Dell 2355dn Multifunction Mono Laser Printer Gebruikershandleiding

Categorie
Multifunctionals
Type
Gebruikershandleiding
Dell™ 2355dn Laser MFP
Gebruikershandleiding
1
Gebruikershandleiding Dell
TM
2355dn Laser MFP
Klik op de koppelingen links voor informatie over de functies, opties en werking van de printer.
Zie "Informatie zoeken" voor informatie over andere documentatie die met uw printer werd
geleverd.
Ga als volgt te werk om nieuwe tonercassettes of verbruiksartikelen te bestellen bij Dell:
1
Dubbelklik op het pictogram
Toner voor de Dell 2355 dn multifunctionele laserprinter
bestellen
op het bureaublad.
OF
2
Bezoek de website van Dell of bestel printerbenodigdheden van Dell per telefoon.
http://www.dell.com/supplies
Contact opnemen met Dell
OPMERKING: Als u geen actieve internetverbinding hebt, vindt u de contactinformatie
op uw aankoopbon, pakbon, factuur of in de productcatalogus van Dell.
Dell biedt verschillende online en telefonische ondersteunings- en serviceopties.
De beschikbaarheid varieert per land en per product, en sommige services zijn mogelijk niet
beschikbaar in uw regio. U kunt als volgt contact opnemen met Dell voor vragen
aan de verkoopafdeling, technische ondersteuning of klantenservice:
1
Ga naar
www.support.dell.com
.
2
Controleer uw land of regio in het vervolgkeuzemenu
Choose A Country/Region
onderaan op de pagina.
3
Klik op
Contact Us
aan de linkerzijde van de pagina.
4
Selecteer de toepasselijke koppeling voor de service of ondersteuning die u nodig hebt.
5
Kies de manier om contact op te nemen met Dell die u het best uitkomt.
2
Opmerkingen en waarschuwingen
OPMERKING: Een OPMERKING duidt op belangrijke informatie die u helpt om uw printer beter
te gebruiken.
VOORZICHTIG: Een tekst met de aanduiding VOORZICHTIG wijst op mogelijke schade voor
de apparatuur of op gegevensverlies en informeert u hoe u het probleem kunt vermijden.
LET OP: Een WAARSCHUWING duidt op mogelijke schade aan eigendommen, persoonlijk letsel
of levensgevaar.
____________________
De informatie in dit document kan zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.
2010 Dell Inc. Alle rechten voorbehouden.
Het is ten strengste verboden dit document op enigerlei wijze te verveelvoudigen zonder
de schriftelijke toestemming van Dell Inc.
Handelsmerken die in deze tekst voorkomen:
Dell
, het
logo van DELL
,
Inspiron
,
Dell
Precision
,
Dimension
,
OptiPlex
,
Latitude
,
PowerEdge
,
PowerVault
,
PowerApp
,
Dell
OpenManage
en het logo van
YOURS IS HERE
zijn handelsmerken van Dell Inc.;
Intel
,
Pentium
en
Celeron
zijn gedeponeerde handelsmerken van Intel Corporation in de VS en
andere landen;
Microsoft
,
Windows
,
Windows
Server
,
MS-DOS,Windows
Vista
en
Windows
7
zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van Microsoft Corporation
in de Verenigde Staten en/of andere landen.
Andere handelsmerken en handelsnamen kunnen in dit document worden gebruikt
om te verwijzen naar de entiteiten die aanspraak maken op de merken en namen van hun
producten. Dell Inc. wijst alle eigendomsbelangen in handelsmerken en handelsnamen
van derden af.
____________________
3
Informatie zoeken
Wat zoekt u? Zoek het hier
•Stuurprogramma's voor
mijn printer
•Mijn
gebruikershandleiding
CD Software and Documentation
U kunt de CD Software and Documentation gebruiken
om de stuurprogramma's en hulpprogramma's te
installeren/verwijderen/opnieuw te installeren
of uw gebruikershandleiding raadplegen. Voor meer informatie
zie "
Software-overzicht".
De CD Software and Documentation kan Readme-bestanden
bevatten met de meest recente updates over technische wijzigingen
van de printer of met geavanceerd technisch referentiemateriaal voor
ervaren gebruikers of technici.
• Hoe mijn printer te
gebruiken
Naslaggids
LET OP: Lees alle veiligheidsinstructies in de
Productinformatiegids en volg deze op voordat u de printer
installeert en gebruikt.
OPMERKING: Afhankelijk van uw land wordt de naslaggids
mogelijk niet bij uw product geleverd.
Hoe mijn printer
installeren
Installatieschema
• Veiligheidsinformatie
• Garantiegegevens
• Wettelijk verplichte
informatie
Productinformatiegids
Dell 2355dn MFP Quick Reference Guide
lenaP rotarepO
Touch Screen
Front
Back
Quick Reference Guide
Quick Reference Guide
Front
1. LCD: Display.
2. Status LED: Shows the status of your machine.
3. Job Status button: Shows the jobs.
4. M/C Setup button: Leads you to the machine setup and advanced settings.
5 Start button: Initiate operation.
6. Cancel button: Cancel displayed operation.
1. LCD: Display.
2. Status LED: Shows the status of your machine.
3. Job Status button: Shows the jobs.
4. M/C Setup button: Leads you to the machine setup and advanced settings.
5 Start button: Initiate operation.
6. Cancel button: Cancel displayed operation.
1. LCD: Display.
2. Status LED: Shows the status of your machine.
3. Job Status button: Shows the jobs.
4. M/C Setup button: Leads you to the machine setup and advanced settings.
5 Start button: Initiate operation.
6. Cancel button: Cancel displayed operation.
1. USB port
2. Locking slot
3. Network port
4. Optional tray 2 cable
connector
5. Telephone line socket (Line)
6. Extension telephone socket (EXT)
7. Rear door
8. Power receptacle
9. Power switch
10. Express ervice code
11. Optional memory
12. Optional wireless card
1.
Copy: Enters the copy menu.
2. Fax: Enters the fax menu.
3. Scan: Enters the scan menu.
4. Setup: Enters the advanced settings.
5. None: You can set the option which is frequently uses on
main screen. Also you can change shortcut name as well.
6. : Shows the main screen.
7. : Enters the LCD brightness, the USB memory,
language, and job status.
8. : Return to the upper menu.
9. : Scroll through available options.
10. : Start a job.
Front
Front
Operator Panel
Operator Panel
Touch Screen
Touch Screen
13
1
7
1
3
4
7
8
5
2
6
9
10
11
12
14
15
1. DADF
2. Document width guides
3. Document input tray
4. Document output tray
5. Operator panel
6. Output tray (face down)
7. MPF (Multi purpose feeder)
8. Front cover
9. Tray 1
10. Optional tray 2
11. USB memory port
12. Paper output extension
13. Document glass
14. Toner cartridge
15. Express ervice code
1. DADF
2. Document width guides
3. Document input tray
4. Document output tray
5. Operator panel
6. Output tray (face down)
7. MPF (Multi purpose feeder)
8. Front cover
9. Tray 1
10. Optional tray 2
11. USB memory port
12. Paper output extension
13. Document glass
14. Toner cartridge
15. Express ervice code
1. DADF
2. Document width guides
3. Document input tray
4. Document output tray
5. Operator panel
6. Output tray (face down)
7. MPF (Multi purpose feeder)
8. Front cover
9. Tray 1
10. Optional tray 2
11. USB memory port
12. Paper output extension
13. Document glass
14. Toner cartridge
15. Express ervice code
Back
Back
1
2
3
5
4
6
8
9
10
11
12
1. USB port
2. Locking slot
3. Network port
4. Optional tray 2 cable
connector
5. Telephone line socket (Line)
6. Extension telephone socket (EXT)
7. Rear door
8. Power receptacle
9. Power switch
10. Express ervice code
11. Optional memory
12. Optional wireless card
1. USB port
2. Locking slot
3. Network port
4. Optional tray 2 cable
connector
5. Telephone line socket (Line)
6. Extension telephone socket (EXT)
7. Rear door
8. Power receptacle
9. Power switch
10. Express ervice code
11. Optional memory
12. Optional wireless card
1.
Copy: Enters the copy menu.
2. Fax: Enters the fax menu.
3. Scan: Enters the scan menu.
4. Setup: Enters the advanced settings.
5. None: You can set the option which is frequently uses on
main screen. Also you can change shortcut name as well.
6. : Shows the main screen.
7. : Enters the LCD brightness, the USB memory,
language, and job status.
8. : Return to the upper menu.
9. : Scroll through available options.
10. : Start a job.
1.
Copy: Enters the copy menu.
2. Fax: Enters the fax menu.
3. Scan: Enters the scan menu.
4. Setup: Enters the advanced settings.
5. None: You can set the option which is frequently uses on
main screen. Also you can change shortcut name as well.
6. : Shows the main screen.
7. : Enters the LCD brightness, the USB memory,
language, and job status.
8. : Return to the upper menu.
9. : Scroll through available options.
10. : Start a job.
4
Express Service Code Express Service Code
Geef de identificatiegegevens van uw printer wanneer u gebruik
maakt van support.dell.com of de technische ondersteuning
contacteert.
Voer de Express Service Code in om uw oproep te sturen, wanneer
u de technische ondersteuning contacteert. De Express Service
Code is niet in alle landen beschikbaar.
•Meest recente
stuurprogramma's voor mijn
printer
Antwoorden op vragen van
technische dienst
en ondersteuning
Documentatie voor mijn
printer
Dell Support Website: support.dell.com
Op de Dell Support Website vindt u verschillende on
line-hulpmiddelen, inclusief:
Oplossingen - Tips bij het oplossen van problemen, artikels
geschreven door t'technici en on line cursussen
Upgrades - Upgrade-informatie voor componenten, zoals geheugen
Klantenzorg - Contactinformatie, ordersstatus, garantie
en informatie over reparaties
Downloads - Stuurprogramma's
Informatie - Printerdocumentatie en productspecificaties
U krijgt toegang tot Dell Support via
support.dell.com
. Selecteer
uw regio op de pagina WELCOME TO DELL SUPPORT
en vul de gevraagde gegevens in om hulpmiddelen en informatie
op te vragen.
Wat zoekt u? Zoek het hier
5
Inhoud
Gebruikershandleiding DellTM 2355dn Laser MFP . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1
Contact opnemen met Dell . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1
Informatie zoeken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3
De printer uitpakken. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
Over de printer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
Voorkant . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
Achterkant . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21
Functies van de knoppen op het bedieningspaneel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
Algemene toetsen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
Functietoetsen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
Faxtoetsen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
Informatie over de status-LED . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23
Het beginscherm . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24
Aanraakscherm. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24
Informatie over het toetsenbord . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
Het snelkoppelingenmenu gebruiken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26
Interne lettertypen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27
De lijst met PCL-lettertypen afdrukken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27
De lijst met PS3-lettertypen afdrukken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27
De hardware installeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27
Tonercassette plaatsen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29
Papier plaatsen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31
Aansluitingen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34
Het telefoonsnoer aansluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34
De printerkabel aansluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37
De printer aanzetten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39
Faxinstellingen configureren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39
Dell 2355dn Laser MFP Menufuncties. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40
6
De instellingen van de printer en van het bedieningspaneelmenu afdrukken . . 42
De printerinstellingen afdrukken. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42
De instellingen van het bedieningspaneelmenu afdrukken . . . . . . . . . . . . . . . 42
Apparaat-id instellen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42
De taal van het display wijzigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43
Land selecteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43
Energiebesparende modus. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43
Het geluid/volume instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45
Zomertijd instellen (alleen VS) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45
Energiebesparende modus scannerlamp . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46
De standaardmodus wijzigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46
De optie Time-out instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46
Taakbeheer instellen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47
De tonerspaarstand instellen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47
De timing voor de waarschuwing bij laag tonerniveau instellen . . . . . . . . . . . . . 47
Lege pagina's negeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48
De waarschuwing Toner bijna op negeren (alleen voor faxen) . . . . . . . . . . . . . . . 48
Software-overzicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50
Dell Webprinterconfiguratie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 51
Printerstatus . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 52
Printerinstellingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 52
Printerserverinstellingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 52
Faxinstellingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 52
E-mail-instellingen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 53
Printerinstellingen kopiëren. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58
Afdrukstatistieken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58
Het Wachtwoord instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58
Draadloos . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58
Online Help . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58
Software installeren op Microsoft
®
Windows
®
-besturingssystemen. . . . . . . . . 59
Dell-software installeren om af te drukken op een lokale printer. . . . . . . . . . 60
Installeren op een netwerk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 62
7
Dell Software installeren voor Afdrukken via Netwerk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 63
De printersoftware verwijderen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 69
Het Dell Toner Management-systeem gebruiken. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 70
Printerstatusmonitor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 70
Hulpprogramma voor printerinstellingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 71
De sectie Directory. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 72
De sectie Faxinstelling. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 73
De sectie Instellingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 73
De sectie Lay-out . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 73
De sectie Papieropties. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 73
De sectie Grafisch . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 73
De sectie Emulatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 74
De sectie Netwerk(IPv4) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 74
Hulpprogramma voor het updaten van de firmware. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 74
IP-adres instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 76
Papier
Richtlijnen voor afdrukmedia . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 78
Papier . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 78
Transparanten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 83
Enveloppen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 84
Etiketten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 85
Kaartkarton . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 86
Afdrukmedia bewaren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 87
Identificatie van afdrukmedia en specificaties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 88
Een uitvoerlocatie kiezen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 92
Afdrukken naar de uitvoerlade (bedrukte zijde omlaag) . . . . . . . . . . . . . . . . . . 93
Afdrukken naar de achterklep (bedrukte zijde omhoog) . . . . . . . . . . . . . . . . . . 93
Printmedia in de papierlade plaatsen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 94
De MPF (multifunctionele invoer) gebruiken. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 95
Het papierformaat instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 98
8
De papiersoort instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 98
De papiermarge instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 98
De papierlade instellen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 99
Ladekoppeling instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 99
Vervangende lade . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 99
De standaardpapierlade instellen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 99
Papierinvoerstroom instellen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 100
Automatische papierinvoer instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 100
Gedrag van lade . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 101
Lades koppelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 101
Alternatief formaat . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 101
MPF . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 102
Bypassmodus . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 102
Lademodus . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 102
Afdrukken
Een document afdrukken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 104
Een afdruktaak annuleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 106
Printerinstellingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 107
Basis Tabblad . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 108
Papier Tabblad . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 109
Grafisch Tabblad . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 112
Geavanceerd Tabblad. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 115
Dell Tabblad . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 117
Presets gebruiken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 117
Werken met Help . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 118
Meerdere afdrukken op één vel papier . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 119
Het afdrukpercentage van uw document wijzigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 120
Een document aan een geselecteerd papierformaat aanpassen . . . . . . . . . . . . . 121
Posters afdrukken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 122
Boekjes afdrukken. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 123
Afdrukken op beide zijden van het papier. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 124
Watermerken afdrukken. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 125
Een bestaand watermerk gebruiken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 125
9
Een watermerk maken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 126
Een watermerk bewerken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 126
Een watermerk verwijderen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 127
Overlays gebruiken. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 128
Wat is een overlay? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 128
Een nieuwe paginaoverlay maken. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 128
Een paginaoverlay gebruiken. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 130
Een paginaoverlay verwijderen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 132
Kopiëren
Papier plaatsen om te kopiëren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 134
De papierlade selecteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 134
Een document voorbereiden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 134
Een origineel plaatsen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 135
Kopieën maken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 137
Kopieerinstellingen wijzigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 138
Aantal exemplaren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 138
Kopie vergroten/verkleinen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 138
Contrast . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 139
Formaat van origineel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 139
Type origineel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 139
Speciale kopieerfuncties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 140
ECO kopiëren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 140
Boeken kopiëren. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 141
Sortering kopiëren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 142
Automatisch aanpassen kopie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 142
Klonen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 143
Poster . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 144
ID-kopiëren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 145
2 of 4 pagina’s per vel kopiëren (N-up) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 146
Afdrukken op beide zijden van het papier . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 147
De standaardinstellingen wijzigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 148
10
Scannen
Overzicht scannen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 150
SmarThru Office . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 150
SmarThru Office starten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 150
SmarThru Office gebruiken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 151
Scannen met Dell Scanbeheer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 154
Over Dell Scanbeheer. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 154
Scaninformatie instellen in Dell Scanbeheer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 154
Scannen naar een pc-toepassing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 156
Een e-mail scannen en verzenden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 157
Scannen en verzenden naar SMB-server . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 158
Scannen en verzenden naar FTP-server . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 159
Een aangepaste e-mail scannen en verzenden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 160
Scannen naar een faxserver . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 161
Scannen met het stuurprogramma Windows Image Acquisition (WIA) . . . . . . . 162
Scannen naar het USB-geheugen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 163
Info over USB-geheugen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 163
Een USB-geheugenstick insteken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 163
Scannen met de standaardinstellingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 164
De instellingen van de scanfunctie wijzigen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 166
Het USB-geheugen beheren. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 167
Een afbeeldingsbestand verwijderen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 167
Het USB-geheugen formatteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 167
Afdrukken vanaf de USB-geheugenstick . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 168
De USB-geheugenstatus weergeven. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 168
Scannen naar e-mail instelling. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 169
De e-mailaccount instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 169
Scannen via het netwerk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 170
Voorbereiden om te scannen via het netwerk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 170
Het adresboek instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 176
Lokale nummers voor e-mail registreren. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 176
Een e-mailadres aan het adresboek toevoegen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 176
Een e-mailadres bewerken of wissen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 176
11
Groepsnummers. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 177
Groepskiesnummers voor e-mailgroepen configureren . . . . . . . . . . . . . . . . . 177
E-mailadressen aan een groepsnummer toekennen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 177
Een groepsnummer wissen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 178
Groepsnummers bewerken. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 178
Adresboek afdrukken. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 179
De standaardinstellingen wijzigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 179
Netwerk
Informatie over het delen van de printer in een netwerk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 182
Lokaal gedeelde printer. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 182
Printer aangesloten op een bedraad netwerk. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 182
Afdrukken over een netwerk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 182
Een lokaal gedeelde printer instellen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 182
In Windows 2000/XP/Server 2003/Server 2008/Vista/ 7/ Server 2008 R2. . . . 182
Een netwerkprinter instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 186
1 Via Netwerkbeheerprogramma's . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 186
2 Via het Bedieningspaneel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 186
Faxen
De printer-ID instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 192
Tijd en datum instellen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 192
Zomertijd instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 193
De kloknotatie instellen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 193
Geluiden instellen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 194
Luidspreker, Belsignaal, Kiestoon, Fout, Conflict en Selectie. . . . . . . . . . . . . 194
Gesprekskosten besparen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 194
Faxsysteem instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 195
De faxinstellingsopties wijzigen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 195
Beschikbare faxstandaardopties. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 195
De faxlijnverbinding testen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 197
Een fax verzenden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 198
12
Faxcontrast instellen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 198
De documentresolutie aanpassen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 198
Een fax handmatig verzenden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 199
Een fax automatisch verzenden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 200
Een fax direct verzenden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 201
Bevestiging van Verzending . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 201
Automatisch opnieuw kiezen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 202
Faxnummer opnieuw kiezen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 202
Een fax ontvangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 202
Informatie over ontvangstmodi . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 202
Papier plaatsen voor het ontvangen van faxen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 203
Automatisch ontvangen in de FAX-modus . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 203
Handmatig ontvangen in de Tel-modus . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 203
Automatisch ontvangen in de modus Antw/Fax. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 203
Handmatige ontvangst met een extern telefoontoestel . . . . . . . . . . . . . . . . . 204
Faxen ontvangen in de DRPD-modus. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 204
Faxberichten ontvangen in het geheugen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 205
Automatisch kiezen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 205
Snelkiesnummers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 205
Groepsnummers. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 207
Nummer opzoeken in geheugen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 210
Een telefoonlijst afdrukken. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 211
Andere faxmethoden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 211
Een uitgestelde fax verzenden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 211
Een prioritair faxbericht verzenden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 212
Documenten toevoegen aan een uitgestelde fax . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 213
Een uitgestelde fax annuleren. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 214
Een fax doorsturen naar E-mailadressen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 214
Overige functies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 216
Veilige ontvangstmodus . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 216
Rapporten afdrukken. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 217
Geavanceerde faxinstellingen gebruiken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 219
Back-up van faxgegevens . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 223
13
Macintosh
Software voor Macintosh installeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 226
Het printerstuurprogramma installeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 226
Het printerstuurprogramma verwijderen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 227
Het stuurprogramma voor de scanner installeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 227
Het scannerstuurprogramma verwijderen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 227
Printer instellen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 228
Voor een Macintosh die op een netwerk is aangesloten . . . . . . . . . . . . . . . . 228
Voor een via USB aangesloten Macintosh . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 229
Afdrukken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 230
Een document afdrukken. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 230
Afdrukinstellingen wijzigen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 230
Meerdere pagina's op een vel papier afdrukken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 231
Dubbelzijdig afdrukken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 232
Scannen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 235
Linux
Aan de slag. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 238
Het MFP-stuurprogramma installeren. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 238
Systeemeisen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 238
Het MFP-stuurprogramma installeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 239
MFP-stuurprogramma verwijderen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 245
De Unified Driver Configurator. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 246
Configuratie van de printer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 247
Scannerconfiguratie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 249
MFP-poort configuratie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 250
Printereigenschappen configureren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 251
Een document afdrukken. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 252
Afdrukken vanuit een toepassing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 252
Bestanden afdrukken. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 254
Een document scannen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 254
Werken met Image Editor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 258
14
Onderhoud
De printer-NVRAM wissen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 262
Back-up van gegevens . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 263
Back-up van gegevens . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 263
Gegevens terugzetten. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 263
De printer reinigen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 264
De printer aan de buitenzijde reinigen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 264
De printer aan de binnenzijde reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 264
De Scanner reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 267
De tonercassette onderhouden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 268
De tonercassette bewaren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 268
De toner opnieuw verdelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 268
De tonercassette vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 270
De drum reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 272
Vervangingsonderdelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 272
Verbruiksartikelen bestellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 273
Problemen oplossen
Papierstoringen in de DADI verhelpen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 276
Papierstoringen in de papierlade verhelpen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 280
Vastgelopen Papier bij invoer (lade 1) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 281
Vastgelopen Papier bij invoer (optionele lade 2) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 282
Papierstoring in de MPF . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 284
Papierstoring bij de fixeereenheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 284
Papierstoring bij uitvoer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 285
Storing in duplex . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 289
Tips om papierstoringen te vermijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 291
Foutberichten op het display oplossen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 292
Problemen oplossen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 298
Problemen met papierinvoer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 298
Afdrukproblemen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 299
Problemen met de afdrukkwaliteit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 301
15
Problemen met faxen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 307
Problemen met kopiëren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 309
Problemen met scannen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 310
Problemen met globale adressen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 311
Algemene Windows-problemen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 312
Gebruikelijke Linux-problemen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 313
Algemene Macintosh-problemen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 315
PostScript-fouten (PS) oplossen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 317
Toebehoren installeren
Voorzorgsmaatregelen bij het installeren van printertoebehoren . . . . . . . . . . . . 320
Printergeheugen installeren. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 320
De optionele lade 2 installeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 323
De draadloze netwerkinterfacekaart installeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 325
Specificaties
Algemene specificaties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 328
Specificaties scanner en copier . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 329
Specificaties van de printer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 331
Specificaties van de fax . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 333
Papierspecificaties. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 334
Overzicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 334
Richtlijnen voor het gebruik van papier . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 336
Papierspecificaties. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 337
Papieruitvoercapaciteit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 337
Omgevingsvoorwaarden voor printer en papieropslag . . . . . . . . . . . . . . . . . . 337
16
17
De printer uitpakken
1
Zoek een plaats voor de printer.
LET OP: De printer moet door minimaal twee personen worden opgetild.
Laat voldoende ruimte om de papierlade, kleppen en deuren te openen, en om de opties
aan te brengen. Het is ook belangrijk om voldoende ruimte rond de printer te laten voor
een goede ventilatie.
Stel de printer op in een geschikte omgeving:
Een stabiel, horizontaal oppervlak.
Niet blootgesteld aan de directe luchtstroom van airconditioners,
verwarmingselementen of ventilators.
Uit de buurt van zonlicht, extreme vochtigheid of hoge temperatuurschommelingen.
Een schone, droge en stofvrije plaats.
Kies een vlak en stabiel oppervlak met voldoende ruimte voor luchtcirculatie rond
het apparaat. Zie "
De hardware installeren".
Plaats het apparaat niet te dicht bij de rand van een bureau of tafel.
OPMERKING: Laat de printer in de doos tot u klaar bent om hem te installeren.
2
Controleer of behalve de
Dell 2355dn Laser MFP
ook de volgende items
in de verpakking zitten. Indien er een item ontbreekt, neemt u contact op met Dell:
Tonercassette
Netsnoer
a
Cd Software and Documentation
b
Naslaggids
c
Telefoons no er
a
Installatieschema
Productinformatiegids
Dell 2355dn MFP Quick Reference Guide
lenaP rotarepO
Touch Screen
Front
Back
Quick Reference Guide
Quick Reference Guide
Front
1. LCD: Display.
2. Status LED: Shows the status of your machine.
3. Job Status button: Shows the jobs.
4. M/C Setup button: Leads you to the machine setup and advanced settings.
5 Start button: Initiate operation.
6. Cancel button: Cancel displayed operation.
1. LCD: Display.
2. Status LED: Shows the status of your machine.
3. Job Status button: Shows the jobs.
4. M/C Setup button: Leads you to the machine setup and advanced settings.
5 Start button: Initiate operation.
6. Cancel button: Cancel displayed operation.
1. LCD: Display.
2. Status LED: Shows the status of your machine.
3. Job Status button: Shows the jobs.
4. M/C Setup button: Leads you to the machine setup and advanced settings.
5 Start button: Initiate operation.
6. Cancel button: Cancel displayed operation.
1. USB port
2. Locking slot
3. Network port
4. Optional tray 2 cable
connector
5. Telephone line socket (Line)
6. Extension telephone socket (EXT)
7. Rear door
8. Power receptacle
9. Power switch
10. Express ervice code
11. Optional memory
12. Optional wireless card
1.
Copy: Enters the copy menu.
2. Fax: Enters the fax menu.
3. Scan: Enters the scan menu.
4. Setup: Enters the advanced settings.
5. None: You can set the option which is frequently uses on
main screen. Also you can change shortcut name as well.
6. : Shows the main screen.
7. : Enters the LCD brightness, the USB memory,
language, and job status.
8. : Return to the upper menu.
9. : Scroll through available options.
10. : Start a job.
Front
Front
Operator Panel
Operator Panel
Touch Screen
Touch Screen
13
1
7
1
3
4
7
8
5
2
6
9
10
11
12
14
15
1. DADF
2. Document width guides
3. Document input tray
4. Document output tray
5. Operator panel
6. Output tray (face down)
7. MPF (Multi purpose feeder)
8. Front cover
9. Tray 1
10. Optional tray 2
11. USB memory port
12. Paper output extension
13. Document glass
14. Toner cartridge
15. Express ervice code
1. DADF
2. Document width guides
3. Document input tray
4. Document output tray
5. Operator panel
6. Output tray (face down)
7. MPF (Multi purpose feeder)
8. Front cover
9. Tray 1
10. Optional tray 2
11. USB memory port
12. Paper output extension
13. Document glass
14. Toner cartridge
15. Express ervice code
1. DADF
2. Document width guides
3. Document input tray
4. Document output tray
5. Operator panel
6. Output tray (face down)
7. MPF (Multi purpose feeder)
8. Front cover
9. Tray 1
10. Optional tray 2
11. USB memory port
12. Paper output extension
13. Document glass
14. Toner cartridge
15. Express ervice code
Back
Back
1
2
3
5
4
6
8
9
10
11
12
1. USB port
2. Locking slot
3. Network port
4. Optional tray 2 cable
connector
5. Telephone line socket (Line)
6. Extension telephone socket (EXT)
7. Rear door
8. Power receptacle
9. Power switch
10. Express ervice code
11. Optional memory
12. Optional wireless card
1. USB port
2. Locking slot
3. Network port
4. Optional tray 2 cable
connector
5. Telephone line socket (Line)
6. Extension telephone socket (EXT)
7. Rear door
8. Power receptacle
9. Power switch
10. Express ervice code
11. Optional memory
12. Optional wireless card
1.
Copy: Enters the copy menu.
2. Fax: Enters the fax menu.
3. Scan: Enters the scan menu.
4. Setup: Enters the advanced settings.
5. None: You can set the option which is frequently uses on
main screen. Also you can change shortcut name as well.
6. : Shows the main screen.
7. : Enters the LCD brightness, the USB memory,
language, and job status.
8. : Return to the upper menu.
9. : Scroll through available options.
10. : Start a job.
1.
Copy: Enters the copy menu.
2. Fax: Enters the fax menu.
3. Scan: Enters the scan menu.
4. Setup: Enters the advanced settings.
5. None: You can set the option which is frequently uses on
main screen. Also you can change shortcut name as well.
6. : Shows the main screen.
7. : Enters the LCD brightness, the USB memory,
language, and job status.
8. : Return to the upper menu.
9. : Scroll through available options.
10. : Start a job.
18
OPMERKING: Gebruik de telefoonkabel die met uw printer werd meegeleverd. Indien u een
andere kabel wilt gebruiken, neemt u een kabel AWG #26 of een kabel met een kleinere diameter,
met een lengte van maximaal 250 cm (98 inch).
OPMERKING: Het netsnoer mag alleen op een geaard stopcontact worden aangesloten.
3
Bewaar de doos en het verpakkingsmateriaal in het geval de printer opnieuw moet
worden verpakt.
4
Verwijder de verpakkingstape aan de voorkant, achterkant en zijkanten van de printer.
5
Verwijder het etiket volledig van de scannermodule door er voorzichtig aan te trekken.
De ontgrendelingsschakelaar van de scanner moet vooruit in de ontgrendelpositie
schuiven als het etiket naar buiten wordt getrokken.
a Mogelijk zien het netsnoer en het telefoonsnoer er anders uit dan op de afbeelding, afhankelijk van het land
waar u het apparaat hebt gekocht.
b De cd Software and Documentation bevat Dell-printerstuurprogramma's, scannerstuurprogramma's,
het hulpprogramma voor printerinstellingen, Set IP, Macintosh-stuurprogramma, Linux-stuurprogramma,
Dell-tonerbeheersysteem, SmarThru Office en een gebruikershandleiding.
c Afhankelijk van uw land wordt de naslaggids mogelijk niet bij uw product geleverd.
19
OPMERKING: Controleer of de scanner is ontgrendeld: open de klep van de scanner en kijk
of de blauwe vergrendeling in de ontgrendelde stand ( ) staat. Indien de grendel niet
in de ontgrendelde positie staat, moet u de grendel onder het bedieningspaneel naar voren
trekken. Als de scanschakelaar is vergrendeld, kunt u niet kopiëren of scannen.
OPMERKING: Wanneer u de printer verplaatst of u hem een langere tijd niet gebruikt, moet
u de schakelaar zoals afgebeeld ACHTERUIT schuiven om de printer te vergrendelen.
Pas nadat de schakelaar weer is ontgrendeld, kunt u documenten scannen of kopiëren.
20
Over de printer
Dit zijn de belangrijkste onderdelen van de printer. De volgende afbeeldingen tonen
de standaard
Dell 2355dn Laser MFP
en een eraan bevestigde optionele lade 2:
Voorkant
klep van DADI (Dubbelzijdige
Automatische Documentinvoer)
breedtegeleiders
voor documenten
bedieningspaneel
(zie "Functies van de
knoppen op het
bedieningspaneel".)
optionele lade 2
(voor 250 vellen)
lade 1
(voor 250 vellen)
voorklep
glasplaat
invoerlade
MPF
(multifunctionele
invoer)
uitvoerlade (voorkant omlaag)
documentuitvoerlade
tonercassette
USB-geheugenpoort
papieruitvoersteun
21
Achterkant
USB-poort
a
Zie "Aansluitingen" als u het telefoontoestel of
antwoordapparaat wilt aansluiten.
b
U kunt een kabelslot aanschaffen dat het
toegangspaneel van de besturingskaart volledig afsluit.
klep moederbord
kabel voor optionele lade 2
netsnoeraansluiting
uitgang voor intern telefoontoestel (EXT)
a
telefoonkabelaansl
uiting (Line)
kabelaansluiting
voor optionele
lade 2
netwerkpoort
insteekbus voor de
vergrendeleenheid
b
stroomschakelaar
achterklep
(open voor
bedrukte zijde
naar boven)
22
Functies van de knoppen op het bedieningspaneel
Algemene toetsen
Functietoetsen
Faxtoetsen
Functietoetsen
Faxtoetsen
Status-LED
Algemene toetsen
Druk op: Om:
Een operatie op elk ogenblik te onderbreken of naar het hoofdmenu terug te keren.
Hiermee zet u de huidige instelling terug op de standaardwaarden.
Een taak te starten.
Druk op: Om:
Hiermee verwijdert u tekens uit het bewerkingsgebied.
De taakstatus geeft de taken weer die momenteel worden uitgevoerd en die in de
wachtrij staan.
U kunt beide zijden van een identiteitsbewijs (bijv. een rijbewijs) kopiëren op één
zijde van een vel.
Geeft gedetailleerde gegevens over de machine, rapporten, gids voor
probleemoplossing en snelle startgids.
Druk op: Om:
Het nummer kiezen/invoeren.
23
Informatie over de status-LED
Wanneer er een probleem optreedt, wordt de status van het apparaat door middel van kleuren
aangegeven door de status-LED.
Status Omschrijving
Uit
Het apparaat is offline.
Het apparaat bevindt zich in energiebesparende modus. Wanneer
er gegevens binnenkomen of een toets wordt ingedrukt, gaat het apparaat
automatisch online.
Groen Knippert Het apparaat is bezig met opwarmen of is gereed om gegevens
te ontvangen.
Aan Het apparaat is online en klaar voor gebruik.
Oranje Knippert
Er is een kleine storing opgetreden en het apparaat wacht tot het
probleem is verholpen. Bekijk het bericht op het display. Als het probleem
is opgelost, gaat de printer door met afdrukken.
De tonercassette is bijna leeg. Bestel een nieuwe tonercassette. U kunt
de afdrukkwaliteit tijdelijk verbeteren door de toner opnieuw te verdelen.
De tonercassette is volledig leeg. Verwijder de oude tonercassette
en plaats een nieuwe.
Er is papier vastgelopen.
De papierlade is leeg. Plaats papier in de lade.
Het apparaat is gestopt als gevolg van een ernstige fout. Bekijk het bericht
op het display.
24
Het beginscherm
Aanraakscherm
Met het beginscherm op het bedieningspaneel kan het apparaat op gebruiksvriendelijke wijze
worden bediend. Als u op het home-pictogram ( ) op het scherm klikt, wordt het
beginscherm weergegeven.
Kopie
: hiermee opent u het kopieermenu.
Scan
: hiermee opent u het scanmenu.
Fax
: hiermee opent u het faxmenu.
Instelling
: hiermee kunt u de huidige apparaatinstellingen controleren of waarden
aanpassen.
Snelk. 1, 2, 3
: u kunt in het beginscherm de optie instellen die u vaak gebruikt. U kunt
ook de naam van de snelkoppeling wijzigen. Zie "
Het snelkoppelingenmenu gebruiken".
: Voer de helderheid van de LCD, de USB en de taal in.
USB
: hiermee opent u het USB-menu wanneer USB-geheugen
op de USB-geheugenpoort van uw apparaat wordt aangesloten.
Taal
: hiermee wijzigt u de taal van het display op het scherm.
Helderheid LCD
: hiermee past u de helderheid van het scherm aan.
: toont de tonerstatus.
: een taak te starten.
: door de beschikbare opties te scrollen.
25
Informatie over het toetsenbord
U kunt alfabetische tekens, cijfers, diakritische tekens of speciale symbolen invoeren met
behulp van het toetsenbord op het beginscherm. Dit toetsenbord is speciaal ingedeeld zoals
een normaal toetsenbord om het gebruiksgemak te vergroten.
Als u het invoergebied waar u alfabetische tekens, cijfers, diakritische tekens of speciale
symbolen moet invoeren aanraakt, verschijnt het toetsenbord op het scherm.
: terugkeren naar het hogere menu.
: hiermee verwijdert u alle tekens uit het invoergebied.
: hiermee verplaatst u de cursor tussen tekens in het invoergebied.
: hiermee verwijdert u het teken links naast de cursor.
: hiermee slaat u het ingevoerde resultaat op en sluit u het invoergebied.
: hiermee voert u een spatie in tussen tekens.
: hiermee schakelt u tussen kleine letters en hoofdletters.
: hiermee schakelt u tussen het alfanumerieke toetsenbord en het toetsenbord voor
cijfers of speciale symbolen.
: hiermee schakelt u tussen diakritische tekens.
26
Het snelkoppelingenmenu gebruiken
U kunt in het beginscherm de optie instellen die u vaak gebruikt.
Snelkoppelingenmenu maken
1
Druk op
Snelkoppeling
( ) vanuit het beginscherm.
2
Druk op de pijl-links/rechts om de gewenste snelkoppeling te selecteren.
3
Druk op de pijl-links/rechts om de gewenste functie te selecteren.
4
Als u de naam van een snelkoppeling wilt wijzigen, drukt u op wanneer
het bevestigingsvenster verschijnt en voert u de nieuwe naam in via het toetsenbord.
Anders drukt u op
.
De standaardinstellingen configureren
De standaardinstellingen worden gebruikt tenzij deze worden gewijzigd
via het bedieningspaneel.
Zo maakt u uw eigen standaardinstellingen:
1
Druk op
Instelling
Apparaatinstellingen
vanuit het beginscherm.
2
Druk op de toets
Volg.
().
3
Druk op
Standaardinstelling
.
4
Druk op de pijl-links/rechts om
Standaard snelkoppeling
te selecteren.
5
Druk op de pijl-links/rechts om de gewenste snelkoppeling te selecteren.
6
Druk op de pijl-links/rechts om de gewenste functie te selecteren.
7
Als u de naam van een snelkoppeling wilt wijzigen, drukt u op wanneer
het bevestigingsvenster verschijnt en voert u de nieuwe naam in via het toetsenbord.
Anders drukt u op
.
27
Interne lettertypen
De
Dell 2355dn Laser MFP
Laserprinter ondersteunt PCL- en PS-lettertypen.
Voer de volgende stappen uit om de lijst met PCL- en PS-lettertypen te bekijken:
De lijst met PCL-lettertypen afdrukken
1
Druk op
Instelling
Apparaatinstellingen
vanuit het beginscherm.
2
Druk op de toets
Volg.
().
3
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om
Rapporten
te selecteren.
4
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om
PCL-lettert.
te selecteren.
5
De lijst met PCL-lettertypen wordt afgedrukt.
De lijst met PS3-lettertypen afdrukken
1
Druk op
Instelling
Apparaatinstellingen
vanuit het beginscherm.
2
Druk op de toets
Volg.
().
3
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om
Rapport
te selecteren.
4
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om
PS-lettertypes
te selecteren.
5
De lijst met PS-lettertypen wordt afgedrukt.
OPMERKING: U kunt extra PCL-lettertypen en PS-lettertypen toevoegen in het Hulpprogramma
voor printerinstellingen. Zie "
Hulpprogramma voor printerinstellingen".
De hardware installeren
In deze sectie worden de stappen getoond die noodzakelijk zijn voor het installeren
van de hardware. Dit wordt uitgelegd in de Beknopte installatiehandleiding.
Lees de Beknopte installatiehandleiding door en voer de volgende stappen uit:
1
Kies een stabiele locatie.
Kies een vlak en stabiel oppervlak met voldoende ruimte voor luchtcirculatie rond
het apparaat. Laat extra ruimte vrij voor het openen van kleppen en papierladen.
Plaats het apparaat in een ruimte die voldoende geventileerd is, maar niet in direct
zonlicht, vlakbij een warmte- of koudebron of op een vochtige plek. Plaats het apparaat
niet te dicht bij de rand van een bureau of tafel.
28
Plaats het apparaat op een vlak en stabiel oppervlak zodat het niet meer dan 2 mm
(0,08 inch) overhelt. De afdrukkwaliteit kan hierdoor immers verslechteren.
2
Haal het apparaat uit de verpakking en controleer alle bijgeleverde artikelen.
3
Verwijder de tape rond het apparaat.
4
Plaats de printercassette.
5
Vul papier bij. Zie "Papier plaatsen".
6
Controleer of alle kabels op de printer zijn aangesloten.
7
Zet de printer aan.
OPMERKING:
Als u de printer verplaatst, mag u hem niet ondersteboven of op zijn kant leggen.
In dit geval kan de binnenzijde van de printer verontreinigd raken door tonerpoeder waardoor
er schade aan uw printer kan ontstaan of de afdrukkwaliteit kan verslechteren.
200 mm
(7.8 inches)
100 mm
(3.9 inches)
485 mm (19 inches)
200 mm
(7.8 inches)
29
Tonercassette plaatsen
1
Open de klep aan de voorzijde.
LET OP: Om beschadiging te voorkomen, mag u de tonercassette niet langer dan enkele minuten
blootstellen aan licht.
LET OP: Raak de groene onderzijde van de tonercassette niet aan. Neem de cassette vast bij
de handgreep om te vermijden dat u de onderkant aanraakt.
2
Haal de tonercassette uit de zak en schudt de cassette goed heen en weer om de toner
gelijkmatig in de cassette te verdelen.
OPMERKING: Als er toner in contact komt met uw kleding, veeg de toner dan met een droge
doek af en was uw kleding in koud water. Door warm water hecht de toner zich aan de stof.
30
3
Houd de tonercassette aan de handgreep vast, schuif ze in de printer tot ze goed vast zit.
4
Sluit de voorklep.
31
Papier plaatsen
U kunt tot 250 vel gewoon papier (75 g/m
2
) in de papierlade plaatsen.
OPMERKING: Stel het papiersoort en -formaat in nadat u papier in de papierlade hebt geplaatst.
Zie "De papiersoort instellen" en "Het papierformaat instellen" voor papier voor kopiëren en faxen,
of "Papier Tabblad" voor afdrukken vanaf een computer.
Plaats het papier:
1
Trek de papierlade uit de printer.
2
Indien u papier in de lade plaatst dat langer is dan een standaardformaat (Letter of A4),
zoals Legal-papier, ontgrendel dan de geleidervergrendeling door erop te drukken
en schuif de papierlengtegeleider volledig uit tot de volledige lengte van de papierlade
is bereikt.
32
3
Schuif de lengtegeleider tegen de stapel papier aan.
Stel bij papierformaten die kleiner zijn dan Letter de achterste papierlengtegeleider
zo in dat deze de stapel papier net aanraakt.
4
Druk de papierbreedtegeleider in en schuif deze naar de papierstapel toe totdat deze
de zijkant van de stapel raakt.
33
5
Buig de bundel papier om de vellen los te maken en waaier ze uit. Zorg dat
u de afdrukmedia niet vouwt of kreukt. Maak er op een vlakke ondergrond een rechte
stapel van.
6
Plaats de stapel in de papierlade. De zijde waarop u wilt afdrukken komt omlaag te liggen.
7
Zorg ervoor dat het papier niet boven het aan de binnenkant van de lade aangegeven
maximum komt.
OPMERKING: Als u te veel papier in de papierlade plaatst, kan dit papierstoringen
veroorzaken.
OPMERKING: Als u de papiergeleiders niet nauwkeurig instelt, kan het papier vastlopen.
34
8
Schuif de papierlade weer in de printer.
9
Papiersoort en -formaat instellen. Zie "De papiersoort instellen" en "Het papierformaat
instellen" voor meer informatie.
Aansluitingen
Het telefoonsnoer aansluiten
1
Steek een uiteinde van de telefoonkabel in de RJ11-telefoonkabelaansluiting (FAX)
en het andere uiteinde in een actieve wandstekerbus.
Om een telefoon en/of antwoordapparaat aan uw printer aan te sluiten, moet
u het afsluitkapje uit de uitgang voor het interne toestel (EXT) ( ) verwijderen
en de telefoon of het antwoordapparaat met de uitgang voor het interne toestel (EXT)
verbinden.
RJ11-telefoonlijnaan
sluiting (Lijn)
Naar de
35
2
Alternatieve installatie van fax aangesloten op een stopcontact en een externe telefoon
of telefoonbeantwoorder:
Als u een FAX aansluit met behulp van een antwoordapparaat of telefoonbeantwoorder:
OPMERKING: Stel het aantal belsignalen hoger in dan die van de instelling "Aantal keer overgaan"
voor de telefoonbeantwoorder.
Computer
Telefoonbeantwoorder
36
Als u een FAX aansluit met behulp van een computermodem:
OPMERKING: Stel het aantal belsignalen hoger in dan die van de instelling "Aantal keer overgaan"
voor de telefoonbeantwoorder.
OPMERKING: Zie "Een antwoordapparaat gebruiken" of "Een computermodem gebruiken" voor
meer informatie.
OPMERKING: De telefoonadapter wordt niet meegeleverd voor een installatie in het Verenigd
Koninkrijk.
Telefoonbeantwoorder
37
Als de telefooncommunicatie in uw land serieel is (zoals in Duitsland, Zweden, Denemarken,
Oostenrijk, België, Italië, Frankrijk en Zwitserland), sluit dan de telefoon of het
antwoordapparaat aan zoals in de volgende afbeelding.
De printerkabel aansluiten
De printer lokaal aansluiten
Een lokale printer is een printer die via een USB-kabel met uw computer is verbonden. Indien
uw printer is verbonden met een netwerk i.p.v. met uw computer, slaat u deze stap over en gaat
u verder met "
De printer aansluiten op het netwerk".
OPMERKING: USB-kabels moeten afzonderlijk worden aangekocht. Contacteer Dell om een
USB-kabel te kopen.
OPMERKING: Gebruik een gecertificeerde USB-kabel om de printer met de USB-poort
te verbinden. U moet een kabel van 3 m lengte kopen die voor USB 2.0 geschikt is.
1
Zorg dat de printer, computer en alle andere aangesloten apparatuur is uitgeschakeld
en van de netvoeding is gekoppeld.
38
2
Sluit een USB-kabel aan de USB-poort van uw printer aan.
3
Sluit het andere einde van de kabel aan op een vrije USB-poort van uw computer, maar
niet op de poort voor het USB-toetsenbord.
De printer aansluiten op het netwerk
1
Zorg dat de printer, computer en alle andere aangesloten apparatuur is uitgeschakeld
en van de netvoeding is gekoppeld.
2
Verbind een uiteinde van een standaard UTP-netwerkkabel (Unshielded Twisted Pair)
van categorie 5 met een LAN-drop of -hub en het andere uiteinde met de
Ethernet-netwerkpoort aan de achterkant van de printer. De printer past zich
automatisch aan de netwerksnelheid aan.
OPMERKING: Nadat u de printer hebt aangesloten, moet u de netwerkparameters
op het bedieningspaneel configureren. Zie "
Een netwerkconfiguratiepagina afdrukken".
39
De printer aanzetten
LET OP: Het fuserbereik achteraan in de printer warmt sterk op vanaf het moment dat de printer
wordt aangezet.
LET OP: Kijk uit dat u zich niet brandt wanneer de achteruitvoer over staat.
LET OP: Haal de printer niet uit elkaar wanneer deze aanstaat. U kunt dan een elektrische schok
krijgen.
Ga als volgt te werk om de printer aan te zetten:
1
Steek een uiteinde van de stroomkabel in de stroomkabelaansluiting aan de achterkant
van de printer en het andere uiteinde in een correct geaard stopcontact.
2
Druk op de aan/uit-schakelaar om de printer aan te zetten. Het beginscherm verschijnt
en geeft aan dat de printer ingeschakeld is.
OPMERKING: Als u de printer voor de eerste keer inschakelt, moet u de taal, de datum, de tijd,
het land en de faxinstellingen configureren. Deze instellingen zijn mogelijk ook noodzakelijk na een
upgrade van de firmware of nadat de printer is gereset.
Faxinstellingen configureren
1
Stel de taal in. Zie "De taal van het display wijzigen".
2
Selecteer het land. Zie "Land selecteren".
3
Stel de datum en tijd in. Zie "Tijd en datum instellen".
4
Wanneer het bevestigingsvenster voor faxinstellingen verschijnt
,
selecteert u
of .
Als u selecteert, worden de standaardinstellingen voor faxen hersteld.
Als u selecteert:
a
Het rapport voor hulp bij faxinstellingen wordt afgedrukt.
b
Voer het apparaat-id in. Zie "De printer-ID instellen".
40
c
Selecteer de ontvangstmodus en het aantal keer overgaan. Zie "Faxsysteem
instellen".
d
Test de faxlijn. Zie "De faxlijnverbinding testen".
5
De printer keert terug naar de stand-bymodus.
Dell 2355dn Laser MFP Menufuncties
Het bedieningspaneel biedt toegang tot verschillende menu's voor de instelling en het gebruik
van de functies van het apparaat. U kunt deze menu's openen door ze op het aanraakscherm
aan te raken.
OPMERKING: Afhankelijk van uw opties of installatie, zullen sommige menu's mogelijk niet
op het display verschijnen.
Raadpleeg onderstaand diagram:
Kopie Scan Fax
Handmatig kopiëren
ECO kopiëren
Boekje kopiëren
Sortering kopiëre
Aut.aanp. kopie
Klonen
Poster kopiëren
Kopie ID
Meerdere pagina’s per vel
kopiëren
Lok pc
Netwerk-pc
E-mail verz.
SMB
FTP
E-mail aanpassen
Faxserver
USB
Handmatig verzenden
Verzenden met snelkiesnr.
Verz. met groepskeuze
Uitgesteld verzenden
Prioritair verzenden
Autom. verzenden
M. hoorn op haak kiezen
Opnieuw kiezen
41
Instelling
Taa ks ta tu s
Apparaatinstellingen Standaardinstelling
Papierinstel.
Gedrag van lade
E-mail/faxlijs
Rapporten
Faxinstel.
E-mailinstel.
Netwerkinstellingen
Initiële instellingen
Opties herstellen
Taa kb ehe er
Onderhoud Drum wissen
Faxlijn testen
Problemen oplossen
Taa l
42
De instellingen van de printer en van het
bedieningspaneelmenu afdrukken
OPMERKING: Dit is handig als gebruikers door de bedieningspaneelinstellingen en -structuur
willen navigeren bij het wijzigen van de standaardwaarden.
De printerinstellingen afdrukken
1
Druk op
Instelling
Apparaatinstellingen
vanuit het beginscherm.
2
Druk op de toets
Volg.
().
3
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om
Rapporten
te selecteren.
4
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om
Printerinstell.
te selecteren.
De pagina met printerinstellingen wordt afgedrukt.
De instellingen van het bedieningspaneelmenu afdrukken
1
Druk op
Instelling
Apparaatinstellingen
vanuit het beginscherm.
2
Druk op de toets
Volg.
().
3
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om
Rapporten
te selecteren.
4
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om
Menu bedieningspaneel
te selecteren.
De pagina met het bedieningspaneelmenu wordt afgedrukt.
Apparaat-id instellen
U kunt het apparaat-id en faxnummer instellen dat bovenaan op elke pagina zal worden
afgedrukt. Als u de multilijnkit voor faxen hebt geïnstalleerd, moet u eerst een lijn selecteren
aan de hand van de volgende stappen:
1
Druk op
Instelling
Apparaatinstellingen
vanuit het beginscherm.
2
Druk op de toets
Volg.
().
3
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om
Initiële instellingen
te selecteren.
4
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om
Apparaat-ID
te selecteren.
5
Ty p
Fax
en
ID
via het toetsenbord op het display.
Zie "Informatie over het toetsenbord" voor
meer informatie over het gebruik van het toetsenbord.
6
Druk op het home-pictogram ( ) om terug te keren naar de stand-bymodus.
43
De taal van het display wijzigen
Volg onderstaande stappen om de taal op het bedieningspaneel te wijzigen:
1
Druk op
Instelling
Apparaatinstellingen
vanuit het beginscherm.
2
Druk op de toets
Volg.
().
3
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om
Initiële instellingen
te selecteren.
4
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om
Taal
te selecteren.
5
Druk op de pijl-links/rechts om de gewenste taal te selecteren.
6
Druk op het home-pictogram ( ) om terug te keren naar de stand-bymodus.
Land selecteren
Volg onderstaande stappen om het land op het bedieningspaneel te wijzigen:
1
Druk op
Instelling
Apparaatinstellingen
vanuit het beginscherm.
2
Druk op de toets
Volg.
().
3
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om
Initiële instellingen
te selecteren.
4
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om
Selecteer land
te selecteren.
5
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om het gewenste land te selecteren.
6
Druk op het home-pictogram ( ) om terug te keren naar de stand-bymodus.
Energiebesparende modus
Dankzij de Energiebesparende modus beperkt uw printer het energieverbruik als hij niet wordt
gebruikt. U zet deze modus aan door op te geven hoe lang de printer na een taak moet
wachten voordat wordt overgeschakeld naar verminderd stroomverbruik.
1
Druk op
Instelling
Apparaatinstellingen
vanuit het beginscherm.
2
Druk op de toets
Volg.
().
3
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om
Initiële instellingen
te selecteren.
4
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om
Enrg.bsp. afdr
te selecteren.
5
Druk op de pijl-links/rechts om de gewenste tijdsinstellingen te selecteren.
6
Druk op het home-pictogram ( ) om terug te keren naar de stand-bymodus.
OPMERKING: Het beschikbare bereik voor de instelling is tussen 5 tot 120 min.(standaard
fabrieksinstelling: 30 min.) en u kunt deze modus ook openen vanuit de EWS (Printerinstellingen >
Afdrukinstellingen > Instellingenmenu en selecteer Energiebesparing afdrukken).
44
Tijd en datum instellen
Tijd en datum worden op alle faxen afgedrukt.
OPMERKING: U moet mogelijk de juiste tijd en datum opnieuw instellen wanneer
de stroomtoevoer naar de printer onderbroken is geweest.
Om tijd en datum in te stellen:
1
Druk op
Instelling
Apparaatinstellingen
vanuit het beginscherm.
2
Druk op de toets
Volg.
().
3
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om
Initiële instellingen
te selecteren.
4
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om
Datum & Tijd
te selecteren.
5
Voer de tijd en datum in met behulp van de pijl-omhoog/omlaag.
Dag= 01 ~ 31
Maand= 01 ~ 12
Jaar= 2000 ~ 2099
Uur= 01 ~ 12 (12-uursnotatie)
00 ~ 23 (24-uursnotatie)
Minuten= 00 ~ 59
6
Druk op het home-pictogram ( ) om terug te keren naar de stand-bymodus.
De kloknotatie instellen
De kloknotatie instellen:
1
Druk op
Instelling
Apparaatinstellingen
vanuit het beginscherm.
2
Druk op de toets
Volg.
().
3
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om
Initiële instellingen
te selecteren.
4
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om
Klokmodus
te selecteren.
5
Druk op de pijl-links/rechts om de gewenste optie te selecteren.
6
Druk op het home-pictogram ( ) om terug te keren naar de stand-bymodus.
45
Het geluid/volume instellen
U kunt het volume instellen voor toetsgeluiden, waarschuwingen en het geluid dat klinkt
tijdens een faxtaak.
1
Druk op
Instelling
Apparaatinstellingen
vanuit het beginscherm.
1
Druk op de toets
Volg.
().
2
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om
Initiële instellingen
te selecteren.
3
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om
Geluid & volume
te selecteren.
4
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om de gewenste optie te selecteren.
Luidspreker
: hiermee schakelt u geluiden van de telefoonlijn via de luidspreker
Aan
of
Uit
, zoals een bel- of faxtoon. Als deze optie is ingesteld op
Comm.
, blijft
de luidspreker ingeschakeld tot er een verbinding is met het andere apparaat.
Belsignaal
: stelt het volume van de beltoon in. Het beltoonvolume kunt u instellen
op
Uit
,
Laag
,
Med
of
Hoog
.
Kiestoon
: stelt het volume van de kiestoon in. U kunt het volume instellen tussen
1en 7.
Storing
: stelt het volume van foutwaarschuwingen in. Het volume van
foutwaarschuwingen kunt u instellen op
Uit
,
Laag
,
Med
of
Hoog
.
Conflict
: stelt het volume van conflicten in. Het volume van foutwaarschuwingen
kunt u instellen op
Uit
,
Laag
,
Med
of
Hoog
.
Selectie
: u kunt het volume instellen voor het geluid dat klinkt wanneer u op de toets
drukt; u kunt
Uit
,
Laag
,
Med
en
Hoog
selecteren.
5
Druk op het home-pictogram ( ) om terug te keren naar de stand-bymodus.
Zomertijd instellen (alleen VS)
Als in uw land elk jaar op zomertijd wordt overgegaan, gebruikt u deze procedure om
automatisch over te schakelen op zomertijd en op standaardtijd.
1
Druk op
Instelling
Apparaatinstellingen
vanuit het beginscherm.
2
Druk op de toets
Volg.
().
3
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om
Initiële instellingen
te selecteren.
4
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om
Zomertijd
te selecteren.
5
Druk op de pijl-links/rechts om
Manual
te selecteren.
6
Voer de
Startdatum
en
Einddatum
in met behulp van de pijl-omhoog/omlaag.
7
Druk op het home-pictogram ( ) om terug te keren naar de stand-bymodus.
46
Energiebesparende modus scannerlamp
De scannerlamp onder de glasplaat gaat automatisch uit wanneer deze gedurende een vooraf
ingestelde tijd niet wordt gebruikt om zo het stroomverbruik te beperken en de levensduur
van de lamp te verlengen. De lamp gaat automatisch aan en de opwarmcyclus begint zodra
op een willekeurige toets wordt gedrukt, wanneer de DADI-klep wordt geopend of wanneer
een document in de DADI wordt gedetecteerd.
U kunt de duur instellen die de scannerlamp na een scantaak moet wachten tot deze
overschakelt naar de energiebesparende modus.
1
Druk op
Instelling
Apparaatinstellingen
vanuit het beginscherm.
2
Druk op de toets
Volg.
().
3
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om
Initiële instellingen
te selecteren.
4
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om
Enrg.bsp. scan
te selecteren.
5
Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste time-outwaarde verschijnt.
6
Druk op het home-pictogram ( ) om terug te keren naar de stand-bymodus.
De standaardmodus wijzigen
U kunt de standaardwaarden voor kopiëren, faxen, scannen en voor het beginscherm instellen.
1
Druk op
Instelling
Apparaatinstellingen
vanuit het beginscherm.
2
Druk op de toets
Volg.
().
3
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om
Initiële instellingen
te selecteren.
4
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om
Standaardmodus
te selecteren.
5
Ga met de pijl-omhoog/omlaag naar de functie die u wilt wijzigen en wijzig
de instellingen.
6
Druk op het home-pictogram ( ) om terug te keren naar de stand-bymodus.
De optie Time-out instellen
U kunt instellen hoe lang de printer moet wachten totdat de standaard kopieer-
of faxinstellingen weer worden gebruikt, als u niet met kopiëren of faxen begint nadat
u de instellingen op het bedieningspaneel hebt gewijzigd.
1
Druk op
Instelling
Apparaatinstellingen
vanuit het beginscherm.
1
Druk op de toets
Volg.
().
2
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om
Initiële instellingen
te selecteren.
3
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om
Time-out
te selecteren.
4
Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste time-outwaarde verschijnt.
5
Druk op het home-pictogram ( ) om terug te keren naar de stand-bymodus.
47
Taakbeheer instellen
1
Druk op
Instelling
Apparaatinstellingen
vanuit het beginscherm.
2
Druk op de toets
Volg.
().
3
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om taakbeheer te selecteren en druk op
Taakbeheer
.
4
Stel de gewenste opties in.
Opgeslagen taken
: afdruktaken die momenteel op de RAM-schijf zijn opgeslagen.
Taak vervalt
: beperkt de tijd dat een vertrouwelijke afdruktaak in de printer blijft
opgeslagen voordat deze wordt verwijderd.
Opgeslagen taak wissen
: u kunt afdruktaken verwijderen die op of de RAM-schijf zijn
opgeslagen. Als u de optie
ALLE
selecteert, worden alle
Beveiligde taak
en
Opgesl. afdr.
verwijderd.
5
Druk op het home-pictogram ( ) om terug te keren naar de stand-bymodus.
De tonerspaarstand instellen
In de tonerspaarstand beperkt het apparaat de hoeveelheid toner per afgedrukte pagina.
Zo gaat uw tonercassette langer mee dan in normale modus. Dit gaat evenwel ten koste van
de afdrukkwaliteit.
1
Druk op
Instelling
Apparaatinstellingen
vanuit het beginscherm.
2
Druk op de toets
Volg.
().
3
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om
Initiële instellingen
te selecteren.
4
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om
Tonerbesparing
te selecteren.
5
Druk op de pijl-links/rechts om
Aan
te selecteren.
6
Druk op het home-pictogram ( ) om terug te keren naar de stand-bymodus.
De timing voor de waarschuwing bij laag tonerniveau
instellen
U kunt instellen wanneer er een waarschuwing moet verschijnen wanneer het tonerniveau laag
is of de tonercassette leeg is. Als het huidige tonerniveau beneden de ingestelde waarde komt,
wordt een waarschuwing weergegeven op het bedieningspaneel.
1
Druk op
Instelling
Apparaatinstellingen
vanuit het beginscherm.
2
Druk op de toets
Volg.
().
3
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om
Initiële instellingen
te selecteren.
4
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om
Waarschuwing tonerstatus
te selecteren.
48
5
Druk op de gewenste optie.
6
Druk op de pijl-links/rechts om de optie in
Wrschuwingsniv.
en
Wrschw. paneel
te selecteren.
7
Druk op het home-pictogram ( ) om terug te keren naar de stand-bymodus.
Lege pagina's negeren
De printer neemt in de afdrukgegevens van de computer waar of een pagina leeg is of gegevens
bevat. Voer de volgende stappen uit om lege pagina's over te slaan wanneer u een document
afdrukt:
1
Druk op
Instelling
Apparaatinstellingen
vanuit het beginscherm.
2
Druk op de toets
Volg.
().
3
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om
Initiële instellingen
te selecteren.
4
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om
Lege pagina’s afdrukken
te selecteren.
5
Druk op de pijl-links/rechts om
Uit
te selecteren.
6
Druk op het home-pictogram ( ) om terug te keren naar de stand-bymodus.
De waarschuwing Toner bijna op negeren (alleen voor
faxen)
Als de tonercassette bijna leeg is, wordt de waarschuwing Toner bijna op weergegeven en gaat
het apparaat door met afdrukken, behalve van inkomende faxberichten. In dit geval worden
inkomende faxberichten opgeslagen in het geheugen. U kunt het apparaat ook zo instellen
dat inkomende faxberichten wel worden afgedrukt, maar de afdrukkwaliteit zal dan niet
optimaal zijn.
1
Druk op
Instelling
Apparaatinstellingen
vanuit het beginscherm.
2
Druk op de toets
Volg.
().
3
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om
Initiële instellingen
te selecteren.
4
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om
Toner bijna op toestaan
te selecteren.
5
Druk op de pijl-links/rechts om
Uit
te selecteren.
6
Druk op het home-pictogram ( ) om terug te keren naar de stand-bymodus.
49
50
Software-overzicht
Na installatie van de printer en aansluiting ervan op de computer moet u de stuurprogramma's
en hulpprogramma's installeren vanaf de CD "Software installeren op
Microsoft® Windows®-besturingssystemen" die bij de printer werd geleverd. Als u de
Dell
TM
-computer en printer tegelijk hebt aangekocht, dan zijn de stuurprogramma's en
hulpprogramma's automatisch geïnstalleerd. U hoeft ze niet te installeren. De CD "Software
installeren op Microsoft® Windows®-besturingssystemen" bevat het volgende:
Dell Printer PCL-stuurprogramma: zorgt ervoor dat de computer en de printer met elkaar
kunnen communiceren. Om de printer als een printer in Windows te kunnen gebruiken,
moet u het/de printerstuurprogramma's installeren. Zie "Software installeren
op Microsoft® Windows®-besturingssystemen" voor informatie over het installeren
van de printerstuurprogramma’s onder Windows.
Tool van Dell voor configuratie van uw printer via het web: hiermee kunt u de status
van uw netwerkprinter controleren zonder uw bureau te hoeven verlaten.
Hulpprogramma voor printerinstellingen: hiermee stelt u het faxtelefoonboek en andere
printeropties in vanaf het bureaublad van uw computer.
•Dell
Toner Management System: hiermee worden de status van de printer en de naam
van de taak weergegeven wanneer u een afdruktaak verzendt. In het venster Dell
Toner
Management System wordt ook het niveau van de resterende toner weergegeven en kunt
u nieuwe tonercartridges bestellen.
SmarThru Office: dit programma wordt standaard geleverd bij uw apparaat.
U kunt dit programma gebruiken voor het scannen van afbeeldingen of documenten.
U kunt deze functie gebruiken via de lokale verbinding of de netwerkverbinding.
Scanstuurprogramma: TWAIN- of Windows Image Acquisition- (WIA)
stuurprogramma's zijn beschikbaar om documenten met uw printer te scannen.
Gebruikershandleiding- PDF-documentatie biedt gedetailleerde informatie over
het gebruik van de printer.
Set IP: Gebruik dit programma om de TCP/IP-adressen van uw printer in te stellen.
PS-stuurprogramma: PostScript Printer Description-bestand (PPD). U kunt
het PostScript-stuurprogramma gebruiken om documenten af te drukken.
Dell Scanbeheer: hiermee kunt u een document met uw printer scannen en het opslaan
op een computer die is aangesloten op het netwerk.
Linux-stuurprogramma: hiermee kunt u in een Linux-omgeving afdrukken en scannen.
Macintosh-stuurprogramma: hiermee kunt u de printer met een Macintosh-computer
gebruiken.
Hulpprogramma voor het updaten van de firmware: gebruik dit programma
om de firmware van uw apparaat bij te werken. Zie "Minimumvereisten"
.
Statuscontrole: met dit programma bewaakt u de printerstatus en ontvangt
u waarschuwingsberichten als er tijdens het afdrukken fouten optreden.
LDAP: hiermee kunt u e-mailadressen opslaan op de (LDAP-)server. Ondersteunt
tevens
een methode voor het beveiligen van LDAP-communicatie via SSL.
In de
Embedded Web
Service
kunt u de kenmerken van de LDAP-server instellen.
51
Dell Webprinterconfiguratie
Tool van Dell voor configuratie van uw printer via het web
, ook wel
Embedded Web Service
van de printer genoemd, kunt u de status van uw netwerkprinter controleren zonder uw bureau
te hoeven verlaten. U kunt ook de printerconfiguratie-instellingen bekijken en/of wijzigen,
de hoeveelheid toner in de gaten houden en reservetonercassettes bestellen door
in uw webbrowser op de koppeling voor
Dell
-verbruiksartikelen te klikken.
OPMERKING: De Tool van Dell voor configuratie van uw printer via het web is alleen beschikbaar
als de printer op een netwerk is aangesloten. Zie pagina "Minimumvereisten".
Als u
Tool van Dell voor configuratie van uw printer via het web
wilt starten, hoeft u alleen
maar het IP-adres van de printer op te geven in uw webbrowser.
Als u het IP-adres van de printer niet weet, drukt u een netwerkconfiguratiepagina af.
Hierop wordt het IP-adres vermeld:
1
Druk op
Instelling
Apparaatinstellingen
vanuit het beginscherm.
2
Druk op de toets
Volg.
().
3
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om
Rapporten
te selecteren.
4
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om
Netwerkinstell.
te selecteren.
Als er geen IP-adres is toegewezen, wijst u er nu een toe aan uw printer.
Zie "Minimumvereisten"
.
52
Printerstatus
U krijgt onmiddellijk feedback over de status betreffende de verbruiksartikelen van de printer.
Wanneer de toner bijna op is, klikt u op de koppeling voor tonerverbruiksartikelen in het eerste
scherm om reservetonercassettes te bestellen.
Printerinstellingen
U kunt de printerinstellingen wijzigen, de status van de printerinstellingen bekijken
en de firmware van de printerserver bijwerken.
OPMERKING: In het Menu Configuratie kan de gebruiker alleen instellingen
van het bedieningspaneel wijzigen als het juiste wachtwoord is ingevoerd.
Printerserverinstellingen
In dit menu kunnen de volgende items worden geconfigureerd:
Basisinformatie over de beheerder
•TCP/IP
•SNMP-traps
SNMP-community
•SNMPv3
•SLP
UPnP (SSDP)
•IPP
•Telnet
•EtherTalk
•Veilige adres
•802.1x
•WSD
Faxinstellingen
U kunt faxinstellingen configureren, zoals het faxvoorblad, de ontvangstmodus,
het telefoonboek en instellingen van de faxserver.
De instelling voor de faxserver is noodzakelijk als u een fax wilt versturen met behulp
van een faxserver.
Neem contact op met de beheerder van de faxserver voor informatie over het configureren
van de faxserverparameters.
53
Beschikbare opties voor de faxserver
E-mail-instellingen
U krijgt een e-mail wanneer de printer verbruiksartikelen of een interventie nodig heeft.
Voer in de e-mailkeuzelijst uw naam in of de naam van de hoofdoperator die moet worden
gewaarschuwd.
Via dit menu kunnen de volgende functies worden geprogrammeerd:
Instelling SMTP-server
Instelling SMTP-client
Instelling E-mailverwittiging
Instelling LDAP-server
De volgende informatie kan handig zijn bij het instellen van bovenstaande functies:
Optie Omschrijving
Faxservermenu Faxserver Als u Inschakelen selecteert, kunt u de instellingen
van de faxserver configureren.
Standaardscanresolutie Selecteer de standaardscanresolutie.
Standaardbijlagetype Selecteer de bestandsindeling voor bijlagen.
Standaard [Van:] Adres Voer uw e-mailadres in.
Standaard [Naar:]
Adres
Voer het e-mailadres van de ontvanger in.
Aanpassingsveld U kunt het veld Van of het onderwerpveld aanpassen.
Prefix De invoertekens die vóór het aangepaste veld worden
toegevoegd.
Suffix De invoertekens die aan het einde van het aangepaste
veld worden toegevoegd.
54
Beschikbare opties voor e-mailwaarschuwingen
Optie Omschrijving
Instelling
E-mailverwittiging
IP-adres of naam van de host Stelt het IP-adres of de hostnaam in.
Primaire SMTP-gateway Stelt de primaire SMTP-gateway in.
SMTP-poortnummer Geeft het SMTP-poortnummer aan. Dit moet
25 zijn of tussen 5 000 en 65 535 liggen.
Primaire SMTP-verificatie
inschakelen
Geeft de verificatiemethode aan voor
uitgaande e-mail.
Accountnaam primair SMTP Geeft de aangemelde SMTP-gebruiker aan.
U kunt maximaal 63 alfanumerieke tekens,
punten, streepjes, onderstrepingstekens
en apenstaartjes (@) gebruiken. Als u meer
dan één adres opgeeft, moet u de adressen
scheiden met behulp van komma’s.
Accountpaswoord primair
SMTP
Geeft het wachtwoord van de SMTP-account
aan in maximaal 31 alfanumerieke tekens.
Adres van primaire afzender
van e-mail
Het e-mailadres van de afzender geregistreerd
op de primaire server.
SMTP timeout De time-out van de zoekopdracht wordt
ingesteld op 30 tot 120 seconden.
Antwoordadres Geeft het e-mailadres voor beantwoording
aan dat bij elke e-mailmelding wordt
verzonden.
Beveiligde e-mailverbinding
met SSL/TLS
Ondersteunt een methode voor beveiliging
van SMTP-communicatie via SSL/TSL.
55
POP3 instellen
vóór SMTP
POP3-server en poort
a
Geeft het adres van de POP3-server
aan in de IP-adresindeling "aaa.bbb.ccc.ddd"
of als een DNS-hostnaam van maximaal
63 tekens.
Geeft ook het poortnummer
van de POP3-server aan in maximaal
15 alfanumerieke tekens.
POP3-gebruikersnaam
a
Geeft de gebruikersnaam aan van
de POP3-account. U kunt maximaal
63 alfanumerieke tekens, punten, streepjes,
onderstrepingstekens en apenstaartjes (@)
gebruiken. Als u meer dan één adres opgeeft,
moet u de adressen scheiden met behulp van
komma’s.
POP3-gebruikerswachtwoord
a
Geeft het wachtwoord van de POP3-account
aan in maximaal 31 alfanumerieke tekens.
Optie Omschrijving
56
Instelling
E-mailverwittiging
E-mail-lijst 1 Stelt geschikte e-mailadressen in voor
de functie voor e-mailwaarschuwingen
tot maximaal 255 alfanumerieke tekens.
E-mail-lijst 2 Stelt geschikte e-mailadressen in voor
de functie voor e-mailwaarschuwingen
tot maximaal 255 alfanumerieke tekens.
Selecteer waarschuwingen voor
lijst 1
Geef een waarschuwing
: schakel
het selectievakje in om een
e-mailwaarschuwing voor verbruiksartikelen
te ontvangen.
Waarschuwing Papierstori ng
: schakel
het selectievakje in om een
e-mailwaarschuwing te ontvangen
bij papierstoringen.
Selecteer waarschuwingen voor
lijst 2
Geef een waarschuwing
: schakel
het selectievakje in om een
e-mailwaarschuwing voor verbruiksartikelen
te ontvangen.
Waarschuwing Papierstori ng
: schakel
het selectievakje in om een
e-mailwaarschuwing te ontvangen bij
papierstoringen.
Toner bi jna o p
: schakel het selectievakje
in om een e-mailwaarschuwing te ontvangen
als er onvoldoende de toner is.
Toner bi jna o p
: schakel het selectievakje
in om een e-mailwaarschuwing te ontvangen
als de tonercassette bijna leeg is.
Toner is o p
: schakel het selectievakje in
om een e-mailwaarschuwing te ontvangen
als de tonercassette leeg is.
a. Beschikbaar indien SMTP vereist POP3 voor SMTP-verificatie is geselecteerd.
Optie Omschrijving
57
Beschikbare opties voor de LDAP-server
Optie Omschrijving
Instelling
LDAP-server
LDAP-server
en poort
Geeft het adres van de LDAP-server aan in de IP-adresindeling
"aaa.bbb.ccc.ddd" of als een DNS-hostnaam van maximaal
63 tekens.
Geeft ook het poortnummer van de LDAP-server
aan in maximaal 15 alfanumerieke tekens.
Beveiligde
LDAP-verbinding
Ondersteunt een methode voor het beveiligen
van LDAP-communicatie via SSL.
Hoofdmap
doorzoeken
Geef het hoogste zoekniveau op van de LDAP-boomstructuur.
Verificatiemethode Geeft de verificatiemethode aan voor uitgaand verkeer
van de LDAP-server.
Append Root
to Base DN
Schakel deze optie in als het noodzakelijk is om de basis-DN
toe te voegen aan de gebruiker-DN.
Aanmeldingsnaam Geeft de gebruikersnaam aan van de LDAP-account. U kunt
maximaal 63 alfanumerieke tekens, punten, streepjes,
onderstrepingstekens en apenstaartjes (@) gebruiken.
Als u meer dan één adres opgeeft, moet u de adressen
scheiden met behulp van komma’s.
Wachtwoord Geeft het wachtwoord van de LDAP-account aan in maximaal
31 alfanumerieke tekens.
Maximumaantal
zoekresultaten
"0" betekent dat het aantal LDAP-zoekresultaten onbeperkt is.
Dit zijn 5-100 items.
Time-out voor
zoeken
De time-out van de zoekopdracht wordt ingesteld op 5 tot
100 seconden.
LDAP-verwijzing Schakel deze optie in indien noodzakelijk.
Volgorde naam
zoeken
•Kies
Algemene naam
als de gebruikers-ID de vorm
"cn=<gebruikersnaam>" heeft.
•Kies
E-mail-Adres
als de gebruikers-ID de vorm
"mail=<gebruikersnaam>" heeft.
•Kies
Familienaam, voornaam
in alle andere gevallen.
58
Printerinstellingen kopiëren
Maak snel een identieke kopie van de printerinstellingen en plaats deze op één of meer andere
printers in het netwerk door voor elke printer het IP-adres in te voeren.
OPMERKING: Om deze functie te kunnen gebruiken, moet u een netwerkbeheerder zijn.
Afdrukstatistieken
Stel afdruktrends vast, zoals papiergebruik en het soort afdruktaken.
Het Wachtwoord instellen
Tool van Dell voor configuratie van uw printer via het web
(
Embedded Web Service
)
kan worden vergrendeld door een wachtwoord in te stellen. Als een van de printerinstellingen
wordt gewijzigd met behulp van deze tool, wordt gevraagd om de gebruikersnaam
en het wachtwoord.
Bedieningspaneel of beheerdersmenu vergrendelen (Instelling):
Deze functie wordt ingeschakeld via
Embedded Web Service
en zorgt ervoor dat gebruikers
geen instellingen op het bedieningspaneel of in het beheerdermenu kunnen wijzigen tenzij
een wachtwoord wordt opgegeven.
OPMERKING: Om deze functie te kunnen gebruiken, moet u een netwerkbeheerder zijn.
Draadloos
Raadpleeg de "Beknopte installatiehandleiding voor draadloze netwerken" voor meer
informatie over draadloze module-instellingen voor deze printer.
OPMERKING: Het menu Draadloos wordt alleen weergegeven als u de interfacekaart voor
een draadloze netwerk in het apparaat hebt geïnstalleerd.
Online Help
Klik
Help
om op de website van
Dell
naar oplossingen voor printerproblemen te zoeken.
OPMERKING: Voor meer informatie over de "All-In-One"-hoofdpagina, de pagina met opgeslagen
afbeeldingen of de pagina voor onderhoud en probleemoplossing, klikt u op Help
in de rechterbovenhoek van het scherm.
59
Software installeren op Microsoft
®
Windows
®
-besturingssystemen
Voor u begint moet u controleren of uw systeem aan de volgende "Minimumvereisten" voldoet.
OPMERKING: Voor Microsoft Windows® 2000, Windows® XP, Windows Server® 2003 Server®
2008, Windows Vista®, Windows 7 en Windows Server® 2008 R2 moet de systeembeheerder
Dell-software installeren.
Ondersteunde besturingssystemen
Windows 2000 Professional of Advanced Server
Windows XP Home edition of Professional
Windows Server 2003,
Windows Server 2008, Windows Server 2008 R2
•Windows Vista
Windows 7
Minimumvereisten
Schijfruimte: Windows 2000: 300 MB
Windows XP/Server 2003/Server 2008/Vista: 1 GB
Windows 7: 16 GB
Windows Server 2008 R2: 10 GB
Geheugen: Windows 2000: 64 MB
Windows XP/Server 2003: 128 MB
Windows Vista/Server 2008: 512 MB
Windows 7: 1 GB
Windows Server 2008 R2: 512 MB (2048 MB)
Processor: Windows 2000: Pentium II 400 MHZ of hoger
Windows XP/Server 2003/Server 2008/Vista: Pentium III 933 MHZ of hoger
Windows 7: Pentium IV 1 GHz 32-bits of 64-bits processor of hoger
Windows Server 2008 R2: Pentium IV 1 GHz (x86) of 1,4 GHz (x64) processoren
(2 GHz of sneller)
Vereiste software: Internet Explorer 5.0 of hoger
60
Dell-software installeren om af te drukken op een lokale printer
Een lokale printer is een printer die via een USB-kabel met uw computer is verbonden. Indien
uw printer is verbonden met een netwerk i.p.v. met uw computer, slaat u deze stap over en gaat
u verder met "Dell Software installeren voor Afdrukken via Netwerk"
.
Een printerstuurprogramma is software waarmee uw computer met de printer
kan communiceren. De procedure om stuurprogramma's te installeren is afhankelijk
van het besturingssysteem dat u gebruikt.
OPMERKING: Als u een USB-printerkabel aansluit terwijl de printer en computer zijn
ingeschakeld, wordt de Wizard Nieuwe hardware gevonden onmiddellijk gestart.
Annuleren het scherm en gebruik de CD "Software installeren
op Microsoft® Windows®-besturingssystemen" om de Dell-software te installeren.
1
Zorg dat de printer op de computer is aangesloten en is ingeschakeld. Sluit alle
toepassingen op uw computer af voor u met de installatie begint.
OPMERKING: Als de printer niet op de computer is aangesloten wanneer u de CD "Software
installeren op Microsoft® Windows®-besturingssystemen" plaatst, verschijnt het scherm
Geen printer gevonden. Volg de aanwijzingen op het scherm om de software te installeren.
2
Plaats de CD "Software installeren op Microsoft® Windows®-besturingssystemen".
OPMERKING: Voor Windows Vista/Windows 7/Server 2008 R2: klik op Ga door wanneer
het scherm Gebruikersaccountbeheer verschijnt.
OPMERKING: Als de gebruiker automatisch doorgaan heeft uitgeschakeld, opent
u setup.exe in de hoofdmap van de CD.
3
Selecteer
Persoonlijke installatie
.
61
Selecteer zo nodig een taal door in het hoofdscherm op de knop
Ta al
te drukken.
4
Selecteer
Standaardinstallatie
om de software en de gebruikershandleiding te installeren.
Als u
Aangepaste installatie
selecteert, kunt u de onderdelen selecteren die moeten
worden geïnstalleerd. U kunt ook de doelmap wijzigen. Klik op
Volgende
.
OPMERKING: Als de printer niet op de computer aangesloten is, verschijnt het volgende venster
Geen printer gevonden.
62
5
Als de installatie is voltooid, kunt u een testpagina afdrukken. Klik op
Voltooien
om de installatie te voltooien en de wizard af te sluiten. U bent nu klaar
om af te drukken.
Installeren op een netwerk
Een IP-adres toewijzen
Voordat u de printer in het netwerk kunt gebruiken, moet u een IP-adres, subnetmasker
en gateway voor de printer instellen. Als u het IP-adres automatisch wilt laten instellen door
DHCP of BOOTP, moet er een DHCP- of BOOTP-server bestaan in het netwerk.
Als het netwerk DHCP/BOOTP gebruikt, wordt automatisch een IP-adres toegewezen nadat
de netwerkkabel op de printer is aangesloten. Als er geen DHCP of BOOTP is, wordt
automatisch een bestaand IP-adres 192.0.0192 of lokaal koppelingsadres 169.254.xxx.xxx
toegewezen door de printer.
Als u het IP-adres handmatig wilt configureren, kunt u de meegeleverde CD "Software
installeren op Microsoft® Windows®-besturingssystemen" gebruiken. Druk de
Configuratiepagina van de printer af om de actuele netwerkconfiguratie en het MAC-adres
te zien. U hebt deze informatie nodig om de printer voor het netwerk te kunnen configureren.
1
Zorg dat de printer op het netwerk is aangesloten en is ingeschakeld. Sluit alle
programma’s.
2
Plaats de CD "Software installeren op Microsoft® Windows®-besturingssystemen".
63
OPMERKING: Voor Windows Vista/Windows 7/Server 2008 R2: klik op Ga door wanneer
het scherm Gebruikersaccountbeheer verschijnt.
OPMERKING: Als de gebruiker automatisch doorgaan heeft uitgeschakeld, opent
u setup.exe in de hoofdmap van de CD.
3
Selecteer
IP-adres instellen
. De lijst met beschikbare netwerkprinters wordt
weergegeven.
4
Selecteer de printer waaraan u een MAC-adres wilt toewijzen. Het MAC-adres
van de printer is te vinden op de configuratiepagina voor de printer.
5
Nadat u het IP-adres voor de printer hebt ingesteld, sluit u het programma af.
Dell Software installeren voor Afdrukken via Netwerk
Als u de printer op het netwerk aansluit, moet u eerst de TCP/IP-instellingen voor de printer
configureren. Nadat u de TCP/IP-instellingen hebt toegewezen en geverifieerd, kunt
u de Dell-software op elke netwerkprinter installeren.
U kunt de Dell software op de netwerkcomputers lokaal of vanop afstand installeren.
OPMERKING: U hebt beheertoegang nodig om printerstuurprogramma’s op de netwerkcomputers
te installeren.
64
1
Zorg dat de printer op het netwerk is aangesloten en is ingeschakeld. Sluit alle
toepassingen op uw computer af voor u met de installatie begint. Zie
"Minimumvereisten"
voor meer informatie over de aansluiting van uw printer
op een netwerk.
2
Plaats de CD "Software installeren op Microsoft® Windows®-besturingssystemen".
OPMERKING: Voor Windows Vista/Windows 7/Server 2008 R2: klik op Ga door wanneer
het scherm Gebruikersaccountbeheer verschijnt.
OPMERKING: Als de gebruiker automatisch doorgaan heeft uitgeschakeld, opent
u setup.exe in de hoofdmap van de CD.
3
Selecteer
Installeren op een netwerk
.
Selecteer zo nodig een taal door in het hoofdscherm op de knop
Taal
te drukken.
4
Wanneer u op deze computer de stuurprogramma's voor netwerkgebruik wilt installeren,
selecteert u
Lokale installatie
en klikt u op
Volgende
65
Als u de Dell-software wilt installeren op externe computers of netwerkservers
in hetzelfde netwerk, selecteert u
Installatie op afstand
. De ID en het wachtwoord
van de domeinbeheerder zijn vereist. Kies de clientcomputer(s) in hetzelfde domein
op een netwerk en klik
Volgende
.
OPMERKING: Zowel de servercomputer als de clientcomputer moeten een van de volgende
besturingssystemen hebben: Windows XP, Windows 2000, Windows Server 2003, Windows
Server 2008, Windows Vista, Windows 7 en Server 2008 R2.
OPMERKING: De servercomputer moet de naam van de clientcomputer kunnen omzetten
in een IP-adres.
5
Er verschijnt een lijst van de beschikbare printers in het netwerk. Selecteer in deze lijst
de printer die u wilt installeren en klik op
Volgende
66
Als de printer niet in de lijst staat, klikt u op
Vernieuwen
om de lijst te vernieuwen
of klikt u op
Printer toevoegen
om de printer aan het netwerk toe te voegen.
Om de printer aan het netwerk toe te voegen, voert u de poortnaam en een bestaand
IP-adres voor de printer in.
Als u de printer op een server wilt installeren, schakelt u het selectievakje
Ik installeer
deze printer op een server
in.
6
In het scherm verschijnen de op uw computer geïnstalleerde printerstuurprogramma's.
U kunt de printernaam wijzigen, de printer instellen om te worden gedeeld
op het netwerk en de printer instellen als de standaardprinter. Klik op
Volgende
67
7
Selecteer
Aangepaste installatie
. Klik op
Volgende
.
Als u
Standaardinstallatie
hebt geselecteerd, gaat u naar stap 9.
8
Selecteer de onderdelen die moeten worden geïnstalleerd. U kunt ook de doelmap
wijzigen. Klik op
Volgende
.
9
Als de installatie van de printer is voltooid, kunt u een testpagina afdrukken.
Klik op
Voltooien
om de installatie te voltooien en de wizard af te sluiten. U bent
nu klaar om af te drukken.
68
OPMERKING: Raadpleeg de beknopte installatiehandleiding voor draadloze netwerken voor
informatie over het installeren van de draadloze netwerkinterfacekaart en het configureren
van de netwerkparameters.
69
De printersoftware verwijderen
U moet de printerstuurprogramma’s verwijderen als u een upgrade van de software uitvoert
of als de installatie van het stuurprogramma mislukt. U kunt de software verwijderen
met de CD "Software installeren op Microsoft® Windows®-besturingssystemen"
of met de Uninstall-optie van Windows.
OPMERKING: Sluit alle programma’s voordat u de software verwijdert en start uw computer
opnieuw op nadat u de software hebt verwijderd.
1
Ga naar het menu
Start
en selecteer
Programma’s
Dell Printers
Dell 2355dn Laser MFP MFP-software van Dell deïnstalleren
.
2
Kies de software die u wilt verwijderen. Klik op
Volgende
.
Het geselecteerde stuurprogramma wordt van de computer verwijderd.
3
Nadat de software is verwijderd, klikt u op
Voltooien
.
70
Het Dell Toner Management-systeem gebruiken
De
Printerstatusmonitor
geeft de status weer van de printer die lokaal of via een netwerk
is aangesloten. U zie de volgende printergegevens: Printer gereed, Printer offline, Foutcontrole
printer, en het tonerniveau of Toner bijna op.
Printerstatusmonitor
Het scherm
Printerstatusmonitor
wordt gestart als u een afdruktaak naar de printer stuurt.
Dit verschijnt uitsluitend op het computerscherm. Hoe het scherm van de
Printerstatusmonitor
wordt weergegeven, hangt af van het resterende tonerniveau.
OPMERKING: Via Help me in het venster Printerstatusmonitor kunt u de probleemoplossingsgids
voor de printer weergeven. Klik op Help me om een animatie weer te geven over de fouttoestand.
Of
Ga naar het menu
Start
en selecteer
Programma’s Dell Printers Dell 2355dn Laser
MFP Printerstatusmonitor
.
Duidt het tonerniveau aan voor uw printer.
Klik om nieuwe tonercassettes online
te bestellen. Zie "Minimumvereisten".
71
Hulpprogramma voor printerinstellingen
Met behulp van het venster
Hulpprogramma voor printerinstellingen
kunt
u de gegevensopties van het faxsysteem instellen en telefoonboekitems vanaf uw computer
maken en bewerken.
Wanneer u de software installeert, wordt automatisch het
Hulpprogramma voor
printerinstellingen
geïnstalleerd.
Zie "Software installeren op Microsoft® Windows®-besturingssystemen"
voor informatie over
het installeren van de software.
Het Hulpprogramma voor printerinstellingen openen:
1
Ga naar het menu
Start
en selecteer
Programma’s Dell Printers
Dell 2355dn Laser MFP Hulpprogramma voor printerinstellingen
.
Het venster
Hulpprogramma voor printerinstellingen
wordt geopend.
2
Het venster
Hulpprogramma voor printerinstellingen
biedt verschillende functies;
Directory
(
Telefoonlijst
,
Adresboek
),
Faxinstellingen
en
Instellingen
.
Voor meer details klikt u op de knop
.
Als u de standaardinstellingen wilt gebruiken, klikt u op de knop
Printerstandaard
.
Als u het programma wilt afsluiten, klikt u op de knop
Afsluiten
onderaan in het venster.
72
De sectie Directory
Klik op
Telefoonlijst
of
Adresboek
en klik op de knop
Instellingen
om telefoonlijst-
of adresboekitems te maken of te bewerken.
De telefoonlijstitems
vanuit de printer
ophalen naar het
hulpprogramma
Printerinstellingen.
Haalt
de telefoonboekingangen
uit het
Printerinstellingsprogram
ma naar de printer.
Telefoonlijst
Verwijdert een geselecteerd
item in de telefoonlijst.
Een geselecteerd item
in de telefoonlijst
bewerken.
Een geselecteerd item
in de telefoonlijst wijzigen.
73
De sectie Faxinstelling
Klik op elk item onder
Faxinstellingen
om de faxconfiguratie in te stellen.
De printerinstellingen bevatten de printer-id en het faxnummer van de printer. U hebt
de keuze uit
Printerinstellingen
,
Verzenden tijdens daluren
en
Standaard afleveringsopties
.
.
De sectie Instellingen
Klik op de sectie
Instellingen
en selecteer de optie voor energiebesparing
in de vervolgkeuzelijst.
U hebt de keuze uit
Energiebesparing
,
Tonerbesparing
en
Ty p e e m u l a t i e
.
De sectie Lay-out
Klik op de sectie
Lay-out
en selecteer de afdrukstand in de vervolgkeuzelijst.
U hebt de keuze uit
Afdrukstand
,
Dubbelzijdig
en
Marge dubbelz.
.
De sectie Papieropties
Klik op de sectie
Papieropties
en selecteer de standaardspecificaties voor papierverwerking
in de vervolgkeuzelijst.
U hebt de keuze uit
Exemplaren
,
Papierformaat
,
Type papier
,
Papierinvoer
en
Lades
koppelen
.
De sectie Grafisch
Klik op de sectie
Grafisch
en selecteer de tonerdichtheid in de vervolgkeuzelijst.
U kunt
Tonerdichtheid
selecteren.
Voer uw faxnummer in.
Voer uw printer-ID in.
Klik hier om het voorblad naar de printer
te sturen.
74
De sectie Emulatie
Klik op de sectie
Emulatie
en selecteer de emulatie in de vervolgkeuzelijst. U kunt ook extra
lettertypen toevoegen.
U kunt
Emulatie-instelling
selecteren.
Als u meer PCL- of PS-lettertypen wilt, selecteert u
PCL-lettertype en macro opslaan
bij
Emulatie-instelling
.
De sectie Netwerk(IPv4)
Klik op de sectie
Netwerk(IPv4)
en selecteer de netwerkomgeving in de vervolgkeuzelijst.
U hebt de keuze uit
Netw. config.
en
Pagina met netwerkconfiguratie afdrukken
.
Hulpprogramma voor het updaten van de firmware
U kunt de printerfirmware bijwerken met behulp van
Hulpprogramma voor het updaten
van de firmware
.
1
Ga naar het menu
Start
en selecteer
Programma’s Dell Printers
Dell 2355dn Laser MFP Hulpprogramma voor het updaten van de firmware
.
2
Download de nieuwste firmware. Klik op
http://support.dell.com
.
3
Als uw printer is aangesloten met een USB-kabel, klikt u op
USB Aangesloten printer
.
Als uw printer is aangesloten met een netwerkkabel, klikt u op
Netwerkprinter, instellen
.
4
Klik op
Bladeren
en selecteer het firmwarebestand dat u wilt downloaden.
75
5
Klik op
Firmware Updaten
.
76
IP-adres instellen
Dit programma wordt gebruikt om IP-adressen van netwerkapparaten in te stellen
met het MAC-adres, het hardwareserienummer van de netwerkprinterkaart of interface.
Het wordt met name door netwerkbeheerders gebruikt om de IP-adressen van meerdere
netwerkapparaten tegelijk in te stellen.
OPMERKING: U kunt IP-adres instellen alleen gebruiken wanneer uw printer is verbonden
met een netwerk.
1
Sluit de netwerkkabel aan op uw printer.
2
Druk de netwerkonfiguratiepagina van de printer af om de huidige netwerkconfiguratie
en het MAC-adres te bekijken.
3
Ga naar het menu
Start
en selecteer
Programma’s Dell Printers
Dell 2355dn Laser MFP IP-adres instellen
.
4
Klik op het venster SetIP om het TCP/IP-configuratievenster te openen.
5
Voer het MAC-adres, IP-adres, subnetmasker en de standaardgateway
van de netwerkkaart in en klik vervolgens op
Toepassen
.
OPMERKING: Laat bij het invoeren van het MAC-adres de dubbele punt (:) weg.
6
Klik op
OK
.
7
Klik op
Afsluiten
om het programma SetIP af te sluiten.
Papier
Richtlijnen voor afdrukmedia
Afdrukmedia bewaren
Identificatie van afdrukmedia en specificaties
Een uitvoerlocatie kiezen
Printmedia in de papierlade plaatsen
De MPF (multifunctionele invoer) gebruiken
Het papierformaat instellen
De papiersoort instellen
De papierlade instellen
Gedrag van lade
78
Richtlijnen voor afdrukmedia
De afdrukmedia zijn papier, kaartkarton, transparanten, etiketten en enveloppes. De printer
levert op diverse afdrukmedia kwalitatief hoogstaande afdrukken. Gebruik de juiste
afdrukmedia voor de printer om problemen tijdens het afdrukken te voorkomen.
In dit hoofdstuk vindt u informatie over hoe u de afdrukmedia het best kunt kiezen, hoe
u met afdrukmedia moet omgaan en hoe u deze in lade 1, optionele lade 2 of de MPF plaatst.
Papier
Gebruik voor de beste afdrukkwaliteit langvezelig kopieerpapier van 75 g/m
2
.
Probeer het afdrukken eerst met een staal van het papier dat u wilt gaan gebruiken vooraleer
u grote hoeveelheden ervan aankoopt.
Wanneer u papier plaatst, let dan op de aanbevolen afdrukzijde op de verpakking en plaats
het papier op de aanbevolen manier. Zie "
Printmedia in de papierlade plaatsen" en "De MPF
(multifunctionele invoer) gebruiken" voor meer informatie over het plaatsen van papier.
Papiereigenschappen
De volgende papiereigenschappen hebben een invloed op de afdrukkwaliteit en
-betrouwbaarheid. We raden u aan om deze richtlijnen te volgen wanneer u een nieuwe
papiervoorraad koopt.
Gewicht
De printer kan automatisch papier met een gewicht van 60 tot 105 g/m
2
(langvezelig)
in de DADI invoeren en van 60 tot 105 g/m
2
(langvezelig) in de papierlade. Papier lichter
dan 60 g/m
2
is wellicht onvoldoende stijf voor een goede papierinvoer en kan papierstoringen
veroorzaken. Gebruik voor de beste prestaties langvezelig papier van 75 g/m
2
.
Gebruik voor dubbelzijdig afdrukken langvezelig papier van 75 to 90 g/m
2
.
Krullen
Krul is de neiging van afdrukmedia om aan de randen te krullen. Extreme krul
kan tot problemen bij de papierinvoer leiden. Krul ontstaat meestal nadat het papier door
de printer is gegaan, waar het aan extreem hoge temperaturen werd blootgesteld.
Wanneer papier uit de verpakking in vochtige omgeving bewaard wordt, zelfs in de papierlade,
kan tot krul voor het afdrukken leiden en kan invoerproblemen veroorzaken.
79
Gladheid
De gladheid van het papier heeft een directe invloed op de afdrukkwaliteit. Als het papier
te ruw is, kan de toner niet goed aan het papier hechten. Dit geeft een slechte afdrukkwaliteit.
Als het papier te glad is, kan dit problemen geven bij de papierinvoer. De soepelheid ligt best
tussen 100 en 300 punten Sheffield-ruwheid; soepelheid tussen 150 en 250 punten
Sheffield-ruwheid geven echter de beste afdrukkwaliteit.
Vochtgehalte
De hoeveelheid vocht in het papier heeft zowel een invloed op de afdrukkwaliteit alsook
op mogelijkheid van de printer om het papier correct op te nemen. Laat het papier
in de originele verpakking tot u het gebruikt. Zo wordt blootstelling aan vocht vermeden
die de prestatie van het papier kan verminderen.
Vezelrichting
Vezel heeft betrekking op de richting van de papiervezels in een vel papier. Vezel is ofwel
langvezelig, en loopt doorheen de lengte van het papier, of kortvezelig, en loopt door
de breedte van het papier.
Voor papier van 60 tot 90 g/m
2
wordt langvezeligheid aanbevolen. Voor papier zwaarder
dan 90 g/m
2
heeft kortvezeligheid de voorkeur. Voor de MPF wordt langvezelig papier
van 60 tot 90 g/m
2
aanbevolen.
Vezelgehalte
Het meeste hoogwaardige kopieerpapier is gemaakt van 100% chemisch pulphout.
Daardoor krijgt het papier een hoge stabiliteit wat in minder papiertoevoerproblemen
en een betere afdrukkwaliteit resulteert. Papier met vezels zoals katoen heeft eigenschappen
die in een slechte papierverwerking resulteren.
Aanbevolen papier
Gebruik voor de beste afdrukkwaliteit en een betrouwbare papierinvoer kopieerpapier
van 75 g/m
2
. Ook zakelijk papier dat voor algemene zakelijke toepassingen gemaakt is,
kan een aanvaardbare afdrukkwaliteit opleveren.
Druk steeds enkele stalen af vooraleer u grote hoeveelheden van gelijk welke afdrukmedia
koopt. Let bij de keuze van afdrukmedia op gewicht, vezelgehalte en kleur.
Gebruik uitsluitend papier dat hoge temperaturen kan weerstaan zonder te verkleuren,
uit te lopen of gevaarlijke stoffen uit te stoten. Controleer bij de papierproducent
of -verkoper of het door u gekozen papier voor laserprinters bruikbaar is.
80
Ongeschikt papier
Het volgende papier wordt niet
aanbevolen voor het gebruik met de printer
:
Chemisch behandeld papier dat gebruikt wordt om kopieën zonder carbonpapier te maken,
ook bekend als carbonloos papier, carbonloos kopieerpapier (CCP) of carbonvrij papier
(No Carbon Required - NCR) genoemd
Voorbedrukt papier met scheikundige stoffen die de printer kunnen vervuilen
Voorbedrukt papier dat door de temperatuur van de fixeereenheid van de printer
kan worden aangetast
Voorbedrukt papier dat op de juiste afdrukplaats moet worden gecentreerd met een precisie
van meer dan
0,09 in. (2,29 mm), zoals OCR-formulieren (optisch leesbare formulieren)
Gecoat papier (wisbaar bankpostpapier), synthetisch papier, thermisch papier
Papier met ruwe randen, papier met een ruw of zwaar getextureerd oppervlak of gekruld
papier
Gerecycleerd papier met meer dan 25% bij de verbruiker gerecycleerd materiaal
dat niet voldoet aan de norm DIN 19 309
Gerecycleerd papier met een gewicht van minder dan 60 g/m
2
Formulieren of documenten die uit verschillende delen bestaan
Papier selecteren
De juiste plaatsing van het papier voorkomt papierstoringen en zorgt voor afdrukken zonder
problemen.
Om papierstoringen of slechte afdrukkwaliteit te vermijden:
Gebruik steeds nieuw, onbeschadigd papier.
Weet voor het plaatsen van het papier welke de aanbevolen zijde van het papier is waarop
u mag afdrukken. Deze informatie staat meestal op de verpakking van het papier.
Gebruik geen papier dat u zelf hebt gesneden of bewerkt.
Gebruik geen verschillende afdrukmediaformaten, gewichten of soorten doorelkaar;
dit kan tot papierstoringen leiden.
Gebruik geen gecoat papier.
Vergeet niet de papierformaatinstelling te veranderen, wanneer u een een bron gebruikt
die niet automatisch het formaat detecteert.
Verwijder geen laden tijdens het afdrukken.
Zorg dat het papier op de juiste wijze is geplaatst.
Buig paper een beetje heen en weer. Zorg dat u het papier niet vouwt of kreukt. Maak
er een rechte stapel van op een vlak oppervlak.
±
81
Voorbedrukte formulieren en briefhoofdpapier selecteren
Volg de volgende richtlijnen wanneer u voorbedrukte formulieren en hoofdingpapier voor
de printer gebruikt:
Gebruik langvezelig papier voor de beste resultaten.
Gebruik alleen formulieren en briefhoofdpapier dat is bedrukt via een offset-lithografisch
drukproces of in gravuredruk.
Kies papier dat inkt absorbeert, but daat niet uitloopt.
Vermijd papier met ruwe of zwaar getectureerde oppervlakken.
Gebruik papier dat is bedrukt met hittebestendige inkt en dat is ontworpen voor
kopieermachines. De inkt moet aan temperaturen van 180 °C kunnen weerstaan zonder
te smelten of gevaarlijke stoffen vrij te laten komen. Gebruik inkt die niet wordt aangetast
door de hars in de toner of de siliconen in de fixeereenheid. Inkt geproduceerd
in een oxidatieproces of op basis van olie zou aan deze vereisten moeten voldoen; latexinkt
eventueel niet. Bij twijfel raadpleegt u uw papierleverancier.
Voorbedrukt papier zoals briefhoofdpapier moet temperaturen tot 180 °C kunnen weerstaan
zonder te smelten of gevaarlijke stoffen uit te stoten.
82
Afdrukken op briefhoofdpapier
Informeer bij de papierfabrikant of -leverancier of het door u gekozen voorbedrukte
briefhoofdpapier geschikt is voor laserprinters.
De paginarichting is belangrijk bij het afdrukken op briefhoofdpapier. Gebruik de volgende
tabel als hulpmiddel bij het plaatsen van briefhoofdpapier in de lade voor afdrukmedia.
Afdrukmediabron Bovenkant van de Pagina
Afdrukzijde Staand Liggend
lade 1 (standaardlade)
optionele lade 2
Afdrukzijde naar beneden voor
enkelzijdig afdrukken
Front van lade Linker zijde
van lade
Afdrukzijde naar boven voor
dubbelzijdig afdrukken
MPF Voorzijde naar boven Logo gaat eerst
de printer in
Linker zijde
van lade
83
Geponst papier selecteren
Geponst papier van verschillende merken kan m.b.t. aantal en plaatsing van de gaatjes
en betreffende de productietechniek verschillen.
Houd u aan volgende richtlijnen om geponst papier te kiezen en te gebruiken:
Test papier van verschillende producenten vooraleer grote hoeveelheden geponst papier
te bestellen en te gebruiken.
Papier moet al bij de producent geponst zijn en de gaatjes mogen niet in de al verpakte
riem geboord zijn. Papier met geboorde gaatjes kan papierstoringen veroorzaken wanneer
meerdere vellen door de printer gaan.
Geponst papier kan meer papierstof hebben dan standaardpapier. De printer moet
mogelijk frequentergereinigd worden en de invoerbetrouwbaarheid kaan minder goed
zijn dan die van standardpapier.
Transparanten
Probeer het afdrukken eerst met een staal van de transparanten die u wilt gaan gebruiken
vooraleer u grote hoeveelheden ervan aankoopt:
Gebruik transparanten die speciaal voor laserprinter werden ontwikkeld. Transparanten
moeten aan temperaturen van 180 °C kunnen weerstaaan zonder te smelten, verkleuren,
besmeuren of gevaarlijke stoffen vrij te geven.
Vermijd vingerafdrukken op de transparanten, omdat dit de afdrukkwaliteit
kan verminderen.
U moet de transparanten uitwaaieren voordat u deze plaatst om te voorkomen
dat de vellen aan elkaar blijven kleven.
Plaats één transparant tegelijk in de MPF.
Transparanten selecteren
De printer kan rechtstreeks afdrukken op transparanten die geschikt zijn voor gebruik
in laserprinters. De afdrukkwaliteit en duurzaamheid zijn afhankelijk van de gebruikte
transparanten. Maak steeds een proefafdruk op transparanten die u wilt gaan gebruiken
vooraleer u grote hoeveelheden koopt.
Vraag bij de producent of verkoper of de transparanten voor laserprinters geschikt zijn
die transparanten tot 180 °C opwarmen. Gebruik enkel transparanten die aan deze
temperaturen kunnen weerstaan zonder te smelten, verkleuren, besmeuren offsetting
of gevaarlijke stoffen vrij te geven.
84
Enveloppen
Probeer het afdrukken eerst met een staal van de enveloppes die u wilt gaan gebruiken
vooraleer u grote hoeveelheden ervan aankoopt. Zie "
De MPF (multifunctionele invoer)
gebruiken" voor instructies voor het plaatsen van enveloppen.
Wanneer u op enveloppen afdrukt:
Gebruik, om de best mogelijke afdrukkwaliteit te krijgen, uitsluitend enveloppen
van een hoge kwaliteit die voor gebruik in laserprinters geschikt zijn.
Gebruik voor de beste prestaties enveloppen gemaakt van papier van 75 g/m
2
. U kunt
papier met een gewicht tot 90 g/m
2
gebruiken in de MPF, zolang het katoengehalte
maar 25 percent of minder bedraagt.
Gebruik enkel nieuwe, onbeschadigde enveloppen.
Gebruik voor de beste prestaties en om papierstoringen te vermijden geen
enveloppen die:
Sterk gekruld of gebogen zijn
Aan elkaar kleven of op enige wijze beschadigd zijn
Een venster, gaten, perforaties, openingen of reliëf hebben
Metalen haakjes, koordjes of metalen elementen e.d. hebben
In elkaar grijpend opgebouwd zijn
Van postzegels zijn voorzien
Enige kleefstof hebben die uitsteekt wanneer de klep in gekleefde of gesloten
positie is
Gekartelde randen of gebogen hoeken hebben
Een ruwe, gerimpelde afwerking hebben of van een of andere laag zijn voorzien
Gebruik enveloppen die kunnen weerstaan aan temperaturen van 180 °C zonder dicht
te plakken, extreem te krullen, te krimpen of gevaarlijke stoffen vrij te laten. Als u enige
twijfel hebt over de enveloppen die u wilt gaan gebruiken, raadpleegt u de leverancier
van de enveloppen.
Pas de breedtegeleider aan de breedte van de enveloppen aan.
Plaats een enveloppe met de kant van de klep naar beneden en met de zone voor de zegel
in de linker bovenhoek. Het uiteinde van de envelop waarop de postzegel komt, gaat
het eerst in de MPF.
Zie "
De MPF (multifunctionele invoer) gebruiken" voor instructies voor het plaatsen
van enveloppen.
85
OPMERKING: U kunt de afdrukkwaliteit van enveloppen verbeteren door de achterklep
te openen en de twee blauwe drukhendels omlaag te duwen. Deze instructie is met name
bedoeld voor enveloppen van DL- en C5-formaat.
Een combinatie van sterke vochtigheid (meer dan 60%) en de hoge druktemperaturen
kan de enveloppen dichtkleven.
Etiketten
De printer kan op vele etiketten die voor laserprinters geschikt zijn afdrukken. Deze etiketten
worden op vellen in de formaten Letter, A4 en Legal geleverd. De etiketkleefstof, de voorkant
(bedrukbaar gedeelte) en bovenlaag moeten aan temperaturen van 180 °C en een druk
van 4 kilo per cm
2
. U kunt één etikettenvel tegelijkertijd in de MPF plaatsen.
Maak eerst een proefafdruk met etiketten die u met de printer wilt gebruiken vooraleer u grote
hoeveelheden aankoopt:
86
Gebruik enkel volle etiketbladen. Bladen met ontbrekende etiketten kunnen ertoe leiden
dat de overige etiketten tijdens het drukken loskomen waardoor een papierstoring
ontstaat. Bladen met ontbrekende etiketten vervuilen ook de printer en de cassette
met kleefstof wat de garanties voor uw printer en cassettes kan doen vervallen.
Gebruik etiketten die kunnen weerstaan aan temperaturen van 180 °C zonder dicht
te plakken, extreem te krullen, te krimpen of gevaarlijke stoffen vrij te laten.
Druk niet op een zone van 0,04 in. (1 mm) vanaf de rand van het etiket af, vanaf
de perforaties of tussen de vrije ruimte tussen de etiketten af.
Gebruik geen etiketbladen die aan hun rand kleefstof hebben. We raden zonecoating van
de kleefstof op minimum 0,04 in. (1 mm) van de rand aan. Kleefmateriaal vervuilt
de printer en kan de garantie doen vervallen.
Wanneer zonecoating van de kleefstof niet mogelijk is, moet een strook van 0,125 in.
(3 mm) worden verwijderd van de geleidende en sturende rand, en moet een kleefstof
worden gebruikt die niet zacht wordt.
Verwijder een strook van 0,125 in. (3 mm) van de geleidende rand om te vermijden
dat etiketten in de printer loskomen.
Een verticale plaatsing geniet de voorkeur, vooral bij het afdrukken van streepjescodes.
Gebruik geen etiketten waarvan kleefstof uitsteekt.
Kaartkarton
Kaartkarton bestaat uit één laag en heeft een groot aantal eigenschappen
die de afdrukkwaliteit kunnen beïnvloeden, zoals vochtgehalte, dikte en textuur.
Zie "
Identificatie van afdrukmedia en specificaties" voor informatie over het geprefereerde
gewicht voor de vezelrichting van afdrukmedia.
Maak eerst een proefafdruk met kaartkarton dat u met de printer wilt gebruiken vooraleer
u grote hoeveelheden aankoopt:
U moet weten dat voorbedrukking, perforaties en kreuken de afdrukkwaliteit sterk
kunnen beïnvloeden en ertoe kunnen leiden dat de afdrukmedia worden aangetast
of dat papierstoringen ontstaan.
Vermijd kaartkarton dat gevaarlijke stoffen bij het opwarmen vrijgeven.
Gebruik geen voorbedrukt kaartkarton dat met chemische stoffen werd geproduceerd
die de printer kunnen beschadigen. Voorbedrukking laat halfvloeibare en vluchtige
stoffen in de printer ontstaan.
We bevelen het gebruik van langvezelig kaartkarton aan.
87
Afdrukmedia bewaren
Volg de volgende richtlijnen om afdrukmedia juist te bewaren. Daardoor worden
invoerproblemen met afdrukmedia en onregelmatige afdrukkwaliteit vermeden:
Bewaar voor de beste resultaten afdrukmedia in een omgeving waar de temperatuur
ongeveer 21 °C en de relatieve vochtigheid 40% bedraagt.
Bewaar dozen met afdrukmedia op een pallet of in een rek i.p.v. direct op de grond.
Wanneer u afzonderlijke pakken met afdrukmedia buiten de originele doos bewaart,
moet u ervoor zorgen dat deze op een vlak oppervlak liggen zodat de randen
niet doorbuigen of krullen.
Plaats niets op de afdrukmediapakken.
88
Identificatie van afdrukmedia en specificaties
De volgende tabellen bevatten informatie over de standaard- en optionele bronnen, inclusief
de ondersteunde gewichten en de formaten die u kunt selecteren in het papierformaatmenu.
OPMERKING: Als u een papierformaat gebruikt dat niet in de lijst staat, selecteert u het daarop
volgende formaat.
Capaciteit voor media-invoer
Capaciteit voor media-uitvoer
Afdrukmedia - Formaten en Ondersteuning
Papier
a
a Raadpleeg de handleiding voor het gebruik van speciale media, zoals transparanten, enveloppen en kaarten.
Papierlade (lade 1 en optionele lade 2) MPF
b
b Bij speciale media die in de MPF worden geplaatst, kan de invoerkwaliteit afnemen afhankelijk van het gebruikte
papier.
Normaal papier 250 vel van 75 g/m
2
50 vel van 75 g/m
2
Transparanten
c
,
etiketten, kaarten,
enveloppen
c U wordt aanbevolen de korte zijde te gebruiken voor transparanten met papieren tape.
-
5 vel van 75 g/m
2
Uitvoer Omschrijving
Voorzijde naar beneden 150 vellen van 75 g/m
2
bankpostpapier
5 vel transparanten, enveloppen, etiketten en kaarten
Voorzijde naar boven
a
a De bedrukte zijde naar boven is hoofdzakelijk bestemd voor enveloppen en dik papier.
1 vel
b
b U kunt de afdrukkwaliteit van enveloppen, etiketten en zwaar papier verbeteren door de twee blauwe
drukhendels omlaag te duwen.
Legende
Ja - duidt op
ondersteuning Support
Afmetingen Papierlade (lade 1
en optionele lade 2)
MPF Dubbelzijdig
afdrukken
Afdrukmediaformaat
A4 8,27 x 11,7 in.
(210 x 297 mm)
JJJ
A5
a
5,83 x 8,27 in.
(148 x 210 mm)
J J -
89
A6 4,13 x 5,85 in.
(105 x 148,5 mm)
-J-
JIS B5 7,17 x 10,1 in.
(182 x 257 mm)
J J -
ISO B5 6,93 x 9,84 in.
(176 x 250 mm)
J J -
Letter 8,5 x 11 in.
(215,9 x 279,4 mm)
JJJ
Legal 8,5 x 14 in.
(215,9 x 355,6 mm)
JJJ
Executive 7,25 x 10,5 in.
(184,2 x 266,7 mm)
J J -
Oficio 8,5 x 13,5 in.
(216 x 343 mm)
JJJ
Folio 8,5 x 13 in.
(216 x 330 mm)
JJJ
Enveloppe 7-3/4
(Monarch)
3,875 x 7,5 in.
(98,4 x 190,5 mm)
-J-
Envelop COM-10 4,12 x 9,5 in.
(105 x 241 mm)
-J-
Envelop DL 4,33 x 8,66 in.
(110 x 220 mm)
-J-
EnvelopC5 6,38 x 9,01 in.
(162 x 229 mm)
-J-
EnvelopC6 4,49 x 6,38 in.
(114 x 162 mm)
-J-
Legende
Ja - duidt op
ondersteuning Support
Afmetingen Papierlade (lade 1
en optionele lade 2)
MPF Dubbelzijdig
afdrukken
Afdrukmediaformaat
90
Ondersteunde afdrukmedia
Typen afdrukmedia en gewichten
Aangepast 3 x 5 in. tot 8,5 x 14 in.
(76 x 127 mm tot 216 x
356 mm)
-J-
a Gebruik voor A5-papier NIET doormidden gesneden A4-papier.
Typen afdrukmedia (papier) Papierlade (lade 1 en optionele lade 2) MPF
Normaal, dun, gerecycled, papier
met briefhoofd
JJ
Dik, bankpost, voorbedrukt, gekleurd JJ
Kaartkarton -J
Transparanten -J
Etiketten -J
Dual-web- en geïntegreerde Etiketten -J
Enveloppen -J
Afdrukmedia Type Afdrukmediagewicht
Lade 1 en optionele lade 2 MPF
Papier Kopieer-
of zakelijk papier
60-90 g/m
2
langvezelig
(bankpostpapier)
60-135 g/m
2
langvezelig
(bankpostpapier)
Kaartkarton-maxim
um (langvezelig)
a
Index Bristol - 120 g/m
2
Label - 120 g/m
2
Omslag - 135 g/m
2
Kaartkarton-maxim
um (kortvezelig)
a
Index Bristol - 163 g/m
2
Label - 163 g/m
2
Omslag - 163 g/m
2
Legende
Ja - duidt op
ondersteuning Support
Afmetingen Papierlade (lade 1
en optionele lade 2)
MPF Dubbelzijdig
afdrukken
Afdrukmediaformaat
91
Transparanten
b
Laserprinter - 138-146 g/m
2
(bankpostpapier)
Etiketten-maximum Papier - 163 g/m
2
(bankpostpapier)
Dual-web-papier - 163 g/m
2
(bankpostpapier)
Polyester - 163 g/m
2
(bankpostpapier)
Vinyl - 163 g/m
2
(liner)
Geïntegreerde
Formulieren
Drukgevoelige
zone (moet eerst
in de printer)
- 135-140 g/m
2
(bankpostpapier)
Paperbasis
(lange vezels)
- 75-135 g/m
2
(bankpostpapier)
Enveloppes 100%
Katoengehalte
Maximumgewicht -
89 g/m
2
Sulfiet, houtvrij
of tot 100%
katoen
bankpostpapier
- 75-90 g/m
2
(bankpostpapier)
a Bij voorkeur korte vezels voor papier zwaarder dan 135 g/m
2
.
b Dikte: 0,1 tot 0,15 mm.
Afdrukmedia Type Afdrukmediagewicht
Lade 1 en optionele lade 2 MPF
92
Een uitvoerlocatie kiezen
De printer heeft twee uitvoerlocaties: de uitvoerlade (bedrukte zijde naar beneden)
en de achterklep (bedrukte zijde naar boven).
Als u de uitvoerlade wilt gebruiken, moet u ervoor zorgen dat de achterklep is gesloten.
Als u de achterklep wilt gebruiken, moet u deze openen.
OPMERKING: Als het papier dat uit de uitvoerlade komt problemen vertoont, zoals buitensporig
krullen, kunt u proberen af te drukken naar de achterklep.
OPMERKING: Open of sluit de achterklep niet terwijl de printer afdrukt om te voorkomen
dat papier vastloopt.
Uitvoerlade
Achterklep
93
Afdrukken naar de uitvoerlade (bedrukte zijde omlaag)
In de uitvoerlade wordt het bedrukte papier in de juiste volgorde verzameld met de bedrukte
zijde naar beneden. De uitvoerlade moet voor de meeste afdruktaken worden gebruikt.
Indien nodig, kunt u het verlengstuk van de papieruitvoer uittrekken om te voorkomen
dat de afdrukmedia uit de uitvoerlade vallen.
Afdrukken naar de achterklep (bedrukte zijde omhoog)
Als u de achterklep gebruikt, komt het papier uit de printer met de bedrukte zijde naar boven.
Als u vanuit de MPF afdrukt naar de achterklep, is de papierbaan recht. Gebruik de achterklep
in combinatie met speciale materialen voor een betere afdrukkwaliteit.
De achterklep gebruiken:
Open de achterklep door eraan te trekken.
LET OP: Het gebied rondom de fixeereenheid aan de binnenkant bij de achterklep van de printer
wordt bij gebruik zeer heet. Wees voorzichtig wanneer u hier in de buurt komt.
94
Printmedia in de papierlade plaatsen
U kunt ongeveer 250 vellen gewoon papier in lade 1 of in de optionele lade 2 plaatsen.
Als u de optionele lade 2 hebt gekocht, raadpleegt u "
De optionele lade 2 installeren" voor
installatie-instructies. Om te faxen, kunt u enkel A4, Letter of Legal gebruiken. Voor kopiëren
of afdrukken kunt u vele verschillende soorten en formaten papier gebruiken; zie "
Identificatie
van afdrukmedia en specificaties".
Volg deze instructies om afdrukmedia in lade 1 of in de optionele lade 2 te plaatsen.
In deze beide lades worden de afdrukmedia op dezelfde manier geplaatst.
1
Trek de papierlade open en plaats het papier met de te bedrukken zijde naar beneden
erin.
Papier met briefhoofd legt u met de bedrukte kant omlaag in de lade. De bovenrand
van het vel moet aan de voorkant van het magazijn komen.
Zie voor meer informatie over het laden van afdrukpapier "
Papier plaatsen".
OPMERKING: Als het invoeren van papier problemen oplevert, plaatst u het papier in de MPF.
OPMERKING: U kunt ook papier plaatsen waarop al is afgedrukt. Plaats het papier met
de bedrukte zijde naar boven. De kant die naar de printer is gericht mag niet gekruld zijn.
Bij invoerproblemen draait u het papier om. De afdrukkwaliteit is hierbij niet gegarandeerd.
95
De MPF (multifunctionele invoer) gebruiken
Via de MPF kunt u afdrukken op transparanten, etiketten, enveloppen of briefkaarten.
Bovendien kunt u deze lade gebruiken om snel af te drukken op een ander papiertype
of papierformaat dan het type of formaat dat zich in de papierlade bevindt.
U kunt met deze printer afdrukken op briefkaarten, (index) kaarten van 3,5 bij 5,83 in.
(89 bij 148 mm) en andere materialen met aangepaste formaten. De minimumafmetingen
zijn 3,0 bij 5,0 in. (76 x 127 mm), en de maximumafmetingen zijn 8,5 bij 14 in.
(216 x 356 mm).
Aanvaardbaar afdrukmateriaal is gewoon papier met formaten van 3,0 bij 5,0 in. (76 x 127 mm)
tot Legal 8,5 bij 14 in. (216 x 356 mm), waarbij het grootste formaat aanvaardbaar is,
met een gewicht van 72 g/m
2
en 19 g/m
2
.
OPMERKING: Doe alleen materiaal in het apparaat dat voldoet aan de specificaties
op "Papierspecificaties". Zo voorkomt u dat het papier vastloopt en er problemen ontstaan
met de afdrukkwaliteit.
OPMERKING: Maak omgekrulde kaarten, enveloppen en etiketten eerst plat voordat u deze
in de MPF plaatst.
Zo gebruikt u de MPF:
1
Open de MPF en klap de papiersteun open, zoals wordt afgebeeld.
2
Als u papier gebruikt, buigt u de stapel of waaiert u het papier uit om de vellen van elkaar
te scheiden voordat u de stapel in de lade plaatst.
96
Houd transparanten vast aan de randen en raak de te bedrukken zijde niet aan.
Vingerafdrukken kunnen problemen met de afdrukkwaliteit veroorzaken.
3
Plaats het papier
met de te bedrukken zijde naar boven
.
Houd bij het plaatsen van het papier de volgende methode aan, afhankelijk van
de papiersoort:
Enveloppen: plaats ze met de kant van de klep naar beneden en met de zone voor
de zegel in de linker bovenhoek.
Transparanten: plaats ze met de te bedrukken kant naar boven en de bovenkant
met het kleefstrookje eerst in de printer.
Etiketten: plaats ze met de te bedrukken kant naar boven en met de korte bovenrand
eerst in de printer.
Voorbedrukt papier: plaats het met de designkant naar boven, met de bovenrand
in richting van de printer.
Kaarten: plaats het met de te bedrukken kant naar boven en met de korte rand eerst
in de printer.
Voorbedrukt papier: Plaats het papier met de bedrukte zijde naar onder. De kant
die naar de printer gericht is, mag niet gekruld zijn.
97
4
Pas de breedtegeleider aan de breedte van het afdrukmateriaal aan. Oefen niet te veel
druk uit. Het papier kan dan gaan buigen, waardoor een papierstoring ontstaat
of het papier scheef trekt.
5
Nadat u het papier hebt geplaatst, stelt u het papiertype en het formaat in voor de MPF.
Zie "
De papiersoort instellen" voor kopiëren en faxen of "Papier Tabblad" voor afdrukken
vanaf een computer.
OPMERKING: De instellingen van het printerstuurprogramma nemen de instellingen van
het bedieningspaneel over.
LET OP: Vergeet niet om de achterklep te openen als u afdrukt op transparanten. Zo voorkomt
u dat de transparanten scheuren bij het uitvoeren.
6
Na het afdrukken schuift u de papiersteun in en sluit u de MPF.
Tips voor het gebruik van de MPF
Plaats uitsluitend afdrukmateriaal van hetzelfde formaat tegelijkertijd in de MPF.
Voeg geen papier toe als de MPF nog papier bevat. Hierdoor kan het papier vastlopen.
Dit geldt ook voor andere soorten afdrukmedia.
Plaats het afdrukmateriaal met de te bedrukken zijde omhoog en de bovenrand eerst
in de MPF en zorg ervoor dat het materiaal midden in de lade ligt.
Plaats alleen afdrukmaterialen in het apparaat die voldoen aan de specificaties
in "
Richtlijnen voor afdrukmedia". Zo voorkomt u dat het papier vastloopt
en er problemen ontstaan met de afdrukkwaliteit.
Maak omgekrulde kaarten, enveloppen en etiketten eerst plat voordat u deze in de MPF
plaatst.
Wanneer u via de MPF afdrukt op media van 3 bij 5 in. (76 x 127 mm), opent
u de achterklep voor een rechte papierbaan, om papierstoringen te voorkomen.
Vergeet niet om de achterklep te openen als u afdrukt op transparanten. Zo voorkomt
u dat de transparanten scheuren bij het uitvoeren.
98
Het papierformaat instellen
Nadat u het papier in de papierlade hebt geplaatst, moet u het papierformaat instellen
via het bedieningspaneel. Deze instelling wordt toegepast op Fax- en Kopieermodi.
Als u afdrukt vanaf een computer, selecteert u het papiertype via het programma
dat u gebruikt.
1
Druk op
Instelling
Apparaatinstellingen
vanuit het hoofdscherm.
2
Druk op de toets
Volg.
().
3
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om
Papierinstel.
te selecteren.
4
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om de gewenste papierlade te selecteren.
5
Druk op de pijl-links/rechts om het gebruikte papierformaat te selecteren.
6
Druk op het home-pictogram ( ) om terug te keren naar de stand-bymodus.
De papiersoort instellen
Nadat u het papier in de papierlade of de MPF hebt geplaatst, moet u de papiersoort instellen
via het bedieningspaneel. Deze instelling wordt toegepast op Fax- en Kopieermodi. Voor faxen
kunt u het papiertype alleen instellen op
Normaal
. Als u afdrukt vanaf een computer,
selecteert u het papiertype via het programma dat u gebruikt.
1
Druk op
Instelling
Apparaatinstellingen
vanuit het beginscherm.
2
Druk op de toets
Volg.
().
3
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om
Papierinstel.
te selecteren.
4
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om de gewenste papierlade te selecteren.
5
Druk op de pijl-links/rechts om de gebruikte papiersoort te selecteren.
6
Druk op het home-pictogram ( ) om terug te keren naar de stand-bymodus.
De papiermarge instellen
U kunt de papiermarge instellen voor enkelzijdig of dubbelzijdig afdrukken.
1
Druk op
Instelling
Apparaatinstellingen
vanuit het hoofdscherm.
2
Druk op de toets
Volg.
().
3
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om
Papierinstel.
te selecteren.
4
Klik op
Marge
.
5
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om de gewenste papierlade te selecteren.
6
Druk op het afdruktype dat u wilt gebruiken.
7
Selecteer een optie zoals
Bovenmarge
,
Linkermarge
,
Korte binding
,
Lange binding
, enz.
om de papiermarge in te stellen.
8
Pas de gewenste optie aan met de pijl-links en de pijl-rechts.
9
Druk op het home-pictogram ( ) om terug te keren naar de stand-bymodus.
99
De papierlade instellen
Met deze functie kunt u de lade en het papier selecteren die u wilt gebruiken voor
een afdruktaak. U kunt hier het papierformaat en de papierlade wijzigen.
Ladekoppeling instellen
Als lade 1 en lade 2 zijn gevuld met papier van Letter-formaat en deze optie is ingesteld
op
Aan
, wordt het afdrukken voortgezet met papier uit lade 2 wanneer lade 1 leeg is.
1
Druk op
Instelling
Apparaatinstellingen
vanuit het beginscherm.
2
Druk op de toets
Volg.
().
3
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om
Gedrag van lade
te selecteren.
4
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om
Lades koppelen
te selecteren.
5
Druk op de pijl-links/rechts om de gewenste optie in te stellen op
Aan
.
6
Druk op het home-pictogram ( ) om terug te keren naar de stand-bymodus.
Vervangende lade
Wanneer het papier niet overeenkomt, bijvoorbeeld als lade 1 papier van Letter-formaat bevat
maar er papier van A4-formaat vereist is voor de afdruktaak, begint het apparaat automatisch
met afdrukken op het papier met het Letter-formaat.
1
Druk op
Instelling
Apparaatinstellingen
vanuit het beginscherm.
2
Druk op de toets
Volg.
().
3
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om
Gedrag van lade
te selecteren.
4
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om
Vervangende lade
te selecteren.
5
Druk op de pijl-links/rechts om
Dichtstbijzijnde afmeting
te selecteren.
6
Druk op het home-pictogram ( ) om terug te keren naar de stand-bymodus.
De standaardpapierlade instellen
U kunt de lade instellen die u voor de afdruktaak wilt gebruiken.
1
Druk op
Instelling
Apparaatinstellingen
vanuit het beginscherm.
2
Druk op de toets
Volg.
().
3
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om
Gedrag van lade
te selecteren.
4
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om
Standaardbron
te selecteren.
5
Druk op de pijl-links/rechts om de gebruikte papierlade te selecteren.
6
Druk op het home-pictogram ( ) om terug te keren naar de stand-bymodus.
100
Papierinvoerstroom instellen
1
Druk op
Instelling
Apparaatinstellingen
vanuit het beginscherm.
2
Druk op de toets
Volg.
().
3
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om
Gedrag van lade
te selecteren.
4
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om
MPF configureren
te selecteren.
5
Druk op de pijl-links/rechts om de gebruikte papierlade te selecteren.
Lademodus
: Als u een afdruktaak verzendt vanaf de computer, gebruikt de printer
het papier in de lade die is ingesteld bij Printereigenschappen. In deze modus wordt
de MPF behandeld als een papierlade. In plaats van de MPF als lade van eerste
voorkeur te gebruiken, gebruikt de printer papier uit de lade die overeenkomt
met het formaat en het type. De standaardlade is de lade van eerste voorkeur.
Bypassmodus
: Als u een afdruktaak verzendt vanaf de computer en de MPF is gevuld
met papier, gebruikt de printer eerst het papier in de MPF. In deze modus gebruikt
de printer eerst het papier uit de MPF, totdat de MPF wordt gesloten of leeg is.
De MPF heeft de eerste voorkeur en de printer gebruikt eerst alle media in de MPF
om op af te drukken.
Bypassmodus
is ingesteld als standaardinstelling.
6
Druk op het home-pictogram ( ) om terug te keren naar de stand-bymodus.
Automatische papierinvoer instellen
Als de lade het verkeerde papiertype bevat, wacht het apparaat enige seconden en begint
vervolgens toch automatisch met het afdrukken.
1
Druk op
Instelling
Apparaatinstellingen
vanuit het beginscherm.
2
Druk op de toets
Volg.
().
3
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om
Gedrag van lade
te selecteren.
4
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om
Automatisch doorgaan
te selecteren.
5
Druk op de pijl-links/rechts om de gewenste optie in te stellen op
Aan
.
6
Druk op het home-pictogram ( ) om terug te keren naar de stand-bymodus.
101
Gedrag van lade
Lades koppelen
Met Lades koppelen wordt de automatische koppelingsfunctie voor laden ingeschakeld
als u afdrukmedia van hetzelfde formaat en type in verschillende bronnen plaatst. De laden
worden automatisch gekoppeld door de printer. Als een lade leeg is of het verkeerde type papier
bevat, gebruikt de printer de afdrukmedia uit de volgende beschikbare gekoppelde lade.
Als u bijvoorbeeld afdrukmedia van hetzelfde type en formaat hebt geplaatst in lade 2, haalt
de printer afdrukmedia uit lade 2 totdat deze leeg is, en schakelt daarna automatisch over
op afdrukmedia uit de volgende gekoppelde lade.
Door alle laden te koppelen (standaard en optioneel) creëert u in feite één enkele bron met
een capaciteit van maximaal 550 vel.
Als u de laden wilt koppelen, moet u zorgen dat elke lade afdrukmedia van hetzelfde type
en formaat bevat. Stel het papierformaat en -type in voor elke lade.
Als u de ladekoppeling wilt uitschakelen, kunt u ofwel een uniek papierformaat en -type in elke
lade plaatsen ofwel de ladekoppeling uitschakelen via het bedieningspaneel.
OPMERKING: U kunt deze functie gebruiken voor afdruk-, kopieer- en faxtaken.
OPMERKING: Open lade 1 niet als het apparaat afdrukt uit lade 2, anders kan het papier vastlopen.
1
Druk op
Instelling
Apparaatinstellingen
vanuit het beginscherm.
2
Druk op de toets
Volg.
().
3
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om
Gedrag van lade
te selecteren.
4
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om
Lades koppelen
te selecteren.
5
Druk op de pijl-links/rechts om
Aan
te selecteren om ladekoppeling in te schakelen
of
Uit
om ladekoppeling uit te schakelen.
6
Druk op het home-pictogram ( ) om terug te keren naar de stand-bymodus.
Alternatief formaat
Deze instelling wordt gebruikt om vast te stellen of de printer een alternatief papierformaat
kan gebruiken wanneer het gevraagde papierformaat niet beschikbaar is in een van de
invoerladen. De printer vervangt het papier als volgt: A4/Letter, A5/Statement, B5/ISO B5
en Folio/Oficio. Als bijvoorbeeld A4 het gevraagde papierformaat is en er geen A4-papier in een
van de laden is geplaatst, drukt de printer af op papier van Letter-formaat, indien beschikbaar.
Als de optie Alternatief formaat is ingesteld op
Uit
, betekent dit dat het gevraagde
papierformaat niet mag worden vervangen door een ander papierformaat. Deze optie kan niet
worden gebruikt voor het afdrukken van ontvangen faxen.
OPMERKING: U kunt deze functie gebruiken voor afdruk- en kopieertaken.
102
MPF
De MPF kan worden geconfigureerd voor de
Lademodus
of de
Bypassmodus
via het menu
MPF configureren
op het bedieningspaneel.
Bypassmodus
In deze modus gebruikt de printer eerst het papier uit de MPF, totdat de MPF wordt gesloten
of leeg is. De MPF heeft de eerste voorkeur en de printer gebruikt eerst alle media in de MPF
om op af te drukken.
OPMERKING: U kunt deze functie gebruiken voor afdruk- en kopieertaken.
Lademodus
In deze modus wordt de MPF behandeld als een papierlade. In plaats van de MPF als lade
van eerste voorkeur te gebruiken, gebruikt de printer papier uit de lade die overeenkomt
met het formaat en het type. De standaardlade is de lade van eerste voorkeur.
OPMERKING: U kunt deze functie gebruiken voor afdruk-, kopieer- en faxtaken.
Afdrukken
Een document afdrukken
Printerinstellingen
Meerdere afdrukken op één vel papier
Een document aan een geselecteerd papierformaat
aanpassen
Posters afdrukken
Het afdrukpercentage van uw document wijzigen
Boekjes afdrukken
Afdrukken op beide zijden van het papier
Watermerken afdrukken
Overlays gebruiken
104
Een document afdrukken
Uw printer drukt documenten af met behulp van het PCL- (Printer Control Language)
of PS- (PostScript) printerstuurprogramma. Wanneer u de Dell-software installeert, wordt
automatisch het PCL-printerstuurprogramma geïnstalleerd. Het installeren van
het stuurprogramma PS is optioneel. Zie "
Dell-software installeren om af te drukken op een
lokale printer".
Met de met uw printer meegeleverde stuurprogramma's zijn heel veel mogelijkheden
voorhanden. Kijk in de volgende tabel, welk stuurprogramma het best geschikt is voor de taak.
De functies die door elk printerstuurprogramma mogelijk worden, zijn:
Hieronder beschrijven we de algemene stappen die vereist zijn om af te drukken vanuit
verschillende Windows-toepassingen. De precieze stappen voor het afdrukken
van een document kunnen verschillen afhankelijk van de toepassing die u gebruikt.
Zie hiervoor de gebruikershandleiding van het betreffende programma.
1
Open het document dat u wilt afdrukken.
2
Selecteer
Afdrukken
in het menu
Bestand
.
Het venster Afdrukken verschijnt. Afhankelijk van uw toepassing kan dit venster er iets
anders uitzien.
De basisafdrukinstellingen worden geselecteerd in het afdrukvenster. Deze instellingen
omvatten het aantal exemplaren en het afdrukbereik.
Functie
Printerstuurprogramma
PCL PS
Optie afdrukkwaliteit J J
Posters afdrukken J J
Verkleinen/vergroten J J
Meerdere pagina’s per vel J J
Aan pagina aanpassen J J
Watermerk J J
Overlay J N
105
3
Selecteer het gewenste printerstuurprogramma in het venster Afdrukken.
4
Om de functies van de printer zo goed mogelijk te benutten, klikt u op
Voorkeuren
of
Eigenschappen
, afhankelijk van het programma of besturingssysteem
in het bovenstaande venster, en gaat u naar stap 5.
Als u
Instelling
,
Printer
of
Opties
ziet, klik dan op deze knop. Klik in het volgende
venster op
Eigenschappen
.
5
Klik op
OK
om het venster met printereigenschappen te sluiten.
6
Klik om met de afdruktaak te beginnen in het afdrukvenster op
Afdrukken
of
OK,
afhankelijk van het programma of het besturingssysteem.
Zorg dat uw printer
is geselecteerd.
Windows XP
106
Een afdruktaak annuleren
Een afdruktaak kunt u op twee manieren annuleren:
Om een afdruktaak te onderbreken vanop het bedieningspaneel:
Druk op
Annuleren
().
Uw printer drukt nog een pagina af die net wordt bedrukt en wist de rest van de afdruktaak.
Met deze knop annuleert u alleen de huidige afdruktaak. Als het printergeheugen meerdere
afdruktaken bevat, moet u voor elke taak één keer op de knop drukken.
Om een afdruktaak te onderbreken vanuit de folder Printers:
OPMERKING: U kunt dit venster openen door rechtsonder op de taakbalk van Windows
te dubbelklikken op het pictogram van de printer.
1
Klik op de knop
Start
van Windows.
2
In Windows 2000: klik op
Instellingen
en wijs
Printers
aan.
In Windows XP/Server 2003: klik op
Printers en faxapparaten
.
In Windows Vista/Server 2008: klik op
Bedieningspaneel Hardware en geluiden
Printers
.
In Windows 7: klik op
Configuratiescherm Hardware en geluiden Apparaten
en printers
.
In Windows Server 2008 R2: klik op
Configuratiescherm Hardware Apparaten
en printers.
3
In Windows 2000, XP, 2003, 2008 en Vista dubbelklikt u op het apparaat.
In Windows 7 klikt u met de rechtermuisknop op het printerpictogram
Afdruktaken
weergeven.
107
4
Klik in het menu
Document
op
Annuleren
.
Printerinstellingen
Via het eigenschappenvenster van de printer kunt u toegang krijgen tot alle printeropties
die u nodig hebt als u de printer gebruikt. Als de printereigenschappen worden weergegeven,
kunt u de instellingen die u voor uw afdruktaak nodig hebt controleren en wijzigen.
Het venster printereigenschappen kan, afhankelijk van het door u gekozen
printerstuurprogramma en uw besturingssysteem verschillen. Zie "
Een document afdrukken"
voor meer informatie over het selecteren van een printerstuurprogramma. In de
gebruikershandleiding wordt het venster Afdrukvoorkeuren van het PLC-stuurprogramma voor
Windows XP weergegeven.
OPMERKING: De meeste Windows-applicaties nemen de instellingen van
uw printerstuurprogramma over. Wijzig eerst de beschikbare printerinstellingen
in de softwaretoepassing en vervolgens de resterende instellingen in het printerstuurprogramma.
OPMERKING: De instellingen die u wijzigt, blijven alleen van toepassing in het huidige programma.
Om uw wijzigingen permanent te maken, slaat u ze op in de map Printers. Dit doet u als volgt:
a
Klik op de knop
Start
van Windows.
b
In Windows 2000: klik op
Instellingen
en wijs
Printers
aan.
In Windows XP/Server 2003: klik op
Printers en faxapparaten
.
In Windows Vista/Server 2008: klik op
Bedieningspaneel Hardware
en geluiden Printers
.
In Windows 7: klik op
Configuratiescherm Hardware en geluiden Apparaten
en printers
.
In Windows Server 2008 R2: klik op
Configuratiescherm Hardware
Apparaten en printers.
c
Wijs de
Dell 2355dn Laser MFP
printer aan.
d
Klik met de rechtermuisknop op het printerpictogram en klik op
Printerinstelling
of klik op
Eigenschappen
.
e
Wijzig de instellingen op elk tabblad en klik op
OK
.
Windows XP
108
Basis Tabblad
Het tabblad
Basis
bevat opties waarmee u de weergave van het document op de afgedrukte
pagina kunt aanpassen. Het vak
Lay-outopties
omvat geavanceerde afdrukopties, zoals
Meerdere pagina’s per vel
en
Poster afdrukken
.
Hier ziet u een
afdrukvoorbeeld
met de door u gekozen
instellingen.
109
Papier Tabblad
Met de hieronder beschreven instellingen in het venster Eigenschappen
of Voorkeursinstellingen van de printer regelt u de papierafhandeling. Klik het tabblad
Papier
om toegang te krijgen tot de papiereigenschappen.
OPMERKING: Als u een optie selecteert bij de printereigenschappen, verschijnt mogelijk
een uitroepteken ( ) of het teken ( ). Een uitroepteken betekent dat u deze optie wel kunt
selecteren maar dat deze niet wordt aanbevolen, en het teken ( ) betekent dat u deze optie
niet kunt selecteren vanwege de instellingen of de omgeving van het apparaat.
Eigenschap Omschrijving
Afdrukstand In het vak Afdrukstand kunt u de richting selecteren waarin informatie
op een pagina wordt afgedrukt.
Staand
drukt af over de breedte van de pagina, zoals bij een brief.
Liggend
drukt af over de lengte van de pagina, zoals bij een spreadsheet.
Als u de pagina 180 graden wilt draaien, schakelt u
180 graden draaien
in.
Spiegelafbeelding geeft gespiegelde uitvoer aan. Selecteer deze optie
om een spiegelbeeld van het document af te drukken door de horizontale
coördinaten om te keren. Deze optie is uitsluitend beschikbaar als het
PS-stuurprogramma (PostScript) wordt gebruikt.
Kwaliteit U kunt de afdrukresolutie instellen door te kiezen uit
Beste
of
Normaal
.
Hoe hoger de instelling, hoe scherper tekens en afbeeldingen worden
afgedrukt. Bij een hogere resolutie kan het afdrukken iets langer duren.
Lay-outopties In het vak Lay-outopties kunt u geavanceerde afdrukopties selecteren.
Zie "
Meerdere afdrukken op één vel papier", "Posters afdrukken" en "Boekjes
afdrukken" voor meer informatie.
Dubbelzijdig
afdrukken
Dubbelzijdig afdrukken met deze optie kunt u afdrukken op beide zijden
van het papier. Voor meer informatie zie "
Afdrukken op beide zijden van het
papier".
Staand
Liggend
110
Eigenschap Omschrijving
Exemplaren
Met de optie Exemplaren kunt u aangeven hoeveel exemplaren u wilt
afdrukken. Het maximum is 999.
Formaat
Bij Formaat kunt u aangeven welk papierformaat er geladen is.
Als het vereiste formaat niet in het vak Formaat staat, klikt u op
Bewerken.... Het venster Instellingen aangepast papierformaat verschijnt.
Geef het papierformaat op en klik op de knop OK. De instelling verschijnt
in de lijst zodat u deze kunt selecteren.
Voer de naam in die u wilt
gebruiken.
Voer het papierformaat in.
111
Invoer
Zorg ervoor dat de juiste papierlade is ingesteld als Invoer.
Als de invoerbron is ingesteld op Automatische selectie, haalt de printer
automatisch eerst afdrukmedia uit de MFP en vervolgens uit de papierlade.
Type
Zorg ervoor dat Ty p e is ingesteld op Printerstandaard. Als u een ander type
afdrukmateriaal plaatst, moet u het desbetreffende papiertype selecteren.
Meer informatie over afdrukmateriaal vindt u in "
Richtlijnen voor
afdrukmedia".
Geavanceerd Hiermee kunt u de eerste pagina afdrukken op een ander type papier
dan de rest van het document. U kunt de papierbron voor de eerste pagina
selecteren. Deze functie is niet beschikbaar wanneer u het
PS-stuurprogramma (PostScript) gebruikt.
Als u klikt op Op nul zetten, worden de standaardinstellingen
van de opties hersteld.
Schaalopties
In het vak
Schaalopties
kunt u geavanceerde afdrukopties selecteren.
Raadpleeg de "
Het afdrukpercentage van uw document wijzigen"
en "Een document aan een geselecteerd papierformaat aanpassen" voor
meer informatie.
Eigenschap Omschrijving
112
Grafisch Tabblad
Met behulp van de volgende grafische instellingen regelt u de afdrukkwaliteit.
Klik op het tabblad
Grafisch
om onderstaande eigenschappen weer te geven.
113
Eigenschap Omschrijving
Lettertype/tekst
Alle tekst zwart
Wanneer de optie Alle tekst zwart is ingeschakeld, wordt alle tekst
in uw document in het zwart afgedrukt, ongeacht de kleur die op uw scherm
verschijnt. Wanneer deze optie niet is ingeschakeld, wordt de gekleurde tekst
in grijstinten afgedrukt.
Geavanceerd
TrueType-opties bepaalt wat het stuurprogramma de printer moet doorgeven over
de voorstelling van de tekst in uw document. Selecteer de instelling die bij uw
document past.
Downloaden als contour
: als deze optie is geselecteerd, downloadt
het stuurprogramma de TrueType-lettertypen die in uw documenten voorkomen
maar nog niet in uw printer zijn opgeslagen. Als u constateert dat de lettertypen
niet juist zijn afgedrukt, kiest u Downloaden als bitmapafbeelding en drukt u het
document nogmaals af. De instelling Downloaden als bitmapafbeelding is vaak
handig als u afdrukt vanuit Adobe.
Downloaden als bitmap
: als deze optie is geselecteerd, downloadt
het stuurprogramma de lettertypegegevens als bitmapafbeeldingen.
Documenten met ingewikkelde lettertypes, zoals Koreaans of Chinees, worden
in deze instelling sneller afgedrukt.
Grafisch afdrukken
: als deze optie is geselecteerd, laadt het stuurprogramma
de lettertypes als grafische afbeeldingen. Als u documenten met veel
afbeeldingen en relatief weinig TrueType-lettertypen afdrukt, kunt
u het afdrukken versnellen met deze instelling.
Printerlettertypen gebruiken
Als Printerlettertypen gebruiken is ingeschakeld, gebruikt de printer bij
het afdrukken van uw document de lettertypen die in het geheugen zijn
opgeslagen en worden de in het document gebruikte lettertypen niet gedownload.
Omdat het downloaden van lettertypen enige tijd in beslag neemt verlopen
afdruktaken mogelijk sneller als u deze optie selecteert. Als u deze optie
inschakelt, probeert de printer lettertypen uit het geheugen te selecteren
die zoveel mogelijk overeenkomen met de lettertypen in het document.
Als u in uw document echter lettertypen gebruikt die sterk afwijken
van de lettertypen in het geheugen van de printer, zal de afdruk er heel anders
uitzien dan het document op het scherm.
Als u klikt op Op nul zetten, worden de standaardinstellingen van de opties
hersteld.
114
Tonerbesparing
Als u deze optie selecteert, gaat de tonercassette langer mee en dalen
de afdrukkosten per pagina zonder noemenswaardig kwaliteitsverlies.
OPMERKING: U kunt ook de optie Tonerbesparing in de Hulpprogramma voor
printerinstellingen wijzigen.
Grafische
controller
Deze optie is uitsluitend beschikbaar als het PS-stuurprogramma (PostScript)
wordt gebruikt.
Negatieve Effect
: hiermee kunnen gebruikers een negatief van een afbeelding
afdrukken door de waarden voor zwart en wit om te keren.
PostScript-opties Deze optie is uitsluitend beschikbaar als het PS-stuurprogramma (PostScript)
wordt gebruikt.
Uitvoeroptie
: met deze optie kunt u het uitvoerformaat voor PostScript-bestanden
selecteren.
Optimale snelheid
: algemeen formaat voor PostScript-bestanden.
Optimale portabiliteit
: Creëert een bestand dat beantwoordt aan de Adobe
Document Structuring Conventions (ADSC). Dit is een handig formaat
als u een PostScript-bestand wilt maken en het op een ander apparaat
wilt afdrukken.
Encapsulated PostScript (EPS)
: hiermee creëert u een afbeelding van een
bestand. Dit is een handig formaat als u het bestand als afbeelding wilt invoegen
in een ander document dat vanuit een ander programma zal worden afgedrukt.
Archiefindeling
: hiermee creëert u een PostScript-bestand dat u later kunt
gebruiken.
PostScript-taal
: met deze optie kunt u het PostScript-taalniveau kiezen.
PostScript-foutafhandeling verzenden
: als deze optie is ingeschakeld, drukt
het apparaat een foutbericht af als er een fout optreedt tijdens het afdrukken.
OPMERKING: Als u klikt op Op nul zetten, worden de standaardinstellingen
van de opties hersteld.
Eigenschap Omschrijving
115
Geavanceerd Tabblad
Klik op het tabblad
Geavanceerd
om toegang te krijgen tot de volgende functies:
Eigenschap Omschrijving
Watermerk
U kunt een achtergrondafbeelding met tekst maken die wordt afgedrukt
op elke pagina van uw document. Zie "Watermerken afdrukken".
Overlay
Deze optie is uitsluitend beschikbaar als het PS-stuurprogramma
(PostScript) wordt gebruikt.
Overlays worden vaak gebruikt in plaats van voorbedrukte formulieren
en papier met briefhoofd. Zie "
Overlays gebruiken".
116
Uitvoeropties
Afdrukvolgorde
U kunt instellen in welke volgorde de pagina's moeten worden afgedrukt.
Selecteer de afdrukvolgorde in de vervolgkeuzelijst.
Normaal
: de printer drukt alle pagina's af van de eerste tot de laatste pagina.
Alle pagina’s omkeren
: de printer drukt alle pagina's af van de laatste tot
de eerste pagina.
Oneven pagina’s afdrukken
: de printer drukt alleen de oneven pagina's
van het document af.
Even pagina’s afdrukken
: de printer drukt alleen de even pagina's
van het document af.
Geavanceerd
(Deze optie is uitsluitend beschikbaar als het PS-stuurprogramma
(PostScript) wordt gebruikt.)
PostScript PassThrough
: deze optie geeft aan of PostScript-gegevens
die gecreëerd werden door de toepassing die de PostScript-code voor afdrukken
kan genereren moeten worden afgedrukt. De standaardinstelling is geselecteerd.
Als deze optie is ingeschakeld, werken bepaalde afdrukopties (zoals
Meerdere
pagina’s per vel
,
Watermerk
,
Boekje afdrukken
,
Poster afdrukken
en
Schaalopties
) mogelijk niet naar behoren wanneer u afdrukt vanuit de toepassing
die de PostScript-code voor afdrukken kan genereren. In dat geval schakelt u deze
optie uit. In bepaalde gevallen zorgt het uitschakelen van
PostScript
PassThrough
voor onverwachte resultaten.
Als u klikt op
Op nul zetten
, worden de standaardinstellingen van de opties
hersteld.
Taakinstellingen
U kunt instellen hoe u de vaste schijf wilt gebruiken. U slaat het gegevensbestand
bijvoorbeeld op de vaste schijf in de printer op of u laat het bestand direct
afdrukken.
Afdrukmodus
Normaal
: uw printer slaat de afdrukgegevens niet op.
Proefafdruk
: wanneer u meerdere exemplaren wilt afdrukken, begint
de printer met het eerste exemplaar en drukt vervolgens de rest af.
Vertrouwelijk
: u kunt een wachtwoord instellen zodat de afdrukgegevens niet
per ongeluk worden verwijderd.
Gebruikersnaam
De gebruikersnaam kan een combinatie zijn van letters en cijfers.
Als u het bestand vindt, wordt deze informatie op het aanraakscherm
weergegeven.
Taaknaam
De naam van de taak kan een combinatie zijn van letters en cijfers. Als u
het bestand vindt, wordt deze informatie op het aanraakscherm weergegeven.
Eigenschap Omschrijving
117
Dell Tabblad
Op het tabblad
Dell
worden de copyrightinformatie en het versienummer
van het stuurprogramma weergegeven. Als u beschikt over een internetbrowser, kunt u een
verbinding met het internet maken door op het
Website van Dell
-pictogram te klikken.
Presets gebruiken
Via de optie
Presets
, die u terugvindt op elk tabblad met eigenschappen, kunt u de huidige
instellingen opslaan voor later gebruik.
Zo voegt u een instelling toe aan
Presets
:
1
Pas de instellingen op ieder tabblad aan uw wensen aan.
2
Typ in het invoervak
Presets
een naam voor deze instellingen.
3
Klik op
Toevoeg.
().
Als u een opgeslagen instelling wilt gebruiken, selecteert u deze in de vervolgkeuzelijst
Presets
.
De printer is nu ingesteld om af te drukken volgens de door u geselecteerde instellingen.
Als u een opgeslagen instelling wilt verwijderen, selecteert u deze in de vervolgkeuzelijst
Presets
en klikt u op
Wissen
( ).
Als u wilt terugkeren naar de standaardinstellingen van het printerstuurprogramma, selecteert
u
Printerstandaard
in de lijst.
118
Werken met Help
Klik op het in de rechterbovenhoek van het venster en klik op een optie waarover u meer
wilt weten. Vervolgens verschijnt er een pop-upvenster met informatie over de functie
van die optie die het stuurprogramma biedt.
Als u informatie wilt zoeken via een sleutelwoord, klik dan op het tabblad
Dell
in het venster
Printervoorkeuren en voer een sleutelwoord in de invoerregel van de
Help
-optie.
119
Meerdere afdrukken op één vel papier
U kunt het aantal pagina’s selecteren dat u op één vel wilt afdrukken. Als u meer dan één
pagina per vel afdrukt, worden de pagina's verkleind en op het blad gerangschikt.
U kunt op één vel tot 16 pagina’s afdrukken.
1
Om de afdrukinstellingen in uw toepassing te wijzigen, opent u het venster met de
printereigenschappen.
2
Selecteer op het tabblad
Basis
de optie
Meerdere pagina’s per vel
in de vervolgkeuzelijst
Ty p e
.
3
Selecteer in de vervolgkeuzelijst
Pagina’s/vel
het aantal pagina's dat u per vel wilt
afdrukken (2, 4, 6, 9 of 16).
4
Indien nodig selecteert u de paginavolgorde in de vervolgkeuzelijst
Paginavolgorde
.
1 2
3 4
Rechts, dan
omlaag
1
3
2
4
1
2
3
4
2
4
1
3
3
4
1
2
Omlaag,
dan rechts
Links, dan
omlaag
Omlaag, dan
links
120
Schakel
Paginakaders afdrukken
in als u rond elke pagina op het vel een kader
wilt afdrukken.
Paginakaders afdrukken
is alleen ingeschakeld als de instelling voor
Pagina’s/vel
groter is dan één.
5
Klik op het tabblad
Papier
en selecteer de papierlade, het papierformaat en het
papiertype.
6
Klik op
OK
en druk het document af.
Het afdrukpercentage van uw document wijzigen
U kunt de afdruktaak schalen op een pagina.
1
Om de afdrukinstellingen in uw toepassing te wijzigen, opent u het venster
met de printereigenschappen.
2
Klik op het tabblad
Papier
.
3
Voer in het veld
Percentage
de gewenste schaalfactor in.
U kunt ook klikken op de knop
of
.
4
Selecteer de papierinvoer, het formaat en het type.
5
Klik op
OK
en druk het document af.
121
Een document aan een geselecteerd papierformaat
aanpassen
U kunt een afdruktaak aanpassen aan het geselecteerde papierformaat, ongeacht het formaat
van het oorspronkelijke document. Dit kan nuttig zijn als u de details van een klein document
wilt bekijken.
1
Om de afdrukinstellingen in uw toepassing te wijzigen, opent u het venster met
de printereigenschappen.
2
Klik op het tabblad
Papier
.
3
Selecteer het gewenste papierformaat bij
Aan pagina aanpassen
.
4
Selecteer de papierinvoer, het formaat en het type.
5
Klik op
OK
en druk het document af.
A
122
Posters afdrukken
U kunt een document van één enkele pagina op 4, 9 of 16 vellen papier drukken om ze aan
elkaar te kleven en er een poster van te maken.
1
Om de afdrukinstellingen in uw toepassing te wijzigen, opent u het venster
met de printereigenschappen.
2
Klik op het tabblad
Basis
en selecteer
Poster afdrukken
in de vervolgkeuzelijst
Ty p e
.
3
Selecteer de gewenste paginaopmaak.
Specificatie van de paginaopmaak:
Poster 2x2
: het document wordt vergroot en wordt over 4 pagina’s verdeeld.
Poster 3x3
: het document wordt vergroot en over 9 pagina's verdeeld.
Poster 4x4
: het document wordt vergroot en wordt over 16 pagina’s verdeeld.
4
Selecteer de waarde voor de
Posteroverlap
. Geef de
Posteroverlap
op in millimeters of inches
door hete keuzerondje rechtsboven op het tabblad
Basis
in te schakelen om de vellen
gemakkelijker aan elkaar te kunnen kleven.
2 x 2
0,1 inches (2,54 mm)
0,1 inches (2,54 mm)
123
5
Klik op het tabblad
Papier
en selecteer de papierlade, het papierformaat en het papiertype.
6
Klik op
OK
en druk het document af. Maak de poster af door de vellen aan elkaar te plakken.
Boekjes afdrukken
Met deze printerfunctie kunt u een document op beide zijden van het papier afdrukken
en worden de pagina's zo gerangschikt dat u het afgedrukte papier dubbel kunt vouwen
om een boekje te maken.
1
Om de afdrukinstellingen in uw toepassing te wijzigen, opent u het venster
met de printereigenschappen.
2
Klik op het tabblad
Basis
en selecteer
Boekje afdrukken
in de vervolgkeuzelijst
Ty p e
.
OPMERKING: De optie
Boekje afdrukken
is niet beschikbaar voor alle papierformaten.
Om na te gaan welke papierformaten beschikbaar zijn voor deze functie, selecteert
u het papierformaat in de optie Formaat van het tabblad Papier en controleert u of de optie
Boekje
afdrukken
in de vervolgkeuzelijst Lay-outopties op het tabblad Basis is geactiveerd.
3
Selecteer de papierinvoer, het formaat en het type.
4
Klik op
OK
en druk het document af.
8
9
124
Afdrukken op beide zijden van het papier
Uw printer drukt automatisch op beide zijden van het papier af.
Vooraleer u begint af te drukken, moet u beslissen aan welke rand u het afgewerkte
document wilt binden. De bindopties zijn:
Lange zijde
, de klassieke lay-out die wordt gebruikt bij het boekbinden.
Korte zijde
, het type dat vaak wordt gebruikt voor kalenders.
OPMERKING: Druk niet af op beide zijden van etiketten, transparanten, enveloppen of dik papier.
Schade aan de printer en papierstoring kunnen het gevolg zijn.
OPMERKING: Om dubbelzijdig afdrukken te gebruiken, kunt u enkel het volgende papierformaat
gebruiken: A4, Letter, Legal en Folio.
1
Om de afdrukinstellingen in uw toepassing te wijzigen, opent u het venster
met de printereigenschappen.
2
Selecteer de afdrukstand op het tabblad
Basis
.
3
Selecteer de gewenste bindoptie in het vak
Dubbelzijdig afdrukken
.
2
5
3
2
5
3
25
3
2
5
3
Lange zijde
Korte zijde
125
4
Klik op het tabblad
Papier
en selecteer de papierlade, het papierformaat en het
papiertype.
5
Klik op
OK
en druk het document af.
Uw printer drukt automatisch op beide zijden van het papier af.
Watermerken afdrukken
Met de optie Watermerk kunt u tekst afdrukken over een bestaand document. U kunt
bijvoorbeeld in grote grijze letters diagonaal op de eerste pagina of op alle pagina’s
"CONCEPT" of "VERTROUWELIJK" afdrukken.
Er zijn verschillende vooraf ingestelde watermerken die met uw printer worden geleverd.
Ze kunnen worden aangepast of u kunt nieuwe aan de lijst toevoegen.
Een bestaand watermerk gebruiken
1
Om de afdrukinstellingen in uw toepassing te wijzigen, opent u het venster
met de printereigenschappen.
2
Klik op het tabblad
Geavanceerd
en selecteer een watermerk in de vervolgkeuzelijst
Watermerk
. Het bijbehorende afdrukvoorbeeld wordt getoond.
126
3
Klik op
OK
en druk het document af.
Een watermerk maken
1
Om de afdrukinstellingen in uw toepassing te wijzigen, opent u het venster
met de printereigenschappen.
2
Klik op het tabblad
Geavanceerd
en klik op
Bewerken...
in het vak
Watermerk
.
Het venster Watermerken bewerken wordt weergegeven.
3
Voer in het vak
Tekst watermerk
de tekst in die u als watermerk wilt afdrukken.
De tekst wordt in het voorbeeldvenster getoond. Zo krijgt u een indruk van hoe
het watermerk er op de afdruk uit zal zien.
Als u het selectievakje
Alleen eerste pagina
inschakelt, wordt het watermerk alleen
op de
eerste pagina
afgedrukt
.
OPMERKING: U kunt maximaal 256 letters invoeren.
4
Pas de watermerkinstellingen aan uw wensen aan.
In het vak
Lettertypekenmerken
kunt u het lettertype, de tekenstijl, de tekengrootte
en de grijswaarde selecteren, en in het vak
Berichthoek
kunt u de hoek van
het watermerk opgeven.
5
Klik op
Maken
om een nieuw watermerk aan de lijst toe te voegen.
6
Wanneer u het watermerk hebt voltooid, klikt u op
OK
en drukt u uw document af.
Als u geen watermerk meer wilt afdrukken, selecteert u
Geen
in de vervolgkeuzelijst
Wate rmerk
.
Een watermerk bewerken
1
Om de afdrukinstellingen in uw toepassing te wijzigen, opent u het venster
met de printereigenschappen.
Afdrukvoorbeeld
127
2
Klik op het tabblad
Geavanceerd
en klik op
Bewerken...
in het vak
Wate rmer k
. Het venster
Watermerken bewerken
wordt geopend.
3
Selecteer in het vak
Huidige watermerken
het watermerk dat u wilt bewerken en wijzig
de tekst van het watermerk en de opties.
4
Klik op
Bijwerken
om de wijzigingen op te slaan.
5
Klik op
OK
.
Een watermerk verwijderen
1
Om de afdrukinstellingen in uw toepassing te wijzigen, opent u het venster
met de printereigenschappen.
2
Klik op het tabblad
Geavanceerd
en klik op
Bewerken...
in het vak
Wate rmer k
. Het venster
Watermerken bewerken wordt weergegeven.
3
Selecteer in het vak
Huidige watermerken
het watermerk dat u wilt verwijderen en klik
op de knop
Wissen
.
4
Klik op
OK
.
128
Overlays gebruiken
Wat is een overlay?
Een overlay is tekst en/of een afbeelding die op de harde schijf van de computer is opgeslagen
in een speciale bestandsindeling en die in een willekeurig document kan worden afgedrukt.
Overlays worden vaak gebruikt in plaats van voorbedrukte formulieren en papier
met briefhoofd. In plaats daarvan kunt u een overlay samenstellen die dezelfde informatie
bevat. Om een brief af te drukken met het briefhoofd van uw onderneming, hoeft u geen
voorbedrukt papier met briefhoofd in de printer te laden. U moet de printer alleen de opdracht
geven om de overlay van het briefhoofd op uw document af te drukken.
Een nieuwe paginaoverlay maken
Als u een paginaoverlay wilt gebruiken, moet u een nieuwe paginaoverlay maken met uw logo
of afbeelding.
OPMERKING: Het formaat van het overlaydocument moet hetzelfde zijn als dat van de
documenten waarop u de overlay wilt afdrukken. Maak geen overlay met een watermerk.
1
Maak of open een document met de tekst of afbeelding die u voor de overlay wilt
gebruiken. Zorg ervoor dat de tekst of afbeelding precies op de plaats staat waar
ze als overlay moet worden afgedrukt. Indien nodig slaat u het bestand op voor later
gebruik.
2
Om de afdrukinstellingen in uw toepassing te wijzigen, opent u het venster
met de printereigenschappen.
WORLD BEST
129
3
Klik op het tabblad
Geavanceerd
en klik op
Bewerken...
in het vak
Overlay
.
4
Klik in het venster
Overlays bewerken
op de knop
Maken
.
130
5
Typ een naam van maximaal acht tekens in het vak
Bestandsnaam
van het venster
Opslaan als
. Selecteer indien nodig de map waarin u het overlaybestand wilt opslaan.
(Het standaardpad is
C:\FormOver
).
6
Klik op
Opslaan
. U zult zien dat de naam is toegevoegd aan de
Overzicht overlays
.
7
Klik op
OK
of
Ja
totdat u klaar bent.
Het bestand is niet afgedrukt; het is in uw computer opgeslagen.
Een paginaoverlay gebruiken
Nadat u een overlay hebt gemaakt, kan deze met uw document worden afgedrukt.
Dit doet u als volgt:
OPMERKING: De resolutie van de overlay moet hetzelfde zijn als de resolutie van het document
dat met de overlay zal worden afgedrukt.
1
Maak of open het document dat u wilt afdrukken.
2
Om de afdrukinstellingen in uw toepassing te wijzigen, opent u het venster
met de printereigenschappen.
3
Klik op het tabblad
Geavanceerd
.
4
Selecteer de gewenste overlay in de keuzelijst
Tekst
.
131
5
Als het overlaybestand dat u zoekt niet in de vervolgkeuzelijst
Tekst
voorkomt, selecteert
u
Bewerken...
in de lijst en klikt u op
Laad
. Selecteer het overlaybestand dat u wilt
gebruiken. Als u het gewenste overlaybestand op een externe bron hebt opgeslagen, kunt
u het bestand ook laden via het venster Laden.
Klik op
Open
als u het bestand hebt geladen. Het bestand staat nu onderaan in het vak
Overzicht overlays
en is beschikbaar om afgedrukt te worden. Selecteer de overlay in het
vak
Overzicht overlays
.
6
Schakel indien nodig het selectievakje
Overlay bevestigen voor afdrukken
in.
Als dit selectievakje ingeschakeld is, verschijnt telkens wanneer u een document afdrukt
een berichtvenster waarin u gevraagd wordt te bevestigen of u een overlay op uw
document wilt afdrukken.
De keuze
Ja
in het venster betekent dat de geselecteerde overlay met uw document wordt
afgedrukt. De keuze
Nee
in het venster annuleert het gebruik van de overlaypagina.
Als dit vakje leeg is terwijl er wel een overlay is geselecteerd, wordt de overlay automatisch
aan ieder document toegevoegd.
7
Klik op
OK
of
Ja
totdat het afdrukken wordt gestart.
De geselecteerde overlay wordt bij uw afdruktaak geladen en samen met uw document
afgedrukt.
132
Een paginaoverlay verwijderen
Overlays die u niet meer gebruikt, kunt u verwijderen.
1
Klik in het venster met de printereigenschappen op het tabblad
Geavanceerd
.
2
Klik op
Bewerken...
in het vak
Overlay
.
3
Selecteer in het vak
Overzicht overlays
de overlay die u wilt verwijderen.
4
Klik op
Wissen
.
5
Als er een venster verschijnt waarin u om bevestiging wordt gevraagd, klikt u op
Ja
.
6
Klik zo vaak als nodig op
OK
tot u het venster Afdrukken verlaten hebt.
Kopiëren
Papier plaatsen om te kopiëren
De papierlade selecteren
Een document voorbereiden
Een origineel plaatsen
Kopieën maken
Kopieerinstellingen wijzigen
Speciale kopieerfuncties
Afdrukken op beide zijden van het papier
Een document voorbereiden
134
Papier plaatsen om te kopiëren
De aanwijzingen voor het plaatsen van afdrukmateriaal zijn dezelfde, of het nu gaat
om afdrukken, faxen of kopiëren. Zie "
Papier plaatsen" voor meer informatie over het laden
van papier in de papierlade en zie "
De MPF (multifunctionele invoer) gebruiken" voor meer
informatie over het laden van papier in de multifunctionele lade.
De papierlade selecteren
Nadat u de afdrukmedia hebt geplaatst, moet u de papierlade selecteren die u voor
het kopiëren wilt gebruiken.
1
Druk op
Kopie
vanuit het beginscherm.
2
Druk op de toets
Volg.
().
3
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om
Lade
te selecteren.
4
Druk op de pijl-links/rechts om de gewenste papierlade te selecteren.
U kunt kiezen uit
Lade 1
,
Lade 2
(optioneel) en
MPF
(multifunctionele lade).
Als u de optionele lade 2 niet installeert, verschijnt het menu-item
Lade 2
(optioneel)
niet op het display.
5
Druk op het home-pictogram ( ) om terug te keren naar de stand-bymodus.
Een document voorbereiden
U kunt de glasplaat of de DADI (dubbelzijdige automatische documentinvoer) gebruiken
om een origineel document te plaatsen dat u wilt kopiëren, scannen of als fax wilt verzenden.
In de DADI kunt u maximaal 50 vel papier van 75 g/m
2
voor één taak plaatsen.
Als u de glasplaat gebruikt, kunt u één vel per keer plaatsen.
OPMERKING: Voor de beste scankwaliteit, vooral bij afbeeldingen in kleur of grijstinten, gebruikt
u bij voorkeur de glasplaat in plaats van de DADI.
Als u de DADI gebruikt:
Plaats geen documenten die kleiner zijn dan 5,59 bij 5,83 in. (142 bij 148 mm) of groter
dan 8,5 bij 14 in. (216 bij 356 mm).
De volgende documenten mogen niet in de automatische documentinvoer worden
geplaatst:
Carbonpapier of papier met carbonrug
Gecoat papier
Licht doorschijnend of dun papier
Gekreukt of gevouwen papier
135
Gekruld of opgerold papier
Papier met scheuren
Papier waarvan de hoeken zijn beschadigd vanwege nietjes/verwijderen van nietjes.
Verwijder nietjes en paperclips voordat u de documenten plaatst.
Wacht tot lijm, inkt of correctievloeistof op het papier droog is voordat u de documenten
plaatst.
Laad documenten met wisselend gewicht of formaat niet door elkaar.
Plaats geen boekjes, pamfletten, transparanten of documenten met ongebruikelijke
eigenschappen.
Een origineel plaatsen
U kunt de DADI (dubbelzijdige automatische documentinvoer) of de glasplaat gebruiken
om een origineel document te plaatsen. In de DADI kunt u tot 50 vellen tegelijk plaatsen
(75 g/m
2
). Als u de glasplaat gebruikt, kunt u één vel per keer plaatsen.
OPMERKING: Zorg dat de DADI geen document bevat. Als de DADI een document bevat , heeft
dit prioriteit boven het document op de glasplaat.
OPMERKING: Voor de beste scankwaliteit, vooral bij afbeeldingen in kleur of grijstinten, gebruikt
u bij voorkeur de glasplaat in plaats van de DADI.
OPMERKING: Zie "Afdrukken op beide zijden van het papier" als u functies voor dubbelzijdig
afdrukken gebruikt.
U plaatst documenten als volgt in de DADI:
1
Plaats de documenten in de DADI met de afdrukzijde naar boven en met de bovenrand
van de documenten eerst.
136
2
Pas de documentbreedtegeleider aan het documentformaat aan. Zorg dat de onderkant
van de documentstapel samenvalt met de markering voor het papierformaat
op de invoerlade.
Zie "
Een document voorbereiden" voor gedetailleerde richtlijnen bij het voorbereiden
van een origineel.
U plaatst documenten als volgt op de glasplaat:
1
Open de documentklep.
137
2
Plaats het document
met de afdrukzijde naar onder
op de glasplaat en leg het gelijk
met de markering in de linkerbovenhoek van de glasplaat.
Zie "
Een document voorbereiden" voor gedetailleerde richtlijnen bij het voorbereiden
van een origineel.
3
Sluit de documentklep.
OPMERKING: Als u een pagina uit een boek of tijdschrift kopieert, tilt u het deksel op totdat
de scharnieren door de stopper worden tegengehouden en sluit u het deksel. Als het boek
of tijdschrift dikker is dan 30 mm, laat u de klep open tijdens het kopiëren.
OPMERKING: Als u tijdens het kopiëren de klep open laat, kan de kwaliteit van de kopie
achteruitgaan en wordt er meer toner gebruikt.
Kopieën maken
OPMERKING: Voor het kopiëren is het niet nodig dat een computer is aangesloten.
OPMERKING: Als er vuil op de glasplaat zit, is het mogelijk dat er zwarte puntjes op de afdruk
verschijnen. Maak vóór het gebruik de glasplaat schoon voor een optimaal resultaat.
Zie "
De Scanner reinigen".
1
Plaats het/de document(en) in de DADI met de afdrukzijde naar boven en de bovenrand
eerst.
OF
Plaats één document met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat.
Zie "
Een origineel plaatsen" voor informatie over het plaatsen van documenten.
2
Gebruik het bedieningspaneel om de kopieerinstellingen aan te passen, zoals het aantal
exemplaren, kopieerformaat, contrast en beeldkwaliteit. Zie "
Kopieerinstellingen
wijzigen".
138
3
U kunt indien nodig speciale kopieerfuncties gebruiken, zoals ECO, Boekje, Sorteren,
Automatisch aanpassen
,
Klonen
, Poster, ID-kopiëren en meerdere pagina's
per vel kopiëren. Richtlijnen hiervoor vindt u bij "
Speciale kopieerfuncties".
4
Druk op
Start
(
)
. (op het aanraakscherm of het bedieningspaneel)
OPMERKING: U kunt op elk ogenblik de kopieertaak annuleren. Druk op om het kopiëren
te stoppen.
Kopieerinstellingen wijzigen
Via de menu's voor
Handmatig kopiëren
op het bedieningspaneel kunt u alle
basiskopieeropties aanpassen; aantal exemplaren, kopieerformaat, contrast en beeldkwaliteit.
Stel de volgende opties voor de huidige kopieertaak in voordat u op
Start
( ) drukt om
kopieën te maken.
OPMERKING: Als u op AC drukt tijdens het instellen van de kopieeropties, worden alle opties
die u hebt ingesteld voor de huidige kopieertaak geannuleerd en worden de standaardinstellingen
hersteld. Of ze worden automatisch naar hun standaardinstelling teruggezet na het kopiëren.
Aantal exemplaren
U kunt het aantal exemplaren instellen van 1 tot 500.
1
Druk op
Kopie
vanuit het beginscherm.
2
Voer de gewenste waarde in via de cijfertoetsen.
3
Druk op
Start
(
)
. (op het aanraakscherm of het bedieningspaneel)
U kunt op elk ogenblik de kopieertaak annuleren. Druk op om het kopiëren te stoppen.
Kopie vergroten/verkleinen
U kunt de grootte van een gekopieerde afbeelding verkleinen of vergroten van 25 percent
tot 400 procent wanneer u originele documenten via de glasplaat of de DADI kopieert.
De beschikbare zoomfactoren verschillen dus al naargelang u het origineel kopieert
via de glasplaat of via de automatische documentinvoer.
OPMERKING: Als u een verkleinde kopie maakt, kunnen er onderaan op de kopie zwarte lijnen
verschijnen.
Zo maakt u een keuze uit de vooraf ingestelde kopieerformaten:
1
Druk op
Kopie
vanuit het beginscherm.
2
Druk op de toets
Volg.
().
3
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om
Zoomen
te selecteren.
4
Druk op de pijl-links/rechts om de gewenste zoomfactor te selecteren.
U kunt kiezen uit 25~400%.
139
Contrast
Pas het contrast aan om de kopie lichter of donkerder te maken dan het origineel.
1
Druk op
Kopie
vanuit het beginscherm.
2
Druk op de toets
Volg.
().
3
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om
Contrast
te selecteren.
4
Druk op de pijl-links/rechts om het gewenste contrast te selecteren.
Formaat van origineel
U kunt het formaat van een gekopieerde afbeelding instellen wanneer u oorspronkelijke
documenten kopieert op de glasplaat of de DADI.
1
Druk op
Kopie
vanuit het beginscherm.
2
Druk op de toets
Volg.
().
3
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om
Formaat van origineel
te selecteren.
4
Druk op de pijl-links/rechts om het gewenste formaat te selecteren.
Type origineel
Met de instelling Oorspr. type kunt u de beeldkwaliteit verbeteren door het type document
voor de huidige kopieeropdracht te selecteren.
1
Druk op
Kopie
vanuit het beginscherm.
2
Druk op de toets
Volg.
().
3
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om
Type origineel
te selecteren.
4
Druk op de pijl-links/rechts om de gewenste beeldkwaliteit te selecteren.
Tekst
: Te gebruiken bij documenten met fijne details, zoals fijne tekst.
Tekst en foto
: Te gebruiken voor documenten met zowel tekst alsook
foto/grijswaarden.
Foto
: Te gebruiken voor documenten met foto of grijswaarden.
140
Speciale kopieerfuncties
OPMERKING: Sommige functies zijn niet altijd beschikbaar, afhankelijk van de invoermethode -
via de glasplaat of via de DADI.
OPMERKING: De menu-opties van Sortering kopiëre, 2-op-1 en 4-op-1 zijn mogelijk alleen
beschikbaar als u het document invoert via de DADI.
Open in het programma de afdrukinstellingen en ga naar het venster Eigenschappen
van de printer. In het menu
Kopie
hebt u de keuze uit de volgende kopieerfuncties:
ECO kopiëren
: met de eco-functie kunt u afdrukbronnen besparen
en milieuvriendelijker kopiëren.
Zie "ECO kopiëren".
Boekje kopiëren
: hiermee kunt u kopiëren.
Zie "Boeken kopiëren".
Sortering kopiëre
: hiermee drukt u de pagina’s gegroepeerd af in dezelfde volgorde als
het origineel.
Zie "Sortering kopiëren".
Aut. aanp. kopie
: h
et origineel automatisch verkleinen/vergroten zodat het past
op het papier dat u hebt geplaatst. Zie "
Automatisch aanpassen kopie".
Klonen
:
hiermee drukt u het origineel meerdere keren af op één pagina. Het aantal
afbeeldingen per vel wordt automatisch bepaald op basis van de grootte van het origineel
en het papierformaat. Zie "
Klonen".
Poster kopiëren
: Drukt een afbeelding op 9 (3 bij 3) vellen papier af. U kunt deze vellen
aan elkaar plakken om er een poster van te maken. Zie "
Poster".
Kopie ID
:
Drukt een dubbelzijdig origineel af op één vel papier. Zie "ID-kopiëren".
N-up kopiëren
: 2 of 4 originelen verkleind afdrukken zodat ze op één vel papier passen.
Zie "2 of 4 pagina’s per vel kopiëren (N-up)".
ECO kopiëren
U kunt toner- en papierverbruik beperken.
141
Voor
ECO
kopiëren:
1
Plaats het/de document(en) met de voorzijde naar boven en de bovenzijde eerst
in de DADI.
OF
Plaats één document met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat.
Zie "
Een origineel plaatsen" voor informatie over het plaatsen van documenten.
2
Druk op
Kopie
vanuit het beginscherm.
3
Druk op de pijl-links/rechts om
ECO kopiëren
te selecteren.
4
Klik op .
5
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om een milieuvriendelijke optie te selecteren.
6
Druk op de pijl-links/rechts om de gewenste optie te selecteren.
7
Druk op om een menu hoger te gaan.
8
Druk op
Start
(
)
. (op het aanraakscherm of het bedieningspaneel)
OPMERKING: U kunt op elk ogenblik de kopieertaak annuleren. Druk op om het kopiëren
te stoppen.
Boeken kopiëren
Met deze functie kunt u een boek kopiëren. Als het boek te dik is, opent u het deksel
van de scanner tot de scharnieren niet verder kunnen en sluit u het deksel weer.
Als het boek of tijdschrift dikker is dan 30 mm (1,18 inches), kopieert u het met het deksel
van de scanner open.
Deze speciale kopieermodus kan enkel gebruikt worden wanneer u via de glasplaat kopieert.
Als de DADI een document bevat, werkt de functie voor het kopiëren van boeken niet.
1
Plaats één document met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat.
Zie "
Een origineel plaatsen" voor informatie over het plaatsen van documenten.
2
Druk op
Kopie
vanuit het beginscherm.
3
Druk op
Boekje kopiëren
.
4
Klik op
Boekje kopiëren
.
5
Druk op de pijl-links/rechts om de gewenste optie te selecteren.
Beide
: hiermee drukt u beide tegenoverliggende pagina’s van het boek af.
Links
: hiermee drukt u de linkerpagina van het boek af.
Rechts
: hiermee drukt u de rechterpagina van het boek af.
6
Pas eventueel de kopieerinstellingen aan, zoals aantal exemplaren, contrast, formaat
en soort origineel. Zie "
Kopieerinstellingen wijzigen".
7
Druk op om een menu hoger te gaan.
142
8
Druk op
Start
(
)
. (op het aanraakscherm of het bedieningspaneel)
OPMERKING: U kunt op elk ogenblik de kopieertaak annuleren. Druk op om het kopiëren
te stoppen.
Sortering kopiëren
U kunt deze speciale kopieermodus alleen gebruiken als u via de DADI kopieert.
Voor
kopiëren met sortering
:
1
Plaats het/de document(en) met de voorzijde naar boven en de bovenzijde eerst
in de DADI.
OF
Plaats één document met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat.
Zie "
Een origineel plaatsen" voor informatie over het plaatsen van documenten.
2
Druk op
Kopie
vanuit het beginscherm.
3
Druk op de pijl-links/rechts om
Sortering kopiëre
te selecteren.
4
Pas eventueel de kopieerinstellingen aan, zoals aantal exemplaren, contrast, formaat
en soort origineel, door te drukken op . Zie "
Kopieerinstellingen wijzigen".
5
Druk op om een menu hoger te gaan.
6
Druk op
Start
(
)
. (op het aanraakscherm of het bedieningspaneel)
OPMERKING: U kunt op elk ogenblik de kopieertaak annuleren. Druk op om het kopiëren
te stoppen.
Automatisch aanpassen kopie
Deze speciale kopieermodus kan enkel gebruikt worden wanneer u via de glasplaat kopieert.
Als de DADI een document bevat, werkt de functie
Automatisch aanpassen kopie
niet.
. OPMERKING: U kunt het kopieerformaat niet wijzigen met het Zoomen-menu als de functie
Automatisch aanpassen kopie is ingeschakeld.
Voor kopiëren met
Automatisch aanpassen kopie
:
1
Plaats één document met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat.
Zie "
Een origineel plaatsen" voor informatie over het plaatsen van documenten.
2
Druk op
Kopie
vanuit het beginscherm.
3
Druk op de pijl-links/rechts om
Aut. aanp. kopie
te selecteren.
4
Pas eventueel de kopieerinstellingen aan, zoals aantal exemplaren, contrast, formaat
en soort origineel, door te drukken op . Zie "
Kopieerinstellingen wijzigen".
5
Druk op om een menu hoger te gaan.
A
143
6
Druk op
Start
(
)
. (op het aanraakscherm of het bedieningspaneel)
OPMERKING: U kunt op elk ogenblik de kopieertaak annuleren. Druk op om het kopiëren
te stoppen.
Klonen
Deze speciale kopieermodus kan enkel gebruikt worden wanneer u via de glasplaat kopieert.
Als de DADI een document bevat, werkt de kopieerfunctie
Klonen
niet.
OPMERKING: U kunt het kopieerformaat niet wijzigen met het menu Zoomen als de functie voor
klonen is ingeschakeld.
Voor kopiëren met
Klonen
:
1
Plaats één document met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat.
Zie "
Een origineel plaatsen" voor informatie over het plaatsen van documenten.
2
Druk op
Kopie
vanuit het beginscherm.
3
Druk op de pijl-links/rechts om
Klonen
te selecteren.
4
Pas eventueel de kopieerinstellingen aan, zoals aantal exemplaren, contrast, formaat
en soort origineel, door te drukken op . Zie "
Kopieerinstellingen wijzigen".
5
Druk op om een menu hoger te gaan.
6
Druk op
Start
(
)
. (op het aanraakscherm of het bedieningspaneel)
OPMERKING: U kunt op elk ogenblik de kopieertaak annuleren. Druk op om het kopiëren
te stoppen.
144
Poster
Deze speciale kopieermodus kan enkel gebruikt worden wanneer u via de glasplaat kopieert.
Als de DADI een document bevat, werkt de kopieerfunctie Poster niet.
OPMERKING: U kunt het kopieerformaat niet wijzigen met het menu Zoomen als de functie Poster
ingeschakeld is.
Voor het kopiëren met
Poster
:
1
Plaats één document met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat.
Zie "
Een origineel plaatsen" voor informatie over het plaatsen van documenten.
2
Druk op
Kopie
vanuit het beginscherm.
3
Druk op de pijl-links/rechts om
Poster kopiëren
te selecteren.
4
Pas eventueel de kopieerinstellingen aan, zoals aantal exemplaren, contrast, formaat
en soort origineel, door te drukken op . Zie "
Kopieerinstellingen wijzigen".
5
Druk op om een menu hoger te gaan.
6
Druk op
Start
(
)
. (op het aanraakscherm of het bedieningspaneel)
OPMERKING: U kunt op elk ogenblik de kopieertaak annuleren. Druk op om het kopiëren
te stoppen.
Uw originele document wordt in 9 delen verdeeld. De gedeelten worden een voor een
gescand en afgedrukt, in deze volgorde:
145
ID-kopiëren
Met deze kopieerfunctie wordt één zijde van het origineel op de bovenste helft van
het vel papier afgedrukt en de andere zijde op de onderste helft, zonder dat het origineel
daarbij wordt verkleind. Deze functie is handig wanneer u kleine documenten kopieert, zoals
naamkaartjes.
Als het originele document groter is dan het bedrukbare gebied, worden sommige delen
wellicht niet afgedrukt.
Deze speciale kopieermodus kan enkel gebruikt worden wanneer u via de glasplaat kopieert.
Als de DADI een document bevat, werkt ID-kopiëren niet.
OPMERKING: U kunt het kopieerformaat niet wijzigen met het menu Zoomen als u ID-kopiëren
gebruikt.
Voor ID-kopiëren:
1
Druk op
ID Copy
( ) op het bedieningspaneel.
OF
Druk op
Kopie
Kopie ID
vanuit het beginscherm.
2
Plaats een origineel met de voorzijde naar onder op de glasplaat, zoals aangegeven door
de pijlen, en sluit het deksel van de scanner.
3
Druk op de toets
Volg.
().
4
Pas eventueel de kopieerinstellingen aan, zoals aantal exemplaren, contrast, formaat
en soort origineel, door te drukken op . Zie "
Kopieerinstellingen wijzigen".
5
Druk op
Start
(
)
. (op het aanraakscherm of het bedieningspaneel)
6
Keer het origineel om, plaats het op de glasplaat, zoals aangegeven door de pijlen, en sluit
het deksel van de scanner.
7
Druk op
Start
(
)
. (op het aanraakscherm of het bedieningspaneel)
OPMERKING: U kunt op elk ogenblik de kopieertaak annuleren. Druk op om het kopiëren
te stoppen.
146
2 of 4 pagina’s per vel kopiëren (N-up)
Hiermee worden de originele afbeeldingen verkleind en worden 2 of 4 pagina’s afgedrukt
op één vel papier. U kunt deze speciale kopieermodus alleen gebruiken als u via de DADI
kopieert.
OPMERKING: U kunt het kopieerformaat niet aanpassen via het menu Zoomen voor het kopiëren
van 2 of 4 pagina’s per vel.
1
Plaats het/de document(en) met de voorzijde naar boven en de bovenzijde eerst
in de DADI.
OF
Plaats één document met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat.
Zie "
Een origineel plaatsen" voor informatie over het plaatsen van documenten.
2
Druk op
Kopie
vanuit het beginscherm.
3
Druk op
N-up kopiëren
.
4
Klik op
N-up
.
5
Druk op de pijl-links/rechts om
2-op-1
of
4-op-1
te selecteren.
2-op-1
: hiermee kopieert u twee afzonderlijke originelen op één pagina.
4-op-1
: hiermee kopieert u vier afzonderlijke originelen op één pagina.
6
Druk op de pijl-links/rechts om
Staand
of
Liggend
te selecteren, al naargelang
de afdrukstand van het origineel.
7
Pas eventueel de kopieerinstellingen aan, zoals aantal exemplaren, contrast, formaat
en soort origineel. Zie "
Kopieerinstellingen wijzigen".
8
Druk op om een menu hoger te gaan.
9
Druk op
Start
(
)
. (op het aanraakscherm of het bedieningspaneel)
OPMERKING: U kunt op elk ogenblik de kopieertaak annuleren. Druk op om het kopiëren
te stoppen.
1 2
2 pagina's
per vel kopiëren
(Staand)
2 pagina's
per vel kopiëren
(Liggend)
1 2
3 4
4 pagina's
per vel kopiëren
(Staand)
4 pagina's
per vel kopiëren
(Liggend)
1 2
147
Afdrukken op beide zijden van het papier
U kunt de printer zo instellen dat dubbelzijdig wordt gekopieerd.
1
Plaats de te kopiëren documenten in de DADI.
Zie "
Een origineel plaatsen" voor informatie over het plaatsen van documenten.
2
Druk op
Kopie
vanuit het beginscherm
3
Druk op de toets of
Volg.
().
4
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om
Dubbelzijdig
te selecteren.
5
Druk op de pijl-links/rechts om de gewenste bindoptie te selecteren.
1->1 1-zijdig
: hiermee kunt u afdrukken in modus Normaal.
1->2-zijdig l. zij
: drukt pagina’s zo af dat ze gelezen kunnen worden als een boek.
1->2-zijdig k. zij
: drukt pagina’s zo af dat ze kunnen worden doorgebladerd als een
notitieblokje.
2->1-zijdig l. zij
: scant beide zijden van de originelen en drukt elke zijde op een
afzonderlijk vel af.
2->1-zijdig k. zij
: scant beide zijden van de originelen en drukt elke zijde op een
afzonderlijk vel af, maar draait de gegevens aan de achterzijde van de afdruk 180°.
2->2-zijdig l. zij
: hiermee scant u beide zijden van het origineel in en drukt
u op beide zijden van het papier af. Met deze functie bekomt u een afdruk
die precies overeenkomt met het origineel.
6
Pas eventueel in de kopieerinstellingen aan in de kopieermenu’s, zoals aantal exemplaren,
formaat, contrast en beeldkwaliteit. Zie "
Kopieerinstellingen wijzigen".
7
Druk op
Start
( ) om het kopiëren te starten.
148
De standaardinstellingen wijzigen
U kunt de kopieerinstellingen, inclusief contrast, beeldkwaliteit, kopieerformaat en aantal
exemplaren op de meest gebruikte stand zetten. Wanneer u een document kopieert, worden
deze standaardinstellingen gebruikt, tenzij u deze wijzigt via het bedieningspaneel.
OPMERKING: Als u tijdens het instellen van de kopieerinstellingen op Annuleren ( ) drukt,
worden de aanpassingen geannuleerd en worden weer de standaardinstellingen gebruikt.
Zo maakt u uw eigen standaardinstellingen:
1
Druk op
Instelling
Apparaatinstellingen
vanuit het beginscherm.
2
Druk op de toets
Volg.
().
3
Druk op
Standaardinstelling
.
4
Druk op de pijl-links/rechts om
Standaard kopiëren
te selecteren.
5
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om
Algemene
te selecteren.
6
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om de kopieeroptie te selecteren.
7
Druk op de pijl-links/rechts om de gewenste optie te selecteren.
8
Druk op het home-pictogram ( ) om terug te keren naar de stand-bymodus.
Scannen
Overzicht scannen
SmarThru Office
Scannen met Dell Scanbeheer
Scannen naar een pc-toepassing
Een e-mail scannen en verzenden
Scannen en verzenden naar SMB-server
Scannen en verzenden naar FTP-server
Een aangepaste e-mail scannen en verzenden
Scannen naar een faxserver
Scannen met het stuurprogramma Windows Image
Acquisition (WIA)
Scannen naar het USB-geheugen
Het USB-geheugen beheren
Scannen naar e-mail instelling
Scannen via het netwerk
Het adresboek instellen
Groepsnummers
De standaardinstellingen wijzigen
150
Overzicht scannen
Met de scanfunctie zet u tekst en afbeeldingen om in digitale bestanden die u op de computer
kunt opslaan. U kunt de bestanden vervolgens per fax of e-mail verzenden, uploaden naar
uw website of gebruiken in een project dat u afdrukt.
De scanmethoden zijn scannen naar e-mail (lokaal en netwerk) en scannen naar USB.
Gebruik uw
Dell 2355dn Laser MFP
om tekst en afbeeldingen te converteren naar
afbeeldingen die u op uw computer kunt bewerken. Nadat u de software hebt geïnstalleerd
vanaf de CD Software and Documentation kunt u afbeeldingen gaan scannen via
SmarThru
Office
op uw computer of via het netwerk met behulp van
Dell Scanbeheer
, waarmee u een
document op de printer kunt scannen als JPEG-, TIFF- of PDF-bestand en kunt opslaan op
een computer die met het netwerk is verbonden. Of u kunt de gescande afbeelding als een
e-mailbijlage direct vanuit de printer versturen.
OPMERKING: SmarThru Office is het scanprogramma dat met uw printer wordt meegeleverd.
OPMERKING: Wanneer u er de voorkeur aan geeft om een andere applicatie te gebruiken, zoals
Adobe PhotoShop, moet u de applicatie aan de printer toekennen door ze in de lijst van
beschikbare applicaties te selecteren. Zie "
Scannen met Dell Scanbeheer".
SmarThru Office
SmarThru Office biedt een aantal handige functies voor het gebruik van uw apparaat.
SmarThru Office starten
Voer de volgende stappen uit om
SmarThru Office
te starten:
1
Controleer of uw apparaat en computer zijn ingeschakeld en op de juiste wijze met elkaar
zijn verbonden.
2
Na de installatie van
SmarThru Office
wordt het pictogram voor
SmarThru Office
weergegeven op het bureaublad.
3
Dubbelklik op het pictogram voor
SmarThru Office
.
OPMERKING: Als u dubbelklikt op het pictogram SmarThru Office, wordt het venster Snelstartgids
geopend. Het venster Snelstartgids bevat de volgende menu’s: Categorieën, Ringband,
Levenscyclus, Scannen en tekstherkenning en Herstellen en verbeteren.
151
4
SmarThru Office
wordt geopend.
Klik op
SmarThru Office help
SmarThru Office help
voor meer informatie over
SmarThru Office
. Het venster
SmarThru Office help
verschijnt; u kunt de
schermhulpfunctie weergeven die met het programma
SmarThru Office
werd
meegeleverd.
OPMERKING: Klik op het SmarThru-pictogram in de taakbalk van Windows om het
startprogramma van SmarThru Office te activeren.
OPMERKING: Voer de onderstaande stappen uit om SmarThru Office te verwijderen. Sluit alle
toepassingen op de computer voor u het programma verwijdert.
a
Klik op
Start
en selecteer
Programma’s
of
Alle programma’s
.
b
Selecteer
SmarThru Office
en vervolgens
Installatie van SmarThru Office
ongedaan maken
.
c
Als u wordt gevraagd om uw keuze te bevestigen, leest u de verklaring en klikt
uop
OK
.
d
Klik op
Voltooien
.
SmarThru Office gebruiken
1
Klik op het pictogram
SmarThru Office
in de taakbalk van Windows om SmarThru
Office te starten.
2
Klik op het scanpictogram om het scanvenster te openen.
152
3
Het venster Scan Setting wordt geopend.
OPMERKING: Klik op de knop
Geavanceerd
om meer scanopties in te stellen.
4
Geef de scaninstellingen op en klik op Scannen.
Afdrukken
1
Klik op het pictogram SmarThru in de taakbalk van Windows om
SmarThru Office
te starten.
Eigenschap Omschrijving
Scanner selecteren
Hiermee kunt u de scanner selecteren.
Profiel selecteren
Hiermee kunt u de instellingen voor regelmatig toekomstig
gebruik opslaan. Klik op Nieuw profiel om de instelling
op te slaan.
Scaninstellingen
U kunt de instellingen voor Scanformaat en Papierinvoer
aanpassen.
Scannen naar
Hiermee kunt u de instellingen voor Bestandsnaam en de locatie
voor het verzenden van gescande gegevens aanpassen.
153
2
Klik op het afdrukpictogram om het faxvenster te openen.
3
Selecteer het bestand dat u wilt afdrukken.
4
Selecteer het apparaat dat u wilt gebruiken.
5
Klik op
Afdrukken
om de afdruktaak te starten.
Een bestand via fax verzenden
U kunt een fax verzenden terwijl u met SmarThru Office werkt.
1
Klik op het pictogram
SmarThru Office
in de taakbalk van Windows om
SmarThru
Office
te starten.
2
Klik op het faxpictogram om het afdrukvenster te openen.
3
Geef de faxinstellingen op en klik op Fax verzenden.
Selecteer het faxapparaat
: hiermee kunt u instellen of het apparaat lokaal
of via een netwerk is verbonden. Als het apparaat is verbonden via een netwerk,
klikt u op Bladeren om het IP-adres en andere informatie in te voegen.
Pagina’s klaar
: hiermee selecteert u het bestand dat u wilt faxen. Klik op Toevoeg..
Ontvangers
: klik op Toevoeg. om het faxnummer in te voeren.
Voorblad
: als u een voorblad nodig hebt, voert u de waarden van de opties in. Anders
klikt u op Voorblad overslaan.
Faxinstellingen
: als het origineel document vaag of flets oogt, klikt u op Fijn.
In dat geval kan de faxsnelheid lager zijn.
Een bestand via FTP versturen
U kunt bestanden opladen naar een FTP-server terwijl u met SmarThru Office werkt.
1
Klik op het pictogram
SmarThru Office
in de taakbalk van Windows om SmarThru
Office te starten.
2
Klik op het FTP-pictogram om het afdrukvenster te openen.
3
Het venster
Verzenden via FTP
wordt geopend.
4
Voeg uw bestand toe en klik op
Laden
.
Een bestand via e-mail versturen
1
Klik op het pictogram SmarThru in de taakbalk van Windows om SmarThru Office
te starten.
2
Klik op het e-mailpictogram om het afdrukvenster te openen.
3
Het venster
Verzenden per e-mail
wordt geopend.
4
Er wordt een e-mailclient geopend.
5
Voer de vereiste gegevens in en verstuur uw e-mail.
154
Scannen met Dell Scanbeheer
Over Dell Scanbeheer
U loopt gewoon met de originelen naar het apparaat en scant deze via het bedieningspaneel.
De gescande gegevens worden vervolgens opgeslagen in de map
Mijn docum.
van de
aangesloten computer. Wanneer de installatie is voltooid, hebt u
Dell Scanbeheer
al op de
computer geïnstalleerd. U kunt deze functie gebruiken via de lokale verbinding
of de netwerkverbinding.
Scaninformatie instellen in
Dell Scanbeheer
Hier vindt u informatie over het programma
Dell Scanbeheer
en de status
van het scanstuurprogramma. Ook kunt u scaninstellingen wijzigen en de mappen toevoegen
of verwijderen waarin de gescande documenten via
Dell Scanbeheer
op de computer worden
opgeslagen.
OPMERKING: Het programma Dell Scanbeheer kan alleen worden gebruikt in Windows.
1
Ga naar het menu
Start
en selecteer
Programma’s Dell Printers Dell 2355dn
Laser MFP Dell Scanbeheer
.
2
Klik op
Eigenschappen
.
U kunt het scanapparaat toevoegen met behulp van
Apparaat toevoegen
.
(Lokaal of netwerk)
155
3
Selecteer de optie voor de scaninstelling in het venster
De knop Scan instellen
.
Scanbestemming
: u kunt programma’s en bestandsindelingen toevoegen
en verwijderen.
Scaneigenschappen
: u kunt de opslaglocatie, de resolutie, de kleur
en het scanformaat wijzigen.
4
Druk op
OK
na het wijzigen van de instelling.
156
Scannen naar een pc-toepassing
1
Plaats het/de document(en) met de voorzijde naar boven en de bovenzijde eerst
in de DADI (dubbelzijdige automatische documentinvoer).
OF
Plaats één document met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat.
Zie "
Een origineel plaatsen" voor informatie over het plaatsen van documenten.
2
Druk op
Scannen
vanuit het hoofdscherm.
3
Druk op
Lok pc
of op
Netwerk-pc
.
4
Druk op de toets
Volg.
().
5
Druk op de pijl-omhoog/omlaag tot het gewenste programma verschijnt.
Als u
Netwerk-pc
selecteert, selecteert u uw computer-ID en wachtwoord
met het toetsenbord dat verschijnt.
Microsoft Paint
: stuurt de gescande afbeelding naar Microsoft Paint.
E-mail
: verstuurt de gescande afbeelding naar uw standaard-e-mailprogramma
op de computer. Er wordt een nieuw berichtvenster weergegeven met de afbeelding
als bijlage.
Mijn docum.
: bewaart de gescande afbeelding in de map Mijn Documenten
op de computer.
OPMERKING: U kunt meer TWAIN-compatibele scansoftware toevoegen, zoals Adobe Photoshop,
vanuit Dell Scanbeheer. Zie "Scannen met Dell Scanbeheer".
6
Indien nodig past u de scaninstellingen, zoals formaat van het origineel, scankleur,
scanformaat, dubbelzijdig afdrukken en beeldkwaliteit, aan met .
7
Druk op
Start
(
).
(op het aanraakscherm of het bedieningspaneel)
Het toestel begint te scannen.
157
8
Het venster van de geselecteerde toepassing wordt geopend. Pas de scaninstellingen aan
en start het scannen. Raadpleeg de handleiding van de toepassing voor meer informatie.
OPMERKING: Als u Mijn docum. hebt geselecteerd, wordt de gescande afbeelding opgeslagen
in Mijn docum. op de computer Mijn afbeeldingen map Dell.
OPMERKING: Met het TWAIN-stuurprogramma kunt u snel scannen in het programma Dell
Scanbeheer.
Een e-mail scannen en verzenden
1
Plaats het/de document(en) met de voorzijde naar boven en de bovenzijde eerst
in de DADI.
OF
Plaats één document met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat.
Zie "
Een origineel plaatsen" voor informatie over het plaatsen van documenten.
2
Druk op
Scannen
vanuit het beginscherm.
3
Druk op de pijl-links/rechts om
E-mail verz.
te selecteren.
4
Druk op de toets
Volg.
().
5
Voer het e-mailadres van de ontvanger in met
Dir. invoer
of
E-mail-lijst
.
6
Indien nodig past u de scaninstellingen, zoals formaat van het origineel, scankleur,
scanformaat, dubbelzijdig afdrukken en beeldkwaliteit, aan met .
7
Druk op
Start
(
)
. (op het aanraakscherm of het bedieningspaneel)
De printer begint te scannen en stuurt dan de e-mail.
158
Scannen en verzenden naar SMB-server
Selecteer een map en deel deze met het apparaat zodat het gescande bestand naar de map kan
worden verzonden. U moet de instelling van de SMB-server configureren vanuit de
Embedded
Web Service
voordat u de volgende stappen uitvoert.
Zie "Een SMB-server instellen".
1
Plaats het/de document(en) met de voorzijde naar boven en de bovenzijde eerst
in de DADI.
OF
Plaats één document met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat.
Zie "
Een origineel plaatsen" voor informatie over het plaatsen van documenten.
2
Druk op
Scannen
vanuit het beginscherm.
3
Druk op de pijl-links/rechts om
SMB
te selecteren.
4
Druk op de toets
Volg.
().
5
Geef de SMB-serverlijst weer die u hebt ingevoerd in de
Embedded Web Service
.
Selecteer de SMB-server die u als bestemming wilt gebruiken.
U kunt maximaal vijf bestemmingen opgeven.
6
Indien nodig past u de scaninstellingen, zoals formaat van het origineel, scankleur,
scanformaat, dubbelzijdig afdrukken en beeldkwaliteit, aan met .
7
Druk op
Start
(
)
. (op het aanraakscherm of het bedieningspaneel)
Het apparaat begint met te scannen en verzendt het origineel daarna naar de opgegeven
server.
159
Scannen en verzenden naar FTP-server
Selecteer een map en deel deze met het apparaat zodat het gescande bestand naar
de map kan worden verzonden. U moet de instelling van de FTP-server configureren vanuit
de
Embedded Web Service
voordat u de volgende stappen uitvoert.
Zie "Een FTP-server
instellen"
1
Plaats het/de document(en) met de voorzijde naar boven en de bovenzijde eerst
in de DADI.
OF
Plaats één document met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat.
Zie "
Een origineel plaatsen" voor informatie over het plaatsen van documenten.
2
Druk op
Scannen
vanuit het beginscherm.
3
Druk op de pijl-links/rechts om
FTP
te selecteren.
4
Druk op de toets
Volg.
().
5
Geef de FTP-serverlijst weer die u hebt ingevoerd in de
Embedded Web Service
.
Selecteer de FTP-server die u als bestemming wilt gebruiken.
OPMERKING: U kunt maximaal vijf bestemmingen opgeven.
6
Indien nodig past u de scaninstellingen, zoals formaat van het origineel, scankleur,
scanformaat, dubbelzijdig afdrukken en beeldkwaliteit, aan met .
7
Druk op
Start
(
)
. (op het aanraakscherm of het bedieningspaneel)
Het apparaat begint met te scannen en verzendt het origineel daarna naar de opgegeven
server.
160
Een aangepaste e-mail scannen en verzenden
1
Plaats het/de document(en) met de voorzijde naar boven en de bovenzijde eerst
in de DADI.
OF
Plaats één document met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat.
Zie "
Een origineel plaatsen" voor informatie over het plaatsen van documenten.
2
Druk op
Scannen
vanuit het beginscherm.
3
Druk op de pijl-links/rechts om
E-mail aanpassen
te selecteren.
4
Druk op de toets
Volg.
().
5
Klik op elk tabblad om het e-mailadres of de titel in te voeren.
Va n
: e-mailadres van afzender. Raak Van aan en gebruik het toetsenbord
dat verschijnt om uw e-mailadressen op te geven.
Aan/CC/BCC
: voer het e-mailadres van de ontvanger in met
Dir. invoer
of
E-mail-lijst
.
Onderwerp
: de titel van het e-mailbericht.
6
Indien nodig past u de scaninstellingen, zoals formaat van het origineel, scankleur,
scanformaat, dubbelzijdig afdrukken en beeldkwaliteit, aan met .
7
Druk op
Start
(
)
. (op het aanraakscherm of het bedieningspaneel)
Het toestel begint te scannen.
161
Scannen naar een faxserver
De fax- en e-mailgegevens worden door de faxserver ontcijferd om de taak te versturen.
De e-mail wordt automatisch door de faxserver verwerkt en naar de opgegeven ontvanger
verzonden.
Eerst stuurt de printer de gescande gegevens naar de faxserver. Vervolgens maakt
de fax gebruik van PSTN om fax- en e-mailgegevens naar de ontvanger te versturen.
Als u faxserverfuncties zoals scannen naar e-mail wilt gebruiken, moet u eerst
de netwerkinstellingen configureren. Zie "
Dell Webprinterconfiguratie" voor
netwerkparameters.
1
Druk op
Scannen
vanuit het beginscherm.
2
Druk op de pijl-links/rechts om
Faxserver
te selecteren.
3
Druk op de toets
Volg.
().
4
Voer het nummer van het ontvangende faxapparaat in met
Dir. invoer
of
Faxlijs
.
5
Indien nodig past u de scaninstellingen, zoals formaat van het origineel, scankleur,
scanformaat, dubbelzijdig afdrukken en beeldkwaliteit, aan met .
6
Druk op
Start
(
)
. (op het aanraakscherm of het bedieningspaneel)
De printer begint met scannen en verstuurt vervolgens de fax.
162
Scannen met het stuurprogramma Windows Image
Acquisition (WIA)
Uw printer ondersteunt eveneens het stuurprogramma WIA voor het scannen
van afbeeldingen. WIA is één van de standaardonderdelen van Microsoft Windows XP/Server
2003/Server 2008/Vista/7. WIA werkt met digitale camera’s en scanners. Anders
dan met het stuurprogramma TWAIN kunt u met het stuurprogramma WIA een afbeelding
scannen en ze makkelijk bewerken zonder bijkomende software te moeten gebruiken.
OPMERKING: Het WIA-stuurprogramma werkt alleen onder Windows XP/Server 2003/Server
2008/Vista/7.
1
Plaats het/de document(en) met de voorzijde naar boven en de bovenzijde eerst
in de DADI.
OF
Plaats één document met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat.
Zie "
Een origineel plaatsen" voor informatie over het plaatsen van documenten.
2
Klik op
Start Bedieningspaneel Printers en andere hardware Scanners
en camera’s
.
In Windows Vista selecteert u
Start Bedieningspaneel Hardware en geluiden
Scanners en camera’s
.
3
Dubbelklik op het pictogram van uw scanner. De Scanners- en Camerawizard start.
In Windows 7 klikt u met de rechtermuisknop op het pictogram van het
apparaatstuurprogramma in
Printers en faxapparaten
Zoeken starten
. De toepassing
Nieuwe scan
verschijnt.
4
Geef uw scanvoorkeuren op en klik op
Afdrukvoorbeeld
om te zien welke invloed
uw voorkeuren op de afbeelding hebben.
163
5
Geef een naam op voor de afbeelding en selecteer de bestandsindeling en de map waarin
u de afbeelding wilt opslaan.
6
Volg de aanwijzingen op het scherm als u de afbeelding wilt bewerken nadat deze
op uw computer is opgeslagen.
OPMERKING: De in SmarThru Office ingebouwde OCR-software kan tekst uit gescande
documenten kopiëren naar eender welk tekstbewerkings-, tekstverwerkings- of
rekenbladprogramma. Voor het OCR-proces moet tekst met 150 tot 600 dpi gescand worden. 300 dpi
of 600 dpi wordt aanbevolen voor afbeeldingen.
Scannen naar het USB-geheugen
U kunt een document scannen en de scan in het USB-geheugen opslaan. U kunt dit op twee
manieren doen: u kunt rechtstreeks naar het USB-geheugen scannen met behulp van
de standaardinstellingen of u kunt handmatig uw eigen instellingen kiezen.
Info over USB-geheugen
USB-geheugen is beschikbaar met verschillende geheugencapaciteiten, zodat u over voldoende
ruimte beschikt om documenten, presentaties, gedownloade muziek en video’s, foto’s in hoge
resolutie of andere bestanden overal met u mee te nemen.
De volgende functies zijn beschikbaar als u gebruikmaakt van een optioneel USB-geheugen:
Documenten scannen en opslaan in het USB-geheugen.
Het USB-geheugen formatteren.
De beschikbare geheugenruimte controleren.
LET OP: Als uw USB-geheugen bepaalde functies bevat, zoals beveiligings-
en wachtwoordinstellingen, kan de printer het geheugen mogelijk niet automatisch detecteren.
Raadpleeg de gebruikershandleiding van uw USB-geheugenstick voor details over deze functies.
Een USB-geheugenstick insteken
In het USB-geheugenslot aan de voorkant van uw printer past zowel een geheugen USB V1.1
alsook een USB V2.0. U mag alleen een USB-geheugenstick gebruiken met als connector een
steker van het type A.
Steek een USB-geheugenstick in het USB-geheugenslot aan de voorkant van de printer.
Gebruik enkel een metalen/afgeschermde
USB-geheugenstick.
164
LET OP:
Verwijder de USB-geheugenstick niet tijdens het scannen. Daardoor zou uw printer beschadigd
kunnen worden.
Scannen met de standaardinstellingen
1
Steek de USB-geheugenstick in het USB-geheugenslot van de printer.
OPMERKING: Plaats de USB-geheugenstick zodra het pop-upvenster wordt weergegeven.
2
Plaats het/de document(en) met de voorzijde naar boven en de bovenzijde eerst
in de DADI.
OF
Plaats één document met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat.
Zie "
Een origineel plaatsen" voor informatie over het plaatsen van documenten.
3
Druk op
Scannen
vanuit het beginscherm.
4
Druk op de pijl-links/rechts om
USB
te selecteren.
5
Druk op de toets
Volg.
().
165
6
Indien nodig past u de scaninstellingen, zoals formaat van het origineel, scankleur,
scanformaat, dubbelzijdig afdrukken en beeldkwaliteit, aan met .
7
Druk op
Start
(
)
. (op het aanraakscherm of het bedieningspaneel)
Uw printer begint met het scannen van het document en slaat het op in uw
USB-geheugen.
8
Na het afdrukken kunt u het USB-geheugenapparaat uit het apparaat verwijderen.
166
De instellingen van de scanfunctie wijzigen
In de volgende tabel staan de opties die u kunt kiezen.
OPMERKING: Een resolutie van 600 dpi is alleen beschikbaar voor kleurenscans als er aanvullend
DIMM-geheugen is geïnstalleerd.
1
Druk op
Scannen
vanuit het beginscherm.
2
Druk op de pijl-links/rechts om
USB
te selecteren.
3
Druk op de toets
Volg.
().
4
Klik op om de instellingen voor elke scan aan te passen.
Type origineel
: hiermee stelt u het type van het origineel in.
Formaat van origineel
: hiermee stelt u de grootte van de afbeelding in.
Resolutie
: hiermee stelt u de afbeeldingsresolutie in.
Scankleur
: hiermee stelt u de kleurenmodus in. Als u bij deze optie Mono selecteert,
kunt u niet JPEG selecteren in Scanindeling.
Scanindeling
: u kunt de bestandsindeling selecteren voordat u de scantaak uitvoert.
Als u
Mono
selecteert in
Scanindeling
, mag u niet
JPEG
selecteren. Sommige scantypen
beschikken niet over deze mogelijkheid.
Dubbl
: deze functie is vooral nuttig wanneer u dubbelzijdige originelen wilt scannen.
Bestandsnaam
: het bestand krijgt een naam voordat u een document scant.
Bestandsbelei
: u kunt het beleid voor het genereren van bestandsnamen kiezen voor
u de scantaak uitvoert via USB. Als het USB-geheugen dezelfde naam heeft
als de bestandsnaam die u opgeeft, kunt u een andere naam opgeven of de naam
overschrijven.
5
Druk op het home-pictogram ( ) om terug te keren naar de stand-bymodus.
Type origineel Formaat
van origineel
Resolutie Kleur Formatteren Dubbelzijdig
Tekst,
Tekst & foto,
Foto
Letter, A4,
Executive,
Statement, JIS
B5, A5, A6
100, 200,
300, 600
Kleur,
Grijs,
Mono
JPEG, BMP, TIFF,
P D F, S i n g l e -T I F F,
Multi-TIFF
2->1 zijden
Korte zijde,
2->1 zijden
Lange zijde
167
Het USB-geheugen beheren
U kunt afbeeldingsbestanden die in het USB-geheugen zijn opgeslagen één voor één
of allemaal tegelijk verwijderen door het geheugen te formatteren.
Een afbeeldingsbestand verwijderen
Een afbeeldingsbestand verwijderen dat u hebt gescand en op uw USB-geheugenstick hebt
opgeslagen.
1
Steek de USB-geheugenstick in het USB-geheugenslot van de printer.
OPMERKING: Plaats de USB-geheugenstick zodra het pop-upvenster wordt weergegeven.
OF
Druk op vanuit het beginscherm.
2
Klik op
Bestandsbeheer
.
3
Druk op de markering naast de faxtaak die u wilt verwijderen.
4
Druk op wanneer het venster verschijnt waarin om een bevestiging wordt gevraagd.
5
Druk op om een menu hoger te gaan.
6
Druk op om terug te keren naar stand-bymodus.
Het USB-geheugen formatteren
1
Steek de USB-geheugenstick in het USB-geheugenslot van de printer.
OPMERKING: Plaats de USB-geheugenstick zodra het pop-upvenster wordt weergegeven.
OF
Druk op vanuit het beginscherm.
2
Klik op
Bestandsbeheer
.
3
Druk op
Formatteren
.
4
Druk op wanneer het venster verschijnt waarin om een bevestiging wordt gevraagd.
168
5
Druk op om terug te keren naar stand-bymodus.
Afdrukken vanaf de USB-geheugenstick
U kunt bestanden die opgeslagen zijn op de USB-geheugenstick afdrukken.
De bestandsformaten TIFF, BMP, JPEG, PDF en PRN worden ondersteund.
OPMERKING: PDF-bestanden afkomstig van deze printer en TIFF 6.0-bestanden zijn beschikbaar.
1
Steek de USB-geheugenstick in het USB-geheugenslot van de printer.
OPMERKING: Plaats de USB-geheugenstick zodra het pop-upvenster wordt weergegeven.
OF
Druk op vanuit het beginscherm.
2
Klik op
Afdrukken vanaf
.
3
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om de gewenste map of het gewenste bestand
te selecteren.
4
Als u in stap 3 een bestand selecteerde, gaat u door met de volgende stap.
Als u een map selecteerde, drukt u op de pijl-links/rechts om om het bestand
te selecteren dat u wilt afdrukken.
5
Druk op en selecteer de gewenste optie.
6
Druk op
Start
(
)
. (op het aanraakscherm of het bedieningspaneel)
Het afdrukken is gestart.
7
Na het afdrukken kunt u het USB-geheugenapparaat uit het apparaat verwijderen.
De USB-geheugenstatus weergeven
U kunt controleren hoeveel geheugenruimte er nog beschikbaar is voor het scannen en opslaan
van documenten.
1
Steek de USB-geheugenstick in het USB-geheugenslot van de printer.
OPMERKING: Plaats de USB-geheugenstick zodra het pop-upvenster wordt weergegeven.
OF
Druk op vanuit het beginscherm.
2
Klik op
Ruimte tonen
.
Op het display wordt de beschikbare geheugenruimte weergegeven.
3
Druk op om een menu hoger te gaan.
4
Druk op om terug te keren naar stand-bymodus.
169
Scannen naar e-mail instelling
Om e-mail-functies te kunnen gebruiken zoals Scan naar E-mail en Fax Doorsturen naar
e-mailadressen moet u eerst de netwerkinstellingen configureren en uw e-mailaccount
instellen. Zie "
Een netwerkprinter instellen" voor netwerkparameters.
De e-mailaccount instellen
1
Druk op
Instelling
Apparaatinstellingen
vanuit het beginscherm.
2
Druk op de toets
Volg.
().
3
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om
E-mailinstel.
te selecteren.
4
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om het gewenste menu-item te selecteren.
5
Indien nodig, drukt u op de pijl-links/rechts totdat het gewenste submenu-item wordt
weergegeven.
6
Voer de vereiste gegevens in of selecteer de gewenste status.
7
Druk op het home-pictogram ( ) om terug te keren naar de stand-bymodus.
Beschikbare opties voor het instellen van e-mailaccounts
Optie Omschrijving
SMTP-server
a
U kunt de printer zo instellen dat hij tot een SMTP-server toegang krijgt voor
uitgaande mail.
SMTP-server
: stelt u in staat om het IP-adres of de hostnaam
van de SMTP-server in te voeren. Dat kan zowel met de decimale notatie
met punten alsook door de domeinnaam op te geven. (bijvoorbeeld
111.222.333.444 of smtp.xyz.com)
Max.gr. berichten
: stelt u in staat om de maximumgrootte van verstuurbare
mail in te stellen.
Gebr. instel. U kunt een gebruiker registreren voor het gebruik van een e-mailaccount.
Afmeldherinnering
: u kunt bepalen of de printer een bevoegde gebruiker
al dan niet eraan herinnert zich af te melden telkens nadat
een e-mailoverdracht is voltooid.
Gebruikerslijst
: u kunt een gebruiker toevoegen of verwijderen.
Gebr. toevoeg.: hiermee kunt u een aanmeldingsnaam, aanmeldings-id voor
registratie en wachtwoord toevoegen. De aanmeldings-id en wachtwoord
zijn noodzakelijk als u de e-mail gebruikt.
Gebr. verwijd.: stelt u in staat om een gemachtigde gebruiker te wissen.
Naar zichzelf U kunt instellen of uw uitgaande e-mails al dan niet naar uw e-mailaccount
moeten worden verzonden.
Standaardontvanger U kunt het standaard e-mailadres instellen dat op het display moet verschijnen.
Standaardafz. U kunt het standaard e-mailadres instellen.
170
Scannen via het netwerk
Als uw apparaat verbonden is met een netwerk en de netwerkparameters juist zijn ingesteld,
kunt u afbeeldingen scannen en via het netwerk versturen.
Voorbereiden om te scannen via het netwerk
Voordat u de scanfuncties van het apparaat kunt gebruiken moet u de volgende instellingen
configureren afhankelijk van de scanbestemming:
Registreren als een geverifieerde gebruiker voor scannen naar e-mail
De SMTP-server instellen voor scannen naar e-mail
Gebruikersverificatie voor scannen via het netwerk
Als u een e-mail wilt verzenden of toegang wilt krijgen tot het netwerk, moet u geverifieerde
lokale of netwerkgebruikers registreren via
Embedded Web Service
.
Als de gebruikersverificatie is geactiveerd, kunnen uitsluitend geverifieerde gebruikers
in lokale of server-databases (LDAP, Kerberos) vanaf dit apparaat scangegevens naar het
netwerk (e-mail, netwerk) verzenden.
Als u gebruikersverificatie wilt gebruiken voor scannen via het netwerk, moet
u de netwerk- of lokale verificatieconfiguratie registreren met behulp van
Embedded
Web Service
.
Er zijn 3 soorten gebruikersverificatie: geen verificatie (standaard), netwerkverificatie
en lokale verificatie.
Gemachtigde gebruikers registreren
1
Voer het IP-adres van uw apparaat in de adresbalk van een browser in en klik op
Ga naar
om de website van het apparaat te openen.
2
Klik op
E-mail-instellingen. Verificatie
.
3
Selecteer
Gebruikersverificatie
.
4
Voer uw verificatie-id en wachtwoord in.
Standaard
onderwerp
U kunt een standaard onderwerpregel in uw e-mails instellen.
E-mail doorst. U kunt de printer zo instellen dat hij alle uitgaande of inkomende faxen
naar welbepaalde e-mailadressen doorstuurt. Zie "
Een fax doorsturen naar
E-mailadressen".
Toegangscontrole U kunt de functie E-mailinstel. met een wachtcode beveiligen.
a Als u de hostnaam bij de SMTP-server wilt gebruiken, moet u eerst de DNS-server instellen.
Optie Omschrijving
171
U moet het ID en wachtwoord van de geregistreerde gebruiker in het apparaat invoeren
wanneer u vanaf het bedieningspaneel naar e-mail scant.
5
Klik op
Verzenden
.
Een e-mailaccount aanmaken
Als u een afbeelding wilt scannen en als bijlage per e-mail wilt verzenden, moet u eerst
de netwerkparameters instellen met behulp van
Embedded Web Service
.
1
Voer het IP-adres van uw apparaat in de adresbalk van een browser in en klik op
Ga naar
om de website van het apparaat te openen.
2
Klik op
E-mail-instellingen. Instelling SMTP-server
.
3
Voer het poortnummer van de server in, een getal tussen 1 en 65535.
Het standaardpoortnummer is 25.
4
Schakel het selectievakje voor
SMTP vereist authentificatie
indien verificatie is vereist.
5
Geef uw
Aanmeldingsnaam van de SMTP-server
,
Wachtwoord voor de SMTP-server
,
Time-out van de verbinding met de SMTP-server
en
Maximale berichtgrootte
op.
6
Klik op
Verzenden
.
Een SMB-server instellen
Als u een afbeelding wilt scannen en als bijlage per e-mail wilt verzenden, moet u eerst
de netwerkparameters instellen met behulp van
Embedded Web Service
.
1
Voer het IP-adres van uw apparaat in de adresbalk van een browser in en klik op
Ga naar
om de website van het apparaat te openen.
2
Klik op
Scannen naar server- Instellingen
SMB-instelling. Server List.
3
Klik op
Toevoeg.
.
4
Selecteer het indexnummer, van 1 tot 20.
5
Typ een naam in
Alias voor de instelling
voor het overeenkomstige item uit de lijst
met servers. Deze naam wordt weergegeven op uw apparaat.
6
Selecteer
IP-adres
of
Hostnaam
.
7
Voer het serveradres in als decimale notatie met punten of als een hostnaam.
8
Voer het poortnummer van de server in, een getal tussen 1 en 65535.
Het standaardpoortnummer is 139.
9
Voer de
Sharenaam
in van de server.
10
Schakel het selectievakje naast
Anonymous
in als u wenst dat de SMB-server toegang
geeft aan ongemachtigde gebruikers. Dit selectievakje is standaard uitgeschakeld.
11
Voer de aanmeldingsnaam en het wachtwoord in.
12
Voer de domeinnaam in van de SMB-server.
13
Voer de
Map voor gescande bestanden
in onder de gedeelde map voor het opslaan
van de gescande afbeelding.
14
Klik op
Toepassen
.
172
Een FTP-server instellen
Als u een FTP-server wilt gebruiken, moet u parameters instellen voor toegang
tot de FTP-servers met behulp van
Embedded Web Service
.
1
Voer het IP-adres van uw apparaat in de adresbalk van een browser in en klik op
Ga naar
om de website van het apparaat te openen.
2
Klik op
Scannen naar server- Instellingen
FTP-instelling
Server List
.
3
Klik op
Toevoeg.
4
Selecteer het indexnummer, van 1 tot 20.
5
Typ een naam in
Alias voor de instelling
voor het overeenkomstige item uit de lijst
met servers. Deze naam wordt weergegeven op uw apparaat.
6
Selecteer
IP-adres
of
Hostnaam
.
7
Voer het serveradres in als decimale notatie met punten of als een hostnaam.
8
Voer het poortnummer van de server in, een getal tussen 1 en 65535.
Het standaardpoortnummer is 21.
9
Schakel het selectievakje naast
Anonymous
in als u wilt dat de FTP-server toegang geeft
aan ongemachtigde gebruikers. Dit selectievakje is standaard uitgeschakeld.
10
Voer de aanmeldingsnaam en het wachtwoord in.
11
Voer de domeinnaam in van de FTP-server.
12
Voer
Map voor gescande bestanden
in onder de FTP-map voor het opslaan
van de gescande afbeelding.
13
Klik op
Toepassen
.
Netwerkgebruiker geverifieerd via LDAP
U mag niet alleen lokale adressen die in het geheugen van uw apparaat staan opgeslagen maar
ook de adressen op de LDAP-server gebruiken. Als u de globale adressen wilt gebruiken, moet
u de LDAP-server eerst als volgt configureren via
Embedded Web Service
:
1
Voer het IP-adres van uw apparaat in de adresbalk van een browser in en klik op
Ga naar
om de website van het apparaat te openen.
2
Klik op
E-mail-instellingen. Instelling LDAP-server
.
3
Voer het IP-adres in als decimale notatie met punten of als een hostnaam.
4
Voer het poortnummer van de server in, een getal tussen 1 en 65535.
Het standaardpoortnummer is 389.
5
Voer
Hoofdmap doorzoeken
in. Het hoogste zoekniveau van de LDAP-boomstructuur.
6
Geef uw
Aanmeldingsnaam
,
Wachtwoord
,
Maximumaantal zoekresultaten
en
Time-out
voor zoeken
op.
Zie "
E-mail-instellingen" voor netwerkparameters.
173
OPMERKING: LDAP-verwijzing: de LDAP-cliënt doorzoekt de referentieserver in het geval
de LDAP-server geen gegevens heeft voor de beantwoording van de query en de LDAP-server
een referentieserver heeft.
7
Klik op
Verzenden
.
Beschikbare opties voor de LDAP-server
Optie Omschrijving
Instelling
LDAP-server
LDAP-server
en poort
Geeft het adres van de LDAP-server aan in de IP-adresindeling
"aaa.bbb.ccc.ddd" of als een DNS-hostnaam van maximaal
63 tekens.
Geeft ook het poortnummer van de LDAP-server
aaninmaximaal 15 alfanumerieke tekens.
Beveiligde
LDAP-verbinding
Ondersteunt een methode voor het beveiligen
van LDAP-communicatie via SSL.
Hoofdmap
doorzoeken
Geef het hoogste zoekniveau op van de LDAP-boomstructuur.
Verificatiemethode Geeft de verificatiemethode aan voor uitgaand verkeer
van de LDAP-server.
Hoofdmap
toevoegen aan
basis DN
Schakel deze optie in als het noodzakelijk is om de basis-DN
toe te voegen aan de gebruiker-DN.
Aanmeldingsnaam Geeft de gebruikersnaam aan van de LDAP-account. U kunt
maximaal 63 alfanumerieke tekens, punten, streepjes,
onderstrepingstekens en apenstaartjes (@) gebruiken.
Als u meer dan één adres opgeeft, moet u de adressen
scheiden met behulp van komma’s.
Wachtwoord Geeft het wachtwoord van de LDAP-account aan in maximaal
31 alfanumerieke tekens.
Maximumaantal
zoekresultaten
"0" betekent dat het aantal LDAP-zoekresultaten onbeperkt is.
Dit zijn 5-100 items.
Time-out voor
zoeken
De time-out van de zoekopdracht wordt ingesteld
op 5 tot 100 seconden.
LDAP-verwijzing Schakel deze optie in indien noodzakelijk.
Volgorde naam
zoeken
•Kies
Algemene naam
als de gebruikers-ID de vorm
"cn=<gebruikersnaam>" heeft.
•Kies
E-mail-Adres
als de gebruikers-ID de vorm
"mail=<gebruikersnaam>" heeft.
•Kies
Familienaam, voornaam
in alle andere gevallen.
174
E-mailmeldingen instellen
Zo configureert u gedetailleerde instellingen voor e-mailmeldingen.
1
Voer het IP-adres van uw apparaat in de adresbalk van een browser in en klik op
Ga naar
om de website van het apparaat te openen.
2
Klik op
E-mail-instellingen
Instelling E-mailverwittiging
.
3
Voer het item in dat u wilt weergeven.
4
Klik op
Verzenden
.
OPMERKING: Deze functie is alleen beschikbaar als de DNS-server op de juiste wijze is ingesteld.
Beschikbare opties voor e-mailwaarschuwingen
Optie Omschrijving
Instelling
E-mailverwittiging
IP-adres of naam
van de host
Stelt het IP-adres of de hostnaam in.
Primaire
SMTP-gateway
Stelt de primaire SMTP-gateway in.
SMTP-poortnumm
er
Geeft het SMTP-poortnummer aan. Dit moet 25 zijn
of tussen 5000 en 65535 liggen.
Primaire
SMTP-verificatie
inschakelen
Geeft de verificatiemethode aan voor uitgaande e-mail.
Accountnaam
primair SMTP
Geeft de aangemelde SMTP-gebruiker aan. U kunt
maximaal 63 alfanumerieke tekens, punten, streepjes,
onderstrepingstekens en apenstaartjes (@) gebruiken.
Als u meer dan één adres opgeeft, moet u de adressen
scheiden met behulp van komma’s.
Accountpaswoord
primair SMTP
Geeft het wachtwoord van de SMTP-account
aan in maximaal 31 alfanumerieke tekens.
Adres van primaire
afzender van
e-mail
Het e-mailadres van de afzender geregistreerd
op de primaire server.
SMTP timeout De time-out van de zoekopdracht wordt ingesteld
op 30 tot 120 seconden.
Antwoordadres Geeft het e-mailadres voor beantwoording aan dat bij elke
e-mailmelding wordt verzonden.
Beveiligde
e-mailverbinding
met SSL/TLS
Ondersteunt een methode voor beveiliging
van SMTP-communicatie via SSL/TSL.
175
POP3 instellen vóór
SMTP
POP3-server en
poort
a
Geeft het adres van de POP3-server aan in de
IP-adresindeling "aaa.bbb.ccc.ddd" of als een
DNS-hostnaam van maximaal 63 tekens.
Geeft ook het poortnummer van de POP3-server
aan in maximaal 15 alfanumerieke tekens.
POP3-gebruikersn
aam
a
Geeft de gebruikersnaam aan van de POP3-account.
U kunt maximaal 63 alfanumerieke tekens, punten,
streepjes, onderstrepingstekens en apenstaartjes (@)
gebruiken. Als u meer dan één adres opgeeft, moet
u de adressen scheiden met behulp van komma’s.
POP3-gebruikersw
achtwoord
a
Geeft het wachtwoord van de POP3-account aan
in maximaal 31 alfanumerieke tekens.
Instelling
E-mailverwittiging
E-mail-lijst 1~2 Stelt geschikte e-mailadressen in voor de functie voor
e-mailwaarschuwingen tot maximaal 255 alfanumerieke
tekens.
Selecteer
waarschuwingen
voor lijst 1
Geef een waarschuwing
: schakel het selectievakje
in om een e-mailwaarschuwing voor verbruiksartikelen
te ontvangen.
Waarschuwing Pa pie r stori ng
: schakel het selectievakje
in om een e-mailwaarschuwing te ontvangen bij
papierstoringen.
Selecteer
waarschuwingen
voor lijst 2
Geef een waarschuwing
: schakel het selectievakje
in om een e-mailwaarschuwing voor verbruiksartikelen
te ontvangen.
Waarschuwing Pa pie r stori ng
: schakel het selectievakje
in om een e-mailwaarschuwing te ontvangen bij
papierstoringen.
Toner bijna op
: schakel het selectievakje in
om een e-mailwaarschuwing te ontvangen als
er onvoldoende de toner is.
Toner bijna op
: schakel het selectievakje in om een
e-mailwaarschuwing te ontvangen als de tonercassette
bijna leeg is.
Toner is op
: schakel het selectievakje in om een
e-mailwaarschuwing te ontvangen als de tonercassette
leeg is.
a Beschikbaar indien SMTP vereist POP3 voor SMTP-verificatie is geselecteerd.
Optie Omschrijving
176
Het adresboek instellen
U kunt een adresboek maken met de e-mailadressen die u vaak gebruikt. U kunt
dan gemakkelijk en snel e-mailadressen invoeren door de naam in te voeren
die u in het adresboek hebt toegewezen.
Lokale nummers voor e-mail registreren
U kunt een adresboek met veelgebruikte e-mailadressen aanmaken via
Embedded Web
Service
en zo snel en gemakkelijk e-mailadressen invoeren door de locatienummers
in te voeren die eraan zijn toegewezen in het adresboek.
1
Voer het IP-adres van uw apparaat in de adresbalk van een browser in en klik op
Ga naar
om de website van het apparaat te openen.
2
Klik op
E-mail-instellingen
Adresboek
.
3
Klik op
Lokaal adresboek
.
4
Klik op
Toevoeg.
5
Kies een locatienummer en voer de gewenste gebruikersnaam en het gewenste
e-mailadres in.
6
Klik op
Verzenden
.
OPMERKING: Ook kunt u op Importeren klikken en het adresboek van uw computer ophalen.
Een e-mailadres aan het adresboek toevoegen
1
Druk op
Instelling
Apparaatinstellingen
vanuit het beginscherm.
2
Druk op de toets
Volg.
().
3
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om
E-mail/faxlijs
te selecteren.
4
Druk op
E-mail-lijst
Lijst bekijken
.
5
Klik op
Individueel
.
6
Druk op de toets
Toevoeg.
7
Voer de naam en het e-mailadres in elk veld in met het toetsenbord dat verschijnt.
Voer vervolgens het snelkiesnummer in met het numerieke toetsenblok.
8
Druk op om een menu hoger te gaan.
9
Druk op of wanneer het venster verschijnt waarin om een bevestiging wordt
gevraagd.
10
Druk op het home-pictogram ( ) om terug te keren naar de stand-bymodus.
Een e-mailadres bewerken of wissen
1
Druk op
Instelling
Apparaatinstellingen
vanuit het beginscherm.
2
Druk op de toets
Volg.
().
3
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om
E-mail/faxlijs
te selecteren.
4
Druk op
E-mail-lijst
Lijst bekijken
.
177
5
Klik op
Individueel
.
6
Als u het geselecteerde adres wilt verwijderen, drukt u op de markering naast
het betreffende e-mailadres.
OF
Als u het e-mailadres wilt bewerken, selecteert u de naam en het e-mailadres en bewerkt
u deze met het toetsenbord.
7
Druk op of wanneer het venster verschijnt waarin om een bevestiging wordt
gevraagd.
8
Druk op het home-pictogram ( ) om terug te keren naar de stand-bymodus.
Groepsnummers
Als u vaak eenzelfde document naar verschillende bestemmingen verstuurt, kunt u deze
bestemmingen groeperen en ze in een groepskieslocatie plaatsen. U kunt dit groepsnummer
dan gebruiken om een document te faxen naar alle bestemmingen in die groep. U kunt
tot 50 (1 tot en met 50) groepskiesnummers aanmaken.
Groepskiesnummers voor e-mailgroepen configureren
U kunt een adresboek met veelgebruikte e-mailadressen aanmaken via
Embedded Web
Service
en zo snel en gemakkelijk e-mailadressen invoeren door de locatienummers
in te voeren die eraan zijn toegewezen in het adresboek.
1
Voer het IP-adres van uw apparaat in de adresbalk van een browser in en klik op
Ga naar
om de website van het apparaat te openen.
2
Klik op
E-mail-instellingen
Adresboek
.
3
Klik op
Groepsadresboek
.
4
Klik op
Toevoeg.
5
Selecteer een groepsnummer en voer de gewenste groepsnaam in.
6
Selecteer lokale e-mailnummers voor de e-mailadressen die u in de groep wilt opnemen.
7
Klik op
Verzenden
.
E-mailadressen aan een groepsnummer toekennen
1
Druk op
Instelling
Apparaatinstellingen
vanuit het beginscherm.
2
Druk op de toets
Volg.
().
3
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om
E-mail/faxlijs
te selecteren.
4
Druk op
E-mail-lijst
Lijst bekijken
.
178
5
Klik op
Groep
.
6
Druk op de toets
Toevoeg.
7
Gebruik het toetsenbord dat verschijnt om de
Naam
in te voeren en selecteer
Snelkiesnummer
met behulp van de pijl-links/rechts of het numerieke toetsenblok.
8
Druk op
Groepsleden
E-mail-lijst
.
9
Selecteer met de pijl-omhoog/omlaag een item in de lijst met e-mailadressen.
10
Druk op totdat het venster verschijnt waarin om een bevestiging wordt gevraagd.
11
Druk op of op .
12
Druk op het home-pictogram ( ) om terug te keren naar de stand-bymodus.
Een groepsnummer wissen
1
Druk op
Instelling
Apparaatinstellingen
vanuit het beginscherm.
2
Druk op de toets
Volg.
().
3
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om
E-mail/faxlijs
te selecteren.
4
Druk op
E-mail-lijst
Lijst bekijken
.
5
Klik op
Groep
.
6
Druk op de markering naast het groepsnummer dat u wilt verwijderen.
7
Druk op of wanneer het venster verschijnt waarin om een bevestiging wordt
gevraagd.
8
Druk op het home-pictogram ( ) om terug te keren naar de stand-bymodus.
Groepsnummers bewerken
1
Druk op
Instelling
Apparaatinstellingen
vanuit het beginscherm.
2
Druk op de toets
Volg.
().
3
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om
E-mail/faxlijs
te selecteren.
4
Druk op
E-mail-lijst
Lijst bekijken
.
5
Klik op
Groep
.
6
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om de e-mailadressen te selecteren die u wilt bewerken.
OF
Druk op de toets
Zoeken
. Zoek de naam van de groep of het nummer
die momenteel in de groep is opgeslagen.
7
Druk op de
Naam
en bewerk de groepsnaam met het toetsenbord.
8
Druk op
Groepsleden
E-mail-lijst
.
179
9
Als u het e-mailadres wilt toevoegen, drukt u op de pijl-omlaag/pijl-omhoog
om het gewenste e-mailadres te selecteren.
Als u het e-mailadres wilt verwijderen, drukt u op de markering naast het gewenste
e-mailadres.
10
Druk op het home-pictogram ( ) om terug te keren naar de stand-bymodus.
Adresboek afdrukken
U kunt uw lijst met e-mailadressen controleren door deze op papier af te drukken.
1
Druk op
Instelling
Apparaatinstellingen
vanuit het beginscherm.
2
Druk op de toets
Volg.
().
3
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om
E-mail/faxlijs
te selecteren.
4
Druk op
E-mail-lijst
Afdrukken
.
Er wordt een lijst met uw e-mailadressen en groepsadressen afgedrukt.
De standaardinstellingen wijzigen
U kunt standaardscaninstellingen instellen.
1
Druk op
Instelling
Apparaatinstellingen
vanuit het beginscherm.
2
Druk op de toets
Volg.
().
3
Klik op
Standaardinstelling
.
4
Druk op de pijl-links/rechts om
St.inst. scan.
te selecteren.
5
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om de optie te selecteren.
6
Druk op de pijl-links/rechts om de gewenste optie te selecteren.
7
Druk op het home-pictogram ( ) om terug te keren naar de stand-bymodus.
180
Netwerk
Informatie over het delen van de printer in een netwerk
Een lokaal gedeelde printer instellen
Een netwerkprinter instellen
182
Informatie over het delen van de printer in een netwerk
Lokaal gedeelde printer
U kunt de printer rechtstreeks aansluiten op een geselecteerde computer die de hostcomputer
op het netwerk wordt genoemd. De printer kan dan met andere gebruikers in het netwerk
worden gedeeld via een Windows 2000-, XP-, Server 2003-, Server 2008-, Vista-, Windows 7-
of Server 2008 R2-netwerkprinterverbinding.
Printer aangesloten op een bedraad netwerk
De printer heeft een ingebouwde netwerkinterface. Voor meer informatie zie "De printer
aansluiten op het netwerk".
Afdrukken over een netwerk
Ongeacht of de printer lokaal is verbonden of op een netwerk is aangesloten, moet u op elke
computer die gebruikmaakt van de printer de software voor de
Dell 2355dn Laser MFP
installeren.
Een lokaal gedeelde printer instellen
U kunt de printer rechtstreeks aansluiten op een geselecteerde computer, die de hostcomputer
op het netwerk wordt genoemd. Vervolgens kan de printer met andere gebruikers
in het netwerk worden gedeeld via een Windows 2000-, XP-, Server 2003-, Server 2008-
of Vista-netwerkprinterverbinding.
In Windows 2000/XP/Server 2003/Server 2008/Vista/ 7/ Server 2008 R2
OPMERKING: Tijdens deze procedure wordt aangenomen dat de stuurprogramma’s al zijn
geïnstalleerd.
De printer delen
1
In Windows 2000: klik op de knop
Start
Instellingen
Printer
.
In Windows XP/Server 2003: klik op de knop
Start
en wijs
Printers en faxapparaten
aan.
In Windows Vista/Server 2008: klik op de knop
Start
en klik op
Bedieningspaneel
Hardware en geluiden
Printers
.
In Windows 7: klik op de knop
Start
en klik op
Bedieningspaneel
Hardware
en geluiden
Apparaten en Printers
.
In Windows Server 2008 R2: klik op de knop
Start
en klik op
Bedieningspaneel
Hardware
Apparaten en Printers
.
183
2
Dubbelklik op het pictogram van uw printer.
3
Klik op het menu
Printer
en wijs
Delen
aan.
4
Als u Windows Vista gebruikt, wordt u mogelijk gevraagd om de opties voor delen te
wijzigen voordat u verder kunt gaan. Druk op de toets
Opties voor delen wijzigen
en druk op
Ga door
in het volgende dialoogvenster.
5
Onder Windows 2000 markeert u het selectievakje
Gedeeld als
.
Onder Windows XP/Server 2003/Server 2008/Vista/ 7 / Server 2008 R2 markeert
uhetselectievakje
Deze printer delen
.
6
Vul het veld
Sharenaam
in.
7
Klik op
Extra stuurprogramma’s
en selecteer de besturingssystemen van alle
netwerkclients die naar deze printer afdrukken.
8
Klik op
OK
.
Als er bestanden ontbreken, wordt u gevraagd de CD met het serverbesturingssysteem
te plaatsen.
a
Plaats de CD Software and Documentation, controleer of de stationsletter klopt voor
uw CD-romstation en klik daarna op
OK
.
b
Als u Windows Vista gebruikt: blader naar een clientcomputer waarop
het besturingssysteem wordt uitgevoerd en klik op
OK
. Als u een andere versie van
Windows gebruikt: plaats de CD met het besturingssysteem, controleer
of de stationsletter klopt voor uw CD-romstation en klik daarna op
OK
.
9
Klik op
Sluiten
.
Zo controleert u of de printer nu wordt gedeeld:
Controleer of het printerobject in de map
Printers
aangeeft dat de printer wordt gedeeld.
In Windows 2000 wordt bijvoorbeeld een hand weergegeven onder het printerpictogram.
Blader naar
Mijn netwerklocaties
of
Netwerkomgeving
. Zoek de hostnaam van de server
en zoek de gedeelde naam op die u aan de printer hebt toegewezen.
Nu de printer wordt gedeeld, kunt u de printer op netwerkclients installeren met behulp
van de Point en Print-methode of de Peer-to-Peer-methode.
184
De gedeelde printer op clientcomputers installeren
Point en Print
Met deze methode wordt optimaal gebruikgemaakt van systeembronnen. Wijzigingen
in het stuurprogramma en de verwerking van afdruktaken worden door de printerserver
afgehandeld. Op deze manier kunnen netwerkclients veel sneller terugkeren naar
hun programma’s.
Als u de Point en Print-methode gebruikt, wordt een subset van stuurprogrammagegevens
van de printerserver naar de clientcomputer gekopieerd. Deze informatie is precies voldoende
om een afdruktaak naar de printer te sturen.
1
Klik met de rechtermuisknop op de toets
Start
en wijs
Verkennen
aan.
2
Dubbelklik op
Mijn netwerklocaties
of
Netwerkomgeving
.
3
Dubbelklik op de hostnaam van de printerservercomputer.
4
Klik met de rechtermuisknop op de naam van de gedeelde printer en klik op
Installeren
of
Aansluiten
.
Wacht totdat de stuurprogrammagegevens van de printerservercomputer naar
de clientcomputer zijn gekopieerd en een nieuw printerobject aan de map Printers
is toegevoegd. Hoe lang deze taak duurt, varieert afhankelijk van het netwerkverkeer
en andere factoren.
5
Sluit
Mijn netwerklocaties
of
Netwerkomgeving
.
6
Druk een testpagina af om te controleren of de installatie van de printer is geslaagd.
Als de testpagina met succes wordt afgedrukt, is de installatie van de printer geslaagd.
Zie "
Een testpagina afdrukken:".
Peer-to-Peer
Als u de Peer-to-Peer-methode gebruikt, wordt het printerstuurprogramma volledig
geïnstalleerd op elke clientcomputer. Netwerkclients houden de controle over wijzigingen
in het stuurprogramma. De verwerking van afdruktaken wordt door de clientcomputer
afgehandeld.
1
In Windows 2000: klik op de knop
Start
Instellingen
Printer
.
In Windows XP/Server 2003: klik op de knop
Start
en wijs
Printers en faxapparaten
aan.
In Windows Vista/Server 2008: klik op de knop
Start
en klik op
Bedieningspaneel
Hardware en geluiden
Printers
.
In Windows 7: klik op de knop
Start
en klik op
Bedieningspaneel
Hardware
en geluiden
Apparaten en Printers
.
In Windows Server 2008 R2: klik op de knop
Start
en klik op
Bedieningspaneel
Hardware
Apparaten en Printers
.
185
2
Klik op
Printer toevoegen
om de wizard Printer toevoegen te starten.
3
Klik op
Netwerkprinter, of een printer die met een andere computer is verbonden
.
4
Selecteer de netwerkprinter in de lijst met gedeelde printers. Als de printer niet in de lijst
staat, typt u het pad van de printer in het tekstvak.
Voorbeeld: \\
<hostnaam printerserver>\<naam gedeelde printer>
De hostnaam van de printerserver is de naam van de printerservercomputer warmee deze
in het netwerk wordt geïdentificeerd. De naam van de gedeelde printer is de naam
die tijdens het installatieproces van de printerserver is toegewezen.
5
Klik op
OK
.
Als dit een nieuwe printer is, wordt u mogelijk gevraagd om een printerstuurprogramma
te installeren. Als er geen systeemstuurprogramma beschikbaar is, moet u een pad
opgeven naar beschikbare stuurprogramma’s.
6
Selecteer of deze printer op de client de standaardprinter moet zijn en klik op
Voltooien
.
7
Druk een testpagina af om te controleren of de installatie van de printer is geslaagd.
Als de testpagina met succes wordt afgedrukt, is de installatie van de printer geslaagd.
Een testpagina afdrukken:
1
In Windows 2000: klik op de knop
Start
Instellingen
Printer
.
In Windows XP/Server 2003: klik op de knop
Start
en wijs
Printers en faxapparaten
aan.
In Windows Vista/Server 2008: klik op de knop
Start
en klik op
Bedieningspaneel
Hardware en geluiden
Printers
.
In Windows 7: klik op de knop
Start
en klik op
Bedieningspaneel
Hardware en
geluiden
Apparaten en Printers
.
In Windows Server 2008 R2: klik op de knop
Start
en klik op
Bedieningspaneel
Hardware
Apparaten en Printers
.
2
Dubbelklik op het pictogram van uw printer.
3
Klik op het menu
Bestand
en wijs
Eigenschappen
aan.
4
Klik op het tabblad
Algemeen
en selecteer
Testpagina afdrukken
.
186
Een netwerkprinter instellen
U moet de netwerkprotocollen in de printer instellen om hem als netwerkprinter te kunnen
gebruiken. Protocollen kunnen op de volgende twee manieren worden ingesteld:
1 Via Netwerkbeheerprogramma's
U kunt de printserverinstellingen van de printer configureren en ze met behulp
van de volgende programma's beheren:
IP-adres instellen
: een hulpprogramma waarmee u uw netwerkprinter kunt zoeken
en handmatig adressen kunt configureren voor gebruik met het TCP/IP-protocol.
Embedded Web Service
: Een embedded webserver om:
De netwerkparameters kunt configureren die nodig zijn om uw printer aan verschillende
netwerkomgevingen aan te sluiten.
2 Via het Bedieningspaneel
U kunt de basisnetwerkparameters via het bedieningspaneel van de printer configureren.
Gebruik het bedieningspaneel van de printer om het volgende te doen:
een netwerkconfiguratiepagina afdrukken
TCP/IP configureren
EtherTalk configureren
Een draadloos netwerk configureren
Netwerkparameters configureren via het bedieningspaneel
Item Vereisten
Netwerkinterface
10/100 Base-TX
802.11 b/g draadloos LAN (Optioneel)
Netwerkbesturingssysteem
Windows: WinNT4.0/2000/XP (32/64 bits)/Vista (32/64 bits)/2003
Server (32/64 bits)/2008 Server (32/64 bits)/7/ Server 2008 R2
Novell NetWare NDPS-services via TCP/IP & IPP op 5.x, 6.x,
Mac OS 10.3 ~ 10.6
Diverse Linux-besturingssystemen
UNIX (TBD, SUN 8,9,10, HP-UX 11i, IBM AIX 5.2, 5.3)
Citrix, Windows Terminal Server, SAP
187
Een netwerkconfiguratiepagina afdrukken
De netwerkconfiguratiepagina geeft weer hoe de netwerkkaart van uw printer
is geconfigureerd. De standaardinstellingen kunnen voor de meeste toepassingen worden
gebruikt.
1
Druk op
Instelling
Apparaatinstellingen
vanuit het beginscherm.
2
Druk op de toets
Volg.
().
3
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om
Rapporten
te selecteren.
4
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om
Netwerkinstell.
te selecteren.
De netwerkconfiguratiepagina wordt afgedrukt.
Netwerkprotocollen instellen
Wanneer u voor het eerst de printer installeert en hem opstart, worden alle beschikbare
netwerkprotocollen geactiveerd. Wanneer een netwerkprotocol geactiveerd is, kan de printer
actief data versturen via het netwerk, zelfs wanneer het protocol niet gebruikt wordt.
Dit kan het netwerkverkeer lichtjes verhogen. Om onnodig verkeer uit te schakelen moet
u ongebruikte protocollen deactiveren.
1
Druk op
Instelling
Apparaatinstellingen
vanuit het beginscherm.
2
Druk op de toets
Volg.
().
3
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om
Netwerkinstellingen
te selecteren.
4
Druk op de pijl-omhoog/omlaag totdat u het gewenste protocol ziet.
5
Als u
Ethernet-snelheid
hebt geselecteerd, selecteert u nu een netwerksnelheid.
Als u
TCP/IP (IPv4)
of
TCP/IP (IPv6)
hebt geselecteerd, moet u een TCP/IP-adres
toewijzen. Voor meer informatie zie "
TCP/IP configureren".
Als u
EtheTalk
hebt geselecteerd.
a
Klik op
Activeren
.
b
Druk op de pijl-links/rechts om de instelling te wijzigen in
Aan
(inschakelen) of
Uit
(uitschakelen).
OPMERKING: Als u EtheTalk instelt, moet u
de computer opnieuw opstarten
om de nieuwe instellingen toe te passen.
6
Druk op het home-pictogram ( ) om terug te keren naar de stand-bymodus.
Netwerkprotocollen TCP/IPv4, IPv6 (DHCP, DNS, 9100, LPR, SNMP, HTTP, IPSec),
EtherTalk, Novell NetWare NDPS-services via TCP/IP & IPP op 5.x, 6.x,
DHCP, BOOTP, SLP, SSDP, Bonjour (Rendezvous), DDNS, WINS, TCP
(Port 2000), LPR (Port 515), Raw (Port 9100), SNMPv1/2/3, HTTP,
Telnet, SMTP (e-mailmeldingen)
Dynamic Addressing Server DHCP, BOOTP
Item Vereisten
188
TCP/IP configureren
Statische adressering: Het TCP/IP-adres wordt handmatig toegewezen door
de systeembeheerder.
Dynamische adressering BOOTP/DHCP (standaard): Het TCP/IP-adres wordt
automatisch door een DHCP- of BOOTP-server op uw netwerk toegekend.
OPMERKING: Het IP-adres voor TCP/IP (IPv6) kan alleen door de systeembeheerder worden
ingesteld.
TCP/IP instellen
Voer de volgende stappen uit om de TCP/IP-instelling vanaf het bedieningspaneel
van uw printer in te voeren:
1
Druk op
Instelling
Apparaatinstellingen
vanuit het beginscherm.
2
Druk op de toets
Volg.
().
3
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om
Netwerkinstellingen
te selecteren.
4
Druk op de pijl-omhoog/omlaag totdat u het gewenste protocol ziet.
Als u
TCP/IP (IPv4)
hebt geselecteerd.
a
Klik op
IPv4 Activeren
.
b
Druk op de pijl-links/rechts om de instelling te wijzigen in
Aan
(inschakelen) of
Uit
(uitschakelen).
Als u
TCP/IP (IPv6)
hebt geselecteerd.
a
Klik op
IPv6 Activeren
.
b
Druk op de pijl-links/rechts om de instelling te wijzigen in
Aan
(inschakelen) of
Uit
(uitschakelen).
5
Druk op het home-pictogram ( ) om terug te keren naar de stand-bymodus.
Statische adressering
Voer de volgende stappen uit om het TCP/IP-adres vanaf het bedieningspaneel van uw printer
in te voeren:
1
Druk op
Instelling
Apparaatinstellingen
vanuit het beginscherm.
2
Druk op de toets
Volg.
().
3
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om
Netwerkinstellingen
te selecteren.
4
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om
TCP/IP (IPv4)
te selecteren.
5
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om
IP-adres instellen
te selecteren.
6
Selecteer
Configuratie
en druk op de pijl-links/rechts om
Handmatig
te selecteren.
7
Selecteer het menu
IP-adres
.
Een IP-adres bestaat uit 4 bytes.
189
8
Druk op het gebied van de eerste byte en voer de cijfers in met het toetsenblok.
Geef de overige bytes op dezelfde manier op.
9
Voer overige parameters in, zoals
Subnetmasker
of
Gateway
.
10
Nadat u alle parameters hebt ingevoerd, drukt u op het home-pictogram ( )
om terug te keren naar de stand-bymodus.
Dynamische adressering (BOOTP/DHCP)
Om het TCP/IP-adres automatisch door gebruik van een DHCP- of BOOTP-server
op uw netwerk toe te kennen.
1
Druk op
Instelling
Apparaatinstellingen
vanuit het beginscherm.
2
Druk op de toets
Volg.
().
3
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om
Netwerkinstellingen
te selecteren.
4
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om
TCP/IP (IPv4)
te selecteren.
5
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om
IP-adres instellen
te selecteren.
6
Selecteer
Configuratie
en druk op de pijl-links/rechts om
DHCP
te selecteren.
Als u het adres wilt toekennen via de BOOTP-server, drukt u op de pijl-links/rechts
om
BOOTP
te selecteren.
De netwerkconfiguratie herstellen
U kunt de standaardinstellingen voor de netwerkconfiguratie terugzetten.
1
Druk op
Instelling
Apparaatinstellingen
vanuit het beginscherm.
2
Druk op de toets
Volg.
().
3
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om
Netwerkinstellingen
te selecteren.
4
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om
Inst. wissen
te selecteren.
5
Druk op wanneer het venster verschijnt waarin om een bevestiging wordt gevraagd.
6
Schakel de printer uit en weer aan of reset de netwerkinterfacekaart.
Instelling voor speciale oplossingen
Wanneer u een specifieke afdrukoplossing gebruikt, bijvoorbeeld
iPrint Notification
, moet
u deze functie inschakelen. De interpretatie van de printerstatusgegevens kan afhankelijk zijn
van de afdrukoplossing. Als de status van de printer in uw afdrukoplossing anders
is dan de status op uw printer, probeert u deze optie in te stellen.
1
Druk op
Instelling
Apparaatinstellingen
vanuit het beginscherm.
2
Druk op de toets
Volg.
().
3
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om
Netwerkinstellingen
te selecteren.
4
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om
iPrint Notification
te selecteren.
190
5
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om het besturingssysteem van de client te selecteren.
Win (XP, 2K, 2003)
Windows Vista
Windows 7
6
Druk op het home-pictogram ( ) om terug te keren naar de stand-bymodus.
Faxen
De printer-ID instellen
Tijd en datum instellen
Zomertijd instellen
De kloknotatie instellen
Geluiden instellen
Gesprekskosten besparen
Faxsysteem instellen
Een fax verzenden
Een fax ontvangen
Automatisch kiezen
Andere faxmethoden
Overige functies
Back-up van faxgegevens
192
De printer-ID instellen
In de meeste landen bent u wettelijk verplicht om op alle faxen die u verstuurt uw faxnummer
te vermelden. De printer-ID, die uw telefoonnummer en (bedrijfs)naam bevat, kan worden
afgedrukt bovenaan op elke pagina die u faxt.
1
Druk op
Instelling
Apparaatinstellingen
vanuit het beginscherm.
2
Druk op de toets
Volg.
().
3
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om
Initiële instellingen
te selecteren.
4
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om
Apparaat-ID
te selecteren.
5
Ga naar het veld
Fax
en
ID
met het toetsenbord dat verschijnt.
Zie
"Informatie over het toetsenbord"
voor informatie over het gebruik van dit toetsenbord
voor het invoeren van alfanumerieke tekens.
6
Druk op het home-pictogram ( ) om terug te keren naar de stand-bymodus.
Tijd en datum instellen
Tijd en datum worden op alle faxen afgedrukt.
OPMERKING: U moet mogelijk de juiste tijd en datum opnieuw instellen wanneer
de stroomtoevoer naar de printer onderbroken is geweest.
Om tijd en datum in te stellen:
1
Druk op
Instelling
Apparaatinstellingen
vanuit het beginscherm.
2
Druk op de toets
Volg.
().
3
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om
Initiële instellingen
te selecteren.
4
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om
Datum & Tijd
te selecteren.
5
Voer de
Datum
en
Tijd
in met behulp van de pijl-omhoog/omlaag.
Dag= 01 ~ 31
Maand= 01 ~ 12
Jaar= 2000 ~ 2099
Uur= 01 ~ 12 (12-uursnotatie)
00 ~ 23 (24-uursnotatie)
Minuten= 00 ~ 59
U kunt ook met behulp van de pijl-omhoog en de pijl-omlaag de cursor onder het cijfer
plaatsen dat u wilt aanpassen en een nieuw cijfer invoeren.
6
Druk op het home-pictogram ( ) om terug te keren naar de stand-bymodus.
193
Zomertijd instellen
Als in uw land elk jaar op zomertijd wordt overgegaan, gebruikt u deze procedure
om automatisch over te schakelen op zomertijd en op standaardtijd.
1
Druk op
Instelling
Apparaatinstellingen
vanuit het beginscherm.
2
Druk op de toets
Volg.
().
3
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om
Initiële instellingen
te selecteren.
4
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om
Zomertijd
te selecteren.
5
Druk op de pijl-links/rechts om
Handmatig
te selecteren.
6
Voer de
Starttijd
en
Eindtijd
in met behulp van de pijl-omhoog/omlaag.
7
Druk op het home-pictogram ( ) om terug te keren naar de stand-bymodus.
De kloknotatie instellen
U kunt de printer zo instellen dat de tijd wordt weergegeven in de 12-uursnotatie
of de 24-uursnotatie.
1
Druk op
Instelling
Apparaatinstellingen
vanuit het beginscherm.
2
Druk op de toets
Volg.
().
3
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om
Initiële instellingen
te selecteren.
4
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om
Klokmodus
te selecteren.
Op het display van de printer verschijnt de huidige kloknotatie.
5
Druk op de pijltoetsen om de andere modus te selecteren.
6
Druk op het home-pictogram ( ) om terug te keren naar de stand-bymodus.
194
Geluiden instellen
Luidspreker, Belsignaal, Kiestoon, Fout, Conflict en Selectie
1
Druk op
Instelling
Apparaatinstellingen
vanuit het beginscherm.
2
Druk op de toets
Volg.
().
3
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om
Initiële instellingen
te selecteren.
4
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om
Geluid & volume
te selecteren.
5
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om de gewenste optie te selecteren.
Luidspreker
: hiermee schakelt u geluiden van de telefoonlijn via de luidspreker
Aan
of
Uit
, zoals een bel- of faxtoon. Als deze optie is ingesteld op
Comm.
(
Comm.
), blijft de luidspreker aan tot het andere apparaat reageert.
Belsignaal
: stelt het volume van de beltoon in. Het beltoonvolume kunt u instellen
op
Uit
,
Laag
,
Med
of
Hoog
.
Kiestoon
: stelt het volume van de kiestoon in. U kunt het volume instellen
tussen 1 en 7.
Storing
: stelt het volume van foutwaarschuwingen in. Het volume van
foutwaarschuwingen kunt u instellen op
Uit
,
Laag
,
Med
of
Hoog
.
Conflict
: stelt het volume van conflicten in. Het volume van foutwaarschuwingen
kunt u instellen op
Uit
,
Laag
,
Med
of
Hoog
.
Selectie
: U kunt het volume instellen voor het geluid dat klinkt wanneer
u op de toets drukt; u kunt
Uit
,
Laag
,
Med
en
Hoog
selecteren.
6
Druk op het home-pictogram ( ) om terug te keren naar de stand-bymodus.
Gesprekskosten besparen
De modus
Gesprekskosten besparen
kan worden gebruikt om gescande documenten
te bewaren en deze dan te verzenden op een vastgesteld moment wanneer de kosten voor
interlokale gesprekken lager zijn.
De modus
Gesprekskosten besparen
inschakelen:
1
Druk op
Instelling
Apparaatinstellingen
vanuit het beginscherm.
2
Druk op de toets
Volg.
().
3
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om
Fax instellen
te selecteren.
4
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om
Daluren
te selecteren.
5
Druk op de pijl-links/rechts om
Aan weer te geven.
6
Selecteer de
Starttijd
en
Eindtijd
met behulp van de pijl-omhoog/omlaag.
195
7
Druk op het home-pictogram ( ) om terug te keren naar de stand-bymodus.
Zodra de modus "Gesprekskosten besparen" is geactiveerd, slaat uw printer alle te faxen
documenten in het geheugen op en verstuurt ze op het geprogrammeerde moment.
Als u "Gesprekskosten besparen" wilt uitschakelen, voert u 1
en 5 in "Gesprekskosten besparen"
uit en drukt u op de pijl-links/rechts tot
Uit
wordt weergegeven.
Faxsysteem instellen
De faxinstellingsopties wijzigen
1
Druk op
Instelling
Apparaatinstellingen
vanuit het beginscherm.
2
Druk op de toets
Volg.
().
3
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om
Standaardinstelling
te selecteren.
4
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om
Standaard faxen
Algemene
te selecteren.
5
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om het gewenste menu-item weer te geven.
6
Druk op de pijl-links/rechts tot de gewenste status verschijnt om de waarde voor
de geselecteerde optie in te voeren.
7
Druk op het home-pictogram ( ) om terug te keren naar de stand-bymodus.
Beschikbare faxstandaardopties
U kunt de volgende opties gebruiken om het faxsysteem te configureren:
Optie Omschrijving
Contrast U kunt de standaardwaarde van het contrast voor het faxen van uw
documenten instellen op normaal, lichter of donkerder.
Verzendkwaliteit U kunt de standaardresolutie instellen op Standaard, Fijn, Superfijn, Fotofax
of Kleurenfax.
Type origineel U kunt het type te faxen origineel selecteren. Hierdoor krijgt u een betere
faxkwaliteit.
Formaat van origineel U kunt het documenttype van het origineel instellen om de kwaliteit
van een document te verbeteren.
Toon/puls U kunt de kiesmodus op uw apparaat instellen op toon- of pulskiezen.
Aantal keer overgaan U kunt het aantal keren (1-7) bepalen dat de printer rinkelt vooraleer
een inkomende oproep wordt beantwoord.
196
Ontvangstmodus Hier kunt u de standaardmodus voor het ontvangen van faxen selecteren.
Fax-modus (modus automatische ontvangst)
: De printer beantwoordt
een inkomende oproep en schakelt automatisch naar de ontvangstmodus
over. Het aantal beltonen voordat de printer de oproep beantwoordt,
kan worden ingesteld in de optie
Aantal keer overgaan
. Als het
gebruikersgeheugen vol is, kan de printer geen binnenkomende faxen meer
ontvangen. Maak in dat geval geheugenruimte vrij door
Prioritair verzenden
of het afdrukken van ontvangen faxen te annuleren.
Tel-modus (modus handmatige ontvangst)
: hiermee wordt een fax
ontvangen door te drukken op
On Hook Dial
en vervolgens op
Start
.
Ant/Fax-modus
: De printer kan een telefoonlijn met een antwoordapparaat
delen. In deze modus kan de printer de ontvangen signalen controleren
en de oproep beantwoorden
als er faxtonen zijn.
Als de
telefooncommunicatie in uw land serieel is,
is deze modus niet beschikbaar.
DRPD-modus
: Vooraleer u de optie "Distinctive Ring Pattern Detection"
(DRPD) gebruikt, moet de functie beltoonherkenning door uw
telefoonmaatschappij op uw telefoonlijn worden geïnstalleerd.
Nadat de telefoonmaatschappij een apart nummer om te faxen heeft
toegekend met een specifieke beltoon, configureert u de faxinstellingen
zodanig dat deze specifieke beltoon wordt gecontroleerd.
Tijd ts kiesp. Uw printer kan automatisch opnieuw naar een extern fax
toestel
bellen
als de lijn bezet was
. U kunt intervallen van 1-15 minuten invoeren.
Kiespogingen U kunt ook het aantal nieuwe pogingen bepalen (0-13).
MSG bevestigen U kunt uw printer zo instellen dat een verzendingsrapport wordt afgedrukt,
waarin staat of de verzending is gelukt, hoeveel pagina's verzonden werden
enz. De beschikbare opties zijn Aan, Uit en Bij fout. Als u deze laatste optie
selecteert, wordt er alleen een rapport afgedrukt als de verzending mislukt is.
Autom. rapport Een rapport met detailinformatie over de voorgaande 50 faxverbindingen,
met datum en tijd. De beschikbare opties zijn Aan en Uit.
Auto verkleinen Bij ontvangst van een document dat zo lang of langer is dan het in
de papierlade geplaatste papier, kan de printer het document verkleinen
om op het in de printer geplaatste papier te passen. Selecteer Aan
als u het
inkomende document automatisch wilt verkleinen
.
Als deze functie is ingesteld op Uit, kan de printer het document niet
verkleinen zodat het op één pagina past. Het document wordt dan opgesplitst
en op ware grootte afgedrukt op twee of meer pagina's.
Optie Omschrijving
197
De faxlijnverbinding testen
1
Druk op
Instelling
Onderhoud
vanuit het beginscherm.
2
Druk op de toets
Volg.
().
3
Druk op
Faxlijn testen
.
De printer geeft de testresultaten weer.
Als de test van de faxlijnverbinding is mislukt, controleert u de aansluiting van
het telefoonsnoer of neemt u contact op met uw telefoonaanbieder.
OPMERKING: Als de test is geslaagd, kunt u de faxfunctionaliteit gaan gebruiken
Als de test mislukt, raadpleegt u de sectie voor het oplossen van problemen met de fax.
Afdrukb. geb. U kunt de printer zo instellen dat hij, bij ontvangst van een document
dat zo lang of langer is dan het geplaatste papier, het deel weglaat dat
beneden op de pagina staat.
Wanneer deze waarde wordt overschreden
, wordt
de pagina alsnog op ware grootte afgedrukt op twee of meer vellen papier.
Wanneer het document zich binnen de marge bevindt en de functie Auto
verkleinen is ingeschakeld, wordt het document verkleind zodat deze op het
juiste papierformaat past en wordt er geen gedeelte weggelaten.
Als de
functie Auto verkleinen uitgeschakeld of mislukt is,
worden de gegevens
binnen de marge weggelaten. De mogelijke instellen gaat van 0-30 mm.
Code ontvangen Met de Code ontvangen kunt u de ontvangst van een fax starten via een
telefoontoestel dat is aangesloten op de telefoonuitgang ( )
op de achterkant van de printer.
Als u deze telefoon opneemt en faxtonen
hoort,
voert u de Code ontvangen in. De Code ontvangen is in de fabriek
voorgeprogrammeerd op *9*. U kunt een code instellen van 0 tot 9.
Zie "
Handmatige ontvangst met een extern telefoontoestel" voor meer
informatie over het gebruik van de code.
DRPD-modus U kunt een oproep ontvangen door gebruik te maken van de functie
distinctieve belpatroondetectie (DRPD). Hiermee kunt u oproepen naar
verschillende telefoonnummers ontvangen op één telefoonlijn. In dit menu
kunt u de printer zo instellen dat hij de beltoon herkent die moet worden
beantwoord. Zie "
Faxen ontvangen in de DRPD-modus" voor meer
informatie over deze functie.
Lade U kunt bepalen welke lade u wilt gebruiken voor het afdrukken
van een ontvangen fax.
Dubbelz U kunt het apparaat zo instellen dat ontvangen faxen dubbelzijdig worden
afgedrukt. De beschikbare opties zijn Uit, Lange zijde en Korte zijde.
Optie Omschrijving
198
Een fax verzenden
Faxcontrast instellen
Gebruik de Contrastinstellingen om uw documenten lichter of donkerder te faxen.
1
Druk op
Fax
vanuit het beginscherm.
2
Druk op de toets
Opties
of
Volg.
().
3
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om
Contrast
te selecteren.
4
Druk op de pijl-links/rechts om het gewenste contrast te selecteren.
Licht
levert goede resultaten op bij donkere originelen.
Normaal
levert goede resultaten op bij normale getypte of gedrukte originelen.
Donker
levert goede resultaten op bij lichte originelen of met potlood geschreven
tekst.
De documentresolutie aanpassen
Gebruik de kwaliteitsinstelling om de afdrukkwaliteit van het origineel te verbeteren
of om foto’s te scannen.
1
Druk op
Fax
vanuit het beginscherm.
2
Druk op de toets of
Volg.
().
3
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om
Verzendkwaliteit
te selecteren.
4
Druk op de pijl-links/rechts om de gewenste kwaliteit te selecteren.
In de onderstaande tabel vindt u de documenttypes die geschikt zijn voor de verschillende
resoluties.
Modus Aanbevolen voor:
Standaard Documenten met tekens van normale grootte.
Fijn Documenten met kleine tekens of dunne lijnen, of documenten die
met een matrixprinter zijn afgedrukt.
Superfijn Documenten met uiterst fijne details. De superfijn-modus is alleen
mogelijk wanneer de andere printer ook de Superfijn-resolutie
ondersteunt. Zie de onderstaande opmerkingen.
Fotofax Documenten met grijstinten of foto’s.
Kleurenfax Documenten met kleuren. Verzenden in kleur is alleen mogelijk
als de andere printer kleurenfaxen kan ontvangen en u het bericht
handmatig verzendt. In deze modus is verzenden vanuit het geheugen
niet mogelijk.
199
OPMERKING: Faxen die met de resolutie Superfijn zijn gescand, worden verzonden
met de hoogste resolutie die door het ontvangende toestel wordt ondersteund.
Een fax handmatig verzenden
1
Plaats het/de document(en) met de voorzijde naar boven en de bovenzijde eerst
in de DADI (dubbelzijdige automatische documentinvoer).
OF
Plaats één document met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat.
Zie "
Een origineel plaatsen" voor informatie over het plaatsen van documenten.
2
Druk op
Fax
Handmatig verzenden
vanuit het beginscherm.
3
Druk op de toets
Volg.
().
4
Druk op
Dir. invoer
of
Faxlijs
.
5
Pas zo nodig het contrast en de resolutie voor het document aan volgens uw faxwensen.
Zie "
Faxcontrast instellen" of "De documentresolutie aanpassen"
6
Voer het nummer van het ontvangende faxapparaat in met het toetsenbord
dat verschijnt.
7
Druk op
Start
(
)
. (op het aanraakscherm of het bedieningspaneel)
8
Als het origineel op de glasplaat ligt, verschijnt bovenaan op het display de vraag
Nog een pagina?
nadat het document naar het geheugen is gescand. Wanneer
u bijkomende pagina’s hebt, verwijdert u de gescande pagina. Scan de volgende pagina
via de glasplaat en kies . Herhaal deze stappen indien nodig.
Als alle pagina’s zijn gescand, selecteert u ' ' als antwoord op de vraag
Nog een pagina?
9
Wanneer er contact is tussen de printer en het ontvangende apparaat, wordt het nummer
gekozen en de fax verzonden.
OPMERKING: Druk op om de faxtaak op elk gewenst moment te annuleren tijdens het
faxen.
200
Een fax automatisch verzenden
Voordat u de volgende stappen uitvoert, moet u het faxnummer instellen via
Instelling
Apparaatinstellingen
Volg.
()
Standaardinstelling
Standaard faxen
Autom.
verzenden
.
1
Plaats het/de document(en) met de voorzijde naar boven en de bovenzijde eerst
in de DADI (dubbelzijdige automatische documentinvoer).
OF
Plaats één document met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat.
Zie "
Een origineel plaatsen" voor informatie over het plaatsen van documenten.
2
Druk op
Fax
Autom. verzenden
vanuit het beginscherm.
3
Pas zo nodig het contrast en de resolutie voor het document aan volgens uw faxwensen.
Zie "
Faxcontrast instellen" of "De documentresolutie aanpassen".
4
Druk op
Start
(
)
. (op het aanraakscherm of het bedieningspaneel)
OPMERKING: Druk op om de faxtaak op elk gewenst moment te annuleren tijdens
het faxen.
201
Een fax direct verzenden
1
Plaats het/de document(en) met de voorzijde naar boven en de bovenzijde eerst
in de DADI.
OF
Plaats één document met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat.
Zie "
Een origineel plaatsen" voor informatie over het plaatsen van documenten.
2
Druk op
Fax
vanuit het beginscherm.
3
Druk op de pijl-links/rechts om
M. hoorn op haak kiezen
te selecteren.
4
Pas zo nodig het contrast en de resolutie voor het document aan volgens uw faxwensen.
Zie "
Faxcontrast instellen" of "De documentresolutie aanpassen".
5
Druk op
Op de haak
().
6
Voer het nummer van het ontvangende faxapparaat in met de cijfertoetsen.
7
Druk op
Start
(
)
. (op het aanraakscherm of het bedieningspaneel)
OPMERKING: Druk op om de faxtaak op elk gewenst moment te annuleren tijdens het faxen.
Bevestiging van Verzending
Wanneer de laatste pagina van uw document goed verzonden werd, geeft de printer een biep
en gaat hij terug in de Stand-by-modus.
Wanneer er tijdens het faxen iets fout loopt, verschijnt op het display een foutbericht.
Zie "
Foutberichten op het display oplossen" voor een lijst van foutberichten en hun betekenis.
Als een foutbericht verschijnt, drukt u op om het bericht te wissen en probeert
u het document opnieuw te verzenden.
202
U kunt uw printer zo instellen dat automatisch een bevestigingsbericht na elke faxverzending
wordt afgedrukt. Zie het item
MSG bevestigen
in "Beschikbare faxstandaardopties" voor meer
informatie.
Automatisch opnieuw kiezen
Als de lijn van het gekozen nummer bezet is of als het faxapparaat van de ontvanger niet
antwoordt, wordt het nummer automatisch opnieuw gekozen. De tijd voor een nieuwe
kiespoging is afhankelijk van de standaardinstellingen voor uw land.
U kunt ook de wachttijd tussen twee kiespogingen en het aantal kiespogingen wijzigen
(zie "
Beschikbare faxstandaardopties").
Faxnummer opnieuw kiezen
Met deze functie kunt u het laatst gekozen faxnummer opnieuw kiezen.
1
Plaats het/de document(en) met de voorzijde naar boven en de bovenzijde eerst
in de DADI.
OF
Plaats één document met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat.
Zie "
Faxcontrast instellen" voor informatie over het plaatsen van documenten.
2
Druk op
Fax
vanuit het beginscherm.
3
Druk op de pijl-links/rechts om
Opnieuw kiezen
te selecteren.
4
Pas zo nodig het contrast en de resolutie voor het document aan volgens uw faxwensen.
Zie "
Faxcontrast instellen" of "De documentresolutie aanpassen".
5
Druk op
Start
(
)
. (op het aanraakscherm of het bedieningspaneel)
6
Wanneer er contact is tussen de printer en het ontvangende apparaat, wordt het nummer
gekozen en de fax verzonden.
Een fax ontvangen
OPMERKING: De Dell 2355dn Laser MFP kan faxen alleen in zwart-wit afdrukken. Als er een
kleurenfax wordt ontvangen, worden de gegevens automatisch omgezet in zwart-wit.
Informatie over ontvangstmodi
OPMERKING: Als u de Ant/Fax-modus wilt gebruiken, moet u een antwoordapparaat
aan de uitgang voor een intern telefoontoestel ( ) aan de achterkant van uw printer aansluiten.
203
Als het geheugen vol is, kunnen er geen inkomende faxen meer worden ontvangen.
Maak in dat geval geheugenruimte vrij door
Prioritair verzenden
of het afdrukken
van ontvangen faxen te annuleren.
Papier plaatsen voor het ontvangen van faxen
Voor het plaatsen van papier in de papierlade gelden altijd dezelfde instructies, ongeacht
of u afdrukt, faxt of kopieert. Faxberichten kunnen echter alleen worden afgedrukt op papier
met het formaat A4, Letter of Legal. Zie "
Papier plaatsen" voor informatie over het plaatsen
van papier. Zie "
De papiersoort instellen" en "Het papierformaat instellen" voor informatie
over het instellen van de papiersoort en het papierformaat in de lade.
Automatisch ontvangen in de FAX-modus
Uw printer staat vanaf fabriek in de fax-modus.
Wanneer een fax binnenkomt, beantwoordt de printer de oproep na een bepaald aantal
belsignalen en ontvangt hij de fax automatisch.
Zie "
Beschikbare faxstandaardopties" voor informatie over het wijzigen van het aantal
belsignalen.
Zie "
Geluiden instellen" als u het belvolume wilt aanpassen.
Handmatig ontvangen in de Tel-modus
U kunt een fax ontvangen door de hoorn van het doorschakeltoestel op te nemen en vervolgens
de code voor ontvangst op afstand in te toetsen (zie "
Code ontvangen"), of door naar
Fax
te gaan
M. hoorn op haak kiezen
wanneer de telefoon overgaat (u hoort een stem
of een faxtoon van het externe apparaat) en vervolgens te drukken op
Start
()
op het bedieningspaneel.
De printer begint met de ontvangst van een fax en keert terug naar de Stand-bymodus
wanneer de ontvangst beëindigd is.
Automatisch ontvangen in de modus Antw/Fax
Indien u een antwoordapparaat in deze modus gebruikt, sluit het dan aan de uitgang
van het interne telefoontoestel ( ) aan de achterkant van uw printer aan.
Wanneer de printer geen faxtoon detecteert, beantwoordt het antwoordapparaat de oproep.
Wanneer de printer een faxtoon detecteert, start hij automatisch de ontvangst van de fax.
OPMERKING: Als u de printer in de modus Ant/Fax hebt gezet en uw antwoordapparaat
is uitgeschakeld, of wanneer er geen antwoordapparaat op uw toestel is aangesloten, kan de
printer automatisch na een vooraf ingesteld aantal belsignalen naar de faxmodus overgaan.
204
Handmatige ontvangst met een extern telefoontoestel
Deze functie werkt het best wanneer u een telefoon gebruikt die op de uitgang voor
een telefoontoestel ( ) aan de achterkant van de printer is aangesloten. U kunt een fax
ontvangen van iemand met wie u in gesprek bent met de externe telefoon zonder naar
het faxapparaat te hoeven gaan.
Als u een oproep krijgt op het externe telefoontoestel en faxtonen hoort, drukt u op
*9*
(sterretje negen sterretje) op het externe telefoontoestel.
De printer ontvangt het document.
Druk de toetsen langzaam na elkaar in. Wanneer u nog steeds de faxtoon van het andere
apparaat hoort, probeer dan nogmaals
*9*
in te drukken.
*9*
is de voorgeprogrammeerde fabriekscode voor ontvangst op afstand. De eerste en laatste
asterisk liggen vast, maar het cijfer ertussenin kunt u naar keuze veranderen. De code mag
slechts uit één cijfer bestaan. Voor meer informatie over het veranderen van de code,
zie "
Beschikbare faxstandaardopties".
Faxen ontvangen in de DRPD-modus
'Distinctieve belpatronen' is een dienst van de telefoonmaatschappij waarmee u oproepen naar
verschillende telefoonnummers kunt ontvangen op één telefoonlijn. Het specifieke nummer
waarop iemand u belt wordt door verschillende beltonen, die combinaties vormen van korte
en lange belsignalen, geïdentificeerd.
Met de DRPD-functie (Distinctive Ring Pattern Detection) kan uw faxapparaat “leren” welk
belpatroon u door het faxapparaat wilt laten beantwoorden. Deze beltoon wordt dan als
FAX-oproep herkend en beantwoord, en alle andere oproepen worden doorgeschakeld naar
het telefoontoestel of het antwoordapparaat dat is aangesloten op de uitgang voor een interne
telefoon ( ) aan de achterkant van de printer. U kunt de Beltoonherkenning wanneer u maar
wilt op een eenvoudige manier uitschakelen of wijzigen.
Voordat u de functie DRPD kunt gebruiken, moet de dienst door de telefoonmaatschappij
worden geïnstalleerd op uw telefoonlijn. Om de Beltoonherkenning in te stellen, hebt
u eventueel een andere telefoonlijn op uw locatie nodig om van een andere lijn naar
uw FAX-nummer te bellen.
Zo stelt u de DRPD-modus in:
1
Druk op
Instelling
Apparaatinstellingen
vanuit het beginscherm.
2
Druk op de toets
Volg.
().
3
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om
Standaardinstelling
te selecteren.
4
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om
Standaard faxen
Algemene
te selecteren.
5
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om
DRPD-modus
te selecteren.
6
Druk op de pijl-links/rechts om
Inst.
te selecteren.
205
7
Bel met een andere telefoon naar uw faxnummer. U hoeft niet vanaf een faxapparaat
te bellen.
8
Wanneer uw printer begint te rinkelen, beantwoord de oproep dan niet. De printer heeft
verschillende belsignalen nodig om de beltoon te leren.
9
Als het patroon is herkend voor later gebruik, verschijnt
DRPD-instelling voltooid
op het display.
10
Druk op het home-pictogram ( ) om terug te keren naar de stand-bymodus.
Als de functie
DRPD
is ingesteld, is de optie
DRPD
beschikbaar in het menu
Ontvangstmodus
. Om faxen te ontvangen in de
DRPD
-modus, moet u het menu instellen
op
DRPD
. Zie "Beschikbare faxstandaardopties".
OPMERKING: Wanneer uw faxnummer verandert of u de printer aan een andere telefoonlijn
aansluit, moet DRPD opnieuw worden ingesteld.
OPMERKING: Nadat u DRPD hebt ingesteld, belt u opnieuw naar uw faxnummer om te controleren
of de printer antwoordt met een faxtoon. Bel dan naar een ander nummer dat aan dezelfde lijn werd
toegekend om er zeker van te zijn dat de oproep naar het interne telefoontoestel of naar het
antwoordapparaat wordt doorgeschakeld dat aan de uitgang voor een intern telefoontoestel ( )
aan de achterkant van de printer is aangesloten.
Faxberichten ontvangen in het geheugen
Aangezien uw printer een multitasking-toestel is, kan hij tijdens het uitvoeren van andere
taken faxen ontvangen. Wanneer u een fax ontvangt tijdens het kopiëren of afdrukken,
of wanneer het papier of de toner op is, bewaart de printer de inkomende faxen in het
geheugen. Zodra u met het kopiëren of afdrukken klaar bent, of zodra de verbruiksmaterialen
werden aangevuld, drukt de printer automatisch de fax af.
Automatisch kiezen
Snelkiesnummers
U kunt tot 400 frequent gekozen nummers op één-, twee- of driecijferige snelkieslocaties
(0-399) bewaren.
Een snelkiesnummer opslaan
1
Druk op
Instelling
Apparaatinstellingen
vanuit het beginscherm.
2
Druk op de toets
Volg.
().
3
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om
E-mail/faxlijs
te selecteren.
4
Druk op
Faxlijs
Lijst bekijken
.
5
Druk op
Individueel
.
6
Druk op de toets
Toevoeg.
.
206
7
Voer de naam en het telefoonnummer in elk veld in met het toetsenbord dat verschijnt.
Voer vervolgens het snelkiesnummer in met het numerieke toetsenblok.
8
Druk op om een menu hoger te gaan.
9
Druk op of wanneer het venster verschijnt waarin om een bevestiging wordt
gevraagd.
10
Druk op het home-pictogram ( ) om terug te keren naar de stand-bymodus.
Snelkiesnummers bewerken
U kunt een snelkiesnummer ook bewerken.
1
Druk op
Instelling
Apparaatinstellingen
vanuit het beginscherm.
2
Druk op de toets
Volg.
().
3
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om
E-mail/faxlijs
te selecteren.
4
Druk op
Faxlijs
Lijst bekijken.
5
Druk op
Individueel
.
6
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om het snelkiesnummer te selecteren dat u wilt
bewerken.
7
Voer de naam en het telefoonnummer in elk veld in met het toetsenbord dat verschijnt.
8
Druk op om een menu hoger te gaan.
9
Druk op of wanneer het venster verschijnt waarin om een bevestiging wordt
gevraagd.
10
Druk op het home-pictogram ( ) om terug te keren naar de stand-bymodus.
Een fax verzenden via een snelkiesnummer
1
Plaats het/de document(en) met de voorzijde naar boven en de bovenzijde eerst
in de DADI.
OF
Plaats één document met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat.
Zie "
Een origineel plaatsen" voor informatie over het plaatsen van documenten.
2
Druk op
Fax
vanuit het beginscherm.
3
Druk op de pijl-links/rechts om
Verzenden met snelkiesnr.
te selecteren.
207
4
Pas zo nodig het contrast en de resolutie voor het document aan volgens uw faxwensen.
Zie "
Faxcontrast instellen" of "De documentresolutie aanpassen"
5
Druk op de toets
Volg.
().
6
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om het gewenste snelkiesnummer te selecteren.
OF
Druk op de toets
Zoeken
. Hiermee zoekt u het faxnummer dat is opgeslagen
in het telefoonboek voor afzonderlijke nummers. Voer een naam in wanneer het
toetsenbord verschijnt.
7
Druk op
Start
(
)
. (op het aanraakscherm of het bedieningspaneel)
8
Als het document zich op de glasplaat bevindt, verschijnt in het display de vraag
of u nog een pagina wilt verzenden. Selecteer om meer documenten toe
te voegen of om direct met het verzenden van de fax te beginnen.
9
Het faxnummer dat onder het gekozen snelkiesnummer is opgeslagen, wordt
automatisch gekozen. Het bericht wordt verzonden zodra de ontvangende fax heeft
opgenomen.
Groepsnummers
Wanneer u vaak hetzelfde document naar verschillende bestemmingen verstuurt, kunt
u een groep aanmaken voor deze bestemmingen en deze in een één-, twee- of driecijferige
groepsnummerlocatie plaatsen. U kunt dit groepsnummer dan gebruiken om hetzelfde
document te faxen naar alle ontvangers in de groep.
OPMERKING: U kunt geen nummer van één groep ook in een andere groep gebruiken.
Groepsnummers instellen
1
Druk op
Instelling
Apparaatinstellingen
vanuit het beginscherm.
2
Druk op de toets
Volg.
().
3
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om
E-mail/faxlijs
te selecteren.
208
4
Druk op
Faxlijs
Lijst bekijken
.
5
Druk op
Groep
.
6
Druk op de toets
Toevoeg.
.
7
Gebruik het toetsenbord dat verschijnt om de
Naam
in te voeren en selecteer
Groepskeuze
met behulp van de pijl-links/rechts of het numerieke toetsenblok.
8
Druk op
Groepsleden
Faxlijs
.
9
Selecteer met de pijl-omhoog/omlaag een item in de lijst met snelkiesnummers.
10
Druk op totdat het venster verschijnt waarin om een bevestiging wordt gevraagd.
11
Druk op of op .
12
Druk op het home-pictogram ( ) om terug te keren naar de stand-bymodus.
Groepsnummers bewerken
U kunt een specifiek snelkiesnummer verwijderen uit de geselecteerde groep of u kunt
een nieuw nummer toevoegen aan de geselecteerde groep.
1
Druk op
Instelling
Apparaatinstellingen
vanuit het beginscherm.
2
Druk op de toets
Volg.
().
3
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om
E-mail/faxlijs
te selecteren.
4
Druk op
Faxlijs
Lijst bekijken
.
5
Druk op
Groep
.
6
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om het groepskiesnummer te selecteren dat u wilt
bewerken.
OF
Druk op de toets
Zoeken
. Zoek de naam van de groep of het nummer
die momenteel in de groep is opgeslagen.
7
Druk op de
Naam
en bewerk de groepsnaam met het toetsenbord.
8
Druk op
Groepsleden
Faxlijs
.
9
Als u een snelkiesnummer wilt toevoegen, drukt u op de pijl-omhoog/omlaag
om het gewenste snelkiesnummer te selecteren.
Als u een snelkiesnummer wilt verwijderen, selecteert u het gewenste snelkiesnummer
en drukt u op .
10
Druk op het home-pictogram ( ) om terug te keren naar de stand-bymodus.
209
Een fax verzenden via een groepsnummer (verzending naar meerdere nummers)
1
Plaats het/de document(en) met de voorzijde naar boven en de bovenzijde eerst
in de DADI.
OF
Plaats één document met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat.
Zie "
Een origineel plaatsen" voor informatie over het plaatsen van documenten.
2
Druk op
Fax
vanuit het beginscherm.
3
Druk op de pijl-links/rechts om
Verz. met groepskeuze
te selecteren.
4
Pas zo nodig het contrast en de resolutie voor het document aan volgens uw faxwensen.
Zie "
Faxcontrast instellen" of "De documentresolutie aanpassen".
5
Druk op de toets
Volg.
().
6
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om het gewenste groepskiesnummer te selecteren.
OF
Druk op de toets
Zoeken
. Hiermee zoekt u het faxnummer dat is opgeslagen
in het telefoonboek. Voer een naam in wanneer het toetsenbord verschijnt.
7
Druk op
Start
(
)
. (op het aanraakscherm of het bedieningspaneel)
8
Als het document zich op de glasplaat bevindt, verschijnt in het display de vraag
of u nog een pagina wilt verzenden. Selecteer om meer documenten
toe te voegen of om direct met het verzenden van de fax te beginnen.
9
Het faxnummer dat onder het gekozen groepskiesnummer is opgeslagen, wordt
automatisch gekozen. Het bericht wordt verzonden zodra de ontvangende fax heeft
opgenomen.
210
Nummer opzoeken in geheugen
U kunt op verschillende manieren een nummer in het geheugen zoeken. U kunt van A tot Z
en van Z tot A door alle namen bladeren, of u kunt zoeken aan de hand van de eerste letter
van de naam die aan het nummer is toegewezen.
Van A tot Z zoeken in het geheugen
1
Plaats het/de document(en) met de voorzijde naar boven en de bovenzijde eerst
in de DADI.
OF
Plaats één document met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat.
Zie "
Een origineel plaatsen" voor informatie over het plaatsen van documenten.
2
Druk op
Instelling
Apparaatinstellingen
vanuit het beginscherm.
3
Druk op de toets
Volg.
().
4
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om
E-mail/faxlijs
te selecteren.
5
Druk op
Faxlijs
Lijst bekijken.
6
Druk op
Individueel
of op
Groep
.
7
Druk op de toets .
8
Druk op
A tot Z
of op
Z tot A
.
U kunt in alfabetische volgorde van A tot Z of omgekeerd door het hele geheugen
bladeren.
Zoeken naar een specifieke beginletter
1
Plaats het/de document(en) met de voorzijde naar boven en de bovenzijde eerst
in de DADI.
OF
Plaats één document met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat.
Zie "
Een origineel plaatsen" voor informatie over het plaatsen van documenten.
2
Druk op
Instelling
Apparaatinstellingen
vanuit het beginscherm.
3
Druk op de toets
Volg.
().
4
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om
E-mail/faxlijs
te selecteren.
5
Druk op
Faxlijs
Lijst bekijken
.
6
Druk op
Individueel
of op
Groep
.
7
Druk op de toets .
211
8
Druk op
Zoeken
.
Het schermtoetsenbord verschijnt. Druk op de letter waarnaar u wilt zoeken. De eerste
naam die met deze letter begint, wordt weergegeven.
Een telefoonlijst afdrukken
U kunt de opgeslagen nummers controleren door een telefoonlijst af te drukken.
1
Druk op
Instelling
Apparaatinstellingen
vanuit het beginscherm.
2
Druk op de toets
Volg.
().
3
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om
E-mail/faxlijs
te selecteren.
4
Druk op
Faxlijs
Afdrukken
.
Het apparaat drukt nu een overzicht van al uw snelkiesnummers en groepsnummers af.
Andere faxmethoden
Een uitgestelde fax verzenden
U kunt de printer instellen om een fax te bewaren en hem op een later moment te versturen.
Voordat u de volgende stappen uitvoert, moet u de starttijd instellen via
Instelling
Apparaatinstellingen
Volg.
()
Standaardinstelling
Standaard faxen
Uitgesteld verzenden
.
1
Plaats het/de document(en) met de voorzijde naar boven en de bovenzijde eerst
in de DADI.
OF
Plaats één document met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat.
Zie "
Een origineel plaatsen" voor informatie over het plaatsen van documenten.
2
Druk op
Fax
vanuit het beginscherm.
3
Druk op de pijl-links/rechts om
Uitgesteld verzenden
te selecteren.
212
4
Druk op de toets
Volg.
().
5
Druk op de
Dir. invoer
en voer het externe faxnummer in met het toetsenbord.
OF
Druk op de
Faxlijs
en selecteer het gewenste snelkiesnummer.
6
Pas zo nodig het contrast en de resolutie voor het document aan volgens uw faxwensen.
Zie "
Faxcontrast instellen" of "De documentresolutie aanpassen".
7
Druk op
Start
(
)
. (op het aanraakscherm of het bedieningspaneel)
Als het document zich op de glasplaat bevindt, verschijnt in het display de vraag
of u nog een pagina wilt verzenden. Selecteer om meer documenten
toe te voegen of om direct met het verzenden van de fax te beginnen.
OPMERKING: Zie "Een uitgestelde fax annuleren" als u de uitgestelde verzending wilt annuleren.
Een prioritair faxbericht verzenden
Met de functie Prioritaire fax kunt u een document met hoge prioriteit verzenden voordat
andere ingestelde bewerkingen worden uitgevoerd. Het document wordt gescand,
in het geheugen gezet en verzonden zodra de huidige bewerking is afgelopen. Een prioritaire
verzending onderbreekt een rondzending (de prioritaire fax wordt dan verzonden
na de verzending naar ontvanger A en voor de verzending naar ontvanger B). Een prioritaire
verzending komt ook tussen twee kiespogingen.
1
Plaats het/de document(en) met de voorzijde naar boven en de bovenzijde eerst
in de DADI.
OF
Plaats één document met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat.
Zie "
Een origineel plaatsen" voor informatie over het plaatsen van documenten.
2
Druk op
Fax
vanuit het beginscherm.
213
3
Druk op de pijl-links/rechts om
Prioritair verzenden
te selecteren.
4
Druk op de toets
Volg.
().
5
Druk op de
Dir. invoer
en voer het externe faxnummer in met het toetsenbord.
OF
Druk op de
Faxlijs
en selecteer het gewenste snelkiesnummer.
6
Pas zo nodig het contrast en de resolutie voor het document aan volgens uw faxwensen.
Zie "
Faxcontrast instellen" of "De documentresolutie aanpassen".
7
Druk op
Start
(
).
(op het aanraakscherm of het bedieningspaneel)
Als het document zich op de glasplaat bevindt, verschijnt in het display de vraag of u nog
een pagina wilt verzenden. Selecteer om meer documenten toe te voegen
of om direct met het verzenden van de fax te beginnen.
Documenten toevoegen aan een uitgestelde fax
U kunt documenten toevoegen aan een uitgestelde fax die al is opgeslagen in het geheugen
van de printer.
1
Plaats het/de document(en) met de voorzijde naar boven en de bovenzijde eerst
in de DADI.
OF
Plaats één document met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat.
Zie "
Faxcontrast instellen" voor informatie over het plaatsen van documenten.
2
Druk op
Job Status
( ) op het bedieningspaneel.
OF
Druk op
Instelling
Taakstatus
vanuit het beginscherm.
3
Druk op de toets
Volg.
().
214
4
Druk op de pijl-omhoog/omlaag totdat u de faxtaak ziet waaraan u documenten wilt
toevoegen.
5
Selecteer de faxtaak waaraan u documenten wilt toevoegen.
6
Druk op
Toevoeg.
.
Als het document zich op de glasplaat bevindt, verschijnt in het display de vraag of
u nog een pagina wilt verzenden. Selecteer om meer documenten toe te voegen
of om direct met het verzenden van de fax te beginnen.
7
Nadat de documenten zijn opgeslagen in het geheugen, geeft de printer het totale aantal
pagina’s en het aantal toegevoegde pagina’s weer en keert deze terug naar de
stand-bymodus.
Een uitgestelde fax annuleren
1
Druk op
Job Status
( ) op het bedieningspaneel.
OF
Druk op
Instelling
Taakstatus
vanuit het beginscherm.
2
Druk op de toets
Volg.
().
3
Druk op de pijl-omhoog/omlaag totdat u de faxtaak ziet die u wilt verwijderen.
4
Druk op de naast de faxtaak die u wilt annuleren.
5
Druk op wanneer het venster verschijnt waarin om een bevestiging wordt gevraagd.
De gekozen taak werd geannuleerd.
Een fax doorsturen naar E-mailadressen
U kunt de printer zo instellen dat hij alle uitgaande of inkomende faxen naar e-mail-adressen
doorstuurt.
1
Druk op
Instelling
Apparaatinstellingen
vanuit het beginscherm.
2
Druk op de toets
Volg.
().
3
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om
E-mailinstel.
te selecteren.
4
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om
E-mail doorst.
te selecteren.
5
Selecteer de gewenste optie bij
Ty p e a t t a c h m e n t
of
Lokale kopie afdrukken
.
6
Druk op
Fax doorsturen
.
7
Druk op de pijl-links/rechts om de gewenste optie te selecteren.
Uit
: Stelt u in staat om deze functie uit te zetten.
Alle faxen
: Stelt u in staat om zowel inkomende als uitgaande faxen naar een specifiek
e-mail-adres door te sturen.
215
Alleen V
: Stelt u in staat om enkel uitgaande faxen naar een specifiek e-mail-adres
door te sturen.
Alleen ontv.
: Stelt u in staat om enkel inkomende faxen naar een specifiek e-mail-adres
door te sturen. Wanneer u deze optie selecteert, moet u kiezen of de printer
de inkomende faxen moet afdrukken.
8
Gebruik het toetsenbord om
Va n
/
Aan
op te geven.
9
Druk op het home-pictogram ( ) om terug te keren naar de stand-bymodus.
216
Overige functies
Veilige ontvangstmodus
Mogelijk wilt u niet dat faxberichten die tijdens uw afwezigheid binnenkomen door anderen
worden bekeken. U kunt de veilige faxmodus aanzetten door gebruik te maken van de optie
Veilige Ontvangst om het afdrukken van ontvangen faxen te beperken als u niet in de buurt
van de printer bent. In de veilige ontvangstmodus kunnen alle inkomende faxen in het
geheugen worden geplaatst. Wanneer de modus uitgeschakeld wordt, kunnen alle eventueel
opgeslagen faxen afgedrukt worden.
OPMERKING: Als op het display het bericht Geheugen vol verschijnt, kan uw apparaat geen faxen
ontvangen. Verwijder alle documenten die u niet meer nodig hebt uit het geheugen.
De veilige ontvangstmodus inschakelen:
1
Druk op
Instelling
Apparaatinstellingen
vanuit het beginscherm.
2
Druk op de toets
Volg.
().
3
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om
Fax instellen
te selecteren.
4
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om
Veilig ontvangen
te selecteren.
5
Selecteer
Aan
in de
Configuratie
.
6
Voer met het toetsenbord de viercijferige wachtwoordcode in die u wilt gebruiken.
7
Voer het wachtwoord opnieuw in en druk op
OK
.
8
Druk op
Sluiten
wanneer het venster verschijnt waarin om een bevestiging wordt
gevraagd.
9
Druk op het home-pictogram ( ) om terug te keren naar de stand-bymodus.
Wanneer een fax in de veilige ontvangstmodus wordt ontvangen, slaat de printer deze
in het geheugen op en verschijnt op het display
Veilig ontvangen
om u te laten weten
dat er een fax werd opgeslagen.
Ontvangen faxberichten afdrukken:
1
Open het menu
Veilig ontvangen
aan de hand van stap 1 tot en met 4 in "De veilige
ontvangstmodus inschakelen:".
2
Selecteer
Afdrukken
in de
Configuratie
.
3
Voer het wachtwoord van vier cijfers in en druk op
OK
.
De faxen die in het geheugen zijn opgeslagen, worden afgedrukt.
217
De veilige ontvangstmodus uitschakelen:
1
Open het menu
Veilig ontvangen
aan de hand van stap 1 tot en met 4 in "De veilige
ontvangstmodus inschakelen:".
2
Selecteer
Uit
in de
Configuratie
.
3
Voer het wachtwoord van vier cijfers in en druk op
OK
.
De modus wordt uitgeschakeld en alle in het geheugen opgeslagen faxen worden
afgedrukt.
4
Druk op
Sluiten
wanneer het venster verschijnt waarin om een bevestiging wordt
gevraagd.
5
Druk op het home-pictogram ( ) om terug te keren naar de stand-bymodus.
Rapporten afdrukken
De volgende rapporten zijn beschikbaar:
Printerinstell. Rapport
In deze lijst staat de status van de opties die door de gebruiker kunnen worden ingesteld.
U kunt dit rapport bijvoorbeeld afdrukken wanneer u bepaalde instellingen verandert
(eenmaal vooraf, eenmaal achteraf) zodat u uw wijzigingen kunt controleren.
Menu bedieningspaneel Rapport
Dit rapport bevat informatie over de lijst met menufuncties.
Telefoonlijst Rapport
Deze lijst bevat alle nummers die als snelkiesnummer of groepsnummer zijn opgeslagen
in het geheugen van de printer.
Zie "
Een telefoonlijst afdrukken" als u deze lijst wilt afdrukken.
E-mailadresboek Rapport
Dit rapport bevat informatie over de lijst met e-mailadressen.
Fax uit Rapport
Dit rapport geeft informatie over de recent verzonden faxen.
Fax in Rapport
Dit rapport geeft informatie over de recent ontvangen faxen.
218
Geplande taken Rapport
In dit overzicht vindt u de documenten die op het ogenblik in het geheugen klaar staan
om te worden verzonden (uitgestelde faxen: Delay Fax en Toll Save). Deze lijst bevat
de starttijd en het type bewerking.
MSG bevestigen Rapport
In dit rapport vindt u het faxnummer, het aantal pagina’s, de verzendtijd,
de communicatiemethode en het resultaat van de verzending.
Junkfaxnrs. Rapport
In dit overzicht vindt u maximaal 10 faxnummers die u als ongewenst hebt gemarkeerd
in het menu
Junk Fax Setup
; zie "Geavanceerde faxinstellingen". Wanneer de functie voor
ongewenste faxnummers Inst. ong. fax is ingeschakeld, worden inkomende faxen van deze
nummers geblokkeerd.
Deze functie herkent de laatste 6 cijfers van het faxnummer als ID van het verzendende
apparaat.
Demopagina Rapport
Er wordt een demopagina afgedrukt, zodat u kunt controleren of de printer naar behoren
werkt.
Rapport PCL-lettert. of PS-lettertypes
Dit rapport bevat de PCL- of PS-lettertypelijst.
Netwerkinstell. Rapport
Deze lijst bevat de status van de netwerkopties. U kunt dit rapport bijvoorbeeld afdrukken
wanneer u bepaalde instellingen verandert (eenmaal vooraf, eenmaal achteraf) zodat
u uw wijzigingen kunt controleren.
E-mail Rapport
Dit rapport bevat informatie over de e-mails die u recent hebt verstuurd.
Een rapport afdrukken
1
Druk op
Instelling
Apparaatinstellingen
vanuit het beginscherm.
2
Druk op de toets
Volg.
().
3
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om
Rapporten
te selecteren.
4
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om de gewenste rapporten te selecteren.
Printerinstell.
: lijst met printerinstellingen
219
Netwerkinstell.
: lijst met netwerkinstellingen
Faxlijs
: Telefoonboeklijst
E-mailadresboek
: de e-mailadressenlijst
Fax uit
: Rapport van verzonden faxberichten
Fax in
: Rapport van ontvangen faxberichten
Geplande taken
: Informatie over geplande taken
MSG bevestigen
: Verzendrapport
Junkfaxnrs.
: Lijst van ongewenste faxnummers
E-mail
: E-mailrapport is verzonden
Menu bedieningspaneel
: lijst met de menustructuur
Demopagina
: Demopagina
PCL-lettert.
: PCL-lettertypes
PS-lettertypes
: PS-lettertypes
De geselecteerde informatie wordt afgedrukt.
Geavanceerde faxinstellingen gebruiken
De printer beschikt over verschillende door de gebruiker te kiezen instellingsmogelijkheden
voor het versturen of ontvangen van faxen. Dit zijn standaardinstellingen die u eventueel zelf
kunt wijzigen. Druk de lijst van systeemgegevens af om te controleren hoe de opties
momenteel zijn ingesteld. Zie "
Een rapport afdrukken" voor informatie over het afdrukken
van de lijst.
Instellingen wijzigen
1
Druk op
Instelling
Apparaatinstellingen
vanuit het beginscherm.
2
Druk op de toets
Volg.
().
3
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om
Fax instellen
te selecteren.
4
Druk op de pijlen omhoog/omlaag om de gewenste optie te selecteren.
5
Wanneer de gewenste optie wordt weergegeven, kiest u de gewenste status met
de pijl-links/rechts.
6
Druk op het home-pictogram ( ) om terug te keren naar de stand-bymodus.
220
Geavanceerde faxinstellingen
Optie Omschrijving
Naar ander nr.
a
U kunt de printer zo instellen dat alle uitgaande faxberichten niet alleen naar
de ingevoerde faxnummers worden verzonden, maar ook naar een opgegeven
bestemming.
Selecteer Uit om deze functie uit te schakelen.
Selecteer Aan om deze functie in te schakelen. U kunt het nummer instellen
van het externe faxapparaat waarnaar u alle faxen wilt doorsturen.
Ontv. en doorst.
a
U kunt de printer zo instellen dat hij faxen tijdens een bepaalde periode
doorstuurt naar een ander faxnummer. Wanneer een fax door uw printer
wordt ontvangen, wordt hij in het geheugen opgeslagen. Vervolgens kiest
de printer het door u ingestelde faxnummer en verstuurt de fax.
Selecteer Uit om deze functie uit te schakelen.
Selecteer Aan om deze functie in te schakelen. U kunt het faxnummer
instellen waarnaar de faxen worden doorgestuurd, en ook de begin-
en eindtijd. U kunt bovendien inkomende faxen naar tot 25 faxnummers
doorsturen.
Daluren U kunt de printer zo instellen dat hij uw faxen in het geheugen opslaat
en ze op een welbepaald moment als de gesprekskosten laag zijn, verstuurt.
Voor meer informatie over het verzenden van faxberichten tijdens
de laagtarieftijd, zie "
Gesprekskosten besparen".
Selecteer Uit om deze functie uit te schakelen.
Selecteer Aan om deze functie in te schakelen. U kunt de starttijd en -datum
instellen; alsook de eindtijd en -datum voor de modus Gesprekskosten
besparen.
Inst. ong. fax Als u de functie voor de instelling van ongewenste faxnummers gebruikt,
kan het systeem faxen van een ander apparaat weigeren. De nummers
worden in het geheugen opgeslagen als ongewenste faxnummers. Deze
functie is handig om ongewenste faxberichten te blokkeren.
Selecteer Uit om deze functie uit te schakelen. Iedereen kan u een fax sturen.
Selecteer Aan om deze functie in te schakelen. U kunt maximaal
10 ongewenste faxnummers aangeven. Na het opslaan van de nummers krijgt
u van de ingevoerde apparaten geen faxen meer.
Veilig ontvangen U kunt voorkomen dat onbevoegde personen uw inkomende faxen kunnen
bekijken.
Zie "
Veilige ontvangstmodus" voor meer informatie over het instellen
van deze modus.
221
Een antwoordapparaat gebruiken
Kengetal kiezen U kunt een nummer van maximaal vijf cijfers instellen dat automatisch wordt
gekozen voordat een faxnummer wordt gekozen. Dit nummer wordt gekozen
alvorens een automatisch gekozen nummer wordt gekozen. Dit is handig
om toegang te krijgen tot een PABX-centrale.
Naam ontv. afd Met deze optie drukt de printer automatisch onderaan op elke pagina
van een ontvangen document het paginanummer plus de datum en tijd
van ontvangst af.
Selecteer Uit om deze functie uit te schakelen.
Selecteer
Aan
om deze functie in te schakelen.
ECM-modus De Foutcorrectiemodus (ECM) verbetert slechte lijnkwaliteit en zorgt ervoor
dat faxen vlot naar andere van ECM voorziene faxapparaten worden
verstuurd.
Als de lijn slecht is,
duurt het verzenden van faxberichten
in de foutcorrectiemodus langer.
Selecteer Uit om deze functie uit te schakelen.
Selecteer Aan
om deze functie in te schakelen.
Modemsnelheid Kies maximum modemsnelheid die u wilt gebruiken wanneer de telefoonlijn
een hogere modemsnelheid niet aankan. U kunt 33,6, 28,8, 14,4, 12,0, 9,6
of 4,8 kbps kiezen.
Wizard Instellen Veelgebruikte functies zijn voor de gebruikers verzameld, zodat
zij hun faxinstellingen eenvoudig kunnen configureren.
a U kunt de printer zo instellen dat hij alle uitgaande of inkomende faxen naar welbepaalde e-mail-adressen doorstuurt.
Zie "Een fax doorsturen naar E-mailadressen".
Optie Omschrijving
Afbeelding 1
Lijn
Dell 2355dn Laser MFP
Telefoonbeantwoorder
Lijn
Telefoon
222
U kunt een telefoonbeantwoorder (TAD) direct aan de achterkant van de printer aansluiten
zoals weergegeven in afbeelding 1.
Schakel de
Ant/Fax
-modus van de printer in en stel
Aantal keer overgaan
in op een hoger cijfer
dan voor de telefoonbeantwoorder.
Wanneer de beantwoorder de oproep beantwoordt, controleert de printer deze en neemt
de printer de lijn over wanneer een faxtoon wordt ontvangen. Daarna begint de printer
met het ontvangen van de fax.
Wanneer het antwoordapparaat is uitgeschakeld, gaat de printer na een vooraf ingesteld
aantal belsignalen automatisch over in de Fax-modus.
Wanneer u de oproep beantwoordt en faxtonen hoort, kan de printer de fax
beantwoorden indien u
Fax
M. hoorn op haak kiezen
kiest, vervolgens op
Start
( ) drukt en de hoorn
op de haak legt, of
de ontvangstcode *9* indrukt en inhaakt.
Een computermodem gebruiken
Wanneer u uw computermodem voor het faxen of voor een inbelinternetverbinding wilt
gebruiken, moet u de computermodem, zoals in afbeelding 2 getoond, direct aan
de achterkant van de printer met de TAD verbinden.
•Schakel de
Ant/Fax
-modus van de printer in en stel
Aantal keer overgaan
in op een hoger
cijfer dan voor de telefoonbeantwoorder.
Schakel de functie van de computermodem voor het ontvangen van faxen uit.
Gebruik de computermodem niet wanneer de printer een fax ontvangt of verstuurt.
Afbeelding 2
Lijn
Telefoonbeantwoorder
Lijn
Telefoon
Computer
Dell 2355dn Laser MFP
223
Om via de computermodem te faxen, volgt u de instructies in de handleiding
van uw computermodem en faxapplicatie.
U kunt afbeeldingen vastleggen door de printer en Dell ScanDirect te gebruiken
en ze met uw fax application via de computermodem versturen.
Back-up van faxgegevens
De Dell 2355dn Laser MFP heeft 4 MB (circa 200 pagina's op ITU-T #1 Chart)
aan back-upgeheugen.
Als het papier of de toner op zijn tijdens het ontvangen van een fax, kunnen de ontvangen
faxgegevens niet worden afgedrukt. In dit geval worden de faxgegevens automatisch
in het back-upgeheugen opgeslagen. Maar als de fax niet in zijn geheel door het apparaat
kan worden ontvangen, wordt de rest van de faxgegevens niet in het geheugen opgeslagen.
224
Macintosh
Software voor Macintosh installeren
Printer instellen
Afdrukken
Scannen
226
Uw printer ondersteunt Macintosh-systemen met een ingebouwde USB-interface of 10/100
Base-TX-netwerkkaart. Als u een bestand afdrukt vanaf een Macintosh-computer, kunt
u het PostScript-stuurprogramma gebruiken door het PPD-bestand te installeren.
Software voor Macintosh installeren
De CD Software and Documentation die bij uw printer is geleverd, bevat het PPD-bestand
waarmee u het PostScript-stuurprogramma voor afdrukken op een Macintosh-computer kunt
gebruiken.
Controleer het volgende voordat u de printersoftware installeert:
Het printerstuurprogramma installeren
1
Zorg dat de printer is aangesloten op de computer. Zet de computer en printer aan.
2
Plaats de meegeleverde CD Software and Documentation in het CD-romstation.
3
Dubbelklik op het CD-rompictogram op het bureaublad van uw Macintosh-computer.
4
Dubbelklik op de map
MAC_Installer
.
5
Dubbelklik op de map
MAC_Printer
.
6
Dubbelklik op het pictogram
Printer Driver Installer
.
7
Voer het wachtwoord in en klik op
OK
.
8
Klik op
Continue
.
9
Selecteer
Easy Install
en klik vervolgens op
Install
.
10
Nadat de installatie voltooid is, klikt u op
Sluit af
.
Besturingssysteem Vereisten
Processor RAM Vrije schijfruimte
Mac OS X 10.4 of
hoger
•Power PC G4/G5
Intel-processoren
128 MB voor een
PowerPC-gebaseerde
MAC (512 MB)
512 MB voor een Mac op
basis van Intel (1 GB)
1 GB
Mac OS X 10.5
867MHz of sneller
Power PC G4/G5
Intel-processoren
512 MB (1 GB) 1 GB
Mac OS X 10.6
Intel-processoren
1 GB (2 GB) 1 GB
227
Het printerstuurprogramma verwijderen
1
Plaats de meegeleverde CD Software and Documentation in het cd-romstation.
2
Dubbelklik op het
CD-rompictogram
op
het bureaublad van uw Macintosh-computer.
3
Dubbelklik op de map
MAC_Installer
.
4
Dubbelklik op de map
MAC_Printer
.
5
Dubbelklik op het pictogram
Printer Driver Uninstaller
.
6
Voer het wachtwoord in en klik op
OK
.
7
Klik op
Continue
.
8
Klik op
Uninstall
en klik vervolgens op
Uninstall
.
9
Klik op
Sluit af
als het verwijderen van de installatie is voltooid.
Het stuurprogramma voor de scanner installeren
1
Zorg dat de printer is aangesloten op de computer. Zet de computer en printer aan.
2
Plaats de meegeleverde CD Software and Documentation in het CD-romstation.
3
Dubbelklik op het
CD-rompictogram
op
het bureaublad van uw Macintosh-computer.
4
Dubbelklik op de map
MAC_Installer
.
5
Dubbelklik op de map
MAC_Twain
.
6
Dubbelklik op het Installer-pictogram.
7
Voer het wachtwoord in en klik op
OK
.
8
Klik op
Continue
.
9
Klik op
Install
.
10
Nadat de installatie voltooid is, klikt u op
Sluit af
.
Het scannerstuurprogramma verwijderen
1
Plaats de meegeleverde CD Software and Documentation in het CD-romstation.
2
Dubbelklik op het
CD-rompictogram
op
het bureaublad van uw Macintosh-computer.
3
Dubbelklik op de map
MAC_Installer
.
4
Dubbelklik op de map
MAC_Twain
.
5
Dubbelklik op het Installer-pictogram.
6
Voer het wachtwoord in en klik op
OK
.
7
Klik op
Continue
.
8
Klik op
Uninstall
en klik vervolgens op
Uninstall
.
9
Klik op
Opnieuw opstarten
als het verwijderen van de installatie is voltooid.
228
Printer instellen
De instelling van de printer verschilt afhankelijk van de kabel die u gebruikt om de printer
aan te sluiten op uw computer: een netwerkkabel of een USB-kabel.
Voor een Macintosh die op een netwerk is aangesloten
1
Volg de aanwijzingen onder "Software voor Macintosh installeren" om het PPD-bestand
en de filterbestanden op uw computer te installeren.
2
Open de map
Programma’s Hulpprogramma’s
en
Printerconfiguratie
.
Voor MAC OS 10.5 ~ 10.6: open
Systeemvoorkeuren
vanuit de map
Programmas
en klik
op
Fax afdrukken
.
3
Klik op
Toevoeg.
in de
Printerlijst
.
Voor MAC OS 10.5 ~ 10.6: klik op het pictogram '
+
', waarna een venster verschijnt.
4
Voor MAC OS 10.3: selecteer het tabblad
Afdrukken via IP
.
Voor MAC OS 10.4: klik op
IP Printer
.
Voor MAC OS 10.5 ~ 10.6: klik op
IP
.
5
Typ het IP-adres van uw printer in het veld
Printeradres
.
Voor MAC OS 10.5 ~ 10.6: geef het IP-adres van de printer op in het veld
Adres
.
6
Typ de naam van de afdrukwachtrij in het veld
Wachtrijnaam
. Als u de wachtrijnaam
voor uw afdrukserver niet kunt bepalen, probeer dan eerst de standaardwachtrij.
Voor MAC OS 10.5 ~ 10.6: voer de wachtrijnaam in het veld
Wachtrij
in.
7
Als de automatische selectiefunctie niet goed werkt bij MAC OS 10.3, selecteert
u
Dell
bij
Printermodel
en
uw printernaam
bij
Modelnaam
.
Als de automatische selectiefunctie niet goed werkt bij MAC OS 10.4, selecteert
u
Dell
bij
Druk af via
en
uw printernaam
bij
Model
.
Als de automatische selectiefunctie niet goed werkt bij MAC OS 10.5, selecteert
u
Selecteer besturingsbestand...
en
uw printernaam
bij
Druk af via
.
Als de automatische selectiefunctie niet goed werkt bij MAC OS 10.6, selecteert
u
Selecteer besturingsbestand...
en
uw printernaam
bij
Druk af via
.
8
Klik op
Toevoeg.
.
9
Het IP-adres van uw printer verschijnt in
Printerlijst
en wordt ingesteld
als standaardprinter.
229
Voor een via USB aangesloten Macintosh
1
Volg de aanwijzingen onder "Software voor Macintosh installeren" om het PPD-bestand
en de filterbestanden op uw computer te installeren.
2
Open de map
Programma’s Hulpprogramma’s
en
Printerconfiguratie
.
Voor MAC OS 10.5 ~ 10.6: open
Systeemvoorkeuren
vanuit de map
Programmas
en klik
op
Fax afdrukken
.
3
Klik op
Toevoeg.
in de
Printerlijst
.
Voor MAC OS 10.5 ~ 10.6: klik op het pictogram '
+
', waarna een venster verschijnt.
4
Voor MAC OS 10.3: selecteer het tabblad
USB
.
Voor MAC OS 10.4: klik op
Standaardkiezer
en zoek de USB-verbinding.
Voor MAC OS 10.5 ~ 10.6: klik op
Standaard
en zoek de USB-verbinding.
5
Als de automatische selectiefunctie niet goed werkt bij MAC OS 10.3, selecteert
u
Dell
bij
Printermodel
en
uw printernaam
bij
Modelnaam
.
Als de automatische selectiefunctie niet goed werkt bij MAC OS 10.4, selecteert
u
Dell
bij
Druk af via
en
uw printernaam
bij
Model
.
Als de automatische selectiefunctie niet goed werkt bij MAC OS 10.5, selecteert
u
Selecteer besturingsbestand...
en
uw printernaam
bij
Druk af via
.
Als de automatische selectiefunctie niet goed werkt bij MAC OS 10.6, selecteert
u
Selecteer besturingsbestand...
en
uw printernaam
bij
Druk af via
.
6
Klik op
Toevoeg.
.
Uw printer verschijnt in
Printerlijst
en wordt ingesteld als standaardprinter.
230
Afdrukken
Een document afdrukken
Als u afdrukt met een Macintosh, moet u in elke toepassing die u gebruikt
de printersoftware-instelling controleren. Volg de onderstaande stappen om af te drukken
vanaf een Macintosh.
1
Open een Macintosh-toepassing en selecteer het bestand dat u wilt afdrukken.
2
Open het menu
Bestand
en klik op
Pagina-instelling
(
Pagina-instelling
in sommige
toepassingen).
3
Kies het papierformaat, de afdrukstand, de schaal en andere opties, en klik op
OK
.
4
Open het menu
Bestand
en klik op
Afdrukken
.
5
Kies het gewenste aantal exemplaren en geef aan welke pagina’s u wilt afdrukken.
6
Klik op
Afdrukken
als u klaar bent met het instellen van de opties.
Afdrukinstellingen wijzigen
U kunt geavanceerde afdrukfuncties gebruiken voor uw printer.
Selecteer
Afdrukken
in het menu
Bestand
van uw Macintosh-toepassing.
Mac OS 10.4
Zorg dat uw printer
is geselecteerd.
231
Lay-outinstellingen
Het tabblad
Layout
bevat opties waarmee u de weergave van het document op de afgedrukte
pagina kunt aanpassen. U kunt meerdere pagina’s op één vel papier afdrukken.
Selecteer
Layout
in de keuzelijst
Presets
om toegang te krijgen tot de volgende functies.
Raadpleeg de "
Meerdere afdrukken op één vel papier" en "Dubbelzijdig afdrukken" voor meer
informatie.
Meerdere pagina's op een vel papier afdrukken
U kunt meer dan één pagina afdrukken op één vel papier. Dit is een goedkope manier
om conceptpagina’s af te drukken.
1
Selecteer
Afdrukken
in het menu
Bestand
van uw Macintosh-toepassing.
2
Selecteer
Layout
.
Mac OS 10.4
232
3
Selecteer in de keuzelijst
Pages per Sheet
het aantal pagina's dat u op één vel papier wilt
afdrukken.
4
Selecteer de paginavolgorde met de optie
Layout Direction
.
Als u rond elke pagina op het vel een kader wilt afdrukken, selecteert u de gewenste optie
in de keuzelijst
Border
.
5
Klik op
Afdrukken
. De printer drukt het geselecteerde aantal pagina's af op één zijde
van elke pagina.
Dubbelzijdig afdrukken
U kunt op beide zijden van het papier afdrukken. Voordat u dubbelzijdig afdrukt, moet
u aangeven langs welke rand u de pagina’s wilt inbinden. De bindopties zijn:
Long-Edge Binding
: Conventionele lay-out die bij het boekbinden wordt gebruikt.
Short-Edge Binding
: Soort dat vaak bij kalenders wordt gebruikt.
LET OP: Als u dubbelzijdig afdrukken hebt geselecteerd en vervolgens verschillende exemplaren
van een document probeert af te drukken, wordt het document wellicht niet op de gewenste wijze
afdrukt. Als u ervoor hebt gekozen de exemplaren te sorteren en uw document een oneven aantal
pagina's bevat, worden de laatste pagina van het eerste exemplaar en de eerste pagina
van het volgende exemplaar afgedrukt op de voor- en achterkant van één vel. Als u ervoor hebt
gekozen de exemplaren niet te sorteren, wordt dezelfde pagina afgedrukt op de voor-
en achterkant van één vel. Als u dus verschillende exemplaren van een document nodig hebt
en u die exemplaren aan beide kanten van het papier wilt afdrukken, moet u ze een voor
een afdrukken, als afzonderlijke afdruktaken.
1
Selecteer
Afdrukken
in het menu
Bestand
van uw Macintosh-toepassing.
2
Selecteer de
Layout
.
Mac OS 10.4
233
3
Selecteer een bindrichting bij
Two Sided Printing
.
4
Als u op
Afdrukken
klikt, drukt de printer aan beide zijden van het papier af.
Mac OS 10.4
234
Printerfuncties instellen
Het tabblad
Printer Features
bevat opties waarmee u de papiersoort kunt selecteren
en de afdrukkwaliteit kunt instellen.
Selecteer
Printer Features
in de keuzelijst om toegang te krijgen tot de volgende functies:
Omgekeerd dubbelzijdig afdrukken
Hiermee kunt u de algemene afdrukvolgorde in plaats van de dubbelzijdige selecteren.
Aan pagina aanpassen
Met deze printerfunctie kunt u uw afdruktaak aanpassen aan elk gewenst papierformaat,
ongeacht de grootte van het digitale document. Dit kan nuttig zijn als u de details
van een klein document wilt bekijken.
Paper Type
Zorg ervoor dat
Paper Type
is ingesteld op
Printer Default
. Als u een ander type
afdrukmateriaal plaatst, moet u het desbetreffende papiertype selecteren.
Resolutie
U kunt de afdrukresolutie selecteren. Hoe hoger de instelling, hoe scherper tekens
en afbeeldingen worden afgedrukt. Als u een hoge instelling selecteert, kan het iets langer
duren voordat het document is afgedrukt.
Mac OS 10.4
235
Scannen
U kunt documenten scannen met
Fotolader
. Macintosh OS biedt
Fotolader
.
1
Zorg ervoor dat het apparaat en de computer zijn ingeschakeld en met elkaar zijn
verbonden.
2
Plaats een of meer documenten met de bedrukte zijde naar boven in de DADI.
OF
Plaats één document met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat.
Zie "
Een origineel plaatsen" voor informatie over het plaatsen van documenten.
3
Start
Programma’s
en klik op
Fotolader
.
OPMERKING: Als het bericht Er is geen apparaat voor het vastleggen van afbeeldingen
aangesloten verschijnt, koppelt u de USB-kabel los en sluit u deze opnieuw aan. Raadpleeg de Help
bij
Fotolader
als het probleem zich blijft voordoen.
4
Stel de scanopties in dit programma in.
5
Scan uw afbeelding en sla deze op.
OPMERKING: Raadpleeg de Help bij
Fotolader
voor meer informatie over het gebruik
van
Fotolader
.
OPMERKING: U kunt ook software gebruiken die compatibel is met TWAIN, zoals Adobe
Photoshop.
OPMERKING: De scanprocedures kunnen verschillen afhankelijk van de met TWAIN compatibele
software die wordt gebruikt. Raadpleeg de gebruikershandleiding van de software.
OPMERKING: Als u niet kunt scannen moet u Mac OS bijwerken naar de laatste versie.
De scanfunctie werkt probleemloos onder Mac OS 10.3.9 of hogere versies en Mac OS 10.4.7
of hogere versies.
236
Linux
Aan de slag
Het MFP-stuurprogramma installeren
De Unified Driver Configurator
Printereigenschappen configureren
Een document afdrukken
Een document scannen
238
Aan de slag
Op de meegeleverde CD
Software and Documentation
vindt u het stuurprogrammapakket voor
de Dell MFP voor het gebruik van de printer met een Linux-computer.
Het stuurprogrammapakket voor de Dell MFP bevat printer- en scannerstuurprogramma's,
waarmee u documenten kunt afdrukken en afbeeldingen kunt scannen. Het pakket biedt
eveneens krachtige software om uw printer te configureren en de gescande documenten verder
te bewerken.
Nadat het stuurprogramma op uw Linux-systeem is geïnstalleerd, kunt u aan de hand
van het stuurprogrammapakket een aantal MFP-toestellen via de USB-poort beheren. U kunt
de gescande documenten bewerken, op dezelfde lokale MFP- of netwerkprinters afdrukken,
verzenden via e-mail, uploaden naar een FTP-site of exporteren naar een extern OCR-systeem.
Het pakket met MFP-stuurprogramma’s wordt geleverd met een intelligent en flexibel
installatieprogramma. U hoeft geen bijkomende onderdelen te zoeken die voor
de MFP-software nodig zouden zijn: alle vereiste toepassingen worden naar uw systeem
gekopieerd en automatisch geïnstalleerd. Dit is mogelijk op een groot aantal van de populairste
Linux-distributies.
Het MFP-stuurprogramma installeren
Systeemeisen
Ondersteunde besturingssystemen
RedHat Enterprise Linux WS 4, 5 (32/64 bits)
Fedora 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12 (32/64 bits)
Mandrake 9.2 (32 bits), 10.0, 10.1 (32/64 bits)
SuSE Linux 10.0, 10.1 (32 bits)
OpenSuSE 10.2, 10.3, 11.0, 11.1, 11.2 (32/64 bits)
Mandriva 2005, 2006, 2007, 2008, 2009, 2009.1 (32/64 bits)
Ubuntu 5.04, 5.10, 6.06, 6.10, 7.04, 7.10, 8.04, 8.10, 9.04, 9.10 (32/64 bits)
SuSE Linux Enterprise Desktop 10, 11 (32/64 bits)
Debian 4.0, 5.0 (32/64 bits)
Aanbevolen hardware
Pentium IV 2,4 GHz of hoger (IntelCore2)
Minstens 512 MB RAM
Vereiste vrije schijfruimte: Minimaal 1 GB
239
OPMERKING: U moet ook een wisselpartitie van 300 MB of groter reserveren om met grote
ingescande afbeeldingen te kunnen werken.
OPMERKING: Het Linux-stuurprogramma voor de scanner ondersteunt de maximale optische
resolutie.
Software
Linux Kernel 2.4 of hoger
Glibc 2.2 of hoger
•CUPS
•SANE
Het MFP-stuurprogramma installeren
1
Zorg dat het multifunctionele apparaat is aangesloten op de computer. Zet zowel
de computer als de printer aan.
2
Als het venster Administrator Login verschijnt, typt u '
root
' in het veld Login en voert
u het systeemwachtwoord in.
OPMERKING: U moet zich aanmelden als een supergebruiker (root) om de printersoftware
te installeren. Als u geen supergebruiker bent, neemt u contact op met uw systeembeheerder.
1
Plaats de CD Software and Documentation. De CD Software and Documentation start
automatisch.
Als de CD met printerstuurprogramma’s niet automatisch start, klikt u op het pictogram
onderaan op het bureaublad. Als het terminalvenster verschijnt, typt u het volgende:
[root@localhost root]#mount -t iso9660 /dev/hdc /mnt/cdrom
[root@localhost root]#cd /mnt/cdrom/Linux
[root@localhost root]#./install.sh
Als het programma op de CD-rom nog steeds niet wordt uitgevoerd, typt u het volgende
in de juiste volgorde:
[root@localhost root]#umount /dev/hdc
[root@localhost root]#mount -t iso9660 /dev/hdc /mnt/cdrom
OPMERKING: Het installatieprogramma wordt automatisch gestart als AutoRun is geïnstalleerd
en geconfigureerd.
2
Klik op
Install
.
3
Klik zodra het welkomstscherm verschijnt op
Next
.
240
4
De installatie wordt gestart. Wanneer de installatie bijna klaar is, verschijnt automatisch
de wizard Printer toevoegen. Klik op
Next
.
5
Wanneer u de printer via een USB-kabel aansluit, verschijnt het volgende venster.
Selecteer uw printer in de vervolgkeuzelijst en klik op
Next
.
241
OF
Wanneer u de printer via een netwerkkabel aansluit, verschijnt het volgende venster.
Controleer de
Network printer
en selecteer uw printer in de vervolgkeuzelijst.
Klik op
Next
.
242
6
Als u de printer via de USB-kabel aansluit, moet u een poort kiezen die u met uw printer
gebruikt. Klik op
Next
nadat u een poort hebt geselecteerd.
OF
Wanneer u de printer via de netwerkkabel aansluit, ga dan naar de volgende stap.
243
7
Selecteer het stuurprogramma en klik op
Next
.
8
Voer de naam, locatie en beschrijving van de printer in en klik op
Next
.
9
Klik
Finish
om te installatie te voltooien.
244
10
Klik op
Finish
wanneer het volgende venster verschijnt.
Het installatieprogramma heeft een pictogram voor
Unified Driver Configurator
op het bureaublad geplaatst en de groep
Dell
MFP aan het systeemmenu toegevoegd.
Raadpleeg bij problemen de online Help. U opent de Help via het systeemmenu of vanuit
een van de Windows-toepassingen in het stuurprogrammapakket, zoals
Unified Driver
Configurator
of
Image Editor
.
Klik hier om de printerinstellingen
te configureren.
Klik hier om een testpagina af te drukken.
245
MFP-stuurprogramma verwijderen
1
Als het venster Administrator Login verschijnt, typt u '
root
' in het veld Login en voert
u het systeemwachtwoord in.
OPMERKING: U moet zich aanmelden als een supergebruiker (root) om de printersoftware
te installeren. Als u geen supergebruiker bent, neemt u contact op met uw systeembeheerder.
2
Plaats de CD Software and Documentation. De CD Software and Documentation start
automatisch.
Als de CD Software and Documentation niet automatisch start, klikt u op het pictogram
onderaan op het bureaublad. Als het terminalvenster verschijnt, typt u het volgende:
[root@localhost root]#mount -t iso9660 /dev/hdc /mnt/cdrom
[root@localhost root]#cd /mnt/cdrom/Linux
[root@localhost root]#./uninstall.sh
OPMERKING: Het installatieprogramma wordt automatisch gestart als AutoRun is geïnstalleerd
en geconfigureerd.
3
Klik op
Uninstall
.
4
Klik op
Next
.
5
Klik op
Finish
.
246
De Unified Driver Configurator
Unified Driver Configurator
is een hulpmiddel dat hoofdzakelijk bestemd is voor
de configuratie van MFP-apparaten. Aangezien een MFP-apparaat de functies van een printer
en scanner combineert, zijn de opties van
Unified Driver Configurator
logisch ingedeeld
in printer- en scannerfuncties. Het is ook mogelijk een speciale MFP-poort in te stellen
om de toegang tot een MFP-printer en -scanner via één I/O-kanaal te regelen.
Na de installatie van het MFP-stuurprogramma, wordt het pictogram
Unified Driver
Configurator
automatisch op uw bureaublad geplaatst.
Unified Driver Configurator openen
1
Dubbelklik op
Unified Driver Configurator
op het bureaublad.
U kunt ook op het pictogram van het startmenu klikken en achtereenvolgens
Dell MFP
en
Unified Driver Configurator
selecteren.
2
Klik op elke knop in het paneel Modules om het overeenkomstige configuratievenster
te openen.
Klik op
Help
voor helpaanwijzingen op het scherm.
3
Breng de wijzigingen aan in de configuratie en klik op
Exit
om
Unified Driver
Configurator
te sluiten.
Knop Printerconfiguratie
Knop Scannerconfiguratie
Knop MFP Ports Configuration
247
Configuratie van de printer
Het configuratievenster bevat twee tabbladen:
Printers
en
Classes
.
Het tabblad Printers
Klik op het pictogram van de printer links in het venster
Unified Driver Configurator
voor
een overzicht van de printers die voor het systeem zijn geconfigureerd.
In het venster vindt u de volgende knoppen:
Refresh
: de lijst met beschikbare printers vernieuwen.
Add Printer
: den nieuwe printer toevoegen.
Remove Printer
: de geselecteerde printer verwijderen.
Set as Default
: de huidige printer instellen als standaardprinter.
Stop
: de printer stoppen.
Test
: een testpagina afdrukken om te controleren of de printer goed werkt.
Properties
: eigenschappen van de printer weergeven en wijzigen. Voor meer informatie
zie "
Printereigenschappen configureren".
Alle geïnstalleerde
printers.
Naar Printers
Configuration.
De status, modelnaam
en URI van uw printer.
248
Het tabblad Classes
Op het tabblad
Classes
wordt een lijst met beschikbare printerklassen weergegeven.
Refresh
: vernieuwt de lijst met klassen.
Add Class...
: Een nieuwe printerklasse toevoegen.
Remove Class
: De geselecteerde printerklasse verwijderen.
De status van de klasse
en het aantal printers
in de klasse.
Alle printerklassen.
249
Scannerconfiguratie
In dit venster kunt u de activiteiten van scanners controleren, een lijst met geïnstalleerde
Dell
MFP-apparaten weergeven, apparaateigenschappen wijzigen en afbeeldingen scannen.
Properties...
: hiermee kunt u scaneigenschappen wijzigen en een document scannen.
Zie "
Een document scannen".
Hiermee schakelt u naar
scannerconfiguratie.
Toont alle
geïnstalleerde
Toont de leverancier,
de modelnaam
en het type van
de scanner.
250
MFP-poort configuratie
In dit venster kunt u de lijst met beschikbare MFP-poorten weergeven, de status van elke poort
controleren en een poort vrijgeven die bezet wordt door een afgebroken taak.
Refresh
: hiermee vernieuwt u de lijst met beschikbare poorten.
Release port:
hiermee kunt u de geselecteerde poort vrijgeven.
Poorten tussen printers en scanners delen
De printer kan via de parallelle poort of USB-poort met een hostcomputer worden verbonden.
Omdat het MFP-apparaat uit meer dan één apparaat bestaat (printer en scanner),
moet de toegang van 'gebruikers'-toepassingen tot deze apparaten via één I/O-poort goed
worden geregeld.
Het stuurprogrammapakket voor de Dell MFP biedt een gepast poortdelingsmechanisme
dat door de printer- en scannerstuurprogramma's van Dell wordt gebruikt.
De stuurprogramma's benaderen de apparaten via zogenaamde MFP-poorten. De huidige
status van een MFP-poort wordt weergegeven in het venster MFP Ports Configuration.
Door het delen van poorten voorkomt u dat u een functioneel blok van het MFP-apparaat
benadert terwijl een ander blok in gebruik is.
Wij raden u ten zeerste aan
Unified Driver Configurator
te gebruiken als u een nieuwe
MFP-printer op uw systeem configureert. In dat geval wordt u gevraagd een I/O-poort
voor het nieuwe apparaat te kiezen. Met deze keuze stelt u de meest geschikte configuratie
in voor de MFP-functionaliteit. Voor MFP-scanners worden de I/O-poorten automatisch
gekozen door de scannerstuurprogramma's, zodat de juiste instellingen standaard worden
toegepast.
Naar Configuratie van
MFP-poorten.
Poorttype, aangesloten
apparaat en status.
Alle beschikbare
poorten.
251
Printereigenschappen configureren
In het eigenschappenvenster dat u kunt openen in het venster Printers Configuration, kunt
u verschillende eigenschappen voor uw apparaat als printer wijzigen.
1
Open
Unified Driver Configurator
.
Indien nodig gaat u naar Printers configuration.
2
Kies de printer uit de lijst met beschikbare printers en klik op
Properties
.
3
Het venster
Printer Properties
wordt geopend.
Dit venster bestaat uit de volgende vijf tabbladen:
General
: De locatie en naam van de printer wijzigen. De naam die u op dit tabblad
invoert, wordt weergegeven in de printerlijst van het venster Printers configuration.
Connection
: Een andere poort bekijken of selecteren. Als u de printerpoort wijzigt
van USB in parallel of omgekeerd terwijl de printer in gebruik is, moet
u de configuratie van de printerpoort op dit tabblad wijzigen.
Driver
: Een ander printerstuurprogramma bekijken of selecteren. Klik op
Options
als u de standaardopties van het apparaat wilt instellen.
Jobs
: De lijst met afdruktaken weergeven. Klik op
Cancel Job
om de geselecteerde
taak te annuleren. Schakel het selectievakje
Show completed jobs
in voor een lijst
met eerder opgegeven afdruktaken.
Classes
: de klasse waartoe uw printer behoort. Klik op
Add to Class
om uw printer
aan een bepaalde klasse toe te voegen of klik op
Remove from Class
als u de printer
uit de geselecteerde klasse wilt verwijderen.
4
Klik op
OK
om de wijzigingen toe te passen en sluit het venster
Printer Properties
.
252
Een document afdrukken
Afdrukken vanuit een toepassing
Vanuit een groot aantal Linux-toepassingen kunt u afdrukken met Common UNIX Printing
System (CUPS). U kunt vanuit al deze toepassingen met uw printer afdrukken.
1
Kies in de toepassing waarmee u werkt de optie
Print
in het menu
File
.
2
Selecteer
Print
directly using
lpr
(Rechtstreeks afdrukken via lpr).
3
Selecteer in het venster
LPR GUI
de modelnaam van uw apparaat in de lijst met printers
en klik op
Properties
.
4
Wijzig de eigenschappen van de printer en de afdruktaken.
Klik hier.
253
Dit venster bevat de volgende vier tabbladen.
General
: papierformaat, papiersoort en afdrukstand van documenten wijzigen.
U kunt hier ook de functie 'Dubbelzijdig afdrukken' inschakelen, scheidingspagina's
toevoegen aan het begin en einde en het aantal pagina's per vel wijzigen.
Text
: paginamarges opgeven en tekstopties instellen, zoals regelafstand
en kolommen.
Graphics
: grafische opties instellen voor het afdrukken van afbeeldingen/bestanden,
bijvoorbeeld kleuropties en de grootte of positie van de afbeelding.
Advanced
: hier kunt u afdrukresolutie, papierbron en bestemming instellen.
5
Klik op
OK
om de wijzigingen toe te passen en sluit het venster
Properties
.
6
Klik op
OK
in het venster
LPR GUI
om te beginnen met afdrukken.
7
Het venster Printing verschijnt. Hierin kunt u de status van de afdruktaak controleren.
Klik op
Cancel
als u de huidige afdruktaak wilt annuleren.
254
Bestanden afdrukken
U kunt vele verschillende soorten bestanden met het MFP-toestel van Dell afdrukken door
de standaard CUPS te gebruiken - direct vanuit de commandoregelinterface. U werkt
dan met de CUPS lpr-tool. Het stuurprogrammapakket vervangt het standaard
LPR-programma echter door een veel gebruikersvriendelijker
LPR GUI
-programma.
Zo drukt u elk bestand af:
1
Ty p
lpr <file_name>
op de opdrachtregel van de Linux-shell en druk op
Enter
.
Het venster
LPR GUI
wordt geopend.
Als u alleen
lpr
intikt en op
Enter
drukt, wordt eerst het venster Select file(s) to print
(af te drukken bestand(en)) geopend. Selecteer de bestanden die u wilt afdrukken
en klik op
Open
.
2
In het venster
LPR GUI
selecteert u de printer in de lijst en past u de eigenschappen
van de printer en de afdruktaken aan.
Zie "
Een document afdrukken" voor meer informatie over het eigenschappenvenster.
3
Klik op
OK
om het afdrukken te starten.
Een document scannen
U kunt een document scannen vanuit het venster
Unified Driver Configurator
.
1
Dubbelklik op
Unified Driver Configurator
op het bureaublad.
2
Klik op de knop om naar het venster
Scanners Configuration
te gaan.
3
Selecteer de scanner in de lijst.
255
Als u slechts één MFP-apparaat hebt en als dit apparaat is aangesloten op de computer
en aan staat, verschijnt uw scanner in de lijst en wordt deze automatisch geselecteerd.
Als er twee of meer scanners zijn aangesloten op de computer, kunt u voor elke scantaak
een andere scanner kiezen. Als er bijvoorbeeld een document wordt gescand op de eerste
scanner, kunt u de tweede scanner selecteren, de apparaatopties instellen en de scantaak
gelijktijdig starten.
OPMERKING: De naam van de scanner die wordt weergegeven in het venster Scanners
configuration kan afwijken van de naam van het apparaat.
4
Klik op
Properties
.
5
Plaats het te scannen document met de voorzijde naar boven in de DADI
of met de voorzijde naar beneden op de
glasplaat.
6
Klik op
Preview
in het venster
Scanner Properties
.
Het document wordt gescand en er verschijnt een voorbeeld van de afbeelding
in het
Preview
-venster.
Klik op uw scanner.
256
7
Wijzig de scanopties in de vakken
Image Quality
en
Scan Area
.
Image Quality
: de kleurcompositie en scanresolutie selecteren voor de afbeelding.
Scan Area
: het paginaformaat selecteren. Klik op de knop
Advanced
als
u het paginaformaat handmatig wilt instellen.
Als u vooraf ingestelde scanopties wilt gebruiken, selecteert u deze in de keuzelijst
Job
Ty p e
. Zie "Instellingen Job Type toevoegen" voor meer informatie over vooraf ingestelde
instellingen voor
Job Type
.
Klik op
Default
als u de standaardinstellingen van de scanopties wilt herstellen.
8
Klik op
Scan
om met scannen te beginnen als u alle opties hebt ingesteld.
Linksonder in het venster verschijnt de statusbalk die de voortgang van het scanproces
aangeeft. Als u het scannen wilt annuleren, klikt u op
Cancel
.
9
De gescande afbeelding verschijnt in het nieuwe venster
Image Manager
.
Sleep met de muisaanwijzer
over het gedeelte dat u wilt
scannen.
257
Als u de gescande afbeelding wilt bewerken, gebruikt u de werkbalk.
Zie "
Werken met Image Editor" voor meer informatie over het bewerken
van een gescande afbeelding.
10
Als u klaar bent, klikt u op
Save
op de werkbalk.
11
Selecteer de map waarin u de afbeelding wilt opslaan en typ de bestandsnaam.
12
Klik op
Save
.
Instellingen Job Type toevoegen
U kunt gekozen scanopties opslaan als taaksoort zodat u deze voor latere taken
op een eenvoudige manier kunt oproepen.
Zo slaat u een nieuwe instelling voor
Job Type
op:
1
Wijzig de opties in het venster
Scanner Properties
.
2
Klik op
Save As
.
3
Voer een naam in voor de gekozen instellingen.
4
Klik op
OK
.
De instellingen worden toegevoegd aan de vervolgkeuzelijst
Saved Settings
.
Zo slaat u instellingen voor
Job Type
op voor de volgende scantaak:
1
Selecteer de gewenste instelling in de vervolgkeuzelijst
Job Type
.
2
Klik op
Save
.
De volgende keer dat u het venster
Scanner Properties
opent, zijn de opgeslagen
instellingen automatisch geselecteerd voor de scantaak.
258
Zo verwijdert u een instelling voor
Job Type
:
1
Selecteer de instelling die u wilt verwijderen in de vervolgkeuzelijst
Job Type
.
2
Klik op
Delete
.
De instelling wordt verwijderd uit de lijst
Werken met Image Editor
In het venster
Image Manager
vindt u menuopties en knoppen waarmee u een gescande
afbeelding kunt bewerken.
Met deze knoppen
bewerkt
u de afbeelding.
259
Met de volgende knoppen kunt u een gescande afbeelding bewerken:
Raadpleeg de online Help voor meer informatie over het programma
Image Manager
.
Hulpmiddelen Functie
Hiermee slaat u de afbeelding op.
Hiermee maakt u de laatste bewerking ongedaan.
Hiermee herstelt u de laatst ongedaan gemaakte bewerking.
Hiermee kunt u uitzoomen op de afbeelding.
Hiermee kunt u inzoomen op de afbeelding.
Hiermee schuift u door de afbeelding.
Hiermee kunt u het geselecteerde gebied van de afbeelding bijsnijden.
Hiermee kunt u de schaal van de afbeelding wijzigen. U kunt het formaat
handmatig invoeren of instellen dat de afbeelding proportioneel, verticaal
of horizontaal wordt geschaald.
Hiermee kunt u de afbeelding draaien. U kunt het aantal graden selecteren
in de vervolgkeuzelijst.
Hiermee kunt u de afbeelding horizontaal of verticaal spiegelen.
Hiermee kunt u de helderheid of het contrast van de afbeelding aanpassen
of de afbeelding omkeren.
Hiermee kunt u de eigenschappen van de afbeelding weergeven.
260
Onderhoud
De printer-NVRAM wissen
Back-up van gegevens
De printer reinigen
De tonercassette onderhouden
Vervangingsonderdelen
Verbruiksartikelen bestellen
262
De printer-NVRAM wissen
LET OP: Controleer of alle faxtaken zijn voltooid voor u het geheugen wist, anders worden deze
taken ook gewist.
U kunt selectief informatie verwijderen die in het geheugen van de printer is opgeslagen.
1
Druk op
Instelling
Apparaatinstellingen
vanuit het beginscherm.
2
Druk op de toets
Volg.
().
3
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om
Opties herstellen
te selecteren.
4
Druk op de pijl-omhoog/omlaag totdat u de optie ziet die u wilt wissen.
Printerinstellingen
: wist alle gegevens die in het geheugen zijn opgeslagen
en herstelt alle standaardinstellingen.
Papierinstel.
: voor alle papierinstellingen de fabrieksinstellingen herstellen.
Gedrag van lade
: hiermee herstelt u de fabrieksinstellingen voor alle opties
van Gedrag van lade.
Standaard kopiëren
: Herstelt alle standaard kopieeropties.
Standaard faxen
: Stelt alle faxinstellingen opnieuw in op de standaardinstellingen.
Standaard scannen
: Herstelt alle standaard scanopties.
Verzendrapport
: Wist alle records van uw verzonden faxen.
Ontvangstrapport
: Wist alle records van uw ontvangen faxen.
5
Druk op wanneer het venster verschijnt waarin om een bevestiging wordt gevraagd.
Het geselecteerde geheugen wordt gewist.
6
Druk op het home-pictogram ( ) om terug te keren naar de stand-bymodus.
263
Back-up van gegevens
Gegevens kunnen per ongeluk uit het geheugen van de printer worden gewist door een
stroomonderbreking of een opslagfout. Met een back-up beschermt u uw e-mail-/fax-items
en de systeeminstellingen door ze als back-upbestanden op een USB-geheugenstick
op te slaan.
OPMERKING: Telefoonlijsten kunt u opslaan in de bestandsindeling CSV. Op deze manier kunt
u de telefoonlijst op uw computer controleren of wijzigen.
Back-up van gegevens
1
Steek de USB-geheugenstick in het USB-geheugenslot van de printer.
2
Druk op
Instelling
Apparaatinstellingen
vanuit het beginscherm.
3
Druk op de toets
Volg.
().
4
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om
Initiële instellingen
te selecteren.
5
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om de instelling voor export te selecteren en druk
op
Inst. export.
.
6
Druk op de optie waarvan u een back-up wilt maken.
7
Druk op wanneer het venster verschijnt waarin om een bevestiging wordt gevraagd.
De gegevens worden als back-up op de USB-geheugenstick opgeslagen.
8
Druk op het home-pictogram ( ) om terug te keren naar de stand-bymodus.
Gegevens terugzetten
1
Steek de USB-geheugenstick in het USB-geheugenslot van de printer.
2
Druk op
Instelling
Apparaatinstellingen
vanuit het beginscherm.
3
Druk op de toets
Volg.
().
4
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om
Initiële instellingen
te selecteren.
5
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om de instelling voor import te selecteren en druk
op
Inst. import.
.
6
Druk op de optie waarvan u een back-up wilt maken.
7
Druk op wanneer het venster verschijnt waarin om een bevestiging wordt gevraagd.
De gegevens worden als back-up op de USB-geheugenstick opgeslagen.
8
Druk op het home-pictogram ( ) om terug te keren naar de stand-bymodus.
264
De printer reinigen
Volg, om de afdrukkwaliteit te behouden, onderstaande reinigingsinstructies elke keer
dat u de tonercassette vervangt of wanneer er problemen met de afdrukkwaliteit zijn.
OPMERKING: Raak de transportrol onder de tonercassette niet aan, wanneer u de printer aan
de binnenzijde reinigt. Vet van uw vingers kan problemen met de afdrukkwaliteit veroorzaken.
LET OP: Ontvettingsmiddelen die alcohol of andere sterke substanties bevatten, kunnen
de printerkast doen verkleuren of barsten.
De printer aan de buitenzijde reinigen
Reinig de printerbehuizing met een zachte, licht vochtige, niet-pluizende doek.
Zorg dat er geen water op of in de printer druipt.
De printer aan de binnenzijde reinigen
Papier, toner en stofdeeltjes kunnen zich ophopen binnenin de printer en problemen
met de printkwaliteit veroorzaken, bijvoorbeeld vegen of tonervlekken. Maak de printer
aan de binnenzijde schoon om deze problemen te vermijden.
1
Zet de printer uit en trek de stekker uit het stopcontact. Wacht geruime tijd
om de printer af te laten koelen.
2
Open de voorklep en trek de tonercassettes recht eruit. Plaats de tonercassette
op een schoon, horizontaal oppervlak.
LET OP: Om beschadiging te voorkomen, mag u de tonercassette niet langer dan enkele
minuten blootstellen aan licht.
LET OP: Raak de groene onderzijde van de tonercassette niet aan. Neem de cassette vast
bij de handgreep om te vermijden dat u de onderkant aanraakt.
265
3
Verwijder met een droge, niet-pluizende doek eventueel stof en gemorste toner
in en rond de ruimte voor de tonercartridge.
LET OP: Raak de transportrol binnenin de printer niet aan. Vet van uw vingers
kan problemen met de afdrukkwaliteit veroorzaken.
4
Haal voorzichtig een witte katoenen doek over de lange glasplaat (LSU, laserscanner)
boven in de ruimte voor de tonercassette om te zien of er vuil aan blijft zitten.
transportrol
266
5
Steek de tonercassette er opnieuw in en sluit de voorklep.
6
Sluit het netsnoer aan en zet de printer aan.
267
De Scanner reinigen
Houd het scanner- en DADI-glas schoon om een uitstekende kwaliteit van de kopieën, scans
en verstuurde faxen te waarborgen. Dell beveelt aan om de scanner bij het begin van elke dag
en tijdens de dag, wanneer nodig, te reinigen.
OPMERKING: Wanneer er lijnen op gekopieerde of gefaxte documenten te zien zijn, controleert
u of het scanner- en DADI-glas niet vuil zijn.
1
Bevochtig een niet-pluizende, zachte doek of papieren doekje met een beetje water.
2
Open de documentklep.
3
Veeg de glasplaat van de scanner en het glas van de DADI schoon en droog.
OPMERKING: Documenten worden over de DADI-glasplaat verplaatst. Als gevolg hiervan komt
er vuil op de DADI-glasplaat terecht dat moet worden verwijderd.
4
Veeg de onderkant van de witte documentklep en het witte blad schoon en droog.
5
Sluit de documentklep.
1blanco vel
2documentklep
3 DADI-glasplaat
4 glasplaat
1
3
2
4
268
De tonercassette onderhouden
De tonercassette bewaren
Bewaar de tonercassette in de originele verpakking tot u klaar bent om ze te installeren.
Bewaar de tonercassette niet in:
temperaturen boven 40 °C
een omgeving met extreme vochtigheids- of temperatuurschommelingen
rechtstreeks zonlicht
stoffige ruimten
een auto voor een lange periode
een omgeving met corrosieve gassen
een omgeving met ziltige lucht
De toner opnieuw verdelen
Wanneer de toner bijna op is, worden gedeelten van uw document vaag of lichter afgedrukt.
Verschijnt er mogelijk een bericht op het display dat aangeeft dat de toner bijna op is. Schud
de cassette 5 of 6 keer goed heen en weer om de toner gelijkmatig in de cassette te verdelen
en tijdelijk de afdrukkwaliteit te verbeteren.
Dit is niet bedoeld als een oplossing voor de lange termijn, maar zodat u kunt blijven
afdrukken totdat u uw nieuwe tonercassette in huis hebt.
1
Open de klep aan de voorzijde.
2
Verwijder de tonercassette.
269
3
Schud de cassette 5 of 6 keer goed heen en weer om de toner gelijkmatig in de cassette
te verdelen.
OPMERKING: Als er toner in contact komt met uw kleding, veeg de toner dan met een droge
doek af en was uw kleding in koud water. Door warm water hecht de toner zich aan de stof.
LET OP: Raak de groene onderzijde van de tonercassette niet aan. Neem de
cassette vast bij de handgreep om te vermijden dat u de onderkant aanraakt.
4
Houd de tonercassette bij de handgreep en steek ze voorzichtig in de opening van
de printer.
270
5
Uitsteeksels aan de zijkanten van de cassette en corresponderende groeven in de printer
voeren de cassette naar de juiste positie totdat deze volledig op haar plaats klikt.
6
Sluit de voorklep. Controleer of de klep goed dicht is.
De tonercassette vervangen
Wanneer de toner uiteindelijk op is, worden nog maar blanco pagina's bij het versturen van een
afdruk- of kopieertaak verstuurd. In het display verschijnt mogelijk een bericht dat aangeeft
dat de toner bijna op is.
In dat geval worden de inkomende faxen enkel in het geheugen bewaard en worden ze niet
afgedrukt. Dit betekent dat de tonercassette moet worden vervangen.
Bestel een extra tonercassette zodat u deze bij de hand hebt, wanneer de huidige cassette niet
langer behoorlijke afdrukken levert. Zie "
Verbruiksartikelen bestellen" om tonercassettes
te bestellen.
LET OP: Gebruik voor de beste resultaten een tonercassette van Dell. De afdrukkwaliteit en
printerbetrouwbaarheid worden niet gewaarborgd als u geen verbruiksartikelen van
Dell gebruikt.
De tonercassette vervangen:
1
Open de klep aan de voorzijde.
271
2
Verwijder de tonercassette.
3
Haal de nieuwe tonercassette uit de verpakking.
4
Verwijder de verpakkingstape en schud de cassette grondig heen en weer om de toner
gelijkmatig te verdelen.
Bewaar het verpakkingsmateriaal.
OPMERKING: Als er toner in contact komt met uw kleding, veeg de toner dan met een droge
doek af en was uw kleding in koud water. Door warm water hecht de toner zich aan de stof.
LET OP: Raak de groene onderzijde van de tonercassette niet aan. Neem
de cassette vast bij de handgreep om te vermijden dat u de onderkant aanraakt.
5
Houd de tonercassette bij de handgreep en steek ze voorzichtig in de opening
van de printer.
6
Uitsteeksels aan de zijkanten van de cassette en corresponderende groeven in de printer
voeren de cassette naar de juiste positie totdat deze volledig op haar plaats klikt.
7
Sluit de voorklep. Controleer of de klep goed dicht is.
272
De drum reinigen
Wanneer de afdruk strepen of vlekken bevat, moet u wellicht de OPC-drum (Organic Photo
Conductor: organische fotogeleider) van de tonercassette reinigen.
1
Voordat u de reinigingsprocedure start, moet u ervoor zorgen dat er papier
in de papierlade is geplaatst.
2
Druk op
Instelling
vanuit het beginscherm.
3
Druk op
Onderhoud
Volg.
().
4
Druk op
Drum reinigen
.
De printer drukt een reinigingspagina af. Tonerdeeltjes op het oppervlak
van de drum hechten zich hierbij aan het papier.
5
Als het probleem aanhoudt, herhaalt u de stappen 3 tot en met 4 tot er geen
tonerdeeltjes meer op het papier te zien zijn.
Vervangingsonderdelen
Af en toe moet u de rollen en de fixeereenheid vervangen om de topprestaties te behouden
en om problemen te voorkomen met de afdrukkwaliteit en de papiertoevoer omwille van
versleten onderdelen.
De volgende items moeten worden vervangen nadat u het opgegeven aantal pagina's hebt
afgedrukt.
Contacteer uw Dell-vertegenwoordiger of de handelaar bij wie u de printer kocht
om vervangingsonderdelen te kopen. We raden u ten zeerste aan om deze items door
een geschoolde vakman te laten installeren.
Item Aantal afdrukken (gemiddeld)
Rubberen matje van de
DADI
Circa 20.000 pagina’s
Transportrol Circa 70.000 pagina’s
Fixeereenheid Circa 80.000 pagina’s
Rubbermat in lade Circa 100.000 pagina’s
Opneemrol Circa 150.000 pagina’s
273
Verbruiksartikelen bestellen
U kunt verbruiksartikelen bestellen door gebruik te maken van het Dell Toner
Management-systeem of de
Dell Webprinterconfiguratie
.
Als de printer op een netwerk is aangesloten, typt u het adres van de printer in uw webbrowser
en klikt u op de koppeling voor verbruiksartikelen.
1
Dubbelklik op het pictogram
Toner voor de Dell 2355 dn multifunctionele laserprinter
bestellen
op het bureaublad.
OF
2
Ga naar het menu
Start
en selecteer
Programma’s Dell Printers Dell 2355dn
Laser MFP Toner voor de Dell 2355 dn multifunctionele laserprinter bestellen
.
Het venster Tonercassettes bestellen wordt geopend.
Ga naar
premier.dell.com
of
www.premier.dell.com
om online verbruiksartikelen
te bestellen.
Voor een telefonische bestelling belt u het nummer dat onder de kop
Telefonisch
bestellen
verschijnt.
OF
274
Als de printer op een netwerk is aangesloten, typt u het IP-adres van de printer in
uw webbrowser om het
Dell Webprinterconfiguratie
te starten en klikt u op de
koppeling voor verbruiksartikelen.
OPMERKING: Kijk in de volgende tabel voor de bestelling van tonercassettes.
Tonercassette Artikelnummer
Dell Standard Capacity Toner Cartridge
(3 000 pagina's
a
)
a Standaardpaginadekking volgens ISO-normen in overeenstemming met de testmethode ISO/IEC 19752.
CR963
Dell High Capacity Toner Cartridge (10.000 pagina's
a
)YTVTC
Problemen oplossen
Papierstoringen in de DADI verhelpen
Papierstoringen in de papierlade verhelpen
Foutberichten op het display oplossen
Problemen oplossen
276
Papierstoringen in de DADI verhelpen
Wanneer een document vastloopt in de DADI, verschijnt een waarschuwingsbericht
op het display.
OPMERKING: Gebruik voor dik, dun of gemengde documenten het de glasplaat, om te vermijden
dat documenten vastlopen.
1
Haal de overige documenten uit de DADI.
Wanneer het document in de papiertoevoer is vastgelopen:
a
Open de klep van de DADI.
b
Verwijder het document door er zachtjes aan te trekken.
277
c
Sluit de klep van de DADI. Plaats het document opnieuw in de DADI.
Wanneer het document in de papieruitvoer is vastgelopen:
a
Open de klep van de DADI.
b
Open de documentinvoerlade in opwaartse richting en trek het document
voorzichtig uit de DADI.
278
c
Verwijder het document door er zachtjes aan te trekken.
d
Sluit de klep van de DADI en de documentinvoerlade. Plaats de documenten
vervolgens terug in de DADI.
Wanneer het document is vastgelopen in het duplexpad:
a
Open de klep van de DADI.
279
b
Open de binnenklep van de DADI.
c
Verwijder het document door er zachtjes aan te trekken.
d
Sluit de binnenklep van de DADI en de klep van de DADI. Plaats de documenten
vervolgens terug in de DADI.
2
Als u het papier niet kunt zien of het vastgelopen papier er niet uit kunt trekken, opent
u de documentklep.
280
3
Verwijder het papier uit het uitvoergebied door het voorzichtig naar rechts te trekken.
4
Sluit de documentklep. Plaats de documenten vervolgens terug in de DADI.
Papierstoringen in de papierlade verhelpen
De melding
Papierstoring
verschijnt in het display. Raadpleeg de onderstaande tabel
om te kijken waar het papier is vastgelopen en verwijder het vastgelopen papier.
Trek het vastgelopen papier voorzichtig en langzaam naar buiten om te voorkomen
dat het scheurt. Volg de onderstaande stappen om het vastgelopen papier te verwijderen.
Boodschap
Bedieningspaneel
Plaats Ga naar
Papierstoring in lade 1
Papierstoring in de optionele
lade 2
Papierstoring in de MPF
Vastgelopen Papier bij invoer (lade 1)
Vastgelopen Papier bij invoer
(optionele lade 2)
Vastgelopen Papier bij invoer (MPF)
"
Vastgelopen Papier bij invoer
(lade 1)". "Vastgelopen Papier
bij invoer (optionele lade 2)".
"Papierstoring in de MPF".
Papierstoring binnenin het
apparaat
Papierstoring bij de fixeereenheid "Papierstoring bij de
fixeereenheid".
Papierstoring in het
uitvoergebied
tussen de fixeereenheid en het
papieruitvoergebied
"Papierstoring bij uitvoer".
Papierstoring in
de duplex lade
tussen de duplex- en de fixeereenheid "Papierstoring 0 in de
duplexeenheid".
Papierstoring in het
duplexpad binnenin het
apparaat
in de duplexeenheid "Papierstoring 1 in de
duplexeenheid".
281
Vastgelopen Papier bij invoer (lade 1)
1
Open de klep aan de voorzijde en sluit deze weer. Het vastgelopen papier verlaat
automatisch de printer.
Als het papier niet uit het apparaat komt, gaat u naar de volgende stap.
2
Trek het papiermagazijn open.
282
3
Verwijder het papier door het helemaal eruit te trekken.
Wanneer u het papier niet kunt zien of wanneer u het niet loskrijgt door eraan te trekken,
controleer de zone rond de fixeereenheid. Voor meer informatie verwijzen we naar
"
Papierstoring bij de fixeereenheid".
4
Steek de papierlade in de printer tot ze op haar plaats zit.
De printer gaat automatisch door met afdrukken.
Vastgelopen Papier bij invoer (optionele lade 2)
1
Trek optionele lade 2 open.
283
2
Verwijder het vastgelopen papier uit de printer.
Wanneer u het papier daar niet ziet of wanneer u het niet loskrijgt door eraan te trekken,
ga naar de volgende stap.
3
Trek Lade 1 half uit de printer.
4
Trek het papier recht naar boven en verwijder het.
5
Schuif de lades terug in de printer.
De printer gaat automatisch door met afdrukken.
284
Papierstoring in de MPF
1
Als het papier niet goed wordt ingevoerd, trekt u het uit de printer.
2
Open en sluit de klep aan de voorzijde om door te gaan met afdrukken.
Papierstoring bij de fixeereenheid
VOORZICHTIG: Het gebied rond de fixeereenheid is heet. Wees voorzichtig wanneer u papier
uit de printer verwijdert.
1
Open de voorklep en trek de tonercassette voorzichtig helemaal eruit.
285
2
Verwijder het papier door het helemaal eruit te trekken.
3
Plaats de tonercassette terug en sluit de klep aan de voorzijde.
De printer gaat automatisch door met afdrukken.
Papierstoring bij uitvoer
1
Open de klep aan de voorzijde en sluit deze weer. Het vastgelopen papier verlaat
automatisch de printer.
Als het papier niet uit het apparaat komt, gaat u naar de volgende stap.
286
2
Trek het papier voorzichtig uit de uitvoerlade.
3
Wanneer u het papier niet in de uitvoerlade kunt zien of u het niet loskrijgt door eraan
te trekken, open dan de achterklep.
4
Als u het vastgelopen papier ziet, drukt u twee blauwe drukhendels omhoog en verwijdert
u het papier. Ga verder met stap 9
.
Wanneer u geen papier ziet, ga naar de volgende stap.
287
5
Open de achterklep volledig, zoals wordt afgebeeld.
6
Vouw de duplex-geleider volledig uit.
288
7
Open de klep van de fixeereenheid terwijl u de hendel van de fixeereenheid naar rechts
duwt.
OPMERKING: Zorg ervoor dat de duplexgeleider is opengevouwen voordat u de klep
van de fixeereenheid opent om te voorkomen dat de klep van de fixeereenheid wordt beschadigd.
8
Trek het vastgelopen papier uit het apparaat.
Wanneer u het vastgelopen papier niet loskrijgt door eraan te trekken, drukt u de twee
blauwe drukhendels omhoog om het papier los te maken. Verwijder vervolgens het papier.
9
Plaats de klep van de fixeereenheid en de duplexgeleider terug in hun oorspronkelijke
positie.
10
Sluit de achterklep.
11
Open de klep aan de voorzijde en sluit deze weer.
De printer gaat automatisch door met afdrukken.
289
Storing in duplex
Papierstoring 0 in de duplexeenheid
1
Trek de duplexeenheid uit de printer.
2
Verwijder het vastgelopen papier uit de duplexeenheid.
290
Als het papier er via de duplexeenheid niet uitkomt, verwijdert u het via de onderkant
van de printer.
3
Duw de duplexeenheid naar de printer toe.
4
Open de klep aan de voorzijde en sluit deze weer.
De printer gaat automatisch door met afdrukken.
LET OP: Als de duplexeenheid niet op de juiste manier wordt teruggeplaatst, kan een
papierstoring ontstaan.
Papierstoring 1 in de duplexeenheid
1
Open de achterklep.
2
Vouw de duplex-geleider volledig uit.
291
3
Trek het vastgelopen papier uit het apparaat.
4
Plaats de duplexgeleider terug en sluit de achterklep.
5
Open de klep aan de voorzijde en sluit deze weer.
De printer gaat automatisch door met afdrukken.
Tips om papierstoringen te vermijden
U kunt de meeste papierstoringen vermijden door het juiste type papier te selecteren. In geval
van een papierstoring volgt u de stappen beschreven onder "
Papierstoringen in de papierlade
verhelpen".
Volg de aanwijzingen onder "
Printmedia in de papierlade plaatsen". Zorg ervoor
dat de aanpasbare geleiders goed op hun plaats zitten.
Plaats niet te veel papier in de papierlade. Zorg ervoor dat het papier niet hoger komt
dan de maximummarkering aan de binnenkant van de papierlade.
Open de papierlade niet tijdens het afdrukken.
Buig het papier, waaier het uit en maak er een rechte stapel van alvorens het te laden.
Gebruik geen gekreukeld, vochtig of gekruld papier.
Doe geen verschillende soorten papier in het magazijn.
Gebruik alleen aanbevolen afdrukmateriaal. Zie "
Papierspecificaties".
Zorg dat de aanbevolen afdrukzijde van het afdrukmateriaal naar beneden ligt
in de papierlade en naar boven in de MPF.
Controleer of de duplexeenheid op de juiste manier is geïnstalleerd.
292
Foutberichten op het display oplossen
OPMERKING: Als linksboven een uitroepteken ( ) of kruisje ( ) wordt weergegeven, drukt
u op het kruisje om door gedetailleerde informatie te bladeren.
OPMERKING: [xxx] geeft het type afdrukmedia aan.
OPMERKING: [yyy] geeft de lade aan.
OPMERKING: [zzz] geeft het papierformaat aan.
OPMERKING: Bij sommige foutberichten op het LCD of het bedieningspaneel staan afbeeldingen.
OPMERKING: Als het bericht niet in de tabel voorkomt, zet u het apparaat uit en vervolgens weer
aan en probeert u de afdruktaak opnieuw uit te voeren. Neem contact op met de serviceafdeling
als het probleem zich blijft voordoen.
OPMERKING: Als u contact opneemt met de serviceafdeling, geeft u de inhoud van het bericht
op het display door aan de medewerker van de onderhoudsdienst. Dit helpt bij het oplossen
van het probleem.
OPMERKING: Afhankelijk van de opties verschijnen sommige meldingen mogelijk niet
op het display.
Bericht op het display Betekenis Voorgestelde oplossingen
Faxlijn niet aangesloten De printer krijgt geen verbinding tot een
andere printer of het contact werd
onderbroken omwille van een probleem met
de telefoonlijn.
OF
Geen kiestoon
Probeer het opnieuw. Wanneer
het probleem zich blijft voordoen, wacht
u een uur of probeert u indien mogelijk een
andere telefoonlijn. Probeer daarna
opnieuw verbinding te maken.
Schakel de foutcorrectiemodus in.
Zie "
ECM-modus".
Controleer of het telefoonsnoer goed
is aangesloten. Zie "
Het telefoonsnoer
aansluiten".
Controleer of de telefooncontactdoos in
orde is door er een ander telefoontoestel
op aan te sluiten.
Klep van DADI open
Klep uitvoergebied van
DADI open
De klep van de DADI is niet goed gesloten. Sluit de klep.
Apparaat niet ondersteund Er is een niet-USB-apparaat aangesloten
op de USB-geheugenpoort.
Verwijder het niet-USB-apparaat uit
de USB-geheugenpoort.
293
DADI-papierstoring aan
de ingang
DADI-papierstoring aan
de uitgang
DADI-Papierstoring in
duplexpad
Storing omkeereenh. DADI
Het geplaatste document is vastgelopen
in de DADI.
Verwijder het vastgelopen document.
Zie "
Papierstoringen in de DADI verhelpen".
Duplexventilator 1
geblokkeerd
Duplexventilator 2
geblokkeerd
Er is een probleem opgetreden
in de duplexeenheid.
Trek de stekker uit het stopcontact en steek
deze er weer in. Neem contact op met de
onderhoudsdienst als het probleem zich blijft
voordoen.
Er is geen duplexeenheid
geplaatst
De duplexeenheid is niet geïnstalleerd. Controleer de duplexeenheid.
Papierstoring in de duplex
lade
Het papier is vastgelopen bij het
dubbelzijdig afdrukken.
Verwijder het vastgelopen papier. Zie
"
Papierstoring 0 in de duplexeenheid".
Papierstoring in het
duplexpad binnenin het
apparaat
Het papier is vastgelopen bij het
dubbelzijdig afdrukken.
Verwijder het vastgelopen papier. Zie
"
Papierstoring 1 in de duplexeenheid".
E-mailtaak voltooid met
fout : DNS-fout
Er is een probleem met de DNS-server. Configureer de DNS-instellingen.
E-mailtaak voltooid met
fout : POP3-fout
Er is een probleem met de POP3-server. Configureer de POP3-instellingen.
E-mailtaak voltooid met
fout : Verzending mislukt
Er is een probleem met de SMTP-server. Kies een beschikbare server.
E-mailtaak voltooid met
fout : Verificatie mislukt
Er is een probleem met de
SMTP-verificatie.
Configureer de verificatie-instellingen.
E-mailtaak voltooid met
fout : Probleem met
serververbinding
De verbinding met de SMTP-server is
mislukt.
Controleer of de netwerkkabel op de juiste
wijze is aangesloten.
OF
Neem contact op met uw serverbeheerder.
E-mailtaak voltooid met
fout : Meer e-mails dan wat
server onderst.
Het e-mailbericht is groter dan de door
de SMTP-server ondersteunde grootte.
Splits uw e-mailbericht op of verlaag
de resolutie.
E-mailtaak voltooid met
fout : Mail is te groot
Er staan meer gegevens op een pagina dan
de ingestelde grootte van het bericht
toelaat.
Verlaag de resolutie en probeer het opnieuw.
Bericht op het display Betekenis Voorgestelde oplossingen
294
E-mailtaak voltooid met
fout : Geheugen vol
Het geheugen is vol. Verwijder gegevens uit het geheugen.
E-mailtaak voltooid met
fout : Geen toegewezen
groep
Er is geen individueel nummer of er is geen
e-mailadres toegewezen.
Voer het nummer of e-mailadres handmatig
in via het numerieke toetsenblok.
E-mailtaak voltooid met
fout : Pop3
Er is een probleem met de POP3-server. Configureer de POP3-instellingen.
Faxfout Er is een probleem opgetreden
in de faxeenheid.
Trek de stekker uit het stopcontact en steek
deze er weer in. Neem contact op met de
onderhoudsdienst als het probleem zich blijft
voordoen.
Faxtaak voltooid met fout
Incompatiable
Het ontvangen faxnummer is in het
geheugen als ongewenst faxnummer
opgeslagen.
Verander de optie Instelling Ongewenste
Faxnummers.
Faxtaak voltooid met fout :
Communicatiefout
Het apparaat heeft een
communicatieprobleem.
Vraag de afzender om de fax opnieuw
te verzenden.
Faxtaak voltooid met fout :
Groep nietbeschikbaar
U hebt geprobeerd om een
groepslocatienummer te selecteren terwijl
er slechts een locatienummer mag worden
gebruikt, zoals bij het toevoegen van
locaties voor een verzending naar meerdere
bestemmingen.
Gebruik een snelkiesnummer of kies
het nummer handmatig.
Faxtaak voltooid met fout :
Lijn bezet
Het ontvangende faxapparaat antwoordt
niet of de lijn is al in gebruik.
Wacht enkele minuten en probeer
het opnieuw.
Faxtaak voltooid met fout :
Lijnfout
Uw apparaat kan geen verbinding tot stand
brengen met het ontvangende faxapparaat
of de verbinding is verbroken als gevolg van
een probleem met de telefoonlijn.
Probeer het opnieuw. Als het probleem zich
blijft voordoen, wacht u een uurtje tot de lijn
vrij is en probeert u het opnieuw.
OF
Schakel de foutcorrectiemodus in.
Faxtaak voltooid met fout :
Geen antwoord
Het extern faxapparaat heeft na
verschillende kiespogingen nog niet
geantwoord.
Probeer het opnieuw. Controleer het
nummer om er zeker van te zijn dat de fax
kan worden ontvangen.
Faxtaak voltooid met fout :
Geheugen vol
Het geheugen is vol.
Splits de verzending op in meer dan één
operatie.
Druk ontvangen faxen af.
Annuleer de gereserveerde fax in de functie
Fax met voorrang
.
Bericht op het display Betekenis Voorgestelde oplossingen
295
Probleem met fuser
Te koud
Te heet
Probleem met fixeereenheid
Er is een probleem met de fixeereenheid
(fuser).
Trek de stekker uit het stopcontact en steek
deze er weer in. Neem contact op met de
onderhoudsdienst als het probleem zich blijft
voordoen.
Hub niet ondersteund Er is een USB-hubapparaat aangesloten op
de USB-geheugenpoort.
Verwijder het USB-hubapparaat uit
de USB-geheugenpoort.
Ongeldige cassette De door u geïnstalleerde tonercassette is
niet geschikt voor uw printer.
Installeer een tonercassette van Dell die voor
uw printer werd ontwikkeld.
IP-conflict Het IP-adres wordt door een andere
gebruiker gebruikt.
Controleer het IP-adres of stel een nieuw
IP-adres in.
Load the following media in
the [yyy]
Papierformaat: [zzz]
Type papier: [xxx]
Ga door / Sluiten
De papierlade is leeg. Plaats papier in de lade. Zie "
Printmedia in
de papierlade plaatsen".
LSU-motorfout
Ventilator van LSU
geblokkeerd
LSU Hsync-fout
Er is een probleem met de scanner (LSU,
Laser Scanning Unit).
Haal de stekker uit het stopcontact en steek
deze er weer terug. Als het probleem zich
blijft voordoen, neem dan contact op met
een servicecentrum.
Hoofdmotor geblokkeerd Er is een probleem met de hoofdmotor. Haal de stekker uit het stopcontact en steek
deze er weer terug. Als het probleem zich
blijft voordoen, neem dan contact op met
een servicecentrum.
Geheugenfout Geheugenfout. Haal de stekker uit het stopcontact en steek
deze er weer terug. Als het probleem zich
blijft voordoen, neem dan contact op met
een servicecentrum.
Geheugen vol Het geheugen is vol. Verwijder overbodige documenten en probeer
het opnieuw.
Fout netwerkkabel De netwerkkabel is niet aangesloten. Sluit de netwerkkabel aan. Zie "
De printer
aansluiten op het netwerk".
Fout netwerkkaart Er is geen netwerkkaart geplaatst. Plaats de netwerkkaart.
Document te groot Het origineel is te lang voor de scanner. Controleer de grootte van het origineel.
Bericht op het display Betekenis Voorgestelde oplossingen
296
Papierstoring in de MPF
Papierstoring in lade 1
Papierstoring in de
optionele lade 2
Er is papier vastgelopen in het
invoergedeelte bij de papierlade.
Verwijder het vastgelopen papier.
Zie "
Vastgelopen Papier bij invoer
(lade 1)", "Vastgelopen Papier bij
invoer (optionele lade 2)" of
"Papierstoring in de MPF".
Papierstoring binnenin het
apparaat
Er is papier vastgelopen in het apparaat. Verwijder het vastgelopen papier.
Zie "
Papierstoring bij de fixeereenheid".
Papierstoring in het
uitvoergebied
Er is papier vastgelopen in de fixeereenheid
en het uitvoergebied.
Verwijder het vastgelopen papier.
Zie "
Papierstoring bij uitvoer".
Controleer
Cassettegebied
Er is papier vastgelopen in het fixeergebied. Verwijder het vastgelopen papier.
Zie "
Papierstoring bij de fixeereenheid".
Klep fixeereenheid open De klep van de fixeereenheid is niet goed
gesloten.
Open de achterklep en sluit de klep van
de fixeereenheid tot deze vastklikt.
Zie "
Papierstoring bij uitvoer" als u wilt
weten waar de klep van de fixeereenheid zich
bevindt.
Achterklep open De achterklep was geopend. Sluit de achterklep.
Scanner lock is engaged,
unlock it
De scannermodule is vergrendeld. Ontgrendel de scanner.
Scantaak voltooid met fout :
bestand bestond al
Er is al een bestand met dezelfde naam
aanwezig.
Voer een andere bestandsnaam in.
Scantaak voltooid met fout :
bestandsnaam te lang
Alle bestandsnamen zijn al in gebruik. Verwijder de bestanden die u niet nodig hebt.
Scantaak voltooid met fout :
bestandstoegang geweigerd
U bent ingelogd op de netwerkserver. U
kreeg echter geen toegang tot het bestand
op de netwerkserver.
Wijzig de serverinstellingen.
Zelf diagnose...
Een ogenblik geduld
De printermotor controleert een aantal
problemen.
Een ogenblik geduld.
SMPS-fout Er is een probleem opgetreden
in de SMPS-eenheid.
Haal de stekker uit het stopcontact en steek
deze er weer terug. Als het probleem zich
blijft voordoen, neem dan contact op met
een servicecentrum.
Bericht op het display Betekenis Voorgestelde oplossingen
297
Prullenbak vol De documentuitvoerlade is vol. De documentuitvoerlade kan tot 150 vellen
normaal papier bevatten. Zodra het papier
uit de documentuitvoerlade is verwijderd,
gaat de printer door met afdrukken.
Geen tonercassette
geïnstalleerd
Er is geen tonercassette geplaatst. Plaats een tonercassette. Zie "
Tonercassette
plaatsen".
Probleem tonertoevoer Onvoldoende toner toegevoerd. De voorklep is niet goed vergrendeld.
Sluit de klep goed. Deze moet vastklikken.
Probleem met tonercassette Fout tonercassette. De voorklep is niet goed vergrendeld.
Sluit de klep goed. Deze moet vastklikken.
Toner bijna op
Vervang toner nu
De tonercassette is leeg. Vervang de tonercassette door een nieuwe.
Zie "
De tonercassette vervangen".
Toner op De tonercassette is bijna op. De tonercassette is leeg.
Vervang de tonercassette door een nieuwe
voor de beste afdrukkwaliteit.
Zie "
De tonercassette vervangen".
Toner bijna op De tonercassette is bijna leeg. Haal de tonercassette eruit en schud ze heen
en weer. Zo kunt u de afdrukkwaliteit tijdelijk
verhogen.
OF
Vervang de tonercassette door een nieuwe
voor de beste afdrukkwaliteit.
Zie "
De tonercassette vervangen".
Lade 2 open Lade 2 is niet goed gesloten. Sluit lade 2.
Onbruikbaar apparaat Er is een niet-USB-opslagapparaat,
bijvoorbeeld een USB-muis, aangesloten op
de USB-geheugenpoort.
Verwijder het niet-USB-opslagapparaat
uit de USB-geheugenpoort.
USB-taak voltooid met fout :
niet-ondersteund
bestandstype
Het geselecteerde bestandstype wordt niet
ondersteund.
Voer het juiste bestandstype opnieuw in.
Bericht op het display Betekenis Voorgestelde oplossingen
298
Problemen oplossen
In het onderstaande overzicht vindt u enkele mogelijke problemen met de aanbevolen oplossingen.
Voer de stappen uit in de aangegeven volgorde tot het probleem is verholpen. Als het probleem zich blijft
voordoen, neemt u contact op met Dell.
Problemen met papierinvoer
Toestand Voorgestelde oplossingen
Papier loopt vast tijdens
afdrukken.
Verwijder het vastgelopen papier. Zie "Papierstoringen in de papierlade verhelpen".
Papier kleeft aan elkaar.
Zorg dat er niet te veel papier in de papierlade ligt. De lade is geschikt voor maximaal
250 vel papier, afhankelijk van de papierdikte.
Zorg dat u het juiste type papier gebruikt. Zie "
Papierspecificaties".
Haal het papier uit de papierlade en buig het of waaier het uit.
In vochtige omstandigheden kunnen bepaalde papiersoorten aan elkaar blijven kleven.
Invoerprobleem met een aantal
vellen tegelijk.
Er kan niet meer dan één papiersoort tegelijk in de lade worden geladen. Plaats papier
van maar één soort, formaat en gewicht.
Als het papier is vastgelopen doordat er meer vellen tegelijk zijn ingevoerd, verwijdert
u deze. Zie "
Papierstoringen in de papierlade verhelpen".
Er wordt geen papier
in de printer ingevoerd.
Verwijder alle obstructies in de printer. Zie "De printer aan de binnenzijde reinigen".
Het papier werd niet goed in de lade gelegd. Verwijder het papier en plaats het
op de juiste manier in de lade.
Er ligt te veel papier in de papierlade. Verwijder het teveel aan papier.
Het papier is te dik. Gebruik alleen papier dat voldoet aan de vereisten van de printer.
Zie "
Papierspecificaties".
Het papier blijft vastlopen.
Controleer of u het juiste papierformaat hebt geselecteerd. Zie "Het papierformaat
instellen".
U gebruikt een verkeerde papiersoort. Gebruik alleen papier dat voldoet
aan de vereisten van de printer. Zie "
Papierspecificaties".
Mogelijk zitten er materiaalresten in de printer. Open de voorklep en verwijder
de resten.
Transparanten plakken aan
elkaar in de papieruitvoerlade.
Gebruik alleen transparanten die voor laserprinters bedoeld zijn. Verwijder
elk transparant zodra het uit de printer komt.
Enveloppen trekken scheef
of worden niet goed ingevoerd.
Zorg dat de papiergeleiders aan beide kanten van de envelop goed zijn ingesteld
(ze moeten de envelop net raken).
299
Afdrukproblemen
Toestand Mogelijke oorzaak Voorgestelde oplossingen
De printer drukt
niet af.
De printer krijgt geen
stroom.
Controleer of het netsnoer is aangesloten. Controleer
de aan/uit-schakelaar en het stopcontact.
De printer is niet ingesteld
als standaardprinter.
Selecteer
Dell 2355dn Laser MFP
als de standaardprinter
in Windows.
Klik op de knop Start Instellingen Printers. Klik met
de rechtermuisknop op het printerpictogram
Dell 2355dn Laser
MFP
en selecteer Als standaardprinter instellen.
Controleer het volgende:
De voor- of achterklep is niet gesloten.
Er is een papierstoring opgetreden.
De papierlade is leeg.
Er is geen tonercassette geplaatst.
Bij een printersysteemfout neemt u contact op met een
servicecentrum.
De kabel tussen
de computer en de printer
is niet juist aangesloten.
Maak de printerkabel los en sluit hem opnieuw aan.
De kabel tussen de
computer en de printer
is mogelijk defect.
Indien mogelijk sluit u de kabel aan op een andere computer
die naar behoren werkt en drukt u een document af. U kunt ook
proberen om een andere printerkabel te gebruiken.
De printer is mogelijk
verkeerd geconfigureerd.
Controleer de printereigenschappen om na te gaan of alle
afdrukinstellingen correct zijn.
Mogelijk is het
printerstuurprogramma
niet goed geïnstalleerd.
De-installeer het printerstuurprogramma en installeer het opnieuw;
zie "
De printersoftware verwijderen" en "Software installeren op
Microsoft
®
Windows
®
-besturingssystemen".
De printer werkt niet naar
behoren.
Controleer het bericht in de display op het bedieningspaneel
om te zien of de printer een systeemfout meldt.
De printer neemt
afdrukmedia op uit
de verkeerde lade.
Mogelijk is in
de printereigenschappen
de verkeerde papierbron
geselecteerd.
In veel softwaretoepassingen kunt u de lade instellen met het
tabblad Papier
onder printereigenschappen. Selecteer de juiste
papierbron. Zie "Papier Tabblad".
Een afdruktaak wordt
uiterst langzaam
afgedrukt.
Mogelijk is de afdruktaak
zeer complex.
Maak de pagina minder complex of wijzig de instellingen voor
de afdrukkwaliteit.
De maximale afdruksnelheid van de printer is 35 ppm voor papier
in Letter-formaat.
300
De helft van
de pagina is blanco.
Mogelijk is de afdrukstand
verkeerd ingesteld.
Wijzig de afdrukstand in het desbetreffende programma. Zie "Basis
Ta b b l a d ".
Het ingestelde
papierformaat stemt niet
overeen met het formaat
van het papier in de lade.
Controleer of het papierformaat dat in het printerstuurprogramma
is ingesteld overeenstemt met het papier in de papierlade.
De printer drukt af,
maar de tekst
is verkeerd, vervormd
of onvolledig.
De printerkabel zit los
of is defect.
Maak de printerkabel los en sluit hem opnieuw aan. Druk een
document af dat u eerder wel correct hebt kunnen afdrukken. Sluit,
indien mogelijk, de kabel en de printer aan een andere computer
aan en probeer een taak af te drukken waarvan u weet dat ze werkt.
Als dit niet helpt, sluit u een nieuwe printerkabel aan.
Het verkeerde
printerstuurprogramma
is geselecteerd.
Controleer in het printerselectiemenu van de toepassing
of uw printer is geselecteerd.
De softwaretoepassing
werkt niet naar behoren.
Probeer een document af te drukken vanuit een andere toepassing.
Het besturingssysteem
werkt niet naar behoren.
Sluit Windows af en start de computer opnieuw op. Schakel de
printer uit en dan weer aan.
Er worden blanco
pagina’s afgedrukt.
De tonercassette is leeg
of beschadigd.
Schud de cassette zorgvuldig. Zie "
De toner opnieuw verdelen".
Indien nodig vervangt u de tonercassette.
Mogelijk bevat het bestand
blanco pagina’s.
Controleer of het bestand blanco pagina’s bevat.
Mogelijk is een onderdeel
van het apparaat defect
(bijvoorbeeld de controller
of het moederbord).
Neem contact op met een medewerker van de klantenservice.
Onder Adobe
Illustrator worden
de afbeeldingen niet
goed afgedrukt.
De instelling in het
programma is niet correct.
Druk het document door
Downloaden als bitmap
te selecteren
in het venster Geavanceerd van het venster met eigenschappen
voor Grafisch.
De afdrukkwaliteit
van de foto’s is niet
goed. De
afbeeldingen zijn niet
duidelijk.
De resolutie van de foto is
zeer laag.
Verklein de afmetingen van de foto. Als u de afmetingen van de foto
in het programma vergroot, wordt de resolutie verlaagd.
Toestand Mogelijke oorzaak Voorgestelde oplossingen
301
Problemen met de afdrukkwaliteit
De binnenkant van de printer is eventueel vuil of ook een slechte plaatsing van het papier beperkt
de afdrukkwaliteit. Raadpleeg de onderstaande tabel om het probleem te verhelpen.
Het apparaat drukt
wel af, maar de tekst
is niet correct,
vervormd of niet
volledig.
Als u in een DOS-omgeving
werkt, is het mogelijk
dat het lettertype voor
uw apparaat verkeerd
is ingesteld.
Voorgestelde oplossingen: Wijzig de lettertype-instelling.
Zie "Hulpprogramma voor printerinstellingen".
Er komt voor het
afdrukken ter hoogte
van de uitvoerlade
stoom uit het
apparaat.
Het gebruik van
geperforeerd papier kan
damp veroorzaken tijdens
het afdrukken.
Dit is geen probleem. Ga gewoon door met afdrukken.
Toestand Mogelijke oorzaak Voorgestelde oplossingen
Toestand Voorgestelde oplossingen
Lichte of vage afdrukken Als u een verticale witte strook of vaag gedeelte op de afdruk ziet:
De toner is bijna op. Door de resterende toner over de cassette te verdelen, kunt u
er waarschijnlijk nog een aantal afdrukken mee maken. Zie "De toner opnieuw verdelen".
Als dit de afdrukkwaliteit niet verbetert, installeert u een nieuwe tonercassette.
Misschien voldoet het papier niet aan de specificaties (bijvoorbeeld te vochtig of te ruw).
Zie "
Papierspecificaties".
Een combinatie van vage plekken en vegen kan erop wijzen dat de tonercassette moet
worden gereinigd. Zie "
De printer aan de binnenzijde reinigen".
Het oppervlak van de laserscanner in de printer is eventueel vuil.
Reinig de laserscannereenheid (zie "
De printer aan de binnenzijde reinigen").
Tonervlekken
Het papier voldoet niet aan de specificaties (bijvoorbeeld te vochtig of te ruw).
Zie "
Papierspecificaties".
Mogelijk is de transportrol vuil. Reinig de binnenkant van de printer. Zie "De printer aan
de binnenzijde reinigen".
Het papierpad is mogelijk aan een reinigingsbeurt toe. Zie "De drum reinigen".
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
302
Onregelmatigheden
Als op willekeurige plaatsen vage, meestal ronde plekken verschijnen:
Er zit mogelijk een slecht vel tussen het papier. Druk het document opnieuw af.
Het vochtgehalte van het papier is niet op alle plaatsen gelijk of het papier bevat
vochtplekken. Probeer papier van een ander merk. Zie "
Papierspecificaties".
Een hele partij papier is niet in orde. Het productieproces kan ertoe leiden dat sommige
delen toner afstoten. Probeer een ander soort of merk papier.
Mogelijk is de tonercassette defect. "
Verticale regelmatige fouten" op de volgende pagina.
Als deze ingrepen de problemen niet verhelpen, neemt u contact op met het
servicecenter.
Witte vlekken
Er verschijnen witte vlekken op de pagina:
Het papier is te ruw en er valt veel vuil van het papier op de interne onderdelen van het
apparaat, wat erop wijst dat de rol vuil kan zijn. Reinig de binnenkant van het apparaat.
Neem contact op met een medewerker van de klantenservice.
Het papierpad is mogelijk aan een reinigingsbeurt toe. Neem contact op met
een medewerker van de klantenservice.
Verticale strepen
Als de pagina zwarte verticale strepen bevat, zitten er waarschijnlijk krassen op de drum
in de tonercassette. Plaats een nieuwe tonercassette. Zie "De tonercassette vervangen".
Als de pagina witte verticale strepen bevat, is het oppervlak van het LSU-gedeelte
binnenin de printer wellicht vervuild. Reinig de laserscannereenheid (zie "
De printer aan
de binnenzijde reinigen").
Grijze achtergrond
Als er in lichte gedeelten te veel toner wordt gebruikt (grijze achtergrond):
Gebruik papier met een lager gewicht. Zie "Papierspecificaties".
Controleer de omgeving van de printer; een zeer droge omgeving (lage vochtigheid) of
een hoge vochtigheid (hoger dan een RV van 80%) kunnen de hoeveelheid
achtergrondschaduw verhogen.
Verwijder de oude tonercassette en plaats een nieuwe. Zie "
De tonercassette vervangen".
Toestand Voorgestelde oplossingen
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
303
Tonervlekken
Reinig de binnenkant van de printer. Zie "De printer aan de binnenzijde reinigen".
Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het papier. Zie "
Papierspecificaties".
Verwijder de tonercassette en plaats een nieuwe. Zie "De tonercassette vervangen".
Verticale regelmatige
fouten
Als de bedrukte zijde van de pagina met gelijke intervallen afwijkingen vertoont:
De tonercassette is mogelijk beschadigd. Druk verscheidene malen achter elkaar
een reinigingspagina af als er een steeds terugkerende onregelmatigheid verschijnt
op het papier (zie "De drum reinigen"). Als u na het afdrukken deze problemen
nog steeds hebt, installeert u een nieuwe tonercassette. Zie "
De tonercassette
vervangen".
Mogelijk zit er toner op onderdelen van de printer. Als de afwijkingen zich
op de achterkant van de pagina bevinden, zal het probleem na enkele pagina’s
waarschijnlijk zichzelf oplossen.
De fixeereenheid is mogelijk beschadigd. Neem contact op met een medewerker
van de klantenservice.
Schaduwvlekken
Schaduwvlekken worden veroorzaakt door een teveel aan toner op de afdruk.
Misschien is het papier te vochtig. Probeer af te drukken op papier van een andere partij.
Maak een pak papier pas open op het moment dat u het gaat gebruiken zodat het papier
niet te veel vocht opneemt.
Als er schaduwvlekken verschijnen op een envelop, wijzigt u de afdruklay-out
om te vermijden dat wordt afgedrukt op een gebied met dikke naden aan de rugzijde.
Afdrukken op naden kan problemen veroorzaken.
Als de hele pagina wordt overdekt door schaduwvlekken, kiest u een andere
afdrukresolutie vanuit de softwaretoepassing of via de printereigenschappen.
Misvormde tekst
Als de tekens misvormd zijn en holle afbeeldingen vormen, is het papier mogelijk te glad.
Probeer een ander soort papier. Zie "
Papierspecificaties".
Als de tekens misvormd zijn en een golvend effect produceren, moet de scannereenheid
mogelijk een onderhoudsbeurt krijgen. Neem contact op met de serviceafdeling.
Toestand Voorgestelde oplossingen
A
304
Papier schuin
Plaats het papier op de juiste manier in de lade.
Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het papier. Zie "
Papierspecificaties".
Zorg ervoor dat papier of andere afdrukmedia juist zijn geplaatst en dat de geleiders niet
te los of te strak zijn afgesteld.
Gekruld of gegolfd
Plaats het papier op de juiste manier in de lade.
Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het papier. Papier kan krullen
als de temperatuur of de vochtigheid te hoog is. Zie "
Papierspecificaties".
Draai de stapel papier in de papierlade om (ondersteboven). Probeer ook om het papier
180° in de papierlade te draaien.
Probeer af te drukken naar de achterklep.
Vouwen of kreuken
Plaats het papier op de juiste manier in de lade.
Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het papier. Zie "
Papierspecificaties".
Draai de stapel papier in de papierlade om (ondersteboven). Probeer ook om het papier
180° in de papierlade te draaien.
Probeer af te drukken naar de achterklep.
Achterkant van afdrukken
is vuil
Controleer op lekkage van de toner. Reinig de binnenkant van de printer. Zie "De printer
aan de binnenzijde reinigen".
Toestand Voorgestelde oplossingen
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
305
Zwarte afdrukken
Mogelijk is de tonercassette niet goed geplaatst. Verwijder de cassette en plaats deze terug
in de printer.
Mogelijk is de tonercassette defect en moet ze worden vervangen. Plaats een nieuwe
tonercassette. Zie "
De tonercassette vervangen".
Mogelijk zijn reparaties aan de printer vereist. Neem contact op met een medewerker
van de klantenservice.
Losse toner
Reinig de binnenkant van de printer. Zie "De printer aan de binnenzijde reinigen".
Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het papier. Zie "
Papierspecificaties".
Plaats een nieuwe tonercassette. Zie "De tonercassette vervangen".
Als het probleem zich blijft voordoen, moet de printer wellicht worden gerepareerd.
Neem contact op met een medewerker van de klantenservice.
Openingen in tekens
In de karakters zijn witte openingen die zwart zouden moeten zijn:
Als dit probleem optreedt bij transparanten, probeert u een ander type transparanten.
In verband met de eigenschappen van transparanten is een beperkte mate van zulke
openingen normaal.
Misschien drukt u af op de verkeerde kant van het papier. Draai de stapel papier
in de papierlade om (ondersteboven).
Mogelijk voldoet het papier niet aan de papierspecificaties. Zie "
Papierspecificaties".
Horizontale strepen
Controleer bij horizontale zwarte strepen of vegen het volgende:
De tonercassette is mogelijk verkeerd geplaatst. Verwijder de cassette en plaats
ze opnieuw.
Mogelijk is de tonercassette defect. Plaats een nieuwe tonercassette.
Zie "
De tonercassette vervangen".
Als het probleem zich blijft voordoen, moet de printer wellicht worden gerepareerd.
Neem contact op met een medewerker van de klantenservice.
Toestand Voorgestelde oplossingen
A
A
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
306
Krullen
Wanneer het afgedrukte papier gekruld is of het papier wordt niet in de printer
opgenomen:
Draai de stapel papier in de papierlade om (ondersteboven). Probeer ook om het papier
180° in de papierlade te draaien.
Probeer via de andere achterklep af te drukken.
Toestand Voorgestelde oplossingen
307
Problemen met faxen
Toestand Voorgestelde oplossingen
Ontvangen faxoproepen worden
niet beantwoord door de printer
Ontvangstmodus
is ingesteld op de modus
Tel
. (modus handmatige ontvangst)
Wellicht is de instelling voor het aantal keer overgaan niet op de juiste wijze ingesteld.
(Stel in de modus
Ant/Fax
de optie
Aantal keer overgaan
in op een hoger cijfer voor
Aantal keer overgaan
dan voor de telefoonbeantwoorder.)
De DRPD-functie is wellicht ingeschakeld, maar u beschikt niet over de service.
Of u beschikt wel over de service, maar de functie is niet op de juiste wijze ingesteld.
Het snoer van de faxlijn is wellicht onjuist aangesloten, of het snoer van de faxlijn
is beschadigd.
De printer kan inkomende faxtonen wellicht niet herkennen omdat er een gesproken
bericht wordt afgespeeld door het antwoordapparaat.
Wellicht interfereert een voicemaildienst met de server terwijl deze probeert
om oproepen te beantwoorden.
Wellicht zijn er problemen met de signaalintegratie van de fax. Voer de
Faxlijn
testen
uit vanaf het bedieningspaneel om de lijnstatus te controleren.
Zie "
De faxlijnverbinding testen".
De printer bewaakt de status van de lijn tijdens het ontvangen of verzenden
van faxtaken. Als tijdens de overdracht een fout optreedt en de
ECM-modus
is
ingesteld op
Aan
, kan door de printer worden verzocht om dat deel van de faxtaak
opnieuw te verzenden. U moet de
ECM-modus
alleen uitschakelen als u problemen
hebt met het verzenden of ontvangen van faxtaken en u bereid bent fouten in
de overdracht te accepteren. Het uitschakelen van de instelling kan handig zijn als
u een fax interlokaal probeert te verzenden of te ontvangen (bijvoorbeeld
internationaal).
Wellicht is het papier van de printer op en is het geheugen vol.
De printer kan geen faxen
ontvangen van een interne
telefoon.
Wellicht is de faxkabel niet goed aangesloten.
Wellicht is de belmodus van de printer of de interne telefoon onjuist ingesteld.
Faxberichten worden niet
automatisch ontvangen.
•De modus
Fax
moet geselecteerd zijn.
Zorg ervoor dat er papier in de papierlade zit.
Controleer of in het display '
Geheugen vol
' verschijnt.
De inkomende fax bevat witte
stukken of is van een slechte
kwaliteit.
Een slechte telefoonlijn kan verbindingsproblemen veroorzaken.
Controleer uw printer door een kopie te maken.
Inkomende faxen zijn te licht. Wellicht is de toner van de printer opgeraakt tijdens het afdrukken van een fax.
Als de toner leeg is, wordt de faxtaak in het geheugen opgeslagen. Vervang de toner
zo snel mogelijk en druk de fax vervolgens opnieuw af.
308
Faxen worden op twee pagina’s
afgedrukt in plaats van op één.
Wellicht is de functie voor automatisch verkleinen ingesteld op Uit. Schakel deze
instelling in.
Inkomende faxen worden niet
door de printer afgedrukt.
Wellicht is de functie Ontv. en doorst. ingesteld op Uit. Schakel deze instelling in.
U kunt de printer zo instellen dat deze alle inkomende faxen doorstuurt naar
specifieke e-mailadressen.
Voer de
Faxlijn testen
uit vanaf het bedieningspaneel
om de lijnstatus te controleren. Zie "De faxlijnverbinding testen".
De fax wordt niet verzonden
door de printer.
Als de printer zich in een PBX-systeem bevindt, genereert het PBX-systeem mogelijk
een toon die niet door de printer kan worden gedetecteerd.
Wellicht zijn er problemen met de signaalintegratie van de fax. Voer de
Faxlijn
testen
uit vanaf het bedieningspaneel om de lijnstatus te controleren.
Zie "
De faxlijnverbinding testen".
Er is geen kiestoon.
Controleer of het telefoonsnoer goed is aangesloten. Voer de
Faxlijn testen
uit vanaf
het bedieningspaneel om de lijnstatus te controleren. Zie "De faxlijnverbinding
testen".
Controleer of de telefooncontactdoos in orde is door er een ander telefoontoestel
op aan te sluiten.
Wellicht zijn er problemen met de signaalintegratie van de fax. Voer de
Faxlijn
testen
uit vanaf het bedieningspaneel om de lijnstatus te controleren. Zie "De
faxlijnverbinding testen".
De printer kiest een nummer,
maar de verbinding met een
ander faxapparaat lukt niet.
Mogelijk is het andere faxapparaat uitgeschakeld, is het papier op of kunnen er geen
inkomende oproepen worden beantwoord. Vraag de gebruiker van het andere
faxapparaat om het probleem op te lossen.
Het verzendproces wordt
afgebroken.
Wellicht werkt het faxapparaat waarnaar u de fax verzendt niet naar behoren.
Wellicht werkt uw telefoonlijn niet.
Wellicht wordt de faxtaak onderbroken door een communicatiefout.
Wellicht is de telefoonlijn slecht.
Wellicht werkt het faxapparaat waarnaar u de fax verzendt niet naar behoren.
De printer bewaakt de status van de lijn tijdens het ontvangen of verzenden van
faxtaken. Als tijdens de overdracht een fout optreedt en de
ECM-modus
is ingesteld
op
Aan
, kan door de printer worden verzocht om dat deel van de faxtaak opnieuw te
verzenden. U moet de
ECM-modus
alleen uitschakelen als u problemen hebt met
het verzenden of ontvangen van faxtaken en u bereid bent fouten in de overdracht te
accepteren. Het uitschakelen van de instelling kan handig zijn als u een fax interlokaal
probeert te verzenden of te ontvangen (bijvoorbeeld internationaal).
Wellicht werkt uw telefoonlijn niet.
Er wordt herhaaldelijk gebeld
naar nummers voor uitgaande
faxen.
De printer kiest een faxnummer automatisch opnieuw als de opties voor automatisch
opnieuw kiezen zijn ingesteld op Aan.
Toestand Voorgestelde oplossingen
309
Problemen met kopiëren
Het bericht dat de faxtaak is
verzonden, is niet ontvangen bij
het andere faxapparaat.
Wellicht is het ontvangende faxapparaat uitgeschakeld of is er een probleem mee.
Het papier kan bijvoorbeeld op zijn.
Wellicht bevindt de fax zich in het geheugen omdat wordt gewacht op het opnieuw
kiezen van een nummer dat in gesprek is of op andere taken die eerst moeten worden
verzonden, of wellicht is de fax ingesteld voor uitgestelde verzending.
Bij verzonden faxen staat een
schaduw op de achterrand van
alle verzonden media.
Het scanformaat van de DADI (flat-bed) is mogelijk onjuist ingesteld.
Halverwege het faxen stopt het
document.
Als u via de DADI documenten verzendt die kleiner zijn dan 5,59 bij 5,83 in
(142 x 148 mm) of groter dan 8,5 bij 14 in. (216 x 356 mm), kan het papier vastlopen
in de DADI. Zie "
Papierstoringen in de DADI verhelpen".
Onvoldoende geheugen. Wellicht verstuurt u een fax die te groot is of waarvan de resolutie te hoog is.
Documenten worden niet in het
geheugen opgeslagen.
Mogelijk is er onvoldoende geheugen om het document op te slaan. Wanneer
de display het bericht Geheugen vol weergeeft, wis dan alle documenten die u niet
meer nodig hebt uit het geheugen en sla het document dan opnieuw op.
Halverwege het faxen wordt het
document niet meer ingevoerd.
De maximumlengte van een pagina die u kunt plaatsen, is 381 mm (15 inches).
Het faxen van een langere pagina stopt bij 381 mm (15 inches).
Er worden geen
telefoongesprekken ontvangen
door de interne telefoon of het
antwoordapparaat die zijn
aangesloten op dezelfde lijn als
de printer.
Wellicht is er een probleem met de aansluiting van het faxsnoer of met
de configuratie. Zie "Aansluitingen".
Wellicht zijn de ontvangstmodus of de instellingen voor het aantal keer overgaan
onjuist ingesteld. Zie "
Faxsysteem instellen".
Wellicht werkt het antwoordapparaat of de interne telefoon niet naar behoren.
Toestand Voorgestelde oplossingen
Toestand Voorgestelde oplossingen
Kopieën zijn te licht of te donker. Gebruik
Contrast
onder
Kopie
om de achtergrond van kopieën lichter of donkerder
te maken.
Uitgesmeerde stukken, lijnen,
vlekken of stippen verschijnen op
kopies.
Als het origineel onregelmatigheden bevat, gebruikt u
Contrast
onder
Kopie
om
de achtergrond van uw kopieën lichter te maken.
Als het origineel geen onregelmatigheden bevat, reinigt u de glasplaat
en de onderkant van de documentklep. Zie "
De Scanner reinigen".
Kopie staat scheef.
Leg het origineel recht op de glasplaat.
Controleer of het kopieerpapier op de juiste manier in het apparaat is geplaatst.
310
Problemen met scannen
Afgedrukte kopieën zijn blanco. Zorg ervoor dat het origineel met de voorzijde naar beneden op de glasplaat ligt
of met de voorzijde naar boven in de DADI
Afdruk geeft gemakkelijk af.
Vervang het papier in de papierlade door papier uit een nieuwe verpakking.
In vochtige omgevingen moet u papier niet te lang ongebruikt in de printer laten.
Kopieerpapier loopt regelmatig
vast.
Waaier de stapel papier uit en leg deze ondersteboven terug in de papierlade. Vervang
het papier in de lade door papier uit een nieuw pak. Indien nodig moet u de
papiergeleiders controleren en instellen.
Gebruik alleen afdrukpapier met het juiste gewicht. Wij bevelen bankpostpapier
met een gewicht van 75 g/m
2
aan.
Controleer of er nog kopieerpapier of stukjes kopieerpapier in de printer zitten nadat
het vastgelopen papier werd verwijderd.
De tonercassette gaat korter mee
dan verwacht.
Mogelijk bevatten uw originelen afbeeldingen, opgevulde vlakken of dikke lijnen.
Denk hierbij aan formulieren, nieuwsbrieven, boeken en andere documenten waar
meer toner voor nodig is.
Misschien blijft de documentklep tijdens het kopiëren vaak openstaan.
Toestand Voorgestelde oplossingen
Toestand Voorgestelde oplossingen
De scanner doet het niet.
Zorg dat u het te scannen document met de voorzijde naar beneden op de glasplaat,
of met de voorzijde naar boven in de DADI plaatst.
Er is mogelijk niet voldoende geheugen beschikbaar voor het document dat u wilt
scannen. Ga na of de prescanfunctie werkt. Probeer een lagere scanresolutie.
Controleer of de USB-kabel goed is aangesloten.
Controleer of de USB-kabel niet is beschadigd. Vervang de kabel door een kabel
waarvan u zeker weet dat hij werkt. Indien nodig vervangt u de kabel.
Controleer of de scanner op de juiste manier is geconfigureerd. Controleer
de applicatie die u wilt gebruiken om er zeker van te zijn dat de scantaak naar de juiste
poort wordt gestuurd.
Het apparaat doet erg lang over
een scanopdracht.
Controleer of de printer ontvangen gegevens afdrukt. Wacht in dat geval met scannen
totdat de afdruktaak is voltooid.
Het inscannen van afbeeldingen kost meer tijd dan het inscannen van tekst.
De communicatiesnelheid kan laag zijn in de scanmodus omdat er veel geheugen
nodig is om de gescande afbeelding te analyseren en reproduceren.
311
Problemen met globale adressen
Het volgende bericht verschijnt
op het computerscherm:
"Apparaat kan niet in de
gewenste H/W-modus staan."
"Poort wordt gebruikt door
een ander programma."
•"Poort is gedeactiveerd."
•"Scanner is bezig met
ontvangen of afdrukken van
data. Probeer het opnieuw
zodra de huidige opdracht
is afgerond."
"Ongeldige toegang."
"Scannen is mislukt."
Er wordt mogelijk een kopieer- of afdruktaak uitgevoerd. Probeer opnieuw wanneer
de huidige taak is voltooid.
De geselecteerde poort is momenteel in gebruik. Start uw computer opnieuw
op en probeer het opnieuw.
De printerkabel is niet goed bevestigd of het apparaat is niet ingeschakeld.
Het scannerstuurprogramma is niet geïnstalleerd of de besturingsomgeving is niet
correct ingesteld.
Zorg ervoor dat de poortaansluiting goed is en dat de stroom is ingeschakeld.
Herstart dan de computer.
Controleer of de USB-kabel goed is aangesloten.
Toestand Voorgestelde oplossingen
Toestand Voorgestelde oplossingen
Maximumaantal LDAP-query’s
overschreden...
Er is een limiet voor het aantal resultaten dat voor elke LDAP-query
van de LDAP-server kan worden opgehaald.
Het aantal resultaten kan liggen tussen 0 en 100.
Stel de query in tussen 1 en 100.
Verificatie LDAP-server
mislukt...
Als een apparaat ongeldige aanmeldingsgegevens heeft (ID of PW), stuurt de
LDAP-server de melding dat de verificatie is mislukt.
LDAP-query mislukt... Als een gebruiker op de toets STOP drukt tijdens de zoekopdracht en er nog geen
resultaten waren opgehaald, verschijnt dit bericht.
LDAP - kenmerk niet
aanwezig...
Het resultaat is afhankelijk van de query van het apparaat.
Als een gebruiker dit foutbericht ziet, kan deze het beste de query wijzigen.
LDAP-adres niet gevonden... Dit bericht verschijnt alleen als de verbinding geslaagd is en er geen zoekresultaten zijn
gevonden.
LDAP-server niet gevonden... Dit bericht kan het gevolg zijn van een fout IP-adres of een server die niet correct
functioneert.
De beheerder kan de fysieke conditie, de apparaatconfiguratie (clientconfiguratie)
en de serverstatus controleren.
Bij de apparaatconfiguratie moet de beheerder het IP-adres, de hostnaam
of het poortnummer controleren.
312
Algemene Windows-problemen
OPMERKING: Raadpleeg de gebruikershandleiding van Mac OS die met uw computer werd meegeleverd voor meer
informatie over Mac OS-foutmeldingen.
Tijdslimiet LDAP
overschreden...
Dit bericht verschijnt alleen als de server foutcode=8 retourneert. Dit wijst op een
time-out van de server.
De server kon niet alle resultaten weergeven binnen de time-out.
Dit is een abnormale reactie die het gevolg is van een fout aan de serverkant.
Een gebruiker kan de werking van de server testen door middel van andere query’s.
Toestand Voorgestelde oplossingen
Toestand Voorgestelde oplossingen
Tijdens de installatie verschijnt
het bericht "Bestand in
gebruik".
Sluit alle softwaretoepassingen af. Verwijder alle software uit de groep Opstarten,
en start vervolgens Windows weer op. Installeer het printerstuurprogramma opnieuw.
Het bericht "Algemene
beschermingsfout",
"OE-uitzondering", "Spool32"
of "Ongeldige bewerking"
verschijnt.
Sluit alle andere toepassingen af, start Windows opnieuw op en probeer opnieuw
af te drukken.
Het bericht "Kan niet
afdrukken" of "Er is een
time-outfout in de printer
opgetreden" verschijnt.
Deze meldingen kunnen tijdens het afdrukken verschijnen. Wacht gewoon even tot het
apparaat klaar is met afdrukken. Als het bericht verschijnt in stand-bymodus of nadat
de afdruk is voltooid, controleert u de aansluiting en/of gaat u na of er een fout
is opgetreden.
313
Gebruikelijke Linux-problemen
Toestand Voorgestelde oplossingen
De printer drukt niet af.
Controleer of het printerstuurprogramma is geïnstalleerd. Open de MFP Configurator
en ga naar het tabblad Printers in het venster Printers Configuration om de lijst met
beschikbare printers weer te geven. Controleer of uw printer in de lijst wordt weergegeven.
Als dit niet zo is, start u de wizard Add new printer om het apparaat in te stellen.
Controleer of de printer is ingeschakeld. Open de Printerconfiguratie en kies uw printer uit
de printerslijst. Bekijk de omschrijving in het paneel Selected printer. Druk op de toets
Start
als de status de tekst "(stopped)" bevat. Hierna zou de printer weer normaal moeten
werken. De status "stopped" kan geactiveerd zijn als er zich problemen met het afdrukken
hebben voorgedaan. U kunt bijvoorbeeld de opdracht geven om een document
af te drukken terwijl de MFP-poort wordt gebruikt door een scantoepassing.
Controleer of de MFP-poort bezet is. Daar de printer en scanner van de MFP
gebruikmaken van dezelfde I/O-interface (MFP-poort), kan het voorkomen dat
verschillende toepassingen dezelfde MFP-poort gelijktijdig benaderen. Om conflicten
te voorkomen mag slechts één toepassing tegelijk een taak uitvoeren op het apparaat.
De andere toepassing waarmee een gebruiker wil afdrukken of scannen krijgt dan
de melding "device busy". Open het venster MFP Ports Configuration en selecteer
de poort die is toegewezen aan uw printer. In het paneel Selected Port kunt u zien of de
poort is bezet door een andere toepassing. Als dit het geval is, wacht u tot de huidige taak
is voltooid of klikt u op de knop "Release port" als u zeker weet dat er een storing
is opgetreden bij de huidige eigenaar.
Controleer of uw toepassing een speciale afdrukoptie heeft, zoals "-oraw". Als "-oraw"
is opgegeven in de opdrachtregel, verwijdert u deze om het afdrukprobleem op te lossen.
In een Gimp front-end kiest u "print"
"Setup printer" en bewerkt u de
opdrachtregelparameter in het opdrachtitem.
314
De printer verschijnt niet in
de scannerlijst.
Controleer of de printer met uw computer is verbonden. Controleer of het apparaat
op de juiste wijze is aangesloten via de USB-poort en is ingeschakeld.
Controleer of het scannerstuurprogramma voor de printer in uw systeem is geïnstalleerd.
Open MFP Configurator, activeer Scanners configuration, en druk vervolgens op Drivers.
Controleer of de lijst in het venster het stuurprogramma bevat dat overeenstemt met
de naam van uw
printer
.
Controleer of de MFP-poort bezet is. Daar de printer en scanner van de MFP
gebruikmaken van dezelfde I/O-interface (MFP-poort), kan het voorkomen dat
verschillende toepassingen dezelfde MFP-poort gelijktijdig benaderen. Om conflicten
te voorkomen mag slechts één toepassing tegelijk een taak uitvoeren op het apparaat.
De andere toepassing waarmee een gebruiker wil afdrukken of scannen krijgt dan
de melding "device busy". Dit gebeurt gewoonlijk bij het begin van een scanprocedure.
Er wordt dan een berichtvenster weergegeven.
Om de oorzaak van het probleem te achterhalen, moet u het venster MFP Ports
Configuration openen en de poort selecteren die is toegewezen aan de scanner. Het
pictogram voor de MFP-poort /dev/mfp0 komt overeen met de aanduiding LP:0 die wordt
weergegeven in de scanneropties, dev/mfp1 verwijst naar LP:1, enzovoort. USB-poorten
beginnen bij dev/mfp4, dus de scanner op USB:0 komt overeen met dev/mfp4, enzovoort.
In het paneel Selected Port kunt u zien of de poort is bezet door een andere toepassing.
Als dit het geval is, wacht u tot de huidige taak is voltooid of klikt u op de knop "Release
port" als u zeker weet dat er een storing is opgetreden bij de huidige eigenaar.
De printer scant niet.
Controleer of er een document is geladen in de printer.
Controleer of het apparaat op de computer is aangesloten. Controleer of het op de juiste
wijze is aangesloten als er een I/O-fout wordt gemeld tijdens het scannen.
Controleer of de MFP-poort bezet is. Daar de printer en scanner van de MFP
gebruikmaken van dezelfde I/O-interface (MFP-poort) kan het voorkomen dat
verschillende toepassingen dezelfde MFP-poort gelijktijdig benaderen. Om conflicten
te voorkomen mag slechts één toepassing tegelijk een taak uitvoeren op het apparaat.
De andere toepassing waarmee een gebruiker wil afdrukken of scannen krijgt dan
de melding "device busy". Dit gebeurt in het algemeen op het moment dat
u de scanprocedure wilt starten. De desbetreffende melding verschijnt dan.
Om de oorzaak van het probleem te achterhalen, moet u het venster MFP Ports
Configuration openen en de poort selecteren die is toegewezen aan de scanner.
Het pictogram voor de MFP-poort /dev/mfp0 komt overeen met de aanduiding LP:0 die
wordt weergegeven in de scanneropties, dev/mfp1 verwijst naar LP:1, enzovoort.
USB-poorten beginnen bij dev/mfp4, dus de scanner op USB:0 komt overeen met
dev/mfp4, enzovoort. In het paneel Selected Port kunt u zien of de poort is bezet door een
andere toepassing. Als dit het geval is, wacht u tot de huidige taak is voltooid of klikt
u op de knop "Release port" als u zeker weet dat er een storing is opgetreden bij
de huidige eigenaar.
Toestand Voorgestelde oplossingen
315
Algemene Macintosh-problemen
Problemen in de Kiezer
r
Ik heb Linux Print Package
(LPP) en het
MFP-stuurprogramma op
dezelfde computer
geïnstalleerd en kan niet
afdrukken.
Daar zowel Linux Printer Package als het MFP-stuurprogramma een symbolische
koppeling maken naar de afdrukopdracht "lpr", die in het algemeen wordt gebruikt
op Unix-kloons, wordt het afgeraden beide stuurprogramma's te gebruiken op één
computer.
Kan niet scannen via Gimp
Front-end.
Controleer of er in Front-end van Gimp "Xsane:Device dialog." staat in het menu
"Acquire". Zoniet, dan moet u de Xsane-plug-in voor Gimp installeren op de computer.
U vindt de Xsane-plug-in voor Gimp op de CD van uw Linux-distibrutie of
op de homepage van Gimp. Zie Help op de CD van uw Linux-distributie of van de Gimp
Front-end-toepassing voor meer informatie.
Als u een ander soort scantoepassing wilt gebruiken, raadpleegt u de Help van die
toepassing.
De foutmelding "Unable to
open MFP port device file!"
verschijnt als er een
document wordt afgedrukt.
Wijzig nooit de parameters van een afdruktaak (met de SLPR-tool bijvoorbeeld) terwijl
er een afdruktaak wordt uitgevoerd. Diverse versies van CUPS-server breken de afdruktaak
af als de afdrukopties worden gewijzigd en proberen vervolgens de taak vanaf het begin
opnieuw uit te voeren. Daar Linux MFP-stuurprogramma’s de MFP-poort tijdens het
afdrukken blokkeren, blijft de poort geblokkeerd door het abrupte afbreken van de taak
zodat de poort niet beschikbaar is voor volgende afdruktaken. Wanneer deze situatie zich
voordoet, probeer dan de MFP- poort vrij te geven.
Toestand Voorgestelde oplossingen
Toestand Voorgestelde oplossingen
De printer drukt een
document niet af vanuit
Acrobat Reader.
Het PDF-bestand en de Acrobat-producten zijn niet compatibel:
Mogelijk kunt u het probleem oplossen door het PDF-bestand af te drukken als afbeelding.
Schakel Afdrukken als afbeelding in de afdrukopties van Acrobat in.
Het document is afgedrukt,
maar de afdruktaak is niet
verdwenen uit de wachtrij in
Mac OS 10.3.2.
Werk uw Mac OS-versie bij tot OS 10.3.3. of hoger.
Bepaalde letters worden niet
normaal weergegeven
tijdens het afdrukken van
het voorblad.
Dit komt omdat Mac OS het lettertype niet kan maken tijdens het afdrukken
van het voorblad. Het Nederlandse alfabet en de Nederlandse cijfers worden normaal
weergegeven op het voorblad.
316
OPMERKING: Raadpleeg de gebruikershandleiding van Mac OS die met uw computer werd meegeleverd voor meer
informatie over Mac OS-foutmeldingen.
Als u op een
Macintosh-computer een
document afdrukt met
Acrobat Reader 6.0 of hoger
worden de kleuren niet op
de juiste wijze afgedrukt.
Mogelijk komt de resolutie-instelling in het printerstuurprogramma niet overeen
met de resolutie-instelling in Acrobat Reader.
Toestand Voorgestelde oplossingen
317
PostScript-fouten (PS) oplossen
OPMERKING: Om een afgedrukt of op het scherm weergegeven bericht te ontvangen, wanneer er een PS-fout
optreedt, opent u het venster Afdrukopties en klikt u op de gewenste selectie naast de sectie van de PostScript-fouten.
Probleem Mogelijke oorzaak Oplossing
Het PostScript-bestand kan
niet worden afgedrukt.
De PostScript-optie is niet
geïnstalleerd.
Druk een configuratiepagina af en controleer of u kunt
afdrukken in PS.
Limit Check Error De afdruktaak is mogelijk te
complex.
Maak de pagina minder complex of wijzig
de instellingen voor de afdrukkwaliteit.
Of breid de geheugencapaciteit uit.
Er wordt een
PostScript-foutenpagina
afgedrukt.
Mogelijk is de afdruktaak geen
PostScript-taak.
Controleer of de afdruktaak een PostScript-taak is.
Controleer of de softwaretoepassing verwachtte dat een
installatiebestand of PostScript-headerbestand naar
de printer werd gestuurd.
Optionele lade 2 is niet
geselecteerd in het
stuurprogramma.
Het printerstuurprogramma werd
niet geconfigureerd om optionele
lade 2 te herkennen.
Open de PostScript-stuurprogramma-eigenschappen,
selecteer het tabblad
Apparaatopties
en stel de optie
Ladeopties
in op
Lade 2
.
318
Toebehoren installeren
Voorzorgsmaatregelen bij het installeren van printertoebehoren
Printergeheugen installeren
De optionele lade 2 installeren
De draadloze netwerkinterfacekaart installeren
320
Voorzorgsmaatregelen bij het installeren van
printertoebehoren
Verwijder nooit de besturingskaart terwijl de printer op het stroomnet is aangesloten.
Om de mogelijkheid van een elektrische schok te vermijden, dient u altijd het netsnoer
los te koppelen wanneer u een interne of externe printeroptie installeert of verwijdert.
De besturingskaart en het interne printergeheugen zijn gevoelig voor statische elektriciteit.
Vooraleer u een intern printergeheugen installeert of verwijdert, moet u de statische
elektriciteit van uw lichaam ontladen door een metalen voorwerp van een toestel aan te raken
dat aangesloten is op een geaarde stroombron. Wanneer u vóór het beëindigen van de
installatie even wilt rondwandelen, moet u nogmaals de statische elektriciteit ontladen.
Printergeheugen installeren
Bijkomend printergeheugen wordt op een Dual In-line Memory Module (DIMM) geleverd.
Uw printer beschikt over 256 MB geheugen. Er kan een extra 256 MB worden geïnstalleerd.
Verwijder niet het vooraf geïnstalleerde geheugen. Voeg gewoon een extra DIMM toe aan
de DIMM-uitgang.
OPMERKING: Uw printer ondersteunt enkel DIMMs van Dell. Bestel DIMMs van Dell on line
bij www.dell.com
.
1
Schakel de printer uit en trek alle kabels uit de printer.
2
Pak het toegangspaneel van de besturingskaart vast en open deze.
3
Neem een nieuwe geheugen-DIMM uit de antistatische verpakking.
321
4
Houd de geheugenmodule vast bij de rand en breng de geheugenmodule op één lijn
met de sleuf in een hoek van ongeveer 30 graden. Zorg dat de inkepingen van de module
en de openingen van de sleuf in elkaar passen.
5
Druk de geheugenmodule voorzichtig in de sleuf tot u een klik hoort.
OPMERKING: De hierboven getoonde inkepingen en openingen kunnen afwijken
van die op de geplaatste DIMM-geheugenmodule en de sleuf.
322
6
Plaats het toegangspaneel van het moederbord terug.
7
Sluit het netsnoer en de printerkabel opnieuw aan, en zet de printer aan.
Nadat de geheugen-DIMM is geïnstalleerd, wordt het bijgewerkte geheugen automatisch
geconfigureerd door de printerstuurprogramma’s.
323
De optionele lade 2 installeren
U kunt de papiercapaciteit van uw printer verhogen door een optionele lade 2 te installeren.
Deze lade kan 250 vellen papier bevatten.
1
Schakel de printer uit en trek alle kabels uit de printer.
2
Verwijder de verpackingstape en de tape op de kabel van de optionele lade 2 van
de onderkant van de optionele lade 2.
3
Zoek de locatie op van de aansluiting voor de optionele papierlade en de afstelpinnen.
324
4
Plaats de printer over de lade, en zet de onderkant van de printer op één lijn
met de afstelpinnen in de optionele lade 2.
5
Steek de kabel in de aansluiting op de achterkant van de printer.
6
Plaats papier in de optionele lade 2. Zie "Papier plaatsen" voor meer informatie over
het plaatsen van papier in deze lade.
7
Sluit de stroomkabel en kabels weer aan en zet de printer aan.
Nadat u de optionele lade 2 hebt geïnstalleerd, wordt lade 2 automatisch gedetecteerd
door de printerstuurprogramma’s.
325
De draadloze netwerkinterfacekaart installeren
Het apparaat is uitgerust met een netwerkinterface waarmee u uw printer in een netwerk kunt
gebruiken. U kunt ook een draadloze netwerkinterfacekaart aanschaffen om de printer
te gebruiken in een draadloze netwerkomgeving. Raadpleeg de gebruikershandleiding van
de netwerkafdrukserver als u meer wilt weten over de installatie van de netwerkafdrukserver.
Raadpleeg de beknopte installatiehandleiding voor draadloze netwerken voor informatie over
het installeren van de draadloze netwerkinterfacekaart en het configureren van de
netwerkparameters.
326
Specificaties
Algemene specificaties
Specificaties scanner en copier
Specificaties van de printer
Specificaties van de fax
Papierspecificaties
328
Algemene specificaties
Item Omschrijving
DADI-invoercapaciteit Max. 50 vellen (75 g/m
2
)
DADI-documentformaat Breedte: 5,6-8,5 in. (142-216 mm)
Lengte: 5,8-14 in. (148-356 mm)
Capaciteit papierinvoer Papierlade (lade 1 en optionele lade 2): 250 vel
75 g/m
2
MPF: normaal papier 50 vel
75 g/m
2
, speciaal papier: 5 vel
75 g/m
2
Papieruitvoercapaciteit Uitvoerlade: 150 vel (voorkant omlaag)
Achterklep: 1 vel (bedrukte zijde boven)
Type papier Papierlade (lade 1 en optionele lade 2): normaal papier (60-90 g/m
2
)
MPF: gewoon papier, transparanten, etiketten, kaartkarton,
postkaart (60-163 g/m
2
), enveloppen (75-90 g/m
2
)
Dubbelzijdig afdrukken: normaal papier (75-90 g/m
2
)
Verbruiksartikelen 1-delig tonercasette-systeem
Voeding 110-127 VAC, 50/60 Hz, 6,5 A
220-240 VAC, 50/60 Hz, 3,5 A
Stroomverbruik
a
Tijdens afdrukken: minder dan 600 W
Tijdens kopiëren: minder dan 600 W
Stand-bymodus: minder dan 80 W
Slaapmodus: minder dan 18 W
Geluidsniveau Afdrukken vanuit standaardlade (enkelvoudig afdrukken): 52 dBA
Afdrukken vanuit optionele lade 2 (enkelvoudig afdrukken): 56 dBA
Dubbelzijdig afdrukken: 52 dBA
Kopiëren (enkelzijdige taak): 54 dBA
Stand-bymodus: Onhoorbaar
Opwarmtijd Minder dan 60 seconden
Omgevingsvoorwaarden Temperatuur: 10
o
C - 32
o
C
Relatieve luchtvochtigheid: 20%-80%
Display 4,3 inch aanraakscherm
329
Specificaties scanner en copier
Levensduur tonercassette
b
Levensduur Tonercassette Standaardcapaciteit van Dell:
3 000 pagina's
Levensduur Tonercassette Hoge Capaciteit van Dell:
10.000 pagina's
Printerafmetingen
(B x D x H)
18,3 x 17,5 x 18,1 in.
(465 x 445 x 460 mm)
RAM (Random Access
Memory)
DDR2 SDRAM 256 MB (standaard)/512 MB (maximaal)
Gewicht Netto: 20,2 kg (inclusief tonercassette), 19,1 kg
(exclusief tonercassette)
Bruto: 24,5 kg (inclusief verbruiksartikelen, accessoires en
verpakking)
Verpakkingsgewicht Papier: 2,8 kg
Plastic: 1,1 kg
a Het energieverbruik kan variëren afhankelijk van de instelling van het apparaat.
b Tonerrendement op basis van afdrukken volgens ISO-normen voor paginadekking in overeenstemming met de
testmethode ISO/IEC 19752. Opbrengst kan verschillen naargelang het gebruik en de omgevingsvariabelen.
Item Omschrijving
Compatibiliteit TWAIN-norm/WIA-norm
Scanmethode DADI en flat-bed
Module Color CCD (Charge Coupled Device)
Scanresolutie Optisch: 600 x 600 dpi (via glasplaat, zwart/wit en kleur),
600 x 600 dpi geïnterpoleerd (via DADI, zwart/wit en kleur)
Verbeterd: 4 800 x 4 800 dpi
Kopieerresolutie 600 x 600 dpi
Effectieve scanlengte Glasplaat: 11,5 in. (293 mm)
DADI: 14 in. (352 mm)
Effectieve scanbreedte 8,2 in. (208 mm)
Kleurdiepte 24 bits
Item Omschrijving
330
Grijstinten 1 bit voor Lineart
8 bit voor Grijswaarden
Scansnelheid (tekst) Glasplaat: 15 (lineart), 20 (grijs), 30 seconden (kleur)
DADI: 15 (lineart), 20 (grijs), 30 seconden (kleur)
Eerste pagina verschijnt na
a
Vanuit stand-bymodus:
via DADI: in 15 seconden
via glasplaat: in 8,5 seconden
Vanuit slaapstand:
via glasplaat: in 35 seconden
Kopieersneheid SDMC (Single Document Multiple Copy): 35 cpm
(kopies per minuut voor Letter), 33 cpm voor A4
MDMC (Multi-document Multiple Copy) voor Tekst, Tekst/Foto,
Foto: 21 cpm (kopies per minuut voor Letter), 20 cpm voor A4
MDSC (Multi-document Single Copy): 7 ipm (afbeeldingen
per minuut) voor Letter, 6 ipm voor A4
MDMC in Foto-modus: 4 cpm
Papierformaat Letter, A4, Legal, Folio, Executive, A5, A6, B5
Zoomfactor Glasplaat, DADI: 25%-400%
Aantal exemplaren 1-500 pagina's
Kopieermodus (= originele
soort)
Tekst, Tekst&Foto, Foto
a De tijd waarna de eerste pagina verschijnt, wordt gemeten op basis van een interne procedure.
Item Omschrijving
331
Specificaties van de printer
Item Omschrijving
Afdrukmethode Laserprinter
Afdruksnelheid (Simplex) Letter: tot 35 ppm (pagina’s per minuut)
A4: tot 33 ppm
Afdruksnelheid (Duplex) Letter: tot 21 ipm (afbeeldingen per minuut)
A4: tot 20 ipm
Papierformaat Papierlade (lade 1 en optionele lade 2): Letter, A4, Legal, Oficio,
Folio, A5, A6, Executive, JIS B5, ISO B5
MPF: Letter, Legal, A4, Oficio, Folio, Executive, A5, A6 kaart,
Briefkaart 4x6, Envelop 10, Envelop COM-10, Envelop DL, Envelop
C5, Envelop C6, Envelop B5, JIS B5, ISO B5
* Min.: 3 x 5 in. (76 x 127 mm)
Max.: 8,5 x 14 in. (216 x 356 mm)
Dubbelzijdig afdrukken: Letter, A4, Legal, Oficio, Folio
Afdrukresolutie Tot 1 200 dpi effectieve output
Emulatie PCL6, PCL5e, PostScript Level3
Lettertypegeheugen 512 KB
Computerinterface USB 2.0 Hi-Speed
Netwerkprotocol TCP/IPv4, IPv6 (DHCP, DNS, 9100, LPR, SNMP, HTTP, IPSec),
EtherTalk, Novell NetWare NDPS-services via TCP/IP & IPP op 5.x,
6.x, DHCP, BOOTP, SLP, SSDP, Bonjour (Rendezvous), DDNS,
WINS, TCP (Port 2000), LPR (Port 515), Raw (Port 9100),
SNMPv1/2/3, HTTP, Telnet, SMTP (e-mailmeldingen)
Client- &
netwerkbesturingssysteem
Windows 2000, XP 64 bit (Home & Pro), XP 32 bit (Home & Pro),
Server 2003 & 2008, Vista 32 bit/64 bit (Starter, Home Basic, Home
Premium, Ultimate, Enterprise & Business), Windows 7, Server
2008 R2
Diverse Linux-besturingssystemen
Mac OS 10.3 ~ 10.6
Novell NetWare NDPS-services via TCP/IP & IPP op 5.x, 6.x
Ondersteuning voor Bonjour discovery
SAP R/3 v4.6C, 4.x en 3.x en hoger.
Citrix MetaFrame; Windows Terminal Services
332
Eerste pagina verschijnt na Vanuit stand-bymodus: in 8,5 seconden of sneller
Vanuit slaapstand: minder dan 24 seconden (gemeten na minder
dan 10 minuten in de energiebesparende modus)
Item Omschrijving
333
Specificaties van de fax
Item Omschrijving
Compatibiliteit ITU-T groep 3
Telefoonlijn Openbaar telefoonnet (PSTN) of achter PABX
Gegevenscodering MH/MR/MMR (ECM-modus) en JPEG/JBIG voor
kleurenfaxverzending
Modemsnelheid 33,6 Kbps
Transmissiesnelheid Ong. 3 seconden/pagina
* De transmissietijd voor verzending van tekstgegevens vanuit
het geheugen met ECM-compressie en alleen met gebruik
van 'ITU-T No.1 Chart'.
Scansnelheid Glasplaat: circa 3 seconden/A4, 2,5 seconden/LTR (bij
standaardfaxresolutie)
DADI: circa 2,5 seconden/Letter (bij modus standaard faxresolutie),
5 seconden/Letter (bij modus fijne faxresolutie)
Scansnelheid bij meerdere
pagina’s
Circa 21 ppm/Letter (bij standaardfaxresolutie)
DADI: circa 2,5 seconden/Letter (bij modus standaard faxresolutie),
5 seconden/Letter (bij modus fijne faxresolutie)
Maximale documentlengte Glasplaat: 297 mm
DADI: 356 mm
Papierformaat Glasplaat: Letter, A4
DADI: Letter, A4, Legal
Resolutie Standaard: 203 x 98 dpi
Fijn: 203 x 196 dpi
Superfijn: 300 x 300 dpi
Back-upgeheugen 4 MB (circa 200 pagina's op ITU-T #1 Chart)
Halftoon 256 niveaus
334
Papierspecificaties
Overzicht
Uw printer kan een groot aantal verschillende afdrukmaterialen verwerken, zoals gesneden
papier (inclusief papier uit tot 100 percent gerecycleerde vezels), enveloppes, etiketten,
transparanten end op maat gesneden papier. Eigenschappen zoals het gewicht,
de samenstelling, de vezel en het vochtgehalte zijn belangrijke factoren die invloed hebben
op de prestaties van de printer en de kwaliteit van de afdrukken. Papier dat niet voldoet
aan de richtlijnen van deze Handleiding kan de volgende problemen veroorzaken:
Slechte afdrukkwaliteit
Meer papierstoringen,
Voortijdige slijtage van de printer
OPMERKING: Het is mogelijk dat bepaalde soorten papier geen bevredigend resultaat geven
hoewel ze voldoen aan alle specificaties in deze handleiding. Dit kan het gevolg zijn van een
verkeerde behandeling, een te hoge of te lage temperatuur of vochtigheid, of andere factoren
waarover Dell geen controle heeft.
OPMERKING: Voordat u een grote hoeveelheid papier aanschaft, adviseren wij u eerst na te gaan
of het betreffende type voldoet aan de specificaties in deze Gebruikershandleiding.
LET OP: Als u papier gebruikt dat niet in overeenstemming is met deze specificaties, kan dit
problemen veroorzaken die een reparatie vereisen. Deze herstellingen worden niet gedekt door
de garantie of onderhoudscontracten van Dell.
335
Ondersteunde papierformaten
Papier Afmetingen
a
a De printer ondersteunt een groot aantal mediaformaten.
Gewicht Capaciteit
b
b De capaciteit is afhankelijk van het gewicht en de dikte van het afdrukmateriaal en de milieuomstandigheden.
Letter 8,5 x 11 in.
(216 x 279 mm)
•60-90 g/m
2
bankpostpapier voor
de papierlade
60-163 g/m
2
bankpostpapier voor
de MPF
•75-90 g/m
2
bankpostpapier voor
dubbelzijdig
afdrukken
250 vel 75 g/m
2
bankpostpapier
voor de papierlade
(lade 1 en optionele lade 2)
50 vel van 75 g/m
2
bankpostpapier voor de MPF
A4 8,3 x 11,7 in.
(210 x 297 mm)
Executive 7,25 x 10,5 in.
(184 x 267 mm)
Legal 8,5 x 14 in.
(216 x 356 mm)
Oficio 8,5 x 13,5 in.
(216 x 343 mm)
Folio 8,5 x 13 in.
(216 x 330 mm)
JIS B5 7,16 x 10,11 in.
(182 x 257 mm)
ISO B5 6,93 x 9,84 in.
(176 x 250 mm)
A5 5,82 x 8,3 in.
(148 x 210 mm)
Minimaal
formaat
(aangepast)
3 x 5 in.
(76 x 127 mm)
60-163 g/m
2
(bankpostpapier)
5 vel papier voor de MPF
Maximum
formaat
(Legal)
8,5 x 14 in.
(216 x 356 mm)
Transparanten Dezelfde minimum- en
maximumformaten als
hierboven aangegeven.
138-146 g/m
2
Etiketten 120-150 g/m
2
Kaarten 105-163 g/m
2
Enveloppen 75-90 g/m
2
336
OPMERKING: Afdrukmateriaal dat korter is dan 127 mm kan gemakkelijker vastlopen
(5 inches). U krijgt de beste resultaten wanneer u het papier op de juiste wijze opslaat en
behandelt. Zie "
Omgevingsvoorwaarden voor printer en papieropslag".
OPMERKING: u kunt de volgende formaten gebruiken: A4, Letter, Folio, Oficio, Legal voor
dubbelzijdig afdrukken.
Richtlijnen voor het gebruik van papier
Voor het beste resultaat gebruikt u conventioneel papier van 75 g/m
2
. Controleer of het papier
van goede kwaliteit is en geen scheuren, vlekken, stof, kreukels, vouwen of omgekrulde randen
bevat.
Als u niet zeker weet welk type papier u gebruikt (bijv. bankpost of kringlooppapier),
controleert u het etiket op de verpakking.
De volgende situaties kunnen een slechte afdrukkwaliteit, vastlopen van het papier en zelfs
schade aan de printer veroorzaken:
OPMERKING: Gebruik geen papier met briefhoofd dat bedrukt is met lagetemperatuurinkten, zoals
deze die worden gebruikt bij bepaalde soorten thermografie.
OPMERKING: Gebruik geen briefpapier met reliëf.
OPMERKING: De printer gebruikt hitte en druk om de toner op het papier te fixeren. Zorg ervoor
dat gekleurd papier of voorbedrukte formulieren inkt gebruiken die compatibel is met
de temperatuur van de fixeereenheid (180 °C voor 0,1 seconde).
Verschijnsel Probleem met papier Oplossing
Slechte afdrukkwaliteit
of tonerhechting, problemen
met toevoer
Te vochtig, te ruw, te zacht
of te veel reliëf; beschadigde
partij papier
Probeer een ander soort papier,
tussen 100-400 Sheffield,
4%-5% vochtgehalte.
Toner hecht niet overal; vastlopen,
omkrullen van het papier
Papier niet goed opgeslagen Bewaar papier horizontaal
in zijn vochtbestendige
verpakking.
Afdrukken met grijze achtergrond,
slijtage van de printer
Te zwaar papier Gebruik lichter papier, gebruik
de achterklep.
Het papier krult wanneer het wordt
ingevoerd
Het papier is te vochtig
of heeft een verkeerde
vezelrichting of te korte vezels
Gebruik de achterklep.
Gebruik papier met lange
vezels.
Papierstoringen, schade aan
de printer
Het papier bevat uitsnijdingen
of perforaties
Gebruik geen papier met
vensters of perforaties.
Problemen met invoer Ongelijke randen Gebruik papier van goede
kwaliteit.
337
Papierspecificaties
Papieruitvoercapaciteit
Omgevingsvoorwaarden voor printer en papieropslag
De omgevingsvoorwaarden voor papieropslag hebben rechtstreeks invloed op de invoer van
het papier in de printer.
Stel de printer op en bewaar het papier bij kampertemperatuur in een omgeving die niet
te droog en niet te vochtig is. Papier neemt namelijk snel vocht op en staat het ook snel weer
af.
De combinatie van warmte en vocht beschadigt papier. Warmte doet het vocht in het papier
verdampen, terwijl koude vocht condenseert op de vellen. Verwarmingssystemen en
airconditioners onttrekken zeer veel vocht aan een ruimte. Wanneer u een pak papier opent
en gebruikt, verliest het papier vocht, wat strepen en vlekken/vegen veroorzaakt. Vochtig weer
of waterkoelers kunnen de vochtigheid in een ruimte verhogen. Onverpakt papier absorbeert
het overtollige vocht, wat leidt tot lichte afdrukken en 'dropouts' (weggevallen gedeelten).
Voorts kan papier vervormd worden naarmate het vocht verliest en absorbeert. Dit kan
papierstoringen veroorzaken.
Item Specificaties
Zuurtegraad pH 5,5 of minder
Dikte 0,094-0,18 mm (3,0-7,0 mils)
Kromming Vlak binnen 0,02 in. (5 mm)
Snijranden Gesneden met scherpe messen zonder zichtbare rafels.
Fixeervereisten Mag niet verschroeien, smelten, besmeuren of gevaarlijke stoffen
uitstoten bij verhitting tot 180 °C voor 0,1 seconde.
Vezel Lange vezel
Vochtgehalte 4-6% van het gewicht
Gladheid 100-400 Sheffield
Uitvoer Capaciteit
Uitvoerlade (voorkant omlaag) 150 vellen van 75 g/m
2
bankpostpapier
Achterklep (bedrukte zijde boven) 1 vel bankpostpapier van 75 g/m
2
338
Koop niet meer papier dan de hoeveelheid die u binnen ongeveer drie maanden kunt
gebruiken. Papier dat langdurig werd bewaard, werd mogelijk blootgesteld aan te hoge
of te lage temperatuur- en vochtigheidswaarden, wat schade kan veroorzaken. Met een goede
planning kunt u dit voorkomen.
Ongeopend papier in afgesloten riemen blijft maandenlang goed voor gebruik. Geopende
pakken papier worden sneller beschadigd als gevolg van de omgevingsvoorwaarden, met name
als het papier niet in een vochtbestendige verpakking is gewikkeld.
De ruimte waar het papier wordt bewaard, moet goed worden onderhouden om optimale
prestaties van het apparaat te garanderen. De vereiste omgevingsptemperatuur is 20 °C
tot 24 °C, met een relatieve luchtvochtigheid van 4 tot 55 procent. Houd bij het kiezen van
een opslagplaats voor het papier rekening met de volgende richtlijnen:
Bewaar uw voorraad papier op kamertemperatuur.
De lucht mag niet te droog of te vochtig zijn.
De beste manier om een geopende riem papier te bewaren, is om het papier opnieuw
strak in de vochtbestendige verpakking te wikkelen. Als de omgeving van de printer
onderhevig is aan uitersten, pakt u alleen de hoeveelheid papier uit die in de loop van
de dag zal worden gebruikt om te vermijden dat het papier te veel vocht zal absorberen
of verliezen.
339
Index
A
aan pagina aanpassen
afdrukken, 121
kopiëren, 142
achterste uitvoer, 93
adresboek, gebruiken, 176
afdrukken
aan een gekozen papierformaat
aanpassen, 121
annuleren, 106
boekjes, 123
meerdere pagina's op één
blad, 119
overlays gebruiken, 128
posters, 122
probleem, 299
vanuit Linux, 252
vanuit Windows, 104
watermerken, 125
afdrukresolutie, 253
afdrukstand, afdrukken in
Windows, 109
alarmgeluid, 194
antwoord/faxmodus,
ontvangstmodus, 196
AutoAanpassen, speciaal
kopiëren, 142
automatisch opnieuw
kiezen, 202
B
bedieningspaneel, 22
belsignaal, 194
bestelling,
verbruiksmaterialen, 273
boekje afdrukken, 123
C
cassette
bestellen, 273
herverdelen, 268
installeren, 29
vervangen, 270
D
DADI (dubbelzijdige
automatische
documentinvoer), papier
plaatsen, 135
datum en tijd, instellen, 44,
192
DIMM, installatie, 320
displaytaal, wijzigen, 43
document
plaatsen
glasplaat, 136
in DADI, 135
vastgelopen, vrij maken, 276
voorbereiden, 134
documenten plaatsen
op glasplaat, 137
DRPD-modus,
beltoonherkenning
(Distinctive Ring Pattern
Detection),
ontvangstmodus, 196
E
e-mail
account aanmaken, 169
scannen/versturen, 157
energiebesparingsmodus, 43
ethernet, aansluiten, 38
F
fax met voorrang, 212
faxen
automatisch, 199
handmatig, 201
probleem, 307
faxen doorsturen, 220
faxmodus,
ontvangstmodus, 196
faxsysteem, instellen
basis, 195
geavanceerd, 219
foutberichten, 292
340
G
geheugen
installeren, 320
glasplaat
reinigen, 267
grafische eigenschappen,
afdrukken, 112
groepskiezen, faxen
bewerken, 208
instellen, 207
kiezen, 210
groepsnummer, e-mail
bewerken, 178
toekennen, 177
wissen, 178
H
help, 118
I
ID, instellen, 192
identiteitskaart, speciale
kopie, 145
installeren
geheugen, 320
tonercassette, 29
instelling
naar e-mail, 169
intern telefoontoestel,
aansluiten, 34
IP, instelling, 62
K
klonen, speciaal kopiëren, 143
kopiëren
aantal pagina's, 138
annuleren, 138, 141-146
contrast, 139
kwaliteit, 139
probleem, 309
speciale functies, 140
standaardinstelling, 148
time-out, instelling, 46
verkleind/vergroot, 140
L
lay-outeigenschappen,
afdrukken, 108
Linux
afdrukken, 252
printereigenschappen, 251
stuurprogramma
installeren, 239
stuurprogramma
verwijderen, 245
locatie van onderdelen, 20
luidsprekergeluid, 194
M
Macintosh
afdrukken, 230
scannen, 235
stuurprogramma
installeren, 226-227
stuurprogramma
verwijderen, 227
modus kostenbesparend
bellen, 194
N
netwerkprinter,
instelling, 182
O
optie, installeren
geheugen, 320
overlay, gebruiken, 128
P
papier plaatsen
in papierlade, 31
MPF (multifunctionele
invoer), 95
papierbron, instelling, 111
papierformaat, instelling
afdrukken, 110
papierlade, 98
papierinvoer, instellen, 253
papiersoort, instelling
afdrukken, 111
papierlade, 98
papierstoring, opheffen, 280
plaatsen, papier
in papierlade, 31
MPF (multifunctionele
invoer), 95
printereigenschappen
Linux, 252
341
printereigenschappen,
instelling, 107
printer-NVRAM
vrij maken, 262
printerstuurprogramma
installeren, 60
verwijderen, 69
probleem, oplossen
Windows, 312
probleem, oplossing
afdrukken, 299
afdrukkwaliteit, 301
faxen, 307
foutberichten, 292
kopiëren, 309
papierinvoer, 298
PS-fouten, 317
scannen, 310
R
rapporten, afdrukken, 217
reinigen
binnen, 264
buiten, 264
drum, 272
scanner, 267
resolutie
afdrukken, 253
resolutie, afdrukken, 113
S
scanbeheer
scannen, 154
scannen
naar netwerkcomputer, 154
naar USB-geheugen, 163
probleem, 310
vanuit het
bedieningspaneel, 156
vanuit WIA, 162
scanner, reiniging, 267
scannerlamp,
energiebesparende
modus, 46
snelkiezen, fax
kiezen, 206
opslaan, 205
software
installeren, 60
verwijderen, 69
sorteren, speciale kopie, 146
stuurprogramma, printer
installeren, 60
verwijderen, 69
T
tel.lijn, aansluiten, 34
telefoonmodus,
ontvangstmodus, 196
tonercassette
bestellen, 273
herverdelen, 268
vervangen, 270
tonercassette vervangen, 270
trommel, reiniging, 272
U
uitgestelde fax, 211
uitvoerplaats, kiezen, 92
USB-geheugen
beheren, 167
scannen, 164
USB-kabel, aansluiten, 37
V
vastgelopen, vrij maken
document, 276
papier, 280
verbruiksartikelen
bestellen, 273
verkleind/vergroot
kopren, 140
volume, aanpassen
belsignaal, 194
W
watermerken, afdrukken, 125
WIA, scannen, 162
Z
zomertijd, instellen, 45, 193
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175
  • Page 176 176
  • Page 177 177
  • Page 178 178
  • Page 179 179
  • Page 180 180
  • Page 181 181
  • Page 182 182
  • Page 183 183
  • Page 184 184
  • Page 185 185
  • Page 186 186
  • Page 187 187
  • Page 188 188
  • Page 189 189
  • Page 190 190
  • Page 191 191
  • Page 192 192
  • Page 193 193
  • Page 194 194
  • Page 195 195
  • Page 196 196
  • Page 197 197
  • Page 198 198
  • Page 199 199
  • Page 200 200
  • Page 201 201
  • Page 202 202
  • Page 203 203
  • Page 204 204
  • Page 205 205
  • Page 206 206
  • Page 207 207
  • Page 208 208
  • Page 209 209
  • Page 210 210
  • Page 211 211
  • Page 212 212
  • Page 213 213
  • Page 214 214
  • Page 215 215
  • Page 216 216
  • Page 217 217
  • Page 218 218
  • Page 219 219
  • Page 220 220
  • Page 221 221
  • Page 222 222
  • Page 223 223
  • Page 224 224
  • Page 225 225
  • Page 226 226
  • Page 227 227
  • Page 228 228
  • Page 229 229
  • Page 230 230
  • Page 231 231
  • Page 232 232
  • Page 233 233
  • Page 234 234
  • Page 235 235
  • Page 236 236
  • Page 237 237
  • Page 238 238
  • Page 239 239
  • Page 240 240
  • Page 241 241
  • Page 242 242
  • Page 243 243
  • Page 244 244
  • Page 245 245
  • Page 246 246
  • Page 247 247
  • Page 248 248
  • Page 249 249
  • Page 250 250
  • Page 251 251
  • Page 252 252
  • Page 253 253
  • Page 254 254
  • Page 255 255
  • Page 256 256
  • Page 257 257
  • Page 258 258
  • Page 259 259
  • Page 260 260
  • Page 261 261
  • Page 262 262
  • Page 263 263
  • Page 264 264
  • Page 265 265
  • Page 266 266
  • Page 267 267
  • Page 268 268
  • Page 269 269
  • Page 270 270
  • Page 271 271
  • Page 272 272
  • Page 273 273
  • Page 274 274
  • Page 275 275
  • Page 276 276
  • Page 277 277
  • Page 278 278
  • Page 279 279
  • Page 280 280
  • Page 281 281
  • Page 282 282
  • Page 283 283
  • Page 284 284
  • Page 285 285
  • Page 286 286
  • Page 287 287
  • Page 288 288
  • Page 289 289
  • Page 290 290
  • Page 291 291
  • Page 292 292
  • Page 293 293
  • Page 294 294
  • Page 295 295
  • Page 296 296
  • Page 297 297
  • Page 298 298
  • Page 299 299
  • Page 300 300
  • Page 301 301
  • Page 302 302
  • Page 303 303
  • Page 304 304
  • Page 305 305
  • Page 306 306
  • Page 307 307
  • Page 308 308
  • Page 309 309
  • Page 310 310
  • Page 311 311
  • Page 312 312
  • Page 313 313
  • Page 314 314
  • Page 315 315
  • Page 316 316
  • Page 317 317
  • Page 318 318
  • Page 319 319
  • Page 320 320
  • Page 321 321
  • Page 322 322
  • Page 323 323
  • Page 324 324
  • Page 325 325
  • Page 326 326
  • Page 327 327
  • Page 328 328
  • Page 329 329
  • Page 330 330
  • Page 331 331
  • Page 332 332
  • Page 333 333
  • Page 334 334
  • Page 335 335
  • Page 336 336
  • Page 337 337
  • Page 338 338
  • Page 339 339
  • Page 340 340
  • Page 341 341
  • Page 342 342

Dell 2355dn Multifunction Mono Laser Printer Gebruikershandleiding

Categorie
Multifunctionals
Type
Gebruikershandleiding