Emerson IP221/SI Handleiding

Type
Handleiding
IP221/SI
Page 22
NL
Specifieke instructies voor installaties in gevaarlijke omgevingen
Algemeen:
1. Deze apparatuur dient te worden geïnstalleerd door goed opgeleid personeel, in overeenstemming met de
reglementen die van toepassing zijn.
2. De electronica in het apparaat is alleen gecertificeerd voor gebruik in omgevingstemperaturen tussen -40ºC en
+85ºC (T4) en mag buiten dit temperatuurbereik niet worden gebruikt.
3. Wanneer de mogelijkheid bestaat dat de apparatuur met agressieve stoffen in aanraking komt, is de gebruiker
verantwoordelijk voor het treffen van passende voorzorgsmaatregelen, om te voorkomen dat het apparaat en de
getroffen beschermingsmaatregelen nadelig worden beïnvloed.
Agressieve stoffen
- bijv. zure vloeistoffen of gassen die metaal kunnen aantasten, of oplossingen
die polymere materialen kunnen aantasten.
Passende voorzorgsmaatregelen
- bijv. regelmatig uitgevoerde controles in het kader van routine-inspecties, of
nagaan of in de materiaalspecificaties wordt aangegeven dat het materiaal
bestand is tegen bepaalde chemicaliën.
4. Bijzondere voorwaarden voor veilig gebruik:
(a) Wanneer de binnenkant gemaakt is van een legering of plastic dienen de volgende voorzorgsmaatregelen
genomen te worden:
(i) Als legeringen gebruikt zijn voor de binnenkant en wanneer de legeringen toegankelijk zijn via de
oppervlakte van het apparaat, in het geval van ongebruikelijke voorvallen, ontbranding als gevolg van
schokken en wrijving, kunnen vonken ontstaan. Hier dient op gelet te worden wanneer de Electropulse
geinstalleerd wordt in locaties die Groep II, categorie 1G apparaten eisen.
(ii) Bij sommige extreme omstandigheden, kunnen de niet-metalen delen binnenin de Electropulse een
onbrandingsniveau bereiken door elektrostatische lading. Daarom, wanneer ze gebruikt worden voor
toepassingen die specifiek Groep II, categorie 1 appartuur nodig hebben, kan de Electropulse niet
geinstalleerd worden op een lokatie waar de externe condities de opbouw van elektrostatische lading op
oppervlakten kunnen overbrengen. Ter informatie: de Electropulse mag alleen gereinigd worden met
een vochtige doek.
Sensoren:
Modelnummers vallend onder: ***S*U*H*** ('*' geeft de verschillen/mogelijkheden in constructie, functie en materiaal aan.)
De volgende instructies gelden voor de Electropulse Sensor behorende bij certificaatnummer TRL 03ATEX21023X:
5. De apparatuur mag gebruikt worden bij ontvlambare gassen en dampen met toestelgroepen IIA, IIB & IIC en
temperatuurklassen T1, T2, T3, T4 & T5.
Pas op: de kast kan zo heet worden als de hoogste van de proces- en de omgevingstemperatuur.
6. Deze apparatuur dient niet door de gebruiker te worden hersteld en moet door een gelijkaardige gecertificeerd
toestel worden vervangen. Reparaties dienen alleen te worden uitgevoerd door de fabrikant of goedgekeurde
detaillist.
7. Het kabelscherm zou binnenin aan het metalen omhulsel van de apparatuur verbonden kunnen zijn.
8. Technische gegevens:
(a) Materiaal: Zie onderdeel nummer identificatie kaart.
(b) Codering: II 1 G,
EEx ia IIC T4 (-40°C Ta +85°C)
T5 (-40°C Ta +40°C)
(c) Electrisch:
Parameters (Ingangs): Ui: +16.27V, Ii: 205mA, Pi: 0.63W, Ci: 8nF, Li: 0µH.
(d) Druk: Mag de toegestane waarde van de aangebrachte koppeling/flens niet overstijgen.
9. Bijzondere voorwaarden voor veilig gebruik:
(a) De sensor mag niet voldoen aan de eisen van EN50020: 2002 artikel 6.4.12 (isolatie van een kring van aarde of
frame). Om deze reden mag de sensor uitsluitend aangesloten worden via een galvanisch geisoleerde bron, of
een bijbehorende versterker zoals hieronder beschreven.
(b) Indien de sensor in ATEX applicaties wordt toegepast mag deze alleen aangesloten worden op een bijbehorende
versterker die gekeurd is volgens EC typekeur certificaat TRL03ATEX21033X of TRL03ATEX21035X.
(c) De sensor moet zo geinstalleerd worden dat de klasse 3M8/4M8 vibratie niveau, gedefinieerd door IEC60721,
niet wordt overschreden.
IP221/SI
Page 23
Aangrenzende hoofdversterker:
Modelnummers vallend onder: MEP3*I ('*' geeft de verschillen/mogelijkheden in constructie, functie en materiaal aan.)
De volgende instructies gelden voor de Electropulse Amplifier behorende bij certificaatnummer TRL 03ATEX21035X:
10. De apparatuur mag gebruikt worden bij ontvlambare gassen en dampen met toestelgroepen IIA, IIB & IIC en
temperatuurklassen T1, T2, T3 & T4.
11. Inspectie en onderhoud van deze apparatuur dient te worden uitgevoerd door goed opgeleid personeel, in
overeenstemming met de reglementen die van toepassing zijn. Er mogen alleen goedgekeurde reserveonderdelen
worden gebruikt, geleverd door de fabrikant of een erkende vertegenwoordiger.
12. Technische gegevens:
(a) Materiaal: Zie onderdeel nummer identificatie kaart.
(b) Codering: II 1 G,
EEx ia IIC T4 (-40°C Ta +85°C)
(c) Electrisch:
Parameters (Ingangs): Ui: +16.27V, Ii: 145mA, Pi: 1.42W, Ci: 0µF, Li: 0mH.
Parameters (Output): Uo: +16.27V, Lo: 25mA, Po: 0.4W, Ci: 0.4µF, Li: 125µH, Co: 33nF, Lo: 56mH.
(d) Bekabeling: De capacitantie en inductantie van de verbonden belasting mogen de volgende waarden niet
overschrijden:
Groep Capaciteit (µF) Inductantie (mH)
IIC 0.033 56
IIB 2.17 227
IIA 9.8 454
13. Bijzondere voorwaarden voor veilig gebruik:
(a) Er moet voldaan worden aan de hierboven vermelde belasting/ kabel parameters.
(b) De versterker mag alleen aan de volgende intrinsiek veilige bijbehorende apparatuur gemonteerd worden, in
een niet-explosieveilig gebied:
Gecertificeerde Electropuls controle unit met de volgende maximum parameters: Uo=16.27V and Io=145mA
(c) Indien de versterker in ATEX applicaties wordt toegepast mag deze uitsluitend aan een een een controle unit
aangesloten die gecertificeerd is volgens EC type keur certificaat TRL03ATEX21024X.
Sensor met geïntegreerde hoofdversterker:
Modelnummers vallend onder: ***S*P*H*** ('*' geeft de verschillen/mogelijkheden in constructie, functie en materiaal aan.)
De volgende instructies gelden voor de Electropulse Amplifier behorende bij certificaatnummer TRL 03ATEX21035X:
14. De apparatuur mag gebruikt worden bij ontvlambare gassen en dampen met toestelgroepen IIA, IIB & IIC en
temperatuurklassen T1, T2, T3 & T4.
Pas op: de kast kan zo heet worden als de hoogste van de proces- en de omgevingstemperatuur.
15. Inspectie en onderhoud van deze apparatuur dient te worden uitgevoerd door goed opgeleid personeel, in
overeenstemming met de reglementen die van toepassing zijn. Er mogen alleen goedgekeurde reserveonderdelen
worden gebruikt, geleverd door de fabrikant of een erkende vertegenwoordiger.
16. Het kabelscherm zou binnenin aan het metalen omhulsel van de apparatuur verbonden kunnen zijn.
17. Technische gegevens:
(a) Materiaal: Zie onderdeel nummer identificatie kaart.
(b) Codering: II 1 G,
EEx ia IIC T4 (-40°C Ta +85°C)
(c) Electrisch:
Parameters (Ingangs): Ui: +16.27V, Ii: 145mA, Pi: 1.42W, Ci: 0µF, Li: 0mH.
(d) Druk: Mag de toegestane waarde van de aangebrachte koppeling/flens niet overstijgen.
18. Bijzondere voorwaarden voor veilig gebruik:
(a) De sensor moet zo geinstalleerd worden dat de klasse 3M8/4M8 vibratie niveau, gedefinieerd door IEC60721,
niet wordt overschreden.
(b) De sensor mag niet voldoen aan de eisen van EN50020: 2002 artikel 6.4.12 (isolatie van een kring van aarde of frame).
(c) De versterker mag alleen aan de volgende intrinsiek veilige bijbehorende apparatuur gemonteerd worden, in
een niet-explosieveilig gebied:
Gecertificeerde Electropuls controle unit met de volgende maximum parameters: Uo=16.27V and Io=145mA
(d) Indien de versterker in ATEX applicaties wordt toegepast mag deze uitsluitend aan een een een controle unit
aangesloten die gecertificeerd is volgens EC type keur certificaat TRL03ATEX21024X.
Gelieve er rekening mee te houden dat de veiligheidsinstructies en certificaten in deze publicatie uit het Engels (Verenigd Koninkrijk)
vertaald zijn.

Documenttranscriptie

Specifieke instructies voor installaties in gevaarlijke omgevingen NL Algemeen: 1. Deze apparatuur dient te worden geïnstalleerd door goed opgeleid personeel, in overeenstemming met de reglementen die van toepassing zijn. 2. De electronica in het apparaat is alleen gecertificeerd voor gebruik in omgevingstemperaturen tussen -40ºC en +85ºC (T4) en mag buiten dit temperatuurbereik niet worden gebruikt. 3. Wanneer de mogelijkheid bestaat dat de apparatuur met agressieve stoffen in aanraking komt, is de gebruiker verantwoordelijk voor het treffen van passende voorzorgsmaatregelen, om te voorkomen dat het apparaat en de getroffen beschermingsmaatregelen nadelig worden beïnvloed. 4. Agressieve stoffen - bijv. zure vloeistoffen of gassen die metaal kunnen aantasten, of oplossingen die polymere materialen kunnen aantasten. Passende voorzorgsmaatregelen - bijv. regelmatig uitgevoerde controles in het kader van routine-inspecties, of nagaan of in de materiaalspecificaties wordt aangegeven dat het materiaal bestand is tegen bepaalde chemicaliën. Bijzondere voorwaarden voor veilig gebruik: (a) Wanneer de binnenkant gemaakt is van een legering of plastic dienen de volgende voorzorgsmaatregelen genomen te worden: (i) Als legeringen gebruikt zijn voor de binnenkant en wanneer de legeringen toegankelijk zijn via de oppervlakte van het apparaat, in het geval van ongebruikelijke voorvallen, ontbranding als gevolg van schokken en wrijving, kunnen vonken ontstaan. Hier dient op gelet te worden wanneer de Electropulse geinstalleerd wordt in locaties die Groep II, categorie 1G apparaten eisen. (ii) Bij sommige extreme omstandigheden, kunnen de niet-metalen delen binnenin de Electropulse een onbrandingsniveau bereiken door elektrostatische lading. Daarom, wanneer ze gebruikt worden voor toepassingen die specifiek Groep II, categorie 1 appartuur nodig hebben, kan de Electropulse niet geinstalleerd worden op een lokatie waar de externe condities de opbouw van elektrostatische lading op oppervlakten kunnen overbrengen. Ter informatie: de Electropulse mag alleen gereinigd worden met een vochtige doek. Sensoren: Modelnummers vallend onder: ***S*U*H*** ('*' geeft de verschillen/mogelijkheden in constructie, functie en materiaal aan.) De volgende instructies gelden voor de Electropulse Sensor behorende bij certificaatnummer TRL 03ATEX21023X: 5. De apparatuur mag gebruikt worden bij ontvlambare gassen en dampen met toestelgroepen IIA, IIB & IIC en temperatuurklassen T1, T2, T3, T4 & T5. Pas op: de kast kan zo heet worden als de hoogste van de proces- en de omgevingstemperatuur. 6. Deze apparatuur dient niet door de gebruiker te worden hersteld en moet door een gelijkaardige gecertificeerd toestel worden vervangen. Reparaties dienen alleen te worden uitgevoerd door de fabrikant of goedgekeurde detaillist. 7. Het kabelscherm zou binnenin aan het metalen omhulsel van de apparatuur verbonden kunnen zijn. 8. Technische gegevens: (a) Materiaal: Zie onderdeel nummer identificatie kaart. (b) Codering: II 1 G, EEx ia IIC T4 (-40°C ≤ Ta ≤ +85°C) T5 (-40°C ≤ Ta ≤ +40°C) (c) Electrisch: Parameters (Ingangs): Ui: +16.27V, Ii: 205mA, Pi: 0.63W, Ci: 8nF, Li: 0µH. (d) Druk: Mag de toegestane waarde van de aangebrachte koppeling/flens niet overstijgen. 9. Bijzondere voorwaarden voor veilig gebruik: (a) De sensor mag niet voldoen aan de eisen van EN50020: 2002 artikel 6.4.12 (isolatie van een kring van aarde of frame). Om deze reden mag de sensor uitsluitend aangesloten worden via een galvanisch geisoleerde bron, of een bijbehorende versterker zoals hieronder beschreven. (b) Indien de sensor in ATEX applicaties wordt toegepast mag deze alleen aangesloten worden op een bijbehorende versterker die gekeurd is volgens EC typekeur certificaat TRL03ATEX21033X of TRL03ATEX21035X. (c) De sensor moet zo geinstalleerd worden dat de klasse 3M8/4M8 vibratie niveau, gedefinieerd door IEC60721, niet wordt overschreden. Page 22 IP221/SI Aangrenzende hoofdversterker: Modelnummers vallend onder: MEP3*I ('*' geeft de verschillen/mogelijkheden in constructie, functie en materiaal aan.) De volgende instructies gelden voor de Electropulse Amplifier behorende bij certificaatnummer TRL 03ATEX21035X: 10. De apparatuur mag gebruikt worden bij ontvlambare gassen en dampen met toestelgroepen IIA, IIB & IIC en temperatuurklassen T1, T2, T3 & T4. 11. Inspectie en onderhoud van deze apparatuur dient te worden uitgevoerd door goed opgeleid personeel, in overeenstemming met de reglementen die van toepassing zijn. Er mogen alleen goedgekeurde reserveonderdelen worden gebruikt, geleverd door de fabrikant of een erkende vertegenwoordiger. 12. Technische gegevens: (a) Materiaal: Zie onderdeel nummer identificatie kaart. (b) Codering: II 1 G, EEx ia IIC (c) Electrisch: Parameters (Ingangs): Parameters (Output): T4 (-40°C ≤ Ta ≤ +85°C) Ui: +16.27V, Ii: 145mA, Pi: 1.42W, Ci: 0µF, Li: 0mH. Uo: +16.27V, Lo: 25mA, Po: 0.4W, Ci: 0.4µF, Li: 125µH, Co: 33nF, Lo: 56mH. (d) Bekabeling: De capacitantie en inductantie van de verbonden belasting mogen de volgende waarden niet overschrijden: Groep Capaciteit (µF) Inductantie (mH) IIC 0.033 56 IIB 2.17 227 IIA 9.8 454 13. Bijzondere voorwaarden voor veilig gebruik: (a) Er moet voldaan worden aan de hierboven vermelde belasting/ kabel parameters. (b) De versterker mag alleen aan de volgende intrinsiek veilige bijbehorende apparatuur gemonteerd worden, in een niet-explosieveilig gebied: Gecertificeerde Electropuls controle unit met de volgende maximum parameters: Uo=16.27V and Io=145mA (c) Indien de versterker in ATEX applicaties wordt toegepast mag deze uitsluitend aan een een een controle unit aangesloten die gecertificeerd is volgens EC type keur certificaat TRL03ATEX21024X. Sensor met geïntegreerde hoofdversterker: Modelnummers vallend onder: ***S*P*H*** ('*' geeft de verschillen/mogelijkheden in constructie, functie en materiaal aan.) De volgende instructies gelden voor de Electropulse Amplifier behorende bij certificaatnummer TRL 03ATEX21035X: 14. De apparatuur mag gebruikt worden bij ontvlambare gassen en dampen met toestelgroepen IIA, IIB & IIC en temperatuurklassen T1, T2, T3 & T4. Pas op: de kast kan zo heet worden als de hoogste van de proces- en de omgevingstemperatuur. 15. Inspectie en onderhoud van deze apparatuur dient te worden uitgevoerd door goed opgeleid personeel, in overeenstemming met de reglementen die van toepassing zijn. Er mogen alleen goedgekeurde reserveonderdelen worden gebruikt, geleverd door de fabrikant of een erkende vertegenwoordiger. 16. Het kabelscherm zou binnenin aan het metalen omhulsel van de apparatuur verbonden kunnen zijn. 17. Technische gegevens: (a) Materiaal: Zie onderdeel nummer identificatie kaart. (b) Codering: II 1 G, EEx ia IIC T4 (-40°C ≤ Ta ≤ +85°C) (c) Electrisch: Parameters (Ingangs): Ui: +16.27V, Ii: 145mA, Pi: 1.42W, Ci: 0µF, Li: 0mH. (d) Druk: Mag de toegestane waarde van de aangebrachte koppeling/flens niet overstijgen. 18. Bijzondere voorwaarden voor veilig gebruik: (a) De sensor moet zo geinstalleerd worden dat de klasse 3M8/4M8 vibratie niveau, gedefinieerd door IEC60721, niet wordt overschreden. (b) De sensor mag niet voldoen aan de eisen van EN50020: 2002 artikel 6.4.12 (isolatie van een kring van aarde of frame). (c) De versterker mag alleen aan de volgende intrinsiek veilige bijbehorende apparatuur gemonteerd worden, in een niet-explosieveilig gebied: Gecertificeerde Electropuls controle unit met de volgende maximum parameters: Uo=16.27V and Io=145mA (d) Indien de versterker in ATEX applicaties wordt toegepast mag deze uitsluitend aan een een een controle unit aangesloten die gecertificeerd is volgens EC type keur certificaat TRL03ATEX21024X. Gelieve er rekening mee te houden dat de veiligheidsinstructies en certificaten in deze publicatie uit het Engels (Verenigd Koninkrijk) vertaald zijn. IP221/SI Page 23
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52

Emerson IP221/SI Handleiding

Type
Handleiding

Gerelateerde papieren