N C
M Y
INSTALLATIE
(Fig.2)
Verzeker u ervan, dat het apparaat niet is beschadigd. Even-
tuele transportschade dient binnen 24 uur na aflevering aan
uw handelaar te worden gemeld.
Plaats het apparaat in een droge en goed geventileerde
ruimte, ver van warmtebronnen zoals fornuizen, kachels, di-
rect zonlicht, enz. Is zo’n soort plaatsing niet mogelijk, zorg
dan voor de volgende afstanden tussen apparaat en aangren-
zende objecten:
a) tussen apparaat en kolen- of oliekachels: tenminste 30 cm.
b) tussen apparaat en gas- of elektrisch fornuis: tenminste 3
cm.
Een andere mogelijkheid is het aanbrengen van isolerende
platen, te verkrijgen bij de speciaalhandel, tussen apparaat en
fornuis.
Het apparaat moet op een stevige een vlakke bodem worden
geplaatst. Neem hierbij de instructies uit de gebruiksaanwij-
zing voor inbouw in acht, te vinden binnenin het apparaat.
Laat het apparaat een uur staan alvorens het in werking te
stellen:
maak in de tussentijd de binnenkant schoon met een spons en
water met bicarbonaat of azijn
(Fig.3) en zet de eventueel
meegeleverde accessoires op hun plaats.
Het apparaat is voorzien van een binnenverlichting, ge-
plaatst op de bovenwand van de koelruimte, met een
lampje van 15 W er in (Fig.4).
Attentie:
Zorg ervoor dat u ook na plaatsing nog bij de aans-
luiting van het apparaat kunt komen, om wanneer het nodig
zou zijn de steker uit het stopcontact te kunnen halen. Is dit
niet mogelijk, sluit het apparaat dan op een toegankelijke
plaats op het lichtnet aan door middel van een tweepolige
schakelaar met een afstand van tenminste 3 mm tussen de
contactopeningen.
NL
16
ELEKTRISCHE AANSLUITING EN
INSCHAKELEN
Dit apparaat is ontworpen, vervaardigd en in de handel
gebracht in overeenstemming met:
- de veiligheidsvoorschriften van Richtlijn 73/23/EEG;
- de veiligheidsvoorschriften van Richtlijn 89/336/EEG
en latere wijzingingen, aangegeven in Richtlijn 93/68/
EEG.
Laat het apparaat 1 uur staan alvorens het op het lichtnet aan
te sluiten.
Controleer of het voltage zoals aangegeven op het type-
plaatje
(Fig.5)
, dat zich rechts van de groenten- en fruitlade
bevindt, overeenkomt met de netspanning.
Het aarden van het apparaat is wettelijk verplicht.
De fabrikant wijst iedere verantwoordelijkheid van de
hand voor eventuele schade aan personen en zaken bij
het niet opvolgen van deze norm.
Wanneer het stopcontact en de steker van het apparaat niet
met elkaar overeenkomen, laat dan het stopcontact door een
erkend vaktechnicus vervangen door een geschikt type. Deze
technicus dient zich er in het bijzonder van te verzekeren, dat
de bedrading van het stopcontact geschikt is voor de hoeveel-
heid stroom die door het apparaat wordt afgenomen.
Het gebruik van verloopstekkers, verdeelstekkers en verlengs-
noeren wordt afgeraden. Is dit niet te vermijden, gebruik dan
alleen verloop- of verdeelstekkers en verlengsnoeren die vol-
doen aan de geldende veiligheidsnormen. Het amperage,
zoals vermeld op verloopstekker of verlengsnoer, mag hierbij
niet overschreden worden, evenmin als het maximum vermo-
gen zoals aangegeven op de meervoudige steker.
Om het koelkastcompartiment in te schakelen de knop
(Fig.1- )
op tussenstand 2-3 zetten.
Wanneer het apparaat is aangesloten gaat de binnenverlich-
ting bij het openen van de koelkastdeur aan.
Om de diepvriezer in te schakelen drukt u op schakelaar, ge-
plaatst op de middelste band.
De groene
en rode controlelampjes gaan aan
(Fig.1).
Het groene controlelampje blijft altijd branden en geeft
aan dat de diepvriezer in werking is.
Het rode waarschuwingslampje blijft aan tot de juiste tem-
peratuur voor een goede werking van de diepvriezer is be-
reikt. Daarna gaat het rode waarschuwingslampje alleen
aan wanneer de temperatuur binnenin de diepvriezer te
veel oploopt door te vaak of te lang openen van de deur of
wanneer het apparaat met vers in te vriezen voedsel is ge-
laden. In dat geval schakelt u het snelvriezen
(Fig.1)
in
totdat het rode waarschuwingslampje
automatisch dooft.
GEBRUIK VAN HET
KOELKASTCOMPARTIMENT
(Fig.6)
Om smaak, substantie en versheid van alle levensmiddelen zo
goed mogelijk te bewaren, raden wij aan ze in aluminium- of
plastic folie te wikkelen of ze te verpakken in daartoe ge-
schikte dozen (zo voorkomt u ook dat de diverse levensmid-
delen elkaars geur aannemen). De koudste zone in het koel-
kastcompartiment bevindt zich direct boven de groenten- en
fruitladen.
We raden aan de levensmiddelen volgens
(Fig.6)
in de koel-
kast te zetten en wel als volgt:
Toebereid voedsel, harde kaas:
gebruik de bovenste rek-
ken. Vlees, vis, worst, enz. op het onderste rek, boven de
groenten- en fruitladen.
Fruit en groenten:
gebruik de daarvoor bestemde laden.
Dranken:
gebruik de daarvoor bestemde grote console in de
deur.
Eieren, kaas, zuivelprodukten:
gebruik de daarvoor be-
stemde vakjes in de deur.
Boter:
zet het in het daarvoor bestemde vakje in de deur.
Blikken:
is een blik eenmaal geopend, doe de resterende in-
houd dan over in een niet-metalen doos.
Belangrijk:
Zorg dat voedsel of dozen niet direct tegen de
achterwand van de koelruimte aanstaan.
Let er op dat de lucht vrij tussen de verschillende verpakkin-
gen kan circuleren. Zet toebereid voedsel pas in de koelkast
nadat het afgekoeld is.
ONTDOOIEN VAN HET
KOELKASTCOMPARTIMENT
Het ontdooien van het koelkastcompartiment gebeurt ge-
heel automatisch: het dooiwater wordt automatisch naar de
zone van de compressoren geleid waar het verdampt door de
warmte die zich tijdens het functioneren van deze compresso-
ren ontwikkelt.
GEBRUIK VAN HET
DIEPVRIESCOMPARTIMENT
(Fig. 6)
In het diepvriescompartiment, gemerkt met het symbool
, is het mogelijk verse of toebereide levensmiddelen in
te vriezen, ijsblokjes te maken en diepgevroren produkten te
bewaren.
Het maximale bewaarvolume wordt verkregen door de man-
den te verwijderen en het voedsel direct op de koelroosters te
plaatsen.
Het kan voorkomen, dat de deur van het compartiment door
de efficiente deurafdichting na sluiten niet meteen weer geo-
pend kan worden; wacht enkele minuten alvorens de deur
opnieuw te openen.
INVRIEZEN
De maximum hoeveelheid voedsel, uitgedrukt in kg, die in 24
uur bij een omgevingstemperatuur van 25
o
C kan worden in-
gevroren, is aangegeven op het typeplaatje.
Wordt dagelijks vers voedsel ingevroren, dan raden we aan