Miller MF360055E de handleiding

Type
de handleiding
Processen
OM-252 624P/dut 201501
Big Blue 700 Duo Pro
Big Blue 700X Duo Pro
Big Blue 700X Duo Pro DLX SF
Beschrijving
TIG-lassen (GTAW)
Beklede elektrodelassen
(SMAW)
Door motor aangedreven lasmachine/
aggregaat
www.MillerWelds.com
Snijden en gutsen (CAC-A)
MIG/MAG lassen (GMAW)
Lassen met gevulde draad
(FCAW)
)
)
)
)
)
)
CE en niet CE modellen
HANDLEIDING
Miller Electric maakt een complete lijn
lasapparaten en aanverwante
lasproducten. Wilt u meer informatie
over de andere kwaliteitsproducten van Miller, neem dan contact op met uw
Miller-leverancier. Hij heeft de nieuwste overzichtscatalogus en afzonderlijke
productleaflets voor u.
Bedankt en gefeliciteerd dat u voor Miller hebt gekozen. Nu kunt u aan de
slag en alles meteen goed doen. Wij weten dat u geen tijd heeft om het an-
ders dan meteen goed te doen.
Om die reden zorgde Niels Miller, toen hij in 1929 voor het eerst met het
bouwen van booglasapparatuur begon, er dan ook voor dat zijn producten
lang meegingen en van superieure kwaliteit waren. Net als u nu konden
zijn klanten toen zich geen mindere kwaliteit veroorloven. De producten
van Miller moesten het beste van het beste zijn. Zij moesten gewoon het
allerbeste zijn dat er te koop was.
Tegenwoordig zetten de mensen die Miller-producten bouwen en verkopen
die traditie voort. Ook zij zijn vastbesloten om apparatuur en service te
bieden die voldoet aan de hoge kwaliteits- en prestatiestandaards die in
1929 zijn vastgelegd.
Deze handleiding voor de eigenaar is gemaakt om u optimaal gebruik te
kunnen laten maken van uw Miller-producten. Neem even de tijd om de
veiligheidsvoorschriften door te lezen. Ze helpen u om uzelf te beschermen
tegen mogelijke gevaren op de werkplek. We hebben ervoor gezorgd, dat u
de apparatuur snel en gemakkelijk kunt installeren. Bij Miller kunt u reke-
nen op jarenlange betrouwbare service en goed
onderhoud. En mocht uw apparatuur om wat
voor reden dan ook ooit moeten worden gerepa-
reerd, dan kunt u in het hoofdstuk Onderhoud &
Storingen precies nagaan wat het probleem is.
Aan de hand van de onderdelenlijst kunt u bepa-
len welk onderdeel u precies nodig hebt om het
probleem te verhelpen. Ook vindt u de garantie
en de onderhoudsinformatie voor uw specifieke
model bijgesloten.
Miller was de allereerste
fabrikant van lasapparatuur in
de VS die het ISO 9001
kwaliteitscertificaat behaal-
de.
Elke krachtbron van Miller
gaat vergezeld de meest
probleemloze garantie in
onze bedrijfstak u werkt er
hard genoeg voor.
Van Miller voor u
INHOUDSOPGAVE
HOOFDSTUK 1 VEILIGHEIDSMAATREGELEN - LEES DIT VÓÓR GEBRUIK 1.....................
1-1. De betekenis van de symbolen 1.........................................................
1-2. De risico’s van het booglassen 1.........................................................
1-3. Risico’s m.b.t. motor 3..................................................................
1-4. De gevaren van perslucht 4.............................................................
1-5. Aanvullende symbolen voor installatie, bediening en onderhoud 5.............................
1-6. Californië-voorstel 65, waarschuwingen 7..................................................
1-7. Belangrijkste Veiligheidsvoorschriften 7...................................................
1-8. Informatie over elektrische en magnetische velden (EMV informatie) 7........................
HOOFDSTUK 2 DEFINITIES 9...............................................................
2-1. Meer veiligheidssymbolen en definities 9..................................................
2-2. Diverse symbolen en definities 11.........................................................
HOOFDSTUK 3 SPECIFICATIES 13...........................................................
3-1. Locaties van serienummer en het label met de technische gegevens 13.........................
3-2. Las, Hulpvermogen en motorgegevens 13................................................
3-3. Afmetingen, gewichten en positie hoeken voor niet-CE-modellen 13.............................
3-4. Afmetingen, gewichten en positiehoeken voor CEmodellen 14................................
3-5. Milieutechnische specificaties 14..........................................................
3-6. Inschakelduur en oververhitting 15........................................................
3-7. Brandstofverbruik 15....................................................................
3-8. Stroom/spanningsgrafiek 16.............................................................
3-9. Stroom/spanningsgrafieken voor parallel uitgangsvermogen 17...............................
3-10. Wisselstroomgrafiek aggregaat 18.........................................................
HOOFDSTUK 4 INSTALLATIE 20..............................................................
4-1. Lasapparaat/aggregaat installeren 20......................................................
4-2. Aggregaat aarden op het chassis van een vrachtwagen of aanhanger 21........................
4-3. De uitlaatpijp installeren 21...............................................................
4-4. De accu aansluiten 22...................................................................
4-5. Controlelijst voor het starten van de motor 23................................................
4-6. Aansluiten op de lasuitgangsklemmen 24...................................................
4-7. CC-lasaansluitingen voor twee lassers met gescheiden werkstukkabels maken 25................
4-8. CC-lasaansluitingen in de stand voor dubbele gebruiker met gemeenschappelijke
werkstukkabel maken 26.................................................................
4-9. CV-lasaansluitingen in de stand voor dubbele gebruiker met gescheiden
werkstukkabels maken 27................................................................
4-10. CV-lasaansluitingen in stand voor dubbele gebruiker met gemeenschappelijke
werkstukkabel maken 29.................................................................
4-11. CC- en CV-lasaansluitingen in de stand voor dubbele gebruiker met aparte
werkstukkabels maken 30................................................................
4-12. CC- en CV-lasaansluitingen met dubbele gebruiker en gemeenschappelijke werkstukkabel 32.......
4-13. CClasaansluitingen in de stand voor enkele gebruiker maken 33..............................
4-14. Lasuitgang klemmen en kabeldiameters bepalen* 34.........................................
4-15. Aansluiten op de 14polige stekkerdoos 34.................................................
HOOFDSTUK 5 DE LASMACHINE / AGGERGAAT BEDIENEN 35.................................
5-1. Bedieningsfuncties op het voorpaneel (zie hoofdstuk 5-2) 35...................................
5-2. Beschrijving van bedieningsfuncties op voorpaneel (zie hoofdstuk 5-1) 36........................
5-3. Proces/contactschakelaar 37............................................................
5-4. Boogregeling 38........................................................................
5-5. Schakelaar voor lage open lasspanning (VRD) 39............................................
5-6. Startprocedure beklede elektrode Strijkstart techniek 39.....................................
5-7. LiftArc TIG met AutoStop 40........................................................
5-8. Afstandsbediening voor spannings/stroomsterkteregeling 41..................................
5-9. Oliepan verwarming 42..................................................................
5-10. Beschrijving van de brandstofmeter / urenteller 43...........................................
INHOUDSOPGAVE
HOOFDSTUK 6 DE BEDIENING VAN HULPAPPARATUUR 44....................................
6-1. NoordAmerikaanse hulpstroomstekkerdozen 44............................................
6-2. Hulpstroomstekkerdozen voor export 45....................................................
6-3. Informatie over stekkerdoos met aardlekschakelaar, resetten en testen 46.......................
HOOFDSTUK 7 ONDERHOUD EN STORINGEN VERHELPEN 47.................................
7-1. Onderhoudslabel 47.....................................................................
7-2. Routineonderhoud 48...................................................................
7-3. De koolborstels van het aggregaat controleren 49............................................
7-4. Accuonderhoud 50......................................................................
7-5. Onderhoud van het luchtfilter 50...........................................................
7-6. Het motortoerental afstellen 51............................................................
7-7. Onderhoud van de brandstof en het smeringssystemen 52...................................
7-8. Overbelasting beveiliging 53..............................................................
7-9. Codes op voltmeter/ampèremeter 54.......................................................
7-10. Foutopsporing 55.......................................................................
HOOFDSTUK 8 ONDERDELENLIJST 58.......................................................
8-1. Aanbevolen reserveonderdelen 58........................................................
HOOFDSTUK 9 ELECTRISCH SCHEMA 60.....................................................
HOOFDSTUK 10 INLOOPPROCEDURE 64.....................................................
101. Wetstacking 64.........................................................................
102. Inloopprocedure met gebruik van een belastingsbank of weerstandsbank 65.....................
HOOFDSTUK11 RICHTLIJNEN VOOR STROOMAGGREGATEN 66................................
GARANTIE
COMPLETE ONDERDELENLIJST - www.MillerWelds.com
DECLARATION OF CONFORMITY
for European Community (CE marked) products.
MILLER Electric Mfg. Co., 1635 Spencer Street, Appleton, WI 54914, U.S.A. declares that the
product(s) identified in this declaration conform to the essential requirements and provisions of
the stated Council Directive(s) and Standard(s).
Product/Apparatus Identification:
Big Blue 700X Duo Pro
907520003
Council Directives:
·2006/95/EC Low Voltage
·2004/108/EC Electromagnetic Compatibility
·2011/65/EU Restriction of the use of certain Hazardous Substances in electrical and electronic equipment
·2000/14/EC & 2005/88/EC Outdoor Noise
·Notified Body: AV Technology; AVTECH House, Arkle Avenue; Stanley Green Trading Estate; Hand
forth, Cheshire, SK93RW, United Kingdom
·Conformity Assessment Procedure Followed: Annex VI, 2000/14/EC
·Technical Document Holder: Manufacturer
·Notified Body Evaluation Report No: 005
·Measured Sound Power level: 95 dB L
WA
·Guaranteed Sound Power Level: 96 dB L
WA
·Electric Power P
eL
: 16.8 kW
Standards:
IEC 609741:2012 Arc welding equipment – Part 1: Welding power sources
IEC 6097410:2007 Arc Welding Equipment – Part 10: Electromagnetic compatibility (EMC) requirements
Signatory:
_____________________________________ ___________________________________________
David A. Werba Date of Declaration
MANAGER, PRODUCT DESIGN COMPLIANCE
October 2, 2014
269455A
OM-252 624 Pagina 1
HOOFDSTUK 1 VEILIGHEIDSMAATREGELEN - LEES DIT
VÓÓR GEBRUIK
dut_rom_201309
Bescherm uzelf en anderen tegen letsel — Lees deze belangrijke veiligheidsvoorzorgsmaatregelen en bedieningsinstructies, volg ze
op en bewaar ze.
1-1. De betekenis van de symbolen
GEVAAR! Duidt op een gevaarlijke situatie die moet
worden vermeden omdat hij anders leidt tot ernstig of
dodelijk letsel. De mogelijke gevaren worden getoond
met bijbehorende symbolen of uitgelegd in de tekst.
Duidt op een gevaarlijke situatie die moet worden ver-
meden omdat hij anders kan leiden tot ernstig of dode-
lijk letsel. De mogelijke gevaren worden getoond met
bijbehorende symbolen of uitgelegd in de tekst.
OPGELET Aanduiding voor mededelingen die niet zijn gerelateerd
aan persoonlijk letsel.
Aanduiding voor speciale instructies.
Deze groep symbolen duidt op Waarschuwing! Kijk uit! Gevaar voor/
van mogelijke ELEKTRISCHE SCHOK, BEWEGENDE ONDERDE-
LEN en HETE ONDERDELEN. Raadpleeg de symbolen en de bijbe-
horende instructies om deze risico’s te vermijden.
1-2. De risico’s van het booglassen
Onderstaande symbolen worden in de hele handleiding ge-
bruikt om u ergens op te attenderen en om mogelijke risico s
aan te geven. Als u een dergelijk symbool ziet, wees dan
voorzichtig en volg de bijbehorende instructies op om
problemen te voorkomen. De veiligheidsinformatie hieron-
der is slechts een samenvatting van de
veiligheidsvoorschriften in Hoofdstuk 1-7. Lees en volg alle
veiligheidsvoorschriften.
Alleen bevoegde personen moeten dit onderdeel installeren,
bedienen, onderhouden en repareren.
Zorg dat iedereen, en vooral kinderen, uit de buurt blijven
tijdens het gebruik van dit apparaat.
Elektrische schokken kunnen
dodelijk zijn.
Het aanraken van onderdelen onder stroom kan
fatale schokken en ernstige brandwonden ver-
oorzaken. De elektrode en het werkstuk staan onder
stroom als de uitgangsspanning aanstaat. De in-
voerspanning en de interne circuits van de machine
staan eveneens onder stroom als het apparaat
aanstaat. Bij semi- automatisch of automatisch
draadlassen staan het draad, de spoel, de ruimte
waar de lasdraad zich in de machine bevindt en alle
metalen onderdelen die in aanraking zijn met de
lasdraad onder stroom. Verkeerd geïnstalleerde of
onvoldoende randgeaarde installaties kunnen geva-
ren opleveren.
Raak onderdelen onder stroom niet aan.
Draag droge, geïsoleerde handschoenen en lichaams- bescher-
ming zonder gaten.
Isoleer uzelf van het werkstuk en de grond door droge isolatiema-
tjes of kleden te gebruiken die groot genoeg zijn om elk contact met
de grond of het werkstuk te voorkomen.
Gebruik geen wissel- (AC) uitgangsspanning in een vochtige om-
geving als u beperkte bewegingsvrijheid hebt of als het gevaar
bestaat dat u kunt vallen.
Gebruik ALLEEN wissel- (AC) uitgangsspanning als het laspro-
ces dit vereist.
Als er wissel- (AC) uitgangsspanning is vereist, gebruik dan de af-
standsbediening als die op het apparaat aanwezig is.
Bijkomende veiligheidsmaatregelen dienen getroffen te worden in-
dien gewerkt wordt in situaties met verhoogd electrisch risico
zoals: in vochtige omgevingen of als natte kleren gedragen wor-
den; op metaalstrukturen op de vloer, tralies of weringen; in
moeilijke posities zoals zittend, geknield of liggend; of als er een
groot risico bestaat voor accidenteel of onvermijdelijk kontakt met
het werkstuk of de grond. In deze gevallen gebruik de volgende ap-
paratuur in voorkeursorde: 1) een DC halfautomaat van het type
CV (MIG/MAG), 2) een DC gelijkrichter voor het lassen met bekle-
de electroden, 3) een AC lasapparaat met verlaagde open
spanning voor het lassen met beklede electroden. In de meeste
gevallen de voorkeur geven aan een DC lasmachine van het type
CV met draad. En, nooit alleen werken!
Zet de hoofdstroom uit of stop de motor voordat u deze installatie
installeert of nakijkt. Zet de stroom uit volgens OSHA 29 CFR
1910.147 (zie de Veiligheidsvoorschriften).
Installeer, aard en bedien deze apparatuur op de juiste wijze
volgens de Handleiding en de ter plaatse geldende landelijke en
locale voorschriften.
Installeer en aard deze installatie volgens de Handleiding voor ge-
bruikers en nationale of locale codes.
Houd snoeren droog, vrij van olie en vet en bescherm deze tegen
heet metaal en vonken.
Controleer de ingaande voedingskabel en de massakabel
regelmatig op beschadigingen of blootliggende bedrading en
vervang de kabel onmiddellijk als deze beschadigd is blootlig-
gende bedrading kan dodelijk zijn.
Zet alles af als het apparaat niet gebruikt wordt.
Gebruik geen versleten, beschadigde, te dunne of herstelde
kabels.
Draag de kabels niet op uw lichaam.
Als het werkstuk geaard moet worden, doe dit dan met een aparte
kabel. Gebruik hiervoor niet de massaklem of de massakabel.
Raak de elektrode niet aan als u in contact staat met het werkstuk,
de grond of een andere elektrode van een ander apparaat.
Gebruik alleen goed onderhouden installaties. Repareer of ver-
vang beschadigde onderdelen onmiddellijk. Onderhoud het
apparaat zoals beschreven staat in de handleiding.
Draag een lasoverall als u boven grondniveau werkt.
Houd alle panelen en afdekplaten veilig op hun plaats.
Klem de werkkabel zo dicht mogelijk bij de las met een goed
metaal-op-metaal contact op het werkstuk of de werktafel.
Isoleer de massaklem wanneer deze niet is aangesloten op het
werkstuk om contact met een metalen object te voorkomen.
Sluit niet meer dan één elektrode of massakabel aan op één enke-
le lasbron. Haal de kabel los voor het proces dat niet wordt
gebruikt.
Gebruik de bescherming van een stekkerdoos met ingebouwde
aardlekschakelaar wanneer u hulpapparatuur gebruikt. Een
stekkerdoos met ingebouwde aardlekschakelaar niet testen of re-
setten bij stationaire snelheid/ lage spanning of de stekkerdoos
met ingebouwde aardlekschakelaar zal beschadigd raken en
OM-252 624 Pagina 2
geen bescherming meer bieden tegen een elektrische schok die
wordt veroorzaakt door een aardingsfout.
Er staat ook NA het uitschakelen van de machine
nog een AANZIENLIJKE GELIJKSPANNING op het
voedingsgedeelte van de inverter lasstroombron-
nen.
Schakel de voeding van de inverter uit en ontlaad de invoercon-
densatoren overeenkomstig de aanwijzingen in de Sectie
Onderhoud voordat u enig onderdeel aanraakt.
Door HETE ONDERDELEN kunnen
brandwonden ontstaan.
Laat onderdelen eerst afkoelen voordat u aan
onderhoud begint.
Draag beschermende handschoenen en kle-
ding als u aan een hete machine werkt.
Raak geen hete machineonderdelen of zojuist
gelaste onderdelen met de blote handen aan.
RONDVLIEGEND METAAL of STOF
kan de ogen verwonden.
Door lassen, bikken, het gebruik van draadbor-
stels en slijpen kunnen vonken en rodvliegen-
de metaal-schilfers ontstaan. Als lasrupsen af-
koelen, kunnen er slakresten rondvliegen.
Draag een goedgekeurde veiligheidsbril met zijschermen, zelfs
onder uw lashelm.
ROOK EN GASSEN kunnen gevaarlijk
zijn.
Tijdens het lassen komen rook en gassen vrij. Het
inademen hiervan kan gevaarlijk zijn voor uw
gezondheid.
Zorg ervoor dat u niet in de rook staat. Adem de rook niet in.
Als u binnen last, ventileer de ruimte dan goed en/of zorg ervoor
dat de lasrook en gassen afgezogen worden. De aanbevolen
manier om te bepalen of er voldoende ventilatie is, is monsters te
nemen van de dampen en gassen waaraan het personeel wordt
blootgesteld en deze te analyseren op samenstelling en hoeveel-
heid.
Als er slechte ventilatie is, gebruik dan een goedgekeurd gasmas-
ker.
Lees de Materiaalveiligheidsinformatiebladen en de instructies
van de fabrikant voor hechtmiddelen, coatings, schoonmaak-
middelen, slijtdelen, koelmiddelen, ontvetters, fluxpoeder en
metalen en zorg dat u alles goed begrijpt.
Werk alleen in een gesloten ruimte als deze goed geventileerd
wordt of als u een gasmasker draagt. Zorg ervoor dat er altijd een
ervaren persoon toekijkt. Lasrook en gassen kunnen lucht verdrin-
gen en het zuurstofgehalte verlagen, hetgeen schadelijke invloed
heeft op uw lichaam en zelfs dodelijk kan zijn.
Las niet in ruimtes waarin dingen worden ontvet, schoongemaakt
of waarin wordt gesproeid. De hitte en stralen van de boog kunnen
reageren met dampen en op deze manier zwaar vergiftigde en irri-
terende gassen vormen.
Las geen beklede metalen zoals gegalvaniseerd of met lood of
cadmium bedekt staal, tenzij de bekleding verwijderd wordt van
het gedeelte dat gelast moet worden, de ruimte goed geventileerd
wordt en u, indien nodig, een gasmasker draagt. De bekledingen
en metalen die deze elementen bevatten kunnen giftige dampen
produceren als ze gelast worden.
GASVORMING kan schadelijk voor
de gezondheid of zelfs dodelijk zijn.
Draai de persgastoevoer dicht, wanneer u
geen gas gebruikt.
Zorg altijd voor ventilatie in enge ruimtes of ge-
bruik goedgekeurde beademingsapparatuur.
De STRALEN UIT DE BOOG kunnen
ogen en huid verbranden.
Boogstralen van het lasproces produceren zichtba-
re en onzichtbare (ultraviolette en infrarood) stralen
die uw ogen en huid kunnen verbranden. Tijdens het lassen vliegen
vonken in het rond.
Draag tijdens het lassen of toekijken tijdens het lassen een las-
helm voorzien van een lasglas met de juiste tint om uw gezicht en
ogen tegen boogstralen en vonken te beschermen. (zie ANSI
Z49.1 en Z87.1 in de Veiligheidsvoorschriften).
Draag een goedgekeurde veiligheidsbril met zijschermen onder
uw helm.
Gebruik beschermende lasgordijnen of schermen om anderen te-
gen flitsen en verblindend licht te beschermen; waarschuw
anderen niet in de boog te kijken.
Draag lichaamsbescherming die is gemaakt van duurzaam
vuurbestendig materiaal (leer, zware katoen, wol). Lichaamsbe-
scherming houdt ook olievrije kleding in zoals leren
handschoenen, een zwaar overhemd, een broek zonder omslag,
hoge schoenen en een pet.
LASSEN kan brand of explosies ver-
oorzaken.
Als er gelast wordt in gesloten ruimtes zoals tanks,
trommels of pijpen, kunnen deze opgeblazen
worden. Er kunnen vonken van de lasboog vliegen. De rondvliegende
vonken, de temperatuur van het werkstuk en het gereedschap
kunnen brand en brandwonden veroorzaken. Toevallig contact van
een elektrode met metalen voor- werpen kan vonken, explosies,
oververhitting of brand veroorzaken. Controleer eerst of de omgeving
veilig is voordat u begint met lassen.
Bescherm uzelf en anderen tegen rondvliegende vonken en heet
metaal.
Las niet op plaatsen waar rondvliegende vonken brandbaar mate-
riaal kunnen raken.
Verwijder alle brandbare materialen in een straal van 10,7 m van
de lasboog. Als dit niet mogelijk is, dek ze dan goed af met brand-
werende materialen.
Wees erop attent dat vonken en hete materialen van het lassen ge-
makkelijk door kleine hoeken en gaten naar naastliggende ruimtes
kunnen vliegen.
Kijk goed uit voor brand en houd een brandblusser in de buurt.
Wees erop bedacht dat bij het lassen van plafonds, vloeren,
scheidingswanden of tussenschotten brand kan ontstaan aan de
tegenovergestelde kant.
Las niet aan containers waarin ooit brandbare stoffen zijn opgesla-
gen of aan besloten ruimtes zoals tanks, vaten of buizen tenzij ze
voldoende voorbereid zijn conform AWS F4.1 en AWS 6.0 (zie Vei-
ligheidsvoorschriften).
Niet lassen op plaatsen waar de omgevingslucht brandbaar stof,
gas of vloeistofdampen (bijv. van benzine) kan bevatten.
Verbind de werkkabel met het werkstuk zo dicht mogelijk bij de
plaats waar gelast moet worden, zodat de lasstroom zo direct
mogelijk verplaatst kan worden en elektrische schokken en bran-
drisico’s vermeden kunnen worden.
Gebruik een lasapparaat niet om bevroren pijpen te ontdooien.
Haal de elektrode uit de elektrodehouder of snij de lasdraad los bij
het uiteinde als ze niet gebruikt worden.
Draag lichaamsbescherming die is gemaakt van duurzaam
vuurbestendig materiaal (leer, zware katoen, wol). Lichaams-
OM-252 624 Pagina 3
bescherming houdt ook olievrije kleding in zoals leren
handschoenen, een zwaar overhemd, een broek zonder omslag,
hoge schoenen en een pet.
Zorg ervoor dat u geen brandbare voorwerpen zoals aanstekers of
lucifers bij u draagt als u gaat lassen.
Inspecteer de omgeving als u klaar bent met uw werk om er zeker
van te zijn dat er geen vonken, gloeiende sintels en vlammen zijn.
Alleen de juiste zekeringen of contactverbrekers gebruiken; geen
zwaardere nemen of deze doorverbinden.
Volg de richtlijnen van OSHA 1910.252(a) (2) (iv) en NFPA 51B
voor het “warme” werk en een brandblusapparaat in de nabijheid
hebben.
Lees de Materiaalveiligheidsinformatiebladen en de instructies
van de fabrikant voor hechtmiddelen, coatings, schoonmaakmid-
delen, slijtdelen, koelmiddelen, ontvetters, fluxpoeder en metalen
en zorg dat u alles goed begrijpt.
LAWAAI kan het gehoor aantasten.
Lawaai van bepaalde werkwijzen of apparatuur kan
uw gehoor aantasten.
Draag goedgekeurde gehoorbescherming als
het geluidsniveau te hoog is.
ELEKTRISCHE EN MAGNETISCHE
VELDEN kunnen van invloed zijn op geïm-
planteerde medische apparatuur.
Mensen die een pacemaker of een ander
geïmplanteerd medisch apparaat dragen,
moeten uit de buurt blijven.
Mensen die een geïmplanteerd medisch apparaat dragen,
moeten hun arts en de fabrikant van het apparaat raadplegen
voordat ze in de buurt komen van werkzaamheden
met booglassen, puntlassen, gutsen, plasmaboogsnijden
of inductieverwarmen.
Persgasflessen bevatten gas dat onder hoge druk
staat. Als een gasfles beschadigd raakt, kan deze
exploderen. Aangezien gasflessen normaal gesproken een on-
derdeel zijn van de lasprocedure, moet u er voorzichtig mee omgaan.
GASFLESSEN kunnen exploderen
als ze beschadigd raken.
Bescherm gasflessen tegen hoge temperaturen, mechanische
schokken, slak, open vuur, vonken en vlambogen.
Plaats de gasflessen rechtop in een rek of in de laskar zodat ze niet
kunnen vallen of omkantelen.
Houd de flessen uit buurt van alle las- of andere stroomkringen.
Hang nooit een elektrodehouder boven een gasfles.
Laat een laselektrode nooit in aanraking komen met een gasfles.
Las nooit op een gasfles onder druk. een explosie zal het gevolg zijn.
Gebruik het juiste beschermgas, reduceerventielen, slangen en
hulpstukken die speciaal bedoeld zijn voor een bepaalde toepas-
sing; onderhoud deze en bijhorende onderdelen goed.
Draai uw gezicht weg van de uitgang van het ventiel wanneer u het
cilinderventiel opent. Niet vóór of achter de regelaar gaan staan
wanneer u het ventiel opent.
Laat de beschermende dop over het ventiel zitten, behalve als de
fles gebruikt wordt of aangesloten is voor gebruik.
Lees en volg de instructies op de flessen met gecomprimeerd gas,
bijbehorend materiaal en de CGA publicatie P-1 die in de Veilig-
heidsvoorschriften staat.
1-3. Risico’s m.b.t. motor
ONTPLOFFEN VAN DE ACCU kan
letsel veroorzaken.
Draag altijd een gezichtsbescherming, rubbe-
ren handschoenen en beschermende kleding
als u aan een accu werkt.
Zet eerst de motor af voordat u accukabels of oplaadkabels (indien
van toepassing) aansluit of verwijdert en onderhoud gaat plegen
aan de accu.
Zorg ervoor dat uw gereedschap geen vonken produceert als u
aan een accu werkt.
Gebruik het lasapparaat alleen om accu’s op te laden of om
voertuigen te starten als het apparaat een acculaadvoorziening
heeft die hiervoor speciaal bedoeld is.
Let goed op de polariteit (+ en ) op accu’s.
Verwijder de negatieve () kabel als eerste en sluit hem als laatste
aan.
Houd vonken, vuur, sigaretten en andere ontstekingbronnen uit de
buurt van accu’s. Accu’s produceren ontplofbare gassen bij
normaal gebruik en wanneer ze worden opgeladen.
Volg de aanwijzingen op van de fabrikant van de accu als u aan of
in de buurt van een accu werkt.
De BRANDSTOF kan brand of explo-
sie veroorzaken.
Stop de motor en laat deze afkoelen voordat u
de brandstof controleert of brandstof toevoegt.
Rook niet als u brandstof toevoegt en zorg ervoor dat er geen von-
ken of open vuur in de buurt van het apparaat komen.
Doe de tank niet te vol laat wat ruimte over zodat de brandstof kan
uitzetten.
Mors geen brandstof. Als u wel brandstof heeft gemorst, ruim dit
dan eerst op voordat u de machine aanzet.
Werp gebruikte doeken weg in een brandwerende container.
Zorg altijd voor contact tussen spuitmond en tank tijdens het vullen
met brandstof.
BEWEGENDE ONDERDELEN kunnen
letsel veroorzaken.
Blijf uit de buurt van bewegende delen zoals
ventilatoren, aandrijfriemen, Vsnaren en rotors.
Houd alle deuren, panelen, afdekplaten en beschermingsplaten
op hun plaats.
Zet de machine af voordat u een onderdeel installeert of aansluit.
Laat alleen bevoegde personen panelen, afdekplaten
of beschermplaten verwijderen voor onderhoud of storingen.
Om te voorkomen dat de motor tijdens het onderhoud per ongeluk
gestart wordt, moet u de negatieve () accukabel losmaken van de
accu.
Houd handen, haar, loshangende kleding en gereedschappen
weg van bewegende onderdelen.
Zet deuren, panelen of beschermplaten weer op hun plaats als het
onderhoud klaar is en voordat u de machine aanzet.
Voordat u aan het aggregaat werkt, moet u alle
ontstekingsbougies of injectors verwijderen om te voorkomen dat
de motor schokt of start.
Blokkeer het vliegwiel zodat het niet kan draaien terwijl u werkt aan
onderdelen van het aggregaat.
OM-252 624 Pagina 4
VONKEN UIT DE UITLAAT kunnen
brand veroorzaken.
Zorg ervoor dat vonken die vrijkomen uit de
motor geen brand kunnen veroorzaken.
Gebruik een goedgekeurde uitlaatvonkafleider in de vereiste
plaatsen zie de toepassingscodes.
Door HETE ONDERDELEN kunnen
brandwonden ontstaan.
Laat onderdelen eerst afkoelen voordat u aan
onderhoud begint.
Draag beschermende handschoenen en kle-
ding als u aan een hete machine werkt.
Raak geen hete machineonderdelen of zojuist
gelaste onderdelen met de blote handen aan.
STOOM EN HETE KOELVLOEISTOF
kunnen brandwonden veroorzaken.
Controleer, indien mogelijk, het koelvloeistofpeil
als de motor koud is om brandwonden te voorko-
men.
Controleer het koelvloeistofpeil altijd bij het overloopvat (indien aanwe-
zig) i.p.v. bij de radiator (tenzij anders staat vermeld in de Sectie
Onderhoud of de handleiding van de motor).
Controle is noodzakelijk als de motor warm is. Als er geen over-
loopvat aanwezig is, moet u de volgende twee instructies volgen.
Draag een veiligheidsbril en handschoenen en bedek de radiator-
dop met een doek.
Draai de dop iets open en laat de druk langzaam ontsnappen voor-
dat u de dop helemaal opendraait.
Als u een generator binnenshuis ge-
bruikt, KUNT U HIERDOOR BINNEN
ENKELE MINUTEN OVERLIJDEN.
Uitlaatgas van een generator bevat koolmono-
xide. Dit is een gif dat u niet ziet of ruikt.
NOOIT binnenshuis of in een garage gebruiken, OOK NIET als
de deuren en ramen open staan.
Alleen BUITEN gebruiken en ver uit de buurt van ramen, deuren
en ventilatiepunten.
ACCUZUUR kan OGEN EN HUID VER-
BRANDEN.
Kantel de accu niet.
Vervang de beschadigde accu.
Spoel ogen en huid goed uit met water.
HITTE VAN DE MOTOR kan brand ver-
oorzaken.
Plaats het apparaat niet op, boven of in de buurt
van brandgevaarlijke oppervlakken of brand-
bare voorwerpen.
Houd de uitlaat en uitlaatpijpen weg van brandbare voorwerpen.
1-4. De gevaren van perslucht
PERSLUCHTAPPARATUUR kan
(dodelijk) letsel veroorzaken.
Onjuiste installatie of bediening van dit systeem
kan resulteren in defecten aan de apparatuur en
persoonlijk letsel. Dit systeem mag alleen
worden geïnstalleerd, bediend en onderhouden
door bevoegde pneumatische technici en alleen
conform de handleiding voor de eigenaar, de
industriële normen en de landelijke en ter plekke
geldende regelgeving.
De nominale opbrengst of capaciteit van de compressor of enig
ander onderdeel van het persluchtsysteem niet overschrijden.
Zet het persluchtsysteem zodanig op dat mensen of zaken geen
risico lopen als een hydraulisch onderdeel kapot mocht gaan.
Voordat u gaat werken aan het persluchtsysteem, moet u het
apparaat uitzetten en op de vergrendeling zetten, de druk
ontlasten en u ervan verzekeren dat er niet per ongeluk
persluchtdruk op kan komen staan.
Niet aan een werkend persluchtsysteem werken, tenzij u een
bevoegd pneumatisch technicus bent en de instructies van de
fabrikant opvolgt.
Geen wijzigingen aanbrengen aan de compressor of de appara-
tuur die door de fabrikant is geleverd. Veiligheidsvoorzieningen in
het persluchtsysteem niet uitschakelen, onklaar maken of over-
bruggen.
Alleen onderdelen en toebehoren gebruiken die zijn
goedgekeurd door de fabrikant.
Blijf uit de buurt van mogelijke beknellings of afknellingsplekken
in de apparatuur die is aangesloten op het persluchtsysteem.
Niet onder of rond apparatuur werken dat onder perslucht staat.
Ondersteun de apparatuur goed met behulp van mechanische
middelen.
HEET METAAL van het plasmasnij-
den of gutsen kan brand en exposie
veroorzaken.
Niet snijden of gutsen in de nabijheid van ont-
vlambare stoffen.
Kijk goed uit voor brand en houd een brandblusser in de buurt.
PERSLUCHT kan (dodelijk) letsel
veroorzaken.
Voordat u gaat werken aan het
persluchtsysteem, moet u het apparaat
uitzetten en op de vergrendeling zetten, de druk
ontlasten en u ervan verzekeren dat er niet per
ongeluk persluchtdruk op kan komen staan.
Ontlast de druk voordat u luchtleidingen
aansluit of loskoppelt.
Kijk de onderdelen van het persluchtsysteem en alle aansluitingen
en slangen na op beschadigingen, lekken en slijtage voordat u de
apparatuur gaat bedienen.
De luchtstroom niet op uzelf of op anderen richten.
Draag persoonlijke beschermingsmiddelen zoals een
veiligheidsbril, gehoorbescherming, leren handschoenen, zware
kleding (hemd en broek), hoge schoenen en een veiligheidshelm
wanneer u aan een persluchtsysteem werkt.
Zoek lekken op met zeepwater of een ultrasone detector nooit
met de blote hand. Het systeem niet gebruiken als er lekken
worden aangetroffen.
Breng eerst deuren, panelen, deksels en beschermplaten weer
aan na afloop van het onderhoud en voordat u het systeem weer
start.
Ga onmiddellijk naar een arts als er lucht doordringt in de huid
of het lichaam.
OM-252 624 Pagina 5
Het INADEMEN VAN PERSLUCHT kan
(dodelijk) letsel veroorzaken.
Geen perslucht gebruiken voor ademhalen.
Alleen gebruiken om te snijden, te gutsen
of voor gereedschap.
INGESLOTEN LUCHT ONDER DRUK
EN ZWIEPENDE SLANGEN kunnen letsel
veroorzaken.
Ontlast de luchtdruk van gereedschappen en
het systeem voordat u onderhoud pleegt,
hulpstukken aanbrengt of verwisselt en
voordat u de olieafvoer van de compressor
of de vuldop voor de olie opent.
BEWEGENDE ONDERDELEN kunnen
letsel veroorzaken.
Blijf uit de buurt van bewegende delen zoals
ventilatoren, aandrijfriemen, Vsnaren en
rotors.
Houd alle deuren, panelen, afdekplaten en beschermingsplaten
op hun plaats.
Houd handen, haar, loshangende kleding en gereedschappen
weg van bewegende onderdelen.
Voordat u gaat werken aan het persluchtsysteem, moet u het
apparaat uitzetten en op de vergrendeling zetten, de druk
ontlasten en u ervan verzekeren dat er niet per ongeluk
persluchtdruk op kan komen staan.
Laat alleen bevoegde personen beschermplaten of afdekplaten
verwijderen voor onderhoud of bij het verhelpen van storingen.
Zet deuren, panelen of beschermplaten weer op hun plaats als
het onderhoud klaar is en voordat u de machine aanzet.
HETE ONDERDELEN kunnen ernstige
brandwonden veroorzaken.
Een hete compressor of hete onderdelen van
het luchtsysteem niet aanraken.
Laat het systeem afkoelen voor u het aanraakt
of onderhoud gaat plegen.
Gebruik de juiste gereedschappen om hete on-
derdelen beet te pakken en/of draag zware
geïsoleerde lashandschoenen en kleding om
brandwonden te voorkomen.
LEES DE INSTRUCTIES.
Lees nauwkeurig de gebruikershandleiding
en alle waarschuwingslabels, voordat u de
machine installeert, gebruikt of er onderhoud
aan pleegt, en volg de aanwijzingen steeds op.
Lees de veiligheidsinformatie aan het begin
van de handleiding en in elk hoofdstuk.
De motor stoppen en de luchtdruk aflaten vooraleer onderhoud
te verrichten.
Gebruik alleen originele vervangingsonderdelen van de fabri-
kant.
1-5. Aanvullende symbolen voor installatie, bediening en onderhoud
BRAND- EN EXPLOSIEGEVAAR
Installeer of plaats het apparaat niet op, boven
of vlakbij ontbrandbare oppervlakken.
Het apparaat niet in de buurt van brandbare
stoffen installeren.
Overbelast de bedrading van het gebouw niet- controleer of het
voedingsnet sterk genoeg is, goed beschermd is en dit apparaat
aan kan.
VALLENDE APPARATUUR kan letsel
veroorzaken.
Til het systeem alleen aan het hijsoog en aan
goed geïnstalleerde toebehoren op, NIET aan
de gascilinders. Het maximale hefvermogen
van het hijsoog niet overschrijden (zie: Techni-
sche gegevens).
Hijs en verplaats het apparaat alleen met de daarvoor geschikte
werktuigen en/of middelen en de daarvoor geldende procedures.
Als u hefvorken gebruikt om het apparaat te verplaatsen, zorg er
dan voor dat de vorken zo lang zijn, dat ze aan de andere kant on-
der het apparaat uitsteken.
Let er bij het werken in de open lucht op dat kabels en snoeren niet
in aanraking kunnen komen met rijdende voertuigen.
Volg bij het handmatig optillen van zware onderdelen of apparatuur
de Amerikaanse ARBOrichtlijn getiteld Applications Manual for
the Revised NIOSH Lifting Equation (Publication No. 94–110).
OVERVERHITTING kan schade aan
de motor veroorzaken.
Zet de installatie uit of koppel hem los voordat u
de machine aan- of uitzet.
Pas op: een laag voltage en lage frequentie veroorzaakt door la-
ge snelheid van de motor kunnen elektrische motoren beschadi-
gen.
Sluit geen 50 of 60 Hertz motoren aan op een 100 Hertz contact-
doos.
RONDVLIEGENDE LASSPATTEN
kunnen letsel veroorzaken.
Draag gezichtsbescherming voor ogen en ge-
zicht te beschermen.
Slijp de wolfraam elektrode alleen met een slijper die voorzien is
van de juiste beschermkast en die op een veilige locatie staat.
Draag tijdens het slijpen de nodige gezichts-, hand- en lichaams-
bescherming.
Vonken kunnen brand veroorzaken brandbare stoffen uit de
buurt houden.
BEWEGENDE ONDERDELEN kunnen
letsel veroorzaken.
Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen
Blijf uit de buurt van afknijppunten zoals aan-
drijfrollen.
OM-252 624 Pagina 6
De UITGANGSSPANNING VOOR HET
OPLADEN VAN ACCU’S en ONTPLOFFEN VAN
DE ACCU kan leiden tot lichamelijk letsel.
Niet alle modellen hebben een oplaadvoorziening
voor accu’s.
Draag altijd een gezichtsbescherming, rubberen handschoenen
en beschermende kleding als u aan een accu werkt.
Zet eerst de motor af voordat u accukabels of oplaadkabels (indien
van toepassing) aansluit of verwijdert en onderhoud gaat plegen
aan de accu.
Zorg ervoor dat uw gereedschap geen vonken produceert als u
aan een accu werkt.
Gebruik het lasapparaat niet om accu’s op te laden of om
voertuigen te starten tenzij het een acculaadvoorziening heeft die
hiervoor speciaal is bedoeld.
Let goed op de polariteit (+ en ) op accu’s.
Verwijder de negatieve () kabel als eerste en sluit hem als laatste
weer aan.
Houd vonken, vuur, sigaretten en andere ontstekingbronnen uit de
buurt van accu’s. Accu’s produceren ontplofbare gassen bij
normaal gebruik en wanneer ze worden opgeladen.
Volg de aanwijzingen op van de fabrikant van de accu als u aan of
in de buurt van een accu werkt.
Laat alleen bevoegd personeel de accu laden.
Als een accu wordt verwijderd uit een voertuig om te worden
opgeladen, ontkoppel dan de negatieve () kabel eerst en sluit
hem als laatste weer aan. Zorg dat alle accessoires zijn
uitgeschakeld om zo een boog te voorkomen.
Alleen loodaccu’s opladen. De acculader niet gebruiken om een
elektrisch systeem met een extra lage spanning van stroom te
voorzien of om drogecelaccu’s op te laden.
Geen bevroren accu’s opladen.
Geen beschadigde laadkabels gebruiken.
Accu’s niet opladen in een dichte ruimte of een ruimte met beperkte
ventilatie.
Een accu met losse accuklemmen of beschadigingen aan
behuizing of kap niet opladen.
Kies vóór u gaat opladen de juiste spanning op de lader, zodat
deze overeenkomt met de accuspanning.
Zet de acculader uit voor u deze op de accu aansluit. De klemmen
van de acculader mogen elkaar niet raken.
Houd de kabels van de acculader weg van de kap, de deur en van
bewegende onderdelen van het voertuig.
LASDRAAD kan letsel veroorzaken.
Bedien de toortsschakelaar pas als u de aan-
wijzing krijgt om dat te doen.
Richt het pistool niet op enig lichaamsdeel, an-
dere mensen of op enig materiaal als de draad
wordt ingevoerd.
TE LANGDURIG GEBRUIK kan leiden
tot OVERVERHITTING.
Laat het apparaat goed afkoelen; houd u aan
de nominale inschakelduur.
Verminder de stroomsterkte of de inschakel-
duur voordat u opnieuw begint met lassen.
Blokkeer of filter de luchtaanvoer naar het apparaat niet.
STATISCHE ELEKTRICITEIT (ESD) kan
PC-printplaten beschadigen.
Doe een geaarde polsband om VOORDAT u
printplaten of onderdelen aanraakt.
Gebruik goede, antistatische zakken of dozen
voor het opslaan, verplaatsen of verschepen
van PC-printplaten.
HET SCHUIN ZETTEN VAN DE
TRAILER kan verwondingen
veroorzaken.
Gebruik stutten of blokken om het gewicht te
ondersteunen.
Installeer het lasaggregaat goed op de trailer
volgens de bijbehorende instructies.
LEES DE INSTRUCTIES.
Lees nauwkeurig de gebruikershandleiding en
alle waarschuwingslabels, voordat u de
machine installeert, gebruikt of er onderhoud
aan pleegt, en volg de aanwijzingen steeds op.
Lees de veiligheidsinformatie aan het begin
van de handleiding en in elk hoofdstuk.
De motor stoppen en de luchtdruk aflaten vooraleer onderhoud
te verrichten.
Gebruik alleen originele vervangingsonderdelen van de fabri-
kant.
H.F.-straling kan interferentie veroor-
zaken.
Hoogfrequente (H.F.) straling kan interferentie
veroorzaken bij radionavigatie, veiligheids-
diensten, computers en communicatie appara-
tuur.
Laat alleen bevoegde personen die bekend zijn met elektronische
apparatuur deze installatie uitvoeren.
De gebruiker is verantwoordelijk voor onmiddellijk herstel door
een bevoegd elektricien bij interferentieproblemen als gevolg van
de installatie.
Als u van overheidswege klachten krijgt over interferentie, stop
dan onmiddellijk met het gebruik van de apparatuur.
Laat de installatie regelmatig nakijken en onderhouden.
Houd deuren en panelen van hoogfrequentiebronnen stevig dicht,
houd de elektrodeafstand op de juiste instelling en zorg voor aar-
ding en afscherming om de mogelijkheid van interferentie tot een
minimum te beperken.
BOOGLASSEN kan interferentie ver-
oorzaken.
Elektromagnetische energie kan interferentie
veroorzaken bij gevoelige elektronische appa-
ratuur zoals microprocessors computers en
computer- gestuurde apparatuur zoals robots.
Zorg ervoor dat alle apparatuur in het lasgebied elektromagnetisch
compatibel is.
Om mogelijke interferentie te verminderen moet u de laskabels zo
kort mogelijk houden, dicht bij elkaar en laag, bijvoorbeeld op de
vloer.
Voer de laswerkzaamheden uit op 100 meter afstand van gevoeli-
ge elektronische apparatuur.
Zorg ervoor dat dit lasapparaat conform de aanwijzingen in deze
handleiding wordt geïnstalleerd en geaard.
Als er dan nog steeds interferentie optreedt, dient de gebruiker ex-
tra maatregelen te nemen, zoals verplaatsing van het lasapparaat,
gebruik van afgeschermde kabels, gebruik van lijnfilters of af-
scherming van het werkterrein.
OM-252 624 Pagina 7
1-6. Californië-voorstel 65, waarschuwingen
Las- en snijapparatuur produceert dampen of gassen die
chemicaliën bevatten waarvan het de Staat Californië bekend
is dat ze geboorteafwijkingen en, in sommige gevallen,
kanker veroorzaken. (California Health & Safety Code, sectie
25249.5 en volgend.)
Accupolen, -klemmen en soortgelijke accessoires bevatten
lood en loodverbindingen, chemicaliën waarvan het de Staat
Califorrnië bekend is dat ze kanker en geboorteafwijkingen of
andere voortplantingsproblemen veroorzaken. Was uw han-
den na aanraking.
Dit product bevat chemicaliën, waaronder lood waarvan het
de Staat Californië bekend is dat het kanker, geboorteafwij-
kingen of andere voortplantingsproblemen veroorzaakt. Was
na gebruik uw handen.
Benzinemotoren:
Uitlaatgassen van motoren bevatten chemicaliën waarvan
het de Staat Califorrnië bekend is dat ze kanker, geboorteaf-
wijkingen of andere voortplantingsproblemen veroorzaken.
Dieselmotoren:
Van uitlaatgassen van dieselmotoren en bepaalde bestand-
delen ervan is het de Staat Califorrnië bekend dat ze kanker,
geboorteafwijkingen en andere voortplantings problemen
veroorzaken.
1-7. Belangrijkste Veiligheidsvoorschriften
Safety in Welding, Cutting, and Allied Processes, ANSI Standard Z49.1,
is available as a free download from the American Welding Society at
http://www.aws.org or purchased from Global Engineering Documents
(phone: 1-877-413-5184, website: www.global.ihs.com).
Safe Practices for the Preparation of Containers and Piping for Welding
and Cutting, American Welding Society Standard AWS F4.1, from Glob-
al Engineering Documents (phone: 1-877-413-5184, website:
www.global.ihs.com).
Safe Practices for Welding and Cutting Containers that have Held Com-
bustibles, American Welding Society Standard AWS A6.0, from Global
Engineering Documents (phone: 1-877-413-5184,
website: www.global.ihs.com).
National Electrical Code, NFPA Standard 70, from National Fire Protec-
tion Association, Quincy, MA 02269 (phone: 1-800-344-3555, website:
www.nfpa.org and www. sparky.org).
Safe Handling of Compressed Gases in Cylinders, CGA Pamphlet P-1,
from Compressed Gas Association, 14501 George Carter Way,
Suite 103, Chantilly, VA 20151 (phone: 703-788-2700,
website:www.cganet.com).
Safety in Welding, Cutting, and Allied Processes, CSA Standard
W117.2, from Canadian Standards Association, Standards Sales, 5060
Spectrum Way, Suite 100, Ontario, Canada L4W 5NS (phone:
800-463-6727, website: www.csa-international.org).
Battery Chargers, CSA Standard C22.2 NO 107.201, from Canadian
Standards Association, Standards Sales, 5060 Spectrum Way, Suite
100, Ontario, Canada L4W 5NS (phone: 800-463-6727, website:
www.csa-international.org).
Safe Practice For Occupational And Educational Eye And Face Protec-
tion, ANSI Standard Z87.1, from American National Standards Institute,
25 West 43rd Street, New York, NY 10036 (phone: 212-642-4900, web-
site: www.ansi.org).
Standard for Fire Prevention During Welding, Cutting, and Other Hot
Work, NFPA Standard 51B, from National Fire Protection Association,
Quincy, MA 02269 (phone: 1-800-344-3555, website: www.nfpa.org.)
OSHA, Occupational Safety and Health Standards for General Indus-
try, Title 29, Code of Federal Regulations (CFR), Part 1910, Subpart Q,
and Part 1926, Subpart J, from U.S. Government Printing Office, Super-
intendent of Documents, P.O. Box 371954, Pittsburgh, PA 15250-7954
(phone: 1-866-512-1800) (there are 10 OSHA Regional Offices—
phone for Region 5, Chicago, is 312-353-2220, website: www.osha.-
gov).
Portable Generators Safety Alert, U.S. Consumer Product Safety Com-
mission (CPSC), 4330 East West Highway, Bethesda, MD 20814
(phone: 301-504-7923, website: www.cpsc.gov/cpscpub/pubs/port-
gen.pdf).
Applications Manual for the Revised NIOSH Lifting Equation, The Na-
tional Institute for Occupational Safety and Health (NIOSH), 1600
Clifton Rd, Atlanta, GA 30333 (phone: 1-800-232-4636, website:
www.cdc.gov/NIOSH).
1-8. Informatie over elektrische en magnetische velden (EMV informatie)
Elektrische stroom die door een draad stroomt veroorzaakt plaatselijk
elektrische en magnetische velden (EMV). De stroom bij booglassen
(en verwante processen zoals puntlassen, gutsen, plasmasnijden
en inductieverwarmingsprocessen) zorgt voor een elektromagnetisch
veld rondom het lascircuit. Elektromagnetischevelden kunnen
interferentie veroorzaken bij bepaalde medische implantaten zoals
pacemakers. Voor personen die medische implantaten hebben moeten
beschermende maatregelen worden genomen, bijv.
toegangsbeperking voor passanten of een risicoanalyse voor iedere
afzonderlijke lasser. Beperk bijvoorbeeld de toegang voor omstanders
of voer afzonderlijke risicobeoordelingen uit voor lassers. Alle lassers
moeten de volgende procedures naleven om zo blootstelling aan
elektromagnetischevelden van de lasstroomkring tot een minimum te
beperken:
1. Houd kabels dicht bij elkaar door ze in elkaar te twisten of vast te
plakken of gebruik kabelbescherming.
2. Kom niet met uw lichaam tussen de laskabels. Leg de kabel aan
één kant en weg van de gebruiker.
3. Rol of hang de kabels niet rond of op uw lichaam.
4. Houd hoofd en romp zo ver mogelijk verwijderd van de
apparatuur in de lasstroomkring.
5. Monteer de massaklem aan het werkstuk zo dicht mogelijk bij de
las.
6. Niet direct naast de lasstroombron werken, er niet op gaan zitten
en er niet op leunen.
7. Niet lassen terwijl u de lasstroombron of het
draadaanvoersysteem draagt.
Over geïmplanteerde medische apparatuur:
Mensen die een geïmplanteerd medisch apparaat dragen, moeten hun
arts en de fabrikant van het apparaat raadplegen voordat ze in de buurt
komen van werkzaamheden met booglassen, puntlassen, gutsen, pla-
smaboogsnijden of inductieverhitting. Bij toestemming van de arts
wordt geadviseerd om bovenstaande procedures te volgen.
OM-252 624 Pagina 8
De volledige onderdelenlijst is beschikbaar op www.MillerWelds.com
OM252 624 Pagina 9
HOOFDSTUK 2 DEFINITIES
2-1. Meer veiligheidssymbolen en definities
Bepaalde symbolen worden alleen aangetroffen op CE-producten.
Waarschuwing! Pas op! Kans op gevaar (zie de symbolen).
Safe1 201205
Het product niet meegeven met het gewone afval (waar van toepassing).
Hergebruik of recycle afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (AEEA-regels). Voer de apparaten
af naar een daarvoor bestemd inleverstation.
Neem contact op met de gemeente of uw lokale dealer voor nadere informatie.
Safe37 201205
Draag droge, geïsoleerde handschoenen. De elektrode niet met de blote hand aanraken. Geen natte of kapotte
handschoenen dragen.
Safe2 201205
Bescherm uzelf tegen elektrische schokken door uzelf te isoleren van het werk en de aarde.
Safe3 201205
Zorg ervoor dat u niet in de rook staat.
Safe6 201205
Gebruik actieve ventilatie of een afvoersysteem om de dampen van de werkplek af te voeren.
Safe8 201205
Gebruik een ventilator om de dampen af te voeren.
Safe10 201205
Houd brandbare stoffen uit de buurt van het laswerk. Niet lassen vlakbij brandbare stoffen.
Safe12 201205
Lasvonken kunnen brand veroorzaken. Zorg dat er een brandblusapparaat in de buurt is en zorg dat
er een toezichthouder is die klaarstaat om dit gebruiken.
Safe14 201205
Niet aan vaten of dichte containers e.d. lassen.
Safe16 201205
De volledige onderdelenlijst is beschikbaar op www.MillerWelds.com
OM252 624 Pagina 10
Verwijder het label niet; verf het ook niet over en dek het niet af.
Safe20 201205
Niet werken aan het apparaat als de motor draait. Eerst de motor stilzetten.
Safe21 201205
Niet roken tijdens het vullen met brandstof of in de nabijheid van brandstof.
Safe22 201205
De motor stilzetten tijdens het vullen met brandstof.
Safe23 201205
Een hete motor niet bijvullen.
Safe24 201205
Til het systeem alleen aan het hijsoog en aan goed geïnstalleerde toebehoren op, niet aan de gascilinders.
Het maximale hefvermogen van het hijsoog niet overschrijden (zie: Technische gegevens).
Safe25 201205
Draag een hoofddeksel en een veiligheidsbril. Bescherm uw oren
en knoop de kraag van uw overhemd dicht. Gebruik een lashelm met
de juiste filtersterkte. Draag bescherming voor uw hele lichaam.
Safe38 201205
Zorg dat u geoefend raakt en lees de aanwijzingen,
voordat u aan de machine gaat werken of gaat lassen.
Safe40 201205
=
Brandstof samen met vlammen of vonken kan brand veroorzaken.
Safe45 201205
Haal het apparaat uit de verpakking. Haal de handleiding uit het
apparaat. Lees de instructies voor het plaatsen van de uitlaatdemper.
Safe46 201205
Lees de handleiding en de labels op het apparaat.
Safe47 201205
De volledige onderdelenlijst is beschikbaar op www.MillerWelds.com
OM252 624 Pagina 11
/
<12.4 V
+ +
De handleiding voor de eigenaar lezen voor de informatie over
accuonderhoud.
Safe117 201406
0 - 50h std
Safe54 201205
Gedurende de eerste 50 uur moet het lasapparaat worden belast
met meer dan 200 A. Las niet met minder dan 200 A.
50h std
50 h std
Safe55 201205
Na de eerste 50 gebruiksuren moeten de olie en het oliefilter worden
vervangen.
De generator nooit binnenshuis of in een garage gebruiken,
zelf niet als de deuren en ramen open staan.
Safe87 201207
De generator alleen buiten gebruiken en ver uit de buurt van ramen,
deuren en ventilatiepunten.
Safe88 201207
Geen ether gebruiken. Bij gebruik van ether vervalt de garantie. Zie de handleiding van de brandstofmotor.
Safe89 201207
Een hete geluidsdemper en uitlaatbuis kunnen ernstige brandwonden veroorzaken.
Safe90 201207
Lassen, snijden, boren of schuren aan de behuizing kunnen in principe brand of ontploffing veroorzaken.
Safe91 201207
2-2. Diverse symbolen en definities
A
Ampère
V
Volt
h
Uren
s
Seconden
S
Geschikt om te
lassen in een
omgeving met een
verhoogd risico op
elektrische
schokken
Gelijkstroom
X
Inschakelduur
I
2
Nominale
lasstroom
Negatief
Positief
Aarding
De volledige onderdelenlijst is beschikbaar op www.MillerWelds.com
OM252 624 Pagina 12
Elektrisch circuit
beveiliging
Uitgang
Uit
Aan
Toename/afname
of hoeveelheid
Niet schakelen
tijdens het lassen
Afstandsbediening
Lees de gebruik-
ershandleiding
Tijd
3
G
Motoraangedreven,
driefasenwissel-
stroomaggregaat
met gelijkrichter
Urenteller
Beklede-
elektrodelassen
(SMAW)
MIG
(GMAW)-lassen
FCAWlassen
TIGlassen
(GTAW)
LiftArc Tungsten
Inert Gas (TIG)
Lassen
Werkstuk-
aansluiting
Elektrode-
aansluiting
Starthulp
(voorverwarmen)
Brandstofmotor
Brandstofmotor
Brandstofmotor
Motoroliedruk
Langzaam
(stationair)
Snel (draaien,
lassen/
hulpvermogen)
Motortoerental
Motorstop
Motorolie
Brandstof
Filter
Luchttemperatuur
of
motortemperatuur
Accu (motor)
Controleer
injectoren/pomp
Controleer de
klepspeling
Motorriem
Handmatig
reinigen
Vonkenvanger
Luchtfilter
Luchtfilter
Controleer
luchtfilter
iso 7000
Bel voor
onderhoud
Bevoegde
monteur
U
2
Conventionele
belasting
spanning
U
0
Nominale
nullastspanning
(OCV)
I
Stroom
n
Nominale
belastingsnelheid
n
0
Nominale snelheid
onbelast
n
1
Nominaal
stationair
P
1max
Maximaal
stroomverbruik
Hz
Hertz
Wisselstroom
Constante stroom
(CC)
Enkelfase
Driefasen
De volledige onderdelenlijst is beschikbaar op www.MillerWelds.com
OM252 624 Pagina 13
HOOFDSTUK 3 SPECIFICATIES
3-1. Locaties van serienummer en het label met de technische gegevens
Het serienummer en de aansluitgegevens zijn bij dit product aan de voorzijde te vinden. Op het typeplaatje kunt u de elektrische aansluitspanning en
het vermogen aflezen dat de apparatuur nodig heeft, en welk vermogen het kan leveren. Wij raden aan het serienummer te noteren op de achterzijde
van deze handleiding, in het daarvoor bestemde vak, zodat u dit nummer altijd bij de hand hebt.
3-2. Las, Hulpvermogen en motorgegevens
Lasproces Uitgang modus Uitgang
bereik
Nominale lasuitgangsvermogen
bij 405C (1045F)
Maximale
open
spanning
Nominale uitgangs-
vermogen aggregaat
bij 405C (1045F)
CC/DC
(Beklede
elektrode)
Parallel
(gecombineerd)
40-800A 500 A bij 34 V, 100% inschakelduur*
700 A bij 24 V, 60% inschakelduur
85 V DC
Standaardvermogen:
Piek 5500 watt
Continu 4000 watt
1fase vermogen voor
Deluxemodellen:
Piek 19.000 watt
Continu 12.000 watt
3fasen vermogen
voor Deluxe EN
exportmodellen:
Piek 27.000 watt
Continu 20.000 watt
Gescheiden
(dubbel/uitgangen)
20-400 A
Elke zijde
300 A bij 28 V, 100% inschakelduur*
CC/DC(TIG) Parallel
(gecombineerd)
40-800A 500 A bij 30 V, 100% inschakelduur
700 A bij 24 V, 60% inschakelduur
Gescheiden
(dubbel/uitgangen)
20-400 A
Elke zijde
300 A bij 22 V, 100% inschakelduur
CV/DC
(MIG/
FCAW)
Parallel
(gecombineerd)
1440 V DC 500 A bij 34 V, 100% inschakelduur*
700 A bij 24 V, 60% inschakelduur
Gescheiden
(dubbel/uitgangen)
14-40 V DC
Elke zijde
300 A bij 28 V, 100% inschakelduur*
Motor
Deutz D2011L04i lucht/oliegekoelde dieselmotor met
vier cilinders en een vermogen van 48,7 pk
Brandstofinhoud: 95 l (25 gal) Geluidsniveau bij nominale
uitgangsvermogen, 7 m:
NietCE modellen: 75 dB
CEmodellen: 70 dB (overschrijding van
CEvereisten)
* Voldoet aan NEMA en IECclassificaties.
Met de schakelaar voor lage OCV (spanningverlagend apparaat, VRD) ingeschakeld is de open spanning 13 tot 15 volt DC tot de boogontsteking.
3-3. Afmetingen, gewichten en positie hoeken voor niet-CE-modellen
Afmetingen
D
B
A
F
E
H
G
C
802 161A
20°
20°
30°
30°
! Overschrijd de maximale hoek niet;
de motor kan dan beschadigd raken
en/of de machine kan omvallen.
! Verplaats het apparaat niet naar en
gebruik het niet op plaatsen waar het
kan omvallen.
907 520
Hoogte
1524 mm (tot de bovenzijde
van de geluiddemper)
Breedte
724 mm (montagesteunen
ingeklapt)
781 mm (montagesteunen
uitgeklapt)
Lengte 1654 mm
A 1654 mm
B* 1422 mm
C* 1181 mm
D* 244 mm
E 699 mm
F 25 mm
G 757 mm
H Diameter van 14 mm 4 gaten
* Als de montagesteunen in de middelste
stand staan verschillen de afmetingen
afhankelijk van de positie van de
montagesteunen.
Gewicht
Zonder brandstof: 784 kg
Met brandstof: 870 kg
Gewichtsbelasting hijsoog:
Maximaal 1134 kg
De volledige onderdelenlijst is beschikbaar op www.MillerWelds.com
OM252 624 Pagina 14
3-4. Afmetingen, gewichten en positiehoeken voor CEmodellen
Afmetingen
D
B
20°
A
20°
30°
30°
! Overschrijd de maximale hoek niet;
de motor kan dan beschadigd raken en/of
de machine kan omvallen.
! Verplaats het apparaat niet naar en ge-
bruik het niet op plaatsen waar het kan
omvallen.
F
E
907 520003
H
G
C
802 161A
Hoogte
Breedte
Lengte
Hoogte
1524 mm (tot bovenzijde
vonkenvanger)
Breedte 877 mm
Lengte 1831 mm
A 1654 mm
B* 1422 mm
C* 1181 mm
D* 244 mm
E 699 mm
F 25 mm
G 757 mm
H
Diameter van 14 mm
4 gaten
* Als de montagesteunen in de
middelste stand staan verschillen
de afmetingen afhankelijk van de
positie van de montagesteunen.
Gewicht
Zonder brandstof: 828 kg
Met brandstof: 914 kg
Gewichtsbelasting hijsoog:
Maximaal 1134 kg
3-5. Milieutechnische specificaties
IPclassificatie Bedrijfstemperatuurbereik
IP23S
Deze apparatuur is ontworpen voor buitengebruik. Opslag is toegestaan,
maar buiten lassen bij regen of andere neerslag mag alleen onder een afdak.
Van 40 tot +40°C (40 tot 104°F)
IP23S 201406
A. Informatie over elektromagnetische velden (EMV)
! Deze apparatuur is niet voor algemeen gebruik door het grote publiek aangezien de EMV-grenzen voor algemeen gebruik door
het grote publiek mogelijk kunnen worden overschreden tijdens het lassen.
Deze apparatuur is gebouwd conform EN 609741 en is louter bedoeld voor beroepsmatig gebruik (waar het grote publiek geen toegang heeft
of waar toegang zodanig is geregeld dat hij gelijk is aan beroepsmatig gebruik) en alleen door een deskundig gebruiker of iemand die hiertoe
is opgeleid.
Draadaanvoersystemen en aanvullende apparatuur (zoals toortsen, vloeistofkoelsystemen en lasboog ontsteek en stabilisatieapparatuur) die
onderdeel uitmaken van het lascircuit mogen geen belangrijke bijdrage leveren aan het EMV. Zie de gebruikershandleidingen van alle onderdelen
van de lasstroomkring voor meer informatie over EMVblootstelling.
De meting van de EMV voor deze apparatuur vond plaats op een afstand van 0,5 meter.
Op een afstand van 1 meter waren de waarden van de EMVblootstelling minder dan 20 % van de toegestane waarden.
ceemf 1 201010
B. Informatie over elektromagnetische compatibiliteit (EMC)
! Deze apparatuur van klasse A is niet bedoeld voor gebruik in woonomgevingen waarin de elektriciteit wordt geleverd door het
openbare laagspanningsnet. Op dergelijke plaatsen ontstaan er mogelijk problemen met de elektromagnetische compatibiliteit
als gevolg van storingen door geleiding en straling.
ceemc 3 201407
De volledige onderdelenlijst is beschikbaar op www.MillerWelds.com
OM252 624 Pagina 15
LASSTROOM
% INSCHAKELDUUR
3-6. Inschakelduur en oververhitting
253 022A
1 100 % inschakelduur
De inschakelduur is het percentage
van 10 minuten dat het apparaat
kan lassen met nominaal vermogen
zonder oververhit te raken.
Dit apparaat is geschikt voor
lassen bij 300 ampère continu.
OPGELET Bij overschrijding van
de inschakelduur kan de machine
beschadigd raken, waardoor de ga-
rantie vervalt.
1
200
300
400
500
600
700
800
0 102030405060708090100
ENKEL
DUBBEL
DC LASAMPÈRES BIJ 100 % INSCHAKELDUUR
3-7. Brandstofverbruik
De grafiek laat het karakteristieke
brandstofverbruik onder las of
stroombelasting zien.
253 020A
0.00
0.25
0.50
0.75
1.00
1.25
1.50
1.75
2.00
2.25
2.50
2.75
0 50 100 150 200 250 300 350 400 450 500 550 600
0,95
1,90
2,84
3,79
4,73
5,69
6,62
7,57
8,52
9,46
10,41
Liter/uur
VS gal/uur
STATIONAIR
Dubbele boog
Enkele boog
Parallelle boog
De volledige onderdelenlijst is beschikbaar op www.MillerWelds.com
OM252 624 Pagina 16
DC AMPÈRE
3-8. Stroom/spanningsgrafiek
253 017A / 253 018A / 253 019A
De stroom/spanningsgrafieken geven
de minimaal en maximaal mogelijke
uitgangsspanning en stroom aan
van de voedingsbron voor het
lasapparaat/aggregaat. De grafieklijnen
van alle andere instellingen vallen tussen
de aangegeven grafieklijnen.
A. Lassen met beklede elektrode
B. TIGlassen
C. MIGlassen
0
20
40
60
80
100
0 100 200 300 400
0
20
40
60
80
100
0 100 200 300 400
0
20
40
60
80
100
0 100 200 300 400
DC VOLT
MAX
MIN
DC AMPÈRE
DC VOLT
MAX
MIN
DC AMPÈRE
DC VOLT
MAX
MIN
De volledige onderdelenlijst is beschikbaar op www.MillerWelds.com
OM252 624 Pagina 17
3-9. Stroom/spanningsgrafieken voor parallel uitgangsvermogen
253 024A / 253 025A / 253 026A
De stroom/spanningsgrafieken
geven de minimaal en maximaal
mogelijke uitgangsspanning en
stroom aan van de voedingsbron
voor het lasapparaat/aggregaat.
De grafieklijnen van alle andere
instellingen vallen tussen de
aangegeven grafieklijnen.
A. Lassen met beklede elektrode
B. TIGlassen
C. MIGlassen
0
20
40
60
80
100
0 100 200 300 400 500 600 700 800
0
20
40
60
80
100
0 100 200 300 400 500 600 700 800
0
20
40
60
80
100
0 100 200 300 400 500 600 700 800
DC AMPÈRE
DC VOLT
DC AMPÈRE
DC VOLT
DC AMPÈRE
DC VOLT
PARALLEL UITGANGSVERMOGEN
PARALLEL UITGANGSVERMOGEN
MAX
MIN
PARALLEL UITGANGSVERMOGEN
MAX
MIN
De volledige onderdelenlijst is beschikbaar op www.MillerWelds.com
OM252 624 Pagina 18
3-10. Wisselstroomgrafiek aggregaat
253 021A / 253 023A
De wisselstroomgrafiek toont het
vermogen van het aggregaat in Ampère.
A. Enkel fase 4 kW
B. Drie fase optioneel 380 V AC 20 kW
180
200
220
240
260
280
0 10203040
320
340
360
380
400
420
0 1020304050
AC AMPÈRES
AC VOLT
AC AMPÈRES
AC VOLT
De volledige onderdelenlijst is beschikbaar op www.MillerWelds.com
OM252 624 Pagina 19
254 115A / 254 114A
De wisselstroomgrafiek toont het
vermogen van het aggregaat in
Ampère.
C. Enkel fase 12 kW
D. Drie fase NoordAmerikaans 20 kW
3-10.Wisselstroomgrafiek aggregaat (vervolg)
706050403020100
180
200
220
240
260
280
AC VOLT
AC AMPÈRES
AC AMPÈRES
140 280
135 270
130 260
125 250
120 240
115 230
110 220
105 210
100 200
95 190
90 180
0 1020304050 607080 90100
AC VOLT
De volledige onderdelenlijst is beschikbaar op www.MillerWelds.com
OM252 624 Pagina 20
HOOFDSTUK 4 INSTALLATIE
installeer 3 201306 Ref. 800 652 / Ref. 800 477A / 803 274 / 804 712
Verplaatsing
4-1. Lasapparaat/aggregaat installeren
OF
Luchtstroom
460 mm
460 mm
460 mm
460 mm
460 mm
1
2
2
4
Machine
monteren
d.m.v. lassen
Machine monte-
ren d.m.v.
bouten
3
9/16 inch
Benodigde gereedschappen:
Locatie/Montage
Verplaatsing
! Verplaats het apparaat niet naar en
gebruik het niet op plaatsen waar
het kan omvallen.
Zie hoofdstuk 3-3 voor de maximale
belasting van het hijsoog.
Luchtstroom
OPGELET Installeer de machine niet op
plaatsen waar de luchtstroming beperkt is
of de motor kan oververhitten.
Locatie/Montage
! Zet het lasapparaat/aggregaat altijd
stevig op het transportvoertuig of
de aanhanger vast en houd u aan al-
le veiligheids en andere ter plekke
geldende voorschriften.
! Niet op het onderstel lassen.
Wanneer men op het onderstel last,
kan de brandstoftank vlam vatten of
exploderen. Alleen aan de vier
steunen lassen of het apparaat met
bouten vastzetten.
OPGELET Monteer het systeem niet
zodanig dat het onderstel alleen op de vier
montagesteunen steunt. Maak gebruik van
dwarsbalken om het systeem voldoende te
ondersteunen en schade aan het onderstel
te voorkomen.
1 Dwarsbalken
2 Montagesteunen (meegeleverd)
Installeer het systeem op een vlakke
ondergrond met dwarsbalken om de
onderkant te ondersteunen. Zet het
systeem vast met de montagesteunen.
3 Bout en ring van 1/2 inch (minimum
niet meegeleverd)
4 3/816 x 1 inch schroeven
(meegeleverd)
Het apparaat vastzetten met bouten:
Verwijder het bevestigingsmateriaal
waarmee de vier steunen op het onderstel
vastzitten. Draai de steunen om en zet ze
weer vast aan het onderstel met het
oorspronkelijke bevestigingsmateriaal.
Zet de steun op de truck of op de aanhang-
wagen met bevestigingsmateriaal van
12 mm of groter (niet meegeleverd).
Het apparaat op zijn plaats vastlassen:
Las het apparaat alleen bij de vier steunen
op de truck of de trailer vast.
OF
1
OF
OF
De volledige onderdelenlijst is beschikbaar op www.MillerWelds.com
OM252 624 Pagina 21
! Het frame van het aggregaat altijd
aarden op het frame van het voertuig
om elektrische schokken en
gevaren van statische elektriciteit te
voorkomen.
! Zie ook informatiefolder 29 van de
AWS betreffende veiligheid en
gezondheid: het aarden van
draagbare en op wagens
geïnstalleerde lasaggregaten.
! Onder voeringen, transportblokken
en bepaalde wielonderstellen
isoleren het lasaggregaat van het
chassis van het voertuig. Sluit altijd
een massadraad aan vanaf de
aardingsstrip van het aggregaat
naar blootgemaakt metaal van het
chassis van het voertuig zoals in de
afbeelding is te zien.
! Gebruik een aardlekbeveiliging
wanneer er hulpapparatuur aan-
gesloten wordt. Als het apparaat
geen stekkerdozen met aardlek-
beveiliging heeft, moet er een
verlengsnoer met aardlekbeveiliging
worden gebruikt. Gebruik geen
stekkerdozen met aardlekbevei-
liging om levens-instandhoudings-
apparaten van stroom te voorzien.
1 Aardstrip voor aarding van apparatuur
(op voorpaneel)
2 Massakabel (niet meegeleverd)
3 Metalen frame van voertuig
Sluit de kabel van de aardstrip van de
apparatuur aan op het metalen chassis van
de wagen. Gebruik hiervoor een geïsoleer-
de koperen draad van 2,5 mm of dikker.
Aard het frame van het lasaggregaat
met het onderstel of voertuig via
metaalopmetaalcontact.
4
-2. Aggregaat aarden op het chassis van een vrachtwagen of aanhanger
rot_grnd2 201203 800 652D
1
3
2
GND/ PE
4-3. De uitlaatpijp installeren
1/2 in.
Benodigde gereedschappen:
Uitlaat1 200801 Ref. 803 604 / Ref. 215 664
! Stop de motor en laat deze af-
koelen.
Richt de uitlaatpijp in de gewenste
richting, maar altijd weg van het
voorpaneel en de rijrichting.
De volledige onderdelenlijst is beschikbaar op www.MillerWelds.com
OM252 624 Pagina 22
4-4. De accu aansluiten
1/2 inch
+
Benodigde gereedschappen:
Conn_batt1 201406 802 168E / S0756C
OPGELET Opgeslagen loodaccu’s
ontladen zich bij elke temperatuur.
Bij opslag moet de accu elke drie
maanden en voor gebruik weer worden
opgeladen. Voor optimale prestaties en
een optimale levensduur van de
opgeslagen accu moet deze weer worden
opladen als de open spanning zakt tot
12,4 volt DC tussen de accuklemmen.
! Sluit de negatieve () kabel als
laatste aan.
OPGELET Wacht twee minuten nadat de
motor is uitgeschakeld om de accu te ont-
koppelen, anders kan de motorregelaar be-
schadigd raken.
De accu is het gemakkelijkst te bereiken via
het achterpaneel. Verwijder dat gedeelte van
het achterpaneel om bij de accu te komen.
Sluit de negatieve accukabel als laatste aan.
Breng het paneel weer aan.
Zorg ervoor dat de accukabels de
tegenoverliggende klemmen niet
raken. Bij het aansluiten van de
accukabels moet u de positieve (+)
kabel als eerste op de positieve (+)
accuklem aansluiten en dan
negatieve kabel op de negatieve ()
accuklem.
Start de motor nooit als de kabels los-
zitten of slecht zijn aangesloten op de
accuklemmen.
Ontkoppel de accu nooit terwijl de
motor draait.
Gebruik nooit een snel lader voor de
accu om de motor te starten.
Laad de accu niet op met de
motorschakelaar op Aan.
Ontkoppel altijd eerst de negatieve ()
accukabel vóórdat u de accu oplaadt.
Aantekeningen
De volledige onderdelenlijst is beschikbaar op www.MillerWelds.com
OM252 624 Pagina 23
4-5. Controlelijst voor het starten van de motor
Controleer alle motorvloeistoffen elke
dag.
De motor moet koud en vlak staan.
Het automatische uitschakelsysteem stopt
de motor als de oliedruk te laag wordt of als
de motortemperatuur te hoog.
Dit apparaat heeft een afsluit-
schakeling voor te lage oliedruk.
Sommige omstandigheden kunnen
echter motorschade veroorzaken
voordat de motor afslaat. Controleer
het oliepeil vaak en gebruik het uit-
schakelsysteem voor de oliedruk niet
om het oliepeil te controleren.
OPGELET Dieselmotoren in MILLER-
apparatuur worden geacht optimaal
te werken bij een gematigde tot nominale
belasting. Bij gebruik gedurende langere tijd
bij lichte of geen belasting kan dit leiden tot
wetstacking of andere motorschade.
Volg de inloopprocedure zoals aangegeven
in de handleiding van de motor. Als er zich
onverbrande brandstof en olie verzamelt in
de uitlaatpijp tijdens het inlopen, zie dan
Hoofdstuk 10.
Brandstof
OPGELET Gebruik geen benzine; de
motor kan daardoor beschadigd raken.
Voeg verse dieselbrandstof toe vóór het
starten (zie het onderhoudslabel van de
motor voor de brandstofspecificaties). Laat
de vulopening leeg om ruimte over te laten
voor uitzetting.
De motor slaat af als het brandstofpeil laag is.
Olie
Kijk na het vullen van de brandstoftank het
oliepeil na met het apparaat op een vlakke on-
dergrond. Als het oliepeil niet overeenstemt
met de maximale markering op de peilstok,
vul dan bij (zie het onderhoudslabel).
Gemakkelijker starten bij koud weer:
Gebruik de starthulpschakelaar
(zie hoofdstuk 62).
De accu in goede staat houden. Bewaar
hem op een warme plaats.
Gebruik brandstof bestemd voor koud
weer (diesel kan verdikken in koud weer).
Neem contact met uw lokale brandstof-
leverancier voor meer informatie.
Gebruik de juiste motorolie voor koud
weer (zie Hoofdstuk 8-1).
Vol
907 5204
Diesel
Vol
OPGELET Volg de inloopprocedure
zoals aangegeven in de handleiding
van de motor. Als er zich onverbrande
brandstof en olie verzamelt in de uitlaat-
pijp, zie hoofdstuk 10.
De volledige onderdelenlijst is beschikbaar op www.MillerWelds.com
OM252 624 Pagina 24
4-6. Aansluiten op de lasuitgangsklemmen
Benodigde gereedschappen:
3/4 inch.
803 778B
6
4
5
3
! Stop de motor.
! Als u de laskabels niet goed
aansluit, kan dat sterke verhitting
en brand veroorzaken of uw
machine beschadigen.
Niets tussen de laskabelklem en het
kopervlak plaatsen. Zorg dat de
oppervlakken van zowel de
laskabelklem als het kopervlak
schoon zijn.
1 Correcte aansluiting laskabel
2 Onjuiste aansluiting laskabel
3 Lasuitgangsklem
4 Meegeleverde moer
voor de lasuitgangsklem
5 Laskabelklem
6 Koperen zitting
Verwijder de meegeleverde moer van de
lasuitgangsklem. Schuif de laskabelschoen
op de lasuitgangsklem en zet hem vast met
de moer zodat de laskabelschoen strak
tegen het kopervlak aanzit.
12
Aantekeningen
De volledige onderdelenlijst is beschikbaar op www.MillerWelds.com
OM252 624 Pagina 25
4-7. CC-lasaansluitingen voor twee lassers met gescheiden werkstukkabels maken
Ref. 251 340A / Ref. 802 292A
! Stop de motor.
OPGELET Overschrijd de inschakelduur
van de machine niet.
Gebruik de stand voor dubbele gebrui-
kers voor CC en CVlassen (zie
hoofdstuk 5-2).
Zie hoofdstuk 4-14 voor de juiste
kabeldiameter.
1 Kabels elektrodehouder
2 Werkstukkabels
Sluit bij lassen met beklede elektrode/
TIGlassen DCEP, de werkstukkabels aan
op negatieve () klemmen en kabels van
elektrodehouder op positieve (+) klemmen.
Sluit bij lassen met beklede elektrode/TIG
DCEN, de werkstukkabels aan op de
positieve (+) klemmen en de kabels van de
elektrodehouder op de negatieve ()
klemmen.
Zorg dat de proceskeuzeschakelaars
goed zijn ingesteld. Zie hoofdstuk 5-3.
Benodigde gereedschappen:
3/4 inch.
1
1
2
Optionele keuzeschakelaar voor lasfunctie weergegeven.
Aansluitingen voor DCEP worden weergegeven.
Lasser A (Links) Zijde Lasser B (Rechts) Zijde
De volledige onderdelenlijst is beschikbaar op www.MillerWelds.com
OM252 624 Pagina 26
4-8. CC-lasaansluitingen in de stand voor dubbele gebruiker met gemeenschappelijke
werkstukkabel maken
Ref. 251 340A / Ref. 802 292A
! Stop de motor.
! Als men de laskabels niet goed
aansluit of de verkeerde kabels
kiest, kan dat sterke verhitting en
brand veroorzaken of uw machine
beschadigen.
OPGELET Bij lasaansluitingen met een
gemeenschappelijke werkstukkabel moet
u een laskabel met de juiste diameter
tussen de negatieve () lasuitgangsklem-
men aansluiten en een enkele laskabel met
de juiste diameter van de negatieve ()
klem van lasser B (rechts) naar het
werkstuk aansluiten.
OPGELET Wanneer deze aansluitingen
als gemeenschappelijke werkstukklem
worden gebruikt, moeten alle aansluitingen
dezelfde polariteit hebben.
OPGELET Bij een gemeenschappelijke
werkstukaansluiting moet de werkstuk-
kabel in staat zijn het gecombineerde
lasuitgangsvermogen van beide modules
te verwerken (zie hoofdstuk 4-14 voor de
juiste kabeldiameter).
OPGELET Overschrijd de inschakelduur
van de machine niet.
Gebruik de stand voor dubbele
gebruikers voor CC- en CV-lassen
(zie hoofdstuk 5-2).
1 Kabels elektrodehouder
2 Werkstuk doorverbindingsskabel
3 Gemeenschappelijke werkstukkabel
Sluit bij lassen met beklede elektrode/TIG
DCEP, de gemeenschappelijke werkstuk-
kabel en de doorverbindingskabel aan op
negatieve (-) klem van lasser B (rechts).
Sluit het andere uiteinde van de doorver-
bindingskabel aan op de negatieve (-) klem
van lasser A (links).
Sluit de kabels van de elektrodehouder aan
op de positieve (+) klemmen.
Sluit bij beklede elektrode / TIG DCEN,
de gemeenschappelijke werkstukkabel en
doorverbindingskabel aan op de positieve
(+) klem van lasser B (rechts). Sluit het an-
dere uiteinde van de doorverbindingskabel
aan op de positieve (+) klem van lasser A
(links).
Sluit de kabels van de elektrodehouder aan
op de negatieve () klemmen.
Zorg dat de proceskeuzeschakelaars
goed zijn ingesteld. Zie hoofdstuk 5-3.
Benodigde gereedschappen:
3/4 inch.
1
2
1
3
Optionele keuzeschakelaar voor lasfunctie weergegeven.
Aansluitingen voor DCEP worden weergegeven.
Lasser A (Links) Zijde Lasser B (Rechts) Zijde
De volledige onderdelenlijst is beschikbaar op www.MillerWelds.com
OM252 624 Pagina 27
4-9. CV-lasaansluitingen in de stand voor dubbele gebruiker met gescheiden
werkstukkabels maken
A. Modellen 700 en 700X Duo Pro
Ref. 251 340A / Ref. 802 292A
! Stop de motor.
OPGELET Overschrijd de inschakelduur
van de machine niet.
Gebruik de stand voor dubbele gebrui-
kers voor CC en CVlassen (zie
hoofdstuk 5-2).
Zie hoofdstuk 4-14 voor de juiste
kabeldiameter.
1 Kabels draadaanvoerunit
2 Werkstukkabels
Sluit bij MIG en FCAW DCEP, de
werkstukkabels aan op de negatieve ()
klemmen en de kabels van de
draadaanvoerunit op de positieve (+)
klemmen.
Sluit bij MIG en FCAW DCEN, de
werkstukkabels aan op de positieve (+)
klemmen en de kabels van de
draadaanvoerunit naar de negatieve ()
klemmen.
Zorg dat de proceskeuzeschakelaars
goed zijn ingesteld. Zie hoofdstuk 5-3.
Benodigde gereedschappen:
3/4 inch.
1
1
2
2
Optionele keuzeschakelaar voor lasfunctie weergegeven.
Aansluitingen voor DCEP worden weergegeven.
Lasser A (Links) Zijde Lasser B (Rechts) Zijde
De volledige onderdelenlijst is beschikbaar op www.MillerWelds.com
OM252 624 Pagina 28
B. Modellen 700X Duo Pro DLX SF
239 430B / 270 555A
Ac.c
Smart Feeder maakt verbinding.
Smart Feeder maakt verbinding
wanneer uitgang geactiveerd is.
VRDschakelaar in machine
MOET UIT staan voor verbinding
bij lassen met beklede elektrode.
! Stop de motor.
OPGELET Overschrijd de inschakelduur
van de machine niet.
Gebruik de stand voor dubbele
gebruiker bij CC en CVlassen
(zie hoofdstuk 62).
Zie Hoofdstuk 514 voor de juiste kabel-
diameters.
1 Lasaggregaat
2 Laskabel
3 Werkstukkabel
4 Te lassen materiaal
5 Laspistool
6 Werkstukklem
7 Smart Feeder
8 Gascilinder
Sluit bij MIG en FCAW DCEP, de werkstuk-
kabels aan op de negatieve () klemmen
en de kabels van de draadaanvoerunit
op de positieve (+) klemmen.
Zorg dat de proceskeuzeschakelaars
goed zijn ingesteld. Zie hoofdstuk 63.
Benodigde gereedschappen:
3/4 inch.
Optionele laskeuzes-
chakelaar weergegeven. Ver-
bindingen voor DCEP worden
weergegeven.
3
1
2
4
5
6
7
8
Ac.c knippert als Smart
Feeder niet last of als het
lampje In bedrijf op de
Smart Feeder UIT is.
De volledige onderdelenlijst is beschikbaar op www.MillerWelds.com
OM252 624 Pagina 29
4-10. CV-lasaansluitingen in stand voor dubbele gebruiker met gemeenschappelijke
werkstukkabel maken
Ref. 251 340A / Ref. 802 292A
! Stop de motor.
! Als men de laskabels niet goed
aansluit of de verkeerde kabels
kiest, kan dat sterke verhitting en
brand veroorzaken of uw machine
beschadigen.
! De Smart Feeder niet op DLX
SFmodellen gebruiken.
OPGELET Bij lasaansluitingen met een
gemeenschappelijke werkstukkabel moet
u een laskabel met de juiste diameter
tussen de negatieve () lasuitgangs-
klemmen aansluiten en een enkele
laskabel met de juiste diameter van de
negatieve () klem van lasser B (rechts)
naar het werkstuk aansluiten.
OPGELET Wanneer deze aansluitingen
als gemeenschappelijke werkstukklem
worden gebruikt, moeten alle aansluitingen
dezelfde polariteit hebben.
OPGELET Bij een gemeenschappelijke
werkstukaansluiting moet de werkstuk-
kabel in staat zijn het gecombineerde
lasuitgangsvermogen van beide modules
te verwerken (zie hoofdstuk 4-14 voor de
juiste kabeldiameter).
OPGELET Overschrijd de inschakelduur
van de machine niet.
Bij gebruik van een gemeenschappe-
lijke werkstukaansluiting moet de
werkstukkabel in staat zijn om het
gecombineerd lasuitgangsvermogen
van beide CClasaansluitklemmen
kunnen verwerken (zie hoofdstuk 4-14
voor de juiste kabeldiameters).
Gebruik de stand voor dubbele
gebruikers voor CC en CVlassen
(zie hoofdstuk 5-2).
1 Kabels draad-aanvoerunit
2 Werkstuk doorverbindingsskabel
3 Gemeenschappelijke werkstukkabel
Sluit bij MIG en FCAW DCEP de gemeen-
schappelijke werkstukkabel en door-
verbindingskabel voor het werkstuk aan op
de negatieve () klem van lasser B
(rechts). Sluit het andere uiteinde van de
doorverbindingskabel voor het werkstuk
aan op de negatieve () klem van lasser A
(links).
Sluit de kabels van de draad-aanvoerunit
aan op de positieve (+) klemmen.
Sluit bij MIG en FCAW DCEN de gemeen-
schappelijke werkstukkabel en door-
verbindingskabel voor het werkstuk aan op
de positieve () klem van lasser B (rechts).
Sluit het andere uiteinde van de door-
verbindingskabel voor het werkstuk aan op
de positieve () klem van lasser A (links).
Sluit de kabels van de draadaanvoerunit
aan op de negatieve () klemmen.
Zorg dat de proceskeuzeschakelaars
goed zijn ingesteld. Zie hoofdstuk 5-3.
Benodigde gereedschappen:
3/4 inch.
1
2
3
1
Optionele keuzeschakelaar voor lasfunctie weergegeven.
Aansluitingen voor DCEP worden weergegeven.
Lasser A (Links) Zijde Lasser B (Rechts) Zijde
De volledige onderdelenlijst is beschikbaar op www.MillerWelds.com
OM252 624 Pagina 30
4-11. CC- en CV-lasaansluitingen in de stand voor dubbele gebruiker met aparte
werkstukkabels maken
A. Modellen 700 en 700X Duo Pro
Ref. 251 340A / Ref. 802 292A
! Stop de motor.
OPGELET Overschrijd de inschakel-
duur van de machine niet.
Gebruik de stand voor dubbele
gebruikers voor CC en CVlassen
(zie hoofdstuk 5-2).
Zie hoofdstuk 4-14 voor de juiste kabel-
diameter.
1 Kabel elektrodehouder
2 Kabel draadaanvoerunit
3 Werkstukkabels
Sluit bij lassen met beklede elektrode / TIG
DCEP de werkstukkabel aan op de
negatieve () klem en de kabel van de
elektrodehouder op de positieve (+) klem.
Sluit bij beklede elektrode / TIG DCEN de
werkstukkabel aan op de positieve (+)
klem en de kabel van de elektrodehouder
op de negatieve () klem.
Zorg dat de proceskeuzeschakelaars
goed zijn ingesteld. Zie hoofdstuk 5-3.
Sluit bij MIG en FCAW DCEP de werkstuk-
kabel aan op de negatieve () klem en
de kabel van de draadaanvoerunit op de
positieve (+) klem.
Sluit bij MIG en FCAW met DCEN de werk-
stukkabel aan op de positieve (+) klem en
de kabel van de draad-aanvoerunit op de
negatieve () klem.
Zorg dat de proceskeuzeschakelaars
goed zijn ingesteld. Zie hoofdstuk 5-3.
Benodigde gereedschappen:
3/4 inch.
2
3
3
1
Optionele keuzeschakelaar voor lasfunctie weergegeven.
Aansluitingen voor DCEP worden weergegeven.
Lasser A (Links) Zijde Lasser B (Rechts) Zijde
De volledige onderdelenlijst is beschikbaar op www.MillerWelds.com
OM252 624 Pagina 31
B. Modellen 700X Duo Pro DLX SF
239 430B / 270 555A
Ac.c
Smart Feeder maakt verbinding.
Smart Feeder maakt verbinding
wanneer uitgang geactiveerd is.
VRDschakelaar in machine MOET
UIT staan voor verbinding bij lassen
met beklede elektrode.
! Stop de motor.
OPGELET Overschrijd de inschakelduur
van de machine niet.
Gebruik de stand voor dubbele
gebruiker bij CC en CVlassen
(zie hoofdstuk 62).
Zie Hoofdstuk 514 voor de juiste kabel-
diameters.
1 Lasaggregaat
2 Laskabel
3 Werkstukkabel
4 Te lassen materiaal
5 Laspistool
6 Werkstukklem
7 Smart Feeder
8 Gascilinder
Sluit bij lassen met beklede elektrode / TIG
DCEP de werkstukkabel aan op de
negatieve () klem en de kabel van de
elektrodehouder op de positieve (+) klem.
Sluit bij beklede elektrode / TIG DCEN de
werkstukkabel aan op de positieve (+) klem
en de kabel van de elektrodehouder op de
negatieve (-) klem.
Sluit bij MIG en FCAW DCEP, de werkstuk-
kabels aan op de negatieve () klemmen en
de kabels van de draad-aanvoerunit op de
positieve (+) klemmen.
Zorg dat de proceskeuzeschakelaars
goed zijn ingesteld. Zie hoofdstuk 63.
Benodigde gereedschappen:
3/4 inch.
Optionele laskeuzeschakelaar weergegeven.
Verbindingen voor DCEP worden weergegeven.
3
1
2
4
5
6
7
8
Ac.c knippert als Smart
Feeder niet last of als het
lampje In bedrijf op de
Smart Feeder UIT is.
De volledige onderdelenlijst is beschikbaar op www.MillerWelds.com
OM252 624 Pagina 32
4-12. CC- en CV-lasaansluitingen met dubbele gebruiker en gemeenschappelijke
werkstukkabel
Ref. 251 340A / Ref. 802 292A
! Stop de motor.
! Als men de laskabels niet goed
aansluit of de verkeerde kabels
kiest, kan dat sterke verhitting en
brand veroorzaken of uw machine
beschadigen.
! Niet proberen met DLX
SFmodellen.
OPGELET Bij lasaansluitingen met een
gemeenschappelijke werkstukkabel moet
u een laskabel met de juiste diameter
tussen de negatieve () lasuitgangs-
klemmen aansluiten en een enkele
laskabel met de juiste diameter van de
negatieve () klem van lasser B (rechts)
naar het werkstuk aansluiten.
OPGELET Wanneer deze aansluitingen
als gemeenschappelijke werkstukklem
worden gebruikt, moeten alle aansluitingen
dezelfde polariteit hebben.
OPGELET Bij een gemeenschappelijke
werkstukaansluiting moet de werkstuk-
kabel in staat zijn het gecombineerde
lasuitgangsvermogen van beide modules
te verwerken (zie hoofdstuk 4-14 voor de
juiste kabeldiameter).
OPGELET Overschrijd de inschakelduur
van de machine niet.
Gebruik de stand voor dubbele
gebruikers voor CC en CVlassen
(zie hoofdstuk 5-2).
1 Kabel elektrodehouder
2 Kabel draad-aanvoerunit
3 Werkstuk doorverbindingsskabel
4 Gemeenschappelijke werkstukkabel
Sluit bij DCEP de gemeenschappelijke
werkstukkabel en de doorverbindings-
kabel van het werkstuk aan op de
negatieve () klem van lasser B (rechts).
Sluit het andere uiteinde van de
doorverbindingskabel voor het werkstuk
aan op de negatieve () klem van lasser A
(links).
Sluit de kabel van de elektrodehouder aan
op een positieve (+) klem.
Sluit de kabel van de draad-aanvoerunit
aan op de andere positieve(+) klem.
Zorg dat de proceskeuzeschakelaars
goed zijn ingesteld. Zie hoofdstuk 5-3.
Sluit bij DCEN de gemeenschappelijke
werkstukkabel en de doorver-
bindingskabel van het werkstuk aan op de
positieve (+) klem van lasser B (rechts).
Sluit het andere uiteinde van de doorver-
bindingskabel voor het werkstuk aan op de
positieve (+) klem van lasser A (links).
Sluit de kabel van de elektrodehouder
aan op een negatieve () klem en de kabel
van de draad-aanvoerunit op de andere
negatieve () klem.
Zorg dat de proceskeuzeschakelaars
goed zijn ingesteld. Zie hoofdstuk 5-3.
Benodigde gereedschappen:
3/4 inch.
1
2
3
4
Optionele keuzeschakelaar voor lasfunctie weergegeven.
Aansluitingen voor DCEP worden weergegeven.
Lasser A (Links) Zijde Lasser B (Rechts) Zijde
De volledige onderdelenlijst is beschikbaar op www.MillerWelds.com
OM252 624 Pagina 33
4-13. CClasaansluitingen in de stand voor enkele gebruiker maken
Ref. 251 340A / Ref. 802 292A
! Stop de motor.
OPGELET Overschrijd de inschakelduur
van de machine niet.
De lasuitgang klemmen van lasser B
(rechts) zijn uitgeschakeld in de stand
voor een enkele gebruiker. Sluit alleen
aan op klemmen voor lasser A (links) bij
gebruik in de stand voor een enkele ge-
bruiker.
Gebruik de stand voor enkele gebruiker
alleen voor CClassen. De lasuitgang
klemmen voor lasser B zijn
uitgeschakeld in de stand voor enkele
gebruiker. (zie hoofdstuk 5-2).
Zie hoofdstuk 4-14 voor de juiste
kabeldiameters.
1 Kabel voor de elektrodehouder
2 Werkstukkabel
Sluit bij lassen met beklede elektrode / TIG
DCEP de werkstukkabel aan op de
negatieve () klem en de kabel van de
elektrodehouder op de positieve (+) klem.
Sluit bij beklede elektrode / TIG DCEN de
werkstukkabel aan op de positieve (+) klem
en de kabel van de elektrodehouder aan op
de negatieve () stekkerdoos
Zorg dat de proceskeuzeschakelaar
goed is ingesteld. Zie hoofdstuk 5-3.
Benodigde gereedschappen:
3/4 inch.
Klemmen voor lasser B (rechts)
niet actief in stand voor enkele
gebruiker
1
2
Optionele keuzeschakelaar voor lasfunctie
weergegeven.
Aansluitingen voor DCEP worden weerge-
geven.
Lasser A (Links) Zijde
De volledige onderdelenlijst is beschikbaar op www.MillerWelds.com
OM252 624 Pagina 34
4-14. Lasuitgang klemmen en kabeldiameters bepalen*
OPGELET De totale kabellengte in de lasstroomkring (zie onderstaande tabel) is de gecombineerde lengte van beide laskabels. Als bijvoorbeeld de
stroombron 30 meter van het werkstuk is, dan is de totale kabellengte in de lasstroomkring 60 meter (2 kabels x 30 meter). Neem de kolom voor 60 m
voor het bepalen van de kabeldiameter.
Het model 700X Duo Pro DLX SF is bedoeld voor gebruik met 70 mm laskabels.
! Schakel de stroom
uit voordat u de
kabels aansluit op
de laskoppelingen.
! Gebruik geen ver-
sleten, beschadig-
de, te dunne of gere-
pareerde kabels.
Aansluitingen van
laskoppelingen
Laskabeldiameters** en totale kabellengte (koper) in lasstroomkring - Maximaal***
30 m of minder 45 m 60 m 70 m 90 m 105 m 120 m
Lasstroom
(A)
10 60 % in-
schakelduur
AWG (mm
2
)
60 100 % in-
schakelduur
AWG (mm
2
)
10 100 % inschakelduur
AWG (mm
2
)
100 4 (20) 4 (20) 4 (20) 3 (30) 2 (35) 1 (50) 1/0 (60) 1/0 (60)
150 3 (30) 3 (30) 2 (35) 1 (50) 1/0 (60) 2/0 (70) 3/0 (95) 3/0 (95)
200 3 (30) 2 (35) 1 (50) 1/0 (60) 2/0 (70) 3/0 (95)
4/0
(120)
4/0
(120)
250 2 (35) 1 (50) 1/0 (60) 2/0 (70) 3/0 (95)
4/0
(120)
2x2/0
(2x70)
2x2/0
(2x70)
300 1 (50) 1/0 (60) 2/0 (70) 3/0 (95)
4/0
(120)
2x2/0
(2x70)
2x3/0
(2x95)
2x3/0
(2x95)
350 1/0 (60) 2/0 (70) 3/0 (95)
4/0
(120)
2x2/0
(2x70)
2x3/0
(2x95)
2x3/0
(2x95)
2x4/0
(2x120)
400 1/0 (60) 2/0 (70) 3/0 (95)
4/0
(120)
2x2/0
(2x70)
2x3/0
(2x95)
2x4/0
(2x120)
2x4/0
(2x120)
500 2/0 (70) 3/0 (95)
4/0
(120)
2x2/0
(2x70)
2x3/0
(2x95)
2x4/0
(2x120)
3x3/0
(3x95)
3x3/0
(3x95)
600 3/0 (95) 4/0 (120)
2x2/0
(2x70)
2x3/0
(2x95)
2x4/0
(2x120)
3x3/0
(3x95)
3x4/0
(3x120)
3x4/0
(3x120)
700 4/0 (120) 2x2/0 (2x70)
2x3/0
(2x95)
2x4/0
(2x120)
3x3/0
(3x95)
3x4/0
(3x120)
3x4/0
(3x120)
4x4/0
(4x120)
800 4/0 (120) 2x2/0 (2x70)
2x3/0
(2x95)
2x4/0
(2x120)
3x4/0
(3x120)
3x4/0
(3x120)
4x4/0
(4x120)
4x4/0
(4x120)
* Dit schema is een algemene richtlijn en is mogelijk niet geschikt voor alle toepassingen. Als de kabel oververhit raakt, gebruik dan een kabel
die één maat dikker is.
** De laskabeldraaddiameter (AWG) is gebaseerd op een spanningsval van 4 volt of minder of een stroomdichtheid van minimaal 300 mils/A.
( ) = Bij metrische kabels gelden de kabeldiameters in millimeters
*** Raadpleeg voor afstanden die langer zijn dan de afstanden in deze gids een vertegenwoordiger van de leverancier. De Amerikaanse telefoon-
nummers zijn 9207354505 (Miller) en 18003323281 (Hobart).
Ref. S0007K 201309
4-15. Aansluiten op de 14polige stekkerdoos
Rmt14_2 201306
Accessoires zijn afhan-
kelijk van de mogelijkheden
van het apparaat.
*De overige contacten
worden niet gebruikt.
OF
14p afstands-
bediening
Conta
ct*
Contactgegevens
Niet alle modellen hebben uitgang activering. Zie de beschrijving van de voorpanelen
en het stroomkringschema.
24 volt AC
UITGANG
(ACTIVEREN)
A 24 volt AC. Beschermd door extra beveiliging.
B Het sluiten van het contact naar A sluit het 24 V/AC
uitgang activeringscircuit.
REGELING
UITGANGS
SPANNING
OP AFSTAND
C Uitgangsspanning naar afstandsbediening: +10 V/DC in MIG;
0 tot +10 V/DC in Beklede elektrode of TIG.
D Massa van de afstandsbediening.
E Ingaand DC stuursignaal: 0 tot +10 volt van minimum tot
maximum van de afstandsbediening met
spanning/stroomafstelling op maximaal.
STROOM-
STERKTE
SPANNING
F Stroom-terugkoppeling; 1 volt per 100 ampère.
H Spanningterugkoppeling; 1V DC per 10 V boogspanning.
GND
K Massa van behuizing.
NULLEIDER G Stroomkring gemeenschappelijk voor 24V AC circuit.
De volledige onderdelenlijst is beschikbaar op www.MillerWelds.com
OM252 624 Pagina 35
HOOFDSTUK 5 DE LASMACHINE / AGGERGAAT BEDIENEN
5-1. Bedieningsfuncties op het voorpaneel (zie hoofdstuk 5-2)
270 555A / 251 340A
12
5
4
6
9
3
11
12
13
10
78
.
14
De volledige onderdelenlijst is beschikbaar op www.MillerWelds.com
OM252 624 Pagina 36
5-2. Beschrijving van bedieningsfuncties op voorpaneel (zie hoofdstuk 5-1)
Modellen 700X Duo Pro DLX SF
OPGELET Het model DLX SF is bedoeld
voor gebruik met de Smart Feeder. Bij lassen
met beklede elektrode (SMAW) of TIGlassen
(GTAW) moet de Smart Feeder worden
losgekoppeld.
Bij gebruik van de Smart Feeder is het
motortoerental altijd hoog.
De voltmeter wordt gebruikt om aan te
geven wanneer de eenheid en de Smart
Feeder communiceren. Ac. knippert op
het display wanneer er niet wordt gelast.
Tijdens het lassen wordt Ac.c op het
display weergegeven en blijft branden.
Wanneer de knop In bedrijf op de Smart
Feeder wordt ingedrukt, wordt Ac.c op het
display weergegeven en blijft daar staan.
Ac.c verdwijnt ongeveer 10 seconden
nadat de voedingskabel is losgekoppeld
bij de Smart Feeder.
Bedieningsfuncties voor het starten van de
motor
1 Voorverwarmingsschakelaar
Gebruik deze schakelaar om de starthulp in
te schakelen voor het opstarten in koud weer
(zie de startinstructies hierna).
2 Motorschakelaar
Gebruik deze schakelaar om de motor te
starten, het motortoerental te kiezen en de
motor uit te zetten.
In de werkstand loopt de motor op hoge
snelheid. In de werk/stationair stand loopt de
motor op stationair snelheid bij nul last en op
hoge snelheid bij belasting.
OPGELET Dieselmotoren in MILLER-appa-
ratuur worden geacht optimaal te werken
bij een gematigde tot nominale belasting.
Bij gebruik gedurende langere tijd bij lichte
of geen belasting kan dit leiden tot wetstacking
of andere motorschade.
Starten:
OPGELET Geen ether gebruiken.
Als de motor niet start, laat de motor dan
eerst volledig tot stilstand komen voordat
men deze weer probeert te starten.
Boven 05 C (325 F): Verdraai de motor-
schakelaar naar startstand. Laat de motor-
besturingsschakelaar los als de motor loopt.
Onder 05 C (325 F): Draai de motorschakelaar
in de stand Run. Druk 15 tot 30 seconden op
de voorverwarmingsschakelaar. Draai de
motorschakelaar op Start. Laat de motor-
schakelaar en de voorverwarmings-
schakelaar los als de motor loopt.
De voorverwarmingsschakelaar niet langer
dan 60 seconden per keer bedienen.
Stoppen: Draai de motorschakelaar op Off.
Motormeters en Indicatie
3 Meter voor de motorkoelvloeistof-
temperatuur
De normale temperatuur is 93 110° C (200
230° F). De motor stopt als de temperatuur
hoger wordt dan 130° C (266° F).
4 Motoroliedrukmeter
De normale druk is 30 60 psi (206 414 kPa).
De motor stopt als de druk onder 22 psi
(150 kPa) komt.
Zie hoofdstuk 5-10 voor alle informatie
over de brandstofmeter / urenteller.
5 Brandstofmeter / urenteller
Controleer met deze meter het brandstofpeil,
totaal aantal bedrijfsuren van de motor of het
aantal uren tot het vervangen van de olie.
Om het brandstofpeil of het aantal bedrijfsuren
te controleren als de motor niet draait, moet
u de motorbesturingsschakelaar op de
bedrijfs/stationairstand zetten.
6 Motorindicatielampje
Het lampje gaat branden en de motor stopt als
er te weinig brandstof is, de motor warmer
wordt dan 130° C (266° F) of de oliedruk in de
motor onder 22 psi (150 kPa) komt.
De normale motortemperatuur is 93
110 C (200 230 F). De normale olie-
druk is 30 60 psi (207 414 kPa).
OPGELET De motor pas laten draaien als
het probleem is opgelost.
Lasmeters
Lasmeters tonen hulpcodes van
probleemoplossingen (zie hoofdstuk 7-9).
7 Ampèremeter gelijkstroom
De ampèremeter vertoont de vooraf
ingestelde stroomsterkte (alleen bij beklede
elektrode en TIG) als niet gelast wordt, en de
actuele uitgangstroom als men last.
Om de stroomsterkte in te stellen moet u de
proces/contactschakelaar op de Beklede
elektrode of TIG stand zetten. Verdraai de
V/Aregelknop tot de gewenste stroomsterkte
te zien is op de ampèremeter. Na het lassen
toont de ampèremeter, de lasstroom en gaat
dan vanzelf weer terug naar de vooraf inge-
stelde stroomsterkte.
8 Voltmeter gelijkstroom
De voltmeter toont de vooraf ingestelde
spanning (MIGlassen) met uitgangactivering
uit en de uitgangsspanning op het moment met
uitgangactivering aan. De voltmeter toont de
spanning bij de klemmen van de lasuitgangen
maar niet de spanning bij de boog vanwege de
weerstand van de kabel en de verbindingen.
Om de spanning in te stellen moet u de
proces-/activeringschakelaar op MIG of
FCAW draaien. Verdraai de V/A regelknop tot
de gewenste spanning te zien is op de volt-
meter. Als men stopt met lassen vertoont de
voltmeter de lasspanning, waarna hij weer
terugkeert naar de vooringestelde spanning.
Lasregelfuncties
9 Spannings-/stroomsterkteregeling
Als de proces-/activeringschakelaar op een
willekeurige stand voor lassen met beklede
elektrode of TIGlassen staat, moet men de
regelknop gebruiken om de stroomsterkte in te
stellen. Als de proces-/activeringschakelaar
op een willekeurige draadstand (MIG of
FCAW) staat, moet u de regelknop gebruiken
om de spanning te regelen. De regeling
beperkt de afstandsbediende stroomsterkte
bij beklede elektrode of TIG, maar heeft geen
effect in de draadstand.
10 Proces-/activeringschakelaar
Zie hoofdstuk 5-3 voor informatie over de
proces/activeringschakelaar.
11 Stekkerdoos voor afstandsbediening
Sluit afstandsbedieningen, draad-aanvoer-
systemen en gereedschappen die 24 VAC
vereisen aan op de stekkerdoos.
Wanneer er een afstandsbediening is
aangesloten op de deze stekkerdoos, dan
schakelt de Auto Sense Remote functie de
spanning/stroom-regeling automatisch over
op afstandsbediening (zie hoofdstuk 5-8).
Als de afstandsbediening is aangesloten, dan
wordt het lasuitgangsvermogen bepaald door
een combinatie van de instellingen op het
voorpaneel en de afstandsbediening.
Als er geen afstandsbediening is aangesloten
op de stekkerdoos, dan regelt de VA-regel-
knop op het voorpaneel de spanning en de
stroomsterkte.
Als een afstandsbediening dat is
aangesloten op de stekkerdoos defect is of
wordt ontkoppeld tijdens het werk, dan laten
de meters Help 25 zien (zie hoofdstuk 7-9).
Wis de fout door de machine uit
te schakelen en weer te starten of door de
proces/contactschakelaar in een andere
stand te draaien.
12 Boogregeling
Zie hoofdstuk 5-4 voor informatie over de
boogregeling.
13 Optionele laskeuzeschakelaar
Gebruik de schakelaar om de stand voor
dubbele of enkele gebruiker te selecteren.
Zet de schakelaar in de stand Lasser A/Lasser
B (dubbele gebruiker) voor CC en CV-uit-
gangsspanning van de lasuitgang klemmen
voor Lasser A (links) en Lasser B (rechts).
Regel het lasuitgangsvermogen aan de
klemmen aan de zijde van desbetreffende
lasregeling.
Zet de schakelaar alleen in de stand voor
Lasser A (enkele gebruiker) voor een lasuit-
gangsvermogen op de klemmen van alleen
Lasser A (links).
De lasuitgang klemmen voor Lasser B
(rechts) worden uitgeschakeld in de stand
voor enkele gebruiker. Sluit alleen aan op
de klemmen voor Lasser A (links) voor
gebruik door een enkele gebruiker.
14 Optionele opstelling Smart Feeder
De volledige onderdelenlijst is beschikbaar op www.MillerWelds.com
OM252 624 Pagina 37
5-3. Proces/contactschakelaar
1 Proces-/activeringschakelaar
! De lasuitgang klemmen staan
onder spanning als de proces-/
activeringschakelaar op Electrode
Hot staat en de motor draait.
Gebruik deze schakelaar om het
lasproces en de uitgangactivering te
kiezen (zie onderstaande tabel).
Zet de schakelaar in de stand afstands-
bediening Aan/Uit-schakelaar vereist
om de lasuitgang-spanning te activeren
met een afstandsbediening aangesloten
op de 14-pens stekkerdoos.
Zet de schakelaar in de Elektrode Hot
standen om lasuitgang spanning te
krijgen als de motor draait.
Gebruik de Beklede Elektrode stand
voor (CAC) snijden en gutsen.
Gebruik de LiftArc TIG stand voor TIG
(GTAW) lassen met behulp van de
LiftArc TIG ontsteekprocedure
(zie hoofdstuk 5-7).
Zet de schakelaar in de stand voor MIG
of FCAW voor de optie Smart Feeder.
1
270 555A
Instellingen van de schakelaar Typische procestoepassingen (alleen gelijkstroom)
ELEKTRODE HOT
Electrode Hot MIG VS
Massieve MIG-draad met een draad-aanvoerunit die werkt op lasspanning waarvoor
geen besturingskabel naar het las aggregaat nodig is.
Electrode Hot FCAW VS
FCAW (gevulde draad) met een draad-aanvoerunit die werkt op lasspanning (VS)
waarvoor geen besturingskabel naar het lasaggregaat nodig is.
Electrode Hot Beklede Elektrode
Beklede elektrode-lassen met of zonder een afstandsbediende stroomregelaar.
Ontsteek een boog om te beginnen met lassen.
Electrode Hot TIG Lift Arc
Lift Arc TIG: raak het werkstuk met het wolfraam aan en til het op om te beginnen met
lassen. Maakt gebruik van een interne stroomkring in het lasaggregaat om te helpen bij
het starten van de boog. Kan met of zonder afstandsbediening worden gebruikt.
AFSTANDSBEDIENING AAN/
UITSCHAKELAAR VEREIST
Afstandsbediening AAN/
UIT-schakelaar vereist TIG
Hoog frequent TIG- of Scratch Start TIGlassen. Hoog frequent TIGstarten met behulp
van de voetbediening maakt aan/uit op afstand en stroomsterkteregeling mogelijk.
Een andere typische toepassing is een eenvoudige zelfgemaakte TIG afstandsbediening.
Afstandsbediening
Aan/Uitschakelaar vereist
Beklede elektrode
Beklede elektrodelassen met een RFC14 regeling maakt aan/uit op afstand en
stroomsterkteregeling mogelijk. Dit kan helpen bij het per ongeluk ontsteken van een
boog te voorkomen.
Afstandsbediening
Aan/Uitschakelaar vereist FCAW
FCAW met behulp van een draad-aanvoerunit met een constante snelheid.
Gebruik draad-aanvoerapparaten met spanningsregeling of gebruik een Spoolmatic 30A
met een WC24 regeling.
Afstandsbediening
Aan/Uitschakelaar vereist MIG
MIG met massieve draad met behulp van een draad-aanvoerapparaat met een constante
snelheid. Gebruik draad-aanvoerunits met spanningsregeling of gebruik een Spoolmatic
30A met een WC24 regeling.
De volledige onderdelenlijst is beschikbaar op www.MillerWelds.com
OM252 624 Pagina 38
5-4. Boogregeling
257 145A
1 Boogregeling
Beklede elektrode
Regeling stelt Dig in wanneer Beklede
elektrode wordt gekozen op de keuze-
schakelaar.
Wanneer de regeling op minimum wordt
gezet, dan is de kortsluitstroomsterkte
bij een lage boogspanning hetzelfde als de
normale lasstroomsterkte.
Wanneer de regeling maximaal wordt
gezet, dan wordt de kortsluitstroomsterkte
verhoogd bij een lage boogspanning en
voorkomt plakken tijdens het lassen (zie de
volt/ampère grafieklijnen in hoofdstuk 3-8).
Kies de instelling die het meest geschikt is
voor de toepassing.
FCAW/MIG
De regeling stelt de inductantie in als
de FCAW of MIGstand wordt gekozen
op de keuzeschakelaar. Inductantie
bepaalt de “vloeibaarheid” van het lasbad.
Verhoging van de Arc Control instelling
verlaagt de inductantie en verhoogt
daarmee de “vloeibaarheid” van het bad.
Verlaging van de Arc Control instelling
verlaagt de inductantie en verlaagt
daarmee de vloeibaarheid van het bad.
TIG
Wanneer de regeling lager als 1 wordt
ingesteld, dan is Auto Stop een variabele
functie van de voor ingestelde
lasstroomsterkte. Dit wordt gebruikt bij
korte booglengtes waarbij flikkering en
doven van de boog niet kan worden
getolereerd.
Wanneer de regeling boven 1 wordt inge-
steld, dan wordt de Auto Stop spannings-
drempel ingesteld op een voor ingestelde
waarde op basis van een voor ingestelde
lasstroomsterkte (I) en wel als volgt:
I <= 50 A, V=17
I >50 tot <=100 A, V=22
I >100 tot <=190 A, V=25
I >190A, V=30
Dit maakt een langere booglengte mogelijk
(bijvoorbeeld wanneer men “met het
mondstuk loopt”, en het irriterende doven
van de boog ongewenst is).
De regeling werkt niet als de functie TIG op
afstand wordt gekozen.
1
Aanbevolen instellingen
voor de boogregeling
De volledige onderdelenlijst is beschikbaar op www.MillerWelds.com
OM252 624 Pagina 39
5-5. Schakelaar voor lage open lasspanning (VRD)
907 5201
1 Schakelaar spanning
reductieapparaat (VRD)
De VRDschakelaar kan worden
geconfigureerd voor bediening met
lage open spanning (OCV) in de
functie voor lassen met beklede
elektrode. Als het systeem is ge-
configureerd voor bediening met la-
ge OCV, dan is er slechts een lage
meetspanning (circa 15 V DC) aan-
wezig tussen de elektrode en het
werkstuk voordat de elektrode het
werkstuk raakt.
1
5-6. Startprocedure beklede elektrode Strijkstart techniek
Start na keuze van Stick” de boog
als volgt:
1 Elektrode
2 Werkstuk
3 Boog
Sleep de elektrode over het
laswerkstuk alsof u een lucifer aan-
steekt. Til de elektrode een klein
stukje op nadat u het werkstuk
heeft aangeraakt. Als de boog
verdwijnt, dan is de elektrode te
hoog opgetild. Als de elektrode aan
het laswerkstuk blijft kleven, haal
hem dan met een snelle draai los.
Alleen VRDmodel: Normale
open spanning is niet aanwezig
voordat de elektrode het werkstuk
raakt; er is slechts een lage
meetspanning aanwezig tussen de
elektrode en het werkstuk. Voor
een optimale startfunctie is het
belangrijk dat het contact tussen
de elektrode en het werkstuk
schoon is.
1
2
3
De volledige onderdelenlijst is beschikbaar op www.MillerWelds.com
OM252 624 Pagina 40
5-7. LiftArct TIG met AutoStopt
WM Marketing
Boogstart met LiftArc
Boogstop met AutoStop
12
213
Boogstart met LiftArc TIG
Lift Arc wordt gebruikt voor het DCEN TIG
proces indien de HF-startmethode niet is
toegestaan.
Kies LiftArc TIG met de proces/
activeringschakelaar.
Zet het gas aan.
1 Aanraken of strijken.
2 Onder elke willekeurige hoek optillen.
Raak met de wolfraam elektrode het werk-
object aan bij het beginpunt van de las. Til
de elektrode langzaam op. De boog wordt
ontstoken als de elektrode wordt opgetild.
Houdt afdekking met beschermgas aan en
voorkom verontreiniging van het wolfraam
en het werkobject door het gebruik van
AutoStop om de boog te beëindigen.
Boogbeëindiging met AutoStop:
1 Tijdens het lassen.
2 Til de toorts op om AutoStop
te starten. De boog stopt.
3 Beweeg de toorts naar beneden
om gasafdekking te houden en
verontreiniging te voorkomen.
Aantekeningen
De volledige onderdelenlijst is beschikbaar op www.MillerWelds.com
OM252 624 Pagina 41
5-8. Afstandsbediening voor spannings/stroomsterkteregeling
114polige stekkerdoos voor afstandsbediening
Sluit optionele afstandsbediening aan op stekkerdoos
(zie hoofdstuk 4-15).
Wanneer de afstandsbediening wordt aangesloten
op de stekkerdoos, dan schakelt de Auto Sense
Remote-voorziening de spannings-/stroom-
sterkteregeling over naar de afstandsbediening.
Als er een apparaat wordt aangesloten op de
stekkerdoos, dan is spannings-/stroom-
sterkteregeling altijd beschikbaar, ongeacht de
stand van de proces-/contactschakelaar.
2 Voltmeter
3 Ampèremeter
0774 / 270 555A / Ref. 907 4281
Zet de afstandsbediening
aan. Stel de Optionele af-
standsbediening in op 100%
Zet de V/Aregeling op
het gewenste maximale
lasuitgangsvermogen
met behulp van de las-
meters
Stel het TIG of het BEKLEDE
ELEKTRODE-proces in
In het voorbeeld:
Min = 20 A DC
Max = 205 A DC
Max (205 A DC)
Min (20 A DC)
De afstandsbediening
aansluiten op de
stekkerdoos RC14
Stel de Optionele af-
standsbediening in op
het gewenste maximale
lasuitgangsvermogen
De ampèremeter geeftt de voor inge-
stelde uitgangsstroom aan als u niet
aan het lassen bent, en de actuele uit-
gangsstroom tijdens het lassen
Het DRAADproces instellen
De afstandsbediening
aansluiten op de
stekkerdoos RC14
Stel de Optionele af-
standsbediening
in op het gewenste
maximale lasuit-
gangsvermogen
1
23
CClassen
CVlassen
85
205
De voltmeter geeft de Openspanning
aan als u niet aan het lassen bent en de
Boogspanning tijdens het lassen
Voltmeter geeft om en om
voor ingestelde en actuele
uitgangsspanning aan als
u niet aan het lassen bent,
en actuele uitgangsspanning
tijdens het lassen
28
0
De ampèremeter
geeft nul aan
De volledige onderdelenlijst is beschikbaar op www.MillerWelds.com
OM252 624 Pagina 42
5-9. Oliepan verwarming
1 Plug olieverwarming
Gebruik de verwarming om een
constante motorolietemperatuur
aan te houden.
Sluit om de verwarmer aan te zet-
ten, de stekker aan op een 120 V AC
stekkerdoos. Het verbruik van de
verwarming is 300 Watt.
! De motor niet laten draaien
als de oliepanverwarming
aan staat.
OPGELET Bij extreem koud weer
moet de verwarming op een
stekkerdoos van 120 volt AC
worden aangesloten als de
motorolie warm is, om te
voorkomen dat de olie inbrandt op
de verwarming.
Ernstig inbranden van het verwar-
mingselement kan schade aan de
motor, de motorolie en de olie-
panverwarming veroorzaken.
! Het gebied rondom de olie-
panverwarming wordt heet.
Haal de stekker los om de
verwarming uit te zetten.
Olieverwarming1 201205 907 520-1 / Ref. 803 145
1
Aantekeningen
De volledige onderdelenlijst is beschikbaar op www.MillerWelds.com
OM252 624 Pagina 43
5-10. Beschrijving van de brandstofmeter / urenteller
De volledige onderdelenlijst is beschikbaar op www.MillerWelds.com
OM252 624 Pagina 44
HOOFDSTUK 6 DE BEDIENING VAN HULPAPPARATUUR
6-1. NoordAmerikaanse hulpstroomstekkerdozen
264 773A
2
Enkelfase vermogen aggregaat
! Gebruik een aardlekbeveiliging
wanneer er hulpapparatuur aange-
sloten wordt. Als het apparaat geen
stekkerdozen met aardlekbevei-
liging heeft, moet er een verlengs-
noer met aardlekbeveiliging worden
gebruikt. Gebruik geen stekker-
dozen met aardlekbeveiliging om
levens-instandhoudingsapparaten
van stroom te voorzien.
! Ontkoppel de voedingsstekker
voordat u onderhoud aan
accessoires of gereedschap
uitvoert.
1 120 V 20 A AC GFCI Stekkerdoos
GFCI1 of GFCI2
! Test de GFCI maandelijks.
Zie hoofdstuk 6-3 voor informatie
over de GFCI en voor de reset- en
testprocedures.
2 240 V 30 A AC Twistlock
stekkerdoos RC1 of RC2
De stekkerdozen leveren 60 Hz
enkelfasestroom bij belaste snelheid.
3 Extra beveiliging CB6
4 Extra beveiliging CB7
5 Extra beveiliging CB8
CB6 beschermt RC1 en RC2, en de
windingen van het aggregaat tegen
overbelasting. Als CB6 open gaat, dan
werken RC1, RC2, GFCI1 en GFCI2 niet.
Zet de schakelaar op ON om te resetten.
CB7 beschermt GFCI1 tegen
overbelasting. Als CB7 opent, dan werkt
GFCI1 niet. Druk op de knop om te
resetten.
CB8 beschermt GFCI2 tegen
overbelasting. Als CB8 opent, dan werkt
GFCI2 niet. Druk op de knop om te
resetten.
Als de extra beveiliging steeds open
gaat, neem dan contact op met
een door de fabrikant erkende
serviceagent.
Het vermogen van het aggregaat
wordt niet beïnvloed door het lasuit-
gangsvermogen.
Het maximum uitgangsvermogen is 2,4 kVA/
kW vanaf GFCI1 en 4 kVA/kW vanaf RC1.
Het maximum uitgangsvermogen van alle
contactdozen is 4 kVA/kW.
VOORBEELD: als 13 A wordt onttrokken
van RC1, dan is er slechts 7 A is beschik-
baar bij GFCI1:
(240 V x 13 A) + (120 V x 7 A) = 4,0 kVA/kW
6 120/240 V 50 A stekkerdoos RC5
RC5 wordt aangesloten op het driefasen
aggregaat en biedt 60 Hz enkelfase
vermogen op las-/stroomsnelheid.
Het maximum uitgangsvermogen van
RC5 is 12 kVA/kW. Het vermogen bij RC5
daalt tijdens het lassen.
Driefasen vermogen aggregaat
7 240 V 50 A driefasen stekkerdoos
RC4
RC4 is aangesloten op het driefasen
aggregaat en biedt 60 Hz driefasen
vermogen bij belasting snelheid.
Het maximale uitgangsvermogen van
RC4 is 20 kVA/kW. Het vermogen bij RC4
daalt tijdens het lassen.
8 Extra beveiliging CB1
Extra beveiliging CB1 beschermt de
driefasen stekkerdoos RC4, enkelfase
stekkerdoos RC5 en de bedrading tegen
overbelasting. Als CB1 opent, wordt het
uitgangsvermogen onderbroken en is
geen spanning aanwezig op de
stekkerdozen.
3
4
5
678
1
De volledige onderdelenlijst is beschikbaar op www.MillerWelds.com
OM252 624 Pagina 45
1 110 V 16 A AC stekkerdoos RC1
2 220 V 16 A AC stekkerdoos RC3
De stekkerdozen leveren 50/60 Hz
enkelfase vermogen.
3 Extra beveiliging CB7
CB7 beschermt GFCI1 en RC1 tegen
overbelasting. Als de extra beveiliging
opent, staat er geen spanning meer op de
stekkerdozen. Druk op de knop om te
resetten.
! Gebruik een aardlekbeveiliging
wanneer er hulpapparatuur aange-
sloten wordt. Als het apparaat geen
stekkerdozen met aardlekbeveili-
ging heeft, moet er een verlengsnoer
met aardlekbeveiliging worden ge-
bruikt. Gebruik geen stekkerdozen
met aardlekbeveiliging om levens-
instandhoudingsapparaten van
stroom te voorzien.
! Ontkoppel de voedingsstekker
voordat u onderhoud aan accessoires
of gereedschap uitvoert.
4 110 V 20 A AC stekkerdoos GFCI1
5 110 V 20 A AC stekkerdoos GFCI2
! Test de GFCI maandelijks.
Zie hoofdstuk 6-3 voor informatie
over de GFCI en voor de reset- en
testprocedures.
6 Extra beveiliging CB1 (Deluxemodel)
CB1 beschermt RC5 tegen overbelasting.
Als de extra beveiliging opent, staat er geen
spanning meer op de stekkerdoos. Zet de
schakelaar in de stand Aan om te resetten.
7 380 V 30 A 3fasen stekkerdoos RC5
(Deluxemodel)
Stekkerdoos levert 50/60 Hz driefasen
elektrische voeding
8 Extra beveiliging CB5
CB5 beschermt de hulpstroomwikkeling
tegen een te hoge stroomsterkte. Als CB5
opent, staat er geen spanning op
de stekkerdozen van 110 en 220 volt.
Zet de schakelaar in de stand omhoog om
te resetten.
9 Aardlekbeveiliging ELCB1
ELCB1 beschermt stekkerdozen RC3 en
RC4 tegen overbelasting en een
aardlekfout. Als de automatische zekering
opent, staat er geen spanning op
de stekkerdozen. Zet de schakelaar in
de stand On om de automatische zekering
te resetten.
10 Extra beveiliging CB8
CB8 beschermt GFCI2 en RC2 tegen
overbelasting. Als de extra beveiliging
opent, dan staat er geen spanning op
de stekkerdozen. Druk op de knop om te
resetten.
11 220 V 16 A AC stekkerdoos RC4
12 110 V 16 A AC stekkerdoos RC2
De stekkerdozen leveren 50/60 Hz
enkelfase vermogen.
De gecombineerde maximale uitgangs-
spanning van alle standaardstekkerdozen
is 4 kVA/kW.
Laat ten minste een maal per maand de
motor op belastingsnelheid draaien en
druk de testknop in om te controleren of
ELCB1 goed werkt.
Als een extra beveiliging of
automatische zekering steeds open
gaat, neem dan contact op met
een door de fabrikant erkende
serviceagent.
Het hulpvermogen van het aggregaat
neemt af naarmate het lasuitgangs-
vermogen toeneemt.
6-2. Hulpstroomstekkerdozen voor export
Ref. 264 998
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
1112
De volledige onderdelenlijst is beschikbaar op www.MillerWelds.com
OM252 624 Pagina 46
! Gebruik een aardlekbeveiliging
wanneer er hulpapparatuur wordt
aangesloten. Als het apparaat geen
stekkerdozen met aardlekbeveili-
ging heeft, moet er een verlengsnoer
met GFCI-beveiliging worden
gebruikt. Gebruik geen stekkerdoos
met aardlekbeveiliging voor levens
instanthouding apparaten.
! Ontkoppel de voedingsstekker
voordat u onderhoud aan accessoires
of gereedschap uitvoert.
1 120 V 20 A AC stekkerdoos
met aardlekbeveiliging
2 Testknop van stekkerdoos
met aardlekbeveiliging
3 Reset-knop van stekkerdoos
met aardlekbeveiliging
4 Indicatie LED van stekkerdoos
met aardlekbeveiliging
Stekkerdozen met ingebouwde
aardlekschakelaar
Stekkerdozen met ingebouwde aardlek-
schakelaar beschermen de gebruiker tegen
een elektrische schok als er een aardings-
fout optreedt bij de apparatuur die is aange-
sloten op de stekkerdoos. Een aardingsfout
treedt op, wanneer een elektrische stroom
de kortste weg neemt naar de aarde
(wat via een persoon kan zijn) i.p.v. door het
normale circuit.
Als er een aardingsfout optreedt, dan
springt de knop op de stekkerdoos met
ingebouwde aardlekschakelaar naar buiten
en onderbreekt de stroomkring. Een
stekkerdoos met ingebouwde aardlek-
schakelaar beschermt niet tegen over-
belasting van de stroomkring, kortsluiting of
schokken die niet gerelateerd zijn aan
aardingsfouten. Reset en test stekker-
dozen met ingebouwde aardlekschakelaar
conform de volgende procedures.
Een stekkerdoos met ingebouwde aard-
lekschakelaar resetten/testen
! Test een stekkerdoos met
ingebouwde aardlekschakelaar
maandelijks. Zie Een stekkerdoos
met ingebouwde aardlekschakelaar
testen.
! Een stekkerdoos met ingebouwde
aardlekschakelaar niet testen of
resetten bij stationair/lage spanning
of de stekkerdoos met ingebouwde
aardlekschakelaar zal beschadigd
raken en geen bescherming meer
bieden tegen een elektrische fout die
wordt veroorzaakt door een
aardingsfout.
! Als de LED knippert, gebruik de
stekkerdoos met ingebouwde
aardlekschakelaar niet meer en laat
het vervangen door een door de
fabriek erkende serviceagent.
! Verlengsnoeren met slechte isolatie
of snoeren die verlengd zijn kunnen
genoeg stroomlekkage geven om de
GFCI-stroomkring te activeren.
Opnieuw instellen en als volgt
testen.
Stekkerdozen met ingebouwde aardlek-
schakelaar resetten
Als er een aardlekfout optreedt, stop dan de
motor en ontkoppel de apparatuur van de
stekkerdoos met ingebouwde aardlek-
schakelaar. Controleer op beschadigd
of nat(te) gereedschap, kabels, pluggen,
etc. die/dat zijn/is aangesloten op de
stekkerdoos. Start de motor en laat hem
draaien op bedrijfssnelheid. Druk op de
resetknop van de ingebouwde aardlek-
schakelaar. Sluit de apparatuur weer aan
op de stekkerdoos en herstel of vervang het
als het stuk is.
Stekkerdozen met ingebouwde aardlek-
schakelaar testen
Het testen van de stekkerdoos met
ingebouwde aardlekschakelaar dient te
gebeuren op bedrijfstoerental.
Start de motor en laat hem draaien op
bedrijfstoerental.
Druk op de testknop van de stekkerdoos
met ingebouwde aardlekschakelaar.
De resetknop van de stekkerdoos met
ingebouwde aardlekschakelaar moet naar
buiten komen.
Druk op de resetknop van de stekkerdoos
met ingebouwde aardlekschakelaar.
Laat een stekkerdoos met ingebouwde
aardlekschakelaar vervangen door een
door de fabriek erkende serviceagent als
een van de volgende zaken optreedt:
De aardlekschakelaar slaat niet uit als hij
wordt getest
De LED knippert
De aardlekschakelaar reset niet.
1
2
3
4
RotGFCI1 201409
! Test en reset de aardlekschakelaar alleen op
bedrijfstoerental.
6-3. Informatie over stekkerdoos met aardlekschakelaar, resetten en testen
De volledige onderdelenlijst is beschikbaar op www.MillerWelds.com
OM252 624 Pagina 47
HOOFDSTUK 7 ONDERHOUD EN STORINGEN VERHELPEN
7-1. Onderhoudslabel
De volledige onderdelenlijst is beschikbaar op www.MillerWelds.com
OM252 624 Pagina 48
7-2. Routineonderhoud
! Zet de motor af, voordat u met het onder-
houd begint.
Zie de Handleiding voor de motor en het
Onderhoudslabel voor belangrijke informatie
over opstarten, service en opslag. Pleeg
vaker onderhoud aan de motor als hij wordt
gebruikt in zware omstandigheden.
Recycle
motorvloeistoffen.
= Controleren = Verversen = Reinigen = Vervangen
* Moet worden uitgevoerd door een door de fabriek erkend servicebedrijf
Referentie
Om de
8
uur
BRANDSTOF
WATER
Zie de handleiding voor
de motor voor de
brandstofspecificaties.
Zie de handleiding
voor de motor voor
de oliespecificaties.
= Reinig de buitenkant
van de unit, ook het roestvrij
staal, regelmatig om roest en
corrosie te voorkomen.
Hoofdstuk
4-5
Primair brandstoffilter Brandstofpeil Oliepeil Lekkende olie, brandstof
Om de
100
uur
Hoofdstuk
7-5
Accuklemmen Slangen luchtfilter Luchtfilterelement Lasklemmen
Om de
250
uur
13 mm
Handleiding
voor
de motor
Onleesbare labels Spanning ventilatorriem Koelsysteem Vonkenvanger
Om de
1000
uur
OPGELET Ververs de
motorolie en vervang het
oliefilter na de eerste 50 tot
75 bedrijfsuren.
Zie de handleiding voor
de motor voor de
oliespecificaties.
Hoofdstuk
7-3, 7-7
en de hand-
leiding voor
de motor
Olie Oliefilter Brandstoffilters  Laskabels
OF
BEZINKSEL
BRAND
-
STOF
 Slipringen*
 Borstels*
Binnenkant van
het apparaat
Klepspeling* Het bezinksel aftappen
Elke
3000
uur
Injectoren*
Elke
6000
uur of
elke
5 jaar
 Distributieriem
van de motor
DEUTZ Service: http://www.deutzamericas.com
Neem voor een snelle en efficiënte ondersteuning contact op met de dichtstbijzijnde DEUTZ-servicedistributeur of dealer:
http://www.deutzamericas.com/deutznew/distributors/index.htm. Zij hebben hoog gekwalificeerde specialisten op het gebied van onderdelen,
service en motoren die u verder kunnen helpen.
Via de DEUTZservicedesk hebt u toegang tot deze service; vul het Service Support Form in. Klanten in de VS of CANADA kunnen de servicedesk
ook bellen op het gratis nummer 1-800-241-9886.
Onze openingsuren zijn op maandag tot en met vrijdag van 8:00 tot 18:00 uur. U kunt ons stand-by team 24 uur, 7 dagen per week bereiken.
Wanneer u contact met ons opneemt, zorg dan dat u specifieke gegevens over de motor bij de hand hebt (serienummer, modelnummer etc.) zoals
aangegeven op het Service Support Form.
De volledige onderdelenlijst is beschikbaar op www.MillerWelds.com
OM252 624 Pagina 49
7-3. De koolborstels van het aggregaat controleren
GenBrush1 201410 / Ref 190 823
! Stop de motor en laat deze afkoe-
len.
1 Borstel van het aggregaat
Markeer de draden bij de kap van de
borstelhouder en ontkoppel ze. Verwijder
de borstels.
Vervang de borstels als ze beschadigd
zijn of als de borstel te kort is geworden.
1
Nieuwe lengte:
32 mm
Minimumlengte:
16 mm
Vervang beschadigde borstels
Aantekeningen
De volledige onderdelenlijst is beschikbaar op www.MillerWelds.com
OM252 624 Pagina 50
7-4. Accuonderhoud
Opgeslagen loodaccu’s ontladen zich bij elke temperatuur. Bij opslag moet de accu elke drie maanden en voor gebruik weer worden opgeladen.
Om te zorgen voor een optimale prestatie en een optimale levensduur van de opgeslagen accu, moet deze weer opladen worden als de
openspanning zakt tot 12,4 Volt DC tussen de accuklemmen.
7-5. Onderhoud van het luchtfilter
Luchtfilter1 201108 ST153 929B / ST153 585 / Ref. S0698B
! Stop de motor.
OPGELET Laat de motor niet zonder
luchtfilter of met een vuil element draaien.
Motorschade die ontstaat als gevolg
van een vervuild element valt niet onder
de garantie.
Het primaire filter kan worden
gereinigd, maar het vuil absorberend
vermogen van het filter neemt met elke
reinigingsbeurt af. Reinigen houdt een
risico in, omdat er kans bestaat dat er
vuil aan de schone kant van het filter
terecht komt tijdens het reinigen en het
filter dan kan beschadigen. Maak voor
uzelf de afweging of u het risico wilt
lopen dat de garantie op de apparatuur
vervalt als u besluit om te gaan
reinigen of het primaire filter te
vervangen.
Als u besluit om het primaire filter te
gaan reinigen, dan raden wij u ten
sterkste aan om een optioneel
veiligheidsfilter in te bouwen om extra
bescherming te bieden voor de motor.
Nooit een veiligheidsfilter reinigen.
Vervang het veiligheidsfilter nadat u
het primaire filter driemaal heeft
gereinigd.
Reinig het primaire filter als het vuil is, of
vervang deze (zie de opmerking hierboven
voordat u gaat reinigen). Vervang het
primaire filter als het beschadigd is.
Vervang het filter jaarlijks of na zes keer
reinigen.
1 Houder
2 Veiligheidselement (optie)
3 Primair filter
4 Kap
5 Stofverwijderaar
Het luchtfilter reinigen:
Veeg de kap en de houder af. Verwijder de
kap en gooi het stof eruit. Verwijder het
element of de elementen. Veeg het stof uit
de binnenkant van de kap en de houder
met een vochtige doek. Plaats het
veiligheidselement (indien aanwezig) en
doe kap dop er weer op.
OPGELET Maak de houder niet schoon
met een luchtslang.
Maak het primaire filter alleen met
perslucht schoon.
De luchtdruk mag niet hoger zijn dan
100 psi (690 kPa). Gebruik een mondstuk
van 3 mm en houd het ten minste 5 cm
verwijderd van het binnenste van het filter.
Vervang het primaire filter als er gaten in
zitten of als de pakkingen beschadigd zijn.
Breng het primaire filter en de dop weer aan.
Houd de spuitmond op 5 cm
afstand van het filter.
Optie
1
2
3
4
5
Haal de stofkap los en laat
deze vallen. Verwijder het pri-
maire filter. De stofkap kan
dan worden verwijderd voor
reiniging.
Blazen
Controleren
De volledige onderdelenlijst is beschikbaar op www.MillerWelds.com
OM252 624 Pagina 51
! Stop de motor en laat deze
afkoelen.
Bij gebruik op grote hoogte
moet de motor mogelijk worden
afgesteld. Wanneer dat nodig
is, neem contact op met
een door de motorfabrikant
erkende serviceagent.
Het toerental van de motor is in de
fabriek afgesteld en hoeft in
principe niet te worden afgesteld.
Controleer het toerental na het
afstellen van de motor met een
toerenteller of een frequentiemeter
(zie de tabel voor het juiste nul
lasttoerental). Stel, indien nodig,
het toerental als volgt af:
Start de motor en laat hem
warmdraaien.
Zet de proces/activering
schakelaar in de stand Beklede
elektrode Electrode Hot.
1 Regelklepstang
2 Borgmoer
3 Aanslagschroef regelklep
4 Regelklephendel
Draai de contramoeren los. Zet de
motorbedieningsschakelaar in de
werk/stationairpositie.
Verdraai de regelklepstang tot
de motor stationair loopt. Draai de
contramoeren weer vast.
OPGELET Om te voorkomen dat
de elektromagneet beschadigt,
moet er een ruimte zijn van 3 mm
tussen de aanslagschroef voor de
regelklep en de regelhendel als de
elektromagneet in de geactiveerde
stand staat.
5 Stelschroef voor
motortoerental
6 Borgmoer
Zet de motorbedieningsschakelaar
in de werkpositie.
Draai de contramoer los. Verdraai
de stelmoer totdat de motor op
belaste snelheid loopt. Draai de
contramoer weer vast.
Het toerental van de motor niet
hoger afstellen dan is aange-
geven.
! Stop de motor.
Sluit de deur.
7-6. Het motortoerental afstellen
907 5204 / Ref. 800 159
4
3
1
2
3/8, 7/16 inch
1860 tpm max
(62 Hz)
1350 tpm
(45 Hz)
Benodigde gereedschappen:
5
6
De volledige onderdelenlijst is beschikbaar op www.MillerWelds.com
OM252 624 Pagina 52
7-7. Onderhoud van de brandstof en het smeringssystemen
907 5204
! Stop de motor en laat deze afkoelen.
! Start de motor na de servicebeurt en
kijk of er brandstoflekkage is.
Schakel de motor uit, draai de
aansluitingen waar nodig vast en
verwijder gemorste brandstof.
1 Oliefilter
2 Olie-aftapkraan en -slang
3 Olievuldop
4 Primair brandstoffilter
5 Tapkraantje
6 Secundair brandstoffilter
7 Aftapkraan voor bezinksel
in de brandstoftank
Olie en oliefiltervervanging:
Leid de olie aftapslang en de kraan door het
gat in het voetstuk. Zie de motorhandleiding
en de onderhoudstabel voor de motor voor
informatie over het verversen van de olie en
het vervangen van het oliefilter.
Water uit het brandstofsysteem
verwijderen:
Het tapkraantje van de primaire
brandstoffilter open draaien en het water
opvangen in een metalen opvangbak.
Als de brandstof er watervrij uitloopt,
het tapkraantje weer dicht draaien.
Het primaire brandstoffilter vervangen:
Draai het filter linksom. Verwijder het filter.
Breng een dun laagje brandstof op de
dichting van het nieuwe filter aan. Monteer
het nieuwe filter en draai deze rechtsom.
Ontlucht het brandstofsysteem volgens de
handleiding voor de motor.
De brandstofleidingen controleren en
vervangen indien nodig.
Het secundaire brandstoffilter
vervangen:
Zie de Motorhandleiding.
De panelen sluiten.
Het bezinksel uit de brandstoftank
afvoeren:
! Let op, brandgevaar! Niet roken en
houd vonken en vuur uit de buurt
van de afgetapte brandstof. Voer de
brandstof op een milieuvriendelijke
wijze af. Het apparaat nooit
onbeheerd laten tijdens het
aftappen van de brandstoftank.
! Til het apparaat op de juiste wijze op
en zet hem waterpas. Gebruik
geschikte blokken of steunen om het
apparaat te ondersteunen tijdens
het aftappen van de brandstoftank.
Bevestig een slang van 12 mm binnen
doorsnede aan de aftapkraan. Plaats een
metalen opvangbak onder de kraan en
open de afsluiter voor het bezinksel met een
schroevendraaier. Sluit hem weer als al het
bezinksel is afgetapt. Verwijder de slang.
4
5
Benodigde gereedschappen:
3
2
6
1
7
De volledige onderdelenlijst is beschikbaar op www.MillerWelds.com
OM252 624 Pagina 53
7-8. Overbelasting beveiliging
803 605
2
1
7
8
6
3
! Stop de motor.
Als een extra beveiliging,
automatische zekering of zekering
open gaat, duidt dat meestal op een
ernstig probleem. Neem contact op
met een door de fabriek erkende
serviceagent.
1 Zekering F1
2 Zekering F2
F1 en F2 beschermen de stator-wikkelin-
gen tegen overbelasting. Als F1 open
gaat, is er een te laag las en aggregaat-
vermogen of stopt volledig. Als F2 open
gaat, is het lasuitgangsvermogen laag of
stopt volledig. Er is nog steeds 4 kVA/kW
aggregaatvermogen beschikbaar.
3 Extra beveiliging CB9
4 Extra beveiliging CB29
5 Automatische zekering CB10
(niet afgebeeld)
6 Extra beveiliging CB2
7 Extra beveiliging CB3
8 Extra beveiliging CB4
9 Automatische zekering CB14
(niet afgebeeld)
CB9 en CB29 beschermen de 24 volt
AC-uitgangsspanning naar 14p stekker-
dozen en de uitgangsspanning van 24 volt
naar de veld regelprint. Als CB opent,
is er geen 24 volt spanning meer aan-
wezig op de 14p stekkerdozenstoppen.
CB10 beschermt het accucircuit van de
motor. Als CB10 opengaat, slaat de motor
niet aan bij het starten. CB10 reset
automatisch als de fout is hersteld.
CB2 beschermt de besturingsstroomkring
van de motor. Als CB2 opent, dan slaat de
motor niet aan.
CB3 beschermt de besturingsstroomkring
voor het lassen. Als CB3 opent, is er geen
lasuitgangsvermogen meer, de meters
werken niet; de hulpvoeding van het
aggregaat is nog wel beschikbaar.
CB4 beschermt de veldstroomkring.
Als CB4 opent, dan wordt er geen stroom
gegenereerd in de wikkelingen en is er
mogelijk geen lasuitgangsvermogen of
hulpvermogen van het aggregaat
beschikbaar.
CB14 beschermt de regel elektromagneet
TS1. Als CB14 opent, draait de motor
niet stationair. CB14 wordt automatisch
gereset als de storing is verholpen.
Druk op de knop om te resetten.
4
De volledige onderdelenlijst is beschikbaar op www.MillerWelds.com
OM252 624 Pagina 54
7-9. Codes op voltmeter/ampèremeter
Gebruik de helpcodes op de voltmeter/
stroomsterktemeter om foutsituaties vast
te stellen en te herstellen.
Wanneer er een help code wordt
weergegeven, is lasuitgangsvermo-
gen niet aanwezig maar kan het
hulpvermogen van het aggregaat
goed zijn.
Wanneer u helpschermen wilt
resetten, moet u het apparaat uit-
schakelen en dan opnieuw starten.
Zie punt 4 hieronder om code Help 25
te resetten.
1 Code Help 20
Geeft een fout aan in meterweergave-
module PC2/PC22 of de bedrading tussen
PC2/PC22 en de hoofdregelmodule PC1
(A-zijde) of PC21 (Bzijde) of PC1/PC21.
Als dit wordt getoond, laat dan een door de
fabriek erkende serviceagent PC1/PC21,
PC2/PC22 en de bedrading ertussen
nakijken.
2 Code Help 21
Temperatuursensor TH1 in de IGBT
module (elke zijde) werkt niet. Als dit wordt
weergegeven, laat dan een door de fabriek
erkende serviceagent de bedrading
tussen IGBT PM1.2 en PC1, en IGBT
PM21, 22 en PC21 nakijken.
3 Code Help 22
Geeft aan dat het koellichaam van de
IBGTmodule oververhit is. Als dit wordt
getoond, controleer dan het koelsysteem
van het aggregaat en/of verlaag de
inschakelduur. Houd de toegangsdeur
naar de motor dicht bij het draaien om te
zorgen dat er voldoende koellucht blijft
stromen langs het koellichaam. Laat de
machine afkoelen voordat u weer start.
Als het probleem blijft aanhouden, laat dan
een door de fabriek erkende serviceagent
de eenheid nakijken.
Bij CEmodellen kan de ventilator bij het
geluiddempend paneel aan de zijkant
defect zijn. Controleer of de ventilator
draait (ventilator draait als motor-
schakelaar in de stand Run of Run/Idle
staat). Als de ventilator niet draait, laat de
machine door een door de fabrikant
erkende serviceagent nakijken.
4 Code Help 25
Geeft aan dat een afstandsbediening die is
aangesloten op stekkerdoos RC14 defect
kan zijn. Code Help 25 wordt ook getoond
wanneer een afstandsbediening die is
aangesloten op RC14 wordt ontkoppeld.
Herstel de fout door de machine te stoppen
en te herstarten of door de proces-/active-
ringschakelaar in een andere stand te
draaien. Als het probleem blijft aanhouden,
laat dan een door de fabriek erkende
serviceagent de afstandsbediening,
de filterprint PC5/PC25 en de hoofdregel-
module PC1/PC21 nakijken.
5 Code Help 26
Geeft een fout aan bij een poging om de
machine te gebruiken in de stand voor
enkele gebruiker (uitgangsspanning intern
parallel). Help 26 geeft een fout aan in zijde
A of zijde B of in de communicatie ertussen
waardoor de machine niet in de stand voor
enkele gebruiker kan worden gebruikt. Stel
de stand voor dubbele gebruiker weer in
en controleer de uitgangsspanning aan
beide zijden. Als de uitgangsspanning
normaal is, neem contact op met de door
de fabrikant erkende serviceagent om de
interne bedrading en de communicatie
tussen de zijden te controleren.
6 Code Help 96
Geeft een communicatiefout met de
WCC-module in de machine aan. Als deze
wordt weergegeven op het display,
controleer de aansluitingen naar de WCC
module. Als de aansluitingen goed
vastzitten, moet de WCC-module worden
vervangen; neem contact op met een door
de fabrikant erkende serviceagent.
HL.P96 wordt af en toe weergegeven
(niet continu). Het lassen kan worden
voortgezet (zonder de Smart Feeder).
2
1
HL.P
22
HL.P
25
HL.P
20
HL.P
21
4
3
HL.P
26
5
HL.P
96
6
De volledige onderdelenlijst is beschikbaar op www.MillerWelds.com
OM252 624 Pagina 55
7-10. Foutopsporing
Zie ook de helpdisplays voor de voltmeter/ampèremeter voor het oplossen van lasproblemen (zie hoofdstuk 7-9).
A. Lassen
Probleem Oplossing
Geen lasuitgangsvermogen,
hulpvermogen van het aggregaat
OK bij de AC stekkerdozen.
Zet de proces-/activeringschakelaar in een stand voor Electrode Hot of bedien de activeringschakelaar op een
afstandsbediening die aangesloten is op stekkerdoos RC 14 (zie hoofdstukken 4-15).
Reset extra beveiliging CB3 (zie Hoofdstuk 7-8).
Reset de automatische zekering CB9 en/of CB29 (zie hoofdstuk 7-8). Controleer of de defecte afstandsbe-
diening die op de op 14-polige stekkerdoos is aangesloten.
Controleer de aansluitingen naar de op afstand bediende stekkerdoos RC14 en zet ze stevig vast (zie hoofd-
stuk 4-15).
Laat een door de fabrikant erkende serviceagent filterprint PC5 en/of PC25 nakijken.
Controleer zekering F2 en vervang deze als hij open staat (zie hoofdstuk 7-8). Laat een door de fabriek
geautoriseerde serviceagent de koolborstels, de sleepringen, het veldstroom bekrachtigingscircuit, de
veldstroomregelprint en de rotor nakijken.
Geen lasuitgangsvermogen
of geen hulpvermogen van het
aggregaat bij de AC-stekkerdozen.
Haal de apparatuur los van de stekkerdozen tijdens het opstarten.
Reset extra beveiliging CB4.
Controleer zekeringen F1 en F2, en vervang deze als ze open staan (zie hoofdstuk 7-8). Laat een door de
fabriek erkende serviceagent geïntegreerde gelijkrichter SR2, condensator C6, veldstroom-regelprint en de
rotor nakijken.
Laat een door de fabriek erkende onderhoudsmonteur de koolborstels, sleepringen en het veldstroom
bekrachtigingscircuit nakijken.
Sterk variërende uitgangs-
spanning.
Controleer en zet verbindingen aan de binnen- en buitenkant van het apparaat vast.
Zorg ervoor dat de verbinding met het werkstuk schoon is en strak aangedraaid zit.
Gebruik droge, op de juiste manier bewaarde elektrodes.
Leg opgerolde laskabels uit.
Laat een door de fabriek erkende onderhoudsmonteur de koolborstels en sleepringen nakijken.
Hoog lasuitgangsvermogen. Controleer de stand van de VA regelknop.
Controleer het motortoerental en stel deze zo nodig af.
Laat een door de fabriek erkende serviceagent de veldstroomregelprint en het spanning terugkoppel circuit nakijken.
Laag lasuitgangsvermogen. Controleer de stand van de VA regelknop.
Controleer het motortoerental en stel deze zo nodig af.
Controleer zekeringen F1 en F2, en vervang deze als ze open staan (zie hoofdstuk 7-8). Laat een door de
fabriek erkende serviceagent geïntegreerde gelijkrichter SR2, condensator C6, veldstroomregelprint en de
rotor nakijken.
Lage openspanning. Controleer het motortoerental en stel deze zo nodig af.
Controleer de stand van de proces/activeringschakelaar.
Geen fijnafstelling van stroom of
spanning door de afstandsbe-
diening.
Controleer de aansluitingen naar de op afstand bediende stekkerdoos RC14 en zet ze stevig vast (zie hoofd-
stuk 4-15).
Repareer de afstandsbediening of vervang deze.
Laat een door de fabriek erkende serviceagent de stroomdetectie modules en de aansluitingen nakijken.
De draad aanvoerunit werkt niet. Reset de extra beveiliging CB9 of CB29 (zie hoofdstuk 7-8).
Controleer de aansluitingen naar de op afstand bediende stekkerdoos RC14 en zet ze stevig vast (zie hoofd-
stuk 4-15).
Repareer de draad aanvoerunit of vervang deze.
De volledige onderdelenlijst is beschikbaar op www.MillerWelds.com
OM252 624 Pagina 56
Probleem Oplossing
Laag CV-lasuitgangsvermogen. Verhoog de instelling van de spanning/stroomregeling.
Alleen minimum of maximum CV
lasuitgangsvermogen.
Controleer de stand van de AV regelknop voor en proces-/activeringschakelaar.
Repareer de afstandsbediening of vervang deze.
Laat een door de fabriek erkende serviceagent de AV regelknop en de veldstroom regelprint nakijken.
De Smart Feeder is niet
ingeschakeld, de displaylampjes
branden niet.
Controleer of de Smart Feeder goed is aangesloten, direct op de lasaansluitingen, en of de voedingskabels
intact zijn. Zie hoofdstuk 4-9 B of 4-11B.
Controleer of VRD UIT is wanneer u verbinding probeert te maken in de stand voor beklede elektrode.
Zie hoofdstuk 4-9 B of 4-11B.
Controleer of de uitgangactivering schakelaar AAN staat op de aangesloten Smart Feeder. Zie hoofdstuk
4-9 B of 4-11B.
Op het display van de Smart
Feeder staan streepjes en deze
zal niet ingeschakelen na
60 seconden.
Als Ac. wordt weergegeven op het display van de voltmeter, controleer de voedingskabels op losse aansluitin-
gen, haal opgerolde kabels uit elkaar of verkort de kabels.
Als Ac.c niet wordt weergegeven op het display van de voltmeter, controleer of de stroombron een SF-model.
Controleer of de voedingskabels meer dan een meter van andere voedingskabels van actieve lassystemen liggen.
Op het display van de Smart
Feeder wordt Cbl Err
weergegeven.
Dit is een kabelfout. Controleer de voedingskabels op losse aansluitingen, haal opgerolde kabels uit elkaar
of verkort de kabels. Het kan een paar seconden duren voordat een kabelfout verdwijnt na het nemen van de
maatregelen.
Op het display van de Smart Fee-
der wordt PoL Err weergegeven.
Dit is een polariteitsfout. Zorg dat de positieve (+) pin op de stroombron is aangesloten op de elektrodepin van de
Smart Feeder en de negatieve () pin op de stroombron is aangesloten op de werkstukpin op de Smart Feeder.
B. Standaardvermogen aggregaat
Probleem Oplossing
Geen hulpvermogen bij AC-stekker-
dozen, lasuitgangsvermogen OK.
Reset extra beveiligingen van stekkerdoos. Reset GFCI-stekkerdoos.
Controleer zekering F1 en vervang deze als hij open staat (zie hoofdstuk 7-8). Laat een door de fabriek erkende
serviceagent de geïntegreerde gelijkrichters SR1 en SR2, de weerstand R3 en de condensator C6 nakijken.
Geen hulpvermogen en geen
lasuitgangsvermogen.
Haal de apparatuur los van de stekkerdozen tijdens het opstarten.
Controleer zekeringen F1 en F2 en vervang ze als ze open staan (zie hoofdstuk 7-8). Laat een door de fabriek
erkende serviceagent de geïntegreerde gelijkrichters SR1 en SR2, de condensator C6 en de rotor nakijken.
Reset de extra beveiliging CB4. Laat een door de fabriek erkende serviceagent geïntegreerde gelijkrichter
SR1 nakijken.
Laat een door de fabriek erkende onderhoudsmonteur de koolborstels, sleepringen en het veldstroom
bekrachtigingscircuit nakijken.
Hoge uitgangsspanning bij AC
stekkerdozen van aggregaat.
Controleer het motortoerental en stel deze zo nodig af.
Laat een door de fabriek geautoriseerde serviceagent weerstand R3 voor de veldstroom van het aggregaat afstellen.
Lage uitgangsspanning bij AC
stekkerdozen van aggregaat.
Controleer het motortoerental en stel deze zo nodig af.
Controleer zekering F1 en vervang deze als hij open staat (zie hoofdstuk 7-8). Laat een door de fabriek
erkende serviceagent de geïntegreerde gelijkrichter SR2, weerstand R3 en condensator C6 nakijken.
Laat een door de fabriek erkende serviceagent borstels, sleepringen en veldstroomprint nakijken.
C. Driefasen vermogen aggregaat
Probleem Oplossing
Geen of lage uitgangsspanning
op driefasen aggregaat /
stekkerdoos RC5.
Reset beveiliging CB1 voor hulpapparatuur (zie hoofdstuk 7-8).
De las/hulpvermogenssnelheid van de motor controleren en bijregelen indien nodig (zie Hoofdstuk 7-6).
Laat een door de fabriek erkende serviceagent borstels, sleepringen en veldstroomprint nakijken.
Hoge uitgangsspanning bij
driefasen aggregaat /
stekkerdoos RC5.
De las/hulpvermogenssnelheid van de motor controleren en bijregelen indien nodig (zie Hoofdstuk 7-6).
Laat een door de fabriek erkende serviceagent de velstroomprint nakijken.
Onregelmatige uitgangsspanning
op driefasen aggregaat /
stekkerdoos RC5.
Laat een door de fabriek erkende serviceagent borstels, sleepringen en veldstroomprint nakijken.
De volledige onderdelenlijst is beschikbaar op www.MillerWelds.com
OM252 624 Pagina 57
D. Motor
Probleem Oplossing
Motor start niet. Extra beveiliging CB2 open. Reset CB2.
Controleer accuaansluitingen en draai waar nodig vast. Controleer accu en vervang indien nodig.
De automatische zekering CB10 kan open zijn. CB10 reset automatisch als de fout is hersteld (zie Hoofdstuk 7-8).
Laat een door de fabriek geautoriseerde onderhoudsmonteur de motorbedrading en de componenten nakijken.
Controleer de stekkerverbindingen van de motorbedrading.
Laat een door de fabriek erkende serviceagent de brandstofmeter / urenteller, regelrelais CR5 en motor-
schakelaar S1 nakijken.
Startmotor draait maar Motor start
niet.
Controleer het brandstofpeil.
Controleer de accu en vervang hem indien nodig. Controleer het oplaadsysteem van de motor volgens de mo-
torhandleiding.
Laat een door de fabriek erkende serviceagent de brandstofmeter / urenteller, regelrelais CR5, de brand-
stofpomp en brandstofmagneetklep FS1 nakijken.
Lucht in het brandstofcircuit. Zie de handleiding van de motor.
De motor start, maar slaat weer af
als de motorbedieningsschakelaar
wordt losgelaten.
Controleer het oliepeil. Het systeem voor automatische uitschakeling stopt de motor als de oliedruk te laag
of de motortemperatuur te hoog is (zie hoofdstuk 4-5). Het systeem voor automatische uitschakelen werkt pas
30 seconden na het starten.
Laat een door de fabriek erkende serviceagent de brandstofmeter / urenteller en regelrelais CR5 nakijken.
De motor start moeilijk in koud
weer.
Gebruik de starthulpschakelaar (zie hoofdstuk 5-2).
De accu in goede staat houden. Bewaar hem in een warme plaats en niet op een koude vloer.
Gebruik brandstof bestemd voor koud weer (diesel kan verdikken in koud weer). Neem contact met uw lokale
brandstofleverancier voor meer informatie.
Gebruik de juiste motorolie voor koud weer (zie de handleiding voor de motor).
De motor stopt opeens. Controleer het oliepeil. Het systeem voor automatische uitschakeling stopt de motor als de oliedruk te laag
of de motortemperatuur te hoog is (zie hoofdstuk 4-5). Het systeem voor automatische uitschakelen werkt pas
30 seconden na het starten.
Zie de Motorhandleiding.
Motor sloeg langzaam af en kan
niet opnieuw gestart worden.
Controleer het brandstofpeil.
Controleer de lucht en brandstoffilters van de motor (zie hoofdstukken 7-5 en 7-7).
Zie de Motorhandleiding.
Accu ontlaadt zich tussen gebruik. Draai de motorbesturingsschakelaar op uit (OFF) als het apparaat niet draait.
Maak de bovenkant van de accu schoon met een oplossing van zuiveringszout en water; afspoelen
met schoon water.
Laad de accu opnieuw op of vervang hem, indien noodzakelijk.
De accu regelmatig opladen (ongeveer elke 3 maanden).
Motor draait stationair, maar gaat
niet door naar lassnelheid.
Laat een door de fabriek erkende serviceagent stroomtransformator CT1 en hoofdregelprint PC1 nakijken.
Controleer of de elektromagneet vast zit.
Motor loopt niet op stationair-
snelheid.
Automatische zekering CB14 kan open zijn. CB14 wordt automatisch gereset als de fout is hersteld (zie
hoofdstuk 7-8). Laat een door de fabrikant erkende serviceagent de geblokkeerde elektromagneet contro-
leren. Laat een door de fabrikant erkende serviceagent TS1 nakijken.
Laat een door de fabrikant erkende serviceagent regelrelais CR3 en CR4 nakijken.
Motor gebruikt olie tijdens de
inloopperiode; er treedt
wetstacking op.
Droog de motor volgens de inloopprocedure (zie Hoofdstuk 10).
De volledige onderdelenlijst is beschikbaar op www.MillerWelds.com
OM252 624 Pagina 58
HOOFDSTUK 8 ONDERDELENLIJST
8-1. Aanbevolen reserveonderdelen
Description
Part
No.
Dia.
Mkgs. Quantity
F1, F2 085874 Fuse, Mintr Cer Slo-blo 10. Amp 250 Volt 2......... ... .. ..........................
190823 Brush, Contact Elect .250 X.500 X 1.250 Grd Ay 3.................... .. ....................
192939 Filter, Air Element Safety 1.................. .. .........................................
246988 Kit, Filter Deutz (2011) (Includes) 1.................... .. ..................................
192938 Filter, Air Element Primary 1.................... .... ......................................
192744 Filter, Fuel Spin-on 1.................... .... ............................................
066217 Filter, Fuel Secondary 1.................... .... ..........................................
067265 Oil Filter 1.................... .... ......................................................
216959 Belt, Fan V-groove 1.................... .. ..............................................
Battery, Stor 12v 660 Crk 110 Rsv Gp 24 Maint Free 1.............................. .................
Optie
Aantekeningen
OM-252 624 Pagina 59
Aantekeningen
OM-252 624 Pagina 60
HOOFDSTUK 9 ELECTRISCH SCHEMA
Afbeelding 9-1. Bedradingsschema voor de modellen 700, 700X Duo Pro en 700X Duo Pro DLX SF (Pagina 1)
OM-252 624 Pagina 61
267 985-D
OM-252 624 Pagina 62
Afbeelding 9-2. Bedradingsschema voor de modellen 700, 700X Duo Pro en 700X Duo Pro DLX SF (Pagina 2)
OM-252 624 Pagina 63
267 985-D
OM-
HOOFDSTUK 10 INLOOPPROCEDURE
run_in2 201410
OPGELET Dieselmotoren in MILLER apparatuur worden geacht optimaal te werken bij gematigde tot nominale belasting. Bij gebruik gedurende langere
tijd bij lichte of geen belasting kan dit leiden tot wetstacking of andere motorschade. De motor niet langer stationair laten draaien dan noodzakelijk.
OPGELET De inloopprocedure niet
uitvoeren met een lasuitgangsspanning van
minder dan 20 V en de inschakelduur niet
overschrijden, anders kan de apparatuur
beschadigd raken.
1 Lasaggregaat
Laat dieselmotoren tijdens de inloopprocedure
draaien op ongeveer nominale spanning en
stroom om te zorgen dat de zuigerveren zich
goed zetten om wetstacking te voorkomen. Zie
het naamplaatje, het vermogensplaatje of het
hoofdstuk met de technische gegevens in deze
handleiding over nominale spanning en stroom.
OPGELET Laat de motor niet langer stationair
lopen dan noodzakelijk. De zuigerveren zetten
zich alleen goed als de motor op normaal
toerental en belast draait tijdens de inloopperiode.
2 Uitlaatpijp van motor
Wetstacking is het verzamelen van onverbrande
brandstof en olie in de uitlaatpijp en treedt op
tijdens de inloopperiode als de motor te lang op
lichte belasting of stationair toerental loopt.
Als de uitlaatpijp bedekt is met een natte, zwarte,
teerachtige stof, reinig de motor dan door middel
van de volgende inloopprocedures.
Zie de motorhandleiding voor aanvullende
informatie over het inlopen van de motor.
101. Wetstacking
2
1
OM-
102. Inloopprocedure met gebruik van een belastingsbank of weerstandsbank
S0683 / S0684
! Stop de motor.
! Vermijd aanraking met hete
uitlaatpijp, motoronderdelen of
belastings/weerstandsbank.
! Houd de uitlaat en pijp weg van
brandbare voorwerpen.
OPGELET De inloopprocedure niet
uitvoeren met een las uitgangsspanning
van minder dan 20 V en de inschakelduur
niet overschrijden, anders kan de
apparatuur beschadigd raken.
1 Belastingsbank
Zet alle schakelaars op de belastingsbank
uit. Sluit zo nodig de bank aan op een
115 Volt trafo of op een 115 Volt
hulpstroomcontactdoos van het aggregaat.
2 Lasaggregaat
Zet de keuzeschakelaar van het
lasapparaat in stand A (enkele lasser) en
draai de A/Vknop in de minimumstand.
Zet de proceskeuzeschakelaar of
schakelaar in de stand Stick.
3 Laskabels
Sluit de belastingsbank of het
weerstandselement aan op de
aansluitklemmen voor het
lasuitgangsvermogen van het aggregaat,
zijde A, door middel van laskabels met de
juiste afmetingen en connectoren. Let op
het gebruik van de juiste polariteit.
4 Weerstandsbank
Gebruik de juiste bank voor de nominale
uitgangsstroom van het aggregaat.
Zet de bank uit.
5 Voltmeter
6 Ampèretang
Als er geen voltmeter en ampèremeter op
het aggregaat aanwezig zijn, sluit ze dan
aan zoals op de tekening is aangeven.
Start de motor en laat deze enkele minuten
lopen.
Voor belastingsbank
Stel de schakelaars van de belastings-
bank in en regel vervolgens de
A/V regeling van het aggregaat zo
in dat de belasting gelijk is aan de
nominale spanning en stroom van het
aggregaat (zie het naamplaatje, het
vermogensplaatje of hoofdstuk met
de technische gegevens in deze
handleiding).
Voor weerstandsbank
Stel de schakelaars van de weerstands-
bank in en regel vervolgens de
A/Vregeling van het aggregaat zo
in dat de belasting gelijk is aan de
nominale spanning en stroom van
het aggregaat (zie het naamplaatje,
het vermogensplaatje of het hoofdstuk
met de technische gegevens in deze
handleiding).
Controleer het aggregaat en de meters na
de eerste vijf minuten en vervolgens elke
vijftien minuten, om te kijken of het
aggregaat correct wordt belast.
OPGELET Controleer het oliepeil
regelmatig tijdens de inloopperiode; voeg
eventueel olie toe.
Het wordt aangeraden om het lasaggregaat
minimaal twee tot vier uur onder belasting te
laten draaien op. Zet de A/Vregeling op de
laagste stand en schakel dan de
belastingsbank of het weerstandsbank uit
om de belasting eraf te halen. Laat de motor
enkele minuten onbelast draaien.
! Stop motor en laat deze afkoelen.
7 Uitlaatpijp van motor
Herhaal de procedure indien er nog steeds
wetstacking optreedt.
+
5
2
3
1
3
6
2
7
4
OM-252 624 Pagina 66
HOOFDSTUK11 RICHTLIJNEN VOOR STROOMAGGREGATEN
De opvattingen in dit Hoofdstuk worden beschouwd als representatief voor alle lasaggregaten die door een motor worden aangedreven. Uw sys-
teem kan afwijken van de afgebeelde systemen.
11-1. Selectie van apparaten
gen_pwr 201409dut ST800 577
1 Stekker aansluitingen van
het aggregaat Nulleider
verbonden met chassis
2 Stekker met 3 pinnen en
geaard apparaat
3 Stekker met 2 pinnen en
dubbel geïsoleerd apparaat
Controleer goed of de
apparatuur is voorzien van het
symbool voor dubbele isolatie
en/of dat dit er op wordt
vermeld.
! Geen stekker met 2 pinnen
gebruiken, tenzij de appara-
tuur dubbel geïsoleerd is.
OF
2
3
1
! Het frame van het lasaggregaat altijd
aarden op het frame van de wagen
om elektrische schokken en gevaren
van statische elektriciteit te
voorkomen.
! Zie ook informatiefolder 29 van de
AWS betreffende veiligheid en
gezondheid: het aarden van
draagbare en op wagens
geïnstalleerde lasaggregaten.
1 Massaklem voor aarding van
apparatuur (op voorpaneel)
2 Massakabel (niet meegeleverd)
3 Metalen frame van wagen
Sluit de massakabel van de apparatuur aan
op het metalen chassis van de wagen.
Gebruik hiervoor een geïsoleerde koperen
draad van 10 mm
2
of dikker.
Aard het frame van het lasaggregaat
met het onderstel of de wagen via
metaalopmetaal contact.
! Onderleggers, palletten en wat loop-
werk isoleren het lasaggregaat van
het voertuigframe. Sluit altijd een
massadraad aan vanaf massaaan-
sluiting van het aggregaat naar
blootgemaakt metaal van het chas-
sis van de wagen zoals op de afbeel-
ding te zien is.
! Gebruik een aardlekschakelaar
wanneer hulpapparatuur wordt aan-
gesloten. Als de lasgroep niet uitge-
rust is met een lekstroomschakelaar
(GFCI), gebruik dan een lekstroom-
beveiligde verlengkabel. Gebruik
geen stopcontacten met ingebouw-
de aardlekschakelaars als er appara-
tuur wordt gebruikt om levens mee
te redden.
11-2. Het aggregaat aarden op het chassis van een vrachtwagen of aanhanger
800 652D
1
3
2
GND/ PE
OM252 624 Pagina 67
11-3. Het aarden met een bouwinstallatie
ST800 576B
1 Geaarde aansluitklem voor
installatie
2 Aardkabel
Gebruik geïsoleerd koperdraad
(10 mm
2
of dikker).
3 Aarding
Gebruik de aarding zoals
aangegeven in de elektrische
richtlijnen.
! Het lasaggregaat verbinden
met de aarding van de
bouwinstallatie (woonhuis,
werkplaats, enz.) indien
energie geleverd wordt aan
de elektrische installatie.
! Zie ook informatiefolder 29
van de AWS betreffende
veiligheid en gezondheid:
het aarden van draagbare en
op wagens geïnstalleerde
lasaggregaten.
GND/PE
1 2
2
3
11-4. Hoeveel vermogen hebben de apparaten nodig?
S0623
1 Weerstandsbelasting
(resistieve belasting)
Een gloeilamp is een
weerstandsbelasting en heeft een
konstant vermogen nodig.
2 Nietresistieve belasting
Apparaten met een motor zijn
nietresistieve belastingen en
hebben ongeveer zes maal meer
vermogen nodig om te starten dan
om te blijven draaien (zie Sectie
11-8).
3 Kenplaatgegevens
De kenplaat geeft de benodigde
spanning, stroom en vermogen aan.
Ampère x Volt = Watt
Voorbeeld 1: Als een boor 4,5 A
en 115 V nodig heeft, bereken dan
het nodige vermogen in Watt.
4.5 A x 115 V = 520 W
Het getrokken vermogen van de
boor is 520 W.
Voorbeeld 2: Als er drie gloeilampen
van 200 Watt gebruikt worden
samen met de boor uit voorbeeld 1,
tel dan de individuele verbruiken op
om het totaalverbruik te berekenen.
(3 x 200W) + 520 W = 1120 W
Het totale verbruik van de drie
lampen en de boor samen is
1120 Watt.
VOLT 115
4.5
60
AMPS
Hz
1
2
3
3
OM-252 624 Pagina 68
11-5. Voedingsvereisten voor industriële motoren (bij benadering)
Industriële motoren Nominaal Startvermogen Bedrijfsvermogen
Gescheiden fase 1/8 pk 800 300
1/6 pk 1225 500
1/4 pk 1600 600
1/3 pk 2100 700
1/2 pk 3175 875
Aanloop Condensator Inductie loop 1/3 pk 2020 720
1/2 pk 3075 975
3/4 pk 4500 1400
1 pk 6100 1600
11/2 pk 8200 2200
2 pk 10550 2850
3 pk 15900 3900
5 pk 23300 6800
Aanloopcondensator Condensator loop 11/2 pk 8100 2000
5 pk 23300 6000
71/2 pk 35000 8000
10 pk 46700 10700
Ventilatoren 1/8 pk 1000 400
1/6 pk 1400 550
1/4 pk 1850 650
1/3 pk 2400 800
1/2 pk 3500 1100
11-6. Voedingsvereisten voor agrarische en thuisapparatuur (bij benadering)
Agrarische en thuisapparatuur Nominaal Startvermogen Bedrijfsvermogen
ijsontdooier voor voorraadtank 1000 1000
Graanreiniger 1/4 pk 1650 650
Draagbare transportband 1/2 pk 3400 1000
Graanlift 3/4 pk 4400 1400
Melkkoeler 2900 1100
Melkapparaat(vacuümpomp) 2 pk 10500 2800
MOTOREN VOOR AGRARISCH GEBRUIK 1/3 pk 1720 720
Standaard (bijv. transportbanden, 1/2 pk 2575 975
voeraggers, lucht 3/4 pk 4500 1400
compressoren) 1 pk 6100 1600
11/2 pk 8200 2200
2 pk 10550 2850
3 pk 15900 3900
5 pk 23300 6800
Hoog koppel (bijv. schuurreinigers, 11/2 pk 8100 2000
silolossers, hijstoestellen voor 5 pk 23300 6000
silo’s, bunkervullers) 71/2 pk 35000 8000
10 pk 46700 10700
31/2 cu. ft. mixer 1/2 pk 3300 1000
Hoge druk 1,8 gal/min 500 PSI 3150 950
Wasapparaat 2 gal/min 550 PSI 4500 1400
2 gal/min 700 PSI 6100 1600
Koelkast of diepvries 3100 800
Pomp voor ondiepe put 1/3 pk 2150 750
1/2 pk 3100 1000
Beerputpomp 1/3 pk 2100 800
1/2 pk 3200 1050
OM252 624 Pagina 69
11-7. Voedingsvereisten voor apparatuur gebruikt door aannemers (bij benadering)
Aannemer Nominaal Startvermogen Bedrijfsvermogen
Handboor 1/4 inch 350 350
3/8” 400 400
1/2 inch 600 600
Cirkelzaag 61/2 inch 500 500
71/4 inch 900 900
81/4 inch 1400 1400
Tafelzaag 9 inch 4500 1500
10 inch 6300 1800
Bandzaag 14 inch 2500 1100
Tafelslijpmachine 6 inch 1720 720
8 inch 3900 1400
10 inch 5200 1600
Luchtcompressor 1/2 pk 3000 1000
1 pk 6000 1500
11/2 pk 8200 2200
2 pk 10500 2800
Elektrische kettingzaag 11/2 pk, 12 inch 1100 1100
2 pk, 14 inch 1100 1100
Elektrische snoeischaar Standaard 9 inch 350 350
Heavyduty 12 inch 500 500
Elektrische cultivator 1/3 pk 2100 700
Elektrische heggenschaar 18 inch 400 400
Schijnwerpers HID 125 100
Metaalhalogeen 313 250
Kwik 1000
Natrium 1400
Damp 1250 1000
Dompelpomp 400 gal/u 600 200
Centrifugaalpomp 900 gal/u 900 500
Vloerpoetsmachine 3/4 pk, 16 inch 4500 1400
1 pk, 20 inch 6100 1600
Hogedrukreiniger 1/2 pk 3150 950
3/4 pk 4500 1400
1 pk 6100 1600
55 gal vatmixer 1/4 pk 1900 700
Nat & Droog zuiger 1,7 pk 900 900
21/2 pk 1300 1300
OM-252 624 Pagina 70
11-8. Vereist startvermogen
Startrichtlijnen voor monofase inductiemotoren
Startcode
van motor
G H J K L M N P
KVA/PK 6,3 7,1 8,0 9,0 10,0 11,2 12,5 14,0
S0624
1 Startcode van motor
2 Stroomsterkte tijdens het draaien
3 Motor pk
4 Motorspanning
Hoe het startamperage vinden:
Stap 1: Zoek de motorcode en aan de
hand van onderstaande tabel vinden
we een waarde in KVA/PK. Als de
code ontbreekt of niet overeenkomt
met de tabelcodes vermenigvuldig dan
de werkingsamperage met zes om de
startamperage te vinden.
Stap 2: Noteer de spanning (Volt)
en paardekracht (PK).
Stap 3: Bereken de startamperage
(zie voorbeeld).
De beschikbare uitgangsstroom op
het lasaggregaat moet minstens
dubbel zo groot zijn als de normale
werkingsstroom van de motor.
(kVA/HP x pk x 1000) /
Volt = startamperage
Voorbeeld: Bereken de startamperage
voor een 230 V motor van 1/4 pk en M
als startcode.
Volt = 230, pk = 1/4, kVA/pk = 11,2
(11,2 x 1/4 x 1000) / 230 = 12,2A
De motor heeft 12,2 A nodig
om te starten.
VOLTS AMPS
HP
230 2.5
1/4
Hz
PHASE
CODE 60
1
M
AC MOTOR
1
2
3
4
11-9. Hoeveel vermogen kan het lasaggregaat leveren?
Ref. ST800 396A / S0625
1 Beperk de belasting tot 90%
van het maximaal vermogen
van het lasaggregaat
Steeds de nietresistieve
apparaten (motoren) eerst starten,
in orde van grootte, de grootste
eerst. De resistieve apparaten als
laatste inschakelen.
2 5 seconden regel
Indien de motor niet start binnen de
5 seconden, het apparaat
uitschakelen om motorbeschadiging
te voorkomen. De motor vereist meer
vermogen dan wat het lasaggregaat
kan leveren.
1
2
OM252 624 Pagina 71
11-10. Typische installatie voor het leveren van stand-by vermogen
Omzetschakelaar
Belangrijke
belastingen
Schakelaar met
smeltzekering
(indien vereist)
Elektriciteits-
voorziening
voor andere
apparaten
123
4
5
Vermogen
lasaggregaat
! Deze aansluitingen mogen
alleen worden verricht door
bevoegde personen en alleen
conform de van toepassing
zijnde regelgeving en
veiligheidspraktijken.
! Installeer, aard en bedien deze
apparatuur op de juiste wijze
volgens de Handleiding en de
ter plaatse geldende landelijke
en locale voorschriften.
Door de klant voorziene installatie
is nodig als het lasaggregaat als
noodstroom generator moet
worden gebruikt bij stroom uitval.
1 Elektriciteitsvoorziening voor
andere apparaten
2 Netomschakelaar (dubbelpolige
schakelaar)
De schakelaar zet de
elektriciteitsvoorziening om van het
openbare net naar het aggregaat.
De belasting gaat weer terug naar
het net als er weer stroom is.
De correcte netscheiding aanbrengen
(te leveren door de klant).
Het netscheidingsvermogen moet
minstens even groot zijn als de
netoverbelastingsbeveiliging.
3 Stroomonderbreker met
smeltzekering
De correcte schakelaar aanbrengen
(te leveren door de klant) indien vereist
door de regelgeving betreffende
elektrische installaties.
4 Vermogen lasaggregaat
De uitgangsspanning van het
aggregaat en de bedrading moeten
overeen komen met de normale
spanning en bedrading van het
(net)spanningssysteem.
Sluit het aggregaat aan met tijdelijke
of permanente bedrading die geschikt
is voor de installatie.
De aangekoppelde apparaten
uitschakelen of afkoppelen van het
lasaggragaat voor het starten of
stoppen van de motor. Tijdens het
starten en stoppen van de motor is de
motorsnelheid niet voldoende hoog
om de nodige spanning en frequentie
te leveren.
5 Essentiële belastingen
Het uitgangsvermogen van het ag-
gregaat voldoet mogelijk niet aan de
elektrische vereisten van het pand.
Als het aggregaat niet voldoende uit-
gangsvermogen levert voor alle ver-
eisten, sluit dan alleen essentiële be-
lastingen aan (pompen, diepvrieskas-
ten, verwarmings-apparaten e.d. zie
Sectie 11-4).
OM-252 624 Pagina 72
11-11. Keuze van de verlengkabel (zo kort mogelijk kiezen)
Kabellengte voor 120 Volt gebruik
Gebruik een aardlekschakelaar wanneer hulpapparatuur wordt aangesloten.Als de lasgroep niet uitgerust is met een
lekstroomschakelaar (GFCI), gebruik dan een lekstroombeveiligde verlengkabel.Gebruik geen stopcontacten met ingebouwde
aardlekschakelaars als er apparatuur wordt gebruikt om levens mee te redden.
Maximaal toegelaten kabellengte in ft(m) voor geleidersectie (AWG)*
Stroom (Ampère) Belasting (Watt) 4 6 8 10 12 14
5 600 350 (106) 225 (68) 137 (42) 100 (30)
7 840 400 (122) 250 (76) 150 (46) 100 (30) 62 (19)
10 1200 400 (122) 275 (84) 175 (53) 112 (34) 62 (19) 50 (15)
15 1800 300 (91) 175 (53) 112 (34) 75 (23) 37 (11) 30 (9)
20 2400 225 (68) 137 (42) 87 (26) 50 (15) 30 (9)
25 3000 175 (53) 112 (34) 62 (19) 37 (11)
30 3600 150 (46) 87 (26) 50 (15) 37 (11)
35 4200 125 (38) 75 (23) 50 (15)
40 4800 112 (34) 62 (19) 37 (11)
45 5400 100 (30) 62 (19)
50 6000 87 (26) 50 (15)
Kabellengte voor 240 Volt gebruik
Gebruik een aardlekschakelaar wanneer hulpapparatuur wordt aangesloten.Als de lasgroep niet uitgerust is met een
lekstroomschakelaar (GFCI), gebruik dan een lekstroombeveiligde verlengkabel. Gebruik geen stopcontacten met ingebouwde
aardlekschakelaars als er apparatuur wordt gebruikt om levens mee te redden.
Maximaal toegelaten kabellengte in ft(m) voor geleidersectie (AWG)*
Stroom (Ampère) Belasting (Watt) 4 6 8 10 12 14
5 1200 700 (213) 450 (137) 225 (84) 200 (61)
7 1680 800 (244) 500 (152) 300 (91) 200 (61) 125 (38)
10 2400 800 (244) 550 (168) 350 (107) 225 (69) 125 (38) 100 (31)
15 3600 600 (183) 350 (107) 225 (69) 150 (46) 75 (23) 60 (18)
20 4800 450 (137) 275 (84) 175 (53) 100 (31) 60 (18)
25 6000 350 (107) 225 (69) 125 (38) 75 (23)
30 7000 300 (91) 175 (53) 100 (31) 75 (23)
35 8400 250 (76) 150 (46) 100 (31)
40 9600 225 (69) 125 (38) 75 (23)
45 10,800 200 (61) 125 (38)
50 12,000 175 (53) 100 (31)
*Kabelsectie is gebaseerd op een spanningsval van maximaal 2%.
Geldig vanaf 1 januari 2015 (Installaties waarvan het serienummer begint met “MF” of nieuwer)
Deze beperkte garantie vervangt alle vorige Miller garanties en is exclusief zonder andere expliciete of impliciete waarborgen of garanties.
BEPERKTE GARANTIE Afhankelijk van de onderstaande bepalin-
gen en voorwaarden garandeert Miller Electric Mfg. Co., Appleton,
Wisconsin, zijn erkende verdeler dat nieuwe Miller installaties die ver-
kocht zijn na de geldende datum van deze beperkte garantie geen
materiaal- en/of fabricagefouten hebben. DEZE GARANTIE VER-
VANGT UITDRUKKELIJK ALLE ANDERE GARANTIES, EXPLICIET
OF IMPLICIET, VAN VERKOOPBAARHEID EN GESCHIKTHEID.
Binnen de onderstaande garantieperioden zal Miller alle onderdelen of
componenten die niet meer functioneren door dergelijke fabricage- en
materiaalfouten met garantie repareren of vervangen. Miller moet bin-
nen dertig (30) dagen schriftelijk op de hoogte worden gebracht van
een dergelijke fout of storing, waarop Miller instructies zal geven over
de garantieclaim-procedure die hierop volgt. Wanneer een melding
wordt ingediend als een online garantieclaim, moet de claim een gede-
tailleerde omschrijving bevatten van de storing en de stappen die zijn
genomen om de defecte onderdelen en de oorzaak van het defect te
identificeren.
In het geval van een dergelijke storing binnen de garantieperiode zal
Miller garantieclaims toestaan op installaties met garantie die hieron-
der zijn vermeld. Alle garantieperioden gelden vanaf de dag dat de in-
stallatie geleverd werd aan de erkende verdeler, of 18 maanden nadat
de installatie naar een internationale distributeur gezonden is.
1. 5 jaar onderdelen — 3 jaar arbeidsloon
* Originele gelijkrichters van de hoofdvoeding alleen
thyristoren, diodes en losse gelijkrichtcellen
2. 3 jaar — Onderdelen en arbeidsloon
* Automatisch verduisterende helmlenzen (uitgezonderd de
Classic-serie) (geen arbeidsloon)
* Lasapparaten/generatoren met motor
(OPMERKING: Motoren vallen onder een aparte garantie
van de motorfabrikant.)
* Voedingsbronnen van invertermachines (tenzij anders
aangegeven)
* Stroombronnen plasmasnijders
* Procesregelapparatuur
* Semi-automatische en automatische draadaanvoer-
systemen
* Transformator/gelijkrichter stroombronnen
3. 2 jaar — Onderdelen en arbeidsloon
* Automatisch verduisterende helmlenzen alleen
Classic-serie (geen arbeidsloon)
* Rookafzuigers Capture 5 Filtair 400 en Industrial
Collector-serie
4. 1 jaar — Onderdelen en arbeidsloon tenzij gespecificeerd
* Automatisch bewegende apparatuur
* CoolBelt en CoolBand blaasapparaten (geen arbeidsloon)
* Luchtdroogsysteem met droogmiddel
* Externe bewakingsapparatuur en sensoren
* Inbouwopties
(OPMERKING: Field Options zijn gedekt voor de
resterende garantieperiode van het product waarin ze in
geïnstalleerd zijn, of voor een minimum van één jaar —
afhankelijk van welke van de twee het langste duurt.)
* RFCS voetbedieningen (m.u.v. RFCS-RJ45)
* Rookafzuigers Filtair 130, MWX- en SWX-serie
* HF units
* ICE/XT plasmasnijdtoortsen (geen arbeidsloon)
* Stroombronnen voor inductieverwarming, koelers
(OPMERKING: Digitale recorders vallen onder aparte
garantie van de fabrikant.)
* Belastingsbanken
* Motoraangedreven pistolen (m.u.v. de Spoolmate pistolen)
* PAPR blaasunit (geen arbeidsloon)
* Positionerings- en regelapparatuur
* Rekken
* Wielonderstellen/trailers
* Puntlasapparatuur
* Draadaanvoer systemen voor onder poederdek lassen
* Waterkoelingssystemen
* TIG toortsen (geen arbeidsloon)
* Draadloze voet-/hand-afstandsbediening en ontvangers
* Werkstations/Lastafels (geen arbeidsloon)
* LiveArc- een computer las-help systeem
5. 6 maanden — op onderdelen
* Accu’s
* Bernard pistolen (geen arbeidsloon)
* Tregaskiss pistolen (geen arbeidsloon)
6. 90 dagen — op onderdelen
* Toebehoren (sets)
* Beschermzeilen
* Inductieverwarmingsspoelen en dekens, kabels en niet
elektronische regelapparatuur
*M
pistolen
* MIGtoortsen en Subarctoortsen (SAW)
* Afstandsbedieningen en RFCSRJ45
* Vervangende onderdelen (geen arbeidsloon)
* Roughneckpistolen
* Spoolmate pistolen
Millers True Blue® beperkte garantie geldt niet voor:
1. Slijtonderdelen zoals contacttips, snijmondstukken, mag-
neetschakelaars, koolborstels, relais, bovenbladen van
werkstations en lasgordijnen of andere onderdelen die niet
meer goed werken als gevolg van normale slijtage. (Uitzon-
dering: borstels en relais zijn wel gedekt bij alle motoraan-
gedreven producten.)
2. Onderdelen geleverd door Miller maar geproduceerd door ande-
ren, zoals motoren of handelsaccessoires. Deze onderdelen val-
len onder de eventuele garanties door de fabrikanten.
3. Installaties die veranderingen hebben ondergaan door andere
partijen dan Miller, of installaties die onjuist geïnstalleerd of ver-
keerd gebruikt zijn volgens industrierichtlijnen, of installaties die
geen redelijk en noodzakelijk onderhoud hebben gehad, of instal-
laties die gebruikt zijn voor andere dan de aangegeven toepas-
singen voor de installatie.
MILLER PRODUKTEN ZIJN BEDOELD VOOR VERKOOP EN GE-
BRUIK DOOR COMMERCIËLE/INDUSTRIËLE GEBRUIKERS EN
PERSONEN DIE OPGELEID ZIJN EN ERVARING HEBBEN MET
HET GEBRUIK EN ONDERHOUD VAN LASINSTALLATIES.
In het geval van een garantieclaim gedekt door deze garantie, zullen
de exclusieve Miller-oplossingen zijn: (1) repareren; of (2) vervangen;
of, als dit schriftelijk door Miller is toegestaan in bepaalde gevallen, (3)
de redelijke kosten van repareren of vervangen bij een goedgekeurd
Miller onderhoudsbedrijf; of (4) krediet of betaling van de aankoopprijs
(redelijke waardevermindering op basis van het eigenlijke gebruik) bij
het retourneren van de goederen op risico en kosten van de klant.
Miller’s optie van repareren of vervangen zal f.o.b. zijn (met inbegrip
van vervoerskosten tot in de boot), naar de fabriek in Appleton,
Wisconsin of f.o.b. naar een door Miller goedgekeurd
onderhoudsbedrijf zoals bepaald is door Miller. Daarom zal er geen
compensatie of terugbetaling voor transportkosten worden
toegestaan.
VOOR ZOVER DE WET DIT TOESTAAT, STAAN ER GEEN ANDERE
VERHAALSMOGELIJKHEDEN OPEN DAN DEGENE DIE HIER
VOORZIEN ZIJN. IN GEEN GEVAL ZAL MILLER CONTRACTUEEL,
UIT ONRECHTMATIGE DAAD, OF ANDERSZINS, AAN-
SPRAKELIJK ZIJN VOOR RECHTSTREEKSE, ON-
RECHTSTREEKSE, BIJZONDERE, INCIDENTELE, OF
GEVOLGSCHADE (HIERIN BEGREPEN GEDERFDE WINST).
MILLER VERWERPT EN SLUIT, M.B.T. ALLE GEREEDSCHAP DAT
DOOR HAAR GELEVERD WORDT, ELKE UITDRUKKELIJKE
GARANTIE DIE HIER NIET VOORZIEN IS, EN ELKE
GEÏMPLICEERDE GARANTIE OF VERKLARING M.B.T.
PRESTATIE, EN ELK VERHAAL OP GROND VAN CONTRACTUELE
WANPRESTATIE, UIT ONRECHTMATIGE DAAD, OF DAT, WARE
DEZE BEPALING NIET OPGENOMEN, IMPLICIET, VAN
RECHTSWEGE, NAAR HANDELSGEWOONTE OF NAAR
AANLEIDING VAN DE CONCRETE OMSTANDIGHEDEN VAN DE
TRANSACTIE ZOU VOORTVLOEIEN UIT GELIJK WELKE ANDERE
RECHTSTHEORIE, HIERIN BEGREPEN ELKE GEÏMPLICEERDE
GARANTIE M.B.T. VERKOOPBAARHEID OF GESCHIKTHEID
VOOR EEN BEPAALD GEBRUIK, UIT.
Sommige staten in de V.S. staan geen beperkingen toe met betrekking
tot de duur van de garantie, noch uitsluiting van bijkomende schade,
indirecte schade, speciale schade of gevolgschade, dus bovenstaan-
de beperking kan mogelijk niet van toepassing zijn voor u. Deze ga-
rantie biedt specifieke wettelijke rechten en er kunnen eventueel ook
andere rechten van toepassing zijn; deze kunnen echter per staat ver-
schillen.
In Canada biedt de wetgeving in enkele provincies bepaalde extra ga-
ranties of oplossingen die afwijken van de bepalingen die hierin zijn op-
genomen, en bovenstaande beperkingen en uitsluitingen zijn mogelijk
niet van toepassing, voorzover er niet van mag worden afgezien.
Deze Beperkte Garantie biedt specifieke wettelijke rechten en er kun-
nen eventueel ook andere rechten zijn; deze kunnen echter per pro-
vincie verschillen.
Deze originele garantie is in Engelse juridische begrippen ge-
schreven. Bij klachten of onenigheid heeft de betekenis van de
woorden in het Engels voorrang.
miller warr_dut 201501
Vertaling van de originele instructies UITGEGEVEN IN DE VS. © 2015 Miller Electric Mfg. Co 2015-01
Miller Electric Mfg. Co.
An Illinois Tool Works Company
1635 West Spencer Street
Appleton, WI 54914 USA
International HeadquartersUSA
USA Phone: 920-735-4505 Auto-attended
USA & Canada FAX: 920-735-4134
International FAX: 920-735-4125
Voor internationale vestigingen bezoek
website: www.MillerWelds.com
Naam van het model Serie-/typenumber
Aankoopdatum (datum waarop de apparatuur bij de oorspronkelijke klant werd bezorgd.)
Leverancier
Adres
Plaats
Staat Postcode
Volledig invullen en goed bewaren a.u.b.
Vermeld altijd de naam van het model en het serie-/typenummer
Ga naar uw leverancier voor:
Toebehoren en elektroden
Optionele apparatuur en accessoires
Persoonlijke beschermingsmiddelen
Service en reparaties
Vervangende onderdelen
Trainingen en opleidingen (scholen, videos,
boeken)
Technische handboeken (onderhoudsinformatie
en onderdelen)
Stroomkringschema’s
Handboeken over lasprocessen
Wanneer u een dealer of servicebedrijf zoekt, ga naar
www.millerwelds.com of bel 18004AMiller
Neem contact op met het
vervoersbedrijf:
Service
Eigendomspapieren
Om een schadeclaim in te dienen bij verlies of
beschadiging tijdens transport.
Neem contact op met de transportafdeling van uw distribu-
teur en/of de fabrikant van de apparatuur voor hulp bij het
indienen en afhandelen van schadeclaims.
Neem contact op met een distributeur of servicebedrijf
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80

Miller MF360055E de handleiding

Type
de handleiding