Sony ILCE-7K Handleiding

Type
Handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

Digitale camera met verwisselbare lens ILCE-7/ILCE-7R
Gebruikswijze
Vóór gebruik
Namen van de onderdelen
Onderdelen herkennen (vooraanzicht) [1]
Onderdelen herkennen (achteraanzicht) [2]
Onderdelen herkennen (bovenaanzicht/zijaanzicht) [3]
Onderdelen herkennen (onderaanzicht) [4]
Plaats van de onderdelen Lens FE 28-70 mm F3.5-5.6 OSS (geleverd bij ILCE-7K) [5]
Pictogrammen en indicators
Lijst van pictogrammen op het scherm [6]
De riem gebruiken
De schouderriem gebruiken [7]
De oogkap voor oculair bevestigen
De oogkap voor oculair bevestigen [8]
De zoeker instellen
De zoeker afstellen (diopterinstelling) [9]
Helpfunctie in camera
Over de [Helpfunct. in camera] [10]
De bedieningsmethode controleren
De bedieningsmethode controleren
Het besturingswiel gebruiken [11]
MENU-onderdelen gebruiken [12]
De Fn (Functie)-knop gebruiken [13]
"Quick Navi" gebruiken [14]
Opnemen
Stilstaande/bewegende beelden opnemen
Stilstaande beelden opnemen [15]
Bewegende beelden opnemen [16]
Een opnamefunctie selecteren
Lijst met standen van de functiekeuzeknop [17]
Slim automatisch [18]
Superieur automat. [19]
Over scèneherkenning [20]
De voordelen van automatisch opnemen [21]
Autom. programma [22]
Panorama d. beweg. [23]
Scènekeuze [24]
Sluitertijdvoorkeuze [25]
Diafragmavoorkeuze [26]
Handm. belichting [27]
BULB [28]
Geheug.nr. oproep. [29]
Film [30]
De opnamefuncties gebruiken
De zoom gebruiken
Zoom [31]
De zoomfuncties die beschikbaar zijn op het apparaat [32]
Zoom-instelling [33]
Over de zoomvergroting [34]
De flitser gebruiken
De flitser (los verkrijgbaar) gebruiken [35]
Flitsfunctie [36]
Flitscompensatie [37]
Een schermweergavefunctie selecteren
De schermweergave veranderen (Opnemen) [38]
DISP-knop (Zoeker) [39]
DISP-knop (Scherm) [40]
Het formaat/de kwaliteit van stilstaande beelden selecteren
Beeldformaat (stilstaand beeld) [41]
Beeldverhouding (stilstaand beeld) [42]
Kwaliteit (stilstaand beeld) [43]
Panorama: formaat [44]
Panorama: richting [45]
Scherpstellen
Scherpstelfunctie [46]
Scherpstelgebied [47]
Scherpstelvergrendeling [48]
H. scherpst. [49]
Directe handmatige scherpstelling (DMF) [50]
MF Assist (stilstaand beeld) [51]
Scherpst. vergroten [52]
Schrpstelvergrot.tijd [53]
Reliëfniveau [54]
Reliëfkleur [55]
AF-vergrendeling [56]
AF-vergrendeling (Aan) [57]
Pre-AF (stilstaand beeld) [58]
Eye-Start AF (stilstaand beeld) [59]
AF/MF-regeling [60]
AF-hulplicht (stilstaand beeld) [61]
AF-microafst. [62]
Scherpstelinst. [63]
AF met sluiter (stilstaand beeld) [64]
AF aan [65]
AF op de ogen [66]
Fasedetectiegebied (ILCE-7) [67]
De exacte afstand tot een onderwerp meten [68]
Belichting instellen
Belicht.comp. [69]
Belichtingscompensatieknop [70]
Lichtmeetfunctie [71]
AE-vergrendeling [72]
AEL met sluiter (stilstaand beeld) [73]
Bel.comp.inst. [74]
Zebra [75]
Belichtingsinst.gids [76]
Belichtingsstap [77]
Draaiknop Ev-comp. [78]
EV-comp. resetten [79]
Een transportfunctie selecteren (Ononderbroken
opnemen/Zelfontspanner)
Transportfunctie [80]
Continue opname [81]
Cont. m. snelh.vk. [82]
Zelfontspanner [83]
Zelfontsp.(Cont.) [84]
Bracket continu [85]
Bracket enkel [86]
Witbalansbracket [87]
Bracket DRO [88]
Bracketvolgorde [89]
De ISO-gevoeligheid selecteren
ISO [90]
NR Multi Frame [91]
De helderheid of het contrast corrigeren
D.-bereikopt. (DRO) [92]
Auto HDR [93]
De kleurtinten aanpassen
Witbalans [94]
De basiswitkleur opslaan in [Eigen instelling]. [95]
Een effectfunctie selecteren
Foto-effect [96]
Creatieve stijl [97]
Bewegende beelden opnemen
Bestandsindeling (bewegende beelden) [98]
Opname-instell. (bewegende beelden) [99]
Geluid opnemen [100]
Audioniv.weerg. [101]
Audio opnam.niveau [102]
Audio-uitvoer-tijd [103]
Windruis reductie [104]
Aut. lang. sluit.tijd (bewegende beelden) [105]
Knop MOVIE [106]
De opnamefuncties aanpassen voor handig gebruik
Geheugen [107]
Instell. functiemenu [108]
Eigen toetsinstelling. [109]
Werking van het besturingswiel [110]
Werking van de AEL-knop [111]
Werking van de AF/MF-knop [112]
Werking van de customknop [113]
Werking van de middenknop [114]
Werking van de linkerknop [115]
Werking van de rechterknop [116]
Werking van de omlaagknop [117]
Draaiknop instellen [118]
De overige functies van dit apparaat instellen
Lach-/Gezichtsherk. [119]
Zachte-huideffect (stilstaand beeld) [120]
Gezichtsregistratie (Nieuwe registratie) [121]
Gezichtsregistratie (Volgorde wijzigen) [122]
Gezichtsregistratie (Wissen) [123]
Rode ogen verm. [124]
Autom. kadreren (stilstaand beeld) [125]
SteadyShot [126]
NR lang-belicht (stilstaand beeld) [127]
NR bij hoge-ISO (stilstaand beeld) [128]
Kleurenruimte (stilstaand beeld) [129]
Stramienlijn [130]
Autom.weergave [131]
LiveView-weergave [132]
FINDER/MONITOR [133]
Opn. zonder lens [134]
e-sluitergordijn voor (ILCE-7) [135]
Sup. aut. Bld extract. [136]
APS-C-grootte opn. [137]
Schaduwcompensat. [138]
Chro. afw.compens. [139]
Vervorm.compensat. [140]
Draaikn./Wiel vergr. [141]
Monitor deactiveren [142]
Diafragmavoorbeeld [143]
Voorb. opn.result. [144]
Weergeven
Stilstaande beelden weergeven
Beelden weergeven [145]
Weergavezoom [146]
Beeldindex [147]
De schermweergave veranderen (tijdens weergave) [148]
Beelden wissen
Een beeld dat wordt weergegeven wissen [149]
Meerdere geselecteerde beelden tegelijk wissen [150]
Bewegende beelden weergeven
Bewegende beelden weergeven [151]
Panoramabeelden weergeven
Panoramabeelden weergeven [152]
Afdrukken
Printen opgeven [153]
De weergavefuncties gebruiken
Weergavefunctie [154]
Weergave-rotatie [155]
Diavoorstelling [156]
Roteren [157]
Beveiligen [158]
WG 4K-stilst. beeld [159]
Beelden bekijken op een televisie
Beelden bekijken op een HD-televisie [160]
Beelden bekijken op een "BRAVIA" Sync-compatibele televisie [161]
Instellingen veranderen
Menu Setup
Monitor-helderheid [162]
Helderheid zoeker [163]
Kleurtemp. zoeker [164]
Volume-instellingen [165]
Audiosignalen [166]
Inst. uploaden(Eye-Fi) [167]
Tegelmenu [168]
Modusdraaiknopsch. [169]
Wisbevestiging [170]
Weergavekwaliteit [171]
Begintijd energ.besp [172]
PAL/NTSC schakel. [173]
Reinigen [174]
Demomodus [175]
Afstandsbediening [176]
HDMI-resolutie [177]
CTRL.VOOR HDMI [178]
HDMI-inform.weerg. [179]
USB-verbinding [180]
USB LUN-instelling [181]
Taal [182]
Datum/tijd instellen [183]
Tijdzone instellen [184]
Formatteren [185]
Bestandsnummer [186]
OPN.-map kiezen [187]
Nieuwe map [188]
Mapnaam [189]
Beeld-DB herstellen [190]
Media-info weergev. [191]
Versie [192]
Certificatielogo (alleen buitenlands model) [193]
Instelling herstellen [194]
De Wi-Fi-functies gebruiken
Dit apparaat aansluiten op een smartphone
"PlayMemories Mobile" [195]
Een Android-smartphone verbinden met dit apparaat [196]
Het apparaat aansluiten op een iPhone of iPad [197]
One-touch (NFC) [198]
Dit apparaat bedienen met behulp van een smartphone
Intellig. afstandsbedien. ingeslot. [199]
One-touch connection met een NFC-compatibele Android-smartphone (NFC One-touch
remote) [200]
Beelden kopiëren naar een smartphone
Naar smartph verznd [201]
Beelden zenden naar een Android-smartphone (NFC One-touch sharing) [202]
Beelden kopiëren naar een computer
Naar computer verz. [203]
Beelden kopiëren naar een televisie
Op TV bekijken [204]
De instellingen van Wi-Fi-functies veranderen
Vliegtuig-stand [205]
WPS-Push [206]
Toegangspunt instel. [207]
Naam Appar. Bew. [208]
MAC-adres weergvn [209]
SSID/WW terugst. [210]
Netw.instell. terugst. [211]
Applicaties toevoegen aan het apparaat
PlayMemories Camera Apps
PlayMemories Camera Apps [212]
Aanbevolen computeromgeving [213]
De applicaties installeren
Een serviceaccount openen [214]
Applicaties downloaden [215]
Applicaties rechtstreeks downloaden naar het apparaat met behulp van de Wi-Fi-functie
[216]
De applicaties openen
De gedownloade applicatie openen [217]
De applicaties beheren
Applicaties verwijderen [218]
De volgorde van de applicaties veranderen [219]
De accountinformatie van "PlayMemories Camera Apps" bevestigen [220]
Weergeven op een computer
Aanbevolen computeromgeving
Aanbevolen computeromgeving [221]
De software gebruiken
"PlayMemories Home" [222]
"PlayMemories Home" installeren [223]
Softwareprogramma's voor Macintosh-computers [224]
"Image Data Converter" [225]
"Image Data Converter" installeren [226]
Toegang krijgen tot "Bedieningshandleiding Image Data Converter" [227]
"Remote Camera Control" [228]
"Remote Camera Control" installeren [229]
Toegang krijgen tot "Remote Camera Control help-gids" [230]
Dit apparaat aansluiten op een computer
Het apparaat aansluiten op een computer [231]
Beelden importeren in de computer [232]
Het apparaat loskoppelen van de computer [233]
Een disc met bewegende beelden maken
Disctype [234]
Selecteer de methode voor het maken van een disc [235]
Een disc maken met een ander apparaat dan een computer [236]
Een Blu-ray Disc maken [237]
Voorzorgsmaatregelen/Dit apparaat
Voorzorgsmaatregelen
Voorzorgsmaatregelen [238]
Interne oplaadbare batterij [239]
Opmerkingen over de accu [240]
De accu opladen [241]
Geheugenkaart [242]
Dit apparaat reinigen
Reiniging [243]
Aantal opneembare stilstaande beelden en opnameduur van
bewegende beelden
Aantal stilstaande beelden [244]
Resterende opnameduur van bewegende beelden [245]
Dit apparaat in het buitenland gebruiken
Adapterstekker [246]
Over tv-kleursystemen [247]
Overige informatie
Montage-adapter [248]
LA-EA1 Montage-adapter [249]
LA-EA2 Montage-adapter [250]
LA-EA3 Montage-adapter [251]
LA-EA4 Montage-adapter [252]
Verticale handgreep [253]
AVCHD-formaat [254]
Licentie [255]
Handelsmerken
Handelsmerken [256]
Problemen oplossen
In geval van problemen
In geval van problemen
Problemen oplossen [257]
Problemen oplossen
Accu en voeding
U kunt de accu niet in het apparaat plaatsen. [258]
U kunt het apparaat niet inschakelen. [259]
Het apparaat schakelt plotseling uit. [260]
De resterende-acculadingindicator geeft een verkeerd niveau aan. [261]
Het oplaadlampje van het apparaat knippert tijdens het opladen van de accu. [262]
De accu is niet opgeladen ondanks dat het oplaadlampje van het apparaat is uitgegaan.
[263]
De accu wordt niet opgeladen. [264]
Stilstaande/bewegende beelden opnemen
U kunt geen beelden opnemen. [265]
Het opnemen duurt erg lang. [266]
Het beeld is onscherp. [267]
De opnamedatum en -tijd worden niet afgebeeld op het scherm. [268]
De datum en tijd worden onjuist opgenomen. [269]
De diafragmawaarde en/of de sluitertijd en/of het pictogram voor de lichtmeting knipperen.
[270]
De kleuren van het beeld zijn niet juist. [271]
In het beeld verschijnt ruis wanneer u op een donkere plaats naar het scherm kijkt. [272]
De ogen van het onderwerp zijn rood. [273]
Punten verschijnen en blijven op het scherm. [274]
U kunt niet continu beelden opnemen. [275]
Het beeld is niet helder in de zoeker. [276]
Het beeld is witachtig (schittering)./Er verschijnt een lichtwaas op het beeld (schaduwbeeld).
[277]
De hoeken van het beeld zijn te donker. [278]
Het beeld is wazig. [279]
Het LCD-scherm wordt donkerder nadat een korte tijdsduur is verstreken. [280]
Beelden weergeven
Het lukt niet beelden weer te geven. [281]
De datum en tijd worden niet afgebeeld. [282]
Het lukt niet het beeld te wissen. [283]
Het beeld is per ongeluk gewist. [284]
U kunt geen DPOF-afdrukmarkering toevoegen. [285]
Wi-Fi
U kunt het draadloze accesspoint waarmee moet worden verbonden niet vinden. [286]
[WPS-Push] werkt niet. [287]
[Naar computer verz.] wordt voortijdig geannuleerd. [288]
U kunt geen bewegende beelden zenden naar een smartphone. [289]
[Intellig. afstandsbedien. ingeslot.] of [Naar smartph verznd] wordt voortijdig geannuleerd.
[290]
Het opnamescherm voor [Intellig. afstandsbedien. ingeslot.] wordt niet soepel afgebeeld./De
verbinding tussen het apparaat en de smartphone is verbroken. [291]
U kunt One-touch connection (NFC) niet gebruiken. [292]
Computers
De computer herkent dit apparaat niet. [293]
U kunt geen beelden importeren. [294]
Het beeld en het geluid worden onderbroken door ruis wanneer u een film op een computer
bekijkt. [295]
Beelden die vanaf een computer zijn geëxporteerd, kunnen niet op dit apparaat worden
weergegeven. [296]
Geheugenkaarten
De geheugenkaart is per ongeluk geformatteerd. [297]
Afdrukken
U kunt geen beelden afdrukken. [298]
Het beeld heeft een vreemde kleur. [299]
Bij de afdruk van de beelden worden beide randen afgesneden. [300]
U kunt geen beelden met de datum erop afdrukken. [301]
Overige
De lens raakt beslagen. [302]
Het apparaat wordt warm wanneer u het gedurende een lange tijd gebruikt. [303]
Het klok-instelscherm wordt afgebeeld nadat het apparaat is ingeschakeld. [304]
Het aantal op te nemen beelden neemt niet af of neemt met twee beelden tegelijk af. [305]
Het apparaat werk niet goed. [306]
De "--E-" indicator wordt op het scherm afgebeeld. [307]
Mededelingen
Mededelingen
Waarschuwingsberichten [308]
Situaties die voor dit apparaat moeilijkheden opleveren
Situaties die voor dit apparaat moeilijkheden opleveren
Situaties die voor dit apparaat moeilijkheden opleveren [309]
[1] Vóór gebruik > Namen van de onderdelen
Onderdelen herkennen (vooraanzicht)
Wanneer de lens is verwijderd
1. AF-hulplicht/zelfontspannerlamp
2. Voorste keuzeknop
3. Afstandsbedieningssensor
4. Lensontgrendelingsknop
5. Ingebouwde microfoon*
6. Vattingmarkering
7. Beeldsensor**
8. Vatting
9. Contactpunten**
*
Bedek dit deel niet tijdens het opnemen van bewegende beelden. Als u dit doet kan ruis worden
veroorzaakt of het volume worden verlaagd.
**
Raak deze onderdelen niet rechtstreeks aan.
[2] Vóór gebruik > Namen van de onderdelen
Onderdelen herkennen (achteraanzicht)
1. Oogkap voor oculair
2. Zoeker
3. MENU-knop
4. Zoekersensors
5. LCD-scherm
U kunt het LCD-scherm instellen op een hoek waaronder het beeld gemakkelijk te zien
is en vanuit elk standpunt opnemen.
6. Diopter-instelwiel
Stel het diopter af op uw gezichtsvermogen door het diopter-instelwiel te draaien totdat
het scherm in de zoeker scherp te zien is.
7. Voor opnemen: C2 (Custom2)-knop
Voor weergeven: (vergroot-)knop
8. AF/MF/AEL-keuzeknop
9. Achterste keuzeknop
10. Voor opnemen: AF/MF (automatische scherpstelling/handmatige scherpstelling)-
knop/AEL-knop
Voor weergeven: (beeldindex-)knop
11. MOVIE-knop
12. Voor opnemen: Fn (Functie)-knop
Voor weergeven: (Naar smartph verznd-)knop
13. Besturingswiel
14. Voor opnemen: C3 (Custom 3)-knop
Voor weergeven: (wis-)knop
15. Toegangslampje
16. (weergave-)knop
[3] Vóór gebruik > Namen van de onderdelen
Onderdelen herkennen (bovenaanzicht/zijaanzicht)
1. Luidspreker
2. Positiemarkering beeldsensor
3. (microfoon-)aansluiting
Wanneer een externe microfoon is aangesloten, wordt de microfoon automatisch
ingeschakeld. Als de externe microfoon van een stekker is voorzien, wordt de voeding
voor de microfoon geleverd door dit apparaat.
4. (hoofdtelefoon-)aansluiting
5. Oplaadlampje
6. Multi-aansluiting
Ondersteunt een micro-USB-compatibel apparaat.
7. HDMI-microaansluiting
8. Multi-interfaceschoen*
Sommige accessoires kunnen niet helemaal erop geschoven worden en steken aan de
achterkant uit de multi-interfaceschoen. Echter, wanneer het accessoire tot aan de
voorkant van de schoen erop is geschoven, is de aansluiting correct.
9. Functiekeuzeknop
10. Aan-uitknop/ontspanknop
11. C1 (Custom 1)-knop
12. Belichtingscompensatieknop
13. Bevestigingsogen voor de schouderriem
Bevestig beide uiteinden van de riem aan het apparaat.
14. (N-markering)
Deze markering geeft het aanraakpunt aan voor het verbinden van dit apparaat met een
NFC-compatibele smartphone.
NFC (Near Field Communication) is een internationale norm voor draadloze
communicatie over een korte afstand.
15. Deksel van geheugenkaartgleuf
16. Geheugenkaartgleuf
*
Voor meer informatie over accessoires die compatibel zijn met de multi-interfaceschoen, gaat u
naar de Sony-website voor uw gebied, of neemt u contact op met uw Sony-dealer of de plaatselijke,
erkende technische dienst van Sony.
Accessoires voor de accessoireschoen kunnen ook worden gebruikt. De werking van accessoires
van andere fabrikanten kan niet worden gegarandeerd.
[4] Vóór gebruik > Namen van de onderdelen
Onderdelen herkennen (onderaanzicht)
1. Accu-insteekgleuf
2. Accudeksel
3. Schroefgat voor statief
Gebruik een statief met een schroef van minder dan 5,5 mm lang. Als de schroef te lang
is, kunt u dit apparaat niet stevig bevestigen en kan het apparaat worden beschadigd.
Afdekking van verbindingsplaat
Gebruik deze wanneer u de netspanningsadapter AC-PW20 (los verkrijgbaar) gebruikt. Steek
de verbindingsplaat in het accuvak en geleid het snoer daarna door de opening in het afdekking
van verbindingsplaat, zoals hieronder is afgebeeld.
Let erop dat het snoer niet bekneld raakt wanneer u de accudeksel sluit.
[5] Vóór gebruik > Namen van de onderdelen
Plaats van de onderdelen Lens FE 28-70 mm F3.5-5.6
OSS (geleverd bij ILCE-7K)
1. Scherpstelring
2. Zoomring
3. Schaal voor brandpuntsafstand
4. Markeringen voor brandpuntsafstand
5. Contactpunten van de lens*
6. Vattingmarkering
*
Raak dit onderdeel niet rechtstreeks aan.
[6] Vóór gebruik > Pictogrammen en indicators
Lijst van pictogrammen op het scherm
Voor de functie LCD-scherm
Voor weergave (basisinformatiedisplay)
Voor de functie zoeker
In de automatische functie of de scènekeuzefunctie
In de functie P/A/S/M/panorama door beweging
1. P P* A S M
Opnamefunctie
Geheugennummer
Pictogram van scèneherkenning
Status van geheugenkaart/uploaden
100
Resterend aantal opneembare beelden
Beeldverhouding van stilstaande beelden
ILCE-7:
24M / 10M / 6.0M / 20M / 8.7M / 5.1M / 2.6M / 2.2M
Beeldformaat van stilstaande beelden
ILCE-7R:
36M / 15M / 9.0M / 30M / 13M / 7.6M / 3.8M / 3.2M
Beeldformaat van stilstaande beelden
Beeldkwaliteit van stilstaande beelden
Frames per seconde van bewegende beelden
Opname-instellingen van bewegende beelden
Resterende acculading
Waarschuwing voor resterende acculading
Flitser bezig op te laden
APS-C-grootte opnemen
Instelling effect uit
AF-hulplicht
NFC is geactiveerd
Vliegtuigfunctie
Geen audio-opname van bewegende beelden
Windgeluidonderdrukking
SteadyShot/Camerabeweging-indicator
Waarschuwing voor oververhitting
Databasebestand vol/Databasebestandsfout
Slimme zoom/Helder Beeld Zoom/Digitale zoom
Spot-lichtmeetveld
Digitale niveaumeter
Geluidsniveau
Weergavefunctie
100-0003
Map - bestandsnummer
Beveiligen
Opnameformaat van bewegende beelden
DPOF
DPOF ingesteld
Automatisch objectomkadering
Afstandsbediening
2.
Transportfunctie
Flitserfunctie/Rode-ogeneffectvermindering
±0.0
Flitscompensatie
Scherpstellingsfunctie
Scherpstelgebied
Gezichtsherkenning/Lach-herkenning
Lichtmeetfunctie
7500K A5 G5
Witbalans (Automatisch, Vooringesteld, Eigen, Kleurtemperatuur, CC-filter)
Dynamisch-bereikoptimalisatie/Auto HDR
+3 +3 +3
Creatieve stijl/Contrast, Verzadiging, Scherpte
AF-vergrendeling
Foto-effect
Gevoeligheidsindicator lachdetectie
3. AF-vergrendeling
Gids voor AF-vergrendeling
EV-schaalverdeling
Belichtingscompensatie/Gemeten-handmatig
REC 0:12
Opnameduur van de bewegende beelden (m:s)
Scherpstellen
1/250
Sluitertijd
F3.5
Diafragmawaarde
ISO400
ISO AUTO
ISO-gevoeligheid
AE-vergrendeling
Sluitertijdbalk
Diafragma-indicatie
Histogram
Waarschuwing Auto HDR-beeld
Foto-effectfout
2013-1-1
10:37AM
Opnamedatum
3/7
Bestandsnummer/Aantal beelden in de weergavefunctie
[7] Vóór gebruik > De riem gebruiken
De schouderriem gebruiken
Bevestig de schouderriem om te voorkomen dat het apparaat valt en beschadigd raakt.
1. Bevestig beide uiteinden van de riem.
[8] Vóór gebruik > De oogkap voor oculair bevestigen
De oogkap voor oculair bevestigen
Wij adviseren u de oogkap voor oculair te bevestigen wanneer u van plan bent om de zoeker te
gebruiken.
1. Lijn de oogkap voor het oculair uit met de groef van de zoeker en schuif hem op zijn
plaats.
Om de oogkap voor het oculair te verwijderen, pakt u hem aan de linker- en rechterkant
vast en trekt u omhoog.
[9] Vóór gebruik > De zoeker instellen
De zoeker afstellen (diopterinstelling)
Stel het diopter af op uw gezichtsvermogen door het diopter-instelwiel te draaien totdat het
scherm in de zoeker scherp te zien is.
1. Draai het diopter-instelwiel.
[10] Vóór gebruik > Helpfunctie in camera
Over de [Helpfunct. in camera]
De [Helpfunct. in camera] beeldt beschrijvingen af van MENU-onderdelen, Fn (Functie)-knop
en instellingen, en als een functie niet kan worden ingesteld geeft het de reden daarvan aan.
1. Druk op de MENU-knop of Fn-knop.
2. Selecteer het gewenste MENU-onderdeel met behulp van boven-/onder-/linker-
/rechterkant van het besturingswiel.
3. Druk op de knop waaraan de functie [Helpfunct. in camera] is toegewezen.
De bedieningsgids voor het MENU-onderdeel dat u in stap 2 hebt geselecteerd, wordt
afgebeeld.
Als u op in het midden van het besturingswiel drukt nadat u een item hebt
geselecteerd dat grijs wordt afgebeeld, wordt de reden afgebeeld waarom het item niet
kan worden ingesteld.
Opmerking
Wijs van tevoren de functie [Helpfunct. in camera] toe aan een knop met behulp van [Eigen
toetsinstelling.].
[11] De bedieningsmethode controleren > De
bedieningsmethode controleren
Het besturingswiel gebruiken
Wanneer u het besturingswiel draait of op de boven-/onder-/rechter-/linkerkant ervan drukt,
kunt u items selecteren en instellen. Uw selectie wordt vastgelegd wanneer u op in het
midden van het besturingswiel drukt.
De functies DISP (weergave-instelling), / (transportfunctie) en (witbalans) zijn
toegewezen aan de boven-/linker-/rechterkant van het besturingswiel. Bovendien kunt u de
[ISO]-instellingen veranderen door het besturingswiel te draaien. U kunt geselecteerde functies
toewijzen aan de onder-/rechter-/linkerkant van het besturingswiel of aan in het midden van
het besturingswiel, en aan de draaibediening van het besturingswiel.
Tijdens weergave kunt u het volgende/vorige beeld weergeven door op de rechter-/linkerkant
van het besturingswiel te drukken, of door het besturingswiel te draaien.
[12] De bedieningsmethode controleren > De
bedieningsmethode controleren
MENU-onderdelen gebruiken
In dit gedeelte leert u hoe u instellingen kunt veranderen die betrekking hebben op alle
camerabedieningen en de camerafuncties kunt uitvoeren, waaronder opnemen, weergeven, en
bedieningsmethoden.
1. Druk op de MENU-knop om het menuscherm af te beelden.
2. Selecteer het gewenste MENU-onderdeel met behulp van de boven-/onder-/rechter-
/linkerkant van het besturingswiel of door het besturingswiel te draaien en druk daarna op
in het midden van het besturingswiel.
De weergave kan van stap 1 rechtstreeks veranderen naar stap 3 afhankelijk van de
instelling van [Tegelmenu].
3. Selecteer het gewenste instelitem door op de boven-/onder-/rechter-/linkerkant van het
besturingswiel te drukken of door het besturingswiel te draaien en daarna op in het
midden van het besturingswiel.
Selecteer een pictogram bovenaan het scherm en druk op de rechter-/linkerkant van het
besturingswiel om naar een ander MENU-onderdeel te gaan.
4. Selecteer de gewenste waarde van de instelling en druk ter bevestiging op .
[13] De bedieningsmethode controleren > De
bedieningsmethode controleren
De Fn (Functie)-knop gebruiken
U kunt functies oproepen tijdens het opnemen van beelden. U kunt maximaal 12 veelgebruikte
functies registreren onder de Fn (Functie)-knop.
1. Druk in de opnamefunctie op de Fn (Functie)-knop.
2. Selecteer een functie die moet worden geregistreerd door op de boven-/onder-/rechter-
/linkerkant van het besturingswiel te drukken.
3. Draai de voorste keuzeknop om de gewenste instelling te selecteren.
Sommige functies kunnen worden fijngeregeld met behulp van de achterste keuzeknop.
Instellingen maken op het specifieke scherm.
Selecteer de gewenste functie in stap 2 en druk daarna op in het midden van het
besturingswiel. Het specifieke scherm voor de functie wordt afgebeeld. Volg de
bedieningsgids (A) om de instellingen te maken.
[14] De bedieningsmethode controleren > De
bedieningsmethode controleren
"Quick Navi" gebruiken
Als de zoeker wordt gebruikt, kunt u de instellingen rechtstreeks veranderen met behulp van
het Quick Navi-scherm.
1. Druk herhaaldelijk op de DISP (weergave-instelling)-knop op het besturingswiel tot het
scherm is ingesteld op [Voor zoeker].
2. Druk op de Fn (functie)-knop om over te schakelen naar het Quick Navi-scherm.
3. Selecteer een gewenste functie door op de boven-/onder-/rechter-/linkerkant van het
besturingswiel te drukken.
4. Draai de voorste keuzeknop om de gewenste instelling te selecteren.
Sommige instelwaarden kunnen worden fijngeregeld door de achterste keuzeknop te
draaien.
Instellingen maken op het specifieke scherm.
Selecteer de gewenste functie in stap 3 en druk daarna op in het midden van het
besturingswiel. Het specifieke scherm voor de functie wordt afgebeeld. Volg de
bedieningsgids (A) om de instellingen te maken.
[15] Opnemen > Stilstaande/bewegende beelden
opnemen
Stilstaande beelden opnemen
Neemt stilstaande beelden op.
1. Stel de opnamefunctie in op (Slim automatisch).
2. Stel de hoek van de monitor in en houd de camera vast. Of kijk door de zoeker en houd
camera vast.
3. Druk de ontspanknop tot halverwege in om scherp te stellen.
Als het beeld scherpgesteld is, klinkt een pieptoon en wordt de indicator ( of )
afgebeeld.
4. Druk de ontspanknop helemaal in.
Scherpstellingsindicator
brandt:
Het beeld is scherpgesteld.
brandt:
Het beeld is scherpgesteld. De scherpgestelde positie verandert overeenkomstig de beweging
van het onderwerp.
brandt:
De scherpstelling wordt uitgevoerd.
knippert:
Het scherpstellen is mislukt.
Hint
Als het apparaat niet automatisch kan scherpstellen, knippert de scherpstellingsindicator en
klinkt geen pieptoon. Maak opnieuw een compositie van de opname of kies een andere
instelling voor het scherpstellen.
Scherpstellen kan moeilijk zijn in de volgende situaties:
Het is donker en het onderwerp is ver weg.
Er is weinig contrast tussen het onderwerp en de achtergrond.
Het onderwerp is zichtbaar door glas heen.
Het onderwerp beweegt snel.
Bij reflecterend licht of glimmende oppervlakken.
Er is een knipperend licht.
Het onderwerp wordt van achteren belicht.
[16] Opnemen > Stilstaande/bewegende beelden
opnemen
Bewegende beelden opnemen
U kunt bewegende beelden opnemen door op de MOVIE-knop te drukken.
1. Druk op de MOVIE-knop als u het opnemen wilt starten.
Om de sluitertijd en de diafragmawaarde te veranderen naar de gewenste instellingen, zet
u de opnamefunctie in de stand (Film).
2. Druk nogmaals op de MOVIE-knop als u het opnemen wilt stoppen.
Opmerking
Wanneer een functie, zoals de zoomfunctie, wordt gebruikt tijdens het opnemen van
bewegende beelden, wordt het geluid van de apparaatbediening ook opgenomen. Het geluid
van de werking van de MOVIE-knop kan ook worden opgenomen wanneer u op de MOVIE-
knop drukt om het opnemen te stoppen.
Ononderbroken opnemen is mogelijk gedurende ongeveer 29 minuten per keer in de
standaardinstellingen van het apparaat en bij een temperatuur van ongeveer 25 °C. Nadat
het opnemen van bewegende beelden klaar is, kunt u het opnemen hervatten door nogmaals
op de MOVIE-knop te drukken. Het opnemen kan automatisch worden onderbroken om het
apparaat te beschermen afhankelijk van de omgevingstemperatuur.
[17] Opnemen > Een opnamefunctie selecteren
Lijst met standen van de functiekeuzeknop
U kunt de gewenste opnamefunctie selecteren door de functiekeuzeknop te draaien.
Beschikbare functies
(Automatisch. modus):
Hiermee kunt u stilstaande beelden opnemen van elk onderwerp onder alle omstandigheden
met goede resultaten door de waarden in te stellen die door het product geschikt worden
geacht.
P (Autom. programma):
Hiermee kunt u opnemen met automatisch ingestelde belichting (zowel de sluitertijd als de
diafragmawaarde (F-getal)). U kunt ook de diverse instellingen kiezen op het menu.
A (Diafragmavoorkeuze):
Hiermee kunt u het diafragma instellen en opnemen wanneer u de achtergrond wazig wil
maken, enz.
S (Sluitertijdvoorkeuze):
Hiermee kunt u snelbewegende onderwerpen, enz., opnemen door de sluitertijd handmatig in te
stellen.
M (Handm. belichting):
Hiermee kunt u stilstaande beelden opnemen met de gewenste belichting door de sluitertijd en
de diafragmawaarde in te stellen.
1/2 (Geheug.nr. oproep.):
Hiermee kunt u een beeld opnemen nadat veelgebruikte functies of numerieke instellingen zijn
opgeroepen die van tevoren waren geregistreerd.
(Film):
Hiermee kunt u de instelling voor het opnemen van bewegende beelden veranderen.
(Panorama d. beweg.):
Hiermee kunt u een panoramabeeld opnemen na het beeld is samengesteld.
SCN (Scènekeuze):
Biedt u de mogelijkheid opnamen te maken met vooraf ingestelde instellingen die afhankelijk
zijn van de scène.
[18] Opnemen > Een opnamefunctie selecteren
Slim automatisch
Het apparaat analyseert het onderwerp en biedt u de mogelijkheid een opname te maken met
de juiste instellingen.
1. Zet de functiekeuzeknop in de stand (Automatisch. modus).
2. MENU (Camera- instellingen) [Automatisch. modus] [Slim automatisch].
Als [Modusdraaiknopsch.] is ingesteld op [Aan], kunt u de gewenste instellingen
selecteren nadat u de stand van de functiekeuzeknop hebt veranderd.
3. Richt de camera op het onderwerp.
Nadat de camera de scène heeft herkend, wordt het pictogram van de herkende scène
afgebeeld op het scherm.
4. Stel scherp en fotografeer het onderwerp.
Opmerking
Het apparaat zal de scène niet herkennen wanneer u beelden opneemt met een andere
zoomfunctie dan de optische-zoomfunctie.
Het apparaat herkent deze scènes mogelijk niet goed onder bepaalde
opnameomstandigheden.
[19] Opnemen > Een opnamefunctie selecteren
Superieur automat.
Het apparaat herkent en evalueert automatisch de opnameomstandigheden en de toepasselijke
instellingen worden automatisch gemaakt.
Het apparaat kan meerdere beelden opnemen en een samengesteld beeld maken, enz., met
gebruikmaking van meer opname-instellingen dan in de intelligente automatische functie om
beelden met een hogere kwaliteit op te nemen.
1. Zet de functiekeuzeknop in de stand (Automatisch. modus).
2. MENU (Camera- instellingen) [Automatisch. modus] [Superieur automat.].
Als [Modusdraaiknopsch.] is ingesteld op [Aan], kunt u de gewenste instellingen
selecteren nadat u de stand van de functiekeuzeknop hebt veranderd.
3. Richt de camera op het onderwerp.
Als de camera een scène herkent, wordt het pictogram van de scèneherkenning afgebeeld
op het scherm. Indien van toepassing worden tevens de toepasselijke opnamefunctie voor
de herkende scène en het aantal keer dat de sluiter wordt ontspannen afgebeeld.
4. Stel scherp en fotografeer het onderwerp.
Als de camera meerdere beelden opneemt, kiest hij automatisch het meest geschikte
beeld en slaat dit op. U kunt ook alle beelden opslaan door [Sup. aut. Bld extract.] in te
stellen.
Opmerking
Wanneer het apparaat wordt gebruikt om samengestelde beelden te maken, duurt het
opnameproces langer dan normaal.
Het apparaat zal de scène niet herkennen wanneer u een andere zoomfunctie gebruikt dan
de optische-zoomfunctie.
Het apparaat herkent een scène mogelijk niet goed onder bepaalde
opnameomstandigheden.
Als [ Kwaliteit] is ingesteld op [RAW] of [RAW en JPEG], kan het apparaat geen
samengesteld beeld maken.
[20] Opnemen > Een opnamefunctie selecteren
Over scèneherkenning
Scèneherkenning werkt in de functies [Slim automatisch] en [Superieur automat.].
In deze functie herkent het apparaat automatisch de opnameomstandigheden en neemt het
beeld automatisch op.
Scèneherkenning:
Pictogrammen en gidsen, zoals (Portretopname), (Kind), (Nachtportret),
(Nachtscène), (Portret m. tegenlicht), (Tegenlichtopname), (Landschap),
(Macro), (Spotlight), (Weinig licht), (Nachtscène met statief) of (Schemeropn.
hand), worden afgebeeld.
Beeldbewerking:
Continue opname, Langz.flitssync., Auto HDR, Daglichtsynchr., Lange sluitert., Schemeropn.
hand
Opmerking
Als [Lach-/Gezichtsherk.] is ingesteld op [Uit], worden de scènes [Portretopname], [Portret
m. tegenlicht], [Nachtportret] en [Kind] niet herkend.
[21] Opnemen > Een opnamefunctie selecteren
De voordelen van automatisch opnemen
In de functie [Superieur automat.] neemt het apparaat op in een hogere kwaliteit dan in de
functie [Slim automatisch] en voert zo nodig samengesteld opnemen uit.
In de functie [Autom. programma] kunt u opnemen na het instellen van diverse functies, zoals
de witbalans, ISO, enz.
(Slim automatisch):
Selecteer deze functie als u wilt dat de camera de scène automatisch herkent.
(Superieur automat.):
Selecteer deze functie om scènes op te nemen onder moeilijke opnameomstandigheden, zoals
bij donkere scènes of een onderwerp met tegenlicht. Selecteer deze functie om beelden van
een hogere kwaliteit op te nemen dan mogelijk is in de functie (Slim automatisch).
P (Autom. programma):
Selecteer deze functie om op te nemen met diverse functies, behalve de belichting (sluitertijd en
diafragma), ingesteld.
Opmerking
In de functie [Slim automatisch] kunt u donkere scènes of onderwerpen met tegenlicht
mogelijk niet duidelijk opnemen.
In de functie [Superieur automat.] duurt het opnameproces langer aangezien het apparaat
een samengesteld beeld maakt.
[22] Opnemen > Een opnamefunctie selecteren
Autom. programma
Stelt u in staat op te nemen met automatisch ingestelde belichting (zowel de sluitertijd als de
diafragmawaarde).
U kunt opnamefuncties instellen, zoals [ISO], [Creatieve stijl] en [D.-bereikopt.].
1. Zet de functiekeuzeknop in de stand P (Autom. programma).
2. U kunt de opnamefuncties instellen op de gewenste instellingen.
3. Stel scherp en fotografeer het onderwerp.
Programmaverschuiving
U kunt de combinatie van sluitertijd en diafragma (F-waarde) veranderen door de
voorste/achterste keuzeknop te draaien zonder de juiste belichting te veranderen die door dit
apparaat is ingesteld. Deze functie is beschikbaar wanneer de flitser niet wordt gebruikt.
Wanneer u de voorste/achterste keuzeknop draait, verandert "P" op het scherm in "P*".
Om de programmaverschuiving te annuleren, draait u de voorste/achterste keuzeknop om de
indicator terug te stellen op "P".
Opmerking
Afhankelijk van de helderheid van de omgeving, is het mogelijk dat de
programmaverschuiving niet kan worden gebruikt.
Stel de opnamefunctie in op een andere stand dan "P" of schakel het apparaat uit om de
gemaakte instelling te annuleren.
Wanneer de helderheid verandert, veranderen tevens de diafragmawaarde (het F-getal) en
de sluitertijd terwijl de verschuivingswaarde hetzelfde blijft.
[23] Opnemen > Een opnamefunctie selecteren
Panorama d. beweg.
Stelt u in staat om een enkel panoramabeeld te creëren uit meerdere beelden die zijn
opgenomen tijdens het pannen van de camera.
1. Zet de functiekeuzeknop in de stand (Panorama d. beweg.).
2. Richt de camera op het onderwerp waarvoor u de scherpstelling en helderheid wilt
instellen.
3. Terwijl de ontspanknop tot halverwege ingedrukt wordt gehouden, richt u de camera naar
één uiteinde van de panoramacompositie.
(A) Dit gedeelte wordt niet opgenomen.
4. Druk de ontspanknop helemaal in.
5. Pan de camera naar het einde van de overzichtsbalk in de richting van de pijl op de
monitor.
(B) Overzichtsbalk
Opmerking
Als de volledige hoek van de panoramaopname niet binnen de vaste tijdsduur wordt gepand,
wordt een grijs gebied toegevoegd aan het samengestelde beeld. Als dit gebeurt, beweegt u
het apparaat sneller om het volledige panoramabeeld op te nemen.
Als [Breed] is geselecteerd voor [Panorama: formaat], wordt mogelijk niet de volledige hoek
van het panoramabeeld binnen de gegeven tijdsduur gepand. Als dit gebeurt, neemt u
opnieuw op nadat [Panorama: formaat] is ingesteld op [Standaard].
Tijdens het opnemen met panorama door beweging wordt de burst-opnamefunctie
ingeschakeld en wordt het geluid van de sluiter continu voortgebracht tot de opname klaar is.
Aangezien meerdere beelden aan elkaar worden geplakt, verloopt in sommige gevallen de
overgang mogelijk niet soepel.
De beelden kunnen wazig zijn in donkere scènes.
Als een lichtbron, zoals een tl-verlichting, flikkert, zijn de helderheid en kleur van de aan
elkaar geplakte beelden mogelijk niet consistent.
Als de volledige hoek van de panoramaopname en de AE/AF-vergrendelingshoek sterk
verschillen in helderheid en scherpstelling, lukt de opname mogelijk niet. Als dit gebeurt,
verandert u de AE/AF-vergrendelingshoek en neemt u opnieuw op.
De volgende situaties zijn niet geschikt voor opnemen met panorama door beweging:
Bewegende onderwerpen.
Onderwerpen die zich te dicht bij het apparaat bevinden.
Onderwerpen met ononderbroken soortgelijke patronen, zoals de lucht, het strand of een gazon.
Onderwerpen die constant veranderen, zoals de golven of een waterval.
Onderwerpen waarvan de helderheid sterk verschilt van hun omgeving, zoals de zon of een
gloeilamp.
Opnemen met panorama door beweging kan worden onderbroken in de volgende situaties:
Wanneer de camera te snel of te langzaam wordt gepand.
Het onderwerp is te wazig.
Hint
U kunt de voorste keuzeknop draaien op het opnamescherm om de opnamerichting te
selecteren.
[24] Opnemen > Een opnamefunctie selecteren
Scènekeuze
Biedt u de mogelijkheid opnamen te maken met vooraf ingestelde instellingen die afhankelijk
zijn van de scène.
1. Zet de functiekeuzeknop in de stand SCN (Scènekeuze).
2. MENU (Camera- instellingen) [Scènekeuze] gewenste functie.
Als [Modusdraaiknopsch.] is ingesteld op [Aan], kunt u de gewenste instellingen
selecteren nadat u de stand van de functiekeuzeknop hebt veranderd.
Menu-onderdelen
Portret:
Neemt het onderwerp scherp op tegen een onscherpe achtergrond. Benadrukt de zachte
huidtinten.
Sportactie:
Legt een bewegend onderwerp vast met een snelle sluitertijd zodat het lijkt of het onderwerp
stilstaat. Het apparaat neemt continu beelden op zolang u de ontspanknop ingedrukt houdt.
Macro:
Neemt close-ups op van onderwerpen, zoals bloemen, insecten, voedsel of kleine voorwerpen.
Landschap:
Neemt het hele landschap scherp op met levendige kleuren.
Zonsondergang:
Maakt een prachtige opname van het rood van de zonsondergang.
Nachtscène:
Neemt nachtscènes op zonder dat de donkere sfeer verloren gaat.
Schemeropn. hand:
Neemt nachtscènes op met minder ruis en onscherpte zonder dat u een statief gebruikt. Een
reeks opnamen wordt gemaakt en beeldbewerking wordt toegepast om de
onderwerpbeweging, camerabeweging en ruis te verminderen.
Nachtportret:
Neemt nachtscèneportretten op met de flitser.
Antibewegingswaas:
Maakt het mogelijk om binnenshuis op te nemen zonder de flitser te gebruiken en vermindert
onderwerpbeweging. Het apparaat neemt burst-beelden op en combineert deze om een beeld
te creëren, waarbij de onderwerpbeweging en ruis worden verminderd.
Opmerking
In de functie [Schemeropn. hand] of [Antibewegingswaas] klikt de sluiter 4 keer, waarna het
beeld wordt opgeslagen.
Als u [Schemeropn. hand] of [Antibewegingswaas] selecteert met [RAW] of [RAW en JPEG],
wordt de beeldkwaliteit tijdelijk ingesteld op [Fijn].
Het verminderen van wazige beelden is minder effectief, ook in de functies [Schemeropn.
hand] of [Antibewegingswaas] , wanneer de volgende onderwerpen worden opgenomen:
Onderwerpen die onvoorspelbare bewegingen maken.
Onderwerpen die zich te dicht bij het apparaat bevinden.
Onderwerpen met ononderbroken soortgelijke patronen, zoals de lucht, het strand of een gazon.
Onderwerpen die constant veranderen, zoals de golven of een waterval.
In het geval van [Schemeropn. hand] of [Antibewegingswaas], kan zich blokvormige ruis
voordoen wanneer u een lichtbron gebruikt die flikkert, zoals fluorescerende verlichting.
De minimale afstand waarop u een onderwerp kunt benaderen, verandert niet, ook niet als u
[Macro] selecteert. Zie voor het minimale scherpstelbereik, de minimale afstand van de lens
die op het apparaat is bevestigd.
Hint
Om de scène te veranderen, draait u de voorste keuzeknop op het opnamescherm en
selecteert u een nieuwe scène.
[25] Opnemen > Een opnamefunctie selecteren
Sluitertijdvoorkeuze
U kunt de beweging van een bewegend onderwerp op diverse manieren tot uitdrukking brengen
door de sluitertijd aan te passen, bijvoorbeeld door de beweging te bevriezen met een korte
sluitertijd, of door een naspoor van het onderwerp te veroorzaken met een lange sluitertijd.De
sluitertijd kan worden veranderd tijdens het opnemen van bewegende beelden.
1. Zet de functiekeuzeknop in de stand S (Sluitertijdvoorkeuze).
2. Selecteer de gewenste instelling door de voorste keuzeknop te draaien.
3. Stel scherp en fotografeer het onderwerp.
Het diafragma wordt automatisch aangepast om tot een juiste belichting te komen.
Opmerking
Als na het instellen geen juiste belichting kan worden verkregen, knippert de
diafragmawaarde op het opnamescherm. U kunt zo wel een opname maken, maar u kunt
beter een andere instelling kiezen.
Wanneer u een lange sluitertijd instelt, gebruikt u een statief om te voorkomen dat het beeld
wazig wordt.
Het pictogram / (SteadyShot-waarschuwing) wordt niet afgebeeld in de
sluitertijdprioriteitsfunctie.
Wanneer de sluitertijd 1 seconde(n) of langer is, wordt na de opname ruisonderdrukking
uitgevoerd gedurende dezelfde tijdsduur waarin de sluiter geopend was. U kunt echter niet
verder gaan met opnemen zolang de ruisonderdrukking wordt uitgevoerd.
De helderheid van het beeld op de monitor kan verschillen van die van het beeld dat in
werkelijkheid wordt opgenomen.
Hint
Wanneer u een kortere sluitertijd gebruikt, lijkt het of bewegende onderwerpen, zoals een
hardloper, auto's of de branding van de zee, zijn stilgezet. Wanneer u een langere sluitertijd
gebruikt wordt een naspoor van het bewegende onderwerp opgenomen, waardoor een
natuurlijker en dynamischer beeld ontstaat.
[26] Opnemen > Een opnamefunctie selecteren
Diafragmavoorkeuze
U kunt opnemen door het diafragma in te stellen en het scherpstelbereik te veranderen, of door
de achtergrond onscherp te maken.De diafragmawaarde kan worden veranderd tijdens het
opnemen van bewegende beelden.
1. Zet de functiekeuzeknop in de stand A (Diafragmavoorkeuze).
2. Selecteer de gewenste instelling door de voorste keuzeknop te draaien.
Kleinere F-waarde: Het onderwerp is scherpgesteld, maar voorwerpen voor en achter
het onderwerp zijn wazig.
Grotere F-waarde: Het onderwerp en de voor- en achtergrond zijn allemaal
scherpgesteld.
3. Stel scherp en fotografeer het onderwerp.
De sluitertijd wordt automatisch aangepast om een juiste belichting te verkrijgen.
Opmerking
Als na het instellen geen juiste belichting kan worden verkregen, knippert de sluitertijd op het
opnamescherm. U kunt zo wel een opname maken, maar u kunt beter een andere instelling
kiezen.
De helderheid van het beeld op het scherm kan verschillen van die van het beeld dat in
werkelijkheid wordt opgenomen.
Hint
Kleinere F-waarde (het diafragma wordt groter) verkleint het bereik waarin alles
scherpgesteld is. Dit maakt het mogelijk om scherp te stellen op het onderwerp en
voorwerpen voor en achter het onderwerp onscherp te maken (de scherptediepte wordt
kleiner). Grotere F-waarde (het diafragma wordt kleiner) vergroot het bereik waarin alles
scherpgesteld is. Dit maakt het mogelijk om de diepte van de omgeving op te nemen (de
scherptediepte wordt groter).
[27] Opnemen > Een opnamefunctie selecteren
Handm. belichting
U kunt een opname met de gewenste belichtingsinstelling maken door wijziging van zowel de
sluitertijd als het diafragma.De sluitertijd en de diafragmawaarde kunnen worden veranderd
tijdens het opnemen van bewegende beelden.
1. Zet de functiekeuzeknop in de stand M (Handm. belichting).
2. Selecteer de gewenste diafragmawaarde door de voorste keuzeknop te draaien.
Selecteer de gewenste sluitertijd door de achterste keuzeknop te draaien.
Als [ISO] is ingesteld op iets anders dan [ISO AUTO], gebruikt u MM (gemeten handmatig)
om de belichtingswaarde te controleren.
Naar +: Beelden worden helderder.
Naar − : Beelden worden donkerder.
0: Juiste belichting geanalyseerd door het apparaat
3. Stel scherp en fotografeer het onderwerp.
Opmerking
Als [ISO] is ingesteld op [ISO AUTO], verandert de ISO-waarde automatisch zodat de juiste
belichting wordt verkregen met gebruikmaking van de diafragmawaarde en sluitertijd die u
hebt ingesteld. Als de diafragmawaarde en sluitertijd die u hebt ingesteld niet geschikt zijn
voor een juiste belichting, knippert de ISO-waarde op het scherm.
Het pictogram voor gemeten handmatig wordt niet afgebeeld wanneer [ISO] is ingesteld op
[ISO AUTO].
Als de hoeveelheid omgevingslicht buiten het meetbereik van gemeten handmatig valt,
knippert het pictogram voor gemeten handmatig.
Het pictogram / (SteadyShot-waarschuwing) wordt niet afgebeeld in de
handmatige-belichtingsfunctie.
De helderheid van het beeld op de monitor kan verschillen van die van het beeld dat in
werkelijkheid wordt opgenomen.
Hint
U kunt de combinatie van de sluitertijd en het diafragma (F-waarde) veranderen zonder de
ingestelde belichtingswaarde te veranderen door de voorste/achterste keuzeknop te draaien
terwijl u de AEL-knop ingedrukt houdt. (Handmatige verschuiving)
[28] Opnemen > Een opnamefunctie selecteren
BULB
U kunt een naspoor opnemen van de beweging van een onderwerp met een lange sluitertijd.
BULB is geschikt voor het opnemen van lichtsporen van bijvoorbeeld vuurwerk.
1. Zet de functiekeuzeknop in de stand M (Handm. belichting).
2. Draai de achterste keuzeknop rechtsom tot [BULB] wordt afgebeeld.
3. Druk de ontspanknop tot halverwege in om scherp te stellen.
4. Houd de ontspanknop ingedrukt zo lang de opname duurt.
Zo lang u de ontspankop ingedrukt houdt, blijft de sluiter geopend.
Opmerking
Omdat een lange sluitertijd wordt gebruikt en het moeilijker wordt de camera stil te houden,
kunt u het beste een statief gebruiken.
Hoe langer de belichtingstijd hoe meer ruis zichtbaar zal zijn in het beeld.
Na het opnemen wordt de ruisonderdrukking ([ NR lang-belicht]) uitgevoerd gedurende
dezelfde tijdsduur waarin de sluiter geopend was. U kunt echter niet verder gaan met
opnemen zolang de ruisonderdrukking wordt uitgevoerd.
U kunt de sluitertijd niet instellen op [BULB] in de volgende situaties:
Wanneer de functie [Lach-sluiter] is ingeschakeld.
Wanneer de functie [Auto HDR] is ingeschakeld.
Wanneer [Foto-effect] is ingesteld op [HDR-schilderij] of [Mono. m. rijke tonen].
Wanneer de functie [NR Multi Frame] is ingeschakeld.
Als de [Transportfunctie] is ingesteld op [Continue opname], [Cont. m. snelh.vk.] of [Zelfontsp.(Cont.)].
Als u de bovenstaande functies gebruikt terwijl de sluitertijd is ingesteld op [BULB], wordt de
sluitertijd tijdelijk ingesteld op 30 seconden.
Hint
Beelden die zijn opgenomen in de stand [BULB] worden vaak wazig. Wij adviseren u een
statief te gebruiken of een afstandsbediening die compatibel is met de multifunctionele
aansluiting en is voorzien van een ontspanknop-vergrendelfunctie (los verkrijgbaar).
[29] Opnemen > Een opnamefunctie selecteren
Geheug.nr. oproep.
Hiermee kunt u een beeld opnemen nadat veelgebruikte functies of camera-instellingen zijn
opgeroepen die van tevoren werden geregistreerd.
1. Zet de functiekeuzeknop in de stand 1 of 2 (Geheug.nr. oproep.).
2. Druk op in het midden van het besturingswiel.
Opmerking
Registreer opname-instellingen van tevoren met [Geheugen].
Als u [Geheug.nr. oproep.] instelt na het voltooien van de opname-instellingen, krijgen de
geregistreerde instellingen voorrang en kunnen de oorspronkelijke instellingen ongeldig
worden. Controleer de indicators op het scherm voordat u opneemt.
[30] Opnemen > Een opnamefunctie selecteren
Film
U kunt de sluitertijd of diafragmawaarde instellen op uw gewenste instellingen voor het
opnemen van bewegende beelden. U kunt ook de beeldhoek controleren alvorens op te nemen.
1. Zet de functiekeuzeknop in de stand (Film).
2. MENU (Camera- instellingen) [Film] → gewenste instelling.
Als [Modusdraaiknopsch.] is ingesteld op [Aan], kunt u de gewenste instellingen
selecteren nadat u de stand van de functiekeuzeknop hebt veranderd.
Menu-onderdelen
Autom. programma:
Maakt het mogelijk om op te nemen met automatisch ingestelde belichting (zowel de sluitertijd
als de diafragmawaarde). De andere instellingen kunnen handmatig worden gemaakt.
Diafragmavoorkeuze:
Maakt het mogelijk om op te nemen nadat de diafragmawaarde handmatig is ingesteld.
Sluitertijdvoorkeuze:
Maakt het mogelijk om op te nemen nadat de sluitertijd handmatig is ingesteld.
Handm. belichting:
Maakt het mogelijk om op te nemen nadat de belichting handmatig is ingesteld (zowel de
sluitertijd als de diafragmawaarde).
[31] De opnamefuncties gebruiken > De zoom gebruiken
Zoom
Als een zoomlens is bevestigd, kunt u beelden vergroten door de zoomring van de lens te
draaien.
1. Draai de zoomring van de zoomlens om het onderwerp te vergroten.
Wanneer een elektrisch bediende zoomlens is bevestigd, bedient u de zoomknop van
de zoomlens om het onderwerp te vergroten.
Over [Zoom] op de camera
Als u [Enkel optische zoom] instelt op iets anders dan [Zoom-instelling], kunt u de zoom van de
camera gebruiken.
Als een elektrisch bediende zoomlens is bevestigd:
Als het zoombereik van de optische zoom wordt overschreden wanneer u de zoomknop of de
zoomring bedient, schakelt de camera automatisch over naar de zoomfunctie van de camera.
Als een andere lens dan een elektrisch bediende zoomlens is bevestigd:
MENU (Camera- instellingen) [Zoom] gewenste waarde.
[32] De opnamefuncties gebruiken > De zoom gebruiken
De zoomfuncties die beschikbaar zijn op het apparaat
De zoomfunctie van het apparaat levert een hogere zoomvergroting door meerdere
zoomfuncties te combineren. Het pictogram dat op het scherm wordt afgebeeld, verandert met
de geselecteerde zoomfunctie.
(1) Optische-zoombereik
Zoomt de beelden binnen het zoombereik van een lens.
Als een elektrisch bediende zoomlens is bevestigd, wordt de zoombalk van het optische-
zoombereik afgebeeld.
Als een andere lens dan een elektrisch bediende zoomlens is bevestigd, wordt de zoombalk
van het optische-zoombereik niet afgebeeld.
(2) Slimme-zoombereik ( )
Zoomt beelden zonder dat de oorspronkelijke kwaliteit verslechtert door een beeld gedeeltelijk
af te snijden (alleen wanneer het beeldformaat [M] of [S]).
(3) Helder-Beeld-Zoom-bereik ( )
Zoomt beelden met behulp van beeldbewerking met minder vervorming. Stel [Zoom-instelling]
eerst in op [Aan:HelderBldZoom] of [Aan: Digitale zoom].
(4) Digitale-zoombereik ( )
U kunt beelden vergroten met behulp van beeldbewerking. Als u [Aan: Digitale zoom] instelt op
[Zoom-instelling], kunt u deze zoomfunctie gebruiken.
Opmerking
De standaardinstelling voor de [Zoom-instelling] is [Enkel optische zoom].
De standaardinstelling voor [ Beeldformaat] is [L]. Om de slimme-zoomfunctie te kunnen
gebruiken, stelt u [ Beeldformaat] in op [M] of [S].
De zoomfuncties, behalve de optische-zoomfunctie, zijn niet beschikbaar bij opnemen in de
volgende situaties:
[Panorama d. beweg.]
[Lach-/Gezichtsherk.] is ingesteld op [Lach-sluiter]
[
Kwaliteit] is ingesteld op [RAW] of [RAW en JPEG]
U kunt de slimme-zoomfunctie niet gebruiken met bewegende beelden.
Als een elektrisch bediende zoomlens is bevestigd, kunt u op het MENU [Zoom] niet
gebruiken. Als u beelden vergroot tot buiten het zoombereik van de optische zoom, schakelt
het apparaat automatisch over naar de [Zoom].
Bij gebruik van een andere zoomfunctie dan de optische-zoomfunctie, is de instelling
[Scherpstelgebied] uitgeschakeld. De AF werkt met voorrang in en om het centrale gebied.
Bovendien ligt [Lichtmeetfunctie] vast op [Multi].
[33] De opnamefuncties gebruiken > De zoom gebruiken
Zoom-instelling
U kunt de zoominstelling van het apparaat selecteren.
1. MENU (Eigen instellingen)[Zoom-instelling] → gewenste instelling.
Menu-onderdelen
Enkel optische zoom (standaardinstelling):
De optische zoom is geactiveerd. U kunt de slimme-zoomfunctie gebruiken als u [
Beeldformaat] instelt op [M] of [S].
Aan:HelderBldZoom:
Zelfs als het zoombereik van de optische zoom wordt overschreden, vergroot het apparaat
beelden binnen het bereik waarbinnen de beeldkwaliteit niet aanzienlijk verslechtert.
Aan: Digitale zoom:
Wanneer het zoombereik van de [Helder Beeld Zoom] wordt overschreden, vergroot het
apparaat de beelden tot de maximale zoomvergroting. De beeldkwaliteit gaat echter achteruit.
Opmerking
Stel [Enkel optische zoom] in als u beelden wilt vergroten binnen het bereik waarbinnen de
beeldkwaliteit niet verslechtert.
[34] De opnamefuncties gebruiken > De zoom gebruiken
Over de zoomvergroting
De zoomvergroting die wordt gebruikt in combinatie met de zoom van de lens, verandert
afhankelijk van het geselecteerde beeldformaat.
De volgende zoomvergrotingen gelden voor volformaatopname, en de cijfers tussen haakjes
gelden voor APS-C-formaatopname.
[Zoom-instelling]: [Enkel optische zoom]
[ Beeldformaat]: M ong. 1,5× (ong. 1,3×), S ong. (ong. 2×)
[Zoom-instelling]: [Aan:HelderBldZoom]
[
Beeldformaat]: L ong. (ong. 2×), M ong.
*
, ong. 3,1×
**
(ong. 2,6×), S ong. (ong.
4×)
[Zoom-instelling]: [Aan: Digitale zoom]
[ Beeldformaat]: L ong. (ong. 4×), M ong. 6,1× (ong. 5,2×), S ong. (ong. 8×)
*
ILCE-7
**
ILCE-7R
De flitser (los verkrijgbaar) gebruiken
Gebruik in een donkere omgeving de flitser om het onderwerp te verlichten tijdens de opname,
en om camerabeweging te voorkomen. Als u tegen de zon in opneemt, gebruikt u de flitser om
het beeld van het onderwerp met tegenlicht te verlichten.
1. Bevestig de flitser (los verkrijgbaar) op het apparaat.
2. Druk de ontspanknop helemaal in.
Opmerking
U kunt de flitser niet gebruiken wanneer u bewegende beelden opneemt.
Tijdens het opladen van de flitser knippert . Nadat het opladen klaar is, blijft het
flitserpictogram branden.
Gebruik geen in de handel verkrijgbare flitser met synchro-hoogspanningsaansluitingen of
met omgekeerde polariteit.
In de hoeken van een opgenomen beeld kan een schaduw zichtbaar zijn, afhankelijk van de
lens.
[36] De opnamefuncties gebruiken > De flitser gebruiken
Flitsfunctie
U kunt de flitsfunctie instellen.
1. MENU (Camera- instellingen) [Flitsfunctie] gewenste instelling.
Menu-onderdelen
Flitser uit:
De flitser gaat niet af.
Automatisch flitsen:
Gaat af in donkere omgevingen of bij het opnemen met sterk tegenlicht.
Invulflits (standaardinstelling):
Elke keer als u op de ontspanknop drukt, gaat de flitser af.
Langz.flitssync.:
Elke keer als u op de ontspanknop drukt, gaat de flitser af. U kunt met de langzame-
flitssynchronisatieopname een helder beeld opnemen van zowel het onderwerp als de
achtergrond door een langere sluitertijd te gebruiken.
Eindsynchron.:
Elke keer wanneer u de ontspanknop indrukt, gaat de flitser af net voordat de belichting is
voltooid. Met eindsynchronisatie kunt u een natuurlijke foto maken van het naspoor van een
bewegend onderwerp, zoals een rijdende auto of een wandelaar.
Draadloos:
Bij gebruik van een draadloze flitser, wordt door het schaduweffect sterker een
driedimensionale indruk gewekt dan bij gebruik van een bevestigde flitser. Deze functie is
effectief wanneer u een externe flitser (los verkrijgbaar) op het apparaat bevestigt die
compatibel is met afstandsbediening, en opneemt met draadloze flitser (los verkrijgbaar), die op
afstand van het apparaat is geplaatst.
Opmerking
De standaardinstelling hangt af van de opnamefunctie.
De beschikbare flitsfuncties zijn afhankelijk van de opnamefunctie.
[37] De opnamefuncties gebruiken > De flitser gebruiken
Flitscompensatie
Past de hoeveelheid flitslicht aan binnen een bereik van –3,0 EV tot +3,0 EV.
Flitscompensatie verandert alleen de hoeveelheid flitslicht. Belichtingscompensatie verandert
de hoeveelheid flitslicht in combinatie met de verandering van de sluitertijd en het diafragma.
1. MENU (Camera- instellingen) [Flitscompensatie] gewenste instelling.
Door hogere waarden (+ kant) te selecteren, wordt het flitsniveau hoger, en door lagere
waarden (– kant) te selecteren, wordt het flitsniveau lager.
Opmerking
Het kan zijn dat het hogere flitseffect niet zichtbaar is omdat de beschikbare hoeveelheid
flitslicht beperkt is in het geval het onderwerp zich buiten het maximumbereik van de flitser
bevindt. Als het onderwerp zich erg dichtbij bevindt, is het lagere flitseffect mogelijk niet
zichtbaar.
[38] De opnamefuncties gebruiken > Een
schermweergavefunctie selecteren
De schermweergave veranderen (Opnemen)
U kunt de afgebeelde inhoud op het scherm veranderen.
1. Druk op de DISP (Weergave-instelling)-knop.
Iedere keer wanneer u op de DISP-knop drukt, verandert het opname-informatiescherm
als volgt:
Graf. weerg. Alle info weerg.Geen infoHistogram NiveauVoor zoeker*
Graf. weerg.
Graf. weerg.
Alle info weerg.
Geen info
Histogram
Niveau
Voor zoeker*
* [Voor zoeker] wordt niet afgebeeld in de zoekerfunctie.
Sommige weergavemethoden worden niet afgebeeld in de standaardinstellingen.
Het afgebeelde scherm varieert afhankelijk van de instelling van [DISP-knop].
Opmerking
Histogram wordt niet afgebeeld tijdens het opnemen van panoramabeelden.
In de functie voor bewegende beelden kan [Voor zoeker] niet worden afgebeeld.
Hint
U kunt verschillende instellingen selecteren voor de zoeker en de monitor. Kijk door de
zoeker om de weergave-instellingen voor de zoeker in te stellen.
[39] De opnamefuncties gebruiken > Een
schermweergavefunctie selecteren
DISP-knop (Zoeker)
Stelt u in staat de schermweegavefuncties in te stellen die in de opnamefunctie kunnen worden
geselecteerd voor de zoeker met (Weergave-instelling).
1. MENU (Eigen instellingen) [DISP-knop] [Zoeker] gewenste instelling
[Enter].
De onderdelen gemarkeerd met zijn beschikbaar.
Menu-onderdelen
Graf. weerg.:
Beeldt basisinformatie af over opnemen. De sluitertijd en diafragmawaarde worden grafisch
afgebeeld.
Alle info weerg.:
Beeldt opname-informatie af.
Geen info:
Beeldt geen opname-informatie af.
Histogram:
Toont een grafische weergave van de luminantieverdeling.
Niveau:
Geeft aan of het apparaat horizontaal staat, zowel in de richting links-rechts als in de richting
voor-achter. Wanneer het apparaat in beide richtingen horizontaal staat, wordt de indicator
groen.
[40] De opnamefuncties gebruiken > Een
schermweergavefunctie selecteren
DISP-knop (Scherm)
Stelt u in staat de schermweegavefuncties in te stellen die in de opnamefunctie kunnen worden
geselecteerd voor de monitor met (Weergave-instelling).
1. MENU (Eigen instellingen) [DISP-knop] [Scherm] → gewenste instelling
[Enter].
De onderdelen gemarkeerd met zijn beschikbaar.
Menu-onderdelen
Graf. weerg.:
Beeldt basisinformatie af over opnemen. De sluitertijd en diafragmawaarde worden grafisch
afgebeeld.
Alle info weerg.:
Beeldt opname-informatie af.
Geen info:
Beeldt geen opname-informatie af.
Histogram:
Toont een grafische weergave van de luminantieverdeling.
Niveau:
Geeft aan of het apparaat horizontaal staat, zowel in de richting links-rechts als in de richting
voor-achter. Wanneer het apparaat in beide richtingen horizontaal staat, wordt de indicator
groen.
Voor zoeker:
Beeldt informatie af die geschikt is voor opnemen met de zoeker.
[41] De opnamefuncties gebruiken > Het formaat/de
kwaliteit van stilstaande beelden selecteren
Beeldformaat (stilstaand beeld)
Hoe groter het beeldformaat hoe meer details zullen worden gereproduceerd wanneer het
beeld wordt afgedrukt op een groot formaat papier. Hoe kleiner het beeldformaat, hoe meer
beelden kunnen worden opgenomen.
1. MENU (Camera- instellingen) [ Beeldformaat] gewenste instelling.
Menu-onderdelen
Beeldformaat wanneer [ Beeldverhouding] is ingesteld op 3:2
ILCE-7
L: 24M 6000×4000 pixels
M: 10M 3936×2624 pixels
S: 6.0M 3008×2000 pixels
ILCE-7R
L: 36M 7360×4912 pixels
M: 15M 4800×3200 pixels
S: 9.0M 3680×2456 pixels
Beeldformaat wanneer [ Beeldverhouding] is ingesteld op 16:9
ILCE-7
L: 20M 6000×3376 pixels
M: 8.7M 3936×2216 pixels
S: 5.1M 3008×1688 pixels
ILCE-7R
L: 30M 7360×4144 pixels
M: 13M 4800×2704 pixels
S: 7.6M 3680×2072 pixels
Als [APS-C-grootte opn.] is ingesteld op [Aan] en [ Beeldverhouding] is ingesteld op 3:2
ILCE-7
L: 10M 3936×2624 pixels
M: 6.0M 3008×2000 pixels
S: 2.6M 1968×1312 pixels
ILCE-7R
L: 15M 4800×3200 pixels
M: 9.0M 3680×2456 pixels
S: 3.8M 2400×1600 pixels
Als [APS-C-grootte opn.] is ingesteld op [Aan] en [ Beeldverhouding] is ingesteld op 16:9
ILCE-7
L: 8.7M 3936×2216 pixels
M: 5.1M 3008×1688 pixels
S: 2.2M 1968×1112 pixels
ILCE-7R
L: 13M 4800×2704 pixels
M: 7.6M 3680×2072 pixels
S: 3.2M 2400×1352 pixels
Opmerking
Als [ Kwaliteit] is ingesteld op [RAW] of [RAW en JPEG], komt het beeldformaat van
RAW-beelden overeen met [L].
[42] De opnamefuncties gebruiken > Het formaat/de
kwaliteit van stilstaande beelden selecteren
Beeldverhouding (stilstaand beeld)
Stelt de beeldverhouding in van stilstaande beelden.
1. MENU (Camera- instellingen)[ Beeldverhouding] gewenste instelling.
Menu-onderdelen
3:2 (standaardinstelling):
Geschikt voor standaardafdrukken.
16:9:
Voor weergeven op een high-definition-tv.
[43] De opnamefuncties gebruiken > Het formaat/de
kwaliteit van stilstaande beelden selecteren
Kwaliteit (stilstaand beeld)
Selecteert het compressieformaat van stilstaande beelden.
1. MENU (Camera- instellingen) [ Kwaliteit] → gewenste instelling.
Menu-onderdelen
RAW:
Bestandsformaat: RAW (neemt op met gebruikmaking van het RAW-compressieformaat.)
In dit bestandsformaat wordt geen digitale bewerking toegepast. Selecteer dit formaat als u
beelden op een computer wilt bewerken voor professionele doeleinden.
Het beeldformaat ligt vast op het maximale formaat. Het beeldformaat wordt niet afgebeeld
op het scherm.
RAW en JPEG:
Bestandsformaat: RAW (neemt op met gebruikmaking van het RAW-compressieformaat.) +
JPEG
Een RAW-beeld en een JPEG-beeld worden tegelijkertijd opgenomen. Dit is handig wanneer u
2 beeldbestanden nodig hebt: een JPEG-bestand om weer te geven, en een RAW-bestand om
te bewerken.
Extra fijn:
Bestandsformaat: JPEG
Het beeld wordt gecomprimeerd in het JPEG-bestandsformaat en opgenomen met een hogere
beeldkwaliteit dan [Fijn].
Fijn (standaardinstelling):
Bestandsformaat: JPEG
Het beeld wordt bij het opnemen gecomprimeerd in het JPEG-bestandsformaat.
Standaard:
Bestandsformaat: JPEG
Het beeld wordt bij het opnemen gecomprimeerd in het JPEG-bestandsformaat. Aangezien de
compressieverhouding van [Standaard] hoger is dan die van [Fijn], is de bestandsgrootte van
[Standaard] kleiner dan die van [Fijn]. Hiermee kunnen meer bestanden worden opgenomen op
1 geheugenkaart, maar de kwaliteit is lager.
Opmerking
Als beelden niet bewerkt hoeven te worden op uw computer, adviseren wij u beelden op te
nemen in het JPEG-bestandsformaat.
U kunt geen DPOF-afdrukmarkering aanbrengen op beelden in het RAW-bestandsformaat.
[44] De opnamefuncties gebruiken > Het formaat/de
kwaliteit van stilstaande beelden selecteren
Panorama: formaat
Stelt het beeldformaat in voor het opnemen van panoramabeelden. Het beeldformaat varieert
afhankelijk van de instelling [Panorama: richting].
1. MENU (Camera- instellingen) [Panorama: formaat] gewenste instelling.
Menu-onderdelen
Als [Panorama: richting] is ingesteld op [Naar boven] of [Naar beneden]
Standaard: 3872×2160
Breed: 5536×2160
Als [Panorama: richting] is ingesteld op [Links] of [Rechts]
Standaard: 8192×1856
Breed: 12416×1856
[45] De opnamefuncties gebruiken > Het formaat/de
kwaliteit van stilstaande beelden selecteren
Panorama: richting
Stelt de richting in waarin de camera moet worden gepand bij het opnemen van
panoramabeelden.
1. MENU (Camera- instellingen) [Panorama: richting]gewenste instelling.
Menu-onderdelen
Rechts (standaardinstelling):
Pan de camera van links naar rechts.
Links:
Pan de camera van rechts naar links.
Naar boven:
Pan de camera van onder naar boven.
Naar beneden:
Pan de camera van boven naar onder.
[46] De opnamefuncties gebruiken > Scherpstellen
Scherpstelfunctie
Selecteert de scherpstelmethode die geschikt is voor de beweging van het onderwerp.
1. MENU (Camera- instellingen) [Scherpstelfunctie] gewenste instelling.
Menu-onderdelen
(Enkelvoudige AF) (standaardinstelling):
Het apparaat vergrendelt de scherpstelling nadat het scherpstellen is voltooid. Gebruik
[Enkelvoudige AF] wanneer het onderwerp bewegingsloos is.
(Continue AF):
Het apparaat blijft scherpstellen zo lang u de ontspanknop tot halverwege ingedrukt houdt.
Gebruik dit wanneer het onderwerp in beweging is.
(D. handm. sch.):
Maakt het mogelijk om handmatig scherp te stellen in combinatie met automatisch
scherpstellen.
(H. scherpst.):
Stelt handmatig scherp.
Opmerking
Als het onderwerp te dichtbij is, kunnen stof of vingerafdrukken op de lens zichtbaar zijn op
het beeld. Veeg de lens schoon met een zachte doek of iets dergelijks.
Nadat u de scherpstelmethode hebt veranderd, wordt de afstand die u voor de scherpstelling
hebt ingesteld, gewist.
Als [Scherpstelfunctie] is ingesteld op [Continue AF], wordt de pieptoon niet voortgebracht
nadat is scherpgesteld.
[47] De opnamefuncties gebruiken > Scherpstellen
Scherpstelgebied
Selecteert het scherpstelgebied. Gebruik deze functie wanneer het moeilijk is goed scherp te
stellen in de automatische scherpstellingsfunctie.
1. MENU (Camera- instellingen) [Scherpstelgebied] gewenste instelling.
Menu-onderdelen
Breed:
Stelt automatisch scherp op een onderwerp in alle bereiken van het beeld.
Wanneer u de ontspanknop tot halverwege indrukt in de stilstaand-beeldopnamefunctie, wordt
een groen kader afgebeeld rond het gebied dat scherpgesteld is.
Zone:
Selecteer een zone op de monitor waarop u wilt scherpstellen. Een zone bestaat uit negen
scherpstelgebieden en het apparaat selecteert automatisch het scherpstelgebied waarop wordt
scherpgesteld.
Midden:
Stelt automatisch scherp op een onderwerp in het midden van het beeld. Indien gebruikt in
combinatie met de AF-vergrendelingsfunctie, kunt u het gewenste beeld samenstellen.
Flexibel punt:
Maakt het mogelijk om het AF-bereikframe te verplaatsen naar de gewenste plaats op het
scherm en scherp te stellen op een extreem klein onderwerp in een smal gebied.
Op het Flexibel Punt-opnamescherm kunt u de grootte van het AF-bereikzoekerframe
veranderen door het besturingswiel te draaien.
[48] De opnamefuncties gebruiken > Scherpstellen
Scherpstelvergrendeling
Neemt beelden op met de scherpstelling vergrendeld op het gewenste onderwerp in de
automatische scherpstellingsfunctie.
1. MENU (Camera- instellingen) [Scherpstelfunctie] [Enkelvoudige AF].
2. Plaats het onderwerp binnen het AF-gebied en druk de ontspanknop tot halverwege in.
De scherpstelling is vergrendeld.
3. Houd de ontspanknop tot halverwege ingedrukt en plaats het onderwerp terug op de
oorspronkelijke plaats om het beeld opnieuw samen te stellen.
4. Druk de ontspanknop helemaal in om het beeld op te nemen.
[49] De opnamefuncties gebruiken > Scherpstellen
H. scherpst.
Als het moeilijk is goed scherp te stellen in de automatische scherpstellingsfunctie, kunt u de
scherpstelling handmatig uitvoeren.
1. MENU (Camera- instellingen) [Scherpstelfunctie] [H. scherpst.].
2. Draai de scherpstelring om goed scherp te stellen.
Wanneer u de scherpstelring draait, wordt de scherpstellingsafstand afgebeeld op het
scherm.
[50] De opnamefuncties gebruiken > Scherpstellen
Directe handmatige scherpstelling (DMF)
U kunt fijnregelen nadat de scherpstelling is vergrendeld.
U kunt snel scherpstellen op een onderwerp in plaats van handmatig scherp te stellen vanaf het
begin. Dit is handig in gevallen zoals macro-opname.
1. MENU (Camera- instellingen) [Scherpstelfunctie] [D. handm. sch.].
2. Druk de ontspanknop tot halverwege in om automatisch scherp te stellen.
3. Houd de ontspanknop tot halverwege ingedrukt en draai de scherpstelring om een betere
scherpstelling te krijgen.
Wanneer u de scherpstelring draait, wordt de scherpstellingsafstand afgebeeld op het
scherm.
[51] De opnamefuncties gebruiken > Scherpstellen
MF Assist (stilstaand beeld)
U kunt het beeld op het scherm automatisch vergroten om gemakkelijker handmatig scherp te
stellen. Dit werkt bij opnemen met handmatige scherpstelling of met directe handmatige
scherpstelling.
1. MENU (Eigen instellingen)[ MF Assist] [Aan].
2. Stel de scherpstelling in door de scherpstelring te draaien.
Het beeld wordt vergroot. U kunt beelden verder vergroten door op in het midden van
het besturingswiel te drukken.
Opmerking
U kunt [ MF Assist] niet gebruiken tijdens het opnemen van bewegende beelden.
[52] De opnamefuncties gebruiken > Scherpstellen
Scherpst. vergroten
U kunt de scherpstelling controleren door het beeld te vergroten voordat u opneemt.
1. MENU (Camera- instellingen) [Scherpst. vergroten].
2. Druk op in het midden van het besturingswiel om het beeld te vergroten en het deel te
selecteren dat u wilt vergroten met de boven-/onder-/linker-/rechterkant van het
besturingswiel.
3. Bevestig de scherpstelling.
4. Druk de ontspanknop helemaal in om het beeld op te nemen.
Hint
Iedere keer wanneer u op in het midden drukt, verandert de zoekerloup.
Bij handmatig scherpstellen kunt u de scherpstelling aanpassen terwijl een beeld vergroot is.
De functie [Scherpst. vergroten] wordt opgeheven wanneer de ontspanknop tot halverwege
wordt ingedrukt.
U kunt een beeld opnemen terwijl een beeld vergroot wordt weergegeven, maar het
apparaat neemt het beeld van het volledige scherm op.
De functie [Scherpst. vergroten] wordt vrijgegeven na het opnemen.
[53] De opnamefuncties gebruiken > Scherpstellen
Schrpstelvergrot.tijd
Stel in hoe lang een beeld moet worden vergroot bij gebruik van de functie [ MF Assist] of
[Scherpst. vergroten].
1. MENU (Eigen instellingen) [Schrpstelvergrot.tijd]gewenste instelling.
Menu-onderdelen
2 sec. (standaardinstelling):
Vergroot de beelden gedurende 2 seconden.
5 sec.:
Vergroot de beelden gedurende 5 seconden.
Geen beperk.:
Vergroot de beelden tot u op de ontspanknop drukt.
[54] De opnamefuncties gebruiken > Scherpstellen
Reliëfniveau
U kunt bij opnemen met handmatige scherpstelling of met directe handmatige scherpstelling de
contouren van scherpgestelde bereiken benadrukken met behulp van een specifieke kleur. Met
behulp van deze functie kunt u de scherpstelling gemakkelijk controleren.
1. MENU (Eigen instellingen) [Reliëfniveau]gewenste instelling.
Menu-onderdelen
Hoog:
Stelt het reliëfniveau in op hoog.
Gemiddeld:
Stelt het reliëfniveau in op gemiddeld.
Laag:
Stelt het reliëfniveau in op laag.
Uit (standaardinstelling):
Maakt geen gebruik van de reliëffunctie.
Opmerking
Aangezien het apparaat oordeelt dat scherpe delen scherpgesteld zijn, verschilt
[Reliëfniveau] afhankelijk van het onderwerp en de opnameomstandigheden.
De contouren van scherpgestelde bereiken worden niet benadrukt wanneer het apparaat is
aangesloten met behulp van een HDMI-kabel.
[55] De opnamefuncties gebruiken > Scherpstellen
Reliëfkleur
Stelt bij opnemen met handmatige scherpstelling of met directe handmatige scherpstelling de
kleur in die wordt gebruikt voor de reliëffunctie.
1. MENU (Eigen instellingen)[Reliëfkleur]gewenste instelling.
Menu-onderdelen
Rood:
Reliëf versterkt in rood.
Geel:
Reliëf versterkt in geel.
Wit (standaardinstelling):
Reliëf versterkt in wit.
[56] De opnamefuncties gebruiken > Scherpstellen
AF-vergrendeling
Stelt de functie in voor het volgen van het onderwerp om het scherpgesteld te houden.
1. MENU (Camera- instellingen) [AF-vergrendeling]gewenste instelling.
Menu-onderdelen
Uit:
Volgt een onderwerp dat moet worden scherpgesteld niet.
Aan:
Volgt een onderwerp dat moet worden scherpgesteld.
Aan(start m. sluiter):
Volgt een onderwerp dat moet worden scherpgesteld wanneer de ontspanknop tot halverwege
is ingedrukt.
Opmerking
U kunt [Aan(start m. sluiter)] alleen instellen wanneer [Continue AF] is ingesteld op
[Scherpstelfunctie].
[57] De opnamefuncties gebruiken > Scherpstellen
AF-vergrendeling (Aan)
Handhaaft automatisch de scherpstelling van een bewegend onderwerp.
1. MENU (Camera- instellingen) [AF-vergrendeling][Aan].
2. Plaats het doelkader over het te volgen onderwerp en druk in het midden op .
Opmerking
De functie [AF-vergrendeling] werkt mogelijk niet goed in de volgende situaties:
Het onderwerp beweegt te snel.
Het onderwerp is te klein of te groot.
Er is weinig contrast tussen het onderwerp en de achtergrond.
Het is donker.
Het omgevingslicht verandert.
Hint
Als u het onderwerp kwijt bent, kan dit apparaat het onderwerp detecteren en de AF-
vergrendelingsfunctie hervatten wanneer het onderwerp weer op het scherm verschijnt.
[58] De opnamefuncties gebruiken > Scherpstellen
Pre-AF (stilstaand beeld)
Het apparaat stelt automatisch scherp voordat u de ontspanknop tot halverwege indrukt.
1. MENU (Eigen instellingen)[ Pre-AF]gewenste instelling.
Menu-onderdelen
Aan (standaardinstelling):
Stelt scherp voordat u de ontspanknop tot halverwege indrukt.
Uit:
Stelt niet scherp voordat u de ontspanknop tot halverwege indrukt.
Opmerking
[ Pre-AF] is alleen beschikbaar wanneer een lens met montagestuk E is bevestigd.
[59] De opnamefuncties gebruiken > Scherpstellen
Eye-Start AF (stilstaand beeld)
Stelt in of automatische scherpstelling wordt gebruikt of niet wanneer u door de elektronische
zoeker kijkt.
1. MENU (Eigen instellingen)[ Eye-Start AF] → gewenste instelling.
Menu-onderdelen
Aan:
Automatisch scherpstellen begint wanneer u door de elektronische zoeker kijkt.
Uit (standaardinstelling):
Automatisch scherpstellen begint niet wanneer u door de elektronische zoeker kijkt.
Hint
[ Eye-Start AF] is beschikbaar wanneer een lens met een montagestuk A en een
montage-adapter (LA-EA2, LA-EA4) (los verkrijgbaar) zijn bevestigd.
[60] De opnamefuncties gebruiken > Scherpstellen
AF/MF-regeling
U kunt de scherpstellingsfunctie tijdens het opnemen eenvoudig omschakelen van automatisch
naar handmatig en terug zonder de positie van uw handen te veranderen.
1. Zet de AF/MF/AEL-keuzeknop in de stand AF/MF en druk daarna op de AF/MF-knop.
Tijdens automatisch scherpstellen:
Schakelt tijdelijk de scherpstelfunctie om naar handmatig. Stel scherp terwijl de AF/MF-knop
ingedrukt wordt gehouden.
Tijdens handmatig scherpstellen:
Schakelt de scherpstelfunctie tijdelijk om naar automatisch terwijl de AF/MF-knop ingedrukt
wordt gehouden en vergrendelt de scherpstelling.
Hint
Als u onder [AF/MF-reg. wissel.] bij [AF/MF-knop] de instelling [Eigen toetsinstelling.]
selecteert, blijft de scherpstellingsfunctie omgeschakeld, ook nadat u uw vinger van de knop
hebt afgehaald.
[61] De opnamefuncties gebruiken > Scherpstellen
AF-hulplicht (stilstaand beeld)
Het AF-hulplicht geeft een invullicht zodat gemakkelijker op een onderwerp kan worden
scherpgesteld in een donkere omgeving. Met het rode AF-hulplicht kan het apparaat
gemakkelijk scherpstellen wanneer u de ontspanknop tot halverwege indrukt, totdat de
scherpstelling wordt vergrendeld.
1. MENU (Camera- instellingen) [ AF-hulplicht]gewenste instelling.
Menu-onderdelen
Automatisch (standaardinstelling):
Maakt gebruik van het AF-hulplicht.
Uit:
Maakt geen gebruik van het AF-hulplicht.
Opmerking
De camera kan scherpstellen zolang het AF-hulplicht het onderwerp bereikt, ongeacht of het
licht het midden van het onderwerp bereikt.
U kunt [ AF-hulplicht] niet gebruiken in de volgende situaties:
Tijdens het opnemen van bewegende beelden
In de functie [Panorama d. beweg.]
Als [Scherpstelfunctie] is ingesteld op [Continue AF]
Wanneer [Scènekeuze] is ingesteld op [Landschap], [Sportactie] of [Nachtscène].
Wanneer de montage-adapter is bevestigd
Wanneer [Scherpstelgebied] is ingesteld op [Breed] of [Zone], wordt het AF-
bereikzoekerframe aangegeven met een stippellijn.
Het AF-hulplicht zendt zeer helder licht uit. Ondanks dat er geen gezondheidsrisico’s
bestaan, mag u niet van dichtbij rechtstreeks in het AF-hulplicht kijken.
[62] De opnamefuncties gebruiken > Scherpstellen
AF-microafst.
Stelt u in staat een automatisch scherpgestelde positie in te stellen en te registreren voor elke
lens, bij gebruik van een lens met montagestuk A en de montage-adapter LA-EA2 of LA-EA4
(los verkrijgbaar).
1. Selecteer MENU (Eigen instellingen) [AF-microafst.].
2. Selecteer [Inst. voor aanp. AF][Aan].
3. [hoeveelheid]gewenste waarde.
U kunt een waarde selecteren tussen -20 en +20. Wanneer u een positieve waarde
selecteert, wordt de automatisch scherpgestelde positie weg van het apparaat
geschoven. Wanneer u een negatieve waarde selecteert, wordt de automatisch
scherpgestelde positie dichter naar het apparaat toe geschoven.
Opmerking
Wij adviseren u de positie onder werkelijke opnameomstandigheden aan te passen.
Wanneer u een lens bevestigt waarvoor u al een waarde hebt geregistreerd, wordt de
geregistreerde waarde afgebeeld op het scherm. [±0] wordt afgebeeld voor lenzen waarvoor
nog geen waarde is geregistreerd.
Als [−] wordt afgebeeld als de waarde, is het maximumaantal van 30 lenzen reeds
geregistreerd en kan geen nieuwe lens meer worden geregistreerd. Om een nieuwe lens te
registreren, bevestigt u een lens waarvan de geregistreerde waarde kan worden gewist en
stelt u de waarde ervan in op [±0] of stelt u de waarde van alle lenzen terug met behulp van
[Wissen].
Gebruik [AF-microafst.] alleen voor lenzen van Sony, Minolta en Konica-Minolta. Als u [AF-
microafst.] gebruikt met lenzen van andere fabrikanten, kan de geregistreerde waarde
verkeerd zijn. Voer [AF-microafst.] niet uit met een niet-ondersteunde lens.
U kunt [AF-microafst.] niet afzonderlijk instellen voor een lens van Sony, Minolta of Konica-
Minolta met dezelfde specificatie.
[63] De opnamefuncties gebruiken > Scherpstellen
Scherpstelinst.
Stelt de scherpstellingsfuncties in.
1. MENU (Camera- instellingen) [Scherpstelinst.].
2. Maak de instellingen met de voorste/achterste keuzeknop of het besturingswiel.
Wanneer de scherpstellingsfunctie is ingesteld op [Aut.
scherpst.]/[D. handm. sch.]
Voorste keuzeknop: Verplaatst het kader rond het scherpstelgebied omhoog/omlaag.
Achterste keuzeknop: Verplaatst het kader rond het scherpstelgebied naar rechts/links.
Besturingswiel: Selecteert het scherpstelgebied.
Wanneer de scherpstelfunctie is ingesteld op [H. scherpst.]
Als u handmatig scherpstelt, kunt u het te vergroten gebied instellen.
Voorste keuzeknop: Verplaatst het te vergroten gebied omhoog/omlaag.
Achterste keuzeknop: Verplaatst het te vergroten gebied naar rechts/links.
Besturingswiel: Verplaatst het te vergroten gebied omhoog/omlaag.
Opmerking
U kunt het scherpstelgebied verplaatsen wanneer [Scherpstelgebied] is ingesteld op [Zone]
of [Flexibel punt].
[64] De opnamefuncties gebruiken > Scherpstellen
AF met sluiter (stilstaand beeld)
Selecteert of automatisch wordt scherpgesteld wanneer de ontspanknop tot halverwege wordt
ingedrukt. Selecteer [Uit] om de scherpstelling en belichting afzonderlijk in te stellen.
1. MENU (Eigen instellingen)[ AF met sluiter]gewenste instelling.
Menu-onderdelen
Aan (standaardinstelling):
De automatische scherpstellingsfunctie treedt in werking wanneer u de ontspanknop tot
halverwege indrukt.
Uit:
De automatische scherpstellingsfunctie treedt niet in werking, ondanks dat u de ontspanknop tot
halverwege indrukt.
Hint
Als [ AF met sluiter] is ingesteld op [Uit], kunt u nog steeds de functie [AF aan]
gebruiken.
[65] De opnamefuncties gebruiken > Scherpstellen
AF aan
U kunt scherpstellen met elke willekeurige knop in plaats van de ontspanknop tot halverwege in
te drukken. De instellingen voor [Scherpstelfunctie] worden toegepast.
1. Selecteer de gewenste knop en wijs de functie [AF aan] eraan toe met MENU
(Eigen instellingen)[Eigen toetsinstelling.].
2. Druk op de knop waaraan u de functie [AF aan] hebt toegewezen tijdens opnemen in de
automatische scherpstelfunctie.
[66] De opnamefuncties gebruiken > Scherpstellen
AF op de ogen
Stelt scherp op de ogen van een persoon wanneer u op de knop drukt.
1. MENU (Eigen instellingen)[Eigen toetsinstelling.] wijs de functie [AF op de
ogen] toe aan de gewenste knop.
2. Druk op de knop waaraan u de functie [AF op de ogen] hebt toegewezen en stel scherp op
de ogen.
3. Druk op de ontspanknop terwijl u de knop ingedrukt houdt.
Opmerking
Afhankelijk van de omstandigheden is het mogelijk dat de camera niet kan scherpstellen op
de ogen. In dergelijke gevallen detecteert de camera een gezicht en stelt scherp op dat
gezicht.
Als de camera het gezicht van een persoon niet kan detecteren, kunt u [AF op de ogen] niet
gebruiken.
Afhankelijk van de omstandigheden, kunt u [AF op de ogen] niet gebruiken, bijvoorbeeld
wanneer [Scherpstelfunctie] is ingesteld op [Continue AF] of [H. scherpst.], enz.
[AF op de ogen] werkt niet in de volgende situaties:
Wanneer de persoon een zonnebril draagt.
Wanneer het haar de ogen van de persoon bedekt.
Onder omstandigheden met zwakke belichting of tegenlicht.
Wanneer de ogen dicht zijn.
Wanneer de persoon in de schaduw staat.
Wanneer de persoon onscherp is.
Hint
Als de camera scherpstelt op de ogen en [Lach-/Gezichtsherk.] is ingesteld op [Aan], wordt
een detectieframe afgebeeld rond het gezicht nadat het is afgebeeld rond de ogen. Als
[Lach-/Gezichtsherk.] is ingesteld op [Uit], wordt gedurende een bepaalde tijdsduur een
detectieframe afgebeeld rond de ogen.
Fasedetectiegebied (ILCE-7)
Stelt in of de automatische-scherpstellingspunten van fasedetectie AF moeten worden
afgebeeld of niet.
1. MENU (Eigen instellingen)[Fasedetectiegebied]gewenste instelling.
Menu-onderdelen
Aan:
Beeldt de automatische-scherpstellingspunten van fasedetectie AF af.
Uit (standaardinstelling):
Beeldt de automatische-scherpstellingspunten van fasedetectie AF niet af.
Opmerking
Als de diafragmawaarde F9,0 of hoger is, kan fasedetectie-AF niet worden gebruikt. Alleen
contrast AF is beschikbaar.
Fasedetectie AF is alleen beschikbaar met compatibele lenzen. Als een incompatibele lens is
bevestigd, kunt u fasedetectie AF niet gebruiken. Het is mogelijk dat fasedetectie AF niet
werkt, ook niet met sommige compatibele lenzen, zoals lenzen die in het verleden zijn
gekocht en niet zijn bijgewerkt. Voor meer informatie over compatibele lenzen, gaat u naar
de Sony-website voor uw gebied, of neemt u contact op met uw Sony-dealer of de
plaatselijke, erkende technische dienst van Sony.
Bij gebruik van een montage-adapter (los verkrijgbaar) om een lens met een montagestuk A
(los verkrijgbaar) te bevestigen, kan de fasedetectie AF van dit apparaat niet worden
gebruikt.
Tijdens het opnemen van bewegende beelden werkt de fasedetectie AF niet. De
automatische-scherpstellingspunten van fasedetectie AF worden niet afgebeeld.
[68] De opnamefuncties gebruiken > Scherpstellen
De exacte afstand tot een onderwerp meten
De -markering geeft de locatie van de beeldsensor* aan. Wanneer u de exacte afstand
meet tussen het apparaat en het onderwerp, kijk dan naar de positie van de horizontale lijn.
De afstand van het lenscontactoppervlak tot de beeldsensor is ongeveer 18 mm.
*
De beeldsensor is het onderdeel dat de lichtbron omzet in een digitaal signaal.
Opmerking
Als het onderwerp dichterbij is dan de minimale opnameafstand van de gebruikte lens, kan
de scherpstelling niet worden bevestigd. Zorg voor voldoende afstand tussen het onderwerp
en het apparaat.
[69] De opnamefuncties gebruiken > Belichting instellen
Belicht.comp.
U kunt de belichting instellen onder MENU wanneer de belichtingscompensatieknop is ingesteld
op "0".Uitgaande van de belichtingswaarde die is ingesteld door de automatische
belichtingsfunctie, kunt u het gehele beeld helderder of donkerder maken als u [Belicht.comp.]
verandert naar de pluskant respectievelijk de minkant (belichtingscompensatie). Normaal
gesproken wordt de belichting automatisch ingesteld (automatische belichting).
1. MENU (Camera- instellingen) [Belicht.comp.] gewenste instelling.
U kunt de belichting instellen binnen een bereik van –5,0 EV tot +5,0 EV wanneer de
belichtingscompensatieknop is ingesteld op "0".
Opmerking
U kunt voor bewegende beelden de belichting instellen binnen een bereik van –2,0 EV tot
+2,0 EV.
Als u een onderwerp opneemt in uiterst heldere of donkere omstandigheden, of wanneer u
de flitser gebruikt, kunt u mogelijk geen bevredigend resultaat bereiken.
Alleen een waarde tussen –3,0 EV en +3,0 EV wordt tijdens het opnemen op het scherm
afgebeeld met de daarbij behorende helderheid van het beeld. Als u een belichting instelt die
buiten dit bereik valt, is dit effect op de helderheid niet zichtbaar op het scherm, maar is dit
wel zichtbaar in het opgenomen beeld.
Als de belichtingscompensatieknop is ingesteld op iets anders dan "0", krijgen de instellingen
van de belichtingscompensatieknop voorrang. Als u bijvoorbeeld [Belicht.comp.] hebt
ingesteld op +5,0 EV, maar de belichtingscompensatieknop is ingesteld op +2,0 EV, krijgt de
instelling "+2,0 EV" voorrang.
Als u de belichtingscompensatieknop instelt op "0" vanuit een andere instelling dan "0",
schakelt de belichtingswaarde automatisch terug naar "0" ondanks dat de belichting was
ingesteld op een andere instelling.
Als u [Handm. belichting] gebruikt, kunt u de belichting alleen compenseren als [ISO] is
ingesteld op [ISO AUTO].
[70] De opnamefuncties gebruiken > Belichting instellen
Belichtingscompensatieknop
Uitgaande van de belichtingswaarde die is ingesteld door de automatische belichtingsfunctie,
kunt u het gehele beeld helderder of donkerder maken als u [Belicht.comp.] verandert naar de
pluskant respectievelijk de minkant (belichtingscompensatie). Normaal gesproken wordt de
belichting automatisch ingesteld (automatische belichting).
1. Draai de belichtingscompensatieknop.
Opmerking
U kunt voor bewegende beelden de belichting instellen binnen een bereik van −2,0 EV tot
+2,0 EV.
Als u een onderwerp opneemt in uiterst heldere of donkere omstandigheden, of wanneer u
de flitser gebruikt, kunt u mogelijk geen bevredigend resultaat bereiken.
Als u [Handm. belichting] gebruikt, kunt u de belichting alleen compenseren als [ISO] is
ingesteld op [ISO AUTO].
[71] De opnamefuncties gebruiken > Belichting instellen
Lichtmeetfunctie
Selecteert de lichtmeetfunctie die instelt welk deel van het scherm moet worden gemeten voor
het bepalen van de belichting.
1. MENU (Camera- instellingen) [Lichtmeetfunctie] gewenste instelling.
Menu-onderdelen
Multi (standaardinstelling):
Na opdeling van het totale scherm in meerdere gebieden wordt het licht op elk gebied gemeten,
en zo wordt de juiste belichting van het hele scherm bepaald (Multi-patroonmeting).
Midden:
Meet de gemiddelde helderheid van het hele scherm, terwijl de nadruk ligt op het
middengedeelte van het scherm (Middengewogen meting).
Spot:
Meet alleen het middengedeelte (Spotmeting). Deze functie is nuttig wanneer het onderwerp
van achteren wordt belicht of wanneer er een sterk contrast is tussen het onderwerp en de
achtergrond.
Opmerking
[Multi] wordt geselecteerd bij gebruik van de volgende functies:
Bewegende beelden opnemen
[Slim automatisch]
[Superieur automat.]
[Scènekeuze]
Alle zoomfuncties, behalve optische zoom
[72] De opnamefuncties gebruiken > Belichting instellen
AE-vergrendeling
Wanneer het contrast tussen het onderwerp en de achtergrond hoog is, zoals bij het opnemen
van een onderwerp met tegenlicht of een onderwerp bij een raam, meet u het licht op een punt
waarop het onderwerp de juiste belichting lijkt te hebben, en vergrendelt u de belichting voordat
u het beeld opneemt. Om de helderheid van een onderwerp te verlagen, meet u het licht op een
punt dat helderder is dan het onderwerp en vergrendelt u de belichting van het hele scherm.
Om het onderwerp helderder te maken, meet u het licht op een punt dat donkerder is dan het
onderwerp en vergrendelt u de belichting van het hele scherm.
1. Stel scherp op het punt waarop de belichting werd ingesteld.
2. Zet de AF/MF/AEL-keuzeknop in de stand AEL en druk daarna op de AEL-knop.
De belichting is vergrendeld en (AE-vergrendeling) brandt.
3. Houd de AEL-knop ingedrukt, stel scherp op een onderwerp en neem het beeld op.
Houd de AEL-knop ingedrukt terwijl u een opname maakt als u door wilt gaan met
opnemen met de vaste belichting. Laat de knop los om de belichting opnieuw te stellen.
Hint
Als u de functie [AEL-wisselen] selecteert in [Eigen toetsinstelling.], kunt u de belichting
vergrendelen zonder de AEL-knop ingedrukt te houden.
[73] De opnamefuncties gebruiken > Belichting instellen
AEL met sluiter (stilstaand beeld)
U kunt instellen of de belichting moet worden vergrendeld wanneer u de ontspanknop tot
halverwege indrukt.
1. MENU (Eigen instellingen)[ AEL met sluiter]gewenste instelling.
Menu-onderdelen
Automatisch (standaardinstelling):
Vergrendelt de belichting na handmatig scherpgesteld te hebben wanneer u de ontspanknop tot
halverwege indrukt in het geval [Scherpstelfunctie] is ingesteld op [Enkelvoudige AF].
Aan:
Vergrendelt de belichting wanneer u de ontspanknop tot halverwege indrukt.
Uit:
Vergrendelt de belichting niet wanneer u de ontspanknop tot halverwege indrukt. Gebruik deze
functie wanneer u de scherpstelling en belichting afzonderlijk wilt instellen.
Het apparaat blijft de belichting instellen tijdens het opnemen in de functie [Continue opname]
of [Cont. m. snelh.vk.].
Opmerking
Als [Scherpstelfunctie] is ingesteld op [Continue AF] en [ AEL met sluiter] is [Uit] of
[Automatisch], ligt het diafragma vast op het moment dat u de ontspanknop tot halverwege
indrukt. Als de helderheid sterk verandert tijdens continu opnemen, haalt u uw vinger van de
ontspanknop af en drukt u de ontspanknop opnieuw tot halverwege in.
Een bediening met de AEL-knop heeft voorrang boven de instellingen van [ AEL met
sluiter].
[74] De opnamefuncties gebruiken > Belichting instellen
Bel.comp.inst.
Stelt in of de belichtingscompensatiewaarde moet worden toegepast om zowel het flitslicht als
het omgevingslicht te regelen, of alleen het omgevingslicht.
1. MENU (Eigen instellingen) [Bel.comp.inst.] → gewenste instelling.
Menu-onderdelen
Omgeving+flits (standaardinstelling):
Past de belichtingscompensatiewaarde toe om zowel het flitslicht als het omgevingslicht te
regelen.
Alleen omgeving:
Past de belichtingscompensatiewaarde toe om alleen het omgevingslicht te regelen.
[75] De opnamefuncties gebruiken > Belichting instellen
Zebra
Het zebrapatroon wordt afgebeeld over het deel van een beeld als het helderheidsniveau de
IRE die u hebt ingesteld overschrijdt. Gebruik dit zebrapatroon als richtlijn bij het instellen van
de helderheid.
1. MENU (Eigen instellingen) → [Zebra] → gewenste instelling.
Menu-onderdelen
Uit (standaardinstelling):
Beeldt het zebrapatroon niet af.
70/75/80/85/90/95/100/100+:
Stelt het helderheidsniveau in.
Opmerking
Het zebrapatroon wordt niet afgebeeld tijdens een HDMI-verbinding.
[76] De opnamefuncties gebruiken > Belichting instellen
Belichtingsinst.gids
U kunt instellen dat een gids wordt afgebeeld wanneer u het diafragma, de belichting, de
sluitertijd of de ISO instelt.
1. MENU (Eigen instellingen)[Belichtingsinst.gids] gewenste instelling.
Menu-onderdelen
Uit:
Beeldt de gids niet af.
Aan (standaardinstelling):
Beeldt de gids af.
Schermweergave wanneer de F-waarde wordt veranderd
Opmerking
De belichtingsinstellinggidsen voor het diafragma en de sluitertijd worden niet afgebeeld
wanneer de instelling DISP is ingesteld op [Graf. weerg.] of [Voor zoeker]
[77] De opnamefuncties gebruiken > Belichting instellen
Belichtingsstap
U kunt het instelbereik van de sluitertijd, het diafragma en de belichtingscompensatiewaarden
instellen.
1. MENU (Camera- instellingen) [Belichtingsstap] gewenste instelling.
Menu-onderdelen
0,3 EV (standaardinstelling)/0,5 EV
Opmerking
Zelfs als u [Belichtingsstap] instelt op [0,5 EV], verandert de belichtingswaarde die is
ingesteld met de belichtingscompensatieknop in stappen van 0,3 EV.
[78] De opnamefuncties gebruiken > Belichting instellen
Draaiknop Ev-comp.
U kunt de belichting instellen met de voorste keuzeknop of achterste keuzeknop wanneer de
belichtingscompensatieknop is ingesteld op "0".
1. MENU (Eigen instellingen)[Draaiknop Ev-comp.] → gewenste instelling.
Menu-onderdelen
Uit (standaardinstelling):
Maakt belichtingscompensatie niet mogelijk met de voorste of achterste keuzeknop.
Draaiknop voor/ Draaiknop achter:
Maakt belichtingscompensatie mogelijk met de voorste of achterste keuzeknop.
Opmerking
Als de belichtingscompensatiefunctie is toegewezen aan de voorste of achterste keuzeknop,
wordt een eventuele functie die eerder werd toegewezen aan die knop, nu toegewezen aan
een andere knop.
Als de belichtingscompensatieknop is ingesteld op een andere stand dan "0", krijgen de
instellingen van de belichtingscompensatieknop voorrang. Bijvoorbeeld, als u [Belicht.comp.]
hebt ingesteld op +5,0 EV, maar de belichtingscompensatieknop is ingesteld op +2,0 EV,
krijgt de instelling "+2,0 EV" voorrang.
Als [ISO AUTO] is geselecteerd voor de opnamefunctie [Handm. belichting], is [Draaiknop
Ev-comp.] ongeldig.
[79] De opnamefuncties gebruiken > Belichting instellen
EV-comp. resetten
Stelt in of de belichtingswaarde die is ingesteld met [Eigen instellingen] behouden moet worden
wanneer u het apparaat uitschakelt terwijl de belichtingscompensatieknop is ingesteld op "0".
1. MENU (Eigen instellingen)[EV-comp. resetten] gewenste instelling.
Menu-onderdelen
Handhaven:
Behoudt de instellingen van [Eigen instellingen].
Resetten (standaardinstelling):
Stelt de instellingen van [Belicht.comp.] terug op "0".
[80] De opnamefuncties gebruiken > Een transportfunctie
selecteren (Ononderbroken opnemen/Zelfontspanner)
Transportfunctie
U kunt de transportfunctie instellen, zoals ononderbroken opnamen of zelfontspanner-
opnamen.
1. MENU (Camera- instellingen) [Transportfunctie] gewenste instelling.
Menu-onderdelen
Enkele opname (standaardinstelling):
Neemt één stilstaand beeld op. Normale opnamestand.
Continue opname:
Neemt continu beelden op zolang u de ontspanknop ingedrukt houdt.
Cont. m. snelh.vk.:
Neemt continu beelden op hoge snelheid op zo lang de ontspanknop helemaal ingedrukt wordt
gehouden.
Zelfontspanner:
Neemt een beeld op na 10 of 2 seconden.
Zelfontsp.(Cont.):
Neemt continu beelden op na 10 seconden.
Bracket continu:
Neemt beelden op wanneer u de ontspanknop ingedrukt houdt, elk met een verschillend
helderheidsniveau.
Bracket enkel:
Neemt een opgegeven aantal beelden op, één voor één, elk met een verschillende
helderheidsniveau.
Witbalansbracket:
Neemt in totaal drie beelden op, elk met een verschillend helderheidsniveau volgens de
geselecteerde instellingen voor de witbalans, kleurtemperatuur en kleurfilter.
Bracket DRO:
Neemt in totaal drie beelden op, elk met een verschillend niveau van dynamisch-
bereikoptimalisatie.
[81] De opnamefuncties gebruiken > Een transportfunctie
selecteren (Ononderbroken opnemen/Zelfontspanner)
Continue opname
Neemt beelden ononderbroken op zolang u de ontspanknop ingedrukt houdt.
1. MENU (Camera- instellingen) [Transportfunctie] [Continue opname].
Hint
Om de scherpstelling en belichting vast te houden tijdens een burst-opname, verandert u de
volgende instellingen.
De belichting van de eerste opname wordt bepaald wanneer u de ontspanknop tot
halverwege indrukt. De belichtingsinstelling van de eerste opname wordt ook gebruikt voor
de volgende opnamen.
Stel [Scherpstelfunctie] in op [Continue AF].
Stel [
AEL met sluiter] in op [Uit] of [Automatisch].
[82] De opnamefuncties gebruiken > Een transportfunctie
selecteren (Ononderbroken opnemen/Zelfontspanner)
Cont. m. snelh.vk.
Het apparaat blijft opnemen zo lang de ontspanknop ingedrukt wordt gehouden. U kunt continu
opnemen op een snelheid hoger dan die van [Continue opname].
1. MENU (Camera- instellingen) [Transportfunctie] [Cont. m. snelh.vk.].
Opmerking
De snelheid van ononderbroken opnemen is geschat aan de hand van onze eigen criteria.
De snelheid van het continu opnemen kan lager liggen, afhankelijk van de
opnameomstandigheden (beeldformaat, ISO-instelling, NR bij hoge ISO, of de instelling van
[Vervorm.compensat.]).
Tussen continu opnemen van frames, wordt onmiddellijk een beeld van elk frame
weergegeven.
Hint
In de functie [Cont. m. snelh.vk.] ligt de scherpstelling vast wanneer u de ontspanknop tot
halverwege indrukt voor het eerste beeld, en blijft de scherpstelling daarna hetzelfde. De
belichtingswaarde wordt echter opnieuw ingesteld voor elk beeld. Om dezelfde belichting te
gebruiken voor de volgende opnamen, verandert u de volgende instellingen.
De belichting van de eerste opname wordt bepaald wanneer u de ontspanknop tot
halverwege indrukt. De belichtingsinstelling van de eerste opname wordt ook gebruikt voor
de volgende opnamen.
Stel [ AEL met sluiter] in op [Automatisch] of [Uit].
ILCE-7:
Als [Scherpstelfunctie] is ingesteld op [Continue AF], liggen zowel de belichting als de
scherpstelling vast tijdens gebruik van de functie fasedetectie AF.
[83] De opnamefuncties gebruiken > Een transportfunctie
selecteren (Ononderbroken opnemen/Zelfontspanner)
Zelfontspanner
Het apparaat neemt een beeld op met de zelfontspanner met een vertraging van 10 seconden
of 2 seconden.
1. MENU (Camera- instellingen) [Transportfunctie] [Zelfontspanner].
2. Selecteer de gewenste functie met de rechter-/linkerkant van het besturingswiel.
Menu-onderdelen
Zelfontspanner: 10 sec. (standaardinstelling):
Stelt de zelfontspanner met een vertraging van 10 seconden in.
Als u op de ontspanknop drukt, knippert het zelfontspannerlampje en klinkt een pieptoon totdat
de sluiter wordt ontspannen. Druk nogmaals op de ontspanknop als u de zelfontspanner wilt
annuleren.
Zelfontspanner: 2 sec.:
Stelt de zelfontspanner met een vertraging van 2 seconden in. Dit vermindert de
camerabewegingen die worden veroorzaakt door het indrukken van de ontspanknop.
[84] De opnamefuncties gebruiken > Een transportfunctie
selecteren (Ononderbroken opnemen/Zelfontspanner)
Zelfontsp.(Cont.)
Maakt na 10 seconden zonder onderbreking het aantal opnamen dat u hebt ingesteld. U kunt
de beste opname kiezen uit de opnamen die zijn gemaakt.
1. MENU (Camera- instellingen)[Transportfunctie] [Zelfontsp.(Cont.)].
2. Selecteer de gewenste functie met de rechter-/linkerkant van het besturingswiel.
Menu-onderdelen
Zelfontsp.(Cont.): 10sec. 3beeld. (standaardinstelling):
Neemt drie frames achter elkaar op 10 seconden nadat u op de ontspanknop hebt gedrukt.
Als u op de ontspanknop drukt, knippert het zelfontspannerlampje, klinkt een pieptoon en
ontspant de sluiter na 10 seconden.
Zelfontsp.(Cont.): 10sec. 5beeld.:
Neemt vijf frames achter elkaar op 10 seconden nadat u op de ontspanknop hebt gedrukt.
Als u op de ontspanknop drukt, knippert het zelfontspannerlampje, klinkt een pieptoon en
ontspant de sluiter na 10 seconden.
[85] De opnamefuncties gebruiken > Een transportfunctie
selecteren (Ononderbroken opnemen/Zelfontspanner)
Bracket continu
Neemt meerdere beelden op waarbij automatisch de belichting wordt verschoven van normale
belichting, naar donkerder en vervolgens naar lichter. Houd de ontspanknop ingedrukt totdat de
bracket-opname is voltooid.
U kunt na het maken van de opnamen het beeld kiezen dat het beste overeenkomt met uw
bedoeling.
1. MENU (Camera- instellingen) [Transportfunctie] [Bracket continu]
2. Selecteer de gewenste functie met de rechter-/linkerkant van het besturingswiel.
Menu-onderdelen
Bracket continu: 0,3EV 3 beelden (standaardinstelling):
Deze instelling neemt drie beelden achter elkaar op met een belichtingswaarde die verschoven
is met plus of min 0,3 EV.
Bracket continu: 0,3EV 5 beelden:
Deze instelling neemt vijf beelden achter elkaar op met een belichtingswaarde die verschoven
is met plus of min 0,3 EV.
Bracket continu: 0,5EV 3 beelden:
Deze instelling neemt drie beelden achter elkaar op met een belichtingswaarde die verschoven
is met plus of min 0,5 EV.
Bracket continu: 0,5EV 5 beelden:
Deze instelling neemt vijf beelden achter elkaar op met een belichtingswaarde die verschoven
is met plus of min 0,5 EV.
Bracket continu: 0,7EV 3 beelden:
Deze instelling neemt drie beelden achter elkaar op met een belichtingswaarde die verschoven
is met plus of min 0,7 EV.
Bracket continu: 0,7EV 5 beelden:
Deze instelling neemt vijf beelden achter elkaar op met een belichtingswaarde die verschoven
is met plus of min 0,7 EV.
Bracket continu: 1,0EV 3 beelden:
Deze instelling neemt drie beelden achter elkaar op met een belichtingswaarde die verschoven
is met plus of min 1,0 EV.
Bracket continu: 2,0EV 3 beelden:
Deze instelling neemt drie beelden achter elkaar op met een belichtingswaarde die verschoven
is met plus of min 2,0 EV.
Bracket continu: 3,0EV 3 beelden:
Deze instelling neemt drie beelden achter elkaar op met een belichtingswaarde die verschoven
is met plus of min 3,0 EV.
Opmerking
De laatste opname wordt weergegeven in Auto Review.
Als [ISO AUTO] is geselecteerd in de functie [Handm. belichting], wordt de belichting
verschoven door de ISO-waarde te veranderen. Als een andere instelling dan [ISO AUTO] is
geselecteerd, wordt de belichting verschoven door de sluitertijd te veranderen.
Als u de belichting opnieuw instelt, wordt de belichting verschoven op basis van de nieuw
ingestelde belichtingswaarde.
Als de flitser wordt gebruikt, voert het apparaat een flits-bracketopname uit, waarbij de
hoeveelheid flitslicht wordt verschoven, zelfs wanneer [Bracket continu] is geselecteerd.
Druk voor elk beeld op de ontspanknop.
[86] De opnamefuncties gebruiken > Een transportfunctie
selecteren (Ononderbroken opnemen/Zelfontspanner)
Bracket enkel
Neemt meerdere beelden op waarbij automatisch de belichting wordt verschoven van normale
belichting, naar donkerder en vervolgens naar lichter.
Druk voor elk beeld op de ontspanknop. U kunt na het opnemen een beeld selecteren dat aan
uw wensen voldoet.
1. MENU (Camera- instellingen) [Transportfunctie] [Bracket enkel].
2. Selecteer de gewenste functie met de rechter-/linkerkant van het besturingswiel.
Menu-onderdelen
Bracket enkel: 0,3EV 3 beelden (standaardinstelling):
Deze instelling neemt in totaal drie beelden achter elkaar op met een belichtingswaarde die
verschoven is met plus of min 0,3 EV.
Bracket enkel: 0,3EV 5 beelden:
Deze instelling neemt in totaal vijf beelden achter elkaar op met een belichtingswaarde die
verschoven is met plus of min 0,3 EV.
Bracket enkel: 0,5EV 3 beelden:
Deze instelling neemt in totaal drie beelden achter elkaar op met een belichtingswaarde die
verschoven is met plus of min 0,5 EV.
Bracket enkel: 0,5EV 5 beelden:
Deze instelling neemt in totaal vijf beelden achter elkaar op met een belichtingswaarde die
verschoven is met plus of min 0,5 EV.
Bracket enkel: 0,7EV 3 beelden:
Deze instelling neemt in totaal drie beelden achter elkaar op met een belichtingswaarde die
verschoven is met plus of min 0,7 EV.
Bracket enkel: 0,7EV 5 beelden:
Deze instelling neemt in totaal vijf beelden achter elkaar op met een belichtingswaarde die
verschoven is met plus of min 0,7 EV.
Bracket enkel: 1,0EV 3 beelden:
Deze instelling neemt in totaal drie beelden achter elkaar op met een belichtingswaarde die
verschoven is met plus of min 1,0 EV.
Bracket enkel: 2,0EV 3 beelden:
Deze instelling neemt in totaal drie beelden achter elkaar op met een belichtingswaarde die
verschoven is met plus of min 2,0 EV.
Bracket enkel: 3,0EV 3 beelden:
Deze instelling neemt in totaal drie beelden achter elkaar op met een belichtingswaarde die
verschoven is met plus of min 3,0 EV.
Opmerking
Als [ISO AUTO] is geselecteerd in de functie [Handm. belichting], wordt de belichting
verschoven door de ISO-waarde te veranderen. Als een andere instelling dan [ISO AUTO] is
geselecteerd, wordt de belichting verschoven door de sluitertijd te veranderen.
Als u de belichting opnieuw instelt, wordt de belichting verschoven op basis van de nieuw
ingestelde belichtingswaarde.
[87] De opnamefuncties gebruiken > Een transportfunctie
selecteren (Ononderbroken opnemen/Zelfontspanner)
Witbalansbracket
Hiermee kunt u drie beelden opnemen, elk met een verschillend helderheidsniveau volgens de
geselecteerde instellingen voor de witbalans, kleurtemperatuur en kleurfilter.
1. MENU (Camera- instellingen) [Transportfunctie] [Witbalansbracket].
2. Selecteer de gewenste functie met de rechter-/linkerkant van het besturingswiel.
Menu-onderdelen
Bracket witbalans: Lo (standaardinstelling):
Neemt een serie van drie beelden op met kleine verschillen in de witbalans.
Bracket witbalans: Hi:
Neemt een serie van drie beelden op met grote verschillen in de witbalans.
Opmerking
De laatste opname wordt weergegeven in Auto Review.
[88] De opnamefuncties gebruiken > Een transportfunctie
selecteren (Ononderbroken opnemen/Zelfontspanner)
Bracket DRO
U kunt in totaal drie beelden opnemen, elk met een verschillend niveau van dynamisch-
bereikoptimalisatie.
1. MENU (Camera- instellingen) [Transportfunctie] [Bracket DRO].
2. Selecteer de gewenste functie met de rechter-/linkerkant van het besturingswiel.
Menu-onderdelen
Bracket DRO: Lo (standaardinstelling):
Neemt een serie van drie beelden op met kleine verschillen in het niveau van dynamisch-
bereikoptimalisatie.
Bracket DRO: Hi:
Neemt een serie van drie beelden op met grote verschillen in het niveau van dynamisch-
bereikoptimalisatie.
Opmerking
De laatste opname wordt weergegeven in Auto Review.
[89] De opnamefuncties gebruiken > Een transportfunctie
selecteren (Ononderbroken opnemen/Zelfontspanner)
Bracketvolgorde
U kunt de opnamevolgorde instellen voor de belichting-bracketopname en witbalans-
bracketopname.
1. MENU (Eigen instellingen) [Bracketvolgorde] gewenste instelling.
Menu-onderdelen
0→ (standaardinstelling):
Neemt op in de volgende volgorde: 0 → +.
→0→:
Neemt op in de volgende volgorde: − 0 → +.
[90] De opnamefuncties gebruiken > De ISO-gevoeligheid
selecteren
ISO
De gevoeligheid voor licht wordt uitgedrukt in de ISO-waarde (aanbevolen belichtingsindex).
Hoe hoger de waarde, hoe hoger de gevoeligheid is.
1. MENU (Camera- instellingen) [ISO] gewenste instelling.
Menu-onderdelen
NR Multi Frame:
Combineert continue opnamen en maakt een beeld met minder ruis.
ISO AUTO (standaardinstelling):
Stelt automatisch de ISO-gevoeligheid in.
50 /64 /80 /100 /125 /160 /200 /250 /320 /400 /500 /640 /800 /1000 /1250 /1600
/2000 /2500 /3200 /4000 /5000 /6400 /8000 /10000 /12800 /16000 /20000
/25600:
U kunt voorkomen dat beelden opgenomen op donkere plaatsen of van bewegende
onderwerpen wazig worden door de ISO-gevoeligheid te verhogen (een hogere waarde in te
stellen).
Opmerking
[ISO AUTO] wordt geselecteerd bij gebruik van de volgende functies:
[Slim automatisch]
[Superieur automat.]
[Scènekeuze]
[Panorama d. beweg.]
Als [ISO] is ingesteld op een lagere waarde dan ISO 100, kan het bereik waarbij een
onderwerp helderheid kan worden opgenomen (het dynamisch bereik) kleiner worden.
Hoe hoger de ISO-waarde, hoe meer ruis zichtbaar wordt op de beelden.
Bij het opnemen van bewegende beelden zijn ISO-waarden tussen ISO 200 en ISO 25600
beschikbaar.
Hint
U kunt het automatisch ingestelde bereik van de ISO-gevoeligheid veranderen met de
instelling [ISO AUTO]. Selecteer [ISO AUTO] en druk op de rechterkant van het
besturingswiel, en stel daarna de gewenste waarden in voor [ISO AUTO maximum] en [ISO
AUTO minimum]. De instellingen [ISO AUTO maximum] en [ISO AUTO minimum] worden
ook toegepast bij het opnemen in de functie [ISO AUTO] onder [NR Multi Frame].
[91] De opnamefuncties gebruiken > De ISO-gevoeligheid
selecteren
NR Multi Frame
Het apparaat neemt automatisch meerdere beelden ononderbroken op, combineert ze,
vermindert de ruis en slaat ze als één beeld op. Met multi-frameruisonderdrukking kunt u een
hogere ISO-waarde selecteren dan de maximale ISO-gevoeligheid. Het opgenomen beeld is
één gecombineerd beeld.
1. MENU (Camera- instellingen) [ISO] [NR Multi Frame].
2. Druk op de rechterkant van het besturingswiel om het instelscherm af te beelden, en
selecteer daarna de gewenste waarde met behulp van de boven-/onderkant van het
besturingswiel.
Opmerking
Als [ Kwaliteit] is ingesteld op [RAW] of [RAW en JPEG], kan deze functie niet worden
gebruikt.
De flitser, [D.-bereikopt.] en [Auto HDR] kunnen niet worden gebruikt.
Hint
U kunt het automatisch ingestelde bereik van de ISO-gevoeligheid veranderen met de
instelling [ISO AUTO]. Selecteer [ISO AUTO] en druk op de rechterkant van het
besturingswiel, en stel daarna de gewenste waarden in voor [ISO AUTO maximum] en [ISO
AUTO minimum]. De instellingen [ISO AUTO maximum] en [ISO AUTO minimum] worden
ook toegepast bij het opnemen in de functie [ISO AUTO] onder [NR Multi Frame].
[92] De opnamefuncties gebruiken > De helderheid of het
contrast corrigeren
D.-bereikopt. (DRO)
Door het beeld onder te verdelen in kleine gebieden, analyseert het apparaat het contrast van
licht en schaduw tussen het onderwerp en de achtergrond, en creëert een beeld met de
optimale helderheid en gradatie.
1. MENU (Camera- instellingen) [DRO/Auto HDR] [D.-bereikopt.].
2. Selecteer de gewenste instelling met de linker-/rechterkant van het besturingswiel.
Menu-onderdelen
Dynamische-bereikopt.: auto (standaardinstelling):
Corrigeert automatisch de helderheid.
Dynamische-bereikopt.: 1 Dynamische-bereikopt.: 5:
Optimaliseert de gradatie van een opgenomen beeld voor elk gebied. Selecteer het
optimalisatieniveau tussen Lv1 (zwak) en Lv5 (krachtig).
Opmerking
[DRO/Auto HDR] ligt vast op [Uit] wanneer de opnamefunctie is ingesteld op [Panorama d.
beweg.], of wanneer [NR Multi Frame] of [Foto-effect] wordt gebruikt.
De instelling ligt vast op [Uit] wanneer [Zonsondergang], [Nachtscène], [Nachtportret],
[Schemeropn. hand] of [Antibewegingswaas] is geselecteerd bij [Scènekeuze]. De instelling
ligt vast op [Dynamische-bereikopt.: auto] wanneer andere functies zijn geselecteerd bij
[Scènekeuze].
Tijdens opnemen met [D.-bereikopt.] kan ruis voorkomen in het beeld. Selecteer het juiste
niveau door het opgenomen beeld te controleren, vooral wanneer u het effect sterker maakt.
[93] De opnamefuncties gebruiken > De helderheid of het
contrast corrigeren
Auto HDR
Verbreedt het bereik (gradatie) zodat u van de heldere delen tot de donkere delen beelden met
de juiste helderheid kunt opnemen (HDR: High Dynamic Range). 1 beeld met de juiste
belichting en één beeld samengesteld uit over elkaar liggende beelden worden opgenomen.
1. MENU (Camera- instellingen) [DRO/Auto HDR] [Auto HDR].
2. Selecteer de gewenste instelling met de linker-/rechterkant van het besturingswiel.
Menu-onderdelen
Auto HDR: belichtingsver. auto (standaardinstelling):
Corrigeert automatisch het belichtingsverschil.
Auto HDR: belichtingsver. 1,0 EV Auto HDR: belichtingsver. 6,0 EV:
Stelt het belichtingsverschil in op basis van het contrast van het onderwerp. Selecteer het
optimale niveau tussen 1,0 EV (zwak) en 6,0 EV (sterk).
Bijvoorbeeld, als u de belichtingswaarde instelt op 2,0 EV, worden drie beelden samengesteld
met de volgende belichtingsniveaus: ; −1,0 EV, optimale belichting en +1,0 EV.
Opmerking
[Auto HDR] is niet beschikbaar voor RAW-beelden.
Als de belichtingsfunctie is ingesteld op [Slim automatisch], [Superieur automat.], [Panorama
d. beweg.] of [Scènekeuze], kunt u [Auto HDR] niet selecteren.
Als [NR Multi Frame] is geselecteerd, kunt u [Auto HDR] niet selecteren.
U kunt de volgende opname niet eerder maken dan dat het opslagproces na het opnemen is
voltooid.
U krijgt mogelijk niet het gewenste effect, afhankelijk van het luminantieverschil van een
onderwerp en de opnameomstandigheden.
Wanneer de flitser wordt gebruikt, heeft deze functie weinig effect.
Wanneer de scène weinig contrast heeft, of wanneer apparaatbeweging of
onderwerpbeweging optreedt, kunt u mogelijk geen goede HDR-beelden maken. Als het
apparaat een probleem heeft vastgesteld, wordt afgebeeld op het opgenomen
beeld om u te informeren over deze situatie. Maak zo nodig nog een opname en besteed
aandacht aan het contrast of de onscherpte.
[94] De opnamefuncties gebruiken > De kleurtinten
aanpassen
Witbalans
Past de kleurtinten aan de omgevingslichtomstandigheden aan. Gebruik deze functie als de
kleurtinten van het beeld er niet uitzien zoals u verwachtte, of als u doelbewust de kleurtinten
wilt veranderen voor een fotografisch effect.
1. MENU (Camera- instellingen) [Witbalans]gewenste instelling.
Menu-onderdelen
Automatisch (standaardinstelling):
Het apparaat detecteert automatisch de lichtbron en past de kleurtinten aan.
Daglicht:
De kleurtinten worden ingesteld op daglicht.
Schaduw:
De kleurtinten worden ingesteld op schaduw.
Bewolkt:
De kleurtemperatuur wordt ingesteld op een bewolkte dag.
Gloeilamp:
De kleurtemperatuur wordt ingesteld op plaatsen onder een gloeilamp of onder felle verlichting,
zoals in een fotostudio.
TL-licht: warm wit:
De kleurtemperatuur wordt ingesteld op warme, witte fluorescerende verlichting.
TL-licht: koel wit:
De kleurtemperatuur wordt ingesteld op witte fluorescerende verlichting.
TL-licht: daglichtwit:
De kleurtemperatuur wordt ingesteld op neutrale, witte fluorescerende verlichting.
TL-licht: daglicht:
De kleurtemperatuur wordt ingesteld op daglichtachtige fluorescerende verlichting.
Flitslicht:
De kleurtemperatuur wordt ingesteld op flitslicht.
Onderwater automat.:
De kleurtemperatuur wordt ingesteld op opnemen onderwater.
Kl.temp./Filter:
Past de kleurtinten aan afhankelijk van de lichtbron. Bereikt het effect van CC-filters (Color
Compensation) voor fotografie.
Eigen 1/Eigen 2/Eigen 3:
Gebruikt de witbalansinstelling opgeslagen in [Eigen instelling].
Eigen instelling:
Slaat de basiswitkleur op onder de lichtomstandigheden voor de opnameomgeving.
Selecteer een nummer van de opgeslagen eigen witbalans.
Hint
U kunt de rechterkant van het besturingswiel gebruiken om het fijnregelscherm af te beelden
en de kleurtemperatuur naar wens te fijnregelen.
In [Kl.temp./Filter] kunt u de rechterkant van het besturingswiel gebruiken om het
kleurtemperatuurinstelscherm af te beelden en een instelling te maken. Wanneer u nogmaals
op de rechterkant drukt, wordt het fijnregelscherm afgebeeld waarop u naar wens kunt
fijnregelen.
Opmerking
[Witbalans] ligt vast op [Automatisch] in de volgende situaties:
[Slim automatisch]
[Superieur automat.]
[Scènekeuze]
[95] De opnamefuncties gebruiken > De kleurtinten
aanpassen
De basiswitkleur opslaan in [Eigen instelling].
In een scène waarin het omgevingslicht bestaat uit meerdere soorten lichtbronnen, adviseren
wij u de eigen witbalans te gebruiken om de witte kleuren nauwkeurig te reproduceren.
1. MENU (Camera- instellingen) [Witbalans] [Eigen instelling].
2. Houd de camera/camcorder zo dat het witte gebied volledig het AF-gebied in het midden
bedekt en druk vervolgens op in het midden van het besturingswiel.
De gekalibreerde waarden (kleurtemperatuur en kleurfilter) worden afgebeeld.
3. Selecteer een registratienummer met de rechter-/linkerkant van het besturingswiel.
De monitor beeldt de opname-informatie weer af en behoudt de opgeslagen eigen
witbalansinstelling.
Opmerking
De mededeling [Fout eigen witbalans] geeft aan dat de waarde hoger is dan het verwachte
bereik, wanneer de flitser wordt gebruikt op een onderwerp met te felle kleuren in het frame.
Als u deze waarde registreert, wordt op het opname-informatiescherm de -indicator
geel. U kunt nu een opname maken, maar het wordt aanbevolen dat u de witbalans opnieuw
instelt voor een nauwkeurigere witbalanswaarde.
[96] De opnamefuncties gebruiken > Een effectfunctie
selecteren
Foto-effect
Selecteer het gewenste effectfilter voor een indrukwekkendere en artistiekere beelden.
1. MENU (Camera- instellingen) [Foto-effect] → gewenste instelling.
Menu-onderdelen
Uit (standaardinstelling):
Schakelt de functie [Foto-effect] uit.
Speelgoedcamera:
Creëert het beeld van een foto gemaakt met een speelgoedcamera met vervaagde hoeken en
geprononceerde kleuren.
Hippe kleuren:
Creëert een levendig beeld door kleurtinten te accentueren.
Posterisatie:
Creëert een hoog contrast en een abstract beeld doordat de primaire kleuren worden
geaccentueerd, of in zwart-wit.
Retrofoto:
Creëert het beeld van een oude foto met sepia-kleurtinten en vervaagd contrast.
Zachte felle kleuren:
Creëert een beeld met de aangewezen sfeer: helder, transparant, vluchtig, teer, zacht.
Deelkleur:
Creëert een beeld waarin een bepaalde kleur wordt behouden, maar de andere kleuren worden
omgezet in zwart-wit.
Hg. contr. monochr.:
Creëert een beeld met een hoog contrast in zwart-wit.
Soft focus:
Creëert een beeld dat is gevuld met een zacht verlichtingseffect.
HDR-schilderij:
Creëert het uiterlijk van een schilderij, waarbij de kleuren en details krachtiger worden
weergegeven.
Mono. m. rijke tonen:
Creëert een beeld in zwart-wit met een rijke gradatie en reproductie van details.
Miniatuur:
Creëert een beeld waarin het onderwerp levendiger wordt weergegeven en de achtergrond
aanzienlijk onscherper wordt gemaakt. Dit effect kunt u vaak zien in foto's van
miniatuurmodellen.
Waterverf:
Creëert een beeld met het effect van doorgelopen inkt en kleurvervaging alsof het is
geschilderd met waterverf.
Illustratie:
Creëert een beeld dat op een illustratie lijkt door de buitenlijnen te benadrukken.
Hint
U kunt gedetailleerde instellingen voor de volgende [Foto-effect]-functies maken met de
linker-/rechterkant van het besturingswiel.
[Speelgoedcamera]
[Posterisatie]
[Deelkleur]
[Soft focus]
[HDR-schilderij]
[Miniatuur]
[Illustratie]
Opmerking
Als [Deelkleur] is geselecteerd, behouden de beelden mogelijk niet de geselecteerde kleur,
afhankelijk van het onderwerp of de opnameomstandigheden.
U kunt de volgende effecten niet controleren op het opnamescherm omdat het apparaat het
beeld pas na de opname bewerkt. Bovendien kunt u geen ander beeld opnemen totdat de
beeldbewerking is voltooid. U kunt deze effecten niet gebruiken bij bewegende beelden.
[Soft focus]
[HDR-schilderij]
[Mono. m. rijke tonen]
[Miniatuur]
[Waterverf]
[Illustratie]
In het geval van [HDR-schilderij] en [Mono. m. rijke tonen], wordt de sluiter drie keer
ontspannen voor één opname. Let vooral op het volgende:
Gebruik deze functie wanneer het onderwerp niet beweegt of de flitser niet wordt gebruikt.
Verander de compositie niet voordat u opneemt.
Als de scène weinig contrast heeft of als aanzienlijke camerabewegingen of
onderwerpbewegingen zijn opgetreden, kunt u mogelijk geen goede HDR-beelden krijgen.
Als het apparaat een dergelijke situatie vaststelt, wordt / afgebeeld op het
opgenomen beeld om u te informeren over deze situatie. Verander zo nodig de compositie of
pas de instellingen op een andere manier aan, wees bedacht op wazige beelden en neem
opnieuw op.
[97] De opnamefuncties gebruiken > Een effectfunctie
selecteren
Creatieve stijl
Biedt u de mogelijkheid de gewenste beeldbewerking te selecteren. U kunt de belichting
(sluitertijd en diafragma) naar wens instellen met [Creatieve stijl], anders dan met [Scènekeuze]
waarbij het apparaat de belichting instelt.
1. MENU (Camera- instellingen) [Creatieve stijl] gewenste instelling.
Menu-onderdelen
Standaard (standaardinstelling):
Voor het opnemen van diverse scènes met een rijke gradatie en mooie kleuren.
Levendig:
De verzadiging en het contrast worden verhoogd om opvallende beelden op te nemen van
kleurrijke scènes en onderwerpen, zoals bloemen, voorjaarsgroen, blauwe luchten of
zeevergezichten.
Neutraal:
De verzadiging en scherpte worden verlaagd om beelden met ingehouden kleurtinten op te
nemen. Dit is tevens geschikt voor het opnemen van beeldmateriaal dat moet worden bewerkt
op een computer.
Doorzichtig:
Voor het opnemen van beelden in sprekende tinten van kraakheldere kleuren in de sterk
belichte delen, geschikt voor opnemen onder stralend licht.
Diep:
Voor het opnemen van beelden met diepe en dichte kleuren, geschikt voor het opnemen van de
massieve aanwezigheid van het onderwerp.
Licht:
Voor het opnemen van beelden met felle en eenvoudige kleuren, geschikt voor het overbrengen
van een verfrissend lichte sfeer.
Portret:
Voor het opnemen van de huidskleur in een zachte tint, ideaal voor het maken van portretten.
Landschap:
De verzadiging, het contrast en de scherpte worden verhoogd voor het opnemen van een
levendig en scherp landschap. Verre landschappen worden meer tot uitdrukking gebracht.
Zonsondergang:
Voor het opnemen van het prachtige rood van de ondergaande zon.
Nachtscène:
Het contrast wordt verlaagd voor het reproduceren van nachtscènes.
Herfstbladeren:
Voor het opnemen van herfstscènes waarbij de rode en gele kleuren van de bladeren levendig
worden benadrukt.
Zwart-wit:
Voor het opnemen van beelden in zwart-wit.
Sepia:
Voor het opnemen van beelden in sepia.
Om [Contrast], [Verzadiging] en [Scherpte] in te stellen
[Contrast], [Verzadiging] en [Scherpte] kunnen worden ingesteld voor elk onderdeel van
[Creatieve stijl].
Selecteer een onderdeel om in te stellen met de rechter-/linkerkant van het besturingswiel, en
stel daarna de waarde in met de boven-/onderkant van het besturingswiel.
Contrast:
Hoe hoger de geselecteerde waarde, hoe meer het verschil tussen licht en schaduw wordt
benadrukt, en hoe groter het effect op het beeld.
Verzadiging:
Hoe hoger de geselecteerde waarde, hoe levendiger de kleur. Wanneer een lagere waarde
wordt geselecteerd, wordt de kleur van het beeld ingehouden en onderdrukt.
Scherpte:
Stelt de scherpte in. Hoe hoger de geselecteerde waarde, hoe meer de contouren worden
benadrukt, en hoe lager de geselecteerde waarde, hoe zachter de contouren worden gemaakt.
Voorkeursinstellingen registreren (Stijlvak)
Selecteer de zes stijlvakken (de vakken met de cijfers aan de linkerkant ( ) om de
voorkeursinstellingen te registreren. Selecteer daarna de gewenste instellingen met de
rechterkant van het besturingswiel.
U kunt dezelfde stijl oproepen met iets andere instellingen.
Opmerking
[Standaard] wordt geselecteerd bij gebruik van de volgende functies:
[Slim automatisch]
[Superieur automat.]
[Scènekeuze]
[Foto-effect]
Als [Creatieve stijl] is ingesteld op [Zwart-wit] of [Sepia], kan [Verzadiging] niet worden
ingesteld.
[98] De opnamefuncties gebruiken > Bewegende beelden
opnemen
Bestandsindeling (bewegende beelden)
Selecteert het bestandsformaat van bewegende beelden.
1. MENU (Camera- instellingen) [ Bestandsindeling]gewenste instelling.
Menu-onderdelen
AVCHD (standaardinstelling):
Neemt bewegende beelden op in high-definition-beeldkwaliteit. Dit bestandsformaat is geschikt
voor het kijken naar bewegende beelden op een high-definitiontelevisie.
U kunt een Blu-ray Disc, een AVCHD-opnamedisc of een DVD-Videodisc maken met behulp
van het softwareprogramma "PlayMemories Home".
MP4:
Neemt bewegende beelden op in het mp4-formaat (AVC). Dit formaat is geschikt voor uploaden
naar het web, bijlagen bij een e-mailbericht, enz.
U kunt geen disc maken met bewegende beelden die werden opgenomen terwijl [
Bestandsindeling] stond ingesteld op [MP4].
[99] De opnamefuncties gebruiken > Bewegende beelden
opnemen
Opname-instell. (bewegende beelden)
Selecteert het beeldformaat, de beeldfrequentie en de beeldkwaliteit voor het opnemen van
bewegende beelden. Hoe hoger de bitsnelheid, hoe hoger de beeldkwaliteit.
1. MENU (Camera- instellingen) [ Opname-instell.] gewenste instelling.
Als [ Bestandsindeling] is ingesteld op [AVCHD]
60i/50i: Bewegende beelden worden opgenomen met ongeveer 60 velden per seconde (voor
1080 60i-compatibele apparaten) of 50 velden per seconde (voor 1080 50i-compatibele
apparaten) in de geïnterlinieerde functie, met Dolby Digital-geluid, in het AVCHD-formaat.
24p/25p: Bewegende beelden worden opgenomen met ongeveer 24 frames per seconde (voor
1080 60i-compatibele apparaten) of 25 frames per seconde (voor 1080 50i-compatibele
apparaten) in de progressieve functie, met Dolby Digital-geluid, in het AVCHD-formaat.
60p/50p: Bewegende beelden worden opgenomen met ongeveer 60 frames per seconde (voor
1080 60i-compatibele apparaten) of 50 frames per seconde (voor 1080 50i-compatibele
apparaten) in de progressieve functie, met Dolby Digital-geluid, in het AVCHD-formaat.
Als [ Bestandsindeling] is ingesteld op [MP4]
Bewegende beelden worden opgenomen in het MPEG-4-formaat met ongeveer 30 frames per
seconde (voor 1080 60i-compatibele apparaten) of ongeveer 25 frames per seconde (voor
1080 50i-compatibele apparaten) in de progressieve functie, met AAC-geluid, in het mp4-
formaat.
Menu-onderdelen
Als [ Bestandsindeling] is ingesteld op [AVCHD]
60i 24M(FX)*:
50i 24M(FX)**:
Neemt bewegende beelden op in hoge beeldkwaliteit van 1920 × 1080 (60i/50i)
Bitsnelheid: Maximaal 24 Mbps
60i 17M(FH) (standaardinstelling)*:
50i 17M(FH) (standaardinstelling)**:
Neemt bewegende beelden op in standaardbeeldkwaliteit van 1920 × 1080 (60i/50i).
Bitsnelheid: Gemiddeld 17 Mbps
60p 28M(PS)*:
50p 28M(PS)**:
Neemt bewegende beelden op in hoogste beeldkwaliteit van 1920 × 1080 (60p/50p).
Bitsnelheid: Maximaal 28 Mbps
24p 24M(FX)*:
25p 24M(FX)**:
Neemt bewegende beelden op in hoge beeldkwaliteit van 1920 × 1080 (24p/25p). Dit geeft een
sfeer als in een bioscoop.
Bitsnelheid: Maximaal 24 Mbps
24p 17M(FH)*:
25p 17M(FH)**:
Neemt bewegende beelden op in standaardbeeldkwaliteit van 1920 × 1080 (24p/25p). Dit geeft
een sfeer als in een bioscoop.
Bitsnelheid: Gemiddeld 17 Mbps
[ Bestandsindeling]:[MP4]
1440×1080 12M (standaardinstelling):
Neemt bewegende beelden op in 1440 × 1080.
Bitsnelheid: Gemiddeld 12 Mbps
VGA 3M:
Neemt bewegende beelden op in het VGA-formaat.
Bitsnelheid: Gemiddeld 3 Mbps
* 1080 60i (NTSC)-compatibel apparaat
** 1080 50i (PAL)-compatibel apparaat
Opmerking
Bewegende beelden van 60p/50p kunnen alleen worden weergegeven op compatibele
apparaten.
Bewegende beelden die zijn opgenomen terwijl [ Opname-instell.] is ingesteld op [60p
28M(PS)]/[50p 28M(PS)]/[60i 24M(FX)]/[50i 24M(FX)]/ [24p 24M(FX)] /[25p 24M(FX)],
worden door "PlayMemories Home" omgezet om een AVCHD-opnamedisc te maken. Deze
omzetting kan lang duren. Verder kunt u geen disc maken in de oorspronkelijke
beeldkwaliteit. Als u de oorspronkelijke beeldkwaliteit wilt behouden, slaat u de bewegende
beelden op een Blu-ray Disc op.
Om bewegende beelden van 24p/25p weer te geven op een televisie, moet de televisie
compatibel zijn met het 24p/25p-formaat. Als de televisie niet compatibel is met het 24p/25p-
formaat, worden bewegende beelden van 24p/25p uitgevoerd als bewegende beelden van
60i/50i.
[100] De opnamefuncties gebruiken > Bewegende beelden
opnemen
Geluid opnemen
Stelt in of het geluid moet worden opgenomen tijdens het opnemen van bewegende beelden.
1. MENU (Camera- instellingen) [Geluid opnemen] → gewenste instelling.
Menu-onderdelen
Aan (standaardinstelling):
Neemt geluid op (stereo).
Uit:
Neemt geen geluid op.
Opmerking
Het geluid van de lens en het apparaat in bedrijf zullen ook worden opgenomen wanneer
[Aan] is geselecteerd.
[101] De opnamefuncties gebruiken > Bewegende beelden
opnemen
Audioniv.weerg.
Stelt in of het geluidsniveau op het scherm wordt afgebeeld.
1. MENU (Eigen instellingen)[Audioniv.weerg.] gewenste instelling.
Menu-onderdelen
Aan (standaardinstelling):
Beeldt het geluidsniveau af.
Uit:
Beeld het geluidsniveau niet af.
Opmerking
Het geluidsniveau wordt niet afgebeeld in de volgende situaties:
Als [Geluid opnemen] is ingesteld op [Uit].
Als DISP (weergave-instelling) is ingesteld op [Geen info].
Stel de opnamefunctie in op [Film]. U kunt het geluidsniveau vóór opname alleen zien in de
bewegend-beeldopnamefunctie.
[102] De opnamefuncties gebruiken > Bewegende beelden
opnemen
Audio opnam.niveau
U kunt het geluidopnameniveau instellen terwijl u naar de niveaumeter kijkt.
1. MENU (Camera- instellingen) [Audio opnam.niveau] → gewenste instelling.
Menu-onderdelen
+:
Verhoogt het geluidopnameniveau.
−:
Verlaagt het geluidopnameniveau.
Terugstellen:
Stelt het geluidopnameniveau terug op de standaardinstelling.
Opmerking
Ongeacht de instelling van [Audio opnam.niveau], treedt de begrenzer altijd in werking.
[Audio opnam.niveau] is alleen beschikbaar wanneer de opnamefunctie is ingesteld op
bewegende beelden.
De instellingen [Audio opnam.niveau] worden toegepast op zowel de interne microfoon als
de (microfoon-)ingangsaansluiting.
Hint
Gebruik een hoofdtelefoon en stel het geluidsniveau in door het werkelijke geluid te
controleren.
Als u bewegende beelden met geluid op een hoog volumeniveau opneemt, stelt u [Audio
opnam.niveau] in op een lager geluidsniveau. Hierdoor kunt u opnemen met een realistischer
geluid. Als u bewegende beelden met geluid op een lager volumeniveau opneemt, stelt u
[Audio opnam.niveau] in op een hoger geluidsniveau zodat het geluid gemakkelijker te horen
is.
[103] De opnamefuncties gebruiken > Bewegende beelden
opnemen
Audio-uitvoer-tijd
Als u een hoofdtelefoon gebruikt, kunt u echo-onderdrukking tijdens opname instellen.
1. MENU (Camera- instellingen) [Audio-uitvoer-tijd] gewenste instelling.
Menu-onderdelen
Live (standaardinstelling):
Voert het geluid zonder vertraging uit tijdens het opnemen van bewegende beelden. Selecteer
deze instelling wanneer geluidsverschillen een probleem vormen tijdens geluidscontrole.
Lipsynchronisatie:
Voert beeld en geluid gesynchroniseerd uit tijdens het opnemen van bewegende beelden.
Selecteer deze instelling om ongewenste verschillen tussen het beeld en het geluid te
voorkomen.
[104] De opnamefuncties gebruiken > Bewegende beelden
opnemen
Windruis reductie
Stelt in of tijdens het opnemen van bewegende beelden windgeruis wordt verminderd of niet.
1. MENU (Camera- instellingen) [Windruis reductie] gewenste instelling.
Menu-onderdelen
Aan:
Vermindert windgeruis.
Uit (standaardinstelling):
Vermindert windgeruis niet.
Opmerking
Als u dit instelt op [Aan] op een plaats waar de wind niet hard genoeg waait, dan kan het
normale geluid met te weinig volume worden opgenomen.
Wanneer een externe microfoon (los verkrijgbaar) wordt gebruikt, werkt [Windruis reductie]
niet.
[105] De opnamefuncties gebruiken > Bewegende beelden
opnemen
Aut. lang. sluit.tijd (bewegende beelden)
Stel in of de sluitertijd automatisch moet worden ingesteld of niet tijdens het opnemen van
bewegende beelden in geval van een donker onderwerp.
1. MENU (Camera- instellingen) [ Aut. lang. sluit.tijd] gewenste instelling.
Menu-onderdelen
Aan (standaardinstelling):
Gebruikt [Automatische lange sluitertijd]. De sluitertijd wordt automatisch langer. U kunt de ruis
in de bewegende beelden verminderen door een lange sluitertijd te gebruiken tijdens het
opnemen op donkere plaatsen.
Uit:
Gebruikt [ Aut. lang. sluit.tijd] niet. De opgenomen bewegende beelden zullen donkerder zijn
dan wanneer [Aan] is geselecteerd, maar u kunt bewegende beelden opnemen met vloeiendere
actie en minder onderwerpbeweging.
Opmerking
[ Aut. lang. sluit.tijd] werkt niet in de volgende situaties:
Als in de opnamefunctie [Film] is ingesteld op [Sluitertijdvoorkeuze] of [Handm. belichting].
Als [ISO] is ingesteld op iets anders dan [ISO AUTO].
[106] De opnamefuncties gebruiken > Bewegende beelden
opnemen
Knop MOVIE
U kunt instellen of de MOVIE-knop wordt geactiveerd of niet.
1. MENU (Eigen instellingen) [Knop MOVIE]gewenste instelling.
Menu-onderdelen
Altijd (standaardinstelling):
Start het opnemen van bewegende beelden wanneer u in een willekeurige functie op de
MOVIE-knop drukt.
Alleen Filmmodus:
Start het opnemen van bewegende beelden alleen wanneer u op de MOVIE-knop drukt als de
opnamefunctie is ingesteld op [Film].
[107] De opnamefuncties gebruiken > De opnamefuncties
aanpassen voor handig gebruik
Geheugen
U kunt maximaal twee veelgebruikte functies of apparaatinstellingen registreren in het
apparaat. U kunt de instellingen eenvoudig oproepen met de functiekeuzeknop.
1. Stel het apparaat in op de instelling die u wilt registreren.
2. MENU (Camera- instellingen) [Geheugen] gewenst nummer.
Items die kunnen worden geregistreerd
Opnamefunctie
Diafragma (F-getal)
Sluitertijd
Camera- instellingen
Geregistreerde instellingen oproepen
Selecteer het geheugennummer uit "1" of "2" op de functiekeuzeknop.
Geregistreerde instellingen veranderen
Verander de instelling naar de gewenste instelling en registreer deze instelling onder hetzelfde
functienummer.
Opmerking
Programmaverschuiving kan niet worden geregistreerd.
Voor sommige functies komen de stand van de keuzeknop en de instelling die in
werkelijkheid tijdens het opnemen wordt gebruikt mogelijk niet overeen. Als dat gebeurt
neemt u beelden op door de informatie te raadplegen die op de monitor wordt afgebeeld.
[108] De opnamefuncties gebruiken > De opnamefuncties
aanpassen voor handig gebruik
Instell. functiemenu
U kunt de functies toewijzen die moet worden opgeroepen wanneer u op de Fn (Functie)-knop
drukt.
1. MENU (Eigen instellingen) [Instell. functiemenu] → wijs een functie toe aan de
gewenste locatie.
De functies die kunnen worden toegewezen worden afgebeeld op het instelitemselectiescherm.
[109] De opnamefuncties gebruiken > De opnamefuncties
aanpassen voor handig gebruik
Eigen toetsinstelling.
Door functies toe te wijzen aan diverse knoppen kunt u de bediening versnellen door op de
betreffende knop te drukken wanneer het opname-informatiescherm wordt afgebeeld.
1. MENU (Eigen instellingen)[Eigen toetsinstelling.] wijs een functie toe aan de
gewenste knop.
Opmerking
Sommige functies kunnen niet worden toegewezen aan bepaalde knoppen.
[110] De opnamefuncties gebruiken > De opnamefuncties
aanpassen voor handig gebruik
Werking van het besturingswiel
Nadat u een functie hebt toegewezen aan het besturingswiel, kunt u die functie uitvoeren door
eenvoudig het wiel te draaien wanneer het opname-informatiescherm wordt afgebeeld.
1. MENU (Eigen instellingen)[Eigen toetsinstelling.] [Bedieningswiel] →
gewenste instelling.
De functies die kunnen worden toegewezen worden afgebeeld op het instelitemselectiescherm.
[111] De opnamefuncties gebruiken > De opnamefuncties
aanpassen voor handig gebruik
Werking van de AEL-knop
Nadat u een functie hebt toegewezen aan de AEL-knop, kunt u die functie uitvoeren door
eenvoudig op de AEL-knop te drukken wanneer het opname-informatiescherm wordt afgebeeld.
1. MENU (Eigen instellingen) [Eigen toetsinstelling.] [AEL-knop] → gewenste
instelling.
De functies die kunnen worden toegewezen worden afgebeeld op het instelitemselectiescherm.
[112] De opnamefuncties gebruiken > De opnamefuncties
aanpassen voor handig gebruik
Werking van de AF/MF-knop
Nadat u een functie hebt toegewezen aan de AF/MF-knop, kunt u die functie uitvoeren door
eenvoudig op de AF/MF-knop te drukken wanneer het opname-informatiescherm wordt
afgebeeld.
1. MENU (Eigen instellingen) [Eigen toetsinstelling.] [AF/MF-knop] gewenste
instelling.
De functies die kunnen worden toegewezen worden afgebeeld op het instelitemselectiescherm.
[113] De opnamefuncties gebruiken > De opnamefuncties
aanpassen voor handig gebruik
Werking van de customknop
Nadat u een functie hebt toegewezen aan de customknop, kunt u die functie uitvoeren door
eenvoudig op de customknop te drukken wanneer het opname-informatiescherm wordt
afgebeeld.
1. MENU (Eigen instellingen)[Eigen toetsinstelling.] [Customtoets]gewenste
instelling.
De functies die kunnen worden toegewezen worden afgebeeld op het instelitemselectiescherm.
[114] De opnamefuncties gebruiken > De opnamefuncties
aanpassen voor handig gebruik
Werking van de middenknop
Nadat u een functie hebt toegewezen aan de middenknop, kunt u die functie uitvoeren door
eenvoudig op de middenknop te drukken wanneer het opname-informatiescherm wordt
afgebeeld.
1. MENU (Eigen instellingen)[Eigen toetsinstelling.] [Funct. centrale knop]
gewenste instelling.
De functies die kunnen worden toegewezen worden afgebeeld op het instelitemselectiescherm.
[115] De opnamefuncties gebruiken > De opnamefuncties
aanpassen voor handig gebruik
Werking van de linkerknop
Nadat u een functie hebt toegewezen aan de linkerknop, kunt u die functie uitvoeren door
eenvoudig op de linkerknop te drukken wanneer het opname-informatiescherm wordt
afgebeeld.
1. MENU (Eigen instellingen) [Eigen toetsinstelling.] [Functie linkerknop]
gewenste instelling.
De functies die kunnen worden toegewezen worden afgebeeld op het instelitemselectiescherm.
[116] De opnamefuncties gebruiken > De opnamefuncties
aanpassen voor handig gebruik
Werking van de rechterknop
Nadat u een functie hebt toegewezen aan de rechterknop, kunt u die functie uitvoeren door
eenvoudig op de rechterknop te drukken wanneer het opname-informatiescherm wordt
afgebeeld.
1. MENU (Eigen instellingen) [Eigen toetsinstelling.] [Functie rechterknop]
gewenste instelling.
De functies die kunnen worden toegewezen worden afgebeeld op het instelitemselectiescherm.
[117] De opnamefuncties gebruiken > De opnamefuncties
aanpassen voor handig gebruik
Werking van de omlaagknop
Nadat u een functie hebt toegewezen aan de omlaagknop, kunt u die functie uitvoeren door
eenvoudig op de omlaagknop te drukken wanneer het opname-informatiescherm wordt
afgebeeld.
1. MENU (Eigen instellingen) [Eigen toetsinstelling.] [Omlaag-knop] gewenste
instelling.
De functies die kunnen worden toegewezen worden afgebeeld op het instelitemselectiescherm.
[118] De opnamefuncties gebruiken > De opnamefuncties
aanpassen voor handig gebruik
Draaiknop instellen
U kunt de functies van de voorste en achterste keuzeknoppen omwisselen.
1. MENU (Eigen instellingen)[Draaiknop instellen] gewenste instelling.
Menu-onderdelen
Sltd F-getal:
De voorste keuzeknop wordt gebruikt om de sluitertijd te veranderen, en de achterste
keuzeknop wordt gebruikt om de diafragmawaarde te veranderen.
F-getal Sltd (standaardinstelling):
De voorste keuzeknop wordt gebruikt om de diafragmawaarde te veranderen, en de achterste
keuzeknop wordt gebruikt om de sluitertijd te veranderen.
Opmerking
De functie [Draaiknop instellen] is ingeschakeld wanneer de belichtingsfunctie is ingesteld op
"M".
[119] De opnamefuncties gebruiken > De overige functies
van dit apparaat instellen
Lach-/Gezichtsherk.
Herkent de gezichten van uw onderwerpen en past de instellingen voor de scherpstelling,
belichting en flitser aan, en voert automatisch beeldbewerking uit.
1. MENU (Camera- instellingen) [Lach-/Gezichtsherk.] gewenste instelling.
Menu-onderdelen
Uit (standaardinstelling):
Gebruikt de functie [Gezichtsherkenning] niet.
Aan (ger. gezicht.):
Herkent een geregistreerde gezicht met een hogere prioriteit met [Gezichtsregistratie] .
Aan:
Herkent een gezicht zonder een hogere prioriteit te geven aan het geregistreerde gezicht.
Lach-sluiter:
Herkent een lach en neemt automatisch een beeld op.
Gezichtsherkenningskader
Wanneer het apparaat een gezicht detecteert, wordt het grijze gezichtsherkenningskader
afgebeeld. Wanneer het apparaat vaststelt dat automatische scherpstelling ingeschakeld is,
wordt het gezichtsherkenningskader wit. Wanneer u de ontspanknop tot halverwege indrukt,
wordt het kader groen.
Als het apparaat twee of meer gezichten herkent, selecteert het het gezicht met de hogere
prioriteit en wordt het gezichtsherkenningskader rond dat gezicht wit. De
gezichtsherkenningskaders van andere geregistreerde gezichten worden roodpaars.
Tips voor effectiever opnemen van lachende gezichten
Bedek de ogen niet met haar en houd de ogen een beetje dicht.
Verberg het gezicht niet met een hoed, masker, zonnebril, enz.
Probeer het gezicht te richten op het apparaat en houd het gezicht zo rechtop mogelijk.
Glimlach duidelijk met een open mond. De glimlach is gemakkelijker te detecteren wanneer
de tanden zichtbaar zijn.
Als u op de ontspanknop drukt in de lach-sluiterfunctie, neemt het apparaat het beeld op. Na
het opnemen keert het apparaat terug naar de lach-sluiterfunctie.
Hint
Als [Lach-/Gezichtsherk.] is ingesteld op [Lach-sluiter] , kunt u de lach-
herkenningsgevoeligheid selecteren uit [Aan: glimlach] , [Aan: normale lach] en [Aan:
schaterlach] .
Opmerking
U kunt [Gezichtsherkenning] niet gebruiken in combinatie met de volgende functies:
Bij gebruik van een andere zoomfunctie dan de optische-zoomfunctie
Maximaal acht gezichten van uw onderwerpen kunnen worden herkend.
Het apparaat detecteert mogelijk helemaal geen gezichten of kan andere voorwerpen
detecteren als gezichten onder bepaalde omstandigheden.
Als het apparaat een gezicht niet detecteert, stelt u de lach-herkenningsgevoeligheid in.
Als u een gezicht volgt met [AF-vergrendeling] terwijl [Lach-sluiter] wordt uitgevoerd, wordt
de lach-herkenning alleen uitgevoerd voor dat gezicht.
[120] De opnamefuncties gebruiken > De overige functies
van dit apparaat instellen
Zachte-huideffect (stilstaand beeld)
Stelt het effect in dat wordt gebruikt voor het opnemen van gladde huid in de functie
[Gezichtsherkenning].
1. MENU (Camera- instellingen) [ Zachte-huideffect] gewenste instelling.
Menu-onderdelen
Uit (standaardinstelling):
Gebruikt de functie [ Zachte-huideffect] niet.
Aan:
Gebruik [ Zachte-huideffect].
Hint
Als [ Zachte-huideffect] is ingesteld op [Aan], kunt u het effectniveau selecteren.
[121] De opnamefuncties gebruiken > De overige functies
van dit apparaat instellen
Gezichtsregistratie (Nieuwe registratie)
Als u van tevoren gezichten registreert, kan het apparaat het geregistreerde gezicht met
prioriteit detecteren wanneer [Gezichtsherkenning] is ingesteld op [Aan (ger. gezicht.)] .
1. MENU (Eigen instellingen) [Gezichtsregistratie] [Nieuwe registratie].
2. Plaats het geleidingskader over het te registreren gezicht en druk op de ontspanknop.
3. Als een bevestigingsbericht wordt afgebeeld, selecteert u [Enter] .
Opmerking
Maximaal acht gezichten kunnen worden geregistreerd.
Maak een opname van het gezicht van voren op een helder verlichte plaats. Het gezicht
wordt misschien niet goed geregistreerd als het wordt verborgen met een hoed, een masker,
een zonnebril, enz.
[122] De opnamefuncties gebruiken > De overige functies
van dit apparaat instellen
Gezichtsregistratie (Volgorde wijzigen)
Als meerdere gezichten zijn geregistreerd om prioriteit te krijgen, krijgt het gezicht dat het eerst
is geregistreerd prioriteit. U kunt de volgorde van de prioriteit veranderen.
1. MENU (Eigen instellingen)[Gezichtsregistratie] [Volgorde wijzigen].
2. Selecteer een gezicht om de volgorde van prioriteit te veranderen.
3. Selecteer de bestemming.
[123] De opnamefuncties gebruiken > De overige functies
van dit apparaat instellen
Gezichtsregistratie (Wissen)
Wist een geregistreerd gezicht.
1. MENU (Eigen instellingen) [Gezichtsregistratie] [Wissen].
Als u [Alles verwijderen] selecteert, kunt u alle geregistreerde gezichten wissen.
Opmerking
Zelfs als u [Wissen] uitvoert, blijven de gegevens van de geregistreerde gezichten
opgeslagen in het apparaat. Om de gegevens van de geregistreerde gezichten uit het
apparaat te wissen, selecteert u [Alles verwijderen].
Zelfs als u [Instelling herstellen] uitvoert, worden geregistreerde gezichten niet gewist.
[124] De opnamefuncties gebruiken > De overige functies
van dit apparaat instellen
Rode ogen verm.
Wanneer u de flitser gebruikt, geeft deze twee keer of vaker een flits vóór opname om het rode-
ogenfenomeen te verminderen.
1. MENU (Camera- instellingen) [Rode ogen verm.] gewenste instelling.
Menu-onderdelen
Aan:
De flitser werkt altijd om het verschijnsel van de rode ogen te verminderen.
Uit (standaardinstelling):
De rode-ogeneffectvermindering wordt niet gebruikt.
Opmerking
Het is mogelijk dat de rode-ogeneffectvermindering niet het gewenste resultaat oplevert. Dit
is afhankelijk van individuele verschillen en omstandigheden, zoals de afstand tot het
onderwerp, en of het onderwerp naar de voorflits kijkt of niet.
[125] De opnamefuncties gebruiken > De overige functies
van dit apparaat instellen
Autom. kadreren (stilstaand beeld)
Wanneer dit apparaat gezichten, onderwerpen voor macro-opname of onderwerpen die worden
gevolgd door [AF-vergrendeling] detecteert en opneemt, snijdt het apparaat automatisch het
beeld bij naar een geschikte compositie en slaat dit op. Het oorspronkelijke maar ook het
bijgesneden beeld worden opgeslagen. Het bijgesneden beeld wordt opgeslagen in hetzelfde
formaat als het originele beeldformaat.
1. MENU (Camera- instellingen) [ Autom. kadreren] → gewenste instelling.
Als bijsnijden is ingeschakeld wanneer Live View-weergave wordt gebruikt, wordt
afgebeeld.
Na de opname wordt op het Auto Review-scherm het bijgesneden gebied aangegeven
door een kader.
Menu-onderdelen
Uit (standaardinstelling):
De beelden worden niet bijgesneden.
Automatisch:
De beelden worden automatisch bijgesneden naar een geschikte compositie.
Opmerking
Afhankelijk van de opnameomstandigheden is het mogelijk dat het bijgesneden beeld niet de
optimale compositie is.
[126] De opnamefuncties gebruiken > De overige functies
van dit apparaat instellen
SteadyShot
Stelt in of de functie SteadyShot moet worden gebruikt of niet.
1. MENU (Camera- instellingen) [SteadyShot] → gewenste instelling.
Menu-onderdelen
Aan (standaardinstelling):
Gebruikt [SteadyShot].
Uit:
Gebruikt [SteadyShot] niet.
Wij adviseren u de camera in te stellen op [Uit] als u een statief gebruikt.
Opmerking
U kunt [SteadyShot] niet instellen wanneer u een lens met montagestuk A (los verkrijgbaar)
gebruikt, of wanneer de naam van de bevestigde lens niet de letters "OSS" bevat, zoals
"E16mm F2.8".
[127] De opnamefuncties gebruiken > De overige functies
van dit apparaat instellen
NR lang-belicht (stilstaand beeld)
Als u de sluitertijd instelt op één seconde of langer (opname met lange belichtingstijd), wordt de
ruisonderdrukking ingeschakeld gedurende de tijd dat de sluiter open staat. Als deze functie is
ingeschakeld, wordt de korrelige ruis, typisch voor opnamen met een lange belichtingstijd,
verminderd.
1. MENU (Camera- instellingen) [ NR lang-belicht] → gewenste instelling.
Menu-onderdelen
Aan (standaardinstelling):
Activeert ruisonderdrukking zolang de sluiter open staat. Terwijl de ruisonderdrukking wordt
uitgevoerd, wordt een bericht weergegeven, en u kunt dan niet een nieuw beeld opnemen.
Selecteer dit als u de beeldkwaliteit prioriteit wilt geven.
Uit:
Activeert de ruisonderdrukking niet. Selecteer dit als u de opnametiming prioriteit wilt geven.
[128] De opnamefuncties gebruiken > De overige functies
van dit apparaat instellen
NR bij hoge-ISO (stilstaand beeld)
Tijdens opnemen met een hoge ISO-gevoeligheid vermindert het apparaat de ruis die meer
opvalt als de gevoeligheid van het apparaat hoog is. Tijdens het ruisonderdrukkingsproces kan
een mededeling worden afgebeeld en u kunt geen volgend beeld opnemen totdat de
mededeling is uitgegaan.
1. MENU (Camera- instellingen) [ NR bij hoge-ISO] → gewenste instelling.
Menu-onderdelen
Normaal (standaardinstelling):
Activeert normale hoge-ISO-ruisonderdrukking.
Laag:
Activeert gematigde hoge-ISO-ruisonderdrukking. Selecteer dit als u de opnametiming prioriteit
wilt geven.
Uit:
Activeert ruisonderdrukking niet.
[129] De opnamefuncties gebruiken > De overige functies
van dit apparaat instellen
Kleurenruimte (stilstaand beeld)
De wijze waarop kleuren worden voorgesteld met behulp van combinaties van nummers of het
bereik van de kleurenreproductie wordt "kleurenruimte" genoemd. U kunt de kleurenruimte
veranderen, afhankelijk van het doel van het beeld.
1. MENU (Camera- instellingen) [ Kleurenruimte] gewenste instelling.
Menu-onderdelen
sRGB (standaardinstelling):
Dit is de standaardkleurruimte van de digitale camera. Gebruik [sRGB] bij normale opnamen,
bijvoorbeeld als u van plan bent de beelden zonder wijziging af te drukken.
AdobeRGB:
Dit heeft een breder bereik van kleurenreproductie. Als een groot deel van het onderwerp
levendig groen of rood is, is Adobe RGB effectief. De bestandsnaam van het beeld begint met
"_DSC".
Opmerking
[AdobeRGB] is bedoeld voor softwareprogramma's en printers die ondersteuning bieden
voor kleurbeheer en DCF2.0 optionele kleurruimte. Beelden worden mogelijk niet met de
juiste kleuren afgedrukt of weergegeven als u een softwareprogramma of printer gebruikt
dat/die geen ondersteuning biedt voor Adobe RGB.
Als u beelden weergeeft die zijn opgenomen met [AdobeRGB] op het apparaat of op
apparaten die niet compatibel zijn met Adobe RGB, worden de beelden weergegeven met
een lage verzadiging.
[130] De opnamefuncties gebruiken > De overige functies
van dit apparaat instellen
Stramienlijn
Stelt in of de rasterlijn wordt afgebeeld of niet. De stramienlijn helpt u de beeldcompositie aan te
passen.
1. MENU (Eigen instellingen)[Stramienlijn] gewenste instelling.
Menu-onderdelen
Driedelingsraster:
Plaats de hoofdonderwerpen dicht bij één van de rasterlijnen die het beeld in drieën delen voor
een goed gebalanceerde beeldcompositie.
Vierkantsraster:
Met vierkante rasters kunt u gemakkelijker het horizontale niveau van hun compositie
controleren. Dit is nuttig bij het bepalen van de kwaliteit van de beeldcompositie tijdens het
opnemen van landschappen, close-ups en zich herhalende beelden.
Diag. + vierkantsr.:
Plaats een onderwerp op een diagonale lijn om een opwekkend en krachtig gevoel uit te
drukken.
Uit (standaardinstelling):
De rasterlijnen worden niet afgebeeld.
[131] De opnamefuncties gebruiken > De overige functies
van dit apparaat instellen
Autom.weergave
U kunt het opgenomen beeld onmiddellijk na het opnemen op het scherm bekijken. U kunt ook
de weergaveduur van Auto Review instellen.
1. MENU (Eigen instellingen)[Autom.weergave] gewenste instelling.
Menu-onderdelen
10 sec./5 sec./2 sec. (standaardinstelling):
Geeft onmiddellijk na het opnemen het opgenomen beeld op het scherm weer gedurende de
ingestelde tijdsduur. Als u tijdens Auto Review een bediening uitvoert die het beeld vergroot,
kunt u dat beeld controleren met behulp van de vergrote schaalverdeling.
Uit:
Geeft Auto Review niet weer.
Opmerking
Wanneer het apparaat een beeld vergroot met behulp van beeldbewerking, kan het tijdelijk
eerst het oorspronkelijke beeld weergeven en daarna het vergrote beeld.
De DISP (Weergave-instelling)-instellingen worden toegepast op het Auto Review-scherm.
[132] De opnamefuncties gebruiken > De overige functies
van dit apparaat instellen
LiveView-weergave
Stelt in of beelden waarop de effecten van belichtingscompensatie, witbalans, [Creatieve stijl] of
[Foto-effect] zijn toegepast, moeten worden weergegeven op het scherm of niet.
1. MENU (Eigen instellingen)[LiveView-weergave] gewenste instelling.
Menu-onderdelen
Instelling effect aan (standaardinstelling):
Geeft Live View weer onder omstandigheden nagenoeg gelijk aan hoe uw foto eruit zal zien
wanneer al uw instellingen worden toegepast. Deze instelling is nuttig wanneer u foto's wilt
opnemen waarbij u het resultaat van de opname wilt controleren op het Live View-scherm.
Instelling effect uit:
Geeft Live View weer zonder de effecten van de belichtingscompensatie, witbalans, [Creatieve
stijl] en [Foto-effect]. Wanneer deze instelling wordt gebruikt, kunt u de beeldcompositie
gemakkelijk controleren.
Live View wordt altijd weergegeven met de geschikte helderheid, zelfs bij [Handm. belichting].
Opmerking
Wanneer de opnamefunctie is ingesteld op [Slim automatisch], [Superieur automat.],
[Panorama d. beweg.], [Film] of [Scènekeuze], kan [LiveView-weergave] niet worden
ingesteld op [Instelling effect uit].
Als [LiveView-weergave] is ingesteld op [Instelling effect aan], kan het moeilijk zijn om de
compositie te controleren omdat Live View-weergave te donker of te licht kan lijken. Als dit
verschijnsel zich voordoet, stelt u [LiveView-weergave] in op [Instelling effect uit]. Als
[LiveView-weergave] is ingesteld op [Instelling effect uit], zal de helderheid van het
opgenomen beeld niet hetzelfde zijn als dat van de weergegeven Live View.
Hint
Wanneer u een flitser van een ander merk gebruikt, zoals een studioflitser, kan Live View-
weergave donker zijn bij bepaalde sluitertijdinstellingen. Als [LiveView-weergave] is ingesteld
op [Instelling effect uit], zal Live View-weergave helderder worden weergegeven, zodat u de
compositie eenvoudig kunt controleren.
[133] De opnamefuncties gebruiken > De overige functies
van dit apparaat instellen
FINDER/MONITOR
Schakelt de weergave om tussen de elektronische zoeker en het scherm.
1. MENU (Eigen instellingen)[FINDER/MONITOR] gewenste instelling.
Menu-onderdelen
Automatisch (standaardinstelling):
Wanneer u in de elektronische zoeker kijkt, wordt de weergave automatisch omgeschakeld
naar de elektronische zoeker.
Zoeker:
Het scherm wordt uitgeschakeld en het beeld wordt altijd weergegeven in de elektronische
zoeker.
Monitor:
De elektronische zoeker wordt uitgeschakeld en het beeld wordt altijd weergegeven op het
scherm.
[134] De opnamefuncties gebruiken > De overige functies
van dit apparaat instellen
Opn. zonder lens
Stelt in of de sluiter kan worden ontspannen of niet als geen lens is bevestigd.
1. MENU (Eigen instellingen)[Opn. zonder lens] → gewenste instelling.
Menu-onderdelen
Inschakelen (standaardinstelling):
De sluiter kan worden ontspannen als geen lens is bevestigd. Selecteer [Inschakelen] wanneer
u het apparaat bevestigt op een sterrentelescoop, enz.
Uitschakelen:
Ontspant de sluiter niet als geen lens is bevestigd.
Opmerking
Een juiste lichtmeting is niet mogelijk wanneer u lenzen gebruikt die geen lenscontact
hebben, zoals de lens van een astronomische telescoop. Pas in dergelijke gevallen de
belichting handmatig aan door deze op het vastgelegde beeld te controleren.
[135] De opnamefuncties gebruiken > De overige functies
van dit apparaat instellen
e-sluitergordijn voor (ILCE-7)
De functie voor het elektronische sluitergordijn voorzijde bekort de tijdsvertraging tussen
sluiterontspanningen.
1. MENU (Eigen instellingen)[e-sluitergordijn voor] gewenste instelling.
Menu-onderdelen
Aan (standaardinstelling):
Gebruikt de functie elektronisch sluitergordijn voorzijde.
Uit:
Gebruikt de functie elektronisch sluitergordijn voorzijde niet.
Opmerking
Wanneer u een opname maakt met een hoge sluitersnelheid en een lens met grote diameter
bevestigd, kunnen, afhankelijk van het onderwerp of de opnamecondities schaduwvorming of
wazige gebieden zich voordoen. In dergelijke gevallen stelt u deze functie in op [Uit].
Als een lens gemaakt door een andere fabrikant (inclusief een lens van Minolta of Konica-
Minolta) wordt gebruikt, stelt u deze instelling in op [Uit]. Als u deze instelling instelt op [Aan],
wordt de juiste belichting niet ingesteld of zal de beeldhelderheid ongelijkmatig zijn.
[136] De opnamefuncties gebruiken > De overige functies
van dit apparaat instellen
Sup. aut. Bld extract.
Stelt in of alle beelden die continu werden opgenomen in de functie [Superieur automat.]
moeten worden opgeslagen of niet.
1. MENU (Eigen instellingen)[Sup. aut. Bld extract.] → gewenste instelling.
Menu-onderdelen
Automatisch (standaardinstelling):
Slaat één geschikt beeld op dat wordt geselecteerd door het apparaat.
Uit:
Slaat alle beelden op.
Opmerking
Zelfs als u [Sup. aut. Bld extract.] instelt op [Uit] met [Schemeropn. hand] geselecteerd als de
scèneherkenningsfunctie, wordt één gecombineerd beeld opgeslagen.
Wanneer de functie [ Autom. kadreren] is ingeschakeld, worden twee beelden
opgeslagen, zelfs wanneer u [Sup. aut. Bld extract.] hebt ingesteld op [Automatisch].
[137] De opnamefuncties gebruiken > De overige functies
van dit apparaat instellen
APS-C-grootte opn.
Dit apparaat neemt beelden op met een 35mm-volformaat beeldsensor, maar kan ook
sensorbeelden opnemen die gelijkwaardig zijn aan het APS-C-formaat.
1. MENU (Eigen instellingen)[APS-C-grootte opn.] gewenste instelling.
Menu-onderdelen
Aan:
Neemt sensorbeelden op die gelijkwaardig zijn aan het APS-C-formaat met elke lens.
Automatisch (standaardinstelling):
Stelt automatisch het opnamebereik in afhankelijk van de lens.
Uit:
Neemt altijd beelden op met een 35mm-volformaat beeldsensor.
Opmerking
Als u [APS-C-grootte opn.] instelt op [Aan], zal het beeldformaat automatisch veranderen.
Als u [APS-C-grootte opn.] instelt op [Uit], werken sommige opnamefuncties mogelijk niet
correct.
[138] De opnamefuncties gebruiken > De overige functies
van dit apparaat instellen
Schaduwcompensat.
Corrigeert de donkere hoeken van het scherm, die worden veroorzaakt door bepaalde
karakteristieken van de lens.
1. MENU (Eigen instellingen) [Lenscompensatie] [Schaduwcompensat.]
gewenste instelling.
Menu-onderdelen
Automatisch (standaardinstelling):
Corrigeert de donkere hoeken van het scherm automatisch.
Uit:
Corrigeert de donkere hoeken van het scherm niet.
Opmerking
De functie [Schaduwcompensat.] is alleen beschikbaar wanneer een lens met een
montagestuk E is aangebracht.
De hoeveelheid licht rond de randen wordt mogelijk niet gecorrigeerd, afhankelijk van het
type lens.
[139] De opnamefuncties gebruiken > De overige functies
van dit apparaat instellen
Chro. afw.compens.
Vermindert de kleurafwijking van de hoeken van het scherm, die wordt veroorzaakt door
bepaalde karakteristieken van de lens.
1. MENU (Eigen instellingen) [Lenscompensatie] [Chro. afw.compens.]
gewenste instelling.
Menu-onderdelen
Automatisch (standaardinstelling):
Vermindert de kleurafwijking automatisch.
Uit:
Corrigeert de kleurafwijking niet.
Opmerking
De functie [Chro. afw.compens.] is alleen beschikbaar wanneer een lens met een
montagestuk E is aangebracht.
[140] De opnamefuncties gebruiken > De overige functies
van dit apparaat instellen
Vervorm.compensat.
Corrigeert de vervorming van het scherm, die wordt veroorzaakt door bepaalde karakteristieken
van de lens.
1. MENU (Eigen instellingen) [Lenscompensatie] [Vervorm.compensat.]
gewenste instelling.
Menu-onderdelen
Automatisch:
Corrigeert de vervorming van het scherm automatisch.
Uit (standaardinstelling):
Corrigeert de vervorming van het scherm niet.
Opmerking
De functie [Vervorm.compensat.] is alleen beschikbaar wanneer een lens met een
montagestuk E is aangebracht.
Afhankelijk van de bevestigde lens ligt [Vervorm.compensat.] vast op [Automatisch], en kunt
u [Uit] niet selecteren.
[141] De opnamefuncties gebruiken > De overige functies
van dit apparaat instellen
Draaikn./Wiel vergr.
U kunt instellen of de besturingsknop en het besturingswiel worden vergrendeld door de Fn
(Functie)-knop ingedrukt te houden.
1. MENU (Eigen instellingen) [Draaikn./Wiel vergr.] gewenste instelling.
Menu-onderdelen
Vergrendelen:
Vergrendelt de voorste keuzeknop, de achterste keuzeknop en het besturingswiel.
Ontgrendelen (standaardinstelling):
Vergrendelt de voorste keuzeknop, achterste keuzeknop en het besturingswiel niet, zelfs niet
wanneer u de Fn (Functie)-knop ingedrukt houdt.
Hint
U kunt [Draaikn./Wiel vergr.] vrijgeven door de Fn (Functie)-knop ingedrukt te houden.
[142] De opnamefuncties gebruiken > De overige functies
van dit apparaat instellen
Monitor deactiveren
Als u op de knop drukt waaraan de functie [Monitor deactiveren] is toegewezen, wordt de
monitor uitgeschakeld.
1. MENU (Eigen instellingen) [Eigen toetsinstelling.]wijs de functie [Monitor
deactiveren] toe aan de gewenste knop.
2. Druk op de knop waaraan de functie [Monitor deactiveren] is toegewezen.
[143] De opnamefuncties gebruiken > De overige functies
van dit apparaat instellen
Diafragmavoorbeeld
Met de monitor of zoeker kunt u een beeld bekijken met een diafragma dat anders is dan die
van het opnameresultaat. Aangezien de wazigheid van het beeld verandert wanneer het
diafragma wordt veranderd, zal de wazigheid van het werkelijke beeld anders zijn dan van het
beeld dat u zag vlak voor het opnemen.
Terwijl u de knop ingedrukt houdt die is toegewezen aan de functie [Diafragmavoorbeeld] ,
wordt het diafragma stapsgewijs verkleind tot de ingestelde diafragmawaarde, en kunt u de
wazigheid controleren voordat u opneemt.
1. MENU (Eigen instellingen) [Eigen toetsinstelling.]wijs de functie
[Diafragmavoorbeeld] toe aan de gewenste knop.
2. Bevestig het beeld door op de knop te drukken waaraan de functie [Diafragmavoorbeeld]
is toegewezen.
Hint
Ondanks dat u de diafragmawaarde kunt veranderen tijdens het opname-voorbeeld, kan het
onderwerp onscherp worden als u een groter diafragma selecteert. Wij adviseren u opnieuw
scherp te stellen.
[144] De opnamefuncties gebruiken > De overige functies
van dit apparaat instellen
Voorb. opn.result.
Met de monitor of zoeker kunt u een beeld bekijken met een diafragma dat anders is dan die
van het opnameresultaat. Aangezien de wazigheid van het beeld verandert wanneer het
diafragma wordt veranderd, zal de wazigheid van het werkelijke beeld anders zijn dan van het
beeld dat u zag vlak voor het opnemen. Terwijl u de knop ingedrukt houdt waaraan [Voorb.
opn.result.] is toegewezen, kunt u het opname-voorbeeld controleren met daarop de
instellingen van de DRO, de sluitertijd, het diafragma en de ISO-gevoeligheid toegepast.
Controleer het opname-voorbeeld alvorens op te nemen.
1. MENU (Eigen instellingen) [Eigen toetsinstelling.]wijs de functie [Voorb.
opn.result.] toe aan de gewenste knop.
2. Bevestig het beeld door op de knop te drukken waaraan de functie [Voorb. opn.result.] is
toegewezen.
Hint
De gemaakte instellingen van de DRO, de sluitertijd, het diafragma en de ISO-gevoeligheid
worden toegepast op het beeld voor [Voorb. opn.result.], maar sommige effecten kunnen niet
vooraf worden weergegeven, afhankelijk van de opname-instellingen. Zelfs in dat geval
worden de geselecteerde instellingen toegepast op het beeld dat u opneemt.
[145] Weergeven > Stilstaande beelden weergeven
Beelden weergeven
Geeft de vastgelegde beelden weer.
1. Druk op de (Weergave)-knop als u naar de weergavestand wilt overschakelen.
2. Selecteer het beeld met het besturingswiel.
Hint
Dit apparaat maakt een beelddatabasebestand aan op een geheugenkaart voor het
opnemen en weergeven van beelden. Een beeld dat niet is geregistreerd in het
beelddatabasebestand wordt mogelijk niet goed weergegeven. Om beelden weer te geven
die zijn opgenomen op andere apparaten, registreert u die beelden in het
beelddatabasebestand via MENU [Instellingen] [Beeld-DB herstellen].
[146] Weergeven > Stilstaande beelden weergeven
Weergavezoom
U kunt het beeld dat wordt weergegeven vergroten.
1. Geef het beeld weer dat u wilt vergroten en selecteer daarna .
Als het beeld te groot is, drukt u op de knop om de zoomvergroting in te stellen.
2. Selecteer het gedeelte dat u wilt vergroten door op de boven-/onder-/rechter-/linkerkant
van het besturingswiel te drukken.
Hint
U kunt ook een beeld dat wordt weergegeven vergroten met behulp van MENU.
Opmerking
U kunt de functie voor de vergrote weergave niet gebruiken bij bewegende beelden.
[147] Weergeven > Stilstaande beelden weergeven
Beeldindex
U kunt meerdere beelden tegelijkertijd in de weergavefunctie weergeven.
1. Druk op de (indexweergave-)knop terwijl het beeld wordt weergegeven.
Om het aantal beelden dat moet worden weergegeven te veranderen
MENU (Afspelen)[Beeldindex] → gewenste instelling.
Menu-onderdelen
9 beelden (standaardinstelling)/25 beelden
Terugkeren naar enkelbeeldweergave
Selecteer het gewenste beeld en druk op in het midden van het besturingswiel.
Een gewenst beeld snel weergeven
Selecteer de balk aan de linkerkant van het indexweergavescherm met het besturingswiel, en
druk daarna op de boven-/onderkant van het besturingswiel. Als de balk is geselecteerd, kunt u
het kalenderscherm of mapselectiescherm afbeelden door op in het midden te drukken.
Bovendien kunt u de weergavefunctie omschakelen door een pictogram te selecteren.
[148] Weergeven > Stilstaande beelden weergeven
De schermweergave veranderen (tijdens weergave)
Verandert de schermweergave.
1. Druk op de DISP (Weergave-instelling)-knop.
De schermweergave verandert in de volgorde "Info weergeven Histogram Geen
infoInfo weergeven" elke keer wanneer u op de DISP-knop drukt.
De DISP (Weergave-instelling)-instellingen worden toegepast op het Auto Review-
scherm.
Opmerking
Het histogram wordt niet weergegeven in de volgende situaties:
Tijdens het weergeven van bewegende beelden
Tijdens het lopend weergeven van panoramabeelden
Tijdens een diavoorstelling
Tijdens mapweergave (MP4)
Tijdens AVCHD-weergave
[149] Weergeven > Beelden wissen
Een beeld dat wordt weergegeven wissen
U kunt een weergegeven beeld wissen.
1. Geef het beeld weer dat u wilt wissen.
2. Druk op de (Wissen)-knop.
3. Selecteer [Wissen] met het besturingswiel en druk daarna op in het midden van het
besturingswiel.
[150] Weergeven > Beelden wissen
Meerdere geselecteerde beelden tegelijk wissen
U kunt meerdere geselecteerde beelden wissen.
1. MENU (Afspelen)[Wissen] gewenste instelling.
Menu-onderdelen
Meerdere bldn.:
Hiermee worden de geselecteerde beelden gewist.
(1) Selecteer de beelden die u wilt wissen, en druk daarna op in het midden van het
besturingswiel. Het teken wordt afgebeeld in het selectievakje. Om de selectie te
annuleren, drukt u nogmaals op om het -merkteken te verwijderen.
(2) Als u nog andere beelden wilt wissen, herhaalt u stap (1).
(3) MENU[OK] → Druk op in het midden.
Alles in deze map:
Hiermee wist u alle beelden in de geselecteerde map.
Alles op deze datum:
Hiermee wist u alle beelden in het geselecteerde datumbereik.
[151] Weergeven > Bewegende beelden weergeven
Bewegende beelden weergeven
Geeft de opgenomen bewegende beelden weer.
1. Druk op de (weergave-)knop om over te schakelen naar de weergavefunctie.
2. Selecteer de bewegende beelden die u wilt weergeven met het besturingswiel.
3. Om bewegende beelden weer te geven, drukt u op in het midden.
Beschikbare bedieningen tijdens het weergeven van bewegende
beelden
U kunt vertraagd weergeven, het volumeniveau veranderen, enz., door op de onderkant van het
besturingswiel te drukken.
: Weergave
: Pauze
: Snel vooruit
: Snel achteruit
: Vertraagde weergave vooruit
: Vertraagde weergave achteruit
: Volgende bestand met bewegende beelden
: Vorige bestand met bewegende beelden
: Geeft het volgende frame weer
: Geeft het vorige frame weer
: Verandert het volumeniveau
: Sluit de bedieningspaneel
Hint
"Vertraagde weergave vooruit", "Vertraagde weergave achteruit", "Weergave van volgende
frame" en "Weergave van vorige frame" zijn beschikbaar in de pauzestand.
[152] Weergeven > Panoramabeelden weergeven
Panoramabeelden weergeven
Het apparaat doorloopt automatisch een panoramabeeld van het ene naar het andere uiteinde.
1. Druk op de (weergave-)knop om over te schakelen naar de weergavefunctie.
2. Selecteer het panoramabeeld dat moet worden weergegeven met het besturingswiel.
3. Druk op in het midden om het beeld weer te geven.
Om de weergave te pauzeren, drukt u nogmaals op in het midden.
Om terug te keren naar de weergave van het volledige beeld, drukt u op de MENU-
knop.
Opmerking
Panoramabeelden die zijn opgenomen op andere apparaten kunnen worden weergegeven in
een ander formaat dan het oorspronkelijke formaat, of worden mogelijk niet correct
doorlopen.
[153] Weergeven > Afdrukken
Printen opgeven
U kunt van tevoren op de geheugenkaart opgeven welke van de stilstaande beelden u later wilt
afdrukken.
1. MENU (Afspelen)[Printen opgeven]gewenste instelling.
Menu-onderdelen
Meerdere bldn.:
Selecteert beelden voor een afdrukopdracht.
(1) Selecteer een beeld en druk op in het midden van het besturingswiel. Een
merkteken wordt afgebeeld in het selectievakje. Om de selectie te annuleren, drukt u op
om het merkteken te wissen.
(2) Herhaal stap 1 om andere beelden af te drukken.
(3) MENU[OK] → Druk op in het midden.
Alles annuleren:
Wist alle DPOF-afdrukmarkeringen.
Afdrukinstelling:
U kunt instellen of de datum moet worden afgedrukt op beelden met een DPOF-
afdrukmarkering.
(1) Selecteer [Aan] of [Uit] [Enter] bij [Datum afdrukken].
Opmerking
U kunt de DPOF-afdrukmarkering niet toevoegen aan de volgende bestanden:
Bewegende beelden
RAW-beelden
[154] Weergeven > De weergavefuncties gebruiken
Weergavefunctie
Stelt de weergavefunctie in (beeldweergavemethode).
1. MENU (Afspelen)[Weergavefunctie] gewenste instelling.
Menu-onderdelen
Datumweergave:
Geeft de beelden weer op datum.
Mapweergav(stilstaand):
Geeft alleen stilstaande beelden weer.
Mapweergave (MP4):
Geeft alleen bewegende beelden in het MP4-formaat weer.
AVCHDweergave:
Geeft alleen bewegende beelden in het AVCHD-formaat weer.
[155] Weergeven > De weergavefuncties gebruiken
Weergave-rotatie
Selecteert de weergaverichting van opgenomen stilstaande beelden.
1. MENU (Afspelen)[Weergave-rotatie] gewenste instelling.
Menu-onderdelen
Automatisch:
Het beeld wordt weergegeven overeenkomstig de richtingsinformatie van het beeld. U kunt het
beeld roteren met behulp van de rotatiefunctie. Zelfs als het apparaat gekanteld is blijft de
weergaverichting gehandhaafd.
Handmatig:
Het beeld wordt weergegeven overeenkomstig de richtingsinformatie van het beeld. U kunt het
beeld roteren met behulp van de rotatiefunctie.
Uit:
Geeft de beelden altijd weer in de landschapstand.
[156] Weergeven > De weergavefuncties gebruiken
Diavoorstelling
Geeft automatisch beelden continu weer.
1. MENU (Afspelen)[Diavoorstelling] gewenste instelling.
2. Selecteer [Enter].
Menu-onderdelen
Herhalen:
Selecteer [Aan], waarin beelden automatisch in een continue lus worden weergegeven, of [Uit]
(standaardinstelling), waarin het apparaat de diavoorstelling afsluit nadat alle beelden eenmaal
zijn weergegeven.
Interval:
Selecteer het weergave-interval voor beelden uit [1 sec.], [3 sec.] (standaardinstelling), [5 sec.],
[10 sec.] of [30 sec.].
Om de diavoorstelling tijdens weergave af te breken
Druk op de MENU-knop om de diavoorstelling te verlaten. U kunt de diavoorstelling niet
pauzeren.
Hint
U kunt een diavoorstelling alleen starten wanneer [Weergavefunctie] is ingesteld op
[Datumweergave] of [Mapweergav(stilstaand)].
[157] Weergeven > De weergavefuncties gebruiken
Roteren
Draait een opgenomen stilstaand beeld linksom.
1. MENU (Afspelen) [Roteren].
2. Druk op in het midden van het besturingswiel.
Het beeld wordt linksom gedraaid. Het beeld draait wanneer u op in het midden drukt.
Als u het beeld eenmaal hebt gedraaid, blijft het beeld gedraaid nadat het apparaat is
uitgeschakeld.
Opmerking
U kunt bewegende beelden niet draaien.
Beelden die met andere apparaten zijn opgenomen, kunnen mogelijk niet worden gedraaid.
Wanneer gedraaide beelden op een computer worden weergegeven, worden ze mogelijk
weergegeven in hun oorspronkelijke richting, afhankelijk van de software.
[158] Weergeven > De weergavefuncties gebruiken
Beveiligen
Beveiligt opgenomen beelden tegen per ongeluk wissen. De markering wordt afgebeeld
op beveiligde beelden.
1. MENU (Afspelen)[Beveiligen] → gewenste instelling.
Menu-onderdelen
Meerdere bldn.:
Past beveiliging toe op meerdere geselecteerde beelden, of annuleert deze.
(1) Selecteer het beeld dat u wilt beveiligen, en druk daarna op in het midden van het
besturingswiel. Het teken wordt afgebeeld in het selectievakje. Om de selectie te
annuleren, drukt u nogmaals op om het merkteken te verwijderen.
(2) Als u nog andere beelden wilt beveiligen, herhaalt u stap (1).
(3) MENU[OK] → Druk op in het midden.
Alles in deze map:
Beveiligt alle stilstaand beelden in de geselecteerde map.
Alles op deze datum:
Beveiligt alle stilstaande beelden in het geselecteerde datumbereik.
Alles in deze map annul.:
Annuleert de beveiliging van alle stilstaand beelden in de geselecteerde map.
Alles deze datum annul.:
Annuleert de beveiliging van alle stilstaand beelden in het geselecteerde datumbereik.
[159] Weergeven > De weergavefuncties gebruiken
WG 4K-stilst. beeld
Voert stilstaande beelden met een resolutie van 4K uit naar een via HDMI aangesloten televisie
die ondersteuning biedt voor 4K.
1. Schakel dit apparaat en de televisie uit.
2. Sluit de HDMI-aansluitingen op dit apparaat en de televisie op elkaar aan met behulp van
een HDMI-kabel (los verkrijgbaar).
3. Schakel de televisie in en selecteer het ingangskanaal.
4. Schakel dit apparaat in en druk op de (Afspelen)-knop om om te schakelen naar de
weergavefunctie.
5. MENU (Afspelen)[WG 4K-stilst. beeld] [OK].
Opmerking
Dit menu is alleen beschikbaar op 4K-compatibele televisies. Voor meer informatie
raadpleegt u de gebruiksaanwijzing van de televisie.
[160] Weergeven > Beelden bekijken op een televisie
Beelden bekijken op een HD-televisie
Om beelden die in dit apparaat zijn opgeslagen te bekijken op een televisie, zijn een HDMI-
kabel (los verkrijgbaar) en een HD-televisie uitgerust met een HDMI-aansluiting vereist.
1. Schakel zowel dit apparaat als de televisie uit.
2. Sluit de HDMI-aansluiting van dit apparaat met behulp van een HDMI-kabel (los
verkrijgbaar) aan op de HDMI-aansluiting van de televisie.
3. Schakel de televisie in en selecteer het ingangskanaal.
4. Schakel dit apparaat in en druk daarna op de (weergave-)knop om de
weergavefunctie te selecteren.
De beelden die met het apparaat zijn opgenomen, worden weergegeven op het
televisiescherm.
Hint
Dit apparaat is compatibel met de norm "PhotoTV HD". Als u PhotoTV HD-compatibele
apparaten van Sony aansluit met behulp van een HDMI-kabel (los verkrijgbaar), wordt de
televisie ingesteld op de beeldkwaliteit die geschikt is voor het bekijken van stilstaande
beelden en kunt u genieten van een compleet nieuwe wereld van foto's in adembenemende,
hoge kwaliteit.
"PhotoTV HD" maakt een uiterst gedetailleerde, foto-achtige weergave mogelijk van subtiele
texturen en kleuren.
Raadpleeg de bij de compatibele televisie geleverde gebruiksaanwijzing voor meer
informatie.
Opmerking
Sluit dit apparaat niet aan op een ander apparaat via de uitgangsaansluitingen van beide
apparaten. Als u dit toch doet, kan een storing worden veroorzaakt.
Sommige apparaten werken niet correct wanneer ze zijn aangesloten op dit apparaat. Ze
voeren bijvoorbeeld geen video of audio uit.
Gebruik een HDMI-kabel met het HDMI-logo of een originele kabel van Sony.
Gebruik een HDMI-kabel die compatibel is met de HDMI-aansluiting op het apparaat en de
HDMI-aansluiting op de televisie.
[161] Weergeven > Beelden bekijken op een televisie
Beelden bekijken op een "BRAVIA" Sync-compatibele
televisie
Door dit apparaat met behulp van een HDMI-kabel (los verkrijgbaar) aan te sluiten op een
televisie die "BRAVIA" Sync ondersteunt, kunt u dit apparaat bedienen met de
afstandsbediening van de televisie.
1. Schakel zowel dit apparaat als de televisie uit.
2. Sluit de HDMI-aansluiting van het apparaat met behulp van een HDMI-kabel (los
verkrijgbaar) aan op de HDMI-aansluiting van de televisie.
3. Schakel de televisie in en selecteer het ingangskanaal.
4. Schakel dit apparaat in en druk daarna op de (Afspelen-)knop om de weergavefunctie
te selecteren.
5. MENU (Instellingen) → [CTRL.VOOR HDMI] → [Aan].
6. Druk op de SYNC MENU-knop op de afstandsbediening van de televisie om de gewenste
functie te selecteren.
Opmerking
Alleen televisies die "BRAVIA" Sync ondersteunen maken bediening via SYNC MENU
mogelijk. Raadpleeg de bij de televisie geleverde gebruiksaanwijzing voor meer informatie.
Als het apparaat is aangesloten op de HDMI-aansluiting van een televisie van een andere
fabrikant en ongewenste handelingen uitvoert in reactie op de afstandsbediening van de
televisie, selecteert u MENU (Instellingen) [CTRL.VOOR HDMI][Uit].
[162] Instellingen veranderen > Menu Setup
Monitor-helderheid
U kunt de helderheid van het scherm instellen.
1. MENU (Instellingen)[Monitor-helderheid]gewenste instelling.
Menu-onderdelen
Handmatig (standaardinstelling):
Stelt de helderheid in binnen een bereik van –2 tot +2.
Zonnig weer:
Stelt de helderheid in die geschikt is voor buitenopnamen.
Opmerking
De instelling [Zonnig weer] is te helder voor opnemen binnenshuis. Stel [Monitor-helderheid]
in op [Handmatig]voor opnemen binnenshuis.
[163] Instellingen veranderen > Menu Setup
Helderheid zoeker
Bij gebruik van een elektronische zoeker, stelt dit apparaat de helderheid van de elektronische
zoeker in.
1. MENU (Instellingen)[Helderheid zoeker] →gewenste instelling.
Menu-onderdelen
Automatisch (standaardinstelling):
Stelt de helderheid van de elektronische zoeker automatisch in.
Handmatig:
Selecteert de helderheid van de elektronische zoeker binnen het bereik –2 tot +2.
[164] Instellingen veranderen > Menu Setup
Kleurtemp. zoeker
Past de kleurtemperatuur van de elektronische zoeker aan.
1. MENU (Instellingen) [Kleurtemp. zoeker] → gewenste instelling.
Menu-onderdelen
-2 tot +2:
Wanneer u "-" selecteert, verandert het zoekerscherm naar een warmere kleur, en wanneer u
"+" selecteert, verandert het naar een koudere kleur.
[165] Instellingen veranderen > Menu Setup
Volume-instellingen
Stelt het volumeniveau in.
1. MENU (Instellingen)[Volume-instellingen] gewenste instelling.
Het volumeniveau aanpassen tijdens weergave
Druk tijdens weergave van bewegende beelden op de onderkant van het besturingswiel om het
bedieningspaneel af te beelden, en stel daarna het volumeniveau in. U kunt het volumeniveau
instellen terwijl u naar het werkelijke geluid luistert.
[166] Instellingen veranderen > Menu Setup
Audiosignalen
Selecteert of het apparaat geluid voortbrengt of niet wanneer u het apparaat bedient.
1. MENU (Instellingen)[Audiosignalen] gewenste instelling.
Menu-onderdelen
Aan (standaardinstelling):
Brengt geluid voort wanneer u het apparaat bedient.
Uit:
Brengt geen geluid voort wanneer u het apparaat bedient.
[167] Instellingen veranderen > Menu Setup
Inst. uploaden(Eye-Fi)
Selecteer of de uploadfunctie moet worden gebruikt bij gebruik van een Eye-Fi-kaart
(verkrijgbaar in de winkel). Dit onderdeel wordt afgebeeld wanneer een Eye-Fi-kaart is
geplaatst in de geheugenkaartgleuf van het apparaat.
1. MENU (Instellingen)[Inst. uploaden]gewenste instelling.
2. Stel uw Wi-Fi-netwerk of bestemming in op de Eye-Fi-kaart.
Raadpleeg voor meer informatie de handleiding die bij de Eye-Fi-kaart wordt geleverd.
3. Plaats de Eye-Fi-kaart die u hebt ingesteld in het apparaat en neem stilstaande beelden
op.
De beelden worden automatisch via het Wi-Fi-netwerk naar uw computer, enz.,
verzonden.
Menu-onderdelen
Aan (standaardinstelling):
Schakelt de uploadfunctie in.
Uit:
Schakelt de uploadfunctie uit.
Aanduiding van communicatiestatus op het scherm
: Standby. Er zijn geen beelden te verzenden.
: Klaar voor uploaden.
: Verbinding maken.
: Bezig met uploaden.
: Fout.
Opmerking
Eye-Fi-kaarten worden alleen verkocht in bepaalde landen/gebieden.
Neem voor meer informatie over Eye-Fi-kaarten rechtstreeks contact op met de fabrikant of
leverancier.
Eye-Fi-kaarten kunnen alleen worden gebruikt in landen/gebieden waar ze zijn aangeschaft.
Gebruik Eye-Fi-kaarten in overeenstemming met de wet van de landen/gebieden waar u de
kaart hebt aangeschaft.
Eye-Fi-kaarten zijn uitgerust met een draadloze-LAN-functie. Plaats een Eye-Fi-kaart niet in
het apparaat in een vliegtuig. Als een Eye-Fi-kaart in het apparaat is geplaatst, stelt u [Inst.
uploaden] in op [Uit]. Als de uploadfunctie is ingesteld op [Uit], wordt het pictogram
afgebeeld op het apparaat.
De stroombesparingsstand werkt niet tijdens het uploaden.
Als (fout) wordt afgebeeld, haalt u de geheugenkaart eruit en plaatst u deze terug erin,
of schakelt u het apparaat uit en daarna weer in. Als de indicator opnieuw wordt afgebeeld,
kan de Eye-Fi-kaart beschadigd zijn.
De draadloze-LAN-communicatie kan worden beïnvloed door andere
communicatieapparaten. Als de communicatiestatus slecht is, gaat u dichter naar het
accesspoint toe waarmee u verbinding wilt maken.
Dit apparaat biedt geen ondersteuning voor de "Endless Memory Mode" van Eye-Fi.
Alvorens een Eye-Fi-kaart te gebruiken, zorgt u ervoor dat "Endless Memory Mode" is
uitgeschakeld.
[168] Instellingen veranderen > Menu Setup
Tegelmenu
Selecteert of het beginscherm van het menu altijd moet worden weergegeven wanneer u op de
MENU-knop drukt.
1. MENU (Instellingen)[Tegelmenu] gewenste instelling.
Menu-onderdelen
Aan:
Geeft altijd het eerste scherm van het menu weer (tegelmenu).
Uit (standaardinstelling):
Schakelt het tegelmenu uit.
[169] Instellingen veranderen > Menu Setup
Modusdraaiknopsch.
U kunt de beschrijving van een opnamefunctie afbeelden wanneer u de functiekeuzeknop draait
en de beschikbare instellingen voor die opnamefunctie verandert.
1. MENU (Instellingen)[Modusdraaiknopsch.]gewenste instelling.
Menu-onderdelen
Aan:
Beeldt de gids voor de functiekeuzeknop af.
Uit (standaardinstelling):
Beeldt de gids voor de functiekeuzeknop niet af.
[170] Instellingen veranderen > Menu Setup
Wisbevestiging
U kunt instellen of [Wissen] of [Annuleren] is geselecteerd als de standaardinstelling op het
bevestigingsscherm voor wissen.
1. MENU (Instellingen)[Wisbevestiging]gewenste instelling.
Menu-onderdelen
Stand.Wissen:
[Wissen] is geselecteerd als de standaardinstelling.
Stand.Annuleren (standaardinstelling):
[Annuleren] is geselecteerd als de standaardinstelling.
[171] Instellingen veranderen > Menu Setup
Weergavekwaliteit
U kunt de weergavekwaliteit veranderen.
1. MENU (Instellingen)[Weergavekwaliteit] → gewenste instelling.
Menu-onderdelen
Hoog:
Geeft weer in hoge kwaliteit.
Standaard:
Geeft weer in standaardkwaliteit.
Opmerking
Wanneer [Hoog] is ingesteld, is het acculadingverbruik hoger dan wanneer [Standaard] is
ingesteld.
[172] Instellingen veranderen > Menu Setup
Begintijd energ.besp
U kunt verschillende tijdsintervallen instellen voor het overschakelen naar de
stroombesparingsfunctie. Om terug te keren naar de opnamefunctie, voert u een bediening uit,
zoals de ontspanknop tot halverwege indrukken.
1. MENU (Instellingen) [Begintijd energ.besp] → gewenste instelling.
Menu-onderdelen
30 min./5 min./2 minuten/1 min. (standaardinstelling)/10 sec.
Opmerking
Schakel het apparaat uit wanneer u het apparaat gedurende een lange tijd niet gaat
gebruiken.
Als een elektrisch bediende zoomlens is bevestigd, wordt de lens ingetrokken 1 minuut nadat
de bediening van het apparaat is gestopt indien [Begintijd energ.besp] is ingesteld op [10
sec.].
De automatische uitschakelfunctie wordt niet geactiveerd tijdens het weergeven van een
diavoorstelling of het opnemen van bewegende beelden, of indien aangesloten op een
computer.
[173] Instellingen veranderen > Menu Setup
PAL/NTSC schakel.
Geeft bewegende beelden die zijn opgenomen met het apparaat weer op een televisie volgens
het PAL- of NTSC-systeem.
1. MENU (Instellingen)[PAL/NTSC schakel.] [Enter]
Opmerking
Deze functie is alleen aanwezig op apparaten die compatibel zijn met 1080 50i. Het wordt
niet geleverd met apparaten die compatibel zijn met 1080 60i. Op apparaten die compatibel
zijn met 1080 50i staat de "50i"-markering op de onderkant.
Als u een geheugenkaart plaatst die eerder is geformatteerd volgens het PAL-systeem,
wordt een mededeling afgebeeld die u vraagt de kaart opnieuw te formatteren. Wanneer u
opneemt volgens het NTSC-systeem, formatteert u de geheugenkaart opnieuw of gebruikt u
een andere geheugenkaart.
Wanneer de NTSC-functie is geselecteerd, wordt altijd de mededeling "Uitgevoerd in NTSC."
afgebeeld op het beginscherm elke keer wanneer u het apparaat inschakelt.
[174] Instellingen veranderen > Menu Setup
Reinigen
Zo kunt u de beeldsensor reinigen.
1. MENU (Instellingen) [Reinigen] [Enter]
2. Schakel het apparaat uit overeenkomstig de instructies op het scherm.
3. Haal de lens eraf.
4. Reinig met behulp van het blaaskwastje het oppervlak van de beeldsensor en het
omliggende gebied.
5. Bevestig de lens.
Opmerking
Een blaasborsteltje wordt niet bij dit apparaat geleverd. Gebruik een in de winkel verkrijgbaar
blaaskwastje.
Het reinigen kan alleen worden uitgevoerd wanneer het accuniveau (3 accustreepjes)
of meer is. Wij adviseren u de netspanningsadapter AC-PW20 te gebruiken.
Gebruik geen spray omdat hierdoor waterdruppels in de behuizing van de camera terecht
kunnen komen.
Steek de punt van het blaaskwastje niet in de opening voorbij het lensmontagedeel, zodat de
punt van het blaaskwastje de beeldsensor niet raakt.
Houd de camera met de vatting iets omlaag gericht zodat het stof eruit valt.
Stel het apparaat tijdens het reinigen niet bloot aan schokken.
Blaas niet te hard wanneer u de beeldsensor schoonmaakt met een blaaskwastje. Als u te
hard op de beeldsensor blaast, kan de binnenkant van het apparaat worden beschadigd.
Als stof achterblijft, zelfs nadat u het apparaat hebt gereinigd zoals beschreven, neemt u
contact op met het servicecentrum.
[175] Instellingen veranderen > Menu Setup
Demomodus
De functie [Demomodus] geeft de bewegende beelden die op de geheugenkaart zijn
opgenomen automatisch weer (demonstratie) wanneer de camera gedurende een bepaalde
tijdsduur niet is bediend.
Selecteer normaal [Uit].
1. MENU (Instellingen)[Demomodus]gewenste instelling.
Menu-onderdelen
Aan:
De demonstratie van weergave van bewegende beelden start automatisch als het apparaat
gedurende ongeveer één minuut niet wordt bediend. Alleen beveiligde bewegende beelden in
het AVCHD-formaat worden weergegeven.
Stel de weergavefunctie in op [AVCHDweergave] en beveilig het bestand met bewegende
beelden dat de oudste opgenomen datum en tijd heeft.
Uit (standaardinstelling):
Geeft de demonstratie niet weer.
Opmerking
U kunt dit item alleen instellen wanneer het apparaat wordt gevoed door middel van de
netspanningsadapter AC-PW20 (los verkrijgbaar).
Zelfs wanneer [Aan] is ingesteld, start het apparaat de demonstratie niet als er geen bestand
met bewegende beelden op de geheugenkaart staat.
Wanneer [Aan] is geselecteerd, schakelt het apparaat niet over naar de
stroombesparingsstand.
[176] Instellingen veranderen > Menu Setup
Afstandsbediening
U kunt dit apparaat bedienen en beelden opnemen met de SHUTTER-ontspanknop, de 2SEC-
knop (zelfontspanner met een vertraging van 2 seconden) en de START/STOP-knop (of
bewegend-beeldknop (alleen RMT-DSLR2)) op de draadloze afstandsbedieningen RMT-
DSLR1 (los verkrijgbaar) en RMT-DSLR2 (los verkrijgbaar). Raadpleeg ook de
gebruiksaanwijzing van de draadloze afstandsbediening.
1. MENU (Instellingen) [Afstandsbediening] gewenste instelling.
Menu-onderdelen
Aan:
Maakt bediening met de draadloze afstandsbediening mogelijk.
Uit (standaardinstelling):
Maakt geen bediening met de draadloze afstandsbediening mogelijk.
Opmerking
De draadloze afstandsbediening RMT-DSLR1 kan niet worden gebruikt voor het opnemen
van bewegende beelden.
De lens of lenskap kan de afstandsbedieningssensor blokkeren die de signalen ontvangt.
Gebruik de draadloze afstandsbediening op een positie waar vanaf de signalen het apparaat
kunnen bereiken.
Als [Knop MOVIE] is ingesteld op [Uit], wordt de START/STOP-knop (bewegend-beeldtoets)
van de draadloze afstandsbediening RMT-DSLR2 niet geactiveerd.
[177] Instellingen veranderen > Menu Setup
HDMI-resolutie
Als u het apparaat met behulp van een HDMI-kabel (los verkrijgbaar) aansluit op een HD-
televisie (high-definitiontelevisie) voorzien van HDMI-aansluitingen, kunt u de HDMI-resolutie
selecteren voor het uitvoeren van beelden naar de televisie.
1. MENU (Instellingen)[HDMI-resolutie] gewenste instelling.
Menu-onderdelen
Automatisch (standaardinstelling):
Het apparaat herkent een HD-televisie (high-definitiontelevisie) automatisch en stelt de
uitgangsresolutie in.
1080p:
Voert signalen uit in HD-beeldkwaliteit (1080p).
1080i:
Voert signalen uit in HD-beeldkwaliteit (1080i).
Opmerking
Als de beelden niet goed worden weergeven met de instelling [Automatisch] , selecteert u
[1080i] of [1080p] , afhankelijk van de televisie die moet worden aangesloten.
[178] Instellingen veranderen > Menu Setup
CTRL.VOOR HDMI
Wanneer dit apparaat met behulp van een HDMI-kabel (los verkrijgbaar) wordt aangesloten op
een "BRAVIA" Sync-compatibele televisie, kunt u dit apparaat bedienen door de
afstandsbediening van de televisie te richten op de televisie.
1. MENU (Instellingen)[CTRL.VOOR HDMI] gewenste instelling.
Menu-onderdelen
Aan (standaardinstelling):
U kunt dit apparaat bedienen met de afstandsbediening van de televisie.
Uit:
U kunt dit apparaat niet bedienen met de afstandsbediening van de televisie.
Opmerking
[CTRL.VOOR HDMI] is alleen beschikbaar met een "BRAVIA" Sync-compatibele televisie.
[179] Instellingen veranderen > Menu Setup
HDMI-inform.weerg.
Selecteert of de opname-informatie moet worden afgebeeld wanneer dit apparaat en de
televisie zijn aangesloten met behulp van een HDMI-kabel (los verkrijgbaar).
1. MENU (Instellingen)[HDMI-inform.weerg.] gewenste instelling.
Menu-onderdelen
Aan (standaardinstelling):
Beeldt de opname-informatie van het weergegeven beeld af.
Uit:
Beeldt de opname-informatie van het weergegeven beeld niet af.
[180] Instellingen veranderen > Menu Setup
USB-verbinding
Selecteert de toepasselijke USB-verbindingsprocedure voor elke computer en elk USB-
apparaat die zijn aangesloten op dit apparaat.
1. MENU (Instellingen)[USB-verbinding] gewenste instelling.
Menu-onderdelen
Automatisch (standaardinstelling):
Brengt automatisch een massaopslagverbinding of MTP-verbinding tot stand, afhankelijk van
de computer of andere USB-apparaten die moeten worden aangesloten. Windows 7- of
Windows 8-computers worden verbonden met MTP, en de unieke functies ervan worden
ingeschakeld voor gebruik.
Massaopslag:
Brengt een massaopslagverbinding tot stand tussen dit apparaat, een computer en andere
USB-apparaten.
MTP:
Brengt een MTP-verbinding tot stand tussen dit apparaat, een computer en andere USB-
apparaten. Windows 7- of Windows 8-computers worden verbonden met MTP, en de unieke
functies ervan worden ingeschakeld voor gebruik. Als een computer een ander
besturingssysteem gebruikt (Windows Vista of Mac OS X), wordt de wizard AutoPlay afgebeeld
en worden de stilstaande beelden in de opnamemap op dit apparaat geïmporteerd in de
computer.
PC-afstandsbedien.:
Gebruikt "Remote Camera Control" om dit apparaat te bedienen vanaf de computer, inclusief
functies zoals opnemen en het opslaan van beelden op de computer.
Opmerking
Als Device Stage* niet wordt afgebeeld met Windows 7 of Windows 8, stelt u [USB-
verbinding] in op [Automatisch].
* Device Stage is een menuscherm dat wordt gebruikt om de verbonden apparaten, zoals een
camera, te beheren (functie van Windows 7 of Windows 8).
[181] Instellingen veranderen > Menu Setup
USB LUN-instelling
Verbetert de compatibiliteit door de USB-verbindingsfuncties te beperken.
1. MENU (Instellingen)[USB LUN-instelling] gewenste instelling.
Menu-onderdelen
Multi (standaardinstelling):
Normaal gebruikt u [Multi].
Enkel:
Stel [USB LUN-instelling] alleen in op [Enkel] als u geen verbinding tot stand kunt brengen.
[182] Instellingen veranderen > Menu Setup
Taal
Selecteert de taal voor de menu-items, waarschuwingen en mededelingen.
1. MENU (Instellingen) → [ Taal] gewenste taal.
[183] Instellingen veranderen > Menu Setup
Datum/tijd instellen
Stelt de datum en tijd opnieuw in.
1. MENU (Instellingen)[Datum/tijd instellen]gewenste instelling.
Menu-onderdelen
Zomertijd:
Selecteert de zomertijd [Aan]/[Uit].
Datum/Tijd:
Stelt de datum en tijd in.
Datumindeling:
Selecteert het weergaveformaat van datum en tijd.
[184] Instellingen veranderen > Menu Setup
Tijdzone instellen
Stelt het gebied in waar u het apparaat gebruikt.
1. MENU (Instellingen)[Tijdzone instellen] → gewenste gebied.
[185] Instellingen veranderen > Menu Setup
Formatteren
Formatteert (initialiseert) de geheugenkaart. Wanneer u voor de eerste keer een geheugenkaart
gebruikt in dit apparaat, adviseren wij u de kaart met behulp van het apparaat te formatteren
voor stabiele prestaties van de geheugenkaart. Formatteren wist alle gegevens op de
geheugenkaart permanent en is onherstelbaar. Sla waardevolle gegevens op een computer of
soortgelijk apparaat op.
1. MENU (Instellingen)[Formatteren].
Opmerking
Permanent formatteren wist alle gegevens, ook de beveiligde beelden.
[186] Instellingen veranderen > Menu Setup
Bestandsnummer
Selecteert hoe bestandsnummers worden toegewezen aan de opgenomen beelden.
1. MENU (Instellingen)[Bestandsnummer] gewenste instelling.
Menu-onderdelen
Serie (standaardinstelling):
Zelfs als u de opnamebestemmingsmap verandert of de geheugenkaart verwisselt, blijft het
apparaat opeenvolgende nummers toekennen aan bestanden.
(Als op de nieuwe geheugenkaart een hoger bestandsnummer aanwezig is dan het laatste
beeldbestand, wordt een nummer toegewezen dat één hoger is dan het hoogste nummer.)
Terugstellen:
Het apparaat stelt de nummers terug op nul nadat een bestand is opgenomen in een nieuwe
map en wijst aan bestanden een nummer toe beginnend vanaf "0001".
(Wanneer in de opnamemap een bestand zit, wordt aan een nieuwe opname een
bestandsnummer toegewezen dat één hoger is dan het hoogste nummer.)
[187] Instellingen veranderen > Menu Setup
OPN.-map kiezen
U kunt de opnamemap veranderen waarin de opgenomen beelden worden opgeslagen.
1. MENU (Instellingen)[OPN.-map kiezen] gewenste map.
Opmerking
U kunt de map niet selecteren wanneer u de instelling [Datumformaat] selecteert.
[188] Instellingen veranderen > Menu Setup
Nieuwe map
Maakt een nieuwe map aan op de geheugenkaart. Een nieuwe map wordt aangemaakt met een
mapnummer dat één hoger is dan het hoogste mapnummer dat aanwezig is. De opgenomen
beelden worden opgeslagen in de nieuw aangemaakte map. Een map voor stilstaande beelden
en een map voor bewegende beelden in het MP4-formaat met hetzelfde mapnummer worden
tegelijkertijd aangemaakt.
1. MENU (Instellingen)[Nieuwe map].
Opmerking
Wanneer u een geheugenkaart in dit apparaat plaatst die in andere apparatuur is gebruikt,
en u beelden opneemt, wordt mogelijk automatisch een nieuwe map aangemaakt.
Maximaal 4.000 beelden kunnen in één map worden opgeslagen. Wanneer de capaciteit van
de map is opgebruikt, wordt mogelijk automatisch een nieuwe map aangemaakt.
[189] Instellingen veranderen > Menu Setup
Mapnaam
Stilstaande beelden die u opneemt, worden opgeslagen in een map die automatisch wordt
aangemaakt in de DCIM-map op de geheugenkaart. U kunt de manier waarop mapnamen
worden toegewezen wijzigen.
1. MENU (Instellingen)[Mapnaam] → gewenste instelling.
Menu-onderdelen
Standaardform. (standaardinstelling):
De vorm van de mapnaam is als volgt: mapnummer + MSDCF.
Voorbeeld: 100MSDCF
Datumformaat:
De vorm van de mapnaam is als volgt: mapnummer + J (laatste cijfer)/MM/DD.
Voorbeeld: 10030405 (mapnummer: 100, datum: 04/05/2013)
Opmerking
De naam van de map voor bewegende beelden in het MP4-formaat ligt vast als
"mapnummer + ANV01".
[190] Instellingen veranderen > Menu Setup
Beeld-DB herstellen
Als beeldbestanden werden verwerkt op een computer, kunnen zich problemen voordoen in het
beelddatabasebestand. In dergelijke gevallen zullen de beelden op de geheugenkaart niet
worden weergegeven op dit apparaat. Als deze problemen zich voordoen, repareert u het
bestand met behulp van [Beeld-DB herstellen].
1. MENU (Instellingen)[Beeld-DB herstellen] [Enter].
Opmerking
Gebruik een accu die voldoende is opgeladen. Als de acculading te veel afneemt tijdens het
repareren, kunnen de gegevens beschadigd raken.
[191] Instellingen veranderen > Menu Setup
Media-info weergev.
Geeft de opnameduur van bewegende beelden en het aantal stilstaande beelden weer dat kan
worden opgenomen op de geplaatste geheugenkaart.
1. MENU (Instellingen)[Media-info weergev.].
[192] Instellingen veranderen > Menu Setup
Versie
Geeft de versie weer van dit apparaat, deze lens en deze montage-adapter.
1. MENU (Instellingen)[Versie].
[193] Instellingen veranderen > Menu Setup
Certificatielogo (alleen buitenlands model)
Geeft enkele van de certificeringslogo's van dit apparaat weer.
1. MENU (Instellingen)[Certificatielogo].
[194] Instellingen veranderen > Menu Setup
Instelling herstellen
Stelt het apparaat terug op de standaardinstellingen. Zelfs als u [Instelling herstellen] activeert,
blijven de opgenomen beelden behouden.
1. MENU (Instellingen)[Instelling herstellen] gewenste instelling.
Menu-onderdelen
Camera-instell. terugstell.:
Stelt de belangrijkste opname-instellingen terug op de standaardinstellingen.
Initialiseren:
Stelt alle instellingen terug op de standaardinstellingen.
Opmerking
Zorg ervoor dat u de accu niet uitwerpt tijdens het terugstellen.
Wanneer u [Initialiseren] uitvoert, kunnen gedownloade applicaties in het apparaat worden
verwijderd. Om deze applicaties weer te kunnen gebruiken, moet u ze opnieuw installeren.
[195] De Wi-Fi-functies gebruiken > Dit apparaat
aansluiten op een smartphone
"PlayMemories Mobile"
Om [Intellig. afstandsbedien. ingeslot.] of [Naar smartph verznd], enz. te kunnen gebruiken,
moet de applicatie "PlayMemories Mobile" zijn geïnstalleerd op uw smartphone.
Download en installeer de applicatie "PlayMemories Mobile" vanuit de app-store voor uw
smartphone. Als "PlayMemories Mobile" reeds is geïnstalleerd op uw smartphone, moet u deze
updaten naar de nieuwste versie.
Voor meer informatie over "PlayMemories Mobile", raadpleegt u de ondersteuningspagina
(http://www.sony.net/pmm/).
[196] De Wi-Fi-functies gebruiken > Dit apparaat
aansluiten op een smartphone
Een Android-smartphone verbinden met dit apparaat
1. Open "PlayMemories Mobile" op uw smartphone.
2. Selecteer de modelnaam van dit apparaat (DIRECT-xxxx: xxxx).
3. Voer het wachtwoord in dat wordt afgebeeld op dit apparaat.
De smartphone is verbonden met het apparaat.
[197] De Wi-Fi-functies gebruiken > Dit apparaat
aansluiten op een smartphone
Het apparaat aansluiten op een iPhone of iPad
1. Selecteer de modelnaam van dit apparaat (DIRECT-xxxx: xxxx) op het Wi-Fi-instelscherm
van uw iPhone of iPad.
2. Voer het wachtwoord in dat wordt afgebeeld op dit apparaat.
De iPhone of iPad is verbonden met het apparaat.
3. Controleer of uw iPhone of iPad werd verbonden met de "SSID" die wordt afgebeeld op dit
apparaat.
4. Ga terug naar het uitgangsscherm en open "PlayMemories Mobile".
[198] De Wi-Fi-functies gebruiken > Dit apparaat
aansluiten op een smartphone
One-touch (NFC)
U kunt een gewenste applicatie in het applicatiemenu van dit apparaat oproepen door een
NFC-compatibele Android-smartphone aan te raken met het apparaat. Als de applicatie die u
oproept een eigenschap heeft die werkt met de smartphone, worden het apparaat en de
smartphone via Wi-Fi met elkaar verbonden. Om deze functie te gebruiken moet de gewenste
applicatie van tevoren worden geregistreerd.
1. MENU (Draadloos) [One-touch (NFC)] gewenste applicatie.
2. Zet dit apparaat in de opnamefunctie en raak daarna een NFC-compatibele Android-
smartphone aan bij (N-markering) op het apparaat gedurende 1 tot 2 seconden.
"PlayMemories Mobile" wordt geopend op de smartphone en de applicatie die u hebt
geregistreerd wordt geopend op dit apparaat.
Opmerking
Wanneer het apparaat in de weergavefunctie staat, wordt de geregistreerde applicatie niet
geopend, ook niet wanneer u de smartphone aanraakt met het apparaat.
Wanneer u een applicatie oproept met aanraakbediening, wordt "PlayMemories Mobile"
geopend op de smartphone, zelfs als die applicatie niet werkt met een smartphone. Verlaat
"PlayMemories Mobile" zonder een bediening uit te voeren. Als u "PlayMemories Mobile" niet
afsluit, blijft de smartphone in de verbinding-standby-status staan.
[199] De Wi-Fi-functies gebruiken > Dit apparaat bedienen
met behulp van een smartphone
Intellig. afstandsbedien. ingeslot.
U kunt een smartphone als afstandsbediening voor dit apparaat gebruiken en stilstaande
beelden opnemen. Stilstaande beelden die zijn opgenomen met de afstandsbediening worden
vanaf dit apparaat naar de smartphone gezonden. Download en installeer de applicatie
"PlayMemories Mobile" vanuit de app-store voor uw smartphone.
1. MENU (Applicatie) [Applicatielijst] [Intellig. afstandsbedien. ingeslot.].
2. Wanneer het apparaat klaar is voor de verbinding, wordt op het apparaat een
informatiescherm afgebeeld. Sluit met behulp van die informatie de smartphone en het
apparaat aan.
De verbindingsprocedure verschilt van smartphone tot smartphone.
3. Controleer de beeldcompositie op het scherm van de smartphone, en druk daarna op de
ontspanknop (A) op de smartphone om het beeld op te nemen.
Gebruik knop (B) om instellingen, zoals [EV], [Zelfontsp.] en [Herzien controle] te
veranderen.
Opmerking
Dit apparaat deelt de verbindingsinformatie voor [Intellig. afstandsbedien. ingeslot.] met een
apparaat dat toestemming heeft om verbinding te maken. Als u het apparaat wilt veranderen
dat toestemming heeft om verbinding te maken met dit apparaat, stelt u de
verbindingsinformatie terug door deze stappen te volgen. MENU (Draadloos)
[SSID/WW terugst.]. Nadat de verbindingsinformatie is teruggesteld, moet u de smartphone
opnieuw registreren.
[200] De Wi-Fi-functies gebruiken > Dit apparaat bedienen
met behulp van een smartphone
One-touch connection met een NFC-compatibele Android-
smartphone (NFC One-touch remote)
U kunt dit apparaat en een NFC-compatibele Android-smartphone verbinden met one-touch,
zonder een ingewikkelde installatieprocedure te hoeven doorlopen.
1. Activeer de NFC-functie van de smartphone.
2. Zet dit apparaat in de opnamefunctie.
De NFC-functie is alleen beschikbaar wanneer (N-markering) wordt afgebeeld op
het scherm.
3. Raak met het apparaat de smartphone aan.
De smartphone en het apparaat zijn verbonden en "PlayMemories Mobile" wordt geopend
op de smartphone.
Raak met de smartphone het apparaat aan gedurende 1 tot 2 seconden totdat
"PlayMemories Mobile" wordt geopend.
Over "NFC"
NFC is een technologie die draadloze communicatie over een korte afstand tussen diverse
apparaten mogelijk maakt, zoals mobiele telefoons, IC-tags, enz. NFC vereenvoudigt de
datacommunicatie door slechts het aangewezen aanraakpunt aan te raken.
NFC (Near Field Communication) is een internationale norm voor draadloze communicatie
over een korte afstand.
Opmerking
Als u geen verbinding kunt maken, gaat u als volgt te werk:
Open "PlayMemories Mobile" op uw smartphone en beweeg vervolgens de smartphone langzaam
naar (N-markering) op het apparaat.
Als de smartphone in een hoesje zit, haalt u hem eruit.
Als het apparaat in een hoesje zit, haalt u het eruit.
Controleer of de NFC-functie is geactiveerd op de smartphone.
Als [Vliegtuig-stand] is ingesteld op [Aan], kunt u dit apparaat en de smartphone niet met
elkaar verbinden. Stel [Vliegtuig-stand] in op [Uit].
Als dit apparaat en de smartphone met elkaar worden verbonden terwijl het apparaat in de
weergavefunctie staat, wordt het weergegeven beeld naar de smartphone gezonden.
[201] De Wi-Fi-functies gebruiken > Beelden kopiëren
naar een smartphone
Naar smartph verznd
U kunt stilstaande beelden overbrengen naar een smartphone en deze bekijken. Download de
applicatie "PlayMemories Mobile" vanuit de app-store naar uw smartphone.
1. MENU (Draadloos)[Naar smartph verznd] → gewenste instelling.
Als u in de weergavefunctie op de knop (Naar smartph verznd) drukt, wordt het
instelscherm van [Naar smartph verznd] afgebeeld.
2. Wanneer het apparaat klaar is voor het kopiëren, wordt op het apparaat een
informatiescherm afgebeeld. Sluit met behulp van die informatie de smartphone en het
apparaat aan.
De instelmethode voor het verbinden van de smartphone en het apparaat varieert
afhankelijk van de smartphone.
Menu-onderdelen
Op dit apparaat selecter.:
Selecteert een beeld op het apparaat dat moet worden overgebracht naar de smartphone.
(1) Selecteer uit [Dit beeld], [Alle stilst bldn op datum]/[Alle film(MP4) op datum], [Alle beelden
deze datum] en [Meerdere beelden].
(2) Als u [Meerdere beelden] selecteert, selecteert u de gewenste beelden met op het
besturingswiel, en drukt u vervolgens op MENU[Enter].
Op smartphone selecter.:
Geeft alle beelden die op de geheugenkaart van het apparaat zijn opgenomen weer op de
smartphone.
Opmerking
U kunt het beeldformaat dat naar de smartphone moet worden gezonden selecteren uit
[Oorspronkelijk], [2M] en [VGA].
Om het beeldformaat te veranderen, raadpleegt u de volgende stappen.
Voor Android-smartphone
Start "PlayMemories Mobile" en verander het beeldformaat met [Instellingen][Beeldformaat
kopiëren].
Voor iPhone/iPad
Selecteer in het instelmenu "PlayMemories Mobile" en verander het beeldformaat met [Beeldformaat
kopiëren].
Sommige beelden kunnen mogelijk niet worden weergegeven op een smartphone,
afhankelijk van het opnameformaat.
RAW-beelden worden omgezet naar JPEG-formaat wanneer ze worden gezonden.
U kunt geen bewegende beelden in het AVCHD-formaat zenden.
Dit apparaat deelt de verbindingsinformatie voor [Naar smartph verznd] met een apparaat
dat toestemming heeft om verbinding te maken. Als u het apparaat wilt veranderen dat
toestemming heeft om verbinding te maken met dit apparaat, stelt u de verbindingsinformatie
terug door deze stappen te volgen. MENU [Draadloos] [SSID/WW terugst.]. Nadat de
verbindingsinformatie is teruggesteld, moet u de smartphone opnieuw registreren.
Als [Vliegtuig-stand] is ingesteld op [Aan], kunt u dit apparaat en de smartphone niet met
elkaar verbinden. Stel [Vliegtuig-stand] in op [Uit].
[202] De Wi-Fi-functies gebruiken > Beelden kopiëren
naar een smartphone
Beelden zenden naar een Android-smartphone (NFC One-
touch sharing)
Door slechts aan te raken kunt u dit apparaat en een NFC-compatibele Android-smartphone
met elkaar verbinden en het beeld dat op het scherm van het apparaat wordt weergegeven
rechtstreeks naar de smartphone zenden.
1. Activeer de NFC-functie van de smartphone.
2. Een enkel beeld weergeven op het apparaat.
3. Raak met de smartphone het apparaat aan.
Het apparaat en de smartphone zijn verbonden en "PlayMemories Mobile" wordt
automatisch geopend op de smartphone, waarna het weergegeven beeld naar de
smartphone wordt gezonden.
Voordat u de smartphone aanraakt, annuleert u de slaapfunctie en schermvergrendeling
van de smartphone.
De NFC-functie is alleen beschikbaar wanneer (N-markering) is afgebeeld op het
apparaat.
Raak met de smartphone het apparaat aan gedurende 1 tot 2 seconden totdat
"PlayMemories Mobile" wordt geopend.
Om twee of meer beelden over te brengen, selecteert u MENU (Draadloos)
[Naar smartph verznd] om de beelden te selecteren. Nadat het scherm wordt
weergegeven waarop de verbinding wordt bevestigd, gebruikt u NFC om het apparaat
en de smartphone met elkaar te verbinden.
Over "NFC"
NFC is een technologie die draadloze communicatie over een korte afstand tussen diverse
apparaten mogelijk maakt, zoals mobiele telefoons, IC-tags, enz. NFC vereenvoudigt de
datacommunicatie door slechts het aangewezen aanraakpunt aan te raken.
Opmerking
U kunt het beeldformaat dat naar de smartphone moet worden gezonden selecteren uit
[Oorspronkelijk], [2M] en [VGA].
Om het beeldformaat te veranderen, raadpleegt u de volgende stappen.
Voor Android-smartphone
Start "PlayMemories Mobile" en verander het beeldformaat met [Instellingen][Beeldformaat
kopiëren].
Voor iPhone/iPad
Selecteer in het instelmenu "PlayMemories Mobile" en verander het beeldformaat met [Beeldformaat
kopiëren].
RAW-beelden worden omgezet naar JPEG-formaat wanneer ze worden gezonden.
Als de beeldindex wordt weergegeven op het apparaat, kunt u geen beelden overbrengen
met behulp van de NFC-functie.
Als u geen verbinding kunt maken, doet u het volgende:
Open "PlayMemories Mobile" op uw smartphone en beweeg vervolgens de smartphone langzaam
naar (N-markering) op het apparaat.
Als de smartphone in een hoesje zit, haalt u hem eruit.
Als het apparaat in een hoesje zit, haalt u het eruit.
Bevestig dat de NFC-functie is geactiveerd op de smartphone.
Als [Vliegtuig-stand] is ingesteld op [Aan], kunt u het apparaat en de smartphone niet met
elkaar verbinden. Stel [Vliegtuig-stand] in op [Uit].
U kunt geen bewegende beelden in het AVCHD-formaat zenden.
[203] De Wi-Fi-functies gebruiken > Beelden kopiëren
naar een computer
Naar computer verz.
U kunt beelden die in het apparaat zijn opgeslagen overbrengen naar een computer die is
verbonden met een draadloze accesspoint of een draadloos breedbandrouter, en gemakkelijk
reservekopieën maken met behulp van deze bediening. Alvorens deze bediening te starten,
installeert u "PlayMemories Home" op uw computer en registreert u het accesspoint in het
apparaat.
1. Start uw computer op.
2. MENU (Draadloos) [Naar computer verz.].
Opmerking
Afhankelijk van de softwareprogramma-instellingen op de computer, wordt het apparaat
uitgeschakeld nadat de beelden op de computer zijn opgeslagen.
U kunt beelden op het apparaat overbrengen naar slechts één computer tegelijk.
Als u beelden wilt overbrengen naar een andere computer, verbindt u het apparaat door
middel van een USB-verbinding met de computer, en volgt u de instructies in "PlayMemories
Home".
[204] De Wi-Fi-functies gebruiken > Beelden kopiëren
naar een televisie
Op TV bekijken
U kunt beelden bekijken op een netwerk-compatibele televisie door ze over te brengen vanaf
het apparaat zonder het apparaat en de televisie te verbinden met een kabel. Voor sommige
televisies kan het noodzakelijk zijn om bedieningen op de televisie uit te voeren. Raadpleeg de
bij de televisie geleverde gebruiksaanwijzing voor meer informatie.
1. MENU (Draadloos) [Op TV bekijken] → gewenste apparaat dat moet worden
verbonden.
2. Als u beelden wilt weergeven door middel van een diavoorstelling, drukt u op in het
midden van het besturingswiel.
Om het volgende/vorige beeld handmatig weer te geven, drukt u op de rechter-
/linkerkant van het besturingswiel.
Om het apparaat dat u wilt verbinden te veranderen, drukt u op de onderkant van het
besturingswiel, en selecteert u daarna [Appraatlijst].
Instellingen voor diavoorstellingen
U kunt de instellingen van de diavoorstelling veranderen door op de onderkant van het
besturingswiel te drukken.
Keuze afspelen:
Selecteert de groep beelden die moet worden weergegeven.
Mapweergav(stilstaand):
Selecteert uit [Alles] en [Alles in map].
Datumweergave:
Selecteert uit [Alles] en [Alles in dat.b.].
Interval:
Selecteert uit [Kort] en [Lang].
Effecten*:
Selecteert uit [Aan] en [Uit].
Afspeelbeeldformaat:
Selecteert uit [HD] en [4K].
*
De instellingen werken alleen op een BRAVIA-televisie die compatibel is met de functies.
Opmerking
U kunt deze functie gebruiken op een televisie die DLNA-renderer ondersteunt.
U kunt beelden bekijken op een Wi-Fi Direct-compatibele televisie of netwerk-compatibele
televisie (inclusief kabeltelevisie).
Als u de televisie en dit apparaat op elkaar aansluit en geen Wi-Fi Direct gebruikt, moet u
eerst uw accesspoint registreren.
Het weergeven van de beelden op de televisie kan enige tijd duren.
Bewegende beelden kunnen niet via Wi-Fi op de televisie worden weergegeven. Gebruik
een HDMI-kabel (los verkrijgbaar).
[205] De Wi-Fi-functies gebruiken > De instellingen van
Wi-Fi-functies veranderen
Vliegtuig-stand
Als u aan bord van een vliegtuig, enz., bent, kunt u alle Wi-Fi-functies tijdelijk uitschakelen.
1. MENU (Draadloos→) [Vliegtuig-stand]gewenste instelling.
Als u [Vliegtuig-stand] instelt op [Aan], wordt een vliegtuig-indicator afgebeeld op het
scherm.
[206] De Wi-Fi-functies gebruiken > De instellingen van
Wi-Fi-functies veranderen
WPS-Push
Als uw accesspoint een WPS-knop heeft, kunt u het accesspoint eenvoudig in dit apparaat
registreren door op de WPS-knop te drukken.
1. MENU (Draadloos)[WPS-Push].
2. Druk op de WPS-knop op het accesspoint dat u wilt registreren.
Opmerking
[WPS-Push] werkt alleen als de beveiligingsinstelling van uw accesspoint is ingesteld op
WPA of WPA2, en uw accesspoint ondersteuning biedt voor de registratiemethode met de
WPS-knop. Als de beveiligingsinstelling is ingesteld op WEP of uw accesspoint geen
ondersteuning biedt voor de registratiemethode met de WPS-knop, voert u [Toegangspunt
instel.] uit.
Voor informatie over de beschikbare functies en instellingen van uw accesspoint, raadpleegt
u de gebruiksaanwijzing van het accesspoint, of neemt u contact op met de beheerder van
het accesspoint.
Een verbinding komt mogelijk niet tot stand, afhankelijk van de omgevingsomstandigheden,
zoals het soort bouwmateriaal van de wanden, of de aanwezigheid van een obstakel of een
slecht draadloos signaal tussen het apparaat en het accesspoint. Als dat gebeurt, verandert
u de plaats van het apparaat of plaatst u het apparaat dichter bij het accesspoint.
[207] De Wi-Fi-functies gebruiken > De instellingen van
Wi-Fi-functies veranderen
Toegangspunt instel.
U kunt uw accesspoint handmatig registreren. Alvorens de procedure te starten, controleert u
de SSID-naam van het accesspoint, beveiligingssysteem en wachtwoord. Het wachtwoord kan
in sommige accesspoints vooraf ingesteld zijn. Zie voor meer informatie de gebruiksaanwijzing
van het accesspoint, of vraag de beheerder van het accesspoint om advies.
1. MENU (Draadloos)[Toegangspunt instel.].
2. Selecteer het accesspoint dat u wilt registreren.
Wanneer het gewenste accesspoint wordt afgebeeld op het scherm:
Selecteer het gewenste accesspoint.
Wanneer het gewenste accesspoint niet wordt afgebeeld op het scherm:
Selecteer [Handmatige instelling] en stel het accesspoint in.
*
Raadpleeg "Hoe het toetsenbord wordt gebruikt" voor de invoermethode.
Als u [Handmatige instelling] selecteert, voert u de SSID-naam van het accesspoint in
en selecteert u daarna het beveiligingssysteem.
3. Voer het wachtwoord in en selecteer [OK].
Voor een accesspoint zonder de markering is geen wachtwoord nodig.
4. Selecteer [OK].
Hoe het toetsenbord wordt gebruikt
Wanneer het handmatig invoeren van tekens is vereist, wordt een toetsenbord afgebeeld op het
scherm.
1. Invoervak De tekens die u invoert worden afgebeeld.
2. Tekensoort wisselen Elke keer wanneer u op in het midden van het
besturingswiel drukt, wisselt de tekensoort tussen alfabetische letters, cijfers en symbolen.
3. Toetsenbord Elke keer wanneer u op in het midden drukt, wordt het teken dat u
invoert afgebeeld.
Bijvoorbeeld: Als u "abd" wilt invoeren
Selecteer de toets voor "abc" en druk eenmaal op zodat een "a" wordt afgebeeld
selecteer " " ((5) Cursor verplaatsen) en druk op selecteer de toets voor "abc"
en druk tweemaal op zodat een "b" wordt afgebeeldselecteer de toets voor "def"
en druk eenmaal op zodat "d" wordt afgebeeld.
4. Vastleggen Legt de ingevoerde tekens vast.
5. Cursor verplaatsen Verplaatst de cursor in het invoervak naar links of rechts.
6. Wissen Wist het teken dat links van de cursor staat.
7. Maakt van het volgende teken een hoofdletter of kleine letter.
8. Voert een spatie in.
Om de invoer te annuleren, selecteert u [Annuleren].
Overige instelitems
Afhankelijk van de status of de instelmethode van uw accesspoint, wilt u mogelijk meer items
instellen.
WPS PIN:
Beeldt de PIN-code af die u moet invoeren in het verbonden apparaat.
Voorrangsverbind.:
Selecteer [Aan] of [Uit].
IP-adres instelling:
Selecteer [Automatisch] of [Handmatig].
IP-adres:
Als u het IP-adres handmatig invoert, voert u het vaste adres in.
Subnetmasker/Standaardgateway:
Wanneer u [IP-adres instelling] instelt op [Handmatig], voert u het IP-adres in overeenkomstig
uw netwerkomgeving.
Opmerking
Om het geregistreerde accesspoint voorrang te geven, stelt u [Voorrangsverbind.] in op
[Aan].
[208] De Wi-Fi-functies gebruiken > De instellingen van
Wi-Fi-functies veranderen
Naam Appar. Bew.
U kunt de apparaatnaam veranderen onder Wi-Fi Direct.
1. MENU (Draadloos) [Naam Appar. Bew.].
2. Selecteer het invoervak en voer de apparaatnaam in [OK].
Raadpleeg "Hoe het toetsenbord wordt gebruikt" voor de invoermethode.
[209] De Wi-Fi-functies gebruiken > De instellingen van
Wi-Fi-functies veranderen
MAC-adres weergvn
Beeldt het MAC-adres af van dit apparaat.
1. MENU (Draadloos)[MAC-adres weergvn].
[210] De Wi-Fi-functies gebruiken > De instellingen van
Wi-Fi-functies veranderen
SSID/WW terugst.
Dit apparaat deelt de verbindingsinformatie voor [Naar smartph verznd] en [Intellig.
afstandsbedien. ingeslot.] met een apparaat dat toestemming heeft om verbinding te maken.
Als u het apparaat wilt veranderen dat toestemming heeft om verbinding te maken, stelt u de
verbindingsinformatie terug.
1. MENU (Draadloos)[SSID/WW terugst.] [OK].
Opmerking
Na het terugstellen van de verbindingsinformatie, en als u dit apparaat verbindt met de
smartphone, moet u de smartphone opnieuw registreren.
[211] De Wi-Fi-functies gebruiken > De instellingen van
Wi-Fi-functies veranderen
Netw.instell. terugst.
Stelt alle netwerkinstellingen terug op de standaardinstellingen.
1. MENU (Draadloos) [Netw.instell. terugst.] [OK].
[212] Applicaties toevoegen aan het apparaat >
PlayMemories Camera Apps
PlayMemories Camera Apps
U kunt de gewenste functies toevoegen aan dit apparaat door via het internet verbinding te
maken met de website voor het downloaden van applicaties (PlayMemories Camera Apps).
Bijvoorbeeld, de volgende bedieningen zijn mogelijk:
U kunt diverse effecten gebruiken bij het opnemen van beelden.
U kunt beelden uploaden naar netwerkservices, rechtstreeks vanaf het apparaat.
[213] Applicaties toevoegen aan het apparaat >
PlayMemories Camera Apps
Aanbevolen computeromgeving
Voor meer informatie over de aanbevolen computeromgeving voor het downloaden van
applicaties en toevoegen van functies aan het apparaat, gebruikt u de volgende URL:
"PlayMemories Camera Apps"-website (www.sony.net/pmca)
[214] Applicaties toevoegen aan het apparaat > De
applicaties installeren
Een serviceaccount openen
U kunt een serviceaccount openen dat noodzakelijk is voor het downloaden van applicaties.
1. Ga naar de website voor het downloaden van applicaties.
http://www.sony.net/pmca
2. Volg de instructies op het scherm en open een serviceaccount.
Volg de instructies op het scherm om de gewenste applicatie te downloaden naar het
apparaat.
[215] Applicaties toevoegen aan het apparaat > De
applicaties installeren
Applicaties downloaden
U kunt applicaties downloaden met behulp van uw computer.
1. Maak verbinding met de website voor het downloaden van applicaties.
http://www.sony.net/pmca
2. Selecteer de gewenste applicatie en download de applicatie aan de hand van de
instructies op het scherm naar het apparaat.
Sluit de computer en het apparaat op elkaar aan met behulp van een micro-USB-kabel
(bijgeleverd) door de instructies op het scherm te volgen.
[216] Applicaties toevoegen aan het apparaat > De
applicaties installeren
Applicaties rechtstreeks downloaden naar het apparaat
met behulp van de Wi-Fi-functie
U kunt met de Wi-Fi-functie applicaties downloaden zonder een computer aan te sluiten.
1. MENU (Applicatie) Applicatielijst (PlayMemories Camera Apps), en volg
daarna de instructies op het scherm om applicaties te downloaden.
Maak van tevoren een serviceaccount aan.
Opmerking
Als de IP-adresinstelling van dit apparaat [Handmatig] is, kunt u geen applicaties
downloaden. Stel [IP-adres instelling] in op [Automatisch].
[217] Applicaties toevoegen aan het apparaat > De
applicaties openen
De gedownloade applicatie openen
Open een applicatie die is gedownload vanaf de website voor het downloaden van applicaties
"PlayMemories Camera Apps".
1. MENU (Applicatie)Applicatielijst gewenste applicatie die u wilt openen.
Hint
Applicaties sneller openen
Wijs [Applic. downloaden] en [Applicatielijst] toe aan een eigen toets. U kunt met de eigen toets
de applicatie alleen openen of de applicatielijst afbeelden wanneer het opname-
informatiescherm wordt afgebeeld.
[218] Applicaties toevoegen aan het apparaat > De
applicaties beheren
Applicaties verwijderen
U kunt applicaties verwijderen van dit apparaat.
1. MENU (Applicatie) Applicatielijst [Applicatiebeheer][Beheren en
verwijderen]
2. Selecteer de applicatie die u wilt verwijderen.
3. Selecteer om de applicatie te verwijderen.
De verwijderde applicatie kan opnieuw worden geïnstalleerd. Voor meer informatie gaat u
naar de website voor het downloaden van applicaties.
[219] Applicaties toevoegen aan het apparaat > De
applicaties beheren
De volgorde van de applicaties veranderen
U kunt de volgorde veranderen waarin toegevoegde applicaties worden afgebeeld op dit
apparaat.
1. MENU (Applicatie) Applicatielijst [Applicatiebeheer] [Sorteren].
2. Selecteer de applicatie waarvan u de volgorde wilt veranderen.
3. Selecteer de bestemming.
[220] Applicaties toevoegen aan het apparaat > De
applicaties beheren
De accountinformatie van "PlayMemories Camera Apps"
bevestigen
De accountinformatie voor het "Sony Entertainment Network" dat is geregistreerd op het
apparaat, wordt afgebeeld.
1. MENU (Applicatie)Applicatielijst [Applicatiebeheer] [Accountgegevens
weergevn].
[221] Weergeven op een computer > Aanbevolen
computeromgeving
Aanbevolen computeromgeving
De volgende computeromgeving wordt aanbevolen voor gebruik van de softwareprogramma's
"PlayMemories Home", "Image Data Converter" en "Remote Camera Control".
Windows
Besturingssysteem (vooraf geïnstalleerd):
Windows Vista SP2*/Windows 7 SP1/Windows 8
"PlayMemories Home"
CPU:
Intel Pentium III 800 MHz of sneller
(voor weergeven/bewerken van high-definitionvideo's: Intel Core Duo 1,66 GHz of sneller/Intel
Core 2 Duo 1,66 GHz of sneller, Intel Core 2 Duo 2,26 GHz of sneller (AVC HD (FX/FH)), Intel
Core 2 Duo 2,40 GHz of sneller (AVC HD PS))
Geheugen:
Minstens 1 GB aan geheugen
Vaste schijf (vrije schijfruimte benodigd voor installatie):
Ongeveer 600 MB
Weergavescherm:
Minstens 1024 × 768 pixels
"Image Data Converter"/"Remote Camera Control"
CPU:
Pentium 4 of sneller
Geheugen:
Minstens 1 GB aan geheugen
Weergavescherm:
Minstens 1024 × 768 pixels
* Starter (Edition) wordt niet ondersteund.
Mac
Besturingssysteem (vooraf geïnstalleerd):
Mac OS X v10.6 - v10.8
CPU:
Intel Processor, zoals Intel Core Solo, Core Duo en Core 2 Duo
"PlayMemories Home"
Vaste schijf (vrije schijfruimte benodigd voor installatie):
100 MB
Weergavescherm:
Minstens 1024 × 768 pixels
"Image Data Converter"/"Remote Camera Control"
Geheugen:
Minstens 1 GB aan geheugen wordt aanbevolen.
Weergavescherm:
Minstens 1024 × 768 pixels
Opmerking
De juiste werking kan niet worden gegarandeerd in een computeromgeving die is
opgewaardeerd tot een van de bovenstaande besturingssystemen of in een
computeromgeving met meerdere besturingssystemen (multi-boot).
Als u twee of meer USB-apparaten tegelijkertijd aansluit op één computer, is het mogelijk dat
dit apparaat niet meer werkt afhankelijk van de typen USB-apparaten die u gebruikt.
Wanneer de computer ontwaakt uit de waak- of slaapstand, is het mogelijk dat de
communicatie tussen het apparaat en uw computer zich niet op hetzelfde moment herstelt.
[222] Weergeven op een computer > De software
gebruiken
"PlayMemories Home"
Door "PlayMemories Home" te gebruiken kunt u het volgende doen:
U kunt beelden die met dit apparaat zijn opgenomen importeren in uw computer.
U kunt beelden die in de computer zijn geïmporteerd weergeven.
U kunt uw beelden delen met behulp van "PlayMemories Online".
Onder Windows kunt u tevens het volgende doen:
U kunt de beelden in de computer op een kalender op opnamedatum rangschikken en
weergeven.
U kunt beelden bewerken en corrigeren, bijvoorbeeld door ze bij te snijden of het formaat te
wijzigen.
U kunt een Blu-ray Disc, AVCHD-disc of DVD-Videodisc maken met bewegende beelden in
het AVCHD-formaat die geïmporteerd zijn in een computer.
U kunt beelden uploaden naar een netwerkservice. (Een internetverbinding is vereist.)
Voor meer informatie raadpleegt u de Help-functie van "PlayMemories Home".
[223] Weergeven op een computer > De software
gebruiken
"PlayMemories Home" installeren
1. Gebruik de internetbrowser op uw computer en ga naar de volgende URL, en klik daarna
op [Installeren] [Uitvoeren].
www.sony.net/pm/
Als "PMB" (Picture Motion Browser) geleverd bij een apparaat dat werd aangeschaft vóór
2011 reeds is geïnstalleerd op de computer, wordt "PMB" overschreven door
"PlayMemories Home". Enkele functies van "PlayMemories Home" verschillen van die van
"PMB", maar wij adviseren u toch om "PlayMemories Home" te gebruiken.
2. Volg de aanwijzingen op het scherm en voltooi de installatie.
Voor informatie over "PlayMemories Home", raadpleegt u de Help-functie van
"PlayMemories Home".
Hint
Als u dit apparaat aansluit op een computer, kunnen sommige functies worden toegevoegd aan
"PlayMemories Home". Als "PlayMemories Home" reeds op de computer is geïnstalleerd,
adviseren wij dat u dit apparaat één keer aansluit op uw computer.
A: Naar de USB-aansluiting van de computer
B: Naar de multifunctionele aansluiting
Opmerking
Log in als beheerder.
Het kan noodzakelijk zijn om de computer opnieuw op te starten. Wanneer de
bevestigingsmelding voor opnieuw opstarten wordt afgebeeld, start u de computer opnieuw
op aan de hand van de aanwijzingen op het scherm.
DirectX kan worden geïnstalleerd, afhankelijk van uw computeromgeving.
[224] Weergeven op een computer > De software
gebruiken
Softwareprogramma's voor Macintosh-computers
Voor meer informatie over de softwareprogramma’s voor Macintosh-computers, gaat u naar de
volgende URL:
http://www.sony.co.jp/imsoft/Mac/
Autom. draadloos importeren
"Autom. draadloos importeren" is vereist als u een Macintosh-computer gebruikt en met behulp
van de Wi-Fi-functie beelden wilt importeren in de computer. Download "Autom. draadloos
importeren" vanaf bovenstaande URL en installeer het op uw Macintosh-computer. Voor
informatie, raadpleegt u de Help-functie van "Autom. draadloos importeren".
Opmerking
De software die kan worden gebruikt verschilt afhankelijk van het gebied.
[225] Weergeven op een computer > De software
gebruiken
"Image Data Converter"
Door "Image Data Converter" te gebruiken kunt u het volgende doen:
U kunt beelden die in het RAW-formaat zijn opgenomen bewerken met diverse correcties,
zoals tintkromme en scherpte.
U kunt beelden aanpassen met witbalans, belichting, [Creatieve stijl], enz.
U kunt de stilstaande beelden die op een computer zijn weergegeven en bewerkt, opslaan.
U kunt het stilstaande beeld opslaan in RAW-formaat of in het algemene bestandsformaat.
U kunt de RAW-beelden en JPEG-beelden die door dit apparaat zijn opgenomen,
weergeven en vergelijken.
U kunt de beelden rangschikken in vijf klassen.
U kunt kleurlabels toepassen, enz.
[226] Weergeven op een computer > De software
gebruiken
"Image Data Converter" installeren
1. Download en installeer het softwareprogramma door naar de volgende URL te gaan
(alleen in het Engels).
http://www.sony.co.jp/ids-se/
Opmerking
Log in als beheerder.
[227] Weergeven op een computer > De software
gebruiken
Toegang krijgen tot "Bedieningshandleiding Image Data
Converter"
Windows:
[start] [Alle programma's][Image Data Converter] [Help] [Image Data Converter
Ver.4].
In Windows 8, start [Image Data Converter Ver.4], en selecteer [Help] op de menubalk
[Bedieningshandleiding Image Data Converter].
Mac:
Finder [Toepassingen][Image Data Converter] [Image Data Converter Ver.4], en
selecteer [Help] op de menubalk [Bedieningshandleiding Image Data Converter].
Voor meer informatie over de bediening, kunt u ook de "Image Data Converter"-
ondersteuningspagina raadplegen (alleen in het Engels).
http://www.sony.co.jp/ids-se/
[228] Weergeven op een computer > De software
gebruiken
"Remote Camera Control"
Als "Remote Camera Control" wordt gebruikt, zijn de volgende bedieningen beschikbaar op de
computer.
De instellingen van dit apparaat veranderen en opnemen.
Beelden rechtstreeks op de computer opnemen.
Opnemen met gebruik van een intervaltimer.
Gebruik deze functies na het selecteren van MENU (Instellingen) [USB-verbinding]
[PC-afstandsbedien.]. Voor informatie over het gebruik van "Remote Camera Control",
raadpleegt u de Help-functie.
[229] Weergeven op een computer > De software
gebruiken
"Remote Camera Control" installeren
Download en installeer het softwareprogramma door naar de volgende URL te gaan:
Windows:
http://www.sony.co.jp/imsoft/Win/
Mac:
http://www.sony.co.jp/imsoft/Mac/
[230] Weergeven op een computer > De software
gebruiken
Toegang krijgen tot "Remote Camera Control help-gids"
Windows:
[start] [Alle programma's][Remote Camera Control][Help] [Remote Camera Control
Ver.3].
In Windows 8, start [Remote Camera Control Ver.3], en selecteer [Help] op de menubalk
[Remote Camera Control help-gids].
Mac:
Finder [Toepassingen][Remote Camera Control] [Remote Camera Control Ver.3] en
selecteer [Help] op de menubalk [Remote Camera Control help-gids].
[231] Weergeven op een computer > Dit apparaat
aansluiten op een computer
Het apparaat aansluiten op een computer
1. Plaats een voldoende opgeladen accu in het apparaat.
2. Zet het apparaat en de computer aan.
3. Sluit het apparaat en uw computer aan met behulp van de micro-USB-kabel (A)
(bijgeleverd).
[232] Weergeven op een computer > Dit apparaat
aansluiten op een computer
Beelden importeren in de computer
Met "PlayMemories Home" kunt u eenvoudig beelden importeren. Voor informatie over de
functies van "PlayMemories Home", raadpleegt u de Help-functie van "PlayMemories Home".
Beelden importeren in een computer zonder gebruik te maken
van "PlayMemories Home" (voor Windows)
Als de wizard AutoPlay wordt afgebeeld nadat een USB-verbinding tot stand is gebracht tussen
het apparaat en een computer, klikt u op [Map openen en bestanden weergeven] [OK]
[DCIM] of [MP_ROOT]. Kopieer daarna de gewenste beelden naar de computer.
Als Device Stage wordt afgebeeld op een Windows 7- of Windows 8-computer, dubbelklikt u
op [Door bestanden bladeren] medium-pictogram map waarin de beelden die u wilt
importeren zijn opgeslagen..
Beelden importeren in een computer zonder gebruik te maken
van "PlayMemories Home" (voor Mac)
Sluit de camera aan op de Macintosh-computer. Dubbelklik op het nieuw herkende pictogram
op het bureaubladde map waarin het beeld dat u wilt importeren is opgeslagen. Sleep het
beeldbestand op het pictogram van de vaste schijf en zet het erin neer.
Opmerking
Voor bedieningen zoals het importeren van bewegende beelden in het AVCHD-formaat in
een computer, gebruikt u "PlayMemories Home".
Mappen en bestanden van bewegende beelden in het AVCHD-formaat vanaf de
aangesloten computer mogen niet worden bewerkt of anderszins gewijzigd. Bestanden van
bewegende beelden kunnen beschadigd worden of het kan onmogelijk worden om ze weer
te geven. U mag de bewegende beelden in het AVCHD-formaat op de geheugenkaart niet
wissen of kopiëren vanaf de computer. Sony is niet aansprakelijk voor de gevolgen van
dergelijke bedieningen via de computer.
[233] Weergeven op een computer > Dit apparaat
aansluiten op een computer
Het apparaat loskoppelen van de computer
Koppelt de USB-verbinding los tussen dit apparaat en de computer.
Volg de procedures vanaf stap 1 t/m 2 hieronder voordat u de volgende handelingen uitvoert:
Loskoppelen van de kabel.
Eruit halen van de geheugenkaart.
Uitschakelen van het apparaat.
1. Klik op de taakbalk op en klik daarna op het pictogram (loskoppelen).
In Windows Vista, klik op op de taakbalk.
2. Klik op de afgebeelde mededeling.
Opmerking
Op een Macintosh-computer, sleep het pictogram van de geheugenkaart of het
stationspictogram naar het pictogram "Prullenbak" en laat het erin vallen. De verbinding
tussen het apparaat en de computer wordt verbroken.
Voor computers met Windows 7 of Windows 8 draait, wordt het verwijderingspictogram
mogelijk niet afgebeeld. In dat geval kunt u de bovenstaande stappen 1 en 2 overslaan.
[234] Weergeven op een computer > Een disc met
bewegende beelden maken
Disctype
High-definition (HD)-beeldkwaliteit
Met een Blu-ray Disc kunt u meer bewegende beelden in high-definition (HD)-beeldkwaliteit
langer opnemen dan op een dvd.
High-definition (HD)-beeldkwaliteit (AVCHD-opnamedisc)
Bewegende beelden in high-definition (HD)-beeldkwaliteit kunnen worden opgenomen op een
dvd-media, zoals een dvd-r, om zo een disc van high-definition (HD)-beeldkwaliteit te maken.
U kunt een disc van high-definition (HD)-beeldkwaliteit weergeven op een
weergaveapparaat voor AVCHD-formaat, zoals een Sony Blu-ray-discspeler en een
PlayStation®3. U kunt de disc niet weergeven op gewone dvd-spelers.
Standard-definition (STD)-beeldkwaliteit
Bewegende beelden in standard-definition (STD)-beeldkwaliteit die zijn omgezet vanuit
bewegende beelden in high-definition (HD)-beeldkwaliteit kunnen worden opgenomen op dvd-
media, zoals een dvd-r, om zo een disc van standard-definition (STD)-beeldkwaliteit te maken.
Hint
U kunt de volgende typen discs van 12 cm gebruiken met "PlayMemories Home". Voor Blu-ray
Discs, zie "Een Blu-ray Disc maken".
DVD-R/DVD+R/DVD+R DL: Niet-herschrijfbaar
DVD-RW/DVD+RW: Herschrijfbaar
Zorg altijd dat uw "PlayStation 3" de meest recente versie van de systeemsoftware voor
"PlayStation 3" gebruikt.
"PlayStation 3" is mogelijk niet verkrijgbaar in sommige landen/gebieden.
[235] Weergeven op een computer > Een disc met
bewegende beelden maken
Selecteer de methode voor het maken van een disc
U kunt een disc maken van bewegende beelden in het AVCHD-formaat die zijn opgenomen
met dit apparaat. Afhankelijk van het type disc, kunnen de apparaten die kunnen worden
weergegeven verschillen. Selecteer een methode die geschikt is voor uw discspeler.
Voor informatie over het maken van een disc met behulp van "PlayMemories Home",
raadpleegt u de Help-functie van "PlayMemories Home". (Alleen voor Windows)
Maakt een disc van high-definition (HD)-beeldkwaliteit
Schrijfbaar bestandsformaat voor bewegende beelden: PS, FX, FH
Speler: Weergaveapparaten voor Blu-ray-discs (Sony Blu-ray-discspeler, PlayStation®3, enz.)
Maakt een disc van high-definition (HD)-beeldkwaliteit (AVCHD-opnamedisc)
Schrijfbaar bestandsformaat voor bewegende beelden: PS*, FX*, FH
Speler: Weergaveapparaten voor AVCHD-formaat (Sony Blu-ray-discspeler, PlayStation®3,
enz.)
Maakt een disc van standard-definition (STD)-beeldkwaliteit
Schrijfbaar bestandsformaat voor bewegende beelden: PS*, FX*, FH*
Speler: Gewone dvd-weergaveapparaten (dvd-speler, computer die dvd’s, enz., kan
weergeven)
*
U kunt een disc maken met bewegende beelden die zijn opgenomen in deze formaten met behulp
van "PlayMemories Home" door de beeldkwaliteit om te zetten naar een lagere kwaliteit.
[236] Weergeven op een computer > Een disc met
bewegende beelden maken
Een disc maken met een ander apparaat dan een
computer
U kunt ook een disc maken met behulp van een Blu-ray-recorder, enz. Afhankelijk van welk
apparaat u gebruikt, verschillen de typen discs die u kunt maken.
Blu-ray-recorder:
High-definition (HD)-beeldkwaliteit
Standard-definition (STD)-beeldkwaliteit
HDD-recorder, enz.:
Standard-definition (STD)-beeldkwaliteit
Opmerking
Wanneer u een AVCHD-disc maakt met behulp van "PlayMemories Home" van bewegende
beelden opgenomen in [60p 28M(PS)]/[50p 28M(PS)], [60i 24M(FX)]/[50i 24M(FX)] of [24p
24M(FX)]/[25p 24M(FX)], wordt de beeldkwaliteit omgezet en is het niet mogelijk een disc te
maken in de oorspronkelijke beeldkwaliteit. Het omzetten van de beeldkwalitteit duurt enige
tijd. Als u bewegende beelden wilt opnemen met de oorspronkelijke beeldkwaliteit, gebruikt u
een Blu-ray Disc.
Om een Blu-ray Disc te maken van bewegende beelden die zijn opgenomen in [60p
28M(PS)]/[50p 28M(PS)], moet u een apparaat gebruiken dat compatibel is met AVCHD-
formaat Ver. 2.0. De gemaakte Blu-ray Disc kan alleen worden weergegeven op een
apparaat dat compatibel is met AVCHD-formaat Ver. 2.0.
Voor meer informatie over hoe u een disc kunt maken, raadpleegt u de gebruiksaanwijzing
van het apparaat dat u gebruikt.
[237] Weergeven op een computer > Een disc met
bewegende beelden maken
Een Blu-ray Disc maken
U kunt een Blu-ray Disc maken van bewegende beelden in het AVCHD-formaat die in een
computer zijn geïmporteerd. De computer moet Blu-ray Discs kunnen maken. BD-R-discs (niet
herschrijfbaar) en BD-RE-discs (wel herschrijfbaar) kunnen worden gebruikt. U kunt geen
multisessie-opnamen maken. Als u Blu-ray Discs wilt kunnen maken met "PlayMemories
Home", vergeet u niet de speciale invoegtoepassing te installeren. Voor meer informatie, zie de
volgende URL:
http://support.d-imaging.sony.co.jp/BDUW/
Om te kunnen installeren moet uw computer zijn verbonden met het internet. Voor een
gedetailleerde beschrijving van de bedieningen, raadpleegt u de Help-functie van
"PlayMemories Home".
Opmerking
Als u een Blu-ray Disc wilt weergeven die werd gemaakt met behulp van bewegende
beelden die zijn opgenomen in [60p 28M(PS)]/[50p 28M(PS)], moet u een apparaat
gebruiken dat compatibel is met het AVCHD-formaat Ver. 2.0.
[238] Voorzorgsmaatregelen/Dit apparaat >
Voorzorgsmaatregelen
Voorzorgsmaatregelen
Reservekopie maken van geheugenkaarten
Gegevens kunnen beschadigd raken in de volgende gevallen. Zorg ervoor dat u een
reservekopie van de gegevens maakt.
Wanneer de geheugenkaart uit het apparaat wordt verwijderd of het apparaat wordt uitgezet
tijdens het lezen of wegschrijven van gegevens.
Wanneer de geheugenkaart wordt gebruikt op plaatsen waar veel statische elektriciteit of
elektrische ruis is.
Een beelddatabasebestand aanmaken
Als u een geheugenkaart in het apparaat plaatst waarop geen beelddatabasebestand staat en
vervolgens het apparaat inschakelt, maakt het apparaat automatisch een
beelddatabasebestand aan en gebruikt daarbij een deel van de capaciteit van de
geheugenkaart. Het proces kan lang duren en u kunt het apparaat niet bedienen totdat het
proces voltooid is.
Als een databasebestandsfout optreedt, exporteert u alle beelden naar uw computer met
behulp van "PlayMemories Home" en formatteert u daarna de geheugenkaart met behulp van
dit apparaat.
Bewaar/gebruik het apparaat niet op de volgende plaatsen
Op een buitengewone hete, koude of vochtige plaats
Op plaatsen zoals een in de zon geparkeerde auto, kan de camerabehuizing door de hitte
vervormen, waardoor een storing kan optreden.
Opslaan onder rechtstreeks zonlicht of nabij een verwarmingsbron
De camerabehuizing kan verkleuren of vervormen, waardoor een storing kan optreden.
Op plaatsen onderhevig aan trillingen
In de buurt van een sterk magnetisch veld
Op zanderige of stoffige plaatsen
Wees voorzichtig dat er geen zand of stof in het apparaat komt. Hierdoor kan in het apparaat
een storing optreden, en in sommige gevallen kan deze storing niet worden gerepareerd.
Bedrijfstemperatuur
Uw apparaat is ontworpen voor gebruik bij temperaturen tussen 0 °C en 40 °C. Gebruik bij
extreem lage of hoge temperaturen buiten dit bereik, wordt niet aanbevolen.
Condensvorming
Als het apparaat rechtstreeks vanuit een koude naar een warme omgeving wordt
overgebracht, kan vocht condenseren binnenin of op de buitenkant van het apparaat. Deze
vochtcondensatie kan een storing in het apparaat veroorzaken.
Als vocht condenseert, schakelt u het apparaat uit en wacht u ongeveer een uur om het
vocht te laten verdampen. Als u probeert om opnamen te maken terwijl er nog vocht in de
lens aanwezig is, zullen de opgenomen beelden niet helder zijn.
Over de functies die beschikbaar zijn met het apparaat
Deze handleiding beschrijft de functies van de 1080 60i-compatibele apparaten en de 1080 50i-
compatibele apparaten. Om te controleren of dit apparaat een 1080 60i-compatibel apparaat of
een 1080 50i-compatibel apparaat is, kijkt u of de volgende merktekens op de onderkant van
het apparaat staan.
Apparaat geschikt voor 1080 60i: 60i
Apparaat geschikt voor 1080 50i: 50i
Opmerkingen over het gebruik in een vliegtuig
In een vliegtuig stelt u [Vliegtuig-stand] in op [Aan].
Compatibiliteit van beeldgegevens
Het apparaat voldoet aan de universele normen van DCF (Design rule for Camera File system)
vastgesteld door JEITA (Japan Electronics and Information Technology Industries Association).
Wij kunnen niet garanderen dat beelden die met dit apparaat zijn opgenomen, kunnen
worden weergegeven op andere apparatuur, of dat beelden die met andere apparatuur zijn
opgenomen of bewerkt, kunnen worden weergegeven op dit apparaat.
Opmerkingen over het weergeven van bewegende beelden
op andere apparaten
Dit apparaat gebruikt MPEG-4 AVC/H.264 High Profile voor het opnemen in het AVCHD-
formaat. Om deze reden kunnen bewegende beelden die met dit apparaat zijn opgenomen in
het AVCHD-formaat, niet worden weergegeven op de volgende apparaten.
Andere apparaten die compatibel zijn met het AVCHD-formaat en die High Profile niet ondersteunen
Apparaten die incompatibel zijn met het AVCHD-formaat
Dit apparaat gebruikt ook MPEG-4 AVC/H.264 High Profile voor het opnemen in het MP4-
formaat. Om deze reden geeft u bewegende beelden die in het MP4-formaat zijn opgenomen
met dit apparaat weer op apparaten die MPEG-4 AVC/H.264 ondersteunen.
Discs opgenomen in HD (high-definition)-beeldkwaliteit kunnen alleen worden weergegeven
op apparaten die compatibel zijn met het AVCHD-formaat.
Op dvd’s gebaseerde spelers en recorders kunnen geen discs opgenomen in HD (high-
definition)-beeldkwaliteit weergeven omdat ze niet compatibel zijn met het AVCHD-formaat.
Bovendien is het mogelijk dat een op dvd’s gebaseerde speler of recorder een disc in HD-
beeldkwaliteit die is opgenomen in het AVCHD-formaat niet kan uitwerpen.
Over de monitor en lens
De monitor is vervaardigd met gebruikmaking van uiterst nauwkeurige precisietechnologie
zodat meer dan 99,99 % van de beeldpunten effectief gebruikt kunnen worden. Het is echter
mogelijk dat enkele kleine zwarte punten en/of oplichtende punten (wit, rood, blauw of groen)
permanent op de monitor zichtbaar zijn. Dit is een normaal gevolg van het productieproces
en heeft geen enkele invloed op de beelden.
Als u de monitor of de lens langdurig blootstelt aan direct zonlicht kan een storing optreden.
Wees voorzichtig wanneer u het apparaat bij een venster of buiten neerzet.
Oefen geen druk uit op de monitor. De kleuren op de monitor kunnen veranderen waardoor
zich een storing kan voordoen.
Op een koude plaats kan het beeld op de monitor na-ijlen. Dit is geen storing.
Als op de monitor druppels water of een andere vloeistof zitten, veegt u deze eraf met een
zachte doek. Als de monitor nat blijft, kan het oppervlak van de monitor veranderen of
verslechteren. Dit kan een storing veroorzaken.
Bovendien kan de monitor in eerste instantie donkerder zijn dan gebruikelijk.
Zorg ervoor dat u niet tegen de lens stoot of er kracht op uitoefent.
Opmerkingen over het weggooien of aan anderen
overdragen van dit apparaat
Voer [Instelling herstellen] uit om alle instellingen terug te stellen.
Wis alle gezichten die in dit apparaat zijn geregistreerd.
[239] Voorzorgsmaatregelen/Dit apparaat >
Voorzorgsmaatregelen
Interne oplaadbare batterij
Deze camera is uitgerust met een ingebouwde, oplaadbare batterij om de datum en tijd en ook
andere instellingen te bewaren, ongeacht of de camera is ingeschakeld of niet, en of de accu in
is opgeladen of niet. Deze oplaadbare batterij wordt tijdens het gebruik van het apparaat
voortdurend opgeladen. Echter, wanneer u het apparaat slechts korte perioden gebruikt, loopt
de interne, oplaadbare batterij langzaam leeg. Als u het apparaat in het geheel niet gebruikt
gedurende ongeveer 2 maand(en), loopt de interne, oplaadbare batterij helemaal leeg. In dat
geval moet u de oplaadbare batterij opladen voordat u het apparaat gaat gebruiken. Zelfs als u
de oplaadbare batterij niet oplaadt, kunt u het apparaat toch gebruiken zolang u de datum en
tijd niet opneemt.
Oplaadprocedure voor de interne, oplaadbare batterij
Plaats een opgeladen accu in het apparaat of sluit het apparaat aan op een stopcontact met
behulp van de netspanningsadapter (bijgeleverd), en laat het apparaat gedurende 24 uur of
langer uitgeschakeld liggen.
[240] Voorzorgsmaatregelen/Dit apparaat >
Voorzorgsmaatregelen
Opmerkingen over de accu
De accu opladen
Laad de accu (bijgeleverd) op voordat u het apparaat voor het eerst gebruikt.
De opgeladen accu verliest steeds wat lading, ook als u de accu niet gebruikt. Laad de accu
elke keer op voordat u het apparaat gebruikt, zodat u geen kans om beelden op te nemen
onbenut laat.
U kunt de accu opladen ook als deze niet volledig leeg is. U kunt een gedeeltelijk opgeladen
accu gebruiken.
Als het oplaadlampje knippert en het opladen voortijdig stopt, verwijdert u de accu en plaats
u deze weer terug.
Het wordt aanbevolen om de accu op te laden bij een omgevingstemperatuur tussen 10 °C
en 30 °C. De accu zal misschien niet goed worden opgeladen bij temperaturen buiten dit
bereik.
Wanneer u dit apparaat verbindt met een laptop die niet is aangesloten op een
stroomvoorziening, kan de lading van de accu in de laptop afnemen. Laad dit apparaat niet
langdurig op met behulp van de laptop.
Terwijl dit apparaat via een USB-kabel is aangesloten op de computer, mag u de computer
niet inschakelen, herstarten, uit de slaapstand wekken of uitschakelen. Als u dit toch doet,
kan een storing in dit apparaat worden veroorzaakt. Koppel het apparaat los van de
computer voordat u de bovenstaande bedieningen uitvoert.
Wij kunnen niet garanderen dat het opladen correct werkt als u een zelfgebouwde of
gewijzigde computer gebruikt.
Oplaadtijd (volledige lading)
De oplaadtijd met de netspanningsadapter (bijgeleverd) is ongeveer 310 minuten.
Bovenstaande oplaadtijd geldt voor het opladen van een volledig lege accu bij een temperatuur
van 25 °C. Het opladen kan langer duren afhankelijk van gebruikscondities en de
omstandigheden.
Effectief gebruik van de accu
Bij lage temperaturen presteert de accu minder goed. Dus in de kou is de bedrijfstijd van de
accu korter. U kunt ervoor zorgen dat de accu langer zijn werk doet, door deze in een zak
van uw kleding dicht op uw lichaam op te warmen en in het apparaat te plaatsen kort voordat
u opnamen gaat maken. Als u metalen voorwerpen, zoals sleutels, in uw zak hebt zitten, let u
erop dat deze geen kortsluiting kunnen veroorzaken.
De accu zal snel leeg raken als u de flitser of zoom vaak gebruikt.
Wij adviseren u reserveaccu's voor te bereiden en proefopnamen te maken voordat u de
werkelijke opnamen maakt.
Laat de accu niet nat worden. De accu is niet bestand tegen water.
Laat de accu niet liggen op zeer warme plaatsen, zoals in een voertuig of in direct zonlicht.
Als de aansluitpunten van de accu vuil zijn, kan het onmogelijk zijn om het apparaat in te
schakelen of wordt de accu mogelijk niet goed opgeladen. In dat geval maakt u de accu
schoon door het stof er voorzichtig af te vegen met behulp van een zachte doek of een
wattenstaafje.
Resterende-acculadingindicator
De resterende-acculadingindicator wordt afgebeeld op het scherm.
A:
Acculading hoog
B: Accu leeg
Het duurt ongeveer één minuut om de juiste resterende-acculadingindicator af te beelden.
De juiste resterende-acculadingindicator wordt mogelijk niet afgebeeld onder bepaalde
bedrijfs- of omgevingsomstandigheden.
Als u het apparaat gedurende een bepaalde tijdsduur niet bedient terwijl het is ingeschakeld,
wordt het apparaat automatisch uitgeschakeld (automatische uitschakelfunctie).
Als de resterende-acculadingindicator niet op het scherm wordt afgebeeld, drukt u op de
knop DISP (weergave-instelling) om deze af te beelden.
Zo bewaart u de accu
Om de werking van de accu te behouden, laadt u de accu minstens eenmaal per jaar op en
verbruikt daarna u de lading volledig in het apparaat alvorens de accu op te bergen. Bewaar
de accu op een koele, droge plaats.
U kunt het vermogen van de accu opgebruiken door het apparaat in de stand voor de
diavoorstelling te laten staan totdat het apparaat zichzelf uitschakelt.
Voorkom dat de contactpunten vuil worden, worden kortgesloten enzovoort en gebruik
daarom een plastic zakje om contact met metalen materialen te vermijden wanneer u de
accu bij u draagt of opbergt.
Over de levensduur van de accu
De levensduur van de accu is beperkt. Als u dezelfde accu herhaaldelijk gebruikt, of dezelfde
accu gedurende een lang tijd gebruikt, neemt de accucapaciteit geleidelijk af. Als de
gebruiksduur van de accu aanzienlijk achteruitgaat, is het waarschijnlijk tijd om de accu te
vervangen door een nieuwe.
De levensduur van de accu wordt bepaald door de manier waarop de accu wordt bewaard en
door de omstandigheden en omgeving waarin elke accu wordt gebruikt.
[241] Voorzorgsmaatregelen/Dit apparaat >
Voorzorgsmaatregelen
De accu opladen
De bijgeleverde netspanningsadapter is specifiek voor dit apparaat. Sluit hem niet aan op
andere elektronische apparaten. Als u dit toch doet, kan een storing worden veroorzaakt.
Let erop dat u een originele Sony-netspanningsadapter gebruikt.
Als het oplaadlampje van het apparaat knippert tijdens het opladen, haalt u de accu die
wordt opgeladen uit het apparaat en plaatst u dezelfde accu stevig terug in het apparaat. Als
het oplaadlampje opnieuw knippert, kan dit duiden op een defecte accu of is een verkeerd
type accu geplaatst. Controleer of de geplaatste accu van het opgegeven type is.
Als de accu van het correcte type is, haalt u de accu uit de acculader, vervangt u hem door
een nieuwe of een andere accu, en controleert u of de nieuw geplaatste accu correct wordt
opgeladen. Als de nieuw geplaatste accu correct wordt opgeladen, kan de eerder geplaatste
accu defect zijn.
Als het oplaadlampje knippert, zelfs wanneer de netspanningsadapter is aangesloten op het
apparaat en een stopcontact, duidt dit erop dat het opladen tijdelijk is gestopt en in de stand-
bystand staat. Het opladen stopt automatisch en wordt in de standby-stand gezet wanneer
de temperatuur buiten het bedrijfstemperatuurbereik komt. Nadat de temperatuur weer
binnen het bedrijfstemperatuurbereik ligt, wordt het opladen voortgezet en gaat het
oplaadlampje weer aan. Het wordt aanbevolen om de accu op te laden bij een
omgevingstemperatuur van 10 °C en 30 °C.
Zelfs wanneer de bijgeleverde netspanningsadapter met het apparaat wordt gebruikt tijdens
het opnemen of weergeven van beelden, wordt geen voeding geleverd vanuit het
stopcontact. Als u de netspanningsadapter AC-PW20 (los verkrijgbaar) gebruikt, kunt u
beelden opnemen of weergeven terwijl voeding wordt geleverd vanuit het stopcontact.
[242] Voorzorgsmaatregelen/Dit apparaat >
Voorzorgsmaatregelen
Geheugenkaart
Geheugenkaart
Aanduiding van kaarttypen in de helpgids
"Memory Stick PRO Duo"
("Memory Stick XC-HG Duo"/"Memory Stick PRO Duo"/"Memory Stick PRO-HG Duo")
SD-kaart
(SD-geheugenkaart/SDHC-geheugenkaart/SDXC-geheugenkaart)
"Memory Stick PRO Duo", "Memory Stick XC-HG Duo" en SD-kaarten tot 64 GB zijn getest
en goedgekeurd voor gebruik in dit apparaat.
Voor het opnemen van bewegende beelden adviseren wij u de volgende geheugenkaarten te
gebruiken:
(Mark2) ("Memory Stick PRO Duo" (Mark2))
("Memory Stick XC-HG Duo" (Mark2))
("Memory Stick PRO-HG Duo")
SD-kaart van klasse 4 of sneller
Opmerking
Wanneer u voor de eerste keer een geheugenkaart gebruikt in dit apparaat, adviseren wij u
alvorens op te nemen de kaart met behulp van het apparaat te formatteren voor stabiele
prestaties van de geheugenkaart.
Formatteren wist alle gegevens op de geheugenkaart permanent en is onherstelbaar. Sla
kostbare gegevens op een computer of dergelijk apparaat op.
Als u gedurende een lange tijd herhaaldelijk beelden opneemt en wist, kunnen de gegevens
in een bestand op de geheugenkaart gefragmenteerd raken, en kan het opnemen van
bewegende beelden tussentijds worden onderbroken. Als dat gebeurt, slaat u de beelden op
een computer of ander opslagapparaat op, en voert u daarna [Formatteren] uit.
De juiste werking van een geheugenkaart die op een computer is geformatteerd, maar in dit
apparaat wordt gebruikt, kan niet worden gegarandeerd.
De lees-/schrijfsnelheid van gegevens verschilt afhankelijk van de combinatie van de
geheugenkaart en de apparatuur die wordt gebruikt.
We raden u aan belangrijke gegevens op te slaan op bijvoorbeeld de harde schijf van een
computer.
Plak geen etiket op de geheugenkaart zelf en ook niet op de geheugenkaartadapter.
Raak de contactpunten van de geheugenkaart niet aan met uw hand of met een metalen
voorwerp.
Zorg dat u de geheugenkaart nergens tegenaan stoot, niet verbuigt en niet laat vallen.
Demonteer de geheugenkaart niet en breng er geen wijzigingen in aan.
Stel de geheugenkaart niet bloot aan water.
Laat de geheugenkaart niet liggen binnen het bereik van kleine kinderen. Zij zouden deze
per ongeluk kunnen inslikken.
De geheugenkaart kan als deze pas lang is gebruikt, heet zijn. Wees voorzichtig als u de
kaart vastpakt.
Probeer niet een geheugenkaart te plaatsen die niet in de geheugenkaartgleuf past. Als u dit
toch doet, zal een storing worden veroorzaakt.
Gebruik of bewaar de geheugenkaart niet in de volgende omstandigheden:
Plaatsen met een hoge temperatuur, zoals een auto die in de zon geparkeerd staat
Plaatsen die zijn blootgesteld aan direct zonlicht
Op vochtige plaatsen of plaatsen waar zich bijtende stoffen bevinden
Beelden die zijn opgenomen op een "Memory Stick XC-HG Duo" of SDXC-geheugenkaart
kunnen niet worden geïmporteerd in of weergegeven op computers of AV-apparaten die niet
compatibel zijn met exFAT indien aangesloten met behulp van een micro-USB-kabel.
Controleer of het apparaat compatibel is met exFAT voordat u het op het apparaat aansluit.
Als u uw apparaat aansluit op een incompatibel apparaat, zult u misschien worden gevraagd
de kaart te formatteren. Formatteer de kaart nooit als reactie op deze melding, omdat alle
gegevens op de kaart zullen worden gewist, als u dat doet. (exFAT is het bestandssysteem
dat wordt gebruikt op "Memory Stick XC-HG Duo" en SDXC-geheugenkaarten.)
"Memory Stick"
De typen "Memory Stick" die kunnen worden gebruikt in dit apparaat zijn de volgende. Een
goede werking kan echter niet worden gegarandeerd voor alle functies van de "Memory Stick".
"Memory Stick PRO Duo": *1*2*3
"Memory Stick PRO-HG Duo": *1*2
"Memory Stick XC-HG Duo": *1*2
*1
Deze "Memory Stick" is uitgerust met de MagicGate-functie. MagicGate is
copyrightbeschermingstechnologie die gebruikmaakt van versleutelen. Dit apparaat kan geen
gegevens opnemen/weergeven waarbij MagicGate-functies zijn vereist.
*2
Hoge gegevensoverdrachtsnelheid via een parallelle interface wordt ondersteund.
*3
Bij het opnemen van bewegende beelden kunnen alleen media die zijn gemarkeerd met Mark2
worden gebruikt.
Opmerkingen over het gebruik van een "Memory Stick
Micro" (los verkrijgbaar)
Dit apparaat is compatibel met "Memory Stick Micro" ("M2"). "M2" is de afkorting van
"Memory Stick Micro".
Om in dit apparaat een "Memory Stick Micro" te kunnen gebruiken, moet u de "Memory Stick
Micro" in een "M2"-adapter ter grootte van een Duo steken. Als u een "Memory Stick Micro"
in het apparaat plaatst zonder een "M2"-adapter ter grootte van een Duo te gebruiken, kan
het onmogelijk zijn deze vervolgens weer uit het apparaat te halen.
Laat een "Memory Stick Micro" niet binnen het bereik van kleine kinderen liggen. Zij zouden
deze per ongeluk kunnen inslikken.
[243] Voorzorgsmaatregelen/Dit apparaat > Dit apparaat
reinigen
Reiniging
Reiniging van de lens
Gebruik geen reinigingsvloeistof die organische oplosmiddelen bevat, zoals thinner of
benzine.
Reinig het lensoppervlak met een in de winkel verkrijgbaar blaasbalg. Als het vuil vastzit op
het oppervlak, veegt u dit eraf met een zachte doek of tissue die licht bevochtigd is met
lensreinigingsvloeistof. Veeg met spiraalbewegingen vanuit het midden naar de rand. Spuit
de lensreinigingsvloeistof niet rechtstreeks op het lensoppervlak.
De camerabody reinigen
Raak geen onderdelen binnenin de lensvatting van het apparaat aan, zoals de lenscontacten.
Om binnenin de lensvatting te reinigen gebruikt u een in de winkel verkrijgbare blaasbalg* of
eventueel stof weg te blazen.
*
Gebruik geen spuitbusluchtblazer omdat hierdoor een storing kan ontstaan.
De buitenkant van het apparaat reinigen
Reinig de buitenkant van het apparaat met een zachte doek die licht bevochtigd is met water,
en veeg vervolgens het oppervlak droog met een droge doek. Ter voorkoming van beschadiging
van de afwerklaag of behuizing:
Stel het apparaat niet bloot aan chemische stoffen, zoals thinner, wasbenzine, alcohol,
wegwerpreinigingsdoekjes, insectenspray, zonnebrandcrème of insecticiden.
Raak het apparaat niet aan als bovenstaande middelen op uw handen zit.
Laat het apparaat niet langdurig in aanraking met rubber of vinyl.
De monitor reinigen
Als vet van uw handen of handcrème, enz. achterblijft op de monitor, kan de oorspronkelijke
coating gemakkelijk loslaten. Veeg vet of handcrème zo snel mogelijk eraf.
Als u de monitor stevig afveegt met een tissue, enz., kunnen krassen in de coating ontstaan.
Als de monitor vuil wordt met vingerafdrukken of stof, veegt u het stof voorzichtig van het
oppervlak af, en reinigt u daarna de monitor met behulp van een zachte doek, enz.
[244] Voorzorgsmaatregelen/Dit apparaat > Aantal
opneembare stilstaande beelden en opnameduur van
bewegende beelden
Aantal stilstaande beelden
Het aantal stilstaande beelden kan verschillen afhankelijk van de opnameomstandigheden en
de geheugenkaart.
ILCE-7
[ Beeldformaat]: [L: 24M]
Als [ Beeldverhouding] is ingesteld op [3:2]*
Standaard
2GB: 280 beelden
4GB: 560 beelden
8GB: 1100 beelden
16GB: 2250 beelden
32GB: 4600 beelden
64GB: 9200 beelden
Fijn
2GB: 195 beelden
4GB: 395 beelden
8GB: 800 beelden
16GB: 1600 beelden
32GB: 3200 beelden
64GB: 6400 beelden
Extra fijn
2GB: 105 beelden
4GB: 215 beelden
8GB: 435 beelden
16GB: 870 beelden
32GB: 1700 beelden
64GB: 3450 beelden
RAW en JPEG
2GB: 54 beelden
4GB: 105 beelden
8GB: 215 beelden
16GB: 435 beelden
32GB: 870 beelden
64GB: 1750 beelden
RAW
2GB: 74 beelden
4GB: 145 beelden
8GB: 295 beelden
16GB: 600 beelden
32GB: 1200 beelden
64GB: 2400 beelden
ILCE-7R
[ Beeldformaat]: [L: 36M]
Als [ Beeldverhouding] is ingesteld op [3:2]*
Standaard
2GB: 215 beelden
4GB: 440 beelden
8GB: 890 beelden
16GB: 1750 beelden
32GB: 3550 beelden
64GB: 7000 beelden
Fijn
2GB: 145 beelden
4GB: 295 beelden
8GB: 600 beelden
16GB: 1200 beelden
32GB: 2400 beelden
64GB: 4800 beelden
Extra fijn
2GB: 78 beelden
4GB: 150 beelden
8GB: 310 beelden
16GB: 630 beelden
32GB: 1250 beelden
64GB: 2500 beelden
RAW en JPEG
2GB: 37 beelden
4GB: 75 beelden
8GB: 150 beelden
16GB: 300 beelden
32GB: 610 beelden
64GB: 1200 beelden
RAW
2GB: 50 beelden
4GB: 99 beelden
8GB: 200 beelden
16GB: 405 beelden
32GB: 810 beelden
64GB: 1600 beelden
*
Als [ Beeldverhouding] is ingesteld op iets anders dan [3:2], kunt u meer stilstaande beelden
opnemen dan hierboven is aangegeven. (Behalve wanneer [ Kwaliteit] is ingesteld op [RAW].)
Opmerking
Zelfs als het aantal resterende opneembare beelden hoger is dan 9.999, wordt de indicator
"9999" afgebeeld.
Wanneer een beeld opgenomen met een ander apparaat wordt weergegeven op dit
apparaat, is het mogelijk dat het beeld niet wordt weergegeven in het oorspronkelijke
beeldformaat.
[245] Voorzorgsmaatregelen/Dit apparaat > Aantal
opneembare stilstaande beelden en opnameduur van
bewegende beelden
Resterende opnameduur van bewegende beelden
De onderstaande tabel toont bij benadering de maximale opnameduur van bewegende beelden
gedurende welke kan worden opgenomen op een geheugenkaart die is geformatteerd in dit
apparaat. Deze tijdsduren zijn de totale lengten van alle bewegende beelden op de
geheugenkaart. De opnameduur kan verschillen afhankelijk van de opnameomstandigheden en
de geheugenkaart.
(h (uur), m (minuten))
60i 24M(FX)
50i 24M(FX)
2GB: 10 m
4GB: 20 m
8GB: 40 m
16GB: 1 h 30 m
32GB: 3 h
64GB: 6 h
60i 17M(FH)
50i 17M(FH)
2GB: 10 m
4GB: 30 m
8GB: 1 h
16GB: 2 h
32GB: 4 h 5 m
64GB: 8 h 15 m
60p 28M(PS)
50p 28M(PS)
2GB: 9 m
4GB: 15 m
8GB: 35 m
16GB: 1 h 15 m
32GB: 2 h 30 m
64GB: 5 h 5 m
24p 24M(FX)
25p 24M(FX)
2GB: 10 m
4GB: 20 m
8GB: 40 m
16GB: 1 h 30 m
32GB: 3 h
64GB: 6 h
24p 17M(FH)
25p 17M(FH)
2GB: 10 m
4GB: 30 m
8GB: 1 h
16GB: 2 h
32GB: 4 h
64GB: 8 h
1440×1080 12M
2GB: 20 m
4GB: 40 m
8GB: 1 h 20 m
16GB: 2 h 45 m
32GB: 5 h 30 m
64GB: 11 h
VGA 3M
2GB: 1 h 10 m
4GB: 2 h 25 m
8GB: 4 h 55 m
16GB: 10 h
32GB: 20 h
64GB: 40 h
Ononderbroken opnemen is mogelijk gedurende ongeveer 29 minuten voor elke opname
(beperkt door de productspecificaties). Voor bewegende beelden in het formaat [MP4 12M] is
ononderbroken opnemen mogelijk gedurende ongeveer 20 minuten (beperkt door een
maximale bestandsgrootte van 2 GB).
Opmerking
De opnameduur van bewegende beelden verschilt omdat het apparaat is uitgerust met VBR
(variabele bitsnelheid), waardoor de beeldkwaliteit automatisch wordt aangepast aan de
hand van de opnamescène.
Wanneer u een snelbewegend onderwerp opneemt, is het beeld helderder, maar de
opnameduur is korter omdat meer geheugen nodig is voor de opname.
De opnameduur verschilt ook afhankelijk van de opnameomstandigheden, het onderwerp en
de instellingen van de beeldkwaliteit en het beeldformaat.
[246] Voorzorgsmaatregelen/Dit apparaat > Dit apparaat in
het buitenland gebruiken
Adapterstekker
U kunt de netspanningsadapter (bijgeleverd) in ieder land of gebied gebruiken met een
stroomvoorziening van 100 V t/m 240 V wisselstroom van 50 Hz/60 Hz.
Opmerking
Gebruik geen elektronische spanningsomvormer omdat hierdoor een storing kan optreden.
[247] Voorzorgsmaatregelen/Dit apparaat > Dit apparaat in
het buitenland gebruiken
Over tv-kleursystemen
Om bewegende beelden die met dit apparaat zijn opgenomen te bekijken op een televisie,
moeten het apparaat en de televisie hetzelfde kleursysteem gebruiken. Controleer het
kleursysteem van de televisie in het land of gebied waarin u het apparaat gebruikt.
NTSC-systeem:
Bahama's, Bolivia, Canada, Chili, Colombia, Ecuador, Filippijnen, Jamaica, Japan, Korea,
Mexico, Midden-Amerika, Peru, Suriname, Taiwan, Venezuela, Verenigde Staten, enzovoort.
PAL-systeem:
Australië, België, China, Denemarken, Duitsland, Finland, Hongarije, Hongkong, Indonesië,
Italië, Koeweit, Kroatië, Maleisië, Nederland, Nieuw-Zeeland, Noorwegen, Oostenrijk, Polen,
Portugal, Roemenië, Singapore, Slowakije, Spanje, Thailand, Tsjechië, Turkije, Verenigd
Koninkrijk, Vietnam, Zweden, Zwitserland, enzovoort.
PAL-M-systeem:
Brazilië
PAL-N-systeem:
Argentinië, Paraguay, Uruguay
SECAM-systeem:
Bulgarije, Frankrijk, Griekenland, Guyana, Irak, Iran, Monaco, Oekraïne, Rusland, enzovoort.
[248] Voorzorgsmaatregelen/Dit apparaat > Overige
informatie
Montage-adapter
Met gebruikmaking van een montage-adapter (los verkrijgbaar), kunt u een lens met
montagestuk A (los verkrijgbaar) op dit apparaat bevestigen.
Voor meer informatie raadpleegt u de gebruiksaanwijzing van de montage-adapter.
Opmerking
Mogelijk kan de montage-adapter niet worden gebruikt bij bepaalde lenzen. Neem contact op
met uw Sony-dealer of de plaatselijke technische dienst van Sony en vraag informatie over
de lenzen die geschikt zijn.
U kunt het AF-hulplicht niet gebruiken wanneer een lens met montagestuk A is bevestigd.
Het bedieningsgeluid van de lens en het apparaat kan worden opgenomen tijdens het
opnemen van bewegende beelden.
U kunt het geluid uitschakelen door MENU[Camera- instellingen] [Geluid opnemen]
[Uit] te selecteren.
Het kan lang duren voordat het apparaat scherpstelt of het scherpstellen kan moeilijk
verlopen, afhankelijk van de lens die wordt gebruikt of het onderwerp.
[249] Voorzorgsmaatregelen/Dit apparaat > Overige
informatie
LA-EA1 Montage-adapter
Als u de montage-adapter LA-EA1 (los verkrijgbaar) gebruikt, zijn de volgende functies
beschikbaar.
Volformaatopname:
Niet beschikbaar
Aut. scherpst.:
Alleen beschikbaar met de SAM/SSM-lens*
AF-systeem:
Contrast AF
AF/MF-selectie:
Kan worden veranderd met behulp van de bedieningsschakelaar op de lens.
Scherpstelfunctie:
Enkelvoudige AF
*
Wanneer een lens met montagestuk A is bevestigd, zal de snelheid van de automatische
scherpstelling lager zijn dan wanneer een lens met montagestuk E is bevestigd. (Ongeveer twee tot
zeven seconden langzamer (voor opnemen onder de meetomstandigheden van Sony). Dit kan
variëren afhankelijk van de omstandigheden, zoals het onderwerp en de helderheid tijdens het
opnemen.)
Bij gebruik van een montage-adapter, werkt de automatische scherpstelling niet tijdens het
opnemen van bewegende beelden.
Bij gebruik van een montage-adapter tijdens het opnemen van bewegende beelden, stelt u
het diafragma handmatig in.
Beschikbaar scherpstelgebied
Als de montage-adapter LA-EA1 is aangebracht, zijn de beschikbare scherpstelgebieden
dezelfde als bij de beschikbare instellingen van deze camera.
[250] Voorzorgsmaatregelen/Dit apparaat > Overige
informatie
LA-EA2 Montage-adapter
Als u de montage-adapter LA-EA2 (los verkrijgbaar) gebruikt, zijn de volgende functies
beschikbaar.
Volformaatopname:
Niet beschikbaar.
Aut. scherpst.:
Beschikbaar
AF-systeem:
Fasedetectie-AF
AF/MF-selectie:
SAM-lens:
Kan worden veranderd met behulp van de bedieningsschakelaar op de lens.
SSM-lens:
Kan worden veranderd met behulp van de bedieningsschakelaar op de lens. Als de schakelaar
op de lens in de stand AF staat, kunt u MENU gebruiken om de scherpstellingsmethode te
veranderen.
Andere lenzen:
Kan worden veranderd met MENU.
Scherpstelfunctie:
De volgende functies zijn beschikbaar (Enkelvoudige AF/Continue AF)
Beschikbaar scherpstelgebied
Breed:
Het apparaat selecteert automatisch een scherpstelgebied uit 15 gebieden.
Midden:
Het apparaat gebruikt uitsluitend het scherpstelgebied dat zich in het middengebied bevindt.
Flexibel punt:
U kunt een scherpstelgebied selecteren uit 15 gebieden met behulp van het besturingswiel.
[251] Voorzorgsmaatregelen/Dit apparaat > Overige
informatie
LA-EA3 Montage-adapter
Als u de montage-adapter LA-EA3 (los verkrijgbaar) gebruikt, zijn de volgende functies
beschikbaar.
Volformaatopname:
Alleen beschikbaar met lenzen die compatibel zijn met volformaatopname
Aut. scherpst.:
Alleen beschikbaar met de SAM/SSM-lens*
AF-systeem:
Contrast AF
AF/MF-selectie:
Kan worden veranderd met behulp van de bedieningsschakelaar op de lens.
Scherpstelfunctie:
Enkelvoudige AF
*
Wanneer een lens met montagestuk A is bevestigd, zal de snelheid van de automatische
scherpstelling lager zijn dan wanneer een lens met montagestuk E is bevestigd. (Ongeveer twee tot
zeven seconden langzamer (voor opnemen onder de meetomstandigheden van Sony). Dit kan
variëren afhankelijk van de omstandigheden, zoals het onderwerp en de helderheid tijdens het
opnemen.)
De automatische scherpstelling werkt niet tijdens het opnemen van bewegende beelden.
De iris (het diafragma) wordt niet automatisch ingesteld tijdens het opnemen van bewegende
beelden. Stel de iris (het diafragma) handmatig in.
Beschikbaar scherpstelgebied
Als de montage-adapter LA-EA3 is aangebracht, zijn de beschikbare scherpstelgebieden
dezelfde als bij de beschikbare instellingen van deze camera.
[252] Voorzorgsmaatregelen/Dit apparaat > Overige
informatie
LA-EA4 Montage-adapter
Als u de montage-adapter LA-EA4 (los verkrijgbaar) gebruikt, zijn de volgende functies
beschikbaar.
Aut. scherpst.:
Alleen beschikbaar met lenzen die compatibel zijn met volformaatopname
AF-systeem:
Fasedetectie-AF
AF/MF-selectie:
SAM-lens:
Kan worden veranderd met behulp van de bedieningsschakelaar op de lens.
SSM-lens:
Kan worden veranderd met behulp van de bedieningsschakelaar op de lens. Als de schakelaar
op de lens in de stand AF staat, kunt u MENU gebruiken om de scherpstellingsmethode te
veranderen.
Andere lenzen:
Kan worden veranderd met MENU.
Scherpstelfunctie:
De volgende functies zijn beschikbaar (
Enkelvoudige AF/Continue AF)
Beschikbaar scherpstelgebied
Breed:
Het apparaat selecteert automatisch een scherpstelgebied uit 15 gebieden.
Midden:
Het apparaat gebruikt uitsluitend het scherpstelgebied dat zich in het middengebied bevindt.
Flexibel punt:
U kunt een scherpstelgebied selecteren uit 15 gebieden met behulp van het besturingswiel.
[253] Voorzorgsmaatregelen/Dit apparaat > Overige
informatie
Verticale handgreep
U kunt een VG-C1EM verticale handgreep (los verkrijgbaar) bevestigen aan dit apparaat en
verticaal georiënteerde beelden opnemen. Om de verticale handgreep te bevestigen, verwijdert
u van tevoren het accudeksel. Voor meer informatie raadpleegt u de gebruiksaanwijzing van de
verticale handgreep.
Het accudeksel verwijderen
Duw de vergrendelings-/ontgrendelingsknop van het accudeksel omhoog en trek het
accudeksel eraf.
U kunt het verwijderde accudeksel bevestigen aan de verticale handgreep zodat u hem niet
verliest.
Wanneer de verticale handgreep aan dit apparaat is bevestigd, wordt de resterende
acculading afgebeeld als .
Het accudeksel bevestigen
Steek de as van het accudeksel in de opening voor de as van het accudeksel, en schuif de
vergrendelings-/ontgrendelingsknop omlaag om het accudeksel te vergrendelen.
Opmerking
Wanneer de verticale handgreep is bevestigd, kunt u de volgende bedieningen niet
uitvoeren:
De accu opladen (Als u de accu wilt opladen, plaatst u deze in de camera en niet in de verticale
handgreep.)
De netspanningsadapter AC-PW20 gebruiken (los verkrijgbaar)
[254] Voorzorgsmaatregelen/Dit apparaat > Overige
informatie
AVCHD-formaat
Het AVCHD-formaat werd ontwikkeld voor digitale high-definitionvideocamera’s voor het
opnemen van een high-definition (HD)-signaal met behulp van een zeer efficiënte
compressiecoderingstechnologie. Het MPEG-4 AVC/H.264-formaat wordt gebruikt om de
gegevens van bewegende beelden te comprimeren, en het Dolby Digital- of Linear PCM-
systeem wordt gebruikt om de audiogegevens te comprimeren.
Het MPEG-4 AVC/H.264-formaat is in staat beelden efficiënter te comprimeren dan de
conventionele beeldcompressieformaten.
Aangezien het AVCHD-formaat gebruikmaakt van compressiecoderingstechnologie, kan het
beeld instabiel zijn in scènes waarin het scherm, de kijkhoek, de helderheid, enz., drastisch
veranderen, maar dit is geen defect.
[255] Voorzorgsmaatregelen/Dit apparaat > Overige
informatie
Licentie
Opmerkingen over de licentie
Dit apparaat wordt geleverd met softwareprogramma’s die worden gebruikt onder
licentieovereenkomsten aangegaan met de rechthebbenden van die softwareprogramma’s. Op
basis van verzoeken van de eigenaren van het auteursrecht van deze softwareprogramma's,
hebben wij de verplichting u van het volgende in kennis te stellen. Wij verzoeken u de volgende
gedeelten te lezen. De licenties (in het Engels) zijn opgenomen in het interne geheugen van uw
apparaat. Breng een massaopslagverbinding tot stand tussen het apparaat en een computer
om de licenties in de map "PMHOME" - "LICENSE" te lezen.
VOOR DIT PRODUCT IS EEN LICENTIE VERLEEND ONDER DE AVC-
PATENTENPORTFOLIOLICENTIE VOOR HET PERSOONLIJKE GEBRUIK DOOR EEN
GEBRUIKER OF VOOR ANDERE GEBRUIKEN WAARBIJ HIJ/ZIJ GEEN BELONING
ONTVANGT VOOR
(i) HET CODEREN VAN VIDEO IN OVEREENSTEMMING MET DE AVC-NORM ("AVC-
VIDEO")
EN/OF
(ii) HET DECODEREN VAN AVC-VIDEO DIE IS GECODEERD DOOR EEN CONSUMENT IN
HET KADER VAN EEN PERSOONLIJKE ACTIVITEIT EN/OF VERKREGEN VAN EEN VIDEO-
LEVERANCIER DIE IS GEAUTORISEERD OM AVC-VIDEO TE LEVEREN.
ER WORDT GEEN LICENTIE VERLEEND OF GEÏMPLICEERD VOOR ENIG ANDER
GEBRUIK. AANVULLENDE INFORMATIE KAN WORDEN VERKREGEN VAN MPEG LA,
L.L.C. ZIE HTTP://WWW.MPEGLA.COM
Over softwareprogramma’s waarop GNU GPL/LGPL van
toepassing is
De software die geschikt is voor de volgende GNU General Public License (hierna "GPL"
genoemd) of GNU Lesser General Public License (hierna "LGPL" genoemd) worden bij het
apparaat geleverd.
Dit brengt u ervan op de hoogte dat u het recht hebt broncode te openen, te wijzigen en
opnieuw te distribueren voor deze softwareprogramma's krachtens de condities van de
geleverde GPL/LGPL (Algemene Openbare Licentie/Mindere Algemene Openbare Licentie).
Broncode wordt aangeboden op het internet.
U kunt deze downloaden met behulp van de volgende URL.
http://www.sony.net/Products/Linux/
Wij willen liever niet dat u contact met ons opneemt over de inhoud van de broncode.
De licenties (in het Engels) zijn opgenomen in het interne geheugen van uw apparaat. Breng
een massaopslagverbinding tot stand tussen het apparaat en een computer om de licenties in
de map "PMHOME" - "LICENSE" te lezen.
[256] Voorzorgsmaatregelen/Dit apparaat >
Handelsmerken
Handelsmerken
De volgende markeringen zijn handelsmerken van Sony Corporation.
( , , "Memory Stick", , "Memory Stick PRO",
, "Memory Stick Duo", ,
"Memory Stick PRO Duo", , "Memory Stick PRO-HG
Duo", , "Memory Stick XC-HG Duo",
, "Memory Stick Micro", , "MagicGate",
"PhotoTV HD", "InfoLITHIUM", "PlayMemories Online", het "PlayMemories Online"-logo,
"PlayMemories Home", het "PlayMemories Home"-logo, "PlayMemories Mobile", het
"PlayMemories Mobile"-logo)
"Blu-ray Disc™" en "Blu-ray™" zijn handelsmerken van de Blu-ray Disc Association.
"AVCHD Progressive" en het "AVCHD Progressive"-logotype zijn handelsmerken van
Panasonic Corporation en Sony Corporation.
Dolby en het dubbele-D-symbool zijn handelsmerken van Dolby Laboratories.
HDMI, het HDMI-logo en High Definition Multimedia Interface zijn handelsmerken of
gedeponeerde handelsmerken van HDMI Licensing LLC.
Microsoft, Windows, DirectX en Windows Vista zijn handelsmerken of gedeponeerde
handelsmerken van Microsoft Corporation in de Verenigde Staten en/of andere landen.
Mac en Mac OS zijn gedeponeerde handelsmerken van Apple Inc.
iOS is een handelsmerk of gedeponeerd handelsmerk van Cisco Systems Inc.
iPhone en iPad zijn handelsmerken van Apple Inc., gedeponeerd in de VS en andere landen.
Intel, Pentium en Intel Core zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van Intel
Corporation.
Het SDXC-logo is een handelsmerk van SD-3C, LLC.
Android en Google Play zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van Google
Inc.
Wi-Fi, het Wi-Fi-logo en Wi-Fi PROTECTED SET-UP zijn handelsmerken of gedeponeerde
handelsmerken van Wi-Fi Alliance.
Het N-markering is een handelsmerk of gedeponeerd handelsmerk van NFC Forum, Inc. in
de Verenigde Staten en in andere landen.
DLNA en DLNA CERTIFIED zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van
Digital Living Network Alliance.
"PlayStation" is een gedeponeerd handelsmerk van Sony Computer Entertainment Inc.
Eye-Fi is een handelsmerk van Eye-Fi, Inc.
Alle andere in deze gebruiksaanwijzing vermelde systeem- en productnamen zijn doorgaans
handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van de betreffende ontwikkelaars of
fabrikanten. In deze gebruiksaanwijzing worden de aanduidingen ™ en ® echter niet in alle
gevallen gebruikt.
[257] In geval van problemen > In geval van problemen
Problemen oplossen
Als u problemen ondervindt met het apparaat, probeer dan de volgende oplossingen.
1. Controleer de onderdelen onder "Problemen oplossen" en controleer daarna het apparaat.
2. Haal de accu eruit, wacht ongeveer één minuut, plaats de accu weer terug, en schakel
vervolgens het toestel in.
3. Stel de instellingen terug op de standaardinstellingen.
4. Neem contact op met uw dealer of plaatselijk, erkend servicecentrum. Extra informatie
over dit apparaat en antwoorden op veelgestelde vragen vindt u op onze Customer
Support-website voor klantenondersteuning.
http://www.sony.net/
[258] Problemen oplossen > Accu en voeding
U kunt de accu niet in het apparaat plaatsen.
Controleer of de accu in de juiste richting wordt gehouden en steek hem erin totdat de
vergrendelingshendel wordt vergrendeld.
[259] Problemen oplossen > Accu en voeding
U kunt het apparaat niet inschakelen.
Nadat de accu in het apparaat is geplaatst, kan het enkele momenten duren voordat het
apparaat van stroom wordt voorzien.
Controleer of de accu correct is geplaatst.
De accu zal uit zichzelf leeglopen, zelfs als u hem niet gebruikt. Laad de accu vóór gebruik
op.
Controleer of uw accu een NP-FW50-accu is.
[260] Problemen oplossen > Accu en voeding
Het apparaat schakelt plotseling uit.
Afhankelijk van de apparaat- en accutemperatuur kan de voeding automatisch worden
uitgeschakeld om het apparaat te beschermen. In dat geval wordt een mededeling op het
scherm van het apparaat afgebeeld voordat het apparaat wordt uitgeschakeld.
Als u het apparaat gedurende een bepaalde tijdsduur niet gebruikt, wordt het automatisch
uitgeschakeld om te voorkomen dat de accu leegloopt. Schakel het apparaat weer in.
[261] Problemen oplossen > Accu en voeding
De resterende-acculadingindicator geeft een verkeerd
niveau aan.
Dit doet zich voor wanneer u het apparaat op een zeer warme of koude plaats gebruikt.
De capaciteit van de accu neemt na verloop van tijd en door herhaald gebruik af. Als de
gebruiksduur na opladen aanzienlijk korter is geworden, is het waarschijnlijk tijd de accu te
vervangen door een nieuwe.
[262] Problemen oplossen > Accu en voeding
Het oplaadlampje van het apparaat knippert tijdens het
opladen van de accu.
Controleer of uw accu een NP-FW50-accu is.
Als u een accu oplaadt die lang niet is gebruikt, kan in uitzonderlijke gevallen het
oplaadlampje van het apparaat knipperen. Als dit gebeurt, haalt u de accu eruit en plaatst u
hem weer terug.
[263] Problemen oplossen > Accu en voeding
De accu is niet opgeladen ondanks dat het oplaadlampje
van het apparaat is uitgegaan.
Dit verschijnsel doet zich voor wanneer u de accu oplaadt in een extreem warme of koude
omgeving. De optimale temperatuur voor het opladen van de accu ligt tussen 10 °C en 30
°C.
[264] Problemen oplossen > Accu en voeding
De accu wordt niet opgeladen.
Als de accu niet wordt opgeladen (het oplaadlampje brandt niet) ondanks dat u de juiste
oplaadprocedure hebt gevolgd, verwijdert u de accu en plaatst u dezelfde accu weer stevig
terug, of koppelt u de USB-kabel los en sluit u deze weer aan.
[265] Problemen oplossen > Stilstaande/bewegende
beelden opnemen
U kunt geen beelden opnemen.
U gebruikt een geheugenkaart met een schrijfbeveiligingsschakelaar en de schakelaar staat
in de stand LOCK. Zet de schakelaar in de stand voor opnemen.
Controleer de vrije opslagcapaciteit van de geheugenkaart.
U kunt tijdens het opladen van de flitser geen beelden opnemen.
De lens is niet goed bevestigd. Zet de lens goed op het apparaat.
[266] Problemen oplossen > Stilstaande/bewegende
beelden opnemen
Het opnemen duurt erg lang.
De ruisonderdrukkingsfunctie wordt uitgevoerd op een beeld. Dit is geen storing.
U neemt op in de RAW-functie. Aangezien RAW-gegevensbestanden groot zijn, kan het
opnemen in de RAW-functie enige tijd duren.
De functie [Auto HDR] is bezig een beeld te bewerken.
Het apparaat voegt beelden samen.
[267] Problemen oplossen > Stilstaande/bewegende
beelden opnemen
Het beeld is onscherp.
Het onderwerp bevindt zich te dichtbij. Controleer de minimale afstand waarop de lens kan
scherpstellen.
Er is onvoldoende omgevingslicht.
Het onderwerp dat u opneemt is niet geschikt voor automatisch scherpstellen. Neem op in de
functie [Flexibel punt] of in de handmatige-scherpstelfunctie.
[268] Problemen oplossen > Stilstaande/bewegende
beelden opnemen
De opnamedatum en -tijd worden niet afgebeeld op het
scherm.
Tijdens het opnemen worden de datum en tijd niet afgebeeld. Deze worden alleen tijdens
weergave afgebeeld.
[269] Problemen oplossen > Stilstaande/bewegende
beelden opnemen
De datum en tijd worden onjuist opgenomen.
Stel de juiste datum en tijd in.
Het gebied dat is geselecteerd met behulp van [Tijdzone instellen] verschilt van het
werkelijke gebied. Selecteer het werkelijke gebied.
[270] Problemen oplossen > Stilstaande/bewegende
beelden opnemen
De diafragmawaarde en/of de sluitertijd en/of het
pictogram voor de lichtmeting knipperen.
Het onderwerp is te helder of te donker om op te nemen met de huidige instellingen voor de
diafragmawaarde en/of sluitertijd. Kies andere instellingen.
[271] Problemen oplossen > Stilstaande/bewegende
beelden opnemen
De kleuren van het beeld zijn niet juist.
Stel de [Witbalans] af.
[Foto-effect] is ingesteld. Stel [Foto-effect] in op [Uit].
Om de instellingen terug te stellen op de standaardinstellingen, voert u [Instelling herstellen]
uit.
[272] Problemen oplossen > Stilstaande/bewegende
beelden opnemen
In het beeld verschijnt ruis wanneer u op een donkere
plaats naar het scherm kijkt.
Het apparaat probeert de zichtbaarheid van het scherm te verhogen door de monitor tijdelijk
helderder te maken onder omstandigheden met een slechte verlichting. Dit is niet van invloed
op het opgenomen beeld.
[273] Problemen oplossen > Stilstaande/bewegende
beelden opnemen
De ogen van het onderwerp zijn rood.
Stel [Rode ogen verm.] in op [Aan].
Neem het beeld op met behulp van de flitser vanaf een afstand korter dan het flitsbereik.
Verlicht het vertrek en neem het onderwerp op.
[274] Problemen oplossen > Stilstaande/bewegende
beelden opnemen
Punten verschijnen en blijven op het scherm.
Dit is geen storing. Deze punten worden niet opgenomen.
[275] Problemen oplossen > Stilstaande/bewegende
beelden opnemen
U kunt niet continu beelden opnemen.
De geheugenkaart is vol. Wis overbodige beelden.
De accu is bijna leeg. Plaats een opgeladen accu.
[276] Problemen oplossen > Stilstaande/bewegende
beelden opnemen
Het beeld is niet helder in de zoeker.
Stel de diopter goed in met behulp van het diopter-instelwiel.
[277] Problemen oplossen > Stilstaande/bewegende
beelden opnemen
Het beeld is witachtig (schittering)./Er verschijnt een
lichtwaas op het beeld (schaduwbeeld).
Het beeld is genomen bij tegenlicht, waarbij veel te veel licht op de lens is gevallen. Bevestig
de lenskap.
[278] Problemen oplossen > Stilstaande/bewegende
beelden opnemen
De hoeken van het beeld zijn te donker.
Als een filter of lenskap wordt gebruikt, neem deze dan van de lens en maak de opname
opnieuw. Door de dikte van het filter en een onjuiste bevestiging van de lenskap kan het filter
of de lenskap gedeeltelijk zichtbaar zijn in het beeld. De optische eigenschappen van
bepaalde lenzen kunnen ertoe leiden dat de rand van het beeld te donker lijkt (onvoldoende
licht). U kunt dit verschijnsel corrigeren met [Schaduwcompensat.].
Als u een lens met montagestuk E gebruikt voor APS-C-formaatopname, stelt u [APS-C-
grootte opn.] in op [Automatisch] of [Aan], en neemt u vervolgens de beelden op.
[279] Problemen oplossen > Stilstaande/bewegende
beelden opnemen
Het beeld is wazig.
Activeer de SteadyShot-functie door de ontspanknop tot halverwege in te drukken en neem
daarna beelden op.
Het beeld werd opgenomen op een donkere locatie zonder gebruik te maken van de flitser,
waardoor bewegingen van het apparaat werden veroorzaakt. Het gebruik van een statief of
de flitser wordt aanbevolen. [Schemeropn. hand] en [Antibewegingswaas] in [Scènekeuze]
zijn ook effectief bij het verminderen van wazige beelden.
[280] Problemen oplossen > Stilstaande/bewegende
beelden opnemen
Het LCD-scherm wordt donkerder nadat een korte
tijdsduur is verstreken.
Als het apparaat gedurende een bepaalde tijdsduur niet wordt bediend, wordt het apparaat
in de stroombesparingsstand gezet. Het apparaat verlaat de stroombesparingsstand
wanneer u bedieningen uitvoert zoals de ontspanknop tot halverwege indrukken.
[281] Problemen oplossen > Beelden weergeven
Het lukt niet beelden weer te geven.
Zorg ervoor dat de geheugenkaart helemaal in de gleuf van het apparaat is geduwd.
De map-/bestandsnaam is veranderd op de computer.
Wanneer een beeldbestand is verwerkt door een computer of wanneer het beeldbestand is
opgenomen op een ander model dan dit apparaat, is niet gegarandeerd dat het beeldbestand
op dit apparaat kan worden weergegeven.
Het apparaat staat in de USB-functie. Het apparaat loskoppelen van de computer.
Gebruik "PlayMemories Home" om op dit apparaat beelden weer te geven die op uw
computer zijn opgeslagen.
[282] Problemen oplossen > Beelden weergeven
De datum en tijd worden niet afgebeeld.
De schermweergave is ingesteld op het weergeven van alleen beelden. Druk op DISP
(Weergave-instelling) op het besturingswiel om informatie af te beelden.
[283] Problemen oplossen > Beelden weergeven
Het lukt niet het beeld te wissen.
Annuleer de beveiliging.
[284] Problemen oplossen > Beelden weergeven
Het beeld is per ongeluk gewist.
Wanneer u eenmaal een beeld hebt gewist, kunt u dit niet herstellen. We adviseren u de
beelden die u niet wilt wissen, te beveiligen.
[285] Problemen oplossen > Beelden weergeven
U kunt geen DPOF-afdrukmarkering toevoegen.
U kunt geen DPOF-afdrukmarkering toevoegen aan een RAW-beeld.
[286] Problemen oplossen > Wi-Fi
U kunt het draadloze accesspoint waarmee moet worden
verbonden niet vinden.
Mogelijk wordt het draadloze accesspoint niet op het apparaat afgebeeld als gevolg van de
signaalomstandigheden. Plaats het apparaat dichter bij het draadloze accesspoint.
Mogelijk wordt het draadloze accesspoint niet op het apparaat afgebeeld vanwege de
instellingen van het accesspoint. Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van het draadloze
accesspoint.
[287] Problemen oplossen > Wi-Fi
[WPS-Push] werkt niet.
[WPS-Push] werkt mogelijk niet afhankelijk van de instellingen van het accesspoint.
Controleer de SSID en het wachtwoord van het draadloze accesspoint en voer
[Toegangspunt instel.] uit.
[288] Problemen oplossen > Wi-Fi
[Naar computer verz.] wordt voortijdig geannuleerd.
Wanneer de resterende acculading laag is, kan [Naar computer verz.] voortijdig worden
geannuleerd. Laad de accu op en probeer het opnieuw.
[289] Problemen oplossen > Wi-Fi
U kunt geen bewegende beelden zenden naar een
smartphone.
U kunt geen bewegende beelden in het AVCHD-formaat zenden naar een smartphone. Stel [
Bestandsindeling] in op [MP4] om bewegende beelden op te nemen.
[Intellig. afstandsbedien. ingeslot.] of [Naar smartph
verznd] wordt voortijdig geannuleerd.
Wanneer de resterende acculading laag is, kan [Intellig. afstandsbedien. ingeslot.] of [Naar
smartph verznd] voortijdig worden geannuleerd. Laad de accu op en probeer het opnieuw.
Het opnamescherm voor [Intellig. afstandsbedien.
ingeslot.] wordt niet soepel afgebeeld./De verbinding
tussen het apparaat en de smartphone is verbroken.
Datacommunicatie tussen dit apparaat en de smartphone kan mislukken als gevolg van de
signaalomstandigheden. Plaats dit apparaat dichter bij de smartphone.
[292] Problemen oplossen > Wi-Fi
U kunt One-touch connection (NFC) niet gebruiken.
Houd (N-markering) op de smartphone en (N-markering) op het apparaat zo dicht
mogelijk bij elkaar. Als er geen reactie is, beweegt u de smartphone een paar millimeter, of
haalt u de smartphone weg bij het apparaat, wacht u langer dan 10 seconden en raakt u ze
weer met elkaar aan.
[Vliegtuig-stand] is geactiveerd. Stel [Vliegtuig-stand] in op [Uit].
Controleer of de NFC-functie is geactiveerd op de smartphone. Voor meer informatie
raadpleegt u de gebruiksaanwijzing van de smartphone.
Plaats geen metalen voorwerpen anders dan een smartphone in de buurt van (N-
markering).
Breng geen verbinding tot stand tussen dit apparaat en twee of meer smartphones
tegelijkertijd.
Als een andere NFC-applicatie op uw smartphone draait, beëindigt u die applicatie.
[293] Problemen oplossen > Computers
De computer herkent dit apparaat niet.
Stel [USB-verbinding] in op [Massaopslag].
Gebruik de micro-USB-kabel (bijgeleverd) om de apparaten met elkaar te verbinden.
Koppel de USB-kabel los en sluit deze daarna weer stevig aan.
Koppel alle apparatuur behalve dit apparaat, het toetsenbord en de muis los van de USB-
aansluitingen van uw computer.
Sluit het apparaat rechtstreeks aan op de computer en niet via een USB-hub of ander
apparaat.
[294] Problemen oplossen > Computers
U kunt geen beelden importeren.
Sluit dit apparaat goed aan op de computer door middel van een USB-verbinding.
Als u beelden opneemt op een geheugenkaart die op een computer is geformatteerd, kan het
onmogelijk zijn de beelden te importeren in een computer. Neem op met een geheugenkaart
die door dit apparaat is geformatteerd.
[295] Problemen oplossen > Computers
Het beeld en het geluid worden onderbroken door ruis
wanneer u een film op een computer bekijkt.
U geeft de film rechtstreeks weer vanaf de geheugenkaart. Importeer de film op uw computer
met "PlayMemories Home" en geef hem weer.
[296] Problemen oplossen > Computers
Beelden die vanaf een computer zijn geëxporteerd,
kunnen niet op dit apparaat worden weergegeven.
Gebruik "PlayMemories Home" om beelden die op een computer zijn opgeslagen te kopiëren
naar een geheugenkaart die in dit apparaat is geplaatst, en ze weer te geven op dit apparaat.
[297] Problemen oplossen > Geheugenkaarten
De geheugenkaart is per ongeluk geformatteerd.
Alle gegevens op de geheugenkaart zijn door het formatteren gewist. U kunt de gegevens
niet herstellen.
[298] Problemen oplossen > Afdrukken
U kunt geen beelden afdrukken.
RAW-beelden kunnen niet worden afgedrukt. Om RAW-beelden af te drukken, zet u ze eerst
om in JPEG-beelden met behulp van "Image Data Converter".
[299] Problemen oplossen > Afdrukken
Het beeld heeft een vreemde kleur.
Bij het afdrukken van beelden die opgenomen zijn in de stand Adobe RGB op sRGB-printers
die niet compatibel zijn met Adobe RGB (DCF2.0/Exif2.21), worden de beelden met een
lagere verzadiging afgedrukt.
[300] Problemen oplossen > Afdrukken
Bij de afdruk van de beelden worden beide randen
afgesneden.
Afhankelijk van uw printer, kunnen de randen links, rechts, boven of onder van het beeld
worden afgesneden. Vooral wanneer u een beeld afdrukt dat werd opgenomen met [
Beeldverhouding] ingesteld op [16:9], kunnen de zijkanten van het beeld worden
afgesneden.
Wanneer u beelden afdrukt op uw printer, annuleert u op de printer de instellingen voor
bijsnijden en afdrukken zonder randen. Vraag de fabrikant van de printer of de printer deze
functies heeft of niet.
Als u de beelden afdrukt in een winkel, vraagt u aan het winkelpersoneel of ze de beelden
kunnen afdrukken zonder dat de randen worden afgesneden.
[301] Problemen oplossen > Afdrukken
U kunt geen beelden met de datum erop afdrukken.
Als u beelden wilt afdrukken met de datum erop, gebruikt u [Afdrukinstelling] onder [Printen
opgeven].
U kunt beelden afdrukken met de datum op het beeld geprojecteerd als de printer of de
software Exif-informatie kan herkennen. Voor eventuele compatibiliteit met Exif-informatie,
neemt u contact op met de fabrikant van de printer of van de software.
Met behulp van "PlayMemories Home" kunt u beelden met de datum erop afdrukken zonder
de datum op te nemen.
Wanneer u beelden laat afdrukken in een winkel, kunnen de beelden op verzoek ook worden
afgedrukt met de datum.
[302] Problemen oplossen > Overige
De lens raakt beslagen.
Condensvorming is opgetreden. Zet het apparaat uit en laat het ongeveer een uur liggen
voordat u het weer gebruikt.
[303] Problemen oplossen > Overige
Het apparaat wordt warm wanneer u het gedurende een
lange tijd gebruikt.
Dit is geen storing. Schakel het apparaat uit en gebruik het enige tijd niet.
[304] Problemen oplossen > Overige
Het klok-instelscherm wordt afgebeeld nadat het apparaat
is ingeschakeld.
Stel de datum en tijd opnieuw in.
De ingebouwde, oplaadbare reservebatterij is leeg. Plaats een opgeladen accu en laat het
toestel gedurende 24 uur of langer uitgeschakeld liggen.
[305] Problemen oplossen > Overige
Het aantal op te nemen beelden neemt niet af of neemt
met twee beelden tegelijk af.
Dit komt doordat de compressieverhouding en het beeldformaat na compressie veranderen
afhankelijk van het beeld, wanneer u een JPEG-beeld opneemt.
[306] Problemen oplossen > Overige
Het apparaat werk niet goed.
Schakel het apparaat uit. Haal de accu eruit en plaats hem weer terug. Als het apparaat heet
is, haalt u de accu eruit en laat u hem afkoelen voordat u deze corrigerende handeling
uitvoert.
Als een netspanningsadapter AC-PW20 (los verkrijgbaar) wordt gebruikt, koppelt u het
netsnoer los. Sluit het netsnoer aan en schakel het apparaat weer in. Als het apparaat
dezelfde fout herhaalt of nog steeds niet naar behoren functioneert nadat u deze oplossingen
hebt toegepast, neemt u contact op met uw Sony-dealer of de plaatselijke, erkende
technische dienst van Sony.
[307] Problemen oplossen > Overige
De "--E-" indicator wordt op het scherm afgebeeld.
Verwijder de geheugenkaart en plaats deze terug. Als het probleem aanhoudt, ook nadat u
deze procedure hebt gevolgd, formatteert u de geheugenkaart.
[308] Mededelingen > Mededelingen
Waarschuwingsberichten
Gebied/datum/tijd instellen
Stel het gebied, de datum en de tijd in. Laad de ingebouwde, oplaadbare reservebatterij op
als u het apparaat gedurende een lange tijd niet hebt gebruikt.
Geheugenkaart onbruikbaar. Formatteren?
De geheugenkaart is geformatteerd op een computer en de bestandsindeling is gewijzigd.
Selecteer [Enter], en formatteer daarna de geheugenkaart. U kunt de geheugenkaart daarna
opnieuw gebruiken, maar alle eerder opgenomen gegevens op de geheugenkaart zijn
gewist. Het formatteren kan enige tijd duren. Vervang de geheugenkaart als de mededeling
opnieuw wordt afgebeeld.
Geheugenkaartfout
Er is een niet-compatibele geheugenkaart geplaatst.
Het formatteren is mislukt. Formatteer de geheugenkaart opnieuw.
Kan geheugenkaart niet lezen. Plaats geheugenkaart opnieuw.
Er is een niet-compatibele geheugenkaart geplaatst.
De geheugenkaart is beschadigd.
De contactpunten van de geheugenkaart zijn vuil.
Op deze geheugenkaart kunt u mogelijk niet normaal opnemen en afspelen.
Er is een niet-compatibele geheugenkaart geplaatst.
Verwerkt...
Het uitvoeren van de ruisonderdrukking bij tijdopname of ruisonderdrukking bij hoge ISO-
gevoeligheid, duurt het onderdrukkingsproces net zo lang als de sluiter geopend was.
Tijdens het uitvoeren de ruisonderdrukking kunt u geen verdere opnamen maken.
Beeldweergave onmogelijk.
Beelden die zijn opgenomen met een ander apparaat of beelden die zijn gewijzigd op een
computer, kunnen mogelijk niet worden weergegeven.
Lens niet herkend. Goed aanbrengen.
De lens is niet of niet goed op het apparaat bevestigd. Als de mededeling wordt afgebeeld
terwijl een lens op het apparaat is bevestigd, bevestigt u de lens opnieuw op het apparaat.
Als de mededeling vaak wordt afgebeeld, controleert u of de contactpunten van de lens en
het apparaat schoon zijn of niet.
Als u het apparaat op een sterrentelescoop of iets dergelijks bevestigt, stelt u [Opn. zonder
lens] in op [Inschakelen].
De functie SteadyShot werkt niet. U kunt doorgaan met opnamen maken, maar de functie
SteadyShot zal niet werken. Schakel het apparaat uit en weer in. Als dit pictogram niet uit
gaat, neemt u contact op met uw Sony-dealer of de plaatselijke, erkende technische dienst
van Sony.
De elektrisch inschuifbare zoomlens is ingeschoven. Schakel het apparaat uit, verwijder de
accu en plaats de accu er weer in.
Afdrukken onmogelijk.
U hebt geprobeerd RAW-beelden te markeren met een DPOF-afdrukmarkering.
Camera te warm. Laat camera afkoelen.
Het apparaat is heet geworden omdat u zonder onderbreking opnamen hebt gemaakt. Zet
het apparaat uit. Laat het apparaat afkoelen en wacht totdat het apparaat weer klaar is voor
gebruik.
U hebt gedurende een lange tijd beelden opgenomen, waardoor de temperatuur van het
apparaat is opgelopen. Stop met het opnemen van beelden totdat het apparaat is afgekoeld.
Opnemen niet beschikbaar in dit filmformaat.
Stel [ Bestandsindeling] in op [MP4].
Het aantal beelden waarvoor databeheer in een databasebestand door het apparaat mogelijk
is, is overschreden.
Het lukt niet het databasebestand te registreren. Importeer alle beelden op een computer en
herstel de geheugenkaart.
Fout van beelddatabasebestand
Er is iets fout gegaan in het beelddatabasebestand. Selecteer [Instellingen][Beeld-DB
herstellen].
Systeemfout
Camerafout. Schakel uit en in.
Haal de accu eruit en plaats hem weer terug. Als de mededeling vaak wordt afgebeeld,
neemt u contact op met uw Sony-dealer of de plaatselijke, erkende technische dienst van
Sony.
Beeldvergroting onmogelijk.
Beeldrotatie onmogelijk.
Beelden die met een ander apparaat zijn opgenomen, kunnen mogelijk niet worden vergroot
of geroteerd.
[309] Situaties die voor dit apparaat moeilijkheden
opleveren > Situaties die voor dit apparaat moeilijkheden
opleveren
Situaties die voor dit apparaat moeilijkheden opleveren
Het apparaat kan onder bepaalde omstandigheden sommige functies niet ten volle benutten.
Bij opnemen onder de volgende omstandigheden, stelt u het beeld opnieuw samen of verandert
u de opnamefunctie en neemt u het beeld opnieuw op.
Zwakke belichtingsomstandigheden
Panorama d. beweg.
AF-vergrendeling
Felle belichtingsomstandigheden
AF-vergrendeling
Variërende helderheidsniveaus
AF-vergrendeling
Flikkerende lampen
Panorama d. beweg.
Onderwerpen die zich te dicht bij het apparaat bevinden
Panorama d. beweg.
Grote, bewegende onderwerpen of onderwerpen die te snel bewegen
Superieur automat.
AF-vergrendeling
Panorama d. beweg.
Auto HDR
Onderwerpen die te klein of te groot zijn
AF-vergrendeling
Panorama d. beweg.
Scènes met te weinig contrast, zoals de lucht of een zandstrand
Panorama d. beweg.
Superieur automat.
Scènes die continu veranderen, zoals een waterval
Panorama d. beweg.
Superieur automat.
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175
  • Page 176 176
  • Page 177 177
  • Page 178 178
  • Page 179 179
  • Page 180 180
  • Page 181 181
  • Page 182 182
  • Page 183 183
  • Page 184 184
  • Page 185 185
  • Page 186 186
  • Page 187 187
  • Page 188 188
  • Page 189 189
  • Page 190 190
  • Page 191 191
  • Page 192 192
  • Page 193 193
  • Page 194 194
  • Page 195 195
  • Page 196 196
  • Page 197 197
  • Page 198 198
  • Page 199 199
  • Page 200 200
  • Page 201 201
  • Page 202 202
  • Page 203 203
  • Page 204 204
  • Page 205 205
  • Page 206 206
  • Page 207 207
  • Page 208 208
  • Page 209 209
  • Page 210 210
  • Page 211 211
  • Page 212 212
  • Page 213 213
  • Page 214 214
  • Page 215 215
  • Page 216 216
  • Page 217 217
  • Page 218 218
  • Page 219 219
  • Page 220 220
  • Page 221 221
  • Page 222 222
  • Page 223 223
  • Page 224 224

Sony ILCE-7K Handleiding

Type
Handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor