externe flitser (DMW-FL220, DMW-FL360, DMW-FL500; optioneel). • Als een schouderriem aangebracht is, zorg er dan voor dat deze niet aan de externe live-zoeker vasthaakt. • Wanneer u de externe live zoeker bevestigt, niet alleen de externe live zoeker vasthouden omdat deze los zou kunnen raken van het toestel. • De oogschelp kan niet worden losgemaakt, u moet hem dus voorzichtig met een droge, zachte doek afnemen en opletten dat de oogschelp niet losraakt. • Als u de oogschelp te stevig afneemt en hij raakt los, raadpleeg dan uw leverancier of het dichtstbijzijnde servicecentrum. • Voor details, de gebruiksaanwijzing raadplegen van de externe live zoeker. - 197 - Overige Gebruik Externe Zoeker (optioneel) Wanneer u de externe zoeker (DMW-VF1; optioneel) gebruikt, kan het scherm voor het maken van brede-hoekbeelden afgebeeld worden op de zoeker. Voorbereiding: • Zet het toestel uit en sluit de ingebouwde flits. • Verwijder de bescherming van de flitsschoen die aan de camera bevestigd is. (P11) Zet de externe zoeker (DMW-VF1; optioneel) helemaal in de hot shoe A. • Druk met uw vinger op het onderste gedeelte van de externe zoeker en doe ook het stekkertje er stevig in. (Niet op het lensdeel drukken) • Wanneer u de optionele externe zoeker bevestigt, doe dit dan langzaam en voorzichtig. • Om de externe zoeker weg te nemen, dient u er zachtjes aan te trekken. Selecteer [OPT. ZOEKER] in het [OPNAME] menu. (P28) • Voor meer informatie over [OPT. ZOEKER], P149 raadplegen. Op 3/4 drukken om [ON] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken. • U kunt de LCD-monitor schakelen naar blanco scherm door herhaaldelijk op [DISPLAY] te drukken. (P64) Aantekening • De framelijnen tonen de bruikbare zone voor een 24 mm lens (35 mm filmcamera-equivalent, aspectratio 3:2, Breed). • Framelijnen zijn slechts een benadering. Controleer de LCD-monitor voor precies overzicht. • Wanneer het lensoppervlak vuil is, deze schoonwrijven met een zachte droge doek. • Zet het toestel uit wanneer u de externe zoeker verwijdert. • De externe zoeker kan niet gebruikt worden met de externe flitser (DMW-FL220, DMW-FL360, DMW-FL500; optioneel). • Voor details, de gebruiksaanwijzing raadplegen van de optionele externe zoeker. - 198 - Overige Gebruik een externe flitser (optioneel) Na het bevestigen van de externe flits (DMW-FL220, DMW-FL360, DMW-FL500; optioneel), zal het effectieve bereik vergroot worden wanneer deze vergeleken wordt met de ingebouwde flits van het toestel. Voorbereidingen: • Zet het toestel uit en sluit de ingebouwde flits. • Verwijder de bescherming van de flitsschoen die aan de camera bevestigd is. (P11) ∫ Met behulp van de gewijde flits (DMW-FL220; optioneel) Plaats de speciale flitser op de hotshoe A en zet daarna de camera en de speciale flitser aan. • Zet de voorbehouden flitslamp goed vast met de sluitring B. Selecteer [FLITS] op het [OPNAME]-menu. (P28) Druk op 3/4, selecteer de functie en druk vervolgens op [MENU/SET]. • Welk scherm er hier afgebeeld zal worden is afhankelijk van de instelling van de flitsfunctie van de externe flitseenheid. Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten. • U kunt ook de ontspanknop tot de helft indrukken om het menu te sluiten. • Terwijl de externe flits verbonden is, worden de volgende iconen afgebeeld. / : Externe flits actief / : Externe flits Gedwongen UIT ∫ Wanneer u commercieel verkrijgbare externe flitsen gebruikt zonder communicatiefuncties met het toestel (DMC-LX5) • In dit geval moet u de belichting instellen op de externe flitslamp. Als u de flitslamp toch wilt gebruiken in de automatische functie, moet u er een gebruiken waarvoor u het diafragma en de ISO-gevoeligheid kunt instellen en kunt aanpassen aan die van de camera. • Stel de diafragmaprioriteit AE-functie of de handmatige-belichtingsfunctie op de camera in en stel daarna dezelfde diafragmawaarde en ISO-gevoeligheid in op de externe flitser. (De belichting kan niet voldoende worden gecompenseerd als de diafragmawaarde in de sluitertijdprioriteit AE-functie wordt gewijzigd en de externe flitser kan het licht niet voldoende corrigeren in de Programme AE-functie als de diafragmawaarde niet kan worden gefixeerd.) - 199 - Overige Aantekening • U kunt de openingswaarde, de sluitertijd en de ISO-gevoeligheid op het toestel instellen zelfs wanneer de externe flits erop gezet wordt. • Sommige commerciële externe flitsen hebben synchronische terminals met hoge voltage of omgekeerde polariteit. Het gebruik van zulke extra flitsen zou storing kunnen veroorzaken of het toestel zou niet normaal kunnen functioneren. • Als u commercieel verkrijgbare externe flitsen gebruikt met andere communicatiefuncties dan de gewijde communicatiefunctie, zouden deze niet normaal kunnen werken of zouden deze beschadigd kunnen raken. Gebruik ze niet. • Zelfs als de externe flits uitstaat, zou het toestel in de externe flitsfunctie kunnen treden wanneer de externe flits bevestigd is. Wanneer u de externe flits niet gebruikt, deze eraf halen of deze instellen op Gedwongen UIT. • Wanneer u de externe flits bevestigt, kan de ingebouwde flits niet geactiveerd worden. • De ingebouwde flits niet openen wanneer er een externe flits bevestigd is. • Het toestel zal onstabiel worden wanneer u de externe flits bevestigt, het wordt aangeraden om een statief te gebruiken bij het maken van beelden. • Zet het toestel uit wanneer u de externe flits verwijdert. • Maak de externe flits los wanneer u het toestel draagt. • Wanneer u de externe flits bevestigt, niet alleen de externe flits vasthouden omdat deze los zou kunnen raken van het toestel. • Als u de externe flitser gebruikt terwijl de witbalans op [ ] staat, stelt u de witbalans ifijn af op basis van de beeldkwaliteit. (P132) • Als u beelden maakt dichtbij het onderwerp in Breed, zou er het vignetteneffect kunnen verschijnen aan de onderkant van het opgenomen beeld. • De externe flitser kan niet gebruikt worden terwijl de externe live-zoeker (DMW-LVF1; optioneel) of de externe zoeker (DMW-VF1; optioneel) in gebruik is. • Lees de gebruiksaanwijzing van de externe flits voor details. - 200 - Overige De Conversielens (optioneel) gebruiken Wanneer de brede conversielens gebruikt wordt, is het mogelijk een breder gezichtsveld te verkrijgen in beelden van landschappen of dergelijke. Voorbereiding: Zet het toestel uit en verwijder de lensdop. Verwijder de lensringvoorkant. • Pas op dat u de lensringvoorkant niet verliest. Bevestig de lensadapter. A Lensadapter (DMW-LA6; optioneel) • De conversielens en filters kunnen niet samen gebruikt worden. Als één ervan erop gezet worden, ervoor zorgen deze te verwijderen voordat de conversielens erop gezet wordt. • Draai de lensadapter langzaam en voorzichtig. Bevestig de breedhoekconversielens. B Brede conversielens (DMW-LWA52; optioneel) • Ervoor zorgen dat schroefgedeelten van de lensadapter en brede conversielens strak aangetrokken worden. ∫ Het Focusbereik Wanneer u de Brede Conversielens gebruikt • Het focusbereik is 0,75 keer de scherpstellingafstand van het toestel. Brede conversielens Zoomvergroting Eigenlijke vergroting 35 mm filmcamera equivalent 1k 0,75k 18 mm - 201 - Overige Selecteer [CONVERSIE] op het [OPNAME] functiemenu. (P28) • Raadpleeg P150 voor [CONVERSIE]. Druk op 3/4 om [ ] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET]. Aantekening • Lensadapter (DMW-LA6; optioneel) is nodig voor het gebruiken van de conversielens. • Als er vuil (water, olie of vingerafdrukken enz.) op de lens zit, beïnvloedt dit ook de opname. Maak de lens voorzichtig schoon met een zachte droge doek voordat en nadat u opnamen maakt. • Wanneer de brede conversielens verwijderd wordt, [CONVERSIE] instellen op [OFF]. • Wanneer u opnamen maakt in een dicht bereik in macrofunctie, kan de resolutie van de buitenkant van het beeld enigszins afnemen. Dit is geen storing. • Raadpleeg de gebruiksaanwijzingen van de brede conversielens voor details. • Zet het toestel uit wanneer u de conversielens verwijdert. • Wanneer de [CONVERSIE] ingesteld is op [ ], is de flits vastgesteld op [Œ]. • Het bijgeleverde lensdeksel kan niet aangebracht worden als de lensadapter en de wide conversion lens aangebracht zijn. - 202 - Overige Het gebruiken van de Beschermer/Filter De MC-beveiliging (DMW-LMC52; optioneel) is een transparante filter die noch de kleuren noch de hoeveelheid licht beïnvloedt die u dus altijd kunt gebruiken om de cameralens te beschermen. De ND-filter (DMW-LND52; optioneel) herleidt de lichthoeveelheid ongeveer 1/8e (wat overeenstemt met 3 maal vergrote opening) zonder de kleurbalans te beïnvloeden. PL-filter (DMW-LPL52; optioneel) zal het teruggekaatste licht van een metaal of niet sferische oppervlakken (platte niet metallische oppervlakken, waterdamp of onzichtbare deeltjes in de lucht) onderdrukken, het zo mogelijk makend een beeld te maken met vergroot contrast. Voorbereidingen: Zet het toestel uit en verwijder de lensdop. Verwijder de lensringvoorkant. • Pas op dat u de lensringvoorkant niet verliest. Bevestig de lensadapter. A Lensadapter (DMW-LA6; optioneel) • Draai de lensadapter langzaam en voorzichtig. - 203 - Overige Bevestig een filter. • Draai het filter langzaam en voorzichtig. B MC-beveiliging C ND-filter D PL filter • Zorg ervoor dat de schroefdelen van de lensadapter en de filter goed strak aangedraaid zijn. Aantekening • De lensadapter (DMW-LA6; optional) is nodig om het filter te gebruiken. • Geen meervoudige filters tegelijk bevestigen. • Als de filter te strak zit, zou u niet in staat kunnen zijn deze te verwijderen. Deze niet te strak aandraaien. • Als de filter valt, zou deze kapot kunnen vallen. Let op deze niet te laten vallen terwijl u ze bevestigt aan het toestel. • Let erop om geen vingerafdrukken, vuil, enz. op de filter te krijgen wanneer deze bevestigd is, anders zou de focus afgesteld kunnen worden op de lens, ervoor zorgend dat het onderwerp onscherp word. • Raadpleeg de instructies voor elk filter voor details. • Zet het toestel uit wanneer u de filter verwijdert. • Het bijgeleverde lensdeksel kan niet bevestigd worden als de lensadapter en het filter aangebracht zijn. - 204 - Overige Schermdisplay ∫ In Opname Opname in programma-AE-functie [ ] (Begininstelling) 1 Opnamefunctie 1 2 3 4 5 6 2 Flitsfunctie (P67) 3 AF-zone (P46) 4 Filmfunctie (P124) 19 5 Beeldgrootte (P127) 18 6 Kwaliteit (P129) 17 7 Batterij-aanduiding (P18) 16 8 Aantal opnamen¢1 (P228) 15 : Focus (P46) 14 F2.0 1/30 9 Ingebouwd geheugen (P23) : Kaart (P23) (alleen afgebeeld tijdens 13 12 opname) 10 Opnamestaat 11 Functieknop achterop (P48, 59, 60, 77, 81, 82, 84, 111, 137) ISO-gevoeligheid (P130) 12 Sluitertijd (P46) 13 Lensopening (P46) 14 Belichtingscompensatie (P77) 15 Intelligente Resolutie (P145) 16 Snelle AF (P138) 17 Meetfunctie (P140) 18 Optische beeldstabilisator (P146) : Waarschuwingsbeweging (P47) 19 OPNAMEFUNCTIE (wanneer u bewegende beelden opneemt) (P108) Opnamekwaliteit (P108) - 205 - 7 10 11 8 9 10 Overige ∫ Tijdens de opname (na het instellen) 20 21 22 23 24 25 20 Opnemen in AF-macro (P73) ISO : AF-opsporing (P136) 100 : MF (P84) 42 +1 : Windverwijdering (P152) 41 40 21 Witbalans (P131) 39 Witbalans, fijnafstelling (P132) 38 22 ISO-gevoeligheid (P130) 37 Instelling ISO-limiet (P130) 1 36 23 Kleureffect (P52) 24 Flitsoutputregeling (P71) 25 Standaard instellingen (P90) 35 34 33 32 26 Beschikbare opnametijd ¢2 (P105): 27 Doel puntmeting (P140) 28 Histogram (P66) 29 Vertrekdatum (P119) Verstreken opnametijd (P105) 30 Intelligente ISO (P130) AF-opsporingoperatie (P51, 136) 31 Huidige datum en tijd/“: Instelling reisbestemming (P122) ¢3 Zoom/Extra optische zoom (P54)/Intelligente Zoom (P54, 145) Digitale zoom (P54, 145): W Step Zoom (P57, 146): 32 Minimum Sluitertijd (P143) 33 Zelfontspanner functie (P74) 34 Leeftijd¢4 (P98) Locatie¢3 (P119) Focusbereik (P84) 35 Programmaschakeling (P48) 36 LCD-functie (P32) 37 Intelligente Belichting (P140) - 206 - 26 27 28 29 30 31 Overige 38 Naam¢ 4 (P98) 39 Continu AF (P138) : AF assistentielamp (P147) : AF Lock (P139) 40 AF/AE LOCK (P139) : AE Lock (P139) 41 Aantal dagen dat verstreken is sinds de vertrekdatum (P119) 42 Burstfunctie (P144) : Auto Bracket (P78) : Aspect Bracket (P79) : Witbalans bracket (P133) : Multi exposure (P141) ¢1 [i99999] wordt weergegeven als er meer dan 100000 foto’s gemaakt kunnen worden. ¢2 “m” is een afkorting voor minuten en “s” voor seconden. ¢3 Dit wordt gedurende ongeveer 5 seconden afgebeeld wanneer het toestel aan wordt gezet, na het instellen van de klok en na het overschakelen van de terugspeelfunctie naar de opnamefunctie. ¢4 Dit wordt ongeveer 5 seconden weergegeven als dit toestel ingeschakeld wordt op [BABY1]/ [BABY2] of op [HUISDIER] in de Scène mode. - 207 - Overige ∫ In Terugspelen 1 2 3 4 5 6 7 8 1 Terugspeelfunctie (P58) 2 Beveiligd beeld (P174) 21 100_0001 3 Favorieten (P171) 1/10 20 4 Afgedrukt met tekstaanduiding (P164) 1 19 5 Filmfunctie (P124) 9s 18 6 Beeldgrootte (P127) 17 7 Kwaliteit (P129) 16 8 Batterij-aanduiding (P18) 15 10:00 1.DEC.2010 9 Map/bestandsnummer (P189) Ingebouwd geheugen (P23) Verstreken opnametijd ¢1 (P159): 10 Beeldnummer/Totaal opnamen ¢1 11 Bewegende-beeldenopname (P159): 12 Histogram (P66) 13 Opname-informatie (P64) 14 Favorieten (P171) 15 Opgenomen datum en tijd/Wereldtijd (P122) Naam¢2 (P98, 116) Locatie¢2 (P119) Titel¢2 (P162) 16 Leeftijd (P98) 17 Aantal dagen dat verstreken is sinds de vertrekdatum (P119) 18 LCD-versterking (P32) 19 Kleureffect (P52) 20 Aantal afdrukken (P172) 21 / : Bewegende beelden terugspelen (P159) / : Opnamekwaliteit (P108) Waarschuwingspictogram kabelaansluiting (P191) ¢1 “m” is een afkorting voor minuten en “s” voor seconden. ¢2 Dit wordt afgebeeld in de volgorde van [TITEL], [LOCATIE], [NAAM] ([BABY1]/[BABY2], [HUISDIER]), [NAAM] ([GEZICHT HERK.]). - 208 - 9 10 11 12 13 14 Overige Voorzorgsmaatregelen bij het gebruik Wat u wel en niet moet doen met dit toestel Houd dit toestel zo ver mogelijk uit de buurt van elektromagnetische apparatuur (zoals magnetrons, televisie, videospelletjes, enz.). • Indien u dit toestel op of naast een televisie gebruikt, kunnen beeld en/of geluid op dit toestel onderbroken worden door de straling van de elektromagnetische golven. • Gebruik dit toestel niet in de buurt van een mobiele telefoon. Hierdoor kan ruis ontstaan met een nadelige invloed op beeld en/of geluid. • Opgenomen gegevens kunnen beschadigd worden of beelden kunnen vervormd worden, als gevolg van sterke magnetische velden die gecreëerd worden door luidsprekers of zware motoren. • De straling van elektromagnetische golven die door een microprocessor gegenereerd wordt, kan een nadelige invloed hebben op dit toestel en storingen van beeld en/of geluid veroorzaken. • Als het toestel de invloed van magnetisch geladen apparatuur ondergaat en vervolgens niet naar behoren werkt, dan dient u het uit te schakelen en de accu te verwijderen, of de netspanningadapter los te maken (optioneel). Plaats de accu vervolgens weer terug, of sluit de netspanningadapter weer aan, en schakel het toestel weer in. Gebruik dit toestel niet in de nabijheid van radiozenders of hoogspanningsdraden. • Opnemen in de buurt van radiozenders of hoogspanningsdraden kan nadelige gevolgen hebben voor beeld en/of geluid. Altijd de meegeleverde snoeren en kabels gebruiken. Ook voor optionele accessoires gebruikt u altijd de meegeleverde snoeren en kabels. De snoeren of de kabels niet langer maken. Het toestel niet bespuiten met insectenverdelgers of chemische middelen. • Wordt het toestel met chemische middelen bespoten dan kan het beschadigd raken en de afwerkingslaag er van af gaan. • Vermijd langdurig contact van de digitale fotocamera met rubber of plastic. - 209 - Overige Zorgdragen voor de fotocamera • De lens en de aansluitingen niet aanraken met vuile handen. Tevens erop letten geen vloeistoffen, zand en andere vreemde deeltjes in de buurt te doen komen van de lens, knoppen, enz. • Het toestel niet hard schudden of stoten bezorgen door het te laten vallen of het ergens tegen aan laten slaan. Geen zware druk uitoefenen. Het toestel kan slecht werken, het maken van beelden zou onmogelijk kunnen worden of de lens, de LCD-monitor of de buitenkant zouden beschadigd kunnen raken. • We raden het sterk aan het toestel niet in uw broekzak te laten wanneer u zit en het ook niet in een volle of te kleine tas te proppen, enz. Dit zou schade aan de LCD-monitor of persoonlijk letsel tot gevolg kunnen hebben. • Bijzonder voorzichtig zijn in de volgende gevallen aangezien deze er voor kunnen zorgen dat het toestel slecht gaan werken. – Plaatsen met veel zand of stof. – Plaatsen waar water in contact kan komen met dit apparaat zoals wanneer u het gebruikt op een regenachtige dag of op het strand. • Dit toestel is niet waterbestendig. Als er zeewaterdruppels op het toestel komen, een droge doek gebruiken om het toestellichaam voorzichtig af te drogen. Als het apparaat niet normaalt werkt, gelieve contact opnemen met de dealer waar u het toestel gekocht heeft of met het reparatieservicecentrum. • De luidspreker heft geen magnetisch scherm. Bewaar deze luidspreker en gemagnetiseerde kaarten (bankpasjes, schakelpasjes, enz.) niet bij elkaar. Over condens (Als de lens bedampt is) • Condens doet zich voor wanneer de omgevingstemperatuur of vochtigheid wijzigt. Op condens letten omdat het vlekken op de lens, schimmel of storing veroorzaakt. • Als er zich condens voordoet, het toestel uitzetten en deze gedurende 2 uur uit laten staan. De mist zal op natuurlijke wijze verdwijnen wanneer de temperatuur van het toestel in de buurt komt van de kamertemperatuur. - 210 - Overige Schoonmaken Voordat u het toestel schoonmaakt, de batterij of de DC-koppelaar verwijderen (optioneel), of de stroomstekker uit het stopcontact halen. Vervolgens het toestel afwrijven met een droge zachte doek. • Wanneer het toestel vuil is, kan het schoongemaakt worden door het vuil eraf te wrijven met een uitgewrongen natte doek en vervolgens met een droge doek. • Geen schoonmaakmiddelen gebruiken zoals benzeen, verdunner, alcohol, keukenschoonmaakmiddelen, enz., om het toestel te reinigen, aangezien dit buitenhoes of het deklaagje zou kunnen aantasten. • Wanneer u een chemische doek gebruikt, ervoor zorgen de bijbehorende instructies te volgen. Over de LCD Monitor/Externe Live Zoeker (DMW-LVF1; optioneel) • Niet met grote kracht op de LCD monitor drukken. Ongelijke kleuren kunnen op de LCD monitor verschijnen en dit kan voor storing zorgen. • Als het toestel koud is wanneer u het aanzet, kan het beeld op de LCD-monitor/Externe Live Zoeker (optioneel) aanvankelijk een beetje donkerder dan normaal zijn. Het beeld zal echter weer normaal helder worden zodra het toestel zelf opgewarmd is. Er is van extreem hoge precisietechnologie gebruik gemaakt voor de productie van het beeldscherm van de LCD-monitor/Externe live-zoeker (optioneel). Toch kunnen er donkere of lichte punten op het scherm staan (rood, blauw of groen). Dit is geen defect. Het beeldscherm van de LCD-monitor/Externe live-zoeker (optioneel) heeft meer dan 99,99% effectieve pixels met slechts 0,01% inactieve of altijd verlichte pixels. De punten zullen niet opgenomen worden op beelden op het ingebouwde geheugen of een kaart. Over de Lens • Niet hard op de lens drukken. • Laat het toestel nooit in de zon liggen met de lens naar de zonnestralen gericht. Zonlicht kan problemen veroorzaken. Dit geldt zowel binnen als buiten en in de buurt van een raam. - 211 - Overige Batterij De batterij is een oplaadbare lithium-ionbatterij. De stroom wordt opgewekt door de chemische reactie in de batterij. Deze reactie wordt beïnvloed door de temperatuur en de vochtigheid. Door te hoge of te lage temperaturen gaan batterijen minder lang mee. Haal de batterij altijd uit het toestel na gebruik. • Steek de batterij in de meegeleverde batterijhouder (meegeleverd). Als u de batterijen per ongeluk laat vallen, controleert u of de batterijen en de aansluitingen beschadigd zijn. • Door een beschadigde batterij in het toestel te doen zal het toestel stukgaan. Opgeladen reservebatterijen meenemen wanneer u op stap gaat. • U dient eraan te denken dat de levensduur van de batterijen korter wordt bij lage temperaturen zoals op skipistes. • Als u op reis gaat, vergeet dan niet de batterijlader in te pakken (bijgeleverd) zodat u de batterij kunt opladen tijdens uw reis. Onbruikbare batterijen weggooien. • Batterijen hebben een beperkte levensduur. • Batterijen niet in open vuur gooien, dit kan ontploffing veroorzaken. De batterijaansluitingen niet aanraken met metalen voorwerpen (zoals kettingen, haarpinnen, enz.). • Dit kan kortsluiting of hitte veroorzaken en u zou uzelf ernstig kunnen verbranden als u de batterij aanraakt. Oplader • Als u een batterijoplader vlak bij een radio gebruikt, kan dit de radio-ontvangst storen. • De oplader 1 m of meer verwijderd houden van radio’s. • De oplader kan ruis maken wanneer deze gebruikt wordt. Dit is geen storing. • Na het gebruik, haalt u de batterijoplader uit het stopcontact. (Als u de stekker in het stopcontact laat zitten, verbruikt u nog steeds een beetje stroom.) • De aansluitingen van de oplader en de batterij schoon houden. - 212 - Overige Kaart De kaart niet op plaatsen met een hoge temperatuur bewaren, waar makkelijk elektromagnetische golven of statische elektriciteit opgewekt kunnen worden, of op plaatsen die blootgesteld zijn aan direct zonlicht. De kaart niet plooien of laten vallen. • De kaart kan beschadigd worden of de opgenomen inhoud zou beschadigd of uitgewist kunnen worden. • De kaart in de kaarthoes of het zakje doen na gebruik en wanneer u de kaart opslaat of vervoert. • Laat de kaart niet vuil worden en zorg ervoor dat er geen vuil, stof of water op de aansluitingen achterop de kaart komen. Raak de aansluitingen niet aan met uw vingers. Aantekening voor overdracht van de geheugenkaart aan derden of het weggooien van de geheugenkaart • “Formatteren” of “wissen” m.b.v. het toestel of een PC zal alleen het bestandsmanagement veranderen en dit zal niet de gegevens in de geheugenkaart geheel wissen. Het wordt aangeraden om de geheugenkaart letterlijk te vernietigen of de in de handel verkrijgbare software voor het wissen van computergegevens te gebruiken om de gegevens die op de geheugenkaart staan geheel te wissen voordat deze naar een andere eigenaar gaat of weggegooid wordt. Management van gegevens in de geheugenkaart is de verantwoordelijkheid van de gebruiker. Over de persoonlijke informatie Als u een gebruikersnaam registreert met [GEBR.NAAM OPN] of een naam of verjaardag voor [BABY1]/[BABY2] instelt, of de functie van gezichtsherkenning, zal deze persoonlijke informatie in het toestel bewaard worden en op het beeld opgenomen worden. Ontkoppeling • Informatie, inclusief persoonlijke informatie, kan veranderd worden of verdwijnen wegens een fout, een effect van statische energie, een ongeluk, storing, reparatie of andere handelingen. Gelieve van te worden acht slaan op het feit dat Panasonic op geen enkele manier aansprakelijk is voor directe of indirecte schade veroorzaakt door de verandering of verdwijning van informatie of persoonlijke informatie. Bij aanvraag naar een reparatie, van eigenaar veranderen of weggooien • De instellingen opnieuw instellen om de persoonlijke gegevens te beschermen. (P37) • Als er beelden opgeslagen zijn in het ingebouwd geheugen, deze naar de geheugenkaart (P176) kopiëren voordat u het ingebouwd geheugen (P40) formatteert zoals nodig. • Verwijder de geheugenkaart van het toestel wanneer er een reparatie vereist wordt. • Ingebouwd geheugen en instellingen kunnen terugkeren naar fabriekstandaard wanneer het toestel gerepareerd wordt. • Gelieve contact opnemen met de dealer waar u het toestel aangeschaft heeft of met uw dichtstbijzijnde Servicecentrum als de bovenstaande operaties niet mogelijk zijn wegens storing. Wanneer u de geheugenkaart overdraagt aan derden of deze weggooit, gelieve “Aantekening voor overdracht van de geheugenkaart aan derden of het weggooien van de geheugenkaart” op P213 raadplegen. - 213 - Overige Wanneer u het toestel niet gebruikt gedurende een lange tijdsperiode • De batterij op een koele en droge plaats opbergen met een relatief stabiele temperatuur: (Aanbevolen temperatuur: 15 oC tot 25 oC, Aanbevolen vochtigheid: 40%RH tot 60%RH) • De batterijen en de kaart altijd uit het toestel verwijderen. • Als de batterijen in het toestel gelaten worden zullen ze ontladen zelfs als het toestel uitstaat. Als de batterijen nog langer in het toestel blijven, zullen ze te veel leeg raken en kunnen ze onbruikbaar worden, zelfs wanneer ze opgeladen worden. • Wanneer de batterijen voor een lange tijd opgeslagen worden, raden we aan ze eens per jaar op te laden. De batterijen uit het toestel verwijderen en ze weer opslaan nadat ze helemaal leeg geraakt zijn. • We raden aan het toestel op te slaan met een droogmiddel (kwartsglas gel) wanneer u deze in een kast bewaart. Over de Beeldgegevens • Opgenomen gegevens kunnen worden beschadigd of zoek raken als de camera kapot gaat omdat er verkeerd mee wordt gewerkt. Panasonic is niet aansprakelijk voor schade die is veroorzaakt door het verlies van opgenomen gegevens. Over statieven met drie poten of met één poot • Zet het statief goed vast als u het toestel erop bevestigt. • U zou niet in staat kunnen zijn de kaart of de batterij te verwijderen wanneer u een statief met drie poten of een statief met één poot gebruikt. • Zorg ervoor dat de schroef op het statief met drie poten of het statief met één poot niet een hoek vormt wanneer u het toestel bevestigt of losmaakt. U zou de schroef op het toestel kunnen beschadigen als u een excessieve kracht gebruikt bij het draaien ervan. Tevens zou het toestellichaam en het afmetinglabel beschadigd kunnen raken of krassen kunnen krijgen als het toestel te strak bevestigd wordt aan het statief met drie poten of het statief met één poot. • Lees aandachtig de gebruiksaanwijzing voor het statief met drie poten of het statoef met één poot. • Sommige statieven met drie poten of met één poot kunnen niet bevestigd worden wanneer de DC-koppelaar (optioneel) en de AC-adapter (optioneel) verbonden zijn. • Sommige statieven of eenpoten kunnen de luidspreker blokkeren en het moeilijk maken om de werkgeluiden, enz., te horen. - 214 - Overige Waarschuwingen op het scherm Er zullen in enkele gevallen bevestigings- of foutberichten weergegeven worden op de LCD-monitor/Externe live-zoeker (DMW-LVF1; optioneel). De belangrijkste meldingen worden hieronder beschreven. [GEHEUGENKAART TEGEN SCHRIJVEN BEVEILIGD] > De Schrijfbeveiligingschakelaar op de kaart is verplaatst naar [LOCK]. De beveiliging terugverplaatsen om deze te ontgrendelen. (P24) [GEEN JUISTE FOTO OM WEER TE GEVEN] > Een beeld opnemen of een kaart in het toestel doen met een opgenomen beeld en dit vervolgens afspelen. [DEZE FOTO IS BEVEILIGD] > Het beeld wissen nadat de beveiliginstelling geannuleerd is. (P174) [DEZE FOTO KAN NIET GEWIST WORDEN]/[SOMMIGE FOTO’S KUNNEN NIET GEWIST WORDEN] • Beelden die niet gebaseerd zijn op de DCF-standaard kunnen niet gewist worden. > Als u een paar beelden wilt wissen, de kaart formatteren nadat u de nodige gegevens op een PC etc. opgeslagen heeft. (P40) [ER KUNNEN GEEN ADDITIONELE SELECTIES GEMAAKT WORDEN] • Het aantal beelden, dat tegelijk ingesteld kan worden wanneer [MULTI] geselecteerd is voor [MULTI WISSEN] (P63), [FAVORIETEN] (P171), [TITEL BEW.] (P162), [TEKST AFDR.] (P164) of [NW. RS.] (P167) is overschreden. > Reduceer het aantal beelden en herhaal vervolgens de operatie. • Er zijn meer dan 999 favorieten ingesteld. [KAN OP DEZE FOTO NIET INGESTELD WORDEN] • [TITEL BEW.], [TEKST AFDR.] of [PRINT INST.] kan niet ingesteld worden voor beelden die niet gebaseerd zijn op de DCF-standaard. [NIET VOLDOENDE RUIMTE INTERN GEHEUGEN]/[NIET VOLDOENDE GEHEUGEN OP DE KAART] • Er is geen ruimte over in het ingebouwde geheugen of op de kaart. – Wanneer u opnamen kopieert van het ingebouwde geheugen op de geheugenkaart (batchkopie), worden de opnamen gekopieerd totdat de kaart vol is. [DIV. FOTO’S KUNNEN NIET GEKOP. WORDEN]/[KOPIE KAN NIET VOLTOOID WORDEN] • De volgende beelden kunnen niet gekopieerd worden. – Wanneer een beeld bestaat met dezelfde naam als het beeld dat gekopieerd moet worden op de kopiebestemming. (Alleen wanneer u kopieert van een kaart naar het ingebouwde geheugen.) – Bestanden die niet voldoen aan de DCF-standaard. • Verder kunnen beelden die gemaakt of bijgewerkt zijn met andere apparatuur eventueel niet gekopieerd worden. - 215 - Overige [FOUT INT. GEHEUGEN FOTM. INT. GEH. ?] • Dit bericht zal afgebeeld worden wanneer u het ingebouwde geheugen formatteert op een PC. > Formatteer het ingebouwde geheugen op het toestel opnieuw. (P40) De gegevens op het ingebouwde geheugen zullen gewist worden. [STORING GEHEUGENKAART KAART FORMATEREN ?] • Het is een formaat dat niet gebruikt kan worden met dit toestel. > De kaart opnieuw formatteren met het toestel nadat de nodige gegevens op een PC enz. opgeslagen zijn. (P40) [AUB CAMERA UIT- EN INSCHAKELEN]/[SYSTEEMFOUT] • Dit bericht verschijnt wanneer het toestel niet goed werkt. > Schakel het toestel uit en aan. Als het bericht blijft, contact opnemen met de dealer of uw dichtstbijzijnde Servicecentrum. [PARAMETERFOUT GEHEUGENKAART]/[DEZE GEHEUGENKAART KAN NIET WORDEN GEBRUIKT.] > Gebruik een kaart die compatibel is met dit toestel. (P24) • SD-geheugenkaart (8 MB tot 2 GB) • SDHC-geheugenkaart (4 GB tot 32 GB) • SDXC-geheugenkaart (48 GB, 64 GB) [PLAATS SD-KAART OPNIEUW]/[ANDERE KAART PROBEREN A.U.B.] • Er heeft zich een fout voorgedaan bij het toetreden van de kaart. > Voer de kaart opnieuw in. > Doe een andere kaart erin. [LEESFOUT/SCHRIJFFOUT CONTROLEER DE GEHEUGENKAART] • Het is niet gelukt gegevens te lezen of te schrijven. > Verwijder de kaart na het uitschakelen van de stroom [OFF]. Zet de kaart er weer in, zet de stroom weer aan en probeer de gegevens opnieuw te lezen of te schrijven. • De kaart zou stuk kunnen zijn. > Doe een andere kaart erin. [OPNAME BEW. BEELDEN GEANN. SCHRIJFSNELHEID KAART TE BEPERKT] • Gebruik een kaart met SD-snelheidsklasses¢ met “Class 4” of hoger wanneer u bewegende beelden opneemt in [AVCHD Lite]. Gebruik bovendien een kaart met een SD-snelheidsklasse “Class 6” of hoger wanneer u video’s opneemt in [MOTION JPEG]. ¢ SD-snelheidsklasse is de snelheidstandaard m.b.t. continu schrijven. • Als het voorkomt dat deze stopt zelfs na het gebruik van een “Class 4”-kaart of hoger en de schrijfsnelheid van de gegevens verslechterd is, wordt het aangeraden een back-up te maken en vervolgens (P40) te formatteren. • Afhankelijk van het type kaart kan het opnemen van bewegend beeld halverwege stoppen. - 216 - Overige [DEZE KAART IS NIET GEFORMAT. MET DEZE CAMERA, EN NIET GESCHIKT VOOR FILMOPN.] • De schrijfsnelheid is lager als de kaart geformatteerd is m.b.v. een PC of andere uitrusting. Als een gevolg hiervan, zou een opname van bewegend beeld middenin kunnen stoppen. Als dit gebeurt, een back-up maken van de gegevens en de kaart in dit apparaat formatteren (P40). [KAN NIET OPNEMEN WEGENS INCOMPATIBELE GEGEVENSINDELING (NTSC/ PAL) OP KAART.] > Als u een paar beelden wilt wissen, de kaart formatteren nadat u de nodige gegevens op een PC etc. opgeslagen heeft. (P40) > Doe een andere kaart erin. [CREËREN VAN EEN MAP NIET MOGELIJK] • U kunt geen map aanmaken omdat er geen mapnummers meer zijn. (P189) > De kaart formatteren nadat de nodige gegevens op een PC enz. opgeslagen zijn. (P40) Als u [NR. RESET] in het [SET-UP] menu kiest na het formatteren, wordt de mapnummer weer op 100 gezet. (P36) [BEELD WORDT WEERGEGEVEN VOOR 16:9 TV]/[BEELD WORDT WEERGEGEVEN VOOR 4:3 TV] • De AV-kabel is verbonden aan het toestel. > Op [MENU/SET] drukken als u dit bericht onmiddellijk wilt wissen. > Kies [TV-ASPECT] in het [SET-UP] menu om het TV-aspect te wijzigen. (P37) • Deze melding verschijnt ook als de USB-kabel alleen in de camera zit. Sluit het andere eind van de USB-kabel in dit geval aan op een PC of een printer. (P187, 190) [PRINTER BEZIG]/[CONTROLEER DE PRINTER] • De printer kan niet afdrukken. > Controleer de printer. [ACCU IS LEEG] • De resterende batterijstroom is laag. > De batterij opladen. [DEZE BATTERIJ KAN NIET GEBRUIKT WORDEN] • De batterij kan niet herkend worden door het toestel. > Gebruik een echte Panasonic-batterij. Als dit bericht afgebeeld wordt zelfs nadat u een echte Panasonic-batterij gebruikt is, contact opnemen met de dealer of uw dichtst bijzijnde Servicecentrum. • De batterij kan niet herkend worden als het uiteinde ervan vuil is. > Verwijder vuil enz. van het uiteinde. - 217 - Overige Problemen oplossen Probeer als eerste de volgende procedures (P218–227). Als het probleem niet opgelost wordt, kan deze verbeterd worden door [RESETTEN] (P37) te selecteren op het [SET-UP] menu wanneer u beelden maakt. Batterijen en stroom Het toestel kan niet bediend worden zelfs wanneer het aanstaat. • De batterij is er niet goed ingedaan. (P21) • De batterij is leeg. De batterij opladen. De LCD-monitor gaat uit terwijl het toestel aanstaat. • Is de [OPT. ZOEKER] (P149) ingesteld op [ON]? > Druk op [DISPLAY] om te schakelen naar de LCD-monitor. • Verschijnt het beeld op de Externe Live Zoeker (DMW-LVF1; optioneel)? > Schakel naar LCD-monitordisplay door op [LVF/LCD] te drukken op de Externe Live Zoeker (optioneel). (P196) • Is [AUTO LCD UIT] (P35) van de [BESPARING] functie actief? > Tot de helft op de ontspanknop drukken om deze functies te annuleren. • De batterij is leeg. De batterij opladen. Het toestel gaat uit onmiddellijk nadat het aangezet is. • De batterij is leeg. De batterij opladen. • Als u het toestel aanlaat, zal de batterij opgaan. > Schakel het toestel vaal uit d.m.v. de [BESPARING] Modus, enz. (P35) Dit toestel wordt automatisch uitgeschakeld. • Als u het toestel met behulp van een HDMI-minikabel (optioneel) aansluit op een met VIERA Link-compatibele TV en de TV uitzet met behulp van de afstandsbediening van de TV, gaat dit toestel ook uit. > Als u VIERA Link niet gebruikt, zet [VIERA Link] dan op [OFF]. (P38) Het [CHARGE] lampje knippert. • Is de temperatuur van de batterij veel te hoog of te laag? Indien dit het geval is, zal het langer duren dan normaal om de batterij op te laden of het opladen zou onvoltooid kunnen blijven. • Zijn de uiteinden van de oplader of de batterij vuil? > Wrijf het vuil eraf m.b.v. een droge doek. - 218 - Overige Opnemen Heet beeld kan niet opgenomen worden. • Is de functieknop correct ingesteld? • Is er nog ruimte over in het ingebouwde geheugen of op de kaart? > De onnodige beelden wissen om het beschikbare geheugen te vergroten. (P62) Het opgenomen beeld is witachtig. • Het beeld kan witachtig worden als er vuil zoals vingerafdrukken op de lens zit. > Als de lens vuil is, het toestel aandoen, de lenscilinder (P9) uit doen schuiven en voorzichtig het lensoppervlak schoonwrijven met een zachte schone doek. De zone om waar de beelden genomen werden wordt donker. • Werd het beeld gemaakt met de flits op een korte afstand met de zoom heel dichtbij [W] (1k)? > Zoom een beetje in en maak vervolgens de beelden. (P54) • Werd deze foto genomen met [SPELDENPRIK] in de My Colour Mode? Het beeld is te licht of te donker. > Controleer de instelling van de belichtingscompensatie. (P77) • Instellen van de [KORTE SLUITERT.] hogere snelheid zou het beeld donkerder kunnen maken. > Stel de [KORTE SLUITERT.] (P143) in op langzamere snelheid. Er worden in één keer meervoudige beelden opgenomen. > Maak de instellingen van [MULTI-FILM] (P126) of Witbalans Bracket (P133) ongedaan. > Zet [AUTO BRACKET] (P78), [ASP. BRACKET] (P79) of [BURSTFUNCTIE] (P144) op [OFF]. • Is [HI-SPEED BURST] (P100) of [FLITS-BURST] (P101) in scènefunctie ingesteld? Het object is niet goed scherp. • Het focusbereik varieert afhankelijk van de opnamefunctie. > Stel op de juiste functie in voor de afstand naar het onderwerp. • Het onderwerp ligt buiten het focusbereik van het toestel. (P45) • Er is camerabeweging (golfstoring) of het onderwerp beweegt enigszins. (P47) Het opgenomen beeld is wazig. De optische beeldstabiliseerder is niet effectief. > De sluitertijd wordt langzamer wanneer beelden gemaakt worden op donkere plaatsen, houd daarom het toestel stevig vast met beide handen om de beelden te maken. (P43) > Wanneer u beelden maakt met een langzame sluitertijd, de zelfontspanner gebruiken. (P74) - 219 - Overige Het is niet mogelijk om foto’s te maken met gebruik van [AUTO BRACKET]/ [ASP. BRACKET]/Witbalans Bracket. • Is het aantal opneembare beelden 2 of minder? Het opgenomen beeld ziet er onafgewerkt uit. Er verschijnt ruis op het beeld. • Is de ISO-gevoeligheid hoog of de sluitertijd langzaam? (De ISO-gevoeligheid is ingesteld op [AUTO] wanneer het toestel vervoerd wordt. Daarom zal er, wanneer u binnenshuis beelden enz. maakt, ruis optreden.) > De ISO-gevoeligheid verminderen. (P130) > Verhoog de instelling voor [RUISREDUCTIE] in [OPN. MODE] of verlaag de instelling voor alle items behalve [RUISREDUCTIE]. (P125) > Beelden op heldere plekken maken. • Is [H. GEVOELIGH.] of [HI-SPEED BURST] in de scènefunctie ingesteld? Indien dit het geval is, neemt de resolutie van het opgenomen beeld iets af wegens een hoge gevoeligheidprocessing, maar dit duidt niet op storing. De helderheid of tint van het opgenomen beeld verschilt van het echte. • Als u opneemt onder fluorlicht kunnen helderheid en tinten lichtjes verschillen als de sluitertijd korter wordt. Dit is kenmerkend voor beelden met fluorlicht en is geen storing van het toestel. Wanneer u beelden maakt of de sluiterknop half indrukt, zouden er roodachtige strepen kunnen verschijnen op de LCD-monitor. Anders kan er een gedeelte of de hele LCD-monitor roodachtig worden. • Dit is een kenmerk van CCDs en het verschijnt wanneer het onderwerp een fel gedeelte heeft. Sommige oneffenheden kunnen zich voordoen in de omliggende zones, maar dit is geen storing. Dit wordt opgenomen in bewegende beelden maar wordt niet opgenomen op stilstaande beelden. • Het wordt aangeraden dat u beelden maakt terwijl u erop let het scherm niet bloot te stelen aan zonlicht of een andere bron van fel licht. Opnemen van bewegende beelden stopt halverwege. • Gebruik een kaart met SD-snelheidsklasses¢ met “Class 4” of hoger wanneer u bewegende beelden opneemt in [AVCHD Lite]. Gebruik bovendien een kaart met een SD-snelheidsklasse “Class 6” of hoger wanneer u video’s opneemt in [MOTION JPEG]. ¢ SD-snelheidsklasse is de snelheidstandaard m.b.t. continu schrijven. • Afhankelijk van de kaart kan het opnemen halverwege stoppen. > Als de opname van bewegend beeld stopt tijdens het gebruik van een kaart van minstens “Class 4” of als u een kaart gebruikt die geformatteerd is op een PC of andere apparatuur, is het schrijven van gegevens lager. In zulke gevallen, raden we aan dat u een back-up maakt van de gegevens en vervolgens de kaart in dit apparaat formatteert (P40). - 220 - Overige Zoom werkt niet juist. • Is de [STAPSG. ZOOM] (P146) ingesteld op [ON]? • Is de [CONVERSIE] (P150) ingesteld op [ ]? Het onderwerp kan niet vergrendeld worden. (AF-opsporing lukt niet) • Stel de AF-zone in op de onderscheidende kleur van het onderwerp als er een gedeelte is dat verschikt van de omliggende kleur. (P136) Lens Het opgenomen beeld zou vervormd kunnen worden of er zou zich een kleur om het onderwerp kunnen bevinden die er niet hoort. • Het is mogelijk dat het onderwerp enigszins vervorm is of dat de randen gekleurd worden, afhankelijk van de zoomvergroting, wegens de kenmerken van de lens. De omlijningen van het beeld zouden vervormd eruit kunnen zien omdat het perspectief verbeterd is wanneer de brede hoek gebruikt is. Dit is geen storing. LCD-monitor/Externe Live Zoeker (DMW-LVF1; optioneel) De LCD-monitor gaat uit ook al staat het toestel aan. • De LCD-monitor wordt uitgeschakeld en het statuslampje brandt als [AUTO LCD UIT] (P35) van de [BESPARING] Mode geactiveerd wordt. [Dit gebeurt niet wanneer u de AC-adapter (optioneel) gebruikt.] De LCD-monitor/External live-zoeker (optioneel) wordt even donkerder of helderder. • Dit gebeurt als u tot de helft op de ontspanknop drukt om de lensopening in te stellen en heeft geen invloed op de beelden. • Dit fenomeen doet zich ook voor wanneer de helderheid verandert wanneer de zoom van het toestel gebruikt is of wanneer het toestel bewogen wordt. Dit komt door de werking van de automatische opening van het toestel en dit is geen storing. De LCD-monitor knippert binnenshuis. • De LCD-monitor kan enkele seconden lang knipperen nadat u het toestel binnenshuis aanzet in fluorescerend licht. De LCD-monitor is te helder of te donker. • [SPANNING LCD] is geactiveerd. (P32) - 221 - Overige Het beeld verschijnt niet op de LCD-monitor. • Is de [OPT. ZOEKER] (P149) ingesteld op [ON]? > Druk op [DISPLAY] om te schakelen naar de LCD-monitor. • Verschijnt het beeld op de Externe Live Zoeker (optioneel)? > Schakel naar LCD-monitordisplay door op [LVF/LCD] te drukken op de Externe Live Zoeker (optioneel). (P196) Het beeld schakelt niet tussen LCD-monitor en Externe Live Zoeker wanneer [LVF/LCD] ingedrukt wordt op de Externe Live Zoeker (optioneel). • Wordt alleen op het LCD-scherm weergegeven wanneer de camera is verbonden met een PC of printer. Er verschijnen zwarte, rode, blauwe en groene stippen op de LCD-monitor. • Dit is geen storing. Deze pixels beïnvloeden de opgenomen beelden niet. Ruis op de LCD-monitor. • In donkere plaatsen, kan ruis verschijnen om de helderheid van de LCD monitor te behouden. Dit beïnvloedt de beelden die u aan het maken bent niet. U ziet rode, groene of blauwe flitsen wanneer u uw ogen verplaatst in de Externe Live Zoeker (optioneel) of wanneer het toestel snel bewogen wordt. • Dit is een eigenschap van het aandrijfsysteem van de Externe Live Zoeker (optioneel) van dit toestel en het is geen storing. Er zal geen probleem zijn met het opgenomen beeld. Flits De flits is niet geactiveerd. • Is de flits gesloten? > Open de flits door [‰ OPEN] te schuiven. (P67) • De Flits Mode is niet beschikbaar als [AUTO BRACKET] (P78), [MULTI-FILM] (P126) of [BURSTFUNCTIE] (P144) ingesteld is. Flits wordt verschillende keren geactiveerd. • De flits wordt twee maal geactiveerd wanneer de rode-ogenreductie (P68) ingesteld is. • Is [FLITS-BURST] (P101) in scènefunctie gezet? - 222 - Overige Terugspelen Het beeld dat teruggespeeld wordt, is gedraaid en wordt afgebeeld in een onverwachte richting. • Is [LCD ROTEREN] (P170) ingesteld op [ON]? De opname wordt niet teruggespeeld. Er zijn geen gemaakte beelden. • Hebt u op [(] gedrukt? • Staat er een beeld op het ingebouwde geheugen of op de kaart? > De beelden in het ingebouwde geheugen verschijnen als er geen kaart in het toestel zit. De beeldgegevens op een kaart verschijnen alleen als er een kaart in het toestel zit. • Is dit een beeld waarvan de bestandsnaam veranderd is in de PC? Zo ja, kan deze niet afgespeeld worden door dit apparaat. • Is [MODE PLAY], [CATEGOR. AFSP.] of [FAVORIET AFSP.] ingesteld voor afspelen? > Veranderen naar [NORMAAL AFSP.]. (P58) Het mapnummer en het bestandsnummer worden afgebeeld als [—] en het scherm wordt zwart. • Is dit een niet-standaard beeld, een beeld die bewerkt is m.b.v. een PC of een beeld die gemaakt is door een ander merk digitale camera? • Heeft u de batterij onmiddellijk na het maken van het beeld verwijderd of heeft u een beeld gemaakt m.b.v. een batterij met een lage resterende stroom? > Formatteer de gegevens om het hierboven genoemde beeld te wissen. (P40) (Er zullen ook andere beelden gewist worden en het zal niet mogelijk zijn deze te herstellen. Controleer daarom goed voordat u formatteert.) Met een Kalenderzoektocht, worden de beelden afgebeeld op data die verschillen van de werkelijke data waar de beelden op gemaakt werden. • Is de klok van de camera goed ingesteld? (P25) • Wanneer beelden bewerkt worden m.b.v. een PC of er beelden gezocht worden die met andere apparatuur gemaakt zijn, kunnen deze afgebeeld worden met data die verschillen van de eigenlijke data waarop de beelden gemaakt werden. Er verschijnen witte ronde vlekken als zeepbellen op het gemaakte beeld. • Als u een beeld maakt met een flits op een donkere plek of binnenshuis, zouden er witte vlekken kunnen verschijnen op het beeld veroorzaakt doordat de flits stofdeeltjes weerkaatst in de lucht. Dit is geen storing. Een kernmerk van dit fenomeen is dat het aantal ronde vlekken en hun positie verschillen in elk beeld. - 223 - Overige Rood gedeelte van het gemaakte beeld is zwart geworden. • Wanneer de Digitale Rode-ogenreductie ([ ], [ ], [ ]) in werking is, als u een beeld maakt van een onderwerp met rode kleur omgeven door een huidachtige kleur, kan dat rode gedeelte gecorrigeerd worden naar zwart door de Digitale Rode-ogenreductiefunctie. > Het wordt aangeraden een beeld te maken met flitsfunctie ingesteld op [‡], [‰] of [Œ], of [RODE-OGEN CORR] op het [OPNAME] Functiemenu ingesteld op [OFF]. (P149) [WEERGAVE THUMBNAIL] verschijnt op het scherm. • Is het een beeld dat opgenomen is met andere apparatuur? In deze gevallen, kunnen beelden afgebeeld worden met een mindere beeldkwaliteit. Er wordt een klikgeluid opgenomen in de bewegende beelden. • Dit apparaat stelt automatisch de opening af tijdens bewegend beeldopname. Op zulke momenten, wordt er een klikkend geluid gehoord, en dit geluid kan opgenomen worden op de bewegende beelden. Dit is geen storing. TV, PC en printer Het beeld verschijnt niet op de televisie. • Is het toestel correct op de TV aangesloten? > De TV-input instellen op extern. • Uitvoer vanaf de [HDMI]-aansluiting is niet mogelijk wanneer het toestel is verbonden met de PC of de printer. > Sluit deze alleen aan op de TV. De displayzones op het TV scherm en de LCD-monitor van het toestel verschillen. • Afhankelijk van het TV-model, kunnen de beelden horizontaal of verticaal uitgetrokken zijn of kunnen ze afgebeeld worden met stukken van de rand eraf geknipt. Bewegende beelden kunnen niet op een TV afgespeeld worden. • Probeert u bewegende beelden terug af te spelen door de kaart rechtstreeks in een kaartingang op de TV te steken? > Het toestel aan de TV verbinden met de AV kabel (bijgeleverd) of met en de HDMI-minikabel (optioneel) en dan de bewegende beelden afspelen op die op de camera staan. (P177, 178) > Bewegende beelden die opgenomen zijn in [AVCHD Lite] kunnen afgespeeld worden op televisies van Panasonic (VIERA) met het AVCHD-logo. Het beeld verschijnt niet helemaal op de TV. > Controleer de [TV-ASPECT] instelling. (P37) - 224 - Overige VIERA Link werkt niet. • Is het correct met de (optionele) HDMI-minikabel aangesloten? (P178) > Vergewis u ervan dat de HDMI minikabel (optioneel) goed is aangesloten. > Druk op [(] op dit apparaat. • Staat [VIERA Link] op dit toestel op [ON]? (P38) > Afhankelijk van de HDMI-aansluiting op de TV, wisselt het ingangskanaal mogelijk niet automatisch. Wissel het ingangskanaal in dat geval met behulp van de afstandsbediening voor de TV. (Voor meer informatie over het wisselen van de input, lees de gebruiksaanwijzing voor de TV.) > Controleer de instelling van VIERA Link op het aangesloten apparaat. > Zet het toestel uit en weer aan. > Stel [VIERA Link] in op [Off] op de TV en zet het daarna weer op [On]. (Zie de gebruiksaanwijzing van het TV-toestel voor meer informatie.) > Controleer de [VIDEO UIT] instelling. (P37) Het beeld kan verplaatst worden wanneer het toestel aangesloten is op een PC. • Is het toestel correct aangesloten op de PC? • Wordt het toestel correct herkend door de PC? > Op [PC] zetten in [USB MODE]. (P37, 187) De kaart wordt niet herkend door de PC. (Het ingebouwde geheugen wordt wel herkend.) > De USB-kabel losmaken. Maak de kabel pas vast als de kaart in het toestel zit. De kaart wordt niet door de PC herkend (er wordt een SDXC-geheugenkaart gebruikt) > Controleer of uw PC compatibel is met SDXC-geheugenkaarten. http://panasonic.net/avc/sdcard/information/SDXC.html > Er kan tijdens de aansluiting een bericht getoond worden waarin u verzocht wordt de kaart te formatteren. Doe dit niet. > Als [TOEGANG] op de LCD-monitor weergegeven wordt en niet verdwijnt, sluit de USB-verbindingskabel dan af na de stroom te hebben uitgeschakeld. Het beeld kan niet afgedrukt worden wanneer het toestel op een printer aangesloten is. • Beelden kunnen niet afgedrukt worden m.b.v. een printer die PictBridge niet verdraagt. > [USB MODE] op [PictBridge(PTP)] instellen. (P37, 190) De uiteinden van de beelden worden eraf geknipt bij het afdrukken. > Wanneer u een printer gebruikt met een Knip- of kantenvrije afdrukfunctie, dient u deze functie te annuleren voordat u afdrukt. (Voor details, de gebruiksaanwijzing lezen van de printer.) > Wanneer u de beelden laat afdrukken, dient u te vragen of de beelden afgedrukt kunnen worden met beide uiteinden. - 225 - Overige Overige Er werd per ongeluk een onleesbare taal gekozen. > Druk op [MENU/SET], kies het [SET-UP] menupictogram [ pictogram om de gewenste taal in te stellen. (P40) ] en kies dan het [~] Een gedeelte van het beeld knippert in zwart en wit. • Dit is een highlight functie die de witte verzadigde zone toont. (P34) • Is de [HIGHLIGHT] ingesteld op [ON]? Een rode lamp gaat soms aan wanneer de ontspanknop tot de helft ingedrukt wordt. • Op donkere plekken gaat de AF-lamp (P147) branden om gemakkelijker op het object scherp te stellen. De AF-lamp gaat niet aan. • Is [AF ASS. LAMP] in het [OPNAME] functiemenu ingesteld op [ON]? (P147) • De AF-lamp gaat niet aan op heldere plekken. Het toestel wordt warm. • Het oppervlak van het toestel kan warm worden tijdens het gebruik. Dit heeft geen invloed op de prestaties of de kwaliteit van het toestel. De lens klikt. • Wanneer de helderheid verandert wegens bewegen van de zoom of het toestel enz., kan de lens klikken en kan het beeld op het scherm drastisch veranderen. Het beeld wordt echter niet beïnvloed. Het geluid wordt veroorzaakt door de automatische afstelling van de opening. Dit is geen storing. De klok is opnieuw ingesteld. • Als u het toestel niet voor lange tijd gebruikt, kan de klok opnieuw ingesteld worden. > [AUB KLOK INSTELLEN] bericht zal afgebeeld worden; gelieve de klok opnieuw instellen. Wanneer u beelden maakt, zal het niet mogelijk zijn de correcte datum op te nemen zonder de klok in te stellen. (P25) Wanneer beelden gemaakt worden m.b.v. de zoom, zijn ze enigszins vervormd en hebben de zones rondom het onderwerp kleuren die er in het echt niet zijn. • Het is mogelijk dat het onderwerp enigszins vervormd wordt of dat de randen gekleurd zijn, afhankelijk van de zoomvergroting wegens de kenmerken van de lens, maar dit is geen storing. Het inzoomen stopt onmiddellijk. • Wanneer u de Extra Optische Zoom of de Intelligente Zoom gebruikt, zal de zoomwerking tijdelijk stoppen. Dit is geen storing. - 226 - Overige De bestandsnummers zijn niet op volgorde opgenomen. • Wanneer u een handeling uitvoert na een bepaalde actie, kunnen de beelden opgeslagen worden in mappen met nummers die anders zijn dan de nummers die vóór deze handeling gebruikt werden. (P189) De mapnummers worden in toenemende volgorde opgeslagen. • Als de batterij erin gezet of eruit gehaald is zonder eerst de stroom van het toestel uit te schakelen, zullen de map- en bestandnummers voor de gemaakte beelden niet in het geheugen opgeslagen worden. Wanneer de stroom vervolgens weer aangedaan wordt en er beelden gemaakt worden, kunnen deze opgeslagen worden onder bestandnummers die toegeschreven hadden moeten worden aan eerdere beelden. [LEEFTIJD] is niet correct afgebeeld. • Controleer de klok- (P25) en verjaardaginstellingen (P98). De lenscilinder is ingetrokken. • De lenscilinder trekt ongeveer 15 seconden na het schakelen van [OPNAME] functie naar [AFSPELEN] functie in. Wanneer het toestel met rust gelaten wordt, wordt de diavoorstelling opeens afgebeeld. • Dit is de [AUTO DEMO] om de kenmerken te introduceren van het toestel. Druk op een knop om het toestel terug te doen keren naar het originele scherm. - 227 - Overige Aantal mogelijke beelden en beschikbare opnametijd • Het aantal mogelijke opnamen en de opnametijd zijn correct bij benadering. (Ze wijzigen afhankelijk van de opnamecondities en het kaarttype.) • Het aantal mogelijke opnamen en de beschikbare opnametijd variëren afhankelijk van de onderwerpen. ∫ Aantal opnamen • [i99999] wordt weergegeven als er meer dan 100000 foto’s gemaakt kunnen worden. Aspectratio 1:1 Beeldgrootte ( ) Kwaliteit A › Ingebouwd geheugen (Ongeveer 40 MB) 12 20 2 3 512 MB 140 220 37 41 51 165 290 38 43 1 GB 280 440 75 83 100 330 580 78 87 Kaart 4 A › 15 26 2 3 2 GB 580 900 150 170 200 680 1180 160 175 4 GB 1140 1770 300 330 410 1340 2320 310 350 6 GB 1740 2690 460 510 620 2030 3520 480 530 8 GB 2330 3610 610 680 840 2720 4720 640 710 12 GB 3520 5440 930 1030 1260 4110 7120 970 1070 16 GB 4700 7260 1240 1370 1690 5490 9500 1290 1440 24 GB 6830 10550 1810 1990 2450 7970 13790 1880 2090 32 GB 9440 14570 2500 2760 3390 11010 19060 2600 2880 48 GB 13490 21420 3670 4040 4980 15830 28020 3790 4230 64 GB 18300 29070 4990 5490 6770 21490 38020 5140 5740 - 228 - Overige Aspectratio 1:1 Beeldgrootte ( ) Kwaliteit A › Ingebouwd geheugen (Ongeveer 40 MB) 18 35 3 512 MB 200 380 1 GB 400 770 Kaart ( › 3 37 74 40 44 400 790 45 47 82 90 810 1580 91 96 3 3 2 GB 820 1570 165 180 1660 3230 185 195 4 GB 1630 3090 320 360 3260 6350 360 380 6 GB 2470 4700 500 550 4950 9650 550 580 8 GB 3310 6290 670 740 6630 12920 740 780 12 GB 5000 9490 1010 1110 10010 19490 1120 1190 16 GB 6670 12670 1350 1490 13350 26000 1500 1580 24 GB 9690 18390 1960 2160 19390 37760 2180 2300 32 GB 13390 25410 2710 2990 26790 52170 3010 3180 48 GB 19170 36420 3950 4380 36420 72850 4380 4660 64 GB 26010 49430 5370 5950 49430 98860 5950 6330 Aspectratio 1:1 Beeldgrootte ( ) Kwaliteit A › Ingebouwd geheugen (Ongeveer 40 MB) 310 470 512 MB 3350 5030 50 50 1 GB 6710 10070 100 100 2 GB 12290 20480 200 200 4 GB 24130 40220 400 400 6 GB 36700 61160 610 620 8 GB 49120 81870 820 830 12 GB 74090 123490 1250 1250 16 GB 98830 164730 1660 1680 24 GB 143510 239180 2420 2430 32 GB 198260 330440 3340 3370 48 GB 182130 364270 4920 4920 64 GB 247150 494310 6670 6670 Kaart ) A 4 4 - 229 - Overige Aspectratio 4:3 Beeldgrootte ( Kwaliteit A › Ingebouwd geheugen (Ongeveer 40 MB) 9 15 Kaart 1 2 › 12 20 2 ) 2 2 512 MB 110 165 28 30 37 135 220 29 32 1 GB 220 330 56 62 76 270 440 59 65 2 GB 450 680 115 125 155 560 900 120 130 4 GB 890 1340 220 250 300 1110 1770 240 260 6 GB 1360 2030 340 380 460 1690 2690 360 390 8 GB 1830 2720 460 500 620 2270 3610 490 530 12 GB 2760 4110 700 760 940 3420 5440 740 800 16 GB 3680 5490 940 1020 1260 4570 7260 980 1070 24 GB 5350 7970 1360 1490 1830 6640 10550 1430 1560 32 GB 7390 11010 1880 2060 2530 9170 14570 1980 2150 48 GB 10710 15830 2750 3000 3710 13490 21420 2910 3160 64 GB 14530 21490 3740 4080 5040 18300 29070 3950 4290 Aspectratio 4:3 Beeldgrootte ( ) Kwaliteit A › Ingebouwd geheugen (Ongeveer 40 MB) 14 26 2 512 MB 160 290 1 GB 320 580 Kaart A ( ) A › 2 18 36 2 2 30 33 200 390 31 34 61 67 400 790 64 69 2 GB 660 1180 125 135 820 1610 130 140 4 GB 1310 2320 240 270 1630 3170 250 280 6 GB 1990 3520 370 410 2470 4820 390 420 8 GB 2660 4720 500 550 3310 6460 520 570 12 GB 4020 7120 760 830 5000 9740 790 860 16 GB 5370 9500 1020 1110 6670 13000 1060 1150 24 GB 7790 13790 1480 1610 9690 18880 1540 1670 32 GB 10770 19060 2050 2230 13390 26080 2130 2310 48 GB 15830 28020 3000 3280 19170 36420 3110 3370 64 GB 21490 38020 4080 4450 26010 49430 4220 4570 - 230 - Overige Aspectratio 4:3 Beeldgrootte ( ) ( ) Kwaliteit A › Ingebouwd geheugen (Ongeveer 40 MB) 46 88 2 512 MB 490 940 1 GB 990 1880 2 GB 1980 4 GB 3890 6 GB 5910 11460 430 450 30580 45870 460 460 8 GB 7920 15350 580 600 40930 61400 610 620 Kaart A › 2 230 400 2 2 35 36 2510 4310 37 37 70 73 5030 8630 75 75 3840 140 150 10240 15360 150 150 7540 280 290 20110 30170 300 300 12 GB 11950 23150 870 900 61740 92610 930 930 16 GB 15940 30880 1170 1210 82360 123540 1240 1250 24 GB 23140 44840 1690 1760 119590 179380 1800 1810 32 GB 31970 61950 2340 2430 165220 247830 2490 2500 48 GB 45530 91060 3430 3570 182130 364270 3640 3670 64 GB 61780 123570 4660 4840 247150 494310 4940 4990 Aspectratio 3:2 Beeldgrootte ( Kwaliteit A › Ingebouwd geheugen (Ongeveer 40 MB) 10 15 Kaart 2 2 3 A › 12 20 ) 2 2 512 MB 110 170 29 33 41 135 220 31 34 1 GB 220 340 60 66 83 270 450 63 70 2 GB 460 690 120 135 165 560 910 130 140 4 GB 910 1370 240 260 330 1100 1800 250 280 6 GB 1380 2080 370 400 500 1680 2730 390 430 8 GB 1850 2790 490 540 680 2250 3660 520 570 12 GB 2800 4200 750 820 1020 3390 5520 790 860 16 GB 3740 5610 1000 1100 1370 4530 7370 1050 1150 24 GB 5430 8150 1450 1600 1990 6580 10700 1530 1680 32 GB 7500 11260 2010 2210 2750 9090 14790 2110 2320 48 GB 11030 16550 2960 3250 4040 13000 21420 3110 3400 64 GB 14970 22460 4010 4410 5490 17650 29070 4220 4610 - 231 - Overige Aspectratio 3:2 Beeldgrootte ( ) Kwaliteit A › Ingebouwd geheugen (Ongeveer 40 MB) 14 26 2 512 MB 160 290 1 GB 320 580 Kaart ( ) A › 2 18 36 2 2 32 36 200 390 34 37 66 72 400 780 68 75 2 GB 660 1180 135 145 810 1570 140 150 4 GB 1290 2320 260 290 1600 3090 270 300 6 GB 1970 3520 400 440 2440 4700 420 460 8 GB 2640 4720 540 590 3270 6290 560 610 12 GB 3980 7120 810 900 4930 9490 850 930 16 GB 5310 9500 1090 1200 6580 12670 1130 1240 24 GB 7710 13790 1580 1740 9560 18390 1650 1800 32 GB 10650 19060 2190 2410 13210 25410 2280 2490 48 GB 15170 28020 3220 3530 19170 36420 3340 3640 64 GB 20590 38020 4370 4790 26010 49430 4530 4940 A › Aspectratio 3:2 Beeldgrootte ( ) ( ) Kwaliteit A › Ingebouwd geheugen (Ongeveer 40 MB) 19 37 2 2 250 400 3 3 512 MB 210 400 34 37 2740 4310 40 40 1 GB 420 810 69 75 5490 8630 82 82 Kaart 2 GB 850 1660 140 150 10240 15360 165 165 4 GB 1670 3260 270 300 20110 30170 320 330 6 GB 2540 4950 420 460 30580 45870 500 500 8 GB 3410 6630 560 610 40930 61400 670 670 12 GB 5140 10010 850 930 61740 92610 1010 1010 16 GB 6860 13350 1140 1240 82360 123540 1350 1360 24 GB 9960 19390 1660 1810 119590 179380 1960 1970 32 GB 13760 26790 2290 2500 165220 247830 2710 2730 48 GB 20230 36420 3370 3670 182130 364270 3950 4000 64 GB 27460 49430 4570 4990 247150 494310 5370 5430 - 232 - Overige Aspectratio 16:9 Beeldgrootte ( Kwaliteit A › Ingebouwd geheugen (Ongeveer 40 MB) 10 15 Kaart 2 2 › 12 21 3 ) 2 2 512 MB 115 175 31 35 44 135 220 33 36 1 GB 230 350 64 71 89 270 460 67 74 2 GB 470 710 130 145 180 550 930 135 150 4 GB 920 1400 250 280 350 1080 1820 260 300 6 GB 1410 2130 390 430 540 1650 2770 410 450 8 GB 1880 2850 520 580 730 2210 3720 540 610 12 GB 2840 4300 790 870 1100 3330 5610 820 920 16 GB 3800 5740 1060 1170 1470 4450 7480 1100 1230 24 GB 5510 8340 1540 1700 2130 6460 10870 1600 1780 32 GB 7620 11520 2130 2350 2940 8930 15010 2220 2470 48 GB 11030 16550 3110 3430 4330 13000 21420 3250 3600 64 GB 14970 22460 4220 4660 5880 17650 29070 4410 4890 Aspectratio 16:9 Beeldgrootte ( ) Kwaliteit A › Ingebouwd geheugen (Ongeveer 40 MB) 14 26 2 512 MB 155 290 1 GB 310 580 Kaart A ( ) A › 2 18 35 2 3 34 38 195 380 36 39 69 77 390 770 72 80 2 GB 640 1180 140 155 800 1570 145 160 4 GB 1260 2320 270 310 1580 3090 290 320 6 GB 1930 3520 420 470 2410 4700 440 480 8 GB 2580 4720 570 630 3230 6290 590 650 12 GB 3890 7120 860 950 4870 9490 900 980 16 GB 5200 9500 1140 1270 6500 12670 1200 1320 24 GB 7550 13790 1660 1850 9440 18390 1740 1910 32 GB 10430 19060 2300 2560 13040 25410 2410 2640 48 GB 15170 28020 3370 3750 19170 36420 3530 3870 64 GB 20590 38020 4570 5090 26010 49430 4790 5250 - 233 - Overige Aspectratio 16:9 Beeldgrootte ( ) Kwaliteit A › Ingebouwd geheugen (Ongeveer 40 MB) 42 83 3 512 MB 450 880 1 GB 910 1770 2 GB 1860 4 GB 3650 6 GB 8 GB Kaart ( ) A › 3 310 470 3 3 40 42 3350 5030 43 43 81 85 6710 10070 88 88 3610 165 170 12290 20480 180 180 7090 320 340 24130 40220 350 350 5560 10790 490 520 36700 61160 530 540 7440 14440 660 690 49120 81870 720 720 12 GB 11220 21790 1000 1050 74090 123490 1080 1090 16 GB 14970 29060 1340 1400 98830 164730 1450 1460 24 GB 21740 42200 1940 2030 143510 239180 2100 2120 32 GB 30040 58310 2690 2810 198260 330440 2910 2930 48 GB 40470 72850 3950 4130 182130 364270 4280 4280 64 GB 54920 98860 5370 5610 247150 494310 5810 5810 - 234 - Overige ∫ Beschikbare opnametijd (om bewegende beelden op te nemen) Bestandsformaat [AVCHD Lite] [MOTION JPEG] Instelling beeldkwaliteit Ingebouwd geheugen (Ongeveer 40 MB) Kaart 1 min 26 s Kan niet gebruikt worden. 512 MB 3 min 00 s 4 min 00 s 7 min 00 s 2 min 00 s 5 min 10 s 5 min 20 s 15 min 40 s 1 GB 7 min 00 s 9 min 00 s 13 min 00 s 4 min 00 s 10 min 20 s 10 min 50 s 31 min 20 s 2 GB 15 min 00 s 20 min 00 s 29 min 00 s 8 min 20 s 21 min 20 s 22 min 10 s 1 h 3 min 4 GB 30 min 00 s 40 min 00 s 57 min 00 s 16 min 30 s 41 min 50 s 43 min 40 s 2 h 5 min 6 GB 46 min 00 s 1 h 1 min 1h 28 min 25 min 10 s 8 GB 1h 2 min 1h 22 min 1h 58 min 33 min 40 s 1h 25 min 1h 28 min 4h 15 min 12 GB 1h 34 min 2h 4 min 2h 59 min 50 min 50 s 2 h 8 min 2h 14 min 6h 26 min 16 GB 2h 6 min 2h 45 min 3h 59 min 1h 8 min 2h 52 min 2h 59 min 8h 35 min 24 GB 3h 4 min 4h 00 min 5h 47 min 1h 38 min 4 h 9 min 4h 19 min 12 h 27 min 32 GB 4h 14 min 5h 32 min 8h 00 min 2h 16 min 5h 45 min 5h 59 min 17 h 13 min 48 GB 6h 13 min 8h 8 min 11 h 45 min 3h 20 min 8h 27 min 8h 47 min 25 h 18 min 64 GB 8h 27 min 11 h 3 min 15 h 58 min 4h 32 min 11 h 28 min 11 h 56 min 34 h 21 min 1 h 3 min 1 h 6 min 3h 11 min • Bewegende beelden kunnen continu opgenomen worden gedurende 29 minuten 59 seconden lang. Tevens is bewegend beeld dat continu opgenomen wordt in [MOTION JPEG] tot 2 GB. (Voorbeeld: [8m 20s] met [ ]) Resterende tijd voor continue opname wordt afgebeeld op het scherm. Aantekening • De resterende opnametijd en de beschikbare opnametijd die op het scherm verschijnen, kunnen eventueel niet in de goede volgorde afnemen. • De extra optische zoom werkt niet in [H. GEVOELIGH.], [HI-SPEED BURST] en [FLITS-BURST] in de scènefunctie, daarom wordt de beeldgrootte voor [ - 235 - ] niet afgebeeld. • SDXC logo is een handelsmerk van SD-3C, LLC. • “AVCHD”, “AVCHD Lite” en het “AVCHD”, “AVCHD Lite” Logo zijn handelsmerken van Panasonic Corporation en Sony Corporation. • Gefabriceerd onder licentie van Dolby Laboratories. Dolby en het symbool double-D zijn handelsmerken van Dolby Laboratories. • HDMI, het HDMI logo en High-Definition Multimedia Interface zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van HDMI Licensing LLC in de Verenigde Staten en andere landen. • HDAVI Control™ is een handelsmerk van Panasonic Corporation. • QuickTime en het QuickTime-logo zijn merken of geregistreerde merken van Apple Inc. en worden onder licentie gebruikt. • Microsoft product schermshot(s) herdrukt met toestemming van Microsoft Corporatie. • Andere namen, bedrijfsnamen en productnamen die in deze handleiding voorkomen, zijn handelsmerken of geregistreerde handelsmerken van de betreffende bedrijven. Dit product is in licentie gegeven onder de AVC-patentportfoliolicentie voor privé- en niet-commercieel gebruik door een consument voor (i) het coderen van video in overeenstemming met de AVC-norm (“AVC-video”) en/of (ii) het decoderen van AVC-video die werd gecodeerd door een consument in een privé- en niet-commerciële activiteit en/of werd verkregen via een videoleverancier die een licentie heeft om AVC-video te leveren. Geen enkele licentie wordt gegeven of wordt geacht te zijn gegeven voor enig ander gebruik. Meer informatie kunt u krijgen bij MPEG LA, LLC. Zie http://www.mpegla.com.
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175
  • Page 176 176
  • Page 177 177
  • Page 178 178
  • Page 179 179
  • Page 180 180
  • Page 181 181
  • Page 182 182
  • Page 183 183
  • Page 184 184
  • Page 185 185
  • Page 186 186
  • Page 187 187
  • Page 188 188
  • Page 189 189
  • Page 190 190
  • Page 191 191
  • Page 192 192
  • Page 193 193
  • Page 194 194
  • Page 195 195
  • Page 196 196
  • Page 197 197
  • Page 198 198
  • Page 199 199
  • Page 200 200
  • Page 201 201
  • Page 202 202
  • Page 203 203
  • Page 204 204
  • Page 205 205
  • Page 206 206
  • Page 207 207
  • Page 208 208
  • Page 209 209
  • Page 210 210
  • Page 211 211
  • Page 212 212
  • Page 213 213
  • Page 214 214
  • Page 215 215
  • Page 216 216
  • Page 217 217
  • Page 218 218
  • Page 219 219
  • Page 220 220
  • Page 221 221
  • Page 222 222
  • Page 223 223
  • Page 224 224
  • Page 225 225
  • Page 226 226
  • Page 227 227
  • Page 228 228
  • Page 229 229
  • Page 230 230
  • Page 231 231
  • Page 232 232
  • Page 233 233
  • Page 234 234
  • Page 235 235
  • Page 236 236

Panasonic DMC-LX5 de handleiding

Type
de handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor