Nikon COOLPIX S4400 de handleiding

Type
de handleiding
DIGITALE CAMERA
Naslaggids
Nl
Informatie over handelsmerken
Microsoft, Windows en Windows Vista zijn geregistreerde handelsmerken of
handelsmerken van Microsoft Corporation in de Verenigde Staten en/of andere
landen.
Macintosh, Mac OS en QuickTime zijn handelsmerken van Apple Inc., geregistreerd in
de V.S. en andere landen.
Adobe en Acrobat zijn geregistreerde handelsmerken van Adobe Systems Inc.
De SDXC-, SDHC- en SD-logo's zijn handelsmerken van SD-3C, LLC.
PictBridge is een handelsmerk.
Alle overige handelsnamen die in deze handleiding of in andere documentatie bij
uw Nikon-product worden vermeld, zijn handelsmerken of geregistreerde
handelsmerken van hun respectieve eigenaars.
i
Inleiding
Onderdelen van de camera en bediening
Basisstappen voor opname en weergave
Opnamefuncties
Weergavefuncties
Films opnemen en weergeven
Algemene camera-instellingen
Referentiegedeelte
Technische opmerkingen en index
ii
Inleiding
Inleiding
Lees dit eerst
Dank u voor uw aankoop van de Nikon COOLPIX S4400 digitale camera. Voor u deze
camera gebruikt, dient u de informatie in “Voor uw veiligheid” (Avi-viii) te lezen en u
vertrouwd te maken met de informatie in deze handleiding. Als u deze handleiding
heeft gelezen, dient u ze in de buurt te bewaren, zodat u de handleiding kunt
raadplegen om uw nieuwe camera nog beter te leren gebruiken.
iii
Lees dit eerst
Inleiding
Over deze handleiding
Als u de camera onmiddellijk wilt gebruiken, zie “Basisstappen voor opname en
weergave” (A15).
Als u meer informatie wilt over de onderdelen van de camera en de bediening ervan,
zie “Onderdelen van de camera en bediening” (A1).
Andere informatie
Symbolen en conventies
De volgende symbolen worden in deze handleiding gebruikt om u in staat te stellen
snel de informatie te vinden die u zoekt:
SD-, SDHC- en SDXC-geheugenkaarten worden in deze handleiding “geheugenkaarten”
genoemd.
Met “standaardinstelling” wordt de instelling bij aankoop bedoeld.
De namen van de menuopties die op de cameramonitor verschijnen en de namen
van knoppen of meldingen die op de computermonitor verschijnen, worden vet
weergegeven.
In sommige schermvoorbeelden in deze handleiding zijn afbeeldingen weggelaten
om aanduidingen op de monitor duidelijker weer te geven.
De illustraties en monitorinhoud in deze handleiding kunnen afwijken van het
eigenlijke product.
Symbool Beschrijving
B
Dit symbool staat bij waarschuwingen die vóór gebruik moeten worden gelezen
om schade aan de camera te voorkomen.
C
Dit symbool staat bij opmerkingen die moeten worden gelezen voordat u de
camera gaat gebruiken.
A/E/
F
Deze pictogrammen verwijzen naar andere pagina's met relevante informatie; E:
“Referentiegedeelte”, F: “Technische opmerkingen en index”.
iv
Lees dit eerst
Inleiding
Informatie en voorzorgsmaatregelen
Permanente kennisoverdracht
Als onderdeel van Nikon's streven naar “permanente kennisoverdracht” via continue productondersteuning
en -informatie is er altijd nieuwe, bijgewerkte informatie online beschikbaar op de volgende websites:
Voor gebruikers in de VS: http://www.nikonusa.com/
Voor gebruikers in Europa en Afrika: http://www.europe-nikon.com/support/
Voor gebruikers in Azië, Oceanië en het Midden-Oosten: http://www.nikon-asia.com/
Bezoek deze sites voor de nieuwste productinformatie, tips, antwoorden op veelgestelde vragen (FAQ's) en
algemeen advies over digitale beeldverwerking en fotografie. Neem voor meer informatie contact op met
de dichtstbijzijnde Nikon-vertegenwoordiger. Bezoek de onderstaande website voor de contactgegevens:
http://imaging.nikon.com/
Gebruik uitsluitend elektronische accessoires van het merk Nikon
Nikon COOLPIX-camera's zijn ontwikkeld volgens de hoogste technologische normen en bevatten
complexe elektronische circuits. Alleen elektronische accessoires van het merk Nikon (inclusief batterijladers,
batterijen, lichtnetlaadadapter en lichtnetadapters), die door Nikon speciaal zijn gecertificeerd voor gebruik
met deze digitale camera van Nikon, zijn ontwikkeld om binnen de operationele eisen en veiligheidseisen
van deze elektronische circuits te werken en zijn met het oog daarop getest en goedgekeurd.
HET GEBRUIK VAN ELEKTRONISCHE ACCESSOIRES DIE NIET DOOR NIKON ZIJN VERVAARDIGD, KAN DE
CAMERA BESCHADIGEN EN DE
NIKON-GARANTIE DOEN VERVALLEN.
Het gebruik van oplaadbare Li-ionbatterijen van derden die het Nikon
holografische zegel niet dragen, kan de normale werking van de camera
verstoren of ertoe leiden dat de batterijen oververhit raken, ontbranden,
barsten of lekken.
Neem voor meer informatie over originele Nikon-accessoires contact op
met een door Nikon erkende leverancier.
Voordat u belangrijke foto's gaat maken
Voordat u foto's gaat maken van belangrijke gelegenheden (zoals een huwelijk of een reis), kunt u best
enkele proefopnamen maken om te controleren of de camera goed werkt. Nikon is niet aansprakelijk voor
schade of gederfde inkomsten als gevolg van een defect aan uw camera.
Holografisch zegel: Dit
zegel duidt aan dat dit
apparaat een origineel
Nikon-product is.
v
Lees dit eerst
Inleiding
Over de handleidingen
Geen enkel onderdeel van de bij dit product geleverde documentatie mag worden gereproduceerd,
overgedragen, getranscribeerd, worden opgeslagen in een archiefsysteem of in enige vorm worden
vertaald naar enige taal, met enig middel, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Nikon.
Nikon behoudt zich het recht voor zonder voorafgaande aankondiging de specificaties van de hardware
en software die in de documentatie worden beschreven op elk gewenst moment te wijzigen.
Nikon is niet aansprakelijk voor enige schade die voortvloeit uit het gebruik van dit product.
Nikon heeft alles in het werk gesteld om te zorgen dat de informatie in de documentatie juist en volledig
is en zou het op prijs stellen als u de Nikon-importeur op de hoogte brengt van eventuele onjuistheden of
omissies (zie de overige documentatie voor de adresgegevens).
Mededelingen aangaande het verbod op kopiëren of reproduceren
Houd er rekening mee dat alleen al het bezit van materiaal dat digitaal is gekopieerd of gereproduceerd met
behulp van een scanner, digitale camera of ander apparaat wettelijk strafbaar kan zijn.
Materiaal dat niet mag worden gekopieerd of gereproduceerd
Kopieer of reproduceer geen papiergeld, munten, waardepapieren of obligaties van (plaatselijke)
overheden, zelfs niet als dergelijke kopieën of reproducties zijn voorzien van een stempel “Voorbeeld” of
“Specimen”. Het kopiëren of reproduceren van papiergeld, munten of waardepapieren die in het buitenland
in omloop zijn, is verboden. Tenzij vooraf door de overheid toestemming is verleend, is het kopiëren of
reproduceren van ongebruikte, door de overheid uitgegeven postzegels of briefkaarten verboden. Het
kopiëren of reproduceren van door de overheid uitgegeven (post) zegels en gecertificeerde wettelijke
documenten is verboden.
Waarschuwingen met betrekking tot bepaalde kopieën en reproducties
De overheid heeft waarschuwingen uitgevaardigd met betrekking tot het kopiëren of reproduceren van
waardepapieren uitgegeven door commerciële instellingen (aandelen, wissels, cheques, cadeaubonnen en
dergelijke), vervoerspassen of coupons, behalve wanneer het gaat om een minimaal benodigd aantal
kopieën voor zakelijk gebruik door een bedrijf. Eveneens niet toegestaan is het kopiëren of reproduceren
van door de overheid uitgegeven paspoorten, door overheidsinstanties en andere instellingen afgegeven
vergunningen, identiteitsbewijzen en kaartjes, zoals pasjes en maaltijdbonnen.
Auteursrechten
Het kopiëren of reproduceren van auteursrechtelijk beschermde creatieve werken, zoals boeken, muziek,
schilderijen, houtgravures, kaarten, tekeningen, films en foto's, wordt gereguleerd door de nationale en
internationale auteurswetgeving. Gebruik dit product niet voor het maken van illegale kopieën of voor
andere activiteiten die het auteursrecht schenden.
Wegwerpen van opslagmedia
Houd er rekening mee dat bij het wissen van foto's of het formatteren van opslagmedia, zoals
geheugenkaarten of het interne camerageheugen, de oorspronkelijke beeldgegevens niet volledig worden
verwijderd. Met behulp van in de handel verkrijgbare software is het soms mogelijk verwijderde bestanden
op weggeworpen opslagmedia alsnog te herstellen, wat misbruik van persoonlijke beeldgegevens tot
gevolg kan hebben. De gebruiker is zelf verantwoordelijk voor de privacybescherming met betrekking tot
dergelijke gegevens.
Wis alle gegevens met behulp van speciale software, alvorens een opslagmedium weg te werpen of aan
een ander over te dragen. U kunt het medium ook eerst formatteren en vervolgens geheel vullen met
beelden die geen persoonlijke informatie bevatten (bijvoorbeeld beelden van de lucht). Vergeet ook niet
eventuele beelden te vervangen die u voor de optie Selecteer beeld bij de instelling Welkomstscherm
(A88) heeft geselecteerd. Wees voorzichtig bij het fysiek vernietigen van opslagmedia en voorkom letsel
en beschadiging van eigendommen.
vi
Inleiding
Voor uw veiligheid
Om schade aan uw Nikon-product of letsel bij uzelf of anderen te voorkomen,
verzoeken wij u de volgende veiligheidsvoorschriften goed door te lezen alvorens dit
product in gebruik te nemen. Bewaar deze veiligheidsinstructies op een plaats waar alle
gebruikers van dit product deze kunnen lezen.
De mogelijke gevolgen van het niet in acht nemen van de in dit hoofdstuk vermelde
veiligheidsvoorschriften worden aangeduid door middel van het volgende symbool:
WAARSCHUWINGEN
Zet de camera bij storing uit
Indien er rook of een ongewone geur uit
de camera of de lichtnetlaadadapter
komt, koppel de lichtnetlaadadapter dan
los en verwijder de batterij onmiddellijk.
Let hierbij op dat u geen brandwonden
oploopt. Als u de camera blijft gebruiken,
kan dit tot letsel leiden. Nadat de batterij
is verwijderd resp. de stekker uit het
stopcontact is gehaald, dient het
apparaat door een door Nikon erkende
servicedienst te worden nagekeken.
Demonteer het apparaat niet
Het aanraken van de interne delen van
de camera of lichtnetlaadadapter kan
leiden tot letsel. Reparaties mogen
uitsluitend door bevoegde technici
worden uitgevoerd. Als de camera of de
lichtnetlaadadapter door een val of ander
ongeluk openbreekt, haalt u de stekker
uit het stopcontact en/of verwijdert u de
batterij en laat u het product nakijken
door een door Nikon erkende
servicedienst.
Gebruik de camera of
lichtnetlaadadapter niet in de
buurt van ontvlambare gassen
Gebruik elektronische apparatuur niet in
de buurt van ontvlambare gassen, omdat
dit kan leiden tot ontploffingen of brand.
Wees voorzichtig met de
camerariem
Hang de camerariem nooit om de nek
van een baby of kind.
Buiten bereik van kinderen
houden
Zorg ervoor dat kleine kinderen de
batterij of andere kleine onderdelen niet
in hun mond kunnen stoppen.
Vermijd langdurig contact met
de camera, batterijlader of
lichtnetadapter terwijl de
apparaten zijn ingeschakeld of
in gebruik zijn.
Delen van de apparaten worden heet.
Laat u de apparaten voor langere tijd in
direct contact komen met de huid, dan
kan dit lichte brandwonden tot gevolg
hebben.
Dit symbool staat bij waarschuwingen die moeten worden gelezen voordat dit Nikon-
product in gebruik wordt genomen, zodat mogelijk letsel wordt voorkomen.
vii
Voor uw veiligheid
Inleiding
Ga voorzichtig om met de
batterij
Bij onjuist gebruik kan de batterij gaan
lekken, oververhit raken of ontploffen. Let
op de volgende punten bij het gebruik
van de batterij in combinatie met dit
product:
Schakel het apparaat uit voordat u de
batterij verwisselt. Wanneer u de
lichtnetlaadadapter/lichtnetadapter
gebruikt, dient u zeker te zijn dat de
stekker is uitgetrokken.
Gebruik enkel een oplaadbare Li-
ionbatterij EN-EL19 (meegeleverd).
Laad de batterij op door een camera te
gebruiken die het opladen van
batterijen ondersteunt. Daartoe
gebruikt u de lichtnetlaadadapter
EH-70P (meegeleverd) of de functie
Opladen via computer. De
batterijlader MH-66 (apart verkrijgbaar)
kan ook worden gebruikt om de
batterij zonder camera op te laden.
Probeer de batterij niet
ondersteboven of achterstevoren in
de camera te plaatsen.
U mag de batterij niet kortsluiten of uit
elkaar halen, of de isolatie of het
omhulsel verwijderen of openbreken.
Stel de batterij niet bloot aan vuur of
bovenmatige hitte.
Dompel de batterij niet onder in water
en zorg dat deze niet vochtig wordt.
Plaats de batterij weer in de
batterijhouder voor u deze
transporteert. Vervoer of bewaar de
batterij niet bij metalen voorwerpen,
zoals halskettingen of haarspelden.
Een volledig ontladen batterij kan gaan
lekken. Om schade aan het product te
voorkomen, dient u de batterij te
verwijderen wanneer deze leeg is.
Stop onmiddellijk met het gebruik van
de batterij wanneer zich een
verandering voordoet, zoals
verkleuring of vervorming.
Spoel kleding of huid die in contact is
gekomen met vloeistof uit een
beschadigde batterij onmiddellijk af
met veel water.
Neem bij gebruik van de
lichtnetlaadadapter de
onderstaande
voorzorgsmaatregelen in acht
Houd de lichtnetlaadadapter droog.
Als u deze voorzorgsmaatregel niet in
acht neemt, kan dit leiden tot brand of
een elektrische schok.
Verwijder stof op of bij de metalen
onderdelen van de stekker met een
droge doek. Als u dit nalaat en het
product blijft gebruiken, kan dit brand
veroorzaken.
Raak de stekker niet aan en blijf uit de
buurt van de lichtnetlaadadapter
tijdens onweer. Als u deze
voorzorgsmaatregel niet in acht neemt,
kan dit leiden tot een elektrische schok.
Voorkom beschadigingen of
veranderingen aan de USB-kabel. Trek de
kabel niet met kracht los en buig deze
niet. Plaats geen zware voorwerpen op
de kabel en stel de kabel niet bloot aan
hitte of vuur. Als de isolatie beschadigd
raakt en de draden bloot komen te
liggen, laat de kabel dan door een door
Nikon erkende servicedienst nakijken. Als
u deze voorzorgsmaatregelen niet in
acht neemt, kan dit brand of een
elektrische schok veroorzaken.
viii
Voor uw veiligheid
Inleiding
Raak de stekker of de
lichtnetlaadadapter niet met natte
handen aan. Als u deze
voorzorgsmaatregel niet in acht neemt,
kan dit leiden tot een elektrische schok.
Gebruik geen converters of adapters
om van de ene spanning naar de
andere spanning om te schakelen en
gebruik geen DC-naar-AC omvormers.
Het niet in acht nemen van deze
voorzorgsmaatregel kan het product
beschadigen of leiden tot
oververhitting of brand.
Gebruik de juiste kabels
Gebruik voor aansluitingen uitsluitend de
voor dit doel meegeleverde of bij Nikon
verkrijgbare kabels, zodat wordt voldaan
aan de productvoorschriften.
Wees voorzichtig met de
bewegende delen
Pas op dat uw vingers of andere
voorwerpen niet bekneld raken tussen de
objectiefbescherming of andere
bewegende delen.
Cd-rom's
Speel de cd-rom's die bij dit apparaat
worden geleverd niet af op een audio-
cd-speler. Als u cd-rom's afspeelt op een
audio-cd-speler, kan dit leiden tot
gehoorverlies of beschadiging van de
apparatuur.
Wees voorzichtig met gebruik
van de flitser
Als u een flitser dichtbij de ogen van een
te fotograferen persoon gebruikt, kan dat
tijdelijk oogletsel veroorzaken. Wees extra
voorzichtig bij het fotograferen van kleine
kinderen. De flitser mag niet dichterbij
worden gehouden dan één meter.
Flits niet als het flitsvenster met
een persoon of voorwerp in
aanraking komt
Als u deze voorzorgsmaatregel niet in
acht neemt, kan dat brand of
brandwonden veroorzaken.
Vermijd contact met vloeibare
kristallen
Als de monitor beschadigd raakt, dient u
erop te letten dat u zich niet verwondt
aan de glassplinters en te voorkomen dat
de vloeibare kristallen in de monitor in
aanraking komen met uw huid, ogen of
mond.
Schakel de camera uit in een
vliegtuig of ziekenhuis
Zet de camera uit als u zich in een
vliegtuig bevindt en dit gaat opstijgen of
landen. Volg de geldende regels in een
ziekenhuis bij gebruik in een ziekenhuis.
De elektromagnetische straling
veroorzaakt door deze camera kan de
elektronische systemen van het vliegtuig
resp. de instrumenten in het ziekenhuis
van slag brengen. Verwijder eerst de
Eye-Fi-kaart indien deze in de camera
werd geplaatst, want deze kaart kan de
oorzaak van het probleem zijn.
ix
Inleiding
Mededelingen
Mededeling voor Europese klanten
OPGELET
GEVAAR VOOR ONTPLOFFING ALS
DE BATTERIJ WORDT VERVANGEN
DOOR EEN VERKEERD TYPE.
DOE GEBRUIKTE BATTERIJEN
VOLGENS DE INSTRUCTIES WEG.
Dit pictogram geeft aan dat dit
product via gescheiden
inzameling moet worden
afgevoerd.
Het volgende is alleen van
toepassing op gebruikers in Europese
landen:
Dit product moet gescheiden van het
overige afval worden ingeleverd bij
een daarvoor bestemd
inzamelingspunt. Gooi niet samen met
het huishoudelijk afval weg.
Neem voor meer informatie contact
op met de leverancier of de
gemeentelijke reinigingsdienst.
Dit symbool op de batterij
duidt aan dat de batterij
afzonderlijk moet worden
ingezameld. Het volgende is
alleen van toepassing op gebruikers in
Europese landen:
Alle batterijen, al dan niet voorzien van
dit symbool, moeten afzonderlijk
worden ingezameld op een geschikt
inzamelpunt. Gooi niet samen met het
huishoudelijk afval weg.
Neem voor meer informatie contact
op met de leverancier of de
gemeentelijke reinigingsdienst.
x
Inleiding
Inhoudsopgave
Inleiding.................................................................................................................................................. ii
Lees dit eerst........................................................................................................................................... ii
Over deze handleiding...................................................................................................................................... iii
Informatie en voorzorgsmaatregelen..................................................................................................... iv
Voor uw veiligheid............................................................................................................................... vi
WAARSCHUWINGEN.......................................................................................................................................... vi
Mededelingen....................................................................................................................................... ix
Onderdelen van de camera en bediening ................................................................................. 1
Onderdelen van de camera............................................................................................................... 2
De camerabody..................................................................................................................................................... 2
Het aanraakpaneel gebruiken.......................................................................................................... 4
Tikken ........................................................................................................................................................................... 4
Slepen.......................................................................................................................................................................... 4
Slepen en neerzetten......................................................................................................................................... 4
De stylus gebruiken............................................................................................................................................. 5
Aanduidingen en handelingen van de monitor/het aanraakscherm................................ 6
Opnamestand (informatieaanduidingen)............................................................................................. 6
Opnamestand (bedieningselementen).................................................................................................. 7
Weergavestand (informatiescherm)......................................................................................................... 8
Weergavestand (bedieningselementen)............................................................................................... 9
Omschakelen tussen opnamestand en weergavestand ........................................................... 10
Menu's gebruiken (tab d)....................................................................................................................... 11
De ontspanknop indrukken. ........................................................................................................................ 13
De camerariem bevestigen.......................................................................................................................... 13
xi
Inhoudsopgave
Inleiding
Basisstappen voor opname en weergave ............................................................................... 15
Voorbereiding 1 Plaats de batterij................................................................................................ 16
Voorbereiding 2 Laad de batterij op............................................................................................ 18
Voorbereiding 3 Plaats een geheugenkaart ............................................................................. 20
Intern geheugen en geheugenkaarten................................................................................................ 21
Goedgekeurde geheugenkaarten ........................................................................................................... 21
Stap 1 Schakel de camera in ........................................................................................................... 22
De camera aan- en uitzetten....................................................................................................................... 23
De taal, datum en tijd instellen.................................................................................................................. 24
Stap 2 Selecteer een opnamestand ............................................................................................. 26
Beschikbare opnamestanden ..................................................................................................................... 27
Stap 3 Het beeld kadreren............................................................................................................... 28
De zoom gebruiken .......................................................................................................................................... 29
Stap 4 Scherpstellen en opnemen................................................................................................ 30
Stap 5 Beelden weergeven.............................................................................................................. 32
De weergave van beelden wijzigen ....................................................................................................... 33
Stap 6 Ongewenste beelden wissen............................................................................................ 34
Opnamefuncties ............................................................................................................................... 37
A (Auto)-stand gebruiken.............................................................................................................. 38
De instellingen voor de stand A (Auto) aanpassen.................................................................... 38
Beschikbare opties in het opnamemenu Automatisch.............................................................. 39
Onderwerpstand (Opname voor vastgestelde onderwerpen) .......................................... 41
De instellingen voor de onderwerpstand wijzigen....................................................................... 41
Onderwerpstand (Opname voor vastgestelde onderwerpen).............................................. 43
Stand speciale effecten (effecten toepassen tijdens opname).......................................... 50
De instellingen voor de stand speciale effecten wijzigen ........................................................ 50
xii
Inhoudsopgave
Inleiding
Stand Slim portret (beelden van lachende gezichten vastleggen) .................................. 51
De instellingen voor de stand Slim portret wijzigen.................................................................... 53
Menuopties Slim portret................................................................................................................................ 53
Basisopname-instellingen ............................................................................................................... 54
Beschikbare functies voor elke opnamestand.................................................................................. 54
De flitser gebruiken (flitsstanden) ............................................................................................................ 55
De zelfontspanner gebruiken..................................................................................................................... 57
Gebruik van Macro-stand.............................................................................................................................. 59
Helderheid aanpassen (Belichtingscompensatie).......................................................................... 61
Standaardinstellingen...................................................................................................................................... 62
A Het beeldformaat wijzigen (Beeldmodus)........................................................................... 64
Instellingen beeldmodus (beeldformaat en beeldkwaliteit)................................................... 64
Functies die niet tegelijk kunnen worden gebruikt............................................................... 66
Gezichtsherkenning........................................................................................................................... 68
Huid verzachten .................................................................................................................................. 70
Weergavefuncties ............................................................................................................................ 71
Bepaalde types beelden selecteren voor weergave .............................................................. 72
Beschikbare weergavestanden.................................................................................................................. 72
Omschakelen tussen weergavestanden.............................................................................................. 73
De fotoclassificatie instellen......................................................................................................................... 74
Beschikbare functies in de weergavestand (weergavemenu)............................................ 75
De camera aansluiten op een televisie, computer of printer.............................................. 76
Gebruik van ViewNX 2....................................................................................................................... 77
Installeren ViewNX 2......................................................................................................................................... 77
Beelden naar een computer kopiëren .................................................................................................. 79
Beelden bekijken................................................................................................................................................. 80
Films opnemen en weergeven.................................................................................................... 81
Films opnemen.................................................................................................................................... 82
Instellingen voor filmopname wijzigen (het filmmenu)............................................................ 85
Filmweergave....................................................................................................................................... 86
xiii
Inhoudsopgave
Inleiding
Algemene camera-instellingen................................................................................................... 87
Het setup-menu .................................................................................................................................. 88
Referentiegedeelte..................................................................................................................... E1
De optie Tekenen gebruiken..................................................................................................... E2
Panorama Assist gebruiken........................................................................................................ E3
Stand Favoriete beelden............................................................................................................. E5
Beelden toevoegen aan albums......................................................................................................... E5
Beelden bekijken in een album........................................................................................................... E6
Beelden verwijderen uit albums......................................................................................................... E7
Pictogrammen wijzigen die aan albums zijn toegewezen................................................ E8
Stand Automatisch sorteren...................................................................................................... E9
Stand Sorteer op datum........................................................................................................... E11
Beelden bewerken (foto's)....................................................................................................... E12
Bewerkingsfuncties .................................................................................................................................. E12
U Paint............................................................................................................................................................ E14
k Snel retoucheren: Contrast en verzadiging verbeteren............................................ E17
I D-Lighting: Helderheid en contrast verbeteren.............................................................. E18
P Uitrekken: Beelden uitrekken...................................................................................................... E19
O Perspectiefcorrectie: Een perspectief aanpassen........................................................... E20
i Filtereffecten: Digitale filtereffecten toepassen................................................................ E21
j Glamour-retouchering: Huidtinten zachter maken en gezichten er
kleiner laten uitzien met grotere ogen................................................................................. E23
g Kleine afbeelding: Het beeldformaat verkleinen............................................................ E24
o Uitsnede: Een uitgesneden kopie maken............................................................................. E25
De camera aansluiten op een televisie (weergave op een televisie) ....................... E27
De camera op een printer aansluiten (Direct Print)........................................................ E29
De camera op een printer aansluiten........................................................................................... E30
Beelden een voor een afdrukken..................................................................................................... E31
Meerdere beelden afdrukken............................................................................................................. E32
xiv
Inhoudsopgave
Inleiding
Het opnamemenu (voor stand A (Automatisch)) ......................................................... E35
q/s/r Aanraakopname ............................................................................................................... E35
X ISO-waarde ......................................................................................................................................... E42
C Continu..................................................................................................................................................... E43
W Witbalans (Tint aanpassen)....................................................................................................... E44
Het menu Slim portret .............................................................................................................. E47
e Huid verzachten ............................................................................................................................... E47
y Knipperdetectie .................................................................................................................................. E48
a Glimlachtimer ...................................................................................................................................... E48
Het weergavemenu.................................................................................................................... E49
b Diashow .................................................................................................................................................. E49
d Beveiligen.............................................................................................................................................. E51
a Afdrukopdracht (Een DPOF-afdrukopdracht maken).................................................. E53
f Beeld draaien ........................................................................................................................................ E57
E Spraakmemo........................................................................................................................................... E58
h Kopiëren (Kopiëren tussen intern geheugen en geheugenkaart)...................... E60
Het filmmenu................................................................................................................................ E62
D Filmopties .............................................................................................................................................. E62
n AF-filmstand ....................................................................................................................................... E62
Y Windruisreductie............................................................................................................................... E63
Het setup-menu .......................................................................................................................... E64
c Welkomstscherm................................................................................................................................ E64
d Tijdzone en datum ........................................................................................................................... E65
e Monitorinstellingen ......................................................................................................................... E68
C Datumstempel (Datum en tijd afdrukken)...................................................................... E70
g Vibratiereductie.................................................................................................................................. E71
U Bewegingsdetectie .......................................................................................................................... E72
h AF-hulplicht.......................................................................................................................................... E73
u Digitale zoom ...................................................................................................................................... E73
i Geluidsinstellingen........................................................................................................................... E74
k Automatisch uit................................................................................................................................... E75
l/m Geheugen format./Geh.kaart format.............................................................................. E76
n Taal/Language...................................................................................................................................... E77
o Videostand ....................................................................................................................................... E77
V Opladen via computer ................................................................................................................... E78
d Knipperwaarsch. ................................................................................................................................. E80
b Uploaden via Eye-Fi .......................................................................................................................... E82
p Standaardwaarden............................................................................................................................ E83
r Firmware-versie ................................................................................................................................ E85
Bestands- en mapnamen ......................................................................................................... E86
Optionele accessoires................................................................................................................ E87
Foutmeldingen............................................................................................................................ E88
xv
Inhoudsopgave
Inleiding
Technische opmerkingen en index ........................................................................................ F1
Levensduur en prestaties van de camera optimaliseren.................................................. F2
De camera.......................................................................................................................................................... F2
De batterij........................................................................................................................................................... F3
Lichtnetlaadadapter..................................................................................................................................... F4
Geheugenkaarten.......................................................................................................................................... F4
Reinigen en opbergen .................................................................................................................. F5
Reinigen............................................................................................................................................................... F5
Opslag................................................................................................................................................................... F5
Problemen oplossen...................................................................................................................... F6
Specificaties .................................................................................................................................... F13
Ondersteunde standaards ..................................................................................................................... F16
Index.................................................................................................................................................. F17
xvi
1
Onderdelen van de camera en bediening
Onderdelen van de camera
en bediening
Dit hoofdstuk beschrijft de onderdelen van de camera en het gebruik van de
basisfuncties.
Onderdelen van de camera .....................................................2
De camerabody ............................................................................................................................2
Het aanraakpaneel gebruiken ................................................4
Tikken...............................................................................................................................................4
Slepen ..............................................................................................................................................4
Slepen en neerzetten .................................................................................................................4
De stylus gebruiken ....................................................................................................................5
Aanduidingen en handelingen van de monitor/het
aanraakscherm.........................................................................6
Opnamestand (informatieaanduidingen) .........................................................................6
Opnamestand (bedieningselementen) ..............................................................................7
Weergavestand (informatiescherm) ....................................................................................8
Weergavestand (bedieningselementen) ...........................................................................9
Omschakelen tussen opnamestand en weergavestand ............................................ 10
Menu's gebruiken (tab d)................................................................................................. 11
De ontspanknop indrukken.................................................................................................. 13
De camerariem bevestigen................................................................................................... 13
Als u de camera onmiddellijk wilt gebruiken, zie “Basisstappen voor opname en
weergave” (A15).
2
Onderdelen van de camera en bediening
Onderdelen van de camera en bediening
Onderdelen van de camera
De camerabody
3
2
1
5
8
9
7
4
6
Objectiefbescherming
gesloten
1
Ontspanknop ................................................ 13, 30
2
Zoomknop.............................................................. 29
f: Groothoek ................................................. 29
g: Tele................................................................... 29
h: Miniatuurweergave ............................ 33
i: Zoomweergave........................................ 33
3
Hoofdschakelaar/camera-aan-lampje
................................................................22, 23, E75
4
Flitser ..........................................................................55
5
Zelfontspannerlampje..................................... 57
AF-hulpverlichting ............................ 89, E73
6
Objectief
7
Ingebouwde microfoon ................ 82, E58
8
Objectiefbescherming.................................F2
9
Oogje voor camerariem .................................13
3
Onderdelen van de camera
Onderdelen van de camera en bediening
4
2
1
3
5
6 7 8 9 10 11 12 13
Onder het deksel
aansluitingen
1
Monitor/aanraakscherm ................................... 6
2
b (e filmopname)-knop ........................... 82
3
Laadlampje.............................................19, E79
Flitserlampje .......................................................... 55
4
A (opnamestand)-knop....................... 10, 26
5
c (weergave)-knop.........................10, 32, 73
6
USB/AV-uit-aansluiting
.............................................. 18, 76, E27, E30
7
Statiefaansluiting
8
Luidspreker .............................................86, E59
9
Deksel aansluitingen
............................................... 18, 76, E27, E30
10
Deksel batterijvak/
geheugenkaartsleuf.................................. 16, 20
11
Geheugenkaartsleuf.......................................... 20
12
Batterijvak ................................................................16
13
Batterijvergrendeling ............................... 16, 17
4
Onderdelen van de camera en bediening
Het aanraakpaneel gebruiken
De monitor op de COOLPIX S4400 is een aanraakscherm. Gebruik een vinger of de
meegeleverde stylus om het aanraakscherm te bedienen.
Tikken
Tik tegen het aanraakscherm.
Hiermee kunt u het volgende doen:
Selecteer pictogrammen.
Selecteer beelden in de stand miniatuurweergave
(A33)
Voer de bewerkingen Aanraaksluiter, Aanraak-AF/AE
of Onderwerp volgen uit (A39)
Roep de menu-opties op door tijdens opname of
weergave op de tab d te tikken (A11).
Slepen
Sleep uw vinger over het aanraakpaneel en haal
uw vinger van het aanraakpaneel.
Hiermee kunt u het volgende doen:
Bladeren in beelden in de modus schermvullende
weergave (A32)
Het zichtbare gedeelte verplaatsen van een beeld
dat werd vergroot met zoomweergave (A33)
Gebruik de schuifknoppen om de belichtingscorrectie (A61) of andere instellingen
aan te passen.
Slepen en neerzetten
Plaats uw vinger op het aanraakscherm, sleep
hem naar de gewenste locatie (
1
) en haal uw
vinger van het aanraakscherm (
2
).
Hiermee kunt u het volgende doen:
De classificatie-instelling toepassen (A74).
5
Het aanraakpaneel gebruiken
Onderdelen van de camera en bediening
De stylus gebruiken
Gebruik de stylus voor bedieningen zoals de
tekenoptie (A47) of de paint-optie (A75)
waarvoor meer precisie vereist is dan met uw vinger
mogelijk is.
De stylus bevestigen
Bevestig de stylus zoals aangegeven op de riem.
B Opmerkingen over het aanraakscherm
Druk niet op het aanraakscherm met andere scherpe voorwerpen dan de meegeleverde stylus.
Oefen geen nodeloze druk uit op het aanraakscherm.
B Opmerkingen over tikken/slepen
Als u uw vinger te lang op dezelfde plaats laat liggen, reageert de camera mogelijk niet.
De camera reageert mogelijk niet in de volgende gevallen:
- Uw vinger springt van het scherm.
- U sleept uw vinger over een te korte afstand.
- U streelt het scherm te licht.
- U verplaatst uw vinger te snel.
De camera reageert mogelijk niet wanneer iets anders tegen het aanraakscherm komt wanneer uw vinger
het aanraakscherm raakt.
B Opmerkingen over het aanraakscherm
Houd de stylus buiten het bereik van kleine kinderen.
Draag de camera niet aan de stylus. De stylus kan uit de riem glijden, waardoor de camera kan vallen.
6
Onderdelen van de camera en bediening
Aanduidingen en handelingen van de monitor/het aanraakscherm
Opnamestand (informatieaanduidingen)
De op de monitor weergegeven informatie is afhankelijk van de instelling of de status
van de camera.
Bij de standaardinstelling worden de volgende aanduidingen weergegeven wanneer
de camera wordt ingeschakeld of in gebruik is, en ze verdwijnen na enkele seconden
(wanneer Foto-informatie is ingesteld op Automatische info in
Monitorinstellingen (A88)). Tik op A om de informatie opnieuw weer te geven.
1
De weergegeven aanduidingen zijn afhankelijk van de huidige opnamestand.
2
De aanduiding wordt weergegeven wanneer er 50 of minder resterende opnamen zijn.
0
0
29
29
50
50
50
1/
1/
1/ F3.5
F3.5
F3.5250
250
250
50
50
50
50
50
50
0
0
29
29
0
0
29
29
9
1415
16
18
19
17
20
21
22
213
654
7
8
10
11
12
13
1
Opnamestand
1
.............................38, 41, 50, 51
2
Macro-stand........................................................... 59
3
Zoomaanduiding ....................................... 29, 59
4
Scherpstelaanduiding ..................................... 30
5
AE/AF-L-aanduiding ....................................E4
6
Eye-Fi-communicatieaanduiding
.......................................................................90, E82
7
Filmduur................................................................... 82
8
Aantal resterende opnamen
(foto's)
2
...................................................................... 22
9
Aanduiding intern geheugen..................... 22
10
Pictogram vibratiereductie...........89, E71
11
Bewegingsdetectie-pictogram
.......................................................................89, E72
12
Z
Pictogram Reisbestemming ...88, E65
13
Aanduiding datumstempel .....88, E70
O
Aanduiding “Datum niet ingesteld”
.................................................. 24, E65, E88
14
Diafragma................................................................ 30
15
Sluitertijd.................................................................. 30
16
Scherpstelveld
(
stand Onderwerp volgen
)..............39, E38
17
Scherpstelveld (aanraak-AF/AE)
................................................................39, 40, E40
18
Scherpstelveld
(gezichts- of dierherkenning)...... 30, 49, 51
19
Scherpstelveld (centrum)
20
Scherpstelveld (auto) ....................................... 30
21
n Aanduiding zelfontspanner................57
22
Aanduiding batterijniveau............................ 22
7
Aanduidingen en handelingen van de monitor/het aanraakscherm
Onderdelen van de camera en bediening
Opnamestand (bedieningselementen)
Tik op de volgende bedieningsknoppen om instellingen te wijzigen.
Tik op de tab d om de menu-opties weer te geven zodat u de opname-
instellingen kunt wijzigen (A11).
De beschikbare bedieningsknoppen en de weergegeven aanduidingen zijn
afhankelijk van de opnamestand en de huidige camera-instellingen.
6
3
4 5
2
1
7
50
50
50
0
0
29
29
a
b
1
Tab d................................................................... 11
2
Weergave schuifknop.............................. 42, 50
3
Aanraak-AF/AE annulering...................E40
4
Basisopname-instellingen............................. 54
5
Informatie opnieuw weergeven ............... 11
6
Menu-opties ..........................................................11
7
a Instelknop onderwerpeffecten.............. 42
b Instelknop selectieve kleur
...................................................................................50
8
Aanduidingen en handelingen van de monitor/het aanraakscherm
Onderdelen van de camera en bediening
Weergavestand (informatiescherm)
De op de monitor weergegeven informatie is afhankelijk van het weergegeven beeld
en van de status van de camera.
Bij de standaardinstelling worden de volgende aanduidingen weergegeven wanneer
de camera wordt ingeschakeld of in gebruik is, en ze verdwijnen na enkele seconden
(wanneer Foto-informatie is ingesteld op Automatische info in
Monitorinstellingen (A88)).
1
De weergegeven aanduidingen zijn afhankelijk van de huidige weergavestand.
2
De weergegeven aanduidingen zijn afhankelijk van de instelling voor de opname.
3
Het pictogram voor het geselecteerde album of de categorie in de stand Automatisch sorteren
die momenteel geselecteerd is in de weergavestand, wordt weergegeven.
999 / 999
999 / 999
999 / 999
9999. JPG
9999. JPG
9999. JPG
15/05/2013 15:30
15/05/2013 15:30
15/05/2013 15:30
01
01
01
9999
9999
9999
9999
/
/
/
/
999
999
999
999
0
0
0
0
29
29
29
29
8
9
11
10
7
65
a
b
13
12
1 23 4
1
Weergavestand
1
....................................32, 72, E5, E9, E11
2
Beveiligingspictogram ....................75, E51
3
Albumpictogram in
stand Favoriete beelden
3
.................72, E5
Categoriepictogram in
stand Automatisch sorteren
3
.........72, E9
4
d Paint-pictogram.........................75, E14
a Snel retoucheren-pictogram
..............................................................75, E17
c D-Lighting-pictogram............75, E18
i Filtereffecten-pictogram ......75, E21
r Uitrekken-pictogram...............75, E19
q Perspectiefcorrectie-pictogram
..............................................................75, E20
j Glamour-retouchering-pictogram
..............................................................75, E23
E Huid verzachten-pictogram
..............................................................70, E23
5
Eye-Fi-communicatieaanduiding
........................................................................90, E82
6
Aanduiding intern geheugen..................... 32
7
a Nummer huidig beeld/
totaal aantal beelden................................... 32
b Filmduur .............................................................. 86
8
Beeldmodus
2
......................................................... 64
Filmopties
2
..............................................85, E62
9
Bestandsnummer en-type ................... E86
10
Opnamedatum/-tijd .........................................24
11
Classificatie-aanduiding.................................. 74
12
C Kleine afbeelding-pictogram
..............................................................75, E24
p Spraakmemo-pictogram ......75, E59
Pictogram afdrukopdracht ...........75, E53
13
Aanduiding batterijniveau............................ 22
9
Aanduidingen en handelingen van de monitor/het aanraakscherm
Onderdelen van de camera en bediening
Weergavestand (bedieningselementen)
Tik op de volgende bedieningsknoppen om instellingen te wijzigen.
Tik op de tab d om de menu-opties weer te geven, zodat u kunt wissen of
bewerken (A11).
De beschikbare bedieningsknoppen en de weergegeven aanduidingen zijn
afhankelijk van het weergegeven beeld en de huidige camera-instellingen.
999 / 999
999 / 999
999 / 999
9999. JPG
9999. JPG
9999. JPG
15/05/2013 15:30
15/05/2013 15:30
15/05/2013 15:30
5
4
1
2 3
1
Filmweergave....................................................... 86
2
Tab Classificatie.................................................... 74
3
Toont het vorige/volgende beeld........... 32
4
Tab d ................................................................... 11
5
Menu-opties ..........................................................12
10
Aanduidingen en handelingen van de monitor/het aanraakscherm
Onderdelen van de camera en bediening
Omschakelen tussen opnamestand en weergavestand
De camera heeft twee werkstanden: de opnamestand die wordt gebruikt om foto's te
maken, en de weergavestand die wordt gebruikt om beelden te bekijken.
In de opnamestand drukt u op de c (weergave)-knop om naar de weergavestand te
gaan; in de weergavestand drukt u op de A (opnamestand)-knop om naar de
opnamestand te gaan.
In de weergavestand kunt u ook naar de opnamestand gaan door op de
ontspanknop of op de b (e filmopname)-knop te drukken.
Als u op de A (opnamestand)-knop drukt terwijl het opnamescherm wordt
weergegeven, verschijnt het menu met opnamestanden, waar u een van de
beschikbare opnamestanden kunt selecteren (A26).
Wanneer u op de c (weergave)-knop drukt terwijl het weergavescherm wordt
weergegeven, verschijnt het menu met weergavestanden, waar u een van de
beschikbare weergavestanden kunt selecteren (A72).
Om de gewenste opname- of weergavestand te selecteren, tikt u op het pictogram
voor die stand.
Opnamestand Weergavestand
Menu met opnamestanden Menu met
weergavestanden
0
0
8
8
50
50
50
Opnamestand
Autostand
Weergavestand
Afspelen
4 / 4
4 / 4
4 / 4
0004. JPG
0004. JPG
0004. JPG
15/05/2013 15:30
15/05/2013 15:30
15/05/2013 15:30
11
Aanduidingen en handelingen van de monitor/het aanraakscherm
Onderdelen van de camera en bediening
Menu's gebruiken (tab d)
Tijdens opname
Gebruik de tab d om de instellingen van elke opnamestand te wijzigen.
Wijzig de instellingen voor u de opname maakt.
U kunt de algemene camera-instellingen ook wijzigen in het setup-menu.
Beeldmodus
0
0
8
8
50
50
50
Tik op de tab d
De pictogrammen van menu-opties die in de huidige stand
kunnen worden gewijzigd, worden weergegeven.
Wanneer de tab d is verborgen, tikt u op A.
Tik op een menu-optie
Het instelscherm van de geselecteerde menu-optie wordt
weergegeven.
Tik op z om het setup-menu weer te geven.
Om de menu-opties te verbergen, tikt u op de tab d.
Tik op een insteloptie om de instelling toe te passen
Tik op een pictogram om de instelling voor die optie toe te
passen.
Als u klaar bent met het instelscherm, tikt u op H.
12
Aanduidingen en handelingen van de monitor/het aanraakscherm
Onderdelen van de camera en bediening
Tijdens afspelen
Gebruik de tab d om beelden te wissen of te bewerken.
Selecteer beelden voor u wijzigingen aanbrengt. U kunt beelden selecteren door ze
te slepen terwijl het selectiescherm met de menu-opties wordt weergegeven.
U kunt de algemene camera-instellingen ook wijzigen in het setup-menu.
4 / 4
4 / 4
4 / 4
0004. JPG
0004. JPG
0004. JPG
15/05/2013 15:30
15/05/2013 15:30
15/05/2013 15:30
Retoucheer
Tik op de tab d
De pictogrammen van menu-opties die in de huidige stand
kunnen worden gewijzigd, worden weergegeven.
Wanneer de tab d is verborgen, tikt u op de monitor.
Tik op een menu-optie
Het instelscherm van de geselecteerde menu-optie wordt
weergegeven.
Tik op z om het setup-menu weer te geven.
Om de menu-opties te verbergen, tikt u op de tab d.
Tik op een insteloptie om de instelling toe te passen
Om terug te keren naar het vorige scherm, tikt u op J.
13
Aanduidingen en handelingen van de monitor/het aanraakscherm
Onderdelen van de camera en bediening
De ontspanknop indrukken.
De camerariem bevestigen
Wanneer half ingedrukt (d.w.z. als u lichtjes drukt tot u
een lichte weerstand voelt): stelt scherpstelling en
belichting in.
Wanneer helemaal ingedrukt (d.w.z. als u de knop
volledig indrukt): ontspant de sluiter.
U kunt de sluiter ook ontspannen door op de
monitor te tikken. Zie “q/s/r Aanraakopname”
(A39) voor meer informatie.
14
15
Basisstappen voor opname en weergave
Basisstappen voor opname
en weergave
Voorbereiding
Voorbereiding 1 Plaats de batterij...........................................................................................16
Voorbereiding 2 Laad de batterij op ......................................................................................18
Voorbereiding 3 Plaats een geheugenkaart........................................................................20
Opname
Stap 1 Schakel de camera in......................................................................................................22
De taal, datum en tijd instellen (Eerste gebruik na aankoop)...................................24
Stap 2 Selecteer een opnamestand........................................................................................26
Stap 3 Het beeld kadreren..........................................................................................................28
Stap 4 Scherpstellen en opnemen..........................................................................................30
Weergave
Stap 5 Beelden weergeven ........................................................................................................32
Stap 6 Ongewenste beelden wissen ......................................................................................34
16
Basisstappen voor opname en weergave
Basisstappen voor opname en weergave
Voorbereiding 1 Plaats de batterij
1 Open het deksel van het batterijvak/de
geheugenkaartsleuf.
2 Plaats de meegeleverde
oplaadbare Li-ion-batterij
EN-EL19.
Gebruik de rand van de batterij om de
oranje batterijvergrendeling in de met
de pijl (
1
) aangegeven richting te
duwen en plaats de batterij volledig
(
2
).
Als de batterij juist geplaatst is, klikt de
batterijvergrendeling op haar plaats.
B De batterij correct plaatsen
Als u probeert de batterij ondersteboven of achterstevoren te plaatsen, kan dit schade aan de
camera veroorzaken. Controleer of de batterij correct is geplaatst.
3 Sluit het deksel van het batterijvak/de
geheugenkaartsleuf.
Laad de batterij op voordat u deze voor het eerst gebruikt
of wanneer zij bijna leeg is. Zie pagina 18 voor meer
informatie.
Batterijvergrendeling
17
Voorbereiding 1 Plaats de batterij
Basisstappen voor opname en weergave
De batterij verwijderen
Zet de camera uit en controleer of het camera-aan-lampje
en de monitor zijn uitgeschakeld en open het deksel van
het batterijvak/de geheugenkaartsleuf.
Duw de oranje batterijvergrendeling in de met de pijl
aangegeven richting (
1
) om de batterij gedeeltelijk uit te
werpen. Trek de batterij recht uit de camera (
2
), niet
scheef.
B Opgelet hoge temperatuur
De camera, de batterij en de geheugenkaart kunnen heet zijn wanneer de camera net werd gebruikt. Wees
voorzichtig wanneer u de batterij of de geheugenkaart verwijdert.
B Opmerking over de batterij
Lees, voordat u de batterij gaat gebruiken, de waarschuwingen over de batterij op pagina vii en in het
hoofdstuk “De batterij” (F3) en neem deze in acht.
18
Basisstappen voor opname en weergave
Voorbereiding 2 Laad de batterij op
1 Bereid de meegeleverde lichtnetlaadadapter EH-70P
voor.
Als een stekkeradapter* is meegeleverd, bevestigt u de
stekkeradapter op de stekker van de lichtnetlaadadapter. Druk de
stekkeradapter er stevig op zodat deze goed blijft zitten. Zodra deze
twee aan elkaar vast zitten, kan het product beschadigd raden als u de
stekkeradapter met geweld probeert los te maken.
* De vorm van de stekkeradapter is afhankelijk van het land of de
regio waar de camera werd aangeschaft.
De lichtnetlaadadapter wordt in Argentinië en Korea geleverd met
bevestigde stekkeradapter.
2 Controleer of de batterij in de camera is geïnstalleerd en verbind de
camera vervolgens met de lichtnetlaadadapter in volgorde van 1 tot 3.
De camera moet uitgeschakeld blijven.
Houd bij het aansluiten de pluggen in de juiste stand. Probeer niet de pluggen onder een
hoek aan te sluiten en gebruik geen kracht bij het aansluiten of verwijderen van de pluggen.
Het laadlampje knippert traag groen om aan te geven dat de batterij wordt opgeladen.
Het duurt ongeveer 2 uur en 20 minuten om een volledig lege batterij op te laden.
Wanneer de batterij volledig is geladen, gaat het laadlampje uit.
Zie “Betekenis van het laadlampje” (A19) voor meer informatie.
3 Koppel de lichtnetlaadadapter los van het stopcontact en koppel daarna
de USB-kabel los.
Als de camera op het stopcontact aangesloten is met de EH-70P, kan de camera niet
worden ingeschakeld.
USB-kabel (meegeleverd)
Laadlampje
Stopcontact
19
Voorbereiding 2 Laad de batterij op
Basisstappen voor opname en weergave
Betekenis van het laadlampje
B Opmerking over de lichtnetlaadadapter
Lees, voordat u de lichtnetlaadadapter gaat gebruiken, de waarschuwingen op pagina vii en in het
hoofdstuk “De batterij” (F3) en neem deze in acht.
C Opladen met computer of batterijlader
Door de COOLPIX S4400 aan te sluiten op een computer, wordt ook de oplaadbare Li-ionbatterij
EN-EL19 (A76, E78) opgeladen.
De oplaadbare Li-ionbatterij EN-EL19 kan ook worden opgeladen met de batterijlader MH-66 (apart
verkrijgbaar; E87).
C Voeding via het lichtnet
Als de lichtnetadapter EH-62G (apart verkrijgbaar; E87) wordt gebruikt, kan de COOLPIX S4400 van
stroom worden voorzien via een stopcontact en worden gebruikt voor opname en weergave.
Gebruik in geen geval een lichtnetadapter van een ander merk of model dan de EH-62G. Als u deze
waarschuwing niet in acht neemt, kan dat leiden tot oververhitting van of schade aan de camera.
Laadlampje Beschrijving
Knippert langzaam
(groen)
De batterij laadt op.
Uit
De batterij laadt niet op. Als het opladen is voltooid, knippert het v niet
meer groen en wordt het uitgeschakeld.
Knippert snel (groen)
De omgevingstemperatuur is niet geschikt om op te laden. Laad de
batterij binnenshuis op bij een omgevingstemperatuur van 5 °C tot
35 °C.
De USB-kabel of de lichtnetlaadadapter is niet correct aangesloten of
er is een probleem met de batterij. Koppel de USB-kabel los of trek de
lichtnetlaadadapter uit en sluit hem opnieuw aan, of vervang de
batterij.
20
Basisstappen voor opname en weergave
Voorbereiding 3 Plaats een geheugenkaart
1 Controleer of het camera-aan-lampje en de
monitor zijn uitgeschakeld en open het deksel
van het batterijvak/de geheugenkaartsleuf.
Zet de camera uit voor u het deksel opent.
2 Plaats de geheugenkaart.
Duw de geheugenkaart correct in de
sleuf tot deze op zijn plaats klikt.
B De geheugenkaart plaatsen
Als u de geheugenkaart ondersteboven of
achterstevoren plaatst, kan dat schade aan
de camera of de kaart veroorzaken.
Controleer of de geheugenkaart correct is
geplaatst.
3 Sluit het deksel van het batterijvak/de geheugenkaartsleuf.
B Geheugenkaarten formatteren
De eerste keer dat u een geheugenkaart in deze camera plaatst die eerder in een ander apparaat werd
gebruikt, dient u deze kaart met deze camera te formatteren.
Wanneer de kaart wordt geformatteerd, worden alle gegevens op de geheugenkaart
onherstelbaar gewist. Speel belangrijke beelden over naar een computer en sla ze op voordat u gaat
formatteren.
Om een geheugenkaart te formatteren, plaatst u de geheugenkaart in de camera en selecteert u
Geheugenkaart form. (A89) in het setup-menu (A 88).
B Opmerking over geheugenkaarten
Raadpleeg de bij de geheugenkaart geleverde documentatie alsook “Geheugenkaarten” (F4) in
“Levensduur en prestaties van de camera optimaliseren”.
Geheugenkaartsleuf
21
Voorbereiding 3 Plaats een geheugenkaart
Basisstappen voor opname en weergave
Geheugenkaarten verwijderen
Zet de camera uit en controleer of het camera-aan-lampje
en de monitor zijn uitgeschakeld en open het deksel van
het batterijvak/de geheugenkaartsleuf.
Duw de geheugenkaart voorzichtig in de camera (1) om
de kaart gedeeltelijk uit te werpen. Trek de geheugenkaart
recht uit de camera (2); trek de kaart niet scheef.
B Opgelet hoge temperatuur
De camera, de batterij en de geheugenkaart kunnen heet zijn wanneer de camera net werd gebruikt. Wees
voorzichtig wanneer u de batterij of de geheugenkaart verwijdert.
Intern geheugen en geheugenkaarten
Cameragegevens, zoals foto's en films, kunnen worden opgeslagen in het interne
geheugen van de camera (ca. 71 MB) of op een geheugenkaart. Om het interne
geheugen van de camera te gebruiken voor opname of weergave, dient u eerst de
geheugenkaart te verwijderen.
Goedgekeurde geheugenkaarten
De volgende Secure Digital (SD) geheugenkaarten zijn getest en goedgekeurd voor
gebruik met deze camera.
Geheugenkaarten met een SD Speed Class-classificatie van 6 of sneller worden
aanbevolen om films op te nemen. Wanneer u een geheugenkaart met een lagere
Speed Class-waarde gebruikt, kan de fillmopname onverwachts stoppen.
1
Als de geheugenkaart wordt gebruikt met een kaartlezer of vergelijkbaar apparaat, moet u
controleren of het apparaat kaarten van 2 GB ondersteunt.
2
SDHC-compatibel. Als de geheugenkaart wordt gebruikt met een kaartlezer of
vergelijkbaar apparaat, moet u controleren of het apparaat SDHC ondersteunt.
3
SDXC-compatibel. Als de geheugenkaart wordt gebruikt met een kaartlezer of
vergelijkbaar apparaat, moet u controleren of het apparaat SDXC ondersteunt.
Neem contact op met de fabrikant voor meer informatie over
bovenvermelde kaarten. We kunnen de prestaties van de camera niet garanderen
wanneer geheugenkaarten van andere fabrikanten worden gebruikt.
SD-geheugenkaart SDHC-geheugenkaart
2
SDXC-
geheugenkaart
3
SanDisk 2 GB
1
4 GB, 8 GB, 16 GB, 32 GB 64 GB, 128 GB
TOSHIBA 2 GB
1
4 GB, 8 GB, 16 GB, 32 GB 64 GB
Panasonic 2 GB
1
4 GB, 8 GB, 16 GB, 32 GB 64 GB
Lexar 4 GB, 8 GB, 16 GB, 32 GB 64 GB, 128 GB
22
Basisstappen voor opname en weergave
Stap 1 Schakel de camera in
1 Druk op de hoofdschakelaar om de camera aan
te zetten.
Wanneer u de camera voor het eerst na de aankoop
aanzet, zie “De taal, datum en tijd instellen” (A24).
Het objectief schuift naar buiten en de monitor schakelt in.
2 Controleer de aanduiding van het batterijniveau en het aantal resterende
opnamen.
Aantal resterende opnamen
De aanduiding wordt weergegeven wanneer er 50 of minder resterende opnamen zijn.
C wordt weergegeven wanneer er geen geheugenkaart in de camera is geplaatst; beelden
worden opgeslagen in het interne geheugen (ca. 71 MB).
Het aantal resterende opnamen is afhankelijk van de resterende capaciteit van het interne
geheugen of de geheugenkaart, en van de beeldkwaliteit en het beeldformaat
(beeldmodus) (A65).
Het aantal resterende opnamen dat in de illustraties in deze handleiding wordt
weergegeven, is enkel als voorbeeld bedoeld.
Aanduiding
batterijniveau
Beschrijving
D Het batterijniveau is hoog.
B
Het batterijniveau is laag. U moet de batterij binnenkort vervangen of
opladen.
N
Batterij is leeg.
De camera kan geen foto's maken. Herlaad of vervang door een
volledig opgeladen batterij.
0
0
8
8
50
50
50
Aanduiding batterijniveau
Aantal resterende opnamen
23
Stap 1 Schakel de camera in
Basisstappen voor opname en weergave
De camera aan- en uitzetten
Wanneer de camera wordt ingeschakeld, gaat het camera-aan-lampje (groen) aan en
schakelt de monitor in (het camera-aan-lampje gaat uit wanneer de monitor
inschakelt).
Druk op de hoofdschakelaar om de camera uit te zetten. Als de camera wordt
uitgeschakeld, worden zowel het camera-aan-lampje als de monitor uitgeschakeld.
Zet de camera aan in weergavestand door de c (weergave)-knop ingedrukt te
houden. Het objectief schuift niet uit.
C Stroombesparingsfunctie (Automatisch uit)
Als er gedurende een bepaalde tijd niets wordt gedaan, gaat de monitor uit, de camera gaat naar de stand-
bystand en het camera-aan-lampje knippert. Als u de camera hierna nog ongeveer drie minuten lang niet
bedient, schakelt de camera zichzelf uit.
Om de monitor opnieuw in te schakelen terwijl het camera-aan-lampje knippert, drukt u op een van de
volgende knoppen:
- Hoofdschakelaar, ontspanknop, A (opnamestand)-knop, c (weergave)-knop of b (e filmopname)-
knop.
De tijd die verstrijkt voordat de camera naar de stand-bystand gaat, kan worden gewijzigd met de
instelling Automatisch uit in het setup-menu (A88).
De camera in de opname- of weergavestand gaat standaard na ongeveer één minuut naar de stand-
bystand.
Wanneer u de optionele lichtnetadapter EH-62G (apart verkrijgbaar) gebruikt, gaat de camera na
30 minuten (vast ingesteld) naar de stand-bystand.
0
0
8
8
50
50
50
Knippert
Geen handelingen
uitgevoerd
Geen
handelingen
uitgevoerd
Camera gaat naar
stand-bystand
Camera wordt
uitgeschakeld
3 min.
24
Stap 1 Schakel de camera in
Basisstappen voor opname en weergave
De taal, datum en tijd instellen
Wanneer de camera voor het eerst wordt ingeschakeld, verschijnt het taalkeuzescherm
en het instelscherm voor de datum en de tijd voor de cameraklok.
1 Tik op de gewenste taal.
Voor meer informatie over de bediening van het
aanraakpaneel, zie “Het aanraakpaneel gebruiken” (A4).
2 Tik op Ja.
3 Tik op E of F om uw eigen tijdzone te
selecteren en tik op I.
Zie pagina 25 voor meer informatie over “Zomertijd”.
Tik op J om terug te keren naar het vorige scherm.
4 Tik op de volgorde waarin de dag, de maand en
het jaar worden weergegeven.
5 Pas de datum en tijd aan en tik op I.
Tik op het gewenste veld en tik op A of B om de waarde
te bewerken.
Taal/Language
Italiano
Magyar
Nederlands
Norsk
Polski
Português (BR)
Português (PT)
Русский
Tijdzone kiezen en datum en
tijd instellen?
JaNee
Tijdzone en datum
Eigen tijdzone
Datumnotatie
J/M/D
D/M/J
M/D/J
DMJ
Datum en tijd
25
Stap 1 Schakel de camera in
Basisstappen voor opname en weergave
6 Tik op Ja.
De instellingen worden toegepast, het objectief schuift uit
en de camera gaat naar de opnamestand.
Zomertijd
Als de zomertijd van kracht is, tikt u op p in het selectiescherm voor de
tijdzone dat in stap 3 wordt weergegeven om de optie voor de zomertijd
in te schakelen.
Als de optie zomertijd is ingeschakeld, wordt W weergegeven boven in
de monitor. Om de optie zomertijd uit te zetten, tikt u opnieuw op p.
C De instelling voor de taal of de datum en tijd wijzigen
U kunt deze instellingen wijzigen met de instellingen Taal/Language en Tijdzone en datum in het
setup-menu (A88).
U kunt de zomertijd in- of uitschakelen door Tijdzone en datum en vervolgens Tijdzone te selecteren in
het setup-menu. Wanneer de zomertijd is ingeschakeld, springt de klok één uur vooruit; wanneer de
zomertijd is uitgeschakeld, springt de klok één uur terug. Wanneer de reisbestemming (x) is
geselecteerd, wordt het tijdverschil tussen de reisbestemming en de eigen tijdzone (w) automatisch
berekend en worden de datum en tijd in de geselecteerde regio opgeslagen tijdens de opname.
Wanneer u stopt zonder de datum en de tijd in te stellen, knippert O wanneer het opnamescherm wordt
weergegeven. Gebruik de instelling Tijdzone en datum in het setup-menu om de datum en tijd in te
stellen.
C De klokbatterij
De cameraklok wordt gevoed door de reservebatterij, die gescheiden is van de hoofdbatterij van de
camera.
De reservebatterij laadt op wanneer de hoofdbatterij in de camera is geplaatst of wanneer de camera is
verbonden met een optionele lichtnetadapter, en kan na ongeveer tien uur laden gedurende enkele
dagen als reservevoeding worden gebruikt.
Als de reservebatterij leeg raakt, verschijnt het instelscherm voor de datum en de tijd wanneer de camera
wordt ingeschakeld. Stel de datum en de tijd opnieuw in. Zie “De taal, datum en tijd instellen” (stap 2,
A24) voor meer informatie.
C De opnamedatum op afgedrukte beelden plaatsen
Stel de datum en de tijd in voor u opnamen maakt.
U kunt de opnamedatum permanent in beelden plaatsen terwijl ze worden genomen door
Datumstempel in te stellen in het setup-menu (A 88).
Wanneer u de opnamedatum wilt afdrukken zonder de instelling Datumstempel te gebruiken, drukt u
de opnamedatum af met de software ViewNX 2 (A77).
OK?
Ja Nee
Datum en tijd
Eigen tijdzone
26
Basisstappen voor opname en weergave
Stap 2 Selecteer een opnamestand
1 Druk op de knop A in de
opnamestand.
Het menu met opnamestanden verschijnt,
waar u de gewenste opnamestand kunt
kiezen.
2 Tik op het pictogram voor de gewenste
opnamestand.
In dit voorbeeld wordt de stand A (automatisch) gebruikt.
Tik op A Autostand.
Zie “Aanduidingen en handelingen van de monitor/het
aanraakscherm” (A6) voor meer informatie.
De instelling voor de opnamestand wordt opgeslagen
wanneer de camera wordt uitgezet.
Opnamestand
Autostand
0
0
8
8
50
50
50
27
Stap 2 Selecteer een opnamestand
Basisstappen voor opname en weergave
Beschikbare opnamestanden
C Functies die in elke opnamestand beschikbaar zijn
U kunt de instellingen voor flitsstand, zelfontspanner, macro-stand en belichtingscorrectie wijzigen. Zie
“Basisopname-instellingen” (A54) voor meer informatie.
Wanneer u de opnamestand gebruikt, tikt u op de tab d (A11) om de menu-opties voor de
geselecteerde stand weer te geven. Zie “Opnamefuncties” (A37) voor meer informatie over de menu-
opties die beschikbaar zijn voor de huidige opnamestand.
A Autostand A38
Gebruikt voor algemene opnamen. De instellingen kunnen worden aangepast in het
opnamemenu (A39) overeenkomstig de opnameomstandigheden en het gewenste type
opname.
C Onderwerp A41
Wanneer een opnameonderwerp is geselecteerd, worden de camera-instellingen
geoptimaliseerd om foto's van dat type onderwerp te maken.
Om een onderwerpstand te selecteren, tikt u op het pictogram van de gewenste
onderwerpstand in het menu met de opnamestanden.
R Speciale effecten A50
Effecten kunnen tijdens het fotograferen op beelden worden toegepast. Er zijn zes
verschillende effecten beschikbaar.
Om een effect te selecteren, geeft u eerst het menu met opnamestanden weer, waarna u
op het pictogram van het gewenste effect tikt.
F Slim portret A51
Wanneer de camera een lachend gezicht detecteert, kunt u automatisch een foto maken
zonder op de ontspanknop te drukken (Glimlachtimer). De optie Huid verzachten kan
worden gebruikt om de huidtinten van menselijke gezichten zacht weer te geven.
28
Basisstappen voor opname en weergave
Stap 3 Het beeld kadreren
1 Houd de camera met beide handen stevig vast.
Let op dat uw vingers en overige voorwerpen zich niet
voor het objectief, de flitser, de AF-hulpverlichting, de
microfoon of de luidspreker bevinden.
Als u “staande” opnamen maakt, draait u de camera op zo'n
manier dat de ingebouwde flitser zich boven het objectief
bevindt.
2 Kadreer de foto.
Als de camera een menselijk gezicht herkent, wordt dat
gezicht in een kader met een dubbele gele rand
(scherpstelveld) geplaatst (standaardinstelling).
De camera kan maximaal 12 gezichten herkennen.
Wanneer de camera meer dan één gezicht herkent, krijgt
het gezicht dat zich het dichtst bij de camera bevindt, een
dubbele rand en de andere gezichten een enkele rand.
Wanneer niet-menselijke onderwerpen worden
gefotografeerd of wanneer geen gezichten worden herkend, wordt het scherpstelveld niet
weergegeven. Kadreer het hoofdonderwerp nabij het midden van het beeld.
C Een statief gebruiken
Het is aan te bevelen een statief te gebruiken om de camera te stabiliseren in de volgende situaties:
- Wanneer u opnamen maakt met weinig licht of wanneer de flitsstand (A56) is ingesteld op c (Uit).
- Wanneer u de tele-instelling gebruikt.
Stel Vibratiereductie (A89) in op Uit in het setup-menu als u een statief gebruikt om de camera bij
opname te stabiliseren.
0
0
8
8
50
50
50
Pictogram Opnamestand
29
Stap 3 Het beeld kadreren
Basisstappen voor opname en weergave
De zoom gebruiken
Gebruik de zoomknop om de optische zoom te activeren.
Om dichter op het onderwerp in te zoomen, draait u de
zoomknop naar g (tele).
Om uit te zoomen en een groter gebied weer te geven,
draait u de zoomknop naar f (groothoek).
De zoomstand is ingesteld op de maximale
groothoekstand wanneer de camera wordt
ingeschakeld.
Een zoomaanduiding verschijnt aan de bovenzijde op de
monitor zodra de zoomknop wordt gedraaid.
Digitale zoom
Zodra de camera is ingezoomd op de maximale optische zoomstand, draait u de
zoomknop naar g en houdt u hem zo vast om de digitale zoom te activeren. Het
onderwerp wordt vergroot tot 4× de maximale optische zoomfactor.
De camera stelt scherp op het midden van het beeld en het scherpstelveld wordt
niet weergegeven als de digitale zoom van kracht is.
C Digitale zoom en interpolatie
In tegenstelling tot de optische zoom, wordt bij digitale zoom gebruik gemaakt van een techniek om
beelden te vergroten die interpolatie wordt genoemd; deze techniek resulteert in een geringe afname van
de beeldkwaliteit, afhankelijk van de beeldmodus (A64) en de zoomfactor van de digitale zoom.
Interpolatie wordt toegepast bij zoomstanden voorbij V wanneer u foto's maakt. Als de zoom voorbij de
stand V wordt verhoogd, wordt de interpolatie geactiveerd en wordt de zoomaanduiding geel om aan te
geven dat interpolatie wordt toegepast. V verplaatst naar rechts als het beeldformaat kleiner wordt,
waardoor u de zoomstanden kunt bevestigen waarbij foto's kunnen worden gemaakt zonder
kwaliteitsverlies voor u de opname maakt bij de huidige instelling voor het beeldformaat.
De digitale zoom kan worden uitgeschakeld met de optie Digitale zoom (A89) in het setup-menu.
Uitzoomen Inzoomen
Optische
zoom
Digitale
zoom
Maximale optische
zoom
Digitale zoom
ingeschakeld
Klein beeldformaat
30
Basisstappen voor opname en weergave
Stap 4 Scherpstellen en opnemen
1 Druk de ontspanknop half in, d.w.z.
druk lichtjes op de knop tot u een
lichte weerstand voelt.
Wanneer u de ontspanknop half indrukt,
stelt de camera de scherpstelling en de
belichting in (sluitertijd en
diafragmawaarde). De scherpstel- en
belichtingsinstellingen blijven geblokkeerd zolang u de ontspanknop half ingedrukt houdt.
Wanneer een gezicht wordt herkend:
De camera stelt scherp op het gezicht dat voorzien is van
de dubbele rand. Zodra dit gezicht scherp is, wordt de
dubbele rand groen.
Wanneer geen gezicht wordt herkend:
De camera beschikt over negen scherpstelvelden en
selecteert automatisch de scherpstelvelden met het
onderwerp dat zich het dichtst bij de camera bevindt.
Wanneer het onderwerp scherp is, worden de
scherpstelvelden die scherp zijn (maximaal negen velden)
groen.
Als u de digitale zoom gebruikt, verschijnt er géén
scherpstelveld en stelt de camera scherp op het midden van het beeld. Zodra de camera
heeft scherpgesteld, wordt de scherpstelaanduiding (A6) groen.
Terwijl de ontspanknop half is ingedrukt, kunnen het scherpstelveld of de
scherpstelaanduiding rood knipperen. Dit betekent dat de camera niet kan scherpstellen.
Wijzig de compositie en druk de ontspanknop opnieuw half in.
2 Druk de ontspanknop helemaal in.
De sluiter wordt losgelaten en het beeld wordt
opgenomen op de geheugenkaart of het interne
geheugen.
Wanneer u de ontspanknop met te veel kracht indrukt, kan
de camera trillen, waardoor de beelden onscherp kunnen zijn. Druk voorzichtig op de knop.
250
2501/
1/
1/
F3.5
F3.5
F3.5
Sluitertijd
Diafragmawaarde
250
2501/
1/
1/
F3.5
F3.5
F3.5
Sluitertijd
Diafragmawaarde
31
Stap 4 Scherpstellen en opnemen
Basisstappen voor opname en weergave
B Opmerking over het opnemen van beelden en het opslaan van films
De aanduiding die het aantal resterende opnamen aangeeft of de aanduiding die de maximale filmduur
aangeeft, knippert terwijl beelden worden opgenomen of terwijl een film wordt opgeslagen. Open het
deksel van het batterijvak/de geheugenkaartsleuf niet en verwijder de batterij of de geheugenkaart
niet terwijl een aanduiding knippert. Dit zou tot verlies van gegevens kunnen leiden of tot schade aan de
camera of de geheugenkaart.
B Onderwerpen die niet geschikt zijn voor Autofocus
Automatische scherpstelling levert in de volgende situaties mogelijk niet het gewenste resultaat op. Het kan
soms voorkomen dat niet wordt scherpgesteld op het onderwerp ondanks het feit dat het scherpstelveld of
de scherpstelaanduiding groen worden weergegeven.
Het onderwerp is zeer donker.
Er zijn voorwerpen met sterk verschillende helderheid in het onderwerp (bijv. wanneer de zon achter het
onderwerp staat en het onderwerp daardoor zeer donker wordt).
Er is geen contrast tussen het onderwerp en de omgeving (bijv. wanneer de persoon op de foto een wit
overhemd draagt en voor een witte muur staat).
Meerdere voorwerpen bevinden zich op verschillende afstanden van de camera (bijv. wanneer het
onderwerp in een kooi zit).
Regelmatige geometrische patronen (bijv. vensterjaloezieën of vensters in een wolkenkrabber).
Het onderwerp beweegt snel.
Druk in bovengenoemde situaties de ontspanknop enkele malen half in om opnieuw scherp te stellen of
stel scherp op een ander onderwerp (A40). Wanneer u scherpstelt op een ander onderwerp, moet dit
onderwerp zich op dezelfde afstand van de camera bevinden als het gewenste onderwerp wanneer de
ontspanknop half wordt indrukt.
B Wanneer het onderwerp zich dicht bij de camera bevindt
Als de camera niet kan scherpstellen, probeert u de macro-stand (A59) of de onderwerpstand Close-up
(A46).
B Opmerking over gezichtsherkenning
Zie “Opmerkingen over de gezichtsherkenningsfunctie” (A69) voor meer informatie.
C Aanraaksluiter
In de standaardinstelling kan de sluiter worden losgelaten door gewoon op een onderwerp in de monitor te
tikken (A39) in plaats van op de ontspanknop te drukken. De optie Aanraaksluiter kan worden gewijzigd
in de optie Aanraak-AF/AE, waarmee de camera de scherpstelling en de belichting kan instellen op het
onderwerp dat op de monitor wordt aangetikt. Wanneer u de optie Aanraak-AF/AE gebruikt, wordt het
beeld gemaakt door op de ontspanknop te drukken.
C AF-hulpverlichting en flitser
Als het onderwerp schaars verlicht is, licht de AF-hulpverlichting (A89) mogelijk op wanneer u de
ontspanknop half indrukt, of gaat de flitser (A55) af wanneer u de ontspanknop helemaal indrukt.
C Geen enkele opname missen
Als u bang bent dat u een opname zou missen, drukt u de ontspanknop helemaal in zonder hem eerst half
in te drukken.
32
Basisstappen voor opname en weergave
Stap 5 Beelden weergeven
1 Druk op de c (weergave)-knop.
Wanneer u omschakelt van de opnamestand naar de weergavestand, wordt het laatst
opgeslagen beeld weergegeven in de schermvullende weergavestand.
2 Sleep het huidige beeld
om het vorige of volgende
beeld weer te geven.
Om het vorige beeld weer te
geven, sleept u het beeld naar
rechts of tikt u op
G
.
Om het volgende beeld weer te
geven, sleept u het beeld naar
links of tikt u op
H
.
Tik op en houd
G
of
H
vast om de beelden vooruit of achteruit te doorlopen.
Haal de geheugenkaart uit de camera om beelden weer te
geven die opgeslagen zijn in het interne geheugen van de
camera. C wordt weergegeven nabij de weergave van het
huidige beeldnummer/totaal aantal beelden.
Druk op de knop A of op de ontspanknop om naar de
opnamestand te gaan. Door op de b (e filmopname)-
knop te drukken, keert de camera ook terug naar de
opnamestand.
C Beelden bekijken
Beelden kunnen onmiddellijk na het omschakelen naar het volgende of vorige beeld kort worden
weergegeven met lage resolutie.
Beelden die werden gemaakt met gezichtsherkenning (A68) of dierherkenning (A49) worden
gedraaid en automatisch in de schermvullende weergavestand weergegeven op basis van de oriëntatie
van de gedetecteerde gezichten, behalve foto's die werden gemaakt met Continu, BSS en Multi-shot
16 (A39) of met de functie Onderwerp volgen (A39).
De oriëntatie van beelden kan worden gewijzigd met Beeld draaien (A75).
C Types beelden selecteren voor weergave
Zie “Beschikbare functies in de weergavestand (weergavemenu)” (A 75) voor meer informatie.
Zie “Bepaalde types beelden selecteren voor weergave” (A72) voor meer informatie.
A (opnamestand)-knop c (weergave)-knop
b (e filmopname)-knop
4 / 4 4 / 4
4 / 4
0004. JPG
0004. JPG
0004. JPG
15/05/2013 15:30 15/05/2013 15:30
15/05/2013 15:30
4 / 4
4 / 4
4 / 4
0004. JPG
0004. JPG
0004. JPG
15/05/2013 15:30
15/05/2013 15:30
15/05/2013 15:30
Nr. huidig beeld/
totaal aantal beelden
33
Stap 5 Beelden weergeven
Basisstappen voor opname en weergave
De weergave van beelden wijzigen
Wanneer u de weergavestand gebruikt, kunt u de weergave van
beelden wijzigen door de zoomknop te draaien naar f (h) en g (i)
(A2).
Zoomweergave
U kunt op beelden inzoomen tot factor 10×. U kunt de zoomfactor aanpassen door
de zoomknop te draaien naar f (h) en g (i).
Om een ander gedeelte van het beeld te bekijken, sleept u het beeld of tikt u op A,
B, C of D.
Wanneer u een beeld bekijkt dat werd opgenomen met gezichtsherkenning (A68)
of dierherkenning (A49), zoomt de camera in op het tijdens de opname herkende
gezicht, behalve bij foto's die werden genomen met Continu, BSS en Multi-shot
16 of met de functie onderwerp volgen. Wanneer de camera meerdere gezichten
heeft gedetecteerd terwijl de foto werd gemaakt, tikt u op M of N om een ander
gezicht weer te geven. Draai de zoomknop naar f (h) of g (i) om de zoomfactor
aan te passen en terug te keren naar normale vergroting.
Om beelden te wissen, tikt u op E.
U kunt het beeld uitsnijden en het weergegeven gedeelte van het beeld als
afzonderlijk bestand opslaan door te tikken op G (E25).
Tik op
H
of tik dubbel op een beeld om terug te keren naar de schermvullende
weergavestand.
Miniatuurweergave
U kunt verschillende beelden op één scherm bekijken, zodat u gemakkelijk het
gewenste beeld kunt vinden.
U kunt het aantal weergegeven miniaturen wijzigen door de zoomknop te draaien
naar f (h) of g (i).
Om door de beelden te bladeren, sleept u uw vinger omhoog of omlaag op de
monitor of de bladerbalk, of tikt u op B of C.
Tik op een beeld om dit weer te geven in de schermvullende weergavestand.
4 / 4
4 / 4
4 / 4
0004. JPG
0004. JPG
0004. JPG
15/05/2013 15:30
15/05/2013 15:30
15/05/2013 15:30
3.0
3.0
3.0
Beeld wordt schermvullend weergegeven
Beeld wordt ingezoomd
Gids weergavegebied
g
(i)
f
(h)
10
4 / 4
4 / 4
4 / 4
0004. JPG
0004. JPG
0004. JPG
15/05/2013 15:30
15/05/2013 15:30
15/05/2013 15:30
Schermvullende weergave
Miniatuurweergave
(4, 9 en 16 beelden per scherm)
f
(h)
g
(i)
Bladerbalk
34
Basisstappen voor opname en weergave
Stap 6 Ongewenste beelden wissen
1 Geef een beeld weer dat u wilt wissen, tik op de
tab d om de menu-opties weer te geven
(A12) en tik op c.
2 Tik op de gewenste wisoptie.
Huidig beeld: Het momenteel schermvullend
weergegeven beeld of film wissen (A 86).
Wis gesel. beeld(en): Meerdere beelden selecteren en
wissen. Zie “Het scherm Wis gesel. beeld(en) gebruiken”
(A35) voor meer informatie.
Alle beelden: Alle beelden worden gewist.
Wanneer stap 1 wordt uitgevoerd in de miniatuurweergavestand (A33), selecteert u Wis
gesel. beeld(en) of Alle beelden.
3 Tik op Ja in het bevestigingsvenster Wissen.
Eenmaal gewiste beelden kunt u niet meer terughalen.
Om te stoppen zonder het beeld te wissen, tikt u op J of
Nee.
B Opmerkingen over wissen
Eenmaal gewiste beelden kunnen niet meer worden hersteld. Zet belangrijke beelden over naar een
computer voordat u ze wist.
Beveiligde beelden kunnen niet worden gewist (A75).
Wissen
Alle beelden
Wis gesel. beeld(en)
Huidig beeld
Wissen
JaNee
1beeld wissen?
35
Stap 6 Ongewenste beelden wissen
Basisstappen voor opname en weergave
Het scherm Wis gesel. beeld(en) gebruiken
1 Tik op een beeld om y weer te geven.
Om de selectie van het beeld op te heffen, tikt u nogmaals
op het beeld, zodat y verdwijnt.
Tik op B of C of sleep de bladerbalk verticaal om door de
weergave te bladeren.
Tik op n of o of draai de zoomknop naar g (i) of f (h)
om het aantal weergegeven beelden te wijzigen.
2 Voeg y toe aan alle te wissen beelden en tik op I om de selectie toe te
passen.
Het bevestigingsscherm verschijnt. Volg de instructies op het scherm voor meer
mogelijkheden.
C Bepaalde beeldtypes selecteren om te wissen
Wanneer u de stand Favoriete beelden, de stand Automatisch sorteren of de stand Sorteer op datum
gebruikt, kunt u de te wissen beelden selecteren op basis van een album, categorie of opnamedatum
(A72).
36
37
Opnamefuncties
Opnamefuncties
Dit hoofdstuk beschrijft de opnamestanden van de camera en de functies die
beschikbaar zijn in elke opnamestand.
U kunt opnamestanden selecteren en instellingen aanpassen overeenkomstig de
opnameomstandigheden en het soort beelden dat u wilt vastleggen.
Opnamestand
Autostand
0 0
8
8
5050 50
0
0
8
8
50
50
50
0
0
8
8
50
50
50
Flits-stand
Automatisch
38
Opnamefuncties
Opnamefuncties
A (Auto)-stand gebruiken
Gebruikt voor algemene opnamen. De instellingen kunnen worden aangepast in het
opnamemenu (A39) overeenkomstig de opnameomstandigheden en het gewenste
type opname.
Wanneer de camera een menselijk gezicht detecteert,
stelt de camera hierop automatisch scherp (zie
“Gezichtsherkenning” (A68) voor meer informatie).
Wanneer geen gezichten worden gedetecteerd,
selecteert de camera automatisch een of meer van de
negen scherpstelvelden met het onderwerp dat zich
het dichtst bij de camera bevindt. Zodra het onderwerp
scherp is, wordt het scherpstelveld (actieve
scherpstelveld) groen (maximaal negen velden).
In de standaardinstelling kan de sluiter worden losgelaten door gewoon op een
onderwerp in de monitor te tikken (A39) in plaats van op de ontspanknop te
drukken.
De optie Aanraaksluiter kan worden gewijzigd in de optie Aanraak-AF/AE,
waarmee de camera de scherpstelling en de belichting kan instellen op het
onderwerp dat op de monitor wordt aangetikt (Aanraaksluiter) (A39).
De optie Onderwerp volgen, waarmee het actieve scherpstelveld wordt verplaatst
om het geregistreerde onderwerp te volgen, kan worden ingeschakeld (A39).
De instellingen voor de stand A (Auto) aanpassen
U kunt de instellingen voor flitsstand, zelfontspanner, macro-stand en
belichtingscorrectie wijzigen. Zie “Basisopname-instellingen” (A54) voor meer
informatie.
Wanneer u op de tab d (A11) tikt, worden de beschikbare menu-opties in de
stand A (auto) weergegeven. Zie “Beschikbare opties in het opnamemenu
Automatisch” (A39) voor meer informatie.
In het opnamescherm M A (opnamestand)-knop M A (auto)-stand (A26–27)
250
2501/
1/
1/
F3.5
F3.5
F3.5
39
A (Auto)-stand gebruiken
Opnamefuncties
Beschikbare opties in het opnamemenu Automatisch
In de stand A (auto) kunnen de volgende opties worden
gewijzigd.
C Functies die niet tegelijk kunnen worden gebruikt
Bepaalde functies kunnen niet met andere menu-opties worden gebruikt (A66).
In het opnamescherm van de stand A (Automatisch) M Tik op de tab d (A11)
Optie Beschrijving A
A Beeldmodus
Hiermee kunt u de combinatie van beeldformaat en
beeldkwaliteit kiezen die moet worden gebruikt wanneer
beelden worden opgeslagen (A64).
De standaardinstelling is x 5153864.
Deze instelling wordt toegepast op andere opnamestanden.
64
q/s/r
Aanraakopname
Kies tussen Aanraaksluiter (standaardinstelling), waarmee u
de sluiter kunt ontspannen door op de monitor te tikken,
Aanraak-AF/AE, waarmee u het scherpstelveld kunt instellen
door op de monitor te tikken, en Onderwerp volgen,
waarmee het scherpstelveld wordt verplaatst om het
geregistreerde onderwerp te volgen.
E35
X ISO-waarde
Met een hogere ISO-gevoeligheid kunt u foto's maken van
donkere onderwerpen. Bovendien kunnen, zelfs bij
onderwerpen met gelijke helderheid, beelden met kortere
sluitertijden worden gemaakt, waardoor waasvorming ten
gevolge van cameratrilling en bewegingen van het onderwerp
kan worden beperkt. Wanneer de ISO-gevoeligheid is
ingesteld op
Automatisch
(standaardinstelling), stelt de
camera de ISO-gevoeligheid automatisch in.
E42
V Continu
Laat u toe te selecteren uit continue instellingen van
Enkelvoudig, Continu, BSS (A47) of Multi-shot 16. De
standaardinstelling is Enkelvoudig (m.a.w. er wordt slechts
één beeld tegelijk vastgelegd). In Continu, wanneer de
ontspanknop ingedrukt wordt gehouden, worden tot 6
beelden gemaakt aan een snelheid van ongeveer 0,9 beelden
per seconde (bps) wanneer Beeldmodus is ingesteld op
x 5153864.
E43
W Witbalans
Hiermee kunt u de kleuren van het beeld aanpassen aan de
lichtbron, zodat de kleuren eruit zien zoals het oog ze
waarneemt. Hoewel
Automatisch
(standaardinstelling) kan
worden gebruikt voor de meeste soorten licht, kan de witbalans
worden aangepast aan de toestand van de lucht of aan de
lichtbron, waardoor het beeld meer natuurlijke kleurtinten krijgt.
Zet de flitsstand (
A
55) op
c
(
Uit
) wanneer de witbalans is
ingesteld op een andere instelling dan
Automatisch
en
Flitser
.
E44
40
A (Auto)-stand gebruiken
Opnamefuncties
Onderwerpen die niet geschikt zijn voor autofocus
Wanneer u een onderwerp opneemt dat niet geschikt is voor autofocus (A 31),
probeert u enkele malen de ontspanknop half in te drukken om opnieuw scherp te
stellen, of probeert u de volgende technieken.
1 Schakel naar de stand A (auto) (A38)
en selecteer Aanraak-AF/AE voor de
instelling Aanraakopname.
2 Tik op een ander onderwerp dat zich
even ver van de camera bevindt als het
gewenste onderwerp.
3 Druk de ontspanknop half in.
De camera stelt scherp op het onderwerp en het
scherpstelveld wordt groen.
De belichting wordt vergrendeld voor het
onderwerp waarop werd scherpgesteld
wanneer de ontspanknop half werd ingedrukt.
4 Blijf de ontspanknop half ingedrukt
houden en pas de kadrering aan.
De afstand tussen de camera en het onderwerp
mag niet veranderen terwijl de ontspanknop half
ingedrukt is.
5 Druk de ontspanknop helemaal in om de foto te
maken.
Aanraak-AF/AE
0
0
8
8
50
50
50
250
250
2501/
1/
1/
F3.5
F3.5
F3.5
250
250
2501/
1/
1/
F3.5
F3.5
F3.5
41
Opnamefuncties
Onderwerpstand (Opname voor vastgestelde onderwerpen)
Wanneer een van de volgende onderwerpen is geselecteerd, worden de camera-
instellingen automatisch geoptimaliseerd voor het geselecteerde onderwerp.
C Een beschrijving van elke onderwerpstand weergeven (helpscherm)
Wanneer in het onderwerpselectiescherm op u wordt getikt, verschijnt
het helpselectiescherm. Tik op een onderwerppictogram om een
beschrijving van de functies van die stand weer te geven. Tik op J om
terug te keren naar het helpselectiescherm.
De instellingen voor de onderwerpstand wijzigen
U kunt de instellingen voor de flitsstand, zelfontspanner, macro-stand en
belichtingscorrectie voor bepaalde onderwerpen wijzigen. Zie
“Standaardinstellingen” (A62) voor meer informatie.
Als u op de tab d (A11) tikt, worden de beschikbare menuopties weergegeven.
U kunt de instellingen Beeldmodus (A64) en Aanraakopname (A39) instellen
in de onderwerpstand (de instellingen kunnen niet worden gewijzigd in bepaalde
onderwerpstanden).
-Wanneer u de instelling Beeldmodus wijzigt, wordt de nieuwe instelling
toegepast op alle opnamestanden.
- Aanraaksluiter (standaardinstelling) of Aanraak-AF/AE kunnen worden
geselecteerd voor Aanraakopname.
In het opnamescherm
M A
(opnamestand)-knop
M C
Onderwerp
M
selecteer een onderwerp
(A26–27)
x Autom.
scènekeuzekn.
(
A43
)
b Portret
(
A43
)
c Landschap
(
A43
)
d Sport
(
A44
)
e Nachtportret
(
A44
)
f Party/binnen
(
A44
)
Z Strand
(
A45
)
z Sneeuw
(
A45
)
h Zonsondergang
(
A45
)
i Schemering
(
A45
)
j Nachtlandschap
(
A46
)
k Close-up
(
A46
)
u Voedsel
(
A46
)
l Museum
(
A47
)
m Vuurwerk
(
A47
)
n Zwart-wit-kopie
(
A47
)
A Tekenen
(
A47
)
o Tegenlicht
(
A48
)
U Panorama assist
(
A48
)
O Dierenportret
(
A49
)
Helpselectie
42
Onderwerpstand (Opname voor vastgestelde onderwerpen)
Opnamefuncties
Onderwerpeffect aanpassen
De instelknop onderwerpeffecten wordt weergegeven
door in de hierna vermelde onderwerpstanden op g te
tikken.
Tik op of sleep de instelknop onderwerpeffecten om de
mate aan te passen waarin het effect wordt toegepast
op foto's die in de geselecteerde onderwerpstand
worden gemaakt.
Als u klaar bent met de aanpassing, tikt u op H om de
instelknop onderwerpeffecten te verbergen.
u Voedsel
c Landschap, k Close-up
h Zonsondergang, i Schemering
0
0
8
8
50
50
50
Instelknop
onderwerpeffecten
Meer rood
Meer blauw
Meer levendig
Minder levendig
Meer rood
Meer blauw
43
Onderwerpstand (Opname voor vastgestelde onderwerpen)
Opnamefuncties
Onderwerpstand (Opname voor vastgestelde onderwerpen)
x Autom. scènekeuzekn.
De camera maakt het fotograferen eenvoudiger door automatisch de optimale onderwerpstand
te selecteren, zoals hierna aangegeven, wanneer de opname wordt gekadreerd.
e: Portret, f: Landschap, h: Nachtportret, g: Nachtlandschap, i: Close-up, j: Tegenlicht,
d: Andere onderwerpen
Wanneer de camera automatisch een onderwerpstand selecteert, wordt het pictogram voor de
opnamestand dat in het opnamescherm wordt weergegeven, gewijzigd in het pictogram voor
de momenteel geactiveerde onderwerpstand.
Het gedeelte van het beeld waarop de camera scherpstelt (AF-veld) is afhankelijk van de
compositie van het beeld. Wanneer de camera een menselijk gezicht detecteert, stelt deze
scherp op dat gezicht. Zie “Gezichtsherkenning” (A 68) voor meer informatie.
Afhankelijk van de opnameomstandigheden selecteert de camera mogelijk niet de gewenste
onderwerpstand. In dit geval schakelt u naar de stand A (auto) (A38) of selecteert u de
gewenste onderwerpstand handmatig.
Digitale zoom is niet beschikbaar.
b Portret
Gebruik deze stand voor portretten.
De camera detecteert een menselijk gezicht en stelt hierop scherp (A68).
De camera verzacht huidtinten door de functie Huid verzachten toe te passen (A70).
Als geen gezichten worden herkend wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt, stelt de
camera scherp op het onderwerp in het midden van het beeld.
Digitale zoom is niet beschikbaar.
c Landschap
Gebruik deze stand voor levendige landschappen en stadsgezichten.
Het scherpstelveld of de scherpstelaanduiding (A30) lichten altijd groen op wanneer de
ontspanknop half wordt ingedrukt.
Gebruik de instelknop onderwerpeffecten (A42) om de beeldverzadiging aan te passen.
44
Onderwerpstand (Opname voor vastgestelde onderwerpen)
Opnamefuncties
Gebruik van een statief is aanbevolen in onderwerpstanden die aangegeven zijn met O. Stel
Vibratiereductie in op Uit in het setup-menu (A88) als u een statief gebruikt om de camera bij
opname te stabiliseren.
d Sport
Gebruik deze stand wanneer u opnamen maakt van sportmanifestaties. De camera legt een reeks
foto's vast zodat u duidelijk gedetailleerde bewegingen in een bewegend onderwerp kunt zien.
De camera stelt scherp op het midden van het beeld. Het scherpgestelde veld kan worden
gewijzigd met Aanraaksluiter (A39) of Aanraak-AF/AE (A39).
Om continu foto's te nemen, houdt u de ontspanknop ingedrukt. Wanneer Beeldmodus is
ingesteld op x 5153864, kunnen tot 6 beelden worden vastgelegd aan een snelheid van
ongeveer 0,9 beelden per seconde (bps).
De camera stelt voortdurend scherp zelfs wanneer de ontspanknop niet half wordt ingedrukt. U
hoort mogelijk het geluid van de scherpstelling van de camera.
Scherpstelling, belichting en tint worden ingesteld op de waarden bepaald voor het eerste
beeld in elke reeks.
De maximale beeldsnelheid bij continuopnamen hangt af van de huidige instelling voor de
beeldstand, de gebruikte geheugenkaart of de opnameomstandigheden.
De continu-opnamestand is uitgeschakeld en er kan slechts één foto tegelijk worden gemaakt
wanneer de sluiter wordt losgelaten met behulp van de functie Aanraaksluiter (A39).
e Nachtportret
Gebruik deze stand voor portretten gemaakt bij zonsondergang of s nachts.
De camera detecteert een menselijk gezicht en stelt hierop scherp (A68).
De camera verzacht huidtinten door de functie Huid verzachten toe te passen (A70).
Als geen gezichten worden herkend wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt, stelt de
camera scherp op het onderwerp in het midden van het beeld.
Digitale zoom is niet beschikbaar.
f Party/binnen
Het effect van kaarslicht en andere achtergrondverlichting binnenshuis wordt vastgelegd.
De camera stelt scherp op het midden van het beeld. Het scherpgestelde veld kan worden
gewijzigd met Aanraaksluiter (A39) of Aanraak-AF/AE (A39).
Houd de camera stevig vast wanneer u in donkere omgevingen fotografeert. Zet
Vibratiereductie (A89) op Uit wanneer u een statief gebruikt om de camera tijdens de
opname te stabiliseren.
O
45
Onderwerpstand (Opname voor vastgestelde onderwerpen)
Opnamefuncties
Z Strand
Voor heldere onderwerpen, zoals stranden en watervlakten.
De camera stelt scherp op het midden van het beeld. Het scherpgestelde veld kan worden
gewijzigd met Aanraaksluiter (A39) of Aanraak-AF/AE (A39).
z Sneeuw
Voor heldere onderwerpen, zoals een sneeuwvlakte.
De camera stelt scherp op het midden van het beeld. Het scherpgestelde veld kan worden
gewijzigd met Aanraaksluiter (A39) of Aanraak-AF/AE (A39).
h Zonsondergang
De diepe kleuren van zonsondergangen en zonsopgangen blijven behouden.
De camera stelt scherp op het midden van het beeld.
Gebruik de instelknop onderwerpeffecten (A42) om de beeldkleur aan te passen.
i Schemering
De kleuren van het zwakke, natuurlijke licht vóór zonsopgang en na zonsondergang blijven
behouden.
Het scherpstelveld of de scherpstelaanduiding (A30) lichten altijd groen op wanneer de
ontspanknop half wordt ingedrukt.
Gebruik de instelknop onderwerpeffecten (A42) om de beeldkleur aan te passen.
O
O
46
Onderwerpstand (Opname voor vastgestelde onderwerpen)
Opnamefuncties
Gebruik van een statief is aanbevolen in onderwerpstanden die aangegeven zijn met O. Stel
Vibratiereductie in op Uit in het setup-menu (A88) als u een statief gebruikt om de camera bij
opname te stabiliseren.
j Nachtlandschap
Er wordt een lange sluitertijd gebruikt om fraaie nachtelijke landschapsfoto's te maken.
Het scherpstelveld of de scherpstelaanduiding (A30) lichten altijd groen op wanneer de
ontspanknop half wordt ingedrukt.
k Close-up
Voor het fotograferen van bloemen, insecten en andere kleine voorwerpen op korte afstand.
Macro-stand (A59) is ingeschakeld en de camera zoomt automatisch naar de dichtstbijzijnde
positie waarop kan worden scherpgesteld.
De camera stelt scherp op het midden van het beeld. Het scherpgestelde veld kan worden
gewijzigd met Aanraaksluiter (A39) of Aanraak-AF/AE (A39).
Gebruik de instelknop onderwerpeffecten (A42) om de beeldverzadiging aan te passen.
De camera stelt voortdurend scherp zelfs wanneer de ontspanknop niet tot halverwege wordt
ingedrukt. U hoort mogelijk het geluid van de scherpstelling van de camera.
u Voedsel
Gebruik deze stand om foto's te maken van voedsel.
Macro-stand (A59) is ingeschakeld en de camera zoomt automatisch naar de dichtstbijzijnde
positie waarop kan worden scherpgesteld.
De camera stelt scherp op het midden van het beeld. Het scherpgestelde veld kan worden
gewijzigd met Aanraaksluiter (A39) of Aanraak-AF/AE (A39).
Gebruik de instelknop Onderwerpeffecten (A42) om de tint van het onderwerp aan te passen
wanneer deze door de verlichting wordt beïnvloed. Deze aanpassing blijft opgeslagen in het
geheugen van de camera, ook wanneer de camera wordt uitgeschakeld.
De camera stelt voortdurend scherp zelfs wanneer de ontspanknop niet tot halverwege wordt
ingedrukt. U hoort mogelijk het geluid van de scherpstelling van de camera.
O
47
Onderwerpstand (Opname voor vastgestelde onderwerpen)
Opnamefuncties
l Museum
Gebruik deze stand binnen als flitsen verboden is (bijvoorbeeld in musea en galeries), of in andere
gevallen waarin u geen flitser wilt gebruiken.
De camera stelt scherp op het midden van het beeld. Het scherpgestelde veld kan worden
gewijzigd met Aanraaksluiter (A39) of Aanraak-AF/AE (A39).
De camera legt een reeks van maximaal 10 beelden vast terwijl de ontspanknop helemaal
ingedrukt wordt gehouden, waarna het scherpste beeld in de reeks automatisch wordt
geselecteerd en opgeslagen (BSS (Best Shot Selector)).
BSS (Best Shot Selector) is uitgeschakeld wanneer u opneemt met aanraaksluiter (A39).
m Vuurwerk
Er worden lange sluitertijden gebruikt om de lichtsporen van vuurwerk vast te leggen.
De camera stelt scherp op oneindig.
De scherpstelaanduiding (A30) licht altijd groen op wanneer de ontspanknop half wordt
ingedrukt.
n Zwart-wit-kopie
Voor scherpe beelden van teksten of tekeningen op een whiteboard of in drukwerk.
De camera stelt scherp op het midden van het beeld. Het scherpgestelde veld kan worden
gewijzigd met Aanraaksluiter (A39) of Aanraak-AF/AE (A39).
Gebruik de camera in macro-stand (A59) wanneer u een opname van een voorwerp vanop
korte afstand maakt.
A Tekenen
Schrijf een memo of maak een tekening op het aanraakscherm en sla dit op als een beeld. Het
beeld wordt opgeslagen met de instelling O 640×480 voor de beeldmodus. Zie “De optie
Tekenen gebruiken” (E2) voor meer informatie.
O
48
Onderwerpstand (Opname voor vastgestelde onderwerpen)
Opnamefuncties
o Tegenlicht
Gebruik deze stand wanneer het licht van achter het onderwerp komt, waardoor een gezicht of
andere belangrijke details in de schaduw liggen. De flitser wordt automatisch gebruikt om
schaduwen “in te vullen” (te verlichten).
De camera stelt scherp op het midden van het beeld. Het scherpgestelde veld kan worden
gewijzigd met Aanraaksluiter (A39) of Aanraak-AF/AE (A39).
U Panorama assist
Neemt een reeks foto's die u op een computer kan samenvoegen tot een panorama (E3).
Tik op A, B, C of D om de richting te selecteren waarin de beelden in het voltooide
panorama zullen worden samengevoegd.
Nadat u de eerste foto heeft gemaakt met de ontspanknop of de aanraaksluiter, maakt u de
nodige opnamen terwijl u controleert hoe elke foto op de volgende foto aansluit. Om de
opname te beëindigen, tikt u op H.
Zet de beelden over naar een computer en gebruik Panorama Maker (A78, E4) om ze
samen te voegen tot één panorama.
49
Onderwerpstand (Opname voor vastgestelde onderwerpen)
Opnamefuncties
O Dierenportret
Gebruik deze stand om portretten te maken van dieren (honden of katten). Wanneer de camera
het gezicht van een hond of kat detecteert, stelt de camera scherp op het gezicht en wordt de
sluiter (Dierenp. autom. ontsp.) 3 keer automatisch ontspannen in de standaardinstelling.
Rond het gedetecteerde gezicht wordt een dubbele rand
(scherpstelveld) weergegeven, die groen wordt wanneer is
scherpgesteld.
De camera kan maximaal vijf gezichten herkennen. Wanneer de
camera meer dan een gezicht detecteert, wordt de dubbele
rand weergegeven rond het grootste gezicht, en een enkele
rand rond de andere gezichten.
Wanneer de ontspanknop wordt ingedrukt terwijl er geen
gezichten van dieren worden herkend, stelt de camera scherp
op het onderwerp in het midden van het beeld.
Om de instelling C Continu te wijzigen die in deze stand wordt gebruikt, tikt u op de tab d
om de menu-opties weer te geven.
- Enkelvoudig: De camera maakt één foto tegelijk.
- Continu (standaardinstelling): Wanneer de functie Dierenp. autom. ontsp. geactiveerd is en
scherpgesteld is op het gedetecteerde gezicht, ontspant de camera de sluiter 3 keer
(continue opnamesnelheid: circa 1 beelden per seconde wanneer de beeldstand is ingesteld
op x 5153864). Wanneer de functie Dierenp. autom. ontsp. is uitgeschakeld, kunnen tot
6 foto's continu worden gemaakt met een snelheid van ca. 0,9 beelden per seconde terwijl
de ontspanknop ingedrukt wordt gehouden (wanneer de beeldstand is ingesteld op
x 5153864).
Om de instelling Y Dierenp. autom. ontsp. te wijzigen, tikt u op de tab d om de menu-
opties weer te geven.
- Aan (standaardinstelling): De sluiter wordt automatisch ontspannen wanneer is
scherpgesteld op het gedetecteerde gezicht.
- Uit: De sluiter wordt ontspannen met de ontspanknop of de aanraaksluiter (A39).
Digitale zoom is niet beschikbaar.
Factoren zoals de afstand tussen het dier en de camera, de oriëntatie of de helderheid van het
gezicht en de snelheid waarmee het dier beweegt, kunnen voorkomen dat de camera de
gezichten van honden of katten detecteert of kunnen tot gevolg hebben dat de camera andere
gezichten dan de gezichten van honden en katten detecteert.
Dierenp. autom. ontsp. wordt automatisch uitgeschakeld wanneer:
- Vijf burstopnamen werden gemaakt.
- Het interne geheugen of de geheugenkaart vol is.
Om nog foto's te nemen met Dierenp. autom. ontsp., selecteert u de tab d en wijzigt u de
instelling Y Dierenp. autom. ontsp. opnieuw in Aan.
0
0
8
8
50
50
50
50
Opnamefuncties
Stand speciale effecten (effecten toepassen tijdens opname)
Effecten kunnen tijdens het fotograferen op beelden worden toegepast.
De volgende zes effecten zijn beschikbaar.
Wanneer Selectieve kleur is geselecteerd, tikt u op of
sleept u de schuifknop om de te behouden kleur te
selecteren.
Als u de gewenste kleur heeft geselecteerd, tikt u op H
om de schuifknop te verbergen. Om terug te keren naar
het kleurselectiescherm, tikt u op g.
De instellingen voor de stand speciale
effecten wijzigen
U kunt de instellingen voor flitsstand, zelfontspanner, macro-stand en
belichtingscorrectie wijzigen. Zie “Basisopname-instellingen” (A54) voor meer
informatie.
Tik op de tab d (A11) om de beschikbare menu-opties weer te geven. U kunt de
instellingen Beeldmodus (A64) en Aanraakopname (A39) wijzigen in de stand
Speciale effecten.
-Wanneer u de instelling Beeldmodus wijzigt, wordt de nieuwe instelling
toegepast op alle opnamestanden.
- Aanraaksluiter (standaardinstelling) of Aanraak-AF/AE kunnen worden
geselecteerd voor Aanraakopname.
In het opnamescherm M A (opnamestand)-knop M R Speciale effecten M
selecteer een effect (A26–27)
Categorie Beschrijving
O Zacht
Verzacht het beeld door een lichte waas aan het volledige beeld
toe te voegen.
P Nostalgisch sepia
Voegt een sepia toon toe en vermindert het contrast om de
eigenschappen van een oude foto te simuleren.
F Hoogcontrast monochr. Verandert het beeld in zwart-wit en geeft het een scherp contrast.
G High-key Geeft het volledige beeld een lichte toon.
H Low-key Geeft het volledige beeld een donkere toon.
I Selectieve kleur
Maakt een zwart-wit-beeld waarin alleen de opgegeven kleur
behouden blijft.
Speciale effecten
0
0
8
8
50
50
50
51
Opnamefuncties
Stand Slim portret (beelden van lachende gezichten vastleggen)
Wanneer de camera een lachend gezicht detecteert, kunt u automatisch een foto
maken zonder op de ontspanknop te drukken (Glimlachtimer). U kunt de optie Huid
verzachten gebruiken om de huidtinten van menselijke gezichten te verzachten.
1 Kadreer een foto en wacht tot het onderwerp
lacht zonder de ontspanknop in te drukken.
Wanneer de camera een menselijk gezicht herkent, wordt
een dubbele gele rand (scherpstelveld) weergegeven rond
dat gezicht. Wanneer op dat gezicht is scherpgesteld,
wordt de dubbele rand eventjes groen en wordt de
scherpstelling vergrendeld.
De camera kan maximaal drie gezichten herkennen.
Wanneer de camera meer dan één gezicht herkent, wordt de dubbele rand weergegeven
rond het gezicht dat zich het dichtst bij het midden van het beeld bevindt en een enkele
rand rond de andere gezichten.
Tik op het gezicht dat een enkele rand heeft om het scherpstelveld naar dat gezicht te
verplaatsen.
Als de camera detecteert dat het gezicht dat door de dubbele gele rand omkaderd is,
glimlacht, wordt Glimlachtimer (A53) geactiveerd en wordt de sluiter automatisch
ontspannen.
Telkens wanneer de sluiter wordt losgelaten, start de camera opnieuw met
gezichtsherkenning en glimlachdetectie voor continue automatische opnamen.
2 Beëindig de opname.
U kunt een van de volgende handelingen uitvoeren om de glimlachdetectie te annuleren
en de opname te stoppen.
-Zet de camera uit.
-Stel Glimlachtimer in op Uit.
- Druk op de knop A en selecteer een andere opnamestand.
In het opnamescherm M A (opnamestand)-knop M F Slim portret (A26–27)
250
250
2501/
1/
1/
F3.5
F3.5
F3.5
52
Stand Slim portret (beelden van lachende gezichten vastleggen)
Opnamefuncties
B Opmerkingen over de stand Slim portret
Digitale zoom is niet beschikbaar.
In bepaalde opnameomstandigheden kan de camera gezichten of een glimlach niet herkennen.
Zie “Opmerkingen over de gezichtsherkenningsfunctie” (A69) voor meer informatie.
C Automatische uitschakeling in de stand Glimlachtimer
Wanneer Glimlachtimer is ingesteld op Aan, is de functie Automatisch uit (A89) geactiveerd en schakelt
de camera uit als één van de hierna aangegeven situaties zich blijft voordoen en er geen andere
bewerkingen worden uitgevoerd.
De camera herkent geen gezichten.
De camera herkent een gezicht, maar kan geen glimlach detecteren.
C Zelfontspannerlampje
Het zelfontspannerlampje knippert langzaam wanneer de glimlachtimer is ingeschakeld en de camera een
gezicht herkent, en het knippert snel zodra de sluiter wordt ontspannen.
C De sluiter handmatig ontspannen
De sluiter kan ook worden ontspannen door op de ontspanknop te drukken. Als geen gezichten worden
herkend, stelt de camera scherp op het onderwerp in het midden van het beeld.
53
Stand Slim portret (beelden van lachende gezichten vastleggen)
Opnamefuncties
De instellingen voor de stand Slim portret wijzigen
U kunt de instellingen voor de flitsstand, zelfontspanner en belichtingscorrectie
wijzigen. Zie “Basisopname-instellingen” (A54) voor meer informatie.
Als u op de tab d tikt (A11), verschijnen de beschikbare menu-opties in de stand
Slim portret. Zie “Menuopties Slim portret” (A53) voor meer informatie.
Menuopties Slim portret
In de stand Slim portret kunnen de volgende opties
worden gewijzigd.
C Functies die niet tegelijk kunnen worden gebruikt
Bepaalde functies kunnen niet met andere menu-opties worden gebruikt (A66).
In het opnamescherm van de stand Slim portret M Tik op de tab d (A11)
Optie Beschrijving A
A Beeldmodus
Hiermee kunt u de combinatie van beeldformaat en
beeldkwaliteit kiezen die moet worden gebruikt wanneer
beelden worden opgeslagen (A64).
De standaardinstelling is x 5153864. Deze instelling
wordt toegepast op andere opnamestanden.
64
q/r
Aanraakopname
Kies uit Aanraaksluiter (standaardinstelling), waarmee u de
sluiter kunt ontspannen door op de monitor te tikken, of
Aanraak-AF/AE, waarmee u een scherpstelveld kunt
instellen door op de monitor te tikken.
E35
e Huid verzachten
Hiermee kunt u het effect Huid verzachten instellen. De
camera verzacht gezichtstinten door de functie Huid
verzachten toe te passen voor beelden worden opgeslagen. U
kunt de intensiteit van het toegepaste effect selecteren. De
standaardinstelling is Normaal.
E47
y Knipperdetectie
Wanneer Aan is geselecteerd, laat de camera telkens als een
foto wordt gemaakt automatisch tweemaal de sluiter los. Van
de twee foto's wordt de foto bewaard waarop het onderwerp
zijn ogen open heeft.
De flitser kan niet worden gebruikt wanneer Aan is
geselecteerd. De standaardinstelling is Uit.
E48
a Glimlachtimer
Wanneer Aan (standaardinstelling) is geselecteerd, gebruikt
de camera gezichtsherkenning om een menselijk gezicht te
herkennen en laat automatisch de sluiter los wanneer een
glimlach wordt gedetecteerd. Met deze functie kan de
zelfontspanner niet worden gebruikt.
E48
54
Opnamefuncties
Basisopname-instellingen
In de opnamestand kunt u de volgende functies instellen
door op de pictogrammen onderaan de monitor te tikken:
1Flitsstand
2 Zelfontspanner
3 Macrostand
4 Belichtingscompensatie
Wanneer de pictogrammen verborgen zijn, tikt u op A.
Beschikbare functies voor elke opnamestand
De functies die kunnen worden ingesteld variëren naargelang de opnamestand, zoals
hierna weergegeven.
Zie “Standaardinstellingen” (A62) voor meer informatie over de
standaardinstellingen in elke opnamestand.
1
Is afhankelijk van het onderwerp. Zie “Standaardinstellingen” (A62) voor meer informatie.
2
Is afhankelijk van de instellingen voor het menu Slim portret. Zie “Standaardinstellingen” (A62)
voor meer informatie.
C Functies die niet tegelijk kunnen worden gebruikt
Bepaalde functies kunnen niet met andere menu-opties worden gebruikt (A66).
Functies
A C R F
Flits-stand (A55)
w
1
ww
2
Zelfontspanner (A57)
www
2
Macro-stand (A59)
ww
Belichtingscompensatie
(A61)
www
0
0
8
8
50
50
50
1 2 3 4
55
Basisopname-instellingen
Opnamefuncties
De flitser gebruiken (flitsstanden)
De flitsstand kan worden geselecteerd overeenkomstig de opnameomstandigheden.
1 Tik op het pictogram Flitsstand.
2 Tik op het pictogram voor de gewenste
flitsstand.
Zie “Beschikbare flitsstanden” (A56) voor meer informatie.
Tik op het instelpictogram voor de flitsstand om terug te
keren naar het vorige scherm.
Als u op een ander pictogram tikt, wordt het instelscherm
voor die optie weergegeven.
3 Kadreer het onderwerp en maak een foto.
Het flitserlampje geeft de status van de flitser aan wanneer
de ontspanknop half wordt ingedrukt.
- Aan: De flitser wordt gebruikt wanneer u de ontspanknop
helemaal indrukt.
- Knippert: De flitser wordt opgeladen. De camera kan geen
foto's maken.
- Uit: De flitser wordt niet gebruikt wanneer een foto wordt gemaakt.
Als de batterij bijna leeg is, gaat de monitor uit terwijl de flitser wordt opgeladen.
C Effectief bereik van de flitser
Wanneer ISO-waarde is ingesteld op Automatisch, heeft de flitser een bereik van 0,5–4,5 m in de maximale
groothoekstand en een bereik van 1,0–2,4 m in de maximale telestand.
0
0
8
8
50
50
50
Flits-stand
Automatisch
56
Basisopname-instellingen
Opnamefuncties
Beschikbare flitsstanden
C De flitsstandinstelling
De instelling van de flitsstand is afhankelijk van de opnamestand.
- Zie “Standaardinstellingen” (A62) voor meer informatie.
- Zie “Beschikbare functies voor elke opnamestand” (A54) voor meer informatie.
Bepaalde functies kunnen niet met andere menu-opties worden gebruikt (A66).
De instelling voor de flitsstand die wordt gebruikt in de stand A (auto), wordt opgeslagen in het
geheugen van de camera, zelfs als de camera uitgezet is.
C Rode-ogenreductie
Deze camera heeft een functie voor geavanceerde rode-ogenreductie (“Rode-ogenreductie van de
camera”).
Als de camera rode ogen vaststelt wanneer een beeld wordt gemaakt, wordt het gebied in kwestie bewerkt
om rode ogen te verminderen voordat het beeld wordt opgeslagen.
Houd rekening met het volgende tijdens de opname:
Er is meer tijd nodig om beelden op te slaan.
Rode-ogenreductie zal niet bij alle situaties het gewenste resultaat opleveren.
In sporadische gevallen zullen ook andere gebieden dan alleen rode ogen door de camera worden
nabewerkt. Gebruik in zo'n geval een andere flitsstand en probeer het opnieuw.
a
Automatisch
Bij weinig licht wordt de flitser automatisch gebruikt.
b
Autom. met rode-ogenred.
Geschikt voor foto's van mensen. Deze optie vermindert het “rode ogen”-fenomeen dat
wordt veroorzaakt door het gebruik van de flitser.
c
Uit
De flitser gaat niet af, ook niet bij weinig licht.
Het is aan te bevelen een statief te gebruiken om de camera te stabiliseren wanneer u
met weinig licht fotografeert.
X
Invulflits
De flitser wordt bij elk beeld gebruikt. Gebruik deze stand om schaduwen en
onderwerpen in tegenlicht “in te vullen” (te verlichten).
d
Lange sluitertijd
Automatische flitsstand wordt gecombineerd met een lange sluitertijd.
Geschikt voor avond- en nachtportretten met achtergronddecors.
De flitser verlicht het hoofdonderwerp. De lange sluitertijd wordt gebruikt om in het
donker of bij weinig licht de achtergrond vast te leggen.
57
Basisopname-instellingen
Opnamefuncties
De zelfontspanner gebruiken
De camera is voorzien van een zelfontspanner, die de sluiter tien seconden of twee
seconden na het indrukken van de ontspanknop ontspant. Het gebruik van de
zelfontspanner is aangewezen wanneer u zelf in de foto wilt voorkomen en wanneer u
de gevolgen van cameratrilling wilt vermijden die zich voordoet wanneer u op de
ontspanknop drukt. Bij gebruik van de zelfontspanner wordt een statief aanbevolen.
Stel Vibratiereductie in op Uit in het setup-menu (A88) als u een statief gebruikt om
de camera bij opname te stabiliseren.
1 Tik op het pictogram voor de zelfontspanner.
2 Tik op Y of Z.
Y (tien seconden): voor belangrijke gelegenheden, zoals
bruiloften
Z (twee seconden): om cameratrilling te voorkomen
De geselecteerde zelfontspannerstand wordt
weergegeven.
Tik op het instelpictogram voor de zelfontspanner om
terug te keren naar het vorige scherm.
Als u op een ander pictogram tikt, wordt het instelscherm voor die optie weergegeven.
3 Kadreer de foto en druk de ontspanknop
half in.
Scherpstelling en belichting worden ingesteld.
0
0
8
8
50
50
50
Zelfontspanner
Uit
250
250
2501/
1/
1/
F3.5
F3.5
F3.5
58
Basisopname-instellingen
Opnamefuncties
4 Druk de ontspanknop helemaal in.
De zelfontspanner start en het aantal seconden
tot de opname wordt op de monitor
weergegeven. Het zelfontspannerlampje
knippert terwijl de timer aftelt. Ongeveer één
seconde voordat de sluiter wordt ontspannen,
gaat het lampje continu branden.
Zodra de sluiter is ontspannen, wordt de
zelfontspanner weer op OFF gezet.
Als u de zelfontspanner wilt stoppen voordat
een beeld is gemaakt, drukt u nogmaals op de
ontspanknop.
B Opmerking over zelfontspanner
Bepaalde functies kunnen niet met andere menu-opties worden gebruikt (A66).
250
250
2501/
1/
1/
F3.5
F3.5
F3.5
59
Basisopname-instellingen
Opnamefuncties
Gebruik van Macro-stand
Wanneer u de macro-stand gebruikt, kan de camera scherpstellen op een onderwerp
op een afstand van 5 cm of meer van de voorzijde van het objectief. Deze functie is
handig wanneer u van dichtbij beelden wilt maken van bloemen en andere kleine
voorwerpen.
1 Tik op het pictogram Macro-stand.
2 Tik op o.
Tik op het instelpictogram voor de macro-stand om terug
te keren naar het vorige scherm.
Als u op een ander pictogram tikt, wordt het instelscherm
voor die optie weergegeven.
3 Gebruik de zoomknop om de zoomfactor op een
positie te zetten waarbij F en de
zoomaanduiding groen oplichten.
Hoe dicht u tijdens de opname naar het onderwerp kunt
gaan, is afhankelijk van de zoomverhouding. Wanneer de
zoomverhouding is ingesteld op een positie waarbij F en
de zoomaanduiding groen oplichten, kan de camera scherpstellen op onderwerpen tot op
ca. 10 cm van het objectief. De camera kan scherpstellen op onderwerpen tot op circa 5 cm
van het objectief wanneer de zoom zich in de maximale groothoekstand bevindt (in de
positie waar G wordt weergegeven).
0
0
8
8
50
50
50
Macro-stand
Aan
UitAan
60
Basisopname-instellingen
Opnamefuncties
B Opmerking over het gebruik van de flitser
De flitser kan mogelijk het volledige onderwerp niet verlichten op afstanden van minder dan 50 cm.
C Autofocus
Wanneer foto's in de macro-stand worden gemaakt, past de camera de scherpstelling continu aan tot de
ontspanknop half wordt ingedrukt om de scherpstelling te vergrendelen. Daardoor kunt u het geluid van de
objectiefmotor eventueel horen.
C De instelling Macro-stand
Afhankelijk van de opnamestand kan de macro-stand niet worden gebruikt. Zie “Standaardinstellingen”
(A62) voor meer informatie.
Bepaalde functies kunnen niet met andere menu-opties worden gebruikt (A66).
De instelling voor de macro-stand die wordt gebruikt in de stand A (auto) wordt opgeslagen in het
geheugen van de camera, zelfs als de camera is uitgezet.
61
Basisopname-instellingen
Opnamefuncties
Helderheid aanpassen (Belichtingscompensatie)
Belichtingscompensatie wordt gebruikt om de door de camera geselecteerde
belichtingswaarde te wijzigen, zodat u beelden lichter of donkerder kunt maken.
1 Tik op het pictogram voor de
belichtingscorrectie.
2 Tik op C of D om de
belichtingscorrectiewaarde te wijzigen.
Om het beeld lichter te maken, past u positieve (+)
belichtingscorrectie toe.
Om het beeld donkerder te maken, past u negatieve (–)
belichtingscorrectie toe.
U kunt ook de instelknop slepen om de waarde te wijzigen.
Als gedurende enkele seconden geen handelingen worden uitgevoerd, keert de monitor
terug naar het opnamescherm.
3 Druk de ontspanknop in om een foto te maken.
Om het instelscherm te verlaten zonder een foto te maken,
tikt u op J.
Om de belichtingscorrectie te annuleren, keert u terug naar
stap 1, zet u de waarde weer op 0 en tikt u op J.
C Waarde voor belichtingscorrectie
De belichtingscorrectiewaarde die wordt gebruikt in de stand A (auto), wordt opgeslagen in het geheugen
van de camera, zelfs als de camera is uitgezet.
0
0
8
8
50
50
50
Belichtingscompensatie
Belichtingscompensatie
62
Basisopname-instellingen
Opnamefuncties
Standaardinstellingen
De standaardinstellingen voor elke functie in elke opnamestand worden hierna
beschreven.
Op de volgende pagina vindt u informatie over de standaardinstellingen in de
opnamestanden.
1
De functie kan niet worden gebruikt wanneer Knipperdetectie is ingesteld op Aan.
2
De functie kan worden gebruikt wanneer Glimlachtimer is ingesteld op Uit.
3
De instelling kan niet worden gewijzigd.
De instelling die wordt gebruikt in de stand A (auto), wordt opgeslagen in het
geheugen van de camera, zelfs als de camera uitgezet is (behalve de instelling van
de zelfontspanner).
Flits-stand
(A55)
Zelfontspanner
(A57)
Macro-stand
(A59)
Belichtingscompensatie
(A61)
A (auto) a Uit Uit 0,0
R (Speciale effecten) a Uit Uit 0,0
F (Slim portret)
a
1
Uit
2
Uit
3
0,0
63
Basisopname-instellingen
Opnamefuncties
De standaardinstellingen voor elke functie in onderwerpstand worden hierna
beschreven.
1
De camera selecteert automatisch de optimale flitsstand voor de door de camera geselecteerde
onderwerpstand (A55). c (Uit) kan handmatig worden geselecteerd.
2
De instelling kan niet worden gewijzigd.
3
Wanneer de camera de onderwerpstand close-up selecteert in de onderwerpstand Autom.
scènekeuzekn., is de macro-stand (A59) ingeschakeld.
4
De flitsstand is vastgezet op invulflits met trage synchronisatie met rode-ogenreductie.
5
De instelling kan omschakelen naar trage synchronisatie met rode-ogenreductie.
6
De zelfontspanner is uitgeschakeld. De Dierenp. autom. ontsp.-sluiter kan worden in- of
uitgeschakeld (A49).
C Functies die niet tegelijk kunnen worden gebruikt
Bepaalde functies kunnen niet met andere menu-opties worden gebruikt (A66).
Flits-stand
(A55)
Zelfontspanner
(A57)
Macro-stand
(A59)
Belichtingscompensatie
(A61)
x (A43) a
1
Uit
3
0
b (A43) b Uit Uit
2
0
c (A43) c
2
Uit Uit
2
0
d (A44) c
2
Uit
2
Uit
2
0
e (A44) b
4
Uit Uit
2
0
f (A44) b
5
Uit Uit
2
0
Z (A45) a Uit Uit
2
0
z (A45) a Uit Uit
2
0
h (A45) c
2
Uit Uit
2
0
i (A45) c
2
Uit Uit
2
0
j (A46) c
2
Uit Uit
2
0
k (A46) c Uit Aan
2
0
u (A46) c
2
Uit Aan
2
0
l (A47) c
2
Uit Uit 0
m (A47) c
2
Uit
2
Uit
2
0
2
n (A47) c Uit Uit 0
A
(A47) ––––
o (A48) X
2
Uit Uit
2
0
U (A48) c Uit Uit 0
O (A49) c
2
6
Uit 0
64
Opnamefuncties
A Het beeldformaat wijzigen (Beeldmodus)
U kunt de instelling Beeldmodus in het opnamemenu gebruiken om de combinatie
van beeldformaat en compressieverhouding te selecteren die moet worden gebruikt
wanneer beelden worden opgeslagen.
Stel de beeldmodus in die het best geschikt is voor de manier waarop de beelden
zullen worden gebruikt, en overeenkomstig de capaciteit van het interne geheugen of
de geheugenkaart. Hoe groter de instelling voor beeldmodus, hoe sterker vergroot
beelden kunnen worden afgedrukt, maar ze nemen meer geheugenruimte in.
Instellingen beeldmodus (beeldformaat en beeldkwaliteit)
* Het totaal aantal opgenomen pixels en het aantal pixels dat horizontaal en verticaal wordt
opgenomen.
Voorbeeld: x 5153864 = Ca. 20 megapixels, 5152 × 3864 pixels
In het opnamescherm M Tik op de tab d M A Beeldmodus
Beeldmodus* Beschrijving
w 5152×3864P
Hogere kwaliteit dan x, geschikt voor vergrotingen of afdrukken van
hoge kwaliteit. De compressieverhouding is circa 1:4.
x 5152×3864
(standaardinstelling)
Dit is in de meeste omstandigheden de beste keuze. De
compressieverhouding is circa 1:8.i 3648×2736
r 2272×1704
q 1600×1200
Kleiner formaat dan x, i of r, om meer beelden te kunnen opslaan. De
compressieverhouding is circa 1:8.
O 640×480
Geschikt voor schermvullende weergave op een televisie met een
beeldverhouding van 4:3, of voor verspreiding per e-mail. De
compressieverhouding is circa 1:8.
z 5120×2880
Beelden met een beeldverhouding van 16:9 worden opgeslagen. De
compressieverhouding is circa 1:8.
65
A Het beeldformaat wijzigen (Beeldmodus)
Opnamefuncties
C Beeldmodus
De instelling kan ook worden gewijzigd in andere standen dan de stand A (auto), door op de tab d te
tikken om de menu-opties weer te geven en daarna op A te tikken.
Wijzigingen die aangebracht zijn aan de instelling voor de beeldmodus, worden toegepast op alle
opnamestanden.
Bepaalde functies kunnen niet met andere menu-opties worden gebruikt (A66).
C Aantal resterende opnamen
In de volgende tabel ziet u hoeveel beelden er ongeveer kunnen worden opgeslagen op een
geheugenkaart van 4 GB. Let op: vanwege de JPEG-compressie hangt het aantal beelden dat kan worden
opgeslagen, af van de compositie van het beeld. Dit aantal kan verschillen naargelang het merk van de
geheugenkaart, zelfs wanneer voor de geheugenkaarten dezelfde capaciteit wordt opgegeven.
Op het opnamescherm kunt u het aantal beelden controleren dat kan worden opgeslagen wanneer naar
het interne geheugen wordt opgeslagen (circa 71 MB).
1
Het aantal resterende opnamen wordt weergegeven in het opnamescherm wanneer er 50 of
minder overblijven (A22).
2
Als er 10.000 of meer foto's opgeslagen zijn in de camera, wordt “9999” weergegeven in het
weergavescherm als het huidige beeldnummer of het totaal aantal beelden.
3
Afdrukformaat bij een afdrukresolutie van 300 dpi. Afdrukformaten worden berekend door het
aantal pixels te delen door de printerresolutie (dpi) en het resultaat te vermenigvuldigen met
2,54 cm. Wanneer beelden echter op hetzelfde beeldformaat worden afgedrukt op hogere
resolutie, worden ze kleiner afgedrukt dan het aangegeven formaat; als ze worden afgedrukt op
lagere resolutie, worden ze groter afgedrukt dan het aangegeven formaat.
Beeldmodus Geheugenkaart
1, 2
(4 GB) Afdrukformaat
3
(cm)
w 5152×3864P 350 Circa 43 × 32
x 5152×3864 710 Circa 43 × 32
i 3648×2736 1400 Circa 31 × 23
r 2272×1704 3490 Circa 19 × 14
q 1600×1200 6650 Circa 13 × 10
O 640×480 26300 Circa 5 × 4
z 5120×2880 950 Circa 43 × 24
66
Opnamefuncties
Functies die niet tegelijk kunnen worden gebruikt
Bepaalde functies kunnen niet met andere menu-opties worden gebruikt.
Beperkte functie Optie Beschrijving
Flits-stand
Continu (A39)
Wanneer Continu, BSS, of Multi-shot 16 is
geselecteerd, is de flitser uitgeschakeld.
Knipperdetectie
(A53)
Wanneer Aan is geselecteerd, is de flitser
uitgeschakeld.
Zelfontspanner
Onderwerp volgen
(A39)
Wanneer aanraakopname is ingesteld op
Onderwerp volgen, is de zelfontspanner
uitgeschakeld.
Macro-stand
Onderwerp volgen
(A39)
Wanneer aanraakopname is ingesteld op
Onderwerp volgen, is de macro-stand
uitgeschakeld.
Beeldmodus
Continu (A39)
Wanneer Multi-shot 16 is geselecteerd, wordt de
instelling voor de Beeldmodus vastgezet op
L (beeldformaat: 2560 × 1920 pixels).
ISO-waarde (A39)
Wanneer de
ISO-waarde
-instelling
3200
is, zijn de
beschikbare
Beeldmodus
-instellingen beperkt tot
r
2271704
,
q
1600×1200
en
O
640×480
. Als
een ander beeldformaat dan deze wordt ingesteld voor
ISO-waarde
wordt gewijzigd in
3200
, wordt de
instelling automatisch gewijzigd in
r
2271704
.
ISO-waarde Continu (A39)
Wanneer Multi-shot 16 geselecteerd is, wordt de
instelling ISO-waarde automatisch bepaald op
basis van de helderheid.
Continu
Zelfontspanner
(A57)
Wanneer een foto wordt gemaakt met de
zelfontspanner, is de continu-instelling vastgezet op
Enkelvoudig.
Aanraaksluiter
(A39)
Wanneer de functie Aanraaksluiter wordt gebruikt,
wordt één beeld gemaakt telkens wanneer op de
monitor wordt getikt.
Bewegingsdetectie
Onderwerp volgen
(A39)
Wanneer een foto wordt gemaakt met de functie
Onderwerp volgen, is Bewegingsdetectie
uitgeschakeld.
Continu (A39)
Wanneer Multi-shot 16 is geselecteerd, is
Bewegingsdetectie niet in geschakeld.
ISO-waarde (A39)
Wanneer een andere instelling dan Automatisch is
geselecteerd voor ISO-waarde, is
Bewegingsdetectie uitgeschakeld.
67
Functies die niet tegelijk kunnen worden gebruikt
Opnamefuncties
B Opmerkingen over digitale zoom
Afhankelijk van de opnamestand kan de digitale zoom niet worden gebruikt (E73).
Als de digitale zoom van kracht is, stelt de camera scherp op het onderwerp in het midden van het beeld.
Knipperwaarsch. Continu (A39)
Wanneer Continu, BSS of Multi-shot 16 is
geselecteerd, wordt Knipperwaarsch.
uitgeschakeld.
Digitale zoom
Continu (A39)
Wanneer Multi-shot 16 geselecteerd is, is de
digitale zoom niet beschikbaar.
Onderwerp volgen
(A39)
Wanneer aanraakopname is ingesteld op
Onderwerp volgen, is de digitale zoom
uitgeschakeld.
Beperkte functie Optie Beschrijving
68
Opnamefuncties
Gezichtsherkenning
In de volgende opnamestanden gebruikt de camera
gezichtsherkenning om automatisch scherp te stellen op
menselijke gezichten. Wanneer de camera meer dan één
gezicht herkent, wordt een dubbele rand weergegeven
rond het gezicht waarop de camera zal scherpstellen, en
wordt een enkele rand weergegeven rond de andere
gezichten.
Wanneer in de stand A (auto) geen gezichten worden gedetecteerd wanneer de
ontspanknop half wordt ingedrukt, selecteert de camera automatisch een (of meer)
van de negen scherpstelvelden met het onderwerp dat zich het dichtst bij de
camera bevindt.
In de onderwerpstand Autom. scènekeuzekn. verandert het scherpstelveld
afhankelijk van het geselecteerde onderwerp.
Wanneer in de onderwerpstanden Portret en Nachtportret of in de stand Slim
portret geen gezichten worden gedetecteerd wanneer de ontspanknop half wordt
ingedrukt, stelt de camera scherp op het onderwerp in het midden van het beeld.
Tik op een gezicht dat door een enkele rand omgeven is, om het scherpstelveld naar
dat gezicht te verplaatsen (A39).
In de stand Onderwerp volgen wordt begonnen met het volgen van het onderwerp
wanneer een gedetecteerd gezicht dat omgeven is door een rand, wordt aangetikt
(A39).
Opnamestand
Aantal gezichten dat
kan worden
gedetecteerd
Scherpstelveld
(dubbele rand)
Stand
A
(auto) (A38)
Tot 12
Het gezicht het dichtst bij de
camera
Onderwerpstand Autom.
scènekeuzekn., Portret,
Nachtportret (A41)
Stand Slim portret (A51) Tot 3
Het gezicht het dichtst bij
het midden van het beeld
0
0
8
8
50
50
50
69
Gezichtsherkenning
Opnamefuncties
B Opmerkingen over de gezichtsherkenningsfunctie
In de volgende situaties kan de camera mogelijk geen gezichten detecteren:
- Als een gezicht deels verscholen gaat achter een zonnebril of een ander voorwerp
- Als een gezicht te veel of te weinig ruimte beslaat in het beeld
Wanneer er meer dan één gezicht in het beeld voorkomt, bepalen diverse factoren, zoals de richting
waarin de gezichten kijken, welke gezichten door de camera worden herkend en het gezicht waarop de
camera scherpstelt.
In enkele zeer uitzonderlijke gevallen, zoals beschreven in “Onderwerpen die niet geschikt zijn voor
Autofocus” (A31), kan het onderwerp niet worden scherpgesteld hoewel de dubbele rand groen wordt
weergegeven. In dit geval stelt u opnieuw scherp op een ander onderwerp dat zich op dezelfde afstand
van de camera bevindt als het onderwerp dat u wilt fotograferen (A40).
C Opmerkingen over beelden met gedetecteerde gezichten
Als beelden worden weergegeven waarin tijdens de opname een gezicht werd gedetecteerd, worden de
beelden automatisch gedraaid voor de weergave overeenkomstig de oriëntatie van het gedetecteerde
gezicht, behalve foto's die werden gemaakt met Continu, BSS, Multi-shot 16 (A39) of de functie
Onderwerp volgen (A39).
In de schermvullende weergavestand wordt het beeld vergroot met het gedetecteerde gezicht in het
midden van het scherm wanneer de zoomknop naar g (i) wordt gedraaid of wanneer dubbel wordt
getikt op het gedetecteerde gezicht (A33), behalve foto's die werden gemaakt met Continu, BSS,
Multi-shot 16 (A39) of de functie Onderwerp volgen (A39).
70
Opnamefuncties
Huid verzachten
Als u een van de hierna vermelde onderwerpstanden gebruikt wanneer de sluiter wordt
losgelaten, detecteert de camera een of meer menselijke gezichten (maximaal drie) en
wordt het beeld verwerkt om de huidtinten te verzachten voordat het beeld wordt
opgeslagen.
Autom. scènekeuzekn. (A43), onderwerpstand Portret (A43) of Nachtportret
(A44)
Stand Slim portret
Bewerkingsfuncties zoals Huid verzachten kunnen worden toegepast op
opgeslagen beelden met behulp van Glamour-retouchering (A75).
B Opmerkingen over Huid verzachten
Wanneer u de functie Huid verzachten gebruikt, kan het langer duren om een beeld op te slaan.
In bepaalde opnameomstandigheden kunnen de huidtinten van het gezicht niet worden verzacht of
worden andere delen dan het gezicht aangepast hoewel de camera een gezicht detecteert. Als u het
gewenste resultaat niet verkrijgt, stelt u Huid verzachten in op Uit en maakt u de opname opnieuw.
Het niveau van de functie Huid verzachten kan niet worden aangepast wanneer Portret of Nachtportret
is geselecteerd in de onderwerpstand (inclusief de onderwerpstand x Autom. scènekeuzekn.).
71
Weergavefuncties
Weergavefuncties
Dit hoofdstuk beschrijft hoe u bepaalde types beelden voor weergave kunt selecteren,
alsook een aantal functies die beschikbaar zijn wanneer u beelden weergeeft.
4 / 4
4 / 4
4 / 4
0004. JPG
0004. JPG
0004. JPG
15/05/2013 15:30
15/05/2013 15:30
15/05/2013 15:30
Weergavestand
Automatisch sorteren
4 / 4
4 / 4
4 / 4
0004. JPG
0004. JPG
0004. JPG
15/05/2013 15:30
15/05/2013 15:30
15/05/2013 15:30
72
Weergavefuncties
Weergavefuncties
Bepaalde types beelden selecteren voor weergave
U kunt de weergavestand wijzigen overeenkomstig het type beelden dat u wilt
bekijken.
Beschikbare weergavestanden
c Afspelen A32
Alle beelden worden weergegeven. Wanneer u omschakelt van de opnamestand naar de
weergavestand, wordt deze stand geselecteerd.
h Favoriete beelden E5
Alleen beelden die toegevoegd zijn aan albums, worden weergegeven. Beelden moeten
aan albums worden toegevoegd voor deze stand wordt geselecteerd (A75).
F Automatisch sorteren E9
Beelden worden automatisch gesorteerd naar categorieën, zoals portretten, landschappen
en films. U kunt beelden uit een enkele specifieke categorie weergeven.
C Sorteer op datum E11
Alleen beelden die op dezelfde dag werden vastgelegd, worden weergegeven.
73
Bepaalde types beelden selecteren voor weergave
Weergavefuncties
Omschakelen tussen weergavestanden
1 Druk op de knop c in de weergavestand.
Het scherm dat wordt gebruikt om een weergavestand te
selecteren (het menu met weergavestanden), wordt
weergegeven.
2 Tik op het pictogram voor de gewenste
weergavestand.
Wanneer u c (weergave) selecteert, verschijnt het
weergavescherm.
Wanneer een andere optie dan c (weergave) is
geselecteerd, wordt het selectiescherm voor album,
categorie of opnamedatum weergegeven.
Om terug te keren naar de huidige weergavestand, drukt u
op de c-knop.
3 Tik op een album, categorie of opnamedatum.
Voor h stand Favoriete beelden, zie E5
Voor F stand Automatisch sorteren, zie E9
Voor C stand Sorteer op datum, zie E11
Herhaal de procedure uit stap 1 om opnieuw een album,
categorie of opnamedatum te selecteren.
Weergavestand
Afspelen
Automatisch sorteren
Andere onderwerpen
Stand Automatisch sorteren
74
Bepaalde types beelden selecteren voor weergave
Weergavefuncties
De fotoclassificatie instellen
Wanneer aan beelden een classificatie van een tot vijf werd toegewezen, kunnen de
beelden in groepen worden weergegeven op basis van hun classificatie.
Om een classificatie in te stellen, tikt u op de
classificatietab in de schermvullende weergave of in de
miniatuurweergave (A33) en sleept u het gewenste
classificatiepictogram naar een beeld.
Sleep en zet een ander pictogram neer om de
classificatie te wijzigen.
Sleep en zet L neer om de classificatie te annuleren.
De classificatie van een beeld kan worden gecontroleerd
aan de hand van het aantal dat in de
schermvullende weergavestand wordt weergegeven.
Terwijl classificaties worden ingesteld, sleept u het
huidige beeld om het vorige of volgende beeld weer te
geven. U kunt inzoomen of naar de miniatuurweergave
gaan met behulp van de zoomknop (f (h)/g (i)).
Beelden weergeven op classificatie
Tik op de classificatietab in de schermvullende weergavestand of
miniatuurweergavestand en tik op een classificatiepictogram om de beelden met die
classificatie weer te geven.
Het pictogram van de aangetikte classificatie wordt geel
en alleen beelden waaraan de geselecteerde classificatie
werd toegewezen, worden weergegeven. Meerdere
classificaties kunnen worden geselecteerd.
Om de weergave van beelden met een geselecteerde
classificatie te stoppen, tikt u op het pictogram van de
classificatie om de selectie hiervan op te heffen.
Om de weergave op classificatie te stoppen, heft u de selectie van alle classificaties
op.
B Opmerkingen over de classificatie
Elke classificatie kan worden toegepast op maximaal 999 beelden.
De classificaties die worden toegepast op de COOLPIX S4400, worden niet herkend door uw computer.
4 / 4
4 / 4
4 / 4
0004. JPG
0004. JPG
0004. JPG
15/05/2013 15:30
15/05/2013 15:30
15/05/2013 15:30
0 1 2 3 4 5
0 1 2 3 4 5
75
Weergavefuncties
Beschikbare functies in de weergavestand (weergavemenu)
Als u op de tab d tikt terwijl u beelden bekijkt in de
schermvullende weergavestand of de
miniatuurweergavestand, worden de volgende menu-
opties weergegeven.
Tik op een pictogram om het menu voor die optie weer
te geven (A12).
1
Deze functie kan ook worden uitgevoerd in de miniatuurweergavestand. Als de camera naar de
miniatuurweergavestand wordt geschakeld terwijl beelden worden weergegeven in de stand
Favoriete beelden, Automatisch sorteren of Sorteer op datum, kan deze functie alleen worden
uitgevoerd op beelden die gesorteerd zijn naar de geselecteerde map, categorie of datum.
2
Het geselecteerde beeld wordt bewerkt en de kopie wordt onder een andere naam opgeslagen.
Foto's die werden genomen of films bij een beeldmodusinstelling van z 5120×2880 (A64)
kunnen niet worden bewerkt. Zodra een beeld werd bewerkt kunnen sommige
bewerkingsfuncties onbeschikbaar worden (E12, E13).
3
Deze functie kan niet worden geselecteerd tijdens het gebruik van de stand Favoriete beelden,
Automatisch sorteren of Sorteer op datum.
Item Beschrijving A
h Favoriete beelden
Beelden toevoegen aan een album. Beelden verwijderen
uit een album in de stand Favoriete beelden.
E5
c Wissen
1
Beelden of films wissen. 34
b Diashow
1
De beelden in het interne geheugen of op een geheugenkaart
één voor één in een automatische diashow afspelen.
E49
d Beveiligen
1
Beveilig geselecteerde beelden tegen ongewild wissen. E51
a Afdrukopdracht
1
Wanneer u een printer gebruikt om beelden af te drukken
die op de geheugenkaart zijn opgeslagen, kunt u de
functie Afdrukopdracht gebruiken om te bepalen welke
beelden worden afgedrukt en hoeveel exemplaren er van
elk beeld worden afgedrukt.
E53
U Paint
2
Teken op beelden of voeg decoraties toe. De kopieën
waarin u hebt getekend, worden als aparte bestanden
opgeslagen.
E14
M Retoucheer
2
Bewerk beelden. De beschikbare bewerkingsfuncties zijn
k Snel retoucheren, I D-Lighting, P Uitrekken,
O Perspectiefcorrectie, i Filtereffecten, j Glamour-
retouchering en g Kleine afbeelding.
E12
f Beeld draaien is beschikbaar om de oriëntatie van
beelden in te stellen wanneer ze worden weergegeven op
de camera.
E57
E Spraakmemo
Neem spraakmemo's op met de ingebouwde microfoon
van de camera en voeg ze toe aan beelden. Spraakmemo's
kunnen ook worden afgespeeld en verwijderd.
E58
h Kopiëren
1, 3
Hiermee kunt u beelden kopiëren tussen het interne
geheugen en een geheugenkaart.
E60
76
Weergavefuncties
De camera aansluiten op een televisie, computer of printer
U kunt extra genieten van foto's en films door de camera aan te sluiten op een televisie,
computer of printer.
Voordat u de camera aan een extern toestel aansluit, dient u er zeker van te zijn dat
het resterende batterijniveau voldoende is en de camera uit staat. Voor informatie
over de aansluitmethodes en daaropvolgende handelingen, raadpleeg naast dit
document ook de documentatie die met het toestel werd meegeleverd.
Beelden bekijken op een televisie E27
Beelden en films die werden vastgelegd met de camera, kunnen worden
weergegeven op een televisie.
Aansluitmethode: sluit de video- en audioplug van de AV-kabel EG-CP14
(apart verkrijgbaar) aan op de in-aansluitingen van de televisie.
Beelden bekijken en organiseren op een computer A77
Als u beelden overzet op een computer, kunt u naast het weergeven van
beelden en films ook eenvoudige retoucheerbewerkingen uitvoeren en
beeldgegevens beheren.
Aansluitmethode: sluit de camera met de meegeleverde USB-kabel aan op de
USB-in-aansluiting van de computer.
Voor u de camera aansluit op een computer, dient u ViewNX 2 op de
computer te installeren met behulp van de meegeleverde ViewNX 2-cd-
rom. Voor meer informatie over het gebruik van de ViewNX 2-cd-rom en
het overzetten van beelden naar een computer, zie pagina 79.
Als er USB-toestellen zijn aangesloten die stroom krijgen van de computer,
koppel ze dan van de computer los voordat u de camera erop aansluit.
Wanneer u tegelijk de camera en andere USB-toestellen op dezelfde
computer aansluit, kan er een storing optreden of kan er te veel stroom van
de computer worden gevoerd, waardoor de camera of de geheugenkaart
beschadigd kan raken.
Beelden afdrukken zonder computer E29
Als u de camera aansluit op een PictBridge-compatibele printer, kunt u
beelden afdrukken zonder een computer te gebruiken.
Aansluitmethode: sluit de camera rechtstreeks op de USB-ingangsaansluiting
van de printer aan met de meegeleverde USB-kabel.
Hoe het deksel aansluitingen openen
Voer de plug recht in.
USB/AV-uit-aansluiting
77
Weergavefuncties
Gebruik van ViewNX 2
ViewNX 2 is een alles-in-één softwarepakket waarmee u beelden kunt overzetten,
weergeven, bewerken en delen.
Installeer ViewNX 2 met behulp van meegeleverde ViewNX 2-cd-rom.
Installeren ViewNX 2
Een internetverbinding is vereist.
Compatibele besturingssystemen
Windows
Windows 8, Windows 7, Windows Vista, Windows XP
Macintosh
Mac OS X 10.6, 10.7, 10.8
Raadpleeg de Nikon-website voor informatie over de systeemvereisten en de meest
recente informatie over compatibele besturingssystemen.
1 Start de computer en plaats de ViewNX 2-cd-rom in het cd-rom-station.
Windows: Als de instructies voor het gebruik van de cd-rom in het venster worden
weergegeven, volgt u de instructies om verder te gaan naar het installatievenster.
Mac OS: Wanneer het venster ViewNX 2 verschijnt, dubbelklikt u op het pictogram
Welcome.
Uw gereedschapsbox voor foto's ViewNX 2™
78
Gebruik van ViewNX 2
Weergavefuncties
2 Selecteer een taal in het menu voor taalselectie om het installatievenster
te openen.
Als de gewenste taal niet wordt weergegeven, klikt u op Regioselectie om een andere
regio te kiezen en selecteer vervolgens de gewenste taal (de knop Regioselectie is niet
beschikbaar in de Europese versie).
Klik op Volgende om het installatievenster op te roepen.
3 Start het installatieprogramma.
Het is aan te bevelen in het installatievenster op Installatiehandleiding te klikken om de
helpinformatie bij de installatie en de systeemvereisten te raadplegen voor u ViewNX 2
installeert.
Klik op Standaardinstallatie (aanbevolen) in het installatievenster.
4 Download de software.
Wanneer het scherm Softwaredownload wordt weergegeven, klikt u op Ik ga akkoord -
Download starten.
Volg de instructies op het scherm om de software te installeren.
5 Sluit het installatieprogramma af als het voltooiingsscherm van de
installatie wordt weergegeven.
Windows: Klik op Ja.
Mac OS: Klik op OK.
De volgende software wordt geïnstalleerd:
ViewNX 2 (bestaat uit de volgende drie modules)
- Nikon Transfer 2: Om beelden over te zetten naar de computer
- ViewNX 2: Om overgezette beelden weer te geven, te bewerken en af te drukken
- Nikon Movie Editor: Voor de basisbewerking van overgezette films
Panorama Maker (om één panoramafoto te maken op basis van een reeks beelden die
werden opgenomen in de onderwerpstand Panorama assist)
6 Haal de ViewNX 2-cd-rom uit het cd-rom-station.
79
Gebruik van ViewNX 2
Weergavefuncties
Beelden naar een computer kopiëren
1 Kies hoe beelden naar de computer worden gekopieerd.
Kies een van de volgende methoden:
Directe USB-aansluiting: schakel de camera uit en zorg ervoor dat de geheugenkaart in
de camera is geplaatst. Sluit de camera aan op de computer met de meegeleverde USB-
kabel. De camera wordt automatisch ingeschakeld.
Om beelden over te zetten die opgeslagen zijn in het interne geheugen van de camera,
haalt u de geheugenkaart uit de camera voor u de camera aansluit op de computer.
SD-kaartsleuf: Als uw computer is voorzien van een SD-kaartsleuf, kunt u de kaart
rechtstreeks in de sleuf steken.
SD-kaartlezer: Sluit een kaartlezer (apart verkrijgbaar bij de detailhandelaar) op de
computer aan en plaats de geheugenkaart.
Als er een bericht wordt weergegeven met de aanduiding dat u een programma moet kiezen,
selecteert u Nikon Transfer 2.
Bij gebruik van Windows 7
Als het rechts getoonde venster wordt
weergegeven, dient u de onderstaande
stappen te volgen om Nikon Transfer 2 te
selecteren.
1Klik onder Afbeeldingen en video's
importeren op Ander programma. Er
verschijnt een dialoogvenster waar u het
programma kunt selecteren. Selecteer
Bestand importeren met Nikon Transfer 2 en klik op OK.
2 Dubbelklik op Bestand importeren.
Als de geheugenkaart een groot aantal beelden bevat, kan het enige tijd duren voor
Nikon Transfer 2 start. Wacht tot Nikon Transfer 2 start.
B De USB-kabel aansluiten
De verbinding wordt mogelijk niet herkend als de camera via een USB-hub op de computer is aangesloten.
80
Gebruik van ViewNX 2
Weergavefuncties
2 Kopieer de beelden naar een computer.
Controleer of de naam van de aangesloten camera of verwijderbare schijf wordt
weergegeven als de “Bron” in de titelbalk “Opties” van Nikon Transfer 2 (1).
Klik op Overspelen starten (2).
Bij de standaardinstellingen worden alle beelden op de geheugenkaart naar de computer
gekopieerd.
3 Beëindig de verbinding.
Wanneer de camera op een computer is aangesloten, schakelt u de camera uit en koppelt u
de USB-kabel los. Als u een kaartlezer of kaartsleuf gebruikt, kies dan de gepaste optie in het
besturingssysteem van de computer om de verwisselbare schijf die overeenstemt met de
geheugenkaart uit te werpen en haal de kaart uit de kaartlezer of kaartsleuf.
Beelden bekijken
Start ViewNX 2.
Beelden worden weergegeven in ViewNX 2
wanneer het kopiëren is voltooid.
Raadpleeg de online-help voor meer informatie
over het gebruik van ViewNX 2.
C Handmatig starten van ViewNX 2
Windows: Dubbelklik op de ViewNX 2-snelkoppeling op het bureaublad.
Mac OS: Klik op het ViewNX 2-pictogram in de dock.
1
2
81
Films opnemen en weergeven
Films opnemen en
weergeven
U kunt films opnemen door gewoon op de b (e filmopname)-knop te drukken.
In de weergavestand tikt u op R om een film weer te geven.
0
0
8
8
50
50
50
0
10
0010. AVI
0010. AVI
0010. AVI
15/05/2013 15:30
15/05/2013 15:30
15/05/2013 15:30
17
17
9
9
82
Films opnemen en weergeven
Films opnemen en weergeven
Films opnemen
U kunt films opnemen door gewoon op de b (e filmopname)-knop te drukken. De
instellingen die voor foto's worden uitgevoerd, zoals tint en witbalans, worden
toegepast wanneer films worden opgenomen.
De maximale bestandsgrootte voor een film is 2 GB of de maximale filmduur
bedraagt 29 minuten, zelfs als er voldoende vrije ruimte is op de geheugenkaart voor
een langere film (A84).
Wanneer geen geheugenkaart is geplaatst (wanneer in het interne geheugen wordt
opgenomen), is Filmopties (A85) standaard ingesteld op y VGA (640 ×480).
N HD 720p (1280×720) kan niet worden geselecteerd.
1 Schakel de camera in en zorg ervoor dat hij in de
opnamestand staat.
Films kunnen in gelijk welke opnamestand (A26) worden
opgenomen, behalve de onderwerpstand Tekenen.
* De maximale filmduur in de illustraties kan afwijken van de
werkelijke weergave.
2 Druk op de b (e filmopname)-knop om de
filmopname te starten.
De opname begint nadat de monitor kort is uitgeschakeld.
De camera stelt scherp op het midden van het beeld. Tijdens
de opname worden geen scherpstelvelden weergegeven.
Wanneer N HD 720p (1280×720) (standaardinstelling)
is geselecteerd voor Filmopties (A85), wijzigt de
monitorweergave naar een beeldverhouding van 16:9 met
filmopname (de rechts aangeduide zone wordt
opgenomen).
Als Foto-informatie in de Monitorinstellingen (A88) in
het setup-menu is ingesteld op Filmbeeld+autom. info,
kan het gebied dat in de film zichtbaar zal zijn, worden
gecontroleerd voor de filmopname start.
De resterende filmduur wordt bij benadering weergegeven. C wordt weergegeven
wanneer wordt opgeslagen in het interne geheugen.
De opname stopt automatisch wanneer de maximale filmopnameduur is verstreken.
3 Druk opnieuw op de b (e filmopname)-knop om de opname te
beëindigen.
0
0
8
8
50
50
50
Maximale filmduur
*
0
10
83
Films opnemen
Films opnemen en weergeven
B Opmerking over het opnemen van beelden en het opslaan van films
De aanduiding die het aantal resterende opnamen aangeeft of de aanduiding die de maximale filmduur
aangeeft, knippert terwijl beelden worden opgenomen of terwijl een film wordt opgeslagen. Open het
deksel van het batterijvak/de geheugenkaartsleuf niet en verwijder de batterij of de geheugenkaart
niet terwijl een aanduiding knippert. Dit zou tot verlies van gegevens kunnen leiden of tot schade aan de
camera of de geheugenkaart.
B Films opnemen
Geheugenkaarten met een SD Speed Class-classificatie van 6 of sneller worden aanbevolen om films op te
nemen (A21). De filmopname kan onverwachts stoppen wanneer geheugenkaarten met lagere Speed
Class-waarden worden gebruikt.
Wanneer films worden opgenomen met N HD 720p (1280×720) geselecteerd voor Filmopties, is de
beeldhoek (de opgenomen zone in de opgenomen film) kleiner dan bij het nemen van foto's.
U kunt de optische zoomverhouding niet wijzigen zodra de filmopname is gestart.
Tijdens het opnemen van films kunt u de digitale zoom bedienen met behulp van de zoomknop. De
digitale zoom kan het beeld vergroten tot 4× de maximale optische zoomfactor.
De digitale zoom heeft een negatieve invloed op de beeldkwaliteit. Wanneer de opname stopt, wordt de
digitale zoom uitgeschakeld.
In sommige gevallen is het mogelijk dat filmopnamen de geluiden van de camera vastleggen, zoals het
geluid van de zoomknop, het scherpstellen, de vibratiereductie of de bediening van het diafragma
wanneer de helderheid wordt gewijzigd.
Smear (F3) die zichtbaar is op de monitor tijdens filmopnamen, wordt samen met de film opgenomen.
We raden aan om heldere onderwerpen zoals de zon, weerspiegelingen van de zon en elektrische
verlichting te vermijden bij filmopnames.
Wanneer films worden opgenomen of afgespeeld, is het mogelijk dat gekleurde strepen
(storingspatronen of moiré) verschijnen op onderwerpen met een regelmatig, herhaald raster, zoals een
patroon van geweven kleding of vensters in een gebouw, afhankelijk van de afstand van de opname of
van de zoomfactor. Dit fenomeen vindt plaats wanneer het patroon van het onderwerp het raster van de
camerasensor verstoort. Het duidt niet op een defect.
B Opmerkingen over autofocus voor filmopnamen
Wanneer A Enkelvoudige AF (standaardinstelling) is geselecteerd voor AF-filmstand, wordt de
scherpstelling vastgezet door op de b (e filmopname)-knop te drukken om de opname te starten
(A85).
De autofocus levert mogelijk niet het gewenste resultaat (A31). In dit geval probeert u het volgende:
1. Stel AF-filmstand in op A Enkelvoudige AF (standaardinstelling) voor de filmopname begint.
2. Kadreer een ander onderwerp (op dezelfde afstand van de camera als het gewenste onderwerp) in het
midden van het beeld, druk op de b (e filmopname)-knop om de opname te starten en wijzig
vervolgens de compositie.
84
Films opnemen
Films opnemen en weergeven
B Opmerkingen over cameratemperatuur
De temperatuur van de camera kan drastisch stijgen wanneer hij
langdurig wordt gebruikt voor filmopname, enz. of wanneer hij wordt
gebruikt op plaatsen met een hoge omgevingstemperatuur.
Als de camera extreem heet wordt tijdens filmopname, beëindigt de
camera automatisch de opname na 30 seconden. De cameramonitor
toont het aantal resterende seconden (B30s) tot de automatische
beëindiging wordt geactiveerd. Vijf seconden na het stopzetten van de
filmopname wordt de camera uitgeschakeld. Wacht tot de interne
temperatuur is gezakt voordat u de camera opnieuw gebruikt.
C Filmopties en maximale opnameduur
Alle getallen zijn benaderingen. De maximale filmduur kan verschillen naargelang het merk van de
geheugenkaart, zelfs bij geheugenkaarten met dezelfde capaciteit.
Op het opnamescherm ziet u de maximale filmduur wanneer u opneemt naar het interne geheugen (circa
71 MB).
1
N HD 720p (1280×720) kan niet worden geselecteerd wanneer in het interne geheugen
wordt opgenomen.
2
De maximale bestandsgrootte voor een film is 2 GB of de maximale opnameduur voor een film
bedraagt 29 minuten, zelfs als er voldoende vrije ruimte is op de geheugenkaart voor een langere
film. De maximale opnameduur die voor een film kan worden opgenomen, wordt tijdens de
opname weergegeven.
C Beschikbare functies bij filmopname
De huidige instelling voor de belichtingscorrectie, de instelling voor de witbalans die opgegeven is voor
de stand A (auto), de instelknop onderwerpeffecten die opgegeven is voor de instelling van de
onderwerpstand en de toon die het resultaat is van de stand Speciale effecten, worden ook toegepast
tijdens filmopnamen. Wanneer macro-stand is ingeschakeld, kunnen onderwerpen dicht bij de camera
worden opgenomen. Bevestig de instellingen voor het starten van de filmopname.
De zelfontspanner (A57) kan worden gebruikt. Wanneer u op de b (e filmopname)-knop drukt nadat
de zelfontspanner is ingeschakeld, stelt de camera scherp op het midden van het beeld en start de
filmopname na de opgegeven twee of tien seconden.
De flitser gaat niet af.
Om de instellingen voor het filmmenu in te stellen, tikt u op de tab d voor u de filmopname start
(A85).
Filmopties Geheugenkaart
2
(4 GB)
N HD 720p (1280×720) 15 min.
y VGA (640×480) 45 min.
z QVGA (320×240) 2uur 45min.
0
10
85
Films opnemen
Films opnemen en weergeven
Instellingen voor filmopname wijzigen (het filmmenu)
De volgende menu-opties kunnen worden aangepast.
In het opnamescherm M Tik op de tab d (A11)
Optie Beschrijving A
D Filmopties
De volgende filmtypes zijn beschikbaar:
N HD 720p (1280×720) (standaardinstelling), y VGA
(640×480), z QVGA (320×240).
Films met een beeldverhouding van 16:9 kunnen worden
opgenomen door N HD 720p (1280×720) te selecteren.
Wanneer u opneemt naar het interne geheugen, is de
standaardinstelling y VGA (640×480).
E62
n AF-filmstand
Kies tussen A Enkelvoudige AF (standaardinstelling), dat
de scherpstelstand vergrendelt bij de start van de
filmopname, en B Fulltime-AF dat voortdurend
scherpstelt tijdens filmopname.
Wanneer B Fulltime-AF wordt geselecteerd, kunt u in de
opgenomen film mogelijk het geluid horen van de camera die
scherpstelt. Selecteer A Enkelvoudige AF om te
voorkomen dat het geluid van de scherpstellende camera
wordt opgenomen.
E62
Y Windruisreductie
Stel Aan of Uit
(standaardinstelling) in om te selecteren of
windruis wordt onderdrukt tijdens filmopnamen.
E63
86
Films opnemen en weergeven
Filmweergave
Selecteer de gewenste film in de weergavestand
(A32) en tik op R.
Films kunt u herkennen aan het pictogram R dat erop
wordt weergegeven.
De film wordt weergegeven.
Om het volume aan te passen voor de weergave begint,
tikt u op de tab d om de menu-opties weer te geven
en tikt u op i.
Handelingen tijdens afspelen van films
Tik tijdens de weergave op de monitor om het
bedieningspaneel voor de weergave onderaan de monitor
weer te geven.
Tik op een bedieningsknop om de overeenkomstige
handeling uit te voeren. De hierna beschreven handelingen
zijn beschikbaar door op de pictogrammen op het scherm
te tikken.
B Opmerking over filmweergave
Films die werden opgenomen met een andere camera dan de COOLPIX S4400, kunnen niet worden weergegeven.
C Het volume aanpassen
Draai de zoomknop naar g of f (A2) tijdens de weergave.
C Filmbestanden verwijderen
Zie “Stap 6 Ongewenste beelden wissen” (A34) voor meer informatie.
Functie Knop Beschrijving
Volume
aanpassen
X Tik op X om het volume aan te passen.
Terugspoelen O Tik op en blijf O aanraken om de film terug te spoelen.
Vooruitspoelen P Tik op en blijf P aanraken om de film vooruit te spoelen.
Pauze
Q
Afspelen pauzeren.
De volgende handelingen kunnen worden uitgevoerd terwijl de
weergave gepauzeerd is.
U
De film telkens één beeld terugspoelen. Tik op en blijf U
aanraken om continu beeld per beeld terug te spoelen.
V
De film telkens één beeld vooruitspoelen. Tik op en blijf V
aanraken om continu beeld per beeld vooruit te gaan.
R
Tik op R in het midden van het scherm om de weergave te
hervatten.
Beëindigen S
Afspelen van de film beëindigen en terugkeren naar de schermvullende
weergave.
0010. AVI
0010. AVI
0010. AVI
15/05/2013 15:30
15/05/2013 15:30
15/05/2013 15:30
17
17
9
9
Tijdens het afspelen
87
Algemene camera-instellingen
Algemene camera-
instellingen
Dit hoofdstuk beschrijft de diverse instellingen die kunnen worden uitgevoerd in het
z setup-menu.
Zie “Menu's gebruiken (tab d)” (A11) voor meer informatie over het gebruik van
de cameramenu's.
Voor meer details over elke instelling raadpleegt u “Het setup-menu” (E64) in het
referentiegedeelte.
Set-up
Welkomst-
scherm
Monitor-
instellingen
Vibratie-
reductie
Tijdzone en
datum
Datum-
stempel
Bewegings-
detectie
88
Algemene camera-instellingen
Algemene camera-instellingen
Het setup-menu
De volgende menu-opties kunnen worden gewijzigd.
Tik op de tab d M Tik op de tab z (setup) (A11)
Optie Beschrijving A
c Welkomstscherm
Hiermee kunt u het beeld kiezen dat als welkomstscherm
wordt weergegeven wanneer de camera wordt ingeschakeld.
Selecteer COOLPIX om het COOLPIX-logo weer te geven.
Selecteer Selecteer beeld om een foto die met de camera
werd gemaakt, als welkomstscherm te gebruiken.
E64
d Tijdzone en
datum
Hiermee kunt u instellingen instellen met betrekking tot de
datum en de tijd van de camera. Met de instelling Tijdzone
kunt u de tijdzone bepalen waar de camera hoofdzakelijk zal
worden gebruikt en of de zomertijd al dan niet van kracht is.
Wanneer de reisbestemming (x) is geselecteerd, berekent de
camera automatisch het tijdsverschil tussen de
reisbestemming en de eigen tijdzone (w) en worden beelden
opgeslagen met de datum en tijd van de reisbestemming.
E65
e
Monitorinstellingen
Hiermee kunt u selecteren of het informatiescherm al dan niet
moet worden weergegeven in het opnamescherm en het
weergavescherm. Als u Raster+autom. info selecteert, wordt
tijdens opname een rooster getoond dat u helpt om de
opname te kadreren. De standaardinstelling is Automatische
info.
U kunt ook de instellingen voor het controlebeeld en de
helderheid van de monitor instellen.
E68
C Datumstempel
Hiermee kunt u de opnamedatum en -tijd afdrukken op
beelden terwijl ze worden gemaakt. De standaardinstelling is
Uit.
Datumgegevens kunnen niet worden afgedrukt in de
volgende situaties:
- Wanneer de onderwerpstand Panorama assist wordt
gebruikt
- Wanneer films worden opgenomen.
E70
Set-up
Welkomst-
scherm
Monitor-
instellingen
Vibratie-
reductie
Tijdzone en
datum
Datum-
stempel
Bewegings-
detectie
89
Het setup-menu
Algemene camera-instellingen
g Vibratiereductie
Hiermee kunt u de waasvorming verminderen die tijdens de
opname wordt veroorzaakt door cameratrilling. De
standaardinstelling is Aan.
Wanneer u een statief gebruikt om de camera tijdens de
opname te stabiliseren, zet u deze functie op Uit.
E71
U
Bewegingsdetectie
Hiermee kunt u bewegingsdetectie in- of uitschakelen,
waarmee de effecten van bewegingen van het onderwerp en
cameratrillingen in foto's worden beperkt.
De standaardinstelling is Automatisch.
E72
h AF-hulplicht
Wanneer Auto is ingesteld, gaat de AF-hulpverlichting (A2)
aan wanneer in donkere omstandigheden wordt opgenomen
om gemakkelijker te kunnen scherpstellen. De
standaardinstelling is Auto.
De verlichting heeft een bereik van ongeveer 1,9 m in de
maximale groothoekstand en een bereik van ongeveer 1,1 m
in de maximale telestand.
Zelfs als Auto is geselecteerd, gaat de AF-hulpverlichting,
afhankelijk van de positie van het scherpstelveld of de
geselecteerde onderwerpstand, mogelijk niet aan.
E73
u Digitale zoom
Wanneer ingesteld op Aan, kunt u de zoomknop draaien naar
g (i) in de maximale optische zoompositie om de digitale
zoomfunctie te activeren (A29).
De standaardinstelling is Aan.
E73
i
Geluidsinstellingen
Hiermee kunt u diverse camerageluiden in- en uitschakelen.
De instellingen Knopgeluid en Sluitergeluid zijn standaard
Aan.
Wanneer bepaalde opnamestanden of instellingen worden
gebruikt, wordt het werkingsgeluid uitgeschakeld.
E74
k Automatisch uit
Hiermee kunt u de tijd instellen die verstrijkt voor de monitor
uitschakelt om stroom te sparen.
De standaardinstelling is 1 min..
E75
l/m Geheug.
formatteren/
Geheugenkaart
form.
Hiermee kunt u het interne geheugen formatteren (alleen
wanneer geen geheugenkaart is geplaatst) of de
geheugenkaart formatteren (wanneer een geheugenkaart is
geplaatst).
Alle gegevens die opgeslagen zijn in het interne
geheugen of op de geheugenkaart, worden tijdens het
formatteren gewist en kunnen niet worden hersteld.
Speel belangrijke beelden over naar een computer en sla ze
op voordat u gaat formatteren.
E76
Optie Beschrijving A
90
Het setup-menu
Algemene camera-instellingen
n Taal/Language Selecteer de taal voor de cameramonitor. E77
o Videostand
Pas instellingen van de videostand aan voor aansluiting op een
televisie. Selecteer tussen NTSC en PAL.
E77
V Opladen via
computer
Wanneer Auto (standaardinstelling) is ingesteld, kunt u de
batterij van de camera opladen door de camera aan te sluiten
op een computer (op voorwaarde dat de computer stroom kan
leveren).
Wanneer de batterij door de computer wordt opgeladen,
duurt het langer om de batterij te laden dan wanneer de
lichtnetlaadadapter EH-70P wordt gebruikt. Wanneer de
batterij wordt opgeladen met de computer en tegelijk foto's
worden overgezet naar de computer, duurt het langer om
de batterij te laden.
E78
d Knipperwaarsch.
Onmiddellijk nadat een foto met gezichtsherkenning (A68)
werd gemaakt (behalve wanneer de stand slim portret wordt
gebruikt) en wanneer de camera een onderwerp met gesloten
ogen detecteert, toont de camera de melding Knipperde er
iemand?, zodat u het beeld kunt controleren. De
standaardinstelling is Uit.
E80
b Uploaden via
Eye-Fi
Bepaalt of de functie voor het verzenden van beelden naar een
computer met behulp van een in de handel verkrijgbare Eye-Fi-
kaart al dan niet wordt ingeschakeld. De standaardinstelling is
Uitschakelen.
E82
p
Standaardwaarden
Hiermee kunt u de instellingen van de camera terugzetten op
de standaardinstellingen.
Bepaalde instellingen zoals Tijdzone en datum en Taal/
Language worden niet teruggezet naar de standaardwaarden.
E83
r Firmware-versie Bekijk de huidige firmwareversie van de camera. E85
Optie Beschrijving A
E1
E
Referentiegedeelte
Referentiegedeelte
Het referentiegedeelte omvat gedetailleerde informatie en tips voor het gebruik van de
camera.
Opname
De optie Tekenen gebruiken.......................................................................................... E2
Panorama Assist gebruiken.............................................................................................. E3
Weergave
Stand Favoriete beelden................................................................................................... E5
Stand Automatisch sorteren............................................................................................ E9
Stand Sorteer op datum..................................................................................................E11
Beelden bewerken (foto's)..............................................................................................E12
De camera aansluiten op een televisie (weergave op een televisie)..............E27
De camera op een printer aansluiten (Direct Print) ..............................................E29
Menu
Het opnamemenu (voor stand A (Automatisch))................................................E35
Het menu Slim portret ....................................................................................................E47
Het weergavemenu ..........................................................................................................E49
Het filmmenu ......................................................................................................................E62
Het setup-menu .................................................................................................................E64
Aanvullende informatie
Bestands- en mapnamen................................................................................................E86
Optionele accessoires ......................................................................................................E87
Foutmeldingen...................................................................................................................E88
E2
Referentiegedeelte
Referentiegedeelte
De optie Tekenen gebruiken
Schrijf een memo of maak een tekening op het aanraakscherm en sla dit op als een
beeld. Het beeld wordt opgeslagen met de instelling O 640×480 voor de
beeldmodus.
1 Stel de opnamestand in op A Tekenen.
Zie “Onderwerpstand (Opname voor vastgestelde onderwerpen)” (A41) voor informatie
over het instellen van de opnamestand op Tekenen.
2 Schrijf een memo of maak een tekening.
Tik op I (pen) om tekst te schrijven of op beelden te
tekenen (E15).
Tik op J (gum) om tekst of tekeningen te wissen (E15).
Tik op n of draai de zoomknop naar g (i) om het beeld in
de schermvullende weergavestand weer te geven, en tik
op n of draai de zoomknop nogmaals naar g (i) om het
beeld 3× vergroot weer te geven. Tik op A, D, B of C
om het gedeelte van het beeld dat zichtbaar is in de monitor, te wijzigen. Tik op o of draai
de zoomknop naar f (h) om terug te keren naar het oorspronkelijke weergaveformaat.
3 Tik op I.
Tik op J voor u op I tikt om de laatst uitgevoerde
handeling met de pen of de gum ongedaan te maken
(maximaal de laatste vijf handelingen kunnen ongedaan
worden gemaakt).
Als u op H tikt, verschijnt een bevestigingsvenster. Tik op
Ja om te sluiten zonder de tekening op te slaan.
4 Tik op Ja.
De memo wordt opgeslagen.
Pen
Pen
Opslaan OK?
JaNee
E3
Referentiegedeelte
Panorama Assist gebruiken
Gebruik een statief voor het beste resultaat. Stel Vibratiereductie (A89) in op Uit in
het setup-menu als u een statief gebruikt om de camera bij opname te stabiliseren.
1 Stel de opnamestand in op U Panorama assist.
Zie “Onderwerpstand (Opname voor vastgestelde onderwerpen)” (A41) voor informatie
over het instellen van de opnamestand op Panorama assist.
De richtingaanduiding-pictogrammen verschijnen om de richting aan te geven waarin de
beelden voor het panorama worden gemaakt.
2 Tik op een richtingspictogram.
Selecteer de richting waarin de beelden worden
samengevoegd in het voltooide panorama: rechts (D),
links (C), omhoog (A) of omlaag (B).
U kunt een andere richting selecteren door op een ander
richtingspictogram voor het panorama te tikken.
Wijzig de opname-instellingen (A41) voor het eerste
beeld in de volgende stap wordt gemaakt.
3 Kadreer het eerste deel van het
panoramaonderwerp en maak de
eerste foto.
De camera stelt scherp op het onderwerp in
het midden van het beeld.
Een derde van het beeld wordt doorschijnend
weergegeven.
4 Maak de volgende foto.
Kadreer het volgende beeld zodat een derde
van het beeld overlapt met het eerste beeld en
druk de ontspanknop in.
Herhaal dit totdat u genoeg beelden hebt
genomen voor een compleet onderwerp.
0
0
8
8
50
50
50
0
0
8
8
50
50
50
0
0
8
8
49
49
49
Referentiegedeelte
E4
Panorama Assist gebruiken
5 Tik op H wanneer de opname voltooid is.
De camera keert terug naar stap 2.
B Opmerkingen bij Panorama assist
Pas de opname-instellingen toe of wijzig ze (A41) voor u de sluiter voor het eerste beeld ontspant. De
opname-instellingen kunnen niet meer worden gewijzigd wanneer het eerste beeld werd gemaakt.
Beelden kunnen niet worden gewist en de zoom kan niet worden bediend nadat de eerste foto werd
gemaakt.
De serie panorama-opnamen wordt beëindigd als de functie Automatisch uit (E75) tijdens het
opnemen de stand-bystand activeert. Het wordt aanbevolen om de tijdsduur waarna de functie
Automatisch uit wordt ingeschakeld, te verlengen.
C R-aanduiding
In de onderwerpstand Panorama assist worden de belichting, witbalans
en scherpstelling voor alle beelden in een panorama vastgelegd op de
waarden voor het eerste beeld van elke reeks.
Wanneer de eerste foto wordt gemaakt, wordt R weergegeven
om aan te geven dat de belichting, witbalans en scherpstelling zijn
vergrendeld.
C Panoramabeelden maken met Panorama Maker
Zet beelden over naar een computer (A79) en gebruik Panorama Maker om ze samen te voegen tot één
panorama.
Panorama Maker kan worden geïnstalleerd op een computer met behulp van de meegeleverde ViewNX 2
CD (A77).
Nadat de installatie is voltooid, volgt u de hieronder beschreven procedure om Panorama Maker te
starten.
Windows: selecteer het menu Start > Alle programma's>ArcSoft Panorama Maker>Panorama
Maker.
Mac OS X: Open Applicaties en dubbelklik op het pictogram Panorama Maker.
Raadpleeg de instructies op het scherm en de Help van Panorama Maker voor meer informatie over het
gebruik van Panorama Maker.
C Meer informatie
Zie “Bestands- en mapnamen” (E86) voor meer informatie.
0
0
8
8
46
46
46
0
0
8
8
49
49
49
E5
Referentiegedeelte
Stand Favoriete beelden
U kunt uw favoriete foto's sorteren naar negen albums (deze optie is niet beschikbaar
voor films). Zodra ze zijn toegevoegd, kunt u ervoor kiezen alleen de favoriete beelden
weer te geven door de stand Favoriete beelden te selecteren.
Door albums te sorteren op thema of type onderwerp, kunt u een bepaald beeld
gemakkelijker terugvinden.
U kunt een beeld toevoegen aan meerdere albums.
Aan elk album kunnen tot 200 beelden worden toegevoegd.
Beelden toevoegen aan albums
1 Selecteer het gewenste beeld in de
schermvullende weergave en tik op de tab d.
In de stand Favoriete beelden kunnen geen beelden aan
albums worden toegevoegd.
2 Tik op h.
3 Tik op het gewenste album.
Het beeld wordt toegevoegd aan het geselecteerde album
en de monitor keert terug naar het scherm Favoriete
beelden.
U kunt hetzelfde beeld ook aan andere albums toevoegen
door erop te tikken.
Sleep het huidige beeld om het beeld te wijzigen dat u wilt
toevoegen.
Tik op J om het toevoegen van beelden te voltooien.
4 / 4
4 / 4
4 / 4
0004. JPG
0004. JPG
0004. JPG
15/05/2013 15:30
15/05/2013 15:30
15/05/2013 15:30
01 02 03 04 05
06 07 08 09
Favoriete beelden
Referentiegedeelte
E6
Stand Favoriete beelden
Beelden bekijken in een album
Selecteer het album dat u wilt weergeven en tik op een
albumpictogram om beelden in het geselecteerde album
weer te geven.
Wanneer u op K tikt in het albumselectiescherm, kunt
u de albumpictogrammen (kleur en ontwerp) wijzigen
(E8).
Wanneer u in de schermvullende of
miniatuurweergavestand op de tab d tikt, kunt u de weergaveopties selecteren
(A75).
B Opmerking over beelden wissen in de stand Favoriete beelden
Als u beelden toevoegt aan albums, worden ze niet daadwerkelijk gekopieerd naar de albums of verplaatst
vanuit de map waarin ze oorspronkelijk waren opgeslagen. Alleen de bestandsnamen van beelden worden
toegevoegd aan de albums. In de stand favoriete beelden worden de beelden weergegeven waarvan de
bestandsnamen voorkomen in het opgegeven album.
Door een beeld in de stand favoriete beelden te wissen, wordt niet alleen het beeld uit het album gewist,
maar wordt ook het beeldbestand permanent uit het interne geheugen of de geheugenkaart gewist.
c-knop (weergavestand) M c-knop M h Favoriete beelden
01
01
04
04
07
07
02
02
05
05
08
08
03
03
06
06
09
09
Favoriete beelden
E7
Stand Favoriete beelden
Referentiegedeelte
Beelden verwijderen uit albums
Om een beeld uit een album te verwijderen zonder het beeld permanent te wissen,
gaat u als volgt te werk.
Selecteer het gewenste beeld in schermvullende
weergave in de stand Favoriete beelden, tik op de tab
d om de menu-opties weer te geven, en tik
vervolgens op h. Het bevestigingsscherm verschijnt.
Tik op Ja om het beeld uit het album te verwijderen.
Geselecteerde afbeelding(en)
uit favorieten verwijderen?
JaNee
Referentiegedeelte
E8
Stand Favoriete beelden
Pictogrammen wijzigen die aan albums zijn toegewezen
De kleur en het ontwerp van het pictogram dat aan een album is toegewezen, kan zo
worden gewijzigd, dat het thema van de beelden in het album duidelijk is.
1 Tik op K in het albumselectiescherm (E6).
Het keuzescherm voor het albumpictogram en de
pictogramkleur verschijnt.
2 Tik op het gewenste pictogram, tik op of sleep
de instelknop voor de kleur van het pictogram
en tik op I.
Het albumselectiescherm verschijnt.
3 Tik op het gewenste album.
Het pictogram is gewijzigd.
Om opnieuw een ander pictogram of kleur te selecteren,
tikt u op J voor u op het album tikt.
B Opmerkingen bij pictogrammen voor albums
Selecteer aparte pictogrammen voor albums voor het interne geheugen en voor elke geheugenkaart.
Als u het pictogram wenst te wijzigen voor een album waarin beelden zitten die opgeslagen zijn in het
interne geheugen, dient u de geheugenkaart uit de camera te halen.
De standaardinstelling voor pictogrammen is nummers.
01
01
04
04
07
07
02
02
05
05
08
08
03
03
06
06
09
09
Favoriete beelden
01
01
04
04
07
07
02
02
05
05
08
08
03
03
06
06
09
09
Kies pictogram
01
01
04
04
07
07
02
02
05
05
08
08
03
03
06
06
09
09
Kies pictogram
E9
Referentiegedeelte
Stand Automatisch sorteren
Beelden worden automatisch gesorteerd naar categorieën, zoals portretten,
landschappen en films.
Selecteer de categorie die u wilt weergeven en tik op een
categoriepictogram om beelden in de geselecteerde
categorie weer te geven.
Wanneer u in de schermvullende of
miniatuurweergavestand op de tab d tikt, kunt u de
weergaveopties selecteren (A75).
Categorieën voor de stand Automatisch sorteren
* Foto's die werden gemaakt in de onderwerpstand Autom. scènekeuzekn. (A43) worden ook
gesorteerd naar de juiste categorieën.
c-knop (weergavestand) M c-knop M F Automatisch sorteren
Categorie Beschrijving
Z Glimlach
Foto's die werden gemaakt in de stand Slim portret (A51) met de
glimlachtimer ingesteld op Aan worden weergegeven.
D Portretten
Foto's die werden gemaakt in de stand A (auto) (A38) met de functie
gezichtsherkenning (A68). Foto's die werden gemaakt in de
onderwerpstand Portret*, Nachtportret*, Party/binnen en
Tegenlicht* (A41).
Foto's die werden gemaakt in de stand Slim portret (A51) met de
glimlachtimer ingesteld op Uit worden weergegeven.
u Voedsel Foto's die werden gemaakt in de onderwerpstand Voedsel (A41).
U Landschap
Foto's die werden gemaakt in de onderwerpstand
Landschap
* (
A
41).
V Schemering
Foto's die werden gemaakt in de onderwerpstand Nachtlandschap*,
Zonsondergang, Schemering en Vuurwerk (A41).
D Close-ups
Foto's die werden gemaakt in de stand A (auto) met de instelling voor
de macrostand (A59).
Foto's die werden gemaakt in de onderwerpstand Close-up* (A41).
O Dierenportret
Foto's die werden gemaakt in de onderwerpstand Dierenportret
(A41).
D Film Films (A82).
M Geretoucheerde
kopieën
Kopieën gemaakt met bewerkingsfuncties (E12).
W Andere
onderwerpen
Alle andere beelden die niet met de hierboven beschreven categorieën
kunnen worden gedefinieerd.
Automatisch sorteren
Andere onderwerpen
Referentiegedeelte
E10
Stand Automatisch sorteren
B Opmerkingen over de stand Automatisch sorteren
In de stand Automatisch sorteren kunnen in elke categorie maximaal 999 beelden of filmbestanden
worden gesorteerd. Als reeds 999 beelden of filmbestanden naar een bepaalde categorie werden
gesorteerd, kunnen nieuwe beelden en filmbestanden niet naar die categorie worden gesorteerd of
worden weergegeven in de stand Automatisch sorteren. Roep de beelden en films die niet in een
categorie konden worden gesorteerd, op in de normale weergavestand (A32) of in de stand Sorteer op
datum (E11).
In de stand Automatisch sorteren kunt u geen beelden of films oproepen die gekopieerd zijn uit het
interne geheugen naar een geheugenkaart of vice-versa (E60).
Beelden of films die met een andere camera dan de COOLPIX S4400 werden opgenomen, kunnen niet
worden weergegeven in de stand Automatisch sorteren.
E11
Referentiegedeelte
Stand Sorteer op datum
Selecteer de datum die u wilt weergeven en tik op een
datum om foto's weer te geven die op de geselecteerde
datum werden gemaakt.
Om de weergegeven maand te wijzigen, tikt u op C of
D.
Wanneer u in de schermvullende of
miniatuurweergavestand op de tab d tikt, kunt u de
weergaveopties selecteren (A75).
B Opmerkingen bij de stand Sorteer op datum
In de stand Sorteer op datum kunnen max. 9.000 van de meest recente beelden worden weergegeven.
Foto's die werden gemaakt voor de datum en tijd werden ingesteld, worden beschouwd als gemaakt op
1 januari 2013
c-knop (weergavestand) M c-knop M C Sorteer op datum
052013/
12 3 4
5
12
19
6
8910
10
11
7
26 27 28 29 30 31
20 21 23
23
24 2522
22
14
15
16 17 18
13
Sun Mon Tue Wed Thu F ri Sat
E12
Referentiegedeelte
Beelden bewerken (foto's)
Bewerkingsfuncties
Gebruik de COOLPIX S4400 om de beelden in de camera te bewerken en op te slaan als
afzonderlijke bestanden (E86). De volgende bewerkingsfuncties zijn beschikbaar.
Zie pagina E57 voor meer informatie over de functie Beeld draaien.
B Opmerkingen over beelden bewerken
Foto's die werden genomen bij een Beeldmodus-instelling (A64) van z 5120×2880 kunnen niet
worden bewerkt.
De bewerkingsfuncties van COOLPIX S4400 kunnen niet worden gebruikt voor foto's genomen met een
digitale camera van een ander merk of model.
Wanneer geen gezicht in een beeld wordt herkend, kan geen kopie worden gemaakt met de functie
Glamour-retouchering (E23).
Bewerkte kopieën die met de COOLPIX S4400 worden gemaakt, worden mogelijk niet goed weergegeven
op een digitale camera van een ander merk of model. Het is eventueel ook onmogelijk deze beelden over
te brengen naar een computer met behulp van een digitale camera van een ander merk of model.
De bewerkingsfuncties zijn niet beschikbaar als er onvoldoende vrije ruimte is in het interne geheugen of
op de geheugenkaart om de bewerkte kopieën op te slaan.
Beelden die werden gemaakt in de onderwerpstand Tekenen (E2), kunnen alleen worden bewerkt met
de functie Paint, Kleine afbeelding of Uitsnede.
Bewerkingsfunctie Beschrijving
Paint (E14) Teken op beelden of voeg decoraties toe.
Snel retoucheren
(E17)
Maak eenvoudig geretoucheerde kopieën waarin het contrast en de
verzadiging werden verhoogd.
D-Lighting (E18)
Maak van het geselecteerde beeld een kopie met een verbeterde
helderheid en contrast, waardoor donkere gedeeltes van het beeld
lichter worden.
Uitrekken (E19)
Rek het huidige beeld horizontaal uit om het onderwerp dunner of
breder te maken.
Perspectiefcorrectie
(E20)
Pas het perspectief aan van foto's die in landschapsoriëntatie werden
gemaakt. Net als bij de speciale “shift”-objectieven kunt u hiermee het
perspectief verschuiven. Deze functie is vooral handig bij beelden van
gebouwen of architectuur.
Filtereffecten (E21)
Pas diverse effecten toe met behulp van een digitale filter. De
beschikbare effecten zijn Kleuropties, Zacht, Selectieve kleur, Ster,
Fisheye, Miniatuureffect en Schilderij.
Glamour-retouchering
(E23)
Maak huidtinten zachter en laat gezichten er kleiner uitzien met
grotere ogen.
Kleine afbeelding
(E24)
Maak van beelden een kleine kopie die geschikt is als e-mailbijlage.
Uitsnede (E25)
Snij een deel van het beeld uit. Gebruikt om in te zoomen op een
onderwerp of om een compositie aan te passen.
E13
Beelden bewerken (foto's)
Referentiegedeelte
C Beperkingen voor beelden bewerken
Wanneer een bewerkte kopie verder wordt gewijzigd met een andere bewerkingsfunctie, dient u rekening
te houden met de volgende beperkingen.
Kopieën die u met een andere bewerkingsfunctie dan de functie paint hebt gemaakt, kunt u niet
nogmaals met dezelfde functie bewerken.
Wanneer de functie kleine afbeelding of uitsnede wordt gecombineerd met een andere
bewerkingsfunctie, gebruikt u de functies kleine afbeelding of uitsnede nadat een andere
bewerkingsfunctie werd toegepast.
Retoucheereffecten zoals het effect Huid verzachten van de functie Glamour-retouchering, kunnen
worden toegepast op foto's die werden gemaakt met de functie Huid verzachten (E47).
C Originele en bewerkte beelden
Kopieën die met bewerkingsfuncties zijn gemaakt, worden niet gewist als de originele beelden worden
gewist. De originele beelden worden niet gewist als kopieën die met bewerkingsfuncties zijn gemaakt,
worden gewist.
Bewerkte kopieën worden met dezelfde opnamedatum en -tijd opgeslagen als het origineel.
De classificatie-instellingen (A74), beveiligingsinstellingen (E51) en afdrukopdracht (E53) van het
originele beeld worden niet toegepast op bewerkte kopieën.
Gebruikte
bewerkingsfunctie
Te gebruiken bewerkingsfunctie
Paint De functies Paint, Kleine afbeelding of Uitsnede kunnen worden gebruikt.
Snel retoucheren
D-Lighting
Uitrekken
Perspectiefcorrectie
Filtereffecten
De functies Paint, Kleine afbeelding, Glamour-retouchering of Uitsnede
kunnen worden gebruikt.
Glamour-retouchering
De andere bewerkingsfuncties dan Glamour-retouchering kunnen worden
gebruikt.
Kleine afbeelding Er kan geen andere bewerkingsfunctie worden gebruikt.
Uitsnede
Er kan geen andere bewerkingsfunctie worden gebruikt. De functie Paint
kan echter worden toegepast op uitgesneden kopieën die werden
opgeslagen met een beeldformaat van 640 × 480 pixels of groter.
Referentiegedeelte
E14
Beelden bewerken (foto's)
U Paint
1 Gebruik de hulpmiddelen I, J, K en L om
beelden aan te passen.
Voor meer informatie over elk hulpmiddel, zie “Schrijven
en tekenen in beelden” (E15).
Tik op n of draai de zoomknop naar g (i) om het beeld in
de schermvullende weergavestand weer te geven, en tik
op n of draai de zoomknop nogmaals naar g (i) om het
beeld 3× vergroot weer te geven. Tik op A, D, B of C
om het gedeelte van het beeld dat zichtbaar is in de
monitor, te wijzigen. Tik op o of draai de zoomknop naar
f (h) om terug te keren naar het oorspronkelijke
weergaveformaat.
Tik op J om de laatst uitgevoerde handeling met de pen,
de gum of het decoratiehulpmiddel ongedaan te maken
(maximaal de laatste vijf handelingen kunnen ongedaan
worden gemaakt).
2 Tik op I.
Wanneer u op H tikt wanneer een tekening niet is
opgeslagen, verschijnt een bevestigingsvenster. Tik op Ja
om te sluiten zonder de tekening op te slaan.
3 Tik op Ja.
Er wordt een nieuwe kopie met tekening gemaakt.
Foto's die werden gemaakt met een Beeldmodus-
instelling (A64) van r 2271704 of groter, worden
opgeslagen in een formaat van 2048 × 1536, en foto's die
werden gemaakt bij q 1600×1200 of O 640×480
worden opgeslagen in een formaat van 640 × 480.
Paint-kopieën kunt u herkennen aan het pictogram d dat
tijdens de weergave verschijnt.
Knop c (weergavestand) M selecteer een beeld M Tik op de tab d M U Paint
Pen
Pen
Gum
Decoratie
Kader
O
nge
d
aan ma
k
en
Kader
Opslaan OK?
Ja Nee
E15
Beelden bewerken (foto's)
Referentiegedeelte
De Paint-hulpmiddelen gebruiken
Schrijven en tekenen in beelden
Tik op I om op beelden te schrijven of te tekenen.
U kunt de kleur en de dikte van de pen wijzigen met het
palet. Om het palet te verbergen, tikt u op I of op het
beeld.
Tik op of sleep de knop voor de kleur van de pen om de
kleur van de pen te selecteren.
Tik op de knop voor de dikte van de pen om de dikte
van de pen te selecteren.
Tekeningen uitgummen (wissen)
Tik op J om toevoegingen te wissen die aan beelden
werden aangebracht met het hulpmiddel Paint of
Decoratie.
U kunt de grootte van de gum wijzigen met het palet. Om
het palet te verbergen, tikt u op J of op het beeld.
Tik op de knop voor de grootte van de gum om de
grootte van de gum te selecteren.
Pen
Dikte van de
pen
Kleur van
de pen
Gum
Grootte van gum
Referentiegedeelte
E16
Beelden bewerken (foto's)
Decoraties toevoegen
Tik op K om een decoratie toe te voegen.
U kunt het decoratietype of de decoratiegrootte wijzigen
met het palet. Om het palet te verbergen, tikt u op K of
op het beeld.
Het decoratietype kunt u selecteren uit 14 types.
Tik op de knop voor de grootte van de decoratie om de
grootte van de decoratie te selecteren.
Wanneer f is geselecteerd voor het decoratietype, zijn
de opties f (dag, maand, jaar) of S (dag, maand, jaar,
tijd) beschikbaar.
Een kader toevoegen
Tik op L om een kader rond het beeld te plaatsen.
Tik op C of D om zeven verschillende kaders een voor
een weer te geven. Tik op I om een kader te
selecteren.
B Opmerkingen over decoratie van opnamedatum
Wanneer de decoratie Opnamedatum wordt toegevoegd aan foto's die werden gemaakt met een
instelling Beeldmodus (A64) van O 640×480, is de opnamedatum soms moeilijk te lezen. Stel
Beeldmodus in op q 1600×1200 of groter tijdens de opname.
De datum die werd toegevoegd met de opnamedatumdecoratie, gebruikt de instelling Datumnotatie
die werd geselecteerd in het item Tijdzone en datum van het setup-menu (E65).
De datum en de tijd die met de opnamedatumdecoratie worden toegevoegd, zijn de datum en de tijd
waarop de foto werd gemaakt. Deze kunnen niet worden gewijzigd.
C Meer informatie
Zie “Bestands- en mapnamen” (E86) voor meer informatie.
Decoratie
Type decoratie
Formaat decoratie
Kader
E17
Beelden bewerken (foto's)
Referentiegedeelte
k Snel retoucheren: Contrast en verzadiging verbeteren
1 Kies het niveau van de verbetering en tik op I.
2 Tik op Ja.
Er wordt een nieuwe, geretoucheerde kopie gemaakt.
Kopieën die werden gemaakt met de optie Snel
retoucheren, kunt u herkennen aan het pictogram a dat
in de weergavestand verschijnt.
C Meer informatie
Zie “Bestands- en mapnamen” (E86) voor meer informatie.
c-knop (weergavestand) M Tik op de tab d M Tik op M Retoucheer M k Snel
retoucheren
Snel retoucheren
Opslaan OK?
Ja Nee
Referentiegedeelte
E18
Beelden bewerken (foto's)
I D-Lighting: Helderheid en contrast verbeteren
1 Tik op I.
De originele versie wordt links weergegeven; de bewerkte
versie rechts.
2 Tik op Ja.
Er wordt een nieuwe, bewerkte kopie gemaakt.
Kopieën die werden gemaakt met de functie D-Lighting,
kunt u herkennen aan het pictogram c dat in de
weergavestand verschijnt.
C Meer informatie
Zie “Bestands- en mapnamen” (E86) voor meer informatie.
c-knop (weergavestand) M Tik op de tab d M Tik op M Retoucheer M I D-Lighting
D-Lighting
Opslaan OK?
Ja Nee
E19
Beelden bewerken (foto's)
Referentiegedeelte
P Uitrekken: Beelden uitrekken
1 Tik op q of r, of tik op of sleep de instelknop
onderaan het scherm om het uitrekeffect aan te
passen.
2 Tik op I.
3 Tik op Ja.
Er wordt een nieuwe, uitgerekte kopie gemaakt.
Uitgerekte kopieën kunt u herkennen aan het pictogram
r dat tijdens de weergave verschijnt.
C Meer informatie
Zie “Bestands- en mapnamen” (E86) voor meer informatie.
c-knop (weergavestand) M Tik op de tab d M Tik op M Retoucheer M P Uitrekken
Uitrekken
Uitrekken
Opslaan OK?
JaNee
Referentiegedeelte
E20
Beelden bewerken (foto's)
O Perspectiefcorrectie: Een perspectief aanpassen
1 Tik op y of z, of tik op of sleep de instelknop
onderaan het scherm om de
perspectiefcorrectie aan te passen.
2 Tik op I.
3 Tik op Ja.
Er wordt een nieuwe, bewerkte kopie gemaakt.
Kopieën die werden gemaakt met de functie
Perspectiefcorrectie, kunt u herkennen aan het pictogram q
dat in de weergavestand verschijnt.
C Meer informatie
Zie “Bestands- en mapnamen” (E86) voor meer informatie.
c-knop (weergavestand) M Tik op de tab d M Tik op M Retoucheer M
O Perspectiefcorrectie
Perspectiefcorrectie
Perspectiefcorrectie
Opslaan OK?
JaNee
E21
Beelden bewerken (foto's)
Referentiegedeelte
i Filtereffecten: Digitale filtereffecten toepassen
1 Tik op het pictogram van het gewenste effect.
Terwijl de menu-opties worden weergegeven, kunt u van
beeld veranderen door het beeld te slepen.
c-knop (weergavestand) M Tik op de tab d M Tik op M Retoucheer M i Filtereffecten
Type Beschrijving
F Kleuropties
Wijzig kleurtinten met kleureffecten. De beschikbare effecten zijn
o (levendige kleur), p (zwart-wit), q (sepia) en r (koel blauw).
d Zacht
Geef het beeld een zacht uitzicht door het gebied rond het aangetikte
punt onscherp te maken.
I Selectieve kleur
Behoud één opgegeven kleur in het beeld en wijzig de andere kleuren
in zwart-wit.
J Ster
Maak sterachtige lichtstralen die naar buiten stralen op basis van
heldere objecten zoals weerkaatsingen van zonlicht en straatverlichting.
Dit effect is geschikt voor nachtonderwerpen.
K Fisheye
Laat een beeld eruit zien alsof het met een fisheye-objectief werd
gemaakt. Dit effect is geschikt voor foto's die in de macro-stand werden
gemaakt.
L Miniatuureffect
Laat een beeld eruit zien als een miniatuur die werd gemaakt in de
macro-stand. Dit effect is geschikt voor foto's die vanuit de hoogte
worden gemaakt met het hoofdonderwerp in het midden van het
beeld.
h Schilderij Laat beelden eruit zien alsof ze met de hand werden geschilderd.
Filtereffecten
Referentiegedeelte
E22
Beelden bewerken (foto's)
2 Pas het effect aan.
Kleuropties: Selecteer de kleur en tik op I.
Zacht: Tik op het gebied waarop u het effect wilt
toepassen, selecteer de sterkte van het effect en tik op I.
Selectieve kleur: Tik op de instelknop voor de kleur om
de te behouden kleur te selecteren en tik op I.
Ster, Fisheye, Miniatuureffect, Schilderij: Controleer de
resultaten van het effect en tik op I.
Tik op J om terug te keren naar het menuscherm met de
filtereffecten in stap 1 zonder wijzigingen aan te brengen.
3 Tik op Ja in het bevestigingsscherm.
Er wordt een nieuwe, bewerkte kopie gemaakt.
Kopieën die werden gemaakt met de functie Filtereffecten,
kunt u herkennen aan het pictogram i dat in de
weergavestand verschijnt.
C Meer informatie
Zie “Bestands- en mapnamen” (E86) voor meer informatie.
Kleuropties
Voorbeeld: Kleuropties
Opslaan OK?
JaNee
E23
Beelden bewerken (foto's)
Referentiegedeelte
j Glamour-retouchering: Huidtinten zachter maken en
gezichten er kleiner laten uitzien met grotere ogen.
1 Tik op Alles of Huid verzachten.
Alles: Huidtinten zachter maken, gezichten er kleiner doen
uitzien en ogen er groter doen uitzien.
Huid verzachten: Tinten in gezichten verzachten.
Het voorbeeldscherm verschijnt.
2 Bekijk een voorbeeld van het resultaat van het
effect.
Huidtinten in maximaal 12 gezichten worden verzacht, te
beginnen bij het gezicht dat zich het dichtst bij het
midden van het beeld bevindt.
Tik op Voor of Na om het beeld met of zonder de effecten
weer te geven.
Als meer dan één gezicht werd geretoucheerd, tikt u op M
of N om een ander gezicht weer te geven.
Om het niveau van het effect te wijzigen, tikt u op J om terug te keren naar stap 1.
Tik op I om het bevestigingsvenster op te roepen om de nieuwe kopie op te slaan.
3 Tik op Ja.
Er wordt een nieuwe, bewerkte kopie gemaakt.
Kopieën die werden gemaakt met de functie Glamour-
retouchering, kunt u herkennen aan het pictogram j dat in
de weergavestand verschijnt.
B Opmerkingen over Glamour-retouchering
De functie Glamour-retouchering werkt mogelijk niet zoals verwacht afhankelijk van de richting waarin de
gezichten kijken of de helderheid van de gezichten in het beeld.
Als geen gezichten in het beeld worden gedetecteerd, kan de functie Glamour-retouchering niet worden
gebruikt.
C Meer informatie
Zie “Bestands- en mapnamen” (E86) voor meer informatie.
c-knop (weergavestand) M Tik op de tab d M Tik op M Retoucheer M
j Glamour-retouchering
Glamour-retouchering
Huid verzachten
Alles
Voorbeeld
Voor Na
Opslaan OK?
Ja Nee
Referentiegedeelte
E24
Beelden bewerken (foto's)
g Kleine afbeelding: Het beeldformaat verkleinen
1 Tik op de bedieningsknop voor het gewenste
formaat van de kleine kopie en tik op I.
De formaten l 640×480, m 320×240 en n 160×120
zijn beschikbaar.
2 Tik op Ja.
Een nieuwe, kleinere kopie wordt gemaakt
(compressieverhouding van ongeveer 1:16).
De kopie wordt weergegeven met een zwart kader.
C Meer informatie
Zie “Bestands- en mapnamen” (E86) voor meer informatie.
c-knop (weergavestand) M Tik op de tab d M Tik op M Retoucheer M g Kleine
afbeelding
Kleine afbeelding
320 × 240
320 × 240
320 × 240
Kleine kopie maken?
JaNee
E25
Beelden bewerken (foto's)
Referentiegedeelte
o Uitsnede: Een uitgesneden kopie maken
Een kopie maken met enkel het in de monitor zichtbare gedeelte als G wordt
weergegeven terwijl de zoomweergave (A33) ingeschakeld is. Uitgesneden kopieën
worden als aparte bestanden opgeslagen.
1 Vergroot de foto voor uitsnede (A33).
2 Pas de compositie van de kopie aan.
Draai de zoomknop naar g (i) of f (h) om de
zoomfactor aan te passen.
Sleep het beeld of tik op A, B, C en D zodat alleen het
gedeelte dat u wilt behouden, zichtbaar is op de monitor.
3 Tik op G.
4 Tik op Ja.
Er wordt een nieuwe, uitgesneden kopie gemaakt.
3.0
3.0
3.0
3.0
3.0
3.0
Dit beeld opslaan als
getoond?
JaNee
Referentiegedeelte
E26
Beelden bewerken (foto's)
C Beeldformaat
Omdat het gebied dat u wenst op te slaan, kleiner is, is ook het beeldformaat (pixels) van de uitgesneden
kopie kleiner.
Wanneer het formaat van de uitgesneden kopie 320 × 240 of 160 × 120 is, wordt een zwart kader
weergegeven rond het beeld en wordt het pictogram Kleine afbeelding C links op de monitor
weergegeven.
C De foto uitsnijden in zijn huidige oriëntatie “Staand”
Gebruik de optie Beeld draaien (E57) om het beeld zo te draaien, dat het wordt weergegeven in de
oriëntatie Landschap. Nadat het beeld werd uitgesneden, draait u het uitgesneden beeld terug naar de
oriëntatie “Staand”. Het beeld dat in de oriëntatie “Staand” wordt weergegeven, kan worden uitgesneden
door op het beeld in te zoomen tot de zwarte balken aan beide zijden van de monitor verdwijnen. Het
uitgesneden beeld wordt weergegeven in landschap.
C Meer informatie
Zie “Bestands- en mapnamen” (E86) voor meer informatie.
E27
Referentiegedeelte
De camera aansluiten op een televisie (weergave op een televisie)
Verbind de camera met een televisie met behulp van de A/V-kabel EG-CP14
(afzonderlijk verkrijgbaar) om beelden schermvullend of in een diashow of films weer te
geven op een televisie.
1 Zet de camera uit.
2 Sluit de camera met de meegeleverde AV-kabel aan op de televisie.
Sluit de gele plug aan op de video-in-aansluiting en de witte plug op de audio-in-
aansluiting van de televisie.
Houd bij het aansluiten de pluggen in de juiste stand. Probeer niet de pluggen onder een
hoek aan te sluiten en gebruik geen kracht bij het aansluiten of verwijderen van de pluggen.
3 Stem de televisie af op het videokanaal.
Raadpleeg de handleiding van uw televisie voor meer informatie.
4 Houd de knop c ingedrukt om de camera aan
te zetten.
De camera gaat naar de weergavestand en de beelden
worden op de televisie weergegeven.
Als de camera op de televisie is aangesloten, blijft de
monitor uit.
Zie “Handelingen bij aansluiting op een televisie” (E28) voor meer informatie.
WitGeel
Referentiegedeelte
E28
De camera aansluiten op een televisie (weergave op een televisie)
Handelingen bij aansluiting op een televisie
Wanneer beelden schermvullend worden weergegeven op de televisie, kunt u het
vorige of volgende beeld weergeven door met uw vinger over de cameramonitor te
slepen.
Wanneer het eerste beeld van een film wordt weergegeven, kan de film worden
afgespeeld door op de cameramonitor te tikken.
Tik op de cameramonitor om de televisieweergave uit te schakelen en het beeld
weer te geven op de cameramonitor. Wanneer beelden op de cameramonitor
worden weergegeven, tikt u op de bedieningsknoppen om de camera te bedienen.
Beelden kunnen niet worden uitgesneden.
Beelden worden in de volgende situaties automatisch op de televisie weergegeven.
- Er worden gedurende enkele seconden geen handelingen uitgevoerd.
- Er wordt een diashow weergegeven.
- Er wordt een film weergegeven.
B Videostand
Zorg dat de geselecteerde videostand overeenkomt met de standaard die uw televisie gebruikt. Bepaal de
Videostand-optie (E77) in het setup-menu (A88).
E29
Referentiegedeelte
De camera op een printer aansluiten (Direct Print)
Gebruikers van een PictBridge-compatibele (F16) printer kunnen de camera
rechtstreeks op de printer aansluiten en beelden afdrukken zonder gebruik te maken
van een computer. Volg de onderstaande procedures om beelden af te drukken.
B Opmerkingen over de stroombron
Gebruik een volledig opgeladen batterij wanneer u de camera op een printer aansluit; zo voorkomt u dat
de camera onverwachts wordt uitgeschakeld.
Als de lichtnetadapter EH-62G (apart verkrijgbaar) wordt gebruikt, kan de COOLPIX S4400 worden gevoed
via een stopcontact. Gebruik geen lichtnetadapter van een ander merk of model, omdat dat kan leiden tot
oververhitting van of een defect aan de camera.
C Beelden afdrukken
Beelden die opgeslagen zijn op een geheugenkaart, kunnen worden afgedrukt door de beelden over te
zetten naar een computer of door de camera rechtstreeks aan te sluiten op een printer. De volgende
afdrukmethoden zijn ook beschikbaar:
Plaats een geheugenkaart in de kaartsleuf van een DPOF-compatibele printer
Breng een geheugenkaart naar een digitale fotoservice
Voor afdrukken met deze methoden geeft u de beelden en het aantal afdrukken van de beelden op de
geheugenkaart op met het menu Afdrukopdracht (E53).
Maak foto's
Selecteer beelden die u wilt
afdrukken en het aantal kopieën
met de optie Afdrukopdracht
(E53)
Sluit de camera aan op een printer (E30)
Druk beelden één voor
één af (E31)
Druk meerdere beelden af (E32)
Wanneer het afdrukken is voltooid, schakelt u de camera uit en koppelt u de USB-kabel los
Referentiegedeelte
E30
De camera op een printer aansluiten (Direct Print)
De camera op een printer aansluiten
1 Zet de camera uit.
2 Zet de printer aan.
Controleer de printerinstellingen.
3 Sluit de camera met de meegeleverde USB-kabel aan op de printer.
Houd bij het aansluiten de pluggen in de juiste stand. Probeer niet de pluggen onder een
hoek aan te sluiten en gebruik geen kracht bij het aansluiten of verwijderen van de pluggen.
4 De camera wordt automatisch ingeschakeld.
Wanneer de camera correct is aangesloten, wordt het
opstartscherm PictBridge (
1
) weergegeven op de
monitor van de camera, gevolgd door het
beeldselectiescherm (
2
).
B Als het PictBridge-startscherm niet verschijnt
Schakel de camera uit en koppel de USB-kabel los. Stel de optie Opladen via computer (E78) in het
setup-menu van de camera in op Uit en sluit de camera opnieuw aan.
4 / 4 15 / 05 / 2013
12
E31
De camera op een printer aansluiten (Direct Print)
Referentiegedeelte
Beelden een voor een afdrukken
Nadat u de camera juist op de printer hebt aangesloten (E30), volgt u de hieronder
beschreven procedure om een beeld af te drukken.
1 Tik op B of C om het gewenste beeld te kiezen,
en tik op I.
Tik op o of draai de zoomknop naar f (h) om naar de
weergave met negen miniaturen te gaan. Tik op n of draai
de zoomknop naar g (i) om terug te keren naar
schermvullende weergave.
2 Tik op Kopieën.
3 Tik op het gewenste aantal kopieën (maximaal
negen).
4 Tik op Papierformaat.
9999 / 9999
9999 / 9999
4 / 4
2011 / 01 / 01
2011 / 01 / 01
15 / 05 / 2013
001 afdrukken
Afdrukken starten
Kopieën
Papierformaat
PictBridge
Kopieën
004 afdrukken
Afdrukken starten
Kopieën
Papierformaat
PictBridge
Referentiegedeelte
E32
De camera op een printer aansluiten (Direct Print)
5 Tik op het gewenste papierformaat.
Tik op B of C om bijkomende opties weer te geven.
Als u het papierformaat via de printerinstellingen wilt
selecteren, selecteert u Standaard in het menu
Papierformaat.
6 Tik op Afdrukken starten.
7 Het afdrukken begint.
Wanneer het afdrukken is voltooid, wordt het
afdrukselectiescherm uit stap 1 weer op de monitor
weergegeven.
Meerdere beelden afdrukken
Nadat u de camera juist op de printer hebt aangesloten (E30), volgt u de hieronder
beschreven procedure om meerdere beelden af te drukken.
1 Zodra het beeldselectievenster verschijnt, tikt u
op F.
2 Tik op Papierformaat.
Om het Afdrukmenu te sluiten, tikt u op J.
Papierformaat
Standaard
3,5×5 in.
5×7 in.
100×150 mm
004 afdrukken
Afdrukken starten
Kopieën
Papierformaat
PictBridge
Annuleren
Afdrukken
Huidig aantal kopieën/
totaal aantal afdrukken
9999 / 9999
9999 / 9999
4 / 4
2011 / 01 / 01
2011 / 01 / 01
15 / 05 / 2013
Afdrukmenu
Afdrukselectie
Druk alle beelden af
DPOF-afdrukken
Papierformaat
E33
De camera op een printer aansluiten (Direct Print)
Referentiegedeelte
3 Tik op het gewenste papierformaat.
Tik op B of C om bijkomende opties weer te geven.
Als u het papierformaat via de printerinstellingen wilt
selecteren, selecteert u Standaard in de optie
Papierformaat.
4 Tik op Afdrukselectie, Druk alle beelden af of
DPOF-afdrukken.
Afdrukselectie
Selecteer de beelden (maximaal 99) en het aantal
afdrukken (maximaal negen) voor elk beeld.
Tik op het gewenste beeld en tik op C of D
onderaan op de monitor om het aantal af te
drukken kopieën op te geven.
Beelden die zijn geselecteerd voor afdrukken,
herkent u aan het vinkje (y) en een getal dat
het gewenste aantal afdrukken aangeeft. Als
geen kopieën werden geselecteerd voor
beelden, wordt de selectie geannuleerd.
Tik op n of draai de zoomknop naar g (i) om naar de schermvullende weergave
te gaan. Tik op o of draai de zoomknop naar f (h) om terug te keren naar de
weergave met 9 miniaturen.
Tik op
n
om de selectie van alle beelden te annuleren.
Tik op
I
als de instelling voltooid is.
Wanneer het scherm rechts wordt weergegeven,
tikt u op Afdrukken starten om de afdruk te
starten. Tik op Annuleren om terug te keren
naar het afdrukmenu.
Papierformaat
Standaard
3,5×5 in.
5×7 in.
100×150 mm
Afdrukmenu
Afdrukselectie
Druk alle beelden af
DPOF-afdrukken
Papierformaat
1
×
×
1
×
1
×
1
×
1
×
1
×
1
010 afdrukken
Afdrukken starten
Annuleren
Afdrukselectie
Referentiegedeelte
E34
De camera op een printer aansluiten (Direct Print)
5 Het afdrukken begint.
Wanneer het afdrukken is voltooid, wordt het afdrukmenu
(stap 2) weer op de monitor weergegeven.
C Papierformaat
De camera ondersteunt de volgende papierformaten: Standaard (standaard papierformaat voor de printer
die aangesloten is op de camera), 3,5×5 in., 5×7 in., 100×150 mm, 4×6 in., 8×10 in., Letter, A3 en A4.
Alleen formaten die door de printer worden ondersteund, worden weergegeven. Als u het papierformaat
via de printerinstellingen wilt selecteren, selecteert u Standaard in de optie Papierformaat.
Druk alle beelden af
Een kopie van alle beelden die opgeslagen zijn in het interne geheugen of op de
geheugenkaart, wordt afgedrukt.
Wanneer het scherm rechts wordt weergegeven,
tikt u op Afdrukken starten om de afdruk te
starten. Tik op Annuleren om terug te keren
naar het afdrukmenu.
DPOF-afdrukken
Druk beelden af waarvoor een afdrukopdracht werd
aangemaakt met de optie Afdrukopdracht
(E53).
Wanneer het scherm rechts wordt weergegeven,
tikt u op Afdrukken starten om de afdruk te
starten. Tik op
J
om terug te keren naar het
afdrukmenu.
Om de huidige afdrukopdracht weer te geven,
tikt u op Bek. beelden. Om beelden af te
drukken, tikt u op I.
012 afdrukken
Afdrukken starten
Annuleren
Druk alle beelden af
010 afdrukken
Afdrukken starten
Bek. beelden
DPOF-afdrukken
×
1
×
1
×
1
×
1
×
1
×
1
Annuleren
Afdrukken
Huidig aantal kopieën/totaal
aantal afdrukken
E35
Referentiegedeelte
Het opnamemenu (voor stand A (Automatisch))
Zie “A Het beeldformaat wijzigen (Beeldmodus)” (A64) voor meer informatie over
A Beeldmodus.
q/s/r Aanraakopname
De functie Aanraakopname kan worden gebruikt in de stand A (auto) en andere
opnamestanden (behalve Onderwerp volgen).
De optie Aanraaksluiter en Aanraak-AF/AE werken verschillend, afhankelijk van
de huidige opnamestand (E36, E40).
In het opnamescherm van de stand A (auto) M Tik op de tab d M
q/s/r Aanraakopname
Optie Beschrijving A
q Aanraaksluiter
(standaardinstelling)
Foto's kunnen worden gemaakt door gewoon op de
monitor te tikken.
E36
s Onderwerp volgen
Gebruik deze optie om foto's te maken van bewegende
onderwerpen. Tik op het onderwerp waarop de camera
moet scherpstellen.
Het scherpstelveld verplaatst zich automatisch om het
onderwerp te volgen.
E38
r Aanraak-AF/AE
Tik op de monitor om het scherpstelveld in te stellen.
Druk op de ontspanknop om de foto te maken met de
scherpstelling en de belichting van het scherpstelveld.
E40
Referentiegedeelte
E36
Het opnamemenu (voor stand A (Automatisch))
q Op de monitor tikken om de sluiter te ontspannen (Aanraaksluiter)
Tik op het gewenste onderwerp om een foto te
maken.
Oefen geen geweld uit wanneer u op de monitor tikt, want dit
kan een kleine beweging van de camera veroorzaken, wat tot
onscherpe beelden leidt.
Wanneer digitale zoom geactiveerd is, stelt de camera scherp op
het onderwerp in het midden van het beeld.
De ontspanknop kan ook worden gebruikt wanneer de optie
Aanraaksluiter geselecteerd is.
Wanneer X wordt weergegeven wanneer op de monitor
wordt getikt, kan de sluiter niet worden ontspannen. Tik op een
gebied binnen X of een weergegeven rand wanneer de
camera een gezicht herkent.
B Opmerkingen over Aanraaksluiter
Wanneer foto's worden gemaakt terwijl Continu of BSS in de instelling Continu (E43) ingeschakeld is,
of in de onderwerpstand Sport of Museum (A41), gebruikt u de ontspanknop om foto's te maken.
Wanneer u de functie Aanraaksluiter gebruikt, kunt u slechts één foto tegelijk maken.
Voorkom dat foto's worden gemaakt wanneer u per vergissing op de monitor tikt in de stand A (auto) en
in bepaalde onderwerpstanden, door de instelling voor aanraakopname te wijzigen in Aanraak-AF/AE
(E40). In deze instelling wordt de sluiter niet losgelaten wanneer de monitor wordt aangetikt.
Wanneer foto's worden gemaakt van onderwerpen waarop autofocus mogelijk niet het gewenste
resultaat oplevert, is het onderwerp mogelijk niet scherp (A31).
Wanneer u op een op de monitor weergegeven onderwerp tikt terwijl de zelfontspanner (A57)
ingeschakeld is, vergrendelt de camera de scherpstelling en wordt de sluiter na tien of twee seconden
ontspannen.
Bepaalde functies kunnen niet met andere menu-opties worden gebruikt (A66).
In het opnamescherm van de stand A (auto) M Tik op de tab d M
Tik op q/s/r Aanraakopname M q Aanraaksluiter
0
0
8
8
50
50
50
0
0
8
8
50
50
50
E37
Het opnamemenu (voor stand A (Automatisch))
Referentiegedeelte
C Opnamestanden die de functie Aanraaksluiter ondersteunen
De aanraaksluiter kan worden gebruikt in de stand A (auto) en andere opnamestanden. De werking van de
Aanraaksluiter is als volgt afhankelijk van de huidige opnamestand.
Opnamestand Werking aanraaksluiter
Stand A (auto) (A38),
onderwerpstanden Sport, Party/
binnen, Strand, Sneeuw, Close-
up, Voedsel, Museum, Zwart-
wit-kopie en Tegenlicht (A41)
Tik op het gewenste onderwerp. De scherpstelling en de
belichting worden ingesteld voor het aangetikte gebied. Wanneer
de camera meer dan één gezicht herkent, tikt u op een gezicht met
een enkele rand om de scherpstelling en de belichting voor dat
gezicht in te stellen.
Onderwerpstand Autom.
scènekeuzekn. (A41), Speciale
effecten (A50) en stand Slim
portret (wanneer Glimlachtimer
is ingesteld op Uit; A51)
Wanneer de camera gezichten herkent, tikt u op een gezicht
met een rand. De scherpstelling en de belichting worden
ingesteld voor het aangetikte gezicht.
Wanneer geen gezicht wordt herkend, stelt de camera scherp
op het aangetikte gebied.
Onderwerpstanden Portret en
Nachtportret (A41)
Alleen een rand die wordt weergegeven met de functie
gezichtsherkenning, kan worden geselecteerd. Wanneer de
camera meer dan één gezicht herkent, tikt u op een gezicht met
een enkele rand om de scherpstelling en de belichting voor dat
gezicht in te stellen.
Onderwerpstanden Landschap,
Zonsondergang, Schemering,
Nachtlandschap, Vuurwerk en
Panorama assist (A41)
De scherpstelling en de belichting worden ingesteld voor
hetzelfde scherpstelveld dat wordt gebruikt wanneer foto's
worden genomen door de ontspanknop in te drukken. Zie
“Onderwerpstand (Opname voor vastgestelde onderwerpen)”
(A43) voor meer informatie.
Stand Slim portret (wanneer
Glimlachtimer is ingesteld op
Aan; A51)
De aanraaksluiter kan niet worden ingeschakeld. Wanneer de
camera meer dan één gezicht herkent, tikt u op een gezicht dat
omgeven is door een enkele rand om het scherpstelveld naar dat
gezicht te verplaatsen.
Onderwerpstand Dierenportret
(A41)
Wanneer Dierenp. autom. ontsp. is ingesteld op Aan: De
aanraaksluiter kan niet worden ingeschakeld.
In de instelling Uit: Alleen randen die worden weergegeven door
de functie Gezichtsherkenning voor dieren, kunnen worden
geselecteerd. Wanneer de camera meer dan één gezicht van
dieren herkent, tikt u op een gezicht dat omgeven is door een
enkele rand om het scherpstelveld naar dat gezicht te verplaatsen.
Referentiegedeelte
E38
Het opnamemenu (voor stand A (Automatisch))
s Scherpstellen op een bewegend onderwerp (Onderwerp volgen)
In de stand A (auto) (A38) kan de instelling Aanraakopname worden gewijzigd van
Aanraaksluiter (standaardinstelling) in Onderwerp volgen.
s (onderwerp volgen) is alleen geactiveerd in de stand A (auto).
1 Een onderwerp registreren.
Tik in de monitor op het onderwerp dat u wilt volgen.
- Het onderwerp is geregistreerd.
- Wanneer de camera gezichten detecteert, tikt u op een
gezicht met een rand om dit gezicht als het onderwerp
te registreren en het gezicht te beginnen volgen. Als de
camera meer dan een gezicht heeft gedetecteerd,
verdwijnen de randen rond de gezichten die niet
geselecteerd zijn.
- Wanneer een ander onderwerp dan een gezicht
geregistreerd is, wordt een geel scherpstelveld weergegeven op het onderwerp en
begint de camera het onderwerp te volgen.
- Wanneer de rand rond het onderwerp rood wordt, kan de camera niet scherpstellen.
Wijzig de compositie en probeer het opnieuw.
Als het aangetikte gebied geen onderwerp bevat dat kan worden geregistreerd, wordt X
weergegeven op de monitor. Tik op een onderwerp binnen X.
Tik op een ander onderwerp om een ander onderwerp te
volgen.
Om de registratie van het onderwerp te annuleren, tikt u
op a dat links op de monitor wordt weergegeven.
Als de camera het geregistreerde onderwerp niet meer kan
volgen, verdwijnt het scherpstelveld en wordt de
registratie geannuleerd. Registreer het onderwerp
opnieuw.
In het opnamescherm van de stand A (auto) M Tik op de tab d M
Tik op q/s/r Aanraakopname M s Onderwerp volgen
0
0
8
8
50
50
50
0
0
8
8
50
50
50
E39
Het opnamemenu (voor stand A (Automatisch))
Referentiegedeelte
2 Druk de ontspanknop in om een foto te maken.
De camera stelt scherp op het scherpstelveld wanneer de
ontspanknop half is ingedrukt. Het scherpstelveld wordt
groen en de scherpstelling wordt vergrendeld.
Als de camera niet kan scherpstellen, knippert het
scherpstelveld. Druk de ontspanknop opnieuw half in om
scherp te stellen.
Wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt terwijl het
scherpstelveld niet wordt weergegeven, stelt de camera scherp op het onderwerp in het
midden van het beeld.
Druk de ontspanknop helemaal in om de sluiter los te laten.
B Opmerkingen bij de stand Onderwerp volgen
Digitale zoom niet beschikbaar.
Het is mogelijk dat u het geluid van de objectiefmotor hoort wanneer de functie Onderwerp volgen actief
is.
Stel de zoomstand in en pas de opname-instellingen (A38) toe voor u het onderwerp registreert. Als
deze instellingen worden aangepast nadat het onderwerp werd geregistreerd, wordt de registratie van
het onderwerp geannuleerd.
Soms kan het gewenste onderwerp niet worden geregistreerd, kan de camera het geregistreerde
onderwerp niet volgen of begint hij een ander onderwerp te volgen als het onderwerp zich snel beweegt,
als er veel cameratrilling is of als de camera een gelijkaardig onderwerp herkent. De mate waarin de
camera het geregistreerde onderwerp nauwkeurig kan volgen, is ook afhankelijk van de grootte en de
helderheid van het onderwerp.
In uitzonderlijke gevallen kan op onderwerpen waarvoor autofocus eventueel niet aan de verwachtingen
voldoet (A31), mogelijk niet worden scherpgesteld, hoewel het scherpstelveld groen oplicht. In dit
geval stelt u scherp op een ander onderwerp dat zich op dezelfde afstand van de camera bevindt als het
gewenste onderwerp (A40).
Bepaalde functies kunnen niet met andere menu-opties worden gebruikt (A66).
C Instelling Aanraakopname
De onderwerpregistratie met Onderwerp volgen wordt geannuleerd wanneer de camera wordt uitgezet.
250
2501/
1/
1/
F3.5
F3.5
F3.5
Referentiegedeelte
E40
Het opnamemenu (voor stand A (Automatisch))
r Op de monitor tikken om scherp te stellen (Aanraak-AF/AE)
1 Tik op het onderwerp waarop de camera
scherpstelt.
In het aangetikte gebied wordt u of een dubbele rand
weergegeven.
Wanneer de digitale zoom wordt toegepast, kan het
scherpstelveld niet worden geselecteerd.
Om de selectie van het scherpstelveld te annuleren, tikt u
op a links op de monitor.
Als u op een positie tikt waarop geen scherpstelling kan
worden verkregen, wordt X weergegeven op de
monitor. Tik op een andere positie binnen X.
2 Druk de ontspanknop in om een foto te maken.
Druk de ontspanknop half in om de scherpstelling en de
belichting vast te leggen, en druk de ontspanknop daarna
volledig in om de sluiter los te laten.
In het opnamescherm van de stand A (auto) M Tik op de tab d M
Tik op q/s/r Aanraakopname M r Aanraak-AF/AE
0
0
8
8
50
50
50
0
0
8
8
50
50
50
E41
Het opnamemenu (voor stand A (Automatisch))
Referentiegedeelte
B Opmerkingen over Aanraak-AF/AE
Wanneer foto's worden gemaakt van onderwerpen waarop autofocus mogelijk niet het gewenste
resultaat oplevert, is het onderwerp mogelijk niet scherp (A31).
C Opnamestanden waarbij de functie Aanraak-AF/AE mogelijk is
Aanraak-AF/AE kan worden gebruikt in de stand A (auto) en andere opnamestanden. De werking van
Aanraak-AF/AE is als volgt afhankelijk van de huidige opnamestand.
*Stel Dierenp. autom. ontsp. in op Uit om de aanraaksluiter (standaardinstelling) of aanraak-AF/
AE in te schakelen.
Opnamestand Werking van Aanraak-AF/AE
Stand A (auto) (A38),
onderwerpstanden Sport, Party/
binnen, Strand, Sneeuw, Close-
up, Voedsel, Museum, Zwart-
wit-kopie en Tegenlicht (A41)
De scherpstelling en de belichting worden ingesteld voor het
aangetikte gebied.
Onderwerpstand Autom.
scènekeuzekn. (A41), Speciale
effecten (A50) en stand Slim
portret (wanneer Glimlachtimer
is ingesteld op Uit; A51)
Wanneer de camera gezichten herkent, kunt u alleen een
gezicht selecteren dat voorzien is van een rand. Wanneer de
camera meer dan één gezicht herkent, tikt u op een gezicht dat
omgeven is door een enkele rand om het scherpstelveld naar
dat gezicht te verplaatsen.
Wanneer geen gezicht wordt herkend, stelt de camera scherp
op het aangetikte gebied.
Onderwerpstanden Portret en
Nachtportret (A41), stand Slim
portret (wanneer Glimlachtimer
is ingesteld op Aan; A51)
Alleen een rand die wordt weergegeven met de functie
gezichtsherkenning, kan worden geselecteerd. Wanneer de
camera meer dan één gezicht herkent, tikt u op een gezicht dat
omgeven is door een enkele rand om het scherpstelveld naar dat
gezicht te verplaatsen.
Onderwerpstanden Landschap,
Zonsondergang, Schemering,
Nachtlandschap
, Vuurwerk en
Panorama assist (A41)
Het scherpstelveld kan niet worden gewijzigd.
Onderwerpstand Dierenportret*
(A41)
Wanneer Dierenp. autom. ontsp. is ingesteld op Aan: Aanraak-
AF/AE is uitgeschakeld.
In de instelling Uit: Alleen randen die worden weergegeven door
de functie Gezichtsherkenning voor dieren, kunnen worden
geselecteerd. Wanneer de camera meer dan één gezicht van
dieren herkent, tikt u op een gezicht dat omgeven is door een
enkele rand om de scherpstelling en de belichting in te stellen op
dat gezicht.
Referentiegedeelte
E42
Het opnamemenu (voor stand A (Automatisch))
X ISO-waarde
Hoe hoger de gevoeligheid, hoe minder licht nodig is om een beeld te belichten,
waardoor donkere onderwerpen kunnen worden vastgelegd.
Bovendien kunnen, zelfs bij onderwerpen met gelijke helderheid, foto's met kortere
sluitertijden worden gemaakt, waardoor waasvorming ten gevolge van cameratrilling
en bewegingen van het onderwerp kan worden beperkt.
Hoewel een hogere ISO-gevoeligheid doeltreffend is wanneer donkere
onderwerpen worden opgenomen, wanneer zonder flitser wordt opgenomen,
wanneer wordt opgenomen met de zoom enz., kunnen de beelden ruis bevatten.
B Opmerking over ISO-gevoeligheid
Bepaalde functies kunnen niet met andere menu-opties worden gebruikt (A66).
Bewegingsdetectie (E72) werkt niet wanneer de ISO-gevoeligheid anders is ingesteld dan
Automatisch.
B ISO 3200
Wanneer ISO-waarde is ingesteld op 3200, zijn de beschikbare
Beeldmodus-instellingen beperkt tot r 2271704, q 1600×1200
en O 640×480.
De X geeft de instelling voor de ISO-
gevoeligheid aan.
In het opnamescherm van de stand A (auto) M Tik op de tab d M X ISO-waarde
Optie Beschrijving
s Automatisch
(standaardinstelling)
De gevoeligheid is ISO 80 wanneer er voldoende licht is; wanneer
er weinig licht is, compenseert de camera door de gevoeligheid te
verhogen naar maximaal ISO 1600.
Vast bereik
automatisch
Kies het bereik waarin de camera automatisch de ISO-gevoeligheid
aanpast, uit ISO 80-400 of ISO 80-800. De camera verhoogt de
gevoeligheid niet boven de maximumwaarde in het geselecteerde
bereik. Stel de maximale ISO-waarde in voor effectieve controle
over de hoeveelheid “korrel” die in beelden voorkomt.
80, 100, 200, 400, 800,
1600, 3200
De gevoeligheid wordt vergrendeld op de vastgestelde waarde.
720
ISO-waarde
E43
Het opnamemenu (voor stand A (Automatisch))
Referentiegedeelte
C Continu
Activeer continue opnames of BSS (Best Shot Selector).
B Opmerkingen bij Continu-opnames
Wanneer Continu, BSS of Multi-shot 16 is geselecteerd, is de flitser uitgeschakeld. Scherpstelling,
belichting en witbalans worden ingesteld op de waarden bepaald voor het eerste beeld in elke reeks.
De beeldsnelheid bij continuopnamen hangt af van de huidige instelling voor de beeldstand, de
gebruikte geheugenkaart of de opnameomstandigheden.
Bepaalde functies kunnen niet met andere menu-opties worden gebruikt (A66).
B Opmerking over BSS
BSS is aangewezen wanneer foto's worden gemaakt van stilstaande onderwerpen. BSS geeft mogelijk niet
het gewenste resultaat als het onderwerp beweegt of als de compositie verandert terwijl u de ontspanknop
ingedrukt houdt.
B Opmerking over Multi-shot 16
Smear (F3) die zichtbaar is op de monitor bij opnames met Multi-shot 16 ingeschakeld, wordt
opgeslagen bij beelden. We raden aan om heldere onderwerpen zoals de zon, weerspiegelingen van de zon
en elektrische verlichting te vermijden bij opnames waarvoor Multi-shot 16 is ingeschakeld.
In het opnamescherm van de stand A (auto) M Tik op de tab d M C Continu
Optie Beschrijving
U Enkelvoudig
(standaardinstelling)
Er wordt één foto gemaakt telkens de ontspanknop wordt ingedrukt.
V Continu
Wanneer de ontspanknop ingedrukt wordt gehouden, worden tot 6
foto's gemaakt aan een snelheid van ongeveer 0,9 beelden per
seconde (bij een Beeldmodus-instelling van x 5153864).
D BSS
(Best Shot Selector)
De “Best Shot Selector” wordt aanbevolen wanneer foto's worden
gemaakt met de flitser uit of met ingezoomde camera of in andere
situaties waarin onverwachte bewegingen tot onscherpe beelden
kunnen leiden. Wanneer BSS geactiveerd is, maakt de camera
maximaal 10 foto's terwijl de ontspanknop wordt ingedrukt. Het
scherpste beeld van de reeks wordt automatisch geselecteerd en
opgeslagen.
W Multi-shot 16
Telkens wanneer de ontspanknop wordt
ingedrukt, maakt de camera 16 foto's aan een
snelheid van circa 30 bps en deelt ze in als één
enkel beeld.
Beeldmodus is vastgesteld op L (2560 ×
1920).
Digitale zoom is niet beschikbaar.
Referentiegedeelte
E44
Het opnamemenu (voor stand A (Automatisch))
W Witbalans (Tint aanpassen)
De kleur van het licht dat door een voorwerp wordt weerkaatst, is afhankelijk van de
kleur van de lichtbron. De hersenen van de mens passen zich aan wanneer de kleur van
de lichtbron verandert. Hierdoor zijn witte voorwerpen in onze ogen altijd wit, of we ze
nu in de schaduw, in de zon of bij het licht van een gloeilamp zien. Digitale camera's
doen iets vergelijkbaars door beelden te bewerken overeenkomstig de kleur van de
lichtbron. Dat wordt de “Witbalans” genoemd. Als u een foto met natuurlijke kleuren
wilt maken, kiest u van tevoren een witbalansinstelling die past bij de lichtbron. Voor de
meeste soorten licht kunt u de standaardinstelling, Automatisch, gebruiken, maar
voor het beste resultaat kunt u ook de witbalans voor een bepaalde lichtbron
handmatig instellen.
B Opmerking over Witbalans
Bij andere witbalansinstellingen dan Automatisch of Flitser, zet u de flitser uit (c) (A55).
In het opnamescherm van de stand A (auto) M Tik op de tab d M W Witbalans
Optie Beschrijving
s Automatisch
(standaardinstelling)
Witbalans wordt automatisch aan de lichtomstandigheden aangepast.
Dit is in de meeste omstandigheden de beste keuze.
b Handm.
voorinstelling
Handig wanneer u opneemt bij ongebruikelijk licht. Zie “Handm.
voorinstelling” (E45) voor meer informatie.
c Daglicht Witbalans wordt afgestemd op direct zonlicht.
d Gloeilamplicht Voor opnamen bij gloeilamplicht.
e TL-licht Voor opnamen bij TL-verlichting.
f Bewolkt Voor opnamen bij bewolkt weer.
g Flitser Voor opnamen met de flitser.
E45
Het opnamemenu (voor stand A (Automatisch))
Referentiegedeelte
Handm. voorinstelling
De optie Handm. voorinstelling is van kracht als u fotografeert bij verschillende soorten
licht of als correctie voor lichtbronnen met een duidelijke kleurzweem wanneer het
gewenste effect niet werd bereikt met witbalansinstellingen als Automatisch en
Gloeilamplicht (bijvoorbeeld om foto's die zijn gemaakt bij licht met een rode gloed
eruit te laten zien alsof ze bij normaal licht zijn gemaakt). Ga als volgt te werk om tijdens
de opname de witbalanswaarde te meten overeenkomstig de lichtbron.
1 Plaats een wit of grijs referentievoorwerp onder de verlichting die voor de
foto wordt gebruikt.
2 Tik op de tab d om de menu-opties weer te
geven (A11) en tik op W.
3 Tik op b.
Het objectief schuift uit naar de zoomstand voor meting.
4 Kadreer het witte of grijze referentievoorwerp in
het meetvenster.
Als u de meest recentelijk gemeten waarde voor
handmatige voorinstelling wilt gebruiken in plaats van een
nieuwe meting uit te voeren, tikt u op Annuleren. De
meest recentelijk gemeten waarde wordt ingesteld voor de
witbalans en er wordt geen nieuwe meting uitgevoerd.
5 Tik op Meten om een nieuwe waarde voor de
witbalans te meten.
De sluiter ontspant en de nieuwe witbalanswaarde voor
Handm. voorinstelling wordt ingesteld. Er wordt geen beeld
opgeslagen.
Handm. voorinstelling
Handm. voorinstelling
Annuleren
Meten
Meetvenster
Handm. voorinstelling
Annuleren
Meten
Referentiegedeelte
E46
Het opnamemenu (voor stand A (Automatisch))
B Opmerking bij Handm. voorinstelling
Een waarde voor de flitserbelichting kan niet worden gemeten met Handm. voorinstelling. Wanneer u
met behulp van de flitser opneemt, dient u Witbalans in te stellen op Automatisch of Flitser.
E47
Referentiegedeelte
Het menu Slim portret
Zie “A Het beeldformaat wijzigen (Beeldmodus)” (A64) voor meer informatie over
A Beeldmodus.
Zie “Aanraakopname” in “Het opnamemenu (voor stand A (Auto))” voor meer
informatie over q/r Aanraakopname (E35).
e Huid verzachten
Schakel Huid verzachten in.
De effecten van de functie Huid verzachten zijn niet zichtbaar wanneer u beelden
kadreert voor opname. Controleer de mate van huid verzachten in de weergavestand.
In het scherm van de stand Slim portret M Tik op de tab d M e Huid verzachten
Optie Beschrijving
S Hoog Wanneer de sluiter wordt losgelaten, detecteert de camera een
of meer menselijke gezichten (maximaal drie) en wordt het beeld
verwerkt om de huidtinten te verzachten voordat het beeld
wordt opgeslagen. U kunt de intensiteit van het toegepaste
effect selecteren.
R Normaal
(standaardinstelling)
Q Laag
k Uit Schakelt de functie Huid verzachten uit.
Referentiegedeelte
E48
Het menu Slim portret
y Knipperdetectie
De camera laat de sluiter automatisch tweemaal los telkens wanneer een beeld wordt
gemaakt. Van de twee foto's wordt de foto bewaard waarop het onderwerp zijn ogen
open heeft.
a Glimlachtimer
De camera detecteert menselijke gezichten en laat automatisch de sluiter los wanneer
een glimlach wordt gedetecteerd.
In het scherm van de stand Slim portret M Tik op de tab d M y Knipperdetectie
Optie Beschrijving
o Aan
Wanneer Aan is geselecteerd, is
de flitser uitgeschakeld.
Als de camera een beeld heeft
opgeslagen waarin de ogen van
het onderwerp mogelijk
gesloten zijn, verschijnt het
dialoogvenster rechts
gedurende enkele seconden.
p Uit (standaardinstelling) Schakelt de knipperwaarschuwing uit.
In het scherm van de stand Slim portret M Tik op de tab d M a Glimlachtimer
Optie Beschrijving
o Aan (standaardinstelling) Schakelt de glimlachtimer in.
p Uit Schakelt de glimlachtimer uit.
Er werd geknipperd op de foto
die zojuist werd genomen.
E49
Referentiegedeelte
Het weergavemenu
Zie “Stand Favoriete beelden” (E5) voor meer informatie over h Favoriete
beelden.
Zie “Stap 6 Ongewenste beelden wissen” (A34) voor meer informatie over c
Wissen.
Zie “Beelden bewerken (foto's)” (E12) voor meer informatie over U Paint en M
Retoucheer.
b Diashow
De beelden in het interne geheugen of op een geheugenkaart één voor één in een
automatische “diashow” afspelen.
1 Tik op Start.
Om het effect te wijzigen, tikt u op x Effecten voor u op
Start tikt, waarna u kiest uit Klassiek, Zoomen of
Animatie.
Om het interval tussen de beelden te wijzigen, tikt u op
y Tussenpauze en selecteert u het gewenste interval
voor u op Start tikt.
Als u de diashow automatisch wilt herhalen, tikt u op m Herhalen voor u op Start tikt.
Om te stoppen zonder beelden weer te geven in een diashow, tikt u op J.
Knop c (weergavestand) M Tik op de tab d M b Diashow
Diashow
Start
Referentiegedeelte
E50
Het weergavemenu
2 De diashow begint.
Tik op de monitor om het bedieningspaneel onderaan het
scherm weer te geven.
Tik op de pictogrammen in het bedieningspaneel om de
overeenkomstige handeling uit te voeren. De volgende
bewerkingen zijn beschikbaar.
B Opmerkingen bij Diashow
Van films die zijn opgenomen in een diashow, wordt alleen het eerste beeld weergegeven.
Zelfs wanneer Herhalen is geselecteerd, wordt de diashow slechts gedurende maximaal 30 minuten
weergegeven (E75).
Functie Tik Beschrijving
Terugspoelen
O
Tik op en blijf O aanraken om de diashow terug te spoelen.
Vooruitspoelen
P
Tik op en blijf P aanraken om de diashow vooruit te spoelen.
Pauze
Q
Afspelen pauzeren.
Om de weergave te hervatten, tikt u op R in het midden
van het scherm.
Beëindigen
S
De diashow beëindigen.
E51
Het weergavemenu
Referentiegedeelte
d Beveiligen
Beveilig geselecteerde beelden tegen ongewild wissen. Beveiligde beelden zijn in de
weergavestand te herkennen aan het pictogram s (A8).
Eén beeld beveiligen
Tik op o Aan.
Het geselecteerde beeld is beveiligd.
Om te stoppen zonder beelden te beveiligen, tikt u op
J.
B Opmerking over het beveiligen van beelden
Houd er rekening mee dat beveiligde bestanden permanent worden gewist als het interne geheugen van
de camera of de geheugenkaart wordt geformatteerd (E76).
Knop c (weergavestand) M Tik op de tab d M d Beveiligen
Beveiligen
Aan Uit
Referentiegedeelte
E52
Het weergavemenu
Meerdere beelden beveiligen
Meerdere beelden kunnen tegelijk worden beveiligd.
1 Schakel over naar de miniatuurweergavestand
(A33), tik op de tab d om de menu-opties
weer te geven en tik op d.
De monitor gaat naar het beeldselectiescherm.
2 Tik op de beelden die u wilt beveiligen.
Wanneer een beeld is geselecteerd, wordt een vinkje (y)
weergegeven. Om de selectie te annuleren, tikt u
nogmaals op het beeld.
Tik op n of o of draai de zoomknop naar g (i) of f (h)
om het aantal weergegeven beelden te wijzigen.
3 Tik op I.
De geselecteerde beelden worden beveiligd.
Om te stoppen zonder beelden te beveiligen, tikt u op J.
De beveiliging van beelden verwijderen
Om de beveiliging van een beeld te verwijderen, geeft u een beveiligd beeld in
schermvullende weergave weer, waarna u de procedure in “Eén beeld beveiligen
(E51) uitvoert en op Uit tikt in “Eén beeld beveiligen”.
Om de beveiliging van meerdere beelden tegelijk te verwijderen, verwijdert u het
vinkje bij de beveiligde beelden in stap 2 van “Meerdere beelden beveiligen”.
10
E53
Het weergavemenu
Referentiegedeelte
a Afdrukopdracht (Een DPOF-afdrukopdracht maken)
Wanneer u beelden die op de geheugenkaart zijn opgeslagen, wenst af te drukken met
een van de volgende mogelijkheden, wordt de optie Afdrukopdracht in het
weergavemenu gebuikt om digitale “afdrukopdrachten” te maken voor afdrukken op
DPOF-compatibele toestellen.
Een geheugenkaart plaatsen in de kaartsleuf van een DPOF-compatibele (F16)
printer.
De geheugenkaart naar een digitale fotoservice brengen.
De camera aansluiten op een PictBridge-compatibele (F16) printer (E29). Een
afdrukopdracht kan ook worden gemaakt voor beelden die opgeslagen zijn in het
interne geheugen als de geheugenkaart uit de camera is verwijderd.
Een afdrukopdracht voor één beeld maken
1 Tik op het gewenste aantal kopieën (maximaal
negen) en tik op I.
Om te stoppen zonder de afdrukopdracht in te stellen, tikt
u op J.
Zodra het aantal beelden van een afdrukopdracht, inclusief
de zojuist toegevoegde beelden, groter wordt dan 99,
verschijnt het rechts afgebeelde scherm.
-Tik op Ja om voordien toegevoegde beelden uit de
afdrukopdracht te verwijderen en de afdrukopdracht te
beperken tot de pas gemarkeerde beelden.
-Tik op Annuleren om pas toegevoegde beelden uit de
afdrukopdracht te verwijderen en de afdrukopdracht te
beperken tot de voordien gemarkeerde beelden.
Knop c (weergavestand) M Tik op de tab d M a Afdrukopdracht
Afdrukopdracht
Teveel geselecteerde beelden.
Afdrukmarkering van andere
beelden verwijderen?
Ja Annuleren
Afdrukopdracht
Referentiegedeelte
E54
Het weergavemenu
2 Geef aan of u ook de opnamedatum en foto-
informatie wilt afdrukken.
Tik op Datum om w in het selectievakje te plaatsen om
de opnamedatum op het beeld af te drukken.
Tik op Info om w in het selectievakje te plaatsen om de
foto-informatie (sluitertijd en diafragmawaarde) op het
beeld af te drukken.
Tik op I om de afdrukopdracht te voltooien.
Beelden die zijn geselecteerd voor afdrukken, worden
tijdens de weergave aangeduid met het pictogram w.
Afdrukopdracht
Datum
Info
4 / 4
4 / 4
4 / 4
0004. JPG
0004. JPG
0004. JPG
15/05/2013 15:30
15/05/2013 15:30
15/05/2013 15:30
E55
Het weergavemenu
Referentiegedeelte
Een afdrukopdracht voor meerdere beelden maken
1 Schakel over naar de miniatuurweergavestand
(A33), tik op de tab d om de menu-opties
weer te geven en tik op a.
De monitor gaat naar het instelscherm voor de
afdrukopdracht.
2 Tik op de beelden die u wilt afdrukken
(maximaal 99) en tik op C of D onderaan de
monitor om het aantal kopieën (maximaal
negen) voor elk beeld op te geven.
Beelden die zijn geselecteerd voor afdrukken, herkent u
aan het vinkje (y) en een getal dat het gewenste aantal
afdrukken aangeeft. Als geen kopieën werden
geselecteerd voor beelden, wordt de selectie geannuleerd.
Tik op n of o of draai de zoomknop naar g (i) of f(h) om het aantal weergegeven
beelden te wijzigen.
Tik op n om de afdrukmarkeringen voor alle beelden te verwijderen en de afdrukopdracht
te annuleren.
Tik op I als de instelling voltooid is.
3 Geef aan of u ook de opnamedatum en foto-
informatie wilt afdrukken.
Tik op Datum om w in het selectievakje te plaatsen om
de opnamedatum af te drukken op alle beelden in de
afdrukopdracht.
Tik op Info om w in het selectievakje te plaatsen om de
foto-informatie (sluitertijd en diafragmawaarde) af te
drukken op alle beelden in de afdrukopdracht.
Tik op I om de afdrukopdracht te voltooien.
10
×
9
×
9
×
1
×
1
9
Afdrukopdracht
Datum
Info
Referentiegedeelte
E56
Het weergavemenu
Afdrukopdracht annuleren
Om een afdrukmarkering bij een beeld te verwijderen, geeft u het voor afdrukken
geselecteerde beeld weer in schermvullende weergave, waarna u de procedure in
“Een afdrukopdracht voor één beeld maken” (E53) uitvoert en op “0” tikt in stap 1.
Om afdrukmarkeringen van meerdere beelden tegelijk te verwijderen, verwijdert u
de afdrukmarkeringen van de gewenste beelden in stap 2 van “Een afdrukopdracht
voor meerdere beelden maken” (E55). Tik op n om de afdrukmarkering bij alle
beelden te verwijderen.
B Opmerkingen over het afdrukken van de opnamedatum en foto-informatie
Wanneer de opties Datum en Info zijn ingeschakeld in de optie Afdrukopdracht, worden de opnamedatum
en foto-informatie afgedrukt op beelden wanneer een DPOF-compatibele printer (F16) wordt gebruikt die
het afdrukken van opnamedatum en foto-informatie ondersteunt.
Bij DPOF-printen (E34) kan foto-informatie niet worden afgedrukt als de camera via de meegeleverde
USB-kabel rechtstreeks is aangesloten op de printer.
Houd er rekening mee dat de instellingen van Datum en Info worden gereset telkens wanneer de optie
Afdrukopdracht wordt weergegeven.
De afgedrukte datum is de datum die werd opgeslagen toen de foto
werd gemaakt. Wanneer de instellingen Datum en tijd en Tijdzone
worden gewijzigd met de optie Tijdzone en datum in het setup-
menu nadat een foto is gemaakt, heeft dit geen invloed op de datum
die op het beeld wordt afgedrukt.
C Datumstempel
Wanneer de opnamedatum en -tijd worden afgedrukt op beelden met de optie Datumstempel (E70) in
het setup-menu, worden beelden opgenomen met de opnamedatum en -tijd afgedrukt op de foto op het
moment dat ze werden vastgelegd. Beelden waarop de datum is vermeld, kunnen worden afgedrukt op
printers die het afdrukken van de datum op beelden niet ondersteunen.
Alleen de datum en de tijd die met de optie Datumstempel op beelden worden afgedrukt, worden
afgedrukt, zelfs als de optie Datumafdruk ingeschakeld is in het menu Afdrukopdracht.
15.05.2013
15 .05. 2013
15.05.2013
E57
Het weergavemenu
Referentiegedeelte
f Beeld draaien
Geef de richting op waarin de opgenomen beelden worden weergegeven. U kunt
beelden 90 graden rechtsom of 90 graden linksom draaien. Beelden die in de
portretstand (“staand”) zijn gemaakt, kunnen tot 180 graden worden gedraaid in beide
richtingen.
Tik op J of I om het beeld 90 graden te draaien.
Tik op I om de oriëntatie voor de weergave te voltooien en bewaar deze informatie
samen met het beeld.
Om te stoppen zonder het beeld te draaien, tikt u op J.
Knop c (weergavestand) M Tik op de tab d M Tik op M Retoucheer M f Beeld draaien
Beeld draaienBeeld draaien Beeld draaien
90 graden linksom
draaien
90 graden rechtsom
draaien
IJ
IJ
Referentiegedeelte
E58
Het weergavemenu
E Spraakmemo
Gebruik de ingebouwde microfoon van de camera om spraakmemo's voor beelden op
te nemen.
Wanneer u een beeld met een spraakmemo selecteert, kunt u de spraakmemo
afspelen.
Wanneer u een beeld zonder spraakmemo selecteert, verschijnt het spraakmemo-
opnamescherm; wanneer u een beeld met spraakmemo selecteert (m.a.w. een beeld
dat met p aangegeven is in de schermvullende weergavestand), wordt het
spraakmemo-weergavescherm weergegeven.
Spraakmemo's opnemen
Tik op W om een spraakmemo van ongeveer 20
seconden op te nemen.
Raak de ingebouwde microfoon tijdens de opname niet
aan.
Om te stoppen zonder spraakmemo's op te nemen, tikt u
op J.
Tijdens de opname knippert o op de monitor.
De opname eindigt wanneer u tijdens de opname op S
tikt.
Zodra de opname eindigt, verschijnt het spraakmemo-
weergavescherm. Volg de instructies in “Spraakmemo's
afspelen” (E59) om de spraakmemo weer te geven.
C Meer informatie
Zie “Bestands- en mapnamen” (E86) voor meer informatie.
Knop c (weergavestand) M selecteer een beeld M Tik op de tab d M E Spraakmemo
20s
20s
20s
15s
15s
15s
E59
Het weergavemenu
Referentiegedeelte
Spraakmemo's afspelen
Tik op R om de spraakmemo af te spelen.
Tik op S om de weergave te stoppen.
Tik tijdens de weergave op X om het weergavevolume
aan te passen.
f knippert tijdens de weergave.
Om te stoppen zonder spraakmemo's af te spelen, tikt u
op J.
Spraakmemo's wissen
Tik op E terwijl het scherm wordt weergegeven dat
beschreven is in “Spraakmemo's afspelen”. Tik op Ja om
enkel de spraakmemo te wissen.
B Opmerkingen over spraakmemo's
Wanneer een beeld met een spraakmemo wordt gewist, wordt zowel het beeld als de spraakmemo
gewist.
Wanneer een beeld met een spraakmemo beveiligd is, kunnen noch het beeld noch de spraakmemo
worden gewist.
Als er al een spraakmemo voor het huidige beeld bestaat, moet u die spraakmemo wissen voordat u een
nieuwe spraakmemo kunt opnemen.
De COOLPIX S4400 kan geen spraakmemo opnemen bij foto's die werden gemaakt met een digitale
camera van een ander merk of model.
6s
6s
6s
Bestand wordt gewist. OK?
JaNee
Referentiegedeelte
E60
Het weergavemenu
h Kopiëren (Kopiëren tussen intern geheugen en
geheugenkaart)
Kopieer beelden tussen het interne geheugen en een geheugenkaart.
1 Tik op de gewenste optie in het kopieerscherm.
Camera kaart: Kopieer beelden van het interne
geheugen naar de geheugenkaart.
Kaart camera: Kopieer beelden van de geheugenkaart
naar het interne geheugen.
2 Tik op de gewenste kopieeroptie.
Geselecteerde beelden: De geselecteerde beelden
kopiëren. Ga verder met stap 3.
Alle beelden: Kopieer alle beelden. Wanneer een
bevestigingsvenster verschijnt, tikt u op Ja. Beelden
worden gekopieerd. Om terug te keren naar het
weergavemenu zonder te kopiëren, tikt u op Nee.
3 Tik op de beelden die u wilt kopiëren.
Wanneer een beeld is geselecteerd, wordt een vinkje
weergegeven. Om de selectie te annuleren, tikt u
nogmaals op het beeld. Een vinkje wordt verwijderd.
Tik op n of draai de zoomknop naar g (i) om naar de
schermvullende weergavestand te gaan, en tik op o of
draai de zoomknop naar f (h) om terug te keren naar
de weergave met negen miniaturen.
4 Tik op I.
Wanneer een bevestigingsvenster verschijnt, tikt u op Ja.
Beelden worden gekopieerd. Om terug te keren naar het
weergavemenu zonder te kopiëren, tikt u op Nee.
Knop c (weergavestand) M Tik op de tab d M h Kopiëren
Kaart camera
Camera kaart
Kopiëren
Camera kaart
Geselecteerde beelden
Alle beelden
E61
Het weergavemenu
Referentiegedeelte
B Opmerkingen over het kopiëren van beelden
Bestanden in het JPEG-, AVI en WAV-formaat kunnen worden gekopieerd. Bestanden opgeslagen in een
ander formaat kunnen niet worden gekopieerd.
Als spraakmemo's (E58) zijn toegevoegd aan beelden die zijn geselecteerd om te kopiëren, worden de
spraakmemo's gekopieerd samen met de beelden.
De werking wordt niet gegarandeerd voor foto's die met een camera van een ander merk werden
gemaakt of die werden aangepast op een computer.
Wanneer u beelden kopieert die werden geselecteerd voor Afdrukopdracht (E53), wordt de
afdrukmarkering niet gekopieerd. De instellingen voor classificatie (A74) en Beveiligen (E51) worden
echter wel gekopieerd met beelden.
In de stand Automatisch sorteren kunt u geen beelden of films weergeven die gekopieerd zijn uit het
interne geheugen naar een geheugenkaart of vice-versa (E9).
Wanneer beelden die zijn toegevoegd aan albums (E5), gekopieerd worden, worden de kopieën niet
automatisch toegevoegd aan dezelfde albums als de originele beelden.
C “Geheugen bevat geen beelden.” bericht
Als u de weergavestand selecteert terwijl er geen beelden op de in de camera geplaatste geheugenkaart
staan, wordt het bericht Geheugen bevat geen beelden. weergegeven. Tik op de tab d en tik op h
om het optiescherm Kopiëren weer te geven en kopieer de beelden die opgeslagen zijn in het interne
geheugen van de camera naar de geheugenkaart.
C Meer informatie
Zie “Bestands- en mapnamen” (E86) voor meer informatie.
E62
Referentiegedeelte
Het filmmenu
D Filmopties
Selecteer de gewenste filmoptie voor de opname. Een groter beeldformaat verbetert
de beeldkwaliteit en maakt het bestand groter.
* Wanneer u opneemt naar het interne geheugen, is de standaardinstelling y VGA (640×480).
De beeldsnelheid bedraagt ongeveer 30 bps voor alle opties.
C Meer informatie
Zie “Bestands- en mapnamen” (E86) voor meer informatie.
n AF-filmstand
Kies hoe de camera scherpstelt wanneer films worden opgenomen.
In het opnamescherm M Tik op de tab d M D Filmopties
Optie Beschrijving
N HD 720p (1280×720)
(standaardinstelling*)
Films met een beeldverhouding van 16:9 worden opgenomen.
y VGA (640×480) Films met een beeldverhouding van 4:3 worden opgenomen.
z QVGA (320×240) Films met een beeldverhouding van 4:3 worden opgenomen.
In het opnamescherm M Tik op de tab d M n AF-filmstand
Optie Beschrijving
A Enkelvoudige AF
(standaardinstelling)
Het scherpstellen wordt vergrendeld wanneer u op de
b (e filmopname)-knop drukt om de opname te starten.
Selecteer deze optie wanneer de afstand tussen de camera en het
onderwerp vrij constant blijven.
B Fulltime-AF
De camera stelt tijdens filmopname continu scherp.
Selecteer deze optie wanneer de afstand tussen de camera en het
onderwerp wijzigt. In de opgenomen film kunt u mogelijk het geluid
horen van de camera die scherpstelt.
Om te voorkomen dat het geluid van een scherpstellende camera de
opname stoort, is het gebruik van Enkelvoudige AF aanbevolen.
E63
Het filmmenu
Referentiegedeelte
Y Windruisreductie
Selecteer of windruis wordt onderdrukt tijdens filmopnamen.
In het opnamescherm M Tik op de tab d M Y Windruisreductie
Optie Beschrijving
o Aan
Neemt op en beperkt de ruis van wind die in de microfoon blaast.
Geschikt voor opname bij krachtige wind. Tijdens de weergave is het
mogelijk dat niet alleen het geluid van de wind maar ook andere
geluiden moeilijk kunnen worden gehoord.
p Uit
(standaardinstelling)
Windruis wordt niet beperkt.
E64
Referentiegedeelte
Het setup-menu
c Welkomstscherm
Kies of al dan niet een welkomstscherm wordt weergegeven wanneer de camera wordt
ingeschakeld.
Tik op de tab d M Tik op de tab z (setup-menu) M c Welkomstscherm
Optie Beschrijving
Geen
(standaardinstelling)
De camera gaat naar de opname- of weergavestand zonder een
welkomstscherm weer te geven.
COOLPIX
De camera toont een welkomstscherm en gaat vervolgens naar de
opname- of weergavestand.
Selecteer beeld
Toont het beeld dat voor het
welkomstscherm werd geselecteerd.
Als het beeldselectiescherm wordt
weergegeven, selecteert u een beeld
en tikt u op I.
In het beeldselectiescherm tikt u op
n of draait u de zoomknop naar g
(i) om naar de schermvullende
weergavestand te gaan, en tikt u op
o of draait u de zoomknop naar f (h) om terug te keren naar de
weergave met negen miniaturen.
Wanneer het geselecteerde beeld is opgeslagen door de camera,
wordt het weergegeven wanneer de camera wordt ingeschakeld,
zelfs als het originele beeld is gewist.
Foto's gemaakt met een Beeldmodus (A64)-instelling
vanz 5120×2880 en kopieën gemaakt in een formaat van
320 × 240 of kleiner met de functie Kleine afbeelding (E24) of
Uitsnede (E25), kunnen niet worden gebruikt.
E65
Het setup-menu
Referentiegedeelte
d Tijdzone en datum
Stel de cameraklok in.
De tijdzone van uw reisbestemming selecteren
1 Tik op Tijdzone.
2 Tik op x Reisbestem..
De datum en tijd die op de monitor worden weergegeven,
zijn afhankelijk van de geselecteerde regio.
Tik op de tab d M Tik op de tab z (setup-menu) M d Tijdzone en datum
Optie Beschrijving
Datum en tijd
Stel de cameraklok in op de huidige
datum en tijd.
Tik op de items (dag, maand, jaar, uur
en minuut) op het weergegeven
scherm om de datum en tijd in te
stellen.
De optie selecteren: tik op de
gewenste optie.
De gemarkeerde optie bewerken:
tik op A of B.
De instelling toepassen: tik op I.
Datumnotatie
Stel de volgorde in waarin de dag, de maand en het jaar worden
weergegeven door te kiezen uit J/M/D (jaar/maand/dag), M/D/J
(maand/dag/jaar) en D/M/J (dag/maand/jaar).
Tijdzone
w Eigen tijdzone kan worden ingesteld en de zomertijd kan worden
in- of uitgeschakeld met de tijdzoneopties. Wanneer de
reisbestemming is ingesteld, berekent de camera automatisch het
tijdsverschil tussen de reisbestemming (x) en de eigen tijdzone (w)
en worden beelden opgeslagen met de datum en tijd van de
reisbestemming. Dit is erg handig wanneer u op reis bent.
DMJ
Datum en tijd
Tijdzone en datum
Datum en tijd
Datum-
notatie
Tijdzone
Tijdzone
Eigen
tijdzone
Reisbestem.
Referentiegedeelte
E66
Het setup-menu
3 Tik op o.
Het selectiescherm voor de tijdzone verschijnt.
4 Tik op E of F om de gewenste tijdzone van
uw bestemming te selecteren, en tik op I.
Als de zomertijd van kracht is, tikt u op p om de functie
Zomertijd in te schakelen. W wordt bovenaan de monitor
weergegeven en de klok van de camera gaat één uur
vooruit. Tik nogmaals op p om de zomertijdfunctie uit te
schakelen.
Zolang de tijdzone van uw bestemming is geselecteerd,
wordt het pictogram Z in de opnamestand op de monitor weergegeven.
Tijdzone
Eigen
tijdzone
Reisbestem.
Reisbestemming
-05:00
10:30
E67
Het setup-menu
Referentiegedeelte
C w Eigen tijdzone
Als u wilt overschakelen naar de eigen tijdzone, tikt u op w Eigen tijdzone in stap 2.
Om de eigen tijdzone te wijzigen, tikt u op w Eigen tijdzone in stap 2 en voert u dezelfde procedure als
voor x Reisbestemming uit om de eigen tijdzone in te stellen.
C Zomertijd
Als de zomertijd begint of eindigt, schakelt u de optie Zomertijd in of uit in het selectiescherm voor de
tijdzone dat wordt weergegeven in stap 4.
C Datum printen op beelden
Schakel de optie Datumstempel (E70) in het setup-menu in nadat de datum en tijd zijn ingesteld.
Wanneer de optie Datumstempel is ingeschakeld, worden beelden opgenomen met een opnamedatum
erop afgedrukt.
Referentiegedeelte
E68
Het setup-menu
e Monitorinstellingen
De onderstaande opties instellen.
Foto-informatie
Selecteer of de foto-informatie al dan niet in de monitor wordt weergegeven.
Zie “Weergavestand (informatiescherm)” (A8) voor meer informatie.
Tik op de tab d M Tik op de tab z (setup-menu) M e Monitorinstellingen
Optie Beschrijving
Foto-informatie
Stel de informatie in die tijdens de weergave op de monitor wordt
weergegeven.
Beeld terugspelen
Aan (standaardinstelling): het beeld wordt automatisch
weergegeven op de monitor nadat het werd gemaakt en de monitor
keert terug naar de opnamestand.
Uit: het beeld wordt niet weergegeven nadat het werd gemaakt.
Helderheid
Kies uit vijf instellingen voor de helderheid van de monitor. De
standaardinstelling is 3.
Opnamestand Weergavestand
Info tonen
Automatische info
(standaardinstelling)
De huidige instellingen en bedieningsgidsen worden weergegeven zoals bij
Info tonen hierboven. Als gedurende enkele seconden geen handelingen
worden uitgevoerd, wordt de informatie verborgen. De informatie wordt
opnieuw weergegeven wanneer de volgende handeling wordt uitgevoerd.
Tijdens opname zijn een aantal bedieningspictogrammen en opname-
informatie verborgen als er gedurende enkele seconden geen handelingen
worden uitgevoerd. Ze worden opnieuw weergegeven wanneer u op A tikt.
0
0
8
8
50
50
50
4 / 4
4 / 4
4 / 4
0004. JPG
0004. JPG
0004. JPG
15/05/2013 15:30
15/05/2013 15:30
15/05/2013 15:30
E69
Het setup-menu
Referentiegedeelte
Raster+autom.
info
Er wordt een raster weergegeven als
referentie om een foto te kadreren.
Het raster wordt niet weergegeven
wanneer films worden opgenomen.
De huidige instellingen en
bedieningsgidsen worden
weergegeven zoals bij
Automatische info.
Filmbeeld+autom.
info
Wanneer films worden opgenomen,
wordt voor het begin van de opname
een kader weergegeven waarmee
het gebied wordt aangegeven dat
wordt vastgelegd. Het kader wordt
niet weergegeven wanneer de
ontspanknop half wordt ingedrukt of
tijdens de opname.
De huidige instellingen en
bedieningsgidsen worden
weergegeven zoals bij
Automatische info.
Opnamestand Weergavestand
0
0
8
8
50
50
50
4 / 4
4 / 4
4 / 4
0004. JPG
0004. JPG
0004. JPG
15/05/2013 15:30
15/05/2013 15:30
15/05/2013 15:30
0
0
8
8
50
50
50
Referentiegedeelte
E70
Het setup-menu
C Datumstempel (Datum en tijd afdrukken)
De opnamedatum en -tijd kunnen op beelden worden
afgedrukt bij opname, waardoor de gegevens zelfs met
printers die geen datum afdrukken ondersteunen, kunnen
worden afgedrukt (E56).
De huidige instelling voor datumstempel kan op de monitor van de camera worden
gecontroleerd tijdens de opname (A6). Wanneer Uit wordt geselecteerd, wordt geen
pictogram weergegeven.
B Opmerkingen over datumstempel
De in het beeld opgenomen datum vormt een permanent onderdeel van de beeldgegevens en kan niet
worden verwijderd. De datum en tijd kunnen niet op foto's worden afgedrukt nadat ze werden gemaakt.
De datum kan niet worden afgedrukt in de volgende situaties:
- Foto's gemaakt in de onderwerpstand Panorama assist
-Films
Datums die werden afgedrukt met een Beeldmodus-instelling (A64) van O 640×480 zijn soms
moeilijk te lezen. Kies een Beeldmodus-instelling van q 1600×1200 of groter wanneer de optie
Datumstempel wordt gebruikt.
De datum wordt opgenomen in het formaat dat is geselecteerd in het item Tijdzone en datum van het
setup-menu (A24, E65).
C Datumstempel en afdrukopdracht
Als een DPOF-compatibele printer wordt gebruikt die het afdrukken van de opnamedatum en foto-
informatie ondersteunt, kan de optie Afdrukopdracht worden gebruikt (E53) om dergelijke informatie
af te drukken op foto's die niet werden gemaakt met de optie Datumstempel.
Tik op de tab d M Tik op de tab z (setup-menu) M C Datumstempel
Optie Beschrijving
f Datum De datum wordt afgedrukt op de beelden.
S Datum en tijd De datum en tijd worden afgedrukt op de beelden.
Uit
(standaardinstelling)
De datum en tijd worden niet afgedrukt op de beelden.
15.05.2013
15 .05. 2013
15.05.2013
E71
Het setup-menu
Referentiegedeelte
g Vibratiereductie
Selecteer de optie Vibratiereductie voor de opname.
Vibratiereductie vermindert zweem ten gevolge van lichte handbewegingen, die we
cameratrilling noemen, zoals dit vaak voorkomt wanneer wordt opgenomen met
telezoom of bij lange sluitertijden. De effecten van cameratrilling verminderen wanneer
films of foto's worden opgenomen. Zet Vibratiereductie op Uit wanneer u een statief
gebruikt om de camera tijdens de opname te stabiliseren.
De huidige instelling voor vibratiereductie kan op de monitor van de camera worden
gecontroleerd bij opname (A 6). Wanneer Uit wordt geselecteerd, wordt geen
pictogram weergegeven.
B Opmerkingen over Vibratiereductie
De vibratiereductie kan enkele seconden op zich laten wachten nadat de camera werd ingeschakeld of
wanneer de camera van de weergavestand naar de opnamestand gaat. Wacht tot het beeld op de
monitor zich gestabiliseerd heeft voor u de foto maakt.
Wegens de typische eigenschappen van de vibratiereductie kunnen beelden die onmiddellijk na de
opname op de monitor van de camera worden weergegeven, wazig zijn.
De vibratiereductie kan in bepaalde omstandigheden de effecten van cameratrilling niet altijd volledig
verhelpen.
Tik op de tab d M Tik op de tab z (setup-menu) M g Vibratiereductie
Optie Beschrijving
g Aan
(standaardinstelling)
De lens-shift-methode voor vibratiereductie vermindert de effecten
van cameratrilling.
k Uit Vibratiereductie is uitgeschakeld.
Referentiegedeelte
E72
Het setup-menu
U Bewegingsdetectie
Activeer bewegingsdetectie om de effecten van bewegingen van het onderwerp en
cameratrilling te verminderen als u foto's maakt.
De huidige instelling voor bewegingsdetectie kan op de monitor van de camera
worden gecontroleerd bij opname (A6). Het pictogram voor bewegingsdetectie
wordt groen wanneer de camera cameratrilling detecteert en de snelle sluitertijd
verlengt. Wanneer Uit wordt geselecteerd, wordt geen pictogram weergegeven.
B Opmerkingen over Bewegingsdetectie
De bewegingsdetectie kan de effecten van bewegingen van het onderwerp of cameratrilling in bepaalde
situaties niet volledig elimineren.
De bewegingsdetectie werkt eventueel niet als het onderwerp te sterk beweegt of te donker is.
De beelden die met bewegingsdetectie werden vastgelegd, kunnen een “korrelig” uitzicht hebben.
Tik op de tab d M Tik op de tab z (setup-menu) M U Bewegingsdetectie
Optie Beschrijving
Auto
(standaardinstelling)
Wanneer de camera bewegingen van het onderwerp of cameratrilling
detecteert, wordt de ISO-gevoeligheid en de sluitertijd automatisch
verhoogd om wazige beelden te voorkomen.
In de volgende situaties werkt bewegingsdetectie echter niet:
Wanneer de instelling Aanraakopname is ingesteld op Onderwerp
volgen.
Wanneer de flitser afgaat.
Wanneer ISO-waarde (E42) is ingesteld op Vast bereik
automatisch of de ISO-waarde vast is ingesteld op een bepaalde
waarde in de stand A (auto).
Wanneer Multi-shot 16 (E43) is geselecteerd.
Wanneer de onderwerpstand Sport (A44), Nachtportret (A44),
Schemering (A45), Nachtlandschap (A46), Museum (A47),
Vuurwerk (A47), Tegenlicht (A48) of Dierenportret (A49) is
ingeschakeld.
Uit Bewegingsdetectie is niet ingeschakeld.
E73
Het setup-menu
Referentiegedeelte
h AF-hulplicht
AF-hulpverlichting, die helpt bij het automatisch scherpstellen wanneer het onderwerp
zwak verlicht is, in- of uitschakelen.
u Digitale zoom
Digitale zoom in- of uitschakelen.
B Opmerkingen over digitale zoom
Wanneer digitale zoom geactiveerd is, stelt de camera scherp op het midden van het beeld.
Digitale zoom kan niet worden gebruikt in de volgende situaties.
- Wanneer Onderwerp volgen is geselecteerd voor Aanraakopname.
- Wanneer de onderwerpstand Autom. scènekeuzekn., Portret, Nachtportret of Dierenportret is
geselecteerd.
- Wanneer de stand Slim portret is geselecteerd.
- Wanneer Multi-shot 16 (E43) is geselecteerd.
Tik op de tab d M Tik op de tab z (setup-menu) M h AF-hulplicht
Optie Beschrijving
Auto
(standaardinstelling)
De AF-hulpverlichting wordt gebruikt om beter te kunnen
scherpstellen wanneer het onderwerp zwak verlicht is. De verlichting
heeft een bereik van ongeveer 1,9 m in de maximale groothoekstand
en een bereik van ongeveer 1,1 m in de maximale telestand.
Merk op dat voor bepaalde onderwerpstanden of scherpstelvelden de
AF-hulpverlichting mogelijk niet oplicht, zelfs wanneer Auto is
geselecteerd.
Uit
AF-hulpverlichting licht niet op. Het is mogelijk dat de camera niet
goed kan scherpstellen wanneer er weinig licht is.
Tik op de tab d M Tik op de tab z (setup-menu) M u Digitale zoom
Optie Beschrijving
Aan
(standaardinstelling)
Zodra de camera is ingezoomd op de maximale optische zoomstand,
draait u de zoomknop naar g (i) om de digitale zoom te activeren
(A29).
Uit
Digitale zoom wordt niet geactiveerd (behalve bij het opnemen van
films).
Referentiegedeelte
E74
Het setup-menu
i Geluidsinstellingen
U kunt de volgende geluidsinstellingen aanpassen.
B Opmerking over geluidsinstellingen
In de onderwerpstand Dierenportret zijn de knop- en sluitergeluiden uitgeschakeld.
Tik op de tab d M Tik op de tab z (setup-menu) M i Geluidsinstellingen
Optie Beschrijving
Knopgeluid
Selecteer Aan (standaardinstelling) of Uit.
Als Aan is geselecteerd, klinkt er één pieptoon wanneer bewerkingen
correct zijn uitgevoerd, twee wanneer de camera heeft scherpgesteld
op het onderwerp en drie pieptonen als er een fout is geconstateerd.
Het opstartgeluid hoort u ook als u de camera inschakelt.
Sluitergeluid
Selecteer Aan (standaardinstelling) of Uit.
Er wordt geen geluid weergegeven wanneer de sluiter ontspant
wanneer bepaalde functies zoals continuopnamen of BSS (Best Shot
Selector) zijn ingeschakeld, of wanneer films worden opgenomen, zelfs
als Aan is geselecteerd.
E75
Het setup-menu
Referentiegedeelte
k Automatisch uit
Wanneer de camera is ingeschakeld en een tijd verstrijkt dat er geen handelingen
worden uitgevoerd, wordt de monitor uitgeschakeld en gaat de camera naar de stand-
bystand (A23) om energie te besparen.
Stel in deze optie de tijd in die mag verlopen voor de camera naar stand-bystand gaat.
30 sec., 1 min. (standaardinstelling), 5 min. en 30 min. kunnen worden geselecteerd.
C Wanneer de monitor wordt uitgeschakeld voor de functie Stroom sparen
Camera-aan-lampje knippert in stand-bystand.
De camera wordt uitgeschakeld na ongeveer drie minuten in de stand-by-stand.
Om de monitor opnieuw in te schakelen terwijl het camera-aan-lampje knippert, drukt u op een van de
volgende knoppen:
- De hoofdschakelaar, ontspanknop, A-knop of b (e filmopname)-knop
C Instellingen voor Automatisch uit
De tijd die mag verstrijken voordat de camera naar de stand-bystand overschakelt, wordt in de volgende
situaties bepaald:
- Wanneer een instelscherm, het standselectiemenu of het setup-menu wordt weergegeven: drie
minuten
- Tijdens de weergave van een diashow: tot 30 minuten
- Wanneer de lichtnetadapter EH-62G is aangesloten: 30 minuten
De camera gaat niet naar de stand-bystand wanneer beelden worden overgezet met behulp van een Eye-
Fi-kaart.
Tik op de tab d M Tik op de tab z (setup-menu) M k Automatisch uit
Referentiegedeelte
E76
Het setup-menu
l/m Geheugen format./Geh.kaart format.
Gebruik deze optie om het interne geheugen of een geheugenkaart te formatteren.
Als u het interne geheugen of een geheugenkaart formatteert, worden alle gegevens
voorgoed gewist. Eenmaal gewiste gegevens kunt u niet meer terughalen. Zet
belangrijke beelden over naar een computer voordat u gaat formatteren.
l Het interne geheugen formatteren
Als u het interne geheugen wilt formatteren, moet u de
geheugenkaart uit de camera verwijderen.
De optie Geheug. formatteren wordt weergegeven in
het setup-menu.
m Een geheugenkaart formatteren
Een geheugenkaart kan worden geformatteerd terwijl
deze in de camera is geplaatst. De optie Geheugenkaart
form. wordt weergegeven in het setup-menu.
B Intern geheugen en geheugenkaarten formatteren
Bij het formatteren van het interne geheugen of de geheugenkaart worden de pictograminstellingen van
het album (E8) teruggezet op de standaardinstelling (weergave als nummer).
Zet de camera niet uit en open het deksel van het batterijvak/de geheugenkaartsleuf niet tijdens het
formatteren.
De eerste keer dat u een geheugenkaart in deze camera plaatst die eerder in een ander apparaat werd
gebruikt, dient u deze kaart met deze camera te formatteren.
Tik op de tab d M Tik op de tab z (setup-menu) M l Geheugen format./m Geh.kaart
format.
Geheug. formatteren
JaNee
Alle beelden worden gewist!
OK?
Geheugenkaart form.
JaNee
Alle beelden worden gewist!
OK?
E77
Het setup-menu
Referentiegedeelte
n Taal/Language
Kies een van de 29 talen voor cameramenu's en berichten.
o Videostand
Pas instellingen van de videostand aan voor aansluiting op een televisie. Selecteer
tussen NTSC en PAL.
Tik op de tab d M Tik op de tab z (setup-menu) M n Taal/Language
Tsjechisch Russisch
Deens Roemeens
Duits Fins
(standaardinstelling) Zweeds
Spaans Vietnamees
Grieks Turks
Frans Oekraïens
Indonesisch Arabisch
Italiaans Vereenvoudigd Chinees
Hongaars Traditioneel Chinees
Nederlands Japans
Noors Koreaans
Pools Thai
Braziliaans Portugees Hindi
Portugees
Tik op de tab d M Tik op de tab z (setup-menu) M o Videostand
Referentiegedeelte
E78
Het setup-menu
V Opladen via computer
Kies of de in de camera geplaatste batterij al dan niet wordt opgeladen wanneer de
camera via de USB-kabel aangesloten is op een computer.
B Opmerkingen bij het aansluiten van de camera op een printer
De batterij kan niet worden opgeladen wanneer de camera is aangesloten op een printer, zelfs als de
printer voldoet aan de PictBridge-standaard.
Wanneer Auto is geselecteerd voor Opladen via computer, kunnen beelden eventueel niet worden
afgedrukt wanneer de camera direct aangesloten is op bepaalde printers. Als het opstartscherm
PictBridge niet wordt weergegeven op de monitor nadat de camera werd aangesloten op een printer en
werd ingeschakeld, schakelt u de camera uit en koppelt u de USB-kabel los. Stel Opladen via computer
in op Uit en sluit de camera opnieuw aan op de printer.
B Opmerkingen over het laden terwijl de camera aangesloten is op een computer
De batterij kan niet worden geladen en er kunnen geen gegevens worden overgezet wanneer de camera
wordt aangesloten op een computer voordat de taal en de datum en tijd van de camera zijn ingesteld
(A24). Als de klokbatterij van de camera (A25) leeg is, moeten de datum en tijd opnieuw worden
ingesteld voor de batterij kan worden opgeladen of voor beelden kunnen worden overgezet terwijl de
camera is aangesloten op een computer. In dit geval dient u de lichtnetlaadadapter EH-70P (A18) te
gebruiken om de batterij op te laden, waarna u de datum en tijd van de camera instelt.
Als de camera is uitgeschakeld, zal het opladen ook stoppen.
Als de computer naar de slaapstand gaat terwijl de batterij wordt geladen, stopt het laden en kan de
camera uitschakelen.
Wanneer u de camera van een computer loskoppelt, schakel de camera uit en koppel vervolgens de USB-
kabel los.
Het duurt ongeveer 2 uur en 30 minuten om een volledig lege batterij op te laden. De laadtijd wordt
groter wanneer beelden worden overgespeeld terwijl de batterij wordt geladen.
Wanneer de camera is aangesloten op een computer, kan een op de computer geïnstalleerd programma
zoals Nikon Transfer 2 starten. Als de camera alleen op de computer werd aangesloten om de batterij op
te laden, dient u het programma te sluiten.
De camera schakelt automatisch uit als er gedurende 30 minuten geen communicatie met de computer
plaatsvindt nadat de batterij volledig was geladen.
Afhankelijk van de specificaties, de instelling, de voeding en de toewijzing van de computer is het niet
altijd mogelijk om de in de camera geplaatste batterij op te laden via een computeraansluiting.
Tik op de tab d M Tik op de tab z (setup-menu) M V Opladen via computer
Optie Beschrijving
Auto
(standaardinstelling)
Wanneer de camera wordt aangesloten op een ingeschakelde
computer, wordt de in de camera geplaatste batterij automatisch
opgeladen met de stroombron van de computer.
Uit
De in de camera geplaatste batterij wordt niet opgeladen wanneer de
camera is aangesloten op een computer.
E79
Het setup-menu
Referentiegedeelte
C Laadlampje
De volgende tabel beschrijft de status van het laadlampje als de camera is aangesloten op een computer.
Laadlampje Beschrijving
Knippert langzaam
(groen)
Batterij wordt opgeladen.
Uit
Batterij wordt niet opgeladen. Wanneer het laadlampje van traag
knipperen (groen) naar uit gaat terwijl het camera-aan-lampje wordt
verlicht, is het opladen voltooid.
Knippert snel (groen)
De omgevingstemperatuur is niet geschikt om op te laden. Laad de
batterij binnenshuis op bij een omgevingstemperatuur van 5 °C tot
35 °C.
Een USB-kabel is niet correct aangesloten of de batterij is defect.
Sluit de USB-kabel correct aan of vervang de batterij.
De computer staat in de slaapstand en levert geen stroom. Start de
computer opnieuw op.
De batterij kan niet worden geladen want de specificaties of
instellingen van de computer laten geen voeding van de camera
toe.
Referentiegedeelte
E80
Het setup-menu
d Knipperwaarsch.
Bepaal of de camera menselijke gezichten moet herkennen die hebben geknipperd
tijdens de opname met gezichtsherkenning (A68) in de volgende standen.
Stand A (auto) (A38).
Autom. scènekeuzekn. (A43), Portret (A43) of Nachtportret (A44) is
geselecteerd voor de onderwerpstand.
B Opmerking over Knipperwaarschuwing
De knipperwaarschuwing werkt niet bij continue instellingen voor Continu, BSS of Multi-shot 16.
Tik op de tab d M Tik op de tab z (setup-menu) M d Knipperwaarsch.
Optie Beschrijving
Aan
Wanneer de camera vaststelt dat één of meer menselijke onderwerpen
met de ogen hebben geknipperd in een beeld dat met
gezichtsherkenning werd vastgelegd, wordt het scherm Knipperde er
iemand? weergegeven op de monitor.
Het gezicht van het onderwerp dat met de ogen kan hebben
geknipperd toen de sluiter werd losgelaten, wordt omgeven met een
gele rand. Controleer in dat geval de foto en maak indien gewenst een
nieuwe foto.
Zie “Het scherm Knipperwaarsch. gebruiken” (E81) voor meer
informatie.
Uit
(standaardinstelling)
Knipperwaarschuwing is uitgeschakeld.
E81
Het setup-menu
Referentiegedeelte
Het scherm Knipperwaarsch. gebruiken
Als het scherm Knipperde er iemand? wordt
weergegeven op de monitor, kunt u de volgende
bewerkingen uitvoeren.
Als enkele seconden lang geen knoppen worden bediend,
keert de camera automatisch terug naar de opnamestand.
Functie
Pictogram/
knop
Beschrijving
Vergroot het
gedetecteerde gezicht
dat heeft geknipperd
g (i)
Draai de zoomknop naar g (i).
Als de camera heeft vastgesteld dat meer dan één
gezicht heeft geknipperd, tikt u op M of N om naar
een ander gezicht te gaan.
Terug naar de
schermvullende
weergave
f (h) Draai de zoomknop naar f (h).
Wis het beeld E Tik op E.
Terug naar de
opnamestand
I
Tik op I. Ook als u op de ontspanknop drukt, keert de
camera terug naar de opnamestand.
Knipperde er iemand?
Referentiegedeelte
E82
Het setup-menu
b Uploaden via Eye-Fi
B Opmerkingen over Eye-Fi-kaarten
Merk op dat beelden niet worden geüpload als de signaalsterkte onvoldoende is, zelfs als Inschakelen is
geselecteerd.
Selecteer Uitschakelen op plaatsen waar draadloze apparaten verboden zijn.
Raadpleeg de instructiehandleiding van uw Eye-Fi-kaart voor meer informatie. In geval van een storing
neemt u contact op met de fabrikant van de kaart.
De camera kan worden gebruikt om Eye-Fi-kaarten in en uit te schakelen, maar andere Eye-Fi-functies
worden mogelijk niet ondersteund.
De camera is niet compatibel met de functie Eindeloos geheugen. Wanneer deze functie is ingesteld op
een computer, dient u de functie uit te schakelen. Als de functie Eindeloos geheugen ingeschakeld is,
wordt het aantal gemaakte foto's mogelijk niet correct weergegeven.
Eye-Fi-kaarten zijn alleen bedoeld voor gebruik in het land van aankoop. Houd rekening met alle lokale
wetten m.b.t. de draadloze apparaten.
Als u de instelling Inschakelen behoudt, raakt de batterij sneller leeg.
C Eye-Fi-communicatie-aanduiding
De communicatiestatus van de Eye-Fi-kaart in de camera kan worden gecontroleerd op de monitor (A6).
w: Uploaden via Eye-Fi is ingesteld op Uitschakelen.
x (licht op): Eye-Fi-uploaden ingeschakeld, wacht tot het uploaden begint.
x (knippert): Eye-Fi-uploaden ingeschakeld, gegevens worden geüpload.
y: Eye-Fi-uploaden ingeschakeld maar geen beelden beschikbaar voor uploaden.
z: Er heeft zich een fout voorgedaan. De camera kan de Eye-Fi-kaart niet aansturen.
Tik op de tab d M Tik op de tab z (setup-menu) M b Uploaden via Eye-Fi
Optie Beschrijving
Inschakelen
Upload beelden die met de camera werden gemaakt, naar een vooraf
geselecteerde bestemming.
Uitschakelen
(standaardinstelling)
Beelden worden niet geüpload.
E83
Het setup-menu
Referentiegedeelte
p Standaardwaarden
Wanneer Standaard geselecteerd wordt, worden de camera-instellingen gereset naar
de standaardwaarden.
Basisfuncties voor opname
Opnamestand Autostand
Onderwerpstand
Stand speciale effecten
Tik op de tab d M Tik op de tab z (setup-menu) M p Standaardwaarden
Optie Standaardwaarde
Flits-stand (A55) Automatisch
Zelfontspanner (A57) Uit
Macro-stand (A59) Uit
Belichtingscompensatie (A61) 0
Optie Standaardwaarde
Beeldmodus (A64) x 5153864
Aanraakopname (E36, E38, E40) Aanraaksluiter
ISO-waarde (E42) Automatisch
Continu (E43) Enkelvoudig
Witbalans (E44) Automatisch
Optie Standaardwaarde
Opnamestand instellen in het menu met
opnamestanden (A41)
Autom. scènekeuzekn.
Instelknop onderwerpeffecten (A42) Centrum
Continu in stand Dierenportret (A49) Continu
Dierenp. autom. ontsp. in stand Dierenportret
(A49)
Aan
Optie Standaardwaarde
Instelling stand Speciale effecten in het menu
met opnamestanden (A50)
Zacht
Referentiegedeelte
E84
Het setup-menu
Stand Slim portret
Filmmenu
Setup-menu
Optie Standaardwaarde
Huid verzachten (E47) Normaal
Knipperdetectie (E48) Uit
Glimlachtimer (E48) Aan
Optie Standaardwaarde
Filmopties (E62)
Wanneer een geheugenkaart wordt gebruikt:
N HD 720p (1280×720)
Wanneer het interne geheugen wordt gebruikt:
y VGA (640×480)
AF-filmstand (E62) Enkelvoudige AF
Windruisreductie (E63) Uit
Optie Standaardwaarde
Welkomstscherm (E64) Geen
Foto-informatie (E68) Automatische info
Beeld terugspelen (E68) Aan
Helderheid (E68) 3
Datumstempel (E70) Uit
Vibratiereductie (E71) Aan
Bewegingsdetectie (E72) Auto
AF-hulplicht (E73) Auto
Digitale zoom (E73) Aan
Knopgeluid (E74) Aan
Sluitergeluid (E74) Aan
Automatisch uit (E75) 1 min.
Opladen via computer (E78) Auto
Knipperwaarsch. (E80) Uit
Uploaden via Eye-Fi (E82) Uitschakelen
E85
Het setup-menu
Referentiegedeelte
Overige
Door Standaardwaarden te selecteren wordt ook het huidige bestandsnummer
(E86) uit het geheugen gewist. De nummering gaat verder vanaf het laagste
beschikbare nummer. Als u de bestandsnummering wilt terugzetten op “0001”, moet
u eerst alle beelden (A34) die opgeslagen zijn in het interne geheugen of op de
geheugenkaart wissen voor u Standaardwaarden selecteert.
De volgende menu-instellingen blijven ongewijzigd wanneer menu's worden
teruggezet met Standaardwaarden.
Opname-instellingen: gegevens van Handm. voorinstelling (E45) verkregen voor
Witbalans
Setup-menu: Tijdzone en datum (E65), Taal/Language (E77) en Videostand
(E77)
r Firmware-versie
Bekijk de huidige firmwareversie van de camera.
Optie Standaardwaarde
Papierformaat (E31, E32) Standaard
Beeldinterval voor diashow (E49) 3 sec.
Diashoweffecten (E49) Klassiek
Tik op de tab d M Tik op de tab z (setup-menu) M r Firmware-versie
Firmware-versie
E86
Referentiegedeelte
Bestands- en mapnamen
De bestandsnamen van beelden, films of spraakmemo's zijn op de volgende manier
opgebouwd.
Bestanden worden opgeslagen in mappen met als naam een mapnummer gevolgd
door een identificatie van vijf karakters: “P_” plus een volgnummer uit drie cijfers voor
foto's gemaakt in de onderwerpstand Panorama assist (bijv. “101P_001”; E3) en
“NIKON” voor alle andere beelden (bijv. “100NIKON”). Wanneer de
bestandsnummering in een map 9999 bereikt, wordt een nieuwe map aangemaakt.
Bestandsnummers worden automatisch toegewezen vanaf “0001”.
Bestandsnamen voor spraakmemo's hebben dezelfde identificatie en hetzelfde
bestandsnummer als het beeld waarbij de spraakmemo behoort.
Bestanden gekopieerd met Kopiëren>Geselecteerde beelden worden naar de
huidige map gekopieerd, waar ze een nieuw bestandsnummer krijgen, in oplopende
volgorde vanaf het hoogste getal in het geheugen. Kopiëren>Alle beelden
kopieert alle mappen van het bronmedium; de bestandsnamen wijzigen niet, maar
nieuwe mapnummers worden toegewezen in oplopende volgorde, vanaf het
hoogste mapnummer op het doelmedium (E60).
Elke map kan maximaal 200 bestanden bevatten; als de huidige map al 200
bestanden bevat, wordt bij het opslaan van het volgende bestand een nieuwe map
gemaakt, waarbij de naam wordt gemaakt door de naam van de huidige map met 1
op te hogen. Als de huidige map nummer 999 heeft en 200 bestanden bevat of een
bestand met het nummer 9999, kunt u geen bestanden meer opslaan totdat u het
interne geheugen of de geheugenkaart hebt geformatteerd (E76) of een nieuwe
geheugenkaart hebt geplaatst.
DSCN0001.JPG
Identificatie (wordt niet weergegeven op de
monitor)
Originele foto's (inclusief
spraakmemo) en films
DSCN
Kleine kopieën (inclusief
spraakmemo)
SSCN
Uitgesneden kopieën (inclusief
spraakmemo)
RSCN
Beelden die werden gemaakt
met een andere
beeldbewerkingsfunctie dan
Uitsnede of Kleine afbeelding
(met spraakmemo)
FSCN
Kopieën die werden gemaakt in
de onderwerpstand Tekenen
MSCN
Extensie (geeft het bestandstype
aan)
Foto's .JPG
Films .AVI
Spraakmemo's .WAV
Bestandsnummer (wordt automatisch
toegewezen in oplopende volgorde, vanaf
“0001”)
E87
Referentiegedeelte
Optionele accessoires
Batterijlader
Batterijlader MH-66
(Laadtijd zonder resterende lading: ca. 1 uur 50 minuten)
Lichtnetadapter
Lichtnetadapter EH-62G (aansluiten zoals aangegeven)
Controleer of het snoer van de stroomaansluiting correct in de groeven
van de stroomaansluiting en het batterijvak is geplaatst voordat u het
deksel van het batterijvak/de geheugenkaartsleuf sluit. Als een deel van
het snoer uit de groeven loopt, kan het deksel of het snoer beschadigd
raken wanneer het deksel wordt gesloten.
Audio/video-kabel AV-kabel EG-CP14
123
E88
Referentiegedeelte
Foutmeldingen
In de volgende tabel vindt u een overzicht van de foutmeldingen en andere
waarschuwingen die op de monitor kunnen worden weergegeven, en wordt uitgelegd
wat u kunt doen.
Melding Oorzaak/Oplossing A
O (knippert)
Klok niet ingesteld.
Stel de datum en de tijd in.
E65
Batterij is leeg. Laad de batterij op of vervang deze. 16, 18
Batterijtemperatuur
hoog
Batterijtemperatuur is hoog.
Zet de camera uit en laat de batterij afkoelen voordat de
camera weer in gebruik wordt genomen. Na vijf seconden
wordt de monitor uitgeschakeld en begint het camera-
aan-lampje snel te knipperen. Als het lampje gedurende
drie minuten heeft geknipperd, schakelt de camera zichzelf
automatisch uit. U kunt de camera ook uitzetten door op
de hoofdschakelaar te drukken.
23
De camera schakelt uit
om oververhitting te
voorkomen.
De camera is heet geworden.
De camera schakelt automatisch uit. Zet de camera pas
opnieuw aan als deze is afgekoeld.
84
Q ( knippert rood)
Camera kan niet scherpstellen.
Stel opnieuw scherp.
Stel scherp op een ander onderwerp op dezelfde
afstand van de camera als het gewenste onderwerp.
30, 31
40
Wacht tot camera klaar
is met opnemen.
Camera kan geen andere bewerkingen uitvoeren voordat
de opname is voltooid.
Wacht tot de melding automatisch verdwijnt nadat de
opname is voltooid.
Geheugenkaart
beschermd tegen
overschrijven.
Beveiligingsschuif is vergrendeld (“lock”).
Schuif de beveiligingsschuif in de schrijfstand (“write”).
Niet beschikbaar als
Eye-Fi-kaart is
vergrendeld.
Beveiligingsschuif van Eye-Fi-kaart is vergrendeld (“lock”).
Schuif de beveiligingsschuif in de schrijfstand (“write”).
Fout bij toegang tot Eye-Fi-kaart.
Controleer of de contactpunten schoon zijn.
Controleer of de geheugenkaart correct is geplaatst.
20
20
E89
Foutmeldingen
Referentiegedeelte
Deze kaart kan niet
gebruikt worden.
Fout bij toegang tot geheugenkaart.
Gebruik een goedgekeurde kaart.
Controleer of de contactpunten schoon zijn.
Controleer of de geheugenkaart correct is geplaatst.
21
20
20
Deze geheugenkaart
kan niet gelezen
worden.
Ongeformatteerde
kaart. Kaart
formatteren?
Ja
Nee
De geheugenkaart is niet geformatteerd voor gebruik in de
COOLPIX S4400.
Formatteren wist alle gegevens die op de geheugenkaart
zijn opgeslagen. Als u kopieën van beelden wilt behouden,
dient u op Nee te tikken en de kopieën op een computer
of een ander medium op te slaan voor u de geheugenkaart
formatteert. Tik op Ja om de geheugenkaart te
formatteren.
20
Geen geheugen meer.
Geheugenkaart is vol.
Kies een kleiner beeldformaat.
Wis beelden.
Plaats een nieuwe geheugenkaart.
Verwijder de geheugenkaart en gebruik het interne
geheugen.
64
34
20
21
Beeld kan niet worden
opgeslagen.
Er heeft zich een fout voorgedaan tijdens het opnemen
van een beeld.
Formatteer het interne geheugen of de geheugenkaart.
E76
Camera kan geen nieuwe bestandsnummers genereren.
Plaats een nieuwe geheugenkaart of formatteer het interne
geheugen of de geheugenkaart.
22, E76,
E86
Het beeld kan niet worden gebruikt voor welkomstscherm.
De volgende beelden kunnen niet worden geregistreerd
als welkomstscherm.
Foto's die werden genomen bij een Beeldmodus-
instelling van z 5120×2880
Beelden verkleind tot een formaat van 320 × 240 of
kleiner door uitsnijden of de functie Kleine afbeelding
E64
Onvoldoende ruimte om een kopie op te slaan.
Wis beelden van het doelmedium.
34
Album is vol. Er kunnen
geen foto's worden
toegevoegd.
Er zijn al 200 beelden toegevoegd aan het album.
Verwijder beelden uit het album.
Voeg toe aan andere albums.
E7
E5
Er werd geknipperd op
de foto die zojuist
werd genomen.
Een of meerdere portretonderwerpen hebben mogelijk
geknipperd op het moment dat de foto werd gemaakt.
Controleer het beeld in de weergavestand.
53, E48
Melding Oorzaak/Oplossing A
Referentiegedeelte
E90
Foutmeldingen
Beeld kan niet worden
gewijzigd.
Geselecteerd beeld kan niet worden bewerkt.
Selecteer beelden die u wél kunt bewerken.
Films kunnen niet worden bewerkt.
E12
Kan film niet opnemen.
Time-out tijdens opname van film.
Gebruik een snellere geheugenkaart.
21, 83
Geheugen bevat geen
beelden.
Geen beelden in het interne geheugen of op de
geheugenkaart.
Haal de geheugenkaart uit de camera om beelden weer
te geven die opgeslagen zijn in het interne geheugen
van de camera.
Om een beeld van het interne geheugen naar de
geheugenkaart te kopiëren, roept u het weergavemenu
op en selecteert u Kopiëren.
21
E60
Het beeld is nog niet toegevoegd aan het album.
Voeg het beeld toe aan het album.
Kies het album waaraan het beeld werd toegevoegd.
E5
E6
Er staan geen beelden in de categorie die u hebt
geselecteerd in de stand Automatisch sorteren.
Selecteer de categorie waarin de gesorteerde beelden
staan.
E9
Bestand bevat geen
beeldgegevens.
Bestand niet gemaakt met COOLPIX S4400.
Dit bestand kan niet worden weergegeven op COOLPIX
S4400. Bekijk het bestand met een computer of het
apparaat dat werd gebruikt om dit bestand te maken of
bewerken.
Dit bestand kan niet
weergegeven worden.
Alle beelden zijn
verborgen.
Er zijn geen beelden beschikbaar voor een diashow. E49
Dit beeld kan niet
gewist worden.
Beeld is beveiligd.
Schakel de beveiliging uit.
E51
Reisbestemming is in
de huidige tijdzone.
Bestemming ligt in dezelfde tijdzone als de eigen tijdzone. E65
Maximale score
bereikt. Score
onmogelijk voor
andere foto's.
Er werden reeds 999 foto's geclassificeerd.
Annuleer de ingestelde classificatie voor bepaalde foto's.
74
Melding Oorzaak/Oplossing A
E91
Foutmeldingen
Referentiegedeelte
* Raadpleeg de printerhandleiding voor meer instructies en informatie.
Geen beelden met
deze score gevonden.
Er zijn geen beelden met de geselecteerde classificatie.
Pas de classificatie toe op de beelden.
Selecteer een classificatie die op beelden werd
toegepast.
74
Lensfout
Het objectief werkt niet goed.
Zet de camera uit en weer aan. Als de fout zich blijft
voordoen, neemt u contact op met de leverancier of met
een door Nikon erkende servicedienst.
22, 23
Communicatiefout
Fout tijdens communicatie met de printer.
Zet de camera uit en sluit de USB-kabel weer aan.
E30
Systeemfout
Er is een fout opgetreden in de interne schakelingen van
de camera.
Zet de camera uit, verwijder de batterij en plaats deze weer
terug, en zet de camera aan. Als de fout zich blijft
voordoen, neemt u contact op met de leverancier of met
een door Nikon erkende servicedienst.
17
Printerfout: controleer
printerstatus
Er is een fout opgetreden met de printer.
Controleer de printer. Nadat u het probleem hebt
opgelost, tikt u op Hervatten om het afdrukken te
hervatten.*
Printerfout: controleer
papier
De printer bevat niet het geselecteerde papierformaat.
Laad het opgegeven papier, tik op Hervatten om het
afdrukken te hervatten.*
Printerfout:
papierstoring
Het papier is vastgelopen in de printer.
Verwijder het vastgelopen papier, tik op Hervatten om
het afdrukken te hervatten.*
Printerfout: geen
papier
Er zit geen papier in de printer.
Laad het opgegeven papier, tik op Hervatten om het
afdrukken te hervatten.*
Printerfout: controleer
inkt
Er is een fout opgetreden met de inkt.
Controleer de inkt, tik op Hervatten om het afdrukken te
hervatten.*
Printerfout: geen inkt
Inkt bijna op of inktcartridge is leeg.
Vervang de inktcartridge, tik op Hervatten om het
afdrukken te hervatten.*
Printerfout:
beschadigd bestand
Er heeft zich een fout voorgedaan met het af te drukken
beeldbestand.
Tik op Annuleren om het afdrukken te annuleren.
Melding Oorzaak/Oplossing A
E92
F1
Technische opmerkingen en index
Technische opmerkingen en
index
Levensduur en prestaties van de camera optimaliseren
.............................................................................................. F2
De camera.................................................................................................................................F2
De batterij.................................................................................................................................F3
Lichtnetlaadadapter .............................................................................................................F4
Geheugenkaarten..................................................................................................................F4
Reinigen en opbergen ........................................................F5
Reinigen ....................................................................................................................................F5
Opslag........................................................................................................................................F5
Problemen oplossen...........................................................F6
Specificaties.......................................................................F13
Ondersteunde standaards............................................................................................... F16
Index ..................................................................................F17
F2
Technische opmerkingen en index
Technische opmerkingen en index
Levensduur en prestaties van de camera optimaliseren
Als u lang plezier van dit Nikon-product wilt hebben, is het belangrijk dat u de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht neemt naast de waarschuwingen in “Voor uw veiligheid”
(Avi-viii) wanneer u dit apparaat gebruikt of opbergt.
De camera
B Houd de camera droog
Als de camera in water wordt ondergedompeld of aan hoge luchtvochtigheid wordt blootgesteld, raakt
deze beschadigd.
B Laat de camera niet vallen
Als de camera wordt blootgesteld aan sterke schokken of trillingen, kan deze defect raken.
B Wees voorzichtig bij het hanteren van het objectief en alle bewegende
onderdelen
Oefen geen kracht uit op het objectief, de objectiefbescherming, de monitor, de geheugenkaartsleuf of het
batterijvak. Deze onderdelen raken gemakkelijk beschadigd. Als u kracht uitoefent op de
objectiefbescherming, kan dat leiden tot defecten in de camera of beschadiging van het objectief. Als de
monitor beschadigd raakt, dient u erop te letten dat u zich niet verwondt aan de glassplinters en te
voorkomen dat de vloeibare kristallen in de monitor in aanraking komen met uw huid, ogen of mond.
B Richt het objectief niet gedurende langere tijd op een sterke lichtbron
Richt het objectief niet gedurende langere tijd op de zon of een andere sterke lichtbron wanneer u de
camera gebruikt of opbergt. Blootstelling aan intens licht kan beschadiging van de CCD-beeldsensor tot
gevolg hebben, waardoor foto's een witte zweem krijgen.
B Houd de camera uit de buurt van sterke magnetische velden
U mag deze camera niet gebruiken of opbergen in de buurt van apparatuur die een sterke
elektromagnetische straling of magnetische velden produceert. Sterke statische ladingen en sterke
magnetische velden die worden geproduceerd door bijvoorbeeld een radio of televisie, kunnen storingen
veroorzaken in de monitor en gegevens op de geheugenkaart of de interne schakelingen van de camera
beschadigen.
B Vermijd plotselinge temperatuurverschillen
Plotselinge temperatuurverschillen, die bijvoorbeeld kunnen optreden als u op een koude dag een
verwarmd gebouw binnengaat of verlaat, kunnen condensatie in de camera veroorzaken. U voorkomt
condensatie door de camera in de cameratas of in een plastic tas te doen voordat u deze aan plotselinge
temperatuurverschillen blootstelt.
B Schakel de camera uit voordat u de batterij verwijdert of de lichtnetadapter of
geheugenkaart loskoppelt
Verwijder de batterij niet terwijl de camera aanstaat of terwijl beelden worden opgenomen of gewist. Het
onderbreken van de stroom kan in dat geval leiden tot gegevensverlies of beschadiging van de interne
schakelingen of het geheugen.
Levensduur en prestaties van de camera optimaliseren
F3
Technische opmerkingen en index
C Opmerkingen over monitors
Monitoren en elektronische zoekers worden met een extreme mate van precisie gemaakt; minimaal
99,99 % van de pixels zijn werkende, en minder dan 0,01 % ontbreekt of is defect. Het kan voorkomen dat
deze schermen pixels bevatten die altijd oplichten (wit, rood, blauw of green) of altijd uitstaan (zwart), dit
is geen defect en heeft geen effect op de afbeeldingen vastgelegd door het apparaat.
Witte of gekleurde lichtstroken kunnen zichtbaar zijn bij het kadreren van heldere onderwerpen in de
monitor. Dit fenomeen, “smear” genoemd, treedt op wanneer extreem helder licht op de beeldsensor
terechtkomt; dit is eigen aan beeldsensoren en wijst niet op een storing. Smear kan bij opname ook als
gedeeltelijke verkleuring op de monitor voorkomen. Smear verschijnt niet op beelden die met de camera
werden genomen behalve in het geval van films en beelden die werden opgenomen waarbij Multi-shot
16 werd geselecteerd voor Continu. Bij het maken van opnamen in deze standen, vermijdt u best
heldere objecten zoals de zon, weerspiegelingen van de zon en elektrische verlichting.
Bij helder licht zijn de beelden op de monitor mogelijk niet goed te zien.
De monitor wordt verlicht met een LED-achtergrondverlichting. Neem contact op met de servicedienst
van Nikon als de monitor zwakker gaat branden of begint te flikkeren.
De batterij
Lees de volgende waarschuwingen in “Voor uw veiligheid” (Avi-viii) voor het gebruik en volg ze op.
Controleer het batterijniveau voordat u de camera gaat gebruiken en laad de batterij zo nodig op.
Verwijder de batterij uit de lader zodra ze volledig is opgeladen. Doet u dat niet, dan is dat nadelig voor de
prestaties van de batterij. Neem indien mogelijk een volledig geladen reservebatterij mee wanneer u
foto's maakt van belangrijke gelegenheden.
Gebruik de batterij niet bij een omgevingstemperatuur onder 0 °C of boven 40 °C.
Laad de batterij binnenshuis op bij een omgevingstemperatuur van 5 °C tot 35 °C voor u ze gebruikt.
Wanneer u de batterij in de COOLPIX S4400 oplaadt met de lichtnetlaadadapter EH-70P of een computer,
wordt de batterij niet opgeladen bij batterijtemperaturen onder 0 °C of boven 45 °C.
De batterij kan zeer warm worden tijdens gebruik. Laat de batterij afkoelen voordat u ze oplaadt. Als u
deze voorzorgsmaatregelen niet in acht neemt, kan de batterij beschadigd raken, kunnen de prestaties
afnemen of wordt de batterij mogelijk onvoldoende opgeladen.
Bij koud weer neemt de batterijcapaciteit gewoonlijk af. Zorg ervoor dat de batterij volledig is opgeladen
voordat u bij koud weer naar buiten gaat om te fotograferen. Houd reservebatterijen bij de hand op een
warme plaats en verwissel ze zo nodig. Een koude batterij die weer op temperatuur is gekomen, kan soms
een deel van de lading terugkrijgen.
Vuil op de contactpunten kan ertoe leiden dat de camera niet werkt. Als de contactpunten van de batterij
vuil worden, veegt u deze voor gebruik af met een schone, droge doek.
Als de batterij gedurende langere tijd niet wordt gebruikt, plaatst u deze in de camera totdat de batterij
volledig leeg is voordat u deze verwijdert en opbergt. De batterij moet worden bewaard op een koele
plek met een omgevingstemperatuur van 15 °C tot 25 °C. Bewaar de batterij niet op hete of extreem
koude plekken.
Haal de batterij altijd uit de camera of uit de optionele batterijlader wanneer deze niet wordt gebruikt. Als
de batterij blijft zitten, worden er zelfs als het apparaat niet wordt gebruikt geringe hoeveelheden stroom
verbruikt, waardoor de batterij zover leeg kan raken dat deze niet meer kan worden gebruikt. Als u de
camera aan- of uitzet terwijl de batterij leeg is, kan dit de gebruiksduur van de batterij verkorten.
Laad de batterij minstens één keer om de zes maanden op en laat ze volledig leeglopen voor u ze weer
opbergt.
Nadat u de batterij uit de camera of de optionele batterijlader heeft gehaald, dient u de batterij in de
batterijhouder te plaatsen en de batterij op te bergen op een koele plaats.
Levensduur en prestaties van de camera optimaliseren
F4
Technische opmerkingen en index
Als de tijd die nodig is voordat een volledig opgeladen batterij leeg is aanzienlijk afneemt bij gebruik op
kamertemperatuur betekent dit dat de batterij moet worden vervangen. Koop een nieuwe EN-EL19-
batterij.
Vervang de batterij als deze niet meer kan worden opgeladen. Gebruikte batterijen bevatten kostbare
grondstoffen. Recycle gebruikte batterijen volgens de plaatselijke voorschriften voor klein chemisch afval.
Lichtnetlaadadapter
Lees de volgende waarschuwingen in “Voor uw veiligheid” (Avi-viii) voor het gebruik en volg ze op.
De lichtnetlaadadapter EH-70P is enkel bedoeld voor gebruik met compatibele toestellen. Gebruik hem
niet met een apparaat van een ander merk of model.
De EH-70P is compatibel met stopcontacten voor AC 100-240 V, 50/60 Hz. Bij gebruik in andere landen
dient u eventueel een stekkeradapter (in de handel verkrijgbaar) te gebruiken. Neem voor meer informatie
over stekkeradapters contact op met uw reisbureau.
Gebruik nooit een lichtnetadapter van een ander merk of model dan de lichtnetlaadadapter EH-70P of
USB-lichtnetadapter. Als u deze waarschuwing niet in acht neemt, kan dat leiden tot oververhitting van of
schade aan de camera.
Geheugenkaarten
Gebruik uitsluitend SD-geheugenkaarten (Secure Digital). Zie “Goedgekeurde
geheugenkaarten” (A21) voor meer informatie over geheugenkaarten.
Houd rekening met de voorzorgsmaatregelen die vermeld zijn in de bij uw
geheugenkaart geleverde documentatie.
Plak geen labels of stickers op de geheugenkaart.
Wanneer u voor het eerst geheugenkaarten gebruikt die voordien reeds met andere
apparaten werden gebruikt, dient u ze met deze camera te formatteren. Het is aan te
bevelen nieuwe geheugenkaarten met deze camera te formatteren voor u ze met
deze camera gebruikt.
Let op: tijdens het formatteren worden alle beelden en andere gegevens op de
geheugenkaart permanent verwijderd. Maak daarom kopieën van beelden die u
wilt bewaren voordat u de geheugenkaart formatteert.
Als het bericht
Ongeformatteerde kaart. Kaart formatteren?
wordt weergegeven
wanneer de camera wordt ingeschakeld, moet u de geheugenkaart formatteren. Als er
gegevens zijn die u niet wilt wissen, tikt u op
Nee
. Kopieer de vereiste gegevens naar
uw computer, enz. Als u de kaart wilt formatteren, tikt u op
Ja
. Het bevestigingsvenster
verschijnt. Om het formatteren te starten, tikt u op
Uitvoeren
.
U mag de volgende handelingen niet uitvoeren tijdens het formatteren, terwijl
informatie wordt geschreven naar of verwijderd van de geheugenkaart, of tijdens
gegevensoverdracht naar de computer. Als u deze waarschuwing niet in acht neemt,
kan dat leiden tot informatieverlies of beschadiging van de camera of de geheugenkaart:
- Open het deksel van het batterijvak/de geheugenkaartsleuf om de batterij of
geheugenkaart te verwijderen/plaatsen.
- Zet de camera uit.
- Koppel de lichtnetadapter los.
Formatteer de geheugenkaart niet met een computer.
F5
Technische opmerkingen en index
Reinigen en opbergen
Reinigen
Gebruik geen alcohol, thinner of andere vluchtige chemicaliën.
Opslag
Zet de camera uit wanneer u deze niet gebruikt. Controleer of het camera-aan-lampje
uit is, voordat u de camera opbergt. Verwijder de batterij als de camera voor langere tijd
niet wordt gebruikt. Berg de camera niet op bij nafta- of kamfermottenballen of op de
volgende plaatsen:
in de nabijheid van apparaten die sterke elektromagnetische velden genereren, zoals
televisie- of radiotoestellen
blootgesteld aan temperaturen onder –10 °C of boven 50 °C
slecht geventileerde plaatsen of plaatsen met een vochtigheid van meer dan 60 %
Haal de camera minstens eenmaal per maand uit de opslag om schimmel te
voorkomen. Schakel de camera in en druk een aantal keer op de ontspanknop alvorens
de camera weer op te bergen.
Om de batterij op te bergen, houdt u rekening met de voorzorgsmaatregelen in “De
batterij” (F3) in “Levensduur en prestaties van de camera optimaliseren”.
Objectief
Raak glazen onderdelen niet met uw vingers aan. Verwijder stof of pluisjes met
een blaasbalgje (gewoonlijk een rubberen bal met een spuitmondje waaruit lucht
wordt geblazen). Vingerafdrukken en ander vuil dat niet met een blaasbalgje kan
worden verwijderd, kunt u met een zachte doek van het objectief vegen, waarbij u
een ronddraaiende beweging maakt vanuit het midden van het objectief naar de
randen toe. Als u het objectief op deze manier niet kunt reinigen, veegt u het
objectief schoon met een doek die licht is bevochtigd met objectiefreiniger.
Monitor
Verwijder vuil en stof met behulp van een blaasbalgje. Verwijder vingerafdrukken
en andere vlekken van de monitor met een zachte, droge doek, waarbij u erop let
dat u geen druk op de monitor uitoefent.
Camerabody
Verwijder vuil, stof of zand met behulp van een blaasbalgje en veeg de
camerabody voorzichtig af met een zachte, droge doek. Na gebruik van de camera
aan het strand of in een andere zanderige omgeving, dient u zand, stof en zout te
verwijderen met een droge doek die licht is bevochtigd met water. Droog de
camera daarna grondig af. Let erop dat vuil of stof in de camera schade kan
veroorzaken die niet door de garantie wordt gedekt.
F6
Technische opmerkingen en index
Problemen oplossen
Als de camera niet naar behoren functioneert, raadpleeg dan eerst de volgende
algemene problemen voordat u zich tot de leverancier of tot een door Nikon erkende
servicedienst wendt.
Monitor, instellingen en stroomvoorziening
Probleem Oorzaak/Oplossing A
De camera is
ingeschakeld, maar
reageert niet.
Wacht totdat de opname beëindigd is.
Als het probleem zich blijft voordoen, zet u de camera
uit.
Als de camera niet uitschakelt, verwijder dan de batterij
of batterijen en plaats ze terug, of, als u een
lichtnetadapter gebruikt, koppel de lichtnetadapter
dan los en sluit hem vervolgens weer aan.
Merk op dat ondanks het feit dat alle gegevens die op
dat moment worden opgenomen verloren zullen
gaan, gegevens die al werden geregistreerd niet
beïnvloed zullen worden door het verwijderen of
loskoppelen van de stroombron.
23, E87
De in de camera
geplaatste batterij kan
niet worden opgeladen.
Controleer alle pluggen.
Uit is geselecteerd voor Opladen via computer in
het setup-menu.
Wanneer de batterij wordt opgeladen door de
camera aan te sluiten op een computer, stopt de
batterij met laden wanneer de camera wordt
uitgeschakeld.
Wanneer de batterij wordt opgeladen door de
camera aan te sluiten op een computer, stopt de
batterij met laden wanneer de computer in
slaapstand wordt gezet en de camera kan
uitschakelen.
Afhankelijk van de specificaties, de instellingen en
de status van de computer kan de batterij die in de
camera is geplaatst, soms niet worden opgeladen
via een computerverbinding.
18
90, E78
90, E78
90, E78
Camera kan niet worden
ingeschakeld.
Batterij is leeg.
De camera kan niet worden ingeschakeld wanneer
hij via de lichtnetlaadadapter aangesloten is op een
stopcontact.
22
18
Problemen oplossen
F7
Technische opmerkingen en index
Camera gaat zonder
waarschuwing uit.
Batterij is leeg.
De camera schakelt automatisch uit om stroom te
sparen als gedurende een lange tijd geen
handelingen worden uitgevoerd.
De camera en de batterij werken mogelijk niet goed
bij lage temperaturen.
De camera wordt uitgeschakeld als de
lichtnetlaadadapter wordt aangesloten terwijl de
camera is ingeschakeld.
De camera schakelt uit als de USB-kabel wordt
losgekoppeld waarmee de camera aangesloten is
op een computer of printer. Sluit de USB-kabel
opnieuw aan.
De interne temperatuur van de camera is te hoog.
Zet de camera pas opnieuw aan als deze is
afgekoeld.
22
E75
F3
18
76, 79,
E30
Monitor geeft geen beeld.
Camera staat uit.
Stand-bystand om stroom te sparen: druk op de
hoofdschakelaar, ontspanknop, A-knop, c-knop
of b (e filmopname)-knop.
Als het flitserlampje knippert, wacht u tot de flitser is
opgeladen.
De camera is op de computer aangesloten via de
USB-kabel.
De camera is op de televisie aangesloten via de
audio-/videokabel.
23
23, E75
55
76, 79
76, E27
Beeld op monitor is niet
goed zichtbaar.
Pas de helderheid van de monitor aan.
Monitor is vuil. Reinig de monitor.
88, E68
F5
Datum en tijd van de
opname zijn onjuist.
Als de cameraklok nog niet is ingesteld, knippert de
aanduiding “Datum niet ingesteld” tijdens het
fotograferen en het opnemen van films. Beelden en
films die werden opgenomen voor de klok werd
ingesteld, krijgen respectievelijk de datum “00/00/
0000 00:00” of “01/01/2013 00:00”. Stel de juiste
datum en het juiste tijdstip in bij de optie Tijdzone
en datum in het setup-menu.
De cameraklok is niet zo nauwkeurig als gewone
uurwerken of klokken. Vergelijk de tijd van de
cameraklok nu en dan met de tijd van een meer
nauwkeurige klok en pas de tijd indien nodig aan.
24, E65
25, E65
Er zijn geen aanduidingen
op de monitor te zien.
Automatische info is geselecteerd voor Foto-
informatie in Monitorinstellingen van het setup-
menu.
88, E68
Datumstempel niet
beschikbaar.
Cameraklok is niet ingesteld. 24, E65
Probleem Oorzaak/Oplossing A
Problemen oplossen
F8
Technische opmerkingen en index
Opname
Datum wordt niet op
beelden weergegeven,
zelfs wanneer
Datumstempel is
ingeschakeld.
De huidige opnamestand is een stand die
Datumstempel niet ondersteunt.
De datum kan niet worden afgedrukt op films.
88, E70
Het instelscherm voor de
tijdzone en datum
verschijnt wanneer de
camera wordt ingeschakeld.
Klokbatterij is leeg; alle standaardwaarden zijn hersteld. 24, 25
Standaardwaarden zijn
hersteld.
De monitor wordt
uitgeschakeld en het
camera-aan-lampje
knippert snel.
Batterijtemperatuur is hoog. Zet de camera uit en laat
de batterij afkoelen voordat de camera weer in gebruik
wordt genomen. Als het lampje gedurende drie
minuten heeft geknipperd, schakelt de camera zichzelf
automatisch uit. U kunt de camera ook uitzetten door
op de hoofdschakelaar te drukken.
23
De camera wordt heet.
De camera kan heet worden bij het langdurig
opnemen van films, wanneer beelden worden
verzonden met behulp van een Eye-Fi-kaart of
wanneer de camera wordt gebruikt op een hete
locatie; dit is geen storing.
84
Probleem Oorzaak/Oplossing A
Er wordt geen foto
gemaakt.
Wanneer de camera zich in de weergavestand
bevindt of terwijl instelitems of het setup-menu
worden weergegeven, drukt u op de ontspanknop.
Batterij is leeg.
Als het flitserlampje knippert, wordt de flitser
opgeladen.
32
22
55
Camera kan niet
scherpstellen.
Het onderwerp bevindt zich te dicht bij de camera.
Probeer op te nemen met de macro-stand of de
onderwerpstand Autom. scènekeuzekn. of Close-
up.
Autofocus werkt niet goed met het onderwerp dat u
wilt fotograferen.
Stel AF-hulplicht in het setup-menu in op Auto.
Zet de camera uit en weer aan.
41, 59
31
89, E73
23
Beelden zijn onscherp.
Gebruik de flitser.
Verhoog de ISO-waarde.
Schakel de vibratiereductie of bewegingsdetectie in.
Gebruik BSS (Best Shot Selector).
Gebruik een statief om de camera tijdens de
opname te stabiliseren (als u tegelijk de
zelfontspanner gebruikt, zijn de resultaten nog
beter).
55
39, E42
89, E71,
E72
39, 47,
E43
57
Probleem Oorzaak/Oplossing A
Problemen oplossen
F9
Technische opmerkingen en index
Lichtsporen of
gedeeltelijke verkleuring
kunnen op de monitor
zichtbaar zijn.
Smear kan zich voordoen wanneer zeer helder licht op
de beeldsensor valt. Bij opnamen met
Continu
ingesteld op
Multi-shot 16
en bij het opnemen van
films, vermijdt u best heldere voorwerpen, zoals de zon,
weerspiegelingen van de zon en elektrische verlichting.
F3
Er worden heldere
vlekken weergegeven in
foto's die zijn gemaakt
met de flitser.
Flitslicht wordt weerkaatst door deeltjes in de lucht.
Stel de instelling voor de flitsstand in op c (Uit).
56
Flitser treedt niet in
werking.
De flitsstand is ingesteld op c (Uit).
Onderwerpstand geselecteerd waarin de flitser niet
werkt.
Aan is geselecteerd voor Knipperdetectie in de
stand Slim portret.
Een andere functie die de flitser blokkeert, is
ingeschakeld.
56
56
53, E48
66
Optische zoom kan niet
worden gebruikt.
Optische zoom kan niet worden gebruikt wanneer
films worden opgenomen.
83
Digitale zoom kan niet
worden gebruikt.
Digitale zoom
is ingesteld op
Uit
in het setup-menu.
Digitale zoom is niet beschikbaar in de volgende
situaties.
- Onderwerp volgen is geselecteerd voor de
instelling Aanraakopname.
- Wanneer de onderwerpstand Autom.
scènekeuzekn., Portret, Nachtportret of
Dierenportret is geselecteerd.
- Bij opnames in de stand Slim portret
-Wanneer Continu is ingesteld op Multi-shot 16.
89, E73
39, E38
43, 44, 49
51
39, E43
Beeldmodus niet
beschikbaar.
Er werd een functie ingeschakeld die de optie
Beeldmodus beperkt.
66
Geen geluid wanneer de
sluiter ontspant.
Uit is geselecteerd voor Geluidsinstellingen>
Sluitergeluid in het setup-menu. In bepaalde
opnamestanden en instellingen hoort u geen
geluid, zelfs als Aan is geselecteerd.
De luidspreker is geblokkeerd. Dek de luidspreker
niet af.
89, E74
3, 28
AF-hulpverlichting licht
niet op.
Uit is geselecteerd voor de optie AF-hulplicht in het
setup-menu. De AF-hulpverlichting gaat, afhankelijk
van de positie van het scherpstelveld of de huidige
onderwerpstand, eventueel niet aan, zelfs wanneer
Auto is geselecteerd.
89, E73
Beelden zijn vlekkerig. Objectief is vuil. Reinig het objectief. F5
Kleuren zijn onnatuurlijk. Witbalansinstelling komt niet overeen met lichtbron. 39, E44
Probleem Oorzaak/Oplossing A
Problemen oplossen
F10
Technische opmerkingen en index
Willekeurig verspreide
pixels (“ruis”) worden in
het beeld weergegeven.
Sluitertijd te lang of ISO-gevoeligheid hoog want het
onderwerp is donker. U kunt ruis op de volgende
manieren verminderen:
Flitser gebruiken.
Een lagere ISO-waarde instellen.
55
39, E42
Willekeurig verspreide
heldere pixels (“ruis”) worden
in films weergegeven.
Wanneer u films opneemt met weinig licht, kan het beeld
enigszins “korrelig” lijken. Dit komt voor wanneer de ISO-
gevoeligheid verhoogt en wijst niet op een storing.
Beelden zijn te donker
(onderbelicht).
De flitsstand is ingesteld op c (Uit).
Flitsvenster is afgedekt.
Onderwerp bevindt zich buiten flitsbereik.
Pas belichtingscorrectie aan.
Verhoog de ISO-waarde.
Onderwerp is gefotografeerd met tegenlicht.
Selecteer de onderwerpstand Tegenlicht of stel de
instelling voor de flitsstand in op X (Invulflits).
56
28
55
61
39, E42
48, 55
Beelden zijn te helder
(overbelicht).
Pas belichtingscorrectie aan. 61
Onverwachte resultaten
wanneer de flitser is
ingesteld op b (Autom.
met rode-ogenred.).
Bij het nemen van foto's met
b
(
Autom. met rode-
ogenred.
) of invulflits met trage synchronisatie en rode-
ogenreductie in de onderwerpstand
Nachtportret
, is
het mogelijk dat de Rode-ogenreductie van de camera
ten onrechte ook wordt toegepast op delen van het
beeld zonder rode ogen. Gebruik een andere
onderwerpstand dan
Nachtportret
en wijzig de
flitsstand naar een andere instelling dan
b
(
Autom.
met rode-ogenred.
) en probeer nogmaals.
44, 55
Huidtinten worden niet
verzacht.
In bepaalde opnameomstandigheden kunnen
huidtinten van gezichten niet worden verzacht.
Selecteer e (Huid verzachten) voor Glamour-
retouchering in het menu Retoucheer voor
beelden met vier of meer gezichten.
70
70, E23
Het opslaan van beelden
neemt enige tijd in beslag.
Het opslaan van beelden kan langer duren in de
volgende situaties.
Wanneer de functie Ruisonderdrukking in gebruik is.
De flitsstand is ingesteld op b (Autom. met rode-
ogenred.).
Wanneer de functie Huid verzachten wordt
toegepast tijdens de opname.
56
43, 44, 70,
E47
Gekleurde cirkels of lichte
strepen verschijnen in de
monitor of in beelden.
Wanneer u opneemt met tegenlicht of wanneer een zeer sterke
lichtbron (bijv. zonlicht) in het beeld voorkomt, kunnen er
gekleurde cirkels of lichte strepen (beeldschaduwen) zichtbaar
zijn. Wijzig de positie van de lichtbron of kadreer de foto dusdanig,
dat de lichtbron buiten het beeld valt en probeer opnieuw.
Probleem Oorzaak/Oplossing A
Problemen oplossen
F11
Technische opmerkingen en index
Weergave
Probleem Oorzaak/Oplossing A
Bestand kan niet worden
weergegeven.
Het bestand of de map is overschreven of de naam
is gewijzigd met een computer of een camera van
een ander merk.
De COOLPIX S4400 kan geen films afspelen die
werden gemaakt met een digitale camera van een
ander merk of model.
86
Kan niet op beeld
inzoomen.
Foto's die werden gemaakt met een andere camera
dan de COOLPIX S4400 kunnen mogelijk niet
worden vergroot.
Zoomweergave kan niet worden gebruikt voor films,
kleine afbeeldingen of beelden die zijn uitgesneden
tot een formaat van 320 × 240 of kleiner.
Kan geen spraakmemo
opnemen of weergeven.
Spraakmemo's kunnen niet worden toegevoegd
aan films.
Spraakmemo's kunnen niet worden gekoppeld aan
beelden gemaakt met andere camera's.
Spraakmemo's die met een andere camera aan
beelden werden toegevoegd, kunnen niet worden
weergegeven met deze camera.
86
75, E59
Kan geen beelden
bewerken.
Deze opties werken niet bij filmopnamen.
Deze opties kunnen niet worden gebruikt voor
foto's gemaakt met Beeldmodus ingesteld op
z 5120×2880.
Selecteer beelden die u wél kunt bewerken.
De camera kan geen foto's bewerken die met een
andere camera genomen zijn.
86
64, 75
75, E12
75, E12
Beelden worden niet
weergegeven op een
televisie.
Kies de correcte Videostand.
Geheugenkaart bevat geen beelden. Verwissel de
geheugenkaart. Verwijder de geheugenkaart om
foto's in het interne geheugen weer te geven.
De weergave op de televisie is uitgeschakeld en de
beelden worden weergegeven op de
cameramonitor.
90, E77
20
90, E28
Albumpictogram hersteld
naar de
standaardinstelling of
beelden toegevoegd aan
het album worden niet
weergegeven in de stand
Favoriete beelden.
Gegevens op de geheugenkaart worden wellicht
incorrect weergegeven als ze zijn overschreven door
een computer.
Problemen oplossen
F12
Technische opmerkingen en index
De gemaakte beelden
verschijnen niet in de
stand Automatisch
sorteren.
Het gewenste beeld werd gesorteerd naar een
andere categorie dan de momenteel weergegeven
categorie.
Beelden die gemaakt zijn met een andere camera
dan de COOLPIX S4400 en beelden die zijn
gekopieerd met de optie Kopiëren kunt u niet
weergeven in de stand Automatisch sorteren.
Beelden die in het interne geheugen of op de
geheugenkaart opgenomen zijn, worden soms
incorrect weergegeven als ze zijn overschreven door
een computer.
Elke categorie kan maximaal 999 beeld- of
filmbestanden bevatten. Als de gewenste categorie
in totaal reeds 999 beelden of films bevat, kunnen
geen nieuwe beelden of films worden toegevoegd.
72, E9
75, E60
E10
Nikon Transfer 2 start niet
als de camera is
aangesloten.
Camera staat uit.
Batterij is leeg.
USB -kabel niet correct aangesloten.
Camera wordt niet herkend door de computer.
Controleer de systeemvereisten.
Computer is niet ingesteld om Nikon Transfer 2
automatisch te starten. Voor meer informatie over
Nikon Transfer 2 raadpleegt u de helpinformatie in
ViewNX 2.
23
22
76, 79
77
80
Het PictBridge-
opstartscherm wordt niet
weergegeven als de
camera aangesloten is op
een printer.
Bij bepaalde PictBridge-compatibele printers wordt het
PictBridge-opstartscherm mogelijk niet weergegeven
en kunnen geen beelden worden afgedrukt wanneer
Auto geselecteerd is voor de optie Opladen via
computer in het setup-menu. Stel de optie Opladen
via computer in op Uit en sluit de camera opnieuw
aan op de printer.
90, E78
Voor afdrukken
gemarkeerde beelden
worden niet
weergegeven.
Geheugenkaart bevat geen beelden. Verwissel de
geheugenkaart.
Verwijder de geheugenkaart om beelden in het
interne geheugen af te drukken.
20
21
Kan het papierformaat
niet selecteren met de
camera.
U kunt in de volgende situaties geen papierformaat in
de camera selecteren, zelfs als u afdrukt op een
PictBridge-compatibele printer. Selecteer het
papierformaat van de printer.
De printer ondersteunt het papierformaat niet dat
door de camera wordt opgegeven.
De printer selecteert het papierformaat automatisch.
E31,
E
32
Probleem Oorzaak/Oplossing A
F13
Technische opmerkingen en index
Specificaties
Nikon COOLPIX S4400 digitale camera
Type Digitale compactcamera
Aantal effectieve pixels 20,1 miljoen
Beeldsensor CCD van het type
1
/2,3 inch; totaal aantal pixels: circa 20,48 miljoen
Objectief 6× optische zoom, NIKKOR-objectief
Brandpuntsafstand 4,6–27,6mm (beeldhoek komt overeen met die van een
26–156 mm objectief in kleinbeeldformaat [135])
f-waarde f/3,5–6,5
Constructie 5 elementen in 5 groepen
Zoomfactor digitale zoom Tot 4× (beeldhoek komt overeen met die van een circa 624 mm
objectief in kleinbeeldformaat [135])
Vibratiereductie Lens-shift
Reductie van
bewegingsonscherpte
Bewegingsdetectie (foto's)
Autofocus (AF) Contrastdetectie-AF
Scherpstelbereik [W]: Circa 50 cm tot ,
[T]: Circa 1,0 m tot
Macro-stand: Circa 5 cm- (groothoekstand)
(Alle afstanden gemeten vanaf het midden van het voorvlak van
het objectief)
Selectie scherpstelveld Gezichtprioriteit, automatisch (automatische 9-velds selectie),
centrum, handmatig (u kunt het scherpstelveld selecteren op het
aanraakscherm), onderwerp volgen
Monitor 7,5-cm (3 inch), circa 460.000 beeldpunten, TFT-LCD
aanraakscherm met anti-reflectiecoating en aanpasbare helderheid
in 5 niveaus
Beelddekking
(opnamestand)
Circa 97 % horizontaal en 97 % verticaal (vergeleken met het
uiteindelijke beeld)
Beelddekking
(weergavestand)
Circa 100 % horizontaal en 100 % verticaal (vergeleken met het
uiteindelijke beeld)
Opslag
Media Intern geheugen (circa 71 MB)
SD/SDHC/SDXC-geheugenkaart
Bestandssysteem Compatibel met DCF, Exif 2.3 en DPOF
Bestandsindelingen Foto's: JPEG
Geluidsbestanden (spraakmemo): WAV
Films: AVI (compatibel met Motion-JPEG)
Beeldformaat (pixels) 20M (Hoge beeldkwaliteit) [5152 × 3864P]
20M [5152 × 3864]
10M [3648 × 2736]
4M [2272 × 1704]
2M [1600 × 1200]
VGA [640 × 480]
16:9 [5120 × 2880]
Specificaties
F14
Technische opmerkingen en index
ISO-waarde (standaard
uitvoergevoeligheid)
ISO 80-1600
ISO 3200 (beschikbaar in stand auto)
Belichting
Lichtmeetstand 256-segments matrixmeting, centrumgericht (bij digitale zoom
minder dan 2×), spotmeting (digitale zoom 2× of meer)
Belichtingsregeling Geprogrammeerde automatische belichting en
belichtingscorrectie (–2,0 tot +2,0 EV in stappen van
1
/3 EV)
Sluiter Mechanische en ladinggekoppelde elektronische sluiter
Snelheid
1
/2000–1 s
4 s (wanneer onderwerpstand is ingesteld op Vuurwerk)
Diafragma Elektronisch gestuurde selectie ND-filter (–3,3 AV)
Bereik 2 stappen (f/3,5 en f/11,5 [W])
Zelfontspanner Kan worden geselecteerd uit 10 en 2 seconden
Flitser
Bereik (circa)
(ISO-waarde:
Automatisch
)
[W]: 0,5 tot 4,5 m
[T]: 1,0 tot 2,4 m
Flitserstand DDL automatisch flitsen met monitorvoorflitsen
Interface Hi-Speed USB
Gegevensoverdrachtprotocol
MTP, PTP
Video-uitgang Kan worden geselecteerd uit NTSC en PAL
In-/uitgang Audio/video (A/V) uitgang; digitaal I/O (USB)
Ondersteunde talen Arabisch, Chinees (Vereenvoudigd en Traditioneel), Tsjechisch,
Deens, Nederlands, Engels, Fins, Frans, Duits, Grieks, Hindi,
Hongaars, Indonesisch, Italiaans, Japans, Koreaans, Noors, Pools,
Portugees (Europees en Braziliaans), Roemeens, Russisch, Spaans,
Zweeds, Thai, Turks, Oekraïens, Vietnamees
Voedingsbronnen
Eén oplaadbare Li-ionbatterij EN-EL19 (meegeleverd)
Lichtnetadapter EH-62G (apart verkrijgbaar)
Oplaadtijd
Circa 2 uur en 20 minuten (wanneer de lichtnetlaadadapter EH-70P
wordt gebruikt en er geen lading beschikbaar is)
Gebruiksduur van de
batterij
1
Foto's
Circa 200 opnamen bij gebruik van EN-EL19
Films (effectieve
gebruiksduur van de
batterij voor opname)
2
Circa 45 min. wanneer EN-EL19 wordt gebruikt
Statiefaansluiting 1/4 (ISO 1222)
Afmetingen
(B × H × D)
Circa 95,5 × 58,9 × 20,8 mm (exclusief uitstekende delen)
Specificaties
F15
Technische opmerkingen en index
Tenzij anders vermeld, gelden alle cijfers voor een volledig geladen batterij en een
omgevingstemperatuur van 23 ± 3 °C, zoals voorgeschreven door de Camera and
Imaging Products Association (CIPA).
1
Cijfers gebaseerd op de CIPA-standaarden (Camera and Imaging Products Association) waarmee
de gebruiksduur voor camerabatterijen wordt gemeten. Prestaties voor foto's gemeten in de
volgende testomstandigheden: x 5153864 geselecteerd voor Beeldmodus, zoom
aangepast bij elke opname en flitser gebruikt om de andere opname. De tijd voor de filmopname
gaat ervan uit dat N HD 720p (1280×720) is geselecteerd voor Filmopties. De cijfers zijn
afhankelijk van het gebruik, het interval tussen opnamen en de tijd die menu's en beelden
worden weergegeven.
2
Individuele filmbestanden kunnen niet groter zijn dan 2 GB of niet langer dan 29 minuten. De
opname kan eindigen voor deze limiet wordt bereikt als de temperatuur van de camera te hoog
wordt.
Oplaadbare Li-ionbatterij EN-EL19
Lichtnetlaadadapter EH-70P
B Specificaties
Nikon kan niet aansprakelijk worden gesteld voor eventuele fouten in deze handleiding. Het uiterlijk en de
specificaties van dit product kunnen zonder kennisgeving worden gewijzigd.
Gewicht Circa 140 g (inclusief batterij en SD-geheugenkaart)
Gebruiksomstandigheden
Temperatuur 0 °C tot 40 °C
Luchtvochtigheid 85 % of minder (geen condens)
Type Oplaadbare lithium-ion batterij
Capaciteit 3,7 V DC, 700 mAh
Gebruikstemperatuur 0 °C tot 40 °C
Afmetingen
(B × H × D)
Circa 31,5 × 39,5 × 6 mm (exclusief uitstekende delen)
Gewicht Circa 14,5g (exclusief batterijhouder)
Invoer 100–240 V AC, 50/60 Hz, 0,07–0,044 A
Uitvoer 5,0 V DC, 550 mA
Gebruikstemperatuur 0 °C tot 40 °C
Afmetingen
(B × H × D)
Circa 55 × 22 × 54 mm (exclusief stekkeradapter)
Gewicht Circa 47 g (exclusief stekkeradapter)
Specificaties
F16
Technische opmerkingen en index
Ondersteunde standaards
DCF: Design Rule for Camera File System (Ontwerpnormen voor
camerabestandssystemen) is een algemeen erkende standaard voor digitale
camera's waarmee de compatibiliteit tussen de verschillende cameramerken wordt
gewaarborgd.
DPOF: Digital Print Order Format (Digitaal afdrukformaat voor digitale camera's) is
een industriestandaard die het mogelijk maakt beelden af te drukken op basis van
een afdrukopdracht die is opgeslagen op een geheugenkaart.
Exif versie 2.3: deze camera ondersteunt Exchangeable image file format (Exif)
versie 2.3 voor digitale fotocamera's, een standaard die het mogelijk maakt gegevens
bij foto's op te slaan. Deze gegevens leveren een optimale kleurreproductie op bij
het afdrukken met Exif-compatibele printers.
PictBridge: een standaard die is ontwikkeld in samenwerking met fabrikanten van
digitale camera's en printers en die het mogelijk maakt foto's rechtstreeks vanuit de
camera naar een printer te sturen zonder de camera op een computer aan te sluiten.
F17
Technische opmerkingen en index
Index
Symbolen
A Autostand 22, 26, 38
C Onderwerpstand 41
R Stand speciale effecten 50
F Stand Slim portret 51
c Weergavestand 32, 72
h Stand Favoriete beelden 72, E5
F Stand Automatisch sorteren 72, E9
C Stand Sorteer op datum 72, E11
z Setup-menu 88, E64
g (Tele) 2, 29
f (Groothoek) 2, 29
i Zoomweergave 2, 33
h Miniatuurweergave 2, 33
A opnamestand-knop 3, 10, 26
c Weergaveknop 3, 10, 32
b (e filmopname)-knop 3, 82
d Menutab 11, 12
H Afsluitpictogram 11
J Terugkeerpictogram 12
R E4
A
Aanraak-AF/AE 39, E40
Aanraakopname 39, E35
Aanraaksluiter 39, E36
Aantal resterende opnamen 22, 65
Afdrukken 75, 76, E31, E32
Afdrukopdracht 75, E53
AF-filmstand 85, E62
AF-hulplicht 89, E73
AF-veld 6, 30, 68
Album 72, E6
beelden toevoegen aan 75, E5
beelden verwijderen uit 75, E7
Audio/video-in-aansluiting 76, E27
Audio/video-kabel 76, E27
Autofocus 60
Autom. scènekeuzekn. x 43
Automatisch flitsen 56
Automatisch uit 89, E75
AVI E86
B
Batterij 16, 18, 25, E87
Batterijlader 19, E87
Batterijniveau 22
Batterijvak 3
Batterijvergrendeling 3, 16
Beeld draaien 75, E57
Beeld terugspelen E68
Beelden kopiëren 75, E60
Beeldformaat 64
Beeldmodus 64, 65
Belichtingscompensatie 61
Bestandsnamen E86
Beveiligen 75, E51
Bewegingsdetectie 89, E72
Bewolkt E44
BSS (Best Shot Selector) 39, 47, E43
C
Camera aan 22, 23, 24
Classificatie 9, 74
Close-up k 46
Compressieverhouding 64
Computer 76, 79
Continu 39, E43
D
Daglicht E44
Datumnotatie 24, 88, E65
Datumstempel 25, 88, E70
De datum en de tijd afdrukken 25,
E56
De datum en tijd instellen 24, 88,
E65
Deksel aansluitingen 3
Index
F18
Technische opmerkingen en index
Deksel batterijvak/geheugenkaartsleuf 3,
16, 20
Diafragma 30
Diashows 75, E49
Dierenp. autom. ontsp. 49
Dierenportret O 49
Digitale zoom 29, 89, E73
Direct Print 76, E29
D-Lighting 75, E18
DPOF F16
DPOF-afdrukken E34
DSCN E86
E
EH-70P 18
EN-EL19 16, 18
Enkelvoudig 39, E43
Enkelvoudige AF 85, E62
Extensie E86
F
Filmduur 82, 84
Filmmenu 85, E62
Filmopname 82
Filmopties 85, E62
Filmweergave 86
Filtereffecten 75, E21
Firmware-versie 90, E85
Flitser 2, 54
Flitser uit 56
Flitserlampje 3, 55
Flitsstand 55
Formatteren 20, 89, E76
FSCN E86
Fulltime-AF 85, E62
G
Geheugenkaart 20, 21
Geheugenkaart formatteren 20, 89,
E76
Geheugenkaartsleuf 3, 20
Geluidsinstellingen 89, E74
Gezichtsherkenning 28, 68
Glamour-retouchering 75, E23
Glimlachtimer 53, E48
Gloeilamplicht E44
Groothoek 29
H
Half indrukken 13, 30
Handm. voorinstelling E45
HD 720p 85, E62
Helderheid 88, E68
Help 41
High-key G 50
Hoofdschakelaar/camera-aan-lampje 2,
22, 23
Hoogcontrast monochr. F 50
Huid verzachten 53, 70, E47
I
Identificatie E86
Ingebouwde microfoon 2
Intern geheugen 6, 22, 82
Intern geheugen formatteren 89, E76
Invulflits 56
ISO-waarde 39, E42
J
JPG E86
K
Kleine afbeelding 75, E24
Knipperdetectie 53, E48
Knipperwaarsch. 90, E80
Knopgeluid 89, E74
L
Laadlampje 19, E79
Landschap c 43
Lange sluitertijd 56
Lichtnetadapter 19, E87
Lichtnetlaadadapter 18
Low-key H 50
Index
F19
Technische opmerkingen en index
Luidspreker 3
M
Macro-stand 59
Mapnamen E86
Menu Slim portret 53
Monitor 3, 6, F5
Monitorinstellingen 88, E68
MSCN E86
Multi-shot 16 39, E43
Museum l 47
N
Nachtlandschap j 46
Nachtportret e 44
Nikon Transfer 2 78, 80
Nostalgisch sepia P 50
O
Objectief 2, F13
Objectiefbescherming 2
Onderwerp volgen 39, E38
Onderwerpeffect 42
Onderwerpstanden 41, 43
Ontspanknop 2, 13, 30
Oogje voor camerariem 2
Oplaadbare Li-ionbatterij 16, 18
Opladen via computer 90, E78
Opname 22, 28, 30
Opnamemenu 38, E35
Opnamemenu Automatisch 39
Opnamestand 10, 26
Optionele accessoires E87
Optische zoom 29
P
Paint 75, E14
Panorama assist U 48, E3
Panorama Maker 48, 78, E4
Papierformaat E31, E32
Party/binnen f 44
Perspectiefcorrectie 75, E20
PictBridge 76, E29, F16
Polsriem 13
Portret b 43
Printer 76, E29
Q
QVGA E62
R
Resterende opnametijd 84
Retoucheer 75, E12
Rode-ogenreductie 56
RSCN E86
S
Schemering i 45
Schermvullende weergave 32
Scherpstelaanduiding 30
Scherpstellen 13, 30
Selectieve kleur I 50
Setup-menu 88, E64
Slepen 4
Slepen en neerzetten 4
Sluitergeluid 89, E74
Sluitertijd 30
Sneeuw z 45
Snel retoucheren 75, E17
Sport d 44
Spraakmemo 75, E58
SSCN E86
Stand Slim portret 51
Standaardwaarden 90, E83
Statiefaansluiting 3, F14
Strand Z 45
Stylus 5
T
Taal/Language 90, E77
Tegenlicht o 48
Tekenen A 47, E2
Tele 29
Televisie E27
Index
F20
Technische opmerkingen en index
Televisies 76, E27
Tijdzone 24, 88, E65
Tijdzone en datum 24, 88, E65
Tik 4
TL-licht E44
U
Uitrekken 75, E19
Uitsnede 33, E25
Uploaden via Eye-Fi 90, E82
USB/AV-uit-aansluiting 18, 76, E27,
E30
USB-kabel 18, 76, 79, E30
V
Vast bereik automatisch E42
VGA 84, E62
Vibratiereductie 89, E71
Videostand 90, E77
ViewNX 2 77
Voedsel u 46
Volume 86, E59
Vuurwerk m 47
W
WAV E86
Weergave 32, 86, E59
Weergavemenu 75, E49
Welkomstscherm 88, E64
Windruisreductie 85, E63
Wissen 34, E59
Witbalans 39, E44
Z
Zacht O 50
Zelfontspanner 2, 57
Zelfontspannerlampje 52, 58
Zomertijd 25, 88, E67
Zonsondergang h 45
Zoomen 29
Zoomknop 2, 29
Zwart-wit-kopie n 47
F21
F22
Deze handleiding mag op geen enkele manier volledig of gedeeltelijk
(behalve voor korte citaten in kritische artikelen of besprekingen)
worden gereproduceerd zonder de schriftelijke toestemming van
NIKON CORPORATION.
YP3B01(1F)
6MN1761F-01
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175
  • Page 176 176
  • Page 177 177
  • Page 178 178
  • Page 179 179
  • Page 180 180
  • Page 181 181
  • Page 182 182
  • Page 183 183
  • Page 184 184
  • Page 185 185
  • Page 186 186
  • Page 187 187
  • Page 188 188
  • Page 189 189
  • Page 190 190
  • Page 191 191
  • Page 192 192
  • Page 193 193
  • Page 194 194
  • Page 195 195
  • Page 196 196
  • Page 197 197
  • Page 198 198
  • Page 199 199
  • Page 200 200
  • Page 201 201
  • Page 202 202
  • Page 203 203
  • Page 204 204
  • Page 205 205
  • Page 206 206
  • Page 207 207
  • Page 208 208
  • Page 209 209
  • Page 210 210
  • Page 211 211
  • Page 212 212
  • Page 213 213
  • Page 214 214
  • Page 215 215
  • Page 216 216
  • Page 217 217
  • Page 218 218
  • Page 219 219
  • Page 220 220
  • Page 221 221
  • Page 222 222
  • Page 223 223
  • Page 224 224

Nikon COOLPIX S4400 de handleiding

Type
de handleiding