Dell OptiPlex 3030 All-In-One de handleiding

Type
de handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

OptiPlex 3030 Alles-in-één
Eigenaarshandleiding
Regelgevingsmodel: W10B
Regelgevingstype: W10B001
Opmerkingen, voorzorgsmaatregelen, en
waarschuwingen
OPMERKING: Een OPMERKING duidt belangrijke informatie aan voor een beter gebruik van de
computer.
WAARSCHUWING: EEN WAARSCHUWING duidt potentiële schade aan hardware of potentieel
gegevensverlies aan en vertelt u hoe het probleem kan worden vermeden.
GEVAAR: Een GEVAAR-KENNISGEVING duidt op een risico op schade aan eigendommen,
lichamelijk letsel of overlijden.
Copyright © 2014 Dell Inc. Alle rechten voorbehouden. Dit product wordt beschermd door wetgeving voor
auteursrecht en intellectueel eigendom binnen en buiten de VS. Dell
en het Dell-logo zijn handelsmerken van Dell
Inc. in de Verenigde Staten en/of andere jurisdicties. Alle overige merken en namen in dit documenten kunnen
handelsmerken van hun respectieve eigenaren zijn.
2014 - 06
Rev. A00
Inhoudsopgave
1 Aan de computer werken.................................................................................... 5
Voordat u aan de computer gaat werken............................................................................................ 5
Aanbevolen hulpmiddelen.................................................................................................................... 6
Uw computer uitschakelen...................................................................................................................6
Nadat u aan de computer hebt gewerkt.............................................................................................. 7
2 Systeemoverzicht................................................................................................. 8
Indeling van het moederbord............................................................................................................... 9
3 Het verwijderen en installeren van onderdelen............................................ 11
De computerstandaard verwijderen................................................................................................... 11
De standaard plaatsen......................................................................................................................... 11
De achterkap verwijderen....................................................................................................................11
De achterplaat plaatsen.......................................................................................................................12
Het optische station verwijderen........................................................................................................ 12
Het optische station plaatsen..............................................................................................................13
De harde schijf verwijderen.................................................................................................................13
De harde schijf plaatsen...................................................................................................................... 15
De converterkaart verwijderen............................................................................................................15
De converterkaart plaatsen.................................................................................................................16
Het geheugen verwijderen..................................................................................................................16
Het geheugen installeren.................................................................................................................... 17
De afscherming van het moederbord verwijderen............................................................................ 17
De afscherming van het moederbord plaatsen................................................................................. 18
De warmteafleider verwijderen...........................................................................................................18
De warmteafleider plaatsen................................................................................................................ 19
De luidsprekers verwijderen................................................................................................................19
De luidsprekers plaatsen..................................................................................................................... 21
De VESA-bracket verwijderen.............................................................................................................22
De VESA-bracket plaatsen.................................................................................................................. 22
De systeemventilator verwijderen...................................................................................................... 23
De systeemventilator plaatsen............................................................................................................23
De kaart van de aan-uitknop verwijderen..........................................................................................23
De kaart van de aan-uitknop plaatsen............................................................................................... 24
Het moederbord verwijderen............................................................................................................. 25
Het moederbord plaatsen...................................................................................................................26
De beeldschermbracket verwijderen..................................................................................................27
De beeldschermbracket plaatsen.......................................................................................................28
De camera verwijderen.......................................................................................................................29
De camera plaatsen............................................................................................................................ 30
De microfoon verwijderen..................................................................................................................30
De microfoon plaatsen........................................................................................................................31
4 Installatie van het systeem................................................................................32
Bootsequence (Opstartvolgorde).......................................................................................................32
Navigatietoetsen..................................................................................................................................32
Opties voor Systeeminstallatie............................................................................................................33
Het BIOS updaten .............................................................................................................................. 43
Systeem- en installatiewachtwoord...................................................................................................43
Een systeem- en installatiewachtwoord toewijzen.....................................................................44
Verwijderen of wijzigen van een bestaand wachtwoord voor het systeem en/of de
installatie........................................................................................................................................44
5 Technische specificaties................................................................................... 46
6 Contact opnemen met Dell...............................................................................51
Contact opnemen met Dell................................................................................................................ 51
1
Aan de computer werken
Voordat u aan de computer gaat werken
Volg de onderstaande veiligheidsrichtlijnen om uw eigen veiligheid te garanderen en de computer tegen
mogelijke schade te beschermen. Tenzij anders aangegeven, wordt er bij elke procedure in dit document
van de volgende veronderstellingen uitgegaan:
U hebt de veiligheidsinformatie geraadpleegd die bij uw computer is geleverd.
Een onderdeel kan worden vervangen of, indien afzonderlijk aangeschaft, worden geïnstalleerd door
de verwijderingsprocedure in omgekeerde volgorde uit te voeren.
GEVAAR: Koppel alle voedingsbronnen los voordat u de computerbehuizing of -panelen opent.
Zodra u klaar bent met de werkzaamheden binnen de computer, plaatst u de behuizing en alle
panelen en schroeven terug voordat u de computer weer aansluit op de voedingsbron.
GEVAAR: Lees de veiligheidsinstructies die bij de computer zijn geleverd alvorens u
werkzaamheden binnen de computer uitvoert. Raadpleeg voor meer informatie over
veiligheidsrichtlijnen onze webpagina over wet- en regelgeving op
www.dell.com/
regulatory_compliance .
WAARSCHUWING: Een groot aantal reparaties mag alleen door een erkend servicemonteur
worden uitgevoerd. U mag alleen probleemoplossing en eenvoudige reparaties uitvoeren zoals
toegestaan volgens de documentatie bij uw product of zoals geïnstrueerd door het on line of
telefonische team voor service en ondersteuning. Schade die het gevolg is van onderhoud dat
niet door Dell is geautoriseerd, wordt niet gedekt door uw garantie. Lees de veiligheidsinstructies
die bij het product zijn geleverd en leef deze na.
WAARSCHUWING: Voorkom elektrostatische ontlading door uzelf te aarden met een
aardingspolsbandje of door regelmatig een ongeverfd metalen oppervlak aan te raken, zoals een
connector aan de achterkant van de computer.
WAARSCHUWING: Ga voorzichtig met componenten en kaarten om. Raak de componenten en
de contacten op kaarten niet aan. Pak kaarten vast bij de uiteinden of bij de metalen
bevestigingsbeugel. Houd een component, zoals een processor, vast aan de uiteinden, niet aan
de pinnen.
WAARSCHUWING: Verwijder kabels door aan de stekker of aan de kabelontlastingslus te trekken
en niet aan de kabel zelf. Sommige kabels zijn voorzien van een connector met borglippen. Als u
dit type kabel loskoppelt, moet u de borglippen ingedrukt houden voordat u de kabel verwijdert.
Trek connectoren in een rechte lijn uit elkaar om te voorkomen dat connectorpinnen verbuigen.
Ook moet u voordat u een kabel verbindt, controleren of beide connectoren op juiste wijze zijn
opgesteld en uitgelijnd.
OPMERKING: De kleur van uw computer en bepaalde onderdelen kunnen verschillen van de kleur
die in dit document is afgebeeld.
5
Om schade aan de computer te voorkomen, moet u de volgende instructies opvolgen voordat u in de
computer gaat werken.
1. Zorg ervoor dat het werkoppervlak vlak en schoon is, om te voorkomen dat de computerkap bekrast
raakt.
2. Schakel uw computer uit (zie Uw computer uitschakelen).
WAARSCHUWING: Wanneer u een netwerkkabel wilt verwijderen, moet u eerst de connector
van de netwerkkabel uit de computer verwijderen en daarna de netwerkkabel loskoppelen
van het netwerkapparaat.
3. Verwijder alle stekkers van netwerkkabels uit de computer.
4. Haal de stekker van de computer en van alle aangesloten apparaten uit het stopcontact.
5. Houd de aan-uitknop ingedrukt terwijl de stekker van de computer uit het stopcontact is verwijderd
om het moederbord te aarden.
6. Verwijder de kap.
WAARSCHUWING: Raak onderdelen pas aan nadat u zich hebt geaard door een ongeverfd
metalen oppervlak van de behuizing aan te raken, zoals het metaal rondom de openingen
voor de kaarten aan de achterkant van de computer. Raak tijdens het werken aan uw
computer af en toe een ongeverfd metalen oppervlak aan om eventuele statische
elektriciteit, die schadelijk kan zijn voor interne componenten, te ontladen.
Aanbevolen hulpmiddelen
Bij de procedures in dit document heeft u mogelijk de volgende hulpmiddelen nodig:
Kleine sleufkopschroevendraaier
Kruiskopschroevendraaier
Klein plastic pennetje
Uw computer uitschakelen
WAARSCHUWING: U voorkomt gegevensverlies door alle gegevens in geopende bestanden op te
slaan en de bestanden te sluiten. Sluit vervolgens alle geopende programma's voordat u de
computer uitzet.
1. Sluit het besturingssysteem af:
In Windows 8:
Het gebruik van een apparaat met aanraakfunctie:
a. Beweeg vanaf de rechterrand van het scherm om het Charms-menu te openen en
selecteer Settings (Instellingen).
b. Selecteer het en selecteer vervolgens Shut down (Afsluiten).
Het gebruik van een muis:
a. Wijs naar de hoek rechtsboven in het scherm en klik op Settings.(Instellingen).
b. Klik op het en selecteer Shut down (Afsluiten).
In Windows 7:
6
1. Klik op Start .
2. Klik op Shutdown (Afsluiten).
of
1. Klik op Start .
2. Klik op de pijl in de linkeronderhoek van het menu Start, zoals hieronder wordt getoond, en
klik vervolgens op Shutdown (Afsluiten).
2. Controleer of alle op de computer aangesloten apparaten uitgeschakeld zijn. Houd de aan-uitknop
zes seconden ingedrukt, indien uw computer en aangesloten apparaten niet automatisch worden
uitgeschakeld wanneer u het besturingssysteem afsluit.
Nadat u aan de computer hebt gewerkt
Nadat u onderdelen hebt vervangen of geplaatst, moet u controleren of u alle externe apparaten, kaarten,
kabels etc. hebt aangesloten voordat u de computer inschakelt.
1. Plaats de kap terug.
WAARSCHUWING: Als u een netwerkkabel wilt aansluiten, sluit u de kabel eerst aan op het
netwerkapparaat en sluit u de kabel vervolgens aan op de computer.
2. Sluit alle telefoon- of netwerkkabels aan op uw computer.
3. Sluit uw computer en alle aangesloten apparaten aan op het stopcontact.
4. Zet de computer aan.
5. Controleer of de computer goed functioneert door Dell Diagnostics (Dell-diagnostiek) uit te voeren.
7
2
Systeemoverzicht
Afbeelding 1. Binnenaanzicht – 1
1. geheugenschild
2. moederbordschild
3. onderste kap
4. kaart van de aan-uitknop
5. harde schijf
6. VESA-bracket
7. optisch station
8. converterkaart
8
Afbeelding 2. Binnenaanzicht – 2
1. WLAN-kaart
2. geheugenmodule
3. voeding
4. moederbord
5. luidspreker
6. beeldschermbracket
7. systeemventilator
8. warmteafleider
9. camera
10. microfoon
Indeling van het moederbord
In de volgende afbeelding wordt de indeling van het moederbord van de computer weergegeven.
9
1. SD-geheugenkaartlezer
2. geheugenmodule
3. luidsprekerconnector
4. connector voor touch
5. connector voor besturingskaart
6. HDD-connector
7. ODD-connector
8. SATA-stroomconnector
9. connector van de converterkaart
10. stroomconnector 2
11. stroomconnector 1
12. connector voor systeemventilator
13. connector voor processor
14. knoopbatterij
15. WLAN-connector
16. LVDS-connector
17. camera
10
3
Het verwijderen en installeren van
onderdelen
Deze paragraaf beschrijft gedetailleerd hoe de onderdelen moeten worden verwijderd uit, of worden
geïnstalleerd in uw computer.
De computerstandaard verwijderen
1. Volg de procedures in Voordat u in de computer gaat werken.
2. Verwijder de afdekplaat van de standaard.
3. Verwijder de schroeven waarmee de standaard aan de computer is bevestigd en verwijder de
standaard uit de computer.
De standaard plaatsen
1. Lijn de standaard uit op de computer en draai de schroeven aan om de standaard op de computer te
bevestigen.
2. Plaats en druk het paneel op de computer totdat hij vastklikt.
3. Plaats de afdekplaat van de standaard.
4. Volg de procedures in nadat u werkzaamheden aan de binnenkant van uw computer heeft verricht.
De achterkap verwijderen
1. Volg de procedures in Voordat u in de computer gaat werken.
2. Verwijder:
a. afdekplaat van de standaard
11
b. standaard
3. Voer de volgende stappen uit zoals wordt getoond in de afbeelding:
a. Gebruik een pennetje om de randen van de computer [1] los te maken.
b. Verwijder de achterplaat van de computer [2].
De achterplaat plaatsen
1. Plaats de achterplaat op de computer.
2. Druk op de hoeken van de achterplaat om deze op de computer vast te zetten.
3. Plaats:
a. standaard
b. afdekplaat van de standaard
4. Volg de procedures in nadat u werkzaamheden aan de binnenkant van uw computer heeft verricht.
Het optische station verwijderen
1. Volg de procedures in Voordat u in de computer gaat werken.
2. Verwijder:
a. afdekplaat van de standaard
b. standaard
c. achterplaat
3. Verwijder de schroef waarmee het optische station aan de computer is bevestigd. Schuif het optische
station uit de computer.
12
Het optische station plaatsen
1. Schuif het optische station naar de computer en draai de schroef aan om deze te bevestigen.
2. Plaats:
a. achterplaat
b. standaard
c. afdekplaat van de standaard
3. Volg de procedures in nadat u werkzaamheden aan de binnenkant van uw computer heeft verricht.
De harde schijf verwijderen
1. Volg de procedures in Voordat u in de computer gaat werken.
2. Verwijder:
a. afdekplaat van de standaard
b. standaard
c. achterplaat
3. Voer de volgende stappen uit zoals wordt getoond in de afbeelding:
a. Duw tegen de bracket van de harde schijf om deze los te maken uit de vergrendeling [1].
b. Til de harde schijf aan één rand omhoog [2].
13
4. Schuif en verwijder de harde schijf om bij de kabel van de harde schijf te kunnen.
5. Koppel de kabel van de harde schijf los van de harde schijf en verwijder deze uit de computer.
6. Duw de bracket van de harde schijf uit elkaar om de harde schijf los te maken. Verwijder de harde
schijf uit de bracket.
14
De harde schijf plaatsen
1. Schuif de harde schijf in de hardeschijfbracket.
2. Sluit de kabel van de harde schijf aan op de harde schijf en lijn de harde schijf uit op de sleuf in de
computer.
3. Plaats:
a. achterplaat
b. standaard
c. afdekplaat van de standaard
4. Volg de procedures in nadat u werkzaamheden aan de binnenkant van uw computer heeft verricht.
De converterkaart verwijderen
1. Volg de procedures in Voordat u in de computer gaat werken.
2. Verwijder:
a. afdekplaat van de standaard
b. standaard
c. achterplaat
3. Koppel de kabels los van de converterkaart. Verwijder de schroeven en til de converterkaart uit de
computer.
15
De converterkaart plaatsen
1. Draai de schroeven aan om de converterkaart aan de computer te bevestigen. Sluit de kabels aan op
de converterkaart.
2. Plaats:
a. achterplaat
b. standaard
c. afdekplaat van de standaard
3. Volg de procedures in nadat u werkzaamheden aan de binnenkant van uw computer heeft verricht.
Het geheugen verwijderen
1. Volg de procedures in Voordat u in de computer gaat werken.
2. Verwijder:
a. afdekplaat van de standaard
b. standaard
c. achterplaat
3. Voer de volgende stappen uit zoals wordt getoond in de afbeelding:
a. Schuif de kap van de geheugenmodule los uit de computer [1].
b. Verwijder de kap van de geheugenmodule uit de computer [2].
16
4. Peuter de borgklemmen weg van de geheugenmodule tot deze omhoog komt. Til en de
geheugenmodule omhoog en verwijder deze van zijn aansluiting.
Het geheugen installeren
1. Lijn de inkeping op de geheugenkaart uit met het lipje in de connector van het moederbord.
2. Druk de geheugenmodule omlaag totdat de ontgrendelingslipjes terugspringen om ervoor zorgen
dat de module goed bevestigd is.
3. Plaats de afdekplaat van de geheugenmodule op zijn plaats.
4. Plaats:
a. achterplaat
b. standaard
c. afdekplaat van de standaard
5. Volg de procedures in nadat u werkzaamheden aan de binnenkant van uw computer heeft verricht.
De afscherming van het moederbord verwijderen
1. Volg de procedures in Voordat u in de computer gaat werken.
2. Verwijder:
a. afdekplaat van de standaard
b. standaard
c. achterplaat
3. Voer de volgende stappen uit zoals wordt getoond in de afbeelding:
a. Verwijder de schroeven waarmee het moederbordschild aan de computer is bevestigd [1].
b. Til het moederbordschild uit de computer [2].
c. Verwijder het moederbordschild uit de computer [3].
17
De afscherming van het moederbord plaatsen
1. Lijn de afdekplaat van het moederbord uit op het moederbord. Draai de schroeven aan om de
afdekplaat aan de computer vast te zetten.
2. Plaats:
a. achterplaat
b. standaard
c. afdekplaat van de standaard
3. Volg de procedures in nadat u werkzaamheden aan de binnenkant van uw computer heeft verricht.
De warmteafleider verwijderen
1. Volg de procedures in Voordat u in de computer gaat werken.
2. Verwijder:
a. afdekplaat van de standaard
b. standaard
c. achterplaat
d. moederbordschild
3. Voer de volgende stappen uit zoals wordt getoond in de afbeelding:
a. Verwijder de schroef waarmee de warmteafleider aan de computer is bevestigd [1].
b. Verwijder de schroeven waarmee de CPU aan de computer [2] is bevestigd.
c. Til de warmteafleider omhoog om hem uit de computer [3] te verwijderen.
18
De warmteafleider plaatsen
1. Lijn de warmteafleider uit op het moederbord. Draai de schroeven aan om de warmteafleider aan de
computer te bevestigen.
2. Plaats:
a. moederbordschild
b. achterplaat
c. standaard
d. afdekplaat van de standaard
3. Volg de procedures in nadat u werkzaamheden aan de binnenkant van uw computer heeft verricht.
De luidsprekers verwijderen
1. Volg de procedures in Voordat u in de computer gaat werken.
2. Verwijder:
a. afdekplaat van de standaard
b. standaard
c. achterplaat
d. moederbordschild
3. Voer de volgende stappen uit zoals wordt getoond in de afbeelding:
a. Verwijder de schroeven waarmee de afdekplaat van de luidsprekers op de computer [1] is
bevestigd.
b. Maak de afdekplaat van de luidspreker los van de computer [2].
19
4. Verwijder afdekplaat van de luidsprekers uit de computer.
5. Voer de volgende stappen uit zoals wordt getoond in de afbeelding:
a. Trek de luidsprekerkabel los van het moederbord [1].
b. Maak de kabel los uit de lipjes op de computer [2].
20
6. Voer de volgende stappen uit zoals wordt getoond in de afbeelding:
a. Verwijder de schroeven waarmee de luidsprekers aan de computer [1] zijn bevestigd.
b. Verwijder de luidsprekers uit de computer [2].
De luidsprekers plaatsen
1. Lijn de luidsprekers uit op de computer. Draai de schroeven aan om de luidsprekers aan de computer
te bevestigen.
2. Lijn de luidsprekerkabels uit door de lipjes op de computer en sluit de luidsprekerkabel aan op het
moederbord.
3. Lijn de kap van de luidspreker uit op de computer en draai de schroeven aan om hem vast te zetten.
4. Plaats:
21
a. moederbordschild
b. achterplaat
c. standaard
d. afdekplaat van de standaard
5. Volg de procedures in nadat u werkzaamheden aan de binnenkant van uw computer heeft verricht.
De VESA-bracket verwijderen
1. Volg de procedures in Voordat u in de computer gaat werken.
2. Verwijder:
a. afdekplaat van de standaard
b. standaard
c. achterplaat
3. Voer de volgende stappen uit zoals wordt getoond in de afbeelding:
a. Verwijder de schroeven waarmee de VESA-bracket aan de computer is bevestigd [1].
b. Verwijder de VESA uit de computer [2].
De VESA-bracket plaatsen
1. Lijn de VESA-bracket uit op de computer. Draai de schroeven vast om hem aan de computer te
bevestigen.
2. Plaats:
a. achterplaat
b. standaard
c. afdekplaat van de standaard
3. Volg de procedures in nadat u werkzaamheden aan de binnenkant van uw computer heeft verricht.
22
De systeemventilator verwijderen
1. Volg de procedures in Voordat u in de computer gaat werken.
2. Verwijder:
a. afdekplaat van de standaard
b. standaard
c. achterplaat
d. Moederbordschild
e. VESA-bracket
3. Voer de volgende stappen uit zoals wordt getoond in de afbeelding:
a. Koppel de kabel van de systeemventilator los van het moederbord [1].
b. Verwijder de schroeven waarmee de systeemventilatormodule is bevestigd [2].
c. Verwijder de systeemventilator uit de computer [3].
De systeemventilator plaatsen
1. Lijn de systeemventilator uit met de warmteafleider op de computer en draai de schroeven aan om
hem vast te zetten op de computer.
2. Sluit de kabel van de systeemventilator aan op het moederbord.
3. Plaats:
a. VESA-bracket
b. moederbordschild
c. achterplaat
d. standaard
e. afdekplaat van de standaard
4. Volg de procedures in nadat u werkzaamheden aan de binnenkant van uw computer heeft verricht.
De kaart van de aan-uitknop verwijderen
1. Volg de procedures in Voordat u in de computer gaat werken.
2. Verwijder:
23
a. afdekplaat van de standaard
b. standaard
c. achterplaat
3. Verwijder de tape waarmee de kaart van aan-uitknop aan de computer is bevestigd. Til de kaart van
de aan-uitknop omhoog om bij de kabel te kunnen.
4. Koppel de kabel van de aan-uitknop los van de kaart van de aan-uitknop om deze uit de computer te
verwijderen.
De kaart van de aan-uitknop plaatsen
1. Plaats de kaart van de aan-uitknop in betreffende sleuf op de computer en breng de tape aan op de
kaart te bevestigen. Sluit de kabel van de aan-uitknop aan op de kaart van de aan-uitknop.
2. Plaats:
a. achterplaat
b. standaard
c. afdekplaat van de standaard
3. Volg de procedures in nadat u werkzaamheden aan de binnenkant van uw computer heeft verricht.
24
Het moederbord verwijderen
1. Volg de procedures in Voordat u in de computer gaat werken.
2. Verwijder:
a. afdekplaat van de standaard
b. standaard
c. achterplaat
d. geheugen
e. VESA-bracket
f. moederbordschild
g. warmteafleider
h. WLAN-kaart
3. Koppel de volgende kabels los van het moederbord:
a. camerakabel
b. LVDS-kabel
c. kabel van de systeemventilator
d. kabel voor het optische station
e. kabel van de harde schijf
f. stroomkabels van harde schijf/optisch station
g. kabel van converterkaart
h. kabel van de aan-uitknop
i. kabel voor touch (indien beschikbaar)
j. luidsprekerkabel
4. Voer de volgende stappen uit zoals wordt getoond in de afbeelding:
a. Verwijder de schroeven waarmee het moederbord op de computer is bevestigd [1].
b. Schuif het moederbord om hem uit de computer los te maken [2].
25
5. Verwijder het moederbord uit de computer.
Het moederbord plaatsen
1. Plaats het moederbord in de computer.
2. Draai de schroeven vast om het moederbord te bevestigen aan de computer.
3. Sluit de volgende kabels aan op de systeemkaart:
a. camerakabel
b. LVDS-kabel
c. kabel van de systeemventilator
d. kabel voor het optische station
e. kabel van de harde schijf
26
f. stroomkabels van harde schijf/optisch station
g. kabel van converterkaart
h. kabel voor touch (indien beschikbaar)
i. kabel van de aan-uitknop
j. luidsprekerkabel
4. Plaats:
a. WLAN-kaart
b. warmteafleider
c. moederbordschild
d. VESA-bracket
e. geheugen
f. achterplaat
g. standaard
h. afdekplaat van de standaard
5. Volg de procedures in nadat u werkzaamheden aan de binnenkant van uw computer heeft verricht.
De beeldschermbracket verwijderen
1. Volg de procedures in Voordat u in de computer gaat werken.
2. Verwijder:
a. afdekplaat van de standaard
b. standaard
c. achterplaat
d. optisch station
e. harde schijf
f. geheugen
g. VESA-bracket
h. moederbordschild
i. luidsprekers
j. warmteafleider
k. systeemventilator
l. WLAN-kaart
m. converterkaart
n. moederbord
3. Maak de kabels van de LVDS, camera en converterkaart los uit de lipjes op de beeldschermbracket.
27
4. Verwijder de schroeven waarmee de beeldschermbracket op de computer is vastgezet. Til de
beeldschermbracket omhoog om hem uit de computer te verwijderen.
De beeldschermbracket plaatsen
1. Lijn de beeldschermbracket uit op de computer.
2. Draai de schroeven vast om de beeldschermbracket op de computer te bevestigen.
3. Plaats de kabels van de LVDS, camera en converterkaart door de betreffende lipjes op de
beeldschermbracket.
4. Plaats:
a. moederbord
b. converterkaart
28
c. WLAN-kaart
d. systeemventilator
e. warmteafleider
f. luidsprekers
g. moederbordschild
h. VESA-bracket
i. geheugen
j. harde schijf
k. optisch station
l. achterplaat
m. standaard
n. afdekplaat van de standaard
5. Volg de procedures in nadat u werkzaamheden aan de binnenkant van uw computer heeft verricht.
De camera verwijderen
1. Volg de procedures in Voordat u in de computer gaat werken.
2. Verwijder:
a. afdekplaat van de standaard
b. standaard
c. achterplaat
d. optisch station
e. harde schijf
f. geheugen
g. VESA-bracket
h. moederbordschild
i. luidsprekers
j. warmteafleider
k. systeemventilator
l. WLAN-kaart
m. converterkaart
n. moederbord
o. beeldschermbracket
3. Verwijder de schroeven waarmee de camera op de computer is bevestigd en maak de camera los uit
zijn sleuf om bij de kabel van de camera te kunnen.
29
4. Koppel de camerakabel los van de camera en verwijder de camera uit de computer.
De camera plaatsen
1. Sluit de camerakabel aan op de camera.
2. Lijn de camera uit in de betreffende sleuf en draai de schroeven vast om de camera aan de computer
te bevestigen.
3. Plaats:
a. beeldschermbracket
b. moederbord
c. converterkaart
d. WLAN-kaart
e. systeemventilator
f. warmteafleider
g. luidsprekers
h. moederbordschild
i. VESA-bracket
j. geheugen
k. harde schijf
l. optisch station
m. achterplaat
n. standaard
o. afdekplaat van de standaard
4. Volg de procedures in nadat u werkzaamheden aan de binnenkant van uw computer heeft verricht.
De microfoon verwijderen
1. Volg de procedures in Voordat u in de computer gaat werken.
2. Verwijder:
a. afdekplaat van de standaard
b. standaard
c. achterplaat
3. Voer de volgende stappen uit zoals wordt getoond in de afbeelding:
30
a. Verwijder de schroef waarmee de microfoon is bevestigd.
b. Koppel de microfoonkabel los van de microfoon.
c. Verwijder de microfoon uit de computer.
De microfoon plaatsen
1. Sluit de microfoonkabel aan op de microfoon.
2. Lijn de microfoon uit in de betreffende sleuf en draai de schroeven vast om de microfoon aan de
computer te bevestigen.
3. Plaats:
a. achterplaat
b. standaard
c. afdekplaat van de standaard
4. Volg de procedures in nadat u werkzaamheden aan de binnenkant van uw computer heeft verricht.
31
4
Installatie van het systeem
Met systeeminstallatie kunt u de hardware van uw computer beheren en de opties voor het BIOSniveau
opgeven. Vanaf de systeeminstallatie kunt u:
de NVRAM-instellingen wijzigingen na het toevoegen of verwijderen van hardware
de configuratie van de systeemhardware bekijken
geïntegreerde apparaten in- of uitschakelen
grenswaarden voor performance en stroombeheer instellen
de computerbeveiliging beheren
Bootsequence (Opstartvolgorde)
Met Opstartvolgorde kunt u het opstartapparaat dat in de systeeminstallatie gespecificeerd staat,
omzeilen en rechtstreeks vanaf een specifiek apparaat opstarten (bijvoorbeeld: optische schijf of vaste
schijf). Tijdens de Power-on Self Test (POST), wanneer het logo van Dell verschijnt, kunt u:
de systeeminstallatie openen door op <F2> te drukken
het eenmalige opstartmenu openen door op <F12> te drukken
In het eenmalige opstartmenu staat het apparaat waar het systeem vanaf kan opstarten en de optie voor
diagnostiek. De opties van het opstartmenu zijn:
Verwijderbare schijf (mits beschikbaar)
STXXXX schijf
OPMERKING: XXX staat voor het nummer van de SATA-schijf.
Optische schijf
Diagnostiek
OPMERKING: Na het selecteren van Diagnostiek wordt het scherm ePSA-diagnostiek geopend.
In het scherm voor de opstartvolgorde wordt ook de optie weergegeven voor het openen van het
scherm systeeminstallatie.
Navigatietoetsen
De volgende tabel geeft de navigatietoetsen weer voor het installeren van het systeem.
OPMERKING: Voor de meeste system setup-opties geldt dat de door u aangebrachte wijzigingen
wel worden opgeslagen, maar pas worden geëffectueerd nadat het systeem opnieuw is opgestart.
32
Tabel 1. Navigatietoetsen
Toetsen Navigatie
Pijl Omhoog Gaat naar het vorige veld.
Pijl Omlaag Gaat naar het volgende veld.
<Enter> Hiermee kunt u een waarde in het geselecteerde veld invullen (mits van toepassing)
of de verwijzing in het veld volgen.
Spatiebalk Vergroot of verkleint een vervolgkeuzelijst, Mits van toepassing).
<Tab> Gaat naar het focusveld.
OPMERKING: Alleen voor de standaard grafische browser.
<Esc> Gaat naar de vorige pagina totdat u het hoofdscherm bekijkt. Door in het
hoofdscherm op <Esc> te drukken, verschijnt een melding om de niet opgeslagen
wijzigingen op te slaan en het systeem opnieuw op te starten.
<F1> Hiermee wordt het hulpbestand voor de systeeminstallatie geopend.
Opties voor Systeeminstallatie
OPMERKING: Afhankelijk van uw computer en de geïnstalleerde apparaten kunnen de onderdelen
die in dit gedeelte worden vermeld wel of niet worden weergegeven.
Tabel 2. Algemeen
Optie Beschrijving
System Board Dit gedeelte bevat de belangrijkste
hardwarefuncties van de computer.
System Information
Memory Information (Geheugengegevens)
PCI Information (PCI-gegevens)
Processor Information (Processorgegevens)
Device Information (Apparaatgegevens)
Boot Sequence Hiermee kunt u de volgorde instellen waarin de
computer een besturingssysteem probeert te
vinden.
Boot Sequence
Diskettestation
SATA HDD-schijf
USB Storage Device (USB-opslagapparaat)
CD/DVD/CD-RW Drive (Cd/dvd/cd-rw-station)
Onboard NIC (NIC op kaart)
Boot List Option
Hiermee kunt u de optie voor de opstartlijst
wijzigen.
Legacy
UEFI
33
Optie Beschrijving
Advanced Boot Options Hiermee kunt u Legacy-optie ROM's inschakelen
Enabled Legacy Options ROMs (Standaard:
Enabled (Ingeschakeld)
Date/Time Hiermee kunt u de datum en tijd instellen. De
wijzigingen aan de systeemdatum- en tijd worden
direct van kracht.
Tabel 3. Systeemconfiguratie
Optie Beschrijving
Integrated NIC Hiermee kunt u de geïntegreerde
netwerkcontroller configureren. De opties zijn:
Enable UEFI Network Stack
Disabled (Uitgeschakeld)
Enabled (Ingeschakeld)
Enabled w/PXE (Ingeschakeld met PXE)
(Standaardinstelling)
Enabled w/Cloud Desktop (Ingeschakeld met
Cloud Desktop)
SATA Operation Hiermee kunt u de interne SATA-vaste-
schijfcontroller configureren. De opties zijn:
Disabled (Uitgeschakeld)
ATA
AHCI (standaardinstelling)
Drives Hiermee kunt u de diverse op de kaart ingebouwde
stations in- of uitschakelen:
SATA-0
SATA-1
Standaardinstelling: All drives are enabled (Alle
stations zijn ingeschakeld).
SMART Reporting Hiermee kunt u SMART-rapportage inschakelen op
harde schijven tijdens het opstarten van het
systeem.
Enable SMART Reporting (SMART-rapportage
inschakelen): deze optie is standaard
uitgeschakeld.
USB Configuration Hiermee kunt u de interne USB-configuratie in- of
uitschakelen. De opties zijn:
Enable Boot Support (Opstartondersteuning
inschakelen)
Rear USB Ports (USB-poorten achterzijde)
Poort 1 (links)
Poort 2 (midden links)
34
Optie Beschrijving
Poort 3 (midden rechts)
Poort 4 (rechts)
Side USB Ports (USB-poorten zijkant)
Poort 1 (boven)
Poort 2 (onder)
Standaardinstelling: All devices are enabled (Alle
apparaten zijn ingeschakeld).
Audio Hiermee kunt u de geluidsfunctie in- of
uitschakelen.
Enable Audio (Audio inschakelen)
Enable Microphone (Microfoon inschakelen)
Enable Internal Speaker (Interne luidspreker
inschakelen)
Standaardinstelling: All devices are enabled (Alle
apparaten zijn ingeschakeld).
OSD Button Management Hiermee kunt u de OSD-knoppen (On-Screen
Display) uitschakelen.
Disable OSD buttons (OSD-knoppen
uitschakelen)
Standaardinstelling: OSD buttons are not disabled
(OSD-knoppen zijn niet uitgeschakeld)
Miscellaneous Devices Hiermee kunt u de diverse op de kaart ingebouwde
apparaten in- of uitschakelen:
Enable Camera (Camera inschakelen): deze
optie is standaard geselecteerd.
Enable Media Card (Mediakaart inschakelen):
deze optie is standaard geselecteerd.
Disable Media Card (Mediakaart uitschakelen)
Tabel 4. Security (Beveiliging)
Optie Beschrijving
Admin Password Met dit veld kunt u het beheerderswachtwoord instellen,
wijzigen, of verwijderen (soms het installatiewachtwoord
genoemd). Het admin-wachtwoord zorgt voor enkele
beveiligingsfuncties.
Voor het station hoeft niet standaard een wachtwoord te
worden ingesteld.
Vul het oude wachtwoord in.
Vul het nieuwe wachtwoord in.
35
Optie Beschrijving
Bevestig het nieuwe wachtwoord.
System Password Met dit veld kunt u het systeemwachtwoord instellen,
wijzigen, of verwijderen. Het systeemwachtwoord zorgt
voor enkele beveiligingsfuncties.
Voor het station hoeft niet standaard een wachtwoord te
worden ingesteld.
Vul het oude wachtwoord in.
Vul het nieuwe wachtwoord in.
Bevestig het nieuwe wachtwoord.
Internal HDD_0 Password Hiermee kunt u het wachtwoord op de interne vaste schijf
(HDD) van de computer instellen, wijzigen of verwijderen.
Wijzigingen op dit wachtwoord worden direct van kracht. De
schijf heeft standaard geen wachtwoord.
Vul het oude wachtwoord in.
Vul het nieuwe wachtwoord in.
Bevestig het nieuwe wachtwoord.
Strong Password
Enforce strong password (Sterk wachtwoord verplicht):
deze optie is standaard uitgeschakeld.
Password Configuration Met dit veld wordt het minimum en maximum aantal tekens
bepaald voor de admin- en systeemwachtwoorden.
Admin Password Min (Minimum beheerderwachtwoord)
Admin Password Max (Maximum beheerderwoord)
System Password Min (Maximum systeemwachtwoord)
System Password Max (Maximum systeemwachtwoord)
Standaard is het minimumaantal tekens ingesteld op 4 en
het maximumaantal op 32.
Password Bypass Met deze optie kunt u tijdens het opnieuw opstarten van het
systeem het System Password (Systeemwachtwoord (tijdens
opstarten)) en het wachtwoord van de interne HDD
omzeilen.
Disabled (Uitgeschakeld): deze optie is standaard
geselecteerd.
Reboot bypass (Opnieuw opstarten omzeilen)
Password Change Hiermee kunt u bepalen of wijzigingen aan de
wachtwoorden voor het systeem en de harde schijven
toegestaan worden wanneer een beheerderswachtwoord is
ingesteld.
Allow Non-Admin Password Changes (Non-admin-
wachtwoordwijzigingen toestaan): deze optie is
standaard ingeschakeld.
TPM Security Hiermee kunt u instellen of de TPM (Trusted Platform
Module) in het systeem is ingeschakeld en zichtbaar is voor
het besturingssysteem.
36
Optie Beschrijving
TPM Security (TPM-beveiliging): deze otie is standaard
uitgeschakeld.
Computrace Hiermee kunt u de BIOS-module-interface van de optionele
Computrace Service van Absolute Software activeren,
deactiveren of uitschakelen.
Deactivate (Deactiveren): deze optie is standaard
uitgeschakeld.
Disable (Uitschakelen)
Activate (Activeren)
CPU XD Support Hiermee kunt u de modus Execute Disable (Uitvoeren
uitschakelen) van de processor in- en uitschakelen.
Enable CPU XD Support (CPU XD-ondersteuning
inschakelen): deze optie is standaard ingeschakeld.
Admin Setup Lockout Hiermee kunt u de optie om de setup te openen in- of
uitschakelen wanneer een beheerderwachtwoord is
ingesteld.
Enable Admin Setup Lockout (Blokkeren beheerder-
setup inschakelen): deze optie is standaard
uitgeschakeld.
Tabel 5. Secure Boot
Optie Beschrijving
Secure Boot Enable Hiermee kunt u de functie Beveiligd opstarten in-
of uitschakelen. De opties zijn:
Disabled (Uitgeschakeld) (standaard)
Enabled (Ingeschakeld)
Expert Key Management Hiermee kunt u de beveiligingssleuteldatabases
manipuleren alleen als het systeem in de
Aangepaste modus is. De optie Enable Custom
Mode (Aangepaste modus inschakelen) is
standaard uitgeschakeld. De opties zijn:
PK
KEK
db
dbx
Als u de Aangepaste modus inschakelt, verschijnen
de relevante opties voor PK, KEK, db en dbx. De
opties zijn:
Save to File (Opslaan naar bestand)- Hiermee
wordt de sleutel opgeslagen in een door de
gebruiker geselecteerd bestand.
Replace from File (Vervangen uit bestand)-
Vervangt de huidige sleutel met een sleutel uit
een door de gebruiker geselecteerd bestand.
Append from File (Toevoegen vanuit een
bestand)- Voegt een sleutel toe aan een
37
Optie Beschrijving
huidige database uit een door de gebruiker
geselecteerd bestand.
Delete (Verwijderen)- Verwijdert de
geselecteerde sleutel.
Reset All Keys (Alle sleutels resetten)- Reset
naar de standaardinstelling.
Delete All Keys (Alle sleutels verwijderen)-
hiermee verwijdert u alle sleutels.
OPMERKING: Als u de Aangepaste modus
uitschakelt, worden alle wijzigingen gewist en
de sleutels worden hersteld naar de
standaardinstellingen.
Tabel 6. Prestaties
Optie Beschrijving
Multi Core Support Hiermee wordt gespecificeerd of er voor het
proces één of alle kernen worden ingeschakeld. De
prestaties van sommige applicaties zal met de extra
kernen verbeteren.
All (Alle): deze optie is standaard ingeschakeld.
1
2
Intel SpeedStep Hiermee kunt u de functie Intel SpeedStep in- of
uitschakelen.
Standaardinstelling: Enable Intel SpeedStep (Intel
SpeedStep inschakelen)
C States Control Hiermee kunt u de aanvullende slaapstanden van
de processor in- of uitschakelen:
Standaardinstelling: Enabled (Ingeschakeld)
Limit CPUID Value Dit veld beperkt de maximumwaarde die de
Standard CPUID Function van de processor zal
ondersteunen.
Enable CPUID Technology (CPUID-technologie
inschakelen) (standaard Uitgeschakeld).
OPMERKING: Sommige besturingssystemen
zullen de installatie niet voltooien wanneer de
maximale CPUID-functie hoger is dan 3.
Intel TurboBoost Hiermee kunt u de Intel TurboBoost-modus van de
processor in- of uitschakelen. Deze optie is
standaard ingeschakeld.
Enable Intel TurboBoost (Intel TurboBoost
inschakelen): hiermee kan het Intel
TurboBoost-stuurprogramma de prestaties van
de CPU of grafische processor verhogen.
38
Tabel 7. Energiebeheer
Optie Beschrijving
AC Recovery Geeft aan hoe de computer zal reageren als de netstroom
wordt herstelt na een periode van stroomuitval. U kunt AC
Recovery instellen op:
Power Off (Uitgeschakeld, standaardinstelling)
Power On (Stroom aan)
Last Power State (Laatste energiestand)
Auto On Time Hiermee kunt u de tijd instellen waarop de computer
automatisch moet worden ingeschakeld. De opties zijn:
Disabled (Uitgeschakeld) (standaard)
Every Day (Elke dag)
Weekdays (Op werkdagen)
Select Days (Dagen selecteren)
Deep Sleep Control Hiermee kunt u de besturingen definiëren wanneer Deep
Sleep (Diepe slaap) is ingeschakeld.
Disabled (Uitgeschakeld)
Enabled in S5 only (Alleen ingeschakeld in S5)
Enabled in S4 and S5 Enabled (Ingeschakeld in S4 en S5)
Ingeschakeld
Fan Control Override Hiermee stelt u de snelheid van de systeemventilator in.
Deze optie is standaard uitgeschakeld.
Fan Control Override (Ventilatorbesturing overschrijven):
deze optie is standaard uitgeschakeld.
USB Wake Support Met deze optie kunt u instellen of USB-apparaten de
computer uit de stand-bystand mogen halen.
Enable USB Wake Support (Ondersteuning voor USB-
wekfunctie inschakelen): deze optie is standaard
ingeschakeld.
Wake on LAN/WLAN Hiermee kunt u de computer inschakelen vanuit de uit-stand
door een speciaal LAN/WLAN-signaal
Disabled (Uitgeschakeld)
LAN Only (Alleen LAN)
WLAN Only (Alleen WLAN)
LAN with PXE Boot (Opstarten via LAN met PXE)
Deze optie is standaard uitgeschakeld.
Block Sleep Hiermee kunt u voorkomen dat de computer naar de
slaapstand (S3 stand) gaat in OS Environment.
Block Sleep (S3 state) (Slaapstand blokkeren (S3-stand)):
deze optie is standaard uitgeschakeld.
Intel Smart Connect Technology De optie is standaard uitgeschakeld. Als de optie wordt
ingeschakeld, wordt regelmatig in de omgeving naar
draadloze verbindingen gezocht terwijl het systeem in de
slaapstand staat. De applicaties voor e-mail of sociale media
39
Optie Beschrijving
worden gesynchroniseerd die open waren toen het systeem
naar de slaapstand ging.
Smart Connection (Slimme verbinding)
Tabel 8. POST Behavior
Optie Beschrijving
Numlock LED Hiermee kunt u NumLock on inschakelen wanneer de
computer opstart. Deze optie is standaard ingeschakeld.
Enable Numlock LED (Led van Numlock inschakelen)
Keyboard Errors Hiermee kunt u toetsenbord-gerelateerde foutrapportage
inschakelen wanneer de computer opstart. Deze optie is
standaard ingeschakeld.
Enable Keyboard Error Detection (Detectie
toetsenbordfouten inschakelen)
Fastboot Hiermee kunt u het opstarten versnellen door enkele
compatibiliteitsstappen over te slaan. De opties zijn:
Minimal (Minimaal)
Thorough (Grondig): deze optie is standaard
geselecteerd.
Auto (Automatisch)
Tabel 9. Virtualisatie-ondersteuning
Optie Beschrijving
Virtualization Deze optie geeft aan of een Virtual Machine Monitor (VMM)
gebruik kan maken van de aanvullende
hardwaremogelijkheden die door Intel Vitalization
Technology worden geleverd.
Enable Intel Virtualization Technology (Intel-
virtualisatietechnologie inschakelen) : deze optie is
standaard ingeschakeld.
Tabel 10. Wireless (Draadloos)
Optie Beschrijving
Wireless Device Enable Hiermee kunt u de interne draadloze apparaten in- of
uitschakelen. De opties zijn WLAN/WIGIG (standaard
ingeschakeld)
Tabel 11. Maintenance (Onderhoud)
Optie Beschrijving
Service Tag Dit toont de servicetag van uw computer.
Asset Tag Hier kunt u een inventaristag voor de computer maken als er
nog geen inventaristag is ingesteld. Deze optie is standaard
niet ingesteld.
40
Optie Beschrijving
SERR Messages Hiermee wordt het SERR-meldingsmechanisme ingesteld.
Deze optie is standaard ingeschakeld. Voor sommige
grafische kaarten is vereist dat het SERR-
meldingsmechanisme is uitgeschakeld.
Enable SERR Messages (SERR-meldingen inschakelen)
Tabel 12. Cloud Desktop
Optie Beschrijving
Server Lookup Method Hier geeft u aan hoe de ImageServer het adres van de server
opzoekt.
Static IP (Vast IP-adres)
DNS (standaard ingeschakeld)
OPMERKING: Dit veld is alleen relevant wanneer de
optie Integrated NIC (Geïntegreerde netwerkkaart) in de
groep
System Configuration (Systeemconfiguratie) is
ingesteld op Enabled with ImageServer (Ingeschakeld
met ImageServer).
Server Name Toont de naam van de server.
Server IP Address Hiermee geeft u het primaire vaste IP-adres op van de
ImageServer waarmee de clientsoftware communiceert. Het
standaard-IP-adres is 255.255.255.255.
OPMERKING: Dit veld is alleen relevant wanneer de
optie
"Integrated NIC" (Geïntegreerde netwerkkaart) in
de groep "System Configuration" (Systeemconfiguratie)
is ingesteld op "Enabled with ImageServer"
(Ingeschakeld met ImageServer) en wanneer "Lookup
Method" (Opzoekmethode) is ingesteld op "Static IP"
(Vast IP-adres).
Server Port Toont de primaire IP-poort van de ImageServer, die door de
client wordt gebruikt om te communiceren. De standaard
IP-poort is 06910.
OPMERKING: Dit veld is alleen relevant wanneer de
optie
Integrated NIC (Geïntegreerde netwerkkaart) in de
groep System Configuration (Systeemconfiguratie) is
ingesteld op Enabled with ImageServer (Ingeschakeld
met ImageServer).
Client Address Method Hiermee geeft u op hoe de client het IP-adres verkrijgt.
Static IP (Vast IP-adres)
DHCP (standaard ingeschakeld)
OPMERKING: Dit veld is alleen relevant wanneer de
optie Integrated NIC (Geïntegreerde netwerkkaart) in de
groep System Configuration (Systeemconfiguratie) is
ingesteld op
Enabled with ImageServer (Ingeschakeld
met ImageServer).
41
Optie Beschrijving
Client IP Address Hiermee geeft u het vaste IP-adres van de client op. Het
standaard-IP-adres is 255.255.255.255.
OPMERKING: Dit veld is alleen relevant wanneer de
optie Integrated NIC (Geïntegreerde netwerkkaart) in de
groep
System Configuration (Systeemconfiguratie) is
ingesteld op Enabled with ImageServer (Ingeschakeld
met ImageServer) en wanneer Client DHCP op Static IP
(Vast IP) staat.
Client SubnetMask Hiermee geeft u het subnetmasker voor de client op. De
standaardinstelling is 255.255.255.255.
OPMERKING: Dit veld is alleen relevant wanneer de
optie Integrated NIC (Geïntegreerde netwerkkaart) in de
groep
System Configuration (Systeemconfiguratie) is
ingesteld op Enabled with ImageServer (Ingeschakeld
met ImageServer) en wanneer Client DHCP op Static IP
(Vast IP) staat.
Client Gateway Hiermee geeft u het gateway-IP-adres van de client op. De
standaardinstelling is 255.255.255.255.
OPMERKING: Dit veld is alleen relevant wanneer de
optie Integrated NIC (Geïntegreerde netwerkkaart) in de
groep
System Configuration (Systeemconfiguratie) is
ingesteld op Enabled with ImageServer (Ingeschakeld
met ImageServer) en wanneer Client DHCP op Static IP
(Vast IP) staat.
DNS IP Address Hiermee geeft u het DNS-IP-adres van de client op. De
standaardinstelling is 255.255.255.255.
Domain Name Toont de domeinnaam van de client.
Advanced Specificaties voor Advanced debugging (Geavanceerde
foutopsporing)
Verbose Mode (Verbose-modus) (standaard
uitgeschakeld)
Tabel 13. System Logs (Systeemlogboeken)
Optie Beschrijving
BIOS events Toont het logboek voor systeemgebeurtenissen; hiermee
kunt u het logboek wissen.
Clear Log (Logboek wissen)
42
Het BIOS updaten
Het wordt aanbevolen om uw BIOS (systeeminstallatie) te updaten, tijdens het vervangen van het
moederbord, of wanneer een update beschikbaar is. Bij laptops dient ervoor te worden gezorgd dat de
accu volledig is opgeladen en de notebook op de reguliere stroomvoorziening is aangesloten.
1. Start de computer opnieuw op.
2. Ga naar dell.com/support.
3. Vul de Service Tag of Express Service Code in en klik op Submit (Verzenden).
OPMERKING: Als u het serviceplaatje wilt vinden, klik dan op Waar is mijn serviceplaatje?
OPMERKING: Als u uw servicetag niet kunt vinden, klik dan op Mijn product detecteren. Ga
verder met de instructies op het scherm.
4. Als u het serviceplaatje niet kunt vinden, klik dan op de productcategorie van uw computer.
5. Kies in de lijst het producttype.
6. Selecteer uw computermodel en de Productondersteuningspagina van uw computer verschijnt.
7. Klik op Stuurprogramma's ophalen en klik op Alle stuurprogramma's tonen.
De pagina met de stuurprogramma's en downloads verschijnt.
8. Selecteer BIOS op het scherm voor stuurprogramma's en downloads, onder de vervolgkeuzelijst
Besturingssysteem.
9. Bepaal het nieuwste BIOS-bestand en klik op Download File (Bestand downloaden).
U kunt ook controleren voor welke stuurprogramma's een update nodig is. Als u dit voor uw product
wilt doen, klikt u op Systeem analiseren voor updates en volgt u de instructies op het scherm.
10. Selecteer uw voorkeursmethode voor het downloaden in het venster Selecteer hieronder uw
voorkeursmethode voor downloaden; klik op Download File (Bestand downloaden).
Het venster File Download (Bestand downloaden) wordt weergegeven.
11. Klik op Save (Opslaan) om het bestand op uw computer op te slaan.
12. Klik op Run (Uitvoeren) om de bijgewerkte BIOS-instellingen te installeren op uw computer.
Volg de aanwijzingen op het scherm.
Systeem- en installatiewachtwoord
U kunt ter beveiliging van uw computer een wachtwoord voor het systeem en de installatie aanmaken.
Type wachtwoord Beschrijving
System Password
(Systeemwachtwo
ord)
Wachtwoord dat moet worden ingevuld om aan uw systeem in te loggen.
Installatiewachtwo
ord
Wachtwoord dat moet worden ingevuld voor toegang en het aanbrengen van
wijzigingen aan de BIOS-instellingen van uw computer.
WAARSCHUWING: De wachtwoordfunctie zorgt voor een basisbeveiliging van de gegevens in uw
computer.
WAARSCHUWING: Iedereen heeft toegang tot de gegevens op uw computer als deze onbeheerd
en niet vergrendeld wordt achtergelaten.
43
OPMERKING: De wachtwoordfunctie is bij levering van uw computer uitgeschakeld.
Een systeem- en installatiewachtwoord toewijzen
U kunt een nieuw Systeemwachtwoord en/of Installatiewachtwoord toewijzen, of een bestaand
Systeemwachtwoord en/of Installatiewachtwoord alleen wijzigen wanneer
WachtwoordstatusOntgrendeld is. Als de wachtwoordstatus Vergrendeld is, kunt u het
systeemwachtwoord niet wijzigen.
OPMERKING: Als de wachtwoord-jumper is uitgeschakeld, worden de bestaande wachtwoorden
voor systeem en installatie verwijderd en heeft u geen systeemwachtwoord nodig om op de
computer in te loggen.
Druk voor het openen van een system setup na het aanzetten of opnieuw opstarten van de computer
meteen op <F2>.
1. Selecteer in het scherm System BIOS (Systeem BIOS), of System Setup (Systeeminstallatie) System
Security (Systeembeveiliging) en druk op <Enter>.
Het scherm Systeembeveiliging wordt geopend.
2. Controleer in het scherm Systeembeveiliging of de Wachtwoordstatus ontgrendeld is.
3. Selecteer Systeemwachtwoord, wijzig of verwijder het huidige systeemwachtwoord en druk op
<Enter> of <Tab>.
Hanteer de volgende richtlijnen om het systeemwachtwoord toe te kennen:
Een wachtwoord mag bestaan uit maximaal 32 tekens.
Het wachtwoord mag de nummers 0 t/m 9 bevatten.
Er mogen alleen kleine letters worden gebruikt.
Alleen de volgende speciale tekens zijn toegestaan: spatie, (”), (+), (,), (-), (.), (/), (;), ([), (\), (]), (`).
Vul het systeemwachtwoord op aangeven nogmaals in.
4. Vul hetzelfde systeemwachtwoord als daarvoor in en klik op OK.
5. Selecteer Installatiewachtwoord, vul het systeemwachtwoord in en druk op <Enter> of <Tab>.
Er verschijnt een melding om het installatiewachtwoord nogmaals in te vullen.
6. Vul hetzelfde wachtwoord als daarvoor in en klik op OK.
7. Druk op <Esc> waarna een melding verschijnt om de wijzigingen op te slaan.
8. Druk op <Y> om de wijzigingen op te slaan.
Hierna wordt de computer opnieuw opgestart.
Verwijderen of wijzigen van een bestaand wachtwoord voor het systeem
en/of de installatie
Zorg dat de Password Status (Wachtwoordstatus) in de systeeminstallatie ontgrendeld is voordat het
wachtoord voor het systeem en/of de installatie gewijzigd wordt. U kunt geen van beide wachtwoorden
verwijderen of wijzigen als de Password Status (Wachtwoordstatus) geblokkeerd is.
Druk na het aanzetten of opnieuw opstarten van de computer meteen op <F2>.
1. Selecteer in het scherm System BIOS (Systeem BIOS), of System Setup (Systeeminstallatie) System
Security (Systeembeveiliging) en druk op <Enter>.
Het scherm System Security (Systeembeveiliging) wordt geopend.
2. Controleer in het scherm System Security (Systeembeveiliging), of de Password Status ontgrendeld
is.
44
3. Selecteer System Password (Systeemwachtwoord), wijzig of verwijder het huidige
systeemwachtwoord en druk op <Enter> of <Tab>.
4. Selecteer Setup Password (Installatiewachtwoord), wijzig of verwijder het huidige
installatiewachtwoord en druk op <Enter> of <Tab>.
OPMERKING: Vul bij het wijzigen van het systeem- en/of installatiewachtwoord het nieuwe
wachtwoord in wanneer de melding daarvoor verschijnt. Als een van beide of beide
wachtwoorden wordt verwijderd, dient de melding daarover ook te worden bevestigd.
5. Druk op <Esc> waarna een melding verschijnt om de wijzigingen op te slaan.
6. Druk op <Y> om de wijzigingen op te slaan en de systeeminstallatie te verlaten.
Hierna wordt de computer opnieuw opgestart.
45
5
Technische specificaties
OPMERKING: Aanbiedingen kunnen per regio verschillen. De volgende specificaties worden in
naleving van de wet bij de computer meegeleverd. Ga voor meer informatie over de configuratie
van uw computer naar Help en ondersteuning in uw Windows-besturingssysteem en selecteer de
optie om informatie over uw computer te bekijken.
Tabel 14. System Information
Functie Specificatie
Type processor
Intel Core i3/i5 serie
Intel Celeron Dual Core
Intel Pentium Dual Core
Cachetotaal Maximaal 6 MB cache, afhankelijk van processortype
Chipset
Intel HM81 chipset
Tabel 15. Geheugen
Functie Specificatie
Type maximaal 1600 MHz, ongebufferde niet-ECC,
dubbelkanaals DDR3-configuratie
Connectoren twee interne toegankelijke DDR3 SODIMM-houders
Capaciteit 2 GB, 4 GB en 8 GB
Minimumgeheugen 2 GB
Maximum Memory 16 GB
Tabel 16. Video
Functie Specificatie
Videocontroller
Geïntegreerd Geïntegreerde Intel HD Graphics 4600 - Intel Core
i5
Geïntegreerde Intel HD Graphics 4400 - Intel Core
i3
Geïntegreerde Intel HD Graphics - Intel Pentium/
Celeron Dual Core
Los
AMD Radeon R5 A240
Videogeheugen:
46
Functie Specificatie
Geïntegreerd gedeeld geheugen
Los 1 GB DDR3
Tabel 17. Audio
Functie Specificatie
Controller ALC3661-CG (Realtek)
Luidspreker single 4 ohm, 2 W AVG luidsprekers met 2,5 W piek
ingebouwde luidsprekerversterker maximaal 6 W per kanaal
Ondersteuning ingebouwde microfoon enkele digitale microfoon
Geluidsregelaars
Knoppen voor geluid harder/zachter (alleen Windows 7),
programmamenu's en mediatoetsen op het toetsenbord
Tabel 18. Communicatie
Functie Specificatie
Netwerkadapter Intel 10/100/1000 Mbps Ethernet LAN op moederbord
Wireless (Draadloos) minikaart van half formaat
Wi-Fi 7260 agn/ac
Tabel 19. Kaarten
Functie Specificatie
M.2 één
Tabel 20. Weergaven
Functie Specificatie
Type 19,5 inch HD+ WLED
Maximale resolutie 1600 x 900
Vernieuwingssnelheid 60 Hz
Werkingshoek 170° (horizontaal) / 160° (verticaal)
Pixel pitch 0,27 mm
Afmetingen:
Hoogte 236,30 mm (9,30 inch)
Breedte 433,90 mm (17,08 inch)
Diagonaal 495,30 mm (19,50 inch)
47
Tabel 21. Drives
Functie Specificatie
Harde schijf één 2,5-inch SATA-station
Optisch station (optioneel) één DVD-ROM, DVD+/- RW
Tabel 22. Poorten en connectoren
Functie Specificatie
Audio: één universele poort voor audio-aansluiting/lijnuitgang
Netwerkadapter één RJ45-connector
USB 2.0 vier connectoren op het achterpaneel
USB 3.0 twee connectoren op het achterpaneel
Mediakaartlezer één 4-in-1 sleuf
Tabel 23. Voeding
Functie Specificatie
Type 180 W
Frequentie 50 Hz – 60 Hz
Spanning 100 V wisselstroom tot 240 V wisselstroom
Nominale uitgangsspanning 19,50 V gelijkstroom
Ingangsstroom 2,9 A Maximum
Uitgangsstroom +12,0 V output (+12VA – 10A & +12VB – 14,5A)
OPMERKING: +12VB nominaal bij 0,4 A wanneer in
stand-bymodus.
Afmetingen:
Hoogte 30,00 mm (1,18 inch)
Breedte 76,20 mm (3,00 inch)
Diepte 155,00 mm (6,10 inch)
Gewicht 0,58 kg (1,28 lb)
Temperatuurbereik:
Operationeel 0 °C tot en met 35 °C (30 °F tot en met 95 °F)
Opslag -40 °C tot en met 70 °C (-40 °F tot en met 158 °F)
Knoopbatterij CR2032-lithiumknoopbatterij van 3 V
48
Tabel 24. Camera (optioneel)
Functie Specificatie
Beeldresolutie 0,92 megapixel
videoresolutie 720p bij 30 FPS HD
Diagonale kijkhoek 74 graden
Tabel 25. Standaard
Functie Specificatie
Kantelen –5 graden tot 30 graden
Tabel 26. Fysieke afmetingen
Functie Zonder standaard Met standaard
Breedte
489,92 mm (19,29 inch)
489,92 mm (19,29 inch)
Hoogte
328,84 mm (12,95 inch) 385,58 mm (15,18 inch)
Diepte:
niet-touch
67,62 mm (2,66 inch) 204,58 mm (8,05 inch)
met touch
66,72 mm (2,63 inch) 204,97 mm (8,07 inch)
Gewicht:
niet-touch
4,18 kg tot en met 4,37 kg (9,21 lb
tot en met 9,63 lb)
5,68 kg tot en met 5,87 kg
(12,52 lb tot en met 12,94 lb)
met touch
4,87 kg tot en met 5,06 kg (10,74 lb
tot en met 11,15 lb)
6,37 kg tot en met 6,56 kg
(14,04 lb tot en met 14,46 lb)
Standaard (Breedte x diepte) 200,00 mm (7,87 inch) x 200,00 mm (7,87 inch)
OPMERKING: Het gewicht van uw computer kan afwijken, afhankelijk van de bestelde configuratie
en de verschillende mogelijkheden van de fabrikant.
Tabel 27. Schakelaars en lampjes
Functie Specificatie
Lampje aan-uitknop Wit lampje: continu brandend wit lampje geeft aan dat
de computer aan staat; een knipperend wit lampje geeft
aan dat de computer in de slaapstand staat.
Lampje schijfactiviteit Wit lampje: een knipperend wit lampje geeft aan dat de
computer gegevens leest van de vast schijf of hier
gegevens naartoe schrijft.
Camera LED Wit lampje: constant wit lampje geeft aan dat de camera
aan staat.
49
Functie Specificatie
Achterpaneel:
Lampje voor de verbindingsintegriteit op
de geïntegreerde netwerkadapter:
Groen lampje: er is een goede 10 Mbps-verbinding
tussen het netwerk en de computer.
Groen lampje: er is een goede 100 Mbps-verbinding
tussen het netwerk en de computer.
Oranje lampje: er is een goede 1000 Mbps-verbinding
tussen het netwerk en de computer.
Uit (lampje brandt niet): de computer detecteert geen
fysieke verbinding met het netwerk.
Lampje voor netwerkactiviteit op de
ingebouwde netwerkadapter
Geel lampje: een geel knipperend lampje geeft aan dat
er activiteit is op het netwerk.
Diagnostisch lampje voeding Groen lampje: de voeding is ingeschakeld en werkt. De
stroomkabel moet in de aansluiting (op de achterzijde
van de computer) en in het stopcontact worden
gestoken.
Tabel 28. Omgeving
Functie Specificatie
Temperatuurbereik:
Operationeel 5 °C tot 35 °C (41 °F tot 95 °F)
Opslag -40 °C tot 65 °C (-40 °F tot 149 °F)
Relatieve vochtigheid (maximum):
Operationeel 10% tot 90% (niet-condenserend)
Opslag 10% tot 95% (niet-condenserend)
Maximumvibratie:
Operationeel 0,66 GRMS
Opslag 1,30 GRMS
Maximumimpact:
Operationeel 110 G
Opslag 160 G
Hoogte:
Operationeel –15,20 m tot 3048 m (–50 ft tot 10.000 ft)
Opslag –15,20 m tot 10.668 m (–50 ft tot 35.000 ft)
Mate van luchtvervuiling G2 of lager, zoals gedefinieerd door ANSI/ISA-
S71.04-1985
50
6
Contact opnemen met Dell
Contact opnemen met Dell
OPMERKING: Als u geen actieve internetverbinding hebt, kunt u de contactgegevens vinden op de
factuur, de pakbon of in de productcatalogus van Dell.
Dell biedt diverse online en telefonische ondersteunings- en servicemogelijkheden. De beschikbaarheid
verschilt per land en product en sommige services zijn mogelijk niet beschikbaar in uw regio. Wanneer u
met Dell contact wilt opnemen voor vragen over de verkoop, technische ondersteuning of de
klantenservice:
1. Ga naar dell.com/support
2. Selecteer uw ondersteuningscategorie.
3. Zoek naar uw land of regio in het vervolgkeuzemenu Choose a Country/Region (Kies een land/regio)
bovenaan de pagina.
4. Selecteer de gewenste service- of ondersteuningslink.
51
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51

Dell OptiPlex 3030 All-In-One de handleiding

Type
de handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor