Documenttranscriptie
FC2256
FC2256W
BC2256
MC2256
Bedienungsanweisung
Manuel d’utilisation
Gebruiksaanwijzing
DE (2-38)
FR (39-75)
NL (76-112)
Lesen Sie die Bedienungsanweisung sorgfältig durch und machen Sie sich mit dem Inhalt ver traut,
bevor Sie das Gerät benutzen.
Lire attentivement et bien assimiler le manuel d’utilisation avant d’utiliser la machine.
Neem de gebruiksaanwijzing grondig door en gebruik de machine niet voor u alles duidelijk heeft
begrepen.
VERKLARING VAN DE SYMBOLEN
Symbolen
Gebruik stevige antisliplaarzen.
WAARSCHUWING! Motorzeisen,
bosmaaiers en trimmers kunnen
gevaarlijk zijn! Slordig of onjuist
gebruik kan resulteren in ernstig
letsel of overlijden van de gebruiker
of anderen. Het is uiterst belangrijk
dat u de inhoud van de
gebruikshandleiding doorleest en begrijpt.
Neem de gebruiksaanwijzing
grondig door en gebruik de
machine niet voor u alles duidelijk
heeft begrepen.
Alleen bedoeld voor niet-metalen
flexibele snijuitrusting, d.w.z.
trimmerkop met trimmerdraad.
Geluidsemissie naar de omgeving
volgens de richtlijnen van de
Europese Gemeenschap. De
emissie van de machine wordt
aangegeven in het hoofdstuk
Technische gegevens en op plaatjes.
Draag altijd:
•
Een veiligheidshelm bij kans op
vallende voorwerpen
•
Goedgekeurde
gehoorbeschermers
Overige op de machine
aangegeven symbolen/plaatjes
verwijzen naar specifieke eisen aan certificering op
bepaalde markten.
Controle en/of onderhoud moet altijd
uitgevoerd worden met
uitgeschakelde motor en de
stopschakelaar in de STOP-stand.
•
Een goedgekeurde
oogbescherming
Maximum toerental van
uitgaande as, tpm
Dit product voldoet aan de
geldende CE-richtlijnen.
Gebruik altijd goedgekeurde
veiligheidshandschoenen.
Waarschuwing voor weggeslingerde
en afgeketste voorwerpen.
Moet regelmatig schoongemaakt
worden.
Gebruikers van de machine moeten
erop toezien dat er tijdens het werk
geen mensen of dieren dichter dan
15 meter bij de machine komen.
Controleer met het blote oog.
15 m
50FT
15 m
50FT
Machines die zijn uitgerust met
zaagbladen of grasmessen kunnen
met enorme kracht opzij geworpen
worden, wanneer het mes in contact
komt met een vast voorwerp. Dit
wordt terugslag genoemd. Het mes
kan een arm of been amputeren. Hou mensen en dieren
altijd ten minste 15 meter bij de machine vandaan.
Gebruik altijd goedgekeurde
veiligheidshandschoenen.
76 – Dutch
Gebruik van goedgekeurde
oogbescherming verplicht.
INHOUD
Inhoud
VERKLARING VAN DE SYMBOLEN
Symbolen .............................................................
INHOUD
Inhoud ..................................................................
Voor het starten moet u rekening houden met de
volgende punten: ..................................................
INLEIDING
Beste klant! ...........................................................
WAT IS WAT?
Wat is wat op de motorzeis? ................................
Wat is wat op de motorzeis? ................................
Wat is wat op de motorzeis? ................................
ALGEMENE VEILIGHEIDSINSTRUCTIES
Belangrijk ..............................................................
Persoonlijke veiligheidsuitrusting ..........................
Veiligheidsuitrusting van de machine ...................
Snijuitrusting .........................................................
MONTEREN
Monteren van stuur en gashandgreep ..................
Transportpositie, stuur ..........................................
Montage van snijuitrusting ....................................
Monteren van bladbeschermkap/
combibeschermkap, grasmaaiblad en
steunschotel met kogellagers ...............................
Monteren van bladbeschermkap en zaagblad ......
Het hakmes en de hakmesbeschermkap
aanbrengen (MC2256) .........................................
Monteren van overige bescherm-kappen en
snijuitrustingen .....................................................
Aanpassen van draagstel en motorzeis ...............
Vectordraagstel .....................................................
BRANDSTOFHANTERING
Brandstofveiligheid ...............................................
Brandstof ..............................................................
Tanken ..................................................................
STARTEN EN STOPPEN
Controle voor het starten ......................................
Starten en stoppen ...............................................
ARBEIDSTECHNIEK
Algemene werkinstructies ....................................
ONDERHOUD
Carburateur ..........................................................
Geluiddemper .......................................................
Koelsysteem .........................................................
Luchtfilter ..............................................................
Hoekoverbrenging ................................................
Aandrijfas .............................................................
Bougie ..................................................................
Gebruik in de winter .............................................
76
77
77
Onderhoudsschema ............................................. 109
TECHNISCHE GEGEVENS
Technische gegevens ........................................... 110
EG-verklaring van overeenstemming .................... 112
Voor het starten moet u rekening
houden met de volgende punten:
Lees de gebruiksaanwijzing aandachtig.
78
79
80
81
82
82
83
86
!
!
89
89
90
90
91
92
92
93
93
!
WAARSCHUWING! Langdurige
blootstelling aan lawaai kan leiden tot
permanente gehoorbeschadiging.
Gebruik daarom altijd goedgekeurde
gehoorbescherming.
WAARSCHUWING! De oorspronkelijke
vormgeving van de machine mag in geen
enkel geval gewijzigd worden zonder
toestemming van de fabrikant. Men moet
altijd originele onderdelen gebruiken.
Niet goedgekeurde wijzigingen en/of
niet-originele onderdelen kunnen tot
ernstige verwondingen of de dood van
zowel gebruiker als omstanders leiden.
WAARSCHUWING! Een motorzeis,
bosmaaier of trimmer kan bij onjuist of
slordig gebruik een gevaarlijk
gereedschap zijn, dat ernstig letsel of het
overlijden van de gebruiker of anderen
kan veroorzaken. Het is van het grootste
belang dat u de inhoud van deze
gebruiksaanwijzing doorleest en
begrijpt.
95
95
96
97
97
99
104
105
105
106
107
107
107
107
Dutch – 77
INLEIDING
Beste klant!
Gefeliciteerd met de aankoop van een Jonsered-product!
We zijn ervan overtuigd dat u de kwaliteit en prestaties van ons product gedurende een lange periode naar volle
tevredenheid zult waarderen. Door de aankoop van één van onze producten krijgt u de beschikking over professionele
hulp bij reparaties en service mocht er toch iets gebeuren. Wanneer u de machine niet heeft gekocht bij een van onze
erkende dealers, kunt u hen vragen naar de dichtstbijzijnde servicewerkplaats.
Wij hopen dat u tevreden zult zijn met uw machine en dat deze u gedurende lange tijd zal vergezellen. Denk erom dat
deze gebruiksaanwijzing een waardevol document is. Door de inhoud (gebruik, service, onderhoud enz.) te volgen kunt
u de levensduur van uw machine én de tweedehands waarde aanzienlijk verlengen. Mocht u uw machine verkopen moet
u ervoor zorgen de gebruiksaanwijzing aan de nieuwe eigenaar over te dragen.
Succes met het gebruik van uw Jonsered-product!
Jonsered werkt voortdurend aan het verder ontwikkelen van haar producten en houdt zich dan ook het recht voor om
zonder aankondiging vooraf wijzigingen in o.a. vorm en uiterlijk door te voeren.
78 – Dutch
WAT IS WAT?
2
16
3
17
1
5
4
18
20
14
15
19
6
12
7
13
8
9
10
21
25
26
11
22
27
24
23
28
22
24
23
34
29
30
35
31
32
33
Wat is wat op de motorzeis? (BC2256)
1
Borgmoer
19 Afstellen gaskabel
2
Hoekoverbrenging
20 Gashendel
3
Bijvulopening smeermiddel, hoekoverbrenging
21 Trimmerkop
4
Steel
22 Platte ring
5
Handvatinstelling
23 Meenemer
6
Ophanging voor draagstel
24 Beschermkap voor snijuitrusting
7
Brandstoftank
25 Borgschroef
8
Cilinderkap
26 Steunkop
9
Bougiekap en bougie
27 Steunflens
10 Starthendel
28 Grasmaaiblad
11 Luchtfilterdeksel
29 Transportbescherming
12 Stuur
30 Inbussleutel
13 Brandstofpomp
31 Carburateurschroevendraaier
14 Decompressieklep
32 Borgpen
15 Chokehendel
33 Bladmoersleutel
16 Stopschakelaar
34 Gebruiksaanwijzing
17 Startgasknop
35 Draagstel
18 Gashendelvergrendeling
Dutch – 79
WAT IS WAT?
3
7
6
2
8
4
1
5
18
19
9
10
16
12
11
17
13
14
1
15
20
21
22
23
25
24
30
29
26
27
28
Wat is wat op de motorzeis? (FC2256, FC2256W)
1
Borgmoer
16 Stuur
2
Hoekoverbrenging
17 Brandstofpomp
3
Bijvulopening smeermiddel, hoekoverbrenging
18 Decompressieklep
4
Steel
19 Chokehendel
5
Schakelaar voor handvatverwarming (FC2255W)
20 Steunflens
6
Gashendel
21 Zaagblad
7
Stopschakelaar
22 Meenemer
8
Gashendelvergrendeling
23 Beschermkap voor snijuitrusting
9
Handvatinstelling
24 Transportbescherming
10 Ophanging voor draagstel
25 Gebruiksaanwijzing
11 Brandstoftank
26 Inbussleutel
12 Cilinderkap
27 Carburateurschroevendraaier
13 Bougiekap en bougie
28 Borgpen
14 Starthendel
29 Bladmoersleutel
15 Luchtfilterdeksel
30 Draagstel
80 – Dutch
WAT IS WAT?
1
15
2
16
4
3
19
13
17
14
18
5
11
6
12
7
8
9
25
x2
10
21
22
23
20
24
30
31
26
27
28
29
Wat is wat op de motorzeis? (MC2256)
1
Hoekoverbrenging
17 Gashendelvergrendeling
2
Bijvulopening smeermiddel, hoekoverbrenging
18 Afstellen gaskabel
3
Steel
19 Gashendel
4
Handvatinstelling
20 Beschermkap voor snijuitrusting
5
Ophanging voor draagstel
21 Borgmoer
6
Brandstoftank
22 Meenemer
7
Cilinderkap
23 Hakmes
8
Bougiekap en bougie
24 Steunflens
9
Starthendel
25 Transportbescherming
10 Luchtfilterdeksel
26 Inbussleutel
11 Stuur
27 Carburateurschroevendraaier
12 Brandstofpomp
28 Borgpen
13 Decompressieklep
29 Bladmoersleutel
14 Chokehendel
30 Gebruiksaanwijzing
15 Stopschakelaar
31 Draagstel
16 Startgasknop
Dutch – 81
ALGEMENE VEILIGHEIDSINSTRUCTIES
Belangrijk
Persoonlijke veiligheidsuitrusting
BELANGRIJK!
BELANGRIJK!
De machine is uitsluitend bedoeld voor het trimmen van
gras, het maaien van gras en/of het vellen van kleine
bomen.
Een motorzeis, bosmaaier of trimmer kan bij onjuist of
slordig gebruik een gevaarlijk gereedschap zijn, dat
ernstig letsel of het overlijden van de gebruiker of
anderen kan veroorzaken. Het is van het grootste belang
dat u de inhoud van deze gebruiksaanwijzing doorleest
en begrijpt.
De enige accessoires waarvoor u de motoreenheid als
aandrijfeenheid mag gebruiken zijn de snijuitrustingen
die aanbevolen worden in het hoofdstuk Technische
gegevens.
Gebruik de machine nooit als u moe bent, alcohol heeft
gedronken of medicijnen heeft ingenomen die uw
gezichtsvermogen, beoordelingsvermogen of
coördinatievermogen negatief beïnvloeden.
Draag altijd persoonlijke veiligheidsuitrusting. Zie
instructies in het hoofdstuk ”Persoonlijke
veiligheidsuitrusting”.
Gebruik nooit een machine die zo gewijzigd is dat ze
niet langer overeenkomt met de originele uitvoering.
Gebruik nooit een machine die defect is. Volg de
onderhouds-, controle- en service-instructies van deze
gebruiksaanwijzing. Bepaalde onderhouds- en
servicemaatregelen moeten uitgevoerd worden door
opgeleide en gekwalificeerde specialisten. Zie
instructies in het hoofdstuk Onderhoud.
Alle deksels, beschermingen en hendels moeten
aangebracht zijn voor u start. Verzeker u ervan dat de
bougiedop en ontstekingskabel onbeschadigd zijn om
het risico van een elektrische schok te voorkomen.
Gebruikers van de machine moeten erop toezien dat er
geen mensen of dieren tijdens het werk dichter dan 15
meter bij de machine komen. Indien meerdere
gebruikers op dezelfde werkplek werken, moet de
veiligheidsafstand in ieder geval de dubbele
boomlengte bedragen, maar altijd minimaal 15 meter.
!
!
82 – Dutch
WAARSCHUWING! Deze machine
produceert tijdens bedrijf een
elektromagnetisch veld. Dit veld kan
onder bepaalde omstandigheden de
werking van actieve of passieve
medische implantaten verstoren. Om het
risico op ernstig of fataal letsel te
beperken, raden we personen met een
medisch implantaat aan om contact op te
nemen met hun arts en de fabrikant van
het medische implantaat voordat ze deze
machine gaan bedienen.
WAARSCHUWING! Een motor laten
lopen in een afgesloten of slecht
geventileerde ruimte kan dodelijke
ongelukken veroorzaken door
verstikking of koolmonoxidevergiftiging.
Bij al het gebruik van de machine moet goedgekeurde
persoonlijke beschermingsuitrusting gebruikt worden.
Persoonlijke beschermingsuitrusting elimineert de
risico’s niet, maar vermindert het schadelijk effect in geval
van een ongeval. Vraag uw dealer om raad wanneer u uw
uitrusting koopt.
!
WAARSCHUWING! Wees altijd bedacht op
waarschuwingssignalen of geroep
wanneer u gehoorbescherming gebruikt.
Doe de gehoorbescherming altijd af zodra
de motor is gestopt.
HELM
U moet een helm dragen als de stammen die u doorzaagt
hoger dan 2 m zijn.
GEHOORBESCHERMING
U moet gehoorbescherming met voldoende
dempvermogen dragen.
OOGBESCHERMING
Gebruik altijd goedgekeurde oogbescherming. Wanneer
u een vizier gebruikt moet u ook een goedgekeurde
veiligheidsbril gebruiken. Met een goedgekeurde
veiligheidsbril wordt een bril bedoeld die voldoet aan
norm ANSI Z87.1 voor de VS en EN 166 voor de EUlanden.
HANDSCHOENEN
Draag handschoenen indien nodig, b.v. wanneer u de
snijuitrusting monteert.
ALGEMENE VEILIGHEIDSINSTRUCTIES
LAARZEN
Gebruik laarzen met stalen neus en anti-slip zool.
KLEDING
Draag kleding van stevige stof en draag geen loszittende
kleding die gemakkelijk vast kan haken in takken en
struikgewas. Draag altijd een stevige lange broek. Draag
geen sieraden, korte broek of sandalen en loop niet op
blote voeten. Zorg ervoor dat uw haar niet lager dan uw
schouders hangt.
EHBO-KIT
U moet altijd een EHBO-kit bij de hand hebben.
!
WAARSCHUWING! Gebruik de machine
nooit wanneer de veiligheidsuitrusting
defect is. De veiligheidsuitrusting van de
machine moet gecontrolleerd en
onderhouden worden zoals beschreven
in dit hofdstuk. Als uw machine niet door
alle controles komt, moet u ermee naar
uw servicewerkplaats voor reparatie.
Gashendelvergrendeling
De gashendelvergrendeling is geconstrueerd om
onopzettelijke activering van de gashendel te voorkomen.
Wanneer de vergrendeling (A) in het handvat wordt
gedrukt (= wanneer men het handvat vasthoudt) wordt de
gashendel ontkoppeld (B). Wanneer men het handvat
loslaat, gaan zowel de gashendel als de
gashendelvergrendeling terug naar hun respectievelijke
beginposities. Dit gebeurt via twee van elkaar
onafhankelijke terugspringveersystemen. Deze positie
houdt in dat de gashendel automatisch vergrendeld wordt
op stationair draaien.
Veiligheidsuitrusting van de
machine
In dit hoofdstuk wordt verklaard wat de
veiligheidsonderdelen van de machine zijn, welke functie
ze hebben en hoe de controle en het onderhoud moeten
uitgevoerd worden om hun goede werking veilig te stellen.
Bekijk het hoofdstuk Wat is wat? om te zien waar deze
onderdelen zich bevinden op uw machine.
Controleer of de gashendel vergrendeld is in de
stationaire stand wanneer de gashendelvergrendeling in
de oorspronkelijke stand staat.
De levensduur van de machine kan worden verkort en het
risico van ongelukken kan toenemen wanneer het
onderhoud aan de machine niet op de juiste manier wordt
uitgevoerd en wanneer service en/of reparaties niet
vakkundig worden gedaan. Indien u meer informatie
nodig heeft, verzoeken wij u contact op te nemen met de
dichtstbijzijnde servicewerkplaats.
BELANGRIJK!
Om service en reparaties aan de machine uit te voeren,
moet u een speciale opleiding hebben. Dit geldt vooral
voor de veiligheidsuitrusting van de machine. Als de
machine één van de volgende controles niet goed
doorstaat, moet u ermee naar uw servicewerkplaats
gaan. Als u één van onze producten koopt, garandeert
dit dat de reparaties en service door een vakman
kunnen worden uitgevoerd. Als u uw machine heeft
gekocht bij één van onze dealers die geen
servicewerkplaats heeft, vraag hem dan waar de
dichtstbijzijnde erkende werkplaats is.
Druk de gashendelvergrendeling in en controleer of ze
teruggaat naar de oorspronkelijke positie wanneer u haar
loslaat.
Dutch – 83
ALGEMENE VEILIGHEIDSINSTRUCTIES
Controleer of de gashendel en de
gashendelvergrendeling vlot lopen en of hun
terugspringveersystemen werken.
beschermkap voorkomt tevens dat de gebruiker in
aanraking komt met de snijuitrusting.
Zie instructies in het hoofdstuk Start. Start de machine en
geef vol gas. Laat de gashendel los en controleer of de
snijuitrusting stopt en stil blijft staan. Als de snijuitrusting
roteert wanneer de gashendel in de stationaire stand
staat, moet de stationairstand van de carburateur
gecontroleerd worden. Zie instructies in het hoofdstuk
Onderhoud.
Controleer of de beschermkap niet beschadigd is en geen
barsten vertoont. Vervang de beschermkap als ze
gebarsten is of slagen te verduren gehad heeft.
Gebruik altijd de aanbevolen beschermkap voor die
specifieke snijuitrusting. Zie het hoofdstuk Technische
gegevens.
!
WAARSCHUWING! Onder geen beding
mag snijuitrusting worden gebruikt
zonder dat een goedgekeurde
beschermkap is gemonteerd. Zie het
hoofdstuk Technische gegevens. Indien
een verkeerde of defecte beschermkap
wordt gemonteerd, kan dit ernstige
verwondingen veroorzaken.
Trillingdempingssysteem
Stopschakelaar
Uw machine is uitgerust met een trillingdempingssysteem
dat geconstrueerd is om zo trillingvrij en comfortabel
mogelijk met de zaag te kunnen werken.
De stopschakelaar moet gebruikt worden om de motor uit
te schakelen.
Start de motor en controleer of de motor wordt
uitgeschakeld wanneer de stopschakelaar in de
stopstand wordt gezet.
Beschermkap voor snijuitrusting
Deze beschermkap voorkomt dat losse voorwerpen in de
richting van de gebruiker worden geslingerd. De
84 – Dutch
Het gebruik van een verkeerd gewikkelde draad of
verkeerde snijuitrusting verhoogt het trillingsniveau. Zie
instructies in het hoofdstuk Snijuitrusting.
Het trillingdempingssysteem van de machine reduceert
het overbrengen van de trillingen van de motoreenheid/
snijuitrusting op de handvateenheid van de machine.
ALGEMENE VEILIGHEIDSINSTRUCTIES
Controleer het trillingdempingselement regelmatig op
materiaalbarsten en vervormingen. Controleer of de
trillingdempingselementen heel zijn en goed vast zitten.
!
WAARSCHUWING! Als men teveel wordt
blootgesteld aan trillingen, kan dit tot
bloedvat- en zenuwbeschadigingen
leiden bij personen die een slechte
bloedcirculatie hebben. Consulteer uw
dokter wanneer u symptomen heeft die
gekoppeld kunnen worden aan te grote
blootstelling aan trillingen. Zulke
symptomen zijn: slapen, geen gevoel,
”kriebels” , ”speldeprikken”, pijn, geen
of vermindering van kracht,
huidverkleuringen of veranderingen van
het huidoppervlak. Deze symptomen
hebben meestal betrekking op vingers,
handen of polsen. De risico’s kunnen bij
lage temperaturen toenemen.
uitgerust met een zogenaamd vonkenopvangnet.
Controleer of de geluiddemper van uw machine uitgerust
is met zo’n net.
Voor geluiddempers is het erg belangrijk dat de controle, onderhouds- en service-instructies gevolgd worden. Zie
de instructies in het hoofdstuk Controle, onderhoud en
service van de veiligheidsuitrusting van de machine.
Gebruik de machine nooit wanneer de geluiddemper
defect is.
Snelontgrendeling
Vooraan zit een makkelijk bereikbare snelontgrendeling
als veiligheidsmaatregel indien de motor vlam vat of in
een andere situatie waarin men zich snel van de machine
en het draagstel moet ontdoen. Zie aanwijzingen in het
hoofdstuk Aanpassen van draagstel en motorzeis. Op
sommige draagstellen zit ook een snelontgrendeling aan
de ophanghaak.
Controleer regelmatig of de geluiddemper vastzit in de
machine.
Als de geluidddemper van uw machine uitgerust is met
een vonkenopvangnet, moet dit regelmatig
schoongemaakt worden. Een verstopt net leidt tot
oververhitting van de motor wat tot ernstige
beschadigingen van de motor leidt.
Controleer of de riemen van het draagstel juist zitten.
Wanneer het draagstel en de machine afgesteld zijn,
moet u controleren of de snelontgrendeling van het
draagstel werkt.
Geluiddemper
!
De geluiddemper werd ontworpen om het geluidsniveau
zo laag mogelijk te houden, en om de uitlaatgassen weg
te richten van de gebruiker. Geluiddempers uitgerust met
katalysator zijn ook ontworpen om schadelijke stoffen in
de uitlaatgassen te reduceren.
!
WAARSCHUWING! Tijdens het gebruik
en een tijdje daarna is de geluiddemper
met katalysator erg warm. Dit geldt ook
bij stationair draaien. Aanraking kan
brandwonden aan de huid veroorzaken.
Denk om het brandgevaar!
WAARSCHUWING! De binnenkant van de
geluiddemper bevat chemicaliën die
kankerverwekkend kunnen zijn. Vermijd
contact met deze elementen wanneer de
carburateur is beschadigd.
In landen met een warm en droog klimaat is het risico op
brand erg groot. Wij hebben daarom de geluiddempers
Dutch – 85
ALGEMENE VEILIGHEIDSINSTRUCTIES
!
WAARSCHUWING! Denk erom dat:
De uitlaatgassen van de motor zijn heet
en kunnen vonken bevatten die brand
kunnen veroorzaken. Start de machine
daarom nooit binnenshuis of in de buurt
van licht ontvlambaar materiaal!
Borgschroef
Voor een steunschotel met kogellagers moet de
borgschroef worden vastgedraaid.
Borgmoer
Voor een bepaald type snijuitrusting worden borgmoeren
gebruikt bij het vastzetten.
Snijuitrusting
In dit hoofdstuk wordt behandeld hoe u door het juiste
onderhoud en door het juiste type snijuitrusting te
gebruiken:
Bij montage draait u de moer tegen de rotatierichting van
de snijuitrusting in. Bij verwijderen draait u de moer los in
de rotatierichting van de snijuitrusting. (N.B.! De moer
heeft links schroefdraad.) Bij het los- en vastdraaien van
de zaagbladmoer zou u zich kunnen verwonden aan de
zaagtanden. Zorg er daarom altijd dat uw hand door de
beschermkap wordt afgeschermd bij dit werk. Dit is
makkelijker bij gebruik van een lange dopsleutel. De pijl
op de afbeelding laat zien in welk gebied u de dopsleutel
moet houden bij los- resp. vastdraaien van de moer.
•
Het terugslagrisico van uw machine reduceert.
•
Een maximum zaagprestatie krijgt.
•
De levensduur van de snijuitrusting verlengt.
BELANGRIJK!
Gebruik een snijuitrusting alleen samen met de door
ons aanbevolen beschermkap! Zie het hoofdstuk
Technische gegevens.
Zie instructies voor snijuitrusting voor het correct
invoeren van de draad en de keuze van de juiste
draaddiameter.
Houd de snijtanden van het blad goed en juist geslepen!
Volg daarvoor onze aanbevelingen op. Zie ook de
instructie op de verpakking van het blad.
Zorg ervoor dat de schranking correct is! Volg onze
instructies en gebruik de door ons aanbevolen vijlmal.
!
De nylon borging van de borgmoer mag niet zo versleten
zijn dat ze met de vingers vast- of losgeschroefd kan
worden. De borging moet ten minste 1,5 Nm houden. De
moer moet vervangen worden nadat ze ca. 10 keer los en
vast is geschroefd.
!
86 – Dutch
WAARSCHUWING! Schakel altijd de
motor uit voor u aan de snijuitrusting
begint te werken. De snijuitrusting blijft
roteren nadat u de gashendel heeft
losgelaten. Controleer of de
snijuitrusting volledig stilstaat en
demonteer de kabel van de bougie voor u
aan de snijuitrusting begint te werken.
WAARSCHUWING! Een defecte
snijuitrusting of een verkeerd gevijld
blad verhogen het risico op terugslag.
ALGEMENE VEILIGHEIDSINSTRUCTIES
Snijuitrusting
Een zaagblad is bedoeld om te worden gebruikt voor het
afzagen van houtachtig materiaal.
Grasmaaiblad en grasmes zijn bedoeld om te worden
gebruikt voor het maaien van dikker gras.
zaagblad neemt het risico toe dat het zaagblad vastloopt
en terugslaat of beschadigd raakt.
Controleer de snijuitrusting op beschadigingen en
barsten. Een beschadigde snijuitrusting moet altijd
vervangen worden.
Hakmessen zijn bestemd voor het maaien van dikker gras
en bosjes.
Vijlen van grasmes en grasmaaiblad
•
Zie de verpakking van de snijuitrusting voor vijlen op
de juiste wijze. Het blad en mes moeten met een
platte vijl met enkele kapping gevijld worden.
•
Vijl alle sneden evenveel bij om de balans te bewaren.
Een trimmerkop is bedoeld voor het trimmen van gras.
Basisregels
Gebruik een snijuitrusting alleen samen met de door ons
aanbevolen beschermkap! Zie het hoofdstuk Technische
gegevens.
!
WAARSCHUWING! Gooi een verbogen,
scheef, gebarsten, gebroken of op
andere wijze beschadigd blad altijd weg.
Probeer een scheef blad nooit te stellen
om dit opnieuw te gebruiken. Gebruik
uitsluitend originele bladen van het
voorgeschreven type.
Hou de tanden van het blad in goede staat en zorg dat ze
scherp zijn! Volg onze instructies en gebruik de
aanbevolen vijlmal. Een verkeerd geslepen of beschadigd
blad verhoogt het risico op ongelukken.
Hou het zaagblad correct geschrankt! Volg onze
instructies en gebruik het aanbevolen
schrankgereedschap. Met een verkeerd geschrankt
Dutch – 87
ALGEMENE VEILIGHEIDSINSTRUCTIES
Zaagblad vijlen
•
Corrigeer de schranking. Die moet 1 mm bedragen.
Zie de verpakking van de snijuitrusting voor vijlen op
de juiste wijze.
Een juist gevijld blad is een noodzakelijke voorwaarde om
doelmatig te kunnen werken en om onnodige slijtage van
blad en motorzeis te voorkomen.
Trimmerkop
BELANGRIJK!
Denk er altijd om dat de trimmerdraad stevig en
gelijkmatig rond de trommel wordt gewikkeld, anders
ontstaan er schadelijke trillingen in de machine.
•
•
•
Gebruik uitsluitend de door ons aanbevolen
trimmerkoppen en trimmerdraden. Ze zijn door de
producent getest om bij een bepaalde motorgrootte te
passen. Dit is vooral erg belangrijk wanneer men een
volautomatische trimmerkop gebruikt. Gebruik
uitsluitend aanbevolen snijuitrusting. Zie hoofdstuk
Technische gegevens.
•
In het algemeen heeft een kleinere machine kleine
trimmerkoppen nodig en omgekeerd. Dit omdat bij
maaien met een draad, de motor de draad radiaal van
de trimmerkop moet toevoeren en bovendien bestand
moet zijn tegen de weerstand van het gras dat
gemaaid wordt.
•
De lengte van de draad is eveneens belangrijk. Een
langere draad vereist een groter motorvermogen dan
een korte, ook al is de diameter van de draad even
groot.
•
Zorg ervoor dat het mes dat op de
trimmerbeschermkap zit, niet beschadigd is. Het
wordt gebruikt om de draad op de juiste lengte af te
snijden.
•
Om de levensduur van de draad te verlengen, kunt u
hem een paar dagen in water leggen. De draad wordt
dan taaier en gaat langer mee.
Zorg ervoor dat u een goede steun voor het blad heeft
wanneer u vijlt. Gebruik een 5,5 mm ronde vijl samen
met een vijlhouder.
Vijlhoek 15°. De tanden worden afwisselend naar
rechts en naar links gevijld. Indien het blad erg vaak
op stenen terecht gekomen is, kan het in
uitzonderlijke gevallen nodig zijn om de bovenkant
van de tanden bij te vijlen met een platte vijl. In dat
geval moet men dat doen voor men met de ronde vijl
vijlt. En moet de bovenkant van alle tanden evenveel
bijgevijld worden.
88 – Dutch
MONTEREN
Monteren van stuur en
gashandgreep
comfortabel kunt werken wanneer de machine aan
het draagstel hangt.
N.B.! Bij sommige modellen is de gashendel af fabriek
gemonteerd.
•
Demonteer de bout bij het achterste gedeelte van de
gashendel.
•
Duw de gashendel op het rechter gedeelte van het
stuur (zie afbeelding).
•
Draai de knop vast.
Transportpositie, stuur
•
•
Zorg dat de opening voor de bevestigingsbout in het
handvat boven de opening het stuur komt te liggen.
•
Monteer de bout opnieuw in de opening bij het
achterste gedeelte van het handvat.
•
Schroef de bout door het handvat en het stuur. Draai
vast.
•
Maak de knop op de stuurbevestiging los.
•
Plaats het stuur zoals op de afbeelding is
aangegeven. Monteer de bevestigingsonderdelen en
draai de knop lichtjes vast.
•
Trek het draagstel aan en hang de machine aan de
ophanghaak. Pas het draagstel nu aan zodat u
•
•
•
Het stuur kan gemakkelijk over de steel gedraaid
worden om het transporteren en opbergen te
vergemakkelijken.
Draai de knop los. Draai de stuurboom met de wijzers van
de klok mee, zodat de gashendel tegen de motor aankomt.
Klap daarna het stuur omlaag tegen de steel. Draai de
knop vast.
Monteer de transportbeveiliging op de snijuitrusting.
Dutch – 89
MONTEREN
Montage van snijuitrusting
!
WAARSCHUWING!
Bij het monteren van de snijuitrusting is
het zeer belangrijk dat de geleidepen van
de meenemer/steunflens op de juiste
manier in de centrumopening van de
snijuitrusting terecht komt. Verkeerd
gemonteerde snijuitrusting kan ernstige
en/of dodelijke verwondingen
veroorzaken.
•
N.B.! Gebruik altijd de aanbevolen beschermkap voor
die specifieke snijuitrusting. Zie het hoofdstuk
Technische gegevens.
•
Monteer de meenemer (B) op de uitgaande as van de
hoekoverbrenging.
•
Centreer de platte ring (P) op de maaibladgeleider
van de meenemer.
•
Draai de uitgaande as rond tot een van de gaten van
de meenemer met het overeenkomstige gat in het
versnellingshuis samenvalt.
•
Duw de borgpin (C) in de opening zodat de as
vergrendeld wordt.
•
Plaats het maaiblad (D) op de meenemer (B). Zorg
ervoor dat het maaiblad wordt gecentreerd door het
op de geleider op de meenemer te zetten.
•
Monteer de steunflens (F) op de uitgaande as, zodat
deze tegen het maaiblad aanligt.
N
!
WAARSCHUWING! Onder geen beding
mag snijuitrusting worden gebruikt
zonder dat een goedgekeurde
beschermkap is gemonteerd. Zie het
hoofdstuk Technische gegevens. Indien
een verkeerde of defecte beschermkap
wordt gemonteerd, kan dit ernstige
verwondingen veroorzaken.
F
D
P
B
C
BELANGRIJK! Om een zaag- of maaiblad te mogen
gebruiken, moet de machine zijn uitgerust met het juiste
stuur, bladbeschermkap en draagstel.
•
Haak de trimmerbeschermkap/combibeschermkap
(A) op de beide haken van de plaathouder (M). Draai
de beschermkap rond de steel en zet hem vast met de
bout (L) aan de tegenoverliggende zijde van de steel.
Gebruik de borgpen (C). Leg de borgpen in de groef
op de kop van de bout en zet vast. Zie afbeelding.
L
M
C
A
90 – Dutch
A
M L
•
Monteren van bladbeschermkap/
combibeschermkap,
grasmaaiblad en steunschotel
met kogellagers
E
Schroef de steunschotel (E) op het schroefdraad van
de uitgaande as (NB! Schroefdraad linksom). Zet vast
met een moment van 35-50 Nm (3,5-5,0 kpm).
Gebruik de dopsleutel die in de gereedschapset zit.
Let op dat de borgpen (C) voortdurend in het
versnellingshuis moet zitten om de meenemer te
vergrendelen. Hou de steel van de dopsleutel zo dicht
mogelijk bij de maaiblad-/combibeschermkap.
MONTEREN
!
WAARSCHUWING! Zet de borgschroef
(N) vast in het centrumgat van de
steunschotel. Zet vast met een moment
van 35-50 Nm (3,5-5,0 kpm), NB!
Schroefdraad linksom. Wanneer de
borgschroef niet in de steunschotel
wordt gemonteerd bestaat het risico dat
de steunschotel eraf loopt. Dit betekent
ook dat het maaiblad losraakt, wat kan
leiden tot ernstig persoonlijk letstel of
zelfs het overlijden van de gebruiker of
anderen.
•
G
B
C
•
FC2256, FC2256W
•
F
D
Monteren van bladbeschermkap
en zaagblad
N.B.! Gebruik altijd de aanbevolen beschermkap voor die
specifieke snijuitrusting. Zie het hoofdstuk Technische
gegevens.
Plaats het blad (D) en de steunflens (F) op de
uitgaande as.
Monteer de moer (G). De moer moet met een moment
van 35-50 Nm (3,5-5 kpm) vast gedraaid worden.
Gebruik de dopsleutel uit het gereedschapsset. Hou
de steel van de dopsleutel zo dicht mogelijk bij de
bladbeschermkap vast. De moer wordt vastgedraaid
wanneer de sleutel tegen de rotatierichting in wordt
gedraaid (NB! links schroefdraad).
Monteer de bladbeschermkap (A) met 4 bouten (L)
volgens de afbeelding.
L
A
BC2256
•
Monteer de houder (R) en het deksel (J) met 2 bouten
(H) op het versnellingshuis.
•
Bevestig daarna de bladbeschermkap (A) met 4
bouten (L) op de houder (N).
Bij het los- en vastdraaien van de zaagbladmoer zou u
zich kunnen verwonden aan de zaagtanden. Zorg er
daarom altijd dat uw hand door de beschermkap wordt
afgeschermd bij dit werk. Dit is makkelijker bij gebruik van
een lange dopsleutel. De pijl op de afbeelding laat zien in
welk gebied u de dopsleutel moet houden bij los- resp.
vastdraaien van de moer.
H
J
K
R
L
A
•
Monteer de meenemer (B) op de uitgaande as.
•
Draai de bladas rond tot één van de openingen van de
meenemer samenvalt met de overeenkomstige
opening in het transmissiehuis.
•
Duw de borgpin (C) in de opening zodat de as
vergrendeld wordt.
Dutch – 91
MONTEREN
Het hakmes en de
hakmesbeschermkap
aanbrengen (MC2256)
•
•
Monteer de meenemer (B) op de uitgaande as.
G
Monteer de houder (K) en het deksel (J) met 4 bouten
(H) op het versnellingshuis.
F
H
D
J
B
C
K
•
Bevestig daarna de hakmesbeschermkap (A) met 4
bouten in de houder, zoals afgebeeld.
•
Draai de bladas rond tot één van de openingen van de
meenemer samenvalt met de overeenkomstige
opening in het transmissiehuis.
•
Duw de borgpin (C) in de opening zodat de as
vergrendeld wordt.
•
Plaats het hakmes (D) en de steunflens (F) op de
uitgaande as.
•
Monteer de moer (G). De moer moet worden
vastgedraaid met een moment van 35-50 Nm (3,5-5
kg-m). Gebruik de dopsleutel uit de gereedschapsset.
Houd de steel van de dopsleutel zo dicht mogelijk bij
de hakmesbeschermkap.
A
x4
Monteren van overige beschermkappen en snijuitrustingen
•
92 – Dutch
Monteer de trimmerbeschermkap/
combibeschermkap (A) voor het werken met een
trimmerkop/kunststof messen. Haak de
trimmerbeschermkap/combibeschermkap (A) op de
beide haken van de plaathouder (M). Draai de
beschermkap rond de steel en zet hem vast met de
bout (L) aan de tegenoverliggende zijde van de steel.
MONTEREN
Gebruik de borgpen (C). Leg de borgpen in de groef
op de kop van de bout en zet vast. Zie afbeelding.
Vectordraagstel
L
M
C
A
•
Monteer de meenemer (B) op de uitgaande as.
H
P
B
C
Veiligheidsontgrendeling
•
Centreer de platte ring (P) op de maaibladgeleider
van de meenemer.
•
Draai de bladas rond tot één van de openingen van de
meenemer samenvalt met de overeenkomstige
opening in het transmissiehuis.
•
Duw de borgpin (C) in de opening zodat de as
vergrendeld wordt.
•
Schroef de trimmerkop/kunststof messen (H) tegen
de rotatierichting in op zijn plaats.
H
Aanpassen van draagstel
H
•
Ga voor het demonteren in omgekeerde volgorde
tewerk.
Aanpassen van draagstel en
motorzeis
!
Klap de rode vergrendelarm uit om de machine van het
draagstel los te maken.
1
Trek de heupband aan zodat deze stevig zit.
2
Trek de riem die rond uw borstkast loopt onder uw
linkerarm aan, zodat hij lichtjes tegen uw lichaam ligt.
WAARSCHUWING! Wanneer u met de
motorzeis werkt, moet die altijd
vastgehaakt worden in het draagstel.
Anders kunt u de motorzeis niet veilig
bedienen en uzelf en anderen
verwonden. Gebruik nooit een draagstel
met een defecte snelontgrendeling.
Dutch – 93
MONTEREN
3
Stel de schouderbanden zo af dat een gelijkmatige
belasting wordt verkregen. Trek de ophanghaak naar
beneden om het draagstel te belasten.
Bij werken met de motorzeis moet de machine zo in
het draagstel worden gedragen dat de snijuitrusting
parallel met de aarde terechtkomt.
Het juiste evenwicht
4
Stel de hoogte van de ophanghaak af volgens de
instructie.
5
Wilt u de ophanghaak laten zakken voor bijv. het
maaien van gras moet de riem van de ophanghaak
(A) verplaatst worden naar de onderste bevestiging
op de rugplaat.
6
Om meer belasting over te brengen van de
schouderbanden naar de heupband, kan de
elastische band (B) harder aangetrokken worden.
1
Vellen van kleine bomen
De machine wordt gebalanceerd door het ophangoog
op de machine naar voren of naar achteren te
verplaatsen. Sommige modellen hebben een vast
ophangoog, maar dit heeft dan meerdere gaten voor
de ophanghaak. De machine heeft de juiste balans
wanneer hij loodrecht aan de ophanghaak hangt. Zo
kan het risico dat u in een steen zaagt minder worden,
wanneer u het stuur moet loslaten.
A
2
B
De juiste hoogte
1
Vellen van kleine bomen
Bij maaien in het bos moet de machine zo in het
draagstel worden gedragen dat de snijuitrusting iets
naar voren neigt in verhouding tot de grond. Stel de
hoogte af met de riem aan de ophanghaak op het
draagstel.
2
Gras maaien
94 – Dutch
Gras maaien
Laat het blad op de geschikte maaihoogte
balanceren, d.w.z. dichtbij de grond.
BRANDSTOFHANTERING
Brandstofveiligheid
Benzine
Start de machine nooit:
1
Als u er brandstof op gemorst heeft. Neem alle
gemorste brandstof af en laat de benzineresten
verdampen.
2
Als u brandstof op uzelf of op uw kleding gemorst
heeft, trek schone kleding aan. Was de lichaamsdelen
die in contact zijn geweest met brandstof. Gebruik
water en zeep.
N.B.! Gebruik altijd met olie gemengde kwaliteitsbenzine
van minimaal 90 octaan (RON). Indien uw machine is
uitgerust met een katalysator (zie hoofdstuk Technische
gegevens) moet altijd een loodvrije met olie gemengde
kwaliteitsbenzine worden gebruikt. Gelode benzine
beschadigt de katalysator.
3
Als de machine brandstof lekt. Controleer de tankdop
en de brandstofleidingen regelmatig op lekkage.
Waar milieuvriendelijke benzine, de zog. alkylaatbenzine,
verkrijgbaar is, moet deze gebruikt worden.
Transport en opbergen
•
Bewaar en vervoer de machine en brandstof zo, dat
eventuele lekkage en dampen niet in contact kunnen
komen met vonken of open vuur, bijvoorbeeld van
elektrische machines, elektrische motoren,
stopcontacten/schakelaars, verwarmingsketels e.d.
•
Bij opslag en vervoer van brandstof moeten altijd
speciaal voor dat doel bestemde en goedgekeurde
tanks worden gebruikt.
•
Als de machine gedurende lange tijd niet gebruikt zal
worden, moet de brandstoftank leeggemaakt worden.
Vraag bij uw tankstation of bij de gemeente waar u de
afgetapte brandstof kwijt kan.
•
Zorg ervoor dat de machine goed is schoongemaakt
en dat een volledige servicebeurt is gegeven voor een
lange periode van stalling.
•
De transportbescherming van de snijuitrusting moet
tijdens vervoer of opslag van de machine altijd
aangebracht zijn.
•
•
Het aanbevolen laagste octaangehalte is 90 (RON).
Indien u de motor laat lopen op benzine met een lager
octaangehalte dan 90, kan het zogenaamde kloppen
optreden. Hierdoor stijgt de motortemperatuur wat tot
zware motorbeschadigingen kan leiden.
•
Als men voortdurend met een hoog toerental werkt, is
het aan te raden een hoger octaangehalte te
gebruiken.
Tweetaktolie
•
Voor de beste resultaten en prestaties, moet u
JONSERED tweetaktolie gebruiken, die speciaal
wordt gemaakt voor onze luchtgekoelde
tweetaktmotoren.
•
Gebruik nooit tweetaktolie die bedoeld is voor
watergekoelde buitenboordmotoren, zogenaamde
outboardoil (aangeduid met TCW).
•
Gebruik nooit olie bedoeld voor vier-takt motoren.
•
Een lage oliekwaliteit of een te rijk olie/
brandstofmengsel kan de functie van de katalysator
op het spel zetten en de levensduur verminderen.
•
Mengverhouding
Zet de machine vast tijdens transport.
!
WAARSCHUWING! Wees voorzichtig bij
het hanteren van brandstof. Denk aan de
brand-, explosie- en inademingsrisico’s.
Brandstof
N.B.! De machine is uitgerust met een tweetaktmotor;
gebruik daarom altijd een mengsel van benzine en
tweetaktolie. Om zeker te zijn van de juiste
mengverhouding is het erg belangrijk dat u de
hoeveelheid olie altijd nauwkeurig afmeet. Bij het mengen
van kleine brandstofhoeveelheden zullen zelfs kleine
afwijkingen van invloed zijn op de mengverhouding.
!
WAARSCHUWING! Brandstof en
brandstofdampen zijn zeer
brandgevaarlijk en kunnen leiden tot
ernstig letsel bij inademing en contact
met de huid. Wees daarom voorzichtig
wanneer u met brandstof werkt en zorg
voor goede luchtventilatie bij de
brandstofhantering.
1:50 (2%) met JONSERED tweetaktolie.
1:33 (3%) met andere olie, gemaakt voor
luchtgekoelede tweetaktmotoren, geklassificeerd
voor JASO FB/ISO EGB.
Benzine, liter
Tweetaktolie, liter
2% (1:50)
3% (1:33)
5
0,10
0,15
10
0,20
0,30
15
0,30
0,45
20
0,40
0,60
Dutch – 95
BRANDSTOFHANTERING
Tanken
Mengen
•
Meng de benzine en olie altijd in een schone jerrycan
die goedgekeurd is voor benzine.
•
Begin altijd met de helft van de benzine die gemengd
moet worden erin te gieten. Giet er daarna de gehele
oliehoeveelheid bij. Meng (schud) het
brandstofmengsel. Giet er de resterende hoeveelheid
benzine bij.
•
!
Meng (schud) de brandstofhoeveelheid goed voor u
de brandstoftank van de machine vult.
WAARSCHUWING! Om het risico op
brand te verminderen, moet u de
volgende voorzorgsmaatregelen nemen:
Rook niet of plaats geen warme
voorwerpen in de buurt van de brandstof.
Tank nooit terwijl de motor draait.
Stop de motor en laat hem voor het
tanken enkele minuten afkoelen.
Open de dop van de tank voorzichtig
wanneer u wilt tanken zodat eventuele
overdruk langzaam verdwijnt.
Draai de dop van de tank goed vast na
het tanken.
•
Meng niet meer brandstof dan voor max. 1 maand
nodig is.
•
Als u de machine gedurende een langere tijd niet
gebruikt, moet u de brandstoftank leeg maken en hem
schoonmaken.
!
96 – Dutch
WAARSCHUWING! De
katalysatorgeluiddemper wordt erg heet,
zowel tijdens het gebruik als na het
stoppen. Dit geldt ook voor stationair
draaien. Verlies het brandgevaar niet uit
het oog vooral wanneer u in de buurt
bent van brandgevaarlijke stoffen en/of
gassen.
Verwijder de machine steeds van de
tankplaats, voor u de motorzaag start.
•
Gebruik een benzinetank met overvulbescherming.
•
Maak de omgeving rond de tankdop schoon.
Verontreinigingen in de tank kunnen defecten
veroorzaken.
•
Zorg ervoor dat de brandstof goed gemengd is door
de jerrycan te schudden voor u de tank vult.
STARTEN EN STOPPEN
Controle voor het starten
•
Controleer het blad op barsten bij het centergat en bij
de tandbodems. De barsten ontstaan meestal doordat
er tijdens het vijlen scherpe hoeken ontstaan zijn in de
tandbodems of doordat men het blad gebruikt heeft
met botte tanden. Als het blad barsten vertoont, moet
het onmiddellijk vervangen worden.
Starten en stoppen
WAARSCHUWING! Start de machine
nooit voor het complete koppelingdeksel
met steel gemonteerd zijn, anders kan de
koppeling losraken en persoonlijke
verwondingen veroorzaken.
!
Verwijder de machine steeds van de
tankplaats, voor u de motorzaag start.
Plaats de machine op een vaste
ondergrond. Let erop dat de
snijuitrusting geen voorwerp kan raken.
•
Zorg ervoor dat zich geen onbevoegden
binnen het werkgebied bevinden, anders
bestaat er risico voor ernstige
verwondingen. De veiligheidsafstand
bedraagt 15 meter.
Controleer de steunflens op barsten die het gevolg
kunnen zijn van materiaalmoeheid of te hard
aanhalen. De steunflens moet vervangen worden als
hij barsten vertoont.
Koude motor
Ontsteking: Zet de stopschakelaar in de startpositie.
Choke: Zet de choke-hendel (A) in de choke-positie.
•
•
Let erop dat de borgmoer zijn borgkracht niet verliest.
De borging van de moer moet een borgmoment van
ten minste 1,5 Nm hebben. Het aanhaalmoment van
de borgmoer moet 35-50 Nm zijn.
Brandstofpomp: Druk een aantal malen op de rubberen
balg (B) van de brandstofpomp totdat er brandstof in de
balg komt. De balg hoeft niet helemaal gevuld te worden.
Decompressieklep (C): Druk de klep in om de druk in de
cilinder te verminderen en om zo het starten van de
machine te vergemakkelijken. De decompressieklep
moet altijd gebruikt worden bij het starten. Wanneer de
machine gestart is, gaat de klep automatisch terug naar
de beginpositie.
Controleer de bladbeschermkap op beschadigingen
en barsten. Vervang de bladbeschermkap indien deze
terugslag te verduren heeft gehad of barsten vertoont.
C
A
Controleer de trimmerkop en de trimmerbeschermkap op
beschadigingen en barsten. Vervang de trimmerkop of de
trimmerbeschermkap indien deze terugslag te verduren
hebben gehad of barsten vertonen.
B
Warme motor
•
Gebruik de machine nooit zonder beschermkap of
een defecte beschermkap.
Volg dezelfde startprocedure als voor de koude motor,
maar zonder de chokehendel in de chokestand te zetten.
•
Alle kappen moeten juist gemonteerd zijn en zonder
gebreken voor de machine wordt gestart.
Startgas: (FC2256, FC2256W, BC2255, MC2255)
Dutch – 97
STARTEN EN STOPPEN
De startgasstand wordt verkregen door de chokehendel
in de chokestand te zetten en hem daarna terug in de
beginpositie te zetten.
BC2256, MC2256
Startgas: (BC2256, MC2256)
Startgasstand krijgt u door eerst de
gashendelvergrendeling en de gashendel in te drukken
en dan de startgasknop (A) in te drukken. Laat daarna de
gashendelvergrendeling en de gashendel los en dan de
startgasknop. De startgasfunctie is nu geactiveerd. Om
de motor weer terug te brengen naar stationair lopen
drukt u de gashendelvergrendeling en de gashendel in.
FC2256, FC2256W
Starten
Elektrisch verwarmde handvatten
!
WAARSCHUWING! Wanneer de motor
wordt gestart met de chokehendel in de
choke- of startgasstand begint de
snijuitrusting direct te draaien.
Druk het machinelichaam met uw linkerhand tegen de
grond (N.B.! Niet met uw voet!). Pak de starthendel beet,
trek met uw rechterhand het starterkoord langzaam uit tot
u weerstand voelt (de starthaken grijpen in) en maak
vervolgens snelle en krachtige trekbewegingen. Wikkel
het startkoord nooit rond uw hand.
Zet de chokehendel onmiddellijk nadat de motor
ontsteekt terug en doe hernieuwde startpogingen tot de
motor start. Wanneer de motor start, geef snel vol gas en
het startgas wordt automatisch uitgezet.
N.B.! Trek het starterkoord niet volledig uit en laat de
starthendel niet zomaar los wanneer het volledig
uitgetrokken is. Dit kan tot beschadigingen van de
machine leiden.
Stoppen
Stop de motor door de ontsteking af te zetten.
98 – Dutch
FC2256W
Modellen voorzien van een verwarmingselement in de
handgrepen hebben een schakelaar op de gashendel om
de verwarming aan en uit te zetten. Het
verwarmingselement zit zowel in de rechter als de linker
handgreep en houdt automatisch een temperatuur van ca
70° aan wanneer de verwarming aan staat.
ARBEIDSTECHNIEK
Algemene werkinstructies
stenen, takken, kuilen, greppels enz.). Wees extra
voorzichtig wanneer u op hellend terrein werkt.
BELANGRIJK!
In dit hoofdstuk nemen we de basisveiligheidsregels
voor het werken met een motorzeis en trimmer door.
Wanneer u in een situatie belandt waarin u niet goed
weet hoe u verder te werk moet gaan, moet u een expert
raadplegen. Wend u tot uw dealer of uw
servicewerkplaats.
Gebruik de machine nooit voor taken waarvoor u niet
voldoende gekwalificeerd bent.
Voordat u de machine gaat gebruiken, moet u begrijpen
wat het verschil is tussen bos maaien, gras maaien en
gras trimmen.
5
Wees extra voorzichtig wanneer u in bomen zaagt die
gespannen zijn. Een gespannen boom kan zowel voor
als na het doorzagen in zijn normale stand terug
vliegen. Als u op de verkeerde plaats staat of de
inkeping op de verkeerde plaats maakt, kan dit ertoe
leiden dat de boom u of de machine raakt zodat u de
controle verliest. In beide gevallen kunt u ernstig
gewond raken.
6
Zorg voor een goede balans en een stabiele houding.
7
Gebruik altijd beide handen om de machine vast te
houden. Hou de machine aan de rechterkant van uw
lichaam.
8
De zaaguitrusting moet onder taillehoogte blijven
9
Wanneer u zich verplaatst moet de motor
uitgeschakeld worden. Als het om een langere
verplaatsing en vervoer gaat, moet u de
transportbescherming gebruiken.
Basisveiligheidsregels
1
Controleer de omgeving:
•
Om ervoor te zorgen dat u de controle over uw
machine niet kunt verliezen vanwege omstanders,
dieren of een andere reden.
•
Om te voorkomen dat mensen, dieren en overigen
niet in contact komen met de snijuitrusting of geraakt
worden door losse voorwerpen die weggeslingerd
worden door de snijuitrusting.
•
N.B.! Gebruik de machine nooit zonder de
mogelijkheid hulp in te roepen in geval van nood.
2
Controleer het werkgebied. Verwijder alle losse
voorwerpen, zoals stenen, gebroken glas, spijkers,
ijzerdraad, touw en dergelijke, die weggeslingerd
kunnen worden of vast kunnen komen zitten in de
zaaguitrusting.
3
Gebruik de motorkettingzaag niet in ongunstige
weersomstandigheden. B.v. bij dichte mist, hevige
regen, harde wind, hevige koude enz. Werken in
slechte weersomstandigheden is vermoeiend en kan
tot gevaarlijke situaties leiden, zo kan de grond glad
zijn, de wind de valrichting van de boom beïnvloeden
enz.
4
Zorg ervoor dat u veilig kunt gaan en staan.
Controleer of er eventuele hindernissen zijn als u
onverwacht snel moet kunnen wegkomen (wortels,
10 Wanneer de motor loopt, mag u de machine alleen
neerzetten als u er een wakend oogje kunt op houden.
Dutch – 99
ARBEIDSTECHNIEK
Het ABC van het zagen/maaien
•
Gebruik altijd de juiste uitrusting.
•
Zorg ervoor dat de uitrusting altijd juist afgesteld en
aangepast is.
•
Volg de veiligheidsvoorschriften.
•
Organiseer het werk goed.
•
Zorg ervoor dat het blad op volle toeren draait voor u
begint.
•
Gebruik altijd goed scherpe bladen.
•
Probeer om niet in stenen te zagen.
•
Stuur de velrichting (maak gebruik van de wind).
!
!
WAARSCHUWING! Noch de gebruiker
van de machine noch iemand anders
mag proberen het afgezaagde materiaal
weg te trekken wanneer de motor of de
snijuitrusting draait, omdat dit tot ernstig
letsel kan leiden.
Stop de motor en de snijuitrusting
voordat u materiaal verwijdert dat rond
de as van het zaagblad is gewikkeld,
omdat anders risico van letsel bestaat.
De hoekoverbrenging kan geruime tijd na
gebruik nog warm zijn. Bij contact
bestaat risico van brandwonden.
!
Werkmethodes
WAARSCHUWING! Waarschuwing voor
weggeslingerde voorwerpen. Gebruik
altijd goedgekeurde oogbescherming.
Buig nooit over de beschermkap van de
snijuitrusting heen. Stenen, vuil e.d.
kunnen omhoog geworpen worden in uw
ogen en blindheid of ernstig letsel
veroorzaken.
WAARSCHUWING! Machines die zijn
uitgerust met zaagbladen of grasmessen
kunnen met enorme kracht opzij
geworpen worden, wanneer het mes in
contact komt met een vast voorwerp. Dit
wordt terugslag genoemd. Terugslag kan
zo heftig zijn dat de machine en/of de
operator in een richting geduwd worden
en mogelijk de controle over de machine
verliest. Terugslag kan zonder
waarschuwing vooraf optreden wanneer
de machine blijft haken, afslaat of
vastloopt. De kans op terugslag is groter
in gebieden waar het moeilijk is om te
zien wat u maait.
Probeer om niet te zagen in het gebied
tussen 12 en 3 uur van het blad. Vanwege
de rotatiesnelheid van het blad kan
terugslag precies in dit gebied optreden
wanneer men in grovere stammen zaagt.
•
Voordat u begint te maaien, moet u het werkgebied
controleren: de conditie van het terrein, of het afhelt,
of er stenen liggen, of er kuilen zijn enz.
•
Begin daarna bij het makkelijkste einde van het
werkgebied om een goede opening voor het
maaiwerk te krijgen.
•
Werk systematisch, heen en weer, dwars over het
gebied en bestrijk bij elke slag een gebied van ca. 4-5
m. Dan wordt het volle bereik van de machine naar
beide kanten benut en de gebruiker krijgt een
makkelijk en afwisselend terrein om in te werken.
•
De lengte van het pad moet circa 75 m bedragen.
Verplaats de brandstofvoorraad al naargelang het
werk vordert.
•
Op hellend terrein moet u de paden loodrecht ten
opzichte van de helling laten lopen. Het is veel
makkelijker om dwars over een helling te lopen dan op
en neer.
•
De paden moeten zo lopen dat men niet over sloten of
andere hindernissen in het terrein hoeft te klimmen.
Pas de paden ook aan de windomstandigheden aan
Houd onbevoegden op afstand.
Kinderen, dieren, toeschouwers en
medewerkers moeten zich buiten de
veiligheidszone van 15 m bevinden.
Schakel de machine onmiddellijk uit
indien iemand dichterbij komt. Draai de
machine nooit rond zonder eerst te
controleren of er achter u niet iemand
zich in de veiligheidszode bevindt.
!
100 – Dutch
WAARSCHUWING! Soms raken takken of
gras bekneld tussen de beschermkap en
de snijuitrusting. Stop altijd eerst de
motor voordat u deze verwijdert.
ARBEIDSTECHNIEK
3 en 5 uur zodat de rotatierichting van het blad het
onderste gedeelte van de boom naar links duwt.
zodat de gevelde stammen in het reeds gemaaide
gedeelte van het terrein vallen.
•
Om een boom recht naar voren te laten vallen, moet
het onderste gedeelte van de boom naar achteren
getrokken worden. Trek het blad met een snelle en
besliste beweging naar achteren.
•
Grovere stammen, d.w.z. stammen die geveld moeten
worden, moeten van twee kanten omgezaagd
worden. Beoordeel eerste in welke richting de stam
moet vallen. Maak een inkeping aan de kant waarnaar
de boom moet vallen. Zaag daarna de stam door
vanaf de andere kant. De druk waarmee men zaagt,
moet aangepast worden aan de dikte van de stam en
de hardheid van de houtsoort. Smallere stammen
hebben een grotere druk nodig terwijl grovere
stammen minder druk nodig hebben.
•
Als de stammen dicht bij elkaar staan, moet u de
snelheid hieraan aanpassen.
•
Als het blad vast komt te zitten, mag u de machine
nooit los trekken. In dat geval kunnen het blad, de
haakse overbrenging, de steel of het stuur
beschadigd raken. Laat de handvatten los, grijp de
Kleine bomen vellen met een zaagblad
•
Wanneer u in grovere stammen zaagt, neemt het
risico op terugslag toe. Vermijd dan ook in het gebied
tussen 12 en 3 uur te zagen.
•
Om een boom naar links te laten vallen, moet het
onderste gedeelte van de boom naar rechts geduwd
worden. Hou het blad scheef en duw het met vaste
hand schuin omlaag naar rechts. Duw tegelijkertijd
met de bladbeschermkap op de stam. Zet het blad in
het gebied tussen 3 en 5 uur. Geef volgad voordat u
de stam met het blad raakt.
•
Om een boom naar rechts te laten vallen, moet het
onderste gedeelte van de boom naar links geduwd
worden. Hou het blad scheef en duw het schuin
omhoog naar rechts. Zet het blad in het gebied tussen
Dutch – 101
ARBEIDSTECHNIEK
Laat de linkerkant van het blad werken (tussen 8 en
12 uur).
steel met beide handen beet en trek de machine
voorzichtig los.
Struiken maaien met zaagblad
•
Smalle stammen en struikgewas moeten
neergezaagd worden. Werk met zijdelingse
zaagbewegingen.
•
Probeer om met één beweging meerdere stammen
door te zagen.
•
Maai bij een bosje opslag altijd eerst rond de opslag.
Begin met het afzagen van hoge stobbes aan de
buitenrand van het bosje om te voorkomen dat u zich
vast zaagt. Kort de stobbes vervolgens af tot de
gewenste hoogte. Probeer vervolgens om met het
blad in het midden te komen en vanuit het centrum
van het bosje te zagen. Indien het toch moeilijk mocht
zijn om erbij te kunnen, moet u hogere stobbes zagen
en de stammen laten vallen. Op die manier neemt het
risico dat u zich vast zaagt af.
•
Indien het blad tijdens het gras maaien een ietsje
schuin naar links wordt gehouden, wordt het gras in
een streng gelegd, hetgeen het verzamelen
makkelijker maakt bijv. bij harken.
•
Probeer om ritmisch te werken. Sta stevig met uw
voeten uit elkaar. Beweeg na de retourbeweging naar
voren en sta vervolgens weer stevig stil.
•
Laat de steunkop licht op de grond rusten. Deze is
speciaal bedoeld om te voorkomen dat het blad in de
grond snijdt.
•
Verklein het risico dat het materiaal rond het blad
wordt gewonden door de volgende regels op te
volgen:
1Werk altijd met vol gas.
2Vermijd tijdens de retourbeweging het pasgemaaide
materiaal.
•
Schakel de motor uit, maak het draagstel los en zet de
machine op de grond voordat u het gemaaide
materiaal verzamelt.
Gras trimmen met trimmerkop
Trimmen
Gras maaien met grasmaaiblad
•
Grasmaaibladen en grasmessen mogen niet gebruikt
worden bij houtachtige stammen.
•
Voor alle soorten hoog of sterk gras wordt een
grasmaaiblad gebruikt.
•
Het gras wordt neergehaald met pendelende
bewegingen naar de zijkanten, waarbij de beweging
van rechts naar links het maaimoment is en de
beweging van links naar rechts de retourbeweging.
•
Hou de trimmerkop vlak boven de grond en hoe hem
schuin. Het werk wordt gedaan door het uiteinde van
de draad. Laat de draad in zijn eigen tempo werken.
Duw de draad nooit in het materiaal dat u wilt maaien.
•
De draad verwijdert zonder problemen gras en
onkruid naast muren, omheiningen, bomen en
bloemperken, maar kan ook het tere schors van
bomen en struiken en de paaltjes van omheiningen
beschadigen.
•
Verminder het risico van beschadiging van gewassen
door de draad in te korten tot 10-12 cm en het
moetertoerental te verminderen.
Schoonschrapen
•
102 – Dutch
Met de schraaptechniek kan men alle ongewenste
begroeiing verwijderen. Hou de trimmerkop vlak
ARBEIDSTECHNIEK
boven de grond en een ietsje scheef. Laat het uiteinde
van de draad tegen de grond slaan naast bomen,
palen, standbeelden e.d. N.B.! Deze techniek
veroorzaakt grotere slijtage van de draad.
•
De draad verslijt vlugger en moet vaker aangevoerd
worden wanneer men tegen stenen, bakstenen,
beton, metalen omheiningen enz. werkt dan wanneer
men in contact komt met bomen en houten
omheiningen.
•
Bij het trimmen en schoonschrapen mag u niet vol gas
geven zodat de draad langer meegaat en de
trimmerkop minder slijt.
Dichte begroeiing vermalen met een
hakmes
•
De struikenmaaier dient voor het 'vermalen' van
begroeiing, bijvoorbeeld door hem op en neer te halen
door dicht begroeid gras en struikgewas.
•
Het hakmes mag niet worden gebruikt voor vegetatie
met een stam dikker dan 2 cm.
Maaien
•
•
De trimmer is ideaal voor het maaien van gras op
plaatsen waar men met een gewone gazonmaaier
moeilijk bij komt. Hou tijdens het maaien de draad
parallel met grond. Duw de trimmerkop niet tegen de
grond omdat dit het gazon en het gereedschap kan
beschadigen.
Tijdens normaal maaien mag de trimmerkop niet
voortdurend in contact komen met de grond. Een
dergelijk voortdurend contact kan tot beschadigingen
en slijtage van de trimmerkop leiden.
Vegen
•
Het ventilatoreffect van de roterende draad kan
gebruikt worden om snel en gemakkelijk schoon te
maken. Hou de draad parallel met en boven de
oppervlakken die schoongeveegd moeten worden en
beweeg het gereedschap heen en weer.
•
Bij het maaien en vegen moet u vol gas geven om een
goed resultaat te krijgen.
Dutch – 103
ONDERHOUD
Carburateur
Uw Jonsered-product is geconstrueerd en gemaakt
volgens specificaties, die de schadelijke uitlaatgassen
reduceren. Als de motor 8-10 tanks brandstof heeft
verbruikt, is hij ingereden. Om ervoor te zorgen dat de
motor optimaal functioneert en zo min mogelijk
schadelijke uitlaatgassen uitstoot na de inrijperiode, dient
uw dealer/servicewerkplaats (die over een toerenteller
beschikt) de carburateur af te stellen.
Werking
•
Via de gasklepbediening stuurt de carburateur het
toerental van de motor. In de carburateur worden
brandstof en lucht vermengd. Dit mengsel (brandstof/
lucht) kan worden afgesteld. Om het maximum
vermogen van de machine te kunnen benutten, moet
de afstelling correct zijn.
•
Afstellen van de carburateur houdt in dat de motor
wordt aangepast aan plaatselijke omstandigheden,
b.v. klimaat, hoogte, benzine en soort 2-taktolie.
•
De carburateur heeft drie afstelposities:
fijnafstelling van de carburateur plaatsvinden. Dit
moet gebeuren door een gekwalificeerd deskundig
persoon.
N.B.! Als de snijuitrusting roteert bij stationair toerental,
moet de T-schroef tegen de klok in gedraaid worden tot de
snijuitrusting stopt.
Afstelling van het stationair toerental
Voor met het afstellen wordt begonnen, moet het
luchtfilter schoon zijn en het luchtfilterdeksel gemonteerd
zijn.
Het stationair toerental wordt afgesteld met de
stationairschroef T als opnieuw afstellen noodzakelijk is.
Draai de T-schroef eerst met de klok mee tot de
snijuitrusting begint te roteren. Draai daarna de schroef
tegen de klok in tot de snijuitrusting stilstaat. Het
stationair toerental is correct afgesteld als de motor in alle
posities gelijkmatig draait. Er moet een goede marge zijn
tot het toerental waarbij de snijuitrusting begint te draaien.
L = Lage toeren-naald
H = Hoge toeren-naald
T = Stelschroef voor stationair draaien
Aanbevolen stationair toerental: Zie hoofdstuk
Technische gegevens.
!
•
•
Met de L- en de H-naalden wordt de gewenste
brandstofhoeveelheid afgesteld in functie van de
luchtstroom die de opening van de gasklepbediening
toelaat. Door de schroeven met de klok mee te
draaien wordt het lucht/brandstofmengsel armer
(minder brandstof) en door ze tegen de klok in te
draaien, wordt het lucht/brandstofmengsel rijker
(meer brandstof). Een armer mengsel geeft een hoger
toerental en een rijker mengsel een lager toerental.
De T-schroef regelt de positie van de
gasklepbediening bij stationair draaien. Als de Tschroef met de klok mee wordt gedraaid, krijgt men
een hoger stationair toerental en als ze tegen de klok
in wordt gedraaid, een lager stationair toerental.
Basisafstelling
•
Tijdens het testen in de fabriek wordt de
basisafstelling van de carburateur uitgevoerd. De
basisafstelling is rijker dan de optimale afstelling en
moet tijdens de eerste uren dat de machine in werking
is, in stand worden gehouden. Daarna moet de
104 – Dutch
WAARSCHUWING! Als het stationair
toerental niet zo kan worden afgesteld
dat de snijuitrusting stilstaat, dient u uw
dealer/servicewerkplaats te raadplegen.
Gebruik de machine nooit voor deze
correct is afgesteld of gerepareerd.
Afstellen van het startgastoerental
(BC2256, MC2256)
Om het juiste startgastoerental te krijgen zit een
afstelpunt aan de achterkant van de gashendel, naast de
ONDERHOUD
kabel. Met deze bout (5 mm inbus) kan het
startgastoerental verhoogd of verlaagd worden.
raakt de machine oververhit met beschadigingen aan
cilinder en zuiger tot gevolg.
N.B.! Gebruik de machine nooit als de geluiddemper in
slechte staat is.
!
4 mm
Ga als volgt te werk:
1
Laat de machine stationair lopen.
2
Druk de startgasvergrendeling in volgens de
instructies bij Starten en Stoppen.
3
Wanneer het startgastoerental te laag is (onder de
4000 t/min) wordt de stelschroef A met de klok mee
gedraaid tot de snijuitrusting begint te draaien.
Schroef A vervolgens nog een 1/2 slag met de klok
mee.
4
Als het startgastoerental te hoog is (hoger dan 6500
tpm), draait u de stelschroef A tegen de klok in tot de
maaiuitrusting stopt. Draai stelschroef A vervolgens
een 1/2 slag rechtsom aan.
WAARSCHUWING! Tijdens het gebruik
en een tijdje daarna is de geluiddemper
met katalysator erg warm. Dit geldt ook
bij stationair draaien. Aanraking kan
brandwonden aan de huid veroorzaken.
Denk om het brandgevaar!
Koelsysteem
Om de juiste bedrijfstemperatuur te krijgen is de machine
voorzien van een koelsysteem.
Het koelsysteem bestaat uit:
Geluiddemper
4
N.B.! Bepaalde geluiddempers zijn voorzien van een
katalysator. Zie het hoofdstuk Technische gegevens om te
checken of uw machine voorzien is van een katalysator.
3
De geluiddemper is ontworpen om het geluid van de
machine te reduceren, en om de uitlaatgassen van de
gebruiker weg te richten. De uitlaatgassen zijn zeer heet
en bevatten vonken die droge en ontvlambare materialen
in brand kunnen steken.
Bepaalde geluiddempers zijn voorzien van een speciaal
vonkenopvangnet. Indien uw machine uitgerust is met
zo’n geluiddemper, moet u het net minstens één keer per
week schoonmaken. Gebruik bij voorkeur een stalen
borstel.
Op geluiddempers zonder katalysator moet het net één
keer per week worden schoongemaakt en eventueel
worden vervangen. Op geluiddempers met katalysator
moet het net één keer per maand worden gecontroleerd
en eventueel schoongemaakt. Bij evt. beschadigingen
aan het net moet dit vervangen worden.
Indien het net vaak verstopt is, kan dit erop duiden dat de
functie van de katalysator is afgenomen. Neem contact
op met uw dealer voor controle. Met een verstopt net
2
1
1
Luchtinlaat in de starter.
2
Ventilatorschoepen op het vliegwiel.
3
Koelflenzen op de cilinder.
4
Cilinderkap (leidt de koellucht naar de cilinder).
Maak het koelsysteem één keer per week schoon met
een borstel; dit moet vaker gebeuren wanneer u in
moeilijke omstandigheden werkt. Een vuil of verstopt
koelsysteem leidt tot oververhitting van de machine
waardoor de cilinder en zuiger beschadigd kunnen
worden.
Dutch – 105
ONDERHOUD
Luchtfilter
Luchtfilter schoonmaken (BC2256,
MC2256)
Demonteer het cilinderdeksel en verwijder het filter. Maak
het schoon in een warm sopje van water en zeep.
Het luchtfilter dient regelmatig te worden schoongemaakt
(stof en vuil verwijderen) om de volgende problemen te
vermijden:
•
Storingen van de carburateur
•
Moeilijkheden bij het starten
•
Vermogensverlies
•
Onnodige slijtage van de motoronderdelen.
•
Abnormaal hoog brandstofverbruik
Maak het filter na 25 werkuren schoon of vaker wanneer
u in abnormaal stoffige omstandigheden werkt.
Luchtfilter schoonmaken (FC2256,
FC2256W)
Verwijder het luchtfilterdeksel en het filter. Blaas schoon
met perslucht.
Controleer of het filter droog is voor u het terugplaatst.
Na een lange gebruiksperiode kan het luchtfilter niet meer
worden gereinigd. Daarom moet het filter regelmatig
vervangen worden. Een beschadigd luchtfilter moet
altijd vervangen worden.
Wordt de machine onder stoffige omstandigheden
gebruikt, moet het luchtfilter geolied worden. Zie de
aanwijzingen in het hoofdstuk Luchtfilter oliën.
Luchtfilter oliën
Gebruik altijd speciale filterolie. De filterolie bevat een
oplosmiddel zodat het eenvoudig gelijkmatig in het filter
kan worden verdeeld. Vermijd daarom contact met de
huid.
Doe het filter in een plastic zak en giet de filterolie erbij.
Kneed de plastic zak om de olie te verdelen. Knijp het
filter in de plastic zak uit en giet de overgebleven olie weg
voordat het filter op de machine wordt gemonteerd.
Gebruik nooit gewone motorolie. Deze zakt zeer snel
door het filter naar beneden en blijft dan op de bodem
liggen.
106 – Dutch
ONDERHOUD
Hoekoverbrenging
bedraagt. De bougie moet na een maand gebruik, of
eerder indien nodig, vervangen worden.
De haakse overbrenging is af fabriek gevuld met een
geschikte hoeveelheid vet. Voor u de machine in gebruik
neemt, moet u controleren of de overbrenging voor 3/4
gevuld is met vet. Gebruik JONSERED speciaalvet.
Het smeermiddel in het transmissiehuis moet normaal
gezien alleen vervangen worden in geval van een
reparatie.
N.B.! Gebruik steeds het correcte bougietype! Andere
types kunnen de zuiger/cilinder beschadigen. Zorg ervoor
dat de bougie zog. radio-ontstoring heeft.
Gebruik in de winter
Wanneer de machine wordt gebruikt bij kou of sneeuw
kunnen storingen in de werking optreden die worden
veroorzaakt door:
•
Een te lage motortemperatuur.
•
Ijsvorming op luchtfilter en bevriezing in de
carburateur.
Aandrijfas
Men dient daarom speciale maatregelen te treffen, zoals:
Bij fulltime-gebruik moet de drijfas om de drie maanden
worden ingevet. Neem contact op met uw dealer wanneer
u twijfelt over de handelwijze.
Bougie
•
De luchtinlaat van de starter verminderen en zo de
werktemperatuur van de motor verhogen.
•
Verwarm de inlaatlucht naar de carburateur voor door
de warmte van de motor te benutten.
Wanneer u de machine gebruikt in koude en/of in de
sneeuw, kunt u daarvoor een speciale winterset kopen,
die de volgende onderdelen bevat:
A
B
C
D
E
De volgende factoren zijn van invloed op de conditie van
de bougie:
x3
•
Een incorrecte afstelling van de carburateur.
•
Een verkeerd oliemengsel in de brandstof (te veel of
verkeerde olie).
•
een speciaal luchtfilterdeksel zonder luchtinlaat (A)
•
Een vuil luchtfilter.
•
een kap voor de filterhouder (B)
•
een kap voor het starterhuis (C)
•
een speciale slijtbescherming met een luchtkanaal
(D), die warme lucht van de geluiddemper naar de
carburateur leidt
•
een speciaal luchtfilter met grotere gaten (E)
Deze factoren veroorzaken afzettingen op de elektroden
van de bougie, wat tot motordefecten en
startmoeilijkheden kan leiden.
Wanneer de machine te weinig vermogen heeft, moeilijk
start of onregelmatig onbelast draait, dient u altijd eerst
de bougie te controleren voor u andere maatregelen
neemt. Maak de bougie schoon als ze verstopt is en
controleer of de afstand tussen de elektroden 0,5 mm
Dutch – 107
ONDERHOUD
Temperaturen van 0°C of lager:
Monteer de kappen voor het starterhuis en de
lichtfilterhouder met de drie meegeleverde bouten
volgens de afbeelding.
Let goed op dat de monding van het luchtkanaal midden
voor het gat in de luchtfilterhouder belandt.
Haal het luchtfilter en luchtfilterdeksel van de machine uit
elkaar. Monteer het luchtfilter en luchtfilterdeksel dat in de
winterset zit.
BELANGRIJK! Bij temperaturen hoger dan -5°C of 0°C
MOET de machine weer naar standaard uitvoering
teruggebracht worden. Anders bestaat het gevaar van
oververhitting, waardoor de motor ernstig beschadigd
kan worden.
Temperaturen van -5°C of lager
Haal de slijtbescherming van de machine af en plaats de
slijtbescherming uit de winterset volgens de afbeelding.
108 – Dutch
BELANGRIJK! Al het overige onderhoud dat niet in dit
handboek wordt genoemd moet uitgevoerd worden door
een erkende werkplaats (dealer).
ONDERHOUD
Onderhoudsschema
Hieronder volgt een lijst van het onderhoud dat aan de machine moet worden uitgevoerd. De meeste punten staan
beschreven in het hoofdstuk Onderhoud. De gebruiker mag alleen die onderhouds- en servicewerkzaamheden
uitvoeren die in deze gebruiksaanwijzing worden beschreven. Meer ingrijpende maatregelen moeten door een erkende
servicewerkplaats worden uitgevoerd.
Onderhoud
Dagelijks
onderhoud
Maak de machine uitwendig schoon.
X
Controleer of het draagstel niet beschadigd is.
X
Controleer of de gashendelvergrendeling en de gashendel goed werken uit
veiligheidsoogpunt.
X
Controleer of het handvat en het stuur heel zijn en goed vast zitten.
X
Controleer of de stopschakelaar werkt.
X
Controleer of de snijuitrusting niet roteert bij stationair draaien.
X
Maak het luchtfilter schoon. Vervang het indien nodig.
X
Controleer of de beschermkap niet beschadigd is en geen barsten vertoont.
Vervang de beschermkap als ze gebarsten is of slagen te verduren gehad heeft.
X
Controleer of het blad goed gecentreerd is, scherp is en geen barsten vertoont.
Een slecht gecentreerd blad veroorzaakt trillingen die de machine kunnen
beschadigen.
X
Controleer of de trimmerkop onbeschadigd is en geen barsten vertoont.
Vervang de trimmerkop indien nodig.
X
Controleer of de borgmoer van de snij-uitrusting goed is vastgedraaid.
X
Bij gebruik van een steunschotel met kogellagers moet u controleren of de
borgschroeven zijn vastgedraaid.
X
Controleer of de transportbeschermkap van het blad niet beschadigd is en of
ze goed kan vastgezet worden.
X
Controleer of de bouten en moeren en vastgedraaid zijn.
X
Controleer of er brandstof lekt uit motor, tank of brandstofleidingen.
X
Wekelijks
onderhoud
Controleer de starter en het starterkoord.
X
Controleer of de trillingsdempingselementen niet beschadigd zijn.
X
Maak de bougie uitwendig schoon. Verwijder hem en controleer de afstand
tussen de elektroden. Stel de afstand in op 0,5 mm of vervang de bougie. Zorg
ervoor dat de bougie zog. radio-ontstoring heeft.
X
Maak het koelsysteem van de machine schoon.
X
Maak het vonkenopvangnet van de geluiddemper schoon of vervang het (geldt
alleen bij geluiddempers zonder katalysator).
X
Maak de buitenkant van de carburateur en de directe omgeving van de
carburateur schoon.
X
Controleer of de haakse overbrenging voor 3/4 gevuld is met smeermiddel. Vul
indien nodig bij met speciaal vet.
X
Maandelijks
onderhoud
Controleer of het veiligheidsmechanisme van het draagstel onbeschadigd is
en goed functioneert.
X
Controleer of het brandstoffilter niet is verontreinigd en of de brandstofleiding
geen barsten of andere defecten vertoont. Vervang indien dit noodzakelijk is.
X
Controleer alle kabels en aansluitingen.
X
Controleer de koppeling, de koppelingsveren en koppelingstrommel op
slijtage. Laat indien nodig bij een erkende servicewerkplaats vervangen.
X
Vervang de bougie. Zorg ervoor dat de bougie zog. radio-ontstoring heeft.
X
Controleer het vonkenopvangnet van de geluiddemper en maak het eventueel
schoon (geldt alleen bij geluiddempers met katalysator).
X
Smeer de drijfas met speciaal vet.
Wordt om de drie maanden gedaan.
Vervang de trillingsdempers na ieder seizoen, echter ten minste één keer per jaar.
Dutch – 109
TECHNISCHE GEGEVENS
Technische gegevens
FC2256
FC2256W
BC2256
MC2256
Cilinderinhoud, cm3
53,3
53,3
53,3
53,3
Cilinderdiameter, mm
45
45
45
45
Slaglengte, mm
33,5
33,5
33,5
33,5
Stationair toerental, t/min
2800
2800
2800
2800
Aanbevolen maximum toerental, omw./min.
13000
13000
12000
12500
Toerental van uitgaan as, tpm
10500
10500
10500
10500
Max. motorvermogen volgens ISO 8893, kW/ omw./min.
2,8/9000
2,8/9000
2,8/9000
2,8/9000
Geluiddemper met katalysator
Nee
Nee
Nee
Nee
Motor
Ontstekingssysteem
Bougie
NGK BPMR NGK BPMR NGK BPMR NGK BPMR
7A
7A
7A
7A
Elektrodenafstand, mm
0,5
0,5
0,5
0,5
1,1
1,1
1,1
1,1
9,0
9,2
9,3
9,4
Geluidsvermogen, gemeten dB(A)
116
116
119
119
Geluidsvermogen, gegarandeerd LWA dB(A)
117
117
121
121
Brandstof-/smeersysteem
Inhoud benzinetank, liter
Gewicht
Gewicht, zonder brandstof, snijuitrusting en beschermkap, kg
Lawaai-emissie
(zie opm. 1)
Geluidsniveau
(zie opm. 2)
Equivalent geluidsdrukniveau bij het oor van de gebruiker,
gemeten volgens EN ISO 11806 en ISO 22868, dB(A):
Uitgerust met trimmerkop (origineel)
-
-
108
-
Uitgerust met grasmaaiblad (origineel)
-
-
102
-
Uitgerust met zaagblad (origineel)
103
103
-
-
Uitgerust met hakmes (origineel)
-
-
-
104
Trillingsniveau
(zie opm. 3)
Equivalente trillingsniveaus (ahv,eq) bij handvat, gemeten
overeenkomstig EN ISO 11806 en ISO 22867, m/s2
Uitgerust met trimmerkop (origineel), links/rechts
-
-
1,8/1,6
-
Uitgerust met grasmaaiblad (origineel), links/rechts
-
-
1,4/1,4
-
Uitgerust met zaagblad (origineel), links/rechts
2,1/2,3
2,1/2,3
-
-
Uitgerust met hakmes (origineel), links/rechts
-
-
-
1,7/1,9
Opm.1: Emissie van geluid naar de omgeving gemeten als geluidsvermogen (LWA) volgens EG-richtlijn 2000/14/EG. Het
gerapporteerde geluidsvermogenniveau voor de machine is gemeten met de originele snijuitrusting die het hoogste
niveau geeft. Het verschil tussen het gegarandeerde en het gemeten geluidsvermogen is dat het gegarandeerde
geluidsvermogen ook de dispersie in het meetresultaat meeneemt alsmede variaties tussen verschillende machines van
hetzelfde model, conform Richtlijn 2000/14/EG.
Opm. 2: De gerapporteerde gegevens voor het equivalente geluidsdrukniveau vertonen een typische statistische
spreiding (standaardafwijking) van 1 dB (A).
Opm. 3: De gerapporteerde gegevens voor het equivalente trillingsniveau vertonen een typische statistische spreiding
(standaardafwijking) van 1 m/s2.
110 – Dutch
TECHNISCHE GEGEVENS
FC2256, FC2256W
Goedgekeurde accessoires
Type
Centrumopening in bladen/messen Ø
25,4 mm
Schroefdraad bladas M12
Grasmaaiblad/grasmes
Zaagblad
Trimmerkop
Steunkop
Beschermkap voor de
snijuitrusting, Artikelnr.
Multi 275-4 (Ø 275 4-punts)
Set 502 46 49-02
Multi 300-3 (Ø 300 3-punts)
Set 502 46 49-02
Multi 350-3 (Ø 350 3-punts)
Set 502 46 49-02
Maxi 225-24 (Ø 225 24-punts)
544 01 65-01
Scarlet 200-22 (Ø 200 22-punts)
537 21 71-01
Scarlet 225-24 (Ø 225 24-punts)
544 01 65-01
Trimmy S II (Ø 2,4-3,3 mm draad)
Set 502 46 50-02
Tap-N-Go 45 Spin (Ø 2,7-3,3 mm
draad)
Set 502 46 50-02
Tap-N-Go 55 Spin (Ø 2,7-3,3 mm
draad)
Set 502 46 50-02
F55 (Ø 2,7-3,5 mm draad)
Set 502 46 50-02
Vast
Met kogellagers
BC2256
Goedgekeurde accessoires
Type
Centrumopening in bladen/messen Ø
25,4 mm
Schroefdraad bladas M12
Grasmaaiblad/grasmes
Zaagblad
Trimmerkop
Steunkop
Beschermkap voor de
snijuitrusting, Artikelnr.
Multi 275-4 (Ø 275 4-punts)
544 16 03-02
Multi 300-3 (Ø 300 3-punts)
544 16 03-02
Multi 350-3 (Ø 350 3-punts)
544 16 03-02
Maxi 225-24 (Ø 225 24-punts)
544 01 65-01
Scarlet 200-22 (Ø 200 22-punts)
537 21 71-01
Scarlet 225-24 (Ø 225 24-punts)
544 01 65-01
Trimmy S II (Ø 2,4-3,3 mm draad)
544 10 74-04
Tap-N-Go 45 Spin (Ø 2,7-3,3 mm
draad)
544 10 74-04
Tap-N-Go 55 Spin (Ø 2,7-3,3 mm
draad)
544 10 74-04
F55 (Ø 2,7-3,5 mm draad)
544 10 74-04
Vast
Met kogellagers
Dutch – 111
TECHNISCHE GEGEVENS
MC2256
Goedgekeurde accessoires
Type
Centrumopening in bladen/messen Ø
25,4 mm
Schroefdraad bladas M12
Grasmaaiblad/grasmes
Zaagblad
Trimmerkop
Hakmes
Steunkop
Beschermkap voor de
snijuitrusting, Artikelnr.
Multi 275-4 (Ø 275 4-punts)
544 16 03-02
Multi 300-3 (Ø 300 3-punts)
544 16 03-02
Multi 350-3 (Ø 350 3-punts)
544 16 03-02
Maxi 225-24 (Ø 225 24-punts)
544 01 65-01
Scarlet 200-22 (Ø 200 22-punts)
537 21 71-01
Scarlet 225-24 (Ø 225 24-punts)
544 01 65-01
Trimmy S II (Ø 2,4-3,3 mm draad)
544 10 74-04
Tap-N-Go 45 Spin (Ø 2,7-3,3 mm
draad)
544 10 74-04
Tap-N-Go 55 Spin (Ø 2,7-3,3 mm
draad)
544 10 74-04
F55 (Ø 2,7-3,5 mm draad)
544 10 74-04
-
544 02 65-03
Vast
Met kogellagers
EG-verklaring van overeenstemming (Alleen geldig voor Europa)
Husqvarna AB, SE-561 82 Huskvarna, Zweden, telefoon: +46-36-146500, verklaart hierbij dat de motorzeisen
Jonsered BC 2256, MC 2256, FC 2256 en FC 2256 W met een serienummer uit 2010 en verder (het jaar met
daaropvolgend het serienummer wordt duidelijk aangegeven op het productplaatje), in overeenstemming zijn met de
voorschriften in de RICHTLIJN VAN DE RAAD:
- van 17 mei 2006 "betreffende machines" 2006/42/EG
- van 15 december 2004 ”betreffende elektromagnetische compatibiliteit” 2004/108/EEC.
- van 8 mei 2000 ”betreffende geluidsemissie door materieel voor gebruik buitenshuis” 2000/14/EG. Beoordeling van
de overeenstemming uitgevoerd volgens Bijlage V. Voor informatie betreffende lawaaiemissies, zie hoofdstuk Technische
gegevens.
De volgende normen zijn van toepassing: EN ISO 12100-2/A1:2009, CISPR 12:2005, EN ISO 11806:2008
SMP Svensk Maskinprovning AB, Fyrisborgsgatan 3, SE-754 50 Uppsala, Zweden, heeft voor Husqvarna AB een
vrijwillige typekeuring uitgevoerd. De certificaten hebben nummer: SEC/09/2192, 01/164/063 - FC 2256, FC 2256 W,
SEC/09/2191, 01/164/060, 01/164/064 - BC 2256, MC2256.
Huskvarna, 5 oktober 2010
Bo Jonsson, Hoofd Ontwikkeling (erkende vertegenwoordiger voor Husqvarna AB en verantwoordelijk voor technische
documentatie.)
112 – Dutch