beneden in de bestekmand. Als dat niet
past, leg ze dan horizontaal op het bo-
venrek of in het messenrek. (Niet alle mo-
dellen hebben een messenrek).
• Gebruik alleen gespecificeerde producten
voor afwasmachines (afwasmiddel, zout,
glansspoelmiddel).
• Zout dat niet gespecificeerd is voor af-
wasmachines, veroorzaakt schade aan
de waterontharder.
• Vul het apparaat met zout voordat u een
afwasprogramma start. Zout dat in het
apparaat is achtergebleven, kan roest
veroorzaken of een gat in de onderkant
van het apparaat maken.
• Vul het glansmiddeldoseerbakje nooit
met andere middelen dan glansspoelmid-
del (bijv. afwasmachinereinigingsmiddel,
vloeibaar afwasmiddel). Dit kan het appa-
raat beschadigen.
• Zorg er voor dat de sproeiarmen vrij kun-
nen ronddraaien voordat u een afwaspro-
gramma start.
• Het apparaat kan hete stoom laten ont-
snappen als u de deur opent terwijl er
een wasprogramma wordt uitgevoerd.
Hierdoor ontstaat een risico op brand-
wonden.
• Verwijder pas borden uit het apparaat als
het wasprogramma is voltooid.
ONDERHOUD EN REINIGING
• Schakel het apparaat uit en trek de stek-
ker uit het stopcontact voordat u het ap-
paraat gaat schoonmaken.
• Gebruik geen ontvlambare producten of
producten die corrosie kunnen veroorza-
ken.
• Gebruik het apparaat niet zonder filters.
Zorg dat de filters op de juiste wijze wor-
den geïnstalleerd. Een onjuiste installatie
levert onbevredigende wasresultaten en
schade aan het apparaat op.
• Gebruik geen waterstralen of stoom om
het apparaat te reinigen. Gevaar op een
elektrische schok en schade aan het ap-
paraat.
INSTALLATIE
• Zorg ervoor dat het apparaat niet is be-
schadigd. Installeer een beschadigd ap-
paraat niet en sluit een beschadigd appa-
raat niet aan. Neem contact op met de
leverancier.
• Verwijder alle verpakking voordat u het
apparaat installeert en gebruikt.
• Alleen een erkende persoon mag de
elektrische installatie, het loodgieterswerk
en de installatie van het apparaat uitvoe-
ren. Dit om het risico op structurele scha-
de of lichamelijk letsel te voorkomen.
• Zorg er tijdens de installatie voor dat de
stekker uit het stopcontact is gehaald.
• Boor niet in de zijkanten van het apparaat
om schade aan de hydraulische en elek-
trische onderdelen te voorkomen.
VOORZORGSMAATREGELEN BIJ
VORST
• Installeer het apparaat niet op een plek
waar de temperatuur onder de 0°C komt.
• De fabrikant is niet aansprakelijk voor eni-
ge schade door bevriezing.
AANSLUITING AAN DE WATERLEIDING
• Gebruik nieuwe slangen om het apparaat
aan te sluiten op de watertoevoer. Ge-
bruik geen gebruikte slangen.
• Sluit het apparaat niet op nieuwe leidin-
gen aan of op leidingen die lang niet zijn
gebruikt. Laat het water enkele minuten
stromen en sluit dan de toevoerslang pas
aan.
• Zorg ervoor dat de waterslangen niet
knakken of beschadigd raken bij installa-
tie van het apparaat.
• Zorg er voor dat de waterkoppelingen
stevig vast zitten om waterlekkage te
voorkomen.
• Let er bij het eerste gebruik op dat de
watertoevoerslangen niet lek zijn.
• De watertoevoerslang heeft een veilig-
heidsventiel en een dubbel omhulsel met
een hoofdkabel aan de binnenkant. De
watertoevoerslang staat alleen onder
druk wanneer er water stroomt. Als er
een lek in de watertoevoerslang aanwe-
zig is, onderbreekt de veiligheidsklep de
stroom van het water.
– Wees voorzichtig als u de watertoe-
voerslang aansluit:
– Laat de watertoevoerslang of de vei-
ligheidsklep niet in het water komen.
– Als de watertoevoerslang of de vei-
ligheidsklep beschadigd is, haal dan
electrolux 3