VOLTCRAFT HPS-16010 Operating Instructions Manual

Type
Operating Instructions Manual

Deze handleiding is ook geschikt voor

VOLTCRAFT IM INTERNET http://www.voltcraft.de
Impressum
Diese Bedienungsanleitung ist eine Publikation von Voltcraft
®
, Lindenweg 15, D-92242 Hirschau, Tel.-Nr. 0180/586 582 7
(www.voltcraft.de).
Alle Rechte einschließlich Übersetzung vorbehalten. Reproduktionen jeder Art, z.B. Fotokopie, Mikroverfilmung, oder die Erfassung in
elektronischen Datenverarbeitungsanlagen, bedürfen der schriftlichen Genehmigung des Herausgebers. Nachdruck, auch auszugswei-
se, verboten.
Diese Bedienungsanleitung entspricht dem technischen Stand bei Drucklegung. Änderung in Technik und Ausstattung vorbehalten.
© Copyright 2010 by Voltcraft
®
Impressum /legal notice in our operating instructions
These operating instructions are a publication by Voltcraft
®
, Lindenweg 15, D-92242 Hirschau/Germany, Phone +49 180/586 582 7
(www.voltcraft.de).
All rights including translation reserved. Reproduction by any method, e.g. photocopy, microfilming, or the capture in electronic data
processing systems require the prior written approval by the editor. Reprinting, also in part, is prohibited.
These operating instructions represent the technical status at the time of printing. Changes in technology and equipment reserved.
© Copyright 2010 by Voltcraft
®
Informations /légales dans nos modes d'emploi
Ce mode d'emploi est une publication de la société Voltcraft
®
, Lindenweg 15, D-92242 Hirschau/Allemagne, Tél. +49 180/586 582 7
(www.voltcraft.de).
Tous droits réservés, y compris de traduction. Toute reproduction, quelle qu'elle soit (p. ex. photocopie, microfilm, saisie dans des
installations de traitement de données) nécessite une autorisation écrite de l'éditeur. Il est interdit de le réimprimer, même par extraits.
Ce mode d'emploi correspond au niveau technique du moment de la mise sous presse. Sous réserve de modifications techniques et de
l'équipement.
© Copyright 2010 by Voltcraft
®
Colofon in onze gebruiksaanwijzingen
Deze gebruiksaanwijzing is een publicatie van de firma Voltcraft
®
, Lindenweg 15, D-92242 Hirschau/Duitsland, Tel. +49 180/586 582 7
(www.voltcraft.de).
Alle rechten, vertaling inbegrepen, voorbehouden. Reproducties van welke aard dan ook, bijvoorbeeld fotokopie, microverfilming of de
registratie in elektronische gegevensverwerkingsapparatuur, vereisen de schriftelijke toestemming van de uitgever. Nadruk, ook van
uittreksels, verboden.
Deze gebruiksaanwijzing voldoet aan de technische stand bij het in druk bezorgen. Wijziging van techniek en uitrusting voorbehouden.
© Copyright 2010 by Voltcraft
®
02_1010_01/AB
Diese Bedienungsanleitung gehört zu diesem Produkt. Sie enthält wichtige Hinweise zur Inbe-
triebnahme und Handhabung. Achten Sie hierauf, auch wenn Sie dieses Produkt an Dritte wei-
tergeben.
Heben Sie deshalb diese Bedienungsanleitung zum Nachlesen auf!
Eine Auflistung der Inhalte finden Sie in dem Inhaltsverzeichnis mit Angabe der entsprechenden
Seitenzahlen auf Seite 4.
These operating instructions belong with this product. They contain important information for
putting it into service and operating it. This should be noted also when this product is passed on
to a third party.
Therefore look after these operating instructions for future reference!
A list of contents with the corresponding page numbers can be found in the index on page 25.
Ce mode d'emploi appartient à ce produit. Il contient des recommandations en ce qui concerne
sa mise en service et sa manutention. Veuillez en tenir compte et ceci également lorsque vous
remettez le produit à des tiers.
Conservez ce mode d'emploi afin de pouvoir vous documenter en temps utile.!
Vous trouverez le récapitulatif des indications du contenu à la table des matières avec mention
de la page correspondante à la page 46.
Deze gebruiksaanwijzing hoort bij dit product. Er staan belangrijke aanwijzingen in betreffende
de ingebruikname en gebruik, ook als u dit product doorgeeft aan derden.
Bewaar deze handleiding zorgvuldig, zodat u deze later nog eens kunt nalezen!
U vindt een opsomming van de inhoud in de inhoudsopgave met aanduiding van de pagina-
nummers op pagina 67.
67
Inleiding
Geachte klant,
Wij danken u hartelijk voor het aanschaffen van dit Voltcraft®-product. Hiermee heeft u een uit-
stekend product in huis gehaald.
U hebt een kwaliteitsproduct aangeschaft dat ver boven het gemiddelde uitsteekt. Een product uit een
merkfamilie die zich op het gebied van meet-, laad-, en voedingstechniek met name onderscheidt door
specifieke vakkundigheid en permanente innovatie.
Met Voltcraft® worden gecompliceerde taken voor u als kieskeurige doe-het-zelver of als professionele
gebruiker al gauw kinderspel. Voltcraft® biedt u betrouwbare technologie tegen een buitengewoon voor-
delige prijs-kwaliteitverhouding.
Wij zijn ervan overtuigd: uw keuze voor Voltcraft is tegelijkertijd het begin van een lange en prettige
samenwerking.
Veel plezier met uw nieuwe Voltcraft®-product!
Inhoudsopgave
Inleiding ................................................................................................................................................67
Leveringsomvang ................................................................................................................................68
Voorgeschreven gebruik......................................................................................................................68
Bedieningselementen ..........................................................................................................................69
Veiligheidsvoorschriften en risico’s ..................................................................................................70
Functiebeschrijving..............................................................................................................................71
Ingebruikname......................................................................................................................................72
Aansluiting van het netsnoer ............................................................................................................72
Opstellen van het toestel ..................................................................................................................72
Algemeen..........................................................................................................................................72
Normaal gebruik................................................................................................................................74
Gebruik van opslagplaats “Preset” en “Set”......................................................................................76
Gebruik met afstandsbediening “Remote Ctrl”..................................................................................78
“SENSE”-functie (enkel HPS-11560) ..................................................................................................80
Beschermingsvoorzieningen ..............................................................................................................81
Uitschakeling bij overspanning..........................................................................................................81
Uitschakeling bij oververhitting..........................................................................................................81
Uitschakeling bij overbelasting..........................................................................................................81
Afvajverwijdering..................................................................................................................................84
Onderhoud en reiniging ......................................................................................................................84
Netzekering vervangen ....................................................................................................................84
Verhelpen van storingen......................................................................................................................85
Technische gegevens ..........................................................................................................................86
68
Leveringsomvang
Laboratoriumvoeding
Remote-aansluitbus
Netsnoer met randaarde
Gebruiksaanwijzing
Voorgeschreven gebruik
De programeerbare laboratoriumvoeding dient als potentiaalvrije DC-spanningsbron voor de aandrijving
van laagspanningsapparaten. De instelbare uitgang kan aan de voorkant tot max. 5 A en aan de achter-
kant tot de volledige nominale stroomsterkte worden ingesteld. De voorste uitgang is tot 5 Abegrensd en
beschermd tegen overbelasting. Bij een serieschakeling van de uitgangen van meerdere voedingen
kunnen aanraakgevaarlijke spanningen >75 V/DC opgewekt worden. Vanaf deze spanning moeten
omwille van veiligheidsredenen geïsoleerde leidingen/meetsnoeren worden gebruikt. De aansluiting
gebeurt aan de voorkant via 4 mm veiligheidsbussen, aan de achterkant via hogestroom-schroefklem-
bussen. De uitgangen (voor en achter) zijn met elkaar verbonden.
Er moeten voldoende gedimensioneerde aansluitkabels worden gebruikt. Een te
kleine ledingsdoorsnede kan tot oververhitting en brand leiden.
De uitgangsgegevens van de laboratoriumvoedingen zijn als volgt:
Type Uitgangsspanning Uitgangsstroom
HPS-11530 1 - 15 V/DC 0 - 30 A
HPS-11560 1 - 15 V/DC 0 - 60 A
HPS-13015 1 - 30 V/DC 0 - 15 A
HPS-13030 1 - 30 V/DC 0 - 30 A
HPS-16010 1 - 60 V/DC 0 - 10 A
De instelling van spanning en stroom wordt traploos via digitale draairegelaars met grove en fijne instel-
ling uitgevoerd, zodat een snelle en nauwkeurige instelling van de waarde mogelijk is. De waarden wor-
den aangegeven op een overzichtelijke display. De stroombegrenzing voor het gebruik met constante
stroom kan zonder kortsluitingsbrug vooraf worden ingesteld.
De netvoeding is op afstand bedienbaar. Via een externe spanning (0 - 5 V/DC) of via een externe
potentiometer (5 kOhm) kan de uitgangsspanning en de uitgangsstroom worden ingesteld. De DC-uit-
gang is via een schakelcontact in- en uitschakelbaar.
Bij model HPS-11560 is bovendien een afstandssensorfunctie (sense) beschikbaar. De spanningval bij
hoge laststromen kan zo worden gecompenseerd. De uitgangsspanning blijft direct aan de verbruiker abso-
luut stabiel en onafhankelijk van de last.
69
Drie vrij programmeerbare opslagplaatsen kunnen met verschillende voorgeschreven spanningen en
stroombegrenzingen worden bezet. De keuzeschakelaar bevindt zich aan de achterkant.
Het apparaat is bestand tegen overbelasting en kortsluitingen en beschikt over een veiligheidstempera-
tuuruitschakeling.
De laboratoriumvoeding voldoet aan veiligheidsklasse 1. Dit product is alleen goedgekeurd voor aansluit-
ing op een randgeaarde contactdoos met een gebruikelijke wisselspanning van 230 V/AC. .
Het gebruik onder inwerking van ongunstige omgevingsomstandigheden is niet toegestaan. Ongunstige
omstandigheden zijn:
- vocht of een te hoge luchtvochtigheid
- stof en brandbare gassen, dampen of oplossingsmiddelen.
- onweer resp. weersomstandigheden zoals sterk elektrostatische velden enz.
Een andere toepassing dan hierboven beschreven kan leiden tot beschadiging van het product.
Daarnaast bestaat het risico van bijv. kortsluiting, brand of elektrische schokken. Het complete product
mag niet worden veranderd of omgebouwd!
De veiligheidsvoorschriften dienen absoluut in acht te worden genomen!
Bedieningselementen
Zie uitklappagina
(1) Netschakelaar voor inbedrijfname (I = IN / O = UIT)
(2) Spanningsweergave “V”
(3) Stroomweergave “A”
(4) Statusindicator uitgang “C.V. (gebruik bij constante stroom)
(5) Statusindicator uitgang “C.C. (stroombegrenzing/gebruik bij constante stroom)
(6) Statusindicator “REAR CONTROL” geeft actieve afstandsbediening of gebruik met voorgeschre-
ven spanning aan
(7) Instelregelaar voor de spanning (met toetsfunctie voor grof-/fijnomschakeling)
(8) Instelregelaar voor de stroombegrenzing (met toetsfunctie voor grof-/fijnomschakeling)
(9) Aansluitbus minpool (max. 5 A!)
(10) Aansluitbus pluspool (max. 5A!)
(11) Hoge-lastaansluiting pluspool (schroefklem met busfunctie)
(12) Hoge-lastaansluiting minpool (schroefklem met busfunctie)
(13) Schuifschakelaar voor selectie van de 4 gebruiksmodi “MODE”
(14) Afstandssensoraansluiting “SENSE” (enkel bij HPS-11560)
(15)
Schuifschakelaar voor selectie van de drie vrij definieerbare voorgeschreven spanningsplaatsen “RECALL”
(16) Aansluiting afstandsbediening “Remote Control”
(17) Temperatuurgestuurde toestelventilator. Niet afdekken!
(18) Beschermcontact-koude apparaataansluiting voor netsnoer
(19) Zekeringhouder voor de netzekering
70
Veiligheidsvoorschriften en risico’s
Bij schade veroorzaakt door het niet opvolgen van de gebruiksaanwijzing, vervalt het
recht op garantie! Voor vervolgschade die hieruit ontstaat en voor materiële schade of
persoonlijk letsel veroorzaakt door ondeskundig gebruik of het niet opvolgen van de
veiligheidsvoorschriften, zijn wij niet verantwoordelijk!
Het apparaat heeft de fabriek in veiligheidstechnisch perfecte staat verlaten.
Volg de instructies en waarschuwingen in de gebruiksaanwijzing op om deze status van het apparaat te
handhaven en een veilige werking te garanderen! Let op de volgende symbolen:
Een uitroepteken in een driehoek wijst op belangrijke instructies in deze gebruiksaan-
wijzing die absoluut opgevolgd dienen te worden.
Een bliksemschicht in een driehoek waarschuwt voor een elektrische schok of een vei-
ligheidsbeperking van elektrische onderdelen in het apparaat.
Het “hand”-symbool vindt u bij bijzondere tips of instructies voor de bediening.
Alleen voor toepassing in droge binnenruimtes
Dit apparaat is CE-goedgekeurd en voldoet aan de betrokken Europese richtlijnen.
Aardklem; deze schroef mag niet worden losgedraaid
Meetapparaten en accessoires zijn geen speelgoed; houd deze buiten bereik van kinderen!
In industriële omgevingen dienen de Arbovoorschriften ter voorkoming van ongevallen met betrekking
tot elektrische installaties en bedrijfsmiddelen in acht te worden genomen.
In scholen, opleidingscentra, hobbyruimten en werkplaatsen moet door geschoold personeel voldoende
toezicht worden gehouden op het werken met apparaten op netvoeding.
Zorg dat uw handen, schoenen, kleding, de grond en de netvoeding absoluut droog zijn.
Bij het openen van deksels of het verwijderen van onderdelen, ook wanneer dit handmatig mogelijk is,
kunnen spanningvoerende delen worden blootgelegd.
Voordat het apparaat wordt geopend, moet deze van alle spanningsbronnen zijn losgekoppeld.
Condensators in het toestel kunnen nog geladen zijn, ook als het toestel van alle spanningsbronnen los-
gemaakt werd.
Schakel de laboratoriumvoeding apparaat nooit meteen in nadat ze van een koude in een warme ruimte
is gebracht. Het condenswater dat wordt gevormd, kan onder bepaalde omstandigheden het apparaat
beschadigen. Laat het apparaat uitgeschakeld op kamertemperatuur komen.
71
De voeding wordt warm tijdens gebruik; zorg voor voldoende ventilatie. Ventilatiesleuven mogen niet
worden afgedekt!
Stel het apparaat niet bloot aan direct zonlicht. Warmtebronnen in de onmiddellijke omgeving moeten
worden vermeden. Het toestel kan oververhit raken.
De voeding en aangesloten verbruikers mogen niet zonder toezicht in werking zijn.
Zet geen voorwerpen met vloeistoffen, bijv. vazen of planten, op of naast de voeding. Als het apparaat
omvalt, dan kan het toestel beschadigd raken en bestaat het gevaar van explosie of brand.
Tijdens het werken met voedingsapparaten is het dragen van metalen of geleidende sieraden, zoals ket-
tingen, armbanden, ringen o.i.d. verboden.
De voeding is niet voor toepassing op mensen en dieren toegestaan.
Stal het apparaat niet bloot aan mechanische belastingen. Een val van op geringe hoogte kan het appa-
raat reeds beschadigen. Trillingen moeten worden vermeden.
Wanneer kan worden aangenomen dat een veilig gebruik niet meer mogelijk is, mag het apparaat niet
meer worden gebruikt en moet het worden beveiligd tegen onbedoeld gebruik. U mag ervan uitgaan dat
een veilig gebruik niet meer mogelijk is indien:
- het apparaat zichtbaar is beschadigd,
- het apparaat niet meer functioneert en
- het product gedurende langere tijd onder ongunstige omstandigheden is opgeslagen of
- het apparaat tijdens transport zwaar is belast.
Neem ook de veiligheidsvoorschriften in acht, zoals die beschreven zijn in de afzonderlijke hoofdstukken
resp. in de gebruiksaanwijzingen van de aangesloten apparaten.
Functiebeschrijving
De laboratoriumvoeding werkt met geavanceerde schakel-technologie en actieve PFC (vermogenfactor-
correctie). Dit maakt een stabiele uitgangsspanning en een hoog rendement mogelijk. De gelijkspan-
ningsuitgangen zijn potentiaalvrij en voorzien van een veiligheidsontkoppeling ten opzichte van de net-
spanning. Bijkomend gebeurt de DC-aansluiting telkens via twee gekleurde veiligheidsbussen aan de
voorkant (max. 5A) en via twee hoge-lastschroefklemmen met bussen aan de achterkant (volledig nomi-
naal stroombereik).
Op het overzichtelijke dubbele display worden spanning en stroom weergegeven (V = Volt = eenheid van elek-
trische spanning, A = Ampère = eenheid van elektrische stroomsterkte) en de statusindicatoren bij toestelsto-
ringen.
Diverse beveiligingen, zoals bijvoorbeeld tegen overbelasting, stroombegrenzing, oververhitting enz.
werden voorzien voor een veilig en betrouwbaar gebruik.
De koeling van het apparaat gebeurt door een temperatuurgestuurde ventilator. Er moet bijgevolg worden
gelet op een voldoende luchtcirculatie.
Op de voeding kan de uitgangsspanning en de uitgangsstroom traploos worden ingesteld.
72
Ingebruikname
De voeding is geen lader. Gebruik voor het laden van accu’s geschikte laders
met een geschikte laaduitschakeling.
Bij langdurig gebruik met nominale last wordt het oppervlak van de behuizing
warm. Let op! Mogelijk gevaar op verbranden! Zorg daarom altijd voor voldoen-
de ventilatie rondom de voeding en gebruik deze nooit geheel of gedeeltelijk
afgedekt om eventuele schade te voorkomen.
Let er bij het aansluiten van een verbruiker op de voeding op dat deze uitge-
schakeld is. Een ingeschakelde verbruiker kan bij aansluiting op de uitgangskle-
men van de voeding leiden tot vonkvorming, wat op haar beurt kan leiden tot
beschadiging van de aansluitbussen resp. tot schade aan de aangesloten leidin-
gen en/of hun klemmen.
Schakel de voeding uit en koppel ze los van het net als ze niet wordt gebruikt. De
indicatoren blijven na het uitschakelen nog enkele seconden ingeschakeld om
de interne condensatoren te ontladen en de laatst ingestelde parameters op te
slaan.
Er dient absoluut op een voldoende grote leidingsdoorsnede van de DC-aans-
luitleidingen te worden gelet aangezien overbelasting tot een leidingbrand kan
leiden.
Aansluiting van het netsnoer
Verbind de meegeleverde netkabel met randaarde met de netaansluiting (18) van de voeding. Contro-
leer de aansluiting.
Verbind het netsnoer met een goedgekeurd stopcontact met randaarde. De totale lengte van de netka-
bels tot aan de contactdoos mag niet meer zijn dan 3 m.
Opstellen van het toestel
Plaats de laboratoriumvoeding op een stabiele, vlakke en degelijke ondergrond. Let er op, dat de ver-
luchtingsgleuven van het apparaat niet worden afgedekt.
Algemeen
De laboratoriumvoeding wordt gestuurd door microprocessoren en wordt via twee digitale instelrege-
laars (incrementele sensor zonder eindpositie) met toetsenfunctie bediend. Dit maakt fijne en grove
regeling via een regelaar mogelijk.
Na het inschakelen vindt er een systeemcontrole plaats. In de beide schermen (2 en 3) wordt de test-
status weergegeven. De volgorde van de meldingen is als volgt:
73
Weergave van de actuele softwarestand.
Segmenttest of de weergave met alle individuele segmenten functioneert.
Daarna volgt de test van de LED-indicatoren “C.V.”, “C.C.” en
“REAR CONTROL”.
Systeemtest van de beschermvoorzieningen begint.
De bescherming tegen overspanning wordt getest.
De bescherming tegen overbelasting wordt getest.
De bescherming tegen oververhitting wordt getest.
Ventilatortest. De ventilator wordt kort over het gehele toerentalbe-
reik getest. Het ventilatortoerental neemt kort daarop hoorbaar toe.
De afstandsbedieningsfunctie voor “Uitgang uit” wordt getest.
Na deze stap wordt naar de normale bedrijfsweergave omge-
schakeld.
De voeding laat het gebruik in 4 modi toe. Deze modi worden via een schuifschakelaar aan de achter-
kant “MODE” (13) geselecteerd. De volgende modi zijn mogelijk:
Normaal Normaal gebruik De instelling van spanning en stroom gebeurt aan de voorkant
Preset
Gebruik van opslagplaats. In het toestel kunnen drie voorgeschreven spanningen worden opgesla-
gen en via deze “Preset”-functie rechtstreeks worden geselecteerd. De keuze van de opslagplaats
gebeurt via de schuifschakelaar “RECALL” (15). De voorste instelregelaars zijn gedeactiveerd.
Remote Ctrl Gebruik met afstandsbediening. De voeding kan via een externe spanning of een externe
poti op afstand worden bediend. De afstandsinstelling kan voor spanning en stroom gebe-
uren. De voorste instelregelaars zijn gedeactiveerd.
Set Instelbedrijf. De drie preset-plaatsen kunnen vrij worden geprogrammeerd. Opslagplaats op
schuifschakelaar “RECALL” (15) selecteren en instellingen via instelregelaar (7, 8) instellen.
De individuele bedrijfsmodi worden hieronder uitgebreider beschreven.
74
Normaal gebruik
Bij normale werking laat de voeding zich via de voorste instelregelaar bedienen. Let .
erop dat de schuifschakelaar “MODE” zich in de stand “Normal” bevindt. Verwijder de
aangesloten verbruiker van de uitgang (9 en 10 of 11 en 12).
Schakel de voeding in via de aan/uit-schakelaar (1). Het display (2 en 3) licht op en na een korte zelftest
verschijnt de spannings- en stroomaanduiding.
Stel voor elke spanningsinstelling eerst de stroombegrenzing in. Een te hoge stroom-
waarde kan uw aansluitleidingen beschadigen, een te lage stroomwaarde (<1 A) kan
de uitgangsspanning begrenzen.
Stroombegrenzing instellen
De begrenzing van de uitgangsstroom is een beschermingsmechanisme, om de verbruiker of de aans-
luitdraden te beschermen. De stroombegrenzing kan zonder kortsluiting aan de uitgang vooraf worden
ingesteld. De voeding levert dan maximum de vooraf ingestelde stroom.
Verwijder de aangesloten verbruiker van de voeding.
Schakel de voeding in via de aan/uit-schakelaar (1). Het display (2 en 3) licht op en na een korte zelftest
verschijnt de spannings- en stroomaanduiding.
Stel de stroombegrenzing op de instelregelaar “CURRENT” volgens uw gebruik in. Draai aan de rege-
laar en de stroombegrenzingswaarde verschijnt.
Als er binnen de 3 seconden geen instelling gebeurt, schakelt het scherm naar
de actuele stroomaanduiding terug.
Om de stroombegrenzing in te stellen, draait u de instelregelaar naar links of rechts. Na het inschakelen
is het fijn-instelbereik (0,1 A) altijd actief. Dit wordt door een licht helderder getal weergegeven. Druk kort
vooraan op de draairegelaar. De decimaalwaarde (1,0 of 0,1) van het instelbereik verandert bij elke druk.
Wanneer u draait, verandert de waarde.
De instelling kan grof (bij de eenheden) of fijn (bij de tientallen) gebeuren.
Als de gewenste stroomwaarde werd ingesteld, schakelt het scherm na ca. 3 seconden automatisch
naar de normale weergave terug.
Wordt de vooraf ingestelde stroomsterkte tijdens het normale gebruik bereikt, dan
schakelt de voeding over op stroombegrenzing en vermindert daarbij de spannings-
waarde. Dit bedrijf wordt aangegeven met de rode statusindicatie “C.C.” (5).
75
Uitgangsspanning instellen
De uitgangsspanning kan op de instelregelaar “VOLTAGE” (7) worden ingesteld. De grove en fijne rege-
ling gebeurt op dezelfde wijze zoals bij de instelling van de stroombegrenzing.
Door het grote regelbereik is het mogelijk dat de spannignsinstelling ca. 1-2
seconden nodig heeft om van een hoge naar een lage spanningswaarde over te
gaan.
Bij normaal gebruik werkt het apparaat in de constante spanningsmodus. Dit betekent
dat de voeding een vooraf ingestelde, constante spanning afgeeft. Deze werking wordt
aangegeven met de groene statusindicator “C.V.” (4).
Aansluiten van een verbruiker
Let bij het aansluiten van een verbruiker op dat deze uitgeschakeld met de voe-
ding wordt verbonden. De max. stroomopname van de aan te sluiten verbruiker
mag de aanduidingen uit de technische gegevens niet overschrijden.
Bij het in serie schakelen van de uitgangen van meerdere voedingen ontstaan
aanraakgevaarlijke spanningen (> 75 VDC), die levensgevaarlijk kunnen zijn.
Vanaf deze spanning mogen alleen geïsoleerde accessoires (aansluitleidingen,
meetleidingen, enz.) worden gebruikt.
Voorkom het gebruik van niet-geïsoleerde leidingen en contacten. Deze lege
plaatsen dienen door geschikt, moeilijk ontvlambaar isolatiemateriaal of andere
maatregelen te worden afgedekt om tegen rechtsreeks contact en kortsluiting te
beschermen.
Let op een voldoende sectie van de geleiders voor de verwachte stroomsterkte.
Op de voeding zijn twee uitgangen beschikbaar. Deze uitgangen voeren altijd dezelfde uitgangsspan-
ning. Het verschil ligt echter in de stroombelastbaarheid.
Aan de voorste bussen (9 en 10) kan slechts een stroom van max. 5 A worden
afgenomen. Er is een automatische stroombegrenzing geïntegreerd.
De schroefbussen op de achterkant zijn voor de volledige nominale stroom
bestemd.
Vanaf 20 A uitgangsstroom is de schroefklemfunctie van de bussen aan de ach-
terkant aangewezen om een oververhitting van de steekbussen te vermijden.
Verwijder de aangesloten verbruiker van de uitgang.
Schakel de voeding in via de aan/uit-schakelaar (1). De bedrijfsindicator (2/3) licht op en op het display
worden spanning en stroom weergegeven.
Stel de parameters in naar wens zoals beschreven in het hoofdstuk “In gebruik nemen”.
Controleer nogmaals de correct ingestelde uitgangsspanning.
76
Verbind de pluspool (+) van de verbruiker met de rode bus „+“ en de minpool (-) met de blauwe bus „-„ van
de betreffende uitgang (vooraan = “AUX. OUTPUT”, achteraan = “MAIN OUTPUT”).
De aangesloten verbruiker kan nu worden ingeschakeld.
De stroomopname van de aangesloten verbruiker wordt op het display (3) in ampere
(A) weergegeven.
Gebruik van opslagplaats “Preset” en “Set”
Op het toestel kunnen drie voorgeschreven spanningen incl. stroominstellingen via de “Set”-functie wor-
den opgeslagen en via de “Preset”-functie rechtstreeks worden geselecteerd.
Af fabriek zijn alle drie opslagplaatsen (P1, P2, P3) vooringesteld.
Deze zijn als volgt toegewezen:
Geheugen P1 P2 P3
Type Spanning Stroom Spanning Stroom Spanning Stroom
HPS-11530 15 V
HPS-11560 15 V
HPS-13015 5 V Maximum 13,8 V Maximum 25 V Maximum
HPS-13030 25 V
HPS-16015 55 V
Let erop dat er geen verbruikers zijn aangesloten.
Activeer de “Preset”-functie via de schuifschakelaar “MODE” (13)
aan de achterkant. Zet de schakelaar in de stand “Preset”. De LED-
indicator “REAR CONTROL” (6) op de voorkant licht op. De voorste
draairegelaars zijn nu gedeactiveerd
77
Selecteer op de schuifschakelaar “RECALL” (15) aan de achterkant de overeenkomstige opslagplaats
“P1, P2 of P3”. De overeenkomstige uitgangsspanning wordt op de display (2) weergegeven.
De verbruiker kan worden aangesloten en ingeschakeld.
Om de voorgeschreven spanningsfunctie te deactiveren schuift u de schuifschakelaar “MODE” (13) terug
naar de positie “Normal”. De LED-indicator “REAR CONTROL” (6) dooft uit. Het wordt bij normaal gebruik
van de voeding omgeschakeld (DC-verbruiker altijd op voorhand verwijderen!)
Opslagplaats zelf toewijzen “Set”
Alle drie de opslagplaatsen kunnen met gebruikseigen waarden voor uitgangsspanning en stroombe-
grenzing worden ingevuld.
Let erop dat er geen verbruikers zijn aangesloten.
U gaat hiervoor als volgt te werk:
Activeer de “Set”-functie via de schuifschakelaar “MODE” (13)
aan de achterkant. Zet de schakelaar in de stand “Set”. De LED-
indicator “REAR CONTROL” (6) op de voorkant licht op.
Selecteer op de schuifschakelaar “RECALL” (15) aan de achterkant de overeenkomstige opslagplaats
“P1, P2 of P3”. De overeenkomstige waarden voor spanning en stroom worden op het display (2/3)
weergegeven.
Via de voorste draairegelaar (7 en 8) kunnen de gewenste uitgangsspanning en de stroombegrenzing
worden ingesteld.
Herhaal deze desgewenst deze stappen met de andere opslagplaatsen.
Als alle parameters zijn ingesteld, schuift u de schuifschakelaar “MODE” (13) terug naar de positie “Pre-
set” voor het gebruik met voorgeschreven spanning of de stand “Normal” voor standaardgebruik.
Opslagplaatsen naar de fabrieksinstellingen terugzetten
Schakel de voeding uit.
Druk vooraan gelijktijdig op de beide draairegelaars en houd deze ingedrukt.
Schakel uw voeding in. Nadat de indicatoren oplichten laat u beide draairegelaars los. De af fabriek voo-
ringestelde parameters zijn opnieuw beschibkaar.
78
Gebruik met afstandsbediening “Remote Ctrl”
Via de ingebouwde “Remote Control”-aansluiting van de afstandsbediening (16) kan de spannings- en
stroominstelling met een externe spanningsbron of door een externe, instelbare weerstand (kort “poti”)
gebeuren. De aansluiting van de afstandsbediening gebeurt met de “Remote Control”-inbouwstekker
(16) aan de achterkant. Voor de aansluiting werd een Remote-bus inbegrepen.
Bij gebruik met afstandsbediening moet de stroomstuurpad altijd mee aangeslo-
ten zijn, aangezien de uitgang anders in de stroombegrenzingsmodus “C.C.”
schakelt en de uitgangsspanning wordt begrensd.
Voorbereiding van de aansluiting van de afstandsbediening
Verwijder de zijdelingse schroeven van de ingebrepen steekbus en verwijder met een kleine draaibewe-
ging de voorste, zwarte contactbus.
Voer achteraan door de metalen huls vijf aansluitleidingen met een leidingsdoorsnede van minstens
0,34mm≈. Soldeer zorgvuldig deze leidingen aan de soldeerlippen nr. 1, 2, 3, 4 en 5 van de zwarte
contactbus vast. Let er daarbij op dat er geen kortsluiting ontstaat.
De nummers van de soldeerlippen zijn aan het zwarte isoleerlichaam aangebracht.
Markeer de losse leidingsuiteinden met de overeenkomstige contactnummers (1-5) om te voorkomen
dat ze verwisseld raken.
Plaats de zwarte contactbus in omgekeerde volgorde in de metalen huls en schroef deze zorgvuldig
vast.
De contacttoewijzing gebeurt als volgt:
Contact 1 Interne stuurspanning + 5 V/DC (<50 mA)
Contact 2 Spanningsinstelling
Contact 3 Stroominstelling
Contact 4 Referentiemassa (“Ground”)
Contact 5 Uitgang Aan/uit
Contact 6 - 8 Niet bezet
79
Sturing via externe spanningsbron
De voeding kan met een externe spanningsbron van 0 tot 5V/DC over het gehele bereik voor spanning
en stroom op afstand worden bediend.
Voor het vervangen gaat u als volgt te werk:
Verbind de aansluitleidingen van de Remote-bus zoals afgebeeld:
Spanningsinstelling “U”:
Aansluiting 2 tot pluspool (+) van de externe stu-
urspanning
Aansluiting 4 tot minpool (-) van de externe span-
ningsbron
De spanning op de aansluiting van de afstandsbediening mag 5V niet overschrij-
den
De aansluitingen mogen niet worden kortgesloten.
Schakel de voeding uit en verbind dan de Remote-bus met de Remote-aansluiting op de achterkant.
Schroef de buitenste bevestigingsring vast.
Regel de spanning van de externe spanningsbron op 0 V.
Schakel uw voeding in.
Stel de MODE-schakelaar in de positie “Remote Ctrl” op de achterkant in. De indicatie
“REAR CONTROL” licht op.
Via een externe spanningsbron kan nu de gewenste uitgangswaarde worden inge-
steld. Controleer het totale instelbereik op haar correcte werking. De uitgangsspanning
kan op het display worden gecontroleerd.
Sluit bij de controle van de stroomregelling de hoofduitgang (11, 12) aan de achterkant
met een voldoende dikke kabel kort (minst. 8 mm
2
). Controleer het totale instelbereik
op haar correcte werking.
Als de afstandsbedieningsfunctie niet meer nodig is, stelt u de MODE-schakelaar in de stand “Normal”
in.
Spanningsinstelling „I“:
Aansluiting 3 tot pluspool (+) van de externe stu-
urspanning
Aansluiting 4 tot minpool (-) van de externe span-
ningsbron
80
Sturing via een regelbare weerstand (Poti).
De voeding kan met een externe Poti (5 Kohm) over het gehele bereik voor spanning en stroom op
afstand worden bediend.
Voor het vervangen gaat u als volgt te werk:
Verbind de aansluitleidingen van de Remote-bus zoals afgebeeld:
Spanningsinstelling “U”:
Aansluiting 1 op het einde van de weerstand.
Aansluiting 2 op het middelste glijcontact van de
weerstand.
Aansluiting 4 op het tweede uiteinde van de weer-
stand.
De aansluitingen 1 en 4 mogen niet worden kortgesloten.
Schakel de voeding uit en verbind dan de Remote-bus met de Remote-aansluiting op de achterkant.
Schroef de buitenste bevestigingsring vast.
Schakel uw voeding in.
Stel de MODE-schakelaar in de positie “Remote Ctrl” op de achterkant in. De indicatie
“REAR CONTROL” licht op.
Via de externe poti kunnen de gewenste uitgangswaarden worden ingesteld. Contro-
leer het totale instelbereik op haar correcte werking. De uitgangsspanning kan op het
display worden gecontroleerd.
Sluit bij de controle van de stroomregelling de hoofduitgang (11, 12) aan de achterkant
met een voldoende dikke kabel kort (minst. 8 mm
2
). Controleer het totale instelbereik
op haar correcte werking.
Als de afstandsbedieningsfunctie niet meer nodig is, stelt u de MODE-schakelaar in de stand “Normal”
in.
Spanningsinstelling „I“:
Aansluiting 1 op het einde van de weerstand.
Aansluiting 3 op het middelste glijcontact van de
weerstand.
Aansluiting 4 op het tweede uiteinde van de weer-
stand.
81
Uitgang op afstand bedienen (aan/uit)
De DC-uitgang kan via een schakelcontact in- en uit worden geschakeld.
Voor het vervangen gaat u als volgt te werk:
Verbind de aansluitleidingen van de Remote-bus zoals afgebeeld.
Contacteer aansluitingen 4 en 5 met een potentiaalvrij schakelcontact.
Als de uitgang is uitgeschakeld, knipperen de statusindicatoren “C.V.” (4) en “C.C.” (5). Het uitleesven-
ster geeft daarop de huidige instellingen van de uitgangsspanning (2) en van de uitgangsstroom (3) aan.
Als de uitgang is uitgeschakeld, kunnen de uitgangswaarden met de instelregelaars voor spanning (7)
en stroombegrenzing (8) worden vastgelegd.
Aan de contacten 4 en 5 mag geen spanning worden aangelegd.
Schakel de voeding uit en verbind dan de Remote-bus met de Remote-aansluiting op de achterkant.
Schroef de buitenste bevestigingsring vast.
Schakel uw voeding in.
Stel de MODE-schakelaar in de positie “Remote Ctrl” op de achterkant in. De indicatie
“REAR CONTROL” licht op.
Bij een open schakelcontact is de DC-uitgang actief, bij een gesloten schakelcontact
wordt de DC-uitgang uitgeschakeld. Controleer de schakelfunctie op haar correcte
werking.
Bij een uitgeschakelde DC-uitgang verschijnt “O P OFF” op het display.
Als de afstandsbedieningsfunctie niet meer nodig is, stelt u de MODE-schakelaar in de stand “Normal”
in.
82
“SENSE”-functie (enkel HPS-11560)
De HPS 11560 heeft een automatische spanningsregeling voor de hoge-stroomuitgang aan de achter-
kant. Daartoe worden twee afzonderlijke meetlijnen parallel met de aansluitleidingen aangesloten. Op
deze beide meetleidingen wordt de spanningsval gemeten, die op de aansluitleidingen optreedt. Deze
spanningsval wordt door de laboratoriumvoeding in evenwicht gebracht zodat de werkelijk ingestelde
spanning aan de verbruiker is aangesloten.
Voor het vervangen gaat u als volgt te werk:
Verbind altijd eerst de toevoerleidingen van de voeding met de verbruiker. Let op de juiste polariteit.
Druk de klemmenontgrendeling op de SENSE-aansluiting aan de achterkant met een kleine schroeven-
draaier naar binnen en steek de leidingen in de klemopeningen. Controleer of ze vast zitten.
Verbind nu de beide “SENSE”-leidingen in de juiste poolrichting met de verbruiker. De leidingsdoorsne-
de voor de “SENSE”-leidingen moet minstens 0,34mm≈ bedragen.
Verwijder de verbindingen altijd in omgekeerde volgorde (eerste de “SENSE”-leidingen en dan de aans-
luitleidingen).
Let erop dat de SENSE-leidingen zo dicht mogelijk bij het aansluitpunt van de
verbruiker contact maken. Let beslist op de juiste polariteit.
Sluit de “SENSE”-leidingen nooit kort!
83
Beschermingsvoorzieningen
Er werden op de voeding verschillende automatische beschermvoorzieningen geïntegreerd die de voe-
ding tegen beschadigingen beschermen. De geactiveerde beschermvoorzieningen worden met letterco-
des op het display weergegeven en gelijktijdig wordt de DC-uitgang uit veiligheidsoverwegingen uitge-
schakeld.
Als een beschermvoorziening actief is, moet de verbruiker onmiddellijk worden
uitgeschakeld en van de voeding worden afgeklemd.
Om de uitgang te heractiveren, schakelt u de voeding uit. Wacht tot alle indicatoren zijn uitgedoofd.
Schakel de voeding opnieuw in. De voeding moet opnieuw normaal functioneren. Indien dit het geval
niet is, kunt u contact opnemen met onze klantenservice.
De volgende weergaven zijn mogelijk:
Uitschakeling bij overspanning
Aan de DC-uitgang werd een hogere vreemde spanning vastgesteld dan deze die
de voeding toestaat. De uitgang wordt uitgeschakeld.
Het spanningsniveau voor de uitschakeling zijn in de techn. gegevens vermeld.
Uitschakeling bij oververhitting
De geïntegreerde temperatuursensor heeft een te hoge systeemtemperatuur vast-
gesteld. Om oververhitting te voorkomen wordt de uitgang uitgeschakeld.
Schakel de voeding uit en laat minstens 30 minuten afkoelen. Controleer na het
inschakelen of de ventilator of de ventilatieopneningen geblokkeerd zijn. In de
inschakel-zelftestfase moet de ventilator hoorbaar lopen. Indien dit het geval niet is,
kunt u contact opnemen met onze klantenservice.
Uitschakeling bij overbelasting
Bij overbelasting aan de DC-uitgang wordt normaal gezien de stroombegrenzing
actief. Indien dit het geval niet is, wordt een tweede beschermfunctie actief.
Schakel onmiddellijk na het verschijnen van deze waarschuwingsmelding de voeding
uit en controleer de aansluitgegevens van de verbruiker. Verwijder de verbruiker van de
DC-uitgang van de leiding.
Schakel de voeding opnieuw in en controleer de functie. Als de foutmelding blijft
bestaan, kunt u contact opnemen met onze klantenservice.
84
Afvalverwijdering
Oude elektronische apparaten bevatten waardevolle materialen en behoren niet in het
huisvuil. Indien het apparaat onbruikbaar is geworden, dient het in overeenstemming
met de geldende wettelijke voorschriften te worden afgevoerd naar de gemeentelijke
verzamelplaatsen. Afvoer via het huisvuil is niet toegestaan.
Onderhoud en reiniging
Afgezien van een incidentele reiniging of het vervangen van een zekering is de laboratoriumvoeding
onderhoudsvrij. Gebruik voor het schoonmaken van het apparaat een schone, droge, antistatische en
pluisvrije reinigingsdoek zonder toevoeging van schurende, chemische en oplosmiddelhoudende reini-
gingsmiddelen.
Netzekering vervangen
Kan de laboratoriumvoeding niet meer ingeschakeld worden, dan werd waarschijnlijk de netbeveiliging
aan de achterzijde (19) geactiveerd.
Voor het vervangen van de netzekering gaat u als volgt te werk:
Schakel de netvoeding uit en verwijder alle aansluitsnoeren
en de stekker van het apparaat.
Druk met een geschikte sleufschroevendraaier de zekering-
houder (19) aan de achterkant met een hendelbeweging uit
de houder.
Vervang de defecte zekering door een nieuwe zwakstroomze-
kering (5x20 mm) van hetzelfde type en met dezelfde nominale stroomsterkte. De zekeringwaarde vindt
u in het hoofdstuk “Technische gegevens”.
Druk de zekeringinzet in de klem voor zekeringhouder.
85
Verhelpen van storingen
U heeft met deze laboratoriumvoeding een product aangeschaft dat betrouwbaar en veilig is in het
gebruik.
Toch kunnen zich problemen of storingen voordoen.
Hieronder vindt u enkele manieren om eventuele storingen te verhelpen:
Neem altijd de veiligheidsinstructies in acht!
Fout Mogelijke oorzaak
De voeding kan Brandt de bedrijfsindicator op de voeding (2)?
zich niet inschakelen. Controleer de netspanning (evt. netzekering in het apparaat
resp. de beveiligingsschakelaar in de kabel controleren).
Aangesloten verbruikers Is de juiste spanning ingesteld?
functioneren niet. Is de polariteit juist?
Controleer de technische gegevens van de verbruiker.
De indicatie “REAR CONTROL” De werking met afstandsbediening is geactiveerd. Stel de
licht op. Het toestel kan via de mal” schuifschakelaar “MODE” op de achterkant in de stand “Nor-
Draairegelaar kan niet worden bediend
.
Indicatie “O P OFF” licht op. De DC-uitgang werd via de uitgang van de afstandsbediening
(16) uitgeschakeld. Verwijder de verbinding tussen contact 4
en 5. De uitgang wordt opnieuw ingeschakeld.
De uitgangsstroom wordt 5 A De voorste aansluiting wordt tot max. 5 A begrensd. Voor hoge
re begrensd, hoewel de stromen sluit u de verbruiker aan de
stroominstelling hoger ligt. hoofduitgang aan de achterkant aan.
De indicatie “C.C.” licht op. Constante stroomwerking
De vooringestelde stroomsterkte werd overschreden. Contro-
leer de stroomopname van uw verbruiker en vergroot ev. de
stroombegrenzing van de voeding.
De indicatie “C.V.” licht op Constante spanningswerking
De voeding werkt normaal. Op de uitgang wordt de ingestelde,
constante spanning uitgegeven.
OVP Uitschakeling bij overspanning
Zie het hoofdstuk “Beschermvoorzieningen”
OtP Uitschakeling bij overtemperatuur
Zie het hoofdstuk “Beschermvoorzieningen”
OLP Uitschakelen bij overbelasting
Zie het hoofdstuk “Beschermvoorzieningen”
Controleer regelmatig de technische veiligheid van het apparaat, bijv. op beschadiging van de behuizing.
86
Zekeringen zijn vervangonderdelen, en worden niet door de garantie gedekt.
Andere reparaties dan hierboven beschreven, mogen uitsluitend door een erken-
de vakman worden uitgevoerd. Als u vragen heeft omtrent het gebruik van het
product, kunt u contact opnemen met onze technische helpdesk onder het vol-
gende telefoonnummer:
Voltcraft®, 92242 Hirschau, Lindenweg 15, Tel.nr. +49(0)180 / 586 582 7.
Technische gegevens
HPS-11530 HPS-11560 HPS-13015 HPS-13030 HPS-16010
Uitgangsvermogen 450 W 900 W 450 W 900 W 600 W
Uitgangsspanning 1 - 15 V/DC 1 - 15 V/DC 1 - 30 V/DC 1 - 30 V/DC 1 - 60 V/DC
Uitgangsstroom 0 - 30 A 0 - 60 A 0 - 15 A 0 - 30 A 0 - 10 A
Restspanning bij 5 mV/50 mA 5 mV/100 mA 5 mV/20 mA 5 mV/40 mA 5 mV/10 mA
Nominale last (eff.)
Spannings-
Regeling bij 50 mV
100% lastverandering
Spannings-
Regeling bij
20 mV
netinstabiliteit
(170 - 264 V/AC)
Stroom-
Regeling bij
150 mA 200 mA 100 mA 150 mA 100 mA
10 - 90%
Lastverandering
Stroom-
Regeling bij
50 mA
netinstabiliteit
(170 - 264 V/AC)
Weergavenauwkeurigheid
+/- (0,2% + 0,3 V), +/- (0,2% + 0,3 A)
OVP-uitschakelniveau +2 V (1 - 5 V) +2 V (1 - 5 V) +2 V (1 - 5 V) +2 V (1 - 5 V) +2 V (1 - 5 V)
van U-uitgang +3 V (5 - 15 V) +3 V (5 - 15 V) +3 V (5 - 20 V) +3 V (5 - 20 V) +3 V (5 - 20 V)
+4 V (20 - 30 V) +4 V (20 - 30 V) +4 V (20 - 60 V)
Bedrijfsspanning 220 - 240 V/AC 50/60 Hz
87
HPS-11530 HPS-11560 HPS-13015 HPS-13030 HPS-16010
Stroomopname 2.4 A 4.7 A 2.4 A 4.5 A 3,1 A
(max.)
Rendement 85% 85% 86% 86% 89%
Klokfrequentie 65 - 85 kHz 65 - 85 kHz 75 - 95 kHz 75 - 95 kHz 65 - 85 kHz
Arbeidsfactor met >0,95
aktieve PFC
Toestelventilator Temperatuurgestuurd (0 - 100%)
Netzekering T3,15AL250V T8AL250V T3,15AL250V T8AL250V T4AL250V
Traag (5 x 20 mm) Glasbuis Glasbuis Glasbuis Glasbuis Glasbuis
Bedrijfstemperatuur 0 tot +40 °C
Relatieve luchtvochtigheid
10 - 80%, niet condenserend
Veiligheidsklasse 1
Netaansluiting IEC 320 C14, toestel-inbouwstekker, IEC 320 C14
Gewicht 2.6 kg 3.2 kg 2.6 kg 3.2 kg 2.6 kg
Afmetingen 200 x 90 x 215 200 x 90 x 275 200 x 90 x 215 200 x 90 x 275 200 x 90 x 215
(B x H x D) mm
Veiligheid EN60950, EN61010
Bedrijfshoogte max. 2000 m boven de zeespeigel (N.N.)

Documenttranscriptie

VOLTCRAFT IM INTERNET http://www.voltcraft.de 쮕 Impressum Diese Bedienungsanleitung ist eine Publikation von Voltcraft®, Lindenweg 15, D-92242 Hirschau, Tel.-Nr. 0180/586 582 7 (www.voltcraft.de). Alle Rechte einschließlich Übersetzung vorbehalten. Reproduktionen jeder Art, z.B. Fotokopie, Mikroverfilmung, oder die Erfassung in elektronischen Datenverarbeitungsanlagen, bedürfen der schriftlichen Genehmigung des Herausgebers. Nachdruck, auch auszugsweise, verboten. Diese Bedienungsanleitung entspricht dem technischen Stand bei Drucklegung. Änderung in Technik und Ausstattung vorbehalten. © Copyright 2010 by Voltcraft®  Impressum /legal notice in our operating instructions These operating instructions are a publication by Voltcraft®, Lindenweg 15, D-92242 Hirschau/Germany, Phone +49 180/586 582 7 (www.voltcraft.de). All rights including translation reserved. Reproduction by any method, e.g. photocopy, microfilming, or the capture in electronic data processing systems require the prior written approval by the editor. Reprinting, also in part, is prohibited. These operating instructions represent the technical status at the time of printing. Changes in technology and equipment reserved. © Copyright 2010 by Voltcraft®  Informations /légales dans nos modes d'emploi Ce mode d'emploi est une publication de la société Voltcraft®, Lindenweg 15, D-92242 Hirschau/Allemagne, Tél. +49 180/586 582 7 (www.voltcraft.de). Tous droits réservés, y compris de traduction. Toute reproduction, quelle qu'elle soit (p. ex. photocopie, microfilm, saisie dans des installations de traitement de données) nécessite une autorisation écrite de l'éditeur. Il est interdit de le réimprimer, même par extraits. Ce mode d'emploi correspond au niveau technique du moment de la mise sous presse. Sous réserve de modifications techniques et de l'équipement. © Copyright 2010 by Voltcraft®  Colofon in onze gebruiksaanwijzingen Deze gebruiksaanwijzing is een publicatie van de firma Voltcraft®, Lindenweg 15, D-92242 Hirschau/Duitsland, Tel. +49 180/586 582 7 (www.voltcraft.de). Alle rechten, vertaling inbegrepen, voorbehouden. Reproducties van welke aard dan ook, bijvoorbeeld fotokopie, microverfilming of de registratie in elektronische gegevensverwerkingsapparatuur, vereisen de schriftelijke toestemming van de uitgever. Nadruk, ook van uittreksels, verboden. Deze gebruiksaanwijzing voldoet aan de technische stand bij het in druk bezorgen. Wijziging van techniek en uitrusting voorbehouden. © Copyright 2010 by Voltcraft® 02_1010_01/AB 쮕 Diese Bedienungsanleitung gehört zu diesem Produkt. Sie enthält wichtige Hinweise zur Inbetriebnahme und Handhabung. Achten Sie hierauf, auch wenn Sie dieses Produkt an Dritte weitergeben. Heben Sie deshalb diese Bedienungsanleitung zum Nachlesen auf! Eine Auflistung der Inhalte finden Sie in dem Inhaltsverzeichnis mit Angabe der entsprechenden Seitenzahlen auf Seite 4.  These operating instructions belong with this product. They contain important information for putting it into service and operating it. This should be noted also when this product is passed on to a third party. Therefore look after these operating instructions for future reference! A list of contents with the corresponding page numbers can be found in the index on page 25.  Ce mode d'emploi appartient à ce produit. Il contient des recommandations en ce qui concerne sa mise en service et sa manutention. Veuillez en tenir compte et ceci également lorsque vous remettez le produit à des tiers. Conservez ce mode d'emploi afin de pouvoir vous documenter en temps utile.! Vous trouverez le récapitulatif des indications du contenu à la table des matières avec mention de la page correspondante à la page 46.  Deze gebruiksaanwijzing hoort bij dit product. Er staan belangrijke aanwijzingen in betreffende de ingebruikname en gebruik, ook als u dit product doorgeeft aan derden. Bewaar deze handleiding zorgvuldig, zodat u deze later nog eens kunt nalezen! U vindt een opsomming van de inhoud in de inhoudsopgave met aanduiding van de paginanummers op pagina 67.  Inleiding Geachte klant, Wij danken u hartelijk voor het aanschaffen van dit Voltcraft®-product. Hiermee heeft u een uitstekend product in huis gehaald. U hebt een kwaliteitsproduct aangeschaft dat ver boven het gemiddelde uitsteekt. Een product uit een merkfamilie die zich op het gebied van meet-, laad-, en voedingstechniek met name onderscheidt door specifieke vakkundigheid en permanente innovatie. Met Voltcraft® worden gecompliceerde taken voor u als kieskeurige doe-het-zelver of als professionele gebruiker al gauw kinderspel. Voltcraft® biedt u betrouwbare technologie tegen een buitengewoon voordelige prijs-kwaliteitverhouding. Wij zijn ervan overtuigd: uw keuze voor Voltcraft is tegelijkertijd het begin van een lange en prettige samenwerking. Veel plezier met uw nieuwe Voltcraft®-product! Inhoudsopgave Inleiding ................................................................................................................................................67 Leveringsomvang ................................................................................................................................68 Voorgeschreven gebruik......................................................................................................................68 Bedieningselementen ..........................................................................................................................69 Veiligheidsvoorschriften en risico’s ..................................................................................................70 Functiebeschrijving..............................................................................................................................71 Ingebruikname ......................................................................................................................................72 Aansluiting van het netsnoer ............................................................................................................72 Opstellen van het toestel ..................................................................................................................72 Algemeen ..........................................................................................................................................72 Normaal gebruik................................................................................................................................74 Gebruik van opslagplaats “Preset” en “Set” ......................................................................................76 Gebruik met afstandsbediening “Remote Ctrl”..................................................................................78 “SENSE”-functie (enkel HPS-11560) ..................................................................................................80 Beschermingsvoorzieningen ..............................................................................................................81 Uitschakeling bij overspanning..........................................................................................................81 Uitschakeling bij oververhitting..........................................................................................................81 Uitschakeling bij overbelasting..........................................................................................................81 Afvajverwijdering..................................................................................................................................84 Onderhoud en reiniging ......................................................................................................................84 Netzekering vervangen ....................................................................................................................84 Verhelpen van storingen ......................................................................................................................85 Technische gegevens ..........................................................................................................................86 67 Leveringsomvang Laboratoriumvoeding Remote-aansluitbus Netsnoer met randaarde Gebruiksaanwijzing Voorgeschreven gebruik De programeerbare laboratoriumvoeding dient als potentiaalvrije DC-spanningsbron voor de aandrijving van laagspanningsapparaten. De instelbare uitgang kan aan de voorkant tot max. 5 A en aan de achterkant tot de volledige nominale stroomsterkte worden ingesteld. De voorste uitgang is tot 5 A begrensd en beschermd tegen overbelasting. Bij een serieschakeling van de uitgangen van meerdere voedingen kunnen aanraakgevaarlijke spanningen >75 V/DC opgewekt worden. Vanaf deze spanning moeten omwille van veiligheidsredenen geïsoleerde leidingen/meetsnoeren worden gebruikt. De aansluiting gebeurt aan de voorkant via 4 mm veiligheidsbussen, aan de achterkant via hogestroom-schroefklembussen. De uitgangen (voor en achter) zijn met elkaar verbonden.  Er moeten voldoende gedimensioneerde aansluitkabels worden gebruikt. Een te kleine ledingsdoorsnede kan tot oververhitting en brand leiden. De uitgangsgegevens van de laboratoriumvoedingen zijn als volgt: Type Uitgangsspanning Uitgangsstroom HPS-11530 1 - 15 V/DC 0 - 30 A HPS-11560 1 - 15 V/DC 0 - 60 A HPS-13015 1 - 30 V/DC 0 - 15 A HPS-13030 1 - 30 V/DC 0 - 30 A HPS-16010 1 - 60 V/DC 0 - 10 A De instelling van spanning en stroom wordt traploos via digitale draairegelaars met grove en fijne instelling uitgevoerd, zodat een snelle en nauwkeurige instelling van de waarde mogelijk is. De waarden worden aangegeven op een overzichtelijke display. De stroombegrenzing voor het gebruik met constante stroom kan zonder kortsluitingsbrug vooraf worden ingesteld. De netvoeding is op afstand bedienbaar. Via een externe spanning (0 - 5 V/DC) of via een externe potentiometer (5 kOhm) kan de uitgangsspanning en de uitgangsstroom worden ingesteld. De DC-uitgang is via een schakelcontact in- en uitschakelbaar. Bij model HPS-11560 is bovendien een afstandssensorfunctie (sense) beschikbaar. De spanningval bij hoge laststromen kan zo worden gecompenseerd. De uitgangsspanning blijft direct aan de verbruiker absoluut stabiel en onafhankelijk van de last. 68 Drie vrij programmeerbare opslagplaatsen kunnen met verschillende voorgeschreven spanningen en stroombegrenzingen worden bezet. De keuzeschakelaar bevindt zich aan de achterkant. Het apparaat is bestand tegen overbelasting en kortsluitingen en beschikt over een veiligheidstemperatuuruitschakeling. De laboratoriumvoeding voldoet aan veiligheidsklasse 1. Dit product is alleen goedgekeurd voor aansluiting op een randgeaarde contactdoos met een gebruikelijke wisselspanning van 230 V/AC. . Het gebruik onder inwerking van ongunstige omgevingsomstandigheden is niet toegestaan. Ongunstige omstandigheden zijn: - vocht of een te hoge luchtvochtigheid - stof en brandbare gassen, dampen of oplossingsmiddelen. - onweer resp. weersomstandigheden zoals sterk elektrostatische velden enz. Een andere toepassing dan hierboven beschreven kan leiden tot beschadiging van het product. Daarnaast bestaat het risico van bijv. kortsluiting, brand of elektrische schokken. Het complete product mag niet worden veranderd of omgebouwd! De veiligheidsvoorschriften dienen absoluut in acht te worden genomen! Bedieningselementen Zie uitklappagina (1) (2) (3) (4) (5) (6) (7) (8) (9) (10) (11) (12) (13) (14) (15) (16) (17) (18) (19) Netschakelaar voor inbedrijfname (I = IN / O = UIT) Spanningsweergave “V” Stroomweergave “A” Statusindicator uitgang “C.V. (gebruik bij constante stroom) Statusindicator uitgang “C.C. (stroombegrenzing/gebruik bij constante stroom) Statusindicator “REAR CONTROL” geeft actieve afstandsbediening of gebruik met voorgeschreven spanning aan Instelregelaar voor de spanning (met toetsfunctie voor grof-/fijnomschakeling) Instelregelaar voor de stroombegrenzing (met toetsfunctie voor grof-/fijnomschakeling) Aansluitbus minpool (max. 5 A!) Aansluitbus pluspool (max. 5A!) Hoge-lastaansluiting pluspool (schroefklem met busfunctie) Hoge-lastaansluiting minpool (schroefklem met busfunctie) Schuifschakelaar voor selectie van de 4 gebruiksmodi “MODE” Afstandssensoraansluiting “SENSE” (enkel bij HPS-11560) Schuifschakelaar voor selectie van de drie vrij definieerbare voorgeschreven spanningsplaatsen “RECALL” Aansluiting afstandsbediening “Remote Control” Temperatuurgestuurde toestelventilator. Niet afdekken! Beschermcontact-koude apparaataansluiting voor netsnoer Zekeringhouder voor de netzekering 69 Veiligheidsvoorschriften en risico’s  Bij schade veroorzaakt door het niet opvolgen van de gebruiksaanwijzing, vervalt het recht op garantie! Voor vervolgschade die hieruit ontstaat en voor materiële schade of persoonlijk letsel veroorzaakt door ondeskundig gebruik of het niet opvolgen van de veiligheidsvoorschriften, zijn wij niet verantwoordelijk! Het apparaat heeft de fabriek in veiligheidstechnisch perfecte staat verlaten. Volg de instructies en waarschuwingen in de gebruiksaanwijzing op om deze status van het apparaat te handhaven en een veilige werking te garanderen! Let op de volgende symbolen:  Ꮨ ☞ Een uitroepteken in een driehoek wijst op belangrijke instructies in deze gebruiksaanwijzing die absoluut opgevolgd dienen te worden. Een bliksemschicht in een driehoek waarschuwt voor een elektrische schok of een veiligheidsbeperking van elektrische onderdelen in het apparaat. Het “hand”-symbool vindt u bij bijzondere tips of instructies voor de bediening. Alleen voor toepassing in droge binnenruimtes Dit apparaat is CE-goedgekeurd en voldoet aan de betrokken Europese richtlijnen. Aardklem; deze schroef mag niet worden losgedraaid Meetapparaten en accessoires zijn geen speelgoed; houd deze buiten bereik van kinderen! In industriële omgevingen dienen de Arbovoorschriften ter voorkoming van ongevallen met betrekking tot elektrische installaties en bedrijfsmiddelen in acht te worden genomen. In scholen, opleidingscentra, hobbyruimten en werkplaatsen moet door geschoold personeel voldoende toezicht worden gehouden op het werken met apparaten op netvoeding. Zorg dat uw handen, schoenen, kleding, de grond en de netvoeding absoluut droog zijn. Bij het openen van deksels of het verwijderen van onderdelen, ook wanneer dit handmatig mogelijk is, kunnen spanningvoerende delen worden blootgelegd. Voordat het apparaat wordt geopend, moet deze van alle spanningsbronnen zijn losgekoppeld. Condensators in het toestel kunnen nog geladen zijn, ook als het toestel van alle spanningsbronnen losgemaakt werd. Schakel de laboratoriumvoeding apparaat nooit meteen in nadat ze van een koude in een warme ruimte is gebracht. Het condenswater dat wordt gevormd, kan onder bepaalde omstandigheden het apparaat beschadigen. Laat het apparaat uitgeschakeld op kamertemperatuur komen. 70 De voeding wordt warm tijdens gebruik; zorg voor voldoende ventilatie. Ventilatiesleuven mogen niet worden afgedekt! Stel het apparaat niet bloot aan direct zonlicht. Warmtebronnen in de onmiddellijke omgeving moeten worden vermeden. Het toestel kan oververhit raken. De voeding en aangesloten verbruikers mogen niet zonder toezicht in werking zijn. Zet geen voorwerpen met vloeistoffen, bijv. vazen of planten, op of naast de voeding. Als het apparaat omvalt, dan kan het toestel beschadigd raken en bestaat het gevaar van explosie of brand. Tijdens het werken met voedingsapparaten is het dragen van metalen of geleidende sieraden, zoals kettingen, armbanden, ringen o.i.d. verboden. De voeding is niet voor toepassing op mensen en dieren toegestaan. Stal het apparaat niet bloot aan mechanische belastingen. Een val van op geringe hoogte kan het apparaat reeds beschadigen. Trillingen moeten worden vermeden. Wanneer kan worden aangenomen dat een veilig gebruik niet meer mogelijk is, mag het apparaat niet meer worden gebruikt en moet het worden beveiligd tegen onbedoeld gebruik. U mag ervan uitgaan dat een veilig gebruik niet meer mogelijk is indien: - het apparaat zichtbaar is beschadigd, - het apparaat niet meer functioneert en - het product gedurende langere tijd onder ongunstige omstandigheden is opgeslagen of - het apparaat tijdens transport zwaar is belast. Neem ook de veiligheidsvoorschriften in acht, zoals die beschreven zijn in de afzonderlijke hoofdstukken resp. in de gebruiksaanwijzingen van de aangesloten apparaten. Functiebeschrijving De laboratoriumvoeding werkt met geavanceerde schakel-technologie en actieve PFC (vermogenfactorcorrectie). Dit maakt een stabiele uitgangsspanning en een hoog rendement mogelijk. De gelijkspanningsuitgangen zijn potentiaalvrij en voorzien van een veiligheidsontkoppeling ten opzichte van de netspanning. Bijkomend gebeurt de DC-aansluiting telkens via twee gekleurde veiligheidsbussen aan de voorkant (max. 5A) en via twee hoge-lastschroefklemmen met bussen aan de achterkant (volledig nominaal stroombereik). Op het overzichtelijke dubbele display worden spanning en stroom weergegeven (V = Volt = eenheid van elektrische spanning, A = Ampère = eenheid van elektrische stroomsterkte) en de statusindicatoren bij toestelstoringen. Diverse beveiligingen, zoals bijvoorbeeld tegen overbelasting, stroombegrenzing, oververhitting enz. werden voorzien voor een veilig en betrouwbaar gebruik. De koeling van het apparaat gebeurt door een temperatuurgestuurde ventilator. Er moet bijgevolg worden gelet op een voldoende luchtcirculatie. Op de voeding kan de uitgangsspanning en de uitgangsstroom traploos worden ingesteld. 71 Ingebruikname  De voeding is geen lader. Gebruik voor het laden van accu’s geschikte laders met een geschikte laaduitschakeling. Bij langdurig gebruik met nominale last wordt het oppervlak van de behuizing warm. Let op! Mogelijk gevaar op verbranden! Zorg daarom altijd voor voldoende ventilatie rondom de voeding en gebruik deze nooit geheel of gedeeltelijk afgedekt om eventuele schade te voorkomen. Let er bij het aansluiten van een verbruiker op de voeding op dat deze uitgeschakeld is. Een ingeschakelde verbruiker kan bij aansluiting op de uitgangsklemen van de voeding leiden tot vonkvorming, wat op haar beurt kan leiden tot beschadiging van de aansluitbussen resp. tot schade aan de aangesloten leidingen en/of hun klemmen. Schakel de voeding uit en koppel ze los van het net als ze niet wordt gebruikt. De indicatoren blijven na het uitschakelen nog enkele seconden ingeschakeld om de interne condensatoren te ontladen en de laatst ingestelde parameters op te slaan. Er dient absoluut op een voldoende grote leidingsdoorsnede van de DC-aansluitleidingen te worden gelet aangezien overbelasting tot een leidingbrand kan leiden. Aansluiting van het netsnoer Verbind de meegeleverde netkabel met randaarde met de netaansluiting (18) van de voeding. Controleer de aansluiting. Verbind het netsnoer met een goedgekeurd stopcontact met randaarde. De totale lengte van de netkabels tot aan de contactdoos mag niet meer zijn dan 3 m. Opstellen van het toestel Plaats de laboratoriumvoeding op een stabiele, vlakke en degelijke ondergrond. Let er op, dat de verluchtingsgleuven van het apparaat niet worden afgedekt. Algemeen De laboratoriumvoeding wordt gestuurd door microprocessoren en wordt via twee digitale instelregelaars (incrementele sensor zonder eindpositie) met toetsenfunctie bediend. Dit maakt fijne en grove regeling via een regelaar mogelijk. Na het inschakelen vindt er een systeemcontrole plaats. In de beide schermen (2 en 3) wordt de teststatus weergegeven. De volgorde van de meldingen is als volgt: 72 Weergave van de actuele softwarestand. Segmenttest of de weergave met alle individuele segmenten functioneert. Daarna volgt de test van de LED-indicatoren “C.V.”, “C.C.” en “REAR CONTROL”. Systeemtest van de beschermvoorzieningen begint. De bescherming tegen overspanning wordt getest. De bescherming tegen overbelasting wordt getest. De bescherming tegen oververhitting wordt getest. Ventilatortest. De ventilator wordt kort over het gehele toerentalbereik getest. Het ventilatortoerental neemt kort daarop hoorbaar toe. De afstandsbedieningsfunctie voor “Uitgang uit” wordt getest. Na deze stap wordt naar de normale bedrijfsweergave omgeschakeld. De voeding laat het gebruik in 4 modi toe. Deze modi worden via een schuifschakelaar aan de achterkant “MODE” (13) geselecteerd. De volgende modi zijn mogelijk: Normaal Preset Normaal gebruik De instelling van spanning en stroom gebeurt aan de voorkant Gebruik van opslagplaats. In het toestel kunnen drie voorgeschreven spanningen worden opgeslagen en via deze “Preset”-functie rechtstreeks worden geselecteerd. De keuze van de opslagplaats gebeurt via de schuifschakelaar “RECALL” (15). De voorste instelregelaars zijn gedeactiveerd. Remote Ctrl Gebruik met afstandsbediening. De voeding kan via een externe spanning of een externe poti op afstand worden bediend. De afstandsinstelling kan voor spanning en stroom gebeuren. De voorste instelregelaars zijn gedeactiveerd. Set Instelbedrijf. De drie preset-plaatsen kunnen vrij worden geprogrammeerd. Opslagplaats op schuifschakelaar “RECALL” (15) selecteren en instellingen via instelregelaar (7, 8) instellen. De individuele bedrijfsmodi worden hieronder uitgebreider beschreven. 73 Normaal gebruik Bij normale werking laat de voeding zich via de voorste instelregelaar bedienen. Let . erop dat de schuifschakelaar “MODE” zich in de stand “Normal” bevindt. Verwijder de aangesloten verbruiker van de uitgang (9 en 10 of 11 en 12). Schakel de voeding in via de aan/uit-schakelaar (1). Het display (2 en 3) licht op en na een korte zelftest verschijnt de spannings- en stroomaanduiding. ☞ Stel voor elke spanningsinstelling eerst de stroombegrenzing in. Een te hoge stroomwaarde kan uw aansluitleidingen beschadigen, een te lage stroomwaarde (<1 A) kan de uitgangsspanning begrenzen. Stroombegrenzing instellen De begrenzing van de uitgangsstroom is een beschermingsmechanisme, om de verbruiker of de aansluitdraden te beschermen. De stroombegrenzing kan zonder kortsluiting aan de uitgang vooraf worden ingesteld. De voeding levert dan maximum de vooraf ingestelde stroom. Verwijder de aangesloten verbruiker van de voeding. Schakel de voeding in via de aan/uit-schakelaar (1). Het display (2 en 3) licht op en na een korte zelftest verschijnt de spannings- en stroomaanduiding. Stel de stroombegrenzing op de instelregelaar “CURRENT” volgens uw gebruik in. Draai aan de regelaar en de stroombegrenzingswaarde verschijnt.  Als er binnen de 3 seconden geen instelling gebeurt, schakelt het scherm naar de actuele stroomaanduiding terug. Om de stroombegrenzing in te stellen, draait u de instelregelaar naar links of rechts. Na het inschakelen is het fijn-instelbereik (0,1 A) altijd actief. Dit wordt door een licht helderder getal weergegeven. Druk kort vooraan op de draairegelaar. De decimaalwaarde (1,0 of 0,1) van het instelbereik verandert bij elke druk. Wanneer u draait, verandert de waarde. De instelling kan grof (bij de eenheden) of fijn (bij de tientallen) gebeuren. Als de gewenste stroomwaarde werd ingesteld, schakelt het scherm na ca. 3 seconden automatisch naar de normale weergave terug. ☞ 74 Wordt de vooraf ingestelde stroomsterkte tijdens het normale gebruik bereikt, dan schakelt de voeding over op stroombegrenzing en vermindert daarbij de spanningswaarde. Dit bedrijf wordt aangegeven met de rode statusindicatie “C.C.” (5). Uitgangsspanning instellen De uitgangsspanning kan op de instelregelaar “VOLTAGE” (7) worden ingesteld. De grove en fijne regeling gebeurt op dezelfde wijze zoals bij de instelling van de stroombegrenzing.  ☞ Door het grote regelbereik is het mogelijk dat de spannignsinstelling ca. 1-2 seconden nodig heeft om van een hoge naar een lage spanningswaarde over te gaan. Bij normaal gebruik werkt het apparaat in de constante spanningsmodus. Dit betekent dat de voeding een vooraf ingestelde, constante spanning afgeeft. Deze werking wordt aangegeven met de groene statusindicator “C.V.” (4). Aansluiten van een verbruiker Let bij het aansluiten van een verbruiker op dat deze uitgeschakeld met de voeding wordt verbonden. De max. stroomopname van de aan te sluiten verbruiker mag de aanduidingen uit de technische gegevens niet overschrijden. Bij het in serie schakelen van de uitgangen van meerdere voedingen ontstaan aanraakgevaarlijke spanningen (> 75 VDC), die levensgevaarlijk kunnen zijn. Vanaf deze spanning mogen alleen geïsoleerde accessoires (aansluitleidingen, meetleidingen, enz.) worden gebruikt. Voorkom het gebruik van niet-geïsoleerde leidingen en contacten. Deze lege plaatsen dienen door geschikt, moeilijk ontvlambaar isolatiemateriaal of andere maatregelen te worden afgedekt om tegen rechtsreeks contact en kortsluiting te beschermen. Let op een voldoende sectie van de geleiders voor de verwachte stroomsterkte.  Op de voeding zijn twee uitgangen beschikbaar. Deze uitgangen voeren altijd dezelfde uitgangsspanning. Het verschil ligt echter in de stroombelastbaarheid.  Aan de voorste bussen (9 en 10) kan slechts een stroom van max. 5 A worden afgenomen. Er is een automatische stroombegrenzing geïntegreerd. De schroefbussen op de achterkant zijn voor de volledige nominale stroom bestemd. Vanaf 20 A uitgangsstroom is de schroefklemfunctie van de bussen aan de achterkant aangewezen om een oververhitting van de steekbussen te vermijden. Verwijder de aangesloten verbruiker van de uitgang. Schakel de voeding in via de aan/uit-schakelaar (1). De bedrijfsindicator (2/3) licht op en op het display worden spanning en stroom weergegeven. Stel de parameters in naar wens zoals beschreven in het hoofdstuk “In gebruik nemen”. Controleer nogmaals de correct ingestelde uitgangsspanning. 75 Verbind de pluspool (+) van de verbruiker met de rode bus „+“ en de minpool (-) met de blauwe bus „-„ van de betreffende uitgang (vooraan = “AUX. OUTPUT”, achteraan = “MAIN OUTPUT”). De aangesloten verbruiker kan nu worden ingeschakeld. ☞ De stroomopname van de aangesloten verbruiker wordt op het display (3) in ampere (A) weergegeven. Gebruik van opslagplaats “Preset” en “Set” Op het toestel kunnen drie voorgeschreven spanningen incl. stroominstellingen via de “Set”-functie worden opgeslagen en via de “Preset”-functie rechtstreeks worden geselecteerd. Af fabriek zijn alle drie opslagplaatsen (P1, P2, P3) vooringesteld. Deze zijn als volgt toegewezen: Geheugen Type P1 Spanning P2 Stroom P3 Spanning Stroom Spanning HPS-11530 15 V HPS-11560 15 V HPS-13015 5V Maximum 13,8 V Maximum 25 V HPS-13030 25 V HPS-16015 55 V  Let erop dat er geen verbruikers zijn aangesloten. Activeer de “Preset”-functie via de schuifschakelaar “MODE” (13) aan de achterkant. Zet de schakelaar in de stand “Preset”. De LEDindicator “REAR CONTROL” (6) op de voorkant licht op. De voorste draairegelaars zijn nu gedeactiveerd 76 Stroom Maximum Selecteer op de schuifschakelaar “RECALL” (15) aan de achterkant de overeenkomstige opslagplaats “P1, P2 of P3”. De overeenkomstige uitgangsspanning wordt op de display (2) weergegeven. De verbruiker kan worden aangesloten en ingeschakeld. Om de voorgeschreven spanningsfunctie te deactiveren schuift u de schuifschakelaar “MODE” (13) terug naar de positie “Normal”. De LED-indicator “REAR CONTROL” (6) dooft uit. Het wordt bij normaal gebruik van de voeding omgeschakeld (DC-verbruiker altijd op voorhand verwijderen!) Opslagplaats zelf toewijzen “Set” Alle drie de opslagplaatsen kunnen met gebruikseigen waarden voor uitgangsspanning en stroombegrenzing worden ingevuld.  Let erop dat er geen verbruikers zijn aangesloten. U gaat hiervoor als volgt te werk: Activeer de “Set”-functie via de schuifschakelaar “MODE” (13) aan de achterkant. Zet de schakelaar in de stand “Set”. De LEDindicator “REAR CONTROL” (6) op de voorkant licht op. Selecteer op de schuifschakelaar “RECALL” (15) aan de achterkant de overeenkomstige opslagplaats “P1, P2 of P3”. De overeenkomstige waarden voor spanning en stroom worden op het display (2/3) weergegeven. Via de voorste draairegelaar (7 en 8) kunnen de gewenste uitgangsspanning en de stroombegrenzing worden ingesteld. Herhaal deze desgewenst deze stappen met de andere opslagplaatsen. Als alle parameters zijn ingesteld, schuift u de schuifschakelaar “MODE” (13) terug naar de positie “Preset” voor het gebruik met voorgeschreven spanning of de stand “Normal” voor standaardgebruik. Opslagplaatsen naar de fabrieksinstellingen terugzetten Schakel de voeding uit. Druk vooraan gelijktijdig op de beide draairegelaars en houd deze ingedrukt. Schakel uw voeding in. Nadat de indicatoren oplichten laat u beide draairegelaars los. De af fabriek vooringestelde parameters zijn opnieuw beschibkaar. 77 Gebruik met afstandsbediening “Remote Ctrl” Via de ingebouwde “Remote Control”-aansluiting van de afstandsbediening (16) kan de spannings- en stroominstelling met een externe spanningsbron of door een externe, instelbare weerstand (kort “poti”) gebeuren. De aansluiting van de afstandsbediening gebeurt met de “Remote Control”-inbouwstekker (16) aan de achterkant. Voor de aansluiting werd een Remote-bus inbegrepen.  Bij gebruik met afstandsbediening moet de stroomstuurpad altijd mee aangesloten zijn, aangezien de uitgang anders in de stroombegrenzingsmodus “C.C.” schakelt en de uitgangsspanning wordt begrensd. Voorbereiding van de aansluiting van de afstandsbediening Verwijder de zijdelingse schroeven van de ingebrepen steekbus en verwijder met een kleine draaibeweging de voorste, zwarte contactbus. Voer achteraan door de metalen huls vijf aansluitleidingen met een leidingsdoorsnede van minstens 0,34mm≈. Soldeer zorgvuldig deze leidingen aan de soldeerlippen nr. 1, 2, 3, 4 en 5 van de zwarte contactbus vast. Let er daarbij op dat er geen kortsluiting ontstaat. ☞ De nummers van de soldeerlippen zijn aan het zwarte isoleerlichaam aangebracht. Markeer de losse leidingsuiteinden met de overeenkomstige contactnummers (1-5) om te voorkomen dat ze verwisseld raken. Plaats de zwarte contactbus in omgekeerde volgorde in de metalen huls en schroef deze zorgvuldig vast. De contacttoewijzing gebeurt als volgt: Contact 1 Interne stuurspanning + 5 V/DC (<50 mA) Contact 2 Spanningsinstelling Contact 3 Stroominstelling Contact 4 Referentiemassa (“Ground”) Contact 5 Uitgang Aan/uit Contact 6 - 8 Niet bezet 78 Sturing via externe spanningsbron De voeding kan met een externe spanningsbron van 0 tot 5V/DC over het gehele bereik voor spanning en stroom op afstand worden bediend. Voor het vervangen gaat u als volgt te werk: Verbind de aansluitleidingen van de Remote-bus zoals afgebeeld: Spanningsinstelling “U”: Aansluiting 2 tot pluspool (+) van de externe stuurspanning Spanningsinstelling „I“: Aansluiting 3 tot pluspool (+) van de externe stuurspanning Aansluiting 4 tot minpool (-) van de externe spanningsbron Aansluiting 4 tot minpool (-) van de externe spanningsbron  De spanning op de aansluiting van de afstandsbediening mag 5V niet overschrijden De aansluitingen mogen niet worden kortgesloten. Schakel de voeding uit en verbind dan de Remote-bus met de Remote-aansluiting op de achterkant. Schroef de buitenste bevestigingsring vast. Regel de spanning van de externe spanningsbron op 0 V. Schakel uw voeding in. Stel de MODE-schakelaar in de positie “Remote Ctrl” op de achterkant in. De indicatie “REAR CONTROL” licht op. Via een externe spanningsbron kan nu de gewenste uitgangswaarde worden ingesteld. Controleer het totale instelbereik op haar correcte werking. De uitgangsspanning kan op het display worden gecontroleerd. ☞ Sluit bij de controle van de stroomregelling de hoofduitgang (11, 12) aan de achterkant met een voldoende dikke kabel kort (minst. 8 mm2). Controleer het totale instelbereik op haar correcte werking. Als de afstandsbedieningsfunctie niet meer nodig is, stelt u de MODE-schakelaar in de stand “Normal” in. 79 Sturing via een regelbare weerstand (Poti). De voeding kan met een externe Poti (5 Kohm) over het gehele bereik voor spanning en stroom op afstand worden bediend. Voor het vervangen gaat u als volgt te werk: Verbind de aansluitleidingen van de Remote-bus zoals afgebeeld: Spanningsinstelling “U”: Aansluiting 1 op het einde van de weerstand. Spanningsinstelling „I“: Aansluiting 1 op het einde van de weerstand. Aansluiting 2 op het middelste glijcontact van de weerstand. Aansluiting 3 op het middelste glijcontact van de weerstand. Aansluiting 4 op het tweede uiteinde van de weerstand. Aansluiting 4 op het tweede uiteinde van de weerstand.  De aansluitingen 1 en 4 mogen niet worden kortgesloten. Schakel de voeding uit en verbind dan de Remote-bus met de Remote-aansluiting op de achterkant. Schroef de buitenste bevestigingsring vast. Schakel uw voeding in. Stel de MODE-schakelaar in de positie “Remote Ctrl” op de achterkant in. De indicatie “REAR CONTROL” licht op. Via de externe poti kunnen de gewenste uitgangswaarden worden ingesteld. Controleer het totale instelbereik op haar correcte werking. De uitgangsspanning kan op het display worden gecontroleerd. ☞ Sluit bij de controle van de stroomregelling de hoofduitgang (11, 12) aan de achterkant met een voldoende dikke kabel kort (minst. 8 mm2). Controleer het totale instelbereik op haar correcte werking. Als de afstandsbedieningsfunctie niet meer nodig is, stelt u de MODE-schakelaar in de stand “Normal” in. 80 Uitgang op afstand bedienen (aan/uit) De DC-uitgang kan via een schakelcontact in- en uit worden geschakeld. Voor het vervangen gaat u als volgt te werk: Verbind de aansluitleidingen van de Remote-bus zoals afgebeeld. Contacteer aansluitingen 4 en 5 met een potentiaalvrij schakelcontact. Als de uitgang is uitgeschakeld, knipperen de statusindicatoren “C.V.” (4) en “C.C.” (5). Het uitleesvenster geeft daarop de huidige instellingen van de uitgangsspanning (2) en van de uitgangsstroom (3) aan. Als de uitgang is uitgeschakeld, kunnen de uitgangswaarden met de instelregelaars voor spanning (7) en stroombegrenzing (8) worden vastgelegd.  Aan de contacten 4 en 5 mag geen spanning worden aangelegd. Schakel de voeding uit en verbind dan de Remote-bus met de Remote-aansluiting op de achterkant. Schroef de buitenste bevestigingsring vast. Schakel uw voeding in. Stel de MODE-schakelaar in de positie “Remote Ctrl” op de achterkant in. De indicatie “REAR CONTROL” licht op. Bij een open schakelcontact is de DC-uitgang actief, bij een gesloten schakelcontact wordt de DC-uitgang uitgeschakeld. Controleer de schakelfunctie op haar correcte werking. Bij een uitgeschakelde DC-uitgang verschijnt “O P OFF” op het display. Als de afstandsbedieningsfunctie niet meer nodig is, stelt u de MODE-schakelaar in de stand “Normal” in. 81 “SENSE”-functie (enkel HPS-11560) De HPS 11560 heeft een automatische spanningsregeling voor de hoge-stroomuitgang aan de achterkant. Daartoe worden twee afzonderlijke meetlijnen parallel met de aansluitleidingen aangesloten. Op deze beide meetleidingen wordt de spanningsval gemeten, die op de aansluitleidingen optreedt. Deze spanningsval wordt door de laboratoriumvoeding in evenwicht gebracht zodat de werkelijk ingestelde spanning aan de verbruiker is aangesloten. Voor het vervangen gaat u als volgt te werk: Verbind altijd eerst de toevoerleidingen van de voeding met de verbruiker. Let op de juiste polariteit. Druk de klemmenontgrendeling op de SENSE-aansluiting aan de achterkant met een kleine schroevendraaier naar binnen en steek de leidingen in de klemopeningen. Controleer of ze vast zitten. Verbind nu de beide “SENSE”-leidingen in de juiste poolrichting met de verbruiker. De leidingsdoorsnede voor de “SENSE”-leidingen moet minstens 0,34mm≈ bedragen. Verwijder de verbindingen altijd in omgekeerde volgorde (eerste de “SENSE”-leidingen en dan de aansluitleidingen).  82 Let erop dat de SENSE-leidingen zo dicht mogelijk bij het aansluitpunt van de verbruiker contact maken. Let beslist op de juiste polariteit. Sluit de “SENSE”-leidingen nooit kort! Beschermingsvoorzieningen Er werden op de voeding verschillende automatische beschermvoorzieningen geïntegreerd die de voeding tegen beschadigingen beschermen. De geactiveerde beschermvoorzieningen worden met lettercodes op het display weergegeven en gelijktijdig wordt de DC-uitgang uit veiligheidsoverwegingen uitgeschakeld.  Als een beschermvoorziening actief is, moet de verbruiker onmiddellijk worden uitgeschakeld en van de voeding worden afgeklemd. Om de uitgang te heractiveren, schakelt u de voeding uit. Wacht tot alle indicatoren zijn uitgedoofd. Schakel de voeding opnieuw in. De voeding moet opnieuw normaal functioneren. Indien dit het geval niet is, kunt u contact opnemen met onze klantenservice. De volgende weergaven zijn mogelijk: Uitschakeling bij overspanning Aan de DC-uitgang werd een hogere vreemde spanning vastgesteld dan deze die de voeding toestaat. De uitgang wordt uitgeschakeld. Het spanningsniveau voor de uitschakeling zijn in de techn. gegevens vermeld. Uitschakeling bij oververhitting De geïntegreerde temperatuursensor heeft een te hoge systeemtemperatuur vastgesteld. Om oververhitting te voorkomen wordt de uitgang uitgeschakeld. Schakel de voeding uit en laat minstens 30 minuten afkoelen. Controleer na het inschakelen of de ventilator of de ventilatieopneningen geblokkeerd zijn. In de inschakel-zelftestfase moet de ventilator hoorbaar lopen. Indien dit het geval niet is, kunt u contact opnemen met onze klantenservice. Uitschakeling bij overbelasting Bij overbelasting aan de DC-uitgang wordt normaal gezien de stroombegrenzing actief. Indien dit het geval niet is, wordt een tweede beschermfunctie actief. Schakel onmiddellijk na het verschijnen van deze waarschuwingsmelding de voeding uit en controleer de aansluitgegevens van de verbruiker. Verwijder de verbruiker van de DC-uitgang van de leiding. Schakel de voeding opnieuw in en controleer de functie. Als de foutmelding blijft bestaan, kunt u contact opnemen met onze klantenservice. 83 Afvalverwijdering Oude elektronische apparaten bevatten waardevolle materialen en behoren niet in het huisvuil. Indien het apparaat onbruikbaar is geworden, dient het in overeenstemming met de geldende wettelijke voorschriften te worden afgevoerd naar de gemeentelijke verzamelplaatsen. Afvoer via het huisvuil is niet toegestaan. Onderhoud en reiniging Afgezien van een incidentele reiniging of het vervangen van een zekering is de laboratoriumvoeding onderhoudsvrij. Gebruik voor het schoonmaken van het apparaat een schone, droge, antistatische en pluisvrije reinigingsdoek zonder toevoeging van schurende, chemische en oplosmiddelhoudende reinigingsmiddelen. Netzekering vervangen Kan de laboratoriumvoeding niet meer ingeschakeld worden, dan werd waarschijnlijk de netbeveiliging aan de achterzijde (19) geactiveerd. Voor het vervangen van de netzekering gaat u als volgt te werk: Schakel de netvoeding uit en verwijder alle aansluitsnoeren en de stekker van het apparaat. Druk met een geschikte sleufschroevendraaier de zekeringhouder (19) aan de achterkant met een hendelbeweging uit de houder. Vervang de defecte zekering door een nieuwe zwakstroomzekering (5x20 mm) van hetzelfde type en met dezelfde nominale stroomsterkte. De zekeringwaarde vindt u in het hoofdstuk “Technische gegevens”. Druk de zekeringinzet in de klem voor zekeringhouder. 84 Verhelpen van storingen U heeft met deze laboratoriumvoeding een product aangeschaft dat betrouwbaar en veilig is in het gebruik. Toch kunnen zich problemen of storingen voordoen. Hieronder vindt u enkele manieren om eventuele storingen te verhelpen:  Neem altijd de veiligheidsinstructies in acht! Fout Mogelijke oorzaak De voeding kan zich niet inschakelen. Brandt de bedrijfsindicator op de voeding (2)? Controleer de netspanning (evt. netzekering in het apparaat resp. de beveiligingsschakelaar in de kabel controleren). Aangesloten verbruikers functioneren niet. Is de juiste spanning ingesteld? Is de polariteit juist? Controleer de technische gegevens van de verbruiker. De indicatie “REAR CONTROL” De werking met afstandsbediening is geactiveerd. Stel de licht op. Het toestel kan via de mal” schuifschakelaar “MODE” op de achterkant in de stand “NorDraairegelaar kan niet worden bediend. Indicatie “O P OFF” licht op. De DC-uitgang werd via de uitgang van de afstandsbediening (16) uitgeschakeld. Verwijder de verbinding tussen contact 4 en 5. De uitgang wordt opnieuw ingeschakeld. De uitgangsstroom wordt 5 A re begrensd, hoewel de stroominstelling hoger ligt. De voorste aansluiting wordt tot max. 5 A begrensd. Voor hoge stromen sluit u de verbruiker aan de hoofduitgang aan de achterkant aan. De indicatie “C.C.” licht op. Constante stroomwerking De vooringestelde stroomsterkte werd overschreden. Controleer de stroomopname van uw verbruiker en vergroot ev. de stroombegrenzing van de voeding. De indicatie “C.V.” licht op Constante spanningswerking De voeding werkt normaal. Op de uitgang wordt de ingestelde, constante spanning uitgegeven. OVP Uitschakeling bij overspanning Zie het hoofdstuk “Beschermvoorzieningen” OtP Uitschakeling bij overtemperatuur Zie het hoofdstuk “Beschermvoorzieningen” OLP Uitschakelen bij overbelasting Zie het hoofdstuk “Beschermvoorzieningen” Controleer regelmatig de technische veiligheid van het apparaat, bijv. op beschadiging van de behuizing. 85   Zekeringen zijn vervangonderdelen, en worden niet door de garantie gedekt. Andere reparaties dan hierboven beschreven, mogen uitsluitend door een erkende vakman worden uitgevoerd. Als u vragen heeft omtrent het gebruik van het product, kunt u contact opnemen met onze technische helpdesk onder het volgende telefoonnummer: Voltcraft®, 92242 Hirschau, Lindenweg 15, Tel.nr. +49(0)180 / 586 582 7. Technische gegevens HPS-11530 HPS-11560 HPS-13015 HPS-13030 HPS-16010 Uitgangsvermogen 450 W 900 W 450 W 900 W 600 W Uitgangsspanning 1 - 15 V/DC 1 - 15 V/DC 1 - 30 V/DC 1 - 30 V/DC 1 - 60 V/DC 0 - 30 A 0 - 60 A 0 - 15 A 0 - 30 A 0 - 10 A 5 mV/20 mA 5 mV/40 mA 5 mV/10 mA 150 mA 100 mA Uitgangsstroom Restspanning bij Nominale last (eff.) 5 mV/50 mA 5 mV/100 mA SpanningsRegeling bij 100% lastverandering 50 mV SpanningsRegeling bij netinstabiliteit (170 - 264 V/AC) 20 mV StroomRegeling bij 10 - 90% Lastverandering StroomRegeling bij netinstabiliteit (170 - 264 V/AC) Weergavenauwkeurigheid 150 mA 200 mA 100 mA 50 mA +/- (0,2% + 0,3 V), +/- (0,2% + 0,3 A) OVP-uitschakelniveau +2 V (1 - 5 V) +2 V (1 - 5 V) +2 V (1 - 5 V) +2 V (1 - 5 V) +2 V (1 - 5 V) van U-uitgang +3 V (5 - 15 V) +3 V (5 - 15 V) +3 V (5 - 20 V) +3 V (5 - 20 V) +3 V (5 - 20 V) +4 V (20 - 30 V) +4 V (20 - 30 V) +4 V (20 - 60 V) Bedrijfsspanning 86 220 - 240 V/AC 50/60 Hz HPS-11530 HPS-11560 HPS-13015 HPS-13030 HPS-16010 Stroomopname (max.) 2.4 A 4.7 A 2.4 A 4.5 A 3,1 A Rendement 85% 85% 86% 86% 89% 65 - 85 kHz 65 - 85 kHz 75 - 95 kHz 75 - 95 kHz 65 - 85 kHz Klokfrequentie Arbeidsfactor met aktieve PFC >0,95 Toestelventilator Temperatuurgestuurd (0 - 100%) Netzekering Traag (5 x 20 mm) T3,15AL250V Glasbuis T8AL250V Glasbuis Bedrijfstemperatuur 1 Netaansluiting Veiligheid Bedrijfshoogte max. T4AL250V Glasbuis 10 - 80%, niet condenserend Veiligheidsklasse Afmetingen (B x H x D) mm T8AL250V Glasbuis 0 tot +40 °C Relatieve luchtvochtigheid Gewicht T3,15AL250V Glasbuis IEC 320 C14, toestel-inbouwstekker, IEC 320 C14 2.6 kg 3.2 kg 2.6 kg 3.2 kg 2.6 kg 200 x 90 x 215 200 x 90 x 275 200 x 90 x 215 200 x 90 x 275 200 x 90 x 215 EN60950, EN61010 2000 m boven de zeespeigel (N.N.) 87
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90

VOLTCRAFT HPS-16010 Operating Instructions Manual

Type
Operating Instructions Manual
Deze handleiding is ook geschikt voor

in andere talen