NLD-1
❶
❷
❹
❸
Breed einde
Telefoto-einde
Zoomring
NLD
EF-M LENS-instructies
EF-M55-200mm f/4,5-6,3 IS STM
Benaming van de onderdelen
① Scherpstelring
② Zonnekapbevestiging
③ Filterschroefdraad
④ Lensbevestigingsmarkering
⑤ Contactpunten
⑥ Zoompositiemarkering
⑦ Zoomring
Hartelijk dank voor de aanschaf van dit Canon-product.
De Canon EF-M55-200mm f/4,5-6,3 IS STM objectief is een
telezoomlens ontwikkeld voor digitale camera’s die compatibel
zijn met EF-M lenzen*.
* Alleen de volgende camera’s zijn compatibel met EF-M
zoomobjectieven (van af februari 2014):
EOS M, EOS M2*
1
*
1
: Niet beschikbaar in bepaalde landen en regio’s.
•
"IS" is de afkorting voor beeldstabilisator.
•
"STM" is de afkorting voor ultrasone motor.
Veiligheidsmaatregelen
•
Kijk niet door de lens naar de zon of een felle lichtbron
door. Dit kan gezichtsverlies of blindheid veroorzaken.
•
Laat het objectief niet zonder lensdop in de zon liggen,
ongeacht of het objectief wel of niet op de camera is
bevestigd. Dit om te voorkomen dat de lens de zonnestralen
samenbundelt, hetgeen zou kunnen resulteren in brand.
Voorzorgsmaatregelen betreffende de behandeling
•
Als het objectief van een koude omgeving naar een
warme ruimte wordt gebracht, kan er condens op de
lens en de interne onderdelen ontstaan. Om condens te
voorkomen, raden wij u aan het objectief in een luchtdichte
plastic zak te doen voordat u het van een koude omgeving
naar een warme ruimte brengt. Neem het objectief uit de zak
nadat het geleidelijk is opgewarmd. Ga op dezelfde wijze te
werk wanneer u het objectief van een warme omgeving naar
een koude omgeving verplaatst.
•
Stel het objectief niet aan grote hitte bloot door het
bijvoorbeeld in een auto te leggen die in de zon geparkeerd
staat. Hoge temperaturen kunnen resulteren in een defect
van het objectief.
•
Gelieve ook de behandelingswaarschuwingen in de
handleiding van camera te raadplegen.
Symbolen die in deze handleiding worden gebruikt
Waarschuwing om een storing of beschadiging van het
objectief of de camera te voorkomen.
Extra informatie over het gebruik van het objectief en het
maken van foto’s.
1. Het objectief bevestigen en verwijderen
Raadpleeg de handleiding van de camera voor informatie
betreffende het bevestigen en verwijderen van het objectief.
•
Na het verwijderen van het objectief plaatst u het met de
achterkant omhoog om te voorkomen dat het lensoppervlak
en de contactpunten beschadigd. (fig.❶)
•
Als de contactpunten vuil of bekrast zijn of als er
vingerafdrukken op zitten, kan dit resulteren in corrosie of
een gebrekkige elektrische verbinding. Dit kan een foutieve
werking van de camera en het objectief tot gevolg hebben.
•
Als de contactpunten vuil zijn of als er vingerafdrukken op
zitten, kunt u ze met een zacht doekje schoonmaken.
•
Plaats de stofkap op het objectief wanneer u het
verwijdert. Om de stofkap juist aan te brengen, lijnt u de
lensbevestigingsmarkering uit met de -markering van de
stofkap, zoals aangegeven in de afbeelding, vervolgens
draait u de stofkap naar rechts. (fig.❷) Volg de aanwijzingen
in de omgekeerde volgorde om de stofkap te verwijderen.
2. Zoomen
Draai aan de zoomring van de lens om de grootte van het
opnameveld of het subject aan te passen. (fig.
❸
)
•
Voor bredere opnamen draait u de zoomring naar het brede
uiteinde.
•
Voor opnamen van dichter bij draait u de zoomring naar het
telelenseinde.
•
Zorg dat u klaar bent met zoomen voordat u met
scherpstellen begint. Zoomen na het scherpstellen kan van
invloed zijn op de scherpstelling.
•
Er kan tijdelijke onscherpte optreden als er te snel aan de
zoomring gedraaid wordt.
•
Zoomen tijdens belichting "stilstaand beeld" zal resulteren
in vertraagde scherpstelling. Dit zorgt ervoor dat iedere
lichtstreep gevangen tijdens de belichting zal vervagen.
3. Handmatig scherpstellen
Wanneer de scherpstelmodus van de camera is ingesteld op [MF],
stel dan handmatig scherp door aan de scherpstelring te draaien.
(fig.❹)
Snel draaien aan de scherpstelring kan vertraagde
scherpstelling veroorzaken.
•
De scherpstelmodus wordt ingesteld door gebruik van de
camera. Raadpleeg a.u.b. de camerahandleiding.
•
Na het autoscherpstellen in [AF+MF]-modus kan u
handmatig scherpstellen door de ontspanknop half in te
drukken en aan de scherpstelring te draaien (volledig
handmatig scherpstellen).
4. Beeldstabilisator
Deze lens is uitgerust met een beeldstabilisator. Deze functie corrigeert het
schudden van de camera, waardoor gebruikers scherpe beelden kunnen
opnemen. Ook verschaft de beeldstabilisator optimale beeldstabilisatie
afhankelijk van de opnameomstandigheden (zoals het fotograferen van
stilstaande objecten en volgfoto’s). Gelieve de Beeldstabilisator ON (AAN)
of OFF (UIT) te zetten door gebruik te maken van de camera-instellingen.
Raadpleeg de handleiding van uw camera voor details.
•
De beeldstabilisator kan een wazige foto die wordt
veroorzaakt door beweging van het onderwerp niet
compenseren.
•
De beeldstabilisator werkt mogelijk niet goed bij het maken
van een foto vanuit een hard op en neer schuddend
voertuig.
•
De Beeldstabilisator verbruikt meer stroom dan normaal
fotograferen, wat resulteert in minder foto’s en kortere
filmopnamen.
•
Bij het fotograferen van een stilstaand onderwerp wordt
gecompenseerd voor trillingen van de camera in alle richtingen.
•
Bij opnamen waarbij onderwerpen in een horizontale
richting worden gevolgd, wordt gecompenseerd voor
verticale trillingen van de camera; bij opnamen waarbij
onderwerpen in een verticale richting worden gevolgd, wordt
gecompenseerd voor horizontale trillingen van de camera.
•
Als u een statief gebruikt, moet u de beeldstabilisator
uitschakelen, om de batterij te sparen.
•
Bij gebruik van een eenpootsstatief zal de beeldstabilisator
meestal even effectief zijn als bij het maken van foto’s met de
camera in de hand. Afhankelijk van de opname-omgeving kan
het echter voorkomen dat de beeldstabilisator minder effectief is.
CT1-8598-000