Wij feliciteren u met de aanschaf van dit Tamron-objectief ter uitbreiding van uw
fotouitrusting. Di II lens (Digitally Integrated) is een lens exclusief voor SLR (single-
lens reflex) digitale camera’s en is ontworpen voor SLR digitale camera’s met
beeldsensor in APS-C formaat. Voordat u uw nieuwe objectief gaat gebruiken wordt u
verzocht deze gebruiksaanwijzing zorgvuldig door te lezen om uzelf vertrouwd te
maken met de mogelijkheden van het objectief en kennis te nemen van de
fototechnische aanbevelingen, zodat u verzekerd bent van de beste resultaten. Indien
u de nodigde zorgvuldigheid betracht, zult u vele jaren plezier hebben van uw Tamron-
objectief en zult u de prachtigste foto’s kunnen maken.
폷 Verklaart de voorzorgen die u kunt nemen om problemen te voorkomen.
폷 Verklaart de voorzorgen die u kunt nemen om problemen te voorkomen.
1 Zonnekap
2 Merkteken voor zonnekapaansluiting
3 Kap-bevestigd-indicator
4 Filter ring
5 Bajonetring voor zonnekap
6 Afstandsindex
7 Afstandsschaal
8 Scherpstelring
9 Zoomring
0 Brandpuntsafstandsschaal
- Scherptediepteindex
= Schakelaar (AF/MF) voor scherpstelling (Figs. 3 & 4 )
q Aansluitingsmerkteken voor objectief
w Aansluitcontacten/objectiefaansluitcontacten
B001
Brandpuntsafstand 10-24 mm
Maximale lensopening F/3,5 – 4,5
Zichthoek 108°44
'
- 60°20
'
Lensopbouw 9/12
Minimale scherpstelafstand 0,24 m (door het gehele zoom-bereik)
Maximum vergrotingsverhouding van het ontspruiten 1:5,13 (bij 24 mm)
Filterdiameter
ø
77 mm
Lengte 86,5 mm
Diameter
ø
83,2 mm
Gewicht 400 g
Zonnekap AB001
폷 Vermelde lengtes en gewichten zijn van objectieven met Nikon-vatting.
폷 Zowel de technische specificatie als de uitvoering van de objectieven die in deze
gebruiksaanwijzing zijn opgenomen mogen zonder voorafgaande inkennisstelling
worden gewijzigd.
쐽 Bevestigen van het objectief
Het verwijderen van de achterste objectiefkap. Plaats het merkteken (q) op het
objectief tegenover het merkteken op de cameravatting en plaats de lens.
Draai de lens naar rechts (indien een Nikon-lens, naar links) totdat hij
klik/vergrendelt.
쐽 Verwijderen van het objectief
Druk de ontgrendelingsknop op de camera neerwaarts, draai het objectief naar links
(bij Nikon-camera's met naar rechts), en til de les van de cameravatting.
폷 De beeldcirkels van Di II-lenzen zijn ontworpen om te passen bij de digitale SLR
camera’s die beeldsensoren gebruiken die gelijkwaardig zijn aan APS-C (approx.
15,5
҂
23,2mm). Gebruik geen Di II-lenzen met camera’s die beeldsensoren gebruiken
die groter zijn dan APS-C. Het gebruik van Di II-lenzen met zulke camera’s kan
vignetteren op het beeld tot gevolg hebben.
폷 Sommige Canon-camera's hebben merktekens voor de bevestiging van beide EF-
lenzen (rode cirkel) en EF-S lenzen (wit vierkant).
Om deDiII-lenzen te bevestigen of te verwijderen, breng het bevestigingmerkteken op
de lens (
q) op een lijn met (q) het merkteken voor EF-lenzen.
Forceer het bevestigingmerkteken van de lens niet met het merkteken voor de EF-S-
lens (wit vierkant).
Dit kan leiden tot schade aan de lens en/of camera.
폷 Voor nadere informatie verwijzen wij naar de gebruiksaanwijzing van uw camera.
Indien Sony of Pentax, schakel de schakelaar voor de focusstand naar de stand Auto
focus (AF). Indien een Canon- of Nikon-camera, zet u de AF/MF-schakelaar (=) van
de lens op AF. (Afb. 3). Bij het gebruik van Nikon camera’s met een focus-mode
keuze-knop, moet de focus-mode of “S” of “C” ingesteld worden vooraleer de AF/MF
schakelaar (=) op de lens naar “AF” te schakelen.. Druk de ontspanknop gedeeltelijk
in terwijl u de camera d.m.v. de zoeker op het onderwerp richt, het objectief stelt dan
automatisch scherp.. Het in-focus-teken zal oplichten wanneer de lens is
scherpgesteld op het onderwerp. Druk de ontspanknop verder in om de foto te maken.
폷 Wanneer de camera in de stand AF staat, kan door de scherpstelring (8) te draaien het
objectiefmechanisme ernstig beschadigd raken.
폷 De afstandsschaal (7) wordt aangegeven al referentie. Het eigenlijke brandpunt kan
lichtjes verschillen van de afstand die op de brandpuntsafstandindex wordt
weergegeven.
폷 Voor nadere informatie verwijzen wij naar de gebruiksaanwijzing van uw camera.
Indien Sony of Pentax, schakel de schakelaar voor de focusstand naar de stand Auto
focus (MF). Indien een Canon- of Nikon-camera, zet u de AF/MF-schakelaar (=) van
de lens op MF. (Afb. 4) Bij het gebruik van Nikon camera’s met een focus-mode
keuze-knop, moet de focus-mode of “M” ingesteld worden vooraleer de AF/MF
schakelaar (=) op de lens naar “MF” te schakelen. Stel handmatig scherp middels de
scherpstelring (8) terwijl u de camera d.m.v. de zoeker op het onderwerp richt.
Wanneer het te fotograferen onderwerp scherp staat in de zoeker, is de lens
scherpgesteld.
폷
Als u in de stand MF de scherpstelring (8) draait terwijl u de ontspanknop gedeeltelijk
indrukt, gaat het scherpstel-hulplampje branden wanneer het beeld is scherpgesteld.
폷 Stel scherp op het verste onderdeel van het te fotograferen onderwerp. Het B001 beschikt
over een zekere flexibiliteit waardoor ook andere onderdelen binnen het scherpgestelde
gedeelte scherp worden weergegeven.
폷 Voor nadere informatie verwijzen wij naar de gebruiksaanwijzing van uw camera.
Draai de zoomring (9) van het objectief terwijl u de camera d.m.v. de zoeker op het
onderwerp richt en kader het onderwerp uit bij de gekozen brandpuntsafstand.
Lees hiervoor de gebruiksaanwijzing van uw camera.
Als standaard-accessoire wordt een zonnekap met bajonetaansluiting meegeleverd.
Het is aan te bevelen deze kap altijd bij daglicht te gebruiken, daar deze de nadelige
invloeden van strooilicht voorkomt. Wanneer uw camera is uitgerust met een
ingebouwde flits, neem dan nota van de “VOORZORGSMAATREGELEN BIJ HET
FOTOGRAFFEREN”.
쐽 Het bevestigen van de zonnekap (Figs. 5 & 6)
Zorg ervoor dat het merkteken voor zonnekapaansluiting (2) op de zonnekap
tegenover de corresponderende bajonetring voor de zonnekapaansluiting (5) (of de
bovenkant van de indexlijn van de afstandsschaal) op het objectief staat. Draai de
zonekap en druk deze gelijkmatig in de bajonetvatting (Fig.5, Nr. 1) en draai deze
vervolgens met de klok mee (Fig. 5, Nr. 2). Draai de zonnekap totdat het merkteken
“TAMRON 쑗” naar boven wijst (Fig. 6, Nr. 3) en op zijn plaats vastklikt.
폷
Zie er in het bijzonder bij wijdhoekopnames (35mm of minder) op toe dat de
zonnekap op de juiste wijze is aangebracht.
Bij onjuist gebruik kan het voorkomen dat de hoeken van uw opname van een
schaduw worden voorzien.
쐽 Opbergen van de zonnekap (Fig. 7)
1) Keer de zonnekap om. Richt het objectief op de opening en plaatst vervolgens het
merkteken voor de zonnekap op het objectief (3) tegenover het merkteken
(TAMRON 쑗) op de zonnekap.
2) Draai de zonnekap met de klok mee totdat het merkteken (•) naar boven wijst. (Fig.
7, 2)
폷 Het optisch ontwerp van de Di II houdt rekening met de diverse eigenschappen van
digitale spiegelreflex camera’s. Echter, als gevolg van het ontwerp van digitale
spiegelreflexcamera’s, kan zelfs als de nauwkeurigheid van de AF-scherpstelling
binnen de specificaties ligt, het brandpunt iets voor of achter het optimale punt
liggen wanneer u onder bepaalde omstandigheden met behulp van automatische
scherpstelling foto’s neemt.
폷 Naarmate u dichter bij de minimale focusafstand fotografeert, doet u er goed aan het
diafragmagetal te vergroten om de beeldscherpte te verbeteren.
폷 De beeldcirkels van Di II-lenzen zijn ontworpen om te passen bij de digitale SLR-
camera’s die beeldsensoren gebruiken die gelijkwaardig zijn aan APS-C (approx.
15,5
҂
23,2mm). Gebruik geen Di II-lenzen met camera’s die beeldsensoren
gebruiken die groter zijn dan APS-C. Het gebruik van Di II-lenzen met zulke camera’s
kan vignetteren op het beeld tot gevolg hebben.
폷 Het Tamron-objectief dat hier wordt beschreven (B001), maakt gebruik van een
inwendig scherpstellingssysteem (IF-systeem). De eigenschappen van dit optische
systeem maken dat de gezichtshoek (m.u.v. de stand oneindig) breder is dan die van
objectieven die gebruik maken van een conventioneel scherpstelsysteem.
폷 Wanneer de ingebouwde flits van uw camera wordt gebruikt, kan het voorkomen dat
onregelmatige belichting plaatsvindt, in het bijzonder bij groothoekopnames. Dit is te
wijten aan het beperkte bereik van de flits en/of de plaatsing van de flits t.o.v. het
objectief (schaduwvorming). Het is aan te bevelen een andere flits te gebruiken.
Voor nadere informatie verwijzen wij u naar de gebruiksaanwijzing van uw camera.
폷 Het gebruik van teleconverters wordt afgeraden vanwege de optische prestaties van
de lens.
폷 Wanneer u het objectief gebruikt in het telefotobrandpuntbereik, zorg er dan voor
niet met de camera te schudden. Door gebruik te maken van een hogere ISO-
instelling kunnen bij digitale camera's bewogen beelden worden vermeden. Het
gebruik van een drievoet of een éénbenig statief is ook doeltreffend.
폷 Wanneer de camera in de stand AF staat, kan door de scherpstelring te draaien het
objectiefmechanisme ernstig beschadigd raken.
폷 Bepaalde camera’s vermelden de minimale en maximale lensopening in afgeronde
getallen. Dit wijst niet noodzakelijkerwijs op een fout.
폷 Wanneer u een speciaal filter gebruikt, zoals een PL-filter, gebruik dan lage profielfilters.
De dikke rand van een normaal filter kan vervloeiende randen veroozraken.
폷 Raak nooit het lenselement of oculair aan met uw vingers. Om stof te verwijderen
kunt u een zacht objectiefkwastje gebruiken. Als het objectief niet in gebruik is
voorziet u het van lensdoppen.
폷 Om hardnekkig vuil of vingerafdrukken van glasoppervlakken te verwijderen kunt u
een druppeltje lenscleaner op een lenstissue doen en vanuit het midden met een
draaiende beweging het geheel reinigen.
폷 Siliconendoekjes zijn uitsluitend geschikt voor reiniging van de niet-glazen
onderdelen van het objectief.
폷 Vochtinwerking is de grootste vijand van uw objectief. Maak de lens altijd schoon en
droog nadat u op vochtige locaties heeft gefotografeerd. Berg uw objectief schoon,
koel en droog op. Als u het objectief in een paraattas opbergt, voeg dan een zakje
silicaatgel bij om vochtinwerking tegen te gaan. Als blijkt dat het inwendige van het
objectief condensvorming vertoont, dient u het naar een erkende reparateur te
brengen.
폷 Raak de aansluitcontacten nooit aan; stof, vuil en/of oxidatie kan een slecht contact
tussen camera en objectief tot gevolg hebben.
폷 Als u uw uitrusting in sterk wisselende temperaturen wenst te gebruiken, berg deze
dan in een fototas of plasticzak en las een acclimatisatieperiode in. Hiermee
voorkomt u mogelijke storingen aan toestel en objectief.
NEDERLANDS
NAMEN VAN ONDERDELEN (Zie Fig. 1 indien niet vermeld)
SPECIFICATIE
HET BEVESTIGEN EN VERWIJDEREN VAN HET OBJECTIEF (Figs. 1)
SCHERPSTELLEN (Autofocus - AF) (Figs. 1, 2 & 3)
SCHERPSTELLEN (handmatig scherpstellen - MF) (Figs. 1, 2 & 4)
ZOOMEN (Fig. 2)
VOORZORGSMAATREGELEN BIJ HET FOTOGRAFEREN
HET BEHOUD VAN UW OBJECTIEF
DIAFRAGMA EN AE-STAND
ZONNEKAP (Figs. 1, 5 , 6 & 7 )