Casio EX-Z50 Handleiding

Categorie
Accessoires voor het maken van koffie
Type
Handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

D
Digitale Camera
EX-Z50
Gebruiksaanwijzing
Gefeliciteerd met de aanschaf van dit
CASIO product.
Voordat u het in gebruik neemt dient u
eerst de voorzorgsmaatregelen in deze
gebruiksaanwijzing aandachtig door te
lezen.
Houd de gebruiksaanwijzing daarna op
een veilige plaats voor latere naslag.
Bezoek de officiële EXILIM website
http://www.exilim.com/ voor de meest
recentelijke informatie voor dit product.
K879PCM1DKX
INLEIDING
2
INLEIDING
Uitpakken
Controleer dat alle hier getoonde items inderdaad meegeleverd zijn met de camera. Mocht er iets missen, neem dan zo snel
mogelijk contact op met de dealer.
Oplaadbare lithium-Ion Accu
(NP-40)
USB slede (CA-24)
USB kabel Basisreferentie
Camera
Polsriem
Speciale netadapter
(Inlaat type) (AD-C51G)
Netsnoer
*
* De vorm van de
netstekker hangt af van
het land waar de
camera wordt
aangeschaft.
Merk op dat de vorm van de netadapter afhangt van het land waar de camera wordt aangeschaft.
Speciale netadapter
(Insteek type) (AD-C51J)
CD-ROM
INLEIDING
3
Inhoudsopgave
2 INLEIDING
Uitpakken ..................................................................... 2
Kenmerken ................................................................... 9
Voorzorgsmaatregelen ............................................... 12
16 SNELSTARTGIDS
Laad de accu eerst op! .............................................. 16
Configureren van de displaytaal en de
klokinstellingen ........................................................... 17
Opnemen van een beeld ............................................ 18
Bekijken van een opgenomen beeld .......................... 19
Wissen van een beeld ................................................ 19
20 VOORBEREIDINGEN
Betreffende deze gebruiksaanwijzing ........................ 20
Algemene gids ........................................................... 21
Camera 21
USB slede 23
Inhoud van het beeldscherm ..................................... 24
Veranderen van de inhoud van het beeldscherm 26
Vastmaken van de polsriem ....................................... 28
Spanningsvereisten .................................................... 29
Inleggen en verwijderen van de oplaadbare accu 29
Opladen van de accu 31
Voorzorgsmaatregelen voor de stroomvoorziening 36
In- en uitschakelen van de camera 39
Configureren van de stroomspaarinstellingen 41
Gebruik van de in-beeld menu’s ................................ 42
Configureren van de displaytaal en de
klokinstellingen ........................................................... 44
Configureren van de displaytaal en de klokinstellingen 45
INLEIDING
4
48 ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
Opnemen van een beeld ............................................ 48
Specificeren van de opnamefunctie 48
Richten van de camera 49
Opnemen van een beeld 50
Gebruiken van de optische zoeker ............................ 54
Gebruiken van de zoom ............................................. 55
Optische zoom 55
Digitale zoom 57
Gebruiken van de flitser ............................................. 59
Flitsereenheid status 60
Veranderen van de flitssterkte instelling 61
Gebruik van de flitserassistent (Flash Assist) 61
Gebruiken van de zelfontspanner .............................. 63
Specificeren van de beeldgrootte .............................. 65
Specificeren van de beeldkwaliteit ............................ 66
68 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Selecteren van de scherpstelfunctie ......................... 68
Gebruik van autofocus 69
Gebruik van de macrofunctie 71
Gebruik van panfocus 72
Gebruik van de oneindig-functie 73
Gebruik van handmatig scherpstellen 74
Gebruik van de scherpstelvergrendeling 75
Belichtingscompensatie (EV verschuiving) ............... 76
Bijstellen van de witbalans ......................................... 78
Handmatig configureren van de witbalans 79
Gebruiken van de BESTSHOT functie ...................... 81
Creëren van uw eigen BESTSHOT instelling 83
Wissen van een BESTSHOT functie
gebruikersinstelling 84
Combineren van shots van twee mensen tot een
enkel beeld (Coupling Shot (combinatieshot)) .......... 85
Opnemen van een onderwerp over een bestaand
achtergrondbeeld (Pre-shot (vooropname)) .............. 87
Opnemen van beelden van naamkaartjes en
documenten (Business Shot) ..................................... 89
Gebruiken van de Business Shot instelling 90
Gebruiken van de filmfunctie ..................................... 91
Opnemen van audio ................................................... 94
Toevoegen van geluid aan een snapshot 94
Opnemen van spraak 95
Gebruiken van het histogram ..................................... 97
Camera instellingen van de REC (opname) functie .. 99
Specificeren van de ISO gevoeligheid 100
Speciferen van de contourscherpte 101
Specificeren van kleurverzadiging 101
Specificeren van het contrast 102
In- en uitschakelen van het in-beeld raster 102
In- en uitschakelen van beeldcontrole 103
Gebruik van icoonhulp 103
Toewijzen van functies aan de [] en [] toetsen 104
INLEIDING
5
Specificeren van de default instellingen bij inschakelen
van de spanning 105
Terugstellen (reset) van de camera 107
108 WEERGAVE
Elementaire weergavebediening ............................. 108
Weergave van een audio snapshot 109
Omklappen van de display ....................................... 110
Inzoomen op het weergegeven beeld ...................... 111
Afmetingen van een beeld heraanpassen ............... 112
Trimmen van een beeld ............................................ 113
Weergeven van een film........................................... 114
Tonen van een 9-beelden scherm ........................... 115
Tonen van het kalenderscherm ................................ 116
Spelen van een Slideshow (diashow) ...................... 117
Gebruik van de fotostandaardfunctie 119
Roteren van het displaybeeld .................................. 120
Gebruik van beeldroulette ........................................ 121
Toevoegen van audio aan een snapshot ................. 122
Heropnemen van het geluid 123
Weergeven van een spraakopnamebestand ........... 124
125 WISSEN VAN BESTANDEN
Wissen van een enkel bestand ................................ 125
Wissen van alle bestanden ...................................... 126
127 BEHEER VAN BESTANDEN
Mappen ..................................................................... 127
Geheugenmappen en -bestanden 127
Beschermen van bestanden .................................... 128
Beveiligen van een enkel bestand 128
Beveiligen van alle bestanden 129
Gebruik van de FAVORITE folder ............................ 129
Kopiëren van een bestand naar de FAVORITE map 129
Tonen van een bestand in de FAVORITE map 131
Wissen van een bestand uit de FAVORITE map 132
Wissen van alle bestanden uit de FAVORITE map 132
133 ANDERE INSTELLINGEN
Configureren van de geluidsinstellingen ................. 133
Configureren van de geluidsinstellingen 133
Instellen van het volumeniveau 134
Specificeren van een beeld voor het beginscherm . 134
Configureren van de instellingen voor het
spanningsuitschakelbeeld ........................................ 135
INLEIDING
6
Specificeren van de bestandsnaam serienummer
generatiemethode .................................................... 137
Gebruiken van het alarm .......................................... 137
Instellen van de klok ................................................ 139
Selecteren van uw thuistijdzone 139
Instellen van de huidige tijd en datum 140
Veranderen van de datumopmaak 140
Gebruiken van wereldtijd ......................................... 141
Tonen van het wereldtijdscherm 141
Configureren van wereldtijdinstellingen 141
Veranderen van de displaytaal ................................. 142
Veranderen van het protocol van de USB poort ...... 143
Configureren van de [ ] (REC) en
[ ] (PLAY) toets en spanning aan/uit functies ..... 144
Formatteren van het ingebouwde geheugen ........... 145
146 GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART
Gebruiken van een geheugenkaart ......................... 147
Insteken van een geheugenkaart in de camera 147
Verwijderen van een geheugenkaart uit de camera 148
Formatteren van een geheugenkaart 148
Kopiëren van bestanden .......................................... 150
Kopiëren van alle bestanden in het
ingebouwde geheugen naar een geheugenkaart 150
Kopiëren van een specifiek bestand van een
geheugenkaart naar het ingebouwde geheugen 151
152 AFDRUKKEN VAN BEELDEN
DPOF ........................................................................ 153
Configureren van de afdrukinstellingen voor
een enkel beeld 154
Configureren van de afdrukinstellingen voor
alle beelden 155
Gebruiken van PictBridge en USB DIRECT-PRINT 156
PRINT Image Matching III ............................................ 159
Exif Print ................................................................... 159
160 BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN
COMPUTER
Gebruik van de camera met een
Windows computer ................................................... 160
Gebruik van de camera met een
Macintosh computer ................................................. 166
INLEIDING
7
Bediening die u kunt uitvoeren vanaf uw computer 170
Gebruiken van een geheugenkaart om
beelden over te schrijven naar een computer ......... 171
Geheugendata ......................................................... 172
DCF protocol 172
Geheugenmapstructuur 172
Door de camera ondersteunde beeldbestanden 174
175 GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN
COMPUTER
Gebruik van de albumfunctie ................................... 175
Creëren van een album 175
Selecteren van een album layout 177
Configureren van gedetailleerde albuminstellingen 177
Bekijken van albumbestanden 180
Opslaan van een album 182
Wissen van een album 183
Installeren van de software van de CD-ROM .......... 183
Aangaande de gebundelde CD-ROM
(CASIO Digital Camera Software) 183
Computersysteem vereisten 185
Installeren van de software van de
CD-ROM in Windows ............................................... 186
Voorbereidingen 187
Selecteren van een taal 187
Bekijken van het “Lees mij” bestand 187
Installeren van een applicatie 188
Bekijken van gebruikersdocumentatie
(PDF bestanden) 188
Gebruikersregistratie 189
Verlaten van de menu applicatie 189
Installeren van software van de CD-ROM
op een Macintosh computer .................................... 189
Installeren van software 189
Bekijken van gebruikersdocumentatie
(PDF bestanden) 190
192 APPENDIX
Menureferentie ......................................................... 192
Indicator referentie ................................................... 195
Gids voor het oplossen van moeilijkheden .............. 198
Mocht u problemen ondervinden bij het installeren
van de USB driver… 201
Tonen van boodschappen 202
Technische gegevens ............................................... 204
INLEIDING
8
BELANGRIJK!
The inhoud van deze gebruiksaanwijzing is onder
voorbehoud en kan zonder voorafgaande
mededeling worden veranderd.
CASIO COMPUTER CO., LTD. aanvaardt geen
verantwoordelijkheid voor schade of verlies
voortvloeiend uit het gebruik van deze
gebruiksaanwijzing.
CASIO COMPUTER CO., LTD. aanvaardt geen
verantwoordelijkheid voor verlies of eisen tot
schadevergoeding door derden die voortvloeien uit
het gebruik van de EX-Z50.
CASIO COMPUTER CO., LTD. zal niet aansprakelijk
gesteld worden voor schade of verlies door u of door
derden door het gebruik van Photo Loader en of
Photohands.
CASIO COMPUTER CO., LTD. aanvaardt geen
verantwoordelijkheid voor schade of verlies door het
wissen van data als gevolg van een defect,
reparaties of het vervangen van de accu. Zorg er
altijd voor een reservekopie te maken van
belangrijke data op andere media om u in te dekken
tegen verlies.
Merk op dat de voorbeeldschermen en
productafbeeldingen in deze gebruiksaanwijzing
ietwat kunnen afwijken van de schermen en
configuratie van de camera in werkelijkheid.
Het SD logo is een geregistreerd handelsmerk.
Windows, Internet Explorer en DirectX zijn
geregistreerde handelsmerken van Microsoft
Corporation.
Macintosh is een geregistreerd handelsmerk van
Apple Computer, Inc.
MultiMediaCard is een handelsmerk van Infineon
Technologies AG van Duitsland en onder licentie aan
MultiMediaCard Association (MMCA).
Adobe en Reader zijn ofwel geregistreerde
handelsmerken of handelsmerken van Adobe
Systems Incorporated in the US en/of andere landen.
Namen van andere fabrikanten, producten en service
die gebruikt worden in deze gebruiksaanwijzing
kunnen ook handelsmerken of dienst merken zijn
van anderen.
Photo Loader en Photohands zijn eigendom van
CASIO COMPUTER CO., LTD. Met uitzondering van
het bovengenoemde, vallen alle auteursrechten en
andere gerelateerde rechten van deze applicaties
aan CASIO COMPUTER CO., LTD.
INLEIDING
9
Door auteursrechten opgelegde beperkingen
Behalve met als doeleinde uw eigen persoonlijke genoegen
is het kopiëren van snapshotbestanden, filmbestanden en
audiobestanden zonder toestemming in overtreding met
auteursrechten en internationale verdragen. Het tegen
vergoeding of gratis distribueren van dergelijke bestanden
aan derden via het internet zonder toestemming van de
eigenaar van de auteursrechten is in overtreding met de
wetgeving ten aanzien van auteursrechten en
internationale verdragen.
Kenmerken
5 miljoen effectieve beeldpunten
De CCD voorziet in het totaal in 5,25 miljoen beeldpunten
voor een bijzonder hoge resolutie voor heldere, duidelijke
beelden en afdrukken.
2,0-inch TFT LCD kleurenscherm
Lange levensduur van de accu
Het lage stroomverbruik ontwerp en de grote capaciteit
van de accu geven langere opname en weergave tussen
het opladen van de accu.
12X naadloze zoom (pagina 55)
3X optische zoom, 4X digitale zoom
9,3 MB flash-geheugen
Beelden kunnen opgenomen worden zonder gebruik van
een geheugenkaart.
Opnamefunctie (REC) of weergavefunctie (PLAY)
inschakelen (pagina 39)
Druk op de [ ] (REC) of op de [ ] (PLAY) om de
camera in te schakelen en de gewenste functie in te
schakelen.
Multi autofocus (pagina 70)
Wanneer de instelling ‘Multi’ (meervoudig) wordt ingesteld
voor het autofocus kader, neemt de camera zeven
metingen op verschillende punten en kiest automatisch
de beste.
Panfocus (pagina 72)
Deze functie laat u het scherpstelpunt vergrendelen.
INLEIDING
10
Automatische panfocus (pagina 69)
Wanneer u de sluitertoets in zijn geheel indrukt zonder te
pauzeren zal de camera onmiddellijk het beeld opnemen
zonder te wachten totdat het automatische scherpstellen
(Auto Focus) uitgevoerd is. Dit maakt het mogelijk voor u die
speciale momenten op te nemen zonder dat u hoeft te
wachten voor automatische scherpstellen (Auto Focus).
Ondersteuning voor SD geheugenkaarten en MMC
(MultiMediaCard = multimedia kaart) voor
geheugenuitbreiding. (pagina 146)
Meegeleverd met een USB slede (pagina’s 31, 119, 156,
160)
De meegeleverd USB slede kan gebruikt worden voor het
opladen van de accu van de camera en voor het
oversturen van beelden naar een computer. Met de
fotostandaardfunctie kunt u beelden bekijken terwijl de
camera op staat te laden op de slede.
Beste shot (BESTSHOT) (pagina 81)
Selecteer eenvoudigweg het voorbeelddécor dat
overeenkomt met het type beeld dat u probeert op te
nemen en de camera voert ingewikkelde instellingen
geheel automatisch uit om elke keer opnieuw mooie
beelden te maken.
Business Shot (pagina 89)
De Business Shot instelling corrigeert automatisch
rechthoekige vormen zoals de beelden van naamkaartjes,
documenten, een witbord of soortgelijke voorwerpen
wanneer deze vanuit een hoek worden opgenomen.
Combinatieshot (Coupling Shot) en vooropname (Pre-
shot) (pagina’s 85, 87)
Combinatieshot (Coupling Shot) laat u twee onderwerpen
combineren tot een enkel beeld terwijl vooropname (Pre-
shot) u een onderwerp laat toevoegen aan een eerder
opgenomen achtergrondbeeld. Dat betekent dat u beelden
kunt creëren waar u en een vriend onderdeel worden van
een ander beeld, terwijl alleen u en die vriend in de buurt
zijn.
Drievoudige zelfontspanner (pagina 63)
De zelfontspanner kan ingesteld worden om drie maal
automatisch te werken.
Real-time histogram (pagina 97)
Een in-beeld histogram laat u de belichting bijstellen
terwijl u kijkt hoe dit de algehele beeldhelderheid
beïnvloedt.
Wereldtijd (pagina 141)
Door een eenvoudige bediening wordt de huidige tijd
ingesteld voor de huidige plaats. U kunt uit 162 steden in
32 tijdzones kiezen.
Alarm (pagina 137)
Een ingebouwd alarm helpt u bij het zich houden aan
belangrijke afspraken en kan zelfs gebruikt worden i.p.v.
een alarmklok. U kunt ook een speciaal beeld laten tonen
of een film of een geluidsbestand laten spelen op het
moment dat de alarmtijd bereikt wordt.
INLEIDING
11
Albumfunctie (pagina 175)
Er worden automatisch HTML bestanden gegenereerd
om een album te creëren van opgenomen beelden. De
inhoud van het album kan worden bekeken en afgedrukt
m.b.v. een standaard Web browser. Beelden kunnen
tevens snel en gemakkelijk worden ingepast in Web
pagina’s.
Kalenderscherm (pagina 116)
Een simpele bedieningshandeling geeft een kalender met
een volledige maand weer op het beeldscherm van de
camera. Elk dag van de volledige maandkalender toont
een thumbnail van het eerste beeld dat op die datum was
opgenomen hetgeen het zoeken naar een bepaald beeld
gemakkelijker en sneller.
Audio Snapshot functie (pagina 94)
Gebruik deze functie om snapshots op te nemen die
audio bevatten.
Film + audio functie (pagina 91)
Spraakopname (pagina 95)
Snel en gemakkelijk opnemen van spraakdata.
Na opname (pagina 122)
Gebruik deze functie om audio toe te voegen aan
snapshots nadat u die heeft opgenomen.
Selecteerbare geluidsinstellingen (pagina 133)
U kunt verschillende geluiden configureren die dan
gespeeld worden telkens wanneer u de camera
inschakelt, de sluitertoets halverwege of geheel indrukt of
een toetsbewerking uitvoert.
DCF data opslag (pagina 172)
Het DCF (Design rule for Camera File system) data
opslagprotocol voorziet in beeld compatibiliteit tussen
camera en printers.
Digital Print Order Format (DPOF) (pagina 153)
Beelden kunnen gemakkelijk afgedrukt worden in de
gewenste volgorde door gebruik te maken van een
DPOF-compatibele printer. DPOF kan ook gebruikt
worden voor het specificeren van beelden en
hoeveelheden door professionele
afdrukdienstverleningen.
• PRINT Image Matching III Compatibel (pagina 159)
Beelden omvatten PRINT Image Matching III data
(functie instelling en andere camera instelinformatie). Een
printer die PRINT Image Matching III ondersteunt, leest
deze data en stemt het afgedrukte beeld daarop af zodat
de beelden er uit komen zoals u bedoeld had toen u ze
opnam.
INLEIDING
12
Voorzorgsmaatregelen
Algemene voorzorgsmaatregelen
Let erop altijd de volgende belangrijke
voorzorgsmaatregelen na te leven wanneer u de EX-Z50
gebruikt.
Alle verwijzingen in deze gebruiksaanwijzing naar “camera”
verwijzen naar de CASIO EX-Z50 digitale camera.
Probeer nooit beelden op te nemen of het ingebouwde
display te gebruiken terwijl u een motorvoertuig aan het
besturen bent of terwijl u aan het lopen bent. Dit creëert
namelijk het gevaar op een ernstig ongeluk.
Probeer nooit de behuizing van de camera te openen of
uw eigen reparaties uit te voeren. Als de interne
hoogspanningscomponenten ontbloot worden, creëert dit
gevaar op elektrische schok. Laat onderhoud en
reparatiewerkzaamheden altijd over aan door een CASIO
erkende onderhoudswerkplaats.
Kijk nooit door de zoeker van de camera naar de zon of
naar een ander helder licht. Hierdoor kunt u uw
gezichtsvermogen beschadigen.
Houd de kleine onderdelen en accesoires van deze
camera buiten het bereik van kleine kinderen. Mocht een
klein onderdeel per ongeluk ingeslikt worden, neem dan
onmiddellijk contact op met uw arts.
Richt de flitser nooit op een persoon die een
motorvoertuig aan het besturen is. Dit kan hinderlijk zijn
en het gevaar op een ongeluk met zich meebrengen.
USB DIRECT-PRINT en PictBridge ondersteuning
(pagina 156)
Sluit direct aan op een printer die compatibel is met USB
DIRECT-PRINT of PictBridge en u kunt beelden
afdrukken zonder dit via de computer te doen.
Bijgesloten met Photo Loader en Photohands (pagina
184)
Uw camera wordt geleverd met Photo Loader, de
populaire applicatie die automatisch beelden laadt van uw
camera naar uw PC. Ook is Photohands bijgesloten, een
applicatie die het retoucheren van beelden versnelt en
vergemakkelijkt.
INLEIDING
13
Gebruik de netadapter nooit om andere apparatuur dan
deze camera van spanning te voorzien. Gebruik ook nooit
een andere netadapter dan de meegeleverde om deze
camera van spanning te voorzien.
Bedek de netadapter nooit met een plaid, een deken of
een andere afdekking terwijl hij gebruikt wordt en gebruik
de adapter ook niet bij een kachel.
Trek de stekker van het netadaptersnoer minstens eens
per jaar uit het stopcontact en reinig het gedeelte bij de
stekers van de stekker. Stof kan zich ophopen rond de
stekers en gevaar op brand met zich meebrengen.
Mocht de behuizing van de camera ooit breken doordat
de camera gevallen is of op andere manier blootgesteld is
aan een ruwe behandeling, schakel dan onmiddellijk de
spanning uit. Verwijder daarna de accu van de camera
en/of haal de stekker van het netadaptersnoer uit het
stopcontact en neem contact op met de dichtstbijzijnde
CASIO erkende onderhoudswerkplaats.
Gebruik de camera nooit in een vliegtuig of een andere
plaats waar het gebruik ervan verboden is. Dit kan namelijk
het gevaar op een ongeluk met zich meebrengen.
Materiële schade en defecten van deze camera kunnen
er toe leiden dat de in het geheugen opgeslagen data
gewist wordt. Maak altijd reservekopieën van data door
ze over te sturen naar het geheugen van een PC.
Open nooit het accudeksel, verbreek nooit de aansluiting
van de netadapter met de camera en trek deze nooit uit
het stopcontact terwijl een beeld wordt opgenomen. Niet
alleen maakt dit het onmogelijk de huidige beelden op te
nemen, het kan ook de andere beelddata beschadigen
die reeds opgeslagen waren in het bestandgeheugen
van de camera.
Gebruik de flitser nooit als het te dicht bij de ogen van het
onderwerp is. Intens licht kan schade toebrengen aan het
gezichtsvermogen als de flitser op te korte afstand wordt
gebruikt, in het bijzonder geldt dit voor kinderen. Bij
gebruik van de flitser dient de camera minstens één meter
van de ogen van het onderwerp gehouden te worden.
Houd de camera uit de buurt van water en andere
vloeistoffen en laat hem nooit nat worden. Vocht brengt
het gevaar op elektrische schok en brand met zich mee.
Gebruik de camera nooit buiten in de regen of sneeuw, bij
de kust of op het strand, in de badkamer, enz.
Mocht een vreemd voorwerp of water de camera
binnendringen, schakel deze dan onmiddellijk uit.
Verwijder daarna de accu uit de camera en/of het netsnoer
van de netadapter uit het stopcontact en neem contact op
met uw dealer of de dichtstbijzijnde erkende CASIO
onderhoudswerkplaats. Als het gebruik van de camera
onder deze omstandigheden wordt voortgezet, brengt dit
het gevaar op elektrische schok en brand met zich mee.
Mocht u ooit rook of een vreemde geur bespeuren bij de
camera, schakel de camera dan onmiddellijk uit. Er daarbij
op lettend dat u uw vingers niet brandt, verwijder daarna de
accu uit de camera en/of het netsnoer van de netadapter uit
het stopcontact en neem contact op met uw dealer of de
dichtstbijzijnde erkende CASIO onderhoudswerkplaats. Als
het gebruik van de camera onder deze omstandigheden
wordt voortgezet, brengt dit het gevaar op elektrische schok
en brand met zich mee. Overtuig u er eerst van dat er geen
rook meer uit de camera komt en neem de camera dan ter
reparatie mee naar de dichtstbijzijnde CASIO erkende
onderhoudswerkplaats. Probeer onderhoud en reparaties
nooit zelf uit te voeren.
INLEIDING
14
Elk van de bovengenoemde omstandigheden kan er toe
leiden dat een foutlezing op het scherm verschijnt (pagina
202). Volg de aanwijzingen in de melding om de oorzaak
van de foutlezing te elimineren.
Voorwaarden voor juiste werking
Deze camera is ontworpen voor gebruik bij temperaturen
tussen 0°C en 40°C.
Gebruik de camera niet en berg hem niet op op de
volgende plaatsen.
Op plaatsen die blootstaan aan het directe zonlicht.
Op plaatsen die blootstaan aan hoge vochtigheid of
veel stof.
In de omgeving van airconditionings, kachels of
andere plaatsen die blootstaan aan extreme
temperaturen.
Binnenin een gesloten voertuig, in het bijzonder
wanneer deze in de zon geparkeerd staat.
Op plaatsen die blootstaan aan sterke trillingen.
Test voor het gebruik dat de camera goed
werkt
Voordat u de camera gebruikt voor het maken van
belangrijke opnemen dient u eerst een aantal testbeelden
op te nemen om u zich er eerst van te overtuigen dat de
resultaten naar wens zijn en de camera juist
geconfigureerd is en u hem op de juiste wijze bediend
(pagina 16).
Voorzorgsmaatregelen bij data foutlezingen
Uw digitale camera is vervaardigd met digitale precisie-
onderdelen. Bij elk van de volgende omstandigheden
bestaat het gevaar op de beschadiging van data in het
bestandgeheugen.
Het verwijderen van de accu of de geheugenkaart of
het plaatsen van de camera op de USB slede terwijl
de camera zojuist bezig is met het opnemen van een
beeld of toegang heeft tot het geheugen
Het verwijderen van de accu, het verwijderen van de
geheugenkaart of het plaatsen van de camera in de
USB slede terwijl de groene bedrijfsindicator nog aan
het knipperen is nadat u de camera uitgeschakeld
heeft
Het verbreken van de aansluiting van de USB kabel of
het verwijderen van de camera uit de USB slede of het
loskoppelen van de netadapter van de USB slede
terwijl het versturen van data plaatsvindt
Lage batterijspanning
Andere abnormale omstandigheden
INLEIDING
15
Condens
Wanneer u de camera binnen brengt op een koude dag of
op een andere manier blootstelt aan plotselinge
veranderingen in temperatuur, bestaat de mogelijkheid
dat condens zich kan gaan vormen op de buitenkant of op
de inwendige componenten. Condens kan defectieve
werking veroorzaken zodat u moet vermijden dat de hij
blootstaat aan omstandigheden die condens kunnen
veroorzaken.
Om te voorkomen dat condens überhaupt gevormd wordt,
dient u de camera in een plastic tas te plaatsen voordat u
hem naar een plaats brengt die veel warmer of kouder is
dan de huidige plaats. Laat de camera in de plastic tas
totdat de lucht in de tas de kans heeft gekregen om
dezelfde temperatuur als die van de nieuwe plaats heeft
bereikt. Mocht condens zich toch gevormd hebben,
verwijder dan de accu van de camera en laat accudeksel
voor enkele uren open.
Lens
Oefen nooit te veel kracht uit bij het reinigen van het
oppervlak van de lens. Word dit toch gedaan, dan kan de
lens bekrast raken en defecten worden veroorzaakt.
Vingerafdrukken, stof en anderszins bevuilen van de lens
kan op de juiste manier opnemen belemmeren. Raak de
lens nooit met de vingers aan. U kunt stofdeeltjes van de
lens verwijderen met een lensblazer. Veeg vervolgens het
oppervlak van de lens af met een zachte lensdoek.
Overige
Tijdens het gebruik kan de camera ietwat warm worden.
Dit duidt niet op een defect.
Als de buitenkant van de camera gereinigd dient te
worden, veeg deze dan af met een zachte, droge doek.
SNELSTARTGIDS
16
SNELSTARTGIDS
Laad de accu eerst op!
1.
Leg de accu in de camera (pagina
29).
2.
Plaats de camera in de USB slede om de accu op te
laden (pagina 31).
Merk op dat de vorm van de netadapter afhangt van het land waar
de camera wordt aangeschaft.
Het kost ongeveer 190 minuten voor de accu om volledig op te
laden.
1
2
3
Stopnok
1 Inlaat type
1 Insteek type
2
Oplaadindicator [CHARGE]
Opladen: licht rood op
Opladen voltooid: licht groen op
SNELSTARTGIDS
17
1.
Druk op de spanningstoets om de camera in te
schakelen.
2.
Druk op [] om de gewenste taal te selecteren.
3.
Druk op [SET] om de taalinstelling te registreren.
4.
Selecteer het gewenste geografische gebied m.b.v. [],
[], [] en [] en druk vervolgens op [SET].
5.
Selecteer de gewenste stad m.b.v. [] en [] en druk
vervolgens op [SET].
6.
Selecteer de gewenste zomertijdinstelling m.b.v. [] en
[] en druk vervolgens op [SET].
7.
Selecteer de gewenste datumformaatinstelling m.b.v.
[] en [] en druk vervolgens op [SET].
8.
Stel de datum en de tijd in.
9.
Druk op [SET] om de klokinstellingen te registreren en
het instelscherm te verlaten.
1
2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9
Configureren van de displaytaal en de klokinstellingen
Let erop det volgende instellingen te
configureren voordat u de camera gebruikt
voor het opnemen van beelden. Zie pagina
44 voor details.
SNELSTARTGIDS
18
3.
Selecteer de “REC” (opname) tab m.b.v. [] en [].
4.
Selecteer “REC Mode” (opnamefunctie) m.b.v. [] en
[] en druk dan op [].
5.
Selecteer “ Snapshot” m.b.v. [] en [] en druk
dan op [SET].
Hierdoor verschijnt (Snapshot mode = snapshotfunctie)
op het beeldscherm.
6.
Richt de camera op het onderwerp, gebruik het
beeldscherm of druk op de zoeker om het beeld te
componeren en druk daarna de sluitertoets half in.
Bij het verkrijgen van een juiste scherpstelling wordt het
scherpstelkader groen terwijl de groene bedrijfsindicator gaat
branden.
7.
Houd de camera stil en druk de sluitertoets
voorzichtig geheel in.
Opnemen van een beeld
Zie pagina 48 voor details.
1.
Druk op [ ] (REC).
2.
Druk op [MENU]
1
6
7
3,4,5
2
1200
1200
1600
1600
NORMAL
NORMAL
10
10
04/
04/
12
12
/24
24
12
12
:
58
58
IN
1 / 1000
1 / 1000
F2.6
F2.6
Groene
bedrijfsindictator
Scherpstelkader
Snapshotfunctie icoon
SNELSTARTGIDS
19
1
2
2, 3, 4, 5
1
1.
Druk op [ ] (PLAY).
2.
Druk op [] ( ).
3.
Laat het beeld zien dat u wilt uitwissen m.b.v. [] en
[].
4.
Selecteer Delete (wissen) m.b.v. [] en [].
Selecteer Cancel (annuleren) om de beeldwisfunctie te
verlaten zonder iets uit te wissen.
5.
Druk op [SET] om het beeld te wissen.
Wissen van een beeld
Zie pagina 125 voor details.
1.
Druk op [ ] (PLAY).
2.
Blader m.b.v. [] and [] door de
beelden.
Bekijken van een opgenomen beeld
Zie pagina 108 voor details.
VOORBEREIDINGEN
20
VOORBEREIDINGEN
Dit hoofdstuk bevat informatie die u dient te weten
aangaande het gebruik van de camera en wat u dient te
doen voordat u daaraan gaat beginnen.
Betreffende deze gebruiksaanwijzing
Dit hoofdstuk bevat informatie over de afspraken die in
deze gebruiksaanwijzing worden gebruikt.
Terminologie
De volgende tabel definiëert de terminologie die in deze
gebruiksaanwijzing wordt gebruikt.
Deze term wordt in deze
gebruiksaanwijzing gebruikt:
“camera”
“bestandgeheugen”
“accu”
“oplader”
Betekenis:
De CASIO EX-Z50 digitale
camera
De plaats waar de camera
op het ogenblik beelden
opslaat die u opneemt
(pagina 50)
De NP-40 oplaadbare
lithium-ion accu
De los verkrijgbare CASIO
BC-30L snelle
oplader
Toetsbediening
De bediening van toetsen wordt aangegeven door de
toetsnaam binnen haakjes ([ ]).
In-beeld tekst
De in-beeld tekst wordt altijd door dubbele
aanhalingstekens (“ ”) omsloten.
Deze term wordt in deze
gebruiksaanwijzing gebruikt:
Betekenis:
“digitale ruis”
“een opnamefunctie (REC)”
Kleine spikkels of “sneeuw”
in het opgenomen beeld of
op het beeldscherm
waardoor het beeld er
korrelig uitziet.
De op dat moment
geselecteerde
opnamefunctie (Snapshot,
BESTSHOT, filmopname,
spraakopname, audio
snapshot)
VOORBEREIDINGEN
21
Aanvullende informatie
BELANGRIJK! geeft belangrijke informatie aan
die u dient te weten om de camera op de juiste manier te
gebruiken.
LET OP geeft informatie aan die handig is bij het
bedienen van de camera.
Bestandgeheugen
De term ‘bestandgeheugen’ in deze gebruiksaanwijzing is
een algemene term die slaat op de huidige plaats waar uw
camera de beelden die u opneemt aan het opslaan is. Dit
kan één van de volgende drie lokaties betreffen.
Het ingebouwde flash-geheugen van de camera
Een SD geheugenkaart die in de camera geladen is
Een MultiMediaCard die in de camera geladen is
Zie pagina 172 voor meer informatie aangaande hoe de
camera beelden opslaat.
Algemene gids
De volgende afbeeldingen tonen de namen van elk
component, elke toets en elke schakelaar op de camera.
Camera
1 Sluitertoets
2 Spanningstoets
3 Flitser
4 Microfoon
5 Zelfontspanningsindicator
6 Zoeker
7 Lens
Voorkant
7
5
1
2
3
6
4
VOORBEREIDINGEN
22
8 Zoeker
9 Bedrijfsindicator
0 [ ] (PLAY – weergave)
toets
A [ ] (REC – opname)
toets
B [MENU] toets
C Zoomtoets
D Polsriemring
E Insteltoets [SET]
F [][][][] toetsen
G Displaytoets [DISP]
H Beeldscherm
I Luidspreker
Achterkant
E
B
8
9
:
A
C
D
H
I
F
G
Onder kant
J Stopnok
K Geheugenkaartsleuf
L Accuvak
M Accudeksel
N Aansluiting
O Statiefschroefgat
* Gebruik dit gat bij montage van een statief.
L
M
O N
K
J
VOORBEREIDINGEN
23
1 Camera aansluiting
2 [USB] indicator
3 [USB] toets
4 Oplaadindicator [CHARGE]
5 Fototoets [PHOTO]
3
2
1
5
4
7
6
6 [DC IN 5.3V]
gelijkspanningsingang
(netadapteraansluiting)
7 [USB]
(USB poort)
Achterkant
Voorkant
USB slede
Door de CASIO digitale camera eenvoudigweg op de USB
slede te plaatsen wordt u in staat gesteld de volgende
taken te verrichten.
Opladen van de accu (pagina 31)
Automatisch oversturen van beelden naar een computer
(pagina 160)
Direct aansluiten op een printer om afdrukken te maken
(pagina 156)
Bekijken van de beelden m.b.v. de Photo Stand diashow
functie (pagina 119).
VOORBEREIDINGEN
24
Inhoud van het beeldscherm
Het beeldscherm houd u via verschillende indicatoren en ikonen op de hoogte van de status van uw camera.
Merk op dat de voorbeeldschermen in dit hoofdstuk enkel dienen ter illustratie. Ze komen niet precies overeen met de inhoud
van het scherm dat geproduceerd wordt door de camera.
Opnamefuncties (REC)
1 Flitserfunctie indicator
(pagina 59)
Geen Automatisch
Flitser uit
Flitser aan
Vermindering van het rode
ogen effect
Als de camera signaleert dat de
flitser gebruikt moet worden
terwijl automatisch flitsen
geselecteerd is, verschijnt de
flitser aan indicator wanneer de
sluitertoets halverwege wordt
ingedrukt.
2 Scherpstelfunctie indicator
(pagina 68)
Geen Autofocus
Macro
Panfocus
Oneindig
Handmatig
5 Opnamefuncties (REC)
(pagina 48)
Snapshot
BESTSHOT
Film
Audio snapshot
Spraakopname
6 Geheugencapaciteit
(pagina’s 52, 91, 204)
(resterend aantal beelden dat
kan worden opgeslagen)
Filmopname: Resterende
opnametijd
7 Beeldformaat
(pagina 65)
2560
×
1920
beeldpunten
2560
×
1712 (3:2)
beeldpunten
2048
×
1536 beeldpunten
1600
×
1200 beeldpunten
1280
×
960 beeldpunten
640
×
480 beeldpunten
Filmopname: Opnametijd
3 Witbalansindicator
(pagina 78)
Geen Automatisch
Daglicht
Bewolkt
Schaduw
1
TL-verlichting 1
2
TL-verlichting 2
Gloeilamp
Handmatig
4 Zelfontspanner
(pagina 63)
Geen 1-beeld
10
s
Zelfontspanner 10 sec.
2
s
Zelfontspanner 2 sec.
x3
Drievoudige
zelfontspanner
56
7
C
DE
F
3421
8
9
0
A
B
G
VOORBEREIDINGEN
25
Weergavefunctie (PLAY)
LET OP
Als de instelling van één van de volgende functies
veranderd wordt, verschijnt een icoongids
hulpboodschap (pagina 103) op het beeldscherm.
U kunt icoonhulp uitschakelen (pagina 103) als u dat
wilt.
Flitserfunctie, scherpstelfunctie, witbalans,
zelfontspanner, opnamefunctie (REC).
8 Kwaliteit (pagina 66)
FINE (Fijn)
NORMAL (Normaal)
ECONOMY (Economisch)
9
Ingebouwd geheugen
ingesteld voor data
opslag.
Geheugenkaart
geselecteerd voor data
opslag.
(pagina 146)
< Sluitersnelheidswaarde
(pagina 52)
Bij een lensopening of
sluitersnelheid die buiten het
bereik ligt, wordt de
corresponderende waarde in
het beeldscherm oranje.
A Lensopening
(pagina 52)
B ISO gevoeligheid
(pagina 100)
C Datum en tijd
(pagina 139)
D EV waarde (pagina 76)
E Accucapaciteit
(pagina 35)
F Histogram (pagina 97)
G Scherpstelbeeld
(pagina 51)
Scherpstellen voltooid:
groen
Scherpstelstoring: rood
1 Weergavefunctie (PLAY)
bestand type (pagina 108)
Snapshot
Film
Audio Snapshot
Spraakopname
2 Beeldbeveiligingindicator
(pagina 128)
3 Mapnummer/
bestandnummer (pagina 127)
Voorbeeld: Wanneer een bestand dat
CIMG0023.JPG heet opgeslagen is
in een map die 100CASIO heet
100-0023
Mapnaam Bestandnaam
4 Beeldformaat (pagina 65)
2560
×
1920 beeldpunten
2560
×
1712 (3:2) beeldpunten
2048
×
1536 beeldpunten
1600
×
1200 beeldpunten
1280
×
960 beeldpunten
640
×
480 beeldpunten
Filmweergave: Verstreken
weergavetijd
5 Kwaliteit (pagina 66)
FINE (Fijn)
NORMAL (Normaal)
ECONOMY (Economisch)
6
Ingebouwd geheugen
ingesteld voor data opslag.
Geheugenkaart
geselecteerd voor data
opslag.
(pagina 146)
12 3
E
ABC
4
0
7
F
9
8
6
5
D
VOORBEREIDINGEN
26
Indicators aan Histogram aan
Indicators uitBeeldscherm uit
7 Sluitersnelheidswaarde
(pagina 52)
8 Lensopening (pagina 52)
9 ISO gevoeligheid
(pagina 100)
0 Datum en tijd
(pagina 139)
A Witbalansindicator
(pagina 78)
AWB
Automatisch
Daglicht
Bewolkt
Schaduw
1
TL-verlichting 1
2
TL-verlichting 2
Gloeilamp
Handmatig
B Flitserfunctie indicator
(pagina 59)
Flitser uit
Flitser aan
Vermindering van het
rode ogen effect
C Opnamefunctie (REC)
(pagina 48)
Snapshot
BESTSHOT
D Accucapaciteit
(pagina 35)
E Histogram (pagina 97)
F EV waarde (pagina 76)
Veranderen van de inhoud van het
beeldscherm
Telkens bij indrukken van de [DISP] toets verandert de
inhoud van het beeldscherm zoals hieronder aangegeven.
Opnamefuncties (REC)
BELANGRIJK!
Sommige informatie wordt mogelijk niet juist getoond
als het een beeld betreft dat opgenomen was met
een ander model camera.
VOORBEREIDINGEN
27
Indicators aan Histogram/details aan
Indicators uit
Weergavefunctie (PLAY)
BELANGRIJK!
U kunt het beeldscherm in de volgende gevallen niet
uitschakelen:
Tijdens de weergavefunctie (PLAY), tijdens de
BESTSHOT functie en wanneer u niet opneemt met
de filmfunctie (MOVIE).
Door indrukken van [DISP] zal de inhoud van het
beeldscherm niet veranderen tijdens het opnemen
van een film, of tijdens standby of opname van een
audio snapshot.
Door indrukken van [DISP] tijdens de
spraakopnamefunctie (REC) wordt het beeldscherm
(indicators aan) in- en uitgeschakeld. Door
indrukken van [DISP] tijdens tonen van een
spraakopnamebestand van de weergavefunctie
(PLAY) wordt heen en weer geschakeld tussen
indicators aan en indicators uit.
Bij afspelen van de inhoud van een
spraakopnamebestand terwijl indicators uit
geselecteerd is (alleen spraakopnamebestandicoon
op het beeldscherm) zal het beeldscherm ongeveer
twee seconden nadat u op [SET] drukt om de
weergave te starten donker worden. De
spraakopnamebestandicoon (indicators uit) zal
opnieuw te voorschijn komen nadat de weergave
voltooid is.
VOORBEREIDINGEN
28
Vastmaken van de polsriem
Maak de polsriem vast aan de polsriemring zoals
aangegeven in de afbeelding.
BELANGRIJK!
Zorg ervoor de polsriem om uw pols te houden
wanneer u de camera aan het gebruiken bent om te
voorkomen dat hij onverhoeds valt.
De meegeleverde polsriem is enkel bedoeld voor
gebruik met deze camera. Gebruik de polsriem niet
voor andere toepassingen.
Gebruik de polsriem nooit om de camera mee rond
te zwaaien.
Polsriemring
VOORBEREIDINGEN
29
Spanningsvereisten
Uw camera wordt door een oplaadbare lithium-ion accu
(NP-40) van stroom voorzien.
Inleggen en verwijderen van de
oplaadbare accu
Inleggen van de accu
1.
Schuif het accudeksel in de door de pijl
aangegeven richting en open het dan.
2.
Trek de stopper in de richting aangegeven
door de pijl in de afbeelding, plaats het (–)
merkteken op de accu tegenover het (–)
merkteken op de camera en schuif daarna de
accu in de camera.
Druk tegen de onderkant van de accu en let er op
dat de stopnok stevig op zijn plaats vergrendelt.
(–)-markering
NP-40
Stopnok
(–)-
markering
VOORBEREIDINGEN
30
3.
Sluit het accudeksel en schuif het vervolgens
in de door de pijl aangegeven richting.
Verwijderen van de accu
1.
Open het accudeksel.
2.
Trek de stopnok in de door de pijl
aangegeven richting.
Hierdoor zal de accu gedeeltelijk uit de sleuf komen.
Stopnok
3.
Laat de stopnok los en trek de accu uit de
camera.
Let erop dat u de accu niet laat vallen.
BELANGRIJK!
Gebruik alleen de speciale oplaadbare lithium-ion
accu NP-40 om deze camera van stroom te
voorzien. Het gebruik van een ander type accu wordt
niet ondersteund.
De accu is niet opgeladen wanneer de de camera
aanschaft. U dient de accu dus op te nemen voordat u
de camera voor de eerste maal in gebruik neemt
(pagina 31).
VOORBEREIDINGEN
31
Opladen van de accu
1.
Sluit de gebundelde netadapter aan op de [DC
IN 5.3V] (5,3V gelijkspanningsingang)
aansluiting van de USB slede en steek de
stekker in het stopcontact.
Merk op dat de vorm van de netadapter afhangt van
het land waar de camera wordt aangeschaft.
Netadapter
5,3V gelijkspanning [DC IN 5.3V]
USB slede
Netsnoer
LET OP
De meegeleverde netadapter is ontworpen voor
werking op elke voeding tussen 100V en 240V
wisselspanning. Merk echter op dat de vorm van de
stekker afhangt van het land waar de camera
aangeschaft wordt. Bent u van plan de netadapter te
gebruiken in een land waar de vorm van de
netstekker afwijkt van die in uw land, vervang dan
het netsnoer door een ander netsnoer dat
meegeleverd werd met de camera of schaf een los in
de handel verkrijgbaar netsnoer aan dat past bij de
stopcontacten in het desbetreffende land.
Netadapter
5,3V gelijkspanning [DC IN 5.3V]
USB slede
VOORBEREIDINGEN
32
2.
Schakel de camera uit.
3.
Plaats de camera op
de USB slede.
Plaats de camera niet
op de USB slede
wanneer hij nog
ingeschakeld is.
De oplaadindicator
[CHARGE] op de
USB slede zou rood
moeten worden om
aan te geven dat het
opladen gestart is.
De oplaadindicator
[CHARGE] wordt
groen wanneer het
opladen voltooid is.
LET OP
De netadapter is ontworpen voor werking op spanning
van 100 V tot 240 V wisselstroom. Merk echter op dat
de vorm van de netadapter afhangt van het land waar
de camera wordt aangeschaft. Het is uw eigen
verantwoordelijkheid of de stekker van de netadapter
past bij het stopcontact als u in het buitenland bent.
Oplaadindicator
[CHARGE]
Het kost ongeveer 190 minuten voor de accu om
volledig op te laden. De werkelijke oplaadtijd hangt
af van de huidige accucapaciteit en de
oplaadomstandigheden.
4.
Neem na het opladen de camera uit de USB
slede.
BELANGRIJK!
Gebruik enkel de USB slede (CA-24) die met de
camera wordt meegeleverd of de los verkrijgbare
snelle oplader (BC-30L) om de oplaadbare lithium-
ion accu NP-40 op te laden. Gebruik nooit andere
oplaadtoestellen.
Gebruik enkel de meegeleverde netadapter. Gebruik
nooit een ander type netadapter. Gebruik de los
verkrijgbare AD-C40, AD-C620 en AD-C630
netadapters in geen geval met deze camera.
Let er op dat de camera aansluiting van de USB
slede stevig en zover mogelijk in de camera
aansluiting zit.
VOORBEREIDINGEN
33
De oplaadindicator [CHARGE] kan oranje branden
en het opladen begint soms niet onmiddellijk als u de
camera net daarvoor nog gebruikte (waardoor de
accu warm wordt) of als u de accu probeert op te
laden terwijl de omgevingstemperatuur te hoog of
juist te laag is. Wacht in dit geval gewoon een poosje
totdat de accu de normale temperatuur bereikt heeft.
De [CHARGE] indicator wordt rood en het opladen
begint wanneer de accu zich binnen het toegestane
oplaadtemperatuurbereik bevindt.
Mocht de [CHARGE] oplaadindicator rood gaan
knipperen dan betekent dit dat er een probleem bij
het opladen optreedt. Een probleem kan op één van
de volgende condities wijzen: een probleem met de
slede, een probleem met de camera of een probleem
met de accu of hoe die ingelegd is. Neem de camera
van de USB slede af en monteer hem opnieuw om te
kijken of hij nu wel goed werkt.
Terwijl de camera zich op de slede bevindt, zijn dit
de enige bedieningshandelingen die u kunt
uitvoeren: opladen van de accu van de camera, het
uitwisselen van data met een computer via een USB
aansluiting en de fotostandaardfunctie.
Als de camera niet normaal werkt
Dat kan betekenen dat er een probleem is met de manier
waarop de accu ingelegd is. Voer de volgende stappen uit.
1.
Verwijder de accu uit de camera en controleer
of de contactpunten van de accu-
aansluitingen vuil zijn. Mocht dit het geval
zijn, veeg deze dan af met een droge doek.
2.
Controleer dat het netsnoer van de netadapter
stevig aangesloten is op het stopcontact en
op de USB slede.
Mochten dezelfde symptomen zich opnieuw
voordoen wanneer u de camera op de USB slede
plaatst nadat u de bovenstaande stappen heeft
ondernomen, neem dan contact op met een CASIO
erkende onderhoudswerkplaats.
VOORBEREIDINGEN
34
Richtlijnen voor de levensduur van de accu
De waarden in de richtlijnen t.a.v. de gebruiksduur van de
accu die hieronder worden gegeven, geven de hoeveelheid
tijd aan bij de voorwaarden die vermeld staan onder de
tabel totdat de spanning automatisch uitgeschakeld wordt
doordat de accu leeg is. Deze waarden zijn echter geen
garantie dat de accu inderdaad de aangegeven
gebruiksduur zal verstrekken. Een lage temperatuur en
ononderbroken gebruik zullen de gebruiksduur van de accu
verkorten.
Gebruiksduur van accu
(benadering)
390 fotos
(195 minuten)
970 fotos
(190 minuten)
380 minuten
350 minuten
Bewerking
Aantal fotos (CIPA standaard)*
1
(werkingstijd)
Aantal fotos, doorlopende
opname*
2
(werkingstijd)
Doorlopende weergave van
Snapshots
*
3
Doorlopende spraakopname*
4
Ondersteunde accu: NP-40 (nominale capaciteit: 1230mAh)
Opslagmedium : SD geheugenkaart
*1 Aantal fotos (CIPA standaard)
Temperatuur: 23°C
Beeldscherm: Ingeschakeld
Zoomen van de volledige groothoek- tot de volledige
telefotostand elke 30 seconden, waarbij telkens twee
beelden worden opgenomen, waarvan één met flits;
de spanning wordt na elke 10 opgenomen beelden uit-
en weer ingeschakeld.
*2 Omstandigheden bij doorlopende opname
Temperatuur: 23°C
Beeldscherm: Ingeschakeld
Flitser: Uitgeschakeld
Beeld opgenomen na elke 12 seconden, wisselend
tussen volledige groothoek en volledige telefoto.
*3 Omstandigheden bij doorlopende snapshot weergave
Temperatuur: 23°C
Bladeren naar het volgende beeld na elke 10
seconden
*4 De tijden voor stemopname zijn gebaseerd op
doorlopende opname.
VOORBEREIDINGEN
35
De bovenstaande waarde zijn gebaseerd op een nieuwe
accu die volledig opgeladen is. De levensduur van de
accu loopt terug naarmate hij vaker wordt opgeladen.
De levensduur van de accu hangt nauw samen met hoe
vaak u de flitser en de andere functie gebruikt en hoe
lang u de spanning ingeschakeld laat.
Tips om de lading van de accu langer te
laten meegaan
Mocht u de flitser niet hoeven gebruiken tijdens het
opnemen, selecteer dan (flitser uit - flash off) als de
flitserfunctie. Zie pagina 59 voor meer informatie.
Schakel de automatische spanningsuitschakelfunctie
(Auto Power Off) en de sluimerfunctie (Sleep) (pagina 41)
in om u te beschermen tegen het onnodig verkwisten van
stroom als u vergeet de spanning van de camera uit te
schakelen.
U kunt accustroom besparen door de [DISP] toets te
gebruiken om het beeldscherm uit te schakelen.
Accuniveau Hoog Laag
Indicator
Lege accu indicator
Hieronder wordt aangegeven hoe de
accucapaciteitsindicator op het beeldscherm verandert
naarmate meer accustroom wordt gebruikt. De indicator
geeft aan dat de accu vrijwel leeg is. Merk op dat u
beelden mogelijk niet kan opnemen terwijl de indicator
aangeeft. Laad de accu onmiddellijk op wanneer een van
deze indicators verschijnt.
VOORBEREIDINGEN
36
Voorzorgsmaatregelen voor de
stroomvoorziening
Merk de volgende voorzorgsmaatregelen op bij het
hanteren of gebruik van de accu en de los verkrijgbare
oplader.
Voorzorgsmaatregelen voor de accu
VEILIGHEIDSVOORZORGSMAATREGELEN
Zorg ervoor de volgende voorzorgsmaatregelen te lezen
voordat u de accu voor de eerste maal in gebruik neemt.
Houdt deze voorzorgsmaatregelen en alle
gebruiksaanwijzingen bij de hand voor latere naslag.
LET OP
De term accu in deze gebruiksaanwijzing slaat op
de CASIO NP-40 oplaadbare lithium-ion accu.
Gebruik enkel de USB slede (CA-24) die met de
camera wordt meegeleverd of de los verkrijgbare
snelle oplader (BC-30L) om de oplaadbare lithium-
ion accu NP-40 op te laden. Gebruik nooit andere
oplaadtoestellen.
Het negeren van de volgende voorzorgsmaatregelen
tijdens het gebruik van de accu kan het gevaar op
oververhitting, brand en ontploffing met zich mee
brengen.
Gebruik nooit een ander type oplader dan de los
verkrijgbare oplader die gespecificeerd is voor de
accu.
Probeer de accu nooit te gebruiken om een ander
toestel van stroom te voorzien dan deze camera.
Gebruik de accu nooit nooit of laat hem nooit achter
bij open vuur.
Plaats de accu nooit in een magnetron, gooi hem
nooit in het vuur en stel hem niet anderszins bloot
aan hoge temperaturen.
Let erop dat de accu op de juiste wijze (+ en
polen) ingelegd is wanneer u hem in de camera legt
of aan de los verkrijgbare oplader koppelt.
Draag of leg de accu nooit bij voorwerpen die
elektriciteit kunnen geleiden (halskettingen, potlood,
enz.).
Haal de accu nooit uit elkaar, knutsel er niet aan en
stel hem niet bloot aan harde stoten.
Dompel de accu nooit onder in water.
Gebruik de accu nooit en laat hem nooit achter in
het directe zonlicht, en een auto die in de zon
geparkeerd staat of op een andere laats waar de
temperatuur hoog is.
VOORBEREIDINGEN
37
Mocht u ooit één van de volgende omstandigheden
opmerken tijdens het gebruik, het laden of het opslaan
van een accu, koppel hem dan onmiddellijk van de
camera of oplader en houd hem uit de buurt van open
vuur:
Lekken van vloeistof
Afgeven van een vreemde geur
Afgeven van hitte
Verkleuren van de accu
Vervormen van de accu
Andere abnormale omstandigheden bij de accu
Mocht de accu niet volledig opladen binnen de normale
oplaadtijd, stop dan met opladen. Verder opladen kan
het gevaar op oververhitting en brand of explosie in de
hand werken.
Mocht accuvloeistof onverhoeds in uw ogen komen,
dan kan dit ernstige schade toebrengen aan de ogen.
Spoel onmiddellijk uw ogen uit met schoon leidingwater
en raadpleeg daarna uw arts.
Voordat u de accu gaat gebruiken of opladen, dient u
eerst pagina 31 van deze gebruiksaanwijzing en de
volledige gebruiksaanwijzing te lezen die met de
oplader meegeleverd is.
Mocht de accu gebruikt worden door jonge kinderen,
zie er dan op toe dat een verantwoordelijke volwassene
de kinderen attent maakt op de voorzorgsmaatregelen
en op de juiste behandelingsaanwijzingen zoals
beschreven in de gebruiksaanwijzing en let erop dat ze
de accu inderdaad op de juiste manier behandelen.
Mocht accuvloeistof onverhoeds op uw kleding of op
uw huid komen, was dan onmiddellijk af met schoon
leidingwater. Langdurig lichamelijk contact met
accuvloeistof kan leiden tot huidirritatie.
VOORZORGSMAATREGELEN TIJDENS HET
GEBRUIK
Deze accu is ontworpen voor exclusief gebruik met
deze CASIO digitale camera.
Gebruik enkel de USB slede die met de camera
meegeleverd wordt of de speciale oplader om de accu
op te laden. Gebruik nooit een ander type oplader voor
het opladen.
Wordt de accu gebruikt op een koude plaats, dan
verkort dit de gebruikstijd die u kunt verwachten van
een volledig opgeladen accu. Laad de accu op een
plaats op waar de temperatuur tussen 10°C en 35°C is.
Opladen buiten dit temperatuurbereik kan er de
oorzaak van zijn dat het opladen langer dan
gebruikelijk duurt en kan het zelfs onmogelijk zijn om
de accu (volledig) op te laden.
Mocht de accu na volledig opladen maar korte tijd
werken en daarna weer uitgeput zijn, dan heeft de accu
het einde van zijn levensduur bereikt. Vervang hem
door een nieuwe.
Veeg de accu nooit af met verdunner, benzeen, alcohol
of andere vluchtige chemicaliën of chemisch bewerkte
doeken. Dit kan namelijk vervorming van de accu
veroorzaken en leiden tot defecten.
VOORBEREIDINGEN
38
VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET
OPBERGEN
Bent u niet van plan de camera binnen afzienbare tijd
te gebruiken, verwijder dan de accu. Mocht de accu in
de camera blijven zitten dan zal hij kleine
hoeveelheden stroom afgeven zelfs als de camera is
uitgeschakeld, hetgeen kan leiden tot een lege accu of
de mogelijkheid dat het laden voor het volgende
gebruik langer duurt.
Berg de accu op een koele, droge plaats (20°C of
lager).
GEBRUIK VAN DE ACCU
Zie pagina 31 van deze gebruiksaanwijzing of de
gebruiksaanwijzing die met de speciale oplader
meegeleverd worden voor informatie betreffende de
oplaadprocedures en de oplaadtijd.
Bij vervoer van een accu, dient u die ofwel in
opgeladen toestand in de digitale camera te houden of
op te bergen in de doos.
Voorzorgsmaatregelen voor de USB slede
en de netadapter
Gebruik nooit een stopcontact waarvan het
voltage verschilt van het op de netadapter
aangegeven voltage. Dit kan namelijk het
gevaar op elektrische schok met zich
meebrengen. Gebruik enkel de netadapter die
met deze camera meegeleverd is.
Laat onder geen omstandigheden toe dat het
netsnoer doorgesneden wordt of beschadigd
raakt, plaats er geen zware voorwerpen op en
houd het uit de buurt van hitte. Een
beschadigd netsnoer brengt namelijk het
gevaar op brand en elektrische schok met
zich mee.
Knutsel nooit aan het netsnoer van de
netadapter, buig of draai het niet te veel en
trek er niet te hard aan. Dit brengt namelijk
het gevaar op brand en elektrische schok met
zich mee.
Raak de netadapter nooit met natte handen
aan. Dit kan namelijk gevaar op elektrische
schok met zich meebrengen.
Stel verlengsnoeren en stopcontacten niet
bloot aan overlading. Dit brengt namelijk het
gevaar op brand en elektrische schok met
zich mee.
Waarschuwing!
VOORBEREIDINGEN
39
Mocht het snoer van de netadapter
beschadigd raken (met een blootliggende
interne bedrading) laat deze dan vervangen
door een erkende CASIO erkende
onderhoudswerkplaats. Een beschadigd
netadaptersnoer brengt namelijk het gevaar
op brand en elektrische schok met zich mee.
Gebruik de netadapter waar deze niet nat kan
worden. Water breng het risico op brand en
elektrische schok met zich mee.
Plaats geen vaas of andere bak met vloeistof
bovenop de netadapter. Water breng het risico
op brand en elektrische schok met zich mee.
Let er op dat u de camera altijd uit de USB slede haalt
voordat u de aansluiting van de netadapter maakt of
verbreekt.
Bij het opladen, het uitwisselen van USB data
communicatie en het gebruik van de Photo Stand functie
kan de netadapter warm worden. Dit is normaal en duidt
niet op een defect.
Trek de netstekker uit het stopcontact telkens wanneer u
hem niet gebruikt.
Plaats nooit een deken of een andere afdekking op de
netadapter. Dit kan namelijk het gevaar op brand met zich
meebrengen.
Waarschuwing!
Spanningstoets
Groene bedrijfsindicator
[ ] (PLAY) (weergave)
[ ] (REC) (opname)
In- en uitschakelen van de camera
Inschakelen van de camera
Druk op de spanningstoets, de [ ] (REC) toets of de [ ]
(PLAY) toets. Hierdoor gaat de groene bedrijfsindicator
tijdelijk branden waarna de spanning ingeschakeld wordt.
De functie van de camera hangt af van welke toets u
indrukt om hem in te schakelen.
Druk deze toets in om de camera in
te schakelen:
Spanningstoets of [
] (REC)
(opname) toets
[
] (PLAY) (weergave) toets
Om deze functie in te
schakelen bij het starten:
REC (opname)
PLAY (weergave)
VOORBEREIDINGEN
40
LET OP
Door op [ ] (REC) te drukken om de camera in te
schakelen wordt de opnamefunctie (REC)
ingeschakeld terwijl de weergavefunctie (PLAY)
ingeschakeld wordt bij indrukken van [ ] (PLAY).
Door tijdens en opnamefunctie (REC) op [ ]
(PLAY) te drukken wordt overgeschakeld naar de
weergavefunctie (PLAY). De lens wordt ongeveer 10
seconden na het overschakelen naar de andere
functie ingetrokken.
BELANGRIJK!
Als de spanning van de camera uitvalt door de
automatische stroomonderbrekingsfunctie, druk dan
op de spanningstoets, de [ ] (REC) toets of de
[ ] (PLAY) toets om de spanning opnieuw in te
schakelen.
Door op de spanningstoets of op de [ ] (REC)
toets te drukken om de camera in te schakelen zal
de lens (het objectief) bewegen tot de uitgetrokken
toestand. Let er op dat er niets in de weg zit van de
lens (het objectief) zodat deze wordt geraakt terwijl
hij zich beweegt tot de uitgetrokken toestand.
Uitschakelen van de camera
Druk op de spanningstoets om de camera uit te schakelen.
LET OP
U kunt de camera zodanig instellen dat deze niet
ingeschakeld wordt wanneer u op de [ ] (REC) of
op de [ ] (PLAY) toets drukt of dat deze
uitgeschakeld wordt wordt wanneer u op de [ ]
(REC) of op de [ ] (PLAY) toets drukt. Zie
Configureren van de [ ] (REC) en [ ] (PLAY)
toets en spanning aan/uit functies op pagina 144
voor details.
VOORBEREIDINGEN
41
Configureren van de
stroomspaarinstellingen
U kunt de hieronder beschreven instellingen configureren
om accustroom te besparen.
Sluimer (Sleep) :
Schakelt automatisch het beeldscherm uit als als u
geen bediening uitvoert voor een bepaalde tijd tijdens
een opnamefunctie (REC). Het beeldscherm wordt
opnieuw ingeschakeld als u op willekeurig welke toets
drukt.
Automatische stroomonderbreker (Auto Power Off) :
Schakel de spanning uit als u geen bediening uitvoert
voor een bepaalde tijd.
1.
Schakel de camera in.
2.
Druk op [MENU].
3.
Gebruik [] en [] om de “Set Up” (instelling)
tab te selecteren.
4.
Gebruik [] en [] om de functie te selecteren
waarvan u de instelling wilt configureren en
druk daarna op [].
5.
Verander m.b.v. [] en [] de momenteel
geselecteerde instelling en druk daarna op [SET].
Er zijn vier sluimer instellingen beschikbaar:
30 sec, 1 min, 2 min en Off (uit).
Er zijn drie automatisch stroomonderbreker
instellingen beschikbaar: 2 min en 5 min.
Merk op dat de sluimerfunctie niet werkt tijdens de
weergavefunctie (PLAY).
Het beeldscherm wordt onmiddellijk weer
ingeschakeld als op een willekeurige toets wordt
gedrukt terwijl de sluimerfunctie ingeschakeld is.
De automatisch stroomonderbreker en de
sluimerfunctie werken niet in de volgende gevallen.
Wanneer de camera aangesloten is op een
computer of een ander toestel via de USB slede
Terwijl een diashow aan de gang is
Tijdens het weergeven van een
stemopnamebestand
Tijdens het weergeven van een film
Zie “Gebruik van de in-beeld menu’s” (pagina 42)
voor informatie hoe de menu’s worden gebruikt.
Configureren van deze functie:
Sleep (sluimer)
Auto Power Off
(automatische
stroomonderbreker)
Selecteer deze instelling:
Sleep (sluimer)
Auto Power Off
(automatische
stroomonderbreker)
VOORBEREIDINGEN
42
Gebruik van de in-beeld menu’s
Bij indrukken van de [MENU] toets worden menus
verkregen op het beeldscherm die u kunt gebruiken voor
het uitvoeren van verschillende bedieningshandelingen.
Het menu dat verschijnt hangt af van of een opnamefunctie
(REC) of de weergavefunctie (PLAY) ingeschakeld is. Het
volgende toont een voorbeeld van bediening van een menu
dat gebruikt wordt tijdens een opnamefunctie (REC).
1.
Druk op de
spanningstoets of op
[ ] (REC).
Wilt in in plaats daarvan
de weergavefunctie
(PLAY) inschakelen,
druk dan op [ ]
(PLAY) (weergave).
[ ][ ]
Spanningstoets
Instellingen
Tab
2.
Druk op [MENU].
[MENU]
[
][
][
][
]
[SET]
Selectiecursor (toont het
momenteel ingestelde item)
VOORBEREIDINGEN
43
Bediening van het menubeeldscherm
Wanneer u dit wilt doen:
Beweeg heen en weer tussen
tabs
Beweeg van de tab naar de
instellingen
Beweeg van de instellingen
naar de tab.
Beweeg heen en weer tussen
instellingen.
Toon de opties die
beschikbaar zijn voor de
instelling.
Selecteer een optie.
Voer de instelling uit en verlaat
het menuscherm
Voer de instelling uit en ga
terug naar de tabselectie
Verlaat het menubeeldscherm.
Doe dit:
Druk op [] en [].
Druk op [].
Druk op [].
Druk op [] en [].
Druk op [] of druk op
[SET].
Druk op [] en [].
Druk op [SET].
Druk op [].
Druk op [MENU].
3.
Druk op [] of [] om de gewenste tab te
selecteren en druk daarna op [SET] om de
selectiecursor van de tab naar de instellingen
te verplaatsen.
4.
Gebruik [] en []
om de functie te
selecteren waarvan u
de instelling wilt
configureren en druk
daarna op [].
In plaats van [] kunt u
ook op [SET] drukken.
5.
Gebruik [] en [] om de momenteel
geselecteerde instelling te veranderen.
Voorbeeld: om het “REC
Mode” item
(opnamefunctie)
te selecteren.
VOORBEREIDINGEN
44
6.
Voer één van de volgende handelingen uit om
de geconfigureerde instellingen toe te passen.
Om dit te doen:
Pas de instelling toe en
verlaat het menuscherm.
Pas de instelling toe en ga
terug naar de
functieselectie in stap 4.
Pas de instelling toe en ga
terug naar de tabselectie
in stap 3.
Voer deze toetsbediening uit:
Druk op [SET].
Druk op [].
1.
Druk op [
].
2. Gebruik [
] om terug te
gaan naar de tabselectie.
Zie Menureferentie op pagina 192 voor meer informatie
aangaande menus.
Configureren van de displaytaal en de
klokinstellingen
Zorg ervoor de volgende instellingen te configureren
voordat u de camera gebruikt om beelden mee op te
nemen.
Displaytaal
Thuisstad
Datumstijl
Datum en tijd
Merk op dat de huidige datum- en tijdinstellingen door de
camera gebruikt worden om de datum en tijd te genereren
die opgeslagen worden samen met de beelddata, enz.
VOORBEREIDINGEN
45
BELANGRIJK!
Worden beelden opgenomen zonder eerst de
klokinstellingen te hebben geconfigureerd dan zal
incorrecte tijdinformatie worden geregistreerd. Zorg
ervoor de klokinstellingen te configureren voordat u
de camera gebruikt.
Een ingebouwde ondersteuningsaccu houdt de
camera instellingen voor de datum en tijd bij voor
ongeveer twee dagen als de camera niet van stroom
wordt voorzien. De instellingen voor de datum en tijd
worden gewist wanneer de ondersteuningsaccu leeg
raakt. Hieronder volgen de condities wanneer geen
stroom wordt toegevoerd aan de camera.
Wanneer de oplaadbare accu leeg is of van de
camera verwijderd is
Wanneer geen stroom wordt afgegeven aan de
camera via de slede terwijl de oplaadbare accu
leeg is of van de camera verwijderd is
Het instelscherm voor de datum en de tijd verschijnt
op het beeldscherm de volgende maal dat u de
camera inschakelt nadat de instellingen voor de
datum en tijd gewist zijn.
Mocht dit het geval zijn, configuur dan de instellingen
voor de datum en tijd opnieuw.
Maakt u een fout tijdens het instellen van de taal of
de klok met de volgende procedure, dan dient u het
menu van de camera te gebruiken om instellingen
van de taal (pagina 142) of de klok (pagina 139)
afzonderlijk te veranderen.
Configureren van de displaytaal en de
klokinstellingen
1.
Druk op de spanningstoets, op de [ ] (REC)
of [ ] (PLAY) toets om de camera in te
schakelen.
2.
Gebruik [], [], [],
en [] om de gewenste
taal te selecteren en
druk dan op [SET].
: Japans
English : Engels
Français : Frans
Deutsch : German
Español : Spaans
Italiano : Italiaans
Português : Portugees
: Chinees (complex)
: Chinees (vereenvoudigd)
: Koreaans
VOORBEREIDINGEN
46
3.
Gebruik [], [], [],
en [] om het
geografische gebied
te selecteren waar u
woont en druk daarna
op [SET].
4.
Gebruik [] en []om
de naam van stad
waar u woont te
selecteren en druk
dan op [SET].
5.
Gebruik [] en [] om de gewenste
zomertijdinstelling (DST) te selecteren en
druk dan op [SET].
Wanneer u dit wilt doen:
Houd de tijd bij d.m.v. de zomertijd
(DST = Daylight Saving Time)
Houd de tijd bij d.m.v. de standaard tijd
Selecteer deze
instelling:
On (aan)
Off (uit)
6.
Gebruik [] en []
om de gewenste
instelling voor het
datumformaat en druk
daarna op [SET].
Voorbeeld: 24 december, 2004
Selecteer deze opmaak:
YY/MM/DD
DD/MM/YY
MM/DD/YY
Om de datum zo te tonen:
04/12/24
24/12/04
12/24/04
VOORBEREIDINGEN
47
8.
Druk op [SET] om de instellingen te
registreren en verlaat daarna het
instelbeeldscherm.
7.
Stel de huidige datum
en tijd in.
Om dit te doen:
Verplaatsen van de cursor tussen
instellingen
Verander de instelling bij de huidige
plaats van de cursor
Overschakelen tussen de 12-uur en
de 24-uur tijdaanduiding.
Doe dit:
Druk op [] en [].
Druk op [] en [].
Druk op [DISP].
48
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
Dit hoofdstuk beschrijft de basisprocedure voor het
opnemen van een beeld.
Opnemen van een beeld
Specificeren van de opnamefunctie
Uw CASIO digitale camera heeft vijf opnamefuncties die
hieronder elk aan bod komen. Voordat u een beeld
opneemt dient u eerst de onderstaande procedure te
doorlopen om de van toepassing zijnde opnamefunctie te
selecteren.
(Snapshot Mode = snapshotfunctie)
Neem stilbeelden op met deze functie. Dit is de functie
die u gewoonlijk zult gebruiken voor het opnemen van
beelden (pagina 50).
(BESTSHOT Mode = beste shotfunctie)
Deze functie maakt het maken van de basisinstelling van
de camera net zo gemakkelijk als het selecteren van het
van toepassing zijnde voorbeelddécor. Selecteer
eenvoudigweg één van de 23 voorbeelddécors en de
camera zal automatisch geconfigureerd worden met de
instellingen die nodig zijn om een gelijksoortig beeld
(pagina 81) op te nemen.
(Movie Mode = filmfunctie)
Neem filmpjes met geluid (pagina 91) op m.b.v. deze
functie.
(Audio Snapshot Mode = snapshot met geluidfunctie)
Voeg na het opnemen van een snapshot geluid toe m.b.v.
deze functie (pagina 94).
(Voice Recording Mode = spraakopnamefunctie)
Om alleen geluid op te nemen gebruikt u deze functie
(pagina 95).
1.
Druk op de spanningstoets of op [ ] (REC).
2.
Druk op [MENU] en selecteer de “REC”
(opname) tab m.b.v. [] en [].
3.
Selecteer “REC Mode”
(opnamefunctie) m.b.v.
[] en [] en druk dan
op [].
49
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
4.
Selecteer de gewenste
opnamefunctie m.b.v.
[] en [] en druk dan
op [SET].
De icoon (zoals “ ”) voor
de functie die u selecteerde
wordt aangegeven op het
beeldscherm.
1200
1200
1600
1600
NORMAL
NORMAL
10
10
04/
04/
12
12
/24
24
12
12
:
58
58
IN
Opnamefunctie icoon
Horizontaal Houd de camera
met beide
handen stil met
uw armen stevig
tegen uw linker-
en rechterzijde
gedrukt.
Verticaal Gebruikt u de
camera verticaal,
houd hem dan
vast met de
flitser boven de
lens. Houd de
camera met
beide handen
stil.
Richten van de camera
Gebruik beide handen om de camera stil te houden
wanneer u een beeld aan het opnemen bent. Als u de
camera met slechts één hand vasthoudt, verhoogt dat de
kans op bewegen waardoor u vlekkerig opnamen krijgt.
50
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
BELANGRIJK!
Let erop dat uw vingers en de riem niet in de weg
zitten van de flitser, microfoon of de lens.
LET OP
Het opgenomen beeld zal vlekkerig zijn als u
beweegt terwijl u op de sluitertoets drukt. Druk
zorgvuldig op de sluitertoets. Het is in het bijzonder
van belang wanneer de belichting laag is waardoor
de sluitersnelheid langzamer wordt.
Flitser
Microfoon
Lens
Opnemen van een beeld
Uw camera stelt automatisch de sluitersnelheid in
overeenkomstig de helderheid van het onderwerp. Her
beeld dar u opneemt wordt in het ingebouwde geheugen
van de camera opgeslagen of op een geheugenkaart als
die zich in de camera bevindt.
Beelden worden opgeslagen op de kaart (pagina 146)
wanneer een los verkrijgbare SD geheugenkaart of een
MultiMediaCard (MMC) in de camera is geladen.
1.
Druk op de spanningstoets of op de [ ]
(REC) toets om de camera in te schakelen.
N
/OFF
Spanningstoets
[ ]
51
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
Hierdoor verschijnt een beeld of een boodschap op
het beeldscherm en wordt de op dat moment
geselecteerde functie ingeschakeld.
Als de weergavefunctie (PLAY) ingeschakeld is bij
inschakelen van de camera verschijnt de boodschap
“There are no files” (er zijn geen bestanden) als u
nog geen beelden opgeslagen heeft liggen in het
geheugen. Daarnaast zal de icoon zichtbaar zijn
aan de bovenkant van de display. Mocht dit het geval
zijn druk dan op de [ ] (REC) toets om de op dat
moment geselecteerde opnamefunctie (REC) in te
schakelen.
2.
Verander de REC
Mode (opnamefunctie)
instelling naar
Snapshot.
De (snapshotfunctie)
icoon wordt aangegeven
in het beeldscherm terwijl
de snapshotfunctie
geselecteerd is.
U kunt de toetsaanpassingsfunctie gebruiken om een
wijziging van de functie van de cursortoetsen toe te
kennen zodat de “REC Mode” (opnamefunctie)
instelling veranderd wordt wanneer u op de [] of []
toets (pagina 104) drukt.
1200
1200
1600
1600
NORMAL
NORMAL
10
10
04/
04/
12
12
/24
24
12
12
:
58
58
IN
Scherpstelkader
Snapshotfunctie icoon
3.
Zet het beeld op het beeldscherm zo op dat
het hoofdonderwerp zich binnen het scherp-
stelkader bevindt.
Het scherpstelbereik van de camera hangt af van de
scherpstelfunctie die u gebruikt (pagina 68).
U kunt beelden opzetten m.b.v. ofwel het
beeldscherm ofwel de optische zoeker (pagina 54).
U kunt bij het gebruik van de optische zoeker voor
het opzetten van beelden de [DISP] toets gebruiken
om het beeldscherm uit te schakelen en op die
manier accustroom sparen.
4.
Druk de sluitertoets
halverwege in om op het
beeld scherp te stellen.
Bij halverwege indrukken
van de sluitertoets stelt de
autofocus functie van de
camera automatisch
scherp op het beeld en
worden de sluitersnelheid-
en lensopeningwaarden
getoond.
U kunt controleren of
scherpgesteld is op het
beeld door naar het
scherpstel-kader te kijken
en met de groene indicator.
Sluitertoets
Groene bedrijfsindicator
52
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
Dat betekent dit:
Er is scherpgesteld op het
beeld.
Er is niet scherpgesteld op
het beeld.
Wanneer u dit ziet:
Groen scherpstelkader
Groene bedrijfsindicator
Rood scherpstelkader
Groene bedrijfsindicator knippert
Werking van de bedrijfsindicator en het
scherpstelkader
Het beeldscherm gebruikt verschillende indicators en
iconen om u op de hoogte te houden van de status van
de camera.
Geheugencapaciteit
Beeldgrootte
Beeldkwaliteit
Geheugentype
Sluitersnelheidwaarde
Lensopeningwaarde
ISO gevoeligheid
Datum en tijd
Flitserfunctie
Scherpstelfunctie
Witbalans
Zelfontspanner
5.
Na u ervan te hebben
overtuigd dat scherp is
afgesteld op het beeld,
drukt u de sluitertoets
geheel in om te gaan
opnemen.
Het aantal beelden dat u kunt opnemen hangt af van
de instellingen die u gebruikt voor de beeldgrootte en
de beeldkwaliteit (pagina’s 65, 66, 204).
BELANGRIJK!
Automatische panfocus is ingeschakeld wanneer de
“Auto PF” instelling van de “REC” tab ingeschakeld is
(pagina 69). Bij automatische panfocus ontspant de
sluiter zonder te wachten totdat autofocus uitgevoerd
is en het beeld wordt opgenomen zodra u de
sluitertoets geheel indrukt. Dit helpt u er bij om een
beeld op te nemen op het precieze moment dat u dat
wilt.
Sluitertoets
53
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
Opname voorzorgsmaatregelen
Open het accudeksel nooit en plaats de camera nooit op
de USB slede terwijl de groene bedrijfsindicator aan het
knipperen is. Doet u dit toch dan zal niet enkel het huidige
beeld verloren gaan maar kunnen de reeds in het
camerageheugen opgeslagen beelden ook beschadigd
raken en kan de camera zelf defect raken.
Verwijder de geheugenkaart nooit terwijl een beeld
opgenomen wordt op de geheugenkaart.
TL-verlichting knippert met een frequentie die niet
waargenomen kan worden door het menselijk oog. Bij
gebruik van de camera binnenshuis terwijl TL-verlichting
aanstaat, kunt u bepaalde problemen ondervinden met de
helderheid of kleuren van de opgenomen beelden.
De camera stelt haar gevoeligheid automatisch bij aan de
hand van de helderheid van het onderwerp als “Auto”
(automatisch) is geselecteerd als de ISO
gevoeligheidsinstelling (pagina 100). Dit kan de oorzaak
vormen van digitale storing (korreligheid) bij beelden van
relatief slecht belichte voorwerpen.
De camera verhoogt haar gevoeligheid en gebruikt een
langzamere sluitersnelheid bij het opnemen van een slecht
belicht onderwerp terwijl “Auto” (automatisch) is geselecteerd
als de ISO gevoeligheidsinstelling (pagina 100). Daarom
dient u zich voor per ongeluk bewegen van de camera te
behoeden als u de flitser uitgeschakeld heeft (pagina 59).
Helder licht dat op de lesn valt kan er de oorzaak van zijn
dat beelden er flets uitzien. Dit komt vooral voor wanneer
beelden buiten in helder zonlicht worden opgenomen. Om
dit te voorkomen kunt u de lens met uw hand afschermen
tegen het felle licht.
Aangaande autofocus
Autofocus heeft de neiging niet goed te werken als de
camera bewogen wordt tijdens het opnemen of bij het
opnemen van de onderstaande types onderwerpen.
Effen kleuren of onderwerpen met weinig contrast
Onderwerpen met sterk tegenlicht
Gepoetst metaal of andere helder reflecterende
onderwerpen
Jaloezieën (luxaflex) of andere patronen die zich
horizontaal repeteren.
Meervoudige onderwerpen die zich op verschillende
afstanden van de camera bevinden
Onderwerpen op slecht verlichte plaatsen
Bewegende onderwerpen
Merk op dat een groene bedrijfsindicator en
scherpstelkader niet noodzakelijkerwijze garanderen dat
scherpgesteld is op het resulterende beeld.
Als de autofocus om één of andere reden de gewenste
resultaten niet produceert, probeer dan
scherpstelvergrendeling (pagina 75) of handmatige
scherpstelling (pagina 74).
54
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
Aangaande het beeldscherm van de
opnamefunctie
Het tijdens een opnamefunctie (REC) op het beeldscherm
getoonde beeld is een vereenvoudigd beeld voor het
maken van een compositie. Het daadwerkelijke beeld
wordt opgenomen overeenkomstig de
beeldkwaliteitinstellingen die op dat moment geselecteerd
zijn bij uw camera. Het beeld dat in het bestandgeheugen
opgeslagen wordt heeft een veel betere resolutie en beter
detail dan het beeld van het schermbeeld tijdens de
opnamefunctie (REC).
Bepaalde niveau’s van helderheid van het onderwerp
kunnen de respons van het beeldscherm tijdens de
opnamefunctie (REC) doen vertragen hetgeen digitale
ruis (korreligheid) veroorzaakt op het beeldscherm.
Een heel helder licht in het beeld kan er de oorzaak van
zijn dat er een verticale streep op het beeldscherm
verschijnt. Dit is een fenomeen eigen aan CCD
technologie dat bekend staat als “verticale veeg” en duidt
niet op een defect aan de camera. Merk op dat deze
verticale veeg niet opgenomen wordt in het beeld als het
een snapshot betreft maar wel bij een filmpje (pagina 91).
Gebruiken van de optische zoeker
U kunt batterijstroom uitsparen door het monitorscherm van
de camera uit te schakelen (pagina 26) en de optische
zoeker te gebruiken voor het componeren van beelden.
De optische beeldzoeker is ook handig wanneer u opnamen
maakt op plaatsen waar het beeldscherm moeilijk te zien is
doordat niet genoeg belichting beschikbaar is, enz.
Gebied dat
zichtbaar is in de
zoeker
Gebied dat opgenomen
wordt bij afstanden van
korter dan een meter
Optische zoeker
BELANGRIJK!
Het zichtbare kader dat door de zoeker wordt
getoond toont het beeld dat opgenomen zou worden
op een afstand van ongeveer 1 meter. Bij opnemen
van een onderwerp dat zich op een afstand van
minder dan 1 meter bevindt, zal het opgenomen
beeld lager zijn dan wat u kunt zien binnen het kader
van de zoeker.
55
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
Daar het beeldscherm precies toont wat er
opgenomen wordt, kunt u dit het beste altijd
gebruiken wanneer u beelden samenstelt tijdens de
macro- en handmatige scherpstelfuncties.
Gebruiken van de zoom
Uw camera is uitgevoerd met twee types zoom: optische
zoom en digitale zoom. Gewoonlijk schakelt de camera
automatisch over naar digitale zoom nadat u de maximum
grens voor optische zoom overschrijdt. U kunt echter de
camera configureren om digitale zoom zonodig uit te
schakelen.
Optische zoom
Het optische zoombereik is 1X tot 3X
1.
Druk tijdens een
opnamefunctie (REC)
op de zoomtoets om
de zoomfactor te
veranderen.
Druk op deze zijde van de zoomtoets:
(Groothoek)
(Telefoto)
Om dit te doen:
Uitzoomen
Inzoomen
Zoomtoets
56
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
2.
Voer beeldcompositie uit en druk dan op de
sluitertoets.
InzoomenUitzoomen
LET OP
De optische zoomfactor heeft ook invloed op de
lensopening.
Het wordt aanbevolen een statief te gebruiken om te
behoeden voor handbewegingen bij het gebruiken
van de telefotostand (inzoomen).
U kunt de digitale zoominstelling veranderen tijdens
opnemen van een film maar niet de optische
zoominstelling. Let er op dat u de optische
zoominstelling selecteert voordat u op de sluitertoets
drukt om het opnemen van een filmpje te starten.
Wanneer u tijdens opname met de macrofunctie of
handmatig scherpstellen een optische
zoombewerking uitvoert, verschijnt een waarde op
het beeldscherm om u het scherpstelbereik mee te
delen (pagina’s 71, 74).
57
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
Opnemen van een beeld d.m.v. digitale zoom
1.
Houd tijdens een
opnamefunctie (REC)
de telefoto ( ) kant
van de zoomtoets
ingedrukt.
Hierdoor verschijnt de
zoomindicator in de
display.
2.
Bij het bereiken van het optische/digitale
overschakelpunt stopt de zoomaanwijzer.
Het bovenstaande toont hoe de zoomindicator er uit
ziet wanneer de digitale zoomfunctie ingeschakeld is
(pagina 58). Het digitale zoomindicator wordt niet
getoond wanneer de digitale zoomfunctie is
uitgeschakeld.
Zoomniveau indicator
Digitale zoomindicator
Digitale zoom
De digitale zoomfunctie vergroot op digitale wijze het deel
van het beeld dat zich in het midden van het beeldscherm
bevindt. Het bereik van de digitale zoom is 3X – 12X
(in combinatie met optische zoom).
BELANGRIJK!
De digitale zoomfunctie werkt niet wanneer het
beeldscherm uitgeschakeld is (pagina 26).
Bij uitvoeren van een digitale zoombewerking
manipuleert de camera de beelddata om het midden
van het beeld te vergroten. In tegenstelling tot
optische zoom, ziet een beeld dat vergroot is met
digitale zoom er groffer uit dan het origineel.
1X 3X 12X
Zoomaanwijzer
Optisch/digitaal overschakelpunt
Optisch
zoombereik
D
igitaal
zoombereik
58
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
3.
Laat de zoomtoets even los, houd nogmaals
de telefoto ( ) kant ingedrukt om de
zoomaanwijzer tot binnen het digitale
zoombereik te verplaatsen.
De zoomaanwijzer stopt ook wanneer u de aanwijzer
terugverplaatst naar het overschakelpunt om weer
terug te gaan naar het digitale zoombereik. Laat de
zoomtoets terug en houd nogmaals de telefoto ( )
kant ingedrukt om de zoomaanwijzer tot binnen het
digitale zoombereik te verplaatsen.
4.
Voer compositie uit van het beeld en druk op
de sluitertoets.
Selecteer deze instelling:
On (aan)
Of (uit)
Om dit te doen:
Inschakelen van de digitale
zoomfunctie
Uitschakelen van de digitale
zoomfunctie
In- en uitschakelen van de digitale
zoomfunctie
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de REC (opname) tab m.b.v. []
en [].
3.
Selecteer Digital Zoom m.b.v. [] en [] en
druk daarna op [].
4.
Selecteer de gewenste instelling m.b.v. [] en
[] en druk op [SET].
Alleen het optische zoombereik wordt aangegeven
door de zoomniveau indicator wanneer de digitale
zoomfunctie uitgeschakeld is.
59
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
Gebruiken van de flitser
Voer de volgende stappen uit om de flitserfunctie te
selecteren die u wilt gebruiken.
Het geschatte effectieve bereik van de flitser is hieronder
gegeven.
Groothoek: 0,4 meter – 2,6 meter
(ISO gevoeligheid: automatisch)
Telefoto: 0,4 meter – 2,0 meter
(ISO gevoeligheid: automatisch)
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Druk op [] ( ) om de flitserfunctie te
selecteren.
Telkens bij indrukken van [] ( ) wordt naar de
volgende instelling van de flitserfunctie doorgegaan
zoals aangegeven in het beeldscherm hieronder.
[
] ( )
Flitserfunctie indicator
3.
Neem het beeld op.
BELANGRIJK!
De flitsereenheid van deze camera flists een aantal
malen bij het opnemen van een beeld. De
aanvankelijke flitsen zijn voorflitsen waarbij de camera
informatie inwint die nodig is voor de
belichtingsinstellingen. De laatste flits is voor het
opnemen. Zorg ervoor dat u de camera stil houdt
totdat de camera de sluiter ontspant.
Om dit te doen:
Laat de flitser automatisch flitsen
wanneer dit nodig is (Auto Flash -
automatisch flitsen).
Schakel de flitser uit (Flash Off - Flitser
uit).
Altijd flitsen (Flash On - flitser aan).
Voer een voorflits uit gevolgd door
beeldopname met flits, hetgeen het gevaar
op rode ogen in het beeld reduceert (rode
ogen-effect vermindering).
In dit geval flitst de flitser automatisch
wanneer dat nodig is.
Selecteer deze
instelling:
None (geen)
60
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
Aangaande vermindering van het rode ogen
-effect
Wanneer gebruik gemaakt van de flitser om ’s nachts of in
een slecht verlichte kamer op te nemen, kan dit rode
vlekken veroorzaken in de ogen van de mensen in beeld.
Dit gebeurt doordat het licht van de flitser weerkaatst tegen
het netvlies van de ogen. Wanneer rode ogen-effect
vermindering wordt geselecteerd als flitserfunctie, voert de
camera twee voorflitsen uit, de eerste om de iris in de ogen
van de mensen in beeld te doen sluiten en de tweede voor
werking van de autofocus. Deze twee voorflitsen worden
dan gevolgd door de flits die gebruikt wordt voor het
opnemen van het beeld.
BELANGRIJK!
Merk de volgende punten op voor rode ogen-effect
vermindering.
De functie voor de rode ogen-effect vermindering
werkt niet tenzij de mensen in beeld direct naar de
camera kijken tijdens de voorflits. Roep voordat u op
de sluitertoets drukt naar de onderwerpen zodat ze
allen naar de camera kijken terwijl het voorflitsen
wordt uitgevoerd.
De rode ogen-effect vermindering werkt niet goed als
de onderwerpen zich ver van de camera bevinden.
Flitsereenheid status
U kunt de huidige flitseenheid status opzoeken door de
sluitertoets halverwege in te drukken en het beeldscherm
en de rode bedrijfsindicator te checken.
* Rode bedrijfsindicator
Betekent dat:
Dat de flitseenheid aan het opladen is
Dat de flitseenheid klaar is om te flitsen
Wanneer de rode
bedrijfsindicator:
Klippert
Brandt
Rode bedrijfsindicator
*
De indicator wordt
ook in het beeldscherm
getoond wanneer de flitser
klaar is om de flitsen.
61
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
BELANGRIJK!
De flitsintensiteit verandert mogelijk niet wanneer het
onderwerp zich te ver van of te dicht bij de camera
bevindt.
Veranderen van de flitssterkte instelling
Voer de volgende stappen uit om de flitssterkte instelling te
veranderen.
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de REC (opname) tab m.b.v. []
en [].
3.
Selecteer de Flash Intensity (flitsintensiteit)
m.b.v. [] en [] en druk vervolgens op [].
4.
Gebruik [] en [] om de gewenste instellingen
te selecteren en druk daarna op [SET].
Om de flitsintensiteit op
deze manier te veranderen:
Sterker
Normaal
Zwakker
Selecteer deze
instelling:
+2
+1
0
–1
–2
Gebruik van de flitserassistent
(Flash Assist)
Wanneer een onderwerp opgenomen wordt dat zich buiten
het bereik van de flitser bevindt, kan dat onderwerp er
donker uitzien op het resulterende beeld omdat niet
genoeg licht van de flitser het onderwerp belichtte. Mocht
dit gebeuren dan kunt de flitserassistent gebruiken om de
helderheid van het opgenomen onderwerp te corrigeren
zodat het lijkt alsof de belichting door de flitser voldoende
was.
disp
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de REC (opname) tab m.b.v. []
en [].
disp
Flitserassistent wordt
niet gebruikt
Flitserassistent wordt
wel gebruikt
62
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
3.
Selecteer Flash Assist (flitserassistent)
m.b.v. [] en [] en druk op [].
4.
Selecteer Auto (automatisch) m.b.v. [] en
[] en druk op [SET].
Door van “Off” (uit) te selecteren wordt de
flitserassistent uitgeschakeld.
BELANGRIJK!
De flitserassistent kan bij bepaalde types
onderwerpen niet de gewenste resultaten opleveren.
De flitserassistent kan mogelijk weinig effect hebben
op uw beeld als u één van de volgende instellingen
veranderde terwijl u aan het opnemen was.
Flitssterkte (pagina 61)
Belichtingscompensatie (EV verschuiving)
(pagina 76)
ISO gevoeligheid (pagina 100)
Contrast (pagina 102)
Voorzorgsmaatregelen voor de flitser
Let erop dat uw vingers de
flitser niet blokkeren terwijl u
de camera vasthoudt.
Afdekken van de flitser zal het
effect grotendeels teniet doen.
U kunt de gewenste resultaten
mogelijk niet verkrijgen met de
flitser als het onderwerp zich
te ver weg of juist te dicht bij
bevindt.
De flitser heeft ergens tussen enkele seconden en 10
seconden nodig om zich volledig op te laden nadat hij
geflitst heeft. De werkelijke tijd hangt af van het
accuniveau, de temperatuur en andere omstandigheden.
De flitser flitst niet tijdens de filmfunctie (Movie). Dit wordt
aangegeven door (flitser uit) in het beeldscherm.
De flitsereenheid kan zich mogelijk niet geheel opladen
als de accuspanning laag is. Als de accuspanning laag is,
wordt dit aangegeven door (flitser uit) in het
beeldscherm en wanneer de flitser niet goed flitst hetgeen
een slechte belichting van het beeld tot gevolg zal
hebben. Mochten dergelijk symptomen te bespeuren zijn,
laad dan de accu van de camera zo snel mogelijk op.
Flitser
63
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
Als de flitser uitgeschakeld is ( ) , bevestig dan de
camera op een statief om beelden op te nemen op een
plaats waar de hoeveelheid beschikbare belichting aan
de lage kant is. Het opnemen van beelden bij weinig
belichting zonder flits kan leiden tot digitale ruis waardoor
de beelden er groffer uitzien.
Bij selectie van de rode ogen-effect verminderingsfunctie
( ) wordt de flitsintensiteit automatisch bijgesteld in
overeenstemming met de belichting. De flitser kan
mogelijk in het geheel niet flitsen wanneer het onderwerp
reeds helder verlicht is.
Het gebruik van de flitser in combinatie met een andere
lichtbron (daglicht, TL verlichting, enz.) kan leiden tot
abnormale kleuren van het beeld.
Gebruiken van de zelfontspanner
Met de zelfontspanner kunt u een vertraging van 2
seconden of 10 seconden selecteren voordat de
sluiterontspanning plaatsvindt nadat u de sluitertoets
indrukt. Met de drievoudige zelfontspanner kunt u de
zelfontspanner drie maal achtereenvolgens laten werken
om drie beelden op te nemen.
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Gebruik [] en [] om de REC (opname) tab
te selecteren.
3.
Gebruik [] en [] om de Self-timer
(zelfontspanner) te selecteren en druk
vervolgens op [].
4.
Selecteer het type zelfontspanner dat u wilt
gebruiken m.b.v. [] en [] en druk daarna op
[SET].
Als “Off” (uit) in stap 4 wordt geselecteerd, is de
zelfontspanner uitgeschakeld.
64
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
Om dit te doen:
Specificeer een 10 seconden
zelfontspanner
Specificeer een 2 seconden
zelfontspanner
Specificeer een drievoudige
zelfontspanner
Schakel de zelfontspanner uit
Selecteer deze
instelling:
10
s
10 sec
2
s
2 sec
x3
X3
Off (uit)
Hierdoor verschijnt de
indicator op het
beeldscherm die het
geselecteerde type
zelfonspanner
identificeert.
Met de drievoudige
zelfontspanner neemt de
camera een serie van
drie beelden op in de
hieronder beschreven
volgorde.
1. De camera telt voor 10 seconden af en neemt
dan het eerste beeld op.
2. De camera bereidt zich voor om het volgende
beeld op te nemen. De hoeveelheid tijd benodigd
voor die voorbereiding hangt af van de huidige
“Size” (afmetingen) en “Quality” (kwaliteit)
instellingen, het type geheugen (ingebouwd of
een geheugenkaart) dat u gebruikt voor het
opslaan van het beeld en of de flitser al dan niet
opgeladen dient te worden.
3. Nadat de voorbereiding voltooid is, verschijnt
“1sec” op het beeldscherm en het volgende beeld
wordt dan 1 seconde later opgenomen.
4. De stappen 2 en 3 herhalen zich nogmaals om
het derde beeld op te nemen.
5.
Neem het beeld op.
Bij indrukken van de
sluitertoets gaat de
zelfontspannerindicator
knipperen terwijl de
timer blijft aftellen en de
sluiter ontspant zich
nadat de zelfontspanner
het aftellen heeft
voltooid.
U kunt het aftellen van de zelfontspanner op dat
moment stop zetten door op de sluitertoets te
drukken terwijl de zelfontspannerindicator aan het
knipperen is.
Zelfontspannerindicator
65
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
LET OP
De “2 sec” instelling voor de zelfontspanner is het
beste voor het opnemen met een langzame
sluitersnelheid omdat het helpt bij het voorkomen
van vlekkerige beelden doordat de camera wordt
bewogen.
Tijdens de drievoudige zelfontspanner verschijnt de
indicator “1sec” op het beeldscherm tussen de
opname van elk beeld om aan te geven dat er een
pauze van 1 seconde is tussen elk beeld dat wordt
opgenomen. De feitelijke hoeveelheid tijd die nodig
is tussen het opnemen van de beelden hangt echter
nauw samen met de huidige camera instellingen
voor “Size” (grootte) en “Quality” (kwaliteit) alsmede
van het type geheugen dat gebruikt wordt en of de
flitser al dan niet wordt gebruikt.
De volgende functies zijn niet beschikbaar voor
gebruik samen met de drievoudige zelfontspanner:
Coupling Shot (pagina 85), Pre-shot (pagina 87),
Business Shot (pagina 89)
Specificeren van de beeldgrootte
“Beeldgrootte” is de grootte van het beeld uitgedrukt als het
aantal verticale en horizontale beeldpunten. Een
“beeldpunt” is één van de vele kleine puntjes die samen het
beeld vormen. Meer beeldpunten geven meer details
wanneer een beeld wordt afgedrukt maar een groter aantal
beeldpunten is er ook de oorzaak van dat het beeldbestand
groter is en meer geheugen in beslag neemt. U kunt een
beeldgrootte selecteren die voldoet aan uw behoefte voor
een gedetailleerder beeld of een kleiner bestandformaat.
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Gebruik [] en [] om de REC (opname) tab
te selecteren.
3.
Gebruik [] en [] om Size (afmetingen) te
selecteren en druk vervolgens op [].
4.
Gebruik [] en [] om de gewenste instelling
te selecteren en druk vervolgens op [SET].
Bij het selecteren van de beeldgrootte (het beeldformaat),
zullen de beeldgroottewaarde (aantal beeldpunten) en
het corresponderende afdrukformaat beurtelings worden
weergegeven. Het afdrukformaat geeft het optimale
papierformaat aan waarop u een beeld kunt afdrukken
voor het door u geselecteerde beeldformaat.
66
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
De aangegeven afmetingen zijn enkel ruwe
benaderingen.
De bovenstaande papierformaten geven alle
benaderingen van waarden bij het afdrukken bij een
resolutie van 200dpi (dots per inch = punten per inch).
Gebruik een hogere instelling als u met een hogere
resolutie wilt afdrukken of wanneer u een groter formaat
afdruk wilt maken.
Door de “2560
×
1712 (3:2)” beeldgrootte te selecteren
worden beelden opgenomen met een 3:2 (horizontaal :
verticaal) breedte-hoogte verhouding, die optimaal is voor
het afdrukken op papier met een 3:2 breedte-hoogte
verhouding.
Specificeren van de beeldkwaliteit
Door een beeld te comprimeren voordat u het opslaat kan
dit de kwaliteit aantasten. Hoe meer een beeld wordt
gecomprimeerd des te groter het verlies in kwaliteit. De
beeldkwaliteitinstelling specificeert de
compressieverhouding die gebruikt wordt wanneer een
beeld in het geheugen wordt opgeslagen. U kunt een
beeldkwaliteitinstelling selecteren die aan uw behoefte voor
een hogere kwaliteit of een kleiner bestandformaat voldoet.
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Gebruik [] en [] om de REC (opname) tab
te selecteren.
3.
Gebruik [] en [] om Quality (kwaliteit) te
selecteren en druk vervolgens op [].
4.
Gebruik [] en [] om de gewenste instelling
te selecteren en druk vervolgens op [SET].
Afdrukformaat
A3 Print
A3 Print (3:2 horizontaal-
verticaal verhouding)
A4 Print
×
7˝ Print
3.5˝
×
5˝ Print
E-mail (optimaal format bij
toevoegen van een beeld
bijlage aan E-mail
Groter
Kleiner
Beeldgrootte/
beeldformaat
2560
×
1920
2560
×
1712
(3:2)
2048
×
1536
1600
×
1200
1280
×
960
640
×
480
67
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
BELANGRIJK!
De werkelijke bestandsgrootte hangt af van het type
beeld dat u opneemt. Dat betekent dat de resterende
beeldcapaciteit die in het beeldscherm aangegeven
wordt niet precies klopt (pagina’s 24, 204).
Fine (fijn)
Normal
(normaal)
Economy
(economisch)
Om dit te verkrijgen:
Hogere
kwaliteit
Lagere
kwaliteit
Selecteer deze instelling:
Hoge kwaliteit, groot
bestandformaat
Normale beeldkwaliteit en
normal bestandformaat
Lage beeldkwaliteit, klein
bestandformaat
68
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Selecteren van de scherpstelfunctie
U kunt vijf verschillende scherpstelfuncties selecteren: Auto
Focus (autofocus = automatisch scherpstellen), Macro
(groothoek), Pan Focus (panfocus), Infinity (oneindig) en
Manual (handmatig).
1.
Druk [] ( ) in tijdens
een opnamefunctie (REC).
Telkens bij indrukken van []
( ) wordt naar de
volgende instelling van de
scherpstelfunctie doorgegaan
in een oneindige lus zoals
hieronder aangegeven.
[
] ( )
Scherpstelfunctie indicator
Selecteer deze
instelling:
Geen
Om de camera in te stellen om dit te
doen:
Automatisch scherpstellen (Autofocus)
Close-up scherpstelling uitvoeren (Macro)
Stel de brandpuntsafstand vast in
(Pan Focus)
Scherpstellen op oneindig (oneindig)
Met de hand scherpstellen
(handmatig scherpstellen)
69
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Gebruik van autofocus
In het Engels betekent het woord “focus” scherpstellen, dus
Auto Focus betekent automatisch scherpstellen - we zullen
in deze gebruiksaanwijzing echter de technische term
‘autofocus’ aanhouden. Werking van autofocus begint
wanneer u de sluitertoets halverwege indrukt. Het bereik
van autofocus is als volgt.
Bereik: Ca. 40cm –
1.
Houd [] ( ) ingedrukt totdat de
focusindicator uit de display is verdwenen.
2.
Voer compositie van het beeld zodanig uit dat
hoofdonderwerp zich binnen het
scherpstelkader bevindt en druk vervolgens
de sluitertoets halverwege in.
U kunt controleren of op het beeld scherpgesteld is
door het scherpstelkader en de groene
bedrijfsindicator te bekijken.
Wanneer u dit ziet:
Groen scherpstelkader
Groene bedrijfsindicator
Rood scherpstelkader
Groene bedrijfsindicator knippert
Dat betekent dit:
Er is scherpgesteld op
het beeld.
Er is niet scherpgesteld
op het beeld.
3.
Druk de sluitertoets nu geheel in om het beeld
op te nemen.
LET OP
De camera schakelt automatisch over naar het
bereik van de macrofunctie (pagina 71) wanneer het
niet mogelijk is goed scherp te stellen omdat het
onderwerp zich dichter bij bevindt dan mag voor het
bereik van Auto Focus (automatische scherpstelling).
Automatische panfocus
Wanneer u de sluitertoets in zijn geheel indrukt tijdens de
automatische scherpstelfunctie zonder te pauzeren zal de
camera onmiddellijk het beeld opnemen m.b.v. panfocus
(pagina 72) zonder te wachten totdat het automatische
scherpstellen (Auto Focus) uitgevoerd is. Dit maakt het mogelijk
voor u die speciale momenten op te nemen zonder dat u hoeft
te wachten voor automatisch scherpstellen (Auto Focus).
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
1200
1200
1600
1600
NORMAL
NORMAL
10
10
04/
04/
12
12
/24
24
12
12
:
58
58
IN
1 / 1000
1 / 1000
F2.6
F2.6
Scherpstelkader
Groene bedrijfsindicator
70
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Voor dit type autofocusbereik:
Bijzonder beperkt bereik in het midden
van het scherm.
De instellingen werken goed met
scherpstelvergrendeling (pagina 75).
Automatische keuze van het
scherpstelbereik waar het onderwerp zich
het dichtst bij de camera bevindt.
Bij deze stand verschijnt er op het
beeldscherm eerst een scherpstelkader
met zeven scherpstelpunten. Wanneer u
de sluitertoets halverwege indrukt, kiest
de camera automatisch het
scherpstelpunt waar het onderwerp zich
het dichtst bij de camera bevindt en op
dat punt verschijnt ook een
scherpstelkader.
Deze instelling voorkomt het verlies van
scherpstelling op beelden op de
voorgrond wanneer de camera
scherpstelt op de achtergrond. Dit is
handig bij het maken van simpele
snapshots waarbij het onderwerp zich
niet in het midden van het scherm
bevindt.
Selecteer deze
instelling:
Spot
(puntmeten)
Multi
(multipatroon
meting)
2.
Selecteer “Auto PF” van de “REC” (opname)
tab en druk vervolgens op [].
3.
Selecteer de gewenste instelling m.b.v. [] en
[] en druk vervolgens op [SET].
Om dit te doen:
Schakel automatisch panfocus in
Schakel automatisch panfocus uit
Selecteer deze instelling
:
On (aan)
Off (uit)
Specificeren van het bereik van autofocus
U kunt de volgende procedure gebruiken om het
autofocusbereik te veranderen tijdens de autofocusfunctie
en de macrofunctie. Merk op dat de configuratie van het
scherpstelkader verandert in overeenstemming met het
door u geselecteerde autofocusbereik.
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer “AF Area” (autofocusbereik) op de
“REC” (opname) tab en druk vervolgens op
[].
3.
Selecteer het gewenste autofocusbereik
m.b.v. [] en [] en druk vervolgens op [SET].
71
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Spot (puntmeten) Multi (multipatroon meting)
ScherpstelkaderScherpstelkader
Gebruik van de macrofunctie
Gebruik de macrofunctie wanneer u scherp wilt stellen op
close-up onderwerpen. Hieronder volgt het
scherpstelbereik van de macrofunctie.
Bereik: Ca. 6 cm – 50 cm
1.
Druk op [] ( ) om door de instellingen van
de scherpstelfunctie te circuleren totdat “
aangegeven wordt als de indicator van de
scherpstelfunctie.
2.
Neem het beeld op.
Het scherpstellen en het opnemen van het beeld zijn
identiek aan wat u doet tijdens de autofocus functie.
LET OP
Wanneer de macrofunctie niet goed kan
scherpstellen omdat het onderwerp te ver weg is, zal
de camera automatisch overschakelen naar het
scherpstelbereik van de autofocus (pagina 69).
Wanneer u tijdens het opnemen met de macrofunctie
een optische zoombewerking (pagina 55) uitvoert,
verschijnt een waarde op het beeldscherm zoals
hieronder is aangegeven om het scherpstelbereik
mee te delen.
Voorbeeld: 10 cm - 50 cm
72
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
BELANGRIJK!
Het gebruik van de flitser samen met een groothoek
zoom of met de macrofunctie kan er de oorzaak van
zijn dat het licht van de flitser geblokkeerd raakt
hetgeen ongewenste schaduwen kan produceren in
het resulterende beeld.
Gebruik van panfocus
Gewoonlijk voert uw camera autofocus uit om er voor te
zorgen dat uw beelden altijd scherp zijn. Door het
selecteren van panfocus wordt de automatische
scherpstelling (autofocus) uitgeschakeld zodat de sluiter
losgelaten wordt zodra u op de sluitertoets drukt. Deze
functie is het best voor basis snapshots.
Het bereik van de scherpstelafstand hangt nauw samen
met de zoominstelling, de hoeveelheid beschikbaar licht
tijdens het opnemen en andere opname omstandigheden.
1.
Druk op [] ( ) om door de instellingen van
de scherpstelfunctie te circuleren totdat “
aangegeven wordt als de indicator van de
scherpstelfunctie.
2.
Druk de sluitertoets geheel in om onmiddellijk
op te nemen zonder autofocus.
LET OP
De scherpstelafstand
verschijnt op het
beeldscherm als u de
sluitertoets halverwege
indrukt.
Scherpstelbereik
73
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
BELANGRIJK!
Het scherpstelbereik bij de optische zoom van de
telefotostand is minder dan het scherpstelbereik van
de groothoekstand.
Het scherpstelbereik tijdens minder belichting is
minder dan het scherpstelbereik bij meer belichting.
Gebruik van de oneindig-functie
De oneindig functie zet de scherpstelling vast op oneindig
(). Gebruik deze functie voor het opnemen van
landschappen en van andere beelden die zich op grote
afstand bevinden.
1.
Druk op [] ( ) om door de instellingen van
de scherpstelfunctie te circuleren totdat “
aangegeven wordt als de indicator van de
scherpstelfunctie.
2.
Neem het beeld op.
74
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
1.
Druk op [] ( ) om
door de instellingen
van de
scherpstelfunctie te
circuleren totdat “
aangegeven wordt als
de indicator van de
scherpstelfunctie.
Op dit ogenblik verschijnt
er ook een kader in de
display om het gedeelte
van het beeld aan te
geven dat gebruikt wordt
voor handmatig
scherpstellen.
Gebruik van handmatig scherpstellen
Met de handmatige scherpstelfunctie kunt u met de hand
op een beeld scherpstellen. Hieronder volgen de
scherpstelbereiken tijdens de groothoekfunctie voor de
twee optische zoomfactoren.
Optische zoomfactor
1X
3X
Benadering van scherpstelbereik
6 cm tot oneindig ()
18 cm tot oneindig ()
Kader
2.
Terwijl u het beeld via
het beeldscherm
bekijkt, gebruikt u []
en [] om scherp te
stellen.
Door op [] of [] te drukken zal het gedeelte binnen
het kader in stap 1 het beeldscherm tijdelijk geheel
vullen om het scherpstellen te vergemakkelijken.
Enkele ogenblikken later zal het normale beeld
opnieuw verkregen worden.
3.
Druk op de sluitertoets om het beeld op te
nemen.
BELANGRIJK!
Tijdens de handmatige scherpstelfunctie stellen de
[] en [] toetsen scherp zelfs als u toetsaanpassing
gebruikt om andere functie aan deze toetsen toe te
wijzen (pagina 104).
Om dit te doen:
Stel scherp op het voorwerp
Stel scherp van het onderwerp weg
Doe dit:
Druk op [].
Druk op [].
Handmatige scherpstelstand
75
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Gebruik van de scherpstelvergrendeling
Scherpstelvergrendeling is een techniek die u kunt
gebruiken om scherp te stellen op een onderwerp dat zich
niet binnen het scherpstelkader bevindt terwijl u een beeld
aan het opnemen bent. U kunt scherpstelvergrendeling
gebruiken tijdens de autofocus functie en tijdens de
macrofunctie ( ).
1.
Voer de compositie
van het beeld op het
beeldscherm zodanig
uit dat het
hoofdonderwerp zich
binnen het scherp-
stelkader bevindt en
druk vervolgens de
sluitertoets
halverwege in.
Hierdoor wordt het scherpstellen vergrendeld op het
onderwerp dat zich op dat moment in het
scherpstelkader bevindt.
LET OP
Wanneer u tijdens het opnemen met handmatige
scherpstelling een optische zoombewerking (pagina
55) uitvoert, verschijnt een waarde op het
beeldscherm zoals hieronder is aangegeven om het
scherpstelbereik mee te delen.
Voorbeeld: MF 10 cm -
1200
1200
1600
1600
NORMAL
NORMAL
10
10
04/
04/
12
12
/24
24
12
12
:
58
58
IN
1 / 1000
1 / 1000
F2.6
F2.6
Scherpstelkader
Hoofdonderwerp
76
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
2.
Houd de sluitertoets
halverwege ingedrukt
en voer
hercompositie van
het beeld uit zoals u
dat schikt.
3.
Wanneer u nu hercompositie van het beeld
naar wens uitgevoerd heeft, druk de
sluitertoets geheel in om het op te nemen.
Het scherpstellen en het opnemen van het beeld zijn
identiek aan wat u doet tijdens de autofocus functie.
LET OP
Door de scherpstelling te vergrendelen wordt de
belichting ook vergrendeld.
Belichtingscompensatie (EV verschuiving)
De belichtingscompensatie laat u de belichtingsinstelling
(EV waarde) met de hand veranderen voor aanpassing aan
de belichting van het onderwerp. Deze functie helpt u bij
het verkrijgen van betere resultaten bij het opnemen van
onderwerpen met tegenlicht, een sterk verlicht onderwerp
binnenshuis of een onderwerp tegen een donkere
achtergrond.
Belichtingscompensatiebereik: –2,0EV + 2,0EV
Stappen: 1/3EV
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de REC
(opname) tab,
selecteer EV Shift
(EV verschuiving) en
druk dan op [].
Belichtingscompensatiewaarde
1200
1200
1600
1600
NORMAL
NORMAL
10
10
04/
04/
12
12
/24
24
12
12
:
58
58
IN
1 / 1000
1 / 1000
F2.6
F2.6
Hoofdonderwerp
77
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
3.
Gebruik [] en [] om
de belichtingscom-
pensatiewaarde te
veranderen en druk
vervolgens op [SET].
Door op [SET] te drukken
wordt de aangegeven
waarde geregistreerd.
[] : Verhoogt de EV waarde. Een hogere EV waarde
wordt het beste gebruikt voor lichtgekleurde
onderwerpen en onderwerpen met tegenlicht.
[] : Verlaagt de EV waarde. Een lagere EV waarde
wordt het beste gebruikt voor donker-gekleurde
onderwerpen en voor het opnemen buiten op een
heldere dag.
EV waarde
Om de belichtingscompensatie te annuleren dient u
de waarde bij te stellen tot 0.0.
4.
Neem het beeld op.
BELANGRIJK!
Bij het opnemen onder bijzonder donkere of juist
lichte omstandigheden kunt u mogelijk geen
bevredigende resultaten verkrijgen ook al gebruikt u
belichtingscompensatie.
LET OP
Bij uitvoeren van een EV verschuiving zal de functie
automatisch overschakelen naar centrum-
georiënteerd meten. Terugstellen van de EV
verschuivingswaarde naar 0.0 zal de meetfunctie
terugschakelen naar multi-patroon meten.
U kunt toetsaanpassing (pagina 104) gebruiken om
de camera te configureren om
belichtingscompensatie uit te voeren telkens
wanneer u op [] of [] drukt tijdens een
opnamefunctie (REC). Dit is handig tijdens het
bijstellen van de belichtingscompansatie tijdens het
bekijken van het in-beeld histogram (pagina 97).
78
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Bijstellen van de witbalans
De golflengte van het licht dat geproduceerd wordt door de
verschillende lichtbronnen (daglicht, gloeilamp, enz.) kan
de kleur beïnvloeden van het onderwerp dat wordt
opgenomen. Met de witbalans kunt u kunt u bijstellingen
maken om te compenseren voor de verschillende types
verlichting om zo de kleuren van een beeld natuurlijker te
maken.
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de REC
(opname) tab,
selecteer White
Balance (witbalans)
en druk op [].
3.
Gebruik [] en [] om de gewenste instelling
te selecteren en druk vervolgens op [SET].
Tijdens opnemen onder deze
omstandigheden:
Normale omstandigheden
Buiten met daglicht op een heldere dag
Buiten met daglicht op een bewolkte
of regenachtige dag, in de schaduw
van een boom, enz.
In de schaduw van een gebouw of op
een andere plaats waar de
kleurtemperatuur hoog is.
Onder witte of daglicht witte TL
verlichting (onderdrukt kleurmist)
Onder daglicht TL verlichting
(onderdrukt kleurmist)
Bij licht van gloeilampen
Moeilijke verlichting die handmatige
bediening vereist (Zie “Handmatig
configureren van de witbalans”).
Selecteer deze
instelling:
Auto (automatisch)
1
2
Manual (handmatig)
79
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
LET OP
Wanneer “Auto” (automatisch) geselecteerd is als de
instelling van de witbalans bepaalt de camera
automatisch het witpunt van het onderwerp.
Bepaalde kleuren van de onderwerp en bepaalde
belichtingsomstandigheden kunnen echter
problemen veroorzaken wanneer de camera dit
witpunt probeert vast te stellen, hetgeen het dan
moeilijk maakt om een goede afregeling van de
witbalans te krijgen. Mocht dit gebeuren gebruik dan
daglicht, bewolkt of één van de andere vaste
instellingen voor de witbalans om het type belichting
te specificeren dat wel beschikbaar is.
U kunt de toetsaanpassingsfunctie (pagina 104)
gebruiken om de camera zodanig te configureren
zodat de witbalansinstelling verandert wanneer u op
[] of [] drukt terwijl een opnamefunctie (REC)
ingeschakeld is.
Handmatig configureren van de
witbalans
Bepaalde complexe lichtbronnen en andere condities in de
omgeving kunnen het onmogelijk maken om goede
resultaten te verkrijgen wanneer de “Auto” stand of één van
de andere vast lichtbroninstellingen wordt gebruikt voor de
witbalans. U kunt dan de witbalans met de hand bijregelen
voor een bepaalde lichtbron en/of andere condities in de
omgeving.
Merk op dat u handmatige witbalans dient uit te voeren
onder dezelfde omstandigheden als wanneer u
daadwerkelijk aan het opnemen bent. Houd een vel wit
papier bij de hand voordat u begint met de volgende
procedure.
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer een REC (opname) tab, selecteer
vervolgens White Balance (witbalans) en
druk daarna op [].
80
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
3.
Gebruik [] en [] om
Manual (handmatig)
te selecteren.
Hierdoor verschijnt het
voorwerp dat u het laatst
gebruikte voor het instellen
van de handmatige
witbalans op het
beeldscherm. Als u dezelfde
instellingen wilt gebruiken die
u configureerde tijdens een
eerdere met de hand
gemaakte witbalansinstelling,
sla dan stap 4 over en voer
stap 5 uit.
4.
Richt de camera op wit papier of een
soortgelijk voorwerp onder dezelfde
lichtomstandigheden waarvoor u de witbalans
in wilt stellen en druk vervolgens op de
sluitertoets.
Hierdoor wordt de procedure voor het bijstellen van
de witbalans gestart. Als deze procedure voltooid is,
verschijnt de boodschap “Complete” op het
beeldscherm.
Bij flauwe verlichting of als de camera op een donker
gekleurd onderwerp wordt gericht tijdens het uitvoeren
van de witbalansinstelling kan deze procedure tot
voltooiing een lange tijd in beslag nemen.
5.
Druk op [SET].
Dit registreert de witbalansinstellingen en keert terug
naar de op dat moment geselecteerde
opnamefunctie.
LET OP
Nadat u de witbalans met de hand ingesteld heeft,
blijft deze instelling van kracht totdat u de instelling
verandert of wanneer u de camera uitschakelt.
Wit papier
81
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Gebruiken van de BESTSHOT functie
Door één van de 23 BESTSHOT achtergronden te
selecteren wordt de camera automatisch klaar gemaakt
voor het opnemen van een soortgelijk beeld.
Décor nummer
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
Décor nummer
23
1.
Druk op [ ] (REC) en
selecteer daarna
BESTSHOT als de
opnamefunctie (pagina
48).
Hierdoor wordt de
BESTSHOT functie
ingeschakeld en wordt een
voorbeelddécor getoond.
U kunt de toetsaanpasfunctie (pagina 104) gebruiken
om de camera te configureren om de BESTSHOT
functie in te schakelen telkens wanneer u op [] of
[] drukt tijdens een opnamefunctie (REC).
2.
Gebruik [] en [] om de gewenste voorbeeld
achtergrond te selecteren en druk vervolgens
op [SET].
Als u wilt checken welk voorbeelddécor op het
moment geselecteerd is of als u naar een ander
décor wilt overstappen, druk dan nogmaals op [SET].
3.
Neem het beeld op.
Décor naam
Portrait (Portret)
Scenery (Landschap)
Portrait With Scenery (Portret met landschap)
Coupling Shot (Combinatieshot) (pagina 85)
Pre-shot (Vooropname) (pagina 87)
Children (Kinderen)
Candlelight Portrait (Portret met kaarslicht)
Party (Feestje)
Pet (Huisdier)
Flower (Bloem)
Natural Green (Natuurlijk groen)
Sundown (Zonneergang)
Night Scene (Nachtdécor)
Night Scene Portrait (Portret met nachtdécor)
Fireworks (Vuurwerk)
Food (Voedsel)
Text (Tekst)
Collection (Collectie)
Monochrome (Monochroom)
Retro (Retro)
Twilight (Schemer)
Business cards and documents
(Naamkaartje en documenten) (pagina 89)
Whiteboard, etc. (Wit bord, enz.) (pagina 89)
Register User Scene
(Registeren van gebruikersdécor)
(pagina 83)
Décor naam
82
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
BELANGRIJK!
BESTSHOT achtegronden werden niet met deze
camera opgenomen. Ze dienen enkel als voorbeeld.
Door opname omstandigheden en andere factoren,
kan een beeld opgenomen met de instellingen van
het BESTSHOT décor niet precies het verwachte
resultaat produceren.
U kunt de instellingen van de camera veranderen die
u gemaakt had bij het selecteren van een
BESTSHOT scène. Merk echter op dat de default
waarden van de BESTSHOT instellingen altijd
opnieuw worden verkregen wanneer u een andere
BESTSHOT scène selecteert, van opnamefunctie
verandert of de camera uitschakelt.
Digitale ruisonderdrukking vindt automatisch plaats
wanneer u een nachtscène, vuurwerk of een ander
beeld opneemt dat een langzame sluitertijd vereist.
Dat is de reden waarom het langer duurt om beelden
op te nemen bij een langzame sluitersnelheid. Zorg
er voor dat u geen cameratoetsen bedient totdat het
uitvoeren van beeldopname voltooid is.
Bij het opnemen van een beeld van een nachtdécor,
vuurwerk of een ander beeld waarbij u een langzame
sluitersnelheid nodig heeft wordt het gebruik van een
statief aanbevolen om handbewegingen te
voorkomen.
LET OP
Aanwijzingen voor het gebruik en het op dat moment
geselecteerde BESTSHOT dècor verschijnen
gedurende ongeveer twee seconden in de display
nadat u op deze manier de BESTSHOT functie
ingeschakeld heeft of als de BESTSHOT functie
reeds ingeschakeld is op het moment dat u de
camera inschakelt.
83
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
4.
Gebruik [] en [] om
het beeld te tonen dat
u wilt registreren als
een BESTSHOT
achtergrond.
Creëren van uw eigen BESTSHOT instelling
U kunt de onderstaande procedure gebruiken om een
basisinstelling op te slaan van een beeld dat u opname als
een BESTSHOT décor. Daarna kunt u de basisinstelling
oproepen telkens wanneer u deze wilt gebruiken.
1.
Druk op [ ] (REC) en selecteer daarna
BESTSHOT als de opnamefunctie (pagina 48).
Hierdoor wordt de BESTSHOT functie ingeschakeld
en wordt een voorbeelddécor getoond.
2.
Gebruik [] en [] om
Register User Scene
(gebruikersdécor
registeren) te
selecteren.
3.
Druk op [SET].
5.
Gebruik [] en [] om Save (opslaan) te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
Hierdoor wordt de instelling geregistreerd. Nu kunt u
de procedure op pagina 81 gebruiken om uw
gebruikersinstelling te selecteren voor het maken
van een opname.
84
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Wissen van een BESTSHOT functie
gebruikersinstelling
1.
Druk op [ ] (REC) en selecteer daarna
BESTSHOT als de opnamefunctie (pagina
48).
2.
Gebruik [] en [] om de gebruikersinstelling
te tonen die u wilt uitwissen.
3.
Druk op [] ( ) om de gebruikersinstelling
te wissen.
4.
Selecteer Delete (wissen) m.b.v. [] en [].
5.
Druk op [SET] om het bestand te wissen.
6.
Druk op [MENU].
BELANGRIJK!
Gebruikersinstellingen in de BESTSHOT functie
bevinden zich in het geheugen na de ingebouwde
voorbeelddécors.
Merk op dat het formatteren van het ingebouwde
geheugen (pagina 145) alle BESTSHOT
gebruikersinstellingen uitwist.
LET OP
Hieronder volgen de instellingen die zich bevinden
onder de BESTSHOT gebruikersinstellingen.
Focusfunctie, EV verschuivingswaarde,
witbalansfunctie, flitserfunctie, ISO gevoeligheid,
flitsintensiteit, flitserassistent, scherpte, verzadiging
en contrast.
Merk op dat enkel beelden die opgenomen worden
met deze camera kunnen worden gebruikt om een
BESTSHOT gebruikersinstelling te creëren.
U kunt op hetzelfde moment maximaal 999
BESTSHOT gebruikersinstellingen hebben in het
ingebouwde geheugen van de camera.
U kunt de huidige instelling van een achtergrond
controleren door verschillende instelmenu’s te tonen.
Wanneer u een BESTSHOT gebruikersbasisinstelling
wilt registreren dan wordt deze automatisch een
bestandnaam toegewezen volgens het hieronder
aangegeven formaat waarna het opgeslagen wordt in
de SCENE map.
UEZ50nnn.JPE (n = 0 – 9)
85
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Combineren van shots van twee mensen tot een
enkel beeld (Coupling Shot (combinatieshot))
De Coupling Shot functie stelt u in staat om beelden op te
nemen van twee mensen en die dan te combineren tot een
enkel beeld. Dit maakt het mogelijk om uzelf in een groep
te plaatsen zelfs als er niemand in de buurt is om dat beeld
voor u op te nemen. De Coupling Shot functie is
beschikbaar tijdens de BESTSHOT functie (pagina 81).
Eerste
beeld
Dit is het deel
van het beeld
waarbij de
persoon die het
eerste beeld
opneemt, niet
zelf in beeld is.
Tweede
beeld
Gecombineerde
beelden
Let erop dat de
achtergrond van
het beeld correct
aansluit en neem
het beeld op van
de persoon die
het eerste beeld
opnam.
1.
Druk op [ ] (REC) en selecteer daarna
BESTSHOT als de opnamefunctie (pagina
48).
2.
Gebruik [] en [] om Coupling Shot
(combinatieshot) te selecteren en druk
vervolgens op [SET].
86
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
5.
Lijn vervolgens het
scherpstelkader uit
met het onderwerp dat
u aan de rechterkant
van het beeld wilt en
let er daarbij op dat de
achtergrond van deze
opname uitgelijnd is
met de achtergrond
van het
halfdoorzichtige eerste
beeld dat op het
beeldscherm wordt
getoond.
Wanneer [MENU] ingedrukt wordt op welk moment
dan ook na stap 4 van de bovenstaande procedure,
zal dit het eerste beeld annuleren en wordt
teruggekeerd naar stap 3.
6.
Is alles dan goed uitgelijnd, neem dan de
rechterkant van het beeld op.
3.
Lijn eerst het
scherpstelkader in het
beeldscherm uit met
het onderwerp dat u
aan de linkerkant van
het beeld wilt.
Terwijl “Coupling Shot”
(combinatiefoto)
geselecteerd is, zal de
instelling voor “AF Area”
(autofocusbereik) (pagina
70) automatisch
overschakelen naar
“Spot” (puntmeten).
4.
Druk op de sluitertoets om de linkerkant van
het beeld op te nemen.
De instellingen voor de scherpstelling, de belichting,
de witbalans, de zoom en de flitser zijn bij dit type
beeld vastgezet (onveranderbaar).
Scherpstelkader
Halfdoorzichtige
achtergrond
87
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Opnemen van een onderwerp over een bestaand
achtergrondbeeld (Pre-shot (vooropname))
De Pre-shot functie helpt bij het verkrijgen van de
gewenste achtergrond zelfs als u iemand anders moet
vragen om het beeld voor u op te nemen. In principe is de
Pre-shot functie een twee-staps procedure.
1. U stelt de compositie voor de gewenste achtergrond
samen en drukt op de sluitertoets waardoor een
halfdoorzichtig beeld van de achtergrond op het
beeldscherm blijft staan.
2. Vraag dan iemand om een foto van u te maken met de
oorspronkelijke achtergrond en vertel hem om de
compositie van het beeld te maken m.b.v. het half-
doorzichtige beeldscherm als gids.
De camera slaat enkel het beeld op dat in stap 2
geproduceerd wordt.
De achtergrond kan iets afwijken van die u in stap 1
samengesteld had afhankelijk van hoe de compositie
van het beeld in stap 2 wordt gemaakt.
Merk op dat de vooropname functie enkel beschikbaar is
tijdens de BESTSHOT functie (pagina 81).
Zet de achtergrond stil op
het beeldscherm.
Neem het beeld op m.b.v.
de achtergrond in het
beeldscherm als gids.
Alleen het tweede beeld
wordt opgenomen.
88
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
1.
Druk op [ ] (REC) en selecteer daarna
BESTSHOT als de opnamefunctie (pagina
48).
2.
Gebruik [] en [] om Pre-shot te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
3.
Voer compositie op het beeldscherm uit van
de gewenste achtergrond en druk vervolgens
op de sluitertoets om die tijdelijk als
referentiebeeld op te nemen.
Door deze bewerking verschijnt een halfdoorzichtig
beeld van de achtergrond op het beeldscherm maar
wordt het weergegeven beeld niet opgeslagen in het
geheugen van de camera.
Voor dit type beeld liggen de instellingen voor de
scherpstelling, de witbalans, zoomen en het flitsen.
4.
Nu kunt u zelf op de
voorgrond treden en
iemand anders
vragen om uw foto te
nemen waarbij de
halfdoorzichtige
achtergrond op het
beeldscherm fungeert
als leidraad.
U kunt op dit moment op [MENU] drukken om de
halfdoorzichtige achtergrond van het beeldscherm te
wissen. Nu kunt u stap 3 herhalen om een nieuwe
achtergrond op te nemen.
5.
Na uitvoeren van het laatste beeld (met
gebruik van de halfdoorzichtige achtergrond
als leidraad) dient de persoon met de camera
op de sluitertoets te drukken om het beeld op
te nemen.
Merk op dat het beeld van de halfdoorzichtige
achtergrond die u tijdelijk opneemt in stap 3 enkel
fungeert voor het uitvoeren van de compositie. Het
uiteindelijk beeld bevat enkel wat zich voor de
camera bevindt wanneer de sluitertoets ingedrukt
wordt in stap 5.
Halfdoorzichtige beeld
89
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Opnemen van beelden van naamkaartjes
en documenten (Business Shot)
Wanneer beelden van naamkaartjes, documenten, een
witbord of soortgelijke voorwerpen vanuit een hoek worden
opgenomen kunnen deze onderwerpen er vervormd uitzien
in het beeld dat als resultaat is opgenomen. De Business
Shot instelling corrigeert rechthoekige vormen automatisch
zodat ze er uitzien alsof ze opgenomen zijn met de camera
recht voor het onderwerp.
White board, etc.
(Witbord, enz.)
Business cards and
documents
(Naamkaartjes en
documenten)
Voor aanbrengen van
de keystone correctie
Na aanbrengen van
de keystone correctie
Beelden van instelvoorbeelden
BELANGRIJK!
Voordat u begint met de opname dient u eerst de
compositie van het beeld zo in te richten zodat het
contour van het onderwerp dat u wilt opnemen zich
in het geheel op het beelscherm bevindt. De camera
kan de vorm van het onderwerp niet correct
signaleren tenzij het zich in het geel op het scherm
bevindt.
De camera kan de vorm van het onderwerp ook niet
signaleren als het dezelfde kleur heeft als de
achtergrond. Zorg ervoor dat het onderwerp een
contour heft dat afsteekt tegen de achtergrond.
90
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Gebruiken van de Business Shot
instelling
1.
Druk op [ ] (REC) en selecteer daarna
BESTSHOT als de opnamefunctie (pagina
48).
2.
Selecteer het gewenste Business Shot beeld
m.b.v. [] en [] en druk vervolgens op [SET].
3.
Opnemen van het beeld.
Hierdoor wordt een
scherm verkregen dat
alle onderwerpen in het
beeld weergeeft die
kwalificeren als
kandidaten voor keystone
(hoeksteen) correctie.
Er verschijnt een foutlezing (pagina 202) als de
camera geen geschikte kandidaat in beeld kan
vinden voor de ‘keystone’ functie. Na enkele
ogenblikken zal het oorspronkelijke beeld zonder
aanpassingen opgeslagen worden in het geheugen.
LET OP
Wanneer de camera zich in een hoek bevindt t.o.v.
naamkaartje of document dat u aan het opnemen
bent, dan kan de vorm van het naamkaartje of het
document er vervormd uit zien als beeld. De
automatische Keystone (hoeksteen) correctiefunctie
komt dan in actie om die vervorming te corrigeren
waardoor de onderwerpen er normaal uitzien zelfs
als u vanuit een hoek opneemt.
91
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Gebruiken van de filmfunctie
U kunt filmpjes met audio (geluid) opnemen. Een enkel
filmpje kan zo lang zijn als de beschikbare
geheugencapaciteit toelaat.
Bestandsformaat: AVI
Het AVI formaat voldoet aan het Motion JPEG formaat
dat wordt verbreid door de Open DML groep.
Beeldgrootte: 320
×
240 beeldpunten
Filmbestand grootte: ca. 300KB/seconde.
Maximale filmlengte
Eén filmpje:
Zolang de beschikbare geheugencapaciteit dit toelaat.
LET OP
U kunt filmpjes weergeven die opgenomen zijn op
uw computer met de filmfunctie m.b.v. Windows
Media Player.
4.
Selecteer m.b.v. [] en [] de kandidaat die u
wilt corrigeren.
5.
Selecteer Correct
(corrigeren) m.b.v. []
en [] en druk op
[SET].
Door “Cancel”
(annuleren) te selecteren
i.p.v. “Correct”
(corrigeren) wordt het
oorspronkelijke beeld
zonder aanpassingen
opgeslagen in het
geheugen.
BELANGRIJK!
Het maximal beeldformaat voor Business Shot
beelden is 1600
×
1200 beeldpunten zelfs als de
camera geconfigureerd is voor een groter
beeldformaat. Als de beeldformaatinstelling kleiner is
dan 1600
×
1200 beeldpunten worden beelden
opgenomen met het gespecificeerde formaat.
92
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
De optische zoom wordt uitgeschakeld als een
filmopnamefunctie wordt ingeschakeld. Alleen
digitale zoom is beschikbaar wanneer een
filmopname aan het plaats vinden is. Wilt u de
optische zoom gebruiken voor het opnemen van een
film, voer dan het zoomen uit voordat u begint met
het uitvoeren van de opname.
De scherpstelfunctie verandert automatisch naar
panfocus (pagina 72) wanneer u de filmfunctie
inschakelt ongeacht de scherpstelinstelling van het
functiegeheugen (pagina 105). U kunt echter naar
een andere scherpstelfunctie overstappen voordat u
een opname begint.
3.
Het filmbestand wordt in het geheugen
opgeslagen wanneer een filmopname voltooid
is.
1.
Druk op [ ] (REC) en
selecteer daarna
Movie als de
opnamefunctie (pagina
48).
Hierdoor wordt de
filmfunctie ingeschakeld
en verschijnt de
indicator op het
beeldscherm.
U kunt de toetsaanpasfunctie (pagina 104) gebruiken
om de camera te configureren om de filmfunctie in te
schakelen telkens wanneer u op [] of [] drukt
tijdens de opnamefunctie (REC).
2.
Richt de camera op het
onderwerp en druk
daarna op de
sluitertoets.
De filmopname duurt
zolang de beschikbare
geheugencapaciteit dit
toelaat of totdat u de
opname stopt door
nogmaals op de
sluitertoets te drukken.
Opnametijd
Resterende opnametijd
Filmopname indicator
93
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
De camera stelt automatisch scherp telkens
wanneer automatisch scherpstelling of de
macrofunctie ( ) (pagina 68) geselecteerd is als
de scherpstelfunctie. Merk op dat de
bevestigingstoon die klinkt tijdens de werking van
de automatisch scherpstelfunctie opgenomen zal
worden bij het andere geluid. Als u geen
bevestigingstonen opgenomen wilt hebben in het
audiogedeelte houdt dan de panfocus ( ) als de
scherpstelfunctie of selecteer handmatige
scherpstelling ( ) en stel met de hand scherp
op het beeld voordat u met het opnemen begint.
Automatisch scherpstelling kan niet wordne
uitgevoerd tijdens panfocus ( ), handmatige
scherpstelling ( ) en scherpstellen op oneindig
( ) zodat geen bevestigingstoon te horen zal
zijn. Tijdens de handmatige scherpstelfunctie kant
u de scherpstelinstellingen niet bijstellen tijdens
het opnemen zelf. Zorg er dus voor eventuele
bijstellingen reeds te hebben uitgevoerd voordat u
begint met het daadwerkelijke opnemen.
Bepaalde types geheugenkaarten hebben meer tijd
nodig om data op te nemen waardoor filmbeelden
verloren kunnen gaan. De indicaties en
REC
knipperen tijdens het opnemen op het beeldscherm
om u te laten weten dat er een filmbeeld verloren is
gegaan.
Microfoon
BELANGRIJK!
De flitser flitst niet tijdens de filmfunctie.
Daze camera neemt ook geluid op. Merk de
volgende punten op bij opname van een film.
Let er op dat u de
microfoon niet met uw
vingers blokkeert.
Goede
opnameresultaten zijn
niet mogelijk wanneer
de camera te ver van
het onderwerp weg is.
Wanneer toetsen op
de camera worden
bediend kan het geluid
er van mogelijk ook
opgenomen worden.
Het filmgeluid wordt opgenomen in mono.
De scherpstelfunctie verandert automatisch naar
panfocus ( ) (pagina 72) wanneer u de
filmfunctie inschakelt.
94
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Resterende opnametijd
LET OP
U kunt een audiobestand weergeven dat opgenomen
was met de Audio Snapshot functie op uw computer
m.b.v. Windows Media Player. Opnemen van audio
voor een snapshot creëert twee gescheiden
bestanden: één voor de beelddata en één voor de
audiodata. Elk bestand is opgeslagen in een
gescheiden map in het geheugen van de camera
(pagina 172).
1.
Druk op [ ] (REC) en selecteer daarna
( + ) als de opnamefunctie (pagina 48).
Hierdoor wordt de Audio Snapshot functie
ingeschakeld en verschijnt “ ” op het beeldscherm.
U kunt de toetsaanpasfunctie (pagina 104) gebruiken
om de camera te configureren om de Audio
Snapshot functie in te schakelen wanneer u op [] of
[] drukt tijdens een opnamefunctie (REC).
2.
Druk op de sluitertoets
om het beeld op te
nemen.
Na opname van het beeld
wordt de audio
opnamestandby functie
ingeschakeld met het zo
juist opgenomen beeld op
het beeldscherm.
Opnemen van audio
Toevoegen van geluid aan een snapshot
U kunt geluid toevoegen aan een snapshot nadat u deze
opgenomen heeft.
Beeldformaat: JPEG
JPEG heeft een beeldformaat met een efficiënte
datacompressie.
De bestandsextensie van een JPEG bestand is “.JPG”.
Audioformaat: WAVE/ADPCM opnameformaat
Dit is het Windows standaardformaat voor het
audioformaat.
De bestandsextensie van een WAVE/ADPCM bestand is
“.WAV”.
Opnametijd:
Maximaal 30 seconden per beeld
Geluidsbestandsgrootte:
Ongeveer 120KB (30-seconde opnamen van circa 4KB
per seconde.)
95
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Opnemen van spraak
De spraakopnamefunctie maakt opnemen van uw stem
snel en eenvoudig.
Audioformaat: WAVE/ADPCM opnameformaat
Dit is het Windows standaardformaat voor het
audioformaat.
De bestandsextensie van een WAVE/ADPCM bestand is
“.WAV”.
Opnametijd:
Maximaal 39 minuten met het ingebouwde geheugen
Geluidsbestandsgrootte:
Ongeveer 120KB (30-seconde opnamen van circa 4KB
per seconde.)
LET OP
U kunt bestanden weergeven met de
spraakopnamefunctie op uw computer m.b.v.
Windows Media Player.
U kunt de audio opnamestandby functie annuleren
door op de [MENU] toets te drukken.
3.
Druk op de sluitertoets om audio opname te
starten.
De groene bedrijfsindicator knippert terwijl het
opnemen plaatsvindt.
Als het beeldscherm uitgeschakeld is (pagina 26),
zal het scherm weer worden ingeschakeld wanneer u
audio toevoegt aan een snapshot.
4.
Het opnemen stopt na ongeveer 30 seconden
of wanneer u op de sluitertoets drukt.
BELANGRIJK!
Het is niet mogelijk de Audio Snapshot functie te
gebruiken in combinatie met de drievoudige
zelfonspanner of een combinatieshot.
96
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
3.
Druk nogmaals op de sluitertoets om de
opname te stoppen. Hierdoor wordt de
opname ook opgeslagen als een bestand in
het camerageheugen.
LET OP
Door [DISP] ingedrukt te houden terwijl u de
spanningstoets of [ ] (REC) ingedrukt houdt, wordt
de spraakopnamefunctie ingeschakeld zonder dat de
lens naar buiten komt.
1.
Druk op [ ] (REC) en
selecteer daarna
Voice als de
opnamefunctie (pagina
48).
Hierdoor wordt de
spraakopnamefunctie
ingeschakeld en
verschijnt de “
indicator op het
beeldscherm.
U kunt de toetsaanpasfunctie (pagina 104) gebruiken
om de camera te configureren om de
spraakopnamefunctie in te schakelen telkens
wanneer u op [] of [] drukt tijdens een
opnamefunctie (REC).
2.
Druk op de sluitertoets om spraakopname op
te nemen.
De groene bedrijfsindicator knippert terwijl het
opnemen plaatsvindt.
Door tijdens spraakopname op [DISP] te klikken
wordt het beeldscherm uitgeschakeld.
U kunt indextekens invoegen tijdens het opnemen
door op [SET] te drukken. Zie pagina 124 voor
informatie aangaande het doorspringen naar een
indexteken tijdens het weergeven.
Resterende opnametijd
Opnametijd
97
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Gebruiken van het histogram
U kunt de [DISP] toets gebruiken voor het tonen van een
histogram op het beeldscherm. Het histogram stelt u in staat
de belichtingsomstandigheden te controleren tijdens het
opnemen van beelden (pagina 26).U kunt ook het histogram
van een opgenomen beeld tonen tijdens de weergavefunctie
(PLAY).
Een histogram is een grafiek die de helderheid van een beeld
voorstelt uitgedrukt in het aantal beeldpunten. De vertikale as
stelt het aantal beeldpunten voor terwijl de horizontale as de
helderheid aangeeft. U kunt het histogram gebruiken om te
bepalen of een beeld schaduwen (linker kant), middenbereik
tonen (midden) en verlichting (rechts) omvat om voldoende
beelddetail tot uitdrukking te brengen. Mocht het histogram er
om de één of andere reden te éénzijdig uit zien, dan kunt u
de EV verschuiving (belichtingscompensatie) gebruiken om
de balans naar links of rechts te bewegen en zo een betere
balans te verkrijgen. Optimale belichting kan worden
verkregen door de belichting te corrigeren zodat de grafiek zo
veel mogelijk rond het midden is geconcentreerd.
Histogram
Voorzorgsmaatregelen bij audio opname
Houd de microfoon aan de
voorkant van de camera
gericht op de bron.
Let er op dat u de microfoon
niet met uw vingers
blokkeert.
Microfoon
Goede opnameresultaten zijn niet mogelijk wanneer de
camera te ver van het onderwerp weg is.
Door op de spanningstoets of op [ ] (PLAY) te drukken
wordt de opname gestopt en wordt eventueel geluid
opgeslagen dat tot op dat moment werd opgenomen.
U kunt ook “post-opname” uitvoeren om audio toe te
voegen aan een snapshot nadat deze werd genomen of
om de bij een beeld opgenomen audio te veranderen. Zie
pagina 122 voor meer informatie.
98
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Neigt het histogram te veel
naar rechts, dan betekent dit
dat er te veel lichte
beeldpunten zijn. Dit type
histogram is het resultaat van
een beeld dat in het algemeen
te licht is. De lichte gedeelten
van het beeld kunnen zelfs
“geheel wit” worden als het
histogram te ver naar rechts
toe neigt.
Een histogram dat in het
midden geconcentreerd is
duidt op een goede verdeling
van lichte en donkere
beeldpunten. Dit type
histogram is het resultaat van
een beeld dat over het geheel
genomen een optimale
helderheid heeft.
Een RGB histogram wordt ook weergegeven dat de
verdeling van R (rood), G (groen) en B (blauw) aangeeft.
Dit histogram kan gebruikt worden om te bepalen of er te
veel of te weinig van elk van de kleurcomponenten in het
beeld is.
LET OP
U kunt de toetsaanpasfunctie (pagina 104) gebruiken
om de camera te configureren om
belichtingscompensatie uit te voeren telkens
wanneer u op [] of [] drukt tijdens een
opnamefunctie (REC). Doet u dit dan kunt de
belichtingscompansatie bijstellen tijdens het bekijken
van het in-beeld histogram (pagina 76).
Neigt het histogram te veel
naar links, dan betekent dit
dat er te veel donkere
beeldpunten zijn. Dit type
histogram is het resultaat van
een beeld dat in het algemeen
te donker is. De donkere
gedeelten van het beeld
kunnen zelfs “geheel
verduisterd” worden als het
histogram te ver naar links toe
neigt.
99
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Camera instellingen van de REC (opname)
functie
Volgend zijn de instellingen die u kunt configureren voordat
u een beeld opneemt m.b.v. een opnamefunctie (REC).
ISO gevoeligheid
Scherpte
Verzadiging
Contrast
Raster aan/uit
Beeldcontrole aan/uit
Icoonhulp aan/uit
L/R toetsinstelling
Default instelling bij inschakelen van de spanning
Terugstellen van de camera (reset)
LET OP
U kunt ook de hieronder beschreven instellingen
configureren. Zie de referentiepagina’s voor nadere
informatie.
Grootte (pagina 65)
Kwaliteit (pagina 66)
Witbalans (pagina 78)
Digitale zoom (pagina 57)
Autofocusbereik (pagina 70)
Automatische panfocus (Auto PF) (pagina 69)
Flitsintensiteit (pagina 61)
Flitserassistent (pagina 61)
BELANGRIJK!
Merk op dat het bovenstaande histogram enkel als
toelichting wordt verstrekt. Het is mogelijk is dat u
voor een bepaald onderwerp niet precies deze
vormen kunt verkrijgen.
Een op het midden geconcentreerd histogram is
geen garantie voor optimale belichting. Het
opgenomen beeld kan overbelicht of onderbelicht
zijn zelfs als het histogram rond het midden is
geconcenteerd.
U kunt mogelijk geen optimale histogramconfiguratie
verkrijgen door de beperkingen van de
belichtingscompensatie.
Het gebruik van de flitser alsmede bepaalde opname
omstandigheden kunnen er de oorzaak van zijn dat
het histogram een belichting aangeeft die afwijkt van
de feitelijke belichting van het beeld ten tijde van de
opname.
De histogram verschijnt niet wanneer u de
combinatiefunctie (Coupling Shot) (pagina 85) of de
vooropnamefunctie (Pre-shot) (pagina 87) gebruikt.
Het RGB (kleurcomponenten) histogram wordt enkel
voor snapshots (foto’s ) aangegeven. Tijdens de
filmfunctie verschijnt enkel de verdelingshistogram
voor de luminantie op het beeldscherm.
100
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
BELANGRIJK!
Onder bepaalde omstandigheden kan een hoge
sluitersnelheid in combinatie met een hoge ISO
gevoeligheid leiden tot digitale ruis (korreligheid)
waardoor het beeld er grof uitziet. Voor het maken
van mooie beelden van goede kwaliteit kunt u het
beste de laagst mogelijke ISO gevoeligheidsinstelling
gebruiken.
Het gebruik van een hoge gevoeligheid in combinatie
met de flitser kan er bij het opnemen van een
onderwerp dichtbij toe leiden dat het onderwerp
onjuist belicht wordt.
LET OP
U kunt de toetsaanpassingsfunctie (pagina 104)
gebruiken om de camera zodanig te configureren dat
de instelling voor de ISO gevoeligheid verandert
telkens wanneer u tijdens een opnamefunctie (REC)
op [] of [] drukt.
Specificeren van de ISO gevoeligheid
U kunt de ISO gevoeligheidsinstelling veranderen voor
betere beelden op plaatsen waar de belichting laag is of
wanneer u een snelle sluitersnelheid wilt gebruiken.
De ISO gevoeligheid wordt uitgedrukt door waarden die
oorspronkelijk de lichtgevoeligheid uitdrukte van normale
fotografische film. Een hogere waarde geeft een grotere
gevoeligheid aan hetgeen beter is voor het maken van
opnamen wanneer de hoeveelheid beschikbaar licht
weinig is.
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de REC (opname) tab, selecteer
ISO en druk daarna op [].
3.
Selecteer de gewenste instelling m.b.v. [] en
[] en druk vervolgens op [SET].
Om dit te verkrijgen:
Automatische
gevoeligheidsselectie
Lagere gevoeligheid
Hogere gevoeligheid
Selecteer deze instelling:
Auto
ISO 50
ISO 100
ISO 200
ISO 400
101
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Specificeren van kleurverzadiging
Gebruik de volgende procedure om de gevoeligheid te
regelen van het beeld dat u opneemt.
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de REC tab, selecteer
Saturation (verzadiging) en druk daarna op
[].
3.
Selecteer de gewenste instelling m.b.v [] en
[] en druk vervolgens op [SET].
Om dit te verkrijgen:
Hoge kleurverzadiging (intensiteit)
Normale kleurverzadiging (intensiteit)
Lage kleurverzadiging (intensiteit)
Selecteer deze
instelling:
+2
+1
0
–1
–2
Om dit te verkrijgen:
Uitmuntende scherpte
Normale scherpte
Weinig scherpte
Selecteer deze
instelling:
+2
+1
0
–1
–2
Speciferen van de contourscherpte
Gebruik de volgende procedure om de scherpte van de
contouren in het beeld te regelen.
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de REC tab, selecteer
Sharpness (scherpte) en druk daarna op
[].
3.
Selecteer de gewenste instelling m.b.v [] en
[] en druk vervolgens op [SET].
102
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
In- en uitschakelen van het in-beeld
raster
U kunt rasterlijnen op het beeldscherm verkrijgen om u te
helpen bij de compositie van beelden en om er zeker van
te zijn dat de camera tijdens het opnemen recht gehouden
wordt.
Om dit te doen:
Toon het raster
Verberg het raster
Selecteer deze instelling:
On (aan)
Off (uit)
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de REC (opname) tab, selecteer
Grid (raster) en druk daarna op [].
3.
Gebruik [] en [] om de gewenste instelling
te selecteren en druk vervolgens op [SET].
Om dit te verkrijgen:
Hoog contrast
Normaal contrast
Laag contrast
Selecteer deze
instelling:
+2
+1
0
–1
–2
Specificeren van het contrast
Gebruik de volgende procedure om het relatieve verschil
tussen de lichte delen en de donkere delen te regelen van
het beeld dat u opneemt.
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de REC tab, selecteer Contrast
en druk daarna op [].
3.
Selecteer de gewenste instelling m.b.v [] en
[] en druk vervolgens op [SET].
103
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Gebruik van icoonhulp
Icoonhulp toont begeleidende tekst over een icoon
wanneer u deze selecteert op het beeldscherm tijdens een
opnamefunctie (REC).
De icoonhulptekst wordt aangegeven voor de volgende
functies: Flitserfunctie, scherpstelfunctie, witbalans,
zelfontspanner, en huidige opnamefunctie (REC).
Merk echter op dat de icoonhulptekst voor huidige
opnamefunctie (REC), witbalans en zelfontspanner enkel
verschijnt wanneer de opnamefunctie (REC Mode), de
witbalans (White Balance) of de zelfontspanner (Self-
timer) toegewezen is aan de [] en [] toetsen met de
toetsaanpassingsfunctie (pagina 104).
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de REC (opname) tab, selecteer
Icon Help (icoonhulp) en druk vervolgens
op [].
3.
Selecteer de gewenste instelling m.b.v. [] en
[] en druk op [SET].
Om dit te doen:
Toon beelden op het beeldscherm
voor ongeveer een halve seconde
onmiddellijk nadat ze opgenomen zijn
Toon geen beelden onmiddellijk nadat
ze opgenomen zijn
Selecteer deze
instelling:
On (aan)
Off (uit)
In- en uitschakelen van beeldcontrole
Beeldcontrole laat de door u opgenomen beelden zien op
het beeldscherm zodra u ze opneemt. Gebruik de volgende
procedure om beeldcontrole in en uit te schakelen.
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op de
[MENU] toets.
2.
Selecteer de REC (opname) tab, selecteer
Review (controleren) en druk vervolgens op
[].
3.
Gebruik [] en [] om de gewenste instelling
te selecteren en druk vervolgens op [SET].
104
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Toewijzen van functies aan de [] en []
toetsen
Een functie voor “toetsaanpassing” stelt u in staat de [] en
[] toetsen te configureren zodat deze de camera
instellingen veranderen wanneer ze ingedrukt worden tijdens
een opnamefunctie (REC). Na het configureren van de []
en [] toetsen kunt u de instellingen veranderen die er aan
zijn toegewezen zonder door het menuscherm te lopen.
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de REC (opname) tab, selecteer
L/R Key (linker/rechter toets) en druk
vervolgens op [].
3.
Gebruik [] en [] om de gewenste instelling
te selecteren en druk vervolgens op [SET].
Nadat u een functie toegewezen heeft kunt u de
instelling ervan eenvoudigweg veranderen door op
de [] of [] toetsen te drukken.
Opnamefunctie (REC) (pagina 48)
EV verschuiving (pagina 76)
Witbalans (pagina 78)
ISO (pagina 100)
Zelfonspanner (pagina 63)
Uit (off) : geen functie toegewezen
BELANGRIJK!
Door één van de volgende instellingen te selecteren
verschijnen de icoon en de betreffende icoontekst
tijdelijk op het beeldscherm. Na enige tijd verdwijnen
de icoon en de tekst.
Flitserfunctie (automatisch) icoon (pagina 59)
Scherpstelfunctie (automatische
scherpstelling) icoon (pagina 69)
Witbalans (automatisch) icoon (pagina 78)
Selecteer deze
instelling:
On (aan)
Off (uit)
Om dit te doen:
Toon begeleidende tekst wanneer u
een icoon selecteert op het
beeldscherm
Schakel icoonhulp uit
105
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Specificeren van de default instellingen
bij inschakelen van de spanning
Met het “functiegeheugen” van deze camera kunt u de
default instellingen bij inschakelen van de spanning
afzonderlijk instellen voor de opnamefunctie, de
flitserfunctie, de scherpstelfunctie, de witbalansfunctie, de
ISO gevoeligheid, AF kader, zelfontspanner,
flitsintensiteit,
de digitale zoomfunctie, de handmatige scherpstelstand en
de zoompositie. Het inschakelen van het functiegeheugen
voor een bepaalde functie is een boodschap aan de camera
om de status te onthouden van die functie wanneer u de
camera uitschakelt om dezelfde status opnieuw te verkrijgen
wanneer de camera weer ingeschakeld wordt. Wanneer het
functiegeheugen uitgeschakeld is, stelt de camera
automatisch de oorspronkelijke defaultinstellingen voor de
betreffende functie in die ingesteld waren in de fabriek.
De volgende tabel toont wat er gebeurt als u het
functiegeheugen voor elke functie in- of uitschakelt.
Functie
REC Mode (Opname)
Flash (Flitser)
Focus (Scherpstellen)*
1
White Balance (Witbalans)
ISO
AF Area (autofocusbereik)
Self-timer (Zelfontspanner)
Flash Intensity
(Flitsintensiteit)
Digital Zoom (Digitale zoom)
MF Position (MF stand)
Zoomposition*
2
(Zoompositie)
On (Aan)
Instelling
wanneer de
camera
uitgeschakeld
is
Off (Uit)
Snapshot
Auto (Automatisch)
Auto (Automatisch)
Auto (Automatisch)
Auto (Automatisch)
Spot (Puntmeteh)
Off (Uit)
0
On (Aan)
Laatste autofocus stand
die van kracht was voordat
u overschakelde op
handmatig scherpstellen
Wide (Groothoek)
*1 De instelling van de scherpstelfunctie wordt niet
behouden bij de Movie functie. PF (panfocus) wordt
automatisch geselecteerd tijdens de filmfunctie.
*2 Alleen de optische zoompositie wordt onthouden.
106
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de Memory (geheugen) tab m.b.v.
[] en [].
3.
Selecteer het item dat u wilt veranderen
m.b.v. [] en [] en druk vervolgens op [].
4.
Gebruik [] en [] om de gewenste instelling
te selecteren en druk vervolgens op [SET].
Om dit te doen:
Schakel het functiegeheugen in
zodat de instellingen worden
herkregen bij inschakelen van
de spanning
Schakel het functiegeheugen
uit zodat de instellingen worden
teruggesteld bij inschakelen
van de spanning
Selecteer deze instelling:
On (aan)
Off (uit)
BELANGRIJK!
Merk op dat de instellingen van de BESTSHOT
functie voorrang krijgen over de instellingen van het
geheugen. Als u de camera dus uitschakelt tijdens
de BESTSHOT functie, dan zullen alle instellingen
behalve die voor “REC Mode” (opnamefunctie) en
“Zoom Position” (zoompositie) geconfigureerd
worden voor het BESTSHOT voorbeelddécor
wanneer u de camera opnieuw inschakelt, ongeacht
de aan/uit instellingen van het functiegeheugen.
Als u de camera uitschakelt tijdens de filmfunctie, zal
de flitser uitgeschakeld zijn wanneer u de
camera opnieuw inschakelt, ongeacht de aan/uit
instelling voor de flitser van het functiegeheugen.
107
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Terugstellen (reset) van de camera
Gebruik de volgende procedure om alle instellingen van de
camera terug te stellen (reset) tot hun oorspronkelijke
defaultwaarden zoals aangegeven bij “Menureferentie” op
pagina 192.
1.
Druk op [MENU].
2.
Selecteer de Set Up (instelling) tab,
selecteer Reset (resetten) en druk daarna
op [].
3.
Gebruik [] en [] om Reset (resetten) te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
Selecteer “Cancel” (annuleren) en druk op [SET] als
u deze procedure wilt annuleren zonder de camera
terug te stellen.
108
WEERGAVE
2.
Gebruik [] (voorwaarts) of [] (achterwaarts)
om door de bestanden te bladeren op het
beeldscherm.
LET OP
Door [] of [] ingedrukt te houden wordt versneld
door de beelden gebladerd.
Om sneller bladeren door de weergavebeelden
mogelijk te maken is het beeld dat aanvankelijk
verschijnt een controlebeeld met een ietwat lagere
kwaliteit dan het werkelijke weergavebeeld. Het
werkelijke weergavebeeld verschijnt even later na
het controlebeeld. Dit is niet van toepassing bij
beelden die gekopiëerd zijn van een andere digitale
camera.
WEERGAVE
[ ]
U kunt het ingebouwde monitorscherm van de camera
gebruiken om beelden te bekijken nadat u ze heeft
opgenomen.
Elementaire weergavebediening
Gebruik de volgende procedure om door bestanden te
bladeren die in het geheugen van de camera opgeslagen zijn.
1.
Druk op [ ] (PLAY)
om de camera in te
schakelen.
Hierdoor wordt de
weergavefunctie (PLAY)
ingeschakeld en verschijnt
een beeld of een boodschap
op het beeldscherm.
Weergavefunctie
(PLAY) bestand type
Mapnummer/bestandnummer
Beeldformaat
Kwaliteit
Datum en tijd
109
WEERGAVE
Weergave van een audio snapshot
Voer de onderstaande stappen uit om een audio snapshot
te tonen (aangegeven door ) en de audio (het geluid) af
te spelen.
1.
Gebruik [] en [] tijdens de weergavefunctie
(PLAY) totdat het gewenste beeld wordt
weergegeven.
2.
Druk op [SET].
Dit geeft de audio weer
die het getoonde beeld
vergezelt.
U kunt tijdens afspelen
van het geluid de
volgende bediening
uitvoeren.
BELANGRIJK!
Het geluidsvolume kan enkel tijdens de weergave en
tijdens het pauzeren worden bijgesteld.
Doe dit:
Houd [] of [] ingedrukt.
Druk op [SET].
Druk op [] of [].
Druk op [MENU].
On dit te doen:
Versneld afspelen van de
audio in voorwaartse of
achterwaarts richting.
Pauzeren en hervatten van
de audio weergave.
Het geluidsvolume
bijstellen.
De weergave annuleren.
110
WEERGAVE
Omklappen van de display
Met de volgende procedure wordt het beeld 180°
omgeklapt. Dit kan handig zijn wanneer u het beeld op het
beeldscherm wilt laten zien aan iemand die voor u staat.
1.
Gebruik tijdens de weergavefunctie (PLAY)
[] en [] om door de beelden te bladeren op
het beeldscherm en het gewenste beeld te
tonen.
2.
Houd de sluitertoets ingedrukt en druk op
[SET].
Hierdoor wordt het beeld 180° omgeklapt. Het
histogram of andere display informatie die getoond
werd, wordt bij het omklappen van het beeld
automatisch gewist.
Terwijl een beeld omgeklapt is, kunt u [] en []
gebruiken om zonodig naar een ander beeld te
bladeren.
3.
Om het beeld terug te laten keren naar de
normale oriëntatie drukt u op een andere
toets dan op [], [], [] of [].
BELANGRIJK!
Merk op dat u geen film of spraakopnamebestand op
het beeldscherm kunt weergeven wanneer een
omgeklapt beeld wordt getoond.
U kunt de bovenstaande procedure niet gebruiken
om een beeld om te klappen tijdens een in- of
uitgezoomd beeld, 9-beelden scherm een
kalenderschermbeeld, het spelen van een filmbeeld
op het beeldscherm of tijdens een audio snapshot of
wanneer een spraakopnamebestandicoon op het
display wordt aangegeven.
[SET]
Sluitertoets
111
WEERGAVE
Inzoomen op het weergegeven beeld
Voer de volgende procedure uit om in te zoomen op het
beeld dat zich op dat moment op het beeldscherm.
Inzoomen kan tot maximaal vier maal de oorspronkelijke
grootte worden uitgevoerd.
1.
Gebruik tijdens de weergavefunctie (PLAY)
[] en [] om het gewenste beeld te tonen.
2.
Schuif de
zoomregelaar naar ( )
om het beeld te
vergroten.
U kunt d.m.v. de [DISP]
toets heen en weer
schakelen tussen
weergeven en niet
weergeven van de
zoomfactor.
3.
Verschuif het beeld d.m.v. [], [], [] en []
naar boven, naar beneden, naar links of naar
rechts.
4.
Druk op [MENU] om het beeld terug te
brengen naar de oorspronkelijke grootte.
BELANGRIJK!
Op een filmbeeld kan niet worden ingezoomd.
Afhankelijk van de oorspronkelijke grootte van het
opgenomen beeld kan het niet mogelijk om tot vier
maal de oorspronkelijke grootte in te zoomen op een
beeld in de display.
Huidige zoomfactor
112
WEERGAVE
Afmetingen van een beeld heraanpassen
U kunt het formaat van het opgenomen beeld
heraanpassen tot één van de volgende twee formaten.
1280
×
960 beeldpunten (SXGA) : optimaal voor het
afdrukken van afdrukformaten 3.5˝
×
5˝ of kleiner
640
×
480 beeldpunten (VGA) : meest geschikt als
bijlagen bij e-mail boodschappen of als onderdeel van
webpaginas.
1.
Druk tijdens een weergavefunctie (PLAY) op
[MENU].
2.
Selecteer de PLAY
(weergave) tab,
selecteer Resize
(afmetingen
heraanpassen) en
druk daarna op [].
Merk op dat deze bewerking alleen mogelijk is
wanneer een snapshot beeld zich op het
beeldscherm bevindt.
3.
Gebruik [] of [] om door de beelden te
bladeren en dat beeld te tonen waarvan de
afmetingen heraangepast dienen te worden.
4.
Gebruik [] of [] om de gewenste instelling
te selecteren en klik dan op [SET].
Selecteer Cancel (annuleren) om het
heraanpassen van de afmetingen te annuleren.
BELANGRIJK!
Door de afmetingen van een beeld her aan te
passen wordt een nieuw bestand gecreëerd dat het
beeld bevat in de afmetingsgrootte die u selecteert.
Het bestand met het oorspronkelijke beeld blijft ook
in het geheugen.
Merk op dat u de afmetingen van de volgende
beeldtypen niet kunt heraanpassen.
Beelden met 640
×
480 beeldpunten en kleinere
beelden
Beelden met 2560
×
1712 beeldpunten (3:2)
Filmbeelden en de icoon voor
spraakopnamebestanden
Beelden opgenomen met een andere camera
De afmetingen kunnen niet worden aangepast
wanneer er niet genoeg geheugen is om het
heraangepaste beeld op te slaan.
Wanneer u een beeld waarvan de afmetingen zijn
heraangepast weergeeft via het beeldscherm van de
camera, geven de datum en de tijd aan wanneer het
beeld oorspronkelijk opgenomen was, niet wanneer
de afmetingen van het beeld heraangepast werden.
113
WEERGAVE
Trimmen van een beeld
U kunt de volgende procedure volgen om een gedeelte van
een vergroot beeld te trimmen.
1.
Gebruik tijdens de weergavefunctie (PLAY)
[] en [] om door de beelden te bladeren en
het beeld te tonen dat u wilt tonen.
2.
Druk op [MENU].
3.
Selecteer de PLAY
(weergave) tab,
selecteer Trimming
(trimmen) en druk
daarna op [].
Hierdoor wordt een
trimkader verkregen.
Merk op dat deze bewerking alleen mogelijk is
wanneer een snapshot beeld zich op het
beeldscherm bevindt.
4.
Gebruik de zoomtoets ( ) om het
trimkader te vergroten of te verkleinen.
Hoe kleiner het beeld des te beperkter de maat van
het trimkader.
5.
Gebruik om het trimkader te verplaatsen [],
[], [] en [] totdat het gebied van het beeld
dat u wilt extraheren zich binnen het kader
bevindt.
6.
Druk op [SET] om het deel van het beeld te
extraheren dat zich binnen het trimkader
bevindt.
Druk op [MENU] als u de procedure op een gegeven
moment toch wilt annuleren.
114
WEERGAVE
BELANGRIJK!
Door een beeld te trimmen wordt een nieuw bestand
gecreëerd dat het getrimde beeld bevat. Het bestand
met het oorspronkelijke beeld blijft ook in het
geheugen.
Merk op dat u de volgende beeldtypes niet kunt
trimmen.
Beelden met 2560
×
1712 beeldpunten (3:2)
Filmbeelden en de icoon voor
spraakopnamebestanden
Beelden opgenomen met een andere camera
De trimbewerking kan niet worden uitgevoerd
wanneer er niet genoeg geheugen is om het
getrimde beeld op te slaan.
Wanneer u een beeld dat getrimd werd weergeeft via
het beeldscherm van de camera, geven de datum en
de tijd aan wanneer het beeld oorspronkelijk
opgenomen was, niet wanneer het beeld getrimd
werd.
Weergeven van een film
Gebruik de volgende procedure om een film weer te geven
die opgenomen werd met de filmfunctie.
1.
Gebruik tijdens de
weergavefunctie
(PLAY) [] en [] om
door de beelden te
bladeren totdat de
gewenste film getoond
wordt.
Filmicoon
2.
Druk op [SET].
Hierdoor wordt de weergave van de film gestart.
U kunt de volgende bediening uitvoeren terwijl de
film weergegeven wordt.
Om dit te doen:
Snel vooruit- of
achteruitspoelen van de film
Pauzeren en hervatten van
de film weergave.
Eén beeld vooruit- of
achteruit springen terwijl de
weergave is gepauzeerd.
De weergave annuleren.
Het geluidsvolume bijstellen
Doe dit:
Houd [] of [] ingedrukt.
Druk op [SET].
Druk op [] of [].
Druk op [MENU].
Druk op [] of [].
115
WEERGAVE
BELANGRIJK!
Het geluidsvolume kan enkel tijdens de weergave of
tijdens pauzeren worden bijgesteld.
Tonen van een 9-beelden scherm
Met de volgende procedure verkrijgt u negen beelden
tegelijkertijd op het beeldscherm.
1.
Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op de
zoomtoets ( ).
Dit toont het 9-beelden scherm met een
selectiekader er om heen met in het midden het
beeld dat zich op het beeldscherm bevond in stap 2.
Op het 9-beelden scherm geeft (microfoon) een
spraakopnamebestand aan (pagina 124).
Zijn er minder dan negen beelden in het geheugen
dan worden ze weergegeven te beginnen vanaf de
linker bovenhoek. Het selectiekader bevindt zich bij
het beeld dat weergegeven werd voordat u
overschakelde naar het 9-beelden scherm.
116
WEERGAVE
2 3
17 18 19
20 1 2
345
678
91011
12 13 14
15 16 17
18 19 20
1
3.
Door op een willekeurige toets anders dan
[], [], [] en [] te drukken wordt een
volledige versie van het beeld op ware grootte
getoond van het beeld waar het selectiekader
zich bevindt.
2.
Gebruik [], [], []
en [] om het
selectiekader te
verplaatsen naar het
gewenste beeld. Door
op [] te drukken
terwijl het
selectiekader zich in
de rechterkolom
bevindt of op [] te drukken terwijl het
selectiekader zich in de linkerkolom bevindt,
wordt doorgebladert naar het volgende
scherm met 9-beelden.
Voorbeeld: Wanneer er zich 20 beelden in het
geheugen bevinden en beeld 1 eerst wordt
weergegeven.
Tonen van het kalenderscherm
Gebruik de volgende procedure om een kalender van 1
maand te tonen. Elke dag toont het eerste beeld dat op die
dag was opgenomen wat het gemakkelijker maakt om het
gewenste beeld te vinden.
1.
Druk tijdens de
weergavefunctie
(PLAY) op [] ( ).
Volg de procedure onder
Veranderen van de
datumopmaak op pagina
140 om het datumformaat
te specificeren.
Het op de kalender voor
elke dag getoonde beeld
is het eerste beeld dat op
die datum was
opgenomen.
Druk op [MENU] of op [DISP] om het
kalenderscherm te verlaten.
Op het kalenderscherm geeft (microfoon) een
spraakopnamebestand aan (pagina 124).
verschijnt in plaats van het beeld wanneer de
datum data bevat die niet kan worden getoond door
deze camera.
Maand/Jaar
Datumselectiecursor
Selectiekader
117
WEERGAVE
Spelen van een Slideshow (diashow)
De SlideShow (diashow) speelt beelden automatisch af in
volgorde en met vaste tussenpauzes.
1.
Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op
[MENU].
2.
Selecteer de PLAY (weergave) tab, selecteer
Slideshow (diashow) en druk vervolgens op
[].
2.
Verplaats het selectiekader m.b.v. [], [], []
en [] naar de datum waarvan u het beeld wilt
bekijken en druk vervolgens op [SET].
Dit toont het eerste beeld dat genomen was op de
geselecteerde datum.
118
WEERGAVE
4.
Gebruik [] en [] om Start (starten) te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
Hierdoor wordt de slideshow (diashow) gestart.
5.
Druk op [SET] om de slideshow (diashow) te
stoppen.
De diashow stopt ook automatisch nadat de
hoeveelheid tijd verstreken is die u specificeerde
voor Time (tijd).
BELANGRIJK!
Merk op dat alle toetsen onbedienbaar zijn terwijl
een beeldverandering aan de gang is. Wacht totdat
een beeld stilstaat op het beeldscherm voordat u een
toets probeert te bedienen of houd de toets ingedrukt
totdat het beeld stil gaat staan.
Door tijdens de slideshow op [] te drukken wordt
teruggegaan naar het vorige beeld terwijl door
indrukken van [] doorgegaan wordt naar het
volgende beeld.
Wanneer de slideshow bij een filmbestand komt, wordt de
film en de begeleidende audio eenmaal weergegeven.
Wanneer de slideshow bij een spraakopnamebestand of
een audio snapshot komt, wordt dit eenmaal weergegeven.
Het geluid van films, audio snapshots en
spraakopnamebestanden wordt niet gespeeld wanneer
MAX (maximaal) gespecificeerd is voor de Interval
(tussenpauze) instelling van de slideshow. Bij alle Interval
(tussenpauze) instellingen worden films en alle andere
audio (films, audio snapshots en spraakopnamebestanden)
weergegeven ongeacht de lengte.
Terwijl het geluid weergegeven wordt, kunt u de [] en
[] toetsen gebruiken om het volumeniveau in te stellen.
Bij beelden die u van een andere digitale camera of
van een computer heeft gekopiëerd kan het ietwat
langer duren dan de gespecificeerde tussenpauzetijd
voordat ze verschijnen.
Als er indicators in de display zijn dan kunt u deze
uitzetten door op [DISP] te drukken (pagina 26).
3.
Configureer m.b.v. het scherm dat verschijnt
de instellingen voor het beeld, de tijd en de
tussenpauzes.
Images
(Beelden)
Time
(Tijd)
Interval
(Tussenpauze)
All Images (Alle beelden)
Toont alle beelden in het geheugen van
de camera.
One Image (Eén beeld)
Toont een bepaald beeld
Favorites (Favorieten)
Toont alle beelden in de FAVORITE map.
Specificeer de gewenste weergavetijd (1-60
minuten) m.b.v. [] en [].
Specificeer de gewenste tussenpauze (MAX.
of 1 tot 30 seconden) m.b.v. [] en [].
Wanneer de weergave een filmbestand
aantreft terwijl MAX is geselecteerd als de
tussenpauze wordt enkel het eerste beeld
van het filmpje getoond.
119
WEERGAVE
Gebruik van de fotostandaardfunctie
De fotostandaardfunctie stelt u in staat te specificeren wat
er dient te verschijnen op het beeldscherm van de camera
terwijl deze zich op de USB slede bevindt. U kunt een
Photo Stand diashow spelen zonder u zorgen te maken
over de stroom van de accu of u kunt het tonen van een
bepaald beeld tonen. De bediening van de
fotostandaardfunctie wordt uitgevoerd in overeenkomst met
de instellingen van de slideshow. Zie pagina 117 voor
informatie aangaande het configureren van slideshow
instellingen voor eventuele gewenste aanpassingen.
1.
Schakel de camera uit.
2.
Zet de camera op de USB slede.
Plaats de camera niet op de USB slede wanneer hij
nog ingeschakeld is.
3.
Druk op de [PHOTO]
(foto) toets van de USB
slede.
Dit start de Photo Stand
diashow of toont het
enkele beeld dat u
specificeerde (pagina
118).
Door op [MENU] te drukken wordt een scherm
verkregen voor het configureren van diashow
instellingen. Druk op [MENU] terwijl het menuscherm
getoond wordt of selecteer Start en druk op [SET]
om de diashow te herstarten.
Terwijl het geluid weergegeven wordt, kunt u de []
en [] toetsen gebruiken om het volumeniveau in te
stellen.
4.
Druk nogmaals op de [PHOTO] (foto) toets om
de Photo Stand diashow te stoppen.
BELANGRIJK!
De accu wordt niet opgeladen terwijl een
fotostandaard diashow aan de gang is. Stop de
diashow als als u de accu wilt opladen.
[PHOTO]
120
WEERGAVE
4.
Gebruik [] en [] om
Rotate (roteren) te
selecteren en druk
vervolgens op [SET].
Elke keer indrukken van
[SET] draait het beeld
met 90°.
5.
Druk nadat u klaar bent met het configureren
van de instellingen op [MENU] om het
instelscherm te verlaten.
BELANGRIJK!
U kunt een beeld dat beveiligd is niet roteren. Wilt u
toch een dergelijk beeld roteren dan dient u het eerst
onbeveiligd te maken.
U kunt mogelijk een digitaal beeld niet roteren als het
opgenomen was met een ander type digitale camera.
U kunt de beelden van filmbeelden of
spraakopnamebestanden niet roteren.
Roteren van het displaybeeld
Gebruik de volgende procedure om het beeld 90 graden te
roteren en de rotatie informatie samen met het beeld te
registreren. Nadat u dit gedaan heeft, zal het beeld altijd
getoond worden in de geroteerde oriëntatie.
1.
Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op
[MENU].
2.
Selecteer de PLAY (weergave) tab, selecteer
Rotation (rotatie) en druk vervolgens op
[].
Merk op dat deze bewerking alleen mogelijk is
wanneer een snapshot beeld zich op het
beeldscherm bevindt.
3.
Gebruik [] en [] om door de beelden te
bladeren totdat het beeld dat u wilt roteren op
het beeldscherm te zien is.
121
WEERGAVE
Gebruik van beeldroulette
Beeldroulette circuleert de beelden zoals een munt- of
fruitautomaat op de display voordat één ervan stopt. Het
beeld dat verschijnt is naar willekeur gekozen.
1.
Houd terwijl de camera uitgeschakeld is de
[] toets ingedrukt terwijl u op [ ] (PLAY)
drukt om de camera in te schakelen.
Houd de [] toets ingedrukt totdat beelden op het
beeldscherm verschijnen.
Hierdoor wordt de beeldroulettefunctie ingeschakeld
die beelden over de display laat verschijnen en
verdwijnen waarbij er uiteindelijk één beeld blijft
staan.
2.
Door op de [] of [] toets te drukken wordt
de beeldroulettefunctie opnieuw gestart.
3.
Druk om beeldroulette uit te schakelen op de
[ ] (REC) toets om de op dat moment
geselecteerde opnamefunctie in te schakelen
of druk op de spanningstoets om de camera
uit te schakelen.
BELANGRIJK!
De beeldroulettefunctie geeft geen filmbestanden
weer en toont geen spraakopnamebestandiconen.
De beeldroulettefunctie werkt niet wanneer er slechts
één beeld beschikbaar is.
Merk op dat de beeldroulettefunctie enkel werkt bij
beelden die opgenomen zijn met deze camera. De
beeldroulettefunctie kan mogelijk niet goed werken
wanneer er zich beelden van een ander type in het
geheugen bevinden.
Als u de beeldroulettefunctie niet opnieuw start
ongeveer een seconde nadat het laatste beeld
verschenen is dan zal de beeldroulettefunctie
automatisch geannuleerd en de normale
weergavefunctie (PLAY) ingeschakeld worden.
U kunt de beeldroulette gebruiken terwijl Power On
(spanning ingeschakeld) of Power On/Off
(spanning aan/uit) geselecteerd is voor de REC/
PLAY (opname/weergave) instelling (pagina 144).
122
WEERGAVE
1.
Gebruik tijdens de weergavefunctie (PLAY) de
[] en [] toetsen om door de snapshots te
bladeren totdat de gewenste getoond wordt
waaraan u audio wilt toevoegen.
2.
Druk op [MENU].
3.
Selecteer de PLAY
(weergave) tab,
selecteer Dubbing
(geluidsdubben) en
druk vervolgens op
[].
4.
Druk op de sluitertoets om audio opname te
starten.
5.
Het opnemen stopt na ongeveer 30 seconden
of wanneer u op de sluitertoets drukt.
Toevoegen van audio aan een snapshot
De post-opname functie laat u geluid toevoegen aan
snapshots nadat deze zijn opgenomen. U kunt het
audiogedeelte van een audio snapshot (die met een
icoon er op) ook heropnemen.
Audioformaat: WAVE/ADPCM opnameformaat
Dit is het Windows standaardformaat voor het
audioformaat.
De bestandsextensie van een WAVE/ADPCM bestand is
.WAV.
Opnametijd:
Maximaal 30 seconden per beeld
Geluidsbestandsgrootte:
Ongeveer 120KB (30-seconde opnamen van circa 4KB
per seconde.)
123
WEERGAVE
BELANGRIJK!
Houd de microfoon aan
de voorkant van de
camera gericht op het
onderwerp.
Let er op dat u de
microfoon niet met uw
vingers blokkeert.
Goede
opnameresultaten zijn
niet mogelijk wanneer
de camera te ver van
het onderwerp weg is.
Nadat de geluidsopname voltooid is verschijnt de
icoon op het beeldscherm.
U kunt mogelijk geen geluid opnemen wanneer de
resterende geheugencapaciteit laag is.
De volgende types geluidsopname worden niet
ondersteund.
Toevoegen van geluid aan een filmbeeld.
Toevoegen van geluid aan een beveiligd
snapshot (pagina 128).
Audio die heropgenomen of gewist wordt, kan niet
worden herkregen. Let er dus op dat u het geluid niet
langer nodig heeft voordat u heropname uitvoert of
het geluid wist.
Heropnemen van het geluid
1.
Gebruik tijdens de weergavefunctie (PLAY) de
[] en [] toetsen om door de snapshots te
bladeren totdat de gewenste getoond wordt
waarvan u het geluid opnieuw wilt opnemen.
2.
Druk op [MENU].
3.
Selecteer de PLAY (weergave) tab, selecteer
Dubbing (geluidsdubben) en druk
vervolgens op [].
4.
Gebruik [] en [] om Delete (wissen) te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
Als u enkel het geluid op deze manier wilt wissen,
druk dan op [MENU] om de procedure te voltooien.
5.
Druk op de sluitertoets om audio opname te
starten.
6.
Het opnemen stopt na ongeveer 30 seconden
of wanneer u op de sluitertoets drukt.
Hierdoor wordt de bestaande opname gewist en
vervangen door de nieuwe.
Microfoon
124
WEERGAVE
Weergeven van een spraakopnamebestand
Voer de volgende stappen uit om een
spraakopnamebestand weer te geven.
1.
Gebruik [] en [] tijdens de weergavefunctie
(PLAY) om het gewenste
spraakopnamebestand (een bestand
aangegeven met ) weer te geven.
2.
Druk op [SET].
Hierdoor wordt de
weergave van het
spraakopnamebestand
gestart via de
luidspreker van de
camera.
U kunt de volgende bediening uitvoeren terwijl het
geluid weergegeven wordt.
Om dit te doen:
Snel vooruit- of
achteruitspoelen van het geluid.
Pauzeren en hervatten van de
film weergave.
Het geluidsvolume bijstellen.
Annuleren van de weergave.
Doe dit:
Houd [] of []
ingedrukt.
Druk op [SET].
Druk op [] of [].
Druk op [MENU].
BELANGRIJK!
Het geluidsvolume kan enkel tijdens de weergave en
tijdens het pauzeren worden bijgesteld.
Wanneer uw opname voorzien is van indextekens
(pagina 96), kunt u naar het volgende indexteken
doorspringen door de weergave te pauzeren en
vervolgens op [] or [] te drukken. Druk vervolgens
op [SET] om de weergave te hervatten van de positie
van het indexteken.
WISSEN VAN BESTANDEN
125
WISSEN VAN BESTANDEN
U kunt een enkel bestand wissen of u kunt alle bestanden
wissen die zich op dat ogenblik in het geheugen bevinden.
BELANGRIJK!
Merk op dat het wissen van bestanden niet
ongedaan gemaakt kan worden. Als u een bestand
eenmaal gewist heeft, is hij voorgoed verdwenen. Let
er dus goed op dat u een bestand echt niet meer
nodig heeft voordat u het wist. In het bijzonder geldt
dit voor het wissen van alle bestanden - controleer
eerst alle bestanden voordat u deze handeling
uitvoert.
Een beveiligd bestand kan niet worden uitgewist. Om
een bestand te wissen dient u het eerst onbeveiligd
te maken (pagina 128).
Het wissen kan niet worden uitgevoerd wanneer alle
bestanden in het geheugen beveiligd zijn (pagina
129).
Als een audio snapshot gewist wordt, zal dit zowel
het beeldbestand als het audiobestand wissen dat er
aan vast zit.
U kunt de procedures in dit hoofdstuk niet gebruiken
om beelden te wissen uit de FAVORITE map. Zie de
procedures op pagina 129 en 132 voor details
aangaande het wissen van de inhoud van de
FAVORITE map.
Wissen van een enkel bestand
1.
Druk tijdens de
weergavefunctie
(PLAY) op [] ( ).
2.
Gebruik [] of [] om door de bestanden te
bladeren totdat het te wissen bestand wordt
getoond.
3.
Gebruik [] of [] om Delete (wissen) te
selecteren.
Selecteer Cancel (annuleren) om de
bestandwisfunctie te verlaten zonder iets te wissen.
4.
Druk op [SET] om het bestand te wissen.
Herhaal de stappen 2 tot en met 4 om andere
bestanden te wissen, indien gewenst.
5.
Druk op [MENU] om het menuscherm te
verlaten.
WISSEN VAN BESTANDEN
126
Wissen van alle bestanden
1.
Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op
[] ( ).
2.
Gebruik [] of [] om All Files Delete (alle
bestanden wissen) te selecteren en druk
vervolgens op [SET].
3.
Gebruik [] of [] om Yes (ja) te selecteren.
Selecteer No (nee) om de wisfunctie te verlaten
zonder een bestand uit te wissen.
4.
Druk op [SET] om alle bestanden uit te
wissen.
De boodschap There are no files. (er zijn geen
bestanden) verschijnt op het scherm nadat alle
bestanden gewist zijn.
BEHEER VAN BESTANDEN
127
BEHEER VAN BESTANDEN
Dankzij de mogelijkheden van de camera voor
bestandsbeheer kunt u makkelijk uw beelden in het oog
houden. U kunt bestanden beveiligen tegen onverhoeds
wissen en de gewenste bestanden opslaan in het
ingebouwde geheugen van de camera.
Mappen
Uw camera creëert automatisch mappen in het ingebouwde
flash-geheugen of op de geheugenkaart.
Geheugenmappen en -bestanden
Een beeld dat u opneemt wordt automatisch opgeslagen in
een map waarvan de naam een serienummer is. U kunt
maximaal 900 mappen op hetzelfde moment in het
geheugen houden. Mapnamen worden als volgt
gegenereerd.
Voorbeeld: Naam van de 100ste map
Elke map kan maximaal 9999 bestanden bevatten.
Als u probeert het 10000ste bestand op te slaan in een
map, wordt automatisch de volgende map met het
volgende serienummer gecreëerd. Bestandsnamen worden
als volgt gegenereerd.
Voorbeeld: Naam van het 26ste bestand
Extensie
CIMG0026.JPG
Serienummer (4 cijfers)
De map- en bestandnamen die hier worden beschreven
verschijnen wanneer u mappen en bestanden via uw
computer bekijkt. Zie pagina 25 voor informatie
betreffendevoor informatie over hoe de camera map- en
bestandnamen aangeeft.
Het feitelijke aantal bestanden dat u op een
geheugenkaart kunt opslaan hangt af van de instellingen
voor de beeldkwaliteit, de beeldgrootte, de
kaartcapaciteit, enz.
Zie voor details aangaande de mapstructuur
Geheugenmapstructuur op pagina 172.
100CASIO
Serienummer (3 cijfers)
BEHEER VAN BESTANDEN
128
Beschermen van bestanden
Als u een bestand eenmaal beveiligd heeft kan hij niet
worden gewist (pagina 125). U kunt bestanden afzonderlijk
beveiligen of u kunt alle bestanden in het geheugen
beveiligen door een enkele bedieningshandeling.
Beveiligen van een enkel bestand
1.
Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op de
[MENU] toets.
2.
Selecteer de PLAY
(weergave) tab,
selecteer Protect
(beveiligen) en druk
daarna op [].
3.
Gebruik [] of [] om door de bestanden de
bladeren en dat beeld te tonen dat u wilt
beveiligen.
4.
Gebruik [] of [] om
On (aan) te
selecteren en druk
vervolgens op [SET].
Een beveiligd bestand
wordt aangegeven door
het teken.
Om een bestand onbeveiligd te maken, selecteert u
Off (uit) in stap 4 en druk vervolgens op [SET].
5.
Druk op de [MENU] toets om het menuscherm
te verlaten.
BEHEER VAN BESTANDEN
129
Beveiligen van alle bestanden
1.
Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op de
[MENU] toets.
2.
Selecteer de PLAY (weergave) tab, selecteer
Protect (beveiligen) en druk daarna op [].
3.
Gebruik [] of [] om All Files : On (Alle
bestanden : aan) te selecteren en druk
vervolgens op [SET].
Om alle bestanden onbeveiligd te maken, klik op
[SET] in stap 3 zodat de instelling All Files : Off
(alle bestanden uit) laat zien.
4.
Druk op de [MENU] toets om het menuscherm
te verlaten.
Gebruik van de FAVORITE folder
U kunt landschapfotos, fotos van uw familie of andere
speciale beelden van een bestandsopslagmap (pagina
173) kopiëren naar de FAVORITE map in het ingebouwde
geheugen (pagina 173). Beelden in de FAVORITE map
worden niet getoond tijdens normale weergave om op die
manier persoonlijke beelden privé te houden terwijl u ze
toch bij u kunt hebben. De beelden in de FAVORITE map
worden niet gewist wanneer u van geheugenkaart wisselt
zodat u de fotos altijd bij de hand heeft.
Kopiëren van een bestand naar de
FAVORITE map
1.
Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op de
[MENU] toets.
2.
Selecteer de PLAY
(weergave) tab,
selecteer Favorites
(favorieten) en druk op
[].
BEHEER VAN BESTANDEN
130
3.
Gebruik [] of [] om
Save (opslaan) te
selecteren en druk
vervolgens op [SET].
Hierdoor worden de
namen van de
bestanden in het
ingebouwde geheugen
of op de ingelegde
geheugenkaart
getoond.
4.
Gebruik [] of [] om het bestand te
selecteren dat u naar de FAVORITE map wilt
kopiëren.
5.
Gebruik [] of [] om Save (opslaan) te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
Hierdoor worden de getoonde bestanden naar de
FAVORITE map gelopieerd.
6.
Gebruik na het kopiëren van alle gewenste
bestanden [] en [] om Cancel
(annuleren) te selecteren en druk vervolgens
op [SET] om deze functie te verlaten.
LET OP
Door een beeldbestand volgens de bovenstaande
procedure te kopiëren wordt een beeld maat QVGA
van 320
×
240 beeldpunten naar de FAVORITE map
gekopieerd.
Een bestand dat naar de FAVORITE map wordt
gekopieerd krijgt automatisch een bestandnaam
toegewezen dat een serienummer is. Hoewel het
serienummer begint met 0001 en kan oplopen tot
9999, hangt de feitelijke bovengrens van het bereik
af van de capaciteit van het ingebouwde geheugen.
Denk eraan dat het maximale aantal beelden dat
opgeslagen kan worden in het ingebouwde
geheugen afhangt van de grootte van elk beeld en
van andere factoren.
BELANGRIJK!
Merk op dat een beeld dat naar de FAVORITE map
gekopieerd is en waar daarna de afmetingen van zijn
aangepast niet meer kan terugkeren naar het
oorspronkelijke formaat.
Bestanden in de FAVORITE map kunnen niet naar
een geheugenkaart worden gekopieerd.
BEHEER VAN BESTANDEN
131
Tonen van een bestand in de FAVORITE
map
1.
Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op de
[MENU] toets.
2.
Selecteer de PLAY (weergave) tab, selecteer
Favorites (favorieten) en druk op [].
3.
Gebruik [] of [] om Show (weergeven) te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
De boodschap No Favorites File! (geen favouriet
bestand) verschijnt als de FAVORITE map leeg is.
4.
Gebruik []
(voorwaarts) of []
(achterwaarts) om door
de bestanden in de
FAVORITE map te
bladeren.
5.
Druk nadat u klaar bent met het bekijken van
de bestanden tweemaal op [MENU] om deze
functie te verlaten.
Bestandsnaam
BELANGRIJK!
Merk op dat een FAVORITE map enkel gecreërd
wordt in het ingebouwde geheugen van de camera.
Er wordt geen FAVORITE map gecreëerd op een
geheugenkaart mocht u die gebruiken. Als u de
inhoud van de FAVORITE map op het beeldscherm
van een computer wilt bekijken dient u eerst de
geheugenkaart (als u die gebruikt) uit de camera te
verwijderen voordat u de camera op de USB slede
plaatst om het overbrengen van data te beginnen
(paginas 160, 166).
FAVORITE (favorite) mapicoon
BEHEER VAN BESTANDEN
132
Wissen van een bestand uit de
FAVORITE map
1.
Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op
[MENU].
2.
Selecteer de PLAY (weergave) tab, selecteer
Favorites (favorieten) en druk op [].
3.
Gebruik [] of [] om Show (weergeven) te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
4.
Druk op [] ( ).
5.
Gebruik [] of [] om het bestand te
selecteren dat u uit de FAVORITE map wilt
wissen.
6.
Gebruik [] of [] om Delete (wissen) te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
Selecteer Cancel (annuleren) om de
bestandwisfunctie te verlaten zonder iets te wissen.
7.
Gebruik na het wissen van alle gewenste
bestanden [] en [] om Cancel
(annuleren) te selecteren en druk vervolgens
op [SET] om deze functie te verlaten.
Wissen van alle bestanden uit de
FAVORITE map
1.
Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op
[MENU].
2.
Selecteer de PLAY (weergave) tab, selecteer
Favorites (favorieten) en druk op [].
3.
Gebruik [] of [] om Show (weergeven) te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
4.
Druk op [] ( ).
5.
Gebruik [] en [] om All Files Delete (alle
bestanden wissen) te selecteren en druk dan
op [SET].
BELANGRIJK!
U kunt de bedieningshandelingen voor wissen op
pagina 125 niet gebruiken om beelden uit de
FAVORITE map te wissen. Echter door formatteren
van het geheugen (pagina 145) worden de
bestanden in de FAVORITE map gewist.
ANDERE INSTELLINGEN
133
ANDERE INSTELLINGEN
Configureren van de geluidsinstellingen
U kunt verschillende geluiden configureren die dan
gespeeld worden telkens wanneer u de camera inschakelt,
de sluitertoets halverwege of geheel indrukt of een
toetsbewerking uitvoert.
Configureren van de geluidsinstellingen
1.
Druk op [MENU].
2.
Selecteer de Set Up (instelling) tab,
selecteer Sounds (geluiden) en druk
vervolgens op [].
3.
Gebruik [] en [] om het geluid te selecteren
waarvan u de instelling wilt configureren en
druk vervolgens op [].
4.
Gebruik [] en [] om de instelling te
veranderen en druk vervolgens op [SET].
Selecteer deze instelling:
Sound 1 Sound 5
(geluid 1 5)
Off (uit)
Om dit te doen:
Selecteer een ingebouwd
geluid
Schakel het geluid uit
ANDERE INSTELLINGEN
134
Instellen van het volumeniveau
1.
Druk op [MENU].
2.
Selecteer de Set Up (instelling) tab,
selecteer Sounds (geluiden) en druk
vervolgens op [].
3.
Gebruik [] en [] om Volume te
selecteren.
4.
Gebruik [] en [] om de gewenste instelling
voor het volume te specificeren en druk
vervolgens op [SET].
U kunt het volume instellen binnen het bereik lopend
van 0 (geen geluid) tot en met 7 (luidst).
Specificeren van een beeld voor het
beginscherm
U kunt een opgenomen beeld specificeren als het beeld voor
het beginscherm, waardoor dit voor ongeveer 2 seconden
op het beeldscherm verschijnt telkens wanneer u de camera
inschakelt. Door op de spanningstoets of op [ ] (REC) te
drukken. Het beginscherm verschijnt niet wanneer u [ ]
(PLAY) indrukt om de camera in te schakelen.
1.
Druk op [MENU].
2.
Selecteer de Set Up (instelling) tab en
selecteer Startup (start) en druk vervolgens
op [].
3.
Toon m.b.v. [] en [] het beeld dat u wilt
gebruiken voor het beginscherm.
4.
Verander de instelling m.b.v. [] en []en
druk daarna op [SET].
Selecteer deze instelling:
On (aan)
Off (uit)
Om dit te doen:
Gebruik het beeld dat op het
moment wordt getoond als het
beginschermbeeld
Schakel het beginscherm uit
ANDERE INSTELLINGEN
135
BELANGRIJK!
U kunt elk van de volgende types beelden selecteren
als het startbeeldscherm.
Het ingebouwde beeld van de camera
Een snapshot
Enkel het beeldgedeelte van een audio snapshot
Een film waarvan de bestandgrootte minder is
dan de hoeveelheid van het ongebruikte
ingebouwde geheugen dat nog beschikbaar is.
Er kan per keer slechts één beeld opgeslagen zijn in
het beginschermbeeldgeheugen. Als een nieuw
beginschermbeeld wordt geselecteerd, zal dat
nieuwe beeld het eerdere beeld uit het
beginschermbeeldgeheugen verdringen. Daarom
dient u een gescheiden kopie van het beeld in het
standaard beeldopslaggeheugen van de camera te
hebben opgeslagen als u naar een eerder
beginschermbeeld wilt teruggaan.
Het beginschermbeeld wordt gewist als u het
ingebouwde geheugen formatteert (pagina 145).
Mocht u een audio snapshot opslaan in het
startbeeldgeheugen dan wordt het geluid van het
beeld niet weergegeven als het beeld getoond wordt
tijdens het starten.
Configureren van de instellingen voor het
spanningsuitschakelbeeld
Met de spanningsuitschakelbeeldfunctie kunt u de camera
zodanig configureren dat bij het uitschakelen van de
spanning een bepaalde snapshot of een filmpje verschijnt
die in het beeldgeheugen van de camera opgeslagen ligt.
1.
Gebruik de USB kabel om de camera aan te
sluiten op uw computer (pagina 160).
2.
Verplaats de beelddata die u wenst te
gebruiken als spanning-uitvalbeeld tot
bovenaan de bovenmap van het ingebouwde
flash-geheugen van de camera.
De bestandnaamextensie wordt niet weergegeven
als uw computer zodanig geconfigureerd is dat hij de
bestandnaamextensies verbergt.
Voorbeeld: CIMG0001
Als het spanningsuitschakelbeeld op een
geheugenkaart opgeslagen ligt, let er dan op het
beeld te kopiëren naar het ingebouwde geheugen
voordat u de geheugenkaart uit de camera haalt.
ANDERE INSTELLINGEN
136
3.
Verander de naam van het bestand tot één
van de volgende.
Beeld van een snapshot: ENDING.JPG
Filmbeeld: ENDING.AVI
Het is niet nodig de bestandnaamextensie (JPG of
AVI) in te voeren als uw computer geconfigureerd is
om bestandnamen te verbergen.
Bestandnaam: ENDING
Telkens wanneer u de camera uitschakelt verschijnt
het spanningsuitschakelbeeld dat u hierboven
specificeerde op het beeldscherm.
BELANGRIJK!
Het formatteren van het flash-geheugen van de
camera wist het spanningsuitschakelbeeld uit
(pagina 145).
Wanneer zowel een stilbeeld als een film
beschikbaar is als het spanningsuitschakelbeeld, zal
de film gebruikt worden.
Merk op dat de spanningsuitschakelbeeldfunctie niet
onderbroken kan worden wanneer hij eenmaal in
werking is gesteld. Daarom is het verstandig een
relatief korte film te selecteren als u een filmbestand
selecteerd als spanningsuitschakelbeeld.
LET OP
Om de weergave van het spanningsuitschakelbeeld
uit te schakelen kunt u de naam van het formaat van
het huidige spanningsuitschakelbeeld veranderen
van ENDING.JPG of ENDING.AVI naar iets anders.
Als alternatief kunt u het huidige
spanningsuitschakelbeeld uit het flash-geheugen
wissen.
ANDERE INSTELLINGEN
137
Specificeren van de bestandsnaam
serienummer generatiemethode
Gebruik de volgende procedure om de methode te
specificeren voor het genereren van het serienummer dat
gebruikt wordt voor bestandsnaam (pagina 127).
1.
Druk op [MENU].
2.
Selecteer de Set Up (instelling) tab en
selecteer File No. (bestandsnaam) en druk
vervolgens op [].
3.
Verander de instelling m.b.v. [] en [] en
druk daarna op [SET].
Selecteer deze
instelling:
Continue
(voortzetten)
Reset
(terugstellen)
Om dit te doen voor een juist
opgeslagen bestand:
Sla het laatste gebruikte
bestandnummer op en verhoog dit
met één ongeacht of bestanden
uitgewist zijn of de geheugenkaart
door een nieuwe werd vervangen.
Zoek het hoogste bestandnummer in
de huidige map op en verhoog het
met één.
Gebruiken van het alarm
U kunt maximaal drie alarmtijden configureren die de
camera een pieptoon laat geven en een gespecificeerd
beeld laat zien op het tijdstip dat u specificeerde.
Door een film (movie) of een foto met geluid te specificeren
wordt het beeld samen met het geluid weergegeven op de
toegewezen tijd. Door een spraakopname te specificeren
wordt het geluid weergegeven.
U kunt maximaal drie alarmtijdens configureren die
Alarm 1, Alarm 2 en Alarm 3 heten.
1.
Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op
[MENU].
2.
Selecteer de PLAY (weergave) tab en
selecteer Alarm en druk vervolgens op [].
3.
Selecteer m.b.v. [] en [] het alarm (1, 2 of 3)
waarvan u de instelling wilt configureren en
druk daarna op [].
4.
Selecteer m.b.v. [] en [] de instelling die u
wilt veranderen en verander de geselecteerde
instelling m.b.v. [] en [].
ANDERE INSTELLINGEN
138
U kunt een alarmtijd instellen en het alarm
configureren om af te gaan ofwel slechts één keer
(Once) ofwel op hetzelfde tijdstip elke dag (Daily). U
kunt het alarm ook in- en uitschakelen.
5.
Druk op [DISP].
U kunt op [SET] drukken in plaats van op [DISP] als
u het alarm wilt configureren zonder beeld.
6.
Selecteer m.b.v. [] en [] het décor dat u
wilt laten verschijnen op de alarmtijd en druk
daarna op [SET].
7.
Druk op [SET] nadat alle instellingen naar
wens zijn.
LET OP
Als een alarmtijd bereikt wordt terwijl de camera
uitgeschakeld is, zal het alarm voor ongeveer één
minuut afgaan (of totdat u het alarm afzet) waarna de
camera ingeschakeld wordt. Om het alarm te
stoppen nadat het begonnen is kunt u op
willekeurige welke toets drukken. Als de camera zich
op de USB slede bevindt wanneer het alarm afgaat,
kunt u het stilzetten door op de [USB] toets of de
[PHOTO] toets van de USB slede te drukken of op
willekeurig welke toets op de camera.
BELANGRIJK!
Merk op dat het alarm niet afgaat als de alarmtijd
bereikt wordt terwijl aan minstens één van de
volgende voorwaarden voldaan wordt.
Terwijl de camera ingeschakeld is.
Terwijl USB datacommunicatie aan de gang is.
Terwijl de Photo Stand functie ingeschakeld is.
ANDERE INSTELLINGEN
139
Instellen van de klok
Gebruik de procedures in dit hoofdstuk om een
thuistijdzone te selecteren en om de instellingen voor de
datum en de tijd te veranderen. Als u enkel de tijd- en
datuminstellingen wilt veranderen zonder de thuistijdzone
te veranderen, voer dan alleen de procedures uit onder
Instellen van de huidige tijd en datum op pagina 140.
BELANGRIJK!
Let erop dat u de thuistijdzone (de zone waar u zich
op het moment bevindt) selecteert voordat u de
instellingen verandert voor de tijd en de datum.
Anders zullen de instellingen voor de tijd en de
datum automatisch veranderen wanneer u een
andere tijdzone selecteert.
Selecteren van uw thuistijdzone
1.
Druk op [MENU].
2.
Selecteer de Set Up (instelling) tab,
selecteer World Time (wereldtijd) en druk
vervolgens op [].
Hierdoor wordt de huidige wereldtijdzone
aangegeven.
3.
Gebruik [] en [] om Home (thuistijd) te
selecteren en druk daarna op [].
4.
Gebruik [] en [] om City (stad) te
selecteren en druk vervolgens op [].
5.
Gebruik [], [], [] en [] om de het
geografische gebied te selecteren dat de
plaats bevat die u wenst voor de thuistijdzone
en druk vervolgens op [SET].
6.
Gebruik [] en [] om de gewenste stad te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
7.
Druk na het selecteren van de gewenste stad
op [SET] om de bijbehorende zone als uw
thuistijdzone te registreren.
ANDERE INSTELLINGEN
140
Instellen van de huidige tijd en datum
1.
Druk op [MENU].
2.
Selecteer de Set Up (instelling) tab en
selecteer Adjust (bijstellen) en druk
vervolgens op [].
3.
Stel de huidige tijd en de tijd in.
Doe dit:
Druk op [] en [].
Druk op [] en [].
Druk op [DISP].
Om dit te doen:
Veranderen van de instelling op de
plaats waar de cursor zich bevindt
Verplaatsen van de cursor tussen
instellingen
Overschakelen tussen de 12-uur en
de 24-uur tijdaanduiding.
4.
Druk nadat alle instellingen naar wens zijn op
[SET] om ze te registreren en het
instelscherm te verlaten.
Veranderen van de datumopmaak
U kunt een selectie maken uit drie verschillende opmaken
van het tonen van de datum.
1.
Druk op [MENU].
2.
Selecteer de Set Up (instelling) tab en
selecteer Date Style (datumstijl) en druk
vervolgens op [].
3.
Druk op [] en [] om de instelling te
veranderen en druk vervolgens op [SET].
Voorbeeld: 24 december, 2004
Selecteer deze opmaak:
YY/MM/DD
DD/MM/YY
MM/DD/YY
Om de datum zo te tonen:
04/12/24
24/12/04
12/24/04
ANDERE INSTELLINGEN
141
Gebruiken van wereldtijd
U kunt het wereldtijdscherm gebruiken om een tijdzone te
selecteren en de tijdinstelling van de klok van de camera in
een handomdraai veranderen wanneer u op reis gaat, enz.
Deze wereldtijdfunctie laat u één van de ingestelde 162
steden in 32 tijdzones selecteren.
Tonen van het wereldtijdscherm
1.
Druk op [MENU].
2.
Selecteer de Set Up (instelling) tab en
selecteer World Time (wereldtijd) en druk
vervolgens op [].
3.
Druk op [] en [] om World (wereld) te
selecteren.
4.
Druk nogmaals op [SET] om het instelscherm
te verlaten.
Selecteer dit:
Home (thuistijd)
World (wereldtijd)
Om dit te doen:
Toon de tijd in uw thuistijdzone
Toon de tijd in de zone die op dat
moment geselecteerd is op het
wereldtijdscherm.
Configureren van wereldtijdinstellingen
1.
Druk op [MENU].
2.
Selecteer de Set Up (instelling) tab en
selecteer World Time (wereldtijd) en druk
vervolgens op [].
3.
Druk op [] en [] om World (wereld) te
selecteren en druk vervolgens op [].
4.
Druk op [] en [] om
City (stad) te
selecteren en druk
vervolgens op [].
Om de zomertijdinstelling
te configureren,
selecteert u DST en
vervolgens ofwel On
(aan) of Off (uit).
Zomertijd wordt gebruikt in bepaalde gebieden om
de huidige instelling van de tijd één uur vooruit te
zetten tijdens de zomermaanden.
Het gebruik van zomertijd hangt samen met
plaatselijke gebruiken en de wetgeving.
ANDERE INSTELLINGEN
142
5.
Selecteer m.b.v. [],
[], [] en [] het
gewenste geografische
gebied en druk
vervolgens op [SET].
6.
Druk op [] en [] om de gewenste stad te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
7.
Druk nadat alle instellingen naar wens zijn op
[SET] om de instellingen toe te passen en het
instelscherm te verlaten.
Veranderen van de displaytaal
U kunt de volgende procedure gebruiken om één van de
onderstaande tien talen te selecteren als de displaytaal.
1.
Druk op [MENU].
2.
Selecteer de Set Up (instelling) tab en
selecteer Language (taal) en druk
vervolgens op [].
3.
Druk op [], [], [] en [] om de instelling te
veranderen en druk vervolgens op [SET].
ANDERE INSTELLINGEN
143
Veranderen van het protocol van de USB
poort
U kunt de onderstaande procedure gebruiken om het
communicatieprotocol te veranderen van de USB poort van
de camera wanneer u aansluit op een computer, een
printer of op een ander toestel. Selecteer het protocol dat
past bij het toestel waarop u aansluit.
1.
Druk op [MENU].
2.
Selecteer de Set Up (instelling) tab,
selecteer USB en druk vervolgens op [].
3.
Selecteer de gewenste instelling m.b.v. [] en
[] en druk vervolgens op [SET].
Selecteer deze
instelling:
Mass Storage
(massageheugen)
(USB DIRECT-PRINT)
PTP (PictBridge)*
Bij aansluiten op dit type toestel:
Computer of printer die
compatibel is met USB DIRECT-
PRINT (pagina 156)
Printer compatibel met PictBridge
(pagina 156)
* PTP is de afkorting van Picture Transfer Protocol
(Protocol voor het overzenden van beelden).
Mass Storage (massageheugen) (USB DIRECT-
PRINT) zorgt er voor dat de camera de computer
beschouwt als een extern opslagmedium. Gebruik
deze instelling voor het allerdaagse oversturen van
beelden van de camera naar de computer (waarbij u
dan de meegeleverde Photo Loader applicatie kunt
gebruiken).
PTP (PictBridge) vereenvoudigt het oversturen van
beelddata naar het aangesloten toestel.
ANDERE INSTELLINGEN
144
Configureren van de [ ] (REC) en [ ]
(PLAY) toets en spanning aan/uit functies
U kunt de volgende procedure gebruiken om de spanning
van de [ ] (REC) en de [ ] (PLAY) toetsen te
configureren zodat de spanning in- of uitgeschakeld wordt
telkens bij indrukken van deze toetsen.
1.
Druk op [MENU].
2.
Selecteer de Set Up (instelling) tab,
selecteer REC/PLAY (opname/weergave) en
druk daarna op [].
3.
Selecteer de gewenste instelling d.m.v. [] en
[] en druk vervolgens op [SET].
BELANGRIJK!
Wanneer de stand Power On/Off (spanning aan/uit)
geselecteerd is, wordt de camera uitgeschakeld bij
indrukken van [ ] (REC) tijdens een opnamefunctie
(REC) of bij indrukken van [ ] (PLAY) tijdens de
weergavefunctie (PLAY).
Bij indrukken van [ ] (REC) tijdens de
weergavefunctie (PLAY). Wordt overgeschakeld naar
de dat moment geselecteerde opnamefunctie (REC)
terwijl bij indrukken van [ ] (PLAY) tijdens een
opnamefunctie (REC) naar de weergavefunctie
(PLAY) wordt geschakeld.
LET OP
De oorspronkelijke defaultinstelling is Power On
(spanning aan).
Selecteer deze
instelling:
Om deze bewerking te configureren:
Selecteer deze
instelling:
Om deze bewerking te configureren:
De spanning wordt ingeschakeld bij
indrukken van [ ] (REC) of [ ]
(PLAY)
(maar wordt niet
uitgeschakeld)
De spanning wordt in- of uitgeschakeld
bij indrukken van [
] (REC) of bij
indrukken van [ ] (PLAY)
Power On
(spanning aan)
Power On/Off
(spanning aan/uit)
De spanning wordt niet in- of
uitgeschakeld bij indrukken van [
]
(REC) of [ ]
(PLAY)
Disable
(niet geactiveerd)
ANDERE INSTELLINGEN
145
2.
Druk op [MENU].
3.
Selecteer de Set Up (instelling) tab en
selecteer Format (formaat) en druk
vervolgens op [].
4.
Gebruik [] en [] om Format (formatteren)
te selecteren en druk vervolgens op [SET].
Selecteer Cancel (annuleren) om de formatteerfunctie
te verlaten zonder te formatteren.
Formatteren van het ingebouwde geheugen
Mocht u het ingebouwde geheugen formatteren dan wordt
alle opgeslagen data uitgewist.
BELANGRIJK!
Merk op dat data die gewist is door formatteren niet
meer kan worden herkregen. Controleer dus dat u
geen enkele data in het geheugen nodig heeft
voordat u het gaat formatteren.
Bij formatteren van het ingebouwde geheugen wordt
de volgende items gewist.
Beveiligde beelden
Beelden in de FAVORITE map
Gebruikersinstellingen voor de BESTSHOT functie
Startschermbeeld
Spanningsuitschakelbeeld
1.
Controleer dat er geen geheugenkaart in de
camera geladen is.
Mocht er een geheugenkaart geladen zijn in de
camera, verwijder deze dan (pagina 148).
GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART
146
GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART
U kunt de opslagmogelijkheden van
uw camera uitbreiden door een los
verkrijgbare geheugenkaart (SD
geheugenkaart of MultiMediaCard)
te gebruiken. U kunt ook bestanden
kopiëren van het ingebouwde flash-
geheugen naar een geheugenkaart
en van een geheugenkaart naar
flashgeheugen.
Gewoonlijk worden bestanden opgeslagen in het flash-
geheugen. Wanneer u echter een geheugenkaart
insteekt, zal de camera automatisch bestanden op de
kaart opslaan.
Merk op dat u geen bestanden kunt opslaan in het
ingebouwde geheugen terwijl een geheugenkaart in de
camera gestoken is.
BELANGRIJK!
Gebruik bij deze camera enkel een SD
geheugenkaart of een MultiMediaCard (MMC). Voor
andere types kaarten wordt een juiste werking niet
gegarandeerd.
Zie de gebruiksaanwijzing van de geheugenkaart
voor informatie hoe u deze kunt gebruiken.
Bepaalde types kaarten kunnen de
verwerkingssnelheid afremmen.
SD geheugenkaarten hebben een
schrijfbeveiligingsschakelaar die u kunt gebruiken
voor beveiliging tegen onverhoeds uitwissen van
beelddata. Merk echter op dat als u een SD
geheugenkaart beveiligt, u de schrijfbeveiliging dient
te verwijderen telkens wanneer u op de kaart wilt
opnemen, hem wilt formatteren of eventueel
bestanden wilt uitwissen.
Elektrostatische lading, digitale storing en andere
fenomenen kunnen er de oorzaak van zijn dat data
beschadigd wordt en zelfs verloren gaat. Zorg er
altijd voor op welke wijze dan ook belangrijke data op
andere media te backuppen (CD-R, CD-RW, MO
disk, harde schijf van een computer, enz.)
GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART
147
2.
Houd de geheugenkaart
zodanig dat de achterkant in
dezelfde richting wijst als
het beeldscherm van de
camera en schuif de kaart
dan voorzichtig in de
kaartgleuf. Schuif de kaart
geheel in totdat deze
met een klikgeluid
stevig op zijn plaats
zit.
Gebruiken van een geheugenkaart
BELANGRIJK!
Zorg ervoor dat u de camera uitschakelt voordat u
een geheugenkaart insteekt of verwijdert.
Let er op dat u de camera in de juiste richting
insteekt. Probeer nooit een geheugenkaart in de
sleuf te drukken terwijl u weerstand voelt.
Insteken van een geheugenkaart in de
camera
1.
Schuif het accudeksel in de
door de pijl aangegeven
richting en open het dan.
AchterkantVoorkant
3.
Sluit het accudeksel en
schuif het vervolgens in de
door de pijl aangegeven
richting.
GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART
148
Verwijderen van een geheugenkaart uit
de camera
1.
Druk de geheugenkaart in
de richting van de camera
en laat hem dan los.
Hierdoor komt de kaart
gedeeltelijk uit de camera.
2.
Trek de geheugenkaart uit de sleuf.
BELANGRIJK!
Steek nooit een ander voorwerp dan een
geheugenkaart in de kaartsleuf van de camera. Dit
kan namelijk schade toebrengen aan zowel de
camera als de kaart.
Mocht water of een ongepast voorwerp ooit de
kaartsleuf binnendringen, schakel dan onmiddellijk
de camera uit, verwijder de accu en neem contact op
met de dealer of met de dichtstbijzijnde erkende
CASIO onderhoudswerkplaats.
Verwijder de kaart nooit uit de camera terwijl de
groen bedrijfsindicator aan het knipperen is. Hierdoor
kan het opslaan van een bestand namelijk mislukken
en zelfs schade toegebracht worden aan de
geheugenkaart.
Formatteren van een geheugenkaart
Mocht u een geheugenkaart formatteren dan wordt alle
data uitgewist die is opgeslagen op de kaart.
BELANGRIJK!
Gebruik voor het formatteren van een geheugenkaart
altijd de camera. Formatteren van een
geheugenkaart kan ook met een computer worden
uitgevoerd maar dat zal dataverwerking door de
camera vertragen. Bij een SD kaart, als u deze op
een computer geformatteerd wordt, kan dit er toe
leiden dat de kaart niet meer voldoet aan het SD
formaat, problemen veroorzaken met de
compatibiliteit en andere problemen met de werking.
Merk op dat data die gewist is door formatteren van
een geheugenkaart niet meer kan worden herkregen.
Controleer dus dat u geen enkele data op de
geheugenkaart nodig heeft voordat u deze gaat
formatteren.
Het formatteren van een geheugenkaart wist alle
bestanden, inclusief bestanden die beveiligd zijn
(pagina 128).
GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART
149
Voorzorgsmaatregelen voor de
geheugenkaart
Mocht een geheugenkaart zich abnormaal gedragen, dan
zal hij waarschijnlijk weer normaal werken als hij opnieuw
gerformatteerd wordt. Het wordt echter aanbevolen meer
dan één geheugenkaart mee te nemen wanneer u de
camera op een plaats ver van uw huis of kantoor
gebruikt.
Het wordt aanbevolen een geheugenkaart te formatteren
voordat u hem voor de eerste maal in gebruik neemt of
wanneer de door u gebruikte kaart de oorzaak lijkt te zijn
van abnormale beelden.
Naarmate u meer data opneemt op en wist van een SD
geheugenkaart, verliest deze langzamerhand het
vermogen om data te behouden. Het wordt daarom
aanbevolen om SD geheugenkaarten geregeld te
formatteren.
Voordat u de formaatfunctie gebruikt, dient u eerst te
controleren dat de accu geheel opgeladen. Mocht de
stroom namelijk uitvallen tijdens het formatteren dan kan
dit onjuist formatteren van de disk tot gevolg hebben
maar bovendien de geheugenkaart beschadigen en
onbruikbaar maken.
Formatteren van een geheugenkaart
1.
Steek een geheugenkaart in de camera.
2.
Schakel de camera in en druk op [MENU].
3.
Selecteer de Set Up (instelling) tab en
selecteer Format (formatteren) en druk
vervolgens op [].
4.
Gebruik [] of [] om Format (formatteren)
te selecteren en druk vervolgens op [SET].
Selecteer Cancel (annuleren) om de
formatteerfunctie te verlaten zonder te formatteren.
GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART
150
3.
Selecteer de PLAY
(weergave) tab,
selecteer Copy
(kopiëren) en druk
vervolgens op [].
4.
Gebruik [] of [] om Built-in Card
(ingebouwd geheugen geheugenkaart) te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
Hierdoor wordt het kopiëren gestart en de
boodschap Busy.... Please Wait…” (bezig
wachten a.u.b) getoond.
Nadat het kopiëren voltooid is toont het beeldscherm
het laatste bestand in de map.
Kopiëren van bestanden
Gebruik de onderstaande procedures om bestanden tussen
het ingebouwde geheugen en een geheugenkaart te
kopiëren.
BELANGRIJK!
Enkel snapshots, filmbestanden en audio snapshot
en spraakopnamebestanden die met deze camera
zijn opgenomen kunnen worden gekopiëerd. Andere
bestanden kunnen niet worden gekopiëerd.
Bestanden in de FAVORITE map kunnen niet
worden gekopieerd.
Bij het kopiëren van een audio snapshot, worden
zowel het betreffende beeldbestand als het
geluidsbestand gekopieerd.
Kopiëren van alle bestanden in het
ingebouwde geheugen naar een
geheugenkaart
1.
Steek een geheugenkaart in de camera.
2.
Schakel de camera in. Schakel de
weergavefunctie (PLAY) in en druk op
[MENU].
GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART
151
Kopiëren van een specifiek bestand van
een geheugenkaart naar het ingebouwde
geheugen
1.
Voer de stappen 1 tot en met 3 van de
procedure onder Kopiëren van alle
bestanden in het ingebouwde geheugen naar
een geheugenkaart uit.
2.
Gebruik [] of [] om Card Built-in
(geheugenkaart ingebouwd geheugen) te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
3.
Gebruik [] of [] om het bestand te
selecteren dat u wilt kopiëren.
4.
Gebruik [] of [] om Copy (kopiëren) te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
Hierdoor wordt het kopiëren gestart en de
boodschap Busy.... Please Wait…” (bezig
wachten a.u.b) getoond.
Het bestand verschijnt opnieuw op het beeldscherm
nadat het kopiëren voltooid is.
Herhaal de stappen 3 tot en met 4 om eventueel
andere beelden te kopiëren, indien dit gewenst is.
5.
Druk op [MENU] om de kopieerfunctie te
verlaten.
LET OP
Bestanden worden gekopieerd naar de map in het
ingebouwde geheugen waarvan de naam het
grootste nummer heeft.
AFDRUKKEN VAN BEELDEN
152
Een digitale camera geeft u een aantal verschillende
methoden voor het afdrukken van de beelden die hij heeft
opgenomen. De drie belangrijkste afdrukmethoden worden
hieronder beschreven. Gebruik de methode die het beste
past bij uw behoefte.
Professionele afdrukdienst
Met de DPOF functie van de camera kunt u specificeren
welke beelden u wilt afdrukken en hoeveel afdrukken u wilt
hebben. Zie DPOF (pagina 153) voor nadere details.
LET OP
Sommige afdrukdiensten ondersteunen mogelijk niet
DPOF or kunnen mogelijk andere drukprotocollen
ondersteunen. Gebruik in dit geval een protocol dat
ondersteund wordt door de afdrukdienst om de
beelden te specificeren die u afgedrukt wilt hebben.
Direct afdrukken met een printer die
uitgerust is met een kaartgleuf of die USB
DIRECT-PRINT of PictBridge ondersteunt
Gebruik de DPOF functie van de camera op de beelden te
specificeren die u wilt afdrukken en om te specificeren
hoeveel kopieën u wilt laten afdrukken. Om de beelden
vervolgens af te drukken kunt u de geheugenkaart in de
printer steken die voorzien is van een kaartgleuf of u kunt
de camera aansluiten op een printer die USB DIRECT-
PRINT of PictBridge ondersteunt. Zie DPOF (pagina 153)
en Gebruiken van PictBridge en USB DIRECT-PRINT
(pagina 156) voor nadere details.
AFDRUKKEN VAN BEELDEN
AFDRUKKEN VAN BEELDEN
153
Afdrukken met een computer
Windows gebruikers
De camera wordt geleverd met de Photo Loader en
Photohands applicaties (pagina 184) die op een Windows
computer geïnstalleerd kunnen worden voor het
oversturen, het beheren en het afdrukken van beelden. Zie
Bekijken van beelden met een computer (pagina 160) en
Installeren van de software van de CD-ROM (pagina 183)
voor nadere details.
Macintosh gebruikers
De camera wordt geleverd met Photo Loader voor
Macintosh die geïnstalleerd kan worden voor het
oversturen en het beheren van beelden maar niet voor het
afdrukken ervan. Gebruik los in de handel verkrijgbare
software voor het afdrukken van de beelden met een
Macintosh. Zie Bekijken van beelden met een computer
(pagina 160) en Installeren van de software van de CD-
ROM (pagina 183) voor nadere details.
DPOF
De letters DPOF zijn de afkorting van Digital
Print Order Format hetgeen een formaat is
voor opnemen op een geheugenkaart of een
ander medium met informatie welke digitale
camerabeelden afgedrukt dienen te worden
en hoeveel kopieën.
Daarna kunt u op een DPOF-compatibele
printer of bij een professionele drukkerij
afdrukken maken overeenkomstig de
instellingen voor de bestandsnaam en het
aantal kopieën zoals opgeslagen is op de
kaart.
Met deze camera kunt u beelden selecteren door ze te
bekijken via het beeldscherm zonder dat het nodig is dat u
de bestandnamen en hun locatie in het geheugen, enz.
dient te onthouden.
DPOF instellingen
Bestandsnaam,
aantal kopieën,
datum
AFDRUKKEN VAN BEELDEN
154
5.
Specificeer het aantal kopieën m.b.v. [] en
[].
U kunt maximaal 99 specificeren voor het aantal
kopieën. Specificeer 00 als u het beeld niet afgedrukt
wilt hebben.
6.
Druk op [DISP] zodat
12
1
wordt getoond om
datumafstempeling voor de afdrukken in te
schakelen.
12
1
geeft aan dat tijdsvastlegging (date stamping)
ingeschakeld is.
Druk op [DISP] zodat
12
1
niet wordt getoond om de
datumafstempeling uit te schakelen.
Herhaal de stappen 4 tot en met 6 als u andere
beelden wilt configureren voor het afdrukken.
7.
Druk op [SET] om ze toe te passen nadat alle
instellingen zijn zoals u wilt.
Configureren van de afdrukinstellingen
voor een enkel beeld
1.
Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op
[MENU].
2.
Selecteer de PLAY
(weergave) tab,
selecteer DPOF en
druk vervolgens op
[].
3.
Selecteer Select images (selecteer beelden)
m.b.v. [] en [] en druk daarna op [].
4.
Toon het te gewenste
beeld m.b.v. [] en [].
AFDRUKKEN VAN BEELDEN
155
5.
Druk op [DISP] zodat
12
1
wordt getoond om
datumafstempeling voor de afdrukken in te
schakelen.
12
1
geeft aan dat tijdsvastlegging (date stamping)
ingeschakeld is.
Druk op [DISP] zodat
12
1
niet wordt getoond om de
datumafstempeling uit te schakelen.
6.
Druk op [SET] om ze toe te passen nadat alle
instellingen zijn zoals u wilt.
BELANGRIJK!
Brengt u een geheugenkaart naar een professionele
afdrukdienst vergeet dan niet te vertellen dat de
kaart DPOF instellingen bevat met informatie over
het aantal afdrukken. Als u die informatie niet
doorgeeft kunnen ze mogelijk onverhoeds alle
beelden op de kaart afdrukken inclusief eventuele
beelden die u niet nodig heeft.
Merk op dat sommige professionele afdrukdiensten
DPOF drukken niet ondersteunen. Controleer dit
voordat u een bestelling plaatst bij die afdrukdienst.
Sommige printers kunnen instellingen hebben die de
tijdsvastlegging (date stamp) en/of het DPOF
afdrukken uitschakelen. Zie de gebruiksaanwijzing
van de printer voor details aangaande het
inschakelen van deze functies.
Configureren van de afdrukinstellingen
voor alle beelden
1.
Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op
[MENU].
2.
Selecteer de “PLAY” (weergave) tab, selecteer
“DPOF” en druk vervolgens op [].
3.
Selecteer “All images” (alle beelden) m.b.v.
[] en [] en druk daarna op [].
4.
Specificeer het aantal
kopieën m.b.v. [] en
[].
U kunt maximaal 99
specificeren voor het
aantal kopieën.
Specificeer 00 als u het
beeld niet afgedrukt wilt
hebben.
AFDRUKKEN VAN BEELDEN
156
1.
Druk op [MENU].
2.
Selecteer de Set Up (instelling) tab,
selecteer USB en druk vervolgens op [].
3.
Selecteer de gewenste instelling m.b.v. [] en
[] en druk vervolgens op [SET].
Mass Storage (massageheugen) (USB DIRECT-
PRINT) zorgt er voor dat de camera de computer
beschouwt als een extern opslagmedium. Gebruik
deze instelling voor het allerdaagse oversturen van
beelden van de camera naar de computer (waarbij u
dan de meegeleverde Photo Loader applicatie kunt
gebruiken).
PTP (PictBridge) vereenvoudigt het oversturen van
beelddata naar het aangesloten toestel.
Gebruiken van PictBridge en USB
DIRECT-PRINT
U kunt de camera direct op een
printer aansluiten die PictBridge of
USB DIRECT-PRINT ondersteunt
waarna u beelden kunt selecteren
en afdrukken m.b.v. het
beeldscherm en de
bedieningsorganen van de camera.
Met de DPOF ondersteuning
(pagina 153) kunt u ook
specificeren welke beelden u wilt
afdrukken en hoeveel afdrukken u
wilt hebben.
PictBridge is een standaard die
samengesteld werd door de
Camera en Imaging Products
Association (CIPA).
USB DIRECT-PRINT is een
standaard die voorgesteld werd
door de Seiko Epson
maatschappij.
Selecteer deze
instelling:
Mass Storage
(massageheugen)
(USB DIRECT-PRINT)
PTP (PictBridge)
Bij aansluiten op dit type toestel:
Computer of printer die
compatibel is met USB DIRECT-
PRINT
Printer compatibel met PictBridge
AFDRUKKEN VAN BEELDEN
157
4.
Gebruik de met de camera meegeleverde USB
kabel om de USB slede aan te sluiten op een
printer.
USB
Sluit tevens de netadapter aan op de USB slede en
steek de netadapter aan op een stopcontact.
Werkt de camera op de accu zonder gebruik van de
netadapter dan dient u er op te letten dat de accu
volledig opgeladen is.
5.
Zet de camera op de USB slede.
6.
Schakel de printer in.
7.
Leg papier in de printer voor het afdrukken
van beelden.
8.
Druk op de [USB] toets
van de USB slede.
Dit toont het afdrukmenu
op het beeldscherm van
de camera.
9.
Selecteer Paper Size (papierformaat) m.b.v.
[] en [] en druk op [].
10
.
Selecteer het papierformaat dat u wilt
gebruiken om af te drukken m.b.v. [] en []
en druk op [SET].
Hieronder volgen de afdrukformaten die beschikbaar zijn.
3.5˝
×
5˝
5˝
×
7˝
4˝
×
6˝
A4
8.5˝
×
11˝
By Printer (door de printer)
Door selecteren van By Printer (door de printer)
wordt afgedrukt op het papierformaat dat op de
printer wordt geselecteerd.
Welke papierformaatinstellingen beschikbaar zijn
hangt af van de aangesloten printer. Zie de
gebruiksaanwijzing die met de printer wordt mee
geleverd
voor volledige details.
AFDRUKKEN VAN BEELDEN
158
11
.
Specificeer de
gewenste
afdrukmogelijkheid
m.b.v. [] , [].
Om een enkel beeld af te
drukken: Selecteer 1
Image (1 beeld) en druk
daarna op [SET].
Selecteer vervolgens het
beeld dat u wilt afdrukken
m.b.v. [] en [].
Om alle beelden af te drukken: Selecteer DPOF en
druk daarna op [SET].
U kunt tijdsvastlegging (time stamp) van het beeld in-
en uitschakelen door op [DISP] te drukken. De
12
1
icoon geeft aan dat tijdsvastlegging ingeschakeld is.
12.
Gebruik [] en [] op het beeldscherm van de
camera om Print (afdrukken) te selecteren
en druk vervolgens op [SET].
Hierdoor wordt het afdrukken gestart en verschijnt de
boodschap Busy. Please wait…” (wachten aub)
op het beeldscherm. De boodschap zal na korte tijd
verdwijnen zelfs als het afdrukken nog steeds
plaatsvindt. Als op een cameratoets gedrukt wordt
terwijl het afdrukken nog plaats vindt, verschijnt de
boodschap opnieuw.
Het afdrukmenu verschijnt nadat het afdrukken is
voltooid.
Als u 1 Image (1 beeld) selecteerde in stap 11, dan
kunt u een ander beeld selecteren en deze stap
herhalen om af te drukken.
13.
Druk nadat u klaar bent met het afdrukken op
de [USB] toets van de USB slede en schakel
vervolgens de camera uit.
Voorzorgsmaatregelen voor het afdrukken
Zie de documentatie niet met uw printer wordt
meegeleverd voor informatie aangaande de drukkwaliteit
en de papierinstellingen.
Neem contact op met de fabrikant van de printer voor
nadere informatie aangaande modellen die PictBridge en
USB DIRECT-PRINT en opwaarderingen (upgrade), enz.
ondersteunen.
Verbreek nooit de aansluiting van de USB kabel of bedien
de camera of de USB slede nooit tijdens het afdrukken.
Hierdoor zal namelijk een foutlezing optreden bij de
printer.
AFDRUKKEN VAN BEELDEN
159
Exif Print
Exif Print is een
internationaal ondersteund,
open standaard
bestandformaat waarmee
het mogelijk is om
levendige digitale beelden
met getrouwe kleuren weer
te geven. Bij Exif 2.2
bevatten bestanden een
groot aantal data
aangaande de opname
omstandigheden die door
een Exif Print printer
kunnen worden
geïnterpreteerd om
afdrukken te produceren die
er beter uit zien.
BELANGRIJK!
Informatie aangaande de beschikbaarheid van Exif
Print compatibele printermodellen kan verkregen
worden bij elke fabrikant van printers.
PRINT Image Matching III
Beelden bevatten PRINT Image
Matching III data (functie instelling en
andere camera instelinformatie). Een
printer die Print Image Matching III
ondersteunt leest deze data en stelt het
afgedrukte beeld automatisch bij zodat
de beelden worden afgedrukt op de
manier die u in gedachten had toen u
de beelden opnam.
* Seiko Epson Corporation heeft de
auteursrechten voor PRINT Image
Matching en PRINT Image Matching III.
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
160
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
Na de USB slede te hebben gebruikt om een USB
aansluiting te maken tussen de camera en de computer,
kunt u de computer gebruiken om beelden in het
bestandsgeheugen te bekijken en een kopie op te slaan op
de harde schijf van de computer of een ander
opslagmedium. Om dit te bewerkstelligen dient u eerst de
USB driver te installeren op de computer vanaf de CD-
ROM (CASIO Digital Camera Software) die meegeleverd
wordt met de camera.
Merk op dat de procedure die u dient te volgen afhangt van
of u een computer gebruikt die onder Windows (zie
hieronder) of onder Macintosh (zie pagina 166) draait.
Gebruik van de camera met een Windows
computer
Hieronder volgende de algemene stappen voor het
bekijken en kopiëren van bestanden van een computer die
draait onder Windows. U kunt details aangaande elke
bedieningshandeling vinden in de procedures die hieronder
uiteen gezet worden. Merk op dat u tevens dient te
verwijzen naar de documentatie die meegeleverd wordt
met uw computer voor overige informatie aangaande de
USB aansluitingen, enz.
1. Als uw computer onder Windows 98, Me of 2000
draait, installeer dan het USB aanstuurprogramma op
uw computer.
U hoeft deze stap slechts eenmaal uit te voeren,
nameljk de eerste maal dat u op uw computer
aansluit.
Als u Windows XP gebruikt is het overbodig om het
USB aanstuurprogramma te installeren.
2. Gebruik de USB slede om een aansluiting tot stand te
brengen tussen de camera en de computer.
3. Bekijk en kopiëer de gewenste beelden.
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
161
BELANGRIJK!
Bij een lage accuspanning kan de camera plotseling
uitgeschakeld worden tijdens het uitvoeren van
datacommunicatie. Het wordt aanbevolen de
speciale netadapter te gebruiken om de camera van
stroom te voorzien tijdens datacommunicatie.
Werkt de camera op de accu zonder gebruik van de
netadapter dan dient u er op te letten dat de accu
volledig opgeladen is.
Als u bestanden wilt overzetten van het ingebouwde
geheugen van de camera naar een computer, let er
dan op dat er zich geen geheugenkaart bevindt in de
camera voordat u de camera op de USB slede plaatst.
Breng geen aansluiting tot stand tussen de camera
en de computer voordat u de USB driver installeert
bij de computer. Doet u dat wel dan zal de computer
niet in staat zijn de camera te herkennen.
Bij het gebruik van Windows 98, Me en 2000 is het
nodig om de USB driver te installeren. Sluit de camera
niet aan op een computer die onder één van de
bovengenoemde besturingssystemen draait zonder de
USB driver eerst te installeren.
Wanneer u Windows XP gebruikt is het niet nodig om
de USB driver te installeren.
1.
Wat u het eerst dient te doen hangt af van of
uw computer draait onder Windows 98, Me,
2000 of XP.
Windows 98/Me/2000 gebruikers
Start vanaf stap 2 om het USB aanstuurprogramma
te installeren.
Merk op dat de voorbeeldinstallatie die hier wordt
gepresenteerd Windows 98 gebruikt.
Windows XP gebruikers
Het installeren van het USB aanstuurprogramma is
overbodig zodat u meteen door kunt gaan naar stap 6.
2.
Leg de gebundelde CD-ROM (CASIO Digital
Camera Software) in de CD-ROM drive van uw
computer.
3.
Click op een menuscherm dat verschijnt op
Nedelands.
4.
Klik [USB driver] en vervolgens [Installeer].
Hierdoor wordt het installeren gestart.
De volgende stappen laten zien hoe het installeren in
zijn werk gaat bij de Engelse versie van Windows.
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
162
5.
Selecteer op het scherm dat verschijnt nadat
het installeren voltooid is het aankruisvakje
Yes, I want to restart my computer now (Ja,
ik wil mijn computer opnieuw starten) en klik
[Finish] (Beëindigen) om uw computer te
herstarten.
Merk op dat u de meegeleverde CD-ROM in de CD-
ROM drive van uw computer dient te laten wanneer
u herstart.
6.
Sluit de gebundelde netadapter aan op de [DC
IN 5.3V] (5,3V gelijkspanningsingang)
aansluiting van de USB slede en steek de
stekker in het stopcontact.
Werkt de camera op de accu zonder gebruik van de
netadapter dan dient u er op te letten dat de accu
volledig opgeladen is.
Merk op dat de vorm van de netadapter afhangt van
het land waar de camera wordt aangeschaft.
5,3V gelijkspanning [DC IN 5.3V]
5,3V gelijkspanning [DC IN 5.3V]
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
163
8.
Druk eerst op de spanningstoets van de
camera en druk vervolgens op de [MENU]
toets.
9.
Selecteer de Set Up (instelling) tab,
selecteer USB en druk vervolgens op [].
10.
Selecteer de Mass Storage (USB DIRECT-
PRINT) (massageheugen) m.b.v. [] en []
en druk vervolgens op [SET].
11.
Schakel de camera uit.
12.
Plaats de camera in de USB slede.
Plaats de camera niet op de USB slede wanneer hij
nog ingeschakeld is.
7.
Sluit de USB kabel die met de camera
gebundeld is aan op de USB slede en op de
USB poort van uw computer.
Let op bij het aansluiten van de USB kabel op de
USB slede en uw computer. USB poorten en
kabelstekkers hebben een speciale vorm die maar
op één manier past.
Steek de USB kabelstekkers stevig en zover
mogelijk in de poorten. Als de aansluitingen niet
goed tot stand zijn gebracht, zal een juiste werking
niet plaats kunnen vinden.
USB poort
Aansluiting A
USB kabel
(gebundeld)
[USB]
Aansluiting B
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
164
14.
Dubbelklik Deze computer op uw computer.
Als uw computer onder Windows XP draait, klik dan
op [Start] en vervolgens op [Deze computer].
15.
Dubbelklik Verwisselbare schijf.
Uw computer ziet het bestandengeheugen als een
uitneembare disk.
16.
Dubbelklik de Dcim map.
17.
Dubbelklik de map die het gewenste beeld
bevat.
18.
Dubbelklik het bestand dat het beeld bevat
dat u wilt bekijken.
Zie Geheugenmapstructuur op pagina 172 voor
informatie aangaande bestandnamen.
19.
Voer afhankelijk van het besturingssysteem
één van de volgende procedures uit om de
bestanden op te slaan, indien u dat wilt.
13.
Druk op de [USB] toets van de USB slede.
Hierdoor verschijnt het dialoogvenster Wizard
Nieuwe hardware terwijl de computer automatisch
het bestandsgeheugen afspeurt. Nadat u het USB
aanstuurprogramma geïnstalleerd heeft zal het
Wizard Nieuwe hardware dialoogvenster niet langer
verschijnen wanneer u de bovenstaande stappen
uitvoert om een USB aansluiting tot stand te
brengen.
Door indrukken van de [USB] toets wordt de USB
functie ingeschakeld waardoor de [USB] indicator
van de USB slede groen gaat branden (pagina 197).
Op dat moment zullen sommige besturingssystemen
een Verwisselbare schijf dialoogvenster
weergegeven. Als uw besturingssysteem dat doet,
sluit het dialoogvenster dan.
[USB] toets
[USB] indicator
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
165
Windows 98, 2000, Me
1.Klik in het bestandsgeheugen (verwisselbare schijf)
van de camera bij de Dcim map op de rechtertoets
van de muis.
2. Klik [Kopiëren] in het snelkoppelmenu dat verschijnt.
3. Dubbelklik op [Mijn documenten] om dit te openen.
4. Klik in het [Bewerken] menu van Mijn documenten op
[Plakken].
Hierdoor wordt de Dcim map (die de
beeldbestanden bevat) gekopieerd naar de Mijn
documenten map.
Windows XP
1. Klik in het bestandsgeheugen (verwisselbare schijf)
van de camera bij de Dcim map op de rechtertoets
van de muis.
2. Klik [Kopiëren] in het snelkoppelmenu dat verschijnt.
3. Klik op [Start] en daarna op [Mijn documenten].
4. Klik in het [Bewerken] menu van Mijn documenten op
[Plakken].
Hierdoor wordt de Dcim map (die de
beeldbestanden bevat) gekopieerd naar de Mijn
documenten map.
BELANGRIJK!
Gebruik uw computer nooit om beelden die
opgeslagen zijn in het bestandgeheugen van de
camera of op de geheugenkaart te bewerken,
wissen, verplaatsen of hernoemen. Dit kan namelijk
problemen veroorzaken bij de beeldbeheerdata die
door de camera gebruikt wordt waardoor het
onmogelijk kan worden om beelden via de camera
weer te geven of er kan een foutlezing verkregen
worden bij de waarde die getoond wordt door de
camera voor het aantal beelden. Kopiëer de beelden
eerst naar uw computer voordat u ze bewerkt, wist,
verplaatst of hernoemt.
20.
Gebruik afhankelijk van de versie van
Windows die u gebruikt één van de volgende
procedures om de USB aansluiting tot een
einde te brengen.
WindowsMe/98/XP gebruikers
Na op de [USB] toets op de USB slede te hebben
gedrukt en te hebben gecontroleerd dat de [USB]
indicator niet langer brandt, verwijder pas daarna de
camera van de USB slede.
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
166
Gebruik van de camera met een
Macintosh computer
Hieronder volgend de algemene stappen voor het bekijken
en kopiëren van bestanden van een computer die draait
onder Macintosh.
U kunt details aangaande elke bedieningshandeling vinden
in de procedures die hieronder uiteen gezet worden. Merk
op dat u tevens dient te verwijzen naar de documentatie
die meegeleverd wordt met uw Macintosh voor overige
informatie aangaande de USB aansluiting, enz.
BELANGRIJK!
Deze camera ondersteunt bediening niet met een
computer die draait onder Mac OS 8.6 of eerder, of
Mac OS X 10.0. Als u een Macintosh computer
gebruikt dat runt op Mac OS 9 of OS X (10.1, 10.2 of
10.3), gebruik dan de standaard USB driver die
meegeleverd wordt met uw besturingssysteem (OS).
1. Gebruik de USB slede om een aansluiting tot stand te
brengen tussen de camera en uw Macintosh.
2. Bekijk en kopiëer de gewenste beelden.
Windows 2000 gebruikers
Klik kaartonderhoud in de taaklade en schakel het
drivenummer uit dat toegewezen is aan de camera.
Na op de [USB] toets op de USB slede te hebben
gedrukt en te hebben gecontroleerd dat de [USB]
indicator niet langer brandt, verwijder pas daarna de
camera van de USB slede.
Voorzorgsmaatregelen voor de USB
aansluiting
Laat hetzelfde beeld niet voor lange tijd op het
beeldscherm van uw computer staan. Hierdoor kan het
beeld inbranden op het scherm.
Verbreek nooit de aansluiting van de USB kabel of bedien
de camera of de USB slede nooit terwijl data
communicatie aan de gang is. Hierdoor kan data
beschadigd raken.
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
167
BELANGRIJK!
Als u bestanden wilt overzetten van het ingebouwde
geheugen van de camera naar een computer, let er
dan op dat er zich geen geheugenkaart bevindt in de
camera voordat u de camera op de USB slede
plaatst.
1.
Sluit de gebundelde netadapter aan op de [DC
IN 5.3V] (5,3V gelijkspanningsingang)
aansluiting van de USB slede en steek de
stekker in het stopcontact.
Werkt de camera op de accu zonder gebruik van de
netadapter dan dient u er op te letten dat de accu
volledig opgeladen is.
Merk op dat de vorm van de netadapter afhangt van
het land waar de camera wordt aangeschaft.
5,3V gelijkspanning [DC IN 5.3V]
5,3V gelijkspanning [DC IN 5.3V]
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
168
USB poort
Aansluiting A
USB kabel
(gebundeld)
[USB]
Aansluiting B
2.
Sluit de USB kabel die met de camera
gebundeld is aan op de USB slede en op de
USB poort van uw computer.
3.
Druk eerst op de spanningstoets van de
camera en druk vervolgens op de [MENU]
toets.
4.
Selecteer de Set Up (instelling) tab,
selecteer USB en druk vervolgens op [].
5.
Selecteer de Mass Storage (USB DIRECT-
PRINT) (massageheugen) m.b.v. [] en []
en druk vervolgens op [SET].
6.
Schakel de camera uit.
7.
Plaats de camera in de USB slede.
Plaats de camera niet op de USB slede wanneer hij
nog ingeschakeld is.
Let op bij het aansluiten van de USB kabel op de
USB slede en uw computer. USB poorten en
kabelstekkers hebben een speciale vorm die maar
op één manier past.
Steek de USB kabel stevig en zover mogelijk in de
poorten. Als de aansluitingen niet goed tot stand zijn
gebracht, zal een juiste werking niet plaats kunnen
vinden.
[USB] toets
[USB] indicator
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
169
8.
Druk op de [USB] toets van de USB slede.
Door indrukken van de [USB] toets wordt de USB
functie ingeschakeld waardoor de USB indicator van
de USB slede groen gaat branden (pagina 00).
9.
Uw computer ziet het bestandengeheugen als
een uitneembare disk.
Het uiterlijk van de drive icoon hangt af van de MaC
OS versie die u in gebruik heeft.
Na het installeren van het USB aanstuurprogramma
zal uw Macintosh het bestandgeheugen zien als een
drive telkens wanneer u een USB aansluiting tot
stand brengt tussen deze twee apparaten.
10
.
Dubbelklik de drive icoon voor het
bestandengeheugen, de DCIM map en dan
de map die het gewenste beeld bevat.
11.
Dubbelklik het bestand dat het beeld bevat
dat u wilt bekijken.
Zie Geheugenmapstructuur op pagina 172 voor
informatie aangaande bestandnamen.
12.
Sleep de DCIM map naar de gewenste map
op uw computer om alle bestanden in het
bestandengeheugen te kopiëren naar de
harde schijf van uw Macintosh.
BELANGRIJK!
Gebruik uw computer nooit om beelden die
opgeslagen zijn in het ingebouwde geheugen van de
camera of op de geheugenkaart te bewerken,
wissen, verplaatsen of hernoemen. Dit kan namelijk
problemen veroorzaken bij de beeldbeheerdata die
door de camera gebruikt wordt waardoor het
onmogelijk kan worden om beelden via de camera
weer te geven of er kan een grote afwijking
verkregen worden in de waarde die getoond wordt
door de camera voor het aantal beelden. Kopiëer de
beelden eerst naar uw computer voordat u ze
bewerkt, wist, verplaatst of hernoemt.
13.
Sleep de drive icoon die de camera voorstelt
naar de vuilnisbak om de USB aansluiting tot
een einde te brengen.
14.
Druk op de [USB] toets van de USB slede.
Verwijder de camera van de USB slede na
eerst gecontroleerd te hebben dat de [USB]
indicator niet langer brandt.
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
170
Voorzorgsmaatregelen voor de USB
aansluiting
Laat hetzelfde beeld niet voor lange tijd op het
beeldscherm van uw computer staan. Hierdoor kan het
beeld inbranden op het scherm.
Verbreek nooit de aansluiting van de USB kabel of bedien
de camera of de USB slede nooit terwijl data
communicatie aan de gang is. Hierdoor kan data
beschadigd raken.
Bediening die u kunt uitvoeren vanaf uw
computer
Hieronder volgen de bedieningshandelingen die u kunt
uitvoeren terwijl er een USB aansluiting tot stand gebracht
is tussen uw camera en een computer. Zie de
referentiepaginas voor nadere informatie aangaande elke
bedieningshandeling.
Bekijk beelden in albumformaat
. Zie Gebruik van de albumfunctie op pagina 175.
Druk beelden af in albumformaat
. Zie Gebruik van de albumfunctie op pagina 175.
Automatisch overzetten van beelden naar uw computer
en het beheren van beelden
. Zie
Installeren van de software van de CD-ROM
op
pagina 183 voor informatie aangaande het installeren
van Photo Loader.
Bijwerken van beelden
. Zie
Installeren van de software van de CD-ROM
op
pagina 183 voor informatie aangaande het installeren
van Photohands.
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
171
Gebruiken van een los verkrijgbare SD geheugenkaart
lezer/schrijver
Zie voor details aangaande het gebruik de
gebruikersdocumentatie die meegeleverd wordt met de SD
geheugenkaart lezer/schrijver.
Gebruiken van een los verkrijgbare PC kaart lezer/
schrijver en de PC kaartadapter (voor een SD
geheugenkaart of MMC)
Zie voor details aangaande het gebruik de
gebruikersdocumentatie die meegeleverd wordt met de PC
kaart lezer/schrijver en de PC kaartadapter.
Gebruiken van een geheugenkaart om
beelden over te schrijven naar een computer
De procedures in dit hoofdstuk beschrijven hoe beelden
van de camera m.b.v. een geheugenkaart kunnen worden
overgeschreven naar uw computer.
Gebruiken van een computer met een ingebouwde SD
geheugenkaartsleuf
Steek de SD geheugenkaart direct in de sleuf.
Gebruiken van een computer met een ingebouwde PC
kaartsleuf
Gebruik een los verkrijgbare PC kaartadapter (voor een SD
geheugenkaart of MMC). Zie voor volledige details de
gebruikersdocumentatie die meegeleverd wordt met de PC
kaartadapter en die van de computer.
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
172
Geheugendata
Met deze camera opgenomen beelden en andere data
worden in het geheugen opgeslagen m.b.v. het DCF
(Design rule for Camera File system) protocol. Het DCF
protocol is ontworpen om het gemakkelijker te maken om
beelden en andere data uit te wisselen tussen digitale
cameras en andere apparaten.
DCF protocol
DCF apparaten (digitale cameras, printers, enz.) kunnen
beelden uitwisselen met elkaar. Het DCF protocol definiëert
een formaat voor beeldbestanddata en de mapstructuur
voor het camerageheugen zodat beelden bekeken kunnen
worden met een DCF camera van een andere fabrikant of
afgedrukt kunnen worden met een DCF printer.
. . .
. . .
. . .
. . . . . .
Geheugenmapstructuur
Mapstructuur
DCIM (DCIM map)
100CASIO (Opslagmap)
CIMG0001.JPG (Beeldbestand)
CIMG0002.AVI (Filmbestand)
CIMG0003.WAV (Audiobestand)
CIMG0004.JPG (Audio snapshot beeldbestand)
CIMG0004.WAV (Audio snapshot audiobestand)
101CASIO (Opslagmap)
102CASIO (Opslagmap)
ALBUM (Albummap)
INDEX.HTM (Album HTML bestand)
FAVORITE
*
(FAVORITE map)
CIMG0001.JPG (Opslagbestand)
CIMG0002.JPG (Opslagbestand)
MISC (DPOF file folder)
AUTPRINT.MRK (DPOF bestand)
SCENE (BESTSHOT map)
UEZ50001.JPE (Gebruikersinstellingsbestand)
UEZ50002.JPE (Gebruikersinstellingsbestand)
* Deze mappen worden enkel in het ingebouwde geheugen gecreëerd.
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
173
Inhoud van mappen en bestanden
DCIM map
Map die alle digitale camerabestanden opslaat
Opslagmap
Map voor het opslaan van bestanden die zijn gecreëerd
met de digitale camera
Beeldbestand
Bestand dat een beeld bevat dat opgenomen is met de
digitale camera (Bestandnaam extensie: JPG)
Filmbestand
Bestand dat een film bevat die opgenomen is met de
digitale camera (Bestandnaam extensie: AVI)
Audiobestand
Bestand dat een geluidsopname bevat (bestandnaam
extensie: WAV)
Audio snapshot beeldbestand
Bestand dat het beeldgedeelte bevat van een audio
snapshot (bestandnaam extensie: JPG)
Audio snapshot audiobestand
Bestand dat het audiogedeelte bevat van een audio
snapshot (bestandnaam extensie: WAV)
Albummap
Map die bestanden bevat die gebruikt worden door de
albumfunctie
Album HTML bestand
Bestand gebruikt door de albumfunctie
(Bestandnaam extensie: HTM)
FAVORITE folder
Map die favoriete beeld bestanden bevat
(Beeldgrootte: 320
×
240 beeldpunten)
DPOF bestandmap
Map die DPOF bestanden bevat
BESTSHOT map (alleen voor het ingebouwde geheugen)
Map die de BESTSHOT gebruikersinstellingsbestanden
bevat
Gebruikersinstellingsbestand
(alleen voor het ingebouwde geheugen)
Bestanden die BESTSHOT gebruikersinstellingen
bevatten
BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN COMPUTER
174
Voorzorgsmaatregelen voor het ingebouwde
geheugen en de geheugenkaart
Merk op dat de map die DCIM heet, de bovenliggende
(bovenste) map is van alle bestanden in het geheugen.
Bij het oversturen van de inhoud van het geheugen naar
een harde schijf, een CD-R een MO disk of andere
externe opslagapparatuur, dient u de inhoud van de
DCIM map altijd als één geheel te behandelen en altijd bij
elkaar te houden. U kunt de naam van de DCIM map op
uw computer veranderen. Het veranderen van de naam
naar een datum is een goede manier om op de hoogte te
blijven van meerdere DCIM mappen. Zorg er echter altijd
voor de naam van de DCIM map altijd terug te
veranderen naar DCIM voordat u deze terug kopiëert
naar het geheugen voor weergave via de camera. De
camera herkent geen andere mapnaam dan DCIM.
Door de camera ondersteunde
beeldbestanden
Beeldbestanden die opgenomen zijn met deze camera
Beeldbestanden die compatibel zijn met het DCF protocol
Bepaalde DCF functies worden mogelijk niet ondersteund.
Het tonen van een beeld dat opgenomen was met een
ander cameramodel kan lang op zich laten wachten
voordat het op het beeldscherm verschijnt.
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
175
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
De albumfunctie van de camera creëert bestanden die het
mogelijk maken voor u om beelden te bekijken op uw
computer in een foto album layout. U kunt de applicaties
die op de met de camera gebundelde CD-ROM staan, ook
gebruiken om het overzetten van beelden te automatiseren
en om beelden bij te werken.
Gebruik van de albumfunctie
De albumfunctie creëert een HTML foto album layout die
uw beelden toont. U kunt de HTML layout gebruiken om uw
beelden in een web pagina te plakken of voor het
afdrukken van beelden.
Album
Index Info
U kunt de onderstaande web browser gebruiken voor het
bekijken of afdrukken van de inhoud van een album. Merk
op voor het bekijken van een film via de computer waarop
Windows 2000, of 98 draait, u DirectX dient te installeren
van de meegeleverde CD-ROM.
Microsoft Internet Explorer Ver. 5.5 of later
Creëren van een album
BELANGRIJK!
Denk eraan dat het creëren van een ALBUM map
(pagina 173) er voor zorgt dat er verschillende
formaten van elk beeld in het geheugen worden
aangemaakt. Als er een ALBUM map in het
beeldgeheugen is wanneer u specificeert dat alle
beelden afgedrukt dienen te worden door een
professionele afdrukdienst of bij een printer, dan kan
het best gebeuren dat u met ongewenste kopieën
komt te zitten van hetzelfde beeld. Gebruik om dit
probleem te kop in te drukken de procedure onder
Wissen van een album op pagina 183 om de
ALBUM map te wissen.
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
176
Creëren van een album
1.
Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op
[MENU].
2.
Selecteer de PLAY
(weergave) tab,
selecteer daarna
Create Album
(creëer album) en druk
vervolgens op [].
3.
Selecteer Create (creëren) m.b.v. [] en []
en druk vervolgens op [SET].
Dit start het creëren van het album en doet de
boodschap Busy.... Please Wait... (bezig. wachten
a.u.b.) verschijnen op het beeldscherm.
Het weergavefunctiescherm (PLAY) verschijnt
opnieuw nadat het aanmaken van het album voltooid
is.
Door een album te creëren wordt een bestandmap
die ALBUM heet aangemaakt, die een bestand met
de naam INDEX.HTM en andere bestanden bevat.
Deze bestanden worden aangemaakt in het
camerageheugen of op de geheugenkaart.
Voorbeeld layout
BELANGRIJK!
Open het accudeksel verwijder de geheugenkaart
van de camera nooit terwijl een album aangemaakt
wordt. Dit brengt niet enkel het risico met zich mee
dat bepaalde albumbestanden worden overgeslagen
maar het kan er bovendien de oorzaak van zijn dat
beelddata en andere data in het geheugen worden
beschadigd.
Als het geheugen vol raakt tijdens het creëren van
een album, verschijnt de boodschap Memory Full
(geheugen vol) op het beeldscherm en het
aanmaken van het album wordt stop gezet.
Een album zal niet juist worden gecreëerd als de
accu leeg raakt terwijl het aanmaken van een album
juist aan de gang is.
Door indrukken van [SET] in stap 3 van de
bovenstaande procedure wordt een album gecreëerd
ongeacht of de functie voor automatisch aanmaken
van een album al dan niet ingeschakeld is (pagina
179).
Beelden in de ALBUM map (pagina 173) kunnen niet
worden bekeken op het beeldscherm van de camera.
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
177
Selecteren van een album layout
Voor een album kunt u een selectie maken uit 10
verschillende layouts.
1.
Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op
[MENU].
2.
Selecteer de PLAY (weergave) tab, selecteer
daarna Create Album (creëer album) en
druk vervolgens op [].
3.
Selecteer Layout m.b.v. [] en [].
4.
Selecteer de gwenste layout m.b.v. [] en [].
Bij het selecteren van een layout verschijnt het
corresponderende layout voorbeeld aan de
rechterkant van het scherm.
BELANGRIJK!
Het layout voorbeeld toont alleen de opstelling van
de items en de achtergrondkleur. Het voorbeeld laat
geen van de gedetailleerde albuminstellingen zien
die u in het volgende hoofdstuk configureert.
Configureren van gedetailleerde
albuminstellingen
1.
Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op
[MENU].
2.
Selecteer de PLAY (weergave) tab, selecteer
daarna Create Album (creëer album) en
druk vervolgens op [].
3.
Selecteer Set Up (instelling) m.b.v. [] en
[] en druk vervolgens op [].
4.
Selecteer de te
veranderen items
m.b.v. [] en [] en
druk vervolgens op
[].
Details aangaande de
verschillende
instellingen worden
gegeven in de volgende
paragrafen.
5.
Selecteer de instelling items m.b.v. [] en []
en druk vervolgens op [SET].
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
178
Achtergrondkleur
U kunt als kleur voor de achtergrond van het album wit,
zwart of grijs specificeren onder de procedure
Configureren van gedetailleerde albuminstellingen.
Albumtype
Er zijn twee soorten albums: Normal (normaal) en Index/
Info (index/informatie).
Normal (normaal) type : Dit type toont beelden in
overeenstemming met
de momenteel
geselecteerde layout.
Index/Info (index/informatie) type: Naast het normale
albumscherm, bevat dit
type album ook
thumbnails van beelden
en gedetailleerde
informatie aangaande
elk beeld.
Beeldtype gebruik
Deze instelling laat u selecteren van drie verschillende
gebruiken voor het beeldtype zoals hieronder beschreven.
Selecteer het beeldtype dat het beste past bij de manier
waarop u het beeld van plan bent te gaan gebruiken.
Deze instelling
selecteren:
View
WEB
Print
Voor dit doeleinde:
Kleinere beelden voor album browsen,
Webside thumbnails of het archiveren op een
CD-R of andere media waarbij het beeld op
volledige grootte wordt getoond bij aanklikken
van de thumbnail.
Deze instelling kan gebruikt worden voor het
browsen van thumbnails. Door een
thumbnail aan te klikken wordt een
vergrootte versie verkregen om te bekijken
of om af te drukken.
Kleine beeldbestanden enkel te gebruiken
voor album browsen of uploaden naar een
Website, enz.
Deze optie toont enkel de beelden met een
klein bestand (geplaatst in de ALBUM map
van de camera). Kleinere bestanden kunnen
sneller uploaden via het internet.
Bij selectie van dit beeld kunnen de beelden
niet worden vergroot en films kunnen niet
worden gespeeld.
Afdrukken (hoge resolutie)
Beelden met een hoge resolutie nemen
meer tijd in beslag voordat ze op uw
computerscherm verschijnen.
U kunt beelden niet vergroten door een
thumbnail aan te klikken of of filmpjes weer
te geven wanneer dit beeld geselecteerd is.
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
179
Selecteer deze optie:
On (aan)
Off (uit)
Om dit te doen:
Schakel automatisch albumcreatie aan
Schakel automatisch albumcreatie uit
Automatisch album creatie aan/uit
Deze instelling regelt of een album automatisch wordt
gecreëerd telkens wanneer u de camera uitschakelt.
Bij inschakelen van automatisch albumcreatie wordt een
album automatisch gecreëerd in het ingebouwde
geheugen of op de geheugenkaart telkens bij
uitschakelen van de canera.
BELANGRIJK!
Bij uitschakelen van de camera terwijl de
automatisch albumcreatiefunctie ingeschakeld is, zal
het beeldscherm uit gaan maar de groene
bedrijfsindicator blijft nog enkele seconden knipperen
om aan te geven dat albumcreatie plaatsvindt. Open
het accudeksel of verwijder de geheugenkaart van
de camera nooit terwijl de groene bedrijfsindicator
knippert.
LET OP
Afhankelijk van het aantal beelden in het geheugen
kan het wel enige tijd duren voordat automatische
albumcreatie voltooid is nadat u de camera
uitgeschakeld heeft. Bent u niet van plan de
albumfunctie te gebruiken dan wordt het aanbevolen
de automatische albumcreatiefunctie uitgeschakeld
te houden. Dit zal namelijk tijd besparen wanneer de
camera uitgeschakeld wordt en daardoor ook
bezuinigen op accustroom.
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
180
Bekijken van albumbestanden
U kunt albumbestanden bekijken en afdrukken via de web
browser applicatie van uw computer.
1.
Verkrijg toegang tot de data in het
ingebouwde geheugen of op de
geheugenkaart m.b.v. uw computer of verkrijg
toegang tot de geheugenkaart via uw
computer (paginas 160, 171)
2.
Open de ALBUM map in het ingebouwde
geheugen of de ALBUM map op de
geheugenkaart die zich bevindt in de map
DCIM.
3.
Open m.b.v. de web
browser van uw
computer het bestand
dat INDEX.HTM heet.
Dit toont een lijst van
mappen in het
ingebouwde geheugen of
op de geheugenkaart.
Index/informatie albumtype
BestandsnaamBeeld
4.
Als u het album creëerde na selecteren van
Index/Info (index/informatie) als het
albumtype onder Configureren van
gedetailleerde albuminstellingen op pagina
177, dan kunt u één van de volgende
displaymogelijkheden aanklikken.
Album : Toont een album dat gecreëerd is door de
camera.
Index : Toont een lijst van beelden die opgeslag zijn in
een map.
Info : Toont informatie aangaande ellk beeld.
Als bij Use (gebruik) (pagina 178) View (bekijken)
is geselecteerd kunt u dubbelklikken op een beeld
van het beeldscherm om de versie op volledige
grootte te tonen.
Album
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
181
Index
Info (informatie)
Het volgende beschrijft de informatie die op het
informatiescherm komt te staan.
Dit informatiescherm item:
File Size
Resolution
Quality
Recording mode
AE
Light metering
Shutter speed
Aperture stop
Exposure comp
Focusing mode
AF Area
Flash mode
Sharpness
Saturation
Contrast
White balance
Sensitivity
Filter
Enhancement
Flash intensity
Digital zoom
World
Date
Model
Laat dit zien:
Grootte van het beeldbestand
Resolutie
Kwaliteit
Opnamefunctie
Belichtingsfunctie
Lichtmeetfunctie
Sluitersnelheid
Lensopening stop
Belichtingscompensatie
(EV verschuiving)
Scherpstelfunctie
Automatisch Scherpstelkader
Flitserfunctie
Scherpte
Verzadiging
Contrast
Witbalans
Gevoeligheid
Filterinstelling
Verbeteringsinstelling
Flitsintensiteit
Digitale zoominstelling
Plaats
Opgenomen datum en tijd
Camera modelnaam
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
182
LET OP
Bij afdrukken van een beeld van een albumscherm
dient u de Web browser op te zetten zoals hieronder
beschreven.
Selecteer het browser kader waar de beelden
geselecteerd worden.
Stel de marges in op de laagst mogelijke
waarden.
Stel de achtergrondkleur in op een kleur die
afgedrukt kan worden.
Zie de documentatie die meegeleverd is met uw web
browser applicatie voor details betreffende het
afdrukken en het configureren van de instellingen
daarvoor.
De inhoud van een album (titels, commentaren, enz.)
kunnen niet worden bewerkt via de camera. Gebruik
een in de handel verkrijgbare HTML bestandeditor
om de inhoud van het album te bewerken.
5.
Verlaat nadat u klaar bent met bekijken van
het album de web browser applicatie.
Opslaan van een album
Om een album op te slaan, kopiëert u de DCIM map van
het camerageheugen of de geheugenkaart naar de harde
schijf van de computer, naar een CD-R, een MO diskette
of een ander opslagmedium. Merk op dat het kopiëren
van alleen de ALBUM de beelddata en andere nodige
bestanden niet kopieert.
Na kopiëren van de DCIM map mag u geen van de
bestanden in de map veranderen of uitwissen. Het
toevoegen van nieuwe beelden of het wissen van
bestaande bestanden kan leiden tot abnormale weergave
van het album.
Als u van plan bent de geheugenkaart nogmaals te
gebruiken na opslaan van het album er op, wis dan eerst
alle bestanden er van uit of formatteer hem voordat u
hem in de camera steekt.
Het album toont enkel de kleinere beeldbestanden die
opgeslagen zijn in de ALBUM map als u WEB
geselecteerd heeft voor het Use (beeldtype gebruik).
Dergelijke beelden kunnen sneller naar het internet
worden geupload.
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
183
Wissen van een album
1.
Druk tijdens de weergavefunctie (PLAY) op
[MENU].
2.
Selecteer de PLAY (weergave) tab, selecteer
Create Album (creëer een album) en druk
vervolgens op [].
3.
Selecteer de Delete (wissen) m.b.v. [] en
[] en druk vervolgens op [SET].
De weergavefunctie (PLAY) wordt opnieuw
ingeschakeld bij de camera nadat het album gewist
is.
Installeren van de software van de CD-ROM
Uw digitale camera wordt geleverd met allerlei handige
applicaties zodat de camera gebruikt kan worden in
combinatie met uw computer. Installeer de applicaties die u
nodig heeft vervolgens op uw computer.
Aangaande de gebundelde CD-ROM
(CASIO Digital Camera Software)
De CD-ROM (CASIO Digital Camera Software) die met de
camera gebundeld is, bevat de volgende software. Het
installeren van deze applicaties is naar keus en u dient
alleen maar die applicaties te installeren die u inderdaad
gaat gebruiken.
USB driver voor massale opslag (voor Windows)
Dit is de software die het mogelijk maakt voor de camera
om zich met uw persoonlijke computer te onderhouden via
een USB aansluiting.
Gebruikt u echter Windows XP, gebruik dan niet de USB
driver van de CD-ROM. Bij Windows XP kunt u USB
communicatie uitvoeren door eenvoudigweg de camera
aan te sluiten op uw computer m.b.v. de USB kabel.
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
184
Photo Loader (voor Windows/Macintosh)
Deze applicatie stuurt automatisch beeldbestanden, fotos
met geluid en spraakopname WAV bestanden over van de
camera naar uw computer. Photo Loader slaat automatisch
overgestuurde bestanden op in mappen die genoemd
worden naar de huidige datum (jaar, maand, dag) en
genereert HTML bestanden die het mogelijk maken om
beelden te bekijken via een web browser. Photo Loader
(alleen de Windows versie) bevat tevens een functie die
het gemakkelijker maakt om beelden toe te voegen aan e-
mail.
Zie de gebruikersdocumentatie (PDF) op de
meegeleverde CASIO Digital Camera Software CD-
ROM voor details aangaande Photo Loader.
Photohands (voor Windows)
Photohands bevat tevens tools voor het retoucheren van
beelden inclusief het bijregelen van de kleuren, het
contrast, de helderheid, het aanpassen van de afmetingen
en voor het veranderen van de oriëntatie van het beeld. U
kunt Photohands ook gebruiken voor het afdrukken van
beelden en voor het toevoegen van een tijdsvastlegging
(date stamp) aan afgedrukte beelden.
Zie de gebruikersdocumentatie (PDF) op de
meegeleverde CASIO Digital Camera Software CD-
ROM voor details aangaande Photohands.
DirectX (voor Windows)
Deze software voorziet in een uitgebreide toolset inclusief
een codec (compressor/decompressor)die Windows 98 en
2000 in staat stellen een film te hanteren die met een
digitale camera is opgenomen. Het is niet nodig DirectX te
installeren als u Windows XP of Me runt.
Adobe Reader (voor Windows)
Dit is een applicatie waarmee u PDF bestanden kunt lezen.
Gebruik het om de gebruikersdocumentatie te lezen die
met de camera, Photo Loader en Photohands worden
meegeleverd op de gebundelde CD-ROM.
Zie de gebruikersdocumentatiebestanden (PDF) op de
gebundelde CD-ROM voor details aangaande het gebruik
van Photo Loader en Photohands. Zie Bekijken van
gebruikersdocumentatie (PDF bestanden) op pagina 188
(Windows) en op pagina 190 (Macintosh) van deze
gebruiksaanwijzing voor meer informatie.
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
185
Computersysteem vereisten
De computersysteem vereisten hangen af van de
applicaties zoals hieronder beschreven.
Windows
Macintosh
Photo Loader
9
Minstens 32MB
Minstens 3MB
De USB aansluiting wordt ondersteunt bij een Macintosh die
draait onder besturingssysteem OS 9, 10.1, 10.2 of 10.3. De
werking wordt ondersteund door de standaard USB driver die
meegeleverd wordt met het besturingssysteem. U hoeft dus
alleen maar de camera m.b.v. de USB kabel aan te sluiten op uw
Macintosh.
*
1
Bij Windows 2000 heeft u een databestand nodig dat het gebruik
mogelijk maakt onder de standaard USB driver van het
besturingssysteem. U hoeft geen speciale USB driver te
installeren. Een juiste werking wordt niet gegarandeerd bij een
computer die opgewaardeerd is van Windows 95 of 3.1 naar
Windows Me of 98, of van Windows 95 of NT naar Windows
2000.
*
2
Gebruik bij Windows XP de USB driver die meegeleverd wordt
met het besturingssysteem. U hoeft dan niet de USB driver te
gebruiken die met de camera wordt meegeleverd.
Photo Loader
XP/2000/Me/
98
Minstens
16MB
Minstens
7MB
USB driver*
1
XP*
2
/2000/
Me/98
Besturingssysteem
Geheugen
Harde schijf
(HD)
Photohands
XP/2000/Me/
98
Minstens
64MB
Minstens
10MB
Besturingssysteem
Geheugen
Harde schijf
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
186
BELANGRIJK!
Zie voor details aangaande de minimale vereisten
van het Windows systeem het Readme bestand op
de CD-ROM (CASIO Digital Camera Software) die
meegeleverd wordt met de camera.
Voor de details aangaande de minimale vereisten
van het Macintosh systeem gebruikt u een web
browser applicatie om het Readme bestand te
lezen op de CD-ROM (CASIO Digital Camera
Software) die meegeleverd wordt met de camera.
De software op de CD-ROM (CASIO Digital Camera
Software) die meegeleverd wordt met de camera
ondersteunt geen werking onder Mac OS X (10.0).
Installeren van de software van de CD-ROM
in Windows
Gebruik de procedures in dit hoofdstuk om software te
installeren van de gebundelde CD-ROM (CASIO Digital
Camera Software) naar uw computer.
LET OP
Mocht u reeds één van de gebundelde applicaties
geïnstalleerd hebben op uw computer, controleer
dan de versie. Als de gebundelde versie nieuwer is
dan de versie die u heeft, oninstalleer dan de oude
en installeer de nieuwe versie.
De CD-ROM (CASIO Digital Camera Software) bevat
software en gebruikersdocumentatie voor verschillende
talen. Controleer het CD-ROM menuscherm om te zien of
applicaties en gebruikersdocumentatie beschikbaar zijn
voor een bepaalde taal.
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
187
Voorbereidingen
Start uw computer en steek de CD-ROM in de CD-ROM
drive. Dit start de menu applicatie automatisch die dan een
menuscherm op uw computer toont.
Bij sommige computers kan de menu applicatie mogelijk
niet automatisch starten. Navigeer in dit geval de CD-
ROM en dubbelklik op menu.exe om de menu applicatie
te starten.
Selecteren van een taal
Selecteer eerst een taal. Merk op dat sommige software
pakketten niet in alle talen beschikbaar zijn.
1.
Op het menuscherm klik de tab voor de
gewenste taal.
Bekijken van het Lees mij bestand
U dient altijd eerst het Lees mij bestand te lezen voordat
u een applicatie installeert. Het Lees mij bestand bevat
informatie waarvan op de hoogte moet zijn bij het
installeren van de applicatie.
1.
Klik op de Lees mij toets voor de applicatie
die u gaat installeren.
BELANGRIJK!
Lees altijd eerst het Lees mij bestand voor
informatie aangaande het behouden van bestaande
bibliotheken (libraries) voordat u Photo Loader gaat
upgraden of opnieuw gaat installeren bij een andere
computer.
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
188
Installeren van een applicatie
1.
Klik op de Installeer toets voor de applicatie
die u wilt installeren.
2.
Volg de aanwijzingen die op het
computerscherm verschijnen.
BELANGRIJK!
Volg de aanwijzingen zorgvuldig en geheel. Als u
een fout maakt tijdens het installeren van Photo
Loader dan is het mogelijk dat u reeds bestaande
bibliotheekinformatie en HTML bestanden niet meer
kunt browsen die automatisch gecreëerd worden
door Photo Loader. In sommige gevallen kunnen
beeldbestanden zelfs verloren gaan.
Gebruikt u een ander besturingssysteem dan
Windows XP, sluit dan de camera nooit aan op de
computer zonder eerst de USB driver van de CD-
ROM te installeren.
Bekijken van gebruikersdocumentatie
(PDF bestanden)
1.
Klik in het Handleiding gebied de naam aan
van de gebruiksaanwijzing die u wilt lezen.
BELANGRIJK!
Om de gebruikersdocumentatiebestanden te kunnen
lezen dient u Adobe Reader geïnstalleerd te hebben
op uw computer. Als u Adobe Reader niet reeds
geïnstalleerd heeft dan kunt u deze software
installeren vanaf de gebundelde CD-ROM.
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
189
Gebruikersregistratie
U kunt het registreren als gebruiker via het Internet
uitvoeren. Om dat te kunnen doen, dient u natuurlijk wel te
kunnen aansluiten op het internet via uw computer.
1.
Klik op de Registratie toets.
Hierdoor wordt uw Web browser gestart en verkrijgt
u toegang tot de registratie website. Volg de
aanwijzingen die op uw computerscherm verschijnen
om het registreren uit te voeren.
Verlaten van de menu applicatie
1.
Klik op het menuscherm op Uitgang om het
menu te verlaten.
Installeren van software van de CD-ROM
op een Macintosh computer
Gebruik de procedures in dit hoofdstuk om software te
installeren van de gebundelde CD-ROM (CASIO Digital
Camera Software) naar uw computer.
Installeren van software
Gebruik de volgende procedures om de software te
installeren.
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
190
Installeren van Photo Loader
1.
Open de folder die Photo Loader heet.
2.
Open de map die English (Engels) heet en
open vervolgens het bestand dat Important
(belangrijk) heet.
3.
Open de map die Installer (installeerder)
heet en open het bestand dat readme
(leesme) heet.
4.
Volg de aanwijzingen in het readme (leesme)
bestand om Photo Loader te installeren.
BELANGRIJK!
Als u gaat upgraden van een eerdere versie naar de
nieuwe versie van Photo Loader en u wilt
bibliotheekbeheer (library management) data en
HTML bestanden gebruiken die gecreëerd werden
met de oude versie van Photo Loader, lees dan het
Important (belangrijk) bestand in de Photo Loader
map. Volg de aanwijzingen in dit bestand om de
bestaande bibliotheekbeheer bestanden te
gebruiken. Volgt u deze procedure niet correct dan
kan dit resulteren in het verlies van of schade aan
uw bestaande bestanden.
Bekijken van gebruikersdocumentatie
(PDF bestanden)
Om de volgende procedure uit te voeren dient u Adobe
Reader geïnstalleerd te hebben op uw Macintosh. U kunt
de nieuwste versie van Adobe Reader downloaden door de
website van Adobe Systems te bezoeken.
Bekijken van de gebruiksaanwijzing van de
camera
1.
Open op de CD-ROM het Manual
(handleiding) bestand.
2.
Open de Digital Camera map en open dan
de map voor de taal waarvan u de
gebruiksaanwijzing wilt bekijken.
3.
Open het bestand dat camera_xx.pdf heet.
•“xx is de taalcode (voorbeeld: camera_e.pdf is voor
Engels).
GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN COMPUTER
191
Om de gebruiksaanwijzing van de Photo
Loader te bekijken
1.
Open de Manual (handleiding) map op de
CD-ROM.
2.
Open de Photo Loader folder en open
vervolgens de English map.
3.
Open PhotoLoader_english.
Registreren als cameragebruiker
Het registreren via het internet wordt alleen ondersteund.
Bezoek de volgende CASIO website om te registreren:
http://world.casio.com/qv/register/
APPENDIX
192
AF Area
(autofocusbereik)
Auto PF
(automatisch
scherpstellen)
Sharpness (scherpte)
Saturation
(verzadiging)
Contrast
Flash Intensity
(flitsintensiteit)
Flash Assist
(Flitserassistent)
Grid (raster)
Digital Zoom
(digitale zoom)
Review
(beeldcontrole)
Icon Help
(icoonhulp)
L/R Key
(L/R toets)
Spot (puntmeten) / Multi (multipatroon
meting)
On (aan) / Off (uit)
+2 / +1 / 0 / –1 / –2
+2 / +1 / 0 / –1 / –2
+2 / +1 / 0 / –1 / –2
+2 / +1 / 0 / –1 / –2
Auto (automatisch) / Off (uit)
On (aan) / Off (uit)
On (aan) / Off (uit)
On (aan) / Off (uit)
On (aan) / Off (uit)
REC Mode (opnamefunctie) / EV Shift (EV
verschuiving) / White Balance (witbalans) /
ISO / Self-timer (zelfontspanner) /
Off (uit)
APPENDIX
Menureferentie
De volgende tabellen tonen de items die verschijnen tijdens
de opnamefuncties (REC) en de weergavefunctie (PLAY)
samen met hun instellingen.
Onderstreepte items in de onderstaande tabellen zijn
fabrieksinstellingen (default).
Opnamefuncties (REC)
REC (opname) tabmenu
Snapshot / BESTSHOT /
Movie (Film) / ( + ) /
Voice (Spraakopname)
10 sec / 2 sec / X3 /
Off
2560
×
1920 / 2560
×
1712 (3:2) / 2048
×
1536 /
1600
×
1200 / 1280
×
640 / 640
×
480
Fine (fijn) / Normal (normaal) / Economy
(economisch)
–2.0 / –1.7 / –1.3 / –1.0 / –0.7 / –0.3 /
0.0 /
+0.3 / +0.7 / +1.0 / +1.3 / +1.7 / +2.0
Auto (automatisch) / (daglicht) /
(bewolkt) / (schaduw) /
1
(TL-verlichting 1) /
2
(TL-verlichting 2) /
(gloeilamp) / Manual (handmatig)
Auto (automatisch) / ISO 50 / ISO 100 /
ISO 200 / ISO 400
REC mode
(opnamefunctie)
Self-timer
(zelfontspanner)
Size (afmetingen/
grootte)
Quality
(kwaliteit)
EV Shift
(EV verschuiving)
White Balance
(witbalans)
ISO
APPENDIX
193
REC mode
(opnamefunctie)
Flash (flits)
Focus
(scherpstellen)
White Balance
(witbalans)
ISO
AF Area
(autofocusgebiek)
Self-timer
(zelfontspanner)
Flash Intensity
(Flitsintensiteit)
Digital Zoom
(digitale zoom)
MF Position
(handmatige
scherpstelstand)
Zoom position
(zoompositie)
On (aan) / Off (uit)
On (aan) / Off (uit)
On (aan) /
Off (uit)
On (aan) / Off (uit)
On (aan) / Off (uit)
On (aan) / Off (uit)
On (aan) / Off (uit)
On (aan) / Off (uit)
On (aan) / Off (uit)
On (aan) / Off (uit)
On (aan) / Off (uit)
Geheugen tabmenu
Sounds (geluiden)
Startup
(startscherm)
File No.
(bestandnummer)
World Time
(wereldtijd)
Date Style
(datumopmaak)
Adjust (bijstellen)
Language (taal)
Sleep (sluimer)
Auto Power Off
(automatische
stroomonderbreking)
REC/PLAY
(opname/weergave)
USB
Format (formatteren)
Reset (terugstellen)
Starup (start) / Half Shutter (sluiter
halverwege) / Shutter (sluiter) / Operation
(bediening) / Volume (volume)
On (aan) (instelbaar beeld) /
Off (uit)
Continue (doorgaan) / Reset (resetten)
Home (thuis) / World (wereld)
Thuistijd instelling (stad, DST, enz.)
Wereldtijd instelling (stad, DST, enz.)
YY/MM/DD / DD/MM/YY / MM/DD/YY
Tijdinstelling
(Japans) / English (Engels) /
Français (Frans) / Deutsch (German) /
Español (Spaans) / Italiano (Italiaans) /
Português (Portugees) /
(Chinees
(complex)) /
(Chinees
(vereenvoudigd)) / (Koreaans)
30 sec / 1 min / 2 min / Off (uit)
2 min / 5 min
Power On (spanning aan) / Power On/Off
(spanning aan/uit) / Disable (gedeactiveerd)
Mass Storage(Massageheugen) (USB
DIRECT-PRINT) / PTP (PictBridge)
Format (formatteren) / Cancel (annuleren)
Reset (terugstellen) /
Cancel (annuleren)
Instellingen tabmenu
APPENDIX
194
Start (starten) / Images (beelden) / Time
(tijd) / Interval (tussenpauze) / Cancel
(annuleren)
Show (weergeven) / Save (opslaan) /
Cancel (annuleren)
Select images (beelden selecteren) / All
images (alle beelden) / Cancel (annuleren)
On (aan) / All Files : On (alle bestanden :
aan) / Cancel (annuleren)
Rotate (roteren) / Cancel (annuleren)
1280
×
960 / 640
×
480 / Cancel (annuleren)
Create (creëren) / Delete (wissen) / Layout
(lay-out) / Set Up (instellingen) /
Cancel
(annuleren)
Alarminstellingen
Built-in (ingebouwd)
Card (kaart) /
Card (kaart)
Built-in (ingebouwd) /
Cancel (annuleren)
Weergavefunctie (PLAY)
PLAY (weergave) tabmenu
Slideshow
(diashow)
Favorites
(favoriet)
DPOF
Protect
(beveiligen)
Rotation
(rotatie)
Resize (afmetingen
heraanpassen)
Trimming
(trimmen)
Dubbing (dubben)
Create Album
(creëer album)
Alarm (alarm)
Copy (kopiëren)
Instellingen tabmneu
Sounds (geluiden)
Startup
(startscherm)
File No.
(bestandnummer)
World Time
(wereldtijd)
Date Style
(datumopmaak)
Adjust (bijstellen)
Language (taal)
Sleep (sluimer)
Auto Power Off
(automatische
stroomonderbreking)
REC/PLAY
(opname/weergave)
USB
Format (formatteren)
Reset (terugstellen)
Starup (start) / Half Shutter (sluiter
halverwege) / Shutter (sluiter) / Operation
(bediening) / Volume (volume)
On (aan) (instelbaar beeld) /
Off (uit)
Continue (doorgaan) / Reset (resetten)
Home (thuis) / World (wereld)
Thuistijd instelling (stad, DST, enz.)
Wereldtijd instelling (stad, DST, enz.)
YY/MM/DD / DD/MM/YY / MM/DD/YY
Tijdinstelling
(Japans) / English (Engels) /
Français (Frans) / Deutsch (German) /
Español (Spaans) / Italiano (Italiaans) /
Português (Portugees) /
(Chinees
(complex)) /
(Chinees
(vereenvoudigd)) / (Koreaans)
30 sec / 1 min / 2 min / Off (uit)
2 min / 5 min
Power On (spanning aan) / Power On/Off
(spanning aan/uit) / Disable (gedeactiveerd)
Mass Storage(Massageheugen) (USB
DIRECT-PRINT) / PTP (PictBridge)
Format (formatteren) / Cancel (annuleren)
Reset (terugstellen) /
Cancel (annuleren)
APPENDIX
195
* Er zijn drie indicatorflitspatronen. Patroon 1 knippert eens per
seconde, patroon 2 knippert tweemaal per seconde en patroon 3
knippert 4 maal per seconde. De onderstaande tabel geeft een
verklaring van de diepere betekenis van elk flitspatroon.
Indicator referentie
De camera heeft drie indicators: een groene
bedrijfsindicator, een rode bedrijfsindicator en een
zelfontspannerindicator. Deze indicators gaan branden en
knipperen om de huidige status van de camera te tonen.
ZelfontspannerindicatorGroene bedrijfsindicator
Rode bedrijfsindicator
Opnamefuncties (REC)
Bedrijfsindicator
Betekenis
Zelfontspan-
nerindicator
Groen
Brandt
Brandt
Patroon 3
Brandt
Patroon 2
Patroon 1
Rood
Patroon 3
Brandt
Patroon 1
Patroon 2
Rood
Patroon 1
Patroon 2
Werking (spanning aan, opname
mogelijk)
Flitser is aan het opladen.
Opladen van flitser is voltooid.
Autofocus werkt goed.
Autofocus werkt niet.
Beeldscherm is uit.
Opslaan van beeld
Opslaan van filmdata/verwerken
van beelddata
Aftellen van zelfontspanner
(10 - 3 seconden)
Aftellen van zelfontspanner
(3 - 0 seconden)
Opladen van flitser is onmogelijk
Geheugenkaart problemen /
Geheugenkaart is niet geformatteerd. /
BESTSHOT instelling kan niet worden
geregistreerd.
APPENDIX
196
Groen Rood Rood
Patroon 3
Patroon 3
BELANGRIJK!
Bij gebruik van de geheugenkaart mag u de kaart
nooit uit de camera verwijderen wanneer de groene
bedrijfsindicator aan het knipperen is. Hierdoor
kunnen namelijk alle opgenomen beelden verloren
gaan.
Geheugenkaart is geblokkeerd. /
map kan niet worden gecreëerd. /
Geheugen is vol. / Schrijf foutlezing
Lege accu waarschuwing
Kaart formatteren
Spanning wordt (langzaam)
uitgeschakeld
Brandt
Patroon 3
Bedrijfsindicator
Betekenis
Zelfontspan-
nerindicator
Weergavefunctie (PLAY)
Groen
Brandt
Patroon 3
Rood
Patroon 2
Brandt
Patroon 3
Rood
Werking (spanning aan, opname
mogelijk)
Eén van de volgende functies vindt
plaats: wissen, DPOF, beeldbeveiliging,
kopiëren, albumcreatie, formatteren,
(langzaam) uitschakelen van de
spanning.
Geheugenkaart problemen /
Geheugenkaart is niet geformatteerd.
Geheugenkaart is geblokkeerd. /
map kan niet worden gecreëerd. /
Geheugen is vol.
Lege accu waarschuwing
Bedrijfsindicator
Betekenis
Zelfontspan-
nerindicator
APPENDIX
197
[USB] indicator
[CHARGE] (oplaad) indicator
USB slede indicators
De USB slede is voorzien van twee indicators: een
[CHARGE] (oplaad) indicator en een [USB] indicator. Deze
indicators gaan branden en knipperen om de huidige status
van de slede en de camera te tonen.
[CHARGE]
(oplaad) indicator
[USB] indicator
Kleur
Rood
Groen
Oranje
Rood
Status
Brandt
Brandt
Brandt
Knippert
Kleur
Groen
Groen
Status
Brandt
Knippert
Opladen
Opladen voltooid
Opladen standby
Opladen foutlezing
USB aansluiting
Toegang tot computer
Betekenis
APPENDIX
198
Spanning gaat niet aan.
De camera begint zichzelf
ineens uit te schakelen.
Het beeld wordt niet
opgenomen bij indrukken
van de sluitertoets.
Autofocus stelt niet goed
scherp.
1) De accu is onjuist ingelegd.
2) De accu is leeg.
1) De automatische stroomonderbreker is
geactiveerd (pagina 41).
2) De accu is leeg.
1) De weergavefunctie (PLAY) van de camera is
ingeschakeld.
2) De flitsereenheid wordt opgeladen.
3) Het geheugen is vol.
1) De lens is vuil.
2) Het onderwerp bevindt zich niet in het midden
van het scherpstelkader tijdens de compositie
van het beeld.
3) Het onderwerp dat u aan het opnemen bent is
van een type dat niet past bij de
autofocusfunctie (pagina 53).
4) De camera wordt bewogen.
1) Plaats de accu in de juiste richting (pagina 29).
2)
Laad de accu op (pagina 31). Als de accu na het
opladen weer snel leeg raakt, betekent dat dat de
accu het einde van zijn levensduur heeft bereikt en
te worden vervangen. Schaf een los verkrijgbare
oplaadbare lithium-ion accu NP-40 aan.
1) Schakel de spanning opnieuw in.
2) Laad de accu op (pagina 31).
1) Druk op [ ] (REC) om de op dat moment
geselecteerde opnamefunctie in te schakelen.
2) Wacht totdat de flitsereenheid stopt met
knipperen.
3) Schrijf bestanden die u wilt houden naar uw
computer en wis daarna de bestanden van het
camerageheugen of gebruik een andere
geheugenkaart.
1) Reinig de lens.
2) Let er op dat het onderwerp zich binnen het
scherpstelkader bevindt tijdens de compositie
van het beeld.
3) Stel met de hand scherp (pagina 74).
4) Zet de camera op een statief.
Syroomvoorziening
Beeldopname
Symptoom Mogelijke oorzaak Handeling
Gids voor het oplossen van moeilijkheden
APPENDIX
199
Het onderwerp is niet
scherp bij het opgenomen
beeld.
De flitser flitst niet.
De camera schakelt
zichzelf langzaam uit
tijdens het aftellen van de
zelfontspanner.
Het beeld op het
beeldscherm is niet scherp.
Opgenomen beelden
worden niet in het
geheugen opgeslagen.
Er was niet scherpgesteld op het beeld.
1) ” (flitser uit) is geselecteerd als de
flitsfunctie.
2) De accu is leeg.
3) De filmfunctie (movie) is ingeschakeld bij de
camera.
4) Een scène die “
” (flitser uit) selecteert als de
flitsfunctie is geselecteerd bij de BESTSHOT
functie.
De accu is leeg.
1) U gebruikt de handmatige scherpstelfunctie en
u heeft niet scherpgesteld op het beeld.
2) U probeert de macrofunctie (
) te gebruiken
tijdens het opnemen van een landschap of
tijdens het maken van een portret.
3) U probeert autofocus of de oneindig-functie
(
) te gebruiken bij het opnemen van een
close-up shot.
1) De camera schakelt zichzelf uit voordat het
opslaan van beelden naar het geheugen
voltooid is.
2) Verwijderen van de geheugenkaart voordat het
opslaan voltooid is.
Bij het maken van de compositie van het beeld
dient u er op te letten dat.
1) Selecteer een andere flitserfunctie (pagina 59).
2) Laad de accu op (pagina 31).
3) Selecteer een andere opnamefunctie.
4) Selecteer een andere flitserfunctie (pagina 59)
of een andere BESTSHOT scène (pagina 81).
Vervang de accu (pagina 31).
1) Stel scherp op het beeld (pagina 74).
2) Gebruik autofocus voor het opnemen van
landschappen en voor het maken van
portretten.
3) Gebruik de macrofunctie (
) voor close-ups.
1) Als de accu indicator “
” toont, dient u de
accu zo snel mogelijk op te laden (pagina 31).
2) Verwijder de geheugenkaart nooit voordat het
opslaan voltooid is.
Beeldopname
Symptoom Mogelijke oorzaak Handeling
APPENDIX
200
Plaats de camera zodanig dat zonlicht niet direct
in de lens kan schijnen.
Deze camera kan niet-DCF beelden niet tonen die
met een andere digitale camera op een
geheugenkaart zijn opgenomen.
Verwijder de accu uit de camera, leg hem opnieuw
in en probeer opnieuw.
1) Druk op de [USB] toets van de USB slede nadat
de computer gestopt is met toegang verkrijgen
tot het camera bestandgeheugen. Controleer
dat de [USB] indicator op de USB slede uit is en
verwijder dan pas de camera van de USB
slede.
2) Druk op [DISP] om het beeldscherm in te
schakelen.
1) Controleer de aansluiting tussen de camera en
de USB slede.
2) Controleer alle aansluitingen.
3) Installeer de USB driver op uw computer
(pagina 160).
4) Druk op de [USB] toets van de USB slede.
Zonlicht of licht van een andere lichtbron schijnt
tijdens het opnemen direct in de lens.
Een geheugenkaart met niet-DCF beelden die
opgenomen zijn met een andere camera bevindt
zich in de camera.
Problemen met het elektronische circuit hetgeen
veroorzaakt wordt door elektrostatische lading,
een harde stoot, enz. terwijl de camera
aangesloten was op een ander apparaat.
1) USB communicatie vindt plaats.
2) Het beeldscherm wordt uitgeschakeld (tijdens
een opnamefunctie).
1) De camera is niet stevig op de USB slede
geplaatst.
2) De USB kabel is niet juist aangesloten.
3) De USB driver is niet geïnstalleerd.
4) De camera is uitgeschakeld.
De kleur van het
weergavebeeld verschilt
van het beeld op het
beeldscherm tijdens het
opnemen.
Beelden worden niet
getoond.
Geen van de toetsen en
schakelaars werkt.
Het beeldscherm is
uitgeschakeld.
Het is niet mogelijk
bestanden via een USB
aansluiting over te
schrijven.
Overige
Symptoom Mogelijke oorzaak Handeling
Weergave
APPENDIX
201
Mocht u problemen ondervinden bij het installeren van de USB driver…
U kunt de USB driver mogelijk niet correct installeren als u de USB kabel gebruikt om de camera op een computer aan te
sluiten die draait onder Windows 98 voordat u de USB driver geïnstalleerd heeft van de CD-ROM (CASIO Digital Camera
Software) die meegeleverd wordt met de camera, of als reeds een ander type driver geïnstalleerd is. Hierdoor wordt het voor
de computer onmogelijk om de digitale camera te herkennen wanneer deze wordt aangesloten. Mocht dit het geval zijn dan
dient u de USB driver van de camera opnieuw te installeren. Zie het “Readme” bestand van de USB driver op de “CASIO
Digital Camera Software” CD-ROM die meegeleverd wordt met de camera voor informatie aangaande het opnieuw installeren
van de USB driver.
APPENDIX
202
Tonen van boodschappen
Alarm setting
complete.
Battery is low.
Cannot correct
image!
Can not find the file.
Cannot register any
more files.
Card ERROR
Deze boodschap verschijnt nadat u de
alarminstelling verandert heeft.
De accu is leeg.
Keystone correctie kan om de een of andere reden
niet plaatsvinden. Het beeld wordt opgenomen
zoals het is zonder correctie (pagina 90).
De camera kan een beeld niet vinden dat
gespecificeerd wordt in de “Images” (beelden)
instelling. Specificeer een ander beeld (pagina
117).
• U probeert een BESTSHOT gebruikersinstelling
op te slaan terwijl de “SCENE” (décor) map reeds
999 instellingen bevat (pagina 83).
• U probeert een “FAVORITE” (favoriet) bestand te
kopiëren terwijl de “FAVORITE” map reeds 9999
bestanden bevat (pagina 129).
Er trad een probleem op bij de geheugenkaart.
Schakel de camera uit, verwijder de kaart en steek
hem opnieuw is. Mocht dezelfde boodschap
verschijnen, formatteer dan de geheugenkaart
(pagina 148).
BELANGRIJK!
Het formatteren van de geheugenkaart wist alle
bestanden op de geheugenkaart uit. Probeer
eerst eventuele werkbare bestanden naar een
computer of een ander opslagmedium over te
schrijven voordat u de geheugenkaart
formatteert.
U probeert met de printer af te drukken via een
USB aansluiting die niet compatibel is.
De accu is leeg zodat het opgenomen beeld niet
kon worden opgeslagen.
Deze boodschap verschijnt wanneer u een beeld
probeert op te slaan terwijl er 9999 bestanden
opgeslagen zijn in de 999ste map. Wis bestanden
die u niet langer nodig heeft als u meer bestanden
wilt opnemen (pagina 125).
Mocht het objectief terwijl het beweegt tegen een
obstakel aan komen, dan verschijnt de boodschap
“LENS ERROR” (objectief fout). Het objectief trekt
zich terug en de camera schakelt zichzelf uit.
Verwijder het obstakel en schakel de spanning van
de camera opnieuw in.
Tijdens de printerfunctie van de camera als het
papier bij printer op is.
Het geheugen is vol. Wis bestanden die u niet
langer nodig heeft als u meer bestanden wilt
opnemen (pagina 125).
Er is geen FAVORITE bestand aanwezig.
Eén van de volgende problemen trad op tijdens het
afdrukken.
• De spanning van de printer is uitgeschakeld.
• Interne fout bij printer
Check Connections!
File could not be
saved because
battery is low.
Folder cannot be
created
LENS ERROR
Load Paper!
Memory Full
No Favorites file!
Printing Error
-
APPENDIX
203
Record Error
Replenish Ink!
SYSTEM ERROR
The card is locked.
There are no files.
There are no printing
images.
Set up DPOF.
There is no image to
register.
The card is not
formatted.
This file cannot be
played.
Tijdens het opslaan van beelddata kon om de één of
andere reden de beelddata niet gecomprimeerd
worden.Voer de opname van het beeld nogmaals uit.
Tijdens de printerfunctie van de camera als de inkt bij
de printer bijna of geheel op is.
Uw camerasysteem is beschadigd. Neem contact
op met een CASIO onderhoudswerkplaats.
De LOCK schakelaar van de SD geheugenkaart is
vergrendeld. U kunt beelden niet opslaan op of
wissen van een geheugenkaart die vergrendeld is.
Er bevinden zich geen bestanden in het
ingebouwde geheugen of in de geheugenkaart.
Er zijn geen DPOF instellingen die de beelden en
het aantal kopiën ervan specificeren voor elke
drukklus.
Configureer de vereiste DPOF instellingen (zie
pagina 153).
U probeert een ongeldig beeld als een BESTSHOT
gebruikersinstelling of als een origineel startbeeld
op te slaan.
De geheugenkaart in de camera is niet
geformatteerd. Formatteer de geheugenkaart
(pagina 148).
Het beeldbestand of het audiobestand is
beschadigd of is van een type dat niet door deze
camera kan worden getoond.
This function cannot
be used.
This function is not
supported for this
file.
U probeerde bestanden te kopiëren van het
ingebouwde geheugen naar een geheugenkaart in
de camera terwijl er zich geen geheugenkaart
bevindt in de camera (pagina 148).
De functie die u probeert uit te voeren wordt niet
ondersteund voor het bestand waarop u de functie
probeert uit te voeren.
APPENDIX
204
Geheugencapaciteit en bestandgrootte (naar schatting):
• Snapshot
Kwaliteit
Fijn
Normaal
Economisch
Fijn
Normaal
Economisch
Fijn
Normaal
Economisch
Fijn
Normaal
Economisch
Fijn
Normaal
Economisch
Fijn
Normaal
Economisch
Beeldbestandsgrootte
(naar schatting)
2,2MB
1,8MB
1,3MB
2,0MB
1,6MB
1,1MB
1,6MB
1,2MB
630KB
1,05MB
710KB
370KB
680KB
460KB
250KB
190KB
140KB
90KB
Ingebouwd
flash-geheugen
9,3 MB
4 opnamen
4 opnamen
6 opnamen
4 opnamen
5 opnamen
7 opnamen
5 opnamen
6 opnamen
13 opnamen
8 opnamen
12 opnamen
23 opnamen
12 opnamen
19 opnamen
33 opnamen
44 opnamen
58 opnamen
94 opnamen
SD
geheugenkaart*
64 MB
26 opnamen
32 opnamen
44 opnamen
29 opnamen
36 opnamen
51 opnamen
34 opnamen
45 opnamen
88 opnamen
53 opnamen
79 opnamen
154 opnamen
82 opnamen
126 opnamen
221 opnamen
294 opnamen
386 opnamen
618 opnamen
Bestandsgrootte
(beeldpunten)
2560
×
1920
2560
×
1712
(3:2)
2048
×
1536
(3:2)
1600
×
1200
(UXGA)
1280
×
960
(SXGA)
640
×
480
(VGA)
Technische gegevens
Product ............................... Digitale camera
Model .................................. EX-Z50
Camerafunctie
Beeldbestandformaat
Snapshots ....................... JPEG (Exif Ver. 2.2); DCF (Design rule
for Camera File systeem)
1.0 standaard; voldoet aan DPOF
Films ................................ AVI (Motion JPEG)
Audio (geluid) .................. WAV
Opnamemedia .................... 9,3MB ingebouwd flash-geheugen
SD geheugenkaart
MultiMediaCard (MMC)
Beeldgrootte
Snapshots ......................... 2560
×
1920 beeldpunten
2560
×
1712 (3:2) beeldpunten
2048
×
1536 beeldpunten
1600
×
1200 beeldpunten
1280
×
960 beeldpunten
640
×
480 beeldpunten
Films .................................... 320
×
240 beeldpunten
* Gebaseerd op Matsushita Electric Industrial Co., Ltd. producten.
De capaciteit hangt af van de het merk van de geheugenkaart.
* Vermenigvuldig de capaciteit in de tabel met de geschatte
waarde om het aantal beelden te verkrijgen dat op een
geheugenkaart van een andere capaciteit kan worden
opgeslagen.
APPENDIX
205
Belichtingsregeling
Lichtmeting ...................... Multi-patroon meten via CCD
Belichting ......................... Programma AE
Belichtingscompensatie ... –2EV – +2EV (1/3EV eenheden)
Sluiter .................................. CCD elektronische sluiter, mechanische
sluiter, 1/8ste – 1/2000ste seconde
De sluitersnelheid is anders bij de
volgende BESTSHOT scènes
Nachtscène: 4 – 1/2000 seconde
Vuurwerk: 2 seconden (vast)
Lensopening ...................... F2,6/4,3, automatisch overschakelen
Witbalans ............................ Automatisch, vast ingesteld
(6 functies), handmatig overschakelen
Gevoeligheid ...................... Auto, ISO 50, ISO 100, ISO 200, ISO
400
Zelfontspanner .................. 10 seconden, 2 seconden, drivoudige
zelfontspanner
Ingebouwde flitser
Flitserfuncties .................. AUTO (automatisch), ON (aan), OFF
(uit), rode ogenreductie
Flitsbereik ........................ Groothoek optische zoom: 0,4 – 2,6
meter
Telefoto optische zoom: 0,4 – 2,0
meter
(ISO gevoeligheid: “Auto” (automatisch))
Opnamefuncties ................ Audio Snapshot ; macrofunctie,
zelfontspanner; BESTSHOT; film met
geluid ; spraakopname.
• Audio opname is in mono.
Wissen ................................ Enkel bestand, alle bestanden
(met beveiliging)
Effectieve beeldpunten ..... 5,0 million
Beeldelement ..................... 1/2,5-inch vierkante beeldpunten
kleuren CCD
(totaal aantal beeldpunten: 5,25
miljoen)
Lens/brandpuntsafstand
Lenzen ............................. Zes lenzen in vijf groepen, inclusief
een asferische (niet ronde) lens
F2,6 (groothoek) – 4,8 (telelens);
f=5,8 (groothoek) – 17,4mm (telelens)
(gelijkwaardig aan ca. 35 (groothoek)
– 105mm (telelens) voor 35mm film)
Zoom ................................... 3X optische zoom, 4X digitale zoom
(12X in combinatie met optische zoom)
Scherpstellen ..................... Contrast-type autofocus met AF functie
(AF kader: met puntmeten of
meervoudig meten), macrofunctie,
panfocus, oneindig scherpstelfunctie,
focusvergrendeling, handmatig
scherpstellen
Geschat scherpstelbereik (van het oppervlak van de lens)
Normaal ........................... 40 cm –
Macro .............................. 6 cm – 50 cm
• Films (320
×
240 beeldpunten)
Datagrootte Max. 300 KB/seconde
APPENDIX
206
Spanningsvereisten
Spanningsvereisten .......... Oplaadbare lithium-ion accu
(NP-40)
×
1
Levensduur accu (naar schatting):
De bovenstaande waarden geven de hoeveelheid tijd aan bij de voorwaarden
die hieronder vermeld staan totdat de spanning automatisch uitgeschakeld
wordt doordat de accu leeg is. Deze waarden zijn echter geen garantie dat de
accu inderdaad de aangegeven gebruiksduur zal verstrekken. Een lage
temperatuur zal de gebruiksduur van de accu verkorten.
Gebruiksduur van accu
(benadering)
390 foto’s
(195 minuten)
970 foto’s
(190 minuten)
380 minuten
350 minuten
Bewerking
Aantal foto’s (CIPA standaard)*
1
(werkingstijd)
Aantal foto’s, doorlopende opname*
2
(werkingstijd)
Doorlopende weergave van
Snapshots
*
3
Doorlopende spraakopname*
4
Ondersteunde accu: NP-40 (nominale capaciteit: 1230mAh)
Opslagmedium: SD geheugenkaart
*1 Aantal foto’s (CIPA standaard)
Temperatuur: 23°C
Beeldscherm: Ingeschakeld
Zoomen van de volledige groothoek- tot de volledige telefotostand elke
30 seconden, waarbij telkens twee beelden worden opgenomen,
waarvan één met flits; de spanning wordt na elke 10 opgenomen
beelden uit- en weer ingeschakeld.
Audio opnametijd
Audio snapshot ............... Circa max. 30 seconden per beeld
Spraakopname ................ Circa 39 minuten met ingebouwd
geheugen
Post-opname ................... Circa max. 30 seconden per beeld
Beeldscherm ...................... 2,0-inch TFT kleuren LCD
84.960 beeldpunten (354
×
240)
Zoeker ................................. Beeldscherm en optische zoeker
Tijdbijhoud functies .......... Ingebouwde digitale kwartsklok
Datum en tijd .................... Opgenomen met beelddata
Automatisch kalender ...... Tot 2049
Wereldtijd ......................... City (stad), Date (datum), Time (tijd),
Summer time (zomertijd), 162 steden
in 32 tijdzones
Ingangs/
uitgangsaansluitingen ...... Slede aansluiting
Microfoon ........................... Mono
Luidspreker ........................ Mono
APPENDIX
207
Oplaadbare lithium-ion accu (NP-40)
Nominale spanning ........... 3,7 V
Nominale capaciteit .......... 1230 mAh
Bedrijfstemperatuur
Bereik .................................. 0°C – 40° C
Afmetingen ......................... 38,5 (B)
×
38,0 (H)
×
9,3 (D) mm
Gewicht ............................... ca. 34 g
USB slede (CA-24)
Ingangs-/
uitgangsaansluitingen ...... Camera aansluiting, USB poort,
netadapteraansluiting (DC IN 5,3 V)
Stroomverbruik .................. 5,3 V gelijkstroom, ca. 3,2 W
Afmetingen ......................... 103 (B)
×
32 (H)
×
70 (D) mm
(exclusief uitsteeksels)
Gewicht ............................... ca. 71 g
*2 Omstandigheden bij doorlopende opname
Temperatuur: 23°C
Beeldscherm: Ingeschakeld
Flitser: Uitgeschakeld
Beeld opgenomen na elke 12 seconden, wisselend tussen volledige
groothoek en volledige telefoto.
*3 Omstandigheden bij doorlopende snapshot weergave
Temperatuur: 23°C
Bladeren naar het volgende beeld na elke 10 seconden
*4 De tijden voor stemopname zijn gebaseerd op doorlopende opname.
Stroomverbruik .................. 3,7 V gelijkstroom, ca. 3,0 W
Afmetingen ......................... 87 (B)
×
57 (H)
×
22,4 (D) mm
(exclusief uitsteeksels; 19,7mm bij het
dunste deel),
Gewicht ............................... ca. 121 g
(exclusief accu en accessoires)
Gebundelde accessoires .. Oplaadbare lithium-ion accu (NP-40);
USB slede (CA-24); Speciale
netadapter; Netsnoer; USB kabel;
polsriem; CD-ROM; Basisreferentie
APPENDIX
208
Stroomvoorziening
Gebruik enkel de speciale oplaadbare lithium-ion accu NP-40 om deze
camera van stroom te voorzien. Het gebruik van een ander type accu wordt
niet ondersteund.
Deze camera heeft geen gescheiden batterij voor de klok. De instellingen
van de datum en de tijd worden geheel uitgewist wanneer in het geheel
geen stroom wordt toegevoerd (van zowel de accu als de USB slede). Zorg
er voor deze instellingen opnieuw te configureren als de stroom wordt
onderbroken (pagina 44).
LCD paneel
Het LCD paneel is een product van de nieuwste LCD fabrikagetechnologie
die een beeldpundeffecttiviteit van 99,99% behaalt. Dat betekent dat minder
dat 0,01% van het totaal aan beeldpunten defect is (d.w.z. ze gaan niet
branden of ze blijven juist altijd branden.
Lens
U kunt mogelijk af en toe vervorming waarnemen in bepaalde soorten
beelden waarbij er een kleine buiging optreedt bij lijnen die recht zouden
moeten zijn. Dit komt door de karakteristieken van de lens/het objectief en
duidt niet op een defect van de camera.
Speciale netadapter (Inlaat type) (AD-C51G)
Spanningsvereisten .......... 100 – 240 V wisselspanning,
50/60 Hz, 83 mA
Uitgangsvermogen ............ 5,3 V gelijkstroom, 650 mA
Afmetingen ......................... 78 (B)
×
20 (H)
×
39 (D) mm
(exclusief uitstekende delen en kabel)
Gewicht ............................... ca. 90 g
Speciale netadapter (Insteek type) (AD-C51J)
Spanningsvereisten .......... 100 – 240 V wisselspanning,
50/60 Hz, 83 mA
Uitgangsvermogen ............ 5,3 V gelijkstroom, 650 mA
Afmetingen ......................... 48 (B)
×
16 (H)
×
69 (D) mm
(exclusief uitstekende delen en kabel)
Gewicht ............................... ca. 95 g
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175
  • Page 176 176
  • Page 177 177
  • Page 178 178
  • Page 179 179
  • Page 180 180
  • Page 181 181
  • Page 182 182
  • Page 183 183
  • Page 184 184
  • Page 185 185
  • Page 186 186
  • Page 187 187
  • Page 188 188
  • Page 189 189
  • Page 190 190
  • Page 191 191
  • Page 192 192
  • Page 193 193
  • Page 194 194
  • Page 195 195
  • Page 196 196
  • Page 197 197
  • Page 198 198
  • Page 199 199
  • Page 200 200
  • Page 201 201
  • Page 202 202
  • Page 203 203
  • Page 204 204
  • Page 205 205
  • Page 206 206
  • Page 207 207
  • Page 208 208

Casio EX-Z50 Handleiding

Categorie
Accessoires voor het maken van koffie
Type
Handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor