Documenttranscriptie
Gebruiksaanwijzing
voor geavanceerde kenmerken
Digitale Camera
Model Nr.
DMC-FS7
DMC-FS8
DMC-FS6
Gelieve deze gebruiksaanwijzing volledig door te lezen
alvorens dit apparaat in gebruik te nemen.
VQT2C79
until
2009/ 3/ 9
Inhoud
Voor Gebruik
Beknopte gebruiksaanwijzingen................4
Standaard accessoires..............................6
Namen van de onderdelen........................7
Voorbereiding
De batterij opladen ....................................9
• Over de batterij (Opladen/Aantal
opnamen)..........................................12
Een kaart of batterij in het
toestel doen ............................................14
Over het ingebouwde geheugen/
de kaart ...................................................16
De datum en de tijd instellen
(Klokinstelling).........................................18
• De klokinstelling veranderen .............19
Menu instellen .........................................20
• Menuonderdelen instellen .................21
• Gebruik van het snelle menu ............23
Over het set-up Menu .............................24
Het selecteren van de [OPNAME]
Functie ....................................................30
Basiskennis
Beelden maken m.b.v. de automatische
functie
(Intelligente Automatische Functie).........32
• Scènedetectie ...................................34
• Over de flits .......................................35
• Instellingen in intelligente
automatische functie.........................35
Beelden maken met uw favoriete
instellingen (Normale beeldfunctie).........36
• Het focussen .....................................37
• Wanneer er niet op het onderwerp
scherpgesteld is (zoals wanneer
deze zich niet in het midden van de
samenstelling van het beeld dat u
wilt makenbevindt) ............................37
• Golfstoring (camerabeweging) ..........38
• Richtingfunctie ..................................38
Beelden maken met de zoom .................39
• Gebruik van de Optische Zoom/
Gebruik van de Extra Optische Zoom
(EZ)/Gebruik van de
Digitale Zoom....................................39
Beelden terugspelen
([NORMAAL AFSP.])...............................41
• Meervoudige schermen afbeelden
(Meervoudig terugspelen) .................42
• De terugspeelzoom gebruiken ..........42
• Schakelen van de [AFSPELEN]
functie ...............................................43
Beelden wissen .......................................44
• Om een enkele opname uit
te wissen ...........................................44
• Om meerdere beelden (tot 50)
te wissen of alle beelden
te wissen ...........................................45
Gevorderd (Opname van beelden)
Over de LCD-monitor ..............................46
Beelden maken met de
ingebouwde flits.......................................48
• Naar de geschikte flitsinstelling
schakelen..........................................48
Close-up’s maken....................................53
Opnamen maken met de
zelfontspanner.........................................55
Belichtingscompensatie...........................56
Beelden maken met Auto Bracket...........57
Beelden maken die met de scène die
opgenomen wordt overeenkomen
(Scènefunctie) .........................................58
• Het registreren van scènes in
scènefunctie (Mijn scènefunctie).......58
• Het selecteren van de scènefunctie
voor elke opname (Scènefunctie) .....59
• [PORTRET] ......................................60
• [GAVE HUID] ...................................60
• [TRANSFORMEREN] ......................61
• [ZELFPORTRET] .............................61
• [LANDSCHAP] .................................62
• [SPORT] ...........................................62
• [NACHTPORTRET]..........................62
• [NACHTL. SCHAP] ..........................63
• [VOEDSEL] .....................................63
• [PARTY] ...........................................64
• [KAARSLICHT].................................64
• [BABY1]/[BABY2] .............................65
• [HUISDIER] ......................................66
• [ZONSONDERG.] ............................66
• [H. GEVOELIGH.] ............................66
-2-
• [HI-SPEED BURST] .........................67
• [FLITS-BURST] ................................68
• [STERRENHEMEL] .........................69
• [VUURWERK] ..................................70
• [STRAND] ........................................70
• [SNEEUW] .......................................70
• [LUCHTFOTO] .................................71
• [ZANDSTRAAL] ...............................72
• [FOTO FRAME] ...............................72
Bewegende beelden ...............................73
Nuttige functies op reisbestemmingen ....76
• De dag van uw vakantie opslaan
waarop u de foto maakt ....................76
• Opnamedata/Tijden op Overzeese
Reisbestemmingen (Wereldtijd)........79
Het functiemenu [OPNAME] gebruiken...81
• [FOTO RES.]....................................81
• [KWALITEIT] ....................................82
• [ASPECTRATIO]..............................83
• [SLIMME ISO] ..................................84
• [GEVOELIGHEID] ............................85
• [WITBALANS] ..................................86
• [AF MODE].......................................88
• [BURSTFUNCTIE] ...........................90
• [DIG. ZOOM] ....................................91
• [KLEURFUNCTIE] ...........................91
• [STABILISATIE] ...............................92
• [AF ASS. LAMP] ..............................93
• [KLOKINST.] ....................................93
Aansluiten op andere apparatuur
Aansluiting op de PC.............................114
Beelden afdrukken ................................117
• Een beeld kiezen en uitprinten ........118
• Meerdere beelden kiezen en
uitprinten .........................................119
• Printinstellingen ...............................120
Beelden terugspelen op een
TV-scherm.............................................123
• Opnamen terugspelen met de
AV-kabel .........................................123
• Opnamen terugspelen op een
TV met een slot voor een
SD-geheugenkaart..........................124
Overige
Schermdisplay.......................................125
Voorzorgsmaatregelen bij het gebruik...128
Waarschuwingen op het scherm ...........132
Problemen oplossen..............................135
Aantal mogelijke beelden en
beschikbare opnametijd ........................144
Geavanceerd (Terugspelen)
Beelden terugspelen in Opeenvolging
(Diavoorstelling) ......................................94
Selecteren van Beelden en
deze Terugspelen ([CATEGOR. AFSP.]/
[FAVORIET AFSP.]) ................................97
• [CATEGOR. AFSP.] ..........................97
• [FAVORIET AFSP.]...........................98
Bewegende beelden terugspelen............99
Het functiemenu [AFSPELEN]
gebruiken ..............................................100
• [KALENDER]...................................100
• [TITEL BEW.] ..................................101
• [TEKST AFDR.]...............................103
• [NW. RS.] De beeldgrootte
(aantal pixels) reduceren ................105
• [BIJSNIJD.] .....................................107
• [LCD ROTEREN] ............................108
• [FAVORIETEN] ...............................109
• [PRINT INST.] .................................110
• [BEVEILIGEN].................................112
• [KOPIE] ...........................................113
-3-
Voor Gebruik
Voor Gebruik
Beknopte gebruiksaanwijzingen
Dit is een beknopt overzicht van hoe u opnamen opneemt en terugspeelt met het toestel.
Bij elke stap controleert u de pagina’s waarnaar verwezen wordt en die tussen haakjes
staan.
plug-in-type
De batterij opladen. (P9)
• De batterij wordt niet opgeladen voor
de verzending. Laad dus de batterij
eerst op.
90
inlaattype
Doe de batterij en de kaart in het
toestel. (P14)
• Als u geen kaart gebruikt, kunt u
opnamen opnemen of terugspelen met
het ingebouwde geheugen (P16). P17
raadplegen als u een kaart gebruikt.
Zet het toestel aan om opnamen te
maken.
1 Schuif de [OPNAME]/[AFSPELEN]
keuzeschakelaar naar [!].
2 Druk de ontspanknop in om opnamen
te maken. (P32)
-4-
OFF
ON
Voor Gebruik
Speel de opnamen terug af.
1 Schuif de [OPNAME]/[AFSPELEN]
keuzeschakelaar naar [(].
2 Kies de opname die u wil bekijken.
(P41)
-5-
Voor Gebruik
Standaard accessoires
Controleer of alle accessoires aanwezig zijn voordat u het toestel gebruikt.
1
2
3
4
5
6
Batterijpakket
(In de tekst wordt deze aangeduid als batterij)
De batterij opladen voor gebruik.
Batterijoplader
(In de tekst wordt deze aangeduid als oplader)
AC-Kabel
USB-kabel
AV-Kabel
(meegeleverd voor DMC-FS7/DMC-FS6, niet meegeleverd voor DMC-FS8)
CD-ROM
• Software:
Gebruik om de software te installeren op uw PC.
7
CD-ROM
8
9
Handriem
Batterijhouder
• Gebruiksaanwijzing
• De accessoires en de vorm ervan kunnen verschillen, afhankelijk van het land of het gebied
waar u de camera hebt gekocht.
• Worden de SD-geheugenkaart, de SDHC-geheugenkaart en de MultiMediaCard aangeduid als
kaart in de tekst.
• De kaart is optioneel.
U kunt beelden maken of terugspelen met het ingebouwde geheugen als u geen kaart
gebruikt.
• Raadpleeg uw dealer of het dichtstbijzijnde servicecentrum als u meegeleverde accessoires
verliest. (U kunt de accessoires apart aanschaffen.)
-6-
Voor Gebruik
Namen van de onderdelen
1
2
3
Flits (P48)
Lens (P129)
Zelfontspannerlampje (P55)
AF assistentielamp (P93)
4
5
6
7
8
9
10
LCD-monitor (P46, 125)
Statuslampje (P15, 26, 32)
[MENU/SET] knop (P18)
[DISPLAY] knop (P46)
[Q.MENU] (P23)/Wis (P44) knop
[MODE] knop (P30)
[OPNAME]/[AFSPELEN]
keuzeschakelaar (P20)
1
2
3
4
9 10 11
5 6 78
11 Cursorknoppen
A: 3/Belichtingscompensatie (P56)/
Auto bracket (P57)
B: 4/Macrofunctie (P53)
C: 2/Zelfontspannerknop (P55)
D: 1/Flitsinstelknop (P48)
In deze handleiding, worden de cursorknoppen beschreven als afgebeeld in de
figuur hieronder of beschreven met 3/4/2/1.
b.v.: Wanneer u op de 4 (beneden) knop drukt
of
-7-
Druk op 4
Voor Gebruik
12
13
14
15
16
17
Toestel AAN/UIT (P18)
Zoomhendeltje (P39)
Speaker (P99)
Microfoon (P73)
Ontspanknop (P32, 73)
Intelligente automatische knop (P32)
12 13
14 15
16 17
18 Lusje voor handdraagriem
18
19
• Zorg ervoor de handriem te bevestigen
wanneer u het toestel gebruikt om ervoor
te zorgen dat u deze niet zal laten vallen.
19 Objectiefcilinder
20 [AV OUT/DIGITAL] aansluiting (P114,
117, 123)
20
21 Statiefbevestiging
• Zet het statief goed vast als u het toestel
erop bevestigt.
21
22
22 Kaart/Batterijklep (P14, 15)
23 Vrijgavehendeltje (P14)
24 DC-koppelaardeksel (P15)
• Wanneer u een AC-adapter gebruikt, er
voor zorgen dat de DC-koppelaar van
Panasonic (optioneel) en de AC-adapter
(optioneel) gebruikt worden. Voor
verbindingsdetails, P15 raadplegen.
-8-
24 23
Voorbereiding
Voorbereiding
De batterij opladen
∫ Over batterijen die u kunt gebruiken met dit apparaat
De batterij die gebruikt kan worden met dit apparaat is DMW-BCF10E.
Het is opgemerkt dat er nep batterijpakketten die zeer op het echte product lijken
in omloop gebracht worden op bepaalde markten. Niet alle batterijpakketten van
dit soort zijn op gepaste wijze beschermd met interne bescherming om te
voldoen aan de eisen van geschikte veiligheidstandaards. Er is een mogelijkheid
dat deze batterijpakketten tot brand of explosie kunnen leiden. U dient te weten
dat wij niet verantwoordelijk zijn voor eventuele ongelukken of storingen die als
een gevolg van het gebruik van een nep batterijpak gebeuren. Om er voor te
zorgen dat er veilige producten gebruikt worden, raden we het gebruik aan van
originele batterijpakketten van Panasonic.
• Gebruik hiervoor de oplader.
• Deze eenheid heeft een functie die bruikbare batterijen kan onderscheiden. Exclusieve
batterijen worden ondersteund door deze functie. (Conventionele batterijen die niet
ondersteund worden door deze functie kunnen niet gebruikt worden.)
• De batterij wordt niet opgeladen voor de verzending. Laad dus de batterij eerst op.
• Laad de batterij op met de oplader.
• Laad de batterij op bij in een temperatuur tussen 10 oC en 35 oC. (Dit moet ook de temperatuur
van de batterij zelf zijn).
Steek de batterij in de goede
richting.
-9-
Voorbereiding
Steek de stekker van de oplader
in het stopcontact.
plug-in-type
• De AC-kabel gaat niet helemaal in de
AC-aansluiting. Er blijft een stukje over
zoals op de afbeelding.
• Het laden start als het lampje
[CHARGE] A groen oplicht.
• Het laden is gedaan als het lampje
[CHARGE] A uitgaat (na maximum
ongeveer 130 minuten).
90
inlaattype
Maak de batterij los als deze
opgeladen is.
- 10 -
Voorbereiding
∫ Als het [CHARGE] lampje knippert
• De batterij is te heet of te koud. Het zal langer duren dan normaal om de batterij op te laden.
Het kan ook zijn dat de batterij niet helemaal opgeladen wordt.
• De polen op de lader of op de batterij zijn vuil. Wrijf ze in dit geval schoon met een droge doek.
Aantekening
• Als u hebt opgeladen, trekt u de stekker uit het stopcontact.
• De batterij wordt warm na het gebruik/laden of tijdens het laden. Ook de fotocamera wordt
warm tijdens het gebruik. Dit is echter geen storing.
• Een volle batterij raakt leeg als u deze lang niet gebruikt.
• De batterij kan weer opgalden worden ook wanneer deze nog niet helemaal leeg is, maar het is
niet aan te raden dat de batterij vaak even bijgeladen wordt terwijl de batterij vrijwel helemaal
opgeladen is. (De batterij heeft eigenschappen die zijn werkingsduur zullen reduceren en de
batterij zullen doen opzwellen.)
• Wanneer de bedrijfstijd van de camera extreem kort wordt zelfs als de batterij goed opgeladen
is, zou de levensduur van de batterij aan zijn eind kunnen zijn. Koop een nieuwe batterij.
• Laat geen metalen voorwerpen (zoals clips) in de buurt van de contactzones van de
stroomplug. Anders zou er een brand- en/of elektrische shock veroorzaakt kunnen
worden door kortsluiting of de eruit voortkomende hitte.
- 11 -
Voorbereiding
Over de batterij (Opladen/Aantal opnamen)
∫ Batterijaanduiding
De batterijaanduiding verschijnt op de LCD-monitor.
[Deze verschijnt niet wanneer u de camera gebruikt met de AC-adapter (optioneel)].
• De aanduiding wordt rood en knippert als de resterende batterijstroom op is. (De
statusindicator knippert als de LCD-monitor uit gaat.) Laad de batterij opnieuw op of vervang
deze met een volle batterij.
∫ Levensduur van de batterij
Aantal beelden
Ongeveer 360 opnamen
(DMC-FS7/DMC-FS8)
Ongeveer 400 opnamen
(DMC-FS6)
Opnametijd
Ongeveer 180 min.
(DMC-FS7/DMC-FS8)
Ongeveer 200 min.
(DMC-FS6)
Volgens CIPA-standaard in
normale beeldfunctie
Opnamevoorwaarden volgens CIPA-standaard
• CIPA is een afkorting van [Camera & Imaging Products Association].
• Temperatuur: 23 oC/Vochtigheid: 50% wanneer de LCD-monitor aan staat.¢
• Met een Panasonic SD-geheugenkaart (32 MB).
• De geleverde batterij gebruiken.
• Opnemen begint 30 seconden nadat de fotocamera aangezet is. (Als de optische
beeldstabilisator ingesteld is op [AUTO].)
• Om de 30 seconden opnemen, met volle flits om het tweede beeld.
• Het zoomhendeltje van Tele naar Breed of andersom zetten bij elke opname.
• Het toestel om de 10 opnamen uitzetten. Het toestel niet gebruiken totdat de batterijen
afgekoeld zijn.
¢ Het aantal beelden dat u kunt maken neemt af in Automatische LCD-versterkingsfunctie,
LCD-versterkingsfunctie en Hoge hoekfunctie (P25).
Het aantal opnamen verschilt afhankelijk van de pauzetijd tussen de opnamen. Als
de pauzetijd tussen de opnamen langer wordt, neemt het aantal opnamen af. [bijv.
Als u om de 2 minuten opnamen maakt, neemt het aantal mogelijke opnamen af tot
ongeveer 90 (DMC-FS7/DMC-FS8)/100 (DMC-FS6)].
- 12 -
Voorbereiding
Terugspeeltijd
Ongeveer 390 min. (DMC-FS7/DMC-FS8)
Ongeveer 450 min. (DMC-FS6)
Het aantal opnamen en de terugspeeltijd zal variëren afhankelijk van de
werkingsomstandigheden en opslagcondities van de batterij.
∫ Opladen
Oplaadtijd
Maximum ongeveer 130 min.
Oplaadtijd en aantal mogelijke beelden met het optionele batterijpakket zijn dezelfde als
hierboven.
De opnametijd zal enigszins variëren afhankelijk van de status van de batterij en de
omstandigheden in de oplaadomgeving.
Wanneer het opladen met succes voltooid is, gaat de [CHARGE] indicator uit.
Aantekening
• De batterij kan uitzetten en minder lang werken naarmate u deze vaker oplaadt. Voor een lang
meegaande batterij raden wij aan deze niet te vaak op te laden als de batterij nog niet helemaal
leeg is.
• De prestatie van de batterij kan tijdelijk verminderen en de bedrijfstijd kan korter worden bij
lagere temperaturen (b.v. skiën/snowboarden).
- 13 -
Voorbereiding
Een kaart of batterij in het toestel doen
• Controleer of het toestel uit staat.
• We raden een kaart van Panasonic aan.
Zet de vrijgavehendeltje in de richting
van de pijl en open de batterij/kaartklep.
• Altijd echte Panasonic batterijen gebruiken.
• Als u andere batterijen gebruikt, garanderen
wij de kwaliteit van dit product niet.
Batterij: Doe deze er in totdat deze
vergrendeld wordt door de hendel A
terwijl u op de richting let waarin u deze
zet. Zet het hendeltje A in de richting
van de pijl om de batterij te verwijderen.
Kaart: Druk deze helemaal door totdat
deze klikt en let op de richting waarin u
deze erin doet. Om de kaart te
verwijderen, de kaart helemaal
doorduwen totdat deze klikt, trek deze
er vervolgens rechtop uit.
B: De verbindingsuiteinden van de kaart niet aanraken.
• De kaart kan beschadigd worden als deze niet goed in het toestel zit.
1: Sluit de kaart/batterijklep.
2: Zet de vrijgavehendeltje in de
richting van de pijl.
• Als u de kaart/batterijklep niet helemaal kunt
sluiten, haalt u de kaart eruit en steekt u deze er
weer in.
- 14 -
Voorbereiding
Aantekening
• Haal de batterij uit het toestel na gebruik. De batterij opslaan in de batterijhouder (bijgeleverd).
• De batterij niet verwijderen totdat de LCD-monitor en het statuslampje (groen) uit zijn gegaan
omdat anders de instellingen verkeerd opgeslagen kunnen worden.
• De geleverde batterij is alleen bedoeld voor dit toestel. Gebruik de batterij niet voor andere
apparatuur.
• Voordat u de kaart of de batterij verwijdert, het toestel uitzetten en wachten totdat de
statusindicator helemaal uitgegaan is. (Anders zou dit apparaat niet meer normaal kunnen
werken en zou de kaart zelf beschadigd kunnen raken of zouden de opgenomen beelden
verloren kunnen gaan.)
∫ M.b.v. een AC-adapter (optioneel) en een DC-koppelaar (optioneel) i.p.v. de
batterij
Zorg ervoor dat de AC-adapter (optioneel) en
DC-koppelaar (optioneel) aangeschaft worden in
een set. Niet gebruiken als deze apart verkocht
worden.
1 Open de kaart/batterijklep.
2 Doe de DC-koppelaar erin, lettend op de richting.
3 Sluit de kaart/batterijklep.
• Zorg ervoor dat de kaart-/batterijklep dicht is.
4 Open de DC-koppelaardeksel A.
• Als het moeilijk is te openen, de
koppelaarbescherming opendrukken van binnenuit
met de kaart-/batterijklep open.
5 Doe de AC-adapter in een elektrische uitlaat.
6 De AC-adapter B aan de [DC IN] aansluiting C
van de DC-koppelaar verbinden.
D De markeringen uitlijnen en erin zetten.
• Zorg ervoor dat alleen de AC-adapter en de
DC-koppelaar voor dit toestel gebruikt worden. Het
gebruik van andere apparatuur zou schade kunnen
veroorzaken.
Aantekening
• Gebruik altijd een originele Panasonic AC-adapter (optioneel).
• Sommige statieven kunnen niet bevestigd worden wanneer de DC-koppelaar aangesloten is.
• Dit apparaat kan niet recht gezet worden wanneer de AC-adapter aangesloten is. Wanneer u
deze neerzet en aan hanteert, raden we aan deze op een zachte doek te plaatsen.
• Zorg ervoor de AC-adapter los te koppelen wanneer u de kaart-/batterijdeur opent.
• Als de AC-adapter en de DC-koppelaar niet nodig zijn, verwijder deze dan van het digitale
toestel. Tevens gelieve de DC-koppelaardeksel dicht houden.
• Lees ook de handleiding voor de AC-adapter en de DC-koppelaar.
• We raden aan dat u een batterij die voldoende opgeladen is of de AC-adapter gebruikt
wanneer u bewegende beelden maakt.
• Als terwijl u bewegende beelden maakt m.b.v. de AC-adapter, de stroom onderbroken wordt
wegens het uitvallen van de stroom of als de AC-adapter losgekoppeld wordt enz., zal het
bewegende beeld dat gemaakt worden, niet gemaakt worden.
- 15 -
Voorbereiding
Over het ingebouwde geheugen/de kaart
De volgende operaties kunnen uitgevoerd worden m.b.v. dit
apparaat.
• Wanneer er geen kaart inzit: Kunnen beelden opgenomen worden
in het ingebouwde geheugen en teruggespeeld worden.
• Wanneer er wel een kaart inzit: Kunnen beelden opgenomen
worden op de kaart en teruggespeeld worden.
• Als u het ingebouwde geheugen gebruikt
k>ð (toegangindicatie¢)
• Als u de kaart gebruikt
† (toegangaanduiding¢)
¢ De kaartaanduiding wordt rood als er beelden met het ingebouwde
geheugen (of de kaart) worden gemaakt.
Ingebouwd geheugen
• Geheugengrootte: Ongeveer 50 MB
• Op te nemen bewegende beelden: Alleen QVGA (320k240 pixels)
• Het ingebouwde geheugen kan worden gebruikt als tijdelijke opslagruimte als de kaart vol
raakt.
• U kunt uw beelden opslaan op een kaart. (P113)
• De toegangstijd voor het ingebouwde geheugen kan langer zijn dan de toegangstijd voor een
kaart.
- 16 -
Voorbereiding
Kaart
De volgende soorten kaarten kunnen met dit apparaat gebruikt worden.
(Deze kaarten worden aangeduid als kaart in de tekst.)
Soort kaart
SD-geheugenkaart (8 MB tot 2 GB)
(Geformatteerd m.b.v. het FAT12 of
FAT16 formaat in overeenstemming
met de SD-standaard)
SDHC-geheugenkaart (4 GB tot
32 GB)¢
(Geformatteerd m.b.v. het FAT32
formaat in overeenstemming met de
SD-standaard)
MultiMediaCard
Eigenschappen
• Snelle opname en grote schrijfsnelheid
A
• Schrijfbescherming-schakelaar A
voorzien (Wanneer deze schakelaar op
de [LOCK] positie staat, is er geen
verdere gegevens schrijven, wissen of
formattering mogelijk. Het vermogen
2
gegevens te schrijven, te wissen en te
formatteren wordt hersteld wanneer de schakelaar
teruggezet wordt naar zijn originele positie.)
• Alleen stilstaande beelden.
¢ De SDHC-geheugenkaart is een geheugenkaartstandaard die bepaald is door de
SD-associatie in 2006 voor hoog vermogen-geheugenkaarten die meer dan 2 GB kunnen
bevatten.
¢ U kunt een SDHC-geheugenkaart gebruiken in toestellen die compatibel zijn met
SDHC-geheugenkaarten maar u kunt geen SDHC-geheugenkaart gebruiken in toestellen
die alleen compatibel zijn met SD-geheugenkaarten. (Lees altijd de gebruiksaanwijzing
voordat u het toestel gebruikt.)
• U kunt alleen kaarten gebruiken met SDHC-logo (die op overeenstemming duidt met de
SD-standaard) indien u kaarten gebruikt met een vermogen van 4 GB of meer.
• Gelieve deze informatie op de volgende website bevestigen.
http://panasonic.co.jp/pavc/global/cs
(Deze site is alleen in het Engels.)
Aantekening
• Zet dit apparaat niet uit, verwijder de batterijen of de kaart niet en koppel de AC-adapter
(optioneel) niet los wanneer de toegangsindicatie brandt [waneer er beelden
geschreven, gelezen of gewist worden of het ingebouwde geheugen of de kaart
geformatteerd (P29)] worden. Verder het toestel niet blootstellen aan vibratie, stoten of
statische elektriciteit.
De kaart of de gegevens op de kaart zouden beschadigd kunnen worden en dit apparaat
zou niet langer normaal kunnen werken.
Als de operatie faalt wegens vibratie, stoten of statische elektriciteit, de operatie
opnieuw uitvoeren.
• De gegevens op het ingebouwde geheugen of de kaart kunnen beschadigd raken of verloren
gaan door elektromagnetische golven of statische elektriciteit of omdat het toestel of de kaart
stuk is. We raden aan belangrijke gegevens op een PC enz. op te slaan.
• Formatteer de kaart niet op de PC of andere apparatuur. Formatteer de kaart alleen op het
toestel zelf zodat er niets kan mislopen. (P29)
• Houd de geheugenkaarten buiten het bereik van kinderen om te voorkomen dat ze de kaart
inslikken.
- 17 -
Voorbereiding
De datum en de tijd instellen (Klokinstelling)
• De klok is niet ingesteld wanneer het toestel vervoerd wordt.
Zet het toestel aan.
OFF
ON
A [MENU/SET] knop
B Cursorknoppen
• De het taalselectiescherm wordt niet afgebeeld op
DMC-FS7PR/DMC-FS6PR > stap 4.
Op [MENU/SET] drukken.
Druk op 3/4 om de taal te kiezen en dan op [MENU/SET].
• Het [AUB KLOK INSTELLEN] bericht verschijnt. (Dit bericht verschijnt niet in
[AFSPELEN] functie.)
Op [MENU/SET] drukken.
MENU
/SET
- 18 -
Voorbereiding
Op 2/1 drukken om de items (jaar,
maand, dag, uur, minuut, displayvolgorde
afbeelden of formaat tijddisplay) te
selecteren en dan op 3/4 drukken om in
te stellen.
:
:
A: De tijd in uw woongebied
B: De tijd in uw reisbestemmingsgebied (P79)
‚: Annuleren zonder de klok in te stellen.
• Selecteer ofwel [24UURS] of [AM/PM] voor het formaat van de tijddisplay.
• AM/PM wordt afgebeeld wanneer [AM/PM] geselecteerd is.
• Wanneer [AM/PM] geselecteerd is als het formaat van de tijddisplay, wordt middernacht
afgebeeld als AM 12:00 en wordt twaalf uur’s middags afgebeeld als PM 12:00. Dit
displayformaat wordt veel gebruikt in de VS en elders.
Op [MENU/SET] drukken om in te stellen.
• Na het voltooien van de klokinstellingen, het toestel uitzetten. Zet het toestel vervolgens
weer aan, schakel naar opnamefunctie, en controleer dat de display de instellingen
weergeeft die uitgevoerd zijn.
• Wanneer [MENU/SET] ingedrukt is om de instellingen te voltooien zonder dat de klok
ingesteld moet worden, de klok correct instellen door de “De klokinstelling veranderen”
procedure hieronder te volgen.
De klokinstelling veranderen
Selecteer [KLOKINST.] in het [OPNAME] of [SET-UP] menu, en druk op 1. (P21)
• Deze kan veranderd worden in stappen 5 en 6 om de klok in te stellen.
• De klokinstelling wordt behouden gedurende 3 maanden m.b.v. de ingebouwde
klokbatterij zelfs zonder de batterij. (De opgeladen batterij in het apparaat laten
gedurende 24 uur om de ingebouwde batterij op te laden.)
Aantekening
• De klok wordt afgebeeld wanneer [DISPLAY] verschillende keren ingedrukt wordt tijdens
opname.
• U kunt het jaar instellen van 2000 tot 2099.
• Als de klok niet is ingesteld, wordt niet de juiste datum afgedrukt als u de datumafdruk op de
beelden instelt met [TEKST AFDR.] (P103) of de beelden laat afdrukken door een fotograaf.
• Als de klok wel is ingesteld, kan de juiste datum worden afgedrukt, zelfs als de datum niet op
het scherm van de camera wordt weergegeven.
- 19 -
Voorbereiding
Menu instellen
Het toestel wordt geleverd met menu’s die u de mogelijkheid bieden instellingen te maken
voor het maken van beelden en deze terug te spelen precies zoals u wilt en menu’s die u
de mogelijkheid bieden meer plezier te hebben met het toestel en deze met groter gemak
te gebruiken.
In het bijzonder, bevat het [SET-UP] menu belangrijke instellingen met betrekking tot de
klok en de stroom van het toestel. Controleer de instellingen van dit menu voordat u
overgaat tot het gebruik van het toestel.
‘
A [OPNAME]/[AFSPELEN] selectieschakelaar
( [AFSPELEN] functiemenu (P100 tot 113)
• Dit menu laat u de
bescherming,
bewerking of
afdrukinstellingen
(DPOF), enz. van
gemaakte beelden
maken.
! [OPNAME] functiemenu (P81 tot 93)
• Dit menu lat u de
kleuring,
gevoeligheid,
aspectratio, aantal
pixels en andere
aspecten instellen van
de beelden die u aan
het opnemen bent.
[SET-UP] menu (P24 tot 29)
• Dit menu laat u de klokinstellingen uitvoeren, de werkingspieptoon
selecteren en anderen instellingen instellen die het gemakkelijker voor
u maken om het toestel te hanteren.
• Het [SET-UP] menu kan ingesteld worden vanaf de
[OPNAMEFUNCTIE] of [AFSPEELFUNCTIE] stand.
Aantekening
Afhankelijk van de specificaties van het toestel, zou het niet mogelijk kunnen zijn bepaalde
functies in te stellen of zouden sommige functies niet kunnen werken onder bepaalde
omstandigheden waarin het toestel gebruikt wordt.
- 20 -
Voorbereiding
Menuonderdelen instellen
Deze sectie beschrijft hoe de instellingen van de normale beeldfunctie te selecteren en
dezelfde instelling vervolgens gebruikt kan worden voor het [AFSPELEN] menu en het
[SET-UP] menu.
Voorbeeld: Instelling [AF MODE] vanuit [Ø] naar [š] in de normale beeldfunctie
Zet het toestel aan.
A [MENU/SET] knop
B [OPNAME]/[AFSPELEN] keuzeschakelaar
C [MODE] knop
OFF
ON
Schuif de [OPNAME]/[AFSPELEN]
keuzeschakelaar naar [!] en druk
vervolgens op [MODE].
• Wanneer u de [AFSPELEN] functiemenu-instellingen
selecteert, de [OPNAME]/[AFSPELEN]
keuzeschakelaar naar [(] zetten en verdergaan naar
stap 4.
Op 3/4 drukken om [NORMALE FOTO] te
kiezen en vervolgens op [MENU/SET]
drukken.
Druk op [MENU/SET] om het menu af te
beelden.
• U kunt ook naar de menuschermen overschakelen in
een menu-onderdeel door het zoomhendeltje te
verplaatsen.
Schakel naar het [SET-UP] menu
Op 2 drukken.
Druk op 4 om het [SET-UP]
menupictogram
te kiezen.
Op 1 drukken.
• Kies een menuonderdeel en stel het in.
- 21 -
MENU
/SET
Voorbereiding
Op 3/4 drukken om [AF MODE] te kiezen.
• Selecteer het item helemaal onderaan en druk op 4
om naar het tweede scherm te gaan.
Op 1 drukken.
• Afhankelijk van het item, kan de instelling ervan niet
verschijnen of op een andere manier afgebeeld
worden.
Op 3/4 drukken om [š] te kiezen.
Op [MENU/SET] drukken om in te stellen.
MENU
/SET
Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
- 22 -
Voorbereiding
Gebruik van het snelle menu
M.b.v. het snelle menu, kunnen sommige van de menu-instellingen gemakkelijk
opgeroepen worden.
• Sommige menu-items kunnen niet ingesteld worden door de functies.
• Wanneer [DISPLAY] ingedrukt wordt terwijl [STABILISATIE] (P92) geselecteerd is, kan
[JITTER, DEMO BEW. ONDW.] afgebeeld worden.
[Q.MENU] ingedrukt houden wanneer u
opneemt.
Op 3/4/2/1 drukken om het menu-item en
de instelling te selecteren en dan op
[MENU/SET] drukken om het menu te
sluiten.
A De in te stellen items en de instellingen worden
afgebeeld.
- 23 -
Q.MENU
A
Voorbereiding
Over het set-up Menu
[KLOKINST.], [BESPARING] en [AUTO REVIEW] zijn belangrijke items. Controleer de
instellingen ervan voordat u ze gebruikt.
• In de Intelligente automatische functie, kunnen alleen [KLOKINST.], [WERELDTIJD], [TOON]
en [TAAL] ingesteld worden.
Voor details over hoe de [SET-UP] menu-instellingen geselecteerd moeten worden,
P21 raadplegen.
U [KLOKINST.]
De datum en de tijd instellen.
• Raadpleeg P18 voor details.
De tijd in uw woongebied en reisbestemming instellen.
[WERELDTIJD]
“ [BESTEMMING]:
U reisbestemming
– [HOME]:
Uw woongebied
• Raadpleeg P79 voor details.
De vertrekdatum en terugkeerdatum van uw reis instellen.
— [REISDATUM]
[REIS-SETUP]:
[OFF]/[SET]
[LOCATIE]:
[OFF]/[SET]
• Raadpleeg P76 voor details.
Hiermee stelt u de pieptoon en sluitertoon in.
r [TOON]
r [TOONNIVEAU]:
[s] (Geluid uit)
[t] (Laag)
[u] (Hoge)
[
[
[
[PIEPTOON]:
]/[ 2 ]/[ 3 ]
[
[
1
- 24 -
[SHUTTER VOL.]:
] (Geluid uit)
] (Laag)
] (Hoge)
1
[SHUTTER TOON]:
]/[ 2 ]/[ 3 ]
Voorbereiding
u [VOLUME]
Stel het volume af van de luidspreker op één van de 7 niveaus.
• Als u de camera aansluit op een TV wijzigt dit het volume van de TV-speakers niet.
[LCD SCHERM]
De helderheid van de LCD-monitor in 7 stappen aanpassen.
Deze menu-instellingen maken het gemakkelijker voor u om de
LCD-monitor te zien wanneer u op heldere plekken bent of
wanneer u het toestel hoog boven uw hoofd houdt.
LCD [LCD MODE]
[OFF]
„ [AUTO POWER LCD]:
De helderheid wordt automatisch aangepast afhankelijk van hoe
helder het om het toestel heen is.
… [SPANNING LCD]:
De LCD-monitor wordt helderder en gemakkelijker zichtbaar
tijdens het opnemen ook buiten.
Å [GR. KIJKHOEK]:
De LCD-monitor is gemakkelijker zichtbar wanneer u beelden
maakt met het toestel hoog boven uw hoofd.
• De Hoge-hoekfunctie wordt ook geannuleerd als u de camera uitzet of de [BATT. BESP.] hebt
ingeschakeld.
• De helderheid van de beelden die afgebeeld worden op de LCD-monitor neemt toe zodat
sommige onderwerpen anders eruit zouden kunnen zien dan in werkelijkheid op de
LCD-monitor. Dit beïnvloedt echter niet de opgenomen beelden.
• De LCD-monitor wordt weer normaal helder na 30 seconden als u opneemt met de
LCD-versterkingsfunctie. Druk op een willekeurige knop om de LCD-monitor weer helder te
maken.
• Als u niets op het scherm ziet door zonlicht of ander licht dat erop schijnt, raden wij aan het licht
af te schermen met uw hand of iets anders.
• Het aantal beelden dat opgenomen kan worden neemt af in Automatische
LCD-versterkingsfunctie, LCD-versterkingsfunctie en Hoge hoekfunctie.
• [AUTO POWER LCD] en [GR. KIJKHOEK] kunnen niet geselecteerd worden in de
terugspeelfunctie.
[BEELDGROOTTE]
Verander de displaygrootte van sommige iconen en
menuschermen.
[STANDARD]/[LARGE]
- 25 -
Voorbereiding
[FOCUS ICON]
Verander de focusicoon.
[
]/[
]/[
]/[
]/[
]/[
]
U kunt de levensduur van de batterij conserveren door deze
menu’s in te stellen.
q [BESPARING]
p [BATT. BESP.]:
Het toestel wordt automatisch uitgeschakeld als het toestel niet
gebruikt wordt gedurende een op de instelling geselecteerde
tijdsperiode.
[OFF]/[2MIN.]/[5MIN.]/[10MIN.]
[AUTO LCD UIT]:
De LCD-monitor wordt automatisch uitgeschakeld als het toestel
niet gebruikt wordt gedurende de op de instelling geselecteerd
tijd.
[OFF]/[15SEC.]/[30SEC.]
• De ontspanknop tot de helft indrukken of het toestel uit- en aanzetten om de [BATT. BESP.] te
annuleren.
• [BATT. BESP.] is ingesteld op [5MIN.] in de intelligente automatische functie.
• [BATT. BESP.] is vastgesteld op [2MIN.] wanneer [AUTO LCD UIT] ingesteld is op [15SEC.] of
[30SEC.].
• De statusindicator licht op als de LCD-monitor uit wordt gezet. Druk op een willekeurige knop
om de LCD-monitor weer aan te zetten.
• [AUTO LCD UIT] werkt niet terwijl u het menu of de terugspeelzoom hanteert.
• [BATT. BESP.] werkt niet in de volgende gevallen.
– Wanneer u de AC-adapter gebruikt
– Wanneer u verbindt aan een PC of een printer
– Wanneer u bewegende beelden opneemt of terugspeelt
– Tijdens een diavoorstelling
– [AUTO DEMO]
• [AUTO LCD UIT] werkt niet in de volgende gevallen.
– Wanneer u de AC-adapter gebruikt
– Wanneer u verbindt aan een PC of een printer
– Als de zelfontspanner ingesteld is
– Terwijl u bewegende beelden opneemt
– Terwijl het menuscherm afgebeeld is
– [AUTO DEMO]
- 26 -
Voorbereiding
Stel in hoeveel tijd na de opname het beeld op het scherm
verschijnt.
o [AUTO REVIEW]
[OFF]
[1SEC.]
[2SEC.]
[HOLD]:
De beelden worden afgebeeld totdat erop een
willekeurige knop gedrukt wordt.
[ZOOM]: De opname verschijnt 1 seconde, wordt dan
uitvergroot tot 4k en verschijnt nogmaals 1 seconde.
• [AUTO REVIEW] is geactiveerd ongeacht de instelling ervan wanneer auto bracket (P57),
[HI-SPEED BURST] (P67), [FLITS-BURST] (P68) en [FOTO FRAME] (P72) in scènefunctie en
[BURSTFUNCTIE] (P90) gebruikt worden. (De beelden kunnen niet vergroot worden.)
• In intelligente automatische functie, is de automatische overzichtsfunctie vastgesteld op
[2SEC.].
• [AUTO REVIEW] werkt niet in bewegende beeldfunctie.
v [NR. RESET]
Reset het bestandnummer van de volgende opname op 0001.
• Het mapnummer wordt bijgewerkt en het bestandnummer vertrekt vanaf 0001. (P116)
• U kunt een mapnummer tussen 100 en 999 toewijzen.
Wanneer u het mapnummer 999 bereikt, kunt u niet verder instellen. Wij raden aan de kaart
(P29) te formatteren nadat u de gegevens op een PC of ergens anders opgeslagen hebt.
• Om het mapnummer opnieuw op 100 te zetten, het ingebouwde geheugen of de kaart eerst
formatteren en vervolgens deze functie gebruiken om het bestandsnummer opnieuw in te
stellen.
Er verschijnt een resetscherm voor het mapnummer. [JA] kiezen om het mapnummer opnieuw
in te stellen.
w [RESETTEN]
De [OPNAME] of [SET-UP] menu-instellingen worden weer
teruggezet naar de begininstellingen.
• Wanneer de [RESETTEN] instelling geselecteerd is tijdens opname, wordt tegelijk ook de
operatie die de lens terugzet uitgevoerd. U zult het geluid hoeren van de lens die beweegt
maar dit is normaal en duidt niet op slechte werking.
• Wanneer [SET-UP] menu-instellingen opnieuw ingesteld worden, worden de volgende
instellingen ook opnieuw ingesteld. Bovendien wordt [FAVORIETEN] (P109) in [AFSPELEN]
functiemenu ingesteld op [OFF], en wordt [LCD ROTEREN] (P108) ingesteld op [ON].
– De instelling en registratie voor mijn scènefunctie (P58)
– De verjaardag- en naam instellingen voor [BABY1]/[BABY2] (P65) en [HUISDIER] (P66) in
scènefunctie.
– De instellingen van [REISDATUM] (P76) (vertrekdatum, terugkomstdatum, locatie)
– De instelling voor [WERELDTIJD] (P79).
• Het mapnummer en de klokinstelling worden niet gewijzigd.
- 27 -
Voorbereiding
Het USB-communicatiesysteem kiezen voordat of nadat u het
toestel op uw PC of printer aansluit met de USB-kabel
(bijgeleverd).
x [USB MODE]
y [SELECT. VERBINDING]:
[PC] of [PictBridge(PTP)] kiezen als u het toestel op een PC of
een printer hebt aangesloten die PictBridge verwerkt.
{ [PictBridge(PTP)]:
Instellen na of voor het aansluiten op een printer die PictBridge
verwerkt.
z [PC]:
Instellen na of voor het aansluiten op een PC.
• Wanneer u [PC] kiest, wordt het toestel aangesloten via het “USB Mass Storage”
communicatiesysteem.
• Wanneer u [PictBridge(PTP)] kiest, wordt het toestel aangesloten op het “PTP (Picture Transfer
Protocol)” communicatiesysteem.
De verschillende TV-typen instellen. (Alleen Terugspeelfunctie)
| [VIDEO UIT]
[NTSC]:
Video-output wordt op NTSC systeem ingesteld.
[PAL]:
Video-output wordt op PAL systeem ingesteld.
• Dit zal werken wanneer de AV-kabel (P123) verbonden is.
[TV-ASPECT]
Het kleurentelevisiesysteem instellen voor elk land.
(Alleen Terugspeelfunctie)
[W]:
Aansluiten op een TV met een 16:9 scherm.
[X]:
Aansluiten op een TV met een 4:3 scherm.
• Dit zal werken wanneer de AV-kabel (P123) aangesloten is.
Het is mogelijk te controleren welke versie
van bedrijfswaren op het toestel zit.
[VERSIE DISP.]
- 28 -
Voorbereiding
[FORMATEREN]
Het ingebouwde geheugen of de kaart wordt geformatteerd. Het
formatteren wist alle gegevens onherroepelijk, dus controleer de
gegevens zorgvuldig voordat u formatteert.
• Gebruik een batterij met voldoende batterijstroom of de AC-adapter (optioneel) en
DC-koppelaar (optioneel) wanneer u formatteert. Zet het toestel niet uit tijdens het formatteren.
• Als er een kaar inzit, wordt alleen de kaart geformatteerd. Om het ingebouwde geheugen te
formatteren, de kaart verwijderen.
• Als de kaart is geformatteerd op een PC of andere apparatuur, formatteert u dan de kaart
opnieuw op het toestel.
• Het kan langer duren om het ingebouwde geheugen te formatteren dan de kaart.
• Als u niet kunt formatteren, contact opnemen met de dealer of uw dichtstbijzijnde
Servicecentrum.
~ [TAAL]
De taal op het scherm instellen.
• Als u per ongeluk een andere taal instelt, kiest u [~] in het pictogrammenmenu om de
gewenste taal in te stellen.
Het toestel spoort automatisch beeldbibber en de beweging van
het onderwerp op en beeldt deze af op de indicator. ([JITTER,
DEMO BEW. ONDW.])
De kenmerken van het toestel worden afgebeeld als
diavoorstellingen. ([AUTO DEMO])
[JITTER, DEMO BEW. ONDW.]
DEMO [DEMOFUNCTIE]
A Demonstratie
camerabewegingsdetectie
B Demonstratie bewegingsdetectie
[AUTO DEMO]:
[OFF]
[ON]
• In terugspeelfunctie, [JITTER, DEMO BEW. ONDW.] kan niet afgebeeld worden.
• Druk op [DISPLAY] om [JITTER, DEMO BEW. ONDW.] te sluiten.
• [JITTER, DEMO BEW. ONDW.] is een benadering.
• [AUTO DEMO] heeft geen mogelijkheid tot TV-output.
- 29 -
A
B
Voorbereiding
Het selecteren van de [OPNAME] Functie
Wanneer de [OPNAME] functie geselecteerd is, kan het toestel ingesteld worden op de
intelligente automatische functie waarin de optimale instellingen vastgesteld worden in
overeenkomst met het onderwerp dat opgenomen moet worden en met de
opnameomstandigheid, of op de scènefunctie die u in staat stelt beelden te maken die
overeenkomen met de scène die opgenomen wordt.
Zet het toestel aan.
OFF
A [MENU/SET] knop
B [OPNAME]/[AFSPELEN] keuzeschakelaar
C [MODE] knop
Schuif de [OPNAME]/[AFSPELEN]
keuzeschakelaar naar [!].
Druk op [MODE].
Op 3/4 drukken om de functie te kiezen.
Op [MENU/SET] drukken.
- 30 -
ON
Voorbereiding
∫ Lijst van [OPNAME] functies
¦
Intelligente automatische functie (P32)
De onderwerpen worden opgenomen m.b.v. de instellingen die overgelaten worden
aan het toestel om deze automatisch te selecteren.
!
Normale opnamefunctie (P36)
De onderwerpen worden opgenomen m.b.v. uw eigen instellingen.
Mijn scènefunctie (P58)
De beelden worden genomen m.b.v. eerder geregistreerde opnamescènes.
Û
Scènefunctie (P58)
Hiermee maakt u beelden die passen bij de scène die u opneemt.
$
Bewegende beeldfunctie (P73)
Deze functie biedt u de mogelijkheid bewegende beelden met geluid op te nemen.
Aantekening
• Wanneer de functie geschakeld wordt van [AFSPELEN] functie naar [OPNAME] functie, zal de
eerder ingestelde [OPNAME] functie ingesteld worden.
• Raadpleeg P32 voor details over het selecteren van Intelligente automatische functie.
- 31 -
Basiskennis
[OPNAME] functie: ñ
Basiskennis
Beelden maken m.b.v. de automatische functie
(Intelligente Automatische Functie)
Alle instellingen van de camera worden aangepast aan het onderwerp en de
opnamecondities. Wij raden deze manier van opnemen dus aan voor beginners of als u de
instellingen wenst over te laten aan de camera om gemakkelijker opnamen te maken.
• De volgende functies worden automatisch geactiveerd.
– Scènedetectie/[STABILISATIE]/[SLIMME ISO]/Gezichtsdetectie/Compensatie van de
achtergrondverlichting/Digitale Rode-ogencorrectie
• De statusindicator 3 brandt wanneer u
dit apparaat aan 2 zet. (Deze gaat uit na
ongeveer 1 seconde.)
(1: Ontspanknop)
Schuif de [OPNAME]/[AFSPELEN] keuzeschakelaar naar [!] en druk
vervolgens op [MODE].
Op 3/4 drukken om [INTELLIGENT AUTO]te kiezen en vervolgens
op [MENU/SET] drukken.
• U kunt snel naar Intelligente automatische functie schakelen door op [¦] A te drukken
wanneer de [OPNAME]/[AFSPELEN] selectorschakelaar ingesteld is om op te nemen.
Door [¦] opnieuw in te drukken gaat u terug naar de eerdere functie.
- 32 -
Basiskennis
Het toestel voorzichtig vasthouden met
beide handen, armen stil houden en uw
benen een beetje spreiden.
B Flits
C AF assistentielamp
De ontspanknop tot de helft indrukken om
scherp te stellen.
• De focusaanduiding 1 (groen) gaat branden wanneer
er op het onderwerp scherpgesteld is.
• De AF-zone 2 wordt afgebeeld rond het gezicht van
het onderwerp door de gezichtsherkenningfunctie. In
andere gevallen wordt deze afgebeeld op het punt op
het onderwerp waarop scherp gesteld is.
• Het focusbereik is 5 cm (Breed)/50 cm (Tele) tot ¶.
• De maximum close-upafstand (de kortste afstand die
mogelijk is voor het maken van een beeld van het
onderwerp) verschilt afhankelijk van de
zoomuitvergroting.
1
2
Druk de ontspanknop helemaal in (verder
indrukken), en maak het beeld.
• De kaartaanduiding (P16) wordt rood als er beelden
met het ingebouwde geheugen (of de kaart) worden
gemaakt.
∫ Wanneer u beelden maakt met de flits (P48)
∫ Wanneer u beelden maakt m.b.v. de zoom (P39)
Aantekening
• Houd de camera stil als u de ontspanknop indrukt.
• De flits of de AF-lamp niet bedekken met uw vingers of andere voorwerpen.
• De voorkant van de lens niet aanraken.
- 33 -
Basiskennis
Scènedetectie
Wanneer het toestel de optimale scène identificeert, wordt de icoon van de scène in
kwestie in het blauw gedurende 2 seconden afgebeeld, waarna die terugkeert naar zijn
gewoonlijke rode kleur.
¦ >
[i-PORTRET]
[i-LANDSCHAP]
[i-MACRO]
[i-NACHTPORTRET]
• Alleen wanneer [‡] geselecteerd is
[i-NACHTL SCHAP]
• Alleen wanneer [Œ] geselecteerd is
• [¦] is ingesteld als geen van de scènes van toepassing zijn en de standaardinstellingen
ingesteld zijn.
• Als er een statief gebruikt wordt, bijvoorbeeld, en het toestel merkt dat toestelschudding
minimaal is wanneer de scènefunctie geïdentificeerd is als [ ], zal de sluitertijd ingesteld
worden op een maximum van 8 seconden. Opletten het toestel niet te bewegen terwijl u
beelden maakt.
∫ Gezichtherkenning
Wanneer [ ] of [ ] geselecteerd is, spoort het toestel automatisch het gezicht van een
persoon op en zullen de focus en de belichting erop aangepast worden (P89).
Aantekening
• Wegens omstandigheden zoals de hieronder genoemde, kan er een
andere scène geïdentificeerd worden voor hetzelfde onderwerp.
– Onderwerpomstandigheden: Wanneer het gezicht helder of donker is,
De grootte van het onderwerp, De afstand naar het onderwerp, Het
contrast van het onderwerp, Wanneer het onderwerp beweegt,
Wanneer de zoom gebruikt wordt
– Opnameomstandigheden: Zonsondergang, Zonsopgang, Onder omstandigheden van
geringe helderheid, Wanneer het toestel geschud (bewogen) wordt
• Om beelden te maken in een bedoelde scène, wordt het aangeraden dat u beelden maakt in de
juiste opnamefunctie.
∫ Compensatie van de achtergrondverlichting
Achtergrondverlichting treedt op wanneer er licht achter het object is.
In dit geval, zal het onderwerp donker worden, zodat deze functie het achterlicht
compenseert door het geheel van het beeld automatisch helderder te maken.
- 34 -
Basiskennis
Over de flits
• Wanneer [‡] geselecteerd is, is [
], [
] of [
] ingesteld afhankelijk van het type
onderwerp en helderheid.
• Wanneer [
] of [
] ingesteld is, wordt de flits tweemaal geactiveerd.
Instellingen in intelligente automatische functie
• Alleen de volgende functies kunnen ingesteld worden in deze functie.
[OPNAME] functiemenu
– [FOTO RES.]¢ (P81)/[BURSTFUNCTIE] (P90)/[KLEURFUNCTIE]¢ (P91)
¢ De instellingen die geselecteerd kunnen worden verschillen van wanneer andere [OPNAME]
functies gebruikt worden.
[SET-UP] menu
– [KLOKINST.]/[WERELDTIJD]/[TOON]/[TAAL]
• De instellingen van de volgende items zijn vastgesteld.
Onderdeel
Instellingen
[BESPARING]
([BATT. BESP.]) (P26)
[5MIN.]
[AUTO REVIEW] (P27)
[2SEC.]
Flits (P48)
‡/Œ
Zelfontspanner (P55)
10 seconden/uit
[KWALITEIT] (P82)
A
[SLIMME ISO] (P84)
ISOMAX
[WITBALANS] (P86)
[AWB]
[AF MODE] (P88)
š (Instellen op [
kan worden)
[STABILISATIE] (P92)
[AUTO]
[AF ASS. LAMP] (P93)
[ON]
1600
] wanneer een gezicht niet opgespoord
• De volgende functies kunt u niet gebruiken.
– [AUTO LCD UIT]/[BELICHTING]/[AUTO BRACKET]/[DIG. ZOOM]
• De andere items op het [SET-UP] menu kunnen ingesteld worden in een functie als de normale
beeldfunctie. Wat ingesteld is zal weerkaatst worden in de intelligente automatische functie.
- 35 -
Basiskennis
[OPNAME] functie: ·
Beelden maken met uw favoriete instellingen
(Normale beeldfunctie)
Het toestel stelt automatisch de sluitertijd en de lensopening in volgens de helderheid van
het object.
U kunt beelden maken in grote vrijheid door verschillende instellingen in [OPNAME] menu
te veranderen.
Schuif de [OPNAME]/[AFSPELEN]
keuzeschakelaar naar [!] en druk
vervolgens op [MODE].
A [MODE] knop
B [OPNAME]/[AFSPELEN] keuzeschakelaar
Op 3/4 drukken om [NORMALE
FOTO]te kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
• Om de instelling te veranderen wanneer u
beelden maakt, naar “Het functiemenu
[OPNAME] gebruiken” (P81) verwijzen.
C [MENU/SET] knop
Richt de AF-zone op het punt waar u op
wilt scherpstellen.
De ontspanknop tot de helft indrukken
om scherp te stellen.
• De focusaanduiding (groen) gaat branden
wanneer er op het onderwerp scherpgesteld is.
• Het focusbereik is 50 cm tot ¶.
• Als er beelden gemaakt moeten worden op een
nog dichter bereik, “Close-up’s maken” (P53)
raadplegen.
Druk de tot de helft ingedrukte
ontspanknop helemaal in om het beeld
te maken.
• De kaartaanduiding wordt (P16) rood als er
opnamen met het ingebouwde geheugen (of de
kaart) worden gemaakt.
∫ Om de belichting af te stellen en beelden te maken op tijden waar het beeld te
donker eruit ziet (P56)
∫ Om de kleuren af te stellen en beelden te maken op tijden waar het beeld te rood
eruit ziet (P86)
- 36 -
Basiskennis
Het focussen
Richt de AF-zone op het onderwerp en druk vervolgens de ontspanknop tot de helft in.
A
Wanneer er
Wanneer er niet
scherpgesteld is op scherpgesteld is
het object
op het object
Focus
B
C
DE
A
B
C
D
E
F
G
¢
F G
Aanduiding voor
de scherpstelling
Aan
Knippert
AF-zone
Wit>Groen
Wit>Rood
Geluid
Biept 2 keer
Biept 4 keer
Aanduiding voor de scherpstelling
AF-zone (normaal)
AF zone (wanneer u de digitale zoom gebruikt of wanneer het donker is)
Focusbereik
Lensopening¢
Sluitertijd¢
ISO-gevoeligheid
Als er geen correcte belichting verkregen kan worden, zal dit aangegeven worden in het
rood. (Dit zal echter niet aangegeven worden in het rood wanneer de flits gebruikt wordt.)
Wanneer er niet op het onderwerp scherpgesteld is (zoals wanneer deze
zich niet in het midden van de samenstelling van het beeld dat u wilt
makenbevindt)
1
2
De AF-zone op het onderwerp richten en vervolgens de ontspanknop tot de helft
indrukken om de focus em belichting vast te zetten.
De ontspanknop half ingedrukt houden als u het toestel beweegt om het beeld
samen te stellen.
• U kunt herhaaldelijk de acties in stap 1 opnieuw
proberen voordat u de ontspanknop volledig
indrukt.
Wij raden aan de gezichtsherkenningsfunctie
te gebruiken wanneer u opnamen van
mensen maakt. (P88)
- 37 -
F2.8
1/30
ISO
80
F2.8
1/30
ISO
80
Basiskennis
∫ Onderwerp en opnameomstandigheid waarop het moeilijk is scherp te stellen
• Snelbewegende onderwerpen, extreem helderen onderwerpen of onderwerpen zonder
contrast
• Wanneer de display van opneembaar bereik verschenen is in het rood
• Wanneer u onderwerpen opneemt door ramen of in de buurt van glimmende voorwerpen
• Wanneer het donker is of wanneer er zich beeldbibber voordoet
• Wanneer het toestel zich te dicht bij het onderwerp bevindt of wanneer u een beeld maakt van
zowel onderwerpen ver weg als onderwerpen dichtbij
Golfstoring (camerabeweging)
Wanneer de beeldbibber alert [
zelfontspanner (P55) gebruiken.
] verschijnt, [STABILISATIE] (P92), een statief of de
• De sluitertijd zal vooral in de volgende gevallen langzamer zijn. Houdt het toestel stil vanaf het
moment dat u de ontspanknop indrukt totdat het beeld op het scherm verschijnt. We raden in
dit geval het gebruik van een statief aan.
– In [NACHTPORTRET], [NACHTL. SCHAP], [PARTY], [KAARSLICHT], [STERRENHEMEL] of
[VUURWERK] in de scènefunctie (P58)
Richtingfunctie
Beelden die opgenomen zijn met een verticaal gehouden toestel worden verticaal
(gedraaid) teruggespeeld. (Alleen wanneer [LCD ROTEREN] (P108) ingesteld is op [ON])
• Het beeld wordt misschien niet verticaal afgebeeld als u het gemaakt hebt met een naar boven
of naar beneden gericht toestel.
• Bewegende beelden die met een verticaal gehouden toestel gemaakt zijn worden niet verticaal
afgebeeld.
- 38 -
Basiskennis
[OPNAME] functie: ñ·
¿n
Beelden maken met de zoom
Gebruik van de Optische Zoom/Gebruik van de Extra Optische Zoom
(EZ)/Gebruik van de Digitale Zoom
U kunt inzoomen om personen en voorwerpen dichter bij te doen lijken of uitzoomen om
landschappen in brede hoek op te nemen. Om voorwerpen nog dichter [maximum van
7,1k (DMC-FS7/DMC-FS8)/6,4k (DMC-FS6)] bij te doen lijken, de beeldgrootte niet
instellen op de hoogste instelling voor elke aspectratio (X/Y/W).
Nog hogere niveaus van uitvergroting zijn mogelijk wanneer [DIG. ZOOM] ingesteld is op
[ON] in [OPNAME] menu.
Gebruik (Tele) om het object dichterbij te laten lijken
Het zoomhendeltje op Tele zetten.
Gebruik (Breed) om objecten verder weg te doen lijken
Het zoomhendeltje op Breed zetten.
∫ Zoomtypes
Eigenschap
Extra optische zoom
(EZ)
Optische zoom
Maximum
vergroting
7,1k¢
(DMC-FS7/DMC-FS8)
6,4k¢
(DMC-FS6)
4k
Beeldkwaliteit Geen verslechtering
Condities
Geen verslechtering
[FOTO RES.] met
(P81) is geselecteerd.
Geen
Digitale zoom
16k [inclusief optische zoom
4k]
28,5k (DMC-FS7/DMC-FS8)
[inclusief extra optische zoom
7,1k]
25,5k (DMC-FS6) [inclusief
extra optische zoom 6,4k]
Hoe hoger het
vergrotingsniveau, hoe groter
de verslechtering.
[DIG. ZOOM] (P91) op het
[OPNAME] menu is ingesteld
op [ON].
B
Schermdisplay
W
W
T
T
T
W
T
B Het digitale zoombereik
wordt afgebeeld.
A
A [
W
] is afgebeeld.
• Wanneer u de zoomfunctie gebruikt, zal er een schatting verschijnen van het
focusbereik samen met de staaf van de zoomafbeelding. (Voorbeeld: 0.5 m –¶)
¢ Het uitvergrotingniveau verschilt afhankelijk van [FOTO RES.] en [ASPECTRATIO]
instelling.
- 39 -
Basiskennis
∫ Het mechanisme van de extra optische zoom
Wanneer u de beeldresolutie instelt op [
] (3 miljoen pixels), wordt de 10M
(10,1 miljoen pixels) (DMC-FS7/DMC-FS8)/8M (8,1 miljoen pixels) (DMC-FS6) CCD-zone
geconcentreerd in het midden van de 3M (3 miljoen pixels) –zone om een beeld te maken
met een hoger zoomeffect.
Aantekening
• De digitale zoom kan niet ingesteld worden wanneer õ geselecteerd is.
• De aangegeven zoomuitvergroting is correct bij benadering.
• “EZ” is een afkorting van “Extra optical Zoom”.
• De optische zoom is ingesteld op Breed (1k) wanneer het toestel aanstaat.
• Als u de zoomfunctie gebruikt nadat u op het object scherpgesteld hebt, stelt u opnieuw
scherpobject.
• De objectiefcilinder wordt automatisch uit- of ingetrokken afhankelijk van de zoomstand.
Onderbreek de beweging van de objectiefcilinder niet terwijl u het zoomhendeltje verplaatst.
• Wanneer u de digitale zoom gebruikt, zou [STABILISATIE] niet effectief kunnen zijn.
• Wanneer u de digitale zoom gebruikt, raden wij het gebruik van een statief en de
zelfontspanner (P55) aan om opnamen te maken.
• De extra optische zoom kan niet gebruikt worden in de volgende gevallen.
– In macrozoom-functie
– In [TRANSFORMEREN], [H. GEVOELIGH.], [HI-SPEED BURST], [FLITS-BURST],
[ZANDSTRAAL] of [FOTO FRAME] in de scènefunctie
– In de bewegende-beeldenfunctie
• [DIG. ZOOM] kan niet gebruikt worden in de volgende gevallen.
– In [TRANSFORMEREN], [SPORT], [BABY1]/[BABY2], [HUISDIER], [H. GEVOELIGH.],
[HI-SPEED BURST], [FLITS-BURST], [ZANDSTRAAL] of [FOTO FRAME] in de scènefunctie
– Wanneer [SLIMME ISO] ingesteld is
- 40 -
Basiskennis
[AFSPELEN] functie: ¸
Beelden terugspelen ([NORMAAL AFSP.])
Schuif de [OPNAME]/[AFSPELEN]
keuzeschakelaar naar A [(].
• Het Normaal afspelen is automatisch ingesteld in
de volgende gevallen.
– Waneer de functie geschakeld werd van de
[OPNAME] naar [AFSPELEN]
– Wanneer het toestel aangezet werd terwijl de
[OPNAME]/[AFSPELEN] keuzeschakelaar op
[(] stond
Op 2/1 drukken om het beeld te kiezen.
2: De vorige opname terugspelen
1: De volgende opname terugspelen
∫ Snel vooruit spoelen/Snel achteruit spoelen
Houd 2/1 ingedrukt tijdens het terugspelen.
2: Snel achteruit
1: Snel vooruit
A
B
• Het bestandsnummer A en het beeldnummer B
wijzigen alleen elk afzonderlijk. 2/1 loslaten zodra het
nummer van het gewenste terug te spelen beeld
verschijnt om het beeld terug te spelen.
• Als u op 2/1 blijft drukken, neemt het aantal verder gespoelde/teruggespoelde beelden toe.
- 41 -
Basiskennis
Meervoudige schermen afbeelden (Meervoudig terugspelen)
Het zoomhendeltje op [L] (W) zetten.
A
1 scherm>12 schermen>30 schermen>Schermdisplay
(P100)
A Het aantal gekozen beelden en het totaal opgenomen
beelden
• Zet het zoomhendeltje naar [Z] (T) om terug te keren naar
het vorige scherm.
• Beelden worden niet gedraaid voor de display.
∫ Om terug te keren naar normaal terugspelen
1 Op 3/4/2/1 drukken om een beeld te kiezen.
2
• Er zal een icoon afgebeeld worden afhankelijk van het opgenomen beeld en de
instellingen.
Druk op [MENU/SET].
• Het gekozen beeld verschijnt.
De terugspeelzoom gebruiken
Het zoomhendeltje op [Z] (T) zetten.
1k>2k>4k>8k>16k
• Wanneer u de zoomhendel naar [L] (W) draait na het
uitvergroten van het beeld, wordt de vergroting lager.
• Wanneer u de uitvergroting verandert, verschijnt de indicatie
van de zoompositie A ongeveer 1 seconde lang en kan de
positie van de vergrootte sectie verplaatst worden door op
3/4/2/1 te drukken
• Hoe meer het beeld vergroot wordt, hoe slechter de kwaliteit
ervan wordt.
• Wanneer u de af te beelden positie verplaatst, verschijnt de
aanduiding van de zoomstand gedurende ongeveer
1 seconde.
A
Aantekening
• Dit toestel komt overeen met de DCF-standaard “Design rule for Camera File system”
opgericht door JEITA “Japan Electronics and Information Technology Industries Association”
en met Exif “Exchangeable Image File Format”. Bestanden die niet overeenkomen met de
DCF-standaard kunnen niet afgespeeld worden.
• De lenscilinder trekt zich ongeveer 15 seconden nadat u overschakelt van de [OPNAME]- naar
de [AFSPELEN]-functie terug.
• Gebruik de bijwerkfunctie om het vergrote beeld op te slaan. (P107)
• Het kan zijn dat de terugspeelzoom niet werkt als de opnamen met andere apparatuur zijn
gemaakt.
• Terugspeelzoom kan niet gebruikt worden tijdens terugspelen van bewegend beeld.
- 42 -
Basiskennis
Schakelen van de [AFSPELEN] functie
1
2
Druk op [MODE] tijdens afspelen.
Op 3/4 drukken om het onderdeel te kiezen en
vervolgens op [MENU/SET] drukken.
[NORMAAL AFSP.] (P41)
Alle beelden worden teruggespeeld.
[DIASHOW] (P94)
De beelden worden teruggespeeld in opeenvolging.
MENU
/SET
[CATEGOR. AFSP.] (P97)
De in categorieën onderverdeelde gegroepeerde beelden worden teruggespeeld.
[FAVORIET AFSP.] (P98)¢
Uw favoriete beelden worden teruggespeeld.
¢
[FAVORIET AFSP.] wordt niet afgebeeld wanneer [FAVORIETEN] niet ingesteld is.
- 43 -
Basiskennis
[AFSPELEN] functie: ¸
Beelden wissen
Is het beeld eenmaal gewist dan kan hij niet meer teruggehaald worden.
• Beelden op het ingebouwde geheugen of de kaart, die afgespeeld worden zullen gewist
worden.
Om een enkele opname uit te wissen
Selecteer het te wissen beeld en druk
vervolgens op [‚].
A [DISPLAY] knop
B [‚] knop
Op 2 drukken om [JA] te kiezen en
vervolgens op [MENU/SET] drukken.
MENU
/SET
- 44 -
Basiskennis
Om meerdere beelden (tot 50) te wissen of alle beelden te wissen
Druk op [‚].
Op 3/4 drukken om [MULTI WISSEN] of [ALLES WISSEN] te kiezen
en vervolgens op [MENU/SET] drukken.
• [ALLES WISSEN] > stap 5.
Druk op 3/4/2/1 om het beeld te
selecteren en druk vervolgens op
[DISPLAY] om in te stellen. (Herhaal deze
stap.)
• [ ] verschijnt op de gekozen opnamen. Als u opnieuw
op [DISPLAY] drukt, wordt de instelling gewist.
DISPLAY
Op [MENU/SET] drukken.
Op 3 drukken om [JA] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET]
drukken.
∫ Wanneer [ALLES WISSEN] geselecteerd is met de [FAVORIETEN] (P109) instelling
Het selectiescherm wordt opnieuw afgebeeld. Selecteer [ALLES WISSEN] of [ALLES
WISSEN BEHALVEÜ], druk op 3 om [JA] te selecteren en de beelden te wissen.
([ALLES WISSEN BEHALVEÜ] kan niet geselecteerd worden als er geen beelden
ingesteld zijn als [FAVORIETEN]).
Aantekening
• Het toestel niet uitzetten terwijl deze aan het wissen is (terwijl [‚] afgebeeld is). Gebruik een
batterij met een voldoende batterijstroom of de AC-adapter (optioneel) en DC-koppelaar
(optioneel).
• Als u op [MENU/SET] drukt terwijl u opnamen wist met [MULTI WISSEN], [ALLES WISSEN] of
[ALLES WISSEN BEHALVE Ü] zal het wissen halverwege stoppen.
• Afhankelijk van het aantal beelden dat gewist moet worden, kan het wissen even duren.
• Als beelden niet conform de DCF-standaard zijn of beschermd (P112) zijn, zullen deze
niet gewist worden zelfs als [ALLES WISSEN] of [ALLES WISSEN BEHALVEÜ]
geselecteerd is.
- 45 -
Gevorderd (Opname van beelden)
Gevorderd (Opname van beelden)
Over de LCD-monitor
Druk op [DISPLAY] om te wijzigen.
A LCD-monitor
B [DISPLAY] knop
• Wanneer het menuscherm verschijnt, wordt de [DISPLAY] knop niet
geactiveerd. Tijdens de terugspeelzoomfunctie (P42), als u
bewegende beelden terugspoelt (P99) en tijdens een diavoorstelling
(P94), kunt u alleen kiezen tussen “Normale weergave F” of “Geen
weergave H”.
In opnamefunctie
C Normaal display
D Non-display
E Non-display
(Opnamerichtlijn)
9
In terugspeelfunctie
F Normaal display
G Display met
opname-informatie
H Non-display
100_0001
1/9
100_0001
1/9
F3.3 1/30
10:00 1.DEC.2009
ISO
AWB 100
10:00 1.DEC.2009
Aantekening
• In [NACHTPORTRET], [NACHTL. SCHAP], [STERRENHEMEL] en [VUURWERK] in
scènefunctie, is de richtlijn grijs. (P58)
• In [FOTO FRAME] in scènefunctie, wordt de richtlijn niet afgebeeld. (P58)
- 46 -
Gevorderd (Opname van beelden)
∫ Opnamerichtlijn
Wanneer u het object uitlijnt op de horizontale en verticale richtlijnen
of het kruispunt van deze lijnen, kunt u opnamen maken met goed
ontworpen compositie door de grootte, de helling en de balans van
het object te bekijken.
Dit wordt gebruikt wanneer het hele scherm verdeeld wordt in 3k3
voor het maken van beelden met een goed gebalanceerde
samenstelling.
- 47 -
Gevorderd (Opname van beelden)
[OPNAME] functie: ñ·
¿
Beelden maken met de ingebouwde flits
A Fotoflits
Deze niet met uw vinger of andere voorwerpen bedekken.
Naar de geschikte flitsinstelling schakelen
De flits instellen voor opnamen.
Druk op 1 [‰].
Op 3/4 drukken om de functie te kiezen.
• U kunt ook op 1 [‰] drukken om te selecteren.
• Voor informatie over flitsinstellingen die gekozen kunnen
worden, “Beschikbare flitsinstellingen voor de opnamefuncties”
raadplegen. (P50)
Op [MENU/SET] drukken.
• U kunt ook de ontspanknop tot de helft indrukken om het menu te sluiten.
• Het menuscherm verschijnt na ongeveer 5 seconden. Nu wordt het geselecteerde item
automatisch ingesteld.
- 48 -
Gevorderd (Opname van beelden)
Onderdeel
Beschrijving van instellingen
De flits wordt automatisch geactiveerd wanneer dit nodig is voor de
‡: AUTO
opnamecondities.
De flits wordt automatisch geactiveerd wanneer dit nodig is voor de
opnamecondities.
De flits wordt een keer geactiveerd vóór de eigenlijke opname om het
:
rode-ogeneffect (ogen van het object die rood worden op het beeld) te
AUTO/
verminderen en vervolgens opnieuw geactiveerd voor de eigenlijke
Rode-ogenreductie¢
opname.
• Gebruik deze functie wanneer u beelden maakt van personen in slecht
belichte omstandigheden.
De flits wordt altijd geactiveerd ongeacht de opnamecondities.
‰: Vast ingesteld
• Gebruik deze functie wanneer uw object achtergrondbelichting
op AAN
heeft of onder fluorescent licht staat.
:
• De flitsinstelling is alleen op [
] ingesteld als u [PARTY] of
Vast ingesteld op
[KAARSLICHT] in scènefunctie instelt. (P58)
AAN/
¢
Rode-ogenreductie
Als u beelden maakt met een donker landschap op de achtergrond,
maakt deze functie de sluitertijd langzamer zodra de flits geactiveerd
:
wordt, zodat het donkere landschap op de achtergrond helder zal
Langzame synchr./
worden. Tegelijkertijd vermindert het rode-ogeneffect.
Reductie
• De flitsinstelling is alleen op [
] ingesteld wanneer u
rode-ogeneffect¢
[NACHTPORTRET], [PARTY], [KAARSLICHT] in scènefunctie (P58)
instelt.
De flits wordt in geen enkele opnameconditie geactiveerd.
Œ: Vast ingesteld
• Gebruik deze functie om opnamen te maken op plekken waar het
op UIT
gebruik van een flits niet toegestaan is.
¢ De flits wordt twee maal geactiveerd. Het onderwerp dient niet te bewegen totdat de
tweede flits geactiveerd is. Interval tot de tweede flits is afhankelijk van de helderheid
van het onderwerp.
∫ Over de digitale rode-ogencorrectie
Wanneer de flits gebruikt wordt met de Rode-ogenreductie ([
], [
], [
])
geselecteerd, zal deze automatisch de rode ogen opsporen en corrigeren in de
beeldgegevens.
¢ Het zou niet in staat kunnen zijn de rode ogen te corrigeren, afhankelijk van de
opnameomstandigheden. Het zou ook andere onderwerpen afgezien van rode ogen kunnen
corrigeren.
- 49 -
Gevorderd (Opname van beelden)
∫ Beschikbare flitsinstellingen voor de opnamefuncties
De beschikbare flitsinstellingen zijn afhankelijk van de opnamefuncties.
(±: Beschikbaar, —: Niet beschikbaar, ¥: Scènefunctie begininstelling)
‡
‰
Œ
ñ
·
*
+
±¢
—
—
—
—
±
±
±
±
—
—
±
±
¥
±
—
—
±
±
¥
±
—
—
±
±
¥
±
—
—
±
0
,
.
/
1
2
3
:
±
¥
±
—
—
±
—
—
—
—
—
¥
¥
—
±
—
—
±
—
—
—
¥
—
±
—
—
—
—
—
¥
±
—
±
—
—
¥
—
—
—
¥
±
±
—
—
—
±
±
¥
±
¥
±
—
—
±
‡
;
í
ï
9
ô
5
4
6
8
7
n
‰
Œ
±
¥
±
—
—
±
±
—
±
—
—
¥
—
—
—
—
—
¥
±
—
±
—
—
¥
—
—
—
—
—
¥
—
—
¥
—
—
—
—
—
—
—
—
¥
—
—
—
—
—
¥
—
—
¥
—
—
±
¥
—
±
—
—
±
—
—
—
—
—
¥
¥
—
±
—
—
±
¥
±
±
—
—
±
—
—
—
—
—
±
¢ Wanneer [‡] geselecteerd is, is [
], [
] of [
] ingesteld afhankelijk van het type
onderwerp en helderheid.
• De flitsinstellingen kunnen veranderen als de opnamefunctie verander wordt. Stel de
flitsinstelling opnieuw in indien nodig.
• De flitsinstelling blijft opgeslagen memorised ook als u de camera uit zet. De flitsinstelling voor
de scènefunctie wordt weer op de oorspronkelijke instelling gezet als u de scènefunctie wijzigt.
- 50 -
Gevorderd (Opname van beelden)
∫ Het beschikbare flitsbereik om opnamen te maken
• Het beschikbare flitsbereik is een benadering.
ISO-gevoeligheid
Beschikbaar flitsbereik
Breed
Tele
AUTO
30 cm tot 6,3 m
50 cm tot 3,0 m
ISO80
30 cm tot 1,7 m
50 cm tot 80 cm
ISO100
30 cm tot 2,0 m
50 cm tot 90 cm
ISO200
40 cm tot 2,8 m
50 cm tot 1,3 m
ISO400
60 cm tot 4,0 m
60 cm tot 1,8 m
ISO800
80 cm tot 5,6 m
60 cm tot 2,6 m
ISO1600
1,15 m tot 8,0 m
90 cm tot 3,7 m
• In [H. GEVOELIGH.] (P66) de scènefunctie schakelt de ISO-gevoeligheid automatisch naar
een waarde tussen [ISO1600] en [ISO6400] en verandert ook het beschikbare flitsbereik.
Breed:
Ongeveer 1,15 m tot ongeveer 16,0 m
Tele:
Ongeveer 90 cm tot ongeveer 7,5 m
• In [FLITS-BURST] (P68) in scènefunctie, schakelt de ISO-gevoeligheid automatisch naar
tussen [ISO100] en [ISO3200] en verschilt het beschikbare flitsbereik ook.
Breed:
Ongeveer 30 cm tot ongeveer 11,3 m
Tele:
Ongeveer 50 cm tot ongeveer 5,3 m
- 51 -
Gevorderd (Opname van beelden)
∫ Sluitertijd voor elke flitsfunctie
Flitsinstelling
Sluitertijd (Sec.)
Flitsinstelling
Sluitertijd (Sec.)
‡
1 of 1/8 tot 1/2000¢1
1 of 1/4 tot 1/2000¢2
1/30 tot 1/2000
‰
Œ
¢1 De sluitertijd verandert afhankelijk van de [STABILISATIE] (P92) instelling.
¢2 Wanneer de Intelligente ISO ingesteld is (P84)
• ¢1, 2: De sluitertijd wordt een maximum van 1 seconde in de volgende gevallen.
– Als de optische-beeldstabilisator vast is ingesteld op [OFF].
– Wanneer het toestel heeft bepaald dat er weinig beeldbibber is wanneer de optische
beeldstabilisator ingesteld is op [MODE1], [MODE2] of [AUTO].
• In intelligente automatische functie, verandert de sluitertijd afhankelijk van de geïdentificeerde
scène.
• In Scènefunctie, zal de sluitertijd verschillen van de bovenstaande tabel.
Aantekening
• Als u de flits te dicht bij een voorwerp brengt, kan dit worden vervormd of verkleurd door de
hitte of het licht van de flits.
• Als u een opname maakt buiten het bereik van de flits, kan het object verkeerd belicht zijn en
de opname te donker of te licht zijn.
• Wanneer de flits opgeladen wordt, knippert de flitsicoon in het rood en kunt u geen beeld
maken, zelfs niet wanneer u de ontspanknop helemaal indrukt. Wanneer [AUTO LCD UIT]
ingesteld is, schakelt de LCD-monitor uit en gaat de statusindicator branden.
• De witbalans kan eventueel niet goed worden gecorrigeerd als de flits niet sterk genoeg is voor
het onderwerp.
• Wanneer de sluitertijd snel is, zou het flitseffect niet voldoende kunnen zijn.
• Het kan even duren om de flits op te laden als u opnieuw een opname wil maken. Maak de
opname nadat de toegangsaanduiding is verdwenen.
• Het effect van de rode-ogenreductie verschilt van mens tot mens. Als de persoon bovendien
ver van de camera stond of niet naar de eerste flits keek, kan dit effect ook minder evident zijn.
- 52 -
Gevorderd (Opname van beelden)
[OPNAME] functie: ·n
Close-up’s maken
Met deze functie kunt u close-up’s maken van een object, bijv. wanneer u opnamen van
bloemen maakt. U kunt opnamen maken van een object tot op een afstand van 5 cm van
de lens door het zoomhendeltje zo ver mogelijk naar Breed te zetten (1k).
(AF-macrofunctie)
U kunt een beeld maken met de digitale zoom tot 3k terwijl u de afstand tot het onderwerp
voor de extreme Breed-positie behoudt (5 cm). (Macro-zoomfunctie)
Druk op 4 [#].
Op 3/4 drukken om de functie te kiezen.
Op [MENU/SET] drukken.
• U kunt ook de ontspanknop tot de helft indrukken om
het menu te sluiten.
• Het menuscherm verschijnt na ongeveer 5 seconden.
Nu wordt het geselecteerde item automatisch ingesteld.
Druk de ontspanknop half in om scherp te
stellen en druk de knop helemaal in om de
opname te maken.
A Focusbereik
• [
] wordt afgebeeld tijdens AF-macrofunctie en
[ ] wordt afgebeeld tijdens macro-zoomfunctie.
• Om te annuleren, [UIT] selecteren in stap 2.
• Zoombereik, focusbereik en zoomuitvergroting
worden afgebeeld tijdens het zoomen. Zoombereik
zal afgebeeld worden in het blauw (digitaal
zoombereik) tijdens macro-zoomfunctie.
- 53 -
A
Gevorderd (Opname van beelden)
∫ Scherpstellingbereik in AF-macrofunctie
¢ Het focusbereik verandert in stappen.
50 cm
T
W
5 cm
• Focusbereik zal 5 cm tot ¶ bedragen tijdens macrozoomfunctie ongeacht de zoompositie.
Aantekening
• Wij raden u aan een statief en de zelfontspanner te gebruiken.
• Wij raden aan de flits op [Œ] in te stellen wanneer u van heel dicht bij beelden maakt.
• Als de afstand tussen het toestel en het object buiten het focusbereik van het toestel ligt, zou
het beeld niet op de juiste manier scherpgesteld kunnen worden zelfs als de focusaanduiding
brandt.
• Wanneer een object dichtbij het toestel is, is het effectieve focusbereik aanzienlijk minder
breed. Daarom kan, als de afstand tussen het toestel en het object gewijzigd is na het
scherpstellen, het moeilijk worden om er opnieuw op scherp te stellen.
• Macrofunctie geeft prioriteit aan een onderwerp dichtbij het toestel. Als de afstand tussen het
toestel en het onderwerp daarom meer dan 50 cm is, duurt het langer om erop scherp te
stellen.
• Wanneer u opnamen maakt in een dicht bereik in macrofunctie, kan de resolutie van de
buitenkant van het beeld enigszins afnemen. Dit is geen storing.
• De beeldkwaliteit wanneer u opneemt in [MACRO ZOOM] is slechter dan tijdens normale
opname.
• De extra optische zoom zal niet werken wanneer [MACRO ZOOM] ingesteld is.
- 54 -
Gevorderd (Opname van beelden)
[OPNAME] functie: ñ·
¿
Opnamen maken met de zelfontspanner
Druk op 2 [ë].
Op 3/4 drukken om de functie te kiezen.
• U kunt ook op 2 [ë] drukken om te selecteren.
Op [MENU/SET] drukken.
• U kunt ook de ontspanknop tot de helft indrukken om het menu te sluiten.
• Het menuscherm verschijnt na ongeveer 5 seconden. Nu wordt het geselecteerde item
automatisch ingesteld.
Druk de ontspanknop half in om scherp te
stellen en druk de knop helemaal in om de
opname te maken.
• Het lampje van de zelfontspanner A knippert en de
sluiter wordt na 10 seconden geactiveerd (of na
2 seconden).
• Als u tijdens het instellen van de zelfontspanner op
[MENU/SET] drukt, wordt de instelling van de
zelfontspanner geannuleerd.
Aantekening
• Wanneer u een statief of dergelijke enz. gebruikt, is de instelling van de zelfontspanner op
2 seconden handig om de beweging die veroorzaakt wordt door het indrukken van de
ontspanknop te vermijden.
• Wanneer u éénmaal de ontspanknop helemaal indrukt, wordt er automatisch op het object
scherpgesteld net voor de opname. Op donkere plekken zal het zelfontspannerlampje
knipperen en kan het helder gaan schijnen om als AF-lamp te werken (P93) zodat het toestel
beter op het object scherp kan stellen.
• Wij raden u aan een statief te gebruiken als u opnamen maakt met de zelfontspanner.
• Het aantal beelden dat gemaakt kan worden in [BURSTFUNCTIE] is vastgesteld op 3.
• Het aantal beelden dat gemaakt wordt in [FLITS-BURST] in scènefunctie is vastgesteld op 5.
• Zelfontspanner kan niet ingesteld worden op 2 seconden in Intelligente automatische functie.
• Zelfontspanner kan niet ingesteld worden op 10 seconden in [ZELFPORTRET] in scènefunctie.
• Zelfontspanner kan niet gebruikt worden tijdens het in [HI-SPEED BURST] scènefunctie staan.
- 55 -
Gevorderd (Opname van beelden)
[OPNAME] functie: ·
¿n
Belichtingscompensatie
Gebruik deze functie wanneer u de geschikte belichting niet kunt verkrijgen wegens het
verschil in helderheid tussen het object en de achtergrond. Zie de volgende voorbeelden.
Onderbelichting
Juiste
belichting
De belichting positief
compenseren.
Overbelichting
De belichting negatief
compenseren.
Druk op 3 [È] totdat [BELICHTING] verschijnt en
corrigeer de belichting met 2/1.
• Kies [0 EV] om terug te keren naar de originele belichting.
Op [MENU/SET] drukken om te eindigen.
• U kunt ook de ontspanknop tot de helft indrukken om het menu te
sluiten.
Aantekening
• EV is een afkorting voor [Exposure Value] (Belichtingswaarde). Het is de hoeveelheid licht die
door de lensopening en de sluitertijd naar de CCD gestuurd wordt.
• De belichtingscompensatiewaarde verschijnt links onderaan op het scherm.
• De ingestelde belichtingswaarde wordt opgeslagen zelfs als het toestel uit wordt gezet.
• Het compensatiebereik van de belichting wordt beperkt door de helderheid van het object.
• Belichtingcompensatie kan niet gebruikt worden in [STERRENHEMEL] in de scènefunctie.
- 56 -
Gevorderd (Opname van beelden)
[OPNAME] functie: ·
¿
Beelden maken met Auto Bracket
In deze functie, worden 3 opnamen automatisch gemaakt in het gekozen bereik van de
belichtingscompensatie telkens als de ontspanknop ingedrukt wordt. U kunt het beeld met
de beste belichting kiezen uit de 3 opnamen met verschillende belichtingen.
Met auto bracket d1 EV
1ste beeld
2de beeld
3de beeld
d0 EV
j1 EV
i1 EV
Druk verschillende keren op 3 [È] totdat [AUTO
BRACKET] verschijnt en stel het
compensatiebereik van de belichting in met 2/1.
• Wanneer u de auto bracket niet gebruikt, kiest u [OFF] (0).
Op [MENU/SET] drukken om te eindigen.
• U kunt ook de ontspanknop tot de helft indrukken om het menu te
sluiten.
Aantekening
• Wanneer u auto bracket instelt, verschijnt [
] op het scherm.
• Wanneer u opnamen maakt met auto bracket nadat u het bereik van de
belichtingscompensatie hebt ingesteld, wordt voor de opnamen de gekozen
belichtingscompensatie gebruikt.
Wanneer de belichting gecompenseerd is, verschijnt de waarde van de belichtingscompensatie
links onderaan op het scherm.
• De auto bracketinstelling wordt geannuleerd als u het toestel uitzet of [BATT. BESP.]
geactiveerd is.
• Wanneer de auto bracket ingesteld is, wordt de automatische overzichtsfunctie geactiveerd,
ongeacht de instelling van deze functie. (Het beeld wordt niet vergroot.) U kunt de
automatische overzichtsfunctie niet instellen in het [SET-UP] menu.
• De belichting zou niet gecompenseerd kunnen worden met auto bracket afhankelijk van de
helderheid van het object.
• [Œ] is ingesteld voor de flits wanneer auto bracket ingesteld is.
• Burst wordt geannuleerd wanneer auto bracket ingesteld is.
• Auto Bracket kan niet gebruikt worden in [TRANSFORMEREN], [HI-SPEED BURST],
[FLITS-BURST], [STERRENHEMEL], [ZANDSTRAAL] en [FOTO FRAME] in scènefunctie.
- 57 -
Gevorderd (Opname van beelden)
[OPNAME] functie:
¿
Beelden maken die met de scène die opgenomen
wordt overeenkomen (Scènefunctie)
Als u een scènefunctie kiest om een opname te maken van een beeld in een bepaalde
situatie zal de camera automatisch de optimale belichting instellen en aanpassen voor de
gewenste opname.
Het registreren van scènes in scènefunctie (Mijn scènefunctie)
In [MY SCENE MODE], kunt u de scènefunctie registreren die u het vaakst gebruikt als
één van de opnamefunctie.
Schuif de [OPNAME]/[AFSPELEN] keuzeschakelaar naar [!] en druk
vervolgens op [MODE].
Op 3/4 drukken om [ ] ([MY SCENE MODE]) te
kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken.
• Als u Mijn scènefunctie al geregistreerd heeft, zal de icoon voor
de geregistreerde scènefunctie afgebeeld worden i.p.v. [ ].
Op 3/4/2/1 drukken om het gewenste
scènemenu te kiezen.
Op [MENU/SET] drukken om in te stellen.
• Het menuscherm schakelt over naar het opnamescherm in de
ingestelde scènefunctie.
• De geselecteerde scènefunctie wordt geregistreerd als Mijn scènefunctie, zodat u de
volgende keer dat u opneemt deze kunt kiezen vanaf [OPNAMEFUNCTIE].
- 58 -
Gevorderd (Opname van beelden)
∫ Het veranderen van Mijn scènefunctie
1 Op [MODE] drukken, het derde item van boven selecteren
en op [MENU/SET] drukken.
2 Op [MENU/SET] drukken om het menuscherm af te
beelden.
3 Druk op 3 om [¿] te kiezen, schakel menu’s en druk op 1.
4
5
• Voor details over het schakelen van menu’s, P21 raadplegen.
Op 3/4/2/1 drukken om het gewenste scènemenu te
kiezen.
Op [MENU/SET] drukken om in te stellen.
∫ Over de informatie
• Als u op [DISPLAY] drukt terwijl u een Scènefunctie selecteert, wordt er uitleg afgebeeld over
elke Scènefunctie. (Als u weer op [DISPLAY] drukt, keert het scherm terug naar het menu van
de Scènefunctie.)
Het selecteren van de scènefunctie voor elke opname (Scènefunctie)
In [SCÈNE MODE], kunt u de scènefunctie selecteren elke keer dat u een opname maakt.
1
2
In stap 2, [SCÈNE MODE] selecteren en op [MENU/SET] drukken.
Op 3/4/2/1 drukken om de scènefunctie te kiezen en vervolgens op [MENU/
SET] drukken om in te stellen.
• Het opnamescherm voor de geselecteerde scènefunctie zal afgebeeld worden.
Aantekening
• Om de scènefunctie te veranderen, op [MENU/SET] drukken en vervolgens op 1 drukken en
terugkeren naar stap 3.
• De flitsinstelling van de scènefunctie wordt weer op de begininstelling gezet wanneer de
scènefunctie veranderd wordt.
• Wanneer u een opname maakt met een scènefunctie dat niet geschikt is voor dat doeleinde,
kan de tint van het beeld verschillen van de werkelijke scène.
• De volgende items kunnen niet ingesteld worden in de scènefunctie omdat het toestel ze
automatisch op de optimale instelling zet.
– [SLIMME ISO]
– [GEVOELIGHEID]
– [KLEURFUNCTIE]
• Sluitertijd voor scènefuncties met uitzondering van [SPORT], [NACHTPORTRET], [NACHTL.
SCHAP], [KAARSLICHT], [BABY1]/[BABY2], [HUISDIER], [FLITS-BURST],
[STERRENHEMEL] en [VUURWERK] zullen van 1/8ste van een seconde tot 1/2000ste van
een seconde zijn.
- 59 -
Gevorderd (Opname van beelden)
[PORTRET]
Wanneer u overdag beelden maakt van personen buiten, biedt deze functie de
mogelijkheid deze personen er beter uit te laten zien en hun huid een gezonder uiterlijk te
geven.
∫ Technieken voor portretten
Deze functie doeltreffender maken:
1 Het zoomhendeltje zo ver mogelijk op Tele zetten.
2 Ga dicht bij het object staan om deze functie beter te laten werken.
Aantekening
• De ISO-gevoeligheid is vast ingesteld op [ISO80].
• De startinstelling voor [AF MODE] is [š].
[GAVE HUID]
Wanneer u overdag beelden maakt van personen buiten, selt deze functie u in staat de
huidtextuur van hun huid er nog mooier uit te laten zien dan met [PORTRET]. (Dit werkt
goed wanneer u beelden maakt van personen vanaf hun borst, niet wanneer u beelden
maakt van personen die er met hun hele lichaam opstaan.)
∫ Technieken voor de zachte-huidfunctie
Deze functie doeltreffender maken:
1 Het zoomhendeltje zo ver mogelijk op Tele zetten.
2 Ga dicht bij het object staan om deze functie beter te laten werken.
Aantekening
• Als er een gedeelte van de achtergrond e.d.enz. erg lijkt op de huidskleur, wordt dit gedeelte
ook verzacht.
• Deze functie kan minder doeltreffend werken als het beeld onvoldoende helder is.
• De ISO-gevoeligheid is vast ingesteld op [ISO80].
• De startinstelling voor [AF MODE] is [š].
- 60 -
Gevorderd (Opname van beelden)
[TRANSFORMEREN]
Onderwerp kan ofwel dun of uitgerekt opgenomen worden en de huis kan tegelijkertijd
glad opgenomen worden.
1
2
Op 3/4 drukken om de instelling te selecteren en
vervolgens op [MENU/SET] drukken.
• Deze kan ingesteld worden vanaf het snelle menu (P23).
Beelden maken.
Aantekening
• [FOTO RES.] en [ASPECTRATIO] worden vastgesteld zoals hieronder
aangegeven wordt.
–[
] voor [X], [
] voor [Y] en [
] voor [W]
• [KWALITEIT] is automatisch vastgesteld op [›].
• U kunt opnamen maken voor 4qk6q/10k15 cm prints.
• De startinstelling voor [AF MODE] is [š].
• Het kan niet gebruikt worden zonder de copyright-eigenaar in te lichten, behalve voor
privégerbuik.
• Gebruik het materiaal niet tegen de openbare orde en moraal of om iemand te beledigen.
• Gebruik het materiaal niet tegen de interesse van het onderwerp.
[ZELFPORTRET]
Kies dit om een opname van uzelf te maken.
∫ Zelfportrettechnieken
• Druk de ontspanknop half in om scherp te stellen. De
zelfontspanneraanduiding begint te branden als u scherp in beeld
staat. Houd de camera stil en druk de ontspanknop helemaal in
om de foto te maken.
• Het object is niet scherpgesteld als de zelfontspanneraanduiding
knippert. Druk de ontspanknop opnieuw half in om scherp te
stellen.
• Het gemaakte beeld verschijnt automatisch op de LCD-monitor
om deze te bekijken.
• Als het beeld wazig is door de langzame sluitertijd raden wij het gebruik
aan van de 2 seconden zelfontspanner.
Aantekening
• Het beschikbare focusbereik is ongeveer 30 cm tot 1,2 m (Breed).
• D zoomuitvergroting wordt automatisch verplaatst naar Breed (1k).
• De zelfontspanner kan alleen worden ingesteld op uit of op 2 seconden. Als deze ingesteld
wordt op 2 seconden, zal deze instelling gelden totdat het toestel uitgeschakeld wordt, de
scènefunctie veranderd wordt of [OPNAME] functie of [AFSPELEN] functie geselecteerd wordt.
• De stabilisatorfunctie is vast ingesteld op [MODE2]. (P92)
• De startinstelling voor [AF MODE] is [š].
- 61 -
Gevorderd (Opname van beelden)
[LANDSCHAP]
Hiermee kunt u opnamen maken van een volledig landschap.
Aantekening
• De flitsinstelling wordt vastgesteld op [Œ].
• Het focusbereik is 5 m tot ¶.
[SPORT]
Daar instellen wanneer u beelden wilt maken van sportscènes of andere snelbewegende
evenementen.
Aantekening
• Deze functie is geschikt voor het maken van beelden van onderwerpen op een afstand van 5 m
of meer.
• [SLIMME ISO] is geactiveerd en de led van het maximum ISO-gevoeligheidniveau wordt
[ISO1600].
[NACHTPORTRET]
Hiermee kunt u opnamen maken van een persoon met een achtergrond die even helder is
als in het echt.
∫ Technieken voor nachtportretten
• De flits gebruiken. (U kunt instellen op [
]).
• Omdat de sluitertijd langzamer wordt, raden we het gebruik van een statief en de
zelfontspanner aan voor deze opnamen.
• Vraag het onderwerp niet te bewegen terwijl u een beeld maakt.
• We raden aan het zoomhendeltje op Breed (1k) te zetten en ongeveer 1,5 m van het object af
te staan wanneer u een opname maakt.
Aantekening
• Het focusbereik is 1,2 m tot 5 m.
• De ontspanner kan gesloten blijven (max. ongeveer 8 sec.) nadat u de opname hebt gemaakt
voor de signaalverwerking. Dit is geen storing.
• Er kan ruis zichtbaar worden wanneer u opnamen maakt op donkere plekken.
• De startinstelling voor [AF MODE] is [š].
- 62 -
Gevorderd (Opname van beelden)
[NACHTL. SCHAP]
Hiermee kunt u levendige opnamen maken van een nachtelijk landschap.
∫ Technieken voor nachtlandschappen
• Wanneer het toestel ingesteld is op [STABILISATIE] en er is zeer weinig beeldbibber of als
[STABILISATIE] ingesteld is op [OFF], zou de sluitertijd tot 8 seconden langzamer kunnen
worden. We raden aan een statief en de zelfontspanner te gebruiken voor het maken van een
beeld.
Aantekening
• De flitsinstelling wordt vastgesteld op [Œ].
• Het focusbereik is 5 m tot ¶.
• De ontspanner kan gesloten blijven (max. ongeveer 8 sec.) nadat u de opname hebt gemaakt
voor de signaalverwerking. Dit is geen storing.
• Er kan ruis zichtbaar worden wanneer u opnamen maakt op donkere plekken.
[VOEDSEL]
Met deze functie kunt u opnamen maken van bijvoorbeeld voedsel dat er natuurlijk uitziet
zonder de hinderlijke invloed van omgevingslicht in restaurants enz.
Aantekening
• Het focusbereik is 5 cm (Breed)/50 cm (Tele) tot ¶.
- 63 -
Gevorderd (Opname van beelden)
[PARTY]
Kies deze functie als u opnamen wilt maken op een huwelijksreceptie, een feestje
binnenshuis enz. U kunt er opnamen mee maken van mensen met een heldere
achtergrond.
∫ Technieken voor opnamen van feesten
• De flits gebruiken. (U kunt instellen op [
] of [
]).
• We raden het gebruik van een statief en de zelfontspanner aan voor deze opnamen.
• We raden aan het zoomhendeltje op Breed (1k) te zetten en ongeveer 1,5 m van het object af
te staan wanneer u opnamen maakt.
Aantekening
• De startinstelling voor [AF MODE] is [š].
[KAARSLICHT]
Met deze functie kunt u opnamen maken bij kaarslicht.
∫ Technieken voor de opnamen bij kaarslicht
• Dit werkt beter dan wanneer u beelden maakt zonder de flits te gebruiken.
• We raden het gebruik van een statief en de zelfontspanner aan voor deze opnamen.
Aantekening
• Het focusbereik is 5 cm (Breed)/50 cm (Tele) tot ¶.
• De ontspanner kan gesloten blijven (max. ongeveer 1 sec.) nadat u de opname hebt gemaakt
voor de signaalverwerking. Dit is geen storing.
• De startinstelling voor [AF MODE] is [š].
- 64 -
Gevorderd (Opname van beelden)
[BABY1]/[BABY2]
Met deze functie kunt u opnamen maken van een baby met een mooi huidkleurtje. Als u
de flits gebruikt, is het licht van de flits zwakker dan anders.
Voor [BABY1] en [BABY2] kunnen verschillende geboortedata en namen worden
ingesteld. U kunt kiezen of u deze tijdens het terugspelen wilt laten afbeelden of op de
gemaakte opname wilt laten afdrukken met [TEKST AFDR.] (P103).
∫ Verjaardag/Naaminstelling
Op 3/4 drukken om [LEEFTIJD] of [NAAM] te kiezen en
vervolgens op 1 drukken.
2 Op 3/4 drukken om [SET] te kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
3 Voer de verjaardag of naam in.
Verjaardag:
2/1: Selecteer de items (jaar/maand/dag).
3/4: Instelling.
[MENU/SET]: Verlaten.
Naam: Voor gedetailleerde informatie over hoe er tekens ingevoerd moeten worden,
de [TITEL BEW.] sectie lezen over P101.
1
4
• Wanneer de verjaardag of naam ingesteld is, wordt [LEEFTIJD] of [NAAM] automatisch
ingesteld op [ON].
• Als [ON] geselecteerd is wanneer de verjaardag of naam niet geregistreerd is, verschijnt
het instellingscherm automatisch.
Op [MENU/SET] drukken om te eindigen.
∫ Om [LEEFTIJD] en [NAAM] te annuleren
Selecteer de [OFF] instelling in stap 2 van de “Verjaardag-/Naaminstelling”-procedure.
Aantekening
• De leeftijd en naam kunnen afgedrukt worden m.b.v. de “PHOTOfunSTUDIO” bijbehorende
software op de CD-ROM (meegeleverd).
• Als [LEEFTIJD] of [NAAM] ingesteld is op [OFF] zal, zelfs wanneer de verjaardag of naam
ingesteld is, de leeftijd of naam niet afgebeeld worden. Voordat u beelden maakt, [LEEFTIJD]
of [NAAM] instellen op [ON].
• Het focusbereik is 5 cm (Breed)/50 cm (Tele) tot ¶.
• [SLIMME ISO] is geactiveerd en de led van het maximum ISO-gevoeligheidniveau wordt
[ISO1600].
• Als het toestel aangeschakeld wordt met [BABY1]/[BABY2] ingesteld, worden de leeftijd en
naam afgebeeld links onderaan op het scherm gedurende ongeveer 5 seconden, samen met
de huidige datum en tijd.
• Als de leeftijd niet juist afgebeeld wordt, controleert u de klok en de geboortedatuminstellingen.
• De instelling van de geboortedatum en de naam kan worden teruggezet met [RESETTEN].
• De startinstelling voor [AF MODE] is [š].
- 65 -
Gevorderd (Opname van beelden)
[HUISDIER]
Kies dit als u opnamen wil maken van een huisdier zoals een hond of een kat.
U kunt de geboortedatum en naam van uw huisdier instellen. U kunt kiezen of u deze
tijdens het terugspelen wilt laten afbeelden of op de gemaakte opname wilt laten
afdrukken met [TEKST AFDR.] (P103).
Voor informatie over [LEEFTIJD] of [NAAM], [BABY1]/[BABY2] op P65 raadplegen.
Aantekening
• De begininstelling voor de AF-lamp is [OFF].
• De begininstelling voor [AF MODE] is [Ø].
• Lees [BABY1]/[BABY2] voor meer informatie over deze functie.
[ZONSONDERG.]
Kies dit als u opnamen wil maken van een zonsondergang. U kunt op deze manier de
mooie rode kleur van de zon opnemen.
Aantekening
• De flitsinstelling wordt vastgesteld op [Œ].
• De ISO-gevoeligheid is vast ingesteld op [ISO80].
[H. GEVOELIGH.]
Deze functie minimaliseert de golfstoring (cameraschudding) van de onderwerpen, en
stelt u in staat beelden te maken van deze onderwerpen in kamers die niet fel verlicht zijn.
(Selecteer dit voor hoge-gevoeligheid processering. De gevoeligheid schakelt automatisch
naar tussen [ISO1600] en [ISO6400].)
∫ Beeldresolutie en aspectratio
1 Op 3/4 drukken om de beeldresolutie en aspectratio te kiezen en vervolgens
op [MENU/SET] drukken om in te stellen.
2
• 3M (4:3), 2,5M (3:2) of 2M (16:9) is geselecteerd als de beeldgrootte.
Beelden maken.
Aantekening
• [KWALITEIT] is automatisch vastgesteld op [›].
• U kunt opnamen maken voor 4qk6q/10k15 cm prints.
• Het focusbereik is 5 cm (Breed)/50 cm (Tele) tot ¶.
- 66 -
Gevorderd (Opname van beelden)
[HI-SPEED BURST]
Dit is een handige manier om snelle bewegingen of een beslissend ogenblik vast te
leggen.
∫ Beeldresolutie en aspectratio
1 Op 3/4 drukken om de beeldresolutie en aspectratio te kiezen en vervolgens
op [MENU/SET] drukken om in te stellen.
2
• 3M (4:3), 2,5M (3:2) of 2M (16:9) is geselecteerd als de beeldgrootte.
Beelden maken.
• Stilstaande beelden worden continu gemaakt terwijl de ontspanknop helemaal ingedrukt
is.
Maximum Bursttijd
DMC-FS7/DMC-FS8: ongeveer 6 opnamen/seconde
DMC-FS6: ongeveer 5,5 opnamen/seconde
Aantal opnamen
ongeveer 10 (ingebouwd geheugen)/ongeveer 10 tot 100¢ (kaart)
¢ het maximum is 100.
• De burstsnelheid varieert afhankelijk van de opnameomstandigheden.
• Het aantal opnamen dat met de burstfunctie kan worden gemaakt wordt bepaald door de
omstandigheden waarin de opname wordt gemaakt en het type en/of de staat van de kaart die
wordt gebruikt.
• Het aantal opnamen dat met de burstfunctie kan worden gemaakt neemt direct na het
formatteren toe.
Aantekening
• De flitsinstelling wordt vastgesteld op [Œ].
• [KWALITEIT] is automatisch vastgesteld op [›].
• U kunt opnamen maken voor 4qk6q/10k15 cm prints.
• Het focusbereik is 5 cm (Breed)/50 cm (Tele) tot ¶.
• De focus, zoom, belichting, witbalans, sluitertijd en ISO-gevoeligheid worden vast ingesteld op
de waarden voor de eerste opname.
• De ISO-gevoeligheid schakelt automatisch over naar een waarde tussen [ISO500] en
[ISO800]. De ISO-gevoeligheid wordt echter verhoogd om een high-speed sluitertijd te krijgen.
• Afhankelijk van de gebruiksomstandigheden, zou het even kunnen duren om het volgende
beeld te maken als u het maken van een beeld herhaalt.
- 67 -
Gevorderd (Opname van beelden)
[FLITS-BURST]
Stilstaande beelden worden continu gemaakt met flits. Dit is handig om continue
stilstaande beelden te maken op donkere plekken.
∫ Beeldresolutie en aspectratio
1 Op 3/4 drukken om de beeldresolutie en aspectratio te kiezen en vervolgens
op [MENU/SET] drukken om in te stellen.
2
• 3M (4:3), 2,5M (3:2) of 2M (16:9) is geselecteerd als de beeldgrootte.
Beelden maken.
• Stilstaande beelden worden continu gemaakt terwijl de ontspanknop helemaal ingedrukt
is.
Aantal opnamen
max. 5 beelden
Aantekening
• [KWALITEIT] is automatisch vastgesteld op [›].
• U kunt opnamen maken voor 4qk6q/10k15 cm prints.
• Het focusbereik is 5 cm (Breed)/50 cm (Tele) tot ¶.
• De focus, zoom, belichting, sluitertijd, ISO-gevoeligheid, en flitsniveau zijn vastgesteld op de
instellingen voor het eerste beeld.
• De sluitertijd wordt 1/30ste van een seconde tot 1/2000ste van een seconde.
• [SLIMME ISO] is geactiveerd, en het maximale ISO-gevoeligheidsniveau wordt [ISO3200].
• Zie de Aantekening op P52 wanneer u de flits gebruikt.
- 68 -
Gevorderd (Opname van beelden)
[STERRENHEMEL]
Met deze functie kunt u levendige opnamen maken van een sterrenhemel of een donker
voorwerp.
∫ De sluitertijd instellen
Kies een sluitertijd van [15 SEC.], [30 SEC.] of [60 SEC.].
1 Op 3/4 drukken om het menuonderdeel te kiezen en vervolgens op [MENU/
SET] drukken.
2
• Het is ook mogelijk om het aantal seconden te veranderen m.b.v. het snelle menu. (P23)
Beelden maken.
• Druk de ontspanknop helemaal in om het aftelscherm af te
beelden. Beweeg het toestel niet als dit scherm afgebeeld wordt.
Als het aftellen eindigt, verschijnt [AUB WACHTEN ...] net zolang
als de ingestelde sluitertijd duurt om de signalen te verwerken.
• Druk op [MENU/SET] om te stoppen met de opname terwijl de
aftelling op het scherm staat.
∫ Technieken voor opnamen van sterrenhemels
• De ontspanner opent zich gedurende 15, 30 of 60 seconden. Gebruik een statief. Wij raden
verder aan de opnamen te maken met de zelfontspanner.
Aantekening
• De flitsinstelling wordt vastgesteld op [Œ].
• De optische beeldstabilisator is vast ingesteld op [OFF].
• De ISO-gevoeligheid is vast ingesteld op [ISO80].
- 69 -
Gevorderd (Opname van beelden)
[VUURWERK]
Met deze functie kunt u mooie opnamen maken van vuurwerk tegen een nachthemel.
∫ Technieken voor opnamen van vuurwerk
• Omdat de sluitertijd langzamer wordt, raden we het gebruik van een statief aan.
Aantekening
• De flitsinstelling wordt vastgesteld op [Œ].
• Deze functie werkt het beste wanneer het object 10 m of meer van het toestel verwijderd is.
• De sluitersnelheden worden als volgt ingesteld.
– Als u [OFF] instelt in de stabilisatorfunctie voor optische beelden: Vast op 2 seconden
– Als u [AUTO], [MODE1] of [MODE2] instelt in de stabilisatorfunctie voor optische beelden:
1/4t of 2 seconden (De sluitertijd wordt 2 seconden, alleen als de camera bepaalt dat er een
beetje golfbeweging is zoals waneer u een statief gebruikt enz.)
– U kunt de sluitertijd wijzigen door de belichting aan te passen.
• De AF-zone verschijnt niet.
• De ISO-gevoeligheid is vast ingesteld op [ISO80].
[STRAND]
Hiermee kunt u levendige opnamen maken van de blauwe kleur van de zee of de hemel
enz. Het voorkomt ook onderbelichting van mensen in te sterk zonlicht.
Aantekening
• De startinstelling voor [AF MODE] is [š].
• Raak de camera niet aan met natte handen.
• Zand of zeewater kunnen de camera beschadigen. Laat geen zand of zeewater in de lens of op
de aansluitingen komen.
[SNEEUW]
Hiermee kunt u opnamen maken met een zo wit mogelijke sneeuw op een skiveld of een
besneeuwde bergtop.
- 70 -
Gevorderd (Opname van beelden)
[LUCHTFOTO]
Met deze functie maakt u foto’s terwijl u in het vliegtuig zit.
∫ Techniek voor Luchtfoto’s
• Wij raden aan deze techniek te gebruiken als u moeilijk kunt scherpstellen en u opnamen
wenst te maken van wolken en dergelijke. Richt de camera op iets met een hoog contrast, druk
de ontspanknop half in om de scherpstelling vast te zetten, richt dan de camera op het object
en druk de ontspanknop helemaal in om de opname te maken.
Aantekening
• De flitsinstelling wordt vastgesteld op [Œ].
• Het focusbereik is 5 m tot ¶.
• Zet de camera uit terwijl het vliegtuig opstijgt of landt.
• Als u de camera wenst te gebruiken, dient u alle instructies van het vliegtuigpersoneel te
volgen.
• Wees voorzichtig met weerkaatsing op het raampje.
- 71 -
Gevorderd (Opname van beelden)
[ZANDSTRAAL]
Beeld is gemaakt met een korrelige, gezandstraalde structuur.
∫ Beeldresolutie en aspectratio
1 Op 3/4 drukken om de beeldresolutie en aspectratio te kiezen en vervolgens
op [MENU/SET] drukken om in te stellen.
2
• 3M (4:3), 2,5M (3:2) of 2M (16:9) is geselecteerd als de beeldgrootte.
Beelden maken.
Aantekening
• [KWALITEIT] is automatisch vastgesteld op [›].
• U kunt opnamen maken voor 4qk6q/10k15 cm prints.
• De ISO-gevoeligheid is vast ingesteld op [ISO1600].
• Het focusbereik is 5 cm (Breed)/50 cm (Tele) tot ¶.
[FOTO FRAME]
Het beeld opnemen met een frame eromheen.
∫ Instelling van de frame
1 Druk op 2/1 om het te gebruiken frame te kiezen en dan op [MENU/SET].
2
• Het aantal pixels is vastgesteld op 2M (4:3).
Beelden maken.
Aantekening
• [AUTO REVIEW] is vastgesteld op [2SEC.].
• De kleur van het frame dat afgebeeld wordt op het scherm en de kleur van de frame rond het
eigenlijke beeld zou kunnen verschillen, maar dit is geen storing.
- 72 -
Gevorderd (Opname van beelden)
[OPNAME] functie: n
Gevorderd (Opname van beelden)
Bewegende beelden
Schuif de [OPNAME]/[AFSPELEN] keuzeschakelaar naar [!] en druk
vervolgens op [MODE].
Op 3/4 drukken om [BEWEGEND BEELD] te kiezen en vervolgens
op [MENU/SET] drukken.
Druk de opspanknop half in om scherp te
stellen en druk hem dan helemaal in om
opnamen te maken.
A Geluidsopname
• De beschikbare opnametijd B verschijnt op het display
rechts boven en de voorbije opnametijd C staat
onderaan rechts.
• Nadat u de ontspanknop helemaal ingedrukt heeft,
deze onmiddellijk loslaten. Als de knop ingedrukt
gehouden wordt, zal het geluid gedurende een paar
seconden niet opgenomen worden wanneer opnemen
start.
• Is de scherpte ingesteld dan gaat de betreffende
aanduiding branden.
• De scherpstelling en zoom zijn vastgesteld op de
instelling wanneer opnemen start (het eerste frame).
• Dit toestel neemt tegelijkertijd het geluid op met de
ingebouwde microfoon. (Bewegende beelden kunnen
niet worden opgenomen zonder geluid.)
A
B
C
De ontspanknop helemaal indrukken om de opname te stoppen.
• Als het ingebouwde geheugen of de kaart vol raakt tijdens het opnemen, stopt het
toestel automatisch met opnemen.
- 73 -
Gevorderd (Opname van beelden)
Het veranderen van de instellingen voor de opnamekwaliteit
• Wanneer u de opnamekwaliteit instelt op [
] of [
], raden we het gebruik aan van een
hoge-snelheidskaart met “10MB/s” of groter aangegeven op de verpakking.
Op [MENU/SET] drukken.
Op 3/4 drukken om [OPN. KWALITEIT] te kiezen
en vervolgens op 1 drukken.
Op 3/4 drukken om het onderdeel te kiezen en
vervolgens op [MENU/SET] drukken.
Onderdeel
¢
¢
Beeldgrootte
fps
Aspectratio
848k480 pixels
30
16:9
640k480 pixels
30
320k240 pixels
30
¢Kan niet opgenomen worden in het ingebouwde geheugen.
Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
• U kunt ook de ontspanknop tot de helft indrukken om het menu te sluiten.
- 74 -
4:3
Gevorderd (Opname van beelden)
Aantekening
• De flitsinstelling wordt vastgesteld op [Œ].
• P147 raadplegen voor informatie over de beschikbare opnametijd.
• De beschikbare opnametijd die afgebeeld wordt op het scherm zou niet op regelmatige wijze af
kunnen lopen.
• Afhankelijk van het type kaart, kan de kaartaanduiding even verschijnen na het maken van
bewegende beelden. Dit is geen storing.
• U kunt continu bewegende opnamen opmaken tot 2 GB. Alleen de maximum beschikbare
opnametijd voor 2 GB verschijnt op het scherm.
(DMC-FS7PU/DMC-FS7GC/DMC-FS6PU/DMC-FS6GC)
• Bewegende beelden kunnen continu opgenomen worden gedurende een maximum tijd van
15 minuten. Verder is continue opname groter dan 2 GB niet mogelijk.
Resterende tijd voor continue opname wordt afgebeeld op het scherm.
(DMC-FS7EG/DMC-FS8EG/DMC-FS7EP/DMC-FS7PR/DMC-FS6EG/DMC-FS6EP/
DMC-FS6PR)
• Als bewegende beelden die met dit toestel opgenomen zijn, teruggespeeld worden op andere
apparatuur, kan het zijn dat de kwaliteit van beelden en geluiden achteruit gaat of dat beelden
niet teruggespeeld kunnen worden. Het kan ook gebeuren dat bepaalde opslaginformatie niet
correct op het scherm wordt weergegeven.
• Geluid van bewegende beelden dat door dit toestel opgenomen is kan niet teruggespeeld
worden door oudere modellen van digitale toestellen van Panasonic (LUMIX) die voor juli 2008
uitgegeven zijn.
• In bewegende beeldfunctie, kunnen de volgende functies niet gebruikt worden.
– [š] en [Ø] in [AF MODE]
– Richtingdetectiefunctie
– [OFF], [AUTO] en [MODE2] op de functie van de optische beeldstabilisator
• Dit apparaat kan geen bewegende beelden opslaan op MultiMediaCard.
• We raden aan dat u een batterij die voldoende opgeladen is of de AC-adapter gebruikt
wanneer u bewegende beelden maakt.
• Als terwijl u bewegende beelden maakt m.b.v. de AC-adapter, de stroom onderbroken wordt
wegens het uitvallen van de stroom of als de AC-adapter losgekoppeld wordt enz., zal het
bewegende beeld dat gemaakt worden, niet gemaakt worden.
- 75 -
Gevorderd (Opname van beelden)
[OPNAME] functie: ñ·
¿n
Nuttige functies op reisbestemmingen
De dag van uw vakantie opslaan waarop u de foto maakt
Voor details over de [SET-UP] menu-instellingen, P21 raadplegen.
Als u de vertrekdatum of de reisbestemming van de vakantie vooraf instelt, wordt het
aantal dagen dat voorbij is sinds de vertrekdatum (welke dag van de vakantie het is)
opgenomen wanneer u het beeld maakt. U kunt het aantal dagen dat voorbij is afbeelden
wanneer u de beelden terugspeelt en deze afdrukken op de gemaakte beelden met
[TEKST AFDR.] (P103).
• Het aantal dagen dat verlopen is sinds de vertrekdatum kan afgedrukt worden m.b.v. de
“PHOTOfunSTUDIO” bijbehorende software op de CD-ROM (meegeleverd).
• Kies [KLOKINST.] om de huidige datum en tijd op voorhand in te stellen. (P18)
Selecteer [REISDATUM] van het [SET-UP] menu en
druk vervolgens op 1.
Op 3 drukken om [REIS-SETUP] te kiezen en
vervolgens op 1 drukken.
Druk op 4 om [SET] te kiezen en dan op [MENU/
SET].
Op 3/4/2/1 drukken om de vertrekdatum (jaar/
maand/dag) in te stellen, en druk dan op [MENU/
SET].
Op 3/4/2/1 drukken om de aankomstdatum (jaar/
maand/dag) in te stellen, en druk dan op [MENU/
SET].
• Als u de einddatum niet wil instellen, drukt u op [MENU/SET]
terwijl de datumbalk op het scherm staat.
- 76 -
Gevorderd (Opname van beelden)
Op 4 drukken om [LOCATIE] te kiezen en
vervolgens op 1 drukken.
Druk op 4 om [SET] te kiezen en dan op [MENU/
SET].
De locatie invoeren.
• Voor details over hoe karakters in te voeren, de [TITEL BEW.] sectie lezen op P101.
Twee keer op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
Een opname maken.
• Het aantal dagen dat is verstreken sinds de vertrekdatum verschijnt ongeveer
5 seconden als u het toestel aan zet enz. vlak nadat u een reisdatum hebt ingesteld of
als er een reisdatum is ingesteld.
• Wanneer de reisdatum ingesteld is, verschijnt [—] rechts onderaan op het scherm.
- 77 -
Gevorderd (Opname van beelden)
∫ De vertrekdatum wissen
De reisdatum wordt automatisch geannuleerd als de huidige datum na de
terugkomstdatum is. Als u de reisdatum wilt annuleren vóór het einde van de vakantie,
[OFF] selecteren op het scherm dat getoond wordt in stap 3 of 7 en vervolgens twee maal
op [MENU/SET] drukken. Als de [REIS-SETUP] ingesteld is op [OFF] in stap 3, zal
[LOCATIE] ook ingesteld worden op [OFF].
Aantekening
• De reisdatum wordt berekend aan de hand van de manier waarop de klok is ingesteld en de
vertrekdatum die u hebt ingevoerd. Als u [WERELDTIJD] (P79) instelt op de reisbestemming,
wordt de reisdatum berekend aan de hand van de datum in de klokinstelling en de
reisbestemminginstelling.
• De ingestelde vertrekdatum wordt opgeslagen zelfs als het toestel uit wordt gezet.
• Als u [REISDATUM] instelt op [OFF] zal het aantal dagen dat verstrijkt sinds de vertrekdatum
niet opgeslagen worden, ook niet als u de reisdatum of de einddatum hebt ingesteld. Ook als u
[REISDATUM] instelt op [SET] nadat u opnamen hebt gemaakt, zal op het scherm niet vermeld
worden op welke dag van de vakantie u deze opnamen hebt gemaakt.
• Als u een vertrekdatum hebt ingevoerd en u maakt een opname op een datum voor deze
vertrekdatum, verschijnt een oranje [-] (minteken) en wordt de dag van de vakantie waarop u
deze opname hebt gemaakt, niet opgeslagen.
• Als de reisdatum afgebeeld wordt als [-] (min) in het wit, bestaat er een tijdsverschil, dat
datumverandering tot gevolg heeft tussen de [HOME] en [BESTEMMING]. (Dit zal opgenomen
worden)
• De tekst ingesteld als [LOCATIE] kan later bewerkt worden met [TITEL BEW.].
• De namen voor [BABY1]/[BABY2] en [HUISDIER] zullen niet opgenomen worden wanneer
[LOCATIE] ingesteld is.
• [LOCATIE] kan niet opgenomen worden wanneer u bewegende beelden maakt.
• Intelligente automatische functie kan niet ingesteld worden. Instelling van andere
opnamefunctie zal beïnvloed worden.
- 78 -
Gevorderd (Opname van beelden)
Opnamedata/Tijden op Overzeese Reisbestemmingen (Wereldtijd)
Voor details over de [SET-UP] menu-instellingen, P21 raadplegen.
U kunt de plaatselijke tijden op de reisbestemmingen afbeelden en deze opnemen op de
beelden die u maakt.
• Kies [KLOKINST.] om de huidige datum en tijd op voorhand in te stellen. (P18)
Selecteer [WERELDTIJD] van het [SET-UP]
menu en druk vervolgens op 1.
• Wanneer u het toestel voor het eerst gebruikt na de aanschaf
ervan, verschijnt het [GELIEVE DE THUISZONE
INSTELLEN] bericht. Druk op [MENU/SET] en stel de
thuiszone in op het scherm in stap 3.
Op 4 drukken om [HOME] te kiezen en
vervolgens op [MENU/SET] drukken.
Druk op 2/1 om de thuiszone te selecteren en A
druk vervolgens op [MENU/SET].
A Huidige tijd
B Tijdsverschil met GMT (Greenwich Mean Time)
B
• Als in uw eigen gebied het zomeruur wordt gebruikt [
],
drukt u op 3. Druk opnieuw op 3 om terug te keren naar de
originele tijd.
• Als u het zomeruur instelt voor uw woongebied, betekent dit
niet dat de huidige tijd een uur vooruit wordt gezet. Zet zelf
de klok één uur vooruit.
Op 3 drukken om [BESTEMMING] te kiezen en
vervolgens op [MENU/SET] drukken.
C Afhankelijk van de instelling verschijnt de tijd in uw
vakantiebestemmingsgebied of uw eigen woongebied op
het scherm.
C
Druk op 2/1 om de zone van uw
reisbestemming te kiezen en dan op [MENU/
SET].
D
E
D Huidige tijd van het bestemmingsgebied
E Tijdsverschil
• Als de daglichtbesparingstijd [
] gebruikt wordt op de
reisbestemming, op 3drukken. (De tijd wordt één uur vooruit
gezet.) Opnieuw op 3 drukken om de originele tijd terug te
zetten.
Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
- 79 -
Gevorderd (Opname van beelden)
Aantekening
• Zet de instelling terug naar [HOME] wanneer de vakantie beëindigd is d.m.v. stappen 1, 2 en 3.
• Als [HOME] al ingesteld is, alleen de reisbestemming veranderen en gebruiken.
• Als uw reisbestemming niet in de lijst van gebieden op het scherm staat, stelt u het tijdverschil
tussen uw eigen zone en uw reisbestemming in.
• Het pictogram van de reisbestemming [“] verschijnt als u beelden afspeelt die u tijdens uw reis
hebt gemaakt.
- 80 -
Gevorderd (Opname van beelden)
Het functiemenu [OPNAME] gebruiken
[FOTO RES.]
Voor details over [OPNAME] functiemenu, P21 raadplegen.
Stel het aantal pixels in. Hoe hoger het aantal pixels, hoe fijner het detail van de beelden
zal blijken zelfs wanneer ze afgedrukt worden op grote vellen.
¿
Toepasbare functies: ñ·
∫ Wanneer de aspectratio [X] is.
¢1 DMC-FS7/DMC-FS8
¢2 DMC-FS6
¢3 Dit item kan niet ingesteld worden in de Intelligent automatische functie.
3648k2736 pixels¢1
(10M)
3264k2448 pixels¢2
(8M)
(7M
)¢3
3072k2304 pixels¢1
(5M
)
2560k1920 pixels
(3M
)
2048k1536 pixels
(2M
)¢3
)¢3
(0,3M
1600k1200 pixels
640k480 pixels
∫ Wanneer de aspectratio [Y] is.
3648k2432 pixels¢1
(9M)
3264k2176 pixels¢2
(7M)
(6M
)¢3
3072k2048 pixels¢1
(4,5M
)¢3
2560k1712 pixels
(2,5M
)¢3
2048k1360 pixels
∫ Wanneer de aspectratio [W] is.
(7,5M)¢3
3648k2056 pixels¢1
(6M)¢3
3264k1840 pixels¢2
(5,5M
)¢3
3072k1728 pixels¢1
(3,5M
)¢3
2560k1440 pixels
(2M
)
1920k1080 pixels
- 81 -
Gevorderd (Opname van beelden)
Aantekening
• “EZ” is een afkorting van “Extra optical Zoom”.
• Een digitaal beeld is opgemaakt uit talrijke punten die pixels
heten. Hoe groter het aantal pixels, hoe fijner het beeld zal
zijn wanneer deze afgedrukt wordt op een groot stuk papier
of afgebeeld wordt op een PC monitor.
A Heel veel pixels (Fijn)
B Weinig pixels (Grof)
¢ Deze opnamen zijn voorbeelden van dit effect.
• Als u de aspectratio verandert, de beeldgrootte opnieuw
instellen.
• De extra optische zoom werkt niet wanneer [MACRO ZOOM] ingesteld is of in
[TRANSFORMEREN], [H. GEVOELIGH.], [HI-SPEED BURST], [FLITS-BURST],
[ZANDSTRAAL] en [FOTO FRAME] in scènefunctie dus wordt de beeldgrootte voor [
afgebeeld.
• Beelden kunnen mozaïsch lijken afhankelijk van het object en de opnamecondities.
• P144 lezen voor informatie over het aantal opnamen.
] niet
[KWALITEIT]
Voor details over [OPNAME] functiemenu, P21 raadplegen.
De compressiesnelheid instellen waarop de beelden opgeslagen moeten worden.
¿
Toepasbare functies: ·
[A]:
Fijn (wanneer u de prioriteit geeft aan de beeldkwaliteit)
[›]:
Standaard (wanneer u de standaard beeldkwaliteit gebruikt en het aantal op te
nemen beelden vergroot zonder het aantal pixels te veranderen)
Aantekening
• P144 lezen voor informatie over het aantal opnamen.
- 82 -
Gevorderd (Opname van beelden)
[ASPECTRATIO]
Voor details over [OPNAME] functiemenu, P21 raadplegen.
Dit biedt u de mogelijkheid de aspectratio van de beelden te kiezen die het best bij het
afdrukken of het terugspelen past.
¿
Toepasbare functies: ·
[X]:
[ASPECTRATIO] van een 4:3 TV
[Y]: [ASPECTRATIO] van een 35 mm filmcamera
[W]: [ASPECTRATIO] van een hoge-definitie TV, etc.
[X]
[Y]
[W]
Aantekening
• De uiteinden van de opgenomen beelden kunnen er afgeknipt worden bij het afdrukken,
controleer daarom voordat u afdrukt/laat afdrukken. (P141)
- 83 -
Gevorderd (Opname van beelden)
[SLIMME ISO]
Voor details over [OPNAME] functiemenu, P21 raadplegen.
Het toestel stelt automatisch de optimale ISO-gevoeligheid en sluitertijd in om bij de
beweging te passen van het onderwerp en helderheid van de scène om de golfstoring van
het onderwerp te minimaliseren.
Toepasbare functies: ·
ISOMAX
ISOMAX
[OFF]/[ ISOMAX
400 ]/[ 800 ]/[ 1600 ]
• De bovenste grens van de ISO-gevoeligheid kan ingesteld worden.
• Hoe hoger de waarde die ingesteld is voor de ISO-gevoeligheid, hoe meer golfstoring
gereduceerd wordt maar hoe groter de hoeveelheid opnameruis is.
Aantekening
• Afhankelijk van de helderheid en van de beweging van het voorwerp, kunt u beweging
misschien niet voorkomen.
• Bewegingen zouden niet opgemerkt kunnen worden wanneer een bewegend onderwerp klein
is, wanneer een bewegend onderwerp zich aan de rand bevindt van het scherm of wanneer
een onderwerp bewogen wordt/zich beweegt op het precieze moment wanneer de
ontspanknop helemaal ingedrukt wordt.
• Om beeldruis te voorkomen, raden we aan het niveau van de ISO-gevoeligheid af te doen
nemen of [KLEURFUNCTIE] op [NATURAL] in te stellen. (P91)
- 84 -
Gevorderd (Opname van beelden)
[GEVOELIGHEID]
Voor details over [OPNAME] functiemenu, P21 raadplegen.
Dit laat het aan de gevoeligheid voor licht (ISO-gevoeligheid) toe ingesteld te worden. Het
instellen op een hoger figuur, staat u in staat ook op donkere plekken beelden te maken
zonder dat de beelden donker worden.
Toepasbare functies: ·
[AUTO]/[80]/[100]/[200]/[400]/[800]/[1600]
ISO-gevoeligheid
Opnamelocatie (aangeraden)
Sluitertijd
Ruis
80
1600
Wanneer het licht is (buiten)
Wanneer het donker is
Langzaam
Snel
Minder
Verhoogd
Aantekening
• Wanneer ingesteld op [AUTO], wordt de ISO-gevoeligheid automatisch afgesteld op een
maximum van [ISO400] volgens de helderheid. (Deze kan afgesteld worden tot een maximum
van [ISO1000] wanneer u de flits gebruikt.)
• De instelling is niet beschikbaar wanneer [SLIMME ISO] gebruikt wordt. ([
] is afgebeeld.)
• Om beeldruis te voorkomen, raden we aan dat u of het niveau van de maximum
ISO-gevoeligheid lager instelt of [KLEURFUNCTIE] instelt op [NATURAL] en dan beelden
maakt. (P91)
- 85 -
Gevorderd (Opname van beelden)
[WITBALANS]
Voor details over [OPNAME] functiemenu, P21 raadplegen.
In zonlicht, onder gloeilampen of in andere soortgelijke toestanden waar de kleur van wit
naar roodachtig of blauwachtig gaat, past dit item zich aan de kleur van wit aan die het
dichtst in de buurt zit van wat gezien wordt door het oog in overeenkomst met de lichtbron.
¿n
Toepasbare functies: ·
[AWB]: Automatische afstelling
[V]:
Wanneer u buiten beelden maakt onder een heldere lucht
[Ð]:
Wanneer u buiten beelden maakt onder een bewolkte lucht
[î]:
Wanneer u buiten beelden maakt in de schaduw
[Ñ]:
Wanneer u beelden maakt onder fel licht
[Ò]:
Waarde ingesteld door gebruikte [Ó]
[Ó]: Handmatig ingesteld
• De optimale witbalans hangt af van het type halogeenverlichting tijdens de beelden; gebruik
dus [AWB] of [Ó].
Automatische witbalans
Afhankelijk van de dominante omstandigheden waarin beelden gemaakt worden, kunnen
de beelden een roodachtige of blauwachtige tint aannemen. Bovendien wanneer er
meerdere lichtbronnen gebruikt worden of er niets is met een kleur die in de buurt van wit
zit, kan de automatische witbalans niet goed kunnen werken. In zo een geval, de
witbalans instellen op een andere functie dan [AWB].
1 De automatische witbalans zal met dit bereik werken.
2 Blauwe lucht
3 Bewolkte lucht (Regen)
4 Schaduw
5 TV scherm
6 Zonlicht
7 Wit fluorescerend licht
8 Gloeilamp
9 Zonsopgang en zonsondergang
10 Kaarslicht
Kl Kelvintemperatuur en kleuren
- 86 -
2)
3)
4)
1)
6)
7)
8)
9)
10)
5)
Gevorderd (Opname van beelden)
De witbalans handmatig instellen
1 Kies [Ó] en druk dan op [MENU/SET].
2 Richt de camera op een wit stuk papier of iets dergelijks
zodat het frame in het middel gevuld is met het witte object
en druk dan op [MENU/SET].
Aantekening
• De witbalansinstelling blijft opgeslagen, ook als u het toestel uit zet. (De witbalansinstelling
voor een scènefunctie wordt weer [AWB] als u een andere scènefunctie kiest.)
• In de scènefuncties die hieronder staan, is de witbalans vastgesteld op [AWB].
– [LANDSCHAP]/[NACHTPORTRET]/[NACHTL. SCHAP]/[VOEDSEL]/[PARTY]/
[KAARSLICHT]/[ZONSONDERG.]/[FLITS-BURST]/[STERRENHEMEL]/[VUURWERK]/
[STRAND]/[SNEEUW]/[LUCHTFOTO]/[ZANDSTRAAL]
- 87 -
Gevorderd (Opname van beelden)
[AF MODE]
Voor details over [OPNAME] functiemenu, P21 raadplegen.
Op deze manier kunt u de focusmethode gebruiken die bij de posities en het aantal te
selecteren onderwerpen past.
¿
Toepasbare functies: ·
[š]: Gezichtsdetectie
De camera vindt automatisch het gezicht van de persoon. De
focus en de belichting worden ingesteld op de waarden die het
best passen bij dat gezicht, ongeacht waar het gezicht zich in
het beeld bevindt. (max. 15 zones)
[
Het toestel stelt scherp op één van de 9 focuszones. Dit werkt
wanneer het object zich niet in het midden van het scherm
bevindt.
]: 9-zonefocussing
[Ø]: 1-zone-focussing
Het toestel stelt scherp op het object in de AF-zone in het
midden van het scherm.
Aantekening
• Het toestel is aan het scherpstellen op alle AF-zones wanneer meervoudige AF-zones (max.
9 zones) tegelijkertijd gaan branden in [ ]. Als u de focuspositie wilt bepalen om beelden te
maken, de AF-functie naar [Ø] schakelen.
• Als de AF-functie ingesteld is op [ ], wordt de AF-zone niet afgebeeld totdat er op het beeld
scherpgesteld wordt.
• Het toestel kan scherpstellen op onderwerpen die niet een persoon zijn maar bijvoorbeeld een
gezicht. In dit geval, de AF-functie schakelen naar één van de functies behalve [š] en
vervolgens een beeld maken.
• De AF-functie kan niet worden ingesteld in de [VUURWERK]-scènefunctie.
• In de volgende gevallen is het niet mogelijk [š] in te stellen.
– In [NACHTL. SCHAP], [VOEDSEL], [STERRENHEMEL] en [LUCHTFOTO] in de
scènefunctie.
- 88 -
Gevorderd (Opname van beelden)
∫ Over [š]
De volgende AF-zoneframes worden afgebeeld wanneer het toestel de
gezichten vindt.
Geel:
Wanneer de ontspanknop tot de helft ingedrukt wordt, wordt de frame
groen wanneer het toestel scherpgesteld heeft.
Wit:
Afgebeeld wanneer er meer dan één gezicht gevonden wordt. Er wordt ook op de andere
gezichten die zich op dezelfde afstand bevinden als gezichten binnen de gele AF-zones
scherpgesteld.
• Onder bepaalde omstandigheden van beelden maken, inclusief de volgende gevallen, zou de
gezichtsherkenningsfunctie niet kunnen werken, en dit maakt het onmogelijk om gezichten op
te sporen. [AF MODE] wordt naar [ ] geschakeld.
– Wanneer het gezicht niet naar het toestel gericht is
– Wanneer het gezicht op een hoek is
– Wanneer het gezicht extreem helder of donker is
– Wanneer de gezichten weinig contrast hebben
– Wanneer de gezichtstrekken verborgen zijn achter een zonnebril enz
– Wanneer het gezicht klein lijkt op het scherm
– Wanneer er een snelle beweging is
– Wanneer het onderwerp geen menselijk wezen is
– Wanneer het toestel schudt
– Wanneer de digitale zoom gebruikt wordt
- 89 -
Gevorderd (Opname van beelden)
[BURSTFUNCTIE]
Voor details over [OPNAME] functiemenu, P21 raadplegen.
Beelden worden continu gemaakt terwijl de ontspanknop ingedrukt wordt.
Selecteer de beelden die u echt mooi vindt tussen alle beelden die u gemaakt hebt.
¿
Toepasbare functies: ñ·
[OFF]
Burstsnelheid (opnamen/
seconde)
A
—
ò
2,3¢
Ongeveer 1,7
(DMC-FS7/DMC-FS8)
ongeveer 2
(DMC-FS6)
(DMC-FS7/DMC-FS8)
3¢
(DMC-FS6)
—
max. 3
(DMC-FS7/DMC-FS8)
max. 4
(DMC-FS6)
—
max. 5
(DMC-FS7/DMC-FS8)
max. 7
(DMC-FS6)
Aantal opnamen
›
˜
Hangt af van de
resterende ruimte in het
ingebouwde geheugen/
de kaart.
¢ De burstsnelheid is constant dezelfde ongeacht de transfersnelheid van de kaart.
• De waarden van de burstsnelheid die hierboven gegeven worden zijn van toepassing wanneer
de sluitertijd 1/60 of meer is en wanneer de flits niet geactiveerd is.
Aantekening
• Burstfunctie ingesteld op onbegrensd
– De burstsnelheid wordt de helft langzamer. De exacte snelheidsafname hangt af van de
kaart, de resolutie en de kwaliteit.
– U kunt opnamen maken totdat het ingebouwde vermogen of de kaart vol is.
• De focus wordt vast ingesteld tijdens de eerste opname.
• Wanneer de burstsnelheid ingesteld is op [˜], worden de belichting en de witbalans ook voor
de daaropvolgende beelden vastgesteld op de instellingen die gebruikt worden voor het eerste
beeld. Wanneer de burstsnelheid ingesteld is op [ò], worden deze elke keer dat u een beeld
maakt afgesteld.
• Met de zelfontspanner is het aantal opnamen met de burstfunctie vast ingesteld op 3.
• Als u een bewegend voorwerp volgt tijdens opnamen in een landschap, binnenshuis en weer
buitenshuis, met een groot verschil tussen licht en schaduw, kan het zijn dat de belichting er
even over doet om stabiel te worden. Als u de burstfunctie in deze situatie gebruikt, kan de
belichting niet erg goed zijn.
• De burstsnelheid (beelden per seconde) kan afnemen afhankelijk van de opname-omgeving
zoals op donkere plaatsen of als de ISO-gevoeligheid hoog is, enzovoort.
• De burstfunctie wordt niet geannuleerd wanneer het toestel uitgezet wordt.
• Als u opnamen maakt met de burstfunctie op het ingebouwde geheugen zal het overschrijven
van de gegevens even duren.
• [Œ] is ingesteld voor de flits wanneer burst ingesteld is.
• Auto bracket is geannuleerd wanneer burst ingesteld is.
• Burst kan niet gebruikt worden in [TRANSFORMEREN], [HI-SPEED BURST], [FLITS-BURST],
[STERRENHEMEL], [ZANDSTRAAL] of [FOTO FRAME] in scènefunctie.
- 90 -
Gevorderd (Opname van beelden)
[DIG. ZOOM]
Voor details over [OPNAME] functiemenu, P21 raadplegen.
Deze kan onderwerpen nog meer uitvergroten dan de optische zoom of extra optische
zoom.
¿n
Toepasbare functies: ·
[OFF]/[ON]
Aantekening
• P39 raadplegen voor gedetailleerde informatie.
• Als toestel schudden (beeldbibber) een probleem is tijdens het zoomen, wordt het aangeraden
dat [STABILISATIE] ingesteld wordt op [AUTO] of [MODE1].
• De instelling is vastgesteld op [ON] in macro-zoomfunctie.
[KLEURFUNCTIE]
Voor details over [OPNAME] functiemenu, P21 raadplegen.
Met behulp van deze functies, kunnen de beelden scherper of zachter gemaakt worden,
kunnen de kleuren van de beelden naar sepia kleuren gebracht worden of kunnen er
andere kleur effecten verkregen worden.
Toepasbare functies: ñ·n
[STANDARD]:
Dit is de standaard instelling.
[NATURAL]:
De opname wordt zachter.
[VIVID]:
De opname wordt scherper.
[B/W]:
Het beeld wordt zwart-wit.
[SEPIA]:
Het beeld wordt sepia.
[COOL]:
Het beeld wordt blauwachtig.
[WARM]:
Het beeld wordt roodachtig.
Aantekening
• Wanneer u beelden maakt op donkere plekken, kan er ruis optreden. Om ruis te voorkomen,
raden wij aan in te stellen op [NATURAL].
• U kunt [NATURAL], [VIVID], [COOL] of [WARM] niet instellen in intelligente automatische
functie. U kunt tevens [NATURAL] of [VIVID] niet instellen in bewegende beeldfunctie.
• Verschillende kleurfuncties kunnen ingesteld worden in verschillende [OPNAME] functies.
- 91 -
Gevorderd (Opname van beelden)
[STABILISATIE]
Voor details over [OPNAME] functiemenu, P21 raadplegen.
Met behulp van deze functies, wordt golfstoring tijdens het maken van beelden
opgespoord, en compenseert het toestel automatisch de golfstoring, het mogelijk makend
golfstoringvrije beelden te maken.
¿
Toepasbare functies: ·
[OFF]
[AUTO]:
De optimum beeldbibber-compensatie is geselecteerd afhankelijk van de
omstandigheid.
[MODE1]:
Golfstoring wordt altijd gecompenseerd tijdens [OPNAME] functie.
[MODE2]:
De golfstoring wordt gecompenseerd wanneer de ontspanknop ingedrukt
wordt.
Aantekening
• De stabilisatorfunctie kan niet voldoende werken in de volgende gevallen.
– Wanneer er veel camerabeweging is.
– Als de zoomuitvergroting erg hoog is.
– In het digitale zoombereik.
– Wanneer u opnamen maakt terwijl u een bewegend object volgt.
– Als de sluitertijd langzamer wordt om binnenshuis opnamen te maken of op donkere
plaatsen.
Houd de camera stilbeweging wanneer u de ontspanknop indrukt.
• De instelling wordt op [MODE2] gezet wanneer de scènefunctie op [ZELFPORTRET] staat en
op [OFF] wanneer de scènefunctie op [STERRENHEMEL] staat.
• De instelling is vastgesteld op [MODE1] in bewegende beeldfunctie.
- 92 -
Gevorderd (Opname van beelden)
[AF ASS. LAMP]
Voor details over [OPNAME] functiemenu, P21 raadplegen.
Het object verlichten maakt het makkelijker scherp te stellen wanneer u bij weinig licht aan
het opnemen bent en scherp wilt stellen, wat moeilijk is bij weinig licht.
¿
Toepasbare functies: ·
[OFF]:
De AF-lamp gaat niet aan.
[ON]:
Wanneer u beelden maakt op donkere plekken, zal de AF-assistentielamp
branden terwijl de ontspanknop tot de helft ingedrukt wordt. (Grotere AF-zones
worden nu afgebeeld.)
Aantekening
• Het effectieve bereik van de AF-assistentielamp is 1,5 m.
• Wanneer u de AF-lamp A niet wenst te gebruiken (b.v. wanneer u opnamen
maakt van dieren op een donkere plek), de [AF ASS. LAMP] op [OFF]
zetten. In dit geval zal het moeilijker worden scherp te stellen.
• [AF ASS. LAMP] staat vast op [OFF] in [ZELFPORTRET], [LANDSCHAP],
[NACHTL. SCHAP], [ZONSONDERG.], [VUURWERK] en [LUCHTFOTO] in
scènefunctie.
• [AF ASS. LAMP] is vast ingesteld op [ON] in de bewegende beeldfunctie.
[KLOKINST.]
Voor details over [OPNAME] functiemenu, P21 raadplegen.
Om het jaar, maand, dag en tijd in te stellen
Deze werkt op precies dezelfde manier als [KLOKINST.] (P24) in het [SET-UP] menu.
- 93 -
Geavanceerd (Terugspelen)
[AFSPELEN] functie: ¸
Geavanceerd (Terugspelen)
Beelden terugspelen in Opeenvolging (Diavoorstelling)
U kunt de beelden afspelen die u gemaakt heeft in synchronisatie met muziek en u kunt dit
doen in opeenvolging terwijl u een vastgestelde pauze laat tussen elk van de beelden.
Verder kunt u de gegroepeerde beelden afspelen per categorie of alleen die beelden
afspelen die u ingesteld heeft als uw favoriete,n als een diavoorstelling.
Deze afspeelmethode wordt aangeraden wanneer u het toestel aangesloten heeft op een
TV die ingesteld is voor het bekijken van de beelden die u gemaakt heeft.
Schuif de [OPNAME]/[AFSPELEN] keuzeschakelaar
naar [(] en druk vervolgens op [MODE].
Op 3/4 drukken om [DIASHOW]te kiezen en
vervolgens op [MENU/SET] drukken.
Op 3/4 drukken om het onderdeel te kiezen en
vervolgens op [MENU/SET] drukken.
• [FAVORIETEN] kan alleen geselecteerd worden wanneer
[FAVORIETEN] op het [AFSPELEN] menu (P109) op [ON] staat
en er al beelden als favorieten ingesteld zijn.
Wanneer [ALLE] of [FAVORIETEN] geselecteerd is in stap 3
Op 3 drukken om [START] te kiezen en vervolgens
op [MENU/SET] drukken.
Druk op 4 om de diavoorstelling te beëindigen.
• Normaal afspelen wordt hernomen nadat de diavoorstelling
eindigt.
- 94 -
Geavanceerd (Terugspelen)
Wanneer [CATEGORIESELECTIE] geselecteerd is in stap 3
Op 3/4/2/1 drukken om de terug te spelen
categorie te selecteren en dan op [MENU/SET]
drukken om in te stellen.
• Voor details over categorieën, P97 raadplegen.
Op 3 drukken om [START] te kiezen en vervolgens
op [MENU/SET] drukken.
Druk op 4 om de diavoorstelling te beëindigen.
• Normaal afspelen wordt hernomen nadat de diavoorstelling
eindigt.
∫ Operaties die uitgevoerd worden tijdens diavoorstelling
De cursor die afgebeeld wordt tijdens het terugspelen is dezelfde als 3/4/2/1.
• Het menuscherm wordt hersteld wanneer [‚] ingedrukt wordt.
A
B
C
D
¢
Spelen/Pauze
Stop
Terug naar het vorige beeld¢
Verder naar het volgende beeld¢
Deze operaties kunnen alleen uitgevoerd worden in de
pauzefunctie.
A
D
C
B
E Volumeniveau reduceren
F Volumeniveau verhogen
E
- 95 -
F
Geavanceerd (Terugspelen)
∫ De diavoorstellinginstellingen veranderen
U kunt de instellingen veranderen voor terugspelen van
diavoorstelling door [EFFECT] of [SETUP] te selecteren op het
menuscherm van de diavoorstelling.
[EFFECT]
Dit beidt u de mogelijkheid de schermeffecten of muziekeffecten te
selecteren wanneer u van het ene beeld naar het andere beeld overschakelt.
[NATURAL], [SLOW], [SWING], [URBAN], [OFF], [AUTO]
• Wanneer [URBAN] geselecteerd is, kan het beeld in zwart en wit verschijnen als een
schermeffect.
• [AUTO] kan alleen gebruikt worden wanneer [CATEGORIESELECTIE] geselecteerd is. De
beelden worden afgespeeld met de aanbevolen effecten in elke categorie.
[SETUP]
[DUUR] of [HERHALEN] kan ingesteld worden.
Onderdeel
Instellingen
[DUUR]
1SEC./2SEC./3SEC./5SEC.
[HERHALEN]
ON/OFF
[MUZIEK]
ON/OFF
• [DUUR] kan alleen ingesteld worden wanneer [OFF] geselecteerd is als de [EFFECT]
instelling.
• [MUZIEK] kan niet geselecteerd worden wanneer [OFF] geselecteerd is als de [EFFECT]
instelling.
Aantekening
• Bewegende beelden kunnen niet teruggespeeld worden als een diavoorstelling.
• Het is niet mogelijk nieuwe muziekeffecten toe te voegen.
- 96 -
Geavanceerd (Terugspelen)
[AFSPELEN] functie: ¸
Selecteren van Beelden en deze Terugspelen
([CATEGOR. AFSP.]/[FAVORIET AFSP.])
[CATEGOR. AFSP.]
Deze functie biedt u de mogelijkheid beelden te zoeken per scènefunctie of andere
categorieën (zoals [PORTRET], [LANDSCHAP] of [NACHTL. SCHAP]) en beelden te
sorteren naar elk van de categorieën. U kunt dan de beelden in elke categorie
terugspelen.
Schuif de [OPNAME]/[AFSPELEN] keuzeschakelaar naar [(] en druk
vervolgens op [MODE].
Op 3/4 drukken om [CATEGOR. AFSP.]te kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
Op 3/4/2/1 drukken om de categorie te
selecteren en dan op [MENU/SET] drukken om in te
stellen.
• Als er een beeld gevonden wordt in een categorie, wordt de
categorie-icoon blauw.
• Het kan even duren om het beeld te zoeken als er veel beelden
op de kaart staan of het ingebouwde geheugen.
• Als u op [‚] drukt tijdens het zoeken, zal dit halverwege stoppen.
• Beelden zijn gesorteerd in de hier onder getoonde categorieën.
[CATEGORIE]
*
,
Opname-informatie
bijv. scènefuncties
[CATEGORIE]
[SPORT], [PARTY],
[KAARSLICHT],
[VUURWERK],
[STRAND], [SNEEUW],
[LUCHTFOTO]
[PORTRET],
[i-PORTRET], [GAVE
HUID],
[TRANSFORMEREN],
[ZELFPORTRET],
[NACHTPORTRET],
[i-NACHTPORTRET],
[BABY1]/[BABY2]
Î
í
1
[LANDSCHAP],
[i-LANDSCHAP],
[ZONSONDERG.],
[LUCHTFOTO]
Opname-informatie
bijv. scènefuncties
[BABY1]/[BABY2]
[HUISDIER]
[VOEDSEL]
[REISDATUM]
.
[NACHTPORTRET],
[i-NACHTPORTRET],
[NACHTL. SCHAP],
[i-NACHTL SCHAP],
[STERRENHEMEL]
- 97 -
Í
[BEWEGEND BEELD]
Geavanceerd (Terugspelen)
[FAVORIET AFSP.]
U kunt de beelden terugspelen die u ingesteld heeft als [FAVORIETEN] (P109) (Alleen
wanneer [FAVORIETEN] ingesteldis op [ON] en er beelden zijn die ingesteld zijn op
[FAVORIETEN]).
Schuif de [OPNAME]/[AFSPELEN] keuzeschakelaar naar [(] en druk
vervolgens op [MODE].
Op 3/4 drukken om [FAVORIET AFSP.]te kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
Aantekening
• U kunt alleen [LCD ROTEREN], [PRINT INST.] of [BEVEILIGEN] in het [AFSPELEN] menu
gebruiken.
- 98 -
Geavanceerd (Terugspelen)
[AFSPELEN] functie: ¸
Bewegende beelden terugspelen
Op 2/1 drukken om een beeld te selecteren met een
bewegend beeldicoon (zoals [
]), en vervolgens op
3 drukken om terug te spelen.
B
C
A
A De tijd voor opnamen van bewegende beelden
B Pictogram voor opname van bewegende beelden
C Icoon bewegend beeld afspelen
• Nadat het afspelen start, wordt de verstreken afspeeltijd rechts
bovenaan het scherm afgebeeld.
Bijvoorbeeld, 8 minuten en 30 seconden wordt afgebeeld als [8m30s].
∫ Operaties die uitgevoerd worden tijdens terugspelen van bewegend beeld
De cursor die afgebeeld wordt tijdens het terugspelen is dezelfde als 3/4/2/1.
A
B
C
D
¢
Spelen/Pauze
Stop
Snel terugspoelen, Frame-per-frame terugspoelen¢
Snel verder spoelen, Frame-per-frame verder spoelen¢
Deze operaties kunnen alleen uitgevoerd worden in de pauzefunctie.
A
D
C
B
E Volumeniveau reduceren
F Volumeniveau verhogen
E
F
Aantekening
• U kunt het geluid horen uit de speaker. Lees [VOLUME] (P25) voor informatie over hoe u het
volume regelt in het [SET-UP] menu.
• Het formaat dat met dit toestel teruggespeeld kan worden is QuickTime Motion JPEG.
• Vergeet niet dat het programma Quick Time meegeleverd wordt om bestanden van bewegende
beelden die gemaakt zijn met het toestel terug te spelen op een PC.
• Sommige QuickTime Motion JPEG-bestanden die opgenomen zijn met een PC of andere
apparatuur kunnen niet met dit toestel teruggespeeld worden.
• Als u bewegende beelden terugspeelt die opgenomen zijn met andere apparatuur kan de
beeldkwaliteit slechter worden of kunnen de opnamen niet teruggespeeld worden.
• Met een hoge-vermogenskaart is het mogelijk dat de snel-achteruitterugspoelfunctie
langzamer dan normaal gaat.
- 99 -
Geavanceerd (Terugspelen)
[AFSPELEN] functie: ¸
Het functiemenu [AFSPELEN] gebruiken
U kunt verschillende functies gebruiken in terugspeelfunctie om opnamen terug te
spoelen, de beveiliging in te stellen voor deze opnamen, enz.
• Met [TEKST AFDR.], [NW. RS.] of [BIJSNIJD.] wordt er een nieuw bewerkt beeld gecreëerd.
Een nieuw beeld kan niet gecreëerd worden als er geen vrije ruimte is op het ingebouwde
geheugen of de kaart, daarom raden we aan te controleren dat er vrije ruimte is en dan het
beeld te bewerken.
[KALENDER]
U kunt beelden afbeelden per opnamedatum.
Selecteer [KALENDER] op het [AFSPELEN] functiemenu. (P21)
• U kunt ook de zoomhendel verschillende keren naar [L] (W) draaien om het
kalenderscherm af te beelden. (P42)
Op 3/4/2/1 drukken om de terug te spelen datum
te selecteren.
3/4: Kies de maand
2/1: Kies de datum
• Als er geen beelden tijdens een bepaalde maand zijn gemaakt,
verschijnt deze maand niet.
Druk op [MENU/SET] om de opnamen af te beelden
die u op de gekozen datum hebt gemaakt.
• Op [‚] drukken om terug te keren naar het kalenderscherm.
Op 3/4/2/1 om een beeld te selecteren en dan op [MENU/SET]
drukken.
• Het gekozen beeld verschijnt.
Aantekening
• De opnamedatum van het beeld die u op het scherm kiest wordt de gekozen datum als u eerst
het kalenderscherm afbeeldt.
• Als er meerdere beelden zijn met dezelfde datum, verschijnt eerst de eerst gemaakte opname
van die datum.
• U kunt de kalender weergeven van Januari 2000 tot December 2099.
• Als u de datum van de camera niet hebt ingesteld, is de opnamedatum ingesteld op 1 januari
2009.
• Als u opnamen maakt nadat u de reisbestemming hebt ingesteld in [WERELDTIJD], worden
deze opnamen afgebeeld met de data van de reisbestemming in de kalenderterugspeelfunctie.
- 100 -
Geavanceerd (Terugspelen)
[TITEL BEW.]
U kunt tekst (commentaar) aan de beelden toevoegen. Nadat er tekst geregistreerd is, kan
dit in de afdrukken gezet worden m.b.v. [TEKST AFDR.] (P103). (Er kunnen alleen
alfabetische tekens en symbolen ingevoerd worden.)
Namen ingesteld in [BABY1]/[BABY2] en [HUISDIER] in scènefunctie of [LOCATIE] in
reisdatum worden ook opgenomen als titels.
Selecteer [TITEL BEW.] op het [AFSPELEN] functiemenu. (P21)
Op 3/4 drukken om [ENKEL] of [MULTI] te kiezen
en vervolgens op [MENU/SET] drukken.
Selecteer het beeld en druk
vervolgens op [MENU/SET] om in
te stellen.
[ENKEL]
[MULTI]
• [’] wordt afgebeeld voor beelden met al
geregistreerde titels.
Instelling [MULTI]
Op [DISPLAY] drukken om (herhalen) Op 2/1 drukken
in te stellen en vervolgens op [MENU/ om het beeld te
kiezen.
SET] drukken.
Op 3/4/2/1
drukken om de
beelden te kiezen.
• De instelling wordt geannuleerd wanneer
[DISPLAY] nog een keer ingedrukt wordt.
Op 3/4/2/1 drukken om tekst te selecteren en
druk vervolgens op [MENU/SET] om te registreren.
• Druk op [DISPLAY] om te schakelen tussen [A] (hoofdletters), [a]
(kleine letters) en [&/1] (speciale letters en nummers).
• De cursor van de ingangspositie kan naar links en naar rechts
verplaatst worden met de zoomhendel.
• Om een spatie in te voeren, de cursor verschuiven naar [SPATIE] of om een ingevoerd
teken te wissen, de cursor verschuiven naar [WISSEN], en vervolgens op [MENU/SET]
drukken.
• Om te stoppen met bewerken op een willekeurig tijdstip tijdens het invoeren van tekst,
op [‚] drukken.
• Er kan een maximum van 30 tekens ingevoerd worden.
Druk op 3/4/2/1 om de cursor te verplaatsen naar [EXIT] en druk
vervolgens op [MENU/SET] om tekstinput te beëindigen.
Druk op [‚] om terug te keren naar het menuscherm.¢
¢Het menuscherm wordt automatisch hersteld wanneer [MULTI] geselecteerd is.
• Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
- 101 -
Geavanceerd (Terugspelen)
∫ De titel wissen
[ENKEL] instelling
1 In stap 4, alle tekst wissen, [EXIT] selecteren en op [MENU/SET] drukken.
2 Op [‚] drukken.
3 Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
[MULTI] instelling
1 In stap 4, alle teksten wissen, [EXIT] selecteren en vervolgens op [MENU/SET]
drukken.
2 Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
Aantekening
• Er kan ook door de tekst heen gelopen worden als niet alle geregistreerde tekst op het scherm
past.
• De naaminstelling van [BABY1]/[BABY2] of [HUISDIER] in scènefunctie of [LOCATIE] in
reisdatum kan ook geregistreerd worden m.b.v. de handeling in stappen 4 en volgende.
• De naaminstelling van [BABY1]/[BABY2] of [HUISDIER] in scènefunctie, [LOCATIE] in
reisdatum en [TITEL BEW.] kan niet geregistreerd worden tegelijkertijd.
• U kunt teksten (commentaar) afdrukken m.b.v. de “PHOTOfunSTUDIO” bijbehorende software
op de CD-ROM (meegeleverd).
• U kunt maximaal 50 opnamen gelijktijdig instellen met [MULTI].
• U kunt de titelbewerking voor de volgende beelden niet gebruiken.
– Bewegende beelden
– Beveiligde opnamen
– Beelden die opgenomen zijn met andere apparatuur
- 102 -
Geavanceerd (Terugspelen)
[TEKST AFDR.]
U kunt de opnamedatum/-tijd, jaar, reisdatum of titel afdrukken op de opgenomen beelden.
Dit gaat voor printen van normale afmetingen. (Beelden met een afmeting groter dan
[
] worden verkleind als u de datum enz. erop wil laten afdrukken.)
Selecteer [TEKST AFDR.] op het [AFSPELEN] functiemenu. (P21)
Op 3/4 drukken om [ENKEL] of [MULTI] te kiezen
en vervolgens op [MENU/SET] drukken.
Selecteer het beeld en druk
vervolgens op [MENU/SET] om in
te stellen.
[ENKEL]
[MULTI]
• [‘] verschijnt op het scherm als het
beeld afgedrukt wordt met tekst.
Instelling [MULTI]
Op [DISPLAY] drukken om (herhalen) Op 2/1 drukken
in te stellen en vervolgens op [MENU/ om het beeld te
kiezen.
SET] drukken.
Op 3/4/2/1
drukken om de
beelden te kiezen.
• De instelling wordt geannuleerd wanneer
[DISPLAY] nog een keer ingedrukt wordt.
Op 3/4/2/1 drukken om [OPNAMEDATUM], [LEEFTIJD],
[REISDATUM] of [TITEL] te selecteren en dan op [MENU/SET]
drukken om elk item in te stellen.
[OPNAMEDATUM]
[ZON. TIJD]:
Druk het jaar, de maand en de datum af.
[MET TIJD]:
Druk het jaar, de maand, de dag, het uur en de minuten af.
[LEEFTIJD] (P65)
Als deze ingesteld is op [ON], wordt [LEEFTIJD] afgedrukt op de beelden.
[REISDATUM]
Als deze ingesteld is op [ON], wordt [REISDATUM] afgedrukt op de beelden.
[TITEL]
Tekst wordt afgedrukt samen met het beeld voor beelden die al opgenomen zijn met
tekst in [BABY1]/[BABY2] of [HUISDIER] naaminstellingen in scènefunctie,
[LOCATIE] in reisdatum of [TITEL BEW.].
- 103 -
Geavanceerd (Terugspelen)
Op [MENU/SET] drukken.
• Als u [TEKST AFDR.] instelt voor een opname met een grotere beeldresolutie dan
[
] wordt de beeldresolutie kleiner dan wat u hieronder ziet.
Aspectratio instellen
Beeldgrootte
¢1/
¢2/
¢1/
Y
¢1/
¢2/
¢1/
>
W
• Het beeld iets grover.
¢1 DMC-FS7/DMC-FS8
¢2 DMC-FS6
¢1/
¢2/
¢1/
>
X
>
Op 3 drukken om [JA] te kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
• De melding [NIEUWE FOTO’S OPSLAAN?] verschijnt als het
beeld is opgenomen met een beeldresolutie van [
] of
minder.
Druk op [‚] om terug te keren naar het
menuscherm.¢
¢Het menuscherm wordt automatisch hersteld wanneer [MULTI] geselecteerd is.
• Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
Aantekening
• Wanneer u beelden afdrukt die bedrukt zijn met tekst, zal de datum over de bedrukte tekst
heen afgedrukt worden als u het afdrukken van de datum specificeert bij de fotowinkel of op uw
printer.
• U kunt tot 50 beelden tegelijkertijd instellen met [MULTI].
• Afhankelijk van de printer die u gebruikt, kunnen sommige letters afgeknipt worden tijdens het
printen. Controleer dit op voorhand.
• Wanneer er tekst gedrukt wordt op de [
] beelden, is het moeilijk deze te lezen.
• Tekst en data kunnen niet afgedrukt worden op de beelden in de volgende gevallen.
– Bewegende beelden
– Beelden die gemaakt zijn zonder instelling van de klok en titel
– Beelden die eerder afgedrukt zijn met [TEKST AFDR.]
– Beelden die opgenomen zijn met andere apparatuur
- 104 -
Geavanceerd (Terugspelen)
[NW. RS.] De beeldgrootte (aantal pixels) reduceren
We raden aan om nieuwe grootte op [
] in te stellen als u een beeld als bijlage wilt
meesturen met een e-mail of een beeld wilt gebruiken op een website.Beelden die
ingesteld zijn op het minimum aantal pixels voor [ASPECTRATIO] kunnen niet verder
gereduceerd worden in grootte.
Selecteer [NW. RS.] op het [AFSPELEN] functiemenu. (P21)
Op 3/4 drukken om [ENKEL] of [MULTI] te kiezen
en vervolgens op [MENU/SET] drukken.
Selecteer het beeld en de resolutie.
Instelling [ENKEL]
1 Op 2/1 drukken om het beeld te
selecteren en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
2 Op 2/1 drukken om de grootte¢
te kiezen en vervolgens op [MENU/
SET] drukken.
[ENKEL]
¢Alleen de groottes die de beelden aan
kunnen nemen kunnen worden afgebeeld.
Instelling [MULTI]
Op 3/4 drukken om de grootte te
kiezen en vervolgens op [MENU/
SET] drukken.
[MULTI]
1
2
• Wanneer er weer op [DISPLAY]
gedrukt wordt, wordt er een uitleg van
het voorzien van nieuwe grootte
afgebeeld.
Op 3/4/2/1 drukken om het
beeld te kiezen en vervolgens op
[DISPLAY] drukken.
• Herhaal deze stap voor elk beeld en
druk op [MENU/SET] om in te stellen.
Op 3 drukken om [JA] te kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
Druk op [‚] om terug te keren naar het
menuscherm.¢
¢Het menuscherm wordt automatisch hersteld wanneer [MULTI] geselecteerd is.
• Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
- 105 -
Geavanceerd (Terugspelen)
Aantekening
• U kunt tot 50 beelden tegelijkertijd instellen met [MULTI].
• De beeldkwaliteit van het van nieuwe grootte voorziene beeld zal slechter worden.
• Het kan zijn dat u geen nieuw formaat kunt toekennen aan opnamen die met andere
apparatuur gemaakt zijn.
• Bewegende beelden en beelden afgedrukt met [TEKST AFDR.] kunnen niet van een nieuwe
grootte voorzien worden.
- 106 -
Geavanceerd (Terugspelen)
[BIJSNIJD.]
U kunt eerst uitvergroten en dan een belangrijk deel van de opname kiezen.
Selecteer [BIJSNIJD.] op het [AFSPELEN] functiemenu. (P21)
Op 2/1 drukken om het beeld te selecteren en
vervolgens op [MENU/SET] drukken.
Gebruik het zoomhendeltje
en druk op 3/4/2/1 om de
te bewerken delen te
selecteren.
Reductie
Vergroting
()
De positie verplaatsen
Zoomhendel (T): Vergroting
Zoomhendeltje (W): Reductie
3/4/2/1: Verplaats
()
Op [MENU/SET] drukken.
Op 3 drukken om [JA] te kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
Druk op [‚] om terug te keren naar het
menuscherm.
• Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
Aantekening
• De beeldresolutie van het bijgewerkte beeld zou kleiner kunnen worden dan die van het
origineel afhankelijk van de snijgrootte.
• De beeldkwaliteit van het bijgewerkte beeld zal slechter worden.
• Opnamen die met andere apparatuur opgenomen zijn kunnen wellicht niet bijgewerkt worden.
• Bewegende beelden en beelden afgedrukt met [TEKST AFDR.] kunnen niet bewerkt worden.
- 107 -
Geavanceerd (Terugspelen)
[LCD ROTEREN]
Deze stand biedt u de mogelijkheid automatisch beelden verticaal af te beelden als deze
gemaakt zijn met het toestel verticaal gehouden.
Selecteer [LCD ROTEREN] op het [AFSPELEN] functiemenu. (P21)
Op 4 drukken om [ON] te kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
• De beelden worden afgebeeld zonder gedraaid te worden
wanneer u [OFF] kiest.
• Lees P41 voor informatie over hoe u beelden terug kunt spelen.
Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
Aantekening
• Wanneer u opnamen terugspeelt op een PC, zouden deze niet afgebeeld kunnen worden in de
gedraaide richting tenzij het OS of de software compatibel is met Exif. Exif is een formaat voor
stilstaande opnamen waarmee opname-informatie enz. toegevoegd kan worden. Dit werd
vastgesteld door “JEITA (Japan Electronics and Information Technology Industries
Association)”.
• Het kan zijn dat u opnamen die met andere apparatuur gemaakt zijn, niet kunt draaien.
• De display wordt niet gedraaid tijdens meervoudige terugspeelfunctie (P42) of [KALENDER]
(P100).
- 108 -
Geavanceerd (Terugspelen)
[FAVORIETEN]
U kunt het volgende doen als er een markering toegevoegd is aan opnamen en deze
ingesteld zijn als favorieten.
• Alleen de beelden die ingesteld zijn als favorieten afspelen. ([FAVORIET AFSP.])
• De opnamen die ingesteld zijn als favorieten alleen als diavoorstelling afspelen.
• Alle beelden wissen die niet ingesteld zijn als favorieten. ([ALLES WISSEN BEHALVEÜ])
Selecteer [FAVORIETEN] op het [AFSPELEN] functiemenu. (P21)
Op 4 drukken om [ON] te kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
• U kunt geen beelden als favorieten instellen als [FAVORIETEN]
ingesteld is op [OFF]. Verder zal [Ü] niet verschijnen wanneer
[FAVORIETEN] ingesteld is op [OFF] zelfs als deze eerder op
[ON] ingesteld stond.
Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
Op 2/1 drukken om het beeld te selecteren en dan
op 4 drukken.
• Herhaal de bovenstaande procedure.
• Als 4 ingedrukt opnieuw wordt, wordt de favoriete instelling
geannuleerd.
∫ Alle [FAVORIETEN] instellingen annuleren
1 [ANNUL] op het scherm dat getoond wordt in stap 2 kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
2 Op 3 drukken om [JA] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken.
3 Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
• U kunt niet [ANNUL] selecteren als er geen enkel beeld ingesteld is als favoriet.
Aantekening
• U kunt tot en met 999 beelden als favorieten instellen.
• Wanneer u beelden af laat drukken door een fotograaf is [ALLES WISSEN BEHALVEÜ] (P45)
handig omdat hiermee alleen de beelden die u af wenst te laten drukken op de kaart blijven
staan.
• Het kan zijn dat u opnamen die met andere apparatuur gemaakt zijn niet als favorieten in kunt
stellen.
• U kunt de instellingen van beelden als favorieten uitvoeren, controleren en annuleren m.b.v. de
“PHOTOfunSTUDIO” bijbehorende software op de CD-ROM (meegeleverd).
- 109 -
Geavanceerd (Terugspelen)
[PRINT INST.]
DPOF “Digital Print Order Format” is een systeem waarmee de gebruiker kan kiezen
welke opnamen hij afdrukt, hoeveel exemplaren van elk beeld hij afdrukt en of de
opnamedatum wel of niet afgedrukt moet worden met een DPOF-compatibele fotoprinter
of fotograaf. Voor details raadpleegt u uw fotograaf.
Wanneer u beelden die op het ingebouwde geheugen staan af wenst te laten drukken
door een fotograaf, dient u deze beelden naar een kaart (P113) te kopiëren en vervolgens
de afdrukinstelling in te stellen.
Selecteer [PRINT INST.] op het [AFSPELEN] functiemenu. (P21)
Op 3/4 drukken om [ENKEL] of [MULTI] te kiezen
en vervolgens op [MENU/SET] drukken.
[ENKEL]
Selecteer het beeld en druk
vervolgens op [MENU/SET].
Op 2/1 drukken
om het beeld te
kiezen.
[MULTI]
Op 3/4/2/1
drukken om de
beelden te kiezen.
Druk op 3/4 om het aantal afdrukken in te stellen en druk
vervolgens op [MENU/SET] om in te stellen.
• Wanneer [MULTI] geselecteerd is, de stappen 3 en 4 voor elk beeld herhalen. (Het is
niet mogelijk dezelfde instelling te gebruiken voor meerdere beelden.)
Druk op [‚] om terug te keren naar het menuscherm.
• Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
- 110 -
Geavanceerd (Terugspelen)
∫ Alle [PRINT INST.] instellingen annuleren
1 [ANNUL] op het scherm dat getoond wordt in stap 2 kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
2 Op 3 drukken om [JA] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken.
3 Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
• U kunt [ANNUL] niet selecteren als er geen enkel beeld ingesteld is voor afdrukken.
∫ De datum afdrukken
Na het instellen van het aantal afdrukken, kunt u het afdrukken met de opnamedatum
instellen/annuleren door op [DISPLAY] te drukken.
• Wanneer u naar een fotograaf voor digitaal afdrukken gaat, dient u het afdrukken van de datum
apart te bestellen indien u dat wenst.
• Afhankelijk van de fotograaf of de printer, zou de datum niet afgedrukt kunnen worden zelfs als
u instelt op het afdrukken van de datum. Voor verdere informatie raadpleegt u uw fotograaf of
de gebruiksaanwijzing van uw printer.
• De datum kan niet afgedrukt worden op opnamen die bedrukt zijn met tekst.
Aantekening
• Het aantal afdrukken kan ingesteld worden tussen 0 en 999.
• Met een printer die PictBridge verdraagt, zou het afdrukken van de datum als een
prioriteitinstelling kunnen zijn, controleer dus of dit zo is.
• Het zou niet mogelijk kunnen zijn de afdrukinstellingen te gebruiken met andere apparatuur. In
dit geval, alle instellingen annuleren en de instellingen opnieuw instellen.
• Indien het bestand niet gebaseerd is op de DCF-standaard, kan de afdrukinstelling niet
ingesteld worden.
- 111 -
Geavanceerd (Terugspelen)
[BEVEILIGEN]
U kunt een beveiliging instellen voor opnamen waarvan u niet wilt dat ze per ongeluk
gewist kunnen worden.
Selecteer [BEVEILIGEN] op het [AFSPELEN] functiemenu. (P21)
Op 3/4 drukken om [ENKEL] of [MULTI] te kiezen
en vervolgens op [MENU/SET] drukken.
[ENKEL]
Selecteer het beeld en druk
vervolgens op [MENU/SET].
[MULTI]
Wanneer [MULTI] geselecteerd is
• Deze stappen herhalen voor elk beeld.
• De instellingen worden geannuleerd
wanneer er opnieuw op [MENU/SET]
gedrukt wordt.
Op 2/1 drukken
om het beeld te
kiezen.
Op 3/4/2/1
drukken om de
beelden te kiezen.
Druk op [‚] om terug te keren naar het menuscherm.
• Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
∫ Alle instellingen [BEVEILIGEN] annuleren
1 [ANNUL] op het scherm dat getoond wordt in stap 2 kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
2 Op 3 drukken om [JA] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken.
3 Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
• Als u op [MENU/SET] drukt terwijl u de beveiliging annuleert, zal het annuleren halverwege
stoppen.
Aantekening
• De beveiliging werkt eventueel niet op andere apparatuur.
• Zelfs als u opnamen in het ingebouwde geheugen of op een kaart beveiligt, zullen ze gewist
worden als het ingebouwde geheugen of de kaart geformatteerd wordt.
• Zelfs als u de beelden niet beschermt op een SD-geheugenkaart of een SDHC-geheugenkaart,
kunnen ze niet gewist worden wanneer de schrijfbeveiliging van de kaarten op [LOCK] staat.
- 112 -
Geavanceerd (Terugspelen)
[KOPIE]
U kunt de gegevens van de beelden de u gemaakt hebt kopiëren van het ingebouwde
geheugen naar een kaart of van een kaart naar het ingebouwde geheugen.
Selecteer [KOPIE] op het [AFSPELEN] functiemenu. (P21)
Op 3/4 drukken om het menu-onderdeel te kiezen
en vervolgens op [MENU/SET] drukken.
: Alle beeldgegevens die in het ingebouwde geheugen
zijn opgeslagen, worden in één keer gekopieerd op de
kaart. > stap 4.
: Er wordt één beeld tegelijk gekopieerd van de kaart
naar het ingebouwde geheugen. > stap 3.
Op 2/1 drukken om het beeld te selecteren en dan op [MENU/SET]
drukken.
Op 3 drukken om [JA] te kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
• Als u op [MENU/SET] drukt terwijl gegevens van het geheugen
op de kaart worden gekopieerd, zal het kopiëren halverwege
stoppen.
• Het toestel niet op geen enkel moment uitschakelen tijdens het
kopieerproces.
Druk op [‚] om terug te keren naar het menuscherm.
• Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
• Als u wilt kopiëren van het ingebouwde geheugen naar een kaart, worden alle beelden
gekopieerd en keert het scherm vervolgens automatisch terug naar het afspeelscherm.
Aantekening
• Als u gegevens kopieert van het ingebouwde geheugen naar een kaart die niet voldoende vrije
ruimte heeft, zullen de beeldgegevens slechts gedeeltelijk gekopieerd worden. Wij raden aan
een kaart te gebruiken die meer vrije ruimte heeft dan het ingebouwde geheugen (ongeveer
50 MB).
• Als er een beeld bestaat met dezelfde naam (mapnummer/bestandnummer) als het naar de
kopieerbestemming te kopiëren beeld wanneer [
] geselecteerd is, wordt er een nieuwe
map gecreëerd en wordt het beeld gekopieerd. Als er een beeld bestaat met dezelfde naam
(mapnummer/bestandnummer) als het naar de kopieerbestemming te kopiëren beeld wanneer
[
] geselecteerd is, wordt dat beeld niet gekopieerd. (P133)
• Het kan even duren om de gegevens te kopiëren.
• Alleen met een Panasonic digitale camera (LUMIX) opgenomen opnamen zullen gekopieerd
worden.
(Zelfs als de beelden opgenomen werden met een Panasonic digitale camera, zou u niet in
staat kunnen zijn de beelden te kopiëren als ze bewerkt zijn met een PC.)
• Afdrukinstellingen van de originele beeldgegevens zullen niet gekopieerd worden. De
afdrukinstellingen opnieuw instellen nadat het kopiëren voltooid is.
- 113 -
Aansluiten op andere apparatuur
Aansluiten op andere apparatuur
Aansluiting op de PC
U kunt opnamen op een PC zetten door het toestel en de PC met elkaar te verbinden.
• U kunt de beelden die u heeft geïmporteerd gemakkelijk afdrukken of versturen. Het gebruik
van de “PHOTOfunSTUDIO” bijbehorende software op de CD-ROM (meegeleverd) is een
handige manier om dit te doen.
• Lees de aparte werkingsinstructies voor de geleverde software voor meer informatie over de
software in de CD-ROM (bijgeleverd) en hoe het geïnstalleerd moet worden.
Voorbereiding:
Zet het toestel en de PC aan.
Verwijder de kaart voordat u de beelden gebruikt in het ingebouwde geheugen.
AV OUT
DIGITAL
A USB aansluitkabel (bijgeleverd)
• Controleer de richtingen van de connectors, en doe ze er recht in of haal ze er recht uit.
(Anders zouden de connectors verbogen kunnen worden en dit zal problemen opleveren.)
B De markeringen uitlijnen en erin doen.
• Een batterij met voldoende batterijstroom of de AC-adapter (optioneel) en DC-koppelaar
(optioneel) gebruiken. Als de resterende batterijstroom laag wordt terwijl het toestel en de PC
communiceren, knippert het statuslampje en hoort u een alarm.
Raadpleeg “De USB-aansluitingskabel veilig losmaken.” (P115) voordat u de
USB-aansluitkabel losmaakt. Anders zouden er gegevens beschadigd kunnen raken.
- 114 -
Aansluiten op andere apparatuur
Sluit het toestel aan op een PC met de USB-kabel A (bijgeleverd).
• Geen andere USB-verbindingkabels gebruiken dan de meegeleverde
USB-verbindingkabel.
Gebruik van andere kabels dan de meegeleverde USB-verbindingkabel zou storing
kunnen veroorzaken.
Op 3/4 drukken om [PC] te kiezen en vervolgens
op [MENU/SET] drukken.
• Als [USB MODE] (P28) van te voren ingesteld is op [PC] in het
[SET-UP] menu, zal het toestel automatisch verbonden worden
aan de PC zonder dat het [USB MODE] selectiescherm
afgebeeld wordt. Dit is handig omdat het niet nodig is deze elke
keer dat u de PC verbindt in te stellen.
• Wanneer het toestel aangesloten is op de PC met [USB MODE]
ingesteld op [PictBridge(PTP)], zou er een bericht kunnen
verschijnen op het scherm van de PC. Selecteer [Cancel] om het
scherm te sluiten, en koppel het toestel los van de PC. Stel dan
[USB MODE] weer in op [PC].
USB MODE
SEL. USB MODE
PictBridge(PTP)
PC
SELEC
INST.
Dubbelkikken op [Removable Disk] in [My Computer].
• Wanneer u een Macintosh gebruikt, wordt de drive op de desktop afgebeeld. (“LUMIX”,
“NO_NAME” of “Untitled” wordt afgebeeld.)
Dubbelklikken op [DCIM] map.
M.b.v. een drag-and-drop handeling, de beelden die u wenst te
verkrijgen of de map waarin deze beelden opgeslagen worden
verplaatsen naar een andere map op de PC.
∫ De USB-aansluitingskabel veilig losmaken.
• Ga over tot de verwijdering van de hardware m.b.v. “Veilig Hardware Verwijderen” op het
opdrachtblad van de PC. Als de icoon niet afgebeeld wordt, controleren dat [TOEGANG] niet
afgebeeld is op de LCD-monitor van het digitale toestel voordat u de hardware verwijdert.
Aantekening
• Dit apparaat kan niet recht gezet worden wanneer de AC-adapter aangesloten is. Wanneer u
deze neerzet en aan hanteert, raden we aan deze op een zachte doek te plaatsen.
• Zet het toestel uit voordat u de AC-adapter (optioneel) verbindt of loskoppelt.
• Voordat u een kaart erin doet of verwijdert, het toestel uitzetten en de USB-aansluitingskabel
loskoppelen. Anders zouden gegevens beschadigd kunnen raken.
- 115 -
Aansluiten op andere apparatuur
∫ De inhoud bekijken van het ingebouwde geheugen of kaart m.b.v. de PC
(mapsamenstelling)
1 Mapnummer
DCIM
100_PANA
2 Bestandsnummer
3 JPG:
100_PANA
MOV:
P1000001.JPG MISC:
Opnamen
Bewegende beelden
DPOF-print
Favorieten
P1000002.JPG
P1000999.JPG
101_PANA
999_PANA
MISC
Er wordt een nieuwe map gecreëerd wanneer er beelden gemaakt worden in de volgende
situaties.
• Nadat [NR. RESET] (P27) in het [SET-UP] menu uitgevoerd is
• Wanneer er een kaart die een map bevat met dezelfde mapnaam ingedaan is (Zoals wanneer
er beelden gemaakt werden m.b.v. een toestel van een ander merk)
• Wanneer er een beeld is met het nummer 999 binnenin de map
∫ Aansluiting in de PTP-stand (alleen WindowsR XP, Windows VistaR en Mac OS X)
Op [USB MODE] tot [PictBridge(PTP)] instellen.
Gegevens kunnen nu alleen gelezen worden vanaf de kaart naar de PC.
• Wanneer er 1000 of meer beelden op een kaart staan, zouden de beelden niet geïmporteerd
kunnen worden.
- 116 -
Aansluiten op andere apparatuur
Beelden afdrukken
Als u het toestel verbindt aan een printer die PictBridge verdraagt, kunt u de af te drukken
beelden selecteren en aangeven dat het afdrukken gestart moet worden op de
LCD-monitor van het toestel.
Voorbereiding:
Het toestel en de printer aanzetten.
Verwijder de kaart voordat u de beelden afdrukt in het ingebouwde geheugen.
Voer de instelling van de afdrukkwaliteit en andere instellingen uit op de printer voordat u
de beelden afdrukt.
AV OUT
DIGITAL
A USB aansluitkabel (bijgeleverd)
• Controleer de richtingen van de connectors, en doe ze er recht in of haal ze er recht uit.
(Anders zouden de connectors verbogen kunnen worden en dit zal problemen opleveren.)
B De markeringen uitlijnen en erin doen.
• Een batterij met voldoende batterijstroom of de AC-adapter (optioneel) en DC-koppelaar
(optioneel) gebruiken. Als de resterende batterijstroom laag wordt terwijl het toestel en de
printer aangesloten zijn, knippert het statuslampje en hoort u een alarm. Als dit gebeurt tijdens
het afdrukken, het afdrukken onmiddellijk stopzetten. Als u niet aan het afdrukken bent, de
USB-verbindingskabel loskoppelen.
Het toestel op een printer aansluiten via de USB-kabel A
(bijgeleverd).
• Wanneer het toestel aangesloten is op de printer, verschijnt de icoon van verbod
kabelloskoppeling [å]. De USB kabel niet loskoppelen terwijl [å] afgebeeld wordt.
Op 3/4 drukken om [PictBridge(PTP)] te kiezen en
vervolgens op [MENU/SET] drukken.
USB MODE
SEL. USB MODE
PictBridge(PTP)
PC
SELEC
- 117 -
INST.
Aansluiten op andere apparatuur
Aantekening
• Dit apparaat kan niet recht gezet worden wanneer de AC-adapter aangesloten is. Wanneer u
deze neerzet en aan hanteert, raden we aan deze op een zachte doek te plaatsen.
• Geen enkele andere USB-kabel gebruiken dan de meegeleverde kabel.
Gebruik van andere kabels dan de meegeleverde USB-verbindingkabel zou storing kunnen
veroorzaken.
• Zet het toestel uit voordat u de AC-adapter (optioneel) verbindt of loskoppelt.
• Voordat u er een kaart indoet of uithaalt, het toestel uitzetten, en de USB-verbindingskabel
loskoppelen.
• U kunt niet schakelen tussen het ingebouwde geheugen en de kaart terwijl het toestel
aangesloten is op de printer. Koppel de USB-verbindingskabel los, zet de kaart erin (of haal
deze eruit) en koppel vervolgens de USB-kabel weer aan de printer vast.
Een beeld kiezen en uitprinten
Op 2/1 drukken om het beeld te selecteren en
vervolgens op [MENU/SET] drukken.
• Het bericht verdwijnt binnen ongeveer 2 seconden.
PictBridge
10
100-0001
SELECTEER DE
FOTO OM TE PRINTEN
VEELV. AFDR.
SELEC
Op 3 drukken om [PRINT START] te kiezen en
vervolgens op [MENU/SET] drukken.
• Raadpleeg “Printinstellingen” (P120) voor de items die ingesteld
kunnen worden voordat u met het afdrukken begint van de
beelden.
• Druk op [MENU/SET] om het afdrukken te annuleren.
• De USB-kabel losmaken na het afdrukken.
- 118 -
PRINTEN
ENKELVOUDIG SELECT.
PRINT START
PRINT MET DAT.
AANTAL PRINTS
PAPIERAFMETING
LAY-OUT PAGINA
ANNUL
SELEC
OFF
INST.
1
Aansluiten op andere apparatuur
Meerdere beelden kiezen en uitprinten
Op 3 drukken
Op 3/4 drukken om het onderdeel te kiezen en
vervolgens op [MENU/SET] drukken.
• Als het controlescherm van het afdrukken verschenen is, [JA]
selecteren en de beelden afdrukken.
PictBridge
MULTI SELECTEREN
ALLES SELECTEREN
PRINT INST. (DPOF)
FAVORIETEN
ANNUL
Onderdeel
SELEC
INST.
Beschrijving van instellingen
[MULTI
SELECTEREN]
Meerdere beelden tegelijkertijd worden nu afgedrukt.
• Druk op 3/4/2/1 om de beelden te kiezen en dan verschijnt er op
de af te drukken beelden, wanneer er op [DISPLAY] gedrukt wordt,
[é]. (Wanneer er opnieuw op [DISPLAY] gedrukt wordt, wordt de
instelling geannuleerd.)
• Nadat de beelden geselecteerd zijn, op [MENU/SET] drukken.
[ALLES
SELECTEREN]
Alle opgeslagen beelden uitprinten.
[PRINT INST.(DPOF)] Drukt alleen de beelden af die ingesteld zijn in [PRINT INST.]. (P110)
[FAVORIETEN]¢
Hiermee drukt u alleen de beelden af die zijn ingesteld als favorieten.
(P109)
¢ Alleen wanneer [FAVORIETEN] op [ON] staat en wanneer een beelden zijn ingesteld als
favorieten. (P109)
Op 3 drukken om [PRINT START] te kiezen en
vervolgens op [MENU/SET] drukken.
• Raadpleeg “Printinstellingen” (P120) voor de items die ingesteld
kunnen worden voordat u met het afdrukken begint van de
beelden.
• Op [MENU/SET] drukken om het afdrukken te annuleren.
• De USB-kabel losmaken na het afdrukken.
- 119 -
MULTI SELECTEREN
PRINT START
PRINT MET DAT.
AANTAL PRINTS
PAPIERAFMETING
LAY-OUT PAGINA
ANNUL
SELEC
OFF
1
INST.
Aansluiten op andere apparatuur
Printinstellingen
Selecteer de items en stel deze zowel op het scherm in stap 2
van de “Een beeld kiezen en uitprinten” als in stap 3 van de
“Meerdere beelden kiezen en uitprinten” procedures in.
MULTI SELECTEREN
PRINT START
PRINT MET DAT.
AANTAL PRINTS
PAPIERAFMETING
LAY-OUT PAGINA
OFF
• Wanneer u beelden wilt afdrukken op een papierformaat of met een
opmaak die niet verwerkt worden door het toestel, stelt u
[PAPIERAFMETING] of [LAY-OUT PAGINA] in op [{] en stelt u
ANNUL SELEC
EXIT
vervolgens het papierformaat of de opmaak in op de printer. (Voor
details de handleiding van de printer raadplegen.)
• Wanneer [PRINT INST.(DPOF)] geselecteerd is, worden de [PRINT MET DAT.] en [AANTAL
PRINTS] items niet afgebeeld.
1
[PRINT MET DAT.]
Onderdeel
Beschrijving van instellingen
[OFF]
Datum wordt niet afgedrukt.
[ON]
Datum wordt afgedrukt.
• Als de printer geen datum afdrukt, kan de datum niet op de foto afgedrukt worden.
• Aangezien de instellingen van de printer prioriteit kunnen hebben over het afdrukken met de
datuminstelling, ook de instelling van de afdruk met datum van de printer controleren.
• Wanneer u beelden afdrukt met een tekstafdruk, gelieve eraan denken de afdruk in te stellen
met datum op [OFF] anders zal de datum bovenaan afgedrukt worden.
Aantekening
Wanneer u aan de fotowinkel vraagt de beelden af te drukken
• Door het afdrukken van de datum m.b.v. [TEKST AFDR.] (P103) of het instellen van het
afdrukken van de datum op het moment van de [PRINT INST.] (P110) instelling voordat u naar
een fotowinkel gaat, kunnen de data bij de fotowinkel afgedrukt worden.
[AANTAL PRINTS]
U kunt het aantal afdrukken instellen tot 999.
- 120 -
Aansluiten op andere apparatuur
[PAPIERAFMETING]
Onderdeel
Beschrijving van instellingen
{
De printerinstellingen hebben voorrang.
[L/3.5qk5q]
89 mmk127 mm
[2L/5qk7q]
127 mmk178 mm
[POSTCARD]
100 mmk148 mm
[16:9]
101,6 mmk180,6 mm
[A4]
210 mmk297 mm
[A3]
297 mmk420 mm
[10k15cm]
100 mmk150 mm
[4qk6q]
101,6 mmk152,4 mm
[8qk10q]
203,2 mmk254 mm
[LETTER]
216 mmk279,4 mm
[CARD SIZE]
54 mmk85,6 mm
• Papiermaten die niet verdragen worden door de printer zullen niet afgebeeld worden.
- 121 -
Aansluiten op andere apparatuur
[LAY-OUT PAGINA] (Paginaopmaken die ingesteld kunnen worden met dit
toestel)
Onderdeel
Beschrijving van instellingen
{
De printerinstellingen hebben voorrang.
á
1 beeld zonder frame op 1 pagina
â
1 beeld met een frame op 1 pagina
ã
2 beelden op 1 pagina
ä
4 beelden op 1 pagina
• U kunt geen enkel onderdeel kiezen als de paginaopmaak niet verwerkt kan worden door de
printer.
∫ Opmaakafdrukken
Wanneer u een beeld verschillende keren afdrukt op 1 vel papier
Als u bijvoorbeeld een beeld 4 keer wilt afdrukken op 1 vel papier, stelt u [LAY-OUT
PAGINA] in op [ä] en vervolgens [AANTAL PRINTS] op 4.
Wanneer u verschillende beelden afdrukt op 1 vel papier
Als u bijvoorbeeld 4 verschillende beelden wilt afdrukken op 1 vel papier, [LAY-OUT
PAGINA] instellen op [ä] en vervolgens [AANTAL PRINTS] in instellen op 1 voor elk van
de 4 beelden.
Aantekening
• Het toestel ontvangt een bericht van de printer wanneer de [¥] aanduiding oranje wordt tijdens
het afdrukken. Nadat het afdrukken voltooid is, controleren of er problemen zijn met de printer.
• Als het aantal afdrukken groot is, kunnen de beelden in verschillende keren afgedrukt worden.
In dit geval kan het resterende aantal afdrukken dat aangegeven wordt verschillen van het
ingestelde aantal.
- 122 -
Aansluiten op andere apparatuur
[AFSPELEN] functie: ¸
Beelden terugspelen op een TV-scherm
Opnamen terugspelen met de AV-kabel
Gelieve de meegeleverde AV-kabel gebruiken. (DMC-FS7/DMC-FS6)
Gelieve de optionele AV-kabel (DMW-AVC1) gebruiken. (DMC-FS8)
Voorbereiding:
[TV-ASPECT]. (P28) instellen.
Schakel het toestel en de televisie uit.
AV OUT
DIGITAL
1 Geel: naar de videoaansluiting
2 Wit: naar de geluidsaansluiting
A De markeringen uitlijnen en erin doen.
B AV-kabel
• Controleer de richtingen van de connectors, en doe ze er recht in of haal ze er recht uit.
(Anders zouden de connectors verbogen kunnen worden en dit zal problemen opleveren.)
De AV-kabel aansluiten op de video- en geluidaansluitingen op de TV.
De AV-kabel aansluiten op de [AV OUT] aansluiting op het toestel.
De televisie aanzetten en “externe aansluiting” kiezen.
Zet het toestel aan.
Aantekening
• Afhankelijk van de [ASPECTRATIO] kunnen er zwarte stroken afgebeeld worden bovenaan en
onderaan of links en rechts van de beelden.
• Geen andere AV-kabels gebruiken dan de meegeleverde kabel. (DMC-FS7/DMC-FS6)
• Gebruik geen andere kabels dan de echte Panasonic AV-kabel (DMW-AVC1; optioneel).
(DMC-FS8)
• De gebruiksaanwijzing van de TV lezen.
• Als u een beeld verticaal terugspeelt, kan het wazig zijn.
• U kunt opnamen bekijken op TV’s in andere landen of plaatsen met een NTSC of PAL-systeem
als u [VIDEO UIT] in het [SET-UP] menu instelt.
- 123 -
Aansluiten op andere apparatuur
Opnamen terugspelen op een TV met een slot voor een SD-geheugenkaart
Stilstaande opnamen die gemaakt zijn met een SD-geheugenkaart kunnen teruggespeeld
worden op een TV met een SD-geheugenkaartslot.
Aantekening
• Afhankelijk van het TV-model kunnen de opnamen misschien niet afgespeeld worden op het
hele scherm.
• Bewegende beelden kunnen niet teruggespeeld worden. Om bewegende beelden terug te
spelen, het toestel op de TV aansluiten met de AV-kabel.
• U kunt geen beelden afspelen op SDHC-kaarten als de TV niet voor deze kaarten uitgerust is.
• MultiMediaCard kunnen wellicht niet afgespeeld worden.
- 124 -
Overige
Overige
Schermdisplay
∫ In Opname
Opnemen met de normale opnamefunctie [!] (Begininstelling)
3 4
1 2
5 6
1 Opnamefunctie
2 Flitsfunctie (P48)
10
3 AF-zone (P37)
14
4 Focus (P37)
5 Beeldgrootte (P81)
6 Kwaliteit (P82)
7 Batterij-aanduiding (P12)
8 Aantal opnamen (P144)
9 Ingebouwd geheugen (P16)
F3.3
1/30
: Kaart (P16) (alleen afgebeeld tijdens
opname)
10 Opnamestaat
13
12
11 ISO-gevoeligheid (P85)
12 Sluitertijd (P37)
13 Lensopening (P37)
14 Optische beeldstabilisator (P92)/
: Waarschuwingsbeweging (P38)
- 125 -
7
9
ISO
100
11
8
9
10
Overige
∫ Tijdens de opname (na het instellen)
15 AF-macrofunctie (P53)
15 16 17 18 19
: Macro-zoomfunctie (P53)
ISO
16 Witbalans (P86)
NATURAL
100 NATURAL
17 ISO-gevoeligheid (P85)
20
3
maximum niveau ISO-gevoeligheid (P84)
31
18 Kleurfunctie (P91)
21
30
19 Opnamekwaliteit (P74)
29
20 Beschikbare opnametijd (P73): R8m30s
28
22
27
21 Naam¢1 (P65)
23
24
22 Leeftijd¢1 (P65)
3s
¢2
Locatie (P76)
25
23 Reisdatum (P76)
26
24 Verstreken opnametijd (P73)
: Intelligente ISO (P84)
25 Huidige datum en tijd/“: Instelling reisbestemming¢2 (P79)
Zoom/Extra optische zoom (P39)/ W
T 1X : Digitale zoom (P39, 91)
26 Belichtingscompensatie (P56)
27 Hoge-hoekfunctie (P25)
…: LCD-Versterking (P25)
„: Automatische Stroom-LCD (P25)
28 Zelfontspanner functie (P55)
29 Burstfunctie (P90)/
: Auto bracket (P57)/B: Geluidsopname (P73)
30 AF assistentielamp (P93)
31 Het aantal dagen dat verstreken is sinds de reisdatum (P76)
¢1 Dit wordt afgebeeld gedurende 5 seconden wanneer het toestel aangezet wordt in [BABY1]/
[BABY2] of [HUISDIER] in de scènefunctie.
¢2 Dit wordt gedurende ongeveer 5 seconden afgebeeld wanneer het toestel aan wordt gezet,
na het instellen van de klok en na het overschakelen van de terugspeelfunctie naar de
opnamefunctie.
- 126 -
Overige
∫ In Terugspelen
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
Terugspeelfunctie (P41)
Beveiligd beeld (P112)
Favorieten (P109)
1 2 3 4
5 6 7
Afgedrukt met tekstaanduiding (P103)
Beeldgrootte (P81)
In de bewegende-beeldenfunctie (P99)
19
100_0001
Kwaliteit (P82)
1/9
18
1
Batterij-aanduiding (P12)
9s
Map/bestandsnummer (P116)
17
Ingebouwd geheugen (P16)
16
Verstreken opnametijd (P99): 8m30s
15
Beeldnummer/Totaal opnamen
14
10:00 1.DEC.2009
Bewegende-beeldenopname (P99):
8m30s
Belichtingscompensatie (P56)
Opname-informatie
Favorieten (P109)
Opgenomen datum en tijd/Reisdatum ingesteld (P76, 79)
Naam (P65)
Titel (P101)
Leeftijd (P65)
Het aantal dagen dat verstreken is sinds de reisdatum (P76)
LCD-versterking (P25)
Aantal afdrukken (P110)
Bewegende beelden terugspelen (P99)
Waarschuwingspictogram kabelaansluiting (P117)
- 127 -
8
9
10
11
12
13
Overige
Voorzorgsmaatregelen bij het gebruik
Wat u wel en niet moet doen met dit toestel
Laat het toestel niet vallen, klop er niet mee en oefen er geen zware kracht op uit.
• Erop letten de tas/hoes waar het toestel inzit nergens tegen aan te stoten en niet te laten vallen
aangezien dit schade zou kunnen opleveren aan het toestel, de lens of de LCD-monitor.
• Geen andere spullen aan de handriem hangen die bij het toestel wordt geleverd. Bij het
opbergen zou er anders iets tegen de LCD-monitor kunnen komen en zou deze zo beschadigd
kunnen worden.
• Geen papieren zak gebruiken voor het toestel aangezien een papieren zak makkelijk stuk kan
gaan en het toestel zo kan vallen en kapot kan gaan.
• We raden het sterk aan dat u een goede toesteltas/goed toestelkistje aanschaft bij uw
plaatselijke dealer om uw toestel te beschermen.
Houd het toestel uit de buurt van magnetische apparatuur (zoals magnetrons,
televisie, videospelletjes, enz.).
• Indien u het toestel op of naast een televisie gebruikt, kunnen de opnamen en de audio
onderbroken worden door de straling van de elektromagnetische golven.
• Gebruik het toestel niet in de buurt van een mobiele telefoon omdat het geluid ervan een
nadelige invloed kan hebben op de opnamen en de geluiden.
• Opgenomen gegevens kunnen beschadigd worden of beelden kunnen vervormd worden, als
gevolg van sterke magnetische velden die gecreëerd worden door luidsprekers of zware
motoren.
• De straling van elektromagnetische golven die door een microprocessor gegenereerd wordt,
kan een nadelige invloed hebben op het toestel en storingen van beelden en geluiden
veroorzaken.
• Als het toestel de invloed van magnetische geladen apparatuur ondergaat en vervolgens niet
naar behoren werkt, dient u het toestel uit te schakelen en de batterij te verwijderen, of de
netspanningsadapter (optioneel) los te maken, en vervolgens de batterij weer terug te plaatsen
of de netspanningsadapter weer aan te sluiten. Hierna schakelt u het toestel weer in.
Gebruik de digitale fotocamera niet in de nabijheid van hoogspanningsdraden of
hoogspanningsleidingen.
• Opnemen in de buurt van hoogspanningsdraden of hoogspanningsleidingen kan nadelige
gevolgen hebben voor de opnamen of geluiden.
Altijd de meegeleverde snoeren en kabels gebruiken. Ook voor optionele
accessoires gebruikt u altijd de meegeleverde snoeren en kabels.
De snoeren of de kabels niet langer maken.
Het toestel niet bespuiten met insectenverdelgers of chemische middelen.
• Wordt het toestel met chemische middelen bespoten dan kan het beschadigd raken en de
afwerkingslaag er van af gaan.
• Vermijd langdurig contact van de digitale fotocamera met rubber of plastic.
- 128 -
Overige
Schoonmaken
Voordat u het toestel schoonmaakt, de batterij of de DC-koppelaar verwijderen
(optioneel), of de stroomstekker uit het stopcontact halen. Vervolgens het toestel
afwrijven met een droge zachte doek.
• Wanneer het toestel bevuild is, kan deze schoongemaakt worden door het vuil eraf te wrijven
met een uitgeknepen vochtige doek en daarna met een droge doek.
• Geen schoonmaakmiddelen gebruiken zoals benzeen, verdunner, alcohol,
keukenschoonmaakmiddelen, enz., om het toestel te reinigen, aangezien dit buitenhoes of het
deklaagje zou kunnen aantasten.
• Wanneer u een chemische doek gebruikt, er zeker van zijn de bijgesloten instructies te volgen.
• Als de LCD-monitor vuil is, stof en vreemd materiaal wegblazen met een op de markt
verkrijgbare blaasborstel. Als deze zeer vuil is, voorzichtig met een zachte doek of een
brildoekje schoonvegen.
Over de LCD-monitor
• Niet met grote kracht op de LCD monitor drukken. Ongelijke kleuren kunnen op de LCD
monitor verschijnen en dit kan voor storing zorgen.
• Niet op de LCD-monitor drukken met harde scherpe punten, zoals met ball point-pennen.
• Geen krassen maken op de LCD-monitor en er niet te hard op drukken.
• Als het toestel koud is wanneer u het aanzet, kan het beeld op de LCD-monitor aanvankelijk
een beetje donkerder dan normaal zijn. Het beeld zal echter weer normaal helder worden
zodra het toestel zelf opgewarmd is.
Het scherm van de LCD-monitor wordt geproduceerd met zeer hoge
precisietechnologie. Toch kunnen er donkere of lichte punten op het scherm staan
(rood, blauw of groen). Dit is geen defect. De LCD-monitor hebben meer dan 99,99%
effectieve pixels met nauwelijks 0,01% van de pixels die niet actief zijn of altijd
oplichten. De punten zullen niet opgenomen worden op beelden op het ingebouwde
geheugen of een kaart.
Over de Lens
• Niet hard op de lens drukken.
• Laat het toestel nooit in de zon liggen met de lens naar de zonnestralen gericht. Zonlicht kan
problemen veroorzaken. Dit geldt zowel binnen als buiten en in de buurt van een raam.
- 129 -
Overige
Batterij
De batterij is een oplaadbare lithium-ionbatterij. De stroom wordt opgewekt door de
chemische reactie in de batterij. Deze reactie wordt beïnvloed door de temperatuur
en de vochtigheid. Door te hoge of te lage temperaturen gaan batterijen minder lang
mee.
Haal de batterij altijd uit het toestel na gebruik.
• Steek de batterij in de meegeleverde batterijhouder (meegeleverd).
Als u de batterijen per ongeluk laat vallen, controleert u of
de batterijen en de aansluitingen beschadigd zijn.
• Door een beschadigde batterij in het toestel te doen zal het toestel
stukgaan.
Opgeladen reservebatterijen meenemen wanneer u op stap gaat.
• U dient eraan te denken dat de levensduur van de batterijen korter wordt bij lage temperaturen
zoals op skipistes.
• Als u op reis gaat, vergeet dan niet de batterijlader in te pakken (bijgeleverd) zodat u de batterij
kunt opladen tijdens uw reis.
Onbruikbare batterijen weggooien.
• Batterijen hebben een beperkte levensduur.
• Batterijen niet in open vuur gooien, dit kan ontploffing veroorzaken.
De batterijaansluitingen niet aanraken met metalen voorwerpen (zoals kettingen,
haarpinnen, enz.).
• Dit kan kortsluiting of hitte veroorzaken en u zou uzelf ernstig kunnen verbranden als u de
batterij aanraakt.
Oplader
• Als u een batterijoplader vlak bij een radio gebruikt, kan dit de radio-ontvangst storen.
• De oplader 1 m of meer verwijderd houden van de radio.
• De oplader kan ruis maken wanneer deze gebruikt wordt. Dit is geen storing.
• Na het gebruik, haalt u de batterijoplader uit het stopcontact. (Als u de stekker in het
stopcontact laat zitten, verbruikt u nog steeds een beetje stroom.)
• De aansluitingen van de oplader en de batterij schoon houden.
Kaart
De kaart niet op plaatsen met een hoge temperatuur bewaren, waar makkelijk
elektromagnetische golven of statische elektriciteit opgewekt kunnen worden, of op
plaatsen die blootgesteld zijn aan direct zonlicht.
De kaart niet plooien of laten vallen.
• De kaart kan beschadigd worden of de opgenomen inhoud zou beschadigd of uitgewist kunnen
worden.
• De kaart in de kaarthoes of het zakje doen na gebruik en wanneer u de kaart opslaat of
vervoert.
• Laat de kaart niet vuil worden en zorg ervoor dat er geen vuil, stof of water op de aansluitingen
achterop de kaart komen. Raak de aansluitingen niet aan met uw vingers.
Aantekening voor overdracht van de geheugenkaart aan derden of het weggooien van de
geheugenkaart
• “Formatteren” of “wissen” m.b.v. het toestel of een PC zal alleen het bestandsmanagement veranderen en
dit zal niet de gegevens in de geheugenkaart geheel wissen.
Het wordt aangeraden om de geheugenkaart letterlijk te vernietigen of de in de handel verkrijgbare
software voor het wissen van computergegevens te gebruiken om de gegevens die op de geheugenkaart
staan geheel te wissen voordat deze naar een andere eigenaar gaat of weggegooid wordt.
Management van gegevens in de geheugenkaart is de verantwoordelijkheid van de gebruiker.
- 130 -
Overige
Over de persoonlijke informatie
De persoonlijke informatie zit inbegrepen in het beeld wanneer de naam of de verjaardag
ingesteld is in [BABY1]/[BABY2] in scènefunctie.
Ontkoppeling
• Informatie, inclusief persoonlijke informatie, kan veranderd worden of verdwijnen wegens een
fout, een effect van statische energie, een ongeluk, storing, reparatie of andere handelingen.
Gelieve van te worden acht slaan op het feit dat Panasonic op geen enkele manier
aansprakelijk is voor directe of indirecte schade veroorzaakt door de verandering of verdwijning
van informatie of persoonlijke informatie.
Bij aanvraag naar een reparatie, van eigenaar veranderen of weggooien
• De instellingen opnieuw instellen om de persoonlijke gegevens te beschermen. (P27)
• Als er beelden opgeslagen zijn in het ingebouwd geheugen, deze naar de geheugenkaart
(P113) kopiëren voordat u het ingebouwd geheugen (P29) formatteert zoals nodig.
• Verwijder de geheugenkaart van het toestel wanneer er een reparatie vereist wordt.
• Ingebouwd geheugen en instellingen kunnen terugkeren naar fabriekstandaard wanneer het
toestel gerepareerd wordt.
• Gelieve contact opnemen met de dealer waar u het toestel aangeschaft heeft of met uw
dichtstbijzijnde Servicecentrum als de bovenstaande operaties niet mogelijk zijn wegens
storing.
Wanneer u de geheugenkaart overdraagt aan derden of deze weggooit, gelieve
“Aantekening voor overdracht van de geheugenkaart aan derden of het weggooien
van de geheugenkaart” op P130 raadplegen.
Wanneer u het toestel niet gebruikt gedurende een lange tijdsperiode
• De batterij op een koele en droge plaats opbergen met een relatief stabiele temperatuur:
[Aanbevolen temperatuur: 15 oC tot 25 oC, Aanbevolen vochtigheid: 40% tot 60%]
• De batterijen en de kaart altijd uit het toestel verwijderen.
• Als de batterijen in het toestel gelaten worden zullen ze ontladen zelfs als het toestel uitstaat.
Als de batterijen nog langer in het toestel blijven, zullen ze te veel leeg raken en kunnen ze
onbruikbaar worden, zelfs wanneer ze opgeladen worden.
• Wanneer de batterijen voor een lange tijd opgeslagen worden, raden we aan ze eens per jaar
op te laden. De batterijen uit het toestel verwijderen en ze weer opslaan nadat ze helemaal
leeg geraakt zijn.
• We raden aan het toestel op te slaan met een droogmiddel (kwartsglas gel) wanneer u deze in
een kast bewaart.
Over de Beeldgegevens
• Opgenomen gegevens kunnen worden beschadigd of zoek raken als de camera kapot gaat
omdat er verkeerd mee wordt gewerkt. Panasonic is niet aansprakelijk voor schade die is
veroorzaakt door het verlies van opgenomen gegevens.
Over statieven
• Zet het statief goed vast als u het toestel erop bevestigt.
• Als de camera op een statief zit, kunt u de kaart of batterij niet verwijderen.
• De schroef op het statief mag niet scheef zitten als u er de camera aan vast maakt of los
maakt. U kunt de schroef op de camera stuk maken als u deze te hard aanhaalt. U kunt ook de
camera zelf en alles wat erop zit, beschadigen als u deze te hard aanschroeft op het statief.
• Lees aandachtig de gebruiksaanwijzing van het statief.
• Sommige statieven kunnen niet bevestigd worden wanneer de DC-koppelaar (optioneel) en de
AC-adapter (optioneel) verbonden zijn.
- 131 -
Overige
Waarschuwingen op het scherm
Soms verschijnen op het scherm bevestigingen of foutmeldingen.
De belangrijkste meldingen worden hieronder beschreven.
[GEHEUGENKAART VERGRENDELD]
> De Schrijfbeveiliging op de SD-geheugenkaart en de SDHC-geheugenkaart staat op
[LOCK]. Verschuif de schakelaar terug om deze te ontgrendelen. (P17)
[GEEN JUISTE FOTO OM WEER TE GEVEN]
> Een beeld opnemen of een kaart in het toestel doen met een opgenomen beeld en dit
vervolgens afspelen.
[DEZE FOTO IS BEVEILIGD]
> Het beeld wissen nadat de beveiliginstelling geannuleerd is. (P112)
[DEZE FOTO KAN NIET GEWIST WORDEN]/[SOMMIGE FOTO’S KUNNEN NIET
GEWIST WORDEN]
• Beelden die niet gebaseerd zijn op de DCF-standaard kunnen niet gewist worden.
> Als u een paar beelden wilt wissen, de kaart formatteren nadat u de nodige gegevens op
een PC etc. opgeslagen heeft. (P29)
[ER KUNNEN GEEN ADDITIONELE SELECTIES GEMAAKT WORDEN]
• Het aantal beelden, dat tegelijk ingesteld kan worden wanneer [MULTI] geselecteerd is voor
[MULTI WISSEN] (P45), [FAVORIETEN] (P109), [TITEL BEW.] (P101), [TEKST AFDR.]
(P103) of [NW. RS.] (P105) is overschreden.
> Reduceer het aantal beelden en herhaal vervolgens de operatie.
• Er zijn meer dan 999 favorieten ingesteld.
[KAN OP DEZE FOTO NIET INGESTELD WORDEN]
• [TITEL BEW.], [TEKST AFDR.] of [PRINT INST.] kan niet ingesteld worden voor beelden die
niet gebaseerd zijn op de DCF-standaard.
[NIET VOLDOENDE RUIMTE INTERN GEHEUGEN]/[NIET VOLDOENDE GEHEUGEN
OP DE KAART]
• Er is geen ruimte over in het ingebouwde geheugen of op de kaart.
– Wanneer u opnamen kopieert van het ingebouwde geheugen op de geheugenkaart
(batchkopie), worden de opnamen gekopieerd totdat de kaart vol is.
- 132 -
Overige
[DIV. FOTO’S KUNNEN NIET GEKOP. WORDEN]/[KOPIE KAN NIET VOLTOOID
WORDEN]
• De volgende beelden kunnen niet gekopieerd worden.
– Wanneer een beeld bestaat met dezelfde naam als het beeld dat gekopieerd moet worden
op de kopiebestemming. (Alleen wanneer u kopieert van een kaart naar het ingebouwde
geheugen.)
– Bestanden die niet voldoen aan de DCF-standaard.
• Verder kunnen beelden die gemaakt of bijgewerkt zijn met andere apparatuur eventueel niet
gekopieerd worden.
[FOUT INT. GEHEUGEN
FOTM. INT. GEH. ?]
• Dit bericht zal afgebeeld worden wanneer u het ingebouwde geheugen formatteert op een
PC.
> Formatteer het ingebouwde geheugen op het toestel opnieuw. (P29) De gegevens op het
ingebouwde geheugen zullen gewist worden.
[STORING GEHEUGENKAART
KAART FORMATEREN ?]
• Deze kaart heeft een formaat dat niet herkend wordt door het toestel.
> De kaart opnieuw formatteren met het toestel nadat de nodige gegevens op een PC enz.
opgeslagen zijn. (P29)
[AUB CAMERA UIT- EN INSCHAKELEN]/[SYSTEEMFOUT]
• Dit bericht verschijnt wanneer het toestel niet goed werkt.
> Schakel het toestel uit en aan. Als het bericht blijft, contact opnemen met de dealer of uw
dichtstbijzijnde Servicecentrum.
[PARAMETERFOUT GEHEUGENKAART]
> Gebruik een kaart die compatibel is met dit toestel. (P17)
• U kunt alleen een SDHC-geheugenkaart gebruiken als u kaarten gebruikt met 4 GB of meer
vermogen.
[STORINGGEHEUGENKAART
CONTROLEER DE GEHEUGENKAART]
• Er heeft zich een fout voorgedaan bij het toetreden van de kaart.
> Voer de kaart opnieuw in.
> Doe een andere kaart erin.
[LEESFOUT/SCHRIJFFOUT
CONTROLEER DE GEHEUGENKAART]
• Het is niet gelukt gegevens te lezen of te schrijven.
> Verwijder de kaart na het uitschakelen van de stroom [OFF]. Zet de kaart er weer in, zet
de stroom weer aan en probeer de gegevens opnieuw te lezen of te schrijven.
• De kaart zou stuk kunnen zijn.
> Doe een andere kaart erin.
- 133 -
Overige
[OPNAME BEW. BEELDEN GEANN. SCHRIJFSNELHEID KAART TE BEPERKT]
• Wanneer u de opnamekwaliteit instelt op [
] of [
], raden we het gebruik aan van een
hoge-snelheidskaart met “10MB/s” of groter aangegeven op de verpakking.
• Als het voorkomt dat deze stopt zelfs na het gebruik van een “10MB/s”-kaart of hoger en de
schrijfsnelheid van de gegevens verslechterd is, wordt het aangeraden een back-up te maken
en vervolgens (P29) te formatteren.
• Afhankelijk van het type SD-geheugenkaart of SDHC-geheugenkaart kan het opnemen van
bewegende beelden halverwege stoppen.
[CREËREN VAN EEN MAP NIET MOGELIJK]
• U kunt geen map aanmaken omdat er geen mapnummers meer zijn. (P116)
> De kaart formatteren nadat de nodige gegevens op een PC enz. opgeslagen zijn. (P29)
Als u [NR. RESET] in het [SET-UP] menu kiest na het formatteren, wordt de mapnummer
weer op 100 gezet. (P27)
[BEELD WORDT WEERGEGEVEN VOOR 4:3 TV]/[BEELD WORDT WEERGEGEVEN
VOOR 16:9 TV]
• De AV-kabel (P123) is verbonden aan het toestel.
> Op [MENU/SET] drukken als u dit bericht onmiddellijk wilt wissen.
> Kies [TV-ASPECT] in het [SET-UP] menu om het TV-aspect te wijzigen. (P28)
• Deze melding verschijnt ook als de USB-kabel alleen in de camera zit.
Sluit het andere eind van de USB-kabel in dit geval aan op een PC of een printer. (P114, 117)
[PRINTER BEZIG]/[CONTROLEER DE PRINTER]
• De printer kan niet afdrukken.
> Controleer de printer.
[ACCU IS LEEG]
• De resterende batterijstroom is laag.
> De batterij opladen.
[DEZE BATTERIJ KAN NIET GEBRUIKT WORDEN]
• De batterij kan niet herkend worden door het toestel.
> Gebruik een echte Panasonic-batterij. Als dit bericht afgebeeld wordt zelfs nadat u een
echte Panasonic-batterij gebruikt is, contact opnemen met de dealer of uw dichtst bijzijnde
Servicecentrum.
• De batterij kan niet herkend worden als het uiteinde ervan vuil is.
> Verwijder vuil enz. van het uiteinde.
- 134 -
Overige
Problemen oplossen
Probeer als eerste de volgende procedures (P135 tot 143).
Als het probleem niet opgelost wordt, kan deze verbeterd worden door [RESETTEN]
(P27) te selecteren op het [SET-UP] menu wanneer u beelden maakt.
Batterijen en stroom
Het toestel kan niet bediend worden zelfs wanneer het aanstaat.
• De batterij is er niet goed ingedaan. (P14)
• De batterij is op.
De LCD-monitor gaat uit terwijl het toestel aanstaat.
• Is [AUTO LCD UIT] (P26) van de [BESPARING] functie actief?
> Tot de helft op de ontspanknop drukken om deze functies te annuleren.
• De batterij is op.
Het toestel gaat uit onmiddellijk nadat het aangezet is.
• De batterij is op.
• Als u het toestel aanlaat, zal de batterij opgaan.
> Schakel het toestel uit m.b.v. de [BESPARING] functie etc. (P26)
Het [CHARGE] lampje knippert.
• Is de temperatuur van de batterij veel te hoog of te laag? Indien dit het geval is, zal het langer
duren dan normaal om de batterij op te laden of het opladen zou onvoltooid kunnen blijven.
• Zijn de uiteinden van de oplader of de batterij vuil?
> Wrijf het vuil eraf m.b.v. een droge doek.
- 135 -
Overige
Opnemen
Heet beeld kan niet opgenomen worden.
• Staat de [OPNAME]/[AFSPELEN] keuzeschakelaar op de [!] instelling? (P30)
• Is er nog ruimte over in het ingebouwde geheugen of op de kaart?
> De onnodige beelden wissen om het beschikbare geheugen te vergroten. (P44)
Het opgenomen beeld is witachtig.
• Het beeld kan witachtig worden als er vuil zoals vingerafdrukken op de lens zit.
> Als de lens vuil is, het toestel aandoen, de lenscilinder (P8) uit doen schuiven en
voorzichtig het lensoppervlak schoonwrijven met een zachte schone doek.
De zone om waar de beelden genomen werden wordt donker.
• Werd het beeld gemaakt met de flits op een korte afstand met de zoom heel dichtbij [W] (1k)?
> Zoom een beetje in en maak vervolgens de beelden. (P39)
Het beeld is te licht of te donker.
> Controleer de instelling van de belichtingscompensatie. (P56)
Er worden 2 of 3 beelden één voor één genomen.
> Auto bracket (P57), [HI-SPEED BURST] (P67), [FLITS-BURST] (P68) in scènefunctie of
[BURSTFUNCTIE] (P90) van het [OPNAME] functiemenu op [OFF] instellen.
Het object is niet goed scherp.
• Het focusbereik varieert afhankelijk van de opnamefunctie.
> Stel op de juiste functie in voor de afstand naar het onderwerp.
• Ligt het onderwerp buiten het focusbereik van het toestel. (P36)
• Er is camerabeweging (golfstoring) of het onderwerp beweegt enigszins. (P38)
Het opgenomen beeld is wazig. De optische beeldstabiliseerder is niet effectief.
> De sluitertijd wordt langzamer wanneer er beelden gemaakt worden op donkere plekken,
daarom het toestel stevig vasthouden met beide handen om de beelden te maken. (P33)
> Wanneer u beelden maakt met een langzame sluitertijd, de zelfontspanner gebruiken.
(P55)
- 136 -
Overige
Het is niet mogelijk beelden maken m.b.v. auto bracket.
• Is het aantal opneembare beelden 2 of minder?
Het opgenomen beeld ziet er onafgewerkt uit. Er verschijnt ruis op het beeld.
• Is de ISO-gevoeligheid hoog of de sluitertijd langzaam?
(De ISO-gevoeligheid is ingesteld op [AUTO] wanneer het toestel vervoerd wordt. Daarom zal
er, wanneer u binnenshuis beelden enz. maakt, ruis optreden.)
> De ISO-gevoeligheid verminderen. (P85)
> Stel [KLEURFUNCTIE] in op [NATURAL]. (P91)
> Beelden op heldere plekken maken.
• Is [H. GEVOELIGH.] of [HI-SPEED BURST] in de scènefunctie ingesteld? Indien dit het geval
is, neemt de resolutie van het opgenomen beeld iets af wegens een hoge
gevoeligheidprocessing, maar dit duidt niet op storing.
De helderheid of tint van het opgenomen beeld verschilt van het echte.
• Als u opneemt onder fluorlicht kunnen helderheid en tinten lichtjes verschillen als de sluitertijd
korter wordt. Dit is kenmerkend voor beelden met fluorlicht en is geen storing van het toestel.
Er verschrijnt een roodachtige verticale streep (smear) op de LCD-monitor
tijdens het maken van beelden.
• Dit is een kenmerk van CCDs en het verschijnt wanneer het onderwerp
een fel gedeelte heeft. Sommige oneffenheden kunnen zich voordoen in
de omliggende zones, maar dit is geen storing.
Dit wordt opgenomen in bewegende beelden maar wordt niet
opgenomen op stilstaande beelden.
• Het wordt aangeraden dat u beelden maakt terwijl u erop let het scherm
niet bloot te stelen aan zonlicht of een andere bron van fel licht
Opnemen van bewegende beelden stopt halverwege.
• Afhankelijk van de kaart kan het opnemen halverwege stoppen.
> Wanneer u de opnamekwaliteit instelt op [
] of [
], raden we het gebruik aan van
een hoge-snelheidskaart met “10MB/s” of groter aangegeven op de verpakking.
> Als het voorkomt dat deze stopt zelfs na het gebruik van een “10MB/s”-kaart of hoger en de
schrijfsnelheid van de gegevens verslechterd is, wordt het aangeraden een back-up te
maken en vervolgens (P29) te formatteren.
• Gebruikt u een MultiMediaCard? Dit apparaat verdraagt geen MultiMediaCard
- 137 -
Overige
LCD-monitor
De LCD-monitor gaat uit ook al staat het toestel aan.
• De LCD-monitor gaat uit en de statusindicator gaat branden wanneer [AUTO LCD UIT] (P26)
geselecteerd is voor de [BESPARING] functie.
[Dit gebeurt niet wanneer u de AC-adapter (optioneel) gebruikt.]
Als de resterende batterijstroom laag is, zou het langer kunnen duren de flits op te laden en
zou de tijd dat de LCD-monitor uitstaat langer kunnen worden.
De LCD-monitor wordt even donkerder of helderder.
• Dit gebeurt als u tot de helft op de ontspanknop drukt om de lensopening in te stellen en heeft
geen invloed op de beelden.
• Dit fenomeen doet zich ook voor wanneer de helderheid verandert wanneer de zoom van het
toestel gebruikt is of wanneer het toestel bewogen wordt. Dit komt door de werking van de
automatische opening van het toestel en dit is geen storing.
De LCD-monitor knippert binnenshuis.
• De LCD-monitor kan enkele seconden lang knipperen nadat u het toestel binnenshuis aanzet
in fluorescerend licht.
De LCD-monitor is te helder of te donker.
> Stel de helderheid van het scherm af. (P25)
• [SPANNING LCD] of [GR. KIJKHOEK] is geactiveerd. (P25)
Er verschijnen zwarte, rode, blauwe en groene stippen op de LCD-monitor.
• Dit is geen storing.
Deze pixels beïnvloeden de opgenomen beelden niet.
Ruis op de LCD-monitor.
• In donkere plaatsen, kan ruis verschijnen om de helderheid van de LCD monitor te behouden.
Dit beïnvloedt de beelden die u aan het maken bent niet.
Er verschijnt vervorming in de LCD-monitor.
• Als de LCD-monitor met een vinger ingedrukt wordt en er druk uitgeoefend wordt, zal er
vervorming (oneven kleuren) optreden op het scherm, maar dit is geen storing.
- 138 -
Overige
Flits
De flits is niet geactiveerd.
• Staat de flitsinstelling op [Œ]?
> De flitsinstelling wijzigen. (P48)
• De flitsfunctie is niet beschikbaar wanneer auto bracket (P57) of [BURSTFUNCTIE] (P90) in
[OPNAME] functiemenu ingesteld is.
Flits wordt verschillende keren geactiveerd.
• De flits wordt twee maal geactiveerd wanneer de rode-ogenreductie (P49) ingesteld is.
• Is [FLITS-BURST] (P68) in scènefunctie gezet?
Terugspelen
Het beeld dat teruggespeeld wordt, is gedraaid en wordt afgebeeld in een
onverwachte richting.
• Is [LCD ROTEREN] (P108) ingesteld op [ON]?
De opname wordt niet teruggespeeld.
• Is de [OPNAME]/[AFSPELEN] selectieschakelaar ingesteld op [(]? (P41)
• Staat er een beeld op het ingebouwde geheugen of op de kaart?
> De beelden in het ingebouwde geheugen verschijnen als er geen kaart in het toestel zit. De
beeldgegevens op een kaart verschijnen alleen als er een kaart in het toestel zit.
• Is dit een beeld waarvan de bestandsnaam veranderd is in de PC? Zo ja, kan deze niet
afgespeeld worden door dit apparaat.
De opgenomen beelden worden niet afgebeeld.
• Is [CATEGOR. AFSP.] of [FAVORIET AFSP.] ingesteld voor terugspelen?
> Veranderen naar [NORMAAL AFSP.]. (P41)
- 139 -
Overige
Het mapnummer en het bestandsnummer worden afgebeeld als [—] en het
scherm wordt zwart.
• Is dit een niet-standaard beeld, een beeld die bewerkt is m.b.v. een PC of een beeld die
gemaakt is door een ander merk digitale camera?
• Heeft u de batterij onmiddellijk na het maken van het beeld verwijderd of heeft u een beeld
gemaakt m.b.v. een batterij met een lage resterende stroom?
> Formatteer de gegevens om het hierboven genoemde beeld te wissen. (P29)
(Er zullen ook andere beelden gewist worden en het zal niet mogelijk zijn deze te
herstellen. Controleer daarom goed voordat u formatteert.)
Met een kalenderzoektocht, worden beelden afgebeeld met data die verschillen
van de eigenlijke data waarop de beelden gemaakt werden.
• Is de klok van de camera goed ingesteld? (P18)
• Wanneer beelden bewerkt worden m.b.v. een PC of er beelden gezocht worden die met andere
apparatuur gemaakt zijn, kunnen deze afgebeeld worden met data die verschillen van de
eigenlijke data waarop de beelden gemaakt werden.
Er verschijnen witte ronde vlekken als zeepbellen op het gemaakte beeld.
• Als u een beeld maakt met een flits op een donkere plek of binnenshuis,
zouden er witte vlekken kunnen verschijnen op het beeld veroorzaakt
doordat de flits stofdeeltjes weerkaatst in de lucht. Dit is geen storing.
Een kernmerk van dit fenomeen is dat het aantal ronde vlekken en hun
positie verschillen in elk beeld.
Rood gedeelte van het gemaakte beeld is zwart geworden.
• Wanneer de flits ingesteld is op rode-ogenreductie ([
], [
], [
]) en als u een beeld
maakt van een onderwerp met rode kleur omgeven door een huidachtige kleur, kan dat rode
gedeelte gecorrigeerd worden naar zwart door de digitale rode-ogenreductiefunctie.
> Het wordt aangeraden een beeld te maken met flitsfunctie ingesteld op [‡], [‰], of [Œ].
[WEERGAVE THUMBNAIL] verschijnt op het scherm.
• Is het een beeld dat opgenomen is met andere apparatuur? In deze gevallen, kunnen beelden
afgebeeld worden met een mindere beeldkwaliteit.
Het geluid van de opgenomen bewegende beelden wordt soms opgebroken.
• Dit apparaat stelt automatisch de opening af tijdens de opname van bewegend beeld. Als dit
gebeurt, kan het geluid opgebroken worden. Dit is geen storing.
- 140 -
Overige
TV, PC en printer
Het beeld verschijnt niet op de televisie.
• Is het toestel correct op de TV aangesloten?
> De TV-input instellen op extern.
De displayzones op het TV scherm en de LCD-monitor van het toestel
verschillen.
• Afhankelijk van het TV-model, kunnen de beelden horizontaal of verticaal uitgetrokken zijn of
kunnen ze afgebeeld worden met stukken van de rand eraf geknipt.
Bewegende beelden kunnen niet op een TV afgespeeld worden.
• Probeert u bewegende beelden terug af te spelen door de kaart rechtstreeks in een
kaartingang op de TV te steken?
> Sluit de camera aan op de TV met de AV-kabel en speel dan de beelden af die op de
camera staan. (P123)
Het beeld verschijnt niet helemaal op de TV.
> Controleer de [TV-ASPECT] instelling. (P28)
Het beeld kan verplaatst worden wanneer het toestel aangesloten is op een PC.
• Is het toestel correct aangesloten op de PC?
• Wordt het toestel correct herkend door de PC?
> Stel in op [PC] in [USB MODE]. (P28, 114)
De kaart wordt niet herkend door de PC. (Het ingebouwde geheugen wordt wel
herkend.)
> De USB-kabel losmaken. Maak de kabel pas vast als de kaart in het toestel zit.
Het beeld kan niet afgedrukt worden wanneer het toestel op een printer
aangesloten is.
• Beelden kunnen niet afgedrukt worden m.b.v. een printer die PictBridge niet verdraagt.
> [USB MODE] op [PictBridge (PTP)] instellen. (P28, 117)
De uiteinden van de beelden worden eraf geknipt bij het afdrukken.
> Wanneer u een printer gebruikt met een bijwerkfunctie of een kantenvrije afdrukfunctie,
dient u deze functie te annuleren voordat u afdrukt. (Voor details, de gebruiksaanwijzing
lezen van de printer.)
> Wanneer u de beelden laat afdrukken, dient u te vragen of de beelden afgedrukt kunnen
worden met beide uiteinden.
- 141 -
Overige
Overige
Er werd per ongeluk een onleesbare taal gekozen.
> Druk op [MENU/SET], kies het [SET-UP] menupictogram [
pictogram om de gewenste taal in te stellen. (P29)
] en kies dan het [~]
Een rode lamp gaat soms aan wanneer de ontspanknop tot de helft ingedrukt
wordt.
• Op donkere plekken gaat de AF-lamp (P93) branden om gemakkelijker op het object scherp te
stellen.
De AF-lamp gaat niet aan.
• Is [AF ASS. LAMP] in het [OPNAME] functiemenu ingesteld op [ON]? (P93)
• De AF-lamp gaat niet aan op heldere plekken.
Het toestel wordt warm.
• Het oppervlak van het toestel kan warm worden tijdens het gebruik. Dit heeft geen invloed op
de prestaties of de kwaliteit van het toestel.
De lens klikt.
• Wanneer de helderheid verandert wegens bewegen van de zoom of het toestel enz., kan de
lens klikken en kan het beeld op het scherm drastisch veranderen. Het beeld wordt echter niet
beïnvloed. Het geluid wordt veroorzaakt door de automatische afstelling van de opening. Dit is
geen storing.
De klok is opnieuw ingesteld.
• Als u het toestel niet voor lange tijd gebruikt, kan de klok opnieuw ingesteld worden.
> Wanneer het bericht [AUB KLOK INSTELLEN] verschijnt, de klok weer instellen. Wanneer
u een beeld maakt voordat u de klok instelt, wordt [0:00 0. 0. 0] opgenomen. (P18)
Wanneer beelden gemaakt worden m.b.v. de zoom, zijn ze enigszins vervormd
en hebben de zones rondom het onderwerp kleuren die er in het echt niet zijn.
• Op sommige vergrotingniveaus, zijn de gemaakte beelden enigszins vervormd of zijn de
randen en sommige andere zones in de beelden die gemaakt zijn verkleurd, maar dit is geen
storing.
- 142 -
Overige
Het inzoomen stopt onmiddellijk.
• Wanneer u de extra optische zoom gebruikt, zal de inzoomactie tijdelijk stoppen in de buurt van
[W]. Dit is geen storing.
Zoom gaat niet naar maximum vergroting.
• Is het toestel ingesteld op macro-zoomfunctie? (P53)
Maximum zoom tijdens macro zoomfunctie is 3k digitale zoom.
De bestandsnummers zijn niet op volgorde opgenomen.
• Wanneer u een handeling uitvoert na een bepaalde actie, kunnen de beelden opgeslagen
worden in mappen met nummers die anders zijn dan de nummers die vóór deze handeling
gebruikt werden. (P116)
De mapnummers worden in toenemende volgorde opgeslagen.
• Als de batterij erin gezet of eruit gehaald is zonder eerst de stroom van het toestel uit te
schakelen, zullen de map- en bestandnummers voor de gemaakte beelden niet in het
geheugen opgeslagen worden. Wanneer de stroom vervolgens weer aangedaan wordt en er
beelden gemaakt worden, kunnen deze opgeslagen worden onder bestandnummers die
toegeschreven hadden moeten worden aan eerdere beelden.
[LEEFTIJD] is niet correct afgebeeld.
• Controleer de klok- (P18) en verjaardaginstellingen (P65).
De lenscilinder is ingetrokken.
• De objectiefcilinder trekt na ongeveer 15 seconden in na het schakelen van [OPNAME] functie
naar [AFSPELEN] functie.
Wanneer het toestel met rust gelaten wordt, wordt de diavoorstelling opeens
afgebeeld.
• Dit is de [AUTO DEMO] om de kenmerken te introduceren van het toestel. Druk op een knop
om het toestel terug te doen keren naar het originele scherm.
- 143 -
Overige
Aantal mogelijke beelden en beschikbare
opnametijd
• Het aantal mogelijke opnamen en de opnametijd zijn correct bij benadering. (Ze wijzigen
afhankelijk van de opnamecondities en het kaarttype.)
• Het aantal mogelijke opnamen en de beschikbare opnametijd variëren afhankelijk van de
onderwerpen.
∫ Aantal opneembare beelden (¢1: DMC-FS7/DMC-FS8, ¢2: DMC-FS6)
Aspectratio
Beeldgrootte
Kwaliteit
Ingebouwd
geheugen
(Ongeveer 50 MB)
Kaart
32 MB
64 MB
128 MB
256 MB
512 MB
1 GB
2 GB
4 GB
6 GB
8 GB
12 GB
16 GB
32 GB
X
¢1
¢2
A
›
A
›
A
)¢1
›
A
)
›
9
19
12
25
13
28
20
40
(
(
5
11
6
14
7
16
11
23
11
24
14
30
16
34
24
48
24
49
30
61
35
69
50
99
48
97
61
120
68
135
98
190
97
190
120
240
135
270
195
380
195
380
240
480
270
540
390
770
390
770
490
970
550
1090
790
1530
770
1520
970
1910
1090
2150
1560
3010
1180
2320
1470
2910
1660
3270
2380
4580
1580
3100
1980
3890
2230
4380
3180
6130
2380
4680
2980
5880
3360
6610
4810
9260
3180
6250
3980
7840
4490
8820
6410
12350
6390
12540
7990
15730
9010
17700
12870
24780
- 144 -
Overige
Aspectratio
Beeldgrootte
Kwaliteit
Ingebouwd
geheugen
(Ongeveer 50 MB)
Kaart
32 MB
64 MB
128 MB
256 MB
512 MB
1 GB
2 GB
4 GB
6 GB
8 GB
12 GB
16 GB
32 GB
(
Kaart
32 MB
64 MB
128 MB
256 MB
512 MB
1 GB
2 GB
4 GB
6 GB
8 GB
12 GB
16 GB
32 GB
)
(
)
A
›
A
›
A
›
31
62
51
96
240
400
18
36
29
56
145
230
38
75
61
115
290
480
78
150
125
230
600
970
150
290
240
460
1170
1900
300
590
480
910
2320
3770
600
1180
970
1830
4640
7550
1220
2360
1920
3610
8780
12290
2410
4640
3770
7090
17240
24130
3660
7050
5730
10790
26210
36700
4910
9440
7670
14440
35080
49120
7400
14240
11570
21790
52920
74090
9880
19000
15440
29070
70590
98840
19820
38120
30970
58310
141620
198270
Aspectratio
Beeldgrootte
Kwaliteit
Ingebouwd
geheugen
(Ongeveer 50 MB)
X
(
)
¢1
Y
(
)¢1
¢2
(
)
(
)
A
›
A
›
A
›
A
›
A
›
10
22
13
27
15
31
22
45
35
69
6
12
7
16
8
18
13
26
20
40
13
27
16
33
19
38
27
54
43
83
27
55
34
69
39
78
56
110
88
165
54
105
68
135
77
150
110
210
170
330
105
210
135
260
150
300
210
430
340
650
210
430
270
530
300
600
440
860
680
1310
440
870
550
1070
620
1220
890
1700
1360
2560
870
1720
1080
2110
1230
2410
1740
3350
2680
5020
1320
2620
1650
3210
1870
3660
2650
5090
4070
7640
1770
3500
2210
4300
2500
4910
3550
6820
5450 10230
2680
5290
3330
6490
3770
7400
5360 10290 8230 15430
3580
7050
4450
8660
5040
9880
7160 13720 10980 20590
7180 14160 8930 17390 10110 19820 14360 27530 22020 41300
- 145 -
Overige
Aspectratio
Beeldgrootte
Kwaliteit
Ingebouwd
geheugen
(Ongeveer 50 MB)
Kaart
32 MB
64 MB
128 MB
256 MB
512 MB
1 GB
2 GB
4 GB
6 GB
8 GB
12 GB
16 GB
32 GB
¢1
W
(
)¢1
¢2
(
)
(
)
A
›
A
›
A
›
A
›
A
›
13
26
16
33
18
37
27
52
47
91
7
15
9
19
10
21
15
30
27
53
15
32
19
40
22
45
32
63
57
105
33
65
41
81
46
92
66
125
115
220
65
125
80
155
91
180
130
250
220
430
125
250
160
310
180
350
250
500
450
860
250
510
320
630
360
710
520
1000
900
1720
520
1020
650
1270
730
1420
1040
1980
1800
3410
1030
2010
1280
2510
1450
2800
2040
3890
3540
6700
1560
3050
1950
3820
2210
4260
3100
5910
5390 10190
2090
4090
2610
5110
2950
5710
4160
7920
7220 13640
3160
6170
3940
7710
4460
8610
6270
11950 10890 20580
4220
8230
5250 10290 5950
11490
8370 15940 14530 27450
8470 16520 10540 20650 11940 23050 16800 31970 29150 55070
- 146 -
Overige
∫ Beschikbare opnametijd (om bewegende beelden op te nemen)
Opname kwaliteitsinstelling
Ingebouwd geheugen
(Ongeveer 50 MB)
Kaart
1 min 37 s
j
j
32 MB
16 s
17 s
56 s
64 MB
37 s
39 s
1 min 58 s
128 MB
1 min 18 s
1 min 22 s
4 min
256 MB
2 min 35 s
2 min 40 s
7 min 50 s
512 MB
5 min 10 s
5 min 20 s
15 min 40 s
1 GB
10 min 20 s
10 min 50 s
31 min 20 s
2 GB
21 min 20 s
22 min 10 s
1 h 4 min
4 GB
41 min 50 s
43 min 40 s
2 h 5 min
6 GB
57 min
1 h 6 min
3 h 11 min
8 GB
1 h 25 min
1 h 28 min
4 h 15 min
12 GB
1 h 55 min
2 h 14 min
6 h 26 min
16 GB
2 h 52 min
2 h 59 min
8 h 35 min
32 GB
5 h 45 min
5 h 59 min
17 h 13 min
(DMC-FS7PU/DMC-FS7GC)
(DMC-FS6PU/DMC-FS6GC)
¢ U kunt continu bewegende opnamen opmaken tot 2 GB.
Alleen de maximum beschikbare opnametijd voor 2 GB verschijnt op het scherm.
(DMC-FS7EG/DMC-FS8EG/DMC-FS7EP/DMC-FS7PR)
(DMC-FS6EG/DMC-FS6EP/DMC-FS6PR)
¢ Bewegende beelden kunnen continu opgenomen worden gedurende een maximum tijd van
15 minuten. Verder is continue opname groter dan 2 GB niet mogelijk.
Resterende tijd voor continue opname wordt afgebeeld op het scherm.
Aantekening
• De resterende opnametijd en de beschikbare opnametijd die op het scherm verschijnen,
kunnen eventueel niet in de goede volgorde afnemen.
• Dit apparaat kan geen bewegende beelden opslaan op MultiMediaCard.
• De extra optische zoom werkt niet wanneer [MACRO ZOOM] ingesteld is of in
[TRANSFORMEREN], [H. GEVOELIGH.], [HI-SPEED BURST], [FLITS-BURST],
[ZANDSTRAAL] en [FOTO FRAME] in scènefunctie dus wordt de beeldgrootte voor [
] niet
afgebeeld.
- 147 -
• SDHC Logo is een handelsmerk.
• QuickTime en het QuickTime-logo zijn merken of geregistreerde merken van
Apple Inc. en worden onder licentie gebruikt.
• Microsoft product schermshot(s) herdrukt met toestemming van Microsoft
Corporatie.
• Andere namen, bedrijfsnamen en productnamen die in deze handleiding
voorkomen, zijn handelsmerken of geregistreerde handelsmerken van de betreffende
bedrijven.