Garmin Montana700i de handleiding

Type
de handleiding
MONTANA
®
700 SERIE
Gebruikershandleiding
© 2020 Garmin Ltd. of haar dochtermaatschappijen
Alle rechten voorbehouden. Volgens copyrightwetgeving mag deze handleiding niet in zijn geheel of gedeeltelijk worden gekopieerd zonder schriftelijke toestemming van Garmin. Garmin
behoudt zich het recht voor om haar producten te wijzigen of verbeteren en om wijzigingen aan te brengen in de inhoud van deze handleiding zonder de verplichting te dragen personen of
organisaties over dergelijke wijzigingen of verbeteringen te informeren. Ga naar www.garmin.com voor de nieuwste updates en aanvullende informatie over het gebruik van dit product.
Garmin
®
, het Garmin logo, ANT+
®
, Auto Lap
®
, AutoLocate
®
, City Navigator
®
, inReach
®
, Montana
®
, TracBack
®
, VIRB
®
en Xero
®
zijn handelsmerken van Garmin Ltd. of haar dochtermaatschappijen,
geregistreerd in de Verenigde Staten en andere landen. BaseCamp
, chirp
, Connect IQ
, Garmin Connect
, Garmin Explore
, Garmin Express
, Garmin HuntView
, MapShare
en tempe
zijn handelsmerken van Garmin Ltd. of haar dochtermaatschappijen. Mogelijk gemaakt door Garmin IERCC. Deze handelsmerken mogen niet worden gebruikt zonder uitdrukkelijke toestemming
van Garmin.
Android
is een handelsmerk van Google Inc. Apple
®
, iPhone
®
en Mac
®
zijn handelsmerken van Apple Inc., geregistreerd in de Verenigde Staten en andere landen. Het woordmerk en de logo's
van BLUETOOTH
®
zijn eigendom van Bluetooth SIG, Inc. en voor het gebruik van deze merknaam door Garmin is een licentie verkregen. iOS
®
is een geregistreerd handelsmerk van Cisco
Systems, Inc. gebruikt onder licentie door Apple Inc. Iridium
®
is een geregistreerd handelsmerk van of Iridium Satellite LLC. microSD
®
en het microSDHC logo zijn handelsmerken van SD-3C,
LLC. NMEA
®
is een geregistreerd handelsmerk van de National Marine Electronics Association. WiFi
®
is een geregistreerd handelsmerk van Wi-Fi Alliance Corporation. Windows
®
is een
geregistreerd handelsmerk van Microsoft Corporation in de Verenigde Staten en andere landen. Overige handelsmerken en merknamen zijn het eigendom van hun respectieve eigenaars.
Dit product is ANT+
®
gecertificeerd. Ga naar www.thisisant.com/directory voor een lijst met compatibele producten en apps.
Inhoudsopgave
Inleiding........................................................................... 1
Overzicht van toestellen............................................................. 1
Montana 700i/750i Toesteloverzicht...................................... 1
Montana 700 Toesteloverzicht............................................... 1
Statuslampje.......................................................................... 1
De lithium-ionbatterij plaatsen.................................................... 1
Het batterijpak opladen.......................................................... 1
Het toestel sneller opladen.................................................... 2
Langdurige opslag................................................................. 2
De aan-uitknop gebruiken.......................................................... 2
De statuspagina weergeven.................................................. 2
De schermverlichting aanpassen........................................... 2
Het aanraakscherm gebruiken....................................................2
Het aanraakscherm vergrendelen..........................................2
Het aanraakscherm ontgrendelen......................................... 2
Het toestel activeren................................................................... 2
Iridium satellietnetwerk.......................................................... 2
Satellietsignalen ontvangen........................................................ 3
Statuspictogrammen.............................................................. 3
inReach functies............................................................. 3
Berichten.....................................................................................3
Een vooraf ingesteld bericht verzenden................................ 3
Tekstberichten verzenden......................................................3
Een bericht beantwoorden..................................................... 3
Controleren of er berichten zijn.............................................. 3
Berichtdetails weergeven....................................................... 3
Naar een berichtlocatie navigeren......................................... 3
Locatiecoördinaten opnemen in een bericht.......................... 3
Berichten wissen.................................................................... 3
Berichtinstellingen.................................................................. 4
Tracking...................................................................................... 4
De functie Tracking starten.................................................... 4
De functie Tracking stoppen.................................................. 4
Uw MapShare webpagina delen............................................ 4
inReach Trackinginstellingen................................................. 4
SOS............................................................................................ 4
Een SOS-reddingsactie initiëren............................................ 4
Een aangepast SOS-bericht verzenden................................ 4
Een SOS-oproep annuleren.................................................. 4
Het toestel testen........................................................................ 4
inReach gegevens synchroniseren............................................ 5
Contactpersonen........................................................................ 5
Een contactpersoon toevoegen............................................. 5
Een contactpersoon wijzigen................................................. 5
Een contactpersoon verwijderen........................................... 5
Gegevensgebruik en geschiedenis............................................ 5
Details weergeven................................................................. 5
Gegevensgebruik inzien........................................................ 5
De hoofdpagina's bekijken............................................ 5
Kaart........................................................................................... 5
Navigeren met de kaart..........................................................5
Instellingen kaartpagina......................................................... 5
Kompas.......................................................................................6
Navigeren met het kompas.................................................... 6
Kompasinstellingen................................................................ 6
Tripcomputer...............................................................................7
Tripcomputerinstellingen........................................................ 7
Hoogtemeter............................................................................... 7
Instellingen voor de hoogtemeter.......................................... 7
Connected functies........................................................ 7
Vereisten voor connected functies............................................. 8
Een smartphone met uw toestel koppelen................................. 8
Telefoonmeldingen................................................................ 8
Verbinding maken met een draadloos netwerk
.......................... 8
Een draadloze WiFi verbinding instellen.............................. 8
Connect IQ functies.................................................................... 8
Connect IQ functies downloaden........................................... 9
Connect IQ functies downloaden via uw computer................ 9
Garmin Explore........................................................................... 9
Draadloze headsets.................................................................... 9
Een draadloze headset met uw toestel koppelen.................. 9
Een draadloze headset loskoppelen of verwijderen.............. 9
Navigatie......................................................................... 9
Pagina Waarheen?..................................................................... 9
Navigeren naar een bestemming........................................... 9
Een adres zoeken.................................................................. 9
Een locatie in de buurt van een andere locatie zoeken......... 9
Waypoints................................................................................. 10
Uw huidige locatie opslaan als een waypoint...................... 10
Een locatie op de kaart opslaan als waypoint...................... 10
Naar een waypoint navigeren.............................................. 10
Een punt zoeken.................................................................. 10
Een via-punt bewerken........................................................ 10
Een waypoint verwijderen.................................................... 10
De foto van een waypoint wijzigen...................................... 10
De nauwkeurigheid van een waypointlocatie verbeteren.... 10
Een waypoint projecteren vanuit een opgeslagen
waypoint............................................................................... 10
Een waypoint op de kaart verplaatsen................................. 10
Een locatie in de buurt van een waypoint zoeken............... 10
Een nabijheidswaarschuwing voor een waypoint instellen.. 10
Een waypoint toevoegen aan uw route................................ 10
Een waypoint verplaatsen naar uw huidige locatie.............. 11
Routes...................................................................................... 11
Een route maken..................................................................11
Een route maken met de kaart.............................................11
Een route voor een rondreis maken.................................... 11
Een opgeslagen route navigeren......................................... 11
De naam van een route wijzigen......................................... 11
Een route bewerken............................................................. 11
Een route weergeven op de kaart........................................ 11
De hoogtegrafiek van een route weergeven........................ 11
Een route omkeren.............................................................. 11
Een route verwijderen.......................................................... 12
Opnamen.................................................................................. 12
Opname-instellingen............................................................ 12
De huidige activiteit weergeven........................................... 12
Navigeren met behulp van TracBack®................................ 13
De huidige activiteit opslaan................................................ 13
Geschiedenis....................................................................... 13
Weer............................................................................... 13
Een inReach weersvoorspelling aanvragen............................. 13
Een inReach weersvoorspelling bijwerken.......................... 13
Een inReach weersverwachting verwijderen....................... 14
Een actieve weersverwachting weergeven.............................. 14
Een actieve weerkaart weergeven....................................... 14
Een actieve weerlocatie toevoegen..................................... 14
Toepassingen voor hoofdmenu.................................. 14
Het hoofdmenu aanpassen...................................................... 15
Garmin Adventures................................................................... 15
Bestanden verzenden van en naar BaseCamp................... 15
Een avontuur maken............................................................ 16
Een avontuur beginnen........................................................ 16
Een alarm instellen................................................................... 16
De afteltimer instellen.......................................................... 16
De oppervlakte van een gebied berekenen.............................. 16
BirdsEye beelden......................................................................16
BirdsEye beelden downloaden............................................ 16
Inhoudsopgave i
Camera en foto's...................................................................... 16
Een foto maken.................................................................... 16
Foto's weergeven................................................................. 16
Honden volgen..........................................................................17
Gegevens ontvangen van uw handheld-toestel voor de
hond..................................................................................... 17
Uw honden volgen............................................................... 17
De zaklamp gebruiken.............................................................. 17
Geocaches................................................................................17
Uw toestel registeren op Geocaching.com.......................... 17
Geocaches downloaden via een computer.......................... 17
Geocaches zoeken.............................................................. 18
De lijst met geocaches filteren............................................. 18
Geocache-details weergeven.............................................. 18
Naar een geocache navigeren............................................. 18
De poging loggen................................................................. 19
chirp..................................................................................... 19
Live geocachegegevens van het toestel verwijderen.......... 19
Toestelregistratie verwijderen van Geocaching.com........... 19
De inReach afstandsbediening gebruiken................................ 19
Een Man-overboord-locatie markeren en de navigatie ernaartoe
starten....................................................................................... 19
Een profiel selecteren............................................................... 19
Een nabijheidswaarschuwing instellen..................................... 19
Een gevarenzone bewerken of verwijderen......................... 19
De nabijheidswaarschuwingen instellen.............................. 19
Alle gevarenzones uitschakelen.......................................... 20
Satellietpagina.......................................................................... 20
GPS-satellietinstellingen...................................................... 20
Gegevens draadloos verzenden en ontvangen........................ 20
De VIRB afstandsbediening gebruiken..................................... 20
Het toestel aanpassen................................................. 20
Aangepaste gegevensvelden en dashboards.......................... 20
Gegevensvelden op de kaart inschakelen........................... 20
De gegevensvelden aanpassen.......................................... 20
Dashboards aanpassen....................................................... 20
Het scherm draaien.................................................................. 20
Het menu Instellen.................................................................... 20
Systeeminstellingen............................................................. 21
Scherminstellingen...............................................................22
Bluetooth instellingen........................................................... 22
WiFi instellingen..................................................................22
Route-instellingen................................................................ 22
Expeditiemodus inschakelen............................................... 22
De toestelgeluiden instellen................................................. 22
Camera-instellingen............................................................. 22
Geocaching-instellingen.......................................................23
Draadloze sensoren............................................................. 23
Fitnessinstellingen............................................................... 23
Maritieme instellingen wijzigen............................................ 23
Menu-instellingen................................................................. 23
Instellingen voor positieweergave........................................ 24
De maateenheden wijzigen................................................. 24
Tijdinstellingen..................................................................... 24
Toegankelijkheidsinstellingen.............................................. 24
Profielen............................................................................... 24
Gegevens en instellingen herstellen.................................... 24
Toestelinformatie......................................................... 25
Productupdates.........................................................................25
Garmin Express instellen..................................................... 25
Meer informatie.................................................................... 25
Informatie over regelgeving en compliance op e-labels
weergeven................................................................................ 25
AA-batterijen plaatsen.............................................................. 25
Toestelonderhoud..................................................................... 25
Het toestel schoonmaken.................................................... 25
Het aanraakscherm schoonmaken
...................................... 26
Gegevensbeheer...................................................................... 26
Bestandstypen..................................................................... 26
Een geheugenkaart installeren............................................ 26
Het toestel aansluiten op uw computer................................ 26
Bestanden overbrengen naar uw computer......................... 26
Bestanden verwijderen........................................................ 26
Garmin Connect gebruiken.................................................. 26
De USB-kabel loskoppelen.................................................. 26
Specificaties..............................................................................27
Appendix....................................................................... 27
Gegevensvelden....................................................................... 27
Optionele accessoires.............................................................. 29
tempe................................................................................... 29
Tips voor het koppelen van ANT+ accessoires met uw
Garmin toestel......................................................................29
Problemen oplossen................................................................. 29
Levensduur van de batterijen maximaliseren...................... 29
Het toestel opnieuw opstarten............................................. 29
Op mijn toestel wordt niet de juiste taal gebruikt................. 29
Hartslagzones........................................................................... 29
Fitnessdoelstellingen........................................................... 29
Berekeningen van hartslagzones........................................ 29
Index.............................................................................. 30
ii Inhoudsopgave
Inleiding
WAARSCHUWING
Lees de gids Belangrijke veiligheids- en productinformatie in de
verpakking voor productwaarschuwingen en andere belangrijke
informatie.
Overzicht van toestellen
Montana 700i/750i Toesteloverzicht
Iridium
®
en GNSS-antenne
SOS-knop
Cameralens (alleen Montana 750i)
Zaklamp
Cameraflitser (alleen Montana 750i)
Aan-uitknop
microSD
®
kaartsleuf (onder het batterijpakket)
D-ring van het batterijpakket
Micro-USB-poort (onder beschermkapje)
Externe Iridium en GNSS-antennepoort (onder beschermpkap)
Montana 700 Toesteloverzicht
GNSS-antenne
Zaklamp
Aan-uitknop
microSD kaartsleuf (onder het batterijpakket)
D-ring van het batterijpakket
Micro-USB-poort (onder beschermkapje)
Statuslampje
Het statuslampje geeft extra informatie over de toestelstatus.
Activiteit statuslampje Status
Knippert twee keer groen U hebt een ongelezen inReach
®
bericht.
Knippert groen Het toestel bevindt zich in de expeditie-
modus.
Knippert rood Kan inReach bericht niet verzenden.
Het oplaadniveau van de batterij bedraagt
minder dan 10 procent.
Afwisselend rood en
groen knipperen
Het toestel bevindt zich in SOS-modus.
De lithium-ionbatterij plaatsen
1
Neem het meegeleverde lithium-ionbatterijpak uit de
verpakking.
2
Controleer of de afdichtring en het batterijcompartiment vrij
zijn van vuil.
3
Plaats het batterijpak aan de achterkant van het toestel.
4
Draai de D-ring met de klok mee om het batterijpak op het
toestel te bevestigen.
5
Druk de D-ring plat tegen de achterkant van het toestel.
Laat de batterij in het toestel zitten om vocht en vuil uit de buurt
te houden van de contactpunten van de batterij en microSD
kaartsleuf.
Het batterijpak opladen
LET OP
U voorkomt corrosie door de USB-poort, de beschermkap en de
omringende delen grondig af te drogen voordat u het toestel
oplaadt of aansluit op een computer.
Gebruik het toestel niet om een batterij op te laden die niet is
geleverd door Garmin
®
. Pogingen om een batterij op te laden die
niet is geleverd door Garmin, kan schade toebrengen aan het
toestel en de garantie doen vervallen.
Voordat u de USB-kabel op uw toestel kunt aansluiten, moet u
mogelijk optionele bevestigingsaccessoires verwijderen.
OPMERKING: Opladen is alleen mogelijk binnen het
goedgekeurde temperatuurbereik (Specificaties, pagina 27).
U kunt de batterij opladen via een standaard stopcontact of een
USB-poort op uw computer.
1
Trek de beschermkap van de USB-poort omhoog .
Inleiding 1
2
Steek het kleine uiteinde van de USB-kabel in de USB-poort
van het toestel.
3
Steek het grote uiteinde van de USB-kabel in een netadapter
of een USB-poort van een computer.
4
Steek de netadapter zo nodig in een standaard stopcontact.
Als u het toestel op een voedingsbron aansluit, wordt het
toestel ingeschakeld.
5
Laad de batterij volledig op.
TIP: De batterijmeter verschijnt in de statusbalk.
Het toestel sneller opladen
1
Sluit het toestel aan op een netadapter.
2
Sluit de netadapter aan op een standaard stopcontact.
3
Houd de aan-uitknop ingedrukt totdat de batterijmeter
verschijnt.
4
Houd de aan-uitknop nogmaals ingedrukt totdat het scherm
wordt uitgeschakeld.
Het toestel schakelt over naar een energiebesparende
modus waarin de batterij wordt opgeladen.
5
Laad het toestel volledig op.
OPMERKING: U kunt de batterijmeter weergeven door op de
aan/uit-knop te drukken om het scherm in te schakelen.
Langdurige opslag
Als u van plan bent uw toestel gedurende enige maanden niet te
gebruiken, wordt u aangeraden de batterij voor ten minste 50%
op te laden voor u het toestel opbergt. Het toestel moet worden
bewaard op een koele, droge plek met ongeveer de normale
huistemperatuur. Als u het toestel later weer wilt gebruiken,
dient u het eerst volledig op te laden.
De aan-uitknop gebruiken
Standaard kunt u de aan/uit-knop gebruiken om het toestel in en
uit te schakelen, het scherm uit te schakelen en de statuspagina
te openen. U kunt de functies van de aan/uit-knop aanpassen
(De aan-uitknop aanpassen, pagina 21).
Druk op om het toestel in te schakelen.
Druk op om de statuspagina te openen.
Druk tweemaal op om het scherm uit te schakelen.
TIP: U kunt op drukken om het scherm weer in te
schakelen.
Houd ingedrukt om het toestel uit te schakelen.
De statuspagina weergeven
Op de statuspagina worden de registratie van de huidige
activiteit, Bluetooth
®
en WiFi
®
verbindingsstatus weergegeven
en hebt u snel toegang tot veelgebruikte functies, zoals het
markeren van waypoints, het vergrendelen van het
aanraakscherm en het aanpassen van de helderheid van de
schermverlichting.
Druk op de of veeg omlaag vanaf de bovenkant van het
scherm om de statuspagina te openen.
De schermverlichting aanpassen
Langdurig gebruik van de schermverlichting kan de
gebruiksduur van de batterijen aanzienlijk beperken. U kunt de
helderheid van de schermverlichting aanpassen om de
levensduur van de batterijen te verlengen.
OPMERKING: De helderheid van de schermverlichting blijft
beperkt als de batterij bijna leeg is.
1
Druk op om de statuspagina te openen.
2
Gebruik de schuifbalk om de helderheid van de
schermverlichting aan te passen.
Het aanraakscherm gebruiken
Tik op het scherm om een item te selecteren.
Voer elke selectie op het aanraakscherm als aparte
handeling uit.
Tik op om uw wijzigingen op te slaan en de pagina te
sluiten.
Selecteer om de pagina te sluiten.
Selecteer om terug te keren naar de vorige pagina.
Selecteer om terug te gaan naar het hoofdmenu.
Selecteer om bepaalde menu-items weer te geven voor
de pagina die u bekijkt.
Het aanraakscherm vergrendelen
U kunt het scherm vergrendelen om te voorkomen dat u per
ongeluk op het scherm tikt en functies activeert.
1
Druk op de om de statuspagina te openen.
2
Selecteer .
Het aanraakscherm ontgrendelen
Druk op .
Het toestel activeren
WAARSCHUWING
Voordat u de inReach functies van uw Montana 700i/750i toestel
kunt gebruiken, moet u het activeren (inReach functies,
pagina 3).
1
Maak een account en kies een satellietabonnement op
explore.garmin.com.
2
Het toestel inschakelen.
3
Selecteer Volgende.
4
Volg de instructies op het scherm.
OPMERKING: U moet het IMEI-nummer en de
verificatiecode van het toestel invoeren om het online
gedeelte van de activering te voltooien voordat u op pad
gaat.
5
Ga naar buiten naar een open ruimte met vrij zicht op de
lucht en richt de antenne naar de lucht voor optimale
prestaties.
6
Wacht tot het toestel verbinding heeft met het Iridium
satellietnetwerk.
OPMERKING: Het activeren van uw toestel kan tot 20
minuten duren. Het toestel moet diverse berichten verzenden
en ontvangen, wat langer duurt dan het verzenden van een
enkel bericht bij normaal gebruik. U moet buiten blijven totdat
de activering is voltooid.
Iridium satellietnetwerk
Uw toestel moet vrij zicht hebben op de lucht om berichten en
spoorpunten te kunnen verzenden via het Iridium
satellietnetwerk. Zonder vrij zicht op de lucht probeert uw toestel
de gegevens te verzenden tot het satellietsignalen ontvangt.
TIP: Voor de beste verbinding met satellieten houdt u het toestel
vast met de antenne naar de lucht gericht.
2 Inleiding
Satellietsignalen ontvangen
Het kan 30 tot 60 seconden duren voordat u satellietsignalen
ontvangt.
1
Ga naar buiten naar een open gebied.
2
Schakel het toestel in als dat nog niet is gebeurd.
3
Wacht terwijl het toestel satellieten zoekt.
Er knippert een terwijl uw GNSS-locatie wordt bepaald.
in de statusbalk geeft de satellietsignaalsterkte weer.
Wanneer het toestel satellietsignalen ontvangt, begint het
automatisch met het opnemen van uw pad als een activiteit.
Statuspictogrammen
ANT+
®
sensorstatus
GPS-signaalsterkte
Batterij wordt opgeladen
Opgeladen
Status Bluetooth technologie
WiFi status
Berichten verzenden, ontvangen of zoeken naar inReach
berichten en spoorpunten
Ongelezen inReach berichten
inReach volgstatus
Touchscreen vergrendeld
inReach functies
WAARSCHUWING
De functies berichten, tracking en SOS hebben een actief
satellietabonnement nodig om te werken. Test uw toestel altijd
voordat u het buiten gebruikt.
Zorg ervoor dat u vrij zicht op de lucht hebt als u de functies
berichten, tracking en SOS wilt gebruiken, aangezien deze
functies toegang nodig hebben tot de satelliet om goed te
werken.
Activeer uw Montana 700i/750i toestel om er optimaal van te
profiteren. Als u het toestel activeert, kunt u inReach functies
gebruiken, zoals berichten, SOS en inReach weer.
Berichten
Uw Montana 700i/750i toestel verzendt en ontvangt sms-
berichten via het Iridium satellietnetwerk. U kunt berichten
verzenden naar een mobiel telefoonnummer, een e-mailadres of
een ander toestel met inReach technologie. Elk bericht dat u
verzendt bevat waar toegestaan uw locatiegegevens.
Een vooraf ingesteld bericht verzenden
Vooraf ingestelde berichten bevatten vooraf opgestelde tekst en
ontvangers. Vooraf ingestelde berichten moeten worden
ingesteld op de Garmin Explore
website op
explore.garmin.com.
1
Selecteer inReach > Berichten > Verzend voorinstelling.
2
Kies een vooraf ingesteld bericht en selecteer Verzend
bericht.
Tekstberichten verzenden
1
Selecteer inReach > Berichten > Nieuw bericht.
2
Selecteer een optie:
Selecteer Verzend snel bericht om met een vooraf
geschreven bericht te beginnen.
OPMERKING: U kunt snelle sms-berichten toevoegen en
bewerken op de Garmin Explore website.
Selecteer Typ bericht om een aangepast bericht te
schrijven.
3
Selecteer Aan om ontvangers in uw lijst met contactpersonen
te kiezen of voer de contactgegevens van een ontvanger in.
4
Selecteer Verzend bericht wanneer u klaar bent met het
schrijven van het bericht.
Een bericht beantwoorden
1
Selecteer inReach > Berichten.
2
Selecteer een gesprek.
3
Selecteer Antwoord.
4
Selecteer een optie:
Selecteer Typ bericht om een aangepast bericht te
schrijven.
Selecteer Verzend snel bericht en selecteer een bericht
om met een vooraf geschreven bericht te beginnen.
5
Selecteer Verzend bericht wanneer u klaar bent met het
bericht.
Controleren of er berichten zijn
Wanneer u een bericht verzendt, wacht uw toestel gedurende
10 minuten op een reactie. Het toestel controleert ook elk uur op
nieuwe berichten. Wanneer u de volgfunctie inReach gebruikt,
controleert uw toestel automatisch op berichten met uw
trackinginterval.
OPMERKING: Uw toestel moet zich op het moment van
luisteren vrij zicht op de lucht hebben en binnen bereik van een
satelliet bevinden om berichten te kunnen ontvangen.
U kunt controle op berichten forceren door handmatig te
controleren of er berichten zijn of door een bericht of spoorpunt
te verzenden. Tijdens een controle maakt uw toestel verbinding
met satellieten en ontvangt het berichten die klaarstonden om
naar uw toestel te worden verzonden.
Selecteer inReach > Inreach hulpprogramma's > >
Postvak controleren.
Berichtdetails weergeven
1
Selecteer inReach > Berichten.
2
Selecteer een gesprek.
3
Selecteer een bericht.
4
Selecteer het tabblad Informatie.
Naar een berichtlocatie navigeren
Wanneer u een bericht ontvangt van een ander toestel met
inReach technologie, kan het bericht locatiegegevens bevatten.
Met deze berichten kunt u navigeren naar de locatie waar het
bericht is verzonden.
1
Selecteer inReach > Berichten.
2
Selecteer een gesprek.
3
Selecteer een bericht met locatiegegevens.
4
Klik op het tabblad Map.
5
Selecteer Ga.
Locatiecoördinaten opnemen in een bericht
Als u een bericht stuurt naar een ontvanger die mogelijk geen
internettoegang heeft, kunt u uw locatiecoördinaten in het
bericht opnemen. Dit kunt u doen als uw ontvanger bijvoorbeeld
een ouder model mobiele telefoon heeft dat geen kaarten kan
weergeven of zich buiten het dekkingsgebied van een mobiele
telefoon bevindt en geen webpagina kan bekijken.
1
Selecteer inReach > Berichten > Nieuw bericht > Locatie
verzenden.
2
Voer een of meer ontvangers in.
3
Voer zo nodig een bericht in.
4
Selecteer Verzend bericht.
Berichten wissen
1
Selecteer inReach > Berichten.
inReach functies 3
2
Selecteer een gesprek.
3
Selecteer > Verwijder thread.
Berichtinstellingen
Selecteer Stel in > Berichten.
Bel tot gelezen: Hiermee stelt u in dat het toestel een beltoon
geeft totdat u een nieuw bericht hebt gelezen. Deze functie
komt van pas in een rumoerige omgeving.
Meldingen: Waarschuwt u voor inkomende inReach berichten.
Toon op kaart: Geeft inReach berichten op de kaart weer.
Tracking
U kunt de trackingfunctie van uw Montana 700i/750i toestel
gebruiken om spoorpunten vast te leggen en via het Iridium
satellietnetwerk te verzenden volgens het opgegeven
verzendinterval. Spoorpunten worden weergegeven op de
Garmin Explore website en de MapShare
trackingpagina.
De functie Tracking starten
Selecteer inReach > Volgen > Start volgen.
OPMERKING: Als u de functie Volgen start, wordt uw pad
ook geregistreerd als een activiteit.
De functie Tracking stoppen
Selecteer inReach > Volgen > Stop volgen.
OPMERKING: Als u Tracking stopt, wordt de registratie van
uw activiteiten ook onderbroken.
Uw MapShare webpagina delen
U kunt MapShare inschakelen op explore.garmin.com.
U kunt een koppeling naar uw MapShare webpagina delen met
andere mensen. Het systeem voegt aan het eind van uw bericht
automatisch tekst toe, inclusief de koppelingsinformatie.
1
Selecteer inReach > Volgen > Verzend MapShare > OK.
2
Selecteer Aan om ontvangers in uw lijst met contactpersonen
te kiezen of voer de contactgegevens van een ontvanger in.
3
Selecteer Verzend bericht.
inReach Trackinginstellingen
Selecteer Stel in > Volgen.
Auto Koers: Hiermee stelt u in dat de trackingfunctie
automatisch wordt gestart wanneer u het toestel inschakelt.
Bewegingsinterval: Hiermee stelt u de frequentie in waarop het
toestel een spoorpunt vastlegt en via het satellietnetwerk
verzendt, wanneer u zich verplaatst. Als u een professional
abonnement hebt, kunt u het interval opgeven wanneer u
stilstaat.
SOS
In een noodgeval kunt u het Montana 700i/750i toestel
gebruiken om contact op te nemen met het Garmin International
Emergency Response Coordination Center (IERCC) om hulp
aan te vragen. Door op de SOS-knop te drukken wordt een
bericht verzonden naar het Garmin IERCC dat vervolgens de
juiste hulpverleners op de hoogte brengt van uw situatie. Terwijl
u wacht op de hulpverleners, kunt u in contact blijven met het
Garmin IERCC. U dient de SOS-functie alleen te gebruiken in
een werkelijke noodsituatie.
Een SOS-reddingsactie initiëren
OPMERKING: U kunt een SOS-reddingsactie starten als het
toestel is ingeschakeld of uitgeschakeld als het toestel
batterijvoeding heeft.
1
Til het beschermkapje van de SOS-knop omhoog.
2
Houd de SOS-knop ingedrukt.
3
Wacht tot SOS-aftelling begint.
Het toestel stuurt een standaardbericht naar de
noodhulpdienst met details over uw locatie.
4
Beantwoord het bevestigingsbericht van de noodhulpdienst.
Door uw antwoord is de noodhulpdienst ervan op de hoogte
dat u tijdens de reddingsactie met hun in contact kunt blijven.
Als u niet antwoordt, start de noodhulpdienst nog steeds een
reddingsactie.
Gedurende de eerste 10 minuten van de operatie worden elke
minuut bijgewerkte locatiegegevens naar de noodhulpdienst
gestuurd. Om de batterij te sparen worden na de eerste 10
minuten minder frequent bijgewerkte locatiegegevens gestuurd,
namelijk om de 10 minuten als de locatie verandert, en om de
30 minuten als de locatie niet verandert.
OPMERKING: Het toestel kan niet worden uitgeschakeld
wanneer de SOS-modus is ingeschakeld.
Een aangepast SOS-bericht verzenden
Nadat u op de SOS-knop hebt gedrukt om een SOS-
reddingsactie te starten, kunt u met een aangepast bericht
antwoorden via de SOS-pagina.
1
Selecteer inReach > SOS > Antwoord.
2
Selecteer Typ bericht om een aangepast SOS-bericht op te
stellen.
3
Selecteer Verzend bericht.
Door uw antwoord is de noodhulpdienst ervan op de hoogte dat
u tijdens de reddingsactie met hun in contact kunt blijven.
Een SOS-oproep annuleren
Als u geen hulp meer nodig hebt, kunt u een SOS-oproep die
naar de noodhulpdienst is gestuurd annuleren.
1
Til het beschermkapje op en houd de SOS-knop ingedrukt.
2
Selecteer Annuleer SOS.
3
Wanneer u wordt gevraagd uw annuleringsverzoek te
bevestigen, selecteert u Annuleer SOS.
Uw toestel verzendt het annuleringsverzoek. Nadat u een
bevestigingsbericht van de noodhulpdienst hebt ontvangen,
keert het toestel terug in de normale gebruiksstand.
Het toestel testen
VOORZICHTIG
U dient het toestel buiten te testen voordat u het op een reis
gebruikt, om ervoor te zorgen dat uw satellietabonnement actief
is.
Selecteer inReach > Inreach hulpprogramma's > >
Testen.
Wacht tot het toestel een testbericht heeft verzonden. Als u
een bevestigingsbericht hebt ontvangen, is uw toestel gereed
voor gebruik.
4 inReach functies
inReach gegevens synchroniseren
U kunt gegevens van uw Garmin Explore account naar uw
toestel synchroniseren met behulp van de Garmin Explore app.
Nadat u uw gegevens, zoals abonnementen, contactpersonen,
vooraf ingestelde berichten of snelle sms-berichten, hebt
bewerkt, moet u deze naar uw toestel synchroniseren met
behulp van de mobiele app.
Open de Garmin Explore app.
Wijzigingen in gegevens, zoals verzamelingen, waypoints,
routes en sporen, worden automatisch bijgewerkt.
U kunt nu uw gegevens synchroniseren naar uw Montana 700i/
750i toestel.
Contactpersonen
U kunt contactpersonen toevoegen, verwijderen en bewerken op
het Montana 700i/750i toestel.
Een contactpersoon toevoegen
1
Selecteer inReach > Contacten > Nieuwe contactpersoon.
2
Selecteer een item dat u wilt bewerken.
3
Voer de nieuwe informatie in.
Een contactpersoon wijzigen
1
Selecteer inReach > Contacten.
2
Selecteer een contactpersoon.
3
Selecteer een item dat u wilt bewerken.
4
Voer de nieuwe informatie in.
Een contactpersoon verwijderen
1
Selecteer inReach > Contacten.
2
Selecteer een contactpersoon.
3
Selecteer > Contactpersoon verwijderen.
Gegevensgebruik en geschiedenis
U kunt abonnementsdetails en -gegevens weergeven op het
Montana 700i/750i toestel.
Details weergeven
1
Selecteer inReach > Inreach hulpprogramma's.
2
Selecteer .
Gegevensgebruik inzien
U kunt het aantal berichten, vooraf ingestelde berichten en
spoorpunten dat u in de huidige factuurperiode hebt verzonden
inzien. Aan het begin van elke factuurperiode wordt de
gegevensgebruiksteller automatisch gereset.
1
Selecteer inReach > Inreach hulpprogramma's.
2
Selecteer .
De hoofdpagina's bekijken
De informatie die u nodig hebt om dit toestel te bedienen, kunt u
vinden op de hoofdpagina's. Standaardpagina's zijn onder
andere het hoofdmenu, de kaart, het kompas, de tripcomputer
en de pagina Waarheen?.
Selecteer de pictogrammen in de balk Favorieten om door
de hoofdpagina's te bladeren.
Houd een pictogram vast op de balk Favorieten en sleep het
naar een nieuwe locatie om de volgorde van de
pictogrammen te wijzigen of een pictogram te verwijderen.
TIP: U kunt ook Stel in > Menu's > Favorieten selecteren
om de balk Favorieten aan te passen. U kunt de
pictogrammen en niet verwijderen of wijzigen.
Kaart
geeft uw positie op de kaart aan. Terwijl u zich verplaatst,
beweegt om uw route aan te geven. Afhankelijk van uw
zoomniveau kunnen waypointnamen en -symbolen op de kaart
worden weergegeven. U kunt inzoomen op de kaart voor meer
details. Als u naar een bestemming navigeert, wordt de route
met een gekleurde lijn op de kaart gemarkeerd.
Navigeren met de kaart
1
Start de navigatie naar een bestemming (Navigeren naar een
bestemming, pagina 9).
2
Voer op de kaart een of meer acties uit:
Versleep de kaart om andere gebieden weer te geven.
Knijp of spreid twee vingers op het aanraakscherm om in
en uit te zoomen op de kaart.
Selecteer de knop en om in en uit te zoomen op de
kaart.
Tik twee keer op de kaart om snel in te zoomen.
Selecteer een locatie op de kaart en tik op de
informatiebalk boven in het scherm om informatie weer te
geven over de geselecteerde locatie (herkenbaar aan de
pin).
Selecteer om te kiezen welke kaartlagen moeten
worden weergegeven op de kaart.
Instellingen kaartpagina
Selecteer op de kaart .
Navigatie stoppen: Hiermee stopt u de navigatie van de
huidige route.
Kaartinstellingen: Hiermee kunt u extra kaartinstellingen
openen (Kaartinstellingen, pagina 5).
Afstand meten: Hiermee kunt u de afstand tussen meerdere
locaties meten (De afstand op de kaart meten, pagina 6).
Standaardinstellingen: Hiermee herstelt u de
fabrieksinstellingen van de kaart.
Kaartinstellingen
Selecteer op de kaart en selecteer Kaartinstellingen.
Configureer kaarten: Hiermee kunt u de op het toestel geladen
kaarten in- of uitschakelen (Kaarten inschakelen,
pagina 9).
Oriëntatie: Hiermee stelt u in hoe de kaart wordt weergegeven
op de pagina (De oriëntatie van de kaart wijzigen,
pagina 6).
Dashboard: Selecteert een dashboard voor weergave op de
kaart. Elk dashboard bevat andere informatie over de route of
de locatie.
Navigatieaanwijzingen: Hiermee stelt u in wanneer
navigatieaanwijzingen op de kaart worden weergegeven.
Geavanc. instellingen: Hiermee kunt u geavanceerde
kaartinstellingen openen (Geavanceerde kaartinstellingen,
pagina 5).
Geavanceerde kaartinstellingen
Selecteer op de kaart en selecteer Kaartinstellingen >
Geavanc. instellingen.
Automatisch zoomen: Hiermee wordt automatisch het juiste
zoomniveau geselecteerd voor optimaal gebruik van de
kaart. Als u Uit selecteert, moet u handmatig in- en
uitzoomen.
Detail: Hiermee stelt u in hoeveel details op de kaart worden
weergegeven. Door het weergeven van meer details is het
mogelijk dat de kaart langzamer opnieuw wordt getekend.
Arcering: Geeft reliëfdetails weer op de kaart (indien
beschikbaar) of schakelt arcering uit.
De hoofdpagina's bekijken 5
Voertuig: Hiermee kunt u het positiepictogram wijzigen,
waarmee uw positie op de kaart wordt aangegeven. Het
standaardpictogram is een klein blauw driekhoekje.
Zoomniveaus: Hiermee wordt het zoomniveau ingesteld voor
weergave van items op de kaart. Kaartitems worden niet
weergegeven wanneer het zoomniveau van de kaart hoger is
dan het geselecteerde niveau.
Tekstgrootte: Hiermee stelt u de tekstgrootte voor kaartitems
in.
Tekensnelheid: Hiermee kunt u de snelheid aanpassen
waarmee de kaart wordt getekend. Als kaarten sneller
worden getekend, neemt de gebruiksduur van de batterij af.
De oriëntatie van de kaart wijzigen
1
Selecteer op de kaart .
2
Selecteer Kaartinstellingen > Oriëntatie.
3
Selecteer een optie:
Selecteer Noord boven om het noorden boven aan de
pagina weer te geven.
Selecteer Koers boven om uw huidige reisrichting boven
aan de pagina weer te geven.
Selecteer Automodus voor een automotive perspectief
met de reisrichting bovenaan.
De afstand op de kaart meten
U kunt de afstand tussen twee locaties meten.
1
Selecteer een locatie op de kaart.
2
Selecteer > Afstand meten > Start > Gebruik.
3
Verplaats de pin naar een andere locatie op de kaart.
Kompas
Tijdens het navigeren wijst naar uw bestemming, ongeacht in
welke richting u zich verplaatst. Wanneer naar de bovenkant
van het elektronische kompas wijst, reist u recht naar uw
bestemming. Als in een andere richting wijst, moet u het
draaien totdat het naar de bovenkant van het kompas wijst.
Navigeren met het kompas
Tijdens het navigeren naar een bestemming wijst naar uw
bestemming, ongeacht in welke richting u zich verplaatst.
1
Start de navigatie naar een bestemming (Navigeren naar een
bestemming, pagina 9).
2
Blijf draaien tot naar de bovenkant van het kompas wijst en
volg die richting om naar uw bestemming te gaan.
Kompasinstellingen
Selecteer op het kompas .
Peil en ga: Hiermee kunt u het toestel op een object in de verte
richten en navigeren met het object als referentiepunt
(Navigeren met Peil en ga, pagina 6).
Navigatie stoppen: Hiermee stopt u de navigatie van de
huidige route.
Wijzig dashboard: Hiermee wijzigt u het thema en de informatie
die op het dashboard wordt weergegeven.
Stel schaal in: Hiermee stelt u de schaal in voor de afstand
tussen de punten op de koersafwijkingsindicator tijdens het
navigeren met Peil en ga.
Kalibreer kompas: Hiermee kunt het kompas kalibreren als uw
kompas onregelmatigheden vertoont, bijvoorbeeld nadat u
lange afstanden hebt afgelegd of na extreme
temperatuurschommelingen (Het kompas kalibreren,
pagina 6).
De koers instellen: Hiermee kunt u de instellingen voor de
kompaskoers aanpassen (Koersinstellingen, pagina 6).
Gegevensvelden vergrendelen: Vergrendelt de
gegevensvelden. U kunt de gegevensvelden ontgrendelen
om deze aan te passen.
Standaardinstellingen: Hiermee herstelt u de
fabrieksinstellingen van het kompas.
Navigeren met Peil en ga
U kunt het toestel op een object in de verte richten met de
vergrendelde kompasrichting, het object als via-punt projecteren
en navigeren met het object als referentiepunt.
1
Selecteer > Peil en ga vanaf het kompas.
2
Richt het toestel op een object.
3
Selecteer Zet richting vast > Stel koers in.
4
Navigeer met behulp van het kompas.
Een waypoint projecteren vanaf uw huidige locatie
U kunt een nieuw waypoint opslaan door de afstand vanaf uw
huidige locatie te projecteren.
Als u bijvoorbeeld naar een locatie wilt navigeren die u aan de
andere kant van een rivier of beek ziet, kunt u een waypoint
projecteren vanaf uw huidige locatie naar de geobserveerde
locatie. Navigeer vervolgens naar de nieuwe locatie nadat u de
rivier of beek hebt overgestoken.
1
Selecteer > Peil en ga vanaf het kompas.
2
Richt het toestel op de nieuwe locatie.
3
Selecteer Zet richting vast > Projecteer waypoint.
4
Selecteer een maateenheid.
5
Voer de afstand in en selecteer .
6
Selecteer Sla op.
Het kompas kalibreren
Voordat u het elektronisch kompas kunt kalibreren, moet u
buiten zijn en uit de buurt van objecten die invloed hebben op
magnetische velden, zoals auto's, gebouwen of
elektriciteitskabels.
Het toestel is voorzien van een elektronisch kompas met drie
assen. U dient het kompas te kalibreren nadat u lange
afstanden hebt afgelegd of wanneer de temperatuur is
veranderd.
1
Selecteer op de kompaspagina .
2
Selecteer Kalibreer kompas > Start.
3
Volg de instructies op het scherm.
Koersinstellingen
Druk vanuit het kompas op en selecteer De koers instellen.
Scherm: Hiermee selecteert u het type koersweergave van het
kompas.
Noordreferentie: Hiermee stelt u de noordreferentie van het
kompas in.
Ga naar lijn/wijzer: Hiermee stelt u het gedrag van de wijzer op
de kaart in. Peiling wijst in de richting van uw bestemming.
Koers (krs.afw.indic.) toont uw relatie tot de koerslijn die naar
de bestemming leidt.
Kompas: Selecteer Auto om over te schakelen van een
elektronisch kompas naar een GPS-kompas als u zich
gedurende een bepaalde periode met grotere snelheid
verplaatst.
Kalibreer kompas: Hiermee kunt het kompas kalibreren als uw
kompas onregelmatigheden vertoont, bijvoorbeeld nadat u
lange afstanden hebt afgelegd of na extreme
temperatuurschommelingen (Het kompas kalibreren,
pagina 6).
Koerswijzer
De koerswijzer komt het beste van pas als u in een rechte lijn
naar uw bestemming navigeert, bijvoorbeeld op het water.
6 De hoofdpagina's bekijken
Hiermee kunt u terug navigeren naar de koerslijn als u van de
koers afwijkt om obstakels of hindernissen te vermijden.
Om de koerswijzer van het kompas in te schakelen, gaat u naar
> De koers instellen > Ga naar lijn/wijzer > Koers
(krs.afw.indic.).
Koerslijnaanwijzer. Geeft de richting van de gewenste koerslijn aan
van uw vertrekpunt tot uw volgende waypoint.
Koersafwijkingsindicator (CDI). Geeft de locatie van gewenste
koerslijn aan met betrekking tot uw locatie. U bent op koers als de
CDI is uitgelijnd met de koerslijnaanwijzer.
Afstand koersafwijking. De stippen geven aan hoe ver u van uw
koers afwijkt. De schaal in de rechterbovenhoek geeft aan welke
afstand elke stip symboliseert.
Naar-en-van-indicator. Geeft aan of u naar het volgende waypoint
toe navigeert, of er vandaan.
Tripcomputer
De tripcomputer geeft uw huidige snelheid, de gemiddelde
snelheid, de tripteller en andere statistische gegevens weer. U
kunt de indeling van de tripcomputer, het dashboard en de
gegevensvelden aanpassen.
Tripcomputerinstellingen
Selecteer in de tripcomputer .
Herstel: Hiermee stelt u alle tripcomputerwaarden op nul in. Als
u nauwkeurige reisinformatie wilt hebben, dient u de
tripgegevens te herstellen voordat u een reis begint.
Wijzig dashboard: Hiermee wijzigt u het thema en de informatie
die op het dashboard wordt weergegeven.
OPMERKING: Uw aangepaste instellingen worden door het
dashboard onthouden. Uw instellingen gaan niet verloren als
u van profiel verandert (Profielen, pagina 24).
Gegevensvelden vergrendelen: Vergrendelt de
gegevensvelden. U kunt de gegevensvelden ontgrendelen
om deze aan te passen.
Voeg pagina toe: Hiermee voegt u een extra pagina met
aanpasbare gegevensvelden in.
Wis pagina: Hiermee verwijdert u een extra pagina met
aanpasbare gegevensvelden.
Meer gegevens: Voegt extra gegevensvelden toe aan de
tripcomputer.
Minder gegevens: Verwijdert gegevensvelden uit de
tripcomputer.
Standaardinstellingen: Hiermee herstelt u de
fabrieksinstellingen van de tripcomputer.
Hoogtemeter
De hoogtemeter toont standaard de hoogtegegevens van de
gereisde afstand. U kunt de hoogtemeterinstellingen aanpassen
(Hoogtemeterinstellingen, pagina 7) U kunt elk punt op het
profiel selecteren om de details over dat punt te bekijken.
U kunt de balk met favorieten aanpassen om de
hoogtemeterpagina toe te voegen (De balk Favorieten
aanpassen, pagina 24).
Instellingen voor de hoogtemeter
Selecteer op hoogtemeter.
Hoogtemeter: Schakelt de barometer uit, zodat het toestel
alleen GPS-gegevens gebruikt voor hoogtemetingen.
Herstel: Hiermee herstelt u de gegevens van de hoogtemeter,
waaronder waypoint-, spoor- en reisgegevens.
Stel hoogtemeter in: Hiermee kunt u extra
hoogtemeterinstellingen openen (Hoogtemeterinstellingen,
pagina 7).
Standaardinstellingen: Hiermee herstelt u de
fabrieksinstellingen van de hoogtemeter.
Hoogtemeterinstellingen
Selecteer vanuit de hoogtemeter > Stel hoogtemeter in.
Automatische kalibratie: Met Eenmaal kan de hoogtemeter
automatisch één keer worden gekalibreerd wanneer u een
activiteit start.Met Continu kan de hoogtemeter tijdens de
gehele duur van uw activiteit worden gekalibreerd.
Barometermodus: Met Variabele hoogte kan de barometer
hoogteverschillen meten terwijl u onderweg bent. Vaste
hoogte gaat ervan uit dat het toestel stilstaat op een vaste
hoogte, zodat de barometerdruk alleen verandert door de
weersomstandigheden.
Luchtdruktrend: Hiermee stelt u in hoe het toestel
drukgegevens vastlegt. Altijd opslaan slaat alle
luchtdrukgegevens op. Dit kan handig zijn als u let op
weerfronten.
Type plot: Hiermee worden hoogteverschillen vastgelegd
gedurende een bepaalde tijd of over een bepaalde afstand,
of plaatselijke luchtdrukverschillen over een bepaalde
tijdsduur.
Kalibreer hoogtemeter: Hiermee kunt u handmatig de
barometrische hoogtemeter kalibreren (De barometrische
hoogtemeter kalibreren, pagina 7).
De barometrische hoogtemeter kalibreren
U kunt de barometrische hoogtemeter handmatig kalibreren als
de juiste hoogte of barometerdruk u bekend is.
1
Ga naar de locatie waarvan de hoogte of de barometerdruk u
bekend is.
2
Selecteer op de hoogtemeter > Stel hoogtemeter in >
Kalibreer hoogtemeter.
3
Volg de instructies op het scherm.
Connected functies
Connected functies zijn beschikbaar voor uw Montana toestel
als u het toestel verbindt met een draadloos netwerk of een
compatibele smartphone via Bluetooth technologie. Voor
sommige functies moet u de Garmin Connect
app of Garmin
Explore app op uw smartphone installeren. Ga naar garmin.com
/apps voor meer informatie.
Bluetooth sensoren: Hiermee kunt u Bluetooth compatibele
sensoren koppelen, bijvoorbeeld een hartslagmeter.
Connect IQ
: Hiermee kunt u via de Connect IQ app uw
toestelfuncties uitbreiden met widgets, gegevensvelden en
apps.
EPO-downloads: Hiermee kunt u een Extended Prediction
Orbit-bestand downloaden waarmee u snel GPS-satellieten
kunt vinden en de tijd kunt bekorten die nodig is om een
eerste GPS-locatie te krijgen via de Garmin Connect app
wanneer u verbinding heeft met een WiFi netwerk.
BirdsEye beelden: Hiermee kunt u BirdsEye Satellite Imagery
rechtstreeks naar uw toestel downloaden wanneer u bent
verbonden met een WiFi netwerk.
Garmin Explore: De Garmin Explore app synchroniseert en
deelt waypoints, tracks en routes met uw toestel. U kunt ook
kaarten downloaden naar uw smartphone voor offline
toegang.
Connected functies 7
Live geocachegegevens: Biedt betaalde of
abonnementservices voor het weergeven van live
geocachegegevens van www.geocaching.com via de Garmin
Connect app of wanneer u bent verbonden met een WiFi
netwerk.
Tracking: Hiermee kunt u trackpunten opnemen en verzenden
via het Iridium satellietnetwerk. U kunt contactpersonen
uitnodigen door een inReach bericht te verzenden vanuit het
veld. Met deze functie kunnen uw contactpersonen uw live-
gegevens bekijken op een MapShare volgpagina met behulp
van uw Garmin Explore account.
LiveTrack: Laat vrienden en familie uw activiteiten in real-time
volgen. U kunt volgers uitnodigen via e-mail of social media,
waardoor zij uw live-gegevens op een Garmin Connect
volgpagina kunnen zien.
Telefoonmeldingen: Geeft telefoonmeldingen en berichten
weer op uw Montana toestel via de Garmin Connect app.
Software-updates: Hiermee kunt u updates van uw
toestelsoftware ontvangen via de Garmin Connect app of
wanneer u bent verbonden met een WiFi netwerk.
Actief weer: Hiermee kunt u actuele weersomstandigheden en
weersverwachtingen weergeven via de Garmin Connect app
of wanneer u bent verbonden met een WiFi netwerk.
inReach Weather: Hiermee kunt u weersinformatie ontvangen
via uw inReach abonnement. U kunt een basis-, premium- of
marineweersverwachting aanvragen.
Vereisten voor connected functies
Sommige functies vereisen een smartphone en een specifieke
app op uw smartphone.
Functie Verbonden met een
gekoppelde
smartphone via de
Garmin Connect app
Verbonden met
een WiFi netwerk
Activiteiten uploaden
naar Garmin Connect
Ja Ja
Software-updates Ja Ja
EPO-downloads Ja Ja
Live geocachegegevens Ja Ja
Weer Ja Ja
Telefoonmeldingen Ja
1
Nee
Connect IQ Ja Nee
BirdsEye Directe
beelden
Nee Ja
Een smartphone met uw toestel koppelen
1
Blijf met uw compatibele smartphone binnen 10 m (33 ft.) van
uw toestel.
2
Selecteer Stel in > Bluetooth > Telefoon instellen.
3
Schakel op uw compatibele smartphone Bluetooth
technologie in en open de Garmin Connect app.
4
Selecteer in het of menu in de Garmin Connect app
Garmin toestellen > Voeg toestel toe en volg de instructies
in de app om het koppelingsproces te voltooien.
5
Download en open de Garmin Explore app.
6
Meld u aan bij de Garmin Explore app met uw Garmin
Connect gebruikersnaam en wachtwoord.
7
Selecteer de toesteloptie om uw toestel te koppelen met de
Garmin Explore app.
1
Het toestel ontvangt telefoonmeldingen van een gekoppelde iOS
®
telefoon recht-
streeks, en het ontvangt meldingen via de Garmin Connect app op een Android
telefoon.
Telefoonmeldingen
Voor telefoonmeldingen is een compatibele smartphone vereist
die binnen bereik is en gekoppeld is met het toestel. Wanneer
uw telefoon berichten ontvangt, worden meldingen naar uw
toestel verzonden.
Meldingen van uw telefoon weergeven
Voordat u meldingen kunt weergeven, moet u uw toestel
koppelen met uw compatibele smartphone.
1
Selecteer > Meldingen.
2
Selecteer een melding.
Meldingen verbergen
Meldingen worden standaard ingeschakeld als u uw toestel
koppelt met een compatibele smartphone. U kunt meldingen
verbergen, zodat ze niet worden weergegeven op het scherm
van uw toestel.
1
Selecteer Stel in > Bluetooth > Telefoon instellen.
2
Selecteer Meldingen om meldingen op het toestel uit te
schakelen.
Meldingen beheren
U kunt meldingen die op uw Montana toestel worden
weergegeven, beheren vanaf uw compatibele smartphone.
Selecteer een optie:
Als u een iPhone
®
toestel gebruikt, kunt u via de iOS
meldingsinstellingen de items selecteren die u op het
toestel wilt weergeven.
Als u een Android smartphone gebruikt, selecteert u in de
Garmin Connect app, Instellingen > Smartphone
meldingen.
Verbinding maken met een draadloos
netwerk
1
Selecteer Stel in > Wi-Fi.
2
Selecteer zo nodig de schakelaar om WiFi technologie in te
schakelen.
3
Selecteer Voeg netwerk toe.
4
Selecteer een optie:
Als u een zichtbaar draadloos netwerk wilt selecteren,
selecteert u een draadloos netwerk in de lijst en voert u zo
nodig het wachtwoord in.
Als u een verborgen draadloos netwerk wilt selecteren,
selecteert u > Voeg netwerk toe en voert u de SSID
en het wachtwoord van het netwerk in.
Het toestel onthoudt de netwerkgegevens voor deze locatie en
maakt voortaan automatisch verbinding als u terugkeert op de
locatie.
Een draadloze WiFi verbinding instellen
Voordat u WiFi functies kunt gebruiken, moet u de WiFi
verbinding instellen via de Garmin Express
app.
1
Ga naar garmin.com/express en download de Garmin
Express app.
2
Selecteer het toestel.
3
Selecteer Tools > Hulpprogramma's.
4
Volg de instructies op het scherm om WiFi connectiviteit in te
stellen met de Garmin Express app.
Connect IQ functies
U kunt aan uw toestel Connect IQ functies toevoegen van
Garmin en andere leveranciers via de Connect IQ app. U kunt
uw toestel aanpassen met gegevensvelden, widgets en apps.
Gegevensvelden: Hiermee kunt u nieuwe gegevensvelden
downloaden die sensoren, activiteiten en historische
gegevens op andere manieren presenteren. U kunt Connect
8 Connected functies
IQ gegevensvelden toevoegen aan ingebouwde functies en
pagina's.
Widgets: Hiermee kunt u direct informatie bekijken, zoals
sensorgegevens en meldingen.
Apps: Hiermee kunt u interactieve functies toevoegen aan uw
toestel, zoals nieuwe soorten buiten- en fitnessactiviteiten.
Connect IQ functies downloaden
Voordat u functies kunt downloaden via de Connect IQ app,
moet u uw Montana toestel met uw smartphone koppelen (Een
smartphone met uw toestel koppelen, pagina 8).
1
U kunt de Connect IQ app via de app store op uw telefoon
installeren en openen.
2
Selecteer zo nodig uw toestel.
3
Selecteer een Connect IQ functie.
4
Volg de instructies op het scherm.
Connect IQ functies downloaden via uw computer
1
Sluit het toestel met een USB-kabel aan op uw computer.
2
Ga naar apps.garmin.com en meld u aan.
3
Selecteer een Connect IQ functie en download deze.
4
Volg de instructies op het scherm.
Garmin Explore
Met de Garmin Explore website en mobiele app kunt u reizen
plannen en gebruikmaken van cloudopslag voor uw waypoints,
routes en tracks. Ze bieden geavanceerde planningsfuncties,
zowel online als offline, en u kunt gegevens delen en
synchroniseren met uw compatibele Garmin toestel. U kunt de
mobiele app gebruiken om kaarten te downloaden en overal te
navigeren, zonder gebruik te maken van uw mobiele service.
U kunt de Garmin Explore app downloaden vanaf de app store
op uw smartphone, of u kunt naar explore.garmin.com gaan.
Draadloze headsets
Uw toestel kan gesproken navigatieaanwijzingen naar een
Bluetooth draadloze headset verzenden.
Een draadloze headset met uw toestel koppelen
U moet het toestel koppelen met een compatibele mobiele
headset met Bluetooth technologie voordat u navigatie-
aanwijzingen kunt ontvangen via uw headset.
OPMERKING: Er kan slechts één headset tegelijk actief zijn.
1
Plaats uw headset en uw Montana toestel binnen 10 m
(33 ft.) van elkaar.
2
Schakel op uw headset de Bluetooth technologie in en maak
de headset zichtbaar voor andere Bluetooth toestellen.
3
Selecteer op uw Montana toestel Stel in > Bluetooth >
Audiotoestel > Voeg toestel toe.
U ziet een lijst met Bluetooth toestellen in de buurt.
4
Selecteer uw headset in de lijst.
Uw toestel verstuurt navigatie-aanwijzingen naar uw headset
terwijl u een route navigeert.
Een draadloze headset loskoppelen of verwijderen
1
Selecteer Stel in > Bluetooth > Audiotoestel.
2
Selecteer uw headset.
3
Selecteer een optie:
Als u een headset tijdelijk wilt loskoppelen zonder deze uit
de lijst met gekoppelde toestellen te verwijderen,
selecteert u Koppel toestel los.
Als u een headset wilt verwijderen uit de lijst met
gekoppelde toestellen, selecteert u Verwijder.
Navigatie
Pagina Waarheen?
U kunt de pagina gebruiken om een bestemming te zoeken
waar u naartoe wilt navigeren. Niet alle Waarheen?-categorieën
zijn beschikbaar in alle gebieden en op alle kaarten.
Navigeren naar een bestemming
1
Selecteer .
2
Selecteer een categorie.
3
Selecteer indien nodig > Spelzoeken en voer de naam
van de bestemming of een deel van de naam in.
4
Selecteer een bestemming.
5
Selecteer Ga.
6
Selecteer zo nodig het activiteittype.
7
Selecteer indien nodig de routeberekeningsmethode.
De route wordt als een gekleurde lijn op de kaart
weergegeven.
8
Navigeer met de kaart (Navigeren met de kaart, pagina 5) of
met het kompas (Navigeren met het kompas, pagina 6).
Stoppen met navigeren
Selecteer op de kaart of in het kompas > Navigatie
stoppen.
Een adres zoeken
U kunt de vooraf geladen City Navigator
®
kaarten op het
Montana 700i/750i toestel gebruiken om adressen te zoeken.
U kunt City Navigator kaarten kopen voor het Montana 700
toestel. Zie Optionele kaarten, pagina 9 voor meer informatie.
1
Selecteer > Adressen.
2
Selecteer Zoekgebied en selecteer een optie:
Selecteer Voer plaats/postcode in en voer de plaats of
postcode in.
Selecteer Voer staat of provincie in en voer de staat of
provincie in.
3
Selecteer Nummer en voer het huisnummer in.
4
Selecteer Straatnaam en voer de straatnaam in.
Navigeren over wegen
Voordat u door routes op straat kunt navigeren, moet u City
Navigator kaarten of andere kaarten hebben waarop routes op
straat zijn geïnstalleerd.
1
Selecteer Profiel wijzigen > Rijden.
2
Selecteer een bestemming.
3
Navigeer met behulp van de kaart.
Volg dan de aanwijzingen in de tekstbalk boven in de kaart.
Geluidssignalen geven afslagen op de route aan.
Optionele kaarten
U kunt extra kaarten op het toestel gebruiiken, zoals BirdsEye
satelletbeelden, City Navigator, en Garmin HuntView
Plus
gedetailleerde kaarten. Gedetailleerde kaarten bevatten
mogelijk meer nuttige punten, zoals restaurants of
watersportdiensten. Ga voor meer informatie naar
buy.garmin.com of neem contact op met uw Garmin dealer.
Kaarten inschakelen
U kunt kaartproducten inschakelen die op het toestel zijn
geïnstalleerd.
1
Selecteer op de kaart > Kaartinstellingen > Configureer
kaarten.
2
Selecteer de schakelaar om elke geïnstalleerde kaart in te
schakelen.
Een locatie in de buurt van een andere locatie zoeken
1
Selecteer > > Zoek nabij.
Navigatie 9
2
Selecteer een optie.
3
Selecteer een locatie.
Waypoints
Waypoints zijn locaties die u vastlegt en in het toestel opslaat.
Met waypoints kunt u markeren waar u bent, waar u naartoe
gaat of waar u bent geweest.
Uw huidige locatie opslaan als een waypoint
1
Selecteer Markeer waypoint.
2
Selecteer zo nodig een veld om het waypoint te bewerken.
3
Selecteer Sla op.
Een locatie op de kaart opslaan als waypoint
U kunt de locatie op de kaart opslaan als een waypoint.
1
Selecteer een locatie op de kaart.
2
Selecteer de informatiebalk boven in het scherm.
3
Selecteer > Sla op als waypoint.
Naar een waypoint navigeren
1
Selecteer > Waypoints.
2
Selecteer een waypoint.
3
Selecteer Ga.
Uw route naar het waypoint wordt standaard weergegeven
als een rechte, gekleurde lijn op de kaart.
Een punt zoeken
1
Selecteer Waypoint-beheer.
2
Selecteer een waypoint in de lijst.
3
Selecteer indien nodig om uw zoekbewerking te verfijnen.
4
Selecteer een optie:
Selecteer Spelzoeken om te zoeken met de naam van
het waypoint.
Selecteer Selecteer symbool om te zoeken met het
waypointsymbool.
Selecteer Zoek nabij om te zoeken in de buurt van recent
gevonden locaties, een ander waypoint, uw huidige
waypoint of een plaats op de kaart.
Selecteer Sorteer om de lijst met waypoints te bekijken
gesorteerd op dichtstbijzijnde afstand of op alfabetische
volgorde.
Een via-punt bewerken
1
Selecteer Waypoint-beheer.
2
Selecteer een via-punt.
3
Selecteer een item om te bewerken, bijvoorbeeld de naam.
4
Voer de nieuwe informatie in en selecteer .
Een waypoint verwijderen
1
Selecteer Waypoint-beheer > > Verwijder.
2
Selecteer een optie:
Als u een waypoint wilt verwijderen, selecteert u een
waypoint.
Als u meerdere waypoints wilt verwijderen, selecteert u
meerdere waypoints.
Als u alle waypoints wilt verwijderen, selecteert u
Selecteer alles.
3
Selecteer Verwijder.
De foto van een waypoint wijzigen
1
Selecteer Waypoint-beheer.
2
Selecteer een waypoint.
3
Selecteer > Wijzig foto.
4
Selecteer een foto.
5
Selecteer Gebruik.
De nauwkeurigheid van een waypointlocatie
verbeteren
U kunt de nauwkeurigheid van een waypointlocatie verbeteren
door de locatiegegevens te middelen. Bij het middelen voert het
toestel verschillende GPS-metingen van dezelfde locatie uit en
gebruikt de gemiddelde waarde voor een nauwkeurigere meting.
1
Selecteer Waypoint-beheer.
2
Selecteer een waypoint.
3
Selecteer > Gemiddelde locatie.
4
Ga naar de locatie van het waypoint.
5
Selecteer Start.
6
Volg de instructies op het scherm.
7
Als de statusbalk Betrouwbaarheid van meting op 100%
staat, selecteer dan Sla op.
Voor de beste resultaten kunt u maximaal acht metingen voor
een waypoint opslaan. Wacht minimaal 90 minuten tussen de
metingen.
Een waypoint projecteren vanuit een opgeslagen
waypoint
U kunt een nieuw waypoint opslaan door de afstand en peiling
te projecteren vanaf een opgeslagen waypoint naar een nieuwe
locatie.
1
Selecteer Waypoint-beheer.
2
Selecteer een waypoint.
3
Selecteer > Projecteer waypoint.
4
Geef de peiling op en selecteer .
5
Selecteer een maateenheid.
6
Voer de afstand in en selecteer .
7
Selecteer Sla op.
Een waypoint op de kaart verplaatsen
1
Selecteer Waypoint-beheer.
2
Selecteer een waypoint.
3
Selecteer > Verplaats via-punt.
4
Selecteer een locatie op de kaart.
5
Selecteer Verplaats.
Een locatie in de buurt van een waypoint zoeken
1
Selecteer Waypoint-beheer.
2
Selecteer een waypoint.
3
Selecteer > Zoek nabij hier.
4
Selecteer een categorie.
Op de lijst staan locaties in de buurt van het oorspronkelijke
waypoint.
Een nabijheidswaarschuwing voor een waypoint
instellen
U kunt een nabijheidswaarschuwing voor een waypoint
toevoegen. Gevarenzones waarschuwen u als u zich binnen het
opgegeven bereik van een bepaalde locatie bevindt.
1
Selecteer Waypoint-beheer.
2
Selecteer een waypoint.
3
Selecteer > Stel gevarenzone in.
4
Voer de radius in.
Wanneer u een gebied met een nabijheidswaarschuwing
binnengaat, klinkt er een signaal.
Een waypoint toevoegen aan uw route
1
Selecteer Waypoint-beheer.
2
Selecteer een waypoint.
10 Navigatie
3
Selecteer > Voeg aan route toe.
4
Selecteer een route.
Een waypoint verplaatsen naar uw huidige locatie
U kunt de locatie van een waypoint wijzigen. Als u bijvoorbeeld
uw voertuig verplaatst, kunt u de locatie wijzigen in uw huidige
locatie.
1
Selecteer Waypoint-beheer.
2
Selecteer een waypoint.
3
Selecteer > Verplaats naar hier.
De locatie van het waypoint wordt gewijzigd in uw huidige
locatie.
Routes
Een route bestaat uit een serie via-punten of locaties die u naar
uw bestemming leidt.
Een route maken
1
Selecteer Routeplanner > Route maken > Selecteer eerste
punt.
2
Selecteer een categorie.
3
Selecteer het eerste punt in de route.
4
Selecteer Gebruik.
5
Selecteer Kies volgend punt om meer punten aan de route
toe te voegen.
6
Selecteer om de route op te slaan.
Een route maken met de kaart
1
Selecteer Routeplanner > Route maken > Selecteer eerste
punt > Kaart gebruiken.
2
Selecteer een punt op de kaart.
3
Selecteer Gebruik.
4
Verplaats de kaart en selecteer meer punten op de kaart om
toe te voegen aan de route.
5
Selecteer .
Een route voor een rondreis maken
Het toestel kan een rondreis maken op basis van een
opgegeven afstand en startlocatie.
1
Selecteer > Rondreis plannen.
2
Selecteer Afstand en voer de totale afstand van de route in.
3
Selecteer Startlocatie.
4
Selecteer een optie:
Selecteer Huidige locatie.
OPMERKING: Als het toestel geen satellietsignalen
ontvangt waarmee uw huidige locatie kan worden
bepaald, vraagt het toestel u om de laatst bekende locatie
te gebruiken of om een locatie te selecteren op de kaart.
Selecteer Kaart gebruiken als u een locatie op de kaart
wilt selecteren.
5
Selecteer zo nodig Activiteit om het activiteittype voor
routeberekening te wijzigen.
6
Selecteer Zoek.
Er worden maximaal drie koersen gemaakt.
TIP: U kunt nogmaals Zoek selecteren om verschillende
routes te genereren.
7
Selecteer een route om deze op de kaart weer te geven.
8
Selecteer Ga.
Een opgeslagen route navigeren
1
Selecteer > Routes.
2
Selecteer een route.
3
Selecteer Ga.
Daarop wordt de route standaard als een rechte, gekleurde
lijn op de kaart weergegeven.
Punten aan een route toevoegen
1
Selecteer tijdens het navigeren een locatie op de kaart.
2
Selecteer de informatiebalk boven in het scherm.
3
Selecteer Ga.
4
Selecteer een optie:
Als u het punt als tussenbestemming in de huidige route
wilt toevoegen, selecteert u Toevoegen als waypoint.
Als u de huidige routebestemming wilt wijzigen in het
nieuwe punt, selecteert u Instellen als nw bestemming.
De actieve route weergeven
1
Selecteer tijdens het navigeren van een route Actieve route.
2
Selecteer een punt in de route om meer details weer te
geven.
De naam van een route wijzigen
U kunt de naam van een route wijzigen om die duidelijker te
maken.
1
Selecteer Routeplanner.
2
Selecteer een route.
3
Selecteer Wijzig naam.
4
Typ de nieuwe naam.
Een route bewerken
1
Selecteer Routeplanner.
2
Selecteer een route.
3
Selecteer Wijzig route.
4
Selecteer een punt.
5
Selecteer een optie:
Selecteer Overzicht om het punt op de kaart weer te
geven.
Selecteer Omhoog of Omlaag als u de volgorde van de
punten in de route wilt wijzigen.
Selecteer Voeg in als u een punt aan de route wilt
toevoegen.
Het nieuwe punt wordt ingevoegd vóór het geselecteerde
punt.
Selecteer Verwijder als u het punt uit de route wilt
verwijderen.
6
Selecteer om de route op te slaan.
Een route weergeven op de kaart
1
Selecteer Routeplanner.
2
Selecteer een route.
3
Selecteer Bekijk kaart.
De hoogtegrafiek van een route weergeven
De hoogtegrafiek toont de hoogtes op een route op basis van
uw route-instelling. Als uw toestel is geconfigureerd voor directe
routes, toont de hoogtegrafiek de hoogtes tussen routepunten in
een rechte lijn. Als uw toestel is geconfigureerd voor routes via
wegen, toont de hoogtegrafiek de hoogtes van de wegen op uw
route.
1
Selecteer Routeplanner.
2
Selecteer een route.
3
Selecteer Hoogteprofiel.
Een route omkeren
U kunt de begin- en eindpunten van uw route omwisselen om de
route in omgekeerde richting te volgen.
1
Selecteer Routeplanner.
2
Selecteer een route.
Navigatie 11
3
Selecteer Keer route om.
Een route verwijderen
1
Selecteer Routeplanner.
2
Selecteer een route.
3
Selecteer Wis route.
Opnamen
Uw toestel registreert uw pad als een activiteit. Activiteiten
bevatten informatie over de punten langs de geregistreerde
route, inclusief de tijd, locatie en hoogtegegevens voor ieder
punt.
Opname-instellingen
Selecteer Stel in > Vastleggen.
Opnamemethode: Hiermee stelt u de opnamemethode in. De
optie Automatisch legt punten met variabele intervallen vast
voor een optimale weergave van uw route. U kunt ook punten
op specifieke tijd- of afstandintervallen opnemen.
Interval: Hiermee stelt u de opnamefrequentie in. Bij frequenter
vastleggen van punten ontstaat er een gedetailleerdere
route, maar raakt het opnamelog ook sneller vol.
Auto Pause: Hiermee stopt u het vastleggen van uw route
wanneer u zich niet verplaatst.
Automatisch starten: Hiermee stelt u in dat het toestel
automatisch een nieuwe opname start wanneer de vorige
opname eindigt.
Activiteittype: Hiermee stelt u het standaard activiteitentype
voor het toestel in.
Geavanc. instellingen: Hiermee kunt u extra opname-
instellingen openen (Geavanceerde opname-instellingen,
pagina 12).
Geavanceerde opname-instellingen
Selecteer Stel in > Vastleggen > Geavanc. instellingen.
Uitvoerindeling: Hiermee stelt u in dat de opname wordt
opgeslagen als FIT- of GPX/FIT-bestand op het toestel
(Bestandstypen, pagina 26). Met de optie FIT wordt uw
activiteit vastgelegd met fitnessinformatie die is toegesneden
op de Garmin Connect app en voor navigatie kan worden
gebruikt. Met de optie FIT en GPX wordt uw activiteit
vastgelegd als een traditioneel spoor dat op de kaart kan
worden bekeken en kan worden gebruikt voor navigatie, en
als een activiteit met fitnessinformatie.
Auto opslaan: Hiermee stelt u een automatisch schema in voor
het opslaan van uw opnamen. Zo kunt u uw reizen
organiseren en geheugenruimte besparen (Instellingen voor
automatisch opslaan, pagina 12).
Reis vastleggen: Hiermee kunt u de optie voor het vastleggen
van reisgegevens instellen.
Herstel vastgelegde gegevens: Hiermee kunt u een optie voor
het herstellen van gegevens instellen. Met de optie Activiteit
en reis worden de opname- en reisgegevens aan het eind
van het actieve opname teruggezet op nul. De optie Op
verzoek vraagt u om de gegevens te selecteren die u wilt
herstellen.
Instellingen voor automatisch opslaan
Selecteer Stel in > Vastleggen > Geavanc. instellingen >
Auto opslaan.
Indien vol: Slaat de huidige opname automatisch op en start
een nieuwe wanneer de huidige opname bijna 20.000
spoorpunten is.
Dagelijks: Slaat de opname van de vorige dag automatisch op
en start een nieuwe wanneer u het toestel op een nieuwe
dag inschakelt.
Wekelijks: Slaat de opname van de vorige week automatisch
op en start een nieuwe wanneer u het toestel in een nieuwe
week inschakelt.
Automatisch: Slaat de huidige opname automatisch op op
basis van de lengte en het aantal genomen spoorpunten.
Nooit: Slaat de huidige opname nooit automatisch op. Wanneer
de huidige opname bijna 20.000 spoorpunten nadert, filtert
het toestel het actieve spoor om overbodige punten te
verwijderen terwijl de vorm en geschiedenis van de opname
behouden blijven. Ongefilterde punten worden opgeslagen in
een tijdelijk GPX- en FIT-bestand dat wordt opgeslagen of
verwijderd wanneer de opname stopt.
OPMERKING: Bij het importeren van FIT-activiteiten of GPX-
tracks met meer dan 20.000 spoorpunten, filtert het toestel
de lijn zodat deze in het toestelgeheugen past en de
prestaties van de kaarttekening verbetert, terwijl de vorm en
geschiedenis van de opname behouden blijven. De FIT- en
GPX-bestanden behouden al hun oorspronkelijke
spoorpunten.
De huidige activiteit weergeven
Standaard begint het toestel automatisch met het registreren
van uw pad als activiteit wanneer het wordt ingeschakeld en
satellietsignalen ontvangt. U kunt de registratie handmatig
pauzeren en starten.
1
Selecteer om de statuspagina te openen.
2
Selecteer Activiteit vastleggen.
3
Selecteer een optie:
Selecteer om de opname van de huidige activiteit te
regelen.
Als u gegevensvelden voor de activiteit wilt weergeven,
selecteert u .
Als u de huidige activiteit op de kaart wilt weergeven,
selecteert u .
Selecteer om een hoogtegrafiek van de huidige
activiteit weer te geven.
Uw activiteitlog aanpassen
U kunt de manier waarop uw toestel activiteiten weergeeft en
vastlegt aanpassen.
1
Selecteer om de statuspagina te openen.
2
Selecteer Activiteit vastleggen > .
3
Selecteer een optie:
Als u de kleur van de activiteitlijn op de kaart wilt wijzigen,
selecteert u Kleur.
Als u een lijn wilt weergeven op de kaart die uw activiteit
aangeeft, selecteert u Toon op kaart.
4
Selecteer > Activiteiten instellen > Opnamemethode.
5
Selecteer een optie:
Selecteer Automatisch als u uw activiteiten automatisch
en optimaal wilt laten vastleggen, met variabele
intervallen.
Als u activiteiten op basis van een opgegeven afstand wilt
vastleggen, selecteert u Afstand.
Als u activiteiten op basis van een opgegeven tijd wilt
vastleggen, selecteert u Tijd.
6
Selecteer Interval.
7
Voer een van onderstaande handelingen uit:
Als u Automatisch hebt geselecteerd als
Opnamemethode, selecteert u een optie om activiteiten
vaker of minder vaak vast te leggen.
OPMERKING: De optie Vaakst geeft de meeste
activiteitgegevens weer, maar neemt de meeste
geheugenruimte in het toestel in beslag.
12 Navigatie
Als u Afstand of Tijd hebt geselecteerd als
Opnamemethode, voert u een waarde in en selecteert u
.
Navigeren met behulp van TracBack
®
Tijdens het navigeren kunt u terug navigeren naar het begin van
uw activiteit. Dit kan handig zijn als u de weg naar een kamp of
het begin van een wandelroute wilt terugvinden.
1
Selecteer om de statuspagina te openen.
2
Selecteer Activiteit vastleggen > > TracBack.
3
Navigeren met de kaart of het kompas.
De huidige activiteit opslaan
1
Selecteer om de statuspagina te openen.
2
Selecteer Activiteit vastleggen > .
3
Selecteer een optie:
Selecteer om de gehele activiteit op te slaan.
Selecteer > Sla deel op en selecteer een gedeelte.
De huidige activiteit wissen
1
Selecteer om de statuspagina te openen.
2
Selecteer Activiteit vastleggen.
3
Selecteer > > Wis.
Geschiedenis
Geschiedenis bevat informatie over datum, tijd, afstand,
calorieën, gemiddelde snelheid of tempo, stijging, daling en de
optionele draadloze sensor.
OPMERKING: De geschiedenis wordt niet vastgelegd wanneer
de timer is gestopt of gepauzeerd.
Als het geheugen van het toestel vol is, wordt er een bericht
weergegeven. Het toestel overschrijft of verwijdert niet
automatisch uw geschiedenis. U kunt uw geschiedenis
regelmatig uploaden naar Garmin Connect om uw
activiteitgegevens bij te houden (Garmin Connect gebruiken,
pagina 26).
Activiteitinformatie weergeven
1
Selecteer Opgenomen activiteiten.
2
Selecteer een activiteit.
3
Selecteer .
De hoogtegrafiek van een activiteit weergeven
1
Selecteer Opgenomen activiteiten.
2
Selecteer een activiteit.
3
Selecteer .
Een locatie van een activiteit opslaan
1
Selecteer Opgenomen activiteiten.
2
Selecteer een activiteit.
3
Selecteer .
4
Selecteer een locatie in de activiteit.
5
Selecteer de informatie over de locatie boven aan de kaart.
Er verschijnt informatie over de locatie.
6
Selecteer > Sla op als waypoint.
Een spoor maken op basis van een opgeslagen activiteit
U kunt een spoor maken op basis van een opgeslagen activiteit.
Hiermee kunt u uw spoor draadloos delen met andere
compatibele Garmin toestellen.
1
Selecteer Opgenomen activiteiten.
2
Selecteer een activiteit.
3
Selecteer > Opslaan als spoor.
Een activiteit omkeren
U kunt de begin- en eindpunten van uw activiteit omwisselen om
de activiteit in omgekeerde richting te volgen.
1
Selecteer Opgenomen activiteiten.
2
Selecteer een activiteit.
3
Selecteer > Omgekeerde kopie.
Een opgeslagen activiteit navigeren
1
Selecteer > Opgenomen activiteiten.
2
Selecteer een activiteit.
3
Selecteer Ga.
Een opgeslagen activiteit verwijderen
1
Selecteer Opgenomen activiteiten.
2
Selecteer een activiteit.
3
Selecteer > Verwijder.
Weer
Actief weer: Terwijl uw Montana toestel is verbonden met uw
smartphone of met een WiFi netwerk en een actieve
internetverbinding heeft, kan het gedetailleerde
weerinformatie ontvangen van internet. Deze functie biedt
weersvoorspellingen per uur en per dag en live grafische
kaarten.
inReach weer: Uw Montana 700i/750i kan via uw inReach
abonnement weersinformatie ontvangen. Uw toestel kan een
inReach bericht verzenden waarin u een basis-, premium- of
scheepvaartweersvoorspelling aanvraagt. U kunt
weersverwachtingen ontvangen voor uw huidige locatie, een
waypoint, GPS-coördinaten of een locatie die u op de kaart
kiest.
Een inReach weersvoorspelling aanvragen
Voor de beste resultaten moet u ervoor zorgen dat uw toestel
een duidelijk zicht op de lucht heeft wanneer u een inReach
weersverwachting aanvraagt.
Uw toestel kan een bericht verzenden waarin u een basis-,
premium- of scheepvaartweersvoorspelling aanvraagt met uw
inReach abonnement. U kunt weersverwachtingen ontvangen
voor uw huidige locatie, een waypoint, GPS-coördinaten of een
locatie die u op de kaart kiest. Voor weersvoorspellingen worden
datakosten of extra kosten in rekening gebracht voor uw
inReach abonnement.
1
Selecteer inReach > inReach weer > Nieuwe
weersvoorspelling.
2
Selecteer zo nodig Type weersvoorspelling en kies
vervolgens een Basis- of Premiumweersvoorspelling.
3
Selecteer indien nodig Locatie, en selecteer een locatie.
Het toestel vraagt standaard om het weer voor uw huidige
locatie.
4
Selecteer zo nodig Maritiem om een
scheepvaartweersvoorspelling te ontvangen.
OPMERKING: Voor locaties uit de kust of in een groot
watergebied, kunt u het beste alleen een
scheepvaartweersvoorspelling aanvragen.
Weersverwachtingen voor de scheepvaart zijn niet
beschikbaar voor landlocaties of meren in het binnenland.
5
Selecteer Haal weersvoorspelling op.
Het toestel verzendt een aanvraag voor de prognose. Het kan
enkele minuten duren voordat de weersverwachting is
ontvangen.
Nadat het toestel klaar is met het downloaden van de gegevens,
kunt u de prognose op elk gewenst moment bekijken totdat alle
informatie in de prognose is verlopen. U kunt de
weersverwachting tevens op elk moment bijwerken.
Een inReach weersvoorspelling bijwerken
U kunt een inReach weersverwachting bijwerken die is verlopen
of verouderde informatie bevat. Bij het bijwerken van een
Weer 13
voorspelling worden dezelfde datakosten of extra kosten in
rekening gebracht als bij het aanvragen van een voorspelling.
1
Selecteer inReach > inReach weer.
2
Selecteer locatie met een verouderde weersvoorspelling.
3
Selecteer Weersvoorspelling bijwerken.
Het toestel vraagt een bijgewerkte voorspelling op. Als u de
voorspelling Mijn locatie bijwerkt, vraagt het toestel een
bijgewerkte prognose voor uw huidige locatie op. Het kan enkele
minuten duren voordat de bijgewerkte weersverwachting is
ontvangen.
Een inReach weersverwachting verwijderen
U kunt een verlopen voorspelling of een voorspelling voor een
locatie die u niet meer nodig hebt verwijderen.
1
Selecteer inReach > inReach weer.
2
Selecteer een weerlocatie.
OPMERKING: U kunt de verwachting voor Mijn locatie niet
verwijderen.
3
Selecteer > Verwijder.
Een actieve weersverwachting weergeven
Terwijl uw Montana toestel is verbonden met uw smartphone of
een WiFi netwerk en een actieve internetverbinding heeft, kan
het gedetailleerde weerinformatie ontvangen van internet.
1
Selecteer Actief weer.
Het toestel downloadt automatisch een weersverwachting
voor uw huidige locatie.
2
Selecteer een dag om een uurprognose weer te geven,
indien beschikbaar.
3
Selecteer een tijdsinterval om gedetailleerde weersinformatie
weer te geven.
Een actieve weerkaart weergeven
Terwijl uw toestel is verbonden met een smartphone of WiFi
netwerk met internettoegang, kunt u een live weerkaart bekijken
met weerradar, bewolking, temperatuur of windomstandigheden.
1
Selecteer Actief weer.
2
Selecteer een optie:
OPMERKING: Sommige opties zijn mogelijk niet in alle
regio's beschikbaar.
Selecteer om een weerradar te bekijken.
Selecteer om de bewolking te bekijken.
Selecteer om temperaturen te bekijken.
Selecteer om windsnelheden en -richtingen te bekijken.
De geselecteerde gegevens worden op de kaart
weergegeven. Het kan even duren voordat het toestel de
weerkaartgegevens heeft geladen.
3
Selecteer een optie:
Druk op het of om in of uit te zoomen op de kaart.
Als u verschillende gebieden wilt weergeven, sleept u de
kaart.
Een actieve weerlocatie toevoegen
U kunt een weerlocatie toevoegen om het actieve weer voor
waypoints, GPS-coördinaten of andere locaties weer te geven.
1
Selecteer > Locaties beheren > Nieuwe locatie terwijl u
een actieve weersvoorspelling bekijkt.
2
Selecteer een locatie.
3
Selecteer Gebruik.
Het toestel downloadt een prognose voor de geselecteerde
locatie.
De actieve weerlocatie wijzigen
U kunt snel schakelen tussen voorspellingen voor actieve
weerlocaties die u eerder hebt toegevoegd.
1
Selecteer > Locaties beheren terwijl u een actieve
weersverwachting bekijkt.
2
Selecteer een locatie in de lijst.
TIP: De optie Mijn locatie downloadt altijd een voorspelling
voor uw huidige locatie.
3
Selecteer Gebruik.
Het toestel downloadt de meest recente voorspelling voor de
geselecteerde locatie.
Een actieve weerlocatie verwijderen
1
Selecteer > Locaties beheren terwijl u een actieve
weersverwachting bekijkt.
2
Selecteer een locatie in de lijst.
OPMERKING: U kunt de verwachting voor Mijn locatie niet
verwijderen.
3
Selecteer Verwijder.
Toepassingen voor hoofdmenu
Selecteer .
OPMERKING: Sommige toepassingen worden niet standaard in
het hoofdmenu weergegeven. Mogelijk moet u toepassingen
toevoegen aan het hoofdmenu voordat u deze kunt selecteren
(Het hoofdmenu aanpassen, pagina 15).
Actieve route: Toont uw actieve route en eventuele
toekomstige waypoints (Routes, pagina 11).
Actief weer: Geeft de huidige temperatuur,
temperatuursvoorspelling, weersvoorspelling, weerradar,
bewolking en windomstandigheden weer (Een actieve
weersverwachting weergeven, pagina 14).
Avonturen: Geeft een lijst met avonturen weer van de
BaseCamp
toepassing (Garmin Adventures, pagina 15).
Wekker: Hiermee stelt u een geluidsalarm in. Als u het toestel
niet gebruikt, kunt u instellen dat het toestel op een bepaald
ogenblik wordt ingeschakeld (Een alarm instellen,
pagina 16).
Hoogtemeter: Geeft de hoogte weer over de afgelegde afstand
(Hoogtemeter, pagina 7).
Oppervlakteberekening: Hiermee kunt u de oppervlakte van
een gebied berekenen (De oppervlakte van een gebied
berekenen, pagina 16).
BirdsEye Direct: Hiermee kunt u BirdsEye Satellite Imagery
direct naar uw toestel downloaden (BirdsEye beelden,
pagina 16).
Calculator: Geeft een rekenmachine weer.
Agenda: Geeft een agenda weer.
Camera: Hiermee kunt u foto's maken met de camera (Een foto
maken, pagina 16).
OPMERKING: De camera is alleen beschikbaar op het
Montana 750i toestel.
Kompas: Geeft het kompas weer (Kompas, pagina 6).
Connect IQ: Toont een lijst met geïnstalleerde Connect IQ apps
(Connect IQ functies, pagina 8).
Contacten: Hiermee kunt u contactpersonen toevoegen,
bewerken en verwijderen voor inReach berichten (inReach
functies, pagina 3).
OPMERKING: inReach functies zijn alleen beschikbaar op
het Montana 700i/750i toestel.
DogTrack: Hiermee kunt u informatie bekijken die wordt
verzonden vanaf een handheld volgtoestel voor honden op
uw Montana toestel (Honden volgen, pagina 17).
14 Toepassingen voor hoofdmenu
Zaklamp: Hiermee schakelt u de zaklamp in (De zaklamp
gebruiken, pagina 17).
Geocaching: Toont een lijst met gedownloade geocaches
(Geocaches, pagina 17).
Jagen en vissen: Geeft voorspellingen voor de beste datums
en tijdstippen om te jagen en te vissen op uw huidige locatie
weer.
inReach: Biedt toegang tot inReach functies, zoals berichten,
SOS, tracking en inReach weer (inReach functies, pagina 3).
OPMERKING: inReach functies zijn alleen beschikbaar op
het Montana 700i/750i toestel.
inReach Remote: Hiermee kunt u berichten verzenden op uw
gekoppelde inReach toestel (De inReach afstandsbediening
gebruiken, pagina 19).
OPMERKING: De functie inReach Remote is alleen
beschikbaar op het Montana 700 toestel.
Inreach hulpprogramma's: Hiermee kunt u details over uw
inReach abonnement bekijken, e-mail controleren en het
toestel testen (inReach functies, pagina 3).
OPMERKING: inReach functies zijn alleen beschikbaar op
het Montana 700i/750i toestel.
inReach weer: Hiermee kunt u basis-, premium-, of
marineweersverwachtingen aanvragen met uw
geabonneerde inReach toestel (inReach functies, pagina 3).
OPMERKING: inReach functies zijn alleen beschikbaar op
het Montana 700i/750i toestel.
Man-over-boord: Een Man-over-boord-locatie (MOB) markeren
en terug navigeren naar dat punt (Een Man-overboord-locatie
markeren en de navigatie ernaartoe starten, pagina 19).
Kaart: Geeft de kaart weer (Kaart, pagina 5).
Markeer waypoint: Hiermee slaat u uw huidige locatie op als
een waypoint.
Berichten: Hiermee kunt u een voorinstelling of tekstbericht
verzenden via het Iridium satellietnetwerk (inReach functies,
pagina 3).
OPMERKING: inReach functies zijn alleen beschikbaar op
het Montana 700i/750i toestel.
Meldingen: Waarschuwt u bij inkomende oproepen, sms-
berichten, updates van sociale netwerken en meer volgens
de meldingsinstellingen op uw smartphone
(Telefoonmeldingen, pagina 8).
Fotoviewer: Geeft opgeslagen foto's weer (Foto's weergeven,
pagina 16).
Profiel wijzigen: Hiermee kunt u het toestelprofiel wijzigen om
uw instellingen en gegevensvelden aan te passen voor een
bepaalde activiteit of reis (Een profiel selecteren, pagina 19)
Gevarenzones: Hiermee kunt u waarschuwingen instellen die
afgaan binnen het bereik van bepaalde locaties (Een
nabijheidswaarschuwing instellen, pagina 19).
Opgenomen activiteiten: Geeft uw huidige activiteit en een lijst
met opgenomen activiteiten weer (Opnamen, pagina 12).
Opnameknoppen: Hiermee kunt u de details van de huidige
activiteit bekijken en het vastleggen van de huidige activiteit
controleren (De huidige activiteit weergeven, pagina 12).
Routeplanner: Geeft een lijst met opgeslagen routes weer en u
kunt hiermee nieuwe routes maken (Een route maken,
pagina 11).
Satelliet: Hiermee wordt uw huidige GPS-satellietinformatie
weergegeven (Satellietpagina, pagina 20).
Opgeslagen sporen: Geeft een lijst met opgeslagen tracks
weer (Een spoor maken op basis van een opgeslagen
activiteit, pagina 13).
Stel in: Hiermee kunt u het toestel aanpassen met de extra's in
het menu voor instellen (Het menu Instellen, pagina 20).
Draadloos delen: Hiermee kunt u draadloos bestanden
overbrengen naar een ander compatibel Garmin toestel
(Gegevens draadloos verzenden en ontvangen, pagina 20).
Peil en ga: Hiermee kunt u het toestel op een object in de verte
richten en navigeren met het object als referentiepunt
(Navigeren met Peil en ga, pagina 6).
SOS: Hiermee kunt u een SOS-redding starten (inReach
functies, pagina 3).
OPMERKING: inReach functies zijn alleen beschikbaar op
het Montana 700i/750i toestel.
Stopwatch: Hiermee kunt u ronden en rondetijden meten.
Zon en maan: Geeft de tijd van zonsopkomst en
zonsondergang en de maanfase weer, gebaseerd op uw
GPS-positie.
Tripcomputer: Geeft de tripcomputer weer (Tripcomputer,
pagina 7).
Volgen: Hiermee kunt u trackpunten opnemen en verzenden via
het Iridium satellietnetwerk. (inReach functies, pagina 3).
OPMERKING: inReach functies zijn alleen beschikbaar op
het Montana 700i/750i toestel.
VIRB afstandsbedien.: Hiermee kunt u de camera bedienen als
u een VIRB
®
toestel hebt gekoppeld aan uw Montana toestel
(De VIRB afstandsbediening gebruiken, pagina 20).
Waypoint middelen: Hiermee kunt u de locatie van een
waypoint verfijnen voor meer nauwkeurigheid (De
nauwkeurigheid van een waypointlocatie verbeteren,
pagina 10).
Waypoint-beheer: Geeft alle waypoints weer die zijn
opgeslagen op het toestel (Waypoints, pagina 10)
Waarheen?: Hiermee kunt u een bestemming vinden waarnaar
u wilt navigeren (Pagina Waarheen?, pagina 9).
XERO locaties: Hiermee wordt de laserlocatie-informatie
weergegeven als u een compatibel Xero
®
toestel met uw
Montana toestel hebt gekoppeld.
Het hoofdmenu aanpassen
U kunt items in het hoofdmenu toevoegen, verwijderen en de
volgorde ervan wijzigen.
Houd een pictogram in het hoofdmenu ingedrukt en versleep
het naar een nieuwe locatie.
Houd een pictogram in het hoofdmenu vast en sleep het naar
om het uit het hoofdmenu te verwijderen.
Selecteer Pagina toevoegen, selecteer een tabblad en
selecteer een item dat u wilt toevoegen aan het hoofdmenu.
Selecteer > Wijzig itemvolgorde, selecteer een item en
volg de instructies op het scherm om de volgorde te wijzigen,
het item toe te voegen of te verwijderen uit het hoofdmenu.
Garmin Adventures
U kunt items die bij elkaar horen groeperen als een avontuur. U
kunt bijvoorbeeld een avontuur maken van een wandeltocht.
Een avontuur kan bijvoorbeeld bestaan uit het spoorlog, de
foto's en de geocaches van de tocht. Gebruik BaseCamp om uw
avonturen te maken en te beheren. Ga voor meer informatie
naar garmin.com/basecamp.
Bestanden verzenden van en naar BaseCamp
1
Open BaseCamp.
2
Verbind het toestel met uw computer.
3
Selecteer een optie:
Selecteer en sleep een item van een aangesloten toestel
naar Mijn verzameling of een lijst.
Selecteer een item in Mijn verzameling of een lijst en
sleep het naar een aangesloten toestel.
Toepassingen voor hoofdmenu 15
Een avontuur maken
Voordat u een avontuur kunt maken en naar uw toestel kunt
sturen, moet u BaseCamp naar uw computer downloaden en
moet u een spoor vanaf uw toestel overdragen naar uw
computer (Bestanden verzenden van en naar BaseCamp,
pagina 15).
1
Open BaseCamp.
2
Selecteer Bestand > Nieuw > Garmin Adventure.
3
Selecteer een spoor en klik op Volgende.
4
Voeg indien nodig items toe vanuit BaseCamp.
5
Geef in de vereiste velden de naam en een beschrijving op
voor het avontuur.
6
Als u de omslagfoto van het avontuur wilt wijzigen, selecteert
u Wijzig, en vervolgens een andere foto.
7
Klik op Voltooien.
Een avontuur beginnen
Voordat u een avontuur kunt beginnen, moet u een avontuur
verzenden vanaf BaseCamp naar uw toestel (Bestanden
verzenden van en naar BaseCamp, pagina 15).
Als u een opgeslagen avontuur start, volgt het toestel het
opgeslagen spoor en toont snelkoppelingen naar gerelateerde
informatie op het spoor, zoals foto's en waypoints.
1
Selecteer Avonturen.
OPMERKING: Mogelijk moet u deze toepassing toevoegen
aan het hoofdmenu voordat u deze kunt selecteren (Het
hoofdmenu aanpassen, pagina 15).
2
Selecteer een avontuur.
3
Selecteer Start.
Een alarm instellen
1
Selecteer Wekker.
OPMERKING: Mogelijk moet u deze toepassing toevoegen
aan het hoofdmenu voordat u deze kunt selecteren (Het
hoofdmenu aanpassen, pagina 15).
2
Selecteer en om de tijd in te stellen.
3
Selecteer Zet alarm aan > OK.
Het alarmsignaal klinkt op de opgegeven tijd. Als het toestel
op dat moment uit staat, wordt het ingeschakeld en klinkt het
alarm.
De afteltimer instellen
1
Selecteer Wekker > > Timer.
OPMERKING: Mogelijk moet u deze toepassing toevoegen
aan het hoofdmenu voordat u deze kunt selecteren (Het
hoofdmenu aanpassen, pagina 15).
2
Selecteer en om de tijd in te stellen.
3
Selecteer Start timer.
De oppervlakte van een gebied berekenen
1
Selecteer Oppervlakteberekening > Start.
OPMERKING: Mogelijk moet u deze toepassing toevoegen
aan het hoofdmenu voordat u deze kunt selecteren (Het
hoofdmenu aanpassen, pagina 15).
2
Loop rond het gebied waarvan u de oppervlakte wilt
berekenen.
3
Selecteer Bereken wanneer u daarmee klaar bent.
BirdsEye beelden
BirdsEye satellietbeelden biedt u de mogelijkheid om
kaartafbeeldingen met hoge resolutie te downloaden, zoals
gedetailleerde satellietbeelden en topografische rasterkaarten.
U kunt BirdsEye Satellite Imagery rechtstreeks naar uw toestel
downloaden wanneer het is verbonden met een WiFi netwerk.
BirdsEye beelden downloaden
Voordat u BirdsEye beelden direct naar uw toestel kunt
downloaden, moet u verbinding maken met een draadloos
netwerk (Verbinding maken met een draadloos netwerk,
pagina 8).
1
Selecteer BirdsEye Direct > Afbeeldingen worden
gedownl..
2
Selecteer een optie:
Om BirdsEye beeldbestanden voor een specifieke locatie
of gebied te downloaden, selecteert u Locatie en
vervolgens selecteert u een categorie.
OPMERKING: De locatie is standaard uw huidige locatie.
Om de naam van de gedownloade beeldbestanden te
bewerken, selecteert u Naam.
Als u een optie voor beeldkwaliteit wilt selecteren,
selecteert u Detail.
Als u de grootte van het gebied om in de gedownloade
beeldbestanden weer te geven wilt bepalen, selecteert u
Straal en voert u een afstand in van de geselecteerde
locatie.
De geschatte bestandsgrootte voor de geselecteerde
beeldkwaliteit en radius wordt weergegeven. Controleer of
uw toestel genoeg beschikbare opslagruimte voor het
beeldbestand heeft.
3
Selecteer Download.
Camera en foto's
U kunt foto's maken met uw Montana 750i toestel. De
geografische locatie wordt automatisch opgeslagen in de foto-
informatie als deze optie is ingeschakeld. U kunt dan naar de
locatie navigeren.
Een foto maken
1
Selecteer Camera.
2
Draai het toestel horizontaal of verticaal om de oriëntatie voor
de foto te bepalen.
3
Selecteer indien nodig om de flitser in te schakelen.
TIP: U kunt Automatisch selecteren om de flitser alleen te
gebruiken als de camera weinig licht detecteert.
4
Gebruik zo nodig twee vingers op het aanraakscherm om in
of uit te zoomen (Het aanraakscherm gebruiken, pagina 2).
5
Houd ingedrukt om scherp te stellen en houd de camera
stil.
Op het scherm wordt een wit frame weergegeven. Er wordt
scherpgesteld op het object in het frame. Als de foto is
scherpgesteld, wordt het frame groen.
6
Laat los om een foto te maken.
Foto's weergeven
U kunt foto's bekijken die u met de camera hebt gemaakt en
foto's die u naar het toestel hebt overgebracht.
1
Selecteer Fotoviewer.
2
Selecteer een foto.
3
Gebruik indien nodig twee vingers op het aanraakscherm om
in of uit te zoomen (Het aanraakscherm gebruiken, pagina 2).
Foto's sorteren
1
Selecteer Fotoviewer > > Foto's sorteren.
2
Selecteer een optie:
Selecteer Recentst.
Selecteer Nabij een locatie en selecteer een locatie.
Selecteer Op een specifieke datum en voer een datum
in.
16 Toepassingen voor hoofdmenu
De locatie van een foto weergeven
1
Selecteer Fotoviewer.
2
Selecteer een foto.
3
Selecteer > Bekijk kaart.
Foto-informatie weergeven
1
Selecteer Fotoviewer.
2
Selecteer een foto.
3
Selecteer > Bekijk informatie.
Naar een foto navigeren
1
Selecteer Fotoviewer.
2
Selecteer een foto.
3
Selecteer > Bekijk informatie > Ga.
Een foto verwijderen
1
Selecteer Fotoviewer.
2
Selecteer een foto.
3
Selecteer > Wis foto > Verwijder.
Een diavoorstelling weergeven
1
Selecteer Fotoviewer.
2
Selecteer een foto.
3
Selecteer > Diavoorstelling.
Honden volgen
Met de functie voor honden volgen kunt u de informatie die
vanaf uw handheld-toestel is verzonden, op uw Montana toestel
weergeven. U kunt naar uw honden navigeren, hun huidige
status en locatie bekijken, en zien welke afstand ze hebben
afgelegd.
Gegevens ontvangen van uw handheld-toestel voor
de hond
Voordat u gegevens kunt ontvangen, moet u de zendfunctie op
het handheld-toestel voor het volgen van honden inschakelen.
Raadpleeg de gebruikershandleiding bij het handheld-toestel
voor het volgen van honden voor meer informatie.
1
Houd het handheld-toestel voor het volgen van honden
binnen 3 m (10 ft.) van uw Montana toestel.
TIP: Het Montana toestel ontvangt gegevens van één
compatibel toestel tegelijk. Houd meer dan 3 m (10 ft.)
afstand van andere toestellen of schakel de zendfunctie uit
van toestellen waarvan u geen gegevens wilt ontvangen.
2
Selecteer op het Montana toestel, DogTrack.
OPMERKING: Mogelijk moet u deze toepassing toevoegen
aan het hoofdmenu voordat u deze kunt selecteren (Het
hoofdmenu aanpassen, pagina 15).
3
Selecteer indien nodig Ja om de functie voor het volgen van
honden in te schakelen.
4
Selecteer Status > Nieuwe zoeken.
U ziet een lijst met toestellen in de buurt.
5
Selecteer uw toestel voor het volgen van honden in de lijst.
De toestellen maken automatisch verbinding en worden
automatisch gesynchroniseerd.
Uw honden volgen
1
Selecteer DogTrack.
De honden die zijn verbonden met uw handheld-toestel
verschijnen op het scherm.
2
Selecteer een hond.
De locatie van de hond en het spoorlog worden weergegeven
op de kaart.
3
Selecteer Ga om naar uw hond te navigeren.
Hondstatuspictogrammen
Pictogrammen op de pagina met de hondenlijst geven de status
en locatie van uw honden aan.
Zit
Rent
Wijst
Wacht bij boom
Onbekend
1
De zaklamp gebruiken
OPMERKING: Gebruik van de zaklamp kan de levensduur van
de batterij doen afnemen. U kunt de helderheid of de
knipperfrequentie beperken om de levensduur van de batterijen
te verlengen.
1
Selecteer Zaklamp > .
OPMERKING: Mogelijk moet u deze toepassing toevoegen
aan het hoofdmenu voordat u deze kunt selecteren (Het
hoofdmenu aanpassen, pagina 15).
2
Gebruik zo nodig de schuifbalk om de helderheid aan te
passen.
3
Selecteer zo nodig een ander type flitser.
0 Geen knipperlicht, constante lichtstraal.
1 t/m 9 Aantal knipperingen per seconden.
SOS Noodlicht.
OPMERKING: WiFi, Bluetooth en ANT+ verbindingen zijn
uitgeschakeld in de SOS-modus.
Geocaches
Geocaching is een schatzoekactiviteit waarbij spelers caches
verbergen of zoeken aan de hand van aanwijzingen en GPS-
coördinaten.
Uw toestel registeren op Geocaching.com
U kunt uw toestel registreren op www.geocaching.com en
zoeken naar een lijst met geocaches in de buurt of naar live
informatie over miljoenen geocaches.
1
Maak verbinding met een draadloos netwerk (Verbinding
maken met een draadloos netwerk, pagina 8) of met de
Garmin Connect app (Een smartphone met uw toestel
koppelen, pagina 8).
2
Selecteer Stel in > Geocaching > Registreer toestel.
Er wordt een activeringscode weergegeven.
3
Volg de instructies op het scherm.
4
Selecteer Bevestig registratie.
Verbinding maken met Geocaching.com
Na de registratie kunt u geocaches van www.geocaching.com
weergeven op uw draadloos verbonden toestel.
Maak verbinding met de Garmin Connect app.
Maak verbinding met een WiFi netwerk.
Geocaches downloaden via een computer
U kunt geocaches handmatig op uw toestel laden via een
computer (Bestanden overbrengen naar uw computer,
pagina 26). U kunt de geocachebestanden in een GPX-
bestand plaatsen en importeren naar de GPX-map op het
toestel. Met een premium abonnement op geocaching.com kunt
u de "pocket query" functie gebruiken om een grote groep
geoaches op uw toestel te laden als een enkel GPX-bestand.
1
Sluit het toestel met een USB-kabel aan op uw computer.
2
Ga naar www.geocaching.com.
1
Het statuspictogram Onbekend geeft aan dat de halsband geen satellietsignaal
heeft opgevangen en dat het handheld-toestel de locatie van de hond niet kan
bepalen.
Toepassingen voor hoofdmenu 17
3
Maak, indien nodig, een account.
4
Meld u aan.
5
Volg de instructies op geocaching.com om geocaches te
zoeken en naar uw toestel te downloaden.
Geocaches zoeken
U kunt zoeken naar de geocaches die zijn geladen op uw
toestel. Als u bent verbonden met www.geocaching.com, kunt u
zoeken naar live geocachegegevens en geocaches
downloaden.
OPMERKING: Met een premium abonnement kunt u
gedetailleerde informatie downloaden voor meer dan drie
geocaches per dag. Ga naar www.geocaching.com voor meer
informatie.
Een geocache zoeken
U kunt zoeken naar de geocaches die zijn geladen op uw
toestel. Als u bent verbonden met geocaching.com, kunt u
zoeken naar live geocachegegevens en geocaches
downloaden.
OPMERKING: U kunt gedetailleerde informatie voor een
beperkt aantal geocaches per dag downloaden. U kunt een
premium abonnement aanschaffen om meer te kunnen
downloaden. Ga naar www.geocaching.com voor meer
informatie.
1
Selecteer Geocaching.
2
Selecteer > .
3
Selecteer een optie:
Als u op naam wilt zoeken naar geocaches op uw toestel,
selecteert u Spelzoeken en voert u een zoekterm in.
Als u wilt zoeken naar geocaches bij u in de buurt of nabij
een andere locatie, selecteert u Zoek nabij en selecteert
u een locatie.
Als u bent verbonden met www.geocaching.com, bevatten
de zoekresultaten live geocachegegevens van GC Live
download.
Als u live geocaches wilt zoeken op code, selecteert u GC
Live download > GC-code en voert u de geocachecode
in.
Met deze functie kunt u een specifieke geocache
downloaden van www.geocaching.com wanneer u de
geocachecode kent.
4
Selecteer > Filter om de zoekresultaten te filteren
(optioneel).
5
Selecteer een geocache.
De geocachegegevens worden weergegeven. Als u een live
geocache hebt geselecteerd en u bent verbonden, downloadt
het toestel de volledige geocachedetails naar de interne
opslag, indien nodig.
Zoeken naar een geocache op de kaart
1
Selecteer Geocaching.
2
Selecteer .
Als u bent verbonden met www.geocaching.com, selecteert u
om de live geocaches in de buurt van uw locatie te
vernieuwen op de kaart.
3
Selecteer om de resultaten te filteren (optioneel).
4
Selecteer een geocache.
De geocachegegevens worden weergegeven. Als u een live
geocache hebt geselecteerd en u bent verbonden, downloadt
het toestel de volledige geocachedetails naar de interne
opslag.
De lijst met geocaches filteren
U kunt de lijst met geocaches filteren op basis van verschillende
factoren, bijvoorbeeld de moeilijkheidsgraad.
1
Selecteer Geocaching > > Filter.
2
Selecteer een of meer opties om te filteren:
Als u wilt filteren op een geocachecategorie, zoals puzzel
of evenement, selecteert u Type.
Als u wilt filteren op de fysieke grootte van de geocache-
container, selecteert u Cachegrootte.
Als u wilt filteren op de status Niet geprobeerd, Niet
gevonden of Gevonden, selecteert u Status.
Als u wilt filteren op de moeilijkheidsgraad voor het vinden
van de geocache, of de moeilijkheidsgraad van het terrein,
selecteert u een niveau van 1 tot 5.
3
Selecteer om de gefilterde geocache-lijst weer te geven.
Een aangepast geocachefilter opslaan
U kunt uw eigen filters voor geocaches maken op basis van
specifieke factoren.
1
Selecteer Stel in > Geocaching > Filter instellen > Filter
maken.
2
Selecteer de items die u wilt filteren.
3
Selecteer .
Standaard wordt het nieuwe filter automatisch opgeslagen
met de naam Filter gevolgd door een nummer. Bijvoorbeeld:
Filter 2. U kunt het geocachefilter bewerken door de naam te
wijzigen (Uw eigen geocachefilters bewerken, pagina 18).
Uw eigen geocachefilters bewerken
1
Selecteer Stel in > Geocaching > Filter instellen.
2
Selecteer een filter.
3
Selecteer een item dat u wilt bewerken.
Een aangepast filter toepassen op een geocachelijst
Nadat u een filter hebt gemaakt, kunt u dat op de lijst met
geocaches toepassen.
1
Selecteer Geocaching > > > > Pas een
opgeslagen filter toe.
2
Selecteer een filter.
Geocache-details weergeven
1
Selecteer Geocaching.
2
Selecteer een geocache.
3
Selecteer > Herziepunt.
De beschrijving en logboeken van de geocache worden
weergegeven.
Naar een geocache navigeren
1
Selecteer Geocaching.
2
Selecteer een geocache.
3
Selecteer Ga.
Hints en aanwijzingen gebruiken om een geocache te
vinden
U kunt hints of aanwijzingen gebruiken, zoals een beschrijving
of coördinaten, om een geocache te vinden.
1
Selecteer tijdens het navigeren naar een geocache
Geocaching.
2
Selecteer een optie:
Als u gegevens van de geocache wilt weergeven,
selecteert u Beschrijving.
Als u een hint over de geocachelocatie wilt weergeven,
selecteert u Tip.
Als u de lengte- en breedtecoördinaten van de geocache
wilt weergeven, selecteert u Coördinaten.
Als u feedback over de geocache van vorige zoekers wilt
weergeven, selecteert u Activiteit.
Als u chirp
zoeken wilt inschakelen, selecteert u chirp.
18 Toepassingen voor hoofdmenu
De poging loggen
Nadat u hebt geprobeerd een geocache te vinden, kunt u de
resultaten loggen. U kunt sommige geocaches verifiëren op
www.geocaching.com.
1
Selecteer Geocaching > Leg vast.
2
Selecteer Gevonden, Niet gevonden, Reparatie vereist of
Niet geprobeerd.
3
Selecteer een optie:
Als u wilt stoppen met loggen, selecteert u OK.
Als u wilt navigeren naar de geocache die zich het dichtst
bij u in de buurt bevindt, selecteert u Zoek volgende
dichtstbij.
Als u een opmerking wilt invoeren over het zoeken naar
de geocache of over de geocache zelf, selecteer dan
Wijzig opmerking, voer een opmerking in en selecteer
OK.
Als u bent aangemeld op www.geocaching.com, wordt het log
automatisch geüpload naar uw account bij
www.geocaching.com.
chirp
Een chirp is een klein accessoire dat wordt geprogrammeerd en
in een geocache wordt achtergelaten.Garmin U kunt uw toestel
gebruiken om een chirp te vinden in een geocache.
Zoeken naar chirp inschakelen
1
Selecteer Stel in > Geocaching > chirp!22 instellen.
2
Selecteer chirp™ zoeken > Aan.
Een geocache met een chirp zoeken
1
Schakel chirp zoeken in en navigeer naar een geocache.
Als u zich binnen een afstand van 10 m (33 ft.) van een
geocache met een chirp bevindt, worden details over de chirp
weergegeven.
2
Selecteer Toon details.
3
Selecteer indien nodig Ga om naar de volgende fase van de
geocache te navigeren.
Live geocachegegevens van het toestel verwijderen
U kunt live geocachegegevens verwijderen om alleen
geocaches te laten weergeven die via een computer handmatig
op het toestel zijn geladen.
Selecteer Stel in > Geocaching > Geocaching Live > Wis
Live gegevens.
Live geocachinggegevens worden verwijderd van het toestel
en niet langer weergegeven in de lijst met geocaches.
Toestelregistratie verwijderen van Geocaching.com
Als u het eigendom van uw toestel wilt overdragen, kunt u uw
toestelregistratie verwijderen van de geocachingwebsite.
Selecteer Stel in > Geocaching > Geocaching Live > Maak
toestelregistratie ongedaan.
De inReach afstandsbediening gebruiken
Met de inReach afstandsbediening kunt u een compatibel
inReach toestel bedienen met behulp van uw Montana 700
toestel.
1
Schakel het inReach toestel in.
2
Selecteer op uw Montana 700 toestel de optie inReach
Remote.
OPMERKING: Mogelijk moet u deze toepassing toevoegen
aan het hoofdmenu voordat u deze kunt selecteren (Het
hoofdmenu aanpassen, pagina 15).
3
Selecteer zo nodig Ja.
4
Wacht totdat het Montana 700 toestel verbinding maakt met
uw inReach camera.
5
Selecteer een optie:
Als u een vooraf ingesteld bericht wilt verzenden,
selecteert u Verzend voorinstelling en selecteert u een
bericht in de lijst.
Als u een sms-bericht wilt verzenden, selecteert u Nieuw
bericht, selecteert u de contactpersonen en voert u de
berichttekst in of selecteert u een snel bericht.
Als u een SOS-bericht wilt verzenden, selecteert u >
Ja.
OPMERKING: U dient de SOS-functie alleen te gebruiken
in een werkelijke noodsituatie.
Als u de timer en de afgelegde afstand wilt weergeven,
selecteert u .
Een Man-overboord-locatie markeren en de
navigatie ernaartoe starten
Voordat u een MOB-locatie (man-overboord) kunt opslaan en er
weer naar terug kunt navigeren, moet u de applicatie Man-over-
boord toevoegen aan het hoofdmenu (Het hoofdmenu
aanpassen, pagina 15).
1
Selecteer Man-over-boord > Start.
De kaart wordt geopend en toont de route naar de MOB-
locatie. De route wordt standaard weergegeven als een
magenta lijn.
2
Navigeer met de kaart (Navigeren met de kaart, pagina 5) of
met het kompas (Navigeren met het kompas, pagina 6).
Een profiel selecteren
Als u van activiteiten verandert, kunt u de instellingen van het
toestel aanpassen door het profiel te wijzigen.
1
Selecteer Profiel wijzigen.
2
Selecteer een profiel.
Een nabijheidswaarschuwing instellen
Gevarenzones waarschuwen u als u zich binnen het opgegeven
bereik van een bepaalde locatie bevindt.
1
Selecteer Gevarenzones > Alarm maken.
OPMERKING: Mogelijk moet u deze toepassing toevoegen
aan het hoofdmenu voordat u deze kunt selecteren (Het
hoofdmenu aanpassen, pagina 15).
2
Selecteer een categorie.
3
Selecteer een locatie.
4
Selecteer Gebruik.
5
Voer een radius in.
Wanneer u een gebied met een nabijheidswaarschuwing
binnengaat, klinkt er een signaal.
Een gevarenzone bewerken of verwijderen
1
Selecteer Gevarenzones.
2
Selecteer een alarm.
3
Selecteer een optie:
Als u de radius wilt wijzigen, selecteert u Wijzig radius.
Selecteer Bekijk kaart om het alarm op een kaart weer te
geven.
Selecteer Verwijder om het alarm te verwijderen.
De nabijheidswaarschuwingen instellen
U kunt de geluiden voor nabijheidswaarschuwingen aanpassen.
1
Selecteer het Gevarenzones > Alarmtonen instellen.
2
Selecteer het gewenste geluid voor ieder hoorbaar
alarmtype.
Toepassingen voor hoofdmenu 19
Alle gevarenzones uitschakelen
Selecteer Gevarenzones > > Alle alarmen uitzetten.
Satellietpagina
Op de satellietpagina wordt de volgende informatie
weergegeven: uw huidige locatie, de GPS-nauwkeurigheid, de
satellietlocaties en de signaalsterkte.
GPS-satellietinstellingen
Selecteer Satelliet > .
Gebruik met GPS aan: Hiermee kunt u de GPS inschakelen.
Koers boven: Geeft aan of satellieten en halve cirkels worden
weergegeven waarbij het noorden naar de bovenkant van het
scherm wijst of uw huidige spoor naar de bovenkant van het
scherm wijst.
Eén kleur: Hiermee kunt u selecteren of de satellietpagina in
één kleur of in meerdere kleuren wordt weergegeven.
Stel locatie in op kaart: Hiermee kunt u uw huidige locatie op
de kaart markeren. U kunt deze locatie gebruiken om routes
te maken of om naar opgeslagen locaties te zoeken.
AutoLocate-positie: Hiermee berekent u uw GPS-positie met
behulp van de Garmin AutoLocate
®
functie.
Satelliet instellen: Hiermee stelt u de opties voor het
satellietsysteem in (Satellietinstellingen, pagina 21).
Gegevens draadloos verzenden en
ontvangen
Voor het draadloos uitwisselen van gegevens moet uw toestel
zich binnen een afstand van 3 m (10 ft.) van een compatibel
Garmin toestel bevinden.
Uw toestel kan gegevens draadloos verzenden en ontvangen
als het is verbonden met een compatibel Garmin toestel dat
gebruikmaakt van ANT+ technologie. U kunt waypoints,
geocaches, routes, sporen en meer delen.
1
Selecteer Draadloos delen.
2
Selecteer een optie:
Selecteer Verzend en selecteer een type gegevens.
Selecteer Ontvangen om gegevens te ontvangen van een
ander toestel. Het andere compatibele toestel moet
gegevens proberen te verzenden.
3
Volg de instructies op het scherm.
De VIRB afstandsbediening gebruiken
Voordat u de VIRB afstandsbediening kunt gebruiken, moet u de
instelling voor de afstandsbediening op uw VIRB camera
inschakelen. Raadpleeg de gebruikershandleiding van de VIRB
serie voor meer informatie.
Met de VIRB afstandsbediening kunt u uw VIRB actiecamera op
afstand bedienen met uw toestel.
1
Schakel uw VIRB camera in.
2
Selecteer VIRB afstandsbedien. op uw Montana toestel.
OPMERKING: Mogelijk moet u deze toepassing toevoegen
aan het hoofdmenu voordat u deze kunt selecteren (Het
hoofdmenu aanpassen, pagina 15).
3
Wacht totdat het toestel verbinding maakt met uw VIRB
camera.
4
Selecteer een optie:
Selecteer om een video-opname te starten.
Selecteer om een foto te maken.
Het toestel aanpassen
Aangepaste gegevensvelden en dashboards
Gegevensvelden bevatten informatie over uw locatie of andere
specifieke informatie. Dashboards zijn groepen gegevens die
handig kunnen zijn voor zowel specifieke als algemene taken,
zoals geocaching.
Gegevensvelden op de kaart inschakelen
U kunt zelf gedefinieerde gegevensvelden op de kaart
weergeven.
1
Selecteer op de kaartpagina > Kaartinstellingen >
Dashboard.
2
Selecteer Groot gegevensveld of Kleine gegevensvelden.
3
Selecteer indien nodig boven aan het scherm op de kaart
om de gegevensvelden weer te geven.
De gegevensvelden aanpassen
Voordat u de gegevensvelden op de kaart kunt wijzigen, moeten
ze worden ingeschakeld (Gegevensvelden op de kaart
inschakelen, pagina 20).
U kunt de gegevensvelden en dashboards van de kaart, het
kompas, de tripcomputer, en hoogtemeterpagina's aanpassen.
1
Selecteer een gegevensveld op een pagina waarop
gegevensvelden worden weergegeven.
2
Selecteer een gegevensveld en een gegevensveldcategorie.
Dashboards aanpassen
1
Selecteer een pagina.
2
Selecteer een optie:
Selecteer op de kaartpagina > Kaartinstellingen >
Dashboard.
Selecteer in het kompas of de tripcomputer > Wijzig
dashboard.
3
Selecteer een dashboard.
Het scherm draaien
U kunt het toestel draaien om het scherm in horizontale
(liggende) of verticale (staande) modus weer te geven.
OPMERKING: Als u de inReach functies van uw Montana
700i/750i-toestel gebruikt, moet u het toestel in de verticale
(staande) modus gebruiken, waarbij de antenne naar de lucht
wijst.
Het menu Instellen
Selecteer Stel in.
Systeem: Hiermee kunt u systeeminstellingen aanpassen
(Systeeminstellingen, pagina 21).
Scherm: Hiermee past u de schermverlichting en
scherminstellingen aan (Scherminstellingen, pagina 22).
Bluetooth: Hiermee koppelt u uw toestel aan een smartphone
of audiotoestel en kunt u de Bluetooth instellingen (Bluetooth
instellingen, pagina 22).
20 Het toestel aanpassen
Wi-Fi: Hiermee kunt u verbinding maken met draadloze
netwerken (Wi
Fi instellingen, pagina 22).
Volgen: Hiermee kunt u de inReach trackinginstellingen
aanpassen op uw Montana 700i/750i-toestel (inReach
Trackinginstellingen, pagina 4).
Berichten: Hiermee kunt u de instellingen aanpassen voor
inReach berichten op uw Montana 700i/750i-toestel
(Berichtinstellingen, pagina 4).
Kaart: Hiermee stelt u de kaartweergave in (Kaartinstellingen,
pagina 5).
Vastleggen: Hiermee kunt u de instellingen voor activiteiten
vastleggen aanpassen (Opname-instellingen, pagina 12).
Routebepaling: Hiermee kunt u aanpassen hoe het toestel
routes voor elke activiteit berekent (Route-instellingen,
pagina 22).
Expeditiemodus: Hiermee kunt u instellingen aanpassen voor
het inschakelen van de expeditiemodus (Expeditiemodus
inschakelen, pagina 22).
Waypoints: Hiermee kunt u een aangepast voorvoegsel
invoeren voor de automatische naam voor waypoints.
Geluid: Hiermee kunt u de toestelgeluiden instellen, zoals
alarmtonen en waarschuwingssignalen (De toestelgeluiden
instellen, pagina 22).
Koers: Hiermee kunt u de instellingen voor de kompaskoers
aanpassen (Koersinstellingen, pagina 6).
Hoogtemeter: Hiermee kunt u de hoogtemeterinstellingen
aanpassen (Hoogtemeterinstellingen, pagina 7)
Camera: Hiermee past u de camera-instellingen aan op uw
Montana 750i toestel (Camera-instellingen, pagina 22).
Geocaching: Hiermee kunt u uw geocache-instellingen
aanpassen (Geocaching-instellingen, pagina 23)
Sensors: Hiermee koppelt u draadloze sensoren aan uw toestel
(Draadloze sensoren, pagina 23).
Fitness: Hiermee kunt u instellingen aanpassen voor het
vastleggen van fitnessactiviteiten (Fitnessinstellingen,
pagina 23).
Maritiem: Hiermee stelt u de weergave van maritieme gegevens
op de kaart in (Maritieme instellingen wijzigen, pagina 23).
Menu's: Hiermee kunt u de menu's van het toestel aanpassen
(Menu-instellingen, pagina 23).
Positieweergave: Hiermee stelt u de opties voor geografisch
positieformaat en kaartdatum in (Instellingen voor
positieweergave, pagina 24).
Eenheden: Hiermee kunt u de op het toestel gebruikte
meeteenheden instellen (De maateenheden wijzigen,
pagina 24).
Tijd: Hiermee kunt u de tijdinstellingen aanpassen
(Tijdinstellingen, pagina 24).
Toegankelijkheid: Hiermee kunt u de
toegankelijkheidsinstellingen aanpassen
(Toegankelijkheidsinstellingen, pagina 24).
Profielen: Hiermee kunt u activiteitenprofielen aanpassen en
nieuwe maken (Profielen, pagina 24).
Herstel: Hiermee kunt u gebruikersgegevens en -instellingen
opnieuw instellen (Gegevens en instellingen herstellen,
pagina 24).
Over: Hiermee wordt toestelinformatie, zoals de toestel-id,
softwareversie, informatie over regelgeving en
licentieovereenkomst weergegeven (Informatie over
regelgeving en compliance op e-labels weergeven,
pagina 25).
Systeeminstellingen
Selecteer Stel in > Systeem.
Satelliet: Hiermee kunt u de instellingen voor het
satellietsysteem aanpassen (Satellietinstellingen,
pagina 21).
Taal voor tekst: Hiermee stelt u de teksttaal op het toestel in en
de taal voor gesproken meldingen.
OPMERKING: Als u de teksttaal wijzigt, blijft de taal van door
de gebruiker ingevoerde gegevens of kaartgegevens
ongewijzigd.
Aan-uitknop: Hiermee kunt u snelkoppelingen toewijzen aan de
aan-uitknop (De aan-uitknop aanpassen, pagina 21).
Geavanc. instellingen: Hiermee stelt u de energiemodus in
wanneer deze is aangesloten op of losgekoppeld van externe
voeding en stelt u de communicatie-interfacemodus (Seriële
interface-instellingen, pagina 21).
RINEX logboekregistratie: Hiermee kan het toestel Receiver
Independent Exchange Format-gegevens (RINEX) naar een
systeembestand schrijven. RINEX is een
gegevensuitwisselingsformaat voor ruwe gegevens van het
satellietnavigatiesysteem.
AA-batterijtype: Hiermee stelt u het batterijtype voor het
Montana 700-toestel in.
OPMERKING: Deze instelling is niet beschikbaar als het
optionele AA-batterijpak is geplaatst in het Montana 700
toestel.
Satellietinstellingen
Selecteer Stel in > Systeem > Satelliet.
Satellietsysteem: Hiermee kunt u het satellietsysteem instellen
op GPS, GPS (GPS en andere satellietsystemen,
pagina 21) of Demonstratiemodus (GPS uit).
WAAS/EGNOS: Hiermee wordt het satellietsysteem ingesteld
op Wide Area Augmentation System/European Geostationary
Navigation Overlay Service (WAAS/EGNOS). Ga voor meer
informatie over WAAS naar garmin.com/aboutGPS.
GPS en andere satellietsystemen
Als u tegelijkertijd GPS en een ander satellietsysteem gebruikt,
krijgt u betere prestaties in moeilijke omgevingen en kunt u
sneller uw positie bepalen dan met alleen GPS. Als u meerdere
systemen gebruikt, kan de levensduur van de batterij sneller
afnemen dan alleen met GPS.
Uw toestel kan deze Global Navigation Satellite Systems
(GNSS) gebruiken. Sommige satellietsystemen zijn mogelijk niet
beschikbaar voor alle toestelmodellen.
GPS: Een satellietsysteem geproduceerd door de Verenigde
Staten.
GLONASS: Een satellietsysteem geproduceerd door Rusland.
GALILEO: Een satellietsysteem geproduceerd door de
European Space Agency.
De aan-uitknop aanpassen
U kunt voor de aan-uitknop snelkoppelingen instellen voor snelle
toegang tot menu's, instellingen, applicaties en andere
toestelfuncties.
1
Selecteer Stel in > Systeem > Aan-uitknop.
2
Selecteer Een keer tikken of Dubbeltik.
3
Selecteer een optie.
Seriële interface-instellingen
Selecteer Stel in > Systeem > Geavanc. instellingen >
Interface.
Garmin Spanner: Hiermee kunt u de USB-poort van het toestel
gebruiken voor de meeste NMEA 0183-conforme
kaartprogramma's door een virtuele seriële poort te maken.
Garmin serieel: Hiermee wordt het toestel ingesteld om een
eigen standaard van Garmin te gebruiken voor uitwisseling
van gegevens over waypoints, routes en sporen met een
computer.
Het toestel aanpassen 21
NMEA in/uit: Stelt het toestel in voor standaard NMEA 0183-
invoer en -uitvoer.
Tekst uit: Verschaft eenvoudige ASCII-tekstuitvoer van locatie-
en snelheidsgegevens.
MTP: Hiermee kunt u instellen dat het toestel het Media
Transfer Protocol (MTP) gebruikt om toegang te krijgen tot
het bestandssysteem op het toestel in plaats van de
massaopslagmodus.
Scherminstellingen
Selecteer Stel in > Scherm.
Time-out van scherm: Hiermee kunt u de tijdsduur instellen
voordat de schermverlichting wordt uitgeschakeld.
Oriëntatievergrendeling: Hiermee kunt u de oriëntatie van het
scherm vastzetten in de stand staand of liggend, of de
oriëntatie van het scherm automatisch laten aanpassen aan
de oriëntatie van het toestel.
Vergrendel scherm automatisch: Hiermee stelt u in dat het
scherm automatisch wordt vergrendeld.
Batterijbesparing: De gebruiksduur van de batterij wordt
verlengd door het scherm uit te schakelen wanneer de time-
out van de schermverlichting is verstreken (De modus
Batterijbesparing inschakelen, pagina 22).
Presentatie: Hiermee stelt u de getoonde accentkleuren in voor
dag en nacht (Weergave-instellingen, pagina 22).
De modus Batterijbesparing inschakelen
U kunt de modus Batterijbesparing gebruiken om de levensduur
van de batterij te verlengen.
Selecteer Stel in > Scherm > Batterijbesparing > Aan.
In de modus Batterijbesparing wordt het scherm uitgeschakeld
zodra de time-out van de schermverlichting is verstreken. U kunt
selecteren om het scherm in te schakelen of twee keer op
tikken om de statuspagina weer te geven.
Weergave-instellingen
Selecteer Stel in > Scherm > Presentatie.
Modus: Hiermee kunt u een lichte of donkere achtergrond
instellen, of automatisch overschakelen tussen de twee
achtergronden op basis van de zonsopkomst en
zonsondergang op de locatie waar u zich bevindt.
Dagkleur: Hiermee kunt u de kleur instellen voor selecties in de
dagmodus.
Nachtkleur: Hiermee kunt u de kleur instellen voor selecties in
de nachtmodus.
Bediening in liggende weergave: De knoppen worden aan de
linker- of rechterzijde van het scherm geplaatst als het toestel
in de liggende weergave wordt gebruikt.
Bluetooth instellingen
Selecteer Stel in > Bluetooth.
Telefoon instellen: Hiermee kunt u Bluetooth technologie
inschakelen, een smartphone koppelen met uw toestel (Een
smartphone met uw toestel koppelen, pagina 8), en pas uw
smartphone-instellingen aan (Telefooninstellingen,
pagina 22).
Audiotoestel: Hiermee kunt u een draadloze headset koppelen
met uw toestel (Een draadloze headset met uw toestel
koppelen, pagina 9).
Telefooninstellingen
Selecteer Stel in > Bluetooth > Telefoon instellen.
Status: Hiermee kunt u Bluetooth draadloze technologie
inschakelen en de huidige verbindingsstatus bekijken.
Meldingen: Hiermee bekijkt of verbergt u
smartphonemeldingen.
Vergeet telefoon: Hiermee verwijdert u het verbonden toestel
uit de lijst van gekoppelde toestellen. Deze optie is alleen
beschikbaar nadat het toestel is gekoppeld.
WiFi instellingen
Selecteer Stel in > Wi-Fi.
Wi-Fi: Hiermee schakelt u draadloze technologie in.
Voeg netwerk toe: Hiermee kunt u scannen naar en verbinding
maken met een draadloos netwerk.
Route-instellingen
De beschikbare route-instellingen zijn afhankelijk van het feit of
Directe route is in- of uitgeschakeld.
Selecteer Stel in > Routebepaling.
Directe route: Hiermee schakelt u directe route in of uit. Directe
route berekent de meest directe route naar de bestemming.
Activiteit: Stelt een activiteit in tijdens de routebepaling. Het
toestel berekent routes die zijn geoptimaliseerd voor het
huidige type activiteit.
Berekeningswijze: Hiermee stelt u de methode in waarmee uw
route wordt berekend.
Zet vast op weg: Zet het blauwe driehoekje, dat uw positie op
de kaart aangeeft, vast op de dichtstbijzijnde weg. Dit is
vooral nuttig tijdens autorijden of navigeren op wegen.
Route herberekenen: Hiermee stelt u de voorkeuren voor
herberekening van de route in wanneer u van een actieve
route weg navigeert.
Te vermijden instellen: Hiermee stelt u het type weg, terrein en
transportmethode in dat u wilt vermijden tijdens het
navigeren.
Routeovergangen: Hiermee stelt u in hoe het toestel routes
bepaalt van het ene punt op de route naar het volgende.
Deze instelling is alleen beschikbaar voor sommige
activiteiten. Met de optie Afstand wordt u naar het volgende
punt van de route geleid als u zich op een opgegeven
afstand van uw huidige punt bevindt.
Expeditiemodus inschakelen
U kunt de expeditiemodus gebruiken om de levensduur van de
batterij te verlengen. In de expeditiemodus wordt het scherm
uitgeschakeld, schakelt het toestel de modus voor laag
energieverbruik in en verzamelt het toestel minder GPS-
spoorpunten.
1
Selecteer Stel in > Expeditiemodus.
2
Selecteer een optie:
Als u wilt dat het toestel u vraagt of u de expeditiemodus
wilt inschakelen wanneer u het toestel uitschakelt,
selecteert u Op verzoek.
Als u de expeditiemodus na twee minuten inactiviteit
automatisch wilt inschakelen, selecteert u Automatisch.
Als u de expeditiemodus noot wilt inschakelen, selecteert
u Nooit.
In de expeditiemodus knippert het groene lampje soms.
De toestelgeluiden instellen
U kunt de tonen voor berichten, afslagwaarschuwingen en
alarmen instellen.
1
Selecteer Stel in > Geluid > Geluid > Aan.
2
Selecteer een toon voor ieder geluidsitem.
Camera-instellingen
Selecteer Stel in > Camera.
Fotoresolutie: Hier stelt u de resolutie van de foto's in.
Foto's opslaan op: Hier stelt u de opslaglocatie voor de foto's
in.
22 Het toestel aanpassen
Camera-instructies: Hier worden korte instructies over het
nemen van foto's weergegeven.
Geocaching-instellingen
Selecteer Stel in > Geocaching.
Geocaching Live: Hiermee kunt u live geocachegegevens
verwijderen van uw toestel en verwijderen uit uw
toestelregistratie op geocaching.com (Live
geocachegegevens van het toestel verwijderen, pagina 19,
Toestelregistratie verwijderen van Geocaching.com,
pagina 19).
Geocache-stijl: Hiermee kunt u het toestel de lijst met
geocaches laten weergeven op naam of code.
chirp!22 instellen: Hiermee kunt u chirp zoeken inschakelen en
een chirp accessoire programmeren (chirp, pagina 19).
Filter instellen: Hiermee kunt u aangepaste filters maken en
opslaan voor geocaches (Een aangepast geocachefilter
opslaan, pagina 18).
Gevonden geocaches: Hier kunt u het aantal gevonden
geocaches wijzigen. Dit aantal wordt automatisch verhoogd
als u een gevonden geocache logt (De poging loggen,
pagina 19).
Geocache nabijheidswaarsch: Hiermee kunt u een
geluidssignaal instellen dat u waarschuwt wanneer u zich
binnen een opgegeven afstand van een geocache bevindt.
Draadloze sensoren
Uw toestel kan worden gebruikt in combinatie met draadloze
ANT+ of Bluetooth sensoren. Ga voor meer informatie over
compatibiliteit en de aanschaf van optionele sensoren naar
buy.garmin.com.
Sensorinstellingen
Selecteer Stel in > Sensors.
Fitness: Hiermee kunt u fitnessaccessoires koppelen,
waaronder een hartslagmeter of snelheids- en
cadanssensoren.
Tempe-sensor: Hiermee kunt u een tempe
temperatuursensor
koppelen.
XERO: Hiermee kunt u uw gedeelde status in- of uitschakelen
en delen openbaar of privé maken.
OPMERKING: U kunt uw locatie delen vanaf een compatibel
Xero toestel.
DogTrack: Hiermee kunt u gegevens ontvangen van een
compatibel handheld toestel voor het volgen van honden
(Honden volgen, pagina 17).
inReach Remote: Hiermee kunt u de inReach externe functie
en toestelverificatie voor uw Montana 700i/750i-toestel in- of
uitschakelen.
OPMERKING: U kunt een compatibel Garmin toestel
koppelen en gebruiken om op afstand berichten te verzenden
vanaf uw Montana 700i/750i toestel.
De draadloze sensoren koppelen
Voordat u kunt koppelen, moet u de hartslagmeter omdoen of
de sensor plaatsen.
Koppelen is het verbinden van draadloze sensoren met ANT+ of
Bluetooth-technologie, zoals het verbinden van een
hartslagmeter met uw toestel.
1
Breng het toestel binnen 3 m (10 ft.) van de sensor.
OPMERKING: Zorg ervoor dat u minstens 10 m (33 ft.) bij
andere sensors vandaan bent tijdens het koppelen.
2
Selecteer Stel in > Sensors.
3
Selecteer uw type sensor.
4
Selecteer Nieuwe zoeken.
Als de sensor is gekoppeld met uw toestel, wordt de status
van de sensor gewijzigd van Zoeken naar Verbonden.
Fitnessinstellingen
Selecteer Stel in > Fitness.
Auto Lap: Hiermee stelt u in dat de ronde automatisch na een
specifieke afstand wordt gemarkeerd.
Gebruiker: Hiermee stelt u uw profielinformatie in. Het toestel
gebruikt deze informatie om nauwkeurige trainingsgegevens
te berekenen in Garmin Connect.
HS-zones: Hiermee stelt u de vijf hartslagzones en uw
maximale hartslag voor fitnessactiviteiten in.
Ronden op afstand markeren
Met Auto Lap
®
kunt u de ronde automatisch markeren na een
bepaalde afstand. Dit is handig als u uw prestaties tijdens
verschillende delen van een activiteit wilt vergelijken.
1
Selecteer Stel in > Fitness > Auto Lap.
2
Voer een waarde in en selecteer .
Uw fitness-gebruikersprofiel instellen
Het toestel maakt gebruik van de gegevens die u over uzelf
opgeeft om nauwkeurige gegevens te berekenen. U kunt de
volgende gegevens van het gebruikersprofiel aanpassen:
geslacht, leeftijd, gewicht, lengte en ervaren sporter (Over
ervaren sporters, pagina 23).
1
Selecteer Stel in > Fitness > Gebruiker.
2
Pas de instellingen aan.
Over ervaren sporters
Een ervaren sporter is een persoon die een groot aantal jaren
intensief heeft getraind (met uitzondering van lichte blessures)
en die een hartslag in rust van 60 slagen per minuut of minder
heeft.
Maritieme instellingen wijzigen
Selecteer Stel in > Maritiem.
Waterkaartmodus: Hiermee stelt u het type kaart in waarmee
het toestel maritieme gegevens weergeeft. Nautisch geeft
verschillende kaartelementen in verschillende kleuren weer
zodat maritieme nuttige punten beter leesbaar en de kaart
dezelfde kleuren heeft als papieren kaarten. Vissen
(watersportkaarten vereist) geeft een gedetailleerde
weergave van zeebodemcontouren en dieptepeilingen en
vereenvoudigt de kaartweergave zodat deze optimaal is om
te kunnen vissen.
Presentatie: Hiermee stelt u de weergave in voor de maritieme
navigatiehulpmiddelen op de kaart.
Maritieme alarmen instellen: Hiermee stelt u een alarm in voor
wanneer u van een opgegeven afstand afdrijft terwijl u voor
anker ligt en wanneer u water nadert met een bepaalde
diepte.
Maritieme alarmsignalen instellen
1
Selecteer Stel in > Maritiem > Maritieme alarmen instellen.
2
Selecteer het gewenste type alarm.
3
Voer een afstand in en selecteer .
Menu-instellingen
Selecteer Stel in > Menu's.
Menustijl: Hiermee stelt u de weergave van het hoofdmenu in.
Hoofdmenu: Hiermee kunt u items verplaatsen, toevoegen en
verwijderen in het hoofdmenu (Het hoofdmenu aanpassen,
pagina 15).
Favorieten: Hiermee kunt u items verplaatsen, toevoegen en
verwijderen in de balk favorieten (De balk Favorieten
aanpassen, pagina 24).
Stel in: Hiermee verandert u de itemvolgorde in het
instellingenmenu.
Zoek: Hiermee verandert u de itemvolgorde in het zoekmenu.
Het toestel aanpassen 23
De balk Favorieten aanpassen
U kunt items in de balk favorieten toevoegen, verwijderen en de
volgorde ervan wijzigen.
Houd een pictogram in de balk favorieten ingedrukt en
versleep het naar een nieuwe locatie.
Selecteer Stel in > Menu's > Favorieten en selecteer een
item om de volgorde te wijzigen of uit de balk favorieten te
verwijderen.
Als u een nieuw item wilt toevoegen aan de balk Favorieten,
verwijdert u een bestaand item uit de balk favorieten en
selecteert u Pagina toevoegen.
Instellingen voor positieweergave
OPMERKING: Wijzig de positieweergave of het
coördinatensysteem op basis van kaartdatum alleen als u een
kaart gebruikt die een andere positieweergave voorschrijft.
Selecteer Stel in > Positieweergave.
Positieweergave: Hiermee selecteert u de positieweergave
waarmee een locatie wordt aangeduid.
Kaartdatum: Hiermee stelt u het coördinatensysteem van de
kaart in.
Kaartsferoïde: Hiermee geeft u het coördinatensysteem weer
dat door het toestel wordt gebruikt. Het
standaardcoördinatensysteem is WGS 84.
De maateenheden wijzigen
1
Selecteer Stel in > Eenheden.
2
Selecteer een optie:
Om de eenheid van de snelheid en afstand te wijzigen,
selecteer Snelheid/afstand.
Om de eenheid van de verticale snelheid te wijzigen,
selecteer VERTICALE SNELHEID.
Om de eenheid van de hoogte te wijzigen, selecteer
Hoogte.
Om de eenheid van de diepte te wijzigen, selecteer
Hoogte > Diepte.
Om de eenheid van de temperatuur te wijzigen, selecteer
Temperatuur.
Om de eenheid van de druk te wijzigen, selecteer Druk.
3
Selecteer een maateenheid.
Tijdinstellingen
Selecteer Stel in > Tijd.
Tijdweergave: Hiermee stelt u de 12- of 24-uursklok in.
Tijdzone: Hiermee stelt u de tijdzone voor het toestel in.
Automatisch stelt de tijdzone automatisch in op basis van uw
GPS-positie.
Zomertijd: Hiermee kunt u zomertijd instellen op het toestel.
Toegankelijkheidsinstellingen
Selecteer Stel in > Toegankelijkheid.
Aanraakgevoeligheid: Hiermee stelt u de gevoeligheid van het
aanraakscherm in (Gevoeligheid van aanraakscherm
instellen, pagina 24).
Tekstgrootte herzien: Hiermee past u de grootte van de tekst
aan.
Bladerknoppen: Hiermee voegt u schuifpijlen toe aan het
scherm wanneer u door een menu, lijst of raster bladert.
Gevoeligheid van aanraakscherm instellen
U kunt de gevoeligheid van het aanraakscherm aanpassen aan
uw activiteit.
1
Selecteer Stel in > Toegankelijkheid >
Aanraakgevoeligheid.
2
Selecteer een optie.
TIP: U kunt de instellingen van het aanraakscherm testen
met en zonder handschoenen afhankelijk van uw activiteit.
Profielen
Een profiel is een verzameling instellingen waarmee u het
gebruiksgemak van het toestel kunt optimaliseren. Voor
bijvoorbeeld jagen zijn de instellingen en weergaven anders dan
wanneer u het toestel gebruikt voor geocaching.
Als u een profiel gebruikt en u instellingen zoals
gegevensvelden of maateenheden wijzigt, worden de
wijzigingen automatisch in het profiel opgeslagen.
Een aangepast profiel maken
U kunt uw instellingen en de gegevensvelden voor een
bepaalde activiteit of route aanpassen.
1
Selecteer Stel in > Profielen > Maak profiel > OK.
2
Pas uw instellingen en gegevensvelden aan.
De naam van een profiel wijzigen
1
Selecteer Stel in > Profielen.
2
Selecteer een profiel.
3
Selecteer Wijzig naam.
4
Typ de nieuwe naam.
Een profiel verwijderen
OPMERKING: Voordat u het actieve profiel kunt verwijderen,
moet u een ander profiel activeren. U kunt een profiel niet
verwijderen als het actief is.
1
Selecteer Stel in > Profielen.
2
Selecteer een profiel.
3
Selecteer Verwijder.
De montageprofielen instellen
U kunt een profiel toewijzen dat voor elk van de montageopties
moet worden gebruikt.
1
Selecteer Stel in > Profielen > > Stel montageprofielen
in.
2
Selecteer een montageoptie.
3
Selecteer een profiel.
Gegevens en instellingen herstellen
1
Selecteer Stel in > Herstel.
2
Selecteer een optie:
Als u bepaalde gegevens van een reis wilt herstellen,
zoals afstand en gemiddelden, selecteert u Herstel
reisgegevens.
Als u alle opgeslagen via-punten wilt verwijderen,
selecteert u Wis alle waypoints.
Als u alle gegevens wilt wissen die sinds de start van de
huidige activiteit zijn vastgelegd, selecteert u Wis huidige
activiteit.
OPMERKING: Het toestel blijft nieuwe gegevens
vastleggen voor de huidige activiteit.
Als u de instellingen voor het huidige type profiel wilt
herstellen naar de fabrieksinstellingen, selecteert u
Herstel inst..
Als u alle toestelinstellingen en profielen wilt herstellen
naar de fabrieksinstellingen, selecteert u Herstel alle
instellingen.
OPMERKING: Als u alle instellingen herstelt, worden alle
geocachingactiviteiten op uw toestel gewist. Hiermee
worden uw gebruikersgegevens, zoals tracks en
waypoints niet verwijderd.
Als u alle opgeslagen gebruikersgegevens wilt verwijderen
en alle instellingen op het toestel opnieuw wilt herstellen
naar de fabrieksinstellingen, selecteert u Wis alles.
24 Het toestel aanpassen
OPMERKING: Hiermee verwijdert u alle instellingen van
uw persoonlijke gegevens, geschiedenis en opgeslagen
gebruikersgegevens, inclusief tracks en waypoints.
Standaardpagina-instellingen herstellen
1
Open een pagina waarvan u de instellingen wilt herstellen.
2
Selecteer > Standaardinstellingen.
Toestelinformatie
Productupdates
Installeer Garmin Express (www.garmin.com/express) op uw
computer. U kunt de Garmin Explore app op uw smartphone
installeren om uw waypoints, routes, tracks en activiteiten te
uploaden.
Garmin Express biedt eenvoudige toegang tot deze diensten
voor Garmin toestellen.
Software-updates
Kaartupdates
Productregistratie
Garmin Express instellen
1
Sluit het toestel met een USB-kabel aan op uw computer.
2
Ga naar garmin.com/express.
3
Volg de instructies op het scherm.
Meer informatie
Meer informatie over dit product vindt u op de Garmin website.
Ga naar support.garmin.com voor meer handleidingen,
artikelen en software-updates.
Ga naar buy.garmin.com of neem contact op met uw Garmin
dealer voor informatie over optionele accessoires en
vervangingsonderdelen.
Informatie over regelgeving en compliance
op e-labels weergeven
Het label voor dit toestel wordt op elektronische wijze geleverd.
Het e-label kan regelgeving bevatten, zoals
identificatienummers verstrekt door de FCC of regionale
compliance-markeringen, maar ook toepasselijke product- en
licentiegegevens.
1
Selecteer Stel in.
2
Selecteer Over.
AA-batterijen plaatsen
In plaats van het meegeleverde lithium-ion-batterijpakket (De
lithium-ionbatterij plaatsen, pagina 1) kunt u drie AA-batterijen
gebruiken met een optioneel AA-batterijpakket (niet
meegeleverd). Dat is handig wanneer u onderweg bent en niet
in staat bent het lithium-ion-batterijpakket op te laden. Garmin
raadt AA-lithiumbatterijen aan voor de beste resultaten.
OPMERKING: Het optionele AA-batterijpakket is alleen
compatibel met het Montana 700 toestel.
1
Draai de D-ring linksom om het lithium-ionbatterijpakket uit
het Montana 700 toestel te verwijderen.
2
Schuif de vergrendeling om het AA-batterijpakket te openen.
3
Plaats drie AA-batterijen met de contacten in de juiste
richting en sluit het batterijvak.
4
Plaats het AA-batterijpakket in de achterzijde van het toestel,
draai de D-ring rechtsom en druk de D-ring plat tegen de
achterzijde van het toestel.
5
Houd de ingedrukt.
6
Selecteer Stel in > Systeem > AA-batterijtype.
7
Selecteer Alkaline, Lithium, NiMH of Vooraf opgeladen
NiMH.
LET OP
Om roest te voorkomen, verwijdert u de batterijen uit het
batterijvak wanneer u deze niet gebruikt en bergt u ze op een
droge plaats op.
Toestelonderhoud
LET OP
Bewaar het toestel niet op een plaats waar het langdurig aan
extreme temperaturen kan worden blootgesteld, omdat dit
onherstelbare schade kan veroorzaken.
Gebruik nooit een hard of scherp object om het aanraakscherm
te bedienen omdat het scherm daardoor beschadigd kan raken.
Gebruik geen chemische reinigingsmiddelen, oplosmiddelen,
zonnebrandolie of insectenwerende middelen die plastic
onderdelen en oppervlakken kunnen beschadigen.
Breng de beschermkap van de USB-poort goed aan om
beschadiging van de poort te voorkomen.
Breng de beschermkap van de USB-poort goed aan om
beschadiging van de externe antennepoort te voorkomen.
Vermijd schokken en ruwe behandeling omdat hierdoor het
product korter meegaat.
Het toestel schoonmaken
1
Veeg het toestel schoon met een doek die is bevochtigd met
een mild schoonmaakmiddel.
2
Veeg de behuizing vervolgens droog.
Toestelinformatie 25
Laat het toestel na reiniging helemaal drogen.
Het aanraakscherm schoonmaken
1
Gebruik een zachte, schone, pluisvrije doek.
2
Bevochtig de doek zo nodig licht met water.
3
Als u een vochtige doek gebruikt, schakel het toestel dan uit
en koppel het los van de voeding.
4
Veeg het scherm voorzichtig met de doek schoon.
Gegevensbeheer
OPMERKING: Het toestel is niet compatibel met Windows
®
95,
98, Me, Windows NT
®
, en Mac
®
OS 10.3 en ouder.
Bestandstypen
Het handheld-toestel biedt ondersteuning voor de volgende
bestandstypen:
Bestanden van Garmin Explore.
GPX-route-, spoor- en via-puntbestanden.
GPX-geocachebestanden (Geocaches downloaden via een
computer, pagina 17).
JPEG-afbeeldingsbestanden.
GPI-bestanden met eigen nuttige punten van de Garmin POI
Loader. Ga naar www.garmin.com/products/poiloader.
FIT-bestanden voor export naar Garmin Connect.
Een geheugenkaart installeren
WAARSCHUWING
Gebruik nooit een scherp voorwerp om batterijen te verwijderen
die door de gebruiker kunnen worden vervangen.
U kunt een microSD geheugenkaart tot 32 GB in het
handheldtoestel installeren voor extra opslagruimte of
voorgeladen kaarten.
1
Draai de D-ring tegen de klok in en trek deze omhoog om het
batterijpakket te verwijderen.
2
Schuif de kaarthouder naar en til de houder omhoog.
3
Plaats de geheugenkaart met de gouden contactpunten naar
beneden.
4
Sluit de kaarthouder.
5
Schuif de kaarthouder naar om de houder te vergrendelen.
6
Plaats het batterijpak terug.
Het toestel aansluiten op uw computer
LET OP
U voorkomt corrosie door de USB-poort, de beschermkap en de
omringende delen grondig af te drogen voordat u het toestel
oplaadt of aansluit op een computer.
1
Trek de beschermkap van de USB-poort omhoog.
2
Steek het kleine uiteinde van de USB-kabel in de USB-poort
op het toestel.
3
Steek het grote uiteinde van de USB-kabel in een USB-poort
van de computer.
Het toestel en de geheugenkaart (optioneel) worden
weergegeven als verwisselbaar station onder Deze computer
op Windows computers en als geïnstalleerd volume op Mac
computers.
Bestanden overbrengen naar uw computer
1
Verbind het toestel met uw computer.
Op Windows computers wordt het toestel weergegeven als
verwisselbaar station of een draagbaar station, en de
geheugenkaart wordt mogelijk weergegeven als een tweede
verwisselbaar station. Op Mac computers worden het toestel
en de geheugenkaart als gekoppelde volumes weergegeven.
OPMERKING: Op sommige computers met meerdere
netwerkstations worden toestelstations mogelijk niet correct
weergegeven. Zie de documentatie bij uw besturingssysteem
voor meer informatie over het toewijzen van het station.
2
Open de bestandsbrowser op de computer.
3
Selecteer een bestand.
4
Selecteer Edit > Copy.
5
Open het draagbare toestel, station of volume van het toestel
of geheugenkaart.
6
Blader naar een map.
7
Selecteer Edit > Paste.
Het bestand wordt weergegeven in de lijst met bestanden in
het toestelgeheugen of op de geheugenkaart.
Bestanden verwijderen
LET OP
Als u niet weet waar een bestand voor dient, verwijder het dan
niet. Het geheugen van het toestel bevat belangrijke
systeembestanden die niet mogen worden verwijderd.
1
Open het Garmin station of volume.
2
Open zo nodig een map of volume.
3
Selecteer een bestand.
4
Druk op het toetsenbord op de toets Delete.
OPMERKING: Als u een Apple
®
computer gebruikt, moet u
de map Trash leegmaken om de bestanden volledig te
verwijderen.
Garmin Connect gebruiken
1
Sluit het toestel met een USB-kabel aan op uw computer.
2
Ga naar connect.garmin.com.
3
Volg de instructies op het scherm.
De USB-kabel loskoppelen
Als uw toestel als een verwisselbaar station of volume is
aangesloten op uw computer, dient u het toestel op een veilige
manier los te koppelen om gegevensverlies te voorkomen. Als
uw toestel als een draagbaar toestel is aangesloten op uw
Windows computer, hoeft u het niet op een veilige manier los te
koppelen.
1
Voer een van onderstaande handelingen uit:
Op Windows computers: Selecteer het pictogram
Hardware veilig verewijderen in het systeemvak en
selecteer uw toestel.
Voor Apple computers selecteert u het toestel en
selecteert u File > Eject.
2
Koppel de kabel los van uw computer.
26 Toestelinformatie
Specificaties
Montana 700i/750iMet
batterijtype Montana
700i/750i
Oplaadbare lithium-ionbatterij
Montana 700 Oplaadbare lithium-ionbatterij of drie AA-
batterijen (NiMH, alkaline of lithium). Lithium
aanbevolen.
OPMERKING: Het optionele AA-batterijpak
wordt niet meegeleverd.
Levensduur van batterij Tot 18 uur in GPS-modus
Tot 2 weken in expeditiemodus
Waterbestendigheid IEC 60529 IPX7
1
Bedrijfstemperatuurbe-
reik
Van -20° tot 60°C (van -4° tot 140°F)
Laadtemperatuurbereik Van 0° tot 45°C (van 32° tot 113°F)
Kompasveilige afstand 60 mm (2,36 inch)
Draadloze frequenties 2,4 GHz bij 16,91 dBm nominaal
1,6 GHz bij 31,7 dBm nominaal
Appendix
Gegevensvelden
Sommige gegevensvelden vereisen dat u navigeert of draadloze
accessoires hebt om gegevens te kunnen weergeven.
Aanwijzer: Een pijl wijst in de richting van het volgende via-punt
of de volgende bocht. Deze gegevens worden alleen
weergegeven tijdens het navigeren.
Afst. tot bestemming: De resterende afstand tot de
eindbestemming. Deze gegevens worden alleen
weergegeven tijdens het navigeren.
Afstand tot volgende: De resterende afstand tot het volgende
waypoint op uw route. Deze gegevens worden alleen
weergegeven tijdens het navigeren.
Afstand van activiteit: De afstand die u hebt afgelegd voor de
huidige activiteit of het huidige spoor.
Alarmtimer: De huidige tijd van de afteltimer.
Barometer: De actuele, gekalibreerde druk.
Batterijniveau: De resterende batterijvoeding.
Behouden snelheid: De snelheid waarmee u een bestemming
langs uw route nadert. Deze gegevens worden alleen
weergegeven tijdens het navigeren.
Bocht: De richting van de volgende afslag op de route. Deze
gegevens worden alleen weergegeven tijdens het navigeren.
Cadans: Fietsen. Het aantal omwentelingen van de pedaalarm.
Voor weergave van deze gegevens moet uw toestel zijn
aangesloten op een cadansaccessoire.
Cadans laatste ronde: Fietsen. De gemiddelde cadans van de
laatste voltooide ronde.
Calorieën: De hoeveelheid calorieën die u hebt verbrand.
Daling - Gemiddeld: De gemiddelde verticale afstand van de
daling sinds deze waarde voor het laatst is hersteld.
Daling laatste ronde: De verticale afstand van de daling van de
laatste voltooide ronde.
Daling - Maximum: De maximale daalsnelheid in meter per
minuut of voeten per minuut sinds deze waarde voor het
laatst is hersteld.
Daling ronde: De verticale afstand van de daling voor de
huidige ronde.
Daling - Totaal: De totale afstand van de daling tijdens de
activiteit of sinds deze waarde voor het laatst is hersteld.
1
Het toestel is bestand tegen incidentele blootstelling aan water tot een diepte
van 1 meter gedurende maximaal 30 minuten. Ga voor meer informatie naar
www.garmin.com/waterrating.
Datum: Huidige dag, maand en jaar.
Diepte: De diepte van het water. Uw toestel moet zijn
aangesloten op een NMEA
®
0183 toestel dat de waterdiepte
kan bepalen.
ETA bij volgende: Het geschatte tijdstip waarop u het volgende
waypoint op de route zult bereiken (aangepast aan de lokale
tijd van het waypoint). Deze gegevens worden alleen
weergegeven tijdens het navigeren.
ETA op bestemming: Het geschatte tijdstip waarop u de
eindbestemming zult bereiken (aangepast aan de lokale tijd
van de bestemming). Deze gegevens worden alleen
weergegeven tijdens het navigeren.
Geen: Dit is een leeg gegevensveld.
Gemiddelde cadans: Fietsen. De gemiddelde cadans voor de
huidige activiteit.
Gemiddelde hartslag: De gemiddelde hartslag voor de huidige
activiteit.
Gemiddelde HS %Max.: Het gemiddelde percentage van de
maximale hartslag voor de huidige activiteit.
Gemiddelde rondetijd: De gemiddelde rondetijd voor de
huidige activiteit.
Glijhoek: De hoek van de horizontale afgelegde afstand in
verhouding tot de wijziging in verticale afstand.
Glijhoek tot bestemming: De glijhoek die nodig is om van uw
huidige positie af te dalen naar de hoogte van uw
bestemming. Deze gegevens worden alleen weergegeven
tijdens het navigeren.
GPS-hoogte: De hoogte van uw huidige locatie op basis van
GPS.
GPS-koers: De richting waar u naartoe gaat op basis van GPS.
GPS-nauwkeurigheid: De foutmarge voor uw exacte locatie.
Uw GPS-locatie is bijvoorbeeld accuraat binnen +/- 3,65
meter (12 ft.).
GPS-signaalsterkte: De sterkte van het signaal van de GPS-
satelliet.
Gradiënt: De berekening van de stijging over de afstand. Als u
bijvoorbeeld 3 m (10 ft) stijgt na elke 60 m (200 ft) die u
aflegt, is het stijgingspercentage 5%.
Hartslag: Uw aantal hartslagen per minuut. Uw toestel moet zijn
aangesloten op een compatibele hartslagmeter.
Hartslag - %Max.: Het percentage van maximale hartslag.
Hartslagpercentage ronde: Het gemiddelde percentage van de
maximale hartslag voor de huidige ronde.
Hartslagzone: De prestatiezone van uw huidige hartslag (1 tot
5). De standaardzones zijn gebaseerd op uw
gebruikersprofiel en de maximale hartslag (220 min uw
leeftijd).
Hoogte: De hoogte van uw huidige locatie boven of onder
zeeniveau.
Hoogte boven grond: De hoogte van uw huidige locatie boven
grondniveau.
Hoogte - Maximum: Het hoogst bereikte punt sinds deze
waarde voor het laatst is hersteld.
Hoogte - Minimum: Het laagst bereikte punt sinds deze waarde
voor het laatst is hersteld.
HS laatste ronde: De gemiddelde hartslag voor de laatste
voltooide ronde.
Huidige ronde: De stopwatchtijd voor de huidige ronde.
Kilometerteller: Een lopende meting van de afstand die is
afgelegd voor alle trips. Dit totaal wordt niet gewist als de
reisgegevens worden hersteld.
Koers: De richting van uw beginlocatie naar een bestemming.
De koers kan worden weergegeven als een geplande of
Appendix 27
ingestelde route. Deze gegevens worden alleen
weergegeven tijdens het navigeren.
Koers: De richting waarin u zich verplaatst.
Kompaskoers: De richting waar u naartoe gaat op basis van
het kompas.
Laatste rondeafstand: De afstand die u hebt afgelegd voor de
laatste voltooide ronde.
Laatste rondesnelheid: De gemiddelde snelheid voor de
laatste voltooide ronde.
Laatste rondetijd: De stopwatchtijd voor de laatste voltooide
ronde.
Locatie van bestemming: De positie van uw eindbestemming.
Deze gegevens worden alleen weergegeven tijdens het
navigeren.
Maximumsnelheid: De gerapporteerde maximumsnelheid voor
de weg. Niet beschikbaar op alle kaarten en in alle gebieden.
Let altijd op de borden langs de weg voor de juiste
maximumsnelheid.
Maximumtemperatuur 24 uur: De maximumtemperatuur
gemeten in de afgelopen 24 uur met een compatibele
temperatuursensor.
Minimumtemperatuur 24 uur: De minimumtemperatuur
gemeten in de afgelopen 24 uur met een compatibele
temperatuursensor.
Naar koers: De richting die u moet volgen om terug te keren
naar de route. Deze gegevens worden alleen weergegeven
tijdens het navigeren.
Omgevingsluchtdruk: De niet-gekalibreerde
omgevingsluchtdruk.
Peiling: De richting vanaf uw huidige locatie naar een
bestemming. Deze gegevens worden alleen weergegeven
tijdens het navigeren.
Positie (ingesteld): De huidige positie met de geselecteerde
instelling voor de positieweergave.
Positie (lengte/breedte): De huidige positie in lengte- en
breedtegraad ongeacht de geselecteerde instelling voor de
positieweergave.
Rondeafstand: De afstand die u hebt afgelegd voor de huidige
ronde.
Rondecadans: Fietsen. De gemiddelde cadans voor de huidige
ronde.
Ronde HS: De gemiddelde hartslag voor de huidige ronde.
Ronden: Het aantal ronden dat is voltooid voor de huidige
activiteit.
Rondesnelheid: De gemiddelde snelheid voor de huidige
ronde.
Snelheid: De huidige snelheid waarmee u zich verplaatst.
Snelheid - Gemiddelde snelheid: De gemiddelde snelheid
waarmee u zich verplaatst sinds deze waarde voor het laatst
is hersteld.
Snelheid - Maximum: De hoogste snelheid sinds deze waarde
voor het laatst is hersteld.
Snelheid - Totaal gemiddeld: De gemiddelde snelheid tijdens
het verplaatsen en stoppen sinds deze waarde voor het laatst
is hersteld.
Stijging - Gemiddeld: De gemiddelde verticale afstand van de
stijging sinds deze waarde voor het laatst is hersteld.
Stijging laatste ronde: De verticale afstand van de stijging van
de laatste voltooide ronde.
Stijging - Maximum: De maximale stijgsnelheid in voet per
minuut of meter per minuut sinds deze waarde voor het laatst
is hersteld.
Stijging ronde: De verticale afstand van de stijging van de
huidige ronde.
Stijging - Totaal: De totale afstand van de stijging tijdens de
activiteit of sinds deze waarde voor het laatst is hersteld.
Stopwatchtimer: De stopwatchtijd voor de huidige activiteit.
Temperatuur: De temperatuur van de lucht. Uw
lichaamstemperatuur beïnvloedt de temperatuursensor. Deze
gegevens worden alleen weergegeven als uw toestel is
aangesloten op een tempe sensor.
Temperatuur - Water: De temperatuur van het water. Uw
toestel moet zijn aangesloten op een NMEA 0183 toestel dat
de watertemperatuur kan bepalen.
Tijd: De tijd van de dag, op basis van uw huidige locatie en
tijdinstellingen (notatie, tijdzone en zomertijd).
Tijd tot bestemming: De tijd die u naar verwachting nodig hebt
om de bestemming te bereiken. Deze gegevens worden
alleen weergegeven tijdens het navigeren.
Tijd tot volgende: De tijd die u naar verwachting nodig hebt om
het volgende waypoint op de route te bereiken. Deze
gegevens worden alleen weergegeven tijdens het navigeren.
Totale ronde: De stopwatchtijd voor alle voltooide ronden.
Tripteller: Een lopende meting van de afstand die is afgelegd
sinds deze waarde voor het laatst is hersteld.
Triptijd: Een lopende meting van de tijd die is besteed terwijl u
in beweging was en terwijl u gestopt was sinds deze waarde
voor het laatst is hersteld.
Triptijd - Bewogen: Een lopende meting van de tijd die is
verstreken sinds deze waarde voor het laatst is hersteld.
Triptijd - Gestopt: Een lopende meting van de tijd die is
verstreken zonder te bewegen sinds deze waarde voor het
laatst is hersteld.
Van koers: De afstand naar links of rechts die u van uw
oorspronkelijke koers bent afgeweken. Deze gegevens
worden alleen weergegeven tijdens het navigeren.
Verstreken activiteitstijd: De totale verstreken tijd. Als u
bijvoorbeeld de timer start en 10 minuten hardloopt,
vervolgens de timer 5 minuten stopt en daarna de timer weer
start en 20 minuten hardloopt, bedraagt de verstreken tijd 35
minuten.
Vert. snelh. tot bestem.: De stijg- of daalsnelheid naar een
vooraf bepaalde hoogte. Deze gegevens worden alleen
weergegeven tijdens het navigeren.
Verticale afstand tot bestemming: De afstand die u stijgt
tussen uw huidige positie en de eindbestemming. Deze
gegevens worden alleen weergegeven tijdens het navigeren.
Verticale afstand tot volgende: De afstand die u stijgt tussen
uw huidige positie en het volgende via-punt op de route.
Deze gegevens worden alleen weergegeven tijdens het
navigeren.
Verticale snelheid: De stijg- of daalsnelheid over tijd.
Waypoint bij bestemming: Het laatste punt op de route naar
de bestemming. Deze gegevens worden alleen weergegeven
tijdens het navigeren.
Waypoint bij volgende: Het volgende punt op de route. Deze
gegevens worden alleen weergegeven tijdens het navigeren.
Wending: Het hoekverschil (in graden) tussen de richting van
uw bestemming en uw huidige koers. L betekent naar links
afbuigen. R betekent naar rechts afbuigen. Deze gegevens
worden alleen weergegeven tijdens het navigeren.
Zon onder: Het tijdstip waarop de zon ondergaat, gebaseerd op
uw GPS-positie.
Zon op: Het tijdstip waarop de zon opkomt, gebaseerd op uw
GPS-positie.
Zon op/onder: Het tijdstip van de volgende zonsopkomst of
zonsondergang, gebaseerd op uw GPS-positie.
28 Appendix
Optionele accessoires
Optionele accessoires, zoals houders, kaarten,
fitnessaccessoires en vervangingsonderdelen, zijn verkrijgbaar
via http://buy.garmin.com of bij uw Garmin dealer.
tempe
De tempe is een draadloze ANT+ temperatuursensor. U kunt de
sensor aan een stevige band of lus bevestigen op een plek waar
deze is blootgesteld aan omgevingslucht en zo een consistente
bron van nauwkeurige temperatuurgegevens vormt. U moet de
tempe met uw toestel koppelen om temperatuurgegevens van
de tempe te kunnen weergeven.
Tips voor het koppelen van ANT+ accessoires met uw
Garmin toestel
Controleer of het ANT+ accessoire compatibel is met uw
Garmin toestel.
Voordat u het ANT+ accessoire met uw Garmin-toestel
koppelt, dient u een afstand van 10 m (33 ft.) ten opzichte
van andere ANT+ accessoires in acht te nemen.
Plaats het Garmin toestel binnen 3 m (10 ft.) van het ANT+
accessoire.
Nadat u de koppeling tot stand hebt gebracht, herkent het
Garmin toestel daarna automatisch het ANT+ accessoire
wanneer u het toestel activeert. Het koppelingsproces vindt
automatisch plaats wanneer u het Garmin toestel inschakelt
en zorgt ervoor dat de accessoires binnen enkele seconden
zijn geactiveerd en klaar zijn voor gebruik.
Na het koppelen ontvangt het Garmin toestel alleen
gegevens van uw eigen accessoires. U kunt dan ook gewoon
in de buurt van andere accessoires komen.
Problemen oplossen
Levensduur van de batterijen maximaliseren
U kunt verschillende acties ondernemen om de levensduur van
de batterij te verlengen.
Schakel het scherm uit (De aan-uitknop gebruiken, pagina 2).
Beperk de helderheid van de schermverlichting (De
schermverlichting aanpassen, pagina 2).
Beperk de time-out van de schermverlichting
(Scherminstellingen, pagina 22).
Verlaag de helderheid van de flitser of de flitsfrequentie (De
zaklamp gebruiken, pagina 17).
Gebruik de batterijbesparingsmodus (De modus
Batterijbesparing inschakelen, pagina 22).
Gebruik de expeditiemodus (Expeditiemodus inschakelen,
pagina 22).
Schakel de draadloze connectiviteit uit (Wi
Fi instellingen,
pagina 22).
Schakel Bluetooth technologie uit (Bluetooth instellingen,
pagina 22).
Schakel extra satellietsystemen uit (GPS en andere
satellietsystemen, pagina 21).
Het toestel opnieuw opstarten
Als het toestel niet meer reageert, moet u het mogelijk opnieuw
opstarten. Uw gegevens en instellingen worden dan niet gewist.
1
Verwijder de batterijen.
2
Plaats de batterijen opnieuw.
3
Houd ingedrukt.
Op mijn toestel wordt niet de juiste taal gebruikt
U kunt de taal wijzigen als u per ongeluk niet de juiste taal hebt
geselecteerd op het toestel.
1
Selecteer .
2
Selecteer .
3
Selecteer .
4
Selecteer het tweede item in de lijst.
5
Selecteer het eerste item in de lijst.
6
Selecteer uw taal.
Hartslagzones
Vele atleten gebruiken hartslagzones om hun cardiovasculaire
kracht te meten en te verbeteren en om hun fitheid te
verbeteren. Een hartslagzone is een bepaald bereik aan
hartslagen per minuut. De vijf algemeen geaccepteerde
hartslagzones zijn genummerd van 1 tot 5 op basis van
oplopende intensiteit. Over het algemeen worden hartslagzones
berekend op basis van de percentages van uw maximale
hartslag.
Fitnessdoelstellingen
Als u uw hartslagzones kent, kunt u uw conditie meten en
verbeteren door de onderstaande principes te begrijpen en toe
te passen.
Uw hartslag is een goede maatstaf voor de intensiteit van uw
training.
Training in bepaalde hartslagzones kan u helpen uw
cardiovasculaire capaciteit en kracht te verbeteren.
Als u uw maximale hartslag kent, kunt u de tabel (Berekeningen
van hartslagzones, pagina 29) gebruiken om de beste
hartslagzone te bepalen voor uw fitheidsdoeleinden.
Als u uw maximale hartslag niet kent, gebruik dan een van de
rekenmachines die beschikbaar zijn op internet. Bij sommige
sportscholen en gezondheidscentra kunt u een test doen om de
maximale hartslag te meten. De standaard maximale hartslag is
220 min uw leeftijd.
Berekeningen van hartslagzones
Zone % van
maximale
hartslag
Waargenomen
inspanning
Voordelen
1 50–60% Ontspannen, comfortabel
tempo, regelmatige adem-
haling
Aerobische training
voor beginners,
verlaagt het stressni-
veau
2 60–70% Comfortabel tempo, iets
diepere ademhaling,
gesprek voeren is
mogelijk
Standaardcardiovas-
culaire training; korte
herstelperiode
3 70–80% Gematigd tempo, gesprek
voeren iets lastiger
Verbeterde aerobi-
sche capaciteit,
optimale cardiovascu-
laire training
4 80–90% Hoog tempo en enigszins
oncomfortabel; zware
ademhaling
Verbeterde anaerobi-
sche capaciteit en
drempel, hogere
snelheid
5 90–100% Sprinttempo, kan niet lang
worden volgehouden;
ademhaling zwaar
Anaerobisch en
musculair uithou-
dingsvermogen; meer
kracht
Appendix 29
Index
A
aanraakscherm 2, 24
aanraakscherm schoonmaken 26
accessoires 23, 25, 29
activiteiten 2, 12, 13
adressen, zoeken 9
afstanden meten 6
afteltimer 16
agenda 14
alarmen
gevarenzone 10, 19, 20
klok 14, 16
nautisch 23
tonen 19
ANT+ sensoren 23
koppelen 29
applicaties 7–9
Auto Lap 23
avonturen 15, 16
B
barometer 7
BaseCamp 15, 16
basisinstellingen 2
batterij
installeren 1, 25
maximaliseren 2, 22, 29
niveau 1
opladen 1, 2
opslag 2
berichten 1, 3–5
navigeren 3
verwijderen 3
bestanden, overbrengen 17, 26
BirdsEye-afbeeldingen 14
Bluetooth sensoren 23
Bluetooth technologie 3, 8, 22
C
calculator 14
camera 16
instellingen 22
chirp 19, 23
City Navigator 9
computer, verbinden 26
Connect IQ 8, 9, 14
contact 5
bewerken 5
toevoegen 5
verwijderen 5
D
dashboards 7, 20
downloaden, geocaches 17
draadloze headset 9
E
ervaren sporter 23
F
fitness 23
foto, weergeven 16
foto's 16, 17
maken 16
weergeven 16, 17
G
Garmin Connect 7, 8
gegevens opslaan 26
Garmin Explore 26
Garmin Express 8, 25
software bijwerken 25
gebruikersgegevens, verwijderen 26
gebruikersprofiel 23
gegevens 5
delen 13
opslaan 9, 26
overbrengen 9, 26
gegevens delen 13, 14, 20
gegevens opslaan 9, 26
gegevensgebruik 5
gegevensvelden 8, 20, 27
geheugenkaart 26
geocaches 14, 17–19, 26
downloaden 17
instellingen 23
navigeren naar 18
geschiedenis 5, 13
naar de computer verzenden 9, 26
gesproken aanwijzing 9
GLONASS 21
GPS 3, 14, 20, 21
satellietpagina 20
H
hartslag, zones 29
headset 9
koppelen 9
het toestel resetten 24
het toestel testen 4
hond, tracking 17
hoofdmenu 5, 15
hoogte 7
grafiek 11, 13
hoogtemeter 7
I
inReach 23
inReach afstandsbediening 14, 19, 23
instellingen 4–7, 19–24
toestel 22, 23
vastleggen 12
K
kaarten 5, 9, 12, 16
afstanden meten 6
bijwerken 25
BirdsEye-afbeeldingen 16
gegevensvelden 20
instellingen 5
navigeren 5, 13
optioneel 9
oriëntatie 6
zoomen 5
kalibreren, hoogtemeter 7
knoppen 1, 2, 21
kompas 6
instellingen 6
kalibreren 6
navigeren 6
koppelen 17
ANT+ sensoren 29
headset 9
sensors 23
smartphone 8
L
locaties
bewerken 10
opslaan 10
M
maateenheden 24
man overboord (MOB) 19
maritiem, instellingen 23
meldingen 8, 14
microSD kaart. Zie geheugenkaart
MOB 19
N
nabijheidswaarschuwingen 10, 14, 19, 20
nautisch, alarmen instellen 23
navigatie 5, 9
koerswijzer 6
kompas 6
Peil en ga 6
stoppen 9
weg 9
O
opladen 1, 2
oppervlakteberekening 14, 16
overbrengen
bestanden 15, 17, 20, 26
sporen 20
P
Peil en ga 6
pictogrammen 3, 17
positiewaargave 24
problemen oplossen 24, 25, 29
productregistratie 19
profielen 14, 19, 23, 24
R
reisinformatie, weergeven 7
reisplanner. Zie routes
routes 10, 11
bewerken 11
instellingen 22
maken 11
navigeren 11
verwijderen 12
weergeven op de kaart 11
S
satellietpagina 20
satellietsignalen 2, 14, 20
ontvangen 3
scherm 2
oriëntatie 20
vergrendelen 2
scherminstellingen 22
schermknoppen 2
schermverlichting 2, 22
smartphone 8, 9
applicaties 7, 8
koppelen 8
software, bijwerken 25
SOS 1, 3, 4
annuleren 4
verzenden 4
specificaties 27
sporen 12, 13, 16
navigeren 13
stopwatch 14
systeeminstellingen 21
T
taal 29
tempe 23, 29
temperatuur 29
tijd, zones en notaties 24
tijden voor jagen en vissen 14
tijden voor zonsopkomst en zonsondergang 14
tijdinstellingen 24
timer 13
afteltimer 16
toestel, onderhoud 25
toestel aanpassen 15, 20, 21, 23, 24
toestel registreren 17
toestel schoonmaken 25, 26
tonen 19, 22
TracBack 13
tracking 3, 4
tripcomputer 7
U
USB 21
bestanden overbrengen 26
connector 1
loskoppelen 26
massaopslagmodus 26
V
vergrendelen, scherm 2
verwijderen, alle gebruikersgegevens 26
via-punten, bewerken 10
VIRB afstandsbediening 14, 20
30 Index
W
Waarheen? 9
waypoints 2, 9–11
bewerken 10
navigeren 10
opslaan 10
projecteren 6, 10
verwijderen 10
wijzigen 10, 11
weer 13, 14
inReach 13
kaart 14
radar 14
Weer 14
WiFi 7, 8
verbinden 8, 22
widgets 8
Z
Zaklamp 14, 17
Index 31
support.garmin.com
GUID-20A50E5B-3DFB-42C7-A3B4-8D55519B532C v2Februari 2021
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36

Garmin Montana700i de handleiding

Type
de handleiding