Xerox DocuColor 2006 Gebruikershandleiding

Type
Gebruikershandleiding
Documentatie
DocuColor 2006
The Document Company
XEROX
©2001 Xerox Corporation. Alle rechten voorbehouden.
De auteursrechtelijke bescherming waarop aanspraak wordt gemaakt, bevat alle vormen en
zaken van auteursrechtelijk materiaal en informatie die thans of in de toekomst van rechtswege is
toegestaan. Dit omvat, zonder enige beperking, materiaal dat wordt gegenereerd door de
software en dat wat in het scherm wordt weergegeven, zoals pictogrammen, uiterlijk en inhoud
van de schermen, enzovoort.
Xerox ® , The Document Company ® , de digitale X ® en alle productnamen en productnummers
van Xerox die in deze publicatie worden genoemd, zijn gedeponeerde handelsmerken van Xerox
Corporation. Xerox Canada is een licentiehouder van alle handelsmerken. Andere merken en
productnamen kunnen handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van hun respectievelijke
bedrijven zijn en worden bij deze eveneens erkend.
Dit document wordt regelmatig bijgewerkt. Technische updates worden in latere uitgaven
opgenomen.
Xerox DocuColor 2006
iii
Veiligheidsbepalingen, overeenkomstig-
heidsverklaringen, goedkeuringen en
andere kennisgevingen
Xerox Corporation behoudt zich het recht voor deze informatie zonder
voorafgaande kennisgeving te wijzigen en geeft geen garanties, niet
uitdrukkelijk noch geïmpliceerd, met betrekking tot deze informatie. Xerox is
niet aansprakelijk voor enig verlies of schade, waaronder voortvloeiende of
bijzondere schade, als gevolg van het gebruik van deze informatie, zelfs
wanneer de schade veroorzaakt is door nalatigheid of een andere fout van
Xerox.
De meest recente informatie vindt u op www.xerox.com.
Veiligheidsbepalingen
Uw DocuColor 2006 en de verbruiksmaterialen zijn ontwikkeld en getest
volgens strikte veiligheidseisen. Hieronder valt een inspectie en goedkeuring
door een veiligheidsbureau en het voldoen aan erkende milieunormen. De
volgende instructies zorgvuldig doorlezen voordat u met de DocuColor 2006
gaat werken.
Indien u zich niet aan de aanbevelingen in deze sectie houdt, kan dit
resulteren in persoonlijk letsel of kan het de onderhoudsverklaring van het
apparaat teniet doen.
WAARSCHUWING
Een foutieve aansluiting op de aardlekschakelaar van de DocuColor 2006
kan een elektrische schok tot gevolg hebben. Het kopieerapparaat altijd op
een goed geaarde wandcontactdoos aansluiten. In geval van twijfel de
wandcontactdoos laten controleren door een erkende elektricien.
Nooit een verlengsnoer gebruiken om het apparaat aan te sluiten op een
wandcontactdoos.
Nooit voorwerpen op het netsnoer plaatsen.
De DocuColor 2006 niet ergens installeren waar mensen op het snoer
kunnen trappen.
Alle waarschuwingen en instructies die op de DocuColor 2006 zijn
aangegeven of worden bijgeleverd volgen.
Nooit de werking van elektrische of mechanische beveiligingen overbruggen.
Veiligheidsbepalingen, overeenkomstigheidsverklaringen, goedkeuringen en andere kennisgevingen
Xerox DocuColor 2006
iv
De DocuColor 2006 altijd op een stabiele ondergrond plaatsen die sterk
genoeg is om het gewicht van het kopieerapparaat te dragen.
De DocuColor 2006 nooit in de buurt van water, vochtige locaties of
buitenshuis gebruiken.
Nooit voorwerpen in de sleuven van het apparaat steken, omdat deze
contact kunnen maken met punten waarop stroom staat. Dit kan kortsluiting,
brand of een elektrische schok veroorzaken.
De DocuColor 2006 is ontworpen met het oog op het voorkomen van toegang
van de gebruiker tot onveilige gebieden en ter verzekering dat het apparaat
niet zal werken wanneer panelen of deksels zijn geopend. Nooit een
onderhoudstaak uitvoeren die niet in de gebruikersdocumentatie bij de Xerox
DocuColor 2006 wordt beschreven.
Nooit deksels of panelen verwijderen die met schroeven zijn bevestigd, tenzij
dit beschreven wordt in de instructies. Zorg dat u alle waarschuwingen leest
en elke stap exact uitvoert zoals deze wordt beschreven.
Nooit een handeling uitvoeren die niet in de gebruikersdocumentatie bij de
Xerox DocuColor 2006 of in de gebruikersinterface wordt aangegeven of die
niet specifiek wordt opgedragen door een erkende Xerox-vertegenwoordiger.
Niet direct in het licht van de belichtingslamp kijken. De belichtingslampen
zijn niet schadelijk, maar ze zijn zeer fel en kunnen ongemak veroorzaken. U
wordt aangeraden de glasplaatafdekklep gesloten te houden wanneer de
DocuColor 2006 wordt gebruikt.
Nooit de DocuColor 2006 bedienen wanneer ongewone geluiden of geuren
worden waargenomen. De stekker uit de wandcontactdoos verwijderen en
contact opnemen met het Xerox Welcome Center om het probleem op te
lossen.
Veiligheid bij onderhoud
Deze instructies raadplegen om een veilige werking van het kopieerapparaat
te garanderen.
Altijd specifiek voor Xerox-apparatuur ontworpen materiaal en
verbruiksartikelen gebruiken. Gebruik van ongeschikt materiaal kan leiden tot
een laag prestatieniveau en mogelijk gevaarlijke situaties.
Nooit reinigingsmiddelen in spuitbussen gebruiken. De instructies in de
gebruikersdocumentatie bij de DocuColor 2006 volgen voor de juiste
reinigingsmethoden.
Nooit verbruiksartikelen of reinigingsmiddelen gebruiken voor andere
doeleinden dan waarvoor ze zijn bedoeld. Alle verbruiksartikelen en
reinigingsmiddelen buiten het bereik van kinderen houden.
Nooit koffie of andere vloeistoffen op het apparaat zetten.
Veiligheidsbepalingen, overeenkomstigheidsverklaringen, goedkeuringen en andere kennisgevingen
Xerox DocuColor 2006
v
Nooit vloeistoffen op of in het apparaat morsen.
De DocuColor 2006 beschikt over een energiebesparingsfunctie waardoor er
minder energie wordt verbruikt wanneer het apparaat niet in gebruik is.
Indien één van de volgende omstandigheden zich voordoet, de Docucolor
2006 onmiddellijk uitschakelen en de stekker uit de wandcontactdoos
verwijderen. Contact opnemen met een erkende Xerox-technicus om het
probleem te verhelpen:
Het netsnoer is beschadigd of gerafeld.
Er is vloeistof in de DocuColor 2006 gemorst.
De DocuColor 2006 heeft blootgestaan aan regen of water.
De Document Centre verspreidt ongewone geuren of maakt ongewone
geluiden.
Indien het apparaat nog steeds niet werkt of wanneer de storingen zich
blijven voordoen na het uitvoeren van de probleemoplossingsprocedures in
de gebruikersdocumentatie bij de DocuColor 2006, het Xerox Welcome
Center waarschuwen.
Voor meer veiligheidsinformatie over de DocuColor 2006 of over Xerox-
verbruiksartikelen kunt u contact opnemen met het Xerox Welcome Center
op:
020 - 6563620
Veiligheidsinformatie over ozon
Wanneer de DocuColor 2006 is ingeschakeld, produceert het een kleine
hoeveelheid ozon. De hoeveelheid ozon die wordt geproduceerd, is
afhankelijk van het aantal kopieën of afdrukken dat wordt gemaakt. De ozon
is zwaarder dan lucht. Het apparaat in een goed geventileerde ruimte
plaatsen die bovendien voldoet aan onderstaande minimumafmetingen.
Wanneer het apparaat in de juiste omgeving wordt opgesteld, zal de
concentratie aan ozon aan de veiligheidseisen voldoen.
Indien u nadere informatie over ozon wenst, kunt u de volgende Xerox-
publicatie aanvragen: Ozone, 600P83222. U kunt:
Xerox bellen op (00) 1-800-828-6571
contact opnemen met het Xerox Welcome Center
Veiligheid over de laser
Gebruik, aanpassing of uitvoering van procedures die afwijken van de
procedures genoemd in deze handleiding kan leiden tot blootstelling aan
gevaarlijke straling.
Veiligheidsbepalingen, overeenkomstigheidsverklaringen, goedkeuringen en andere kennisgevingen
Xerox DocuColor 2006
vi
Met betrekking tot de laser voldoet de apparatuur aan de prestatienormen
voor laserproducten, zoals die zijn vastgesteld door overheids-, nationale en
internationale instanties voor een Klasse 1-laserproduct. Het apparaat straalt
geen gevaarlijk licht uit; de lichtstraal is in elke bedieningsmode en bij de
uitvoering van elke onderhoudstaak volledig afgeschermd.
Veiligheidsbepalingen
FCC-richtlijnen
Dit apparaat is getest en voldoet aan de limieten voor een klasse A digitaal
apparaat volgens Deel 15 van de FCC-richtlijnen. Deze limieten zijn bedoeld
om een redelijke bescherming te bieden tegen schadelijke interferentie
wanneer het apparaat wordt gebruikt in een industriële omgeving. Dit
apparaat genereert, gebruikt en straalt radiofrequentie-energie uit. Indien het
apparaat niet volgens de instructiehandleiding wordt geïnstalleerd en
gebruikt, kan het de radiocommunicatie storen. In een woonomgeving kan
dit product radio-interferentie veroorzaken, in welk geval de gebruiker
passende maatregelen zal moeten nemen.
Wijzigingen of aanpassingen van de apparatuur die niet specifiek door
Xerox Corporation zijn goedgekeurd kunnen het recht van de gebruiker
om het apparaat te gebruiken tenietdoen.
U dient afgeschermde kabels te gebruiken bij deze apparatuur om te blijven
voldoen aan Richtlijn 89/336/EEG.
Europese Unie
Het CE-merk op dit product symboliseert de overeenkomstigheids-
verklaring van Xerox met de volgende van toepassing zijnde richtlijnen
van de Europese Unie vanaf de aangegeven data:
1 januari 1995:
Richtlijn 73/23/EEG van de Raad van 19 februari 1973, bij mendement
gewijzigd door Richtlijn 93/68/EEG, betreffende de onderlinge
aanpassing van de wettelijke voorschriften der Lid-Staten inzake
elektrisch materiaal bestemd voor gebruik binnen bepaalde
spanningsgrenzen.
Veiligheidsbepalingen, overeenkomstigheidsverklaringen, goedkeuringen en andere kennisgevingen
Xerox DocuColor 2006
vii
1 januari 1996:
Richtlijn 89/336/EEG van de Raad van 3 mei 1989 betreffende de
onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten inzake
elektromagnetische compatibiliteit.
Een volledige verklaring met de relevante richtlijnen en normen kan
worden verkregen bij het Xerox Welcome Center of door contact op te
nemen met:
Environment, Health and Safety,
XEROX Limited,
PO Box 17,
Bessemer Road,
Welwyn Garden City,
Hertfordshire
AL7 1HE
ENGELAND.
Telefoon +44 (0) 1707 353434
WAARSCHUWING
Dit systeem is goedgekeurd, geproduceerd en getest volgens strenge
veiligheidsnormen met betrekking tot veiligheid en radiofrequentiestoringen.
Elke wijziging die zonder toestemming wordt aangebracht, waaronder de
toevoeging van nieuwe functies of de aansluiting van randapparatuur, kan
deze goedkeuring beïnvloeden. Contact opnemen met uw Xerox-leverancier
voor een lijst van goedgekeurde accessoires.
WAARSCHUWING
Om deze apparatuur te laten werken in de nabijheid van industriële,
wetenschappelijke en medische apparatuur, kan het zijn dat de externe
straling van deze apparatuur moet worden beperkt of dat er speciale
stralingstemperende maatregelen moeten worden getroffen.
Veiligheidsbepalingen, overeenkomstigheidsverklaringen, goedkeuringen en andere kennisgevingen
Xerox DocuColor 2006
viii
WAARSCHUWING
Dit is een klasse A-product. In een woonomgeving kan dit product radio-
interferentie veroorzaken, in welk geval de gebruiker passende maatregelen
zal moeten nemen.
Wijzigingen of aanpassingen van de apparatuur die niet specifiek door Fuji
Xerox Environmental Heatlh & Safety of Xerox Corporation Environmental
Health & Safety zijn goedgekeurd, kunnen het recht van de gebruiker om het
apparaat te gebruiken, tenietdoen.
U dient afgeschermde kabels te gebruiken bij deze apparatuur om te blijven
voldoen aan Richtlijn 89/336/EEG.
Conventies in documentatie
De volgende conventies worden gehanteerd in alle documentatie voor
klanten.
WAARSCHUWING
Waarschuwingen vestigen uw aandacht op handelingen die persoonlijk letsel
kunnen veroorzaken.
VOORZICHTIG
Deze waarschuwingen vestigen uw aandacht op handelingen die schade
aan het apparaat kunnen veroorzaken.
Opmerkingen bevatten aanvullende informatie, uitleg en nuttige suggesties.
Tips bieden informatie over technieken en verkorte handelingen.
Xerox DocuColor 2006
ix
Inhoudsopgave
1. De DocuColor 2006 installeren..............................................................................1-1
De installatie voorbereiden .......................................................................................1-1
Een locatie selecteren...............................................................................................1-1
Ruimtevereisten voor de DocuColor 2006................................................................1-2
De eerste stap...........................................................................................................1-4
2-ladenmodule installeren (optioneel).......................................................................1-5
De printer uitpakken..................................................................................................1-9
Printerinstallatie ......................................................................................................1-19
De 2-zijdige lade installeren (optioneel)..................................................................1-27
Papier in de papierlade plaatsen.............................................................................1-35
De scanneronderzetkast installeren........................................................................1-39
De scanner installeren............................................................................................1-45
De AOD installeren.................................................................................................1-49
De opvangbak/vergaareenheid installeren..............................................................1-53
De opvangbak/vergaareenheid uitpakken...............................................................1-54
De opvangbak/vergaareenheid aansluiten..............................................................1-57
Het apparaat aanzetten ..........................................................................................1-63
Het apparaat uitzetten.............................................................................................1-64
Een testpagina afdrukken vanaf het printerbedieningspaneel ................................1-65
Een proefkopie vanaf de scanner maken................................................................1-66
Geheugen aan de printer toevoegen ......................................................................1-67
Geheugen aan de scanner toevoegen....................................................................1-73
Inhoudsopgave
Xerox DocuColor 2006
x
2. Kennismaking met de DocuColor 2006 ................................................................2-1
Printer, vooraanzicht.................................................................................................2-1
Printer, achteraanzicht..............................................................................................2-2
Printer, intern aanzicht..............................................................................................2-3
Printerbedieningspaneel...........................................................................................2-4
Scanner- en AOD-onderdelen...................................................................................2-5
Scannerbedieningspaneel ........................................................................................2-7
Accessoires...............................................................................................................2-9
Bestelinformatie voor accessoires ............................................................................2-9
Nummers voor bijbestellen van verbruiksmaterialen...............................................2-10
3. Netwerkinstelling....................................................................................................3-1
De Token Ring-netwerkkaart installeren...................................................................3-1
Windows 95/98 .........................................................................................................3-5
Voordat u begint........................................................................................................3-5
De printerdriver installeren........................................................................................3-5
Windows 2000 ..........................................................................................................3-7
Voordat u begint........................................................................................................3-7
De printerdrivers installeren......................................................................................3-7
Windows NT 4.0......................................................................................................3-11
Voordat u begint......................................................................................................3-11
De printerdrivers installeren....................................................................................3-11
Macintosh OS .........................................................................................................3-13
Voordat u begint......................................................................................................3-13
De printerdrivers installeren....................................................................................3-13
De DocuColor 2006 configureren in de Kiezer........................................................3-14
4. Systeembeheerdersfuncties..................................................................................4-1
Overzicht van hoofdstukken over netwerkgebruik.....................................................4-2
Verwijzingen naar hoofdstukken over netwerkgebruik..............................................4-3
Inhoudsopgave
Xerox DocuColor 2006
xi
5. Verbinding maken met het netwerk......................................................................5-1
Ondersteunde netwerkprotocollen en frametypen ....................................................5-4
Snelle installatie........................................................................................................5-5
Ethernet-bekabeling..................................................................................................5-5
Parallelle kabelverbinding.........................................................................................5-5
Mac OS-omgeving met AppleTalk ............................................................................5-7
Windows-computers in een Novell-omgeving...........................................................5-8
Windows NT 4.0-serveromgeving.............................................................................5-9
Windows-computers die gebruikmaken van afdrukken via Windows......................5-10
Unix- / Windows NT 4.0-werkstations in een TCP/IP-netwerk ................................5-11
Parallelle poortverbinding .......................................................................................5-12
De DocuColor 2006 op het netwerk aansluiten.......................................................5-13
6. De instelling voorbereiden.....................................................................................6-1
Toegangs- en beheerniveaus...................................................................................6-1
Printerverbindingen...................................................................................................6-2
Toegangscodes........................................................................................................6-3
Fiery WebTools.........................................................................................................6-6
Configuratievereisten voor de netwerkserver............................................................6-7
De printerverbinding controleren...............................................................................6-8
7. De instelling uitvoeren vanaf het printerbedieningspaneel................................7-1
De afdrukfuncties instellen........................................................................................7-1
Menu's op hoofdniveau.............................................................................................7-2
Systeeminstelling......................................................................................................7-3
Printerinstellingen .....................................................................................................7-4
PostScript-instelling ..................................................................................................7-5
PCL-instelling............................................................................................................7-6
Netwerkinstellingen specificeren...............................................................................7-7
Netwerkprotocolopties specificeren ..........................................................................7-8
Netwerkservices-instelling uitvoeren.......................................................................7-10
NDS-instelling.........................................................................................................7-10
Bindery-instelling.....................................................................................................7-13
Inhoudsopgave
Xerox DocuColor 2006
xii
SMB-instelling.........................................................................................................7-15
Informatiepagina's afdrukken..................................................................................7-16
8. De netwerkserver instellen....................................................................................8-1
Ondersteuning voor Fiery-hulpprogramma's.............................................................8-1
Afdrukken op een NetWare 3.x, 4.x of 5.x-netwerk...................................................8-2
Overzicht van IPX-afdrukken op de DocuColor 2006................................................8-3
Een NetWare 3.x-, 4.x- of 5.x-server configureren voor afdrukken...........................8-4
Een NDS-verbinding instellen...................................................................................8-6
De NetWare 4.x of 5.x binderycontext instellen........................................................8-6
Een NetWare-printerwachtrij instellen voor bindery..................................................8-7
NetWare Windows-clients instellen voor afdrukken..................................................8-7
De DocuColor 2006 instellen op een TCP/IP-netwerk met Windows NT 4.0............8-8
Een Windows NT 4.0-server configureren................................................................8-9
De DocuColor 2006 toevoegen aan het TCP/IP-netwerk (Windows NT 4.0)............8-9
De DocuColor 2006 als een gedeelde printer installeren........................................8-10
Clients van een Windows NT 4.0- of Windows 2000-server configureren ..............8-11
De server en clientwerkstations configureren voor Fiery WebTools .......................8-12
Fiery WebTools instellen op de printer....................................................................8-12
Fiery WebTools instellen op een clientwerkstation .................................................8-12
Toegang krijgen tot Fiery WebTools.......................................................................8-13
De WebLink-bestemming wijzigen..........................................................................8-13
De printer configureren op een netwerk met UNIX-werkstations ............................8-14
De printer configureren op TCP/IP-netwerken........................................................8-15
9. Gebruikerssoftware installeren in een Windows 95/98-omgeving....................9-1
Overzicht van de installatie.......................................................................................9-2
Voordat u begint........................................................................................................9-2
PostScript- of PCL-printerdrivers installeren.............................................................9-3
De PostScript- of PCL-printerdrivers installeren (Windows 95/98)............................9-3
De verbinding voltooien ............................................................................................9-6
Afdrukken via de parallelle poort...............................................................................9-6
De poort klaarmaken voor afdrukken via de parallelle poort in Windows 98.............9-8
Afdrukken via IPX/SPX onder Windows 95/98 instellen..........................................9-14
Inhoudsopgave
Xerox DocuColor 2006
xiii
Afdrukken via SMB onder Windows 95/98 instellen................................................9-17
Printeropties instellen..............................................................................................9-22
Extra software installeren voor Windows 95/98......................................................9-23
Printerbeschrijvingsbestanden kopiëren.................................................................9-24
Het ICM-profiel installeren ......................................................................................9-24
10. Gebruikerssoftware installeren in een Windows 2000-omgeving.................10-1
Overzicht van de installatie.....................................................................................10-2
Voordat u begint......................................................................................................10-2
De gebruikerssoftware installeren voor afdrukken via de parallelle poort...............10-3
De software installeren voor afdrukken via TCP/IP en LPR (nieuwe
installatie van Windows 2000).................................................................................10-9
Afdrukken via TCP/IP en LPR installeren (upgrade van Windows NT 4.0
naar Windows 2000).............................................................................................10-13
De gebruikerssoftware installeren voor afdrukken via IPX/SPX............................10-15
De gebruikerssoftware installeren voor afdrukken via SPM..................................10-22
De gebruikerssoftware installeren voor afdrukken via SMB..................................10-25
Printeropties instellen............................................................................................10-31
Extra software installeren voor Windows 2000 .....................................................10-32
Printerbeschrijvingbestanden kopiëren.................................................................10-33
Het ICM-profiel installeren ....................................................................................10-33
11. Gebruikerssoftware installeren in een Windows NT 4.0-omgeving ..............11-1
Overzicht van de installatie.....................................................................................11-2
Voordat u begint......................................................................................................11-2
De gebruikerssoftware installeren voor afdrukken via de parallelle poort
(Windows NT 4.0)...................................................................................................11-3
De gebruikerssoftware installeren voor afdrukken via IPX (Windows NT 4.0)........11-9
De gebruikerssoftware installeren voor afdrukken via TCP/IP en
LPR onder Windows NT 4.0 .................................................................................11-15
De gebruikerssoftware installeren voor afdrukken via SMB..................................11-18
Printeropties instellen............................................................................................11-24
Extra software installeren voor Windows NT 4.0...................................................11-25
Printerbeschrijvingsbestanden kopiëren...............................................................11-26
Inhoudsopgave
Xerox DocuColor 2006
xiv
Het ICM-profiel installeren ....................................................................................11-26
12. Gebruikerssoftware installeren in een Macintosh OS-omgeving...................12-1
Algemene stappen voor het installeren van de gebruikerssoftware........................12-1
De DocuColor 2006 instellen als PostScript-printer................................................12-2
De DocuColor 2006 instellen in de Kiezer ..............................................................12-4
Fiery-software en fonts installeren..........................................................................12-6
Extra software installeren........................................................................................12-8
Profielen laden........................................................................................................12-9
13. De Fiery-software installeren voor Windows en Macintosh ...........................13-1
De Fiery Link-software installeren...........................................................................13-1
De software voor het eerst gebruiken.....................................................................13-2
Een verbinding configureren voor Fiery Link voor Windows en Macintosh OS.......13-2
ColorWise Pro Tools installeren voor Windows en Macintosh OS........................13-12
Een verbinding configureren voor ColorWise Pro Tools .......................................13-12
Installers downloaden met Fiery WebTools..........................................................13-15
Fiery WebTools instellen.......................................................................................13-15
14. Afdrukken vanaf Windows-werkstations..........................................................14-1
Afdrukken vanuit applicaties...................................................................................14-2
Opties instellen en afdrukken onder Windows 95/98 en Windows 2000.................14-2
De PostScript-afdrukopties configureren voor Windows 95/98...............................14-3
De PCL-afdrukopties configureren voor Windows 95/98 ........................................14-5
Opties instellen en afdrukken vanuit Windows 2000...............................................14-7
Bewaarde instellingen gebruiken (Windows 95/98 en Windows NT 4.0)................14-9
Shortcuts gebruiken..............................................................................................14-12
Snel afdrukopties instellen....................................................................................14-12
Snel afdrukopties instellen voor een pagina .........................................................14-12
Aangepaste paginaformaten gebruiken in Windows 95/98 of Windows 2000.......14-13
Een aangepast paginaformaat afdrukken.............................................................14-13
Een aangepast paginaformaat afdrukken.............................................................14-14
Bestanden opslaan om op een externe locatie af te drukken ...............................14-15
Afdrukopties instellen voor een opdracht onder Windows NT 4.0.........................14-15
Inhoudsopgave
Xerox DocuColor 2006
xv
Afdrukopties instellen voor een PostScript-opdracht (Windows NT 4.0)...............14-16
Afdrukopties instellen voor alle PostScript-opdrachten (Windows NT 4.0) ...........14-18
Afdrukopties instellen voor een PCL-opdracht (Windows NT 4.0) .......................14-18
Afdrukopties instellen voor alle PCL-opdrachten (Windows NT 4.0).....................14-19
Afdrukken met WebDownloader ...........................................................................14-20
15. Afdrukken vanaf Macintosh OS- werkstations.................................................15-1
Afdrukken vanuit applicaties...................................................................................15-1
De printer selecteren in de Kiezer...........................................................................15-1
Opties instellen en afdrukken vanaf Mac OS-werkstations.....................................15-3
Afdrukken vanuit een applicatie..............................................................................15-5
Een aangepast paginaformaat definiëren...............................................................15-6
16. Fiery WebTools gebruiken.................................................................................16-1
Fiery WebTools - overzicht .....................................................................................16-1
Fiery WebTools activeren .......................................................................................16-3
Status WebTool gebruiken......................................................................................16-4
WebLink gebruiken.................................................................................................16-4
Installer WebTool gebruiken ...................................................................................16-5
WebDownloader gebruiken.....................................................................................16-7
Font Manager..........................................................................................................16-8
17. Fiery Link gebruiken ..........................................................................................17-1
Fiery Link-hulpprogramma's....................................................................................17-4
Voorkeuren instellen ...............................................................................................17-6
My Fiery List van Fiery Link gebruiken....................................................................17-8
18. Fiery WebSpooler gebruiken.............................................................................18-1
Opdrachten met Fiery WebSpooler controleren en beheren...................................18-1
Het venster Fiery WebSpooler activeren ................................................................18-2
Info over het venster Fiery WebSpooler..................................................................18-3
Opdrachtpictogrammen ..........................................................................................18-3
Opdrachtopties en opdrachtstroom wijzigen...........................................................18-4
Opdrachtopties negeren .........................................................................................18-7
Inhoudsopgave
Xerox DocuColor 2006
xvi
Het takenlogboek gebruiken ...................................................................................18-8
Het takenlogboek weergeven..................................................................................18-8
Het takenlogboek bijwerken, afdrukken en verwijderen..........................................18-9
19. Instelling via WebSetup uitvoeren....................................................................19-1
Instelling activeren..................................................................................................19-1
Java-services inschakelen......................................................................................19-2
Fiery WebSetup activeren.....................................................................................19-13
Algemene instellingsopties .....................................................................................19-4
Serverinstelling .......................................................................................................19-5
Netwerkinstelling.....................................................................................................19-8
Printerinstelling .....................................................................................................19-21
Instelling afsluiten .................................................................................................19-23
20. ColorWise Pro Tools gebruiken........................................................................20-1
Kalibrator ................................................................................................................20-1
Inleiding ..................................................................................................................20-1
Wat is kalibratie?.....................................................................................................20-2
Een densitometer gebruiken...................................................................................20-4
Kalibreren met behulp van de ColorWise Pro Tools ...............................................20-5
Expert-modus..........................................................................................................20-7
Color Editor.............................................................................................................20-7
Profielen bewerken.................................................................................................20-8
Simulatiebewerkingen ongedaan maken..............................................................20-12
Bewerkte profielen controleren .............................................................................20-13
Profile Manager.....................................................................................................20-13
De standaardprofielen instellen.............................................................................20-15
Profielen downloaden ...........................................................................................20-16
Profielen bewerken...............................................................................................20-17
Profielen beheren..................................................................................................20-17
Profielen definiëren...............................................................................................20-19
Algemene instellingen wijzigen.............................................................................20-20
Inhoudsopgave
Xerox DocuColor 2006
xvii
21. Kopiëren - Basis................................................................................................21-1
Bedieningspaneel ...................................................................................................21-1
Kopieermode...........................................................................................................21-3
Auto-start ................................................................................................................21-4
Het kopieerscherm..................................................................................................21-4
Originelen plaatsen.................................................................................................21-5
De glasplaat............................................................................................................21-5
De automatische originelendoorvoer (AOD) ...........................................................21-6
Een kopie maken....................................................................................................21-9
22. Kopieertoepassingen.........................................................................................22-1
Verkleinen/vergroten...............................................................................................22-1
De toepassing Verkleinen/vergroten gebruiken......................................................22-2
Papier .....................................................................................................................22-3
Papierladen 1, 2 en 3 gebruiken.............................................................................22-3
De handmatige invoer gebruiken............................................................................22-4
Kleurmode ............................................................................................................22-10
De toepassing Kleurmode gebruiken....................................................................22-11
Lichter/donkerder..................................................................................................22-12
De toepassing Lichter/donkerder gebruiken .........................................................22-12
Kwaliteitsaanpassing ............................................................................................22-13
De optie Scherpte gebruiken ................................................................................22-13
De optie Kleurniveau gebruiken............................................................................22-14
De optie Geen achtergrond gebruiken..................................................................22-14
Geavanceerde toepassingen................................................................................22-15
De optie Aflevering gebruiken...............................................................................22-16
Afleveringsopties met optionele opvangbak/vergaareenheid................................22-17
De optie Wissen gebruiken...................................................................................22-18
De toepassing 2-zijdig gebruiken..........................................................................22-19
De optie 2-op-1 gebruiken ....................................................................................22-21
Inhoudsopgave
Xerox DocuColor 2006
xviii
23. Mode Hulpprogramma's.....................................................................................23-1
Tellers.....................................................................................................................23-1
Beheertoepassingen...............................................................................................23-2
Standaardwaarden voor kopiëren...........................................................................23-3
Kleur .......................................................................................................................23-6
Auto kleuraanpassing .............................................................................................23-7
Origineelformaatdetectie.........................................................................................23-9
Auto-modewisseling..............................................................................................23-10
Kopieerlimiet instellen...........................................................................................23-11
Timer-voorinstelling...............................................................................................23-11
Geluid-voorinstelling .............................................................................................23-13
Gebruikerstoegangscode......................................................................................23-14
Toegangscode beheerder.....................................................................................23-15
Versie-info.............................................................................................................23-16
Zelftest..................................................................................................................23-17
Scanner vervoeren................................................................................................23-18
24. Problemen oplossen .........................................................................................24-1
Papierstoringen voorkomen....................................................................................24-1
Zone waar de papierstoring zich voordoet..............................................................24-2
Papierstoring in de automatische-originelendoorvoerzone.....................................24-3
Papierstoring in de papierlade oplossen.................................................................23-5
Papierstoringen in de 2-zijdige lade oplossen.........................................................24-7
Papierstoringen in Zone 1 oplossen........................................................................24-9
Papierstoringen in Zone 2 oplossen......................................................................24-13
Papierstoringen in Zone 3 oplossen......................................................................24-15
Papierstoringen in Zone 4 oplossen......................................................................24-17
Papierstoringen in Zone 5 oplossen......................................................................24-19
De fuserzone vrijmaken........................................................................................24-19
Het bovenste omkeerstation vrijmaken.................................................................24-21
Papierstoringen in Zone 6 oplossen......................................................................24-25
Storingen in de opvangbak/vergaareenheid oplossen..........................................24-27
Problemen met kwaliteit van kopieën of afdrukken...............................................24-29
Inhoudsopgave
Xerox DocuColor 2006
xix
Printerkleuren aanpassen.....................................................................................24-31
VisualCal...............................................................................................................24-31
Printerfoutberichten...............................................................................................24-35
Printer foutcodes...................................................................................................24-39
Scanner foutberichten...........................................................................................24-41
Foutberichten opvangbak/vergaareenheid............................................................24-43
Netwerkproblemen oplossen................................................................................24-45
Problemen oplossen tijdens Setup via het bedieningspaneel...............................24-45
Netwerkprotocolberichten tijdens Setup................................................................24-46
Novell-problemen tijdens de Netwerkinstelling......................................................24-51
Novell-foutberichten..............................................................................................24-52
Runtime printerfoutberichten.................................................................................24-54
Naamtabel.............................................................................................................24-56
Afdrukproblemen...................................................................................................24-57
Op een Windows-werkstation ...............................................................................24-57
Op een Mac-werkstation.......................................................................................24-58
Algemene afdrukproblemen..................................................................................24-59
Problemen met de afdrukkwaliteit.........................................................................24-63
Problemen met opdrachtbeheer oplossen............................................................24-66
Foutberichten in opdrachtbeheer..........................................................................24-66
Onverwachte afdrukresultaten..............................................................................24-69
De printer wissen..................................................................................................24-71
Gebruikers kunnen geen verbinding met de DocuColor 2006 maken...................24-71
25. Onderhoud..........................................................................................................25-1
Schoonmaken.........................................................................................................25-1
De panelen schoonmaken......................................................................................25-1
De scanner schoonmaken......................................................................................25-2
De tonercassettes vervangen .................................................................................25-5
De kopieer-/afdrukmodule vervangen.....................................................................25-9
De tonerafvalcontainer vervangen........................................................................25-15
Verbruiksartikelen bewaren...................................................................................25-17
Tonercassettes .....................................................................................................25-17
Kopieer-/afdrukmodule..........................................................................................25-18
Inhoudsopgave
Xerox DocuColor 2006
xx
26. Technische gegevens ........................................................................................26-1
Printerspecificaties..................................................................................................26-1
Elektrische specificaties..........................................................................................26-3
Uitstoot....................................................................................................................26-3
Interface-specificaties.............................................................................................26-4
Nabestellingsnummers ...........................................................................................26-4
Hardware-onderdelen van de Fiery Server.............................................................26-5
Lijst van fonts..........................................................................................................26-6
PostScript-printerfonts ............................................................................................26-6
PostScript TrueType fonts ....................................................................................26-12
PCL printer fonts...................................................................................................26-13
Specificaties opvangbak/vergaareenheid .............................................................26-15
Afmetingen............................................................................................................26-15
Stroom..................................................................................................................26-15
Omgeving..............................................................................................................26-15
Opvangbakken......................................................................................................26-16
A. Tips voor systeembeheerders.............................................................................A-1
B. Afdrukopties..........................................................................................................B-1
Waar kan ik afdrukopties instellen ........................................................................... B-1
De hierarchie van het onderdrukken van afdrukopties............................................. B-2
Standaardinstellingen .............................................................................................. B-2
Tabel met afdrukopties ............................................................................................B-3
Meer informatie over afdrukopties..........................................................................B-10
Xerox DocuColor 2006
1-1
De DocuColor 2006 installeren
Dit hoofdstuk bevat alleen instructies voor de installatie van het apparaat. Voor
informatie over het installeren van de printerdriver-software, het hoofdstuk Uw
gebruikerssoftware installeren raadplegen. Voor informatie over het installeren in een
netwerk, het betreffende hoofdstuk van uw besturingssysteem raadplegen.
De installatie voorbereiden
Voordat u begint met de installatie van uw Xerox DocuColor 2006, deze
gehele sectie doorlezen. U dient een geschikte locatie voor de installatie van
de DocuColor 2006 te vinden. In deze sectie vindt u informatie die u kan
helpen bij het besluitvormingsproces.
Een locatie selecteren
WAARSCHUWING
De wandcontactdoos moet een stroomsterkte van 115 of 240 volt leveren en
dient ten minste een beveiliging van 15 amps te hebben voor 115 volt of 8
amps voor 240 volt. Indien u de stroomsterkte van de wandcontactdoos niet
zeker weet, dient u een erkende elektricien de contactdoos te laten
controleren.
Geen andere apparaten aansluiten op de wandcontactdoos die voor de
Xerox DocuColor 2006 is bestemd.
De Xerox DocuColor 2006 installeren op een locatie die aan de volgende
voorwaarden voldoet:
Er is een aparte wandcontactdoos voor de DocuColor 2006.
Er kan niet op het netsnoer worden gestapt of erover worden
gestruikeld.
De locatie heeft een gelijke, stabiele ondergrond.
De DocuColor 2006 niet op een van de volgende locaties installeren:
In direct zonlicht Dichtbij een airconditioner of
warmtebron
Op een stoffige plaats Dichtbij open vuur
Op een winderige plaats Dichtbij water
1
1. De DocuColor 2006 installeren De installatie voorbereiden
Xerox DocuColor 2006
1-2
Op een plaats waar het
apparaat kan gaan trillen
Dichtbij een magnetisch veld
Op een locatie die onderhevig is aan abrupte veranderingen in
temperatuur of vochtigheid
Ruimtevereisten voor de DocuColor 2006
VOORZICHTIG
De Xerox DocuColor 2006 heeft ventilatieroosters aan de zij- en achterkant
die niet geblokkeerd mogen worden. Indien dit wel gebeurt, kan er
brandgevaar ontstaan. Het apparaat moet op ten minste 165 mm van de
muur worden geplaatst.
Door onderstaande ruimtevereisten in acht te nemen weet u zeker dat het
apparaat voldoende ventilatie krijgt en dat er voldoende ruimte is voor het
vervangen van verbruiksartikelen.
Ruimtevereisten zonder de optionele opvangbak/vergaareenheid
Onderstaande illustratie geeft een bovenaanzicht van het apparaat.
301000B-WO
L
0
18 inch
457,2 mm
36 inch 914,4 mm
6,5 inch 165 mm
63 inch
1600 mm
67 inch
1702 mm
23 inch
584,2 mm
De installatie voorbereiden 1. De DocuColor 2006 installeren
Xerox DocuColor 2006
1-3
Ruimtevereisten met de optionele opvangbak/vergaareenheid
In onderstaande afbeelding wordt de grootst mogelijke configuratie van het
apparaat weergegeven, met een 2-zijdige module en een
opvangbak/vergaareenheid.
De installatie-onderdelen controleren
Controleren of alle onderdelen die u heeft besteld aanwezig zijn voordat u
aan de installatie begint. Alle onderdelen worden hieronder vermeld.
Printer
Scanner
Scanneronderzetkast
2-zijdige lade (optioneel)
2-ladenmodule (optioneel)
U heeft een kruiskop- en een platte schroevendraaier nodig voor het
installeren van de DocuColor 2006.
6,5 Zoll
165 mm
22,75 Zoll
578 mm
23 Zoll
584
,
2 mm
36 Zoll
914,4 mm
78 Zoll
1981 mm
36 Zoll
914,4 mm
67 Zoll
1702 mm
1. De DocuColor 2006 installeren De installatie voorbereiden
Xerox DocuColor 2006
1-4
Door het volgen van de instructies worden de onderdelen van de DocuColor
2006 in de volgende volgorde geïnstalleerd:
1. 2-ladenmodule, indien besteld
2. Printer
3. 2-zijdige lade, indien besteld
4. Scanneronderzetkast
5. Scanner
6. Accessoires, indien besteld
7. Clientsoftware (door klant te installeren)
De eerste stap
Indien de DocuColor 2006 door een Xerox-technicus voor u is geïnstalleerd,
verdergaan met Hoofdstuk 2, Kennismaking met de Xerox DocuColor 2006.
Indien u de optionele 2-ladenmodule heeft besteld, verdergaan met de
procedure De 2-ladenmodule installeren.
Indien u geen 2 ladenmodule heeft besteld, verdergaan met de procedure De
printer uitpakken.
De 2-ladenmodule installeren 1. De DocuColor 2006 installeren
Xerox DocuColor 2006
1-5
2-ladenmodule installeren (optioneel)
De volgende stappen uitvoeren om de 2-ladenmodule te installeren.
WAARSCHUWING
Er zijn ten minste twee mensen nodig om de module uit de kartonnen doos
te tillen.
1. De doos met de 2-ladenmodule openen.
2. Het tempex en plastic beschermingsmateriaal bovenop de
2-ladenmodule verwijderen.
3. Met één persoon aan weerszijden van de doos, de dwarsbalken
vastpakken op de plaatsen die met de labels worden aangegeven.
0301098a
4. De 2-ladenmodule uit de doos tillen en op de gekozen locatie
neerzetten.
5. De voorwieltjes vergrenden, zoals hieronder aangegeven.
301007B-WO
L
0
1. De DocuColor 2006 installeren De 2-ladenmodule installeren
Xerox DocuColor 2006
1-6
6. Alle tape van de buitenkant van de 2-ladenmodule verwijderen.
7. De bovenste papierladen zo ver mogelijk naar buiten trekken en het
hieronder weergegeven verpakkingsmateriaal verwijderen.
0301008a
8. De bovenste lade sluiten en stap 7 herhalen voor de onderste
papierlade.
9. Beide papierladen openen.
WAARSCHUWING
Voorzichtig te werk gaan bij het verwijderen van verpakkingsmateriaal van
connectoren en kabelbundels.
10. Het kartonnen beschermstuk van de achterkant verwijderen, zoals
hieronder afgebeeld.
301009B-WO
L
0
11. De twee papierladen sluiten.
De 2-ladenmodule installeren 1. De DocuColor 2006 installeren
Xerox DocuColor 2006
1-7
12. De tape uit de toegangsdeur tot de papierinvoerzone verwijderen en de
deur daarna openen.
301010B-WO
L
0
13. Het hieronder afgebeelde kartonnen verpakkingsmateriaal verwijderen.
301011B-WO
L
0
14. De toegangsdeur tot de papierinvoerzone sluiten.
De volgende stap
Verdergaan met de procedure De printer uitpakken verderop in dit hoofdstuk.
1. De DocuColor 2006 installeren De 2-ladenmodule installeren
Xerox DocuColor 2006
1-8
De printer uitpakken 1. De DocuColor 2006 installeren
Xerox DocuColor 2006
1-9
De printer uitpakken
Alle stappen doorlezen voordat u deze procedure uitvoert. U dient bepaalde
beslissingen te nemen voordat u de printer uit de verpakking verwijdert.
1. De vier kartonnen ondersteuningsstukken en tempex verpakking
bovenop de printer verwijderen.
2. De kartonnen binnendoos bovenop de printer verwijderen en op een
veilige plaats zetten uit de buurt van de installatie. De binnendoos bevat
de volgende onderdelen:
Doos met één afdrukmodule
Vier tonercassettedozen (geel, cyaan, magenta en zwart)
Cd-pakket met twee cd’s
Handleiding Aan de slag
Lijst aanbevolen materialen
Netsnoer
Opvangbak
3. De plastic verpakking die zich om de printer bevindt naar beneden rond
de pallet trekken en weg van de onderkant van de printer.
4. Voordat de printer van de pallet wordt getild, alle waarschuwingen
hieronder en op de volgende pagina lezen.
WAARSCHUWING
De printer weegt 69,5 kg zonder de tonercassettes of afdrukmodules
geïnstalleerd. DE PRINTER ALTIJD MET VIER MENSEN OPTILLEN.
Zorgen dat de printer HORIZONTAAL blijft. De achterkant van de printer is
zwaarder dan de voorkant.
301013
ACHTERKANT
VOORKANT
1. De DocuColor 2006 installeren De printer uitpakken
Xerox DocuColor 2006
1-10
WAARSCHUWING
Zorgen dat u stevig staat en goed door uw knieën buigt om rugblessures te
voorkomen. Voor het optillen van de printer met uw gezicht naar de printer
toe staan en deze bij de inkepingen vastpakken, zoals hieronder afgebeeld.
De printer NOOIT bij een ander punt vastpakken om op te tillen. De printer
zou kunnen vallen en persoonlijk letsel kunnen veroorzaken.
5. Met één persoon in elke hoek, uw handen in de plastic verpakking op de
hieronder getoonde posities plaatsen.
VOORZICHTIG
De printer niet optillen of ondersteunen bij de handmatige invoer die zich aan
de rechterkant bevindt.
6. De printer voorzichtig van de pallet af tillen.
7. Een van de volgende stappen uitvoeren:
Indien u de printer installeert op de optionele 2-ladenmodule,
verdergaan met stap 8 op de volgende pagina.
Indien u geen 2-ladenmodule heeft besteld, stap 8 overslaan en
verdergaan met stap 9.
0301014a 0301199
De printer uitpakken 1. De DocuColor 2006 installeren
Xerox DocuColor 2006
1-11
8. De printer op de 2-ladenmodule plaatsen:
a. De twee pennen in de 2-ladenmodule tegenover de
corresponderende openingen in de printer plaatsen. Door de
linkerachterpanelen van de twee onderdelen met elkaar in lijn te
brengen kunt u de pennen gemakkelijker op de juiste positie
brengen. Zie onderstaande illustratie.
b. Papierlade 2 gedeeltelijk openen en de twee duimschroeven
aandraaien. Zie hieronder. De duimschroeven niet te vast
aandraaien.
301016B-WO
L
0
c. Papierlade 2 sluiten.
1. De DocuColor 2006 installeren De printer uitpakken
Xerox DocuColor 2006
1-12
9. Alle tape van de buitenkant van de printer verwijderen:
a. Linkerkant
b. Rechterkant
301018A-
0
c. Binnenkant van voorpaneel
301019A-WO
0
De printer uitpakken 1. De DocuColor 2006 installeren
Xerox DocuColor 2006
1-13
10. Alle interne verpakkingsmateriaal van de printer verwijderen door
stappen a t/m m uit te voeren.
a. Het afstandsstuk met label B verwijderen.
301025B-WO
L
0
b. Het kartonnen haamstuk van de hieronder afgebeelde knop
verwijderen.
301245A-WO
L
0
c. De smalle strip met label G uit de tonerkamer verwijderen.
301026B-WO
L
0
1. De DocuColor 2006 installeren De printer uitpakken
Xerox DocuColor 2006
1-14
d. De anti-rotatieknop indrukken om de roterende kamers te
ontgrendelen.
0
301027C-WO
L
e. De knop in de richting van de pijl draaien totdat deze niet verder
kan. De volgende strip met label G is zichtbaar.
0
301028C-WO
L
f. Stappen c t/m e herhalen totdat alle strips met label G uit de
tonercarrousel zijn verwijderd.
g. Papierlade 1 zover mogelijk open trekken tot deze stopt. De twee
afstandsstukken met labels C en E verwijderen. Zie hieronder.
301023B-WO
L
0
De printer uitpakken 1. De DocuColor 2006 installeren
Xerox DocuColor 2006
1-15
h. Papierlade 1 sluiten.
i. De fuserzone voorzichtig opentrekken en de afstandsstukken met
labels A en J verwijderen.
301022C-WO
L
0
j. De fuserzone sluiten.
k. De handmatige invoer openen en het afstandsstuk met label F
verwijderen.
301020B-WO
L
0
l. De handmatige invoer voorzichtig naar u toe trekken om het
overbruggingstransport te openen en de twee afstandsstukken met
label D te verwijderen.
301021B-WO
L
0
m. Het overbruggingstransport en de handmatige invoer sluiten.
1. De DocuColor 2006 installeren De printer uitpakken
Xerox DocuColor 2006
1-16
11. Het voorpaneel sluiten.
301077b
12. Indien u niet over een 2-ladenmodule beschikt, verdergaan met de
volgende procedure Printerinstallatie.
Indien u de printer op de 2-ladenmodule heeft geïnstalleerd, de
volgende stappen uitvoeren:
a. Het klepje aan de achterkant van de printer verwijderen.
301029A-WOL
0
b. De twee kleine connectoren van de 2-ladenmodule in de
aansluitingen op de printer aansluiten.
301030A-WOL
0
De printer uitpakken 1. De DocuColor 2006 installeren
Xerox DocuColor 2006
1-17
c. Terwijl u het deksel van de 2-ladenmodule gesloten houdt, het klepje in lijn
brengen met de plastic rails en in de printer schuiven.
301136A-WO
L
0
De volgende stap
Verdergaan met de procedure Printerinstallatie.
1. De DocuColor 2006 installeren De printer uitpakken
Xerox DocuColor 2006
1-18
Printerinstallatie 1. De DocuColor 2006 installeren
Xerox DocuColor 2006
1-19
Printerinstallatie
Deze procedure uitvoeren nadat de printer is uitgepakt en op een geschikte
locatie is geplaatst.
Indien u de procedure De installatie voorbereiden in deze sectie nog niet
heeft uitgevoerd, dit alsnog nu doen.
Indien de printer zich nog in de originele verpakking bevindt, naar de
procedure De printer uitpakken gaan.
1. De opvangbak in de binnendoos die bovenop de printer stond opzoeken.
De opvangbak installeren aan de hand van de stappen a t/m c.
a. Terwijl u links van de printer staat, de opvangbak op de afgebeelde
manier vasthouden.
301031B
-
0
De metalen veer niet in de opening steken. Zorgen dat de metalen veer naar
beneden staat tegen de buitenkant van het paneel.
b. De rechterarm van de lade in de ervoor bestemde opening plaatsen
zoals weergegeven.
301032B-
0
1. De DocuColor 2006 installeren Printerinstallatie
Xerox DocuColor 2006
1-20
c. De linkerarm van de lade in de ervoor bestemde opening plaatsen
zoals weergegeven.
301033B-WO
L
0
2. De afdrukmodule installeren:
a. Het voorpaneel van de printer openen.
301034B
-
0
b. De gele hendel A in de richting van de pijlen draaien totdat de stip
tegenover het symbool Ontgrendeld staat.
301044
A
Printerinstallatie 1. De DocuColor 2006 installeren
Xerox DocuColor 2006
1-21
3. De gele hendel B in de richting van de pijl draaien totdat de stip
tegenover het symbool Ontgrendeld staat.
301035B-WO
L
0
4. De afdrukmodule installeren:
a. De afdrukmodule uit de doos verwijderen.
b. De zilverkleurige beschermzak openscheuren bij de inkeping en de
afdrukmodule verwijderen.
VOORZICHTIG
Het blauwe oppervlak van de drum NIET aanraken. Wanneer er krassen op
de drum komen of wanneer deze door vettigheid van uw hand wordt besmet,
kan dit de kwaliteit van afdrukken of kopieën nadelig beïnvloeden.
c. De cassette bij het lint vasthouden. Terwijl u de cassette
horizontaal houdt, de verpakking verwijderen.
301036b
B
1. De DocuColor 2006 installeren Printerinstallatie
Xerox DocuColor 2006
1-22
d. Terwijl u de cassette bij de hendel vasthoudt, de geleider in lijn
brengen met de printerrail.
0301037C-WOL
e. De cassette volledig in de printer duwen totdat deze op zijn plaats
vastklikt.
f. Hendel B in de richting van de pijl draaien totdat de stip tegenover
het symbool Vergrendeld staat.
301038b
Indien hendel B niet in de stand Vergrendeld kan worden gezet, controleren
of de cassette volledig in de printer is geschoven.
B
Printerinstallatie 1. De DocuColor 2006 installeren
Xerox DocuColor 2006
1-23
g. Hendel A in de richting van de pijl draaien totdat de stip tegenover
het symbool Vergrendeld staat.
301039b
5. De tonercassettes installeren:
Elke tonercassettekamer heeft een specifieke kleur. Ervoor zorgen dat de
juiste tonercassette in de kamer met de bijpassende kleur wordt
geïnstalleerd.
De doos en verpakking van de tonercassettes kan worden gebruikt om oude
cassettes naar uw leverancier te retourneren voor recycling.
a. De juiste tonercassettedoos opzoeken voor de kleur van de huidige
kamer.
b. De tonercassette uit de doos verwijderen.
c. De cassette zeven of acht keer heen en weer schudden.
301040A-WO
L
0
A
1. De DocuColor 2006 installeren Printerinstallatie
Xerox DocuColor 2006
1-24
d. Terwijl de pijl bovenop de cassette zichtbaar is, de cassette zo ver
mogelijk in de printer schuiven.
301041c
e. De hendel aan het uiteinde van de cassette gebruiken om de
cassette in de richting van de pijl te draaien. Ervoor zorgen dat de
stip op de cassette tegenover het symbool Vergrendeld staat,
zoals weergegeven.
VOORZICHTIG
Ervoor zorgen dat de cassette in de stand Vergendeld staat. Als dit NIET het
geval is, kan er toner in de printer terechtkomen.
Printerinstallatie 1. De DocuColor 2006 installeren
Xerox DocuColor 2006
1-25
a. De anti-rotatieknop indrukken en loslaten.
0
301027C-WO
L
b. De knop in de richting van de pijl draaien totdat deze bij de
volgende kamer stopt.
0
301028C-WO
L
Indien de tonercassette niet volledig in de printer is geschoven, kan de knop
niet draaien.
6. Stap 5 herhalen voor de overige drie tonercassettes.
De carrousel opnieuw draaien, zodat u er zeker van bent dat de laatste
cassette volledig in de printer is geschoven.
1. De DocuColor 2006 installeren Printerinstallatie
Xerox DocuColor 2006
1-26
7. Het voorpaneel van de printer sluiten.
301077b
De volgende stap
Indien u de optionele 2-zijdige lade heeft besteld, verdergaan met de
procedure De 2-zijdige lade installeren.
Indien u geen 2-zijdige lade heeft besteld, verdergaan met de procedure
Papier in de papierlade plaatsen.
De 2-zijdige lade installeren 1. De DocuColor 2006 installeren
Xerox DocuColor 2006
1-27
De 2-zijdige lade installeren (optioneel)
Dankzij de 2-zijdige lade is de DocuColor 2006 in staat 2-zijdige afdrukken te
maken.
1. De 2-zijdige lade openen en de inhoud verwijderen:
2-zijdige lade
Bovenste omkeermechanisme
Onderste omkeermechanisme
Twee duimschroeven
Beschermklepje met inkeping voor kleine connector
Hulpstukje
2. De 2-zijdige lade uit de plastic verpakking verwijderen.
a. Het verpakkingsmateriaal uit de lade verwijderen.
b. Ervoor zorgen dat alle verpakkingsmateriaal uit de lade is
verwijderd.
301043b
3. Papierlade 1 openen.
301128A-WO
L
0
1. De DocuColor 2006 installeren De 2-zijdige lade installeren
Xerox DocuColor 2006
1-28
4. Met behulp van een kruiskopschroevendraaier de hieronder afgebeelde
schroef verwijderen.
301050B-WO
L
0
5. Om het beschermstuk te verwijderen dit naar rechts schuiven en van de
printer wegschuiven. Het beschermstuk weggooien.
301051b
6. De 2-zijdige lade installeren:
a. De rails in de lade in lijn brengen met de rails in de printer.
301052b
b. De 2-zijdige lade en de papierlade gedeeltelijk sluiten.
De 2-zijdige lade installeren 1. De DocuColor 2006 installeren
Xerox DocuColor 2006
1-29
7. Het onderste omkeermechanisme installeren:
a. De zijkanten van de opvangbak voorzichtig naar elkaar toe knijpen
om de lade uit de printer te verwijderen.
301053B-WOL
0
b. Met behulp van de schroevendraaier de twee schroeven uit het
onderste linkerbeschermstuk van de printer verwijderen. Zie
illustratie.
301054B-WO
L
0
c. Het beschermstuk verwijderen door dit naar rechts te schuiven en
van de printer weg te trekken. Het beschermstuk weggooien.
1. De DocuColor 2006 installeren De 2-zijdige lade installeren
Xerox DocuColor 2006
1-30
d. De omkeerlade en papierlade 1 sluiten.
8. Met behulp van het hulpstukje uit de kartonnen doos de twee kleine
beschermstukjes van de linkerkant van de printer verwijderen. De
beschermstukjes weggooien.
301204b
9. Het toegangsklepje aan de linkeronderkant van de printer verwijderen.
Dit klepje NIET weggooien.
301056d
De 2-zijdige lade installeren 1. De DocuColor 2006 installeren
Xerox DocuColor 2006
1-31
VOORZICHTIG
Ervoor zorgen dat de kleine connector en kabel aan de linkerkant van het
onderste omkeermechanisme naar achter en uit de weg zijn geduwd.
10. Het onderste omkeermechanisme op de hieronder afgebeelde wijze in
de printer plaatsen.
301057B-WO
L
0
Het onderste omkeermechanisme is niet uitgelijnd met de printerpanelen en
-deksels na installatie.
a. De twee duimschroeven bijgeleverd in de doos vastdraaien.
301058B-WO
L
0
KLEINE
CONNECTOR
EN KABEL
1. De DocuColor 2006 installeren De 2-zijdige lade installeren
Xerox DocuColor 2006
1-32
b. De kleine connector van het onderste omkeermechanisme
aansluiten op de kleine aansluiting aan de linkerachterkant van de
printer.
301130A-
0
c. Het klepje terugplaatsen.
301060B-WO
L
0
11. Het bovenste omkeermechanisme installeren:
a. Het bovenste omkeermechanisme op de hieronder afgebeelde
wijze in de printer plaatsen.
301061B-WO
L
0
De 2-zijdige lade installeren 1. De DocuColor 2006 installeren
Xerox DocuColor 2006
1-33
b. De kleine connector aan de achterkant van het bovenste
omkeermechanisme aansluiten op de kleine aansluiting in de
toegangsopening. Zie illustratie.
301132A-WO
L
0
301062b
c. Het nieuwe connectorplaatje met de uitkeping in de
toegangsopening plaatsen. De draden door de uitkeping in het
plaatje geleiden.
301133A-WO
L
0
301063b
VOORZICHTIG
Voorzichtig te werk gaan als de kleine draadjes van de connector met de
hand moeten worden verplaatst bij het sluiten van het connectorplaatje.
1. De DocuColor 2006 installeren De 2-zijdige lade installeren
Xerox DocuColor 2006
1-34
12. De opvangbak terugplaatsen.
301032B-WO
L
0
13. Het netsnoer op de printer en de wandcontactdoos aansluiten.
301071B-WO
L
0
De volgende stap
Verdergaan met de procedure Papier in de papierlade plaatsen.
Papier in de papierlade plaatsen 1. De DocuColor 2006 installeren
Xerox DocuColor 2006
1-35
Papier in de papierlade plaatsen
De Lijst aanbevolen materialen raadplegen voor informatie over de
papiervereisten voor de DocuColor 2006.
1. De papierlade aan de voorkant van het apparaat zo ver mogelijk naar
buiten trekken.
301128A-WO
L
0
Indien u papier plaatst in de 2-ladenmodule, stap 2 overslaan. Het is niet
nodig om de metalen plaat in lade 2 of 3 naar beneden te drukken.
2. De metalen plaat naar beneden drukken totdat deze vergrendelt.
301066B-WOL
0
1. De DocuColor 2006 installeren Papier in de papierlade plaatsen
Xerox DocuColor 2006
1-36
3. De horizontale en verticale papiergeleiders indrukken en zo ver
mogelijk uit het midden van de lade wegschuiven.
301067B-WO
L
0
4. De rechterkant van de papierstapel tegen de rechter metalen rand en
onder de papiertab rechtsvoor plaatsen.
5. De papierstapel mag niet boven de MAX-lijn uitkomen.
301068B-WO
L
0
Om papierstoringen te voorkomen dient u het papier zodanig te laden dat
het met lange zijde tegen de zijkant van de lade ligt.
6. De twee papiergeleiders instellen zodat ze net de randen van de
papierstapel raken.
0301101a
Papier in de papierlade plaatsen 1. De DocuColor 2006 installeren
Xerox DocuColor 2006
1-37
Door de geleiders te dicht tegen de papierstapel te zetten kan er een
papierstoring ontstaan.
7. Zorgen dat de verticale papiergeleider in lijn is met het juiste
papierformaatteken op de onderkant van de lade.
Automatische papierformaatdetectie is niet mogelijk wanneer de verticale
papiergeleider niet in de juiste stand staat.
8. De papierlade stevig in het apparaat schuiven.
301065b
9. Indien er meer papierladen zijn geïnstalleerd op uw DocuColor 2006,
deze procedure herhalen totdat in alle laden het gewenste papier is
geplaatst.
De volgende stap
Verdergaan met de sectie De scanneronderzetkast installeren.
1. De DocuColor 2006 installeren Papier in de papierlade plaatsen
Xerox DocuColor 2006
1-38
De scanneronderzetkast installeren 1. De DocuColor 2006 installeren
Xerox DocuColor 2006
1-39
De scanneronderzetkast installeren
U heeft een kruiskopschroevendraaier nodig om deze installatie uit te voeren.
1. De kartonnen doos van de scanneronderzetkast openen.
2. Controleren of de volgende onderdelen zich in de doos bevinden:
1. Rechterpoot 6. Achter-/onderplaat met wieltjes
2. Linkerpoot 7. Afstandsstuk
3. Rechtersteun 8. 2 draagbeugels
4. Linkersteun 9. 2 stabilisatievoeten
5. Tafelblad 10. 2 stootblokjes
6 mm inbusmoersleutel (niet weergegeven)
32 schroeven (niet weergegeven)
8 inbusbouten met sluitringetjes (niet weergegeven)
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
301012a
1. De DocuColor 2006 installeren De scanneronderzetkast installeren
Xerox DocuColor 2006
1-40
3. De linker- en rechterpoot aan de achter-/onderplaat bevestigen met
behulp van acht schroeven, zoals hieronder wordt weergegeven.
4. Het afstandsstuk tussen de bovenkant van de twee poten bevestigen
met behulp van vier schroeven. Hierna is het ondersamenstel gereed.
301143
5. Het ondersamenstel op zijn kant zetten.
6. De twee stabilisatievoeten met behulp van vier schroeven monteren
zoals hieronder wordt weergegeven.
301130a
De scanneronderzetkast installeren 1. De DocuColor 2006 installeren
Xerox DocuColor 2006
1-41
7. Het tafelblad met het blad naar beneden op de vloer zetten.
a. De linker- en rechtersteun op het tafelblad plaatsen en met twee
schroeven monteren. Dit is het bovensamenstel.
301202
b. Vier schroeven door de steunen en in het tafelblad plaatsen.
c. De twee draagbeugels monteren in de posities die hieronder
worden weergegeven.
301137
1. De DocuColor 2006 installeren De scanneronderzetkast installeren
Xerox DocuColor 2006
1-42
8. Het bovensamenstel omkeren en in de poten van het ondersamenstel
schuiven tot het niet verder kan.
301140a
9. De twee samenstellingen aan elkaar bevestigen met behulp van acht
inbusbouten en de inbusmoersleutel.
301139a
De scanneronderzetkast installeren 1. De DocuColor 2006 installeren
Xerox DocuColor 2006
1-43
10. De twee stootblokjes in de achteropeningen van de onderplaat
monteren.
301141a
11. De scannertafel rond de printer zetten, zoals hieronder weergegeven.
301247a
1. De DocuColor 2006 installeren De scanneronderzetkast installeren
Xerox DocuColor 2006
1-44
De volgende stap
Verdergaan met de procedure De scanner installeren.
De scanner installeren 1. De DocuColor 2006 installeren
Xerox DocuColor 2006
1-45
De scanner installeren
1. De scannerdoos openen.
2. Controleren of de volgende onderdelen zich in de doos bevinden.
Scanner
Netsnoer
Printerinterfacekabel
Spanningskabel
3. Het plastic bovenop de scanner verwijderen en naar de zijkant van de
doos duwen, weg van de scanner.
4. Met één persoon aan weerszijden van de doos, uw handen in de plastic
verpakking en onder de scanner plaatsen.
301049a
5. De scanner uit de doos tillen en op de scanneronderzetkast plaatsen.
6. Ervoor zorgen dat de voorste scannervoeten in de ronde inkepingen aan
de voorkant van de scanneronderzetkast worden geplaatst.
301045a
1. De DocuColor 2006 installeren De scanner installeren
Xerox DocuColor 2006
1-46
7. De duimschroef, in het uitgelichte deel hieronder, aandraaien om de
scanner op de onderzetkast vast te zetten.
301046a
8. De drie schroeven uit de rechterkant van de scanner verwijderen.
301132a
Deze schroeven op een veilige plaats bewaren of ze met tape aan de
achterkant van de scanneronderzetkast bevestigen. Met deze schroeven
wordt de scanner vastgezet. U heeft ze nodig wanneer de scanner moet
worden verplaatst.
De scanner installeren 1. De DocuColor 2006 installeren
Xerox DocuColor 2006
1-47
9. De scannerkabels aansluiten door de volgende stappen uit te voeren:
a. Het ene einde van de interfacekabel aansluiten op de achterkant
van de scanner; het andere uiteinde aan de linkerkant van de
printer.
301131a
b. De spanningskabel tussen de printer en scanner aansluiten zoals
hieronder weergegeven.
301228a
1. De DocuColor 2006 installeren De scanner installeren
Xerox DocuColor 2006
1-48
c. Het netsnoer van de scanner aansluiten op de wandcontactdoos en
op de achterkant van de scanner.
301080
De volgende stap
Verdergaan met de procedure De AOD installeren.
De AOD installeren 1. De DocuColor 2006 installeren
Xerox DocuColor 2006
1-49
De AOD installeren
De Automatische Originelendoorvoer (AOD) stelt u in staat kopieën van een
stapel originelen te maken. Maximaal 30 originelen van 75 g/m
2
kunnen
tegelijkertijd in de AOD worden geplaatst.
WAARSCHUWING
De AOD weegt 11 kg. Bijzonder voorzichtig zijn bij het omgaan met de AOD.
1. Controleren of de volgende onderdelen zich in het pakket bevinden:
AOD-samenstelling
Originelenopvangbak
Twee knopschroeven
2. Ervoor zorgen dat de spanning van de scanner UIT staat en dat het
netsnoer is losgekoppeld.
301125a
3. De afdekklep van de glasplaat omhoog zetten.
030
1220A
-W O L
1. De DocuColor 2006 installeren De AOD installeren
Xerox DocuColor 2006
1-50
4. Met beide handen de afdekklep omhoog tillen en verwijderen. Deze
afdekklep kunt u wegdoen.
301222a
5. Met behulp van een schroevendraaier de twee kleine beschermplaten
die hieronder worden weergegeven verwijderen. De platen en schroeven
kunt u weggooien.
6. Voor het installeren van de AOD de volgende stappen uitvoeren:
WAARSCHUWING
De AOD weegt 11 kg. Bijzonder voorzichtig zijn bij het omgaan met de AOD.
a. Het beschermende verpakkingsmateriaal aan de voorkant van de
AOD verwijderen.
0
3301227A
-W O L
De AOD installeren 1. De DocuColor 2006 installeren
Xerox DocuColor 2006
1-51
b. Aan de achterkant van de scanner de gaten in de scharnieren van
de AOD in lijn brengen met de uitlijningspunten op de scanner.
0
301229A
-
WOL
c. Met beide handen de AOD naar de voorkant van de scanner
duwen. Dit zet de AOD vast op de uitlijningspunten.
0301230
A
-
WOL
d. De twee knopschroeven uit het pakket op de aangegeven posities
vastdraaien.
0301230a
-W O L
1. De DocuColor 2006 installeren De AOD installeren
Xerox DocuColor 2006
1-52
7. De kabel op de achterkant van de scanner aansluiten en de twee
schroeven vastdraaien.
0
3
0
12
4
9A
-
WOL
8. De originelenopvangbak installeren.
0301250A
-
WOL
9. Het netsnoer opnieuw aansluiten en de scanner aanzetten.
301085a
De volgende stap
Indien u de optionele opvangbak/vergaareenheid installeert, verdergaan met
de procedure De opvangbak/vergaareenheid installeren. Indien u deze niet
installeert, verdergaan met de procedure De testpagina afdrukken.
301250a
De opvangbak/vergaareenheid installeren 1. De DocuColor 2006 installeren
Xerox DocuColor 2006 1-53
De opvangbak/vergaareenheid installeren
De opvangbak/vergaareenheid is een optionele module voor de Xerox
DocuColor 2006. De module wordt toegevoegd aan de linkerzijde van het
apparaat en bestaat uit tien vakken en een grote opvangbak. De installatie
kan worden uitgevoerd door Xerox-service- of installatiepersoneel of door de
klant.
De functies Stapelen en Sorteren zijn alleen beschikbaar voor
kopieeropdrachten. Afdrukopdrachten kunnen niet worden gesorteerd.
1. Ervoor zorgen dat er genoeg ruimte is voor de module aan de linkerzijde
van de DocuColor 2006. De opvangbak/vergaareenheid heeft de
volgende afmetingen:
Breedte 17,2 inch (437 mm)
Hoogte 28 inch (710 mm)
Diepte 19,1 inch (484 mm)
Er dient ongeveer 356 mm (14 inch) extra ruimte vrij te zijn links van de
opvangbak/vergaareenheid om het oplossen van storingen mogelijk te
maken.
2. De onderdelen van de opvangbak/vergaareenheid bekijken voordat u de
eenheid installeert.
1 Vergaarvakken
2 Grote opvangbak
3 Verbindingsplaat
4 Toegangspaneel voor storingsoplossing
5 Verbindingssnoer
1
2
3
4
5
1. De DocuColor 2006 installeren De opvangbak/vergaareenheid installeren
1-54 Xerox DocuColor 2006
De opvangbak/vergaareenheid uitpakken
Alle stappen doorlezen voordat u met de procedure begint.
1. De doos openen en de installatieposter eruit halen.
2. De plastic zak met het nieuwe connectorklepje uit de doos halen.
3. Het karton dat de module op zijn plaats houdt, uit de doos halen. Al het
plastic rond de wielen van de opvangbak/vergaareenheid verwijderen.
De opvangbak/vergaareenheid installeren 1. De DocuColor 2006 installeren
Xerox DocuColor 2006 1-55
4. De doos langzaam omkiepen totdat de opvangbak/vergaareenheid op zijn
wielen staat.
VOORZICHTIG
Wanneer u een losse opvangbak/vergaareenheid wegrolt, deze niet
vasthouden bij de vergaarvakken. Niet op de verbindingsplaat drukken; de
module kan hierdoor omvallen.
5. De opvangbak/vergaareenheid voorzichtig uit de doos rollen.
6. Het plastic rond de opvangbak/vergaareenheid verwijderen.
1. De DocuColor 2006 installeren De opvangbak/vergaareenheid installeren
1-56 Xerox DocuColor 2006
7. Het tape en karton binnen in de opvangbak/vergaareenheid verwijderen.
8. Het karton van de bovenkant van de opvangbak/vergaareenheid
verwijderen. Het karton en tape van de vergaarvakken verwijderen. De
band rondom de grote papierlade verwijderen. Al het resterende tape en/of
karton in of op de opvangbak/vergaareenheid verwijderen.
9. Het paneel openen en al het verpakkingsmateriaal aan de binnenkant
verwijderen.
VOORZICHTIG
Niet de plastic strip rond de metalen rol onder het toegangspaneel voor
storingsoplossing verwijderen. De strip houdt een sensordraad op zijn
plaats, zoals u kunt zien in onderstaande afbeelding.
0303006A-W O L
De opvangbak/vergaareenheid installeren 1. De DocuColor 2006 installeren
Xerox DocuColor 2006 1-57
10. Het tape verwijderen dat het verbindingssnoer op zijn plaats houdt.
Het snoer ingepakt laten ter bescherming.
11. Controleren of al het tape van de module verwijderd is.
De opvangbak/vergaareenheid aansluiten
Alle stappen doorlezen voordat u met de procedure begint.
VOORZICHTIG
Controleren of de stroom naar de DocuColor 2006 is uitgeschakeld voordat
u met de installatie van de opvangbak/vergaareenheid begint.
1. Het apparaat uitzetten.
2. De afdrukkenopvangbak van het apparaat verwijderen.
1. De DocuColor 2006 installeren De opvangbak/vergaareenheid installeren
1-58 Xerox DocuColor 2006
3. De verbindingsplaat op de opvangbak/vergaareenheid uittrekken.
VOORZICHTIG
De verbindingsplaat niet naar beneden drukken. De module kan hierdoor
omvallen.
4. Een van de volgende handelingen uitvoeren:
Indien de DocuColor 2006 niet is uitgerust met de optionele 2-
zijdige lade, ervoor zorgen dat de verticale rand van de
scheidingsplaat zich aan de rechterzijde bevindt, vlakbij de
verticale rand van de verbindingsplaat. Als het goed is, is er geen
afbeelding zichtbaar in de opening van de scheidingsplaat. Verder
gaan met stap 5.
De opvangbak/vergaareenheid installeren 1. De DocuColor 2006 installeren
Xerox DocuColor 2006 1-59
Indien de DocuColor 2006 wel is uitgerust met de optionele 2-
zijdige lade, de scheidingsplaat verwijderen door de
duimschroeven los te draaien. De plaat zo plaatsen dat de verticale
rand zich aan de linkerzijde bevindt en de duimschroeven zijn
uitgelijnd met de gaten op de verbindingsplaat. De afbeelding van
de 2-zijdige lade zou zichtbaar moeten zijn in de opening van de
scheidingsplaat. De duimschroeven aandraaien.
5. De opvangbak/vergaareenheid uitlijnen met de linkerzijde van de
DocuColor 2006, zodat de duimschroeven op de plaat zich op dezelfde
hoogte bevinden als de gaten in het linkerpaneel van het apparaat. De
bovenste horizontale randen van de uitlijnplaat horen onder
storingsoplossingszone 5 te passen.
6. De duimschroeven voor en achter op de uitlijnplaat aandraaien.
1. De DocuColor 2006 installeren De opvangbak/vergaareenheid installeren
1-60 Xerox DocuColor 2006
7. Het connectorklepje onder de stroomaansluiting op de linkerzijde van
het apparaat verwijderen.
8. Het beschermende plastic rond het verbindingssnoer en de connector
van de opvangbak/vergaareenheid verwijderen.
9. De connector aansluiten.
VOORZICHTIG
In de volgende stap erop letten dat u niet per ongeluk draden of het
verbindingssnoer plat drukt of los trekt met het klepje.
De opvangbak/vergaareenheid installeren 1. De DocuColor 2006 installeren
Xerox DocuColor 2006 1-61
10. Het nieuwe klepje voor de connector verwijderen uit de verpakking. Het
snoer links van de opening houden, de onderste rand van het klepje in
de opening plaatsen en dit langzaam omhoog op zijn plaats klikken.
1. De DocuColor 2006 installeren De opvangbak/vergaareenheid installeren
1-62 Xerox DocuColor 2006
11. De opvangbak/vergaareenheid op zijn plaats schuiven.
De volgende stap
Naar de procedure Een testpagina afdrukken gaan.
De testpagina afdrukken 1. De DocuColor 2006 installeren
Xerox DocuColor 2006 1-63
Het apparaat aanzetten
1. De AAN/UIT-knop van de printer in de stand I zetten.
301072A-WO
L
0
2. De AAN/UIT-knop aan de linkerkant van de scanner in de stand I zetten.
0301 3 A- WOL
De DocuColor 2006 voert een registratie-instelling uit. Kort daarna
verschijnen er berichten die aangeven dat de scanner gereed is, op het
bedieningspaneel van de printer en op het bedieningspaneel van de scanner.
0301232a
1. De DocuColor 2006 installeren De testpagina afdrukken
1-64 Xerox DocuColor 2006
Het apparaat uitzetten
1. Controleren of het bericht GEREED op de twee bedieningspanelen
wordt weergegeven.
Het apparaat niet uitzetten als er een ander bericht wordt weergegeven. Er
is misschien een probleem of als de DocuColor 2006 op het netwerk is
aangesloten, worden er misschien gegevens ontvangen.
2. Alleen de AAN/UIT-knop op de scanner in de stand 0 zetten.
301086
De scanner bestuurt de spanning naar de printer; het is derhalve niet nodig
om de printer zelf uit te zetten.
De testpagina afdrukken 1. De DocuColor 2006 installeren
Xerox DocuColor 2006 1-65
Een testpagina afdrukken vanaf het printerbedieningspaneel
De testpagina afdrukken om te controleren of de printer goed werkt.
Voor een snel overzicht van de symbolen op het bedieningspaneel van de
printer, het hoofdstuk Kennismaking met de DocuColor 2006 raadplegen.
Pijl omhoog Toets Menu
C/
1010
0101
0010
Toets Item/Enter
1. Controleren of GEREED wordt weergegeven in het scherm van het
printerbedieningspaneel.
2. De toets Menu op de printer herhaaldelijk indrukken tot het bericht
DRUK PAG. VAN LIJST AF in het scherm van het bedieningspaneel
wordt weergegeven.
3. De toets Item/Enter indrukken.
CONFIGURATIE AFDR. verschijnt op het bedieningspaneel.
4. De pijl-omhoogtoets indrukken totdat AFDRUKKEN TESTPAGINA op
het bedieningspaneel verschijnt.
5. De toets Item/Enter indrukken.
OPDR. VERWERKEN VANAF LADE 1 verschijnt.
De testpagina wordt vervolgens afgeleverd in de bovenste opvangbak
van de printer.
1. De DocuColor 2006 installeren De testpagina afdrukken
1-66 Xerox DocuColor 2006
Een proefkopie vanaf de scanner maken
Voor een snel overzicht van het scannerbedieningspaneel het hoofdstuk
Kennismaking met de DocuColor 2006 raadplegen.
Toets Start
Toets Kopie
1. Controleren of GEREED wordt weergegeven in het scherm van het
scannerbedieningspaneel.
2. De afdekklep van de scanner optillen en een origineel op de glasplaat
plaatsen.
3. De toets Kopie indrukken om over te schakelen naar de kopieermode.
4. De toets Start op het scannerbedieningspaneel indrukken.
Vervolgens wordt er een kopie afgeleverd in de bovenste opvangbak
van de printer.
5. Het origineel van de glasplaat verwijderen.
De volgende stap
Een van de volgende stappen uitvoeren:
Indien u geheugen aan de printer wilt toevoegen, verdergaan met de
procedure Geheugen aan de printer toevoegen.
Indien u geheugen aan de scanner wilt toevoegen, verdergaan met de
procedure Geheugen aan de scanner toevoegen.
Indien u geen geheugen wilt toevoegen, verdergaan met Kennismaking
met de DocuColor 2006.
Geheugen aan de printer toevoegen 1. De DocuColor 2006 installeren
Xerox DocuColor 2006
1-67
Geheugen aan de printer toevoegen
U heeft een kruiskopschroevendraaier nodig om deze procedure uit te
voeren.
VOORZICHTIG
De geheugenkaart beschermen tegen statische elektriciteit door deze in
de anti-statische zak te bewaren totdat u gereed bent om deze te
installeren.
De kaart alleen bij de bovenkant of zijkanten vasthouden. De kaart-
componenten of de goudkleurige connectorrand niet aanraken.
De kaart niet in de buurt van magnetische apparaten, zoals een PC-
monitor leggen.
De kaart niet aan direct zonlicht, hoge temperaturen of vochtigheid
blootstellen.
1. De printer en de scanner uitzetten.
301073A-WO
L
0
2. De drie schroeven aan de bovenkant van het rechterzijpaneel van de
printer verwijderen.
301083
301186
1. De DocuColor 2006 installeren Geheugen aan de printer toevoegen
Xerox DocuColor 2006
1-68
3. Het paneel naar rechts schuiven en optillen om het te verwijderen. De
geheugenkaartsleuven bevinden zich achter het paneel.
301210 301211
De bovenste sleuf bevat de 64 MB geheugenkaart die reeds is
geïnstalleerd
De onderste sleuf is vrij.
4. Indien u de 64 MB geheugenkaart vervangt door een of twee
geheugenkaarten, verdergaan met stap 6. Indien u een geheugenkaart
aan de bestaande 64 MB geheugenkaart toevoegt, stap 5 uitvoeren.
5. De extra geheugenkaart uit de anti-statische zak verwijderen.
301214
a. De kaart in de onderste sleuf onder de 64 MB geheugenkaart
plaatsen.
b. Met behulp van uw duimen de kaart in de sleuf duwen tot deze
vastklikt.
0301063 -W
O
L
301233a
c. Verdergaan met stap 7.
Geheugen aan de printer toevoegen 1. De DocuColor 2006 installeren
Xerox DocuColor 2006
1-69
6. Om de 64 MB geheugenkaart te vervangen, de volgende stappen
uitvoeren:
a. Om de 64 MB geheugenkaart te verwijderen met uw duimen tegen
de clips aan de zijkanten van de kaartsleuf drukken.
b. Wanneer de clips naar achteren zijn gedrukt, de 64 MB kaart
verwijderen.
301212
c. De nieuwe geheugenkaart uit de anti-statische zak verwijderen.
d. De 64 MB geheugenkaart in de anti-statische zak plaatsen.
e. De nieuwe geheugenkaart in de bovenste sleuf plaatsen.
f. Met behulp van uw duimen de kaart net zo ver duwen tot deze
vastklikt.
301213
g. Indien u een tweede kaart installeert, deze in de onderste sleuf
plaatsen en vastdrukken.
301214
1. De DocuColor 2006 installeren Geheugen aan de printer toevoegen
Xerox DocuColor 2006
1-70
7. Het linkerzijpaneel van de printer terug op zijn plaats zetten, zoals
hieronder weergegeven.
301215
8. Het paneel dichtdrukken en naar links schuiven.
301216
9. De drie schroeven terugplaatsen in het zijpaneel.
301070
Geheugen aan de printer toevoegen 1. De DocuColor 2006 installeren
Xerox DocuColor 2006
1-71
10. De printer en scanner opnieuw aanzetten.
301072A-WO
L
0
11. Na een paar seconden verschijnt GEREED op het bedieningspaneel.
0301132a
1. De DocuColor 2006 installeren Geheugen aan de printer toevoegen
Xerox DocuColor 2006
1-72
De volgende stap
Een van de volgende stappen uitvoeren:
Indien u geheugen aan de scanner wilt toevoegen, verdergaan met de
procedure Geheugen aan de scanner toevoegen.
Indien u geen geen geheugen aan de scanner wilt toevoegen,
verdergaan met het hoofdstuk Kennismaking met de Xerox DocuColor
2006.
Geheugen aan de scanner toevoegen 1. De DocuColor 2006 installeren
Xerox DocuColor 2006
1-73
Geheugen aan de scanner toevoegen
De scannergeheugenkaart maakt 2-zijdig kopiëren mogelijk.
U heeft een platte schroevendraaier nodig om deze procedure uit te voeren.
VOORZICHTIG
De geheugenkaart beschermen tegen statische elektriciteit door deze in
de anti-statische zak te bewaren totdat u gereed bent om deze te
installeren.
De kaart alleen bij de bovenkant of zijkanten vasthouden. De kaart-
componenten of de koperen connectorrand niet aanraken.
De kaart niet in de buurt van magnetische apparaten, zoals een PC-
monitor leggen.
De kaart niet aan direct zonlicht, hoge temperaturen of vochtigheid
blootstellen.
1. De scanner uitzetten.
301125
2. Het toegangsklepje aan de linkerkant van de scanner opzoeken.
301219
1. De DocuColor 2006 installeren Geheugen aan de scanner toevoegen
Xerox DocuColor 2006
1-74
3. De vergrendeling naar rechts duwen en het toegangsklepje van de
scanner verwijderen.
301206
4. De geugenkaart uit de anti-statische zak halen.
301207
5. De kaart in lijn brengen met de rails in de toegangssleuf. De
geheugenkaart vervolgens zo ver mogelijk in de sleuf drukken.
0301208A-W
O
L
301208
Geheugen aan de scanner toevoegen 1. De DocuColor 2006 installeren
Xerox DocuColor 2006
1-75
6. De schroeven die in de achterkant van de geheugenkaart worden
bevestigd in de gaten van het achterklepje steken.
7. Met een schroevendraaier de schroeven vastdraaien.
301209
8. Het klepje terugplaatsen en de scanner aanzetten.
301085
9. Na een paar seconden verschijnt GEREED op het bedieningspaneel.
1. De DocuColor 2006 installeren Geheugen aan de scanner toevoegen
Xerox DocuColor 2006
1-76
De volgende stap
Verdergaan met het hoofdstuk Kennismaking met de Xerox DocuColor 2006.
Xerox DocuColor 2006 2-1
Kennismaking met de DocuColor 2006
301074B-WOL
0
Printer, vooraanzicht
1. Papierlade 1 – Papierinvoer hier plaatsen.
2. 2-zijdige lade – Optionele lade die 2-zijdig afdrukken mogelijk maakt.
3. Voorpaneel – Het paneel openen om toegang te krijgen tot
tonercassettes en de afdrukmodule.
4. Bedieningspaneel – Via het bedieningspaneel heeft u toegang tot
printermenu’s en kunt u berichten zien.
5. Opvangbak bovenkant – Hier worden de afdrukken afgeleverd.
6. Papierstop – Gebruiken om te voorkomen dat grote afdrukken uit de
opvangbak worden gedrukt. Instelbaar tot 17 x 11 inch (A3) papier.
7. Rechterbovenpaneel – Paneel openen om geheugen toe te voegen.
8. Handmatige invoer – Gebruiken voor transparanten, enveloppen,
briefkaarten of ander afdrukmateriaal.
9. Overbruggingstransport – Openen om papierstoringen te verhelpen.
10. Papierinvoerzone – Openen om papierstoringen te verhelpen.
1
3
4
5
6
7
10
9
8
2
2
2. De DocuColor 2006 installeren Kennismaking met de DocuColor 2006
2-2 Xerox DocuColor 2006
301075B-WO
L
T
F
S
G
I
P
Printer, achteraanzicht
11. Scannernetaansluiting – spanning naar de scanner.
12. Scannerinterfaceaansluiting – zorgt voor interface met de scanner.
13. Toegangsklep zone 4 – Openen om papierstoringen te verhelpen.
14. Opvangbak zijkant – afdrukken/kopieën worden hier afgeleverd.
15. Printer AAN/UIT-schakelaar – Gebruiken om netspanning naar de
printer AAN en UIT te zetten.
16. Printernetsnoeraansluiting – Het netsnoer van de printer hier
aansluiten.
12
11
13
14
15
16
Kennismaking met de DocuColor 2006 2. De DocuColor 2006 installeren
Xerox DocuColor 2006 2-3
301076B-WO
L
0
Printer, intern aanzicht
17. Toegang tot tonercarrousel – De vier tonercassettes worden via deze
opening één voor één geïnstalleerd.
18. Fuserstoringsoplossingszone – De fuser levert hitte waardoor de
toner zich aan het papier bevestigt.
19. Anti-rotatieknop – Gebruiken om de tonercarrousel te ontgrendelen,
om de tonercassettes te verwijderen en te vervangen.
20. Hendel B – Gebruiken om de afdrukmodule op zijn plaats te
vergrendelen.
21. AfdrukmoduleWordt gebruikt om het beeld naar het papier over te
brengen.
22. Knop – Gebruiken om de carrousel handmatig te draaien om toegang te
krijgen tot de tonercassettes.
23. Hendel A – Deze hendel verdraaien om toegang te hebben tot de
afdrukmodule.
18
17
19
20
21
22
23
2. De DocuColor 2006 installeren Kennismaking met de DocuColor 2006
2-4 Xerox DocuColor 2006
C/
1010
0101
0010
301150a
Printerbedieningspaneel
1. Bedieningspaneelscherm – Hierin worden de systeemstatus,
menuopties, probleemberichten en foutcodes weergegeven.
2. Pijltoetsen – Gebruiken om de opties in een menu te zien.
3. Menutoets – Gebruiken om de printermenu’s te doorlopen.
4. Toets Offline – Gebruiken om de systeemstatus te wijzigen van online
naar offline en vice versa.
5. Toets Wissen/Stop – Deze toets gebruiken om een procedure te
stoppen en terug te gaan naar het menu GEREED.
6. Toets Item/Enter – Deze toets gebruiken om de opties die in het
scherm worden weergegeven te selecteren.
7. Foutindicator – Deze indicator gaat branden wanneer er een fout
optreedt.
8. Verwerkingsindicator – Deze indicator gaat branden wanneer de
printer bezig is met de verwerking van een opdracht.
9. Online-indicator – Deze indicator gaat branden wanneer het systeem
online is.
1
2
3
4
5
6
7
8
9
Kennismaking met de DocuColor 2006 2. De DocuColor 2006 installeren
Xerox DocuColor 2006 2-5
Scanner- en AOD-onderdelen
De automatische originelendoorvoer (AOD) is optioneel. De onderdelen
ervan zijn geïllustreerd en worden beschreven door nummers 3 tot 6.
1. Scannerbedieningspaneel – Gebruiken om toegang te krijgen tot de
functies en opties van de DocuColor 2006.
2. Geheugenuitbreidingssleuf – Voor optie 2-zijdig afdrukken.
3. Origineelinvoer – De te scannen originelen hier plaatsen.
4. Originelenopvangbak – Gescande originelen worden hier afgeleverd.
5. AOD-handgreep – Gebruiken om toegang te krijgen tot de glasplaat.
6. ToegangsklepOptillen voor toegang tot invoerrollen en voor het
verhelpen van papierstoringen.
301146a
301129a
1
3
4
2
6
5
2. De DocuColor 2006 installeren Kennismaking met de DocuColor 2006
2-6 Xerox DocuColor 2006
0
30
1
22
1A
-
WOL
7. Afdekklep zonder AOD – Optillen om toegang te hebben tot de
glasplaat.
8. Registratiehoek – Het origineel met de rechterbovenhoek hier plaatsen.
9. Glasplaat Voor het scannen van originelen.
7
8
9
Kennismaking met de DocuColor 2006 2. De DocuColor 2006 installeren
Xerox DocuColor 2006 2-7
1
8
1
6
1
1
1
2
7
1
2
3
4
19 20 17 15
13
14 10 9
8
6
5
Scannerbedieningspaneel
1. Bedieningspaneelscherm – Hierin worden de systeemstatus,
menuopties, probleemberichten en foutcodes weergegeven.
2. Toets Kopiëren – Gebruiken om het systeem van online-mode in
kopiemode te zetten.
3. Toets Extra – Biedt toegang tot beheerfuncties.
4. Toets Alles wissen – Gebruiken om de geselecteerde optie te wissen
en het systeem op de standaardinstellingen terug te zetten.
5. Toets Stop – Gebruiken om het kopieerproces te stoppen.
6. Toets Start – Gebruiken om het kopieerproces te stoppen.
7. Aantaltoetsen – Voor het invoeren van het aantal kopieën en van
toegangscodes.
8. Toets Terug – Gebruiken om terug te gaan naar het eerder
weergegeven schermbericht
9. Toets Selectie – Gebruiken om de momenteel geselecteerde functies
en opties op te slaan.
10. Menupijltoetsen – Gebruiken om de opties in een menu te zien.
11. Toets Geavanceerde functies – Gebruiken voor toegang tot de
functies Aflevering, Wissen, 2-zijdig en X-op-1.
12. Toets Kwaliteitsaanpassing – Voor toegang tot het
kwaliteitsaanpassingsscherm, waarin de scherpte en het kleurniveau
van kopieën kunnen worden gewijzigd.
13. Contrasttoets – Gebruiken om het bedieningspaneelscherm lichter of
donkerder te maken.
14. Papier pijltoetsen – Gebruiken om de gewenste papierlade te
selecteren.
15. Zoomtoetsen – Gebruiken om eigen verkleinings- of
vergrotingspercentages tussen 25 en 400% in te voeren.
1
2
3
4
5
68
910
11
7
12
1314
15
16
301149a
17
18
19 20
2. De DocuColor 2006 installeren Kennismaking met de DocuColor 2006
2-8 Xerox DocuColor 2006
16. Vergroten/verkleinen pijltoetsen – Gebruiken om een van de
vooringestelde verkleinings- of vergrotingspercentages te selecteren.
17. Vergroten/verkleinen-indicatoren – Geeft aan welke optie momenteel
is geselecteerd.
18. Papierindicatoren – Geeft aan welke papierlade momenteel in gebruik
is.
19. Toets Soort origineel (kleurmode)Gebruiken om toegang te krijgen
tot de-opties voor kleurmode en afdrukkwaliteit.
20. Toetsen Lichter/DonkerderGebruiken om kopieën lichter of
donkerder te maken.
Accessoires 2. Kennismaking met de DocuColor 2006
Xerox DocuColor 2006 2-9
Accessoires
Dit hoofdstuk bevat bestelinformatie voor accessoires van de DocuColor
2006. Het bevat tevens nummers voor het bijbestellen van
verbruiksmaterialen.
Bestelinformatie voor accessoires
Onderdeelnr. Accessoire Beschrijving
Z35TR Token Ring-pakket Vereist voor de installatie van de
DC2006 op een Token Ring-netwerk.
790DPLX 2-zijdige module Maakt 2-zijdig afdrukken mogelijk.
097S02510 Opvangbak/vergaaree
nheid met 10 vakken
De opvangbak/vergaareenheid kan
maximaal 10 sets afdrukken of kopieën
bevatten. Kan ook worden gebruikt
voor 500 vellen in de grote papierlade.
Een AOD is benodigd om de
funcionaliteit ten volle te benutten.
097S02509 Automatische
origineleninvoer
(AOD)
De AOD voert automatisch 30 vellen
papier tegelijkertijd in ter verhoging van
de productiviteit. Is benodigd voor 2-
zijdig kopiëren en aflevering in de
opvangbak/vergaareenheid.
097S04447 Transparantenlade In deze lade kunnen max. 100
transparanten worden ingevoerd. De
Lijst aanbevolen materialen raadplegen
voor het bestelnummer.
097S04448 Extra grote papierlade In deze lade kan papier tot 18 x 12 inch
(A3) worden geplaatst.
097S04449 Diversen papierlade Deze lade gebruiken om af te drukken
op enveloppen en andere afwijkende
afdrukmaterialen.
ZMB64
ZMB128
ZMB256
64 MB geheugen-
upgrade
128 MB geheugen-
upgrade
256 MB geheugen-
upgrade
Voegt max. 512 megabytes extra
geheugen toe aan de printer.
2. Kennismaking met de DocuColor 2006 Accessoires
2-10 Xerox DocuColor 2006
Nummers voor bijbestellen van verbruiksmaterialen
Nummer Beschrijving Nummer Beschrijving
006R90307 1 zwarte
tonercassette
006R90310 1 gele tonercassette
006R90308 1 cyaan
tonercassette
013R90140 1 afdrukmodule
006R90309 1 magenta
tonercassette
008R12571 1 tonerafval-
container
Xerox DocuColor 2006 3-1
Netwerkinstelling
De informatie in dit hoofdstuk is alleen voor de klant bedoeld.
Voor instructies inzake het installeren van de printerdrivers op
gebruikerswerkstations, de procedure voor het betreffende besturingssysteem
in dit hoofdstuk raadplegen:
Windows 95/98
Windows 2000
Windows NT 4.0
Macintosh OS 8.X of hoger
De Token Ring-netwerkkaart installeren
Het Token Ring-netwerkpakket wordt vereist voor het installeren van een gesloten
lus- of lokaal netwerk (LAN). Token Ring-netwerken kunnen op andere netwerken
worden aangesloten, op lokale en externe netwerklocaties.
U heeft een kruiskopschroevendraaier nodig voor deze procedure.
VOORZICHTIG
De netwerkkaart tegen statische elektriciteit beschermen door deze in de anti-
statische zak te bewaren tot u gereed bent om deze te installeren.
De kaart alleen bij de bovenkant en zijkanten vasthouden. De
kaartcomponenten of de goudkleurige insteekrand niet aanraken.
De kaart niet in de buurt van apparaten met magnetische velden plaatsen, zoals
een PC-monitor.
De kaart niet blootstellen aan direct zonlicht, hoge temperaturen of vochtigheid.
1. De printer uitzetten.
2. De drie schroeven uit het rechterzijpaneel van de printer verwijderen.
301083
3
3. Netwerkinstelling Token Ring-netwerkpakket
3-2 Xerox DocuColor 2006
3. Het paneel naar rechts schuiven en optillen om te verwijderen.
301217 301217
4. De Token Ring-kaart uit de anti-statische zak verwijderen.
5. De kaart op onderstaande wijze installeren. Ervoor zorgen dat de aansluitingen
toegankelijk blijven door het achterpaneel van de printer.
6. Het rechterzijpaneel op de afgebeelde wijze terug op zijn plaats zetten.
301218a
Token Ring-netwerkpakket 3. Netwerkinstelling
Aan de slag met Xerox DocuColor 2006 3-3
7. Het paneel dichtdrukken en naar links schuiven.
301216
8. De drie schroeven in het zijpaneel terugplaatsen.
301070a
9. De netwerkkabel aansluiten.
301254a
10. De printer aanzetten. Na een paar seconden verschijnt GEREED op het
bedieningspaneel.
3. Netwerkinstelling Token Ring-netwerkpakket
3-4 Xerox DocuColor 2006
Windows 95/98-printerdrivers 3. Netwerkinstelling
Xerox DocuColor 2006 3-5
Windows 95/98
Voordat u begint
1. Controleren of de DocuColor 2006 gereed is gemaakt voor afdrukken via
het netwerk.
2. Ervoor zorgen dat u de printernaam, AppleTalk-zone (indien nodig) en
het IP-adres heeft. Deze kunnen bij uw systeembeheerder of via de
configuratiepagina worden verkregen.
De volgende stappen uitvoeren om de configuratiepagina af te drukken:
a. De toets Offline op het printerbedieningspaneel indrukken.
b. De toets Menu indrukken tot het bericht Druk pag. van lijst af op
het bedieningspaneel verschijnt.
c. De toets Item/Enter indrukken om Configuratie afdrukken te
selecteren.
d. De toets Item/Enter opnieuw indrukken om de pagina af te
drukken.
De printerdriver installeren
In de volgende procedure worden de stappen beschreven voor het installeren
van de printerdriver voor het afdrukken via de parallelle poort. Voor
gedetailleerde informatie over het installeren van IPX/SPX-afdrukken of SMB-
afdrukken, De gebruikerssoftware installeren in een Windows 95/98-
omgeving raadplegen.
1. De Gebruikerssoftware-CD in uw CD-ROM-station plaatsen.
2. De toets Start en daarna Instellingen en Printers selecteren.
3. Dubbelklikken op Printer toevoegen en Volgende selecteren.
4. Lokale printer selecteren en op Volgende klikken.
5. De toets Diskette selecteren.
6. Een van de volgende handelingen uitvoeren:
Indien u van CD installeert, het CD-ROM-station (bijvoorbeeld, D:\)
in de keuzelijst selecteren en de toets Bladeren selecteren.
Indien u installeert van bestanden die u via Installer WebTool heeft
gedownload, de naam van het vaste-schijfstation invoeren
(bijvoorbeeld, C:\) en de toets Bladeren selecteren.
3. Netwerkinstelling Windows 95/98-print erdrivers
3-6 Xerox DocuColor 2006
7. Een van de volgende handelingen uitvoeren:
Indien u van CD installeert, naar een van de volgende mappen
bladeren:
Voor PostScript-afdrukken: English\Prntdrvr\PS_drvr\Win_9x
Voor PCL-afdrukken: English\Prntdrvr\PCL_drvr\Win_9x
Indien u een installatie uitvoert vanaf bestanden die u via Installer
WebTool heeft gedownload, naar een van de volgende mappen
bladeren:
Voor PostScript-afdrukken: Prntdrvr\PS_drvr\Win_9x
Voor PCL-afdrukken: Prntdrvr\PCL_drvr\Win_9x
OK selecteren en ervoor zorgen dat de optie oemsetup.inf of
oemsetup is geselecteerd.
8. Controleren of het pad correct is en OK selecteren.
9. In het vak Printers Xerox DocuColor 2006 selecteren en daarna op
Volgende klikken.
10. LPT1: ECP Printerpoort selecteren en op Volgende klikken.
11. Een naam van maximaal 31 tekens voor de printer invoeren of de
standaardnaam in het vak Printernaam accepteren.
12. Indien u wilt dat de DocuColor 2006 de standaardprinter wordt, Ja
selecteren; zo niet, Nee selecteren. Daarna op Volgende klikken.
13. Nee selecteren in het volgende dialoogvenster om het afdrukken van
een testpagina uit te stellen en op Voltooien klikken.
Wanneer de installatie voltooid is, zijn de nodige bestanden op uw vaste schijf
geïnstalleerd. De opties op uw printer configureren en de betreffende
netwerkverbinding voltooien.
Voor gedetailleerde informatie over het configureren van afdrukken via de
parallelle poort, afdrukken via IPX/SPX of SMB of het instellen van
printeropties en het installeren van overige software, De gebruikerssoftware
installeren in een Windows 95/98-omgeving raadplegen.
Windows 2000-printerdrivers 3. Netwerkinstelling
Xerox DocuColor 2006 3-7
Windows 2000
Voordat u begint
1. Controleren of de DocuColor 2006 gereed is gemaakt voor afdrukken via
het netwerk.
2. Ervoor zorgen dat u de printernaam, AppleTalk-zone (indien nodig) en
het IP-adres heeft. Deze kunnen bij uw systeembeheerder of via de
configuratiepagina worden verkregen.
De volgende stappen uitvoeren om de configuratiepagina af te drukken:
a. De toets Offline op het printerbedieningspaneel indrukken.
b. De toets Menu indrukken tot het bericht Druk pag. van lijst af op
het bedieningspaneel verschijnt.
c. De toets Item/Enter indrukken om Configuratie afdrukken te
selecteren.
d. De toets Item/Enter opnieuw indrukken om de pagina af te
drukken.
De printerdrivers installeren
In de volgende procedure worden de stappen beschreven voor het installeren
van de printerdriver voor het afdrukken via de parallelle poort. Voor
gedetailleerde informatie over het installeren van TCP/IP-, IPX/SPX-, SPM- of
SMB-afdrukken, De gebruikerssoftware installeren in een Windows 2000-
omgeving raadplegen.
1. Start, Instellingen en Printers selecteren.
2. Dubbelklikken op Printer toevoegen en Volgende selecteren.
3. Lokale printer selecteren en op Volgende klikken.
Ervoor zorgen dat het selectievakje Mijn Plug en Play-printer
automatisch detecteren en installeren NIET is geselecteerd.
4. LPT1: Printerpoort selecteren en op Volgende klikken.
5. Diskette selecteren.
6. De CD in het CD-ROM-station plaatsen en de naam van het CD-ROM-
station invoeren (bijvoorbeeld, D:\) en Bladeren selecteren.
In het dialoogvenster Installeren vanaf diskette wordt u gevraagd de CD
te plaatsen.
7. Naar de map English\Prntdrvr\Ps_drvr\Win_2000 bladeren en ervoor
zorgen dat oemsetup.inf of oemsetup is geselecteerd.
8. Openen selecteren.
3. Netwerkinstelling Window 2000-printerdrivers
3-8 Xerox DocuColor 2006
9. Controleren of het pad correct is en OK selecteren.
10. In het vak Printers Xerox DocuColor 2006 selecteren en op Volgende
klikken.
11. Een naam van maximaal 31 tekens voor de printer invoeren of de
standaardnaam in het vak Printernaam accepteren.
12. Indien u wilt dat de DocuColor 2006 de standaardprinter wordt, Ja
selecteren; zo niet, Nee selecteren. Daarna op Volgende klikken.
13. Aangeven of u de printer wilt installeren als gedeelde printer.
Indien u Delen als selecteert, dient u ook een sharenaam voor de
printer in te voeren (of de standaardnaam te accepteren) en selecties te
maken uit de lijst besturingssystemen die door clientwerkstations
worden gebruikt.
Volgende selecteren.
14. Nee selecteren bij het afdrukken van een testpagina en op Volgende
klikken.
15. De gespecificeerde printerinstellingen controleren en op Voltooien
klikken.
Het venster Kan digitale handtekening niet vinden geeft aan dat de
printerdriver voor Windows 2000 geen Microsoft digitale handtekening
heeft. Het afdrukken wordt echter correct verwerkt.
16. Ja selecteren.
Indien dit de eerste printer is die u op de computer installeert, wordt u
gevraagd extra bestanden van de Windows 2000-CD te installeren. Deze
CD in het CD-ROM-station plaatsen, naar de map i386 bladeren en OK
selecteren.
Wanneer de installatie is voltooid, verschijnt het venster Printers met
een pictogram voor de zojuist geïnstalleerde printer.
17. Rechtsklikken op het printerpictogram en Eigenschappen selecteren.
18. Het tabblad Geavanceerd selecteren om de wachtrij-instellingen weer te
geven.
19. Ofwel de optie Afdrukopdrachten in wachtrij plaatsen (afdrukken is
dan eerder voltooid) of de optie Rechtstreeks naar de printer
afdrukken selecteren.
Indien de time-out voor de poort is ingesteld op 10 seconden, kunt
u beide opties selecteren; afdrukken via de wachtrij is sneller.
Indien de time-out voor de poort is ingesteld op 5 seconden, kunt u
beter de optie Rechtstreeks naar de printer afdrukken
selecteren.
Windows 2000-printerdrivers 3. Netwerkinstelling
Xerox DocuColor 2006 3-9
20. Om de verbinding te testen, een Windows-testpagina afdrukken. Het
tabblad Algemeen selecteren. De toets Testpagina afdrukken
selecteren en op OK klikken.
Voor gedetailleerde informatie over het configureren van afdrukken via de
parallelle poort, afdrukken via TCP/IP, IPX/SPX, SPM of SMB of het instellen
van printeropties en het installeren van overige software, De
gebruikerssoftware installeren in een Windows 2000-omgeving op de
gebruikers-CD raadplegen.
3. Netwerkinstelling Window 2000-printerdrivers
3-10 Xerox DocuColor 2006
Windows NT 4.0-printerdrivers 3. Netwerkinstelling
Xerox DocuColor 2006 3-11
Windows NT 4.0
Voordat u begint
1. Controleren of de printer gereed is gemaakt voor afdrukken via het
netwerk.
2. Ervoor zorgen dat u de printernaam, AppleTalk-zone (indien nodig) en
het IP-adres heeft. Deze kunnen bij uw systeembeheerder of via de
configuratiepagina worden verkregen.
De volgende stappen uitvoeren om de configuratiepagina af te drukken:
a. De toets Offline op het printerbedieningspaneel indrukken.
b. De toets Menu indrukken tot het bericht Druk pag. van lijst af op
het bedieningspaneel verschijnt.
c. De toets Item/Enter indrukken om Configuratie afdrukken te
selecteren.
d. De toets Item/Enter opnieuw indrukken om de pagina af te
drukken.
De printerdrivers installeren
In de volgende procedure worden de stappen beschreven voor het installeren
van de printerdriver voor het afdrukken via de parallelle poort. Voor
gedetailleerde informatie over het installeren van IPX-, TCP/IP- of SMB-
afdrukken, De gebruikerssoftware installeren in een Windows NT 4.0-
omgeving op de gebruikers-CD raadplegen.
1. De Gebruikerssoftware-CD in uw CD-ROM-station plaatsen.
2. Start, Instellingen en Printers selecteren.
3. Dubbelklikken op Printer toevoegen en Volgende selecteren.
4. Deze computer selecteren en op Volgende klikken.
5. LPT1 selecteren en op Volgende klikken.
6. Diskette selecteren.
7. Een van de volgende handelingen uitvoeren:
Indien u van CD installeert, de naam van het CD-ROM-station
(bijvoorbeeld, D:\) invoeren en de toets Bladeren selecteren.
Indien u installeert van bestanden die u via Installer WebTool heeft
gedownload, de naam van het vaste-schijfstation invoeren
(bijvoorbeeld, C:\) en de toets Bladeren selecteren.
3. Netwerkinstelling Windows NT 4.0-printerdrivers
3-12 Xerox DocuColor 2006
8. Een van de volgende handelingen uitvoeren:
Indien u van CD installeert, naar een van de volgende mappen
bladeren:
Voor PostScript-afdrukken:
English\Prntdrvr\PS_drvr\Win_NT4.x
Voor PCL-afdrukken: English\Prntdrvr\PCL_drvr\Win_NT4.x
Indien u bestanden instaleert die u via Installer WebTool heeft
gedownload, naar de map Prntdrvr bladeren.
OK selecteren en ervoor zorgen dat de optie oemsetup.inf of
oemsetup is geselecteerd.
9. Controleren of het pad correct is en OK selecteren.
10. In het vak Printers Xerox DocuColor 2006 selecteren en daarna op
Volgende klikken.
11. Een naam van maximaal 31 tekens voor de printer invoeren of de
standaardnaam in het vak Printernaam accepteren.
12. Indien u wilt dat de DocuColor 2006 de standaardprinter wordt, Ja
selecteren; zo niet, Nee selecteren. Daarna op Volgende klikken.
13. Aangeven of u de printer wilt installeren als gedeelde printer. Indien u
Delen als selecteert, dient u ook een sharenaam voor de printer in te
voeren (of de standaardnaam te accepteren) en selecties te maken uit
de lijst besturingssystemen die door clientwerkstations worden gebruikt.
Daarna op Volgende klikken.
14. Nee selecteren in het volgende dialoogvenster om het afdrukken van
een testpagina uit te stellen en op Voltooien klikken.
Wanneer de installatie is voltooid, verschijnt het venster Printers met
een pictogram voor de zojuist geïnstalleerde printer. Wanneer u
Afdrukken selecteert, worden uw bestanden via de parallelle
poortverbinding naar de printer verzonden.
Voor gedetailleerde informatie over het configureren van afdrukken via
de parallelle poort, afdrukken via IPX, TCP/IP of SMB of het instellen
van printeropties en het installeren van overige software, De
gebruikerssoftware installeren in een Windows NT 4.0-omgeving op de
gebruikers-CD raadplegen.
Macintosh OS-printerdrivers 3. Netwerkinstelling
Xerox DocuColor 2006 3-13
Macintosh OS
Voordat u begint
1. Controleren of de printer gereed is gemaakt voor afdrukken via het
netwerk.
2. Ervoor zorgen dat u de printernaam, AppleTalk-zone (indien nodig) en
het IP-adres heeft. Deze kunnen bij uw systeembeheerder of via de
configuratiepagina worden verkregen.
De volgende stappen uitvoeren om de configuratiepagina af te drukken:
a. De toets Offline op het printerbedieningspaneel indrukken.
b. De toets Menu indrukken tot het bericht Druk pag. van lijst af op
het bedieningspaneel verschijnt.
c. De toets Item/Enter indrukken om Configuratie afdrukken te
selecteren.
d. De toets Item/Enter opnieuw indrukken om de pagina af te
drukken.
De printerdrivers installeren
1. Een van de volgende handelingen uitvoeren:
De Gebruikerssoftware-CD in uw CD-ROM-station plaatsen en de
map English: Printer Driver openen.
Indien u de installatie uitvoert van bestanden die u via Installer
WebTool heeft gedownload, de map Printer Driver op uw vaste
schijf openen.
2. Dubbelklikken op het pictogram AdobePS 8.6 Installer.
3. Wanneer het waarschuwingsdialoogvenster verschijnt, Ja selecteren.
4. Herstart selecteren wanneer de installatie is voltooid.
3. Netwerkinstelling Macintosh OS-printerdrivers
3-14 Xerox DocuColor 2006
De DocuColor 2006 configureren in de Kiezer
1. Kiezer selecteren in het Apple-menu.
2. Ervoor zorgen dat AppleTalk is ingesteld op Actief.
3. Indien nodig, de AppleTalk-zone die uw printer bevat selecteren.
4. Het AdobePS-pictogram selecteren.
De printer wordt weergegeven in de lijst Selecteer PostScript-printer in
de vorm <servernaam>_<apparaatnaam>_<printerverbinding>. De
apparaatnaam is de interne naam van uw printer.
5. Een van de volgende stappen uitvoeren:
Indien desktop printing is ingeschakeld, een printerverbinding
selecteren in de lijst Selecteer een PostScript-printer en
Aanmaken selecteren. Er wordt een printerpictogram gemaakt en
op het bureaublad weergegeven.
Indien desktop printing niet is ingeschakeld, De toets Setup
selecteren.
De Adobe PS-printerdriver selecteert automatisch het correcte
PPD-bestand voor uw DocuColor 2006.
6. Een van de volgende stappen uitvoeren:
Indien desktop printing is ingeschakeld, het printerpictogram dat
op het bureaublad wordt wergegeven selecteren of de printer in de
lijst Kiezer selecteren. De toets Setup selecteren.
Indien desktop printing niet is ingeschakeld, verschijnt er een
pictogram naast de zojuist geïnstalleerde printer in de lijst Kiezer.
Het printerpictogram selecteren en de toets Setup selecteren.
7. Om de printer te configureren, dubbelklikken op de printer in de lijst met
PostScript-printers. De toets Configureren selecteren en de
beschikbare opties kiezen. Twee keer OK selecteren.
8. De Kiezer sluiten.
Voor gedetailleerde informatie over het installeren van Fiery-software en
fonts; het configureren van verbindingen voor ColorWise ProTools, Fiery
Spooler of Fiery Link; of het installeren van fonts of extra software, het
hoofdstuk Gebruikerssoftware installeren in een Macintosh OS-omgeving op
de Gebruikers-CD raadplegen.
Xerox DocuColor 2006
4–1
Systeembeheerdersfuncties
In dit hoofdstuk wordt een inleiding gegeven over systeembeheerders-
functies en over het gebruik van de documentatie. In dit hoofdstuk
vindt u:
Een stroomschema waarin de systeembeheerdersfuncties worden
vermeld in de volgorde waarin ze over het algemeen worden
uitgevoerd. Dit geeft tevens een overzicht van de hoofdstukken
over netwerkgebruik.
Een tabel waarin veelvoorkomende systeembeheerdersfuncties
worden vermeld en waarin u verwijzingen aantreft naar de
betreffende hoofdstukken.
Dankzij de Fiery-hulpprogramma’s kunnen externe gebruikers
serverfuncties bekijken. Gebruikers zijn ook in staat om opdrachten op
afstand te beheren als de systeembeheerder de nodige
toegangsrechten heeft toegekend. Voor een gedetailleerdere inleiding,
het hoofdstuk De Fiery WebTools gebruiken raadplegen.
In de inhoudsopgave en index kunt u snel zien waar u bepaalde
informatie kunt vinden.
Er wordt naar de DocuColor 2006 verwezen als een printer in hoofdstukken
die voornamelijk over de afdrukmogelijkheden van het apparaat gaan.
4
4. Systeembeheerdersfuncties
Xerox DocuColor 2006
4–2
Overzicht van hoofdstukken over netwerkgebruik
Onderstaand stroomschema geeft een overzicht van de algemene
volgorde van systeembeheerderstaken voor de DocuColor 2006 van
installatie tot afdrukken. De hoofdstukken die zich onder het
hoofdschema bevinden hoeven niet in een bepaalde volgorde te
worden uitgevoerd en kunnen worden gebruikt wanneer nodig na de
eerste installatie. De betreffende hoofdstukken raadplegen voor meer
informatie.
Setup vanaf WebSetup
(extern) uitvoeren
ColorWise Pro Tools gebr.
om de printer te kalibreren
Systeembeheerderstips Afdrukopties
Fiery WebSpooler gebr.
Technische informatie,
waaronder een fontlijst
Problemen oplossen
Afdrukken vanaf Windows
werkstations
Afdrukken vanaf Macintosh
OS werkstations
De Fiery WebTools
g
ebruiken
De Fiery software installeren
De instelling uitvoeren vanaf het printer-
bedieningspaneel
Verbinding maken met het netwerk
Gebr.software installeren
(Windows NT 4.0)
Gebr.software installeren
(Macintosh OS)
Gebr.software installeren
(Windows 95/98)
De netwerkserver instellen
Gebr.software installeren
(Windows 2000)
Fiery Link gebruiken
4. Systeembeheerdersfuncties
Xerox DocuColor 2006
4–3
Verwijzingen naar hoofdstukken over netwerkgebruik
Beheerdersfuncties maken onderdeel uit van het gebruikerssoftware-
pakket en zijn ingebouwd in de DocuColor 2006. In onderstaande tabel
wordt vermeld waar u informatie over deze functies kunt vinden.
Handelingen: Taken: Wordt u verwezen naar:
De printer aansluiten en
instellen; printerinstelling
wijzigen
De DocuColor 2006 aansluiten
en de eerste instelling vanaf
het bedieningspaneel
uitvoeren.
De instelling voorbereiden
De instelling uitvoeren vanaf
het printerbedieningspaneel
Netwerkservers instellen
Servers instellen om afdruk-
services te beheren en te
delen.
De netwerkserver instellen
Novell-documentatie
De afdrukomgeving instellen Printerstandaardwaarden, incl.
modi, beeldvorming, werken
met papierformaten en
foutenverwerking.
Gebr.software installeren in
een Windows 95/98-omgeving
Gebr.software installeren in
een Windows 2000-omgeving
Gebr.software installeren in
een Windows NT4.0-omgeving
Gebr.software installeren in
een Macintosh OS-omgeving
Fiery software voor Windows
en Macintosh installeren
De opdrachtomgeving
instellen
De afdrukwachtrij, directe
verbinding en blokkerings-
wachtrij voor gebruikers
weergeven.
De netwerkserver instellen
Novell-documentatie
De integriteit van gebruikers-
opdrachten beschermen en de
consistentie van
printerinstellingen bewaken
Toegangscodes instellen.
De netwerkserver instellen
Novell-documentatie
Alle nieuwe gebruikers
instellen
Afdrukken instellen,
waaronder het installeren van
PS- en PCL-printerdrivers en
PPD- en PDD-bestanden
Optionele gebruikerssoftware
installeren.
Kleurreferentiepagina’s
installeren (CMYK-
voorbeelden, PANTONE-
referenties, kleurvoorbeeld-
pagina’s)
Gebruikers in staat stellen
toegang te krijgen tot Fiery
WebTools.
Gebr.software installeren in
een Windows 95/98-omgeving
Gebr.software installeren in
een Windows 2000-omgeving
Gebr.software installeren in
een Windows NT4.0-omgeving
Gebr.software installeren in
een Macintosh OS-omgeving
Fiery software voor Windows
en Macintosh installeren
De netwerkserver instellen
Novell-documentatie
4. Systeembeheerdersfuncties
Xerox DocuColor 2006
4–4
Gebruikers op weg helpen met
afdrukken.
Afdrukken op de DocuColor
2006 instellen. Opdracht-
specifieke opties instellen.
Fiery-hulpprogramma’s
gebruiken
Afdrukken vanaf Windows-
werkstations
Afdrukken vanaf Macintosh
OS-werkstations
Afdrukopties instellen in
printereigenschappenvensters
of in afdrukvensters van
applicaties.
Afdrukopties instellen en
negeren
Afdrukopties
Ook de sectie Afdrukopties
instellen in het hoofdstuk
Gebruikerssoftware installeren
voor uw besturingssysteem
raadplegen.
De opdrachtstroom beheren Fiery WebTools en Fiery-
hulpprogramma’s gebruiken
voor opdracht-beheer, huidige
opdrachten bewaken,
opdrachten annuleren,
opdrachten in
blokkeringswachtrij afdrukken
of opnieuw afdrukken uit
afgedrukte of
blokkeringswachtrij.
Fiery WebTools gebruiken
De printerinstelling extern
wijzigen
Instellingsprocedures
uitvoeren met het WebSetup-
programma
De instelling uitvoeren met
WebSetup
Kalibratie en kleurbeheer Afdrukken met CMYK-
simulaties
De DocuColor 2006
kalibreren. Kleurvoorbeeld-
pagina’s afdrukken en kleur-
profielen installeren.
ColorWise Pro Tools
gebruiken
Optimale prestaties met uw
DocuColor 2006 behouden
Tips
Opdrachten verwijderen en
wachtrijen leegmaken
Systeembeheerderstips
Problemen oplossen Instellingsproblemen oplossen
Problemen oplossen met
afdrukken, printer en
gebruikerssoftware.
Problemen oplossen
Xerox DocuColor 2006
5–1
Verbinding maken met het netwerk
In dit hoofdstuk worden de basisstappen beschreven voor het
verbinden van de printer met het netwerk. Er wordt een overzicht
gegeven van netwerkvereisten en diagrammen van protocollen. Verder
wordt beschreven hoe de printer fysiek dient te worden aangesloten op
een bestaand netwerk.
Netwerkinstallatie wordt over het algemeen uitgevoerd door een
netwerk- of printerbeheerder en bestaat uit vier stappen:
Fysieke aansluiting van de printer op het netwerk en op de
server. Indien deze stap het voorbereiden van een netwerkknoop
en routing van de printernetwerkkabel inhoudt, de
netwerkdocumentatie raadplegen voor specifieke installatie-
instructies.
UNIX, Windows NT 4.0 en IPX (Novell) netwerkservers
configureren om toegang vanaf clients tot de DocuColor 2006 als
een PostScript- of PCL-kleurenprinter mogelijk te maken. Er
wordt geen speciale configuratie van AppleShare-servers vereist.
Het hoofdstuk De netwerkserver instellen raadplegen.
De printer instellen voor de netwerkomgeving. Vanaf het
bedieningspaneel van de printer de serverinstelling,
netwerkinstelling en printerinstellingen configureren. U kunt
daarna de overige instellingsopties configureren vanaf het
printerbedieningspaneel of vanaf een extern werkstation met
WebSetup. U kunt de DocuColor 2006 ook kalibreren. De
hoofdstukken De instelling uitvoeren vanaf het
printerbedieningspaneel en ColorWise Pro Tools gebruiken
raadplegen.
5
5. Verbinding maken met het netwerk
Xerox DocuColor 2006
5–2
Elk clientwerkstation waarmee op de DocuColor 2006 kan worden
afgedrukt gereedmaken. De juiste printerdrivers en
printerbeschrijvingsbestanden installeren en het werkstation op
het netwerk aansluiten. Indien nodig, Fiery-hulpprogramma’s en
een Internetbrowser installeren. Controleren of de printer in de
lijst met printers voorkomt en een testpagina afdrukken. Het
hoofdstuk Gebruikerssoftware installeren voor uw
besturingssysteem raadplegen.
De systeembeheerder is verantwoordelijk voor het bewaken en
behouden van systeemprestaties en voor het oplossen van
netwerkproblemen die kunnen voorkomen. Voor meer informatie het
hoofdstuk Problemen oplossen raadplegen.
5. Verbinding maken met het netwerk
Xerox DocuColor 2006
5–3
Ondersteunde netwerkprotocollen en frametypen
De DocuColor 2006 ondersteunt TCP/IP-, IPX/SPX- en AppleTalk-
protocollen. Deze protocollen worden ondersteund op Mac OS-,
Windows- en UNIX-platforms. Deze kunnen alle tegelijkertijd actief zijn.
Vanaf werkstations die gebruikmaken van andere protocollen kan
worden afgedrukt via een server die een van de genoemde protocollen
gebruikt.
Afdrukken via een Token Ring-configuratie (ondersteuning voor
TCP/IP- en IPX/SPX-protocollen) is een optie die de aanschaf en
installatie vereist van een Token Ring-kaart in de server.
In onderstaande tabel worden ondersteunde protocollen,
afdrukservices, frametypen en platforms vermeld:
Protocol Afdrukservices Frametypen Platforms
Novell IPX/SPX PServer (Printerserver)
Maakt afdrukken in
NetWare-netwerken
mogelijk.
Kan in bindery- en
NDS-mode worden
gebruikt.
Ondersteunt max. 8
servers en een NDS-
verbinding.
Ethernet 802.2
Ethernet 802.3
Ethernet_II
Ethernet SNAP
Token Ring
Token Ring SNAP
Windows NT
Windows 95/98
Windows 2000
TCP/IP LPD (Line Printer
Daemon), het
standaard TCIP/IP
afdrukprotocol
http-protocollen voor
webpagina’s
Maakt afdrukken
mogelijk in TCP/IP-
netwerken met behulp
van LPR-clients.
Ondersteunt directe
socket-interface met
port 9100.
Ethernet_II
Token Ring SNAP
Windows NT
Windows 2000
Solaris 2.4
SunOS 4.1.x
TCP/IP SMB (Server Message
Block), het NBT-
protocol dat Windows
ondersteunt.
Ethernet_II
Token Ring SNAP
Windows NT
Windows 95/98
Windows 2000
AppleTalk PAP (Printer Access
Protocol)
Ethernet SNAP
(Alleen EtherTalk
Phase 2)
Macintosh
Windows 2000
5. Verbinding maken met het netwerk
Xerox DocuColor 2006
5–4
Snelle installatie
De DocuColor 2006 kan via Ethernet-bekabeling (met de optionele
Token Ring-adapter) worden aangesloten op meerdere werkstations.
Een parallelle kabelverbinding met een enkel werkstation wordt
eveneens ondersteund.
Ethernet-bekabeling
Standaard Ethernet-bekabeling bestaat uit:
Unshielded Twisted Pair (UTP), gespecificeerd als categorie 5
voor 100BaseT (Fast Ethernet)
Unshielded Twisted Pair (UTP), Categorie 3, 4 of 5 voor gebruik
bij 10BaseT
De kabel is voorzien van een 8-pins RJ-45 connector die kan worden
aangesloten op een RJ-45 aansluiting op de printer.
Geen kabels op meer dan één Ethernet-connector aansluiten; er kan
slechts één Ethernet-verbinding tegelijkertijd worden gemaakt.
Parallelle kabelverbinding
De DocuColor 2006 kan ook afdrukopdrachten accepteren van een
Windows-computer via de hoge-snelheids, bi-directionele parallelle
poort. Deze verbinding is handig voor draagbare computers en voor
werkstations die gebruikmaken van eigen netwerken met andere
protocollen dan AppleTalk, TCP/IP of IPX. Parallelle poortverbindingen
kunnen tegelijkertijd met netwerkverbindingen worden gebruikt.
Voor aansluiting op de parallelle poort wordt een standaard
printerkabel (IEEE-1284) van het type Centronics gebruikt.
De diagrammen op de volgende pagina’s illustrereren typische
systeeminstallaties. De pagina met uw specifieke platform en
netwerktype raadplegen. Voor informatie over de feitelijke installatie en
configuratie de hoofdstukken die betrekking hebben op uw systeem
raadplegen.
5. Verbinding maken met het netwerk
Xerox DocuColor 2006
5–5
De illustraties zijn logische diagrammen en zijn niet bedoeld om de
fysieke opstelling (topologie) van apparaten op het netwerk te
beschrijven. Een groot aantal fysieke opstellingen is mogelijk bij elke
logische opstelling.
Als het netwerk meer dan één protocol of meer dan één type
werkstation gebruikt, de instellingen die worden vermeld voor elk
onderdeel van uw systeem combineren. Meerdere protocollen
(aangegeven als parallelle lijnen) kunnen via dezelfde kabel worden
uitgevoerd. Een dichte verbindingslijn vanaf de printer met een pijl
geeft aan dat andere ondersteunde netwerktypen tegelijkertijd kunnen
worden gebruikt.
De IPX/SPX- en TCP/IP-functionaliteit die in deze sectie wordt beschreven is
beschikbaar op Ethernet- en Token Ring-netwerken. AppleTalk wordt alleen
op Ethernet ondersteund.
De protocollen die in deze diagrammen worden gebruikt worden als
volgt aangeduid:
IPX (Novell) Parallel
AppleTalk Ander
TCP/IP (lpd,
nbt of http)
5. Verbinding maken met het netwerk
Xerox DocuColor 2006
5–6
Mac OS-omgeving met AppleTalk
Mac OS-werkstation
Printer
AppleTalk
Direct afdrukken vanaf Mac
OS-werkstations en gebruik
van Fiery-hulpprogramma’s is
mogelijk
Mac OS-werkstation
Mac OS-werkstation
AppleTalk-protocol
Ander
ondersteund
protocol
5. Verbinding maken met het netwerk
Xerox DocuColor 2006
5–7
Windows-computers in een Novell-omgeving
NetWare-server
Ander
ondersteund
protocol
Printer
TCP/IP (http) voor
Fiery WebTools
Windows-werkstation:
NetWare-client
Windows-werkstation:
NetWare-client met SPX
IPX-
p
rotocol
SPX-protocol
(TCP/IP of AppleTalk is mogelijk)
Afdrukken op dit netwerk:
Vanaf alle Windows-werkstations
kan worden afgedrukt via de
NetWare-server
Voor gebruik van Fiery WebTools:
Een Windows 95/98-werkstation
voorzien van TCP/IP (http)
IPX
Windows-werkstation:
NetWare-client
5. Verbinding maken met het netwerk
Xerox DocuColor 2006
5–8
Windows NT 4.0-serveromgeving
Windows NT 4.0-werkstation
of Windows NT-server
die als printerserver dient
Printer
TCP/IP (lpd) voor afdrukken
TCP/IP (http) voor Fiery WebTools
TCP/IP voor Fiery-hulpprogramma’s
Windows-
werkstation
Windows NT 4.0-werkstation
voorzien van TCP/IP
LAN met
NETBEUI, etc.
Afdrukken op dit netwerk:
Afdrukken vanaf Windows 95/98-werkstations is
mogelijk via een protocol beschikbaar op de
Windows NT 4.0-printerserver. Afdrukken vanaf
Windows 4.0-computers is mogelijk via TCP/IP
met het lpd-protocol.
Voor gebruik van Fiery-hulpprogramma’s en
WebTools:
Een Windows NT 4.0 werkstation voorzien van
TCP/IP wordt vereist.
NETBEUI of ander protocol
beschikbaar op de
werkstations en de server
TCP/IP
Windows-
werkstation
Ander
ondersteund
protocol
5. Verbinding maken met het netwerk
Xerox DocuColor 2006
5–9
Windows-computers die gebruikmaken van afdrukken via
Windows
Ander
ondersteund
p
rotocol
Printer
TCP/IP (nbt) protocol
Windows-
werkstation
Voor afdrukken via Windows:
Windows 95/98- en NT 4.0-
werkstations
Afdrukken via Windows (SMB)
ingeschakeld
TCP/IP (nbt)
Windows-
werkstation
Windows-
werkstation
5. Verbinding maken met het netwerk
Xerox DocuColor 2006
5–10
Unix- / Windows NT 4.0-werkstations in een TCP/IP-netwerk
UNIX-server
of werkstation
Ander
ondersteund
protocol
Printer
TCP/IP (lpd en http)
TCP/IP client-werkstation
Windows NT 4.0-werkstation
voorzien van TCP/IP
TCP/IP
(
l
p
d
)
p
rotocol
Afdrukken in dit netwerk:
UNIX-werkstations met het TCP/IP (lpd)-protocol
kunnen direct afdrukken en als host dienen voor
gedeeld afdrukken.
TCP/IP-werkstations kunnen via UNIX-server of direct
afdrukken; vereist TCP/IP en de lpr printerservice.
Voor uitvoeren van Fiery-hulpprogramma’s en
WebTools:
Alleen een Windows 95/98, NT 4.0 of Mac OS
werkstation voorzien van TCP/IP kan deze applicaties
gebruiken.
5. Verbinding maken met het netwerk
Xerox DocuColor 2006
5–11
Parallelle poortverbinding
Een ondersteund
netwerkprotocol
Printer
Parallelle invoer
PC-werkstation,
server of laptop
Protocol niet direct
ondersteund
Parallel
Wanneer de parallelle poort is
ingeschakeld, kan de printer
opdrachten die naar de parallelle
poort worden gestuurd
accepteren en afdrukken.
5. Verbinding maken met het netwerk
Xerox DocuColor 2006
5–12
De DocuColor 2006 op het netwerk aansluiten
De volgende stappen uitvoeren voordat u de DocuColor 2006 en de
werkstations die erop zullen afdrukken configureert:
1. Controleren of de DocuColor 2006 is aangesloten, ingeschakeld
en goed werkt.
2. De netwerkservers gereedmaken om DocuColor 2006-software te
delen en netwerkgebruikers in staat te stellen op de printer af te
drukken.
3. De DocuColor 2006 uitschakelen.
VOORZICHTIG
Geen kabels aansluiten op meer dan één Ethernet-connector; slechts één
Ethernet-verbinding kan tegelijkertijd tot stand worden gebracht.
4. De juiste netwerkkabel op de printer aansluiten:
Op UTP-kabel voor 100BaseT of 10BaseT, de RJ-45
kabelconnector aansluiten op de RJ-45-aansluiting aan de
achterkant van de printer.
Bij parallelle bekabeling de Centronics-kabel aansluiten op
de parallelle poort aan de achterkant van de printer. Het
andere uiteinde van de kabel aansluiten op de parallelle
poort van het Windows-werkstation. Het werkstation en de
DocuColor 2006 inschakelen.
5. De netwerkservers voor afdrukken configureren. Het hoofdstuk
De netwerkserver instellen raadplegen.
Xerox DocuColor 2006
6–1
De instelling voorbereiden
Een zorgvuldige instelling is noodzakelijk om succesvol te kunnen
afdrukken. In dit hoofdstuk wordt de voorbereiding op de instelling
beschreven. Tevens maakt u kennis met Fiery WebTools, waarbij de
nadruk ligt op de programma’s die bij het instellen worden gebruikt.
Toegangs- en beheerniveaus
Wanneer u de printer tijdens de instelling configureert als
systeembeheerder, implementeert u een bepaald beheerniveau door
het in- of uitschakelen van printerverbindingen, toegangscodes en
toegang tot Fiery WebTools. Het niveau van systeembeheer kan
variëren van streng gereguleerd, gemiddeld, minimaal tot geen.
Streng gereguleerd systeembeheer kan het geschiktst zijn voor
een afdrukomgeving met grote volumes, waarin een beheerder of
operateur de werkstroom en alle afdrukwerkzaamheden beheert.
Opdrachten die vanaf clientwerkstations worden verzonden,
worden op de vaste schijf van de pinter opgeslagen (gespoold)
totdat de operateur ze vrijgeeft aan de afdrukwachtrij. In deze
configuratie hebben alleen de systeembeheerder en
hoofdoperateur toegang tot opdrachtbeheerprogramma’s.
Het laagste niveau van systeembeheer kan het geschiktst zijn
voor een kleine werkplek waar iedereen op het lokale netwerk
toegangs- en beheerrechten heeft tot alle afdruk- en
printerfuncties. Hoewel er een systeembeheerder of operateur
kan zijn die bepaalde taken heeft, hebben alle gebruikers
dezelfde toegangsrechten tot het systeem en tot de
opdrachtbeheerprogramma’s.
6
6. De instelling voorbereiden
Xerox DocuColor 2006
6–2
Printerverbindingen
De DocuColor 2006 ondersteunt drie printerverbindingen:
Blokkeringswachtrij — Opdrachten die naar de
blokkeringswachtrij zijn verzonden worden naar de vaste schijf
van de printer gespoold om op een later tijdstip te worden
afgedrukt of voor herhaaldelijk afdrukken. Aangezien de
blokkeringswachtrij een opslagplaats is, kunnen opdrachten die
hier naartoe zijn verzonden pas worden afgedrukt als ze via de
opdrachtbeheerprogramma’s worden vrijgegeven.
Afdrukwachtrij — Dit is de standaardprinterwachtrij. Opdrachten
die naar de afdrukwachtrij worden gestuurd, worden verwerkt en
afgedrukt in de volgorde waarin ze zijn ontvangen. Opdrachten
die een hogere prioriteit worden gegeven door een operateur via
de opdrachtbeheerprogramma’s en opdrachten die via de directe
verbinding worden gestuurd, kunnen voorrang krijgen op
opdrachten die naar de afdrukwachtrij zijn verzonden.
Directe verbinding — Via deze verbinding worden opdrachten
direct naar de printer verzonden; dit is alleen mogelijk als de
printer niet bezig is met het verwerken van een andere opdracht.
Als de printer bezig is, blijft de opdracht op het werkstation van de
gebruiker tot de printer gereed is. De opdracht wordt vervolgens
verwerkt zodra de vorige opdracht is voltooid en voordat de
volgende opdracht in de wachtrij wordt verwerkt.
Opdrachten die via de directe verbinding worden gestuurd,
worden niet op de vaste schijf van de printer opgeslagen en
kunnen derhalve niet opnieuw worden afgedrukt, verplaatst of
verwijderd. Om die reden biedt deze verbinding een mate van
beveiliging voor vertrouwelijke bestanden. Opdrachten die naar
de directe verbinding worden gestuurd, worden in het
takenlogboek (opdrachtenlog) weergegeven. De directe
verbinding kan niet worden gebruikt voor lpd-afdrukken via
TCP/IP.
Om fonts naar de printer te kunnen downloaden, dient u de
directe verbinding te publiceren.
Deze printerverbindingen kunnen worden ingeschakeld of
gepubliceerd in Printerinstellingen. Alle gepubliceerde verbindingen
worden continu gecontroleerd op de aanwezigheid van opdrachten.
Om de Fiery-hulpprogramma’s en Fiery WebTools te gebruiken, de
blokkeringswachtrij of de afdrukwachtrij inschakelen.
6. De instelling voorbereiden
Xerox DocuColor 2006
6–3
De afdrukwachtrij en directe verbinding geven gebruikers directere
toegang tot de printer dan de blokkeringswachtrij. De afdrukwachtrij en
de directe verbinding dienen derhalve niet te worden gepubliceerd in
omgevingen die streng gereguleerd systeembeheer vereisen.
Daarnaast kunt u de wachtrij Afgedrukt inschakelen, een opslaggebied
voor de recentste opdrachten uit de afdrukwachtrij, en het maximum
aantal opdrachten dat bewaard moet worden specificeren. Met behulp
van de opdrachtbeheerprogramma’s kan een gebruiker opdrachten in
de wachtrij Afgedrukt opnieuw afdrukken.
Toegangscodes
Aan de hand van toegangscodes kan de toegang tot de printerfuncties
worden geregeld:
Beheerder stoegangscodes bieden het hoogste niveau van
beheer, omdat de beheerder toegang heeft tot de instelling en
zodoende de afdruk- en opdrachtbeheeromgeving kan bepalen.
Beheerdersrechten omvatten onder andere de volgende
activiteiten: afdrukverbindingen publiceren, toegangscodes
instellen, fonts verwijderen, alle opdrachtgegevens uit de printer
wissen en de bestemming van de WebLink-helppagina instellen.
Wanneer u gevraagd wordt de beheerderstoegangscode op het
printerbedieningspaneel in te voeren, dient u dit direct te doen. Zo
niet, dan gaat het bedieningspaneel terug naar de inactieve stand
en moet u opnieuw beginnen.
Operateur stoegangscodes geven toegang tot beheer van
afdrukopdrachten via opdrachtbeheerprogramma’s (waaronder de
mogelijkheid om opdrachtinstellingen te negeren), het uitvoeren
van de printerkalibratie en het negeren van de kalibratie-
instellingen.
Gastgebruikers hebben geen toegangscodes nodig om
opdrachtbeheerprogramma’s te gebruiken. Gastgebruikers
kunnen slechts de opdrachtstatus bekijken; ze kunnen geen
wijzigingen aanbrengen in opdrachten of in de printerinstelling.
Standaard zijn er geen toegangscodes ingesteld op de printer. Indien u
niet zelf toegangscodes instelt, hebben alle gebruikers beheerders-
toegangsrechten, hetgeen betekent dat ze toegang hebben tot
belangrijke functies als de instelling (inclusief het instellen van
toegangscodes) en opdrachtbeheer. U wordt ten zeerste aangeraden
ten minste een beheerderstoegangscode in te stellen om het apparaat
te beveiligen tegen het willekeurig of per ongeluk wijzigen van de
instelling.
6. De instelling voorbereiden
Xerox DocuColor 2006
6–4
Waar worden toegangscodes ingesteld?
Beheerderstoegangscodes kunnen worden ingesteld vanaf het printer-
bedieningspaneel of in Fiery WebSetup.
Operateurstoegangscodes kunnen worden ingesteld vanaf het printer-
bedieningspaneel of in Fiery WebSetup.
Scenario’s voor beheerniveaus
Typische scenario’s van toegang en beheer, van het laagste tot het
hoogste beheerniveau, worden hieronder beschreven. Het scenario
selecteren dat het meest overeenkomt met de vereisten van uw
werkplek en daarna het corresponderende nummer in de tabel
opzoeken voor hulp bij het configureren van uw systeem voor die
vereisten.
U wordt ten zeerste aangeraden om ten minste een
beheerderstoegangscode in te stellen om niet-geautoriseerde
wijzigingen van de systeeminstellingen te voorkomen.
Laagste beheerniveau (niet aangeraden)—Geen aangestelde
beheerder of operateur
Alle gebruikers hebben dezelfde toegangsrechten tot alle
systeemfuncties, waaronder de instelling, opdrachten op de
printer verwijderen, printerfonts verwijderen, de WebLink-
bestemming instellen, kalibratie uitvoeren, afdrukken via alle
printerverbindingen en alle opdrachten beheren via de
opdrachtbeheerprogramma’s.
Een aangestelde beheerder, maar geen aangestelde operateur
Alleen de beheerder kan de instelling en andere
beheerdersfuncties uitvoeren, maar alle andere systeemfuncties
zijn toegankelijk voor alle gebruikers, waaronder een kalibratie
uitvoeren, afdrukken via alle printerverbindingen en alle
opdrachten beheren via de opdrachtbeheerprogramma’s.
Een aangestelde beheerder en een superuser-operateur
Alleen de beheerder kan de instelling en andere
beheerdersfuncties uitvoeren en alleen een operateur of
beheerder kan de kalibratie uitvoeren en opdrachten beheren via
de opdrachtbeheerprogramma’s. Gebruikers kunnen afdrukken
via alle printerverbindingen.
6. De instelling voorbereiden
Xerox DocuColor 2006
6–5
Een aangestelde beheerder en een aangestelde operateur, geen
toegang tot Fiery WebTools
Alleen de beheerder kan de instelling uitvoeren en alleen een
operateur of beheerder kan de kalibratie uitvoeren en opdrachten
beheren via de opdrachtbeheerprogramma’s. Gebruikers kunnen
afdrukken naar de blokkeringswachtrij en de afdrukwachtrij, maar
niet via de directe verbinding. De operateur beheert de hele
werkstroom, maar opdrachten die naar de afdrukwachtrij zijn
verzonden vereisen geen tussenkomst van de operateur.
Hoogste beheerniveau —Een aangestelde beheerder en een
aangestelde operateur, geen toegang tot Fiery WebTools, de
operateur beheert alle opdrachten
Alleen de beheerder kan de instelling uitvoeren en alleen een
operateur of beheerder kan de kalibratie uitvoeren en opdrachten
beheren via de opdrachtbeheerprogramma’s. Gebruikers kunnen
afdrukken naar de blokkeringswachtrij; de beheerder en de operateur
hebben volledige controle over de werkstroom; er is geen toegang tot
Fiery WebTools.
Instellingswaarden 1
(Laagst)
234 5
(Hoogst)
Beheerderstoegangscode
instellen (wordt ten zeerste
aangeraden)
XXX X
Operateurstoegangscode
instellen
XX X
6. De instelling voorbereiden
Xerox DocuColor 2006
6–6
Fiery WebTools
De printer ondersteunt Internet- of intranet-toegang via Fiery WebTools
voor Windows 95/98-, Windows 2000-, Windows NT 4.0- en Mac OS-
werkstations met behulp van de volgende browsers: Internet Explorer
4.x en hoger of Netscape Navigator 4.x en hoger.
Om gebruik van Fiery WebTools in te schakelen, de volgende stappen
in de instelling uitvoeren:
TCP/IP inschakelen
Een IP-adres, subnetmask en gateway-adres voor de printer
instellen
In plaats van het handmatig toekennen van het IP-adres, subnetmask
en gateway-adres kunt u het protocol DHCP, RARP of BOOTP
gebruiken om sommige of alle adressen toe te kennen. Het hoofdstuk
De instelling uitvoeren vanaf het printerbedieningspaneel raadplegen.
Toegangscodes kunnen worden ingesteld om de toegang tot Fiery
WebTools-functies te regelen. Indien u deze toegangscodes niet zelf
instelt, hebben alle gebruikers toegang tot Fiery WebTools-functies.
Fiery WebTools bestaan uit Status, WebInstall, Web Setup,
WebDownloader, WebSpooler, and WebLink. Voor meer informatie het
hoofdstuk De Fiery WebTools gebruiken raadplegen.
6. De instelling voorbereiden
Xerox DocuColor 2006
6–7
Configuratievereisten voor de netwerkserver
Bij Token Ring-, Novell- en Windows NT 4.0- (met TCP/IP) netwerken
dienen de netwerkservers voor het afdrukken te worden
geconfigureerd voordat u de printernetwerkinstellingen in de instelling
configureert. De diagrammen in het hoofdstuk Verbinding maken met
het netwerk kunt u als referentie gebruiken voor het configureren van
de netwerkserver.
Om de netwerkinstellingen in de instelling te kunnen configureren heeft
u een actieve netwerkverbinding nodig, zodat de printer queries aan
het netwerk kan stellen over zones, servers en wachtrijen op de
servers.
Wanneer er wijzigingen zijn in de configuratie van de server, de printer
of het netwerk zelf op uw werkplek, kunt u afzonderlijke instellingen
wijzigen in overeenstemming met de veranderde omgeving. Het
wijzigen van netwerk- of poortinstellingen kan betekenen dat u andere
instellingsopties dient te wijzigen.
6. De instelling voorbereiden
Xerox DocuColor 2006
6–8
De printerverbinding controleren
De volgende stappen uitvoeren voordat u de server en de werkstations
vanaf welke u op de DocuColor 2006 wilt afdrukken gaat configureren.
Er kan een eerste installatie zijn uitgevoerd door een service-
technicus.
1. Een testpagina afdrukken vanaf het printerbedieningspaneel om
te controleren of de printer normaal functioneert in stand-alone
mode.
Een testpagina afdrukken:
a. De toets Menu op het printerbedieningspaneel indrukken tot
het bericht Druk pagina’s van lijst af verschijnt.
b. De toets Item/Enter indrukken, zodat Configuratie
afdrukken verschijnt.
c. Item/Enter indrukken om de pagina af te drukken.
2. De printer uitzetten en de interfacekabel van de printer aansluiten
op de server.
3. Om de verbinding te controleren, de printer aanzetten en nog een
testpagina afdrukken van het printerbedieningspaneel.
4. Terwijl de printer is uitgeschakeld, de netwerkkabel op het
netwerk aansluiten, zoals wordt beschreven in het hoofdstuk
Verbinding maken met het netwerk.
Het netwerk dient reeds geïnstalleerd en operationeel te zijn.
5. De printer aanzetten.
6. Netwerkservers gereedmaken voor het delen van printersoftware
en om netwerkgebruikers in staat te stellen af te drukken op de
DocuColor 2006.
Voor meer informatie het hoofdstuk De netwerkserver instellen
raadplegen.
7. De printerinstelling uitvoeren zoals beschreven in het hoofdstuk
De instelling uitvoeren vanaf het printerbedieningspaneel.
Xerox DocuColor 2006
7–1
De instelling uitvoeren vanaf het
printerbedieningspaneel
De eerste printerinstelling voor netwerkafdrukken dient te worden
uitgevoerd vanaf het bedieningspaneel van de printer. Op het
bedieningspaneel aan de bovenkant van de printer kunt u opties
instellen en de status van de printer en afdrukopdrachten bekijken. In
dit hoofdstuk leert u de volgende functies uitvoeren:
Afdrukfuncties instellen
Netwerkinformatie en netwerkprotocolopties specificeren
Netwerkservices instellen
Informatiepagina’s afdrukken
Nadat netwerkcommunicatie-instellingen tot stand zijn gebracht, kunt u
aanvullende instellingsopties vanaf een clientwerkstation specificeren
met behulp van WebSetup. Voor meer informatie het hoofdstuk De
instelling uitvoeren vanaf WebSetup raadplegen.
De afdrukfuncties instellen
De procedures in deze sectie volgen voor de eerste instelling of om
systeeminstellingen op de printer te wijzigen.
1. De printer aanzetten en de toets Menu indrukken wanneer het
bericht Gereed of Energiebesparing ingeschakeld wordt
weergegeven.
2. Voordat u de instelling wijzigt, de huidige configuratiepagina
afdrukken voor het geval u de oorspronkelijke instellingen later
dient te herstellen.
a. De toets Menu op het printerbedieningspaneel indrukken
totdat het bericht Druk pag. van lijst af verschijnt.
b. De toets Item/Enter indrukken, zodat Configuratie afdr.
verschijnt.
c. Item/Enter indrukken om de pagina af te drukken.
7
7. De instelling uitvoeren vanaf het printerbedieningspaneel
Xerox DocuColor 2006
7–2
3. Een van de volgende stappen uitvoeren:
Om de menu’s te doorlopen, de toets Menu indrukken.
Om de submenu’s te bekijken, de toets Item/Enter
indrukken.
Om een weergegeven optie te accepteren, de toets
Item/Enter indrukken.
Menu’s op hoofdniveau
Wanneer de printer niet bezig is met het verwerken of afdrukken van
een opdracht, wordt op het bedieningspaneel Gereed of
Energiebesparing ingeschakeld weergegeven. Om de menuopties
op het hoofdniveau te bekijken, de toets Menu indrukken.
Optie Functie
Systeeminstelling Systeeminstellingen voor de printer; de beheerders-
toegangscode instellen of wijzigen om toegang tot de
instellingsmenu’s te beperken
Printerinstellingen Instellingen voor de printer
PS-instelling PostScript-instellingen voor de printer
PCL-instelling PCL-instellingen voor de printer
I/O-poortinstelling Instellingen voor het netwerk en/of parallelle
verbindingen naar de printer
Netwerkprotocol
instelling
Instellingen voor de netwerkprotocollen
Netwerkserverinstelling Instellingen voor de afdrukservices
Controleren en
afdrukken
Overige exemplaren of verwerkte opdrachten die zijn
opgeslagen op de vaste schijf van de printer afdrukken
nadat een eerste proefkopie is gemaakt.
Druk pag. van lijst af Pagina’s die zich op de printer bevinden afdrukken.
Displaytaal De taal van het bedieningspaneel van de printer
bepalen.
Menu resetten Leegmaken van opdrachtenlog en alle
printerwachtrijen (weergegeven log/wachtrijen)
De vaste schijf formatteren (weergegeven schijf
formatteren)
Printerkleurkalibratie terugzetten op fabrieksinstellingen
(weergegeven kleur teruginstellen)
Alle instellingen die kunnen worden gewijzigd
terugzetten (Standaardwaarden herstellen)
De printer opnieuw opstarten (weergegeven printer
opnieuw opstarten)
7. De instelling uitvoeren vanaf het printerbedieningspaneel
Xerox DocuColor 2006
7–3
Systeeminstelling t/m
Netwerkserv.instelling
Informatie over de printer en het instellen van een
toegangscode om toegang tot printerinstellingsmenu’s
te beperken.
VisualCal Kalibratie van de printerkleurproductie.
Kleuraanpassing Aanpassing van de dichtheid en helderheid van toner.
Systeeminstelling
Deze procedure volgen voor de eerste instelling als er geen
toegangscode is ingesteld.
1. De toets Offline indrukken en daarna de toets Menu totdat
Systeeminstelling verschijnt.
2. De toets Item/Enter indrukken om de volgende opties weer te
geven. De nodige informatie invoeren:
Printernaam. Een printernaam van maximaal 16 tekens
invoeren met behulp van de aantaltoetsen.
Beginpagina afdrukken – Ja/Nee (Nee is de
standaardinstelling). Ja invoeren als u wilt dat de printer een
beginpagina afdrukt elke keer dat de printer opnieuw wordt
gestart om na te gaan of hij goed werkt. De beginpagina
bevat informatie als de printernaam, ingeschakelde
netwerkprotocollen, de hoeveelheid geïnstalleerd geheugen
en op de printer geïnstalleerde opties.
Afgedrukte opdrachten publiceren – Ja/Nee (Ja is de
standaardinstelling). Ja invoeren om recent afgedrukte
opdrachten op de printer op te slaan. Via de wachtrij
Afgedrukt is het eenvoudig om deze opdrachten opnieuw af
te drukken.
Te bewaren opdrachten (1-99) (10 is de
standaardinstelling). Als Afgedrukte opdrachten publiceren is
ingesteld op Ja, het aantal opdrachten specficeren dat in de
wachtrij Afgedrukt kan worden opgeslagen.
Energiebesparing 30 Min/60 Min/120 Min/180 Min (30
Min is de standaardinstelling). De tijdsduur specificeren
voordat een inactieve printer overschakelt op de
energiespaarstand. Volledig stroomverbruik wordt hersteld
wanneer de printer een netwerkafdrukopdracht ontvangt of
wanneer er een toets op het printerbedieningspaneel wordt
ingedrukt.
7. De instelling uitvoeren vanaf het printerbedieningspaneel
Xerox DocuColor 2006
7–4
De scanner heeft een eigen energiespaarstand die onafhankelijk van de
printer functioneert.
Wijzig password – Ja/Nee (Nee is standaardinstelling).
Deze optie gebruiken om de beheerderstoegangscode voor
de printer te wijzigen. In de meeste gevallen dient alleen de
systeembeheerder toegang tot deze toegangscode te
hebben. Wanneer u Ja selecteert, wordt u gevraagd een
nieuwe printertoegangscode in te voeren.
De scanner heeft een eigen toegangscode die onafhankelijk is van de
printer.
Voor het invoeren van een nieuwe toegangscode de pijl-
omhoogtoets gebruiken om de karakters te doorlopen en de
rechterpijltoets gebruiken om de karakters van links naar
rechts te doorlopen. De linkerpijltoets gebruiken om een
karakter te wissen. De toegangscode kan iedere combinatie
van letters en cijfers zijn tot 16 karakters. Wanneer u klaar
bent met het invoeren van de toegangscode, de toets
Item/Enter indrukken. De toegangscode nogmaals invoeren
ter bevestiging. Indien u een fout maakt, zal het systeem u
vragen de toegangscode opnieuw in te voeren.
Printerinstellingen
De opties in de printerinstellingen bepalen de printerpagina-
beschrijvingstaal (PDL), het papierformaat en de mogelijkheid om af te
drukken bij een laag tonerniveau.
1. De toets Offline en daarna de toets Menu indrukken totdat
Printerinstellingen verschijnt.
2. De toets Item/Enter indrukken om de volgende opties weer te
geven. De nodige informatie invoeren:
Paginabeschrijvingstaal—PS/PCL/Auto (Auto is
standaardinstelling). De standaard paginabeschrijvingstaal
voor uw printer invoeren. Wanneer u Auto selecteert, stelt de
printer automatisch de paginabeschrijvingstaal vast die het
bestand gebruikt.
Standaardpapierformaat—Letter/A4. Deze optie gebruiken
om het standaardpapierformaat voor afdrukken te
specificeren. Alle informatie en testpagina’s worden op
standaardpapierformaat afgedrukt.
7. De instelling uitvoeren vanaf het printerbedieningspaneel
Xerox DocuColor 2006
7–5
Toner bijna op—Doorgaan/Stop (Doorgaan is de
standaardinstelling). Het gedrag van de printer specificeren
wanneer het tonerniveau laag is: Doorgaan om te blijven
afdrukken tot alle toner op is of Stop om direct met
afdrukken te stoppen tot de toner is vervangen.
Kort nadat het bericht over laag tonerniveau/toner vervangen is verschenen
dient toner te worden vervangen.
PostScript-instelling
Met behulp van de PostScript-instellingsmenu’s kunt u de PostScript-
afdrukopties instellen.
1. De toets Offline en daarna Menu indrukken totdat PS-instelling
verschijnt.
2. De toets Item/Enter indrukken om een van de volgende opties
weer te geven. De nodige informatie invoeren:
Afdrukken van PS-fout—Ja/Nee (Nee is de
standaardinstelling). Specificeren of het deel van een
opdracht dat is verwerkt voordat er een PostScript-fout
optrad moet worden afgedrukt.
Voorblad—Voor taak/Na taak/Nee (Nee is de
standaardinstelling). Specificeren of er een voorblad aan het
begin of aan het einde van elke afdrukopdracht moet worden
afgedrukt. Voor taak of Na taak selecteren om een pagina
met de naam van de afzender, het aantal afgedrukte
pagina’s en de status van de opdracht af te drukken.
Wanneer er een PostScript-fout optreedt en Afdrukken van
PS-fout is ingesteld op Ja, dan wordt er een foutbericht op
het voorblad afgedrukt tezamen met de opdrachtstatus.
7. De instelling uitvoeren vanaf het printerbedieningspaneel
Xerox DocuColor 2006
7–6
PCL-instelling
Met behulp van de PCL-instellingsmenu’s kunt u de PCL-afdrukopties
instellen. PCL is alleen beschikbaar voor afdrukken vanaf Windows-
werkstations.
1. De toets Offline en daarna Menu indrukken totdat PCL-instelling
verschijnt.
2. De toets Item/Enter indrukken om de volgende opties weer te
geven. De nodige informatie invoeren:
De volgende opties zijn van toepassing op niet-geformatteerde
ASCII-tekstbestanden.
Standaard afdrukstand—Liggend/Staand (Staand is de
standaardinstelling). De standaardrichting op het papier van
de afdrukopdracht specificeren.
Paginalengte—5-128 regels (60 regels is de standaard-
instelling). Het aantal tekstregels per pagina specificeren. De
paginalengte verschilt afhankelijk van de richting van het
papier.
De volgende opties zijn van toepassing op ASCII-bestanden per
afzonderlijke opdracht.
Lettertypenummer—0 - 45 (0 is de standaardinstelling).
Het standaardfont specificeren. Voor een volledige lijst van
beschikbare PCL-fonts en bijbehorende fontnummers, de
fontlijst raadplegen.
Tekenbreedte—T/”, 0.44-99.99 (10.00 is de
standaardinstelling). De tekenbreedte of het aantal PCL-
karakters met vaste spatiëring per horizontale inch dat moet
worden afgedrukt.
Symbolenset De af te drukken PCL-symbolenset
specificeren. Een symbolenset behoort bij een specifiek font
en is over het algemeen ontworpen voor één bepaalde
applicatie.
7. De instelling uitvoeren vanaf het printerbedieningspaneel
Xerox DocuColor 2006
7–7
Netwerkinstellingen specificeren
1. De toets Offline en daarna Menu indrukken totdat de optie I/O-
poortinstelling wordt weergegeven.
2. De toets Item/Enter indrukken tot de volgende opties worden
weergegeven. De nodige informatie invoeren:
Ethernet—Aan/Uit (Aan is de standaardinstelling). Aan
selecteren om Ethernet-communicatie in te schakelen.
Ethernetsnelheid—Autom. detectie/10 Twisted Pair/10
AUI/100 (Automatische detectie is de standaardinstelling).
Autom. detectie selecteren om de snelheid vast te stellen
waarmee gegevens automatisch over het Ethernet-netwerk
kunnen worden overgedragen. U kunt ook de snelheid en
bekabeling van het Ethernet-netwerk specificeren.
Parallelle poort—Uit/Aan (Aan is de standaardinstelling).
Naast de ontvangst van afdrukopdrachten via Ethernet, kan
de printer opdrachten van een computer ontvangen via de
hoge-snelheids parallelle poort. Aan selecteren om
afdrukken via de parallelle poort in te schakelen.
I/O time-out—5-300 seconden (30 seconden is de
standaardinstelling). Als de parallelle poort is ingeschakeld,
deze optie gebruiken om te specificeren hoe lang de printer
wacht op ontvangst van gegevens van de parallelle poort
voordat hij besluit dat de huidige opdracht is voltooid.
Tijdens de time-out kan de printer geen nieuwe opdrachten
via de parallelle poort ontvangen, maar kunnen
netwerkafdrukopdrachten blijven worden ontvangen.
Negeer EOF—Ja/Nee (Ja is de standaardinstelling). Als de
parallelle poort is ingeschakeld, deze optie gebruiken om
aan te geven dat de printer EOF(end-of-file)berichten in een
bestand moet negeren. Om PostScript-bestanden in binair
formaat (niet ASCII) af te drukken, deze optie op Ja zetten.
In dat geval gebruikt de printer de waarde ingevoerd voor de
time-out van de parallelle poort om te bepalen wanneer het
einde van een bestand is bereikt.
7. De instelling uitvoeren vanaf het printerbedieningspaneel
Xerox DocuColor 2006
7–8
Netwerkprotocolopties specificeren
Instellingsopties voor netwerkprotocollen worden gebruikt voor het
specificeren en instellen van TCP/IP Ethernet, AppleTalk en IPX
(Novell) netwerkprotocollen.
1. De toets Offline en daarna Menu indrukken totdat de optie
Netwerkprotocolinstelling verschijnt.
2. De toets Item/Enter indrukken om de volgende opties weer te
geven. Afhankelijk van de geselecteerde opties, dient u informatie
bij een van de volgende opties vereist voor uw systeem invoeren:
TCP/IP—Ethernet—Ja/Nee (Nee is de standaardinstelling).
Ja selecteren als er een TCP/IP-netwerk is aangesloten op
de printer via Ethernet-bekabeling. De volgende opties
worden weergegeven wanneer TCP/IP—Ethernet is
ingesteld op Ja:
Inschakelen auto IP—Ja/Nee (Ja is de
standaardinstelling). Auto IP is de module die
automatische TCP/IP-configuratie voor het systeem
regelt. Het gebruikt een set standaard
detectieprotocollen: RARP, BOOTP en DHCP.
De volgende opties worden weergegeven wanneer
Inschakelen auto IP is ingesteld op Nee:
Inschakelen DHCP—Ja/Nee. Het Dynamic Host
Configuration Protocol (beschreven in RC 2131) is
een toevoeging op BOOTP dat de dynamische
toekenning van IP-adressen toestaat. DHCP kent
leases toe aan toegekende IP-adressen. De client
wordt vereist de lease met de server te vernieuwen
om het adres te behouden. Wanneer de lease
verloopt, herroept de DHCP-server het adres en kan
dit aan een andere client toekennen. Dit protocol
wordt veel gebruikt op Windows-werkstations.
Inschakelen BootP—Ja/Nee. Dit protocol,
beschreven in RFC 1542, staat clients toe queries te
stellen voor IP-adressen en aanvullende informatie.
Inschakelen RARP—Ja/Nee. Het Reverse Address
Resolution Protocol (RARP) wordt beschreven in RFC
903. Het stelt een client in staat een query voor het
IP-adres te stellen. Dit protocol wordt zelden gebruikt.
7. De instelling uitvoeren vanaf het printerbedieningspaneel
Xerox DocuColor 2006
7–9
De volgende opties worden weergegeven als
Inschakelen auto IP is ingesteld op Ja:
Auto gateway —Ja/Nee. Het systeem kan
automatisch zoeken naar het gateway-adres.
AppleTalk inschakelen —Ja/Nee. Als Ja is
geselecteerd, wordt het systeem automatisch
opnieuw opgestart en AppleTalk ingeschakeld.
ETH. IP-adres. (Standaard 000.000.000.00). De
pijltoetsen gebruiken om een Ethernet IP-adres aan de
printer toe te kennen. De toets Item/Enter indrukken
om de selectie te accepteren.
ETH. Subnetmask. (Standaard 000.000.000.00). Deze
optie gebruiken om het subnetmask te wijzigen in een
van de volgende waarden voor afdrukken met TCP/IP
via Ethernet:
255.000.000.000 als het IP-adres begint met een
nummer kleiner dan 128
255.255.000.000 als het IP-adres begint met een
nummer van 128 t/m 191
255.255.255.000 als het IP-adres begint met een
nummer groter dan 191
Gateway adres. Als uw netwerk een gateway gebruikt,
het adres in de Gateway tekstvakken typen
(standaardadres is 000.000.000.00).
AppleTalk inschakelen — Ja/Nee (Ja is de
standaardinstelling). Als Ja is geselecteerd, wordt het
systeem automatisch opnieuw opgestart en AppleTalk
ingeschakeld.
Novell inschakelen — Ja/Nee. Als Ja is geselecteerd, het
Ethernet-frametype selecteren dat gebruikt wordt voor de
communicatie tussen uw NetWare-fileserver (of fileservers
indien u een verbinding met meerdere heeft) en de printer:
Auto frametype—Ja/Nee (Ja is de standaardinstelling).
Nee selecteren om het frametype handmatig te bepalen.
Ethernet 802.3—Ja/Nee (Nee is de standaardinstelling).
Ja selecteren om Ethernet 802.3 in te schakelen
Ethernet 802.2—Ja/Nee (Nee is de standaardinstelling).
Ja selecteren om Ethernet 802.2 in te schakelen.
7. De instelling uitvoeren vanaf het printerbedieningspaneel
Xerox DocuColor 2006
7–10
Ethernet II—Ja/Nee (Nee is de standaardinstelling).
Ja selecteren om Ethernet II in te schakelen.
Ethernet SNAP—Ja/Nee (Nee is de standaardinstelling).
Ja selecteren om Ethernet SNAP in te schakelen.
Netwerkservices-instelling uitvoeren
Wanneer Novell is ingeschakeld bij de netwerkprotocol-opties, kunt u
met behulp van de Netwerkservices-instellingsmenu’s netwerkservices
voor uw printer instellen. Deze menu’s bestaan uit NDS-instelling,
Bindery-instelling en SMB-instelling.
1. De toets Offline en daarna Menu indrukken totdat de optie
Netwerkserv. instelling verschijnt.
2. De toets Item/Enter indrukken tot de optie Pserver inschakelen
wordt weergegeven.
3. Ja of Nee selecteren (Nee is de standaardinstelling). PServer is
een programma op de printer dat alle Novell-printerwachtrijen
onderhoudt die aan de printer zijn toegekend. Ja selecteren
wanneer u de printer op een Novell-netwerk heeft aangesloten en
wanneer u reeds een NetWare-printer, printerserver en een of
meer printerwachtrij-objecten voor afdrukopdrachten heeft
geconfigureerd. Pserver laat u ook de namen invoeren van
Novell-objecten die betrekking hebben op het afdrukken op de
printer. Wanneer u Ja selecteert, verdergaan met NetWare
Directory Services (NDS) en/of Bindery-services configureren.
NDS-instelling
1. De toets Offline en daarna Menu indrukken totdat de optie
Netwerkserv. instelling wordt weergegeven.
2. De toets Item/Enter indrukken tot de optie NDS inschakelen
wordt weergegeven.
3. Ja of Nee selecteren (Nee is de standaardinstelling). NetWare
Directory Services (NDS) wordt gebruikt bij NetWare 4.x en 5.x.
Ja selecteren om NDS in te schakelen.
4. Indien u Ja selecteert, verschijnt het scherm Instellingen
wijzigen? Ja selecteren om de NDS-instellingen te wijzigen.
5. De omhoog/omlaag-pijltoetsen gebruiken om een structuur te
selecteren in de NDS-structuurlijst en Item/Enter indrukken.
Navigatieboomstructuren helpen u bij het vinden van de server in
de gewenste NDS-structuur.
7. De instelling uitvoeren vanaf het printerbedieningspaneel
Xerox DocuColor 2006
7–11
Indien u een structuur selecteert waarvoor oudere NDS-
instellingen bestaan, verschijnt er een waarschuwingsbericht dat
eerdere Bindery-instellingen worden gewist. Ja selecteren om
Bindery-instellingen te wissen.
Er verschijnt nog een bericht waarin u wordt gevraagd of een
aanmelding wordt vereist om te bladeren. Nee selecteren als
aanmelden niet is vereist; Ja selecteren als dit wel het geval is.
6. Indien u Ja heeft geantwoord, kunt u beginnen met bladeren
wanneer het scherm Zoek login verschijnt. De toets Item/Enter
indrukken wanneer u het gewenste object heeft gevonden.
7. De omhoog/omlaag-pijltoetsen gebruiken om de opties te
doorlopen. Item/Enter indrukken om objecten onder het niveau
van het geselecteerde object weer te geven.
Het huidige pad van het eerder geselecteerde object wordt
weergegeven op de bovenste regel van het LCD-scherm. Het
eerste item in de doorloopbare objectenlijst wordt op de tweede
regel weergegeven. Met behulp van de pijltoetsen door de NDS-
objecten in het scherm lopen.
Met de optie .. gaat u één niveau omhoog in de structuur; door
het indrukken van Item/Enter gaat het object dat eerder op de
tweede regel stond naar de bovenste regel en wordt het volgende
object één niveau lager in de structuur op de tweede regel
getoond. Wanneer het aanmeldobject op de tweede regel
verschijnt, Item/Enter indrukken. In ieder scherm kunt u
Item/Enter indrukken om een object te accepteren of Menu om te
annuleren.
8. De omhoog/omlaag-pijltoetsen gebruiken om een
aanmeldnaam te selecteren en Item/Enter indrukken.
9. De omhoog/omlaag-pijltoetsen gebruiken om een
toegangscode (password) in te voeren en Item/Enter indrukken
om de toegangscode te accepteren.
10. Nadat het bericht Blader structuur voor printerserver wordt
weergegeven, Item/Enter indrukken om het navigeren naar de
printerserver te starten.
De NDS-structuurnaam wordt op de bovenste regel
weergegeven. Het eerste item op het niveau onder de
structuurnaam wordt op de tweede regel weergegeven.
11. De omhoog/omlaag-pijltoetsen gebruiken om de NDS-objecten
in het scherm te doorlopen. Item/Enter indrukken om een object
te accepteren.
7. De instelling uitvoeren vanaf het printerbedieningspaneel
Xerox DocuColor 2006
7–12
Het huidige pad van het eerder geselecteerde object wordt
weergegeven op de bovenste regel van het LCD-scherm. Het
eerste item één niveau lager in de objectenlijst wordt op de
tweede regel weergegeven.
12. De omhoog/omlaag-pijltoetsen gebruiken om de NDS-objecten
in het scherm te doorlopen. Een object selecteren en Item/Enter
indrukken om de objecten één niveau lager weer te geven.
.. selecteren en Item/Enter indrukken om omhoog te gaan in de
structuur.
13. Wanneer u de naam van de gewenste printerserver ziet,
Item/Enter indrukken. De printerserver wordt op de eerste regel
weergegeven ten teken dat de getoonde optie is geselecteerd.
14. De omhoog/omlaag-pijltoetsen gebruiken om de lijst met
beschikbare printerservers te doorlopen. Na het selecteren van
een server, Item/Enter indrukken. Als bij aanmelding bij de
printerserver een toegangscode wordt vereist, verschijnt het
scherm Voer password in. De omhoog/omlaag-pijltoetsen
gebruiken om de toegangscode in te voeren. Na het invoeren van
een toegangscode of als er geen toegangscode wordt vereist,
verschijnt het scherm Afdrukrij zoeken (printerwachtrij zoeken).
15. Item/Enter indrukken als u de printer door de gehele NDS-
structuur wilt laten zoeken naar het printerwachtrij-object. De
omhoog/omlaag-pijltoetsen gebruiken om naar een object in
een substructuur te zoeken. De printer zal naar wachtrijen onder
dit object zoeken. Item/Enter indrukken.
Indien u Substructuur heeft geselecteerd, verschijnt er een bericht
dat u naar een printerwachtrij kunt bladeren.
16. De toets Item/Enter indrukken om verder te gaan naar de NDS-
bladerschermen. Bladeren naar de root van de printerwachtrij en
Item/Enter indrukken.
17. Op dezelfde wijze navigeren door de NDS-objecten. Item/Enter
indrukken om objecten weer te geven onder het niveau van het
geselecteerde object op de tweede regel van het vorige scherm.
18. Wanneer u het printerwachtrij-substructuurobject op de tweede
regel ziet, Item/Enter indrukken.
19. In het volgende scherm bladeren naar de punt op de tweede
regel en Item/Enter indrukken om het zoeken te stoppen.
Het geselecteerde object wordt weergegeven.
20. Item/Enter indrukken om het object te selecteren.
7. De instelling uitvoeren vanaf het printerbedieningspaneel
Xerox DocuColor 2006
7–13
Bindery-instelling
De volgende schermen worden gebruikt voor Bindery-instelling.
Zorgen dat de printer is aangesloten op het netwerk en dat u reeds
één of meer NetWare 3.x fileservers met een printerserver en een
printerwachtrij voor afdrukopdrachten heeft geconfigureerd.
U kunt NetWare 4.x- en 5.x-servers ook configureren om in Bindery-
emulatiemode uit te voeren, maar u kunt geen 4.x- of 5.x-server die in
emulatiemode wordt uitgevoerd toevoegen aan de structuur geselecteerd in
Netwerkservices-instelling.
De NetWare-server moet actief zijn. U heeft een aanmeldnaam en een
toegangscode nodig, indien deze zijn ingesteld.
Het hoofdstuk De netwerkserver instellen raadplegen voor meer
informatie over het instellen van afdrukken met behulp van Novell
NetWare.
1. De toets Offline en daarna Menu indrukken totdat de optie
Netwerkserv. instelling wordt weergegeven.
2. De toets Item/Enter indrukken tot de optie Bindery inschakelen
wordt weergegeven Deze optie gebruiken om bindery-
emulatieservices in te schakelen.
Het scherm Bindery-instellingen verschijnt.
3. De omhoog/omlaag-pijltoetsen gebruiken om de menuopties te
doorlopen. Een van de volgende opties selecteren:
Beeld toont een lijst van Novell fileservers die reeds zijn
aangesloten op de printer.
Wijzig toont een lijst van beschikbare servers om er één toe
te voegen of om de printerserverinstelling te wijzigen.
Verw. fserver toont een lijst van aangesloten servers die u
kunt loskoppelen.
Overslaan slaat de bindery-opties over en gaat verder naar
het scherm Poll.Int.(s).
De omhoog/omlaag-pijltoetsen gebruiken om de lijst met
servers te bekijken. Item/Enter indrukken om de overige opties
over te slaan en verder te gaan met het scherm Poll.Int.(s).
7. De instelling uitvoeren vanaf het printerbedieningspaneel
Xerox DocuColor 2006
7–14
4. Indien er een toegangscode wordt vereist voor het aanmelden op
de server, verschijnt het scherm Fserver login.
De omhoog/omlaag-pijltoetsen gebruiken om de lijst met opties
te bekijken. Item/Enter indrukken om een optie te accepteren.
5. Wanneer het scherm Password f(ile)server wordt weergegeven,
de omhoog/omlaag-pijltoetsen gebruiken om de toegangscode
in te voeren.
6. Wanneer het scherm Print server wordt weergegeven, de
omhoog/omlaag-pijltoetsen gebruiken om de lijst met
printerservers te doorlopen die voor de geselecteerde fileserver
zijn gespecificeerd. Na het selecteren van een printerserver
Item/Enter indrukken.
Indien er een toegangscode wordt vereist om aan te melden,
verschijnt het scherm Password Pserver. De omhoog/omlaag-
pijltoetsen gebruiken en Item/Enter indrukken om de
toegangscode in te voeren.
Indien er minder dan acht fileservers zijn aangesloten, verschijnt
het scherm Andere FS?. Ja selecteren om de lijst met
beschikbare servers opnieuw weer te geven. Nee om geen
fileservers meer toe te voegen en het scherm Poll.int.(s) weer te
geven.
Als het maximum aantal fileservers (acht) is aangesloten,
verschijnt het scherm Poll.int. (sec). De omhoog/omlaag-
pijltoetsen gebruiken om het interval (van 1-999 seconden) te
specificeren dat de printer gebruikt voor communicatie met de
Novell-server. (15 is de standaardintervaltijd.) Wanneer u een
korte intervaltijd selecteert, neemt de hoeveelheid netwerkverkeer
toe; dit kan andere netwerkopdrachten vertragen. Item/Enter
indrukken.
7. De instelling uitvoeren vanaf het printerbedieningspaneel
Xerox DocuColor 2006
7–15
SMB-instelling
Server Message Block (SMB) is een point-to-point bestands- en
printerdelingprotocol en de standaard afdrukmethode voor de meeste
Windows-applicaties. SMB wordt uitgevoerd bovenop TCP/IP en
vereist geen IPX. Wanneer bestands- en printerdeling voor Microsoft-
clients is ingeschakeld, kan SMB worden uitgevoerd onder Windows
95/98, Windows 2000 en Windows NT.
1. De toets Offline en daarna Menu indrukken totdat de optie
Netwerkserv. instelling wordt weergegeven.
2. De toets Item/Enter indrukken tot de optie SMB inschakelen
wordt weergegeven. Deze optie gebruiken om
netwerkcommunicatie via SMB in te schakelen.
3. Bij het scherm Gebr.naam server Ja of Nee selecteren (Nee is de
standaardinstelling). Ja selecteren om een specifieke WINS
(Windows Internet Name Server)-server als SMB-server aan te
wijzen.
Er verschijnt een bericht wanneer u wordt gevraagd het IP-adres
van de server in te voeren.
4. De omhoog/omlaag-pijltoetsen gebruiken om het IP-adres van
de gewenste WINS-server in te voeren.
Vervolgens wordt u gevraagd de servernaam in te voeren. De
standaardnaam is XEROX DC 2006.
5. De omhoog/omlaag-pijltoetsen gebruiken om een naam voor
de server in te voeren (SMB-server).
U wordt daarna gevraagd opmerkingen over de server in te
voeren.
6. De omhoog/omlaag-pijltoetsen gebruiken om een opmerking
over de printer of de naam van de printer (SMB-server) in te
voeren, bijvoorbeeld Alleen voor productie. Aan deze
opmerking kan de printer in de Windows Netwerkomgeving
worden herkend. Zodra de opmerking is ingevoerd, wordt deze
weergegeven op de tweede regel wanneer het scherm Server
opmerking verschijnt. Wanneer de printer op een clientcomputer
wordt geselecteerd, wordt de serveropmerking weergegeven op
het tabblad Details van het venster Servergegevens.
7. Item/Enter indrukken om de optie Domeinnaam weer te geven
(de standaardinstelling is WERKGROEP). De omhoog/omlaag-
pijltoetsen gebruiken om de werkgroep of het domein in te
voeren waarbinnen u de printer wilt weergeven. Alleen
hoofdletters gebruiken.
7. De instelling uitvoeren vanaf het printerbedieningspaneel
Xerox DocuColor 2006
7–16
Informatiepagina’s afdrukken
U kunt verscheidene informatie- en testpagina’s afdrukken vanaf het
printerbedieningspaneel voordat u de printer configureert of op andere
momenten wanneer het scherm Gereed of Energiebesparing
ingeschakeld wordt getoond.
Optie Beschrijving
Configuratiepagina afdrukken Een pagina die de huidige apparaatconfiguratie
weergeeft en de geselecteerde opties voor alle
instellingsmenu’s vermeldt.
Testpatroon afdrukken Een pagina met een testpatroon dat voor
diagnostische doeleinden van de printerengine
kan worden gebruikt.
Opdrachtenlog afdrukken Een lijst met de recentst afgedrukte opdrachten.
PS-lettertypenlijst afdrukken Een lijst van PostScript-fonts die zich op de printer
bevinden.
PCL-lettertypenlijst afdrukken Een lijst van PCL-fonts die zich op de printer
bevinden.
Menu Help afdrukken Overzicht van één pagina van alle onderdelen van
het bedieningspaneel. Bevat onder meer uitleg
hoe de menu’s werken, een lijst van de menu’s op
hoofdniveau en een korte uitleg van elk menu.
Testpagina afdrukken Met deze pagina kunt u controleren of de printer
goed is aangesloten. De pagina bevat
voorbeelden van kleuren voor het oplossen van
afdrukproblemen, evenals informatie als de
printernaam, ingeschakelde netwerkprotocollen en
de hoeveelheid geheugen.
1. De printer aanzetten en wachten tot deze is opgewarmd.
Er worden berichten op het bedieningspaneel weergegeven
terwijl de printer de opstarttests doorloopt.
2. In het scherm Gereed de toets Menu indrukken op het
printerbedieningspaneel tot het bericht Druk pagina’s van lijst af
wordt weergegeven.
3. De toets Item/Enter indrukken om de eerste optie op de
informatiepagina weer te geven (Configuratiepagina afdrukken).
De omhoog/omlaag-pijltoetsen gebruiken om de andere
informatiepagina’s te zien die u kunt afdrukken. De toets
Item/Enter indrukken om de gewenste pagina af te drukken.
De printer drukt uw selectie af.
Xerox DocuColor 2006
8–1
De netwerkserver instellen
In dit hoofdstuk worden besturingsomgevingen beschreven die typisch
uit een of meer Novell NetWare- en Windows NT 4.0-netwerkservers
bestaan die gebruikmaken van gedeeld afdrukken op de DocuColor
2006. Beschreven wordt hoe u servers dient in te stellen die IPX/SPX-
of TCP/IP-protocollen gebruiken voor het communiceren met de
printer. Dit hoofdstuk bevat richtlijnen voor het tot stand brengen van
directe communicatie met de printer vanaf Windows NT 4.0- en UNIX-
werkstations, waarbij een netwerkserver optioneel is. Tevens worden
de vereisten vermeld voor het afdrukken op de DocuColor 2006 vanaf
netwerkclients en het gebruik van Fiery WebTools en
hulpprogramma’s.
Voor specifieke Novell-procedures, de Novell-documentatie
raadplegen.
De DocuColor 2006 kan gelijktijdig opdrachten ontvangen van
NetWare-, Windows NT 4.0- en AppleShare-servers, evenals
opdrachten die direct zijn verzonden vanaf Windows NT- of UNIX-
werkstations. Aangezien AppleShare-servers geen speciale
configuratie vereisen, worden ze niet in deze sectie besproken,
behalve hun gebruik in de Windows NT 4.0-omgeving.
Ondersteuning voor Fiery-hulpprogramma’s
De Fiery-hulpprogramma’s (ColorWise Pro Tools en Fiery Link)
worden ondersteund via het TCP/IP-platform op Windows 95/98-,
Windows 2000- en Windows NT 4.0-platforms. In latere hoofdstukken
wordt meer informatie gegeven per netwerktype.
8
8. De netwerkserver instellen
Xerox DocuColor 2006
8–2
Afdrukken op een NetWare 3.x, 4.x of 5.x-netwerk
Dankzij de NetWise™ functies die in de DocuColor 2006 zijn
ingebouwd, ondersteunt het apparaat de volgende netwerkbesturings-
omgevingen:
NetWare 5.x—Bindery en Novell Directory Services (NDS)
NetWare 4.x—Novell Directory Services (NDS)
NetWare 3.x—Bindery services
Servers die NetWare 4.x uitvoeren in bindery-emulatiemode
De term binderyserver verwijst naar een Novell-fileserver met ofwel
NetWare 3.x of NetWare 4.x en NetWare 5.x in emulatiemode.
De term NDS beschrijft onderdelen van een NetWare-
besturingssysteem waarop NetWare 4.x in native mode wordt
uitgevoerd.
Ethernet en Token Ring NetWare-netwerken bieden ondersteuning
voor het IPX/SPX-protocol. Token Ring NetWare-netwerken bieden
ook ondersteuning voor TCP/IP.
Het correct instellen van een NetWare-omgeving vereist de medewerking
van een Novell-netwerkbeheerder. U dient beheerderstoegangsrechten op
het netwerk te hebben om nieuwe NDS- of bindery-objecten te kunnen
maken.
Vanaf NetWare-clients kan op de DocuColor 2006 worden afgedrukt
via de Novell-netwerkserver. Het instellen van de server en het
clientnetwerk wordt in dit hoofdstuk beschreven.
Voor informatie over het instellen en afdrukken van de client, de
hoofdstukken over installatie en afdrukken die betrekking hebben op
het juiste besturingssysteem raadplegen.
De DocuColor 2006 kan afdrukopdrachten ontvangen van NetWare
clients via Ethernet- of Token Ring-netwerktopologiën. Tijdens de
printerinstelling selecteert u de frametype(n) die gebruikt worden voor
de communicatie tussen de DocuColor 2006 en de netwerkservers.
Frametype slaat op het formaat van het communicatiepakket;
frametypen worden in een opstartbestand gespecificeerd wanneer de
netwerkdrivers door de NetWare-server (of een ander werkstation)
worden geladen.
IPX-ondersteunde clientwerkstations die onder Windows 95/98 en
Windows NT 4.0 draaien communiceren direct met de printer, niet via
de NetWare-server. Windows 2000 biedt geen ondersteuning voor
Fiery-hulpprogramma’s vanaf het Web.
8. De netwerkserver instellen
Xerox DocuColor 2006
8–3
Overzicht van IPX-afdrukken op de DocuColor 2006
Het instellen van de DocuColor 2006 is hetzelfde als het instellen van
iedere andere PostScript-printer op het netwerk. De volgende
informatie is nuttig voor ervaren systeembeheerders.
De DocuColor 2006 met IPX-verbindingen heeft de volgende
eigenschappen:
NetWare 3.x, 4.x en 5.x worden direct ondersteund. NetWare 4.x
wordt ook ondersteund via bindery-emulatie.
Een minimumverbinding met de DocuColor 2006 bestaat uit een
NetWare-fileserver, een NetWare-printerserver en een NetWare-
wachtrij.
Eén directorystructuur (voor NetWare 4.x) en maximaal acht
binderyservers kunnen tegelijkertijd worden geconfigureerd. Deze
limiet is hetzelfde voor Ethernet- of Token Ring-configuraties.
De DocuColor 2006 zoekt naar afdrukopdrachten op één
NetWare-printerserver per binderyserver.
Elke printerserver kan opdrachten opslaan voor iedere
printerverbinding op de DocuColor 2006.
Windows 95/98- en Windows NT 4.0-werkstations (al dan niet
met aanwezige Novell-server) kunnen IPX/SPX-protocollen
gebruiken voor directe communicatie met de printer of het gebruik
van Fiery-hulpprogramma’s (ColorWise Pro Tools en Fiery Link).
NetWare-fileservers ondersteunen het opzetten van printerwachtrijen,
waarin afdrukopdrachten worden bewaard. Wanneer een client op een
extern werkstation een afdrukopdracht verstuurt, wordt de opdracht
naar een printerwachtrij op de NetWare-fileserver gestuurd en naar de
vaste schijf van de NetWare-server gespoold, waardoor er ruimte op
het clientwerkstation vrijkomt.
De wachtrijen op de NetWare-server moeten een naam krijgen die
overeenkomt met de directe verbinding, afdrukwachtrij en
blokkeringswachtrij op de printer. De NetWare-wachtrijnamen dienen
een van de volgende Engelse extensies (in kleine letters) te krijgen:
_print
_hold
_direct
8. De netwerkserver instellen
Xerox DocuColor 2006
8–4
U hoeft Setup niet opnieuw uit te voeren na het toevoegen of
verwijderen van een NetWare-wachtrij, maar u dient deze instellingen
te initialiseren door de printer uit en aan te zetten nadat een wachtrij is
gemaakt of verwijderd.
Wanneer de DocuColor 2006 is geconfigureerd om verbinding te
maken met een NetWare-server, pollt deze de NetWare-server voor
opdrachten in elke wachtrij. Wanneer er opdrachten worden
aangetroffen, worden deze via het netwerk overgedragen naar de
overeenkomende verbinding. Bijvoorbeeld, opdrachten uit de
NetWare-wachtrij met de extensie _print worden naar de afdrukwachtrij
verzonden. Terwijl een opdracht wordt verwerkt en afgedrukt, wordt er
een record van de opdracht gemaakt. U heeft te allen tijde toegang tot
het takenlogboek (opdrachtenlog) met deze records.
Een NetWare 3.x-, 4.x- of 5.x-server configureren voor
afdrukken
Deze sectie raadplegen voor het instellen van een NetWare-fileserver,
zodat netwerkgebruikers op de DocuColor 2006 kunnen afdrukken
vanaf hun werkstations en de printer opdrachten kan ophalen van de
NetWare-server.
Voor elke NetWare-fileserver die u configureert, de volgende
algemene stappen volgen:
Zorgen dat de server is aangesloten op een werkend IPX-
netwerk.
Aanmelden als supervisor vanaf een PC die verbonden is met de
NetWare-fileserver.
Voor NetWare 4.x- en 5.x-installaties, een NDS-verbinding
instellen.
Voor NetWare 4.x en 5.x in emulatiemode, de binderycontext
instellen.
Voor NetWare 3.x en voor NetWare 4.x en 5.x in bindery
emulatie, een fileserver, printerserver en een printerwachtrij voor
de DocuColor 2006 instellen.
Meer informatie kunt u vinden in de hierop volgende secties en in uw
NetWare-documentatie.
Met behulp van binderyservices kunt u alle DocuColor 2006-
afdrukopdrachten via dezelfde NetWare-fileserver sturen of u kunt
meer dan één fileserver configureren om DocuColor 2006-opdrachten
te verwerken.
8. De netwerkserver instellen
Xerox DocuColor 2006
8–5
De stappen die u uitvoert op de Novell-server, de DocuColor 2006 en
op het clientwerkstation worden in de volgende tabellen samengevat.
Eerst de handelingen op de server voltooien, daarna op de DocuColor
2006 en ten slotte op het clientwerkstation.
NDS-verbindingen configureren
Op de NDS-fileserver In WebSetup Op het clientwerkstation
In NetAdmin:
NDS-printerwachtrijen maken
De NDS-printer maken en
printerwachtrijen toekennen
De printerserver maken en de
printer toekennen
Gebruikers van de
printerwachtrij configureren
Poortinstelling:
Ethernetinstelling
Protocolinstelling:
IPX/SPX-instelling—
frametype(n) selecteren
Serviceinstelling:
Pserver-instelling en
NDS-instelling
Root selecteren
Bladeren om printerserver
te selecteren
Root voor printerwachtrij
zoeken specificeren (optie)
Polinterval instellen
Gebruikerssoftware installeren
Voor afdrukken:
Client verbinden met
ingestelde printerwachtrijen op
de NetWare-fileserver
(Gekoppeld aan de
printerserver geselecteerd in
NDS-instelling).
Voor uitvoeren van Fiery-
hulpprogramma’s: De
verbinding met de printer
configureren.
Een bindery-verbinding configureren
Op de Bindery-
fileserver
In WebSetup Op het clientwerkstation
In PConsole:
Maximaal 8 NetWare-
fileservers selecteren
Voor elke fileserver:
De printerserver
configureren
De printerwachtrij
configureren
Gebruikers van de
printerwachtrij configureren
Poortinstelling:
Ethernetinstelling
Protocolinstelling:
IPX/SPX-instelling—
frametype(n) selecteren
Serviceinstelling:
Pserver-instelling en
Bindery-instelling
Maximaal 8 fileservers
toevoegen
Polinterval instellen
Gebruikerssoftware installeren
Voor afdrukken:
Client verbinden met
ingestelde printerwachtrijen op
de NetWare-fileserver
(Gekoppeld aan de
printerserver geselecteerd in
NDS-instelling).
Voor uitvoeren van Fiery-
hulpprogramma’s: De
verbinding met de printer
configureren.
8. De netwerkserver instellen
Xerox DocuColor 2006
8–6
Een NDS-verbinding instellen
In NDS worden alle NetWare-items (objecten) in een hiërarchische
boomstructuur geordend. Objecten hebben een naam, eigenschappen
en een context die de locatie van het object in de directorystructuur
aangeven. Voor de DocuColor 2006 dient u een printer,
printerserverobject en één of meer printerwachtrij-objecten te
specificeren. Objecten worden gemaakt in NetWare-
beheerprogramma’s als PConsole, NetAdmin of NetWare
Administrator.
Het object op het hoogste niveau wordt het [Root] object genoemd. De
naam van het [Root] object is tevens de naam van de boomstructuur.
Onder de [Root] bevinden zich andere objecten: containers die andere
objecten bevatten of leaf-objecten die geen andere objecten bevatten.
Toegang tot de objecten wordt bepaald door rechten die gedefinieerd
zijn als eigenschappen van elk object. Rechten worden toegekend
door systeembeheerders.
De NetWare 4.x of 5.x binderycontext instellen
U kunt slechts één directorystructuur verbinden met de DocuColor
2006. Indien u meerdere NetWare 4.x- of 5.x-servers wilt aansluiten,
dient u gebruik te maken van bindery-emulatie, waardoor de NetWare
4.x- of 5.x-server zich zal gedragen als en geaccepteerd wordt als een
NetWare 3.x-server.
Tip: De geselecteerde fileserver moet zich in een andere
boomstructuur bevinden dan de server geselecteerd in NDS-
instelling.
Maximaal acht binderyservers, in native 3.x, 4.x of 5.x emulatiemode
kunnen verbonden worden met de DocuColor 2006.
Om de NetWare 4.x- of 5.x-server in bindery-emulatiemode in te
stellen voor afdrukken op de DocuColor 2006, dient de
systeembeheerder:
Het Directory Services-pad naar de container bepalen waarin de
printerserver en de printerwachtrij voor de DocuColor 2006
worden gemaakt. De container specificeert de binderycontext
voor de netwerkstructuur.
Het netwerkopstartbestand bewerken voor het instellen van de
binderycontext.
De nieuwe binderycontext activeren.
8. De netwerkserver instellen
Xerox DocuColor 2006
8–7
Een NetWare-printerwachtrij instellen voor bindery
Voor NetWare 3.x en voor NetWare 4.x of 5.x in emulatiemode,
worden de NetWare-printerserver en printerwachtrij voor de DocuColor
2006 gemaakt en geconfigureerd met behulp van NetWare Print
Console (PCONSOLE), een hulpprogramma dat zich bevindt in de
directory NetWare Public.
Net als bij NDS, verscheidene NetWare-objecten op een Novell-server
maken en deze vervolgens in de netwerkinstelling selecteren.
NetWare Windows-clients instellen voor afdrukken
Voordat u clientwerkstations instelt voor afdrukken ervoor zorgen dat u
de netwerkinstelling uitvoert op de DocuColor 2006 en dat de
instellingen overeenkomen met de objecten die u heeft gemaakt in de
NetWare-beheerprogramma’s.
Voor afdrukken op de DocuColor 2006, alle Windows-clients aansluiten op
een Novell NetWare-server en deze toestaan verbinding te maken met de
NetWare-printerserver(s) waarop u een printerwachtrij heeft gemaakt.
Nadat de Novell-server en de DocuColor 2006 zijn ingesteld, bestaat
client-setup uit onderstaande stappen:
Het netwerkprotocol installeren, een verbinding tussen het
protocol en de netwerkadapterkaart maken en de client toestaan
aan te melden bij de NetWare-fileserver.
Op Windows 95/98- en Windows 2000-werkstations, dient het
IPX/SPX-compatibele protocol en de client voor Netware
Networks te worden geladen vanaf het hulpprogramma Netwerk
in het Configuratiescherm.
Op Windows NT-werkstations, dient Client Service voor NetWare
(CSNW) te worden geïnstalleerd. De CSNW-optie in het
Configuratiescherm gebruiken om de afdrukopties in te stellen en
de gewenste NetWare-server te specificeren.
De DocuColor 2006 configureren als een PostScript- of PCL-
printer door een PostScript- of PCL-printerdriver en de DocuColor
2006 PPD of PDD (PostScript of PCL printerbeschrijvings-
bestand) te installeren.
Een netwerkpoort toevoegen en het werkstation verbinden met
een of meer NetWare-wachtrijen die voor de DocuColor 2006 zijn
gespecificeerd.
Het hoofdstuk Verbinding maken met het netwerk raadplegen
voor informatie over het verbinden met Windows 95/98- en
Windows NT 4.0-werkstations.
8. De netwerkserver instellen
Xerox DocuColor 2006
8–8
Andere Fiery-software, zoals kleurreferentiebestanden installeren.
Voor meer informatie het hoofdstuk Fiery Software voor Windows
en Macintosh installeren raadplegen.
De DocuColor 2006 instellen op een TCP/IP-netwerk met
Windows NT 4.0
Wanneer een Windows NT 4.0-werkstation is geconfigureerd om
verbinding te maken met de DocuColor 2006 via TCP/IP, kan er direct
op de printer worden afgedrukt. Als het werkstation de printer deelt
over het netwerk, dan fungeert deze als een printerserver voor
Windows NT 4.0-clients. Vanaf de clientwerkstations kan via de
Windows NT 4.0-printerserver op de DocuColor 2006 worden
afgedrukt. Het afdrukken kan daarna worden bewaakt en beheerd
vanaf de Windows NT 4.0-server.
Wanneer TCP/IP-protocollen zijn geladen, kunt u ook Fiery WebTools
en hulpprogramma’s vanaf een Windows NT 4.0- of Windows 95/98-
werkstation uitvoeren.
De Windows NT 4.0-server kan ook AppleTalk-protocollen voor
afdrukken gebruiken. Bij het creëren van een printer die gedeeld wordt
met AppleTalk-gebruikers, de printer niet vastleggen, want dit zou alle
gebruikers dwingen via de server af te drukken in plaats van direct
naar de printer. Wanneer u de printer vastlegt, worden
printerverbindingen niet weergegeven in de Mac OS Kiezer.
Ervoor zorgen dat de volgende punten in orde zijn wanneer TCP/IP-
netwerkverbindingen worden gemaakt:
De IP-adressen zijn geldig voor de DocuColor 2006 en voor ieder
werkstation dat hierop wil afdrukken of Fiery-hulpprogramma’s wil
uitvoeren.
In Printerinstelling TCP/IP inschakelen en het IP-adres,
subnetmask en gateway-adres voor de DocuColor 2006 invoeren.
U kunt deze adressen handmatig invoeren of DHCP, RARP of
BOOTP-protocollen gebruiken om ze automatisch toe te kennen.
De naam en het adres van de DocuColor 2006 worden vermeld in
een DNS-(domain name server) of een hostnaamdatabase die
door het systeem wordt gebruikt.
De systeem-hosttabel dient de correcte interne naam voor de
DocuColor 2006 als een externe printer te bevatten.
8. De netwerkserver instellen
Xerox DocuColor 2006
8–9
Voor Windows NT 4.0 de DocuColor 2006 PostScript- en PCL-
printerdriver-bestanden op de Windows NT 4.0-server installeren
vanaf de Gebruikerssoftware-CD.
De installatie herhalen voor iedereen die op de DocuColor 2006
wil afdrukken. Elke server en werkstation waarop de Fiery-
hulpprogramma’s met TCP/IP worden uitgevoerd heeft ook het
TCP/IP-protocol en Fiery-hulpprogramma’s nodig.
Een Windows NT 4.0-server configureren
De volgende procedure volgen om een Windows NT 4.0-server te
configureren om met de DocuColor 2006 te communiceren.
Basisstappen zijn:
Het TCP/IP-netwerkprotocol laden en dit configureren door het
invoeren van IP-adres, subnetmask en gateway.
De hostnaam van de DocuColor 2006 invoeren in de
hostdatabase.
Printerinstelling uitvoeren.
Op de Windows NT 4.0-server een printer maken voor elke
printerverbinding, de juiste printerdrivers installeren en (optioneel)
de printer delen op het netwerk.
De hostnaam en de externe printernaam van de DocuColor 2006
voor de printerverbinding invoeren.
Als de Windows NT 4.0-server ook een werkstation is, de Fiery-
hulpprogramma’s installeren.
Meer informatie is beschikbaar in de volgende hoofdstukken en in uw
Microsoft-documentatie.
De DocuColor 2006 toevoegen aan het TCP/IP-netwerk
(Windows NT 4.0)
Indien uw TCP/IP-netwerk uit Windows NT 4.0-servers en Windows
NT 4.0-clients bestaat, de volgende procedure volgen.
1. Het IP-adres van de printer in de hostnaamdatabase van uw
systeem registreren.
Voor installaties die geen systeembeheerder of een centrale
hostnaamdatabase hebben, de printer toevoegen aan het
bestand hosts op de Windows NT 4.0-server.
De printer toevoegen aan het bestand hosts op ieder werkstation
waarop TCP/IP is geladen en waarop Fiery-hulpprogramma’s
worden gebruikt.
8. De netwerkserver instellen
Xerox DocuColor 2006
8–10
Het Windows NT 4.0 hosts-bestand voorziet in compatibiliteit met
het UNIX-hostsbestand. Dit bestand wordt gebruikt als equivalent
van een lokale DNS (domain name services). Dit heeft hetzelfde
formaat als het bestand /etc/hosts op UNIX-servers:
IP-adres<TAB>hostnaam<TAB>#opmerkingen
waarbij <TAB> aangeeft dat u de Tab-toets dient in te drukken.
Om het IP-adres en de servernaam van uw systeem te bepalen,
een configuratiepagina afdrukken vanaf het DocuColor 2006-
bedieningspaneel.
De ingang zonder spaties typen en vervangen met de juiste waarden voor
uw omgeving. De hostnaam dient dezelfde naam te zijn die u aan de
DocuColor 2006 heeft gegeven in de Serverinstelling op het
bedieningspaneel.
Een voorbeeldingang voor de DocuColor 2006 als externe printer
is 127.0.0.1<TAB>DocuColor<TAB>#Marketing_printer
Als de printer reeds is gedefinieerd in een /etc/hosts-bestand of equivalente
hostnaamdatabase op een UNIX-werkstation op uw netwerk, dient u
dezelfde hostnaam te gebruiken als gebruikt is voor de externe printer in het
bestand /etc/printcap.
2. Printerinstelling uitvoeren om TCP/IP-afdrukken te ondersteunen.
De opties invoeren in Protocolinstelling. De waarden voor het IP-
adres van de printer, subnetmask en gateway-adres invoeren.
De DocuColor 2006 als een gedeelde printer installeren
De eerste stap in het beschikbaar maken van een printer is het
installeren van Adobe PostScript-printerdriverbestanden, waardoor uw
applicaties toegang hebben tot bepaalde printerfuncties. Voor elk
werkstation vanaf waar direct en onafhankelijk op de DocuColor 2006
wordt afgedrukt, het hoofdstuk Gebruikerssoftware installeren in een
Windows-omgeving raadplegen voor het gewenste besturingssysteem.
Als u de beheerder bent van een Windows NT 4.0-server of
werkstation, kunt u ook een printer maken en delen met Windows NT
4.0-clients op het netwerk. Wanneer een printer is gedeeld, kunnen
Windows NT 4.0-clients die niet in staat zijn of geen toestemming
hebben om een onafhankelijke netwerkverbinding met de printer te
maken, altijd via de server op de printer afdrukken.
U kunt een printer te allen tijde delen. Indien u nog geen DocuColor
2006-printerbestanden op de Windows NT 4.0-printerserver heeft
geïnstalleerd, dit nu alsnog doen.
8. De netwerkserver instellen
Xerox DocuColor 2006
8–11
Indien u de printerbestanden reeds op de Windows NT 4.0-server
heeft geïnstalleerd, uw Windows-documentatie raadplegen voor
informatie over het delen van de server.
Indien er meer dan één DocuColor-printerverbinding (bijvoorbeeld,
afdrukwachtrij en blokkeringswachtrij) worden gepubliceerd, zou u een
printer voor elke printerverbinding kunnen maken, zodat u en andere
gebruikers direct naar elke wachtrij kunnen afdrukken.
Clients van een Windows NT 4.0- of Windows 2000-server
configureren
Elke client van een Windows NT 4.0-server maakt reeds gebruik van
een netwerkprotocol om met de server te communiceren. Vanaf elke
client kan op de DocuColor 2006 worden afgedrukt indien de printer
wordt gedeeld door een Windows NT 4.0- of Windows 2000-server of
werkstation. In dat geval hoeft het clientwerkstation niet hetzelfde
netwerkprotocol te gebruiken om een verbinding met de Windows NT
4.0- of Windows 2000-server te maken als de server zelf gebruikt om
met de printer te communiceren.
1. Voor Windows NT 4.0 clientwerkstations moet voor het afdrukken
eerst een verbinding met de printerserver worden gemaakt en de
printer worden geselecteerd.
2. Met de rechtermuistoets op het pictogram klikken en Openen
selecteren.
3. Ja selecteren, zodat Windows de printer instelt.
Nadat op de client de printer is geselecteerd, kan deze worden
gekozen in het dialoogvenster Printerinstelling, Pagina-instelling of
Afdrukken van een applicatie. Op clients kunnen afdrukopties voor
eigen opdrachten worden gewijzigd, maar de printereigenschappen
kunnen niet worden geselecteerd. Wanneer op een client Afdrukken
wordt geselecteerd, wordt de opdracht naar de Windows NT 4.0- of
Windows 2000-printerserver verzonden en daarna naar de
geselecteerde wachtrij op de DocuColor 2006. De opdracht wordt
vermeld in Afdrukbeheer op het clientwerkstation en de beheerder kan
de opdracht volgen in het DocuColor 2006-venster in Afdrukbeheer op
de Windows NT 4.0- of Windows 2000-printerserver.
8. De netwerkserver instellen
Xerox DocuColor 2006
8–12
De server en clientwerkstations configureren voor
Fiery WebTools
Fiery WebTools bieden toegang tot vele printerfuncties via het Internet
of bedrijfsintranet en bieden extra flexibiliteit voor extern beheer. U
kunt toegang krijgen tot de Fiery WebTools vanaf een Windows 95/98-,
Windows 2000-, Windows NT 4.0- of Mac OS-werkstation.
Fiery WebSetup wordt alleen ondersteund onder Windows 95/98, Windows
2000 en Windows NT 4.0.
Fiery WebTools instellen op de printer
1. In Netwerkinstelling TCP/IP inschakelen.
2. Een geldig, uniek IP-adres en subnetmask voor de printer
invoeren. Indien nodig, een gateway-adres invoeren.
3. Webservices inschakelen.
4. In Printerinstelling bevestigen dat de printerwachtrij is
gepubliceerd.
Fiery WebTools instellen op een clientwerkstation
1. TCP/IP-netwerkprotocol inschakelen.
2. Een geldig, uniek IP-adres voor de printer en subnetmask voor
het werkstation invoeren. Indien nodig, een gateway-adres
invoeren.
3. Een Internetbrowser installeren die de Java-taal en frames
ondersteunt, zoals Internet Explorer 4.x of hoger of Netscape
Navigator 4.x of hoger.
8. De netwerkserver instellen
Xerox DocuColor 2006
8–13
Toegang krijgen tot Fiery WebTools
1. De Internetbrowser starten.
2. Het IP-adres of de DNS-naam van de printer invoeren.
3. Enter indrukken.
De Fiery homepage wordt weergegeven. De naam van een
bepaald WebTool dat u wilt gebruiken selecteren. Voor meer
informatie het hoofdstuk dat op het specifieke programma van
toepassing is raadplegen.
4. De toets Configure selecteren en de vereiste informatie voor het
beperken van gebruikerstoegang tot bepaalde WebTools
invoeren.
De WebLink-bestemming wijzigen
1. De Internetbrowser starten.
2. Het IP-adres of de DNS-naam van de printer invoeren.
3. De beheerderstoegangscode invoeren (indien nodig) en OK
selecteren.
4. De toets Control (Mac OS) of CTRL (Windows) indrukken
wanneer u de toets WebLink selecteert.
5. Het nieuwe WebLink-adres (URL) invoeren en OK selecteren.
8. De netwerkserver instellen
Xerox DocuColor 2006
8–14
De printer configureren op een netwerk met UNIX-
werkstations
Wanneer een UNIX-werkstation is geconfigureerd met het lpd-protocol
en is aangesloten op de printer via een TCP/IP-netwerk, kan er direct
op de DocuColor 2006 worden afgedrukt.
Voor het configureren van UNIX-werkstations is een beheerder met
root-toegangsrechten nodig. Na de eerste configuratie kunnen UNIX-
gebruikers eenvoudigweg afdrukopdrachten naar een met naam
genoemde printer verzenden.
De opdrachtbeheerprogramma’s, tezamen met de Fiery-
hulpprogramma’s en Fiery WebTools, zijn niet beschikbaar op het
UNIX-platform. Op een Windows- of Mac OS-computer op hetzelfde
TCP/IP-netwerk als de UNIX-computer voor het afdrukken op de
DocuColor 2006, kunnen de opdrachtbeheerprogramma’s worden
gebruikt voor het beheren van afdrukopdrachten vanaf alle
werkstations op het netwerk.
Voor het configureren van de printer in een UNIX-omgeving gelden
dezelfde vereisten als voor elke andere printer of nieuw apparaat.
Een uniek IP-adres wordt vereist voor de printer en voor elk
werkstation op het netwerk.
De printer wordt een naam toegekend die gekoppeld is aan het
IP-adres.
Het IP-adres van de printer moet voor het netwerk worden
geregistreerd in een hostdatabase en ook op de printer zelf.
De afdrukwachtrij of de blokkeringswachtrij (of beide) moeten
worden gepubliceerd.
lpd-afdrukken naar de directe verbinding wordt niet ondersteund.
8. De netwerkserver instellen
Xerox DocuColor 2006
8–15
De DocuColor 2006 heeft een printercontroller die lpd protocollen
begrijpt.
De externe printernaam (rp in het bestand /etc/printcap) dient te
worden gebruikt voor succesvolle communicatie en moet op print of
hold zijn ingesteld. De externe printernaam wordt ook gebruikt voor
het configureren van Windows NT 4.0-werkstations of servers die
verbinding maken met de printer via TCP/IP. De externe printernaam
invoeren bij het configureren van de printer in het dialoogvenster Add
LPR Compatible Printer.
De printer configureren op TCP/IP-netwerken
Elk hostapparaat op een TCP/IP-netwerk, inclusief de printer, moet
een uniek 32-bit Internet-adres (IP-adres) hebben. Vanaf werkstations
op een TCP/IP-netwerk kan direct op de DocuColor 2006 worden
afgdrukt als een externe printer. Het is ook mogelijk om via een
Windows NT 4.0-server of een UNIX-werkstation dat als printerserver
fungeert af te drukken. Aangezien de printer opdrachten in de wachtrij
plaatst en als een printerserver fungeert, heeft het weinig zin om een
andere printerserver tussen een werkstation en de printer te plaatsen.
Indien u dit toch wilt doen, is er geen verschil in instelling; het enige
verschil is dat het clientwerkstation geen eigen spoolgebied heeft.
Afdrukken instellen op UNIX-systemen
1. In Serverinstelling de gewenste instellingen specficeren.
2. In Netwerkinstelling de gewenste instellingen specficeren. Een
geldig IP-adres, subnetmask en gateway-adres voor de printer
invoeren.
3. In Printerinstelling de gewenste instellingen specficeren. De
afdrukwachtrij en/of blokkeringswachtrij publiceren.
8. De netwerkserver instellen
Xerox DocuColor 2006
8–16
TCP/IP configureren voor communicatie met de printer
1. De superuser (root aanmelding) dient de printer aan de IP-
hosttabel van het netwerk of andere systeemdatabase van
netwerkprinters toe te voegen.
2. In het bestand of hulpprogramma dat door uw netwerk wordt
gebruikt, de externe printernaam, het printerserverprotocol, de
wachtrij en het spoolbestand voor de toegekende printernaam
specificeren.
3. De printer beschikbaar maken voor andere netwerkgebruikers.
4. De TCP/IP-verbinding controleren. Vanaf een van de
werkstations op het netwerk naar de commandoprompt gaan en
het volgende typen:
ping <IP-adres>
Nadat de printer is ingesteld als een netwerkprinter, kunt u ook
het volgende invoeren:
ping <hostnaam>
De server zou moeten reageren met een antwoord dat het IP-
adres van de printer bevat. Sommige systemen zullen reageren
met continu uitvoer vanaf het IP-adres. Control-C indrukken om
de uitvoer te stoppen. U kunt het commando ping te allen tijde
gebruiken.
Xerox DocuColor 2006
9–1
Gebruikerssoftware installeren in een
Windows 95/98-omgeving
Voor het installeren van de gebruikerssoftware en het afdrukken met
computers die onder het besturingssysteem Windows 95/98 draaien,
dient u de instructies in dit hoofdstuk in acht te nemen. U dient
allereerst na te gaan of de printer correct is aangesloten en voor het
netwerk is geconfigureerd. Voor nadere informatie de hoofdstukken
Verbinding maken met het netwerk en De instelling uitvoeren vanaf het
printerbedieningspaneel raadplegen.
Aan de hand van de inhoud van dit hoofdstuk kunt u het volgende
doen:
Afhankelijk van uw configuratie, printerdrivers installeren en
toepasselijke verbindingen instellen aan de hand van de secties
over:
Afdrukken via de parallelle poort
Afdrukken via IPX/SPX
Afdrukken via SMB
Printeropties specificeren met behulp van de sectie Printeropties
instellen.
Extra software installeren, indien gewenst. Hiervoor de sectie Extra
software voor Windows 95/98 installeren raadplegen.
Alle benodigde bestanden vindt u op de cd-rom met gebruikersoftware.
U kunt behalve gebruik maken van de software op de cd-rom met
gebruikerssoftware, ook printerdrivers van de printer naar uw
werkstation downloaden met behulp van het Installer WebTool (indien
de systeembeheerder internettoegang tot de printer heeft
ingeschakeld). U kunt dan de drivers vanaf uw werkstation installeren.
Voor instructies de sectie Installer WebTool gebruiken in het hoofdstuk
Fiery WebTools gebruiken raadplegen. Na het downloaden van de
printerbestanden is de installatieprocedure hetzelfde als bij installatie
vanaf de cd-rom met gebruikerssoftware.
9
9. Gebruikerssoftware installeren in een Windows 95/98-omgeving
Xerox DocuColor 2006
9–2
Overzicht van de installatie
Het installeren van de gebruikerssoftware van de DocuColor 2006
omvat de volgende handelingen:
De PostScript- of PCL-printerdriver en de corresponderende
printerbeschrijvingsbestanden installeren en de printerdriver met
behulp van de wizard Printer toevoegen dusdanig instellen dat
deze met de printer kan communiceren.
De printeropties instellen.
Indien gewenst, extra bestanden van de cd-rom met
gebruikerssoftware kopiëren.
Deze bestanden niet installeren met behulp van het Installer WebTool.
Voordat u begint
1. Indien uw systeembeheer dat niet reeds heeft gedaan, de printer
op de gewenste poort van het werkstation aansluiten. Voor
nadere informatie de hoofdstukken Verbinding maken met het
netwerk en De instelling uitvoeren vanaf het
printerbedieningspaneel raadplegen.
Indien u niet zeker weet welk type netwerk u heeft, contact
opnemen met de systeembeheerder.
2. Een configuratiepagina van de printer afdrukken om de naam en
de instellingen te weten te komen die zullen worden gebruikt in de
volgende procedures.
9. Gebruikerssoftware installeren in een Windows 95/98-omgeving
Xerox DocuColor 2006
9–3
PostScript- of PCL-printerdrivers installeren
Hoewel de installatieprocedures voor Windows 95 en 98 veel op op
elkaar lijken, zijn er toch enkele kleine verschillen. U dient zich ervan te
vergewissen dat u de correcte procedures voor uw besturingssysteem
volgt.
Indien u al eerder een printerdriver voor de DocuColor 2006 heeft
geïnstalleerd, dient u eerst de deïnstallatieprocedure uit te voeren alvorens
de nieuwe driver te installeren. Voor nadere informatie Windows-
documentatie raadplegen.
Voordat u begint, dient u een configuratiepagina van de printer af te
drukken. Voor de precieze procedures, het hoofdstuk De instelling
uitvoeren vanaf het printerbedieningspaneel raadplegen.
De PostScript- of PCL-printerdrivers installeren
(Windows 95/98)
1. De cd-rom met gebruikerssoftware in het cd-romstation plaatsen.
2. Achtereenvolgens de toets Start, Instellingen en Printers
selecteren.
3. Dubbelklikken op het pictogram Printer toevoegen om de wizard
Printer toevoegen te openen. Volgende selecteren.
4. Om een lokale printer te installeren, het keuzerondje Lokale
printer aanklikken en Volgende selecteren.
De optie Lokale printer is beschikbaar indien u bent ingelogd op
het werkstation met de toegangsrechten van Beheerder. Indien
deze optie niet beschikbaar is, een netwerkprinter toevoegen en
de procedure voor het toevoegen van een poort volgen. De sectie
De verbinding voltooien verderop in dit hoofdstuk raadplegen.
5. In het dialoogvenster met de lijsten met fabrikanten en printers,
de toets Diskette selecteren.
9. Gebruikerssoftware installeren in een Windows 95/98-omgeving
Xerox DocuColor 2006
9–4
In het dialoogvenster Installeren vanaf diskette wordt u gevraagd
de diskette te plaatsen.
6. Een van de volgende handelingen verrichten:
Indien u vanaf de cd-rom installeert, uit de keuzelijst het cd-
romstation selecteren (bijvoorbeeld D:\) en de toets Bladeren
selecteren.
Indien u installeert vanaf bestanden die u heeft gedownload
met behulp van het Installer WebTool, de aanduiding van uw
vaste-schijfstation typen (bijvoorbeeld C:\) en de toets
Bladeren selecteren.
7. Een van de volgende handelingen verrichten:
Indien u vanaf de cd-rom installeert, naar een van de
volgende mappen gaan:
Voor afdrukken via PostScript:
English\Prntdrvr\PS_drvr\Win_9x
Voor afdrukken via PCL:
English\Prntdrvr\PCL_drvr\Win_9x
Indien u installeert vanaf bestanden die u heeft gedownload
met behulp van het Installer WebTool, naar een van de
volgende mappen gaan:
Voor afdrukken via PostScript: Prntdrvr\PS_drvr\Win_9x
Voor afdrukken via PCL: Prntdrvr\PCL_drvr\Win_9x
OK selecteren en de optie oemsetup.inf of oemsetup
selecteren.
Het pad wordt gekopieerd naar het dialoogvenster Installeren
vanaf diskette.
8. Controleren of het pad klopt en dan OK selecteren.
In het venster Printers, de optie Xerox DocuColor 2006
selecteren. Volgende selecteren.
Indien u een tweede printer installeert of een upgrade uitvoert, dan wordt u
gevraagd of u de bestaande driver wenst te behouden of te vervangen. Het
verdient aanbeveling de bestaande driver te vervangen, zodat u er zeker van
bent dat u de meest recente versie van de printerdriver installeert.
9. Gebruikerssoftware installeren in een Windows 95/98-omgeving
Xerox DocuColor 2006
9–5
9. LPT1: ECP-printerpoort en Volgende selecteren.
10. Een naam voor de printer van maximaal 31 tekens invoeren of de
standaardnaam in het venster met de printernaam overnemen.
Deze naam wordt gebruikt in de vensters Printers en wachtrij.
Het invoeren van een naam die langer is dan 31 tekens kan bij bepaalde
netwerkapplicaties tot afdrukproblemen leiden.
11. Indien u de DocuColor 2006 als de standaardprinter wilt instellen,
het keuzerondje Ja selecteren; zoniet, Nee selecteren. Volgende
selecteren.
12. In het volgende dialoogvenster Nee selecteren om te wachten
met het afdrukken van een testpagina en Voltooien selecteren.
Na voltooiing van de installatie wordt het venster Printers
weergegeven met een pictogram van de geïnstalleerde printer.
9. Gebruikerssoftware installeren in een Windows 95/98-omgeving
Xerox DocuColor 2006
9–6
De verbinding voltooien
Om vanuit Windows 95/98 te kunnen afdrukken, dient u na te gaan of
de volgende taken te zijn uitgevoerd:
Het instellen van netwerkservers, indien aanwezig
Het zodanig instellen van de printer dat deze afdrukopdrachten
vanaf het werkstation accepteert
Het configureren van een poort op elk werkstation van het netwerk
onder Windows
Afdrukken via de parallelle poort
Hoewel de procedures voor het klaarmaken van de parallelle poorten
in Windows 95 en 98 veel op elkaar lijken, zijn er toch enkele kleine
verschillen. U dient derhalve op te letten dat u de juiste procedure voor
uw besturingssysteem volgt.
De poort klaarmaken voor afdrukken via de parallelle poort in
Windows 95
Deze procedure alleen uitvoeren in Windows 95 als de LPT1-poort
momenteel niet is ingesteld als ECP-printerpoort.
1. Achtereenvolgens de toets Start, Instellingen en
Configuratiescherm selecteren.
2. Dubbelklikken op het pictogram Systeem om het venster met
systeemeigenschappen weer te geven.
3. Het tabblad Apparaatbeheer selecteren.
9. Gebruikerssoftware installeren in een Windows 95/98-omgeving
Xerox DocuColor 2006
9–7
4. Dubbelklikken op de optie Poorten.
5. Dubbelklikken op de optie ECP-printerpoort (LPT1).
6. In het dialoogvenster met eigenschappen voor ECP-printerpoort
(LPT1), het tabblad Stuurprogramma’s en de optie
Stuurprogramma bijwerken selecteren.
7. Nee antwoorden wanneer u wordt gevraagd of u Windows wilt
laten zoeken naar een driver. Volgende selecteren.
8. Het keuzerondje Alle hardware weergeven selecteren.
9. In de lijst met fabrikanten, de optie (Standaard poorttypes)
selecteren. Uit de lijst met modellen, ECP-printerpoort (en niet
Printerpoort) selecteren. OK en Voltooien selecteren.
9. Gebruikerssoftware installeren in een Windows 95/98-omgeving
Xerox DocuColor 2006
9–8
10. OK selecteren in het dialoogvenster met eigenschappen voor
ECP-printerpoort (LPT1).
Indien de benodigde bestanden zich niet op de vaste schijf bevinden, dient u
u de cd-rom van Windows 95 te plaatsen om deze stap te kunnen voltooien.
11. Wanneer u wordt gevraagd het werkstation opnieuw op te starten,
de toets Ja selecteren.
Nadat Windows 95 opnieuw is opgestart, de procedure die wordt
beschreven in Afdrukken via de parallelle poort instellen
voltooien.
De poort klaarmaken voor afdrukken via de parallelle poort
in Windows 98
Deze procedure alleen uitvoeren in Windows 98 als de LPT1-poort
momenteel niet is ingesteld als ECP-printerpoort.
1. Achtereenvolgens de toets Start, Instellingen en
Configuratiescherm selecteren.
2. Dubbelklikken op het pictogram Systeem om het venster met
systeemeigenschappen te laten verschijnen.
3. Het tabblad Apparaatbeheer selecteren.
4. Dubbelklikken op de optie Poorten.
9. Gebruikerssoftware installeren in een Windows 95/98-omgeving
Xerox DocuColor 2006
9–9
5. Dubbelklikken op de optie ECP-printerpoort (LPT1).
6. In het dialoogvenster met eigenschappen, het tabblad
Stuurprogramma’s en vervolgens de optie Stuurprogramma
bijwerken selecteren. De wizard Apparaatstuurprogramma
bijwerken verschijnt.
7. Volgende selecteren.
8. Het keuzerondje Een lijst van alle stuurprogramma’s op een
specifieke locatie weergeven, zodat u het gewenste
stuurprogramma kunt selecteren selecteren en vervolgens
Volgende selecteren.
9. Gebruikerssoftware installeren in een Windows 95/98-omgeving
Xerox DocuColor 2006
9–10
9. Het keuzerondje Alle hardware weergeven selecteren.
10. Uit de lijst met fabrikanten, de optie (Standaard poorttypen)
selecteren. Uit de lijst met modellen, ECP-printerpoort (en niet
Printerpoort) selecteren. Volgende selecteren.
11. Voltooien selecteren.
12. Wanneer u wordt gevraagd het werkstation opnieuw op te starten,
de toets Ja selecteren.
Nadat Windows 98 opnieuw is opgestart, de procedure die wordt
beschreven in Afdrukken via de parallelle poort instellen
voltooien.
9. Gebruikerssoftware installeren in een Windows 95/98-omgeving
Xerox DocuColor 2006
9–11
Afdrukken via de parallelle poort instellen
1. Controleren of de printer is geconfigureerd voor afdrukken via de
parallelle poort. Voor nadere informatie, de hoofdstukken
Verbinding maken met het netwerk en De instelling uitvoeren
vanaf het printerbedieningspaneel raadplegen.
2. Om bestanden rechtstreeks naar de printer te spoolen, de Poort
timeout in seconden instellen op 10. Om rechtstreeks naar de
DocuColor 2006 af te drukken, de Poort timeout in seconden
instellen op 5.
Door deze optie op 10 seconden in te stellen, wordt voorkomen
dat het spoolen niet wordt onderbroken wegens een timeout.
3. Op het werkstation de volgende handeling uitvoeren om de BIOS-
instellingen te veranderen:
a. Het werkstation opnieuw opstarten en de toets indrukken die
direct na het opstarten op de monitor wordt vermeld.
Mogelijk dient u verschillende schermen te doorlopen
alvorens u bij de instellingen van de parallelle poort uitkomt.
b. De modus van de parallelle poort instellen op ECP.
c. De veranderde instelling opslaan en afsluiten.
4. Start, Instellingen en Printers selecteren.
5. Het pictogram van de DocuColor 2006 selecteren en
Eigenschappen in het menu Bestand selecteren.
6. Het tabblad Details selecteren. In de keuzelijst Afdrukken naar de
volgende poort, LPT1: (ECP-printerpoort) selecteren.
Controleren of u de juiste selectie heeft gemaakt. Er kan ook LPT1:
(Printerpoort) staan - en dat is iets anders dan LPT1: (ECP-printerpoort).
Indien in dit venster iets anders dan LPT1: (ECP-printerpoort)
staat, dient u de poortinstelling nu te wijzigen, zoals wordt
beschreven in de sectie De poort klaarmaken voor afdrukken via
de parallelle poort en vervolgens terugkeren naar deze stap.
Mogelijk dient u de cd-rom van Windows 95/98 te gebruiken.
9. Gebruikerssoftware installeren in een Windows 95/98-omgeving
Xerox DocuColor 2006
9–12
7. Indien u de selectie in het menu Afdrukken naar de volgende
poort heeft veranderd, Toepassen selecteren.
Er wordt mogelijk een dialoogvenster weergegeven waarin u
wordt gewaarschuwd dat fonts die u naar de eerder
geselecteerde poort heeft gedownload verloren kunnen gaan. OK
selecteren.
8. Wachtrij-instellingen selecteren.
9. Afdrukopdrachten in een wachtrij plaatsen; het afdrukken is
eerder voltooid of Direct naar de printer afdrukken selecteren.
De keuze die u hier maakt hangt af van de handeling die u bij
stap 3 heeft verricht:
Indien u de Poort timeout in seconden instelt op 10, maakt het
niet uit welke optie u kiest. Spooling, dus de eerste van beide
opties, is echter sneller.
Indien u de Poort timeout in seconden instelt op 5, Direct
naar de printer afdrukken afdrukken.
10. Om de verbinding te bevestigen, dient u een testpagina af te
drukken. Het tabblad Algemeen in het dialoogvenster
Eigenschappen selecteren. De toets Testpagina afdrukken en
OK selecteren.
U kunt nu vanuit uw applicaties afdrukken via de parallelle poort.
9. Gebruikerssoftware installeren in een Windows 95/98-omgeving
Xerox DocuColor 2006
9–13
Afdrukken via IPX/SPX onder Windows 95/98 instellen
Om te kunnen afdrukken via IPX (Novell) met werkstations die draaien
onder het besturingssysteem Windows 95/98, dient u eerst IPX/SPX-
protocollen in te stellen en vervolgens de printer te configureren door
het IPX-poorttype te selecteren en de instellingen in te voeren voor de
poort die u gebruikt.
1. De toets Start, Instellingen en Configuratiescherm selecteren.
2. Dubbelklikken op het pictogram Netwerk.
Controleren of een IPX/SPX-compatibel protocol staat vermeld bij
de geïnstalleerde netwerkonderdelen. Voor nadere informatie, de
documentatie bij Windows 95/98 raadplegen.
3. Dubbelklikken op het pictogram IPX/SPX-compatibel protocol.
9. Gebruikerssoftware installeren in een Windows 95/98-omgeving
Xerox DocuColor 2006
9–14
4. Het tabblad Geavanceerd selecteren.
5. In de lijst Eigenschappen, Frametype selecteren.
6. In de keuzelijst Waarde, het frametype selecteren dat
correspondeert met de set van de netwerkinstellingen van de
DocuColor 2006.
Indien nodig, de configuratiepagina afdrukken vanaf het
bedieningspaneel om na te gaan welk(e) frametype(s) is/zijn
geconfigureerd.
Niet Auto selecteren, omdat u anders mogelijk niet het frametype
kunt selecteren dat is gespecificeerd op de DocuColor 2006.
7. OK selecteren om het venster te sluiten.
8. Wanneer u wordt gevraagd om het werkstation af te sluiten, Ja
antwoorden.
9. Gebruikerssoftware installeren in een Windows 95/98-omgeving
Xerox DocuColor 2006
9–15
9. Start, Instellingen en Printers selecteren.
10. Met de rechter muisknop op het pictogram van de DocuColor
2006 klikken en Eigenschappen selecteren.
11. Het tabblad Details selecteren en op de toets Poort toevoegen
klikken om het dialoogvenster Poort toevoegen te laten
verschijnen.
12. Het netwerkpad specificeren of de toets Bladeren selecteren om
de netwerkomgeving te tonen.
Voor NetWare-fileservers, dubbelklikken op het pictogram van de
server die wordt gebruikt voor afdrukken naar DocuColor 2006.
Indien u niet zeker weet welke server u dient te gebruiken,
contact opnemen met de systeembeheerder.
13. Het printerpictogram selecteren dat is gemarkeerd met de
NetWare-printerverbinding (directe verbinding,
blokkeringswachtrij of afdrukwachtrij) die u zult gebruiken en OK
selecteren.
14. In het dialoogvenster Poort toevoegen, controleren of het
netwerkpad is geüpdatet. OK selecteren.
De afdrukopdrachten worden verzonden naar de gespecificeerde
printerwachtrij op de Novell-fileserver. De printer polt de fileserver
en als er opdrachten aanwezig zijn, worden deze naar de printer
verzonden.
15. Om de verbinding te bevestigen, dient u een testpagina af te
drukken. Het tabblad Algemeen in het dialoogvenster
Eigenschappen selecteren. De toets Toepassen en de toets
Testpagina afdrukken selecteren.
Een van de volgende handelingen verrichten:
Ja selecteren indien de opdracht normaal werd afgedrukt.
Nee selecteren indien de pagina niet of niet correct werd
afgedrukt. De wizard voor probleemoplossing volgen om na te
gaan wat het probleem is en het op te lossen.
Na voltooiing van de instelling, kunt u de printer gebruiken om af te
drukken.
9. Gebruikerssoftware installeren in een Windows 95/98-omgeving
Xerox DocuColor 2006
9–16
Afdrukken via SMB onder Windows 95/98 instellen
Indien u geen Novell-netwerk heeft, kunt u kiezen voor afdrukken via
SMB of WINS. Door gebruik te maken van deze methode kan er
worden afgedrukt vanaf een werkstation naar een bepaalde
printerverbinding (blokkeringswachtrij, afdrukwachtrij of directe
verbinding, oftewel ‘hold’, ‘print’ of ‘direct’) op de DocuColor 2006. Bij
de volgende procedure wordt verondersteld dat u het TCP/IP-protocol
en Client voor Microsoft-netwerken heeft geïnstalleerd.
Om instellingen te maken voor afdrukken naar een tweede of een
derde printerverbinding, dient u deze procedure voor elke
printerverbinding te herhalen en aan elke printer tijdens de installatie
van de printerdriver een aanduidende naam toe te kennen om
naderhand onderscheid te kunnen maken tussen de printers.
Afdrukken via SMB wordt ook wel afdrukken via Windows genoemd in
Setup, op het bedieningspaneel en op de configuratiepagina.
1. Controleren of de printer is geconfigureerd voor afdrukken via
SMB. Voor nadere informatie, het hoofdstuk De instelling
uitvoeren vanaf het printerbedieningspaneel raadplegen.
2. Op het werkstation, dubbelklikken op het pictogram
Netwerkomgeving om de netwerkomgeving weer te geven.
9. Gebruikerssoftware installeren in een Windows 95/98-omgeving
Xerox DocuColor 2006
9–17
3. De printernaam zoeken. De configuratiepagina raadplegen voor
deze informatie. Indien u de DocuColor 2006 niet kunt vinden,
contact opnemen met de systeembeheerder.
4. Dubbelklikken op de naam van de printer om de ingeschakelde
printverbindingen weer te geven.
5. Dubbelklikken op de naam van de gewenste printerverbinding.
Het dialoogvenster Printers wordt weergegeven. Er wordt u
gevraagd of u de printer wilt instellen.
6. Ja selecteren om de PostScript- of PCL-printerdriver en het
bijbehorende printerbeschrijvingsbestand voor de geselecteerde
verbinding te installeren.
De wizard Printer toevoegen verschijnt.
9. Gebruikerssoftware installeren in een Windows 95/98-omgeving
Xerox DocuColor 2006
9–18
7. Aangeven of u ook vanuit MS-DOS-programma’s gaat afdrukken
en dan Volgende selecteren.
Indien u Ja selecteert, wordt u gevraagd een printerpoort toe te
wijzen alvorens verder te gaan met de installatie. De Windows-
documentatie raadplegen voor nadere informatie.
8. In het dialoogvenster met de lijsten met fabrikanten en printers,
de toets Diskette selecteren.
In het dialoogvenster Installeren vanaf diskette wordt u gevraagd
de diskette te plaatsen.
9. Een van de volgende handelingen verrichten:
Indien u installeert vanaf de cd-rom, het cd-romstation
selecteren (bijvoorbeeld D:\) uit de keuzelijst en de toets
Bladeren selecteren.
Indien u installeert vanaf bestanden die u heeft gedownload
met behulp van het Installer WebTool, de naam van het vaste-
schijfstation typen (bijvoorbeeld C:\) en de toets Bladeren
selecteren.
9. Gebruikerssoftware installeren in een Windows 95/98-omgeving
Xerox DocuColor 2006
9–19
10. Een van de volgende handelingen verrichten:
Indien u installeert vanaf de cd-rom, naar een van de
volgende mappen gaan:
Voor afdrukken via PostScript: de map
English\Prntdrvr\PS_drvr\Win_9x
Voor afdrukken via PCL: de map
English\Prntdrvr\PCL_drvr\Win_9x
Indien u installeert vanaf bestanden die u heeft gedownload
met behulp van het Installer WebTool, naar een van de
volgende mappen gaan:
Voor afdukken via PostScript: de map
Prntdrvr\PS_drvr\Win_9x
Voor afdrukken via PCL: de map
Prntdrvr\PCL_drvr\Win_9x
OK selecteren en de optie oemsetup.inf of oemsetup
selecteren.
Het pad wordt gekopieerd naar het dialoogvenster Installeren
vanaf diskette.
11. Controleren of het pad klopt en OK selecteren.
In het venster Printers, de optie Xerox DocuColor 2006
selecteren. Volgende selecteren.
Indien u een tweede printer installeert of een upgrade uitvoert, dan wordt u
gevraagd of u de bestaande driver wenst te behouden of te vervangen. Het
verdient aanbeveling de bestaande driver te vervangen, zodat u er zeker van
bent dat u de meest recente versie van de printerdriver installeert.
9. Gebruikerssoftware installeren in een Windows 95/98-omgeving
Xerox DocuColor 2006
9–20
12. Een naam voor de printer van maximaal 31 tekens invoeren of de
standaardnaam in het venster met de printernaam overnemen.
Aangeven of u de printer wilt instellen als standaardprinter.
Volgende selecteren.
Het invoeren van een naam die langer is dan 31 tekens kan bij bepaalde
netwerkapplicaties tot afdrukproblemen leiden.
13. Ja selecteren om een testpagina af te drukken en Voltooien
selecteren. De DocuColor 2006 drukt vervolgens een testpagina
af.
U kunt nu afdrukken vanaf uw werkstation.
9. Gebruikerssoftware installeren in een Windows 95/98-omgeving
Xerox DocuColor 2006
9–21
Printeropties instellen
1. De toets Start, Instellingen en Printers selecteren.
2. Met de rechter muisknop op het pictogram van de DocuColor
2006 klikken en de optie Eigenschappen selecteren.
3. Het tabblad Configuration selecteren.
4. De optie(s) markeren die op de printer zijn geïnstalleerd en een
van de volgende handelingen verrichten:
Om een optie toe te voegen, de gewenste optie selecteren uit
de lijst Available Options en de toets Add selecteren.
64 (standaard), 128, 192 of 256 MB
A3 Oversize Tray
Duplex Unit
Optional 2-Tray Module
Om een optie te verwijderen, de gewenste optie in de lijst
Installed Options selecteren en de toets Remove selecteren.
5. Toepassen selecteren om de huidige instellingen te activeren en
vervolgens OK selecteren.
6. Het printervenster sluiten.
9. Gebruikerssoftware installeren in een Windows 95/98-omgeving
Xerox DocuColor 2006
9–22
Extra software installeren voor Windows 95/98
U kunt extra kleurbestanden van de cd-rom met gebruikerssoftware
naar de vaste schijf van de computer kopiëren. Veel van deze
bestanden zijn PostScript-bestanden die u kunt downloaden en
afdrukken met behulp van de WebDownloader.
Map ICM—ICM-monitorinstellingsbestand en apparaatprofielen die
speciaal zijn ontworpen voor gebruik in combinatie met deze
printer.
Map Clrfiles (in de map English)—Cmyk.ps, een PostScript-
bestand van 11 pagina’s met Letterformaat, kan worden gebruikt
als referentie bij het definiëren van CMYK-kleuren (Cyan, Magenta,
Yellow, blacK) in applicaties. Pantone.ps is een PostScript-bestand
van 19 pagina’s met Letterformaat dat het beste equivalent
aangeeft van PANTONE- kleuren die de printer op gecoat papier
kan produceren. De methode die wordt gevolgd voor het afdrukken
van het bestand Pantone.ps is afhankelijk van de instelling voor het
vinden van de best overeenkomende CMYK-combinatie.
U kunt het bestand Rgb_01.doc afdrukken vanuit Microsoft Word
97 (of nieuwer) om de RGB-kleuren te bekijken. U kunt het
bestand Rgb_02.ppt afdrukken vanuit PowerPoint 6.0 (of
nieuwer) om de beschikbare RGB-kleuren te bekijken.
Map Calibrat (in de map English/Clrfiles)—Vier PostScript
bestanden met kleurgebieden: Custom21.ps, Custom34.ps,
Stand21.ps en Stand34.ps. De getallen in de bestandsnamen
duiden op het aantal kleurgebieden op de pagina. De Custom-
bestanden zijn bijgeleverd, zodat u kleurgebieden kunt downloaden
die de huidige kalibratieset van de printer bevatten. De Standard-
bestanden zijn bijgeleverd, zodat u standaard kleurgebieden kunt
dowloaden die de huidige kalibratieset van de printer negeren.
Deze bestanden zijn bijgeleverd voor deskundige gebruikers en zijn niet
bedoeld voor dagelijkse kalibratie.
9. Gebruikerssoftware installeren in een Windows 95/98-omgeving
Xerox DocuColor 2006
9–23
Printerbeschrijvingsbestanden kopiëren
De cd-rom met gebruikerssoftware bevat
printerbeschrijvingsbestanden voor populaire Windows-
applicaties. Pagemaker 5.0, 6.0 en 6.5 ondersteunen geen
automatische installatie van printerbeschrijvingsbestanden vanaf
het printerbedieningspaneel. Om de DocuColor 2006 beschikbaar
te maken in de dialoogvensters Afdrukken en Pagina-instelling
van deze applicatie, dienen de printerbeschrijvingsbestanden
naar de toepasselijke locatie te worden gekopieerd.
1. De cd-rom met gebruikerssoftware in het cd-romstation van de
computer plaatsen. De map English\Prntdrvr openen.
2. Het printerbeschrijvingsbestand naar de toepasselijke locatie
kopiëren. Voor PageMaker 5.0 of nieuwer, het bestand
EF3X1D10.ppd naar een van de volgende locaties kopiëren:
Voor PageMaker 5.0--\ALDUS\USENGLSH\PPD4
Voor PageMaker 6.0--\PM6\RSRC\USENGLSH\PPD4
Voor PageMaker 6.5--\ PM65\RSRC \USENGLSH\PPD4
Het ICM-profiel installeren
De Image Color Matching (ICM)-profielen in de map Icm op de cd-rom
met gebruikerssoftware zijn bedoeld voor gebruik met ColorWise
ProTools. Ze kunnen ook worden gebruikt met applicaties die ICC-
standaarden ondersteunen. Bij de meeste applicaties die ICC
ondersteunen, dienen de bestanden te worden geïnstalleerd in een
map met de naam Color in de map System van Windows. Voor gebruik
met ColorWise Pro Tools kunnen de bestanden worden gekopieerd
naar een map naar keuze.
9. Gebruikerssoftware installeren in een Windows 95/98-omgeving
Xerox DocuColor 2006
9–24
Het werkruimteprofiel laden met behulp van Photoshop 5.0
1. Photoshop starten.
2. In het menu Bestand, Kleurinstelling en RGB-instelling
selecteren.
3. In het dialoogvenster RGB-instelling, de toets Laden selecteren.
4. Naar de map Windows\System\Color gaan. Het bestand Efirgb
v1f selecteren en de toets Laden selecteren.
5. OK selecteren.
Voor nadere informatie over ICM-profielen, de documentatie bij
de applicatie raadplegen.
9. Gebruikerssoftware installeren in een Windows 95/98-omgeving
Xerox DocuColor 2006
9–25
Het ICM-profiel laden
Dankzij het ICM-printerprofiel kunnen conversies plaatsvinden van
RGB naar CMYK die specifiek zijn voor de printer die u gebruikt. Voor
de volgende procedure wordt ervan uitgegaan dat u de ICM-profielen
heeft geïnstalleerd die zich bevinden op de cd-rom met
gebruikerssoftware.
De interne naam van een ICM-profiel kan enigszins afwijken van zijn
bestandsnaam.
1. Photoshop starten.
2. In het menu Bestand, Kleurinstelling en CMYK-instelling
selecteren.
3. In het dialoogvenster CMYK-instelling, het keuzerondje ICC
selecteren als CMYK-model.
4. Uit de keuzelijst Profiel het profiel selecteren dat correspondeert
met de printer of het apparaat dat u wilt simuleren.
5. OK selecteren.
9. Gebruikerssoftware installeren in een Windows 95/98-omgeving
Xerox DocuColor 2006
9–26
Xerox DocuColor 2006
10–1
Gebruikerssoftware installeren in een
Windows 2000-omgeving
In dit hoofdstuk worden beknopt de procedures en instructies
beschreven voor het installeren van de gebruikerssoftware op
werkstations die draaien onder Windows 2000. Alvorens deze software
te installeren, dient u eerst te controleren of de printer goed is
aangesloten en is geconfigureerd voor het netwerk. Voor nadere
informatie, de hoofdstukken Verbinding maken met het netwerk en De
instelling uitvoeren vanaf het printerbedieningspaneel raadplegen.
Aan de hand van de inhoud van dit hoofdstuk kunt u het volgende
doen:
Afhankelijk van uw configuratie, printerdrivers installeren en
toepasselijke verbindingen instellen aan de hand van de secties
over:
Afdrukken via de parallelle poort
Afdrukken via TCP/IP en LPR (voor een nieuwe installatie of
een upgrade van Windows NT 4.0 naar Windows 2000)
Afdrukken via IPX/SPX
Afdrukken via SPM
Afdrukken via SMB
Printeropties specificeren met behulp van de sectie Printeropties
instellen.
Extra software installeren, indien gewenst. Hiervoor de sectie Extra
software installeren voor Windows 2000 raadplegen.
Alle benodigde bestanden bevinden zich op de cd-rom met
gebruikerssoftware.
10
10. Gebruikerssoftware installeren in een Windows 2000-omgeving
Xerox DocuColor 2006
10–2
Overzicht van de installatie
Het installeren van de gebruikerssoftware van de DocuColor 2006
omvat de volgende handelingen:
De PostScript- of PCL-printerdriver en de corresponderende
printerbeschrijvingsbestanden installeren en de printerdriver met
behulp van de wizard Printer toevoegen dusdanig instellen dat
deze met de printer kan communiceren.
De printeropties instellen.
Indien gewenst, extra bestanden van de cd-rom met
gebruikerssoftware kopiëren.
Deze bestanden niet installeren met behulp van het Installer WebTool.
Voordat u begint
1. Indien uw systeembeheer dat niet reeds heeft gedaan, de printer
op de gewenste poort van het werkstation aansluiten. Voor
nadere informatie de hoofdstukken Verbinding maken met het
netwerk en De instelling uitvoeren vanaf het
printerbedieningspaneel raadplegen.
Indien u niet zeker weet welk type netwerk u heeft, contact
opnemen met de systeembeheerder.
2. Een configuratiepagina van de printer afdrukken om de naam van
de printer en de instellingen te weten te komen die zullen worden
gebruikt in de volgende procedures.
10. Gebruikerssoftware installeren in een Windows 2000-omgeving
Xerox DocuColor 2006
10–3
De gebruikerssoftware installeren voor afdrukken via de
parallelle poort
Deze procedure volgen om de printer te installeren. Met behulp van
deze procedure wordt het systeem klaargemaakt voor lokaal afdrukken
via de parallelle poort.
Indien u al eerder een printerdriver voor de DocuColor 2006 heeft
geïnstalleerd, dient u eerst de deïnstallatieprocedure uit te voeren alvorens
de nieuwe driver te installeren. Voor nadere informatie de Windows-
documentatie raadplegen.
De printerbestanden niet installeren met behulp van het Installer WebTool.
1. De toets Start, Instellingen en Printers selecteren.
2. Dubbelklikken op het pictogram Printer toevoegen om de Wizard
Printer toevoegen weer te geven en Volgende selecteren.
3. Het keuzerondje Lokale printer selecteren en Volgende
selecteren.
Het aankruisvakje Mijn Plug en Play-printer automatisch
detecteren en inschakelen onder Lokale printer mag niet zijn
geselecteerd.
10. Gebruikerssoftware installeren in een Windows 2000-omgeving
Xerox DocuColor 2006
10–4
4. LPT1: Printerpoort en Volgende selecteren.
5. In het dialoogvenster met de lijsten met fabrikanten en printers,
de toets Diskette selecteren.
10. Gebruikerssoftware installeren in een Windows 2000-omgeving
Xerox DocuColor 2006
10–5
6. De cd-rom in het cd-romstation plaatsen, het cd-romstation
(bijvoorbeeld D:\) selecteren uit de keuzelijst en Bladeren
selecteren.
In het dialoogvenster Installeren vanaf diskette wordt u gevraagd
de diskette te plaatsen.
7. Naar de map English\Prntdrvr\Ps_drvr\Win_2000 gaan en
oemsetup.inf of oemsetup selecteren.
8. Openen selecteren.
Het pad wordt gekopieerd naar het dialoogvenster Installeren
vanaf diskette.
9. Controleren of het pad klopt en OK selecteren.
10. In het venster Printers, de optie Xerox DocuColor 2006
selecteren en Volgende selecteren.
11. Een naam voor de printer van maximaal 31 tekens invoeren of de
standaardnaam in het venster met de printernaam overnemen.
Het invoeren van een naam die langer is dan 31 tekens kan bij bepaalde
netwerkapplicaties tot afdrukproblemen leiden.
12. Indien u de DocuColor 2006 als de standaardprinter wilt instellen,
het keuzerondje Ja selecteren; zoniet, Nee selecteren. Volgende
selecteren.
10. Gebruikerssoftware installeren in een Windows 2000-omgeving
Xerox DocuColor 2006
10–6
13. Aangeven of u de printer wilt installeren als gedeelde printer.
Indien u Delen als selecteert, dient u tevens een sharenaam voor
de printer op te geven (of de standaardnaam over te nemen) en
een keuze te maken uit de lijst met besturingssystemen die
worden gebruikt door de client-werkstations.
Volgende selecteren.
10. Gebruikerssoftware installeren in een Windows 2000-omgeving
Xerox DocuColor 2006
10–7
14. De toets Nee selecteren om te wachten met het afdrukken van
een testpagina en Volgende selecteren.
15. De gespecificeerde printerinstellingen controleren en Voltooien
selecteren.
Het venster Kan digitale handtekening niet vinden geeft aan dat
de printerdriver voor Windows 2000 geen digitale handtekening
van Microsoft heeft. Dit is echter niet van invloed op het
afdrukken.
10. Gebruikerssoftware installeren in een Windows 2000-omgeving
Xerox DocuColor 2006
10–8
16. De toets Ja selecteren.
Indien dit de eerste printerdriver is die u op de computer installeert, wordt u
gevraagd extra bestanden van de cd-rom van Windows 2000 te installeren.
Deze cd-rom in het cd-romstation plaatsen, naar de map i386 gaan en
vervolgens OK selecteren.
Na voltooiing van de installatie wordt het venster Printers
weergegeven met een pictogram van de geïnstalleerde printer.
17. Met de rechter muisknop klikken op het pictogram van de printer
klikken en Eigenschappen selecteren.
18. Het tabblad Geavanceerd selecteren om Wachtrij-instellingen
weer te geven.
19. Afdrukopdrachten in een wachtrij plaatsen; het afdrukken is
eerder voltooid of Direct naar de printer afdrukken selecteren.
Indien u de Poort timeout in seconden instelt op 10, maakt het
niet uit welke optie u kiest. Spooling, dus de eerste van beide
opties, is echter sneller.
Indien u de Poort timeout in seconden instelt op 5, Direct
naar de printer afdrukken afdrukken.
20. Om de verbinding te bevestigen, dient u een testpagina af te
drukken. Het tabblad Algemeen in het dialoogvenster
Eigenschappen selecteren. De toets Testpagina afdrukken en
OK selecteren.
U kunt nu vanuit uw applicaties afdrukken via de parallelle poort.
Opties configureren die eventueel op de printer zijn geïnstalleerd. De
sectie Printeropties instellen raadplegen.
10. Gebruikerssoftware installeren in een Windows 2000-omgeving
Xerox DocuColor 2006
10–9
De software installeren voor afdrukken via TCP/IP en
LPR (nieuwe installatie van Windows 2000)
Voordat u begint, eerst een configuratiepagina van de printer
afdrukken om te weten welk IP-adres is toegekend aan de DocuColor
2006, evenals het subnetmask- en gateway-adres, indien deze worden
gebruikt.
1. De stappen 1-17 van de procedure De gebruikerssoftware
installeren voor afdrukken via de parallelle poort uitvoeren om de
printerdriver te installeren.
Wanneer de installatie is voltooid, wordt het venster Printers
weergegeven met een pictogram van de geïnstalleerde printer.
2. Met de rechter muisknop klikken op het pictogram van de
DocuColor 2006 en Eigenschappen selecteren om het
PostScript Printer Description (PPD)-venster weer te geven. Het
tabblad Poorten selecteren om het venster Printerpoorten weer
te geven.
3. Standaard TCP/IP-poort en Nieuwe poort selecteren om de
wizard Standaard TCP/IP-printerpoort toevoegen te starten.
10. Gebruikerssoftware installeren in een Windows 2000-omgeving
Xerox DocuColor 2006
10–10
4. Volgende selecteren om het scherm Poort toevoegen weer te
geven.
5. De printernaam of het IP-adres invoeren. Wanneer u deze
informatie invoert, wordt deze ook weergegeven in het veld
Poortnaam. Volgende selecteren om het scherm weer te geven
waarin wordt gevraagd naar aanvullende informatie over de poort.
6. Het keuzerondje Aanpassen en de toets Instellingen selecteren.
10. Gebruikerssoftware installeren in een Windows 2000-omgeving
Xerox DocuColor 2006
10–11
7. In het volgende scherm, bij Protocol het keuzerondje LPR
selecteren om de velden met LPR-instellingen te activeren.
8. Een van de onderstaande namen in onderkastletters invoeren in
het veld Wachtrijnaam (afhankelijk van de wachtrij, bijvoorbeeld
afdrukwachtrij, blokkeringswachtrij of directe verbinding):
print (meest gebruikt)
hold
direct
10. Gebruikerssoftware installeren in een Windows 2000-omgeving
Xerox DocuColor 2006
10–12
9. Het aankruisvakje direct onder Wachtrijnaam selecteren.
10. OK selecteren om opnieuw het scherm weer te geven waarin
wordt gevraagd naar aanvullende informatie over de poort.
11. Volgende selecteren om het voltooiingsscherm van de wizard
weer te geven.
12. Voltooien selecteren. In het eigenschappentabblad Poorten
wordt de nieuwe poortconfiguratie weergegeven.
13. Met de rechter muisknop klikken op het pictogram van de printer
en Eigenschappen selecteren.
14. Om de verbinding te bevestigen, een testpagina afdrukken. Het
tabblad Algemeen selecteren. De toets Testpagina afdrukken
en OK selecteren.
15. Een van de volgende handelingen verrichten:
OK selecteren indien de opdracht normaal werd afgedrukt.
De toets Probleemoplossing selecteren indien de pagina niet
of niet correct werd afgedrukt. De wizard voor
probleemoplossing volgen om na te gaan wat het probleem is
en het probleem op te lossen.
16. Sluiten selecteren om het dialoogvenster met
printereigenschappen af te sluiten.
Eventuele opties configureren die op de printer zijn geïnstalleerd. De
sectie Printeropties instellen raadplegen.
Na voltooiing van de instelling, kunt u de printer gebruiken om af te
drukken.
10. Gebruikerssoftware installeren in een Windows 2000-omgeving
Xerox DocuColor 2006
10–13
Afdrukken via TCP/IP en LPR installeren (upgrade van
Windows NT 4.0 naar Windows 2000)
Voordat u begint, eerst een configuratiepagina van de printer
afdrukken om te weten welk IP-adres is toegekend aan de DocuColor
2006, evenals het subnetmask- en gateway-adres, indien deze worden
gebruikt.
1. De stappen 1-17 van de procedure De gebruikerssoftware
installeren voor afdrukken via de parallelle poort uitvoeren om de
printerdriver te installeren.
Wanneer de installatie is voltooid, wordt het venster Printers
weergegeven met een pictogram van de geïnstalleerde printer.
2. Met de rechter muisknop klikken op het pictogram van de
DocuColor 2006 en Eigenschappen selecteren om het
PostScript Printer Description (PPD)-venster weer te geven. Het
tabblad Poorten selecteren om het venster Printerpoorten weer
te geven.
3. Controleren of u bent verbonden met LPT1 en de optie Poort
toevoegen selecteren om een lijst met beschikbare poorten weer
te geven.
10. Gebruikerssoftware installeren in een Windows 2000-omgeving
Xerox DocuColor 2006
10–14
4. De optie LPR-poort selecteren en de toets Nieuwe poort
selecteren.
5. In het veld waarin wordt gevraagd naar de naam of adres van
de server die lpd verschaft, het Ethernet TCP/IP IP-adres of de
Domain Name Services (DNS)-naam invoeren die is toegekend
aan de DocuColor 2006-printer.
6. In het veld waarin wordt gevraagd naar de naam van de printer
of de printerwachtrij op die server, een van de onderstaande
wachtrijnamen (afdrukwachtrij, blokkeringswachtrij, directe
verbinding) in onderkastletters invoeren:
print (meest gebruikt)
hold
direct
7. OK selecteren. Het werkstation controleert het adres of de DNS-
naam die u heeft ingevoerd en geeft een bericht als het adres niet
kan worden gevonden.
8. Sluiten selecteren in het dialoogvenster Printerpoorten. In het
eigenschappentabblad Poorten wordt de nieuwe poortconfiguratie
weergegeven.
9. Om de verbinding te bevestigen, dient u een testpagina af te
drukken. Het tabblad Algemeen en de toets Testpagina
afdrukken selecteren.
Wanneer u afdrukt, worden uw bestanden via de LPR-
poortverbinding naar de printer verzonden. Na voltooiing van de
instelling, kunt u de printer gebruiken om af te drukken.
10. Sluiten selecteren om het dialoogvenster met
printereigenschappen af te sluiten.
10. Gebruikerssoftware installeren in een Windows 2000-omgeving
Xerox DocuColor 2006
10–15
De gebruikerssoftware installeren voor afdrukken via
IPX/SPX
Om vanaf werkstations die onder Windows 2000 draaien, te kunnen
afdrukken via IPX (Novell), dient u eerst IPX/SPX-protocollen in te
stellen en vervolgens de printer te configureren door het IPX-poorttype
te selecteren en de instellingen voor de gebruikte poort in te voeren.
1. De toets Start, Instellingen en Configuratiescherm selecteren.
2. Dubbelklikken op het pictogram Netwerk en Externe toegang
om het scherm met betrekking tot communicatie via netwerk en
externe toegang weer te geven.
3. Dubbelklikken op het pictogram LAN-verbinding en
Eigenschappen selecteren.
Het scherm Eigenschappen voor LAN-verbinding wordt
weergegeven.
Controleren of het IPX/SPX-compatibele protocol wordt vermeld
bij de netwerkonderdelen. Voor nadere informatie, de
documentatie bij Windows 2000 raadplegen.
4. Dubbelklikken op het pictogram NWLink IPX/SPX/NetBIOS-
compatibel transportprotocol.
10. Gebruikerssoftware installeren in een Windows 2000-omgeving
Xerox DocuColor 2006
10–16
5. De toets Eigenschappen selecteren.
6. De optie Frametype selecteren uit de keuzelijst.
Indien nodig, een configuratiepagina afdrukken vanaf het
printerbedieningspaneel om te controleren welk(e) frametype(s)
is/zijn geconfigureerd.
Niet Auto selecteren, omdat u anders mogelijk niet het frametype
kunt selecteren dat is gespecificeerd op de DocuColor 2006.
7. OK selecteren.
8. OK selecteren om het scherm Eigenschappen voor LAN-
verbinding te sluiten.
9. Het werkstation opnieuw opstarten.
Nadat het werkstation opnieuw is opgestart, controleren of het
werkstation is verbonden met de Novell-netwerkservers die zijn
vereist voor uw configuratie.
10. Gebruikerssoftware installeren in een Windows 2000-omgeving
Xerox DocuColor 2006
10–17
10. De toets Start, Instellingen en Printers selecteren.
11. Dubbelklikken op het pictogram Printer toevoegen om de wizard
Printer toevoegen weer te geven en Volgende selecteren.
12. Het keuzerondje Netwerkprinter selecteren en Volgende
selecteren.
13. Een van de volgende handelingen verrichten:
De printernaam invoeren.
Volgende selecteren en de printer zoeken. Voor NetWare-
fileservers, dubbelklikken op het pictogram van de server die
wordt gebruikt voor afdrukken naar de DocuColor 2006.
Dubbelklikken op het pictogram van de printer dat is
gemarkeerd met de NetWare-printerwachtrij die u gebruikt.
Er wordt een bericht weergegeven waarin staat dat u niet de
correcte printerdriver heeft.
14. OK selecteren.
15. In het dialoogvenster met de lijsten met fabrikanten en printers,
de toets Diskette selecteren.
16. De cd-rom in het cd-romstation plaatsen, het cd-romstation
(bijvoorbeeld D:\) uit de keuzelijst selecteren en Bladeren
selecteren.
In het dialoogvenster Installeren vanaf diskette wordt u gevraagd
de diskette te plaatsen.
10. Gebruikerssoftware installeren in een Windows 2000-omgeving
Xerox DocuColor 2006
10–18
17. Naar de map English\Prntdrvr\Ps_drvr\Win_2000 gaan en
oemsetup.inf of oemsetup selecteren.
18. Openen selecteren.
Het pad wordt gekopieerd naar het dialoogvenster Installeren
vanaf diskette.
19. Controleren of het pad klopt en OK selecteren.
20. In het venster Printers, de optie Xerox DocuColor 2006
selecteren en Volgende selecteren.
21. Een naam voor de printer van maximaal 31 tekens invoeren of de
standaardnaam in het venster met de printernaam overnemen.
Het invoeren van een naam die langer is dan 31 tekens kan bij bepaalde
netwerkapplicaties tot afdrukproblemen leiden.
22. Indien u de DocuColor 2006 als de standaardprinter wilt instellen,
het keuzerondje Ja selecteren; zoniet, Nee selecteren. Volgende
selecteren.
10. Gebruikerssoftware installeren in een Windows 2000-omgeving
Xerox DocuColor 2006
10–19
23. Aangeven of u de printer wilt installeren als gedeelde printer.
Indien u Delen als selecteert, dient u tevens een sharenaam voor
de printer op te geven (of de standaardnaam over te nemen) en
een keuze te maken uit de lijst met besturingssystemen die
worden gebruikt door de client-werkstations.
Volgende selecteren.
24. De toets Nee selecteren om te wachten met het afdrukken van
een testpagina en Volgende selecteren.
25. De gespecificeerde printerinstellingen controleren en Voltooien
selecteren.
10. Gebruikerssoftware installeren in een Windows 2000-omgeving
Xerox DocuColor 2006
10–20
Het venster Kan digitale handtekening niet vinden geeft aan dat
de printerdriver voor Windows 2000 geen digitale handtekening
van Microsoft heeft. Dit is echter niet van invloed op het
afdrukken.
26. De toets Ja selecteren.
Indien dit de eerste printerdriver is die u op de computer installeert, wordt u
gevraagd extra bestanden van de cd-rom van Windows 2000 te installeren.
Deze cd-rom in het cd-romstation plaatsen, naar de map i386 gaan en
vervolgens OK selecteren.
Na voltooiing van de installatie wordt het venster Printers weergegeven
met een pictogram van de geïnstalleerde printer.
27. Met de rechter muisknop klikken op het pictogram van de printer
en Eigenschappen selecteren.
28. Het tabblad Geavanceerd selecteren om Wachtrij-instellingen
weer te geven.
10. Gebruikerssoftware installeren in een Windows 2000-omgeving
Xerox DocuColor 2006
10–21
29. De optie Afdrukopdrachten in een wachtrij plaatsen; het
afdrukken is eerder voltooid of de optie Direct naar de printer
afdrukken selecteren:
Indien u de Poort timeout in seconden instelt op 10, maakt het
niet uit welke optie u kiest. Spooling, dus de eerste van beide
opties, is echter sneller.
Indien u de Poort timeout in seconden instelt op 5, de optie
Direct naar de printer afdrukken selecteren.
30. Om de verbinding te bevestigen, dient u een testpagina af te
drukken. Het tabblad Algemeen in het dialoogvenster
Eigenschappen selecteren. De toets Testpagina afdrukken en
OK selecteren.
31. Een van de volgende handelingen verrichten:
OK selecteren indien de opdracht normaal werd afgedrukt.
De toets Probleemoplossing selecteren indien de pagina niet
of niet correct werd afgedrukt. De wizard voor
probleemoplossing volgen om na te gaan wat het probleem is
en het probleem op te lossen.
32. Sluiten selecteren om het dialoogvenster met
printereigenschappen af te sluiten.
Eventuele opties configureren die op de printer zijn geïnstalleerd. De
sectie Printeropties instellen raadplegen.
Na voltooiing van de instelling, kunt u de printer gebruiken om af te
drukken.
10. Gebruikerssoftware installeren in een Windows 2000-omgeving
Xerox DocuColor 2006
10–22
De gebruikerssoftware installeren voor afdrukken via
SPM
Afdrukken via Standard Port Monitor (SPM) is een alternatief voor
LPR-poorten wanneer u afdrukopdrachten via TCP/IP wilt versturen
naar netwerkprinters. SPM wordt standaard geïnstalleerd wanneer
TCP/IP wordt geïnstalleerd in Windows 2000.
SPM is wat uitgebreider dan LPR, omdat gebruik wordt gemaakt van
Simple Network Management Protocol (SNMP) om de configuratie van
de doelprinter te lezen en de status ervan te bepalen. Indien SPM de
doelprinter niet kan configureren met behulp van TCP-poorten die
standaard zijn voor SPM en van SNMP, wordt gebruik gemaakt van
het LPR-protocol, indien dit door de printer wordt verschaft. In dat
geval is de installatie echter nog steeds als SPM-poort.
In tegenstelling tot afdrukken via LPR, wordt voor afdrukken via SPM
gebruik gemaakt van poort 9100 als de standaard bestemmingspoort
en wordt een willekeurige geopende bronpoort groter dan 1023 als
bronpoort geselecteerd.
Voordat u begint, eerst een configuratiepagina van de printer
afdrukken om te weten welk IP-adres is toegekend aan de DocuColor
2006, evenals het subnetmask- en gateway-adres, indien deze worden
gebruikt.
1. De stappen 1-17 van de procedure De gebruikerssoftware
installeren voor afdrukken via de parallelle poort uitvoeren om de
printerdriver te installeren.
Wanneer de installatie is voltooid, wordt het venster Printers
weergegeven met een pictogram van de geïnstalleerde printer.
2. Dubbelklikken op het pictogram Printer toevoegen om de wizard
Printer toevoegen weer te geven en Volgende selecteren.
10. Gebruikerssoftware installeren in een Windows 2000-omgeving
Xerox DocuColor 2006
10–23
3. Het keuzerondje Nieuwe poort maken selecteren.
4. De optie TCP/IP-poort selecteren.
De wizard TCP/IP-printerpoort wordt weergegeven.
5. Volgende selecteren.
6. De printernaam of het IP-adres invoeren. Wanneer u deze
informatie invoert, wordt deze ook weergegeven in het veld
Poortnaam. Volgende selecteren om het scherm weer te geven
waarin wordt gevraagd naar aanvullende informatie over de
poort.
7. Het keuzerondje Aanpassen en de toets Instellingen selecteren.
8. In het volgende scherm, bij Protocol het keuzerondje LPR
selecteren om de velden LPR-instellingen te activeren.
9. Een van de onderstaande wachtrijnamen in onderkastletters
invoeren in het veld Wachtrijnaam:
print (meest gebruikt)
hold
direct
10. Het aankruisvakje SNMP-status ingeschakeld selecteren.
11. OK selecteren om opnieuw het venster weer te geven waarin
wordt gevraagd naar aanvullende informatie over de poort.
12. Volgende selecteren om het voltooiingsscherm van de wizard
weer te geven.
10. Gebruikerssoftware installeren in een Windows 2000-omgeving
Xerox DocuColor 2006
10–24
13. Voltooien selecteren. In het eigenschappentabblad Poorten
wordt de nieuwe poortconfiguratie weergegeven.
De SPM zoekt en configureert de printer op basis van de SNMP-
antwoorden.
14. Om de verbinding te bevestigen, dient u een testpagina af te
drukken. Het tabblad Algemeen en de toets Testpagina
afdrukken selecteren.
Wanneer u afdrukt, worden uw bestanden via de SNMP-
verbinding naar de printer verzonden. Na voltooiing van de
instelling, kunt u de printer gebruiken om af te drukken.
10. Gebruikerssoftware installeren in een Windows 2000-omgeving
Xerox DocuColor 2006
10–25
De gebruikerssoftware installeren voor afdrukken via
SMB
U kunt afdrukken via SMB of WINS indien u geen Novell-netwerk
heeft. Door af te drukken via deze methode kan er worden afgedrukt
vanaf een werkstation naar een bepaalde printerverbinding
(afdrukwachtrij, blokkeringswachtrij of directe verbinding, oftewel ‘print’,
‘hold’ of ‘direct’) op de DocuColor 2006. Voor de volgende procedure
wordt ervan uitgegeaan dat u het TCP/IP-protocol en Client voor
Microsoft-netwerken heeft geïnstalleerd.
Om instellingen te maken voor afdrukken naar een tweede of een
derde printerverbinding, dient u deze procedure voor elke
printerverbinding te herhalen en aan elke printer tijdens de installatie
van de printerdriver een aanduidende naam toe te kennen om
naderhand onderscheid te kunnen maken tussen de printers.
1. Indien de systeembeheerder het nog niet heeft gedaan, naar de
printer gaan en de DocuColor 2006 configureren voor afdrukken
via SMB. Specificeren of de PostScript- of PCL-driver wordt
geïnstalleerd. Het hoofdstuk De instelling uitvoeren vanaf het
printerbedieningspaneel raadplegen.
2. Op het werkstation, dubbelklikken op het pictogram Mijn
netwerklocaties om de netwerkomgeving weer te geven.
10. Gebruikerssoftware installeren in een Windows 2000-omgeving
Xerox DocuColor 2006
10–26
3. Dubbelklikken op het pictogram Computers vlakbij.
4. De printer zoeken. De configuratiepagina raadplegen voor deze
infomatie. Indien u de DocuColor 2006 niet kunt vinden, contact
opnemen met de systeembeheerder.
5. Dubbelklikken op de naam van de printer om ingeschakelde
printerverbindingen weer te geven.
6. Dubbelklikken op de naam van de gewenste printerverbinding.
Het dialoogvenster Printers wordt weergegeven, waarin u wordt
gevraagd of u de printer wilt instellen.
7. Ja selecteren om de PostScript- of PCL-printerdriver en het
printerbeschrijvingsbestand te installeren voor de geselecteerde
verbinding.
Afhankelijk van de optie Point and Print Drivers zoals
gespecificeerd in Netwerkinstallatie, worden de PostScript- of de
PCL-printerdriver en printerdriverbestanden automatisch
geïnstalleerd.
De wizard Printer toevoegen wordt weergegeven.
10. Gebruikerssoftware installeren in een Windows 2000-omgeving
Xerox DocuColor 2006
10–27
8. In het dialoogvenster met de lijsten met fabrikanten en printers,
de toets Diskette selecteren.
9. De cd-rom in het cd-romstation plaatsen, het cd-romstation
(bijvoorbeeld D:\) selecteren uit de keuzelijst en Bladeren
selecteren.
In het dialoogvenster Installeren vanaf diskette wordt u gevraagd
de diskette te plaatsen.
10. Naar de map English\Prntdrvr\Ps_drvr\Win_2000 gaan en
oemsetup.inf of oemsetup selecteren.
11. Openen selecteren.
Het pad wordt gekopieerd naar het dialoogvenster Installeren
vanaf diskette.
10. Gebruikerssoftware installeren in een Windows 2000-omgeving
Xerox DocuColor 2006
10–28
12. Controleren of het pad klopt en OK selecteren.
13. In het venster Printers, de optie Xerox DocuColor 2006
selecteren en Volgende selecteren.
14. Een naam voor de printer van maximaal 31 tekens invoeren of de
standaardnaam in het venster met de printernaam overnemen.
Het invoeren van een naam die langer is dan 31 tekens kan bij bepaalde
netwerkapplicaties tot afdrukproblemen leiden.
15. Indien u de DocuColor 2006 als de standaardprinter wilt instellen,
het keuzerondje Ja selecteren; zoniet, Nee selecteren. Volgende
selecteren.
10. Gebruikerssoftware installeren in een Windows 2000-omgeving
Xerox DocuColor 2006
10–29
16. Aangeven of u de printer wilt installeren als gedeelde printer.
Indien u Delen als selecteert, dient u tevens een sharenaam voor
de printer op te geven (of de standaardnaam over te nemen) en
een keuze te maken uit de lijst met besturingssystemen die
worden gebruikt door de client-werkstations.
Volgende selecteren.
17. De toets Nee selecteren om te wachten met het afdrukken van
een testpagina en Volgende selecteren.
18. De gespecificeerde printerinstellingen controleren en Voltooien
selecteren.
10. Gebruikerssoftware installeren in een Windows 2000-omgeving
Xerox DocuColor 2006
10–30
Het venster Kan digitale handtekening niet vinden geeft aan dat
de printerdriver voor Windows 2000 geen digitale handtekening
van Microsoft heeft. Dit is echter niet van invloed op het
afdrukken.
19. De toets Ja selecteren.
Indien dit de eerste printerdriver is die u op de computer installeert, wordt u
gevraagd extra bestanden van de cd-rom van Windows 2000 te installeren.
Deze cd-rom in het cd-romstation plaatsen, naar de map i386 gaan en
vervolgens OK selecteren.
Na voltooiing van de installatie wordt het venster Printers weergegeven
met een pictogram van de geïnstalleerde printer.
20. Met de rechter muisknop klikken op het pictogram van de printer
en Eigenschappen selecteren.
21. Om de verbinding te bevestigen, dient u een testpagina af te
drukken. Het tabblad Algemeen in het dialoogvenster
Eigenschappen selecteren. De toets Testpagina afdrukken en
OK selecteren.
U kunt nu afdrukken vanuit uw applicaties via de SMB-verbinding.
Opties configureren die eventueel op de printer zijn geïnstalleerd. De
sectie Printeropties instellen raadplegen.
10. Gebruikerssoftware installeren in een Windows 2000-omgeving
Xerox DocuColor 2006
10–31
Printeropties instellen
1. De toets Start, Instellingen en Printers selecteren.
2. Met de rechter muisknop klikken op het pictogram van de
DocuColor 2006 en Eigenschappen selecteren.
3. Het tabblad Apparaatinstellingen selecteren en naar de optie
Installeerbare opties gaan.
4. De opties specificeren die op de printer zijn geïnstalleerd. Een
installeerbare optie selecteren en de instelling Geïnstalleerd of
Niet geïnstalleerd selecteren.
Lade A3 groot
Optie invoereenheid
Eenheid voor dubbelzijdig afdrukken
Voor de optie Printergeheugen, de hoeveelheid geheugen
selecteren die in de printer is geïnstalleerd: 64, 128, 192 of
256 MB.
5. Toepassen selecteren om de huidige instellingen te activeren en
vervolgens OK selecteren.
10. Gebruikerssoftware installeren in een Windows 2000-omgeving
Xerox DocuColor 2006
10–32
Extra software installeren voor Windows 2000
U kunt extra kleurbestanden van de cd-rom met gebruikerssoftware
naar de vaste schijf van de computer kopiëren. Veel van deze
bestanden zijn PostScript-bestanden die u kunt downloaden en
afdrukken met behulp van WebDownloader.
Map ICM— ICM-monitorinstellingsbestand en apparaatprofielen die
speciaal zijn ontworpen voor gebruik in combinatie met de Fiery en
bepaalde modellen kopieerapparaten.
Map Clrfiles (in de map English)—Cmyk.ps, een PostScript-
bestand van 11 pagina’s met Letterformaat, kan worden gebruikt
als referentie bij het definiëren van CMYK-kleuren (Cyan, Magenta,
Yellow, blacK) in applicaties. Pantone.ps, een PostScript-bestand
van 19 pagina’s met Letterformaat, geeft het beste equivalent van
PANTONE-kleuren die de Fiery en uw specifieke printer kan
produceren op gecoat papier. De methode die wordt gevolgd voor
het afdrukken van het bestand Pantone.ps is afhankelijk van de
instelling voor het vinden van de best overeenkomende CMYK-
combinatie.
U kunt het bestand Rgb_01.doc afdrukken vanuit Microsoft Word
97 (of nieuwer) om de RGB-kleuren te bekijken. U kunt het
bestand Rgb_02.ppt afdrukken vanuit PowerPoint 6.0 (of
nieuwer) om de beschikbare RGB-kleuren te bekijken.
Map Calibrat (in de map English/Clrfiles)— Vier PostScript–
bestanden met kleurgebieden: Custom21.ps, Custom34.ps,
Stand21.ps en Stand34.ps. De getallen in de bestandsnamen
duiden op het aantal kleurgebieden op de pagina. De Custom-
bestanden zijn bijgeleverd, zodat u kleurgebieden kunt downloaden
die de huidige kalibratieset van de printer bevatten. De Standard-
bestanden zijn bijgeleverd, zodat u standaard kleurgebieden kunt
dowloaden die de huidige kalibratieset van de printer negeren.
Deze bestanden zijn bijgeleverd voor deskundige gebruikers en zijn niet
bedoeld voor dagelijkse kalibratie.
10. Gebruikerssoftware installeren in een Windows 2000-omgeving
Xerox DocuColor 2006
10–33
Printerbeschrijvingbestanden kopiëren
De cd-rom met gebruikerssoftware bevat
printerbeschrijvingsbestanden voor populaire Windows-applicaties.
Pagemaker 5.0, 6.0 en 6.5 ondersteunen geen automatische installatie
van printerbeschrijvingsbestanden vanaf het printerbedieningspaneel.
Om de Fiery beschikbaar te maken in de dialoogvensters Afdrukken en
Pagina-instelling van deze applicatie, dienen de
printerbeschrijvingsbestanden naar de toepasselijke locatie te worden
gekopieerd.
1. De cd-rom met gebruikerssoftware in het cd-romstation plaatsen.
De map English\Prntdrvr openen.
2. Het printerbeschrijvingsbestand voor de Fiery naar de
toepasselijke locatie kopiëren. Voor PageMaker 5.0 of nieuwer,
het bestand EF3X1D10.ppd naar een van de volgende locaties
kopiëren:
Voor PageMaker 5.0--\ALDUS\USENGLSH\PPD4
Voor PageMaker 6.0--\PM6\RSRC\USENGLSH\PPD4
Voor PageMaker 6.5--\ PM65\RSRC \USENGLSH\PPD4
Het ICM-profiel installeren
De Image Color Matching (ICM)-profielen in de map Icm op de cd-rom
met gebruikerssoftware zijn bedoeld voor gebruik met ColorWise
ProTools. Ze kunnen ook worden gebruikt met applicaties die ICC-
standaarden ondersteunen. Bij de meeste applicaties die ICC
ondersteunen, dienen de bestanden te worden geïnstalleerd in een
map met de naam Color in de map System van Windows. Voor gebruik
met ColorWise Pro Tools kunnen de bestanden worden gekopieerd
naar een map naar keuze.
10. Gebruikerssoftware installeren in een Windows 2000-omgeving
Xerox DocuColor 2006
10–34
Het werkruimteprofiel laden met behulp van Photoshop 5.0
1. Photoshop starten.
2. In het menu Bestand, Kleurinstelling en RGB-instelling
selecteren.
3. In het dialoogvenster RGB-instelling, de toets Laden selecteren.
4. Naar de map Windows\System\Color gaan. Het bestand Efirgb
v1f selecteren en de toets Laden selecteren.
5. OK selecteren.
Voor nadere informatie over ICM-profielen, de documentatie bij
de applicatie raadplegen.
10. Gebruikerssoftware installeren in een Windows 2000-omgeving
Xerox DocuColor 2006
10–35
Het ICM-profiel laden
Dankzij het ICM-printerprofiel kunnen conversies plaatsvinden van
RGB naar CMYK die specifiek zijn voor de printer die u gebruikt. Voor
de volgende procedure wordt ervan uitgegaan dat u de ICM-profielen
heeft geïnstalleerd die zich bevinden op de cd-rom met
gebruikerssoftware.
De interne naam van een ICM-profiel kan enigszins afwijken van zijn
bestandsnaam.
1. Photoshop starten.
2. In het menu Bestand, Kleurinstelling en CMYK-instelling
selecteren.
3. In het dialoogvenster CMYK-instelling, het keuzerondje ICC
selecteren als CMYK-model.
4. Uit de keuzelijst Profiel het profiel selecteren dat correspondeert
met de printer of het apparaat dat u wilt simuleren.
5. OK selecteren.
10. Gebruikerssoftware installeren in een Windows 2000-omgeving
Xerox DocuColor 2006
10–36
Xerox DocuColor 2006 1
11–1
Gebruikerssoftware installeren in een
Windows NT 4.0-omgeving
In dit hoofdstuk worden beknopt de procedures en instructies
beschreven voor het installeren van de gebruikerssoftware op
werkstations die draaien onder Windows NT 4.0. Alvorens deze
software te installeren, dient u eerst te controleren of de printer goed is
aangesloten en is geconfigureerd voor het netwerk. Voor nadere
informatie, de hoofdstukken Verbinding maken met het netwerk en De
instelling uitvoeren vanaf het printerbedieningspaneel raadplegen.
Aan de hand van de inhoud van dit hoofdstuk kunt u het volgende
doen:
Afhankelijk van uw configuratie, printerdrivers installeren en
toepasselijke verbindingen instellen aan de hand van de secties
over:
Afdrukken via de parallelle poort
Afdrukken via TCP/IP en LPR
Afdrukken via IPX
Afdrukken via SMB
Printeropties specificeren met behulp van de sectie Printeropties
instellen.
Extra software installeren, indien gewenst. Hiervoor de sectie Extra
software installeren voor Windows NT 4.0 raadplegen.
Alle benodigde bestanden bevinden zich op de cd-rom met
gebruikerssoftware.
U kunt behalve gebruikmaken van de software op de cd-rom met
gebruikerssoftware, ook printerdrivers van de printer naar uw
werkstation downloaden met het Installer WebTool (indien de
systeembeheerder Internettoegang tot de printer heeft ingeschakeld).
U kunt dan de drivers vanaf uw werkstation installeren. Voor instructies
de sectie Installer WebTool gebruiken in het hoofdstuk Fiery WebTools
gebruiken raadplegen. Na het downloaden van de printerbestanden is
de installatieprocedure hetzelfde als bij installatie vanaf de cd-rom met
gebruikerssoftware.
11
11. Gebruikerssoftware installeren in een Windows NT 4.0-omgeving
Xerox DocuColor 2006
11–2
Overzicht van de installatie
Het installeren van de DocuColor 2006 gebruikerssoftware omvat de
volgende handelingen:
De PostScript- of PCL-printerdriver en de corresponderende
printerbeschrijvingsbestanden installeren en de printerdriver met
behulp van de wizard Printer toevoegen dusdanig instellen dat deze
met de printer kan communiceren.
De printeropties instellen
Indien gewenst, extra bestanden van de cd-rom met
gebruikerssoftware kopiëren.
Om via het netwerk te kunnen afdrukken vanaf een werkstation dat
onder Windows NT 4.0 draait, dient u na te gaan of:
Netwerkservers zijn ingesteld, indien deze worden gebruikt.
De printer zodanig is ingesteld dat deze afdrukopdrachten van het
werkstation accepteert.
Op elk werkstation een poort is geconfigurereerd voor het
netwerktype.
Voordat u begint
1. Indien uw systeembeheer dat niet reeds heeft gedaan, de printer
op de gewenste poort van het werkstation aansluiten. Voor
nadere informatie de hoofdstukken Verbinding maken met het
netwerk en De instelling uitvoeren vanaf het
printerbedieningspaneel raadplegen.
Indien u niet zeker weet welk type netwerk u heeft, contact
opnemen met de systeembeheerder.
2. Een configuratiepagina van de printer afdrukken om de naam van
de printer en de instellingen te weten te komen die zullen worden
gebruikt in de volgende procedures.
11. Gebruikerssoftware installeren in een Windows NT 4.0-omgeving
Xerox DocuColor 2006
11–3
De gebruikerssoftware installeren voor afdrukken via de
parallelle poort (Windows NT 4.0)
Deze procedure volgen om de printer te installeren. Met behulp van
deze procedure wordt het systeem klaargemaakt voor lokaal afdrukken
via de parallelle poort.
Voordat u begint, eerst een configuratiepagina van de printer
afdrukken. Voor de specifieke procedure, het hoofdstuk De instelling
uitvoeren vanaf het printerbedieningspaneel raadplegen.
Indien u al eerder een printerdriver voor de DocuColor 2006 heeft
geïnstalleerd, dient u eerst de deïnstallatieprocedure uit te voeren alvorens
de nieuwe driver te installeren. Voor nadere informatie Windows-
documentatie raadplegen.
1. De cd-rom met gebruikerssoftware in het cd-romstation plaatsen.
2. De toets Start, Instellingen en Printers selecteren.
3. Dubbelklikken op Printer toevoegen om de wizard Printer
toevoegen weer te geven. Volgende selecteren.
4. Om een lokale printer te installeren, Deze computer selecteren
en Volgende selecteren.
Deze computer is beschikbaar indien u bent ingelogd op het
werkstation met de toegangsrechten van Beheerder. Indien Deze
computer niet beschikbaar is, een netwerkprinter toevoegen en
de procedure volgen voor het toevoegen van een poort. De sectie
De gebruikerssoftware installeren voor afdrukken via TCP/IP en
LPR voor Windows NT 4.0 in dit hoofdstuk raadplegen.
11. Gebruikerssoftware installeren in een Windows NT 4.0-omgeving
Xerox DocuColor 2006
11–4
5. LPT1 selecteren en Volgende selecteren.
Dit is een algemene installatie die geschikt is voor verbinding via
de parallelle poort. U kunt op een later tijdstip een netwerkpoort
toevoegen die overeenkomt met uw netwerktype.
6. In het dialoogvenster met de lijsten met fabrikanten en printers,
de toets Diskette selecteren.
11. Gebruikerssoftware installeren in een Windows NT 4.0-omgeving
Xerox DocuColor 2006
11–5
In het dialoogvenster Installeren vanaf diskette wordt u gevraagd
de diskette te plaatsen.
7. Een van de volgende handelingen verrichten:
Indien u vanaf de cd-rom installeert, het cd-romstation
selecteren (bijvoorbeeld D:\) uit de keuzelijst en de toets
Bladeren selecteren.
Indien u installeert vanaf bestanden die u heeft gedownload
met behulp van het Installer WebTool, de aanduiding van de
vaste schijf typen (bijvoorbeeld C:\) en Bladeren selecteren.
8. Een van de volgende handelingen verrichten:
Indien u vanaf de cd-rom installeert, naar een van de
volgende mappen gaan:
Voor afdrukken via PostScript: de map
English\Prntdrvr\PS_drvr\Win_NT4.x
Voor afdrukken via PCL: de map
English\Prntdrvr\PCL_drvr\Win_NT4.x
Indien u installeert vanaf bestanden die u heeft gedownload
met behulp van het Installer Webtool, naar de map Prntdrvr
gaan.
OK selecteren en oemsetup.inf of oemsetup selecteren.
Het pad wordt gekopieerd naar het dialoogvenster Installeren
vanaf diskette.
11. Gebruikerssoftware installeren in een Windows NT 4.0-omgeving
Xerox DocuColor 2006
11–6
9. Controleren of het pad klopt en OK selecteren.
10. In het venster Printers, de printer Xerox DocuColor 2006
selecteren. Volgende selecteren.
11. Gebruikerssoftware installeren in een Windows NT 4.0-omgeving
Xerox DocuColor 2006
11–7
11. Een naam voor de printer van maximaal 31 tekens invoeren of de
standaardnaam in het venster met de printernaam overnemen.
Deze naam zal worden gebruikt in het venster Printers en in
wachtrijen.
Het invoeren van een naam die langer is dan 31 tekens kan bij bepaalde
netwerkapplicaties tot afdrukproblemen leiden.
12. Indien u de DocuColor 2006 als de standaardprinter wilt instellen,
het keuzerondje Ja selecteren; zoniet, Nee selecteren. Volgende
selecteren.
11. Gebruikerssoftware installeren in een Windows NT 4.0-omgeving
Xerox DocuColor 2006
11–8
13. Aangeven of u de printer wilt installeren als gedeelde printer.
Indien u ervoor kiest de printer als gedeelde printer te installeren,
dient u tevens een sharenaam voor de printer op te geven (of de
standaardnaam over te nemen) en een keuze te maken uit de lijst
met besturingssystemen die worden gebruikt door de client-
werkstations. Volgende selecteren.
14. Ja selecteren in het volgende dialoogvenster om te wachten met
het afdrukken van een testpagina en vervolgens Voltooien
selecteren.
Na voltooiing van de installatie, wordt het venster Printers
weergegeven met een pictogram van de geïnstalleerde printer.
Wanneer u afdrukken selecteert, worden uw bestanden via de
parallelle-poortverbinding naar de printer verzonden.
11. Gebruikerssoftware installeren in een Windows NT 4.0-omgeving
Xerox DocuColor 2006
11–9
De gebruikerssoftware installeren voor afdrukken via
IPX (Windows NT 4.0)
1. De Netwerkomgeving van Windows NT 4.0 openen.
2. Uw NetWare-compatibele netwerk zoeken.
Een lijst met NetWare-servers wordt weergegeven.
3. Dubbelklikken op de Fileserver of NetWare-bestandsserver die
een printerverbinding voor de DocuColor 2006 verschaft.
Contact opnemen met de systeembeheerder om te controleren of de printer
zodanig is ingesteld dat hij deze manier van afdrukken accepteert.
Mogelijk dient u op de fileserver in te loggen om de
printerverbindingen te bekijken.
4. Dubbelklikken op de printerverbinding die is gedefinieerd voor
de DocuColor 2006.
11. Gebruikerssoftware installeren in een Windows NT 4.0-omgeving
Xerox DocuColor 2006
11–10
5. Indien de NetWare-server geen geschikte driver voor de
DocuColor 2006 heeft, wordt u mogelijk gevraagd of u de printer
op uw werkstation wilt instellen.
Ja selecteren.
OK selecteren.
De wizard Printer toevoegen wordt weergegeven.
6. In het dialoogvenster met lijsten met fabrikanten en printers, de
toets Diskette selecteren.
11. Gebruikerssoftware installeren in een Windows NT 4.0-omgeving
Xerox DocuColor 2006
11–11
In het dialoogvenster Installeren vanaf diskette wordt u gevraagd
de diskette te plaatsen.
7. Een van de volgende handelingen verrichten:
Indien u vanaf de cd-rom installeert, het cd-romstation
selecteren (bijvoorbeeld D:\) uit de keuzelijst en de toets
Bladeren selecteren.
Indien u installeert vanaf bestanden die u heeft gedownload
met behulp van het Installer Webtool, de aanduiding van het
vaste-schijfstation typen (bijvoorbeeld C:\) en Bladeren
selecteren.
8. Een van de volgende handelingen verrichten:
Indien u vanaf de cd-rom installeert, naar een van de
volgende mappen gaan:
Voor afdrukken via PostScript: de map
English\Prntdrvr\PS_drvr\Win_NT4.x
Voor afdrukken via PCL: de map
English\Prntdrvr\PCL_drvr\Win_NT4.x
Indien u installeert vanaf bestanden die u heeft gedownload
met behulp van het Installer Webtool, naar de map Prntdrvr
gaan.
OK selecteren en oemsetup.inf of oemsetup selecteren.
Het pad wordt gekopieerd naar het dialoogvenster Installeren
vanaf diskette.
11. Gebruikerssoftware installeren in een Windows NT 4.0-omgeving
Xerox DocuColor 2006
11–12
9. Controleren of het pad klopt en OK selecteren.
10. In het venster Printers, de printer Xerox DocuColor 2006
selecteren. Volgende selecteren.
11. Gebruikerssoftware installeren in een Windows NT 4.0-omgeving
Xerox DocuColor 2006
11–13
11. Een naam voor de printer van maximaal 31 tekens invoeren of de
standaardnaam in het venster met de printernaam overnemen.
Deze naam zal worden gebruikt in het venster Printers en in
wachtrijen.
Het invoeren van een naam die langer is dan 31 tekens kan bij bepaalde
netwerkapplicaties tot afdrukproblemen leiden.
12. Indien u de DocuColor 2006 als de standaardprinter wilt instellen,
het keuzerondje Ja selecteren; zoniet, Nee selecteren. Volgende
selecteren.
11. Gebruikerssoftware installeren in een Windows NT 4.0-omgeving
Xerox DocuColor 2006
11–14
13. Aangeven of u de printer wilt installeren als gedeelde printer.
Indien u ervoor kiest de printer als gedeelde printer te installeren,
dient u tevens een sharenaam voor de printer op te geven (of de
standaardnaam over te nemen) en een keuze te maken uit de lijst
met besturingssystemen die worden gebruikt door de client-
werkstations. Volgende selecteren.
14. Ja selecteren in het volgende dialoogvenster om te wachten met
het afdrukken van een testpagina en vervolgens Voltooien
selecteren.
Na voltooiing van de installatie, wordt het venster Printers
weergegeven met een pictogram van de geïnstalleerde printer.
Wanneer u afdrukken selecteert, worden uw bestanden via de
IPX-verbinding naar de printer verzonden.
11. Gebruikerssoftware installeren in een Windows NT 4.0-omgeving
Xerox DocuColor 2006
11–15
De gebruikerssoftware installeren voor afdrukken via
TCP/IP en LPR onder Windows NT 4.0
Voordat u begint, eerst een configuratiepagina van de printer
afdrukken om te weten welk IP-adres is toegekend aan de DocuColor
2006, evenals het subnetmask- en gateway-adres, indien deze worden
gebruikt.
1. De stappen 1-14 van de procedure De gebruikerssoftware
installeren voor afdrukken via de parallelle poort uitvoeren om de
printerdriver te installeren.
Na voltooiing van de installatie, wordt het venster Printers
weergegeven met een pictogram van de geïnstalleerde printer.
2. Met de rechter muisknop klikken op het pictogram van de
DocuColor 2006 en Eigenschappen selecteren om het venster
met printereigenschappen te openen. Het tabblad Poorten
selecteren om de eigenschappen van de poorten weer te geven.
11. Gebruikerssoftware installeren in een Windows NT 4.0-omgeving
Xerox DocuColor 2006
11–16
3. Controleren of u bent verbonden met LPT1 en de optie Poort
toevoegen selecteren om een lijst met beschikbare poorten weer
te geven.
4. De optie the LPR-poort selecteren en de toets Nieuwe poort
selecteren.
Indien de LPR-poort niet wordt vermeld, het TCP/IP-netwerkprotocol en
software van Microsoft voor afdrukken via TCP/IP installeren. (De software is
te vinden onder Deze computer/Configuratiescherm/Netwerk/Services. Het
pictogram Microsoft TCP/IP-afdrukken). De documentatie van Windows
NT raadplegen voor nadere informatie.
5. Een van de volgende handelingen verrichten:
Indien uw netwerk gebruik maakt van IP-adressen, het
Ethernet TCP/IP IP-adres van de DocuColor 2006 invoeren
in het dialoogvenster LPR-compatibele printer toevoegen.
Indien uw netwerk gebruik maakt van Domain Name
Services (DNS), de DNS-naam invoeren die is toegekend
aan de printer.
11. Gebruikerssoftware installeren in een Windows NT 4.0-omgeving
Xerox DocuColor 2006
11–17
6. Tab indrukken en een van de onderstaande wachtrijnamen (ter
aanduiding van afdrukwachtrij, blokkeringswachtrij en directe
verbinding) in onderkastletters typen. Deze naam dient exact
overeen te komen met de onderstaande naam.
print (meest gebruikt)
hold
direct
7. OK selecteren. Het werkstation controleert het adres of de DNS-
naam die u heeft ingevoerd en geeft een bericht indien het adres
niet kan worden gevonden.
8. Sluiten selecteren in het dialoogvenster Printerpoorten. In het
eigenschappentabblad Poorten wordt de nieuwe configuratie
weergegeven.
9. Om de verbinding te bevestigen, dient u een testpagina af te
drukken. Het tabblad Algemeen selecteren en de optie
Testpagina afdrukken selecteren.
Wanneer u afdrukt, worden uw PostScript- of PCL-bestanden via
de LPR-poortverbinding naar de printer verzonden. Na voltooiing
van de instelling, kunt u de DocuColor 2006 gebruiken om af te
drukken.
10. OK selecteren om het dialoogvenster met printereigenschappen
te sluiten.
11. Gebruikerssoftware installeren in een Windows NT 4.0-omgeving
Xerox DocuColor 2006
11–18
De gebruikerssoftware installeren voor afdrukken via
SMB
U kunt afdrukken via SMB of WINS indien u geen Novell-netwerk
heeft. Door af te drukken via deze methode kan er worden afgedrukt
vanaf een werkstation naar een bepaalde printerverbinding
(blokkeringswachtrij, afdrukwachtrij of directe verbinding, oftewel ‘hold’,
‘print’ of ‘direct’) op de DocuColor 2006. Voor de volgende procedure
wordt ervan uitgegaan dat u het TCP/IP-protocol en Client voor
Microsoft-netwerken heeft geïnstalleerd.
U dient een nieuwe printer te installeren voor elke extra verbinding.
Deze procedure herhalen voor elke verbinding en aan elke printer
tijdens de installatie van de printerdriver een aanduidende naam
toekennen om naderhand onderscheid te kunnen maken tussen de
printers.
In WebSetup en de configuratiepagina wordt afdrukken via SMB ook wel
afdrukken via Windows genoemd.
Voordat u begint, eerst een configuratiepagina van de printer
afdrukken om te weten welk IP-adres is toegekend aan de DocuColor
2006, evenals het subnetmask- en gateway-adres, indien deze worden
gebruikt.
1. Controleren of de printer is geconfigureerd voor afdrukken via
SMB. Voor nadere informatie, het hoofdstuk De instelling
uitvoeren vanaf het printerbedieningspaneel raadplegen.
2. Op het werkstation, dubbelklikken op het pictogram
Netwerkomgeving om de netwerkomgeving weer te geven.
11. Gebruikerssoftware installeren in een Windows NT 4.0-omgeving
Xerox DocuColor 2006
11–19
3. De printer DocuColor 2006 zoeken.
Indien u de printer niet kunt vinden, contact opnemen met de
systeembeheerder.
4. Dubbelklikken op de naam van de printer om de ingeschakelde
printerverbindingen weer te geven.
5. Dubbelklikken op de naam van de printerverbinding. Het
dialoogvenster Printers wordt weergegeven, waarin u wordt
gevraagd of u de printer wilt instellen.
6. In het dialoogvenster Printers, Ja selecteren om de PostScript- of
PCL-printerdriver en het printerbeschrijvingsbestand voor de
geselecteerde verbinding te installeren.
Er wordt een bericht weergegeven, waarin melding wordt
gemaakt van het feit dat de correcte printerdriver niet beschikbaar
is.
11. Gebruikerssoftware installeren in een Windows NT 4.0-omgeving
Xerox DocuColor 2006
11–20
7. OK selecteren.
8. In het dialoogvenster met lijsten met fabrikanten en printers, de
toets Diskette selecteren.
In het dialoogvenster Installeren vanaf diskette wordt u gevraagd
de diskette te plaatsen.
9. Een van de volgende handelingen verrichten:
Indien u vanaf de cd-rom installeert, het cd-romstation
selecteren (bijvoorbeeld D:\) uit de keuzelijst en de toets
Bladeren selecteren.
Indien u installeert vanaf bestanden die u heeft gedownload
met behulp van het Installer Webtool, de aanduiding van het
vaste-schijfstation typen (bijvoorbeeld C:\) en Bladeren
selecteren.
11. Gebruikerssoftware installeren in een Windows NT 4.0-omgeving
Xerox DocuColor 2006
11–21
10. Een van de volgende handelingen verrichten:
Indien u vanaf de cd-rom installeert, naar een van de
volgende mappen gaan:
Voor afdrukken via PostScript: de map
English\Prntdrvr\PS_drvr\Win_NT4.x
Voor afdrukken via PCL: de map
English\Prntdrvr\PCL_drvr\Win_NT4.x
Indien u installeert vanaf bestanden die u heeft gedownload
met behulp van het Installer Webtool, naar de map Prntdrvr
gaan.
OK selecteren en oemsetup.inf of oemsetup selecteren.
Het pad wordt gekopieerd naar het dialoogvenster Installeren
vanaf diskette.
11. Controleren of het pad klopt en OK selecteren.
11. Gebruikerssoftware installeren in een Windows NT 4.0-omgeving
Xerox DocuColor 2006
11–22
12. In het volgende venster, de printer Xerox DocuColor 2006
selecteren. Volgende selecteren.
13. Een naam voor de printer van maximaal 31 tekens invoeren of de
standaardnaam in het venster met de printernaam overnemen.
Deze naam zal worden gebruikt in het venster Printers en in
wachtrijen.
Het invoeren van een naam die langer is dan 31 tekens kan bij bepaalde
netwerkapplicaties tot afdrukproblemen leiden.
11. Gebruikerssoftware installeren in een Windows NT 4.0-omgeving
Xerox DocuColor 2006
11–23
14. Indien u de DocuColor 2006 als de standaardprinter wilt instellen,
het keuzerondje Ja selecteren; zoniet, Nee selecteren. Volgende
selecteren.
15. Aangeven of u de printer wilt installeren als gedeelde printer.
Indien u ervoor kiest de printer als gedeelde printer te installeren,
dient u tevens een sharenaam voor de printer op te geven (of de
standaardnaam over te nemen) en een keuze te maken uit de lijst
met besturingssystemen die worden gebruikt door de client-
werkstations. Volgende selecteren.
16. Om de verbinding te bevestigen, met de rechter muisknop klikken
op het pictogram van de printer en Eigenschappen selecteren.
Het tabblad Algemeen selecteren en Testpagina afdrukken
selecteren. Indien de testpagina correct wordt afgedrukt, kunt u
de printer nu gebruiken om mee af te drukken vanaf uw
werkstation.
17. OK selecteren om het dialoogvenster met printereigenschappen
te sluiten.
11. Gebruikerssoftware installeren in een Windows NT 4.0-omgeving
Xerox DocuColor 2006
11–24
Printeropties instellen
1. De toets Start, Instellingen en Printers selecteren.
2. Het pictogram van de DocuColor 2006 selecteren en
Eigenschappen selecteren in het menu Bestand.
3. Het tabblad Configuration selecteren en naar Installable
Options gaan.
4. De opties specificeren die op de printer zijn geïnstalleerd. Een
installeerbare optie selecteren en de instelling Installed of Not
Installed selecteren.
64, 128, 192 of 256 MB
A3 Oversize Tray
Optional 2-Tray Module
Duplex Unit
5. Toepassen selecteren om de huidige instellingen te activeren en
vervolgens OK selecteren.
11. Gebruikerssoftware installeren in een Windows NT 4.0-omgeving
Xerox DocuColor 2006
11–25
Extra software installeren voor Windows NT 4.0
U kunt extra kleurbestanden van de cd-rom met gebruikerssoftware
naar de vaste schijf van de computer kopiëren. Veel van deze
bestanden zijn PostScript-bestanden die u kunt downloaden en
afdrukken met behulp van WebDownloader.
Map ICM— ICM-monitorinstellingsbestand en apparaatprofielen die
speciaal zijn ontworpen voor gebruik in combinatie met de Fiery en
bepaalde modellen kopieerapparaten.
Map Clrfiles (in de map English)— Cmyk.ps, een PostScript-
bestand van 11 pagina’s met Letterformaat, kan worden gebruikt
als referentie bij het definiëren van CMYK-kleuren (Cyan, Magenta,
Yellow, blacK) in applicaties. Pantone.ps is een PostScript-bestand
van 19 pagina’s met Letterformaat dat het beste equivalent
aangeeft van PANTONE-kleuren die de Fiery en uw specifieke
printer kan produceren op gecoat papier. De methode die wordt
gevolgd voor het afdrukken van het bestand Pantone.ps is
afhankelijk van de instelling voor het vinden van de best
overeenkomende CMYK-combinatie.
U kunt het bestand Rgb_01.doc afdrukken vanuit Microsoft Word
97 (of nieuwer) om de RGB-kleuren te bekijken. U kunt het
bestand Rgb_02.ppt afdrukken vanuit PowerPoint 6.0 (of
nieuwer) om de beschikbare RGB-kleuren te bekijken.
Map Calibrat (in de map English/Clrfiles)— Vier PostScript-
bestanden met kleurgebieden: Custom21.ps, Custom34.ps,
Stand21.ps en Stand34.ps. De getallen in de bestandsnamen
duiden op het aantal kleurgebieden op de pagina. De Custom-
bestanden zijn bijgeleverd, zodat u kleurgebieden kunt downloaden
die de huidige kalibratieset van de printer bevatten. De Standard-
bestanden zijn bijgeleverd, zodat u standaard kleurgebieden kunt
dowloaden die de huidige kalibratieset van de printer negeren.
Deze bestanden zijn bijgeleverd voor deskundige gebruikers en zijn niet
bedoeld voor dagelijkse kalibratie.
11. Gebruikerssoftware installeren in een Windows NT 4.0-omgeving
Xerox DocuColor 2006
11–26
Printerbeschrijvingsbestanden kopiëren
De cd-rom met gebruikerssoftware bevat
printerbeschrijvingsbestanden voor populaire Windows-applicaties.
Pagemaker 5.0, 6.0 en 6.5 ondersteunen geen automatische installatie
van printerbeschrijvingsbestanden vanaf het printerbedieningspaneel.
Om de DocuColor 2006 beschikbaar te maken in de dialoogvensters
Afdrukken en Pagina-instelling van deze applicatie, dienen de
printerbeschrijvingsbestanden naar de toepasselijke locatie te worden
gekopieerd.
1. De cd-rom met gebruikerssoftware in het cd-romstation plaatsen.
De map English\Prntdrvr openen.
2. Het printerbeschrijvingsbestand van de printer naar de
toepasselijke locatie kopiëren. Voor PageMaker 5.0 of nieuwer,
het bestand EF3X1D10.ppd naar een van de volgende locaties
kopiëren:
Voor PageMaker 5.0--\ALDUS\USENGLSH\PPD4
Voor PageMaker 6.0--\PM6\RSRC\USENGLSH\PPD4
Voor PageMaker 6.5--\ PM65\RSRC \USENGLSH\PPD4
Het ICM-profiel installeren
De Image Color Matching (ICM)-profielen in de map Icm op de cd-rom
met gebruikerssoftware zijn bedoeld voor gebruik met ColorWise
ProTools. Ze kunnen ook worden gebruikt met applicaties die ICC-
standaarden ondersteunen. Bij de meeste applicaties die ICC
ondersteunen, dienen de bestanden te worden geïnstalleerd in een
map met de naam Color in de map System van Windows. Voor gebruik
met ColorWise Pro Tools kunnen de bestanden worden gekopieerd
naar een map naar keuze.
Het ICM-profiel installeren onder Windows NT 4.0
1. De map Icm op de cd-rom met gebruikerssoftware openen.
2. De profielen kopiëren naar de map Windows
NT\System32\Color.
Indien in de map System32 geen map met de naam Color staat, dient u
deze map aan te maken en de profielen in deze map te installeren.
11. Gebruikerssoftware installeren in een Windows NT 4.0-omgeving
Xerox DocuColor 2006
11–27
Het werkruimteprofiel laden met behulp van Photoshop 5.0
1. Photoshop starten.
2. In het menu Bestand, Kleurinstelling en RGB-instelling
selecteren.
3. In het dialoogvenster RGB-instelling, de toets Laden selecteren.
4. Naar de map Windows NT\System32\Color gaan. Het bestand
Efirgb v1f selecteren en Laden selecteren.
5. OK selecteren.
Voor nadere informatie over ICM-profielen, de documentatie bij
de applicatie raadplegen.
11. Gebruikerssoftware installeren in een Windows NT 4.0-omgeving
Xerox DocuColor 2006
11–28
Het ICM-profiel laden
Dankzij het ICM-printerprofiel kunnen conversies plaatsvinden van
RGB naar CMYK die specifiek zijn voor de printer die u gebruikt. Voor
de volgende procedure wordt ervan uitgegaan dat u de ICM-profielen
heeft geïnstalleerd die zich bevinden op de cd-rom met
gebruikerssoftware.
De interne naam van een ICM-profiel kan enigszins afwijken van zijn
bestandsnaam.
1. Photoshop starten.
2. In het menu Bestand, Kleurinstelling en CMYK-instelling
selecteren.
3. In het dialoogvenster CMYK-instelling, het keuzerondje ICC
selecteren als CMYK-model.
4. Uit de keuzelijst Profiel het profiel selecteren dat correspondeert
met de printer of het apparaat dat u wilt simuleren.
5. OK selecteren.
Xerox DocuColor 2006
12–1
Gebruikerssoftware installeren in een
Macintosh OS-omgeving
In dit hoofdstuk worden beknopt de procedures en instructies
beschreven voor het installeren van de gebruikerssoftware op
werkstations die draaien onder het besturingssysteem Macintosh OS.
De schermen op uw computer wijken mogelijk af van de schermen die in dit
hoofdstuk als illustratie zijn opgenomen.
Omdat de server onderdeel uitmaakt van de printermodule, kan in dit
hoofdstuk met printer ook de server worden bedoeld.
Algemene stappen voor het installeren van de
gebruikerssoftware
De Adobe PostScript-printerdriver en het PPD-bestand vanaf de
cd-rom met gebruikerssoftware installeren.
De DocuColor 2006 instellen in de Kiezer.
De printer- en schermfonts installeren.
De ColorSync™-profielen installeren.
Indien nodig, extra kleurreferentiebestanden en applicatie-
specifieke bestanden van de cd-rom met gebruikerssoftware naar
de vaste schijf kopiëren.
U kunt behalve gebruikmaken van de software op de cd-rom met
gebruikerssoftware, ook printerdrivers van de printer naar uw
werkstation downloaden met het Installer WebTool (indien de
systeembeheerder Internettoegang tot de Fiery heeft ingeschakeld). U
kunt dan de drivers vanaf uw werkstation installeren. Voor instructies
de sectie Installer WebTool gebruiken in het hoofdstuk Fiery WebTools
gebruiken raadplegen.
Na het downloaden van de printerbestanden is de installatieprocedure
hetzelfde als bij installatie vanaf de cd-rom met gebruikerssoftware.
12
12. Gebruikerssoftware installeren in een a Macintosh OS-omgeving
Xerox DocuColor 2006
12–2
De DocuColor 2006 instellen als PostScript-printer
Om de DocuColor 2006 in te stellen als PostScript-printer, dient u het
PostScript Printer Description (PPD)-bestand te installeren dat
correspondeert met de printer. De PPD-bestanden worden bijgeleverd
op de cd-rom met gebruikerssoftware.
Printerdrivers zijn nodig om informatie over afdrukopdrachten uit te
wisselen tussen de applicaties, de DocuColor 2006 en eventuele
andere PostScript-printers die zijn aangesloten op uw werkstation.
U dient de volgende procedure te volgen, ongeacht of u installeert
vanaf de cd-rom met gebruikerssoftware of vanaf printerbestanden die
u heeft gedownload met behulp van de het Installer WebTool.
Voordat u begint, dient u eerst een configuratiepagina van de printer af
te drukken. Voor de specifieke procedure, het hoofdstuk De instelling
uitvoeren vanaf het printerbedieningspaneel raadplegen.
1. Een van de volgende handelingen verrichten:
De cd-rom met gebruikerssoftware in het cd-romstation
plaatsen en de map English: Printer Driver openen.
Om te installeren vanaf bestanden die u heeft gedownload
met behulp van het Installer WebTool, de map Printer Driver
op de vaste schijf openen.
2. Dubbelklikken op het symbool AdobePS 8.6 Installer.
Een waarschuwingsdialoogvenster wordt weergegeven.
12. De gebruikerssoftware installeren in een Macintosh OS-omgeving
Xerox DocuColor 2006
12–3
3. Ja selecteren om verder te gaan met de installatie van de
printerdriversoftware en om te bevestigen dat het werkstation
opnieuw dient te worden opgestart na afloop van de installatie.
De AdobePS Installer installeert de Adobe PostScript-
printerdriver, het PPD-bestand dat correspondeert met de printer
en de Apple Kiezer.
4. Na voltooiing van de installatie, Herstart kiezen.
Indien u de DocuColor 2006 gebruikt in een copyshop, kopieercentrum of
dienstenbureau, is het misschien raadzaam om uw klanten te voorzien van
een exemplaar van de printerdriver, het PPD-bestand, eventuele ICC-
profielen of scheidingstabellen die worden gebruikt om de afdruk te
produceren, evenals relevante documentatie. In dat geval bent u er zeker
van dat afdrukopdrachten die door de klant worden gemaakt en worden
afgedrukt naar bestanden correct worden opgemaakt voor het afdrukken.
12. Gebruikerssoftware installeren in een a Macintosh OS-omgeving
Xerox DocuColor 2006
12–4
De DocuColor 2006 instellen in de Kiezer
Na het installeren van de printerdriver en het PPD-bestand, dient u de
DocuColor 2006 in te stellen in de Kiezer om zijn
gebruiksmogelijkheden ten volle te kunnen benutten.
1. Kiezer selecteren in het Apple-menu.
2. Controleren of AppleTalk is ingesteld op Actief.
3. Indien nodig, de AppleTalk zone selecteren die de printer bevat.
4. Het symbool AdobePS selecteren.
De DocuColor 2006 wordt weergegeven in de lijst Een PostScript-
printer selecteren in de vorm van
<printernaam>_<apparaatnaam>_<printerverbinding>. De
apparaatnaam is de interne naam van de printer.
Alleen de printerverbindingen (directe verbinding, afdrukwachtrij en
blokkeringswachtrij) die zijn ingeschakeld bij Instellen worden weergegeven
in de Kiezer.
5. Een van de volgende handelingen verrichten:
Indien afdrukken vanaf het bureaublad is ingeschakeld, een
printerverbinding selecteren uit de lijst Een PostScript-printer
selecteren en Nieuw selecteren. Een printersymbool wordt
aangemaakt en op het bureaublad weergegeven.
Indien afdrukken vanaf het bureaublad niet is ingeschakeld,
de knop Instellen selecteren.
De Adobe PS-printerdriver selecteert automatisch het correcte
PPD-bestand voor de DocuColor 2006.
U dient iedere printerverbinding apart in te stellen. Deze stap herhalen voor
alle ingeschakelde verbindingen.
12. De gebruikerssoftware installeren in een Macintosh OS-omgeving
Xerox DocuColor 2006
12–5
6. Een van de volgende handelingen verrichten:
Indien afdrukken vanaf het bureaublad is ingeschakeld, het
printersymbool selecteren dat wordt weergegeven op het
bureaublad of de printer selecteren in de lijst Kiezer. De knop
Instellen selecteren.
Indien afdrukken vanaf het bureaublad niet is ingeschakeld,
wordt er een symbool weergegeven naast de geïnstalleerde
printer in de lijst Kiezer. Het printersymbool selecteren en de
knop Instellen selecteren.
7. Om de printer te configureren, dubbelklikken op de printer in de
lijst met PostScript-printers. De knop Configureren selecteren en
beschikbare opties selecteren. Twee keer OK selecteren.
8. De Kiezer sluiten.
12. Gebruikerssoftware installeren in een a Macintosh OS-omgeving
Xerox DocuColor 2006
12–6
Fiery-software en fonts installeren
De installatieprogramma’s van het besturingssysteem Macintosh OS
werken ongeveer hetzelfde voor elk type software. Alvorens u gaat
installeren, dient u eerst te bepalen waar u welk onderdeel op de vaste
schijf wilt installeren:
Color Sync-profielen worden standaard geplaatst in de map met
ColorSync-profielen op de vaste schijf.
Indien u ColorSync 2.5 of nieuwer gebruikt, worden de profielen
geïnstalleerd in de map Color Sync profielen in de Systeemmap.
Indien u een oudere versie van ColorSync gebruikt, worden de
profielen geïnstalleerd in de map ColorSync profielen in
Systeemmap:Voorkeuren. Het printerprofiel kan worden
verplaatst naar een map naar keuze.
Fonts worden standaard geplaatst in Systeemmap:Lettertypen op
de vaste schijf.
Mac OS-software installeren
1. Op de cd-rom met gebruikerssoftware of de vaste schijf,
dubbelklikken op het symbool Installer van het onderdeel dat u
wilt installeren.
2. De softwarelicentieovereenkomst lezen en deze accepteren.
3. Installeer selecteren om het onderdeel naar de standaardlocatie
te kopiëren of naar de locatie gaan waar u het onderdeel wilt
installeren.
Een van de volgende handelingen verrichten:
Voor ColorSync-profielen, worden de ICC-profielen
automatisch in de map ColorSync profielen geïnstalleerd. De
stappen uitvoeren zoals vermeld in de sectie Profielen laden.
Een locatie op de vaste schijf specificeren voor de Fiery Link-
software of de ColorWise Pro Tools-software. Het hoofdstuk
De Fiery-software voor Windows en Macintosh installeren
raadplegen.
12. De gebruikerssoftware installeren in een Macintosh OS-omgeving
Xerox DocuColor 2006
12–7
4. Indien u ernaar wordt gevraagd, Stop selecteren om het
software-installatieprogramma af te sluiten.
Om ColorWise Pro Tools of Fiery Link te kunnen gebruiken, dient
u Mac OS Runtime for Java (MRJ2.1.4) op uw werkstation te
hebben geïnstalleerd. Indien dit programma niet is geïnstalleerd,
start de Installer van ColorWise Pro Tools of Fiery Link
automatisch de installatieprocedure voor MRJ 2.1.4.
Voor nadere informatie over ColorWise Pro Tools, het hoofdstuk
ColorWise Pro Tools raadplegen. Voor nadere informatie over
Fiery Link, het hoofdstuk De Fiery-software voor Windows en
Macintosh installeren.
Mac OS Runtime for Java installeren
1. De licentieovereenkomst van Apple Computer, Inc. lezen en deze
aanvaarden om de software te installeren.
2. Installeer selecteren.
3. Stop selecteren.
U kunt nu de ColorWise Pro Tools-verbinding naar de printer
configureren.
12. Gebruikerssoftware installeren in een a Macintosh OS-omgeving
Xerox DocuColor 2006
12–8
Extra software installeren
U kunt extra kleurbestanden van de cd-rom met gebruikerssoftware
naar de vaste schijf van de computer kopiëren. Veel van deze
bestanden zijn PostScript-bestanden die u kunt downloaden en
afdrukken met behulp van WebDownloader.
Map Color Files (in de map English)—CMYK Color Reference.ps,
een PostScript-bestand van 11 pagina’s met Letterformaat, kan
worden gebruikt als referentie bij het definiëren van CMYK-
kleuren in applicaties.
PANTONE Book.ps, een PostScript-bestand van 19 pagina’s met
Letterformaat, geeft het beste equivalent van PANTONE-kleuren
die de printer op gecoat papier kan afdrukken. De methode voor
het afdrukken van het bestand PANTONE Book.ps hangt af van
de instelling voor het vinden van de best overeenkomende
CMYK-combinatie.
U kunt het bestand RGB page 01 afdrukken vanuit Microsoft
Word 97 of nieuwer om de RGB-kleuren te bekijken. U kunt het
bestand RGB page 02 afdrukken vanuit Powerpoint 6.0 of
nieuwer om de beschikbare RGB-kleuren te bekijken.
Map Calibration (in de map Color Files)— Vier PostScript–
bestanden met kleurgebieden: custom21.ps, custom34.ps,
stand21.ps en stand34.ps. De getallen in de bestandsnamen
duiden op het aantal kleurgebieden op de pagina. De custom-
bestanden zijn bijgeleverd, zodat u kleurgebieden kunt
downloaden die de huidige kalibratieset van de printer bevatten.
De standard-bestanden zijn bijgeleverd, zodat u standaard
kleurgebieden kunt downloaden die de huidige kalibratieset van
de printer negeren.
Deze bestanden zijn bijgeleverd voor deskundige gebruikers en zijn niet
bedoeld voor dagelijkse kalibratie.
12. De gebruikerssoftware installeren in een Macintosh OS-omgeving
Xerox DocuColor 2006
12–9
Profielen laden
De ICC-profielen die worden geïnstalleerd door het ColorSync-
installatieprogramma zijn bedoeld voor gebruik in combinatie met
ColorWise Pro Tools en applicaties die Image Color Matching (ICM)-
standaarden ondersteunen. Voor de volgende procedures wordt ervan
uitgegaan dat u de ICC-profielen op de cd-rom met gebruikerssoftware
reeds heeft geïnstalleerd. Voor nadere informatie, de sectie Fiery-
software en fonts installeren in dit hoofdstuk raadplegen.
De interne naam van een ICC-profiel kan enigszins afwijken van de
bestandsnaam.
Het ColorSync-systeemprofiel instellen
1. In het Apple-menu, Regelpanelen >ColorSync selecteren.
2. EFIRGB ICC v1f selecteren uit de lijst Systeemprofiel.
Wanneer het wordt geselecteerd als ColorSync-systeemprofiel,
stelt EFIRGB ICC v1f het optimale bronkleurgebied in voor
afdrukken naar de Fiery. Het kleurgebied dat wordt ingesteld door
het EFIRGB ICC v1f-profiel is dezelfde als die wordt ingesteld
door de instelling EFIRGB van de afdrukoptie RGB-bronprofiel.
De instelling van de afdrukoptie RGB-bronprofiel onderdrukt de instelling van
het ColorSync-systeemprofiel.
3. Het venster ColorSync sluiten.
Voor nadere informatie over ICC-profielen, de documentatie bij de
applicatie raadplegen.
12. Gebruikerssoftware installeren in een a Macintosh OS-omgeving
Xerox DocuColor 2006
12–10
Het monitorinstellingenbestand laden met behulp van
Photoshop 5.0
1. Photoshop starten.
2. In het menu Bestand, Kleurinstelling en RGB-instelling
selecteren.
3. In het dialoogvenster RGB-instelling, Laden selecteren.
4. Naar Systeemmap:Voorkeuren:ColorSync profielen gaan. Het
bestand Efirgb v1f selecteren en Open selecteren.
Indien u ColorSync 2.5 of nieuwer gebruikt, bevinden de
ColorSync-profielen zich in de map Systeemmap:ColorSync
profielen.
Het bestand EFIRGB ICC v1f wordt weergegeven als de selectie
in de keuzelijst RGB van het dialoogvenster RGB-instelling.
5. OK selecteren.
12. De gebruikerssoftware installeren in een Macintosh OS-omgeving
Xerox DocuColor 2006
12–11
Het ICC-printerprofiel laden in Photoshop 4.0
1. Photoshop starten.
2. In het menu Bestand, Kleurinstelling en Scheidingstabellen
selecteren.
3. Tabellen maken met Apple ColorSync selecteren.
4. In het dialoogvenster CMS-instellingen, een profiel en een
renderingsinstelling selecteren.
12. Gebruikerssoftware installeren in een a Macintosh OS-omgeving
Xerox DocuColor 2006
12–12
5. Opbouwen selecteren.
6. OK selecteren.
Het ICC-printerprofiel laden in Photoshop 5.0
1. Photoshop starten.
2. In het menu Bestand, Kleurinstelling en CMYK-instelling
selecteren.
3. ICC selecteren als CMYK-kleurenmodel.
4. In het dialoogvenster CMYK-instelling, uit de keuzelijst Profiel het
profiel selecteren dat correspondeert met de Fiery.
5. OK selecteren.
Voor nadere informatie over ICC-profielen, de documentatie bij de
applicatie raadplegen.
Xerox DocuColor 2006
13–1
De Fiery-software installeren voor
Windows en Macintosh
Op de cd-rom met gebruikerssoftware bevinden zich software-
installatieprogramma’s voor Fiery Link. Fiery-hulpprogrammasoftware
wordt ondersteund door Windows 95/98, Windows 2000, Windows NT
4.0 en Macintosh en dient op elk werkstation apart te worden
geïnstalleerd.
Fiery Link wordt alleen ondersteund via TCP/IP.
Omdat de server onderdeel uitmaakt van de printermodule, kan in dit
hoofdstuk met printer ook de server worden bedoeld.
De Fiery Link-software installeren
Alvorens u begint met de installatie van Fiery Link, dient u eerst te
bepalen:
Waar het hulpprogramma op de vaste schijf dient te worden
geplaatst. Het installatieprogramma plaatst Fiery Link standaard in
de map Program Files\Fiery.
Wat precies de naam is van de map van het hulpprogramma in de
map Windows\Start Menu\Programma’s. De map wordt door het
installatieprogramma standaard Fiery genoemd.
5. De cd-rom met gebruikerssoftware in het cd-romstation van de
computer plaatsen. Het pictogram van het cd-romstation
openen.
6. Dubbelklikken op Fiery Link en op het bestand Setup.exe.
7. De instructies in de dialoogvensters Setup volgen om de
installatie te voltooien.
13
13. De Fiery-software installeren voor Windows en Macintosh
Xerox DocuColor 2006
13–2
U dient de volgende handelingen te verrichten:
De introductie van het installatieprogramma lezen.
De licentieovereenkomst lezen.
Een locatie op de vaste schijf aangeven waar de software van
het hulpprogramma dient te worden geïnstalleerd.
De map waarin de software wordt geïnstalleerd een naam
geven. De standaardnaam van de map is Fiery.
Controleren of de software-installatie is voltooid.
De software voor het eerst gebruiken
Alvorens u de geïnstalleerde software kunt gebruiken, dient u eerst de
verbinding naar de printer te configureren.
Een verbinding configureren voor Fiery Link voor Windows
en Macintosh OS
U kunt Fiery Link gebruiken om de status Fiery-servers in de gaten te
houden en informatie te bekijken over de afdrukopdrachten die naar
deze servers zijn verzonden.
Wanneer u de toets Edit Fiery List selecteert, worden alle Fiery-
servers op het lokale subnet weergegeven in de lijst Available Fierys in
het dialoogvenster My Fiery List. U kunt aangeven met welke
printerservers verbinding dient te worden gemaakt en de gang van
zaken in de gaten houden vanuit dit dialoogvenster. Indien de printer
zich niet in uw lokale subnet bevindt, kunt u de Fiery Link-opties
gebruiken om handmatig een verbinding te configureren, of een
geavanceerde zoekopdracht uitvoeren om printerservers die zich waar
dan ook op het netwerk bevinden te zoeken en daarmee verbinding te
maken. In het hiernavolgende wordt beschreven hoe u zowel
handmatig als via geavanceerde zoekmethoden een printerserver kunt
lokaliseren en er verbinding mee maken.
Fiery Link wordt alleen ondersteund via TCP/IP.
13. De Fiery-software installeren voor Windows en Macintosh
Xerox DocuColor 2006
13–3
De verbinding configureren naar Fiery-servers in een lokaal
subnet
1. Dubbelklikken op het pictogram Fiery Link.
Er wordt een waarschuwing weergegeven dat er geen Fierys zijn
geconfigureerd.
2. OK selecteren.
Het dialoogvenster Edit My Printer List wordt geopend en alle
servers die zijn gevonden in het lokale subnet worden in het
dialoogvenster weergeven onder Available Fierys. Indien de
printer zich in een ander subnet bevindt, verschijnt er een
dialoogvenster met de mededeling dat zich een fout heeft
voorgedaan. OK selecteren om dit dialoogvenster te sluiten en
vervolgens de toets Advanced selecteren om een geavanceerde
zoekopdracht uit te voeren.
Alleen servers die Fiery Link ondersteunen, worden weergegeven onder
Available Fierys.
13. De Fiery-software installeren voor Windows en Macintosh
Xerox DocuColor 2006
13–4
3. Om een server toe te voegen aan de My Fiery List, dient u de
server te selecteren en vervolgens de pijltjestoets te selecteren.
De server wordt weergegeven in de My Fiery List. Deze stap
herhalen voor elke server die u wilt toevoegen aan de My Fiery
List.
4. Apply selecteren om de wijzigingen in de My Fiery List te
accepteren.
5. OK selecteren.
De verbinding naar Fiery-servers handmatig configureren
1. Het tabblad Manual selecteren.
13. De Fiery-software installeren voor Windows en Macintosh
Xerox DocuColor 2006
13–5
2. De DNS-naam of het IP-adres van de printer invoeren onder
New Fiery en de pijltjestoets selecteren.
Nadat de pijltjestoets is geselecteerd, gaat Fiery Link op zoek
naar de aangegeven server. Indien de server wordt gevonden,
wordt hij vermeld in de My Fiery List. Indien hij niet wordt
gevonden, wordt een foutbericht weergegeven.
3. Om de server een alias te geven, dient u hem te selecteren in de
My Fiery List en Modify te selecteren.
4. Use Nickname selecteren en een alias invoeren voor de printer.
5. OK selecteren.
6. Apply selecteren om de wijzigingen in My Fiery List te
accepteren.
7. OK selecteren.
13. De Fiery-software installeren voor Windows en Macintosh
Xerox DocuColor 2006
13–6
De verbinding voor Fiery Link configureren met behulp van een
Advanced IP-zoekopdracht
1. Het tabblad AutoSearch selecteren.
2. De toets Advanced selecteren.
13. De Fiery-software installeren voor Windows en Macintosh
Xerox DocuColor 2006
13–7
3. Om alle printers binnen een bepaald IP-adresbereik te vinden,
een IP-adres invoeren in het veld From IP en een IP-adres in het
veld To IP. De pijltjestoets selecteren.
Deze stap herhalen voor elk IP-adresbereik dat u wilt afzoeken.
Om een IP-adresbereik uit de lijst te verwijderen, het bereik
selecteren in het venster IP Range/Subnet Addr en de toets
Remove selecteren.
U kunt de printer ook zoeken met behulp van subnetwaarden.
Voor nadere informatie, de sectie De verbinding voor Fiery Link
configureren met behulp van een Advanced Subnet-zoekopdracht
raadplegen.
13. De Fiery-software installeren voor Windows en Macintosh
Xerox DocuColor 2006
13–8
4. Search selecteren.
Na voltooiing van de zoekopdracht worden alle printers die zijn
gevonden, weergegeven in het dialoogvenster onder Available
Fierys.
Indien de printer niet is gevonden en u de zoekopdracht wilt
herhalen met dezelfde parameters, Refresh selecteren.
Alleen printers die Fiery Link ondersteunen, worden weergegeven onder
Available Fierys.
5. Om een printer toe te voegen aan de My Fiery List, de printer
selecteren en de pijltjestoets selecteren.
13. De Fiery-software installeren voor Windows en Macintosh
Xerox DocuColor 2006
13–9
De printer wordt weergegeven in de My Fiery List. Deze stap
herhalen voor elke printer die u aan de My Fiery List wilt
toevoegen.
6. Apply selecteren om wijzigingen in de My Fiery List te
accepteren.
7. OK selecteren.
De verbinding voor Fiery Link configureren met behulp van een
Advanced Subnet-zoekopdracht
1. Het tabblad AutoSearch selecteren.
2. De toets Advanced selecteren en het tabblad Subnet Addr
selecteren.
13. De Fiery-software installeren voor Windows en Macintosh
Xerox DocuColor 2006
13–10
3. Het IP-adres en het subnet invoeren waarnaar dient te worden
gezocht. De pijltjestoets selecteren.
Het IP-adres en subnet waarnaar dient te worden gezocht,
worden weergegeven in de lijst IP range/Subnet Addr. Deze stap
herhalen voor elk IP-adres en subnet waarnaar u wilt zoeken.
Om een subnetwaarde uit de lijst te verwijderen, de waarde
selecteren en de toets Remove selecteren.
4. Search selecteren.
Na voltooiing van de zoekopdracht, worden alle printers die zijn
gevonden, weergegeven in het dialoogvenster onder Available
Fierys.
Indien de printer niet is gevonden en u nogmaals wilt zoeken met
dezelfde parameters, Refresh selecteren.
13. De Fiery-software installeren voor Windows en Macintosh
Xerox DocuColor 2006
13–11
Alleen printers die Fiery Link ondersteunen worden weergegeven onder
Available Fierys.
5. Om een printer toe te voegen aan de My Fiery List, de printer
selecteren en de pijltjestoets selecteren.
De printer wordt weergegeven in de My Fiery List. Deze stap
herhalen voor elke printer die u wilt toevoegen aan de My Fiery
List.
6. Apply selecteren om de wijzigingen in de My Fiery List te
accepteren.
7. OK selecteren.
13. De Fiery-software installeren voor Windows en Macintosh
Xerox DocuColor 2006
13–12
ColorWise Pro Tools installeren voor Windows en
Macintosh OS
Een verbinding configureren voor ColorWise Pro Tools
De volgende procedure volgen om een verbinding voor ColorWise Pro
Tools te configureren.
1. De configuratiepagina afdrukken vanaf het
printerbedieningspaneel en het IP-adres van de printer noteren.
U kunt ook een Domain Name Server (DNS) voor het IP-adres
van de printer instellen. Voor nadere informatie, de documentatie
van uw Windows-systeem raadplegen.
2. Dubbelklikken op het pictogram ColorWise Pro Tools om het
dialoogvenster Choose Printer Device weer te geven.
13. De Fiery-software installeren voor Windows en Macintosh
Xerox DocuColor 2006
13–13
3. Indien u al eerder een verbinding naar de printer heeft
geconfigureerd, kunt u ColorWise Pro Tools gebruiken. Indien u nog
geen verbinding heeft geconfigureerd, Toevoegen selecteren.
4. De toepasselijke informatie over de printer invoeren.
Bijnaam— Een naam invoeren voor de printer. Hier kunt u
elke naam invoeren die u maar wilt: het hoeft niet de echte
naam van de printer te zijn, dus u mag ook een alias invoeren.
Deze naam mag echter geen van de volgende tekens
bevatten: [ ] _ ” ’ <spatie> <tab>
Protocol— Uit de keuzelijst het type netwerkprotocol (TCP/IP)
selecteren dat u gebruikt.
Servernaam— Het IP-adres (of de DNS-naam) van de printer
invoeren.
Nieuw apparaat— DC2006 invoeren.
5. Nadat u alle informatie heeft ingevoerd, Toevoegen selecteren.
13. De Fiery-software installeren voor Windows en Macintosh
Xerox DocuColor 2006
13–14
6. Wanneer de apparaatnaam is geselecteerd in de lijst Apparaten,
OK selecteren.
De printer wordt weergegeven in de lijst met beschikbare servers.
Op de eerste regel staat de alias die u de printer heeft gegeven,
gevolgd door het protocol dat u heeft geselecteerd. Op de tweede
staat de apparaatnaam.
7. Wanneer de apparaatnaam is geselecteerd in de lijst Beschikbare
servers, de toets Selecteren selecteren om de software te gebruiken.
De configuratie wijzigen
U kunt de configuratie altijd aanpassen indien er iets is gewijzigd, zoals
een printernaam of een IP-adres. U dient eerst de informatie over de
geïnstalleerde printer te wijzigen alvorens de verbinding te
configureren.
1. Om informatie over een printer in de lijst met beschikbare servers
te bewerken, de printer selecteren aan de hand van zijn alias en
Aanpassen selecteren.
2. De informatie voor zover nodig aanpassen in het dialoogvenster
Modify Server Settings en OK selecteren wanneer u daarmee
klaar bent.
3. Om een nieuwe printer toe te voegen aan de lijst met beschikbare
servers, Toevoegen selecteren. De printer configureren in het
dialoogvenster Nieuwe server toevoegen zoals beschreven in de
voorafgaande procedure Een verbinding configureren voor
ColorWise Pro Tools.
4. Om een printer te verwijderen, de printer selecteren aan de hand
van zijn alias en Verwijderen selecteren.
13. De Fiery-software installeren voor Windows en Macintosh
Xerox DocuColor 2006
13–15
Installers downloaden met Fiery WebTools
Dankzij Fiery WebTools kunt u uw printer extern beheren, namelijk via
het Internet of het intranet van uw bedrijf. De Fiery WebTools-software
heeft zijn eigen homepage, waar u kunt kiezen uit verschillende
functies, zoals Status, WebSpooler, WebLink, Installer, Web
Downloader, WebSetup en Font Manager.
Fiery WebTools instellen
Om netwerkgebruikers toegang te verschaffen tot Fiery WebTools,
dient u bepaalde printeropties in te stellen in Netwerkinstellingen en
Printerinstellingen. U dient ook de werkstations van gebruikers klaar te
maken voor communicatie met de printer via het Internet of intranet.
Fiery WebTools instellen op de printer
1. In Netwerkinstellingen>Poortinstelling>Ethernet-instelling,
Ethernet instellen op Aan.
2. In Netwerkinstellingen>TCP/IP-instelling, TCP/IP-Ethernet
instellen op Ja.
3. In Netwerkinstellingen>Netwerk Serv Instelling>Web
Services Instelling, Web Services Inschakelen instellen op Ja.
4. Netwerkinstellingen afsluiten en OK selecteren om wijzigingen op
te slaan.
5. Printerinstellingen afsluiten en OK selecteren om wijzigingen op
te slaan.
13. De Fiery-software installeren voor Windows en Macintosh
Xerox DocuColor 2006
13–16
Client-werkstations instellen voor gebruik van Fiery WebTools
1. Het gebruik van TCP/IP-netwerkprotocollen inschakelen.
2. Controleren of het werkstation een geldig en uniek IP-adres heeft.
3. Controleren of op het werkstation een van de volgende
Internetbrowsers is geïnstalleerd:
Windows 95/98, Windows 2000 en Windows NT 4.0: Ofwel
Netscape Communicator v 4.5 of nieuwer ofwel Microsoft
Internet Explorer v4.0.1 en SP1 of nieuwer
Mac OS: Netscape Communicator v 4.5 of nieuwer of
Microsoft Internet Explorer v4.0.1 of nieuwer met Java-
ondersteuning
Netscape en Microsoft brengen voortdurend nieuwe updates uit van hun
browsers. Aangezien niet alle browsers Fiery WebTools ondersteunen, dient
u een van de bovenstaande versies te gebruiken.
4. Controleren of uw browser Java ondersteunt en of deze functie is
ingeschakeld.
Xerox DocuColor 2006
14–1
Afdrukken vanaf Windows-
werkstations
Aan de hand van de volgende instructies kunt u afdrukopties instellen
en afdrukken vanaf computers die draaien onder een van de volgende
besturingssystemen:
Windows 95
Windows 98
Windows 2000
Windows NT 4.0
Voor nadere informatie, het hoofdstuk Afdrukopties raadplegen.
De schermen die in dit hoofdstuk ter illustratie zijn afgebeeld, kunnen
enigszins afwijken van de schermen die u te zien krijgt.
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u naar de DocuColor 2006 kunt
afdrukken vanuit Windows 95/98, Windows 2000 en Windows NT 4.0.
U kunt afdrukken vanaf een Windows-computer die onderdeel uitmaakt
van een netwerk, vanaf een computer die gebruik maakt van afdrukken
via Windows (oftewel WINS-afdrukken) of vanaf een Windows-
computer die verbonden is met de parallelle poort van de printer.
Indien u van plan bent om bestanden op een andere locatie af te
drukken, dient u de procedures te volgen die worden beschreven in de
sectie Bestanden opslaan om op een externe locatie af te drukken
verderop in dit hoofdstuk.
Een ander manier om af te drukken vanaf een Windows-computer is
door PC-, PostScript-, Encapsulated PostScript (EPS)- of Portable
Document Format (PDF)-bestanden te downloaden met behulp van
WebDownloader. Algemene instructies hieromtrent worden verschaft
aan het eind van dit hoofdstuk.
Voor informatie over het verbinding maken met de printer via het netwerk,
het installeren van printerdrivers en het installeren van de Fiery-
hulpprogramma’s, het toepasselijke hoofdstuk over installatie onder
Windows raadplegen.
14
14. Afdrukken vanaf Windows-werkstations
Xerox DocuColor 2006
14–2
Afdrukken vanuit applicaties
Wanneer u de printerdriver van de DocuColor 2006 heeft geïnstalleerd
en deze heeft ingesteld voor de juiste poort, kunt u rechtstreeks
afdrukken vanuit de meeste Windows-applicaties. U hoeft in de
applicatie enkel het commando Afdrukken te selecteren.
Opties instellen en afdrukken onder Windows 95/98 en
Windows 2000
Om af te drukken vanuit Windows 95/98 en Windows 2000 kunt u
ofwel de Adobe PostScript-printerdriver of de PCL-printerdriver voor
Windows 95/98 of Windows 2000 gebruiken. Beide drivers bevinden
zich op de cd-rom met gebruikerssoftware voor de DocuColor 2006.
Nadat u de printerdrivers en de PPD-bestanden heeft geïnstalleerd,
kunt u afdrukinstellingen specificeren voor afdrukopdrachten en deze
afdrukken.
Om af te drukken vanuit applicaties die draaien onder Windows 95/98
of Windows 2000 waarbij de computer is verbonden met een print-
server via het netwerk, is ofwel een NetWare-server, een Windows NT-
server of een UNIX-server vereist. De illustraties in het hoofdstuk
Verbinding maken met het netwerk raadplegen.
Om af te drukken vanuit applicaties die draaien onder Windows 95/98
of Windows 2000 zonder dat er een verbinding is met een print-server,
kunt u gebruik maken van afdrukken via SMB. Het toepasselijke
hoofdstuk over het installeren van de gebruikerssoftware voor uw
besturingssysteem raadplegen.
De procedures voor het instellen van opties en het afdrukken zijn
afhankelijk van het type printerdriver (PCL of PostScript) dat u
gebruikt. U dient zich er steeds van te vergewissen dat u de correcte
procedure volgt.
14. Afdrukken vanaf Windows-werkstations
Xerox DocuColor 2006
14–3
De PostScript-afdrukopties configureren voor Windows
95/98
1. Afdrukken selecteren vanuit de applicatie om het dialoogvenster
Afdrukken weer te geven.
2. Controleren of de DocuColor 2006 is geselecteerd in het veld
met de printernaam en de toets Eigenschappen selecteren.
3. In het tabblad Fiery Printing, de afdrukoptiebalk Papierbron
selecteren.
a. Bij Paginaformaat, het papierformaat voor de
afdrukopdracht specificeren.
b. Bij Papierbron, de papierlade voor de afdrukopdracht
selecteren.
c. Bij Mediasoort, de papiersoort voor de afdrukopdracht
selecteren.
Voor nadere informatie over deze en andere afdrukopties, het
hoofdstuk Afdrukopties raadplegen.
Indien het papier dat in de geselecteerde lade is geladen van een andere
papiersoort is en/of een ander formaat of richting heeft dan is gespecificeerd
voor de afdrukopdracht die u naar de printer verstuurt, dan wordt er een
foutbericht weergegeven en wordt de afdrukopdracht mogelijk niet afgedrukt.
U dient de correcte papiersoort in de geselecteerde lade te laden of de
afdrukopdracht te annuleren.
4. De afdrukoptiebalken Lay-out, Watermerken, ColorWise,
Beeldkwaliteit en Afwerking selecteren om de toepasselijke
instellingen voor de afdrukopdracht te specificeren.
Deze afdrukopties zijn specifiek voor de server en de printer. Ze
onderdrukken instellingen die zijn gespecificeerd in
Printerinstelling, maar kunnen worden onderdrukt vanuit de Fiery
WebSpooler. Voor nadere informatie, het hoofdstuk Afdrukopties
raadplegen.
Indien u Standaardprofiel selecteert in de keuzelijst Opgeslagen
profielen, wordt de opdracht afgedrukt overeenkomstig de
instellingen die werden ingevoerd tijdens de instelling, dus de
huidige standaardinstellingen. Het hoofdstuk Afdrukopties
raadplegen.
14. Afdrukken vanaf Windows-werkstations
Xerox DocuColor 2006
14–4
Bepaalde opties kunnen ook worden ingesteld vanuit een
applicatie (bijvoorbeeld omgekeerde afdrukvolgorde of afdrukken
in sets). In deze gevallen verdient echter het aanbeveling om de
driver-optie te gebruiken om de functie uit te voeren in plaats van
de instelling te maken vanuit de applicatie, omdat anders de
applicatie het bestand mogelijk niet correct instelt voor het
afdrukken of de verwerking van het afdrukken langer duurt.
Indien u incompatibele afdrukinstellingen specificeert, kan er een
dialoogvenster verschijnen waarin dit wordt vermeld. De instructies in het
scherm volgen om het conflict op te lossen.
5. Om de nieuwe instellingen te gebruiken als de
standaardinstellingen voor dit werkstation, Toepassen
selecteren.
De sectie Bewaarde instellingen gebruiken in dit hoofdstuk
raadplegen voor nadere informatie over bewaarde instellingen.
6. OK selecteren om het eigenschappenvenster te sluiten.
7. OK of Sluiten selecteren om het venster Afdrukken af te sluiten.
14. Afdrukken vanaf Windows-werkstations
Xerox DocuColor 2006
14–5
De PCL-afdrukopties configureren voor Windows 95/98
1. Start, Instellingen en Printers selecteren.
2. Het pictogram van de Xerox DocuColor 2006 PCL selecteren en
Eigenschappen selecteren in het menu Bestand. Het
dialoogvenster Printer PCL5 Properties wordt weergegeven.
3. Het tabblad Fiery Printing selecteren.
Op dit tabblad vindt u de meest gebruikte afdrukfuncties.
4. De afdrukoptiebalk Papierbron selecteren.
a. Bij Paginaformaat, het papierformaat voor de
afdrukopdracht specificeren.
b. Bij Papierbron, de papierlade voor de afdrukopdracht
selecteren.
c. Bij Mediasoort, de papiersoort voor de afdrukopdracht
selecteren.
Voor nadere informatie over deze en andere afdrukopties, het
hoofdstuk Afdrukopties raadplegen.
Indien het papier dat in de geselecteerde lade is geladen van een andere
papiersoort is en/of een ander formaat of richting heeft dan is gespecificeerd
voor de afdrukopdracht die u naar de printer verstuurt, dan wordt er een
foutbericht weergegeven en wordt de afdrukopdracht mogelijk niet afgedrukt.
U dient de correcte papiersoort in de geselecteerde lade te laden of de
afdrukopdracht te annuleren.
5. De afdrukoptiebalken Lay-out, ColorWise en Beeldkwaliteit
selecteren om de toepasselijke instellingen voor de
afdrukopdracht te specificeren.
Deze afdrukopties zijn specifiek voor de server en de printer. Ze
onderdrukken instellingen die zijn gespecificeerd in
Printerinstelling, maar kunnen worden onderdrukt vanuit de Fiery
WebSpooler. Voor nadere informatie, het hoofdstuk Afdrukopties
raadplegen.
Indien u Standaardprofiel selecteert in de keuzelijst Opgeslagen
profielen, wordt de opdracht afgedrukt overeenkomstig de
instellingen die werden ingevoerd tijdens de instelling, dus de
huidige standaardinstellingen. Het hoofdstuk Afdrukopties
raadplegen.
14. Afdrukken vanaf Windows-werkstations
Xerox DocuColor 2006
14–6
Bepaalde opties kunnen ook worden ingesteld vanuit een
applicatie (bijvoorbeeld omgekeerde afdrukvolgorde of afdrukken
in sets). In deze gevallen verdient echter het aanbeveling om de
driver-optie te gebruiken om de functie uit te voeren in plaats van
de instelling te maken vanuit de applicatie, omdat anders de
applicatie het bestand mogelijk niet correct instelt voor het
afdrukken of de verwerking van het afdrukken langer duurt.
Indien u incompatibele afdrukinstellingen specificeert, kan er een
dialoogvenster verschijnen waarin dit wordt vermeld. De instructies in het
scherm volgen om het conflict op te lossen.
6. Om de nieuwe instellingen te gebruiken als de
standaardinstellingen voor dit werkstation, Toepassen
selecteren.
7. Om de instellingen te bewaren, de toets Huidige instellingen
opslaan selecteren (het pictogram lijkt op een diskette). Een
naam invoeren voor de instelling in het venster Profiel opslaan en
OK selecteren. De instellingen worden opgeslagen, zodat u ze op
een later tijdstip weer kunt gebruiken.
8. Om een groep instellingen te verwijderen, de toets Lijst van
instellingen opslaan en beheren selecteren (het pictogram lijkt
op een lijst). De gewenste naam van de instelling selecteren en
vervolgens Verwijderen en OK selecteren.
9. Om instellingen van een andere afdrukopdracht voor de
DocuColor 2006 te importeren, de toets Lijst van instellingen
opslaan en beheren selecteren. De gewenste instellingen met
de extensie .sav zoeken en OK selecteren.
10. Om instellingen naar een andere afdrukopdracht voor de
DocuColor 2006 te exporteren, de toets Lijst van instellingen
opslaan en beheren selecteren. De gewenste afdrukopdracht
zoeken en OK selecteren.
De instellingen zijn nu bewaard.
11. OK selecteren om het eigenschappenvenster te sluiten.
12. OK of Sluiten selecteren om het venster Afdrukken af te sluiten.
14. Afdrukken vanaf Windows-werkstations
Xerox DocuColor 2006
14–7
Opties instellen en afdrukken vanuit Windows 2000
Nadat u de PostScript-printerdriver en het PPD-bestand voor Windows
2000 heeft geïnstalleerd, kunt u afdrukinstellingen specificeren en
opdrachten afdrukken.
Afdrukken via PCL wordt niet ondersteund door Windows 2000.
U kunt de PCL-drivers en PPD-bestanden op de cd-rom met
gebruikerssoftware installeren en gebruiken om af te drukken vanaf
computers die onder Windows 95/98 of Windows NT 4.0 draaien. De
toepasselijke hoofdstukken raadplegen over het installeren van de
gebruikerssoftware en over het afdrukken vanaf Windows-werkstations voor
informatie over het installeren van en afdrukken met de Windows 95/98- en
Windows NT 4.0-drivers.
Om afdrukopties in te stellen en af te drukken vanuit Windows 2000
met behulp van de PostScript-printerdriver, dient u de volgende
procedure te volgen:
1. In de applicatie Afdrukken selecteren.
2. De DocuColor 2006 selecteren, vervolgens de afdrukopties voor
de opdracht instellen door (indien nodig) Eigenschappen en de
tabbladen met afdrukopties te selecteren.
3. De toets Geavanceerd selecteren in het tabblad Indeling of
Papier/Kwaliteit om het dialoogvenster met geavanceerde opties
weer te geven.
4. Een instelling selecteren uit de keuzelijst Papierformaat.
5. Naar Printertoepassingen gaan en de toepasselijke instellingen
voor de afdrukopdracht selecteren.
Wanneer u afdrukopties selecteert, worden incompatibele
afdrukinstellingen weergegeven met een waarschuwingssymbool
naast de naam. Indien u toch incompatibele afdrukinstellingen
specificeert, verschijnt een dialoogvenster dat u hierop attent
maakt. De aanwijzingen in het scherm volgen om het conflict op
te lossen.
14. Afdrukken vanaf Windows-werkstations
Xerox DocuColor 2006
14–8
6. OK selecteren.
Afhankelijk van de applicatie, zult u een van de twee
onderstaande dialoogvensters zien verschijnen.
7. OK selecteren en nogmaals OK selecteren om af te drukken; of,
indien de toets Afdrukken beschikbaar is, Afdrukken selecteren.
De opdracht wordt afgedrukt met de gespecificeerde instellingen.
14. Afdrukken vanaf Windows-werkstations
Xerox DocuColor 2006
14–9
Bewaarde instellingen gebruiken (Windows 95/98 en
Windows NT 4.0)
Instellingen van afdrukopties kunnen worden bewaard op de vaste
schijf van de computer, zodat u gemakkelijk specifiek geconfigureerde
instellingen voor een bepaalde afdrukopdracht kunt laden.
Instellingsbestanden kunnen ook worden gedeeld via een netwerk
dankzij de Import- en Export-mogelijkheden.
Hoewel de gebruikersinterface enigszins kan afwijken, zijn de volgende
procedures hetzelfde voor voor zowel PostScript- als PCL-drivers in
Windows 95/98 en Windows NT 4.0. De volgende voorbeelden hebben
betrekking op de PostScript-driver voor Windows 95/98.
Deze toepassing wordt niet ondersteund door Windows 2000.
Bewaarde instellingen maken
1. Controleren of Standaardprofiel wordt weergegeven in de
keuzelijst Opgeslagen profielen.
Wanneer u instellingen verandert, wordt er in het menu
Opgeslagen profielen Naamloos weergegeven in plaats van
Standaardprofiel.
2. De toets Huidige instellingen opslaan selecteren (het pictogram
dat op een diskette lijkt).
3. Een naam voor het profiel invoeren en OK selecteren.
Bewaarde instellingen laden
1. Controleren of de Standaardprofiel worden weergegeven in de
keuzelijst Opgeslagen profielen.
2. De instelling selecteren die u wilt gebruiken.
De opties worden automatisch geconfigureerd met de bewaarde
instellingen.
14. Afdrukken vanaf Windows-werkstations
Xerox DocuColor 2006
14–10
Bewaarde instellingen verwijderen
1. In het tabblad Fiery Printing, de toets Lijst van instellingen
opslaan en beheren selecteren.
2. De instellingen selecteren die u wilt verwijderen en Verwijderen
selecteren.
3. Ja selecteren om de verwijdering te bevestigen OK selecteren.
Bewaarde instellingen wijzigen
1. In het tabblad Fiery Printing, de keuzelijst Opgeslagen profielen
selecteren.
2. De instellingen selecteren die u wilt wijzigen.
De opties worden automatisch geconfigureerd met de bewaarde
instellingen.
3. De nieuwe instellingen configureren aan de hand van de
afdrukoptiebalken en vervolgens de toets Huidige instellingen
opslaan selecteren.
4. OK selecteren om de gewijzigde instellingen op te slaan.
14. Afdrukken vanaf Windows-werkstations
Xerox DocuColor 2006
14–11
Bewaarde instellingen exporteren
1. In het tabblad Fiery Printing, de toets Huidige instellingen
opslaan selecteren.
2. De bewaarde instellingen selecteren die u wilt exporteren en
Exporteren selecteren.
3. Naar de locatie gaan waar u het bestand wilt opslaan, een
bestandsnaam en OK selecteren.
De bestandsnaam dient de extensie .sav te krijgen en mag maximaal 8
tekens lang zijn (exclusief de extensie). De bestandsnaam hoeft niet
overeen te komen met de naam van de instelling.
4. OK selecteren in het dialoogvenster Profielen.
Bewaarde instellingen importeren
1. In het tabblad Fiery Printing, de toets Lijst van instellingen
opslaan en beheren selecteren.
2. De toets Importeren selecteren.
3. Naar de locatie gaan waar het bestand wordt opgeslagen. Het
bestand selecteren en OK selecteren.
4. OK selecteren in het dialoogvenster Profielen.
Wanneer u bewaarde instellingen importeert, worden ze in het menu
Opgeslagen profielen weergegeven met de naam van de instelling en niet de
bestandsnaam. Wanneer u bijvoorbeeld een bestand met de naam
present.sav importeert, wordt het weergegeven in het menu Opgeslagen
profielen als Presentatie (naam van de instelling).
14. Afdrukken vanaf Windows-werkstations
Xerox DocuColor 2006
14–12
Snelkoppelingen gebruiken
Het onderdeel Snelkoppelingen van de driverinterface bevat de huidige
instellingen van enkele van de meest gebruikte afdrukopties. Deze
instellingen kunt u snel en gemakkelijk veranderen door middel van de
Snelkoppelingen. Zo heeft u ook opties voor het veranderen
paginaopmaak- en afwerkingsopties binnen handbereik. U hoeft enkel
het tabblad Afwerking te selecteren, vervolgens met de rechter
muisknop te klikken op de afbeelding van de pagina recht onder
Snelkoppelingen (alleen bij PostScript-drivers).
Hoewel de gebruikersinterface enigszins kan afwijken, zijn de volgende
procedures hetzelfde voor zowel PostScript- als PCL-drivers in Windows
95/98, Windows 2000 en Windows NT 4.0.
Snel afdrukopties instellen
1. In het tabblad Fiery Printing, de muisaanwijzer op de afdrukoptie
plaatsen die u wilt instellen.
Wanneer de muisaanwijzer zich op de naam van de afdrukoptie
bevindt, verandert de cursor in een hand en wordt de naam van
de optie onderstreept.
2. De afdrukoptie selecteren en de toepasselijke instellingen
specificeren.
U kunt echter ook met de rechter muisknop op de afdrukopties
klikken en de instellingen rechtstreeks specificeren.
3. Toepassen selecteren om van de nieuwe instellingen de
standaardinstellingen te maken.
4. OK selecteren.
Snel afdrukopties instellen voor een pagina
1. In het tabblad Fiery Printing, het tabblad Afwerking selecteren.
Vervolgens de muisaanwijzer op de afbeelding van de pagina
plaatsen en er met de rechter muisknop op klikken.
Snelkoppelingen voor pagina’s zijn alleen beschikbaar in de PostScript-
drivers.
2. De toepasselijke instellingen specificeren voor de afdrukopties.
3. Toepassen selecteren om van de nieuwe instellingen de
standaardinstellingen te maken.
4. OK selecteren.
14. Afdrukken vanaf Windows-werkstations
Xerox DocuColor 2006
14–13
Aangepaste paginaformaten gebruiken in Windows
95/98 of Windows 2000
Wanneer u een aangepast paginaformaat gebruikt, definieert u de
pagina-afmetingen en de marges ter afbakening van het bedrukbare
gebied. U kunt drie verschillende aangepaste paginaformaten opslaan
voor uw afdrukopdrachten.
Aangepaste paginaformaten zijn niet beschikbaar in Windows NT 4.0.
Hoewel de gebruikersinterface enigszins kan afwijken, zijn de volgende
procedures hetzelfde voor zowel PostScript- als PCL-drivers in Windows
95/98 en Windows 2000. In de volgende voorbeelden wordt de PostScript-
driver voor Windows 95/98 weergegeven.
Een aangepast paginaformaat afdrukken
1. In de applicatie Afdrukken selecteren.
2. Het tabblad Fiery Printing selecteren.
3. De afdrukoptiebalk Papierbron selecteren.
4. De toets Aangepast selecteren.
5. De naam en de afmetingen van de pagina invoeren. Eventueel
andere opties selecteren die van toepassing zijn op de
aangepaste pagina en vervolgens OK selecteren.
De naam van de nieuwe aangepaste pagina wordt weergegeven
in de keuzelijst Paginaformaat.
6. OK selecteren.
Nadat u een aangepast paginaformaat heeft gedefinieerd, kunt u
dit binnen een applicatie gebruiken, zodat u niet voor elke
afdrukopdracht het paginaformaat steeds opnieuw hoeft te
definiëren.
14. Afdrukken vanaf Windows-werkstations
Xerox DocuColor 2006
14–14
Een aangepast paginaformaat afdrukken
1. Afdrukken selecteren in de applicatie.
2. Controleren of de Xerox DocuColor 2006 is geselecteerd als
printer, vervolgens Eigenschappen selecteren in het menu
Bestand.
3. Het tabblad Fiery Printing selecteren.
4. De afdrukoptiebalk Papierbron selecteren.
5. Het aangepaste paginaformaat selecteren uit de keuzelijst
Paginaformaat.
6. OK selecteren.
7. Nogmaals OK selecteren om de opdracht af te drukken.
14. Afdrukken vanaf Windows-werkstations
Xerox DocuColor 2006
14–15
Bestanden opslaan om op een externe locatie af te
drukken
Indien u zelf geen DocuColor 2006 heeft en van plan bent om met uw
bestanden naar een kopieercentrum, dienstenkantoor of een andere
locatie te gaan, dan dient u het aankruisvakje Afdrukken naar
bestand en OK te selecteren. Het bestand op de toepasselijke locatie
opslaan. Voor nadere informatie over het afdrukken naar een bestand,
de Windows-documentatie of de documentatie bij de applicatie
raadplegen.
U kunt ook afdrukken naar de poort voor bestanden om een bestand te
maken dat kan worden gedownload met behulp van WebDownloader.
Afdrukopties instellen voor een opdracht onder
Windows NT 4.0
U kunt afdrukken vanuit Windows NT 4.0 met behulp van de Adobe
PostScript-printerdriver of de PCL-printerdriver. Beide drivers bevinden
zich op de cd-rom met gebruikerssoftware.
Na installatie van de Adobe PostScript-printerdriver en het
bijbehorende PPD-bestand of de PCL-printerdriver en het
bijbehorende PPD-bestand kunt u afdrukopties specificeren.
De precieze procedures voor het instellen van opties en het afdrukken
zijn afhankelijk van de gebruikte printerdriver.
Wanneer u de Adobe PostScript-printerdriver gebruikt, kunt u opties
instellen per afdrukopdracht of standaardinstellingen invoeren voor alle
afdrukopdrachten die door uw computer naar de DocuColor 2006
worden gestuurd.
Dit hoofdstuk bevat informatie over het configureren van afdrukopties
voor Windows NT 4.0 voor zowel de PostScript-printerdriver als de
PCL-printerdriver.
Aangepaste afdrukopties van de PostScript- en de PCL-printerdriver
worden beschreven in het hoofdstuk Afdrukopties.
14. Afdrukken vanaf Windows-werkstations
Xerox DocuColor 2006
14–16
Afdrukopties instellen voor een PostScript-opdracht
(Windows NT 4.0)
1. In de applicatie Afdrukken selecteren.
2. Controleren of de DocuColor 2006 PostScript-printer is
geselecteerd en Eigenschappen selecteren in het menu
Bestand.
3. Het tabblad Fiery Printing selecteren.
In dit tabblad kunt u de meest gebruikte afdrukopties instellen.
4. De afdrukoptiebalk Papierbron selecteren.
a. Bij Paginaformaat, het papierformaat voor de
afdrukopdracht selecteren.
b. Bij Papierbron, de papierlade voor de afdrukopdracht
selecteren.
c. Bij Mediasoort, de papiersoort voor de afdrukopdracht
selecteren.
Voor nadere informatie over deze en andere afdrukopties, het
hoofdstuk Afdrukopties raadplegen.
Indien het papier dat in de geselecteerde lade is geladen van een andere
papiersoort is en/of een ander formaat of richting heeft dan is gespecificeerd
voor de afdrukopdracht die u naar de printer verstuurt, dan wordt er een
foutbericht weergegeven en wordt de afdrukopdracht mogelijk niet afgedrukt.
U dient de correcte papiersoort in de geselecteerde lade te laden of de
afdrukopdracht te annuleren.
14. Afdrukken vanaf Windows-werkstations
Xerox DocuColor 2006
14–17
5. De afdrukoptiebalken Lay-out, ColorWise, Beeldkwaliteit en
Afwerking selecteren om de toepasselijke instellingen voor de
afdrukopdracht te specificeren.
Deze afdrukopties zijn specifiek voor de server en de printer. Ze
onderdrukken instellingen die zijn gespecificeerd in
Printerinstellingen, maar kunnen worden onderdrukt in de Fiery
WebSpooler of het dialoogvenster Fiery Afdrukinstellingen
negeren. Voor nadere informatie over deze en andere
afdrukopties, het hoofdstuk Afdrukopties raadplegen.
Indien u de printerstandaardinstelling selecteert worden de
opdrachten afgedrukt overeenkomstig de oorspronkelijke
instellingen of de standaardinstellingen. Het hoofdstuk
Afdrukopties raadplegen.
Bepaalde opties kunnen ook worden ingesteld vanuit een applicatie
(bijvoorbeeld omgekeerde afdrukvolgorde of afdrukken in sets). In deze
gevallen verdient echter het aanbeveling om de driver-optie te gebruiken om
de functie uit te voeren in plaats van de instelling te maken vanuit de
applicatie, omdat anders de applicatie het bestand mogelijk niet correct
instelt voor het afdrukken of de verwerking van het afdrukken langer duurt.
6. OK selecteren.
7. Nogmaals OK selecteren om het dialoogvenster Afdrukken te
sluiten.
14. Afdrukken vanaf Windows-werkstations
Xerox DocuColor 2006
14–18
Afdrukopties instellen voor alle PostScript-opdrachten
(Windows NT 4.0)
1. Start, Instellingen en Printers selecteren.
2. Met de rechter muisknop klikken op het pictogram Xerox
DocuColor 2006 PostScript printer en Standaardwaarden
document selecteren.
3. Het tabblad Fiery Printing selecteren.
4. De toepasselijke standaarinstellingen voor alle afdrukopdrachten
specificeren zoals is beschreven in de vorige procedure.
5. OK selecteren.
Wanneer u de PostScript-printerdriver gebruikt, kunt u de
instellingen per afdrukopdracht instellen of standaardinstellingen
gebruiken voor alle afdrukopdrachten die u vanaf uw werkstation
naar de DocuColor 2006 verstuurt.
Afdrukopties instellen voor een PCL-opdracht
(Windows NT 4.0)
1. In de applicatie Afdrukken selecteren.
2. Het pictogram Xerox DocuColor 2006 PCL-printer selecteren en
Eigenschappen selecteren in het menu Bestand.
3. Het tabblad Fiery Printing selecteren.
Op dit tabblad vindt u de meest gebruikte afdrukopties.
4. De afdrukoptiebalk Papierbron selecteren.
a. Bij Paginaformaat, het papierformaat voor de
afdrukopdracht specificeren.
b. Bij Papierbron, de papierlade voor de afdrukopdracht
selecteren.
c. Bij Mediasoort, de papiersoort voor de afdrukopdracht
gebruiken.
Voor nadere informatie over deze en andere afdrukopties, het
hoofdstuk Afdrukopties raadplegen.
Indien het papier dat in de geselecteerde lade is geladen van een andere
papiersoort is en/of een ander formaat of richting heeft dan is gespecificeerd
voor de afdrukopdracht die u naar de printer verstuurt, dan wordt er een
foutbericht weergegeven en wordt de afdrukopdracht mogelijk niet afgedrukt.
U dient de correcte papiersoort in de geselecteerde lade te laden of de
afdrukopdracht te annuleren.
14. Afdrukken vanaf Windows-werkstations
Xerox DocuColor 2006
14–19
5. De afdrukoptiebalken Papierbron, Lay-out, ColorWise,
Beeldkwaliteit en Afwerking selecteren om de toepasselijke
instellingen voor de afdrukopdracht te specificeren.
Deze afdrukopties zijn specifiek voor de server en de printer. Ze
onderdrukken instellingen die zijn gespecificeerd in
Printerinstellingen, maar kunnen worden onderdrukt in de Fiery
WebSpooler. Voor nadere informatie over deze en andere
afdrukopties, het hoofdstuk Afdrukopties raadplegen.
Indien u de printerstandaardinstelling selecteert worden de
opdrachten afgedrukt overeenkomstig de oorspronkelijke
instellingen of de standaardinstellingen. Het hoofdstuk
Afdrukopties raadplegen.
Bepaalde opties kunnen ook worden ingesteld vanuit een
applicatie (bijvoorbeeld omgekeerde afdrukvolgorde of afdrukken
in sets). In deze gevallen verdient echter het aanbeveling om de
driver-optie te gebruiken om de functie uit te voeren in plaats van
de instelling te maken vanuit de applicatie, omdat anders de
applicatie het bestand mogelijk niet correct instelt voor het
afdrukken of de verwerking van het afdrukken langer duurt.
6. OK selecteren in het dialoogvenster Afdrukken.
Afdrukopties instellen voor alle PCL-opdrachten (Windows
NT 4.0)
1. Start, Instellingen en Printers selecteren.
2. Met de rechter muisknop klikken op het pictogram Xerox
DocuColor 2006 PCL-printer en Standaardwaarden document
selecteren.
3. Het tabblad Fiery Printing selecteren.
4. De toepasselijke standaardinstellingen voor alle afdrukopdrachten
specificeren zoals is beschreven in de bovenstaande procedure.
5. OK selecteren.
14. Afdrukken vanaf Windows-werkstations
Xerox DocuColor 2006
14–20
Afdrukken met WebDownloader
Het downloaden van bestanden met behulp van WebDownloader is
over het algemeen sneller dan het afdrukken vanuit applicatiesoftware.
U kunt de WebDownloader gebruiken om PostScript-, PCL-, EPS- en
PDF-bestanden af te drukken.
1. De toets WebDownloader selecteren.
2. De wachtrij selecteren in de keuzelijst Printerverbinding.
U kunt de bestanden downloaden naar de wachtrijen direct
(directe verbinding), print (afdrukwachtrij) en hold
(blokkeringswachtrij). Bestanden die naar de afdrukwachtrij
worden gestuurd, worden gespoold in het geheugen van de
printer. Bestanden die worden verzonden naar de
blokkeringswachtrij blijven in het geheugen tot ze worden
verplaatst naar de afdrukwachtrij of worden verwijderd.
3. Indien u een PDF-opdracht verzendt, dient u het aankruisvakje
PDF te selecteren. Indien dit aankruisvakje niet wordt
geselecteerd, kan de download tot een PS-fout leiden.
4. Het aantal exemplaren invoeren dat dient te worden afgedrukt.
Indien u een bepaald paginabereik wilt afdrukken, dient u de
eerste pagina en de laatste pagina van het afdrukbereik in te
voeren.
5. De toets Bladeren selecteren om het bestand te zoeken dat dient
te worden gedownload. Het bestand selecteren en Openen
selecteren.
1. De toets Bestand verzenden selecteren.
Xerox DocuColor 2006
15–1
Afdrukken vanaf Macintosh OS-
werkstations
U kunt naar de DocuColor 2006 afdrukken zoals u naar elke andere
printer vanuit eender welke applicatie zou doen, namelijk door de
DocuColor 2006 te selecteren als de huidige printer in de Kiezer en
vervolgens het bestand af te drukken vanuit de applicatie.
Een andere manier om af te drukken vanaf een computer die onder
Mac OS draait, is PostScript-, Encapsulated PostScript (EPS)- of
Portable Document Format (PDF)-bestanden te downloaden met
behulp van WebDownloader. De sectie WebDownloader gebruiken in
het hoofdstuk Fiery WebTools gebruiken raadplegen.
Afdrukken vanuit applicaties
Alvorens u vanuit applicaties naar de DocuColor 2006 kunt afdrukken,
dient u de printer eerst te selecteren in de Kiezer. Wanneer u dat heeft
gedaan, kunt u door gebruik te maken van de Adobe PostScript-
printerdriver en het correcte PostScript Printer Description (PPD)-
bestand allerhande soorten documenten afdrukken met DocuColor
2006 door opdrachtinstellingen te specificeren in
afdrukdialoogvensters.
De printer selecteren in de Kiezer
Alvorens u een opdracht afdrukt, dient u na te gaan of de DocuColor
2006 de momenteel geselecteerde printer is.
1. Controleren of de DocuColor 2006 is verbonden met het netwerk
en AAN staat.
2. De Kiezer selecteren in het Apple-menu.
3. Het symbool AdobePS selecteren en controleren of AppleTalk is
ingesteld op Actief.
15
15. Afdrukken vanaf Macintosh OS-werkstations
Xerox DocuColor 2006
15–2
4. Indien het netwerk in zones is onderverdeeld, de zone selecteren
waarin de printer zich bevindt.
5. De printer selecteren op basis van
<printernaam>_<apparaatnaam >_<wachtrijnaam > uit de lijst
Een PostScript-printer selecteren.
De namen van alle ondersteunde printers in de zone worden
weergegeven in de lijst rechts.
Indien de systeembeheerder de verbinding naar de
printerwachtrij of de directe verbinding niet heeft ingeschakeld,
dan worden de corresponderende namen niet in deze lijst
weergegeven.
6. Het venster van de Kiezer sluiten.
De printer blijft geselecteerd als de huidige printer tot u een
nieuwe printer selecteert in de Kiezer.
15. Afdrukken vanaf Macintosh OS-werkstations
Xerox DocuColor 2006
15–3
Opties instellen en afdrukken vanaf Mac OS-werkstations
In Mac OS-applicaties kunnen afdrukopties zowel in het dialoogvenster
Pagina-instelling als in het dialoogvenster Print worden ingesteld. Voor
nadere informatie over specifieke afdrukopties, het hoofdstuk
Afdrukopties raadplegen.
Bepaalde standaardafdrukopties zijn tijdens de installatie door de
systeembeheerder ingesteld. Contact opnemen met de systeembeheerder
voor nadere informatie over de huidige standaardinstellingen van de server.
1. Een bestand openen en Pagina-instelling selecteren in het
menu Bestand van de applicatie.
2. In het dialoogvenster dat wordt weergegeven, de instelling
Pagina-eigenschappen specificeren voor de afdrukopdracht.
Controleren of de DocuColor 2006 wordt vermeld als de printer.
De precieze inhoud van het dialoogvenster Pagina-instelling kan per
applicatie verschillen.
3. OK selecteren.
15. Afdrukken vanaf Macintosh OS-werkstations
Xerox DocuColor 2006
15–4
4. Afdrukken selecteren uit het menu Bestand van de applicatie.
Controleren of de DocuColor 2006 wordt vermeld als de printer.
Instellingen specificeren voor de weergegeven afdrukopties.
De precieze inhoud van het dialoogvenster Afdrukken kan per applicatie
verschillen.
Uit de keuzelijst Papierinvoer, de papierlade voor de opdracht
selecteren. U kunt bijvoorbeeld aangeven dat de opdracht dient te
worden afgedrukt op pagina’s uit Lade 2.
Indien het papier dat in de geselecteerde lade is geladen van een
andere papiersoort is en/of een ander formaat of richting heeft
dan is gespecificeerd voor de afdrukopdracht die u naar de printer
verstuurt, dan wordt er een foutbericht weergegeven en wordt de
afdrukopdracht mogelijk niet afgedrukt. U dient de correcte
papiersoort in de geselecteerde lade te laden of de
afdrukopdracht te annuleren.
15. Afdrukken vanaf Macintosh OS-werkstations
Xerox DocuColor 2006
15–5
5. Specifieke opties van deze printer selecteren en de
toepasselijke instellingen specificeren voor de afdrukopdracht.
Deze afdrukopties zijn specifiek voor de DocuColor 2006.
Mogelijk dient u de schuifbalk rechts in het venster te gebruiken
om alle opties te kunnen bekijken. Deze opties onderdrukken de
instellingen in Printerinstellingen, maar kunnen worden gewijzigd
vanuit de Fiery WebSpooler. Voor informatie over deze opties,
het hoofdstuk Afdrukopties raadplegen.
Controleren of uw selecties overeenkomen met de papierspecificaties van
de printer. Het hoofdstuk Technische informatie raadplegen voor nadere
informatie.
Indien u Printerstandaard selecteert, wordt de opdracht
afgedrukt met de instellingen die werden ingevoerd tijdens de
installatie of met de standaardinstellingen. Voor informatie over
deze opties, het hoofdstuk Afdrukopties raadplegen.
Bepaalde PPD-opties kunnen ook worden ingesteld vanuit een
applicatie (bijvoorbeeld omgekeerde afdrukvolgorde of afdrukken
in sets). In deze gevallen verdient echter het aanbeveling om de
PPD-optie te gebruiken om de functie uit te voeren in plaats van
de instelling te maken vanuit de applicatie, omdat anders de
applicatie het bestand mogelijk niet correct instelt voor het
afdrukken of dat de verwerking van het afdrukken langer duurt.
Indien u incompatibele afdrukinstellingen specificeert, kan er een
dialoogvenster verschijnen. De instructies in het scherm volgen
om het conflict op te lossen.
6. Indien u van de nieuwe instellingen de standaardinstellingen wilt
maken, de knop Instellingen opslaan selecteren.
7. Afdrukken selecteren.
De DocuColor 2006 biedt geen ondersteuning voor het afdrukken van een
omslagpagina vanuit de Adobe PS-printerdriver.
Afdrukken vanuit een applicatie
Hoewel de procedure voor afdrukken per applicatie enigszins kan
verschillen, verloopt de algemene procedure als volgt:
1. Nadat u een document heeft gemaakt, Afdrukken selecteren in
het menu Bestand.
2. De DocuColor 2006 selecteren uit de keuzelijst Printer en
afdrukopties selecteren.
3. OK selecteren om de afdrukopdracht naar de printer te versturen.
15. Afdrukken vanaf Macintosh OS-werkstations
Xerox DocuColor 2006
15–6
Een aangepast paginaformaat definiëren
Wanneer u een aangepast paginaformaat wilt gebruiken, definieert u
eerst de pagina-afmetingen en de marges. Daarna kunt afdrukken
vanuit de applicatie zonder dat u bij elke afdrukopdracht het formaat
opnieuw hoeft te definiëren.
1. Pagina-instelling selecteren vanuit het menu Bestand in de
applicatie.
2. Als papier, Keuze selecteren.
3. Uit de keuzelijst onder Printer, Standaard keuzepagina
selecteren.
4. De pagina-afmetingen en marges invoeren.
U kunt de minimale en maximale afmetingen bekijken in de
vensters onder PPD-Limietspunten.
Controleren of de selecties overeenkomen met de papierspecificaties van de
printer. Het hoofdstuk Technische informatie raadplegen voor nadere
informatie.
5. Om dit aangepaste paginaformaat op te slaan, dient u een naam
ervoor in te voeren en Toevoegen te selecteren.
Opgeslagen aangepaste paginaformaten worden weergegeven in
het menu met paginaformaten rechtsboven in het dialoogvenster.
Om een aangepast paginaformaat te verwijderen, dient u het in
het menu te selecteren en Verwijderen te selecteren.
6. OK selecteren.
Xerox DocuColor 2006
16–1
Fiery WebTools gebruiken
De Fiery-hulpprogramma’s stellen externe gebruikers in staat
serverfuncties te bekijken. Gebruikers zijn ook in staat opdrachten
extern te beheren indien de systeembeheerder dergelijke rechten heeft
toegekend.
In dit hoofdstuk wordt een inleiding gegeven op de Fiery WebTools,
waarbij een beschrijving van de hulpprogramma’s en de procedure
voor het activeren ervan wordt gegeven.
Fiery WebTools - overzicht
Fiery WebTools is aanwezig op de DocuColor 2006 en kan worden
geactiveerd vanaf Windows 95/98-, Windows 2000-, Windows NT 4.0-
en Mac OS-clientwerkstations met Internetbrowsers die de Java-
programmeertaal ondersteunen.
De Fiery-software beschikt over een homepage waarop de
serverfuncties kunnen worden bekeken en opdrachten extern kunnen
worden bewerkt.
Voor enkele functies, zoals WebSpooler, is mogelijk een toegangscode
nodig indien de beheerder toegangscodes voor de beheerder en de
operateur heeft ingesteld.
Voor de Status-, WebLink- en WebDownloader WebTools worden
geen speciale toegangsrechten vereist. Zolang de beheerder Web
Services heeft ingeschakeld tijdens de instelling en aan de gebruikers
het IP-adres van de printer heeft doorgegeven, kan iedereen deze
WebTools gebruiken.
16
16. Fiery WebTools gebruiken
Xerox DocuColor 2006
16–2
In de volgende tabel worden de Fiery WebTools die vanaf de Fiery-
homepage kunnen worden geactiveerd, kort beschreven met een
verwijzing naar de correcte documentatie ter ondersteuning.
WebTool Samenvatting
Status Geeft de opdrachten weer die momenteel worden verwerkt en
afgedrukt.
WebSpooler* Voor het bekijken, opnieuw aanvragen, bewerken, opnieuw
afdrukken en verwijderen van opdrachten die momenteel
worden gespoold, verwerkt of afgedrukt. Stelt gebruikers in
staat het takenlogboek te bekijken, af te drukken en te
verwijderen.
WebLink Voorziet in een koppeling met een andere webpagina indien u
over een geldige internet-aansluiting beschikt. De
oorspronkelijke bestemming van WebLink is www.xerox.com.
Deze bestemming kan door de systeembeheerder worden
gewijzigd.
Installer Voor het rechtstreeks downloaden van de
installatieprogramma’s voor de printerbestanden via de server.
WebDownloader Stelt downloaden van PostScript-, PCL-, EPS- en PDF-
bestanden naar de printer in staat.
WebSetup* Stelt de systeembeheerder in staat om de Fiery-configuratie
(instellingen) extern aan te passen.
Font Manager Stelt het downloaden van fonts naar de printer in staat.
*Specifieke procedures voor de hulpprogramma’s Fiery Link,
WebSpooler en WebSetup worden beschreven in de bijbehorende
hoofdstukken. De hoofdstukken Fiery Link gebruiken, Fiery
WebSpooler gebruiken en Instelling via WebSetup uitvoeren
raadplegen voor meer informatie.
In de volgende paragrafen van dit hoofdstuk wordt voorzien in meer
informatie en procedures voor de andere WebTools.
16. Fiery WebTools gebruiken
Xerox DocuColor 2006
16–3
Fiery WebTools activeren
De Internet-browserapplicatie openen.
1. Het IP-adres of de DNS-naam van de DocuColor 2006 invoeren
in de URL-regel van de browser.
2. Indien aanmeldvenster wordt weergegeven, Gast selecteren en
vervolgens OK.
Het aanmeldvenster wordt alleen weergegeven indien de systeembeheerder
een toegangscode heeft ingesteld. Toegang als gast is voldoende voor de
Status-, WebLink- en WebDownloader WebTools, zoals beschreven in deze
paragraaf.
De Fiery WebTools-homepage wordt weergegeven met de
afzonderlijke Fiery WebTools aan de linkerkant.
3. Om een van de Fiery WebTools te activeren de naam van het
gewenste hulpprogramma selecteren.
De cursor boven de toetsen bewegen voor informatie over de
selecties.
16. Fiery WebTools gebruiken
Xerox DocuColor 2006
16–4
Status WebTool gebruiken
Via Status WebTool worden de opdrachten die momenteel worden
verwerkt en afgedrukt, weergegeven.
1. Uw Internet- of Intranetbrowser starten en naar de Fiery
WebTools-homepage gaan.
2. De toets Status selecteren.
De huidige RIP-status en de printerstatus worden weergegeven.
3. Om een nieuw browservenster te openen voor de weergave van
Status, Float selecteren. U kunt vervolgens de andere
browservensters sluiten en het venster Status openhouden om
door te gaan met het controleren van de opdrachten die worden
verwerkt en afgedrukt. Zolang u het venster Status geopend
houdt, wordt dit dynamisch bijgewerkt.
Voor meer informatie over de status van opdrachten, Fiery
WebSpooler gebruiken. U kunt Fiery Link ook gebruiken zoals
wordt beschreven in het hoofdstuk Fiery Link gebruiken.
WebLink gebruiken
Via WebLink wordt u verbonden met een helppagina of meerdere
webpagina’s indien u over een geldige Internet-aansluiting beschikt.
De systeembeheerder kan de WebLink-bestemming instellen.
1. Naar de Fiery WebTools-homepage gaan.
2. De toets WebLink selecteren en de beschikbare informatie
bekijken.
16. Fiery WebTools gebruiken
Xerox DocuColor 2006
16–5
Installer WebTool gebruiken
Via Installer WebTool kunt u printerdrivers rechtstreeks van de printer
naar het werkstation downloaden.
Dit hulpprogramma niet gebruiken bij Windows 2000-printerdrivers.
1. De Internet- of intranetbrowser activeren en naar de Fiery
WebTools-homepage gaan.
2. Indien een aanmeldvenster verschijnt, een aanmeldniveau
selecteren. Indien nodig een toegangscode invoeren. OK
selecteren.
Het aanmeldvenster wordt alleen weergegeven indien de systeembeheerder
een toegangscode heeft ingesteld. Bij aanmelding als gast wordt geen
toegangscode vereist. Gasten hebben volledige toegang tot Installer
WebTool.
3. De toets Installer selecteren.
16. Fiery WebTools gebruiken
Xerox DocuColor 2006
16–6
4. Onder de naam van uw besturingssysteem Printerbestanden
selecteren.
Voor Windows-werkstations wordt een dialoogvenster
weergegeven waarin wordt gevraagd het bestand op te slaan op
de geselecteerde locatie.
Voor Mac OS-werkstations wordt een map met de naam
Printerdriver gedownload naar het bureaublad in een BinHex-
gecodeerd, gecomprimeerd formaat. Indien uw internetbrowser is
uitgerust met een decomprimeerprogamma zoals StuffIt
Expander, wordt de map automatisch gedecodeerd en
gedecomprimeerd.
5. Een van de volgende stappen uitvoeren:
Voor Windows-werkstations naar de locatie bladeren waar u
het bestand Prntdrve.exe wilt opslaan en Opslaan
selecteren.
Voor Mac OS-werkstations, indien de map Printerdriver niet
automatisch is gedecodeerd en gedecomprimeerd, een
hulpprogramma activeren die deze functie kan uitvoeren.
6. Voor Windows-werkstations dubbelklikken op het bestand
Prntdrve.exe of bladeren naar de locatie waar u de map wilt
installeren en Volgende selecteren.
7. De correcte printerdriver voor uw besturingssysteem installeren.
Het hoofdstuk De gebruikerssoftware installeren voor uw
besturingssysteem raadplegen.
16. Fiery WebTools gebruiken
Xerox DocuColor 2006
16–7
WebDownloader gebruiken
WebDownloader stelt u in staat PostScript-, Encapsulated PostScript
(EPS)-, PCL- en Portable Document Format (PDF)-bestanden naar de
printer te zenden zonder het bestand eerst in een applicatie te openen.
1. De Internet- of intranetbrowser activeren en naar de Fiery
WebTools-homepage gaan.
2. De toets WebDownloader selecteren.
3. De wachtrij selecteren in het keuzemenu Print Connection.
4. De bestanden kunnen naar de wachtrij directe verbinding,
afdrukwachtrij of blokkeringswachtrij worden verzonden.
Bestanden die naar de afdrukwachtrij worden verzonden, worden
in het printergeheugen gespoold. Bestanden die naar de
blokkeringswachtrij worden verzonden, blijven in het geheugen
totdat ze naar de afdrukwachtrij worden verplaatst of worden
verwijderd.
5. Indien u een PDF-opdracht verzendt, het vakje PDF selecteren.
Indien dit vakje niet wordt geselecteerd, kan tijdens het
downloaden een PS-fout optreden.
6. Het gewenste aantal afdrukken invoeren. Indien u pagina’s
binnen een bepaald bereik wilt afdrukken, voert u de eerste en de
laatste pagina van het bereik in.
7. De toets Bladeren selecteren om te zoeken naar het te
downloaden bestand. Het bestand selecteren en vervolgens
Openen.
8. De toets Send File selecteren.
16. Fiery WebTools gebruiken
Xerox DocuColor 2006
16–8
Font Manager
Font Manager stelt u in staat speciale fonts die niet bij de ingebouwde
printerfonts zijn ingesloten te downloaden, te handhaven of te
herstellen.
1. De Internet- of intranetbrowser activeren en naar de Fiery
WebTools-homepage gaan.
2. De toets Font Manager selecteren.
3. Om een font te downloaden, de toets Browse selecteren en naar
het gewenste font zoeken. De toets Download Font selecteren.
4. Om het gedownloade font te handhaven, het vakje Validate
Only selecteren. De toets Browse selecteren en zoeken naar het
gewenste Font Backup File. De toets Download Font Backup
File selecteren.
5. Om het backup-font te herstellen de toets Get Font Backup File
selecteren.
Xerox DocuColor 2006
17–1
Fiery Link gebruiken
Fiery Link is ontworpen om u te voorzien van de up-to-date status van
afdrukopdrachten en aangesloten servers. De status van de
afdrukopdrachten wordt gecontroleerd en u wordt geattendeerd op
fouten. U kunt bijvoorbeeld zien hoeveel afdrukopdrachten er vóór uw
opdracht in de wachtrij staan. Fiery Link biedt ook informatie over
papier en tonerniveaus. U kunt bijvoorbeeld garanderen dat de
opvangbak leeg is alvorens een opdracht te verzenden die wordt
gesorteerd.
Voor informatie over het installeren en configureren van Fiery Link en
ondersteunde netwerkprotocollen het hoofdstuk De Fiery-software
installeren voor Windows en Macintosh.
De Windows- en Mac OS-versies van Fiery Link zijn in het algemeen
gelijk; verschillen worden in deze paragraaf aangegeven. Waar zowel
dialoogvensters van Windows als van Mac OS worden geïllustreerd,
wordt eerst de Windows-versie en vervolgens de Mac OS-versie
weergegeven.
Voor Fiery Link WebTools worden geen speciale toegangsrechten
vereist.
17
17. Fiery Link gebruiken
Xerox DocuColor 2006
17–2
Starten met Fiery Link:
1. Een van de volgende stappen uitvoeren:
a. Voor Windows: Dubbelklikken op het pictogram Fiery Link
of Fiery Link selecteren in het menu Start>Programma’s.
b. Voor Macintosh OS: Dubbelklikken op het pictogram van de
vaste schijf en dubbelklikken op de map Fiery.
Het hoofdvenster van Fiery Link wordt weergegeven.
U kunt de volgende stappen uitvoeren:
Het minteken (-) selecteren om Fiery Link te minimaliseren
op de de taakbalk (alleen Windows).
De pijltoetsen-omhoog en -omlaag aan de linkerkant
selecteren om door de Fiery Link-hulpprogramma’s te
schuiven.
In het linkervenster wordt het geselecteerde Fiery-
hulpprogramma weergegeven.
Het vinkje selecteren om voorkeuren te selecteren.
Het Fiery-symbool selecteren om My Fiery List te bewerken.
De pijltoetsen-omhoog en -omlaag aan de rechterkant
selecteren om door de lijst met servers en afdrukopdrachten
te schuiven.
In het rechtervenster worden de geselecteerde server of
afdrukopdracht weergegeven.
De toetsen Alt en F4 indrukken (Windows) of de toetsen
Commando en Q (Mac OS) om Fiery Link af te sluiten.
17. Fiery Link gebruiken
Xerox DocuColor 2006
17–3
2. De momenteel geselecteerde server of afdrukopdracht selecteren
voor een lijst met alle aangesloten servers of alle
afdrukopdrachten.
3. In deze lijst de DocuColor 2006 of de opdracht waarover u
informatie wilt, selecteren.
4. Het momenteel geselecteerde Fiery Link-hulpprogamma
selecteren voor een lijst met alle hulpprogramma’s (zie hierna) en
een hulpprogramma selecteren.
17. Fiery Link gebruiken
Xerox DocuColor 2006
17–4
Fiery Link-hulpprogramma’s
Fiery Link omvat de volgende hulpprogramma’s die kunnen worden
gebruikt om een afdrukopdracht of een aangesloten printer te
controleren. Wanneer de pijltoetsen-omhoog of -omlaag worden
geselecteerd, kunt u door de lijst met hulpprogramma’s schuiven en
elk hulpprogramma in het venster Fiery Link openen.
Pictogram Hulp-
programma
Indien een
afdrukopdracht is
geselecteerd
Indien een server is
geselecteerd
Status Toont de opdrachtstatus
en het aantal verwerkte
pagina’s.
Toont de status van de
server, inclusief
foutberichten. U kunt een
foutbericht laten verdwijnen
door het venster Fiery Link
te selecteren.
Positie in
wachtrij
Toont het aantal
opdrachten vóór de
geselecteerde opdracht in
de wachtrij.
Toont het totaal aantal
actieve opdrachten in de
wachtrij voor afdrukken.
Bestandsinfo Toont de bestandsnaam,
het tijdstip waarop het
bestand naar de printer is
verzonden, de
printernaam, het aantal
pagina’s en het aantal
afdrukken.
Toont de printernaam en
het aangesloten apparaat,
het totaal aantal opdrachten
in de wachtrij en het aantal
van die opdrachten dat door
de gebruiker is verzonden.
Invoerladen
(zie hierna)
Toont papierniveaus in de
papierladen van de
geselecteerde printer.
Toont papierniveaus in alle
laden van de printer.
Toner (zie
hierna)
Toont tonerniveaus voor
de geselecteerde printer.
Toont tonerniveaus voor de
printer.
Info over
Fiery
Toont de naam van het
model, de hoeveelheid
geheugen, de processor
en de softwareversie van
de printer.
Toont de naam van het
model, de hoeveelheid
geheugen, de processor en
de softwareversie van de
printer.
Hulp Toont de namen van
contactpersonen en
informatie over de printer.
Toont de namen van
contactpersonen en
informatie over de printer.
17. Fiery Link gebruiken
Xerox DocuColor 2006
17–5
Invoerladen—Er wordt een pictogram gebruikt voor de weergave van
het papierniveau in elke lade. Een rood pictogram geeft aan dat de
papierlade leeg is, een geel pictogram dat de papierlade minder dan
de helft vol is en een groen pictogram dat de papierlade meer dan de
helft vol is. Via de pijltoetsen-omhoog en -omlaag kunt u door de
beschikbare papierladen schuiven.
Toner— Via dit pictogram wordt de hoeveelheid toner in de printer
aangegeven. Er wordt een waarschuwing weergegeven wanneer de
toner bijna op is.
17. Fiery Link gebruiken
Xerox DocuColor 2006
17–6
Voorkeuren instellen
1. Preferences selecteren in het hoofdvenster om het dialoogvenster
Preferences te bekijken.
2. De voorkeuren instellen voor de My Fiery List-opties:
Indien Track my print jobs is geselecteerd en de huidige
afdrukopdracht wordt geselecteerd wordt het venster Active
Job List weergegeven.
17. Fiery Link gebruiken
Xerox DocuColor 2006
17–7
Indien Monitor my Fierys is geselecteerd en de huidige
DocuColor 2006 wordt geselecteerd, wordt Device List
weergegeven.
Indien Both is geselecteerd en de huidige afdrukopdracht of
de huidige printer wordt geselecteerd worden de vensters
Active Job List én Device List weergegeven.
3. De voorkeuren voor de opties General en Alert instellen voor het
volgen van afdrukopdrachten, het controleren van servers, of
beide:
Show tool tips in-/uitschakelen
Show animations in-/uitschakelen
Audible alerts in-/uitschakelen
Stack alerts in-/uitschakelen
Processing errors in-/uitschakelen
Printing errors in-/uitschakelen
File printed notification in-/uitschakelen
Consumable warnings in-/uitschakelen
17. Fiery Link gebruiken
Xerox DocuColor 2006
17–8
My Fiery List van Fiery Link gebruiken
1. De toets DocuColor 2006 selecteren om My Fiery List te
activeren.
2. My Fiery List gebruiken om printers te specificeren die u via Fiery
Link wilt controleren.
3. Een menu activeren via het statusgebied van de Windows-
taakbalk voor informatie over Fiery Link, enkele Fiery Link-opties
instellen of de applicatie afsluiten.
4. Met de rechtermuisknop op het Fiery Link-pictogram klikken in het
statusgebied van de Windows-taakbalk.
5. Een van de opties in de keuzelijst selecteren.
Opties met een vinkje zijn ingeschakeld.
6. About Fiery Link selecteren voor informatie over de versie.
7. Always on Top selecteren om de optie in of uit te schakelen.
Indien deze optie is ingeschakeld, wordt het venster Fiery Link
altijd op de voorgrond weergegeven (voor andere geopende
vensters). Indien deze optie is uitgeschakeld, kan het venster
Fiery Link worden verborgen door andere geopende vensters.
8. Dock Fiery Link selecteren om de optie in of uit te schakelen.
Indien deze optie is ingeschakeld, wordt het venster Fiery Link
automatisch uiterst links of uiterst rechts op het scherm geplaatst.
Indien deze optie is uitgeschakeld, kunt u het venster Fiery Link
op het scherm plaatsen waar u wilt.
9. Exit selecteren om Fiery Link af te sluiten.
Xerox DocuColor 2006
18–1
Fiery WebSpooler gebruiken
Fiery WebSpooler maakt het volgen van opdrachten en beheer van
meerdere platforms via het Internet of intranet mogelijk.
Fiery WebSpooler, een van de Fiery WebTools, wordt via uw
Internetbrowser en de Fiery WebTools-homepage geactiveerd.
Opdrachten met Fiery WebSpooler controleren en
beheren
U kunt Fiery WebSpooler gebruiken om de volgende functies via het
werkstation uit te voeren:
Huidige instellingen voor opdrachtopties negeren
Opdrachten verwijderen en verwerking annuleren
Opdrachten dupliceren of hernoemen
Een opdracht verwerken en de rastergegeven vasthouden
Opdrachten vasthouden in het gebied Spool of RIP
Rastergegevens van RIP-bestanden verwijderen
De prioriteit van opdrachten wijzigen
Takenlogboek weergeven, afdrukken of verwijderen
18
18. Fiery WebSpooler gebruiken
Xerox DocuColor 2006
18–2
Het venster Fiery WebSpooler activeren
1. UW Internet- of Intranetbrowser starten en naar de Fiery
WebTools-homepage gaan.
2. Op de homepage van Fiery, WebSpooler selecteren.
Het venster Fiery WebSpooler wordt in een nieuw browservenster
weergegeven.
18. Fiery WebSpooler gebruiken
Xerox DocuColor 2006
18–3
Info over het venster Fiery WebSpooler
U kunt in het venster Fiery WebSpooler printerfuncties bekijken. Het
venster is de interface voor de besturing van deze functies.
Het venster Fiery WebSpooler wordt door de statusbalken In wachtrij
plaatsen, Verwerken en Afdrukken verdeeld in drie gebieden. Wanneer
de printer opdrachten ontvangt, wordt het venster van Fiery
WebSpooler een dynamisch scherm dat wordt gevuld met de namen
van opdrachten en de kenmerken ervan.
De gebieden In wachtrij plaatsen, Verwerken en Afdrukken in het
venster Fiery WebSpooler geven de fases tijdens het afdrukken van
een opdracht weer. Opdrachten komen bovenaan binnen (In wachtrij
plaatsen) en zakken naar beneden tot aan het gebied Afdrukken, tenzij
ze onderweg worden vastgehouden.
Opdrachtpictogrammen
Drie typen pictogrammen worden gebruikt voor zowel actieve
opdrachten als vastgehouden opdrachten.
Pictogram Actieve opdrachten
(witte pictogrammen en
rijen)
Vastgehouden opdrachten
(gele pictogrammen en rijen)
Printer-
pictogrammen
PostScript-, PCL- of raster-
gegevens die moeten worden
afgedrukt (boven) of zijn
afgedrukt (onder).
PostScript - of PCL-gegevens
die worden afgedrukt en
vastgehouden of opdracht die
wordt vastgehouden na
afdrukken (Blokkeren)
Rasterpictogram
PostScript-, PCL- en raster-
gegevens na afdrukken,
gereed voor snel opnieuw
afdrukken
PostScript- of PCL-gegevens
die reeds zijn verwerkt en
worden vastgehouden.
Soorten opdrachten
Gespoolde opdrachten—Opdrachten die worden weergegeven
in het gebied onder de statusbalk In wachtrij plaatsen zijn
PostScript-bestanden die op de printer zijn opgeslagen. Deze
opdrachten zijn naar de afdrukwachtrij (witte pictogrammen) of
naar de blokkeringswachtrij (gele pictogrammen) verzonden.
18. Fiery WebSpooler gebruiken
Xerox DocuColor 2006
18–4
RIP-opdrachten—Opdrachten die worden weergegeven in het
gebied onder de statusbalk Verwerken zijn gereed voor
afdrukken. Deze zijn reeds gerasterd (RIP-proces of verwerkt
voor afdrukken) en zijn wachtende, op volgorde, voor toegang tot
de printer. Gerasterde opdrachten kunnen tevens worden
vastgehouden; vastgehouden opdrachten worden met een geel
pictogram getoond.
Afgedrukte opdrachten—Opdrachten die worden weergegeven
in het gebied onder de statusbalk Afdrukken zijn reeds afgedrukt.
Afgedrukte opdrachten kunnen op de printer worden opgeslagen.
Het aantal opdrachten dat kan worden opgeslagen (1 t/m 00) is
aangegeven in Setup.
Fouten—Opdrachten met een fout worden in rood weergegeven.
Om de fout weer te geven dubbelklikken op de opdrachtregel. In
acht houden dat u de opdrachteigenschappen niet kunt
controleren en een opdracht met een fout niet kunt vasthouden.
Indien uw opdracht niet wordt weergegeven in het venster Fiery
WebSpooler, is de opdracht waarschijnlijk reeds afgedrukt; indien dit het
geval is, wordt dit in het takenlogboek weergegeven. Om het takenlogboek
te bekijken in het menu Venster, Takenlogboek weergeven selecteren.
Voor meer informatie de paragraaf Takenlogboek gebruiken raadplegen.
Opdrachtopties en opdrachtstroom wijzigen
Via de commando’s in het menu Taak kunt u de bestemmingen,
eigenschappen en andere kenmerken van opdrachten die in het
venster Fiery WebSpooler worden weergegeven, wijzigen.
Commando menu Job Actie Rastergegevens worden:
Taak/taken verwijderen Opdracht(en) uit de lijst
verwijderen.
Verwijderd
Afdrukken annuleren De opdracht die momenteel wordt
afgedrukt, annuleren.
Verwijderd
Verwerken annuleren De opdracht die momenteel wordt
verwerkt, annuleren.
Verwijderd
Taak/taken dupliceren Een of meer geselecteerde
PostScript- of PCL-
gegevensopdrachten in de
gebieden In wachtrij plaatsen of
Afdrukken kopiëren (creëert een
verwijzing naar de originele
opdracht, met dezelfde naam).
n.v.t.
(Dit commando is niet
beschikbaar voor
rasteropdrachten.)
18. Fiery WebSpooler gebruiken
Xerox DocuColor 2006
18–5
Hernoemen Nieuwe naam aan de opdracht
geven (PostScript- of PCL-
bestand met of zonder raster).
Niet gewijzigd, maar
gekoppeld aan de nieuwe
naam.
Opmerking: Indien de
hernoemde opdracht wordt
afgedrukt, reflecteert het
takenlogboek de originele
naam van de opdracht.
Blokkeren De opdracht op de huidige plaats
vasthouden (behalve bij een
afgedrukte opdracht die wordt
verplaatst naar het gebied In
wachtrij plaatsen of Verwerken).
Voor onbeperkte tijd
vastgehouden in gebied
Verwerken, indien deze nog
deel uitmaken van de
opdracht.
Verwerken en blokkeren De opdracht verwerken en in het
gebied Verwerken vasthouden.
Voor onbeperkte tijd
vastgehouden in gebied
Verwerken.
Afdrukken De opdracht afdrukken wanneer
deze aan de beurt is (eerst
verwerken indien deze geen
rastergegevens heeft). De
afgedrukte opdracht wordt in het
afdrukgebied gehouden tot de
opdrachtlimiet is bereikt.
Tijdelijk in RAM bewaard
totdat geheugen nodig is voor
een andere opdracht.
Afdrukken en blokkeren De opdracht afdrukken wanneer
deze aan de beurt is (eerst
verwerken indien deze geen
rastergegevens heeft). Na het
afdrukken worden de PostScript-
of PCL-gegevens en het raster in
het gebied Verwerken
vastgehouden.
Voor onbeperkte tijd
vastgehouden in gebied
Verwerken (opgeslagen naar
schijf)
Volgende verwerken Topprioriteit aan deze opdracht
geven.
De opdracht afdrukken (of
verwerken en afdrukken) zodra de
processor en het kopieerapparaat
beschikbaar zijn, vóór andere
wachtende opdrachten.
Vastgehouden in RAM na
afdrukken (kan worden
geselecteerd in het gebied
Afdrukken terwijl deze hier
verblijven), of vastgehouden in
gebied Verwerken
(opgeslagen op schijf) indien
bestemming Verwerken en
blokkeren was.
Raster verwijderen Het raster van een opdracht met
rastergegevens verwijderen; de
PostScript- of PCL-opdracht op
zijn plaats houden.
Verwijderd
18. Fiery WebSpooler gebruiken
Xerox DocuColor 2006
18–6
Afdrukinstellingen
negeren
De afdrukopties voor de opdracht
wijzigen.
Verwijderd en opnieuw
gegenereerd, indien de
nieuwe opties verwerking
vereisen of opnieuw dienen te
worden afgedrukt met de
nieuwe instellingen, indien ze
geen verwerking vereisen.
Miniatuurweergave A
De geselecteerde vastgehouden
rastergegevensopdracht openen
in het venster Miniatuurweergave
A, waarin u de opdracht in volledig
scherm kunt bekijken.
Niet gewijzigd
Miniatuurweergave B De geselecteerde
rastergegevensopdracht openen
(niet noodzakelijkerwijs een
vastgehouden opdracht) in het
venster Miniatuurweergave B om
deze te bekijken.
Niet gewijzigd
18. Fiery WebSpooler gebruiken
Xerox DocuColor 2006
18–7
Opdrachtopties negeren
Om de opties voor een opdracht te wijzigen, een van de volgende
stappen uitvoeren:
Dubbelklikken in de opdrachtregel.
De opdracht selecteren en in het menu Taak,
Afdrukinstellingen negeren selecteren.
Indien nodig, naar beneden schuiven om alle opdrachtopties te kunnen
bekijken.
Bij PostScript-bestanden kan de richtingsoptie niet worden genegeerd.
Bij PDF-bestanden kan alleen het aantal afdrukken en het bereik van
af te drukken pagina’s worden genegeerd.
Bij sommige opties wordt na het wijzigen van de instelling vereist dat de
opdracht wordt verwerkt; deze opties hebben links naast de optienaam een
pictogram.
De opties die hier worden ingesteld, zijn dezelfde opties die worden
ingesteld in het dialoogvenster Afdrukken wanneer u vanuit een
applicatie afdrukt. Voor informatie over instellingen en het negeren van
deze afdrukopties, het hoofdstuk Afdrukopties raadplegen.
18. Fiery WebSpooler gebruiken
Xerox DocuColor 2006
18–8
Het takenlogboek gebruiken
In Fiery WebSpooler, kunt u een log van alle opdrachten die door de
DocuColor 2006 zijn afgedrukt, bekijken en afdrukken.
Indien u bent aangemeld als beheerder, kunt u het takenlogboek via Fiery
WebSpooler verwijderen. Het takenlogboek is niet beschikbaar indien u als
gast bent aangemeld.
Het takenlogboek weergeven
Takenlogboek weergeven selecteren in het menu Venster van Fiery
WebSpooler.
Het takenlogboek wordt in een nieuw browservenster weergegeven.
De toets voor verwijderen wordt alleen weergegeven indien u bent
aangemeld als beheerder.
18. Fiery WebSpooler gebruiken
Xerox DocuColor 2006
18–9
In het takenlogboek wordt elke opdracht met de volgende informatie
weergegeven: status, naam document, naam gebruiker, datum,
starttijd, eindtijd, verwerkingstijd, PDL (page description language),
bestandsformaat, apparaat, papierformaat, papier, aantal originelen,
aantal kleurenpagina’s, aantal zwart/wit-pagina’s en totaal aantal
pagina’s.
De datum, starttijd, eindtijd, verwerkingstijd en het apparaat worden niet
weergegeven in de Macintosh OS-schermen.
In de kolom Status wordt de volgende informatie over opdrachten
weergegeven:
OK
De opdracht is normaal afgedrukt.
Fout
Tijdens het verwerken of afdrukken is een fout
opgetreden.
Annuleren
De opdracht is geannuleerd alvorens het afdrukken
is voltooid.
Het takenlogboek bijwerken, afdrukken en verwijderen
De systeembeheerder kan het takenlogboek ook via het
bedieningspaneel afdrukken en wissen.
1. Om het takenlogboek bij te werken, de toets voor bijwerken
selecteren.
2. Om het takenlogboek af te drukken, Takenlogboek afdrukken
selecteren in het menu Bestand of de toets Afdrukken
selecteren.
De informatie in het takenlogboekvenster wordt via de huidige
printer afgedrukt. Wanneer u het takenlogboek afdrukt, worden de
totalen voor alle van toepassing zijnde kolommen afgedrukt.
3. Indien u bent aangemeld als beheerder kunt u Takenlogboek
verwijderen selecteren in het menu Bestand of de toets
Verwijderen om het takenlogboek te wissen.
4. Om de opdrachtenlijst opnieuw weer te geven, Takenlijst
weergeven selecteren in het menu Venster.
18. Fiery WebSpooler gebruiken
Xerox DocuColor 2006
18–10
Xerox DocuColor 2006
19–1
Instelling via WebSetup uitvoeren
Nadat de eerste instelling (serverinstelling, netwerkinstelling en
printerinstelling) via het bedieningspaneel is uitgevoerd, kunnen
gebruikers met toegangsrechten de meeste instellingsopties voltooien
of wijzigen via een Windows-computer met Fiery WebSetup WebTool.
Instelling activeren
Externe instelling wordt uitgevoerd via een Windows-computer met
Fiery WebSetup.
Sommige instellingsopties kunnen niet via externe instelling worden
geactiveerd; in plaats daarvan het bedieningspaneel van de printer
gebruiken.
Om Fiery WebSetup te gebruiken, dient u de beheerderscode in te
voeren. Deze toegangscode wordt via het bedieningspaneel van de
printer of Fiery WebSetup ingesteld.
Fiery WebSetup wordt alleen ondersteund door Windows 95/98-, Windows
2000- en Windows NT4.0-werkstations.
19
19. Instelling via WebSetup uitvoeren
Xerox DocuColor 2006
19–2
Java-services inschakelen
Wanneer u WebSetup de eerste maal activeert, kan het scherm
Accessing WebSetup worden weergegeven met de mededeling dat
Java niet is ingeschakeld. De instructies op het scherm volgen om
Java-services in te schakelen.
19. Instelling via WebSetup uitvoeren
Xerox DocuColor 2006
19–3
Fiery WebSetup activeren
1. De Internetbrowser starten.
2. Het IP-adres van de printer op de URL-regel van de browser
invoeren. Voor deze informatie kunt u contact opnemen met de
systeembeheerder.
3. Aanmelden als beheerder.
De DocuColor 2006-welkompagina wordt weergegeven. De
afzonderlijke Fiery WebTools worden aan de linkerkant
weergegeven.
4. De toets WebSetup selecteren.
19. Instelling via WebSetup uitvoeren
Xerox DocuColor 2006
19–4
Algemene instellingsopties
Ongeacht op welke wijze u Setup extern activeert, wordt het
volgende venster weergegeven.
U kunt kiezen uit de volgende opties:
Serverinstellingen
Netwerkinstellingen
Printerinstellingen
De paragrafen die volgen raadplegen voor meer details.
Indien u een instellingsoptie wijzigt, gaan de toetsen Annuleren
en Opslaan knipperen wanneer u een andere instellingsoptie
selecteert. U dient Opslaan of Annuleren te selecteren voordat u
verder kunt gaan met een andere instellingsoptie of Fiery
WebSetup kunt afsluiten. Indien nodig, wordt via het systeem
aangegeven dat de server opnieuw dient te worden opgestart
zodat de wijzigingen kunnen worden toegepast.
19. Instelling via WebSetup uitvoeren
Xerox DocuColor 2006
19–5
Serverinstellingen
In Serverinstellingen kunt u de serverinstellingen specificeren; server-
toegangscodes instellen, wijzigen of verwijderen; en het paginaformaat
voor het takenlogboek en ondersteunende opties specificeren.
1. De toets Serverinstellingen selecteren in het scherm WebSetup
om de tabs van Serverinstellingen weer te geven.
Het volgende doen:
a. Een standaardnaam in het vak Servernaam specificeren. Dit
is de naam die wordt weergegeven in de Kiezer op een
AppleTalk-netwerk.
De apparaatnaam (DocuColor 2006) niet als servernaam gebruiken. Indien u
meer dan een server heeft, dient u deze verschillende namen te geven.
Windows NT 4.0 ondersteunt twee computers met dezelfde naam in
dezelfde werkgroep of hetzelfde domein niet.
b. Het selectievakje Startpagina afdrukken selecteren om
elke keer dat de printer opnieuw wordt opgestart een
startpagina af te drukken. Op de startpagina wordt de
servernaam, de huidige datum en tijd, de hoeveelheid
geïnstalleerd geheugen, de laatste kalibratiedatum, de
ingeschakelde netwerkprotocollen en het aantal
printeraansluitingen weergegeven. Om de optie te
deselecteren, garanderen dat er geen vinkje in het
selectievakje wordt weergegeven (standaardinstelling).
19. Instelling via WebSetup uitvoeren
Xerox DocuColor 2006
19–6
c. Het selectievakje Afdrukwachtrij inschakelen selecteren
om een opslaglocatie te maken op de vaste schijf van de
printer voor de meest recente afdrukopdrachten. Wanneer
deze optie is ingeschakeld (standaardinstelling), kunnen
gebruikers met beheerdersrechten de WebSpooler
gebruiken om opdrachten in de afdrukwachtrij opnieuw af te
drukken zonder dat deze opnieuw worden verzonden. Om
deze optie te deselecteren, garanderen dat er geen vinkje in
dat selectievakje is geplaatst. Indien deze optie niet is
ingeschakeld, worden de opdrachten verwijderd onmiddellijk
nadat ze zijn afgedrukt.
d. In het veld Taken in afdrukwachtrij het aantal opdrachten
(1—99) invoeren dat in de afdrukwachtrij wordt opgeslagen.
Opdrachten in de afdrukwachtrij nemen plaats in beslag op
de vaste schijf.
2. De tab Wachtwoord van Serverinstellingen selecteren en het
volgende uitvoeren in het vak Beheerder of Operator.
U kunt maximaal 9 tekens invoeren. Via de beheerderscode
wordt de toegang tot de instellingsrechten en alle rechten van de
operateur gecontroleerd. Via operateurtoegangscodes wordt de
toegang tot opdrachtbeheerfuncties via de opdrachtbeheer-
hulpprogramma’s gecontroleerd.
19. Instelling via WebSetup uitvoeren
Xerox DocuColor 2006
19–7
Indien u geen toegangscodes instelt, hebben alle gebruikers
toegang tot instellingsfuncties (waaronder het instellen van
toegangscodes) en opdrachtbesturing. Het wordt ten zeerste
aanbevolen minstens een beheerderscode in te stellen om de
server te beschermen tegen ongeautoriseerde wijzigingen van de
instellingen.
a. Een beheerderscode instellen in het vak Geef nieuw
wachtwoord op.
b. Dezelfde toegangscode invoeren in het vak Bevestig
nieuw wachtwoord. De nieuwe toegangscode is van kracht
totdat deze wordt gewijzigd.
De toegangscode noteren en op een veilige plaats opbergen.
Indien u de toegangscode verliest of vergeet, dient de
systeemsoftware opnieuw te worden geïnstalleerd.
Om een toegangscode te wissen, de asterisks (*) verwijderen in
de velden Geef nieuw wachtwoord op en Bevestig nieuw
wachtwoord.
3. De tab Ondersteuning van Serverinstellingen selecteren en de
van belang zijnde namen, telefoonnummers en e-mailadressen
invoeren voor intern ondersteunend personeel. U kunt in deze
velden maximaal 18 tekens invoeren.
19. Instelling via WebSetup uitvoeren
Xerox DocuColor 2006
19–8
Netwerkinstellingen
Via Netwerkinstellingen wordt de printer geconfigureerd om
afdrukopdrachten via netwerken te ontvangen die op uw locatie
worden gebruikt. Indien de printer is geconfigureerd voor meerdere
protocollen, dan wordt automatisch overgeschakeld naar het juiste
protocol wanneer een afdrukopdracht wordt ontvangen. Wanneer de
parallelle poort en een of twee netwerkpoorten zijn ingeschakeld,
kunnen afdrukopdrachten via alle poorten tegelijkertijd worden
ontvangen.
In Netwerkinstellingen kunnen de volgende netwerkinstellingen worden
bekeken en gespecificeerd:
Adapters en poorten—De momenteel geconfigureerde
netwerkadapters en poortinstellingen bekijken.
De geïnstalleerde netwerkkaarten worden alleen via lokale
instelling weergegeven. U kunt deze informatie niet wijzigen. Via
externe instelling kunt u Ethernet of Token Ring inschakelen. U
kunt tevens de parallelle poort inschakelen, ongeacht het
gebruikte netwerktype.
Protocollen—waaronder AppleTalk, IPX/SPX en TCP/IP.
Afdrukservices—waaronder LPD-afdrukken (TCP/IP), NetWare-
afdrukken (PServer), Windows-printerdeling (SMB), HTTP-
ondersteuning (WWW) en Port 9100-afdrukken.
Wanneer u IP-adressen invoert, worden deze door de server
opgeslagen zelfs indien u TCP/IP op een later moment uitschakelt.
Indien u IP-adressen voor de printer aan een ander station dient toe te
wijzen, het adres instellen op een null-adres.
In Netwerkinstellingen kunt u op de volgende selectietabs instellingen
specificeren: Poort, Protocol1, Protocol2, Service1 en Service2.
19. Instelling via WebSetup uitvoeren
Xerox DocuColor 2006
19–9
1. De toets Netwerkinstellingen selecteren in het scherm
WebSetup voor weergave van de selectietabs.
2. De tab Poort selecteren (indien dit nog niet wordt getoond) en het
volgende doen:
a. Het selectievakje Ethernet inschakelen selecteren indien
de printer dient te worden aangesloten op een Ethernet-
netwerk. Indien dit selectievakje is geselecteerd, is de optie
Verzendsnelheid ingeschakeld. Daarnaast zijn de opties
voor TCP/IP Ethernet die onder de tab Protocol1 worden
weergegeven, ingeschakeld.
Een transmissiesnelheid selecteren in de keuzelijst. Atom.
detecteren selecteren indien uw netwerkomgeving
gemengd is, of de snelheid (10 Mbps of 100 Mbps)
selecteren van het netwerk waarop de printer is
aangesloten. Wanneer de snelheid wordt gewijzigd, dient de
server opnieuw te worden opgestart.
Om de optie te deselecteren, garanderen dat er geen vinkje
in het selectievakje is geplaatst.
19. Instelling via WebSetup uitvoeren
Xerox DocuColor 2006
19–10
b. Het selectievakje Parallelle poort inschakelen selecteren
indien u via de parallelle poort wilt afdrukken. Met deze optie
kunt u één Windows-werkstation op de parallelle poort
aansluiten en rechtstreeks afdrukken naar de printer.
Wanneer deze optie wordt ingeschakeld, heeft dit geen
conflict met de Ethernet- of Token Ring-communicatie naar
de printer tot gevolg. Indien dit vakje is geselecteerd, zijn de
velden EOF-tekens negeren en Time-out parallelle poort
ingeschakeld.
Het selectievakje EOF-tekens negeren selecteren om de
printer EOF-berichten (ignore end-of-file) te laten negeren en
de waarde van Time-out parallelle poort gebruiken om te
bepalen wanneer het einde van het bestand is bereikt. Deze
optie wordt vereist om PostScript-bestanden af te drukken in
binaire opmaak (niet ASCII). Onder normale
omstandigheden, dient dit vakje niet te worden geselecteerd.
Om de optie te deselecteren (standaardinstelling),
garanderen dat er geen vinkje in het selectievakje is
geplaatst.
In de keuzelijst van Time-out parallelle poort het timeout-
interval selecteren in seconden (5-60). Totdat de timeout van
de parallelle poort-opdracht is verstreken, kan de server
geen nieuwe opdrachten ontvangen via de parallelle poort.
De server kan echter nog steeds netwerk-afdrukopdrachten
ontvangen.
Om deze optie te deselecteren (standaardinstelling),
garanderen dat er geen vinkje in dit selectievakje is
geplaatst.
19. Instelling via WebSetup uitvoeren
Xerox DocuColor 2006
19–11
3. Indien u beschikt over een Ethernet- of Token Ring-netwerk, de
tab Protocol1 van Netwerkinstellingen selecteren.
In tegenstelling tot externe instelling, kunnen via lokale instelling
geen afzonderlijke instellingen worden gekozen om een protocol
in te schakelen en te configureren. Bij externe instelling kunnen
twee instellingen voor AppleTalk worden gerealiseerd: een om
AppleTalk in te schakelen en een andere om de AppleTalk-zone
in te stellen. Via lokale instelling kan alleen de AppleTalk-zone
worden ingesteld. De AppleTalk-, IPX/SPX- en TCP/IP-
protocollen zijn standaard geïnstalleerd en ingeschakeld. Op de
tab met bindings van het netwerk-bedieningspaneel kunt u
controleren of een protocol is ingeschakeld.
Afhankelijk van uw netwerkconfiguratie kunt u een van de
volgende stappen uitvoeren:
Stap 4 indien u een Ethernet-netwerk heeft.
Stap 5 indien u een Token Ring-netwerk heeft.
Stap 6 indien u een AppleTalk-netwerk heeft.
Stap 7 indien u een IPX/SPX-frametype heeft.
19. Instelling via WebSetup uitvoeren
Xerox DocuColor 2006
19–12
4. Het selectievakje Inschakelen op Ethernet selecteren indien een
TCP/IP-netwerk is aangesloten op de printer via Ethernet-kabels.
Indien het selectievakje is geselecteerd, zijn de keuzerondjes IP
Auto en IP Statisch en de Gateway-adresvelden ingeschakeld.
a. Het keuzerondje IP Auto selecteren om het systeem in staat
te stellen een IP-adres te vinden. Het van toepassing zijnde
protocol selecteren (DHCP, BOOTP, RARP) in de keuzelijst
Protocol selecteren. De printer wordt opnieuw opgestart
wanneer u de wijzigingen opslaat en de instellingen afsluit.
De printer de tijd geven opnieuw op te starten en terug te
keren in de inactieve mode alvorens een configuratiepagina
af te drukken of verder te gaan met een bewerking.
b. Om een specifiek adres in te stellen het keuzerondje IP
Statisch selecteren zodat de velden IP-adres en
Subnetmasker worden ingeschakeld en het volgende doen:
Het unieke IP-adres van de DocuColor 2006 voor Ethernet
invoeren in de IP-adres-vakken (het standaardadres dat
wordt gebruikt voor netwerkcontrole is 127.000.000.001). De
waarden in elk veld worden gelimiteerd door het
bereik 0-255.
19. Instelling via WebSetup uitvoeren
Xerox DocuColor 2006
19–13
Een van de volgende waarden in de Subnetmasker-vakken
invoeren:
255.0.0.0 indien het IP-adres start met een cijfer lager
dan 128
255.255.0.0 indien het IP-adres start met een cijfer
binnen het bereik van 128—191
255.255.255.0 indien het IP-adres start met een cijfer
hoger dan191 (door netwerk gedefinieerd)
De instelling voor Subnetmasker laten bevestigen door uw
systeembeheerder alvorens verder te gaan. In sommige
gevallen kan de vereiste instelling afwijken van de
weergegeven instellingen.
Indien uw TCP/IP-netwerk over een gateway beschikt en u
verwacht dat gebruikers buiten de gateway via de printer
gaan afdrukken via TCP/IP, het volgende doen:
Het keuzerondje IP Auto selecteren om het systeem in
staat te stellen het te gebruiken IP-gatewayadres te
vinden.
Het keuzerondje IP Statisch selecteren en het adres in
de Gateway-vakken invoeren (het standaardadres is
127.000.000.001).
Bij externe instelling wordt Token Ring-informatie weergegeven; zelfs indien
u Token Ring niet heeft ingeschakeld.
19. Instelling via WebSetup uitvoeren
Xerox DocuColor 2006
19–14
5. Het selectievakje Inschakelen op Token Ring selecteren indien
er een Token Ring-netwerk is aangesloten op de printer via
Ethernet-kabels. Indien het selectievakje is geselecteerd, zijn de
keuzerondjes IP Auto en IP Statisch ingeschakeld.
a. Het keuzerondje IP Auto selecteren om het systeem in staat
te stellen een IP-adres te vinden. Het van toepassing zijnde
protocol selecteren in de keuzelijst Protocol selecteren.
b. Om een specifiek adres in te stellen het keuzerondje IP
Statisch selecteren zodat de velden IP-adres en
Subnetmasker worden ingeschakeld en het volgende doen:
Het unieke IP-adres van de DocuColor 2006 voor Ethernet
invoeren in de IP-adres-vakken (het standaardadres dat
wordt gebruikt voor netwerkcontrole is 127.000.000.001). De
waarden in elk veld worden gelimiteerd door het
bereik 0-255.
Een van de volgende waarden in de Subnetmasker-vakken
invoeren:
255.0.0.0 indien het IP-adres start met een cijfer lager
dan 128
255.255.0.0 indien het IP-adres start met een cijfer
binnen het bereik van 128—191
255.255.255.0 indien het IP-adres start met een cijfer
hoger dan191 (door netwerk gedefinieerd)
19. Instelling via WebSetup uitvoeren
Xerox DocuColor 2006
19–15
6. Indien u een AppleTalk-netwerk heeft, de tab Protocol2 van
Netwerkinstellingen selecteren. Hierop kunt u de AppleTalk-
protocollen specificeren die dienen te worden gebruikt om
opdrachten naar de printer te verzenden.
a. In het vak AppleTalk het selectievakje AppleTalk
inschakelen selecteren.
b. In de keuzelijst Zone selecteren, de AppleTalk-zone
selecteren waarin de printer dient te worden weergegeven.
Indien er slechts een zone is, wordt de printer automatisch
aan die zone toegekend. Indien u geen AppleTalk-zone kunt
vinden, kan het zijn dat uw netwerk geen gedefinieerde
zones heeft of dat de netwerkkabel niet is aangesloten.
19. Instelling via WebSetup uitvoeren
Xerox DocuColor 2006
19–16
7. Indien u een IPX/SPX-frametype heeft, de tab Protocol 2
selecteren.
In het vak IPX-frames een van de volgende stappen uitvoeren:
a. Het keuzerondje Autom. selecteren selecteren om de
server in staat te stellen het correcte frame voor gebruik met
NetWare te selecteren.
b. Het keuzerondje Handm. selecteren selecteren om een
IPX-frametype toe te voegen. In de keuzelijst Frames
selecteren het frametype selecteren en vervolgens de toets
Toevoegen. Het geselecteerde frametype wordt aan de lijst
toegevoegd. Om een frametype te verwijderen, het
frametype selecteren en vervolgens de toets Verwijderen.
19. Instelling via WebSetup uitvoeren
Xerox DocuColor 2006
19–17
8. Om de opties voor Novell NetWare (PServer) te specificeren, de
tab Service1 van Netwerkinstellingen selecteren.
a. Wanneer de server is aangesloten op een Novell-netwerk,
het selectievakje PServer-modus inschakelen selecteren
om de opties op deze tab in te schakelen.
Om de PServer-mode in te schakelen, dient een IPX-frametype te worden
geselecteerd via de toets Frames selecteren op de tab Protocol 2.
b. In de keuzelijst Navraaginterval PServer selecteren hoe
vaak (in seconden) de Novell-printerserver het netwerk op
nieuwe afdrukopdrachten dient te pollen. Het polinterval
wordt gelimiteerd door een bereik van 0-3600 seconden.
c. Indien uw netwerk NetWare 3.x of NetWare 4.x in bindery-
emulatiemode gebruikt, de toets Bindery-instellingen
selecteren. Via de toets Bindery-instellingen wordt een
dialoogvenster voor Novell-instellingen geactiveerd waarin u
de groep servers kunt selecteren die door de printerserver
wordt gepold op afdrukopdrachten.
In de keuzelijst Bindery-instellingen… een server
selecteren die dient te worden toegevoegd aan de ‘te
pollen’-lijst en de toets Toevoegen selecteren. De server
wordt toegevoegd aan de lijst met geselecteerde servers.
Om een server te verwijderen, de servernaam selecteren en
vervolgens de toets Verwijderen.
19. Instelling via WebSetup uitvoeren
Xerox DocuColor 2006
19–18
Tijdens de oorspronkelijke instelling is de printer aangesloten op het netwerk
en een NDS-directorystructuur met een printer, printerserver en een of meer
afdrukwachtrijen. U kunt hier wijzigingen in aan brengen met behulp van
WebSetup. Om de NDS-instelling te wijzigen, heeft u mogelijk toestemming
nodig om door de NDS-structuur te bladeren. Indien toegang tot de
printerserver beperkt is, heeft u een aanmeldtoegangscode nodig. Er kan
slechts een NDS-structuur worden aangesloten.
d. Het selectievakje NDS inschakelen selecteren. U kunt nu
aanmelden en door een bestaande NDS-structuur
navigeren.
De systeembeheerder dient voor de geselecteerde
printerserver afdrukwachtrijen aan te maken in de NDS-
structuur. De namen van de afdrukwachtrijen dienen
overeen te komen met de bekend gemaakte directe
verbinding, afdrukwachtrij en blokkeringswachtrij. De server
accepteert geen afdrukopdrachten van een afdrukwachtrij
waarvan de naam niet overeenkomt met een beschikbare
serverwachtrij.
e. De toets Structuren wijzigen selecteren. Omdat u slechts
een NDS-structuur kunt hebben, de huidige structuur en
Verwijderen selecteren. De nieuwe NDS-structuur
selecteren en vervolgens Toevoegen.
In de keuzelijst Structuren wijzigen de structuur selecteren
in de lijst met beschikbare structuren en vervolgens de toets
Toevoegen. Er kan slechts een structuur per keer worden
toegevoegd. De geselecteerde structuurnaam wordt
toegevoegd aan de lijst met de structuurnaam,
printerservernaam en afdrukwachtrij-root die wordt
weergegeven in het gedeelte NDS-configuratie van het
dialoogvenster en in het gedeelte NDS-configuratie op de
tab Service. Om een structuur te verwijderen, de structuur
selecteren en vervolgens de toets Verwijderen.
19. Instelling via WebSetup uitvoeren
Xerox DocuColor 2006
19–19
9. Om de opties voor de Windows-afdrukservice (SMB) te
specificeren, de tab Service2 van Netwerkinstellingen selecteren.
Rondzendingen van SMB-apparaten kunnen niet buiten het
oorspronkelijke netwerksegment worden gerouteerd zonder
WINS-name-server. Het instellen van de WINS-name-server
wordt niet in deze documentatie besproken. Om na te gaan of
een name-server beschikbaar is, dient u contact op te nemen met
de systeembeheerder.
In de volgende velden hoofdletters gebruiken.
a. Om Windows-clients in staat te stellen af te drukken vanuit
de blokkerings-, afdruk- en directe verbinding-wachtrijen, het
selectievakje Windows-afdrukservice inschakelen
selecteren om de opties op deze tab in te schakelen.
TCP/IP dient te zijn geconfigureerd op het Windows-clientwerkstation en de
printerserver.
b. In het vak Servernaam de naam invoeren (maximaal 15
tekens) waarmee u toegang krijgt tot de server op het
netwerk.
19. Instelling via WebSetup uitvoeren
Xerox DocuColor 2006
19–20
c. De van toepassing zijnde informatie over de server invoeren
(maximaal 15 tekens) in het vak Commentaar.
d. Het domein of de werkgroep van het netwerk van de server
invoeren (maximaal 15 tekens) in het vak Domein of
werkgroep.
e. Een van de volgende stappen uitvoeren:
Indien u Ethernet of Token Ring gebruikt, het
keuzerondje Auto IP selecteren.
Indien u een WINS-server gebruikt, het IP-adres van de
WINS-server invoeren in de tekstvakken van IP-adres.
19. Instelling via WebSetup uitvoeren
Xerox DocuColor 2006
19–21
Printerinstellingen
Printerinstellingen gebruiken om de standaard PDL (printer description
language) voor de printer, het papierformaat en de mogelijkheid af te
drukken wanneer de toner bijna op is, te specificeren. U kunt tevens
opties voor PostScript- en PCL-afdrukken instellen.
1. De toets Printerinstellingen selecteren in het scherm WebSetup.
2. De tab Papierinstellingen selecteren om PostScript-afdrukopties
te specificeren.
a. Het standaardpapierformaat selecteren in de keuzelijst
Standaardpapierformaten om het papier voor het
afdrukken van standaardopdrachten te specificeren.
b. Ja of Nee selecteren in de keuzelijst Afdrukken tot PS-fout.
Ja selecteren om het gedeelte van de opdracht af te drukken
dat was verwerkt voordat de fout is opgetreden en het
foutbericht of de PostScript-code is weergegeven indien nog
geen beeldgegevens zijn verwerkt. Deze informatie kan
nuttig zijn bij het oplossen van problemen met PostScript-
bestanden die niet kunnen worden afgedrukt. Nee
selecteren om de opdracht volledig te annuleren wanneer er
een PostScript-fout optreedt. Het verwerkte gedeelte van de
opdracht en de PostScript-foutinformatie wordt op de printer
opgeslagen. U kunt de opdracht en de foutinformatie
bekijken via de opdrachtbeheerhulpprogramma’s.
19. Instelling via WebSetup uitvoeren
Xerox DocuColor 2006
19–22
c. Continue of Stop selecteren in de keuzelijst Toner Low. (De
standaardinstelling is Continue.) Aangeven wat de printer
moet doen indien de toner bijna op is. Continue selecteren
om af te drukken tot er geen toner meer is of Stop om het
afdrukken onmiddellijk af te breken totdat de toner is
vervangen.
d. Nee of Ja selecteren in de keuzelijst Cover Page. Wanneer
Ja wordt geselecteerd, wordt elke opdracht met een omslag
afgedrukt waarop de naam van de gebruiker die de opdracht
heeft verzonden, de naam van het document, de server, het
tijdstip waarop de opdracht is afgedrukt, het aantal
afgedrukte pagina’s en de opdrachtstatus worden
weergegeven. Indien een PostScript-fout optreedt en de
optie Afdrukken naar PS-fout is ingesteld op Ja, wordt de
opdrachtstatus vervangen door het PS-foutbericht.
De volgende optie is alleen beschikbaar wanneer vanaf Windows-computers
wordt afgedrukt; de optie is niet beschikbaar bij externe instelling.
3. De tab Printerinstellingen selecteren om de opties voor PCL-
afdrukken te specificeren. De PCL-instellingen zijn te vinden
onder de printernaam in de directorystructuur.
Voor het volgende het gewenste optiepictogram selecteren in de
structuur en de gewenste standaardwaarde in het vak onder de
structuur.
a. Papierformaat selecteren in de keuzelijst.
b. Staand of Liggend selecteren in de keuzelijst voor de
standaardrichting. Staand selecteren om de korte zijde als
invoerrand te gebruiken of Liggend om de lange zijde als
invoerrand te gebruiken.
c. Het schuifvak gebruiken om de formulierlengte of
tekstregels (5-128) te specificeren die op elke pagina
worden afgedrukt. De standaardlengte is 60.
De formulierlengte verschilt naar gelang de richting van het papier.
d. Het schuifvak gebruiken om de standaardfontgrootte in
punten van een proportioneel schaalbaar font te
specificeren (4,00 t/m 999,75). De puntgrootte is significant
tot een kwart punt. De standaardinstelling 12,00.
19. Instelling via WebSetup uitvoeren
Xerox DocuColor 2006
19–23
e. Het schuifvak gebruiken om de fontpitch of het aantal PCL-
tekens met vaste spatiëring (0,44-99,99) per horizontaal af
te drukken inch te specificeren. De pitch-waarde kan worden
aangegeven tot twee cijfers achter de komma. De
standaardinstelling is 10,00.
f. Een PCL-symbolenset selecteren voor afdrukken in de
keuzelijst. Een symbolenset is specifiek voor een font en
wordt in het algemeen ontworpen voor één applicatie. Voor
een volledige lijst van beschikbare PCL-symbolensets en
bijbehorende fontnummers, de lijst met fonts raadplegen.
g. Interne of soft fonts (intern) selecteren in de keuzelijst met
fontbronnen. Interne fonts zijn in het printergeheugen
ingebouwd en worden weergegeven in de lijst met PCL-
fonts. Soft fonts zijn fonts die naar de printer zijn
gedownload.
h. Het schuifvak gebruiken om het fontnummer voor
afdrukken te specificeren. De standaardinstelling is 0. Voor
een volledige lijst van beschikbare PCL-fonts en de
bijbehorende fontnummers, de lijst met fonts raadplegen.
i. Een papierformaat voor systeempagina’s selecteren om het
formaat van het afdrukbare gebied op het papier in te
stellen, niet het formaat van het papier zelf.
Systeempagina’s worden afgedrukt via het bedieningspaneel
van de printer.
Instellingen afsluiten
Nadat het instellen van de opties is voltooid, OK selecteren en
het instellingendialoogvenster sluiten. Er wordt aangegeven dat
de server opnieuw dient te worden opgestart zodat de nieuwe
instellingen van kracht kunnen gaan. U kunt ervoor kiezen dit nu
of op een later tijdstip te doen.
Nadat Setup is voltooid en de server voor de eerste maal
opnieuw is opgestart, de gebruikerssoftware voor het afdrukken
op externe werkstations installeren. Het hoofdstuk De
gebruikerssoftware installeren voor uw systeem raadplegen. Om
de netwerkverbinding en uw instellingen te bevestigen, een
testopdracht afdrukken vanaf een extern werkstation.
19. Instelling via WebSetup uitvoeren
Xerox DocuColor 2006
19–24
Xerox DocuColor 2006 20–1
ColorWise Pro Tools gebruiken
ColorWise Pro Tools zijn kleurbeheerapplicaties waarmee u
kleurenafdrukken op flexibele wijze kunt beheren.
Kalibrator
Color Editor
Profile Manager
ColorWise Pro Tools voor Windows-computers en voor Mac OS-computers
zijn in principe hetzelfde; de verschillen worden in dit hoofdstuk aangegeven.
Kalibrator
Door de Fiery te kalibreren zorgt u voor een constant en betrouwbaar
kleurresultaat. U kunt de Fiery met behulp van ColorWise Pro Tools
kalibreren door middel van een X-Rite DTP32 automatisch scannende
densitometer (als optie beschikbaar). U kunt de densitometer op de seriële
poort van uw computer aansluiten en zo snel kleurpatches meten en de
metingen naar de Fiery downloaden.
In dit onderdeel wordt uitgelegd hoe kalibratie werkt en krijgt u instructies
voor alle kalibratieprocedures.
Inleiding
Bij het kalibreren worden curves gegenereerd die het verschil tussen de
eigenlijke tonerdichtheid (metingen) en de reactie die door het uitvoerprofiel
wordt verwacht compenseren.
Metingen geven het eigenlijke kleurengedrag van het kopieerapparaat
weer.
Kalibratiesets zijn sets metingen.
In ieder uitvoerprofiel zit een kalibratiedoel dat het verwachte gedrag
van de kopieerapparaten omschrijft.
Zodra u de Fiery met behulp van ColorWise Pro Tools heeft gekalibreerd
wordt een kalibratieset in de Fiery opgeslagen. Deze wordt toegepast
wanneer hij aan een uitvoerprofiel wordt gekoppeld. Ieder uitvoerprofiel wordt
gekoppeld aan een bepaalde kalibratieset. Indien u geen kalibratieset heeft
geselecteerd wordt de kalibratieset van het standaard uitvoerprofiel gebruikt.
20
20. ColorWise Pro Tools gebruiken
Xerox DocuColor 200620–2
Het wijzigen van de kalibratie kan van invloed zijn op de opdrachten van alle
gebruikers. Daarom is het zinvol het aantal personen met autorisatie om
kalibratie uit te voeren te beperken. In het bedieningspaneel van de Fiery kan
een beheerderstoegangscode worden ingesteld waarmee de toegang tot de
kalibratiefunctie kan worden geregeld.
Wat is kalibratie?
Hoewel de standaard kalibratieset voldoet aan de behoefte van de meeste
gebruikers, kunt u op de Fiery een kalibratieset kiezen waarmee u voor
speciale opdrachten speciale kalibratie kunt toepassen.
Met behulp van kalibratie kunt u:
De kleurenreproductiemogelijkheden van de Fiery optimaliseren.
Constante kleurkwaliteit op langere termijn bereiken.
Een constante output op alle Fiery-servers aangesloten op dezelfde
printer bereiken.
Betere kleurovereenstemming bereiken bij het reproduceren van
steunkleuren zoals de PANTONE-kleuren of andere kleursystemen
De Fiery optimaliseren voor gebruik van ColorWise-
beeldconversiestijlen (CRD’s), CMYK-simulaties en ICC-profielen.
Hoe werkt kalibratie?
Of u erin slaagt om met een kleurenserver, zoals een Fiery, die is
aangesloten op een kopieerapparaat een bevredigende afdrukkwaliteit te
behalen, hangt af van een groot aantal factoren. Een van de belangrijkste
factoren is het instellen en behouden van een optimale tonerdichtheid.
Dichtheid is een maatstaf voor de hoeveelheid licht die door een oppervlak
wordt geabsorbeerd. Door tonerdichtheden zorgvuldig te reguleren, krijgt een
constante kleurenafdruk.
Zelfs in een gekalibreerd systeem is de tonerdichtheid afhankelijk van
service-instellingen, vochtigheid en temperatuur; en gaat deze ook op langere
termijn afwijken. Door dagelijks metingen te verrichten kunnen verschillen in
dichtheid van dag tot dag worden opgespoord en met behulp van worden
gecorrigeerd
Bij kalibratie worden op de Fiery kalibratiecurves gegenereerd die de
verschillen tussen de eigenlijke (gemeten) en de gewenste (doel-)
dichtheidswaardes compenseren.
Kalibratiecurves zijn de grafische equivalent van overgangsfuncties,
wiskundige beschrijvingen van veranderingen die plaatsvinden ten opzichte
van de uitgangsgegevens. Overgangsfuncties worden vaak grafisch
weergegeven als invoer- of uitvoercurves.
De Fiery genereert kalibratiecurves nadat hij de gemeten waardes heeft
vergeleken met de uiteindelijke doelwaardes voor de vier tonerkleuren. De
doelwaardes zijn gebaseerd op het gespecificeerde uitvoerprofiel.
20. ColorWise Pro Tools gebruiken
Xerox DocuColor 2006 20–3
Metingen
Meetbestanden bevatten de numerieke waardes die overeenkomen met de
tonerdichtheid die door de kopieerapparaten wordt geproduceerd bij het
afdrukken van solide vlakken cyaan, magenta, geel en zwart en naar donker
verlopende tinten van die kleuren.
U kunt een meetbestand aanmaken door eerst vanaf het menu ColorWise
Pro Tools of vanaf het bedieningspaneel een pagina met kleurenpatches
naar het kopieerapparaat af te drukken en vervolgens de patches te meten
met behulp van een X-Rite DTP32-densitometer die op de computer of op
het netwerk is aangesloten of met behulp van de scanner van het
kopieerapparaat. De nieuwe metingen worden automatisch naar de Fiery
gedownload.
Uitvoerprofielen en kalibratiesets
Uitvoerprofielen en kalibratiesets geven een definitie van het gewenste
kalibratieresultaat. De Fiery wordt geleverd met een of meer uitvoerprofielen
en een of meer kalibratiesets. Wanneer u de Fiery kalibreert, kunt u de
kalibratieset kiezen die geschikt is voor het merendeel van de
afdrukopdrachten op uw locatie. Een kalibratieset kan in combinatie met een
of meer uitvoerprofielen worden gebruikt.
Kalibratie plannen
In het algemeen geldt dat de Fiery minstens een keer per dag gekalibreerd
dient te worden, afhankelijk van het volume aan afdrukopdrachten. Het is
zeer belangrijk dat de kleuren constant blijven. Indien het kopieerapparaat
blootstaat aan sterke temperatuur- of vochtigheidsschommelingen, dient u de
Fiery om de enkele uren te kalibreren. Voor een optimale kwaliteit kunt u het
beste kalibreren zodra er sprake is van een merkbaar verschil in
afdrukkwaliteit. Indien een afdrukopdracht in twee of meer op verschillende
tijdstippen af te drukken delen wordt verdeeld is het zeer belangrijk om voor
het afdrukken van ieder deel de Fiery te kalibreren. Ook dient de Fiery te
worden gekalibreerd nadat de printer een onderhoudsbeurt heeft gehad.
Wacht echter, aangezien het kopieerapparaat na onderhoud minder stabiel
kan zijn, met kalibreren totdat u ongeveer 50 pagina’s heeft afgedrukt.
Aangezien het afdrukresultaat van het kopieerapparaat zeer gevoelig is voor
temperatuur- of vochtigheidsschommelingen, mag het kopieerapparaat niet in
de buurt van een raam, in direct zonlicht, in de nabijheid van een verwarming of
een airconditioner worden geplaatst. Ook papier is gevoelig voor
klimaatsverandering. Papier dient te worden bewaard in een koele, droge en
stabiele omgeving en papiervoorraden dienen in de opslagruimte te blijven tot
vlak voor gebruik.
20. ColorWise Pro Tools gebruiken
Xerox DocuColor 200620–4
Kleurreferentiepagina’s afdrukken zoals de Color Charts vanaf het
bedieningspaneel en de kleurreferentiepagina’s die bij de gebruikerssoftware
worden geleverd. Al deze pagina’s bevatten volledig verzadigde kleurpatches
en lichte cyaan-, magenta-, geel- en zwarttinten. Afbeeldingen waarop
huidkleuren zichtbaar zijn vormen vaak een heel goede basis voor
vergelijking. U kunt pagina’s die u op verschillende tijdstippen heeft afgedrukt
opslaan en vergelijken. Indien u een duidelijke verandering waarneemt, dient
u de Fiery te kalibreren.
Indien de solide-dichtheidspatches (100% cyaan, magenta, geel en zwart) na
verloop van tijd minder verzadigd lijken, kunt u deze aan uw
kopieerapparaatonderhoudsmonteur laten zien en hem laten beoordelen of
het aanpassen van het kopieerapparaat tot een betere output kan leiden.
Kalibratiestatus controleren
Het is mogelijk te controleren of de Fiery gekalibreerd is, welke kalibratieset
en welk uitvoerprofiel gebruikt zijn en wanneer het kopieerapparaat voor het
laatst gekalibreerd is.
Vanaf het bedieningspaneel een configuratiepagina of een testpagina
afdrukken.
Wanneer u in Kalibrator een kalibratieset selecteert, wordt vermeld
wanneer de laatste kalibratie heeft plaatsgevonden en door welke
gebruiker deze is uitgevoerd.
Een densitometer gebruiken
ColorWise Pro Tools zijn ontworpen voor gebruik in combinatie met de X-Rite
DTP32 reflectie-densitometer, waarbij kleurmetingen automatisch worden
ingevoerd.
De densitometer instellen
Voordat u de Fiery kalibreert, dient u eerst de densitometer die de afgedrukte
patches gaat meten aan te sluiten, te configureren en te kalibreren. Meer
informatie over het instellen en het toepassen van de densitometer kunt u
vinden in de bijgeleverde documentatie.
De X-Rite DTP32 aansluiten op de computer
1. De computer uitschakelen.
2. Het vierkante uiteinde van de interface-kabel (ziet eruit als een
modulaire telefoonstekker) in de I/O-poort aan de zijkant van de X-Rite
DTP32 steken.
3. De connector met de computer verbinden.
20. ColorWise Pro Tools gebruiken
Xerox DocuColor 2006 20–5
Bij Windows-computers het 8-pins, mini-DIN uiteinde van de interface-
kabel in de 9-pins DB9 verbindingskabeladapter steken. Het 9-pins
uiteinde in de COM1-poort of de COM2-poort van de computer steken
en de schroefjes aandraaien. Indien de op uw computer beschikbare
poort een 25-pins-sleuf heeft, dient u de 8-pins naar 25-pins adapter te
gebruiken.
Bij Mac OS-computers kunt u de 8-pins mini-DIN plug direct in de seriële
poort van de computer steken.
Bij Mac OS-computers met een USB-poort heeft u een adapter nodig om de
DTP32 te kunnen aansluiten. Zie de X-Rite, Inc. website www.x-rite.com voor
meer informatie over de ondersteunde adapters.
4. Aansluiten op de netvoeding.
De kleine connector van de adapterkabel in de zijkant van de X-Rite
DTP32 steken en de adapter in een wandcontactdoos steken.
5. De computer aanzetten.
6. De densitometer kalibreren.
7. De Fiery met behulp van de ColorWise Pro Tools kalibreren.
Kalibreren met behulp van de ColorWise Pro Tools
Met behulp van de densitometer kunt u kleurpatches snel meten en de
metingen naar de Fiery ColorWise Pro Tools Kalibrator downloaden.
Hoewel meerdere gebruikers op een server met ColorWise Pro Tools
aangesloten kunnen zijn kan slechts een gebruiker tegelijk de Kalibrator
gebruiken. Wanneer u probeert te kalibreren terwijl een andere gebruiker de
ColorWise Pro Tools reeds voor kalibratie benut, verschijnt er een foutbericht.
ColorWise Pro Tools voor Windows-computers en voor Mac OS-computers
zijn in principe hetzelfde; de verschillen worden in dit hoofdstuk aangegeven.
Het wijzigen van de kalibratie kan van invloed zijn op de opdrachten van alle
gebruikers. Daarom is het zinvol het aantal personen met autorisatie om
kalibratie uit te voeren te beperken. In het bedieningspaneel van de Fiery of in
Setup kan een beheerderstoeganscode worden ingesteld waarmee de toegang
tot de kalibratiefunctie kan worden geregeld.
20. ColorWise Pro Tools gebruiken
Xerox DocuColor 200620–6
Het kopieerapparaat kalibreren met behulp van de Kalibrator
1. ColorWise Pro Tools starten en verbinding maken met de Fiery.
2. Op Kalibrator klikken.
3. Een meetmethode selecteren.
X-Rite DTP32 zou moeten verschijnen als meetmethode. De Fiery
verstrekt deze informatie aan de Kalibrator. Indien deze optie niet
verschijnt, controleren of de verbinding met de Fiery tot stand is
gekomen.
4. Onder Afdrukinstellingen controleren de gewenste kalibratieset kiezen.
De kalibratieset kiezen die geschikt is voor het afdrukmateriaal dat u het
meest gebruikt.
Deze kalibratie treedt alleen in werking indien deze is gekoppeld aan een of
meer uitvoerprofielen. Aan de standaard kalibratieset is reeds het standaard
uitvoerprofiel gekoppeld, dus u hoeft geen nieuwe koppeling tot stand te
brengen.
5. Onder Meetpagina Genereren op Afdrukken klikken.
6. In het dialoogvenster Afdrukopties dat nu verschijnt, het voor de
meetpagina gewenste paginatype, papierformaat en de invoerlade
kiezen en op Afdrukken klikken.
Voor de densitometermethode, 34 of 21 Sorted Patches selecteren.
In het pop-up menu Paper Size het papierformaat voor de meetpagina
aangeven: Voor de densitometer selecteert het menu automatisch
LTR/A4 voor 21 Sorted Patches of 11x17/A3 voor 34 Sorted Patches.
In het pop-up menu Input Tray de papierbron aangeven.
7. Onder Metingen ophalen op Metingen klikken.
Indien u voor de densitometermethode had gekozen, het paginatype en
het paginaformaat dat u voor de meetpagina had gekozen selecteren en
op Metingen klikken.
8. De aanwijzingen voor de densitometer-meting opvolgen.
9. Wanneer u het bericht krijgt dat de metingen succesvol zijn ingelezen op
OK klikken en dan op Toepassen klikken om de nieuwe kalibratieset te
implementeren.
20. ColorWise Pro Tools gebruiken
Xerox DocuColor 2006 20–7
Standaard kalibratiemetingen herstellen
1. ColorWise Pro Tools starten en op Kalibrator klikken.
2. Op Apparaat Herstellen klikken.
3. Op OK klikken om de vooraf ingestelde standaard kalibratieset weer in
te stellen.
Apparaat herstellen geldt alleen voor de momenteel geselecteerde
kalibratieset.
Expert-modus
De expert-modus biedt twee extra opties: Pagina’s afdrukken en Metingen
bekijken.
Met de optie Pagina’s afdrukken kunt u een kalibratievergelijkingspagina
afdrukken waarop u de resultaten kunt zien van de nieuwe metingen voor
ieder profiel dat gekoppeld is aan de momenteel geselecteerde kalibratieset.
U kunt ook een aangepaste voorbeeldpagina genereren en deze opslaan als
een PostScript- of een Encapsulated PostScript- (EPS)bestand met de naam
CALIB.PS. Dit bestand kunt u vervolgens vanuit uw applicatie naar de
Blokkeringswachtrij van de Fiery afdrukken of met behulp van de Fiery
Downloader naar de Blokkeringswachtrij downloaden.
Met behulp van de optie Metingen bekijken kunt u de huidige set metingen
als een tabel of grafiek waarin zowel de metingen als de doelcurves worden
afgebeeld bekijken.
Wanneer meer dan een profiel hetzelfde doel gebruikt, verschijnt een extra
menu genaamd Plotten met rechtsboven in het venster. In dit menu worden
alle uitvoerprofielen die dezelfde kalibratieset gebruiken vermeld. Wanneer u
in dit menu een uitvoerprofiel selecteert, verschijnt de doelcurve die aan dit
profiel gekoppeld is. Indien ieder uitvoerprofiel een uniek kalibratiedoel bevat,
veranderen de curves wanneer u van het ene profiel naar het andere
omschakelt.
Color Editor
Color Editor wordt gebruikt om simulatie en uitvoerprofielen te optimaliseren
en kan worden geopend via het pictogram in het hoofdvenster van ColorWise
Pro Tools of indirect via Profile Manager.
20. ColorWise Pro Tools gebruiken
Xerox DocuColor 200620–8
Profielen bewerken
Met behulp van Color Editor kunt u speciale profielen aanmaken door
bestaande simulatie- of uitvoerprofielen te bewerken en de wijzigingen als
een nieuw profiel op te slaan. Met Color Editor kunt u een profiel op uw Fiery
aanpassen aan uw exacte specificaties.
Bronprofielen kunnen niet worden bewerkt; alleen simulatie- en uitvoerprofielen
kunnen worden aangepast.
Color Editor heeft twee Bewerkingsmodi voor het bewerken van
uitvoerprofielen.
Aangepast– Aangepast gebruikt u om uitvoerprofielen te bewerken en
de aangepaste versie op te slaan.
% Dichtheid– % Dichtheid gebruikt u om het kalibratiedoel te bekijken,
een van de onderdelen van het uitvoerprofiel. U kunt in dit venster geen
wijzigingen in het uitvoerprofiel aanbrengen maar u kunt wel een nieuw
doel importeren.
Color Editor bestaat daarnaast uit drie Bewerkingsmodi voor het bewerken
van simulaties.
Hoofdprofiel– De modus Hoofdprofiel gebruikt u om een aangepaste
hoofdsimulatie aan te maken die van invloed is op alle afdrukopdrachten
waarop hij van toepassing is, tenzij al een gekoppelde simulatie bestaat
voor de geselecteerde combinatie van simulatieprofiel,
simulatiemethode en uitvoerprofiel.
Quick of Full – Met behulp van Quick of Full kunt u een aangepaste
gekoppelde simulatie aanmaken. Gekoppelde simulaties zijn alleen van
invloed op de afdrukopdracht indien ook het overeenkomende
simulatieprofiel, de overeenkomende simulatiemethode en het
overeenkomende uitvoerprofiel zijn geselecteerd. Indien u een
uitvoerprofiel en simulatiemethode kiest waarvoor u een aangepaste
gekoppelde simulatie heeft gegenereerd, wordt die simulatie
automatisch op de afdrukopdracht toegepast. Indien u een
simulatiemethode of uitvoerprofiel zonder aangepaste gekoppelde
simulatie kiest wordt automatisch de hoofdsimulatie toegepast. De mode
Quick gebruikt een eendimensionale overdrachtscurve die alleen de
uitvoerdichtheid aanpast, terwijl de mode Full een meer volledige en
nauwkeurigere simulatie biedt door middel van colorimetrische
omzettingen die zowel de tint als de uitvoerdichtheid aanpassen.
Indien u een hoofdsimulatie heeft bewerkt nadat u een gekoppelde simulatie
heeft aangemaakt, worden de bewerkingen niet op de gekoppelde simulatie
toegepast.
20. ColorWise Pro Tools gebruiken
Xerox DocuColor 2006 20–9
Een simulatieprofiel in Hoofdprofiel of een uitvoerprofiel in Aangepast
bewerken:
1. ColorWise Pro Tools starten en op Color Editor klikken.
2. In het pop-up menu Weergave de optie Simulation of Output kiezen.
Onder Simulation worden de simulatieprofielen die op de Fiery resideren
opgesomd, onder Output worden de uitvoerprofielen die op de Fiery
resideren opgesomd.
3. U kunt nu kiezen welk profiel u wilt gaan bewerken en op Selecteren
klikken.
U kunt ook Profile Manager openen, een profiel selecteren en op Bewerken
klikken.
4. In het menu Bewerkingsmodus Hoofdprofiel een simulatieprofiel kiezen.
In het menu Bewerkingsmodus Aangepast een uitvoerprofiel kiezen.
U kunt met behulp van het dialoogvenster profielen bekijken en
bewerken. Met behulp van de grafiek kunt u kleuruitvoerwaardes
bekijken en wijzigen.
Met behulp van de toets Importeren onder in het venster Kleureneditor kunt u
tijdens het bewerken van een profiel in de mode Aangepast een
kalibratiedoelbestand (.trg) dat op een andere Fiery met een eerdere versie van
ColorWise is aangemaakt importeren. In de huidige versie van ColorWise is het
niet mogelijk een om een doel apart op te slaan; het doel wordt opgeslagen
samen met een uitvoerprofiel.
5. De kleuren die u wilt bewerken selecteren door de kleuren uit en weer
aan te zetten.
Het veld met het oogpictogram links van iedere kleur geeft aan of die
kleur op de grafiek zichtbaar is en beïnvloed wordt door wijzigingen in
de curves, de helderheid en de puntverbreding. U kunt de vier kleuren
(cyaan, magenta, geel en zwart) een voor een of gecombineerd bekijken
en bewerken Wanneer u slechts een of twee kleuren tegelijk bekijkt kunt
u uw aanpassingen beter detailleren. U kunt een kleur uitzetten door op
het oogpictogram te klikken. In het onderstaande voorbeeld zijn de
kleuren cyaan en magenta zichtbaar voor bewerking.
6. Op Puntverbreding klikken om de puntverbredingwaarde aan te passen
voor het simuleren van de persoutput.
U kunt hier voor de Noordamerikaanse of Europese norm kiezen.
Vervolgens kunt u met behulp van de schuifbalken de gewenste
Puntverbreding selecteren:
Bij 50% input variëren de Noordamerikaanse waardes tussen 0% en
50% verbreding bij de output.
Bij 40% input variëren de Europese waardes tussen 0% en 59%
verbreding bij de output; bij 80% input variëren de Europese waardes
tussen 0% en 20% verbreding bij de output.
20. ColorWise Pro Tools gebruiken
Xerox DocuColor 200620–10
Indien u Puntverbredingwaardes gebruikt dient u eerst de instellingen
toe te passen zodat de curves vanaf hun rechte-lijnpositie afbuigen.
Vervolgens de nieuwe curves bewerken. Wanneer u de
Puntverbredingwaardes aanpast worden alle bestaande punten op de
curve gewist. Er verschijnt een dialoogvenster met de waarschuwing dat
u moet kiezen of u de puntverbredingsinstellingen wilt verwijderen
voordat de nieuwe instellingen definitief worden toegepast.
7. De helderheid aanpassen met behulp van de toets plus en de toets min.
Veranderingen in de helderheid komen terug in de curve(s).
8. U kunt de curves direct aanpassen door op punten op de curve te
klikken en ze te verslepen of door cijfers in te voeren in het invoer- en
uitvoervenster.
De grafiek geeft een overzicht van het afgezet tegen het
uitvoerpercentage. (Deze percentages hebben betrekking op het
formaat van de CMYK-halftone stippen. De door u geselecteerde curve
verschijnt en de punten langs de curve zijn gemarkeerd zodat u ze kunt
aanpassen
Punten pas op deze manier aanpassen nadat u de Puntverbredingswaardes
en de Helderheidswaardes heeft ingevoerd.
Voor een exacter resultaat kunt u ook de percentages intoetsen in het
invoer-- en uitvoervenster of kunt u de pijltoetsen op het toetsenbord
gebruiken om de curve aan te pasen. U kunt de pijltoetsen pas
gebruiken nadat u op de curve een uitgangspunt heeft aangeklikt.
9. Voor een uitvoerprofiel kunt u een maximumdichtheid voor het cyaan-.
magenta-, gele en zwarte kanaal instellen.
U kunt de maximumdichtheid, de zogenoemde D-max-waarde, van de
individuele kleuren invoeren voor de profielen die dichtheidsinstellingen
ondersteunen. D-max-instellingen zijn niet beschikbaar wanneer u een
simulatieprofiel in de Mode Hoofd bewerkt.
10. Wanneer u klaar bent op Opslaan klikken en een naam voor het nieuwe
profiel invoeren.
Het nieuwe aangepaste profiel wordt onder de nieuwe naam op de Fiery
opgeslagen. Indien u een van de persstandaarddoelen (bijvoorbeeld,
SWOP-Coated, DIC, of Euroscale) bewerkt is het zinvol de originele
naam in de nieuwe naam te verwerken, bijvoorbeeld DIC-new, zodat u
de bron van het nieuwe doel onthoudt.
Vooringestelde standaardprofielen zijn vergrendeld en dienen onder een
nieuwe naam opgeslagen te worden.
20. ColorWise Pro Tools gebruiken
Xerox DocuColor 2006 20–11
Aangepaste profielen dienen te worden gekoppeld aan een van de 10
vooraf gedefinieerde aangepaste-profielnamen (Simulation– 1 tot 10
voor simulatie of Output – 1 tot 10 voor uitvoer) om vanaf de
printerdriver te kunnen worden bewerkt. U kunt zo veel aangepast
profielen aanmaken als u wilt, maar er zijn slechts 10 profielen tegelijk
beschikbaar vanaf de printerdriver.
Indien u een aangepast profiel als standaardprofiel instelt, heeft u toegang tot
dit profiel vanaf de printerdriver zonder dat u het profiel aan een van de vooraf
gedefinieerde aangepaste namen hoeft te koppelen. U hoeft alleen maar de
optie “Standaarwaarden van de printer” te selecteren in de printerdriver.
Een simulatie bewerken in Quick of Full
1. ColorWise Pro Tools starten en op Color Editor klikken.
2. In het pop-up menu Weergave Simulation kiezen. Vervolgens het
simulatieprofiel dat u wilt bewerken kiezen en op Selecteren klikken.
U kunt ook Profile Manager openen, een simulatieprofiel selecteren en op
Bewerken klikken.
3. In het menu Bewerkingsmodus Quick of Full selecteren en kiezen aan
welk uitvoerprofiel u uw bewerkte simulatie wilt koppelen in het menu
“Koppelen met”.
De bewerkte simulatie wordt gekoppeld aan het uitvoerprofiel dat u in
het menu “Koppelen met” selecteert.
Wanneer u een simulatieprofiel in de modus Quick bewerkt, kunt u met behulp
van de toets Importeren onderaan het venster Color Editor een aangepaste
Quick-simulatie die op een andere Fiery met een eerdere versie ColorWise is
aangemaakt importeren. In de huidige versie van ColorWise is het niet mogelijk
om een aangepaste Quick- of Full-simulatie apart op te slaan; zij worden als
onderdelen van hetzelfde profiel opgeslagen.
4. De simulatie bewerken en opslaan.
Deze simulatie is alleen automatisch van toepassing op de
afdrukopdracht wanneer de instellingen CMYK-simulatie,
simulatiemethode en uitvoerprofiel hetzelfde zijn als die die u gebruikte
toen u het profiel bewerkte. Indien de simulatiemethode anders is of er
een ander uitvoerprofiel is geselecteerd, is automatisch de
hoofdsimulatie van toepassing.
Een simulatieprofiel kan een aangepaste hoofdkoppeling en een of meer
aangepaste koppelingen hebben - maximaal twee koppelingen (Quick en Full)
voor ieder uitvoerprofiel op het systeem.
20. ColorWise Pro Tools gebruiken
Xerox DocuColor 200620–12
Simulatiebewerkingen ongedaan maken
U kunt de wijzigingen die u in de simulaties (hoofdsimulaties en aangepaste
simulaties) heeft verricht op een aantal manieren ongedaan maken:
Indien u uw bewerkingen nog niet heeft opgeslagen, kunt u op Voltooid
op de menubalk Kleureneditor klikken en de wijzigingen niet opslaan.
Indien u uw bewerkingen onder een nieuwe simulatienaam heeft
opgeslagen en u alle bewerkingen ongedaan wilt maken ( in de Modus
Hoofdprofiel, en in de modi Quick en Full) de onderstaande
aanwijzingen opvolgen.
Indien u uw bewerkingen onder een nieuwe simulatienaam heeft
opgeslagen en u de bewerkingen op een of meer van de gekoppelde
simulaties ongedaan wilt maken de onderstaande aanwijzingen
opvolgen.
Bewerkingen op een aangepaste gekoppelde simulatie ongedaan
maken
1. ColorWise Pro Tools starten en op Color Editor of Profile Manager
klikken.
2. In het pop-up menu Weergave de optie Simulation kiezen. Vervolgens
de simulatie waarvan u de bewerkingen ongedaan wilt maken kiezen en
dan op Selecteren (Color Editor) of Bewerken (Profile Manager) klikken.
3. In het menu Bewerkingsmodi de optie Quick of Full kiezen en kiezen
aan welk uitvoerprofiel de door u ongewenste bewerkingen in het menu
“Koppelen met” gekoppeld zijn.
4. Op Terug naar Hoofdprofiel klikken
Wanneer u op Terug naar Hoofdprofiel klikt, gelden weer dezelfde curves die
van toepassing waren op de laatste door u opgeslagen hoofdsimulatie. Indien u
een hoofdsimulatie heeft bewerkt en opgeslagen, gelden de gekoppelde
simulaties van de gewijzigde hoofdsimulatie, niet de oorspronkelijke simulatie.
5. Aangeven of u wilt dat alleen de op dit moment geselecteerde
gekoppelde simulaties ongedaan worden gemaakt of alle koppelingen
van dit simulatieprofiel en dan op OK klikken.
6. Indien u kiest voor de optie “Voor alle Bewerkingsmodi en alle
Profielkoppelingen” verschijnt er een dialoogvenster met een
waarschuwing. Op OK klikken.
De curves voor de gekoppelde simulatie(s) komen nu exact overeen met
die van de door u laatst opgeslagen hoofdsimulatie.
20. ColorWise Pro Tools gebruiken
Xerox DocuColor 2006 20–13
Bewerkte profielen controleren
Voordat u een profiel naar de Fiery opslaat kunt u een afgedrukt voorbeeld
van het profiel bekijken. U kunt:
Een Vergelijkingspagina die in de ColorWise Pro Tools beschikbaar is
afdrukken. Hierop is een vergelijking van afbeeldingen en kleurpatches
met en zonder de bewerkingen te zien.
Het door de gebruiker gedefinieerde bestand CALIB.PS afkomstig uit de
Blokkeringswachtrij afdrukken.
U kunt een aangepaste vergelijkingspagina aanmaken en deze als een Post
Script- of Encapsulated PostScript- (EPS-)bestand met de naam CALIB.PS
opslaan en vervolgens dit bestand vanuit uw applicatie naar de
Blokkeringswachtrij van de Fiery afdrukken of het bestand via de Web
Downloader naar de Blokkeringswachtrij van de Fiery downloaden.
Een profiel controleren
1. In het venster Color Editor de optie Testafdruk kiezen.
2. De toets Profile selecteren.
3. Een af te drukken pagina selecteren, het papierformaat en de
invoerlade (alleen bij een Vergelijkingspagina) selecteren en op Print
klikken.
Voor het afdrukken van een Vergelijkingspagina het (LTR/A4 of 11 x
17/A3) in het pop-up menu Paper Size specificeren. De papierbron kunt
u specificeren in het pop-up menu Input Tray.
Indien u een meetpagina afdrukt vanuit de handmatige invoer, dient u de optie
“BYPASS set at copier” te selecteren in het pop-up menu Input Tray. Het
benodigde papier in de handmatige invoer laden en vervolgens het juiste
papierformaat selecteren met behulp van de toetsen op het bedieningspaneel
van het kopieerapparaat.
Profile Manager
Met behulp van de Profile Manager kunt u ICC-profielen beheren en
bewerken. Bij de Fiery zijn deze profielen onderverdeeld in drie categorieën:
RGB-bron (in ColorWise RGB Source), Simulatie (In ColorWise Simulation),
en Uitvoer (In ColorWise Output).
RGB-bron– bevat alle monitorprofielen die op de Fiery resideren. RGB-
bronprofielen worden gebruikt om het bronkleurgebied aan te geven
voor RGB-kleuren die door de Fiery verwerkt worden.
Simulatie – bevat printerprofielen die gebruikt worden om een ander
apparaat te simuleren op Fiery.
Uitvoer – bevat kopieerapparaatprofielen die het aangesloten
kopieerapparaat beschrijven.
20. ColorWise Pro Tools gebruiken
Xerox DocuColor 200620–14
Het wijzigen van de kalibratie kan van invloed zijn op de opdrachten van alle
gebruikers. Daarom is het zinvol het aantal personen met autorisatie om
kalibratie uit te voeren te beperken. In het bedieningspaneel van de Fiery of in
Setup kan een beheerderstoegangscode worden ingesteld waarmee de
toegang tot de kalibratiefunctie kan worden geregeld..
De Fiery wordt geleverd met een aantal profielen. U kunt al naar gelang uw
behoefte extra profielen aanmaken door de bestaande profielen te wijzigen.
Ook kunt u vanaf ieder aangesloten werkstation profielen naar de Fiery
downloaden. De bijgeleverde profielen zijn:
RGB-bron:
SRGB (PC) – bronkleurgebied voor een algemene monitor van een
Windows-computer.
Apple Standard – standaard bronkleurgebied voor monitoren van
Mac OS-computers met een oudere versie van ColorSync.
EFIRGB – vooringestelde standaardinstelling voor een Fiery.
Simulatie:
SWOP-Coated – de persstandaard in de Verenigde Staten
Euroscale – de Europese persstandaard
DIC – de Japanse persstandaard
Uitvoer:
Fiery DocuColor 2006 – profiel dat het kopieerapparaat beschrijft.
Fiery DocuColor 2006 HiGCR – profiel dat het kopieerapparaat
beschrijft maar met een hogere zwartgeneratie dan het
vooringestelde standaardprofiel (dient te worden gebruikt indien de
grijsbalans belangrijker is dan de afdrukkwaliteit).
Fiery DocuColor 2006 Max PPM K – profiel dat het
kopieerapparaat beschrijft maar dat ervoor zorgt dat er evenveel
rood, groen en blauw als alleen-zwart wordt afgedrukt bij een
afdruksnelheid van 50 pagina’s per minuut. Dit profiel dient u te
gebruiken indien u documenten afdrukt waarin zowel zwart/wit-
pagina’s als kleurenpagina’s voorkomen en u er zeker van wilt zijn
dat het kopieerapparaat de verschillende soorten pagina’s
respectievelijk met de hoogst mogelijke snelheid afdrukt.
Fiery DocuColor 2006 is in de Fiery ingebouwd. Fiery DocuColor 2006 HiGCR
en Fiery DocuColor 2006 Max PPM K staan op de gebruikers CD-ROM in de
map ICM (Windows) of in de map ColorSync (Mac OS).
20. ColorWise Pro Tools gebruiken
Xerox DocuColor 2006 20–15
De standaardprofielen instellen
De standaardprofielen zijn van toepassing op alle afdrukopdrachten die u
naar de Fiery verzendt tenzij u deze met behulp van de afdrukopties
annuleert. Daarom zouden de standaardprofielen de meest toegepaste
profielen moeten zijn.
Een standaardprofiel specificeren
1. ColorWise Pro Tools starten en op Profile Manager klikken.
Aan de linker zijde van uw scherm ziet u de ICC-profielen in de
standaardmap van uw computer. Aan de rechter zijde ziet u de drie
categorieën profielen die op de Fiery aanwezig zijn.
Het slotpictogram links van een profielnaam staat duidt erop dat het
profiel niet kan worden verwijderd en alleen kan worden bewerkt nadat
het onder een nieuwe naam is opgeslagen. Alleen simulatie- en
uitvoerprofielen kunnen worden bewerkt.
Een klein pictogram links van een profielnaam duidt op het
standaardprofiel voor iedere categorie (RGB Source, Simulation, en
Output). Indien u een ander profiel als het standaardprofiel instelt, komt
het pictogram naast het door u ingestelde profiel te staan. Het pictogram
dat het RGB Source- en Output-profiel aangeeft ziet eruit als een doel
(van een pijl). Het pictogram dat het standaard simulatieprofiel aangeeft
verandert afhankelijk van het feit of de instelling RGB Separation in het
dialoogvenster Algemene Instellingen op Simulation of Output is
ingesteld.
2. Het door uw gewenste standaardprofieltype selecteren en op
Profielinstellingen klikken.
3. In het dialoogvenster Profielinstellingen op Standaard klikken en
vervolgens op Toepassen klikken.
4. Op OK klikken.
5. In het hoofdvenster van Fiery Profielbeheer verschijnt het doelpictogram
naast het nieuwe standaardprofiel dat u heeft gespecificeerd. Stap 2 tot
en met 4 voor ieder profiel herhalen.
Indien er geen standaardinstellingen gedefinieerd is voor RGB-bron,
staat de afdrukoptie RGB-bron op Geen. Indien er geen
standaardprofiel is ingesteld voor Simulatie, staat de afdrukoptie CMYK-
simulatie op Geen.
Er is altijd een standaardprofiel voor Uitvoer. U kunt de
standaardinstelling voor Uitvoer wijzigen door een vooringesteld profiel
te selecteren dat u als standaardprofiel wilt instellen en op
Profielinstellingen te klikken. Ook kunt u een nieuw standaardprofiel
onder een nieuwe naam aanmaken door een vooringesteld profiel te
selecteren en de door u gekozen kalibratieset aan te geven in het pop-
up menu use Calibration Set en in het menu Profile Description een
nieuwe naam in te voeren.
20. ColorWise Pro Tools gebruiken
Xerox DocuColor 200620–16
Profielen downloaden
De Fiery wordt met een aantal standaardprofielen geleverd. Het is mogelijk
om vanaf iedere computer die met de Fiery is verbonden extra profielen te
downloaden.
Een profiel downloaden
1. ColorWise Pro Tools starten en op Profile manager klikken.
Links in het hoofdvenster van Profile Manager ziet u een lijst met ICC-
profielen in de standaardmap van uw werkstation.
Voor Windows 95/98 is de standaardmap de map
\Windows\System\Color.
Voor Windows NT 4.0 en Windows 2000 is de standaardmap de map
\Winnt\System32\Color.
Voor Mac OS is de standaardmap de
Systeemmap:Voorkeuren:ColorSync profielen voor ColorSync en
Systeemmap:ColorSync profielen voor versie 2.5 of hoger van
ColorSync.
2. Indien het gewenste profiel niet verschijnt op Bladeren klikken om naar
een andere map te gaan.
Naar de map met het profiel dat u wilt gaan downloaden gaan en op OK
klikken.
3. Het door u gewenste profiel selecteren wanneer dit verschijnt in de lijst
in het hoofdvenster van Profile Manager.
Indien het profiel in combinatie met de Fiery gebruikt kan worden
verschijnt er een groene pijl die erop duidt dat het profiel beschikbaar is
om te worden gedownload. Alleen profielen voor output-apparatuur
kunnen naar Simulatie en Uitvoer worden gedownload. Alleen profielen
voor input-apparatuur kunnen naar RGB-bron worden gedownload.
Op Windows-computers worden de profielen alleen afgebeeld wanneer zij de
extensie .icc of .icm hebben. Op Mac OS-computers moeten de profielen een
profielbestandsaanduiding hebben.
Alle ICC-profielen in de geselecteerde map van uw computer staan in
een lijst op het hoofdvenster van Profielbeheer. Echter niet alle
profielen die in deze lijst staan weergegeven kunnen ook daadwerkelijk
naar de Fiery worden gedownload.
20. ColorWise Pro Tools gebruiken
Xerox DocuColor 2006 20–17
Simulatieprofielen zouden alleen gebruikt moeten worden als profiel
voor apparaten waarvan u wilt dat de kleuroutputkenmerken
overeenkomen met de Fiery. Uitvoerprofielen zouden alleen gebruikt
moeten worden als profiel voor het apparaat waarmee de Fiery
verbonden is. Hoewel CMYK-printerprofielen zowel als Simulatie als als
Uitvoer gedownload kunnen worden, dient u hier te overwegen hoe ze
gebruikt zullen gaan worden. Indien u wilt dat de afdrukken vanaf de
Fiery er uit zien alsof ze van een andere printer afkomstig zijn, dient u
het bewuste profiel als Simulatieprofiel te downloaden. Inden u over een
aangepast profiel van het kopieerapparaat waarmee de Fiery verbonden
is beschikt, dient u dat profiel als een uitvoerprofiel te downloaden.
4. Op de pijl klikken om het profiel te downloaden en op OK klikken
wanneer de download voltooid is.
Het nieuwe profiel verschijnt nu in de lijst met profielen rechts in het
hoofdvenster van Profile Manager.
Dit profiel dient te worden gekoppeld aan een van de vooraf
gedefinieerde namen (Source 1 tot en met 10 voor RGB-bron,
Simulatie-1 tot en met 10 voor Simulation of Output 1 tot en met 10 voor
Uitvoer) of als standaard te worden ingesteld voordat het gebruikt kan
worden.
Wanneer een uitvoerprofiel wordt gedownload krijgt het automatisch het
kalibratiedoel van het huidige standaard uitvoerprofiel.
Profielen bewerken
De profielen op de Fiery kunnen ofwel direct via Color Editor of via Profile
Manager worden aangepast aan uw specifieke behoeften en de kenmerken
van uw kopieerapparaten.
Profielen beheren
Met Profile Manager kunt u reservekopieën maken van profielen en kunt u
profielen verwijderen. Het is verstandig om altijd een reservekopie te maken
van een profiel voordat u de Fiery-software bij werkt omdat u zo voorkomt dat
aangepaste profielen verloren gaan.
U kunt van alleen die profielen waar in het hoofdvenster Profile Manager geen
slotpictogram naast staat een reservekopie maken en u kunt alleen deze
profielen verwijderen. Vergrendelde profielen kunnen niet verwijderd worden.
Wel kunnen er reservekopieën van gemaakt worden
20. ColorWise Pro Tools gebruiken
Xerox DocuColor 200620–18
Een reservekopie maken van een profiel
1. ColorWise Pro Tools starten en op Profile Manager klikken.
2. Het naar de server te laden profiel op de Fiery selecteren.
De pijl in het midden van het Profile Manager wordt groen en wijst naar
links, ten teken dat het profiel beschikbaar is om naar de server te
laden.
3. Op de groene pijl klikken, een naam en locatie voor het profiel kiezen en
op Opslaan klikken.
De naam is de bestandsnaam van het profiel, maar de
profielomschrijving blijft hetzelfde als de originele profielomschrijving of
is de beschrijving die u in het dialoogvenster Profielinstellingen had
ingevoerd.
Wanneer u het profiel op een Windows-computer opslaat, niet vergeten om de
naam te voorzien van de extensie .icm. Indien de extensie niet wordt
meegegeven, verschijnen er extra dialoogvensters.
4. Op OK klikken wanneer u het bericht krijgt dat het profiel succesvol naar
de server geladen is.
Het is verstandig om de oude profielen te verwijderen zodat niemand
een verkeerd profiel kan gebruiken en zodat er meer schijfruimte
beschikbaar komt op de Fiery (hoewel profielen kleine bestanden zijn
die niet veel schijfruimte in beslag nemen).
Profielen van de harde schijf van de Fiery verwijderen
1. ColorWise Pro Tools starten en op Profile Manager klikken.
2. Het te verwijderen profiel selecteren en op Verwijderen klikken.
Er verschijnt een waarschuwingsdialoogvenster waarin u dient te
bevestigen of u het profiel wilt verwijderen
Vooringestelde profielen, profielen die op dat moment als standaard zijn
ingesteld of profielen die aan een van de vooraf gedefinieerde aangepaste
namen, bijvoorbeeld Simulation-1, zijn gekoppeld, kunnen niet worden
verwijderd.
3. Op Ja klikken om het profiel te verwijderen.
Indien u een profiel wilt verwijderen dat op dat moment als standaard is
ingesteld of aan een aangepaste naam is gekoppeld, op
Profielinstellingen klikken en de selectie van de optie standaard
ongedaan maken.
20. ColorWise Pro Tools gebruiken
Xerox DocuColor 2006 20–19
Profielen definiëren
Voordat u een gedownload of bewerkt profiel op een afdruktaak kunt
toepassen dient het profiel aan een van de vooraf gedefinieerde aangepaste
namen gekoppeld worden. Ook kunt u het profiel als standaardprofiel voor
alle afdrukopdrachten instellen. Er zijn 10 namen beschikbaar voor de
aangepaste profielen: Source 1 tot en met 10 voor RGB-bronprofielen,
Simulation 1 tot en met 10 voor Simulatieprofielen en Output 1 tot en met 10
voor Uitvoerprofielen.
We gebruiken hier een aangepast simulatieprofiel ter illustratie. Dezelfde
stappen gelden voor het definiëren van een aangepast of gedownload
uitvoerprofiel.
Een profiel definiëren
1. ColorWise Pro Tools starten en op Profile Manager klikken.
Voor dit voorbeeld aannemen dat DIC-new een aangepast
simulatieprofiel is dat aangemaakt is onder Color Editor. Zoals u ziet,
staat bij DIC-new onder “In Stuurprogramma weergeven als” geen
nieuwe informatie.
2. DIC-new in de simulatielijst selecteren en op Profielinstellingen klikken,
of op DIC-new dubbelklikken.
3. Het selectievakje “In Stuurprogramma weergeven als” selecteren, een
van de vooraf gedefinieerde aangepaste simulatienamen (Simulation 1
tot en met 10) in het pop-up menu selecteren en vervolgens op
Toepassen klikken.
U dient hier een naam te kiezen die nog niet met een andere simulatie is
gekoppeld. Indien u tracht om twee dezelfde profielen met dezelfde
naam te definiëren, verschijnt er een foutbericht.
Voor een uitvoerprofiel zou u een vooraf gedefinieerde naam tussen
Output 1 en Output 10 kunnen kiezen.
Hoewel u een vooringesteld profiel niet kunt verwijderen, kunt u de naam van
een vooringesteld profiel wel voor uw bewerkte profiel gebruiken wanneer u de
optie “In Stuurprogramma weergeven als” selecteert. Hiermee vervangt u het
vooringestelde profiel door uw eigen profiel.
Wanneer u de Profielinstellingen voor een uitvoerprofiel kiest,
verschijnt ook de optie Kalibratieset gebruiken. U dient de Fiery met
deze kalibratieset te kalibreren voordat deze optie resultaat heeft.
Indien u geen metingen heeft uitgevoerd voor deze kalibratieset,
worden de standaardmetingen gebruikt.
In Profielinstellingen kunt u ook de profielomschrijving van alle niet
vergrendelde profielen wijzigen.
20. ColorWise Pro Tools gebruiken
Xerox DocuColor 200620–20
4. Op OK klikken.
Onder de kolom “In Stuurprogramma weergeven als” verschijnt nu voor
het profiel DIC-new de naam Simulation-1. Wanneer u nu in de CMYK-
simulatieoptie van uw printerdriver Simulation-1 kiest wordt de DIC-new
simulatie toegepast op uw afdrukopdracht.
Indien u geen aangepast simulatieprofiel definieert, wordt uw opdracht
afgedrukt met de optie CMYK Simulation Profile ingesteld op None.
Indien u geen RGB Source- of uitvoerprofiel definieert wordt het
standaardprofiel gebruikt.
Algemene instellingen wijzigen
Met behulp van de toets Algemene Instellingen kunt u een dialoogvenster
openen waarin u de standaard simulatiemethode en het profiel dat voor
RGB-scheiding wordt gebruikt kunt instellen. Ook krijgt u via dit
dialoogvenster informatie over de manier waarop alle profielen van
toepassingen zijn op de kleurgegevens in een opdracht.
De Algemene instellingen wijzigen
1. ColorWise Pro Tools starten en op Profile Manager klikken
2. Rechtsboven op Algemene instellingen klikken.
3. Voor de standaard CMYK-simulatiemethode Quick of Full kiezen.
4. Voor RGB-scheiding Simulatie of Uitvoer kiezen.
De toepassing RGB-scheiding is met name bedoeld voor RGB maar kan
ook toegepast worden op gegevens in kleurgebied Lab of op gegevens
die gebruik maken van PostScript Color Management.
5. Wanneer u op het vraagteken (?) linksonder in het venster klikt krijgt u
een diagram te zien met een overzicht van hoe de kleurinstellingen van
invloed zijn op de afdrukopdrachten.
Dit diagram is bedoeld ter illustratie. De hierin afgebeelde opties kunnen
niet daadwerkelijk geselecteerd worden. Op OK klikken om af te sluiten.
6. Op Toepassen klikken om de door u gemaakte wijzigingen toe te
passen. Op OK klikken om het venster te sluiten.
Xerox DocuColor 2006
21–1
Kopiëren - Basis
Dit hoofdstuk bevat een beschrijving van de onderdelen en basisfuncties van
het bedieningspaneel op het DocuColor 2006 kopieerapparaat. Verder vindt
u in dit hoofdstuk instructies voor het plaatsen van de DocuColor 2006 in de
kopieermode, het plaatsen van originelen op de glasplaat en in de
automatische originelendoorvoer en instructies voor het maken van een
eenvoudige kopie met behulp van de standaardinstellingen van het apparaat.
Bedieningspaneel
Het bedieningspaneel van het kopieerapparaat gebruiken om de DocuColor
2006 voor uw kopieeropdrachten te programmeren.
Hieronder volgt een lijst met de onderdelen van het bedieningspaneel en een
beschijving van de functie van elk onderdeel.
1
8
1
6
1
1
1
2
7
1
2
3
4
19 20 17 15
13
14 10 9
8
6
5
1. Kopieerscherm: Op het kopieerscherm worden programmeerbare
toepassingen, beschikbare opties en de huidige instellingen
weergegeven.
2. Kopie: De toets Kopie indrukken om de DocuColor 2006 over te
schakelen van de online mode naar de kopieermode.
3. Hulpprogramma’s: De toets Hulpprogramma’s indrukken om toegang
te krijgen tot de beheerdersfuncties.
4. CM: De toets CM indrukken om de geselecteerde opties terug te zetten
in de standaardinstellingen.
5. Stop: De toets Stop indrukken om de kopieerbewerking te annuleren.
Opdrachten die op deze manier zijn geannuleerd, kunnen niet worden
hervat. Om de opdracht te voltooien, dient u de kopieer-/afdrukopties
opnieuw in te stellen en de niet-gekopieerde originelen opnieuw te
plaatsen.
21
1
2
3
4
5
68
910
11
7
12
1314
15
16
17
18
19 20
21. Kopiëren - Basis
Xerox DocuColor 2006
21–2
6. Start: De toets Start indrukken om een kopieeropdracht te starten.
7. Aantaltoetsen
De toetsen 1 t/m 9 gebruiken om het gewenste aantal te
selecteren, toegangscodes in te voeren en bepaalde functies in te
stellen.
De toets C gebruiken om het aantal terug te zetten op 1 of onjuiste
numerieke instellingen te wissen.
8. Afsluiten: De toets Afsluiten indrukken om terug te keren naar het
vorige scherm.
9. Selecteren: De toets Selecteren indrukken om kopieerinstellingen
anders dan de standaardinstellingen op te slaan.
10. Pijltoetsen: De pijltoetsen gebruiken om een optie voor een toepassing
in het kopieerscherm te markeren.
11. Geavanceerde toepassingen: De toets Geavanceerde toepassingen
indrukken om het scherm met geavanceerde toepassingen te openen. In
dit scherm kunt u de afleveringslocatie en de opties voor Wissen, 2-
zijdig en 2-op-1 specificeren.
12. Kwaliteitsaanpassing: De toets Kwaliteitsaanpassing indrukken om het
kwaliteitsaanpassingsscherm te openen en de scherpte en het
kleurniveau van de kopieën te wijzigen.
13. Knop Contrast: De draaiknop Contrast gebruiken om het scherm lichter
of donkerder te maken.
14. Pijltoetsen Papier: De pijltoetsen Papier gebruiken om de gewenste
papierlade te selecteren.
15. Pijltoetsen Zoom: De pijltoetsen Zoom gebruiken om het gewenste
vergrotings- of verkleiningspercentage te selecteren.
16. Pijltoetsen Verkleinen/vergroten: De pijltoetsen Verkleinen/vergroten
gebruiken om een van de voorinstellingen voor Verkleinen of Vergroten
te selecteren.
17. Lampjes Verkleinen/vergroten: Wanneer een optie wordt
geselecteerd, brandt het groende lampje ernaast.
18. Lampjes Papier: Wanneer een lade is geselecteerd, brandt het groene
lampje ernaast.
19. Toets kleurmode: Deze toets gebruiken voor toegang tot de opties voor
kleurmode.
20. Toets Lichter/donkerder: De toets Lichter/donkerder indrukken om het
zwartingsscherm te openen en het zwartingsniveau van de kopieën aan
te passen.
U kunt meer informatie over de hier in het kort beschreven toepassingen
vinden in het hoofdstuk Kopieertoepassingen. Meer informatie over de optie
Hulpprogramma’s vindt u in het hoofdstuk Mode Hulpprogramma’s.
21. Kopiëren - Basis
Xerox DocuColor 2006
21–3
Kopieermode
De DocuColor 2006 staat standaard in de printermode. Om een kopie te
kunnen maken, dient u het apparaat over te schakelen naar de kopieermode.
Wanneer de DocuColor 2006 in de printermode staat, verschijnt het volgende
bericht op het kopieerscherm:
Toets Kopie indrukken om te beginnen
In dit bericht wordt verwezen naar de toets Kopie op het bedieningspaneel
van het kopieerapparaat.
Nadat u de toets Kopie heeft ingedrukt, gebeurt het volgende:
Het bericht Gereed om te kopiëren verschijnt. Dit betekent dat het
overschakelen naar de kopieermode geen problemen heeft opgeleverd.
Het kopieerapparaat kan beginnen met het verwerken van opdrachten.
Indien de optie Gebruikerstoegang is ingeschakeld, wordt u eerst
gevraagd om uw toegangscode in te voeren.
De toegangscode invoeren met behulp van de aantaltoetsen. C
indrukken wanneer u een fout maakt.
Indien de ingevoerde toegangscode juist is, zal het bericht Gereed om te
kopiëren automatisch op het kopieerscherm verschijnen. Dit betekent
dat het overschakelen naar de kopieermode geen problemen heeft
opgeleverd. Het kopieerapparaat kan beginnen met het verwerken van
opdrachten.
Indien de ingevoerde toegangscode onjuist is, verschijnt het bericht
Incorrecte toegangscode en wordt u gevraagd uw toegangscode
opnieuw in te voeren.
Informatie over het instellen of wijzigen van de gebruikerstoegangscode kunt
u vinden in het hoofdstuk Mode Hulpprogramma’s.
De optie Auto-modewisseling zorgt ervoor dat de DocuColor 2006
automatisch overschakelt naar de kopieermode wanneer er originelen in de
AOD worden geplaatst. Voor meer informatie over de mode Auto-
modewisseling het hoofdstuk Mode Hulpprogramma’s beijken.
21. Kopiëren - Basis
Xerox DocuColor 2006
21–4
Auto-start
Wanneer het bericht Wachten a.u.b... op het scherm staat, kunt u geen
kopieerbewerkingen starten. U kunt wel uw kopieeropdracht programmeren.
Zodra het apparaat naar de kopieermode is overgeschakeld, wordt uw
opdracht automatisch gekopieerd.
Terwijl het bericht Wachten a.u.b... zichtbaar is, uw originelen plaatsen, de
gewenste opties selecteren en de toets Start indrukken. Het bericht Wachten
a.u.b... blijft zichtbaar totdat het apparaat in de kopieermode staat.
De opdracht wordt gekopieerd zodra de DocuColor 2006 in de kopieermode
staat.
De toets Stop indrukken indien u de kopieeropdracht wilt annuleren voordat
deze is gestart.
Het kopieerscherm
Zodra de DocuColor 2006 naar de kopieermode is overgeschakeld, verschijnt
het kopieerscherm. In dit scherm wordt het bericht Gereed om te kopiëren
weergegeven.
Verder ziet u in dit scherm het aantal kopieën en de instelling voor de
volgende toepassingen:
Verkleinen/vergroten
Papier
Kleurmode
De eerste keer wanneer u overschakelt naar de kopieermode, zijn deze
toepassingen ingesteld op de standaardwaarden. Indien u wijzigingen in de
instellingen maakt, worden deze weergegeven in het kopieerscherm.
Meer informatie over de toepassingen Verkleinen/vergroten, Papier en
Kleurmode kunt u vinden in het hoofdstuk Kopieertoepassingen. Voor meer
informatie over de standaardwaarden voor deze instellingen het hoofdstuk
Mode Hulpprogramma’s bekijken.
U kunt wijzigingen in de andere op de DocuColor 2006 beschikbare
toepassingen bekijken in de bijbehorende toepassingsschermen. Het
hoofdstuk Kopieertoepassingen raadplegen voor informatie over de
beschikbare toepassingen en instructies voor toegang tot de schermen.
21. Kopiëren - Basis
Xerox DocuColor 2006
21–5
Originelen plaatsen
U kunt op twee manieren originelen op de DocuColor 2006 plaatsen: op de
glasplaat of in de automatische originelendoorvoer (AOD).
De glasplaat
De volgende procedure gebruiken voor kopiëren vanaf de glasplaat:
1. De afdekklep voor de glasplaat of de AOD optillen.
2. Het origineel met de beeldzijde omlaag in de linkerbovenhoek op de
glasplaat plaatsen. Het origineel in dezelfde richting plaatsen als het
papier in de geselecteerde papierlade.
Bij gebruik van transparanten, overtrekpapier of andere soorten dun papier,
een blanco vel wit papier op het origineel op de glasplaat plaatsen.
Meer informatie over de toepassing Papier vindt u in hoofdstuk 24,
Kopieertoepassingen. Voor informatie over het plaatsen van papier in de
papierlade, hoofdstuk 1, De DocuColor 2006 installeren, bekijken.
3. De afdekklep of de AOD sluiten.
VOORZICHTIG
Wanneer u een dik document kopieert, de afdekklep niet met kracht omlaag
houden. De glasplaat kan breken wanneer er te veel druk op wordt
uitgeoefend.
WAARSCHUWING
Indien het nodig is een kopieerbewerking met de afdekklep open uit te
voeren, niet in het scannerlicht kijken.
Het maximumformaat van papier dat vanaf de glasplaat kan worden gescand,
is A3 (297 mm x 420 mm) of 11 inch x 17 inch.
Lange Kant Eerst (LKE)
Korte Kant Eerst (KKE)
21. Kopiëren - Basis
Xerox DocuColor 2006
21–6
Bij het plaatsen van een groter formaat, wordt het beeld op de kopie
afgesneden.
De DocuColor 2006 registreert origineelformaten in inches of millimeters. In
onderstaande tabel ziet u de papierformaten die de DocuColor automatisch
registreert wanneer deze voor millimeters of inches is geconfigureerd.
Meer informatie over het wijzigen van de configuratie naar inches of
millimeters, vindt u in het hoofdstuk Mode Hulpprogramma’s.
Configuratie voor mm Configuratie voor inch
B5 KKE/LKE 8,5 in x 11 in KKE/LKE
A4 KKE/LKE 8,5 in x 14 in KKE
B4 LKE 11 in x 17 in KKE
A3 KKE
A5 LKE (alleen EU)
U dient een optie voor Papier in te voeren voor documenten die buiten de
formaten in de tabel vallen en voor documenten waarvan registratie moeilijk
is, bijvoorbeeld transparanten en overtrekpapier. Indien het kopieerapparaat
het formaat van uw origineel niet kan registreren, verschijnt er een foutbericht
in het hoofdscherm. Het foutbericht zal elke keer wanneer u het origineel
probeert te kopiëren, verschijnen, totdat u een optie voor Papier invoert.
Meer informatie over de toepassing Papier vindt u in het hoofdstuk
Kopieertoepassingen.
De automatische originelendoorvoer (AOD)
U kunt tot 30 originelen op de DocuColor 2006 plaatsen voor ononderbroken
scannen. Elk origineel wordt afzonderlijk gescand, waarbij wordt begonnen met
het onderste vel.
De AOD is optioneel op de DocuColor 2006. Voor informatie over het
bestellen van de AOD, het gedeelte Accessoires in het hoofdstuk
Kennismaking met de DocuColor 2006 bekijken.
21. Kopiëren - Basis
Xerox DocuColor 2006
21–7
De volgende procedure gebruiken voor kopiëren via de AOD:
1. Het opvanggedeelte omhoogzetten.
0302509A-WOL
2. De originelen in de AOD plaatsen in dezelfde richting als het papier in de
geselecteerde papierlade.
3. De originelen langzaam in de AOD duwen, totdat het invoerlampje gaat
branden. Zie onderstaande afbeelding.
Om papierstoringen te voorkomen, ervoor zorgen dat de originelen tegen de
achterrand van de AOD zijn geplaatst en controleren of het lampje gaat
branden.
Invoerlampje
21. Kopiëren - Basis
Xerox DocuColor 2006
21–8
4. De geleider aanpassen zodat deze tegen rand van de originelen rust,
zoals weergegeven in onderstaande afbeelding.
De geleider niet te dicht tegen de originelen plaatsen; dit kan een storing in
de AOD veroorzaken.
5. Het opvanggedeelte in de oorspronkelijk positie terugzetten.
6. Indien u extra grote originelen in de AOD plaatst, het verlengstuk van
het opvanggedeelte uittrekken.
0302512A-W O L
0302513A-WOL
0302516A -W O L
21. Kopiëren - Basis
Xerox DocuColor 2006
21–9
VOORZICHTIG
De volgende informatie in acht nemen bij het gebruik van de AOD:
De originelen niet naar beneden drukken op de AOD. Dit kan een
papierstoring tot gevolg hebben.
Niet meer dan 30 vel in het opvanggedeelte terecht laten komen. Geen
voorwerpen op het opvanggedeelte plaatsen. Beide handelingen kunnen
tot een papierstoring leiden.
De AOD accepteert alle papierformaten tussen B5 (182 mm x 257 mm of 8,5
inch x 11 inch) en A3 (297 mm x 420 mm of 11 inch x 17 inch). Alle
papiergewichten tussen 38 g/m² en 128 g/m² (10 lb. en 34 lb.) worden
geaccepteerd. De glasplaat gebruiken indien uw document niet binnen deze
formaten of gewichten valt.
Meer informatie over de papierspecificaties voor de AOD kunt u vinden in
het hoofdstuk Technische gegevens.
De AOD accepteert geen opdrachten met gemengde origineelformaten.
Een kopie maken
De volgende procedure volgen om een kopie te maken op de DocuColor
2006:
1. Indien het apparaat in de printermode staat, de toets Kopie indrukken.
2. De toets CM indrukken om het apparaat terug te zetten in de
standaardinstellingen.
De instellingen voor de kopieertoepassingen worden niet alle op het
hoofdscherm weergegeven. Instellingen kunnen mogelijk zijn gewijzigd in
een vorige kopieeropdracht. De toets CM indrukken om er zeker van te zijn
dat alle kopieertoepassingen in de standaardinstelling staan.
3. De originelen op de glasplaat of in de AOD plaatsen.
4. Het gewenste aantal kopieën invoeren met behulp van de aantaltoetsen.
De toets C indrukken wanneer u een fout maakt.
5. De toets Start indrukken.
Meer informatie over het instellen van extra kopieertoepassingen vindt u in
het hoofdstuk Kopieertoepassingen.
21. Kopiëren - Basis
Xerox DocuColor 2006
21–10
Xerox DocuColor 2006
22–1
Kopieertoepassingen
Op de DocuColor 2006 zijn opties voor de volgende kopieertoepassingen
beschikbaar:
Verkleinen/vergroten
Papier
Soort origineel
Lichter/donkerder
Kwaliteitsaanpassing
Geavanceerde toepassingen
Dit hoofdstuk bevat gedetailleerde instructies voor het gebruik van deze
toepassingen.
Verkleinen/vergroten
Met de toepassing Verkleinen/vergroten kunt u het originele beeld vergroot of
verkleind op uw kopie afdrukken. U kunt een specifiek vergrotings- of
verkleiningspercentage selecteren op het bedieningspaneel van het
kopieerapparaat.
Op uw DocuColor 2006 zijn de volgende opties voor Verkleinen/vergroten
beschikbaar:
100% - Het beeld op de kopie is even groot als het beeld op het
origineel.
Auto% - De DocuColor 2006 registreert het formaat van het origineel
automatisch. Wanneer u het gewenste papier plaatst, vergroot of
verkleint het kopieerapparaat het originele beeld automatisch zodat het
op het geplaatste papier past.
Vooringesteld % - De voorinstellingen worden weergegeven op het
bedieningspaneel van het kopieerapparaat. Het kopieerapparaat stelt
het kopieerformaat automatisch vast aan de hand van het geselecteerde
vergrotings- of verkleiningspercentage.
22
22. Kopieertoepassingen
Xerox DocuColor 2006
22–2
In de volgende tabellen worden de beschikbare voorinstellingen
weergegeven, met inbegrip van het effect ervan op bepaalde
papierformaten.
Handmatig % - Met de zoompijltoetsen kunt u handmatig een
vergrotings- of verkleiningspercentage instellen tussen 25% en 400%.
Het geselecteerde percentage wordt weergegeven in het
kopieerscherm.
De toepassing Verkleinen/vergroten gebruiken
De volgende procedure volgen om een kopie te maken met gebruik van de
toepassing Verkleinen/vergroten:
1. Indien de DocuColor 2006 in de printermode staat, de toets Kopie
indrukken om over te schakelen naar de kopieermode.
2. De toets CM indrukken om het apparaat terug te zetten in de
standaardinstellingen.
3. Het origineel op de glasplaat of in de AOD plaatsen.
Meer informatie over het plaatsen van originelen op de glasplaat of het
gebruik van de AOD vindt u in het hoofdstuk Kopiëren – Basis.
4. Een van de volgende handelingen uitvoeren:
De pijltoetsen voor verkleinen/vergroten gebruiken om 100% te
selecteren en zo een kopie te maken dat even groot is als het
origineel.
De pijltoetsen voor verkleinen/vergroten gebruiken om Auto% te
selecteren.
De pijltoetsen voor verkleinen/vergroten gebruiken om een van de
vooringestelde percentages te selecteren.
De zoompijltoetsen gebruiken om handmatig een verkleinings- of
vergrotingspercentage in te stellen.
Percentage Papierformaten
64% 11 in x 17 in 8,5 in x 11 in
78% 8,5 in x 14 in 8,5 in x 11 in
129% 8,5 in x 11 in 11 in x 17 in
154% 5,5 in x 8,5 in 8,5 in x 14 in
200% 5,5 in x 8,5 in 11 in x 17 in
Percentage Papierformaten
70% A3 A4
81% B4 A4
86% A3 B4; A4 B5
115% B4 A3; B5 A4
141% B5 B4
Niet-Amerikaanse voorinstellingen
Amerikaanse voorinstellingen
22. Kopieertoepassingen
Xerox DocuColor 2006
22–3
U kunt alle percentages tussen 25 en 400% invoeren.
5. Indien u Auto% heeft geselecteerd, de gewenste papierbron selecteren.
Vergroten/Verkleinen kan niet op Auto% worden ingesteld indien
Papier is ingesteld op Auto. U dient zelf papier te selecteren
wanneer u voor Verkleinen/vergroten de optie Auto% gebruikt. Het
volgende gedeelte bevat informatie over de toepassing Papier.
Wanneer Papier is ingesteld op Auto, kan de ingestelde waarde voor
Vergroten niet groter zijn dan 100%. U dient een papierformaat te
selecteren.
6. Het gewenste aantal kopieën selecteren met behulp van de
aantaltoetsen.
7. De toets Start selecteren.
Papier
Met de toepassing Papier kunt u het gewenste papier voor uw kopieën
selecteren.
Op de DocuColor 2006 zijn de volgende opties voor Papier beschikbaar:
Auto – Het kopieerapparaat bepaalt het origineelformaat en het meest
geschikte papier automatisch. Het meest geschikte papier wordt
vervolgens ingevoerd uit papierlade 1, 2 of 3.
Papierladen 1, 2 en 3 – Met deze optie kunt u zelf de papierlade
selecteren waarin papier met het gewenste formaat is geplaatst.
Wanneer u papierlade 1, 2, of 3 selecteert in combinatie met de optie Auto%
voor Verkleinen/vergroten, past de DocuColor 2006 het originele beeld aan
aan het geselecteerde papierformaat. Meer informatie over het gebruik van
de toepassing Verkleinen/vergroten vindt u aan het begin van dit hoofdstuk..
Handmatige invoer – Met deze optie kunt u het gewenste kopieerpapier
in de handmatige invoer plaatsen. De handmatige invoer gebruiken
indien u originelen op transparanten, etiketten, enveloppen, kaarten en
andere ongebruikelijke papiersoorten kopieert.
Meer informatie over de handmatige invoer vindt u later in dit hoofdstuk
Papierladen 1, 2 en 3 gebruiken
De volgende procedure gebruiken om een kopie te maken met gebruik van
een van de papierladen 1, 2 en 3:
Instructies voor het plaatsen van papier in papierladen 1, 2 en 3 vindt u in
het hoofdstuk De DocuColor 2006 installeren.
22. Kopieertoepassingen
Xerox DocuColor 2006
22–4
1. Indien de DocuColor 2006 in de printermode staat, de toets Kopie
indrukken om over te schakelen naar de kopieermode.
2. De toets CM indrukken om het apparaat terug te zetten in de
standaardinstellingen.
3. Het origineel op de glasplaat of in de AOD plaatsen.
Meer informatie over het plaatsen van originelen op de glasplaat of het
gebruik van de AOD vindt u in het hoofdstuk Kopiëren – Basis.
4. De pijltoetsen voor Papier gebruiken om een van de volgende opties te
selecteren:
Auto
De optie Auto voor Papier kan niet samen met de optie Auto% voor
Verkleinen/vergroten worden gebruikt. U dient een specifiek verkleinings-
/vergrotingspercentage te selecteren. Aan het begin van dit hoofdstuk kunt u
informatie vinden over de toepassing Verkleinen/vergroten.
Lade 1
Lade 2
Lade 3
Indien er geen papier in de papierlade is geplaatst, verschijnt het bericht
Papier in lade X plaatsen op het kopieerscherm. X is de geselecteerde lade.
Voor informatie over het plaatsen van papier de procedure Papier in de
papierlade plaatsen in het hoofdstuk De DocuColor 2006 installeren
raadplegen
5. Het gewenste aantal kopieën selecteren met behulp van de
aantaltoetsen.
6. De toets Start indrukken.
De handmatige invoer gebruiken
De handmatige invoer gebruiken om op papier met ongebruikelijke formaten
of gewichten te kopiëren, bijvoorbeeld kaarten, transparanten of enveloppen.
Papier in de handmatige invoer plaatsen
De volgende procedure gebruiken om papier in de handmatige invoer te
plaatsen:
1. De handmatige invoer omlaag klappen.
0302500A-WOL
22. Kopieertoepassingen
Xerox DocuColor 2006
22–5
2. Een van de volgende handelingen uitvoeren:
Indien u A3-papier plaatst, ervoor zorgen dat de blauwgroene
geleider aan de linkerkant omlaag staat en is vastgeklikt.
Indien u papier van een ander formaat plaatst, de blauwgroene
geleider aan de linkerkant omhoog zetten.
3. De geleider aan de rechterkant geheel naar rechts schuiven.
4. Indien u op langer papier afdrukt, het verlengstuk voor de handmatige
invoer uittrekken.
0302501A-WOL
0302503A-WOL
0302502A-WOL
22. Kopieertoepassingen
Xerox DocuColor 2006
22–6
5. Uw papier in de handmatige invoer plaatsen. De linkerrand van het
papier tegen de linkergeleider plaatsen.
U aan onderstaande richtlijnen houden om het aantal papierstoringen in de
handmatige invoer zo klein mogelijk te houden:
Geen gevouwen, verkreukeld of opgekruld papier
gebruiken.
Slechts zoveel papier plaatsen als met gemak onder het
uitsteeksel past.
Papier zoveel mogelijk met de lange kant eerst invoeren.
6. De rechtergeleider tegen het papier plaatsen.
De geleider niet te dicht tegen het papier duwen; dit kan een papierstoring
verroorzaken.
De eerste keer wanneer er papier in de handmatige invoer wordt geplaatst,
verschijnt automatisch het selectiescherm voor de handmatige invoer op het
kopieerscherm. Voor verdere instructies over het gebruik van de handmatige
invoer het gedeelte Een kopie maken met gebruik van de handmatige invoer
raadplegen.
0302504A-WOL
0302505A-WOL
22. Kopieertoepassingen
Xerox DocuColor 2006
22–7
Transparanten in de handmatige invoer plaatsen
Transparanten kunnen alleen uit de handmatige invoer of de optionele
transparantenlade, die in plaats van lade 1 wordt geplaatst, worden
ingevoerd. Alleen de transparenten in de Lijst aanbevolen materialen voor de
DocuColor 2006 gebruiken.
Het achterlaten van transparanten in de handmatige invoer kan statische
elektriciteit veroorzaken, wat vervolgens tot een storing kan leiden. Alle
transparanten verwijderen wanneer uw opdracht voltooid is.
De volgende procedure volgen om papier in de handmatige invoer te
plaatsen:
1. De transparanten in kleine stapels uitwaaieren om ze van elkaar los te
maken en statische elektriciteit te voorkomen.
2. De transparanten tegen de invoersleuf in de handmatige invoer
plaatsen. De rechtergeleider tegen de stapel transparanten plaatsen.
Kaarten in de handmatige invoer plaatsen
Kaarten dienen via de handmatige invoer te worden ingevoerd.
Wanneer u afdrukt op de achterkant van voorbedrukte kaarten, ervoor
zorgen dat de kaarten niet gebogen zijn. Kaarten met de hand rechtbuigen
om papierstoringen te voorkomen.
De volgende procedure gebruiken om kaarten in de handmatige invoer te
plaatsen:
1. Kaarten met de zijde waarop wordt gekopieerd, in the handmatige invoer
plaatsen.
0302514A-WOL
22. Kopieertoepassingen
Xerox DocuColor 2006
22–8
2. De papiergeleiders tegen de stapel kaarten plaatsen.
De toepassing Verkleinen/vergroten gebruiken om grotere beelden op een
kaart te kopiëren.
Enveloppen in de handmatige invoer plaatsen
Alle enveloppen dienen via de handmatige invoer te worden ingevoerd. De
envelop met één tegelijk met de flap open in de handmatige invoer plaatsen,
zoals hieronder is weergegeven.
Bij het afdrukken op enveloppen u aan onderstaande richtlijnen houden om
het aantal papierstoringen en andere problemen zo klein mogelijk te houden:
Geen enveloppen met plakstrips gebruiken. Indien u een
envelop met lijmstrook gebruikt, ervoor zorgen dat deze
droog is.
Alleen landschapenveloppen (horizontaal) gebruiken
(breder dan 90 mm breed en langer dan 143 mm met de
flap open). Portretenveloppen kunnen niet worden gebruikt.
Enveloppen plaatsen met de flap open en de lijmstrook
omlaag.
Enveloppen van slechte kwaliteit kunnen kreuken en
daardoor onjuist worden bedrukt.
0302507A-WOL
0302508A-WOL
22. Kopieertoepassingen
Xerox DocuColor 2006
22–9
Een kopie maken met gebruik van de handmatige invoer
De volgende procedure gebruiken om een kopie te maken met gebruik van
de handmatige invoer:
1. Indien de DocuColor 2006 in de printermode staat, de toets Kopie
indrukken om over te schakelen naar de kopieermode.
2. De toets CM indrukken om het apparaat terug te zetten in de
standaardinstellingen.
3. Het origineel op de glasplaat of in de AOD plaatsen.
Meer informatie over het plaatsen van originelen op de glasplaat of het
gebruik van de AOD vindt u in het hoofdstuk Kopiëren – Basis.
4. De toetsen voor Papier gebruiken om de handmatige invoer te
selecteren. Het selectiescherm voor de handmatige invoer verschijnt.
5. De pijltoetsen gebruiken om een van de volgende opties te selecteren:
Zijde 1 indien op een van de volgende papiersoorten wordt
afgedrukt en het papier niet voorbedrukt is:
Gewoon
Transparanten
Etiketten
Kaart
Gecoat papier
Glanzend papier
Dik papier
Zijde 2 indien op een van de volgende papiersoorten wordt
afgedrukt en het papier voorbedrukt is:
Gewoon
Kaart
Gecoat papier
Glanzend papier
Dik papier
De optie Zijde 2 gebruiken om handmatig een 2-zijdige kopie te maken.
WAARSCHUWING
Handmatige invoer van papier dat op één zijde is bedrukt op een ander
kopieerapparaat, kan de DocuColor 2006 beschadigen vanwege de
verschillen in tonertemperatuur en chemische specificaties. U wordt
aangeraden alleen handmatige 2-zijdige kopieën te maken op papier dat
door de DocuColor 2006 is bedrukt.
22. Kopieertoepassingen
Xerox DocuColor 2006
22–10
6. De toets Selecteren indrukken. De opties voor Papierformaat
verschijnen op het kopieerscherm.
7. De pijltoetsen gebruiken om het papierformaat dat in de handmatige
invoer is geplaatst, te markeren.
8. De toets Selecteren indrukken. Het hoofdmenu verschijnt op het
scherm. De handmatige invoer en het geselecteerde papier worden
weergegeven onder de optie Papier.
9. Het gewenste aantal kopieën selecteren met behulp van de
aantaltoetsen.
10. De toets Start indrukken.
Kleurmode
Met de toepassing Kleurmode kunt u kleurenspecificaties voor uw kopie
definiëren.
Op de DocuColor 2006 zijn de volgende kleurmode-opties beschikbaar:
Auto – Het apparaat registreert automatisch of het origineel in kleur of in
zwart/wit is.
Kleurendocumenten worden gekopieerd in de mode Tekst/Foto.
Zwart/wit-documenten worden gekopieerd in de mode Tekst.
Zwart – Het apparaat gebruikt alleen zwarte toner om de kopie te
maken. De volgende opties zijn beschikbaar in de kleurmode Zwart:
Tekst – Deze instelling gebruiken wanneer het origineel zwart/wit is
en alleen tekst bevat.
Tekst/Foto – Deze instelling gebruiken wanneer het origineel
zwart/wit is en zowel tekst als foto’s bevat.
Foto Deze instelling gebruiken wanneer het origineel een
zwart/wit-foto is.
Kleur - Het apparaat gebruikt alle tonercassettes om een kopie te
maken. In de mode Kleur zijn de volgende opties beschikbaar:
Tekst/Foto Deze instelling gebruiken wanneer het origineel tekst
en foto’s in kleur bevat of tekst in kleur en een foto uit een tijdschrift
of krant.
Foto (krant). – Deze instelling gebruiken wanneer het origineel een
foto uit een tijdschrift of krant is.
Foto – Deze instelling gebruiken wanneer het origineel een
originele foto is (negatief of ontwikkelde foto) en niet een gedrukte
foto.
2-kleur Deze instelling gebruiken om een kopie in twee kleuren te
maken. De twee kleuren zijn zwart en een van de volgende kleuren:
Rood
22. Kopieertoepassingen
Xerox DocuColor 2006
22–11
Groen
Blauw
Geel
Paars
Bruin
Geelgroen
Lichtblauw
Roze
De toepassing Kleurmode gebruiken
De volgende procedure volgen om een kopie te maken met gebruik van de
toepassing Kleurmode:
1. Indien de DocuColor 2006 in de printermode staat, de toets Kopie
indrukken om over te schakelen naar de kopieermode.
2. De toets CM indrukken om het apparaat terug te zetten in de
standaardinstellingen.
3. Het origineel op de glasplaat of in de AOD plaatsen.
Meer informatie over het plaatsen van originelen op de glasplaat of het
gebruik van de AOD vindt u in het hoofdstuk Kopiëren – Basis.
4. De toets Kleurmode indrukken. De opties voor kleurmode verschijnen
op het kopieerscherm.
5. De pijltoetsen gebruiken om een van de volgende opties te selecteren:
Auto
Zwart
Kleur
2-kleur
6. De toets Selecteren indrukken.
7. Indien u de kleurmode Auto heeft geselecteerd, verder gaan met stap 8.
Indien u een van de kleurmodes Zwart, Kleur of 2-kleur heeft
geselecteerd, een van de volgende stappen uitvoeren:
Voor de kleurmode Zwart de pijltoetsen gebruiken om het soort
origineel (Tekst, Tekst/Foto of Foto) te selecteren.
Voor de mode Kleur de pijltoetsen gebruiken om het soort origineel
(Tekst/Foto, Foto (krant) of Foto) te selecteren.
Voor de mode 2-kleur de pijltoetsen gebruiken om de kleur te
selecteren die u met zwart wilt gebruiken (Rood, Groen, Blauw,
Geel, Paars, Bruin, Geelgroen, Lichtblauw of Roze).
22. Kopieertoepassingen
Xerox DocuColor 2006
22–12
8. De toets Selecteren indrukken. De opties voor Kleurmode verschijnen
opnieuw op het kopieerscherm.
9. De toets Afsluiten indrukken. Het hoofdmenu verschijnt op het
kopieerscherm en de geselecteerde instelling voor de kleurmode
verschijnt.
10. Het gewenste aantal kopieën invoeren met behulp van de aantaltoetsen.
11. De toets Start indrukken.
Lichter/donkerder
Met de toepassing Lichter/donkerder kunt u de algehele tonerconcentratie op
uw kopie aanpassen. De beschikbare opties zijn Auto en vijf niveaus tussen
Lichter en Donkerder.
Wanneer de optie Auto is geselecteerd, bepaalt het kopieerapparaat
automatisch het zwartingsniveau van het origineel. Het apparaat gebruikt
vervolgens het zwartingsniveau dat de beste beeldkwaliteit voor de kopie
oplevert.
De toepassing Lichter/donkerder gebruiken
De volgende procedure volgen om een kopie te maken met gebruik van de
toepassing Lichter/donkerder:
1. Indien de DocuColor 2006 in de printermode staat, de toets Kopie
indrukken om over te schakelen naar de kopieermode.
2. De toets CM indrukken om het apparaat terug te zetten in de
standaardinstellingen.
3. Het origineel op de glasplaat of in de AOD plaatsen.
Meer informatie over het plaatsen van originelen op de glasplaat of het
gebruik van de AOD vindt u in het hoofdstuk Kopiëren – Basis.
4. De toets Lichter/donkerder indrukken. De opties voor Zwarting
verschijnen op het scherm.
5. Een van de volgende handelingen uitvoeren:
De pijltoets omhoog gebruiken om van de mode Auto naar de mode
voor handmatige selectie te gaan.
De linker- en rechterpijltoetsen gebruiken om een van de vijf
zwartingsniveaus tussen Lichter en Donkerder te selecteren.
De pijltoets omlaag gebruiken om terug te keren van de mode voor
handmatige selectie naar de mode Auto.
6. De toets Selecteren indrukken. Het hoofdmenu verschijnt op het
kopieerscherm.
7. Het gewenste aantal kopieën invoeren met behulp van de aantaltoetsen.
8. De toets Start indrukken.
22. Kopieertoepassingen
Xerox DocuColor 2006
22–13
Kwaliteitsaanpassing
Met de toepassing Kwaliteitsaanpassing kunt u de volgende instellingen
bewerken:
Scherpteom de scherpte van de lijnen op uw kopie aan te passen.
Voor gedetailleerde lijnen een hogere scherpte gebruiken. Voor zachtere
lijnen een lagere scherpte gebruiken.
Kleurniveauom de hoeveelheid kleur op de kopie aan te passen.
Geen achtergrond om ervoor te zorgen dat beelden op de achterkant
van een origineel niet zichtbaar zijn op de kopie.
De optie Geen achtergrond komt vooral van pas bij het kopiëren van krant-
en tijfschriftartikelen.
De optie Scherpte gebruiken
De volgende procedure volgen om een kopie te maken met gebruik van de
optie Scherpte:
1. Indien de DocuColor 2006 in de printermode staat, de toets Kopie
indrukken om over te schakelen naar de kopieermode.
2. De toets CM indrukken om het apparaat terug te zetten in de
standaardinstellingen.
3. Het origineel op de glasplaat of in de AOD plaatsen.
Meer informatie over het plaatsen van originelen op de glasplaat of het
gebruik van de AOD vindt u in het hoofdstuk Kopiëren – Basis.
4. De toets Kwaliteitsaanpassing indrukken. De opties voor
Kwaliteitsaanpassing verschijnen op het scherm.
5. De pijltoetsen gebruiken om de optie Scherpte te markeren.
6. De toets Selecteren indrukken. De keuzebalk voor Scherpte verschijnt
op het kopieerscherm.
7. De pijltoetsen gebruiken om een scherpteniveau tussen Lichter en
Donkerder te markeren.
Lijnen worden zachter bij selectie van een licht scherpteniveau. Lijnen
worden duidelijker bij selectie van een donker scherpteniveau.
8. De toets Selecteren indrukken. De opties voor Kwaliteitsaanpassing
verschijnen opnieuw op het kopieerscherm.
9. De toets Afsluiten indrukken. Het hoofdscherm verschijnt.
10. Het gewenste aantal kopieën invoeren met behulp van de aantaltoetsen.
11. De toets Start indrukken.
22. Kopieertoepassingen
Xerox DocuColor 2006
22–14
De optie Kleurniveau gebruiken
De volgende procedure volgen om een kopie te maken met gebruik van de
optie Kleurniveau:
1. Indien de DocuColor 2006 in de printermode staat, de toets Kopie
indrukken om over te schakelen naar de kopieermode.
2. De toets CM indrukken om het apparaat terug te zetten in de
standaardinstellingen.
3. Het origineel op de glasplaat of in de AOD plaatsen.
Meer informatie over het plaatsen van originelen op de glasplaat of het
gebruik van de AOD vindt u in het hoofdstuk Kopiëren – Basis.
4. De toets Kwaliteitsaanpassing indrukken. De opties voor
Kwaliteitsaanpassing verschijnen op het scherm.
5. De pijltoetsen gebruiken om de optie Kleurniveau te markeren.
6. De toets Selecteren indrukken. De keuzabalk voor kleurniveau
verschijnt op het scherm.
7. De pijltoetsen gebruiken om een kleurniveau tussen Lichter en
Donkerder te markeren.
Kleuren worden bleker bij selectie van een licht kleurniveau. Kleuren worden
levendiger bij selectie van een donker kleurniveau.
8. De toets Selecteren indrukken. De opties voor Kwaliteitsaanpassing
verschijnen opnieuw op het kopieerscherm.
9. De toets Afsluiten indrukken. Het hoofdscherm verschijnt.
10. Het gewenste aantal kopieën invoeren met behulp van de aantaltoetsen.
11. De toets Start indrukken.
De optie Geen achtergrond gebruiken
De volgende procedure gebruiken om een kopie te maken met de optie Geen
achtergrond:
1. Indien de DocuColor 2006 in de printermode staat, de toets Kopie
indrukken om over te schakelen naar de kopieermode.
2. De toets CM indrukken om het apparaat terug te zetten in de
standaardinstellingen.
3. Het origineel op de glasplaat of in de AOD plaatsen.
Meer informatie over het plaatsen van originelen op de glasplaat of het
gebruik van de AOD vindt u in het hoofdstuk Kopiëren – Basis.
4. De toets Kwaliteitsaanpassing indrukken. De opties voor
Kwaliteitsaanpassing verschijnen op het scherm.
5. De pijltoetsen gebruiken om de optie Geen achtergrond te markeren.
22. Kopieertoepassingen
Xerox DocuColor 2006
22–15
6. De toets Selecteren indrukken. De opties voor Geen achtergrond
verschijnen op het scherm.
7. De pijltoetsen gebruiken om AAN te markeren en zo
achtergrondonderdrukking in te schakelen of om UIT te markeren en zo
achtergrondonderdrukking uit te schakelen.
8. De toets Selecteren indrukken. De opties voor Kwaliteitsaanpassing
verschijnen opnieuw op het kopieerscherm.
9. De toets Afsluiten indrukken. Het hoofdmenu verschijnt.
10. Het gewenste aantal kopieën invoeren met behulp van de aantaltoetsen.
11. De toets Start indrukken.
Geavanceerde toepassingen
De volgende functies zijn beschikbaar onder Geavanceerde toepassingen:
Aflevering hiermee kunt u de lade waarin uw kopieën worden
afgeleverd, wijzigen. De volgende opties zijn beschikbaar: de
afdrukkenopvangbak (aan de linkerkant van het apparaat) en de
Bovenste opvangbak (boven op de printer).
Indien de optionele opvangbak/vergaareenheid op het apparaat is
aangesloten, zijn er andere afleveringsopties beschikbaar. Het gedeelte
Afleveringsopties met optionele opvangbak/vergaareenheid raadplegen
voor meer informatie.
Wissen hiermee kunt u een waarde tussen 0 en 50 mm instellen. De
volgende wisopties zijn beschikbaar:
Horizontaal
Verticaal
Midden
De DocuColor 2006 maakt automatisch een kader van 4 mm rond elke
kopie. Dit heeft niets te maken met de optie Wissen en het kader kan ook
niet worden verwijderd.
2-zijdig – hiermee kunt u dubbelzijdige kopieën maken van eenzijdige
originelen. De volgende afdrukrichtingen zijn beschikbaar voor de
toepassing 2-zijdig:
Lange kant – hiermee worden beelden langs de lange kant van het
papier omgeslagen.
Korte kant – hiermee worden beelden langs de korte kant van het
papier omgeslagen.
2-op-1hiermee kunnen twee beelden op één pagina worden
gekopieerd. De volgende opties zijn beschikbaar voor de toepassing 2-
op-1:
22. Kopieertoepassingen
Xerox DocuColor 2006
22–16
AAN (LR)beelden worden op volgorde van links naar rechts
geplaatst.
AAN (RL)beelden worden op volgorde van rechts naar links
geplaatst.
2-op-1 kan niet worden gebruikt in combinatie met:
Optie 2-zijdig
Optie Auto voor Papier
Optie Auto voor Verkleinen/vergroten
De toepassingen 2-zijdig en 2-op-1 zijn alleen beschikbaar indien uw
apparaat is uitgerust met een AOD.
De optie Aflevering gebruiken
De volgende procedure volgen om een kopie te maken met gebruik van de
optie Aflevering:
1. Indien de DocuColor 2006 in de printermode staat, de toets Kopie
indrukken om over te schakelen naar de kopieermode.
2. De toets CM indrukken om het apparaat terug te zetten in de
standaardinstellingen.
3. Het origineel op de glasplaat of in de AOD plaatsen.
Meer informatie over het plaatsen van originelen op de glasplaat of het
gebruik van de AOD vindt u in het hoofdstuk Kopiëren – Basis.
4. De toets Geavanceerde toepassingen indrukken. De opties voor
Geavanceerde toepassingen verschijnen op het kopieerscherm.
5. De pijltoetsen gebruiken om de optie Aflevering te selecteren.
6. De toets Selecteren indrukken. De opties voor Aflevering verschijnen op
het kopieerscherm.
7. De pijltoetsen gebruiken om een van de volgende opties te markeren:
Afdrukkenopvangbak – afdrukken worden afgeleverd in de
opvangbak aan de zijkant van het apparaat.
Bovenste opvangbak – afdrukken worden afgeleverd in de centrale
opvangbak bovenop de printer.
Sorteren/Stapelen – deze opties zijn beschikbaar indien het
apparaat is uitgerust met een optionele
opvangbak/vergaareenheid. Het gedeelte Afleveringsopties met
optionele opvangbak/vergaareenheid raadplegen.
8. De toets Selecteren indrukken. De opties voor Geavanceerde
toepassingen verschijnen opnieuw op het kopieerscherm.
22. Kopieertoepassingen
Xerox DocuColor 2006
22–17
9. De toets Afsluiten indrukken. Het hoofdscherm verschijnt.
10. Het gewenste aantal kopieën invoeren met behulp van de aantaltoetsen.
11. De toets Start indrukken.
Afleveringsopties met optionele opvangbak/vergaareenheid
De functies van de opvangbak/vergaareenheid zijn alleen beschikbaar voor
kopieeropdrachten. Volledige functionaliteit is alleen beschikbaar wanneer
de optionele AOD is geïnstalleerd.
1. Op het bedieningspaneel de toets Kopie indrukken om over te
schakelen naar de kopieermode.
2. De toets Geavanceerde toepassingen selecteren.
3. De optie Aflevering selecteren.
4. Een van de volgende opties selecteren:
Papier met A3-formaat kan niet naar de opvangbak/vergaareenheid worden
verstuurd.
Afdrukkenopvangbak (standaard): Er kunnen maximaal 100
pagina’s worden afgeleverd naar de afdrukkenopvangbak. Deze
worden niet gesorteerd.
Voorbeeld: Drie kopieën van een uit drie 1-zijdige pagina’s
bestaande opdracht worden afgeleverd in de volgorde 3-3-3, 2-2-2,
1-1-1, met pagina 1 bovenop.
Grote opvangbak: Er kunnen maximaal 500 vellen ongesorteerd
worden gestapeld in de grote opvangbak onderaan. Er verschijnt
een bericht wanneer de grote opvangbak vol is.
Voorbeeld: Honderd kopieën van een uit drie 1-zijdige pagina’s
bestaande opdracht worden op de volgende manier afgeleverd:
honderd kopieën van pagina 1 komen eerst, gevolgd door honderd
kopieën van pagina 2 en dan honderd kopieën van pagina 1.
Pagina 1 ligt bovenop.
Alleen gewoon papier kan worden gestapeld en gesorteerd. Transparanten,
dik papier, briefkaarten of ander speciaal papier kunnen worden verstuurd
naar de afdrukkenopvangbak en de grote opvangbak.
Sorteren (op set): Maximaal 30 vellen kunnen worden gesorteerd
in maximaal 10 sets en worden afgeleverd naar de vergaarvakken.
Voorbeeld: Drie kopieën van een uit drie 1-zijdige pagina’s
bestaande opdracht worden afgeleverd naar een van de bovenste
drie vakken in de volgorde 3-2-1. Pagina 3 wordt eerst gekopieerd
en onder aan de stapel geplaatst. De volgorde van de laatste set is
1-2-3, waarbij pagina 1 bovenop ligt.
22. Kopieertoepassingen
Xerox DocuColor 2006
22–18
Stapelen (per pagina): Er kunnen tot 30 kopieën van dezelfde
pagina (maximaal 10 pagina’s) worden afgeleverd in een van de
tien sorteervakken. Indien de set uit meer dan 10 pagina’s bestaat,
wordt de rest naar de grote opvangbak verstuurd.
Voorbeeld: Drie kopieën van een uit drie 1-zijdige pagina’s
bestaande opdracht worden afgeleverd waarbij alle kopieën van
pagina 3 worden verstuurd naar vak 3, alle kopieën van pagina 2
naar vak 2 en alle kopieën van pagina 1 naar het bovenste vak.
5. Eerst Selecteren en vervolgens Afsluiten selecteren om verder te gaan
met het programmeren van de opdracht.
6. Wanneer de opdracht voltooid is, CM indrukken om de instellingen terug
te zetten op de standaardwaarden.
De optie Wissen gebruiken
De volgende procedure gebruiken om een kopie te maken met gebruik van
de optie Wissen:
1. Indien de DocuColor 2006 in de printermode staat, de toets Kopie
indrukken om over te schakelen naar de kopieermode.
2. De toets CM indrukken om het apparaat terug te zetten in de
standaardinstellingen.
3. Het origineel op de glasplaat of in de AOD plaatsen.
Meer informatie over het plaatsen van originelen op de glasplaat of het
gebruik van de AOD vindt u in het hoofdstuk Kopiëren – Basis.
4. De toets Geavanceerde toepassingen indrukken. De opties voor
Geavanceerde toepassingen verschijnen op het kopieerscherm.
5. De pijltoetsen gebruiken om de optie Wissen te selecteren.
6. De toets Selecteren indrukken. De opties voor Wissen verschijnen op
het kopieerscherm.
7. De pijltoetsen gebruiken om een van de volgende opties te markeren:
AAN om Wissen in te schakelen.
UIT om Wissen uit te schakelen.
8. De toets Selecteren indrukken. Het volgende gebeurt:
Indien u UIT heeft geselecteerd, verschijnen de opties voor
Geavanceerde toepassingen opnieuw op het kopieerscherm.
Verder gaan met stap 10.
Indien u AAN heeft geselecteerd, verschijnen de beschikbare
waarden voor Wissen op het kopieerscherm. De pijltoetsen
gebruiken om een waarde te selecteren. De aantaltoetsen
gebruiken om zelf een waarde in te voeren tussen 0 en 50 mm.
22. Kopieertoepassingen
Xerox DocuColor 2006
22–19
Indien u een incorrecte waarde invoert, deze verwijderen met de toets C.
9. De toets Selecteren indrukken. De opties voor Geavanceerde
toepassingen verschijnen opnieuw op het kopieerscherm.
10. De toets Afsluiten indrukken. Het hoofdscherm verschijnt.
11. Het gewenste aantal kopieën invoeren met behulp van de aantaltoetsen.
12. De toets Start indrukken.
Indien u twee waarden invoert en de eerste wilt wijzigen, dient u het scherm
te verlaten en terug te keren om de gewenste wijziging te maken.
De toepassing 2-zijdig gebruiken
De volgende procedure gebruiken om een kopie te maken met gebruik van
de toepassing 2-zijdig:
1. Indien de DocuColor 2006 in de printermode staat, de toets Kopie
indrukken om over te schakelen naar de kopieermode.
2. De toets CM indrukken om het apparaat terug te zetten in de
standaardinstellingen.
3. Het origineel in de AOD plaatsen.
Voor het maken van 2-zijdige kopieën dient de AOD te worden gebruikt.
Meer informatie over het plaatsen van originelen in de AOD vindt u in het
hoofdstuk Kopiëren – Basis.
4. De toets Geavanceerde toepassingen indrukken. De opties voor
Geavanceerde toepassingen verschijnen op het kopieerscherm.
5. De pijltoetsen gebruiken om de optie 2-zijdig te markeren.
6. De toets Selecteren indrukken. De opties voor 2-zijdig verschijnen op
het kopieerscherm.
Horizontaal
Verticaal
Midden
Horizontaal
Verticaal
Midden
22. Kopieertoepassingen
Xerox DocuColor 2006
22–20
7. De pijltoetsen gebruiken om een van de volgende opties te markeren:
UIT om de toepassing 2-zijdig uit te schakelen.
Lange kant om beelden langs de lange kant van het papier om te
slaan. Bij gebruik van deze optie wordt het beeld met de bovenkant
op dezelfde plaats afgedrukt op beide zijden. Voor documenten
met de afdrukrichting Portret ziet dit eruit als een boek.
Documenten met de afdrukrichting Landschap slaan om naar
boven.
Korte Kant om beelden langs de korte kant van het papier om te
slaan. Bij gebruik van deze optie vormt de bovenkant van het beeld
op zijde 1 de onderkant van het beeld op zijde 2. Documenten met
de afdrukrichting Portret slaan om als kalenders; documenten met
de afdrukrichting Landschap slaan om als boeken.
Er verschijnt een foutbericht op het kopieerscherm indien de toepassing 2-
op-1 is ingeschakeld wanneer u probeert de toepassing 2-zijdig in te
schakelen. Meer informatie over de toepassing 2-op-1 vindt u in het gedeelte
De toepassing 2-op-1 gebruiken.
8. De toets Selecteren indrukken. Het volgende gebeurt:
Indien u UIT heeft geselecteerd, verschijnen de opties voor
Geavanceerde toepassingen op het kopeerscherm. Verder gaan
met stap 13.
Indien u Korte Kant of Lange Kant heeft geselecteerd, verschijnt
Aantal op het scherm.
9. De pijltoetsen gebruiken om een van de volgende opties te selecteren:
Nummer – hiermee kunt u handmatig het aantal originelen
invoeren.
Auto-telling – hiermee kunt u het aantal originelen laten vaststellen
door het kopieerapparaat. Verder gaan met stap 12.
10. Met de aantaltoetsen het aantal originelen invoeren dat in de AOD is
geladen.
11. De toets Selecteren indrukken. De opties voor 2-zijdig verschijnen op
het kopieerscherm.
12. De toets Afsluiten indrukken. Het hoofdscherm verschijnt.
13. Het gewenste aantal kopieën invoeren met behulp van de aantaltoetsen.
14. De toets Start indrukken.
22. Kopieertoepassingen
Xerox DocuColor 2006
22–21
De optie 2-op-1 gebruiken
De volgende procedure gebruiken om een kopie te maken met gebruik van
de optie 2-op-1:
1. Indien de DocuColor 2006 in de printermode staat, de toets Kopie
indrukken om over te schakelen naar de kopieermode.
2. De toets CM indrukken om het apparaat terug te zetten in de
standaardinstellingen.
3. Het origineel met de lange kant eerst in de AOD plaatsen.
Voor het maken van kopieën met de toepassing 2-op-1 dient de AOD te
worden gebruikt. Meer informatie over het plaatsen van originelen in de AOD
vindt u in het hoofdstuk Kopiëren – Basis.
4. De gewenste opties voor Papier en Verkleinen/Vergroten selecteren.
Hieronder worden de verkleiningsopties voor veelgebruikte
papierformaten weergegeven. De optie Zoom gebruiken om het beste
percentage voor andere formaten te bepalen.
Origineel Gewenste 2-op-1-afdruk Verkleining
8,5 x 11 in. Portret 8,5 x 11 in. Landschap 64%
8,5 x 11 in. Portret 11 x 17 in. Landschap 100%
8,5 x 11 in. Portret 11 x 14 in. Landschap 75%
A4 Portret A4 Landschap 70%
A4 Portret B4 Landschap 86%
A4 Portret A3 Landschap 100%
5. Papier zo in de lade plaatsen dat het met de korte kant eerst wordt
ingevoerd.
6. De toets Geavanceerde toepassingen indrukken om de opties voor
Geavanceerde toepassingen op het kopieerscherm te laten verschijnen.
7. De pijltoetsen gebruiken om de optie 2-op-1 te selecteren.
8. De toets Selecteren indrukken om de opties voor 2-op-1 op het
kopieerscherm te laten verschijnen.
9. De pijltoetsen gebruiken om een van de volgende opties te selecteren:
Nee om de toepassing 2-op-1 uit te schakelen.
Ja (LR) om de toepassing 2-op-1 in te schakelen en de beelden
van links naar rechts te rangschikken.
Ja (RL) om de toepassing 2-op-1 in te schakelen en de beelden
van rechts naar links te rangschikken.
22. Kopieertoepassingen
Xerox DocuColor 2006
22–22
Er verschijnt een foutbericht op het kopieerscherm indien de toepassing 2-
zijdig is ingeschakeld wanneer u probeert de toepassing 2- op-1 in te
schakelen. Meer informatie over de toepassing 2-zijdig vindt u in het
gedeelte De toepassing 2-zijdig gebruiken.
10. De toets Selecteren indrukken.
Indien u UIT heeft geselecteerd, verschijnen de opties voor
Geavanceerde toepassingen opnieuw op het kopieerscherm.
Verder gaan met stap 14.
Indien u Ja (LR) of Ja (RL) heeft geselecteerd, verschijnt
Aantal op het kopieerscherm.
11. Met de pijltoetsen een van de volgende opties selecteren:
Nummer – hiermee kunt u handmatig het aantal originelen
invoeren.
Auto-telling – hiermee kunt u het aantal originelen laten vaststellen
door het kopieerapparaat. Verder gaan met stap 12.
12. Het gewenste aantal kopieën invoeren met behulp van de aantaltoetsen.
13. De toets Selecteren indrukken. De opties voor 2-op-1 verschijnen op
het kopieerscherm.
14. De toets Afsluiten indrukken. De opties voor Geavanceerde
toepassingen verschijnen op het kopieerscherm.
15. De toets Afsluiten indrukken om terug te keren naar het hoofdscherm.
16. Het gewenste aantal kopieën invoeren met behulp van de aantaltoetsen.
17. De toets Start indrukken.
Er verschijnt een foutbericht op het kopieerscherm indien de toepassing
Verkleinen/vergroten is ingesteld op Auto of indien de toepassing Papier is
ingesteld op Auto. Meer informatie over de toepassing Verkleinen/vergroten
vindt u in het gedeelte De toepassing Verkleinen/vergroten gebruiken. Meer
informatie over de toepassing Papier vindt u in het gedeelte De toepassing
Papier gebruiken.
Xerox DocuColor 2006
23–1
Mode Hulpprogrammas
De toets Hulpprogramma’s op het bedieningspaneel van het kopieerapparaat
gebruiken om de mode Hulpprogramma’s van de DocuColor 2006 op te
roepen. Via de toepassing Mode Hulpprogramma’s heeft u toegang tot
tellerinformatie en beheertoepassingen voor het aanpassen en onderhouden
van uw kopieerapparaat.
Voor de beheertoepassingen is de standaardtoegangscode van de
beheerder 9999. De toegangscode zo snel mogelijk wijzigen om te
voorkomen dat niet geautoriseerde personen toegang hebben tot het menu
Beheer en de bijbehorende opties.
Tellers
De toepassing Tellers geeft een statistisch overzicht van het aantal beelden
dat op uw DocuColor 2006 is gemaakt. In het scherm Tellers worden de
volgende tellerstanden weergegeven:
Teller 1 toont het totaal aantal kopieën en afdrukken dat van
kleurbeelden is gemaakt.
Teller 2 toont het totaal aantal kopieën en afdrukken dat van zwart/wit-
beelden is gemaakt.
Teller 3 toont het totaal aantal kopieën en afdrukken dat tot op heden
met uw DocuColor 2006 is gemaakt.
De toepassing Tellers houdt het gebruik van uw kopieerapparaat/printer bij,
zodat u exact kunt nagaan wanneer onderhoud en service worden vereist.
De toepassing Tellers houdt ook het soort kopieën en afdrukken dat op uw
DocuColor 2006 worden gemaakt bij, zodat u de kopieerfuncties aan de hand
hiervan kunt aanpassen.
Indien bijvoorbeeld de standen van teller 2 altijd hoger zijn dan die van teller
1, wordt uw kopieerapparaat/printer meer gebruikt voor kleurenbeelden dan
voor zwart/wit-beelden. U kunt de standaardinstellingen van het apparaat
hieraan aanpassen.
De volgende procedure volgen voor toegang tot het scherm Tellers:
1. De toets Hulpprogramma’s op het bedieningspaneel van het
kopieerapparaat indrukken om het hoofdmenu voor Hulpprogramma’s te
openen.
2. Met behulp van de pijltoetsen de optie Tellers selecteren.
23
23. Mode Hulpprogramma’s
Xerox DocuColor 2006
23–2
3. De toets Selecteren indrukken. Tellers verschijnt in het scherm.
4. De toets Afsluiten selecteren om de toepassing Tellers te verlaten. Het
hoofdmenu voor Hulpprogramma’s verschijnt in het scherm.
5. De toets Hulpprogramma’s indrukken om de mode Hulpprogramma’s
af te sluiten.
Beheertoepassingen
Wanneer u toegang heeft tot de mode Hulpprogramma’s kunt u verscheidene
beheertoepassingen die op de DocuColor 2006 beschikbaar zijn wijzigen. De
beschikbare toepassingen zijn:
Standaardwaarden voor kopiëren
Kleur
Auto kleuraanpassing
Origineelformaatdetectie
Auto-modewisseling
Kopieerlimiet instellen
Timer-voorinstelling
Geluid-voorinstelling
Gebruikerstoegangscode
Toegangscode beheerder
Versie-info
Zelftest
Scanner vervoeren
De volgende procedure volgen om toegang te krijgen tot het menu
Beheertoepassingen:
1. De toets Hulpprogramma’s op het bedieningspaneel van het
kopieerapparaat indrukken. Het hoofdmenu voor Hulpprogramma’s
verschijnt in het scherm.
2. Met behulp van de pijltoetsen de optie menu Beheer selecteren.
3. De toets Selecteren indrukken. Er verschijnt een scherm waarin een
toegangscode dient te worden ingevoerd.
De standaardtoegangscode voor de systeembeheerder is 9999. Deze
toegangscode zo snel mogelijk wijzigen om te voorkomen dat niet
geautoriseerde personen toegang hebben tot het menu Beheer en de
bijbehorende opties. Voor aanwijzingen over het wijzigen van de
beheerders-toegangscode, de procedure Beheerderstoegangscode
raadplegen.
23. Mode Hulpprogramma’s
Xerox DocuColor 2006
23–3
4. Met behulp van de aantaltoetsen de beheerderstoegangscode invoeren.
De code wordt als asterisken weergegeven (*).
Indien u een fout maakt bij het invoeren van de toegangscode, de toets C
indrukken.
5. Zodra de juiste toegangscode is ingevoerd, verschijnt het menu Beheer
in het scherm.
6. Met behulp van de pijltoetsen de gewenste toepassing selecteren. De
toets Selecteren indrukken om de toepassingsopties te bekijken.
Specifieke informatie over elk van de beschikbare beheertoepassingen
wordt in de volgende secties gegeven.
7. De toets Afsluiten selecteren om het menu Beheer te verlaten. Het
hoofdmenu voor Hulpprogramma’s verschijnt in het scherm.
8. Om de mode Hulpprogramma’s te verlaten, de toets Hulpprogramma’s
indrukken.
Standaardwaarden voor kopiëren
De standaardinstellingen van toepassingen worden automatisch door de
DocuColor 2006 hersteld:
wanneer het apparaat wordt aangezet;
wanneer het apparaat wordt geactiveerd uit de energiespaarstand;
wanneer de toets CM wordt ingedrukt.
Indien u de standaardinstellingen voor de volgende toepassingen wilt
wijzigen, de optie St.waarden kopie in het menu Beheer in mode
Hulpprogramma’s selecteren:
Papier: Met deze optie kunt u de standaardinstelling voor de toepassing
Papier wijzigen.
De standaardwaarde voor papier kan worden ingesteld op Auto, Lade 1,
Lade 2 of Lade 3.
De standaardwaarde voor Papier kan niet op Auto worden ingesteld als de
standaardwaarde voor Vergroten/Verkleinen is ingesteld op Auto %.
V/V: Met deze optie kunt u de standaardinstelling voor de toepassing
Vergroten/Verkleinen wijzigen.
De standaardwaarde voor Vergroten/Verkleinen kan worden ingesteld
op Auto %, 100 % of een van de voorinstellingspercentages die op het
bedieningspaneel van het kopieerapparaat worden weergegeven.
De standaardwaarde voor Vergroten/Verkleinen kan niet op Auto % worden
ingesteld als de standaardwaarde voor Papier is ingesteld op Auto.
23. Mode Hulpprogramma’s
Xerox DocuColor 2006
23–4
Zwarting: Met deze optie kunt u de standaardinstelling voor de
toepassing Lichter/donkerder wijzigen.
De standaardwaarde voor Lichter/donkerder kan op Auto of een van de
vijf zwartingsniveaus tussen Donkerder en Lichter worden ingesteld.
Kleurmode: Met deze optie kunt u de standaardinstelling voor de
toepassing Soort origineel wijzigen.
Voor Soort origineel kan een van de volgende standaardwaarden
worden geselecteerd:
Zwart/wit-tekst/foto
Zwart/wit-tekst
Zwart/wit-foto
Tekst/foto, kleur
Kleurenfoto (krant)
Kleurenfoto
Auto
Het instellen van een standaardwaarde voor de toepassing Kleurmode is
handig wanneer vaak dezelfde soort originelen worden gebruikt.
Aflevering: Met deze optie kunt u de standaard afleveringslocatie voor
kopieën wijzigen.
De standaard afleveringsbestemming kan worden ingesteld op
afdrukkenopvangbak of bovenste opvangbak.
Papiertypen anders dan Normaal worden automatisch afgeleverd naar de
afdrukkenopvangbak, zelfs wanneer de bovenste opvangbak is
geselecteerd. Er zijn extra afleveringsopties beschikbaar wanneer het
systeem is uitgerust met de optionele opvangbak/vergaareenheid. Het
gedeelte Afleveringsopties met optionele opvangbak/vergaareenheid in het
hoofdstuk Kopieertoepassingen raadplegen voor meer informatie.
Papier dat ingevoerd wordt via de handmatige invoer, wordt automatisch
afgeleverd in de afdrukkenopvangbak, zelfs wanneer de bovenste
opvangbak is ingesteld als de standaardafleveringslocatie.
Wissen: Met deze optie kunnen de standaardwaarden voor de
toepassing Wissen worden gewijzigd wanneer deze is ingeschakeld.
Elk wisgebied kan worden ingesteld op een waarde tussen 0 en 50 mm.
De nieuwe waarde is de standaardgrootte voor deze wissing wanneer
de toepassing Wissen is ingeschakeld.
De standaardinstelling voor de optie Wissen is UIT. Door het wijzigen van de
wisgebiedwaarden wordt de toepassing niet ingeschakeld; alleen de
standaard wisgebiedwaarden worden gewijzigd wanneer de toepassing
Wissen is ingeschakeld.
23. Mode Hulpprogramma’s
Xerox DocuColor 2006
23–5
De volgende procedure volgen om een van de standaardwaarden voor
kopiëren te wijzigen:
1. De toets Hulpprogramma’s op het bedieningspaneel van het
kopieerapparaat indrukken. Het hoofdmenu voor Hulpprogramma’s
verschijnt in het scherm.
2. Met behulp van de pijltoetsen de optie menu Beheer selecteren.
3. De toets Selecteren indrukken. Er verschijnt een scherm waarin de
toegangscode kan worden ingevoerd.
4. Met behulp van de aantaltoetsen de beheerderstoegangscode invoeren.
De code wordt als asterisken weergegeven (*).
Indien u een fout maakt bij het invoeren van de toegangscode, de toets C
indrukken.
5. Zodra de juiste toegangscode is ingevoerd, verschijnt het menu Beheer
in het scherm.
6. Met behulp van de pijltoetsen de optie St.waarden kopie selecteren.
7. De toets Selecteren indrukken. De opties voor Standaardwaarden kopie
verschijnen in het scherm.
8. Met behulp van de pijltoetsen de toepassing selecteren waarvan u de
standaardwaarde wilt wijzigen.
9. De toets Selecteren indrukken. De opties van de toepassing worden in
het scherm weergegeven.
10. Met behulp van de pijltoetsen een andere standaardinstelling selecteren.
Om de standaardwaarde voor de toepassing Wissen te wijzigen, dient u met
de aantaltoetsen een wisgebiedwaarde in te voeren. Indien u een foutieve
waarde invoert, de toets C indrukken en de correcte waarde invoeren.
11. De toets Selecteren indrukken. De geselecteerde toepassing met de
nieuwe standaardwaarde wordt in het scherm weergegeven.
12. Indien u de standaardwaarde voor een andere toepassing wilt wijzigen,
stappen 8 t/m 11 herhalen.
13. De toets Afsluiten indrukken. Het hoofdmenu voor Hulpprogramma’s
verschijnt in het scherm.
14. De toets Hulpprogramma’s indrukken om de mode Hulpprogramma’s
te verlaten.
23. Mode Hulpprogramma’s
Xerox DocuColor 2006
23–6
Kleur
De kleurbalansinstelling wijzigt de tonerconcentratie voor de kleuren geel,
magenta, cyaan en zwart. Elke kleur wordt ingesteld op een hoge, medium of
lage concentratie. Elke kleur heeft een concentratie-instelling voor drie
soorten orginelen: Tekst/foto, Foto (krant) en Foto.
De kleurbalansbijstelling is alleen van toepassing op kopieën. Wanneer het
apparaat in de printermode staat, zijn de kleurbijstellingen niet van invloed
op de aflevering.
De volgende procedure volgen om de kleurinstellingen te wijzigen:
1. De toets Hulpprogramma’s op het bedieningspaneel van het
kopieerapparaat indrukken om het hoofdmenu voor Hulpprogramma’s
op het scherm te laten verschijnen.
2. Met behulp van de pijltoetsen menu Beheer selecteren.
3. De toets Selecteren indrukken. Er verschijnt een scherm waarin een
toegangscode dient te worden ingevoerd.
4. Met behulp van de aantaltoetsen de beheerderstoegangscode invoeren.
De code wordt als asterisken weergegeven (*).
Indien u een fout maakt bij het invoeren van de toegangscode, de toets C
indrukken.
5. Zodra de juiste toegangscode is ingevoerd, verschijnt het menu Beheer
in het scherm.
6. Met behulp van de pijltoetsen de optie Kleur selecteren.
7. De toets Selecteren indrukken. Er verschijnt een scherm waarin u het
soort origineel kunt selecteren.
8. Met behulp van de pijltoetsen een van de volgende opties selecteren:
Tekst/foto
Foto (krant) voor gedrukte foto’s of foto’s in tijdschriften of kranten.
Foto voor foto’s op fotopapier.
9. De toets Selecteren indrukken. Er verschijnt een scherm waarin u de
kleur kunt selecteren.
10. Met behulp van de pijltoetsen een van de volgende opties selecteren: Y
voor geel, M voor magenta, C voor cyaan en B voor zwart. De toets
Selecteren indrukken.
11. Met behulp van de pijltoetsen de kleurconcentratie bijstellen tussen –3
en +3 voor elk van de concentratieniveaus: laag, middel en hoog.
Met behulp van de pijltoetsen omhoog/omlaag het concentratieniveau
verhogen of verlagen. De linker- en rechterpijlen gebruiken om te wisselen
tussen lage, middelmatige en hoge concentratie.
Door het indrukken van de toets C worden alle kleurconcentraties teruggezet
op 0.
23. Mode Hulpprogramma’s
Xerox DocuColor 2006
23–7
12. De toets Selecteren indrukken. De kleurselectie verschijnt in het
scherm. De nieuwe tonerconcentratiewaarde wordt naast de betreffende
kleur weergegeven.
13. Om de concentratie van andere kleuren te wijzigen, stappen 10 t/m 12
herhalen.
14. De toets Afsluiten selecteren. Het soort origineel wordt weergegeven.
15. Om de kleurconcentratie voor andere soorten originelen te wijzigen,
stappen 8 t/m 14 herhalen.
16. De toets Afsluiten selecteren. Het menu Beheer verschijnt in het
scherm.
17. De toets Afsluiten selecteren. Het hoofdmenu voor Hulpprogramma’s
verschijnt op het scherm.
18. De toets Hulpprogramma’s indrukken om de mode Hulpprogramma’s
te verlaten.
Auto kleuraanpassing
Met behulp van de optie Auto kleuraanpassing kunt u iedere
kleurverslechtering die tijdens het gebruik optreedt corrigeren om een
optimale kopieerkwaliteit van het apparaat te behouden.
De kleuraanpassing is alleen van toepassing op het kopiëren. Wanneer de
DocuColor 2006 in de printermode staat, hebben kleuraanpassingen geen
effect.
De volgende procedure volgen om de toepassing Auto kleuraanpassing te
gebruiken:
1. De toets Hulpprogramma’s indrukken. Het hoofdmenu voor
Hulpprogramma’s verschijnt in het scherm.
2. Met behulp van de pijltoetsen de optie menu Beheer selecteren.
3. De toets Selecteren indrukken. Er verschijnt een scherm waarin een
toegangscode dient te worden ingevoerd.
4. Met behulp van de aantaltoetsen de beheerderstoegangscode invoeren.
De code wordt als asterisken weergegeven (*).
Indien u een fout maakt bij het invoeren van de toegangscode, de toets C
indrukken.
5. Zodra de juiste toegangscode is ingevoerd, verschijnt het menu Beheer
in het scherm.
6. Met behulp van de pijltoetsen de optie Auto kleuraanpassing selecteren.
7. De toets Selecteren indrukken. Er verschijnt een scherm waarin het
soort origineel voor automatische kleuraanpassing kan worden
geselecteerd.
23. Mode Hulpprogramma’s
Xerox DocuColor 2006
23–8
8. Met behulp van de pijltoetsen een van de volgende soorten origineel
selecteren:
Tekst/foto
Foto (krant) voor halftoonfoto’s, d.w.z. foto’s afgedrukt in
tijdschriften.
Foto voor foto’s die op fotopapier zijn gemaakt.
9. De toets Selecteren indrukken.
10. Controleren of de optie Afdruk origineel is geselecteerd. De toets
Selecteren indrukken.
11. A4-papier (8,5 x 11 inch) met de lange kant eerst in de handmatige
invoer plaatsen en de toets Start indrukken.
Voor aanwijzingen over het plaatsen van papier in de handmatige invoer, het
hoofdstuk Kopieertoepassingen raadplegen.
12. De voorbeeldpagina voor auto kleuraanpassing wordt afgedrukt en
afgeleverd in de afdrukkenopvangbak.
13. De voorbeeldpagina voor auto kleuraanpassing met de beeldzijde naar
beneden op de glasplaat leggen. De magenta stroken aan de linkerkant
van de glasplaat plaatsen.
14. 5 vellen wit papier rond de voorbeeldpagina voor auto kleuraanpassing
plaatsen.
15. De toets Start indrukken. Het apparaat begint met het
kleuraanpassingsproces.
16. De toets Afsluiten indrukken wanneer kleuraanpassing is voltooid. U
wordt gevraagd of er een bevestigingspagina moet worden afgedrukt.
17. Papier van het formaat A4L of 8,5 x 11L in de handmatige invoer
plaatsen en de toets Start indrukken. Papier zo plaatsen dat het met de
lange kant eerst wordt ingevoerd.
18. De afdruk uit de afdrukkenopvangbak halen en controleren of er een
nauwkeurige kleurcompensatie is uitgevoerd.
19. Met behulp van de pijltoetsen een van de volgende opties selecteren:
Nee: als het afdrukresultaat niet naar wens is en om
kleuraanpassing te annuleren.
Ja: als het afdrukresultaat goed is en om kleuraanpassing toe te
passen.
20. De toets Selecteren indrukken. Er verschijnt een scherm waarin het
soort origineel voor auto kleuraanpassing kan worden geselecteerd.
21. Om de kleuraanpassing voor andere soorten originelen uit te voeren,
stappen 8 t/m 20 herhalen.
22. De toets Afsluiten selecteren. Het menu Beheer verschijnt in het
scherm.
23. Mode Hulpprogramma’s
Xerox DocuColor 2006
23–9
23. De toets Afsluiten selecteren. Het hoofdmenu voor Hulpprogramma’s
verschijnt in het scherm.
24. De toets Hulpprogramma’s indrukken om de mode Hulpprogramma’s
te verlaten.
Origineelformaatdetectie
De DocuColor 2006 kan het formaat van een origineel automatisch
vaststellen wanneer het een bekend formaat is. Het apparaat meet
origineelformaten in millimeters of in inches.
Voor een volledige lijst van alle papierformaten die de DocuColor 2006
automatisch kan detecteren, het hoofdstuk Kopiëren – Basis raadplegen.
De volgende procedure volgen om de standaard maateenheid in te stellen:
1. De toets Hulpprogramma’s indrukken. Het hoofdmenu voor
Hulpprogramma’s verschijnt in het scherm.
2. Met behulp van de pijltoetsen de optie menu Beheer selecteren.
3. De toets Selecteren indrukken. Er verschijnt een scherm waarin een
toegangscode dient te worden ingevoerd
4. Met behulp van de aantaltoetsen de beheerderstoegangscode invoeren.
De code wordt als asterisken weergegeven (*).
Indien u een fout maakt bij het invoeren van de toegangscode, de toets C
indrukken.
5. Zodra de juiste toegangscode is ingevoerd, verschijnt het menu Beheer
in het scherm.
6. Met behulp van de pijltoetsen de optie Origineelformaatdetectie
selecteren.
7. De toets Selecteren indrukken. De ingestelde maateenheid verschijnt in
het scherm.
8. Met behulp van de pijltoetsen de gewenste maateenheid selecteren: mm
(millimeters) of inch (inches).
9. De toets Selecteren indrukken. Het menu Beheer verschijnt in het
scherm.
10. De toets Afsluiten indrukken. Het hoofdmenu voor Hulpprogramma’s
verschijnt in het scherm.
11. De toets Hulpprogramma’s indrukken om de mode Hulpprogramma’s
te verlaten.
23. Mode Hulpprogramma’s
Xerox DocuColor 2006
23–10
Auto-modewisseling
Indien de optie Auto-modewisseling op Kopie is ingesteld of wanneer de
afdekklep van de glasplaat omhoog staat, gaat de DocuColor 2006
automatisch naar de kopieermode wanneer er originelen in de AOD worden
geplaatst. Het is derhalve niet nodig om de toets Kopie in te drukken.
Voor meer informatie over het gebruik van de toets Kopie om naar de
kopieermode te gaan, het hoofdstuk Kopiëren – Basis raadplegen.
De volgende procedure volgen om de optie Auto-modewisseling op te
roepen:
1. De toets Hulpprogramma’s indrukken. Het hoofdmenu voor
Hulpprogramma’s verschijnt in het scherm.
2. Met behulp van de pijltoetsen de optie menu Beheer selecteren.
3. De toets Selecteren indrukken. Er verschijnt een scherm waarin een
toegangscode dient te worden ingevoerd.
4. Met behulp van de aantaltoetsen de beheerderstoegangscode invoeren.
De code wordt als asterisken weergegeven (*).
Indien u een fout maakt bij het invoeren van de toegangscode, de toets C
indrukken.
5. Zodra de juiste toegangscode is ingevoerd, verschijnt het menu Beheer
in het scherm.
6. Met behulp van de pijltoetsen de optie Auto-modewisseling selecteren.
7. De toets Selecteren indrukken. De instelling voor Auto-modewisseling
wordt weergegeven.
8. Met behulp van de pijltoetsen een van de volgende opties selecteren:
UIT: de toepassing Auto-modewisseling uitschakelen. De
kopieermode kan alleen door het indrukken van de toets Kopie
geactiveerd worden.
AAN: de toepassing Auto-modewisseling inschakelen. Het apparaat
gaat naar de kopieermode wanneer er originelen in de AOD
worden geplaatst of wanneer de afdekklep van de glasplaat open
staat.
9. De toets Selecteren indrukken. Het menu Beheer verschijnt in het
scherm.
10. De toets Afsluiten indrukken. Het hoofdmenu voor Hulpprogramma’s in
het scherm.
11. De toets Hulpprogramma’s indrukken om de mode Hulpprogramma’s
te verlaten.
23. Mode Hulpprogramma’s
Xerox DocuColor 2006
23–11
Kopieerlimiet instellen
Het toegestane maximum aantal kopieën per opdracht kan worden ingesteld
op een waarde tussen 1 en 99 sets.
De volgende procedure volgen om een waarde voor de kopieerlimiet te
selecteren:
1. De toets Hulpprogramma’s indrukken. Het hoofdmenu voor
Hulpprogramma’s verschijnt in het scherm.
2. Met behulp van de pijltoetsen de optie menu Beheer selecteren.
3. De toets Selecteren indrukken. Er verschijnt een scherm waarin een
toegangscode dient te worden ingevoerd.
4. Met behulp van de aantaltoetsen de beheerderstoegangscode invoeren.
De code wordt als asterisken weergegeven (*).
Indien u een fout maakt bij het invoeren van de toegangscode, de toets C
indrukken.
5. Zodra de juiste toegangscode is ingevoerd, verschijnt het menu Beheer
in het scherm.
6. Met behulp van de pijltoetsen de optie Kopieerlimiet instellen selecteren.
7. De toets Selecteren indrukken. Het scherm met de kopieerlimiet
verschijnt.
8. Met behulp van de aantaltoetsen de limiet voor het aantal sets instellen
tussen 1 en 99.
9. De toets Selecteren indrukken. Het menu Beheer verschijnt in het
scherm.
10. De toets Afsluiten indrukken. Het hoofdmenu voor Hulpprogramma’s
verschijnt in het scherm.
11. De toets Hulpprogramma’s indrukken om de mode Hulpprogramma’s
te verlaten.
Timer-voorinstelling
De DocuColor 2006 heeft tijdslimieten voor bepaalde toestanden. In de mode
Hulpprogramma’s kunt u de tijdsinstellingen voor de volgende opties wijzigen:
Auto-reset: Indien het apparaat niet wordt gebruikt binnen een
vastgestelde tijdsduur, keert het apparaat terug naar de printermode. De
uitvaltijd voor terugkeer naar de printermode kan worden ingesteld op
een waarde tussen 1-4 minuten.
23. Mode Hulpprogramma’s
Xerox DocuColor 2006
23–12
Resettijd: Wanneer de DocuColor 2006 in storingstoestand is, wordt het
foutbericht na een bepaalde tijd automatisch vervangen door het
hoofdscherm. Het afdrukken kan dan worden hervat. De resettijd voor
het opnieuw verschijnen van het hoofdscherm na een foutbericht kan
worden ingesteld op een waarde tussen 1-120 minuten. Om de mode
Kopie te kunnen gebruiken, dient de storing te worden opgelost. Het
gedeelte Problemen oplossen raadplegen voor instructies.
Energiespaartijd: Indien het kopieerapparaat niet wordt gebruikt binnen
een vastgestelde tijdsduur, gaat het apparaat over op de
energiespaarstand. De uitvaltijd voor het overschakelen op de energie-
spaarstand kan worden ingesteld op een waarde tussen 1-60 minuten.
De volgende procedure volgen voor het wijzigen van de timerinstellingen:
1. De toets Hulpprogramma’s indrukken. Het hoofdmenu voor
Hulpprogramma’s verschijnt in het scherm.
2. Met behulp van de pijltoetsen de optie menu Beheer selecteren.
3. De toets Selecteren indrukken. Er verschijnt een scherm waarin een
toegangscode dient te worden ingevoerd.
4. Met behulp van de aantaltoetsen de beheerderstoegangscode invoeren.
De code wordt als asterisken weergegeven (*).
Indien u een fout maakt bij het invoeren van de toegangscode, de toets C
indrukken.
5. Zodra de juiste toegangscode is ingevoerd, verschijnt het menu Beheer
in het scherm.
6. Met behulp van de pijltoetsen de optie Timer-voorinst. selecteren.
7. De toets Selecteren indrukken. De timeropties verschijnen in het
scherm.
8. Met behulp van de pijltoetsen de gewenste timeroptie selecteren die u
wilt wijzigen. De toets Selecteren indrukken.
Indien u een energiespaartijd instelt, dient u eerst de energiespaarstand in te
schakelen en daarna een tijd in te stellen. Met behulp van de pijltoetsen AAN
selecteren en daarna de toets Selecteren indrukken. U wordt gevraagd een
timerinstelling in te voeren.
9. Met behulp van de aantaltoetsen een nieuwe tijdslimiet voor de optie
invoeren.
U kunt alleen een waarde invoeren die binnen het tijdsbereik is van de
timeroptie die u instelt. Het apparaat staat niet toe dat u een tijdsinstelling
opslaat buiten de toegestane waarden voor de toepassing.
10. De toets Selecteren indrukken. De ingestelde tijdsoptie verschijnt
opnieuw in het scherm.
11. Indien u de timerinstelling voor een andere optie wilt wijzigen, stappen 8
t/m 10 herhalen.
23. Mode Hulpprogramma’s
Xerox DocuColor 2006
23–13
12. De toets Afsluiten indrukken. Het menu Beheer verschijnt.
13. De toets Afsluiten indrukken. Het hoofdmenu voor Hulpprogramma’s
veschijnt in het scherm.
14. De toets Hulpprogramma’s indrukken om de mode Hulpprogramma’s
te verlaten.
Geluid-voorinstelling
De DocuColor 2006 laat geluidstonen horen wanneer deze in een bepaalde
toestand staat. Deze tonen waarschuwen u wanneer het apparaat naar een
bepaalde staat is overgeschakeld.
De volgende geluidstonen zijn beschikbaar op de DocuColor 2006:
Geldigtoon: Na invoer wordt er een toon geproduceerd wanneer de
toetsen op het bedieningspaneel correct zijn ingedrukt.
Ongeldigtoon: Na invoer wordt er een toon geproduceerd wanneer het
kopiëren abnormaal eindigt, bijvoorbeeld wanneer het papier op is of
wanneer er een papier-of origineelstoring is.
Opdracht voltooid-toon: Na invoer wordt er een toon geproduceerd
wanneer het kopiëren is voltooid.
Gereedtoon: Na invoer wordt er een toon geproduceerd wanneer het
apparaat van energiespaarstand overschakelt naar de gebruikersstatus.
Alarm CRU-toon: Na invoer wordt er een toon geproduceerd wanneer
de tonercassette of de afdrukmodule moeten worden vervangen.
De volgende procedure volgen om de geluidstooninstellingen te wijzigen:
1. De toets Hulpprogramma’s indrukken. Het hoofdmenu voor
Hulpprogramma’s verschijnt in het scherm.
2. Met behulp van de pijltoetsen de optie menu Beheer selecteren.
3. De toets Selecteren indrukken. Er verschijnt een scherm waarin een
toegangscode dient te worden ingevoerd.
4. Met behulp van de aantaltoetsen de beheerderstoegangscode invoeren.
De code wordt als asterisken weergegeven (*).
Indien u een fout maakt bij het invoeren van de toegangscode, de toets C
indrukken.
5. Zodra de juiste toegangscode is ingevoerd, verschijnt het menu Beheer
in het scherm.
6. Met behulp van de pijltoetsen de optie Geluid-voorinstelling selecteren.
7. De toets Selecteren indrukken. Er verschijnt een scherm met de
beschikbare geluidstonen.
8. Met behulp van de pijltoetsen de geluidstoon selecteren die u wilt
wijzigen.
23. Mode Hulpprogramma’s
Xerox DocuColor 2006
23–14
9. De toets Selecteren indrukken om het optiescherm voor de
geselecteerde geluidstoon te openen.
10. Met behulp van de pijltoetsen AAN of UIT voor de geselecteerde
geluidstoon selecteren.
11. De toets Selecteren indrukken. Het scherm met geluidstonen verschijnt.
12. Indien u de instellingen voor een geluidstoon voor een andere optie wilt
wijzigen, stappen 8 t/m 11 herhalen.
13. De toets Afsluiten indrukken. Het menu Beheer verschijnt.
14. De toets Afsluiten indrukken. Het hoofdmenu voor Hulpprogramma’s
verschijnt in het scherm.
15. De toets Hulpprogramma’s indrukken om de mode Hulpprogramma’s
te verlaten.
Gebruikerstoegangscode
Op de DocuColor 2006 kunt u de toegang van gebruikers tot het apparaat
beperken door het instellen van gebruikerstoegangscodes.
Indien er een gebruikerstoegangscode is ingesteld, dient een gebruiker een
4-cijferige code in te voeren om toegang te krijgen tot de kopieermode.
Voor meer informatie over toegang tot de kopieermode met een
gebruikerstoegangscode, het hoofdstuk Kopiëren – Basis raadplegen.
De volgende procedure volgen om een gebruikerstoegangscode in te stellen:
1. De toets Hulpprogramma’s indrukken. Het hoofdmenu voor
Hulpprogramma’s verschijnt in het scherm.
2. Met behulp van de pijltoetsen de optie menu Beheer selecteren.
3. De toets Selecteren indrukken. Er verschijnt een scherm waarin een
toegangscode dient te worden ingevoerd.
4. Met behulp van de aantaltoetsen de beheerderstoegangscode invoeren.
De code wordt als asterisken weergegeven (*).
Indien u een fout maakt bij het invoeren van de toegangscode, de toets C
indrukken.
5. Zodra de juiste toegangscode is ingevoerd, verschijnt het menu Beheer
in het scherm.
6. Met behulp van de pijltoetsen de optie Gebruikerstoegangscode
selecteren.
7. De toets Selecteren indrukken. Er verschijnt een scherm waarin een
gebruikerstoegangscode wordt ingesteld.
8. Met behulp van de pijltoetsen AAN of UIT voor de optie Gebruikers-
toegangscode selecteren.
23. Mode Hulpprogramma’s
Xerox DocuColor 2006
23–15
De optie AAN selecteren wanneer u een nieuwe gebruikerstoegangscode
wilt toekennen. De optie UIT selecteren wanneer u een
gebruikerstoegangscode wilt wijzigen. Hiertoe dient u eerst de oude
toegangscode uit te schakelen en daarna een nieuwe toegangscode toe te
kennen.
9. De toets Selecteren indrukken. U wordt gevraagd een 4-cijferige code in
te voeren.
10. Met behulp van de aantaltoetsen een 4-cijferige code invoeren.
Indien u een fout maakt bij het invoeren van de toegangscode, de toets C
indrukken.
11. De toets Selecteren indrukken. Wanneer de wijziging is bevestigd,
verschijnt het menu Beheer in het scherm.
12. De toets Afsluiten indrukken. Het hoofdmenu voor Hulpprogramma’s
verschijnt in het scherm.
13. De toets Hulpprogramma’s indrukken om de mode Hulpprogramma’s
te verlaten.
Toegangscode beheerder
Wanneer het apparaat de fabriek verlaat, is de toegangscode voor de
beheerder van het apparaat ingesteld op 9999. Voor een goed beveiligd
beheer van het apparaat dient u deze toegangscode zo snel mogelijk te
wijzigen.
De beheerderstoegangscode kan niet worden gecontroleerd nadat deze is
ingevoerd. Deze toegangscode noteren, zodat deze niet wordt vergeten.
De volgende stappen volgen om de beheerderstoegangscode te wijzigen:
1. De toets Hulpprogramma’s indrukken. Het hoofdmenu voor
Hulpprogramma’s verschijnt in het scherm.
2. Met behulp van de pijltoetsen de optie menu Beheer selecteren.
3. De toets Selecteren indrukken. Er verschijnt een scherm waarin een
toegangscode dient te worden ingevoerd.
4. Met behulp van de aantaltoetsen de beheerderstoegangscode invoeren.
De code wordt als asterisken weergegeven (*).
Indien u een fout maakt bij het invoeren van de toegangscode, de toets C
indrukken.
5. Zodra de juiste toegangscode is ingevoerd, verschijnt het menu Beheer
in het scherm.
6. Met behulp van de pijltoetsen de optie Toegangscode beheerder
selecteren.
7. De toets Selecteren indrukken.
23. Mode Hulpprogramma’s
Xerox DocuColor 2006
23–16
8. Met behulp van de aantaltoetsen een 4-cijferige toegangscode invoeren.
Elk ingevoerd cijfer wordt als een asterisk (*) weergegeven.
Indien u een fout maakt bij het invoeren van de toegangscode, de toets C
indrukken.
9. Met behulp van de aantaltoetsen dezelfde 4-cijferige code invoeren ter
bevestiging. Elk ingevoerd cijfer wordt als een asterisk (*) weergegeven.
Indien de toegangscode die ter bevestiging is ingevoerd identiek is aan
de eerste toegangscode, wordt de toegangscode gewijzigd en verschijnt
het menu Beheer in het scherm.
Indien de toegangscode die ter bevestiging is ingevoerd afwijkt van de
eerst ingevoerde toegangscode, dient u de toegangscode opnieuw in te
voeren. Stappen 8 en 9 herhalen.
10. De toets Afsluiten indrukken. Het hoofdmenu voor Hulpprogramma’s
verschijnt in het scherm.
11. De toets Hulpprogramma’s indrukken om de mode Hulpprogramma’s
af te sluiten.
Versie-info
Indien u ooit problemen heeft met uw DocuColor 2006 en het Xerox Welcome
Center dient te bellen, dient u wellicht informatie over de softwareversie aan
de servicetechnicus die u helpt door te geven. U heeft toegang tot alle
informatie over de softwareversie via de mode Hulpprogramma’s.
De volgende procedure volgen voor toegang tot versie-informatie:
1. De toets Hulpprogramma’s indrukken. Het hoofdmenu voor
Hulpprogramma’s verschijnt in het scherm.
2. Met behulp van de pijltoetsen de optie menu Beheer selecteren.
3. De toets Selecteren indrukken. Er verschijnt een scherm waarin een
toegangscode dient te worden ingevoerd.
4. Met behulp van de aantaltoetsen de beheerderstoegangscode invoeren.
De code wordt als asterisken weergegeven (*).
Indien u een fout maakt bij het invoeren van de toegangscode, de toets C
indrukken.
5. Zodra de juiste toegangscode is ingevoerd, verschijnt het menu Beheer
in het scherm.
6. Met behulp van de pijltoetsen de optie Versie-info selecteren.
7. De toets Selecteren indrukken. Het scherm Versie-info verschijnt in het
scherm.
8. Alle versie-informatie over de software van het apparaat en de
geïnstalleerde opties worden vermeld in het scherm Versie-info.
9. De toets Afsluiten indrukken. Het menu Beheer verschijnt.
23. Mode Hulpprogramma’s
Xerox DocuColor 2006
23–17
10. De toets Afsluiten indrukken. Het hoofdmenu voor Hulpprogramma’s
verschijnt in het scherm.
11. De toets Hulpprogramma’s indrukken om de mode Hulpprogramma’s
te verlaten.
Zelftest
Door middel van de zelftest kunt u de DocuColor 2006 de status van de
apparatuur laten controleren.
De volgende procedure volgen om de zelftest te starten:
1. De toets Hulpprogramma’s indrukken. Het hoofdmenu voor
Hulpprogramma’s verschijnt in het scherm.
2. Met behulp van de pijltoetsen de optie menu Beheer selecteren.
3. De toets Selecteren indrukken. Er verschijnt een scherm waarin een
toegangscode dient te worden ingevoerd.
4. Met behulp van de aantaltoetsen de beheerderstoegangscode invoeren.
De code wordt als asterisken weergegeven (*).
Indien u een fout maakt bij het invoeren van de toegangscode, de toets C
indrukken.
5. Zodra de juiste toegangscode is ingevoerd, verschijnt het menu Beheer
in het scherm.
6. Met behulp van de pijltoetsen de toepassing Zelftest selecteren.
7. De toets Selecteren indrukken. De beschikbare tests verschijnen in het
scherm.
8. Met behulp van de pijltoetsen Zelftest selecteren.
9. De toets Start indrukken. De DocuColor 2006 begint automatisch met
de zelftest.
10. Wanneer het apparaat de test heeft voltooid, verschijnt een van de
volgende berichten:
Er verschijnt een bericht dat het kopieerapparaat voor de zelftest is
geslaagd.
Er verschijnt een foutcode die aangeeft dat het kopieerapparaat
voor de zelftest is gefaald. Indien dit gebeurt, direct het Xerox
Welcome Center waarschuwen.
Voor informatie over het waarschuwen van het Xerox Welcome Center, het
hoofdstuk Problemen oplossen raadplegen.
11. De toets Afsluiten indrukken. Het menu Beheer verschijnt.
12. De toets Afsluiten indrukken. Het hoofdmenu voor Hulpprogramma’s
verschijnt in het scherm.
23. Mode Hulpprogramma’s
Xerox DocuColor 2006
23–18
13. De toets Hulpprogramma’s indrukken om de mode Hulpprogramma’s
te verlaten.
Scanner vervoeren
De scannermodule moet worden vergrendeld voor het vervoeren van de
DocuColor 2006 om te voorkomen dat er schade optreedt. Het vergrendelen
van de module voorkomt dat deze gaat schuiven en er schade aan de module
zelf of aan andere delen van de scanner wordt veroorzaakt.
De volgende procedure volgen om de scannermodule te vergrendelen:
1. De toets Hulpprogramma’s indrukken. Het hoofdmenu voor
Hulpprogramma’s verschijnt in het scherm.
2. Met behulp van de pijltoetsen de optie menu Beheer selecteren.
3. De toets Selecteren indrukken. Er verschijnt een scherm waarin een
toegangscode dient te worden ingevoerd.
4. Met behulp van de aantaltoetsen de beheerderstoegangscode invoeren.
De code wordt als asterisken weergegeven (*).
Indien u een fout maakt bij het invoeren van de toegangscode, de toets C
indrukken.
5. Zodra de juiste toegangscode is ingevoerd, verschijnt het menu Beheer
in het scherm.
6. Met behulp van de pijltoetsen de optie Scanner vervoeren selecteren.
7. De toets Selecteren indrukken. De opties voor scanner vervoeren
verschijnen in het scherm.
8. Met behulp van de pijltoetsen AAN selecteren.
De standaardinstelling voor het vervoeren van de scanner is UIT. Indien u de
scanner nu niet wilt verplaatsen, de toets Afsluiten indrukken om terug te
gaan naar het menu Beheer. Het hoofdmenu voor Hulpprogramma’s
verschijnt op het scherm. De toets Hulpprogramma’s indrukken om de mode
Hulpprogramma’s te verlaten.
9. Het apparaat vergrendelt de scannermodule. U wordt vervolgens
gevraagd het apparaat uit te zetten.
10. Het apparaat uitzetten en de scanner verplaatsen.
Voor aanwijzingen over het uitschakelen van het apparaat, het hoofstuk over
installatie van het apparaat raadplegen.
Als de scannermodule eenmaal is vergrendeld, kunt u niet terugkeren naar
kopieerfuncties totdat de scanner eerst is uitgeschakeld en opnieuw is
ingeschakeld. Dit is de enige manier om de scannermodule te ontgrendelen.
Xerox DocuColor 2006 24-1
Problemen oplossen
In dit hoofdstuk worden de volgende soorten problemen besproken:
Papierstoringen oplossen
Problemen met de kwaliteit van afdrukken en kopieën
Problemen met electriciteit
Printerfoutmeldingen
Codes printerfoutmeldingen
Scannerfoutmeldingen
Papierstoringen voorkomen
Papierstoringen in de printer kunnen de volgende oorzaken hebben.
De papiergeleiders in de papierlade zijn niet ingesteld op de juiste
papiermaat. Meer informatie vindt u in onder het kopje Papier in de
papierlade leggen in het hoofdstuk Installeren van de DocuColor 2006.
De AOD-documentgeleiders zijn niet ingesteld op het documentformaat.
Meer informatie hierover vindt u in Automatische originelendoorvoer in
het onderdeel De DocuColor 2006 installeren.
Transparanten zijn onjuist in de handmatige invoer geplaatst. De
procedure in het gedeelte Transparanten in de handmatige invoer
plaatsen raadplegen.
U heeft een niet aanbevolen papiersoort gebruikt. Meer informatie
hierover vindt u in de Lijst van aanbevolen materialen.
Papier zoveel mogelijk met de lange kant eerst invoeren.
VOORZICHTIG
De 2-zijdige lade NIET OPENEN tenzij het bericht op het bedieningspaneel
van de printer hierom vraagt. Wanneer u de 2-zijdige lade opent zonder dat
het bericht op het bedieningspaneel hierom vraagt kan dit tot een
papierstoring leiden.
24
24. Problemen oplossen Papierstoringen oplossen
24-2 Xerox DocuColor 2006
Zone waar de papierstoring zich voordoet
D
C
B
A
301069a
Zone 1: Handmatige invoer en papierinvoerzone
Zone 2: Papierinvoerzone van papierlade, of indien deze geïnstalleerd is, van
de 2-zijdige lade.
Zone 3: Papierinvoerzone van de 2-ladenmodule, indien deze geïnstalleerd
is.
Zone 4: Linker bovenpaneel
Zone 5: Bovenste omkeerstation, indien deze geïnstalleerd is. Biedt ook
toegang tot de fuser.
Zone 6: Onderste omkeerstation, indien deze geïnstalleerd is
A: 2-zijdige lade, indien geïnstalleerd
B: Papierlade 1
C: Papierlade 3, in de 2-ladenmodule
D: Papierlade 2, in de 2-ladenmodule
Papierstoringen oplossen 24. Problemen oplossen
Xerox DocuColor 2006
24-3
Papierstoring in de automatische-originelendoorvoerzone
301076a
De linker automatische-originelendoorvoerafdekklep omhoog trekken en
openen.
24. Problemen oplossen Papierstoringen oplossen
24-4 Xerox DocuColor 2006
Papierstoring in de papierlade oplossen 24. Problemen oplossen
Xerox DocuColor 2006 24-5
Papierstoring in de papierlade oplossen
Deze werkwijze toepassen indien op het bedieningspaneel het bericht Papier
in lade X (1, 2 of 3) controleren verschijnt.
1. De papierlade voorzichtig helemaal opentrekken. Het vastgelopen
papier en eventueel gekreukt of gescheurd papier verwijderen. Er mag
geen enkel stukje gescheurd papier in de lade achterblijven.
301087
2. De papierstapel uit de lade verwijderen en de randen van de vellen
opnieuw opschudden. Het papier terugplaatsen.
3. De papierstapel moet aan alle vier de zijden recht liggen.
4. Indien de papierstoring zich in papierlade 1voordoet, de papierstapel
naar beneden drukken totdat de metalen plaat onder in de lade op zijn
plaats springt.
301145
Stap 4 is niet noodzakelijk bij papierstoringen in papierlade 2 of 3, indien
deze zijn geïnstalleerd.
24. Problemen oplossen Papierstoring in de papierlade oplossen
24-6 Xerox DocuColor 2006
5. De papierlade stevig sluiten.
301065b
6. De opdracht opnieuw uitvoeren.
7. Indien het probleem zich blijft voordoen, de lade openen en de
papierstapel omdraaien.
8. De papierlade stevig sluiten.
Papierstoringen in de 2-zijdige lade oplossen 24. Problemen oplossen
Xerox DocuColor 2006 24-7
Papierstoringen in de 2-zijdige lade oplossen
Deze werkwijze toepassen indien op het bedieningspaneel het bericht
Papierstoring in 2-zijdige lade oplossen verschijnt.
VOORZICHTIG
De 2-zijdige lade NIET OPENEN tenzij het bericht op het bedieningspaneel
van de printer hierom vraagt. Wanneer u de 2-zijdige lade opent zonder dat
het bericht op het bedieningspaneel hierom vraagt kan dit tot een
papierstoring leiden.
1. De 2-zijdige lade langzaam helemaal opentrekken.
030
1226A
-WOL
2. Het vastgelopen papier en eventueel gekreukt of gescheurd papier
verwijderen. Er mag geen enkel stukje gescheurd papier in de lade
achterblijven.
t301267a
24. Problemen oplossen Oplossen van een papierstoring in de 2-zijdige lade
24-8 Xerox DocuColor 2006
3. De 2-zijdige lade stevig sluiten.
301268a
Papierstoringen in Zone 1 oplossen 24. Problemen oplossen
Xerox DocuColor 2006 24-9
Papierstoringen in Zone 1 oplossen
Deze werkwijze toepassen indien het op bedieningspaneel het bericht
Papierstoring in Zone 1 oplossen verschijnt.
1. Alle vastgelopen of gescheurd papier of ander afdrukmateriaal uit Zone
1, de handmatige invoer, verwijderen. Er mag geen enkel stukje
gescheurd papier of ander afdrukmateriaal in de lade achterblijven.
301088a
2. Alle afdrukmateriaal uit de handmatige invoer verwijderen.
301089a
3. Om toegang te verkrijgen tot een papierstoring in de invoerzone, de
handmatige invoer helemaal uit de printer trekken.
301090a
24. Problemen oplossen Papierstoringen in Zone 1 oplossen
24-10 Xerox DocuColor 2006
4. Het paneel van de invoerzone met behulp van de hendel zoals in de
afbeelding hieronder wordt aangegeven omhoog trekken.
0301091A-WOL
5. Alle vastgelopen of gescheurd papier zoals in de afbeelding hieronder
wordt aangegeven verwijderen. Er mogen geen stukjes gescheurd
papier in het transportgedeelte achterblijven.
0301092A-WOL
6. Het paneel van de invoerzone sluiten.
030
1093B
-WOL
Papierstoringen in Zone 1 oplossen 24. Problemen oplossen
Xerox DocuColor 2006 24-11
7. Het transportgedeelte van de handmatige invoer sluiten.
0301084A-WOL
8. De handmatige invoer opnieuw installeren en het gewenste
afdrukmateriaal invoeren. De papiergeleider dient te zijn ingesteld op de
afmeting van het afdrukmateriaal.
0301095A-WOL
24. Problemen oplossen Papierstoringen in Zone 1 oplossen
24-12 Xerox DocuColor 2006
Papierstoringen in Zone 2 oplossen 24. Problemen oplossen
Xerox DocuColor 2006 24-13
Papierstoringen in Zone 2 oplossen
Deze werkwijze toepassen indien op het bedieningspaneel het bericht
Papierstoring in Zone 2 oplossen verschijnt.
1. Het paneel van Zone 2 omlaag klappen.
301096
2. Alle vastgelopen of gescheurd afdrukmateriaal uit Zone 2 verwijderen.
Er mag geen enkel stukje gescheurd afdrukmateriaal achterblijven.
301097
3. Het paneel sluiten.
301082
24. Problemen oplossen Papierstoringen in Zone 2 oplossen
24-14 Xerox DocuColor 2006
Papierstoringen in Zone 3 oplossen 24. Problemen oplossen
Xerox DocuColor 2006 24-15
Papierstoringen in Zone 3 oplossen
Deze werkwijze toepassen indien op het bedieningspaneel het bericht
Papierstoringen in Zone 3 oplossen verschijnt.
1. Het toegangspaneel van Zone 3 openen.
301099
2. Alle vastgelopen of gescheurd papier zoals op het plaatje hieronder
wordt weergegeven verwijderen. Er mag geen enkel stukje gescheurd
papier in de invoerzone achterblijven.
301100
3. Het toegangspaneel sluiten.
0
30120 0A
-
WOL
24. Problemen oplossen Papierstoringen in Zone 3 oplossen
24-16 Xerox DocuColor 2006
Papierstoringen in Zone 4 oplossen 24. Problemen oplossen
Xerox DocuColor 2006 24-17
Papierstoringen in Zone 4 oplossen
Deze werkwijze toepassen indien op het bedieningspaneel het bericht
Papierstoring in Zone 4 verschijnt.
1. Het paneel van Zone 4 openen.
301201
2. Het vastgelopen papier verwijderen. Indien het papier gescheurd is mag
er geen enkel stukje gescheurd papier in de printer achterblijven.
301103
3. Het linker bovenpaneel sluiten.
301104
24. Problemen oplossen Papierstoringen in Zone 4 oplossen
24-18 Xerox DocuColor 2006
Papierstoringen in Zone 5 oplossen 24. Problemen oplossen
Xerox DocuColor 2006 24-19
Papierstoringen in Zone 5 oplossen
Een van de volgende procedures uitvoeren wanneer op het bedieningspaneel
het bericht verschijnt dat een papierstoring is opgetreden in Zone 5.
Indien geen 2-zijdige lade is geïnstalleerd, verdergaan met de procedure
De fuserzone vrijmaken.
Indien de 2-zijdige lade wel is geïnstalleerd, verdergaan met de
procedure Het bovenste omkeerstation vrijmaken.
De fuserzone vrijmaken
1. Om toegang te krijgen tot Zone 5, het toegangspaneel van de fuserzone
openen.
301105a
WAARSCHUWING
De fuser kan heet zijn. Daarom dient u voorzichtig te zijn indien u uw hand in
de fuserzone steekt.
2. Om papier te verwijderen de groene hendel zoals aangegeven omhoog
trekken en het papier voorzichtig in de richting van de pijl trekken.
301106a
24. Problemen oplossen Papierstoringen in Zone 5 oplossen
24-20 Xerox DocuColor 2006
3. Indien het papier niet zichtbaar is de groene knop in de aangegeven
richting draaien.
0301107
A
-
WOL
301107a
4. Ervoor zorgen dat alle vellen en snippers papier uit de fuserzone worden
verwijderd.
5. De groene hendel weer in zijn oude stand terugzetten.
030
1
2
5
7
A
-
WOL
301257a
6. De fuserzone goed sluiten.
301114a
Papierstoringen in Zone 5 oplossen 24. Problemen oplossen
Xerox DocuColor 2006 24-21
Het bovenste omkeerstation vrijmaken
1. Voor toegang tot Zone 5, het toegangspaneel openen.
301260
2. Om papier te verwijderen de groene hendel zoals aangegeven omhoog
trekken en het papier voorzichtig in de richting van de pijl trekken. Indien
het papier niet zichtbaar is, de groene knop in de aangegeven richting
draaien.
0301115A-W O L
24. Problemen oplossen Papierstoringen in Zone 5 oplossen
24-22 Xerox DocuColor 2006
3. Het kleine transparante paneel openen en ervoor zorgen dat alle vellen
en snippers papier worden verwijderd.
0
301109A
-W
OL
a. Indien er papier zichtbaar is onder het transparante paneel, het
paneel openhouden en het papier met uw vingers naar de opening
schuiven.
0
301110A
-W
O
L
Papierstoringen in Zone 5 oplossen 24. Problemen oplossen
Xerox DocuColor 2006 24-23
b. Het papier in de richting van pijl trekken, zoals getoond in de
onderstaande illustratie.
0301111A -WOL
c. Indien er vellen gedeeltelijk zichtbaar zijn onder het paneel, kijken
of u onder de lade toegang heeft tot het papier.
d. Het papier naar beneden trekken en verwijderen.
0301112
A
-WOL
24. Problemen oplossen Papierstoringen in Zone 5 oplossen
24-24 Xerox DocuColor 2006
4. Het transparante paneel sluiten en de groene hendel naar beneden
bewegen.
0
3
0
1113A
-
W
OL
301113a
5. Het bovenste omkeerstation stevig dichtdoen.
30164
Papierstoringen in Zone 6 oplossen 24. Problemen oplossen
Xerox DocuColor 2006 24-25
Papierstoringen in Zone 6 oplossen
Deze werkwijze toepassen indien op het bedieningspaneel het bericht
Papierstoring in Zone 6 oplossen verschijnt.
1. Om toegang te krijgen tot Zone 6 het onderste omkeerstation
opentrekken.
301127a
2. Het vastgelopen papier verwijderen. Controleren of er geen
papiersnippers in het onderste omkeerstation zijn achtergebleven.
301116a
3. Het paneel van het onderste omkeerstation sluiten.
301117a
24. Problemen oplossen Papierstoringen in Zone 6 oplossen
24-26 Xerox DocuColor 2006
Storingen in de opvangbak/vergaareenheid oplossen 24. Problemen oplossen
Xerox DocuColor 2006 24-27
Storingen in de opvangbak/vergaareenheid oplossen
1. De berichten op de bedieningspanelen van het kopieerapparaat en de
printer doorlezen.
2. De opvangbak/vergaareenheid naar links wegschuiven van de
DocuColor 2006.
3. Het toegangspaneel voor het oplossen van storingen openen.
4. De groene hendel optillen en voorzichtig de vastgelopen vellen
verwijderen.
5. Het paneel sluiten.
6. De berichten op de bedieningspanelen van het kopieerapparaat en de
printer blijven volgen en eventuele andere storingen in de DocuColor
2006 oplossen.
24. Problemen oplossen Storingen in de opvangbak/vergaareenheid oplossen
24-28 Xerox DocuColor 2006
Problemen met kwaliteit van kopieën of afdrukken 24. Problemen oplossen
Xerox DocuColor 2006 24-29
Problemen met kwaliteit van kopieën of afdrukken
Indien het probleem zich blijft voordoen nadat u de aanwijzingen uit deze
tabel heeft opgevolgd, contact opnemen met uw leverancier of met Xerox
voor onderhoud.
Omschrijving Mogelijke oorzaak Actie
Vage kopie/afdruk Printer verkeerd afgesteld. Het kopje Kleuren
aanpassen in dit onderdeel
raadplegen.
De kopieer- of
afdrukcassette is oud of
beschadigd.
Het kopje
Verbruiksartikelen
vervangen the in het
hoofdstuk Onderhoud
raadplegen.
Indien slechts enkele
kleuren vaag overkomen is
de kopieer-afdrukcassette
oud of beschadigd.
Het kopje Tonercassette
vervangen in het hoofdstuk
Onderhoud raadplegen.
Zwarte of witte stippen
treden op verschillende
plaatsen in solide zwarte of
kleurengebieden op
De glasplaat is vuil. De
Schoonmaakprocedures in
het onderdeel Onderhoud
raadplegen.
Verticale strepen De kopieer-afdrukcassette
is oud of beschadigd.
Het kopje Kopieer-
afdrukcassette vervangen
in het hoofdstuk
Onderhoud raadplegen.
Horizontale strepen Vuil in de papierbaan. De glasplaat schoonmaken
en 50 blanco kopieën
maken. Indien het
probleem zich blijft
voordoen, service bellen.
Terugkerend defect De afdrukmodule in de
kopieer-afdrukcassette is
oud of beschadigd.
Het kopje Kopieer-
afdrukcassette vervangen
in het hoofdstuk
Onderhoud raadplegen.
Toner veegt uit bij
aanraking
De fuser werkt niet. Servicedienst bellen.
24. Problemen oplossen Problemen met kwaliteit van kopieën of afdrukken
24-30 Xerox DocuColor 2006
Omschrijving Mogelijke oorzaak Actie
Zwarte pagina’s De kopieer-afdrukcassette
is oud of beschadigd.
Het kopje Kopieer-
afdrukcassette vervangen
in het hoofdstuk
Onderhoud raadplegen.
Blanco pagina’s Vellen papier kleven aan
elkaar.
De papierstapel uit de
papierlade verwijderen en
de hoeken van de stapel
opschudden. De stapel in
de papierlade terugleggen.
Op het bedieningspaneel
verschijnt het bericht Toner
laag.
Het kopje Tonercassette
vervangen in het hoofdstuk
Onderhoud raadplegen.
De kopieer-afdrukcassette
is oud of beschadigd.
Het kopje Kopieer-
afdrukcassette vervangen
in het hoofdstuk
Onderhoud raadplegen.
Verticale blanco strepen De kopieer-afdrukcassette
is oud of beschadigd.
Het kopje Kopieer-
afdrukcassette vervangen
in het hoofdstuk
Onderhoud raadplegen.
Afbeelding wordt scheef
afgedrukt.
De papiergeleiders in de
papierlade staan niet in de
juiste positie.
De papierlade openen en
de papiergeleiders
aanpassen aan de
afmeting van het papier.
Meer informatie hierover
vindt u in de werkwijze
Papier in de papierlade
invoeren in het hoofdstuk
De DocuColor 2006
instellen.
Indien er een automatische
originelendoorvoer is
geïnstalleerd is het
mogelijk dat
documentgeleiders niet
goed zijn ingesteld.
De automatische-
originelendoorvoer-
documentgeleiders op het
gebruikte papierformaat
instellen. Automatische
originelendoorvoer in het
onderdeel De DocuColor
2006 installeren
raadplegen.
De kleur is te licht of te
donker.
De kleurenbalans is
incorrect.
De werkwijze Kleuren
aanpassen in dit onderdeel
raadplegen.
Problemen met kwaliteit van kopieën of afdrukken 24. Problemen oplossen
Xerox DocuColor 2006 24-31
Printerkleuren aanpassen
Deze werkwijze toepassen indien een of meer kleuren niet voldoende zijn, of
wanneer er teveel van een of meerdere kleuren wordt afgedrukt.
Indien op het bedieningspaneel van de printer het bericht verschijnt dat de
tonercassette vervangen dient te worden, de cassette EERST vervangen en
pas DAARNA overgaan tot deze aanpassing.
VisualCal
De VisualCal-aanpassing bestaat uit drie stappen. U mag geen stap
overslaan of de stappen in een andere volgorde dan hieronder aangegeven
uitvoeren.
Indien u de VisualCal-aanpassing wilt annuleren, kunt u te allen tijde de
toets Wissen/Stop indrukken. Hiermee keert u in het menu terug naar
GEREED.
1. Grenswaardenpagina
1. Controleren of het bedieningspaneel van de printer op GEREED staat.
Indien er foutberichten, bijvoorbeeld over papier of een bijna lege
tonercassette, op het bedieningspaneel staan, zal de printer een
waarschuwingsbericht weergeven waarin u wordt verzocht om de
kalibratie af te breken.
2. De toets Menu herhaaldelijk indrukken totdat het bedieningspaneel op
VISUALCAL staat.
3. De toets Item/Enter indrukken. Op het bedieningspaneel staat PAGINA
EINDPUNT JA.
4. De toets Item/Enter indrukken. Op het bedieningspaneel staat
AFDRUKKEN GRENSWAARDEN PAGINA, en na enkele seconden ligt
de pagina in de opvangbak van de printer.
5. De rij Zwart Start in daglicht bekijken.
a. Het meest linkse rondje dat u van de achtergrond kunt
onderscheiden selecteren en een cirkel eromheen trekken.
De pagina onder een schuine hoek bekijken voor een beter resultaat.
24. Problemen oplossen Problemen met kwaliteit van kopieën of afdrukken
24-32 Xerox DocuColor 2006
b. In de volgende rij, Zwart Eind, het meest linkse rondje dat u van de
achtergrond kunt onderscheiden selecteren en een cirkel eromheen
trekken.
c. Indien u in de desbetreffende rij helemaal geen rondje kunt
onderscheiden, het getal 9 naast de rij noteren.
d. Indien u alle rondjes kunt zien, het getal 0 naast de rij noteren.
6. Stap 5 bij iedere kleurenrij herhalen en al naar gelang uw oordeel een
rondje omcirkelen of het getal 9 of 0 naast de rij noteren.
7. Voor de 30% overeenstemming-rij het vel op een armslengte afstand
van u houden. Het rondje dat het best met de achtergrond overeenstemt
selecteren en omcirkelen.
8. Op het bedieningspaneel van de printer staat nu ZWART START4. Met
de pijltoetsen omhoog en omlaag kunt u een nummer invoeren dat
overeenkomt met de waarde die u op de eerste rij had geselecteerd.
De pijltoets omhoog telt op. De pijltoets omlaag telt terug.
a. Wanneer het gewenste nummer in beeld is de toets Item/Enter
indrukken. Op het bedieningspaneel van de printer staat nu
ZWART EIND 4.
b. De pijltoetsen naar boven en beneden indrukken om het nummer in
te voeren dat overeenkomt met de waarde die u op de volgende rij
had geselecteerd.
c. De toets Item/Enter indrukken. Op het bedieningspaneel van de
printer staat nu CYAAN START 4.
9. Stap 8 voor elke kleurenrij en voor de 30% overeenstemming-rij
herhalen.
Indien u bij een van de rijen een 9 of een 0 heeft ingevoerd, drukt VisualCal
een nieuwe grenswaardenpagina af. Stap 8 net zolang blijven herhalen
totdat u een rondje tussen de gewenste waarden van 1 tot en met 8 kunt
selecteren.
10. Wanneer alle waarden zijn ingevoerd en door VisualCal zijn
geaccepteerd staat AFDRUKKEN GRIJSBALANS JA op het
bedieningspaneel.
Problemen met kwaliteit van kopieën of afdrukken 24. Problemen oplossen
Xerox DocuColor 2006 24-33
2. Grijsbalanspagina
1. De toets Item/Enter indrukken. Op het bedieningspaneel staat
AFDRUKKEN GRIJSBALANS PAGINA, en na enkele seconden ligt de
pagina in de bovenste opvangbak van de printer.
a. De kleurenpatch die het meest overeenkomt met het omliggende
grijs selecteren.
b. De geselecteerde patch omcirkelen.
2. Op het bedieningspaneel staat BESTE PATCH (RIJ). Met de pijltoetsen
omhoog en omlaag kunt u een nummer invoeren dat overeenkomt met
de waarde die u had geselecteerd.
3. De toets Item/Enter indrukken en een van de volgende stappen
uitvoeren:
Indien u een ander getal dan het getal 0 invoert verschijnt het
bericht BESTE PATCH (KOL) op het bedieningspaneel.
a. Met de pijltoetsen omhoog en omlaag kunt u de letter of de
naam van de kolom waarin de door u geselecteerde patch
voorkomt invoeren.
b. De toets Item/Enter indrukken. Op het bedieningspaneel staat
AFDRUKKEN GRIJSBALANS PAGINA, en na enkele seconden
ligt de pagina in de bovenste opvangbak van de printer.
c. De kleurenpatch die het meest overeenkomt met het
omliggende grijs selecteren en stap 2 en 3 herhalen.
Indien u het getal 0 invoert, verschijnt het bericht KLEURTEST
AFDRUKKEN op het bedieningspaneel.
a. De toets Item/Enter indrukken. Na enkele seconden ligt de
vergelijkingspagina in de opvangbak van de printer.
b. Verdergaan naar deel 3 Vergelijkingspagina.
24. Problemen oplossen Problemen met kwaliteit van kopieën of afdrukken
24-34 Xerox DocuColor 2006
3. Vergelijkingspagina
Aan de hand van de Vergelijkingspagina kunt u de wijzigingen die u tijdens
de VisualCal-aanpassing heeft gemaakt bekijken. De pagina bestaat uit vier
rijen kleurenfoto’s. In de eerste en in de derde rij ziet u de kleureninstelling
voordat u VisualCal had geselecteerd. Op de tweede en op de vierde rij ziet u
de kleureninstelling nadat de VisualCal-aanpassing is uitgevoerd. Nu besluit
u aan welke instelling u de voorkeur geeft.
Voer een van de volgende stappen uit:
Indien u tevreden bent over de door uw gemaakte aanpassingen de
Item/Enter indrukken. Op het bedieningspaneel verschijnt de tekst
VISUALCAL.
Uw wijzigingen worden door het systeem opgeslagen en na enkele
seconden verschijnt de tekst GEREED.
Indien u niet tevreden bent over de door uw gemaakte aanpassingen,
de pijltoets omlaag indrukken zodat de tekst “Nee” op het
bedieningspaneel verschijnt.
a. De toets Item/Enter indrukken. Op het bedieningspaneel verschijnt
het bericht. WIJZIGING TOEPASSEN STANDAARDKLEUR.
b. De toets Item/Enter nogmaals indrukken. De door u gemaakte
aanpassingen worden door het systeem gewist en de
standaardinstellingen worden teruggezet. Na enkele seconden
verschijnt het bericht GEREED.
Voor informatie over het aanpassen van de scannerkleuren, het gedeelte
Auto kleuraanpassing in het hoofdstuk Mode Hulpprogramma’s raadplegen.
Printer foutberichten 24. Problemen oplossen
Xerox DocuColor 2006 24-35
Printerfoutberichten
Indien het probleem zich blijft voordoen nadat u de aanwijzingen in deze
tabel heeft opgevolgd, de servicedienst bellen en het probleem melden.
Bericht Mogelijke oorzaak Actie
010-317
Servicedienst bellen
Dit kan een
elektriciteitsprobleem
zijn.
Uw serviceafdeling bellen en de
code die in het bericht wordt vermeld
doorgeven.
Zwarte inkt laag De zwarte-tonercassette
is bijna leeg.
Wanneer dit op het
bedieningspaneel wordt
aangegeven, de zwarte-
tonercassette vervangen.
Laden van gebruikt
papier in [lade]
controleren.
De afmetingen van het
te laden document komt
niet overeen met de
afmeting van het papier
in de geselecteerde
lade.
Auto-overschakelen selecteren. De
papiergeleider van de papierlade
aanpassen.
Papierstoring in
Zone 1 oplossen
Er is een papierstoring in
Zone 1.
De werkwijze Papierstoringen in
Zone 1 oplossen in dit hoofdstuk
raadplegen.
Papierstoring in
Zone 2 oplossen
Er is een papierstoring in
Zone 2.
De werkwijze Papierstoringen in
Zone 2 oplossen in dit hoofdstuk
raadplegen.
Papierstoring in
Zone 3 oplossen
Er is een papierstoring in
Zone 3.
De werkwijze Papierstoringen in
Zone 3 oplossen in dit hoofdstuk
raadplegen.
Papierstoring in
Zone 4 oplossen
Er is een papierstoring in
Zone 4.
De werkwijze Papierstoringen in
Zone 4 oplossen in dit hoofdstuk
raadplegen.
Papierstoring in
Zone 5 oplossen
Er is een papierstoring in
Zone 5.
De werkwijze Papierstoringen in
Zone 5 oplossen in dit hoofdstuk
raadplegen.
Papierstoring in
Zone 6 oplossen
Er is een papierstoring in
Zone 6.
De werkwijze Papierstoringen in
Zone 6 oplossen in dit hoofdstuk
raadplegen.
Papierstoring in de
2-zijdige lade
oplossen.
Er is een papierstoring in
de 2-ijdige lade.
De werkwijze Papierstoringen in de
2-zijdige lade oplossen in dit
hoofdstuk raadplegen.
24. Problemen oplossen Printer foutberichten
24-36 Xerox DocuColor 2006
Bericht Mogelijke oorzaak Actie
Zone 1 sluiten Het toegangspaneel van
Zone 1 is open.
Het toegangspaneel van Zone 1
sluiten.
Zone 2 sluiten Het toegangspaneel van
Zone 2 is open.
Het toegangspaneel van Zone 2
sluiten.
Zone 3 sluiten Het toegangspaneel van
Zone 3 is open.
Het toegangspaneel van Zone 3
sluiten.
Zone 4 sluiten Het toegangspaneel van
Zone 4 is open.
Het toegangspaneel van Zone 4
sluiten.
Zone 5 sluiten Het toegangspaneel van
Zone 5 is open.
Het toegangspaneel van Zone 5
sluiten.
2-zijdige lade
sluiten
De 2-zijdige lade is
open.
De 2-zijdige lade sluiten.
Voorpaneel sluiten Het voorpaneel is open. Het voorpaneel sluiten.
Papierlade 1 sluiten Papierlade 1 is open. De lade sluiten.
Papierlade 2 sluiten Papierlade 2 is open. De lade sluiten.
Papierlade 3 sluiten Papierlade 3 is open. De lade sluiten.
Cyaan toner laag De cyaan-tonercassette
is bijna leeg.
Wanneer dit op het
bedieningspaneel wordt
aangegeven, de cyaan-
tonercassette vervangen.
Bovenste
opvangbak legen
De bovenste opvangbak
is vol of bevat
onbruikbare kopieën.
De kopieën uit de bovenste
opvangbak verwijderen.
Zwarte-
tonercassette
installeren
De zwarte-tonercassette
is leeg.
De zwarte-tonercassette vervangen.
Kopieer-
afdrukcassette
installeren
De kopieer-
afdrukcassette doet het
niet of nadert het einde
van de gebruiksduur.
De kopieer-afdrukcassette
vervangen.
Cyaan-
tonercassette
installeren
De cyaan-tonercassette
is leeg.
De cyaan-tonercassette vervangen.
Magenta-
tonercassette
installeren
De magenta-
tonercassette is leeg.
De magenta-tonercassette
vervangen.
Printer foutberichten 24. Problemen oplossen
Xerox DocuColor 2006 24-37
Bericht Mogelijke oorzaak Actie
Afvalcontainer
installeren
De afvalcontainer
bevindt zich niet in de
printer of is niet
helemaal in de printer
geschoven.
Controleren of de afvalcontainer is
geïnstalleerd en helemaal in de
printer is geschoven.
Afvalcontainer
installeren
De afvalcontainer is vol. De afvalcontainer vervangen.
Gele-tonercassette
installeren
De gele-tonercassette is
leeg.
De gele-tonercassette vervangen.
[afmeting
afdrukmateriaal]
bijvullen in lade 1
Het aangegeven
afdrukmateriaal in lade 1
is bijna op.
De papierlade bijvullen met het juiste
afdrukmateriaal.
[afmeting
afdrukmateriaal]
bijvullen in lade 2
Het aangegeven
afdrukmateriaal in lade 2
is bijna op.
De papierlade bijvullen met het juiste
afdrukmateriaal.
[afmeting
afdrukmateriaal]
bijvullen in lade 3
Het aangegeven
afdrukmateriaal in lade 3
is bijna op.
De papierlade bijvullen met het juiste
afdrukmateriaal.
[afmeting
afdrukmateriaal]
laden in
handmatige invoer
De handmatige invoer is
leeg.
Het juiste afdrukmateriaal invoeren
via de handmatige invoer.
Magenta-toner laag De magenta-
tonercassette is bijna
leeg.
Wanneer dit op het
bedieningspaneel wordt
aangegeven, de magenta-
tonercassette vervangen.
Kopieer-
afdrukcassette
bestellen
De kopieer-
afdrukcassette nadert
het einde van zijn
gebruiksduur.
Wanneer dit op het
bedieningspaneel wordt
aangegeven, de kopieer-
afdrukcassette vervangen.
Printerwaarschuw.
Stop calibr.
Papier of toner is bijna
op net voordat u Visual
Cal start.
De printer is bezig met
opwarmen.
Alle fouten herstellen en wachten tot
het bericht Gereed verschijnt
voordat u VisualCal start.
[afmeting
afdrukmateriaal]
laden in lade 2
Het aangegeven
afdrukmateriaal in lade 2
is bijna op.
Papierlade laden met het juiste
afdrukmateriaal.
24. Problemen oplossen Printer foutberichten
24-38 Xerox DocuColor 2006
Bericht Mogelijke oorzaak Actie
[afmeting
afdrukmateriaal]
laden in lade 3
Het aangegeven
afdrukmateriaal in lade 3
is bijna op.
Papierlade laden met het juiste
afdrukmateriaal.
[afmeting
afdrukmateriaal],
[soort
afdrukmateriaal in
handmatige invoer
laden.
De handmatige invoer is
leeg.
Handmatige invoer laden met het
juiste afdrukmateriaal.
Kopieer-
afdrukcassette
vervangen
De kopieer-
afdrukcassette
functioneert niet naar
behoren.
De kopieer-afdrukcassette
vervangen.
Gele toner laag De gele-tonercassette is
bijna leeg.
Wanneer dit op het
bedieningspaneel wordt
aangegeven, de gele-tonercassette
vervangen.
Printer foutcodes 24. Problemen oplossen
Xerox DocuColor 2006 24-39
Printer foutcodes
Een foutcode kan duiden op een elektriciteits- of mechanisch probleem in de
printer. Een normale foutcode, een code bestaand uit twee maal drie cijfers,
gescheiden door een koppelteken, wordt gevolgd door de woorden
SERVICEDIENST BELLEN.
Indien op het bedieningspaneel een foutcode verschijnt dient u het volgende
te doen:
1. Het codenummer noteren.
2. De scanner UIT schakelen.
3. 20 Seconden wachten.
4. De scanner IN schakelen.
Indien het probleem is opgelost, verdergaan met afdrukken
Indien het probleem niet is opgelost, uw servicevertegenwoordiger
bellen en de foutcode doorgeven.
24. Problemen oplossen Printer foutcodes
24-40 Xerox DocuColor 2006
Scanner foutberichten 24. Problemen oplossen
Xerox DocuColor 2006 24-41
Scanner foutberichten
Een foutcode kan duiden op een elektriciteits- of mechanisch probleem in de
scanner. Een foutcode wordt gevolgd door de woorden SERVICEDIENST
BELLEN.
Indien op het bedieningspaneel van de scanner een foutcode verschijnt dient
u het volgende te doen:
1. Het codenummer noteren.
2. De scanner UIT schakelen.
3. 20 Seconden wachten.
4. De scanner weer AAN zetten.
Indien het probleem is opgelost, verdergaan met afdrukken of
kopiëren.
Indien het probleem niet is opgelost, uw servicevertegenwoordiger
bellen en de foutcode doorgeven.
24. Problemen oplossen Scanner foutberichten
24-42 Xerox DocuColor 2006
Foutberichten opvangbak/vergaareenheid 24. Problemen oplossen
Xerox DocuColor 2006 24-43
Foutberichten opvangbak/vergaareenheid
Bericht Oorzaak en oplossing
A3-Extra niet beschikbaar bij
vergaareenheid. Bovenste
opvangbak selecteren.
Het papierformaat dat voor de opdracht is
geselecteerd, bijvoorbeeld A3 extra groot papier, is
ongeldig. De opdracht laten afleveren in de bovenste
opvangbak van de printer of een ander
papierformaat selecteren zodat de opdracht alsnog
in de opvangbak/vergaareenheid kan worden
afgeleverd.
Printerpaneel controleren en
papier verwijderen.
De instructies voor het oplossen van storingen in de
opvangbak/vergaareenheid en de DocuColor 2006
opvolgen. De volledige foutherstelprocedures voor
de DocuColor 2006 kunt u vinden op de CD met
gebruikersdocumentatie.
Sorteereenheid niet
aangesloten.
De opvangbak/vergaareenheid staat niet op zijn
plaats. De module naar rechts schuiven, naast de
DocuColor 2006.
Verhelp papierstoring in
sorteerinheid.
Er is een papierstoring in de
opvangbak/vergaareenheid opgetreden. De
instructies voor het oplossen van de storing volgen.
U dient mogelijk ook storingen in andere zones van
het apparaat op te lossen.
Sluit klep van sorteereenheid. Het paneel van de vergaareenheid is niet correct
gesloten. Deze sluiten.
Combinatie van dit papier en
Sorteren of Stapel niet
beschikbaar.
Het papierformaat of -type dat u heeft geselecteerd
voor de opdracht, is niet geldig. De opdracht laten
afleveren in de bovenste opvangbak van de printer
of een ander papierformaat of -type selecteren zodat
de opdracht alsnog in de opvangbak/vergaareenheid
kan worden afgeleverd.
Vergaarvakken leegmaken. Dit bericht wordt weergegeven bij het voltooien van
opdrachten die naar de vergaareenheid zijn
verzonden. Het bericht verschijnt ook wanneer
vakken vol zijn. De vellen uit de vakken verwijderen
en verder gaan met kopiëren.
Ongeldig voor grote opvangbak. De geselecteerde opties voor de opdracht
(bijvoorbeeld papierformaat) kunnen niet worden
gebruikt met aflevering naar de grote opvangbak. De
opdracht laten afleveren in de bovenste opvangbak
of uw selecties wijzigen, zodat de opdracht alsnog
naar de grote opvangbak kan worden gezonden.
24. Problemen oplossen Foutberichten opvangbak/vergaareenheid
24-44 Xerox DocuColor 2006
Ongeldig voor sorteren. De geselecteerde opties voor de opdracht
(bijvoorbeeld papierformaat) kunnen niet worden
gebruikt met sorteren. De opdracht laten afleveren in
de bovenste opvangbak of uw selecties wijzigen,
zodat de opdracht alsnog kan worden gesorteerd.
Ongeldig voor stapel. De geselecteerde opties voor de opdracht
(bijvoorbeeld papierformaat) kunnen niet worden
gebruikt met stapelen. De opdracht laten afleveren in
de bovenste opvangbak of uw selecties wijzigen,
zodat de opdracht alsnog kan worden gestapeld.
Papier uit grote opvangbak
verwijderen.
Er zijn 500 vellen in de grote opvangbak. De vellen
uit de grote opvangbak verwijderen en verder gaan
met kopiëren.
Papier uit vergaareenheid
verwijderen.
De opvangbak (vak 1) of de andere vakken zijn vol.
Vellen verwijderen en verder gaan met kopiëren.
Als Sorteren en Stapel zijn
geselecteerd, originelen via de
AOD invoeren.
De opvangbak/vergaareenheid is klaar om
opdrachten te ontvangen. De originelen in de AOD
plaatsen en de opdracht uitvoeren.
Vergaareenheid beschikbaar
voor 10 sets.
Het gewenste aantal sets is hoger dan de
toegestane limiet voor sorteren. Het aantal sets
verminderen en de andere sets als deel van een
andere opdracht uitvoeren.
Storing in vergaareenheid Er is een probleem opgetreden in de
vergaareenheid. De opdrachtprogrammering en
eventuele afdrukken bekijken. Indien mogelijk, de
opdracht opnieuw uitvoeren. Is dit niet mogelijk,
contact opnemen met het Xerox Welcome Center.
Stapel is beschikbaar voor
maximaal 30 kopieën.
De limiet voor de vergaarvakken (30 vellen papier
van 64 g/m² / 20 lb) is overschreden. Het papier uit
de vakken verwijderen en verder gaan met het
uitvoeren van de opdracht.
Stapel is vol. Papier verwijderen. De vakken zijn vol. Het papier uit de vakken
verwijderen en verder gaan met kopiëren.
Afdrukkenopvangbak is vol. De grote opvangbak is vol. Het papier uit de grote
opvangbak verwijderen en verder gaan met
kopiëren.
Netwerkproblemen oplossen 24. Problemen oplossen
Xerox DocuColor 2006 24-45
Netwerkproblemen oplossen
De DocuColor 2006 server is onderdeel van de printer. Daarom wordt in dit
hoofdstuk meestal naar de printer verwezen. Het woord server verwijst naar
de netwerkservers.
Problemen oplossen tijdens Setup via het bedieningspaneel
Indien u problemen heeft met het afdrukken van de testpagina en er geen
bericht op het bedieningspaneel verschijnt, de volgende stappen uitvoeren:
1. De status van de printer controleren.
2. Proberen met behulp van onderstaande tabel het probleem op te
lossen.
3. Nogmaals proberen af te drukken.
Symptoom Mogelijke oorzaak Mogelijke oplossing
Geen van de indicatoren
op het bedieningspaneel
brandt en er staat geen
bericht op het
bedieningspaneel.
De printer is niet
ingeschakeld.
De printer AAN zetten.
De elektriciteitskabel is
niet goed bevestigd.
Controleren of de
elektriciteitskabel goed
bevestigd is in de
netvoeding en in de printer.
De netvoeding heeft
geen spanning.
Controleren of de
netvoeding spanning heeft.
De verwerkingsindicator
brandt niet terwijl een
netwerkafdrukopdracht
of een kopieeropdracht
wordt uitgevoerd.
De netwerkkabel of de
parallelle kabel is niet
goed aangesloten.
Controleren of de
netwerkkabel of de
parallelle kabel goed is
aangesloten.
Er is geen printerdriver
geïnstalleerd of de
server is niet correct
geïnstalleerd.
De instellingen van de
host-server controleren.
24. Problemen oplossen Netwerkproblemen oplossen
24-46 Xerox DocuColor 2006
Netwerkprotocolberichten tijdens Setup
In de volgende tabel vindt u een overzicht van de netwerkprotocolberichten
die u tijdens Setup te zien kunt krijgen. In deze tabel vindt u verder een
overzicht van het laatste Setup-scherm voordat het bericht verscheen, een
omschrijving van het probleem en de eventuele actie die u dient te
ondernemen om het probleem op te lossen.
Bericht Setup-scherm Omschrijving en actie
No AppleTalk zone
found.
(Geen AppleTalk-
zone aangetroffen.)
AppleTalk inschakelen
(Netwerkprotocol-
instelling>
AppleTalk-instelling)
De Ethernet-netwerkkabel is
niet op de connector van de
DocuColor 2006
aangesloten of de
netwerkkabel is niet op de
hub of het netwerk
aangesloten. Indien uw
AppleTalk-netwerk uit zones
is opgebouwd en u een
zone wilt aangeven voor de
printer, dient u de
netwerkkabel op de
DocuColor 2006 aan te
sluiten voordat u met de
Apple Talk Instelling begint.
Het AppleTalk-netwerk
bestaat niet uit zones. Er
kan ook zonder zones naar
de DocuColor 2006
afgedrukt worden. De toets
OK indrukken om verder te
gaan.
You must first
enable a network
port.
(U dient eerst een
netwerkpoort in te
schakelen. )
Protocolinstelling of
Service-instelling
(Netwerkinstelling)
Voordat u met
Protocolinstelling of Service-
Instelling begint in
Poortinstelling ten minste één
netwerkpoot (Ethernet of Token
Ring) inschakelen.
Invalid frame size.
(Ongeldige
framegrootte)
Selectie Frametype
(Netwerkprotoco-
linstelling>
IPX>SPX-instelling)
De netwerkhub is niet
aangesloten op een Novell-
server wanneer DocuColor
2006 een verbinding probeert
te maken.
Netwerkproblemen oplossen 24. Problemen oplossen
Xerox DocuColor 2006 24-47
Bericht Setup-scherm Omschrijving en actie
Warning IPX
network number is
zero.
(Waarschuwing
IPX-netwerk is nul)
Selectie Frametype
(Netwerkprotocol-
instelling>
IPX>SPX-instelling)
Er kan geen andere IPX-
computer op het netwerk
gevonden worden of de
netwerkhub is niet aangesloten
op het netwerk op het moment
dat de DocuColor 2006
probeert te verbinden. Indien
zich dit voordoet wordt het
standaard netwerknummer nul.
Can’t detect Token
Ring hardware.
Token Ring
Hardware not
installed or not
functioning
(Kan geen Token
Ring-hardware
vaststellen.
Geen Token Ring
geïnstalleerd of
functioneert niet)
Selectie Frametype
(Netwerkprotocol-
instelling>
IPX>SPX-instelling)
De printer voert een voice call
uit voor Token Ring-hardware.
Bepaalde onderdelen zijn niet
geïnstalleerd, niet correct
geïnstalleerd of niet op het
correcte apparaat
geïnstalleerd. Het is mogelijk
dat een niet ondersteund
Token Ring-bord wordt
gebruikt. Ondersteuning bellen.
Can’t autodetect the
ring speed. No
device on ring.
(Kan de ringsnelheid
niet automatisch
opsporen. Geen
apparaat op de ring)
Token Ring-instelling De printer probeert de huidige
ringsnelheid op te sporen maar
is het enige apparaat op het
Token Ring-netwerk. Een
ander apparaat op het Token
Ring-netwerk aansluiten
voordat u de DocuColor 2006
aansluit.
No NDS trees found.
(Geen NDS-
structuur
aangetroffen)
NDS inschakelen
(Netwerkinstelling
>Service-instelling
>Printserverinstelling>
NDS-instelling)
Er is geen NDS-structuur
aangetroffen op het Novell-
netwerk. Controleren of de
frametypes correct zijn
geconfigureerd op de printer.
24. Problemen oplossen Netwerkproblemen oplossen
24-48 Xerox DocuColor 2006
Bericht Setup-scherm Omschrijving en actie
Warning! Selecting a
new NDS tree
deletes Bindery
setup.
(Waarschuwing!
Wanneer u een
nieuwe NDS-
structuur selecteert
worden de Bindery-
instellingen gewist.)
NDS-structuur
instelling
(Netwerkinstelling>
Service-
instelling>PServer
Instelling>NDS
Instelling)
U heeft de DocuColor 2006
eerst op een andere NDS-
structuur aangesloten. NetWise
ondersteunt slechts één NDS-
structuur. Om eventuele
conflicten met de bestaande
structuuraansluiting te
voorkomen worden alle
bindery-instellingen gewist.
Wanneer het bericht Bindery-
instelling verwijderen en
verdergaan? verschijnt:
OK en JA selecteren om de
huidige Bindery-instellingen
te verwijderen. De
instellingen in Bindery-
instelling opnieuw invoeren.
Op Menu drukken OK en
Nee selecteren wanneer het
bericht verschijnt om te
voorkomen dat de Bindery-
instellingen gewist worden.
Nogmaals NDS-Instelling
uitvoeren zonder de NDS-
structuur te wijzigen of afsluiten
en naar Bindery-instelling gaan
om de huidige Bindery-
instellingen te bekijken.
______ is empty.
(______ is leeg.)
Navigeren in de NDS-
structuur
(Netwerkinstelling>Ser
vice-instelling>PServer
Instelling>NDS
Instelling)
De geselecteerde container
heeft geen subcontainers of
objecten die relevant zijn voor
de huidige navigatie-mode.
Netwerkproblemen oplossen 24. Problemen oplossen
Xerox DocuColor 2006 24-49
Bericht Setup-scherm Omschrijving en actie
If you plan to use
NDS, set up NDS
before Bindery.
(Indien u NDS wilt
gebruiken, NDS voor
Bindery instellen.)
Bindery Instelling
(Netwerkinstelling>
Service-
instelling>PServer
Instelling> Bindery
Instelling)
Er zijn geen NDS-instellingen
aanwezig. Indien het netwerk
zowel Bindery- als NDS-servers
gebruikt eerst de NDS-instelling
en daarna de Bindery-instelling
uitvoeren.
Error. Cannot open
bindery connection
to NDS server.
(Storing. Kan geen
Bindery-verbinding
met de NDS-server
openen.)
In Lijst Fileserver
selecteren
(Netwerkinstelling>
Service-
instelling>PServer
Instelling> Bindery
Instelling)
Deze server via NDS-Instelling
selecteren of NDS uitschakelen
en de server via Bindery
selecteren.
No NetWare file
server found.
(Er is geen
NetWare-fileserver
aangetroffen.)
In Lijst Fileserver
selecteren
(Netwerkinstelling>
Service-
instelling>PServer
Instelling> Bindery
Instelling)
Toen de DocuColor 2006 een
voice call op het netwerk
uitvoerde om een lijst van
ondersteunde servers of een
lijst van alle servers te
verkrijgen werd er geen
fileserver aangetroffen.
Kabelaansluitingen controleren
en controleren of de NetWare-
server ingeschakeld is.
File Server name
not found. Try
again?
(Naam fileserver niet
aangetroffen.
Opnieuw proberen?)
Eerste letters server-
naam invoeren.
(Netwerkinstelling>
Service-
instelling>PServer
Instelling> Bindery
Instelling)
Toen de DocuColor 2006 een
voice call op het netwerk
uitvoerde werd er geen server
met deze letters aangetroffen.
De naam van de NetWare-
fileserver controleren en
controleren of de NetWare-
server ingeschakeld is.
No file server is
selected (Er is geen
fileserver
geselecteerd.)
Server-lijst bekijken,
verbinding, verbinding
bewerken
(Netwerkinstelling>
Service-
instelling>Printserverin
stelling> Bindery-
instelling)
Er is geen fileserver
toegevoegd in de Bindery-
instelling.
24. Problemen oplossen Netwerkproblemen oplossen
24-50 Xerox DocuColor 2006
Bericht Setup-scherm Omschrijving en actie
All connections
used. Remove
server?
(Alle verbindingen in
gebruik. Server
verwijderen?)
Fileserver toevoegen
(Netwerkinstelling>
Service-
instelling>Printserverin
stelling> Bindery-
instelling)
U heeft de 8 maximaal
toegestane Bindery-servers
toegevoegd. U dient de
verbinding van een van de
servers te verbreken om een
andere server te kunnen
toevoegen.
No NetWare print
server found.
(Geen NetWare-
printserver
aangetroffen.)
Server toevoegen,
Aanmeldnaam
invoeren,
toegangscode
fileserver invoeren
(Netwerkinstelling>
Service-
instelling>Printserverin
stelling Bindery-
instelling)
Toen de DocuColor 2006 een
voice call op de door u
geselecteerde Fileserver
uitvoerde werd er geen
printserver aangetroffen.
U dient voor iedere NetWare-
fileserver een printserver en
een afdrukwachtrij configureren
om afdrukopdrachten van de
DocuColor 2006 te verwerken.
Novell error code,
followed by a
message.
(Novell-
storingscode,
gevolgd door een
bericht.)
Een van de Bindery-
instellingschermen
Novell NetWare heeft een
storing gemeld. Op het
bedieningspaneel van de
printer staat het
storingsnummer en een kort
bericht.
Bij de meest voorkomende
storingen wordt er een scherm
afgebeeld waarmee u de actie
die de storing heeft veroorzaakt
opnieuw kunt uitvoeren. Indien
de actie niet kan worden
uitgevoerd, verschijnt op het
scherm het bericht contact op
te nemen met de Novell-
beheerder om problemen met
de netwerkstoring op te lossen.
Een nadere uitleg van de
Novell-storingscodes vindt u in
de NetWare Administrator-
documentatie.
Novell-problemen tijdens de Netwerkinstelling
De DocuColor 2006 voert tijdens Netwerkinstelling, wanneer u uw IPX-
(Novell)verbinding configureert, een voice call voor Novell-fileservers en
Novell-structuren uit op het netwerk en zoekt verbinding ermee. Indien de
Netwerkproblemen oplossen 24. Problemen oplossen
Xerox DocuColor 2006 24-51
functie aanmelden door gastgebruiker is ingeschakeld zal deze gebruikt
worden. Zo niet, dan wordt u verzocht via het bedieningspaneel van de
DocuColor 2006 printer aan te melden.
Indien de geselecteerde NetWare-fileserver of -structuur geen
gastgebruikeraccount heeft of de gastgebruikeraccount is verlopen of door de
NetWare-systeembeheerder is uitgeschakeld wordt u verzocht om contact op
te nemen met de IPX-(Novell)beheerder. Indien dit het geval is, kunt u of kan
de systeembeheerder een van de volgende acties uitvoeren:
Om het instellen mogelijk te maken een gastgebruikeraccount op de
NetWare-server of -structuur inschakelen.
Met een andere account aanmelden. In het aanmeldscherm de
standaardnaam (gastgebruiker) wijzigen in beheerder of in een andere
geldige aanmeldnaam. Indien u om een toegangscode wordt gevraagd,
de juiste toegangscode voor de accountnaam die u heeft ingevoerd
geven.
Bij alle Novell-storingen controleren of:
Het IPX-(Novell)netwerk op de DocuColor 2006 is aangesloten. De
NetWare-server waartoe u toegang probeert te verkrijgen is actief.
Het Novell-netwerk voor de DocuColor 2006 met ten minste een
printserver en een wachtrij is geconfigureerd.
U over de noodzakelijke machtigingen en aanmeldinformatie beschikt,
inclusief, indien noodzakelijk, de gebruikersnaam en de toegangscode.
De DocuColor 2006 met de voor communicatie met de gewenste Novell-
servers correcte frametypes is geconfigureerd.
24. Problemen oplossen Netwerkproblemen oplossen
24-52 Xerox DocuColor 2006
Novell-foutberichten
Bericht Oorzaak Voorgestelde actie of
afsluiten
220
Guest account not
available.
(Gastgebruikeraccount
niet beschikbaar)
De
gastgebruikeraccount
die u voor uw eerste
aanmelding wilt
gebruiken is verlopen
of is door de
NetWare-beheerder
uitgeschakeld.
Voor de Setup op de
NetWare-server een
gastgebruikeraccount
inschakelen.
Onder een andere
gebruikersnaam
aanmelden. Op het
aanmeldscherm de
standaardnaam
(gastgebruiker) in
beheerder wijzigen of een
andere geldige
gebruikersnaam invoeren.
Indien u om een
toegangscode wordt
gevraagd, de juiste
toegangscode voor de
gebruikersnaam die u
heeft ingevoerd geven.
222
Unable to log in to
server.
Password has expired
for login name.
(Kan niet aanmelden o
p de server.
Toegangscode voor de
aanmeldnaam is
verlopen.)
De server heeft
verbinding gemaakt
met een fileserver
maar kan niet
aanmelden op de
fileserver of op de
printserver omdat de
toegangscode voor
de gebruikersnaam
of de genoemde
printserver verlopen
is.
Een andere
gebruikersnaam of
printserver selecteren.
Wanneer u het
foutscherm afsluit komt u
terecht in het
Fileserveraanmeldscherm
(indien het aanmelden op
de fileserver mislukte) of
op het NetWare-
printserverscherm (indien
het aanmelden op de
printserver mislukte). De
knop Menu indrukken
voor het
Printserverinstellingmenu.
Netwerkproblemen oplossen 24. Problemen oplossen
Xerox DocuColor 2006 24-53
Bericht Oorzaak Voorgestelde actie of
afsluiten
252
Unable to log in to the
server.
Login does not exist.
(Kan niet aanmelden op
de server.
Ongeldige aanmelding.)
De server heeft
verbinding gemaakt
met een fileserver
maar kan niet
aanmelden omdat de
geselecteerde
gebruikersaccount
niet bestaat op de
fileserver.
Een andere
gebruikersaccount
selecteren. Wanneer u het
foutscherm afsluit komt u
terecht in het
fileserveraanmeldscherm.
De knop Menu indrukken
voor het
Printserverinstellingmenu.
255
Unable to connect to
file server.
File server is down or
out of connections.
(Kan geen verbinding
met de fileserver
maken. Fileserver is
niet actief of heeft geen
verbindingen.)
De Novell-fileserver
is niet actief of heeft
geen verbindingen.
Deze storing doet
zich voor wanneer de
server verbinding met
de gewenste
fileserver probeert te
maken.
Een andere fileserver
selecteren of proberen of
iemand anders bereid is zich
af te melden. De knop Menu
indrukken voor het
Printserverinstellingmenu.
nnn
Notify IPX (Novell)
Administrator
(nnn
Contact opnemen met
Novell-
systeembeheerder.)
Dit wijst op andere
netwerkfouten
wanneer de
DocuColor 2006
reeds met een
fileserver verbonden
is. Er heeft zich iets
onverwachts
voorgedaan en de
gebruiker kan dit niet
zonder hulp van de
systeembeheerder
oplossen.
Fout #197 duidt erop
dat u het maximaal
toegestaan aantal
aanmeldpogingen
voor deze account op
de NetWare-
fileserver heeft
overschreden.
Fout #255 duidt
meestal op een grote
storing.
Contact opnemen met de
Novell-beheerder en het
foutnummer doorgeven.
Wanneer u het foutscherm
afsluit komt u in het
Printserverinstellingscherm
terecht.
24. Problemen oplossen Netwerkproblemen oplossen
24-54 Xerox DocuColor 2006
Runtime printerfoutberichten
Meer informatie over foutberichten die te maken hebben met opdrachten
annuleren en met afdrukken, inclusief het bericht Disk full en
waarschuwingen met betrekking op lokale media kunt u vinden onder
Foutberichten in opdrachtbeheer en De printer wissen.
Gebruikers kunnen vanuit Mac OS-applicaties de afdrukoptie PostScript-
foutmelding selecteren. In de volgende tabel vindt u een overzicht van de
berichte, een omschrijving van het probleem en de te ondernemen actie.
Bericht Omschrijving en actie
Check power and cable
(Netvoeding en kabel
controleren)
Controleren of de interfacekabel tussen
de server en de printer is aangesloten.
Controleren of de printer AAN staat.
Printer not found
(Geen printer aangetroffen)
De printer heeft mogelijkerwijs een
conflicterende naam of adresinstelling
of heeft geen naam of adresinstelling.
De vereiste namen zijn:
TCP/IP host-naam (ook wel DNS-
naam genoemd) die door uw
organisatie is bepaald. De host-
naam als servernaam invoeren in
Printerinstelling.
Externe printernaam (interne
machine) Afdrukken of vasthouden
gebruiken.
Indien u de DNS-naam (ook wel de
TCP/IP host-naam van de printer
genoemd) wijzigt een van de Fiery-
hulpprogramma’s op ieder werkstation
wijzigen.
In de onderstaande naamtabel kunt u
de te gebruiken naam vinden.
Netwerkproblemen oplossen 24. Problemen oplossen
Xerox DocuColor 2006 24-55
Bericht Omschrijving en actie
Cannot connect to Printer
with Fiery utilities
(Kan via de Fiery-
hulpprogramma’s geen
verbinding met de printer
maken)
Controleer:
De printerinstelling —het juiste
netwerkprotocol dient te zijn
ingeschakeld, met de correcte
parameters (bijvoorbeeld TCP/IP,
het IP- adres, etc.) en u dient de
Afdrukwachtrij of de
Blokkeringswachtrij te hebben
aangekondigd.
U kunt deze instellingen snel
controleren door een
configuratiepagina af te drukken.
Controleren of op het client-werkstation
de juiste netwerkprotocollen zijn
geïnstalleerd en of de map Windows
een geconfigureerd bestand Efinl.ini
file bevat.
24. Problemen oplossen Netwerkproblemen oplossen
24-56 Xerox DocuColor 2006
Naamtabel
Op deze
locatie:
Voor dit
onderdeel
IPX/SPX-
netwerken:
TCP/IP-
netwerken:
Serverinstelling Servernaamoptie Naam wordt
door de
beheerder
ingesteld
Naam wordt
door de
beheerder
ingesteld
Bestand
resideert in
Windows NT
Host-naam DNS-naam
(TCP/IP host-
naam)
Windows NT-
instelling voor
TCP/IP
lpd host-naam
naam van de
printer op de lpd
host-machine
Afdrukken of
vasthouden
UNIX
/etc./printcap
bestand (BSD)
rp line Afdrukken of
vasthouden
Solaris lpadmin
wachtrijnaam
Afdrukken of
vasthouden
NetWare
administration
utility
afdrukwachtrijen
(geen hoofdletters,
Engels)
_direct
_print
_gold
In het
dialoogvenster
Add New
Server, tijdens
het configureren
van een Fiery-
hulpprogramma
Nieuw Apparaat De
hulpprogramm
a’s worden niet
ondersteund
over IPX/SPX.
Printernaam
Servernaam De
hulpprogramm
a’s worden niet
ondersteund
over IPX/SPX.
DNS-naam
(TCP/IP host-
naam)
Netwerkproblemen oplossen 24. Problemen oplossen
Xerox DocuColor 2006 24-57
Afdrukproblemen
Op een Windows-werkstation
Afdrukken instellen op
Windows NT 4.0-werkstations
Indien u problemen heeft met het installeren
van de printer in Windows NT 4.0 kunt u
proberen een andere PostScript-printer (zoals
bijvoorbeeld de Apple Laser Writer II) aan te
sluiten en vervolgens de printer installeren.
Hierdoor bent u er zeker van dat alle
bestanden correct zijn geïnstalleerd en ook
beschikbaar zijn.
Meer details kunt u vinden in de Windows NT
4.0 documentatie of in het Adobe README-
bestand (ReadMeNT.txt) dat in de map
prntdrvr op de CD-ROM met
gebruikerssoftware resideert.
De Adobe PostScript-
printerdriver opnieuw
installeren in Windows 95/98 of
Windows 2000
Bij het opnieuw installeren van de Adobe
PostScript-printerdriver dient u voordat u met
de installatie begint eerdere versies en eerder
geïnstalleerde bestanden te verwijderen. Alle
bestanden met de naam Efax.* opzoeken in
de map Windows\System en deze
verwijderen.
Meer details kunt u vinden in de Windows NT
4.0 documentatie of in het Adobe README-
bestand (ReadMeNT.txt) dat in de map
prntdrvr op de CD-ROM met
gebruikerssoftware resideert.
Problemen met de Fiery-
hulpprogramma’s in Windows
95/98, Windows 2000 of
Windows NT 4.0
1. Indien u Windows 95/98 of Windows 2000
gebruikt controleren of het IPX/SPX- en
TCP/IP-netwerkprotocol is ingeschakeld.
2. Indien u Windows NT 4.0 gebruikt
controleren of het TCP/IP-netwerkprotocol
is ingeschakeld.
3. Controleren of de verbinding voor uw
locatie correct is geconfigureerd.
U kunt de huidige configuratie controleren
door een Fiery-hulpprogramma te starten
en in het menu Bestand de optie Open te
selecteren. Door Printer en Wijzigen te
selecteren kunt u de huidige instellingen
bekijken. Indien de instellingen niet correct
zijn kunt u ze in dit dialoogvenster
wijzigen.
24. Problemen oplossen Netwerkproblemen oplossen
24-58 Xerox DocuColor 2006
Op een Mac-werkstation
De printer instellen in de Kiezer Indien de auto-setup niet functioneert en u de
mededeling krijgt om de PPD te selecteren,
het juiste printerbestand selecteren in de
Systeemmap:Extensies:Printerbeschrijvingen.
DocuColor 2006 selecteren.
Schermfonts installeren Indien u problemen heeft met het installeren
van PostScript-schermfonts uit de
Systeemmap:Lettertypen van uw CD-ROM
met gebruikersoftware, het volgende
uitvoeren:
1. Alle applicaties afsluiten en alle vensters
sluiten.
2. Een nieuwe map aanmaken en deze
Uninstalled Fonts noemen. Deze map
mag niet in de Systeemmap zitten.
3. Fonts die u niet gebruikt van de
Systeemmap:Fonts naar de map
Uninstalled Fonts verplaatsen.
4. De fonts van de CD-ROM met
gebruikersoftware naar een map met de
naam CD fonts installeren. De fonts naar
de Systeemmap:Lettertypes kopiëren.
5. Zowel de Systeemmap:Lettertypes als de
map Lettertypes kopiëren en de kopie
onder een nieuwe naam opslaan.
6. De beide nieuwe mappen op uw
bureaublad plaatsen.
7. Wanneer dit nodig is de nieuwe mappen
beide openen en fonts tussen de beide
mappen heen en weer verplaatsen.
Indien er nog applicaties actief zijn, deze
afsluiten en opnieuw opstarten. De nieuw
geïnstalleerde fonts zijn nu zichtbaar.
Een andere mogelijkheid is proberen om fonts
uit verschillende mappen in een enkele map
te combineren.
Netwerkproblemen oplossen 24. Problemen oplossen
Xerox DocuColor 2006 24-59
Algemene afdrukproblemen
Indien dit gebeurt: Dit proberen:
U kunt geen verbinding met de
printer maken.
Controleren of de printer niet vanaf het
bedieningspaneel wordt gekalibreerd.
Indien dit wel het geval is, kunt u de
printer wel selecteren in de Kiezer,
maar kunt u er geen verbinding mee
maken. Dit is om er zeker van te zijn
dat slechts een persoon tegelijk de
server kan kalibreren en dat
afdrukopdrachten niet met een
ongewenste kalibratie worden
afgedrukt.
Een van de wachtrijen is niet
zichtbaar of kan niet
geselecteerd worden.
Uw systeembeheerder vragen om de
wachtrij in de Setup in te schakelen.
U kunt op een Windows-
computer vanuit de Fiery-
hulpprogramma’s geen
verbinding met de printer maken.
Controleren of de verbinding op de
juiste wijze is geconfigureerd.
Het afdrukken lijkt teveel tijd in
beslag te nemen.
In plaats van naar de directe
verbinding naar een wachtrij afdrukken.
Wanneer u naar een wachtrij afdrukt,
wordt de opdracht op de printer
opgeslagen totdat hij kan worden
verwerkt en afgedrukt. Wanneer u naar
de directe verbinding afdrukt kan de
opdracht pas naar de printer worden
verzonden wanneer de vorige opdracht
helemaal verwerkt is, waardoor uw
langer moet wachten voordat u uw
computer weer kunt gebruiken.
Een of meer mediasoorten zijn
niet beschikbaar voor selectie.
Een papierbron selecteren die soort
afdrukmateriaal dat u gebruikt
ondersteunt.
Meer informatie over de speciale
vereisten en beperkingen die gelden
voor speciale papiersoorten en
transparanten kunt u vinden in het
hoofdstuk Afdrukopties.
24. Problemen oplossen Netwerkproblemen oplossen
24-60 Xerox DocuColor 2006
Indien dit gebeurt: Dit proberen:
De DocuColor 2006 reageert niet
op een afdrukcommando.
Heeft iemand de verbinding met de
printer verbroken door Afdrukken
onderbreken te kiezen in het menu
Functies?
Indien de beheerder of operateur de
optie Afdrukken onderbreken heeft
geselecteerd op het
bedieningspaneel van de printer om
het afdrukken te onderbreken, wordt
uw afdrukopdracht pas hervat
wanneer iemand Afdrukken
hervatten selecteert in het menu
Functies op het bedieningspaneel.
Heeft u de DocuColor 2006 als
huidige printer geselecteerd?
Voor het afdrukken dient u op uw
Windows-computer, uw Mac OS-
computer of uw UNIX-werkstation
eerst de DocuColor 2006 als huidige
printer te installeren.
Controleren of de printer AAN staat.
Misschien heeft iemand de printer
uitgeschakeld of is de functie
automatisch uitschakelen of de
Energiespaarstand automatisch in
werking getreden.
Indien u over een IPX- (Novell-)
netwerk afdrukt via het
hulpprogramma PCONSOLE
controleren of de opdracht naar de
Novell-wachtrij is gestuurd en of de
wachtrij bij de printer in gebruik is.
Controleren of de opdracht geen
PostScript-fout bevat.
Vervolg…
Netwerkproblemen oplossen 24. Problemen oplossen
Xerox DocuColor 2006 24-61
Indien dit gebeurt: Dit proberen:
Bij de operateur navragen of met
behulp van de Fiery WebSpooler de
opdrachtstatus controleren.
Opdrachten die een PostScript-fout
bevatten verschijnen zijn in rood
aangegeven.
Om meer informatie over de
PostScript-fout te krijgen controleren
of in de printer-setup de optie Print
to PS Error op Yes staat.
Opdrachten die naar de parallelle
poort zijn verzonden worden niet
afgedrukt.
De beheerder vragen om de Port
Timeout in Seconds van de
parallelle poort op het
bedieningspaneel te verhogen.
De beheerder vragen de optie
Ignore EOF Character op het
bedieningspaneel in te stellen.
Indien u alleen in PostScript met
ASCII-gegevens de optie Ignore
EOF Character op No instellen;
indien u in PostScript binaire
gegevens afdrukt, de optie Ignore
EOF Character op Yes instellen.
Indien u via de DOS-prompt afdrukt,
de optie /b gebruiken wanneer u
binaire bestanden afdrukt.
Uw Windows-computer opnieuw
opstarten, de BIOS Setup openen
en indien in uw BIOS een parallelle
poort-instelling is aangegeven
controleren of deze is ingesteld op
de mode Compatible en niet op Bi-
Directional, ECP, EPP, of een
andere mode.
Vervolg…
24. Problemen oplossen Netwerkproblemen oplossen
24-62 Xerox DocuColor 2006
Indien dit gebeurt: Dit proberen:
Indien u Windows 95/98 of Windows
2000 gebruikt, het
configuratiescherm,
Systeemeigenschappen openen.
Het tabblad Apparaatbeheer en
Poorten selecteren. Dubbelklikken
op de parallelle poort die u gebruikt
en controleren of de geselecteerde
driver de standaard
Printerpoortdriver is en niet de ECP-
poort- of EPP-poortdriver of een
andere driver.
Meer informatie over hoe u deze
instelling kunt wijzigen kunt u vinden
in uw Windows-documentatie.
U kunt vanuit Quark XPress 3.32
op een Mac OS-werkstation niet
afdrukken met behulp van de
PSPrinter 8.5.1-driver.
Het bestand Balloon Help uit uw Quark
XPress applicatiemap verwijderen en
Quark Xpress opnieuw starten.
Netwerkproblemen oplossen 24. Problemen oplossen
Xerox DocuColor 2006 24-63
Problemen met de afdrukkwaliteit
Indien dit gebeurt: Dit proberen:
De printerinstellingen voor de
uitvoer van uw opdracht komen
niet overeen met de door u
ingevoerde instellingen.
Controleren of u de instelling voor de
opdracht niet elders heeft geannuleerd.
Meer informatie over opties en over
annuleren kunt u vinden in het
hoofdstuk Afdrukopties.
Slechte afdrukresultaten. Heeft uw applicatie een van de
DocuColor 2006
printerbeschrijvingsbestanden
nodig?
Indien u vanuit Adobe PageMaker
afdrukt, controleren of de
DocuColor 2006
printerbeschrijvingsbestand op de
juiste wijze g op de juiste wijze
geïnstalleerd is.
Controleren of het systeem is
gekalibreerd.
Scheidingen worden niet op de
juiste wijze gecombineerd.
Controleren of het oorspronkelijke
bestand als scheidingen was
aangemaakt.
Indien u scheidingen of een bestand
in DCS-opmaak afdrukt, de
afdrukoptie Combine Separations
op On zetten.
Wanneer de optie Combine
Separations op On staat worden
alle vier de keuren op één pagina
afgedrukt, wanneer Combine
Separations op Off staat worden
vier zwart/wit-pagina’s afgedrukt ter
simulatie van vier platen met steeds
een kleur.
24. Problemen oplossen Netwerkproblemen oplossen
24-64 Xerox DocuColor 2006
Indien dit gebeurt: Dit proberen:
De kleurregistratie van een
afbeelding beantwoordt niet aan
uw verwachtingen.
De operateur vragen om een
testpagina af te drukken.
Het probleem kan bij de printer liggen.
Indien uit uw testpagina blijkt dat de
printer naar behoren functioneert, dient
u het probleem in uw
applicatiesoftware op te lossen. Indien
uw testpagina fout is, dient de printer
misschien te worden gekalibreerd of op
een andere manier te worden
aangepast.
Het door u afgedrukte bestand
lijkt erg donker.
De optie Helderheid aanpassen.
De optie Helderheid vanuit een
applicatie gebruiken om een afbeelding
lichter te maken wanneer u een
PostScript-bestand of een
Encapsulated PostScript- bestand
(EPS-bestand) afdrukt.
De kleuroutput is niet correct. Contact opnemen me de operateur of
met de beheerder en informeren wat
de huidige kalibratie is.
Het is mogelijk dat de printer
gekalibreerd dient te worden.
Een kleurenbestand wordt in
zwart/wit afgedrukt.
Controleren of in het dialoogvenster
Color Matching de optie
Color/Grayscale of de optie ColorSync
Color Matching of PostScript Color
Matching geselecteerd is (niet Black
and White).
Controleren of de afdrukoptie
Kleurmodus is ingesteld op CMYK of
Standard Color/Expert Color (Windows
95/98 of Windows 2000) en niet op
Grayscale.
Netwerkproblemen oplossen 24. Problemen oplossen
Xerox DocuColor 2006 24-65
Indien dit gebeurt: Dit proberen:
Afbeeldingen in Desktop Color
Separations -opmaak (DCS)
worden niet goed afgedrukt.
Controleren of u in het
dialoogvenster Afdrukopties in de
applicatie de juiste opties heeft
geselecteerd om scheidingen te
verzenden.
Controleren of u voor iedere af te
drukken scheidingslaag over het te
gebruiken bestand beschikt.
De optie Combine Separations op
On zetten.
Hierdoor worden de bestanden met
een hoge resolutie voor een
afbeelding gecombineerd en
afgedrukt. Wanneer de optie
Combine Separations op Off staat
wordt het hoofdbestand met de lage
resolutie afgedrukt.
Opvulpatronen in QuickDraw
worden als solide vlakken
afgedrukt.
De Adobe PostScript-printerdriver (of
de Apple LaserWriter 8.3-printerdriver
of een latere versie) gebruiken.
24. Problemen oplossen Netwerkproblemen oplossen
24-66 Xerox DocuColor 2006
Problemen met opdrachtbeheer oplossen
In dit onderdeel vindt u een list met mogelijke foutberichten waarin u
richtlijnen kunt vinden voor het oplossen van problemen met de printer.
Indien u ook nadat u de informatie in dit hoofdstuk heeft gelezen het
probleem niet heeft kunnen oplossen, dient u contact op te nemen met uw
Xerox service-monteur of ondersteuningsdesk.
Foutberichten in opdrachtbeheer
Foutberichten kunnen voorkomen indien er problemen zijn met een
afdruktaak, met een server, of met de DocuColor 2006. Hieronder vindt u
enkele van de meest voorkomende problemen.
Bericht Oplossing/Aanvullende informatie
Check power & cable
(Netvoeding en kabel controleren)
Controleren of de printer AAN staat en
of alle kabels goed zijn bevestigd.
Check scanner power 7 cable
(De netvoeding en kabel van de
scanner controleren)
Controleren of de scanner is
ingeschakeld. Controleren of de kabel
tussen de printer en de scanner goed
is aangesloten.
Communication failure while printing.
Please resubmit job.
(Communicatiefout tijdens het
afdrukken. Opdracht opnieuw
verzenden)
Er is een printerstoring opgetreden. De
opdracht opnieuw proberen af te
drukken.
Netwerkproblemen oplossen 24. Problemen oplossen
Xerox DocuColor 2006 24-67
Bericht Oplossing/Aanvullende informatie
Copier busy
(Kopieerapparaat actief)
De DocuColor 2006 heeft een
afdrukopdracht opvangen terwijl hij
bezig is met een kopieeropdracht. De
opdracht wordt afgedrukt zodra de
kopieeropdracht is afgerond.
Copier in Energy Save Mode
(Kopieerapparaat in
Energiespaarstand)
De DocuColor 2006 staat in de
Energiespaarstand. U dient te wachten
tot de DocuColor 2006 is opgewarmd.
Pas dan gaat hij afdrukken.
Copier offline
(Kopieerapparaat off line)
De optie Afdrukken onderbreken is
geselecteerd in het menu Functies. Op
Afdrukken hervatten drukken in het
menu Functies.
Platen Scan in progress
(Glasplaat scan actief)
De printer is bezig met een scan en is
over enkele minuten klaar om af te
drukken.
Print/Copy Cartrdg. misplaced
(Afdrukmodule verkeerd geïnstalleerd)
De afdruk-/kopieermodule is niet
correct in de printer geïnstalleerd. De
module controleren en indien
noodzakelijk opnieuw installeren.
Print/Copy Cartrdg. type mismatched
(Verkeerde type afdrukmodule
geïnstalleerd)
De geïnstalleerde afdruk-
/kopieermodule is niet de juiste. De
module verwijderen en in uw
documentatie de specificaties van de
juiste module opzoeken.
Printing . . .
(Bezig met afdrukken…)
Dit is een normaal statusbericht dat
aangeeft dat een afdrukopdracht wordt
uitgevoerd.
Ready within 1 minute
(Over 1 minuut gereed)
Dit is een normaal statusbericht. De
printer is bezig op te warmen en is over
een minuut klaar om af te drukken.
Run Setup and enter correct security
key
(Setup uitvoeren en correcte
beheerderssleutel invoeren)
Deze mededeling verschijnt indien u bij
dit model printer een beveiligingscode
dient in te voeren.
24. Problemen oplossen Netwerkproblemen oplossen
24-68 Xerox DocuColor 2006
Bericht Oplossing/Aanvullende informatie
Trying to connect
Please wait . . .
(Probeert te verbinden
Geduld a.u.b.)
Er kan een storing zijn opgetreden in
de printer. Het bedieningspaneel
raadplegen voor meer informatie.
Turn power off
and on.
(Printer UIT en AAN zetten)
De printer UIT schakelen, 20 seconden
wachten en de elektriciteit weer
inschakelen.
Warming Up . . .
(Bezig met opwarmen…)
Dit is een normaal statusbericht. De
printermotor is bezig op te warmen.
Over enkele minuten is de printer klaar
om af te drukken.
Netwerkproblemen oplossen 24. Problemen oplossen
Xerox DocuColor 2006 24-69
Onverwachte afdrukresultaten
Wanneer dit gebeurt: Is dit het probleem:
Wanneer u een opgeslagen
rasteropdracht opnieuw afdrukt,
wordt er geen voorblad
afgedrukt.
Er worden geen voorbladen afgedrukt
voor opgeslagen rasteropdrachten die
reeds zijn afgedrukt.
De opdrachtinstellingen worden
niet naar uw verwachting
uitgevoerd.
Indien u vanaf een Mac OS-computer
afdrukt, het hoofdstuk Afdrukopties
raadplegen. Hierin vindt u een tabel
met opdrachteigenschappen en
conflicterende eigenschappen.
Indien u de instellingen had verwacht
die in het venster Eigenschappen
weergegeven, dient u erop te letten dat
het veld Copies niet de op dat moment
ingestelde gebruikersinstellingen
weergeeft. Het Paginabereik is All en
het schaalpercentage is 100% tenzij
deze instellingen nadat zij naar de
printer verzonden waren nog gewijzigd
zijn.
De opdracht wordt niet afgedrukt. Sommige afdrukfouten worden in de
statusbalk afdrukken weergegeven.
Wanneer de opdracht in de wachtrij
Afgedrukt staat, worden opdrachten
met PostScript-fouten in een lichtrode
rij weergegeven. Wanneer u op een
willekeurig punt in de rij klikt krijgt u het
foutbericht te zien.
24. Problemen oplossen Netwerkproblemen oplossen
24-70 Xerox DocuColor 2006
Wanneer dit gebeurt: Is dit het probleem:
De verkeerde lettertypes worden
afgebeeld.
Indien door de gebruiker
gespecificeerde niet-residente fonts
niet goed worden afgedrukt in
PostScript-bestanden die door de
gebruikers worden gedownload aan de
gebruikers vragen om de fonts in het
PostScript-bestand in te sluiten of
direct vanuit hun applicatie af te
drukken. Wanneer gebruikers vanuit
hun applicaties afdrukken moeten
speciale fonts, indien zij niet
automatisch worden gedownload direct
naar de printer worden gedownload.
Gebruikers kunnen fonts laden mits de
Directe verbinding is ingeschakeld.
Meer informatie hierover kunt u vinden
in het hoofdstuk De Fiery WebTools
gebruiken.
Netwerkproblemen oplossen 24. Problemen oplossen
Xerox DocuColor 2006 24-71
De printer wissen
Printer wissen is een optie die de door de systeembeheerder in het uiterste
geval gebruikt kan worden wanneer een opdracht ondanks herhaalde
pogingen om deze te verwijderen of te annuleren in het systeem blijft hangen
en ervoor zorgt dat er niet verder afgedrukt kan worden. De optie Printer
wissen verwijdert alle opdrachten die op dat moment in een van de wachtrijen
opgeslagen waren en alle lokaal gearchiveerde opdrachten. Ook wordt het
Takenlogboek en de index van gearchiveerde opdrachten gewist.
Voor het wissen van de printer eerst het Takenlogboek exporteren indien u
de erin opgeslagen informatie niet heeft genoteerd. Indien mogelijk de
gebruikers waarschuwen dat hun opdrachten van de printer worden
verwijderd zodat zij een reservekopie van hun opdrachten kunnen maken en
de opdrachten opnieuw kunnen verzenden wanneer de printer weer
functioneert.
U kunt de printer vanaf het bedieningspaneel wissen. Meer informatie
hierover kunt u vinden in het De instelling uitvoeren vanaf het
printerbedieningspaneel.
Gebruikers kunnen geen verbinding met de DocuColor 2006
maken
Indien gebruikers niet in staat zijn om een verbinding met de DocuColor 2006
te maken of niet in staat zijn om de DocuColor 2006 op hun werkstation te
vinden dient de systeembeheerder wellicht de netwerkverbindingen te
controleren en de instellingen op de servers die zij gebruiken om af te
drukken. Indien de instellingen gewijzigd zijn, kan het nodig zijn de printer
opnieuw te configureren.
Indien bijvoorbeeld de printservers of de afdrukwachtrijen op een Novell-
server zijn hernoemd of verwijderd of indien de accounts of de
toegangsrechten gewijzigd zijn kan het nodig zijn dat de systeembeheerder
de instellingen bewerkt of in IPX-Setup (Novell) nieuwe instellingen invoert
die van toepassing zijn op de nieuwe configuratie.
Het is mogelijk dat Mac OS-gebruikers de DocuColor 2006 niet zien omdat
de systeembeheerder deze aan een andere zone heeft toegekend of zones
heeft toegevoegd die er eerder niet waren.
24. Problemen oplossen Netwerkproblemen oplossen
24-72 Xerox DocuColor 2006
Xerox DocuColor 2006 25-1
Onderhoud
Schoonmaken
In dit onderdeel vindt u voorschriften omtrent het schoonmaken van de Xerox
DocuColor 2006.
De panelen schoonmaken
De panelen hoeven niet te worden schoongemaakt. Indien u echter de
buitenste panelen wilt schoonmaken, dient u als volgt te werk te gaan:
WAARSCHUWING
Het apparaat altijd uitzetten en de elektriciteitskabel uit de wandcontactdoos
trekken. Hiermee vermijdt u het risico van een elektrische schok terwijl u de
DocuColor 2006 schoonmaakt.
1. Een schone doek vochtig maken en hiermee eventuele vlekken
verwijderen.
2. Het paneel met een schone droge doek afvegen.
3. Indien de vlekken nog steeds aanwezig zijn, een schone doek met een
oplossing van een synthetisch schoonmaakmiddel gebruiken.
4. Met een schone droge doek droogwrijven.
VOORZICHTIG
GEEN schoonmaakmiddel of water direct op de printer spuiten of gieten.
ALLEEN synthetische schoonmaakmiddelen gebruiken.
De binnenkant van de printer NIET schoonmaken.
NOOIT proberen om te printer te smeren.
25
25. Onderhoud Schoonmaken
25-2 Xerox DocuColor 2006
De scanner schoonmaken
Om kopieën van optimale kwaliteit te waarborgen, wordt u aangeraden om de
scanner minimaal één keer per maand schoon te maken.
Glasplaat en afdekklep glasplaat
Vuil op de glasplaat beïnvloedt de kopieerkwaliteit sterk. Wanneer de
binnenkant van de afdekklep van de glasplaat vuil is, kan het formaat van een
document mogelijk niet worden waargenomen door de scanner.
1. De afdekklep van de glasplaat optillen.
2. Een schone, zachte doek natmaken met water en de glasplaat
schoonvegen.
3. De glasplaat droogmaken met een schone, droge, zachte doek.
301265a
4. Een andere schone, zachte doek natmaken met water en het witte
gedeelte onder de klep van de glasplaat schoonvegen.
5. Het witte gedeelte droogmaken met een schone, droge, zachte doek.
301146a
Schoonmaken 25. Onderhoud
Xerox DocuColor 2006 25-3
De AOD schoonmaken
Vuil op de invoerrollen of de invoerband van de AOD kan leiden tot
papierstoringen. U wordt aangeraden de AOD minimaal één keer per maand
schoon te maken.
1. De AOD optillen.
2. Een schone, zachte doek natmaken met water en de invoerband
schoonvegen.
301133a
3. De invoerband droogmaken met een schone, droge, zachte doek.
VOORZICHTIG
Wanneer u aan de invoerband trekt, altijd gelijkmatig en stevig trekken in de
richting van de rechterkant van de scanner.
a. Wanneer het zichtbare gedeelte van de invoerband schoon is, de
bovenste en onderste rand van de invoerband vastpakken en naar
rechts trekken.
0
301258A
-
WOL
25. Onderhoud Schoonmaken
25-4 Xerox DocuColor 2006
b. Het tevoorschijn gekomen gebied schoonmaken.
c. Stap 3 herhalen totdat de gehele invoerband schoon is.
4. De AOD sluiten.
5. Het toegangspaneel voor storingen openen.
301270a
6. De invoerrollen schoonmaken zoals weergegeven.
301259a
7. Het paneel sluiten.
De tonercassettes vervangen 25. Onderhoud
Xerox DocuColor 2006 25-5
De tonercassettes vervangen
Deze werkwijze toepassen indien u eerst het hoofdstuk Problemen oplossen
heeft geraadpleegd en van daaruit hiernaartoe bent verwezen, of wanneer op
het bedieningspaneel het bericht verschijnt dat de tonercassette dient te
worden geïnstalleerd.
1. Het voorpaneel openen.
301034B-
0
2. Indien de te vervangen cassette niet zichtbaar is in de opening de
volgende stappen uitvoeren:
a. De Anti-rotatieknop indrukken.
0
301027C-WO
L
25. Onderhoud De tonercassettes vervangen
25-6 Xerox DocuColor 2006
b. De knop in de richting van de pijl draaien totdat hij niet verder kan.
0
301028C-WO
L
c. Stap a en b herhalen totdat de gewenste cassette in de opening
zichtbaar is.
3. Draai wanneer de gewenste cassette in de opening zichtbaar is de
cassette in de richting van de pijl totdat de stip op een lijn staat met het
Ontgrendel-symbool.
301118b
4. De tonercassette uit de printer trekken en volgens de aanwijzingen in de
verpakking hergebruiken.
WAARSCHUWING
NIET proberen om oude cassettes te gebruiken. Deze kunnen problemen
met de afdrukkwaliteit veroorzaken.
Oude tonercassette NOOIT in open vuur weggooien. Toner is licht
ontvlambaar en kan ontploffen, hetgeen brandwonden en ander letsel tot
gevolg kan hebben.
De tonercassettes vervangen 25. Onderhoud
Xerox DocuColor 2006 25-7
5. De nieuwe tonercassette uit de verpakking verwijderen en zeven of acht
keer schudden, zoals hier afgebeeld wordt.
301040A-WOL
0
6. Ervoor zorgen dat de pijl op de cassette dient zich aan de bovenkant
bevindt en de cassette zo ver mogelijk in de printer duwen.
301041c
VOORZICHTIG
U kunt de knop alleen verder draaien wanneer de cassette helemaal in de
printer geduwd is.
25. Onderhoud De tonercassettes vervangen
25-8 Xerox DocuColor 2006
7.
De tonercassette in de richting van de pijl draaien totdat de stip zich op
een lijn met het Vergrendel -symbool bevindt.
301119a
VOORZICHTIG
Indien de cassette niet vast op zijn plaats zit, komt er toner in de printer
terecht.
8. Om ervoor te zorgen dat de cassette ook daadwerkelijk correct ook
daadwerkelijk correct geïnstalleerd is dient u de Anti-rotatieknop in te
drukken en de knop te draaien totdat hij niet verder kan..
Indien u de knop vervolgens tot de volgende cassette kan draaien, is de
nieuwe cassette correct geïnstalleerd.
9. Indien noodzakelijk, de werkwijze herhalen voor alle eventuele andere te
verwisselen tonercassettes.
10. Wanneer alle te verwisselen tonercassettes zijn vervangen het
voorpaneel sluiten.
301077b
De kopieer-/afdrukmodule vervangen 25. Onderhoud
Xerox DocuColor 2006 25-9
De kopieer-/afdrukmodule vervangen
Deze werkwijze toepassen indien u eerst het hoofdstuk Problemen oplossen
heeft geraadpleegd en van daaruit hiernaartoe bent verwezen, of wanneer op
het bedieningspaneel het bericht verschijnt dat de afdrukmodule dient te
worden geïnstalleerd.
1. De vloer ter bescherming met enkele vellen gebruikt papier bedekken
wanneer u de kopieer-/afdrukmodule gaat vervangen.
2. Het voorpaneel openen.
301034B-WO
L
0
3. De gele hendel A in de richting van de pijl draaien, totdat de stip zich op
een lijn bevindt met het Ontgrendel-symbool.
301044
A
25. Onderhoud De kopieer-/afdrukmodule vervangen
25-10 Xerox DocuColor 2006
4. De gele hendel B in de richting van de pijl draaien, totdat de stip zich op
een lijn bevindt met het Ontgrendel-symbool.
301035B-WOL
0
5. Met uw hand in de opening aan de voorzijde van de kopieer-
/afdrukmodule grijpen en de module langzaam naar u toe trekken.
0
3
0
112
0
A
-
WOL
6. De hendel beetpakken en de module uit de printer verwijderen. De
module recht houden.
0301121A-W O L
B
De kopieer-/afdrukmodule vervangen 25. Onderhoud
Xerox DocuColor 2006 25-11
7. De kopieer-/afdrukmodule op de vellen papier leggen.
WAARSCHUWING
Een gebruikte kopieer-/afdrukmodule NOOIT in een open vuur weggooien.
Toner kan ontploffen en brandwonden tot gevolg hebben.
8. De kopieer-/afdrukmodule installeren:
a. De kopieer-/afdrukmodule uit de verpakking verwijderen.
b. De zilveren beschermverpakking bij de inkeping openen en de
module uit de verpakking verwijderen.
301081b
VOORZICHTIG
Het blauwe oppervlak van de drum NIET aanraken. Wanneer er krassen of
vet afkomstig van uw huid op de drum komen kan dit een nadelig effect
hebben op het afdrukresultaat
c. De module bij het handvat vasthouden. De module recht houden
en de beschermende schuimlaag verwijderen.
301036c
25. Onderhoud De kopieer-/afdrukmodule vervangen
25-12 Xerox DocuColor 2006
9. De module bij het handvat houden en de geleider met de rand van de
printer op een lijn brengen.
0301037 C-WOL
10. De module helemaal in de printer duwen totdat hij op zijn plaats klikt.
11. Hendel B in de richting van de pijl draaien, totdat de stip zich op een lijn
bevindt met het Vergrendel-symbool.
301038b
Indien u hendel B niet in de vergrendelpositie kunt draaien, controleren of
de module wel helemaal in de printer is geduwd.
B
De kopieer-/afdrukmodule vervangen 25. Onderhoud
Xerox DocuColor 2006 25-13
12.
Hendel A in de richting van de pijl draaien, totdat de stip zich op een lijn
bevindt met het Vergrendel-symbool.
301039b
13.
Het voorpaneel sluiten en de printer AAN zetten.
301077b
A
25. Onderhoud De kopieer-/afdrukmodule vervangen
25-14 Xerox DocuColor 2006
De tonerafvalcontainer vervangen 25. Onderhoud
Xerox DocuColor 2006 25-15
De tonerafvalcontainer vervangen
Deze werkwijze toepassen wanneer het bericht op het bedieningspaneel van
de printer het bericht Afvalcontainer vol verschijnt.
1. Een nieuwe tonerafvalcontainer uit de verpakking verwijderen en de
verpakking bewaren.
0301122A-WOL
2. Het voorpaneel van de printer openen.
301034B-WO
L
0
3. Het handvat van de afvalcontainer beetpakken en zoals hieronder
aangegeven inknijpen en vasthouden.
4. De container recht houden en uit de printer trekken.
0301123A-W O L
25. Onderhoud De tonerafvalcontainer vervangen
25-16 Xerox DocuColor 2006
5. De gebruikte container in de verpakking deponeren.
WAARSCHUWING
GEEN gebruikte afvalcontainer in een open vuur gooien. De container kan
ontploffen, hetgeen brandwonden tot gevolg kan hebben.
6. De nieuwe afvalcontainer in de printer duwen totdat hij op zijn plaats
klikt.
7. Het voorpaneel sluiten.
301077b
Verbruiksartikelen bewaren 25. Onderhoud
Xerox DocuColor 2006 25-17
Verbruiksartikelen bewaren
Tonercassettes
Tonercassettes op een plaats waar direct zonlicht geen toegang heeft
onder de volgende omstandigheden opslaan:
Temperatuur = 3 tot 35° Celsius
Vochtigheid = 15 tot 80% relatieve luchtvochtigheid, geen condens
Warme en vochtige opslagplaatsen vermijden
Magnetische velden, zoals monitorschermen en schijfstations,
vermijden.
Buiten bereik van kinderen houden
Waarschuwingen bij gebruik
WAARSCHUWING
Oude tonercassette NOOIT in open vuur weggooien. Toner kan ontploffen,
hetgeen brandwonden en ander letsel tot gevolg kan hebben.
Geen tonercassettes hergebruiken.
Gebruikte tonercassettes niet schudden of er een klap tegen geven.
Indien uw huid in aanraking komt met toner, onmiddellijk met koud water
afwassen.
Indien u toner op uw kleding morst, de toner eraf stofzuigen of met een
lichte beweging eraf vegen.
Alleen goedgekeurde toner gebruiken.
Indien u toner van een koude naar een warme ruimte transporteert,
minstens een uur wachten om de temperatuur van de cassette te laten
normaliseren. In geval van condens, 12 uur wachten voordat u de
cassette in de printer installeert.
25. Onderhoud Verbruiksartikelen bewaren
25-18 Xerox DocuColor 2006
Kopieer-/afdrukmodule
De kopieer-/afdrukmodule bevat een lichtgevoelige drum, een drumreiniger
en de tonerafvalcontainer.
De kopieer-/afdrukmodule altijd in de verpakking bewaren.
De kopieer-/afdrukmodule op een plaats waar direct zonlicht geen
toegang heeft opslaan onder de volgende omstandigheden:
Temperatuur = 3 tot 35° Celsius
Vochtigheid = 15 tot 80% relatieve luchtvochtigheid, geen condens
Warme en vochtige opslagplaatsen vermijden
Magnetische velden, zoals monitorschermen en schijfstations, vermijden
Buiten bereik van kinderen houden
De module in de lange weg neerleggen, niet op zijn kant plaatsen.
Waarschuwingen bij gebruik
Het blauwe oppervlak van de drum nooit aanraken. Nooit op het
oppervlak van de drum tikken of wrijven. Wanneer er krassen of vet
afkomstig van uw huid op de drum komen kan dit een nadelig effect
hebben op het afdrukresultaat.
Er mag geen direct zonlicht op het oppervlak van de drum vallen.
NIET proberen om de toner in de afvalcontainer te hergebruiken.
De kopieer-/afdrukmodule altijd recht houden.
Een gebruikte module niet schudden of schuin houden.
Xerox DocuColor 2006 26-1
Technische gegevens
Printerspecificaties
Soort.................... Kleurenpaginaprinter
Afdrukmethode .... Halfgeleider laser-xerografie
Snelheid ...............
Opwarmtijd .......... Minder dan 300 seconden vanaf het moment dat het apparaat is
ingeschakeld, bij een temperatuur van 20° Celsius en een
luchtvochtigheid van 60%
Resolutie ............. 600 dots per inch (dpi), of 600 dots per 15,4 mm
Papierinvoer ........ Automatisch/Handmatig
Papierlades .........
Velsoort Formaat Zwart/wit Kleur
Gewoon papier
A4, 8,5 x 11
B4, 8,5 x 14
26 afdrukken per
minuut
6 afdrukken
per minuut
Gewoon papier
A3, 11 x 17 13.8 afdrukken
per minuut
3.0 afdrukken
per minuut
Dik papier of
transparanten
A4, 8,5 x 11
B4, 8,5 x 14
4.8 afdrukken
per minuut
1.8 afdrukken
per minuut
Invoerlade Velformaat Hoeveelhe
id
Universele
lade
Envelop, A5, B5, A4, B4, A3, Letter,
Legal, 11 x 17 inch, 12 x 18 inch,
Aangepast formaat: breedte = 90 tot
330,2 mm, lengte = 139.7 tot 457.2
mm
150 vellen
Papierlade 1
B4, B5, A3, A4. Letter, Legal, 11 x 17
inch, 12 x 18 inch
250 vellen
2-zijdige lade:
Papierlade 2
Papierlade 3
B4, B5, A3, A4. Letter, Legal, 11 x 17
inch, 12 x 18 inch
500 vellen
per lade
26
26. Technische gegevens
26-2 Xerox DocuColor 2006
Opvangbakken .......
Automatische originelendoorvoer van de scanner
Maximaal 30 documenten van 75 g/m
2
, of 20 pond papier. De
scanner kan papier met een gewicht tussen 28 en 128 g/m
2
verwerken.
Taal ........................PCL5 – Engels Verenigde Staten; Adobe PostScript™ 3 – Engels
Verenigde Staten
Geheugen...............RAM: 64 Mbyte SDRAM DIMM
Programma-ROM: 16Mbyte
Font ROM: 16 Mbyte
Interface .................IEEE 1284 Standaard Bi-directional Centronics interface EtherNet-
netwerkverbinding 10BASE-5, 10BASE-t, 100BASE-TX
DocuColor 2006 CP maakt gebruikt van een mini Centronics-kabel.
Host ........................IBM PC-AT met 486SX processor of hoger; of vergelijkbaar DOS/V-
systeem, november 1993 PC-serie of latere versie van Macintosh,
met EtherTalk Phase 2 geïnstalleerd
Host BS ..................Windows 95/98, Windows NT 4.0, System 7.5 of latere versie Mac
OS 8.0 – 8.1
Basisfonts...............Roman-fonts: 136 PS, 46 PCL Engels
Roman-schermfonts: 136 PS voor WIN/MAC
Geluidsniveau.........Energiespaarstand: Max 52 35.0 dB (A)
Afdrukken: Max 35.0 dB (A)
Omgeving ...............Temperatuur 5 tot 32° Celsius
Omstandigheden ....Luchtvochtigheid: 15 tot 18% zonder condens
Afmeting: ................Printer: 645 mm breed x 750 mm diep x 1160 mm hoog met
ingeklapte documentinvoerlade en zij-opvangbak.
Scanner: 587 mm breed x 699 mm diep x 110 mm hoog
Gewicht ..................Printer: 153 pond, 69,5 kilogram zonder accessoires en zonder
geïnstalleerde verbruiksartikelen
Scanner: 77 pond, 35 kilogram
Scanneronderzetkast: 77 pond, 35 kilogram
Automatische originelendoorvoer: 24 pond, 11 kilogram
Opvangbak Velformaat Hoeveelheid
Bovenste opvangbak Formaat: B5 of groter
Densiteit: 10 g/m2
250 vellen
Zij-opvangbak Alle formaten 150 vellen
26. Technische gegevens
Xerox DocuColor 2006 26-3
Afdrukgebied ..
Kleiner dan A3-formaat A3 of groter 301269a
Donkergrijs gebied = Afdrukgebied
Lichtgrijs gebied = Afdrukgebied waarvan de afdrukkwaliteit niet
gegarandeerd kan worden
Wit gebied = Gebied waarop niet afgedrukt kan worden
Elektrische specificaties
De DocuColor 2006 werkt onder de volgende omstandigheden:
Een fase
100V Voedingsvoltage = 100-120V + 10 %
220V Voedingsvoltage = 220-240 + 10%
Frequentie = 50 Hz + 0.5 Hz, 60 Hz + 0.5 Hz
Energiespaarstand = 35 Watt verbruik
Kopieerstand = 1400 Watt verbruik
Uitstoot
Ozon = De DocuColor stoot in overeenstemming met de BAM-norm
(RAL-UZ 85) niet meer dan 0.01 ppm uit (parts per million).
Stof = De DocuColor stoot in overeenstemming met de BAM-norm
(RAL-UZ 85) niet meer dan 0.150 mg/m
3
stof uit.
BTUs = 4781 per uur
4 mm
4 mm
4 mm
5 mm
297 mm
431.8 mm
320 mm
457.2 mm
5 mm
4 mm
26. Technische gegevens
26-4 Xerox DocuColor 2006
Interface-specificaties
Interface = SCSI-2 Single-end, in overeenstemming met TWAIN
Ondersteunde Hosts = IBM PC/AT klonen en Macintosh
Ondersteunde besturingssystemen = Windows 95/98, Windows NT 4.0,
Windows NT 4.0 met Service Pack 5.0, Windows 2000, Mac OS 7.5 of later
en UNIX
Nabestellingsnummers
Nummer Omschrijving Nummer Omschrijving
006R90307 1 Zwarte
Tonercassette
006R90310 1 Gele Tonercassette
006R90308 1 Cyaan
Tonercassette
013R90140 1 Afdrukmodule
006R90309 1 Magenta
Tonercassette
008R12571 1 Tonerafvalcontainer
26. Technische gegevens
Xerox DocuColor 2006 26-5
Hardware-onderdelen van de Fiery Server
Onderdeel Type Configuratie
Processor Single R5000 MIPs 266 MHz
Cache L2 Niet van toepassing
Harde schijf EIDE 3,2 GB (TBD)
CD-ROM Niet van toepassing
#DIMM-sleuven 2 64 standaard, 256MB max
SDRAM MHz 60 nanoseconden in
168 pin DIMMs
Individueel 64-128 MB
Flash-geheugen Flash 1MB
ASICs 3 IX, DX3, VX+
BUS 1xPCI 64-bit, 33 MHz (voldoet aan
PCL-specificatie Rev. 2.1)
Interne sleuven Scanner Voor IEEE1394-kaart
32-bit PCI Token Ring (optie)
64-bit PCI Niet van toepassing
Externe poorten Videoconnector Voor kopieerapparaat/printer
SCSI-II Niet van toepassing
Serieel RS422 voor EPSV (TBD)
RJ-45 Ethernet 10/100 BaseT
AUI Niet van toepassing
Parallel (in) IEEE 1284 Type B
Parallel (uit) Niet van toepassing
26. Technische gegevens
26-6 Xerox DocuColor 2006
Lijst van fonts
Hier vindt u een lijst van alle fonts die tijdens produktie op de DocuColor 2006
zijn geïnstalleerd.
PostScript-printerfonts
Hieronder vindt u de 136 PostScript printerfonts die op de DocuColor 2006
zijn geïnstalleerd. Daarnaast zijn nog twee Adobe Multiple Master fonts
geïnstalleerd die gebruikt worden voor fontvervanging in PDF-bestanden.
Op Mac OS-computers dient u de overeenkomende schermfonts vanaf de
Gebruikersoftware CD te installeren. Aanwijzingen hiervoor kunt u vinden in
het hoofdstuk Bestanden en fonts downloaden.
Adobe Type 1 Fonts
De DocuColor 2006 beschikt over 126 Adobe Type 1-fonts:
Onder de kolom Mac OS vindt u de naam zoals deze in het Menu Lettertype
verschijnt op een Mac OS-computer. Zo selecteert u bijvoorbeeld wanneer u
Bodoni-Vet wilt gebruiken.in de meeste applicaties Bodoni Vet in het Menu
Lettertype.f
De Windows-menunaam is de naam die verschijnt in het menu Lettertype op
een Windows-computer. De stijl verwijst naar de stijl die in de applicatie
geselecteerd dient te worden om het specifieke PostScripts-font te kunnen
toepassen. Zo selecteert u bijvoorbeeld wanneer u Bodoni-Vet wilt gebruiken
eerst Bodoni in het menu Lettertype en vervolgens Vet in het menu Stijl.
PostScript-naam Mac OS-menunaam Windows-menunaam,
stijl
AlbertusMT-Light Albertus MT Lt Albertus MT Lt
AlbertusMT Albertus MT Albertus MT
AlbertusMT-Cursief Albertus MT It Albertus MT, Cursief
AntiqueOlive-Roman Antique Olive Roman Antique Olive Roman
AntiqueOlive-Vet Antique Olive Vet Antique Olive Roman,
Vet
AntiqueOlive-Cursief Antique Olive Cursief Antique Olive Roman,
Cursief
AntiqueOlive-Compact Antique Olive Compact Antique Olive Compact
Arial-VetCursiefMT Arial Vet Cursief Arial, Vet Cursief
Arial-VetMT Arial Vet Arial, Vet
26. Technische gegevens
Xerox DocuColor 2006 26-7
PostScript-naam Mac OS-menunaam Windows-menunaam,
stijl
Arial-CursiefMT Arial Cursief Arial, Cursief
ArialMT Arial Arial
AvantGarde-Book Avant Garde AvantGarde
AvantGarde-Demi Avant Garde Demi AvantGarde, Vet
AvantGarde-
BookOblique
Avant Garde
BookOblique
AvantGarde, Cursief
AvantGarde-
DemiOblique
Avant Garde
DemiOblique
AvantGarde, Vet Cursief
Bodoni Bodoni Bodoni
Bodoni-Vet Bodoni Vet Bodoni, Vet
Bodoni-Cursief Bodoni Cursief Bodoni, Cursief
Bodoni-VetCursief Bodoni VetCursief Bodoni, Vet Cursief
Bodoni-Poster Bodoni Poster Bodoni Poster
Bodoni-
PosterCompressed
Bodoni
PosterCompressed
Bodoni
PosterCompressed
Bookman-Light Bookman Bookman
Bookman-Demi Bookman Demi Bookman, Vet
Bookman-LightCursief Bookman LightCursief Bookman, Cursief
Bookman-DemiCursief Bookman DemiCursief Bookman, Vet Cursief
Carta Carta Carta
Clarendon-Light Clarendon Light Clarendon Light
Clarendon Clarendon Clarendon
Clarendon-Vet Clarendon Vet Clarendon, Vet
CooperBlack Cooper Black Cooper Black
CooperBlack-Cursief Cooper Black Cursief Cooper Black, Cursief
Copperplate-
ThirtyThreeBC
Copperplate33bc Copperplate33bc
Copperplate-
ThirtyTwoBC
Copperplate32bc Copperplate32bc
Coronet-Regular Coronet Coronet
26. Technische gegevens
26-8 Xerox DocuColor 2006
PostScript-naam Mac OS-menunaam Windows-menunaam,
stijl
Courier Courier Courier
Courier-Vet Courier Vet Courier, Vet
Courier-Oblique Courier Oblique Courier, Cursief
Courier-VetOblique Courier VetOblique Courier, Vet Cursief
Eurostile Eurostile Eurostile
Eurostile-Vet Eurostile Vet Eurostile Vet
Eurostile-ExtendedTwo Eurostile ExtendedTwo Eurostile ExtendedTwo
Eurostile-
VetExtendedTwo
Eurostile
VetExtendedTwo
Eurostile ExtendedTwo,
Vet
GillSans GillSans GillSans
GillSans-Vet GillSans Vet GillSans, Vet
GillSans-Cursief GillSans Cursief GillSans, Cursief
GillSans-VetCursief GillSans VetCursief GillSans, Vet Cursief
GillSans-Light GillSans Light GillSans Light
GillSans-LightCursief GillSans LightCursief GillSans Light, Cursief
GillSans-Condensed GillSans Condensed GillSans Condensed
GillSans-VetCondensed GillSans VetCondensed GillSans Condensed, Vet
GillSans-ExtraVet GillSans ExtraVet GillSans ExtraVet
Goudy Goudy Goudy
Goudy-Vet Goudy Vet Goudy, Vet
Goudy-Cursief Goudy Cursief Goudy, Cursief
Goudy-VetCursief Goudy VetCursief Goudy Vet Cursief
Goudy-ExtraVet Goudy ExtraVet Goudy, ExtraVet
Helvetica Helvetica Helvetica
Helvetica-Vet Helvetica Vet Helvetica, Vet
Helvetica-Oblique Helvetica Oblique Helvetica, Cursief
Helvetica-VetOblique Helvetica VetOblique Helvetica, Vet Cursief
Helvetica-Narrow Helvetica Narrow Helvetica-Narrow
Helvetica-Narrow-Vet Helvetica Narrow Vet Helvetica Narrow, Vet
26. Technische gegevens
Xerox DocuColor 2006 26-9
PostScript-naam Mac OS-menunaam Windows-menunaam,
stijl
Helvetica-Narrow-
Oblique
Helvetica Narrow
Oblique
Helvetica-Narrow,
Cursief
Helvetica-Narrow-
VetOblique
Helvetica Narrow VetObl Helvetica-Narrow, Vet
Cursief
Helvetica-Condensed Helvetica Condensed Helvetica Condensed
Helvetica-Condensed-
Vet
Helvetica-CondensedVet Helvetica Condensed,
Vet
Helvetica-Condensed-
Oblique
Helvetica-
CondensedOblique
Helvetica Condensed,
Cursief
Helvetica-Condensed-
VetObl
Helvetica-
CondensedVetObl
Helvetica Condensed,
Vet Cursief
HoeflerText-Ornaments Hoefler Text Ornaments Hoefler Text Ornaments
JoannaMT Joanna MT Joanna MT
JoannaMT-Vet Joanna MT Bd Joanna MT, Vet
JoannaMT-Cursief Joanna MT It Joanna MT, Cursief
JoannaMT-VetCursief Joanna MT Bd It Joanna MT, Vet Cursief
LetterGothic Letter Gothic Letter Gothic
LetterGothic-Vet Letter Gothic Vet Letter Gothic, Vet
LetterGothic-Slanted Letter Gothic Slanted Letter Gothic, Cursief
LetterGothic-VetSlanted Letter Gothic VetSlanted Letter Gothic, Vet Cursief
LubalinGraph-Book Lubalin Graph LubalinGraph
LubalinGraph-Demi Lubalin Graph Demi LubalinGraph, Vet
LubalinGraph-
BookOblique
Lubalin Graph
BookOblique
Lubalin Graph, Cursief
LubalinGraph-
DemiOblique
Lubalin Graph
DemiOblique
Lubalin Graph, Vet
Cursief
Marigold Marigold Marigold
MonaLisa-Recut Mona Lisa Recut Mona Lisa Recut
NewCenturySchlbk-
Roman
New Century Schlbk NewCenturySchlbk
NewCenturySchlbk-Vet New Century Schlbk Vet NewCenturySchlbk, Vet
NewCenturySchlbk- New Century Schlbk NewCenturySchlbk,
26. Technische gegevens
26-10 Xerox DocuColor 2006
PostScript-naam Mac OS-menunaam Windows-menunaam,
stijl
Cursief Cursief Cursief
NewCenturySchlbk-
VetCursief
New Century Schlbk
VetIt
NewCenturySchlbk, Vet
Cursief
Optima Optima Optima
Optima-Vet Optima Vet Optima, Vet
Optima-Cursief Optima Cursief Optima, Cursief
Optima-VetCursief Optima VetCursief Optima, Vet Cursief
Oxford Oxford Oxford
Palatino-Roman Palatino Palatino
Palatino-Vet Palatino Vet Palatino, Vet
Palatino-Cursief Palatino Cursief Palatino, Cursief
Palatino-VetCursief Palatino VetCursief Palatino, Vet Cursief
StempelGaramond-
Roman
StempelGaramond
Roman
StempelGaramond
Roman
StempelGaramond-Vet StempelGaramond Vet StempelGaramond
Roman, Vet
StempelGaramond-
Cursief
StempelGaramond
Cursief
StempelGaramond
Roman, Cursief
StempelGaramond-
VetCursief
StempelGaramond
VetCursief
StempelGaramond
Roman, Vet Cursief
Symbol Symbol Symbol
Tekton Tekton Tekton
Times-Roman Times Times
Times-Vet Times Vet Times, Vet
Times-Cursief Times Cursief Times, Cursief
Times-VetCursief Times VetCursief Times, Vet Cursief
TimesNewRomanPS-
VetMT
Times New Roman Vet Times New Roman, Vet
TimesNewRomanPS-
VetCursiefMT
Times New Roman Vet
Cursief
Times New Roman, Vet
Cursief
TimesNewRomanPS- Times New Roman Times New Roman,
26. Technische gegevens
Xerox DocuColor 2006 26-11
PostScript-naam Mac OS-menunaam Windows-menunaam,
stijl
CursiefMT Cursief Cursief
TimesNewRomanPSMT Times New Roman Times New Roman
Univers-Extended Univers Extended Univers Extended
Univers-VetExt Univers VetExt Univers Extended, Vet
Univers-ExtendedObl Univers ExtendedObl Univers Extended,
Cursief
Univers-VetExtObl Univers VetExtObl Univers Extended, Vet
Cursief
Univers-Light Univers 45 Light Univers 45 Light
Univers-Vet Univers 65 Vet Univers 45 Light, Vet
Univers-LightOblique Univers 45 LightOblique Univers 45 Light, Cursief
Univers-VetOblique Univers 65 VetOblique Univers 45 Light, Vet
Cursief
Univers Univers 55 Univers 55
Univers-Oblique Univers 55 Oblique Univers 55, Cursief
Univers-CondensedVet Univers 67
CondensedVet
Univers 47
CondensedLight, Vet
Univers-
CondensedVetOblique
Univers 67
CondensedVetObl
Univers 47
CondensedLight, Vet
Cursief
Univers-Condensed Univers 57 Condensed Univers 57 Condensed
Univers-
CondensedOblique
Univers 57
CondensedOblique
Univers 57 Condensed,
Cursief
ZapfChancery-
MediumCursief
ZapfChancery ZapfChancery
ZapfDingbats ZapfDingbats ZapfDingbats
26. Technische gegevens
26-12 Xerox DocuColor 2006
PostScript TrueType fonts
De DocuColor 2006 beschikt over 10 PostScript TrueType fonts:
PostScript-naam Mac OS-menunaam Windows-menunaam,
stijl
Apple-Chancery Apple Chancery Apple Chancery
Chicago Chicago Chicago
Geneva Geneva Geneva
HoeflerText-Black Hoefler Text Black Hoefler Text Black
HoeflerText-Black
Cursief
Hoefler Text Black Hoefler Text Black,
Cursief
HoeflerText-Cursief Hoefler Text Hoefler Text, Cursief
HoeflerText-Regular Hoefler Text Hoefler Text
Monaco Monaco Monaco
New York New York New York
Wingdings-Regular Wingdings Wingdings
26. Technische gegevens
Xerox DocuColor 2006 26-13
PCL printer fonts
De DocuColor 2006 beschikt over 46 PCL-fonts:
Albertus Medium, Albertus Extra Vet
Antique Olive, Antique Olive Vet, Antique Olive Cursief
Arial, Arial Vet, Arial Cursief, Arial Vet Cursief
CG Omega, CG Omega Vet, CG Omega Cursief, CG Omega Vet
Cursief
CG Times, CG Times Vet, CG Times Cursief, CG Times Vet Cursief
Clarendon Condensed
Coronet
Courier, Courier Vet, Courier Cursief, Courier Vet Cursief
Garamond Antiqua, Garamond Halbfett, Garamond Kursiv, Garamond
Kursiv Halbfett
Letter Gothic, Letter Gothic Vet, Letter Gothic Cursief
Line Printer
Marigold
Symbol
Times New Roman, Times New Roman Vet, Times New Roman Cursief,
Times New Roman Vet Cursief
Univers Medium, Univers Vet, Univers Medium Cursief, Univers Vet
Cursief, Univers Medium Condensed, Univers Vet Condensed, Univers
Medium Condensed Cursief, Univers Vet Condensed Cursief
Wingdings
26. Technische gegevens
26-14 Xerox DocuColor 2006
Specificaties opvangbak/vergaareenheid
Afmetingen
Breedte 17,2 inch (437 mm)
Hoogte 28 inch (710 mm)
Diepte 19, inch (484 mm)
U dient een extra ruimte van 356 mm (14 inch) vrij te houden aan de
linkerkant van de opvangbak/vergaareenheid om het oplossen van problemen
mogelijk te maken.
Gewicht: 17 kg (37,5 lbs)
Stroom
Invoerstroom
(gelijkstroom)
24 V
Piekstroomsterkte 1A
Gemiddelde
stroomsterkte
0,5A of minder
Omgeving
Temperatuur
(in bedrijf)
10-35º C
Vochtigheid
(in bedrijf)
15-80 RH
Temperatuur
(buiten bedrijf)
0-40º C
Vochtigheid
(buiten bedrijf)
15-90 RH
26. Technische gegevens
Xerox DocuColor 2006 26-15
Opvangbakken
Limieten voor opvangbakken
Afdrukkenopvangbak (vak 1): Alle modes, maximaal 100 vel
Vakken 2-10: Alleen normaal papier, maximaal 30 vel
Grote opvangbak: Alle modes, maximaal 500 vel
Transparanten
Afdrukkenopvangbak (vak 1)
Grote opvangbak
Standaardpapierformaten
Afdruk-
kenop-
vangbak
(vak 1)
Vakken
2-10
Grote
opvang-
bak
(g/m²) (g/m²) (g/m²)
Formaat
KKE/
LKE
Afmetingen
(inch)
Afmetingen
(mm)
64-220 N.v.t. N.v.t. A3 Extra
groot
KKE
12,2 x 17 309,88 x 432
64-220 64-128 64-220 A3
KKE
11,7 x 16,5 297 x 420
64-220 64-128 64-220 Ledger
KKE
11 x 17 279,4 x 431,8
64-220 64-128 64-220 B4
KKE
10,1 x 14,3 257,0 x 364,0
64-220 64-128 64-220 LGL
KKE
8,5 x 14 215,9 x 355,6
64-220 64-128 64-220 A4
LKE
11,7 x 8,3 297 x 210,0
64-220 64-128 64-220 A4-R
KKE
8,3 x 11,7 210 x 297
64-220 64-128 64-220 LTR
LKE
11 x 8,5 279,4 x 215,9
64-220 64-128 64-220 LTR-R
KKE
8,5 x 11 215,9 x 279,4
64-98 64-98 64-98 B5
LKE
257,0 x 182,0
64-80 64-80 64-80 A5
LKE
210,0 x 148,5
Keuzeformaten
Breedte = 100 tot 297 mm (3,9 tot 11,7 inch)
Lengte = 191 tot 450 mm (7,5 tot 17,7 inch)
26. Technische gegevens
26-16 Xerox DocuColor 2006
Xerox DocuColor 2006 1A–1
Tips voor systeembeheerders
De DocuColor 2006 behoeft geen uitgebreid onderhoud. Afgezien van
het voor de hand liggende onderhoud en het bijvullen van de
verbruiksartikelen kan een systeembeheerder nog een aantal stappen
nemen om de algemene prestatie van het systeem te verbeteren:
Netwerkverbindingen optimaal benutten.
Alleen die verbindingen bekendmaken die ook daadwerkelijk
worden gebruikt. De DocuColor 2006 controleert voortdurend alle
bekendgemaakte verbindingen, zelfs indien deze inactief zijn. De
NetWare-polling interval en het aantal wachtrijen aanpassen aan
het afdrukvolume.
U kunt de bekendgemaakte verbindingen bekijken door een
configuratiepagina af te drukken. Verbindingen die niet gebruikt
worden verbreken en alleen opnieuw instellen wanneer deze weer
gebruikt gaan worden. In het algemeen geldt dat
netwerkverbindingen een betere doorvoer geven dan een
verbinding via een parallelle poort.
Onnodige wederzijdse communicatie verminderen.
Indien gebruikers opmerken dat de server regelmatig te druk bezig
is om opdrachten te kunnen verwerken, kan dit te wijten zijn aan
het feit dat verschillende gebruikers hulpprogramma’s gebruiken
die regelmatig bijgewerkt worden. Wanneer een groot aantal
externe gebruikers de Fiery WebTools gebruiken, kan dit van grote
invloed zijn op de prestatie van de printer. Er zijn slechts maximaal
acht gelijktijdige verbindingen met de printer mogelijk.
A
A. Tips voor systeembeheeders
Xerox DocuColor 2006A–2
Voldoende schijfruimte op de printer behouden.
Af en toe de lijst opdrachten in de Blokkeringswachtrij en het aantal
opdrachten dat in de wachtrij Afgedrukt wordt vastgehouden
bekijken.
Als systeembeheerder kunt u opdrachten in de Blokkeringswachtrij
en de wachtrij Afgedrukt afdrukken of verwijderen. Het kan de
moeite waard zijn inactieve opdrachten af te drukken of te
verwijderen. Indien het regelmatig voorkomt dat er slechts weinig
schijfruimte beschikbaar is, kunt u de wachtrij Afgedrukt
uitschakelen (in de server-setup) en kunt u ervoor kiezen de
Blokkeringswachtrij niet bekend te maken (dit doet u in de printer-
setup).
Opdrachten in de wachtrij kunt u verplaatsen of verwijderen met
behulp van de opdrachtbeheertools. Wanneer u schijfruimte
vrijmaakt door inactieve opdrachten te verwijderen, worden nieuwe
opdrachten gespoold en sneller afgedrukt.
Afdrukken terwijl de server de waarschuwing Schijf vol geeft
vermijden.
Indien u deze waarschuwing ziet, opdrachten in het venster
Wachtrijen die al een lange tijd vastgehouden worden en die
waarschijnlijk niet meer nodig zijn verwijderen. U kunt deze situatie
overigens voorkomen door oude opdrachten regelmatig te
verwijderen. De datum die bij de opdracht wordt vermeld is de
datum waarop de opdracht oorspronkelijk werd verzonden.
Het aantal afgedrukte pagina’s verminderen door niet
standaard een voorblad te printen tenzij deze noodzakelijk is
voor archivering van stukken.
Standaard een voorblad afdrukken is een optie in de printer-setup.
Opdrachten die niet urgent zijn afdrukken wanneer er minder
netwerkverkeer is of wanneer er weinig afgedrukt wordt.
Terugkerende afdrukopdrachten of opdrachten die niet urgent zijn
kunnen naar de Blokkeringswachtrij worden afgedrukt. Wanneer er
weinig netwerkverkeer plaatsvindt, kan de beheerder of degene die
de opdrachtbeheertools gebruikt alle opdrachten uit de
blokkeringswachtrij naar de afdrukwachtrij verplaatsen (of kopiëren)
om daar afgedrukt te worden. (Indien er buiten kantooruren wordt
afgedrukt, ervoor zorgen dat er voldoende papier en
verbruiksartiklen beschikbaar zijn om te opdrachten uit te voeren.)
A. Tips voor systeembeheeders
Xerox DocuColor 2006 A-3
Voor het afdrukken de informatie op de opdrachtkaart
controleren.
Opdrachten met dezelfde opvangbak- en papierspecificaties
tegelijk printen om papierwijzigingen tot een minimum te beperken.
Tevens routine-opdrachten afdrukken terwijl u voorbereidingen treft
om opdrachten waarvoor speciale aanwijzingen gelden of die op
speciaal afdrukmateriaal afgedrukt dienen te worden, af te drukken.
A. Tips voor systeembeheeders
Xerox DocuColor 2006A–4
Xerox DocuColor 2006 B–1
Afdrukopties
Met de afdrukopties heeft u toegang tot alle speciale functies van de
DocuColor 2006. Afdrukopties kunnen op verschillende plaatsen
worden gespecificeerd - in printer-Setup, vanuit de afdrukapplicatie,
vanuit ColorWise Pro Tools en vanuit Fiery WebSpooler.
In de tabel in dit hoofdstuk vindt u een korte beschrijving van iedere
afdrukoptie, de bijbehorende standaardinstelling en eventueel
geldende beperkingen.
Waar kan ik afdrukopties instellen
Tijdens Setup
Sommige instellingen worden tijdens Setup gespecificeerd. meer
informatie over de huidige standaardinstelllingen van de printer
kunt u krijgen bij uw systeembeheerder of printeroperateur.
Vanuit applicaties
Met de Adobe PostScript en PCL-printerdrivers kunt u
opdrachtinstellingen specificeren wanneer u een opdracht
afdrukt. Meer informatie hierover kunt u vinden in het hoofdstuk
Afdrukken vanaf Windows-werkstations en Afdrukken vanaf Mac
OS-werkstations.
Vanuit de ColorWise Pro Tools
In het hoofdstuk ColorWise Pro Tools gebruiken vindt u meer
informatie over het instellen van het standaard RGB-bronprofiel,
het CMYK-simulatieprofiel, het uitvoerprofiel, de CMYK-
simulatiemethode en de instellingen voor RGB-scheiding.
Onderdrukkende commando’s vanuit de Fiery WebSpooler
U kunt vanuit de Fiery WebSpooler opdrachtinstellingen wijzigen
door te dubbelklikken op het dialoogvenster Override Print
Settings. Meer informatie hierover kunt u vinden in het hoofdstuk
Fiery WebSpooler gebruiken.
B
B. Afdrukopties
Xerox DocuColor 2006B–2
De hierarchie van het onderdrukken van afdrukopties
Afdrukopties kunnen in de volgende gevallen worden onderdrukt:
De applicatie-instellingen onderdrukken de instellingen in Printer-
Setup and ColorWise Pro Tools
Instellingen vanuit Fiery WebSpooler onderdrukken de
printerdriverinstellingen
Standaardinstellingen
In de volgende tabel zijn de onderstreepte instellingen in de kolom
Opties en instellingen standaard printerdriverinstellingen (standaard
PPD/PDD-instellingen). Indien u bepaalde opties niet door middel van
de printerdriver-interface configureert, drukt de DocuColor 2006 de
opdracht met de standaardinstelling af.
Wanneer u voor opties die tijdens de Setup vanaf het
printerbedieningspaneel, vanuit WebSetup, of vanuit ColorWise Pro
Tools geconfigureerd kunnen worden Standaardwaarden van de
printer (Printer Default) selecteert, worden tijdens de afdrukopdracht
de Setup-instellingen gebruikt. Voor opties die niet tijdens de Setup
kunnen worden geconfigureerd drukt de DocuColor 2006 de opdracht
af met de vooraf geconfigureerde printerstandaardinstelling. Sommige
opties worden niet door alle besturingssystemen ondersteund. Meer
informatie hierover vindt u in de kolom Vereisten, beperkingen en
informatie.
U kunt de huidige standaardinstellingen van de printer bekijken door
een configuratiepagina af te drukken vanaf het
printerbedieningspaneel.
B. Adrukopties
Xerox DocuColor 2006 B–3
Tabel met afdrukopties
Opties en instellingen
(Standaarinstellingen
onderstreept)
Omschrijving Vereisten, beperkingen en
informatie
(Andere) Gamma
Standaardwaarden van
printer/1.0/1.2/1.4/1.6/
1.8/2.0/2.2/2.4/2.6/2.8/3.0
Een gamma-bronwaarde
specificeren voor het
afdrukken van RGB-
afbeeldingen, -objecten en -
tekst.
Wanneer u deze optie op
Standaardwaarden van
printer instelt, krijgt het
hetzelfde resultaat als bij de
2.2 instelling.
Om deze optie in te
schakelen dient RGB-
bronprofiel op Andere te zijn
ingesteld.
Meer informatie hierover vindt
u in het hoofdstuk ColorWise
ProTools gebruiken.
Deze optie is niet beschikbaar
voor PCL-afdrukken.
(Andere) Phosphors
Standaardwaarden van
printer/Hitachi EBU/
Hitachi-Ikegami/NTSC/
Radius Pivot/SMPTE/Trinitron
Een phosphors-bronwaarde
specificeren voor het
afdrukken van RGB-
afbeeldingen, -objecten en -
tekst.
Wanneer u deze optie op
Standaardwaarden van
printer krijgt u hetzelfde
resultaat als bij de SMPTE-
instelling.
Om deze optie in te
schakelen dient RGB-
bronprofiel op Ander te zijn
ingesteld.
Meer informatie hierover vindt
u in het hoofdstuk ColorWise
ProTools gebruiken.
Deze optie is niet beschikbaar
voor PCL-afdrukken.
B. Afdrukopties
Xerox DocuColor 2006B–4
(Andere) White Point
Standaardwaarden van
printer/5000 K (D50)/
5500 K/6500 K (D65)/7500
K/9300 K
Een white point-bronwaarde
specificeren voor het
afdrukken van RGB-
afbeeldinge, -objecten en -
tekst.
Wanneer u deze optie op
Standaardwaarden van
printer instelt, krijgt het
hetzelfde resultaat als bij de
5000 K- (D50) instelling.
Om deze optie in te
schakelen dient RGB-
bronprofiel op Andere te zijn
ingesteld.
Meer informatie hierover vindt
u in het hoofdstuk ColorWise
ProTools gebruiken.
Deze optie is niet beschikbaar
voor PCL-afdrukken.
Zwarte overdruk
Standaardwaarden van
printer/Uit/Aan
Uit selecteren om zwarte tekst
met uitsparingen af te drukken.
Aan selecteren voor zwarte
overdruk.
De instelling
Standaardwaarden van
printer geeft de instelling
weer die in de printer-setup is
gespecificeerd.
Voor Windows Expert Color
selecteren als de Color Mode
waarmee u deze optie kunt
instellen.
Indien deze optie op Aan
staat dient de optie Combine
Separations op Uit staan.
Wanneer deze optie op Aan
staat wordt ook de optie
Zuiver zwarte tekst/afbeelding
automatisch op Aan gezet.
Meer informatie hierover na
deze tabel.
Deze optie is niet beschikbaar
voor PCL-afdrukken.
B. Adrukopties
Xerox DocuColor 2006 B–5
Helderheid
Standaardwaarden van
printer/85% Lichtst/
90% Lichter/95% Licht/
100% Normaal/105% Donker/
110% Donkerder/115% Donk
erst
Voor een duidelijk lichtere
afbeelding 85% selecteren,
voor een duidelijk donkerdere
afbeelding 115% selecteren of
een van de tussenliggende
instellingen gebruiken.
Wanneer u deze optie op
Standaardwaarden van
printer instelt, krijgt het
hetzelfde resultaat als bij de
instelling 100% Normaal.
Deze optie is niet beschikbaar
voor PCL-afdrukken.
CMYK-simulatiemethode
Snel/Volledig
Snel selecteren om
eendimensionale
overganscurven te gebruiken
om de dichtheiduitvoer van de
individuele kleurkanalen aan te
passen.
Volledig selecteren om vier-
dimensionale overgangscurven
te gebruiken die zowel aan tent
als aan de dichtheid van de
individuele kleurkanalen
aanpassen.
Voor Windows Expert Color
selecteren als de Color Mode
waarmee u deze optie kunt
instellen.
Meer informatie hierover kunt
u vinden in het hoofdstuk
ColorWise ProTools
gebruiken.
Deze optie is niet beschikbaar
voor PCL-afdrukken.
CMYK-simulatieprofiel
SWOP-Coated/
DIC/Euroscale/Simulation-1/
Simulation-2/Simulation-3/
Simulation-4/Simulation-5/
Simulation-6/Simulation-7/
Simulation-8/Simulation-9/
Simulation-10/Geen
Het simulatiedoel dat voor de
huidige afdrukopdracht
gebruikt dient te worden
specificeren.
Voor Windows Expert Color
selecteren als de Color Mode
waarmee u deze optie kunt
instellen.
Meer informatie hierover na
deze tabel.
Deze optie is niet beschikbaar
voor PCL-afdrukken.
Electronic Collation
Uit/Aan
Specificeren hoe opdrachten
met meerder pagina’s of
meerder kopieën uitgevoerd
dienen te worden.
Meer informatie hierover na
deze tabel.
Deze optie is niet beschikbaar
voor PCL-afdrukken.
B. Afdrukopties
Xerox DocuColor 2006B–6
Color Mode
CMYK/Grayscale
(vanaf de Mac OS-driver)
OR
Standard Color/Expert
Color/Grayscale
(vanaf de Windows-drivers)
De kleurenmode voor de
huidige afdrukopdracht
specificeren.
Voor een full-color document
CMYK, Standard Color, of
Expert Color selecteren.
Grayscale selecteren voor een
document in grijsbalans of in
zwart/wit.
Voor Windows dient u Expert
Color te selecteren om ander
kleurenafdrukopties, inclusief
Zuiver zwarte tekst/afbeelding
in te stellen.
Deze optie is niet beschikbaar
voor PCL-afdrukken.
Exemplaren
1-999
Het aantal exemplaren van de
afdrukopdracht specificeren.
De waarde die u hier invoert
mag niet meer dan 999
bedragen.
Dubbelzijdig
Uit/Long Edge Binding/Short
Edge Binding
Specificeren of een opdracht
eenzijdig of tweezijdig (duplex)
afgedrukt dient te worden door
de richting van de afgedrukte
afbeeldingen te specificeren.
De optie Dubbelzijdig kan niet
worden geselecteerd bij een
papierformaat van 12x18 of
bij zware afdrukmaterialen.
Face-Down Printing dient op
Aan te zijn ingesteld en
Paginavolgorde dient op
Forward te zijn ingesteld voor
alle tweezijdige opdrachten.
Meer informatie volgt na deze
tabel.
Lay-out
1 per vel tot en met 16 per vel
De afdrukbalk Lay-out en de
gewenste richting selecteren.
De gewenste Layout-instelling
selecteren om meerdere
pagina’s op één vel papier af
te drukken.
Mediasoort (Papiersoort)
Normaal papier /Transparant/
Cover/Glossy/Coated/Labels/
Heavyweight/Card/Envelope/
Side 2 Plain Paper/Side 2
Cover/Side 2 Coated/Side 2
Glossy/Side 2 Heavyweight
Transparant kiezen wanneer u
op transparanten gaat
afdrukken.
De optie Transparency
Interleave selecteren om
meerdere transparanten af te
drukken met tussen ieder
transparant een blance vel
normaal papier.
Onder PCL kunt u alleen op
Normaal papier en op
transparant afdrukken.
B. Adrukopties
Xerox DocuColor 2006 B–7
Gespiegeld
Aan/Uit
De afdrukbalk Lay-out
selecteren en de gewenste
richting kiezen. Het
selectievakje Gespiegeld
selecteren indien u een pagina
of document achterstevoren of
gespiegeld wilt afdrukken.
Negatief
Aan/Uit
De afdrukbalk Lay-out
selecteren en het selectievakje
Negatief selectern indien u de
afdrukkleuren wilt omdraaien.
Niet beschikbaar in Windows
NT 4.0
Afdrukstand
Staand/Liggend
De afdrukbalk Lay-out
selecteren en specificeren of
de opdracht met de lange kant
(liggend) of met de korte kant
(staand) eerst ingevoerd
afgedrukt dient te worden.
De instelling
Standaardwaarden van
printer geeft de instelling
weer die in de printerinstelling
is ingesteld.
Uitvoer
Bovenste uitvoerbak
(bovenste zijde onder)/
Side Output Tray (Face-Up)
Uit selecteren om uw
documente op de bovenkant
van het papier af te drukken.
Aan selecteren om uw
document op de onderkant van
het papier (d.w.z. het
document komt met de
bedrukte zijde naar beneden
uit het kopieerapparaat) af te
drukken.
De instelling
Standaardwaarden van
printer geeft de instelling
weer die in de printerinstelling
is ingesteld.
De optie mediasoort dient te
zijn ingesteld op Normaal
papier of Heavyweight
indien afdrukken met de
bovenste zijde onder op Aan
staat.
Deze optie is niet beschikbaar
voor PCL-afdrukken.
Uitvoerprofiel
Standaardwaarden van
printer/ Output-1/Output-2/
Output-3/Output-4/Output-5/
Output-6/Output-7/Output-8/
Output-9/Output-10
Het voor deze afdrukopdracht
te gebruiken uitvoerprofiel
specificeren.
De instelling
Standaardwaarden van
printer geeft de instelling
weer die in ColorWise Pro
Tools is ingesteld.
Voor Windows Expert Color
selecteren als de Color Mode
waarmee u deze optie kunt
instellen.
Meer informatie hierover na
deze tabel.
Deze optie is niet beschikbaar
voor PCL-afdrukken.
B. Afdrukopties
Xerox DocuColor 2006B–8
Paginavolgorde
Forward/Reverse
Forward selecteren om de
pagina’s van uw opdracht van
beginnend met de eerste en
eindigend met de laatste af te
drukken.
Reverse selecteren om de
pagina;s van uw opdracht
beginnend met de laatste en
eindigend met de eerste af te
drukken.
Deze optie is niet beschikbaar
voor PCL-afdrukken.
Opmerking: Indien u de
paginavolgorde op Reverse
instelt bij het afdrukken van
opdrachten met meer dan
1000 pagina’s of opdrachten
die te groot zijn om in het
printergeheugen en op schijf
te worden opgeslagen, (op
basis van de op dat moment
beschikbare ruimte) is het
mogelijk dat de opdracht in
delen wordt afgedrukt die u
vervolgens handmatig dient te
sorteren. Indien u
bijvoorbeeld een document
met 1500 pagina’s in de
paginavolgorde reverse
afdrukt, kan de printer deze
opdracht verdelen in pagina
1000 tot en met 1 en dan
pagina 1500 tot en met 1001.
Paginabereik
Alle pagina’s/Van/Tot
Specificeren welke pagina’s
van het documentu wilt
afdrukken.
Deze optie is alleen
beschikbaar als
onderdrukking vanuit Fiery
WebSpooler.
Meer informatie volgt na deze
tabel.
Papierformaat
Standaardformaten zijn o.a.:
11x17-Tabloid/
12x18-Tabloid extra
13x18-inch/
A3/A4/ A4-SEF/A5/ B4/B5/
Legal/Letter/Letter-SEF/
A3 Over/ Executive/DL/
Monarch/Comm10
Custom page 1/
Custom page 2/
Custom page 3
Het formaat van het papier
waarop het document wordt
afgedrukt aangeven.
Een volledige lijst van
ondersteunde
afdrukmaterialen kunt u
vinden in de Lijst met
aanbevolen materialen voor
dit produkt.
B. Adrukopties
Xerox DocuColor 2006 B–9
Papierbron
Automatich selecteren/Lade
1/ Lade 2/
Lade 3/ Handmatige invoer/
A3 OversizeTray
De voor uw opdracht te
gebruiken papierlade
specificeren.
Wanneer de instelling
Automatisch selecteren is
ingeschakeld kiest de printer
automatisch de lade waarin
het papierformaat dat voor de
opdracht is gespecificeerd is
geladen.
Zuiver zwarte tekst/afbeelding
Uit/Aan
Uit selecteren om zwarte tekst
en afbeeldingen als vier-
kleurenzwart te printen met
behulp van de cyaan-,
magenta-, gele en zwarte toner
en om normale PostScript-
weergave te gebruiken.
Aan selecteren om zwarte
tekst en afbeeldingen als een
kleur zwart af te drukken met
alleen 100% zwarte toner.
Voor Windows Expert Color
selecteren als de Color Mode
waarmee u deze optie kunt
instellen.
Wanneer de optie Zwarte
Overdruk op Aan staat staat
deze optie automatisch ook
op Aan.
Deze optie is niet beschikbaar
voor PCL-afdrukken.
Weergavestijl
Fotografisch/
Presentatie/
Relat. Kleurmeting/
Absolute Kleurmeting
Een standaard
kleurweergavewoordenboek
specificeren die gebruikt wordt
wanneer u RGB-afbeeldingen,
-objecten en -tekst afdrukt.
Voor Windows Expert Color
selecteren als de Color Mode
waarmee u deze optie kunt
instellen.
Meer informatie hierover na
deze tabel.
Deze optie is niet beschikbaar
voor PCL-afdrukken.
RGB-scheiding
Output/Simulation
Output selectern voor RGB-
opdrachten die u naar het
uiteindelijke output-apparaat
afdrukt.
Simulation selecteren voor
RGB-opdrachten waarvan u de
weergave van een output-
apparaat wilt simuleren dat niet
het apparaat is waarop u
afdrukt.
Voor Windows Expert Color
selecteren als de Color Mode
waarmee u deze optie kunt
instellen.
Deze optie is niet beschikbaar
voor PCL-afdrukken.
B. Afdrukopties
Xerox DocuColor 2006B–10
RGB-bronprofiel
EFIRGB/sRGB (PC)/
Apple Standaard/
Ander/Source-1/
Source-2/Source-3/
Source-4/Source-5/
Source-6/Source-7/
Source-8/Source-9/
Source-10/None
Een bronkleurgebied
definiëren voor het afdrukken
van RGB-afbeeldingen, -
objecten en -tekst.
Voor Windows Expert Color
selecteren als de Color Mode
waarmee u deze optie kunt
instellen.
Meer informatie hierover na
deze tabel.
Deze optie is niet beschikbaar
voor PCL-afdrukken.
Schaal
25 tot 400%
De afdrukbalk Lay-out
selecteren en specificeren of
de opdracht vergroot of
verkleind afgedrukt dient de
worden.
De Standaardwaarden van
printer zijn ingesteld op 100%.
Steunkleuraanpassing
UIt/Aan
Uit selecteren om aangegeven
PANTONE-kleuren in uw
opdracht met de huidige
CMYK-simulatie en CMYK -
simulatiemethode af te
drukken.
Aan selecteren om de
PANTONE-opzoektabel in te
schakelen. De printer gebruikt
gespecificeerde PANTONE-
kleuren door het CMYK-
afdrukmengsel aan dezelfde
kleur uit de PANTONE-
bibliotheek aan te passen.
Voor Windows Expert Color
selecteren als de Color Mode
waarmee u deze optie kunt
instellen.
Deze optie is niet beschikbaar
voor PCL-afdrukken.
Meer informatie over afdrukopties
In de volgende onderdelen vindt u aanvullende informatie over de
afdrukopties. In de tabel hierboven vindt u informatie over de vereisten
en beperkingen die voor deze opties gelden.
Zwarte overdruk
Wanneer u zwarte tekst afdrukt in combinatie met een
kleurenachtergrond of een afbeelding, kan de tekst op twee manieren
worden afgedrukt: als onderdeel van de kleurenachtergrond of
bovenop de kleurenachtergrond. Met de optie Zwarte Overdruk kunt u
een specifieke manier kiezen om bij een dergelijke opdracht de zwarte
tekst af te drukken.
Uit—De zwarte tekst wordt met “uitsparing” afgedrukt. De
DocuColor 2006 drukt eerst de kleurenachtergrond af, waarbij het
B. Adrukopties
Xerox DocuColor 2006 B–11
gebied waar de zwarte tekst dient te worden afgedrukt eerst
wordt uitgespaard (er wordt geen kleur in het tekstgebied
afgedrukt) en de zwarte tekst later in het uitgespaarde gebied
wordt afgedrukt. Het resultaat is dat de zwarte tekst vlakker
afgedrukt wordt.
Uit—De zwarte tekst wordt overgedrukt. Deze optie wordt
gebruikt in combinatie met de optie Zuivere zwarte
tekst/afbeelding. De DocuColor 2006 drukt eerst de hele
kleurenachtergrond af en legt dan de zwarte tekst bovenop de
kleurenachtergrond als 100% zwarte toner. Het resultaat is dat de
zwarte tekst donkerder en glanzender afgedrukt wordt. Hiermee
worden tevens registratiefouten en ‘aureool’-problemen
voorkomen.
CMYK-simulatieprofiel
U kunt de DocuColor 2006 gebruiken voor drukproeven voor offset-
drukpersopdrachten of u kunt de output van een ander afdrukapparaat
simuleren door de instellingen van twee afdrukopties in te stellen:
CMYK-simulatieprofiel en CMYK-simulatiemethode. Deze opties zijn
alleen van invloed op CMYK-gegevens.
Met behulp van CMYK-simulatieprofiel kunt u het simulatiedoel voor
de huidige afdruktaak wijzigen. Wanneer de opdracht verwerkt gaat
worden, wordt, voordat de opdracht afgedrukt wordt, het simulatiedoel
dat in het CMYK-simulatieprofiel is aangegeven toegepast.
Wanneer u hier voor Standaardwaarden van de printer kiest wordt de
opdracht afgedrukt met het simulatiedoel dat op dat moment op de
DocuColor 2006 is ingesteld.
Wanneer u simulaties afdrukt op de DocuColor 2006, de CMYK-
simulatieprofielinstelling selecteren waar de CMYK-gegevens voor
waren voorbereid, of een aangepast simulatieprofiel selecteren. U kunt
ook een aangepast simulatieprofiel aanmaken, opslaan en importeren
met behulp van ColorWise Pro Tools.
SWOP-Coated—Gebruikt de persstandaard van de Verenigde
Staten.
DIC—Gebruikt de Japanse persstandaard.
Euroscale—Gebruikt de Europese persstandaard.
B. Afdrukopties
Xerox DocuColor 2006B–12
Simulation-1 (2,3,4,5...10)—Gebruikt een aangepast
simulatiedoel. Voordat u deze instelling kunt selecteren dient u
eerst met behulp van ColorWise Pro Tools een nieuw
simulatiedoel aan te maken en de nieuwe simulatie te koppelen
aan een van de aangepaste-simulatienamen, bijvoorbeeld
Simulation-1.
Geen—Gebruikt geen simulatiedoel. Deze instelling selecteren
wanneer de CMYK-gegevens voor uw opdracht reeds voor uw
specifieke printer gescheiden zijn (wanneer u bijvoorbeeld het in
uw computer ingebouwde Kleurbeheersysteem gebruikt om
CMYK-gegevens om te zetten naar het kleurgebied van de
printer).
De afdrukoptie CMYK-simulatiemethode gebruiken om de gewenste
simulatiekwaliteit in te stellen: Snel of Volledig (in ColorWise Pro
Tools: Quick of Full).
Meer informatie hierover kunt u vinden in het hoofdstuk ColorWise
ProTools gebruiken.
Elektronic Collation
Met behulp van deze optie kunt u de sorteeropties specificeren.
Uit—De examplaren van een afgewerkte opdracht wordt
uitgevoerd en komen in de bovenste opvangbak terecht.
Aan—De exemplaren van een afgewerkte opdracht worden
gerangschikt en in de bovenste opvangbak uitgevoerd.
Aangepaste uitvoerrichting
U kunt specificeren of een opdracht met aangepast paginaformaat met
de korte zijde eerst (SEF) of met de lange zijde eerst (LEF) over de
breedte van het afdrukmateriaal wordt afgedrukt.
Om de uitvoerrichting van een standaard papierformaat te specificeren
het overeenkomende paginaformaat gebruiken. Paginaformaten zoals
Letter en A4 worden met de lange zijde eerst afgedrukt. Namen van
paginaformaten voorafgegaan door SEF worden met de korte zijde
eerst afgedrukt.
B. Adrukopties
Xerox DocuColor 2006 B–13
Dubbelzijdig
Indien uw DocuColor 2006 over een 2-zijdige lade voor dubbelzijdig
afdrukken beschikt, kunt u afdrukken met de instellingen Duplex Long
Edge Binding of Short Edge Binding.
Om dubbelzijdig af te drukken via een 2-zijdige lade:
1. In uw applicatie Afdrukken selecteren en de afdrukoptie 2-zijdig
of dubbelzijdig opzoeken.
De lokatie van de afdrukopties voor de DocuColor 2006 varieert
afhankelijk van de door u gebruikte printerdriver.
2. Een van de Dubbelzijdig-instellingen selecteren:
Long Edge Binding—De bovenzijde van de afbeelding op
de lange zijde van paginazijde 1 wordt op dezelfde kant van
de pagina afgdrukt als de bovenzijde van de afbeelding op
de andere paginazijde. Voor documenten in Portret levert dit
een boekeffect op. Voor documenten in Landschap levert dit
een landschapeffect op.
Short Edge Binding—De bovenzijde van de afbeelding aan
de korte zijde van zijde 1 wordt op de tegenovergestelde
kant van de pagina van de bovenkant van de afbeelding op
de tweede zijde afgedrukt. Voor documenten in Portret
levert dit een kalendereffect op. Voor documenten in
Landschap levert dit een boekeffect op.
3. De andere opties instellen en OK selecteren.
4. Afdrukken selecteren.
5. De opdracht afdrukken.
In de volgende tabel kuntn u zien hoe de Dubbelzijdige
instellingen overeenkomen met de afdrukuitvoer:
Long Edge Binding Short Edge Binding
Staand
Liggend
B. Afdrukopties
Xerox DocuColor 2006B–14
Uitvoerprofiel
Output-1 tot en met Output-10—Gebruikt een aangepast
uitvoerprofiel. Voordat u deze instelling kiest dient u eerst het
uitvoerprofiel te downloaden of met behulp van ColorWise Pro Tools
aan te maken en het vervolgens aan een van de aangepaste-
uitvoerprofielnamen, bijvoorbeeld Output-1, te koppelen.
Paginabereik
De operateur kan een onderdrukking van het paginabereik
specificeren maar dit bereik is alleen van toepassing op de pagina’s in
de actieve opdracht. Indien een gebruiker bijvoorbeeld bij paginabereik
in de originele opdracht Oneven aangeeft, worden zelfs indien de
operatuur een paginabereik Alle specificeert alleen de oneven
pagina’s van het oorspronkelijke document afgedrukt (alle oneven
pagina’s).
Weergavestijl
Deze optie kunt u gebruiken om een standaard
kleurweergavewoordenboek (CRD) te selecteren die wordt gebruikt
wanneer u RGB-afbeeldingen, -objecten en -tekst afdrukt.
Fotografisch—Optimaliseert het kleurenbereik op de DocuColor
2006 voor een optimaal afdrukresultaat van fotografische of
bitmap-afbeeldingen.
Presentatie—Optimaliseert de uitvoer van pure, verzadigde
kleuren, zoals gebruikt in zakelijke presentaties.
Relat. Kleurmeting— Levert een nauwkeurige overeenkomst op
met het gesimuleerde CMYK-apparaat, onafhankelijk van het
gebruikte afdrukmateriaal.
Absolute Kleurmeting— Levert de meest nauwkeurige
overeenkomst op met het gesimuleerde CMYK-apparaat,
inclusief het weergeven van de papierkleur als achtergrond.
B. Adrukopties
Xerox DocuColor 2006 B–15
RGB-bronprofiel
Deze optie wordt gebruikt om een bronkleurgebied voor RGB-
gegevens te specificeren.
EFIRGB—Optimale brongebied voor afdrukken naar de
DocuColor 2006. Deze instelling zorgt voor een constant resultaat
op elk platform.
sRGB (PC)—Geeft het brongebied van een algemene monitor
van een Windows-computer aan.
Apple Standaard—Geeft het brongebied van een monitor van
een Mac OS-computer aan.
Ander—Hiermee kunt u RGB-broninstellingen definiëren met
behulp van de afdrukopties (Ander) Gamma, (Ander) Phosphors,
and (Ander) White Point.
Source-1 tot en met Source-10—Gebruikt een aangepast
bronprofiel. Voordat u deze instellingen selecteert dient u eerst
het bronprofiel naar de printer te downloaden via ColorWise Pro
Tools en het vervolgens aan een van de aangepaste-
bronprofielnamen, bijvoorbeeld Source-1, te koppelen.
Meer informatie over kleurenbeheer kunt u vinden in het hoofdstuk
ColorWise ProTools gebruiken.
B. Afdrukopties
Xerox DocuColor 2006B–16
Xerox DocuColor 2006
Index–1
Index
2-ladenmodule, installeren:
1-5, 2-10
2-op-1: 22-21. Zie ook
Geavanceerde toepassingen.
2-zijdig: 22-20. Zie ook
Geavanceerde toepassingen.
2-zijdige lade: 1-27, 2-1, 2-9,
24-7, 25-2
AAN/UIT-schakelaar printer:
2-2
Aangepaste uitvoerrichting
(afdrukoptie): B-12
Aansluiting op netwerk:
5-1, 5-12
Aantaltoetsen: 2-8, 21-2
Aanzetten: 1-57
Accessoires: 2-10
Achtergrondonderdrukking:
22-16. Zie ook
Kwaliteitsaanpassing.
Afdekklep glasplaat: 25-2
Afdekklep: 2-7
Afdrukgebied: 26-3
Afdrukken
Aangepaste
paginaformaten: 14-13,
15-6
Extern: 14-15
Met bewaarde instellingen:
14-9
Vanuit applicaties: 14-2,
5-1
Vanuit Macintosh OS:
15-1—15-6
Vanuit Windows: 14-1—
14-20
WebDownloader: 14-20
Windows 2000: 14-7
Windows 95/98: 14-2—14-6
Windows NT 4.0: 14-15
Afdrukken via parallelle poort
Kabelverbindingsdiagram:
5-4, 5-11
Windows 2000: 10-3
Windows 95/98: 9-7, 9-9,
9-12
Windows NT 4.0: 11-3
Afdrukken via SMB
Instelling: 7-15
Windows 95/98: 9-17
Windows 2000: 10-24
Windows NT 4.0: 11-18
Afdrukken via SPM in
Windows 2000: 10-22
Afdrukmodule: 25-11, 25-20
Afdrukopties
Aangepaste
uitvoerrichting: B-12
Afdrukstand: B-7
CMYK-simulatiemethode:
B-5
CMYK-simulatieprofiel:
B-5, B-11
Index
Xerox DocuColor 2006
Index–2
Dubbelzijdig: B-6, B-13
Electronic Collation: B-5,
B-12
Exemplaren: B-6
Gamma: B-3
Gespiegeld: B-7
Helderheid: B-5
Hiërarchie van
onderdrukken: B-2
Lay-out: B-6
Negatief: B-7
Paginabereik: B-8, B-14
Paginavolgorde: B-8
Papierbron: B-9
Papierformaat: B-8
Papiersoort: B-6
Phosphors: B-3
RGB-bronprofiel: B-10,
B-15
RGB-scheiding: B-9
Schaal: B-10
Standaardinstellingen: B-2
Steunkleuraanpassing:
B-10
Tabel: B-3
Uitvoer: B-7
Uitvoerprofiel: B-7, B-14
Waar kan ik afdrukopties
instellen: B-1
Weergavestijl: B-9, B-14
White point: B-4
Zuiver zwarte
tekst/afbeelding: B-9
Zwarte overdruk: B-4, B-10
Afdrukopties onderdrukken:
B-2
Afdrukopties, instellen
Windows 2000: 14-7
Windows 95/98 PCL-
opties: 14-2, 14-5
Windows 95/98 PostScript-
opties: 14-2, 14-3
Windows NT 4.0: 14-16
Afdrukstand (afdrukoptie):
B-7
Aflevering (optie): 22-16,
23-5. Zie ook Geavanceerde
toepassingen.
Afsluiten (toets): 21-2
Algemene instellingen
wijzigen: 20-20. Zie ook Profile
Manager.
Anti-rotatieknop: 2-3
AOD: 1-51, 21-6,
25-4, 26-2
AppleTalk-
bekabelingsdiagram: 5-6
Auto-kleuraanpassing: 23-9.
Zie ook Beheertoepassingen.
Auto-modewisseling: 23-12.
Zie ook Beheertoepassingen.
Auto-start: 21-3
Bedieningspaneel
kopieerapparaat: 21-1
Beheerderstoegangscode:
23-15. Zie ook
Beheertoepassingen.
Beheertoepassingen: 23-2
Bekabelingsdiagrammen
AppleTalk: 5-6
Parallelle kabel: 5-11
Windows, Novell-
omgeving: 5-7
Windows NT 4.0: 5-8
Afdrukken via Windows:
5-9
Index
Xerox DocuColor 2006
Index–3
Unix: 5-10
Bestelnummers: 2-11, 26-4
Bewaarde instellingen
Exporteren: 14-12
Importeren: 14-12
Laden: 14-9
Maken: 14-9
Verwijderen: 14-10
Wijzigen: 14-10
Bewerkte profielen
controleren:
20-11. Zie ook Profielen
bewerken.
Bindery
Context, NetWare 4.x of
5.x: 8-6
Printerwachtrij voor: 8-7
Instelling: 7-13
Bovenste
omkeermechanisme: 1-33,
24-21. Zie ook Zone 5.
CM (alles wissen): 21-1
CMYK-simulatiemethode
(afdrukoptie): B-4
CMYK-simulatieprofiel
(afdrukoptie): B-5, B-10
Color Editor: 20-7. Zie ook
ColorWise Pro Tools.
ColorSync-systeemprofiel,
instellen: 12-9
ColorWise Pro Tools: 13-14,
20-1, 20-5
Verbinding configureren
voor: 13-14
Configuratiepagina
Afdrukken van
printerbedieningspaneel:
7-16
Contrastknop: 21-2
Densitometer: 20-4
Diversen papierlade: 2-10,
26-1
Dubbelzijdig (afdrukoptie):
B-6, B-13
Electronic Collation
(afdrukoptie): B-5, B-11
Elektrische specificaties:
26-3
Enveloppen: 22-10. Zie ook
Handmatige invoer.
Ethernet-bekabeling: 5-4
Exemplaren (afdrukoptie):
B-6
Expert-mode: 20-6
Extern afdrukken, bestanden
opslaan voor: 14-15
Extra grote papierlade: 2-10
Fiery Link
Verbinding configureren
voor: 13-2, 13-7, 13-10
My Fiery List: 17-8
Voorkeuren instellen voor:
17-6
Hulpprogramma’s: 17-4
Gebruiken: 17-1—17-8
Fiery WebDownloader: 14-20,
16-7
Fiery WebLink
Bestemming wijzigen: 8-13
Gebruiken: 16-4
Fiery WebSetup
Activeren: 19-1, 19-3
Java-services inschakelen:
19-2
Afsluiten: 19-23
Algemene
instellingsopties:
19-4
Index
Xerox DocuColor 2006
Index–4
Netwerkinstelling: 19-8
Printerinstelling: 19-21
Serverinstelling: 19-5
Fiery WebSpooler
Activeren: 18-2
Opdrachten beheren: 18-1
Opdrachtopties en
opdrachtenstroom
wijzigen: 18-4
Opdrachtopties
onderdrukken:
18-6
Opdrachten controleren:
18-1
Takenlogboek gebruiken:
18-7
Venster, info: 18-3
Fiery WebTools: 6-6
Configureren voor: 8-12
Fiery Link: 17-1—17-8
Font Manager: 16-8
Installer WebTool: 16-5
Installers downloaden met:
13-17
Instellen op client: 8-12,
13-18
Instellen op printer: 8-12,
13-17
Overzicht van gebruik:
16-1
Status WebTool: 16-14
Toegang krijgen tot: 8-13,
16-3
WebDownloader: 14-20,
16-7
WebLink: 8-13, 16-4
WebSetup: 19-1—19-24
WebSpooler: 18-1—18-8
Fiery-serverhardware: 26-5
Fiery-software
Verbinding configureren
voor ColorWise Pro Tools:
13-13
Verbinding configureren
voor Fiery Link: 13-2 - 13-3
Installers downloaden met
Fiery WebTools: 13-17
Installatie-overzicht: 12-6,
13-1
ColorWise Pro Tools
installeren: 13-14
Fiery Link installeren: 13-1
Macintosh OS, installatie
in: 12-6
Serverondersteuning voor:
8-1
Fiery WebTools instellen:
13-17—13-18
WebDownloader: 14-20
Font Manager: 16-8
Fontlijst: 26-6
Foutberichten
opdrachtbeheer: 24-64
Frametypen: 5-3
Fuserstoringsoplossings-
zone: 2-3, 24-19. Zie ook Zone
5.
Gamma (afdrukoptie): B-3
Geavanceerde toepassingen
(toets):
2-8, 21-2. Zie ook
Geavanceerde toepassingen.
Geavanceerde toepassingen:
22-15
Gebruikerssoftware
installeren:
ColorWise Pro Tools:
13-14
Index
Xerox DocuColor 2006
Index–5
Fiery-software: 13-1—
13-18
Installers downloaden met
Fiery WebTools: 13-17
Voor Macintosh OS: 12-1—
12-12
Voor Windows 2000: 10-
1—10-34
Voor Windows 95/98: 9-1—
9-26
Voor Windows NT 4.0:
11-1—11-28
Gebruikerstoegangscode: 23-
14. Zie ook
Beheertoepassingen.
Geluid-voorinstelling: 23-13.
Zie ook Beheertoepassingen.
Gespiegeld (afdrukoptie): B-7
Glasplaat: 2-7, 21-5, 25-2
Handmatige invoer: 2-1, 22-4,
22-8. Zie ook Papier en Zone 1.
Helderheid (afdrukoptie): B-4
Hendel A: 2-3
Hendel B: 2-3
Hoofdscherm
kopieerapparaat: 21-2. Zie
ook Kopieerscherm.
Hulpprogramma’s (toets):
2-8, 21-1. Zie ook Mode
Hulpprogramma’s.
ICC-printerprofiel, laden
Photoshop 4.0: 12-11
Photoshop 5.0: 12-12
ICM-profiel, laden
Windows 95/98: 9-24, 9-26
Windows 2000: 10-32,
10-34
Windows NT 4.0: 11-26,
11-28
Informatiepagina’s: 7-16
Installatie, hardware: 1-1
Installer WebTool: 16-5
Instelling
Extern via WebSetup:
19-1—19-7
Printerbedieningspaneel:
7-1
Vanaf printerbedienings-
paneel: 7-1—7-16
Voorbereiden: 6-1
Interfacespecificaties: 26-4
Invoerband AOD: 25-5
Invoerrollen: 25-6
IPX/SPX-afdrukken:
Windows 95/98: 9-14
Windows 2000: 10-15
Windows NT 4.0: 11-9
IPX-afdrukoverzicht: 8-3
Java
Java-services inschakelen:
19-2
Runtime (Macintosh OS)
installeren: 12-7
Kaarten: 22-8. Zie ook
Handmatige invoer.
Kalibrator: 20-1, 20-5. Zie ook
ColorWise Pro Tools.
Keuzepaginaformaten
Macintosh OS: 15-6
Windows, definiëren: 14-13
Windows, afdrukken: 14-14
Kiezer (Macintosh OS)
Printer selecteren: 15-1
Printer instellen in: 12-4
Klep AOD:
25-4
Kleur: 23-5. Zie ook
Beheertoepassingen.
Index
Xerox DocuColor 2006
Index–6
Kleuraanpassing: 24-29
Kleurmode (afdrukoptie): B-6
Kleurmode (toets): 2-9
Kleurmode: 23-5
Kleurniveau: 22-14. Zie ook
Kwaliteitsaanpassing.
Knop, Tonercarrousel: 2-3
Kopie (toets): 21-1. Zie ook
Kopieermode.
Kopie (toets): 2-8
Kopie maken: 21-9
Kopieerlimiet instellen: 23-13.
Zie ook Beheertoepassingen.
Kopieermode: 21-3
Kopieerscherm: 21-1
Kopieertoepassingen: 22-1
Kopiëren - Basis: 21-1
Kwaliteitsaanpassing (toets):
2-8, 21-2. Zie ook
Kwaliteitsaanpassing.
Kwaliteitsaanpassing: 22-13
Lay-out (afdrukoptie): B-5
Lichter/Donkerder (toets):
21-2. Zie ook
Lichter/Donkerder.
Lichter/Donkerder: 22-12. Zie
ook Zwarting.
LPR-afdrukken
Windows 2000 nieuwe
installatie: 10-9
Windows 2000 upgrade:
10-13
Windows NT 4.0: 11-15
Macintosh OS
Aangepast paginaformaat:
15-6
Afdrukken vanuit
applicaties: 15-1, 15-5
Afdrukken: 15-1—15-6
Afdrukopties instellen:
15-3
Bekabeling via AppleTalk:
5-6
ColorSync-systeemprofiel
instellen: 12-9
De printer instellen als een
PostScript-printer: 12-2
De printer instellen in de
Kiezer: 12-4
De printer selecteren: 15-1
Fiery-software en fonts
installeren: 12-6
Gebruikerssoftware
installeren: 12-1—12-12
ICC-printerprofiel laden
(Photoshop 4.0):
12-11
ICC-printerprofiel laden
(Photoshop 5.0):
12-12
Mac OS Runtime for Java
installeren: 12-7
Mac OS-software
installeren: 12-6
Monitorinstellingen-
bestand laden (Photoshop
5.0): 12-10
Macintosh-printerdriver: 3-11
MAX-lijn: 1-42
Menu’s op hoofdniveau: 7-2
Menu’s op hoofdniveau: 7-2
Metalen plaat: 1-37
Mode Hulpprogramma’s: 23-1
Monitorinstellingenbestand,
laden (Photoshop 5.0): 12-9
My Fiery List: 17-8
NDS
Index
Xerox DocuColor 2006
Index–7
Instelling: 7-10
Verbinding: 8-6
Negatief (afdrukoptie): B-7
NetWare 3.x, 4.x, 5.x
Afdrukken: 8-2
Binderycontext, 4.x of 5.x:
8-6
Clients instellen: 8-7
NDS-verbinding: 8-6
Printerwachtrij voor
bindery:
8-7
Server configureren: 8-4
NetWare-clients instellen: 8-7
Netwerk
Opties: 7-8
Protocollen: 5-3, 7-8
Netwerkproblemen oplossen:
24-41
Netwerkprotocolproblemen
tijdens setup: 24-42
Netwerkserver
Afdrukken via NetWare 3.x,
4.x, 5.x: 8-2, 8-4—8-7
Configuratievereisten: 6-7
Fiery-hulpprogramma’s,
ondersteuning voor: 8-1
Instelling: 8-1—8-16
Netwerkservices-instelling
Extern: 19-8
Op printerbedienings-
paneel:
7-10
Novell-bekabeling voor
Windows: 5-7
Novell-foutberichten: 24-46
Novell-problemen tijdens
netwerkinstelling: 24-47
Onderdelen
scannerbedieningspaneel:
2-8
Onderhoud: 25-1
Onderste
omkeermechanisme: 1-29.
Zie ook Zone 6.
Opdrachtpictogrammen: 16-3
Opvangbak/vergaareenheid:
2-10
Origineelformaatdetectie:
23-9. Zie ook
Beheertoepassingen.
Origineelinvoer: 2-5
Originelen plaatsen Zie
Glasplaat of AOD.
Originelenopvangbak: 2-5
Overbruggingstransport: 2-1.
Zie ook Zone 1.
Overzicht van hoofdstukken
over netwerkgebruik: 4-2
Paginabereik (afdrukoptie):
B-8, B-14
Paginavolgorde
(afdrukoptie): B-8
Papier (lampjes):
21-2. Zie ook Papier.
Papier (pijltoetsen): 2-8, 21-2.
Zie ook Papier.
Papier, plaatsen: 1-37
Papier: 22-3, 23-4
Papierbron (afdrukoptie): B-9
Papierformaat (afdrukoptie):
B-8
Papiergeleiders: 1-38
Papierinvoerzone: 2-1. Zie
ook Zone 2.
Papierlade 1: 1-37, 2-1, 26-1
Papierlade 2: 26-1
Index
Xerox DocuColor 2006
Index–8
Papierlade 3: 26-1
Papierladen: 22-3. Zie ook
Papier.
Papierladestoring: 24-5
Papiersoort (afdrukoptie): B-6
Papierstop: 2-1
PCL-instelling op het printer-
bedieningspaneel: 7-6
Phosphors (afdrukoptie): B-3
Photoshop 4.0, ICC-
printerprofiel laden: 12-12
Photoshop 5.0
ICC-printerprofiel laden
(Macintosh OS):
12-12
Monitorinstellingen-
bestand laden (Macintosh
OS): 12-9
Het werkruimteprofiel
laden
Windows 95/98: 9-25
Windows 2000: 10-33
Windows NT 4.0: 11-27
Pijltoetsen: 21-2
PostScript- of PCL-drivers in
Windows 95/98: 9-3
PostScript-instelling op het
printerbedieningspaneel: 7-5
Printer, onderdelen: 2-1
Printer: 1-1, 1-9, 1-19
Printerbedieningspaneel
Bindery-instelling: 7-13
Informatiepagina’s
afdrukken: 7-16
Instelling vanaf: 7-1
Menu’s op hoofdniveau:
7-2
NDS-instelling: 7-10
Netwerkprotocolopties: 7-8
Netwerkservices-instelling:
7-10
PCL-instelling: 7-6
PostScript-instelling: 7-5
Printerinstellingen: 7-4
SMB-instelling: 7-15
Systeeminstelling: 7-3
Printerbedieningspaneel: 2-1,
2-4
Printerbeschrijvings-
bestanden
Windows 95/98: 9-24
Windows 2000: 10-32
Windows NT 4.0: 11-26
Printerdrivers
Windows 95/98: 9-1—9-26
Windows 2000: 10-1—
10-34
Windows NT 4.0: 11-1—
11-28
Printerfoutberichten: 24-33
Printerfoutcodes: 24-37
Printergeheugenupgrade,
uitvoeren: 1-59
Printergeheugenupgrade:
1-61, 2-9
Printerinstelling, extern:
19-21
Printerinstelling: 7-4
Printeropties, instellen
Windows 95/98: 9-22
Windows 2000: 10-30
Windows NT 4.0: 11-24
Printeropvangbak: 2-1
Printerproblemen: 24-56
Printerspecificaties: 26-1
Index
Xerox DocuColor 2006
Index–9
Printerverbinding
Toegang: 6-2
Controleren: 6-8
Problemen met kopieer- en
afdrukkwaliteit: 24-27, 24-59
Profielen beheren: 20-15. Zie
ook Profile Manager.
Profielen bewerken: 20-7
Profielen definiëren: 20-16.
Zie ook Profile Manager.
Profielen downloaden: 20-13.
Zie ook Profile Manager.
Profile Manager: 20-11. Zie
ook ColorWise Pro Tools.
Rechterbovenpaneel: 2-1. Zie
ook Zone 4.
Registratiehoek: 2-7
Reinigingsprocedures: 25-1
RGB-bronprofiel
(afdrukoptie): B-10, B-15
RGB-scheiding (afdrukoptie):
B-9
Ruimtevereisten: 1-2
Runtime for Java, installeren
(Macintosh OS) : 12-7
Runtime
printerfoutberichten: 24-53
Scanner vervoeren: 23-17. Zie
ook Beheertoepassingen.
Scanner, installeren: 1-47
Scanner, onderdelen: 2-5
Scannerfoutberichten:
24-39
Scannergeheugenupgrade,
installeren: 1-67, 2-9
Scanneronderzetkast,
installeren: 1-41
Schaal (afdrukoptie): B-10
Scherpte: 22-13. Zie ook
Kwaliteitsaanpassing.
Selecteren (toets): 21-2
Shortcuts: 14-12
Simulatiebewerkingen: 20-10.
Zie ook Profielen bewerken.
Standaardinstellingen voor
afdrukopties: B-2
Standaardprofielen: 20-12.
Zie ook Profile Manager.
Standaardwaarden kopiëren:
23-4 Zie ook
Beheertoepassingen.
Start (toets): 2-8, 21-2
Status WebTool: 16-4
Steunkleuraanpassing
(afdrukoptie): B-10
Stop (toets): 2-8, 21-1
Systeembeheerder
Functies: 4-1
Tips: A-1
Systeeminstelling: 7-3
Takenlogboek
Afdrukken: 18-8
Bijwerken: 18-8
Gebruiken: 18-7
Verwijderen: 18-8
Weergeven: 18-7
TCP/IP
Windows 2000 nieuwe
installatie: 10-9
Windows 2000 upgrade:
10-13
Windows NT 4.0: 11-15
TCP/IP-netwerk
Clients configureren
(Windows NT 4.0/2000):
8-11
Printer delen: 8-10
Index
Xerox DocuColor 2006
Index–10
Printer toevoegen: 8-9
UNIX: 8-14—16
Windows NT 4.0: 8-8
Windows NT 4.0-server
configureren: 8-9
Tellers: 23-1
Testpagina: 1-59
Timer-voorinstelling: 23-11.
Zie ook Beheertoepassingen.
Toegang: 6-1
Toegangscodes: 6-3
Printerverbinding: 6-2
Toegangscodes
Instellen: 6-3
Scenario’s voor
beheerniveaus:
6-4
Toegangsklep invoerrollen:
2-6
Token Ring-pakket: 2-10, 3-1
Tonerafvalcontainer: 25-17
Tonercarrousel: 2-3
Tonercassettes: 25-7,
25-19
Transparanten: 22-7. Zie ook
Handmatige invoer.
Transparantenlade: 2-10
Uitvoer (afdrukoptie): B-7
Uitvoerprofiel (afdrukoptie):
B-7, B-14
Uitzetten: 1-58
UNIX
Bekabelingsdiagram,
TCP/IP: 5-10
Netwerk: 8-14
Printer (TCP/IP)
configureren: 8-15
TCP/IP configureren: 8-16
Verkleinen/Vergroten
(lampjes): 21-2. Zie ook
Verkleinen/vergroten.
Verkleinen/Vergroten
(pijltoetsen): 2-9, 21-2. Zie ook
Verkleinen/vergroten.
Verkleinen/Vergroten: 22-1,
23-4
Versie-informatie: 23-16. Zie
ook Beheertoepassingen.
VisualCal: 24-29
Voorpaneel: 2-1
WebDownloader Zie Fiery
WebDownloader.
WebLink Zie Fiery WebLink.
WebSetup Zie Fiery
WebSetup.
WebSpooler Zie Fiery
WebSpooler.
WebTools Zie Fiery WebTools.
Weergavestijl (afdrukoptie):
B-9, B-14
Werkruimteprofiel
Windows 95/98: 9-25
Windows 2000: 10-33
Windows NT 4.0: 11-27
Windows
Afdrukken van: 14-1—
14-20
Bekabelingsdiagram,
Afdrukken via Windows:
5-9
Bekabelingsdiagram,
Novell-omgeving: 5-7
Bekabelingsdiagram, NT
4.0: 5-8
Windows 2000
Aangepaste
paginaformaten: 14-13
Index
Xerox DocuColor 2006
Index–11
Afdrukken vanaf: 14-7
Afdrukken via de parallelle
poort: 10-3
Afdrukken via IPX/SPX:
10-15
Afdrukken via LPR (nieuwe
installatie): 10-9
Afdrukken via LPR
(upgrade): 10-13
Afdrukken via SMB: 10-24
Afdrukken via SPM: 10-22
Afdrukken via TCP/IP
(nieuwe installatie): 10-9
Afdrukken viaTCP/IP
(upgrade): 10-13
Afdrukopties instellen:
14-7
Clients van een server
(TCP/IP) configureren: 8-11
Gebruikerssoftware
installeren voor afdrukken:
10-1—10-34
ICM-profiel, laden: 10-32,
10-34
Printerbeschrijvings-
bestanden: 10-32
Printeropties instellen:
10-30
Werkruimteprofiel
(Photoshop 5.0), laden:
10-33
Windows 2000-printerdriver:
3-7
Windows 95/98
Aangepaste
paginaformaten: 14-13
Afdrukken vanaf: 14-2
Afdrukken via IPX/SPX:
9-14
Afdrukken via parallelle
poort: 9-7, 9-9, 9-12
Afdrukken via SMB: 9-17
Gebruikerssoftware
installeren voor afdrukken:
9-1—9-26
ICM-profiel, laden: 9-24,
9-26
PCL-afdrukopties
configureren: 14-5
PostScript- of PCL-drivers:
9-3
PostScript-afdrukopties
configureren: 14-3
Printerbeschrijvings-
bestanden:
9-24
Printeropties instellen:
9-22
Werkruimteprofiel
(Photoshop 5.0), laden:
9-25
Windows 95/98-printerdriver:
3-5
Windows NT 4.0
Afdrukken vanaf: 14-15
Afdrukken via de parallelle
poort: 11-3
Afdrukken via IPX: 11-9
Afdrukken via LPR: 11-15
Afdrukken via SMB: 11-18
Afdrukken via TCP/IP:
11-15
Bekabelingsdiagram,
TCP/IP: 5-8
Clients configureren: 8-11
Printer delen voor
afdrukken via SMB: 8-10
Printer toevoegen: 8-9
Gebruikerssoftware
installeren voor afdrukken:
11-1—11-28
Index
Xerox DocuColor 2006
Index–12
ICM-profiel, laden: 11-26,
11-28
PCL-afdrukopties
instellen: 14-18
PostScript-afdrukopties
instellen: 14-16
Printerbeschrijvings-
bestanden: 11-26
Printeropties instellen:
11-24
Server configureren: 8-9
TCP/IP-netwerk: 8-8
Werkruimteprofiel
(Photoshop 5.0), laden:
11-27
Windows NT 4.0-server
bekabelingsdiagram: 5-8
Windows NT-printerdriver:
3-9
Wissen (optie): 22-19, 23-5.
Zie ook Geavanceerde
toepassingen.
X-Rite DTP32:
Zie Densitometer.
Zelftest: 23-16. Zie ook
Beheertoepassingen.
Zij-opvangbak: 2-2, 26-2
Zone 1: 24-9. Zie ook
Handmatige invoer.
Zone 2: 24-13
Zone 3: 24-15
Zone 4: 2-2, 24-17
Zone 5: 24-19. Zie ook
Fuserstoringsoplossingszone of
Bovenste omkeermechanisme.
Zone 6: 24-25
Zoom (pijltoetsen): 2-8,
21-2. Zie ook
Verkleinen/Vergroten.
Zuiver zwarte tekst/
afbeelding (afdrukoptie): B-8
Zwarte overdruk
(afdrukoptie): B-4, B-9
Zwarting (toets): 2-8
Zwarting: 23-3
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175
  • Page 176 176
  • Page 177 177
  • Page 178 178
  • Page 179 179
  • Page 180 180
  • Page 181 181
  • Page 182 182
  • Page 183 183
  • Page 184 184
  • Page 185 185
  • Page 186 186
  • Page 187 187
  • Page 188 188
  • Page 189 189
  • Page 190 190
  • Page 191 191
  • Page 192 192
  • Page 193 193
  • Page 194 194
  • Page 195 195
  • Page 196 196
  • Page 197 197
  • Page 198 198
  • Page 199 199
  • Page 200 200
  • Page 201 201
  • Page 202 202
  • Page 203 203
  • Page 204 204
  • Page 205 205
  • Page 206 206
  • Page 207 207
  • Page 208 208
  • Page 209 209
  • Page 210 210
  • Page 211 211
  • Page 212 212
  • Page 213 213
  • Page 214 214
  • Page 215 215
  • Page 216 216
  • Page 217 217
  • Page 218 218
  • Page 219 219
  • Page 220 220
  • Page 221 221
  • Page 222 222
  • Page 223 223
  • Page 224 224
  • Page 225 225
  • Page 226 226
  • Page 227 227
  • Page 228 228
  • Page 229 229
  • Page 230 230
  • Page 231 231
  • Page 232 232
  • Page 233 233
  • Page 234 234
  • Page 235 235
  • Page 236 236
  • Page 237 237
  • Page 238 238
  • Page 239 239
  • Page 240 240
  • Page 241 241
  • Page 242 242
  • Page 243 243
  • Page 244 244
  • Page 245 245
  • Page 246 246
  • Page 247 247
  • Page 248 248
  • Page 249 249
  • Page 250 250
  • Page 251 251
  • Page 252 252
  • Page 253 253
  • Page 254 254
  • Page 255 255
  • Page 256 256
  • Page 257 257
  • Page 258 258
  • Page 259 259
  • Page 260 260
  • Page 261 261
  • Page 262 262
  • Page 263 263
  • Page 264 264
  • Page 265 265
  • Page 266 266
  • Page 267 267
  • Page 268 268
  • Page 269 269
  • Page 270 270
  • Page 271 271
  • Page 272 272
  • Page 273 273
  • Page 274 274
  • Page 275 275
  • Page 276 276
  • Page 277 277
  • Page 278 278
  • Page 279 279
  • Page 280 280
  • Page 281 281
  • Page 282 282
  • Page 283 283
  • Page 284 284
  • Page 285 285
  • Page 286 286
  • Page 287 287
  • Page 288 288
  • Page 289 289
  • Page 290 290
  • Page 291 291
  • Page 292 292
  • Page 293 293
  • Page 294 294
  • Page 295 295
  • Page 296 296
  • Page 297 297
  • Page 298 298
  • Page 299 299
  • Page 300 300
  • Page 301 301
  • Page 302 302
  • Page 303 303
  • Page 304 304
  • Page 305 305
  • Page 306 306
  • Page 307 307
  • Page 308 308
  • Page 309 309
  • Page 310 310
  • Page 311 311
  • Page 312 312
  • Page 313 313
  • Page 314 314
  • Page 315 315
  • Page 316 316
  • Page 317 317
  • Page 318 318
  • Page 319 319
  • Page 320 320
  • Page 321 321
  • Page 322 322
  • Page 323 323
  • Page 324 324
  • Page 325 325
  • Page 326 326
  • Page 327 327
  • Page 328 328
  • Page 329 329
  • Page 330 330
  • Page 331 331
  • Page 332 332
  • Page 333 333
  • Page 334 334
  • Page 335 335
  • Page 336 336
  • Page 337 337
  • Page 338 338
  • Page 339 339
  • Page 340 340
  • Page 341 341
  • Page 342 342
  • Page 343 343
  • Page 344 344
  • Page 345 345
  • Page 346 346
  • Page 347 347
  • Page 348 348
  • Page 349 349
  • Page 350 350
  • Page 351 351
  • Page 352 352
  • Page 353 353
  • Page 354 354
  • Page 355 355
  • Page 356 356
  • Page 357 357
  • Page 358 358
  • Page 359 359
  • Page 360 360
  • Page 361 361
  • Page 362 362
  • Page 363 363
  • Page 364 364
  • Page 365 365
  • Page 366 366
  • Page 367 367
  • Page 368 368
  • Page 369 369
  • Page 370 370
  • Page 371 371
  • Page 372 372
  • Page 373 373
  • Page 374 374
  • Page 375 375
  • Page 376 376
  • Page 377 377
  • Page 378 378
  • Page 379 379
  • Page 380 380
  • Page 381 381
  • Page 382 382
  • Page 383 383
  • Page 384 384
  • Page 385 385
  • Page 386 386
  • Page 387 387
  • Page 388 388
  • Page 389 389
  • Page 390 390
  • Page 391 391
  • Page 392 392
  • Page 393 393
  • Page 394 394
  • Page 395 395
  • Page 396 396
  • Page 397 397
  • Page 398 398
  • Page 399 399
  • Page 400 400
  • Page 401 401
  • Page 402 402
  • Page 403 403
  • Page 404 404
  • Page 405 405
  • Page 406 406
  • Page 407 407
  • Page 408 408
  • Page 409 409
  • Page 410 410
  • Page 411 411
  • Page 412 412
  • Page 413 413
  • Page 414 414
  • Page 415 415
  • Page 416 416
  • Page 417 417
  • Page 418 418
  • Page 419 419
  • Page 420 420
  • Page 421 421
  • Page 422 422
  • Page 423 423
  • Page 424 424
  • Page 425 425
  • Page 426 426
  • Page 427 427
  • Page 428 428
  • Page 429 429
  • Page 430 430
  • Page 431 431
  • Page 432 432
  • Page 433 433
  • Page 434 434
  • Page 435 435
  • Page 436 436
  • Page 437 437
  • Page 438 438
  • Page 439 439
  • Page 440 440
  • Page 441 441
  • Page 442 442
  • Page 443 443
  • Page 444 444
  • Page 445 445
  • Page 446 446
  • Page 447 447
  • Page 448 448
  • Page 449 449
  • Page 450 450
  • Page 451 451
  • Page 452 452
  • Page 453 453
  • Page 454 454
  • Page 455 455
  • Page 456 456
  • Page 457 457
  • Page 458 458
  • Page 459 459
  • Page 460 460
  • Page 461 461
  • Page 462 462
  • Page 463 463
  • Page 464 464
  • Page 465 465
  • Page 466 466
  • Page 467 467
  • Page 468 468
  • Page 469 469
  • Page 470 470
  • Page 471 471
  • Page 472 472
  • Page 473 473
  • Page 474 474
  • Page 475 475
  • Page 476 476
  • Page 477 477
  • Page 478 478
  • Page 479 479
  • Page 480 480
  • Page 481 481
  • Page 482 482
  • Page 483 483
  • Page 484 484
  • Page 485 485
  • Page 486 486
  • Page 487 487
  • Page 488 488
  • Page 489 489
  • Page 490 490
  • Page 491 491
  • Page 492 492
  • Page 493 493
  • Page 494 494
  • Page 495 495
  • Page 496 496
  • Page 497 497
  • Page 498 498
  • Page 499 499
  • Page 500 500
  • Page 501 501
  • Page 502 502
  • Page 503 503
  • Page 504 504
  • Page 505 505
  • Page 506 506
  • Page 507 507
  • Page 508 508
  • Page 509 509
  • Page 510 510
  • Page 511 511
  • Page 512 512
  • Page 513 513
  • Page 514 514
  • Page 515 515
  • Page 516 516
  • Page 517 517
  • Page 518 518
  • Page 519 519
  • Page 520 520
  • Page 521 521
  • Page 522 522
  • Page 523 523
  • Page 524 524
  • Page 525 525
  • Page 526 526
  • Page 527 527
  • Page 528 528
  • Page 529 529
  • Page 530 530
  • Page 531 531
  • Page 532 532
  • Page 533 533
  • Page 534 534
  • Page 535 535
  • Page 536 536
  • Page 537 537
  • Page 538 538
  • Page 539 539
  • Page 540 540
  • Page 541 541
  • Page 542 542
  • Page 543 543
  • Page 544 544
  • Page 545 545
  • Page 546 546
  • Page 547 547
  • Page 548 548
  • Page 549 549
  • Page 550 550
  • Page 551 551
  • Page 552 552
  • Page 553 553
  • Page 554 554
  • Page 555 555
  • Page 556 556
  • Page 557 557
  • Page 558 558
  • Page 559 559
  • Page 560 560
  • Page 561 561
  • Page 562 562
  • Page 563 563
  • Page 564 564
  • Page 565 565
  • Page 566 566
  • Page 567 567
  • Page 568 568
  • Page 569 569
  • Page 570 570
  • Page 571 571
  • Page 572 572
  • Page 573 573
  • Page 574 574
  • Page 575 575
  • Page 576 576
  • Page 577 577
  • Page 578 578

Xerox DocuColor 2006 Gebruikershandleiding

Type
Gebruikershandleiding