285
Nederlands
Analoog: Geluid dat niet is omgezet in getallen.
Analoog geluid varieert, terwijl digitaal geluid bepaalde
numerieke waarden heeft. Bij deze aansluiting wordt
het geluid via een linker- en een rechterkanaal
verzonden.
Hoogte/breedte-verhouding: De verhouding van
de hoogte en de breedte van een weergegeven beeld.
De verhouding tussen de hoogte en breedte bij
conventionele TV’s is 4:3 en bij breedbeeld-TV’s 16:9.
AUDIO OUT-aansluitingen: De rode en witte
aansluitingen aan de achterkant van apparatuur voor
het versturen van het geluid naar een ander systeem
(TV, geluidsinstelling, enzovoort).
Hoofdstuk: Delen van een lm of muziekstuk op een
DVD die kleiner zijn dan de titel. Een titel bestaat uit
meerdere hoofdstukken. Elke hoofdstuk heeft een
nummer waarmee u het gewenste hoofdstuk kunt
opzoeken.
Digitaal: Geluid dat is omgezet in numerieke
waarden. Digitaal geluid is beschikbaar bij de
aansluitingen DIGITAL AUDIO OUT COAXIAL of
OPTICAL. Bij deze aansluitingen wordt het geluid in
meerdere kanalen opgesplitst en niet in twee kanalen
zoals bij analoog geluid.
Schijfmenu: Een scherm waarin de verschillende
mogelijkheden voor beeld, geluid, ondertitels,
camerahoeken enzovoort, die op de dvd opgenomen
zijn, gekozen kunnen worden.
Dolby Digital: Een surround sound-systeem
ontwikkeld door de Dolby Laboratories met zes
kanalen digitaal geluid (voor links en rechts, surround
links en rechts, en midden).
Finaliseren: bewerking waardoor een opgenomen
DVD±R of CD-R kan worden afgespeeld op een
apparaat dat geschikt is voor dergelijke media. U kunt
DVD±R’s naliseren op dit apparaat. Na het
naliseren kunt u de disc alleen nog afspelen. U kunt
deze niet meer gebruiken voor opnamen en de
opnamen kunnen niet meer worden bewerkt.
Beeldindexscherm (Index Picture Screen):
Een scherm met het overzicht van DVD±RW of
DVD±R. Een indexbeeld vertegenwoordigt een
opname.
HDD (Hard Disk Drive): het harde-schijfstation
of de harde schijf is een opslagapparaat voor
computers enz. De schijven zijn plat, rond en
sterk, en bedekt met een dunne magnetische laag.
De magnetische koppen slaan gegevens op de snel
draaiende schijven op, zodat het lezen en schrijven
van grote hoeveelheden gegevens snel verloopt.
JPEG: Het algemene formaat voor foto’s. Een systeem
voor het comprimeren van foto’s dat is ontwikkeld
door de Joint Photographic Expert
Group. De bestanden worden door de compressie
aanzienlijk kleiner zonder merkbaar verlies van kwaliteit.
MP3: Een bestandsformaat met een systeem voor het
comprimeren van geluidsgegevens. “MP3” is de
afkorting van Motion Picture Experts Group 1 (of
MPEG-1) Audio Layer 3. In het MP3-formaat kan een
CD-R of CD-RW ongeveer 10 keer meer gegevens
dan een gewone CD bevatten.
MPEG: Motion Picture Experts Group. Een
verzameling compressiesystemen voor digitale audio
en video.
PBC: Playback Control. Verwijst naar het signaal dat
op video-CD’s of SVCD’s is opgenomen en waarmee
het afspelen kan worden bepaald. Via menuschermen
die zijn opgenomen op een video-CD of SVCD die
PBC ondersteunt, kunt u interactief afspelen en
zoeken.
PCM: Pulse Code Modulation. Een systeem voor het
coderen van digitale audio.
Progressive Scan: hierbij worden tweemaal
zoveel frames per seconde getoond als bij normale
TV-systemen. Dit zorgt voor een hogere
beeldresolutie en -kwaliteit.
Regiocode: Een systeem waardoor schijven alleen in
de betreffende regio kunnen worden afgespeeld. Dit
apparaat kan alleen schijven afspelen die dezelfde
regiocode als het apparaat hebben.
De regiocode voor dit apparaat staat op het
productlabel. Sommige schijven kunnen in meerdere
regio’s (of regio ALL) worden afgespeeld.
S-Video: Geeft een helder beeld door de signalen
voor helderheid en kleur van elkaar te scheiden.
U kunt S-Video alleen gebruiken als de TV een
S-Video In-aansluiting heeft.
Titel: Het langste gedeelte van een lm of een
muziekstuk op een DVD. Elke titel heeft een nummer
waarmee u de gewenste titel kunt opzoeken.
VIDEO OUT-uitgang: Uitgang op de achterkant
van het dvd-systeem die videosignalen naar de tv
stuurt.
Verklarende woordenlijst