Garmin VHF 315 serie Handleiding

Categorie
Telefoons
Type
Handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

VHF 315-SERIE
Gebruikershandleiding
© 2018 Garmin Ltd. of haar dochtermaatschappijen
Alle rechten voorbehouden. Volgens copyrightwetgeving mag deze handleiding niet in zijn geheel of gedeeltelijk worden gekopieerd zonder schriftelijke toestemming van Garmin. Garmin
behoudt zich het recht voor om haar producten te wijzigen of verbeteren en om wijzigingen aan te brengen in de inhoud van deze handleiding zonder de verplichting te dragen personen of
organisaties over dergelijke wijzigingen of verbeteringen te informeren. Ga naar www.garmin.com voor de nieuwste updates en aanvullende informatie over het gebruik van dit product.
Garmin
®
en het Garmin logo zijn handelsmerken van Garmin Ltd. of haar dochtermaatschappijen, geregistreerd in de Verenigde Staten en andere landen. GHS
is een handelsmerk van Garmin
Ltd. of haar dochtermaatschappijen. Deze handelsmerken mogen niet worden gebruikt zonder de uitdrukkelijke toestemming van Garmin.
NMEA
®
en NMEA 2000
®
zijn geregistreerde handelsmerken van de National Marine Electronics Association. NOAA
®
is een geregistreerd servicemerk van de National Oceanic and Atmospheric
Administration. BoatU.S.
®
is een geregistreerd handelsmerk van de Boat Owners Association of the United States. Sea Tow
®
is een geregistreerd handelsmerk van Sea Tow Services
International, Inc. United States Power Squadrons
®
is een geregistreerd handelsmerk van United States Power Squadrons. Overige handelsmerken en merknamen zijn het eigendom van hun
respectieve eigenaars.
Inhoudsopgave
Inleiding........................................................................... 1
Overzicht handset....................................................................... 1
Startscherm................................................................................ 1
Systeemstatuspictogrammen.................................................1
Basisbediening............................................................... 1
Het toestel inschakelen en uitschakelen.................................... 1
Het volume aanpassen............................................................... 1
Het squelch-niveau aanpassen.................................................. 2
Een frequentieband selecteren................................................... 2
Een kanaal selecteren................................................................ 2
Uitzenden met de marifoon.........................................................2
Kanalen scannen en opslaan..................................................... 2
Alle kanalen scannen............................................................. 2
Een kanaal opslaan............................................................... 2
Een opgeslagen kanaal verwijderen...................................... 2
Opgeslagen kanalen scannen............................................... 2
Meerdere kanalen bewaken.................................................. 2
Een ander tweede-prioriteitskanaal selecteren.......................... 3
Overschakelen naar prioriteitskanalen....................................... 3
Ontvangstgevoeligheid instellen................................................. 3
Schakelen tussen de uitzendmodi 1 W en 25 W........................ 3
De instelling Laag uitzendvermogen omzeilen...................... 3
De megafoonfunctie gebruiken................................................... 3
Misthoorn.................................................................................... 3
De misthoorn automatisch laten afgaan................................ 4
De misthoorn handmatig laten afgaan................................... 4
De geluidsfrequentie van de misthoorn afstellen................... 4
Tekst invoeren............................................................................ 4
NOAA®-weeruitzendingen en -waarschuwingen........ 4
Afstemmen op weerkanalen....................................................... 4
Weerwaarschuwingen in- en uitschakelen................................. 4
Digital Selective Calling (DSC)...................................... 4
Digital Selective Calling (DSC)................................................... 4
Uw MMSI-nummer invoeren....................................................... 4
Uw MMSI-nummer weergeven................................................... 5
Noodoproepen............................................................................ 5
Een algemene noodoproep verzenden.................................. 5
Een specifieke noodoproep verzenden................................. 5
Wachten op een bevestiging voor een noodoproep en deze
bevestiging ontvangen........................................................... 5
Automatische heruitzending van noodoproepen
beëindigen............................................................................. 5
Een DSC-noodoproep intrekken............................................ 6
Gesprekken plaatsen.................................................................. 6
Individuele oproepen plaatsen............................................... 6
Groepsoproepen plaatsen..................................................... 6
Oproepen aan alle schepen plaatsen.................................... 6
Kanalen voor persoonlijke oproepen of groepsoproepen...... 6
De positie van een vaartuig opvragen................................... 6
Oproepen ontvangen.................................................................. 6
Noodoproepen en doorgegeven noodoproepen
ontvangen.............................................................................. 6
Spoed- en veiligheidsoproepen aan alle schepen
ontvangen.............................................................................. 7
Persoonlijke standaardoproepen ontvangen......................... 7
Positieaanvragen ontvangen................................................. 7
Positieoproepen ontvangen................................................... 7
Groepsoproepen ontvangen.................................................. 7
Positie bijhouden........................................................................ 7
Vaartuigen selecteren en positie bijhouden activeren........... 7
Schepen op de lijst voor positie bijhouden weergeven en
deactiveren............................................................................ 8
Een vaartuig verwijderen uit de lijst met bijgehouden
posities................................................................................... 8
Oproeplog................................................................................... 8
De oproepen in het oproeplog weergeven............................. 8
Een oproep plaatsen vanuit een oproeplog........................... 8
Een schip of station vanuit het oproeplog opslaan in de
schepenlijst............................................................................ 8
Een item uit het oproeplog verwijderen................................. 8
Schepenlijst................................................................................ 8
Vaartuigen en stations bekijken die zijn opgeslagen in de
schepenlijst............................................................................ 8
Een item toevoegen aan de schepenlijst............................... 8
Een item in de schepenlijst bewerken................................... 8
Een item uit de schepenlijst verwijderen................................ 8
Een groep toevoegen............................................................ 8
Een groep bewerken.............................................................. 9
Een groep verwijderen........................................................... 9
DSC-instellingen......................................................................... 9
Handmatig ingevoerde positie-informatie.............................. 9
Automatisch overschakelen naar kanaal 16.......................... 9
Automatische antwoorden verzenden................................... 9
Automatic Transmitter Identification System.............. 9
Uw ATIS-identificatienummer invoeren...................................... 9
ATIS in- en uitschakelen............................................................. 9
Uw ATIS-identificatienummer weergeven.................................10
NMEA 0183 en NMEA 2000®....................................... 10
Extra functionaliteit met andere Garmin toestellen................... 10
Communiceren via NMEA 0183 of NMEA 2000....................... 10
DSC NMEA uitzendingen configureren.................................... 10
Systeeminstellingen..................................................... 10
Instellingen voor getallen.......................................................... 10
Eenheden instellen................................................................... 10
Tijdsverschil configureren.................................................... 11
Een frequentieband selecteren................................................. 11
Een kanaalnaam wijzigen......................................................... 11
De fabrieksinstellingen herstellen............................................. 11
Appendix....................................................................... 11
Waarschuwingen en berichten................................................. 11
Kanalenlijst............................................................................... 11
VHF 315-serie specificaties...................................................... 11
NMEA....................................................................................... 11
NMEA Ondersteunde 0183 IN telegrammen....................... 11
NMEA Ondersteunde 0183 OUT telegrammen................... 12
NMEA 2000 PGN informatie................................................ 12
De behuizing schoonmaken..................................................... 12
Index.............................................................................. 13
Inhoudsopgave i
Inleiding
WAARSCHUWING
Lees de gids Belangrijke veiligheids- en productinformatie in de
verpakking voor productwaarschuwingen en andere belangrijke
informatie.
Overzicht handset
Onderdeel Knop Beschrijving
À
PTT Houd deze knop ingedrukt om te zenden.
Á
DISTRESS Til de klep op en druk op de knop om een
DSC-noodoproep te verzenden met een
geprogrammeerd MMSI-nummer (Uw
MMSI-nummer invoeren, pagina 4).
Â
Druk op de knop die hoort bij het item op
het scherm om dat item te selecteren.
Ã
ENTER Draai de knop in het startscherm om een
ander kanaal te selecteren.
Druk op het startscherm om de
weerkanalen in of uit te schakelen (NOAA
®
-
weeruitzendingen en -waarschuwingen,
pagina 4).
Draai de knop om het volume of squelch-
niveau te wijzigen na het indrukken van de
knop VOL/SQ.
Draai om een item in een lijst te markeren.
Druk op deze knop om een item te
selecteren.
PWR
Noord-
Amerika: 16/9
Internatio-
naal: 16+
Houd deze knop ingedrukt om de marifoon
in of uit te schakelen.
Druk op de knop om te schakelen tussen
voorkeuzezenders.
HI/LO Druk op deze knop om de zendmodus en
vermogensinstellingen te wijzigen.
CLEAR Druk op deze knop om terug te keren naar
de vorige menuoptie.
Druk op deze knop om een inkomende
DSC-oproep te annuleren of te dempen.
MENU Druk op deze knop in het startscherm om
configuratieopties weer te geven.
Druk op deze knop in een menu om terug
te keren naar het startscherm.
DSC Druk op deze knop om een menu met
DSC-opties weer te geven.
VOL/SQ Druk op deze knop om te schakelen tussen
volume en squelch.
Startscherm
À
Radio-systeemstatus, instellingen en waarschuwingen.
Á
Internationale, Canadese of Amerikaanse frequentieband
Â
*Breedtegraad
Ã
*Lengtegraad
Ä
*Tijd
Å
**Snelheid over de grond (SOG) of koers over de grond (COG)
Æ
Afhankelijk van uw huidige activiteit veranderen de functies van de
schermknoppen
Ç
Werkkanaal
*De breedtegraad, lengtegraad en tijd verschijnen wanneer de
marifoon een GPS-signaal heeft ontvangen. U kunt gegevens
handmatig invoeren wanneer de marifoon geen GPS-signaal
heeft.
** De SOG en COG verschijnen wanneer de marifoon een GPS-
signaal heeft, en de optie is ingeschakeld in het menu
(Instellingen voor getallen, pagina 10).
Systeemstatuspictogrammen
Pictogram Status
Een inkomend signaal ontvangen
Uitzenden
Uitzenden op 25 W
Uitzenden op 1 W
Opgeslagen kanaal
Modus voor lokale ontvangst, vaak gebruikt in gebieden
met interferentie op de marifoonfrequentie (zoals havens)
ATIS ingeschakeld
Positietracering ingeschakeld
Automatische kanaalwisseling uitgeschakeld
Inkomende of gemiste DSC-oproep
Weerwaarschuwing
GPS-signaal gevonden
Basisbediening
Het toestel inschakelen en uitschakelen
Houd de knop PWR ingedrukt.
TIP: U kunt instellen dat het toestel automatisch wordt
ingeschakeld (Systeeminstellingen, pagina 10).
Het volume aanpassen
1
Stel het squelch-niveau in op MIN voordat u het volume
aanpast (optioneel).
2
Selecteer VOL/SQ tweemaal.
VOLUME wordt op het scherm weergegeven.
3
Draai aan de knop om het volume te verhogen of te verlagen.
Inleiding 1
Het squelch-niveau aanpassen
U kunt het gevoeligheidsniveau van de squelch aanpassen om
achtergrondgeluiden uit te filteren. Als u het squelch-niveau
verhoogt, hoort u tijdens ontvangst minder achtergrondruis.
1
Selecteer VOL/SQ.
SQUELCH wordt op het scherm weergegeven.
2
Draai de knop linksom tot u geluid hoort.
3
Draai de knop rechtsom tot u geen achtergrondruis meer
hoort.
Een frequentieband selecteren
U kunt schakelen tussen de Amerikaanse, internationale en
Canadese frequentiebanden (Kanalenlijst, pagina 11).
OPMERKING: Niet alle frequentiebanden zijn beschikbaar op
alle modellen.
1
Selecteer MENU > CHANNEL > FREQUENCY BAND.
2
Selecteer een frequentieband.
Een kanaal selecteren
U kunt een internationaal, Canadees of Amerikaans kanaal
selecteren (Een frequentieband selecteren, pagina 2).
Draai de knop.
Uitzenden met de marifoon
1
Selecteer een geschikt kanaal.
2
Controleer of het kanaal vrij is.
OPMERKING: U mag volgens de regels van de Federal
Communications Commission (FCC) en internationale
richtlijnen de communicatie van andere personen niet
hinderen.
3
Selecteer PTT op de handset.
Bovenaan het scherm wordt weergegeven.
4
Spreek in de handset.
OPMERKING: U kunt maximaal vijf minuten uitzenden. Na
vijf minuten uitzenden wordt PTT uitgeschakeld tot u PTT
loslaat.
5
Laat PTT los.
Kanalen scannen en opslaan
Alle kanalen scannen
Als u kanalen scant, zoekt de marifoon naar kanalen die
uitzenden. Als er op een kanaal wordt uitgezonden, stopt de
marifoon bij dat kanaal tot de uitzending wordt beëindigd. Na
vier seconden inactiviteit op een kanaal hervat de marifoon het
scannen.
OPMERKING: Als u ATIS (Automatic Transmitter Identification
System, pagina 9) inschakelt, zal de radio geen kanalen
scannen of opslaan.
1
Selecteer SCAN > ALL.
2
Selecteer een optie:
Als u het huidige actieve kanaal wilt uitsluiten van
volgende scans en het scannen wilt hervatten, selecteert
u SKIP.
Als u elke keer dat een kanaal wordt gescand ook kanaal
16 wilt scannen, selecteert u +CH16.
De radio scant dan bijvoorbeeld kanaal 21, kanaal 16,
kanaal 22, kanaal 16, enzovoort.
Op het scherm van het toestel wordt +CH16
weergegeven .
Als u kanaal 16 wilt scannen in de gebruikelijke volgorde,
selecteert u -CH16.
De radio scant dan bijvoorbeeld kanaal 14, kanaal 15,
kanaal 16, kanaal 17, enzovoort.
Selecteer EXIT als u het scannen wilt beëindigen.
De radio stopt met scannen en stemt af op het laatst
gebruikte, actieve kanaal.
Een kanaal opslaan
U kunt elk kanaal opslaan, behalve de weerkanalen (WX-
kanalen). Er is geen limiet aan het aantal kanalen dat u kunt
opslaan.
1
Selecteer SCAN.
2
Draai de knop ENTER tot u een kanaal vindt dat u wilt
opslaan.
3
Selecteer SAV CH.
Boven een opgeslagen kanaal wordt weergegeven.
Een opgeslagen kanaal verwijderen
1
Selecteer SCAN.
2
Draai de knop ENTER tot u een opgeslagen kanaal hebt
gevonden.
OPMERKING: Boven een opgeslagen kanaal wordt
weergegeven.
3
Selecteer SAV CH.
Opgeslagen kanalen scannen
U kunt alleen de kanalen scannen die u hebt opgeslagen. Als er
op een opgeslagen kanaal wordt uitgezonden, stopt de marifoon
bij dat kanaal tot de uitzending wordt beëindigd. Na vier
seconden inactiviteit op een kanaal hervat de marifoon het
scannen.
OPMERKING: Als u ATIS (Automatic Transmitter Identification
System, pagina 9) inschakelt, zal de radio geen kanalen
scannen of opslaan.
1
Selecteer SCAN > SAVED.
2
Selecteer een optie:
Als u het huidige actieve kanaal wilt uitsluiten van
volgende scans en het scannen wilt hervatten, selecteert
u SKIP.
Als u elke keer dat een opgeslagen kanaal wordt gescand
ook kanaal 16 wilt scannen, selecteert u +CH16.
De marifoon scant dan bijvoorbeeld opgeslagen kanaal
21, kanaal 16, opgeslagen kanaal 25, kanaal 16,
enzovoort.
Op het scherm van het toestel wordt +CH16
weergegeven .
Selecteer -CH16 als u het scannen van kanaal 16 wilt
stoppen.
De marifoon scant dan bijvoorbeeld opgeslagen kanaal
21, opgeslagen kanaal 25, enzovoort.
Selecteer EXIT als u het scannen wilt beëindigen.
De marifoon stopt met scannen en stemt af op het laatst
gebruikte, actieve kanaal.
Meerdere kanalen bewaken
Voordat u meerdere kanalen kunt bewaken, moet u ATIS
(Automatic Transmitter Identification System, pagina 9)
uitschakelen.
U kunt prioriteitskanalen en het momenteel geselecteerde
kanaal bewaken op uitzendactiviteit. Kanaal 16 is het eerste-
prioriteitskanaal op de marifoon. Kanaal 9 is het standaard
tweede-prioriteitskanaal. U kunt een ander kanaal
programmeren als uw tweede-prioriteitskanaal (Een ander
tweede-prioriteitskanaal selecteren, pagina 3).
Selecteer WATCH.
2 Basisbediening
Twee kanalen bewaken
U kunt tegelijk uw huidige kanaal en kanaal 16 bewaken.
Selecteer WATCH > DUAL.
DUAL WATCH. De kanalen die u bewaakt, worden nu op het
scherm weergegeven. Bijvoorbeeld, DUAL WATCH CH: en
16 + 9.
Drie kanalen bewaken
U kunt tegelijk het huidige kanaal, kanaal 16 en uw tweede-
prioriteitskanaal bewaken.
Selecteer WATCH > TRI.
TRI WATCH, het huidige kanaal, kanaal 16 en uw tweede-
prioriteitskanaal worden op het scherm weergegeven.
Bijvoorbeeld, TRI WATCH CH: en 75 + 16 + 9.
Een ander tweede-prioriteitskanaal
selecteren
U kunt een ander kanaal dan kanaal 9 selecteren als uw
tweede-prioriteitskanaal.
1
Selecteer MENU > CHANNEL > 2ND PRIORITY.
2
Draai de knop ENTER naar het voorkeurskanaal.
3
Selecteer OK.
Overschakelen naar prioriteitskanalen
U kunt snel schakelen tussen uw huidige actieve kanaal en een
prioriteitskanaal. Als u overschakelt naar een prioriteitskanaal,
wordt het zendvermogen automatisch ingesteld op hoog (25 W)
en als u weer terugschakelt naar uw huidige kanaal, wordt de
zendvermogeninstelling hersteld.
Op Noord-Amerikaanse modellen kunt u snel schakelen tussen
kanaal 16, uw tweede-prioriteitskanaal en uw oorspronkelijke
kanaal met de knop 16/9.
Op internationale modellen kunt u snel schakelen tussen kanaal
16 en uw oorspronkelijke kanaal met de knop 16+.
1
Als u van het huidige kanaal wilt overschakelen naar kanaal
16, selecteert u 16/9 of 16+.
Het zendvermogen wordt automatisch ingesteld op hoog
(25 W). U kunt HI/LO > 1W selecteren om het zendvermogen
op laag (1 W) in te stellen.
2
Selecteer op Noord-Amerikaanse modellen 16/9 om over te
schakelen naar uw tweede-prioriteitskanaal.
3
Selecteer 16/9 of 16+ om terug te keren naar uw vorige
kanaal en uw vorige zendvermogeninstelling.
Ontvangstgevoeligheid instellen
U kunt de ontvangstgevoeligheid van de marifoon regelen. Als u
last hebt van ruis in gebieden met veel verkeer of in gebieden
waar sprake is van elektromagnetische interferentie,
bijvoorbeeld in de buurt van zendmasten voor mobiele telefonie,
kunt u de ontvangstgevoeligheid instellen op LOC om de
gevoeligheid van de ontvanger te verlagen. In afgelegen
gebieden en op open water kunt u de ontvangstgevoeligheid
instellen op DIST om het bereik van de ontvanger te
maximaliseren.
1
Selecteer HI/LO.
2
Selecteer een optie:
Selecteer LOC om de lokale ontvangstgevoeligheid in te
schakelen.
Selecteer DIST om de ontvangstgevoeligheid over lange
afstanden in te schakelen.
Schakelen tussen de uitzendmodi 1 W en 25
W
U kunt het uitzendvermogen van de marifoon instellen. Laag
(1 W) wordt gebruikt voor lokale uitzendingen en hoog (25 W)
voor uitzendingen over lange afstanden en nooduitzendingen.
Als twee signalen op dezelfde frequentie worden uitgezonden,
ontvangt een VHF-marifoon alleen het krachtigste signaal. Voor
niet-noodoproepen moet u de laagste zendvermogeninstelling
gebruiken waarop u kunt communiceren. Op die manier verlaagt
u de kans dat u met uw uitzendingen de uitzendingen van
anderen verstoort.
Uitzendingen via de Amerikaanse frequentieband op kanaal 13
en 67 moeten standaard bij laag vermogen (1 W) plaatsvinden.
U kunt de vermogensinstelling tijdens uitzending tijdelijk
omzeilen (De instelling Laag uitzendvermogen omzeilen,
pagina 3).
Uitzendingen via de internationale frequentieband op kanaal 15
en 17 moeten bij laag vermogen (1 W) plaatsvinden. Het is op
de marifoon niet mogelijk uitzendingen op deze kanalen in te
stellen op hoog zendvermogen (25 W).
1
Selecteer HI/LO.
2
Selecteer 1W of 25W.
3
Selecteer OK.
De instelling Laag uitzendvermogen omzeilen
Uitzendingen via de Amerikaanse frequentieband op kanaal 13
en 67 moeten standaard via laag vermogen (1 W) plaatsvinden,
omdat deze bedoeld zijn voor schip-naar-schip (brug-naar-brug)
communicatie. Als andere marifoons deze kanalen niet kunnen
ontvangen vanwege de instelling op laag vermogen, kunt u de
standaardbeperking omzeilen.
1
Selecteer PTT bij gebruik van Amerikaans kanaal 13 of 67.
2
Selecteer tijdens uitzending 25W.
De megafoonfunctie gebruiken
Voordat u gebruik kunt maken van de megafoonfunctie, moet u
een scheepsmegafoon (optioneel) installeren. Raadpleeg de
Installatie-instructies van de VHF 315 serie voor meer
informatie.
Met de scheepsmegafoon kunt u aan boord of naar de kust
mededelingen omroepen. De megafoon biedt ook de
mogelijkheid van tweewegscommunicatie tussen verbonden
marifoons. U kunt communiceren met het schip via de marifoon
of handset en met de megafoon opgevangen geluiden
beluisteren via de luidspreker van de marifoon. Op vaartuigen
met gesloten cabines kunt u via de megafoon de geluiden aan
dek horen.
OPMERKING: Als de marifoon in de megafoonmodus staat,
ontvangt deze geen uitzendingen via het actieve kanaal.
1
Selecteer PA > HAILER.
Geluiden die via de megafoon worden ontvangen, zijn te
horen via de marifoonluidspreker.
2
Houd PTT ingedrukt.
3
Selecteer een optie:
Spreek in de handset, als u een mededeling wilt
omroepen.
Als u het volume van de megafoonuitzending wilt
aanpassen, draait u aan de knop ENTER.
4
Laat PTT los als u het zenden wilt stoppen en uitzendingen
van andere verbonden marifoons op het schip wilt
beluisteren.
Misthoorn
OPMERKING: De misthoornfunctie is niet beschikbaar op alle
VHF-marifoonmodellen.
Basisbediening 3
Voordat u de misthoorn kunt gebruiken, moet u een
megafoonhoorn (optioneel) installeren op het dek of de toren
van uw boot. Zie voor meer informatie de installatie-instructies
bij de VHF 315-serie.
De misthoorn is onderdeel van het PA-systeem (Public Address)
van de marifoon. U kunt de misthoorn laten klinken via een
megafoonhoorn of een externe luidspreker. De marifoon kan de
misthoorn automatisch laten afgaan met standaardpatronen. U
kunt de misthoorn ook handmatig bedienen. Als u de misthoorn
handmatig bedient, kunt u geluiden die de misthoorn heeft
opgevangen beluisteren via de luidspreker van de marifoon.
De misthoorn automatisch laten afgaan
1
Selecteer PA > FOG > AUTO.
2
Selecteer een type misthoorn.
De marifoon schakelt tussen het uitzenden van
geluidssignalen in een vast patroon en het ontvangen van
signalen van andere marifoons.
3
Draai de knop ENTER om het volume van de hoorn in te
stellen (optioneel).
De misthoorn handmatig laten afgaan
OPMERKING: Als u de hoorn handmatig bedient, ontvangt de
marifoon geen signalen tussen uitgezonden hoornsignalen door.
1
Selecteer PA > FOG > MANUAL.
Geluiden worden via de hoorn ontvangen en zijn via de
marifoonluidspreker te beluisteren.
2
Houd PTT ingedrukt.
OPMERKING: De hoorn stopt met signalen uitzenden als u
PTT loslaat.
3
Draai de knop ENTER om het volume van de hoorn in te
stellen (optioneel).
De geluidsfrequentie van de misthoorn afstellen
U kunt de geluidsfrequentie van de misthoorn verhogen of
verlagen. De hoogte van de toon stijgt bij een verhoging van de
frequentie en daalt bij een verlaging van de frequentie. De
minimale instelling is 200 Hz en de maximale instelling is 850
Hz. De standaardinstelling is 350 Hz. Er zijn regels voor de
juiste frequentie van misthoorns. Deze is afhankelijk van de
grootte van uw vaartuig.
1
Selecteer MENU > SYSTEM > FOG FREQUENCY.
2
Draai de knop ENTER om de frequentie af te stellen in
stappen van 50 Hz.
3
Selecteer ACCEPT.
Tekst invoeren
Mogelijk moet u een naam, een nummer of een andere tekst
invoeren in de marifoon.
1
Draai in een nummer- of tekstveld de knop ENTER om het
nummer, de letter of het teken te wijzigen.
2
Druk op de knop ENTER om het nummer, de letter of het
teken te accepteren en naar de volgende positie in de reeks
te gaan.
3
Herhaal deze procedure voor elk nummer, elke letter of elk
teken.
OPMERKING: U kunt selecteren om terug te keren naar
het vorige invoerveld in de reeks.
4
Selecteer ACCEPT.
NOAA
®
-weeruitzendingen en -
waarschuwingen
OPMERKING: Deze functie is niet op alle marifoonmodellen
beschikbaar.
NOAA-weeruitzendingen via de weerkanalen (WX) zijn alleen
beschikbaar in de VS en bepaalde delen van Canada.
Compatibele marifoonmodellen zijn geprogrammeerd met 10
WX-kanalen om weeruitzendingen van de National Oceanic and
Atmospheric Organization (NOAA) in de gaten te houden. WX-
kanalen zijn alleen te beluisteren, zenden continu uit en worden
regelmatig bijgewerkt. NOAA-weersinformatie is regionaal en
relevant voor uw ontvangstgebied.
Afstemmen op weerkanalen
1
Druk in het startscherm op de knop ENTER.
WX wordt op het scherm weergegeven.
2
Draai de knop ENTER om een ander weerkanaal te kiezen.
Weerwaarschuwingen in- en uitschakelen
U kunt weerwaarschuwingen (WX) inschakelen als u
standaardmarifoonkanalen gebruikt.
1
Selecteer bij het afstemmen op weerkanalen ALERT om
weerwaarschuwingen in of uit te schakelen.
Met wordt aangegeven dat weerwaarschuwingen zijn
ingeschakeld.
2
Selecteer EXIT.
De marifoon werkt weer normaal, maar blijft letten op
weerwaarschuwingen.
Digital Selective Calling (DSC)
Digital Selective Calling (DSC)
OPMERKING: Voordat u DSC-functies kunt gebruiken, moet u
een MMSI- nummer (Mobile Marine Safety Identity) invoeren
(Uw MMSI-nummer invoeren, pagina 4). Een MMSI-nummer
identificeert elke DSC-marifoon, net als een telefoonnummer.
DSC (Digital Selective Calling) is een belangrijk onderdeel van
het GMDSS (Global Maritime Distress and Safety System). Met
DSC kunnen VHF-marifoons rechtstreeks digitale oproepen
verzenden naar en ontvangen van andere vaartuigen en
stations langs de kust, inclusief de Amerikaanse en Canadese
kustwacht. De marifoon beschikt over volledige DSC-
functionaliteit van klasse D.
Als u een GPS-toestel op de zendontvanger aansluit, worden
uw lengtegraad, breedtegraad en de huidige tijd verzonden als u
een noodoproep of een ander type DSC-oproep plaatst. Als u
uw positiegegevens handmatig invoert, worden uw lengtegraad,
breedtegraad en tijd van invoer verzonden met de oproep. Als
uw locatiegegevens automatisch worden verzonden, is hulp in
noodgevallen sneller ter plaatse.
Kanaal 70 is gereserveerd voor DSC-oproepen en uw toestel
gebruikt een speciale ontvanger voor continue bewaking van
kanaal 70. U hoeft het kanaal niet te wijzigen om een DSC-
oproep te plaatsen. Uw toestel schakelt automatisch over op
kanaal 70 om een DSC-oproep te verzenden. Het verzenden
van de DSC-gegevens via kanaal 70 neemt minder dan één
seconde in beslag, waarna wordt afgestemd op een geschikt
kanaal voor spraakcommunicatie.
wordt weergegeven op het toestelscherm in geval van een
inkomende of gemiste DSC-oproep.
OPMERKING: Het toestel schakelt DSC automatisch uit als u
ATIS (Automatic Transmitter Identification System, pagina 9)
inschakelt.
Uw MMSI-nummer invoeren
LET OP
U kunt uw MMSI-nummer slechts één keer invoeren. Als u uw
MMSI-nummer moet wijzigen nadat u het hebt ingevoerd, moet
4 NOAA
®
-weeruitzendingen en -waarschuwingen
u de marifoon naar de Garmin
®
dealer brengen voor
herprogrammering.
Het MMSI-nummer (Mobile Marine Safety Identity) is een
negencijferige code die fungeert als een DSC-
identificatienummer en is vereist om de DSC-functies van de
marifoon te kunnen gebruiken. U kunt een MMSI-nummer
aanvragen bij de telecommunicatie-instantie of het
scheepsregister voor uw land. In de VS kunt u bij de volgende
instanties een MMSI-nummer aanvragen:
FCC (Federal Communications Commission): Toegewezen
nummers worden internationaal herkend
BoatU.S.
®
, Sea Tow
®
of United States Power Squadrons
®
:
Toegewezen nummers gelden alleen voor Amerikaanse
wateren.
1
Selecteer MENU > DSC > MY MMSI.
2
Voer uw MMSI-nummer in (Tekst invoeren, pagina 4).
3
Selecteer ACCEPT.
U wordt gevraagd uw identiteit te bevestigen.
4
Voer uw MMSI-nummer nogmaals in en selecteer ACCEPT.
Als de MMSI-nummers die u hebt ingevoerd niet
overeenkomen, wordt een bericht weergegeven.
5
Selecteer zo nodig RETRY en voer het nummer nogmaals in.
Uw MMSI-nummer weergeven
Selecteer MENU > DSC > MY MMSI.
Noodoproepen
Als u een noodoproep plaatst, wordt deze verzonden naar alle
DSC-compatibele marifoons binnen het ontvangstbereik. Uw
huidige GPS-positie (lengte- en breedtegraad) en de huidige tijd
worden in de verzending meegenomen als een GPS-toestel op
uw zendontvanger is aangesloten. Als u uw positiegegevens en
de tijd handmatig hebt ingevuld, wordt die informatie verzonden
met de oproep.
OPMERKING: Maak uzelf de standaardopmaak van
noodoproepen en het protocol eigen, zodat uw oproepen
duidelijk en effectief zijn.
Een algemene noodoproep verzenden
Als u een algemene noodoproep verzendt, wordt de aard van de
noodsituatie niet verzonden naar de ontvangende stations. Het
verzenden van een algemene noodoproep is een snellere
procedure waarmee u tijd kunt besparen in een noodsituatie.
1
Til de veerklep op en houd de knop DISTRESS gedurende
ten minste 3 seconden ingedrukt.
De marifoon piept en telt de seconden af. DISTRESS CALL
COUNTING DOWN wordt op het scherm weergegeven.
De marifoon geeft een waarschuwingssignaal, schakelt over
naar kanaal 70 en verzendt uw oproep met hoog vermogen
(25 W).
2
Druk op een knop om het waarschuwingssignaal uit te
schakelen.
De marifoon stemt af op kanaal 16 met hoog (25 W)
vermogen.
3
Selecteer PTT op de handset of de marifoon om uw
noodoproep te verzenden.
De marifoon wacht op bevestiging (ACK) via kanaal 70 door
een luisterend station.
Een specifieke noodoproep verzenden
Als u een specifieke noodoproep verzendt, wordt de aard van de
noodsituatie verzonden naar de ontvangende stations.
1
Til de veerklep op en druk op de knop DISTRESS.
2
Draai de knop ENTER en selecteer het type noodoproep.
TIP: U kunt CLEAR selecteren om het scherm af te sluiten
zonder een noodoproep te verzenden.
3
Houd de knop DISTRESS ten minste drie seconden
ingedrukt.
De marifoon piept en telt de seconden af. DISTRESS CALL
COUNTING DOWN wordt op het scherm weergegeven.
De marifoon geeft een waarschuwingssignaal, schakelt over
naar kanaal 70 en verzendt uw oproep met hoog vermogen
(25 W).
4
Druk op een knop om het waarschuwingssignaal uit te
schakelen.
De marifoon stemt af op kanaal 16 met hoog (25 W)
vermogen.
5
Selecteer PTT op de handset of de marifoon om uw bericht
te verzenden.
De marifoon wacht op bevestiging (ACK) via kanaal 70 door
een luisterend station.
Wachten op een bevestiging voor een noodoproep en
deze bevestiging ontvangen
Als de marifoon geen bevestiging ontvangt voor een
noodoproep, wordt de noodoproep nogmaals verzonden op enig
moment tussen 3,5 en 4,5 minuten later en wordt dit op
willekeurige intervallen herhaald tot de marifoon een bevestiging
ontvangt.
Als de marifoon de bevestiging ontvangt, klinkt er een
piepsignaal en wordt DISTRSS ACK op het scherm
weergegeven.
1
Druk op een knop om de pieptonen uit te schakelen.
2
Selecteer om extra informatie weer te geven.
TIP: Als het MMSI-nummer van het station dat het
bevestigingssignaal verzendt in uw schepenlijst staat, wordt
de naam die bij dat MMSI-nummer hoort op het scherm
weergegeven. Als het MMSI-nummer van het station niet in
uw schepenlijst staat, wordt het op het scherm weergegeven.
3
Selecteer ACCEPT.
Heruitzending noodoproep onderbreken en hervatten
Als de marifoon geen bevestiging ontvangt voor een
noodoproep, wordt de noodoproep nogmaals verzonden op enig
moment tussen 3,5 en 4,5 minuten later en wordt dit op
willekeurige intervallen herhaald tot de marifoon een bevestiging
ontvangt. U kunt het aftellen tot de heruitzending onderbreken
en hervatten.
1
Verzend een specifieke of algemene noodoproep.
2
Selecteer PAUSE.
Het aftellen tot de heruitzending van de noodoproep wordt
gestopt.
3
Selecteer een optie:
Selecteer RESUME om het aftellen te hervatten.
Als u de noodoproep wilt intrekken, selecteert u CANCEL
(Een DSC-noodoproep intrekken, pagina 6).
Automatische heruitzending van noodoproepen
beëindigen
Selecteer CANCEL.
De marifoon blijft afgestemd op kanaal 16.
OPMERKING: Door CANCEL te selecteren wordt de
automatische herhaling van de oproep beëindigd, maar aan
andere stations wordt niet doorgegeven dat er geen sprake
meer is van een noodsituatie. Als u zich niet langer in een
noodsituatie bevindt, moet u de noodoproep intrekken (Een
DSC-noodoproep intrekken, pagina 6).
Digital Selective Calling (DSC) 5
Een DSC-noodoproep intrekken
Een noodoproep wordt pas verzonden nadat u de knop
DISTRESS minstens drie seconden ingedrukt hebt gehouden.
Als u per ongeluk een noodoproep plaatst of als er geen sprake
meer is van een noodsituatie, dient u de oproep direct te
annuleren door via kanaal 16 een spraakbericht naar alle
stations te verzenden.
1
Selecteer CANCEL > YES en wacht tot DISTRESS CANCEL
HAS BEEN SENT op het scherm wordt weergegeven.
2
Selecteer OK.
3
Houd PTT op de handset ingedrukt en verzend een duidelijk
spraakbericht om de noodoproep te annuleren (Script voor
annulering van noodoproepen, pagina 6).
4
Selecteer een optie:
Selecteer END om de annulering van de noodoproep te
voltooien en de normale werking van de marifoon te
herstellen.
Selecteer RESEND om de annulering van de noodoproep
nogmaals te verzenden en het proces opnieuw te starten.
Script voor annulering van noodoproepen
Wanneer u een DSC-noodoproep intrekt (Een DSC-noodoproep
intrekken, pagina 6), moet u een passend annuleringsbericht
verzenden.
Bijvoorbeeld: "All stations, all stations, all stations, this is _____
(naam van vaartuig), MMSI number ____, position ____ (North
of South), ____ (West of East). Cancel my distress alert of ____
(datum en tijd). This is ____ (naam van vaartuig), MMSI number
____. Out."
Gesprekken plaatsen
Individuele oproepen plaatsen
1
Selecteer DSC > INDIVIDUAL.
2
Selecteer een optie:
Selecteer MANUAL om het MMSI-nummer handmatig in
te voeren, voer het MMSI-nummer in en selecteer
ACCEPT.
Selecteer DIRECTORY om een item te selecteren in de
schepenlijst en selecteer een item.
Selecteer RECENT CALLS als u een recente oproep wilt
selecteren.
3
Selecteer een kanaal (Kanalen voor persoonlijke oproepen of
groepsoproepen, pagina 6).
De marifoon verzendt het verzoek tegelijk met uw oproep.
4
Selecteer CALL.
De marifoon verzendt deze oproep via kanaal 70 en gaat
terug naar het vorige kanaal, maar blijft ook luisteren naar
een bevestiging op kanaal 70. Zodra de bevestiging is
ontvangen, schakelt de marifoon over naar het kanaal dat u
hebt geselecteerd voor de oproep.
Groepsoproepen plaatsen
Voordat u een oproep kunt verzenden naar een groep, moet u
eerst het MMSI-nummer van de groep invoeren in de
schepenlijst (Een groep toevoegen, pagina 8).
U kunt contact maken met een groep specifieke schepen,
bijvoorbeeld een zeilclub of een vloot, door een groepsoproep
uit te voeren.
1
Selecteer DSC > GROUP > CALL.
2
Selecteer een opgeslagen groep.
3
Selecteer een kanaal (Kanalen voor persoonlijke oproepen of
groepsoproepen, pagina 6).
De marifoon verzendt het kanaalverzoek tegelijk met uw
oproep.
4
Selecteer CALL.
De marifoon verzendt deze oproep op kanaal 70 en schakelt
vervolgens naar het geselecteerde kanaal.
Oproepen aan alle schepen plaatsen
Een oproep aan alle schepen wordt verzonden naar alle stations
binnen ontvangstafstand van uw marifoon. U kunt twee soorten
oproepen aan alle schepen plaatsen. Veiligheidsoproepen om
belangrijke informatie over navigatie of over het weer te
verzenden. Spoedoproepen om informatie te verzenden over de
veiligheid van een vaartuig of persoon wanneer er geen direct
gevaar is. De kapitein moet bepalen of in een bepaalde situatie
een veiligheidsoproep of een spoedoproep vereist is.
1
Selecteer DSC > ALL SHIPS.
2
Selecteer SAFETY of URGENCY.
3
Selecteer een kanaal (Kanalen voor persoonlijke oproepen of
groepsoproepen, pagina 6).
De marifoon verzendt het kanaalverzoek tegelijk met uw
oproep.
4
Selecteer CALL.
De marifoon verzendt deze oproep via kanaal 70 en schakelt
vervolgens over naar het geselecteerde kanaal.
Kanalen voor persoonlijke oproepen of
groepsoproepen
Wanneer u een persoonlijke oproep of groepsoproep plaatst,
moet u een keuze maken uit de aangewezen DSC-kanalen. De
marifoon verzendt dit verzoek tegelijk met uw oproep.
VS: Kanaal 6, 8, 9, 10, 13, 17, 67, 68, 69, 71, 72, 73 of 77.
Canada en internationaal: Alle Amerikaanse kanalen plus
kanaal 15
DSC-kanalen zijn beperkt tot kanalen die beschikbaar zijn op
alle frequentiebanden. U kunt CUSTOM selecteren als u een
kanaal wilt selecteren dat niet wordt vermeld. Als u een
aangepast selecteert, kan het station dat u oproept dit kanaal
mogelijk niet verwerken. U moet een kanaal selecteren dat
geschikt is voor communicatie.
De positie van een vaartuig opvragen
Positiegegevens die worden ontvangen van stations die
reageren op positieaanvraagoproepen, worden verzonden via
het NMEA
®
netwerk. U kunt de vaartuigen volgen op uw Garmin
kaartplotter.
1
Selecteer DSC > POS. REQUEST.
2
Selecteer een optie:
Selecteer MANUAL om het MMSI-nummer handmatig in
te voeren, voer het MMSI-nummer in en selecteer
ACCEPT.
Selecteer DIRECTORY om een item te selecteren in de
schepenlijst en selecteer een item.
3
Selecteer CALL.
De marifoon verzendt deze oproep via kanaal 70 en gaat
terug naar het vorige kanaal. Op het scherm wordt WAITING
FOR ACKNOWLEDGE weergegeven.
Oproepen ontvangen
Noodoproepen en doorgegeven noodoproepen
ontvangen
Als een noodoproep of een doorgegeven noodoproep wordt
ontvangen, wordt op het marifoonscherm de tekst DISTRESS of
DISTR RELAY weergegeven, evenals informatie over de oproep
(zoals het MMSI-nummer en de aard van het noodgeval). Een
noodoproep wordt verzonden vanaf een vaartuig dat hulp nodig
heeft, en een doorgegeven noodoproep wordt verzonden vanaf
een ander vaartuig of vanaf een station namens een vaartuig
dat hulp nodig heeft.
6 Digital Selective Calling (DSC)
De marifoon verstuurt, afhankelijk van de instelling van de
MMSI-filtering, gegevens over de oproep via het NMEA netwerk
(DSC NMEA uitzendingen configureren, pagina 10).
OPMERKING: Wanneer een noodoproep wordt ontvangen,
schakelt de marifoon na tien seconden automatisch over naar
kanaal 16 .
Wanneer u een noodoproep ontvangt, selecteert u een optie:
Selecteer om extra informatie over de noodoproep te
bekijken en over te schakelen naar kanaal 16.
Selecteer OK om de noodoproep te accepteren en over te
schakelen naar kanaal 16.
Als u informatie over de noodoproep wilt bekijken zonder
automatisch over te schakelen naar kanaal 16, selecteert
u PAUSE.
Druk op CLEAR om de noodoproep te negeren en op het
huidige kanaal te blijven.
Spoed- en veiligheidsoproepen aan alle schepen
ontvangen
Wanneer u een spoed- of veiligheidsoproep aan alle schepen
ontvangt, wordt op het scherm ALL SHIPS en als type oproep
URGENCY of SAFETY weergegeven. Als de kanaalaanvraag
voor een ongeldig kanaal is, wordt INVALID CH REQUEST
weergegeven op het scherm.
OPMERKING: Wanneer een oproep aan alle schepen wordt
ontvangen, schakelt de marifoon na tien seconden automatisch
naar het gevraagde kanaal.
Wanneer u een spoed- of veiligheidsoproep ontvangt,
selecteert u een optie:
Selecteer om extra informatie over de oproep te
bekijken en over te schakelen naar het aangevraagde
kanaal.
Selecteer OK om de oproep te accepteren en over te
schakelen naar het aangevraagde kanaal.
Als u informatie wilt over de oproep zonder het gevraagde
kanaal automatisch in te schakelen, selecteert uPAUSE.
Druk op CLEAR om de oproep te negeren en op het
huidige kanaal te blijven.
Persoonlijke standaardoproepen ontvangen
Wanneer u een persoonlijke standaardoproep ontvangt, wordt
op het scherm INDIVIDUAL en als type oproep ROUTINE
weergegeven. Als de kanaalaanvraag voor een ongeldig kanaal
is, wordt INVALID CH REQUEST weergegeven op het scherm.
OPMERKING: Wanneer een individuele oproep wordt
ontvangen, schakelt de marifoon na tien seconden automatisch
naar het gevraagde kanaal.
Wanneer een oproep op een geldig kanaal wordt ontvangen,
selecteert u een optie:
Selecteer OK om de oproep te accepteren en over te
schakelen naar het aangevraagde kanaal.
Als u informatie wilt over de oproep zonder het gevraagde
kanaal automatisch in te schakelen, selecteert uPAUSE.
Druk op CLEAR om de oproep te negeren en op het
huidige kanaal te blijven.
Positieaanvragen ontvangen
U kunt de marifoon zodanig configureren dat binnenkomende
positieaanvragen automatisch worden beantwoord. U kunt ook
instellen dat u binnenkomende aanvragen wilt beoordelen en
goedkeuren voordat deze worden beantwoord (Automatische
antwoorden verzenden, pagina 9).
Wanneer u een positieaanvraag ontvangt terwijl automatische
beantwoording van positieaanvragen is ingeschakeld, wordt op
het scherm de tekst SENDING ACKNOWLEDGE weergegeven
en wordt uw positie automatisch verzonden. Zodra de positie is
verzonden, wordt op het scherm de tekst POSITION SENT
weergegeven.
Wanneer u een positieaanvraag ontvangt terwijl automatische
beantwoording van positieaanvragen is uitgeschakeld, wordt op
het scherm de tekst POS. REQUEST weergegeven.
Wanneer u een positieaanvraag ontvangt terwijl
automatische beantwoording van positieaanvragen is
uitgeschakeld, kiest u OK en selecteert u vervolgens een
optie:
Selecteer OK als u op de positieaanvraag wilt
beantwoorden met uw huidige positie.
Als er GPS-positiegegevens of handmatig ingevoerde
positiegegevens beschikbaar zijn, wordt uw positie naar
het andere vaartuig verzonden.
Als u de positieaanvraag wilt negeren, drukt u op CLEAR.
Positieoproepen ontvangen
Wanneer u een positieoproep ontvangt, worden op het scherm
de tekst POS. SEND en de positiegegevens weergegeven.
Selecteer OK.
Het positierapport wordt opgeslagen in het oproeplog.
Groepsoproepen ontvangen
Wanneer u een groepsoproep ontvangt, wordt op het scherm
GROUP weergegeven en wordt er gevraagd of u wilt
overschakelen naar het aangevraagde kanaal. Als het
aangevraagde kanaal ongeldig is, wordt INVALID CH
REQUEST weergegeven op het scherm.
1
Selecteer OK.
2
Draai aan de knop ENTER om het aangevraagde kanaal te
selecteren.
3
Selecteer OK.
Positie bijhouden
Als u de functie voor positie bijhouden inschakelt, verzendt de
marifoon met regelmatige tussenpozen positieaanvragen om de
positie van maximaal drie vaartuigen bij te houden.
De marifoon verzendt ontvangen positiegegevens via het NMEA
netwerk en u kunt de vaartuigen volgen met de Garmin
kaartplotter (DSC NMEA uitzendingen configureren,
pagina 10).
Vaartuigen selecteren en positie bijhouden activeren
Voordat u positie bijhouden kunt gebruiken, moet u minimaal
één vaartuig hebben opgeslagen in de schepenlijst
(Schepenlijst, pagina 8).
1
Selecteer DSC > POS. TRACKING > ADD ENTRY.
2
Tik op de vaartuigen die u wilt bijhouden.
U kunt de positie bijhouden van maximaal drie vaartuigen
tegelijk. Wanneer u een vierde vaartuig selecteert, klinkt er
een fouttoon en moet u een vaartuig verwijderen voordat u
een nieuw kunt toevoegen.
3
Selecteer BEGIN TRACKING.
Op het scherm wordt weergegeven wanneer de marifoon
vaartuigen volgt.
Volgorde voor pollinginterval voor positie bijhouden
Volgens de regels is het toegestaan om eenmaal per vijf
minuten een positieaanvraagoproep te verzenden. Wanneer u
meerdere vaartuigen volgt, verzendt de marifoon om de beurt
een oproep naar elk vaartuig in de lijst, met tussenpozen van vijf
minuten. Als een vaartuig niet reageert op vijf opeenvolgende
positieaanvraagoproepen, verwijdert de marifoon dat vaartuig uit
de lijst met bijgehouden posities.
In deze tabel ziet u hoe het tijdsinterval wordt toegepast op de
vaartuigen in de lijst voor het bijhouden van posities.
Digital Selective Calling (DSC) 7
Schip Tijd
Schip 1 0 minuten (onmiddellijk na starten van positie bijhouden)
Schip 2 5 minuten
Schip 3 10 minuten
Schip 1 15 minuten
Schip 2 20 minuten
Schip 3 25 minuten
Schepen op de lijst voor positie bijhouden weergeven
en deactiveren
De vaartuigen die u in de lijst voor positie bijhouden wilt laten
staan maar niet actief wilt volgen, kunt u deactiveren.
1
Selecteer DSC > POS. TRACKING > VESSELS.
2
Selecteer een schip.
3
Selecteer OFF.
Een vaartuig verwijderen uit de lijst met bijgehouden
posities
Vaartuigen die u niet meer wilt volgen, kunt u verwijderen uit de
lijst met vaartuigen waarvan u de positie bijhoudt.
1
Selecteer DSC > POS. TRACKING > DELETE.
2
Selecteer een schip.
3
Selecteer YES.
Oproeplog
Wanneer de marifoon een DSC-oproep ontvangt, worden de
datum en tijd, het oproepende station en het type oproep
opgeslagen in het oproeplog. De marifoon slaat ook de breedte-
en lengtegraad op van het oproepende station, als die gegevens
met de oproep worden meegezonden.
DSC-oproepen worden opgeslagen als noodoproep,
positieoproep of andere oproepen.
Type oproep Oproeplog
Noodoproep Noodoproep
Doorgegeven noodoproep Noodoproep
Bevestiging van noodoproep Noodoproep
Positie verzenden Positie
Positieaanvraag Positie
Groep Overige
Alle schepen Overige
Persoonlijk Overige
Wanneer u een oproepend station invoert in de schepenlijst,
wordt de naam van het station weergegeven in de lijst met
oproepen. Als het oproepende station niet is opgeslagen in de
schepenlijst, wordt het MMSI-nummer weergegeven in de lijst
met oproepen. Het stationstype wordt aangegeven met een
symbool.
Symbool Betekenis MMSI-nummerindeling
Scheepsstation XXXXXXXXX
Groepsoproep 0XXXXXXXX
Kuststation 00XXXXXXX
De oproepen in het oproeplog weergeven
1
Selecteer DSC > CALL LOG.
2
Selecteer een oproeplogcategorie.
3
Selecteer een oproep.
Informatie over de oproep wordt weergegeven op het
scherm.
Een oproep plaatsen vanuit een oproeplog
Oproepen die worden geplaatst vanuit het oproeplog, worden
geplaatst als persoonlijke standaardoproepen.
1
Selecteer DSC > CALL LOG.
2
Selecteer een type oproeplog.
3
Selecteer het MMSI-nummer of de stationsnaam.
4
Selecteer CALL.
5
Selecteer een kanaal waarop u de oproep wilt verzenden
(Kanalenlijst, pagina 11).
De marifoon verzendt het kanaalverzoek tegelijk met uw
oproep.
6
Selecteer CALL.
Een schip of station vanuit het oproeplog opslaan in
de schepenlijst
1
Selecteer DSC > CALL LOG.
2
Selecteer een oproeplogcategorie.
3
Selecteer het MMSI-nummer dat u wilt opslaan.
4
Selecteer SAVE.
5
Voer een naam in voor het opgeslagen vaartuig of station of
bewerk dit (optioneel) (Tekst invoeren, pagina 4).
Een item uit het oproeplog verwijderen
1
Selecteer DSC.
2
Selecteer een oproeplogcategorie.
3
Selecteer het MMSI-nummer of station.
4
Selecteer .
5
Selecteer DELETE.
Schepenlijst
U kunt de MMSI-nummers van vaartuigen en stations opslaan
en hieraan namen toewijzen zodat u deze snel kunt vinden of
eenvoudig kunt herkennen.
Vaartuigen en stations bekijken die zijn opgeslagen in
de schepenlijst
1
Selecteer DSC > DIRECTORY > DIRECTORY.
2
Selecteer een opgeslagen vaartuig of station.
Een item toevoegen aan de schepenlijst
1
Selecteer DSC > DIRECTORY > ADD ENTRY.
2
Voer het MMSI-nummer in (Tekst invoeren, pagina 4).
3
Voer een naam in (optioneel).
4
Selecteer ACCEPT.
Een item in de schepenlijst bewerken
1
Selecteer DSC > DIRECTORY > EDIT ENTRY.
2
Selecteer een item.
3
Bewerk het MMSI-nummer, de naam of beide (Tekst
invoeren, pagina 4).
4
Selecteer ACCEPT.
Een item uit de schepenlijst verwijderen
1
Selecteer DSC > DIRECTORY > DELETE.
2
Selecteer een item.
3
Selecteer YES.
Een groep toevoegen
Een DSC-groep is een verzameling specifieke vaartuigen,
bijvoorbeeld een zeilclub of een vloot, met een
gemeenschappelijk MMSI-nummer.
1
Selecteer DSC > GROUP > ADD ENTRY.
2
Voer het MMSI-nummer van de groep in (Tekst invoeren,
pagina 4).
8 Digital Selective Calling (DSC)
3
Voer een naam in voor de groep (optioneel).
4
Selecteer ACCEPT.
Een groep bewerken
1
Selecteer DSC > GROUP > EDIT ENTRY.
2
Selecteer een groep.
3
Bewerk het MMSI-nummer van de groep, de naam van de
groep of beide (Tekst invoeren, pagina 4).
4
Selecteer ACCEPT.
Een groep verwijderen
1
Selecteer DSC > GROUP > DELETE.
2
Selecteer een groep.
3
Selecteer YES.
DSC-instellingen
Handmatig ingevoerde positie-informatie
Als er geen GPS-toestel is aangesloten op uw marifoon, kunt u
uw positie en het invoertijdstip handmatig opslaan. De
positiegegevens worden verzonden met DSC-oproepen. Als u
uw positie en de tijd handmatig invoert, wordt de tekst MANUAL
POS weergegeven op het scherm.
Handmatig ingevoerde positie-informatie moet regelmatig
worden bijgewerkt. Op de marifoon worden twee
waarschuwingen weergegeven om u eraan te herinneren dat u
de positiegegevens moet bijwerken.
Als de handmatig ingevoerde positiegegevens meer dan vier
uur oud zijn, wordt de tekst DATA IS OVER 4 HOURS OLD
weergegeven op het scherm. De marifoon gaat door met het
verzenden van deze positiegegevens, maar u moet deze
bijwerken voordat ze ongeldig worden.
Als de handmatig ingevoerde positiegegevens meer dan 23,5
uur oud zijn, worden deze als ongeldig beschouwd en wordt
de tekst DATA IS INVALID weergegeven op het scherm. De
marifoon verzendt geen ongeldige positiegegevens en u
moet deze dan ook onmiddellijk bijwerken.
Positie-informatie handmatig invoeren
1
Selecteer MENU > SYSTEM > MANUAL GPS.
2
Voer de huidige coördinaten en tijd in (Tekst invoeren,
pagina 4).
3
Selecteer ACCEPT.
Automatisch overschakelen naar kanaal 16
De marifoon schakelt automatisch over naar kanaal 16 wanneer
er noodoproepen, doorgegeven noodoproepen of
spoedoproepen aan alle schepen worden ontvangen. In
bepaalde situaties, bijvoorbeeld als u een kanaal continu wilt
volgen om ononderbroken communicatie met een ander
vaartuig te handhaven, kunt u deze functie uitschakelen.
1
Selecteer MENU > DSC > AUTO CHANGE CH..
2
Selecteer een optie:
Selecteer ON als u de marifoon zodanig wilt instellen dat
deze automatisch overschakelt naar kanaal 16 wanneer u
een oproep ontvangt die aan de criteria voldoet.
Selecteer OFF als u de marifoon zodanig wilt instellen dat
aan u wordt gevraagd of u van kanaal wilt wisselen
wanneer u een oproep ontvangt die aan de criteria
voldoet.
Automatische antwoorden verzenden
U kunt de marifoon configureren om automatisch te reageren op
inkomende oproepen, inclusief positieverzoeken.
OPMERKING: Wanneer u de marifoon configureert om
automatisch te reageren op inkomende oproepen, verandert de
marifoon automatisch het kanaal voor alle inkomende
individuele oproepen.
1
Selecteer MENU > DSC > INDIV REPLY.
2
Selecteer een optie:
Als u automatische antwoorden wilt verzenden, selecteert
uAUTO.
Selecteer MANUAL om handmatig antwoorden te
verzenden.
Automatic Transmitter Identification
System
ATIS  (Automatic Transmitter Identification System) is een
vaartuigidentificatiesysteem dat op bepaalde waterwegen in een
aantal Europese landen wordt gebruikt. Neem contact op met
uw Garmin dealer om uw VHF-marifoon te programmeren als u
van plan bent de marifoon te gebruiken op waterwegen die
binnen de grenzen van de Regional Arrangement Concerning
the Radiotelephone Service on Inland Waterways (de Basel-
overeenkomst) vallen. ATIS is niet toegestaan buiten de
Europese binnenwateren die onder de Basel-overeenkomst
vallen.
Als u ATIS inschakelt, verzendt de marifoon na afloop van elke
uitzending een gegevenssignaal waaraan uw station is te
identificeren. Er worden geen gegevens over uw positie
verzonden, maar uw positie wordt berekend via driehoeksmeting
die wordt gebruikt door stations langs de kust die uw
uitzendingen ontvangen.
Als u ATIS wilt inschakelen, voert u uw ATIS-
identificatienummer in (Uw ATIS-identificatienummer invoeren,
pagina 9) en schakelt u ATIS in (ATIS in- en uitschakelen,
pagina 9). Neem contact op met de Garmin dealer om uw
ATIS-identificatienummer te bepalen en voor meer informatie
over de ATIS-vereisten binnen uw regio.
De marifoon schakelt deze functies uit als u ATIS inschakelt.
DSC (Digital Selective Calling)
Twee of drie kanalen bewaken (Dual Watch en Tri Watch)
Kanalen scannen
De internationale kanalen 6, 8, 10, 11, 12, 13, 14, 71, 72, 74 en
77 moeten uitzenden met laag vermogen (1 W) als u ATIS
inschakelt.
Uw ATIS-identificatienummer invoeren
LET OP
U kunt uw ATIS-identificatienummer maar eenmaal invoeren.
Als u uw ATIS-nummer moet wijzigen nadat u het hebt
ingevoerd, moet u de marifoon naar de Garmin dealer brengen
voor herprogrammering.
OPMERKING: U kunt toegang krijgen tot de ATIS-instellingen
op de marifoon nadat de ATIS-functie is geactiveerd door uw
Garmin dealer.
1
Selecteer MENU > ATIS > MY ATIS ID.
2
Voer uw ATIS-nummer in (Tekst invoeren, pagina 4).
3
Selecteer ACCEPT.
U wordt gevraagd het nummer opnieuw in te voeren.
4
Voer uw ATIS-nummer opnieuw in en selecteer ACCEPT.
Als de ATIS-nummers niet overeenkomen, wordt er een
bericht weergegeven.
5
Selecteer zo nodig RETRY en voer het nummer nogmaals in.
ATIS in- en uitschakelen
1
Selecteer MENU > ATIS > ATIS.
2
Selecteer ON of OFF.
Op het scherm wordt weergegeven wanneer ATIS is
ingeschakeld.
Automatic Transmitter Identification System 9
3
Selecteer OK.
Uw ATIS-identificatienummer weergeven
Selecteer MENU > ATIS > MY ATIS ID.
NMEA 0183 en NMEA 2000
®
Als u de marifoon aansluit op een NMEA 0183 toestel of een
NMEA 2000 netwerk, kunt u ontvangen DSC-noodsignalen en
positiegegevens doorsturen naar een compatibele verbonden
kaartplotter (NMEA, pagina 11).
De marifoon kan ook GPS-positiegegevens ontvangen van een
NMEA 0183 toestel of een NMEA 2000 netwerk. Ontvangen
GPS-positiegegevens verschijnen op het startscherm en worden
verzonden met DSC-oproepen.Het pictogram verschijnt als er
GPS-gegevens beschikbaar zijn, en knippert als er geen GPS-
gegevens beschikbaar zijn. Wanneer er geen GPS-gegevens
beschikbaar zijn, moet u uw positie handmatig invoeren
(Handmatig ingevoerde positie-informatie, pagina 9).
Meer informatie over het aansluiten van de marifoon op een
NMEA 0183 toestel of een NMEA 2000 netwerk vindt u in de
installatie-instructies voor de VHF 315110/210 AIS-serie.
Extra functionaliteit met andere Garmin
toestellen
De marifoon beschikt over extra mogelijkheden wanneer u deze
aansluit op andere Garmin toestellen zoals een kaartplotter.
OPMERKING: Mogelijk moet u de software van uw Garmin
kaartplotter upgraden om NMEA 0183 of NMEA 2000 functies te
gebruiken.
Als u de marifoon aansluit op een Garmin kaartplotter via NMEA
0183 of NMEA 2000, houdt de kaartplotter de huidige en
eerdere posities van de contacten in de schepenlijst bij.
Als u de marifoon aansluit op hetzelfde NMEA 2000 netwerk als
een Garmin kaartplotter, kunt u de kaartplotter gebruiken voor
het uitvoeren van persoonlijke standaardoproepen.
Als u de marifoon aansluit op hetzelfde NMEA 2000 netwerk als
een Garmin kaartplotter en u initieert een noodoproep voor een
man-over-boord vanaf de marifoon, vraagt de kaartplotter u om
naar het punt te navigeren waarop de persoon van boord is
gevallen. Als u een Garmin stuurautomaat verbindt met
hetzelfde NMEA 2000 netwerk, vraagt uw kaartplotter u een
MOB-manoeuvre uit te voeren naar dit punt.
Communiceren via NMEA 0183 of NMEA
2000
OPMERKING: Deze functie is niet op alle toestellen
beschikbaar.
U kunt een verbinding met een NMEA 0183 toestel of met een
NMEA 2000 netwerk selecteren. De marifoon kan slechts via
één communicatieprotocol tegelijk communiceren.
1
Selecteer MENU > COMMUNICATIONS > PROTOCOL.
2
Selecteer NMEA0183 of NMEA2000.
DSC NMEA uitzendingen configureren
U kunt een filter instellen voor de gegevenstypen van DSC-
oproepen die de marifoon verzendt naar een aangesloten
NMEA 0183 toestel via een NMEA 2000 netwerk.
1
Selecteer MENU > COMMUNICATIONS > DSC OUTPUT.
2
Selecteer een optie:
Als u NMEA gegevens wilt verzenden wanneer u een
DSC-oproep ontvangt van een MMSI-nummer, selecteert
u ALL VESSELS en gaat u verder naar de laatste stap.
Als u het verzenden van NMEA gegevens wilt
uitschakelen wanneer u een DSC-oproep ontvangt,
selecteert u NO VESSELS en gaat u verder naar de
laatste stap.
Als u alleen NMEA gegevens wilt verzenden wanneer u
een oproep ontvangt van een vaartuig uit uw schepenlijst,
selecteert u SELECT VESSELS en gaat u verder met de
volgende stap.
OPMERKING: Als u de marifoon configureert voor de
optie SELECT VESSELS, worden alle ontvangen DSC-
noodoproepen verzonden via NMEA, zelfs wanneer het
vaartuig niet voorkomt in uw schepenlijst.
3
Selecteer een vaartuig in de schepenlijst.
4
Selecteer een optie:
Als u alle gegevens van DSC-oproepen van dit vaartuig
wilt verzenden, selecteert u ON.
Als u alleen de gegevens van DSC-noodoproepen van dit
vaartuig wilt verzenden, selecteert u OFF.
5
Herhaal deze procedure voor elk vaartuig in uw schepenlijst.
6
Selecteer BACK als u uw wijzigingen wilt opslaan en het
menu wilt afsluiten.
Systeeminstellingen
Selecteer MENU > SYSTEM.
DISPLAY: Hiermee stelt u de schermverlichting en het
contrastniveau in.
BEEPER: Hiermee stelt u het volume in of schakelt u de
pieptoon uit die klinkt als u op een knop drukt of aan een
knop draait.
AUTO POWER-ON: Hiermee stelt u in dat de marifoon
automatisch wordt ingeschakeld als deze stroom ontvangt.
LANGUAGE: Hiermee kunt u de taal voor de marifoon instellen.
Instellingen voor getallen
U kunt de getallen aanpassen die worden weergegeven op het
startscherm van de marifoon.
Selecteer MENU > SYSTEM > NUMBERS.
LAT/LONG: Hiermee toont of verbergt u de getallen voor de
lengte- en breedtegraad van een gekoppeld GPS-toestel of
van handmatig ingevoerde positiegegevens.
TIME: Hiermee toont of verbergt u de tijd van een gekoppeld
GPS-toestel of de handmatig ingevoerde tijd.
OPMERKING: De tijd wordt alleen automatische bijgewerkt
als u een GPS-toestel aansluit. Als u uw tijd en positie
handmatig invoert, wordt de weergegeven tijd niet
automatisch bijgewerkt. Bij handmatig ingevoerde positie- en
tijdgegevens wordt op het startscherm altijd het invoertijdstip
weergegeven, zelfs als u er bij deze instelling voor kiest om
de tijd te verbergen.
COG/SOG: Hiermee toont of verbergt u informatie over de koers
over de grond (COG) en snelheid over de grond (SOG).
OPMERKING: U moet een GPS-toestel aansluiten om
informatie over de koers over de grond (COG) en de snelheid
over de grond (SOG) weer te geven.
Eenheden instellen
U kunt de maateenheid instellen die u wilt gebruiken voor de
waarden die op de marifoon worden weergegeven.
Selecteer MENU > SYSTEM > UNITS.
SPEED: Hiermee stelt u de maateenheid in voor de weergave
van snelheidgerelateerde velden, zoals snelheid over de
grond.
TIME > FORMAT: Hiermee stelt u de tijdnotatie in.
HEADING: Hiermee stelt u in of de marifoon voor weergave van
alle berekeningen van voorliggende koersen, zoals de koers
10 NMEA 0183 en NMEA 2000
®
over de grond (COG), het ware of het magnetische noorden
gebruikt.
OPMERKING: Als de marifoon is geconfigureerd voor NMEA
2000 communicatie, wordt de eenheid voor voorliggende
koers ingesteld op AUTO en worden de gegevens over de
voorliggende koers weergegeven op basis van de informatie
die wordt verstrekt via het netwerk. Deze instelling kan niet
worden gewijzigd.
Tijdsverschil configureren
In plaats van de UTC-tijd (Universal Coordinated Time) kunt u
de lokale tijd weergeven. Als u de instelling aanpast voor de
lokale tijd, verschijnt de aanduiding LOC achter de tijd op het
startscherm.
OPMERKING: Als u een DSC-oproep plaatst, wordt de tijd
verzonden in UTC-notatie.
1
Selecteer MENU > SYSTEM > UNITS > TIME > OFFSET.
2
Draai aan de knop ENTER om het tijdsverschil met UTC aan
te passen.
3
Selecteer OK.
Een frequentieband selecteren
U kunt schakelen tussen de Amerikaanse, internationale en
Canadese frequentiebanden (Kanalenlijst, pagina 11).
OPMERKING: Niet alle frequentiebanden zijn beschikbaar op
alle modellen.
1
Selecteer MENU > CHANNEL > FREQUENCY BAND.
2
Selecteer een frequentieband.
Een kanaalnaam wijzigen
De kanaalnamen verschijnen op het startscherm en bestaan uit
negen tekens. Als een kanaalnaam langer is dan negen tekens,
schuift de volledige naam over de bovenkant van het scherm,
waarna de verkorte naam wordt weergegeven. U kunt de naam
van een kanaal desgewenst wijzigen in een naam met een
lokale beschrijving.
1
Selecteer MENU > CHANNEL > NAME.
2
Draai aan de knop ENTER om een kanaal te selecteren en
selecteer OK.
3
Wijzig de naam van het kanaal (Tekst invoeren, pagina 4).
4
Selecteer ACCEPT.
De fabrieksinstellingen herstellen
U kunt de instellingen van de marifoon terugzetten naar de
standaardfabrieksinstellingen. Als u de fabrieksinstellingen van
de marifoon herstelt, gaan alle wijzigingen en aanpassingen aan
het systeem verloren. Bij het herstellen van de
fabrieksinstellingen worden de oproeplogs verwijderd, maar
blijven groepitems, schepenlijstitems, het MMSI-nummer en het
ATIS-identificatienummer bewaard.
1
Selecteer MENU > SYSTEM > SYSTEM INFO > RESET.
2
Selecteer YES om het herstellen van de fabrieksinstellingen
te bevestigen.
Appendix
Waarschuwingen en berichten
BATTERY ALRM: Gaat af wanneer de batterij een opgegeven
minimum- of maximumvoltage bereikt. Controleer de
bedrading van de batterij.
WX: Gaat af wanneer u een weeralarm instelt en de marifoon
detecteert een binnenkomend weeralarm (NOAA
®
-
weeruitzendingen en -waarschuwingen, pagina 4). De
marifoon wordt automatisch afgestemd op het weerkanaal
dat het alarm uitzendt.
GPS ALARM: Gaat voor de eerste keer af wanneer GPS-
gegevens van een NMEA netwerk of handmatige ingevoerde
positiegegevens meer dan vier uur oud zijn. Gaat nogmaals
af wanneer GPS-gegevens van een NMEA netwerk of
handmatige ingevoerde positiegegevens meer dan 23,5 uur
oud zijn (Handmatig ingevoerde positie-informatie, pagina 9).
POSITION TRACKING: Verschijnt na vijf opeenvolgende
mislukte pogingen om de positiegegevens van een vaartuig
op te vragen (Positie bijhouden, pagina 7).
Kanalenlijst
De internationale, Amerikaanse en Canadese kanaallijsten zijn
online beschikbaar voor referentie. U bent zelf verantwoordelijk
voor het correcte gebruik van kanalen overeenkomstig de
plaatselijke regelgeving.
Ga naar www.navcen.uscg.gov/?pageName=apps18 om de
laatste internationale lijst te bekijken.
Ga naarwww.navcen.uscg.gov/?pageName=mtVhf om de
meest recente Amerikaanse kanaallijst te bekijken.
Ga naar www.ic.gc.ca/eic/site/smt-gst.nsf/eng/sf01011
.html#sched1 om de meest recente Canadese kanaallijst te
bekijken.
VHF 315-serie specificaties
Afmetingen (H x B x D) 6 x 20,5 x 18,1 cm (2,36 x 8,07 x
7,13 in.)
Gewicht 1,527 kg (3,37 lb.)
Temperatuurbereik Bedrijfstemperatuur: Van -15 tot 70 °C
(van 5 tot 158 °F)
Opslagtemperatuur: Van -20 tot 70 °C
(van -4 tot 158 °F)
Kompasveilige afstand 50 mm (2 in.)
Waterbestendigheid* IEC 605290 IPX7
Antenneconnector S0-239 (50 Ω)
Bedrijfsspanning 12,0 V gelijkstroom
Stroomverbruik Stand-by: 350 mA
Ontvangen: 600 mA
Zenden: Van 2,0 A tot 6,0 A (van 1 W tot
25 W)
Maximale antenneverster-
king
9 dBi
Impedantie antennepoort 50 Ohm
Uitgangsvermogen scheeps-
megafoon
20 W bij 4 Ω
Impedantie scheepsmega-
foon
4 Ohm
NMEA 2000 LEN 1 (50 mA)
*Het toestel is bestand tegen incidentele blootstelling aan water
tot een diepte van 1 meter gedurende maximaal 30 minuten. Ga
voor meer informatie naar www.garmin.com/waterrating.
NMEA
NMEA Ondersteunde 0183 IN telegrammen
Telegram Definitie
GGA GPS-positiebepalingsgegevens
GLL Geografische positie (breedtegraad/lengtegraad)
GNS GNSS positiebepalingsgegevens
RMA Aanbevolen minimum specifieke Loran-C gegevens
RMB Aanbevolen minimum navigatie-informatie
RMC Aanbevolen minimum specifieke GNSS-gegevens
Appendix 11
NMEA Ondersteunde 0183 OUT telegrammen
Telegram Definitie
DSC DSC-informatie
DSE Uitgebreide DSC
NMEA 2000 PGN informatie
Ontvangen Zenden
059392 ISO bevestiging 059392 ISO bevestiging
059904 ISO-aanvraag 060928 ISO adresreservering
060928 ISO adresreservering 126208 NMEA aanvraag/
commando/bevestiging
126208 NMEA aanvraag/
commando/bevestiging
126464 PGN-lijst
129026 COG/SOG, snelle update 126996 Productinformatie
129029 GNSS positiegegevens 129799 Radiofrequentie/modus/
vermogen
129808 DSC Call-informatie
Zenden (alleen AIS modellen)
129038 Klasse A positierapport
129039 Klasse B positierapport
129040 Klasse B uitgebreid positierapport
129794 AIS klasse A vaste gegevens en
vaargegevens
129798 AIS, SAR, positierapport voor
vliegtuigen
129802 AIS broadcast safety-bericht
129809 AIS klasse B vaste gegevens, deel
A
129810 AIS klasse B vaste gegevens, deel
B
De behuizing schoonmaken
LET OP
Vermijd chemische schoonmaakmiddelen en oplosmiddelen die
de kunststofonderdelen kunnen beschadigen.
1
Maak de behuizing van het toestel (niet het scherm) schoon
met een doek die is bevochtigd met een mild
schoonmaakmiddel.
2
Veeg het toestel vervolgens droog.
12 Appendix
Index
A
alarmen 11
automatic transmitter identification system 9,
10
C
contrast 10
D
Digital Selective Calling (DSC) 4, 5, 7, 8
instellingen 9
DSC. Zie Digital Selective Calling (DSC)
dual watch 3
F
fabrieksinstellingen 11
G
groepsoproepen 6–9
I
instellingen 2, 10, 11
K
kaartplotter 10
kanalen 2, 11
16/9 3
16+ 3
bewaken 2, 3
Canada 6
Internationaal 6
opslaan 2
prioriteit 3
scannen 2
uitzenden 3
voeding 3
VS 6
knoppen 1
voeding 1
M
maateenheden 10
marifoon
persoonlijke standaardoproep 2
uitzenden 3
misthoorn 3, 4
MMSI 4, 5
N
netwerk 10
NMEA 0183 10–12
NMEA 2000 10–12
noodoproepen 5–7
annuleren 6
intrekken 6
O
ontvanger, gevoeligheid 3
oproepen ontvangen 6, 9
oproepen plaatsen 6
alle schepen 6
oproeplog 8
P
pictogrammen 1
pieper 10
positie 9
aanvraag 6, 7
volgen 7, 8
positieaanvraag 9
S
scheepsmegafoon 3
schepenlijst 8
schermverlichting 10
spoedoproep 6
squelch 2
startscherm 1
aanpassen 10
systeeminformatie 1
systeeminstellingen 10
T
tekst, inschakelen 4
tijd
instellen 11
zone 11
toestel, schoonmaken 12
tri watch 3
V
veiligheidsoproep 6
voeding 3
volume, aanpassen 1, 10
W
weer
berichten 4
uitzendingen 4
Index 13
support.garmin.com
Mei 2018
190-02416-35_0A
1 / 1

Garmin VHF 315 serie Handleiding

Categorie
Telefoons
Type
Handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor