11
De meetvoelers zijn spits en
kunnen onder bepaalde om-
standigheden het oppervlak
indrukken of beschadigen.
Let erop dat hoe zachter het
materiaal is, hoe eerder de
meetstaven insteekgaatjes
achterlaten.
• Vochtrestanten op het opper-
vlak moet u voor de meting
droog wrijven.
• Voer de meting uit op ver-
schillende plaatsen en bere-
ken de gemiddelde waarde.
• Zouten verhogen het gelei-
dingsvermogen van water.
De meting kan daardoor ver-
keerd zijn en te laag uit vallen.
•
Voor het meten van de
houtvochtigheid moet erop
worden gelet dat er steeds op
verscheidene punten van het
hout wordt gemeten, omdat
de vochtverdeling afhankelijk
van de vochtigheidsgraad van
het hout verschillend kan zijn.
•
Ook de vezelrichting in het
hout (dwars of langs) speelt
bij de meting een rol. Als
de meetstaven er met het
verloop van de vezels mee
worden ingestoken, zijn er ge-
makkelijk hogere waarden te
verwachten, omdat de weer-
stand in het hout kleiner is.
• Eventueel op het hout aan-
wezige schors moet op het
meetpunt worden verwij-
derd. Idealerwijs wordt aan-
bevolen om het houtblok bij
brandhout voor de meting te
splijten en op verscheidene
punten in het „inwendige“ te
meten. Bijvoorbeeld op 5-10
cm afstand van de zaagkant
en nog eens in het midden.
• Let erop dat de materialen uit
verschillende loten, omdat
het natuurproducten zijn, qua
meetresultaat van elkaar kun-
nen afwijken.