Gebruikershandleiding
Ā© Copyright 2012 Hewlett-Packard
Development Company, L.P.
Bluetooth is een handelsmerk van de
desbetreffende eigenaar en wordt door
Hewlett-Packard Company onder licentie
gebruikt. Intel is een handelsmerk van Intel
Corporation in de Verenigde Staten en
andere landen. Microsoft en Windows zijn
gedeponeerde handelsmerken van
Microsoft Corporation in de Verenigde
Staten. Het SD-logo is een handelsmerk
van de desbetreffende eigenaar.
De informatie in deze documentatie kan
zonder kennisgeving worden gewijzigd. De
enige garanties voor HP producten en
diensten staan vermeld in de expliciete
garantievoorwaarden bij de betreffende
producten en diensten. Aan de informatie in
deze handleiding kunnen geen aanvullende
rechten worden ontleend. HP aanvaardt
geen aansprakelijkheid voor technische
fouten, drukfouten of weglatingen in deze
publicatie.
Eerste editie: september 2012
Document onderdeelnummer: 694352-331
Kennisgeving over het product
Deze handleiding beschrijft de functies die
beschikbaar zijn op de meeste modellen.
Mogelijk zijn niet alle functies beschikbaar
op uw computer.
Softwarevoorwaarden
Door het installeren, kopiƫren, downloaden
of anderszins gebruiken van een
softwareproduct dat vooraf op deze
computer is geĆÆnstalleerd, bevestigt u dat u
gehouden bent aan de voorwaarden van de
HP Gebruiksrechtovereenkomst voor
eindgebruikers (EULA). Als u niet akkoord
gaat met deze licentievoorwaarden is uw
enige rechtsmogelijkheid het volledige,
ongebruikte product (hardware en software)
binnen 14 dagen te retourneren voor een
terugbetaling van het aankoopbedrag in
overeenstemming met het
terugbetalingsbeleid van uw verkooppunt.
Neem contact op met uw lokaal
verkooppunt (de verkoper) voor meer
informatie of als u een volledige
terugbetaling van de computer wilt
aanvragen.
Kennisgeving aangaande de veiligheid
WAARSCHUWING! U kunt het risico van letsel door verbranding of van oververhitting van de
computer beperken door de computer niet op schoot te nemen en de ventilatieopeningen van de
computer niet te blokkeren. Gebruik de computer alleen op een stevige, vlakke ondergrond. Zorg dat
de luchtcirculatie niet wordt geblokkeerd door een voorwerp van hard materiaal (zoals een optionele
printer naast de computer) of een voorwerp van zacht materiaal (zoals een kussen, een kleed of
kleding). Zorg er ook voor dat de netvoedingsadapter tijdens het gebruik niet in contact kan komen
met de huid of een voorwerp van zacht materiaal. De computer en de netvoedingsadapter voldoen
aan de temperatuurlimieten voor oppervlakken die voor de gebruiker toegankelijk zijn, zoals
gedefinieerd door de International Standard for Safety of Information Technology Equipment (IEC
60950).
iii
iv Kennisgeving aangaande de veiligheid
Inhoudsopgave
1 Correct aan de slag ......................................................................................................................................... 1
Beste praktijken .................................................................................................................................... 1
Leuke dingen om te doen ..................................................................................................................... 1
Meer hulpmiddelen van HP .................................................................................................................. 2
2 Vertrouwd raken met de computer ................................................................................................................ 4
Informatie over hardware en software zoeken ..................................................................................... 4
Hardware zoeken ................................................................................................................. 4
Software zoeken ................................................................................................................................... 4
Rechterkant .......................................................................................................................................... 4
Linkerkant ............................................................................................................................................. 6
Beeldscherm ........................................................................................................................................ 7
Bovenkant ............................................................................................................................................ 9
Touchpad ............................................................................................................................. 9
Lampjes ............................................................................................................................. 10
Knoppen en luidsprekers ................................................................................................... 12
Toetsen .............................................................................................................................. 13
Onderkant ........................................................................................................................................... 14
Labels ................................................................................................................................................. 15
3 Verbinding maken met een netwerk ............................................................................................................ 17
Verbinding maken met een draadloos netwerk .................................................................................. 17
Bedieningselementen voor draadloze communicatie gebruiken ....................................... 17
Knop voor draadloze communicatie gebruiken ................................................. 17
Bedieningselementen van het besturingssysteem gebruiken ........................... 18
WLAN gebruiken ................................................................................................................ 18
Gebruikmaken van een internetprovider ........................................................... 18
Draadloos netwerk instellen .............................................................................. 19
Draadloze router configureren .......................................................................... 19
Draadloos netwerk beveiligen ........................................................................... 19
Verbinding maken met een WLAN .................................................................... 20
Bluetooth-apparaten voor draadloze communicatie gebruiken (alleen bepaalde
modellen) ........................................................................................................................... 21
Verbinding maken met een bekabeld netwerk ................................................................................... 21
Een verbinding maken met een lokaal netwerk (LAN) ....................................................... 21
v
4 Genieten van entertainmentfuncties ........................................................................................................... 23
Het gebruik van de webcam ............................................................................................................... 23
Het gebruik van audio ........................................................................................................................ 23
Luidsprekers aansluiten ..................................................................................................... 23
Hoofdtelefoons aansluiten ................................................................................................. 23
Een microfoon aansluiten .................................................................................................. 24
Het geluid controleren ........................................................................................................ 24
Het gebruik van video ......................................................................................................................... 24
HDMI-apparaat aansluiten ................................................................................................. 24
Audio-instellingen configureren ......................................................................... 25
Foto-, audio- en videobestanden beheren ......................................................................................... 26
5 Navigeren op basis van aanraakbewegingen, aanwijsapparaten en het toetsenbord ........................... 27
Het gebruik van het Touchpad ........................................................................................................... 27
Touchpadbewegingen gebruiken ....................................................................................................... 28
Tikken ................................................................................................................................ 28
Schuiven ............................................................................................................................ 28
Knijpen/zoomen ................................................................................................................. 29
Rand vegen ....................................................................................................................... 29
Vanaf rechterrand vegen ................................................................................... 30
Vegen vanaf bovenrand .................................................................................... 30
Vegen vanaf linkerrand ..................................................................................... 31
Toetsenbord en muis gebruiken ......................................................................................................... 31
Het gebruik van de toetsen ................................................................................................ 31
Het gebruik van de actietoetsen ........................................................................ 31
Het gebruik van de Microsoft Windows 8 sneltoetsen ...................................... 33
Het gebruik van de toegangstoetsen ................................................................ 33
GeĆÆntegreerd numeriek toetsenblok gebruiken .................................................................. 33
6 Energiebeheer ............................................................................................................................................... 35
Slaapstand of hibernationstand activeren .......................................................................................... 35
Intel Rapid Start Technology (enkel op bepaalde modellen) ............................................. 35
Slaapstand initialiseren en afsluiten .................................................................................. 36
De door de gebruiker geĆÆnitialiseerde hibernationstand inschakelen en afsluiten ............. 36
Wachtwoordbeveiliging instellen voor beƫindigen slaapstand ........................................... 37
Energiemeter en instellingen voor energiebeheer gebruiken ............................................................. 37
Energiebeheerschema selecteren ...................................................................................................... 37
Werkt op accuvoeding. ....................................................................................................................... 38
Door de gebruiker vervangbare accu verwijderen ............................................................. 38
Accu-informatie zoeken ..................................................................................................... 38
vi
Accuvoeding besparen ...................................................................................................... 39
Lage acculading herkennen ............................................................................................... 39
Problemen met lage acculading verhelpen ........................................................................ 39
Lage acculading verhelpen wanneer een externe voedingsbron
beschikbaar is ................................................................................................... 39
Lage acculading verhelpen wanneer geen voedingsbron beschikbaar is ......... 40
Lage acculading verhelpen wanneer de computer de hibernationstand niet
kan beƫindigen .................................................................................................. 40
Door de gebruiker vervangbare accu opbergen ................................................................ 40
Door de gebruiker vervangbare accu afvoeren ................................................................. 40
Door de gebruiker vervangbare accu vervangen ............................................................... 40
Uitgevoerd op externe netstroom ....................................................................................................... 40
Probleemoplossen energieproblemen ............................................................................... 41
HP CoolSense (alleen bepaalde modellen) ....................................................................................... 42
Software vernieuwen met Intel Smart Connect-technology (alleen bepaalde modellen) ................... 42
Computer afsluiten (uitschakelen) ...................................................................................................... 42
7 Gegevens beheren en delen ........................................................................................................................ 44
Het gebruik van een USB-apparaat ................................................................................................... 44
Een USB-apparaat verbinden ............................................................................................ 44
USB-apparaat verwijderen ................................................................................................. 45
USB-apparaat met eigen voeding aansluiten .................................................................... 45
Digitale opslagkaart plaatsen en verwijderen ..................................................................................... 46
Gegevens en stations delen en toegang tot software ........................................................................ 47
8 Computer onderhouden ............................................................................................................................... 48
Schijfeenheden hanteren ................................................................................................................... 48
Een vaste schijf vervangen ................................................................................................................ 48
Het gebruik van HP 3D DriveGuard (alleen bepaalde modellen) ....................................................... 51
Prestaties verbeteren ......................................................................................................................... 51
Het gebruik van Schijfdefragmentatie ................................................................................ 51
Het gebruik van Schijfopruiming ........................................................................................ 52
Geheugenmodules toevoegen of vervangen ..................................................................................... 52
Programma's en stuurprogramma's bijwerken ................................................................................... 55
Uw computer reinigen ........................................................................................................................ 55
Het beeldscherm, de zijkanten en het deksel schoonmaken ............................................. 56
Touchpad en toetsenbord reinigen .................................................................................... 56
Reizen met of verzenden van uw computer ....................................................................................... 56
9 Computer en gegevens beveiligen .............................................................................................................. 58
Wachtwoorden gebruiken ................................................................................................................... 58
vii
Windows-wachtwoorden instellen ...................................................................................... 59
Wachtwoorden instellen in Setup Utility (BIOS) (Setupprogramma (BIOS)) ..................... 59
Het gebruik van de internetbeveiligingssoftware ................................................................................ 60
Het gebruik van antivirussoftware ...................................................................................... 60
Het gebruik van Firewallsoftware ....................................................................................... 60
Software-updates installeren .............................................................................................................. 60
De installatie van Windows-updates .................................................................................. 60
De installatie van software-updates van HP en derden ..................................................... 61
Uw draadloos netwerk beveiligen ....................................................................................................... 61
Back-up maken van software-applicaties en gegevens ..................................................................... 61
Optionele beveiligingskabel gebruiken ............................................................................................... 61
10 Setup Utility (BIOS) (Setupprogramma (BIOS)) en System Diagnostics (Systeemdiagnose)
gebruiken ........................................................................................................................................................... 63
Setup Utility (BIOS) (Setupprogramma (BIOS)) starten ..................................................................... 63
BIOS-update uitvoeren ....................................................................................................................... 63
BIOS-versie vaststellen ..................................................................................................... 63
BIOS-update downloaden .................................................................................................. 64
Het gebruik van de System Diagnostics (Systeemdiagnose) ............................................................. 65
11 Back-ups maken, bestanden terugzetten en herstellen .......................................................................... 66
Herstelmedia en back-ups maken ...................................................................................................... 66
HP Recovery Media maken ............................................................................................... 67
Terugzetten en herstellen ................................................................................................................... 68
Windows Vernieuwen gebruiken voor een snel en eenvoudig herstel .............................. 69
Verwijder alles en installeer Windows opnieuw ................................................................. 69
Herstellen met HP Recovery Manager .............................................................................. 70
Wat u moet weten ............................................................................................. 70
Het gebruik van de HP herstelpartitie om een geminimaliseerde image te
herstellen (enkel bepaalde modellen) ............................................................... 71
Het gebruik van HP Recovery Media voor herstelacties ................................... 71
Opstartvolgorde van de computer wijzigen ....................................................... 71
De HP herstelpartitie verwijderen ...................................................................................... 72
12 Specificaties ................................................................................................................................................ 73
Ingangsvermogen ............................................................................................................................... 73
Omgevingsvereisten ........................................................................................................................... 73
13 Elektrostatische ontlading ......................................................................................................................... 75
viii
Index ................................................................................................................................................................... 76
ix
x
1 Correct aan de slag
Deze computer is een krachtig hulpmiddel dat ontworpen is om uw werk en entertainment te
verbeteren. Om het beste uit uw computer te halen, kunt u dit hoofdstuk lezen over de beste
praktijken na de installatie, over leuke dingen die u met de computer kunt doen, en waar u meer
hulpmiddelen kunt vinden.
Beste praktijken
Om uw intelligente investering optimaal te gebruiken, raden wij u aan, na de instelling en registratie
van de computer, de volgende stappen uit te voeren:
ā—
Neem even de tijd om de gedrukte Windows 8 Basisinstellingen handleiding te doorbladeren en
uw nieuwe WindowsĀ® onderdelen te verkennen.
TIP: Om snel terug te keren naar het Startscherm van de computer vanuit een open app of het
bureaublad drukt u op de Windows-logotoets
op uw toetsenbord. Als u de Windows-logotoets
opnieuw indrukt, keert u terug naar het vorige scherm.
ā—
Als dit nog niet gebeurd is, verbindt u de computer met een bekabeld of draadloos netwerk. U
vindt meer informatie in
Verbinding maken met een netwerk op pagina 17.
ā—
Leer de hardware en software van de computer kennen. Ga naar
Vertrouwd raken met de
computer op pagina 4 en Genieten van entertainmentfuncties op pagina 23 voor meer
informatie.
ā—
Koop een update van uw antivirussoftware of koop een nieuwe versie. Meer informatie vindt u in
Het gebruik van antivirussoftware op pagina 60.
ā—
Maak een back-up van uw vaste schijf door herstelschijven of een herstel-flashstation te maken.
Zie
Back-ups maken, bestanden terugzetten en herstellen op pagina 66.
Leuke dingen om te doen
ā—
U weet dat u een YouTube-video op de computer kunt bekijken. Maar wist u dat u de computer
ook op een televisie of een spelcomputer kunt aansluiten? Zie
HDMI-apparaat aansluiten
op pagina 24.
ā—
U weet dat u muziek kunt beluisteren op de computer. Maar wist u ook dat u live radio naar de
computer kunt streamen en muziek of een praatprogramma kunt beluisteren? Zie
Het gebruik
van audio op pagina 23.
ā—
Gebruik het Touchpad en de nieuwe Windows 8 aanraakbewegingen voor een vlot beheer van
afbeeldingen en tekstpagina's. Zie
Touchpadbewegingen gebruiken op pagina 28.
Beste praktijken 1
Meer hulpmiddelen van HP
U hebt Installatie-instructies al gebruikt om de computer in te schakelen en deze handleiding op te
zoeken. De volgende tabel bevat productinformatie, instructies en meer.
Hulpmiddel Inhoud
Installatie-instructies
ā—
Overzicht van de computerinstallatie en -functies
Windows 8 Basisinstellingen handleiding
ā—
Overzicht van het gebruik en de navigatie met Windows 8.
Help en ondersteuning
Als u Help en ondersteuning wilt openen in het
Startscherm, typt u h en selecteert u Help en
ondersteuning. Voor ondersteuning in de VS gaat u
naar
http://www.hp.com/go/contactHP. Voor
wereldwijde ondersteuning gaat u naar
http://welcome.hp.com/country/us/en/
wwcontact_us.html .
ā— Een breed aanbod van informatie over procedures en tips
voor het oplossen van problemen.
Handleiding voor veiligheid en comfort
Om toegang te krijgen tot deze handleiding selecteert
u de HP Support Assistant app in het Startscherm,
selecteer Mijn computer en selecteer daarna
Gebruikershandleidingen, of ga naar
http://www.hp.com/ergo.
ā— Correcte werkstation installatie.
ā—
Richtlijnen voor houding en werkgewoonten voor meer
comfort en minder risico op lichamelijk letsel.
ā— Elektrische en mechanische veiligheidsinformatie.
Wereldwijde ondersteuning
Ga naar
http://welcome.hp.com/country/us/en/
wwcontact_us.html voor ondersteuning in uw taal.
ā— Online chatten met een HP technicus.
ā—
E-mail support.
ā—
Telefoonnummers opzoeken voor wereldwijde ondersteuning.
ā— Een HP servicecentrum opzoeken.
Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu
Om toegang te krijgen tot deze handleiding selecteert
u de HP Support Assistant app in het Startscherm,
selecteer Mijn computer en selecteer daarna
Gebruikershandleidingen.
ā—
Belangrijke informatie over voorschriften, waaronder
informatie over het correct afvoeren van accu's.
2 Hoofdstuk 1 Correct aan de slag
Hulpmiddel Inhoud
Beperkte garantie*
Om toegang te krijgen tot deze handleiding selecteert
u de HP Support Assistant app in het Startscherm,
selecteer Mijn computer en selecteer daarna
Garantie en services, of ga naar
http://www.hp.com/
go/orderdocuments.
ā—
Specifieke garantie-informatie voor deze computer.
*U vindt de speciaal voorziene HP beperkte garantie die van toepassing is op uw product samen met de
gebruikershandleidingen op uw computer en/of op de CD/DVD in de verpakking. In sommige landen of regio's wordt door
HP een gedrukte versie van de HP beperkte garantie meegeleverd in de doos. In landen of regio's waar de garantie niet in
drukvorm wordt verstrekt, kunt u een gedrukt exemplaar aanvragen. Ga naar
http://www.hp.com/go/orderdocuments of
schrijf naar:
ā—
Noord-Amerika: Hewlett-Packard, MS POD, 11311 Chinden Blvd., Boise, ID 83714, USA
ā—
Europa, Midden Oosten, Afrika: Hewlett-Packard, POD, Via G. Di Vittorio, 9, 20063, Cernusco s/Naviglio (MI), Italiƫ
ā— AziĆ« en OceaniĆ«: Hewlett-Packard, POD, P.O. Box 200, Alexandra Post Office, Singapore 911507
Wanneer u een gedrukt exemplaar van uw garantie aanvraagt, geef dan het productnummer, de garantieperiode (te vinden
op het servicelabel) en uw naam en postadres op.
BELANGRIJK: stuur uw HP product NIET terug naar de bovenstaande adressen. Voor ondersteuning in de VS gaat u
naar
http://www.hp.com/go/contactHP. Voor wereldwijde ondersteuning gaat u naar http://welcome.hp.com/country/us/en/
wwcontact_us.html.
Meer hulpmiddelen van HP 3
2 Vertrouwd raken met de computer
Informatie over hardware en software zoeken
Hardware zoeken
Om te weten te komen welke hardware geĆÆnstalleerd is op uw computer:
1. Typ c in het Startscherm en selecteer Configuratiescherm.
2. Selecteer Systeem en beveiliging en klik daarna op Apparaatbeheer in de Systeem-zone.
Een lijst verschijnt met alle apparaten die zijn geĆÆnstalleerd op uw computer.
Software zoeken
ā–²
Om te weten te komen welke software geĆÆnstalleerd is op uw computer klikt u rechts in het
Startscherm of u veegt met uw vinger over het Touchpad om de apps weer te geven, en daarna
selecteert u het Alle apps pictogram.
Rechterkant
Onderdeel Beschrijving
(1) Optischeschijfeenheid (alleen bepaalde
modellen)
Hiermee kan een optischeschijfeenheid worden gelezen en
geschreven.
(2) Lampje van de optischeschijfeenheid
ā—
Groen of oranje: Er wordt geschreven naar of gelezen
van de optischeschijfeenheid.
ā—
Uit: De optischeschijfeenheid is inactief.
(3) Ejectknop van de optischeschijfeenheid Opent de schijflade.
4 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer
Onderdeel Beschrijving
(4)
Aan/uit-lampje
ā—
Wit: De computer is ingeschakeld.
ā—
Wit knipperend: De computer staat in de slaapstand,
een energiebesparingsmodus. Het beeldscherm en
andere niet-benodigde onderdelen worden
uitgeschakeld.
ā—
Uit: De computer is uitgeschakeld of staat in de
hibernationstand. De hibernationstand is een
energiebesparingsmodus waarin zo min mogelijk
energie wordt verbruikt.
OPMERKING: Bij bepaalde modellen is de IntelĀ®
Rapid Start Technology functie ingeschakeld in de
fabriek. Met de Rapid Start Technology kan de
computer snel opnieuw hervatten vanuit stand-by.
(5)
Vasteschijflampje
ā—
Wit knipperend: Er wordt geschreven naar of gelezen
van de vaste schijf.
ā—
Oranje: HP 3D DriveGuard heeft de vaste schijf
tijdelijk geparkeerd.
(6)
USB-2.0-poort Hierop kunt u een optioneel USB-apparaat aansluiten.
(7) Lampje van de netvoedingsadapter
ā—
Wit: De computer is aangesloten op een externe
voedingsbron en de accu is volledig opgeladen.
ā—
Wit knipperend: De accu is bijna leeg.
ā—
Oranje: De computer is aangesloten op een externe
voedingsbron en de accu wordt opgeladen.
ā—
Uit: De computer is niet aangesloten op een externe
voedingsbron.
(8)
Netvoedingsconnector Hierop kunt u een netvoedingsadapter aansluiten.
(9)
Bevestigingspunt voor beveiligingskabel Hiermee bevestigt u een als optie verkrijgbare
beveiligingskabel aan de computer.
OPMERKING: De beveiligingskabel is in de eerste plaats
ontworpen als een afschrikmiddel, maar het is mogelijk dat
hij niet belet dat de computer verkeerd wordt gebruikt of
wordt gestolen.
Rechterkant 5
Linkerkant
Onderdeel Beschrijving
(1)
Externemonitorpoort Hierop kunt u een optionele VGA-monitor of projector
aansluiten.
(2) Ventilatieopeningen (2) Deze openingen zorgen voor luchtkoeling van de interne
onderdelen.
OPMERKING: De ventilator van de computer start
automatisch om interne onderdelen te koelen en
oververhitting te voorkomen. Het is normaal dat de interne
ventilator automatisch in- en uitschakelt terwijl u met de
computer werkt.
(3)
HDMI-poort Hiermee sluit u de computer aan op een optioneel video- of
audioapparaat, zoals een high-definition televisietoestel, of
andere compatibele digitale apparatuur of audioapparatuur.
(4)
RJ-45-(netwerk)connector Hierop sluit u een netwerkkabel aan.
(5)
USB-3.0-poorten (2) Hierop sluit u optionele USB 3.0-apparaten aan. Deze
poorten zorgen voor hogere USB-prestaties.
OPMERKING: Zie
Het gebruik van een USB-apparaat
op pagina 44 voor informatie over de verschillende types
USB-poorten.
(6)
Audio-ingang (microfooningang) Hierop kunt u een optionele headsetmicrofoon,
stereomicrofoonarray of monomicrofoon aansluiten.
6 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer
Onderdeel Beschrijving
(7)
Audio-uitgang (hoofdtelefoonuitgang) Hierop kunt u optionele stereoluidsprekers met eigen
voeding, een hoofdtelefoon, een oortelefoon, een headset
of een kabel van een televisietoestel aansluiten.
WAARSCHUWING! Om het risico op persoonlijke letsels
te verminderen, moet u het volume aanpassen voor u de
hoofdtelefoon, oortelefoon of headset gebruikt. Zie
Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu voor
bijkomende veiligheidsinformatie.
OPMERKING: Wanneer u een extern audioapparaat
aansluit op een hoofdtelefoonconnector worden de
luidsprekers van de computer uitgeschakeld.
(8) Digitale-mediaslot Ondersteunt de volgende types digitale kaarten:
ā—
SD-geheugenkaart (Secure Digital)
ā—
Secure Digital High Capacity-geheugenkaart (SDHC)
ā— Secure Digital Extended Capacity-geheugenkaart
(SDxC)
ā— MultiMediaCard (MMC)
Beeldscherm
Onderdeel Beschrijving
(1) WLAN-antennes (2)* Via deze antennes worden draadloze signalen verzonden en
ontvangen om te communiceren met draadloze LAN's (WLAN's,
wireless local-area networks).
(2) Interne microfoon (1) Hiermee kunt u geluid opnemen.
Beeldscherm 7
Onderdeel Beschrijving
(3) HP TrueVision HD-webcam Met de webcam kunt u videobeelden opnemen, foto's maken,
videoconferenties houden en online chatten door video te
streamen.
Als u de webcam wilt gebruiken, voert u c in het Startscherm
van de computer en daarna selecteert u CyberLink YouCam in
de lijst met apps.
(4) Webcamlampje Aan: De webcam is in gebruik.
*De antennes zijn niet zichtbaar aan de buitenkant van de computer. Voor een optimale signaaloverdracht houdt u de directe
omgeving van de antennes vrij. Met betrekking tot de informatie over de voorschriften voor draadloze communicatie kunt u
het hoofdstuk Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu raadplegen dat van toepassing is op uw land of regio. Om
toegang te krijgen tot deze handleiding selecteert u de HP Support Assistant app in het Startscherm, selecteer Mijn
computer en selecteer daarna Gebruikershandleidingen.
8 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer
Bovenkant
Touchpad
Onderdeel Beschrijving
(1) Touchpad, aan/uit-knop Hiermee schakelt u het Touchpad in of uit.
(2) Touchpadlampje
ā—
Oranje: Het is uitgeschakeld.
ā—
Uit: Het Touchpad is ingeschakeld.
(3) Touchpad zone Hiermee kunt u de aanwijzer (cursor) op het scherm
verplaatsen en onderdelen op het scherm selecteren of
activeren.
(4) Linkerknop van het Touchpad Deze knop heeft dezelfde functie als de linkerknop op een
externe muis.
(5) Rechterknop van het Touchpad Deze knop heeft dezelfde functie als de rechterknop op een
externe muis.
Bovenkant 9
Lampjes
Onderdeel Beschrijving
(1)
Aan/uit-lampje
ā—
Wit: De computer is ingeschakeld.
ā—
Wit knipperend: de computer staat in de slaapstand,
een energiebesparingsmodus. Het beeldscherm en
andere niet-benodigde onderdelen worden
uitgeschakeld.
ā—
Uit: De computer is uitgeschakeld of staat in de
hibernationstand. De hibernationstand is een
energiebesparingsmodus waarin zo min mogelijk
energie wordt verbruikt.
OPMERKING: Bij bepaalde modellen is de IntelĀ®
Rapid Start Technology functie ingeschakeld in de
fabriek. Met de Rapid Start Technology kan de
computer snel opnieuw hervatten vanuit stand-by. Zie
voor meer informatie.
(2) Caps lock-lampje Wit: Caps Lock is ingeschakeld. Met het toetsenbord kunt u
nu alleen hoofdletters typen.
(3)
Lampje Geluid uit
ā—
Oranje: Het geluid van de computer is uitgeschakeld.
ā—
Uit: Het geluid van de computer is ingeschakeld.
10 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer
Onderdeel Beschrijving
(4)
Lampje voor draadloze communicatie
ā—
Wit: Een geĆÆntegreerd apparaat voor draadloze
communicatie, zoals een draadloos Local Area Network
(WLAN) en/of een BluetoothĀ®-apparaat, is
ingeschakeld.
ā—
Oranje: Alle apparaten voor draadloze communicatie
zijn uitgeschakeld.
(5) Touchpadlampje
ā—
Oranje: Het Touchpad is uitgeschakeld.
ā—
Uit: Het Touchpad is ingeschakeld.
Bovenkant 11
Knoppen en luidsprekers
Onderdeel Beschrijving
(1)
Aan/uit-knop
ā—
Als de computer is uitgeschakeld, drukt u op de aan/
uit-knop om de computer in te schakelen.
ā—
Als de computer is ingeschakeld, drukt u kort op de
aan/uit-knop om de slaapstand te activeren.
ā—
Als de computer in de slaapstand staat, drukt u kort op
de aan/uit-knop om de slaapstand te beƫindigen.
ā—
Als de computer in de hibernationstand staat, drukt u
kort op de knop om de hibernationstand af te sluiten.
VOORZICHTIG: Als u de aan/uit-knop indrukt en
ingedrukt houdt, gaan alle niet-opgeslagen gegevens
verloren.
Als de computer niet meer reageert en de afsluitprocedures
van MicrosoftĀ® WindowsĀ® geen effect hebben, houdt u de
aan/uit-knop minstens vijf seconden ingedrukt om de
computer uit te schakelen.
OPMERKING: Bij bepaalde modellen is de IntelĀ® Rapid
Start Technology functie ingeschakeld in de fabriek. Met de
Rapid Start Technology kan de computer snel opnieuw
hervatten vanuit stand-by.
Meer informatie over uw energie-instellingen:
1. Typ energie in het Startscherm.
2. Selecteer Instellingen en daarna Energiebeheer, of
raadpleeg
Energiebeheer op pagina 35.
(2) Luidsprekers (2) Spelen geluid af.
12 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer
Toetsen
Onderdeel Beschrijving
(1) esc-toets Druk op deze toets in combinatie met de fn-toets om
systeeminformatie weer te geven.
(2) fn-toets Druk op deze toets in combinatie met de esc-toets om
systeeminformatie weer te geven
(3)
Windows-logotoets Hiermee geeft u het Windows Startscherm weer
(4) Actietoetsen Hiermee voert u vaak gebruikte systeemfuncties uit.
(5)
Windows-applicatietoets Hiermee opent u een snelmenu voor items onder de
cursor.
(6) num lock-toets Hiermee regelt u de werking van het geĆÆntegreerde
numerieke toetsenblok. Druk op de toets om te schakelen
tussen de standaard numerieke functie van een externe
toetsenblok (ingesteld in de fabriek) en de navigatiefunctie
(aangeduid met pijlen op de toetsen).
OPMERKING: De toetsenblokfunctie die actief is op het
moment dat de computer wordt uitgeschakeld, wordt
opnieuw actief wanneer de computer opnieuw wordt
ingeschakeld.
(7) GeĆÆntegreerd numeriek toetsenblok Ingesteld in de fabriek om te werken als een extern
numeriek toetsenblok. Druk op de num lock-toets om te
schakelen tussen deze numerieke functie en de
navigatiefunctie (aangeduid met de pijlen op de toetsen).
Bovenkant 13
Onderkant
Onderdeel Beschrijving
(1) Accuruimte Hierin bevindt zich de accu.
(2)
Accu-ontgrendeling Hiermee ontgrendelt u de accu uit de accuruimte.
14 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer
Onderdeel Beschrijving
(3) Ventilatieopeningen (5) Deze openingen zorgen voor luchtkoeling van de interne
onderdelen.
OPMERKING: De ventilator van de computer start
automatisch om interne onderdelen te koelen en
oververhitting te voorkomen. Het is normaal dat de
interne ventilator automatisch in- en uitschakelt terwijl u
met de computer werkt.
(4)
Toegang tot toetsenbord,
optischeschijfeenheid (ODD), Solid-state
drive (SSD)/vasteschijfruimte, draadloos
compartiment en geheugenmodule
compartiment
De onderhoudsklep bied toegang tot het toetsenbord,
optischeschijfeenheid, solid-state drive/vasteschijfruimte,
draadloos compartiment voor het compartiment van de
module voor draadloze communicatie en het
geheugenmodule compartiment.
VOORZICHTIG: Vervang de module voor draadloze
communicatie alleen door een module die is
goedgekeurd voor gebruik in de computer door de
overheidsinstantie die verantwoordelijk is voor de
regelgeving met betrekking tot apparatuur voor
draadloze communicatie in uw land. Als er na het
vervangen van de module een waarschuwing verschijnt,
verwijdert u de module om de functionaliteit van de
computer te herstellen. Neem daarna contact op met de
klantenondersteuning via Help en ondersteuning.
Labels
De labels die zijn aangebracht op de computer bieden informatie die u nodig kunt hebben wanneer u
problemen met het systeem probeert op te lossen of wanneer u de computer in het buitenland
gebruikt. De labels bevinden zich op eenvoudig toegankelijke locaties.
ā—
Servicelabel- bevat belangrijke informatie, zoals:
Onderdeel
(1) Productnaam
(2) Serienummer
(3) Productnummer
(4) Garantieperiode
(5) Modelbeschrijving (alleen bepaalde modellen)
Labels 15
Houd deze gegevens bij de hand wanneer u contact opneemt met de technische ondersteuning.
Het serienummer is afgedrukt op een label in de accuruimte van de computer.
ā—
Label met kennisgevingen-Bevat kennisgevingen over het gebruik van de computer. Het label
met kennisgevingen bevindt zich in de accuruimte.
ā— Label(s) met keurmerk voor apparatuur voor draadloze communicatie-Deze labels bevatten
informatie over apparaten voor draadloze communicatie en de keurmerken van een aantal
landen of regio's waarin deze apparaten zijn goedgekeurd voor gebruik. De computer is voorzien
van een of meer labels met keurmerken. U kunt deze informatie nodig hebben wanneer u de
computer in het buitenland gebruikt. De draadloze certificatielabels bevinden zich in de
accuruimte.
16 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer
3 Verbinding maken met een netwerk
U kunt uw computer meenemen waar u ook naartoe gaat. Maar zelfs thuis kunt u de wereld
verkennen en de informatie van miljoenen websites ontsluiten met uw computer en een bekabelde of
draadloze netwerkverbinding. In dit hoofdstuk vindt u informatie over hoe u met die wereld in contact
komt.
Verbinding maken met een draadloos netwerk
Met technologie voor draadloze communicatie worden gegevens niet via kabels maar via radiogolven
doorgegeven. De computer kan zijn voorzien van Ć©Ć©n of meer van de volgende apparaten voor
draadloze communicatie:
ā— WLAN-apparaat (Wireless Local Area Network): hiermee kunt u verbinding maken met
draadloze lokale netwerken (ook wel Wi-Fi netwerk, draadloos LAN of WLAN genoemd) in
bedrijfsruimtes, bij u thuis en in openbare ruimtes, zoals vliegvelden, restaurants, cafƩ's, hotels
en universiteiten. In een WLAN communiceert het mobiele apparaat voor draadloze
communicatie in uw computer met een draadloze router of een draadloos toegangspunt.
ā—
Bluetooth-apparaat: hiermee kunt u een persoonlijk netwerk (Personal Area Network, PAN)
opzetten om verbinding te maken met andere apparaten die Bluetooth ondersteunen, zoals
computers, telefoons, printers, headsets, luidsprekers en camera's. Binnen een PAN
communiceert elk apparaat direct met andere apparaten en moeten apparaten zich op relatief
korte afstand (doorgaans 10 meter) van elkaar bevinden.
Zie de informatie en koppelingen naar websites in Help en Ondersteuning voor meer informatie over
de technologie voor draadloze communicatie. Typ h in het Startscherm en selecteer Help en
ondersteuning.
Bedieningselementen voor draadloze communicatie gebruiken
U kunt de apparaten voor draadloze communicatie in de computer op een van de volgende manieren
in- of uitschakelen:
ā—
Knop of schakelaar voor draadloze communicatie (in dit hoofdstuk "knop voor draadloze
communicatie" genoemd)
ā—
Bedieningselementen van het besturingssysteem
Knop voor draadloze communicatie gebruiken
Uw computer heeft een knop voor draadloze communicatie, een of meer apparaten voor draadloze
communicatie en een lampje voor draadloze communicatie. Alle apparaten voor draadloze
communicatie worden geactiveerd in de fabriek en het lampje voor draadloze communicatie (wit)
brandt wanneer u de computer inschakelt.
Het lampje voor draadloze communicatie geeft niet de status van afzonderlijke apparaten voor
draadloze communicatie aan maar de status van deze apparaten als groep. Als het lampje voor
draadloze communicatie wit is, is minimum een apparaat voor draadloze communicatie ingeschakeld.
Als het lampje voor draadloze communicatie oranje is, zijn alle apparaten voor draadloze
communicatie uitgeschakeld.
Verbinding maken met een draadloos netwerk 17
Omdat alle apparaten voor draadloze communicatie standaard zijn ingeschakeld, kunt u de knop voor
draadloze communicatie gebruiken om alle apparatuur voor draadloze communicatie gelijktijdig in of
uit te schakelen.
Bedieningselementen van het besturingssysteem gebruiken
Met het Netwerkcentrum kunt u een verbinding of netwerk tot stand brengen, verbinding maken met
een netwerk, draadloze netwerken beheren, en netwerkproblemen diagnosticeren en verhelpen.
Het gebruik van de bedieningselementen van het besturingssysteem:
1. Typ i in het Startscherm en selecteer Instellingen.
2. Typ netwerk in het vak Zoeken en selecteer daarna Netwerkcentrum.
Voor meer informatie typt u h in het Startscherm en selecteert u Help en ondersteuning.
WLAN gebruiken
Met een WLAN-apparaat kunt u toegang krijgen tot een draadloos netwerk (WLAN), dat bestaat uit
andere computers en accessoires die met elkaar zijn verbonden via een draadloze router of een
draadloos toegangspunt.
OPMERKING: de begrippen draadloze router en draadloos toegangspunt worden vaak door elkaar
gebruikt.
ā— Grote draadloze netwerken, zoals draadloze bedrijfsnetwerken en openbare draadloze
netwerken, werken meestal met draadloze toegangspunten die een groot aantal computers en
accessoires ondersteunen, en kritieke netwerkfuncties kunnen afschermen.
ā—
Een draadloos thuisnetwerk of een klein draadloos kantoornetwerk werkt meestal met een
draadloze router, die ervoor zorgt dat meerdere draadloze en bekabelde computers een
internetverbinding, een printer en bestanden kunnen delen zonder dat daar extra hardware of
software aan te pas komt.
als u het WLAN-apparaat in de computer wilt gebruiken, moet u verbinding maken met WLAN-
infrastructuur (aangeboden door een aanbieder van netwerkdiensten, of een openbaar netwerk of
bedrijfsnetwerk).
Gebruikmaken van een internetprovider
Als u thuis internet wilt gebruiken, moet u een account bij een internetprovider openen. Neem contact
op met een lokale internetprovider voor het aanschaffen van een internetservice en een modem. De
internetprovider helpt u bij de instelling van de modem, de installatie van een netwerkkabel om uw
draadloze router te verbinden met de modem, en bij het testen van de internetservice.
OPMERKING: van uw internetprovider ontvangt u een gebruikersnaam en een wachtwoord voor
toegang tot internet. Noteer deze gegevens en bewaar ze op een veilige plek.
18 Hoofdstuk 3 Verbinding maken met een netwerk
Draadloos netwerk instellen
Als u een draadloos netwerk wilt installeren en verbinding wilt maken met internet, heeft u de
volgende apparatuur nodig:
ā—
een breedbandmodem (DSL- of kabelmodem) (1) en een abonnement voor internet met hoge
snelheid via een internetprovider;
ā—
een (afzonderlijk aan te schaffen) draadloze router (2);
ā—
een computer met voorzieningen voor draadloze communicatie (3).
OPMERKING: sommige modems hebben een ingebouwde draadloze router. Vraag bij uw
internetprovider na wat voor type modem u heeft.
De volgende afbeelding laat een voorbeeld zien van een geĆÆnstalleerd draadloos netwerk dat is
verbonden met internet.
Naarmate uw netwerk groter wordt, kunnen extra draadloze en bekabelde computers op het netwerk
worden aangesloten voor toegang tot internet.
Voor hulp bij het installeren van uw WLAN raadpleegt u de informatie die wordt verstrekt door de
fabrikant van de router of door uw ISP.
Draadloze router configureren
Voor hulp bij het installeren van uw WLAN raadpleegt u de informatie die wordt verstrekt door de
fabrikant van de router of door uw ISP.
OPMERKING: wij adviseren u de nieuwe computer met voorzieningen voor draadloze
communicatie eerst op de router aan te sluiten met behulp van de netwerkkabel die bij de router is
geleverd. Als de computer eenmaal verbinding heeft gemaakt met internet, koppelt u de kabel los en
krijgt u toegang tot internet via uw draadloze netwerk.
Draadloos netwerk beveiligen
Schakel bij het instellen van een WLAN of het gebruiken van een bestaand WLAN altijd
beveiligingsfuncties in om uw netwerk te beschermen tegen ongeoorloofde toegang. WLAN's in
openbare gelegenheden (hotspots), zoals cafƩs en luchthavens bieden mogelijk geen extra
beveiliging. Als u bezorgd bent over de beveiliging van uw computer wanneer hij verbonden is met
een hotspot moet u uw netwerkactiviteiten beperken tot niet-vertrouwelijke e-mail en eenvoudig
surfen op internet.
Verbinding maken met een draadloos netwerk 19
Draadloze radiosignalen hebben bereik tot buiten het netwerk, zodat andere WLAN-apparaten
onbeveiligde signalen kunnen ontvangen. U kunt de volgende voorzorgsmaatregelen treffen om uw
draadloze netwerk hiertegen te beschermen:
ā—
Gebruik een firewall.
Een firewall controleert zowel gegevens als verzoeken om gegevens die naar uw netwerk zijn
verzonden, en verwijdert eventuele verdachte onderdelen. Er bestaan zowel softwarematige als
hardwarematige firewalls. Sommige netwerken maken gebruik van een combinatie van beide
types.
ā—
Gebruik codering voor draadloze communicatie.
Codering voor draadloze communicatie maakt gebruik van beveiligingsinstellingen om gegevens
die via het netwerk worden verzonden te versleutelen en ontsleutelen. Voor meer informatie typt
u h in het Startscherm en selecteert u Help en ondersteuning.
Verbinding maken met een WLAN
Ga als volgt te werk om een verbinding te maken met een WLAN:
1. Controleer of het WLAN-apparaat is ingeschakeld. Als het apparaat is ingeschakeld, brandt het
lampje voor draadloze communicatie (wit). Als het lampje oranje is, drukt u op de knop voor
draadloze communicatie.
2. In het bureaublad, tik of klik op het pictogram voor de netwerkstatus in het systeemvak aan de
rechterkant van de taakbalk.
3. Selecteer uw WLAN in de lijst.
4. Klik op Verbinding maken.
Als het netwerk een beveiligd WLAN is, wordt u gevraagd een beveiligingscode in te voeren.
Typ de code en klik daarna op OK om de verbinding tot stand te brengen.
OPMERKING: als er geen WLAN's worden weergegeven, betekent dit mogelijk dat u zich
buiten het bereik van een draadloze router of toegangspunt bevindt.
OPMERKING: als u het WLAN, waarmee u een verbinding wilt maken, niet ziet, klikt u rechts
in het bureaublad op het pictogram voor de netwerkstatus en daarna selecteert u
Netwerkcentrum. Klik op Een nieuwe verbinding of een nieuw netwerk instellen. Er
verschijnt een lijst met opties om handmatig te zoeken naar een netwerk en hier een verbinding
mee te maken, of om een nieuwe netwerkverbinding te maken.
Nadat de verbinding is gemaakt, beweegt u de muisaanwijzer over het pictogram voor de
netwerkstatus in het systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk om de naam en status van de
verbinding te controleren.
OPMERKING: het effectieve bereik (de reikwijdte van de draadloze signalen) varieert al naargelang
de WLAN-implementatie, het merk router en interferentie van andere elektronische apparatuur of
vaste obstakels zoals wanden en vloeren.
20 Hoofdstuk 3 Verbinding maken met een netwerk
Bluetooth-apparaten voor draadloze communicatie gebruiken (alleen
bepaalde modellen)
Een Bluetooth-apparaat maakt draadloze communicatie over korte afstanden mogelijk, ter vervanging
van communicatie via de gebruikelijke fysieke kabels tussen elektronische apparaten zoals de
volgende:
ā— computers (desktopcomputers, notebookcomputers, pda's)
ā—
telefoons (mobiele telefoons, draadloze telefoons, smartphones)
ā—
beeldapparaten (printers, camera's)
ā—
geluidsapparaten (headsets, luidsprekers)
ā—
muis
Bluetooth-apparaten maken peer-to-peer-communicatie mogelijk, waardoor u een PAN (Personal
Area Network - persoonlijk netwerk) van Bluetooth-apparaten kunt instellen. Voor meer informatie
over het configureren en gebruiken van Bluetooth-apparaten raadpleegt u de Help bij de Bluetooth-
software.
Verbinding maken met een bekabeld netwerk
De computer ondersteunt een vaste verbinding met een LAN (Local-Area Network). Een LAN-
verbinding gebruikt een netwerkkabel en is veel sneller dan een modem die gebruik maakt van een
telefoonkabel. Beide kabels zijn afzonderlijk verkrijgbaar.
WAARSCHUWING! sluit geen modemkabel of telefoonkabel aan op een RJ-45-netwerkconnector,
om het risico van een elektrische schok, brand of schade aan de apparatuur te beperken.
Een verbinding maken met een lokaal netwerk (LAN)
Gebruik een LAN-verbinding als u de computer rechtstreeks op een router in uw huis wilt aansluiten
(in plaats van draadloos te werken), of als u op kantoor verbinding wilt maken met een bestaand
netwerk.
Als u verbinding wilt maken met een LAN-netwerk hebt u een 8-pins RJ-45-netwerkkabel nodig.
Ga als volgt te werk om de netwerkkabel aan te sluiten:
1. Sluit de netwerkkabel aan op de netwerkconnector (1) van de computer.
Verbinding maken met een bekabeld netwerk 21
2. Sluit het andere uiteinde van de netwerkkabel aan op een netwerkaansluiting in de wand (2) of
op een router.
OPMERKING: als de netwerkkabel een ruisonderdrukkingscircuit (3) bevat (dat voorkomt dat
de ontvangst van tv- en radiosignalen wordt gestoord), sluit u de kabel op de computer aan met
het uiteinde waar zich het ruisonderdrukkingscircuit bevindt.
22 Hoofdstuk 3 Verbinding maken met een netwerk
4 Genieten van entertainmentfuncties
Gebruik uw HP computer als entertainment-hub om uw sociale contacten via de webcam te
onderhouden, geniet van en beheer uw muziek en download en bekijk films. Of, om van de computer
een nog krachtiger entertainmentcentrum te maken, kunt u externe apparaten aansluiten zoals een
monitor, projector, tv of luidsprekers en hoofdtelefoons.
Het gebruik van de webcam
Uw computer heeft een geĆÆntegreerde webcam, een krachtig sociaal netwerkhulpmiddel, waarmee u
met vrienden en collegaĀ“s bij u in de buurt of aan de andere kant van de wereld kunt communiceren.
Met de webcam kunt u video streamen, videoĀ“s maken en delen, en fotoĀ“s maken met uw
expresberichtensoftware.
Als u de webcam wilt starten via het Startscherm van de computer, typt u c en selecteert u
CyberLink YouCam in de lijst met apps.
Voor meer informatie over het gebruik van de webcam kunt u de CyberLink YouCam help
raadplegen.
Het gebruik van audio
Op uw HP computer kunt u muziek downloaden en beluisteren, audio-inhoud streamen van het
internet (inclusief radio), audio opnemen, of audio en video mixen om multimedia te maken. Om uw
luisterervaring te verbeteren sluit u externe audioapparaten, zoals luidsprekers of hoofdtelefoons,
aan.
Luidsprekers aansluiten
U kunt bekabelde luidsprekers op de computer aansluiten door deze op USB-poorten (of de audio-
uitgang) op de computer of een dockingstation aan te sluiten.
Volg de apparaatinstructies van de fabrikant om draadloze luidsprekers aan te sluiten op de
computer. Zie
Audio-instellingen configureren op pagina 25 voor informatie over de aansluiting van
high-definition luidsprekers op de computer. Pas eerst het geluidsvolume aan voor u audioapparaten
aansluit.
Hoofdtelefoons aansluiten
U kunt bekabelde hoofdtelefoons aansluiten op de hoofdtelefoonconnector op de computer.
Volg de instructies van de fabrikant van het apparaat om een draadloze hoofdtelefoon aan te sluiten
op de computer.
WAARSCHUWING! Verlaag het volume voor u de hoofdtelefoon, oordopjes of headset opzet. Zo
beperkt u het risico op letsels. Zie Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu voor bijkomende
veiligheidsinformatie.
Het gebruik van de webcam 23
Een microfoon aansluiten
Sluit een microfoon aan op de microfoonconnector op de computer om audio op te nemen. Voor
optimale resultaten tijdens de opname spreekt u rechtstreeks in de microfoon en neemt u geluid op in
een omgeving die vrij is van achtergrondruis.
Het geluid controleren
Ga als volgt te werk om de audiofuncties van de computer te controleren:
1. Typ c in het Startscherm en selecteer Configuratiescherm in de lijst met apps.
2. Selecteer Hardware en geluiden en selecteer daarna Geluid.
3. Wanneer het venster Geluid opent, klikt u op het tabblad Geluiden. Selecteer een vorm van
geluid, zoals een pieptoon of alarm, in Programmagebeurtenissen en selecteer daarna
Testen.
U zou het geluid moeten horen via de luidsprekers of de aangesloten hoofdtelefoon.
Ga als volgt te werk om de opnamefuncties van de computer te controleren:
1. Typ g in het Startscherm en selecteer Geluidsecorder.
2. Klik op Opname starten en spreek in de microfoon. Sla het bestand op op het bureaublad.
3. Open een multimediaprogramma en speel het opgenomen geluid af.
Ga als volgt te werk om de audio-instellingen van de computer te bevestigen of te wijzigen:
1. Typ c in het Startscherm en selecteer Configuratiescherm in de lijst met apps.
2. Selecteer Hardware en geluiden en selecteer daarna Geluid.
Het gebruik van video
Uw HP computer is een krachtig videoapparaat waarmee u streaming video van uw favoriete
websites kunt bekijken en video en films kunt downloaden om deze op uw computer te bekijken
zonder dat u een netwerkverbinding nodig hebt.
Om uw kijkgenot te verbeteren, kunt u de videopoort van de computer gebruiken om een externe
monitor, projector of tv aan te sluiten. De computer beschikt over een HDMI-poort (High-Definition
Multimedia Interface), waarop u een high-definition monitor of hd-tv kunt aansluiten.
BELANGRIJK: Zorg ervoor dat het externe apparaat met de juiste kabel is aangesloten op de juiste
poort van de computer. Raadpleeg bij vragen de instructies van de fabrikant van het apparaat.
HDMI-apparaat aansluiten
OPMERKING: Om een HDMI-apparaat op de computer aan te sluiten, hebt u een apart aan te
schaffen HDMI-kabel nodig.
Om het beeld van het computerscherm op een high-definition televisie of monitor weer te geven, sluit
u het high-definition apparaat volgens de volgende instructies aan.
24 Hoofdstuk 4 Genieten van entertainmentfuncties
Om een HDMI-apparaat op de computer aan te sluiten, hebt u een apart aan te schaffen HDMI-kabel
nodig.
1. Sluit het ene uiteinde van de HDMI-kabel aan op de HDMI-poort van de computer.
2. Sluit het andere uiteinde van de kabel aan op de high-definition televisie of monitor.
3. Druk op f4 om te schakelen tussen vier weergavetoestanden:
ā—
Alleen computerscherm: Hiermee wordt het beeld alleen weergegeven op het
beeldscherm van de computer.
ā—
Dupliceren: Hiermee wordt het beeld gelijktijdig weergegeven op zowel de computer als
het externe apparaat.
ā—
Uitbreiden: Hiermee wordt het beeld weergeven op zowel de computer als het externe
apparaat.
ā—
Alleen tweede scherm: Hiermee wordt het beeld alleen weergegeven op het externe
apparaat.
Telkens wanneer u op f4 drukt, verandert de weergavetoestand.
OPMERKING: pas de schermresolutie van het externe apparaat aan, vooral als u kiest voor
de optie Uitbreiden. Typ c in het Startscherm en selecteer Configuratiescherm in de lijst met
apps. Selecteer Vormgeving en persoonlijke instellingen. Selecteer Beeldschermresolutie
aanpassen in Beeldscherm voor een optimaal resultaat.
Audio-instellingen configureren
HDMI is de enige video-interface die high-definition video en audio ondersteunt. Ga als volgt te werk
om HDMI-audio in te schakelen nadat u een HDMI-tv op de computer heeft aangesloten:
1. In het Windows bureaublad, klik rechts op het pictogram Luidsprekers in het systeemvak aan
de rechterkant van de taakbalk en klik daarna op Afspeelapparaten.
2. Klik op het tabblad Afspelen op de naam van het digitale uitvoerapparaat.
3. Klik op Als standaard instellen en vervolgens op OK.
Het gebruik van video 25
Ga als volgt te werk om de audio weer af te spelen via de computerluidsprekers:
1. In het Windows bureaublad, klik rechts op het pictogram Luidsprekers in het systeemvak aan
de rechterkant van de taakbalk en klik daarna op Afspeelapparaten.
2. Klik op Luidsprekers en hoofdtelefoons in het tabblad Afspelen.
3. Klik op Als standaard instellen en vervolgens op OK.
Foto-, audio- en videobestanden beheren
Met CyberLink PowerDVD (alleen bepaalde modellen) kunt u uw foto-, audio- en videoverzameling
beheren en bewerken.
ā–²
Als u CyberLink Power DVD wilt openen via het Startscherm van de computer, typt u c en
daarna selecteert u CyberLink PowerDVD in de lijst met apps.
Zie de helpfunctie van de PowerDVD-software voor informatie over het gebruik van CyberLink
PowerDVD.
26 Hoofdstuk 4 Genieten van entertainmentfuncties
5 Navigeren op basis van
aanraakbewegingen, aanwijsapparaten
en het toetsenbord
Op de computer kunt u niet alleen navigeren met het toetsenbord en de muis, maar ook met
aanraakbewegingen (alleen bepaalde modellen). U kunt navigeren op het Touchpad van uw
computer met aanraakbewegingen.
OPMERKING: Een externe USB-muis (afzonderlijk aan te schaffen) kan worden aangesloten op
een van de USB-poorten van de computer.
Raadpleeg de Windows 8 Basisinstellingen handleiding van uw computer. De handleiding bevat
informatie over algemene taken met het Touchpad, aanraakscherm of het toetsenbord.
Uw computermodel heeft ook speciale actietoets- of sneltoetsfuncties op het toetsenbord, waarmee u
routinetaken kunt uitvoeren.
Sommige computermodellen zijn tevens voorzien van een geĆÆntegreerd numeriek toetsenblok.
Het gebruik van het Touchpad
Het Touchpad biedt u de mogelijkheid te navigeren op de computer met eenvoudige selecties.
U kunt de aanraakbewegingen aanpassen door de instellingen, de configuratie van de knoppen, de
kliksnelheid en de opties voor de aanwijzer te wijzigen. Typ h in het Startscherm om de lijst met Apps
weer te geven. Selecteer Configuratiescherm en selecteer daarna Hardware en geluid. Klik in
Apparaten en printers op Muis.
Touchpad in- of uitschakelen
Tik twee keer snel achtereen op de aan/uit-knop van het Touchpad om het Touchpad in en uit te
schakelen.
Het Touchpad lampje van het brandt wanneer het Touchpad is ingeschakeld.
Het Touchpad ondersteunt verschillende bewegingen (vegen, knijpen en draaien) om met uw vingers
items op het bureaublad te manipuleren.
Het gebruik van het Touchpad 27
Touchpadbewegingen gebruiken
Een Touchpad biedt u de mogelijkheid het aanwijzer op het scherm te besturen met uw vingers.
TIP: Gebruik de linker- en rechterknop van het Touchpad zoals u de overeenstemmende knoppen
van een externe muis zou gebruiken.
OPMERKING: Touchpadbewegingen worden niet in alle programma's ondersteund.
Om een voorbeeld van iedere beweging weer te geven:
1. Typ h in het Startscherm om de lijst met Apps weer te geven. Selecteer Configuratiescherm
en selecteer daarna Hardware en geluid.
2. Selecteer Synaptics Touchpad.
3. Klik op een beweging om de demonstratie te activeren.
Een beweging in- of uitschakelen:
1. Selecteer het selectievakje naast de beweging die u wilt in- of uitschakelen in het Synaptics
Touchpad scherm.
2. Klik op Toepassen en daarna op OK.
Tikken
Als u een selectie wilt maken op het scherm kunt u de tikfunctie gebruiken op het Touchpad.
ā—
Wijs een item aan op het scherm en tik daarna met een vinger op het Touchpad om een selectie
te maken. Dubbeltik op een item om het te openen.
Schuiven
Schuiven kan worden gebruikt om op een pagina of in een afbeelding omhoog, omlaag of opzij te
bewegen.
ā—
Plaats twee vingers, met een kleine tussenruimte, op het Touchpad en sleep ze daarna omhoog,
omlaag, rechts of links.
28 Hoofdstuk 5 Navigeren op basis van aanraakbewegingen, aanwijsapparaten en het toetsenbord
Knijpen/zoomen
Door te knijpen en te zoomen kunt u in- of uitzoomen op afbeeldingen of tekst.
ā—
Zoom in door twee vingers naast elkaar te houden op het Touchpad en ze daarna uit elkaar te
bewegen.
ā—
Zoom uit door twee vingers uit elkaar te houden op het Touchpad en ze daarna naar elkaar toe
te bewegen.
Rand vegen
Met randveegbewegingen kunt u taken uitvoeren zoals de instellingen wijzigen en apps zoeken of
gebruiken.
Touchpadbewegingen gebruiken 29
Vanaf rechterrand vegen
Met de rechterrandveegbeweging krijgt u toegang tot de charms, waarmee u kunt zoeken, delen,
apps starten, en waarmee u toegang krijgt tot apparaten of instellingen kunt wijzigen.
ā—
Veeg uw vinger langzaam vanaf de rechterrand om de charms weer te geven.
Vegen vanaf bovenrand
De bovenrandveegbeweging biedt u toegang tot Alle apps die beschikbaar zijn op de computer.
BELANGRIJK: Wanneer een app actief is, varieert de bovenrandveegbeweging naargelang de
app.
ā—
Veeg uw vinger langzaam vanaf de bovenkant om de beschikbare apps weer te geven.
30 Hoofdstuk 5 Navigeren op basis van aanraakbewegingen, aanwijsapparaten en het toetsenbord
Vegen vanaf linkerrand
De linkerrandveegbeweging geeft uw open apps weer zodat u snel kunt schakelen tussen uw apps.
ā— Veeg uw vingers langzaam vanaf de linker rand van het Touchpad om te schakelen tussen
apps.
Toetsenbord en muis gebruiken
Het toetsenbord en de muis bieden u de mogelijkheid te typen en dezelfde functies uit te voeren als
bij gebruik van aanraakbewegingen. Met de actietoetsen en toegangstoetsen op het toetsenbord kunt
u specifieke functies uitvoeren.
TIP: Met de Windows logotoets op het toetsenbord kunt u snel terugkeren naar het Startscherm
van een open app of van op het bureaublad. Als u de Windows-logotoets opnieuw indrukt, keert u
terug naar het vorige scherm.
OPMERKING: Afhankelijk van het land of de regio waarin u woont, is het mogelijk dat uw
toetsenbord andere toetsen en toetsenbordfuncties heeft dan de toetsen en functies die in dit
gedeelte worden beschreven.
Het gebruik van de toetsen
Uw computer biedt uiteenlopende methoden om snel toegang te krijgen tot informatie of bewerkingen
uit te voeren met bepaalde toetsen en toetsencombinaties.
Het gebruik van de actietoetsen
Een actietoets voert een toegewezen functie uit. Het pictogram op elk van de toetsen f1 tot en met f4
en f6 tot en met f12 geeft de toegewezen functie voor die toets aan.
Om de functie van een actietoets uit te voeren, houdt u de toets ingedrukt.
De functie van de actietoets wordt standaard ingeschakeld. U kunt deze functie uitschakelen in Setup
Utility (BIOS) (Setupprogramma (BIOS)). Zie
Setup Utility (BIOS) (Setupprogramma (BIOS)) en
System Diagnostics (Systeemdiagnose) gebruiken op pagina 63 voor instructies voor het openen
Toetsenbord en muis gebruiken 31
van Setup Utility (BIOS) (Setupprogramma (BIOS)), en volg daarna de instructies onder aan het
scherm.
Om de toegewezen functie te activeren nadat u de functie van de actietoets hebt uitgeschakeld, moet
u de fn-toets indrukken in combinatie met de correcte actietoets.
VOORZICHTIG: Wees uiterst voorzichtig wanneer u wijzigingen aanbrengt in het setupprogramma.
Fouten kunnen ertoe leiden dat de computer niet meer goed functioneert.
Pictogram Toets Beschrijving
f1 Hiermee opent u Help en ondersteuning, dat zelfstudieprogramma's, informatie over
het Windows besturingssysteem en de computer, antwoorden op vragen en updates
voor de computer bevat.
Help en ondersteuning voorziet ook in hulpmiddelen voor geautomatiseerde
probleemoplossing en toegang tot de ondersteuning.
f2 Zolang u deze toets ingedrukt houdt, wordt de helderheid van het scherm steeds
verder verlaagd.
f3 Zolang u deze toets ingedrukt houdt, wordt de helderheid van het scherm steeds
verder verhoogd.
f4 Hiermee schakelt u tussen de weergaveapparaten die op het systeem zijn
aangesloten. Als bijvoorbeeld een monitor is aangesloten op de computer wordt
iedere keer dat u op deze toets drukt, geschakeld tussen weergave op het scherm
van de computer, weergave op de monitor en gelijktijdige weergave op het
computerscherm en de monitor.
De meeste externe monitoren maken gebruik van de externe-VGA-videostandaard
om videogegevens van de computer te ontvangen. Met deze actietoets kan de
weergave ook worden geschakeld van en naar andere apparaten die video-informatie
ontvangt van de computer.
f6 Hiermee speelt u het vorige nummer van een audio-cd of het vorige gedeelte van een
dvd of bd af.
f7 Hiermee kunt u een audio-cd, dvd of bd afspelen of het afspelen onderbreken of
hervatten.
f8 Hiermee speelt u het volgende nummer van een audio-cd of het volgende gedeelte
van een dvd of bd af.
f9 Zolang u deze toets ingedrukt houdt, wordt het geluidsvolume steeds verder verlaagd.
f10 Zolang u deze toets ingedrukt houdt, wordt het geluidsvolume steeds verder
verhoogd.
f11 Hiermee schakelt u de geluidsweergave uit (en weer in).
f12 Hiermee schakelt u de voorziening voor draadloze communicatie in of uit.
OPMERKING: Er moet eerst een draadloos netwerk worden ingesteld voor een
draadloze verbinding mogelijk is.
32 Hoofdstuk 5 Navigeren op basis van aanraakbewegingen, aanwijsapparaten en het toetsenbord
Het gebruik van de Microsoft Windows 8 sneltoetsen
Microsoft Windows 8 bevat sneltoetsen waarmee u bepaalde acties snel kunt uitvoeren. Er zijn
talrijke sneltoetsen beschikbaar die u kunnen helpen bij de uitvoering van Windows 8 functies. Druk
op de Windows-logotoets
in combinatie met de toets om de actie uit te voeren.
Raadpleeg Help en ondersteuning voor meer informatie over de Windows 8 sneltoetsen. Typ h in
het Startscherm en selecteer Help en ondersteuning.
Sneltoetsen
Sneltoets Toets Beschrijving
Brengt u terug naar het Startscherm van een open app of van het
bureaublad. Als u de toets opnieuw indrukt, keert u terug naar het
vorige scherm.
+ c Opent de charms.
+ d Opent het bureaublad.
+ tab Schakelt tussen de open apps.
OPMERKING: Blijf deze toetsencombinatie indrukken tot de
gewenste app verschijnt.
alt + f4 Sluit een actieve app.
Het gebruik van de toegangstoetsen
Een toegangstoets is een combinatie van de fn-toets en de esc-toets.
Het gebruik van een toegangstoets:
ā–²
Druk kort op de fn-toets en druk vervolgens kort op de tweede toets van de combinatie.
Functie Toegangstoets Beschrijving
Systeeminformatie
weergeven.
fn+esc Hiermee geeft u informatie weer over de hardwareonderdelen van
het systeem en het versienummer van het systeem-BIOS.
GeĆÆntegreerd numeriek toetsenblok gebruiken
De computer heeft een geĆÆntegreerd numeriek toetsenblok en ondersteunt bovendien een optioneel
extern numeriek toetsenblok of een optioneel extern toetsenbord met een numeriek toetsenblok.
Toetsenbord en muis gebruiken 33
Onderdeel Beschrijving
Num Lock-toets Hiermee regelt u de werking van het geĆÆntegreerde numerieke
toetsenblok. Druk op de toets om te schakelen tussen de
standaard numerieke functie van een extern toetsenblok (deze
functie wordt ingeschakeld in de fabriek) en de navigatiefunctie
(aangeduid met de pijlen op de toetsen).
OPMERKING: De toetsenblokfunctie die actief is op het
moment dat de computer wordt uitgeschakeld, wordt opnieuw
actief wanneer de computer opnieuw wordt ingeschakeld.
GeĆÆntegreerd numeriek toetsenblok Ingesteld in de fabriek om te werken als een extern numeriek
toetsenblok. Druk op de num lock-toets om te schakelen tussen
deze numerieke functie en de navigatiefunctie (aangeduid met de
pijlen op de toetsen).
34 Hoofdstuk 5 Navigeren op basis van aanraakbewegingen, aanwijsapparaten en het toetsenbord
6 Energiebeheer
Uw computer werkt op accuvoeding of maakt gebruik van een externe voedingsbron. Wanneer de
computer alleen op accuvoeding werkt en er geen externe voedingsbron beschikbaar is om de accu
op te laden, is het belangrijk de lading van de accu te controleren en te sparen. De computer
ondersteunt energiebeheerschemaā€™s waarmee kan worden ingesteld hoeveel energie de computer
mag gebruiken en moet besparen zodat u een evenwicht kunt vinden tussen de prestaties van uw
computer en het besparen van energie.
Slaapstand of hibernationstand activeren
MicrosoftĀ® Windows heeft twee energiebesparende standen, de slaapstand en de hibernationstand.
ā— Slaapstandā€“De Slaapstand wordt automatisch geĆÆnitialiseerd na een periode van inactiviteit als
de computer op accustroom of een externe voeding werkt. Uw werk wordt opgeslagen in het
geheugen zodat u uw werk snel kunt hervatten. U kunt de Slaapstand ook handmatig
initialiseren. Zie
Slaapstand initialiseren en afsluiten op pagina 36 voor meer informatie.
ā—
Hibernationstandā€“De hibernationstand wordt automatisch geĆÆnitialiseerd als de batterij een
kritiek niveau bereikt. In de hibernationstand wordt uw werk opgeslagen in een
hibernationbestand op de vaste schijf en wordt de computer uitgeschakeld.
OPMERKING: Als u de hibernationstand handmatig wilt initialiseren, moet u de
hibernationstand inschakelen via het Energiebeheer in het Windows configuratiescherm. Zie
De
door de gebruiker geĆÆnitialiseerde hibernationstand inschakelen en afsluiten op pagina 36 voor
meer informatie.
VOORZICHTIG: Om het risico te verminderen van eventuele slechtere geluid- en videoprestaties,
geluid of videoweergave te verliezen, of informatie te verliezen, mag u de Slaapstand niet initialiseren
tijdens het lezen van of schrijven naar een schijf of een externe mediakaart.
OPMERKING: Wanneer de computer in de slaapstand of de hibernationstand staat, is het niet
mogelijk om netwerkverbindingen te maken of de computer te gebruiken.
Intel Rapid Start Technology (enkel op bepaalde modellen)
Op bepaalde modellen is de functie Intel RST (Rapid Start Technology) standaard ingeschakeld. Met
de Rapid Start Technology kan de computer snel opnieuw hervatten vanuit stand-by.
Rapid Start Technology beheert uw energiebesparingsopties als volgt:
ā— Slaapstandā€”Met de Rapid Start Technology kunt u de slaapstand selecteren. Om de
slaapstand af te sluiten, drukt u op een willekeurige toets en activeert u het Touchpad of drukt u
kort op de aan/uit-knop.
ā—
Hibernationstandā€”De Rapid Start Technology initialiseert de hibernationstand na een periode
van inactiviteit wanneer de computer op accustroom of een externe voeding werkt, of wanneer
de batterij een kritiek niveau bereikt. Nadat de hibernationstand is geĆÆnitialiseerd, drukt u op de
aan/uit-knop om uw werk te hervatten.
Slaapstand of hibernationstand activeren 35
OPMERKING: U kunt Rapid Start Technology uitschakelen in Setup Utility (BIOS)
(Setupprogramma (BIOS)). Als Rapid Start Technology uitgeschakeld is en u wilt de hibernationstand
kunnen inschakelen, moet u de door de gebruiker geĆÆnitialiseerde hibernationstand inschakelen in
Energiebeheer. Zie
De door de gebruiker geĆÆnitialiseerde hibernationstand inschakelen en afsluiten
op pagina 36.
Slaapstand initialiseren en afsluiten
Als de computer ingeschakeld is, gaat u als volgt te werk om de slaapstand te initialiseren:
ā— Sluit het beeldscherm.
ā—
Wijs in het Startscherm naar de rechter bovenhoek of de rechter benedenhoek van het scherm.
Wanneer de lijst met charms opent, klikt u op Instellingen, daarna op het pictogram Energie en
daarna op Slaapstand.
De Slaapstand afsluiten:
ā—
Als het beeldscherm gesloten is, opent u het beeldscherm.
ā—
Druk op een toets op het toetsenbord.
ā—
Tik op of veeg over het Touchpad.
Wanneer de Slaapstand afsluit, schakelen de Aan/uit-lampjes in en de computer keert terug naar het
scherm waar u gestopt bent met werken.
OPMERKING: Als u een wachtwoord op de computer hebt ingesteld voor het beƫindigen van de
hibernationstand moet u uw Windows-wachtwoord invoeren voor de computer uw werk opnieuw
weergeeft.
De door de gebruiker geĆÆnitialiseerde hibernationstand inschakelen en
afsluiten
U kunt de door de gebruiker geĆÆnitialiseerde hibernationstand inschakelen en andere energie-
instellingen en time-outs wijzigen in Energiebeheer:
1. Typ energie in het Startscherm, selecteer Instellingen en daarna Energiebeheer in de lijst
van toepassingen.
2. Klik in het linkerdeelvenster op Het gedrag van de aan/uit-knop bepalen.
3. Klik op Instellingen wijzigen die momenteel niet beschikbaar zijn.
4. Selecteer bij Actie als ik op de aan/uit-knop druk de optie hibernationstand.
5. Klik op Wijzigingen opslaan.
Als u de hibernationstand wilt afsluiten, drukt u kort op de aan/uit-knop. De aan/uit-lampjes gaan
branden en uw werk verschijnt op het scherm op het punt waar u was gestopt met werken.
OPMERKING: Als u een wachtwoord hebt ingesteld wanneer u de slaapstand beƫindigd, moet u
uw Windows-wachtwoord invoeren voor uw werk opnieuw op het scherm verschijnt.
36 Hoofdstuk 6 Energiebeheer
Wachtwoordbeveiliging instellen voor beƫindigen slaapstand
Ga als volgt te werk om in te stellen dat een wachtwoord moet worden opgegeven bij het beƫindigen
van de slaapstand of de hibernationstand:
1. Typ energie in het Startscherm, selecteer Instellingen en daarna Energiebeheer.
2. Klik in het linkerdeelvenster op Een wachtwoord vereisen bij uit slaapstand komen.
3. Klik op Instellingen wijzigen die momenteel niet beschikbaar zijn.
4. Klik op Een wachtwoord vereisen (aanbevolen).
OPMERKING: Als u een wachtwoord voor een gebruikersaccount moet instellen of het huidige
wachtwoord voor uw gebruikersaccount wilt wijzigen, klikt u op Het wachtwoord voor uw
gebruikersaccount instellen of wijzigen en volgt u de instructies op het scherm. Als u geen
gebruikerswachtwoord hoeft te maken of te wijzigen, gaat u naar stap 5.
5. Klik op Wijzigingen opslaan.
Energiemeter en instellingen voor energiebeheer
gebruiken
De energiemeter bevindt zich op het Windows-bureaublad. Met de energiemeter krijgt u snel toegang
tot de instellingen van Energiebeheer en kunt u de resterende acculading bekijken.
ā—
Om het percentage resterende acculading en het huidige energiebeheerschema weer te geven,
kunt u het pictogram Energiebeheerschema aanwijzen op het Windows bureaublad.
ā— Klik op het pictogram van de energiemeter en selecteer een item in de lijst om toegang te krijgen
tot Energiebeheer of om het energiebeheerschema te wijzigen. U kunt ook energie invoeren in
het Startscherm, Instellingen selecteren en daarna Energiebeheer.
Aan de verschillende pictogrammen kunt u zien of de computer op accuvoeding of op externe
netvoeding werkt. Als de accu een laag of kritiek laag ladingsniveau heeft bereikt, geeft het pictogram
ook een bericht weer.
Energiebeheerschema selecteren
Een energiebeheerschema helpt u bij het besparen van energie en het maximaliseren van de
prestaties van de computer. Typ energie in het Startscherm, selecteer Instellingen en daarna
Energiebeheer om het energiebeheerschema te wijzigen.
De volgende energiebeheerschemaĀ“s zijn beschikbaar:
ā—
Aanbevolen door HP (aanbevolen). Dit schema zorgt automatisch voor het evenwicht tussen
prestaties en energiebesparing als de hardware dit ondersteunt.
ā— Energiebesparing. Dit schema zorgt voor energiebesparing door systeemprestaties en
helderheid van beeldscherm waar mogelijk te verlagen.
ā—
Hoge prestaties. In dit schema wordt de voorkeur gegeven aan de prestaties. Het
energieverbruik kan hierdoor toenemen. Bij gebruik van dit energiebeheerschema is de
accuwerktijd korter. Klik op Aanvullende schema's weergeven om dit energiebeheerschema te
selecteren.
U kunt ook uw eigen energiebeheerschema maken en dit aanpassen aan uw behoeften.
Energiemeter en instellingen voor energiebeheer gebruiken 37
Als u Energiebeheer wilt gebruiken, typt u energie in het scherm Start, u selecteert Instellingen en
daarna Energiebeheer.
Werkt op accuvoeding.
Wanneer zich een opgeladen accu in de computer bevindt en de computer niet is aangesloten op
een externe voedingsbron, werkt de computer op accuvoeding. Als er een geladen accu geĆÆnstalleerd
is in de computer en de AC-adapter is losgekoppeld van de computer wordt de helderheid van het
scherm verlaagd om energie te sparen. Een accu in de computer wordt langzaam ontladen wanneer
de computer is uitgeschakeld en niet is aangesloten op een externe voedingsbron.
De accuwerktijd van de accu van een computer kan verschillen, afhankelijk van de instellingen voor
energiebeheer, geopende programma's, de helderheid van het beeldscherm, externe apparatuur die
op de computer is aangesloten, en andere factoren.
Door de gebruiker vervangbare accu verwijderen
WAARSCHUWING! Gebruik om veiligheidsredenen alleen de bij de computer geleverde door de
gebruiker vervangbare accu, een door HP geleverde vervangende accu of een compatibele accu die
als accessoire is aangeschaft bij HP.
VOORZICHTIG: Bij het verwijderen van een door de gebruiker vervangbare accu die de enige
beschikbare voedingsbron voor de computer vormt, kunnen er gegevens verloren gaan. Om
gegevensverlies te voorkomen, moet u uw werk opslaan of de computer afsluiten via Windows voor u
de accu verwijdert.
De accu verwijderen:
1. Leg de computer ondersteboven op een vlakke ondergrond.
2. Verschuif de accuvergrendeling (1) om de accu te ontgrendelen.
3. Verschuif de accu ontgrendeling (2) om de accu los te koppelen. .
4. Schuif de accu (3) vanaf het midden en verwijder ze uit de computer.
OPMERKING: De accuvergrendeling keert automatisch terug naar haar oorspronkelijke stand.
De accuvergrendeling blijft in de ontgrendelde positie.
Accu-informatie zoeken
Als u de status van de accu wilt bekijken, of als de accu leeg is, voert u Accucontrole uit in HP
Support Assistant. Om informatie over de accu te raadplegen, selecteert u de HP Support Assistant
app in het Startscherm en daarna selecteert u Accu en prestaties.
38 Hoofdstuk 6 Energiebeheer
De HP Support Assistant bevat de volgende hulpprogrammaā€™s en informatie over de accu:
ā— Hulpprogramma Accucontrole in Help en ondersteuning waarmee u de prestaties van de accu
kunt controleren
ā—
informatie over soorten accu's, specificaties, levensduur en capaciteit.
Om informatie over de accu te raadplegen, selecteert u de HP Support Assistant app in het
Startscherm en daarna selecteert u Accu en prestaties.
Accuvoeding besparen
Tips om acculading te besparen en de levensduur van de accu te optimaliseren:
ā—
Verlaag de helderheid van het scherm.
ā— Selecteer Energiespaarstand in Energiebeheer
ā— Verwijder een door de gebruiker vervangbare accu uit de computer als deze niet wordt gebruikt
of opgeladen.
ā—
Schakel draadloze apparaten uit wanneer u deze niet gebruikt.
ā— Ontkoppel ongebruikte externe apparatuur die niet is aangesloten op een externe voedingsbron,
zoals een externe vaste schijf die op een USB-poort aangesloten is.
ā—
Stop alle optionele externe mediakaarten die u niet gebruikt, schakel ze uit of verwijder ze.
ā—
Initialiseer de slaapstand of sluit de computer af wanneer u stopt met werken.
Lage acculading herkennen
Als een accu, die de enige voedingsbron van de computer is, bijna leeg is of een kritiek laag
ladingsniveau bereikt, geeft het energiemeter pictogram op het Windows-bureaublad dit aan via een
melding.
OPMERKING: Voor bijkomende informatie over de energiemeter kunt u het "Het gebruik van de
energiemeter" gedeelte raadplegen.
Wanneer de acculading een kritiek laag niveau bereikt, gebeurt het volgende:
ā—
Als de hibernationstand is uitgeschakeld en de computer ingeschakeld is of in de slaapstand
staat, blijft de computer nog even in de slaapstand staan. Daarna schakelt de computer uit,
waarbij niet-opgeslagen werk verloren gaat.
ā€“ of ā€“
ā—
Als de hibernationstand ingeschakeld is en de computer aan staat of in de slaapstand staat,
wordt de hibernationstand geĆÆnitialiseerd.
Problemen met lage acculading verhelpen
Lage acculading verhelpen wanneer een externe voedingsbron beschikbaar is
ā—
Sluit een netvoedingsadapter aan.
ā—
Sluit een optioneel docking- of uitbreidingsapparaat aan.
ā—
Sluit een optionele netvoedingsadapter aan die als accessoire bij HP is aangeschaft.
Werkt op accuvoeding. 39
Lage acculading verhelpen wanneer geen voedingsbron beschikbaar is
Sla uw werk op en sluit de computer af.
Lage acculading verhelpen wanneer de computer de hibernationstand niet kan
beƫindigen
Als de computer niet voldoende acculading heeft om de hibernationstand te beƫindigen, gaat u als
volgt te werk:
1. Vervang de lege, door de gebruiker vervangbare accu door een opgeladen accu of sluit de
netvoedingsadapter aan op de computer en op een externe voedingsbron.
2. Beƫindig de hibernationstand door kort op de aan/uit-knop te drukken.
Door de gebruiker vervangbare accu opbergen
VOORZICHTIG: Stel een accu niet gedurende langere tijd bloot aan hoge temperaturen om schade
aan de accu te voorkomen.
Verwijder de accu en bewaar hem apart op een koele, droge plaats als de computer meer dan twee
weken niet wordt gebruikt en niet wordt aangesloten op een externe voedingsbron. Zo bespaart u
acculading.
Een opgeborgen accu moet elke 6 maanden worden gecontroleerd. Wanneer de capaciteit minder is
dan 50 procent, laadt u de accu op voor u de accu weer opbergt.
Door de gebruiker vervangbare accu afvoeren
WAARSCHUWING! Verminder het risico van brand of brandwonden: u mag de accu niet uit elkaar
halen, verpletteren of doorboren; veroorzaak geen kortsluiting tussen de externe contactpunten; laat
de accu niet in aanraking komen met water of vuur.
Zie Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu voor het correct afvoeren van afgedankte
accu's. Om toegang te krijgen tot de gebruikershandleidingen selecteert u de HP Support Assistant
app in het Startscherm, selecteer Mijn computer en selecteer daarna Gebruikershandleidingen.
Door de gebruiker vervangbare accu vervangen
Accucontrole in Help en ondersteuning geeft aan wanneer u de accu moet vervangen indien een
accucel niet goed werkt, of omdat de acculading zover is afgenomen dat de capaciteit zwak is
geworden. Als de accu onder de garantievoorwaarden van HP valt, krijgt u ook informatie over een
garantie-ID. Een bericht verwijst u naar de website van HP voor meer informatie over het bestellen
van een vervangende accu
Uitgevoerd op externe netstroom
Raadpleeg de poster Installatie-instructies in de doos van de computer voor informatie over het
aansluiten van de computer op netvoeding.
De computer gebruikt geen accuvoeding wanneer de computer is aangesloten op een externe
voedingsbron via een goedgekeurde AC-adapter of een optioneel docking- of uitbreidingsapparaat.
WAARSCHUWING! Gebruik om veiligheidsredenen alleen de bij de computer geleverde
netvoedingsadapter, een door HP geleverde vervangende adapter of een door HP geleverde
compatibele adapter.
Sluit de computer aan op een externe netvoedingsbron in de volgende situaties:
40 Hoofdstuk 6 Energiebeheer
WAARSCHUWING! Laad de accu van de computer niet op aan boord van een vliegtuig.
ā—
Wanneer u een accu oplaadt of kalibreert
ā—
Wanneer u systeemsoftware installeert of aanpast
ā—
Wanneer u informatie schrijft naar een schijf (alleen bepaalde modellen)
ā—
Wanneer u Schijfdefragmentatie uitvoert op computers met interne vaste schijven
ā— Wanneer u een back-up of hersteltaak uitvoert.
Wanneer u de computer op een externe voedingsbron aansluit:
ā—
De accu wordt opgeladen.
ā—
De helderheid van het beeldscherm wordt verhoogd.
ā—
Het pictogram van de energiemeter op het Windows-bureaublad verandert van vorm.
Als u de computer loskoppelt van de externe netvoeding, gebeurt het volgende:
ā—
De computer schakelt over naar accuvoeding.
ā—
De helderheid van het beeldscherm wordt automatisch verlaagd om accuvoeding te besparen.
ā—
Het pictogram van de energiemeter op het Windows-bureaublad verandert van vorm.
Probleemoplossen energieproblemen
Test de netvoedingsadapter als de computer een van de volgende symptomen vertoont nadat de
computer op de netvoeding aangesloten is:
ā—
De computer schakelt niet in.
ā—
Het beeldscherm schakelt niet in.
ā—
De aan/uit-lampjes zijn uit.
Ga als volgt te werk om de netvoedingsadapter te testen:
1. Schakel de computer uit.
2. Verwijder de accu uit de computer.
3. Sluit de netvoedingsadapter aan op de computer en steek de stekker van de adapter daarna in
een stopcontact.
4. Schakel de computer in.
ā—
Als de aan/uit-lampjes inschakelen, wijst dit er op dat de netvoedingsadapter correct werkt.
ā—
Als de aan/uit-lampjes uitgeschakeld blijven, controleert u of de netvoedingsadapter op
correct is aangesloten op de computer en op het stopcontact.
ā—
Als de netvoedingsadapter correct is aangesloten, maar de aan/uit-lampjes blijven toch
uitgeschakeld, werkt de netvoedingsadapter niet en moet deze worden vervangen.
Neem contact op met de klantenondersteuning voor informatie over het verkrijgen van een
vervangende netvoedingsadapter.
Uitgevoerd op externe netstroom 41
HP CoolSense (alleen bepaalde modellen)
HP CoolSense detecteert automatisch wanneer de computer zich niet meer op een "vaste" locatie
bevindt. De prestaties en de ventilatorinstellingen worden zodanig aangepast dat de temperatuur van
de behuizing van de computer een optimaal comfortniveau houdt.
Als HP CoolSense is uitgeschakeld, wordt de positie van de computer niet gedetecteerd en blijven de
prestaties en de ventilatorinstellingen staan op de fabrieksinstelling. Daardoor kan de temperatuur
van de behuizing hoger oplopen dan het geval zou zijn met HP CoolSense aan.
Ga als volgt te werk om CoolSense in of uit te schakelen:
ā–²
Typ cool in het Startscherm, selecteer Instellingen en selecteer daarna HP CoolSense.
Software vernieuwen met Intel Smart Connect-technology
(alleen bepaalde modellen)
Als de computer in de slaapstand staat, haalt de IntelĀ® Smart Connect-technologie de computer af
en toe uit de slaapstand. Smart Connect werkt daarna de inhoud van bepaalde geopende applicaties
bij en initialiseert de slaapstand opnieuw. U werk is dus onmiddellijk beschikbaar zodra u de
slaapstand beƫindigt. U hoeft niet te wachten terwijl de updates worden gedownload.
ā–²
Als u deze functie wilt inschakelen of de instellingen handmatig wilt aanpassen, typt u smart in
het scherm Start en u selecteert Intel(R) Smart Connect Technology.
Computer afsluiten (uitschakelen)
VOORZICHTIG: Wanneer u de computer uitschakelt, gaat alle informatie verloren die u niet hebt
opgeslagen. Vergeet uw werk niet op te slaan voor u de computer afsluit.
Met de opdracht Afsluiten worden alle geopende programma's gesloten, inclusief het
besturingssysteem, en vervolgens het beeldscherm en de computer uitgeschakeld.
Sluit de computer af in de volgende gevallen:
ā—
Als u de accu moet vervangen of toegang wilt tot onderdelen in de computer
ā—
Wanneer u externe hardware aansluit die niet op een USB- of videopoort kan worden
aangesloten.
ā—
Wanneer de computer lange tijd niet wordt gebruikt en de externe voedingsbron wordt
losgekoppeld
Hoewel u de computer kunt uitschakelen met de aan/uit-knop, is het aan te raden de opdracht
Afsluiten van Windows te gebruiken:
OPMERKING: Als de computer in de slaap- of hibernationstand staat, moet u eerst de slaap- of
hibernationstand afsluiten voor u de computer kunt uitschakelen.
1. Sla uw werk op en sluit alle geopende programma's af.
2. Wijs in het Startscherm naar de rechter bovenhoek of de rechter benedenhoek van het scherm.
3. Wanneer de lijst met charms opent, klikt u op Instellingen, daarna op het pictogram Energie en
daarna op Afsluiten.
42 Hoofdstuk 6 Energiebeheer
Als de computer niet reageert en het niet mogelijk is de hiervoor beschreven afsluitprocedures te
gebruiken, probeert u de volgende noodprocedures in de beschreven volgorde:
ā—
Druk op ctrl+alt+delete, klik op het pictogram Energie en selecteer daarna Afsluiten.
ā—
Druk op de aan/uit-knop en houd deze minimaal vijf seconden ingedrukt.
ā—
Koppel de computer los van de externe voedingsbron.
ā—
Verwijder de accu (bij modellen met een door de gebruiker vervangbare accu).
Computer afsluiten (uitschakelen) 43
7 Gegevens beheren en delen
Schijfeenheden zijn digitale opslagapparaten waarop u gegevens kunt opslaan, beheren, delen en
openen. De computer heeft een interne vaste schijf of een solid state drive waarop de software en het
besturingssysteem staan en waarop al uw persoonlijke bestanden worden opgeslagen.
Voor meer capaciteit of functionaliteit sluit u een externe vaste schijf aan (afzonderlijk aan te
schaffen) zoals een optischeschijfeenheid of vaste schijf, of u voert een digitale opslagkaart in
rechtstreeks van uw telefoon of camera. Via een op een USB-poort van de computer aangesloten
USB-flashstation kunnen gegevens snel worden overgebracht. Sommige externe apparaten
gebruiken de voeding van de computer; andere apparaten beschikken over eigen voeding. Sommige
apparaten zijn uitgerust met software die moet worden geĆÆnstalleerd.
OPMERKING: Raadpleeg Verbinding maken met een netwerk op pagina 17 voor meer informatie
over het aansluiten van externe apparaten voor draadloze communicatie.
OPMERKING: Raadpleeg de instructies van de fabrikant voor meer informatie over de vereiste
software en stuurprogramma's en over de computerpoort die moet worden gebruikt.
Het gebruik van een USB-apparaat
De meeste computers beschikken over meer dan een USB-poort omdat deze veelzijdige interface
kan worden gebruikt voor het aansluiten op de computer van uiteenlopende externe apparaten zoals
een toetsenbord, muis, externe schijf, printer, scanner of hub.
De computer heeft meer dan Ć©Ć©n type USB-poort. Raadpleeg
Vertrouwd raken met de computer
op pagina 4 voor meer informatie over de typen USB-poorten op de computer. Houd er rekening mee
apparaten te kopen die compatibel zijn met de computer.
Type Beschrijving
USB 2.0 Doorgeven van gegevens met een snelheid van 60 MB/s.
USB 3.0 Draagt gegevens over met een snelheid van 640 MB/s. USB
3.0-poorten, die ook wel SuperSpeed-poorten worden
genoemd, zijn ook compatibel met USB 1.0- en USB 2.0-
apparaten.
Een USB-apparaat verbinden
VOORZICHTIG: Oefen zo min mogelijk kracht uit bij het aansluiten van het apparaat om
beschadiging van een USB-connector te voorkomen.
44 Hoofdstuk 7 Gegevens beheren en delen
ā–²
Sluit de USB-kabel voor het apparaat aan op de USB-poort.
OPMERKING: De USB-poort op de computer kan er iets anders uitzien dan de in dit gedeelte
afgebeelde USB-poort.
Een geluidsignaal geeft aan dat het apparaat werd gedetecteerd.
OPMERKING: De eerste keer dat u een USB-apparaat aansluit, verschijnt er een bericht in het
systeemvak om aan te geven dat het apparaat wordt herkend door de computer.
USB-apparaat verwijderen
VOORZICHTIG: Trek niet aan de kabel om het USB-apparaat los te koppelen, om beschadiging
van een USB-connector te voorkomen.
VOORZICHTIG: Gebruik de volgende procedure voor het veilig verwijderen van een USB-apparaat,
om te voorkomen dat gegevens verloren gaan of het systeem vastloopt.
1. Sla uw gegevens op en sluit alle programma's die geassocieerd zijn met het apparaat.
2. Klik op het pictogram hardware in het systeemvak in het bureaublad aan de rechterkant van de
taakbalk. Een bericht Hardware veilig verwijderen en media uitwerpen verschijnt. Volg de
instructies op het scherm.
USB-apparaat met eigen voeding aansluiten
VOORZICHTIG: Als u een apparaat met eigen voeding aansluit, kunt u het risico van schade aan
de apparatuur beperken door ervoor te zorgen dat het apparaat is uitgeschakeld en de stekker uit het
stopcontact is gehaald.
1. Sluit het apparaat aan op de computer.
2. Steek de stekker van het apparaat in een geaard stopcontact.
3. Schakel het apparaat in.
Als u een extern apparaat zonder eigen voeding wilt verwijderen, schakelt u het apparaat uit en
koppelt u het vervolgens los van de computer. Als u een extern apparaat met een eigen voeding wilt
verwijderen, schakelt u het apparaat uit, koppelt u het los van de computer en haalt u vervolgens de
stekker uit het stopcontact.
Het gebruik van een USB-apparaat 45
Digitale opslagkaart plaatsen en verwijderen
Ga als volgt te werk om een digitale opslagkaart te plaatsen:
VOORZICHTIG: Oefen zo min mogelijk kracht uit bij het plaatsen van een digitale kaart, om
beschadiging van de connectoren van de digitale kaart te voorkomen.
1. Houd de kaart met het label naar boven en de connectoren naar de computer gericht.
2. Plaats de kaart in het digitale-opslagslot en druk de kaart naar binnen tot deze goed op zijn
plaats zit.
Een geluidsignaal geeft aan dat het apparaat werd gedetecteerd.
Ga als volgt te werk om een digitale opslagkaart te verwijderen:
VOORZICHTIG: Gebruik de volgende procedure voor het veilig verwijderen van de digitale kaart,
om te voorkomen dat gegevens verloren gaan of het systeem vastloopt.
1. Sla uw gegevens op en sluit alle toepassingen af die gebruikmaken van de digitale kaart.
2. Selecteer het pictogram Hardware verwijderen op het bureaublad in het systeemvak aan de
rechterkant van de taakbalk. Volg daarna de instructies op het scherm.
3. Druk de kaart iets naar binnen (1) en verwijder deze vervolgens uit het slot (2).
OPMERKING: Als de kaart niet wordt uitgeworpen, moet u de kaart uit het slot verwijderen.
46 Hoofdstuk 7 Gegevens beheren en delen
Gegevens en stations delen en toegang tot software
Als uw computer deel uitmaakt van een netwerk bent u niet enkel beperkt tot de informatie die werd
opgeslagen op uw computer. Computers in een netwerk kunnen software en gegevens uitwisselen
met elkaar.
OPMERKING: Als een schijf, bijvoorbeeld een dvd-film of spelletje, beveiligd is tegen kopiƫren, kan
ze niet worden gedeeld.
Mappen of bibliotheken delen op hetzelfde netwerk:
1. Open Verkenner op het bureaublad.
2. Klik op het tabblad Delen in het venster Bibliotheken en klik daarna op Specifieke personen.
3. Voer een naam in het vak Bestanden delen en klik daarna op Toevoegen.
4. Klik op Delen en volg de instructies op het scherm.
Informatie delen van uw Lokaal station:
1. Open Verkenner op het bureaublad.
2. Klik op Lokaal station (C:) in het venster Bibliotheken.
3. Klik op het tabblad Delen en klik op Geavanceerd delen.
4. Op het Lokaal station (C:) venster Eigenschappen, selecteer Geavanceerd delen.
5. Selecteer Map delen.
Stations delen op hetzelfde netwerk:
1.
Klik rechts op het pictogram Draadloos
in het systeemvak op het bureaublad.
2. Selecteer Netwerkcentrum openen.
3. Selecteer een actief netwerk in Actieve netwerken weergeven.
4. Selecteer Geavanceerde instellingen voor delen wijzigen om deelopties in te stellen voor
privacy, netwerkdetectie, bestand en printer delen of voor andere netwerkopties.
Gegevens en stations delen en toegang tot software 47
8 Computer onderhouden
Het is zeer belangrijk om de computer regelmatig te onderhouden, zodat deze optimaal blijft
functioneren. Dit hoofdstuk bevat informatie over het verbeteren van de prestaties van de computer
door de uitvoering van hulpprogramma's zoals Schijfdefragmentie en Schijfopruiming. Het biedt ook
informatie over het updaten van programma's en stuurprogramma's, instructies voor het reinigen van
de computer en tips voor het reizen met de computer.
Schijfeenheden hanteren
Neem deze voorzorgsmaatregelen in acht bij het hanteren van schijven:
ā—
Schakel de computer uit voor u een schijfeenheid installeert of verwijdert. Als u niet zeker weet
of de computer is afgesloten of in de slaap- of hibernationstand staat, schakelt u de computer in
en vervolgens via het besturingssysteem weer uit.
ā—
Raak voor u de schijfeenheid aanraakt, eerst het ongeverfde metalen oppervlak van de
schijfeenheid aan, zodat u niet statisch geladen bent.
ā—
Raak de connectorpinnen op een verwisselbare schijfeenheid of op de computer niet aan.
ā—
Gebruik niet te veel kracht wanneer u een schijfeenheid in een schijfruimte plaatst.
ā—
Zorg ervoor dat de accu voldoende is opgeladen voor u naar een medium schrijft indien de accu
de enige voedingsbron is.
ā—
Verzend een schijfeenheid in goed beschermend verpakkingsmateriaal, zoals noppenfolie.
Vermeld op de verpakking dat het om breekbare apparatuur gaat.
ā— Stel schijfeenheden niet bloot aan magnetische velden. Voorbeelden van beveiligingsapparatuur
met magnetische velden zijn detectiepoortjes op vliegvelden en detectorstaven. In
beveiligingsapparatuur waarmee handbagage wordt gescand, worden rƶntgenstralen gebruikt in
plaats van magnetische velden. Deze beveiligingsapparatuur brengt geen schade toe aan
schijfeenheden.
ā—
Verwijder het medium uit een schijfeenheid alvorens de schijfeenheid uit de schijfruimte te
verwijderen, of voor u een schijfeenheid meeneemt op reis, verzendt of opbergt.
ā—
Gebruik het toetsenbord niet en verplaats de computer niet terwijl de optischeschijfeenheid naar
een schijf schrijft. Het schrijfproces is gevoelig voor trillingen.
ā—
Initialiseer de slaapstand en wacht tot het scherm leeg is of koppel de externe vaste schijf los
voor u een computer verplaatst die op een externe vaste schijf is aangesloten.
Een vaste schijf vervangen
VOORZICHTIG: Schijfeenheden zijn kwetsbare computeronderdelen, die voorzichtig moeten
worden behandeld. Laat een schijf niet vallen, plaats er geen objecten op, of stel een schijf niet bloot
aan vloeistoffen of extreme temperaturen of vochtigheid. Raadpleeg
Schijfeenheden hanteren
op pagina 48 voor specifieke voorzorgsmaatregelen bij het hanteren van schijven.
48 Hoofdstuk 8 Computer onderhouden
VOORZICHTIG: Neem de volgende richtlijnen in acht om te voorkomen dat gegevens verloren
gaan of het systeem vastloopt:
Schakel de computer uit voor u een schijfeenheid installeert of verwijdert. Als u niet zeker weet of de
computer is afgesloten of in de slaap- of hibernationstand staat, schakelt u de computer in en
vervolgens via het besturingssysteem weer uit.
1. Sla uw werk op en sluit de computer af.
2. Ontkoppel alle externe apparaten die op de computer zijn aangesloten.
3. Haal de stekker van het netsnoer uit het stopcontact.
4. Leg de computer ondersteboven op een vlakke ondergrond.
5. Verwijder de accu uit de computer.
Vaste schijf verwijderen:
1. Draai de borgschroef (1) los om de onderhoudsklep vrij te geven.
2. Schuif de onderhoudsklep iets naar voren (2), til de rechterhoek vooraan van de onderhoudsklep
op (3) en til de onderhoudsklep op (4).
3. Koppel de kabel van de vaste schijf (1) los van de computer.
Een vaste schijf vervangen 49
4. Til de vaste schijf (2) uit de vaste schijfruimte.
5. Koppel de vaste schijfkabel (1) los van de vaste schijf.
6. Verwijder het voorste beschermblok (2) en het achterste beschermblok (3) van de vaste schijf.
7. Verwijder de vier schroeven van de vaste schijf (4). Verwijder daarna de beugel (5) van de vaste
schijf.
Om een vaste schijf te plaatsen, keert u deze procedure om.
50 Hoofdstuk 8 Computer onderhouden
Het gebruik van HP 3D DriveGuard (alleen bepaalde
modellen)
HP 3D DriveGuard beschermt een vaste schijf door deze te parkeren en gegevensverzoeken tegen
te houden wanneer zich de volgende gebeurtenissen voordoen:
ā— U laat de computer vallen.
ā— U verplaatst de computer met het beeldscherm gesloten terwijl de computer op accuvoeding
werkt.
Kort na deze gebeurtenissen wordt de normale werking van de vaste schijf door HP 3D DriveGuard
hersteld.
OPMERKING: Omdat SSD's (solid-state drives) geen bewegende onderdelen bevatten, is HP 3D
DriveGuard niet nodig.
OPMERKING: Een vaste schijf in de ruimte voor de primaire vaste schijf wordt beschermd door HP
3D DriveGuard. Vaste schijven die zijn aangesloten op USB-poorten, worden niet beschermd door
HP 3D DriveGuard.
Zie de helpfunctie van de HP 3D DriveGuard software voor meer informatie.
Prestaties verbeteren
Iedereen wil een snelle computer. Door de computer regelmatig te onderhouden met
hulpprogramma's zoals Schijfdefragmentatie en Schijfopruiming, kunt u de prestaties van de
computer drastisch verbeteren. Naarmate de computer ouder wordt, kunt u ook overwegen grotere
schijven en meer geheugen te installeren.
Het gebruik van Schijfdefragmentatie
Wanneer u de computer lange tijd gebruikt, raken de bestanden op de vaste schijf gefragmenteerd.
Als een schijf gefragmenteerd is, betekent dit dat de gegevens op de schijf niet aaneengesloten
(opeenvolgend) opgeslagen zijn. Hierdoor moet de vaste schijf harder werken om bestanden te
zoeken, waardoor de computer dus langzamer wordt. Met Schijfdefragmentatie worden de
gefragmenteerde bestanden en mappen samengevoegd (of fysiek gereorganiseerd) op de vaste
schijf zodat het systeem efficiƫnter werkt.
OPMERKING: Schijfdefragmentatie hoeft niet te worden uitgevoerd voor SSD's.
Nadat u Schijfdefragmentatie hebt gestart, werkt het zelfstandig verder. Naargelang de grootte van
de vaste schijf en het aantal gefragmenteerde bestanden kan de defragmentatie echter meer dan
een uur in beslag nemen.
HP beveelt aan de vaste schijf minimum Ć©Ć©n maal per maand te defragmenteren. U kunt instellen dat
Schijfdefragmentatie maandelijks wordt uitgevoerd, maar u kunt ook op elk gewenst moment
Schijfdefragmentatie handmatig starten.
Ga als volgt te werk om een schijfdefragmentatie uit te voeren:
1. Sluit de computer aan op een netvoedingsbron.
2. Typ s in het Startscherm en typ daarna schijf in het zoekvak. Selecteer Instellingen en
selecteer daarna De stations defragmenteren en optimaliseren.
3. Volg de instructies op het scherm.
Raadpleeg voor meer informatie de Help bij de Schijfdefragmentatie-software.
Het gebruik van HP 3D DriveGuard (alleen bepaalde modellen) 51
Het gebruik van Schijfopruiming
Met Schijfopruiming wordt er op de vaste schijf gezocht naar overbodige bestanden die u veilig kunt
verwijderen om schijfruimte vrij te maken, zodat de computer efficiƫnter werkt.
Ga als volgt te werk om een schijfopruiming uit te voeren:
1. Typ s in het Startscherm en typ daarna schijf in het zoekvak. Selecteer Instellingen en
selecteer daarna Schijfruimte vrijmaken door onnodige bestanden te verwijderen
2. Volg de instructies op het scherm.
Geheugenmodules toevoegen of vervangen
Het toevoegen van geheugen zorgt ervoor dat de prestaties van de computer verbetert. U kunt de
computer vergelijken met een fysieke werkplek. De vaste schijf is de archiefkast waarin u uw werk
bewaart, en het geheugen is het bureau waaraan u werkt. Als het geheugen niet toereikend is om al
uw werk aan te kunnen, net zoals een bureau dat overvol ligt met werk, neemt uw productiviteit af.
Een goede oplossing om de prestaties te verbeteren is het uitbreiden van de hoeveelheid geheugen
op de computer.
De computer heeft twee geheugenmoduleslots. De geheugenmoduleslots bevinden zich aan de
onderkant van de computer onder het onderpaneel. U kunt de capaciteit van de computer vergroten
door een geheugenmodule toe te voegen of de bestaande geheugenmodule in een van de
geheugenmoduleslots te vervangen.
WAARSCHUWING! Haal vĆ³Ć³r het plaatsen van een geheugenmodule de stekker uit het
stopcontact en verwijder alle accu's om het risico van een elektrische schok, brand of schade aan de
apparatuur te beperken.
VOORZICHTIG: Een elektrostatische ontlading kan elektronische onderdelen beschadigen. Zorg
dat u vrij bent van statische elektriciteit door een geaard metalen voorwerp aan te raken voor u een
procedure start.
OPMERKING: Als u bij het toevoegen van een tweede geheugenmodule een tweekanaals
configuratie wilt gebruiken, moet u zorgen dat beide geheugenmodules gelijk zijn.
Ga als volgt te werk om een geheugenmodule toe te voegen of te vervangen:
VOORZICHTIG: Neem de volgende richtlijnen in acht om te voorkomen dat gegevens verloren
gaan of het systeem vastloopt:
Sluit de computer af voor u een geheugenmodule aan de computer toevoegt of uit de computer
verwijdert. Verwijder een geheugenmodule niet wanneer de computer aan staat of in de slaapstand
of de hibernationstand staat.
Als u niet weet of de computer is uitgeschakeld of in de hibernationstand staat, zet u de computer
aan door op de aan/uit-knop te drukken. Sluit de computer daarna af via het besturingssysteem.
1. Sla uw werk op en sluit de computer af.
2. Ontkoppel alle externe apparaten die op de computer zijn aangesloten.
3. Haal de stekker van het netsnoer uit het stopcontact.
4. Leg de computer ondersteboven op een vlakke ondergrond.
5. Verwijder de accu uit de computer.
6. Draai de borgschroef los om het onderpaneel (1) te ontgrendelen.
52 Hoofdstuk 8 Computer onderhouden
7. Schuif het onderpaneel iets naar voren (2), til de rechtervoorhoek van het onderpaneel op (3) en
verwijder het onderpaneel terwijl u het schuin houdt (4).
8. Voor het vervangen van een geheugenmodule verwijdert u de bestaande geheugenmodule:
a. Trek de borgklemmetjes (1) aan beide zijden van de geheugenmodule weg.
De geheugenmodule kantelt naar boven.
Geheugenmodules toevoegen of vervangen 53
b. Pak de geheugenmodule aan de rand vast (2) en trek de geheugenmodule voorzichtig uit
het geheugenmoduleslot.
VOORZICHTIG: Houd de geheugenmodule bij de randen vast om te voorkomen dat de
geheugenmodule wordt beschadigd. Raak de onderdelen van de geheugenmodule niet
aan.
Bewaar verwijderde geheugenmodules in een antistatische verpakking om de module te
beschermen.
9. Plaats een nieuwe geheugenmodule:
VOORZICHTIG: Houd de geheugenmodule bij de randen vast om te voorkomen dat de
geheugenmodule wordt beschadigd. Raak de onderdelen van de geheugenmodule niet aan.
a. Breng de inkeping (1) in de geheugenmodule op Ć©Ć©n lijn met het nokje in het
geheugenmoduleslot.
b. Druk de module onder een hoek van 45 graden ten opzichte van het
geheugenmodulecompartiment in het geheugenmoduleslot (2), tot de module goed op zijn
plaats zit.
c. Druk de geheugenmodule (3) voorzichtig naar beneden en oefen daarbij druk uit op zowel
de linker- als de rechterkant van de module tot de borgklemmetjes vastklikken.
VOORZICHTIG: zorg dat u de geheugenmodule niet buigt om schade aan de
geheugenmodule te voorkomen.
54 Hoofdstuk 8 Computer onderhouden
10. Breng het onderpaneel opnieuw aan.
11. Breng de accu opnieuw aan.
12. Keer de computer opnieuw om en sluit de externe voeding en de externe apparaten weer aan.
13. Schakel de computer in.
Programma's en stuurprogramma's bijwerken
Het wordt aanbevolen regelmatig een update uit te voeren van uw programma's en
stuurprogramma's. Met updates worden problemen opgelost en worden nieuwe functies en opties op
de computer geĆÆnstalleerd. De technologie wijzigt continu, en door programmaā€™s en
stuurprogrammaā€™s te updaten maakt de computer gebruik van de nieuwste beschikbare technologie.
Het is bijvoorbeeld mogelijk dat oude grafische onderdelen niet meer correct werken met de nieuwste
spelsoftware. Zonder het nieuwste stuurprogramma zou u niet het beste halen uit uw apparatuur.
Ga naar om de meest recente versie van programma's en stuurprogramma's van HP te downloaden.
U kunt zich ook aanmelden voor het ontvangen van automatische updateberichten wanneer nieuwe
updates beschikbaar komen.
Uw computer reinigen
Als u de computer en externe apparaten schoonmaakt, blijven ze in een goede conditie. Als u de
computer niet reinigt, kan er stof en vuil in de computer terechtkomen.
Programma's en stuurprogramma's bijwerken 55
VOORZICHTIG: Gebruik geen van de volgende reinigingsproducten voor het schoonmaken van de
computer:
sterke oplosmiddelen, zoals alcohol, aceton, ammoniumchloride, methyleenchloride en
koolwaterstoffen, deze kunnen het oppervlak van de computer permanent beschadigen.
Het beeldscherm, de zijkanten en het deksel schoonmaken
Veeg het beeldscherm schoon met een zacht, pluisvrij doekje dat u bevochtigt in een alcoholvrij
glasreinigingsmiddel. Laat het beeldscherm drogen voor u het computerdeksel sluit.
Veeg de zijkanten en het deksel met een vochtig, kiemdodend doekje schoon. Materiaal met vezels,
zoals papieren doekjes, kunnen de computer bekrassen.
OPMERKING: Wanneer u het deksel van de computer reinigt, moet u het vuil verwijderen door
ronddraaiende bewegingen te maken.
Touchpad en toetsenbord reinigen
VOORZICHTIG: Zorg bij het schoonmaken van het toetsenbord dat er geen vloeistoffen tussen de
toetsen komen. Hierdoor kunnen er interne onderdelen beschadigd raken.
ā—
Als u het Touchpad en het toetsenbord wilt schoonmaken en desinfecteren, gebruikt u een
zachte microvezeldoek of een antistatische doek zonder olie (zoals een zemen lap) die is
bevochtigd met een alcoholvrij glasreinigingsmiddel. U kunt ook een kiemdodend
wegwerpdoekje gebruiken.
ā—
Om te voorkomen dat de toetsen vast komen te zitten en om vuil, pluizen en vuildeeltjes te
verwijderen, gebruikt u een spuitbus met perslucht en een rietje.
WAARSCHUWING! Gebruik geen stofzuiger om het toetsenbord te reinigen, om het risico van
een elektrische schok of schade aan interne onderdelen te beperken. Een stofzuiger kan
stofdeeltjes op het oppervlak van het toetsenbord achterlaten.
Reizen met of verzenden van uw computer
Als u de computer wilt meenemen op reis of de computer wilt verzenden, neemt u de volgende tips in
acht om de apparatuur te beschermen.
ā—
Ga als volgt te werk om de computer voor te bereiden voor verzending:
ā—¦ Maak een back-up van uw gegevens op een externe schijfeenheid.
ā—¦
Verwijder alle schijven en alle externe mediakaarten, zoals digitale opslagkaarten, uit de
computer.
ā—¦ Schakel alle externe apparaten uit en koppel ze daarna los.
ā—¦ Schakel de computer uit.
ā—
Neem een back-up van uw gegevens mee. Bewaar de back-up niet samen met de computer.
ā—
Als u moet vliegen, neem de computer dan mee als handbagage; check de computer niet in met
uw bagage.
VOORZICHTIG: Stel schijfeenheden niet bloot aan magnetische velden. Voorbeelden van
beveiligingsapparatuur met magnetische velden zijn detectiepoortjes op vliegvelden en
detectorstaven. In beveiligingsapparatuur waarmee handbagage wordt gescand, worden
rƶntgenstralen gebruikt in plaats van magnetische velden. Deze beveiligingsapparatuur brengt
geen schade toe aan schijfeenheden.
56 Hoofdstuk 8 Computer onderhouden
ā—
Als u de computer tijdens een vlucht wilt gebruiken, luister dan naar dan naar mededelingen
tijdens de vlucht waarin wordt aangegeven wanneer u de computer mag gebruiken. Elke
maatschappij heeft eigen regels voor het gebruik van computers tijdens vluchten.
ā—
Verzend een computer of schijfeenheid in goed beschermend verpakkingsmateriaal. Vermeld op
de verpakking dat het om breekbare apparatuur gaat.
ā—
Als een draadloos apparaat op de computer aangesloten is, is het mogelijk dat deze apparaten
in sommige omgevingen beperkt werken. Dit kan het geval zijn aan boord van een vliegtuig, in
ziekenhuizen, in de buurt van explosieven en op gevaarlijke locaties. Als u niet zeker weet wat
het beleid is voor het gebruik van een bepaald apparaat, kunt u het beste vooraf toestemming
vragen voor u de computer gebruikt.
ā—
Neem de volgende suggesties in acht als u de computer in het buitenland wilt gebruiken:
ā—¦
Informeer naar de douanebepalingen voor computers in de landen of regioā€™s die u gaat
bezoeken.
ā—¦
Controleer de netsnoer- en adaptervereisten voor elke locatie waar u de computer wilt
gebruiken. De netspanning, frequentie en stekkers kunnen verschillen per land/regio.
WAARSCHUWING! Gebruik voor de computer geen adaptersets die voor andere
apparaten zijn bedoeld, om het risico van een elektrische schok, brand of schade aan de
apparatuur te beperken.
Reizen met of verzenden van uw computer 57
9 Computer en gegevens beveiligen
Computerbeveiliging is essentieel om de vertrouwelijkheid, integriteit en beschikbaarheid van uw
gegevens te waarborgen. Standaard beveiligingsoplossingen die worden geboden door het Windows
besturingssysteem, applicaties van HP, Setup Utility (BIOS) (Setupprogramma (BIOS)), dat geen
deel uitmaakt van Windows, en andere software van derden kunnen uw persoonlijke instellingen en
gegevens beschermen tegen uiteenlopende risico's, zoals virussen, wormen en andere types
schadelijke code.
BELANGRIJK: Mogelijk zijn niet alle in dit hoofdstuk genoemde beveiligingsvoorzieningen
beschikbaar op uw computer.
Computerrisico Beveiligingsvoorziening
Onbevoegd gebruik van de computer Opstartwachtwoord
Computervirussen Antivirussoftware
Onbevoegde toegang tot gegevens Firewallsoftware
Onbevoegde toegang tot Setup Utility (BIOS)
(Setupprogramma (BIOS)) en andere
systeemidentificatiegegevens
Beheerderswachtwoord
Huidige of toekomstige bedreigingen voor de computer Software-updates
Onbevoegde toegang tot een Windows-gebruikersaccount Gebruikerswachtwoord
Onbevoegd verwijderen van de computer Bevestigingskabelslot
Wachtwoorden gebruiken
Een wachtwoord is een groep tekens die u kiest om uw computergegevens en online transacties te
beveiligen. Er kunnen verschillende soorten wachtwoorden worden ingesteld. Toen u de computer
bijvoorbeeld de eerste maal hebt ingesteld, werd u gevraagd een gebruikerswachtwoord te maken
voor het beveiligen van de computer. In Windows of in Setup Utility (BIOS) (Setupprogramma (BIOS))
van HP dat vooraf is geĆÆnstalleerd op de computer kunnen aanvullende wachtwoorden worden
ingesteld.
Het is misschien handig om hetzelfde wachtwoord te gebruiken voor een voorziening van Setup
Utility (BIOS) (Setupprogramma (BIOS)) en een beveiligingsvoorziening van Windows.
Gebruik de volgende tips voor het maken en opslaan van wachtwoorden:
ā—
Om het risico te verlagen dat u de toegang tot uw computer wordt geweigerd, moet u elk
wachtwoord vastleggen en op een veilige plaats uit de buurt van de computer bewaren. Sla
wachtwoorden niet in een bestand op de computer op.
ā—
Volg tijdens het maken van wachtwoorden de door het programma ingestelde vereisten.
ā— Wijzig uw wachtwoorden ten minste een keer per kwartaal.
ā— Een ideaal wachtwoord is lang en bevat letters, interpunctie, symbolen en cijfers.
ā—
Voor u uw computer verzendt voor reparatie, moet u back-ups maken van uw bestanden, alle
vertrouwelijke bestanden verwijderen en vervolgens alle wachtwoordinstellingen verwijderen.
58 Hoofdstuk 9 Computer en gegevens beveiligen
Als u verdere informatie wilt over Windows-wachtwoorden, bijvoorbeeld een wachtwoord voor de
schermbeveiliging, typt u h in het Start scherm en selecteert u daarna Help en ondersteuning.
Windows-wachtwoorden instellen
Wachtwoord Functie
Gebruikerswachtwoord Beveiligt de toegang tot een Windows-gebruikersaccount.
Beheerderswachtwoord Beveiligt toegang op beheerdersniveau van
computergegevens.
OPMERKING: Met dit wachtwoord kan geen toegang
worden verkregen tot de inhoud van Setup Utility (BIOS)
(Setupprogramma (BIOS)).
Wachtwoorden instellen in Setup Utility (BIOS) (Setupprogramma (BIOS))
Wachtwoord Functie
Beheerderswachtwoord
ā—
Dit wachtwoord moet elke keer worden ingevoerd
wanneer u Setup Utility (BIOS) (Setupprogramma
(BIOS)) wilt openen.
ā— Als u uw beheerderswachtwoord vergeten bent, kunt u
Setup Utility (BIOS) (Setupprogramma (BIOS)) niet
openen.
OPMERKING: Het beheerderswachtwoord kan worden
gebruikt in plaats van het opstartwachtwoord.
OPMERKING: Uw beheerderswachtwoord is niet
uitwisselbaar met een beheerderswachtwoord dat is
ingesteld in Windows en wordt niet weergegeven wanneer
het wordt ingesteld, ingevoerd, gewijzigd of verwijderd.
OPMERKING: Als u het wachtwoord voor opstarten invoert
in de eerste wachtwoorcontrole moet u het
beheerderswachtwoord invoeren om toegang te krijgen tot
Setup Utility (BIOS) (Setupprogramma (BIOS)).
Opstartwachtwoord ā— Dit wachtwoord moet iedere maal worden ingevoerd
wanneer u de computer inschakelt of opnieuw opstart.
ā—
Als u het opstartwachtwoord vergeet, kunt u de
computer niet meer inschakelen of opnieuw opstarten.
OPMERKING: Het beheerderswachtwoord kan worden
gebruikt in plaats van het opstartwachtwoord.
OPMERKING: Een opstartwachtwoord wordt niet
weergegeven als het wordt ingesteld, ingevoerd, gewijzigd of
verwijderd.
Ga als volgt te werk om een beheerders- of opstartwachtwoord in Setup Utility (BIOS)
(Setupprogramma (BIOS)) in te stellen, te wijzigen of te verwijderen:
1. Om de Setup Utility (BIOS) (Setupprogramma (BIOS)) te starten, moet u de computer
inschakelen of opnieuw starten, snel op de esc toets drukken en daarna de f10 toets indrukken.
2. Selecteer met de pijltoetsen Beveiliging en volg de instructies op het scherm.
Wachtwoorden gebruiken 59
De voorkeursinstellingen zijn van kracht zodra de computer opnieuw is opgestart.
Het gebruik van de internetbeveiligingssoftware
Wanneer u de computer gebruikt om toegang te krijgen tot e-mail, een netwerk of internet, kunt u
deze mogelijk blootstellen aan computervirussen, spyware en andere online bedreigingen. Om de
computer te beveiligen, is er mogelijk internetbeveiligingssoftware met antivirus- en
firewallvoorzieningen, een proefversie, op de computer geĆÆnstalleerd. Het is noodzakelijk de
beveiligingssoftware regelmatig bij te werken, zodat deze ook bescherming biedt tegen pas ontdekte
virussen en andere beveiligingsrisicoā€™s. Het wordt ten zeerste aanbevolen dat u de evaluatieversie
van de beveiligingssoftware omzet in een reguliere versie of dat u een programma naar keuze
aanschaft om uw computer volledig te beschermen.
Het gebruik van antivirussoftware
Computervirussen kunnen het besturingssysteem, programma's en hulpprogramma's uitschakelen, of
de werking ervan verstoren. Met antivirussoftware kunnen de meeste virussen worden opgespoord
en vernietigd. In de meeste gevallen kan ook eventuele schade die door virussen is aangericht,
worden hersteld.
Voor meer informatie over computervirussen typt u h in het Startscherm en selecteert u Help en
ondersteuning.
Het gebruik van Firewallsoftware
Firewalls zijn bedoeld om ongeoorloofde toegang tot een systeem of netwerk te voorkomen. Een
firewall kan een softwareprogramma zijn dat u op uw computer en/of netwerk installeert of het kan
een oplossing zijn die zowel uit hardware als software bestaat.
Er zijn twee soorten firewalls waaruit u kunt kiezen:
ā—
Hostgebaseerde firewalls-Software die alleen de computer beschermt waarop deze is
geĆÆnstalleerd;
ā—
Netwerkgebaseerde firewalls-GeĆÆnstalleerd tussen uw ADSL- of kabelmodem en uw
thuisnetwerk om alle computers in het netwerk te beschermen.
Wanneer een firewall is geĆÆnstalleerd op een systeem, worden alle gegevens die vanaf en naar het
systeem worden verzonden, gecontroleerd en vergeleken met een reeks door de gebruiker
gedefinieerde beveiligingscriteria. Gegevens die niet aan deze criteria voldoen, worden geblokkeerd.
Software-updates installeren
Software van HP, Microsoft en derden die op de computer geĆÆnstalleerd is, moet regelmatig worden
bijgewerkt om beveiligingsproblemen te corrigeren en de prestaties van de software te verbeteren.
Zie voor meer informatie.
De installatie van Windows-updates
Het is mogelijk dat updates van het besturingssysteem en andere software beschikbaar zijn gekomen
nadat de computer is verzonden. Microsoft verzendt waarschuwingen met betrekking tot essentiƫle
updates. Installeer alle essentiƫle updates van Microsoft zodra u een waarschuwing ontvangt, om de
computer te beschermen tegen beveiligingslekken en computervirussen.
60 Hoofdstuk 9 Computer en gegevens beveiligen
Volg deze richtlijnen om er zeker van te zijn dat alle beschikbare updates op de computer zijn
geĆÆnstalleerd:
ā—
Voer Windows Update uit zodra u de computer gebruiksklaar heeft gemaakt. Typ w in het
Startscherm, selecteer Instellingen en selecteer daarna Windows Update.
ā—
Voer Windows Update daarna elke maand uit.
ā— Zodra updates van Windows en andere Microsoft-programma's beschikbaar zijn, moeten deze
worden gedownload van de Microsoft-website en via de koppeling Updates in Help en
ondersteuning.
De installatie van software-updates van HP en derden
Het verdient aanbeveling periodiek een update uit te voeren van de software en stuurprogramma's
die oorspronkelijk op de computer waren geĆÆnstalleerd. Ga naar de website van HP om de recentste
versies te downloaden. Voor ondersteuning in de VS gaat u naar
http://www.hp.com/go/contactHP.
Voor wereldwijde ondersteuning gaat u naar
http://welcome.hp.com/country/us/en/
wwcontact_us.html. Hier kunt u zich ook aanmelden voor het ontvangen van automatische
updateberichten wanneer nieuwe updates beschikbaar komen.
Als u na de aanschaf van de computer software van derden geĆÆnstalleerd hebt, update deze software
dan regelmatig. Softwarefabrikanten bieden software-updates van hun producten om
beveiligingsproblemen te corrigeren en de functionaliteit van de software te verbeteren.
Uw draadloos netwerk beveiligen
Schakel tijdens het instellen van het draadloze netwerk altijd de beveiligingsvoorzieningen in. Zie
Draadloos netwerk beveiligen op pagina 19 voor meer informatie.
Back-up maken van software-applicaties en gegevens
Maak regelmatig een back-up van uw software-applicaties en gegevens om deze te beveiligen tegen
permanent verlies of schade door een virusaanval or een software- of hardwarestoring. Zie
Back-ups
maken, bestanden terugzetten en herstellen op pagina 66 voor meer informatie.
Optionele beveiligingskabel gebruiken
De apart aan te schaffen beveiligingskabel is in de eerste plaats ontworpen als een afschrikmiddel,
maar het is mogelijk dat hij niet belet dat de computer verkeerd wordt gebruikt of wordt gestolen.
Sloten voor beveiligingskabels vormen slechts Ć©Ć©n onderdeel van een volledige beveiligingsoplossing
die u moet implementeren om de kans op diefstal te minimaliseren.
Het bevestigingspunt voor de beveiligingskabel op de computer kan er iets anders uitzien dan op de
afbeelding in dit gedeelte. Zie
Vertrouwd raken met de computer op pagina 4 voor de plaats van het
bevestigingspunt voor de beveiligingskabel.
1. Plaats de beveiligingskabel rond een beveiligd object.
2. Steek de sleutel (1) in het beveiligingskabelslot (2).
Uw draadloos netwerk beveiligen 61
3. Steek het beveiligingskabelslot in het bevestigingspunt voor de beveiligingskabel op de
computer (3) en vergrendel het kabelslot met de sleutel.
4. Haal de sleutel uit het slot en bewaar deze op een veilige plaats.
62 Hoofdstuk 9 Computer en gegevens beveiligen
10 Setup Utility (BIOS) (Setupprogramma
(BIOS)) en System Diagnostics
(Systeemdiagnose) gebruiken
Setup Utility (Setupprogramma) ofwel het BIOS (Basic Input/Output System) (Basis invoer/
uitvoersysteem) bevat instellingen voor de communicatie tussen alle invoer- en uitvoerapparaten in
het systeem (zoals de schijfeenheden, het scherm, het toetsenbord, de muis en de printer). Setup
Utility (BIOS) (Setupprogramma (BIOS)) bevat ook instellingen voor de types geĆÆnstalleerde
apparaten, de opstartvolgorde van de computer en de hoeveelheid systeemgeheugen en uitgebreid
geheugen.
Setup Utility (BIOS) (Setupprogramma (BIOS)) starten
Om de Setup Utility (BIOS) (Setupprogramma (BIOS)) te starten, moet u de computer inschakelen of
opnieuw starten, snel op de esc toets drukken en daarna de f10 toets indrukken.
Informatie over navigeren in Setup Utility (BIOS) (Setupprogramma (BIOS)) vindt u onder in het
scherm.
OPMERKING: Wees zeer voorzichtig wanneer u wijzigingen aanbrengt in Setup Utility (BIOS)
(Setupprogramma (BIOS)). Fouten kunnen ertoe leiden dat de computer niet meer goed functioneert.
BIOS-update uitvoeren
Bijgewerkte versies van het BIOS zijn beschikbaar via de website van HP.
De meeste BIOS-updates op de website van HP zijn verpakt in gecomprimeerde bestanden die
SoftPaqs worden genoemd.
Sommige downloadpakketten bevatten een bestand met de naam Readme.txt. Dit bestand bevat
informatie over de installatie en het oplossen van problemen.
BIOS-versie vaststellen
Als u wilt vaststellen of er een recentere BIOS-versie beschikbaar is voor de computer, moet u weten
welke versie van het systeem-BIOS momenteel is geĆÆnstalleerd.
Informatie over de BIOS-versie (ook wel ROM-datum of systeem-BIOS) genoemd) kunt u weergeven
door te drukken op fn+esc (als Microsoft Windows al is gestart) of door Setup Utility (BIOS) te
gebruiken.
1. Start Setup Utility (BIOS) (Setupprogramma (BIOS)).
2. Selecteer met de pijltoetsen Main (Hoofdmenu).
3. Als u Setup Utility (BIOS) (Setupprogramma (BIOS)) wilt afsluiten zonder uw wijzigingen op te
slaan, gebruikt u de pijltoetsen om Afsluiten te selecteren, selecteer Afsluiten en wijzigingen
niet opslaan en druk daarna op enter.
Setup Utility (BIOS) (Setupprogramma (BIOS)) starten 63
BIOS-update downloaden
VOORZICHTIG: Om het risico van schade aan de computer of een mislukte installatie te beperken,
downloadt en installeert u een BIOS-update alleen terwijl de computer met de netvoedingsadapter is
aangesloten op een betrouwbare externe voedingsbron. Download of installeer een BIOS-update niet
wanneer de computer op accuvoeding werkt of wanneer de computer is aangesloten op een
optioneel dockingapparaat of een optionele voedingsbron. Volg de onderstaande instructies tijdens
het downloaden en installeren:
Schakel de energievoorziening van de computer niet uit door de stekker van het netsnoer uit het
stopcontact te halen.
Sluit de computer niet af en activeer de slaapstand of de hibernationstand niet.
Zorg dat u geen apparaten, kabels of snoeren plaatst, verwijdert, aansluit of loskoppelt.
1. Selecteer de HP Support Assistant app in het Startscherm.
2. Selecteer Updates en Optimalisatie en selecteer daarna Nu controleren op HP-updates.
3. Volg de instructies op het scherm.
4. Voer in de downloadsectie de volgende stappen uit:
a. Zoek de meest recente BIOS-update en vergelijk deze met de BIOS-versie die momenteel
op de computer is geĆÆnstalleerd. Noteer de datum, naam of andere informatie waaraan u de
update kunt herkennen. Aan de hand van deze gegevens kunt u de update terugvinden
nadat deze naar de vaste schijf is gedownload.
b. Volg de instructies op het scherm om uw selectie te downloaden naar de vaste schijf.
Als de update recenter is dan uw BIOS moet u het pad noteren naar de locatie op uw vaste
schijf waar de BIOS-update werd geĆÆnstalleerd. U heeft dit pad nodig wanneer u klaar bent
om de update te installeren.
OPMERKING: Als de computer is aangesloten op een netwerk, raadpleegt u de
netwerkbeheerder voor u software-updates installeert, vooral als het gaat om updates van het
systeem-BIOS.
De procedures voor de installatie van BIOS-updates kunnen verschillen. Volg de instructies die op
het scherm verschijnen nadat het downloaden is voltooid. Als er geen instructies verschijnen, gaat u
als volgt te werk:
1. Typ v in het Startscherm en selecteer Verkenner.
2. Klik op de aanduiding van de vaste schijf. De aanduiding vaste schijf is gewoonlijk Lokaal station
(C:).
3. Gebruik het eerder genoteerde pad en open de map op de vaste schijf die de update bevat.
4. Dubbelklik op het bestand met de extensie .exe (bijvoorbeeld bestandsnaam.exe).
De installatie van het BIOS begint.
5. Volg de instructies op het scherm om de installatie te voltooien.
OPMERKING: Nadat een bericht verschijnt op het scherm dat de installatie geslaagd is, kunt u het
gedownloade bestand van de vaste schijf verwijderen.
64 Hoofdstuk 10 Setup Utility (BIOS) (Setupprogramma (BIOS)) en System Diagnostics
(Systeemdiagnose) gebruiken
Het gebruik van de System Diagnostics
(Systeemdiagnose)
Met System Diagnostics (Systeemdiagnose) kunt u diagnosetests uitvoeren om vast te stellen of de
hardware van de computer naar behoren werkt.
System Diagnostics (Systeemdiagnose) starten:
1. Schakel de computer in of start hem opnieuw, druk snel op de esc toets en druk daarna op f2.
2. Klik op de diagnosetest die u wilt uitvoeren en volg de instructies op het scherm.
OPMERKING: Als u een diagnosetest die wordt uitgevoerd wilt stoppen, drukt u op esc.
Het gebruik van de System Diagnostics (Systeemdiagnose) 65
11 Back-ups maken, bestanden
terugzetten en herstellen
De computer is voorzien van hulpmiddelen die het besturingssysteem en HP bieden om u te helpen
uw informatie te beschermen en indien nodig te herstellen. Deze hulpmiddelen helpen u uw computer
terug te brengen naar een correct werkende toestand of zelfs naar de oorspronkelijke
fabrieksinstellingen. Dit alles met eenvoudige stappen.
De volgende onderwerpen komen in dit hoofdstuk aan bod:
ā—
Herstelmedia en back-ups maken
ā—
Uw systeem terugzetten en herstellen
OPMERKING: Deze handleiding biedt een overzicht van de back-up, terugzetten en herstellen
opties. Voor meer informatie over de beschikbare hulpprogramma's kunt u Help en ondersteuning
raadplegen. Typ h in het Startscherm en selecteer Help en ondersteuning.
Voor meer informatie kunt u de HP Support Assistant app selecteren in het Startscherm, selecteer
Mijn computer en daarna Gebruikershandleidingen.
Herstelmedia en back-ups maken
Het herstel na een systeemfout is slechts zo goed als uw meest recente back-up.
1. Nadat u de computer correct hebt ingesteld, kunt u de HP Recovery Media maken. Deze stap
maakt een back-up van de HP herstelpartitie op de computer. De back-up kan worden gebruikt
om het oorspronkelijke besturingssysteem opnieuw te installeren indien de vaste schijf
beschadigd is of wordt vervangen.
Het HP Recovery Media dat u maakt, biedt u de volgende herstelopties:
ā—
Systeemherstelā€”Installeert het oorspronkelijke besturingssysteem en de programma's
opnieuw die in de fabriek werden geĆÆnstalleerd.
ā—
Herstel met geminimaliseerde imageā€”Installeert het besturingssysteem en alle hardware-
verwante stuurprogramma's en software opnieuw, maar geen andere
softwaretoepassingen.
ā—
Fabrieksinstellingen herstellenā€”Herstelt de oorspronkelijke fabrieksinstellingen van de
computer door alle informatie te verwijderen van de vaste schijf en de partities opnieuw te
maken. Daarna worden het besturingssysteem en de software geĆÆnstalleerd die in de
fabriek werden geĆÆnstalleerd.
66 Hoofdstuk 11 Back-ups maken, bestanden terugzetten en herstellen
Zie HP Recovery Media maken op pagina 67.
2. Maak systeemherstelpunten wanneer u hardware en programma's toevoegt. Een
systeemherstelpunt is een 'momentopname' van de vaste schijf dat op een bepaald tijdstip door
Windows Systeemherstel wordt opgeslagen. Een systeemherstelpunt bevat informatie die wordt
gebruikt in Windows, zoals de registerinstellingen. Windows maakt automatisch een
systeemherstelpunt tijdens een Windows-update en ander systeemonderhoud (zoals software-
updates, beveiligingsscans of systeemdiagnoses). U kunt op ieder moment handmatig een
systeemherstelpunt maken. Voor meer informatie en de verschillende stappen om specifieke
systeemherstelpunten te maken, kunt u Windows Helpen ondersteuning raadplegen. Typ h in
het Startscherm en selecteer Help en ondersteuning.
3. Maak een back-up van uw persoonlijke informatie wanneer u fotoĀ“s, videoĀ“s, muziek en andere
persoonlijke bestanden toevoegt. De Windows Bestandsgeschiedenis kan worden ingesteld
automatisch en regelmatig een back-up te maken van bestanden van bibliotheken, het
bureaublad, contactpersonen en favorieten. Als bestanden per ongeluk van de vaste schijf
worden verwijderd en niet meer via de Prullenbak kunnen worden hersteld, of als bestanden
beschadigd raken, is het herstellen van specifieke bestanden nuttig. Bestanden terugzetten kan
ook nuttig zijn als u ooit de computer wil herstellen door Windows opnieuw te installeren of als u
uw gegevens wilt terugzetten via HP Recovery Manager.
OPMERKING: Bestandsgeschiedenis is standaard uitgeschakeld en moet dus worden
ingeschakeld.
Voor meer informatie en de verschillende stappen om de Windows bestandsgeschiedenis in te
schakelen, kunt u Windows Helpen ondersteuning raadplegen. Typ h in het Startscherm en
selecteer Help en ondersteuning.
HP Recovery Media maken
HP Recovery Manager is een softwareprogramma dat een middel biedt om herstelmedia te maken na
de correcte instelling van de computer. HP Recovery Media biedt u de mogelijkheid een
systeemherstelprocedure uit te voeren als de vaste schijf beschadigd raakt. Het systeemherstel
installeert het oorspronkelijke besturingssysteem en de programma's die in de fabriek zijn
geĆÆnstalleerd, en configureert de instellingen van de programma's. HP Recovery Media kan ook
worden gebruikt om het systeem aan te passen of voor de vervanging van een vaste schijf.
ā—
U kunt slechts Ć©Ć©n set HP Recovery Media maken. Wees voorzichtig met deze herstelmiddelen
en bewaar ze op een veilige plaats.
ā—
HP Recovery Manager onderzoekt de computer en bepaalt de benodigde opslagcapaciteit voor
het lege USB-flashstation of het vereiste aantal lege dvd-schijven.
ā—
Als u herstelschijven wilt maken, moet uw computer een optisch station hebben met een dvd-
schrijver en u mag enkel kwalitatief hoogstaande blanco DVD-R, DVD+R, DVD-R DL, DVD+R
DL schijven gebruiken. Gebruik geen lees/schrijf-schijven zoals cdĀ±rw, dvdĀ±rw, dubbellaags dvd
Ā±rw en bd-re (herschrijfbare Blu-ray-schijven); deze zijn niet compatibel met de HP Recovery
Manager software. Of, u kunt een hoogwaardig leeg USB-flashstation gebruiken.
ā—
Als de computer geen geĆÆntegreerde optischeschijfeenheid heeft, kunt u een (afzonderlijk aan te
schaffen) optionele externe optischeschijfeenheid gebruiken om herstelschijven te maken of
kunt u herstelschijven voor de computer aanvragen via de website van HP. Voor ondersteuning
in de VS gaat u naar
http://www.hp.com/go/contactHP. Voor wereldwijde ondersteuning gaat u
naar
http://welcome.hp.com/country/us/en/wwcontact_us.html. Als u een extern optisch station
gebruikt, moet het rechtstreeks worden aangesloten op een USB-poort op de computer; het
station mag niet worden aangesloten op een USB-poort op een extern apparaat, zoals een USB-
hub.
Herstelmedia en back-ups maken 67
ā—
Zorg ervoor dat de computer is aangesloten op een netvoedingsbron voor u de herstelmedia
maakt.
ā—
Dit proces kan een uur of langer duren. Onderbreek het proces niet.
ā—
U kunt het programma eventueel afsluiten voor u klaar bent met het maken van herstelmedia.
HP Recovery Manager zal het branden van de huidige dvd afwerken. De volgende keer dat u
HP Recovery Manager opent, wordt u verzocht door te gaan met het maken van de back-up.
HP Recovery Media maken:
1. Typ herstel in het Startscherm en selecteer HP Recovery Manager.
2. Selecteer Herstelmedia maken en volg de instructies op het scherm om door te gaan.
Als u het systeem ooit moet herstellen, zie
Herstellen met HP Recovery Manager op pagina 70.
Terugzetten en herstellen
Er zijn verschillende opties om uw systeem te herstellen. Selecteer de methode die het best
overeenstemt met uw situatie en uw deskundigheidsniveau:
ā—
Als u uw persoonlijke bestanden en gegevens moet terugzetten, kunt u Windows
Bestandsgeschiedenis gebruiken om uw informatie terug te zetten op basis van de back-ups die
hebt gemaakt. Voor meer informatie en de verschillende stappen om Bestandsgeschiedenis te
gebruiken, kunt u Windows Help en ondersteuning raadplegen. Typ h in het Startscherm en
selecteer Help en ondersteuning.
ā—
Als u een probleem moet corrigeren met een voorgeĆÆnstalleerde toepassing of stuurprogramma
kunt u de optie Stuurprogramma's en toepassingen opnieuw installeren van de HP Recovery
Manager gebruiken om de individuele toepassing of het stuurprogramma opnieuw te installeren.
Typ herstel in het Startscherm, selecteer HP Recovery Manager en daarna
Stuurprogramma's en toepassingen opnieuw installeren en volg de instructies op het
scherm.
ā—
Als u het systeem wilt herstellen naar een vorige status zonder persoonlijke informatie te
verliezen, is Windows systeemherstel een optie. Systeemherstel biedt u de mogelijkheid
gegevens terug te zetten zonder de noodzaak Windows te moeten vernieuwen of opnieuw te
installeren. Windows maakt systeemherstelpunten tijdens een Windows update en ander
systeemonderhoud. Zelfs als u geen herstelpunt handmatig hebt gemaakt, kunt u opteren
gegevens terug te zetten naar een vorig punt dat automatisch werd gemaakt. Voor meer
informatie en de verschillende stappen om Windows systeemherstel te gebruiken, kunt u
Windows Help en ondersteuning raadplegen. Typ h in het Startscherm en selecteer Help en
ondersteuning.
ā— Als u een snelle en eenvoudige methode wilt om het systeem te herstellen zonder uw
persoonlijke informatie, instellingen of apps te verliezen die werden voorgeĆÆnstalleerd op uw
computer of die in de Windows Store werden gekocht, kunt u Windows vernieuwen overwegen.
Voor deze optie hoeft u geen back-up te maken van uw gegevens op een ander station. Zie
Windows Vernieuwen gebruiken voor een snel en eenvoudig herstel op pagina 69.
ā—
Als u uw computer wilt herstellen naar zijn oorspronkelijke status biedt Windows een eenvoudige
methode om alle persoonlijke gegevens, apps en instellingen te verwijderen en Windows
opnieuw te installeren.
Zie
Verwijder alles en installeer Windows opnieuw op pagina 69 voor meer informatie.
ā—
Als u uw computer wilt herstellen op basis van een geminimaliseerde image kunt u de HP
Herstel met geminimaliseerde image optie (enkel bepaalde modellen) of HP Recovery Media
68 Hoofdstuk 11 Back-ups maken, bestanden terugzetten en herstellen
selecteren. Herstel met geminimaliseerde image installeert enkel stuurprogramma's en hardware
inschakelende toepassingen. Andere toepassingen omvat in de image blijven beschikbaar voor
installatie via de optie Stuurprogramma's en toepassingen opnieuw installeren in HP Recovery
Manager.
Zie voor meer informatie.
ā—
Als u de oorspronkelijke fabriekspartities en inhoud van uw computer wilt herstellen, kunt u de
optie Systeemherstel selecteren in HP Recovery Media. Zie voor meer informatie.
ā—
Als u de vaste schijf hebt vervangen, kunt u de optie Fabrieksinstellingen herstellen gebruiken in
HP Recovery Media om de fabrieksimage te herstellen op het nieuwe station. Zie
Herstellen met
HP Recovery Manager op pagina 70 voor meer informatie.
ā— Als u de herstelpartitie wilt verwijderen om ruimte vrij te maken op de vaste schijf biedt de HP
Recovery Manager de optie Herstelpartitie verwijderen.
Zie voor meer informatie.
Windows Vernieuwen gebruiken voor een snel en eenvoudig herstel
Als de computer niet correct werkt en u systeemstabiliteit wilt herstellen, biedt de optie Vernieuwen
van Windows u de mogelijkheid vanaf nul te beginnen en te behouden wat u belangrijk vindt.
BELANGRIJK: Vernieuwen verwijdert alle traditionele toepassingen die niet oorspronkelijk op het
systeem werden geĆÆnstalleerd in de fabriek.
OPMERKING: Tijdens het vernieuwen, wordt een lijst met verwijderde toepassingen opgeslagen
zodat u snel kunt controleren wat u mogelijk opnieuw moet installeren. Zie Help en ondersteuning
voor instructies met betrekking tot het opnieuw installeren van de traditionele toepassingen. Typ h in
het Startscherm en selecteer Help en ondersteuning.
OPMERKING: Mogelijk wordt bij gebruik van Vernieuwen om uw toestemming of wachtwoord
gevraagd. Raadpleeg Help en ondersteuning voor meer informatie. Typ h in het Startscherm en
selecteer Help en ondersteuning.
Vernieuwen starten:
1. In het Startscherm, wijs naar de rechter bovenhoek of benedenhoek van het scherm om de
charms weer te geven.
2. Klik op Instellingen.
3. Klik op PC-instellingen wijzigen in de rechter benedenhoek van het scherm en selecteer
daarna Algemeen in het PC-instellingenscherm.
4. In Vernieuw de pc zonder dat dit van invloed is op bestanden, selecteer Aan de slag en
volg de instructies op het scherm.
Verwijder alles en installeer Windows opnieuw
Soms wilt u uw computer in detail opnieuw formatteren of uw persoonlijke informatie verwijderen voor
u uw computer weggeeft of recycleert. De procedure beschreven in dit hoofdstuk biedt een snelle,
eenvoudige methode om de computer te herstellen in de oorspronkelijke status. Deze optie verwijdert
alle persoonlijke gegevens, apps en instellingen van uw computer en installeert Windows opnieuw.
BELANGRIJK: Deze optie biedt geen back-ups van uw informatie. Voor u deze optie gebruikt,
moet u een back-up maken van al uw persoonlijke gegevens die u wilt behouden.
U kunt deze optie initialiseren met de f11-toets of in het Startscherm.
Terugzetten en herstellen 69
Het gebruik van de f11-toets:
1. Druk op f11 terwijl de computer opstart.
ā€“ of ā€“
Druk op f11 en houd de toets ingedrukt terwijl u op de aan/uit-knop drukt.
2. Selecteer Probleemoplossen in het menu Opstartopties.
3. Selecteer Vernieuw de pc en volg de instructies op het scherm.
Het gebruik van het Startscherm:
1. In het Startscherm, wijs naar de rechter bovenhoek of benedenhoek van het scherm om de
charms weer te geven.
2. Klik op Instellingen.
3. Klik op PC-instellingen wijzigen in de rechter benedenhoek van het scherm en selecteer
daarna Algemeen in het PC-instellingenscherm.
4. In Verwijder alles en installeer Windows opnieuw, selecteer Aan de slag en volg de
instructies op het scherm.
Herstellen met HP Recovery Manager
HP Recovery Manager biedt u de mogelijkheid u de computer te herstellen naar de oorspronkelijke
fabrieksinstellingen. Op basis van het HP Recovery Media dat u hebt gemaakt, kunt u een van de
volgende herstelopties selecteren:
ā—
Systeemherstelā€”Installeert het oorspronkelijke besturingssysteem en configureert de
instellingen voor de programma's die in de fabriek werden geĆÆnstalleerd.
ā— Herstel met geminimaliseerde imageā€”Installeert het besturingssysteem en alle hardware-
verwante stuurprogramma's en software opnieuw, maar geen andere softwaretoepassingen.
ā—
Fabrieksinstellingen herstellenā€”Herstelt de oorspronkelijke fabrieksinstellingen van de
computer door alle informatie te verwijderen van de vaste schijf en de partities opnieuw te
maken. Daarna worden het besturingssysteem en de software geĆÆnstalleerd die in de fabriek
werden geĆÆnstalleerd.
De HP herstelpartitie (enkel bepaalde modellen) biedt Herstel met geminimaliseerde image.
Wat u moet weten
ā—
HP Recovery Manager herstelt alleen software die in de fabriek is geĆÆnstalleerd. Voor software
die niet bij deze computer is meegeleverd, moet de software worden gedownload van de
website van de fabrikant of moet de software opnieuw worden geĆÆnstalleerd vanaf de media die
door de fabrikant is geleverd.
ā—
Ieder herstel via de HP Recovery Manager moet worden gebruikt als laatste redmiddel om
computerproblemen op te lossen.
ā—
De HP Recovery Media moet worden gebruikt als de vaste schijf van de computer defect is.
ā—
Om de opties Fabrieksinstellingen herstellen of Systeemherstel te kunnen gebruiken, moet u HP
herstelmedium gebruiken.
ā—
Als de HP Recovery Media niet werken, kunt u herstelmedia voor uw systeem aanvragen op de
website van HP. Voor ondersteuning in de VS gaat u naar
http://www.hp.com/go/contactHP.
70 Hoofdstuk 11 Back-ups maken, bestanden terugzetten en herstellen
Voor wereldwijde ondersteuning gaat u naar http://welcome.hp.com/country/us/en/
wwcontact_us.html.
BELANGRIJK: De HP Recovery Manager biedt niet automatisch back-ups van uw persoonlijke
gegevens. Voor u de herstelprocedure uitvoert, moet u een back-up maken van al uw persoonlijke
gegevens die u wilt behouden.
Het gebruik van de HP herstelpartitie om een geminimaliseerde image te herstellen
(enkel bepaalde modellen)
Met de HP herstelpartitie (enkel bepaalde modellen) kunt u geminimaliseerd herstellen met een
image zonder dat u herstelschijven of een herstel-flashstation nodig heeft. Dit type herstelactie kan
alleen worden gebruikt als de vaste schijf nog werkt.
HP Recovery Manager starten van op de HP herstelpartitie:
1. Druk op f11 terwijl de computer opstart.
ā€“ of ā€“
Druk op f11 en houd de toets ingedrukt terwijl u op de aan/uit-knop drukt.
2. Selecteer Probleemoplossen in het menu Opstartopties.
3. Selecteer HP Recovery Manager en volg de instructies op het scherm.
Het gebruik van HP Recovery Media voor herstelacties
U kunt HP Recovery Media gebruiken maken om het origineel systeem te herstellen Deze methode
kan worden gebruikt als het systeem geen HP herstelpartitie heeft of als de vaste schijf niet correct
werkt.
1. Maak indien mogelijk een back-up van al uw persoonlijke bestanden.
2. Voer de eerste HP herstelschijf die u hebt gemaakt in een optioneel extern optisch station en
start de computer opnieuw op.
ā€“ of ā€“
Plaats het HP herstel-flashstation dat u hebt gemaakt in een USB-poort van uw computer en
start de computer opnieuw op.
OPMERKING: als de computer niet automatisch opnieuw opstart in HP Recovery Manager,
wijzigt u de opstartvolgorde van de computer. Zie
Opstartvolgorde van de computer wijzigen
op pagina 71.
3. Volg de instructies op het scherm.
Opstartvolgorde van de computer wijzigen
Als de computer niet opnieuw start in HP Recovery Manager kunt u de opstartvolgorde van de
computer wijzigen. Dit is de volgorde van de apparaten gerangschikt in de BIOS waar de computer
de opstartƮnformatie zoekt. U kunt de selectie wijzigen voor een optisch station of een USB flash
drive.
De opstartvolgorde wijzigen:
1. Voer de HP Recovery Media in die u hebt gemaakt.
2. Start de computer opnieuw op.
Terugzetten en herstellen 71
3. Druk op esc en houd de toets ingedrukt terwijl de computer opnieuw opstart en druk daarna op
f9 voor opstartopties.
4. Selecteer het optisch station of de USB flash drive waarvan u wilt opstarten.
5. Volg de instructies op het scherm.
De HP herstelpartitie verwijderen
De HP Recovery Manager software biedt u de mogelijkheid de HP herstelpartitie te verwijderen om
ruimte vrij te maken op uw vaste schijf.
BELANGRIJK: Als u de HP herstelpartitie verwijdert, kunt u de opties Windows vernieuwen,
Windows Alles verwijderen en Windows opnieuw installeren, of de HP Recovery Manager niet meer
gebruiken voor geminimaliseerd herstellen met image. Maak een HP Recovery Media aan voor u de
herstelpartitie verwijdert om zeker te zijn dat u herstelopties hebt; Zie
HP Recovery Media maken
op pagina 67.
Volg deze stappen om de HP Herstelpartitie te verwijderen:
1. Typ herstel in het Startscherm en selecteer HP Recovery Manager.
2. Selecteer Herstelpartitie verwijderen en volg de instructies op het scherm om door te gaan.
72 Hoofdstuk 11 Back-ups maken, bestanden terugzetten en herstellen
12 Specificaties
Ingangsvermogen
De gegevens over elektrische voeding in dit gedeelte kunnen van pas komen als u internationaal wilt
reizen met de computer.
De computer werkt op gelijkstroom, die kan worden geleverd via netvoeding of via een voedingsbron
voor gelijkstroom. De netvoedingsbron moet 100-240 V, 50-60 Hz als nominale specificaties hebben.
Hoewel de computer kan worden gevoed via een aparte voedingsbron voor gelijkstroom, wordt u
dringend aangeraden de computer alleen aan te sluiten via een netvoedingsadapter of een
voedingsbron voor gelijkstroom die door HP is geleverd en goedgekeurd voor gebruik met deze
computer.
De computer is geschikt voor gelijkstroom binnen de volgende specificaties. Bedrijfsnetspanning en
werkstroom variƫren per platform.
Ingangsvermogen Capaciteit
Netspanning in bedrijf en werkstroom 19,5 V gelijkstroom bij 3,33 A - 65 W
19,5 V bij 4,62 A - 90 W
Netstekker van externe HP voeding
OPMERKING: Dit product is ontworpen voor IT-elektriciteitsnetten in Noorwegen met een fase-
fasespanning van maximaal 240 V wisselspanning.
OPMERKING: De bedrijfsspanning en werkstroom van de computer vindt u op het label met
kennisgevingen.
Omgevingsvereisten
Factor Metrisch VS
Temperatuur
In bedrijf 5Ā°C tot 35Ā°C 41Ā°F tot 95Ā°F
Buiten bedrijf -20Ā°C tot 60Ā°C -4Ā°F tot 140Ā°F
Relatieve luchtvochtigheid (zonder condensatie)
In bedrijf 10% tot 90% 10% tot 90%
Buiten bedrijf 5% tot 95% 5% tot 95%
Maximale hoogte (zonder drukcabine)
Ingangsvermogen 73
In bedrijf -15 m tot 3048 m -50 ft tot 10.000 ft
Buiten bedrijf -15 m tot 12.192 m -50 ft tot 40.000 ft
74 Hoofdstuk 12 Specificaties
13 Elektrostatische ontlading
Elektrostatische ontlading is het vrijkomen van statische elektriciteit wanneer twee objecten met
elkaar in aanraking komen, bijvoorbeeld de schok die u krijgt wanneer u over tapijt loopt en
vervolgens een metalen deurklink aanraakt.
Elektronische onderdelen kunnen worden beschadigd door de ontlading van statische elektriciteit
vanaf vingers of andere elektrostatische geleiders. Neem de volgende voorschriften in acht om het
risico van schade aan de computer of een schijfeenheid, of verlies van gegevens te beperken:
ā—
Als u de computer moet loskoppelen met het oog op instructies voor het verwijderen of
installeren van onderdelen, moet u voor een goede aarding zorgen voor u de computer
loskoppelt. Pas daarna kunt u de behuizing openen.
ā— Houd onderdelen in de antistatische verpakking tot u klaar bent om ze te installeren.
ā— Raak geen pinnen, aansluitingen en circuits aan. Zorg dat u elektronische onderdelen zo weinig
mogelijk hoeft aan te raken.
ā—
Gebruik niet-magnetische gereedschappen.
ā— Raak voor u de onderdelen aanraakt, een ongeverfd metalen oppervlak aan, zodat u niet
statisch geladen bent.
ā—
Als u een onderdeel verwijdert, plaatst u dit in een antistatische verpakking.
Neem contact op met de ondersteuning als u meer wilt weten over statische elektriciteit of hulp nodig
heeft bij het verwijderen of installeren van onderdelen.
75
Index
A
aan/uit
accu 38
besparen 37, 39
aan/uit-knop, herkennen 12
Aan/uit-lampjes, herkennen 5
accu
afvoeren 40
opbergen 40
vervangen 40
voeding besparen 39
accu-informatie, zoeken 38
accu-ontgrendeling 14
accuruimte 14, 16
accutemperatuur 40
accuvoeding 38
actietoetsen
afspelen, pauzeren,
hervatten 32
draadloze communicatie 32
geluid harder 32
geluid uit 32
geluid zachter 32
helderheid van beeldscherm
verhogen 32
Help en ondersteuning 32
herkennen 13
schakelen tussen
beeldschermen 32
volgend nummer of
hoofdstuk 32
vorig nummer of hoofdstuk 32
Actietoetsen
helderheid van beeldscherm
verlagen 32
afsluiten 42
Antivirussoftware, gebruiken 60
audio 23
audiofuncties, controleren 24
audiofuncties controleren 24
audio-ingang (microfooningang)
6
audio-uitgang
(hoofdtelefoonuitgang) 7
B
back-up maken
persoonlijke bestanden 67
back-up maken, van software en
gegevens 61
back-ups 66
bedieningselementen voor
draadloze communicatie
besturingssysteem 17
knop 17
Wireless Assistant (Assistent
voor draadloze communicatie)
software 17
Bedrijfs-WLAN, verbinding
maken 20
besparen, voeding 39
beste praktijken 1
Beveiliging, draadloze
communicatie 19
beveiligingskabel installeren 61
bevestigingspunt voor
beveiligingskabel
bevestigingspunt voor
beveiligingskabel,
herkennen 5
BIOS
bijwerken 63
een update downloaden 64
versie vaststellen 63
Bluetooth-apparaat 17, 21
Bluetooth label 16
C
Caps lock-lampje, herkennen 10
compartiment van de module voor
draadloze communicatie,
herkennen 15
compartiment voor
geheugenmodule herkennen 15
computer, reizen met 40
computer opnieuw instellen 69
Configureren, audio voor HDMI
25
connector
audio-ingang (microfoon) 6
audio-uitgang (hoofdtelefoon)
7
Connector, netvoeding 5
connectoren
netwerk 6
RJ-45 (netwerk) 6
CyberLink PowerDVD 26
D
de computer uitschakelen 42
Digitale kaart
invoeren 46
Digitale-mediaslot, herkennen 7
Draadloos netwerk, beveiligen 61
Draadloos netwerk (WLAN)
bedrijfs-WLAN, verbinding
maken 20
benodigde apparatuur 19
beveiliging 19
effectief bereik 20
gebruiken 18
openbaar WLAN, verbinding
maken 20
verbinding maken 20
E
een accu opbergen 40
een netvoedingsadapter testen
41
elektrostatische ontlading 75
Energiebeheerschema 37
energiemeter 37
Energiemeter gebruiken 37
esc-toets, herkennen 13
externe apparaten 45
externemonitorpoort 6
externe netstroom, gebruiken 40
F
f4-toets 25
Firewallsoftware 60
fn-toets, herkennen 13, 33
76 Index
G
geheugenmodule
invoeren 54
vervangen 52
verwijderen 53
GeĆÆntegreerd numeriek
toetsenblok 33
GeĆÆntegreerd numeriek
toetsenblok, herkennen 34
GeĆÆntegreerd webcamlampje,
herkennen 8
geminimaliseerde image
maken 70
H
HDMI
configureren, audio 25
HDMI-poort, herkennen 6
HDMI-poort, verbinding maken
met 24
herstellen 68
ondersteunde schijven 67
schijven 67
Herstellen 69
Het gebruik van de HP
Recovery Manager 68
HP Recovery Manager 70
media 71
schijven 71
starten 71
systeem 70
USB flash drive 71
Herstelmedia
maken 67
maken met HP Recovery
Manager 68
herstel met geminimaliseerde
image 71
herstelpartitie
verwijderen 72
Herstelpartitie 71
het gebruik van externe
netstroom 40
Hibernationstand
afsluiten 36
geactiveerd bij kritiek lage
acculading 39
initialiseren 35, 36
High-definitionapparatuur,
aansluiten 24
hoofdtelefoon
verbinden 23
HP 3D DriveGuard 51
HP herstelpartitie 71
Herstellen 71
verwijderen 72
HP Recovery Manager 70
opstartproblemen corrigeren
71
starten 71
HP Recovery Media
Herstellen 71
maken 67
hubs 44
I
in-/uitzoomen,
Touchpadbeweging 29
informatie over kennisgevingen
label met kennisgevingen 16
labels met keurmerk voor
draadloze communicatie 16
ingangsvermogen 73
installeren
essentiƫle updates 60
optionele beveiligingskabel 61
Instellen, WLAN 19
Intel Rapid Start Technology 35
Interne microfoon, herkennen 7
Internetbeveiligingssoftware,
gebruiken 60
Internetverbinding instellen 19
K
Kabels
USB 45
knijpen, Touchpadbeweging 29
knoppen
aan/uit 12
links Touchpad 9
rechts Touchpad 9
Touchpad aan/uit 9
knop voor draadloze
communicatie 17
kritiek lage acculading 39
L
label met keurmerk voor draadloze
communicatie 16
labels
Bluetooth 16
kennisgevingen 16
keurmerk voor draadloze
communicatie 16
serienummer 15
service 15
WLAN 16
lampje geluid uit, herkennen 10
lampjes
Caps Lock 10
draadloze communicatie 11
geluid uit 10
Netvoedingsadapter 5
Touchpad 9, 11
vaste schijf 5
Lampjes
aan/uit 5
Optischeschijfeenheid 4
webcam 8
lampje voor draadloze
communicatie 11, 17
LAN
verbinden 21
leuke dingen om te doen 1
Luchthavenbeveiliging 48
luidsprekers
verbinden 23
luidsprekers, herkennen 12
M
microfoon
verbinden 24
Muis, externe
voorkeuren instellen 27
muziek 23
N
Netvoedingsadapter, testen 41
Netvoedingsadapterlampje,
herkennen 5
Netvoedingsconnector
herkennen 5
netwerkconnector, herkennen 6
netwerkkabel
vereisten LAN 21
Num Lock-toets, herkennen 34
O
Omgevingsvereisten 73
onderdelen
beeldscherm 7
Index 77
bovenkant 9
Onderkant 14
Onderdelen
linkerkant 6
rechterkant 4
onderhoud
Schijfdefragmentatie 51
Schijfopruiming 52
ondersteunde schijven
herstellen 67
ontgrendeling, accu 14
Oorspronkelijk systeem,
herstellen 70
Openbaar WLAN, verbinding
maken 20
opnieuw instellen
computer 69
stappen 69
Opnieuw instellen
computer 68
Opstartvolgorde
HP Recovery Manager
wijzigen 71
optionele externe apparaten,
gebruiken 45
Optischeschijfeenheid,
herkennen 4
Optischeschijfeenheid lampje,
herkennen 4
P
poorten
externe monitor 6
HDMI 6
USB 3.0 6
Poorten
HDMI 24
PowerDVD 26
productnaam en productnummer,
computer 15
R
randveegbewegingen 29
vanaf rechterrand vegen 30
vegen vanaf bovenrand 30
recycleren
computer 68, 69
reizen met computer 40, 56
reizen met de computer 16
RJ-45-(netwerk)connector,
herkennen 6
S
Schijfdefragmentatie software 51
Schijfopruiming software 52
schuiven, Touchpadbeweging 28
serienummer 15
serienummer, van computer 15
servicelabels
zoeken 15
Setup Utility (BIOS)
(Setupprogramma (BIOS))
wachtwoorden 59
Slaapstand
afsluiten 36
initialiseren 35, 36
Slots
Digitale media 7
Sneltoetsen
De Microsoft Windows 8
sneltoetsen 33
software
Schijfopruiming 52
Software
CyberLink PowerDVD 26
Schijfdefragmentatie 51
software-updates, installeren 60
Software-updates van HP en
derden, installeren 61
Systeemherstel 70
systeemherstelpunt
bezig met terugzetten 68
maken 67
systeeminformatie
toegangstoets 33
systeem reageert niet 42
T
temperatuur 40
terugzetten
Windows
Bestandsgeschiedenis 68
toegangstoetsen
beschrijving 33
gebruiken 33
systeeminformatie
weergeven 33
toetsen
actie 13
esc 13
fn 13
Windows-applicaties 13
Windows-logo 13
Toetsen
het gebruik van de
actietoetsen 31
het gebruik van de toetsen 31
Toetsenbord en muis
toetsenbord en muis
gebruiken 31
toetsenbord toegangstoetsen,
herkennen 33
Touchpad
knoppen 9
Touchpad, aan/uit-knop 9
Touchpadbewegingen 29, 30
in-/uitzoomen 29
knijpen 29
randā€”veegbewegingen 31
schuiven 28
Touchpadlampje 9
Touchpad leeslampje 11
Touchpad zone, herkennen 9
U
USB 3.0-poorten, herkennen 6
USB-apparaten
beschrijving 44
verbinden 44
verwijderen 45
USB-hubs 44
USB-kabel, aansluiten 45
uw computer onderhouden 55
uw computer reinigen 55
V
vaste schijf
HP 3D DriveGuard 51
vasteschijflampje 5
vasteschijfruimte herkennen 15
vegen vanaf linkerrand 31
ventilatieopeningen, herkennen
15
Ventilatieopeningen, herkennen
6
Verbinding maken met een
WLAN 20
vernieuwen
computer 68
78 Index
Vernieuwen 69
verwijder alles en installeer
Windows opnieuw 69
Verwijderde bestanden
bezig met terugzetten 68
verzenden van computer 56
video 24
W
Wachtwoordbeveiliging instellen
voor beƫindigen slaapstand 37
wachtwoorden
Setup Utility (BIOS)
(Setupprogramma (BIOS))
59
Windows 59
wachtwoorden gebruiken 58
webcam 23
webcam, herkennen 8
webcamlampje, herkennen 8
Windows
back-up 67
bestanden terugzetten 68
Bestandsgeschiedenis 67, 68
opnieuw installeren 68, 69
opnieuw instellen 69
systeemherstelpunt 67, 68
Vernieuwen 68, 69
verwijder alles en installeer de
optie opnieuw 69
Windows-applicatietoets,
herkennen 13
Windows-logotoets, herkennen
13
Windows-updates, installeren 60
Windows-wachtwoorden 59
Wireless Assistant (Assistent voor
draadloze communicatie)
software 17
WLAN-antennes, herkennen 7
WLAN-apparaat 16, 18
WLAN label 16
Index 79
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89