HP ProBook 445 G2 Notebook PC Handleiding

Type
Handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

Gebruikershandleiding
© Copyright 2014 Hewlett-Packard
Development Company, L.P.
AMD is een handelsmerk van Advanced
Micro Devices, Inc. Bluetooth is een
handelsmerk van de desbetreffende
eigenaar en wordt door Hewlett-Packard
Company onder licentie gebruikt. Microsoft
en Windows zijn In de VS geregistreerde
handelsmerken van de Microsoft-
bedrijvengroep.
De informatie in deze documentatie kan
zonder kennisgeving worden gewijzigd. De
enige garanties voor HP producten en
diensten staan vermeld in de expliciete
garantievoorwaarden bij de betreffende
producten en diensten. Aan de informatie in
deze handleiding kunnen geen aanvullende
rechten worden ontleend. HP aanvaardt
geen aansprakelijkheid voor technische
fouten, drukfouten of weglatingen in deze
publicatie.
Eerste editie: juni 2014
Artikelnummer van document: 763844-331
Kennisgeving over het product
In deze gebruikershandleiding worden de
voorzieningen beschreven die op de
meeste modellen beschikbaar zijn. Mogelijk
zijn niet alle voorzieningen op uw computer
beschikbaar.
Niet alle functies zijn beschikbaar in alle
edities van Windows. Voor deze computer
is mogelijk bijgewerkte en/of afzonderlijk
aangeschafte hardware, stuurprogramma's
en/of software vereist om volledig te
kunnen profiteren van de functionaliteit van
Windows. Ga naar
http://www.microsoft.com voor meer
informatie.
Voor de meest recente
gebruikershandleiding gaat u naar
http://www.hp.com/support en selecteert u
uw land of regio. Selecteer Drivers en
downloads en volg de instructies op het
scherm.
Softwarevoorwaarden
Door het installeren, kopiëren, downloaden
of anderszins gebruiken van een
softwareproduct dat vooraf op deze
computer is geïnstalleerd, bevestigt u dat u
gehouden bent aan de voorwaarden van de
HP EULA (End User License Agreement).
Indien u niet akkoord gaat met deze
licentievoorwaarden, kunt u uitsluitend
aanspraak maken op de mogelijkheid het
gehele, ongebruikte product (hardware en
software) binnen 14 dagen te retourneren,
voor een volledige restitutie op basis van
het restitutiebeleid van de desbetreffende
verkoper.
Neem contact op met de verkoper voor
meer informatie of om te vragen om een
volledige restitutie van de prijs van de
computer.
Veiligheidswaarschuwing
WAARSCHUWING! U kunt het risico van letsel door verbranding of van oververhitting van de
computer beperken door de computer niet op schoot te nemen en de ventilatieopeningen van de
computer niet te blokkeren. Gebruik de computer alleen op een stevige, vlakke ondergrond. Zorg dat
de luchtcirculatie niet wordt geblokkeerd door een voorwerp van hard materiaal (zoals een optionele
printer naast de computer) of een voorwerp van zacht materiaal (zoals een kussen, een kleed of
kleding). Zorg er ook voor dat de netvoedingsadapter tijdens het gebruik niet in contact kan komen
met de huid of een voorwerp van zacht materiaal. De computer en de netvoedingsadapter voldoen
aan de temperatuurlimieten voor oppervlakken die voor de gebruiker toegankelijk zijn, zoals
gedefinieerd door de International Standard for Safety of Information Technology Equipment (IEC
60950).
iii
iv Veiligheidswaarschuwing
Inhoudsopgave
1 Welkom ............................................................................................................................................................. 1
Informatie zoeken ................................................................................................................................. 2
2 Vertrouwd raken met de computer .................................................................................................................... 4
Rechterkant .......................................................................................................................................... 4
Linkerkant ............................................................................................................................................. 6
Beeldscherm ........................................................................................................................................ 8
Bovenkant .......................................................................................................................................... 10
Touchpad ........................................................................................................................... 10
Lampjes ............................................................................................................................. 11
Knoppen, luidsprekers en vingerafdruklezer (alleen bepaalde modellen) ......................... 13
Toetsen .............................................................................................................................. 15
Onderkant ........................................................................................................................................... 18
Voorkant ............................................................................................................................................. 19
3 Verbinding maken met een netwerk ............................................................................................................... 20
Verbinding maken met een draadloos netwerk .................................................................................. 20
Bedieningselementen voor draadloze communicatie gebruiken ....................................... 20
Knop voor draadloze communicatie gebruiken ................................................. 20
Voorzieningen van het besturingssysteem gebruiken ....................................... 21
WLAN gebruiken ................................................................................................................ 21
Gebruikmaken van een internetprovider ........................................................... 21
WLAN configureren ........................................................................................... 22
Draadloze router configureren .......................................................................... 22
Draadloos netwerk beveiligen ........................................................................... 22
Verbinding maken met draadloos netwerk (WLAN) .......................................... 23
Bluetooth-apparaten voor draadloze communicatie gebruiken (alleen bepaalde
modellen) ........................................................................................................................... 23
Verbinding maken met een bekabeld netwerk ................................................................................... 24
Verbinding maken met een lokaal netwerk (LAN) ............................................................. 24
4 Navigeren met het toetsenbord, aanraakbewegingen en aanwijsapparaten .................................................. 25
Cursorbesturing gebruiken ................................................................................................................. 25
Voorkeuren voor cursorbesturing instellen ........................................................................ 25
Touchpadbewegingen gebruiken ....................................................................................... 25
Touchpad uit- of inschakelen ............................................................................ 26
v
Tikken ................................................................................................................ 26
Schuiven ........................................................................................................... 27
Knijpen met twee vingers om te zoomen .......................................................... 27
Tikken met twee vingers ................................................................................... 28
Draaien (alleen bepaalde modellen) ................................................................. 28
Vegen (alleen bepaalde modellen) ................................................................... 29
Randveegbewegingen (alleen bepaalde modellen) .......................................... 29
Vanaf rechterrand vegen .................................................................. 29
Linkerrandveegbeweging ................................................................. 30
Bovenrandveegbeweging ................................................................. 31
Toetsenbord gebruiken ...................................................................................................................... 31
Sneltoetsen in Windows gebruiken .................................................................................... 31
Sneltoetsen herkennen ...................................................................................................... 31
Toetsenblokken gebruiken ................................................................................................. 32
Geïntegreerd numeriek toetsenblok gebruiken (alleen bepaalde modellen) ..... 33
Geïntegreerd numeriek toetsenblok in- en uitschakelen .................. 33
Schakelen tussen functies van toetsen op het geïntegreerde
toetsenblok ....................................................................................... 33
Geïntegreerd numeriek toetsenblok gebruiken (alleen bepaalde modellen) ..... 34
Optioneel extern numeriek toetsenblok gebruiken ............................................ 34
5 Multimedia ....................................................................................................................................................... 35
Audio .................................................................................................................................................. 35
Luidsprekers aansluiten ..................................................................................................... 35
Geluidsvolume aanpassen ................................................................................................ 35
Hoofdtelefoons/microfoons aansluiten ............................................................................... 36
Audiofuncties van de computer controleren ...................................................................... 36
Webcam (alleen bepaalde modellen) ................................................................................................. 36
Video .................................................................................................................................................. 37
VGA ................................................................................................................................... 37
HDMI .................................................................................................................................. 38
Audio configureren voor HDMI .......................................................................................... 39
6 Energiebeheer ................................................................................................................................................ 40
Computer uitschakelen ....................................................................................................................... 40
Opties voor energiebeheer instellen ................................................................................................... 40
Standen voor energiebesparing gebruiken ........................................................................ 40
Slaapstand activeren en beëindigen ................................................................. 41
De door de gebruiker geïnitialiseerde sluimerstand inschakelen en afsluiten . . 41
Energiemeter en instellingen voor energiebeheer gebruiken ............................ 41
Wachtwoordbeveiliging instellen voor beëindigen slaapstand .......................... 42
vi
Accuvoeding gebruiken ..................................................................................................... 42
Aanvullende informatie over de accu opzoeken ............................................... 42
Accucontrole gebruiken ..................................................................................... 43
Acculading weergeven ...................................................................................... 43
Accuwerktijd maximaliseren .............................................................................. 43
Omgaan met een lage acculading .................................................................... 43
Een lage acculading herkennen ....................................................... 43
Problemen met een lage acculading verhelpen ............................... 44
Accu plaatsen of verwijderen ............................................................................ 44
Accu plaatsen ................................................................................... 44
Accu verwijderen .............................................................................. 45
Accuvoeding besparen ...................................................................................... 45
Door de gebruiker vervangbare accu opbergen ................................................ 45
Door de gebruiker vervangbare accu afvoeren ................................................. 46
Door de gebruiker vervangbare accu vervangen .............................................. 46
Externe netvoeding gebruiken ........................................................................................... 46
Netvoedingsadapter testen ............................................................................... 47
Omschakelbaar videosysteem/dubbel videosysteem (alleen bepaalde modellen) ........... 47
Omschakelbaar videosysteem gebruiken (alleen bepaalde modellen) ............. 48
Dubbel videosysteem gebruiken (alleen bepaalde modellen) ........................... 48
7 Externe kaarten en apparaten ........................................................................................................................ 49
Geheugenkaartlezers gebruiken ........................................................................................................ 49
Geheugenkaart plaatsen ................................................................................................... 49
Geheugenkaart verwijderen ............................................................................................... 49
USB-apparaat gebruiken .................................................................................................................... 50
USB-apparaat aansluiten ................................................................................................... 51
USB-apparaat verwijderen ................................................................................................. 51
Optionele externe apparaten gebruiken ............................................................................................. 51
Optionele externe schijfeenheden gebruiken .................................................................... 52
8 Schijfeenheden ............................................................................................................................................... 53
Schijfeenheden hanteren ................................................................................................................... 53
Vaste schijven gebruiken ................................................................................................................... 53
De onderhoudskleppen verwijderen of vervangen ............................................................ 54
Onderhoudskleppen verwijderen ...................................................................... 54
Onderhoudskleppen terugplaatsen ................................................................... 54
Vaste schijf vervangen of upgraden .................................................................................. 55
Vaste schijf verwijderen .................................................................................... 56
Vaste schijf installeren ...................................................................................... 56
Prestaties van de vaste schijf verbeteren .......................................................................... 57
vii
Schijfdefragmentatie gebruiken ......................................................................... 57
Schijfopruiming gebruiken ................................................................................. 58
HP 3D DriveGuard gebruiken ............................................................................................ 58
Status van HP 3D DriveGuard herkennen ........................................................ 58
9 Beveiliging ....................................................................................................................................................... 59
De computer beveiligen ...................................................................................................................... 59
Wachtwoorden gebruiken ................................................................................................................... 60
Wachtwoorden instellen in Windows ................................................................................. 60
Wachtwoorden instellen in Computer Setup ...................................................................... 61
BIOS-beheerderswachtwoord beheren ............................................................................. 61
BIOS-beheerderswachtwoord opgeven ............................................................ 62
DriveLock-wachtwoord in Computer Setup beheren ......................................................... 63
DriveLock-wachtwoord instellen ........................................................................ 63
DriveLock-wachtwoord invoeren ....................................................................... 64
DriveLock-wachtwoord wijzigen ........................................................................ 64
DriveLock-beveiliging verwijderen ..................................................................... 65
Automatic DriveLock van Computer Setup gebruiken ....................................................... 65
Wachtwoord voor Automatische DriveLock opgeven ........................................ 65
Automatische DriveLock-beveiliging verwijderen .............................................. 66
Antivirussoftware gebruiken ............................................................................................................... 66
Firewallsoftware gebruiken ................................................................................................................. 67
Essentiële beveiligingsupdates installeren ......................................................................................... 67
HP Client Security gebruiken ............................................................................................................. 67
Optionele beveiligingskabel bevestigen ............................................................................................. 67
Vingerafdruklezer gebruiken (alleen bepaalde modellen) .................................................................. 68
Vingerafdruklezer zoeken .................................................................................................. 68
10 Onderhoud .................................................................................................................................................... 69
Geheugenmodules toevoegen of vervangen ..................................................................................... 69
De computer reinigen ......................................................................................................................... 71
Reinigingsprocedures ........................................................................................................ 72
Scherm reinigen (All-in-Ones of notebooks) ..................................................... 72
Zijkanten of deksel reinigen .............................................................................. 72
Touchpad, toetsenbord of muis reinigen ........................................................... 72
Programma's en stuurprogramma's bijwerken ................................................................................... 73
SoftPaq Download Manager gebruiken .............................................................................................. 73
11 Back-up en herstel ........................................................................................................................................ 74
Een back-up maken van uw gegevens .............................................................................................. 74
viii
Systeemherstelactie uitvoeren ........................................................................................................... 74
Windows herstelprogramma’s gebruiken ........................................................................... 75
f11-herstelprogramma's gebruiken .................................................................................... 75
Media met het Windows-besturingssysteem gebruiken (afzonderlijk aan te schaffen) ..... 76
Het gebruik van Windows vernieuwen of Windows opnieuw instellen .............................. 76
HP Software Setup gebruiken ........................................................................................... 76
12 Computer Setup (BIOS), Multiboot en HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) .............................................. 78
Computer Setup gebruiken ................................................................................................................ 78
Computer Setup starten ..................................................................................................... 78
Navigeren en selecteren in Computer Setup ..................................................................... 78
Fabrieksinstellingen herstellen in Computer Setup ........................................................... 79
BIOS-update uitvoeren ...................................................................................................... 79
BIOS-versie vaststellen ..................................................................................... 80
BIOS-update downloaden ................................................................................. 80
MultiBoot gebruiken ............................................................................................................................ 81
Opstartvolgorde van apparaten ......................................................................................... 81
MultiBoot-voorkeursinstellingen kiezen ............................................................................. 81
Nieuwe opstartvolgorde instellen in Computer Setup ....................................... 82
Dynamisch een opstartapparaat kiezen met de f9-prompt ............................... 82
MultiBoot Express instellen ............................................................................... 82
MultiBoot Express-voorkeuren invoeren ........................................................... 83
Het gebruik van HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) ...................................................................... 83
HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) naar een USB-apparaat downloaden ..................... 84
13 Ondersteuning .............................................................................................................................................. 85
Contact opnemen met de ondersteuning ........................................................................................... 85
Labels ................................................................................................................................................. 86
14 Specificaties .................................................................................................................................................. 87
Ingangsvermogen ............................................................................................................................... 87
Omgevingsvereisten ........................................................................................................................... 87
Bijlage A De computer op reis gebruiken .......................................................................................................... 88
Bijlage B Problemen oplossen ........................................................................................................................... 90
Hulpmiddelen voor het oplossen van problemen ............................................................................... 90
Problemen oplossen ........................................................................................................................... 90
De computer kan niet worden ingeschakeld ...................................................................... 90
Het computerscherm is leeg .............................................................................................. 90
ix
De software werkt niet goed .............................................................................................. 91
De computer staat aan maar reageert niet ........................................................................ 91
De computer is ongewoon warm ....................................................................................... 91
Een extern apparaat werkt niet .......................................................................................... 92
De draadloze netwerkverbinding werkt niet ....................................................................... 92
Een schijf wordt niet afgespeeld ........................................................................................ 92
Een film is niet zichtbaar op een extern beeldscherm ....................................................... 93
Het branden van een schijf begint niet of stopt voordat het brandproces is voltooid ......... 93
Bijlage C Elektrostatische ontlading ................................................................................................................... 94
Index ................................................................................................................................................................... 95
x
1Welkom
Nadat u de computer gebruiksklaar hebt gemaakt en hebt geregistreerd, moet u de volgende stappen
uitvoeren:
TIP: Om snel terug te navigeren naar het startscherm van de computer vanuit een open app of het
bureaublad van Windows, drukt u op de Windows-toets
op het toetsenbord. Als u nogmaals op
de Windows-toets drukt, keert u terug naar het vorige scherm.
Maak verbinding met internet: configureer een bekabeld of draadloos netwerk waarmee u
verbinding kunt maken met internet. Zie
Verbinding maken met een netwerk op pagina 20 voor
meer informatie.
Werk uw antivirussoftware bij: bescherm uw computer tegen schade door virussen. De software
is vooraf geïnstalleerd op de computer. Zie
Antivirussoftware gebruiken op pagina 66 voor
meer informatie.
Raak vertrouwd met de computer: maak kennis met de voorzieningen van uw computer.
Raadpleeg
Vertrouwd raken met de computer op pagina 4 en Navigeren met het
toetsenbord, aanraakbewegingen en aanwijsapparaten op pagina 25 voor aanvullende
informatie.
Zoek geïnstalleerde software: toegang tot een overzicht van de vooraf op de computer
geïnstalleerde software.
Typ a op het startscherm, klik op Apps en selecteer uit de weergegeven opties. Voor meer
informatie over het gebruik van software die bij de computer is geleverd, raadpleegt u de
instructies van de softwarefabrikant. Deze instructies kunnen zijn verstrekt bij de software, of
staan op de website van de fabrikant.
Maak een back-up van uw vaste schijf door herstelschijven of een herstel-flashdrive te maken.
Zie
Back-up en herstel op pagina 74.
1
Informatie zoeken
U hebt
Installatie-instructies
al gebruikt om de computer in te schakelen en deze handleiding op te
zoeken. Gebruik de volgende tabel voor informatiebronnen met productinformatie, instructies en
meer.
Hulpmiddelen Informatie
Poster
Installatie-instructies
De computer gebruiksklaar maken
Onderdelen van de computer herkennen
HP Support Assistant
Als u HP Support Assistant vanuit het startscherm wilt
openen, selecteert u de app HP Support Assistant.
Voor de meest recente gebruikershandleiding gaat u
naar
http://www.hp.com/support en selecteert u uw
land of regio. Selecteer Drivers en downloads en volg
de instructies op het scherm.
Informatie over het besturingssysteem
Updates van software, stuurprogramma's en BIOS
Hulpmiddelen voor probleemoplossing
Krijgen van ondersteuning
Wereldwijde ondersteuning
Ga naar
http://welcome.hp.com/country/us/en/
wwcontact_us.html voor ondersteuning in uw taal.
Online chatten met een technicus van HP
Ondersteuning via e-mail
Telefoonnummers voor ondersteuning
Locaties HP Servicecentrum
HP website
Voor de meest recente gebruikershandleiding gaat u
naar
http://www.hp.com/support en selecteert u uw
land of regio. Selecteer Drivers en downloads en volg
de instructies op het scherm.
Informatie over ondersteuning
Onderdelen bestellen en aanvullende ondersteuning vinden
Voor het apparaat verkrijgbare accessoires
Handleiding voor veiligheid en comfort
U krijgt als volgt toegang tot deze handleiding:
Typ support in het startscherm en selecteer de
app HP Support Assistant.
– of –
Ga naar
http://www.hp.com/ergo.
Aanwijzingen voor een optimale werkplek, een goede houding
en gezonde werkgewoonten
Informatie over elektrische en mechanische veiligheid
Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu
U krijgt als volgt toegang tot deze handleiding:
1. Typ support in het startscherm en selecteer de
app HP Support Assistant.
2. Selecteer achtereenvolgens Deze computer en
Gebruikershandleidingen.
Informatie over veiligheid en kennisgevingen
Informatie over het afvoeren van accu's
Beperkte garantie
*
Om deze handleiding te openen, selecteert u de app
HP Help en ondersteuning, selecteert u Deze
computer en selecteert u vervolgens Garantie en
services.
– of –
Garantiegegevens
2 Hoofdstuk 1 Welkom
Hulpmiddelen Informatie
Ga naar
http://www.hp.com/go/orderdocuments.
*De specifiek toegekende HP beperkte garantie die van toepassing is op uw product, kunt u vinden in de elektronische
handleidingen op de computer en/of op de cd/dvd die is meegeleverd in de doos. In sommige landen of regio's wordt door
HP een gedrukte versie van de HP beperkte garantie meegeleverd in de doos. Voor sommige landen of regio's waar de
garantie niet in drukvorm wordt verstrekt, kunt u een gedrukt exemplaar aanvragen. Ga naar
http://www.hp.com/go/
orderdocuments of schrijf naar:
Noord-Amerika: Hewlett-Packard, MS POD, 11311 Chinden Blvd., Boise, ID 83714, Verenigde Staten
Europa, Midden-Oosten, Afrika: Hewlett-Packard, POD, Via G. Di Vittorio, 9, 20063, Cernusco s/Naviglio (MI), Italië
Azië en Stille Oceaan: Hewlett-Packard, POD, P.O. Box 200, Alexandra Post Office, Singapore 911507
Wanneer u een gedrukt exemplaar van uw garantie aanvraagt, geef dan het productnummer, de garantieperiode (te vinden
op het servicelabel) en uw naam en postadres op.
BELANGRIJK: Stuur uw HP product NIET terug naar de bovenstaande adressen. Voor ondersteuning in de VS gaat u naar
http://www.hp.com/go/contactHP. Voor wereldwijde ondersteuning gaat u naar http://welcome.hp.com/country/us/en/
wwcontact_us.html.
Informatie zoeken 3
2 Vertrouwd raken met de computer
Rechterkant
OPMERKING: Raadpleeg de afbeelding die het meest overeenkomt met uw computer.
Onderdeel Beschrijving
(1)
Audio-uitgang (hoofdtelefoon)/Audio-ingang
(microfoon)
Hierop kunt u optionele stereoluidsprekers met eigen
voeding, een hoofdtelefoon, een oortelefoon of een
headset aansluiten. Ook kunt u hierop de microfoon van
een optionele headset aansluiten. Deze ingang biedt geen
ondersteuning voor optionele apparaten met uitsluitend
een microfoon.
WAARSCHUWING! Zet het geluidsvolume laag voordat u
de hoofdtelefoon, oortelefoon of headset opzet. Zo beperkt
u het risico van gehoorbeschadiging. Raadpleeg
Informatie
over voorschriften, veiligheid en milieu
voor aanvullende
informatie over veiligheid. Om deze handleiding te openen,
typt u in het startscherm support en selecteert u daarna
de app HP Support Assistant.
OPMERKING: Wanneer u een apparaat aansluit op deze
connector, worden de computerluidsprekers uitgeschakeld.
OPMERKING: Zorg dat de apparaatkabel een connector
met vier pinnen heeft die zowel audio-uit (hoofdtelefoon)
als audio-in (microfoon) ondersteunt.
(2)
USB 2.0-poorten (2) Verbindt een optioneel USB-apparaat, zoals een
toetsenbord, muis, externe schijf, printer, scanner of USB-
hub.
Raadpleeg
USB-apparaat gebruiken op pagina 50 voor
informatie over de verschillende typen USB-poorten.
(3) Optische schijf (alleen bepaalde modellen) Hiermee wordt een optische schijf gelezen of wordt naar
een optische schijf geschreven (afhankelijk van het
computermodel).
4 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer
Onderdeel Beschrijving
OPMERKING: Ga voor informatie over
schijfcompatibiliteit naar de webpagina Help en
ondersteuning (raadpleeg
Informatie zoeken op pagina 2).
Volg de instructies op de webpagina om uw
computermodel te selecteren. Selecteer Ondersteuning &
drivers en selecteer vervolgens Productinformatie.
(4) Uitvoerknop van de optische-schijfeenheid
(alleen bepaalde modellen)
Hiermee ontgrendelt u de schijflade van de optische-
schijfeenheid.
Onderdeel Beschrijving
(1)
Audio-uitgang (hoofdtelefoon)/Audio-ingang
(microfoon)
Hierop kunt u optionele stereoluidsprekers met eigen
voeding, een hoofdtelefoon, een oortelefoon of een
headset aansluiten. Ook kunt u hierop de microfoon van
een optionele headset aansluiten. Deze ingang biedt geen
ondersteuning voor optionele apparaten met uitsluitend
een microfoon.
WAARSCHUWING! Zet het geluidsvolume laag voordat u
de hoofdtelefoon, oortelefoon of headset opzet. Zo beperkt
u het risico van gehoorbeschadiging. Raadpleeg
Informatie
over voorschriften, veiligheid en milieu
voor aanvullende
informatie over veiligheid. Om deze handleiding te openen,
typt u in het startscherm support en selecteert u daarna
de app HP Support Assistant.
OPMERKING: Wanneer u een apparaat aansluit op deze
connector, worden de computerluidsprekers uitgeschakeld.
OPMERKING: Zorg dat de apparaatkabel een connector
met vier pinnen heeft die zowel audio-uit (hoofdtelefoon)
als audio-in (microfoon) ondersteunt.
(2)
USB 2.0-poorten (2) Verbindt een optioneel USB-apparaat, zoals een
toetsenbord, muis, externe schijf, printer, scanner of USB-
hub.
Raadpleeg
USB-apparaat gebruiken op pagina 50 voor
informatie over de verschillende typen USB-poorten.
(3) Optische schijf (alleen bepaalde modellen) Hiermee wordt een optische schijf gelezen of wordt naar
een optische schijf geschreven (afhankelijk van het
computermodel).
Rechterkant 5
Onderdeel Beschrijving
OPMERKING: Ga voor informatie over
schijfcompatibiliteit naar de webpagina Help en
ondersteuning (raadpleeg
Informatie zoeken op pagina 2).
Volg de instructies op de webpagina om uw
computermodel te selecteren. Selecteer Ondersteuning &
drivers en selecteer vervolgens Productinformatie.
(4) Uitvoerknop van de optische-schijfeenheid
(alleen bepaalde modellen)
Hiermee ontgrendelt u de schijflade van de optische-
schijfeenheid.
(5)
Bevestigingspunt voor de beveiligingskabel Hiermee sluit u een als optie verkrijgbare beveiligingskabel
aan op de computer.
OPMERKING: Van de beveiligingskabel moet in de
eerste plaats een ontmoedigingseffect uitgaan. Deze
voorziening kan echter niet voorkomen dat de computer
verkeerd wordt gebruikt of wordt gestolen.
Linkerkant
OPMERKING: Raadpleeg de afbeelding die het meest overeenkomt met uw computer.
Onderdeel Beschrijving
(1)
Bevestigingspunt voor de beveiligingskabel Hiermee sluit u een als optie verkrijgbare beveiligingskabel
aan op de computer.
OPMERKING: Van de beveiligingskabel moet in de
eerste plaats een ontmoedigingseffect uitgaan. Deze
voorziening kan echter niet voorkomen dat de computer
verkeerd wordt gebruikt of wordt gestolen.
(2)
Netvoedingsconnector Hierop kunt u een netvoedingsadapter aansluiten.
(3) Lampje van de netvoedingsadapter/accu
Wit: de computer is aangesloten op een externe
voedingsbron en de accu is 90 tot 99% opgeladen.
Oranje: de computer is aangesloten op een externe
voedingsbron en de accu is 0 tot 89% opgeladen.
Uit: de accu is volledig opgeladen.
(4) Ventilatieopening Deze opening zorgt voor luchtkoeling van de interne
onderdelen.
6 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer
Onderdeel Beschrijving
OPMERKING: De ventilator van de computer start
automatisch om interne onderdelen te koelen en
oververhitting te voorkomen. Het is normaal dat de interne
ventilator automatisch aan- en uitgaat wanneer u de
computer gebruikt.
(5)
Poort voor externe monitor Hierop kunt u een optionele VGA-monitor of projector
aansluiten.
(6)
RJ-45-netwerkconnector/lampjes Hierop sluit u een netwerkkabel aan.
Groen (rechts): het netwerk is aangesloten.
Oranje (links): er vindt een nieuwe activiteit plaats in
het netwerk.
(7)
HDMI-poort Hiermee kunt u de computer aansluiten op een optioneel
video- of audioapparaat, zoals een high-definition televisie,
andere compatibele digitale apparatuur of audioapparatuur,
of een HDMI-apparaat met hoge snelheid.
(8)
USB 3.0-poorten (2) Op elke USB 3.0-poort kan een optioneel USB-apparaat
worden aangesloten, zoals een toetsenbord, muis, externe
schijf, printer, scanner of USB-hub.
Raadpleeg
USB-apparaat gebruiken op pagina 50 voor
informatie over de verschillende typen USB-poorten.
Onderdeel Beschrijving
(1)
Netvoedingsconnector Hierop kunt u een netvoedingsadapter aansluiten.
(2) Lampje van de netvoedingsadapter/accu
Wit: de computer is aangesloten op een externe
voedingsbron en de accu is 90 tot 99% opgeladen.
Oranje: de computer is aangesloten op een externe
voedingsbron en de accu is 0 tot 89% opgeladen.
Uit: de accu is volledig opgeladen.
(3) Ventilatieopening Deze opening zorgt voor luchtkoeling van de interne
onderdelen.
OPMERKING: De ventilator van de computer start
automatisch om interne onderdelen te koelen en
oververhitting te voorkomen. Het is normaal dat de interne
ventilator automatisch aan- en uitgaat wanneer u de
computer gebruikt.
Linkerkant 7
Onderdeel Beschrijving
(4)
Poort voor externe monitor Hierop kunt u een optionele VGA-monitor of projector
aansluiten.
(5)
RJ-45-netwerkconnector/lampjes Hierop sluit u een netwerkkabel aan.
Groen (rechts): het netwerk is aangesloten.
Oranje (links): er vindt een nieuwe activiteit plaats in
het netwerk.
(6)
HDMI-poort Hiermee kunt u de computer aansluiten op een optioneel
video- of audioapparaat, zoals een high-definition televisie,
andere compatibele digitale apparatuur of audioapparatuur,
of een HDMI-apparaat met hoge snelheid.
(7)
USB 3.0-poorten (2) Op elke USB 3.0-poort kan een optioneel USB-apparaat
worden aangesloten, zoals een toetsenbord, muis, externe
schijf, printer, scanner of USB-hub.
Raadpleeg
USB-apparaat gebruiken op pagina 50 voor
informatie over de verschillende typen USB-poorten.
Beeldscherm
OPMERKING: Raadpleeg de afbeelding die het meest overeenkomt met uw computer.
Onderdeel Beschrijving
(1) WLAN-antennes (2)* (alleen bepaalde
modellen)
Met deze antennes worden draadloze signalen verzonden en
ontvangen binnen een draadloos lokaal netwerk (WLAN).
(2) Interne microfoons (2) (alleen bepaalde
modellen)
Hiermee neemt u geluid op.
8 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer
Onderdeel Beschrijving
(3) Webcamlampje (alleen bepaalde modellen) Aan: de webcam is in gebruik.
(4) Webcam (alleen bepaalde modellen) Hiermee kunt u videobeelden vastleggen en foto's maken. Op
sommige modellen kunt u met streaming video videovergaderen
en online chatten.
Open HP Support Assistant voor informatie over het gebruik van
de webcam. Als u HP Support Assistant vanuit het startscherm
wilt openen, selecteert u de app HP Support Assistant.
(5) Interne beeldschermschakelaar Wanneer u het beeldscherm dicht doet terwijl de computer aan
staat, wordt deze schakelaar ingedrukt. Daardoor wordt het
beeldscherm uitgeschakeld of wordt de slaapstand geactiveerd.
OPMERKING: De beeldschermschakelaar is niet zichtbaar
aan de buitenkant van de computer.
*De antennes zijn niet zichtbaar aan de buitenkant van de computer. Voor een optimale signaaloverdracht houdt u de directe
omgeving van de antennes vrij. Voor informatie over de voorschriften voor draadloze communicatie raadpleegt u het
gedeelte over uw land of regio in
Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu
. Om deze handleiding te openen, typt u in
het startscherm support en selecteert u daarna de app HP Support Assistant.
Onderdeel Beschrijving
(1) WLAN-antennes (2)* (alleen bepaalde
modellen)
Met deze antennes worden draadloze signalen verzonden en
ontvangen binnen een draadloos lokaal netwerk (WLAN).
(2) Interne microfoons (2) (alleen bepaalde
modellen)
Hiermee neemt u geluid op.
(3) Webcamlampje (alleen bepaalde modellen) Aan: de webcam is in gebruik.
(4) Webcam (alleen bepaalde modellen) Hiermee kunt u videobeelden vastleggen en foto's maken. Op
sommige modellen kunt u met streaming video videovergaderen
en online chatten.
Beeldscherm 9
Onderdeel Beschrijving
Open HP Support Assistant voor informatie over het gebruik van
de webcam. Als u HP Support Assistant vanuit het startscherm
wilt openen, selecteert u de app HP Support Assistant.
(5) Interne beeldschermschakelaar Wanneer u het beeldscherm dicht doet terwijl de computer aan
staat, wordt deze schakelaar ingedrukt. Daardoor wordt het
beeldscherm uitgeschakeld of wordt de slaapstand geactiveerd.
OPMERKING: De beeldschermschakelaar is niet zichtbaar
aan de buitenkant van de computer.
*De antennes zijn niet zichtbaar aan de buitenkant van de computer. Voor een optimale signaaloverdracht houdt u de directe
omgeving van de antennes vrij. Voor informatie over de voorschriften voor draadloze communicatie raadpleegt u het
gedeelte over uw land of regio in
Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu
. Om deze handleiding te openen, typt u in
het startscherm support en selecteert u daarna de app HP Support Assistant.
Bovenkant
Touchpad
Onderdeel Beschrijving
(1) Touchpad, aan/uit-knop Hiermee kunt u het touchpad in- en uitschakelen.
(2) Touchpadzone Hiermee kunt u de aanwijzer (cursor) verplaatsen en
onderdelen op het scherm selecteren of activeren.
OPMERKING: Het touchpad ondersteunt ook
randveegbewegingen. Zie
Randveegbewegingen (alleen
bepaalde modellen) op pagina 29 voor meer informatie.
(3) Linkerknop van het touchpad Deze knop heeft dezelfde functie als de linkerknop op een
externe muis.
(4) Rechterknop van het touchpad Deze knop heeft dezelfde functie als de rechterknop op
een externe muis.
10 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer
Lampjes
OPMERKING: Raadpleeg de afbeelding die het meest overeenkomt met uw computer.
Onderdeel Beschrijving
(1)
Aan/uit-lampje
Aan: de computer is ingeschakeld.
Knipperend: de computer staat in de slaapstand, een
energiebesparingsmodus. Het beeldscherm en andere
niet-benodigde onderdelen worden uitgeschakeld.
Uit: de computer is uitgeschakeld of staat in de
sluimerstand. De sluimerstand is een
energiebesparingsmodus waarin zo min mogelijk
energie wordt verbruikt.
(2) Caps Lock-lampje Aan: Caps Lock is ingeschakeld. Met het toetsenbord kunt u
nu alleen hoofdletters typen.
(3)
Lampje Geluid uit van microfoon
Oranje: het geluid van de microfoon is uitgeschakeld.
Uit: het geluid van de microfoon is ingeschakeld.
(4) Num Lock-lampje Aan: Num Lock is ingeschakeld.
(5)
Lampje voor draadloze communicatie Wit: een geïntegreerd apparaat voor draadloze
communicatie, zoals een draadloosnetwerkmodule en/of
een Bluetooth®-apparaat, is ingeschakeld.
OPMERKING: Bij sommige modellen brandt het lampje
voor draadloze communicatie oranje wanneer alle
apparaten voor draadloze communicatie uitgeschakeld zijn.
Bovenkant 11
Onderdeel Beschrijving
(6)
Lampje luidspreker uit
Oranje: het geluid van de computer is uitgeschakeld.
Wit: het geluid van de computer is ingeschakeld.
(7) Touchpadlampje
Oranje: het touchpad is uitgeschakeld.
Uit: het touchpad is ingeschakeld.
Onderdeel Beschrijving
(1)
Aan/uit-lampje
Aan: de computer is ingeschakeld.
Knipperend: de computer staat in de slaapstand, een
energiebesparingsmodus. Het beeldscherm en andere
niet-benodigde onderdelen worden uitgeschakeld.
Uit: de computer is uitgeschakeld of staat in de
sluimerstand. De sluimerstand is een
energiebesparingsmodus waarin zo min mogelijk
energie wordt verbruikt.
(2) Caps Lock-lampje Aan: Caps Lock is ingeschakeld. Met het toetsenbord kunt u
nu alleen hoofdletters typen.
(3)
Lampje Geluid uit van microfoon
Oranje: het geluid van de microfoon is uitgeschakeld.
Uit: het geluid van de microfoon is ingeschakeld.
(4) Num Lock-lampje Aan: Num Lock is ingeschakeld.
(5)
Lampje voor draadloze communicatie Wit: een geïntegreerd apparaat voor draadloze
communicatie, zoals een draadloosnetwerkmodule en/of
een Bluetooth®-apparaat, is ingeschakeld.
12 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer
Onderdeel Beschrijving
OPMERKING: Bij sommige modellen brandt het lampje
voor draadloze communicatie oranje wanneer alle
apparaten voor draadloze communicatie uitgeschakeld zijn.
(6)
Lampje luidspreker uit
Oranje: het geluid van de computer is uitgeschakeld.
Wit: het geluid van de computer is ingeschakeld.
(7) Touchpadlampje
Oranje: het touchpad is uitgeschakeld.
Uit: het touchpad is ingeschakeld.
Knoppen, luidsprekers en vingerafdruklezer (alleen bepaalde modellen)
OPMERKING: Raadpleeg de afbeelding die het meest overeenkomt met uw computer.
Onderdeel Beschrijving
(1)
Aan/uit-knop
Als de computer is uitgeschakeld, drukt u op de aan/uit-
knop om de computer in te schakelen.
Als de computer is ingeschakeld, drukt u kort op de
aan/uit-knop om de slaapstand te activeren.
Als de computer in de slaapstand staat, drukt u kort op
de aan/uit-knop om de slaapstand te beëindigen.
Als de computer in de sluimerstand staat, drukt u kort
op de aan/uit-knop om de sluimerstand te beëindigen.
VOORZICHTIG: De aan/uit-knop ingedrukt houden,
resulteert in het verlies van niet-opgeslagen gegevens.
Bovenkant 13
Onderdeel Beschrijving
Als de computer niet meer reageert en de afsluitprocedures
van Windows® geen resultaat hebben, houdt u de aan/uit-
knop minstens vijf seconden ingedrukt om de computer uit te
schakelen.
Raadpleeg uw energieopties voor meer informatie over uw
energie-instellingen. Typ energie in het Startscherm,
selecteer Energie- en slaapstandinstellingen en daarna
Energie en slaapstand in de lijst van toepassingen.
(2) Luidsprekers (2) Hier wordt het geluid van de computer geproduceerd.
(3)
Knop voor draadloze communicatie Hiermee kunt u de voorziening voor draadloze communicatie
in- en uitschakelen, maar geen draadloze verbinding tot
stand brengen.
(4)
Luidspreker dempen/uit-knop Hiermee schakelt u de geluidsweergave uit (en weer in).
(5) Vingerafdruklezer (alleen bepaalde
modellen)
Hiermee kunt u zich met een vingerafdruk bij Windows
aanmelden, in plaats van met een wachtwoord.
Onderdeel Beschrijving
(1)
Aan/uit-knop
Als de computer is uitgeschakeld, drukt u op de aan/uit-
knop om de computer in te schakelen.
Als de computer is ingeschakeld, drukt u kort op de
aan/uit-knop om de slaapstand te activeren.
Als de computer in de slaapstand staat, drukt u kort op
de aan/uit-knop om de slaapstand te beëindigen.
14 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer
Onderdeel Beschrijving
Als de computer in de sluimerstand staat, drukt u kort
op de aan/uit-knop om de sluimerstand te beëindigen.
VOORZICHTIG: De aan/uit-knop ingedrukt houden,
resulteert in het verlies van niet-opgeslagen gegevens.
Als de computer niet meer reageert en de afsluitprocedures
van Windows® geen resultaat hebben, houdt u de aan/uit-
knop minstens vijf seconden ingedrukt om de computer uit te
schakelen.
Raadpleeg uw energieopties voor meer informatie over uw
energie-instellingen. Typ energie in het Startscherm,
selecteer Energie- en slaapstandinstellingen en daarna
Energie en slaapstand in de lijst van toepassingen.
(2) Luidsprekers (2) Hier wordt het geluid van de computer geproduceerd.
(3)
Knop voor draadloze communicatie Hiermee kunt u de voorziening voor draadloze communicatie
in- en uitschakelen, maar geen draadloze verbinding tot
stand brengen.
(4)
Luidspreker dempen/uit-knop Hiermee schakelt u de geluidsweergave uit (en weer in).
(5) Vingerafdruklezer (alleen bepaalde
modellen)
Hiermee kunt u zich met een vingerafdruk bij Windows
aanmelden, in plaats van met een wachtwoord.
Toetsen
OPMERKING: Raadpleeg de afbeelding die het meest overeenkomt met uw computer.
Onderdeel Beschrijving
(1) Esc-toets Druk op deze toets in combinatie met de fn-toets om
systeeminformatie weer te geven.
Bovenkant 15
Onderdeel Beschrijving
(2) fn-toets Druk op deze toets in combinatie met een functietoets, de
num lock- toets of esc om veelgebruikte systeemfuncties uit
te voeren.
(3)
Windows-toets Hiermee keert u terug naar het startscherm vanuit een
geopende app of het Windows-bureaublad.
OPMERKING: Als u nogmaals op de Windows-toets
drukt, keert u terug naar het vorige scherm.
(4) Functietoetsen Druk op een van deze toetsen in combinatie met de fn-toets
om veelgebruikte systeemfuncties uit te voeren.
(5) Geïntegreerd numeriek toetsenblok Wanneer het toetsenblok is ingeschakeld, kan het worden
gebruikt als een extern numeriek toetsenblok.
Met elke toets van dit toetsenblok wordt de functie
uitgevoerd die wordt aangegeven door het pictogram in de
rechterbovenhoek van de toets.
(6)
Windows-applicatietoets Hiermee geeft u opties voor een geselecteerd object weer.
(7) num lock-toets Als u op deze toets drukt in combinatie met de fn-toets,
wordt het geïntegreerde numerieke toetsenblok in- of
uitgeschakeld.
Onderdeel Beschrijving
(1) Esc-toets Druk op deze toets in combinatie met de fn-toets om
systeeminformatie weer te geven.
(2) fn-toets Druk op deze toets in combinatie met een functietoets, de
num lock- toets of esc om veelgebruikte systeemfuncties uit
te voeren.
(3)
Windows-toets Hiermee keert u terug naar het startscherm vanuit een
geopende app of het Windows-bureaublad.
OPMERKING: Als u nogmaals op de Windows-toets
drukt, keert u terug naar het vorige scherm.
16 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer
Onderdeel Beschrijving
(4) Functietoetsen Druk op een van deze toetsen in combinatie met de fn-toets
om veelgebruikte systeemfuncties uit te voeren.
(5) num lock-toets Hiermee schakelt u tussen de navigatiefuncties en
numerieke functies op het geïntegreerde numerieke
toetsenblok.
(6) Geïntegreerd numeriek toetsenblok Wanneer num lock is ingeschakeld, kan dit worden gebruikt
als een extern numeriek toetsenblok.
Bovenkant 17
Onderkant
Onderdeel Beschrijving
(1) Ventilatieopeningen (2) Deze openingen zorgen voor luchtkoeling van de
interne onderdelen.
OPMERKING: De ventilator van de computer start
automatisch om interne onderdelen te koelen en
oververhitting te voorkomen. Het is normaal dat de
interne ventilator automatisch aan- en uitgaat wanneer
u de computer gebruikt.
(2)
Onderpaneel Biedt toegang tot de vaste-schijfruimte en de
geheugenmoduleslots.
(3)
Accu uitwerpen Hiermee kunt u de accu uitwerpen.
Accuvergrendeling Hiermee kunt u de accu in de accuruimte
vergrendelen.
(4) Onderpaneel Biedt toegang tot het moduleslot voor het draadloze
LAN (WLAN).
18 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer
Onderdeel Beschrijving
VOORZICHTIG: Vervang de module voor draadloze
communicatie alleen door een module die is
goedgekeurd voor gebruik in de computer door de
overheidsinstantie die verantwoordelijk is voor de
regelgeving met betrekking tot apparatuur voor
draadloze communicatie in uw land. Zo voorkomt u
dat het systeem niet meer reageert. Als er na het
vervangen van de module een waarschuwing
verschijnt, verwijdert u de module om de functionaliteit
van de computer te herstellen. Neem daarna via HP
Support Assistant contact op met de ondersteuning.
Om HP Support Assistant vanuit het startscherm te
openen, selecteert u de app HP Support Assistant.
(5) Accuruimte Hierin bevindt zich de accu.
Voorkant
Onderdeel Beschrijving
(1)
Lampje van de vaste schijf
Wit knipperend: er wordt geschreven naar of
gelezen van de vaste schijf.
Oranje: HP 3D DriveGuard heeft tijdelijk de
interne vaste schijf geparkeerd.
OPMERKING: Raadpleeg
HP 3D DriveGuard
gebruiken op pagina 58 voor meer informatie over
HP 3D DriveGuard.
(2) Geheugenkaartlezer Hiermee worden optionele geheugenkaarten gelezen
die informatie opslaan, beheren, delen of openen.
Voorkant 19
3 Verbinding maken met een netwerk
U kunt de computer meenemen waarnaar u maar wilt. Maar ook thuis kunt u met de computer en een
bekabelde of draadloze netwerkverbinding de wereld verkennen en u toegang verschaffen tot
miljoenen websites. In dit hoofdstuk vindt u informatie over hoe u zich met die wereld in verbinding
kunt stellen.
Verbinding maken met een draadloos netwerk
Met technologie voor draadloze communicatie worden gegevens niet via kabels maar via radiogolven
doorgegeven. Uw computer beschikt mogelijk over een of meer van de volgende apparaten voor
draadloze communicatie:
Apparaat met draadloze netwerkverbinding (WLAN): met dit apparaat kunt u de computer
aansluiten op LAN-netwerken (doorgaans Wi-Fi-netwerken, draadloze netwerken of WLAN’s
genoemd) op kantoor, thuis en op openbare plekken, zoals luchthavens, restaurants, cafés,
hotels en universiteiten. In een draadloos netwerk communiceert de computer met een
draadloze router of een draadloos toegangspunt.
Bluetooth-apparaat: hiermee kunt u een persoonlijk netwerk (Personal Area Network, PAN)
opzetten om verbinding te maken met andere voor Bluetooth geschikte apparaten zoals
computers, telefoons, printers, headsets, luidsprekers en camera's. Binnen een PAN
communiceert elk apparaat direct met andere apparaten en moeten apparaten zich op relatief
korte afstand (doorgaans 10 meter) van elkaar bevinden.
Zie de informatie en koppelingen naar websites in HP Ondersteuningsassistent voor meer informatie
over de technologie voor draadloze communicatie. Als u HP Support Assistant vanuit het startscherm
wilt openen, selecteert u de app HP Support Assistant.
Bedieningselementen voor draadloze communicatie gebruiken
Met deze functies kunt u de apparaten voor draadloze communicatie in uw computer regelen:
Knop, schakelaar of toets voor draadloze communicatie (in dit hoofdstuk ook wel knop voor
draadloze communicatie genoemd).
Voorzieningen van het besturingssysteem
Knop voor draadloze communicatie gebruiken
De computer heeft een knop voor draadloze communicatie, een of meer draadloze apparaten en een
of twee lampjes voor draadloze communicatie, afhankelijk van het model. Standaard zijn alle
apparaten voor draadloze communicatie geactiveerd en brandt het lampje voor draadloze
communicatie (wit) wanneer u de computer aanzet.
Het lampje voor draadloze communicatie geeft niet de status van afzonderlijke apparaten voor
draadloze communicatie aan, maar de status van deze apparaten als groep. Wanneer het lampje
voor draadloze communicatie wit is, zijn een of meer apparaten voor draadloze communicatie
ingeschakeld. Wanneer het lampje voor draadloze communicatie uit is, zijn alle apparaten voor
draadloze communicatie uitgeschakeld.
OPMERKING: Bij sommige modellen brandt het lampje voor draadloze communicatie oranje
wanneer alle apparaten voor draadloze communicatie zijn uitgeschakeld.
20 Hoofdstuk 3 Verbinding maken met een netwerk
Omdat alle apparaten voor draadloze communicatie standaard zijn ingeschakeld, kunt u de knop voor
draadloze communicatie gebruiken om alle apparatuur voor draadloze communicatie tegelijk in of uit
te schakelen.
Voorzieningen van het besturingssysteem gebruiken
Met het Netwerkcentrum kunt u een verbinding of netwerk tot stand brengen, verbinding maken met
een netwerk en netwerkproblemen diagnosticeren en verhelpen.
U gebruikt de bedieningselementen van het besturingssysteem als volgt:
1. Typ configuratiescherm op het startscherm en selecteer Configuratiescherm.
2. Selecteer Netwerk en internet en vervolgens Netwerkcentrum.
Open HP Support Assistant voor meer informatie. Als u HP Support Assistant vanuit het startscherm
wilt openen, selecteert u de app HP Support Assistant.
WLAN gebruiken
Met een WLAN-apparaat kunt u toegang krijgen tot een draadloos LAN (WLAN). Een WLAN bestaat
uit andere computers en accessoires die met elkaar zijn verbonden met behulp van een draadloze
router of een draadloos toegangspunt.
OPMERKING: De begrippen
draadloze router
en
draadloos toegangspunt
worden vaak door elkaar
gebruikt.
Een grootschalig WLAN, zoals een bedrijfs-WLAN of openbaar WLAN, maakt gewoonlijk gebruik
van draadloze toegangspunten die ondersteuning bieden voor een groot aantal computers en
accessoires, en waarmee belangrijke netwerkfuncties van elkaar kunnen worden gescheiden.
Een privé-WLAN of een WLAN op een klein kantoor maakt gewoonlijk gebruik van een
draadloze router, waarmee een aantal draadloze en bekabelde computers een
internetverbinding, printer en bestanden kunnen delen zonder dat daarvoor extra hardware of
software nodig is.
Als u het WLAN-apparaat in de computer wilt gebruiken, moet u verbinding maken met een WLAN-
infrastructuur (van een serviceprovider, een openbaar netwerk of een bedrijfsnetwerk).
Gebruikmaken van een internetprovider
Als u thuis internet wilt gebruiken, moet u een account bij een internetprovider openen. Neem contact
op met een lokale internetprovider voor het aanschaffen van een internetservice en een modem. De
internetprovider helpt u bij het instellen van het modem, het installeren van een netwerkkabel
waarmee u de computer met voorzieningen voor draadloze communicatie aansluit op het modem, en
het testen van de internetservice.
OPMERKING: Van uw internetprovider ontvangt u een gebruikers-id en wachtwoord voor toegang
tot internet. Noteer deze gegevens en bewaar ze op een veilige plek.
Verbinding maken met een draadloos netwerk 21
WLAN configureren
Als u een WLAN wilt instellen en verbinding wilt maken met internet, hebt u de volgende apparatuur
nodig:
Een breedbandmodem (DSL- of kabelmodem) (1) en een abonnement voor internet met hoge
snelheid via een internetprovider
Een (afzonderlijk aan te schaffen) draadloze router (2)
Een computer met voorzieningen voor draadloze communicatie (3)
OPMERKING: Sommige modems hebben een ingebouwde draadloze router. Vraag bij uw
internetprovider na wat voor type modem u hebt.
De volgende afbeelding toont een voorbeeld van een draadloze netwerkinstallatie die is aangesloten
op internet.
Naarmate het netwerk groeit, kunnen aanvullende draadloze en bekabelde computers op het netwerk
worden aangesloten om toegang tot internet te verkrijgen.
Als u hulp nodig hebt bij het installeren van een draadloos netwerk, raadpleegt u de informatie die de
routerfabrikant of uw internetprovider heeft verstrekt.
Draadloze router configureren
Als u hulp nodig hebt bij het configureren van een draadloze router, raadpleegt u de informatie die de
routerfabrikant of uw internetprovider heeft verstrekt.
OPMERKING: U wordt geadviseerd de nieuwe computer met voorzieningen voor draadloze
communicatie eerst aan te sluiten op de router, met behulp van de netwerkkabel die is geleverd bij de
router. Als de computer eenmaal verbinding heeft gemaakt met internet, kunt u de kabel loskoppelen
en vervolgens via uw draadloze netwerk toegang krijgen tot internet.
Draadloos netwerk beveiligen
Wanneer u een draadloos netwerk installeert of verbinding maakt met een bestaand draadloos
netwerk, is het altijd belangrijk de beveiligingsvoorzieningen in te schakelen om het netwerk te
beveiligen tegen onbevoegde toegang. Draadloze netwerken in openbare zones (hotspots), zoals
cafés en luchthavens, zijn mogelijk helemaal niet beveiligd. Als u zich zorgen maakt om de
beveiliging van uw computer op een hotspot, kunt u uw netwerkactiviteiten het beste beperken tot
niet-vertrouwelijke e-mailactiviteiten en oppervlakkig surfen op internet.
Draadloze radiosignalen hebben bereik tot buiten het netwerk, zodat andere WLAN-apparaten
onbeveiligde signalen kunnen ontvangen. Neem de volgende voorzorgsmaatregelen om uw WLAN te
beveiligen:
Gebruik een firewall.
Een firewall is een barrière die zowel gegevens als verzoeken om gegevens die naar uw
netwerk zijn verzonden, controleert en eventuele verdachte onderdelen verwijdert. Er zijn zowel
22 Hoofdstuk 3 Verbinding maken met een netwerk
software- als hardwarematige firewalls beschikbaar. Sommige netwerken gebruiken een
combinatie van beide typen.
Gebruik versleuteling voor draadloze communicatie.
Codering voor draadloze communicatie maakt gebruik van beveiligingsinstellingen om gegevens
die via het netwerk worden verzonden, te versleutelen en ontsleutelen. Open HP Support
Assistant voor meer informatie. Als u HP Support Assistant vanuit het startscherm wilt openen,
selecteert u de app HP Support Assistant.
Verbinding maken met draadloos netwerk (WLAN)
Ga als volgt te werk om de notebookcomputer op het draadloze netwerk aan te sluiten:
1. Controleer of het WLAN-apparaat is ingeschakeld. Als het apparaat ingeschakeld is, brandt het
lampje voor draadloze communicatie. Als het lampje voor draadloze communicatie uit is, drukt u
op de knop voor draadloze communicatie.
OPMERKING: Bij sommige modellen brandt het lampje voor draadloze communicatie oranje
wanneer alle apparaten voor draadloze communicatie uitgeschakeld zijn.
2. Wijs de rechterbovenhoek of -benedenhoek van het startscherm aan om de charms weer te
geven.
3. Selecteer Instellingen en klik op het netwerkstatuspictogram.
4. Selecteer uw WLAN in de lijst.
5. Klik op Verbinding maken.
Als het draadloze netwerk een beveiligd WLAN is, wordt u gevraagd een
netwerkbeveiligingscode in te voeren. Typ de code en klik vervolgens op Aanmelden.
OPMERKING: Als er geen WLAN's worden weergegeven, bevindt u zich mogelijk buiten het
bereik van een draadloze router of toegangspunt.
OPMERKING: Als u het WLAN waarmee u verbinding wilt maken niet ziet, klikt u op het
Windows-bureaublad met de rechtermuisknop op het netwerkstatuspictogram en selecteert u
Netwerkcentrum openen. Klik op Een nieuwe verbinding of een nieuw netwerk instellen. Er
verschijnt een lijst met opties om handmatig te zoeken naar een netwerk en hier verbinding mee
te maken, of om een nieuwe netwerkverbinding te maken.
6. Volg de instructies op het scherm om de verbinding te voltooien.
Nadat de verbinding is gemaakt, beweegt u de muisaanwijzer over het netwerkstatuspictogram in het
systeemvak uiterst rechts op de taakbalk om de naam en status van de verbinding te controleren.
OPMERKING: Het effectieve bereik (de reikwijdte van de draadloze signalen) varieert al naargelang
de WLAN-implementatie, het merk router en interferentie van andere elektronische apparatuur of
vaste obstakels zoals wanden en vloeren.
Bluetooth-apparaten voor draadloze communicatie gebruiken (alleen bepaalde
modellen)
Een Bluetooth-apparaat biedt draadloze communicatie binnen een klein bereik, ter vervanging van
fysieke kabelverbindingen waarmee elektronische apparaten, zoals de volgende, vroeger werden
aangesloten:
Computers (desktopcomputer, notebookcomputer, PDA)
Telefoons (mobiele telefoon, draadloze telefoon, smart phone)
Verbinding maken met een draadloos netwerk 23
Weergaveapparaten (printer, camera)
Audioapparaten (headset, luidsprekers)
Muis
Bluetooth-apparaten maken peer-to-peer-communicatie mogelijk waardoor u een PAN (Personal
Area Network - persoonlijk netwerk) van Bluetooth-apparaten kunt instellen. Raadpleeg de
helpfunctie van de Bluetooth-software voor informatie over de configuratie en het gebruik van
Bluetooth-apparaten.
Verbinding maken met een bekabeld netwerk
Uw computer heeft verbinding met een bedraad lokaal netwerk (LAN). Een LAN-verbinding heeft u
een netwerkkabel nodig, die u apart moet aanschaffen.
Verbinding maken met een lokaal netwerk (LAN)
Gebruik een LAN-verbinding als u de computer direct op een router in uw huis wilt aansluiten (in
plaats van draadloos werken), of als u de computer op een bestaand netwerk in uw kantoor wilt
aansluiten.
Als u verbinding wilt maken met een lokaal netwerk (LAN), hebt u een 8-pins RJ-45-netwerkkabel
nodig.
Ga als volgt te werk om de netwerkkabel aan te sluiten:
1. Sluit de netwerkkabel aan op de netwerkconnector (1) van de computer.
2. Sluit het andere uiteinde van de netwerkkabel aan op een netwerkaansluiting in de wand (2) of
op een router.
OPMERKING: Als de netwerkkabel een ruisonderdrukkingscircuit (3) bevat (dat voorkomt dat
de ontvangst van tv- en radiosignalen wordt gestoord), sluit u de kabel op de computer aan met
het uiteinde waar zich het ruisonderdrukkingscircuit bevindt.
24 Hoofdstuk 3 Verbinding maken met een netwerk
4 Navigeren met het toetsenbord,
aanraakbewegingen en aanwijsapparaten
Op de computer kunt u niet alleen gebruikmaken van het toetsenbord en de muis, maar ook op het
scherm navigeren met aanraakbewegingen (alleen bepaalde modellen). Aanraakbewegingen kunnen
op het touchpad van uw computer of op een touchscreen gebruikt worden (alleen bepaalde
modellen).
Bepaalde computermodellen hebben speciale actietoetsen of hotkeyfuncties op het toetsenbord
waarmee u veelvoorkomende taken kunt uitvoeren.
Cursorbesturing gebruiken
OPMERKING: Naast de bij de computer horende cursorbesturingen kunt u een (afzonderlijk aan te
schaffen) externe USB-muis gebruiken door deze aan te sluiten op een van de USB-poorten van de
computer.
Voorkeuren voor cursorbesturing instellen
Via de eigenschappen voor de muis in Windows kunt u de instellingen voor aanwijsapparaten
aanpassen aan uw wensen. U kunt bijvoorbeeld de knopconfiguratie, kliksnelheid en opties voor de
aanwijzer instellen. U kunt ook demonstraties van touchpadbewegingen bekijken.
Ga als volgt te werk om de eigenschappen van de muis in Windows te openen:
Typ muis op het startscherm, klik op Instellingen en selecteer vervolgens Muis.
Touchpadbewegingen gebruiken
Het touchpad stelt u in staat op het computerscherm te navigeren en de pointer te besturen met
eenvoudige vingerbewegingen.
TIP: Gebruik de linker- en rechterknop van het touchpad zoals u de corresponderende knoppen van
een externe muis zou gebruiken.
OPMERKING: Touchpadbewegingen worden niet in alle apps ondersteund.
Cursorbesturing gebruiken 25
Touchpad uit- of inschakelen
Om het touchpad uit en in te schakelen, tikt u twee keer snel achtereen op de aan/uit-knop van het
touchpad.
Tikken
Als u een selectie wilt maken op het scherm, gebruikt u de tikfunctie op het touchpad.
Tik met één vinger in de touchpadzone om een keuze te maken. Dubbeltik op een item om het
te openen.
26 Hoofdstuk 4 Navigeren met het toetsenbord, aanraakbewegingen en aanwijsapparaten
Schuiven
Schuiven kan worden gebruikt om op een pagina of in een afbeelding omhoog, omlaag of opzij te
bewegen.
Plaats twee vingers iets uit elkaar op de touchpadzone en sleep ze omhoog, omlaag, naar links
of naar rechts.
Knijpen met twee vingers om te zoomen
Door te knijpen met twee vingers kunt u afbeeldingen of tekst in- en uitzoomen.
Zoom in door twee vingers bij elkaar te houden op de touchpadzone en ze daarna van elkaar af
te bewegen.
Zoom uit door twee vingers uit elkaar te houden op de touchpadzone en ze daarna naar elkaar
toe te bewegen.
Cursorbesturing gebruiken 27
Tikken met twee vingers
Door met twee vingers te klikken kunt u menuselecties maken voor een object op het scherm.
OPMERKING: Het klikken met twee vingers heeft dezelfde functies als het rechtsklikken met de
muis.
Plaats twee vingers op het touchpad-gebied en druk op het menu opties voor het geselecteerde
object.
Draaien (alleen bepaalde modellen)
U kunt met uw vingers items zoals foto's draaien.
Plaats uw linkerwijsvinger in de touchpadzone. Gebruik vervolgens de wijsvinger van uw
rechterhand om een draaiende beweging te maken van twaalf uur naar drie uur. Voor een
omgekeerde draaiing beweegt u uw rechterwijsvinger van drie uur naar twaalf uur.
OPMERKING: Draaien is bedoeld voor bepaalde apps waarin u een object of afbeelding kunt
bewegen. U kunt dit mogelijk niet voor alle apps gebruiken.
28 Hoofdstuk 4 Navigeren met het toetsenbord, aanraakbewegingen en aanwijsapparaten
Vegen (alleen bepaalde modellen)
Met een snelle veegbeweging kunt u door schermen navigeren of snel door documenten bladeren.
Plaats twee vingers op het touchpad-gebied en maak uw vingers in een lichte, snelle
veegbeweging, opwaarts, neerwaarts, naar links of rechts.
Randveegbewegingen (alleen bepaalde modellen)
Met randveegbewegingen krijgt u toegang tot werkbalken op de computer voor taken zoals het
wijzigen van instellingen en het zoeken of gebruiken van apps.
Vanaf rechterrand vegen
Door vanaf de rechterrand te vegen krijgt u toegang tot de charms, waarmee u kunt zoeken en delen,
apps kunt starten, toegang kunt krijgen tot apparaten en instellingen kunt wijzigen.
Veeg uw vinger zachtjes vanaf de rechterrand om de charms weer te geven.
Cursorbesturing gebruiken 29
Linkerrandveegbeweging
Met de linkerrandveegbeweging krijgt u toegang tot uw recent geopende apps, zodat u er snel tussen
kunt schakelen.
Veeg uw vingers langzaam vanaf de linker rand van het Touchpad om te schakelen tussen recent
geopende apps.
Schuif van de linkerrand van het touchpad om tussen apps te schakelen.
30 Hoofdstuk 4 Navigeren met het toetsenbord, aanraakbewegingen en aanwijsapparaten
Bovenrandveegbeweging
Met de bovenrandveegbeweging worden opties voor app-opdrachten weergegeven waarmee u apps
kunt aanpassen.
BELANGRIJK: Wanneer er een app is geopend, verschilt de veegbeweging vanaf de bovenrand per
app.
Veeg voorzichtig met uw vinger vanaf de bovenrand om de opties voor app-opdrachten weer te
geven.
Toetsenbord gebruiken
Met het toetsenbord en de muis kunt u typen en dezelfde functies uitvoeren als bij het gebruik van
aanraakbewegingen. Met de actietoetsen en hotkeys op het toetsenbord kunt u specifieke functies
uitvoeren.
TIP: Met de Windows-toets op het toetsenbord kunt u snel terugkeren naar het startmenu
vanuit een geopende app of het bureaublad van Windows. Als u nogmaals op de Windows-toets
drukt, keert u terug naar het vorige scherm.
OPMERKING: Afhankelijk van het land of de regio waarin u woont, is het mogelijk dat uw
toetsenbord andere toetsen en toetsenbordfuncties heeft dan de toetsen en functies die in dit
gedeelte worden beschreven.
Sneltoetsen in Windows gebruiken
Windows beschikt over sneltoetsen waarmee u snel acties kunt uitvoeren. Druk op de Windows-toets
alleen of in combinatie met een bepaalde toets om een toegewezen actie uit te voeren.
Sneltoetsen herkennen
Sneltoetsen zijn combinaties van de fn- toets met de esc- toets of met een van de functietoetsen.
U gebruikt een hotkey als volgt:
Toetsenbord gebruiken 31
Druk kort op fn en druk vervolgens kort op de tweede toets van de sneltoetscombinatie.
Sneltoetscombinatie Beschrijving
fn+esc Hiermee geeft u systeeminformatie weer.
fn+f3 Hiermee activeert u de slaapstand waarbij uw informatie in het systeemgeheugen wordt
opgeslagen. Het beeldscherm en andere systeemonderdelen worden uitgeschakeld en de
energiebesparingsmodus wordt geactiveerd.
Om de slaapstand te beëindigen, drukt u kort op de aan-uitknop.
VOORZICHTIG: Sla uw werk op voordat u de slaapstand activeert om het risico van
gegevensverlies te beperken.
fn+f4 Hiermee schakelt u tussen de weergaveapparaten die op het systeem zijn aangesloten. Als
bijvoorbeeld een monitor op de computer is aangesloten, wordt de weergave iedere keer dat u op fn
+f4 drukt, overgeschakeld tussen het scherm van de computer, de monitor, en het computerscherm
en de monitor tegelijk.
De meeste externe monitoren maken gebruik van de externe-VGA-videostandaard om
videogegevens op de computer te ontvangen. De sneltoets fn+f4 kan ook schakelen tussen andere
apparaten die beeldgegevens op de computer ontvangen.
fn+f6 Hiermee verlaagt u het geluidsvolume.
fn+f7 Hiermee verhoogt u het geluidsvolume
fn+f8 Hiermee schakelt u de microfoon uit.
fn+f9 Hiermee verlaagt u de helderheid van het beeldscherm.
fn+f10 Hiermee verhoogt u de helderheid van het beeldscherm.
fn+f11 Hiermee schakelt u de achtergrondverlichting van het toetsenbord (alleen bepaalde modellen) in of
uit.
OPMERKING: Schakel de toetsenbordverlichting uit om energie te besparen.
Toetsenblokken gebruiken
De computer is voorzien van een ingebed numeriek toetsenblok of een geïntegreerd numeriek
toetsenblok. De computer ondersteunt tevens een optioneel extern numeriek toetsenblok of een
optioneel extern toetsenbord met een numeriek toetsenblok.
32 Hoofdstuk 4 Navigeren met het toetsenbord, aanraakbewegingen en aanwijsapparaten
Geïntegreerd numeriek toetsenblok gebruiken (alleen bepaalde modellen)
Onderdeel Beschrijving
(1) fn-toets Als u op deze toets drukt in combinatie met de num lock-toets,
wordt het geïntegreerde numerieke toetsenblok in- of
uitgeschakeld.
OPMERKING: Het geïntegreerde numerieke toetsenblok
functioneert niet wanneer een extern toetsenbord of een extern
numeriek toetsenblok is aangesloten op de computer.
(2) Geïntegreerd numeriek toetsenblok Wanneer het toetsenblok is ingeschakeld, kan het worden
gebruikt als een extern numeriek toetsenblok.
Met elke toets van dit toetsenblok wordt de functie uitgevoerd die
wordt aangegeven door het pictogram in de rechterbovenhoek
van de toets.
(3) num lock-toets Als u op deze toets drukt in combinatie met de fn-toets, wordt het
geïntegreerde numerieke toetsenblok in- of uitgeschakeld.
OPMERKING: De toetsenblokfunctie die actief is op het
moment dat de computer wordt uitgeschakeld, wordt opnieuw
actief wanneer de computer weer wordt ingeschakeld.
Geïntegreerd numeriek toetsenblok in- en uitschakelen
Druk op fn+num lock om het geïntegreerde numerieke toetsenblok in te schakelen. Druk nogmaals
op fn+num lock om het toetsenblok uit te schakelen.
OPMERKING: Het geïntegreerde numerieke toetsenblok wordt uitgeschakeld wanneer een extern
toetsenbord of een extern numeriek toetsenblok is aangesloten op de computer.
Schakelen tussen functies van toetsen op het gntegreerde toetsenblok
U kunt tijdelijk schakelen tussen de standaardwerking van de toetsen van het geïntegreerde
numerieke toetsenblok en de numerieke functie.
Als u de navigatiefunctie van een toetsenbloktoets wilt gebruiken terwijl het toetsenblok is
uitgeschakeld, houdt u de fn-toets ingedrukt terwijl u op de toetsenbloktoets drukt.
Ga als volgt te werk als u de standaardfunctie van een toetsenbloktoets wilt gebruiken wanneer
het toetsenblok is ingeschakeld:
Toetsenbord gebruiken 33
Houd de fn-toets ingedrukt en druk op de toetsenbloktoets om kleine letters te typen.
Houd de toetsen fn+shift ingedrukt om hoofdletters te typen.
Geïntegreerd numeriek toetsenblok gebruiken (alleen bepaalde modellen)
Onderdeel Beschrijving
(1) num lock-toets Hiermee schakelt u tussen de navigatiefuncties en numerieke
functies op het geïntegreerde numerieke toetsenblok.
OPMERKING: De toetsenblokfunctie die actief is op het
moment dat de computer wordt uitgeschakeld, wordt opnieuw
actief wanneer de computer weer wordt ingeschakeld.
(2) Geïntegreerd numeriek toetsenblok Wanneer num lock is ingeschakeld, kan dit worden gebruikt als
een extern numeriek toetsenblok.
Optioneel extern numeriek toetsenblok gebruiken
Bij de meeste externe numerieke toetsenblokken is de werking van de toetsen afhankelijk van het wel
of niet zijn ingeschakeld van Num Lock. (Num Lock is standaard uitgeschakeld.) Bijvoorbeeld:
Wanneer num lock is ingeschakeld, kunt u met de meeste toetsenbloktoetsen cijfers typen.
Wanneer num lock is uitgeschakeld, werken de meeste toetsenbloktoetsen als pijltoetsen, page
up-toets of page down-toets.
Wanneer num lock op een extern toetsenblok wordt ingeschakeld, gaat het num lock-lampje op de
computer branden. Wanneer num lock op een extern toetsenblok wordt uitgeschakeld, gaat het num
lock-lampje op de computer uit.
U schakelt als volgt num lock in of uit tijdens het werken op een extern toetsenblok:
Druk op de toets num lk op het externe toetsenblok, niet op het toetsenbord van de computer.
34 Hoofdstuk 4 Navigeren met het toetsenbord, aanraakbewegingen en aanwijsapparaten
5 Multimedia
De computer beschikt mogelijk over de volgende componenten:
Geïntegreerde luidspreker(s)
Geïntegreerde microfoon(s)
Geïntegreerde webcam
Vooraf geïnstalleerde multimediasoftware
Multimediaknoppen of toetsen
Audio
Op uw HP computer kunt u muziek-cd’s afspelen, muziek downloaden en beluisteren, audio-inhoud
van internet (inclusief radio) streamen, audio opnemen, of audio en video mixen om multimedia te
maken. Als u uw luisterervaring wilt verbeteren, sluit u externe audioapparaten aan, zoals
luidsprekers of een hoofdtelefoon.
Luidsprekers aansluiten
U kunt bekabelde luidsprekers op de computer aansluiten door deze op een USB-poort (of de audio-
uitgang) op de computer of een dockingstation aan te sluiten.
Volg de apparaatinstructies van de fabrikant om draadloze luidsprekers aan te sluiten op de
computer. Zie
Audio configureren voor HDMI op pagina 39 voor informatie over het aansluiten van
high-definition luidsprekers op de computer. Pas eerst het geluidsvolume aan voordat u
audioapparaten aansluit.
Geluidsvolume aanpassen
Afhankelijk van het computermodel, kunt u het volume aanpassen met gebruik van:
Volumeknoppen
Sneltoetsen voor het volume (specifieke toetsen die worden ingedrukt in combinatie met de fn-
toets)
Volumetoetsen
WAARSCHUWING! Zet het geluidsvolume laag voordat u de hoofdtelefoon, oortelefoon of headset
opzet. Zo beperkt u het risico van gehoorbeschadiging. Zie
Informatie over voorschriften, veiligheid
en milieu
voor aanvullende informatie over veiligheid. Om deze handleiding te openen, typt u in het
startscherm support en selecteert u daarna de app HP Support Assistant.
OPMERKING: Het geluidsvolume kan ook worden geregeld via het besturingssysteem en binnen
bepaalde programma's.
OPMERKING: Zie Vertrouwd raken met de computer op pagina 4 voor informatie over het type
bediening dat de computer voor het volume heeft.
Audio 35
Hoofdtelefoons/microfoons aansluiten
U kunt bekabelde hoofdtelefoons of headsets op de audio-uit (hoofdtelefoon)/audio-ingang
(microfooningang) op de computer aansluiten. Er zijn veel headsets met geïntegreerde microfoons in
de handel verkrijgbaar.
Volg de apparaatinstructies van de fabrikant om
draadloze
hoofdtelefoons of headsets aan te sluiten
op de computer.
WAARSCHUWING! Zet het volume laag voordat u de hoofdtelefoon, oortelefoon of headset opzet.
Zo beperkt u het risico van gehoorbeschadiging. Zie
Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu
voor meer informatie over veiligheid. Om deze handleiding te openen, typt u in het startscherm
support en selecteert u daarna de app HP Support Assistant.
Audiofuncties van de computer controleren
OPMERKING: Voor optimale resultaten tijdens het opnemen spreekt u rechtstreeks in de microfoon
en neemt u geluid op in een omgeving die vrij is van achtergrondruis.
U controleert de audiofuncties van de computer als volgt:
1. Typ configuratiescherm op het startscherm en selecteer Configuratiescherm.
2. Selecteer Hardware en geluiden en selecteer Geluid.
3. Wanneer het venster Geluid verschijnt, selecteert u het tabblad Geluiden. Selecteer onder
Programmagebeurtenissen de gewenste vorm van geluid, zoals een pieptoon of een
alarmsignaal en klik daarna op Testen.
Als het goed is, hoort u het geluid door de luidsprekers of de aangesloten hoofdtelefoon.
U controleert de opnamefuncties van de computer als volgt:
1. Typ geluiden op het startscherm en selecteer Geluidsrecorder.
2. Klik op Opname starten en spreek in de microfoon.
3. Sla het bestand op het bureaublad op.
4. Open een multimediaprogramma en speel het opgenomen geluid af.
U bevestigt of wijzigt de audio-instellingen als volgt op de computer:
1. Typ configuratiescherm op het startscherm en selecteer Configuratiescherm.
2. Selecteer Hardware en geluiden en selecteer Geluid.
Webcam (alleen bepaalde modellen)
Sommige computers hebben een geïntegreerde webcam. In combinatie met de vooraf geïnstalleerde
software kunt u de webcam gebruiken om een foto te maken of een video op te nemen. U kunt eerst
een voorbeeld van de foto of de video-opname bekijken en die vervolgens opslaan.
Met de webcamsoftware kunt u experimenteren met de volgende voorzieningen:
Videobeelden vastleggen en delen
Streaming video verzenden met chatsoftware
Foto's maken
36 Hoofdstuk 5 Multimedia
Video
Uw HP computer is een krachtig videoapparaat waarmee u streaming video van uw favoriete
websites kunt bekijken en video en films kunt downloaden om deze op uw computer te bekijken
zonder dat u een netwerkverbinding nodig hebt.
Om uw kijkgenot te verbeteren, gebruikt u een van de videopoorten op de computer om een externe
monitor, projector of tv aan te sluiten. De computer beschikt over een HDMI-poort (High-Definition
Multimedia Interface), waarop u een high-definition monitor of hd-tv kunt aansluiten.
Uw computer heeft een of meer van de volgende externe videopoorten:
VGA
HDMI (High Definition Multimedia Interface)
BELANGRIJK: Zorg ervoor dat het externe apparaat met de juiste kabel is aangesloten op de juiste
poort van de computer. Raadpleeg bij vragen de instructies van de fabrikant van het apparaat.
OPMERKING: Zie Vertrouwd raken met de computer op pagina 4 voor informatie over de
videopoorten van de computer.
VGA
De externemonitorpoort of VGA-poort is een analoge weergave-interface waarmee u een extern
VGA-weergaveapparaat aansluit op de computer, zoals een externe VGA-monitor of een VGA-
projector.
1. Sluit de VGA-kabel van de monitor of projector zoals aangeduid aan op de VGA-poort op de
computer.
2. Druk op fn+f4 om het beeld tussen vier weergavestanden te schakelen:
Alleen computerscherm: hiermee wordt het beeld alleen weergegeven op het beeldscherm
van de computer.
Dupliceren: hiermee wordt het beeld gelijktijdig weergegeven op
zowel
de computer als het
externe apparaat.
Video 37
Uitspreiden: hiermee wordt het beeld uitgespreid weergeven op
zowel
de computer als het
externe apparaat.
Alleen tweede scherm: hiermee wordt het beeld alleen weergegeven op het externe
apparaat.
Telkens wanneer u op fn+f4 drukt, verandert de weergavestand.
OPMERKING: Als u de optie 'Uitspreiden' kiest, moet u ervoor zorgen dat u de
schermresolutie van het externe apparaat als volgt wordt aangepast. Typ
configuratiescherm op het startscherm en selecteer Configuratiescherm. Selecteer
Vormgeving aan persoonlijke voorkeur aanpassen. Selecteer onder Weergave de optie
Schermresolutie aanpassen.
HDMI
Via de HDMI-poort sluit u de computer aan op een optioneel video- of audioapparaat, zoals een high-
definition televisietoestel of op andere compatibele digitale apparatuur of audioapparatuur.
OPMERKING: Als u video- en/of audiosignalen wilt verzenden via de HDMI-poort, hebt u een
(afzonderlijk aan te schaffen) HDMI-kabel nodig.
Op de HDMI-poort van de computer kan één HDMI-apparaat worden aangesloten. De op het
computerscherm weergegeven informatie kan gelijktijdig worden weergegeven op het HDMI-
apparaat.
U sluit een video- of audioapparaat als volgt aan op de HDMI-poort:
1. Sluit het ene uiteinde van de HDMI-kabel aan op de HDMI-poort van de computer.
2. Sluit het andere uiteinde van de kabel aan op het videoapparaat.
3. Druk op fn+f4 om het computerschermbeeld te schakelen tussen vier weergavestanden:
Alleen computerscherm: hiermee wordt het beeld alleen weergegeven op het beeldscherm
van de computer.
Dupliceren: hiermee wordt het beeld gelijktijdig weergegeven op
zowel
de computer als het
externe apparaat.
38 Hoofdstuk 5 Multimedia
Uitspreiden: hiermee wordt het beeld uitgespreid weergeven op
zowel
de computer als het
externe apparaat.
Alleen tweede scherm: hiermee wordt het beeld alleen weergegeven op het externe
apparaat.
Telkens wanneer u op fn+f4 drukt, verandert de weergavestand.
OPMERKING: Als u de optie 'Uitspreiden' kiest, moet u ervoor zorgen dat u de
schermresolutie van het externe apparaat als volgt wordt aangepast. Typ
configuratiescherm op het startscherm en selecteer Configuratiescherm in de lijst met
toepassingen. Selecteer Vormgeving en persoonlijke instellingen. Selecteer onder Weergave de
optie Schermresolutie aanpassen.
Audio configureren voor HDMI
Om HDMI-audio te configureren, sluit u eerst een audio- of videoapparaat, zoals een high-
definitiontelevisietoestel, aan op de HDMI-poort van de computer. Daarna configureert u als volgt het
standaardweergaveapparaat voor audio:
1. Klik op het Windows-bureaublad met de rechtermuisknop op het pictogram Luidsprekers in het
systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk. Klik vervolgens op Afspeelapparaten.
2. Klik op het tabblad Afspelen op Digitale uitvoer of Apparaat voor digitale uitvoer (HDMI).
3. Klik op Als standaard instellen en daarna op OK.
Ga als volgt te werk om de audio weer via de luidsprekers van de computer weer te geven:
1. Klik op het Windows-bureaublad met de rechtermuisknop op het pictogram Luidsprekers in het
systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk. Klik vervolgens op Afspeelapparaten.
2. Klik op het tabblad Afspelen op Luidsprekers.
3. Klik op Als standaard instellen en daarna op OK.
Video 39
6 Energiebeheer
OPMERKING: Een computer kan een aan/uit-knop of een aan/uit-schakelaar hebben. De term
aan/
uit-knop
verwijst in deze handleiding naar de twee typen aan/uit-knoppen.
Computer uitschakelen
VOORZICHTIG: Wanneer u de computer uitschakelt, gaat alle informatie verloren die u niet hebt
opgeslagen.
Met de opdracht Afsluiten worden alle geopende programma's gesloten, inclusief het
besturingssysteem, en worden vervolgens het beeldscherm en de computer uitgeschakeld.
Sluit de computer af in de volgende gevallen:
Wanneer u de accu moet vervangen of toegang wilt tot onderdelen in de computer
Wanneer u externe hardware aansluit die niet op een USB-poort kan worden aangesloten
Wanneer de computer lange tijd niet wordt gebruikt en de externe voedingsbron wordt
losgekoppeld
Hoewel u de computer kunt uitschakelen met de aan/uit-knop, is de aanbevolen procedure het
gebruik van de opdracht Afsluiten van Windows:
OPMERKING: Als de computer in de slaap- of sluimerstand staat, moet u eerst de slaap- of
sluimerstand beëindigen door kort op de aan/uit-knop te drukken voordat u de computer kunt
uitschakelen.
1. Sla uw werk op en sluit alle geopende programma's af.
2. Wijs de rechterbovenhoek of -benedenhoek van het startscherm aan.
3. Klik op Instellingen, klik op het pictogram Energie en klik daarna op Afsluiten.
– of –
Klik met de rechtermuisknop op de startknop in de linkeronderhoek van het scherm en selecteer
Afsluiten en daarna Afsluiten.
Als de computer niet reageert en het niet mogelijk is de hierboven genoemde afsluitprocedure te
gebruiken, probeert u de volgende noodprocedures in de volgorde waarin ze hier staan vermeld:
Druk op ctrl+alt+delete. Klik op het pictogram Energie en klik daarna op Afsluiten.
Druk op de aan/uit-knop en houd deze minimaal vijf seconden ingedrukt.
Koppel de computer los van de externe voedingsbron.
Verwijder de accu (bij modellen met een door de gebruiker vervangbare accu).
Opties voor energiebeheer instellen
Standen voor energiebesparing gebruiken
De slaapstand wordt ingeschakeld in de fabriek.
40 Hoofdstuk 6 Energiebeheer
Wanneer de slaapstand wordt geactiveerd, knipperen de aan/uit-lampjes en wordt het scherm
leeggemaakt. Uw werk wordt in het geheugen opgeslagen.
VOORZICHTIG: Activeer de slaapstand niet terwijl er wordt gelezen van of geschreven naar een
schijf of een externe geheugenkaart. Zo voorkomt u mogelijke verslechtering van de audio- of
videokwaliteit, verlies van audio- of video-afspeelfunctionaliteit of verlies van gegevens.
OPMERKING: Verbinding maken met een netwerk of het uitvoeren van computerfuncties is niet
mogelijk wanneer de computer in de slaapstand staat.
Slaapstand activeren en beëindigen
Als de computer ingeschakeld is, kunt u als volgt de slaapstand activeren:
Druk kort op de aan/uit-knop.
Wijs de rechterbovenhoek of -onderhoek van het startscherm aan. Als de lijst met emoticons
wordt geopend, klikt u op Instellingen, het pictogram Energie en vervolgens op Slaapstand.
Als u de slaapstand wilt beëindigen, drukt u kort op de aan/uit-knop.
Wanneer de slaapstand wordt beëindigd, gaan de aan/uit-lampjes branden en wordt het scherm
weergegeven zoals dit was toen u stopte met werken.
OPMERKING: Als u een wachtwoord op de computer hebt ingesteld voor het beëindigen van de
sluimerstand, dan moet u uw Windows-wachtwoord invoeren voordat de computer uw werk opnieuw
weergeeft.
De door de gebruiker geïnitialiseerde sluimerstand inschakelen en afsluiten
U kunt gebruikers als volgt de sluimerstand handmatig laten activeren en energiebeheerinstellingen
en time-outs laten wijzigen via het onderdeel Energiebeheer:
1. Typ energiebeheer op het startscherm en selecteer vervolgens Energiebeheer.
2. Klik in het linkerdeelvenster op Het gedrag van de aan/uit-knop bepalen.
3. Klik op Instellingen wijzigen die momenteel niet beschikbaar zijn.
4. Selecteer bij Actie als ik op de aan/uit-knop druk de optie Sluimerstand.
5. Klik op Wijzigingen opslaan.
Als u de sluimerstand wilt beëindigen, drukt u kort op de aan/uit-knop. De aan/uit-lampjes gaan
branden en uw werk verschijnt op het scherm op het punt waar u was gestopt met werken.
OPMERKING: Als u hebt ingesteld dat een wachtwoord nodig is om de slaapstand te beëindigen,
moet uw Windows-wachtwoord worden ingevoerd voordat uw werk weer op het scherm verschijnt.
Energiemeter en instellingen voor energiebeheer gebruiken
De energiemeter bevindt zich op het Windows-bureaublad. Met behulp van de energiemeter krijgt u
snel toegang tot de instellingen van Energiebeheer en kunt u de resterende acculading bekijken.
Wijs op het Windows-bureaublad op het pictogram van de energiemeter om de acculading en
het huidige energiebeheerschema weer te geven.
Klik op het pictogram van de energiemeter en selecteer een item in de lijst om toegang te krijgen
tot Energiebeheer of om het energiebeheerschema te wijzigen. U kunt ook energiebeheer in
het startscherm typen en vervolgens Energiebeheer selecteren.
Opties voor energiebeheer instellen 41
Aan de verschillende pictogrammen kunt u zien of de computer op accuvoeding of op externe
netvoeding werkt. Als de accu een laag of kritiek laag ladingsniveau heeft bereikt, geeft het pictogram
ook een bericht weer.
Wachtwoordbeveiliging instellen voor beëindigen slaapstand
Ga als volgt te werk om in te stellen dat een wachtwoord moet worden opgegeven bij het beëindigen
van de slaapstand of de sluimerstand:
1. Typ energiebeheer op het startscherm en selecteer vervolgens Energiebeheer.
2. Klik in het linkerdeelvenster op Een wachtwoord vereisen bij uit slaapstand komen.
3. Klik op Instellingen wijzigen die momenteel niet beschikbaar zijn.
4. Klik op Een wachtwoord vereisen (aanbevolen).
OPMERKING: Als u een wachtwoord voor een gebruikersaccount moet instellen of het huidige
wachtwoord voor uw gebruikersaccount wilt wijzigen, klikt u op Het wachtwoord voor uw
gebruikersaccount instellen of wijzigen en volgt u de instructies op het scherm. Als u geen
gebruikerswachtwoord hoeft te maken of te wijzigen, gaat u naar stap 5.
5. Klik op Wijzigingen opslaan.
Accuvoeding gebruiken
WAARSCHUWING! Gebruik uitsluitend de volgende producten om veiligheidsrisico's te beperken:
de bij de computer geleverde accu, een door HP geleverde vervangende accu of een compatibele
accu die als accessoire is aangeschaft bij HP.
De computer wordt door een accu gevoed als die niet is aangesloten op externe netvoeding. De
accuwerktijd van de accu van een computer kan verschillen, afhankelijk van de instellingen voor
energiebeheer, programma's die worden uitgevoerd, de helderheid van het beeldscherm, externe
apparatuur die op de computer is aangesloten en andere factoren. Als u de accu in de computer laat
zitten wanneer de computer is aangesloten op een netvoedingsbron, wordt de accu opgeladen.
Bovendien wordt zo uw werk beschermd in geval van een stroomstoring. Als er een opgeladen accu
in de computer is geplaatst en de computer op externe netvoeding werkt, schakelt de computer
automatisch over op accuvoeding wanneer de netvoedingsadapter wordt losgekoppeld van de
computer of als er een stroomstoring plaatsvindt.
OPMERKING: Wanneer u de computer loskoppelt van de netvoeding, wordt de helderheid van het
beeldscherm automatisch verlaagd om accuvoeding te besparen. Op bepaalde computermodellen
kan worden geschakeld tussen videomodi voor een langere accuwerktijd. Zie
Omschakelbaar
videosysteem/dubbel videosysteem (alleen bepaalde modellen) op pagina 47 voor meer informatie.
Aanvullende informatie over de accu opzoeken
HP Help en ondersteuning biedt hulpprogramma’s en informatie over de accu. Om accu-informatie te
openen, selecteert u de HP Ondersteuningsassistent app op het startscherm en selecteert u daarna
Accuprestaties.
Hulpprogramma Accucontrole voor het testen van de accuprestaties
Informatie over kalibreren, energiebeheer en de juiste manier om een accu te hanteren en op te
slaan teneinde de levensduur van de accu te maximaliseren
Informatie over soorten accu's, specificaties, levensduur en capaciteit
42 Hoofdstuk 6 Energiebeheer
U krijgt als volgt toegang tot de informatie over accu's:
Om accu-informatie te openen, selecteert u de HP Ondersteuningsassistent app op het
startscherm en selecteert u daarna Accuprestaties.
Accucontrole gebruiken
HP Help en ondersteuning biedt informatie over de status van de accu die in de computer is
geplaatst.
U voert Accucontrole als volgt uit:
1. Sluit de netvoedingsadapter aan op de computer.
OPMERKING: Accucontrole werkt alleen goed als de computer is aangesloten op een externe
voedingsbron.
2. Om accu-informatie te openen, selecteert u de HP Ondersteuningsassistent app op het
startscherm en selecteert u daarna Accuprestaties.
Accucontrole test de accu en de accucellen om te controleren of deze naar behoren functioneren en
rapporteert vervolgens de resultaten van de test.
Acculading weergeven
Beweeg de aanwijzer over het energiemeterpictogram op het Windows-bureaublad in het
systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk.
Accuwerktijd maximaliseren
De accuwerktijd varieert, afhankelijk van voorzieningen die u gebruikt terwijl de computer op
accuvoeding werkt. De maximale accuwerktijd neemt geleidelijk af, omdat de capaciteit van de accu
afneemt ten gevolge van bepaalde natuurlijke processen.
Tips voor het maximaliseren van de accuwerktijd:
Verlaag de helderheid van het scherm.
Verwijder de accu uit de computer wanneer de accu niet in gebruik is of wordt opgeladen (als de
computer een door de gebruiker vervangbare accu heeft).
Bewaar de door de gebruiker vervangbare accu op een koele, droge plaats.
Selecteer de instelling Energiespaarstand in Energiebeheer.
Omgaan met een lage acculading
In dit gedeelte worden de waarschuwingen en systeemreacties beschreven die standaard zijn
ingesteld. Sommige waarschuwingen voor een lage acculading en de manier waarop het systeem
daarop reageert, kunt u wijzigen in het onderdeel Energiebeheer. Voorkeuren die u in Energiebeheer
instelt, zijn niet van invloed op de werking van de lampjes.
Typ energie in het startscherm en selecteer Instellingen en vervolgens Energiebeheer.
Een lage acculading herkennen
Als een accu de enige voedingsbron van de computer is, een laag of kritiek laag niveau bereikt,
gebeurt het volgende:
Het acculampje (alleen bepaalde modellen) geeft een laag of kritiek laag niveau van de
acculading aan.
Opties voor energiebeheer instellen 43
– of –
Het energiemeterpictogram in het systeemvak geeft een lage of kritiek lage acculading aan.
OPMERKING: Zie Energiemeter en instellingen voor energiebeheer gebruiken op pagina 41
voor meer informatie over de energiemeter.
Als de computer aan staat of in de slaapstand staat, blijft de computer nog even in de slaapstand
staan. Vervolgens wordt de computer uitgeschakeld, waarbij niet-opgeslagen werk verloren gaat.
Problemen met een lage acculading verhelpen
Een lage acculading verhelpen wanneer er een externe voedingsbron beschikbaar is
Sluit een van de volgende apparaten aan:
Netvoedingsadapter
Optioneel docking- of uitbreidingsapparaat
Optionele netvoedingsadapter die als accessoire bij HP is aangeschaft
Een lage acculading verhelpen wanneer er geen voedingsbron beschikbaar is
Om een lage acculading te verhelpen wanneer er geen voedingsbron beschikbaar is, slaat u uw werk
op en schakelt u de computer uit.
Accu plaatsen of verwijderen
Accu plaatsen
U plaatst de accu als volgt:
1. Leg de computer ondersteboven op een vlakke ondergrond, met de accuruimte naar u toe.
2. Breng de tabs op de accu (1) op één lijn met de uitsparingen in de computer en plaats de accu
in de accuruimte.
3. Beweeg de accu (2) omlaag tot deze goed is geplaatst, en verschuif vervolgens de
accuontgrendeling (3) om de accu te vergrendelen.
44 Hoofdstuk 6 Energiebeheer
Accu verwijderen
U verwijdert de accu als volgt:
VOORZICHTIG: Bij het verwijderen van een accu die de enige beschikbare voedingsbron voor de
computer vormt, kunnen er gegevens verloren gaan. Sla uw werk op en schakel de computer uit via
Windows voordat u de accu verwijdert. Zo voorkomt u dat er gegevens verloren gaan.
1. Leg de computer ondersteboven op een vlakke ondergrond, met de accuruimte naar u toe.
2. Verschuif de accuontgrendeling (1) en vervolgens de andere accuontgrendeling (2) om de accu
te ontgrendelen.
3. Kantel de accu omhoog (3) en verwijder de accu uit de computer (4).
Accuvoeding besparen
Typ energie in het startscherm en selecteer Instellingen en vervolgens Energiebeheer.
Open het onderdeel Energiebeheer en selecteer instellingen voor een lager energieverbruik.
Schakel draadloze verbindingen en LAN-verbindingen uit en sluit modemapplicaties af wanneer
u deze niet gebruikt.
Ontkoppel externe apparatuur die niet is aangesloten op een externe voedingsbron wanneer u
deze apparatuur niet gebruikt.
Zet alle optionele externe geheugenkaarten die u niet gebruikt, stop, schakel ze uit of verwijder
ze.
Verlaag de helderheid van het beeldscherm.
Activeer de slaapstand of sluit de computer af zodra u stopt met werken.
Door de gebruiker vervangbare accu opbergen
VOORZICHTIG: Stel een accu niet gedurende langere tijd bloot aan hoge temperaturen om
beschadiging van de accu te voorkomen.
Als u een computer langer dan twee weken niet gebruikt en loskoppelt van de externe voedingsbron,
verwijdert u de door de gebruiker vervangbare accu en bergt u de accu afzonderlijk op.
Bewaar de accu op een koele en droge plaats, zodat de accu langer opgeladen blijft.
OPMERKING: Een opgeborgen accu moet elke 6 maanden worden gecontroleerd. Wanneer de
capaciteit minder is dan 50 procent, laadt u de accu op voordat u de accu weer opbergt.
Opties voor energiebeheer instellen 45
Kalibreer een accu die een maand of langer opgeborgen is geweest voordat u deze in gebruik neemt.
Door de gebruiker vervangbare accu afvoeren
WAARSCHUWING! Verminder het risico van brand of brandwonden: probeer de accu niet uit elkaar
te halen, te pletten of te doorboren; veroorzaak geen kortsluiting tussen de externe contactpunten;
laat de accu niet in aanraking komen met water of vuur.
Zie
Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu
voor het correct afvoeren van afgedankte
accu's. Om deze handleiding te openen, typt u in het startscherm support en selecteert u daarna de
app HP Support Assistant. Om accu-informatie te openen, selecteert u de HP
Ondersteuningsassistent app op het startscherm en selecteert u daarna Accuprestaties.
Door de gebruiker vervangbare accu vervangen
Accucontrole waarschuwt dat de accu moet worden vervangen wanneer een interne cel niet correct
wordt opgeladen of wanneer de opslagcapaciteit van de accu de status Zwak heeft bereikt. Als de
accu onder de garantievoorwaarden van HP valt, krijgt u ook informatie over een garantie-id. Een
bericht verwijst u naar de website van HP voor meer informatie over het bestellen van een
vervangende accu.
Externe netvoeding gebruiken
WAARSCHUWING! Laad de accu van de computer niet op aan boord van een vliegtuig.
WAARSCHUWING! Gebruik om veiligheidsredenen alleen de bij de computer geleverde
netvoedingsadapter, een door HP geleverde vervangende adapter of een door HP geleverde
compatibele adapter.
OPMERKING: Zie de poster
Installatie-instructies
in de doos van de computer voor informatie over
het aansluiten van de computer op netvoeding.
Externe netvoeding wordt geleverd via een goedgekeurde netvoedingsadapter of een optioneel
docking- of uitbreidingsapparaat.
Sluit de computer in de volgende situaties aan op een externe netvoedingsbron:
Wanneer u een accu oplaadt of kalibreert.
Wanneer u systeemsoftware installeert of aanpast.
Wanneer u informatie schrijft naar een cd, dvd of bd (alleen bepaalde modellen).
Wanneer u Schijfdefragmentatie uitvoert.
Wanneer u een back-up of hersteltaak uitvoert.
Als u de computer aansluit op een externe netvoedingsbron, gebeurt het volgende:
De accu wordt opgeladen.
Als de computer is ingeschakeld, verandert het energiemeterpictogram in de taakbalk van vorm.
Wanneer u de computer loskoppelt van externe netvoeding, gebeurt het volgende:
De computer schakelt over naar accuvoeding.
De helderheid van het beeldscherm wordt automatisch verlaagd om accuvoeding te besparen.
46 Hoofdstuk 6 Energiebeheer
Netvoedingsadapter testen
Test de netvoedingsadapter als de computer een van de volgende symptomen vertoont nadat deze is
aangesloten op de netvoeding:
De computer wordt niet ingeschakeld.
Het display wordt niet ingeschakeld.
De aan/uit-lampjes zijn uit.
Ga als volgt te werk om de netvoedingsadapter te testen:
OPMERKING: De volgende instructies gelden voor computers met een door de gebruiker
vervangbare accu.
1. Zet de computer uit.
2. Verwijder de accu uit de computer.
3. Sluit de netvoedingsadapter aan op de computer en steek de stekker van de adapter in het
stopcontact.
4. Zet de computer aan.
Als de aan/uit-lampjes
aan
gaan, werkt de netvoedingsadapter naar behoren.
Als de aan/uit-lampjes
uit
blijven, werkt de netvoedingsadapter niet en moet deze worden
vervangen.
Neem contact op met de ondersteuning voor informatie over het verkrijgen van een vervangende
netvoedingsadapter.
Omschakelbaar videosysteem/dubbel videosysteem (alleen bepaalde modellen)
Bepaalde computers zijn voorzien van een omschakelbaar videosysteem of een dubbel
videosysteem.
Omschakelbaar videosysteem: ondersteund door AMD™ en Intel. Als de computer een
dynamisch omschakelbaar videosysteem van AMD heeft, is er alleen ondersteuning voor een
omschakelbaar videosysteem.
Dubbel videosysteem: alleen ondersteund door AMD. Als de computer een AMD Radeon dubbel
videosysteem heeft, wordt alleen een dubbel videosysteem ondersteund.
OPMERKING: een dubbel videosysteem kan alleen worden ingeschakeld door full-screen
applicaties die gebruikmaken van DirectX versie 10 of 11.
OPMERKING: om vast te stellen of de computer een omschakelbaar videosysteem of een dubbel
videosysteem ondersteunt, bekijkt u de configuratie van de videoprocessor van de
notebookcomputer. Intel CPU's (Central Processing Units) en AMD APU's (Accelerated Processing
Units) ondersteunen een omschakelbaar videosysteem. AMD, A8, A10 en FX APU's ondersteunen
een dubbel videosysteem. AMD, A4 en A6 APU's ondersteunen geen dubbel videosysteem.
Zowel een omschakelbaar videosysteem als een dubbel videosysteem heeft twee modi voor het
verwerken van grafische informatie:
Performance (Prestaties): in deze modus worden applicaties uitgevoerd met optimale prestaties.
Power Saving (Energiebesparing): in deze modus wordt accuvoeding bespaard.
Opties voor energiebeheer instellen 47
Omschakelbaar videosysteem gebruiken (alleen bepaalde modellen)
Bij een omschakelbaar videosysteem kunt u schakelen tussen de modi Performance (Prestaties) en
Power Saving (Energiebesparing).
Bij Switchable Graphics worden afzonderlijke applicaties toegewezen aan de modus Performance of
de modus Power Saving, op basis van de vereisten wat betreft elektrische voeding. U kunt ook
handmatig de instellingen voor een afzonderlijke applicatie aanpassen en schakelen tussen de modi
Prestaties en Energiebesparing.
OPMERKING: zie de helpfunctie van de software voor omschakelbare videosystemen voor meer
informatie.
Dubbel videosysteem gebruiken (alleen bepaalde modellen)
Als het systeem is voorzien van een dubbel videosysteem (twee of meer toegevoegde GPU's
(Graphics Processing Units)), kunt u AMD Radeon Dual Graphics inschakelen om de applicatiekracht
en -snelheid te vergroten voor full-screen applicaties die gebruikmaken van DirectX versie 10 of 11.
Zie
http://www.microsoft.com/directx voor meer informatie over DirectX.
OPMERKING: systemen met een dubbel videosysteem ondersteunen alleen automatische selectie
op basis van de vereisten wat betreft elektrische voeding (dynamisch schema) en wijzen automatisch
de modus Performance of de modus Power Saving toe aan afzonderlijke applicaties. U kunt echter
de instellingen handmatig wijzigen voor een bepaalde applicatie. Om AMD Radeon Dual Graphics in
of uit te schakelen, schakelt u het betreffende selectievakje in of uit in de sectie AMD Radeon Dual
Graphics, op het tabblad Performance (Prestaties) in het Catalyst Control Center.
OPMERKING: zie de helpfunctie van de AMD-software voor meer informatie.
48 Hoofdstuk 6 Energiebeheer
7 Externe kaarten en apparaten
Geheugenkaartlezers gebruiken
Met optionele geheugenkaarten kunt u gegevens veilig opslaan en gemakkelijk uitwisselen. Deze
kaarten worden vaak gebruikt om gegevens uit te wisselen tussen computers of tussen een computer
en apparatuur met digitale media, zoals camera's en pda's.
Zie
Vertrouwd raken met de computer op pagina 4 voor meer informatie over de types
geheugenkaarten die worden ondersteund op de computer.
Geheugenkaart plaatsen
VOORZICHTIG: Oefen zo min mogelijk kracht uit bij het plaatsen van een geheugenkaart, om
beschadiging van de connectoren van de geheugenkaart te voorkomen.
1. Houd de kaart met het label naar boven en de connectoren naar de computer gericht.
2. Plaats de kaart in de geheugenkaartlezer en druk de kaart aan totdat deze goed op zijn plaats
zit.
U hoort een geluidssignaal als het apparaat is gedetecteerd en er kan een menu met
beschikbare opties verschijnen.
Geheugenkaart verwijderen
VOORZICHTIG: Gebruik de volgende procedure voor het veilig verwijderen van de geheugenkaart,
om te voorkomen dat gegevens verloren gaan of het systeem vastloopt.
1. Sla uw gegevens op en sluit alle toepassingen af die gebruikmaken van de geheugenkaart.
2. Klik op het pictogram voor het verwijderen van hardware in het Windows-bureaublad in het
systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk. Volg daarna de instructies op het scherm.
Geheugenkaartlezers gebruiken 49
3. Druk de kaart iets naar binnen (1) en verwijder deze vervolgens uit het slot (2).
OPMERKING: Als de kaart niet zelf naar buiten komt, trekt u deze uit het slot.
USB-apparaat gebruiken
USB (Universal Serial Bus) is een hardwarematige interface die kan worden gebruikt om een
optioneel extern apparaat aan te sluiten, zoals een USB-toetsenbord, -muis, -drive, -printer, -scanner
of -hub.
Voor bepaalde USB-apparatuur is extra ondersteunende software nodig. Deze wordt meestal met het
apparaat meegeleverd. Zie de instructies van de fabrikant voor meer informatie over
apparaatspecifieke software. Deze instructies kunnen worden verstrekt bij de software of op schijven,
of kunnen op de website van de fabrikant staan.
De computer heeft ten minste één USB-poort die ondersteuning biedt voor apparaten met USB 1.0,
1.1, 2.0 of 3.0. Uw computer kan ook een USB-laadpoort hebben die een extern apparaat van stroom
voorziet. Een optioneel dockingapparaat of USB-hub biedt extra USB-poorten die met de computer
kunnen worden gebruikt.
50 Hoofdstuk 7 Externe kaarten en apparaten
USB-apparaat aansluiten
VOORZICHTIG: Oefen zo min mogelijk kracht uit bij het aansluiten van het apparaat om
beschadiging van een USB-connector te voorkomen.
Sluit de USB-kabel voor het apparaat aan op de USB-poort.
OPMERKING: Uw computer kan er iets anders uitzien dan de afgebeelde computer.
Wanneer het apparaat is gedetecteerd, geeft het systeem dit aan met een geluidssignaal.
OPMERKING: De eerste keer dat u een USB-apparaat aansluit, verschijnt er een bericht in het
systeemvak om aan te geven dat het apparaat wordt herkend door de computer.
USB-apparaat verwijderen
VOORZICHTIG: Trek niet aan de kabel om het USB-apparaat los te koppelen, om beschadiging
van een USB-connector te voorkomen.
VOORZICHTIG: Gebruik de volgende procedure voor het veilig verwijderen van een USB-apparaat,
om te voorkomen dat gegevens verloren gaan of het systeem vastloopt.
1. Als u een USB-apparaat wilt verwijderen, slaat u uw gegevens op en sluit u alle applicaties af
die gebruikmaken van het apparaat.
2. Klik op het pictogram voor het verwijderen van hardware op het Windows-bureaublad in het
systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk en volg de instructies op het scherm.
3. Verwijder het apparaat.
Optionele externe apparaten gebruiken
OPMERKING: Zie de instructies van de fabrikant voor meer informatie over de vereiste software en
stuurprogramma's en over de computerpoort die moet worden gebruikt.
U sluit als volgt een extern apparaat aan op de computer:
VOORZICHTIG: Als u een apparaat met een eigen netvoedingsaansluiting aansluit, kunt u het risico
van schade aan de apparatuur beperken door ervoor te zorgen dat het apparaat is uitgeschakeld en
de stekker uit het stopcontact is gehaald.
Optionele externe apparaten gebruiken 51
1. Sluit het apparaat aan op de computer.
2. Als u een apparaat met een eigen netvoedingsaansluiting aansluit, steekt u de stekker van het
apparaat in een geaard stopcontact.
3. Schakel het apparaat in.
Als u een extern apparaat zonder eigen voeding wilt verwijderen, schakelt u het apparaat uit en
koppelt u het los van de computer. Als u een extern apparaat met een eigen netvoedingsaansluiting
wilt verwijderen, schakelt u het apparaat uit, koppelt u het los van de computer en haalt u vervolgens
de stekker uit het stopcontact.
Optionele externe schijfeenheden gebruiken
Verwisselbare externe schijfeenheden bieden meer mogelijkheden voor het opslaan en gebruiken
van informatie. U kunt een USB-schijfeenheid toevoegen door de schijfeenheid aan te sluiten op een
USB-poort op de computer.
OPMERKING: Er moet een externe optische USB-schijf van HP worden aangesloten op de USB-
poort met eigen voeding op de computer.
USB-drives zijn er van de volgende types:
1,44-MB diskettedrive
Vaste-schijfmodule
Externe optische-schijfeenheid (cd, dvd en Blu-ray)
MultiBay-apparaat
52 Hoofdstuk 7 Externe kaarten en apparaten
8 Schijfeenheden
Schijfeenheden hanteren
VOORZICHTIG: Schijfeenheden zijn kwetsbare computeronderdelen die voorzichtig moeten
worden behandeld. Lees de volgende waarschuwingen voordat u schijfeenheden hanteert.
Waarschuwingen die betrekking hebben op specifieke procedures, worden vermeld bij de
desbetreffende procedures.
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht:
Activeer de slaapstand en wacht tot het scherm leeg is of koppel de externe vaste schijf los
voordat u een computer verplaatst die op een externe vaste schijf is aangesloten.
Ontlaad, voordat u de schijfeenheid aanraakt, de statische elektriciteit door een geaard
oppervlak aan te raken.
Raak de connectorpinnen op een verwisselbare schijfeenheid of op de computer niet aan.
Behandel een schijfeenheid voorzichtig; laat de schijfeenheid niet vallen en zet er niets op.
Schakel de computer uit voordat u een schijfeenheid plaatst of verwijdert. Als u niet zeker weet
of de computer is afgesloten of in de slaapstand staat, schakelt u de computer in en vervolgens
via het besturingssysteem weer uit.
Gebruik niet te veel kracht wanneer u een schijfeenheid in een schijfruimte plaatst.
Gebruik het toetsenbord niet en verplaats de computer niet terwijl de optische-schijfeenheid naar
een schijf schrijft. Het schrijfproces is gevoelig voor trillingen.
Stel schijfeenheden niet bloot aan extreme temperaturen of extreme vochtigheid.
Stel schijfeenheden niet bloot aan vloeistoffen. Spuit geen reinigingsmiddelen op een
schijfeenheid.
Verwijder het medium uit een schijfeenheid alvorens de schijfeenheid uit de schijfruimte te
verwijderen, of voordat u een schijfeenheid meeneemt op reis, verzendt of opbergt.
Verzend een schijfeenheid in goed beschermend verpakkingsmateriaal, zoals noppenfolie.
Vermeld op de verpakking dat het om breekbare apparatuur gaat.
Stel schijfeenheden niet bloot aan magnetische velden. Voorbeelden van beveiligingsapparatuur
met magnetische velden zijn detectiepoortjes op vliegvelden en detectorstaven. In
beveiligingsapparatuur waarmee handbagage wordt gescand, worden röntgenstralen gebruikt in
plaats van magnetische velden. Deze beveiligingsapparatuur brengt geen schade toe aan
schijfeenheden.
Vaste schijven gebruiken
VOORZICHTIG: Neem de volgende richtlijnen in acht om te voorkomen dat gegevens verloren
gaan of het systeem vastloopt:
Sla uw werk op en sluit de computer af voordat u een geheugenmodule of een vaste schijf plaatst of
vervangt.
Schijfeenheden hanteren 53
Als u niet weet of de computer is uitgeschakeld, zet u de computer aan door op de aan/uit-knop te
drukken. Sluit de computer vervolgens af via het besturingssysteem.
De onderhoudskleppen verwijderen of vervangen
Onderhoudskleppen verwijderen
Verwijder de onderhoudskleppen om toegang te krijgen tot het geheugenmoduleslot, de vaste schijf
en andere componenten.
1. Verwijder de accu (zie
Accu verwijderen op pagina 45).
2. Richt de accuruimte weg van u en maak de schroef van de onderhoudsklep los (1). De schroef
van de onderhoudsklep vergrendelt beide onderhoudskleppen.
3. Schuif de grotere onderhoudsklep weg van de accuruimte (2) om deze te verwijderen.
4. Om de kleinere onderhoudsklep los te maken, schuift u deze weg van de accuruimte (3), en
vervolgens tilt u de onderhoudsklep (4) op om deze te verwijderen.
OPMERKING: Uw computer kan er iets anders uitzien dan de in dit gedeelte afgebeelde
computer.
Onderhoudskleppen terugplaatsen
Plaats de onderhoudskleppen terug nadat u het geheugenmoduleslot, de vaste schijf, het label met
kennisgevingen en andere onderdelen heeft bekeken.
54 Hoofdstuk 8 Schijfeenheden
1. Met de accuruimte van u af, plaatst u eerst de kleinere onderhoudsklep terug. Lijn de opening
van de kleinere onderhoudsklep uit met de opening van de computer en schuif de
onderhoudsklep vervolgens richting de accuruimte (1).
2. Druk de kleinere onderhoudsklep (2) omlaag totdat deze vastklikt.
3. Schuif de grotere onderhoudsklep in de richting van de accuruimte (3) tot deze vastklikt.
4. Draai de schroef van de onderhoudsklep (4) vast om beide onderhoudskleppen te vergrendelen.
OPMERKING: Uw computer kan er iets anders uitzien dan de in dit gedeelte afgebeelde
computer.
5. Plaats de accu (zie Accu plaatsen op pagina 44).
Vaste schijf vervangen of upgraden
VOORZICHTIG: Neem de volgende richtlijnen in acht om te voorkomen dat gegevens verloren
gaan of het systeem vastloopt:
Sluit de computer af voordat u de vaste schijf uit de vasteschijfruimte verwijdert. Verwijder de vaste
schijf niet wanneer de computer aanstaat of in de slaapstand of de sluimerstand staat.
Als u niet weet of de computer is uitgeschakeld of in de sluimerstand staat, zet u de computer aan
door op de aan/uit-knop te drukken. Sluit de computer vervolgens af via het besturingssysteem.
Vaste schijven gebruiken 55
Vaste schijf verwijderen
OPMERKING: Uw computer kan er iets anders uitzien dan de in dit gedeelte afgebeelde computer.
U verwijdert als volgt een vaste schijf:
1. Sla uw werk op en zet de computer uit.
2. Ontkoppel de netvoeding en externe apparaten die op de computer zijn aangesloten.
3. Leg de computer ondersteboven op een vlakke ondergrond.
4. Verwijder de accu (zie
Accu verwijderen op pagina 45).
5. Verwijder de onderhoudskleppen (zie
Onderhoudskleppen verwijderen op pagina 54).
6. Draai de 4 schroeven van de vaste schijf (1) los.
7. Schuif de vaste schijf (2) weg van het midden van de computer om deze los te maken van de
connector.
8. Trek aan het lipje van de vaste schijf (3) om deze uit de vasteschijfruimte te verwijderen.
Vaste schijf installeren
OPMERKING: Uw computer kan er iets anders uitzien dan de in dit gedeelte afgebeelde computer.
U installeert een vaste schijf als volgt:
1. Plaats de vaste schijf in de vasteschijfruimte (1).
2. Schuif de vaste schijf (2) naar het midden van de computer om deze op de connector aan te
sluiten.
56 Hoofdstuk 8 Schijfeenheden
3. Draai de 4 schroeven van de vaste schijf (3) vast.
4. Plaats de onderhoudskleppen terug (zie Onderhoudskleppen terugplaatsen op pagina 54).
5. Plaats de accu (zie
Accu plaatsen op pagina 44).
6. Sluit de netvoeding en externe apparaten aan op de computer.
7. Schakel de computer in.
Prestaties van de vaste schijf verbeteren
Schijfdefragmentatie gebruiken
Wanneer u de computer gebruikt, raken de bestanden op de vaste schijf gefragmenteerd. Met
Schijfdefragmentatie worden de gefragmenteerde bestanden en mappen samengevoegd op de vaste
schijf, zodat het systeem efficiënter werkt.
OPMERKING: Schijfdefragmentatie hoeft niet te worden uitgevoerd voor SSD's.
Nadat u Schijfdefragmentatie hebt gestart, werkt het zelfstandig verder. Al naar gelang de grootte van
de vaste schijf en het aantal gefragmenteerde bestanden kan de defragmentatie meer dan een uur in
beslag nemen. U kunt instellen dat de schijfdefragmentatie 's nachts wordt uitgevoerd, of op een
ander tijdstip waarop u de computer niet hoeft te gebruiken.
HP adviseert u om de vaste schijf minstens één keer per maand te defragmenteren. U kunt instellen
dat Schijfdefragmentatie maandelijks wordt uitgevoerd, maar u kunt ook op elk gewenst moment
Schijfdefragmentatie handmatig starten.
Vaste schijven gebruiken 57
Ga als volgt te werk om een schijfdefragmentatie uit te voeren:
1. Sluit de computer aan op een netvoedingsbron.
2. Typ schijf op het startscherm.
3. Klik op Optimaliseren.
OPMERKING: Windows bevat de functie Gebruikersaccountbeheer om de beveiliging van de
computer te verbeteren. Mogelijk wordt om uw toestemming of wachtwoord gevraagd bij taken
als het installeren van software, het uitvoeren van hulpprogramma's of het wijzigen van
Windows-instellingen. Raadpleeg HP Support Assistant. Als u HP Support Assistant vanuit het
startscherm wilt openen, selecteert u de app HP Support Assistant.
Raadpleeg voor meer informatie de Help bij de Schijfdefragmentatie-software.
Schijfopruiming gebruiken
Met Schijfopruiming wordt op de vaste schijf gezocht naar overbodige bestanden, die u veilig kunt
verwijderen om schijfruimte vrij te maken, zodat de computer efficiënter werkt.
Ga als volgt te werk om een schijfopruiming uit te voeren:
1. Typ op het scherm Start schijf en selecteer vervolgens Apps verwijderen om schijfruimte vrij
te maken.
2. Volg de instructies op het scherm.
HP 3D DriveGuard gebruiken
HP 3D DriveGuard beschermt een vaste schijf door deze te parkeren en gegevensverzoeken tegen
te houden wanneer zich de volgende gebeurtenissen voordoen:
U laat de computer vallen.
U verplaatst de computer met het beeldscherm gesloten terwijl de computer op accuvoeding
werkt.
Kort na deze gebeurtenissen wordt de normale werking van de vaste schijf door HP 3D DriveGuard
hersteld.
OPMERKING: Omdat SSDs's (solid-state drives) geen bewegende onderdelen bevatten, is HP 3D
DriveGuard niet nodig.
OPMERKING: Een vaste schijf in de ruimte voor de primaire of secundaire vaste schijf wordt
beschermd door HP 3D DriveGuard. Een vaste schijf die is geplaatst in een optioneel
dockingapparaat of is aangesloten op een USB-poort, wordt niet beschermd door HP 3D DriveGuard.
Raadpleeg de Help van de HP 3D DriveGuard-software voor meer informatie.
Status van HP 3D DriveGuard herkennen
Het vasteschijflampje op de computer verandert van kleur, ten teken dat een schijf in de ruimte voor
primaire vaste schijf en/of de schijf in een ruimte voor secundaire vaste schijf (alleen bepaalde
modellen) is geparkeerd. Om te zien of een schijfeenheid wordt beschermd of is geparkeerd, gebruikt
u het pictogram op het Windows-bureaublad, in het systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk
of in het Mobiliteitscentrum:
58 Hoofdstuk 8 Schijfeenheden
9 Beveiliging
De computer beveiligen
Standaardbeveiligingsvoorzieningen van het Windows-besturingssysteem en het onafhankelijk van
Windows-computers draaiende Setup-hulpprogramma (BIOS) kunnen uw persoonlijke instellingen en
gegevens tegen diverse risico's beschermen.
OPMERKING: Van beveiligingsvoorzieningen moet op de eerste plaats een ontmoedigingseffect
uitgaan. Dergelijke maatregelen kunnen echter niet altijd voorkomen dat een product verkeerd wordt
gebruikt of gestolen.
OPMERKING: Voordat u uw computer verzendt voor reparatie, moet u back-ups maken van
vertrouwelijke bestanden en die verwijderen en alle wachtwoordinstellingen verwijderen.
OPMERKING: Mogelijk zijn niet alle in dit hoofdstuk genoemde voorzieningen beschikbaar op uw
computer.
OPMERKING: Uw computer ondersteunt Computrace, een online service voor opsporing en herstel
in het kader van beveiliging die beschikbaar is in bepaalde landen en regio's. Als de computer wordt
gestolen, kan Computrace deze opsporen wanneer de onbevoegde gebruiker internet op gaat. U
kunt Computrace gebruiken door de software aan te schaffen en een abonnement op de service te
nemen. Voor informatie over het bestellen van de Computrace-software gaat u naar
http://hp-pt.absolute.com.
Computerrisico Beveiligingsvoorziening
Onbevoegd gebruik van de computer HP Client Security Manager, in combinatie met een
wachtwoord, smartcard, contactloze kaart, vastgelegde
vingerafdrukken of andere verificatiegegevens.
Ongeoorloofde toegang tot Computer Setup (f10) BIOS-beheerderswachtwoord in Computer Setup*
Ongeoorloofde toegang tot de inhoud van een vaste schijf DriveLock-wachtwoord of Automatic DriveLock-wachtwoord
in Computer Setup*
Ongeoorloofd opstarten vanaf een optionele externe
optischeschijfeenheid (alleen bepaalde modellen), optionele
externe vaste schijf (alleen bepaalde modellen) of interne
netwerkadapter.
Voorziening voor opstartopties in Computer Setup*
Onbevoegde toegang tot een Windows-gebruikersaccount Windows-gebruikerswachtwoord
Onbevoegde toegang tot gegevens
HP software voor stationsversleuteling
Windows Defender
Ongeoorloofde toegang tot de instellingen van Computer
Setup en andere identificatiegegevens van het systeem
BIOS-beheerderswachtwoord in Computer Setup*
Onbevoegd verwijderen van de computer Bevestigingspunt voor een beveiligingsslot (in combinatie
met een optionele beveiligingskabel)
*Computer Setup is een vooraf geïnstalleerd programma in het ROM-geheugen, dat zelfs kan worden gebruikt wanneer het
besturingssysteem niet werkt of niet kan worden geladen. u kunt gebruikmaken van een aanwijsapparaat (touchpad,
EasyPoint-muisbesturing of USB-muis) of het toetsenbord om te navigeren en selecties te maken in Computer Setup.
De computer beveiligen 59
Wachtwoorden gebruiken
Een wachtwoord is een groep tekens die u kiest om uw computergegevens te beveiligen. U kunt
verscheidene typen wachtwoorden instellen, afhankelijk van hoe u de toegang tot uw informatie wilt
beveiligen. Wachtwoorden kunnen worden ingesteld in Windows of in het hulpprogramma Computer
Setup, dat geen deel uitmaakt van Windows en dat vooraf is geïnstalleerd op de computer.
De BIOS-beheerder en DriveLock-wachtwoorden worden in Computer Setup ingesteld en
worden beheerd door het systeem-BIOS.
Wachtwoorden van Automatische DriveLock worden in Computer Setup ingeschakeld.
Windows-wachtwoorden worden alleen in het Windows-besturingssysteem ingesteld.
Als HP SpareKey eerder ingesteld is en als u het BIOS-beheerderswachtwoord vergeten bent,
kunt u HP SpareKey gebruiken om toegang te krijgen tot het hulpprogramma.
Als u zowel het DriveLock-gebruikerswachtwoord als het DriveLock-hoofdwachtwoord bent
vergeten, die in Computer Setup zijn ingesteld, is de vaste schijf die met deze wachtwoorden is
beveiligd permanent vergrendeld en kan deze niet meer worden gebruikt.
U kunt hetzelfde wachtwoord gebruiken voor een voorziening van Computer Setup en een
beveiligingsvoorziening van Windows. U kunt hetzelfde wachtwoord gebruiken voor meerdere
voorzieningen van Computer Setup.
Gebruik de volgende tips voor het maken en opslaan van wachtwoorden:
Volg tijdens het maken van wachtwoorden de door het programma ingestelde vereisten.
Gebruik niet hetzelfde wachtwoord voor meerdere applicaties of websites en gebruik uw
Windows-wachtwoord niet voor applicaties of websites.
Gebruik HP Wachtwoordbeheer voor Client Security om uw gebruikersnamen en wachtwoorden
op te slaan voor al uw websites en applicaties. U kunt ze later op een beveiligde manier zien als
u ze niet meer weet.
Sla wachtwoorden niet in een bestand op de computer op.
De volgende tabellen bevatten veelvoorkomende Windows- en BIOS-beheerderswachtwoorden en
een beschrijving van hun functie.
Wachtwoorden instellen in Windows
Wachtwoord Functie
Beheerderswachtwoord* Beveiligt de toegang tot een Windows-account op
beheerdersniveau.
OPMERKING: Met het instellen van een Windows-
beheerderswachtwoord wordt niet het BIOS-
beheerderswachtwoord ingesteld.
Gebruikerswachtwoord* Beveiligt de toegang tot een Windows-gebruikersaccount.
*Raadpleeg HP Support Assistant voor informatie over het instellen van een Windows-beheerderswachtwoord of Windows-
gebruikerswachtwoord in het startscherm. Als u HP Support Assistant vanuit het startscherm wilt openen, selecteert u de
app HP Support Assistant.
60 Hoofdstuk 9 Beveiliging
Wachtwoorden instellen in Computer Setup
Wachtwoord Functie
BIOS-beheerderswachtwoord* Beveiligt de toegang tot Computer Setup.
OPMERKING: Als er functies ingeschakeld zijn die
voorkomen dat het BIOS-beheerderswachtwoord wordt
verwijderd, kunt u het BIOS-beheerderswachtwoord pas
verwijderen zodra deze functies worden uitgeschakeld.
DriveLock-hoofdwachtwoord* Beveiligt de toegang tot de interne vaste schijf die wordt
beschermd door DriveLock. Wordt ook gebruikt om
DriveLock-beveiliging te verwijderen. Dit wachtwoord wordt
ingesteld bij DriveLock Passwords (DriveLock-
wachtwoorden) tijdens het activeringsproces.
OPMERKING: U kunt pas een DriveLock-wachtwoord
instellen zodra u een BIOS beheerderswachtwoord hebt
ingesteld.
DriveLock-gebruikerswachtwoord* Beveiligt de toegang tot de interne vaste schijf die wordt
beschermd door DriveLock en wordt ingesteld bij DriveLock
Passwords (DriveLock-wachtwoorden) tijdens het
activeringsproces.
OPMERKING: U kunt pas een DriveLock-wachtwoord
instellen zodra u een BIOS beheerderswachtwoord hebt
ingesteld.
*Nadere bijzonderheden over deze wachtwoorden vindt u in de volgende onderwerpen.
BIOS-beheerderswachtwoord beheren
U kunt dit wachtwoord als volgt instellen, wijzigen of verwijderen:
Een nieuw BIOS-beheerderswachtwoord instellen
1. Zet de computer aan of start deze opnieuw op en druk op esc wanneer onder aan het scherm
het bericht "Press the ESC key for Startup Menu" (Druk op de ESC-toets voor menu Opstarten)
verschijnt.
2. Druk op f10 om Computer Setup te openen.
3. Selecteer met de cursorbesturing of met de pijltoetsen Security (Beveiliging) > Setup BIOS
Administrator Password (BIOS-beheerderswachtwoord instellen) en druk op enter.
4. Typ een wachtwoord wanneer hierom wordt gevraagd.
5. Typ nogmaals het nieuwe wachtwoord wanneer hierom wordt gevraagd.
6. Om uw wijzigingen op te slaan en Computer Setup af te sluiten, klikt u op Save (Opslaan) en
volgt u de instructies op het scherm.
– of –
Selecteer met de pijltoetsen Main (Hoofd) > Save Changes and Exit (Wijzigingen opslaan en
afsluiten) en druk daarna op enter.
De wijzigingen zijn van kracht zodra de computer opnieuw is opgestart.
Wachtwoorden gebruiken 61
Een BIOS-beheerderswachtwoord wijzigen
1. Zet de computer aan of start deze opnieuw op en druk op esc wanneer onder aan het scherm
het bericht "Press the ESC key for Startup Menu" (Druk op de ESC-toets voor menu Opstarten)
verschijnt.
2. Druk op f10 om Computer Setup te openen.
3. Selecteer met een aanwijsapparaat of met de pijltoetsen Security (Beveiliging) > Change
Password (Wachtwoord wijzigen) en druk op enter.
4. Typ het huidige wachtwoord wanneer hierom wordt gevraagd.
5. Typ nogmaals uw nieuwe wachtwoord wanneer hierom wordt gevraagd.
6. Om de wijzigingen op te slaan en Computer Setup af te sluiten, klikt u op het pictogram Save
(Opslaan) in de linkerbenedenhoek van het scherm en volgt u de instructies op het scherm.
– of –
Selecteer met de pijltoetsen Main (Hoofd) > Save Changes and Exit (Wijzigingen opslaan en
afsluiten) en druk daarna op enter.
De wijzigingen zijn van kracht zodra de computer opnieuw is opgestart.
Een BIOS-beheerderswachtwoord verwijderen
1. Zet de computer aan of start deze opnieuw op en druk op esc wanneer onder aan het scherm
het bericht "Press the ESC key for Startup Menu" (Druk op de ESC-toets voor menu Opstarten)
verschijnt.
2. Druk op f10 om Computer Setup te openen.
3. Selecteer met een aanwijsapparaat of met de pijltoetsen Security (Beveiliging) > Change
Password (Wachtwoord wijzigen) en druk op enter.
4. Typ het huidige wachtwoord wanneer hierom wordt gevraagd.
5. Wanneer u om het nieuwe wachtwoord wordt gevraagd, laat u het veld leeg en drukt u op enter.
6. Lees de waarschuwing. Selecteer YES (JA) om door te gaan.
7. Wanneer u nogmaals om het nieuwe wachtwoord wordt gevraagd, laat u het veld leeg en drukt u
op enter.
8.
Om de wijzigingen op te slaan en Computer Setup af te sluiten, klikt u op het pictogram Save
(Opslaan) in de linkerbenedenhoek van het scherm en volgt u de instructies op het scherm.
– of –
Selecteer met de pijltoetsen Main (Hoofd) > Save Changes and Exit (Wijzigingen opslaan en
afsluiten) en druk daarna op enter.
De wijzigingen zijn van kracht zodra de computer opnieuw is opgestart.
BIOS-beheerderswachtwoord opgeven
Naast de prompt BIOS-beheerderswachtwoord typt u uw wachtwoord (met behulp van dezelfde soort
toetsen die u gebruikt hebt om het wachtwoord in te stellen). Druk vervolgens op enter. Na drie
mislukte pogingen om het BIOS-beheerderswachtwoord op te geven moet u de computer opnieuw
opstarten en het opnieuw proberen.
62 Hoofdstuk 9 Beveiliging
DriveLock-wachtwoord in Computer Setup beheren
VOORZICHTIG: Noteer het gebruikerswachtwoord en het hoofdwachtwoord voor DriveLock
zorgvuldig en bewaar dit uit de buurt van de computer om te voorkomen dat de met DriveLock
beschermde vaste schijf permanent onbruikbaar wordt. Als u beide DriveLock-wachtwoorden vergeet,
is de vaste schijf permanent vergrendeld en kan deze niet meer worden gebruikt.
Met DriveLock voorkomt u ongeoorloofde toegang tot de inhoud van een vaste schijf. DriveLock kan
alleen worden toegepast op de interne vaste schijf of schijven van de computer. Als DriveLock-
beveiliging op een schijf wordt toegepast, moet een wachtwoord worden ingevoerd om toegang tot
deze schijf te krijgen. Het station moet in de computer of een geavanceerde poortreplicator zijn
geplaatst om te worden benaderd middels de DriveLock-wachtwoorden.
OPMERKING: U kunt de DriveLock-functies pas openen zodra u een BIOS-beheerderswachtwoord
hebt ingesteld.
Om DriveLock-beveiliging toe te passen op een interne vaste schijf, moeten in Computer Setup een
gebruikerswachtwoord en een hoofdwachtwoord worden ingesteld. Op DriveLock-beveiliging zijn de
volgende overwegingen van toepassing:
Nadat DriveLock-beveiliging is toegepast op een vaste schijf, kan deze alleen nog maar worden
gebruikt wanneer eerst het gebruikers- of hoofdwachtwoord wordt ingevoerd.
Het gebruikerswachtwoord is voor de dagelijkse gebruiker van de beveiligde vaste schijf. Het
hoofdwachtwoord is ofwel voor de systeembeheerder ofwel voor de gebruiker.
Het gebruikerswachtwoord en het hoofdwachtwoord mogen hetzelfde zijn.
U kunt een gebruikers- of hoofdwachtwoord uitsluitend verwijderen door de DriveLock-
beveiliging van de vaste schijf te halen. DriveLock-beveiliging kan alleen met het
hoofdwachtwoord van een schijf worden gehaald.
DriveLock-wachtwoord instellen
Ga als volgt te werk om een DriveLock-wachtwoord in te stellen in Computer Setup:
1. Zet de computer aan en druk op esc wanneer onder aan het scherm het bericht "Press the ESC
key for Startup Menu" (Druk op de ESC-toets voor menu Opstarten) verschijnt.
2. Druk op f10 om Computer Setup te openen.
3. Selecteer met een aanwijsapparaat of met de pijltoetsen Beveiliging > Hard Drive Tools
(Hulpmiddelen voor vaste schijf) > Drivelock en druk op enter.
4. Klik op Wachtwoord DriveLock instellen (wereldwijd).
5. Voer het BIOS-beheerderswachtwoord in en druk op enter.
6. Selecteer met een aanwijsapparaat of de pijltoetsen de vaste schijf die u wilt beschermen en
druk vervolgens op enter.
7. Lees de waarschuwing. Selecteer YES (JA) om door te gaan.
8. Typ een hoofdwachtwoord wanneer hierom wordt gevraagd en druk op enter.
9. Typ nogmaals het hoofdwachtwoord wanneer hierom wordt gevraagd en druk op enter.
10. Typ een gebruikerswachtwoord wanneer hierom wordt gevraagd en druk op enter.
11. Typ nogmaals het gebruikerswachtwoord wanneer hierom wordt gevraagd en druk op enter.
Wachtwoorden gebruiken 63
12. Bevestig de DriveLock-beveiliging van de geselecteerde schijfeenheid door DriveLock te typen
in het bevestigingsveld en vervolgens op enter te drukken.
OPMERKING: Bij de DriveLock-bevestiging wordt onderscheid gemaakt tussen hoofdletters en
kleine letters.
13. Om de wijzigingen op te slaan en Computer Setup af te sluiten, klikt u op het pictogram Save
(Opslaan) in de linkerbenedenhoek van het scherm en volgt u de instructies op het scherm.
– of –
Selecteer met de pijltoetsen Main (Hoofd) > Save Changes and Exit (Wijzigingen opslaan en
afsluiten) en druk daarna op enter.
De wijzigingen zijn van kracht zodra de computer opnieuw is opgestart.
DriveLock-wachtwoord invoeren
Zorg ervoor dat de vaste schijf in de computer zelf is ondergebracht (niet in een optioneel
dockingapparaat of externe MultiBay).
Wanneer u wordt gevraagd een DriveLock-wachtwoord op te geven, typt u het gebruikerswachtwoord
of het hoofdwachtwoord (met hetzelfde type toetsen als waarmee u het wachtwoord hebt ingesteld).
Druk daarna op enter.
Als u twee keer het verkeerde wachtwoord hebt ingevoerd, moet u de computer uitschakelen en het
opnieuw proberen.
DriveLock-wachtwoord wijzigen
Ga als volgt te werk om een DriveLock-wachtwoord te wijzigen in Computer Setup:
1. Zet de computer aan en druk op esc wanneer onder aan het scherm het bericht "Press the ESC
key for Startup Menu" (Druk op de ESC-toets voor menu Opstarten) verschijnt.
2. Druk op f10 om Computer Setup te openen.
3. Selecteer met een aanwijsapparaat of met de pijltoetsen Beveiliging > Hard Drive Tools
(Hulpmiddelen voor vaste schijf) > Drivelock en druk op enter.
4. Voer het BIOS-beheerderswachtwoord in en druk op enter.
5. Selecteer met een aanwijsapparaat of met de pijltoetsen Set DriveLock Password (DriveLock-
wachtwoord instellen) en druk op enter.
6. Selecteer met de pijltoetsen een interne vaste schijf en druk vervolgens op enter.
7. Selecteer met een aanwijsapparaat of met de pijltoetsen Change Password (Wachtwoord
wijzigen).
8. Typ uw huidige wachtwoord wanneer hierom wordt gevraagd en druk op enter.
9. Typ een nieuw wachtwoord wanneer hierom wordt gevraagd en druk op enter.
10. Typ nogmaals het nieuwe wachtwoord wanneer hierom wordt gevraagd en druk op enter.
11. Om de wijzigingen op te slaan en Computer Setup af te sluiten, klikt u op het pictogram Save
(Opslaan) in de linkerbenedenhoek van het scherm en volgt u de instructies op het scherm.
– of –
Selecteer met de pijltoetsen Main (Hoofd) > Save Changes and Exit (Wijzigingen opslaan en
afsluiten) en druk daarna op enter.
64 Hoofdstuk 9 Beveiliging
De wijzigingen zijn van kracht zodra de computer opnieuw is opgestart.
DriveLock-beveiliging verwijderen
U kunt een DriveLock-wachtwoord in Computer Setup als volgt verwijderen:
1. Zet de computer aan en druk op esc wanneer onder aan het scherm het bericht "Press the ESC
key for Startup Menu" (Druk op de ESC-toets voor menu Opstarten) verschijnt.
2. Druk op f10 om Computer Setup te openen.
3. Selecteer met een aanwijsapparaat of met de pijltoetsen Beveiliging > Hard Drive Tools
(Hulpmiddelen voor vaste schijf) > Drivelock en druk op enter.
4. Voer het BIOS-beheerderswachtwoord in en druk op enter.
5. Selecteer met een aanwijsapparaat of met de pijltoetsen Set DriveLock Password (DriveLock-
wachtwoord instellen) en druk op enter.
6. Selecteer met een aanwijsapparaat of met de pijltoetsen een interne vaste schijf en druk op
enter.
7. Selecteer met een aanwijsapparaat of met de pijltoetsen Disable protection (Beveiliging
uitschakelen).
8. Typ uw hoofdwachtwoord en druk op enter.
9. Om uw wijzigingen op te slaan en Computer Setup af te sluiten, klikt u op Save (Opslaan) en
volgt u de instructies op het scherm.
– of –
Selecteer met de pijltoetsen Main (Hoofd) > Save Changes and Exit (Wijzigingen opslaan en
afsluiten) en druk daarna op enter.
De wijzigingen zijn van kracht zodra de computer opnieuw is opgestart.
Automatic DriveLock van Computer Setup gebruiken
In een omgeving met meerdere gebruikers kunt u een wachtwoord instellen voor Automatic
DriveLock. Wanneer het wachtwoord voor Automatic DriveLock is ingeschakeld, worden een
willekeurig gebruikerswachtwoord en een DriveLock-hoofdwachtwoord voor u gemaakt. Wanneer een
van de gebruikers de wachtwoordgegevens opgeeft, worden hetzelfde willekeurige
gebruikerswachtwoord en DriveLock-hoofdwachtwoord gebruikt om de schijfeenheid te ontgrendelen.
OPMERKING: U kunt de Automatic DriveLock-functies pas openen zodra u een BIOS-
beheerderswachtwoord hebt ingesteld.
Wachtwoord voor Automatische DriveLock opgeven
Ga als volgt te werk om een wachtwoord voor Automatische DriveLock in te schakelen in Computer
Setup:
1. Zet de computer aan of start deze opnieuw op en druk op esc wanneer onder aan het scherm
het bericht "Press the ESC key for Startup Menu" (Druk op de ESC-toets voor menu Opstarten)
verschijnt.
2. Druk op f10 om Computer Setup te openen.
3. Selecteer met een aanwijsapparaat of met de pijltoetsen Beveiliging > Hard Drive Tools
(Hulpmiddelen voor vaste schijf) > Automatic DriveLock (Automatische stationsvergrendeling) en
druk op enter.
Wachtwoorden gebruiken 65
4. Voer het BIOS-beheerderswachtwoord in en druk op enter.
5. Selecteer met een aanwijsapparaat of met de pijltoetsen een interne vaste schijf en druk op
enter.
6. Lees de waarschuwing. Selecteer YES (JA) om door te gaan.
7. Om uw wijzigingen op te slaan en Computer Setup af te sluiten, klikt u op Save (Opslaan) en
volgt u de instructies op het scherm.
– of –
Selecteer met de pijltoetsen Main (Hoofd) > Save Changes and Exit (Wijzigingen opslaan en
afsluiten) en druk daarna op enter.
Automatische DriveLock-beveiliging verwijderen
U kunt een DriveLock-wachtwoord in Computer Setup als volgt verwijderen:
1. Zet de computer aan of start deze opnieuw op en druk op esc wanneer onder aan het scherm
het bericht "Press the ESC key for Startup Menu" (Druk op de ESC-toets voor menu Opstarten)
verschijnt.
2. Druk op f10 om Computer Setup te openen.
3. Selecteer met een aanwijsapparaat of met de pijltoetsen Beveiliging > Hard Drive Tools
(Hulpmiddelen voor vaste schijf) > Automatic DriveLock (Automatische stationsvergrendeling) en
druk op enter.
4. Voer het BIOS-beheerderswachtwoord in en druk op enter.
5. Selecteer met een aanwijsapparaat of met de pijltoetsen een interne vaste schijf en druk op
enter.
6. Selecteer met een aanwijsapparaat of met de pijltoetsen Disable protection (Beveiliging
uitschakelen).
7. Om de wijzigingen op te slaan en Computer Setup af te sluiten, klikt u op het pictogram Save
(Opslaan) in de linkerbenedenhoek van het scherm en volgt u de instructies op het scherm.
– of –
Selecteer met de pijltoetsen Main (Hoofd) > Save Changes and Exit (Wijzigingen opslaan en
afsluiten) en druk daarna op enter.
Antivirussoftware gebruiken
Wanneer u de computer gebruikt voor toegang tot e-mail, een netwerk of internet, wordt de computer
mogelijk blootgesteld aan computervirussen. Virussen kunnen het besturingssysteem, programma's
en hulpprogramma's buiten werking stellen of de werking ervan verstoren.
Met antivirussoftware kunnen de meeste virussen worden opgespoord en vernietigd. In de meeste
gevallen kan ook eventuele schade die door virussen is aangericht, worden hersteld. Het is
noodzakelijk om antivirussoftware regelmatig bij te werken, zodat deze ook bescherming biedt tegen
pas ontdekte virussen.
Windows Defender is vooraf geïnstalleerd op de computer. Wij raden u aan om een
antivirusprogramma te blijven gebruiken om uw computer volledig te beveiligen.
Open HP Support Assistant voor meer informatie over computervirussen. Als u HP Support Assistant
vanuit het startscherm wilt openen, selecteert u de app HP Support Assistant.
66 Hoofdstuk 9 Beveiliging
Firewallsoftware gebruiken
Firewalls zijn bedoeld om ongeoorloofde toegang tot een systeem of netwerk te voorkomen. Een
firewall kan een softwareprogramma zijn dat u op uw computer en/of netwerk installeert of het kan
een oplossing zijn die zowel uit hardware als software bestaat.
Er zijn twee soorten firewalls waaruit u kunt kiezen:
Hostgebaseerde firewallsoftware die alleen de computer beschermt waarop deze is
geïnstalleerd;
Netwerkgebaseerde firewalls die tussen het ADSL- of kabelmodem en uw thuisnetwerk worden
geïnstalleerd om alle computers in het netwerk te beschermen.
Wanneer een firewall is geïnstalleerd op een systeem, worden alle gegevens die vanaf en naar het
systeem worden verzonden, gecontroleerd en vergeleken met een reeks door de gebruiker
gedefinieerde beveiligingscriteria. Gegevens die niet aan deze criteria voldoen, worden geblokkeerd.
Mogelijk is er al een firewall geïnstalleerd op uw computer of netwerkapparatuur. Als dat niet het
geval is, zijn er softwareoplossingen voor firewalls beschikbaar.
OPMERKING: in bepaalde situaties kan een firewall toegang tot spelletjes op internet blokkeren,
het delen van printers of bestanden in een netwerk tegenhouden of toegestane bijlagen bij e-
mailberichten blokkeren. U kunt dit probleem tijdelijk oplossen door de firewall uit te schakelen, de
gewenste taak uit te voeren en de firewall weer in te schakelen. Configureer de firewall opnieuw als u
het probleem blijvend wilt oplossen.
Essentiële beveiligingsupdates installeren
VOORZICHTIG: Microsoft® verstuurt waarschuwingsberichten over essentiële updates. Installeer
alle essentiële updates van Microsoft zodra u een waarschuwing ontvangt, om de computer te
beschermen tegen beveiligingslekken en computervirussen.
U kunt ervoor kiezen of updates automatisch geïnstalleerd moeten worden. Als u de instellingen wilt
aanpassen, typt u c op het startscherm en selecteert u Configuratiescherm. Selecteer
achtereenvolgens Systeem en beveiliging, Windows Update en Instellingen wijzigen en volg de
instructies op het scherm.
HP Client Security gebruiken
HP Client Security-software is op computermodellen vooraf geïnstalleerd. De software is toegankelijk
via de HP Client Security-tegel op het startscherm, het pictogram op het Windows bureaublad in het
systeemvak, rechts van de taakbalk en via het Windows configuratiescherm. De software is voorzien
van beveiligingsvoorzieningen die u beschermen tegen ongeoorloofde toegang tot de computer, het
netwerk en kritieke gegevens. Raadpleeg de Help van de HP Client Security-software voor meer
informatie.
Optionele beveiligingskabel bevestigen
OPMERKING: Er is een beveiligingskabel ontworpen waarvan op de eerste plaats een
ontmoedigingseffect moet uitgaan. Deze voorziening kan echter niet voorkomen dat de computer
verkeerd wordt gebruikt of wordt gestolen.
Firewallsoftware gebruiken 67
OPMERKING: Het bevestigingspunt voor de beveiligingskabel op de computer kan er iets anders
uitzien dan op de afbeelding in dit gedeelte. Zie
Vertrouwd raken met de computer op pagina 4 voor
de plaats van het bevestigingspunt voor de beveiligingskabel.
1. Leg de beveiligingskabel om een stevig verankerd voorwerp heen.
2. Steek de sleutel (1) in het kabelslot (2).
3. Steek het kabelslot in het slot voor de beveiligingskabel op de computer (3) en vergrendel het
kabelslot met de sleutel.
Vingerafdruklezer gebruiken (alleen bepaalde modellen)
Op bepaalde computermodellen zijn geïntegreerde vingerafdruklezers beschikbaar. Om de
vingerafdruklezer te kunnen gebruiken, moet u uw vingerafdrukken registreren in de HP Client
Security's Credential Manager. Raadpleeg de help van de HP Client Security-software.
Zodra u uw vingerafdrukken in Credential Manager hebt geregistreerd, kunt u de
wachtwoordbeheerder voor HP Client Security gebruiken om uw gebruikersnamen en wachtwoorden
in ondersteunde websites en toepassingen op te slaan en in te vullen.
Vingerafdruklezer zoeken
De vingerafdruklezer is een kleine metalen sensor die zich op de volgende locaties van uw computer
kan bevinden:
Aan de onderzijde van het touchpad
Rechts van het toetsenbord
Aan de rechter bovenzijde van het beeldscherm
Links van het beeldscherm
Al naargelang uw computermodel kan de lezer horizontaal of verticaal zijn geplaatst. In beide
gevallen geldt dat u uw vinger langs de metalen sensor moet vegen. Raadpleeg
Knoppen,
luidsprekers en vingerafdruklezer (alleen bepaalde modellen) op pagina 13 voor de locatie van de
vingerafdruklezer op de computer.
68 Hoofdstuk 9 Beveiliging
10 Onderhoud
Geheugenmodules toevoegen of vervangen
De computer heeft één geheugenmodulecompartiment. U kunt de capaciteit van de computer
vergroten door een geheugenmodule in het beschikbare slot voor geheugenuitbreidingsmodules te
plaatsen of door een upgrade van de bestaande geheugenmodule in het slot voor de primaire
geheugenmodule uit te voeren.
OPMERKING: Voordat u een geheugenmodule toevoegt of vervangt, controleert u of de computer
de meest recente BIOS-versie bevat. Voer indien nodig een update uit van het BIOS. Zie
BIOS-
update uitvoeren op pagina 79.
VOORZICHTIG: Als de computer niet over de meest recente BIOS-versie beschikt voordat u een
geheugenmodule installeert of vervangt, kunnen er diverse problemen met het systeem ontstaan.
WAARSCHUWING! Haal vóór het plaatsen van een geheugenmodule de stekker uit het stopcontact
en verwijder alle accu's om het risico van een elektrische schok, brand of schade aan de apparatuur
te beperken.
VOORZICHTIG: Door elektrostatische ontlading kunnen elektronische onderdelen beschadigd
raken. Zorg dat u vrij bent van statische elektriciteit door een geaard metalen voorwerp aan te raken
voordat u een procedure start.
VOORZICHTIG: Neem de volgende richtlijnen in acht om te voorkomen dat gegevens verloren
gaan of het systeem vastloopt:
Zet de computer uit voordat u geheugenmodules toevoegt of vervangt. Verwijder een
geheugenmodule niet wanneer de computer aan staat of in de slaapstand of de sluimerstand staat.
Als u niet weet of de computer is uitgeschakeld of in de sluimerstand staat, zet u de computer aan
door op de aan/uit-knop te drukken. Sluit de computer vervolgens af via het besturingssysteem.
OPMERKING: Als u bij het toevoegen van een tweede geheugenmodule een tweekanaals
configuratie wilt gebruiken, moet u zorgen dat beide geheugenmodules gelijk zijn.
OPMERKING: Het primaire geheugen bevindt zich in het onderste geheugenmoduleslot en het
uitbreidingsgeheugen bevindt zich in het bovenste geheugenmoduleslot.
Ga als volgt te werk om een geheugenmodule toe te voegen of te vervangen:
1. Sla uw werk op en sluit de computer af.
2. Ontkoppel de netvoeding en externe apparaten die op de computer zijn aangesloten.
3. Verwijder de accu (zie
Accu verwijderen op pagina 45).
4. Verwijder het onderpaneel (zie
Onderhoudskleppen verwijderen op pagina 54).
5. Voor het vervangen van een geheugenmodule verwijdert u de bestaande geheugenmodule:
a. Trek de borgklemmetjes (1) aan beide zijden van de geheugenmodule weg.
De geheugenmodule komt omhoog.
Geheugenmodules toevoegen of vervangen 69
b. Pak de geheugenmodule aan de rand vast (2) en trek de module voorzichtig uit het
geheugenmoduleslot.
VOORZICHTIG: Houd de geheugenmodule alleen vast aan de randen om schade aan de
module te voorkomen. Raak de onderdelen van de geheugenmodule niet aan.
Bewaar verwijderde geheugenmodules in een antistatische verpakking om de module te
beschermen.
6. Plaats als volgt een nieuwe geheugenmodule:
VOORZICHTIG: Houd de geheugenmodule alleen vast aan de randen om schade aan de
module te voorkomen. Raak de onderdelen van de geheugenmodule niet aan.
a. Breng de inkeping (1) in de geheugenmodule op één lijn met het nokje in het
geheugenmoduleslot.
b. Druk de module onder een hoek van 45 graden ten opzichte van het
geheugenmodulecompartiment in het geheugenmoduleslot totdat de module goed op zijn
plaats zit (2).
70 Hoofdstuk 10 Onderhoud
c. Druk de geheugenmodule (3) voorzichtig naar beneden en oefen daarbij druk uit op zowel
de linker- als de rechterkant van de geheugenmodule, totdat de borgklemmetjes
vastklikken.
VOORZICHTIG: Zorg dat u de geheugenmodule niet buigt om schade aan de module te
voorkomen.
7. Plaats het onderpaneel terug (zie Onderhoudskleppen terugplaatsen op pagina 54).
8. Plaats de accu (zie
Accu plaatsen op pagina 44).
9. Sluit de netvoeding en externe apparaten aan op de computer.
10. Schakel de computer in.
De computer reinigen
Gebruik de volgende producten voor het veilig reinigen van uw computer:
Dimethyl benzyl ammoniumchloride 0,3 procent maximale concentratie (bijvoorbeeld
wegwerpdoekjes die in verschillende merken worden geleverd)
Glasreinigingsmiddel zonder alcohol
Water met milde zeepoplossing
Droge microvezel-reinigingsdoek of een zeemlap (antistatische doek zonder olie)
Antistatische veegdoekjes
De computer reinigen 71
VOORZICHTIG: Gebruik geen schoonmaakmiddelen die permanente schade aan uw computer
kunnen veroorzaken. U kunt een bepaald schoonmaakmiddel pas gebruiken als u zeker weet dat het
geen alcohol, aceton, ammoniumchloride, methyleenchloride of koolwaterstoffen bevat.
Materiaal met vezels, zoals papieren doekjes, kunnen de computer bekrassen. In de loop van de tijd
kunnen er vuildeeltjes en reinigingsmiddelen in de krassen achterblijven.
Reinigingsprocedures
Volg de in dit gedeelte beschreven procedures voor het veilig reinigen en desinfecteren van uw
computer.
WAARSCHUWING! Probeer de computer niet schoon te maken terwijl deze is ingeschakeld, om
het risico van elektrische schokken of schade aan onderdelen te beperken.
Schakel de computer uit.
Koppel de netvoeding los.
Koppel alle externe apparaten los.
VOORZICHTIG: Om schade aan interne onderdelen te voorkomen, mag u geen
schoonmaakmiddelen of vloeistoffen direct op het oppervlak van de computer spuiten. Als er
vloeistoffen op het oppervlak terecht komen, kunnen er interne onderdelen beschadigd raken.
Scherm reinigen (All-in-Ones of notebooks)
Veeg het display met een zacht, pluisvrij en met een
alcoholvrij
glasreinigingsmiddel bevochtigd
doekje schoon. Controleer of het display droog is voordat u de computer sluit.
Zijkanten of deksel reinigen
Gebruik voor het reinigen van de zijkanten of het deksel een zachte microvezel-doek of een zeemlap
die bevochtigd is met een van de eerder genoemde reinigingsmiddelen, of gebruik een
wegwerpdoekje dat geschikt is voor dit doel.
OPMERKING: Wanneer u het deksel van de computer reinigt, verwijdert u het vuil door
ronddraaiende bewegingen te maken.
Touchpad, toetsenbord of muis reinigen
WAARSCHUWING! Gebruik geen stofzuiger om het toetsenbord te reinigen, om het risico van een
elektrische schok of schade aan interne onderdelen te beperken. Een stofzuiger kan stofdeeltjes op
het oppervlak van het toetsenbord achterlaten.
VOORZICHTIG: Om schade aan interne onderdelen te voorkomen, moet u ervoor zorgen dat er
geen vloeistof tussen de toetsen komt.
Gebruik voor het reinigen van het touchpad, het toetsenbord of de muis een zachte microvezel-
doek of een zeemlap die bevochtigd is met een van de eerder genoemde reinigingsmiddelen, of
gebruik een wegwerpdoekje.
Om te voorkomen dat de toetsen vast komen te zitten en om vuil, pluizen en vuildeeltjes te
verwijderen, gebruikt u een spuitbus met perslucht en een rietje.
72 Hoofdstuk 10 Onderhoud
Programma's en stuurprogramma's bijwerken
U wordt aangeraden regelmatig een update uit te voeren van uw programma's en stuurprogramma's.
Ga naar
http://www.hp.com/support om de recentste versies te downloaden. U kunt zich ook
aanmelden voor het ontvangen van automatische updateberichten wanneer nieuwe updates
beschikbaar komen.
SoftPaq Download Manager gebruiken
HP SoftPaq Download Manager (SDM) is een hulpprogramma dat snel toegang verschaft tot
SoftPaq-informatie voor zakelijke HP computers zonder dat het SoftPaq-nummer benodigd is. Met dit
hulpprogramma kunt u eenvoudig zoeken naar SoftPaq's en deze vervolgens downloaden en
uitpakken.
Met SoftPaq Download Manager wordt vanaf de FTP-site van HP een gepubliceerd databasebestand
gelezen en gedownload dat het computermodel en SoftPaq-informatie bevat. Met SoftPaq Download
Manager kunt u een of meer computermodellen opgeven om vast te stellen welke SoftPaq's
beschikbaar zijn om te worden gedownload.
SoftPaq Download Manager zoekt op de FTP-site van HP naar updates voor de database en
software. Als er updates worden gevonden, worden deze automatisch gedownload en toegepast.
SoftPaq Download Manager is beschikbaar via de website van HP. Als u SoftPaq Download Manager
wilt gebruiken voor het downloaden van SoftPaq's, moet eerst het programma worden gedownload
en geïnstalleerd. Ga naar
http://www.hp.com/go/sdm en volg de instructies voor het downloaden en
installeren van SoftPaq Download Manager.
U downloadt SoftPaq's als volgt:
Typ s op het startscherm. Typ softpaq in het zoekvak en selecteer vervolgens HP SoftPaq
Download Manager. Volg de instructies om SoftPaqs te downloaden.
OPMERKING: Klik op Ja als u daarom wordt gevraagd.
Programma's en stuurprogramma's bijwerken 73
11 Back-up en herstel
Ter bescherming van uw informatie gebruikt u back-up- en herstelhulpprogramma's van Windows om
back-ups te maken van afzonderlijke bestanden en mappen, om back-ups te maken van de volledige
vaste schijf, om systeemherstelmedia te maken (alleen bepaalde modellen) met behulp van de
geïnstalleerde optische-schijfeenheid (alleen bepaalde modellen) of een optionele externe optische-
schijfeenheid, of om systeemherstelpunten te maken. In het geval van een systeemfout kunt u de
back-upbestanden gebruiken om de inhoud van de computer terug te zetten.
Typ herstellen op het startscherm, klik op Instellingen en selecteer uit de lijst met weergegeven
opties.
OPMERKING: Voor gedetailleerde instructies over verscheidene back-up- en herstelopties zoekt u
naar deze onderwerpen in Help en ondersteuning van Windows.
In het geval van een onstabiel systeem raadt HP aan om de herstelprocedures af te drukken en deze
te bewaren voor toekomstig gebruik.
OPMERKING: Windows bevat de functie Gebruikersaccountbeheer om de beveiliging van de
computer te verbeteren. Mogelijk wordt om uw toestemming of wachtwoord gevraagd bij taken als het
installeren van software, het uitvoeren van hulpprogramma's of het wijzigen van Windows-
instellingen. Raadpleeg Help en ondersteuning van Windows voor meer informatie.
Een back-up maken van uw gegevens
Bij een systeemfout kunt u het systeem herstellen in de staat van de recentste back-up. U moet
onmiddellijk na de initiële systeeminstallatie systeemherstelmedia en uw initiële back-up maken. Als u
nieuwe software en gegevensbestanden toevoegt, moet u periodiek back-ups van het systeem blijven
maken om altijd een redelijk actuele back-up achter de hand te hebben.
Raadpleeg Help en ondersteuning van Windows voor meer informatie over de back-upvoorzieningen
van Windows.
Systeemherstelactie uitvoeren
In geval van een systeemstoring of instabiliteit, beschikt de computer over de volgende
hulpprogramma's om uw bestanden te herstellen:
Hulpprogramma’s voor herstel: u kunt de Windows-functie ‘Back-up maken en terugzetten’
gebruiken om gegevens te herstellen waarvan u eerder een back-up hebt gemaakt. U kunt ook
gebruikmaken van Windows Automatisch herstellen om problemen te verhelpen die voorkomen
dat Windows correct opstart.
f11 herstelprogramma's: met de f11-herstelprogramma's kunt u de oorspronkelijke kopie van de
vaste schijf herstellen. De kopie bevat het Windows-besturingssysteem en alle
softwareprogramma's die in de fabriek zijn geïnstalleerd.
OPMERKING: Als u de computer niet kunt opstarten en de eerder gemaakte systeemherstelmedia
(alleen bepaalde modellen) niet kunt gebruiken, moet u media met het besturingssysteem Windows 8
aanschaffen om de computer opnieuw op te starten en het besturingssysteem te herstellen.
Raadpleeg
Media met het Windows-besturingssysteem gebruiken (afzonderlijk aan te schaffen)
op pagina 76 voor aanvullende informatie.
74 Hoofdstuk 11 Back-up en herstel
Windows herstelprogramma’s gebruiken
Raadpleeg Help en ondersteuning van Windows voor instructies over het herstellen van bestanden
en mappen als u informatie wilt terugzetten waarvan u eerder een back-up hebt gemaakt.
Ga als volgt te werk als u uw informatie wilt herstellen met Automatisch herstellen:
VOORZICHTIG: Sommige opties van Opstartherstel wissen en formatteren de vaste schijf volledig.
Alle bestanden die u hebt gemaakt en alle software die u hebt geïnstalleerd op de computer, worden
definitief verwijderd. Wanneer het herformatteren is voltooid, herstelt de herstelprocedure het
besturingssysteem en de stuurprogramma’s, software en hulpprogramma’s vanaf de back-up die voor
herstel is gebruikt.
1. Maak indien mogelijk een back-up van al uw persoonlijke bestanden.
2. Controleer indien mogelijk of de herstelimage-partitie en de Windows-partitie aanwezig zijn.
Typ bestand op het startscherm en klik op Bestandsverkenner.
– of –
Typ computer in het startscherm en selecteer Deze computer.
OPMERKING: Als de Windows-partitie en de herstelimage-partitie niet vermeld staan, moet u
het besturingssysteem en de programma's herstellen met behulp van de dvd met het
besturingssysteem Windows 8 en de media
Driver Recovery
(Herstel van stuurprogramma's)
(beide afzonderlijk aan te schaffen). Raadpleeg
Media met het Windows-besturingssysteem
gebruiken (afzonderlijk aan te schaffen) op pagina 76 voor aanvullende informatie.
3. Als de Windows-partitie en de herstelimage-partitie worden vermeld, start u de computer
opnieuw op door de shift-toets in te drukken en vast te houden terwijl u op Opnieuw opstarten
klikt.
4. Selecteer achtereenvolgens Problemen oplossen, Geavanceerde opties en Opstartherstel.
5. Volg de instructies op het scherm.
OPMERKING: Voor aanvullende informatie over het herstellen van informatie met de Windows-
hulpprogramma's zoekt u naar deze onderwerpen in Help en ondersteuning van Windows.
f11-herstelprogramma's gebruiken
VOORZICHTIG: Met f11 wordt de inhoud van de vaste schijf volledig gewist en wordt de vaste schijf
geformatteerd. Alle bestanden die u hebt gemaakt en software die u op de computer hebt
geïnstalleerd, worden permanent verwijderd. Het f11-herstelprogramma installeert het
besturingssysteem en HP programma's en stuurprogramma's die in de fabriek zijn geïnstalleerd
opnieuw. Software die niet in de fabriek is geïnstalleerd, moet opnieuw worden geïnstalleerd.
Ga als volgt te werk om de kopie van de oorspronkelijke vaste schijf te herstellen met f11:
1. Maak indien mogelijk een back-up van al uw persoonlijke bestanden.
2. Controleer indien mogelijk of de herstelimage-partitie aanwezig is. Typ computer in het
startscherm en selecteer Deze computer.
OPMERKING: Als de herstelimage-partitie niet vermeld staat, moet u het besturingssysteem
en de programma's herstellen met behulp van de media met het Windows-besturingssysteem en
de media
Driver Recovery
(Herstel van stuurprogramma's) (beide afzonderlijk aan te schaffen).
Raadpleeg
Media met het Windows-besturingssysteem gebruiken (afzonderlijk aan te schaffen)
op pagina 76 voor aanvullende informatie.
Systeemherstelactie uitvoeren 75
3. Als de herstelimage-partitie wel vermeld staat, start u de computer opnieuw op en drukt u op esc
wanneer het bericht "Press the ESC key for Startup Menu" (Druk op de ESC-toets voor het
startmenu) onder aan het scherm verschijnt.
4. Druk op f11 als het bericht "Press <F11> for recovery" (Druk op f11 voor herstellen) op het
scherm wordt weergegeven.
5. Volg de instructies op het scherm.
Media met het Windows-besturingssysteem gebruiken (afzonderlijk aan te
schaffen)
Als u een dvd met het Windows-besturingssysteem wilt bestellen, neemt u contact op met de
klantenondersteuning. Raadpleeg het boekje
Telefoonnummers voor wereldwijde ondersteuning
dat
bij de computer is geleverd. U kunt ook contactgegevens vinden op de website van HP. Ga naar
http://www.hp.com/support, selecteer uw land of regio en volg de instructies op het scherm.
VOORZICHTIG: Als u media met het Windows-besturingssysteem gebruikt, wordt de inhoud van de
vaste schijf volledig gewist en wordt de vaste schijf geformatteerd. Alle bestanden die u hebt gemaakt
en software die u op de computer hebt geïnstalleerd, worden permanent verwijderd. Wanneer het
formatteren gereed is, herstelt u via het herstelproces het besturingssysteem, de stuurprogramma's,
de software en de hulpprogramma's.
Een volledige installatie van het besturingssysteem starten met behulp van een dvd met het
Windows-besturingssysteem:
OPMERKING: Dit proces kan enkele minuten duren.
1. Maak indien mogelijk een back-up van al uw persoonlijke bestanden.
2. Plaats de dvd met het Windows-besturingssysteem in de optischeschijfeenheid en start de
computer opnieuw op.
3. Druk op een toets op het toetsenbord als u hierom wordt gevraagd.
4. Volg de instructies op het scherm.
Doe het volgende wanneer de installatie is voltooid:
1. Werp de media met het Windows-besturingssysteem uit en plaats de media
Driver Recovery
(Terugzetten van het stuurprogramma).
2. Installeer eerst de stuurprogramma's voor de hardware en vervolgens de aanbevolen
toepassingen.
Het gebruik van Windows vernieuwen of Windows opnieuw instellen
Als uw computer niet naar behoren werkt en u het systeem stabieler wilt maken, kunt u met de optie
Windows Vernieuwen helemaal opnieuw beginnen terwijl toch alle belangrijke dingen behouden
blijven.
Met de optie Opnieuw instellen van Windows voert u een gedetailleerde herformattering van de
computer uit of verwijdert u persoonlijke gegevens voordat u de computer wegdoet of recyclet.
Raadpleeg Help en ondersteuning voor meer informatie over deze voorzieningen.
HP Software Setup gebruiken
HP Software Setup kan gebruikt worden voor het opnieuw installeren van stuurprogramma's of het
selecteren van software die is beschadigd of van het systeem is verwijderd.
76 Hoofdstuk 11 Back-up en herstel
1. Typ op het startscherm HP Software Setup.
2. Open HP Software Setup.
3. Volg de aanwijzingen op het scherm om stuurprogramma's opnieuw te installeren of software te
selecteren.
Systeemherstelactie uitvoeren 77
12 Computer Setup (BIOS), Multiboot en HP
PC Hardware Diagnostics (UEFI)
Computer Setup gebruiken
Computer Setup ofwel het BIOS (Basic Input/Output System) bevat instellingen voor de
communicatie tussen alle invoer- en uitvoerapparaten in het systeem (zoals schijfeenheden,
beeldscherm, toetsenbord, muis en printer). Computer Setup bevat ook instellingen voor de types
geïnstalleerde apparaten, de opstartvolgorde van de computer en de hoeveelheid systeemgeheugen
en uitgebreid geheugen.
OPMERKING: Wees uiterst voorzichtig met het aanbrengen van wijzigingen in Computer Setup.
Fouten kunnen ertoe leiden dat de computer niet meer goed functioneert.
Computer Setup starten
OPMERKING: Externe toetsenborden of muizen die via een USB-poort zijn aangesloten, kunnen
uitsluitend worden gebruikt in Computer Setup als de ondersteuning voor oudere USB-systemen is
ingeschakeld.
U start Computer Setup als volgt:
1. Zet de computer aan of start deze opnieuw op en druk op esc wanneer onder aan het scherm
het bericht "Press the ESC key for Startup Menu" (Druk op de ESC-toets voor menu Opstarten)
verschijnt.
2. Druk op f10 om Computer Setup te openen.
Navigeren en selecteren in Computer Setup
Navigeren en selecteren gaat in Computer Setup als volgt:
1. Zet de computer aan of start deze opnieuw op en druk op esc wanneer onder aan het scherm
het bericht "Press the ESC key for Startup Menu" (Druk op de ESC-toets voor menu Opstarten)
verschijnt.
OPMERKING: U kunt gebruikmaken van een aanwijsapparaat (touchpad, EasyPoint-
muisbesturing of USB-muis) of het toetsenbord om te navigeren en selecties te maken in
Computer Setup.
2. Druk op f10 om Computer Setup te openen.
Als u een menu of menuonderdeel wilt selecteren, gebruikt u de tab-toets en de pijltoetsen
en drukt u vervolgens op enter. U kunt ook gebruikmaken van een aanwijsapparaat om op
het onderdeel te klikken.
Om omhoog of omlaag te schuiven, klikt u op de pijl omhoog of de pijl omlaag in de
rechterbovenhoek van het scherm, of gebruikt u de toets voor pijl omhoog of pijl omlaag op
het toetsenbord.
Druk op esc om alle open dialoogvensters te sluiten en terug te keren naar het
hoofdscherm van Computer Setup. Volg daarna de instructies op het scherm.
78 Hoofdstuk 12 Computer Setup (BIOS), Multiboot en HP PC Hardware Diagnostics (UEFI)
Gebruik een van de volgende methoden om de menu's van Computer Setup af te sluiten:
U sluit de menu's van Computer Setup als volgt af zonder de wijzigingen op te slaan:
Klik op het pictogram Afsluiten rechtsonder op het scherm en volg de instructies op het scherm.
– of –
Selecteer met de pijltoetsen Main (Hoofd) > Ignore Changes and Exit (Wijzigingen negeren en
afsluiten) en druk daarna op enter.
Ga als volgt te werk om de wijzigingen op te slaan en de menu's van Computer Setup af te
sluiten:
Klik op het pictogram Save (Opslaan) linksonder op het scherm en volg de instructies op het
scherm.
– of –
Selecteer met de pijltoetsen Main (Hoofd) >Save Changes and Exit (Wijzigingen opslaan en
afsluiten) en druk daarna op enter.
De wijzigingen zijn van kracht zodra de computer opnieuw is opgestart.
Fabrieksinstellingen herstellen in Computer Setup
OPMERKING: Door het herstellen van de fabrieksinstellingen wordt de vasteschijfmodus niet
gewijzigd.
Als u alle instellingen in Computer Setup wilt terugzetten naar de fabriekswaarden, gaat u als volgt te
werk:
1. Zet de computer aan of start deze opnieuw op en druk op esc wanneer onder aan het scherm
het bericht "Press the ESC key for Startup Menu" (Druk op de ESC-toets voor menu Opstarten)
verschijnt.
2. Druk op f10 om Computer Setup te openen.
3. Selecteer met een aanwijsapparaat of met de pijltoetsen Hoofd > Standaardinstellingen
herstellen.
4. Volg de instructies op het scherm.
5. Om de wijzigingen op te slaan en af te sluiten, klikt u op het pictogram Save (Opslaan) in de
rechterbenedenhoek van het scherm en volgt u de instructies op het scherm.
– of –
Selecteer met de pijltoetsen Hoofd > Wijzigingen opslaan en afsluiten en druk daarna op enter.
De wijzigingen zijn van kracht zodra de computer opnieuw is opgestart.
OPMERKING: Uw wachtwoordinstellingen en beveiligingsinstellingen blijven ongewijzigd wanneer u
de oorspronkelijke fabrieksinstellingen herstelt.
BIOS-update uitvoeren
Geüpdate versies van het BIOS zijn beschikbaar via de website van HP.
De meeste BIOS-updates op de website van HP zijn verpakt in gecomprimeerde bestanden die
SoftPaq's
worden genoemd.
Computer Setup gebruiken 79
Sommige downloadpakketten bevatten een bestand met de naam Readme.txt. Dit bestand bevat
informatie over de installatie en het oplossen van problemen.
BIOS-versie vaststellen
Als u wilt vaststellen of er een recentere BIOS-versie beschikbaar is voor de computer, moet u weten
welke versie van het systeem-BIOS momenteel is geïnstalleerd.
Informatie over de BIOS-versie (ook wel
ROM-datum
of
systeem-BIOS
genoemd) kunt u weergeven
door te drukken op fn+esc (als Windows al is gestart) of door Computer Setup te gebruiken.
1. Start Computer Setup.
2. Selecteer met een aanwijsapparaat of met de pijltoetsen Hoofd > Systeeminformatie.
3. Om Computer Setup af te sluiten zonder de wijzigingen op te slaan, klikt u op het pictogram
Afsluiten in de linkerbenedenhoek van het scherm en volgt u de instructies op het scherm.
– of –
Selecteer met de pijltoetsen Main (Hoofd) > Ignore Changes and Exit (Wijzigingen negeren en
afsluiten) en druk daarna op enter.
BIOS-update downloaden
VOORZICHTIG: Om het risico van schade aan de computer of een mislukte installatie te beperken,
downloadt en installeert u een BIOS-update alleen terwijl de computer met de netvoedingsadapter is
aangesloten op een betrouwbare externe voedingsbron. Download of installeer een BIOS-update niet
wanneer de computer op accuvoeding werkt of wanneer de computer is aangesloten op een
optioneel dockingapparaat of een optionele voedingsbron. Volg de onderstaande instructies tijdens
het downloaden en installeren:
Schakel de stroomvoorziening van de computer niet uit door de stekker van het netsnoer uit het
stopcontact te halen.
Zet de computer niet uit en activeer de slaapstand niet.
Zorg dat u geen apparaten, kabels of snoeren plaatst, verwijdert, aansluit of loskoppelt.
1. Typ hp support assistant in het startscherm en selecteer de app HP Support Assistant.
2. Klik op Updates and tune-ups (Updates en verbeteringen) en klik vervolgens op Check for HP
updates now (Nu controleren op HP-updates).
3. Volg de instructies op het scherm.
4. Voer in de downloadsectie de volgende stappen uit:
a. Zoek de BIOS-update die recenter is dan de BIOS-versie die momenteel op de computer is
geïnstalleerd en vergelijk ze. Noteer de datum, naam of andere informatie waaraan u de
update kunt herkennen. Aan de hand van deze gegevens kunt u de update terugvinden
nadat deze naar de vaste schijf is gedownload.
b. Volg de instructies op het scherm om uw selectie te downloaden naar de vaste schijf.
Als de update recenter is dan uw BIOS, noteert u het pad naar de locatie op uw vaste schijf
waar de BIOS update gedownload is. U hebt dit pad nodig wanneer u klaar bent om de
update te installeren.
OPMERKING: Als de computer is aangesloten op een netwerk, raadpleegt u de
netwerkbeheerder voordat u software-updates installeert, vooral als het gaat om updates van
het systeem-BIOS.
80 Hoofdstuk 12 Computer Setup (BIOS), Multiboot en HP PC Hardware Diagnostics (UEFI)
De procedures voor de installatie van BIOS-updates kunnen verschillen. Volg de instructies die op
het scherm verschijnen nadat het downloaden is voltooid. Als er geen instructies verschijnen, gaat u
als volgt te werk:
1. Typ bestand op het startscherm en selecteer Bestandsverkenner.
2. Klik op de aanduiding van de vasteschijfeenheid. De vasteschijfaanduiding is gewoonlijk lokale
schijf (C:).
3. Maak gebruik van het eerder genoteerde pad en open de map op de vaste schijf die de update
bevat.
4. Dubbelklik op het bestand met de extensie .exe (bijvoorbeeld
bestandsnaam
.exe).
De installatie van het BIOS begint.
5. Volg de instructies op het scherm om de installatie te voltooien.
OPMERKING: Nadat op het scherm is aangegeven dat de installatie is geslaagd, kunt u het
gedownloade bestand van de vaste schijf verwijderen.
MultiBoot gebruiken
Opstartvolgorde van apparaten
Als de computer wordt ingeschakeld, probeert het systeem op te starten vanaf geactiveerde
apparaten. Met het hulpprogramma Multiboot, dat in de fabriek is geactiveerd, wordt bepaald in welke
volgorde het systeem de opstartapparaten naloopt om te proberen daarmee op te starten.
Opstartapparaten kunnen optischeschijfeenheden zijn, diskettedrives, netwerkinterfacekaarten
(NIC's), vaste schijven en USB-apparaten. Een opstartapparaat bevat (een medium met) bestanden
die de computer nodig heeft om op de juiste manier op te starten en te functioneren.
OPMERKING: Sommige opstartapparaten moeten in Computer Setup worden geactiveerd voordat
ze als zodanig kunnen worden gebruikt.
U kunt de volgorde waarin het systeem naar een opstartapparaat zoekt, wijzigen in Computer Setup.
U kunt ook op esc drukken wanneer onder aan het scherm het bericht "Press the ESC key for Startup
Menu" (Druk op de ESC-toets voor menu Opstarten) verschijnt. Druk daarna op f9. Als u op f9 drukt,
wordt een menu weergegeven met de geactiveerde opstartapparaten, waaruit u er een kunt kiezen.
Tot slot kunt u met MultiBoot Express de computer zo configureren dat bij het opstarten altijd wordt
gevraagd welk opstartapparaat u wilt gebruiken.
MultiBoot-voorkeursinstellingen kiezen
U kunt MultiBoot op de volgende manieren gebruiken:
U kunt in Computer Setup de volgorde wijzigen waarin bij het aanzetten van de computer wordt
gezocht naar een opstartapparaat.
U kunt het opstartapparaat dynamisch kiezen door op esc te drukken wanneer onder aan het
scherm het bericht "Press the ESC key for Startup Menu" (Druk op de ESC-toets voor menu
Opstarten) verschijnt. Druk daarna op f9 om het menu Boot Options (Opstartopties) te openen.
U kunt met MultiBoot Express variabele opstartvolgordes instellen. Hierbij wordt u gevraagd een
opstartapparaat te kiezen, telkens wanneer u de computer aanzet of opnieuw opstart.
MultiBoot gebruiken 81
Nieuwe opstartvolgorde instellen in Computer Setup
Ga als volgt te werk om Computer Setup te starten en een opstartvolgorde in te stellen die iedere
keer wordt gebruikt als de computer wordt gestart of opnieuw wordt opgestart:
1. Zet de computer aan of start deze opnieuw op en druk op esc wanneer onder aan het scherm
het bericht "Press the ESC key for Startup Menu" (Druk op de ESC-toets voor menu Opstarten)
verschijnt.
2. Druk op f10 om Computer Setup te openen.
3. Selecteer een van deze opties met een aanwijsapparaat of met de pijltoetsen:
Geavanceerd > Opstartopties > UEFI-opstartvolgorde > UEFI hybride
Geavanceerd > Opstartopties > UEFI-opstartvolgorde > UEFI native opstartmodus
Geavanceerd > Opstartopties > Verouderde opstartvolgorde > Verouderde opstartmodus
Druk op enter.
4. Om het apparaat hoger in de opstartvolgorde te plaatsen, klikt u met een aanwijsapparaat op de
pijl omhoog of drukt u op de toets +.
– of –
Om het apparaat lager in de opstartvolgorde te plaatsen, klikt u met een aanwijsapparaat op de
pijl omlaag of drukt u op de toets -.
5. Om de wijzigingen op te slaan en Computer Setup af te sluiten, klikt u op het pictogram Save
(Opslaan) in de linkerbenedenhoek van het scherm en volgt u de instructies op het scherm.
– of –
Selecteer met de pijltoetsen Main (Hoofd) > Save Changes and Exit (Wijzigingen opslaan en
afsluiten) en druk daarna op enter.
Dynamisch een opstartapparaat kiezen met de f9-prompt
Als u dynamisch een opstartapparaat wilt kiezen voor de huidige opstartsequentie, gaat u als volgt te
werk:
1. Open het menu Select Boot Device (Opstartapparaat selecteren) door de computer aan te
zetten of opnieuw op te starten en op esc te drukken wanneer onder aan het scherm het bericht
"Press the ESC key for Startup Menu" (Druk op de ESC-toets voor menu Opstarten) verschijnt.
2. Druk op f9.
3. Selecteer met een aanwijsapparaat of met de pijltoetsen een opstartapparaat en druk op enter.
MultiBoot Express instellen
Ga als volgt te werk om Computer Setup te starten en de computer zodanig te configureren dat
telkens wanneer u de computer aanzet of opnieuw opstart, het menu met opstartapparaten van
MultiBoot wordt weergegeven:
1. Zet de computer aan of start deze opnieuw op en druk op esc wanneer onder aan het scherm
het bericht "Press the ESC key for Startup Menu" (Druk op de ESC-toets voor menu Opstarten)
verschijnt.
2. Druk op f10 om Computer Setup te openen.
82 Hoofdstuk 12 Computer Setup (BIOS), Multiboot en HP PC Hardware Diagnostics (UEFI)
3. Selecteer met een aanwijsapparaat of met de pijltoetsen Advanced (Geavanceerd) > Boot
options (Opstartopties) > MultiBoot Express Boot Popup Delay (Sec) (Wachttijd MultiBoot
Express menu (in seconden)) en druk op enter.
4. In het veld MultiBoot Express Popup Delay (Sec) (Wachttijd MultiBoot Express menu (in
seconden)) geeft u op hoe lang (in seconden) het menu met opstartapparaten moet worden
weergegeven, voordat de computer wordt opgestart overeenkomstig de huidige MultiBoot-
instelling. (Als u 0 kiest, wordt het Express Boot-menu met opstartapparaten niet weergegeven.)
5. Om de wijzigingen op te slaan en Computer Setup af te sluiten, klikt u op het pictogram Save
(Opslaan) in de linkerbenedenhoek van het scherm en volgt u de instructies op het scherm.
– of –
Selecteer met de pijltoetsen Hoofd > Wijzigingen opslaan en afsluiten. Druk vervolgens op enter.
De wijzigingen zijn van kracht zodra de computer opnieuw is opgestart.
MultiBoot Express-voorkeuren invoeren
Wanneer het Express Boot-menu wordt weergegeven tijdens het opstarten, hebt u de volgende
mogelijkheden:
Als u een opstarteenheid wilt opgeven in het menu Express Boot, selecteert u de gewenste
locatie binnen de toegestane tijd en drukt u op enter.
Als u wilt voorkomen dat de computer de huidige MultiBoot-instelling kiest, drukt u op een
willekeurige toets voordat de toegestane tijd is verstreken. De computer start hierna pas op
nadat u een opstartapparaat hebt geselecteerd en op enter hebt gedrukt.
Als u de computer wilt opstarten met de huidige MultiBoot-instelling, wacht u tot de toegestane
tijd is verstreken.
Het gebruik van HP PC Hardware Diagnostics (UEFI)
HP PC Hardware Diagnostics is een Unified Extensible Firmware Interface (UEFI) waarmee u
diagnostische tests kunt uitvoeren om te bepalen of de computerhardware goed werkt. Het
hulpprogramma wordt buiten het besturingssysteem uitgevoerd om hardwareproblemen te kunnen
isoleren van problemen die worden veroorzaakt door het besturingssysteem of andere
softwarecomponenten.
U kunt HP PC Hardware Diagnostics UEFI als volgt starten:
1. Schakel de computer in of start deze opnieuw op, druk snel op esc en druk daarna op f2.
Het BIOS zoekt op drie plaatsen naar de diagnoseprogramma's in de volgende volgorde:
a. Aangesloten USB-station
OPMERKING: Zie HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) naar een USB-apparaat
downloaden op pagina 84 om het hulpprogramma van HP PC Hardware Diagnostics
(UEFI) naar een USB-station te downloaden.
b. Vaste schijf
c. BIOS
2. Als het diagnoseprogramma wordt geopend, selecteert u het type diagnosetest dat u wilt
uitvoeren met de pijltoetsen op het toetsenbord en volgt u de instructies op het scherm.
OPMERKING: Als u een diagnosetest wilt stoppen, drukt u op esc.
Het gebruik van HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) 83
HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) naar een USB-apparaat downloaden
OPMERKING: De instructies voor het downloaden van HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) zijn
alleen beschikbaar in het Engels.
1. Ga naar http://www.hp.com.
2. Wijs boven aan de pagina Ondersteuning aan en klik vervolgens op Drivers downloaden.
3. Voer de productnaam in het tekstvak in en klik op Start.
– of –
Klik op Nu zoeken zodat HP uw product automatisch kan detecteren.
4. Selecteer achtereenvolgens uw computermodel en uw besturingssysteem.
5. Klik in het gedeelte Diagnostic op HP UEFI Support Environment (Omgeving voor HP UEFI-
ondersteuning).
– of –
Klik op Downloaden en selecteer Uitvoeren.
84 Hoofdstuk 12 Computer Setup (BIOS), Multiboot en HP PC Hardware Diagnostics (UEFI)
13 Ondersteuning
Contact opnemen met de ondersteuning
Als de informatie in deze gebruikershandleiding of in HP Support Assistant geen uitsluitsel geeft over
uw vragen, kunt u contact opnemen met de ondersteuning. Voor ondersteuning in de VS gaat u naar
http://www.hp.com/go/contactHP. Voor wereldwijde ondersteuning gaat u naar
http://welcome.hp.com/country/us/en/wwcontact_us.html.
U kunt hier:
Online chatten met een technicus van HP
OPMERKING: Ondersteuning via chat is niet in alle talen beschikbaar, maar wel altijd in het
Engels.
Gebruikmaken van ondersteuning via e-mail
Telefoonnummers voor ondersteuning opzoeken
Een HP servicecentrum zoeken
Contact opnemen met de ondersteuning 85
Labels
De labels die zijn aangebracht op de computer, bieden informatie die u nodig kunt hebben wanneer u
problemen met het systeem probeert op te lossen of wanneer u de computer in het buitenland
gebruikt.
BELANGRIJK: Alle labels die in dit gedeelte worden beschreven, bevinden zich op een van de 3
plaatsen, afhankelijk van uw computermodel: aan de onderkant van de computer, in de accuruimte of
onder het onderpaneel.
Servicelabel: bevat belangrijke informatie voor het identificeren van uw computer. Wanneer u
contact opneemt met de ondersteuning, moet u waarschijnlijk het serie-, product- en
modelnummer opgeven. Zoek deze nummers op voordat u contact opneemt met de
ondersteuning.
Onderdeel
(1) Serienummer
(2) Productnummer
(3) Garantieperiode
Label met certificaat van echtheid van Microsoft® (alleen bepaalde modellen van vóór Windows
8): bevat de Windows-productsleutel. U hebt de productsleutel mogelijk nodig wanneer u het
besturingssysteem wilt bijwerken of problemen met het systeem wilt oplossen. HP-platforms
waarop Windows 8 of Windows 8.1 vooraf is geïnstalleerd, hebben geen fysiek label. Er is
echter wel elektronisch een digitale productsleutel geïnstalleerd.
OPMERKING: Deze digitale productsleutel wordt automatisch herkend en geactiveerd door
Microsoft-besturingssystemen als u het besturingssysteem Windows 8 of Windows 8.1 opnieuw
installeert via door HP goedgekeurde herstelmethoden.
Label(s) met kennisgevingen: bevatten kennisgevingen betreffende het gebruik van de
computer.
Label(s) met keurmerken voor apparatuur voor draadloze communicatie: bevatten informatie
over optionele apparaten voor draadloze communicatie en de keurmerken van een aantal
landen/regio's waarin deze apparaten zijn goedgekeurd voor gebruik.
86 Hoofdstuk 13 Ondersteuning
14 Specificaties
Ingangsvermogen
Omgevingsvereisten
Ingangsvermogen
De gegevens over elektrische voeding in dit gedeelte kunnen van pas komen als u internationaal wilt
reizen met de computer.
De computer werkt op gelijkstroom, die kan worden geleverd via netvoeding of via een voedingsbron
voor gelijkstroom. De netvoedingsbron moet 100-240 V, 50-60 Hz als nominale specificaties hebben.
Hoewel de computer kan worden gevoed via een aparte gelijkstroomvoedingsbron, wordt u dringend
aangeraden de computer alleen aan te sluiten via een netvoedingsadapter of een gelijkstroombron
die door HP is geleverd en goedgekeurd voor gebruik met deze computer.
De computer is geschikt voor gelijkstroom binnen de volgende specificaties.
Ingangsvermogen Capaciteit
Netspanning in bedrijf en werkstroom 19,5 V gelijkstroom bij 2,31 A - 45 W
19,5 V gelijkstroom bij 3,33 A - 65 W
19,5 V gelijkstroom bij 4,62 A - 90 W
OPMERKING: Dit product is ontworpen voor IT-elektriciteitsnetten in Noorwegen met een fase-
fasespanning van maximaal 240 V wisselspanning.
OPMERKING: De bedrijfsspanning en werkstroom van de computer vindt u op het label met
kennisgevingen.
Omgevingsvereisten
Factor Metrisch VS
Temperatuur
In bedrijf (schrijven naar optische schijf) 5°C tot 35°C 41°F tot 95°F
Buiten bedrijf -20°C tot 60°C -4°F tot 140°F
Relatieve luchtvochtigheid (zonder condensatie)
In bedrijf 10% tot 90% 10% tot 90%
Buiten bedrijf 5% tot 95% 5% tot 95%
Maximale hoogte (zonder drukcabine)
In bedrijf -15 m tot 3048 m -50 ft tot 10.000 ft
Buiten bedrijf -15 m tot 12.192 m -50 ft tot 40.000 ft
Ingangsvermogen 87
A De computer op reis gebruiken
Neem voor optimale resultaten de volgende transportrichtlijnen in acht:
Ga als volgt te werk om de computer gereed te maken voor transport:
Maak een back-up van uw gegevens.
Verwijder alle schijven en alle externe mediakaarten, zoals geheugenkaarten.
VOORZICHTIG: Verwijder media uit de schijfeenheid voordat u de schijfeenheid uit de
schijfruimte haalt en voordat u de schijfeenheid vervoert, verstuurt of opbergt. Zo beperkt u
het risico van schade aan de computer of een schijfeenheid en voorkomt u
gegevensverlies.
Schakel alle externe apparaten uit en koppel ze vervolgens los.
Schakel de computer uit.
Neem een back-up van uw gegevens mee. Bewaar de back-up afzonderlijk op de computer.
Als u moet vliegen, neemt u de computer mee als handbagage. Geef de computer niet af met
uw overige bagage.
VOORZICHTIG: Stel schijfeenheden niet bloot aan magnetische velden. Voorbeelden van
beveiligingsapparatuur met magnetische velden zijn detectiepoortjes op vliegvelden en
detectorstaven. In beveiligingsapparatuur waarmee handbagage wordt gescand, worden
röntgenstralen gebruikt in plaats van magnetische velden. Deze beveiligingsapparatuur brengt
geen schade toe aan schijfeenheden.
Elke maatschappij heeft eigen regels voor het gebruik van computers tijdens vluchten. Overleg
vooraf met de luchtvaartmaatschappij als u de computer in het vliegtuig wilt gebruiken.
Verwijder de accu en bewaar deze afzonderlijk als de computer meer dan 2 weken niet wordt
gebruikt en niet is aangesloten op een externe voedingsbron.
Verzend een computer of schijfeenheid in goed beschermend verpakkingsmateriaal. Vermeld op
de verpakking dat het om breekbare apparatuur gaat.
Als de computer is voorzien van een apparaat voor draadloze communicatie, een GSM-apparaat
(Global System for Mobile Communications) of een GPRS-apparaat (General Packet Radio
Service), houdt u er dan rekening mee dat het gebruik van deze apparaten in bepaalde
omgevingen niet is toegestaan. Dit kan het geval zijn aan boord van een vliegtuig, in
ziekenhuizen, in de buurt van explosieven en op gevaarlijke locaties. Als u niet zeker weet wat
het beleid is voor het gebruik van een bepaald apparaat, kunt u het beste vooraf toestemming
vragen voordat u het apparaat gebruikt.
Neem de volgende suggesties in acht als u de computer in het buitenland wilt gebruiken:
Informeer naar de douanebepalingen voor computers in de landen of regio’s die u gaat
bezoeken.
Controleer de netsnoer- en adaptervereisten voor elke locatie waar u de computer wilt
gebruiken. De netspanning, frequentie en stekkers kunnen verschillen per land/regio.
88 Bijlage A De computer op reis gebruiken
WAARSCHUWING! Gebruik voor de computer geen adaptersets die voor andere
apparaten zijn bedoeld om het risico van elektrische schokken, brand of schade aan de
apparatuur te beperken.
89
B Problemen oplossen
Hulpmiddelen voor het oplossen van problemen
Raadpleeg HP Support Assistant voor aanvullende informatie over de computer en koppelingen
naar websites. Als u HP Support Assistant vanuit het startscherm wilt openen, selecteert u de
app HP Support Assistant.
OPMERKING: Voor sommige controle- en reparatieprogramma's is een internetverbinding
vereist. HP biedt ook aanvullende programma's waarvoor geen internetverbinding vereist is.
Neem contact op met de ondersteuning van HP. Voor ondersteuning in de VS gaat u naar
http://www.hp.com/go/contactHP. Voor wereldwijde ondersteuning gaat u naar
http://welcome.hp.com/country/us/en/wwcontact_us.html.
Kies uit de volgende typen ondersteuning:
Online chatten met een technicus van HP
OPMERKING: Chatten is niet in alle talen beschikbaar, maar wel altijd in het Engels.
Een e-mail sturen naar de ondersteuning van HP
Telefoonnummers voor wereldwijde ondersteuning van HP opzoeken
Een HP servicecentrum zoeken
Problemen oplossen
In de volgende gedeelten vindt u informatie over algemene problemen en oplossingen.
De computer kan niet worden ingeschakeld
Als de computer niet wordt ingeschakeld wanneer u op de aan/uit-knop drukt, kunnen de volgende
suggesties u wellicht helpen te achterhalen waarom de computer niet opstart:
Als de computer is aangesloten op een stopcontact, controleert u of het stopcontact voldoende
voeding levert door een ander elektrisch apparaat op het stopcontact aan te sluiten.
OPMERKING: Gebruik alleen de bij de computer geleverde netvoedingsadapter of een
netvoedingsadapter die door HP is goedgekeurd voor deze computer.
Als de computer is aangesloten op een andere externe voedingsbron dan een stopcontact, sluit
de computer dan met behulp van de netvoedingsadapter aan op een stopcontact. Controleer of
het netsnoer en de netvoedingsadapter goed zijn aangesloten.
Het computerscherm is leeg
Als u de computer niet hebt uitgeschakeld maar het scherm leeg blijft, kunnen een of meer van de
volgende instellingen de oorzaak vormen:
De computer staat mogelijk in de slaapstand. Als u de slaapstand wilt beëindigen, drukt u kort
op de aan/uit-knop. De slaapstand is een energiebesparende voorziening waarbij het
beeldscherm wordt uitgeschakeld. De slaapstand kan automatisch worden geactiveerd als de
90 Bijlage B Problemen oplossen
computer is ingeschakeld maar niet wordt gebruikt, of als de acculading een laag niveau heeft
bereikt. Om deze en andere voedingsinstellingen te wijzigen, klikt u met de rechtermuisknop op
het pictogram Accu op het Windows-bureaublad in het systeemvak aan de rechterkant van de
taakbalk en klik u vervolgens op Voorkeuren.
De computer is niet ingesteld om het beeld op het scherm weer te geven. Druk op fn+f4 om de
weergave te schakelen naar het beeldscherm van de computer. Voor de meeste modellen geldt
dat wanneer een optioneel extern weergaveapparaat, bijvoorbeeld een monitor, is aangesloten
op de computer, het beeld kan worden weergegeven op het computerscherm of op het externe
weergaveapparaat of op beide apparaten tegelijk. Wanneer u herhaaldelijk op fn+f4 drukt, wordt
de weergave afwisselend geschakeld tussen het beeldscherm van de computer, een of meer
externe beeldschermen en gelijktijdige weergave op alle apparaten.
De software werkt niet goed
Als de software niet of abnormaal reageert, start u de computer opnieuw op door de rechterkant van
het scherm aan te wijzen. Wanneer de emoticons worden weergegeven, klikt u op Instellingen. Klik
op het pictogram Energie en klik daarna op Afsluiten. Als u de computer niet opnieuw kunt opstarten
aan de hand van deze procedure, raadpleegt u het volgende gedeelte,
De computer staat aan maar
reageert niet op pagina 91.
De computer staat aan maar reageert niet
Wanneer de computer is ingeschakeld maar niet reageert op opdrachten van de software of het
toetsenbord, voert u de volgende noodprocedures voor afsluiten uit in de aangegeven volgorde totdat
de computer wordt afgesloten:
VOORZICHTIG: Noodprocedures voor afsluiten resulteren in het verlies van niet-opgeslagen
gegevens.
Druk op de aan/uit-knop en houd deze minimaal vijf seconden ingedrukt.
Koppel de externe voedingsbron los en verwijder de accu uit de computer.
De computer is ongewoon warm
Als de computer in gebruik is, kan deze warm aanvoelen. Dit is een normaal verschijnsel. Wanneer
de computer echter
ongewoon
warm aanvoelt, is de computer mogelijk oververhit als gevolg van een
geblokkeerde ventilatieopening.
Als u vermoedt dat de computer oververhit raakt, laat u de computer afkoelen tot kamertemperatuur.
Zorg dat alle ventilatieopeningen nergens door worden geblokkeerd tijdens het gebruik van de
computer.
WAARSCHUWING! Werk niet met de computer op uw schoot en blokkeer de ventilatieopeningen
van de computer niet, om de kans op brandwonden of oververhitting van de computer te verkleinen.
Gebruik de computer alleen op een stevige, vlakke ondergrond. Zorg dat de luchtcirculatie niet wordt
geblokkeerd door een voorwerp van hard materiaal, zoals een optionele printer naast de computer, of
een voorwerp van zacht materiaal, zoals een kussen, een kleed of kleding. Zorg er ook voor dat de
netvoedingsadapter tijdens het gebruik niet in contact kan komen met de huid of een voorwerp van
zacht materiaal. De temperatuur van de computer en de netvoedingsadapter blijft binnen de
temperatuurlimieten voor de oppervlakken die toegankelijk zijn voor de gebruiker, zoals bepaald in de
International Standard for Safety of Information Technology Equipment (IEC 60950).
OPMERKING: De ventilator van de computer start automatisch om interne onderdelen te koelen en
oververhitting te voorkomen. Het is normaal dat de interne ventilator automatisch aan- en uitgaat
terwijl u met de computer werkt.
Problemen oplossen 91
Een extern apparaat werkt niet
Probeer de volgende suggesties als een extern apparaat niet goed werkt:
Schakel het apparaat in volgens de instructies van de fabrikant.
Controleer of alle apparaataansluitingen correct zijn.
Controleer of het apparaat elektrische voeding krijgt.
Controleer of het apparaat compatibel is met het besturingssysteem, met name als het een
ouder apparaat betreft.
Controleer of de juiste stuurprogramma's en de recentste versies hiervan zijn geïnstalleerd.
De draadloze netwerkverbinding werkt niet
Ga als volgt te werk als een draadloze netwerkverbinding niet goed werkt:
Om een draadloos of bekabeld apparaat voor draadloze communicatie te activeren of
deactiveren, klikt u met de rechtermuisknop op het pictogram Netwerkverbinding in het
Windows-bureaublad in het systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk. Om apparaten te
activeren, schakelt u het selectievakje van de menuoptie in. Om het apparaat te deactiveren,
schakelt u het selectievakje uit.
Controleer of het apparaat voor draadloze communicatie is ingeschakeld.
Controleer of de draadloze antennes van de computer nergens door worden geblokkeerd.
Controleer of het kabel- of DSL-modem en het netsnoer daarvan correct zijn aangesloten en of
de lampjes op het kabel- of DSL-modem branden.
Controleer of de draadloze router of het draadloze toegangspunt correct is aangesloten op de
netvoedingsadapter en het kabel- of DSL-modem, en of de lampjes branden.
Koppel alle kabels los en sluit ze opnieuw aan. Schakel vervolgens het apparaat uit en opnieuw
in.
Een schijf wordt niet afgespeeld
Sla uw werk op en sluit alle geopende programma's af voordat u een cd of dvd afspeelt.
Verbreek de verbinding met internet voordat u een cd of dvd afspeelt.
Controleer of de schijf juist is geplaatst.
Controleer of de schijf schoon is. Maak de schijf zo nodig schoon met gefilterd water en een
pluisvrije doek. Veeg van het midden van de schijf naar de buitenrand.
Controleer de schijf op krassen. Als u krassen vindt, behandel de schijf dan met een reparatieset
voor optische schijven. Dergelijke sets zijn te koop in veel elektronicazaken.
Dergelijke sets zijn te koop in veel elektronicazaken.
Schakel de slaapstand uit alvorens de schijf af te spelen. Activeer de slaapstand niet tijdens het
afspelen van een schijf. Klik op Nee wanneer dit bericht wordt weergegeven. Nadat u op Nee
hebt geklikt, kan het volgende gebeuren:
Het afspelen wordt hervat.
– of –
92 Bijlage B Problemen oplossen
Het afspeelvenster in het multimediaprogramma wordt gesloten. Klik op de knop Afspelen
in uw multimediaprogramma om de schijf weer af te spelen. Heel soms komt het voor dat u
het programma moet afsluiten en opnieuw moet starten.
Een film is niet zichtbaar op een extern beeldscherm
1. Als zowel het beeldscherm van de computer als een extern beeldscherm zijn ingeschakeld,
drukt u een of meer keren op fn+f4 om te schakelen tussen de twee beeldschermen.
2. Configureer de monitorinstellingen zodanig dat het externe beeldscherm het primaire
beeldscherm wordt:
a. Klik in het Windows-bureaublad met de rechtermuisknop op een leeg gedeelte van het
bureaublad van de computer en selecteer Schermresolutie.
b. Geef een primair en een secundair beeldscherm op.
OPMERKING: Als beide beeldschermen worden gebruikt, verschijnt het dvd-beeld niet op een
beeldscherm dat is ingesteld als secundair beeldscherm.
Het branden van een schijf begint niet of stopt voordat het brandproces is
voltooid
Controleer of alle programma's zijn afgesloten.
Schakel de slaapstand uit.
Controleer of u het juiste type schijf voor uw schijfeenheid gebruikt.
Controleer of de schijf correct is geplaatst.
Selecteer een lagere schrijfsnelheid en probeer het opnieuw.
Als u een schijf kopieert, slaat u de informatie van de bronschijf op de vaste schijf op voordat u
probeert de inhoud te branden op een nieuwe schijf. Brand daarna de nieuwe schijf vanaf de
vaste schijf.
Problemen oplossen 93
C Elektrostatische ontlading
Elektrostatische ontlading is het vrijkomen van statische elektriciteit wanneer twee objecten met
elkaar in aanraking komen, bijvoorbeeld de schok die u krijgt wanneer u over tapijt loopt en
vervolgens een metalen deurklink aanraakt.
Elektronische onderdelen kunnen worden beschadigd door de ontlading van statische elektriciteit
vanaf vingers of andere elektrostatische geleiders. Neem de volgende voorschriften in acht om het
risico van schade aan de computer of een schijfeenheid, of verlies van gegevens te beperken:
Als u de computer moet loskoppelen met het oog op instructies voor het verwijderen of
installeren van onderdelen, moet u voor een goede aarding zorgen voordat u de computer
loskoppelt. Pas daarna kunt u de behuizing openen.
Houd onderdelen in de antistatische verpakking totdat u klaar bent om ze te installeren.
Raak geen pinnen, aansluitingen en circuits aan. Zorg dat u elektronische onderdelen zo weinig
mogelijk hoeft aan te raken.
Gebruik niet-magnetische gereedschappen.
Raak voordat u de onderdelen aanraakt, een ongeverfd metalen oppervlak aan, zodat u niet
statisch geladen bent.
Als u een onderdeel verwijdert, plaatst u dit in een antistatische verpakking.
Neem contact op met de ondersteuning van HP als u meer wilt weten over statische elektriciteit of
hulp nodig hebt bij het verwijderen of installeren van onderdelen.
94 Bijlage C Elektrostatische ontlading
Index
A
aan/uit
Accu 42
besparen 45
opties 40
aan/uit-knop 40
aan/uit-knop herkennen 13, 14
aan/uit-lampjes 11, 12
aan/uit-schakelaar 40
aanwijsapparaten, voorkeuren
instellen 25
accu
afvoeren 46
lage acculading 43
ontladen 43
opbergen 45
plaatsen 44
resterende lading weergeven
43
vervangen 46
verwijderen 45
voeding besparen 45
accu, temperatuur 45
Accu, vergrendeling 18
Accucontrole 43
Accu-informatie zoeken 42
Accuruimte 86
Accuruimte, herkennen 19
accu uitwerpen 18
Accuvoeding 42
afsluiten 40
Antivirussoftware 66
audio 35
audiofuncties, controleren 36
audiofuncties controleren 36
Audio-ingang (microfooningang)
herkennen 4, 5
Audio-uitgang
(hoofdtelefoonuitgang)
herkennen 4, 5
Automatic DriveLock
(Automatische DriveLock) 65
Automatische DriveLock,
wachtwoord
opgeven 65
verwijderen 66
B
Bedrijfs-WLAN, verbinding
maken 23
Beeldschermen, schakelen
tussen 32
Beeldschermhelderheid, toetsen
32
Beeldscherm schakelen 32
Beheerderswachtwoord 60
bekabeld netwerk
verbinding maken 24
Beschrijfbare media 41
besparen, voeding 45
Beveiliging, draadloze
communicatie 22
beveiligingskabel
plaatsen 67
bevestigingspunt voor de
beveiligingskabel, herkennen 6
BIOS
update downloaden 80
update uitvoeren 79
versie vaststellen 80
Bluetooth, label 86
Bluetooth-apparaat 20, 23
bovenrandveegbeweging 31
C
Caps Lock-lampje, herkennen
11, 12
Computer, reizen met 45, 88
computer reageert niet 40
Computer Setup
BIOS administrator password
(BIOS-
beheerderswachtwoord) 61
DriveLock-wachtwoord 63
fabrieksinstellingen herstellen
79
navigeren en selecteren 78
Configureren
audio voor HDMI 39
connector, netvoeding 6, 7
connectors
audio-ingang
(microfooningang) 4, 5
audio-uitgang (hoofdtelefoon)
4, 5
netwerk 7, 8
RJ-45 (netwerk) 7, 8
D
de computer uitschakelen 40
Draadloos netwerk
verbinding maken 20
Draadloos netwerk (WLAN)
Bedrijfs-WLAN, verbinding
maken 23
benodigde apparatuur 22
Beveiliging 22
functioneel bereik 23
gebruiken 21
Openbare WLAN, verbinding
maken 23
verbinding maken 23
Draadloze communicatie,
bedieningselementen
Besturingssysteem 20
knop 20
Draadloze communicatie, knop
20
Draadloze communicatie, knop
herkennen 14, 15
Draadloze router
Configureren 22
Draaien, touchpadbeweging 28
DriveLock-wachtwoord
beschrijving 63
instellen 63
opgeven 64
verwijderen 65
wijzigen 64
Dvd met het Windows-
besturingssysteem 76
Index 95
E
Elektrostatische ontlading 94
Esc-toets herkennen 15, 16
Essentiële updates, software 67
externe apparaten 51
externe netvoeding gebruiken 46
Externe schijfeenheid 52
F
F11-herstelprogramma 75
firewallsoftware 67
Fn, herkennen 33
Fn-toets, herkennen 16, 31
Functietoetsen, herkennen 16,
17
G
Garantieperiode
computer 86
gebruiken
externe netvoeding 46
standen voor
energiebesparing 40
Gebruikerswachtwoord 60
geheugenkaart 41
ondersteunde types 49
plaatsen 49
verwijderen 49
geheugenkaartlezer, herkennen
19
geheugenmodule
herkennen 18
Geheugenmodule
plaatsen 70
vervangen 69
verwijderen 69
Geïntegreerde webcam, lampje
herkennen 9
geïntegreerd numeriek
toetsenblok, herkennen 17, 34
Geïntegreerd numeriek
toetsenblok herkennen 16, 33
geluidsvolume
aanpassen 35
Knoppen 35
toetsen 35
Gezichtsherkenning 36
grafische weergave
omschakelbaar/dubbel
videosysteem 47
H
harde schijf
HP 3D DriveGuard 58
Installeren 56
verwijderen 56
HDMI, audio configureren 39
HDMI-poort, herkennen 7, 8
HDMI-poort, verbinding maken
met 38
herstel 76
herstellen, vaste schijf 75
Herstelpartitie 75
high-definitionapparatuur,
aansluiten 38
hoofdtelefoon en microfoons,
aansluiten 36
Hoofdtelefoonuitgang (audio-
uitgang) 4, 5
hotkeys
helderheid van beeldscherm
verhogen 32
helderheid van beeldscherm
verlagen 32
Hotkeys
gebruiken 31
schakelen tussen
beeldschermen 32
HP 3D DriveGuard 58
HP Client Security 67
HP PC Hardware Diagnostics
(UEFI)
downloaden 84
gebruiken 83
hubs 50
I
Ingangsvermogen 87
Installatie van draadloos netwerk
22
Interne beeldschermschakelaar
9, 10
Interne microfoons, herkennen 8,
9
Internetprovider 21
Internetverbinding instellen 22
K
kabels
USB 51
Kennisgevingen
label met kennisgevingen 86
labels met keurmerk voor
draadloze communicatie 86
Keurmerk voor draadloze
communicatie, label 86
Knijpen met twee vingers om te
zoomen Touchpadbeweging 27
knoppen
aan/uit 13, 14
draadloze communicatie 14,
15
linkerknop van touchpad 10
luidspreker dempen 14, 15
optische-schijfeenheid
uitwerpen 5, 6
rechterknop van touchpad 10
Knoppen
aan/uit 40
geluidsvolume 35
Kritiek lage acculading 41
L
labels
certificaat van echtheid van
Microsoft 86
Labels
Bluetooth 86
kennisgevingen 86
keurmerk voor draadloze
communicatie 86
Serienummer 86
WLAN 86
lage acculading 43
Lampje microfoon uit herkennen
11, 12
lampjes
aan/uit 11, 12
harde schijf 19
netvoedingsadapter/accu 6, 7
RJ-45 (netwerk) 7, 8
Touchpad 12
Lampjes
Caps Lock 11, 12
draadloze communicatie 11,
12
microfoon, geluid
uitschakelen 11, 12
Num Lock 11, 12
96 Index
Touchpad 13
Webcam 9
Lampjes, vaste schijf 58
Lampje van de
netvoedingsadapter/accu 6, 7
lampje van de vaste schijf 19, 58
lampje voor draadloze
communicatie 11, 12, 20
Leesbare media 41
linkerrandveegbeweging 30
Lokaal netwerk (LAN)
verbinding maken 24
Luchthavenbeveiligingsapparatuu
r53
luidspreker dempen/uit-knop,
herkennen 14, 15
Luidsprekers
verbinding maken 35
luidsprekers, herkennen 14, 15
M
Microfooningang (audio-ingang)
herkennen 4, 5
Microsoft, certificaat van echtheid,
label 86
Muis, externe
voorkeuren instellen 25
N
Netvoedingsadapter, testen 47
netvoedingsadapter testen 47
netvoedingsconnector
herkennen 6, 7
netwerkconnector, herkennen 7,
8
Num lock, extern toetsenblok 34
Num Lock, lampje 11, 12
Num lock-toets, herkennen 16,
17
Num lock-toets herkennen 33, 34
O
Omgevingsvereisten 87
omschakelbaar/dubbel
videosysteem 47
onderdelen
beeldscherm 8
bovenkant 10
linkerkant 6
rechterkant 4
voorkant 19
Onderdelen
Onderkant 18
onderhoud
Schijfdefragmentatie 57
Schijfopruiming 58
onderhoudskleppen
vervangen 54
verwijderen 54
Opbergen, accu 45
Openbare WLAN, verbinding
maken 23
opnieuw instellen 76
Opties voor energiebeheer
instellen 40
optionele externe apparaten,
gebruiken 51
optische schijf, herkennen 4, 5
optische-schijfeenheid 52
Oudere systemen, USB-
ondersteuning 78
P
poorten
externe monitor 7, 8, 37
HDMI 7, 8, 38
USB 4, 5
VGA 37
poort voor externe monitor 7, 8,
37
Problemen, oplossen 90
Problemen oplossen
schijf afspelen 92
schijf branden 93
Problemen oplossen, extern
beeldscherm 93
Productnaam en productnummer,
van computer 86
productnummer
computer 86
R
randveegbewegingen
bovenkant 31
links 30
rechterknop van 29
rechterrandveegbeweging 29
Reizen, met computer 45, 86
reizen met de computer 88
RJ-45-(netwerk)lampjes,
herkennen 7, 8
RJ-45-netwerkconnector,
herkennen 7, 8
S
Schakelaar, aan/uit 40
Schijfeenheden
externe 52
gebruiken 53
omgang met 53
optische 52
vaste 52
Schijfmedia 41
Schuiven, touchpadbeweging 27
Serienummer 86
computer 86
Serienummer, van computer 86
Setupprogramma
fabrieksinstellingen herstellen
79
navigeren en selecteren 78
slaapstand
activeren 41
beëindigen 41
Slaapstand
activeren 41
beëindigen 41
sleuven
beveiligingskabel 6
Snelle veegbeweging op
touchpad 29
sneltoetsen
beschrijving 31
geluidsvolume aanpassen 32
Geluidsvolume verhogen 32
geluidsvolume verlagen 32
microfoon, geluid
uitschakelen 32
slaapstand 32
System information
(Systeeminformatie) 32
toetsenbordverlichting 32
Sneltoetsen in Windows 31
SoftPaqs, downloaden 73
software
antivirus 66
essentiële updates 67
Firewall 67
Schijfdefragmentatie 57
Schijfopruiming 58
Software Schijfdefragmentatie 57
Index 97
Software Schijfopruiming 58
standen voor energiebesparing
40
T
Temperatuur 45
tikken, touchpadbeweging 26
toetsen
esc 15, 16
fn 16
functie 16, 17
geluidsvolume 35
num lk 16, 17
Windows-applicaties 16
Windows-toets 16
toetsenblok
geïntegreerd numeriek 16, 17
herkennen 33
Toetsenblok, extern
gebruiken 34
num lock 34
Toetsenblokken herkennen 34
Toetsenbord, sneltoetsen
herkennen 31
Touchpad
gebruiken 25
in- en uitschakelen 26
knoppen 10
Touchpad, aan/uit-knop
herkennen 10
Touchpadbewegingen
draaien 28
Knijpen met twee vingers om te
zoomen 27
schuiven 27
snelle bewegingen 29
tikken 26
Tikken met twee vingers 28
Touchpadlampje herkennen 12,
13
Touchpadzone
herkennen 10
twee-vingerklik
touchpadbeweging 28
U
uitwerpen, accu 18
Uitwerpknop van de optische-
schijfeenheid, herkennen 5, 6
USB, ondersteuning voor oudere
systemen 78
USB 3.0-poort 7, 8
USB-apparaten
beschrijving 50
verbinding maken 51
verwijderen 51
USB-hubs 50
USB-kabel, aansluiten 51
USB-poorten herkennen 4, 5, 7,
8
uw computer onderhouden 71
uw computer reinigen 71
V
Vaste schijf
externe 52
vaste schijf, herkennen 18
vaste schijf herstellen 75
Ventilatieopeningen, herkennen
6, 7, 18
Verbinding maken met draadloos
netwerk (WLAN) 23
Vergrendeling,
accuvergrendeling 18
vernieuwen 76
VGA-poort, verbinding maken
met 37
video 37
vingerafdruklezer
gebruiken 68
zoeken 68
Vingerafdruklezer herkennen 14,
15
Volumetoetsen herkennen 32
W
Wachtwoordbeveiliging instellen
voor beëindigen slaapstand 42
Wachtwoorden
beheerder 60
BIOS-beheerder 61
DriveLock 63
gebruiker 60
Webcam 9, 36
Webcam, herkennen 9
webcamlampje, herkennen 9
Windows
Opnieuw instellen 76
vernieuwen 76
Windows-applicatietoets
herkennen 16
Windows-toets, herkennen 16
WLAN, label 86
WLAN-antennes, herkennen 8, 9
WLAN-apparaat 21, 86
98 Index
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108

HP ProBook 445 G2 Notebook PC Handleiding

Type
Handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor