Toro Recycler Mower Handleiding

Type
Handleiding
Gebruikershandleiding
Dutch (NL)
NR. 3321–950
ProLine
53 cm Recycler
II
Walk-behind Power maaier
Model nr. 22045 – 9900001 en hoger
EThe T
oro Company
– 1998
All Rights Reserved
Printed in USA
2
Inhoud
Blz.
Inleiding 2.
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Veiligheid 3
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Training 3
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Voorbereiding 3
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Gebruiksaanwijzing 3
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Onderhoud en stalling
4
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Geluidsdruk 4
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Geluidsniveau 4
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Trillingsniveau 4
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Overzicht van symbolen
5
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Montage 8
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Handgreep (fig. 2)
8
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Brandstoftank en -slang
8
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Luchtfilterdeksel 9
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Tunnelafsluiter 9
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Alvorens te starten
9
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Menge
n v
a
n b
enzin
e e
n o
li
e -
mengverhoudin
g 5
0:1 10
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
T
ips voor het fijnmaken van gras en bladeren
11
. . . . . . .
Algemene tips
11
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Gras maaien
11
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Fijnmaken van bladeren
12
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Gebruiksaanwijzing 12
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
T
ips voor bediening en gebruik
12
. . . . . . . . . . . . . . .
Starten, stoppen en rijaandrijving
12
. . . . . . . . . . . . .
Gebruik van de tunnelafsluiter
13
. . . . . . . . . . . . . . . .
Gebruik van de grasvangzak
13
. . . . . . . . . . . . . . . . .
Instellen van de maaihoogte
14
. . . . . . . . . . . . . . . . . .
Onderhoud 15
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Onderhoud van het luchtfilter
15
. . . . . . . . . . . . . . . .
V
ervangen van de bougie
15
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Aftappen van benzine uit de brandstoftank
16
. . . . . .
Afstellen van het handgas
16
. . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Schoonmaken van het koelsysteem
16
. . . . . . . . . . . .
Schoonmaken van demper en uitlaat
16
. . . . . . . . . . .
Afstellen van de rijaandrijving
17
. . . . . . . . . . . . . . . .
Controleren/verwijderen/slijpen van het mes
18
. . . .
Smeren 20
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Smeren van de tandwielkast
20
. . . . . . . . . . . . . . . . . .
Afstellen van de mesremkabel
20
. . . . . . . . . . . . . . . .
Schoonmaken van de maaier
21
. . . . . . . . . . . . . . . . .
Drijfriemdeksel 22
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Reinigen v
a
n d
e k
a
p v
a
n d
e m
esremkoppeling 22
. . . .
Onderhoud van de wielen (fig. 33)
23
. . . . . . . . . . . .
Brandstoffilter 24
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Maaier voorbereiden voor stalling
24
. . . . . . . . . . . . .
Toebehoren 25
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Inleiding
Dank u voor de keuze van een T
oro produkt.
W
ij bij T
oro wensen dat u geheel tevreden bent met dit
nieuwe produkt. Aarzel daarom niet contact op te nemen
met uw erkende T
oro Service Dealer voor eventuele hulp,
service, originele T
oro onderdelen of andere informatie.
W
anneer u de dealer of de fabriek raadpleegt, dient u de
model- en serienummers van de machine altijd te
vermelden. Aan de hand van deze nummers kan de
Service Dealer of vertegenwoordiger u de juiste
informatie over de specifieke machine verschaf
fen. De
model- en serienummers vindt u op een plaatje dat op een
speciale plaats op de machine is aangebracht (fig. 1).
m-2302
Figuur
1
1. Model-
en serienummerplaatje
Noteer
de model- en serienummers van de machine
hieronder
, dan hebt u ze altijd bij de hand.
Modelnr.:
Serienr.:
Lees deze handleiding aandachtig door
, zodat u leert hoe u
de machine op de juiste wijze bedient en onderhoudt.
Door het lezen van de handleiding kunt u persoonlijk
letsel van u en anderen en schade aan de machine
voorkomen. Ofschoon Toro veilige en moderne produkten
ontwerpt, produceert en op de markt brengt, blijft u
verantwoordelijk voor een correct en veilig gebruik
daarvan. U bent tevens verantwoordelijk voor de instructie
m.b.t. veiligheid van personen die u met de machine laat
werken.
3
In deze handleiding gebruikt T
oro een systeem om
mogelijke gevaren aan te duiden en u te attenderen op
bijzondere aanwijzingen om lichamelijk (mogelijk fataal)
letsel van u en anderen te voorkomen. De woorden
GEV
AAR, W
AARSCHUWING en VOORZICHTIG
geven de ernst van het gevaar aan. Ga als regel altijd
voorzichtig te werk.
GEVAAR
waarschuwt u voor zeer gevaarlijke situaties,
die kunnen resulteren in ernstig lichamelijk letsel of zelfs
overlijden, die kunnen ontstaan als u niet de vereiste
voorzor
gsmaatregelen neemt.
WAARSCHUWING
waarschuwt u voor een gevaarlijke
situatie die kan resulteren in ernstig lichamelijk letsel of
zelfs overlijden, die kan ontstaan als u niet de vereiste
voorzor
gsmaatregelen neemt.
VOORZICHTIG
duidt belangrijke instructies inzake uw
persoonlijke veiligheid aan. Om letsel te voorkomen moet
u der
gelijke instructies zorgvuldig lezen en opvolgen.
Er worden nog twee woorden gebruikt om u op
belangrijke informatie te wijzen. “Belangrijk” attendeert u
op bijzondere technische informatie en “Opmerking”
duidt algemene informatie aan die bijzondere aandacht
verdient.
Als de handleiding verwijst naar de linker
- of rechterkant
van de machine, betekent dit gezien vanaf de normale
bedieningspositie, d.w
.z. staand achter de handgreep.
Veiligheid
Training
1.
Lees deze handleiding aandachtig door voordat u de
maaimachine gaat gebruiken. Let op de plaats en
functie van de bedieningselementen en hoe u de
machine moet gebruiken.
2.
U dient erop toe te zien dat de machine niet door
kinderen wordt bediend of door volwassenen die niet
van de instructies op de hoogte zijn. V
oor het werken
met de machine kan een wettelijke minimumleeftijd
bestaan.
3.
Houd iedereen weg uit het gebied waarin u de machine
gebruikt, met name kinderen en huisdieren.
4.
Onthoud dat de gebruiker verantwoordelijk is voor
ongevallen of schade aan andere personen of hun
eigendommen.
Voorbereiding
1.
Draag tijdens het maaien altijd een lange broek en
stevige schoenen. Draag geen schoenen met open
tenen en loop niet op blote voeten.
2.
Draag tijdens het gebruik van de machine altijd een
veiligheidsbril of -masker om uw ogen te beschermen
tegen voorwerpen die door de machine kunnen worden
uitgeworpen. Het dragen van gehoorbescherming,
veiligheidshandschoenen en -helm wordt aanbevolen.
3.
Inspecteer het terrein waarop u de maaier gaat
gebruiken grondig en verwijder eventuele voorwerpen
die door de maaier kunnen worden uitgeworpen.
4. W
AARSCHUWING - Benzine is licht ontvlambaar
.
Bewaar brandstof uitsluitend in tanks of blikken
die daar speciaal voor bedoeld zijn.
V
ul de brandstoftank nooit binnenshuis; tijdens het
bijvullen niet roken.
V
ul zo nodig brandstof bij voordat u de motor
aanzet. V
erwijder nooit de dop van de
brandstoftank en vul nooit benzine bij wanneer de
motor loopt of voordat de motor na gebruik een
aantal minuten is afgekoeld.
Als er benzine gemorst is de motor niet aanzetten,
maar eerst de maaier verplaatsen. Zor
g ervoor dat
er geen ontstekingsbronnen in de buurt van de
gemorste brandstof komen totdat alle
benzinedampenverdwenen zijn.
Zor
g voor een goede bevestiging van afsluitdoppen
van brandstoftanks en -blikken.
5. V
ervang geluiddempers die gebreken vertonen.
6.
Controleer de messen, bevestigingsbouten en het
maaimechanisme altijd op sporen van slijtage of
beschadiging voor het gebruik. V
ervang versleten of
beschadigde messen en bouten altijd als complete set
om een goede balans te behouden.
7.
Let op dat bij machines met meer maaimessen andere
messen kunnen gaan draaien doordat u een mes draait.
Gebruiksaanwijzing
1.
Laat de motor niet in een afgesloten ruimte lopen,
omdat zich giftige koolmonoxydedampen kunnen
verzamelen.
2.
Alleen bij daglicht of goed kunstlicht maaien.
3. V
ermijd indien mogelijk gebruik van de maaier op nat
gras.
4. Zor
g dat u altijd stevig staat op hellingen.
5.
Loop in een normaal tempo, ga niet rennen.
6.
Met een cirkelmaaier altijd dwars op hellingen
maaien, nooit heuvel op en af.
7.
Ga zeer voorzichtig te werk bij het veranderen van
richting op hellingen.
8.
Maai niet op te steile hellingen.
4
9.
Ga zeer voorzichtig te werk bij achteruitrijden of de
maaier naar u toe trekken.
10.
Stop het maaimes (de messen) als u de maaier voor
transport moet optillen of bij het oversteken van
andere oppervlakken dan gras en bij vervoer van de
maaier naar en van het te maaien oppervlak.
11.
Gebruik de maaier niet als schermen of schilden defect
zijn, of andere beveiligingsmiddelen ontbreken, zoals
schermen en/of grasvangers.
12.V
erander de instellingen van de motor niet en voorkom
overbelasting van de motor
.
13.
Alle mes- en rijkoppelingen uitschakelen alvorens de
motor te starten.
14.
Start de motor of zet die aan volgens de instructies, ga
daarbij zor
gvuldig te werk en houdt uw voeten uit de
buurt van maaimessen.
15.
De maaier nooit kantelen als u de motor start of aan
zet, behalve als de motor voor het starten moet worden
gekanteld. In dat geval niet meer kantelen dan
absoluut noodzakelijk en uitsluitend dat deel optillen
dat zich van de bestuurder af bevindt.
16.
De motor nooit starten terwijl u voor de afvoeropening
staat.
17.
Handen en voeten uit de buurt houden van roterende
delen. Altijd uit de buurt van de afvoeropening blijven.
18.
De maaier nooit oppakken of dragen terwijl de motor
loopt.
19.
Motor stoppen en bougiekabel losmaken:
alvorens verstoppingen te verwijderen of de
afvoertunnel te ontstoppen;
alvorens de maaier te controleren, te reinigen of
eraan te werken;
als u een voorwerp hebt geraakt. Controleer de
maaier op beschadiging en voer reparatie uit
alvorens de maaier opnieuw te starten en te
gebruiken;
als de maaier abnormaal begint te trillen (direct
controleren).
20.
Stop de motor
als u de maaier onbeheerd achterlaat;
alvorens brandstof bij te vullen.
21.V
erlaag het motortoerental voordat u de motor stopt.
Als de motor is uitgerust met een brandstofkraan, deze
sluiten na beëindiging van het maaien.
Onderhoud
en stalling
1. Draai
alle moeren, bouten en schroeven regelmatig
strak aan, zodat de machine steeds veilig in gebruik is.
2.
Als er zich benzine in de tank bevindt de maaier niet
opber
gen in een afgesloten ruimte waar
benzinedampen in contact met open vuur of vonken
kunnen komen.
3.
Laat de motor afkoelen voordat u de maaimachine in
een afgesloten ruimte opber
gt.
4.
Om brandgevaar te beperken dienen motor
,
geluiddemper
, accucompartiment en de omgeving van
de brandstoftank steeds te worden vrijgemaakt van een
overmaat aan vet, gras, bladeren en opgehoopt vuil.
5.
Controleer de grasvangzak regelmatig op slijtage en
beschadiging.
6. V
ervang versleten of beschadigde onderdelen ten
behoeve van een veilig gebruik.
7.
Als de brandstoftank moet worden leeggemaakt, dient
dit buiten plaats te vinden.
Geluidsdruk
Dit apparaat produceert een geluidsdruk aan het oor van
de bestuurder van 83,6 dB(A), op basis van metingen van
identieke machines volgens Richtlijn 81/1051/EEG.
Geluidsniveau
Dit apparaat produceert een geluidsvolume van 100 LwA,
op basis van metingen van identieke machines volgens
Richtlijn 84/538/EEG.
Trillingsniveau
Dit apparaat produceert een maximum hand–arm
trillingsniveau van 3,45 m/s
2
, op basis van metingen van
identieke machines volgens
EN 1033.
5
Overzicht
van symbolen
Veiligheidsalarm -
symbool in de
driehoek geeft gevaar
aan
Veiligheidsschermen
niet openen of
verwijderen terwijl de
motor loopt
Veiligheidsalarm
Afsnijden van tenen
en vingers, draaiend
maaimes. Blijf uit de
buurt van het
maaimes zolang de
motor loopt
Lees de bedienings-
handleiding
Om storingen bij
fijnmaken te
voorkomen,
mesversneller
gebruiken als de
maaier met een
fijnmaakhulpstuk
uitgerust is
Raadpleeg de
technische
handleiding voor de
juiste onderhouds-
procedures
Transmissie
Blijf op veilige afstand
van de machine
Olie
Blijf op veilige afstand
van de machine
Aan/Lopen
Uitgeworpen
voorwerpen - gevaar
voor alle
lichaamsdelen
Inschakelen
Uitgeworpen
voorwerpen - aan
zijkant gemonteerde
cirkelmaaier.
Veiligheidsscherm
moet gemonteerd zijn
Uitschakelen
6
Motor stoppen
alvorens bestuurders-
positie te verlaten
Laadtoestand van
accu
Bedrijfsurenteller/vers
treken bedrijfsuren
Brandstof
Snel Neutraal
Langzaam
1e versnelling
Afname/toename
2e versnelling
Smeernippel
3e versnelling
Motor starten
Maaielement -
basissymbool
Motor stoppen
Maaielement -
maaihoogte-instelling
Choke
Koord uittrekken
7
Hulpstarter Wiel
Hulpstartknop
driemaal indrukken
Wielaandrijving
Accu’s op
verantwoorde wijze
afvoeren
Bedieningsstang
omlaag brengen
Sleutel in
contactschakelaar
steken
Bedieningsstang
omhoog brengen
Sleutel in
contactschakelaar
omdraaien
Bedieningsstang
omhoog/omlaag
brengen
Bedieningsorgaan
bewegen
Bedieningsstang
omhoog/omlaag
brengen
Bedieningsorgaan
naar voren bewegen
Bedieningsstang
omhoog brengen
Bedieningsorgaan
naar achteren
bewegen
Bedieningsstang
omhoog brengen
Bedieningsstang
omlaag brengen
8
Montage
Handgreep
(fig. 2)
1. Handgreep
aan buitenkan van maaierhuis monteren, in
het onderste gat met twee 8 mm x 31 mm
(5/16-18 x 1-1/4”) bouten, ringen en dunne nylon
bor
gmoeren (fig. 2).
2.
Handgreepbeugels aan handgreep bevestigen met
twee 8 mm x 38 mm (5/16-18 x 1-1/2”) bouten, ringen
en dunne nylon bor
gmoeren (fig. 2).
N.B.:
De handgreep kan op de meest comfortabele hoogte
worden ingesteld. Ga achter de maaier staan om de beste
hoogte te bepalen. Om de hoogte te veranderen, de bouten
en moeren voor bevestiging van de handgreep in andere
gaten van de beugels plaatsen.
3.
Steunstang voor grasvangzak door
bovenste
bevestigingsgaten in handgreep steken en beide
uiteinden met een dopmoer vastzetten (fig. 2).
m-534
1
2
3
4
Figuur
2
1. Handgreep
2. Dopmoer
3. Steunstang
voor
grasvangzak
4. Handgreepbeugel
4. Gebruik
kabelbandjes om de regelkabels onder de
steunstang voor de grasvangzak aan de handgreep vast
te zetten.
Brandstofank
en -slang
1. Zelftappende
schroeven in de onderkant van de
brandstoftank draaien en daarna er weer uit draaien.
2.
Plastic klemmen aan de voorkant van de brandstoftank
aan de tankplaat haken (fig. 3).
3. T
ank op tankplaat bevestigen met 2 zelftappende
schroeven (fig. 3). Schroeven niet te strak aandraaien.
4. T
ankbeugel aan de achterkant van de tank haken en
uiteinde van de beugel door het gat in de tankplaat
steken. Beugel aan tankplaat bevestigen met de moer
(fig. 3). De moer niet te strak aandraaien.
m-2942
1
2
3
4
6
5
7
Figuur
3
1. Zelftappende
schroeven
2. Brandstoftank
3.
Plastic klemmen
4. Tankbeugel
5. Tankplaat
6. Moer
7. Tanksteun
5. Verwijder
de rode dop van het uiteinde van de
brandstofslang en van het uiteinde van de gebogen pijp
aan de brandstoftank. Uiteinde van de brandstofslang
over de gebogen pijp schuiven (fig. 4). Brandstofslang
vastzetten met slangklem.
m-2943
1
2
3
Figuur
4
1. Brandstofslang
2. Gebogen
pijp
3. Slangklem
9
Luchtfilterdeksel
1. Lippen
aan onderkant van luchtfilterdeksel in sleuven
plaatsen. Deksel omhoog zwenken en vastdrukken
(fig. 5).
m-196
1
2
3
Figuur
5
1. Luchtfilterdeksel
2. Lippen
3. Sleuven
Tunnelafsluiter
1. Open
het afvoerdeurtje door de handgreep naar voren
te trekken en naar achteren te bewegen (fig. 6).
Handgreep van afvoerdeurtje vasthouden, om te
voorkomen dat die door de veerdruk sluit terwijl u de
afsluiter plaatst.
2.
Omdat de afsluiter iets breder is dan de opening van
het afvoerdeurtje, moet u de afsluiter iets rechtsom
draaien terwijl u hem in de opening steekt (fig. 6). De
pijl op het plaatje van de afsluiter moet omhoog
wijzen.
m–1914
2
1
Figuur
6
1. Handgreep
van
afvoerdeurtje
2.
Afsluiter rechtsom draaien
3. Druk
de afsluiter er helemaal in, totdat de veerklem
aan de onderkant van de afsluiter vastklikt en de
afsluiter stevig in de afvoertunnel vastklemt (fig. 7).
Laat de handgreep van het afvoerdeurtje los, zodat die
de bovenkant van de afsluiter vastklemt.
m–1915
1
Figuur
7
1. Veerklem
Alvorens
te starten
GEVAAR
MOGELIJK
GEV
AAR
Benzine is onder bepaalde omstandigheden
uitermate brandbaar en explosief.
WA
T ER KAN GEBEUREN
Brand of explosie van benzine kan
brandwonden of schade aan eigendommen
veroorzaken.
GEV
AARLIJKE SITUA
TIES V
OORKOMEN
Gebruik een tr
echter of tuit; brandstof
uitsluitend in de open lucht bij koude motor
bijvullen. Gemorste brandstof meteen opvegen.
V
ul de tank niet helemaal, maar slechts tot
6-13 mm (1/4-1/2”) onder de onderkant van de
vulbuis. De vulbuis mag zelf niet volstaan,
omdat deze ruimte nodig is voor het uitzetten
van de brandstof.
Rook niet wanneer u met brandstof bezig bent
en houd brandstof weg van open vlammen of
vonken.
Brandstof in goedgekeurde vaten opslaan en
buiten ber
eik van kinder
en bewar
en.
Nooit meer benzine dan voor 30 dagen op
voorraad houden.
10
GEVAAR
MOGELIJK GEV
AAR
Bij het bijvullen van brandstof kan onder
bepaalde omstandigheden statische elektriciteit
ontstaan, die de brandstof doet ontbranden.
WA
T ER KAN GEBEUREN
Brand of explosie van benzine kan
brandwonden of schade aan eigendommen
veroorzaken.
GEV
AARLIJKE SITUA
TIES V
OORKOMEN
Benzinevaten altijd op de gr
ond en uit de buurt
van de maaier zetten alvor
ens de tank bij te
vullen.
Benzinevaten nooit in een vrachtwagen of
aanhanger vullen, omdat bekleding of kunststof
beplating het vat kan isoler
en en de afvoer van
statische lading kan bemoeilijken.
Indien praktisch uitvoerbaar
, door benzine
aangedr
even machines uit de vrachtwagen of
aanhanger verwijder
en en de tank bijvullen
terwijl de machine met de wielen op de gr
ond
staat.
Als dit niet mogelijk is, dergelijke machines op
een truck of aanhanger bij voorkeur uit een
draagbaar vat bijvullen, niet met behulp van
een vulpistool van een pomp.
Als een vulpistool moet worden gebruikt, de
vulpijp voortdur
end in contact met de rand van
de brandstoftank of de opening van het vat
houden, totdat het bijvullen voltooid is.
Mengen
van benzine en olie -
mengverhouding 50:1
GOEDGEKEURDE OLIE - V
oor de eenvoud en de beste
motorprestaties vermengt u de inhoud van één fles T
oro
50:1 T
wo-Cycle Oil (tweetaktolie) met 7,6 liter (2 ga.)
verse, loodvrije normaalbenzine. Loodhoudende benzine
kan worden gebruikt als loodvrije benzine niet
verkrijgbaar is.
T
oro tweetaktolie is speciaal samengesteld voor een goede
smering, goed starten en een lange levensduur van de
motor
. Als T
oro T
wo-Cycle Oil niet verkrijgbaar is,
vermengt u 7,6 liter (2 ga.) benzine met 154 ml (5.2 oz)
van een andere tweetaktolie van goede kwaliteit, waarbij
de NMMA of BIA-TCW certifiëring op de label is
afgedrukt.
BELANGRIJK: U KUNT OOK EEN FLES T
ORO
“EASY
-MIX” TWO-CYCLE OIL VAN 95 ML
(3.2 OZ.) VERMENGEN MET 3,8 LITER (1 GA.)
BENZINE (mengverhouding 40:1) IN DEZE T
ORO
TWEETAKTMOTOR.
NOOIT MOT
OROLIE VOOR AUT
OMOBIELEN
(SAE 30, 10W30 enz.), TWEET
AKT
OLIE ZONDER
NMMA/BIA-TCW CER
TIFIËRING, OF EEN ONJUISTE
MENGVERHOUDING GEBRUIKEN, OMDA
T DIT
MOT
ORSCHADE KAN VEROORZAKEN, DIE NIET
DOOR DE T
ORO GARANTIE WORDT GEDEKT
.
T
oro adviseert tevens regelmatig T
oro Stabilizer/
Conditioner in alle T
oro machines met benzinemotor
tijdens gebruik en stalling te gebruiken. T
oro Stabilizer/
Conditioner reinigt de motor tijdens het gebruik en
voorkomt de vorming van harsachtige afzettingen in de
motor gedurende stalling.
1.
Mengen van benzine en olie (fig. 8) - Giet de juiste
hoeveelheid tweetaktolie in een goedgekeurde
benzinekan en voeg hier 1,9 liter (0.5 ga.) benzine aan
toe. Plaats de dop op de kan en schud het vat om olie
en benzine goed te vermengen. V
erwijder de dop en
voeg de resterende hoeveelheid benzine toe.
m-111
3
21
Figuur
8
1. Olie
aan deel van benzine
toevoegen
2.
Dop aanbrengen en kan
schudden om te
vermengen
3.
Rest van benzine
toevoegen
BELANGRIJK:
NOOIT METHANOL
, BENZINE DIE
METHANOL
BEV
AT
, GASOHOL MET MEER DAN
10% ETHANOL, SUPERBENZINE OF WITTE
BENZINE GEBRUIKEN, OMDA
T HIERDOOR
SCHADE AAN HET BRANDST
OFSYSTEEM V
AN
DE MOT
OR KAN ONTST
AAN.
GEBRUIK UITSLUITEND BRANDST
OF-
TOEV
OEGINGEN DIE SPECIAAL BEDOELD ZIJN
V
OOR BRANDST
OFSTABILISA
TIE GEDURENDE
ST
ALLING, ZOALS T
ORO ST
ABILIZER/
CONDITIONER OF EEN GELIJKW
AARDIG
PRODUKT
. T
ORO ST
ABILIZER/CONDITIONER IS
EEN BRANDST
OF
ADDITIEF OP BASIS V
AN
AARDOLIEDESTILLAAT
. T
ORO RAADT HET
GEBRUIK V
AN ST
ABILISAT
ORS OP
ALCOHOLBASIS, ZOALS ETHANOL, METHANOL
OF ISOPROPYL AF
. T
OEV
OEGINGEN MOGEN
NIET WORDEN GEBRUIKT OM HET VERMOGEN
OF DE PREST
A
TIES V
AN DE MOT
OR TE
VERHOGEN.
11
N.B.:
Benzine en olie niet in de brandstoftank van de
maaier mengen. Olie op kamertemperatuur laat zich
eenvoudiger en beter mengen dan koude olie.
Mengtabel benzine/olie 50:1
Benzine Olie
   
   
LITERS
Tips
voor het
fijnmaken van gras
en bladeren
Algemene
tips
Volg
onderstaande instructies op bij het fijnmaken van
gras of bladeren, voor de beste maairesultaten en het
mooiste gazon:
Houd het
maaimes scherp gedurende het gehele
maaiseizoen. Regelmatig braam met een vijl
verwijderen.
Maai alleen dr
oog gras en blader
en.
Nat gras en blad
gaat aankoeken en kan verstopping van de maaier of
afslaan van de motor veroorzaken. Nat gras en blad
kan glad zijn, zodat het gevaar bestaat dat u uitglijdt
en valt.
WAARSCHUWING
MOGELIJK GEV
AAR
Door nat gras of blad kunt u uitglijden en in
contact met het maaimes komen.
WA
T ER KAN GEBEUREN
Contact met het maaimes kan ernstig letsel
veroorzaken.
GEV
AARLIJKE SITUA
TIES V
OORKOMEN
Maai alleen als het gras dr
oog is.
Zet het motortoerental op de hoogste stand. Een
maximum vermogen geeft het beste maairesultaat.
V
erwijder maaisel en bladeren van de onderkant van
de maaier na elke keer maaien.
Houd de motor in goede conditie. Voor maaien en
fijnmaken is meer vermogen nodig.
Reinig het luchtfilter vaker
. Bij maaien en fijnmaken
wordt meer maaisel en stof geproduceerd, waardoor
het luchtfilter verstopt kan raken en het
motorvermogen afneemt.
Gras
maaien
Gras
groeit niet het gehele jaar even snel. W
anneer het
s zomers heet is, is het over het algemeen aan te raden
het gras te maaien op maaihoogte 44 mm (1-
#/4”),
57 mm (2-
!/4
”) of 70 mm (2-
#/4
”) (fig. 9). Slechts
ongeveer 1/3 van de lengte van het gras moet worden
afgemaaid. Afgeraden wordt om onder de instelling
van 44 mm (1-
#/4
”) te maaien, tenzij er weinig gras is
of het laat in de herfst is, en het gras langzamer groeit.
m-976
 
 
   
 
 
Figuur
9
Als
gras van meer dan 15 cm hoog moet worden
gemaaid, moet u wellicht eerst de hoogste maaihoogte
instellen en langzamer lopen; vervolgens maait u het
gras dan nog eens op een normalere hoogte. Als het
gras te lang is en er plukken gras op het gazon
achterblijven, kan de maaier verstopt raken waardoor
de motor afslaat.
Maai steeds in wisselende richtingen. Hierdoor wordt
het gemaaide gras beter over het gazon verspreid en
vindt een betere bemesting plaats.
Als het gemaaide grasveld er niet goed uitziet, kunt u een
of meer van de volgende remedies proberen:
Slijp het mes.
Loop langzamer tijdens het maaien.
Stel de maaier in op een hogere maaihoogte.
Maai het gras vaker
.
Laat de maaibanen overlappen in plaats van steeds een
volledig nieuwe baan te maaien.
Maai de randzones een tweede maal.
12
Stel de voorwielen één stand lager in dan de
achterwielen. Bijvoorbeeld: de voorwielen op 44 mm
(1-#/4
”) en de achterwielen op 57 mm (2-
!/4”).
Fijnmaken
van bladeren
Wanneer
u klaar bent met maaien, moet steeds nog
50% van het gazon door de laag fijngemaakte bladeren
te zien zijn. Soms is het nodig hiervoor één of meer
keren over de bladeren heen te gaan.
V
oor een lichte bladbedekking stelt u alle wielen op
dezelfde maaihoogte in.
Als er meer dan 12,5 cm (5”) bladeren op het gazon
ligt, stelt u de voorwielen één of twee standen hoger
dan de achterwielen in. Hierdoor kunnen de bladeren
gemakkelijker onder het maaidek worden ingevoerd.
Loop langzamer met de maaier als de bladeren niet
fijn genoeg worden gemaakt om in het gras verbor
gen
te worden.
Als u veel eikebladeren fijnmaakt, is het aan te raden
in het voorjaar kalk op het gras aan te brengen.
Hierdoor wordt het zuur uit de eikebladeren
geneutraliseerd.
Gebruiksaanwijzing
Tips
voor bediening en gebruik
1. VOOR
ELKE MAAIBEUR
T - Controleer of mesrem,
rijaandrijving en bedieningsstang goed werken. Als u
de bedieningsstang loslaat, moeten het maaimes en de
rijaandrijving automatisch stoppen. Als de
bedieningsor
ganen niet naar behoren werken, moeten
die eerst worden gerepareerd voordat de maaier
opnieuw wordt gebruikt.
2.
SCHERP MES - Begin elk maaiseizoen met een
scherp mes. V
erwijder regelmatig braam met een vijl.
Starten,
stoppen en
rijaandrijving
BEDIENINGSORGANEN
(fig. 10) - De handgashendel
en rijsnelheidshendel bevinden zich respectievelijk links
en rechts op de console op de handgreep. De regelstang
voor maaimes-/rijaandrijving bevindt zich onder de
bovenste handgreep. De repeteerstarter bevindt zich boven
op de motor
.
m-512
1
3
2
Figuur
10
1. Handgashendel
2. Rijsnelheidshendel
3. Bedieningsstang
maaimes-/rijaandrijving
1. Druk
de bougiekabel op de bougie.
2. STAR
TEN - Zet de rijsnelheidshendel in neutraal en
de handgashendel op
(CHOKE). Bedek het gaatje in
het midden van de hulpstartknop (fig. 15) met de duim
en druk éénmaal. Zet een voet op het maaidek en trek
aan het startkoord totdat u weerstand voelt. Daarna
flink trekken om de motor te starten. Regel het
handgas nadat de motor gestart is. Zet de
rijsnelheidshendel op de gewenste snelheid.
N.B.:
Bij starten van een warme motor is gebruik van
(CHOKE) mogelijk niet nodig.
3.
BEDIENING V
AN MAAIMES EN
RIJAANDRIJVING (fig. 1
1) - Met de bedieningsstang
in positie “A” schuift u de bedieningsstang naar rechts
en beweegt u die omhoog naar positie “B” om het
maaimes in te schakelen. Trek de bedieningsstang
tegen de handgreep aan in positie “C” om te rijden.
Om de rijaandrijving uit te schakelen terwijl het mes
blijft draaien, laat u de bedieningsstang langzaam in
positie “B” zakken. Om te rijden met het mes
uitgeschakeld, trekt u de bedieningsstang tegen de
handgreep aan in “C”, zonder de bedieningsstang naar
rechts te schuiven.
m-512
A
B
C
Figuur
1
1
4. STOPPEN
- Om de motor te stoppen de
bedieningsstang loslaten en handgas op
OFF (UIT)
zetten. T
rek de kabel van de bougie als u de motor
onbeheerd achterlaat of u hem niet meer gebruikt.
13
Gebruik
van de tunnelafsluiter
1. Zorg
dat de motor af staat. Open de afvoerdeur door de
hendel naar voren te trekken en duw het deurtje daarna
naar achteren (fig. 6). Houd de handgreep van het
deurtje vast om te voorkomen dat het deurtje door de
veerspanning dicht slaat terwijl u de afsluiter
aanbrengt.
2.
Omdat de afsluiter iets breder is dan de opening van de
afvoertunnel, draait u de afsluiter iets rechtsom terwijl
u die plaatst (fig. 6). De pijl op het plaatje op de
afsluiter moet omhoog wijzen.
3.
Druk de afsluiter helemaal naar binnen, totdat de
veerklem onder aan de afsluiter vastklikt, waardoor de
afsluiter stevig op zijn plaats in de tunnel wordt
vastgehouden (fig. 7). Laat de handgreep van het
deurtje los, om de bovenkant van de afsluiter vast te
zetten.
4.
Om de afsluiter te verwijderen, de handgreep van het
deurtje naar achteren bewegen en tegelijkertijd de
veerklem aan de onderkant van de afsluiter optillen.
Zodra de afsluiter vrij komt, deze uit de afvoertunnel
trekken.
N.B.:
Als het gras dik en lang is, kan zich maaisel op en
rond de tunnelafsluiter verzamelen. Hierdoor is de
afsluiter mogelijk moeilijk te verwijderen. Maak de
afsluiter na elk gebruik goed schoon.
Gebruik
van de grasvangzak
Soms
wilt u misschien de grasvangzak gebruiken om
hierin extra lang of dik gras of bladeren te verzamelen.
1.
Zet de motor af en wacht tot alle draaiende delen
stilstaan.
2. Zor
g dat de handgreep van het afvoerdeurtje helemaal
naar voren staat en de pen ver
grendeld is (fig. 12).
3. PLAA
TSEN V
AN DE GRASV
ANGZAK - Schuif het
gat in het zakframe over de pen op de afvoertunnel
(fig. 12). Plaats de achterkant van het zakframe op de
steunstang.
m–1912
1
3
2
Figuur
12
1. Zakframe
op pen
2.
Pen vast in vergrendeling
3.
Handgreep helemaal naar
voren. Afvoerdeurtje
gesloten.
4. Trek
de handgreep van de afvoerdeur naar voren totdat
de pen vrijkomt en beweeg de handgreep naar achteren
totdat de pen in het gat van de zak valt (fig. 13). Het
afvoerdeurtje in de maaikast is nu geopend.
m–1913
1
Figuur
13
1. Pen
vast in
zakvergrendeling
14
GEVAAR
MOGELIJK
GEV
AAR
Maaisel en ander
e voorwerpen kunnen uit de
geopende afvoertunnel worden uitgeworpen.
WA
T ER KAN GEBEUREN
V
oorwerpen die met kracht worden
uitgeworpen kunnen persoonlijk (fataal) letsel
van de bestuurder of omstanders ver
oorzaken.
GEV
AARLIJKE SITUA
TIES V
OORKOMEN
Maak het deurtje van de afvoertunnel nooit
open terwijl de motor loopt, tenzij een
grasvangzak, optionele zijafvoer of
tunnelafsluiter corr
ect aangebracht is.
GEVAAR
MOGELIJK GEV
AAR
Door een versleten grasvangzak kunnen
steentjes en ander
e voorwerpen naar de
bestuurder of omstanders worden uitgeworpen.
WA
T ER KAN GEBEUREN
Uitgeworpen voorwerpen kunnen persoonlijk
(fataal) letsel van de bestuurder of omstanders
veroorzaken.
GEV
AARLIJKE SITUA
TIES V
OORKOMEN
Contr
oleer de grasvangzak r
egelmatig. Als die
versleten is, vervangen door een nieuwe
originele T
ORO grasvangzak.
GEVAAR
MOGELIJK GEV
AAR
Door een niet volledig gesloten afvoerdeur
kunnen voorwerpen uitgeworpen worden.
WA
T ER KAN GEBEUREN
Uitgeworpen voorwerpen kunnen persoonlijk
(fataal) letsel van de bestuurder of omstanders
veroorzaken.
GEV
AARLIJKE SITUA
TIES V
OORKOMEN
Als het deurtje niet kan worden gesloten omdat
de afvoer door maaisel verstopt is, de motor af
zetten en de handgr
eep van de afvoerdeur
rustig heen en weer bewegen totdat het deurtje
volledig kan worden gesloten. Als het deurtje
nog niet kan worden gesloten, verstopping met
een stok verwijder
en, niet met de hand.
5.
LEGEN V
AN DE GRASV
ANGZAK - Zet de motor af
en wacht tot alle bewegende delen stilstaan. T
il de
handgreep van de afvoerdeur op en beweeg die naar
voren, totdat de pen in de ver
grendeling valt (fig. 12).
Pak de handgrepen aan de voor- en achterkant van de
zak vast en til de grasvangzak van de maaier af. Kantel
de zak langzaam voorover om hem leeg te maken.
6.
Om de grasvangzak te plaatsen, stap 3 t/m 4 herhalen.
Instellen
van de maaihoogte
De
maaihoogte is instelbaar van ca. 19 mm tot 83 mm
(#/4
” tot 3-
!/4
”), in stappen van 12,7 mm (
!/2
”) (fig. 9).
Door de afstelhefboom naar voren te bewegen, wordt een
hogere maaihoogte-instelling verkregen.
GEVAAR
MOGELIJK GEV
AAR
Bij het instellen van de maaihoogte kunnen de
handen met het draaiende mes in aanraking
komen.
WA
T ER KAN GEBEUREN
Aanraking van het mes kan ernstig letsel
veroorzaken.
GEV
AARLIJKE SITUA
TIES V
OORKOMEN
Zet de motor af en wacht tot alle bewegende
delen stilstaan voordat u de maaihoogte instelt.
Zorg dat uw vingers niet onder de maaikast
komen wanneer u de maaihoogte instelt.
15
1.
Zet de motor af en wacht tot alle bewegende delen
stilstaan.
2.
Licht de maaikast op, zodat de wielen van de grond
komen.
Niet de handen onder de maaikast steken
om de maaikast op te tillen.
Druk de instelhefboom
naar het wiel toe (fig. 14) en zet hem op de gewenste
stand. Zor
g ervoor dat de pen op de hefboom in een
uitsparing in de maaikast valt. Stel alle wielen op
dezelfde hoogte in.
m-225
1
Figuur
14
1. Instelhefboom
Onderhoud
WAARSCHUWING
MOGELIJK
GEV
AAR
W
anneer de bougiekabel op de bougie is
aangesloten, kan de motor onbedoeld worden
gestart.
WA
T ER KAN GEBEUREN
Per ongeluk starten van de motor kan leiden tot
lichamelijk letsel van u of omstanders.
GEV
AARLIJKE SITUA
TIES V
OORKOMEN
Tr
ek de kabel van de bougie voordat u
onderhoud gaat verrichten.
Onderhoud
van het luchtfilter
Normaliter
dient het schuimfilter telkens na 25 bedrijfs-
uren te worden schoongemaakt. W
anneer de maaimachine
in stoffige of vuile omstandigheden wordt gebruikt, moet
het filter vaker worden schoongemaakt.
1.
Zet de motor af en trek de kabel van de bougie
(fig. 15).
m-196
1
2
3
4
Figuur
15
1. Bougiekabel
2. Hulpstartknop
3. Schuim-filterelement
4. Luchtfilterdeksel
2. Lippen
aan de bovenkant van het luchtfilterdeksel
optillen en deksel omlaag zwenken. Deksel grondig
schoonmaken.
3.
Als de buitenkant van het schuimfilter vuil is, het
element uit het luchtfilter verwijderen en grondig
reinigen.
A.
Schuimfilter W
ASSEN in een oplossing van
vloeibare zeep en warm water
. V
oorzichtig
samenknijpen om vuil te verwijderen, maar niet
wringen, omdat het schuimfilter dan kan scheuren.
Goed uitspoelen in schoon water
.
B.
DROGEN door in een schone doek te wikkelen.
Doek en schuimfilter samendrukken om te drogen.
C.
Filterelement VERZADIGEN met motorolie.
Element samenknijpen om overtollige olie te
verwijderen en de olie goed te verdelen. Een
vochtig element is het best.
4.
Schuimelement en luchtfilterdeksel weer monteren.
BELANGRIJK: Motor nooit laten lopen zonder
luchtfilter
element; dit kan extr
eme slijtage of
beschadiging van de motor ver
oorzaken.
Vervangen
van de bougie
Gebruik
een NGK BPMR4A of gelijkwaardige bougie. De
juiste elektrodenafstand is 0,81 mm (0,032”). V
erwijder de
bougie telkens na 25 bedrijfsuren ter controle.
1.
Zet de motor af en trek de kabel van de bougie
(fig. 15).
2.
Maak de omgeving van de bougie schoon en verwijder
de bougie uit de cilinderkop.
BELANGRIJK: V
ervang een gescheurde, verstopte of
vervuilde bougie. De elektr
oden mogen niet worden
geschuurd, afgeschraapt of anderszins schoongemaakt
omdat er motorschade kan ontstaan wanneer er gruis
in de cilinder komt.
16
3.
Stel de elektrodenafstand in op 0,81 mm (0,032”)
(fig. 16). Plaats de bougie met de juist afgestelde
afstand en de pakkingsluiting. Draai de bougie goed
vast tot 13,6 N
m (10 ft-lb).
m-110
0,81 mm
(0.032")
Figuur
16
Aftappen
van benzine uit de
brandstoftank
1. Zet
de motor af en trek de kabel van de bougie
(fig. 15).
N.B.:
Benzine mag alleen worden afgetapt bij koude
motor.
2. V
erwijder de dop van de brandstoftank en gebruik een
pomphevel om de brandstof in een schoon benzineblik
te laten lopen.
N.B.:
Het aftappen van brandstof mag alleen op deze
manier gebeuren.
Afstellen
van het handgas
Als
de motor niet start, is het misschien nodig de
gasklepregeling opnieuw af te stellen. Dit moet eveneens
gebeuren wanneer een nieuwe gaskabel is geïnstalleerd.
1.
Zet de motor af en trek de kabel van de bougie
(fig. 15).
2.
Zet de handgashendel op
(SNEL).
3.
Kabelklemschroef losdraaien totdat de gaskabel
loskomt (fig. 17).
4.
Controleer of de gaten in de gasklephefboom en de
choke-hefboom tegenover elkaar staan (fig. 17). Als
dat niet zo is, volgt u de instructies voor afstelling in
stap 5 op.
5.
AFSTELLEN - Een dunne pen kan door de tegenover
elkaar geplaatste gaten worden gestoken om de
afstelling te behouden. Druk tegen de gaskabel totdat
de gasklephefboom de choke-hefboom raakt (fig. 17).
Draai de kabelklemschroef vast. V
erwijder de pen,
indien gebruikt.
m-269
5
6
1
2
3
4
Figuur
17
1. Gasklephefboom
2. Choke-hefboom
3. Kabelklemschroef
4. Gaskabel
5. Gaten
tegenover elkaar
6. Gasklepbeugel
Schoonmaken
van het
koelsysteem
Na
elke 75 bedrijfsuren vuil en kaf van de buitenkant van
de cilinder
, koelribben en rond de carburateur en
aansluitingen met borstel of perslucht verwijderen. T
evens
vuil uit inlaatopeningen op huis van repeteerstarter
verwijderen. Hierdoor worden een goede koeling en de
beste prestaties van de motor gegarandeerd.
Schoonmaken
van demper en
uitlaat
Uiteinde
van demperpijp en uitlaatopening van cilinder na
elke 75 bedrijfsuren schoonmaken.
VOORZICHTIG
MOGELIJK GEV
AAR
Demper en motor worden heet als de maaier in
gebruik is.
WA
T ER KAN GEBEUREN
Contact met de hete demper kan brandwonden
veroorzaken.
GEV
AARLIJKE SITUA
TIES V
OORKOMEN
Demper en uitlaat alleen schoonmaken als
motor en demper afgekoeld zijn.
17
1.
Zet de motor af en trek de kabel van de bougie.
2.
Gebruik een hardhouten schraper om koolstof uit het
uiteinde van de demperpijp te verwijderen (fig. 18).
3. V
erwijder de bout, moeren en klemring (fig. 18).
Schuif de demper van de bevestigingspennen af.
m-202
2
1
Figuur
18
1. Bout,
moeren, klemring
2. Demperpijp
4. Trek
langzaam aan het startkoord, zodat de cilinder de
uitlaat afsluit (fig. 19).
5. V
erwijder koolstof uit de uitlaat (fig. 19) met een
platte hardhouten schraper
.
BELANGRIJK: Gebruik geen metalen schraper of iets
dergelijks om de uitlaat schoon te maken, omdat de
zuiger of cilinder beschadigd kunnen worden.
6.
Monteer de demper met de bout, 2 moeren en
klemringen (fig. 19). Na het schoonmaken van de
uitlaat controleren of de pakking van de demper nog in
bruikbare staat is.
m-203
1
Figuur
19
1. Uitlaat
Afstellen
van de rijaandrijving
Als
de maaier niet uit zichzelf rijdt, of dit juist wel doet
wanneer de bedieningsstang zich
op
dan 38 mm (1
!/2”)
van de handgreep bevindt, moeten de regelkabel en de
kabel van de rijaandrijving worden afgesteld.
Afstellen van de regelkabel
1. Zet
de motor af en trek de kabel van de bougie
(fig. 15).
2. V
erwijder de bouten waarmee het drijfriemdeksel
(fig. 20) op het maaierhuis bevestigd is en til het
deksel eraf.
m-224
1
Figuur
20
1. Drijfriemdeksel
3. Zet
de rijsnelheidshendel in neutraal en zo ver
mogelijk naar achteren.
4.
Draai de kabelklemschroef los (fig. 21).
5. T
rek de hefboom naar rechts, totdat deze strak tegen
de aanslag op de tandwielkast aan zit (fig. 21).
6. T
rek de kabel door de kabelklem naar rechts, totdat er
geen speling meer in de kabel zit (fig. 21).
m–4162
2
4
1
3
Figuur
21
1. Kabelklemschroef
2. Hefboom
3. Aanslag
op tandwielkast
4. Kabel
7. Draai
de kabelklemschroef weer vast.
8.
Monteer het drijfriemdeksel.
18
Afstellen van de kabel van de
rijaandrijving
1. Het
deurtje in de maaikast sluiten en grasvangzak
verwijderen.
2.
AFSTELLEN (fig. 22) - Draai de afstelknop
!/2
slag
rechtsom als de rijaandrijving niet werkt. Beweegt de
maaier vooruit zonder dat de rijaandrijving geactiveerd
is, de afstelknop
!/2
slag linksom draaien om de
drijfriem te ontspannen.
m-228
1
Figuur
22
1. Afstelknop
3. AFSTELLING
CONTROLEREN - T
rek de maaier
langzaam naar achteren terwijl u de bedieningsstang
geleidelijk aan naar de handgreep toe beweegt. De
afstelling is correct als de achterwielen stoppen met
draaien als de bedieningsstang zich op ca. 25 mm (1”)
van de handgreep af bevindt (fig. 23).
m-513
25 mm
(1")
Figuur
23
Controleren/verwijderen/
slijpen
van het mes
Maai
altijd met een scherp mes. Met een scherp mes
bereikt u een goed maairesultaat zonder het gras af te
scheuren, wat bij een bot mes kan gebeuren.
1.
Zet de motor af en wacht tot alle bewegende delen
stilstaan. T
rek de kabel van de bougie (Fig. 15).
VOORZICHTIG
MOGELIJK GEV
AAR
Als de bougiekabel op de bougie zit, zou de
motor onbedoeld kunnen worden gestart.
WA
T ER KAN GEBEUREN
Onbedoeld starten van de motor kan ernstig
letsel van bestuurder of omstanders
veroorzaken.
GEV
AARLIJKE SITUA
TIES V
OORKOMEN
Alvor
ens het mes te contr
oler
en, te verwijder
en
of te vervangen altijd eerst de kabel van de
bougie af tr
ekken en die uit de buurt van de
bougie vast te zetten, om contact met de bougie
te voorkomen.
2. T
ap alle benzine af uit de brandstoftank, zie Aftappen
van benzine uit de brandstoftank, pagina 16.
3.
Zet de maaimachine op zijn rechterkant (fig. 24).
m-796
1
2
3
4
Figuur
24
1. Maaimes
2. Mesmoeren
3. Mesversneller
4. Beschermkap
19
4. CONTROLEREN
V
AN HET MES - Controleer het
mes zor
gvuldig op scherpte en slijtage, met name op
het raakvlak van vlakke en gebogen delen (fig. 25A).
Het metaal dat deze delen verbindt kan door zand en
schurend materiaal afslijten. Het mes moet daarom
voor gebruik worden gecontroleerd. Als u gleuven of
slijtage constateert (fig. 25B en C), dient het mes door
een nieuw T
ORO-mes te worden vervangen. Zie
hiervoor stap 5.
m-270
A
B
C
1
1
1
2
3
4
Figuur
25
1. Wiek
2. Platte
deel van het mes
3. Slijtage
4.
Gevormde sleuf
N.B.:
U bereikt het beste resultaat, wanneer u voor het
begin van het maaiseizoen een nieuw mes plaatst. In de
loop van het jaar kunt u dan kleine onregelmatigheden
wegvijlen om de snijrand scherp te houden.
GEVAAR
MOGELIJK GEV
AAR
Een versleten of beschadigd mes kan br
eken en
in een dergelijk geval kan een stuk van het mes
worden uitgeworpen naar bestuurder of
omstanders.
WA
T ER KAN GEBEUREN
Een uitgeworpen stukje mes kan bestuurder of
omstanders ernstig verwonden of zelfs doden.
GEV
AARLIJKE SITUA
TIES V
OORKOMEN
Contr
oleer het mes r
egelmatig op slijtage of
beschadigingen.
V
ervang een versleten of beschadigd mes.
5. VER
WIJDEREN V
AN HET MES - Pak het uiteinde
van het mes vast met behulp van een oude lap of dikke
gewatteerde handschoen. V
erwijder de mesmoeren, de
beschermkap, de versneller en het mes (fig. 24).
6.
SLIJPEN V
AN HET MES - Met behulp van een vijl de
bovenkant van het mes slijpen, waarbij u de
oorspronkelijke snijhoek in stand houdt (fig. 26). Als u
aan beide snijranden evenveel materiaal verwijdert,
blijft het mes in evenwicht.
m-153
1
Figuur
26
1. Slijp
alleen onder deze
hoek
BELANGRIJK:
Contr
oleer de balans van het mes door
het op een mesbalans te leggen. In de ijzerwinkel kunt
u een goedkope balans kopen. W
anneer een mes in
evenwicht is, blijft het horizontaal liggen. Is het mes
niet in balans, dan helt het over naar de zwaarder
e
kant. In dit geval moet nog wat metaal van de snijkant
aan die kant worden afgevijld.
7.
Monteer het scherpe, gebalanceerde mes, de
versneller
, de beschermkap en de mesmoeren. De wiek
van het mes moet naar de bovenkant van het
maaierhuis wijzen. Draai de mesmoeren aan tot
20-37 N
m (15-27 ft-lb).
WAARSCHUWING
MOGELIJK GEV
AAR
Bij gebruik van de maaier zonder
mesversneller kan het mes verbuigen of br
eken.
WA
T ER KAN GEBEUREN
Een gebr
oken mes kan gebruiker of omstanders
ernstig verwonden of zelfs doden.
GEV
AARLIJKE SITUA
TIES V
OORKOMEN
De maaier nooit zonder mesversneller
gebruiken.
20
Smeren
De wielassen moeten telkens na 25 bedrijfsuren en aan het
eind van het seizoen worden gesmeerd.
1.
Zet de maaihoogtehefbomen van de achterwielen in de
middenstand. Smeernippels met een schone doek
afvegen (fig. 27). Zet een vetspuit op de smeernippel
en pomp voorzichtig 2 à 3 slagen nr
. 2 lithiumverzeept
universeelvet in de smeernippel. Door een teveel aan
vet kunnen de afdichtingen beschadigd worden.
m-232
1
Figuur
27
1. Smeernippel
Smeren
van de tandwielkast
Na
elke 100 bedrijfsuren de tandwielkast smeren met nr
. 2
lithiumverzeept universeelvet.
1.
Grasvangzak verwijderen.
2.
Zet een vetspuit op de smeernippel door de opening
in het drijfriemdeksel (fig. 28). Pomp voorzichtig
1-2 slagen vet in de smeernippel.
m-224
1
2
Figuur
28
1. Smeernippel 2. Drijfriemdeksel
3. Monteer
de grasvangzak.
Afstellen
van de mesremkabel
Als
er een nieuwe mesremkabel geïnstalleerd is of de
mesremriem vervangen is, moet de mesremkabel worden
afgesteld.
1.
Zet de motor af en wacht tot alle bewegende delen
stilstaan. T
rek de kabel van de bougie (fig. 15).
2.
Draai de kabelklemschroef los totdat de mantel van de
remkabel loskomt (fig. 29). T
rek aan de kabel om
speling weg te nemen, maar zet de veer niet onder
spanning. Draai de schroef aan om de afstelling vast te
zetten.
m-278
1
2
3
Figuur
29
1. Veer
2. Kabelklemschroef
3. Kabelmantel
WAARSCHUWING
MOGELIJK
GEV
AAR
De mesr
emkabel niet te strak zetten. Door te
strak spannen kan de mesr
em van de
remtr
ommel af worden getr
okken. Als de r
em
geen contact met de tr
ommel maakt, stopt het
mes niet met draaien als de bedieningsstang
wordt losgelaten.
WA
T ER KAN GEBEUREN
Een draaiend mes kan ernstig letsel
veroorzaken.
GEV
AARLIJKE SITUA
TIES V
OORKOMEN
Contr
oleer het mechanisme van de mesr
em
telkens wanneer u de r
emkabel afstelt, om te
verzeker
en dat de r
em het mes binnen
3 seconden of sneller stopt.
Als het mes niet binnen 3 seconden of sneller
stopt, br
engt u de maaier naar een erkende
Tor
o Service Dealer voor contr
ole en r
eparatie.
21
Schoonmaken
van de maaier
Afvoertunnel
Controleer
altijd of de afvoertunneldeur goed sluit
wanneer u de handgreep loslaat. Als de deur door vuil niet
goed sluit, de binnenkant van de tunnel en deur grondig
schoonmaken.
WAARSCHUWING
MOGELIJK GEV
AAR
Maaisel en ander
e voorwerpen kunnen uit de
geopende afvoertunnel worden uitgeworpen.
WA
T ER KAN GEBEUREN
Uitgeworpen voorwerpen kunnen persoonlijk
(fataal) letsel van de bestuurder of omstanders
veroorzaken.
GEV
AARLIJKE SITUA
TIES V
OORKOMEN
De maaier nooit starten of bedienen tenzij één
van de volgende punten waar is:
1.
De afvoertunnelafsluiter zit stevig in de
afvoertunnel.
2.
De grasvangzak zit stevig op zijn plaats.
3.
De optionele zijafvoer zit stevig op zijn
plaats.
4.
De afvoertunneldeur zit stevig op zijn
plaats.
Onderkant van de maaikast
Houd
de onderkant van de maaikast schoon. Houd vooral
de stootplaten schoon (fig. 30).
m-796
Figuur
30
1. Stootplaten
Wassen
1. Zet
de maaier op een vlakke onder
grond bij een
aangesloten tuinslang.
2.
Bevestig een snelkoppeling (los verkrijgbaar) aan het
uiteinde van de tuinslang. Bevestig de snelkoppeling
aan de wasaansluiting van de maaier en draai de
waterkraan helemaal open (fig. 31).
1
2
3
m-2858
Figuur
31
1. Wasaansluiting
2. Snelkoppeling
3. Tuinslang
3. Start
de motor
.
4.
Schakel het maaimes in.
5.
Laat de maaier twee minuten lopen.
6.
Schakel het maaimes uit.
7.
Zet de motor af.
8.
Draai de waterkraan dicht en verwijder de
snelkoppeling van de wasaansluiting.
9.
Start de maaier opnieuw en laat hem één minuut
draaien om het vocht uit de maaier te verwijderen.
10.
Als er aan de onderkant van de maaikast veel gras is
aangekoekt, de tuinslang opnieuw op de
wasaansluiting aansluiten, de waterkraan helemaal
open draaien en de maaier twee minuten laten lopen.
Zet daarna de motor af en draai de kraan dicht. Laat de
maaier 30 minuten inweken. Draai de waterkraan
opnieuw helemaal open en laat de maaier nog eens
twee minuten lopen.
22
WAARSCHUWING
MOGELIJK GEV
AAR
Door een gebr
oken of ontbr
ekende
wasaansluiting kunnen de gebruiker of
omstanders aan uitgeworpen voorwerpen of
contact met het maaimes worden blootgesteld.
WA
T ER KAN GEBEUREN
Contact met uitgeworpen voorwerpen of het
maaimes kan (fataal) letsel ver
oorzaken.
GEV
AARLIJKE SITUA
TIES V
OORKOMEN
V
ervang een gebr
oken of ontbr
ekende
wasaansluiting dir
ect en voordat u de maaier
opnieuw gebruikt.
Maak eventuele gaten in de maaier dicht met
bouten en moer
en.
Nooit handen of voeten onder de maaier of door
openingen in de maaier steken.
Schrapen
Als niet al het vuil d.m.v
. wassen is verwijderd, kantelt u
de maaier en schraapt u het resterende vuil weg.
WAARSCHUWING
MOGELIJK GEV
AAR
Benzine is licht ontvlambaar
, zeer explosief en
kan onder bepaalde omstandigheden
persoonlijk letsel of schade aan eigendommen
veroorzaken.
WA
T ER KAN GEBEUREN
Bij kantelen van de maaier kan lekkage van
brandstof uit carburateur of tank optr
eden.
GEV
AARLIJKE SITUA
TIES V
OORKOMEN
V
oorkom lekkage van brandstof door de maaier
te laten lopen totdat alle benzine verbruikt is of
verwijder de benzine met een handpomp uit de
tank, niet met een hevel.
1. T
rek de kabel van de bougie.
2. T
ap alle benzine af uit de brandstoftank, zie Aftappen
van benzine uit de brandstoftank, pagina 16.
3.
Zet de maaimachine op zijn rechterkant (fig. 24).
4. V
erwijder vuil en maaisel met een houten schraper
.
V
ermijd naden en scherpe kanten.
5.
Zet de maaier weer rechtop.
6. V
ul de brandstoftank.
7.
Druk de bougiekabel weer op de bougie.
Drijfriemdeksel
Houd het deel onder het drijfriemdeksel schoon.
1. V
erwijder de bouten waarmee het drijfriemdeksel
(fig. 28) aan de maaikast is bevestigd.
2. T
il het deksel eraf en verwijder alle verontreinigingen
rondom de drijfriem.
3.
Monteer het deksel weer over de drijfriem.
Schoonmaken
van de kap van
de mesremkoppeling
De
kap van de mesremkoppeling moet regelmatig tijdens
het maaiseizoen en aan het eind van elk maaiseizoen
worden schoongemaakt om goede prestaties te verzekeren
en achteruitgang van onderdelen te voorkomen. De kap
kan het best worden schoongemaakt als het mes wordt
geslepen, omdat het mes moet worden verwijderd om de
kap van de mesremkoppeling te verwijderen.
1.
Zet de motor af en wacht tot alle bewegende delen
stilstaan. T
rek de kabel van de bougie (fig. 15).
2. T
ap alle benzine af uit de brandstoftank, zie Aftappen
van benzine uit de brandstoftank, pagina 16.
3.
Zet de maaimachine op zijn rechterkant.
WAARSCHUWING
MOGELIJK GEV
AAR
Benzine is licht ontvlambaar
, zeer explosief en
kan onder bepaalde omstandigheden
persoonlijk letsel of schade aan eigendommen
veroorzaken.
WA
T ER KAN GEBEUREN
Bij kantelen van de maaier kan lekkage van
brandstof uit carburateur of tank optr
eden.
GEV
AARLIJKE SITUA
TIES V
OORKOMEN
V
oorkom lekkage van brandstof door de maaier
te laten lopen totdat alle benzine verbruikt is of
verwijder de benzine met een handpomp uit de
tank, niet met een hevel.
4. V
erwijder 2 mesmoeren, beschermkap, versneller en
maaimes (fig. 24).
23
5.
Maak de lippen waarmee de kap aan de maaikast
bevestigd is los door de moeren of bouten van de
lippen los te draaien (fig. 32). Draai de lippen 180
_
om ze uit de weg te bewegen.
m-796
1
2
3
Figuur
32
1. Lippen
en moeren
2.
Lip en bout
3. Kap
van mesremkoppeling
6. Verwijder
de kap van de mesremkoppeling en veeg of
blaas alle vuil onder de kap en rond de
mesremkoppeling weg.
7.
Monteer de kap op de mesremkoppeling. Draai de
lippen 180
_
terug in positie. Draai de moeren of
bouten van de lippen aan om de kap aan de maaikast te
bevestigen.
8.
Monteer maaimes, versneller
, beschermkap en
2 mesmoeren.
9.
Zet de maaier weer rechtop.
10.
Druk de kabel op de bougie.
Onderhoud
van de wielen
(fig. 33)
m-209
12 3
4
67 75
9
5
8
Figuur
33
1. Moeren
2. Wiel-vulplaat
3. Lager/naaf
4. Lagerbus
5. Wielhelft
6. Plastic
kap (alleen
achterwielen)
7. Lip
8.
Lager (2)
9. Bout
Verwijderen
1. Zet
de motor af en wacht tot alle bewegende delen
stilstaan. T
rek de kabel van de bougie (fig. 15).
2. V
erwijder de bout, wiel-vulplaat en moer waarmee het
wiel op de as bevestigd is.
3. V
erwijder de wielhelften van de band door de 4 bouten
en moeren te verwijderen.
N.B.:
Als de lagers uit de naaf moeten worden verwijderd,
doet u dat door tegen de lagerbus te drukken.
Montage
1.
Plaats de band op (1) wielhelft, met de lippen
tegenover elkaar
.
2.
Plaats het lager/naafdeel in het middengat van de
wielhelft. Zor
g ervoor dat u de uitsteeksels van de naaf
over de flens van het gat heen plaatst.
3.
Plaats de andere wielhelft op het lager/naafdeel,
waarbij u de lippen en bevestigingsgaten van wiel en
band gelijk houdt.
24
4.
Met behulp van twee 6 mm x 38 mm (1/4-20 x 1,50”)
lange voldraadbouten of bouten en moeren de
wielhelften losjes aan elkaar bevestigen. Schroeven of
bouten in tegenover elkaar liggende gaten monteren.
5.
Controleer of alle delen goed recht tegenover elkaar
zitten. Draai de bouten ombeurten en kruiselings aan,
totdat de wielhelften tegen elkaar aan getrokken zijn.
6.
Monteer 2 bouten en moeren, die u eerder verwijderd
hebt, in de resterende gaten in de wielhelften en draai
ze vast. V
erwijder de 2 lange schroeven en bouten en
vervang deze door 2 bouten en moeren.
7.
Monteer het wiel op de as met de bouten, vulplaat en
moer
. Plaats de vulplaat tussen de wielnaaf en de as.
Brandstoffilter
Brandstoffilter vervangen
Vervang
het brandstof
filter na elke 100 bedrijfsuren of elk
jaar
, waarbij de kortste periode moet worden
aangehouden. De beste tijd om het brandstof
filter te
vervangen (fig. 34) is wanneer de tank leeg is. Nooit een
vuil filter opnieuw installeren nadat het van de
brandstofslang verwijderd is.
1.
Druk de uiteinden van de slangklemmen naar elkaar
toe en schuif ze weg van het filter (fig. 34).
m-2943
1
2
3
Figuur
34
1. Slangklem
2. Brandstofslang
3. Filter
2. Trek
het filter uit de brandstofslangen.
3.
Monteer een nieuw filter en schuif de slangklemmen
terug tot dicht bij het filter
.
N.B.:
De pijl voor de stroomrichting moet naar de
carburateur wijzen.
Maaier
voorbereiden voor
stalling
1. Vóór
langdurige opslag ofwel benzine uit tank
aftappen, of alvorens te stallen een brandstofadditief
gebruiken. V
oor het aftappen van de benzine, zie
Aftappen van benzine uit de brandstoftank, pagina 16.
Nadat benzine afgetapt is, motor starten en stationair
laten draaien tot alle benzine verbruikt is en motor
stopt. Startprocedure nog tweemaal herhalen om te
verzekeren dat alle benzine uit de motor verwijderd is.
Als benzine niet afgetapt wordt, vormt zich een
gomachtige vernisaanslag, waardoor motor slecht gaat
lopen en mogelijk problemen met starten krijgt.
Brandstof mag alleen in de tank blijven als een
additief, zoals T
oro Stabilizer/Conditioner
, aan de
brandstof is toegevoegd en door de motor verspreid is
vóór stalling. T
oro Stabilizer/Conditioner is een
stabilisator op basis van aardoliedestillaat. T
oro
adviseert geen stabilisators op alcoholbasis, zoals
ethanol, methanol of isopropyl te gebruiken. Gebruik
het additief in de op de verpakking geadviseerde
hoeveelheid.
Onder normale omstandigheden behouden
brandstofadditieven gedurende 6-8 maanden hun
werking.
2. V
erwijder de bougie en giet 30 ml (2 eetlepels) SAE
30-olie in het gaatje in de cilinder
. T
rek langzaam aan
het startkoord zodat de olie zich in de cilinder
verspreidt. Breng de bougie weer aan en draai hem
vast tot 13,6 N
m (10 ft-lb). PLAA
TS DE
BOUGIEKABEL NIET OP DE BOUGIE.
3.
Maak de maaikast schoon: zie hiervoor Schoonmaken
van de maaier
, pagina 21.
4.
Controleer de toestand van het mes: zie hiervoor
Controleren/verwijderen/slijpen van het mes,
pagina 18.
5.
Draai alle moeren, bouten en schroeven goed aan.
6. V
erwijder maaisel en vuil van de uitwendige delen van
de motor
, cilinder
, koelribben, dekplaat en bovenzijde
van de maaikast.
7.
Maak de kap van de mesremkoppeling schoon, zie
Schoonmaken van de kap van de mesremkoppeling,
pagina 22.
25
8.
Maak het luchtfilter schoon: zie hiervoor Onderhoud
van het luchtfilter
, pagina 15.
9.
Smeer de assen, zie Smeren, pagina 20.
10.W
erk alle geroeste of afgeschilferde geverfde
oppervlakken bij. Bij de erkende T
ORO Service dealer
kunt u hiervoor T
oro Re-Kote verf kopen.
11.
Zet de maaier op een schone, droge plaats buiten
bereik van kinderen. Dek hem af zodat hij schoon
blijft en beschermd wordt.
Toebehoren
V
oor bijzondere omstandigheden kunt u de volgende
accessoires bij uw erkende T
ORO Service dealer
aanschaffen.
1.
Zijafvoerset, model nr
. 591
13
- in enkele seconden te
installeren. Aan de achterzijde bevestigd in plaats van
grasvangzak of tunnelafsluiter
. V
erspreidt maaisel
tijdens het maaien naar beide zijden (fig. 35).
2047
Figuur
35
1. Zijafvoerset
2. Vonkenvanger
(ond.nr. 81-0200)
- als vanwege
wettelijke voorschriften een vonkenvanger verplicht is,
is die verkrijgbaar via de T
ORO Service Dealer
. Het
scherm na elke 75 bedrijfsuren schoonmaken.
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28

Toro Recycler Mower Handleiding

Type
Handleiding