HP EliteBook Revolve 810 G1 Tablet Handleiding

Type
Handleiding
Gebruikershandleiding
Ā© Copyright 2013 Hewlett-Packard
Development Company, L.P.
Bluetooth is een handelsmerk van de
desbetreffende eigenaar en wordt door
Hewlett-Packard Company onder licentie
gebruikt. Intel en Centrino zijn
handelsmerken van Intel Corporation in de
Verenigde Staten en andere landen. AMD
is een handelsmerk van Advanced Micro
Devices, Inc. SD Logo is een handelsmerk
van zijn eigenaar. Java is een handelsmerk
van Sun Microsystems, Inc. in de
Verenigde Staten. Microsoft en Windows
zijn in de Verenigde Staten gedeponeerde
handelsmerken van Microsoft Corporation.
De informatie in deze documentatie kan
zonder kennisgeving worden gewijzigd. De
enige garanties voor HP producten en
diensten staan vermeld in de expliciete
garantievoorwaarden bij de betreffende
producten en diensten. Aan de informatie in
deze handleiding kunnen geen aanvullende
rechten worden ontleend. HP aanvaardt
geen aansprakelijkheid voor technische
fouten, drukfouten of weglatingen in deze
publicatie.
Eerste editie, januari 2013
Artikelnummer van document: 709344-331
Kennisgeving over het product
In deze gebruikershandleiding worden de
voorzieningen beschreven die op de
meeste modellen beschikbaar zijn. Mogelijk
zijn niet alle voorzieningen op uw computer
beschikbaar.
Neem voor de recentste informatie in deze
handleiding contact op met de
ondersteuning. Voor ondersteuning in de
VS gaat u naar
http://www.hp.com/go/
contactHP. Voor wereldwijde ondersteuning
gaat u naar
http://welcome.hp.com/country/
us/en/wwcontact_us.html.
Softwarevoorwaarden
Door het installeren, kopiƫren, downloaden
of anderszins gebruiken van een
softwareproduct dat vooraf op deze
computer is geĆÆnstalleerd, bevestigt u dat u
gehouden bent aan de voorwaarden van de
HP EULA (End User License Agreement).
Als u niet akkoord gaat met deze
licentievoorwaarden, is uw enige
rechtsmogelijkheid om het volledige,
ongebruikte product (hardware en software)
binnen 14 dagen te retourneren en te
verzoeken om restitutie van het
aankoopbedrag op grond van het
restitutiebeleid dat op de plaats van
aankoop geldt.
Neem contact op met het lokale
verkooppunt (de verkoper) als u meer
informatie wilt of als u een verzoek om
volledige restitutie van het aankoopbedrag
van de computer wilt indienen.
Kennisgeving aangaande de veiligheid
WAARSCHUWING! U kunt het risico van letsel door verbranding of van oververhitting van de
computer beperken door de computer niet op schoot te nemen en de ventilatieopeningen van de
computer niet te blokkeren. Gebruik de computer alleen op een stevige, vlakke ondergrond. Zorg dat
de luchtcirculatie niet wordt geblokkeerd door een voorwerp van hard materiaal (zoals een optionele
printer naast de computer) of een voorwerp van zacht materiaal (zoals een kussen, een kleed of
kleding). Zorg er ook voor dat de netvoedingsadapter tijdens het gebruik niet in contact kan komen
met de huid of een voorwerp van zacht materiaal. De computer en de netvoedingsadapter voldoen
aan de temperatuurlimieten voor oppervlakken die voor de gebruiker toegankelijk zijn, zoals
gedefinieerd door de International Standard for Safety of Information Technology Equipment (IEC
60950).
iii
iv Kennisgeving aangaande de veiligheid
Inhoudsopgave
1 Welkom ............................................................................................................................................................ 1
Informatie zoeken ................................................................................................................................. 2
2 Vertrouwd raken met de computer ................................................................................................................ 4
Bovenkant ............................................................................................................................................ 4
Touchpad ............................................................................................................................. 4
Lampjes ............................................................................................................................... 5
Toetsen ................................................................................................................................ 6
Naar rechts ........................................................................................................................................... 7
Linkerkant ............................................................................................................................................. 9
Achterkant .......................................................................................................................................... 10
Beeldscherm ...................................................................................................................................... 12
Onderkant ........................................................................................................................................... 14
3 Verbinding maken met een netwerk ............................................................................................................ 16
Verbinding maken met een draadloos netwerk .................................................................................. 16
Bedieningselementen voor draadloze communicatie gebruiken ....................................... 16
Knop voor draadloze communicatie gebruiken ................................................. 17
Voorzieningen van het besturingssysteem gebruiken ....................................... 17
WLAN gebruiken ................................................................................................................ 17
Gebruikmaken van een internetprovider ........................................................... 18
WLAN configureren ........................................................................................... 18
Draadloze router configureren .......................................................................... 18
Draadloos netwerk beveiligen ........................................................................... 19
Verbinding maken met draadloos netwerk (WLAN) .......................................... 19
HP mobiel breedband gebruiken (alleen bepaalde modellen) ........................................... 20
SIM-kaart plaatsen en verwijderen .................................................................... 21
GPS gebruiken (alleen bepaalde modellen) ...................................................................... 22
Bluetooth-apparaten voor draadloze communicatie gebruiken (alleen bepaalde
modellen) ........................................................................................................................... 22
Verbinding maken met een bekabeld netwerk ................................................................................... 23
Verbinding maken met een lokaal netwerk (LAN) ............................................................. 23
v
4 Navigeren met het toetsenbord, aanraakbewegingen en aanwijsapparaten .......................................... 24
Cursorbesturing gebruiken ................................................................................................................. 24
Voorkeuren voor cursorbesturing instellen ........................................................................ 24
Touchpad gebruiken .......................................................................................................... 24
Touchpad uit- en inschakelen ........................................................................... 25
Touchpadbewegingen gebruiken ...................................................................... 25
Beweging met Ć©Ć©n vinger ................................................................. 26
Tikken ............................................................................................... 26
Schuiven ........................................................................................... 27
Knijpen/zoomen ................................................................................ 27
Draaien (alleen bepaalde modellen) ................................................. 28
Randveegbewegingen (alleen bepaalde modellen) ........................................................... 28
Rechterrandveegbeweging ............................................................................... 28
Bovenrandveegbeweging .................................................................................. 29
Linkerrandveegbeweging .................................................................................. 30
Toetsenbord gebruiken ...................................................................................................................... 31
Werken met sneltoetsen in Microsoft Windows 8 .............................................................. 31
Sneltoetsen herkennen ...................................................................................................... 32
Toetsenblokken gebruiken ................................................................................................. 33
GeĆÆntegreerd numeriek toetsenblok gebruiken ................................................. 33
GeĆÆntegreerd numeriek toetsenblok in- en uitschakelen .................. 34
Schakelen tussen functies van toetsen op het geĆÆntegreerde
toetsenblok ....................................................................................... 34
Optioneel extern numeriek toetsenblok gebruiken ............................................ 34
5 Multimedia ..................................................................................................................................................... 35
Bedieningselementen voor het afspelen van media gebruiken .......................................................... 35
Audio .................................................................................................................................................. 35
Luidsprekers aansluiten ..................................................................................................... 35
Geluidsvolume aanpassen ................................................................................................ 36
Hoofdtelefoon aansluiten ................................................................................................... 36
Audiofuncties op de computer controleren ........................................................................ 36
Webcam (alleen bepaalde modellen) ................................................................................................. 37
Video .................................................................................................................................................. 37
DisplayPort ........................................................................................................................ 38
6 Energiebeheer ............................................................................................................................................... 39
Computer uitschakelen ....................................................................................................................... 39
Opties voor energiebeheer instellen ................................................................................................... 40
vi
Standen voor energiebesparing gebruiken ........................................................................ 40
Intel Rapid Start Technology (alleen bepaalde modellen) ................................ 40
Slaapstand activeren en beƫindigen ................................................................. 40
De door de gebruiker geĆÆnitialiseerde sluimerstand inschakelen en afsluiten . . 41
Energiemeter en instellingen voor energiebeheer gebruiken ............................ 41
Wachtwoordbeveiliging instellen voor beƫindigen slaapstand .......................... 41
Accuvoeding gebruiken ..................................................................................................... 42
Aanvullende informatie over de accu opzoeken ............................................... 42
Acculading weergeven ...................................................................................... 42
Accuwerktijd maximaliseren .............................................................................. 42
Omgaan met een lage acculading .................................................................... 43
Een lage acculading herkennen ....................................................... 43
Problemen met een lage acculading verhelpen ............................... 43
Accu plaatsen of verwijderen ............................................................................ 44
Accuvoeding besparen ...................................................................................... 45
Door de gebruiker vervangbare accu opbergen ................................................ 45
Door de gebruiker vervangbare accu afvoeren ................................................. 45
Door de gebruiker vervangbare accu vervangen .............................................. 45
Externe netvoeding gebruiken ........................................................................................... 46
Netvoedingsadapter testen ............................................................................... 47
7 Externe kaarten en apparaten ...................................................................................................................... 48
Kaarten voor mediakaartlezers gebruiken (alleen bepaalde modellen) ............................................. 48
Digitale kaart plaatsen ....................................................................................................... 48
Digitale kaart verwijderen .................................................................................................. 49
USB-apparaat gebruiken .................................................................................................................... 49
USB-apparaat aansluiten ................................................................................................... 50
USB-apparaat verwijderen ................................................................................................. 50
Optionele externe apparaten gebruiken ............................................................................................. 51
Optionele externe schijfeenheden gebruiken .................................................................... 51
Dockingconnector gebruiken (alleen bepaalde modellen) ................................................. 52
8 Schijfeenheden ............................................................................................................................................. 53
Schijfeenheden hanteren ................................................................................................................... 53
Externe vaste schijven gebruiken ....................................................................................................... 54
Intel Smart Response Technology (alleen bepaalde modellen) ........................................ 54
De onderhoudsklep verwijderen of plaatsen ...................................................................... 54
De onderhoudsklep verwijderen ........................................................................ 55
De onderhoudsklep terugplaatsen. ................................................................... 56
Vaste schijf vervangen of upgraden .................................................................................. 56
De vaste schijf verwijderen ............................................................................... 57
vii
Vaste schijf installeren ...................................................................................... 58
Prestaties van de vaste schijf verbeteren .......................................................................... 58
Schijfdefragmentatie gebruiken ......................................................................... 58
Schijfopruiming gebruiken ................................................................................. 59
9 Beveiliging ..................................................................................................................................................... 60
Computer beveiligen .......................................................................................................................... 60
Wachtwoorden gebruiken ................................................................................................................... 61
Wachtwoorden instellen in Windows ................................................................................. 62
Wachtwoorden instellen in Computer Setup ...................................................................... 62
BIOS-beheerderswachtwoord beheren ............................................................................. 64
BIOS-beheerderswachtwoord invoeren ............................................................ 65
Antivirussoftware gebruiken ............................................................................................................... 65
Firewallsoftware gebruiken ................................................................................................................. 66
Essentiƫle beveiligingsupdates installeren ......................................................................................... 66
HP Client Security Manager gebruiken (alleen bepaalde modellen) .................................................. 66
Optionele beveiligingskabel installeren .............................................................................................. 67
10 Onderhoud ................................................................................................................................................... 68
Geheugenmodules toevoegen of vervangen ..................................................................................... 68
De computer reinigen ......................................................................................................................... 71
Reinigingsproducten .......................................................................................................... 71
Reinigingsprocedures ........................................................................................................ 71
Beeldscherm reinigen ....................................................................................... 71
Zijkanten en deksel reinigen ............................................................................. 71
Touchpad en toetsenbord reinigen ................................................................... 72
Programma's en stuurprogramma's bijwerken ................................................................................... 72
SoftPaq Download Manager gebruiken .............................................................................................. 72
11 Back-up en herstel ...................................................................................................................................... 73
Een back-up maken van uw gegevens .............................................................................................. 74
Systeemherstelactie uitvoeren ........................................................................................................... 74
Windows herstelprogrammaā€™s gebruiken ........................................................................... 75
f11-herstelprogramma's gebruiken .................................................................................... 75
Media met het besturingssysteem Windows 8 gebruiken (afzonderlijk aan te
schaffen) ............................................................................................................................ 76
Windows Vernieuwen gebruiken voor snel en eenvoudig herstel ..................................... 77
Alles verwijderen en Windows opnieuw installeren ........................................................... 77
HP Software Setup gebruiken ........................................................................................... 78
viii
12 Computer Setup (BIOS) en Advanced System Diagnostics ................................................................... 79
Computer Setup gebruiken ................................................................................................................ 79
Computer Setup starten ..................................................................................................... 79
Navigeren en selecteren in Computer Setup ..................................................................... 79
Fabrieksinstellingen in Computer Setup herstellen ........................................................... 80
BIOS bijwerken .................................................................................................................. 81
BIOS-versie bepalen ......................................................................................... 81
BIOS-update downloaden ................................................................................. 82
Advanced System Diagnostics gebruiken .......................................................................................... 83
13 Ondersteuning ............................................................................................................................................ 84
Contact opnemen met de ondersteuning ........................................................................................... 84
Labels ................................................................................................................................................. 85
14 Specificaties ................................................................................................................................................ 86
Ingangsvermogen ............................................................................................................................... 86
Omgevingsvereisten ........................................................................................................................... 87
Bijlage A Reizen met de computer ................................................................................................................. 88
Bijlage B Problemen oplossen ....................................................................................................................... 90
Hulpmiddelen voor het oplossen van problemen ............................................................................... 90
Problemen oplossen ........................................................................................................................... 90
De computer kan niet worden ingeschakeld ...................................................................... 90
Het computerscherm is leeg .............................................................................................. 91
De software werkt niet goed .............................................................................................. 91
De computer staat aan maar reageert niet ........................................................................ 91
De computer is ongewoon warm ....................................................................................... 91
Een extern apparaat werkt niet .......................................................................................... 92
De draadloze netwerkverbinding werkt niet ....................................................................... 92
Bijlage C Elektrostatische ontlading .............................................................................................................. 93
Index ................................................................................................................................................................... 94
ix
x
1Welkom
Nadat u de computer gebruiksklaar hebt gemaakt en hebt geregistreerd, moet u de volgende stappen
uitvoeren:
ā—
Neem even de tijd om de gedrukte basishandleiding voor Windows 8 door te nemen en de
nieuwe WindowsĀ®-functies te bekijken.
TIP: Als u snel terug wilt navigeren naar het beginscherm van de computer vanuit een open
app of het bureaublad van Windows, drukt u op de Windows-knoppen
op het toetsenbord.
Als u nogmaals op de Windows-knoppen drukt, keert u terug naar het vorige scherm.
ā—
Maak verbinding met internet: configureer een bekabeld of draadloos netwerk waarmee u
verbinding kunt maken met internet. Zie
Verbinding maken met een netwerk op pagina 16 voor
meer informatie.
ā—
Uw antivirussoftware bijwerken - bescherm uw computer tegen schade door virussen. De
software is vooraf geĆÆnstalleerd op de computer. Zie
Antivirussoftware gebruiken op pagina 65
voor meer informatie.
ā—
Raak vertrouwd met de computer: maak kennis met de voorzieningen van uw computer.
Raadpleeg
Vertrouwd raken met de computer op pagina 4 en Navigeren met het
toetsenbord, aanraakbewegingen en aanwijsapparaten op pagina 24 voor aanvullende
informatie.
ā—
Zoek geĆÆnstalleerde software: toegang tot een overzicht van de vooraf op de computer
geĆÆnstalleerde software.
Typ a op het startscherm, klik op Apps en selecteer uit de weergegeven opties. Voor meer
informatie over het gebruik van software die bij de computer is geleverd, raadpleegt u de
instructies van de softwarefabrikant. Deze instructies kunnen zijn verstrekt bij de software, of
staan op de website van de fabrikant.
ā—
Maak een back-up van uw vaste schijf door herstelschijven of een herstel-flashdrive te maken.
Zie
Back-up en herstel op pagina 73.
1
Informatie zoeken
De computer bevat verschillende hulpmiddelen voor de uitvoering van uiteenlopende taken.
Hulpmiddelen Informatie
Poster Installatie-instructies
ā—
De computer gebruiksklaar maken
ā— Onderdelen van de computer herkennen
Basishandleiding Windows 8 Overzicht van het gebruik van en de navigatie met WindowsĀ® 8.
Help en ondersteuning
Als u Help en ondersteuning op het startscherm wilt
openen, selecteert u de app HP Support Assistant.
Neem voor de recentste informatie in deze handleiding
contact op met de ondersteuning. Voor ondersteuning
in de VS gaat u naar
http://www.hp.com/go/contactHP.
Voor wereldwijde ondersteuning gaat u naar
http://welcome.hp.com/country/us/en/
wwcontact_us.html.
ā— Informatie over het besturingssysteem
ā—
Updates van software, stuurprogramma's en BIOS
ā—
Hulpmiddelen voor probleemoplossing
ā— Krijgen van ondersteuning
Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu
Om toegang tot deze handleidingen te krijgen,
selecteert u de app HP Support Assistant op het
startscherm en kiest u vervolgens Deze computer en
Gebruikershandleidingen.
ā—
Informatie over veiligheid en kennisgevingen
ā— Informatie over het afvoeren van accu's
Handleiding voor veiligheid en comfort
Om toegang tot deze handleidingen te krijgen,
selecteert u de app HP Support Assistant op het
startscherm en kiest u vervolgens Deze computer en
Gebruikershandleidingen.
ā€“ of ā€“
Ga naar
http://www.hp.com/ergo.
ā—
Aanwijzingen voor een optimale werkplek, een goede houding
en gezonde werkgewoonten
ā— Informatie over elektrische en mechanische veiligheid
Boekje Worldwide Telephone Numbers
(Telefoonnummers voor wereldwijde ondersteuning)
Dit boekje wordt bij de computer geleverd.
Telefoonnummers voor ondersteuning van HP
HP website
Neem voor de recentste informatie in deze handleiding
contact op met de ondersteuning. Voor ondersteuning
in de VS gaat u naar
http://www.hp.com/go/contactHP.
Voor wereldwijde ondersteuning gaat u naar
http://welcome.hp.com/country/us/en/
wwcontact_us.html.
ā—
Informatie over ondersteuning
ā— Onderdelen bestellen en aanvullende ondersteuning vinden
ā— Voor het apparaat verkrijgbare accessoires
2 Hoofdstuk 1 Welkom
Hulpmiddelen Informatie
Beperkte garantie*
Om deze handleiding te openen, selecteert u de app
HP Help en ondersteuning, selecteert u Deze
computer en selecteert u vervolgens Garantie en
services.
ā€“ of ā€“
Ga naar
http://www.hp.com/go/orderdocuments.
Garantiegegevens
*De specifiek toegekende HP beperkte garantie die van toepassing is op uw product, kunt u vinden in de elektronische
handleidingen op de computer en/of op de cd/dvd die is meegeleverd in de doos. In sommige landen of regio's wordt door
HP een gedrukte versie van de HP beperkte garantie meegeleverd in de doos. Voor sommige landen of regio's waar de
garantie niet in drukvorm wordt verstrekt, kunt u een gedrukt exemplaar aanvragen. Ga naar
http://www.hp.com/go/
orderdocuments of schrijf naar:
ā—
Noord-Amerika: Hewlett-Packard, MS POD, 11311 Chinden Blvd., Boise, ID 83714, Verenigde Staten
ā—
Europa, Midden-Oosten, Afrika: Hewlett-Packard, POD, Via G. Di Vittorio, 9, 20063, Cernusco s/Naviglio (MI), Italiƫ
ā—
Aziƫ en Stille Oceaan: Hewlett-Packard, POD, P.O. Box 200, Alexandra Post Office, Singapore 911507
Wanneer u een gedrukt exemplaar van uw garantie aanvraagt, geef dan het productnummer, de garantieperiode (te vinden
op het servicelabel) en uw naam en postadres op.
BELANGRIJK: stuur uw HP product NIET terug naar de bovenstaande adressen. Voor ondersteuning in de VS gaat u
naar
http://www.hp.com/go/contactHP. Voor wereldwijde ondersteuning gaat u naar http://welcome.hp.com/country/us/en/
wwcontact_us.html.
Informatie zoeken 3
2 Vertrouwd raken met de computer
Bovenkant
Touchpad
Onderdeel Beschrijving
(1) Touchpad, aan/uit-knop Hiermee kunt u het touchpad in- en uitschakelen.
(2) Touchpadzone Hiermee kunt u de aanwijzer (cursor) verplaatsen en
onderdelen op het scherm selecteren of activeren.
(3) Linkerknop van het touchpad Deze knop heeft dezelfde functie als de linkerknop op een
externe muis.
(4) Rechterknop van het touchpad Deze knop heeft dezelfde functie als de rechterknop op
een externe muis.
4 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer
Lampjes
Onderdeel Beschrijving
(1) Caps Lock-lampje Aan: Caps Lock is ingeschakeld.
(2)
Lampje voor Geluid uit ā— Oranje: het geluid van de computer is uitgeschakeld.
ā—
Uit: het geluid van de computer is ingeschakeld.
(3)
Lampje Geluid uit van microfoon ā— Oranje: Gedempt.
ā—
Uit: Microfoon is ingeschakeld.
(4)
Lampje voor draadloze communicatie ā— Wit: Een geĆÆntegreerd apparaat voor draadloze
communicatie, zoals een draadloosnetwerkmodule en/
of een BluetoothĀ®-apparaat, is ingeschakeld.
ā— Oranje: Alle apparatuur voor draadloze communicatie
is uitgeschakeld.
(5) Num Lock-lampje Aan: Num Lock is ingeschakeld.
(6) Touchpadlampje
ā—
Oranje: het touchpad is uitgeschakeld.
ā— Uit: het touchpad is ingeschakeld.
Bovenkant 5
Toetsen
Onderdeel Beschrijving
(1) Esc-toets Druk op deze toets in combinatie met de fn-toets om
systeeminformatie weer te geven.
(2) fn-toets Druk op deze toets in combinatie met een functietoets,
de num lock-toets of de esc-toets of de b-toets om
veelgebruikte systeemfuncties uit te voeren.
(3)
Windows-knoppen Hiermee keert u terug naar het startscherm vanuit een
geopende app of het Windows-bureaublad.
OPMERKING: Als u nogmaals op de Windows-knop
drukt, keert u terug naar het vorige scherm.
(4) Functietoetsen Druk op een van deze toetsen in combinatie met de fn-
toets om veelgebruikte systeemfuncties uit te voeren.
(5) GeĆÆntegreerd numeriek toetsenblok Wanneer het toetsenblok is ingeschakeld, kan het
worden gebruikt als een extern numeriek toetsenblok.
Met elke toets van dit toetsenblok wordt de functie
uitgevoerd die wordt aangegeven door het pictogram in
de rechterbovenhoek van de toets.
(6)
Windows-applicatietoets Hiermee geeft u opties voor een geselecteerd object
weer.
6 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer
Naar rechts
Onderdeel Beschrijving
(1) Aan/uit-knop Hiermee schakelt u de computer in of uit.
(2)
Aan/uit-lampje
ā—
Aan: de computer is ingeschakeld.
ā— Knipperend: de computer staat in de
slaapstand.
ā—
Uit: de computer is uitgeschakeld.
(3) Draaivergrendelingknop Hiermee kunt u het scherm in de modus 'liggend'
of 'staand' vergrendelen.
OPMERKING: Wanneer u tussen notebook- en
tabletconfiguratie schakelt, wordt het
computerscherm automatisch verticaal of
horizontaal weergegeven. Verschuif de knop
voor de schermstand om de huidige
schermstand te vergrendelen.
(4) Knop Geluid Hiermee kunt u het volume lager zetten.
(5) Knop Geluid Hiermee kunt u het volume hoger zetten.
(6) Luidspreker Hiermee wordt het geluid van de computer
weergegeven.
(7)
Mediakaartlezer Ondersteunt een SD-geheugenkaart (SD High
Capacity) of een optionele draadloze subscriber
identity module (SIM)
Naar rechts 7
Onderdeel Beschrijving
(8)
Audio-uitgang
(hoofdtelefoonuitgang)/Audio-ingang
(microfooningang)
Hierop kunt u een audioapparaat aansluiten,
zoals optionele stereoluidsprekers met eigen
voeding, een hoofdtelefoon, een oortelefoon, een
headset of een televisietoestel, om het
computergeluid via dat apparaat weer te geven.
Ook kunt u hierop de microfoon van een
optionele headset aansluiten.
WAARSCHUWING! Zet het volume laag
voordat u de hoofdtelefoon, oortelefoon of
headset opzet. Zo beperkt u het risico van
gehoorbeschadiging. Raadpleeg Informatie over
voorschriften, veiligheid en milieu voor
aanvullende informatie over veiligheid. Om
toegang tot deze handleidingen te krijgen,
selecteert u de app HP Support Assistant op
het startscherm en kiest u vervolgens Deze
computer en Gebruikershandleidingen.
OPMERKING: Wanneer u een apparaat
aansluit op deze connector, worden de
computerluidsprekers uitgeschakeld.
OPMERKING: zorg dat de apparaatkabel een
connector met vier pinnen heeft die zowel audio-
uit (hoofdtelefoon) als audio-in (microfoon)
ondersteunt.
(9) Dokpoort Hierop sluit u een optioneel dockingapparaat
aan.
8 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer
Linkerkant
Onderdeel Beschrijving
(1) Ventilatieopening Deze opening zorgt voor luchtkoeling van de interne
onderdelen.
OPMERKING: De ventilator van de computer start
automatisch om interne onderdelen te koelen en
oververhitting te voorkomen. Het is normaal dat de interne
ventilator automatisch aan- en uitgaat wanneer u de
computer gebruikt.
(2) Luidspreker Hiermee wordt het geluid van de computer weergegeven.
Linkerkant 9
Achterkant
Onderdeel Beschrijving
(1)
RJ-45-netwerkconnector Hierop sluit u een netwerkkabel aan.
(2)
USB-3.0-poorten (1) Hierop sluit u optionele USB 3.0-apparaten aan.
Deze poorten zorgen voor hogere USB-
prestaties.
OPMERKING: Zie
USB-apparaat gebruiken
op pagina 49 voor informatie over de
verschillende types USB-poorten.
(3)
Bevestigingspunt voor de beveiligingskabel Hiermee sluit u een als optie verkrijgbare
beveiligingskabel aan op de computer.
OPMERKING: Van de beveiligingskabel moet
in de eerste plaats een ontmoedigingseffect
uitgaan. Deze voorziening kan echter niet
voorkomen dat de computer verkeerd wordt
gebruikt of wordt gestolen.
(4)
DisplayPort Via deze poort sluit u een optioneel digitaal
weergaveapparaat, zoals een hoogwaardige
monitor of projector, aan op het apparaat.
(5)
USB 3.0-oplaadpoort Hierop kunt u een optioneel USB-apparaat
aansluiten. Via de USB 3.0-oplaadpoort kunnen
ook bepaalde types mobiele telefoons en MP3-
spelers worden opgeladen, zelfs wanneer de
computer uit staat.
OPMERKING: via een USB-oplaadpoort (ook
wel een 'USB-poort met eigen voeding' genoemd)
kunnen aangesloten USB-apparaten worden
opgeladen. Via standaard USB-poorten worden
niet alle USB-apparaten opgeladen of ze worden
opgeladen met een lage bedrijfsstroom. Sommige
USB-apparaten moeten worden gevoed en
vereisen het gebruik van een poort met eigen
voeding.
OPMERKING: Zie
USB-apparaat gebruiken
op pagina 49 voor informatie over de
verschillende types USB-poorten.
10 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer
(6) Netvoedingsconnector Hierop kunt u een netvoedingsadapter aansluiten.
(7)
Lampje van de netvoedingsadapter
ā—
Wit: De netvoedingsadapter is aangesloten
en de accu is opgeladen.
ā— Oranje: De netvoedingsadapter is
aangesloten en de accu wordt opgeladen.
ā— Uit: De computer werkt op
gelijkstroomvoeding.
Achterkant 11
Beeldscherm
VOORZICHTIG: Om te voorkomen dat de scharnieren van het scherm in notebookstand
beschadigd raken, mag het scherm niet linksom gedraaid worden en mag de draaihandeling niet
geforceerd worden.
12 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer
Uw notebook wijzigen in een tablet
1. Draai het beeldscherm 180 graden met de wijzers van de klok mee tot het scherm naar achteren
is gericht.
2. Klap het beeldscherm naar beneden op het toetsenbord.
Voer deze stappen in omgekeerde volgorde uit om de tablet weer te wijzigen in een notebook.
Onderdeel Beschrijving
(1) Omgevingslichtsensor Hiermee wordt het scherm afhankelijk van het omgevingslicht
helderder of wordt het scherm gedimd.
(2) WLAN-antennes (2)* Met deze antennes worden draadloze signalen verzonden en
ontvangen binnen een draadloos lokaal netwerk (WLAN).
(3) WWAN-antennes (2)* Via deze antennes worden draadloze signalen verzonden en
ontvangen om te communiceren met draadloze WWAN's
(wireless wide area networks).
(4) Interne microfoons (2) Hiermee neemt u geluid op.
(5) Webcamlampje Aan: de webcam is in gebruik.
(6) Webcam Hiermee kunt u videobeelden vastleggen en foto's maken.
Open HP Support Assistant voor informatie over het gebruik van
de webcam. Als u HP Support Assistant op het beginscherm wilt
openen, selecteert u de app HP Support Assistant.
(7) Startknop van Windows Hiermee keert u terug naar het scherm Start.
*De antennes zijn niet zichtbaar aan de buitenkant van de computer. Voor een optimale signaaloverdracht houdt u de directe
omgeving van de antennes vrij. Voor informatie over de voorschriften voor draadloze communicatie raadpleegt u de sectie
over uw land of regio in Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu. Om toegang tot deze handleidingen te krijgen,
selecteert u de app HP Support Assistant op het startscherm en kiest u vervolgens Deze computer en
Gebruikershandleidingen.
Beeldscherm 13
Onderkant
Onderdeel Beschrijving
(1) Onderpaneel Bevat de vaste schijf, het slot voor de LAN-module,
het slot voor de WWAN-module (alleen bepaalde
modellen) en het slot voor de geheugenmodule.
VOORZICHTIG: Vervang de module voor draadloze
communicatie alleen door een module die is
goedgekeurd voor gebruik in de computer door de
overheidsinstantie die verantwoordelijk is voor de
regelgeving met betrekking tot apparatuur voor
draadloze communicatie in uw land. Zo voorkomt u
dat het systeem niet meer reageert. Als er na het
vervangen van de module een waarschuwing
verschijnt, verwijdert u de module om de functionaliteit
van de computer te herstellen. Neem daarna via HP
Support Assistant contact op met de ondersteuning.
Als u HP Support Assistant op het beginscherm wilt
openen, selecteert u de app HP Support Assistant.
(2) Ventilatieopeningen (2) Deze openingen zorgen voor luchtkoeling van de
interne onderdelen.
OPMERKING: De ventilator van de computer start
automatisch om interne onderdelen te koelen en
oververhitting te voorkomen. Het is normaal dat de
interne ventilator automatisch aan- en uitgaat wanneer
u de computer gebruikt.
(3)
Near Field Communication (NFC)-
antenne
Met HP TouchZone kunt u draadloos verbinding
maken, communiceren en gegevens overdragen van
en naar de Near Field Communication (NFC)
compatibele apparaten.
14 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer
Onderdeel Beschrijving
(4) Accuruimte Hierin bevindt zich de accu.
(5)
Ontgrendeling voor het afdekplaatje van
de accuruimte
Hiermee ontgrendelt u de accu uit de accuruimte.
Onderkant 15
3 Verbinding maken met een netwerk
U kunt de computer meenemen waarnaar u maar wilt. Maar ook thuis kunt u met de computer en een
bekabelde of draadloze netwerkverbinding de wereld verkennen en u toegang verschaffen tot
miljoenen websites. In dit hoofdstuk vindt u informatie over hoe u zich met die wereld in verbinding
kunt stellen.
Verbinding maken met een draadloos netwerk
Met technologie voor draadloze communicatie worden gegevens niet via kabels maar via radiogolven
doorgegeven. Uw computer beschikt mogelijk over een of meer van de volgende apparaten voor
draadloze communicatie:
ā—
Apparaat met draadloze netwerkverbinding (WLAN): met dit apparaat kunt u de computer
aansluiten op LAN-netwerken (doorgaans Wi-Fi-netwerken, draadloze netwerken (WLAN) of
WLANā€™s genoemd) op kantoor, thuis en op openbare plekken, zoals luchthavens, restaurants,
cafƩs, hotels en universiteiten. In een draadloos netwerk communiceert de computer met een
draadloze router of een draadloos toegangspunt.
ā—
HP module voor mobiel breedband (alleen bepaalde modellen): een WWAN-apparaat (Wireless
Wide-Area Network) waarmee u over een veel groter gebied een draadloze verbinding kunt
maken. Aanbieders van mobiele netwerkdiensten zetten basisstations op (vergelijkbaar met
zendmasten voor mobiele telefonie), die dekking bieden in hele regioā€™s, provincies of zelfs
landen.
ā—
Bluetooth-apparaat: hiermee kunt u een persoonlijk netwerk (Personal Area Network, PAN)
opzetten om verbinding te maken met andere voor Bluetooth geschikte apparaten zoals
computers, telefoons, printers, headsets, luidsprekers en camera's. Binnen een PAN
communiceert elk apparaat direct met andere apparaten en moeten apparaten zich op relatief
korte afstand (doorgaans 10 meter) van elkaar bevinden.
Zie de informatie en koppelingen naar websites in Help en Ondersteuning voor meer informatie over
de technologie voor draadloze communicatie. Als u HP Support Assistant op het beginscherm wilt
openen, selecteert u de app HP Support Assistant.
Bedieningselementen voor draadloze communicatie gebruiken
Met deze functies kunt u de apparaten voor draadloze communicatie in uw computer regelen:
ā— Knop voor draadloze communicatie, schakelaar voor draadloze communicatie of toets voor
draadloze communicatie (in dit hoofdstuk ook wel knop voor draadloze communicatie genoemd).
ā— Voorzieningen van het besturingssysteem
16 Hoofdstuk 3 Verbinding maken met een netwerk
Knop voor draadloze communicatie gebruiken
De computer heeft een knop voor draadloze communicatie, een of meer draadloze apparaten en een
of twee lampjes voor draadloze communicatie, afhankelijk van het model. Standaard zijn alle
apparaten voor draadloze communicatie geactiveerd en brandt het lampje voor draadloze
communicatie (wit) wanneer u de computer aanzet.
Het lampje voor draadloze communicatie geeft niet de status van afzonderlijke apparaten voor
draadloze communicatie aan, maar de status van deze apparaten als groep. Wanneer het lampje
voor draadloze communicatie wit is, zijn een of meer apparaten voor draadloze communicatie
ingeschakeld. Wanneer het lampje voor draadloze communicatie uit is, zijn alle apparaten voor
draadloze communicatie uitgeschakeld.
OPMERKING: bij sommige modellen brandt het lampje voor draadloze communicatie oranje
wanneer alle apparaten voor draadloze communicatie zijn uitgeschakeld.
Omdat alle apparaten voor draadloze communicatie standaard zijn ingeschakeld, kunt u de knop voor
draadloze communicatie gebruiken om alle apparatuur voor draadloze communicatie tegelijk in of uit
te schakelen.
Voorzieningen van het besturingssysteem gebruiken
Met het Netwerkcentrum kunt u een verbinding of netwerk tot stand brengen, verbinding maken met
een netwerk, draadloze netwerken beheren en netwerkproblemen diagnosticeren en verhelpen.
U gebruikt de bedieningselementen van het besturingssysteem als volgt:
1. Typ n op het startscherm en selecteer Instellingen.
2. Typ netwerk in het zoekvak en selecteer Netwerkcentrum.
Open HP Support Assistant voor meer informatie. Als u HP Support Assistant op het beginscherm
wilt openen, selecteert u de app HP Support Assistant.
WLAN gebruiken
Met een WLAN-apparaat kunt u toegang krijgen tot een draadloos LAN (WLAN). Een WLAN bestaat
uit andere computers en accessoires die met elkaar zijn verbonden met behulp van een draadloze
router of een draadloos toegangspunt.
OPMERKING: de begrippen draadloze router en draadloos toegangspunt worden vaak door elkaar
gebruikt.
ā—
Een grootschalig WLAN, zoals een bedrijfs-WLAN of openbaar WLAN, maakt gewoonlijk gebruik
van draadloze toegangspunten die ondersteuning bieden voor een groot aantal computers en
accessoires, en waarmee belangrijke netwerkfuncties van elkaar kunnen worden gescheiden.
ā—
Een privƩ-WLAN of een WLAN op een klein kantoor maakt gewoonlijk gebruik van een
draadloze router, waarmee een aantal draadloze en bekabelde computers een
internetverbinding, printer en bestanden kunnen delen zonder dat daarvoor extra hardware of
software nodig is.
Als u het WLAN-apparaat in de computer wilt gebruiken, moet u verbinding maken met een WLAN-
infrastructuur (van een serviceprovider, een openbaar netwerk of een bedrijfsnetwerk).
Verbinding maken met een draadloos netwerk 17
Gebruikmaken van een internetprovider
Als u thuis internet wilt gebruiken, moet u een account bij een internetprovider openen. Neem contact
op met een lokale internetprovider voor het aanschaffen van een internetservice en een modem. De
internetprovider helpt u bij het instellen van het modem, het installeren van een netwerkkabel
waarmee u de computer met voorzieningen voor draadloze communicatie aansluit op het modem, en
het testen van de internetservice.
OPMERKING: Van uw internetprovider ontvangt u een gebruikers-id en wachtwoord voor toegang
tot internet. Noteer deze gegevens en bewaar ze op een veilige plek.
WLAN configureren
Als u een WLAN wilt instellen en verbinding wilt maken met internet, hebt u de volgende apparatuur
nodig:
ā—
een breedbandmodem (DSL- of kabelmodem) (1) en een abonnement voor internet met hoge
snelheid via een internetprovider;
ā—
een (afzonderlijk aan te schaffen) draadloze router (2);
ā—
een computer met voorzieningen voor draadloze communicatie (3).
OPMERKING: sommige modems hebben een ingebouwde draadloze router. Vraag bij uw
internetprovider na wat voor type modem u hebt.
De volgende afbeelding toont een voorbeeld van een draadloze netwerkinstallatie die is aangesloten
op internet.
Naarmate het netwerk groeit, kunnen aanvullende draadloze en bekabelde computers op het netwerk
worden aangesloten om toegang tot internet te verkrijgen.
Als u hulp nodig heeft bij het installeren van een draadloos netwerk, raadpleegt u de informatie die de
routerfabrikant of uw internetprovider heeft verstrekt.
Draadloze router configureren
Als u hulp nodig hebt bij het installeren van een WLAN-netwerk, raadpleegt u de informatie die de
routerfabrikant of uw internetprovider heeft verstrekt.
OPMERKING: u wordt geadviseerd de nieuwe computer met voorzieningen voor draadloze
communicatie eerst aan te sluiten op de router, met behulp van de netwerkkabel die is geleverd bij de
router. Als de computer eenmaal verbinding heeft gemaakt met internet, kunt u de kabel loskoppelen
en vervolgens via uw draadloze netwerk toegang krijgen tot internet.
18 Hoofdstuk 3 Verbinding maken met een netwerk
Draadloos netwerk beveiligen
Wanneer u een draadloos netwerk installeert of verbinding maakt met een bestaand draadloos
netwerk, is het altijd belangrijk de beveiligingsvoorzieningen in te schakelen om het netwerk te
beveiligen tegen onbevoegde toegang. Draadloze netwerken in openbare zones (hotspots), zoals
cafƩ's en luchthavens, zijn mogelijk helemaal niet beveiligd. Als u bezorgd bent om de beveiliging van
uw computer in een hotspot, beperkt u uw netwerkactiviteiten tot niet-vertrouwelijke e-mail en
eenvoudig surfen op internet.
Draadloze radiosignalen hebben bereik tot buiten het netwerk, zodat andere WLAN-apparaten
onbeveiligde signalen kunnen ontvangen. Neem de volgende voorzorgsmaatregelen om uw WLAN te
beveiligen:
ā—
Gebruik een firewall.
Een firewall is een barriĆØre die zowel gegevens als verzoeken om gegevens die naar uw
netwerk zijn verzonden, controleert en eventuele verdachte onderdelen verwijdert. Er zijn zowel
software- als hardwarematige firewalls beschikbaar. Sommige netwerken gebruiken een
combinatie van beide typen.
ā—
Gebruik versleuteling voor draadloze communicatie.
Codering voor draadloze communicatie maakt gebruik van beveiligingsinstellingen om gegevens
die via het netwerk worden verzonden, te versleutelen en ontsleutelen. Open HP Support
Assistant voor meer informatie. Als u HP Support Assistant op het beginscherm wilt openen,
selecteert u de app HP Support Assistant.
Verbinding maken met draadloos netwerk (WLAN)
Ga als volgt te werk om de notebookcomputer op het draadloze netwerk aan te sluiten:
1. Controleer of het WLAN-apparaat is ingeschakeld. Als het apparaat ingeschakeld is, brandt het
lampje voor draadloze communicatie. Als het lampje voor draadloze communicatie uit is, drukt u
op de knop voor draadloze communicatie.
OPMERKING: Bij sommige modellen brandt het lampje voor draadloze communicatie oranje
wanneer alle apparaten voor draadloze communicatie uitgeschakeld zijn.
2. Tik op het Windows-bureaublad op het netwerkstatuspictogram in het systeemvak aan de
rechterkant van de taakbalk en houd uw vinger erop, of klik met de rechtermuisknop op het
netwerkstatuspictogram.
3. Selecteer uw WLAN in de lijst.
4. Klik op Verbinding maken.
Als het draadloze netwerk een beveiligd WLAN is, wordt u gevraagd een
netwerkbeveiligingscode in te voeren. Voer de code in en klik vervolgens op OK om de
verbinding tot stand te brengen.
OPMERKING: Als er geen WLAN's worden weergegeven, bevindt u zich mogelijk buiten het
bereik van een draadloze router of toegangspunt.
OPMERKING: Als u het WLAN waarmee u verbinding wilt maken niet ziet, klikt u op het
Windows-bureaublad met de rechtermuisknop op het netwerkstatuspictogram en selecteert u
Netwerkcentrum openen. Klik op Een nieuwe verbinding of een nieuw netwerk instellen. Er
verschijnt een lijst met opties om handmatig te zoeken naar een netwerk en hier verbinding mee
te maken, of om een nieuwe netwerkverbinding te maken.
Verbinding maken met een draadloos netwerk 19
Nadat de verbinding is gemaakt, beweegt u de muisaanwijzer over het netwerkstatuspictogram in het
systeemvak uiterst rechts op de taakbalk om de naam en status van de verbinding te controleren.
OPMERKING: Het effectieve bereik (de reikwijdte van de draadloze signalen) varieert al
naargelang de WLAN-implementatie, het merk router en interferentie van andere elektronische
apparatuur of vaste obstakels zoals wanden en vloeren.
HP mobiel breedband gebruiken (alleen bepaalde modellen)
Met HP mobiel breedband kan de computer WWAN's gebruiken om toegang te krijgen tot internet
vanaf meerdere locaties en binnen grotere gebieden dan mogelijk is met WLAN's. Voor gebruik van
HP mobiel breedband heeft u een netwerkserviceprovider nodig (ook wel aanbieder van mobiele
netwerkdiensten genoemd). In de meeste gevallen is dat een provider van mobiele telefonie
(telecomprovider). De dekking voor HP mobiel breedband komt overeen met de dekking voor spraak
via mobiele telefonie.
Als uw apparaat met HP mobiel breedband wordt gebruikt in combinatie met de diensten van een
aanbieder van mobiele netwerkdiensten, biedt HP mobiel breedband de mogelijkheid om verbinding
te houden met internet, e-mail te versturen of contact te leggen met uw bedrijfsnetwerk, zelfs als u
onderweg bent of buiten het bereik van een Wi-Fi hotspot.
HP ondersteunt de volgende technologieƫn:
ā—
HSPA (High Speed Packet Access) biedt toegang tot netwerken op basis van de
telecommunicatiestandaard GSM (Global System for Mobile Communications).
ā—
EV-DO (Evolution Data Optimized) biedt toegang tot netwerken op basis van de
telecommunicatiestandaard CDMA (Code Division Multiple Access).
Mogelijk heeft u het serienummer van de HP module voor mobiel breedband nodig om de dienst voor
mobiel breedband te activeren. Het serienummer is afgedrukt op een label in de accuruimte van de
computer.
Sommige aanbieders van mobiele netwerkdiensten vereisen het gebruik van een SIM-kaart
(subscriber identity module). Een SIM-kaart bevat basisgegevens over u, zoals een pincode, en over
het netwerk. Bij sommige computers is een SIM-kaart vooraf geĆÆnstalleerd in de accuruimte. Als de
SIM-kaart niet vooraf is geĆÆnstalleerd, wordt deze mogelijk meegeleverd bij de informatie over HP
mobiel breedband die bij uw computer is verstrekt. De aanbieder van mobiele netwerkdiensten kan
ook een afzonderlijke SIM-kaart verstrekken, los van de computer.
Raadpleeg voor meer informatie over het plaatsen en verwijderen van de SIM-kaart het gedeelte
SIM-kaart plaatsen en verwijderen op pagina 21 in dit hoofdstuk.
Informatie over HP mobiel breedband en over de manier waarop u de diensten van een aanbieder
van mobiele netwerkdiensten activeert, vindt u in het pakket met informatie over HP mobiel
breedband dat bij de computer is geleverd. Ga voor meer informatie naar de website van HP op
http://www.hp.com/go/mobilebroadband (alleen bepaalde regio's/landen).
20 Hoofdstuk 3 Verbinding maken met een netwerk
SIM-kaart plaatsen en verwijderen
VOORZICHTIG: oefen zo min mogelijk kracht uit bij het plaatsen van een SIM-kaart, om
beschadiging van de connectoren te voorkomen.
Ga als volgt te werk om een SIM-kaart te plaatsen:
1. Zet de computer uit.
2. Sluit het beeldscherm.
3. Ontkoppel alle externe apparaten die op de computer zijn aangesloten.
4. Haal de stekker van het netsnoer uit het stopcontact.
5. Leg de computer ondersteboven op een vlakke ondergrond, met de accuruimte naar u toe.
6. Verwijder de accu.
7. Plaats de SIM-kaart in het SIM-slot en druk de SIM-kaart voorzichtig in het slot tot deze goed
vastzit.
OPMERKING: Deze computer maakt gebruik van microsimkaarten. Deze zijn kleiner dan
standaard simkaarten. Een standaard simkaart past niet in deze sleuf.
OPMERKING: bekijk de afbeelding in de accuruimte om te bepalen hoe de SIM-kaart in de
computer moet worden geplaatst.
8. Breng de accu opnieuw aan.
OPMERKING: HP mobiel breedband wordt uitgeschakeld als de accu niet wordt
teruggeplaatst.
9. Sluit de externe voeding weer aan.
10. Sluit de externe apparaten weer aan.
11. Zet de computer aan.
Als u een SIM-kaart wilt verwijderen, drukt u de SIM-kaart iets naar binnen en verwijdert u deze
vervolgens uit het slot.
Verbinding maken met een draadloos netwerk 21
GPS gebruiken (alleen bepaalde modellen)
De computer kan zijn voorzien van een GPS-apparaat (Global Positioning System). GPS-satellieten
geven locatie-, snelheids- en richtinggegevens door aan systemen die met GPS zijn uitgerust.
Zie de helpfunctie van de HP GPS and Location software voor meer informatie.
Bluetooth-apparaten voor draadloze communicatie gebruiken (alleen
bepaalde modellen)
Een Bluetooth-apparaat biedt draadloze communicatie binnen een klein bereik, ter vervanging van
fysieke kabelverbindingen waarmee elektronische apparaten, zoals de volgende, vroeger werden
aangesloten:
ā—
Computers (desktopcomputer, notebookcomputer, PDA)
ā— Telefoons (mobiele telefoon, draadloze telefoon, smart phone)
ā— Weergaveapparaten (printer, camera)
ā—
Audioapparaten (headset, luidsprekers)
ā—
Muis
Bluetooth-apparaten maken peer-to-peer-communicatie mogelijk, waardoor u een PAN (Personal
Area Network - persoonlijk netwerk) van Bluetooth-apparaten kunt instellen. Raadpleeg de
helpfunctie van de Bluetooth-software voor informatie over de configuratie en het gebruik van
Bluetooth-apparaten.
22 Hoofdstuk 3 Verbinding maken met een netwerk
Verbinding maken met een bekabeld netwerk
Er zijn twee soorten bekabelde verbindingen: lokaal netwerk (LAN) en modemverbinding. Een LAN-
verbinding maakt gebruik van een netwerkkabel en is veel sneller dan een modem, dat gebruikmaakt
van een telefoonkabel. Beide kabels zijn afzonderlijk verkrijgbaar.
WAARSCHUWING! Om de kans op elektrische schokken, brand of beschadiging van de
apparatuur te beperken, mag u geen modemkabel of telefoonkabel in de RJ-45-netwerkconnector
steken.
Verbinding maken met een lokaal netwerk (LAN)
Gebruik een LAN-verbinding als u de computer direct op een router in uw huis (in plaats van
draadloos werken), of als u de computer op een bestaand netwerk in uw kantoor wilt aansluiten.
Als u verbinding wilt maken met een lokaal netwerk (LAN), hebt u een 8-pins RJ-45-netwerkkabel
nodig.
Ga als volgt te werk om de netwerkkabel aan te sluiten:
1. Sluit de netwerkkabel aan op de netwerkconnector (1) van de computer.
2. Sluit het andere uiteinde van de netwerkkabel aan op een netwerkaansluiting in de wand (2) of
op een router.
OPMERKING: als de netwerkkabel een ruisonderdrukkingscircuit (3) bevat (dat voorkomt dat
de ontvangst van tv- en radiosignalen wordt gestoord), sluit u de kabel op de computer aan met
het uiteinde waar zich het ruisonderdrukkingscircuit bevindt.
Verbinding maken met een bekabeld netwerk 23
4 Navigeren met het toetsenbord,
aanraakbewegingen en
aanwijsapparaten
Op de computer kunt u niet alleen gebruikmaken van het toetsenbord en de muis, maar ook op het
scherm navigeren met aanraakbewegingen (alleen bepaalde modellen). Aanraakbewegingen kunt u
gebruiken op het TouchPad van uw computer of op een touchscreen (alleen bepaalde modellen).
Raadpleeg de basishandleiding voor Windows 8 die bij de computer is geleverd. Deze handleiding
bevat informatie over veelvoorkomende taken bij het gebruik van een touchpad, aanraakscherm of
toetsenbord.
Bepaalde computermodellen hebben speciale actietoetsen of hotkeyfuncties op het toetsenbord
waarmee u veelvoorkomende taken kunt uitvoeren.
Cursorbesturing gebruiken
OPMERKING: naast de bij de computer horende cursorbesturingen kunt u een (afzonderlijk aan te
schaffen) externe USB-muis gebruiken door deze aan te sluiten op een van de USB-poorten van de
computer.
Voorkeuren voor cursorbesturing instellen
Via de eigenschappen voor de muis in Windows kunt u de instellingen voor aanwijsapparaten
aanpassen aan uw wensen. U kunt bijvoorbeeld de knopconfiguratie, kliksnelheid en opties voor de
aanwijzer instellen.
Ga als volgt te werk om de eigenschappen van de muis in Windows te openen:
ā—
Typ muis op het startscherm, klik op Instellingen en selecteer vervolgens Muis.
Touchpad gebruiken
Als u de aanwijzer wilt verplaatsen, schuift u een vinger over het touchpad in de richting waarin u de
aanwijzer wilt bewegen. Gebruik de linker- en rechterknop van het touchpad zoals u de knoppen op
een externe muis zou gebruiken.
24 Hoofdstuk 4 Navigeren met het toetsenbord, aanraakbewegingen en aanwijsapparaten
Touchpad uit- en inschakelen
Om het touchpad uit en in te schakelen, tikt u twee keer snel achtereen op de aan/uit-knop van het
touchpad.
Touchpadbewegingen gebruiken
Middels het touchpad of aanraakscherm (alleen bepaalde modellen) kunt u het aanwijsapparaat op
het scherm bewegen door met uw vingers de actie van de aanwijzer te besturen.
TIP: bij computers met een aanraakscherm kunt u de bewegingen uitvoeren op het scherm, op het
touchpad of een combinatie van beide.
Het touchpad ondersteunt een aantal bewegingen. Om touchpadbewegingen te gebruiken, plaatst u
twee vingers gelijktijdig op het touchpad.
OPMERKING: touchpadbewegingen worden niet in alle programma's ondersteund.
1. Typ op het startscherm muis, klik op Instellingen en selecteer Muis uit de lijst met
toepassingen.
2. Klik op het tabblad Apparaatinstellingen, selecteer het apparaat in het venster dat wordt
weergegeven en klik vervolgens op Instellingen.
3. Klik op een beweging om de demonstratie te activeren.
U schakelt de bewegingen als volgt uit of in:
1. Typ op het startscherm muis, klik op Instellingen en selecteer Muis uit de lijst met
toepassingen.
2. Klik op het tabblad Apparaatinstellingen, selecteer het apparaat in het venster dat wordt
weergegeven en klik vervolgens op Instellingen.
3. Schakel het selectievakje in of uit naast de beweging die u wilt in- of uitschakelen.
4. Klik op Toepassen en daarna op OK.
Cursorbesturing gebruiken 25
Beweging met Ć©Ć©n vinger
U kunt met Ć©Ć©n vinger over het scherm bewegen.
ā— Plaats uw vinger in het TouchPad-gebied en schuif de aanwijzer met uw vinger op het scherm in
de richting waarin u de aanwijzer wilt bewegen.
Tikken
Als u een selectie wilt maken op het scherm, gebruikt u de tikfunctie op het TouchPad.
ā—
Tik met Ć©Ć©n vinger in het TouchPad-gebied om een keuze te maken. Dubbeltik op een item om
het te openen.
26 Hoofdstuk 4 Navigeren met het toetsenbord, aanraakbewegingen en aanwijsapparaten
Schuiven
Schuiven kan worden gebruikt om op een pagina of in een afbeelding omhoog, omlaag of opzij te
bewegen.
ā—
Plaats twee vingers iets uit elkaar op de touchpadzone en sleep ze omhoog, omlaag, naar links
of naar rechts.
Knijpen/zoomen
Door te knijpen en te zoomen kunt u in- of uitzoomen op afbeeldingen of tekst.
ā—
Zoom in door twee vingers bij elkaar te houden op het gebied van de TouchPad en ze daarna
van elkaar af te bewegen.
ā—
Zoom uit door twee vingers uit elkaar te houden op de touchpadzone en ze daarna naar elkaar
toe te bewegen.
Cursorbesturing gebruiken 27
Draaien (alleen bepaalde modellen)
U kunt met uw vingers items zoals foto's draaien.
ā— Plaats uw linkerwijsvinger in het TouchPad-gebied. Gebruik vervolgens de wijsvinger van uw
rechterhand om een draaiende beweging te maken van twaalf uur naar drie uur. Voor een
omgekeerde draaiing beweegt u uw rechterwijsvinger van drie uur naar twaalf uur.
OPMERKING: Draaien is bedoeld voor bepaalde apps waarin u een object of afbeelding kunt
bewegen. U kunt dit mogelijk niet voor alle apps gebruiken.
Randveegbewegingen (alleen bepaalde modellen)
Met randveegbewegingen krijgt u toegang tot werkbalken op de computer voor taken zoals het
wijzigen van instellingen en het zoeken of gebruiken van apps.
Rechterrandveegbeweging
Met de rechterrandveegbeweging krijgt u toegang tot de charms, waarmee u kunt zoeken en delen,
apps kunt starten, toegang kunt krijgen tot apparaten en instellingen kunt wijzigen.
ā—
Veeg uw vinger zachtjes vanaf de rechterrand om de charms weer te geven.
28 Hoofdstuk 4 Navigeren met het toetsenbord, aanraakbewegingen en aanwijsapparaten
Bovenrandveegbeweging
Met de bovenrandveegbeweging opent u de in het startscherm beschikbare apps.
BELANGRIJK: Wanneer een app actief is, varieert de bovenrandveegbeweging afhankelijk van de
app.
ā—
Veeg met uw vinger vanaf de bovenrand om de beschikbare apps weer te geven.
Cursorbesturing gebruiken 29
Linkerrandveegbeweging
Met de linkerrandveegbeweging krijgt u toegang tot uw recent geopende apps, zodat u er snel tussen
kunt schakelen.
Veeg uw vingers langzaam vanaf de linker rand van het Touchpad om te schakelen tussen recent
geopende apps.
ā—
Schuif van de linkerrand van de touchpad om tussen apps te schakelen.
30 Hoofdstuk 4 Navigeren met het toetsenbord, aanraakbewegingen en aanwijsapparaten
Toetsenbord gebruiken
Met het toetsenbord en de muis kunt u typen en dezelfde functies uitvoeren als bij het gebruik van
aanraakbewegingen. Met de actietoetsen en hotkeys op het toetsenbord kunt u specifieke functies
uitvoeren.
TIP: Met de Windows-knop op het toetsenbord kunt u snel terugkeren naar het startmenu
vanuit een geopende app of het bureaublad van Windows. Als u nogmaals op de Windows-knop
drukt, keert u terug naar het vorige scherm.
OPMERKING: Afhankelijk van het land of de regio waarin u woont, is het mogelijk dat uw
toetsenbord andere toetsen en toetsenbordfuncties heeft dan de toetsen en functies die in dit
gedeelte worden beschreven.
Werken met sneltoetsen in Microsoft Windows 8
In Microsoft Windows 8 kunt u bepaalde acties snel uitvoeren door sneltoetsen te gebruiken. Er zijn
diverse sneltoetsen om u te helpen bij bepaalde functies van Windows 8. Druk tegelijkertijd op de
Windows-knop
en op de toets om de actie uit te voeren.
Raadpleeg de gebruikershandleiding in HP Support Assistant voor meer informatie over de
sneltoetsen in Windows 8. Als u HP Support Assistant op het beginscherm wilt openen, selecteert u
de app HP Support Assistant.
Sneltoets Toets Beschrijving
Hiermee opent u het startscherm.
+ c Hiermee opent u de charms.
+ d Hiermee opent u het Windows-bureaublad.
+ tab Hiermee schakelt u tussen geopende apps.
OPMERKING: Blijf op deze toetscombinatie drukken tot de
gewenste app wordt geopend.
alt + f4 Hiermee sluit u een actieve app.
Toetsenbord gebruiken 31
Sneltoetsen herkennen
Een hotkey is een combinatie van de fn-toets (1) en ofwel de esc-toets (2) of een van de
functietoetsen (3).
U gebruikt een hotkey als volgt:
ā–²
Druk kort op fn en druk vervolgens kort op de tweede toets van de sneltoetscombinatie.
Sneltoetscombinatie Beschrijving
fn+esc Hiermee geeft u systeeminformatie weer
fn+f2 Hiermee geeft u het venster Energiebeheer weer.
fn+f3 Activeert de slaapstand waarbij uw informatie in het systeemgeheugen wordt opgeslagen. Het
beeldscherm en andere systeemonderdelen worden uitgeschakeld en de energiebesparingsmodus
wordt geactiveerd.
Als u de slaapstand wilt beƫindigen, drukt u kort op de aan/uit-knop.
VOORZICHTIG: sla uw werk op voordat u de slaapstand activeert, om het risico van
gegevensverlies te beperken.
fn+f4 Hiermee schakelt u tussen de weergaveapparaten die op het systeem zijn aangesloten. Als
bijvoorbeeld een monitor op de computer is aangesloten, wordt de weergave iedere keer dat u op fn
+f4 drukt, overgeschakeld tussen het scherm van de computer, de monitor, en zowel het
computerscherm als de monitor tegelijk.
De meeste externe monitoren maken gebruik van de externe-VGA-videostandaard om
videogegevens op de computer te ontvangen. De sneltoets fn+f4 kan ook schakelen tussen andere
apparaten die beeldgegevens op de computer ontvangen.
fn+f5 Hiermee schakelt u de geluidsweergave uit (en weer in).
fn+ f6 Hiermee verlaagt u het geluidsvolume.
fn+f7 Hiermee verhoogt u het geluidsvolume.
fn+f8 Hiermee wordt het geluid van de microfoon uitgeschakeld of hersteld.
32 Hoofdstuk 4 Navigeren met het toetsenbord, aanraakbewegingen en aanwijsapparaten
Sneltoetscombinatie Beschrijving
fn+f9 Hiermee verlaagt u de helderheid van het beeldscherm.
fn+f10 Hiermee verhoogt u de helderheid van het beeldscherm.
fn+f11 Hiermee schakelt u de achtergrondverlichting van het toetsenbord in en uit.
OPMERKING: Het toetsenbordlampje is bij levering standaard ingeschakeld. Schakel het
toetsenbordlampje uit om energie te besparen.
fn+f12 Hiermee schakelt u de voorziening voor draadloze communicatie in of uit.
OPMERKING: met deze toets kunt u geen draadloze verbinding tot stand brengen. Als u een
draadloze verbinding tot stand wilt brengen, moet er een draadloos netwerk zijn ingesteld.
Toetsenblokken gebruiken
De computer is voorzien van een ingebed numeriek toetsenblok of een geĆÆntegreerd numeriek
toetsenblok. De computer ondersteunt tevens een optioneel extern numeriek toetsenblok of een
optioneel extern toetsenbord met een numeriek toetsenblok.
GeĆÆntegreerd numeriek toetsenblok gebruiken
Onderdeel Beschrijving
(2) fn-toets Als u op deze toets drukt in combinatie met de num lk-toets,
wordt het ingebedde numerieke toetsenblok in- of uitgeschakeld.
OPMERKING: Het geĆÆntegreerde numerieke toetsenblok
functioneert niet wanneer een extern toetsenbord of een extern
numeriek toetsenblok is aangesloten op de computer.
(5) GeĆÆntegreerd numeriek toetsenblok Wanneer het toetsenblok is ingeschakeld, kan het worden
gebruikt als een extern numeriek toetsenblok.
Met elke toets van dit toetsenblok wordt de functie uitgevoerd die
wordt aangegeven door het pictogram in de rechterbovenhoek
van de toets.
Toetsenbord gebruiken 33
GeĆÆntegreerd numeriek toetsenblok in- en uitschakelen
Druk op fn+num lk om het ingebedde numerieke toetsenblok in te schakelen. Druk nogmaals op fn
+num lk om het toetsenblok uit te schakelen.
OPMERKING: het geĆÆntegreerde numerieke toetsenblok wordt uitgeschakeld wanneer een extern
toetsenbord of een extern numeriek toetsenblok is aangesloten op de computer.
Schakelen tussen functies van toetsen op het geĆÆntegreerde toetsenblok
U kunt tijdelijk schakelen tussen de standaardwerking van de toetsen van het geĆÆntegreerde
numerieke toetsenblok en de numerieke functie.
ā—
Als u de navigatiefunctie van een toetsenbloktoets wilt gebruiken terwijl het toetsenblok is
uitgeschakeld, houdt u de fn-toets ingedrukt terwijl u op de toetsenbloktoets drukt.
ā—
Ga als volgt te werk als u de standaardfunctie van een toetsenbloktoets wilt gebruiken wanneer
het toetsenblok is ingeschakeld:
ā—¦
Houd de fn-toets ingedrukt en druk op de toetsenbloktoets om kleine letters te typen.
ā—¦
Houd de toetsen fn+shift ingedrukt om hoofdletters te typen.
Optioneel extern numeriek toetsenblok gebruiken
Bij de meeste externe numerieke toetsenblokken is de werking van de toetsen afhankelijk van het wel
of niet zijn ingeschakeld van Num Lock. (Num Lock is standaard uitgeschakeld.) Bijvoorbeeld:
ā—
Wanneer num lock is ingeschakeld, kunt u met de meeste toetsenbloktoetsen cijfers typen.
ā— Wanneer num lock is uitgeschakeld, werken de meeste toetsenbloktoetsen als pijltoetsen, page
up-toets of page down-toets.
Wanneer num lock op een extern toetsenblok wordt ingeschakeld, gaat het num lock-lampje op de
computer branden. Wanneer num lock op een extern toetsenblok wordt uitgeschakeld, gaat het num
lock-lampje op de computer uit.
U schakelt als volgt num lock in of uit tijdens het werken op een extern toetsenblok:
ā–²
Druk op de toets num lk op het externe toetsenblok, niet op het toetsenbord van de computer.
34 Hoofdstuk 4 Navigeren met het toetsenbord, aanraakbewegingen en aanwijsapparaten
5 Multimedia
De computer beschikt mogelijk over het volgende:
ā— GeĆÆntegreerde luidspreker(s)
ā—
GeĆÆntegreerde microfoon(s)
ā—
GeĆÆntegreerde webcam
ā—
Vooraf geĆÆnstalleerde multimediasoftware
ā—
Multimediaknoppen of -toetsen
Bedieningselementen voor het afspelen van media
gebruiken
Afhankelijk van uw computermodel beschikt u mogelijk over de volgende bedieningselementen voor
het afspelen van media waarmee u een mediabestand kunt afspelen, pauzeren, vooruit spoelen of
terugspoelen:
ā—
Mediaknoppen
ā—
Sneltoetsen voor media (specifieke toetsen die worden ingedrukt in combinatie met de fn-toets)
ā—
Mediatoetsen
Audio
Op uw computer van HP kunt u muziek-cdā€™s afspelen, muziek downloaden en beluisteren, audio-
inhoud van internet (inclusief radio) streamen, audio opnemen, of audio en video mixen om
multimedia te maken. Om uw luisterervaring te verbeteren sluit u externe audioapparaten, zoals
luidsprekers of hoofdtelefoons, aan.
Luidsprekers aansluiten
U kunt bekabelde luidsprekers op de computer aansluiten door deze op een USB-poort (of de audio-
uitgang) op de computer of een dockingstation aan te sluiten.
Volg de apparaatinstructies van de fabrikant om draadloze luidsprekers aan te sluiten op de
computer. Pas eerst het geluidsvolume aan voordat u audioapparaten aansluit.
Bedieningselementen voor het afspelen van media gebruiken 35
Geluidsvolume aanpassen
Afhankelijk van uw computermodel kunt u het volume aanpassen met:
ā— volumeknoppen;
ā—
Sneltoetsen voor het volume (specifieke toetsen die worden ingedrukt in combinatie met de fn-
toets)
ā— volumetoetsen.
WAARSCHUWING! Zet het geluidsvolume laag voordat u de hoofdtelefoon, oortelefoon of headset
opzet. Zo beperkt u het risico van gehoorbeschadiging. Zie Informatie over voorschriften, veiligheid
en milieu voor aanvullende informatie over veiligheid. Om toegang tot deze handleidingen te krijgen,
selecteert u de app HP Support Assistant op het startscherm en kiest u vervolgens Deze computer
en Gebruikershandleidingen.
OPMERKING: U kunt het geluidsvolume ook aanpassen via het besturingssysteem en via bepaalde
programma's.
OPMERKING: Raadpleeg het gedeelte over Vertrouwd raken met de computer op pagina 4 voor
informatie over welk type volumebesturing uw computer heeft.
Hoofdtelefoon aansluiten
U kunt bekabelde hoofdtelefoons aansluiten op de hoofdtelefoonconnector op de computer.
Volg de apparaatinstructies van de fabrikant om een draadloze hoofdtelefoon aan te sluiten op de
computer.
WAARSCHUWING! Zet het volume laag voordat u de hoofdtelefoon, oortelefoon of headset opzet.
Zo beperkt u het risico van gehoorbeschadiging. Zie Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu
voor aanvullende informatie over veiligheid.
Audiofuncties op de computer controleren
OPMERKING: Voor optimale resultaten tijdens het opnemen spreekt u rechtstreeks in de microfoon
en neemt u geluid op in een omgeving die vrij is van achtergrondruis.
U controleert de audiofuncties van de computer als volgt:
1. Typ c in het startscherm en selecteer Configuratiescherm in de lijst met apps.
2. Selecteer Hardware en geluiden en selecteer Geluid.
Wanneer het venster Geluid verschijnt, selecteert u het tabblad Geluiden. Selecteer onder
Programmagebeurtenissen de gewenste vorm van geluid, zoals een pieptoon of een
alarmsignaal en klik daarna op Testen. Als het goed is, hoort u het geluid door de luidsprekers
of de aangesloten hoofdtelefoon.
U controleert de opnamefuncties van de computer als volgt:
1. Typ s in het startscherm en selecteer Geluidsrecorder.
2. Klik op Opname starten en spreek in de microfoon. Sla het bestand op het Windows-
bureaublad op.
3. Open een multimediaprogramma en speel het opgenomen geluid af.
36 Hoofdstuk 5 Multimedia
U bevestigt of wijzigt de audio-instellingen als volgt op de computer:
1. Typ c in het startscherm en selecteer Configuratiescherm in de lijst met apps.
2. Selecteer Hardware en geluiden en selecteer Geluid.
Webcam (alleen bepaalde modellen)
Sommige computers hebben een geĆÆntegreerde webcam. In combinatie met de vooraf geĆÆnstalleerde
software kunt u de webcam gebruiken om een foto te maken of een video op te nemen. U kunt eerst
een voorbeeld van de foto of de video-opname bekijken en die vervolgens opslaan.
Met de webcamsoftware kunt u experimenteren met de volgende voorzieningen:
ā—
videobeelden vastleggen en delen;
ā—
video streamen met software voor expresberichten;
ā— foto's maken.
Beheerders kunnen het beveiligingsniveau voor gezichtsherkenning instellen in de wizard Security
Manager Setup of de HP Client Security Administrative Console. Zie voor meer informatie de
handleiding HP Client Security Getting Started (HP Client Security Aan de slag) (alleen bepaalde
modellen) of de helpfunctie van de Face Recognition-software. Om toegang tot deze handleidingen
te krijgen, selecteert u de app HP Support Assistant op het startscherm en kiest u vervolgens Deze
computer en Gebruikershandleidingen. Raadpleeg de help bij de app voor meer informatie over
het gebruik van de webcam.
Video
Uw computer van HP is een krachtig videoapparaat waarmee u streaming video van uw favoriete
websites kunt bekijken en video en films kunt downloaden om deze op uw computer te bekijken
zonder dat u een netwerkverbinding nodig hebt.
Om uw kijkgenot te verbeteren, gebruikt u een van de videopoorten op de computer om een externe
monitor, projector of tv aan te sluiten.
De computer beschikt over de volgende externe videopoorten:
ā—
DisplayPort
BELANGRIJK: Zorg ervoor dat het externe apparaat met de juiste kabel is aangesloten op de juiste
poort van de computer. Raadpleeg bij vragen de instructies van de fabrikant van het apparaat.
OPMERKING: Raadpleeg het gedeelte over Vertrouwd raken met de computer op pagina 4 voor
informatie over de videopoorten van uw computer.
Webcam (alleen bepaalde modellen) 37
DisplayPort
Via de DisplayPort sluit u de computer aan op een optioneel video- of audioapparaat, zoals een high-
definition televisietoestel of op andere compatibele digitale apparatuur of audioapparatuur. De
DisplayPort levert betere prestaties dan de VGA-externemonitorpoort en zorgt voor betere digitale
aansluitmogelijkheden.
OPMERKING: als u video- en/of audiosignalen wilt verzenden via de DisplayPort, heeft u een
(afzonderlijk aan te schaffen) DisplayPort-kabel nodig.
OPMERKING: Op de DisplayPort van de computer kan Ć©Ć©n DisplayPort-apparaat worden
aangesloten. De op het computerscherm weergegeven informatie kan gelijktijdig worden
weergegeven op het DisplayPort-apparaat.
U sluit een video- of audioapparaat als volgt aan op de DisplayPort:
1. Sluit het ene uiteinde van de DisplayPort-kabel aan op de DisplayPort van de computer.
2. Sluit het andere uiteinde van de kabel aan op het videoapparaat en raadpleeg daarna de
instructies van de fabrikant voor aanvullende informatie.
OPMERKING: als u de apparaatkabel wilt verwijderen, drukt u de connectorontgrendelknop omlaag
om de kabel los te maken van de computer.
38 Hoofdstuk 5 Multimedia
6 Energiebeheer
OPMERKING: Een computer kan een aan/uit-knop of een aan/uit-schakelaar hebben. De term aan/
uit-knop verwijst in deze handleiding naar beide typen bedieningselementen.
Computer uitschakelen
VOORZICHTIG: Wanneer u de computer uitschakelt, gaat alle informatie verloren die u niet hebt
opgeslagen.
Met de opdracht Afsluiten worden alle geopende programma's gesloten, inclusief het
besturingssysteem, en worden vervolgens het beeldscherm en de computer uitgeschakeld.
Schakel de computer uit in de volgende gevallen:
ā—
Als u de accu wilt vervangen of toegang wilt tot onderdelen in de computer.
ā—
Als u externe hardware aansluit die niet op een USB-poort (Universal Serial Bus) kan worden
aangesloten.
ā—
Als u de computer langere tijd niet gebruikt en loskoppelt van de externe voedingsbron.
Hoewel u de computer kunt uitschakelen met de aan/uit-knop, is de aanbevolen procedure het
gebruik van de opdracht Afsluiten van Windows:
OPMERKING: Als de computer in de slaap- of sluimerstand staat, moet u eerst de slaap- of
sluimerstand beƫindigen door kort op de aan/uit-knop te drukken voordat u de computer kunt
uitschakelen.
1. Sla uw werk op en sluit alle geopende programma's af.
2. Wijs de rechterbovenhoek of -benedenhoek van het startscherm aan.
3. Klik op Instellingen, klik op het pictogram Energie en klik daarna op Afsluiten.
Als de computer niet reageert en het niet mogelijk is de hierboven genoemde afsluitprocedure te
gebruiken, probeert u de volgende noodprocedures in de volgorde waarin ze hier staan vermeld:
ā—
Druk op ctrl+alt+delete. Klik op het pictogram Energie en klik daarna op Afsluiten.
ā—
Druk op de aan/uit-knop en houd deze minimaal vijf seconden ingedrukt.
ā—
Koppel de computer los van de externe voedingsbron.
ā—
Verwijder de accu (bij modellen met een door de gebruiker vervangbare accu).
Computer uitschakelen 39
Opties voor energiebeheer instellen
Standen voor energiebesparing gebruiken
De slaapstand wordt ingeschakeld in de fabriek.
Wanneer de slaapstand wordt geactiveerd, knipperen de aan/uit-lampjes en wordt het scherm
leeggemaakt. Uw werk wordt in het geheugen opgeslagen.
VOORZICHTIG: Activeer de slaapstand niet terwijl er wordt gelezen van of geschreven naar een
schijf of een externe mediakaart. Zo voorkomt u mogelijke verslechtering van de audio- of
videokwaliteit, verlies van audio- of video-afspeelfunctionaliteit of verlies van gegevens.
OPMERKING: verbinding maken met een netwerk of het uitvoeren van computerfuncties is niet
mogelijk wanneer de computer in de slaapstand staat.
Intel Rapid Start Technology (alleen bepaalde modellen)
Op bepaalde modellen is de functie Intel RST (Rapid Start Technology) standaard ingeschakeld.
Rapid Start Technology stelt u in staat de computer snel opnieuw te activeren als die zich in een
inactieve toestand bevindt.
Rapid Start Technology beheert uw energiebesparingsopties als volgt:
ā—
Slaapstand: u kunt met Rapid Start Technology de slaapstand selecteren. Om de slaapstand te
beƫindigen, drukt u op een willekeurige toets, activeert u het touchpad of drukt u kort op de aan/
uit-knop.
ā—
Sluimerstand: Rapid Start Technology activeert de sluimerstand na een periode van inactiviteit
in de slaapstand als de computer op accuvoeding of op externe netvoeding werkt, of als de accu
een kritiek laag ladingsniveau bereikt. Nadat de sluimerstand is geactiveerd, drukt u op de aan/
uit-knop om uw werk te hervatten.
OPMERKING: U kunt Rapid Start Technology uitschakelen in Setup Utility (BIOS). Als u de
sluimerstand handmatig wilt kunnen activeren, moet deze voorziening worden ingeschakeld via
Energiebeheer. Zie
De door de gebruiker geĆÆnitialiseerde sluimerstand inschakelen en afsluiten
op pagina 41.
Slaapstand activeren en beƫindigen
Als de computer ingeschakeld is, kunt u als volgt de slaapstand activeren:
ā—
Druk kort op de aan/uit-knop.
ā—
Wijs de rechterbovenhoek of -onderhoek van het startscherm aan. Als de lijst met emoticons
wordt geopend, klikt u op Instellingen, het pictogram Energie en vervolgens op Slaapstand.
Als u de slaapstand wilt beƫindigen, drukt u kort op de aan/uit-knop.
Wanneer de slaapstand wordt beƫindigd, gaan de aan/uit-lampjes branden en wordt het scherm
weergegeven zoals dit was toen u stopte met werken.
OPMERKING: Als u een wachtwoord op de computer hebt ingesteld voor het beƫindigen van de
sluimerstand, dan moet u uw Windows-wachtwoord invoeren voordat de computer uw werk opnieuw
weergeeft.
40 Hoofdstuk 6 Energiebeheer
De door de gebruiker geĆÆnitialiseerde sluimerstand inschakelen en afsluiten
U kunt gebruikers als volgt de sluimerstand handmatig laten activeren en energiebeheerinstellingen
en time-outs laten wijzigen via het onderdeel Energiebeheer:
1. Typ energie in het startscherm en selecteer Instellingen en vervolgens Energiebeheer.
2. Klik in het linkerdeelvenster op Het gedrag van de aan/uit-knop bepalen.
3. Klik op Instellingen wijzigen die momenteel niet beschikbaar zijn.
4. Selecteer bij Actie als ik op de aan/uit-knop druk de optie Sluimerstand.
5. Klik op Wijzigingen opslaan.
Als u de sluimerstand wilt beƫindigen, drukt u kort op de aan/uit-knop. De aan/uit-lampjes gaan
branden en uw werk verschijnt op het scherm op het punt waar u was gestopt met werken.
OPMERKING: als u heeft ingesteld dat een wachtwoord nodig is om de slaapstand te beƫindigen,
moet uw Windows-wachtwoord worden ingevoerd voordat uw werk weer op het scherm verschijnt.
Energiemeter en instellingen voor energiebeheer gebruiken
De energiemeter bevindt zich op het Windows-bureaublad. Met behulp van de energiemeter krijgt u
snel toegang tot de instellingen van Energiebeheer en kunt u de resterende acculading bekijken.
ā— Wijs op het Windows-bureaublad op het pictogram van de energiemeter om de acculading en
het huidige energiebeheerschema weer te geven.
ā—
Klik op het pictogram van de energiemeter en selecteer een item in de lijst om toegang te krijgen
tot Energiebeheer of om het energiebeheerschema te wijzigen. U kunt ook energie intypen,
Instellingen selecteren, en daarna Energiebeheer selecteren.
Aan de verschillende pictogrammen kunt u zien of de computer op accuvoeding of op externe
netvoeding werkt. Als de accu een laag of kritiek laag ladingsniveau heeft bereikt, geeft het pictogram
ook een bericht weer.
Wachtwoordbeveiliging instellen voor beƫindigen slaapstand
Ga als volgt te werk om in te stellen dat een wachtwoord moet worden opgegeven bij het beƫindigen
van de slaapstand of de sluimerstand:
1. Typ energie in het startscherm en selecteer Instellingen en vervolgens Energiebeheer.
2. Klik in het linkerdeelvenster op Een wachtwoord vereisen bij uit slaapstand komen.
3. Klik op Instellingen wijzigen die momenteel niet beschikbaar zijn.
4. Klik op Een wachtwoord vereisen (aanbevolen).
OPMERKING: als u een wachtwoord voor een gebruikersaccount moet instellen of het huidige
wachtwoord voor uw gebruikersaccount wilt wijzigen, klikt u op Het wachtwoord voor uw
gebruikersaccount instellen of wijzigen en volgt u de instructies op het scherm. Als u geen
gebruikerswachtwoord hoeft te maken of te wijzigen, gaat u naar stap 5.
5. Klik op Wijzigingen opslaan.
Opties voor energiebeheer instellen 41
Accuvoeding gebruiken
WAARSCHUWING! Gebruik uitsluitend de volgende producten om veiligheidsrisico's te beperken:
de bij de computer geleverde accu, een door HP geleverde vervangende accu of een compatibele
accu die als accessoire is aangeschaft bij HP.
De computer wordt door een accu gevoed als die niet is aangesloten op externe netvoeding. De
accuwerktijd van de accu van een computer kan verschillen, afhankelijk van de instellingen voor
energiebeheer, programma's die worden uitgevoerd, de helderheid van het beeldscherm, externe
apparatuur die op de computer is aangesloten en andere factoren. Als u de accu in de computer laat
zitten wanneer de computer is aangesloten op een netvoedingsbron, wordt de accu opgeladen.
Bovendien wordt zo uw werk beschermd in geval van een stroomstoring. Als er een opgeladen accu
in de computer is geplaatst en de computer op externe netvoeding werkt, schakelt de computer
automatisch over op accuvoeding wanneer de netvoedingsadapter wordt losgekoppeld van de
computer of als er een stroomstoring plaatsvindt.
OPMERKING: wanneer u de computer loskoppelt van de netvoeding, wordt de helderheid van het
beeldscherm automatisch verlaagd om accuvoeding te besparen.
Aanvullende informatie over de accu opzoeken
HP Help en ondersteuning biedt hulpprogrammaā€™s en informatie over de accu. Om accu-informatie te
openen, selecteert u de HP Ondersteuningsassistent app op het startscherm en selecteert u
daarna Accuprestaties.
ā—
hulpprogramma Accucontrole voor het testen van de accuprestaties;
ā— informatie over kalibreren, energiebeheer en de juiste manier om een accu te hanteren en op te
slaan teneinde de levensduur van de accu te maximaliseren;
ā—
Informatie over soorten accu's, specificaties, levensduur en capaciteit
U krijgt als volgt toegang tot de informatie over accu's:
ā–² Om accu-informatie te openen, selecteert u de HP Ondersteuningsassistent app op het
startscherm en selecteert u daarna Accuprestaties.
Acculading weergeven
ā–²
Beweeg de aanwijzer over het energiemeterpictogram op het Windows-bureaublad in het
systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk.
Accuwerktijd maximaliseren
De accuwerktijd varieert, afhankelijk van voorzieningen die u gebruikt terwijl de computer op
accuvoeding werkt. De maximale accuwerktijd neemt geleidelijk af, omdat de capaciteit van de accu
afneemt ten gevolge van bepaalde natuurlijke processen.
Tips voor het maximaliseren van de accuwerktijd:
ā—
Verlaag de helderheid van het scherm.
ā—
Verwijder de accu uit de computer wanneer de accu niet in gebruik is of wordt opgeladen (als de
computer een door de gebruiker vervangbare accu heeft).
ā—
Bewaar de door de gebruiker vervangbare accu op een koele, droge plaats.
ā—
Selecteer de instelling Energiespaarstand in Energiebeheer.
42 Hoofdstuk 6 Energiebeheer
Omgaan met een lage acculading
In dit gedeelte worden de waarschuwingen en systeemreacties beschreven die standaard zijn
ingesteld. Sommige waarschuwingen voor een lage acculading en de manier waarop het systeem
daarop reageert, kunt u wijzigen in het onderdeel Energiebeheer. Voorkeuren die u in Energiebeheer
instelt, zijn niet van invloed op de werking van de lampjes.
Typ energie in het startscherm en selecteer Instellingen en vervolgens Energiebeheer.
Een lage acculading herkennen
Als een accu de enige voedingsbron van de computer is, een laag of kritiek laag niveau bereikt,
gebeurt het volgende:
ā— Het acculampje (alleen bepaalde modellen) geeft een laag of kritiek laag niveau van de
acculading aan.
ā€“ of ā€“
ā— Het energiemeterpictogram in het systeemvak geeft een lage of kritiek lage acculading aan.
OPMERKING: zie Energiemeter en instellingen voor energiebeheer gebruiken op pagina 41
voor meer informatie over de energiemeter.
Als de computer aan staat of in de slaapstand staat, blijft de computer nog even in de slaapstand
staan. Vervolgens wordt de computer uitgeschakeld, waarbij niet-opgeslagen werk verloren gaat.
Problemen met een lage acculading verhelpen
Een lage acculading verhelpen wanneer er een externe voedingsbron beschikbaar is
ā–²
Sluit een van de volgende apparaten aan:
ā—
netvoedingsadapter
ā—
optioneel docking- of uitbreidingsapparaat;
ā—
optionele netvoedingsadapter die als accessoire bij HP is aangeschaft.
Een lage acculading verhelpen wanneer er geen voedingsbron beschikbaar is
Om een lage acculading te verhelpen wanneer er geen voedingsbron beschikbaar is, slaat u uw werk
op en schakelt u de computer uit.
Opties voor energiebeheer instellen 43
Accu plaatsen of verwijderen
OPMERKING: raadpleeg de Naslaggids voor HP notebookcomputer voor aanvullende informatie
over het gebruik van de accu.
U plaatst de accu als volgt:
1. Leg de computer ondersteboven op een vlakke ondergrond, met de accuruimte naar u toe.
2. Plaats de accu met een hoek van 45 graden (1) in de accuruimte totdat de accu op zijn plaats
zit.
Draai de accu omlaag totdat de accu goed op zijn plaats zit (2). De accuontgrendeling
vergrendelt de accu automatisch.
U verwijdert de accu als volgt:
VOORZICHTIG: bij het verwijderen van een accu die de enige beschikbare voedingsbron voor de
computer vormt, kunnen er gegevens verloren gaan. Sla uw werk op, activeer de sluimerstand of
schakel de computer uit voordat u een accu verwijdert die de enige voedingsbron is. Zo voorkomt u
dat er gegevens verloren gaan.
1. Leg de computer ondersteboven op een vlakke ondergrond, met de accuruimte naar u toe.
2. Verschuif de accuontgrendeling (1) om de accu los te koppelen.
3. Kantel de accu omhoog en verwijder de accu uit de computer (2).
44 Hoofdstuk 6 Energiebeheer
Accuvoeding besparen
ā—
Typ energie in het startscherm en selecteer Instellingen en vervolgens Energiebeheer.
ā—
Open het onderdeel Energiebeheer en selecteer instellingen voor een lager energieverbruik.
ā— Schakel draadloze verbindingen en LAN-verbindingen uit en sluit modemapplicaties af wanneer
u deze niet gebruikt.
ā—
Ontkoppel externe apparatuur die niet is aangesloten op een externe voedingsbron wanneer u
deze apparatuur niet gebruikt.
ā—
Zet alle optionele, ongebruikte externe mediakaarten stop, schakel ze uit of verwijder ze.
ā—
Verlaag de helderheid van het beeldscherm.
ā— Activeer de slaapstand of sluit de computer af zodra u stopt met werken.
Door de gebruiker vervangbare accu opbergen
VOORZICHTIG: Stel een accu niet gedurende langere tijd bloot aan hoge temperaturen om
beschadiging van de accu te voorkomen.
Als u een computer langer dan twee weken niet gebruikt en loskoppelt van de externe voedingsbron,
verwijdert u de door de gebruiker vervangbare accu en bergt u de accu afzonderlijk op.
Bewaar de accu op een koele en droge plaats, zodat de accu langer opgeladen blijft.
OPMERKING: Een opgeborgen accu moet elke 6 maanden worden gecontroleerd. Wanneer de
capaciteit minder is dan 50 procent, laadt u de accu op voordat u de accu weer opbergt.
Kalibreer een accu die een maand of langer opgeborgen is geweest voordat u deze in gebruik neemt.
Door de gebruiker vervangbare accu afvoeren
WAARSCHUWING! Verminder het risico van brand of brandwonden: probeer de accu niet uit
elkaar te halen, te pletten of te doorboren; veroorzaak geen kortsluiting tussen de externe
contactpunten; laat de accu niet in aanraking komen met water of vuur.
Zie Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu voor het correct afvoeren van afgedankte
accu's. Om toegang tot deze handleidingen te krijgen, selecteert u de app HP Support Assistant op
het startscherm en kiest u vervolgens Deze computer en Gebruikershandleidingen. Om accu-
informatie te openen, selecteert u de HP Ondersteuningsassistent app op het startscherm en
selecteert u daarna Accuprestaties.
Door de gebruiker vervangbare accu vervangen
Accucontrole waarschuwt dat de accu moet worden vervangen wanneer een interne cel niet correct
wordt opgeladen of wanneer de opslagcapaciteit van de accu de status Zwak heeft bereikt. Als de
accu onder de garantievoorwaarden van HP valt, krijgt u ook informatie over een garantie-id. Een
bericht verwijst u naar de website van HP voor meer informatie over het bestellen van een
vervangende accu.
Opties voor energiebeheer instellen 45
Externe netvoeding gebruiken
WAARSCHUWING! Laad de accu van de computer niet op aan boord van een vliegtuig.
WAARSCHUWING! Gebruik om veiligheidsredenen alleen de bij de computer geleverde
netvoedingsadapter, een door HP geleverde vervangende adapter of een door HP geleverde
compatibele adapter.
OPMERKING: zie de poster Installatie-instructies, die u in de doos vindt van de computer, voor
informatie over het aansluiten van de computer op netvoeding.
Externe netvoeding wordt geleverd via een goedgekeurde netvoedingsadapter of een optioneel
docking- of uitbreidingsapparaat.
Sluit de computer in de volgende situaties aan op een externe netvoedingsbron:
ā—
Wanneer u een accu oplaadt of kalibreert.
ā—
Wanneer u systeemsoftware installeert of aanpast.
ā—
wanneer u informatie schrijft naar een cd, dvd of bd (alleen bepaalde modellen);
ā— wanneer u Schijfdefragmentatie uitvoert;
ā—
Wanneer u een back-up of hersteltaak uitvoert.
Als u de computer aansluit op een externe netvoedingsbron, gebeurt het volgende:
ā—
De accu wordt opgeladen.
ā—
Als de computer is ingeschakeld, verandert het energiemeterpictogram in de taakbalk van vorm.
Wanneer u de computer loskoppelt van externe netvoeding, gebeurt het volgende:
ā— De computer schakelt over naar accuvoeding.
ā—
De helderheid van het beeldscherm wordt automatisch verlaagd om accuvoeding te besparen.
46 Hoofdstuk 6 Energiebeheer
Netvoedingsadapter testen
Test de netvoedingsadapter als de computer een van de volgende symptomen vertoont nadat deze is
aangesloten op de netvoeding:
ā—
De computer wordt niet ingeschakeld.
ā—
Het display wordt niet ingeschakeld.
ā—
De aan/uit-lampjes zijn uit.
Ga als volgt te werk om de netvoedingsadapter te testen:
OPMERKING: de volgende instructies gelden voor computers met een door de gebruiker
vervangbare accu.
1. Zet de computer uit.
2. Verwijder de accu uit de computer.
3. Sluit de netvoedingsadapter aan op de computer en steek de stekker van de adapter in het
stopcontact.
4. Zet de computer aan.
ā—
Als de aan/uit-lampjes aan gaan, werkt de netvoedingsadapter naar behoren.
ā—
Als de aan/uit-lampjes uit blijven, werkt de netvoedingsadapter niet en moet deze worden
vervangen.
Neem contact op met de ondersteuning voor informatie over het verkrijgen van een vervangende
netvoedingsadapter.
Opties voor energiebeheer instellen 47
7 Externe kaarten en apparaten
Kaarten voor mediakaartlezers gebruiken (alleen
bepaalde modellen)
Met optionele digitale kaarten kunt u gegevens veilig opslaan en gemakkelijk uitwisselen. Deze
kaarten worden vaak gebruikt om gegevens uit te wisselen tussen computers of tussen een computer
en apparatuur met digitale media, zoals camera's en PDA's.
Zie het gedeelte
Vertrouwd raken met de computer op pagina 4 voor meer informatie over de types
digitale kaarten die worden ondersteund op de computer.
Digitale kaart plaatsen
VOORZICHTIG: Oefen zo min mogelijk kracht uit bij het plaatsen van een digitale kaart, om
beschadiging van de connectoren van de digitale kaart te voorkomen.
1. Houd de kaart met het label naar boven en de connectoren naar de computer gericht.
2. Plaats de kaart in de mediakaartlezer en druk de kaart aan totdat deze goed op zijn plaats zit.
U hoort een geluidssignaal als het apparaat is gedetecteerd en er wordt mogelijk een menu met
beschikbare opties weergegeven.
48 Hoofdstuk 7 Externe kaarten en apparaten
Digitale kaart verwijderen
VOORZICHTIG: Gebruik de volgende procedure voor het veilig verwijderen van de digitale kaart,
om te voorkomen dat gegevens verloren gaan of het systeem vastloopt.
1. Sla uw gegevens op en sluit alle applicaties die gebruikmaken van de digitale kaart.
2. Klik op het pictogram voor het verwijderen van hardware in het Windows-bureaublad in het
systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk. Volg daarna de instructies op het scherm.
3. Druk de kaart iets naar binnen (1) en verwijder deze vervolgens uit het slot (2).
OPMERKING: als de kaart niet zelf naar buiten komt, trekt u deze uit het slot.
USB-apparaat gebruiken
USB (Universal Serial Bus) is een hardwarematige interface die kan worden gebruikt om een
optioneel extern apparaat aan te sluiten, zoals een USB-toetsenbord, -muis, -drive, -printer, -scanner
of -hub.
Voor bepaalde USB-apparatuur is extra ondersteunende software nodig. Deze wordt meestal met het
apparaat meegeleverd. Zie de instructies van de fabrikant voor meer informatie over
apparaatspecifieke software. Deze instructies kunnen worden verstrekt bij de software of op schijven,
of kunnen op de website van de fabrikant staan.
De computer heeft ten minste Ć©Ć©n USB-poort die ondersteuning biedt voor apparaten met USB 1.0,
1.1, 2.0 of 3.0. Uw computer kan ook een USB-laadpoort hebben die een extern apparaat van stroom
voorziet. Een optioneel dockingapparaat of USB-hub biedt extra USB-poorten die met de computer
kunnen worden gebruikt.
USB-apparaat gebruiken 49
USB-apparaat aansluiten
VOORZICHTIG: Oefen zo min mogelijk kracht uit bij het aansluiten van het apparaat om
beschadiging van een USB-connector te voorkomen.
ā–²
Sluit de USB-kabel voor het apparaat aan op de USB-poort.
OPMERKING: uw computer kan er iets anders uitzien dan de afgebeelde computer.
Wanneer het apparaat is gedetecteerd, geeft het systeem dit aan met een geluidssignaal.
OPMERKING: De eerste keer dat u een USB-apparaat aansluit, verschijnt er een bericht in het
systeemvak om aan te geven dat het apparaat wordt herkend door de computer.
USB-apparaat verwijderen
VOORZICHTIG: Trek niet aan de kabel om het USB-apparaat los te koppelen, om beschadiging
van een USB-connector te voorkomen.
VOORZICHTIG: Gebruik de volgende procedure voor het veilig verwijderen van een USB-apparaat,
om te voorkomen dat gegevens verloren gaan of het systeem vastloopt.
1. Als u een USB-apparaat wilt verwijderen, slaat u uw gegevens op en sluit u alle applicaties af
die gebruikmaken van het apparaat.
2. Klik op het pictogram voor het verwijderen van hardware op het Windows-bureaublad in het
systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk en volg de instructies op het scherm.
3. Koppel het apparaat los.
50 Hoofdstuk 7 Externe kaarten en apparaten
Optionele externe apparaten gebruiken
OPMERKING: zie de instructies van de fabrikant voor meer informatie over de vereiste software en
stuurprogramma's en over de computerpoort die moet worden gebruikt.
Ga als volgt te werk om een extern apparaat op de computer aan te sluiten:
VOORZICHTIG: Als u een apparaat met eigen netvoedingsaansluiting aansluit, kunt u het risico van
schade aan de apparatuur beperken door ervoor te zorgen dat het apparaat is uitgeschakeld en de
stekker uit het stopcontact is gehaald.
1. Sluit het apparaat aan op de computer.
2. Als u een apparaat met een eigen netvoedingsaansluiting aansluit, steekt u de stekker van het
apparaat in een geaard stopcontact.
3. Schakel het apparaat uit.
Als u een extern apparaat zonder eigen voeding wilt verwijderen, schakelt u het apparaat uit en
koppelt u het los van de computer. Als u een extern apparaat met een eigen netvoedingsaansluiting
wilt verwijderen, schakelt u het apparaat uit, koppelt u het los van de computer en haalt u vervolgens
de stekker uit het stopcontact.
Optionele externe schijfeenheden gebruiken
Verwisselbare externe schijfeenheden bieden meer mogelijkheden voor het opslaan en gebruiken
van informatie. U kunt een USB-schijfeenheid toevoegen door de schijfeenheid aan te sluiten op een
USB-poort op de computer.
OPMERKING: Er moet een externe optische USB-schijf van HP worden aangesloten op de USB-
poort met eigen voeding op de computer.
Verwisselbare USB-stations zijn er van de volgende typen:
ā—
1,44-MB diskettestation
ā—
Vaste-schijfmodule
ā—
Externe optische-schijfeenheid (cd, dvd en Blu-ray)
ā—
MultiBay-apparaat
Optionele externe apparaten gebruiken 51
Dockingconnector gebruiken (alleen bepaalde modellen)
Met de dockingconnector kunt u de computer aansluiten op een optioneel dockingapparaat. Een
optioneel dockingapparaat biedt extra poorten en connectoren die met de computer kunnen worden
gebruikt.
OPMERKING: De volgende afbeelding kan enigszins afwijken van uw computer of
dockingapparaat.
52 Hoofdstuk 7 Externe kaarten en apparaten
8 Schijfeenheden
Schijfeenheden hanteren
VOORZICHTIG: schijfeenheden zijn kwetsbare computeronderdelen, die voorzichtig moeten
worden behandeld. Lees de volgende waarschuwingen voordat u schijfeenheden hanteert.
Waarschuwingen die betrekking hebben op specifieke procedures, worden vermeld bij de
desbetreffende procedures.
Neem deze voorzorgsmaatregelen in acht:
ā—
Activeer de slaapstand en wacht tot het scherm leeg is of koppel de externe vaste schijf los
voordat u een computer verplaatst die op een externe vaste schijf is aangesloten.
ā—
Raak voordat u de schijfeenheid aanraakt, eerst het ongeverfde metalen oppervlak van de
schijfeenheid aan, zodat u niet statisch geladen bent.
ā—
Raak de connectorpinnen op een verwisselbare schijfeenheid of op de computer niet aan.
ā—
Behandel een schijfeenheid voorzichtig. Laat de schijfeenheid niet vallen en zet er niets op.
ā—
Schakel de computer uit voordat u een schijfeenheid plaatst of verwijdert. Als u niet zeker weet
of de computer is afgesloten of in de slaapstand staat, schakelt u de computer in en vervolgens
via het besturingssysteem weer uit.
ā—
Gebruik niet te veel kracht wanneer u een schijfeenheid in een schijfruimte plaatst.
ā—
Gebruik het toetsenbord van de computer niet en verplaats de computer niet als een optionele
optische-schijfeenheid naar een schijf schrijft. Het schrijfproces is gevoelig voor trillingen.
ā—
Zorg ervoor dat de accu voldoende is opgeladen alvorens naar een medium te schrijven
wanneer de accu de enige voedingsbron is.
ā—
Stel schijfeenheden niet bloot aan extreme temperaturen of extreme vochtigheid.
ā—
Stel schijfeenheden niet bloot aan vloeistoffen. Spuit geen reinigingsmiddelen op een
schijfeenheid.
ā—
Verwijder het medium uit een schijfeenheid alvorens de schijfeenheid uit de schijfruimte te
verwijderen, of voordat u een schijfeenheid meeneemt op reis, verzendt of opbergt.
ā—
Verzend een schijfeenheid in goed beschermend verpakkingsmateriaal, zoals noppenfolie.
Vermeld op de verpakking dat het om breekbare apparatuur gaat.
ā—
Stel schijfeenheden niet bloot aan magnetische velden. Voorbeelden van beveiligingsapparatuur
met magnetische velden zijn detectiepoortjes op vliegvelden en detectorstaven. In
beveiligingsapparatuur waarmee handbagage wordt gescand, worden rƶntgenstralen gebruikt in
Schijfeenheden hanteren 53
plaats van magnetische velden. Deze beveiligingsapparatuur brengt geen schade toe aan
schijfeenheden.
Externe vaste schijven gebruiken
VOORZICHTIG: neem de volgende richtlijnen in acht om te voorkomen dat gegevens verloren gaan
of het systeem vastloopt:
Sla uw werk op en sluit de computer af voordat u een geheugenmodule of een vaste schijf plaatst of
vervangt.
Als u niet weet of de computer is uitgeschakeld, zet u de computer aan door op de aan/uit-knop te
drukken. Sluit de computer vervolgens af via het besturingssysteem.
Intel Smart Response Technology (alleen bepaalde modellen)
IntelĀ® Smart Response Technology (SRT) is een cachefunctie van IntelĀ® Rapid Storage Technology
(RST) die de prestaties van het computersysteem aanzienlijk verbetert. Met SRT kunnen computers
met een SSD de mSATA-module gebruiken als cachegeheugen tussen het systeemgeheugen en de
vaste schijf. Hierdoor hebt u een vaste schijf (of een RAID-volume) voor maximale opslagcapaciteit,
terwijl u tegelijkertijd betere systeemprestaties hebt dankzij de SSD.
Als u een vaste schijf toevoegt of vervangt, en van plan bent om een RAID-volume in te stellen, moet
u SRT tijdelijk uitschakelen, het RAID-volume instellen en SRT vervolgens weer inschakelen. U
schakelt SRT als volgt tijdelijk uit:
1. Typ Intel in het startscherm en selecteer Intel Rapid Storage Technology.
2. Klik op de koppeling Versnelling en klik vervolgens op de koppeling Versnelling uitschakelen.
3. Wacht tot de versnellingsmodus is voltooid.
4. Klik op de koppeling Opnieuw instellen op beschikbaar.
BELANGRIJK: U moet SRT tijdelijk uitschakelen wanneer u de RAID-modus wijzigt. Breng de
wijziging aan en schakel SRT opnieuw in. Als u deze functie niet tijdelijk uitschakelt, kunt u geen
wijzigingen aanbrengen in de RAID-volumes.
OPMERKING: HP ondersteunt SRT met zelfversleutelende schijven (SED's) niet.
Voor aanvullende informatie over RAID raadpleegt u de RAID-gebruikershandleiding. Om toegang tot
deze handleidingen te krijgen, selecteert u de app HP Support Assistant op het startscherm en kiest
u vervolgens Deze computer en Gebruikershandleidingen.
De onderhoudsklep verwijderen of plaatsen
VOORZICHTIG: Neem de volgende richtlijnen in acht om te voorkomen dat gegevens verloren
gaan of het systeem vastloopt:
Sla uw werk op en sluit de computer af voordat u een geheugenmodule of een vaste schijf plaatst of
vervangt.
Als u niet weet of de computer is uitgeschakeld of in de sluimerstand staat, zet u de computer aan
door op de aan/uit-knop te drukken. Sluit de computer vervolgens af via het besturingssysteem.
54 Hoofdstuk 8 Schijfeenheden
De onderhoudsklep verwijderen
Verwijder de onderhoudsklep om toegang te krijgen tot de geheugenmodule, de vaste schijf, het label
met kennisgevingen en andere onderdelen.
U verwijdert de onderhoudsklep als volgt:
1. Verwijder de accu (zie
Accu plaatsen of verwijderen op pagina 44).
2. Plaats de onderhoudsruimte naar u toe en verwijder de drie borgschroeven in het midden van de
eenheid en de twee schroeven aan de rand van de eenheid (1). De twee schroeven aan de
voorkant van de eenheid beschikken over een rubberen afdekplaatje dat moet worden
verwijderd om de schroeven te kunnen bereiken. Verwijder vervolgens de twee schroeven in het
midden van het onderpaneel (2).
3. U moet mogelijk de behuizing van de SD-kaart verwijderen voor u verder gaat. Schuif
vervolgens het onderpaneel in de richting van de voorkant van de computer (3) en breng het
omhoog (4) om het paneel te verwijderen.
Externe vaste schijven gebruiken 55
De onderhoudsklep terugplaatsen.
Plaats de onderhoudsklep terug nadat u het geheugenmoduleslot, de vaste schijf, het label met
kennisgevingen en andere onderdelen hebt bekeken.
Plaats de onderhoudsklep als volgt terug:
1. Plaats het onderpaneel onderaan op zijn plaats(1), lijn het goed uit en schuif het naar de
accuruimte tot de serviceklep vastklikt. (2).
2. Plaats de onderhoudsruimte naar u toe en vervang zo nodig de behuizing van de SD-kaart.
Vervang de drie borgschroeven in het midden van de eenheid en de twee schroeven aan de
rand van de eenheid (3). Vervang de rubberen afdekplaatjes voor de twee randschroeven.
Vervang de twee schroeven in het midden van de serviceklep(4).
OPMERKING: als u de optionele schroef wilt gebruiken, vindt u die achter het onderpaneel.
3. Plaats de accu (zie Door de gebruiker vervangbare accu vervangen op pagina 45).
Vaste schijf vervangen of upgraden
VOORZICHTIG: neem de volgende richtlijnen in acht om te voorkomen dat gegevens verloren gaan
of het systeem vastloopt:
Sluit de computer af voordat u de vaste schijf uit de vaste-schijfruimte verwijdert. Verwijder de vaste
schijf niet wanneer de computer aanstaat of in de slaapstand of de hibernationstand staat.
Als u niet weet of de computer is uitgeschakeld of in de sluimerstand staat, zet u de computer aan
door op de aan/uit-knop te drukken. Sluit de computer vervolgens af via het besturingssysteem.
56 Hoofdstuk 8 Schijfeenheden
De vaste schijf verwijderen
U verwijdert als volgt een vaste schijf:
1. Sla uw werk op en zet de computer uit.
2. Ontkoppel de netvoeding en externe apparaten die op de computer zijn aangesloten.
3. Leg de computer ondersteboven op een vlakke ondergrond.
4. Verwijder de accu en het accuafdekplaatje. (Raadpleeg
Door de gebruiker vervangbare accu
vervangen op pagina 45.)
5. Verwijder het afdekplaatje van de onderhoudsruimte. (Raadpleeg
De onderhoudsklep
verwijderen of plaatsen op pagina 54.)
6. Draai de ene schroef van de vaste schijf los. Kantel de harde schijf met een hoek van 45 graden
en til deze uit de vasteschijfruimte. De vaste schijf is een mini-SSD-kaart, die niet op een
gewone vaste schijf lijkt.
Externe vaste schijven gebruiken 57
Vaste schijf installeren
OPMERKING: Uw computer kan er iets anders uitzien dan de in dit gedeelte afgebeelde computer.
U installeert een vaste schijf als volgt:
1. Plaats de vaste schijf schuin in de vasteschijfruimte en leg de vaste schijf plat in de
vasteschijfruimte.
2. Draai de schroef van de vasteschijfeenheid vast.
3. Vervang de serviceklep en lijn deze goed uit. (Zie
De onderhoudsklep verwijderen of plaatsen
op pagina 54.)
4. Plaats de accu (zie
Door de gebruiker vervangbare accu vervangen op pagina 45).
5. Sluit de netvoeding en externe apparaten aan op de computer.
6. Zet de computer aan.
Prestaties van de vaste schijf verbeteren
Schijfdefragmentatie gebruiken
Wanneer u de computer gebruikt, raken de bestanden op de vaste schijf gefragmenteerd. Met
Schijfdefragmentatie worden de gefragmenteerde bestanden en mappen samengevoegd op de vaste
schijf zodat het systeem efficiƫnter werkt.
OPMERKING: Schijfdefragmentatie hoeft niet te worden uitgevoerd voor SSD's.
Nadat u Schijfdefragmentatie hebt gestart, werkt het zelfstandig verder. Al naargelang de grootte van
de vaste schijf en het aantal gefragmenteerde bestanden kan de defragmentatie meer dan een uur in
beslag nemen. U kunt instellen dat de schijfdefragmentatie's nachts wordt uitgevoerd of op een ander
tijdstip waarop u de computer niet hoeft te gebruiken.
HP adviseert u om de vaste schijf minstens Ć©Ć©n keer per maand te defragmenteren. U kunt instellen
dat Schijfdefragmentatie maandelijks wordt uitgevoerd, maar u kunt ook op elk gewenst moment
Schijfdefragmentatie handmatig starten.
U gebruikt Schijfdefragmentatie als volgt:
1. Sluit de computer aan op een netvoedingsbron.
2. Typ schijf in het startscherm, klik op Instellingen en selecteer De vaste schijf
defragmenteren.
3. Klik op Optimaliseren.
OPMERKING: Windows bevat de functie Gebruikersaccountbeheer om de beveiliging van de
computer te verbeteren. Mogelijk wordt om uw toestemming of wachtwoord gevraagd bij taken
als het installeren van software, het uitvoeren van hulpprogramma's of het wijzigen van
Windows-instellingen. Raadpleeg HP Support Assistant. Als u HP Support Assistant op het
beginscherm wilt openen, selecteert u de app HP Support Assistant.
Raadpleeg voor meer informatie de helpfunctie van Schijfdefragmentatie.
58 Hoofdstuk 8 Schijfeenheden
Schijfopruiming gebruiken
Met Schijfopruiming wordt op de vaste schijf gezocht naar overbodige bestanden, die u veilig kunt
verwijderen om schijfruimte vrij te maken, zodat de computer efficiƫnter werkt.
U gebruikt Schijfopruiming als volgt:
1. Typ schijf op het het startscherm en selecteer Schijfruimte vrijmaken door overbodige
bestanden te verwijderen.
2. Volg de instructies op het scherm.
Externe vaste schijven gebruiken 59
9 Beveiliging
Computer beveiligen
Standaardbeveiligingsvoorzieningen van het Windows-besturingssysteem en het onafhankelijk van
Windows-computers draaiende Setup-hulpprogramma (BIOS) kunnen uw persoonlijke instellingen en
gegevens tegen diverse risico's beschermen.
OPMERKING: Van beveiligingsfuncties moet op de eerste plaats een ontmoedigingseffect uitgaan.
Dergelijke maatregelen kunnen echter niet altijd voorkomen dat een product verkeerd wordt gebruikt
of gestolen.
OPMERKING: Voordat u uw computer verzendt voor reparatie, moet u back-ups maken van alle
vertrouwelijke bestanden en deze verwijderen en alle wachtwoordinstellingen verwijderen.
OPMERKING: Bepaalde voorzieningen die in dit hoofdstuk worden genoemd, zijn mogelijk niet
beschikbaar op uw computer.
OPMERKING: uw computer ondersteunt Computrace, een online service voor opsporing en herstel
in het kader van beveiliging die beschikbaar is in bepaalde landen en regio's. Als de computer wordt
gestolen, kan Computrace deze opsporen wanneer de onbevoegde gebruiker internet op gaat. U
kunt Computrace gebruiken door de software aan te schaffen en een abonnement op de service te
nemen. Informatie over het bestellen van de Computrace-software vindt u op de website van HP op
http://www.hpshopping.com.
OPMERKING: Als er een webcam op de computer is geĆÆnstalleerd of aangesloten en als het
programma voor gezichtsherkenning is geĆÆnstalleerd, kunt u het beveiligingsniveau voor
gezichtsherkenning instellen om een evenwicht te vinden tussen het gebruiksgemak en de
moeilijkheidsgraad om de beveiliging van de computer te schenden. Raadpleeg de handleiding HP
Client Security Getting Started (HP Client Security Aan de slag) of de helpfunctie van de Face
Recognition-software.
Computerrisico Beveiligingsvoorziening
Onbevoegd gebruik van de computer HP Client Security Manager, in combinatie met een
wachtwoord, smart card, contactloze kaart, geregistreerde
scĆØnes voor gezichtsverificatie, geregistreerde
vingerafdrukken of andere verificatie van
aanmeldingsgegevens.
Onbevoegde toegang tot Computer Setup (f10) BIOS-beheerderswachtwoord in Computer Setup*
Onbevoegde toegang tot de inhoud van een vaste schijf DriveLock-wachtwoord in Computer Setup*
Onbevoegd opstarten vanaf een optische-schijfeenheid,
diskettedrive of interne netwerkadapter
Functie voor opstartopties in Computer Setup*
Onbevoegde toegang tot Windows-gebruikersaccounts Windows-gebruikerswachtwoord
60 Hoofdstuk 9 Beveiliging
Computerrisico Beveiligingsvoorziening
Onbevoegde toegang tot gegevens
ā—
Firewallsoftware
ā— Windows-updates
ā—
Stationsversleuteling voor HP Client Security
Onbevoegde toegang tot de instellingen van Computer
Setup en andere identificatiegegevens van het systeem
BIOS-beheerderswachtwoord in Computer Setup*
Onbevoegd meenemen van de computer Slot voor een beveiligingskabel (voor een optionele
beveiligingskabel)
*Computer Setup is een vooraf geĆÆnstalleerd programma in het ROM-geheugen, dat zelfs kan worden gebruikt wanneer het
besturingssysteem niet werkt of niet kan worden geladen. U kunt een cursorbesturingsapparaat (touchpad of USB-muis) of
het toetsenbord gebruiken om te navigeren en selecties te maken in Computer Setup (Computerinstellingen).
Wachtwoorden gebruiken
Een wachtwoord is een groep tekens die u kiest om uw computergegevens te beveiligen. U kunt
verscheidene typen wachtwoorden instellen, afhankelijk van hoe u de toegang tot uw informatie wilt
beveiligen. Wachtwoorden kunnen worden ingesteld in Windows of in het hulpprogramma Computer
Setup, dat geen deel uitmaakt van Windows en dat vooraf is geĆÆnstalleerd op de computer.
ā—
Het instelwachtwoord en het DriveLock-wachtwoord worden ingesteld in Computer Setup en
beheerd door het systeem-BIOS.
ā— Het wachtwoord voor geĆÆntegreerde beveiliging, dat een HP Client Security Manager-
wachtwoord is, kan in Computer Setup worden ingeschakeld om naast de gebruikelijke HP
Client Security-functies BIOS-wachtwoordbescherming te bieden. Het wachtwoord voor
geĆÆntegreerde beveiliging wordt gebruikt in combinatie met de optionele geĆÆntegreerde
beveiligingschip.
ā— Wachtwoorden voor Windows kunnen uitsluitend worden ingesteld in het besturingssysteem
Windows.
ā—
Als u het in Computer Setup ingestelde BIOS-beheerderswachtwoord vergeet, kunt u HP
SpareKey gebruiken om toegang te krijgen tot het programma.
ā—
Als u zowel het gebruikerswachtwoord als het hoofdwachtwoord voor DriveLock vergeet, is de
vaste schijf die met die wachtwoorden is beveiligd permanent vergrendeld en kan deze niet
meer worden gebruikt.
U kunt hetzelfde wachtwoord gebruiken voor een functie van Computer Setup en een
beveiligingsvoorziening van Windows. U kunt hetzelfde wachtwoord gebruiken voor meerdere
functies van Computer Setup.
Gebruik de volgende tips voor het maken en opslaan van wachtwoorden:
ā—
Volg, bij het maken van wachtwoorden, de vereisten die zijn ingesteld door het programma.
ā— Noteer uw wachtwoorden en bewaar deze op een veilige plaats uit de buurt van de computer.
ā— Bewaar de wachtwoorden niet in een bestand op de computer.
In de volgende tabellen worden veelgebruikte Windows- en BIOS-beheerderswachtwoorden
beschreven in combinatie met de bijbehorende functies.
Wachtwoorden gebruiken 61
Wachtwoorden instellen in Windows
Wachtwoord Functie
Beheerderswachtwoord* Beveiligt de toegang tot een Windows-account op
beheerdersniveau.
OPMERKING: Met dit wachtwoord kan geen toegang
worden verkregen tot de inhoud van Computer Setup.
Gebruikerswachtwoord* Beveiligt de toegang tot een Windows-gebruikersaccount.
*Raadpleeg HP Support Assistant voor informatie over het instellen van een Windows-beheerderswachtwoord of Windows-
gebruikerswachtwoord in het startscherm. Als u HP Support Assistant op het beginscherm wilt openen, selecteert u de app
HP Support Assistant.
Wachtwoorden instellen in Computer Setup
Wachtwoord Functie
BIOS-beheerderswachtwoord* Beveiligt de toegang tot Computer Setup.
TPM Embedded Security Device (Apparaat voor TPM
geĆÆntegreerde beveiliging - alleen bepaalde modellen)
Available/Hidden (Beschikbaar/verborgen)
ā— Als het beheerderswachtwoord is ingesteld, kunt u
Available (Beschikbaar) selecteren.
ā—
Als u Hidden (Verborgen) selecteert, is het TPM-
apparaat niet zichtbaar in het besturingssysteem.
TPM Status (TPM-status - alleen bepaalde modellen) Ingeschakeld/uitgeschakeld
ā— Als het beheerderswachtwoord niet is ingesteld of als
TPM Embedded Security Device (Apparaat voor
TPM geĆÆntegreerde beveiliging) is ingesteld op
Hidden (Verborgen), is deze optie verborgen.
ā— Deze waarde geeft de huidige fysieke toestand van de
TPM aan. De toestand is "ingeschakeld" of
"uitgeschakeld" en wordt bepaald door de instelling van
Embedded Security State (Toestand van geĆÆntegreerde
beveiliging).
Embedded Security Device (Toestand van geĆÆntegreerde
beveiliging - alleen bepaalde modellen)
No Operation/Disabled/ Enabled (Niet in bedrijf/
Uitgeschakeld/Ingeschakeld)
ā— Als het beheerderswachtwoord niet is ingesteld of als
TPM Security Device is ingesteld op Hidden
(Verborgen), is deze optie verborgen.
ā— U kunt de TPM-functie in- of uitschakelen.
ā—
De volgende keer dat de computer wordt opgestart
nadat de TPM-functie is ingesteld, wordt deze waarde
ingesteld op No Operation (Geen bedrijf).
62 Hoofdstuk 9 Beveiliging
Wachtwoord Functie
TPM Set to Factory Defaults (TPM ingesteld op
fabrieksinstellingen - alleen bepaalde modellen)
No/Yes (Nee/Ja)
ā— Als het beheerderswachtwoord niet is ingesteld of als
TPM Security Device is ingesteld op Hidden
(Verborgen), is deze optie verborgen.
ā— Als Embedded Security State is ingesteld op Enabled,
selecteert u Yes om de fabrieksinstellingen van de TPM
te herstellen. Druk daarna op f10 om de instellingen op
te slaan en het programma af te sluiten. Het
bevestigingsbericht Clear the TPM (TPM wissen)
verschijnt. Druk op f1 om de TPM te resetten of druk op
f2 om de actie te annuleren.
*Nadere bijzonderheden over deze wachtwoorden vindt u in de volgende onderwerpen.
Wachtwoorden gebruiken 63
BIOS-beheerderswachtwoord beheren
U kunt dit wachtwoord als volgt instellen, wijzigen of verwijderen:
Nieuw BIOS-beheerderswachtwoord instellen
1. Schakel de computer in of start deze opnieuw op en druk op esc wanneer "Press the ESC key
for Startup Menu" (Druk op Esc voor het startmenu) onder in het scherm verschijnt.
2. Druk op f10 om naar Computer Setup te gaan.
3. Selecteer met de cursorbesturing of met de pijltoetsen Security (Beveiliging) > Setup BIOS
Administrator Password (BIOS-beheerderswachtwoord instellen) en druk op enter.
4. Typ een wachtwoord wanneer hierom wordt gevraagd.
5. Typ nogmaals het nieuwe wachtwoord wanneer hierom wordt gevraagd.
6. Om uw wijzigingen op te slaan en Computer Setup (Computerinstellingen) af te sluiten, klikt u op
Save (Opslaan) en volgt u de instructies op het scherm.
ā€“ of ā€“
Selecteer met de pijltoetsen File (Bestand) > Save Changes and Exit (Wijzigingen opslaan
en afsluiten) en druk op enter.
De wijzigingen worden geactiveerd wanneer de computer opnieuw wordt opgestart.
BIOS-beheerderswachtwoord wijzigen
1. Schakel de computer in of start deze opnieuw op en druk op esc wanneer "Press the ESC key
for Startup Menu" (Druk op Esc voor het startmenu) onder in het scherm verschijnt.
2. Druk op f10 om naar Computer Setup te gaan.
3. Selecteer met een aanwijsapparaat of met de pijltoetsen Security (Beveiliging) > Change
Password (Wachtwoord wijzigen) en druk op enter.
4. Typ het huidige wachtwoord wanneer hierom wordt gevraagd.
5. Typ nogmaals uw nieuwe wachtwoord wanneer hierom wordt gevraagd.
6. Als u uw wijzigingen wilt opslaan en Computer Setup wilt afsluiten, klikt u op het pictogram Save
(Opslaan) linksonder in het scherm en volgt u de instructies op het scherm.
ā€“ of ā€“
Selecteer met de pijltoetsen File (Bestand) > Save Changes and Exit (Wijzigingen opslaan
en afsluiten) en druk op enter.
De wijzigingen worden geactiveerd wanneer de computer opnieuw wordt opgestart.
BIOS-beheerderswachtwoord verwijderen
1. Schakel de computer in of start deze opnieuw op en druk op esc wanneer "Press the ESC key
for Startup Menu" (Druk op Esc voor het startmenu) onder in het scherm verschijnt.
2. Druk op f10 om naar Computer Setup te gaan.
3. Selecteer met een aanwijsapparaat of met de pijltoetsen
Security (Beveiliging) > Change
Password (Wachtwoord wijzigen) en druk op enter.
64 Hoofdstuk 9 Beveiliging
4. Typ het huidige wachtwoord wanneer hierom wordt gevraagd.
5. Wanneer u om het nieuwe wachtwoord wordt gevraagd, laat u het veld leeg en drukt u op enter.
6. Lees de waarschuwing. Selecteer YES (JA) om verder te gaan.
7. Wanneer u nogmaals om het nieuwe wachtwoord wordt gevraagd, laat u het veld leeg en drukt u
op enter.
8. Als u uw wijzigingen wilt opslaan en Computer Setup wilt afsluiten, klikt u op het pictogram Save
(Opslaan) linksonder in het scherm en volgt u de instructies op het scherm.
ā€“ of ā€“
Selecteer met de pijltoetsen File (Bestand) > Save Changes and Exit (Wijzigingen opslaan
en afsluiten) en druk op enter.
De wijzigingen worden geactiveerd wanneer de computer opnieuw wordt opgestart.
BIOS-beheerderswachtwoord invoeren
Typ uw wachtwoord (met dezelfde toetsen als waarmee u het wachtwoord hebt ingesteld) achter de
prompt BIOS administrator password (BIOS-beheerderswachtwoord) en druk op enter. Na drie
mislukte pogingen om het BIOS-beheerderswachtwoord in te voeren, moet u de computer opnieuw
opstarten en het opnieuw proberen.
Antivirussoftware gebruiken
Wanneer u de computer gebruikt om toegang te krijgen tot e-mail, een netwerk of internet, kunt u
deze mogelijk blootstellen aan computervirussen. Computervirussen kunnen het besturingssysteem,
programma's en hulpprogramma's uitschakelen, of de werking ervan verstoren.
Met antivirussoftware kunt u de meeste virussen detecteren, vernietigen en in veel gevallen
eventueel aangerichte schade herstellen. Om uw computer te blijven beschermen tegen nieuw
ontdekte virussen, moet antivirussoftware bijgehouden worden.
Antivirussoftware kan vooraf geĆÆnstalleerd zijn op uw computer. Wij raden u aan de door u gewenste
antivirussoftware te gebruiken om uw computer volledig te beveiligen.
Open HP Support Assistant voor meer informatie over computervirussen. Als u HP Support Assistant
op het beginscherm wilt openen, selecteert u de app HP Support Assistant.
Antivirussoftware gebruiken 65
Firewallsoftware gebruiken
Firewalls zijn bedoeld om ongeoorloofde toegang tot een systeem of netwerk te voorkomen. Een
firewall kan een softwareprogramma zijn dat u op uw computer en/of netwerk installeert of het kan
een oplossing zijn die zowel uit hardware als software bestaat.
U kunt twee soorten firewalls in overweging nemen:
ā—
hostgebaseerde firewallsoftware die alleen de computer beschermt waarop deze is
geĆÆnstalleerd;
ā—
netwerkgebaseerde firewalls die tussen de ADSL- of kabelmodem en uw thuisnetwerk worden
geĆÆnstalleerd om alle computers in het netwerk te beschermen.
Wanneer een firewall op een systeem is geĆÆnstalleerd, worden alle gegevens die vanaf en naar het
systeem worden verzonden, gecontroleerd en vergeleken met een reeks door de gebruiker
gedefinieerde beveiligingscriteria. Gegevens die niet aan deze criteria voldoen, worden geblokkeerd.
Mogelijk is er al een firewall geĆÆnstalleerd op uw computer of netwerkapparatuur. Als dat niet het
geval is, zijn er softwareoplossingen voor firewalls beschikbaar.
OPMERKING: In bepaalde situaties kan een firewall toegang tot spelletjes op internet blokkeren,
het delen van printers of bestanden in een netwerk tegenhouden of toegestane bijlagen bij e-
mailberichten blokkeren. U kunt dat probleem tijdelijk oplossen door de firewall uit te schakelen, de
gewenste taak uit te voeren en de firewall weer in te schakelen. Configureer de firewall opnieuw als u
het probleem volledig wilt oplossen.
Essentiƫle beveiligingsupdates installeren
VOORZICHTIG: MicrosoftĀ® verstuurt waarschuwingsberichten over essentiĆ«le updates. Installeer
alle essentiƫle updates van Microsoft zodra u een waarschuwing ontvangt, om de computer te
beschermen tegen beveiligingslekken en computervirussen.
Het is mogelijk dat updates van het besturingssysteem en andere software beschikbaar zijn gekomen
nadat de computer is verzonden. Volg deze richtlijnen om er zeker van te zijn dat alle beschikbare
updates op de computer zijn geĆÆnstalleerd:
ā— Voer Windows Update uit zodra u de computer gebruiksklaar heeft gemaakt.
ā— Voer Windows Update daarna elke maand uit.
ā—
Zodra updates van Windows en andere Microsoft-programma's zijn uitgegeven, dient u deze te
downloaden van de Microsoft-website en via de koppeling Updates in HP Support Assistant. Als
u HP Support Assistant op het beginscherm wilt openen, selecteert u de app HP Support
Assistant.
HP Client Security Manager gebruiken (alleen bepaalde
modellen)
De HP Client Security Manager software is vooraf geĆÆnstalleerd op bepaalde computermodellen. U
heeft toegang tot deze software via het Configuratiescherm van Windows. De software is voorzien
van beveiligingsvoorzieningen die u beschermen tegen ongeoorloofde toegang tot de computer, het
netwerk en kritieke gegevens. Zie de helpfunctie van de HP Client Security software voor meer
informatie.
66 Hoofdstuk 9 Beveiliging
Optionele beveiligingskabel installeren
OPMERKING: Van de beveiligingskabel moet op de eerste plaats een ontmoedigingseffect uitgaan.
Deze voorziening kan echter niet voorkomen dat de computer verkeerd wordt gebruikt of wordt
gestolen.
OPMERKING: Het bevestigingspunt voor de beveiligingskabel op de computer kan er iets anders
uitzien dan op de afbeelding in dit gedeelte. Zie het gedeelte
Vertrouwd raken met de computer
op pagina 4 voor de plaats van het bevestigingspunt voor de beveiligingskabel.
1. Leg de beveiligingskabel om een stevig verankerd voorwerp heen.
2. Steek de sleutel (1) in het kabelslot (2).
3. Steek het kabelslot in het slot voor de beveiligingskabel op de computer (3) en vergrendel het
kabelslot met de sleutel.
Optionele beveiligingskabel installeren 67
10 Onderhoud
Geheugenmodules toevoegen of vervangen
De computer heeft Ć©Ć©n geheugenmodulecompartiment. U kunt de capaciteit van de computer
vergroten door een geheugenmodule in het beschikbare slot voor geheugenuitbreidingsmodules te
plaatsen of door een upgrade van de bestaande geheugenmodule in het slot voor de primaire
geheugenmodule uit te voeren.
WAARSCHUWING! Haal vĆ³Ć³r het plaatsen van een geheugenmodule de stekker uit het
stopcontact en verwijder alle accu's om het risico van een elektrische schok, brand of schade aan de
apparatuur te beperken.
VOORZICHTIG: door elektrostatische ontlading kunnen elektronische onderdelen beschadigd
raken. Zorg dat u vrij bent van statische elektriciteit door een geaard metalen voorwerp aan te raken
voordat u een procedure start.
VOORZICHTIG: neem de volgende richtlijnen in acht om te voorkomen dat gegevens verloren gaan
of het systeem vastloopt:
Zet de computer uit voordat u geheugenmodules toevoegt of vervangt. Verwijder een
geheugenmodule niet wanneer de computer aan staat of in de slaapstand of de sluimerstand staat.
Als u niet weet of de computer is uitgeschakeld of in de sluimerstand staat, zet u de computer aan
door op de aan/uit-knop te drukken. Sluit de computer vervolgens af via het besturingssysteem.
OPMERKING: als u bij het toevoegen van een tweede geheugenmodule een tweekanaals
configuratie wilt gebruiken, moet u zorgen dat beide geheugenmodules gelijk zijn.
OPMERKING: Het primaire geheugen bevindt zich in het onderste geheugenmoduleslot en het
uitbreidingsgeheugen bevindt zich in het bovenste geheugenmoduleslot.
Ga als volgt te werk om een geheugenmodule toe te voegen of te vervangen:
1. Sla uw werk op en sluit de computer af.
2. Ontkoppel de netvoeding en externe apparaten die op de computer zijn aangesloten.
3. Verwijder de accu (zie
Door de gebruiker vervangbare accu vervangen op pagina 45).
4. Verwijder de onderhoudsklep (zie
De onderhoudsklep verwijderen of plaatsen op pagina 54).
5. Voor het vervangen van een geheugenmodule verwijdert u de bestaande geheugenmodule:
a. Trek de borgklemmetjes (1) aan beide zijden van de geheugenmodule weg.
De geheugenmodule komt omhoog.
68 Hoofdstuk 10 Onderhoud
b. Pak de geheugenmodule aan de rand vast (2) en trek de module voorzichtig uit het
geheugenmoduleslot.
VOORZICHTIG: houd de geheugenmodule alleen vast aan de randen, om schade aan de
module te voorkomen. Raak de onderdelen van de geheugenmodule niet aan.
Bewaar verwijderde geheugenmodules in een antistatische verpakking om de module te
beschermen.
6. Plaats als volgt een nieuwe geheugenmodule:
VOORZICHTIG: houd de geheugenmodule alleen vast aan de randen, om schade aan de
module te voorkomen. Raak de onderdelen van de geheugenmodule niet aan.
a. Breng de inkeping (1) in de geheugenmodule op Ć©Ć©n lijn met het nokje in het
geheugenmoduleslot.
b. Druk de module onder een hoek van 45 graden ten opzichte van het
geheugenmodulecompartiment in het geheugenmoduleslot totdat de module goed op zijn
plaats zit (2).
Geheugenmodules toevoegen of vervangen 69
c. Druk de geheugenmodule (3) voorzichtig naar beneden en oefen daarbij druk uit op zowel
de linker- als de rechterkant van de geheugenmodule, totdat de borgklemmetjes
vastklikken.
VOORZICHTIG: zorg dat u de geheugenmodule niet buigt om schade aan de
geheugenmodule te voorkomen.
7. Plaats de onderhoudsklep terug (zie De onderhoudsklep verwijderen of plaatsen op pagina 54).
8. Plaats de accu (zie
Door de gebruiker vervangbare accu vervangen op pagina 45).
9. Sluit de netvoeding en externe apparaten aan op de computer.
10. Schakel de computer in.
70 Hoofdstuk 10 Onderhoud
De computer reinigen
Reinigingsproducten
Gebruik de volgende producten voor het veilig reinigen en desinfecteren van uw computer:
ā— Dimethylbenzylammoniumchloride met een maximale concentratie van 0,3 procent
(bijvoorbeeld: bacteriedodende wegwerpdoekjes. Deze doekjes zijn onder veel merknamen in
de handel verkrijgbaar.)
ā—
Glasreinigingsmiddel zonder alcohol
ā—
Water met milde zeepoplossing
ā— Droge microvezel-reinigingsdoek of een zeemlap (antistatische doek zonder olie)
ā— Antistatische veegdoekjes
VOORZICHTIG: Gebruik de volgende reinigingsproducten niet:
sterke oplosmiddelen, zoals alcohol, aceton, ammoniumchloride, methyleenchloride en
koolwaterstoffen, deze kunnen het oppervlak van de computer permanent beschadigen.
Vezelachtig materiaal, zoals papieren doekjes, die de computer kunnen bekrassen. In de loop van de
tijd kunnen er vuildeeltjes en reinigingsmiddelen in de krassen achterblijven.
Reinigingsprocedures
Volg de in dit gedeelte beschreven procedures voor het veilig reinigen en desinfecteren van uw
computer.
WAARSCHUWING! Om elektrische schokken of schade aan onderdelen te voorkomen, reinigt u
uw computer niet wanneer deze ingeschakeld is:
Schakel de computer uit.
Koppel de externe voedingsbron los.
Koppel alle externe apparaten los.
VOORZICHTIG: Sproei geen reinigingsmiddelen of vloeistoffen rechtstreeks op de computer. Als er
vloeistoffen op het oppervlak terecht komen, kunnen er interne onderdelen beschadigd raken.
Beeldscherm reinigen
Veeg het display met een zacht, pluisvrij en met een alcoholvrij glasreinigingsmiddel bevochtigd
doekje schoon. Controleer of het display droog is voordat u de computer sluit.
Zijkanten en deksel reinigen
Gebruik voor het reinigen en desinfecteren van de zijkanten en het deksel een zachte microvezel-
doek of een zeemlap die bevochtigd is met een van de eerder genoemde reinigingsmiddelen, of
gebruik een aanvaardbaar bacteriedodend wegwerpdoekje.
OPMERKING: Verwijder wanneer u het deksel van de computer reinigt, het vuil door ronddraaiende
bewegingen te maken.
De computer reinigen 71
Touchpad en toetsenbord reinigen
WAARSCHUWING! Gebruik geen stofzuiger om het toetsenbord te reinigen, om het risico van een
elektrische schok of schade aan interne onderdelen te beperken. Een stofzuiger kan stofdeeltjes op
het oppervlak van het toetsenbord achterlaten.
VOORZICHTIG: Zorg er tijdens het reinigen van het touchpad en toetsenbord voor dat er geen
vloeistoffen tussen de toetsen terecht komt. Hierdoor kunnen er interne onderdelen beschadigd
raken.
ā—
Gebruik voor het reinigen en desinfecteren van het touchpad en toetsenbord een zachte
microvezel-doek of een zeemlap die bevochtigd is met een van de eerder genoemde
reinigingsmiddelen, of gebruik een aanvaardbaar bacteriedodend wegwerpdoekje.
ā—
Om te voorkomen dat de toetsen vast komen te zitten en om vuil, pluizen en vuildeeltjes te
verwijderen, gebruikt u een spuitbus met perslucht en een rietje.
Programma's en stuurprogramma's bijwerken
U wordt aangeraden regelmatig een update uit te voeren van uw programma's en stuurprogramma's.
Ga naar
http://www.hp.com/support om de recentste versies te downloaden. U kunt zich ook
aanmelden voor het ontvangen van automatische updateberichten wanneer nieuwe updates
beschikbaar komen.
SoftPaq Download Manager gebruiken
HP SoftPaq Download Manager (SDM) is een hulpprogramma dat snel toegang verschaft tot
SoftPaq-informatie voor zakelijke computers van HP zonder dat het SoftPaq-nummer benodigd is.
Met dit hulpprogramma kunt u eenvoudig zoeken naar SoftPaq's en deze vervolgens downloaden en
uitpakken.
Met SoftPaq Download Manager wordt vanaf de FTP-site van HP een gepubliceerd databasebestand
gelezen en gedownload dat het computermodel en SoftPaq-informatie bevat. Met SoftPaq Download
Manager kunt u een of meer computermodellen opgeven om vast te stellen welke SoftPaqs
beschikbaar zijn om te worden gedownload.
SoftPaq Download Manager controleert de HP FTP-site op updates van de database en software. Als
updates worden gevonden, worden deze gedownload en automatisch toegepast.
SoftPaq Download Manager is beschikbaar via de website van HP. Als u SoftPaq Download Manager
wilt gebruiken voor het downloaden van SoftPaq's, moet eerst het programma worden gedownload
en geĆÆnstalleerd. Ga naar de website van HP op
http://www.hp.com/go/sdm en volg de instructies
voor het downloaden en installeren van SoftPaq Download Manager.
U downloadt SoftPaq's als volgt:
ā–²
Typ s op het startscherm. Typ softpaq in het zoekvak en selecteer vervolgens HP SoftPaq
Download Manager. Volg de instructies om SoftPaqs te downloaden.
OPMERKING: klik op Ja als u wordt verzocht dat te doen.
72 Hoofdstuk 10 Onderhoud
11 Back-up en herstel
Ter bescherming van uw informatie gebruikt u back-up- en herstelhulpprogramma's van Windows om
back-ups te maken van afzonderlijke bestanden en mappen, om back-ups te maken van de volledige
vaste schijf, om systeemherstelmedia te maken (alleen bepaalde modellen) met behulp van de
geĆÆnstalleerde optische-schijfeenheid (alleen bepaalde modellen) of een optionele externe optische-
schijfeenheid, of om systeemherstelpunten te maken. In het geval van een systeemfout kunt u de
back-upbestanden gebruiken om de inhoud van de computer terug te zetten.
Typ herstellen op het startscherm, klik op Instellingen en selecteer uit de lijst met weergegeven
opties.
OPMERKING: Voor gedetailleerde instructies over verscheidene back-up- en herstelopties zoekt u
naar deze onderwerpen in HP Support Assistant. Als u HP Support Assistant op het beginscherm wilt
openen, selecteert u de app HP Support Assistant.
In het geval van een onstabiel systeem raadt HP aan om de herstelprocedures af te drukken en deze
te bewaren voor toekomstig gebruik.
OPMERKING: Windows bevat de functie Gebruikersaccountbeheer om de beveiliging van de
computer te verbeteren. Mogelijk wordt om uw toestemming of wachtwoord gevraagd bij taken als het
installeren van software, het uitvoeren van hulpprogramma's of het wijzigen van Windows-
instellingen. Raadpleeg HP Support Assistant. Als u HP Support Assistant op het beginscherm wilt
openen, selecteert u de app HP Support Assistant.
73
Een back-up maken van uw gegevens
Bij een systeemfout kunt u het systeem herstellen in de staat van de recentste back-up. U moet
onmiddellijk na de initiƫle systeeminstallatie systeemherstelmedia en uw initiƫle back-up maken. Als u
nieuwe software en gegevensbestanden toevoegt, moet u periodiek back-ups van het systeem blijven
maken om altijd een redelijk actuele back-up achter de hand te hebben. Met de systeemherstelmedia
(alleen bepaalde modellen) kunt u de computer opstarten en het besturingssysteem herstellen
wanneer het systeem instabiel is geworden of niet meer werkt. In het geval dat het systeem niet meer
werkt, kunt u de eerste en volgende back-ups gebruiken om uw gegevens en instellingen te
herstellen.
Typ op het startscherm back-up, klik op Instellingen en selecteer Back-ups van uw bestanden
opslaan met Bestandsgeschiedenis.
U kunt een back-up maken van uw gegevens op een optionele externe vaste schijf of op een
netwerkschijfeenheid.
Houd bij het maken van back-ups rekening met het volgende:
ā—
Sla persoonlijke bestanden op in de bibliotheek Documenten en maak hiervan periodiek een
back-up.
ā—
Maak een back-up van sjablonen die zijn opgeslagen bij de bijbehorende programma's.
ā—
Sla aangepaste instellingen in een venster, werkbalk of menubalk op door een schermopname
van uw instellingen te maken. Een schermafbeelding kan veel tijd besparen als u opnieuw uw
voorkeuren moet instellen.
U maakt als volgt een back-up met behulp van Back-up maken en terugzetten:
OPMERKING: Zorg dat de computer is aangesloten op een netvoedingsbron voordat u het back-
upproces start.
OPMERKING: Het back-upproces kan meer dan een uur in beslag nemen, afhankelijk van de
bestandsgrootte en de snelheid van de computer.
1. Typ back-up op het startscherm, klik op Instellingen en selecteer uit de lijst met weergegeven
opties.
2. Volg de instructies op het scherm om de back-up in te stellen, een systeemimage te maken
(alleen bepaalde modellen) of systeemherstelmedia te maken (alleen bepaalde modellen).
Systeemherstelactie uitvoeren
In geval van een systeemstoring of instabiliteit, beschikt de computer over de volgende
hulpprogramma's om uw bestanden te herstellen:
ā— Hulpprogrammaā€™s voor herstel: U kunt ā€˜Back-up maken en terugzettenā€™ van Windows gebruiken
om gegevens te herstellen waarvan u eerder een back-up heeft gemaakt. U kunt ook
gebruikmaken van Windows Automatisch herstellen om problemen te verhelpen die voorkomen
dat Windows correct opstart.
ā— f11 herstelprogramma's: Met de f11-herstelprogramma's kunt u de oorspronkelijke kopie van de
vaste schijf herstellen. De kopie bevat het Windows-besturingssysteem en alle
softwareprogramma's die in de fabriek zijn geĆÆnstalleerd.
74 Hoofdstuk 11 Back-up en herstel
OPMERKING: Als u de computer niet kunt opstarten en de eerder gemaakte systeemherstelmedia
(alleen bepaalde modellen) niet kunt gebruiken, moet u media met het besturingssysteem Windows 8
aanschaffen om de computer opnieuw op te starten en het besturingssysteem te herstellen.
Windows herstelprogrammaā€™s gebruiken
Ga als volgt te werk als u informatie wilt herstellen waarvan u eerder een back-up hebt gemaakt:
ā–²
Open HP Support Assistant. Als u HP Support Assistant op het beginscherm wilt openen,
selecteert u de app HP Support Assistant.
Ga als volgt te werk als u uw informatie wilt herstellen met Automatisch herstellen:
VOORZICHTIG: Sommige opties van Automatisch herstellen wissen en formatteren de vaste schijf
volledig. Alle bestanden die u heeft gemaakt en alle software die u heeft geĆÆnstalleerd op de
computer, worden definitief verwijderd. Wanneer het herformatteren is voltooid, herstelt de
herstelprocedure het besturingssysteem en de stuurprogrammaā€™s, software en hulpprogrammaā€™s
vanaf de back-up die voor herstel is gebruikt.
1. Maak indien mogelijk een back-up van al uw persoonlijke bestanden.
2. Controleer indien mogelijk of de HP herstelpartitie en de Windows-partitie aanwezig zijn.
Typ e op het startscherm en klik op Bestandsverkenner.
ā€“ of ā€“
Typ c op het startscherm en selecteer Computer.
OPMERKING: als de Windows-partitie en de HP herstelpartitie niet vermeld staan, moet u het
besturingssysteem en de programma's herstellen met behulp van de dvd met het
besturingssysteem Windows 8 en de media Driver Recovery (Herstel van stuurprogramma's)
(beide afzonderlijk aan te schaffen). Raadpleeg
Media met het besturingssysteem Windows 8
gebruiken (afzonderlijk aan te schaffen) op pagina 76 voor aanvullende informatie.
3. Als de Windows-partitie en de HP herstelpartitie wel vermeld staan, start u de computer opnieuw
op. Als Windows is geladen, houdt u de shift-toets ingedrukt terwijl u op Opnieuw starten klikt.
4. Selecteer achtereenvolgens Problemen oplossen, Geavanceerde opties en Automatisch
herstellen.
5. Volg de instructies op het scherm.
OPMERKING: Voor aanvullende informatie over het herstellen van informatie met de Windows-
hulpprogramma's zoekt u naar deze onderwerpen in Help en Support Assistant. Als u HP Support
Assistant op het beginscherm wilt openen, selecteert u de app HP Support Assistant.
f11-herstelprogramma's gebruiken
VOORZICHTIG: Met f11 wordt de inhoud van de vaste schijf volledig gewist en wordt de vaste
schijf geformatteerd. Alle bestanden die u hebt gemaakt en software die u op de computer hebt
geĆÆnstalleerd, worden permanent verwijderd. Het f11-herstelprogramma installeert het
besturingssysteem en HP programma's en stuurprogramma's die in de fabriek zijn geĆÆnstalleerd
opnieuw. Software die niet in de fabriek is geĆÆnstalleerd, moet opnieuw worden geĆÆnstalleerd.
Systeemherstelactie uitvoeren 75
Ga als volgt te werk om de kopie van de oorspronkelijke vaste schijf te herstellen met f11:
1. Maak indien mogelijk een back-up van al uw persoonlijke bestanden.
2. Controleer indien mogelijk of de HP Herstelpartitie aanwezig is. Typ C op het startscherm en
selecteer Computer.
OPMERKING: Als de HP herstelpartitie niet vermeld staat, moet u het besturingssysteem en
de programma's herstellen met behulp van de media met het besturingssysteem Windows 7 en
de media Driver Recovery (Herstel van stuurprogramma's) (beide afzonderlijk aan te schaffen).
Raadpleeg
Media met het besturingssysteem Windows 8 gebruiken (afzonderlijk aan te
schaffen) op pagina 76 voor aanvullende informatie.
3. Als de HP herstelpartitie wel vermeld staat, start u de computer opnieuw op en drukt u op esc
wanneer het bericht "Press the ESC key for Startup Menu" (Druk op de ESC-toets voor het
startmenu) onder aan het scherm verschijnt.
4. Druk op f11 als het bericht "Press <F11> for recovery" (Druk op f11 voor herstellen) op het
scherm wordt weergegeven.
5. Volg de instructies op het scherm.
Media met het besturingssysteem Windows 8 gebruiken (afzonderlijk aan
te schaffen)
Ga naar http://www.hp.com/support, selecteer uw land of regio en volg de instructies op het scherm
om een dvd met besturingssysteem Windows 8 te bestellen. U kunt de dvd ook telefonisch bestellen
bij onze Klantenondersteuning. Raadpleeg voor contactinformatie het boekje Worldwide Telephone
Numbers (Telefoonnummers voor wereldwijde ondersteuning) dat bij de computer is geleverd.
VOORZICHTIG: Als u media met het besturingssysteem Windows 8 gebruikt, wordt de inhoud van
de vaste schijf volledig gewist en wordt de vaste schijf geformatteerd. Alle bestanden die u hebt
gemaakt en software die u op de computer hebt geĆÆnstalleerd, worden permanent verwijderd.
Wanneer het formatteren gereed is, herstelt u via het herstelproces het besturingssysteem, de
stuurprogramma's, de software en de hulpprogramma's.
U start als volgt een herstelactie met een dvd met het besturingssysteem Windows 8:
OPMERKING: Dit proces kan enkele minuten duren.
1. Maak indien mogelijk een back-up van al uw persoonlijke bestanden.
2. Start de computer opnieuw op en plaats vervolgens de dvd met het Windows 8-
besturingssysteem in de optische schijfeenheid voordat het Windows-besturingssysteem wordt
geladen.
3. Druk op een toets op het toetsenbord als dit wordt gevraagd.
4. Volg de instructies op het scherm.
Wanneer de herstelprocedure is voltooid:
1. Werp de media met het besturingssysteem Windows 8 uit en plaats de media Driver Recovery
(Herstel van stuurprogramma's).
2. Installeer eerst de stuurprogramma's voor de hardware, en vervolgens de aanbevolen
toepassingen.
76 Hoofdstuk 11 Back-up en herstel
Windows Vernieuwen gebruiken voor snel en eenvoudig herstel
Als uw computer niet naar behoren werkt en u het systeem stabieler wilt maken, kunt u met de optie
Windows Vernieuwen helemaal opnieuw beginnen terwijl toch alle belangrijke dingen behouden
blijven.
BELANGRIJK: Met Windows Vernieuwen worden alle normale toepassingen verwijderd die niet
oorspronkelijk op het systeem waren geĆÆnstalleerd.
OPMERKING: Er wordt een lijst met verwijderde normale toepassingen opgeslagen zodat u snel
kunt zien wat u allemaal opnieuw zou kunnen installeren. Zie Help en ondersteuning voor instructies
aangaande het opnieuw installeren van traditionele applicaties. Als u HP Support Assistant op het
beginscherm wilt openen, selecteert u de app HP Support Assistant.
OPMERKING: Mogelijk wordt bij gebruik van Vernieuwen om uw toestemming of wachtwoord
gevraagd. Zie Windows Help en ondersteuning voor meer informatie. Als u HP Support Assistant op
het beginscherm wilt openen, selecteert u de app HP Support Assistant.
U start Vernieuwen als volgt:
1. Wijs de rechterbovenhoek of -benedenhoek van het startscherm aan om de charms weer te
geven.
2. Klik op Instellingen.
3. Klik in de rechterbenedenhoek van het scherm op Pc-instellingen wijzigen en selecteer
Algemeen in het scherm Pc-instellingen.
4. Selecteer onder Vernieuw de pc zonder dat dit van invloed is op bestanden de optie Aan de
slag en volg de instructies op het scherm.
Alles verwijderen en Windows opnieuw installeren
Soms wilt u een gedetailleerde herformattering van de computer uitvoeren of wilt u persoonlijke
informatie verwijderen voordat de computer wegdoet of recyclet. De procedure in dit gedeelte biedt
een snelle en eenvoudige manier om de oorspronkelijke toestand van de computer te herstellen. Met
deze optie verwijdert u alle persoonlijke gegevens, apps en instellingen van de computer en wordt
Windows opnieuw geĆÆnstalleerd.
BELANGRIJK: Hierbij worden geen back-ups van uw gegevens gemaakt. Maak een back-up van
alle persoonlijke gegevens die u wilt behouden voordat u deze optie gebruikt.
U kunt deze optie vanuit het startscherm activeren met de functietoets f11.
U gebruikt f11 als volgt:
1. Druk op f11 tijdens het opstarten van de computer.
ā€“ of ā€“
Druk op f11 en houd deze knop ingedrukt terwijl u op de aan/uit-knop drukt.
2. Selecteer Problemen oplossen in het menu met opstartopties.
3. Selecteer Fabrieksherstel uitvoeren en volg de instructies op het scherm.
Systeemherstelactie uitvoeren 77
U gebruikt het startscherm als volgt:
1. Wijs de rechterbovenhoek of -benedenhoek van het startscherm aan om de charms weer te
geven.
2. Klik op Instellingen.
3. Klik in de rechterbenedenhoek van het scherm op Pc-instellingen wijzigen en selecteer
Algemeen in het scherm Pc-instellingen.
4. Selecteer onder Alles verwijderen en Windows opnieuw installeren de optie Aan de slag en
volg de instructies op het scherm.
HP Software Setup gebruiken
HP Software Setup kan gebruikt worden voor het opnieuw installeren van stuurprogramma's of het
selecteren van software die is beschadigd of van het systeem is verwijderd.
1. Typ HP Software Setup op het startscherm en selecteer Apps.
2. Open HP Software Setup.
3. Volg de aanwijzingen op het scherm om stuurprogramma's opnieuw te installeren of software te
selecteren.
78 Hoofdstuk 11 Back-up en herstel
12 Computer Setup (BIOS) en Advanced
System Diagnostics
Computer Setup gebruiken
Computer Setup ofwel het BIOS (Basic Input/Output System) bevat instellingen voor de
communicatie tussen alle invoer- en uitvoerapparaten in het systeem (zoals schijfeenheden,
beeldscherm, toetsenbord, muis en printer). Computer Setup bevat ook instellingen voor de types
geĆÆnstalleerde apparaten, de opstartvolgorde van de computer en de hoeveelheid systeemgeheugen
en uitgebreid geheugen.
OPMERKING: Wees zeer voorzichtig wanneer u wijzigingen aanbrengt in Computer Setup. Fouten
kunnen ertoe leiden dat de computer niet meer goed functioneert.
Computer Setup starten
OPMERKING: Een op een USB-poort aangesloten toetsenbord of muis kan in Computer Setup
uitsluitend worden gebruikt wanneer de ondersteuning voor oudere USB-systemen is ingeschakeld.
Ga als volgt te werk om Computer Setup te starten:
1. Schakel de computer in of start deze opnieuw op en druk op esc wanneer de melding "Press the
ESC key for Startup Menu" (Druk op esc om het opstartmenu te openen) onder in het scherm
wordt weergegeven.
2. Druk op f10 om naar Computer Setup te gaan.
Navigeren en selecteren in Computer Setup
Ga als volgt te werk om te navigeren in Computer Setup en items te selecteren:
1. Schakel de computer in of start deze opnieuw op en druk op esc wanneer de melding "Press the
ESC key for Startup Menu" (Druk op esc om het opstartmenu te openen) onder in het scherm
wordt weergegeven.
ā—
Als u een menu of menuonderdeel wilt selecteren, gebruikt u de tab-toets en de pijltoetsen
en drukt u vervolgens op enter. U kunt ook gebruikmaken van een aanwijsapparaat om op
het onderdeel te klikken.
ā—
Klik op de pijl-omhoog of pijl-omlaag in de rechterbovenhoek van het scherm of gebruik de
toetsen pijl-omhoog of pijl-omlaag om omhoog of omlaag te bladeren.
ā—
Druk op esc om alle open dialoogvensters te sluiten en terug te keren naar het
hoofdscherm van Computer Setup. Volg daarna de instructies op het scherm.
Computer Setup gebruiken 79
OPMERKING: U kunt een cursorbesturingsapparaat (touchpad of USB-muis) of het
toetsenbord gebruiken om te navigeren en selecties te maken in Computer Setup
(Computerinstellingen).
2. Druk op f10 om naar Computer Setup te gaan.
Ga als volgt te werk om de menu's van Computer Setup af te sluiten:
ā—
U sluit de menu's van Computer Setup als volgt af zonder de wijzigingen op te slaan:
Klik op het pictogram Exit (Afsluiten) linksonder op het scherm en volg de instructies op het
scherm.
ā€“ of ā€“
Selecteer met de tab-toets en de pijltoetsen File (Bestand) > Ignore Changes and Exit
(Wijzigingen negeren en afsluiten) en druk op enter.
ā—
Ga als volgt te werk om de wijzigingen op te slaan en de menu's van Computer Setup af te
sluiten:
Klik op het pictogram Save (Opslaan) linksonder op het scherm en volg de instructies op het
scherm.
ā€“ of ā€“
Selecteer met de tab-toets en de pijltoetsen File (Bestand) > Save Changes and Exit
(Wijzigingen opslaan en afsluiten) en druk op enter.
De wijzigingen worden geactiveerd wanneer de computer opnieuw wordt opgestart.
Fabrieksinstellingen in Computer Setup herstellen
OPMERKING: Het herstellen van de standaardwaarden is niet van invloed op de vaste-
schijfmodus.
Ga als volgt te werk om alle instellingen in Computer Setup terug te zetten op de fabriekswaarden:
1. Schakel de computer in of start deze opnieuw op en druk op esc wanneer de melding "Press the
ESC key for Startup Menu" (Druk op esc om het opstartmenu te openen) onder in het scherm
wordt weergegeven.
2. Druk op f10 om naar Computer Setup te gaan.
3. Selecteer met een aanwijsapparaat of met de pijltoetsen File (Bestand) > Restore defaults
(Standaardinstellingen herstellen).
4. Volg de instructies op het scherm.
5. Om de wijzigingen op te slaan en af te sluiten, klikt u op het pictogram Save (Opslaan) in de
linkerbenedenhoek van het scherm en volgt u de instructies op het scherm.
ā€“ of ā€“
Selecteer met de pijltoetsen File (Bestand) > Save Changes and Exit (Wijzigingen opslaan
en afsluiten) en druk op enter.
De wijzigingen worden geactiveerd wanneer de computer opnieuw wordt opgestart.
80 Hoofdstuk 12 Computer Setup (BIOS) en Advanced System Diagnostics
OPMERKING: Uw wachtwoord- en beveiligingsinstellingen blijven ongewijzigd wanneer u de
oorspronkelijke fabrieksinstellingen herstelt.
BIOS bijwerken
GeĆ¼pdate versies van het BIOS zijn beschikbaar via de website van HP.
De meeste BIOS-updates op de website van HP zijn verpakt in gecomprimeerde bestanden die
SoftPaq's worden genoemd.
Sommige downloadpakketten bevatten een bestand met de naam Readme.txt. Dit bestand bevat
informatie over de installatie en over het oplossen van problemen.
BIOS-versie bepalen
Als u wilt vaststellen of er een recentere BIOS-versie beschikbaar is voor de computer, moet u weten
welke versie van het systeem-BIOS momenteel is geĆÆnstalleerd.
Informatie over de BIOS-versie (ook wel ROM-datum of systeem-BIOS genoemd) kunt u weergeven
door te drukken op fn+esc (als Windows al is gestart) of door Computer Setup te gebruiken.
1. Start Computer Setup.
2. Selecteer met een aanwijsapparaat of met de pijltoetsen File (Bestand) > System Information
(Systeeminformatie).
3. Als u Computer Setup wilt afsluiten zonder uw wijzigingen op te slaan, klikt u op het pictogram
Exit (Afsluiten) linksonder in het scherm en volgt u de instructies op het scherm.
ā€“ of ā€“
Selecteer met de tab-toets en de pijltoetsen File (Bestand) > Ignore Changes and Exit
(Wijzigingen negeren en afsluiten) en druk op enter.
Computer Setup gebruiken 81
BIOS-update downloaden
VOORZICHTIG: Om schade aan de computer of een mislukte installatie te voorkomen, downloadt
en installeert u een BIOS-update alleen terwijl de computer met de netvoedingsadapter is
aangesloten op een betrouwbare externe voedingsbron. Download of installeer een BIOS-update niet
terwijl de computer op accuvoeding werkt of is aangesloten op een optioneel dockingapparaat of een
optionele voedingsbron. Volg tijdens het downloaden en installeren de volgende instructies:
Schakel de stroomvoorziening van de computer niet uit door de stekker van het netsnoer uit het
stopcontact te halen.
Zet de computer niet uit en activeer de slaapstand niet.
Zorg dat u geen apparaten, kabels of snoeren plaatst, verwijdert, aansluit of loskoppelt.
1. Selecteer de app HP Support Assistant op het startscherm.
2. Selecteer Updates en tuneups en selecteer daarna Controleer nu op HP updates.
3. In de downloadsectie doet u het volgende:
a. Zoek de BIOS-update die recenter is dan de BIOS-versie die momenteel op de computer is
geĆÆnstalleerd. Noteer de datum, naam of andere informatie waaraan u de update kunt
herkennen. Aan de hand van deze gegevens kunt u de update terugvinden nadat deze
naar de vaste schijf is gedownload.
b. Volg de instructies op het scherm om uw selectie te downloaden naar de vaste schijf.
Noteer het pad naar de locatie op de vaste schijf waarnaar de BIOS-update wordt
gedownload. U moet naar dit pad gaan om de update te installeren.
OPMERKING: Als uw computer is aangesloten op een netwerk, raadpleegt u de
netwerkbeheerder voordat u software-updates installeert, vooral als het gaat om updates van
het systeem-BIOS.
De procedures voor de installatie van BIOS-updates kunnen verschillen. Volg de instructies die op
het scherm verschijnen nadat het downloaden is voltooid. Als er geen instructies verschijnen, gaat u
als volgt te werk:
1. Typ e op het startscherm en klik op Bestandsverkenner.
2. Dubbelklik op de aanduiding van de vaste schijf. De vaste-schijfaanduiding is gewoonlijk Lokaal
station (C:).
3. Maak gebruik van het eerder genoteerde pad en open de map op de vaste schijf die de update
bevat.
4. Dubbelklik op het bestand met de extensie .exe (bijvoorbeeld bestandsnaam.exe).
De installatie van het BIOS begint.
5. Volg de instructies op het scherm om de installatie te voltooien.
OPMERKING: Nadat op het scherm is aangegeven dat de installatie is voltooid, kunt u het
gedownloade bestand van de vaste schijf verwijderen.
82 Hoofdstuk 12 Computer Setup (BIOS) en Advanced System Diagnostics
Advanced System Diagnostics gebruiken
Met Advanced System Diagnostics kunt u diagnosetests uitvoeren om vast te stellen of de hardware
van de computer naar behoren werkt. De volgende diagnosetests zijn beschikbaar in Advanced
System Diagnostics:
ā—
System Tune-Up (Systeemoptimalisatie): deze groep aanvullende tests controleert de computer
om er zeker van te zijn dat de hoofdcomponenten correct werken. System Tune-Up voert
langere en uitgebreidere tests uit voor de geheugenmodules, de SMART-kenmerken van de
vaste schijf, het oppervlak van de vaste schijf, de accu (en de accukalibratie), het
videogeheugen en de status van de WLAN-module.
ā—
Start-up test (Opstarttest): deze test analyseert de hoofdcomponenten van de computer die
vereist zijn om de computer op te starten.
ā—
Run-in test: deze test herhaalt de opstarttest en controleert op onvoorziene problemen die de
opstarttest niet detecteert.
ā—
Hard disk test (Vasteschijftest): deze test analyseert de fysieke conditie van de vaste schijf en
controleert alle gegevens in elke sector van de vaste schijf. Als de test een beschadigde sector
detecteert, wordt geprobeerd de gegevens naar een goede sector te verplaatsen.
ā—
Memory test (Geheugentest): deze test analyseert de fysieke conditie van de
geheugenmodules. Als er een fout wordt gemeld, vervangt u de geheugenmodules onmiddellijk.
ā—
Battery test (Accutest): met deze test wordt de toestand van de accu geanalyseerd en wordt zo
nodig de accu gekalibreerd. Als de accu de test niet doorstaat, neemt u contact op met
ondersteuning van HP om het probleem te melden en een vervangende accu aan te schaffen.
ā—
BIOS-beheerā€”U kunt de versie van het BIOS op het systeem bijwerken of terugdraaien. Tijdens
het proces mag u de voeding niet afsluiten of verwijderen. U krijgt een bevestigingsscherm te
zien voor uw BIOS wordt aangepast. Selecteer BIOS-update, BIOS terugdraaien of Terug
naar hoofdmenu.
In het venster Advanced System Diagnostics kunt u systeeminformatie en foutenlogbestanden
weergeven of talen selecteren.
U start Advanced System Diagnostics als volgt:
1. Zet de computer aan of start de computer opnieuw op. Druk op esc terwijl het bericht "Press the
ESC key for Startup Menu" (Druk op de ESC-toets voor menu Opstarten) linksonder op het
scherm wordt weergegeven. Wanneer het menu Startup (Opstarten) verschijnt, drukt u op f2.
2. Klik op de diagnosetest die u wilt uitvoeren en volg de instructies op het scherm.
OPMERKING: als u een diagnosetest die wordt uitgevoerd wilt stoppen, drukt u op esc.
Advanced System Diagnostics gebruiken 83
13 Ondersteuning
Contact opnemen met de ondersteuning
Als de informatie in deze gebruikershandleiding of in HP Support Assistant geen uitsluitsel geeft over
uw vragen, kunt u contact opnemen met de ondersteuning. Voor ondersteuning in de VS gaat u naar
http://www.hp.com/go/contactHP. Voor wereldwijde ondersteuning gaat u naar
http://welcome.hp.com/country/us/en/wwcontact_us.html.
Hier kunt u:
ā—
online chatten met een technicus van HP;
OPMERKING: ondersteuning via chat is niet in alle talen beschikbaar, maar wel altijd in het
Engels.
ā—
gebruikmaken van ondersteuning via e-mail;
ā—
Telefoonnummers voor ondersteuning opzoeken.
ā—
een HP servicecentrum opzoeken.
84 Hoofdstuk 13 Ondersteuning
Labels
De labels die zijn aangebracht op de computer, bieden informatie die u nodig kunt hebben wanneer u
problemen met het systeem probeert op te lossen of wanneer u de computer in het buitenland
gebruikt.
ā—
Servicelabel: bevat belangrijke informatie, waaronder:
Onderdeel
(1) Productnaam
(2) Serienummer (s/n)
(3) Artikelnummer/productnummer (p/n)
(4) Garantieperiode
(5) Modelbeschrijving
Houd deze gegevens bij de hand wanneer u contact opneemt met de ondersteuning. Het
servicelabel bevindt zich in de accuruimte.
ā—
Certificaat van echtheid van MicrosoftĀ®: bevat de Windows-productsleutel. U kunt de
productsleutel nodig hebben wanneer u het besturingssysteem wilt bijwerken of problemen met
het systeem wilt oplossen. Het certificaat van echtheid van Microsoft bevindt zich aan de
binnenkant van de accuruimte.
ā—
Label met kennisgevingen: bevat kennisgevingen betreffende het gebruik van de computer. Het
label met kennisgevingen bevindt zich in de accuruimte.
ā—
Certificeringslabel(s) voor draadloze communicatie (alleen bepaalde modellen): bevat(ten)
informatie over optionele apparatuur voor draadloze communicatie en de keurmerken van
diverse landen waar de apparatuur is goedgekeurd en toegestaan voor gebruik. Als uw
computermodel is voorzien van een of meer apparaten voor draadloze communicatie, is de
computer voorzien van een of meer van deze certificeringslabels. U kunt deze informatie nodig
hebben wanneer u de computer in het buitenland gebruikt. De draadloze certificatielabels
bevinden zich in de accuruimte.
ā—
SIM-label (Subscriber Identity Module, alleen bepaalde modellen): bevat de ICCID (Integrated
Circuit Card Identifier) van de SIM-kaart. Dit label bevindt zich in de accuruimte.
ā—
Servicelabel van HP module voor mobiel breedband (alleen bepaalde modellen): bevat het
serienummer van de HP module voor mobiel breedband. Dit label bevindt zich in de accuruimte.
Labels 85
14 Specificaties
ā— Ingangsvermogen
ā—
Omgevingsvereisten
Ingangsvermogen
De gegevens over elektrische voeding in dit gedeelte kunnen van pas komen als u internationaal wilt
reizen met de computer.
De computer werkt op gelijkstroom, die kan worden geleverd via netvoeding of via een voedingsbron
voor gelijkstroom. De netvoedingsbron moet 100-240 V, 50-60 Hz als nominale specificaties hebben.
Hoewel de computer kan worden gevoed via een aparte gelijkstroomvoedingsbron, wordt u dringend
aangeraden de computer alleen aan te sluiten via een netvoedingsadapter of een gelijkstroombron
die door HP is geleverd en goedgekeurd voor gebruik met deze computer.
De computer is geschikt voor gelijkstroom binnen de volgende specificaties.
Ingangsvermogen Capaciteit
Netspanning in bedrijf en werkstroom 18,5 Vdc bij 3,5 A - 65W
19,5 Vdc bij 3,33 A - 65W
19 Vdc bij 4,74 A - 90 W
19,5 Vdc bij 4,62 A - 90 W
19,5 Vdc bij 2.31A - 45W
OPMERKING: dit product is ontworpen voor IT-elektriciteitsnetten in Noorwegen met een fase-
fasespanning van maximaal 240 V wisselspanning.
OPMERKING: de bedrijfsspanning en werkstroom van de computer vindt u op het label met
kennisgevingen.
86 Hoofdstuk 14 Specificaties
Omgevingsvereisten
Factor Metrisch VS
Temperatuur
In bedrijf (schrijven naar optische schijf) 5Ā°C tot 35Ā°C 41Ā°F tot 95Ā°F
Buiten bedrijf -20Ā°C tot 60Ā°C -4Ā°F tot 140Ā°F
Relatieve luchtvochtigheid (zonder condensatie)
In bedrijf 10% tot 90% 10% tot 90%
Buiten bedrijf 5% tot 95% 5% tot 95%
Maximale hoogte (zonder drukcabine)
In bedrijf -15 m tot 3048 m -50 ft tot 10.000 ft
Buiten bedrijf -15 m tot 12.192 m -50 ft tot 40.000 ft
Omgevingsvereisten 87
A Reizen met de computer
Neem voor optimale resultaten de volgende transportrichtlijnen in acht:
ā— Ga als volgt te werk om de computer gereed te maken voor transport:
ā—¦
Maak een back-up van uw gegevens.
ā—¦
Verwijder alle schijven en alle externe mediakaarten, zoals digitale kaarten.
VOORZICHTIG: Verwijder media uit de schijfeenheid voordat u de schijfeenheid uit de
schijfhouder haalt en voordat u de schijfeenheid vervoert, verstuurt of opbergt. Zo beperkt u
het risico van schade aan de computer of een schijfeenheid en het risico van
gegevensverlies.
ā—¦
Schakel alle externe apparaten uit en koppel ze vervolgens los.
ā—¦
Schakel de computer uit.
ā—
Neem een back-up van uw gegevens mee. Bewaar de back-up afzonderlijk op de computer.
ā—
Wanneer u met het vliegtuig reist, neemt u de computer mee als handbagage en checkt u de
computer niet in met de rest van de bagage.
VOORZICHTIG: Stel schijfeenheden niet bloot aan magnetische velden. Voorbeelden van
beveiligingsapparatuur met magnetische velden zijn detectiepoortjes op vliegvelden en
detectorstaven. In beveiligingsapparatuur waarmee handbagage wordt gescand, worden
rƶntgenstralen gebruikt in plaats van magnetische velden. Deze beveiligingsapparatuur brengt
geen schade toe aan schijfeenheden.
ā—
Elke luchtvaartmaatschappij heeft eigen regels voor het gebruik van computers tijdens vluchten.
Overleg vooraf met de luchtvaartmaatschappij als u de computer in het vliegtuig wilt gebruiken.
ā—
Verwijder de accu en bewaar deze afzonderlijk als de computer meer dan 2 weken niet wordt
gebruikt en niet is aangesloten op een externe voedingsbron.
ā—
Verzend een computer of schijfeenheid in goed beschermend verpakkingsmateriaal. Vermeld op
de verpakking dat het om breekbare apparatuur gaat.
ā—
Als de computer is voorzien van een apparaat voor draadloze communicatie of een HP module
voor mobiel breedband, bijvoorbeeld via 802.11b/g, GSM (Global System for Mobile
Communications) of GPRS (General Packet Radio Service), moet u er rekening mee houden dat
het gebruik van deze apparaten in bepaalde omgevingen niet is toegestaan. Dit kan het geval
zijn aan boord van een vliegtuig, in ziekenhuizen, in de buurt van explosieven en op gevaarlijke
88 Bijlage A Reizen met de computer
locaties. Als u niet zeker weet wat het beleid is voor het gebruik van een bepaald apparaat, kunt
u het beste vooraf toestemming vragen voordat u het apparaat gebruikt.
ā—
Ga als volgt te werk als u de computer in het buitenland wilt gebruiken:
ā—¦
Vraag de douanebepalingen voor computers op voor de landen/regio's die u gaat
bezoeken.
ā—¦
Controleer de netsnoer- en adaptervereisten voor elke locatie waar u de computer wilt
gebruiken. De netspanning, frequentie en stekkers kunnen verschillen per land/regio.
WAARSCHUWING! Gebruik voor de computer geen adaptersets die voor andere
apparaten zijn bedoeld, om het risico van een elektrische schok, brand of schade aan de
apparatuur te beperken.
89
B Problemen oplossen
Hulpmiddelen voor het oplossen van problemen
ā—
Raadpleeg Help en ondersteuning voor aanvullende informatie en koppelingen naar websites.
Als u HP Support Assistant op het beginscherm wilt openen, selecteert u de app HP Support
Assistant.
OPMERKING: Voor sommige controle- en reparatieprogramma's is een internetverbinding
vereist. HP biedt ook aanvullende programma's waarvoor geen internetverbinding vereist is.
ā—
Neem contact op met de ondersteuning van HP. Voor ondersteuning in de VS gaat u naar
http://www.hp.com/go/contactHP. Voor wereldwijde ondersteuning gaat u naar
http://welcome.hp.com/country/us/en/wwcontact_us.html.
Kies uit de volgende typen ondersteuning:
ā—¦
online chatten met een technicus van HP;
OPMERKING: chatten is niet in alle talen beschikbaar, maar wel altijd in het Engels.
ā—¦
Stuur een e-mail naar ondersteuning van HP.
ā—¦
telefoonnummers voor wereldwijde ondersteuning van HP opzoeken;
ā—¦
een HP servicecentrum opzoeken.
Problemen oplossen
In de volgende gedeelten vindt u informatie over algemene problemen en oplossingen.
De computer kan niet worden ingeschakeld
Als de computer niet wordt ingeschakeld wanneer u op de aan/uit-knop drukt, kunnen de volgende
suggesties u wellicht helpen te achterhalen waarom de computer niet opstart:
ā—
Als de computer is aangesloten op een stopcontact, controleert u of het stopcontact voldoende
voeding levert door een ander elektrisch apparaat op het stopcontact aan te sluiten.
OPMERKING: gebruik alleen de bij de computer geleverde netvoedingsadapter of een
netvoedingsadapter die door HP is goedgekeurd voor deze computer.
ā—
Als de computer is aangesloten op een andere externe voedingsbron dan een stopcontact, sluit
de computer dan met behulp van de netvoedingsadapter aan op een stopcontact. Controleer of
het netsnoer en de netvoedingsadapter goed zijn aangesloten.
90 Bijlage B Problemen oplossen
Het computerscherm is leeg
Als u de computer niet heeft uitgeschakeld maar het scherm leeg blijft, kunnen een of meer van de
volgende instellingen de oorzaak vormen:
ā—
De computer staat mogelijk in de slaapstand. Als u de slaapstand wilt beƫindigen, drukt u kort
op de aan/uit-knop. De slaapstand is een energiebesparende voorziening waarbij het
beeldscherm wordt uitgeschakeld. De slaapstand kan automatisch worden geactiveerd als de
computer is ingeschakeld maar niet wordt gebruikt, of als de acculading een laag niveau heeft
bereikt. Om deze en andere voedingsinstellingen te wijzigen, klikt u met de rechtermuisknop op
het pictogram Accu op het Windows-bureaublad in het systeemvak aan de rechterkant van de
taakbalk en klik u vervolgens op Voorkeuren.
ā— De computer is niet ingesteld om het beeld op het scherm weer te geven. Druk op fn+f4 om de
weergave te schakelen naar het beeldscherm van de computer. Voor de meeste modellen geldt
dat wanneer een optioneel extern weergaveapparaat, bijvoorbeeld een monitor, is aangesloten
op de computer, het beeld kan worden weergegeven op het computerscherm of op het externe
weergaveapparaat of op beide apparaten tegelijk. Wanneer u herhaaldelijk op fn+f4 drukt, wordt
de weergave afwisselend geschakeld tussen het beeldscherm van de computer, een of meer
externe beeldschermen en gelijktijdige weergave op alle apparaten.
De software werkt niet goed
Als de software niet of abnormaal reageert, start u de computer opnieuw op door de rechterkant van
het scherm aan te wijzen. Wanneer de emoticons worden weergegeven, klikt u op Instellingen. Klik
op het pictogram Energie en klik daarna op Afsluiten. Als u de computer niet opnieuw kunt opstarten
aan de hand van deze procedure, raadpleegt u het volgende gedeelte,
De computer staat aan maar
reageert niet op pagina 91.
De computer staat aan maar reageert niet
Wanneer de computer is ingeschakeld maar niet reageert op opdrachten van de software of het
toetsenbord, voert u de volgende noodprocedures voor afsluiten uit in de aangegeven volgorde,
totdat de computer wordt afgesloten:
VOORZICHTIG: noodprocedures voor afsluiten resulteren in het verlies van niet-opgeslagen
gegevens.
ā—
Druk op de aan/uit-knop en houd deze minimaal vijf seconden ingedrukt.
ā—
Koppel de externe voedingsbron los en verwijder de accu uit de computer.
De computer is ongewoon warm
Als de computer in gebruik is, kan deze warm aanvoelen. Dit is een normaal verschijnsel. Wanneer
de computer echter ongewoon warm aanvoelt, is de computer mogelijk oververhit als gevolg van een
geblokkeerde ventilatieopening.
Als u vermoedt dat de computer oververhit raakt, laat u de computer afkoelen tot kamertemperatuur.
Zorg dat alle ventilatieopeningen nergens door worden geblokkeerd tijdens het gebruik van de
computer.
Problemen oplossen 91
WAARSCHUWING! Werk niet met de computer op uw schoot en blokkeer de ventilatieopeningen
van de computer niet, om de kans op brandwonden of oververhitting van de computer te verkleinen.
Gebruik de computer alleen op een stevige, vlakke ondergrond. Zorg dat de luchtcirculatie niet wordt
geblokkeerd door een voorwerp van hard materiaal, zoals een optionele printer naast de computer, of
een voorwerp van zacht materiaal, zoals een kussen, een kleed of kleding. Zorg er ook voor dat de
netvoedingsadapter tijdens het gebruik niet in contact kan komen met de huid of een voorwerp van
zacht materiaal. De temperatuur van de computer en de netvoedingsadapter blijft binnen de
temperatuurlimieten voor de oppervlakken die toegankelijk zijn voor de gebruiker, zoals bepaald in de
International Standard for Safety of Information Technology Equipment (IEC 60950).
OPMERKING: de ventilator van de computer start automatisch om interne onderdelen te koelen en
oververhitting te voorkomen. Het is normaal dat de interne ventilator automatisch aan- en uitgaat
terwijl u met de computer werkt.
Een extern apparaat werkt niet
Probeer de volgende suggesties als een extern apparaat niet goed werkt:
ā—
Schakel het apparaat in volgens de instructies van de fabrikant.
ā—
Controleer of alle apparaataansluitingen correct zijn.
ā—
Controleer of het apparaat elektrische voeding krijgt.
ā—
Controleer of het apparaat, met name als het een ouder apparaat betreft, compatibel is met het
besturingssysteem.
ā—
Controleer of de juiste stuurprogramma's en de recentste versies hiervan zijn geĆÆnstalleerd.
De draadloze netwerkverbinding werkt niet
Ga als volgt te werk als een draadloze netwerkverbinding niet goed werkt:
ā—
Om een draadloos of bekabeld apparaat voor draadloze communicatie te activeren of
deactiveren, klikt u met de rechtermuisknop op het pictogram Netwerkverbinding in het
Windows-bureaublad in het systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk. Om apparaten te
activeren, schakelt u het selectievakje van de menuoptie in. Om het apparaat te deactiveren,
schakelt u het selectievakje uit.
ā—
Controleer of het apparaat voor draadloze communicatie is ingeschakeld.
ā—
Controleer of de draadloze antennes van de computer nergens door worden geblokkeerd.
ā—
Controleer of het kabel- of DSL-modem en het netsnoer daarvan correct zijn aangesloten en of
de lampjes op het kabel- of DSL-modem branden.
ā—
Controleer of de draadloze router of het draadloze toegangspunt correct is aangesloten op de
netvoedingsadapter en het kabel- of DSL-modem, en of de lampjes branden.
ā—
Koppel alle kabels los en sluit ze opnieuw aan. Schakel vervolgens het apparaat uit en opnieuw
in.
92 Bijlage B Problemen oplossen
C Elektrostatische ontlading
Elektrostatische ontlading is de ontlading van statische elektriciteit wanneer twee objecten met elkaar
in aanraking komen, bijvoorbeeld de schok die u ontvangt wanneer u over tapijt loopt en vervolgens
een metalen deurklink aanraakt.
Elektronische onderdelen kunnen worden beschadigd door de ontlading van statische elektriciteit
vanaf vingers of andere elektrostatische geleiders. Neem de volgende voorschriften in acht om het
risico van schade aan de computer of een schijfeenheid, of verlies van gegevens te beperken:
ā— Als u de computer moet loskoppelen met het oog op instructies voor het verwijderen of
installeren van onderdelen, moet u voor een goede aarding zorgen voordat u de computer
loskoppelt. Pas daarna kunt u de behuizing openen.
ā—
Houd onderdelen in de antistatische verpakking totdat u klaar bent om ze te installeren.
ā—
Raak geen pinnen, aansluitingen en circuits aan. Zorg dat u elektronische onderdelen zo weinig
mogelijk hoeft aan te raken.
ā—
Gebruik niet-magnetische gereedschappen.
ā—
Raak voordat u de onderdelen aanraakt, een ongeverfd metalen oppervlak aan, zodat u niet
statisch geladen bent.
ā—
Als u een onderdeel verwijdert, plaatst u dit in een antistatische verpakking.
Neem contact op met de ondersteuning van HP als u meer wilt weten over statische elektriciteit of
hulp nodig heeft bij het verwijderen of installeren van onderdelen.
93
Index
A
aan/uit
Accu 42
besparen 45
opties 40
aan/uit-knop 39
aan/uit-schakelaar 39
aanwijsapparaten, voorkeuren
instellen 24
accu
lage acculading 43
ontladen 42
resterende lading weergeven
42
vervangen 45
voeding besparen 45
Accu
afvoeren 45
opbergen 45
accu, temperatuur 45
Accuhendel, herkennen 15
Accu-informatie zoeken 42
Accuruimte 85
Accu vervangen 44
Accuvoeding 42
Advanced System Diagnostics
83
Afsluiten 39
alles verwijderen en Windows
opnieuw installeren 77
Antivirussoftware 65
Audiofuncties controleren 36
Audio-ingang (microfooningang)
herkennen 8
Audio-uitgang
(hoofdtelefoonuitgang)
herkennen 8
B
Backup and Restore (Back-up en
herstel) 74
Bedrijfs-WLAN, verbinding
maken 19
Beeldschermen, schakelen
tussen 32
Beeldschermhelderheid, toetsen
33
Beeldscherm schakelen 32
Beheerderswachtwoord 62
Beschrijfbare media 40
besparen, voeding 45
Besturingssysteem
Microsoft, certificaat van
echtheid, label 85
Productsleutel 85
Beveiliging, draadloze
communicatie 19
bevestigingspunt voor de
beveiligingskabel, herkennen
10
BIOS
update downloaden 82
updaten 81
versie bepalen 81
Bluetooth, label 85
Bluetooth-apparaat 16, 22
C
Caps Lock, lampje herkennen 5
Certificaat van echtheid, label 85
Computer, opnieuw instellen 77
Computer, reizen met 45, 88
Computer reageert niet 39
Computer Setup
BIOS-beheerderswachtwoord
64
fabrieksinstellingen herstellen
80
navigeren en selecteren 79
Connector, docking 52
connector, netvoeding 11
Controleren, audiofuncties 36
D
Digitale kaart
ondersteunde types 48
plaatsen 48
verwijderen 49
DisplayPort, aansluiten 38
DisplayPort herkennen 10
Dokpoort herkennen 8
Draadloos netwerk (WLAN)
Bedrijfs-WLAN, verbinding
maken 19
benodigde apparatuur 18
Beveiliging 19
functioneel bereik 20
gebruiken 17
Openbare WLAN, verbinding
maken 19
verbinding maken 19
Draadloze communicatie,
bedieningselementen
Besturingssysteem 16
knop 16
Draadloze communicatie, knop
16
Draaien, touchpadbeweging 28
E
Elektrostatische ontlading 93
Esc-toets herkennen 6
Essentiƫle updates, software 66
Externe apparaten 51
externe netvoeding gebruiken 46
94 Index
Externe schijfeenheid 51
F
F11-herstelprogramma 75
Firewallsoftware 66
Fn-toets, herkennen 6, 32
Functietoetsen, herkennen 6
G
gebruiken
externe netvoeding 46
standen voor
energiebesparing 40
Gebruikerswachtwoord 62
Geheugenmodule
plaatsen 69
vervangen 68
verwijderen 68
GeĆÆntegreerde webcam, lampje
herkennen 13
GeĆÆntegreerd numeriek
toetsenblok herkennen 6, 33
Geluidsvolume
aanpassen 36
knoppen 36
toetsen 36
Geluid uit, toets herkennen 32
Gezichtsherkenning 37, 60
GPS 22
H
harde schijf
Installeren 58
verwijderen 57
herstel 77
herstellen, vaste schijf 75
Herstelpartitie 75
Hoofdtelefoonuitgang (audio-
uitgang) 8
hotkeys
draadloze communicatie 33
geluidsvolume aanpassen 32
geluid van de microfoon
uitschakelen 32
uitgeschakeld
luidsprekergeluid 32
Hotkeys
beschrijving 32
gebruiken 32
geluidsvolume aanpassen 32
Geluidsvolume verhogen 32
geluidsvolume verlagen 32
helderheid van beeldscherm
verhogen 33
helderheid van beeldscherm
verlagen 33
schakelen tussen
beeldschermen 32
slaapstand 32
toetsenbordlampje 33
HP Client Security Manager 66
HP mobiel breedband,
uitgeschakeld 21
Hubs 49
I
In-/uitgangen
audio-ingang
(microfooningang) 8
audio-uitgang (hoofdtelefoon)
8
netwerk 10
RJ-45 (netwerk) 10
In-/uitzoomen,
touchpadbeweging 27
Ingangsvermogen 86
Installatie van draadloos netwerk
18
Instellingen Computer Setup
fabrieksinstellingen herstellen
80
navigeren en selecteren 79
Interne beeldschermschakelaar
13
Interne microfoons, herkennen
13
Internetverbinding instellen 18
K
Kabels
USB 50
Kennisgevingen
label met kennisgevingen 85
labels met keurmerk voor
draadloze communicatie 85
Keurmerk voor draadloze
communicatie, label 85
Knijpen, touchpadbeweging 27
knoppen
linkerknop van touchpad 4
media 35
rechterknop van touchpad 4
Windows 6
Knoppen
aan/uit 39
geluidsvolume 36
Kritiek lage acculading 40
L
Labels
Bluetooth 85
certificaat van echtheid van
Microsoft 85
HP module voor mobiel
breedband 85
kennisgevingen 85
keurmerk voor draadloze
communicatie 85
Serienummer 85
SIM-kaart 85
WLAN 85
lage acculading 43
lampjes
Caps Lock 5
draadloze communicatie 5
netvoedingsadapter 11
Num Lock 5
Lampjes
Touchpad 5
webcam 13
lampje voor draadloze
communicatie 5, 16
Leesbare media 40
Luchthavenbeveiligingsapparatuu
r54
luidsprekers, herkennen 9
M
Media afspelen,
bedieningselementen 35
Mediakaartlezer, herkennen 7
media sneltoetsen 35
microfoon, geluid uitschakelen
32
Microfooningang (audio-ingang)
herkennen 8
Microsoft, certificaat van echtheid,
label 85
Muis, externe
voorkeuren instellen 24
Index 95
N
netvoedingsadapter 11
Netvoedingsadapter, testen 47
netvoedingsadapter testen 47
netvoedingsconnector
herkennen 11
netwerkconnector herkennen 10
Num lock, extern toetsenblok 34
Num Lock, lampje 5
O
Omgevingsvereisten 87
onderdelen
achterkant 10
bovenkant 4
Onderdelen
beeldscherm 12
linkerkant 9
Onderkant 14
rechterkant 7
Onderhoud
schijfdefragmentatie 58
schijfopruiming 59
onderhoudsklep, verwijderen of
plaatsen 54
Ontgrendeling accuafdekplaatje
15
Opbergen, accu 45
Openbare WLAN, verbinding
maken 19
opnieuw instellen
computer 77
procedure 77
Opties voor energiebeheer
instellen 40
Optionele externe apparaten
gebruiken 51
Optische-schijfeenheid 51
P
poorten
DisplayPort 10
USB 10
Poorten
DisplayPort 38
Problemen, oplossen 90
Productnaam en productnummer,
van computer 85
Productsleutel 85
R
recyclen
computer 77
Reizen, met computer 45, 85
Reizen met de computer 88
RJ-45-netwerkconnector
herkennen 10
S
Schakelaar, aan/uit 39
Schijfdefragmentatie, software 58
Schijfeenheden
externe 51
gebruiken 54
hanteren 53
optische 51
vaste 51
Schijfmedia 40
Schijfopruiming, software 59
Schuiven, touchpadbeweging 27
Serienummer 85
Serienummer, van computer 85
SIM-kaart
plaatsen 21
slaapstand
activeren 40
beƫindigen 40
Slaapstand
activeren 41
beƫindigen 41
Slots
beveiligingskabel 10
sneltoetsen, media 35
SoftPaqs, downloaden 72
Software
antivirus 65
essentiƫle updates 66
firewall 66
schijfdefragmentatie 58
schijfopruiming 59
standen voor energiebesparing
40
T
Temperatuur 45
toetsen
esc 6
fn 6
functie 6
media 35
Windows-applicaties 6
Toetsen
geluidsvolume 36
media 35
toetsenblok
herkennen 33
ingebed numeriek 6
Toetsenblok, extern
gebruiken 34
num lock 34
Toetsenbord, hotkeys
herkennen 32
toetsenbordlampje 33
Toets voor draadloze
communicatie herkennen 33
Touchpad
gebruiken 24
knoppen 4
Touchpadbewegingen
draaien 28
in-/uitzoomen 27
knijpen 27
schuiven 27
Touchpadlampje herkennen 5
Touchpadzone
herkennen 4
U
Uitschakelen, computer 39
USB, ondersteuning voor oudere
systemen 79
USB-3.0-poort 10
USB-apparaten
beschrijving 49
verwijderen 50
USB-apparatuur
aansluiten 50
USB-hubs 49
USB-kabel aansluiten 50
USB-poorten, herkennen 10
USB-poorten herkennen 10
uw computer onderhouden 71
uw computer reinigen 71
V
Vaste schijf
externe 51
vaste schijf herstellen 75
96 Index
Ventilatieopeningen, herkennen
9, 14
Verbinding maken met draadloos
netwerk (WLAN) 19
vernieuwen 77
Video 37
Volumetoetsen herkennen 32
W
Wachtwoordbeveiliging instellen
voor beƫindigen slaapstand 41
Wachtwoorden
beheerder 62
BIOS-beheerder 64
gebruiker 62
webcam 13
Webcam 37
Webcam, herkennen 13
Webcamlampje, herkennen 13
Windows
alles verwijderen en opnieuw
installeren, optie 77
opnieuw installeren 77
opnieuw instellen 77
vernieuwen 77
Windows 8, dvd met
besturingssysteem 76
Windows-applicatietoets
herkennen 6
Windows-knoppen, herkennen 6
WLAN, label 85
WLAN-antennes, herkennen 13
WLAN-apparaat 17, 85
WWAN-antennes herkennen 13
WWAN-apparaat 16, 20
Index 97
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107

HP EliteBook Revolve 810 G1 Tablet Handleiding

Type
Handleiding